Summary
# De politie als actor in de strafrechtsketen
De politie is een cruciale actor in de strafrechtsketen, verantwoordelijk voor de initiële opsporing en het verzamelen van bewijs, waarbij ze opereert binnen een wettelijk kader dat evolueerde na de Wet op het Politieambt (WPA) en de Gerechtelijke Politiehervorming (WGP).
## 1. De politie als actor in de strafrechtsketen
De rol van de politie binnen de strafrechtsketen wordt gekenmerkt door opsporing, onderzoek en het nemen van beslissingen die de instroom in de keten bepalen. De strafrechtsketen fungeert als een selectief filter, waarbij de politie op het eerste niveau een aanzienlijke selectiefunctie uitoefent [6](#page=6).
### 1.1 Het wetgevend kader: evolutie en hervormingen
#### 1.1.1 De Wet op het Politieambt (WPA) van 1992
De aanleiding voor de WPA was de Bendecommissie I (mei 1988 – april 1990), een parlementair onderzoek naar de bestrijding van banditisme en terrorisme, dat een gebrek aan informatiedeling, coördinatie en overlap van taken tussen de toenmalige drie politiediensten (Rijkswacht, Gerechtelijke Politie en Gemeentepolitie) blootlegde. Het Pinksterplan was een eerste stap naar een geïntegreerde politiefunctie, met de oprichting van het Vijfhoekoverleg, de demilitarisering van de Rijkswacht en samenwerking op basis van complementariteit [7](#page=7).
De WPA was een mijlpaal die voor het eerst de politiefunctie vastlegde, de bevoegdheden en verantwoordelijkheden harmoniseerde en coördinatie en samenwerking bevorderde. De wet had twee hoofddoelen: een wettelijk kader bieden voor overlegstructuren en de gezagsrelatie tussen bestuurlijke en gerechtelijke overheden en politiediensten, en de opdrachten, plichten en bevoegdheden van politieambtenaren in één wet vastleggen. De drie krachtlijnen waren [7](#page=7):
* Politiediensten als uitvoeringsorganen onder het gezag van overheden (gezagsprincipe) [7](#page=7).
* De politie beschermt individuele rechten en vrijheden en draagt bij aan de democratische ontwikkeling (democratisch principe) [7](#page=7).
* Geweld of dwang mag uitsluitend onder wettelijk bepaalde voorwaarden worden gebruikt (legaliteitsprincipe) [7](#page=7).
#### 1.1.2 De Gerechtelijke Politiehervorming (WGP)
Naar aanleiding van de Dutroux-affaire en het Octopusakkoord, leidde de Wet op de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus (WGP), tot een duale politiestructuur: de federale politie en de lokale politie (#page=7, 8) [7](#page=7) [8](#page=8).
* **Federale politie:** staat in voor gespecialiseerde functies en steun aan de lokale politie op basis van specialiteit en subsidiariteit (#page=7, 8). Deze omvat gedeconcentreerde diensten zoals Federale Gerechtelijke Politiediensten (FGP's) en Coördinatie en Steundiensten (CSD's), onder leiding van een Commissaris-Generaal [7](#page=7) [8](#page=8).
* **Lokale politie:** verzorgt de basispolitiezorg op het niveau van de politiezone (eengemeente- of meergemeentezone), onder leiding van een korpschef [8](#page=8).
Beide niveaus zijn autonoom en vallen onder verschillende overheden [8](#page=8).
#### 1.1.3 Evolutie na de WGP
Verschillende wetten en rapporten hebben na de WGP de politiestructuur verder geoptimaliseerd en aangepast. Dit omvat reorganisaties binnen de federale politie, aanmoedigingen tot interzonale samenwerking en schaalvergroting voor de lokale politie, wetgeving betreffende agenten van politie, de regeling van dwangmiddelen, politioneel informatiebeheer, en recentere hervormingen met betrekking tot meldingskanalen en de bescherming van melders (#page=9, 10). Er is een trend naar schaalvergroting en mogelijke fusies van politiezones, met name de verplichte fusie van de Brusselse zones als een grote uitdaging [10](#page=10) [9](#page=9).
### 1.2 De politiefunctie
#### 1.2.1 Definitie en kenmerken
De politiefunctie wordt omschreven als "een institutioneel beschermende en regulerende functie van sociale orde, die erop is gericht de uitoefening van de fundamentele rechten mogelijk te maken en ontregeling van deze orde te voorkomen of te verhelpen". Kenmerken zijn onder meer het regelen van sociale processen, al dan niet met geweld, en het distribueren van niet-onderhandelbaar, dwingend geweld volgens situationele behoeften. Volgens Bittner is het monopolie op geweldgebruik het enige dat de politie onderscheidt van andere organisaties [11](#page=11).
#### 1.2.2 Dualiteit: bestuurlijke en gerechtelijke politie
De politiefunctie kent een dualiteit tussen bestuurlijke en gerechtelijke politie:
* **Bestuurlijke politie:** gericht op preventie, hulpverlening en handhaving van de openbare orde (onder bevoegdheid van Minister van Binnenlandse Zaken / Burgemeester), met taken zoals toezicht, naleving van wetten en verordeningen, voorkoming van misdrijven en bescherming van personen en goederen. Dit omvat openbare rust, veiligheid en gezondheid [11](#page=11).
* **Gerechtelijke politie:** gericht op repressie, opsporing en onderzoek van misdrijven, aanhouding van daders en inbeslagname van bewijsmateriaal (onder bevoegdheid van Minister van Justitie / Procureur des Konings) [11](#page=11).
De opdeling tussen bestuurlijke en gerechtelijke politie is in het verleden in vraag gesteld [11](#page=11).
#### 1.2.3 Taken van bestuurlijke politie
De algemene taakomschrijving van de bestuurlijke politie omvat het toezien op de handhaving van de openbare orde, de naleving van politiewetten en -verordeningen, de voorkoming van misdrijven en de bescherming van personen en goederen. Ze verlenen bijstand aan iedereen in gevaar, voeren algemeen toezicht en controles uit, bezorgen verslagen en inlichtingen aan bevoegde overheden, voeren maatregelen van bestuurlijke politie uit en onderhouden contact met andere diensten [11](#page=11).
#### 1.2.4 Taken van gerechtelijke politie (opsporing en onderzoek)
De algemene taakomschrijving van de gerechtelijke politie is het opsporen van misdrijven, het verzamelen van bewijzen, het informeren van bevoegde overheden, het vatten en aanhouden van daders, het opsporen en aanhouden van personen waarvoor de wet dit voorziet, het opsporen en in beslag nemen van voorwerpen die inbeslagname vereisen, en het bezorgen van verslagen en inlichtingen (#page=11, 12) [11](#page=11) [12](#page=12).
### 1.3 Organisatie en capaciteit van de politie
#### 1.3.1 Morfologie: operationeel en administratief kader
De politieorganisatie bestaat uit twee hoofdkaders:
* **Operationeel korps (ongeveer 80%):** bestaande uit politieambtenaren (basis-, middenkader en officierenkader) die hulp- en beveiligingskader aanvullen. Het operationeel kader kan worden aangevuld met agenten van politie [12](#page=12).
* **Administratief en logistiek kader (Calog, ongeveer 20%):** personeelsleden zonder bevoegdheid inzake bestuurlijke of gerechtelijke politie, die het operationeel kader ondersteunen [12](#page=12).
Lokale en federale ambtenaren hebben dezelfde bevoegdheid op het gebied van opsporing en vaststelling van misdrijven [12](#page=12).
#### 1.3.2 Lokale politie: capaciteit en basisfunctionaliteiten
De lokale politie verzekert de eerstelijns-basispolitiezorg, verbonden met lokale gebeurtenissen. De basisfunctionaliteiten omvatten onthaal, wijkwerking, interventie, handhaving openbare orde, lokale opsporing en onderzoek, politionele slachtofferbejegening en verkeer. Deze moeten verzekerd worden conform minimale organisatie- en werkingsnormen, zoals de toegankelijkheid van het onthaalpunt, de verhouding wijkagenten per inwoner, de beschikbaarheid van interventieploegen, de permanentie van een officier van bestuurlijke politie, en percentages van het operationeel kader voor lokale opsporing en onderzoek en verkeer [8](#page=8).
> **Tip:** De Ministeriële omzendbrief PLP10 (9 oktober 2001) legt de normen vast voor de lokale politie om een minimale gelijkwaardige dienstverlening te garanderen [8](#page=8).
#### 1.3.3 Capaciteitsproblematiek
België kampt met een tekort aan politiemensen, wat verklaart waarom bepaalde keuzes gemaakt worden in de strafrechtsketen. Hoewel België in het middensegment van de EU zit qua politiedichtheid, zijn er hiaten in specifieke domeinen [12](#page=12).
#### 1.3.4 Agenten van politie en beveiligingspersoneel
* **Agenten van politie (vroeger hulpagenten):** maken deel uit van het operationeel kader, maar hebben geen politieambtenaarstatus en een beperkte bevoegdheid, voornamelijk voor verkeersopdrachten en GAS-zaken. Sinds 2016 mogen agenten van politie wapens dragen, inclusief vuurwapens en slagwapens. Dit kader is echter uitdovend [12](#page=12) [13](#page=13).
* **Beveiligingsassistenten en -agenten van politie (sinds 2018):** opgericht om militairen op straat te verminderen, politiecapaciteit vrij te maken en gevoelige plaatsen te beveiligen. Zij hebben beperkte bevoegdheden van bestuurlijke politie, zoals identiteitscontroles en fouilleren. Hun oprichting beoogt de vrijmaking van politiecapaciteit voor eigenlijke politietaken met een algemene politiebevoegdheid [13](#page=13).
#### 1.3.5 Kaders: Politieambtenaren
* **Officieren van bestuurlijke politie (art. 4 WPA):** Dit zijn provinciegouverneurs, arrondissementscommissarissen, burgemeesters, en officieren van de federale en lokale politie. Zij leiden de uitoefening van de bestuurlijke politie en kregen bepaalde bevoegdheden met impact op vrijheden ingevoerd door de WPA [13](#page=13).
* **Officieren van gerechtelijke politie:** Hebben opsporings- en vaststellingsbevoegdheid, nemen beslissingen, zijn verantwoordelijk en hebben een leidinggevende taak, onder toezicht van de Procureur-Generaal. Bij hen horen ook bijzondere veldwachters, boswachters, procureurs en hun substituten, rechters in de politierechtbank, leden van de federale en lokale politie, de federale procureur en federale magistraten, en procureurs-generaal en andere magistraten van de parketten-generaal. Sinds 2019 behoren ook inspecteurs OGP tot deze groep indien ze geslaagd zijn voor hun functionele opleiding en bij de recherche werken [13](#page=13).
### 1.4 Lokale versus federale opsporing en onderzoek
De toewijzing van onderzoeken aan de lokale of federale politie hangt af van de inhoud en aard van het dossier, en kan ook gezamenlijk plaatsvinden. De Procureur des Konings wijst dossiers toe op basis van [9](#page=9):
1. **Aard van de te onderzoeken feiten:** Zware criminaliteit, criminele organisaties, corruptie- en ecofinmisdrijven worden doorgaans aan de federale politie toegewezen, hoewel expertise soms reeds lokaal aanwezig is [9](#page=9).
2. **Aard van de te verrichten onderzoeksdaden:** Gespecialiseerde vormen zoals vermogensanalyse, operationele analyse, bijzondere opsporingstechnieken, en daden tegenover advocaten en notarissen vallen onder de federale politie. Overige onderzoeken kunnen aan de lokale politie worden toegewezen, ook al vereisen ze soms gespecialiseerde daden, bijvoorbeeld indien de federale politie onderbemand is [9](#page=9).
3. **Geografische spreiding van onderzoeksdaden:** Een grote geografische spreiding duidt doorgaans op een federale aanpak [9](#page=9).
### 1.5 Selectie en discretionaire ruimte in de politie
#### 1.5.1 De politiefunctie en keuzes
Hoewel de politie wettelijk geen discretionaire bevoegdheid heeft om keuzes te maken en alles wat zij vaststelt moet verbaliseren en aan het parket doorgeven, is dit in de realiteit onmogelijk. Er moeten dus keuzes gemaakt en prioriteiten gesteld worden, wat leidt tot een feitelijke autonomie van de politie (wel of niet registreren, wel of niet waarschuwen) [10](#page=10).
#### 1.5.2 Discretionaire ruimte
Politieagenten worden beschouwd als "street-level bureaucrats" of frontlijnorganisaties, die binnen een hiërarchie beschikken over "police discretion" of discretionaire ruimte. Dit betekent aanzienlijke vrijheid of autonomie, die mede bepaalt hoe iets in de strafrechtsketen terechtkomt en hoe het verder verloopt. Het is belangrijk te noteren dat police discretion niet gelijkstaat aan illegale handelingen [14](#page=14).
#### 1.5.3 De KUL-norm en financiering van politiezones
De financiering van politiezones, en daarmee indirect de capaciteit voor opsporing en onderzoek, wordt mede bepaald door de KUL-norm (ongeveer 60% lokaal, 40% federaal). Deze norm wordt berekend op basis van factoren zoals aantal inwoners, regionale functie van de stad, aanwezigheid van gevangenissen of psychiatrische centra. Het is echter moeilijk om de norm actueel te houden door een gebrek aan beschikbare informatie, wat kan leiden tot onderfinanciering, zoals in de Brusselse zones [10](#page=10).
#### 1.5.4 Capaciteit voor lokaal opsporing en onderzoek
Elke politiezone dient over de nodige specifieke capaciteit te beschikken om gerechtelijke opsporingen en onderzoeken uit te voeren, zonder andere opdrachten in gevaar te brengen. Dit vereist opgeleid personeel, dat deel uitmaakt van het operationeel kader en al dan niet gegroepeerd is in een gerechtelijke dienst of brigade. De minimumnormen variëren naargelang de grootte van de politiezone: 7% van het operationeel kader voor zones met minder dan 230 personeelsleden (met een absoluut minimum van 2 FTE/dag), en 10% voor zones met 230 of meer personeelsleden (#page=8, 9). Er is geen specifieke organisatievorm voorgeschreven, wat flexibiliteit toelaat [8](#page=8) [9](#page=9).
> **Tip:** Flexibiliteit in de invulling van basisfunctionaliteiten en heroriëntering van de lokale-federale politie zijn belangrijke discussiepunten in het huidige beleid [10](#page=10).
---
# Discretionaire ruimte en selectiviteit in politiewerk
Hier is de studiehandleiding voor het onderwerp "Discretionaire ruimte en selectiviteit in politiewerk", gebaseerd op de verstrekte tekst en specifiek gericht op pagina's 15-25 en 29-33.
## 2. Discretionaire ruimte en selectiviteit in politiewerk
Dit gedeelte verkent de beslissingsvrijheid van politiemensen, de concepten van etnisch profileren en identiteitscontroles, en de impact hiervan op politielegitimiteit en selectiviteit in de praktijk.
### 2.1 De aard van discretionaire ruimte
Discretionaire ruimte verwijst naar de keuzes die politiemensen maken binnen het wettelijke kader bij de uitvoering van hun taken. Deze keuzes zijn bepalend voor het gevoerde beleid en vinden plaats op verschillende niveaus, van leidinggevenden tot het micro-niveau van individuele agenten [15](#page=15).
#### 2.1.1 Het 'gat in de donut'
Het concept van "the hole in the doughnut" (Dworkin, 1977) beschrijft de beleidsvrije ruimte die bestaat tussen de formele beleidsregels en procedures. Leidinggevenden hebben vaak geen zicht op deze ruimte, wat de controleerbaarheid bemoeilijkt [15](#page=15).
#### 2.1.2 Onderzoek naar beslissingsprocessen
Onderzoeken proberen inzicht te krijgen in deze beleidsvrije ruimte door beslissingsprocessen in kaart te brengen. Smith & Visher onderzochten bijvoorbeeld arrestatiebeslissingen en vonden dat deze werden beïnvloed door situationele kenmerken, de herkomst en het gedrag van de verdachte, en de aanwezigheid van omstanders. Dit toonde een systematische bias aan, wat suggereert dat er filtermechanismen meespelen en geen willekeurige steekproef plaatsvindt [15](#page=15).
### 2.2 Selectiviteit in beslissingen: identiteitscontroles
Selectiviteit wordt vaak onderzocht door beslissingsprocessen bij identiteitscontroles te analyseren, met methoden zoals interviews, observaties en vignetstudies [15](#page=15).
#### 2.2.1 Onderzoek van F. Gilleir
Het onderzoek van F. Gilleir analyseerde de discretionaire ruimte van eerstelijnswerkers bij vrijheidsberoving via semigestructureerde interviews, observaties en vignetstudies. De beslissingen vallen in vier domeinen: domeinbeslissingen (is het een politietaak?), interpretatieve beslissingen (is er sprake van overlast of criminaliteit?), prioriteitstelling (hoeveel inzet?), en tactische beslissingen (hoe handelen?) [15](#page=15) [16](#page=16).
#### 2.2.2 Keuzemomenten bij vrijheidsberoving op basiskader niveau
De beslissing om in te grijpen wordt beïnvloed door verschillende factoren:
* **Wat is verdacht?** Dit omvat omstandigheden van tijd en plaats, het morele kompas van de agent, uiterlijkheden, etniciteit en gerechtelijke antecedenten, en de attitude van de burger [16](#page=16).
* **Situationele elementen:** De mogelijkheid om de situatie ter plaatse af te handelen, waarbij pragmatisme en tijdsdruk soms leiden tot het niet toepassen van procedures [16](#page=16).
* **Persoonsgebonden evaluatie van de ernst:** Inspecteurs bepalen zelf welke feiten zwaarwichtig genoeg zijn om hogere autoriteiten in te lichten, waarbij de urgentie van oproepen soms in twijfel wordt getrokken [17](#page=17).
* **Geloof in effectiviteit van oplossing:** Agenten overwegen of een arrestatie wel een oplossing biedt [17](#page=17).
* **Frustratie:** Met name bij vicieuze cirkels zoals intrafamiliaal geweld, waar de rol van de eerstelijn te beperkt wordt ervaren [17](#page=17).
* **Tijdstip van de feiten:** Tijdsdruk, met name aan het einde van de dienst, kan de beslissing tot vrijheidsberoving beïnvloeden [17](#page=17).
* **Beleidsmatige keuzes:** Gebrek aan initiatief, cultuur van angst, nadruk op het consulteren van hogere kaders, en een jong, onervaren personeelsbestand kunnen de handelingsvrijheid beknotten [17](#page=17).
* **Strategieën:** Het kiezen van het 'worst case scenario' [18](#page=18).
* **Eigen doelstellingen nastreven:** Het gebruik van proces-verbalen (PV's) om situaties anders voor te stellen [17](#page=17).
* **Persoon van de leidinggevende of magistraat:** Invloed van de persoon die de beslissing neemt [18](#page=18).
* **Gebruik van dwang:** Soms eerder regel dan uitzondering, ondanks het principe van ultimum remedium [18](#page=18).
#### 2.2.3 Impact van discretionaire ruimte
Agenten ervaren onzekerheid en kwetsbaarheid door de discretionaire ruimte, wat leidt tot een minder optimale invulling hiervan, een klimaat van ongenoegen en weerstand tegen verandering [18](#page=18).
#### 2.2.4 Conclusies over discretionaire ruimte
Politieagenten functioneren als koorddansers tussen wettelijke instrumenten en uiteenlopende factoren. Het ontkennen van discretionaire ruimte leidt tot een gebrek aan richtlijnen. Keuzes worden vaak gelegitimeerd op basis van gevoelsmatige argumenten. Gilleir concludeert dat zonder 'checks and balances' persoonlijke voorkeuren kunnen leiden tot sluipende selectiviteit in de strafrechtsbedeling [18](#page=18).
### 2.3 Identiteitscontroles en politielegitimiteit
Identiteitscontroles zijn de meest gebruikte politiepraktijk en dienen als hefboom voor verdere maatregelen. Ondanks de wettelijke basis, zijn er klachten over etnisch profileren en discriminatie [19](#page=19).
#### 2.3.1 Wettelijke verankering
De Wet op het Politieambt (WPA) voorziet in reactieve controles bij heterdaad en proactieve controles op grond van redelijke gronden, wat de discretionaire ruimte van de politie versterkt. Artikel 34, paragraaf 3 van de WPA staat systematische identiteitscontroles toe onder bepaalde omstandigheden [19](#page=19).
#### 2.3.2 Discretionaire ruimte bij identiteitscontroles
De "power of definition and suspicion" en "power of procedure and prosecution" geven politieagenten ruimte voor beslissingen. Het detecteren van verdacht gedrag is subjectief en gebaseerd op ervaring, opleiding, socialisatie en "politie-intuïtie" [19](#page=19) [20](#page=20).
#### 2.3.3 Processen-verbaal en de Algemene Nationale Gegevensbank (ANG)
Processen-verbaal (PV's) maken het mogelijk om vaststellingen van misdrijven door te geven aan de gerechtelijke overheid. De ANG, een belangrijke databank, registreert niet alleen daderschap maar ook controles, zelfs wanneer er geen drugs worden gevonden bij een fouillering. Problemen met de ANG zijn de grote toegankelijkheid en het feit dat gegevens nooit worden gewist [20](#page=20).
#### 2.3.4 FOCUS@GPI
Deze applicatie, gefaseerd uitgerold sinds 2019, wordt op het terrein het vaakst gebruikt voor opzoekingen tijdens controles. Voordelen zijn gebruiksvriendelijkheid en efficiëntie, maar gevaren omvatten de uitbreiding van discretionaire ruimte en problemen met accountability [21](#page=21).
#### 2.3.5 Media berichtgeving en politiewerk
Media-analyses tonen een stijging in rapportage over identiteitscontroles en etnisch profileren rond 2015. De politie richt zich op bescherming van openbare veiligheid, opsporen van verdachten, en het registreren van overtredingen om kennis over criminaliteit op te bouwen, wat kan leiden tot vooroordelen [21](#page=21).
#### 2.3.6 Politieperspectief en legitimiteit
Politieagenten baseren hun verdenking op een combinatie van feiten en "buikgevoel". Legitimiteit van de politie is het besef/begrip van de samenleving en bepaalt gehoorzaamheid. Legaliteit (het mogen) is niet hetzelfde als legitimiteit (het gedragen voelen). Politielegitimiteit is opgebouwd uit [22](#page=22):
* Legaliteit van politiecontroles [22](#page=22).
* Effectiviteit van controles [22](#page=22).
* Procedureel rechtvaardige controle: dit omvat neutraliteit, respect, betrouwbare motieven en de mogelijkheid voor burgers om hun kant van het verhaal te vertellen [22](#page=22).
* Distributief rechtvaardige controle: de perceptie van gelijke verdeling van diensten en middelen [23](#page=23).
#### 2.3.7 Gevolgen van controles op specifieke plaatsen
Controles op specifieke plaatsen leiden tot overpolicing daar, en underpolicing elders. Dit resulteert in een daling van legitimiteit, vertrouwen en respect. Over- en underpolicing kunnen leiden tot selectiviteit en een blinde vlek voor andere groepen [23](#page=23) [32](#page=32).
#### 2.3.8 Effectiviteit van politieoptreden
De effectiviteit van de politie is moeilijk te meten, onder andere door het "dark number". Verwetenschappelijking van beleid, gebaseerd op wetenschappelijke inzichten, zou kunnen leiden tot aanpassingen in wetsteksten en beleid, bijvoorbeeld minder identiteitscontroles indien blijkt dat ze niet effectief zijn [23](#page=23).
#### 2.3.9 Aanpakken van etnisch profileren
Initiatieven zoals het proefproject Mechelen en het wetsvoorstel van Groen-Ecolo proberen etnisch profileren tegen te gaan via registratie en motiveringsplicht. Het handelingskader professioneel profileren biedt richtlijnen gebaseerd op objectieve indicatoren. Dit kader omvat selecteren, uitleggen, omgaan en reflecteren [24](#page=24) [25](#page=25).
### 2.4 Diversiteit en selectiviteit in politiewerk
De veranderende maatschappelijke samenstelling en de relatief homogene politieorganisatie leiden tot spanningen. Superdiversiteit, de diversiteit binnen de diversiteit, wordt niet overal evenredig weerspiegeld binnen de politie [29](#page=29).
#### 2.4.1 Diversiteit binnen de politie
Diversiteit binnen de politieorganisatie draagt bij aan de legitimiteit van het korps, de herkenbaarheid, effectiviteit en efficiëntie, en het benutten van de volledige arbeidsmarkt. Echter, er is een discrepantie tussen de diverse maatschappij en de relatief homogene politiekorpsen. Campagnes voor diversiteit hebben voornamelijk impact op agentenniveaus [30](#page=30) [31](#page=31).
#### 2.4.2 Diversiteit in het Belgische korps
De aandacht voor diversiteit nam toe vanaf de jaren '80 en '90, met als doel een afspiegeling van de maatschappij te zijn en het imago te verbeteren. Echter, literatuur toont aan dat een afspiegeling niet automatisch leidt tot een betere band, door rolconflicten en de wens om niet als vertegenwoordiger van een specifieke groep gezien te worden [30](#page=30).
#### 2.4.3 Diversiteit voor gender
Er zijn inspanningen om gendergelijkheid te bevorderen, maar een glazen plafond, dalende instroom van vrouwen en werk-privébalans blijven uitdagingen [30](#page=30).
#### 2.4.4 Redenen voor lage interesse (diversiteit in herkomst)
Negatief politie-imago bij bepaalde groepen, weinig aandacht voor gelijkheid binnen de politie en onbekendheid met procedures dragen bij aan een lage interesse. Het probleem zit niet alleen in het aantrekken, maar ook in het behouden van personeel met een migratieachtergrond [30](#page=30).
#### 2.4.5 Racisme en discriminatie binnen de politie
Allochtonen rapporteren ervaringen met racisme en discriminatie van collega's, wat leidt tot wantrouwen en loyaliteitsproblemen [31](#page=31).
#### 2.4.6 Hoe korpsen inclusiever maken?
Diversiteitscellen en -plannen alleen zijn onvoldoende; aandacht voor diversiteit in opleidingen, het evalueren van trainingen, het aanmoedigen van klachten en het "openbreken" van diversiteit zijn noodzakelijk [31](#page=31).
#### 2.4.7 Diversiteit en beslissingen op straat
Identiteitscontroles op basis van herkomst blijven een probleem, ondanks inspanningen om etnisch profileren aan te pakken. Een Europese bevraging toonde aan dat 38% van de respondenten zich gediscrimineerd voelde op basis van etniciteit of immigratie [31](#page=31).
#### 2.4.8 Etnisch profileren
Etnisch profileren is het gebruik van criteria zoals ras of kleur zonder objectieve rechtvaardiging, wat in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De definitie van "redelijke gronden" is breed en vaag, wat ruimte laat voor subjectiviteit [31](#page=31) [32](#page=32).
#### 2.4.9 Aanpakken van etnisch profileren
Oplossingen omvatten de objectivering door een vast handelingskader, zoals het nationale systeem van professioneel profileren (CP5). Echter, etnisch profileren is moeilijk te bewijzen [32](#page=32).
#### 2.4.10 Relativeren van etnisch profileren
Criminele oververtegenwoordiging van bepaalde groepen in criminaliteitscijfers is een factor, maar professionele afwegingen van agenten zijn complexer. Oververtegenwoordiging kan functioneel zijn indien objectief en redelijk gerechtvaardigd, maar politiemensen zijn vaak weinig kritisch over hun stereotypen, wat leidt tot over- en underpolicing [32](#page=32).
#### 2.4.11 Procedurele rechtvaardigheid
Procedurele rechtvaardigheid, zoals uiteengezet door Tom Tyler, omvat het geven van de kans om de situatie uit te leggen, beleefd en respectvol blijven, welwillendheid tonen en neutraliteit en transparantie nastreven. Dit is cruciaal voor de legitimiteit van de politie en de samenwerking [33](#page=33).
#### 2.4.12 Selectiviteit in de politiepraktijk: Belgisch onderzoek
Onderzoek van Praet toont aan dat politie voornamelijk reactief werkt, met selectiviteit die mede wordt bepaald door de burger, wat leidt tot verslechterende onderlinge relaties. Saudelli's onderzoek naar identiteitscontroles toont aan dat "redelijke gronden" vaak worden opgevuld met "buikgevoel", gebaseerd op triggers zoals gender, leeftijd en gedrag. Onderzoek van Leeuwe naar procedureel rechtvaardig gedrag bij proactieve identiteitscontroles laat zien dat, ondanks een hoge mate van procedureel rechtvaardig gedrag, de impact van onrechtvaardig gedrag de inspanningen kan tenietdoen. Burgers met een migratieachtergrond hebben significant minder vertrouwen in de politie, mede door ervaringen met minder respect, meer geweld en etnische profilering. Een weinig divers politiekorps kan leiden tot een beperkte blik en gebrek aan legitimiteit en medewerking [33](#page=33).
---
# Community Oriented Policing (COP) als politiemodel
Community Oriented Policing (COP) is een specifieke strategie voor politiewerk die de nadruk legt op samenwerking met de gemeenschap, in tegenstelling tot traditionele, reactieve modellen [25](#page=25).
### 3.1 Community oriented policing als strategie
De keuze voor een specifieke politiestrategie heeft ingrijpende gevolgen voor verschillende aspecten van het politieapparaat en het strafrechtssysteem [25](#page=25):
* **Prioriteitsstelling:** Bepaalt welke fenomenen prioriteit krijgen [25](#page=25).
* **Manier van aanpak:** Beïnvloedt hoe burgers worden benaderd [25](#page=25).
* **Beslissingsruimte (discretionaire ruimte):** Vormt de ruimte voor keuzes die politiemensen kunnen maken [25](#page=25).
* **Werking van de politieorganisatie:** Stuurt de interne organisatie aan [25](#page=25).
* **Werking strafrechtssysteem:** Beïnvloedt de manier waarop het rechtssysteem functioneert [25](#page=25).
COP, samen met intelligence-led policing en optimale bedrijfsvoering, wordt beschouwd als een strategie voor excellente politiezorg. Elk politiemodel kent een andere invulling van de discretionaire ruimte; zo had de Rijkswacht als militair korps weinig tot geen discretionaire ruimte [25](#page=25).
#### 3.1.1 Verschillende politiemodellen
Er zijn verschillende politiemodellen te onderscheiden, elk met eigen kenmerken:
* **Traditionele modellen:**
* **Militair-bureaucratisch model:** Kenmerkt zich door hiërarchie en weinig discretionaire ruimte [25](#page=25).
* **Lawful policing model:** De wet is de primaire richtlijn, met weinig tot geen rekening gehouden met de mening van burgers. Dit kan leiden tot een kloof met de bevolking en focust sterk op het eindresultaat [25](#page=25).
* **Moderne modellen:**
* **COP (Community Oriented Policing):** Benadrukt het proces, de samenwerking met burgers en zet zich af tegen de loutere focus op eindresultaat [26](#page=26).
* **POP (Problem Oriented Policing):** Legt meer nadruk op het behaalde resultaat dan op het proces ernaartoe [26](#page=26).
* **Broken windows:** Richt zich op optreden tegen kleine verstoringen van de openbare orde zodra ze vastgesteld worden, in samenwerking met andere instanties zoals de gemeente [26](#page=26).
* **Zero Tolerance:** Een versterkte versie van "broken windows", waarbij hard wordt ingegrepen. Op lokaal niveau kan dit gebruikt worden, mits met grote transparantie naar burgers toe [26](#page=26).
* **Postmoderne modellen (ter informatie):**
* Plural policing, Technological led policing, Evidence-based policing, Intelligence-led policing, Predictive policing, Reassurance policing [26](#page=26).
### 3.2 Introductie van COP in het Belgische politielandschap
De introductie van COP in België is verankerd in artikel 1 van de Wet op het Politieambt (WPA) uit 1992, ook bekend als het Pinksterplan. De wettekst stelt dat politie dient te waken over de naleving van de wet en bijdraagt aan de bescherming van individuele rechten en vrijheden, alsook aan de democratische ontwikkeling van de maatschappij [26](#page=26).
De overgang van "community policing" naar "gemeenschapsgerichte politiezorg" (GGPZ) markeert een verschuiving naar een integrale aanpak van veiligheidsproblemen. Volgens de WPA functioneert de politie als een orgaan binnen de civiele maatschappij, waarbij democratische waarden als basis en inspiratie dienen, wat perfect aansluit bij de COP-strategie [26](#page=26).
#### 3.2.1 Wetgevende bronnen en beleidsdocumenten
Verschillende wetgevende en beleidsmatige bronnen pleiten voor en geven invulling aan gemeenschapsgerichte politiezorg in België:
* De **Wet op de Politiehervorming (WGP)** benadrukt gemeenschapsgerichte politiezorg [26](#page=26).
* De **vijf pijlers van gemeenschapsgerichte politiezorg** vormen een belangrijk theoretisch kader [26](#page=26).
* **Omzendbrief CP1 (27 mei 2003)** definieerde de Belgische interpretatie van Community Policing, toegepast op de geïntegreerde politiedienst, en voerde het concept officieel in met de uitwerking van de vijf pijlers [26](#page=26).
* **Omzendbrief CP2 ** richtte zich op organisatieontwikkeling binnen de lokale politie met als doel GGPZ, met invoering van een lange termijn benadering en managementmodellen [26](#page=26).
* Het **derde evaluatieverslag van de commissie ter begeleiding van de politiehervorming op lokaal niveau (Politeia, juni 2007)** onderzocht de integratie van de vijf pijlers in de basisfunctionaliteiten van de politie [26](#page=26).
* De **deontologische code van de politiediensten (K.B. 10 mei 2006)** besteedt ook aandacht aan gemeenschapsgerichte politiezorg [27](#page=27).
* **Omzendbrief PLP64 (14 juni 2024)** over wijkwerking stelt dat idealiter minimaal 15% van de operationele capaciteit aan wijkwerking moet worden besteed, en dat wijkinspecteurs 75% van hun tijd aan terreinopdrachten moeten wijden [27](#page=27).
#### 3.2.2 COP als reactie op traditionele modellen
COP is een tegenreactie op het traditionele politiemodel dat zich primair richt op crime-fighting en openbare ordehandhaving. Het traditionele model is reactief, hanteert een symptoombenadering, ziet wetshandhaving als een doel op zich en plaatst de politie in een geïsoleerde positie. COP streeft daarentegen naar preventie, direct contact met de bevolking, planmatig werken en wil de kloof tussen politie en burger overbruggen door de politie te integreren in de maatschappij [27](#page=27).
### 3.3 De vijf pijlers van Community Oriented Policing
De vijf pijlers van COP vormen de kern van deze strategie:
1. **De externe oriëntering:**
* De politie is geïntegreerd in de maatschappij en niet ertegenover geplaatst [27](#page=27).
* Aanwezigheid, permanentie en informatie-uitwisseling, vaak via voetpatrouilles, helpen bij het anticiperen op problemen [27](#page=27).
* Democratische beginselen en de bescherming van minderheidsrechten worden gerespecteerd [27](#page=27).
* Deze pijler omvat twee onderdelen:
* **Maatschappelijke inbedding/integratie:** De relatie met de bevolking helpt bij het begrijpen van sociale problemen alvorens politioneel te reageren. Dit staat haaks op de traditionele, geïsoleerde positie van de politie. Dit wordt versterkt door de pijler "empowerment" [27](#page=27).
* **Dienstverlenende opstelling:** Gericht op de behoeften en verwachtingen van burgers, met als doel een optimale kwaliteit van dienstverlening te realiseren en de politie optimaal op de burger te richten [27](#page=27).
2. **Probleemoplossend werken:**
* Dit houdt de identificatie en analyse van de mogelijke oorzaken van criminaliteit in [27](#page=27).
* Het is een pro-actieve aanpak die permanente opvolging, identificatie en analyse van onveiligheidssituaties omvat, in plaats van enkel reactief te werken [27](#page=27).
* Onveiligheidsituaties worden gezien als symptomen van dieperliggende problemen; door analyse kunnen oorzaken geïdentificeerd en, samen met partners, aangepakt worden [27](#page=27).
3. **Het partnerschap:**
* Veiligheid is een gedeelde verantwoordelijkheid en een zaak van iedereen, wat een integrale en geïntegreerde aanpak vereist via samenwerking met andere diensten [27](#page=27).
* Dit principe omvat "co-eigenaarschap", waarbij de bevolking en andere partners betrokken worden bij de zorg voor veiligheid, en "co-productie" [27](#page=27).
* Burgers worden gestimuleerd tot zelfredzaamheid, wat resulteert in een "ketenbenadering" van veiligheidszorg [28](#page=28).
* De bestuurlijke overheid neemt de centrale regie, niet langer de politie [28](#page=28).
* Externe partners omvatten politieoverheden, andere overheden (gerechtelijk en bestuurlijk) en organisaties in de preventie-repressie-nazorg-herstelketen [28](#page=28).
* Afstemming tussen verschillende beleidsplannen is cruciaal [28](#page=28).
* COP is meer dan enkel wijkwerking; alle componenten van politiewerk dragen bij aan COP [28](#page=28).
4. **Afleggen van verantwoording:**
* De politie legt rekenschap af over haar handelen aan andere actoren binnen het integraal veiligheidsbeleid [28](#page=28).
* Transparantie is essentieel voor het verwerven van legitimiteit [28](#page=28).
* Verantwoording wordt niet alleen afgelegd aan overheden of de korpschef, wat de noodzaak van operationele decentralisatie onderstreept [28](#page=28).
5. **'Empowerment' of 'bekwame betrokkenheid':**
* Het creëren van mogelijkheden voor politiemensen en bevolkingsgroepen om gezamenlijk veiligheids- en leefbaarheidsproblemen aan te pakken [28](#page=28).
* Dit impliceert interne democratisering binnen de politie (intern "empowerment" voor zelfstandige besluitvorming) en emancipatie van bevolkingsgroepen (verhoging van zelfredzaamheid) [28](#page=28).
### 3.4 Vertaling naar Belgisch politiebeleid
"Excellente politiezorg" in België wordt gedefinieerd als de combinatie van COP (GGPZ), informatiegestuurde politiezorg en optimale bedrijfsvoering [28](#page=28).
Ondanks de officiële beleidskaders lijkt COP onder druk te staan, met een mogelijke evolutie naar meer crime-fighting, met name in tijden van terreurdreiging. Grote maatschappelijke gebeurtenissen beïnvloeden de publieke perceptie en verwachtingen van de politie [28](#page=28).
#### 3.4.1 Effectiviteit van COP
Onderzoek naar de effectiviteit van COP toont aan dat het een belangrijk effect heeft op onveiligheidsgevoelens, de band met burgers, tevredenheid en de perceptie van legitimiteit. De impact op criminaliteitscijfers zelf lijkt echter beperkt. Good practices binnen COP richten zich vaak op contact met de burger, en hoewel de invloed op criminaliteit mogelijk beperkt is, is de positieve impact op tevredenheid, overlastperceptie en legitimiteit significant. Initiatieven die specifieke groepen proberen te bereiken, zoals het project "Framed" met jongeren, tonen aan dat de verhouding politie-burger kan verbeteren. De literatuur is echter niet eenduidig over de algemene effectiviteit van ons politiemodel [29](#page=29).
### 3.5 Diversiteit en selectiviteit in relatie tot politiemodellen
De veranderde maatschappelijke samenstelling, gekenmerkt door diversiteit en superdiversiteit (diversiteit in de diversiteit qua culturen, moedertalen, nationaliteiten, levensbeschouwingen), stelt eisen aan de politie. De politie zelf is echter vaak homogener dan de samenleving. Superdiversiteit, met name in stedelijke gebieden ("majority-minority-cities"), vereist een aanpassing van het politiewerk [29](#page=29).
Lokale campagnes richten zich op het werven van divers personeel en het begeleiden van diverse burgers naar de politieproeven. Opleidingen, zoals die aan de Dossin Kazerne, roepen op tot alertheid voor discriminatie, extremisme en haat, en bevragen de morele plicht van aspiranten. Het handelingskader voor professioneel profileren beoogt een rechtvaardige controle-uitvoering en erkent het gebrek aan diversiteit binnen de politie [29](#page=29).
---
# Instroom, doorstroom en uitstroom in de strafrechtsketen
Dit onderwerp analyseert het proces van instroom, doorstroom en uitstroom van zaken binnen de strafrechtsketen, met nadruk op het meten hiervan, de registratieprocessen zoals het opstellen van processen-verbaal en verhoren, en de selectiviteit die hierin optreedt.
### 4.1 Meten van instroom, doorstroom en uitstroom
Het meten van de instroom, doorstroom en uitstroom van zaken binnen de strafrechtsketen is complex, ondanks investeringen in statistieken op verschillende niveaus [39](#page=39).
#### 4.1.1 Verschillende tel-eenheden en informaticasystemen
Er zijn diverse tel-eenheden en informaticasystemen die de meting bemoeilijken:
* **Diverse tel-eenheden:** De politie telt op basis van feitcodes (bv. diefstal, inbraak), terwijl het parket telt op basis van gerechtelijke dossiers die meerdere processen-verbaal (PV's) en feitcodes kunnen bevatten [39](#page=39).
* **Diverse informaticasystemen:** Op politieniveau worden systemen zoals ISLP, FEEDIS en ANG gebruikt, terwijl het parket REA hanteert. De koppeling van deze systemen en de data die zij genereren is niet evident en gebeurt zelden structureel. Dit maakt een integraal beeld, met name verticale integratie van data, moeilijk te verkrijgen. Horizontale integratie van data is wel mogelijk [39](#page=39) [40](#page=40).
#### 4.1.2 Definitie van selectiviteit
Selectiviteit binnen de strafrechtsbedeling wordt gedefinieerd als:
* "de beslissingen die op de diverse echelons van de strafrechtsbedeling worden genomen, waarbij wordt nagegaan of deze keuzes al dan niet zijn ingegeven door vooropgestelde prioriteiten" [40](#page=40).
* "de (systematisch) differentiële behandeling van strafzaken in alle onderdelen van de strafrechtsketen" [40](#page=40).
#### 4.1.3 Definities van instroom, doorstroom en uitstroom
* **Instroom:** De hoeveelheid nieuw aangebrachte strafbare feiten die door de instanties van de strafrechtsbedeling bekend zijn en als zodanig worden behandeld [40](#page=40).
* **Doorstroom:** De hoeveelheid strafbare feiten die binnen de strafrechtelijke keten blijven en naar een volgend echelon van de strafrechtsketen gaan. Dit impliceert een beslissing die de zaak doorschuift naar een hoger niveau [40](#page=40).
* **Uitstroom:** De hoeveelheid strafbare feiten die de strafrechtsketen verlaten [40](#page=40).
### 4.2 Instroom op politieniveau
De politie is de poortwachter van de strafrechtsketen en bepaalt nagenoeg 90% van de instroom op parketniveau. De politie houdt zich echter bezig met veel meer dan enkel criminaliteit; slechts ongeveer 20% van hun interventies heeft een strafrechtelijk karakter. Veel politietaken, zoals dienstverlening en het herstellen van rust, leiden niet tot een PV [40](#page=40).
#### 4.2.1 Factoren die de instroom beïnvloeden
De instroom wordt beïnvloed door:
1. **Aangiftebereidheid:** Dit verwijst naar het burgerlijke aspect, waarbij niet alles wat gebeurt, wordt gemeld bij de politie (de "dark number"). Factoren zoals de ernst van de feiten, omvang van de schade, mijdingsgedrag en de relatie tot de dader spelen hierin een rol [40](#page=40).
2. **Registratiegedrag politie:** Dit omvat de discretionaire ruimte van de politie, waarbij zij beslist of er actie wordt ondernomen en of een PV wordt opgesteld. Naast het opstellen van een PV zijn ook waarschuwingen, bemiddelingen of RIR (Registratie van Interventies en Reacties) mogelijk [40](#page=40).
De registratie van de instroom op politieniveau vindt plaats via (aanvankelijke) PV's die worden ingevoerd in ISLP of FEEDIS [41](#page=41).
#### 4.2.2 Reactief en proactief politieoptreden
* **Reactief politieoptreden (brengcriminaliteit):** Dit omvat klachten door benadeelden, aangiften door personen die kennis hebben van het misdrijf, en ambtelijke aangiften (verplichting tot melding aan de Procureur des Konings, art. 29 Sv). Hierbij bepaalt de burger in grote mate de instroom [41](#page=41).
* **Proactief politieoptreden (haalcriminaliteit):** Dit betreft het opsporen van misdrijven die nog niet gepleegd zijn of nog niet aan het licht zijn gekomen, vaak met behulp van bijzondere opsporingsmethoden zoals observatie, infiltratie, en informantenwerking. Ook slachtofferloze delicten en verkeersovertredingen vallen hieronder. Bij haalcriminaliteit stelt de politie prioriteiten [41](#page=41).
#### 4.2.3 Merendeel van de instroom is reactief
Het merendeel van de instroom op politieniveau is het gevolg van reactief politieoptreden. De intake via noodoproepen (SICAD's, vroeger CIC en AIK) is hier een belangrijk onderdeel van. Een analyse van noodoproepen in 2008 in Oost-Vlaanderen toonde aan dat bij 43% van de oproepen onmiddellijk politionele tussenkomst vereist was [41](#page=41).
#### 4.2.4 Conclusie over het meten van instroom, doorstroom en uitstroom
Het meten van de instroom is complex omdat:
* Het merendeel van de instroom op parketniveau van de politie afkomstig is, die fungeert als poortwachter [41](#page=41).
* De overgrote instroom bij de politie het gevolg is van reactief politieoptreden of "brengcriminaliteit" [41](#page=41).
* Niet alles wat bij de politie binnenkomt, een strafbaar feit is dat de keten ingaat [41](#page=41).
* Statistieken soms te wensen overlaten [41](#page=41).
De instroom op politieniveau geeft een onvolledig beeld door:
* Niet alles wordt geregistreerd (de "dark number"), beïnvloed door aangifte- en registratiegedrag [41](#page=41).
* De discretionaire ruimte van de politie [41](#page=41).
* De registratiewijze van de politie [41](#page=41).
### 4.3 Registratie: opstellen van een proces-verbaal en verhoren
Registratie is een cruciaal onderdeel van de strafrechtsketen, waarbij het proces-verbaal (PV) een centrale rol speelt [42](#page=42).
#### 4.3.1 Het proces-verbaal (PV)
Volgens art. 40 WPA worden bij een politieambtenaar ingediende klachten of aangiften, alsook verkregen inlichtingen en gedane vaststellingen nopens misdrijven, opgenomen in PV's die aan de bevoegde gerechtelijke overheden worden toegezonden [42](#page=42).
* Een PV is de neerslag van onderzoeksdaden, vaak de enige informatiebron voor rechterlijke instanties [42](#page=42).
* De twee doelstellingen van een PV zijn het vaststellen van wat er precies gebeurd is en of er voldoende bewijs van schuld is [42](#page=42).
* Er zijn opvallend weinig formele regels voor het opstellen van een PV, ondanks het belang ervan [42](#page=42).
#### 4.3.2 PV en selectiviteit
De opstelling van een PV is onderhevig aan selectiviteit op verschillende niveaus:
1. **Stelt men een proces-verbaal op?** Dit kan afhangen van factoren zoals ontmoediging van aangifte, complexiteit van de procedure, of prioriteiten [42](#page=42).
2. **Welke kwalificatie geeft men mee?** De gekozen juridische kwalificatie van het feit is van belang. Er zijn internationale voorbeelden van politiekorpsen die misdrijven anders registreerden om cijfers te manipuleren of doelen te halen [42](#page=42).
3. **Wat schrijft men neer in het proces-verbaal?** De manier waarop het PV wordt opgesteld en welke informatie erin wordt opgenomen, inclusief details uit verhoren, is cruciaal [42](#page=42).
#### 4.3.3 Inhoud van het proces-verbaal
Algemene richtlijnen voor PV's omvatten informatie over de verbalisant, datum, lokalisatie, ondertekening, en de start- en eindtijdstippen van verhoren en vrijheidsbeneming. Sinds de Salduz-wetgeving zijn er meer formele richtlijnen, waaronder details over onderbrekingen, tussenkomsten en bijzondere omstandigheden van het verhoor [42](#page=42).
Onderzoek van Smets & Ponsaers wijst uit dat de politieagent tijdens een verhoor een duale taak uitvoert: het verhoor zelf leiden en tegelijkertijd de informatie registreren in het PV. Het PV is een extractie en samenvatting van het verhoor, wat leidt tot een selectieve weergave. De verhoorder selecteert, transformeert en laat informatie weg, rekening houdend met het doel van het PV en de eindgebruikers. Ook de verdachte kan informatie achterhouden of verkeerd vertellen. Het gebruik van tolken introduceert een extra filter [42](#page=42) [43](#page=43).
#### 4.3.4 PV als machtig wapen
Onderzoek van Fien Gilleir onderstreept dat een PV een " machtig wapen" is, omdat de formulering kan worden aangepast om de feiten anders voor te stellen zonder valsheid in geschrifte te plegen, door bepaalde aspecten te benadrukken of weg te laten [43](#page=43).
#### 4.3.5 Parcoursen van processen-verbaal
##### 4.3.5.1 PV, APO en VPV [1](#page=1).
Het traditionele parcours van een PV betrof een heen-en-weer gestuur van kantschriften en PV's tussen parket en politie. De introductie van de Autonome Politionele Afhandeling (APA) in de jaren '90 was ingegeven door de werkdruk bij parketten, de nood aan efficiëntie, de responsabiliseerde politiediensten en de verbetering van de samenwerking [43](#page=43).
APA definieert zich als het zelfstandig uitvoeren van het opsporingsonderzoek betreffende welomschreven strafbare feiten, onder toezicht van de Procureur des Konings en directe leiding van politieofficieren. Dit leidde tot een toegenomen werklast en nood aan opvolging bij de politie. De invulling van APA bleek echter zeer divers per arrondissement [44](#page=44).
In 1998 werd de omzendbrief PG Schins geïntroduceerd, en in 2003 kreeg de procedure de naam Ambtshalve Politioneel Onderzoek (APO). In 2005 harmoniseerde omzendbrief Col 8/2005 de procedure. Alle feiten worden als APO-dossier behandeld, met uitzondering van specifieke feiten die onder een klassiek PV vallen (bv. minderjarigen, ernstige feiten) of een limitatieve lijst van Vereenvoudigde Processen-Verbaal (VPV) [44](#page=44).
Op 1 april 2015 werden twee extra types APO geïntroduceerd: APO-onbekende dader en VAPO (Vereenvoudigde APO). Deze laatste categorieën komen niet in de parketstatistieken terecht, maar worden geregistreerd op het parket en nadien geseponeerd [44](#page=44).
##### 4.3.5.2 VPV (Vereenvoudigd proces-verbaal)
Volgens COL 8/2005 (art. 5.1.) betreft VPV de registratie op een informaticadrager van de belangrijkste materiële elementen van relatief weinig ernstige inbreuken. Dit kan betrekking hebben op feiten met een ongekende dader, zoals fietsdiefstal of handtasdiefstal, of feiten die als minder ernstig worden beschouwd. Een VPV is beknopt en wordt niet aan de procureur des Konings toegezonden, maar bewaard op een elektronische drager bij de politie. Maandelijks worden er listings naar het parket gestuurd [44](#page=44).
> **Tip:** De toepassing van de VPV-procedure kan leiden tot een lager aantal ingestroomde zaken in parketstatistieken, wat een vertekend beeld kan geven van de werkelijke criminaliteit [45](#page=45).
#### 4.3.6 Registratie van verhoren
Het proces-verbaal van verhoor is sinds de Salduz-wetgeving (vanaf 1/1/2012) aan specifieke regels gebonden. Een verhoor wordt gedefinieerd als een geleide ondervraging door een bevoegde persoon in een opsporings- of gerechtelijk onderzoek, van een persoon over misdrijven die hem ten laste gelegd kunnen worden. Het doel is het verzamelen van bewijselementen en waarheidsvinding, en het verloopt overeenkomstig art. 47bis Sv en 2bis Wet Voorlopige Hechtenis [45](#page=45).
> **Tip:** Een verhoor is geen verkennend gesprek, maar een doelgericht onderzoek met de bedoeling inlichtingen te verkrijgen over het misdrijf [45](#page=45).
##### 4.3.6.1 Dwalingen in de opsporing
Er is onderzoek naar dwalingen in de opsporing, waarbij risicofactoren en andere factoren zoals incorrecte bewijsmateriaalverzameling of tunnelvisie worden geanalyseerd [46](#page=46).
##### 4.3.6.2 Impact op verhoor: de Salduz-wet en Salduz+ .
* **Wet-Franchimont:** Bood meer mogelijkheden tot inzage in dossiers, maar bood geen advocaat bij het verhoor [46](#page=46).
* **Salduz (1/1/2012):** Introduceerde de verplichte bijstand van een advocaat voor het eerste verhoor na arrestatie, inclusief het recht op vertrouwelijk overleg. De advocaat ziet toe op de eerbiediging van het recht om niet te hoeven verklaren, de behandeling van de ondervraagde, en de kennisgeving van rechten [46](#page=46).
* **Salduz+ (27/11/2016):** Verfijnde de richtlijnen voor PV's, met aanpassingen van rechten aan de leeftijd en kwetsbaarheid van de verdachte. Verdachten moeten hun verklaring kunnen nalezen, en er zijn specifieke regels voor tolken en de melding van rechten. Bij overmacht kan een verhoor toch plaatsvinden mits dit wordt toegelicht in het PV [46](#page=46).
##### 4.3.6.3 Onderzoek Smets & Ponsaers .
Dit onderzoek onderzocht de hypothese dat er verschillen zijn in de wijze waarop verklaringen worden neergeschreven, afhankelijk van de persoonlijke visies van de verhoorder. Het toonde aan dat er diverse types PV's van verhoren bestaan (ik-verhaal, wij-verhaal, verhoor-verhaal), met veel varianten en combinaties. Persoonlijke voorkeuren en gewoontes van verhoorders domineren, wat leidt tot een dispariteit in de wijze van registratie. Aanbevelingen omvatten kwaliteitsopvolging, het opstellen van standaarden en trainingssessies, met een voorkeur voor realiteitsgetrouwe en transparante weergave [46](#page=46) [47](#page=47).
##### 4.3.6.4 Onderzoek Vredeveld et al .
Dit onderzoek analyseerde de impact van samen of apart PV's opstellen. Individuele PV's bevatten meer informatie, terwijl PV's na overleg minder volledig waren. Kwaliteitsvolle samenwerking (goed overleg, goed luisteren) leidt echter tot completere PV's [47](#page=47).
##### 4.3.6.5 Onderzoek Hammers et al .
Dit onderzoek analyseerde 400 PV's van getuigenverhoren en bevestigde de variëteit in de praktijk. Verschillende vormen van weergave werden geïdentificeerd, van letterlijke weergave tot zakelijke samenvattingen. Er zijn fundamentele bezwaren tegen het schriftelijke PV, en geluids- of videopnames worden gezien als de beste manier om volledig na te gaan wat er gebeurde en gezegd werd. Toekomstige transcriptiemethoden, mogelijk met AI, kunnen een rol spelen, maar vervangen het schriftelijke PV waarschijnlijk niet volledig vanwege de werklast voor rechters [47](#page=47).
#### 4.3.7 Slot: registratie en selectiviteit
Registratie beïnvloedt de instroom en doorstroom in de keten door:
* Het al dan niet registreren van feiten.
* De manier van opmaken van het PV (bewust of onbewust).
* Het type PV (hoewel de keuze voor APO/VPV/PV niet aan de politie is, maar aan het parket).
* De manier van verhoren en het neerschrijven van verhoren [48](#page=48).
Deze aspecten dragen bij aan de selectiviteit binnen de strafrechtsketen [48](#page=48).
---
# Professionalisering van de Belgische politie
Dit gedeelte onderzoekt de complexiteit en uitdagingen rond de professionalisering van de Belgische politie, inclusief de fundamenten van het politieapparaat, de druk op het huidige model, interne personeelsuitdagingen, opleidingskwesties, politieke invloeden en de definitie van professionaliteit zelf.
### 5.1 Inleiding tot de noodzaak van onderzoek
Het onderzoek naar de professionalisering van de politie is ingegeven door de veelvoorkomende uitdagingen en vragen binnen de politieorganisaties. Maatschappelijke ontwikkelingen, zoals terreurdreigingen en de COVID-19 pandemie, technologische veranderingen, het veranderende karakter van criminaliteit en de inherente aard van de politiefunctie, vergroten de noodzaak om te onderzoeken hoe politieorganisaties zich professionaliseren. De vraag die centraal staat is hoe politieorganisaties in verschillende Europese landen streven naar professionalisering [48](#page=48).
De methodologie van het onderzoek, gefinancierd door Politie & Wetenschap, omvatte samenwerking tussen de Radboud Universiteit Nijmegen, de VUB en UGent, met een internationaal vergelijkende aanpak tussen België, Nederland, Engeland & Wales en Noorwegen. Dit onderzoek is gebaseerd op interviews, documentanalyse en literatuurstudie, waarbij 18 interviews zijn afgenomen met beleidsmedewerkers, korpschefs, vertegenwoordigers van de federale politie, vakbonden en een voormalig directeur van een politieschool [48](#page=48).
Het concept 'professionalisme' wordt erkend als een containerbegrip, dat verschillende betekenissen kan hebben afhankelijk van de context en de betrokkenen. Theoretische lenzen, zoals de klassieke structurele interpretatie (gebaseerd op exclusieve kennisbasis, zelfregulering en academisering), de ideologische interpretatie (professionaliteit als strijd om legitimiteit) en de beroepsmatige/organisatorische benadering, worden gebruikt om professionaliteit te analyseren [48](#page=48).
### 5.2 Fundamenten van de Belgische politie
De Belgische politie heeft een evolutie gekend, met de hervorming in 2001 die leidde tot de oprichting van een geïntegreerde politie gestructureerd op twee niveaus: lokaal en federaal. Deze hervorming kwam voort uit schandalen (zoals CCC, Dutroux) en politieke en maatschappelijke druk [48](#page=48).
* **Lokaal niveau:** Omvat 178 politiezones verantwoordelijk voor de basispolitiezorg [48](#page=48).
* **Federaal niveau:** Houdt zich bezig met gespecialiseerde en supralokale opdrachten en ondersteunt de lokale politie [48](#page=48).
Hoewel deze dualiteit bedoeld was als 'best of both worlds', heeft het nooit volledig naar behoren gefunctioneerd zoals voorzien [48](#page=48).
De visie op excellente politiezorg is gebaseerd op vier pijlers:
1. **Gemeenschapsgerichte politiezorg (COP):** De filosofie van de politie, gebaseerd op de COP-omzendbrieven [48](#page=48).
2. **Informatiegestuurde politiezorg:** De techniek die strategische, tactische en operationele aansturing op basis van informatie mogelijk maakt [48](#page=48).
3. **Optimale bedrijfsvoering:** Het managementaspect, met nadruk op leiderschap, motivatie, integriteit en integrale betrokkenheid van de organisatie [49](#page=49).
### 5.3 Een model onder druk
De huidige structuur van de Belgische politie staat onder druk, met name door de dualiteit tussen de federale en lokale politie, wat leidt tot een voortdurende concurrentiestrijd [49](#page=49).
* **De Federale Politie:** Wordt beschreven als een 'mastodont' met een logge structuur, onvoldoende subsidiaire steun aan de lokale politie, bureaucratie en politieke beïnvloeding. Voorbeelden hiervan zijn de discussies rond het Battenburg-patroon op voertuigen voor betere zichtbaarheid en de trage processen bij wijzigingen aan uniformen [49](#page=49).
* **Lokale politiezones:** Worden gekenmerkt door flexibiliteit, nabijheid en innovatie (zoals de Focus-app), maar kampen met fragmentatie en ongelijkheid. Lokale zones voelen zich vaak dichter bij de dagelijkse problemen en kunnen meer eigen keuzes maken, mede door politieke steun en grotere autonomie [49](#page=49).
Er zijn structurele belemmeringen die de effectiviteit hinderen:
* Gebrek aan duurzame, langdurige oplossingen; vaak worden er enkel 'reparatiepleisters' aangebracht [49](#page=49).
* Gebrek aan uniformiteit in beleid, het opstellen van PV's en informatieverwerking, wat leidt tot kwaliteitsverschillen [49](#page=49).
* Een 'gesloten cirkel' van controle, waarbij de algemene inspectie en het Comité P zelf (mede) uit politieagenten bestaan, wat een gebrek aan externe blik en afdwingbaarheid kan veroorzaken [49](#page=49).
* Het ontbreken van één uniforme politiecultuur, met verschillende culturen binnen de federale en lokale politie [49](#page=49).
Voorgestelde oplossingen omvatten schaalvergroting ten behoeve van rationalisering en specialisatie, een kerntakendebat dat de mogelijkheid van outsourcing en een herdenking van basisfunctionaliteiten onderzoekt, en centrale, dwingende sturing. Er zijn altijd discussies over machtsverdeling en welke taken de politie primair moet uitvoeren [49](#page=49).
### 5.4 Interne HR-uitdagingen
Het statuut van de politie wordt gezien als een rem op innovatie. Het 'Mammoetstatuut' wordt omschreven als een 'golden cage' vanwege de vele rechten die het politieagenten biedt, wat leidt tot een zeer beschermd beroep met relatief weinig vereisten voor loopbaanontwikkeling. Dit heeft invloed op integriteit en de algemene cultuur, met een roep tot een 'tabula rasa' om het statuut te herzien. Korpschefs ervaren moeilijkheden bij het verwijderen van personeel dat niet goed functioneert binnen de organisatie [50](#page=50).
De werving en selectie kent uitdagingen, zoals een lange selectieprocedure. Er is een discussie gaande over de balans tussen generalisten en specialisten, en of een uniform traject wenselijk is. De complexiteit van het werk vereist steeds meer specialisatie, en er is een groeiende behoefte aan specifieke profielen en het inzetten op zij-instroom. Het belang van levenslang leren en kwalitatieve opleiding wordt benadrukt, hoewel de huidige opleidingen zich voornamelijk richten op uitstroom naar interventie, wat een generalistische benadering stimuleert [50](#page=50).
### 5.5 Opleiding en vorming
De basisopleiding van de politie wordt als ontoereikend beschouwd om verschillende redenen [50](#page=50):
* **Te kort:** De duur van de opleiding is te beperkt [50](#page=50).
* **Te veel materie:** De hoeveelheid leerstof is overweldigend [50](#page=50).
* **Gebrek aan maatschappelijke kennis:** Studenten missen algemene maatschappelijke kennis [50](#page=50).
* **'Inteelt':** Er is een gebrek aan externe inbreng; agenten worden voornamelijk opgeleid door andere agenten, wat leidt tot een beperkte blik [50](#page=50).
Er is een pleidooi voor modulaire, multidisciplinaire opleidingen met externe inbreng, en een betere aansluiting bij de realiteit van de maatschappij [50](#page=50).
Structurele problemen in het onderwijsbeleid omvatten versnippering, het gebrek aan een uniforme opleiding, en problemen met de didactische en pedagogische vaardigheden van docenten. De snelle inzet van agenten primeert vaak op de kwaliteit van de opleiding, en initiatieven stagneren door geldgebrek en politieke inmenging [50](#page=50).
### 5.6 Invloed van politiek
De politiek speelt een cruciale rol, maar is vaak terughoudend in het nemen van belangrijke beslissingen. Veel goede initiatieven en intenties blijven stilstaan bij gebrek aan daadkrachtige besluitvorming. De politie is sterk afhankelijk van legislaturen, wat leidt tot een gebrek aan langetermijnvisie [51](#page=51).
### 5.7 Wat is professionalisering?
Professionalisering wordt gezien als een containerbegrip dat impliceert dat de huidige situatie 'niet professioneel genoeg' is. Professionaliteit is drieledig [51](#page=51):
1. **Efficiëntie in de werking (kerntaken):** De effectieve uitvoering van essentiële politietaken [51](#page=51).
2. **Effectiviteit:** Het succesvol volbrengen van de toegekende taken [51](#page=51).
3. **Imago:** De perceptie van de politie door de bevolking en stakeholders [51](#page=51).
De kwaliteit van uitvoering en vakkundigheid zijn hierin essentieel. Dit omvat [51](#page=51):
* **Vakkundigheid:** Gekoppeld aan de zeven basisfunctionaliteiten [51](#page=51).
* **Naleving van wetten en reglementen:** Strikte opvolging van juridische kaders [51](#page=51).
* **Kritische zelfreflectie:** Het vermogen tot zelfevaluatie en bijsturing [51](#page=51).
* **Verbetering en optimalisering:** Het voortdurend streven naar betere processen en werkwijzen [51](#page=51).
#### 5.7.1 Persoonlijke competenties en attitude ('goede' flik)
Dit aspect van professionaliteit omvat karaktereigenschappen, algemene en beroepspecifieke kennis, en 'soft skills' [51](#page=51).
* **Karaktereigenschappen:** Integer en correct handelen, aanpassingsvermogen in een snel veranderende maatschappij, weerbaarheid, rust en een genuanceerde benadering [51](#page=51).
* **Algemene en beroepspecifieke kennis:** Kennis van het opstellen van PV's en hetgeen er leeft binnen de maatschappij [51](#page=51).
* **'Soft' skills:** Het vermogen om verbindend op te treden naar burgers en collega's [51](#page=51).
#### 5.7.2 Randvoorwaarden en structuur
Deze omvatten essentiële ondersteunende elementen voor professionalisering:
* **Hoge kwaliteit van opleiding:** Met een juiste duur en didactische bekwaamheid van lesgevers [51](#page=51).
* **Rekrutering en selectie:** Zorgen voor de juiste persoon op de juiste plaats [51](#page=51).
* **Gestroomlijnde organisatie:** Met duidelijke processen, goede communicatie (intern/extern) en robuuste structuren [51](#page=51).
* **Beschikbaarheid van middelen:** Voldoende financiële middelen, materieel (voertuigen, IT), infrastructuur en capaciteit [51](#page=51).
Momenteel voldoet België nog niet volledig aan al deze randvoorwaarden [51](#page=51).
### 5.8 Huidige stand van zaken
Er is een gevoel dat de huidige situatie uit balans is en dat er nog aanzienlijke stappen gezet moeten worden alvorens er effectief over professionalisering gesproken kan worden. De kernvraag blijft: wat houdt 'goed' of 'beter' politiewerk in en hoe kan dit bereikt worden? Professionalisering is hierbij het sleutelconcept, gericht op verbetering en optimalisering. Een veelgehoorde uitspraak is dat "de gevolgen van keuzes zo groot zijn dat niemand ze durft te nemen", wat de terughoudendheid in besluitvorming illustreert en de uitdagingen voor professionaliteit aantoont [51](#page=51).
### 5.9 Kritische vragen voor de toekomst
De toekomst van de professionalisering van de Belgische politie stelt de volgende kritische vragen:
* Wie bepaalt de definitie van professionaliteit [51](#page=51)?
* Is het huidige statuut houdbaar [51](#page=51)?
* Hoe kan de structuur gestroomlijnd worden voor meer effectiviteit op het terrein [51](#page=51)?
* Is het huidige systeem nog houdbaar in het licht van de uitdagingen [51](#page=51)?
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Strafrechtsketen | De reeks van instanties en processen die betrokken zijn bij de opsporing, vervolging, berechting en tenuitvoerlegging van straffen voor strafbare feiten. Dit omvat onder andere de politie, het Openbaar Ministerie, de rechtbanken en de strafuitvoeringsrechtbanken. |
| Opsporing | Het eerste niveau van de strafrechtsketen, waarbij strafbare feiten worden vastgesteld, bewijzen worden verzameld en daders worden geïdentificeerd en gevat. Dit gebeurt hoofdzakelijk door de politie, maar ook door andere opsporingsdiensten. |
| Selectiviteit | Het proces waarbij op verschillende echelons van de strafrechtsketen beslissingen worden genomen die bepalen welke zaken verder worden behandeld en welke niet. Dit kan leiden tot een differentiële behandeling van strafzaken, beïnvloed door diverse factoren zoals prioriteiten of discretionaire ruimte. |
| Strafvordering | Het geheel van rechtsregels en procedures dat de gang van zaken regelt vanaf het plegen van een strafbaar feit tot de uiteindelijke tenuitvoerlegging van de straf. Dit omvat de fases van opsporing, vervolging, berechting en strafuitvoering. |
| Wet op het Politieambt (WPA) | Een Belgische wet die de basis vormt voor de organisatie en de taken van de politie. Het legt de politiefunctie vast en regelt de bevoegdheden, plichten en verantwoordelijkheden van politieambtenaren, met als doel meer coördinatie en afstemming tussen de verschillende politiediensten. |
| Gerechtelijke Politiehervorming (WGP) | Een hervorming die de politie in België structureerde op twee niveaus: de federale politie voor gespecialiseerde taken en de lokale politie voor basispolitiezorg. De WGP had tot doel de efficiëntie en effectiviteit van de politiediensten te verbeteren. |
| Bestuurlijke politie | De taken van de politie gericht op het handhaven van de openbare orde, de bescherming van personen en goederen, en het voorkomen van misdrijven. Deze taken vallen onder het gezag van de Minister van Binnenlandse Zaken en de burgemeesters. |
| Gerechtelijke politie | De taken van de politie gericht op de repressie, opsporing en onderzoek van misdrijven. Dit omvat het verzamelen van bewijzen, het vatten en aanhouden van daders en het ter beschikking stellen van de bevoegde overheden. Deze taken vallen onder het gezag van de Minister van Justitie en de Procureur des Konings. |
| Discretionaire ruimte | De beslissingsruimte of handelingsruimte die politiemensen hebben bij de uitoefening van hun taken, ook al wordt die niet expliciet wettelijk toegekend. Het beïnvloedt hoe zaken de strafrechtsketen binnenkomen en hoe ze verder worden behandeld. |
| Identiteitscontrole | Een politiepraktijk waarbij de identiteit van een persoon wordt geverifieerd. Dit kan reactief gebeuren, wanneer iemands vrijheid wordt benomen of een strafbaar feit is gepleegd, of proactief, op basis van gedragingen of aanwijzingen die wijzen op mogelijke betrokkenheid bij criminaliteit of verstoring van de openbare orde. |
| Etnisch profileren | Het gebruik door de politie, zonder objectieve en redelijke rechtvaardiging, van criteria zoals ras, kleur, taal, religie, nationaliteit of etnische afkomst bij controle-, surveillance- of onderzoeksactiviteiten. Dit wordt beschouwd als een vorm van discriminatie en heeft negatieve gevolgen voor de politielegitimiteit. |
| Politielegitimiteit | Het besef of de acceptatie door de samenleving van de autoriteit van de politie. Hoge politielegitimiteit leidt tot meer vertrouwen, gezag en gehoorzaamheid, en is gebouwd op legaliteit, effectiviteit, procedurele en distributieve rechtvaardigheid van politieoptreden. |
| Procedurele rechtvaardigheid | De perceptie van burgers dat zij eerlijk en respectvol behandeld worden tijdens politie-interacties, ongeacht de uitkomst van de interactie. Vier elementen zijn cruciaal: neutraliteit, respect, betrouwbare motieven en de mogelijkheid om de eigen kant van het verhaal te vertellen (voice). |
| Distributieve rechtvaardigheid | De perceptie van burgers over een eerlijke verdeling van politiediensten en middelen over alle sociale groepen heen. Ongelijke verdeling, zoals over- of underpolicing, kan de legitimiteit van de politie ondermijnen. |
| Community Oriented Policing (COP) | Een politiestrategie die focust op samenwerking met de gemeenschap, probleemoplossend werken en het opbouwen van een dienstverlenende houding. Het doel is een betere relatie tussen politie en burger, preventie en een integrale aanpak van veiligheidsproblemen. |
| Instroom, doorstroom, uitstroom | Deze termen beschrijven de beweging van zaken binnen de strafrechtsketen. Instroom betreft de hoeveelheid nieuwe strafbare feiten die de keten bereiken. Doorstroom verwijst naar zaken die van het ene echelon naar het andere gaan. Uitstroom zijn de zaken die de keten verlaten, bijvoorbeeld door seponering of afhandeling. |
| Proces-verbaal (PV) | Een officieel document opgemaakt door politieambtenaren waarin feiten, verklaringen en bevindingen met betrekking tot een strafbaar feit worden vastgelegd. Het dient als belangrijke bron van informatie voor de gerechtelijke autoriteiten. |
| Verhoor | Een politieonderzoek waarbij een persoon systematisch wordt ondervraagd over mogelijke misdrijven, met als doel bewijselementen te verzamelen en de waarheid te achterhalen. Sinds de Salduz-wetgeving is er recht op advies bij het eerste verhoor. |
| Professionalisering | Het proces waarbij een beroep zich ontwikkelt tot een professionele standaard, gekenmerkt door exclusieve kennisbasis, zelfregulering, academisering en een focus op efficiëntie, effectiviteit en een positief imago. Voor de politie omvat dit ook persoonlijke competenties en de juiste randvoorwaarden. |
| Calog | Afkorting voor 'cadre logistique', het administratieve en logistieke kader binnen de politie, bestaande uit personeelsleden zonder specifieke bevoegdheden inzake bestuurlijke of gerechtelijke politie, maar die ondersteunend werk verrichten. |