Criminal Procedure
Cover
12 rechten van verdediging.pdf
Summary
# Rechten van de verdediging in het strafprocesrecht
Dit onderwerp behandelt de rechten die een verdachte heeft ter bescherming tegen strafvordering, met een focus op de interpretatie van artikel 6 EVRM en de evolutie ervan door jurisprudentie [4](#page=4).
### 1.1 Algemene beginselen van de rechten van de verdediging
De rechten van de verdediging zijn bedoeld om een verdachte te beschermen tegen willekeurige veroordeling. Deze rechten zijn zowel internationaal, met name via het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), als nationaal verankerd. Nationale rechtsregels hebben voorrang indien zij meer bescherming bieden dan internationale normen. Binnen de Europese Unie zijn er ook richtlijnen en instrumenten die impact hebben op het nationale recht inzake de rechten van de verdediging [4](#page=4).
#### 1.1.1 Toepassingsgebied van artikel 6 EVRM
Artikel 6 EVRM is van toepassing op strafzaken. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) hanteert autonome interpretatiecriteria om te bepalen wat een strafzaak is [5](#page=5):
* Is de overtreding opgenomen in het nationale strafrecht [5](#page=5)?
* Wat is de aard van de inbreuk (algemeen of strafrechtelijk karakter) [5](#page=5)?
* Wat is de aard en ernst van de sanctie (repressief of preventief doel) [5](#page=5)?
Het begrip 'vervolging' wordt eveneens autonoom door het EHRM geïnterpreteerd; artikel 6 EVRM treedt in werking vanaf het moment dat een persoon weet dat hij zich moet verdedigen [5](#page=5).
Artikel 6 EVRM bestaat uit drie leden:
* **Eerste lid:** Een algemene bepaling die van toepassing is op zowel burgerlijke als strafzaken [6](#page=6).
* **Tweede lid:** Specifiek voor strafzaken, het vermoeden van onschuld [6](#page=6).
* **Derde lid:** Een \_lex specialis met specifieke rechten voor verdachten in strafzaken [6](#page=6).
In principe is artikel 6 EVRM volledig van toepassing vanaf de fase ter terechtzitting. Echter, bepaalde rechten, zoals het vermoeden van onschuld en het recht op advocaat, gelden ook al in de onderzoeksfase, ondanks het inquisitoire karakter van het vooronderzoek in België [7](#page=7).
#### 1.1.2 Openbaarheid van de behandeling ter terechtzitting
Artikel 6 EVRM kent twee functies met betrekking tot openbaarheid [1](#page=1):
* **Interne openbaarheid:** Beschermt de verdachte door middel van het recht om gehoord te worden en toegang te krijgen tot het strafdossier (vanaf de fase ten gronde in België). Geen schending indien inzage niet is toegestaan in vertrouwelijk materiaal, mits er controle is door de Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI). Ook inzage bij uithandgeving van minderjarigen kan beperkt zijn [13](#page=13).
* **Externe openbaarheid:** Dient het belang van de publieke opinie en heeft een controlefunctie [13](#page=13).
### 1.2 Specifieke rechten van de verdediging
#### 1.2.1 Het zwijgrecht en het recht om niet te belastende verklaringen af te leggen
Een verdachte kan niet verplicht worden mee te werken aan zijn eigen veroordeling. Dit houdt een zwijgrecht in, wat verschilt van het recht van getuigen. Negatieve conclusies mogen niet worden afgeleid uit het uitoefenen van dit zwijgrecht, en de motivering van de rechter mag er niet op steunen [18](#page=18).
De \_ratio legis van dit beginsel is niet eenduidig, maar het hangt samen met het vermoeden van onschuld en het idee dat verklaringen onder dwang contraproductief zijn voor de waarheidsvinding. Het EHRM interpreteert dit recht als de vrijheid van verklaring, maar sluit niet uit dat andere medewerkingen onder dwang kunnen worden gevraagd, zoals DNA-afname. Dit betekent echter niet dat een verdachte mensonterende behandeling kan worden aangedaan. Men kan bijvoorbeeld wel gedwongen worden mee te werken aan het ontgrendelen van een apparaat met een wachtwoord. Het beginsel is van toepassing vanaf het moment dat een persoon weet van de mogelijke veroordeling [18](#page=18).
Er bestaan in België wel strafbaarstellingen voor het weigeren bepaalde inlichtingen te verstrekken, maar dit mag niet leiden tot "snuffeloperaties" waarbij men zonder specifieke aanwijzing documenten opvraagt waarvan het bestaan niet zeker is. Volgens artikel 47bis Sv moet de verdachte vooraf worden geïnformeerd over zijn rechten (cautieplicht), waarbij een advocaat toezicht houdt tijdens verhoren [19](#page=19).
#### 1.2.2 Bewijslast en bewijsstandaard
Het vermoeden van onschuld heeft in de eerste plaats betrekking op de bewijslast. De bewijslast ligt bij de vervolgende partij, met uitzondering van de aanvoeringslast die soms op de schouders van de verdachte kan rusten. De bewijsstandaard is dat schuld "boven elke redelijke twijfel" moet zijn bewezen; bij twijfel volgt vrijspraak. Totdat schuld bewezen is, geldt het vermoeden van onschuld. Het EHRM laat het bewijsrecht over aan de nationale instanties [20](#page=20).
#### 1.2.3 Procesverplichting en neutraliteit
Het vermoeden van onschuld impliceert een procesverplichting. Dit betekent dat actoren in het vooronderzoek zich niet over de schuld van de verdachte mogen uitspreken, zelfs niet als deze schuld bekend wordt tijdens een verhoor. Een officier van justitie kan iemand wel aanhouden vanwege openbare orde, maar niet vanwege de vermeende schuld. Ook de KI en de raadkamer kunnen zich niet over de schuld uitspreken. De rechter ten gronde spreekt zich pas over de schuld uit nadat hij beslist heeft over de grond van de zaak [21](#page=21).
De rechter moet zich tijdens de straftoemeting neutraal opstellen en mag niet met alle factoren rekening houden. Zo mag er geen zwaardere straf worden opgelegd omdat de rechter het niet eens is met de verdedigingstechnieken van de verdachte. Uitspraken van journalisten en verslaggevers mogen het vermoeden van onschuld niet aantasten [21](#page=21).
#### 1.2.4 Recht op informatie
Het derde lid van artikel 6 EVRM, dat een \_lex specialis is, garandeert specifieke rechten voor de verdachte in strafzaken, waaronder het recht op informatie [23](#page=23).
#### 1.2.5 Recht op voldoende tijd en faciliteiten voor de voorbereiding van de verdediging
Dit omvat het recht op tijdig inzage van het strafdossier, wat in België vanaf de fase ten gronde geldt. Wat "tijdig" inhoudt, is afhankelijk van de specifieke zaak [24](#page=24).
#### 1.2.6 Recht op bijstand van een raadsman of zelf te verdedigen
Dit recht hangt samen met de uitspraak van Salduz. Er bestaat recht op kosteloze bijstand door een advocaat, maar dit is niet absoluut. De criteria hiervoor zijn de ernst van het misdrijf/straf, de complexiteit van de zaak, en de mate waarin de betrokkene zichzelf kan verdedigen. De mate van gratis bijstand is afhankelijk van het inkomen van de betrokkene [25](#page=25).
Bij deskundigenonderzoek moet de verdediging niet altijd aanwezig zijn, maar enkel opmerkingen geven is onvoldoende voor het EHRM. De verdediging moet de mogelijkheid hebben om de deskundige te verzoeken bijkomende onderzoeksmaatregelen te nemen [26](#page=26).
* * *
# Beoordeling van de redelijke termijn in strafzaken
Dit onderwerp behandelt de interpretatie en toepassing van de redelijke termijn in strafzaken, inclusief de begin- en eindpunten, de gehanteerde beoordelingscriteria en de sancties bij overschrijding.
### 2.1 Verschil met verjaringstermijn
De redelijke termijn in strafzaken is niet gelijk aan de verjaringstermijn. Hoewel de redelijke termijn gesloten kan zijn, kan de verjaringstermijn nog lopen [14](#page=14).
#### 2.1.1 Beginpunt
* **Verjaringstermijn:** Begint te lopen vanaf de dag van het plegen van het misdrijf [14](#page=14).
* **Redelijke termijn in strafzaken:** Begint vanaf het moment dat de verdachte weet dat hij zich moet verdedigen [14](#page=14).
#### 2.1.2 Eindpunt
* **Verjaring:** Stopt met lopen vanaf de aanhangigmaking van de zaak bij de vonnisrechter [14](#page=14).
* **Redelijke termijn in strafzaken:** Eindigt bij een definitieve beslissing over de grond van de zaak of bij de stopzetting van de vervolging [14](#page=14).
Door aanpassingen in de verjaringsregels is ook de redelijke termijn aangepast. Een overschrijding van de verjaringstermijn leidt tot verval van de strafvordering [14](#page=14).
### 2.2 Beoordelingscriteria van de redelijke termijn
Er bestaat geen objectief criterium om de redelijke termijn te bepalen. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft wel criteria opgesteld, maar de beoordeling geschiedt per zaak. De oorspronkelijke criteria zijn [15](#page=15):
1. **Complexiteit van de zaak:** Een afweging tussen de behoefte aan snelle rechtsbedeling en de eisen van een zorgvuldig onderzoek [15](#page=15).
2. **Gedrag van de overheid:** De mate waarin de overheid heeft bijgedragen aan de vertraging [15](#page=15).
3. **Gedrag van de verdachte:** Hoewel van een verdachte niet verwacht kan worden dat hij meewerkt aan zijn eigen veroordeling, kan hij zich niet beroepen op de redelijke termijn als hij de zaak opzettelijk vertraagt [15](#page=15).
4. **Belang van de zaak voor betrokkene:** Dit is een recenter criterium dat ook meegenomen wordt [15](#page=15).
#### 2.2.1 Situaties die niet onder de redelijke termijn vallen
Bepaalde ernstige delicten die maatschappelijk ontwrichtend zijn, zoals zedenfeiten tegen minderjarigen, roofmoord, of misdaden inzake humanitair recht, kunnen een langere behandeling rechtvaardigen en vallen mogelijk niet onmiddellijk onder de strikte toepassing van de redelijke termijn [15](#page=15).
### 2.3 Sancties bij overschrijding van de redelijke termijn
Bij een overschrijding van de redelijke termijn heeft de rechter een stappenplan te volgen [16](#page=16) [17](#page=17).
#### 2.3.1 Stap 1: Nagaan van onherstelbaar nadeel
De rechter kijkt eerst of er sprake is van onherstelbaar nadeel voor de verdachte door de overschrijding. Indien dit het geval is, volgt sanctionering [16](#page=16).
#### 2.3.2 Stap 2: Beoordeling van de ernst van de overschrijding
Als er geen onherstelbaar nadeel is, beoordeelt de rechter hoe ernstig de overschrijding van de redelijke termijn is [17](#page=17).
#### 2.3.3 Mogelijkheden voor de rechter
De sanctie voor het overschrijden van de redelijke termijn kan verval van de strafvordering zijn. De rechter heeft hierbij drie mogelijkheden [17](#page=17).
> **Tip:** De wet van 9 maart 2024 heeft de regeling inzake de redelijke termijn vernummerd naar artikel 27 VTSv [17](#page=17).
* * *
# Rechtvaardigheid en onpartijdigheid van de rechter
Het onderwerp rechtvaardigheid en onpartijdigheid van de rechter behandelt de essentiële vereisten voor een eerlijk proces, met specifieke aandacht voor de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter, zowel in subjectieve als objectieve zin, en de rol van de rechter binnen het juridische proces.
### 3.1 De rol en bevoegdheden van de rechter
De rechter is cruciaal in het rechtsproces omdat enkel hij of zij sancties kan uitspreken. Dit impliceert een zogenaamde procesverplichting. De rechter dient niet enkel de wettigheid, maar ook de opportuniteit van een beslissing te beoordelen, wat neerkomt op een "volheid van bevoegdheid". Hierbij is het van belang dat de aan de rechter gestelde voorwaarden niet disproportioneel zijn; een voorbeeld hiervan is dat een termijn voor het instellen van een zaak niet zo kort mag zijn dat het instellen ervan onmogelijk wordt [9](#page=9).
### 3.2 Onafhankelijkheid van de rechter
De onafhankelijkheid van de rechter wordt gewaarborgd door specifieke mechanismen, zoals de wijze van benoeming en de duur van het mandaat. Een rechter mag geen angst hebben om afgezet te worden, en de benoeming is bij voorkeur voor het leven [10](#page=10).
### 3.3 Onpartijdigheid van de rechter
Onpartijdigheid kan zowel subjectief als objectief worden benaderd [10](#page=10).
* **Subjectieve onpartijdigheid:** Deze vorm van onpartijdigheid kan door de partijen in een zaak worden aangevoerd. Een bekend voorbeeld hiervan is het "spaghetti-arrest" [10](#page=10).
* **Objectieve onpartijdigheid:** Deze vorm van onpartijdigheid kan ambtshalve, dus uit eigen beweging door de rechter zelf, worden opgeworpen [10](#page=10).
> **Tip:** Het is essentieel om het onderscheid tussen subjectieve en objectieve onpartijdigheid te begrijpen, aangezien de procedure om onpartijdigheid aan te vechten per type verschilt.
> **Example:** Bij subjectieve onpartijdigheid kan een partij stellen dat de rechter partijdig is vanwege een eerdere relatie met een van de procespartijen. Bij objectieve onpartijdigheid kan de rechter zelf besluiten dat er omstandigheden zijn die de schijn van partijdigheid kunnen wekken, ook al is er geen feitelijke vooringenomenheid.
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Rechtspositie verdachte | De juridische status van een verdachte in een strafzaak, inclusief de rechten en plichten die hem toekomen ter verdediging tegen strafvordering. |
| Willekeurige veroordeling | Een veroordeling die niet gebaseerd is op de wet en de feiten, maar op subjectieve of ongefundeerde redenen, wat ingaat tegen de beginselen van een eerlijk proces. |
| Groeirechten | Rechten die in de loop der tijd zijn ontwikkeld en toegepast door jurisprudentie, wat leidt tot een evolutie en verfijning van de oorspronkelijke wettelijke bepalingen. |
| EVRM | Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, een internationaal verdrag dat fundamentele rechten en vrijheden waarborgt, inclusief het recht op een eerlijk proces. |
| Nationale rechtsregels | Wetten en regelgeving die binnen een specifiek land van kracht zijn en de juridische procedures en rechten van burgers bepalen. |
| EU-richtlijnen | Wetgevende instrumenten van de Europese Unie die lidstaten verplichten om bepaalde resultaten te behalen, maar waarbij de lidstaten de vorm en middelen mogen kiezen om dit te doen. |
| Strafzaak | Een juridische procedure die betrekking heeft op het onderzoek naar en de eventuele berechting van een strafbaar feit, met het oog op het opleggen van een sanctie. |
| Fase ter terechtzitting | Het stadium van een strafzaak waarin de zaak voor de rechter komt om de gegrondheid ervan te beoordelen en een uitspraak te doen. |
| Engel-criteria | Criteria die door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens worden gehanteerd om autonoom te bepalen of een zaak onder de reikwijdte van artikel 6 EVRM valt, met name wanneer een lidstaat een gedraging niet als strafrechtelijk bestempelt. |
| Autonoom interpreteren | De bevoegdheid van een rechtbank, zoals het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, om begrippen en bepalingen zelfstandig en onafhankelijk van de nationale interpretatie te duiden. |
| Vervolging | De actie van het starten van een gerechtelijke procedure tegen een verdachte voor een vermeend strafbaar feit. |
| Vermoeden van onschuld | Een fundamenteel rechtsbeginsel dat stelt dat een verdachte onschuldig is totdat zijn schuld wettelijk en onherroepelijk is bewezen in een eerlijk proces. |
| Lex specialis | Een juridisch principe dat stelt dat een specifieke wet voorrang heeft op een algemene wet wanneer beide op eenzelfde situatie van toepassing zijn. |
| Inquisitoir vooronderzoek | Een onderzoeksfase in een strafzaak waarbij de onderzoeksrechter een actieve rol speelt in het verzamelen van bewijs en het ondervragen van getuigen en verdachten. |
| Procesverplichting | De plicht van de procespartijen om de rechter te voorzien van de nodige informatie en argumenten, zodat deze een weloverwogen beslissing kan nemen. |
| Volheid van bevoegdheid | De rechterlijke bevoegdheid om niet alleen te oordelen over de wettigheid, maar ook over de opportuniteit van een beslissing of handeling. |
| Onafhankelijkheid rechter | Het beginsel dat rechters vrij moeten zijn van externe druk en invloed bij het nemen van hun beslissingen, wat vaak wordt gewaarborgd door hun benoeming en ambtsduur. |
| Subjectieve onpartijdigheid | De persoonlijke neutraliteit van een rechter ten opzichte van de procespartijen, waarbij de rechter geen vooroordelen of persoonlijke belangen mag hebben die zijn oordeel kunnen beïnvloeden. |
| Objectieve onpartijdigheid | De schijnbare neutraliteit van een rechter, waarbij de omstandigheden rondom de zaak geen reden mogen geven om aan de onpartijdigheid van de rechter te twijfelen. |
| Intern recht van verdediging | De rechten die de verdachte toekomen binnen het nationale rechtssysteem, zoals het recht om gehoord te worden en toegang te hebben tot het strafdossier. |
| Extern openbaarheid | Het beginsel dat gerechtelijke procedures in het openbaar plaatsvinden, wat dient ter controle door de publieke opinie en bijdraagt aan de transparantie van de rechtspraak. |
| Redelijke termijn | De periode waarbinnen een zaak juridisch afgehandeld moet worden om te voldoen aan het recht op een eerlijk proces, zonder onnodige vertraging. |
| Verjaringstermijn | De wettelijk vastgestelde periode waarbinnen een strafvervolging ingesteld kan worden na het plegen van een misdrijf; na deze termijn kan het misdrijf niet meer vervolgd worden. |
| Aanhangig maken van de zaak | Het moment waarop een strafzaak officieel bij de rechter wordt ingediend, wat het begin markeert van de gerechtelijke procedure. |
| Verval strafvordering | Het verlies van het recht om een verdachte te vervolgen wegens het overschrijden van de wettelijke termijnen, zoals de verjaringstermijn of de redelijke termijn. |
| Complexiteit zaak | De mate van ingewikkeldheid van een zaak, gebaseerd op juridische en feitelijke aspecten, die invloed kan hebben op de duur van de procedure. |
| Gedrag verdachte | De acties en medewerking van de verdachte gedurende het proces, die van invloed kunnen zijn op de beoordeling van de redelijke termijn. |
| Onherstelbaar nadeel | Een situatie waarbij een verdachte onomkeerbare schade ondervindt als gevolg van een procedurele fout of vertraging, wat kan leiden tot sancties. |
| Sanctie overschrijden redelijke termijn | De juridische gevolgen die kunnen optreden wanneer een zaak niet binnen een redelijke termijn wordt afgehandeld, zoals verval van de strafvordering. |
| Zwijgrecht | Het recht van een verdachte om te zwijgen en geen verklaringen af te leggen die tegen hem gebruikt kunnen worden. |
| Ratio legis | De achterliggende reden of het doel van een wettelijke bepaling of een juridisch principe. |
| Verklaring onder dwang | Een verklaring die is verkregen van een verdachte door middel van geweld, bedreiging of andere ontoelaatbare druk. |
| Verklaringsvrijheid | Het recht van een persoon om niet gedwongen te worden om verklaringen af te leggen die tot zijn eigen veroordeling kunnen leiden. |
| "Snuffeloperatie" | Een onderzoeksmethode waarbij zonder concrete verdenking of aanwijzingen systematisch wordt gezocht naar bewijs, wat in strijd kan zijn met privacy- en proportionaliteitsbeginselen. |
| Cautieplicht | De plicht om een verdachte te informeren over zijn rechten, zoals het zwijgrecht en het recht op bijstand van een advocaat, alvorens hij ondervraagd wordt. |
| Bewijslast | De verplichting om de feiten die aan een juridische claim ten grondslag liggen, te bewijzen. In strafzaken ligt deze in beginsel bij het openbaar ministerie. |
| Bewijsstandaard | Het niveau van zekerheid dat vereist is om een feit als bewezen te beschouwen. In strafzaken is dit boven elke redelijke twijfel. |
| Vrijspraak | Een rechterlijke beslissing waarbij een verdachte niet schuldig wordt bevonden aan het ten laste gelegde feit. |
| Procesactoren | Alle personen en instanties die betrokken zijn bij een juridisch proces, zoals rechters, officieren van justitie, advocaten en politieagenten. |
| Openbare orde | De algemene rust, veiligheid en gezondheid binnen een samenleving, die beschermd moeten worden door de overheid. |
| Straftoemeting | Het proces waarbij de rechter de soort en de hoogte van de straf bepaalt die aan een veroordeelde verdachte wordt opgelegd. |
| Recht op info | Het recht van een verdachte om geïnformeerd te worden over de aard en de redenen van de beschuldiging tegen hem, en over de procedurele rechten die hem toekomen. |
| Inzage strafdossier | Het recht van de verdachte en zijn advocaat om kennis te nemen van alle documenten en bewijsstukken die deel uitmaken van het strafdossier. |
| Recht op bijstand raadsmand | Het recht van een verdachte om zich te laten bijstaan door een advocaat gedurende het hele strafproces. |
| Kosteloze bijstand advocaat | Het recht op juridische bijstand door een advocaat die betaald wordt door de staat, wanneer de verdachte niet de financiële middelen heeft om dit zelf te bekostigen. |
| Deskundigenonderzoek | Een onderzoek uitgevoerd door een deskundige op een specifiek vakgebied om de rechter te helpen bij het beoordelen van feitelijke vragen die gespecialiseerde kennis vereisen. |
Cover
1. Inleiding.pptx
Summary
# Algemene beginselen van het strafprocesrecht
Algemene beginselen van het strafprocesrecht
Dit onderwerp behandelt de fundamentele principes die ten grondslag liggen aan het strafprocesrecht, inclusief de definitie, het verloop en de actoren binnen het systeem.
## 1\. Definitie en reikwijdte van het strafprocesrecht
### 1.1 Materieel strafrecht versus formeel strafrecht
* **Materieel strafrecht:** Omvat de rechtsregels die bepaalde gedragingen strafbaar stellen en sancties opleggen. Het bepaalt welke handelingen verboden zijn en welke straffen er op staan.
* **Formeel strafrecht (strafprocesrecht, strafrechtspleging, strafvordering sensu lato):** Behelst het geheel van procedurele spelregels die worden gevolgd bij de toepassing van het materieel strafrecht. Dit omvat de regels rond opsporing, vervolging en berechting van verdachten.
Het strafprocesrecht richt zich primair tot de overheid (politie, openbaar ministerie, onderzoeksrechters, strafrechters) die zich aan deze spelregels moeten houden. De sancties bij schending van deze regels kunnen variëren van nietigheid van de procedure tot het weren van bewijs.
### 1.2 Bronnen van het strafprocesrecht
De belangrijkste bronnen van het strafprocesrecht zijn:
* De Grondwet (o.a. bepalingen inzake grondrechten en de rechterlijke macht).
* Het Wetboek van Strafvordering (Sv.) en de Voorafgaande Titel bij het Wetboek van Strafvordering (VTSv.).
* Diverse verzamelwetten en specifieke wetgeving die het Wetboek van Strafvordering wijzigen.
* Europees recht, zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
### 1.3 Ontwikkelingen en toekomstige hervormingen
Het huidige Wetboek van Strafvordering dateert uit 1808 en is sindsdien vele malen gewijzigd. Pogingen tot een volledig nieuw wetboek (zoals de "Grote Franchimont" of het wetsvoorstel van 2020) zijn tot op heden niet doorgevoerd. Recente hervormingen focussen op digitalisering en het aanpassen van regels, zoals verjaring. Een nieuw Wetboek van Strafprocesrecht wordt in de toekomst verwacht, wat een modernisering en versnelling van de procedure beoogt, met mogelijk één type vooronderzoek in plaats van de huidige twee. Het nieuwe strafwetboek, dat enkel nog spreekt over "misdrijven" in plaats van de driedeling "misdaden, wanbedrijven, overtredingen", zal ook consequenties hebben voor de nummering en verwijzingen in het strafprocesrecht.
## 2\. Dubbele finaliteit van het strafproces
Het strafproces heeft een dubbele finaliteit:
* **Waarheidsvinding:** Het achterhalen van de waarheid, met de nadruk op het vergaren van bewijs en het vaststellen van schuld. Dit is vanuit het oogpunt van het openbaar belang.
* **Bescherming van individuele grondrechten:** Het waarborgen van de rechten van de verdachte en andere betrokkenen, ook tijdens ingrijpende onderzoeksbevoegdheden. Dit is vanuit het oogpunt van de individuele burger en is breder dan enkel de rechten van de verdediging.
Deze twee finaliteiten staan vaak tegenover elkaar en de taak van het strafprocesrecht is om een evenwicht te vinden tussen deze vaak tegenstrijdige belangen. Historisch gezien lag de nadruk langer op waarheidsvinding, maar door invloed van het EVRM is de bescherming van grondrechten steeds belangrijker geworden. De concrete afweging hiervan gebeurt door de rechtspraak, wat kan leiden tot een "slingerbeweging" in de nadruk tussen beide finaliteiten.
## 3\. Accusatoire en inquisitoire rechtspleging
Er worden twee basistypes van rechtspleging onderscheiden:
* **Accusatoire rechtspleging:**
* Horizontale processtructuur waarbij de aanklager en de verdachte op gelijke voet staan ("equity of arms").
* De verdachte is een volwaardige procespartij, niet slechts een object van onderzoek.
* De rechter heeft een passieve rol en ziet toe op een correct verloop van de procedure.
* Kenmerken: tegensprekelijk en openbaar.
* Meer voorkomend in Common Law-landen, maar onze rechtstraditie schuift meer op in deze richting onder invloed van het EVRM.
* **Inquisitoire rechtspleging:**
* Verticale processtructuur waarbij de overheid een dominante rol speelt.
* De verdachte is primair het object van het onderzoek.
* De rechter heeft een actieve rol in het ontdekken van de waarheid.
* Kenmerken: geheim en niet-tegensprekelijk.
* De Belgische rechtstraditie is historisch meer inquisitoir georiënteerd.
## 4\. Verloop van het strafproces
Het strafproces kan worden opgedeeld in twee hoofdfasen:
### 4.1 Vooronderzoek (geheime fase, grotendeels inquisitoir)
Het doel van het vooronderzoek is het identificeren van de verdachte en het verzamelen van voldoende bezwaren. Als dit niet lukt, wordt het onderzoek stopgezet (seponering of buitenvervolgingstelling). Er zijn twee vormen van vooronderzoek:
* **Opsporingsonderzoek (OO):**
* Gevoerd onder leiding van de Procureur des Konings (PdK) en hulpofficieren.
* Gebeurt grotendeels zonder tussenkomst van de onderzoeksrechter, tenzij voor bepaalde dwangmaatregelen (mini-instructie).
* Kan worden afgesloten met een beslissing tot niet-vervolging, een rechtstreekse dagvaarding of een vordering tot gerechtelijk onderzoek. Buitengerechtelijke afhandeling (minnelijke schikking, bemiddeling) is ook mogelijk.
* **Gerechtelijk onderzoek (GO):**
* Gevoerd onder leiding van een onderzoeksrechter (OR) op vordering van de PdK.
* Vereist wanneer dwangmaatregelen nodig zijn waarover de PdK niet zelf kan beslissen, of bij klacht met burgerlijke partijstelling, of auto-saisine door de OR.
* De OR staat onder toezicht van de Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI).
* Afgesloten door de Raadkamer via de "regeling der rechtspleging".
**Kenmerken van het vooronderzoek:**
* **Geheim:** Om dwarsboming van het onderzoek en onnodige publiciteit te vermijden. Er zijn echter milderingen, zoals het recht op inzage voor de verdachte (ruimer indien gedetineerd) en persmededelingen door het OM. Schending van het geheim kan leiden tot nietigheid van bepaalde opsporingshandelingen en disciplinaire of strafrechtelijke sancties.
* **Niet-tegensprekelijk:** De verdachte heeft nog niet het recht om bezwaren te weerleggen of verweermiddelen aan te voeren. Sinds recentere wetgeving is het recht op verzoek tot bijkomende opsporingshandelingen en beroep hiertegen ingevoerd, waardoor dit kenmerk wordt afgezwakt.
* **Schriftelijk:** Van elke onderzoeksverrichting wordt een proces-verbaal opgesteld, dat de basis vormt van het strafdossier.
### 4.2 Onderzoek ten gronde (openbare fase, grotendeels accusatoir)
Dit is de fase waarin uitspraak wordt gedaan over de grond van de zaak (bewezenverklaring feiten en opleggen straf).
**Kenmerken van het onderzoek ten gronde:**
* **Openbaar:** De terechtzitting en de uitspraak zijn openbaar, tenzij uitzonderingen (bv. bescherming openbare orde) worden gemaakt. Dit geldt voor vonnisgerechten, niet voor onderzoeksgerechten.
* **Tegensprekelijk:** Dit is de essentie van het recht op verdediging. Er is een debat tussen het OM en de beklaagde. De beklaagde is niet verplicht deel te nemen (verstek). Er geldt een wapengelijkheid tussen OM en beklaagde. De bewijsvoering steunt hoofdzakelijk op stukken uit het strafdossier.
* **Mondeling:** Verrichtingen zijn mondeling, hoewel schriftelijke conclusies mogelijk zijn. Er wordt wel een schriftelijk verslag opgemaakt (proces-verbaal van de terechtzitting of zittingsblad).
## 5\. Actoren in het strafproces
Verschillende actoren spelen een rol in het strafproces:
### 5.1 De verdachte
De centrale figuur. Het statuut evolueert van "verdachte" (vooronderzoek) tot "inverdenkinggestelde" (GO), "beklaagde" (onderzoek ten gronde) of "beschuldigde" (Hof van Assisen), tot slot "veroordeelde" na een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan. Rechtspersonen kunnen ook als verdachte optreden. De rechten van de verdediging, met name het recht op bijstand van een advocaat, zijn wettelijk beschermd.
### 5.2 Het slachtoffer
De aandacht voor slachtoffers is toegenomen. Zij zijn geen noodzakelijke partij in het strafproces, maar hebben verschillende statuten:
* **Slachtoffer in het algemeen:** Moet correct en zorgvuldig bejegend worden. Moet opgeroepen worden voor de openbare terechtzitting. Indien geen gekend slachtoffer, kan de rechter ambtshalve de burgerlijke belangen aanhouden. Specifieke bescherming voor minderjarige slachtoffers.
* **Benadeelde persoon:** Degene die verklaart schade te hebben geleden. Heeft rechten gelijkgesteld aan die van een verdachte (inzage, verzoek tot bijkomende handelingen), maar kan geen schadevergoeding eisen. Moet op de hoogte worden gehouden van procedurele stappen.
* **Burgerlijke Partij (BP):** Volwaardige procespartij die tussenkomt voor schadevergoeding. Oefent de strafvordering niet uit. Heeft rechten gelijkgesteld aan een inverdenkinggestelde. Kan kosten van rechtspleging oplopen indien de strafvordering (door tussenkomst bij OR) tot vrijspraak leidt.
Er is een discussie over de uitbreiding van het vorderingsrecht aan verenigingen (actio popularis) in zaken van racisme, xenofobie, etc.
### 5.3 Burgerlijke aansprakelijke partij
Persoon die burgerlijk aansprakelijk is voor de schade veroorzaakt door het misdrijf, naast de beklaagde. Geen noodzakelijke procespartij, behalve in specifieke gevallen (bv. ouders van minderjarige verdachte).
### 5.4 Tussenkomende partij
Derden die in beginsel niet tussenkomen, tenzij de wet uitdrukkelijk voorziet in sancties tegen hen (bv. verbeurdverklaring van zaken die aan derde toebehoren) of in specifieke gevallen (bv. verzekeringsrecht).
### 5.5 Politie
Heeft zowel bestuurlijke (preventief, openbare orde) als gerechtelijke (opsporing, bewijsverzameling) taken. Treedt op onder leiding en gezag van het OM (PdK bij OO, OR bij GO). Politieambtenaren hebben de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie of hulpofficier. Het onderscheid tussen bestuurlijke en gerechtelijke taken is niet altijd scherp.
### 5.6 Openbaar Ministerie (OM)
Vertegenwoordigt het maatschappelijk belang.
* **Taken:** Leiding van het opsporingsonderzoek (niet van het GO, maar wel vorderingsrecht), uitoefening van de strafvordering (monopolie), pleiten ter terechtzitting, aanwenden van rechtsmiddelen, buitengerechtelijke afhandeling (minnelijke schikking, bemiddeling). Draagt de bewijslast en het bewijsrisico ("in dubio pro reo"). Initiatief tot tenuitvoerlegging van straffen.
* **Organisatie:** Gelaagd, met Procureur-generaal bij het Hof van Cassatie (doctrinaal toezicht), Procureurs-generaal bij het Hof van Beroep, de Federale Procureur en de Procureur des Konings (PdK) op arrondissementeel niveau.
* **Statuut:** Afzetbaar, verplaatsbaar, hiërarchisch gestructureerd, maar met een zekere onafhankelijkheid ("pen is slaaf, woord is vrij" ter terechtzitting). Wettelijk verankerd vermoeden van loyauteit (à charge et à décharge).
### 5.7 Onderzoeksrechter (OR)
Rechter met leiding over het gerechtelijk onderzoek. Heeft een dubbele hoedanigheid (rechter en onderzoeksmagistraat). Moet het onderzoek à charge et à décharge voeren. Zijn rol wordt door sommige partijen betwist en er wordt gepleit voor een "rechter van het onderzoek" met een meer beperkte, enkel machtigende rol. Taken omvatten o.a. het bevelen van dwangmaatregelen, het uitvoeren van rechterlijke beslissingen uit andere EU-lidstaten. Staat onder toezicht van de Kamer van Inbeschuldigingstelling.
### 5.8 Onderzoeksgerechten
Fungeren als interface tussen vooronderzoek en onderzoek ten gronde.
* **Raadkamer:** Één alleenzetelend rechter. Controleert vrijheidsberovende en -beperkende maatregelen, sluit het gerechtelijk onderzoek af (regeling der rechtspleging) en kan in specifieke gevallen uitspraak doen over de grond van de zaak (internering, opschorting).
* **Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI):** Samengesteld uit drie raadsheren. Beslist over de inbeschuldigingstelling (verwijzing naar Hof van Assisen), is beroepsinstantie tegen beschikkingen van de Raadkamer, ziet toe op de regelmatigheid van de procedure en het vertrouwelijk dossier bij bijzondere opsporingsmethoden.
### 5.9 Vonnisgerechten
Doen uitspraak over de grond van de zaak (bewezenverklaring en strafoplegging). Gekarakteriseerd door openbaarheid, motivering en onafhankelijkheid.
* **Gewone vonnisgerechten:** Bevoegdheid gebaseerd op de aard van het misdrijf (misdaad, wanbedrijf, overtreding).
* Eerste aanleg: Politierechtbank (overtredingen, verkeersrecht), Correctionele Rechtbank (wanbedrijven, gecorrectionaliseerde misdaden), Hof van Assisen (misdaden).
* Beroep: Correctionele Rechtbank, Hof van Beroep.
* **Bijzondere vonnisgerechten:** Bevoegdheid gebaseerd op de hoedanigheid van de beklaagde (bv. Jeugdrechtbank, Kamer van Uithandengeving).
* **Hof van Cassatie:** Beoordeelt enkel juridische vragen, niet de grond van de zaak.
### 5.10 Strafuitvoeringsrechtbanken
Behandelen de tenuitvoerlegging van straffen (beperkte detentie, elektronisch toezicht, voorwaardelijke invrijheidstelling).
### 5.11 Justitieassistenten en -huizen
Verlenen sociale bijstand, advies en toezicht op de uitvoering van sancties en maatregelen, inclusief opvang van slachtoffers en opvolging van veroordeelden met alternatieve sancties.
### 5.12 Tuchtrechtbanken
Oordelen over verzuim van ambtsplichten of gedrag dat de waardigheid van het ambt aantast bij magistraten.
## 6\. Beleidsorganen
Het strafproces kent een verschuiving van een automatisme (elk feit wordt vervolgd) naar een uitzondering (vervolging is de uitzondering). Dit leidt tot een grote beleidsruimte bij de afhandeling van strafzaken.
* **Verantwoordelijkheid voor beleid:** Grote lijnen worden bepaald door de Minister van Justitie (ministeriële richtlijnen, positief injunctierecht). De implementatie gebeurt door het college van procureurs-generaal. De parketmagistraten voeren dit beleid uit in de praktijk, dossier per dossier, met motiveringsplicht.
* * *
# De actoren binnen het strafprocesrecht
Dit deel van de cursus behandelt de verschillende partijen en instanties die een rol spelen in het Belgische strafprocesrecht, van de verdachte tot de beleidsorganen die het vervolgingsbeleid bepalen.
## 2\. Algemene beginselen strafprocesrecht
### 2.1 Definitie strafprocesrecht
Strafprocesrecht, ook wel formeel strafrecht, strafrechtspleging of strafvordering sensu lato genoemd, omvat het geheel van procedurele spelregels volgens welke het materieel strafrecht wordt toegepast. Het bepaalt de rechtsregels betreffende opsporing, vervolging en berechting van verdachten, de rechtsposities van betrokken personen, en de organisatie en werking van rechtscolleges.
#### 2.1.1 Materieel strafrecht versus formeel strafrecht
* **Materieel strafrecht:** Regelt welke gedragingen strafbaar zijn en welke straffen daarop staan. Gericht tot de gehele bevolking.
* **Formeel strafrecht (strafprocesrecht):** Regelt de procedurele spelregels voor de toepassing van het materieel strafrecht. Gericht in eerste instantie tot de overheid (Openbaar Ministerie, onderzoeksrechter, strafrechter) en de staande en zittende magistratuur. De sancties voor het niet naleven van deze regels zijn procedureel (bv. nietigheid, bewijsverlies).
#### 2.1.2 Bronnen van het strafprocesrecht
De belangrijkste bronnen zijn:
* De Grondwet (o.a. bepalingen inzake de rechterlijke macht, grondrechten).
* Het Wetboek van Strafvordering (Sv.) en de Voorafgaande Titel bij het Wetboek van Strafvordering (VTSv.).
* Diverse verzamelwetten en wetgevende hervormingen (o.a. Wet Franchimont, recentere digitaliserings- en strafproceswetten).
#### 2.1.3 Het nieuwe Wetboek van Strafprocesrecht in het vooruitzicht
Er is een voorstel voor een nieuw Wetboek van Strafprocesrecht, dat beoogt de strafprocedure te moderniseren, efficiënter en sneller te maken. De driedelige indeling van misdrijven (misdaad, wanbedrijf, overtreding) zoals die nu in het Wetboek van Strafrecht geldt, zal waarschijnlijk verdwijnen ten gunste van een indeling op basis van strafniveaus.
#### 2.1.4 Dubbele finaliteit van het strafproces
Het strafprocesrecht heeft twee hoofddoelen:
1. **Waarheidsvinding:** Het achterhalen van de waarheid rondom een misdrijf, vanuit het openbaar belang.
2. **Bescherming van individuele grondrechten:** Het waarborgen van de rechten van de verdachte en andere betrokkenen, vanuit het individueel belang.
Deze twee finaliteiten moeten voortdurend tegen elkaar worden afgewogen, waarbij de nadruk door de tijd heen verschuift. Tegenwoordig wegen de belangen van het individu zwaarder door, wat soms kan betekenen dat waarheidsvinding moet wijken.
### 2.2 Accusatoire en inquisitoire rechtspleging
Er zijn twee tendensen in rechtspleging:
* **Accusatoire rechtspleging:**
* Horizontale processtructuur: aanklager en verdachte staan op gelijke voet.
* Verdachte is een volwaardige procespartij.
* Rechter heeft een passieve rol; ziet toe op correct verloop.
* Kenmerken: tegensprekelijk en openbaar.
* Meer voorkomend in common law-landen, maar onze traditie schuift hier meer naartoe.
* **Inquisitoire rechtspleging:**
* Verticale processtructuur: overheid overheerst het procesverloop.
* Verdachte is object van onderzoek.
* Rechter heeft een actieve rol; zoekt naar de waarheid.
* Kenmerken: geheim en niet-tegensprekelijk.
* Onze rechtstraditie is meer inquisitoir, maar het vooronderzoek kent wel afzwakkingen.
#### 2.2.1 Fasen van het strafproces
Het strafproces verloopt in twee hoofdfasen:
1. **Vooronderzoek (geheime fase):** Grotendeels inquisitoir van aard.
* **Doel:** Verdachte identificeren, voldoende bezwaren vergaren.
* **Vormen:**
* **Opsporingsonderzoek (OO):** Leiding door Parket (PdK). Zonder tussenkomst onderzoeksrechter (tenzij mini-instructie). Afsluiting met beslissing tot niet-vervolging, vervolging, vordering tot gerechtelijk onderzoek (GO), of buitengerechtelijke afdoening.
* **Gerechtelijk onderzoek (GO):** Leiding door onderzoeksrechter (OR). Vereist bij dwangmaatregelen. Afgesloten door Raadkamer via regeling der rechtspleging.
* **Kenmerken:** Geheim, niet-tegensprekelijk, schriftelijk.
2. **Onderzoek ten gronde (openbare fase):** Grotendeels accusatoir van aard.
* **Doel:** Uitspraak doen over de grond van de zaak (bewijs en straf).
* **Kenmerken:** Openbaar, tegensprekelijk, mondeling.
### 2.3 Actoren in het strafproces
#### 2.3.1 De verdachte
* **Centraal:** Persoon die ervan verdacht wordt een strafbaar feit te hebben gepleegd. Men gaat uit van het vermoeden van onschuld.
* **Verschillende statuten naargelang de fase:**
* **Verdachte:** In het algemeen tegen wie een onderzoek loopt (OO of GO).
* **Inverdenkinggestelde:** Tegen wie een vordering tot gerechtelijk onderzoek is ingesteld.
* **Beklaagde:** Voor de correctionele rechtbank of politierechtbank.
* **Beschuldigde:** Voor het Hof van Assisen.
* **Veroordeelde:** Na een onherroepelijke uitspraak.
* **Rechtspersonen:** Kunnen ook verdachte zijn, vertegenwoordigd door een lasthebber ad hoc.
* **De verdediging:** Vormt de verdachte samen met de advocaat. Het overleg is vertrouwelijk en wettelijk beschermd. Er is recht op bijstand van een advocaat, ook reeds vóór het eerste verhoor.
#### 2.3.2 Het slachtoffer
* **Toegenomen aandacht:** Vooral na de Dutroux-affaire zijn de rechten van slachtoffers versterkt.
* **Verplichting tot correcte bejegening:** Artikel 3bis VTSv.
* **Verschillende statuten:**
* **Slachtoffer in het algemeen:** Moet correct bejegend worden. Elk gekend slachtoffer moet worden opgeroepen voor de terechtzitting. De strafrechter moet ambtshalve de burgerlijke belangen aanhouden indien er een mogelijkheid is op een slachtoffer en deze zich niet burgerlijke partij heeft gesteld. Er is speciale bescherming voor minderjarige slachtoffers (bv. vertrouwenspersoon, audiovisuele opname verhoor). Slachtoffers kunnen zich richten tot het slachtofferhulpfonds en hebben hoorrecht in de fase van strafuitvoering.
* **Herstelbemiddeling:** Een mogelijkheid voor dader en slachtoffer om, onder begeleiding van een bemiddelaar, tot verzoening te komen. Wat besproken wordt, blijft vertrouwelijk, tenzij anders overeengekomen. Dit staat los van bemiddeling en maatregelen.
* **Benadeelde persoon:** Diegene die verklaart schade geleden te hebben door het misdrijf. Heeft dezelfde rechten als een verdachte (inzage, verzoek tot bijkomende handelingen) en recht om op de hoogte gehouden te worden van de procedurele stappen. Wordt echter geen procespartij en kan geen schadevergoeding vorderen.
* **Burgerlijke partij (BP):** Een volwaardige procespartij (rechtstreeks slachtoffer of rechtsopvolgers). De BP stelt zich burgerlijke partij met het oog op schadevergoeding. De BP heeft dezelfde rechten als een inverdenkinggestelde (inzage, verzoek tot bijkomende daden, beroep aantekenen) en kan de strafvordering aan de gang zetten. Indien de BP de strafvordering op gang brengt en er volgt vrijspraak, kan de BP veroordeeld worden tot de kosten van de rechtspleging.
* **Vorderingsrecht voor verenigingen:** De Wet Racisme en Xenofobie kent een vorderingsrecht toe aan bepaalde verenigingen, wat de traditionele regel dat enkel rechtstreekse slachtoffers of nabestaanden zich BP kunnen stellen, op de helling zet.
#### 2.3.3 Burgerlijke aansprakelijke partij
* Naast de strafvordering kan ook een burgerlijke vordering tot schadevergoeding ingesteld worden. Deze kan gericht zijn tegen de beklaagde, of tegen een derde die burgerlijk aansprakelijk is voor de schade.
* Geen noodzakelijke procespartij, met uitzondering van de ouders van een minderjarige verdachte die "uit handen is gegeven".
#### 2.3.4 Tussenkomende partij
* Derden kunnen in beginsel niet tussenkomen, tenzij de wet dit toelaat (bv. bij verbeurdverklaring van zaken die aan een derde toebehoren) of wanneer specifieke wetten dit voorzien (bv. verzekeringsrecht).
#### 2.3.5 De politie
* **Taken:**
* **Bestuurlijke taken:** Daden van bestuurlijke politie (preventief, handhaving openbare orde).
* **Gerechtelijke taken:** Daden van gerechtelijke politie (opsporen, vaststellen misdrijven, bewijzen verzamelen). Repressief karakter.
* **Onder leiding van het Parket:** Treedt op onder leiding en gezag van de PdK (OO) of de OR (GO).
* **Statuten:** Officieren van gerechtelijke politie (OGP) en hulpofficieren van de PdK spelen een rol.
#### 2.3.6 Het Openbaar Ministerie (OM)
* **Samenstelling:** Parketmagistraat, Procureur des Konings (PdK), staande magistratuur.
* **Taken:**
* **Leiding van het onderzoek:** In het OO. In het GO heeft de OR de leiding, maar het OM behoudt een vorderingsrecht t.a.v. onderzoeksverrichtingen.
* **Uitoefening van de strafvordering:** Het OM heeft een **monopolie** op de uitoefening van de strafvordering (het aanhangig maken van de zaak bij de rechter). Dit is anders dan de burgerlijke vordering die de BP kan uitoefenen.
* **Pleiten ter terechtzitting:** Vordert de toepassing van de strafwet.
* **Buitengerechtelijke afhandeling:** Mogelijkheid tot minnelijke schikking (MS) of bemiddeling in strafzaken (BIS).
* **Bewijsvoering voor strafgerechten:** Draagt de bewijslast en het bewijsrisico (in dubio pro reo).
* **Tenuitvoerlegging straffen:** Initiatief tot tenuitvoerlegging, met rol bij niet-uitvoering of bepaalde uitvoeringsmodaliteiten.
* **Statuut:** Afzetbaar, verplaatsbaar, hiërarchisch georganiseerd. Moet schriftelijke bevelen van hogere oversten volgen, maar is vrij in zijn vordering ter terechtzitting ("pen is slaaf, woord is vrij"). Leidt het onderzoek "à charge et à décharge" (wettelijk verankerd). Het OM is één en ondeelbaar.
* **Organisatie:** Procureur-generaal bij het hof van beroep, Procureur des Konings (PdK), Federale Procureur, Europees Openbaar Ministerie (EOM).
* **Toezicht:** Intern (Procureur-generaal, Federale Procureur) en extern (Hoge Raad voor de Justitie).
#### 2.3.7 De onderzoeksrechter (OR)
* **Functie:** Rechter in het vooronderzoek, leidt het gerechtelijk onderzoek (GO).
* **Hoedanigheid:** Rechter, onafhankelijk en onpartijdig.
* **Taken:** Onderzoek voeren "à charge et à décharge" (belastend en ontlastend bewijsmateriaal verzamelen en dwangmaatregelen toepassen).
* **Rol in mini-instructie:** Kan een beperkte opdracht krijgen van de PdK, maar kan de zaak ook naar zich toe trekken (évoqueren).
* **Controle:** Intern door de Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI), extern door de Hoge Raad voor de Justitie.
#### 2.3.8 Onderzoeksgerechten
* **Functie:** Interface tussen vooronderzoek en onderzoek ten gronde.
* **Bestaande gerechten:**
* **Raadkamer:** Kamer van de rechtbank van eerste aanleg. Bevoegdheden: controle op vrijheidsberovende/beperkende maatregelen (voorlopige hechtenis, internering), afsluiting van het gerechtelijk onderzoek ("regeling der rechtspleging"), zuivering van nietigheden. Kan uitzonderlijk uitspraak doen over de grond van de zaak (internering, opschorting van de uitspraak van veroordeling).
* **Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI):** Kamer van het hof van beroep. Bevoegdheden: inbeschuldigingstelling (verwijzing naar Hof van Assisen), beroep tegen beschikkingen van de Raadkamer, toezicht op langdurige onderzoeken, controle op vertrouwelijk dossier bij bijzondere opsporingsmethoden.
* **Taak:** Controle op genoegzaamheid en regelmatigheid van het bewijs. Vellen **beschikkingen**, geen vonnissen of arresten.
#### 2.3.9 Vonnisgerechten
* **Taak:** Uitspraak doen over de grond van de zaak (bewijs en straf). Moeten openbaarheid en motivering waarborgen.
* **Statuut:** Voor het leven benoemd, onafhankelijk, passieve rol (uitspraak doen over wat voorgelegd wordt).
* **Indeling:**
* **Gewone vonnisgerechten:** Bevoegdheid op basis van de aard van het misdrijf:
* **Politierechtbank:** Overtredingen, gecontraventionaliseerde wanbedrijven, verkeersrecht.
* **Correctionele rechtbank:** Wanbedrijven, hoger beroep tegen vonnissen politierechtbank, gecorrectionaliseerde misdaden.
* **Hof van Assisen:** Misdaden (die niet gecorrectionaliseerd kunnen worden), politieke misdrijven, persmisdrijven (sterk uitgehold).
* **Bijzondere vonnisgerechten:** Bevoegdheid op basis van de hoedanigheid van de beklaagde:
* **Jeugdrechtbank:** Minderjarigen (pre-delictueel en MOF-delictueel), niet-repressieve sancties.
* **Jeugdkamer Hof van Beroep:** Beroepsinstantie tav jeugdrechtbanken.
* **Kamer van Uithandengeving:** Behandelt minderjarigen (16-18j.) die door de jeugdrechtbank "uit handen zijn gegeven".
* **Hof van Cassatie:** Beoordeelt enkel juridische vragen, geen grond van de zaak. Doctrinaal toezicht.
#### 2.3.10 Strafuitvoeringsrechtbanken
* **Samenstelling:** Per ressort, met een voorzitter en twee assessoren.
* **Bevoegdheid:** Toekenning, opvolging, herroeping en schorsing van strafmodaliteiten (beperkte detentie, elektronisch toezicht, voorwaardelijke invrijheidstelling, etc.).
#### 2.3.11 Justitieassistenten en -huizen
* **Taak:** Sociale begeleiding, hulpverlening, adviesverlening en toezicht op de uitvoering van sancties en maatregelen. Betrokken bij opvang slachtoffers, opvolging voorwaardelijk vrijgestelden, controle alternatieve sancties, tenuitvoerlegging werkstraffen.
#### 2.3.12 Tuchtrechtbanken
* Beoordelen verzuim van ambtsverplichtingen of gedrag dat de waardigheid van het ambt aantast bij magistraten.
### 2.4 Beleidsorganen
#### 2.4.1 Van automatisme naar uitzondering
Hoewel de filosofie van het Wetboek van Strafvordering inhoudt dat elk strafbaar feit wordt gerapporteerd en vervolgd (automatisme), is in de praktijk vervolging de uitzondering geworden. De meeste zaken worden niet vervolgd of buitengerechtelijk afgehandeld. Dit leidt tot een grote beleidsruimte.
#### 2.4.2 Bepaling van het vervolgingsbeleid
* **Verantwoordelijkheid uitstippelen beleid:** Minister van Justitie (via ministeriële richtlijnen, met een positief injunctierecht).
* **Implementatie:** College van procureurs-generaal (via omzendbrieven).
* **Uitvoering in de praktijk:** Parketmagistraten, die dossiers individueel afhandelen rekening houdend met de richtlijnen en hun beslissingen moeten motiveren.
* * *
# Structuur en fasen van het strafproces
Het strafproces beschrijft de procedurele spelregels die worden gevolgd bij de toepassing van het materieel strafrecht, van opsporing tot en met de tenuitvoerlegging van de straf.
## 3.1 Algemene beginselen van het strafproces
### 3.1.1 Definitie en kenmerken
Het strafprocesrecht, ook wel strafvordering \_sensu lato genoemd, omvat het geheel van rechtsregels betreffende de opsporing, vervolging en berechting van personen die verdacht worden van een misdrijf. Het bepaalt de vormvoorschriften, de rechtspositie van betrokken personen, de organisatie en werking van de rechtscolleges, en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen. In tegenstelling tot het materieel strafrecht, dat gericht is op de gehele bevolking en de strafbaarheid van gedragingen regelt, richt het strafprocesrecht zich primair tot de overheid en de magistratuur.
### 3.1.2 Accusatoire en inquisitoire rechtspleging
Er kunnen twee hoofdtypen rechtsplegingen worden onderscheiden:
* **Accusatoire rechtspleging:** Gekenmerkt door een horizontale processtructuur waarbij de aanklager en de verdachte op gelijke voet staan. Het is tegensprekelijk en openbaar. De rechter heeft een passieve rol en ziet toe op een correct verloop van de procedure. Dit type vindt men terug in common law-landen, hoewel een zuiver accusatoire vorm zelden voorkomt.
* **Inquisitoire rechtspleging:** Gekenmerkt door een verticale processtructuur waarbij de overheid een dominante rol speelt. De verdachte is het object van het onderzoek. De rechter heeft een actieve rol met als doel de waarheid te ontdekken. Dit type is geheim en niet-tegensprekelijk.
Het Belgische strafproces kent een gemengd systeem: het vooronderzoek (fase van opsporing en vervolging) is overwegend inquisitoir van aard, terwijl het onderzoek ter terechtzitting (fase van berechting) overwegend accusatoir is.
### 3.1.3 Verloop van het strafproces
Het strafproces verloopt in twee hoofdfasen:
1. **Het vooronderzoek:** Dit is de geheime fase, grotendeels inquisitoir van aard. Het doel is de verdachte te identificeren en voldoende bezwaren te verzamelen om een eventuele veroordeling te rechtvaardigen. Indien er onvoldoende bezwaren zijn, wordt het onderzoek stopgezet.
2. **Het onderzoek ter terechtzitting:** Dit is de openbare fase, overwegend accusatoir van aard. Hier wordt een uitspraak gedaan over de grond van de zaak: of de feiten bewezen zijn en, indien ja, welke straf wordt opgelegd.
### 3.1.4 Dubbele finaliteit van het strafproces
Het strafproces heeft een dubbele finaliteit:
* **Waarheidsvinding:** Het achterhalen van de waarheid over een gepleegd misdrijf vanuit het algemeen belang.
* **Bescherming van individuele grondrechten:** Het waarborgen van de rechten van de verdachte en andere betrokkenen, wat verder reikt dan de specifieke rechten van de verdediging.
Deze twee finaliteiten staan vaak tegenover elkaar en vereisen een constante afweging, waarbij doorheen de tijd de nadruk kan verschuiven tussen beide belangen.
## 3.2 Fasen van het strafproces
Het strafproces kent verschillende fasen, die elk specifieke kenmerken en actoren met zich meebrengen.
### 3.2.1 Het vooronderzoek
Het vooronderzoek dient om de verdachte te identificeren en voldoende bezwaren te vergaren. De belangrijkste kenmerken zijn:
* **Geheim:** Om dwarsboming van het onderzoek te vermijden en onnodige publiciteit te beperken. Zowel ten aanzien van de verdachte, het slachtoffer als het publiek geldt een principe van geheimhouding. Mogelijke inbreuken op het geheim kunnen leiden tot nietigheid van bepaalde opsporingshandelingen of strafrechtelijke vervolging van de schenders.
* **Niet-tegensprekelijk karakter:** De verdachte heeft in deze fase nog niet het recht om bezwaren te weerleggen of verweermiddelen aan te voeren. Dit recht ontstaat pas in de fase van het onderzoek ter terechtzitting. Wel is er sinds recente wetswijzigingen een mogelijkheid voor de verdachte om bijkomende opsporingshandelingen te verzoeken, met mogelijkheid tot beroep.
* **Schriftelijk karakter:** Van elke onderzoeksverrichting wordt een proces-verbaal opgemaakt, dat samen het strafdossier vormt.
Er bestaan twee vormen van vooronderzoek:
* **Opsporingsonderzoek (OO):**
* Gevoerd onder leiding van de Procureur des Konings (PdK) en hulpofficieren.
* Vindt grotendeels plaats zonder tussenkomst van de onderzoeksrechter, tenzij dwangmaatregelen noodzakelijk zijn.
* Kan worden afgesloten met een beslissing tot niet-vervolging, een rechtstreekse dagvaarding, een vordering tot gerechtelijk onderzoek, of een buitengerechtelijke afdoening (minnelijke schikking of bemiddeling).
* **Mini-instructie:** Een specifieke vorm waarbij de PdK de onderzoeksrechter kan verzoeken toestemming te verlenen voor bepaalde dwangmaatregelen, terwijl de PdK de leiding van het onderzoek behoudt. Dit is niet mogelijk voor bepaalde ernstige misdrijven.
* **Gerechtelijk onderzoek (GO):**
* Gevoerd onder leiding van de onderzoeksrechter, op vordering van de PdK.
* Vereist de tussenkomst van een onderzoeksrechter, met name bij het bevelen van dwangmaatregelen die de PdK niet zelf kan opleggen.
* De onderzoeksrechter staat onder toezicht van de Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI).
* Afgesloten door de Raadkamer via de "regeling der rechtspleging".
### 3.2.2 Het onderzoek ter terechtzitting
Dit is de fase waarin de rechter uitspraak doet over de grond van de zaak. De kenmerken zijn hier omgekeerd aan die van het vooronderzoek:
* **Openbaar:** De terechtzitting en de uitspraak zijn openbaar, op straffe van nietigheid. Uitzonderingen gelden enkel voor de externe openbaarheid (het publiek) indien er gevaar is voor de openbare orde of goede zeden.
* **Tegensprekelijk:** De procedure is een debat tussen het Openbaar Ministerie (OM) en de verdediging (beklaagde en advocaat). Het recht op verdediging en wapengelijkheid zijn hier essentieel.
* **Mondeling:** De verrichtingen, zoals vorderingen en pleidooien, zijn mondeling. Wel wordt er een schriftelijk verslag opgesteld (proces-verbaal van de terechtzitting of zittingsblad).
### 3.2.3 De rol van onderzoeksgerechten
Onderzoeksgerechten fungeren als tussenlaag tussen het vooronderzoek en het onderzoek ter terechtzitting. Ze controleren de genoegzaamheid en regelmatigheid van het bewijs, zonder zich uit te spreken over de grond van de zaak, tenzij in specifieke gevallen.
* **Raadkamer:** Zetelt op niveau van de rechtbank van eerste aanleg. Bevoegdheden omvatten controle op vrijheidsberovende maatregelen, afsluiting van het gerechtelijk onderzoek (regeling der rechtspleging), en in uitzonderlijke gevallen uitspraak over de grond van de zaak (bv. internering, opschorting van de uitspraak van veroordeling).
* **Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI):** Zetelt op niveau van het hof van beroep. Is bevoegd voor inbeschuldigingstelling (verwijzing naar het Hof van Assisen), beroep tegen beschikkingen van de Raadkamer, en toezicht op langdurige onderzoeken.
### 3.2.4 De rol van vonnisgerechten
Vonnisgerechten spreken zich uit over de grond van de zaak, verklaren feiten bewezen en leggen straffen op. Ze werken op basis van de grondwettelijke waarborgen van openbaarheid en motivering.
* **Gewone vonnisgerechten:** Bevoegdheid gebaseerd op de aard van het misdrijf (misdaad, wanbedrijf, overtreding):
* \_Eerste aanleg: Politierechtbank (overtredingen, verkeerszaken), Correctionele rechtbank (wanbedrijven, misdaden na correctionalisering, beroep tegen politierechtbank), Hof van Assisen (misdaden, politieke en persmisdrijven die niet gecorrectionaliseerd kunnen worden).
* \_Hoger beroep: Correctionele kamer van het hof van beroep, Hof van Beroep.
* **Bijzondere vonnisgerechten:** Bevoegdheid gebaseerd op de hoedanigheid van de beklaagde:
* Jeugdrechtbank (en jeugdkamer bij het hof van beroep) voor minderjarigen, met niet-repressieve sancties.
* Kamer van Uithandengeving voor jongeren tussen 16 en 18 jaar die ernstige feiten plegen.
* **Hof van Cassatie:** Beoordeelt enkel juridische vragen, niet de grond van de zaak.
### 3.2.5 Strafuitvoeringsrechtbanken
Deze rechtbanken zijn bevoegd voor de toekenning, opvolging, herroeping en schorsing van strafmodaliteiten, zoals beperkte detentie, elektronisch toezicht en voorwaardelijke invrijheidsstelling.
## 3.3 Actoren in het strafproces
Verschillende actoren spelen een rol in het strafproces:
* **Verdachte:** De persoon die ervan verdacht wordt een strafbaar feit te hebben gepleegd. Verschillende statuten (verdachte, inverdenkinggestelde, beklaagde, beschuldigde, veroordeelde) onderscheiden zich naargelang de fase en het gewicht van de verdenkingen. Rechtspersonen kunnen ook als verdachte optreden.
* **Slachtoffer:** Kan optreden als benadeelde persoon of burgerlijke partij, met rechten die variëren naargelang het statuut. Er is een toenemende aandacht voor de positie van het slachtoffer.
* **Burgerlijk aansprakelijke partij:** Persoon die volgens het aquiliaans aansprakelijkheidsrecht burgerlijk aansprakelijk is voor de schade veroorzaakt door het misdrijf.
* **Tussenkomende partij:** Derden die onder bepaalde wettelijke voorwaarden in het strafproces kunnen tussenkomen.
* **Politie:** Zowel voor bestuurlijke (preventief toezicht) als gerechtelijke taken (opsporing en vaststelling van misdrijven onder leiding van het OM).
* **Openbaar Ministerie (OM):** Heeft het monopolie op de uitoefening van de strafvordering, leidt het opsporingsonderzoek en pleit ter terechtzitting. Kan ook kiezen voor buitengerechtelijke afhandeling.
* **Onderzoeksrechter:** Leidt het gerechtelijk onderzoek en past dwangmaatregelen toe. Hij/zij voert het onderzoek \_à charge et à décharge (belastend en ontlastend).
* **Onderzoeksgerechten (Raadkamer, KI):** Controleren de wettigheid en regelmatigheid van het vooronderzoek.
* **Vonnisgerechten:** Spreken zich uit over de grond van de zaak en leggen straffen op.
* **Strafuitvoeringsrechtbanken:** Begeleiden de uitvoering van straffen.
* **Justitieassistenten en Justitiehuizen:** Bieden sociale begeleiding en toezicht op de uitvoering van sancties.
* **Tuchtrechtbanken:** Behandelen tuchtzaken tegen magistraten.
## 3.4 Beleidsorganen
Hoewel het strafrecht uitgaat van een automatisme waarbij elk strafbaar feit wordt vervolgd, is de realiteit dat vervolging in de praktijk een uitzondering is. De beleidsruimte van het OM bij de afhandeling van strafzaken is aanzienlijk toegenomen, wat de noodzaak van een transparant vervolgingsbeleid onderstreept. De Minister van Justitie stippelt de grote lijnen uit, het college van procureurs-generaal implementeert deze via omzendbrieven, en de parketmagistraten voeren het beleid individueel uit in concrete dossiers, waarbij zij hun beslissingen moeten motiveren.
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Strafvordering | Het geheel van rechtsregels betreffende de opsporing, vervolging en berechting van personen die verdacht worden van een misdrijf. Dit omvat de procedures en procedures die gevolgd worden om strafrechtelijke verantwoordelijkheid vast te stellen. |
| Vakgroepraad | Een vergadering binnen een academische instelling waar beslissingen worden genomen over de organisatie van het onderwijs, functieprofielen, benoemingen van personeel en voorstellen van lesgevers. Studentenvertegenwoordigers nemen hieraan deel met raadgevende stem. |
| Ad valvas | Een Latijnse uitdrukking die verwijst naar officiële mededelingen die op prikborden of via andere algemeen toegankelijke kanalen worden bekendgemaakt. |
| Materiële strafrecht | Het deel van het recht dat bepaalt welke gedragingen strafbaar zijn en welke straffen daarop van toepassing zijn. Het definieert misdrijven en sancties. |
| Formele strafrecht | Ook wel strafprocesrecht of strafrechtspleging genoemd, omvat dit de procedurele spelregels die worden gevolgd bij de toepassing van het materiële strafrecht. Het beschrijft hoe opsporing, vervolging en berechting plaatsvinden. |
| Strafvordering sensu lato | Strafvordering in brede zin, wat synoniem is met strafprocesrecht. |
| Strafvordering sensu stricto | Strafvordering in enge zin, verwijzend naar de instelling voor de strafvordering, met de dubbele lading van burgerlijke en strafrechtelijke vorderingen. |
| Accusatoire rechtspleging | Een processtructuur waarbij de aanklager en de verdachte op gelijke voet staan en vechten met gelijke middelen. De rechter heeft een passieve rol en ziet toe op een correct verloop. Kenmerken zijn tegensprekelijkheid en openbaarheid. |
| Inquisitoire rechtspleging | Een processtructuur waarbij de overheid een dominante rol speelt en het procesverloop bepaalt. De verdachte is het object van het onderzoek en de rechter heeft een actieve rol bij het ontdekken van de waarheid. Kenmerken zijn geheimhouding en niet-tegensprekelijkheid. |
| Opsporingsonderzoek (OO) | Een vorm van vooronderzoek dat primair wordt gevoerd door de Procureur des Konings en hulpofficieren, zonder directe tussenkomst van de onderzoeksrechter, tenzij er specifieke dwangmaatregelen nodig zijn. |
| Gerechtelijk onderzoek (GO) | Een vorm van vooronderzoek dat onder leiding van de onderzoeksrechter wordt gevoerd, vaak in gevallen waarin dwangmaatregelen vereist zijn. Dit onderzoek wordt gecontroleerd door de Kamer van Inbeschuldigingstelling. |
| Proces-verbaal (PV) | Een officieel geschrift dat wordt opgemaakt van elke onderzoeksverrichting in het strafproces. Het vormt de basis voor het strafdossier en de behandeling van de zaak. |
| Openbaarheid van terechtzitting | Een fundamenteel principe van het strafprocesrecht, voorgeschreven door de Grondwet, dat inhoudt dat zowel de zitting als de uitspraak publiekelijk toegankelijk zijn, op straffe van nietigheid. |
| Tegensprekelijk karakter | Het principe dat alle partijen in een juridische procedure het recht hebben om hun standpunten te uiten, bewijzen aan te dragen en zich te verdedigen tegen de vorderingen van de tegenpartij. Dit is essentieel voor het recht op verdediging. |
| Strafuitvoeringsrechtbanken (SURB) | Rechtbanken die bevoegd zijn voor de toekenning, opvolging, herroeping en schorsing van strafmodaliteiten zoals beperkte detentie, elektronisch toezicht en voorwaardelijke invrijheidsstelling. |
| Burgerlijke partij | Een persoon die schade heeft geleden door een misdrijf en zich in het strafproces voegt om vergoeding te eisen. Dit is een volwaardige procespartij. |
| Benadeelde persoon | Iemand die verklaart schade te hebben geleden door een misdrijf, maar die niet noodzakelijk een volwaardige procespartij is. Deze persoon heeft wel bepaalde rechten, zoals inzage in het strafdossier. |
| Aquiliaans aansprakelijkheidsrecht | Het rechtsgebied dat zich bezighoudt met de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade die door een daad of nalatigheid wordt veroorzaakt. |
| Beleidsorganen | Instellingen of personen die verantwoordelijk zijn voor het bepalen van het vervolgingsbeleid en de implementatie daarvan binnen het strafrechtssysteem. Dit omvat de Minister van Justitie, het college van procureurs-generaal en de parketmagistraten. |
| Vervolging | De actie waarbij het Openbaar Ministerie een zaak aanhangig maakt bij de strafrechter met het oog op de toepassing van de strafwet. |
| Seponering | De beslissing van het Openbaar Ministerie om van vervolging af te zien, vaak wegens geringe ernst van het misdrijf of gebrek aan voldoende bewijs. |
| Buitengerechtelijke afhandeling | Het afhandelen van een strafzaak buiten de rechter om, bijvoorbeeld via minnelijke schikking of bemiddeling in strafzaken. |
Cover
7 voorlopige hechtenis.pdf
Summary
# Vrijheidsberoving en aanhouding
Dit onderdeel behandelt de verschillende vormen van vrijheidsberoving, de voorwaarden voor aanhouding, de duur van vrijheidsberoving en de rechten van de gearresteerde persoon.
### 1.1 Begripsomschrijving en basisprincipes
Vrijheidsberoving is een van de meest verregaande beperkingen op het fundamentele recht op persoonlijke vrijheid en is daarom gebonden aan zeer strikte voorwaarden. Vrijheidsberoving is geen straf, omdat er nog geen uitspraak is gedaan over de grond van de zaak. De tijd die men in vrijheidsberoving doorbrengt, wordt echter wel aangerekend op de definitieve straf indien men veroordeeld wordt. Het is geen loutere onderzoeksmaatregel; de noodzaak voor onderzoek is onvoldoende, er moet een noodzaak zijn voor de openbare veiligheid [5](#page=5) [8](#page=8).
### 1.2 Vormen van vrijheidsberoving
Er zijn verschillende vormen van vrijheidsberoving te onderscheiden:
#### 1.2.1 Medebrengingsbevel
Een medebrengingsbevel kan worden uitgevaardigd wanneer iemand niet spontaan verschijnt voor een verhoor. De duur van de vrijheidsberoving bij een medebrengingsbevel is beperkt tot 24 uur voor getuigen en 48 uur voor verdachten [5](#page=5).
#### 1.2.2 Aanhoudingsbevel
Een aanhoudingsbevel heeft geen beperkte duur en wordt bevolen door de onderzoeksrechter (OR). Dit is een verregaande inperking op het recht op persoonlijke vrijheid en kent strikte grond- en vormvoorwaarden [16](#page=16) [17](#page=17) [5](#page=5).
#### 1.2.3 Bestuurlijke arrestatie
Bestuurlijke arrestatie betreft situaties waarin iemand de openbare orde verstoort, bijvoorbeeld door dronkenschap of het verhinderen van verkeer. Deze vorm van arrestatie staat los van het al dan niet begaan hebben van een misdrijf [9](#page=9).
#### 1.2.4 Vattingsbevel
Een vattingsbevel wordt uitgevaardigd door de politie indien iemand veroordeeld is tot een vrijheidsstraf en zich niet vrijwillig aanmeldt bij de gevangenis om de straf uit te zitten [9](#page=9).
#### 1.2.5 Elektronisch toezicht (ET)
Elektronisch toezicht is sinds 2014 ook een vorm van vrijheidsbeperking. Dagen doorgebracht onder ET tellen gelijk aan dagen van voorlopige hechtenis en worden ook aangerekend op de uiteindelijke straf. Het is niet hetzelfde als ET tijdens strafuitvoering of als straf op zich [18](#page=18) [5](#page=5).
### 1.3 Voorwaarden voor aanhouding
#### 1.3.1 Heterdaad
Politie is enkel bevoegd tot aanhouding bij betrapping op heterdaad. Ook een particulier kan iemand aanhouden (of tegenhouden) bij heterdaad, mits de politie direct wordt ingelicht. Een particulier mag hierbij geen geweld gebruiken. Bij heterdaad begint de termijn van 48 uur vrijheidsberoving te lopen vanaf het moment dat men niet meer over vrije wil en bewegingsvrijheid beschikt [11](#page=11) [13](#page=13).
#### 1.3.2 Buiten heterdaad
Bij aanhoudingen buiten heterdaad is de politie (meer specifiek de PdK - politie) bevoegd, echter enkel met een bevel van de onderzoeksrechter. De duur van de vrijheidsberoving mag in dit geval maximaal 48 uur zijn. Buiten heterdaad begint de termijn van 48 uur te lopen vanaf het moment dat men in kennis wordt gesteld van de beslissing van de PdK [13](#page=13) [16](#page=16).
#### 1.3.3 Grondvoorwaarden voor aanhoudingsbevel (langdurige vrijheidsberoving)
Voor een aanhoudingsbevel, dat langer kan duren dan 48 uur, gelden strikte voorwaarden [17](#page=17):
* **Ernstige aanwijzingen van schuld:** Dit moet steunen op wettig verkregen bewijsmateriaal [17](#page=17).
* **Misdrijf moet gepleegd zijn en betreffen een inverdenkinggestelde:** Het moet gaan om een feit waarvoor een gevangenisstraf van meer dan 1 jaar mogelijk is [17](#page=17).
* **Volstrekte noodzakelijkheid voor openbare orde/veiligheid:** Dit is de belangrijkste voorwaarde [17](#page=17).
* Bij feiten waarvoor meer dan 15 jaar gevangenisstraf staat, is enkel de noodzakelijkheid voor de openbare veiligheid vereist [17](#page=17).
* Bij feiten waarvoor minder dan 15 jaar gevangenisstraf staat, is naast de noodzakelijkheid voor openbare veiligheid, nog een bijkomende reden vereist uit een lijst van vier: recidivegevaar, vluchtgevaar, verduisteringsgevaar (risico op verdwijning van bewijs) en collusiegevaar (risico op afspraken met derden). Het collusiegevaar is beperkt tot drie specifieke gevallen: op het moment van uitvaardiging van het aanhoudingsbevel, bij de eerste controle door de raadkamer binnen 5 dagen, en na 1 maand. Enkel in deze gevallen kan de raadkamer collusie als grond gebruiken voor opsluiting [17](#page=17).
* Voor terroristische misdrijven geldt een uitzondering: enkel de noodzakelijkheid voor de openbare veiligheid is vereist, ongeacht de strafmaat [17](#page=17).
#### 1.3.4 Mondelinge afstand van vertrouwelijk overleg
Hoewel er recht is op vertrouwelijk overleg, kan de verdachte schriftelijk afstand doen van dit recht. Ingewijzigd in 2024, kan zelfs zonder vertrouwelijk overleg binnen 2 uur voor een verhoor, het verhoor aanvangen indien de verdachte schriftelijk afstand doet [12](#page=12).
### 1.4 Duur van de vrijheidsberoving
* **Aanhouding bij heterdaad (politie/particulier):** Maximaal 48 uur. Indien deze termijn wordt overschreden, volgt er geen strafbaarstelling meer [13](#page=13) [16](#page=16) [18](#page=18).
* **Aanhouding buiten heterdaad (met bevel OR/PdK):** Maximaal 48 uur. Overschrijding van deze termijn leidt tot vrijlating [13](#page=13) [16](#page=16).
* **Voorlopige hechtenis in strikte zin (aanhoudingsbevel art.16 VH-wet):** Kan langer zijn dan 48 uur; hieraan is geen wettelijke maximumduur verbonden [17](#page=17).
#### 1.4.1 Berekening van de 48-uurs termijn
* **Bij heterdaad:** Vanaf het moment dat men niet meer over vrije wil en bewegingsvrijheid beschikt [13](#page=13).
* **Door een particulier:** Vanaf het moment dat de particulier de feiten meldt aan de politie [13](#page=13).
* **Buiten heterdaad:** Vanaf het moment dat men in kennis wordt gesteld van de beslissing van de PdK [13](#page=13).
### 1.5 Rechten van de gearresteerde persoon
Gearresteerden hebben bepaalde rechten, mede geïnspireerd door de Salduz-wetgeving [12](#page=12):
* **Recht op voorafgaand overleg:** Dit geldt met een advocaat [12](#page=12).
* **Recht op bijstand tijdens het verhoor:** De verdachte heeft recht op bijstand door een advocaat tijdens het verhoor [12](#page=12).
* **Recht op inzage:** Partijen krijgen 24 uur van tevoren automatisch inzage in de procedure bij de raadkamer [26](#page=26).
### 1.6 Gerechtelijke controle op vrijheidsberoving
#### 1.6.1 Aanhoudingsbevel en de raadkamer
Tegen een aanhoudingsbevel kan men geen beroep aantekenen. Er is echter wel rechterlijke controle. De raadkamer voert ambtshalve een controle uit op de wettigheid en opportuniteit van het aanhoudingsbevel [23](#page=23) [25](#page=25).
* **Wettigheidscontrole:** Controleert de vorm- en grondvoorwaarden van het aanhoudingsbevel [26](#page=26).
* **Opportuniteitscontrole:** Beoordeelt of de vrijheidsberoving nog noodzakelijk is en of de modaliteiten aangepast kunnen worden [26](#page=26).
De raadkamer heeft een motiveringsplicht. De eerste controle door de raadkamer moet plaatsvinden binnen 5 dagen na de beslissing van de OR. Indien de vijfde dag op een weekend of feestdag valt, wordt de termijn in voordeel van de verdachte verlengd. Na deze eerste controle focust de periodieke handhaving enkel nog op de opportuniteit [25](#page=25) [26](#page=26).
#### 1.6.2 Rechtsmiddelen
* **Beroep tegen beslissing raadkamer:** Tegen de beslissing van de raadkamer kan zowel de verdachte als het Openbaar Ministerie (OM) hoger beroep aantekenen bij het Hof van Cassatie (KI). Dit moet binnen 24 uur vanaf de dag van de beschikking (voor het OM) of vanaf de betekening (voor de verdachte) gebeuren. Het KI doet uitspraak binnen 15 dagen, anders volgt vrijlating [27](#page=27).
* **Verzoekschrift bij vonnisgerecht:** Na de fase van Regeling der Rechtspleging (RdR) kan men een verzoekschrift indienen bij het vonnisgerecht waarheen de zaak verwezen is, met betrekking tot de voortzetting van de voorlopige hechtenis [28](#page=28).
### 1.7 Vrijlating en wijziging modaliteiten
#### 1.7.1 Opheffing aanhoudingsbevel
Indien vrijheidsberoving niet langer volstrekt noodzakelijk is voor de openbare veiligheid, kan het aanhoudingsbevel worden opgegeven. De OR moet dit motiveren en meedelen aan de PdK [21](#page=21).
#### 1.7.2 Nieuw aanhoudingsbevel
Indien iemand in vrijheid is gesteld, kan er onder bepaalde omstandigheden toch een nieuw aanhoudingsbevel worden uitgevaardigd. Dit is mogelijk bij nieuwe bewijzen/omstandigheden, of indien iemand verzuimt in proceshandelingen. Dit is niet hetzelfde als een tweede aanhoudingsbevel voor andere feiten [22](#page=22).
#### 1.7.3 Modaliteiten van uitvoering
De modaliteiten van uitvoering van een aanhouding kunnen worden gewijzigd, bijvoorbeeld door voorlopige hechtenis om te zetten naar detentie of elektronisch toezicht (ET). Wanneer de raadkamer een omzetting naar ET bepaalt, is dit een puur uitvoeringsmodaliteit en verandert dit de termijnen niet [18](#page=18) [26](#page=26).
### 1.8 Vrijheidsberoving na veroordeling
Na een veroordeling tot een gevangenisstraf met$(\\backslash)$uitvoerings$(\\backslash)$straf$(\\backslash)$vordering (GVS) rust de vrijheidsberoving op het veroordelend vonnis, dat in kracht van gewijsde moet treden voor tenuitvoerlegging [30](#page=30).
* Indien men al aangehouden was vóór de uitspraak, en de voorlopige hechtenis is gelijk aan de gevangenisstraf, volgt invrijheidstelling omdat dit wordt aangerekend [30](#page=30).
* Bij GVS minder dan 3 jaar effectief (of 1 jaar bij terreur/seksuele misdrijven), volgt onmiddellijk invrijheidsstelling, tenzij men geen hoofdverblijfplaats in België heeft [30](#page=30).
* Indien men nog niet aangehouden was maar wel veroordeeld is tot een gevangenisstraf van meer dan 3 jaar effectief, volgt onmiddellijke aanhouding ter terechtzitting. Het OM moet hiervoor een verzoek indienen, gevolgd door een apart debat. Er moet vrees zijn voor vlucht- of recidivegevaar [30](#page=30) [31](#page=31).
### 1.9 "Right to bail"
Geïnspireerd op common law landen, bestaat het "right to bail" in alle fasen van het proces (vooronderzoek, onderzoek ter zitting). Door het betalen van een borgsom wordt verzekerd dat de betrokkene aanwezig zal zijn op de zitting en dat de straf zal worden uitgevoerd. Eerst betalen, dan vrijheid. Zolang de borgsom niet betaald is, blijft men aangehouden en loopt de rechterlijke controle verder [33](#page=33).
### 1.10 Onwerkzame hechtenis
Onwerkzame hechtenis is een koepelterm die zowel onrechtmatige als onwerkdadige hechtenis omvat [34](#page=34).
* **Onrechtmatige hechtenis:** Vrijheidsberoving die in strijd is met artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Een schending van de Belgische VH-wet leidt automatisch tot een schending van het EVRM, waarna men schadevergoeding kan vorderen van de Staat voor de burgerlijke rechtbank [34](#page=34).
* **Onwerkdadige hechtenis:** Kan volledig rechtmatig zijn, maar men heeft langer dan 8 dagen in hechtenis gezeten en wordt nadien buiten de zaak gesteld (vrijspraak), buiten vervolging gesteld, of de strafvordering is verjaard. In dergelijke gevallen kan men een vergoeding naar billijkheid krijgen via een verzoekschrift aan de Minister van Justitie (MvJ) [34](#page=34).
### 1.11 Specifieke maatregelen
#### 1.11.1 Secreet op hechtenis
Synoniem voor "op secretstelling". Dit is een maatregel waarbij een verdachte tegen wie een aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, geen contact mag hebben met derden gedurende 3 dagen. Deze maatregel geldt nooit tegen een advocaat, die altijd contact mag hebben met zijn cliënt. Het geldt \_in personam en kan slechts eenmaal worden toegepast, ook al pleegt de verdachte meerdere misdrijven [20](#page=20).
### 1.12 Periodieke controle van de vrijheidsberoving
De controle op de noodzaak van vrijheidsberoving gebeurt periodiek. De frequentie van deze controles evolueert [26](#page=26):
* Eerst: 5 dagen controle door de raadkamer.
* Daarna:
* Vóór 2016: Om de 3 maanden voor niet-correctionaliseerbare misdrijven.
* Na 2016: 1 maand, 1 maand, en daarna om de 2 maanden.
* Sinds 2023: 1 maand, 1 maand, 1 maand, en daarna om de 2 maanden.
> **Tip:** De duur van de periodieke controle is van belang voor de continuïteit van de vrijheidsberoving. Let op de evolutie van deze termijnen in de wetgeving.
> **Voorbeeld:** Een verdachte die reeds 48 uur onder aanhouding is, en waarvoor de OR een aanhoudingsbevel uitvaardigt, wordt binnen de 5 dagen gecontroleerd door de raadkamer. De raadkamer beoordeelt of de vrijheidsberoving nog noodzakelijk is en of de modaliteiten aangepast kunnen worden.
> **Belangrijk:** Zittingen in het onderzoeksgerecht, inclusief de Raadkamer, vinden altijd achter gesloten deuren plaats [27](#page=27).
* * *
# Rechterlijke controle op vrijheidsberoving
Dit onderwerp behandelt de rechterlijke toetsing van vrijheidsbeneming in België, met specifieke aandacht voor de rol van de raadkamer en de mogelijkheden tot hoger beroep.
### 2.1 De rol van rechterlijke controle
Het recht op een rechterlijke toetsing van de rechtmatigheid van vrijheidsberoving is gewaarborgd. Dit betekent dat er een rechter moet zijn die de rechtmatigheid van de vrijheidsberoving beoordeelt. Deze controle omvat zowel de wettelijkheid als de opportuniteit van de vrijheidsberoving [24](#page=24) [25](#page=25).
#### 2.1.1 Wettelijkheid en opportuniteit
* **Wettigheidscontrole**: Dit betreft de controle op de vormelijke en grondwettelijke vereisten van het aanhoudingsbevel [26](#page=26).
* **Opportuniteitscontrole**: Hierbij wordt nagegaan of het nog noodzakelijk is om iemand van zijn vrijheid te beroven en of de modaliteiten eventueel gewijzigd kunnen worden [26](#page=26).
> **Tip:** In België geniet men van een hogere bescherming door de ambtshalve controle door de raadkamer, wat betekent dat men er niet zelf om hoeft te verzoeken [25](#page=25).
### 2.2 De raadkamer
#### 2.2.1 Initiële controle
De raadkamer voert een ambtshalve controle uit op het aanhoudingsbevel. Deze controle vindt plaats binnen vijf dagen na het uitvaardigen van het aanhoudingsbevel door de onderzoeksrechter. De raadkamer controleert hierbij zowel de wettelijkheid als de opportuniteit van de aanhouding. Na deze initiële controle focust de raadkamer zich enkel nog op de opportuniteitscontrole en niet meer op de wettelijkheid, omdat deze laatste reeds is vastgesteld [25](#page=25) [7](#page=7).
De raadkamer kan nietigheden herstellen, zoals het wijzigen van een motivering wegens gebrek aan motivatie. Zij kunnen echter geen onherstelbare nietigheden behandelen, bijvoorbeeld wanneer een aanhouding steunt op een onrechtmatige onderzoeksverrichting. De raadkamer is eveneens gebonden aan een motiveringsplicht [26](#page=26).
> **Tip:** Indien de vijfde dag van de controle door de raadkamer op een weekend of feestdag valt, wordt deze in het voordeel van de verdachte verschoven naar de direct voorafgaande werkdag [26](#page=26).
#### 2.2.2 Periodieke controle
Na de initiële controle volgt de periodieke handhaving, die ambtshalve gebeurt. Hierbij wordt enkel nog gekeken naar de opportuniteit en of er iets aan de modaliteiten gewijzigd moet worden. Deze controle loopt zolang er een gerechtelijk onderzoek gaande is en er geen einde is gesteld aan de voorlopige hechtenis. De periodiciteit van deze controles is als volgt [26](#page=26):
* Eerste controle: binnen 5 dagen [26](#page=26).
* Daarna: telkens 1 maand [26](#page=26).
* Sinds 2023: na de initiële periodes om de maand, wordt de frequentie nog verhoogd naar om de 2 maanden voor bepaalde misdrijven [26](#page=26).
Voor 2016 kwamen de partijen voor niet-correctionaliseerbare misdrijven maar om de 3 maanden samen; daarna was het 5-1-1-2 en sinds 2023 5-1-1-1-2 [26](#page=26).
#### 2.2.3 Zittingen en inzage
De zittingen in het onderzoeksgerecht, en dus ook in de raadkamer, vinden altijd achter gesloten deuren plaats. Partijen krijgen 24 uur voorafgaand aan een verschijning voor de raadkamer automatisch inzage in de procedure [26](#page=26) [27](#page=27).
### 2.3 Hoger beroep
Er is geen beroep mogelijk tegen een aanhoudingsbevel zelf. Wel kan men in beroep gaan tegen de beslissing van de raadkamer [25](#page=25) [27](#page=27).
* **Hoger beroep bij het instellen gerecht (KI)**: Zowel de verdachte als het Openbaar Ministerie (OM) kunnen hoger beroep aantekenen bij het KI. Dit moet gebeuren binnen 24 uur vanaf de dag van de beschikking van de raadkamer voor het OM. Indien de verdachte hoger beroep wil instellen, moet dit binnen 24 uur vanaf de betekening gebeuren. Het KI moet uitspraak doen binnen 15 dagen, anders volgt vrijlating [27](#page=27).
### 2.4 Cassatieberoep en laatste beslissingen
Tijdens de Regeling der Rechtspleging (RdR) kan de raadkamer de laatste beslissing nemen over de voortzetting van de vrijheidsberoving. Tegen deze laatste beslissing is geen beroep meer mogelijk. Vanaf dat moment kan men een verzoekschrift indienen bij het vonnisgerecht waarnaar verwezen is [28](#page=28).
#### 2.4.1 Fase ten gronde
Na de Regeling der Rechtspleging, in de fase ten gronde, is een verzoek tot voorlopige invrijheidsstelling wel mogelijk, maar dit gebeurt op verzoek van de beklaagde [25](#page=25).
* * *
# Internationale overlevering en uitlevering
Dit onderwerp behandelt de procedures en voorwaarden voor de overlevering van personen tussen EU-lidstaten en de uitlevering naar derde landen.
### 3.1 Overlevering tussen EU-lidstaten
De overlevering tussen EU-lidstaten valt onder de bevoegdheid van de rechterlijke autoriteiten onderling en vereist geen tussenkomst van de uitvoerende macht, in tegenstelling tot uitlevering naar derde landen. De Europese arrestatiebevel (EAB) wetgeving, die het kaderbesluit over overlevering heeft omgezet in nationale wetgeving, vormt de basis hiervoor [39](#page=39) [41](#page=41).
#### 3.1.1 Grondslagen en weigeringsgronden voor overlevering
De overlevering is gebaseerd op specifieke artikelen in de EAB-wetgeving, waarbij artikel 4 en 5 de verplichte weigeringsgronden ("moet") bevatten, en artikel 6 de facultatieve weigeringsgronden ("kan") regelt [42](#page=42).
* **Vereisten voor het feit:**
* Het feit waarvoor overlevering wordt gevraagd, moet strafbaar zijn volgens het recht van de uitvaardigende lidstaat [42](#page=42).
* Indien het gaat om het instellen van een strafvordering, dient de maximale duur van de straf minstens twaalf maanden te zijn [42](#page=42).
* Indien het gaat om de tenuitvoerlegging van een straf, dient de opgelegde straf minstens vier maanden te zijn [42](#page=42).
* **Dubbele criminaliteit (dubbele incriminatie):**
* Onder het kaderbesluit is dubbele criminaliteit afgeschaft; het feit hoeft enkel strafbaar te zijn volgens de uitvaardigende lidstaat [42](#page=42).
* Lidstaten kunnen echter besluiten dubbele criminaliteit toch als weigeringsgrond te hanteren, zoals België. Als een feit niet strafbaar is naar Belgisch recht, wordt er niet overgeleverd, met een uitzondering voor de "32-lijst" waarbij dubbele criminaliteit niet kan worden ingeroepen als de maximale straf minstens drie jaar bedraagt [42](#page=42).
#### 3.1.2 Facultatieve en verplichte weigeringsgronden
Naast dubbele criminaliteit zijn er specifieke facultatieve en verplichte weigeringsgronden:
* **Gedeeltelijke pleging op grondgebied uitvoerende staat:** Indien het feit geheel of gedeeltelijk op het grondgebied van de uitvoerende staat (degene die overlevert) is gepleegd, kan de uitvoerende staat facultatief weigeren. Bijvoorbeeld, als Nederland om overlevering vraagt voor een persoon, maar het misdrijf is deels in België gepleegd, kan België facultatief weigeren [43](#page=43).
* **Verjaring:** Indien het feit verjaard is volgens het recht van de uitvoerende staat, is dit een facultatieve weigeringsgrond. In België is verjaring echter een verplichte weigeringsgrond [43](#page=43).
* **Andere feiten:** Wanneer een persoon wordt gezocht voor een ander, maar identiek feit, is dit geen weigeringsgrond, maar leidt het wel tot uitstel van overlevering [43](#page=43).
* **Politieke misdrijven:** Politieke misdrijven vormen geen beletsel meer voor uitleveringen binnen de EU, vanwege het vertrouwen dat dergelijke misdrijven niet meer voorkomen [43](#page=43).
#### 3.1.3 Bijkomende weigeringsgronden en bijzondere regelingen
* **Nationaliteit:** De nationaliteit van de betrokkene vormt geen beletsel voor overlevering. Lidstaten kunnen echter wel weigeren indien zij zelf de straf ten uitvoer gaan leggen [44](#page=44).
* **Minderjarigheid:** De overlevering van minderjarigen is in principe een verplichte weigeringsgrond [44](#page=44).
* **Verstekvonnissen:** Bij verstekvonnissen (waarbij de verdachte niet aanwezig was) is overlevering alleen mogelijk indien er garantie wordt geboden voor een mogelijkheid tot herziening van het vonnis in de uitvaardigende lidstaat, zoals de mogelijkheid tot verzet of hoger beroep [45](#page=45).
#### 3.1.4 Procedurele aspecten van overlevering
* De eerste beoordeling door de onderzoeksrechter dient binnen 48 uur plaats te vinden [47](#page=47).
* Er wordt geen ander arrest dan het Europees arrestatiebevel uitgevaardigd, omdat het EAB reeds geldt [47](#page=47).
* Er is geen controle- of monitoringssysteem met periodieke controles; de beoordeling door de onderzoeksrechter vindt eenmalig plaats om te oordelen over eventuele weigeringsgronden [47](#page=47).
### 3.2 Uitlevering naar derde landen
Hoofdstukken over uitlevering in handboeken zijn doorgaans alleen van toepassing op situaties waarbij personen naar derde landen worden uitgeleverd, en niet wanneer het gaat om overlevering tussen EU-lidstaten. De procedure en vereisten voor uitlevering naar derde landen verschillen van die van overlevering binnen de EU [39](#page=39).
* * *
# Informatieverstrekking aan slachtoffers
Dit onderwerp behandelt de recente wijzigingen met betrekking tot het informeren van slachtoffers over het verloop van de vrijheidsberoving [36](#page=36).
### 4.1 Nieuwe regelgeving: artikel 38ter
Sinds 2023 is artikel 38ter van kracht geworden, dat specifieke bepalingen bevat inzake de informatieverstrekking aan een benadeelde persoon (slachtoffer) over het verloop van de vrijheidsberoving. Dit artikel is een nieuwe toevoeging en niet terug te vinden in het oorspronkelijke handboek [36](#page=36).
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Vrijheidsberoving | Een ingrijpende beperking van het fundamentele recht op persoonlijke vrijheid, die onder strikte voorwaarden aan de orde is. |
| Vooronderzoek | Een fase in het strafrechtelijk proces die voorafgaat aan de eigenlijke berechting, waarin bewijs wordt verzameld en de omstandigheden van het delict worden onderzocht. |
| Openbare orde | Het geheel van maatschappelijke regels en normen dat noodzakelijk is voor het vreedzaam samenleven van burgers binnen een gemeenschap. |
| Medebrengingsbevel | Een bevel uitgevaardigd door de onderzoeksrechter om een getuige of verdachte onder dwang te laten verschijnen voor verhoor, indien deze niet spontaan verschijnt. |
| Aanhoudingsbevel | Een bevel van de onderzoeksrechter om een verdachte gedurende een bepaalde periode van zijn vrijheid te beroven met het oog op het onderzoek, zonder een beperkte duur te hebben. |
| Elektronisch toezicht (ET) | Een vorm van vrijheidsbeperking waarbij een persoon thuis wordt gehouden onder toezicht door middel van elektronische middelen, zoals enkelbanden. |
| Raadkamer | Een kamer binnen de rechtbank die bevoegd is voor de beslissing over de rechtmatigheid en opportuniteit van voorlopige hechtenis en andere onderzoeksmaatregelen. |
| Onderzoeksrechter (OR) | Een rechter die belast is met het leiden van het vooronderzoek in strafzaken, met de bevoegdheid om dwangmaatregelen te bevelen, zoals aanhouding. |
| Bestuurlijke arrestatie | Een arrestatie die wordt uitgevoerd door politieambtenaren op basis van bestuurlijke bevoegdheden, bijvoorbeeld bij verstoring van de openbare rust of hinderlijk gedrag. |
| Vattingsbevel | Een bevel uitgevaardigd door de procureur des Konings om een veroordeelde persoon die zich niet vrijwillig aanbiedt bij de gevangenis, te laten aanhouden en de straf uit te laten voeren. |
| Heterdaad | Een misdrijf dat wordt betrapt op het moment dat het plaatsvindt of kort daarna, waarbij de dader nog in het bezit is van de gestolen goederen of nog de sporen van het misdrijf bij zich draagt. |
| Particulier | Een burger die geen politiefunctionaris is, maar onder bepaalde omstandigheden bevoegd kan zijn om iemand aan te houden, zoals bij betrapping op heterdaad. |
| Salduz wetgeving | Wetgeving die de rechten van gedetineerde personen regelt, waaronder het recht op bijstand van een advocaat tijdens verhoren en de rechten met betrekking tot vrijheidsberoving. |
| Voorlopige hechtenis | De vrijheidsberoving van een verdachte gedurende het vooronderzoek, die door de onderzoeksrechter wordt bevolen en getoetst door de raadkamer. |
| Secreetstelling | Een maatregel waarbij een verdachte die onder aanhoudingsbevel is geplaatst, gedurende een beperkte periode (meestal 3 dagen) geen contact mag hebben met derden, met uitzondering van zijn advocaat. |
| Europese Arrestatiebevel (EAB) | Een gerechtelijk besluit dat door een lidstaat wordt uitgevaardigd om de aanhouding en overlevering van een persoon door een andere lidstaat te verzoeken, met het oog op strafrechtelijke vervolging of de tenuitvoerlegging van een straf. |
| Dubbele incriminatie | Het vereiste dat een feit strafbaar moet zijn volgens zowel het recht van de uitvaardigende lidstaat als het recht van de uitvoerende lidstaat om overlevering mogelijk te maken. |
| Opportuniteitscontrole | Een controle door de rechterlijke macht om te beoordelen of een vrijheidsberoving nog noodzakelijk is voor het onderzoeksbelang of de openbare veiligheid. |
| Wettigheidscontrole | Een controle door de rechterlijke macht om te beoordelen of de vrijheidsberoving voldoet aan de wettelijke vorm- en grondvereisten. |
| Tenuitvoerlegging | De daadwerkelijke uitvoering van een opgelegde straf, zoals een gevangenisstraf, na een definitieve rechterlijke uitspraak. |
| Borgsom | Een geldbedrag dat door een verdachte wordt betaald als garantie dat hij zal verschijnen voor de rechter en dat de opgelegde straf zal worden uitgevoerd, in ruil voor invrijheidstelling. |
| Onwerkzame hechtenis | Een algemene term die verwijst naar hechtenis die onrechtmatig is of hechtenis die rechtmatig was, maar waarbij de verdachte uiteindelijk buiten vervolging wordt gesteld of wordt vrijgesproken. |
| Overlevering | De procedure waarbij een persoon wordt overgedragen van de ene naar de andere staat op basis van een gerechtelijk bevel, met name binnen de Europese Unie. |
| Uitlevering | De procedure waarbij een persoon wordt overgedragen van de ene naar de andere staat op basis van een gerechtelijk bevel, wanneer het gaat om een derde land buiten de Europese Unie. |
Cover
8 onderzoek ter terechtzitting.pdf
Summary
# Bevoegdheid van de rechterlijke instanties
De bevoegdheid van rechterlijke instanties in strafzaken wordt bepaald door specifieke criteria en regels, essentieel voor een eerlijke rechtsgang.
## 1\. Bevoegdheid van de rechterlijke instanties
De bevoegdheid van een rechterlijke instantie in strafzaken is van openbare orde en kan niet worden onttrokken aan de natuurlijke rechter, zoals bepaald in artikel 13 van de Grondwet. De bevoegdheid van een strafgerecht wordt bepaald door drie hoofdcriteria: ratione materiae, ratione personae en ratione loci [4](#page=4).
### 1.1 Ratione materiae
Dit criterium kijkt naar de aard van het misdrijf. Traditioneel werd er een indeling gemaakt in overtredingen, wanbedrijven en misdaden. Echter, deze indeling is in de praktijk verstoord door contraventionalisering en correctionalisering, wat betekent dat een misdaad voor een correctionele rechtbank of een wanbedrijf voor een politierechtbank kan komen. Het nieuwe Strafwetboek kent deze indeling niet meer, maar bepaalt via artikel 216novies welke misdrijven voor het Hof van Assisen komen [4](#page=4).
### 1.2 Ratione personae
Dit criterium verwijst naar de hoedanigheid van de persoon die verdacht wordt. Voorbeelden hiervan zijn ministers en hoge functionarissen die een voorrecht van rechtsmacht genieten en direct voor het Hof van Cassatie vervolgd kunnen worden [4](#page=4).
### 1.3 Ratione loci
Dit criterium bepaalt de bevoegdheid op basis van de plaats waar het misdrijf is gepleegd, waar de verdachte verblijft, of waar de verdachte wordt aangetroffen. Artikel 23 van het Wetboek van Strafvordering regelt dit. Dit kan leiden tot bevoegdheidsconflicten wanneer meerdere rechtbanken bevoegd zijn. In dergelijke gevallen moet het parket onderling overleg plegen om te bepalen waar de zaak zal worden behandeld. Een belangrijke uitzondering hierop is de jeugdrechtbank, waar de bevoegdheid ratione loci gebaseerd is op de gezinsverblijfplaats van de minderjarige [4](#page=4).
### 1.4 Samenhang
Samenhang treedt op wanneer meerdere personen verschillende misdrijven plegen, al dan niet op verschillende tijdstippen en locaties, met het oog op het vergemakkelijken van de delicten. In dergelijke gevallen worden de zaken samengevoegd en niet afzonderlijk berecht [5](#page=5).
* **Samenhang ratione materiae:** De rechtbank met de ruimste bevoegdheid oordeelt. Bijvoorbeeld, bij een combinatie van een overtreding en een misdaad, zal het Hof van Assisen oordelen [5](#page=5).
* **Samenhang ratione personae:** Geldt hetzelfde principe; als een minister en een burger betrokken zijn, zal het Hof van Cassatie oordelen [5](#page=5).
* **Uitzondering minderjarigen:** De regels van samenhang zijn niet van toepassing op minderjarigen; in hun geval vindt er wel een opsplitsing plaats [5](#page=5).
* **Samenhang ratione loci:** Er zijn geen voorrangsregels, dus de parketten gaan onderling overleggen [5](#page=5).
### 1.5 Ondeelbaarheid
Ondeelbaarheid heeft betrekking op situaties van eendaadse samenloop, waarbij één enkele gedraging inbreuk maakt op meerdere strafbepalingen. In deze gevallen zijn de regels van samenhang ook van toepassing [5](#page=5).
### 1.6 Taalwet gerechtszaken en bijzondere regelingen
De Taalwet gerechtszaken bepaalt dat indien men de taal van de rechtspleging niet beheerst, men in bepaalde gevallen kan vragen om naar een ander rechtscollege te worden verwezen. Dit is verplicht bij het Hof van Assisen, terwijl andere rechtbanken dit kunnen weigeren [5](#page=5).
Er bestaan bijzondere regelingen voor specifieke situaties, zoals de faciliteitengemeenten en Brussel Hoofdstad. In deze gebieden is een verwijzing naar een ander rechtscollege verplicht, zelfs al in de vooronderzoeksfase [5](#page=5).
### 1.7 Regeling van rechtsgebied
Een regeling van rechtsgebied kan nodig zijn wanneer er meerdere rechtscolleges bevoegd zijn of wanneer een rechtscollege zich onbevoegd verklaart [7](#page=7).
* **Positief bevoegdheidconflict:** Meerdere rechtscolleges zijn bevoegd [7](#page=7).
* **Negatief bevoegdheidconflict:** Een vonnisgerecht verklaart zich onbevoegd. Indien een vonnisgerecht een zaak herkwalificeert, kan het daardoor tot de conclusie komen dat het onbevoegd is [7](#page=7).
De regeling van rechtsgebied is enkel van toepassing bij de correctionele rechtbanken (in de zin van bevoegdheid, niet strafmaat). Bij de correctionele rechtbanken kan men na een onbevoegdverklaring een nieuwe dagvaarding betekenen [7](#page=7).
**Wie beslist bij onenigheid?**
* Indien verschillende rechtsgebieden (bijvoorbeeld Hof van Beroep Gent en Hof van Beroep Antwerpen) bevoegd zijn, is het Hof van Cassatie bevoegd, omdat dit bevoegd is voor het gehele rijk [7](#page=7).
* Zijn er twee politierechtbanken bevoegd binnen hetzelfde arrondissement, dan oordeelt de correctionele rechtbank [7](#page=7).
* Indien internationale strafhoven ook bevoegd zijn, kan het Hof van Cassatie, op vordering van de procureur-generaal, de zaak onttrekken aan het Belgisch rechtscollege. Internationale strafhoven hanteren echter vaak het principe van subsidiariteit; zij zijn pas bevoegd als nationale colleges de zaak niet kunnen behandelen of als rechtsmiddelen zijn uitgeput [7](#page=7).
> **Tip:** Het onderscheid tussen een positief en negatief bevoegdheidconflict is belangrijk. Denk eraan dat de regeling van rechtsgebied niet voor alle rechtbanken op dezelfde manier werkt.
> **Voorbeeld:** Stel dat een misdrijf zowel door een particulier als door een ambtenaar is gepleegd. Zowel de gewone rechtbank als de rechtbank bevoegd voor ambtenaren kunnen bevoegd zijn. Hier zou een samenloop ratione personae optreden, waardoor de rechtbank met de ruimste bevoegdheid (die voor ambtenaren) zou oordelen.
* * *
# Wijzen van adiëring en procedures
Dit deel behandelt de verschillende methoden waarmee zaken aanhangig worden gemaakt bij rechtbanken, de daaropvolgende procedures, inclusief oproeping bij proces-verbaal en snelrecht, en de rollen van onderzoeks- en vonnisgerechten.
### 2.1 Aanhangig maken van zaken
Het aanhangig maken van een zaak bij de rechtbank verschilt per type rechtbank [9](#page=9).
#### 2.1.1 Politierechtbank en correctionele rechtbank
* **Rechtstreekse dagvaarding door parket (PdK):** Dit is de meest voorkomende methode voor de politierechtbank en correctionele rechtbank. De benadeelde persoon wordt hiervan op de hoogte gesteld zodat deze zich als burgerlijke partij kan stellen [9](#page=9).
* **Oproeping bij PV (proces-verbaal):** Enkel van toepassing bij openbare orde misdrijven (OO). Er is geen deurwaardersexploot nodig. Dit gebeurt wanneer een persoon zich zelf meldt bij de rechtbank en kan leiden tot een berechting binnen tien dagen. Voorbeelden zijn hooliganisme en winkeldiefstal [9](#page=9).
* **Klacht met burgerlijke-partijstelling bij de onderzoeksrechter (OR):** Indien het slachtoffer een misdaad aan wil kaarten en er geen onderzoek meer loopt, kan deze een klacht met burgerlijke-partijstelling indienen bij de OR [9](#page=9).
* **Verwijzingsbeschikking van de raadkamer (RK) of kamer van inbeschuldigingstelling (KI):** In geval van gerechtelijk onderzoek (GO) maakt een verwijzingsbeschikking van de RK of KI (na regeling der rechtspleging) de zaak aanhangig, niet de dagvaarding. Dit is relevant voor verjaringsregels [9](#page=9).
* **Vrijwillige verschijning van beklaagde:** Indien er sprake is van een nietigheid van de dagvaarding, maar de beklaagde niet wil wachten op een nieuwe datum, kan deze vrijwillig verschijnen. Dit is niet mogelijk indien het rechtscollege niet bevoegd is of indien er nog een lopend gerechtelijk onderzoek is [9](#page=9).
* **Andere wijzen van aanhangigmaking:**
* Verwijzing op grond van de taalwet [9](#page=9).
* Verwijzing op grond van een regeling van rechtsgebied, bijvoorbeeld wanneer een rechter zichzelf ambtshalve adieert bij een zittingsmisdrijf (zoals smaad, meineed, bedreiging) [9](#page=9).
#### 2.1.2 Hof van Assisen (HvA)
Het Hof van Assisen wordt slechts op één manier geadieerd: door een inbeschuldigingstelling door de kamer van inbeschuldigingstelling (KI) [10](#page=10).
### 2.2 Rol van onderzoeks- en vonnisgerechten
* **Onderzoeksrechter (OR) / Raadkamer (RK) / Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI):** Deze onderzoeksinstanties voeren onderzoek uit. De RK/KI kunnen verzachtende omstandigheden aannemen, wat bindend is voor het vonnisgerecht. De parketmagistraat kan dit ook doen, maar dit is niet bindend voor het vonnisgerecht [9](#page=9).
* **Vonnisgerecht (Politierechtbank, Correctionele Rechtbank, HvA):** Het vonnisgerecht is gebonden aan de feiten en personen zoals vermeld in de inleidende akte en kan deze niet uitbreiden (noch in rem, noch in personam). Wel kunnen zij feiten herkwalificeren. Indien een herkwalificatie plaatsvindt, moet de beklaagde hiervan in kennis worden gesteld. Als de vonnisrechter dit pas aan het einde van de debatten doet, kunnen de debatten heropend worden zodat de beklaagde tegenspraak kan voeren. Dit kan leiden tot een negatief bevoegdheidsconflict waarbij de rechter zich onbevoegd verklaart. Het vonnisgerecht kan niet seponeren of rangschikken zonder gevolg en moet een uitspraak doen binnen een redelijke termijn. Het vonnisgerecht is niet bevoegd om dwangmaatregelen te nemen [11](#page=11) [13](#page=13) [20](#page=20).
### 2.3 Procedures
De procedure bij de politierechtbank, correctionele rechtbank en het Hof van Assisen verloopt mondeling, maar het proces-verbaal van de terechtzitting (zittingsblad) heeft een bijzondere bewijswaarde en bewijskracht tot inschrijving van valsheid. Het moet op straffe van nietigheid ondertekend worden [15](#page=15).
#### 2.3.1 Verloop van de procedure en rechten van de verdediging
* **Rechtspleging:** Dit omvat het verloop van de procedure [14](#page=14).
* **Informatie over de zaak:** Vanaf het moment dat een zaak aanhangig is, worden de rechten van de verdediging uitgeoefend. De verdediging heeft informatie over de aard van de zaak (waartegen verdedigen) en de reden (kwalificatie) [13](#page=13).
* **Exceptio obscuri libelli:** Indien de kwalificatie van de zaak vaag is, kan de beklaagde de exceptie van de vaagheid van de tenlastelegging inroepen, wat betekent dat de tenlastelegging zo onduidelijk is dat men zich niet kan verdedigen [13](#page=13).
* **Schriftelijke conclusies:** Sinds 2016 is er een regeling voor schriftelijke conclusies. Wanneer een conclusie wordt neergelegd, is de rechter verplicht in zijn vonnis of motivering te antwoorden op elk verweermiddel van een partij. Een partij kan de rechter op de inleidende zitting vragen conclusietermijnen te bepalen. De beklaagde heeft altijd het laatste woord. Indien een termijn niet wordt nageleefd, worden de conclusies uit de debatten geweerd, tenzij partijen akkoord gaan of nieuwe feiten die nuttig zijn en nieuwe conclusies rechtvaardigen aan het licht zijn gekomen [20](#page=20).
* **Ondervraging beklaagde:** De ondervraging van de beklaagde gebeurt nooit onder eed en de beklaagde heeft een zwijgrecht en het verbod op zelfincriminatie [20](#page=20).
* **Getuigenverhoor:** Getuigenverhoor is niet gereglementeerd, maar getuigen zijn verplicht te verschijnen en een eed af te leggen. Ze kunnen onder dwang laten verschijnen via een medebrengingsbevel. Bepaalde categorieën hoeven geen eed af te leggen, zoals bloed- of aanverwanten (tijdens het vooronderzoek wel, op de terechtzitting enkel indien niemand zich verzet). Personen die ontzet zijn uit het recht van getuigen en minderjarigen onder de 15 jaar leggen nooit een eed af. Getuigen zijn verplicht de waarheid te spreken, behalve als ze zichzelf zouden beschuldigen of bij beroepsgeheim. Het getuigenverhoor wordt volledig door de voorzitter gehouden [20](#page=20).
* **Burgerlijke partij:** De eis van een burgerlijke partij gebeurt in de praktijk vaak via een geschreven conclusie. Indien er geen slachtoffer of burgerlijke partij is, houden zij belangen aan zodat het slachtoffer zich later via een eenvoudig verzoekschrift kan voegen bij de zaak [21](#page=21).
* **Vordering van het Openbaar Ministerie (OM):** Het OM vordert staande de zaak, uiteenzettend de zaak, de bewijzen en tenslotte de straf. Deze vordering is op straffe van nietigheid verplicht ter terechtzitting. Het OM heeft vaak beperkte kennis van de zaak omdat het onderzoek door de OR is gevoerd [21](#page=21).
* **Verdediging beklaagde:** De verdediging van de beklaagde gebeurt ook vaak via schriftelijke conclusie [21](#page=21).
* **Replieken en sluiting debatten:** Replieken zijn eerder uitzonderlijk. Daarna worden de debatten gesloten [21](#page=21).
* **Beraadslaging:** De beraadslaging gebeurt buiten aanwezigheid van partijen en het OM, is geheim en achter gesloten deuren. Debatten kunnen heropend worden indien er tijdens de beraadslaging herkwalificaties plaatsvinden of indien er nieuwe feiten/vragen rijzen [21](#page=21).
#### 2.3.2 Vonnis op tegenspraak en verstek
* **Vonnis op tegenspraak:** De verdediging was aanwezig, persoonlijk of bijgestaan door een advocaat [16](#page=16).
* **Vonnis bij verstek:** De beklaagde was niet aanwezig. Dit geeft recht op het rechtsmiddel van verzet. Het recht om aanwezig te zijn is geen plicht, tenzij de rechter dit beveelt. Het recht op verstek is niet hetzelfde als het recht op verzet [16](#page=16).
* **Persoonlijke verschijning of vertegenwoordiging:** Volgens het arrest Van Geyseghem moet men niet langer in persoon aanwezig zijn; vertegenwoordiging door een advocaat is voldoende. Dit is een essentieel recht op een eerlijk proces. De rechter kan echter de aanwezigheid bevelen; indien men dan nog niet verschijnt, wordt het vonnis alsnog geacht op tegenspraak te zijn gewezen [16](#page=16).
* **Openbaar Ministerie (OM):** Het OM kan nooit verstek laten gaan en bijgevolg geen verzet aantekenen. Het OM heeft een aanwezigheidsplicht, maar parketmagistraten kunnen zich laten afwisselen. Een procedure afgehandeld zonder aanwezigheid van het OM is nietig [16](#page=16).
* **Rechtspersonen:** Rechtspersonen worden vertegenwoordigd door een natuurlijke persoon. Bij belangenconflicten wordt een lasthebber ad hoc aangesteld [16](#page=16).
* **Aanwezigheid bij uitspraak:** Als de beklaagde bij de debatten aanwezig was en tegenspraak kon voeren, maar niet aanwezig is bij de uitspraak van het vonnis, is dit nog steeds een vonnis op tegenspraak [16](#page=16).
#### 2.3.3 Videoconferentie in rechtszittingen
Sinds 2024 is er een wetgeving voor het houden van zittingen per videoconferentie. Dit was al mogelijk voor verhoren van getuigen of getuigen in het buitenland. Het doel is dat elke partij dezelfde rechten heeft als bij een gewone zitting, hoewel vertrouwelijke communicatie met de advocaat moeilijker kan zijn. Er zijn onderscheiden regels voor videoconferenties in strafrechtprocedures, voorlopige hechtenis, strafuitvoeringszaken en de uitvoering van interneringsmaatregelen. De basisregel blijft de fysieke zitting. Videoconferentie kan enkel indien partijen akkoord gaan, tenzij het ambtshalve gebeurt wanneer een fysieke zitting niet mogelijk is [17](#page=17).
* **Voorwaarden videoconferentie:**
* **SUR en internering:** Enkel op eigen verzoek of bij epidemische noodsituatie; niet op uitnodiging. De beslissing is niet vatbaar voor beroep [18](#page=18).
* **Voorlopige hechtenis en fase ten gronde:** Wel mogelijk op uitnodiging. Bij zittingen ten gronde is dit enkel voor de inleidende zitting en het voorlezen van het vonnis; de feitelijke debatten kunnen niet via video plaatsvinden [18](#page=18).
* **Ambtshalve mogelijk:** Bij epidemische noodsituatie en aanwijzingen van risico voor de openbare veiligheid [18](#page=18).
#### 2.3.4 Preliminaire zitting
De preliminaire zitting dient om de lijst van getuigen samen te stellen; het parket-generaal (PG) stelt deze 10 dagen ervoor op, andere partijen 5 dagen ervoor. Tussen de dagvaarding en de zitting moet minimaal 20 dagen liggen. Sinds 2024 is een uitgesteld cassatieberoep mogelijk tegen de arresten van de preliminaire zitting, indien ook tegen het eindarrest cassatie wordt ingesteld. Sinds 2019 heeft de preliminaire zitting ook de functie om nietigheden of onzuiverheden vast te stellen, indien deze nog niet eerder waren opgeworpen [29](#page=29).
#### 2.3.5 Uitstel van procedure
Uitstel van procedure kan worden verzocht, maar is niet toegestaan indien het te wijten is aan de partij zelf (bv. het te laat vinden van een advocaat). Uitstel kan gegeven worden om partijen meer tijd te geven conclusies te beantwoorden, formaliteiten in orde te brengen of zich te informeren [20](#page=20).
#### 2.3.6 Afhandeling van de zaak
* **Herziening van onderzoekshandelingen:** Alle onderzoeksverrichtingen zouden theoretisch herdaan moeten worden, maar in de praktijk beslist de rechter over de opportuniteit [20](#page=20).
* **Beslissingen:**
* **Eindbeslissing:** Er is beslist over de strafvordering en de rechter put zijn rechtsmacht uit. Dit kan gaan over de grond van de zaak of een tussengeschil (bv. uitspraak over verjaring, bevoegdheidskwestie) [22](#page=22).
* **Beslissing alvorens recht te doen (tussenvonnis):** Dit gaat vooraf aan de eindbeslissing (bv. deskundige aanstellen, prejudiciële vraag stellen aan het Grondwettelijk Hof, beslissing om achter gesloten deuren te procederen). Hiertegen kan geen cassatieberoep worden ingesteld [22](#page=22).
* **Motivering:** De rechter moet bijzondere situaties motiveren, zoals het weigeren van een werkstraf (rekening houdend met sociale toestand). Ook moet er antwoord gegeven worden op elke conclusie. Indien de rechter verzachtende omstandigheden aanneemt, moet hij motiveren waaruit deze bestaan [22](#page=22).
* **Eenheid van rechtsgeding:** In de uitspraak wordt beslist over zowel schuld als straf; dit kan niet afzonderlijk. Dit is niet het geval bij het Hof van Assisen, waar eerst over de schuld wordt beslist en daarna over de straftoemeting [23](#page=23).
* **Gerechtskosten:** Dit zijn de kosten die eigen zijn aan het geding [24](#page=24).
#### 2.3.7 Hersteltraject
Het hersteltraject is geen straf, maar betreft enkel het verloop van de procedure en vervangt de drugsbehandelingskamers op nationale schaal [25](#page=25).
* **Toepassingsgebied:**
* Feiten die niet hoger bedragen dan 5 jaar gevangenisstraf [25](#page=25).
* Feiten die gerelateerd zijn aan problematiek zoals verslaving, agressie of psychosociale problemen [25](#page=25).
* **Initiatief:** Kan ambtshalve of op verzoek van het OM, de beklaagde of de advocaat [25](#page=25).
* **Voorwaarden:** De betrokkene moet de problematiek erkennen en gemotiveerd zijn om eraan te werken [26](#page=26).
### 2.4 Bijzondere procedures
Er zijn twee bijzondere procedures van financiële aard [34](#page=34):
* **Kaalplukonderzoek:** Een aparte procedure om goederen (vermogensvoordelen) te ontnemen met het oog op verbeurdverklaring [34](#page=34).
* **Strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek (SUO):** Dit onderzoek wordt ingesteld wanneer hoge boetes en verbeurdverklaringen worden uitgesproken, maar niet kunnen worden uitgevoerd omdat de veroordeelde een laag vermogen heeft, terwijl dit feitelijk niet zo is. Het doel is de uitvoering van vermogensstraffen te bekomen door handelingen te verrichten om het vermogen op te sporen en in beslag te nemen [34](#page=34).
### 2.5 Recht op verstek bij het Hof van Assisen
Het recht op verstek bij het Hof van Assisen is enkel van toepassing voor zover de beschuldigde niet in voorlopige hechtenis zit [32](#page=32).
### 2.6 Nalatigheid van het OM
Het OM kan nooit verstek laten gaan en bijgevolg geen verzet aantekenen. Ze hebben wel een aanwezigheidsplicht, maar het OM is één en ondeelbaar, dus parketmagistraten kunnen zich laten afwisselen. Procedure afgehandeld zonder aanwezigheid OM dan is die nietig [16](#page=16).
* * *
# Rechtsmiddelen en beslissingen
Dit onderwerp behandelt de diverse uitspraken die een rechter kan doen en de mogelijkheden tot beroep daartegen.
### 3.1 Soorten rechterlijke beslissingen
De rechter kan verschillende soorten beslissingen nemen, welke onderscheiden worden op basis van hun aard en impact op het rechtsgeding.
#### 3.1.1 Eindbeslissingen
Een eindbeslissing is een uitspraak waarbij de rechter definitief heeft beslist over de strafvordering en daarmee zijn rechtsmacht heeft uitgeput. Dit kan zowel betrekking hebben op de grond van de zaak zelf als op een tussengeschil dat reeds is opgelost in de uitspraak. Een voorbeeld van een tussengeschil dat met een eindbeslissing wordt afgehandeld, is een uitspraak over verjaring of een bevoegdheidskwestie [22](#page=22).
#### 3.1.2 Beslissingen alvorens recht te doen (tussenvonnissen)
Een beslissing alvorens recht te doen, ook wel een tussenvonnis genoemd, gaat vooraf aan de eindbeslissing. Deze uitspraken houden de voortgang van de zaak in, bijvoorbeeld door het aanstellen van een deskundige, het stellen van een prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof, of het beslissen om de zaak achter gesloten deuren te voeren. Tegen een tussenvonnis kan geen cassatieberoep worden ingesteld [22](#page=22).
#### 3.1.3 Eenheid van rechtsgeding
In principe beslist de rechter in een enkele uitspraak over zowel de schuldvraag als de op te leggen straf, wat de eenheid van het rechtsgeding waarborgt. Dit principe geldt echter niet in assisenprocedures, waar eerst een arrest over de schuld wordt gewezen en daarna de straftoemeting plaatsvindt [23](#page=23).
### 3.2 Rechtsmiddelen
De mogelijkheid tot het aanvechten van rechterlijke beslissingen hangt af van het type beslissing.
#### 3.2.1 Hoger beroep
Hoger beroep kan worden ingesteld tegen zowel eindbeslissingen als beslissingen alvorens recht te doen [22](#page=22).
#### 3.2.2 Cassatieberoep
Cassatieberoep kan enkel worden ingesteld tegen eindbeslissingen [22](#page=22).
### 3.3 Bijzondere procedures
#### 3.3.1 Recht op verstek bij het Hof van Assisen
Het recht op verstek bij het Hof van Assisen is enkel van toepassing voor zover de beschuldigde niet in voorlopige hechtenis zit [32](#page=32).
#### 3.3.2 Financieel-gerelateerde procedures
Er bestaan twee bijzondere procedures van financiële aard:
* **Kaalplukonderzoek:** Dit is een aparte procedure gericht op het ontnemen van goederen (vermogensvoordelen) met het oog op verbeurdverklaring [34](#page=34).
* **Strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek (SUO):** Dit onderzoek is ingesteld wanneer hoge boetes en verbeurdverklaringen weliswaar worden uitgesproken, maar niet kunnen worden uitgevoerd omdat de veroordeelde een gering vermogen lijkt te hebben, terwijl dit in werkelijkheid niet zo is. Het doel van het SUO is het verkrijgen van de uitvoering van vermogensstraffen door handelingen te verrichten om het vermogen op te sporen en in beslag te nemen. De volledige procedure hiervan hoeft niet gekend te worden [34](#page=34).
### 3.4 Motiveringsplicht van de rechter
De rechter heeft een motiveringsplicht. Hij moet zijn beslissingen onderbouwen, bijvoorbeeld wanneer hij een werkstraf weigert, waarbij rekening gehouden moet worden met de sociale toestand van de betrokkene en dit expliciet gemotiveerd dient te worden. De rechter dient ook op elke conclusie te antwoorden. Indien de rechter een verzameling van feiten aanneemt, dient hij ook te motiveren waaruit deze feiten bestaan [22](#page=22).
> **Tip:** Het onderscheid tussen een eindbeslissing en een tussenvonnis is cruciaal voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van rechtsmiddelen, met name cassatieberoep. Begrijp goed welke uitspraken definitief zijn en welke nog een voorlopig karakter hebben.
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Vonnisgerecht | De rechtbank die definitief oordeelt over de zaak, nadat alle onderzoeken en debatten zijn afgerond. Dit is de rechtbank die de uiteindelijke uitspraak doet over schuld en straf. |
| Openbare orde | Regels die van fundamenteel belang zijn voor de samenleving en die door de rechter ambtshalve moeten worden toegepast, zelfs als partijen er niet op wijzen. Bevoegdheidskwesties vallen hier vaak onder. |
| Contraventionalisering | Het proces waarbij een misdrijf of wanbedrijf wordt behandeld als een overtreding, wat leidt tot een lagere strafmaat en een andere procedure. Dit treft de indeling van strafbare feiten. |
| Correctionalisering | Het proces waarbij een misdrijf wordt behandeld als een wanbedrijf. Dit beïnvloedt de bevoegdheid van de rechtbank en de mogelijke straffen. |
| Ratione materiae | Het criterium dat de bevoegdheid van een rechtbank bepaalt op basis van de aard van het strafbare feit. Dit omvat de traditionele indeling in overtredingen, wanbedrijven en misdaden. |
| Ratione personae | Het criterium dat de bevoegdheid van een rechtbank bepaalt op basis van de hoedanigheid van de verdachte. Bepaalde functionarissen, zoals ministers, hebben voorrechten van rechtsmacht. |
| Ratione loci | Het criterium dat de bevoegdheid van een rechtbank bepaalt op basis van de plaats waar het strafbare feit is gepleegd, waar de verdachte verblijft, of waar de verdachte wordt aangetroffen. |
| Bevoegdheidsconflicten | Situaties waarin meerdere rechtbanken bevoegd zijn om kennis te nemen van een zaak. Dit vereist overleg tussen de parketten om de zaak toe te wijzen aan de juiste rechtbank. |
| Samenhang | Het principe waarbij verschillende zaken die onderling verband houden, zoals meerdere verdachten die samen een misdrijf plegen, worden samengevoegd om een efficiëntere en coherente berechting te garanderen. |
| Ondeelbaarheid (eendaadse samenloop) | Een situatie waarbij één enkele gedraging van een persoon inbreuk maakt op meerdere strafbepalingen. De regels van samenhang zijn hierop van toepassing. |
| Rechtscollege | Een algemene term voor een rechterlijke instantie die bevoegd is om recht te spreken, zoals een rechtbank of een hof. |
| Nietigheid | Een sanctie die een rechtshandeling ongeldig maakt vanaf het begin. In het strafrecht kan een procedurele fout leiden tot de nietigheid van de dagvaarding, de procedure of het vonnis. |
| Verstek | Situatie waarin een beklaagde niet aanwezig is op de zitting, noch zelf, noch via een advocaat. Dit kan leiden tot een verstekvonnis. |
| Verzet | Een rechtsmiddel dat een veroordeelde in geval van een verstekvonnis kan aanwenden om opnieuw voor de rechter te verschijnen en zijn verdediging te voeren. |
| Rechtsmiddel | Een wettelijk voorzien middel om een uitspraak van een rechter aan te vechten en te laten herzien door een hogere rechtbank, zoals hoger beroep of cassatie. |
| Cassatie | Een rechtsmiddel waarbij men zich richt tot het Hof van Cassatie, dat oordeelt over de correcte toepassing van het recht, maar niet over de feiten zelf. |
| Herkwalificatie | De handeling waarbij het vonnisgerecht een strafbaar feit anders classificeert dan in de inleidende akte was vermeld, wat gevolgen kan hebben voor de bevoegdheid en de strafmaat. |
| Conclusie | Een schriftelijk stuk waarin een partij haar standpunten, argumenten en bewijsmiddelen uiteenzet ter ondersteuning van haar zaak. Rechters zijn verplicht om op elk verweermiddel te antwoorden in hun vonnis. |
| Beraadslaging | De fase na de debatten waarin de rechterlijke instantie zich terugtrekt om te oordelen en een vonnis op te stellen, buiten aanwezigheid van partijen en het openbaar ministerie. |
| Heropening van debatten | Een procedure waarbij de debatten opnieuw worden geopend nadat ze gesloten waren, bijvoorbeeld als er nieuwe feiten aan het licht komen of als de rechter een herkwalificatie overweegt tijdens de beraadslaging. |
| Eindbeslissing | Een beslissing van de rechter die definitief de zaak afhandelt, zowel wat betreft de strafvordering als de rechtsmacht van de rechter. Hier kan cassatie tegen ingesteld worden. |
| Beslissing alvorens recht te doen (tussenvonnis) | Een beslissing die de rechter neemt voorafgaand aan de eindbeslissing, bijvoorbeeld om een deskundige aan te stellen of een prejudiciële vraag te stellen. Hier kan geen cassatie tegen ingesteld worden. |
| Hersteltraject | Een alternatieve straf die gericht is op de rehabilitatie van de beklaagde, vaak gerelateerd aan verslavingsproblematiek of agressie, en die geen straf is in de traditionele zin. |
| Verbeurdverklaring | Een straf waarbij de veroordeelde al zijn goederen of een deel daarvan verliest ten gunste van de staat. Dit is een vermogensstraf. |
| Strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek (SUO) | Een onderzoek gericht op de effectieve tenuitvoerlegging van vermogensstraffen, zoals boetes en verbeurdverklaringen, wanneer de veroordeelde over vermogen beschikt maar dit probeert te verbergen. |
Cover
Burgerlijk en strafprocesrecht smv.docx
Summary
# Rechterlijke organisatie en bevoegdheidsverdeling
Dit onderwerp behandelt de verschillende organen en actoren binnen de rechterlijke macht, alsook de verdeling van bevoegdheden tussen deze rechtbanken en hoven, zowel materieel als territoriaal.
### 1.1 Organen en actoren van de rechterlijke macht
#### 1.1.1 Hoven en rechtbanken
De Belgische rechterlijke macht is georganiseerd over verschillende niveaus:
* **Resorten:** Er zijn 5 gerechtelijke ressorten in België.
* **Arrondissementen:** Elk ressort is onderverdeeld in 12 gerechtelijke arrondissementen.
* **Kantons:** Elk arrondissement is verder opgedeeld in 162 gerechtelijke kantons.
De belangrijkste rechtbanken en hoven zijn:
* **Vredegerecht:**
* Gelegen per gerechtelijk kanton.
* Bestuurd door één alleenzetelende beroepsmagistraat.
* Algemene bevoegdheid voor burgerlijke geschillen tot een maximale waarde van 5.000 euro.
* Bijzondere bevoegdheden omvatten huurgeschillen, zaken betreffende geesteszieken, burengeschillen en schulden voor nutsvoorzieningen.
* **Politierechtbank:**
* Per arrondissement, met meerdere alleenzetelende beroepsmagistraten.
* **Burgerlijk:** Exclusieve bevoegdheid voor alle schade voortkomend uit verkeersongevallen.
* **Correctioneel:** Exclusieve bevoegdheid voor overtredingen en alle misdrijven in de wegverkeerswetgeving.
* **Rechtbank van eerste aanleg:**
* Per arrondissement, met meerdere beroepsmagistraten die alleen of in college van drie zetelen.
* Opgeplitst in drie afdelingen:
* **Burgerlijke rechtbank:** Bevoegd voor alle geschillen waarvoor de wet geen andere specifieke rechtbank aanwijst (volheid van bevoegdheid). Hoger beroep is mogelijk voor burgerlijke zaken boven 2.500 euro.
* **Familie- en jeugdrechtbank:** Behandelt burgerlijke familiezaken en jeugdzaken (misdrijven omschreven feit - MOF, en verontrustende opvoedingssituaties - VOS).
* **Correctionele rechtbank:** Bevoegd voor wanbedrijven en gecorrectionaliseerde misdaden. Hoger beroep tegen uitspraken van de politierechtbank (correctioneel) wordt hier behandeld.
* **Bijzondere instanties binnen de rechtbank van eerste aanleg:** Burgerlijk Beslagrechter, Kortgedingrechter, SURB (Strafuitvoeringsrechtbank) en Raadkamer.
* **Onderzoeksrechter:** Alleenzetelende rechter belast met het gerechtelijk onderzoek, op vraag van het Openbaar Ministerie of een burgerlijke partij. Onderzoekt zowel de tenlastelegging als de ontlastende feiten. Kan dwangmaatregelen bevelen.
* **Raadkamer:** Een alleenzetelende rechter die als onderzoeksgerecht oordeelt over bevelen tot aanhouding en verwijzingsbeslissingen naar de bevoegde strafrechtbank. Kan ook als vonnisgerecht optreden bij internering of opschorting.
* **Strafuitvoeringsrechtbanken (SURB) en Strafuitvoeringsrechters (SUR):** Bepalen de modaliteiten voor de tenuitvoerlegging van straffen, afhankelijk van de duur van de straf.
* **Arrondissementsrechtbank:**
* Per arrondissement, met vier beroepsmagistraten.
* Bevoegd voor bevoegdheidsgeschillen tussen andere rechtbanken.
* **Ondernemingsrechtbank:**
* Negen rechtbanken met beroepsmagistraten en lekenrechters.
* Bevoegd voor ondernemingsgeschillen.
* **Arbeidsrechtbank:**
* Negen rechtbanken met beroepsmagistraten en lekenrechters.
* Bevoegd voor sociaalrechtelijke geschillen.
* **Hof van beroep:**
* Per ressort, met beroepsmagistraten (raadsheren) die alleen of in college van drie zetelen.
* Behandelt hoger beroep tegen uitspraken van de rechtbank van eerste aanleg en de ondernemingsrechtbank.
* **Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI):** Bestaat uit drie beroepsmagistraten. Behandelt hoger beroep tegen beslissingen van de onderzoeksrechter en de raadkamer, en houdt toezicht op het gerechtelijk onderzoek. Kan ook als vonnisgerecht optreden met dezelfde bevoegdheden als de raadkamer.
* **Arbeidshof:**
* Per ressort, met beroepsmagistraten en lekenrechters.
* Behandelt hoger beroep tegen uitspraken van de arbeidsrechtbank.
* **Hof van assisen:**
* Zetelt in de provincies, samengesteld uit beroepsmagistraten en een volksjury.
* Bevoegd voor misdaden die niet zijn gecorrectionaliseerd, en voor politieke en drukpersmisdrijven.
* **Hof van Cassatie:**
* Eén hof, met beroepsmagistraten in drie kamers (burgerlijke, sociale, correctionele zaken).
* Bevoegd voor schending van de wet of vormvereisten voorgeschreven op straffe van nietigheid. Enkel uitspraken in laatste aanleg kunnen hierdoor worden aangevochten.
#### 1.1.2 Openbaar ministerie
* Ook wel 'parket' genoemd.
* Bestuurde door de 'staande magistratuur'.
* Vertegenwoordigt de belangen van de gemeenschap, zowel in strafzaken als in burgerlijke en sociale zaken.
#### 1.1.3 Griffie
* Dienst die instaat voor administratieve ondersteuning van de rechtbanken.
#### 1.2 Balie
* Vereniging van advocaten per arrondissement, met aan het hoofd een stafhouder.
* Advocaten vertegenwoordigen en staan cliënten bij, gebonden aan deontologische regels.
#### 1.3 Gerechtsdeurwaarder
* Gerechtelijk ambtenaar in vrij beroep.
* Taken omvatten het betekenen van gerechtelijke akten, de gedwongen tenuitvoerlegging van vonnissen en officiële vaststellingen.
#### 1.4 Gerechtsdeskundige
* Zelfstandige die als technische raadgever optreedt voor de rechtbank.
* Aangesteld om de rechtbank bij te staan met expertise op specifieke gebieden.
#### 1.5 Specifieke actoren
* **(Vermoedelijke) dader:** Natuurlijke of rechtspersoon die verdacht wordt van een misdrijf. Termen variëren afhankelijk van het stadium van de procedure (verdachte, inverdenkinggestelde, beklaagde, beschuldigde, veroordeelde).
* **Slachtoffer:** Persoon benadeeld door een misdrijf. Kan aangifte doen, een klacht neerleggen, zich burgerlijke partij stellen of de verklaring van benadeelde persoon afleggen.
* **Politie:** Gereguleerd in een geïntegreerde politiedienst (lokale en federale politie). Verantwoordelijk voor opsporing, bewijsverzameling en handhaving van de openbare orde.
* **Openbaar ministerie (OM):** Vertegenwoordigt de gemeenschap, oordeelt over de opportuniteit van vervolging en oefent de strafvordering uit.
* **Onderzoeksrechter:** Leidt het gerechtelijk onderzoek.
* **Onderzoeksgerechten:** Raadkamer en Kamer van Inbeschuldigingstelling.
* **SURB en SUR:** Strafuitvoeringsrechtbanken en -rechters die modaliteiten van straffen bepalen.
* **Justitieassistenten en Justitiehuizen:** Bieden juridisch advies en begeleiding aan betrokkenen in gerechtelijke procedures.
### 1.6 Bevoegdheidsverdeling
#### 1.6.1 Materiële bevoegdheid
* **Begrip:** De vraag of een rechtbank of hof in **inhoudelijke zin** kennis kan nemen van een bepaald geschil. Wordt beoordeeld op basis van de datum van de inleidende akte, maar kan in elke fase van het geding worden opgeworpen omdat het van openbare orde is.
* **Burgerlijk procesrecht:**
* **Voorwerp of onderwerp:** Bepaalde materies zijn exclusief toegewezen aan specifieke rechtbanken (bv. huur aan vrederechter, arbeidszaken aan arbeidsrechtbank).
* **Waarde van de vordering:** De hoogte van het gevorderde bedrag (exclusief interest en kosten) kan de bevoegdheid bepalen. Verwijlintresten die vóór de dagvaarding lopen, tellen mee voor de bepaling van de waarde.
* **Spoedeisendheid:** De voorzitter van de rechtbank kan in kort geding uitspraak doen in spoedeisende zaken.
* **Hoedanigheid van de partijen:** In uitzonderlijke gevallen kan de hoedanigheid van de partijen de bevoegdheid bepalen (bv. aandeelhoudersgeschillen).
* **Strafprocesrecht:** De materiële bevoegdheid in strafzaken is voornamelijk gebaseerd op de aard en de zwaarte van het misdrijf.
#### 1.6.2 Territoriale bevoegdheid
* **Begrip:** De vraag of een rechtbank of hof **geografisch** gezien bevoegd is om kennis te nemen van een geschil.
* **Burgerlijk procesrecht:**
* **Openbare orde (art. 632-637 Ger.W.):** Regels van openbare orde kunnen op elk moment ambtshalve door de rechter worden opgeworpen en niet worden afgeweken.
* **Dwingend recht (art. 627-629bis Ger.W.):** Afwijking is mogelijk na ontstaan van het geding, en de exceptie moet 'in limine litis' (in de eerste conclusie) worden opgeworpen.
* **Aanvullend recht (art. 624 Ger.W.):** Regels die kunnen worden afgeweken, bv. woonplaats verweerder, plaats van verbintenis of uitvoering.
* **Strafprocesrecht:** De territoriale bevoegdheid in strafzaken is meestal bepaald door de plaats waar het misdrijf werd gepleegd, waar de dader woont of waar hij werd aangetroffen.
#### 1.6.3 Soorten vorderingen
* **Hoofdvordering:** De oorspronkelijke eis die wordt ingesteld in de inleidende akte.
* **Tussenvordering:** Een vordering ingesteld tijdens het lopende geding, die de oorspronkelijke vordering wijzigt of nieuwe vorderingen introduceert.
* **Tegenvordering:** Een vordering die de gedaagde partij instelt tegen de eiser.
* **Vordering tot tussenkomst:** Een derde partij voegt zich in een lopend proces omdat haar belangen geraakt kunnen worden.
* **Vrijwaring:** Een partij roept een derde op omdat deze aansprakelijk wordt geacht.
* **Bescherming:** Een derde komt tussen om eigen belangen te beschermen.
* **Veroordeling:** Een derde vraagt een beslissing die een oorspronkelijke partij tot een prestatie veroordeelt in haar voordeel.
#### 1.6.4 Bevoegdheidsgeschillen
* **Exceptie van onbevoegdheid opgeworpen door verweerder:** Moet 'in limine litis' worden opgeworpen (tenzij openbare orde) en de bevoegde rechter moet worden meegedeeld. De eiser kan vragen dat de arrondissementsrechtbank de bevoegdheid regelt, de rechter kan zelf een uitspraak doen, of de partijen kunnen verwijzen naar de bevoegde rechtbank.
* **Exceptie van onbevoegdheid ambtshalve opgeworpen door de rechtbank:** Enkel mogelijk bij regels van openbare orde.
* **Onttrekking van de zaak aan de rechter:** Kan gebeuren bij bloed- of aanverwantschap, schijn van partijdigheid, of als een rechter gedurende zes maanden verzuimt te oordelen na beraadslaging.
### 1.7 Geding
#### 1.7.1 Gewone procedure in eerste aanleg
1. **Dagvaarding en verzoekschrift:** De inleidende akten die het proces in gang zetten. Een dagvaarding wordt betekend door een gerechtsdeurwaarder, een verzoekschrift wordt neergelegd ter griffie.
2. **Inleidende zitting:** De zaak wordt ingeschreven op de algemene rol. Verstek kan optreden indien een partij niet verschijnt.
3. **Besluiten (Conclusies):** Schriftelijke standpunten van de partijen. De laatste conclusie moet een alomvattend synthesebesluit zijn.
4. **Rechtsdag (Pleitzitting):** Mondelinge behandeling van de zaak, tenzij schriftelijke behandeling is overeengekomen.
5. **Vonnis:** De rechterlijke uitspraak die het geschil beëindigt. Kan een eindvonnis of een tussenvonnis zijn. Een beslissing alvorens recht te doen beveelt onderzoeksmaatregelen.
#### 1.7.2 Kort geding
* Procedure voor zeer dringende beslissingen.
* Bevoegd is de voorzitter van de rechtbank die normaal bevoegd zou zijn.
* Doet geen uitspraak over de grond van de zaak.
### 1.8 Bewijs in burgerlijke zaken
* **Voorwerp van het bewijs:** Welke feiten of rechtshandelingen moeten worden bewezen (relevante en betwiste feiten). Algemeen bekende feiten en rechtsregels hoeven niet bewezen te worden.
* **Bewijslast:** Wie iets beweert, moet het bewijs ervan leveren. De rechter kan partijen verplichten bewijsmateriaal voor te leggen.
* **Bewijsmiddelen:**
* **Vrij bewijs:** Kan met alle bewijsmiddelen worden geleverd, behalve indien de wet anders bepaalt.
* **Gereglementeerd bewijs:** Rechtshandelingen boven een bepaalde waarde (3.500 euro) vereisen een ondertekend geschrift.
* **Schriftelijk bewijs:** Belangrijkste bewijsmiddel, vereist duurzaamheid en integriteit.
* **Bewijs door getuigen:** Verklaringen in schriftelijke vorm, met voorwaarden.
* **Bewijs door vermoedens:** Wettelijke vermoedens (weerlegbaar of onweerlegbaar) of feitelijke vermoedens (afleidingen uit bekende feiten).
* **Procedurele bewijsmiddelen:** Getuigenverhoor, gerechtelijke bekentenis, deskundigenonderzoek, verhoor van partijen, plaatsopneming, eed.
### 1.9 Gerechtskosten
* Kosten verbonden aan een procedure (advocatenkosten, administratiekosten, etc.).
* **Rechtsplegingsvergoeding:** Een forfaitair bedrag dat de winnende partij van de verliezende partij krijgt voor een deel van de advocatenkosten.
* **Principe:** De verliezende partij wordt verwezen in de kosten.
### 1.10 Het strafrechtelijk onderzoek
Het strafrechtelijk onderzoek kent verschillende fasen en actoren. Het begint met de kennisname van een misdrijf door het Openbaar Ministerie (OM), dat beslist om de strafvordering in te stellen.
#### 1.10.1 Onderzoekshandelingen
Verschillende onderzoekshandelingen kunnen worden verricht:
* **Proces-verbaal (PV):** Schriftelijke neerslag van vaststellingen en handelingen door bevoegde ambtenaren.
* **Huiszoeking:** In afwijking van het recht op privacy, wordt de woning betreden om bewijs te verzamelen. Vereist een machtiging van het OM of de onderzoeksrechter.
* **Verhoor:** Vraag- en antwoordsituatie om bewijzen te verkrijgen. Verdachten hebben een zwijgrecht en recht op advocaat vanaf het eerste verhoor. Getuigen zijn verplicht de waarheid te spreken, tenzij er specifieke beroepsgeheimen gelden.
* **Deskundigenonderzoek:** Inschakelen van experts voor technisch advies (bv. medisch, financieel, DNA-onderzoek).
* **Inbeslagname:** Goederen worden in bewaring genomen om nuttig te zijn voor het onderzoek of om later verbeurd verklaard te worden.
* **Maatregelen inzake telefoongebruik:** Identificatie van gebruiker, lokaliseren van communicatie en onderscheppen van communicatie. Vereisen steeds een gerechtelijk bevel en dienen proportioneel te zijn.
* **Bijzondere Opsporingsmethoden (BOM):** Observatie, infiltratie, informantenwerking. Vereisen specifieke machtigingen en wettelijke procedures.
#### 1.10.2 Vrijheidsberoving en voorlopige hechtenis
* **Arrestatie:** Kan gebeuren bij heterdaad (door politie) of buiten heterdaad (door politie/OM/onderzoeksrechter).
* **Bevel tot medebrenging:** Door de onderzoeksrechter tegen personen tegen wie ernstige aanwijzingen van schuld bestaan, of tegen getuigen die weigeren te verschijnen.
* **Bevel tot aanhouding:** Enkel door de onderzoeksrechter bevolen, als ultieme maatregel van voorlopige hechtenis (VH). VH is steeds uitzonderlijk, geen straf, en vereist strikte voorwaarden zoals noodzakelijkheid voor openbare veiligheid en bewijs van vlucht-, verduisterings- of recidivegevaar.
### 1.11 De strafrechtelijke vordering
#### 1.11.1 Afsluiten opsporingsonderzoek
Het opsporingsonderzoek kan op verschillende manieren worden afgesloten:
* **Sepot (klasseren zonder gevolg):** Het OM beslist de zaak niet verder te vervolgen, bv. wegens onvoldoende bewijs (technisch sepot) of omdat het geen prioriteit is (beleidssepot).
* **Verval van Strafvordering door Betaling van een Geldsom (VSBG):** Minnelijke schikking door betaling van een geldsom. De strafvordering vervalt, maar komt wel op het strafregister.
* **Strafbemiddeling:** Bemiddeling tussen dader en slachtoffer om schade te vergoeden of herstellen. Strafvordering vervalt en komt niet op het strafregister.
* **Voorafgaande Erkenning van Schuld (VES):** Verdachte pleit schuldig in ruil voor een lagere straf. Wordt voorgelegd aan de rechtbank voor controle.
* **Vervolgen:** Het OM beslist de zaak voor de rechtbank te brengen. Dit kan via een dagvaarding of een verwijzing door de onderzoeksgerechten.
#### 1.11.2 Afsluiten gerechtelijk onderzoek
Het gerechtelijk onderzoek wordt afgesloten met een vordering tot 'regeling van de rechtspleging'.
* **Raadkamer (als onderzoeksgerecht):** Beoordeelt de vordering van het OM en beslist over buitenvervolgingstelling of verwijzing naar de bevoegde rechtbank. Kan ook beslissen over voorlopige hechtenis. Hoger beroep kan bij de Kamer van Inbeschuldigingstelling.
* **Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI) (als onderzoeksgerecht):** Houdt toezicht op het gerechtelijk onderzoek, zuivert nietigheden en kan beslissen over verwijzing naar het hof van assisen of de correctionele rechtbank. Kan ook als vonnisgerecht optreden bij internering of opschorting.
### 1.12 De strafrechtelijke berechting
De berechting volgt algemene principes zoals het recht op een eerlijk proces, het mondelinge karakter, de tegenspraak, de redelijke termijn, de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter, en openbaarheid.
* **Procedure voor de gewone vonnisgerechten:** Begint met de aanhangigmaking (dagvaarding of verwijzing), gevolgd door de inleidende zitting, conclusies, het onderzoek ter terechtzitting en uiteindelijk het vonnis.
* **Procedure voor het Hof van assisen:** Niet nader te behandelen in dit overzicht.
### 1.13 Bewijs in strafzaken
* **Bewijslast:** Het OM draagt de bewijslast. De beklaagde heeft een zwijgrecht. Er moet zowel een materieel als een moreel element van het misdrijf worden bewezen.
* **Bewijsvoering:** Vrijheid van bewijs geldt, tenzij het bewijs onrechtmatig werd verkregen of niet toelaatbaar is.
* **Bewijsmiddelen:** Alle toelaatbare bewijsmiddelen zijn toegelaten.
* **Bewijswaardering:** De rechter waardeert het bewijs vrij, met enkele wettelijke uitzonderingen (bv. proces-verbaal van vaststellingen in wegverkeer).
### 1.14 Samenloop burgerrechtelijke en strafrechtelijke procedure
De burgerlijke rechtsvordering (vordering tot schadeherstel) kan gelijktijdig of afzonderlijk van de strafvordering worden ingesteld. Als de strafvordering loopt, wordt de burgerlijke rechtsvordering in principe geschorst ('le criminel tient le civil en état') om onverenigbare beslissingen te vermijden. Het slachtoffer kan kiezen tussen de strafrechter en de burgerlijke rechter om schadeherstel te eisen.
### 1.15 Rechtsmiddelen
Rechtsmiddelen laten toe een rechterlijke beslissing aan te vechten.
* **Verzet:** Tegen een verstekvonnis waarbij een partij niet is verschenen.
* **Hoger beroep:** Een zaak wordt opnieuw behandeld door een hogere rechtbank.
* **Burgerlijke zaken:** Mogelijk, tenzij de wet anders bepaalt of bij zaken onder een bepaalde waarde. Heeft devolutieve werking (zaak gaat volledig naar de tweede aanleg).
* **Strafzaken:** Mogelijk, met schorsende werking (gedwongen uitvoering is opgeschort). Strafverzwaring is mogelijk.
* **Cassatieberoep:** Aanvechten van een beslissing wegens schending van de wet of vormvereisten. Heeft geen schorsende werking in burgerlijke zaken, wel in strafzaken. Enkel beslissingen in laatste aanleg komen hiervoor in aanmerking.
---
# Het strafrechtelijk onderzoek en de vordering
Dit deel van de studiehandleiding beschrijft de fasen van het strafrechtelijk onderzoek, beginnend met de opsporing, gevolgd door het gerechtelijk onderzoek, en eindigend met de diverse manieren waarop de strafvordering kan worden afgesloten.
## 2. Het strafrechtelijk onderzoek en de vordering
### 2.1 Kader van het strafrechtelijk onderzoek
Het strafrechtelijk onderzoek heeft betrekking op de persoon die wordt vermoed een misdrijf te hebben gepleegd (de (vermoedelijke) dader), het slachtoffer dat schade heeft geleden door het misdrijf, de politie die taken uitvoert onder het gezag van het Openbaar Ministerie (OM), het OM zelf, de onderzoeksrechter die het gerechtelijk onderzoek leidt, de onderzoeksgerechten (zoals de raadkamer en de kamer van inbeschuldigingstelling), en de strafuitvoeringsrechtbanken. Ook justitieassistenten en justitiehuizen spelen een rol, met name bij de ondersteuning van slachtoffers.
Het slachtoffer kan zich versterken door zich te laten erkennen als benadeelde of burgerlijke partij. Als benadeelde verkrijgt het slachtoffer bepaalde rechten, zoals het recht op bijstand, inzage van het dossier en het recht om stukken toe te voegen. Als burgerlijke partij stelt het slachtoffer een burgerlijke vordering in om schadevergoeding te eisen, wat kan gebeuren vóór of tijdens de strafvordering.
Het ontstaan van het strafrechtelijk onderzoek is gerelateerd aan de overtreding van de strafwet, met als doel de maatschappelijke orde te sanctioneren. De burgerlijke vordering in strafzaken ontstaat wanneer het misdrijf ook schade veroorzaakt aan het slachtoffer, met als doel herstel van die persoonlijke schade.
### 2.2 Het opsporingsonderzoek
Het opsporingsonderzoek wordt geleid door het Openbaar Ministerie (OM), met name de Procureur des Konings, en heeft als doel misdrijven op te sporen, daders te identificeren en bewijzen te verzamelen die nuttig zijn voor de uitoefening van de strafvordering. Dit gebeurt door middel van kantschriften die opdrachten geven aan de politie. De resultaten worden vastgelegd in processen-verbaal.
**Kenmerken van het opsporingsonderzoek (inquisitoire rechtspleging):**
* **Geheim:** Het onderzoek is in beginsel geheim, met uitzonderingen voor de ondervraagde, de advocaat en de belanghebbenden.
* **Schriftelijk:** Het onderzoek moet schriftelijk kunnen worden nagegaan om de naleving van de regels te waarborgen.
* **Niet-tegensprekelijk:** Tegenstanders hebben in beginsel geen recht op tegenspraak, tenzij zij geschaad worden en opheffing vragen.
**Einde van het opsporingsonderzoek:**
Het OM beoordeelt de opportuniteit van de strafvordering en kan besluiten tot sepot (klasseren zonder gevolg), een minnelijke schikking (VSBG), strafbemiddeling, of tot het instellen van de strafvordering (vervolgen).
**Mini-onderzoek:**
Wanneer het OM een dwangmaatregel nodig acht maar hiervoor geen bevoegdheid heeft, kan het de onderzoeksrechter verzoeken een onderzoekshandeling te verrichten. Dit kan leiden tot het overdragen van het dossier aan de onderzoeksrechter, waarna het een gerechtelijk onderzoek wordt.
### 2.3 Gerechtelijk onderzoek
Het gerechtelijk onderzoek wordt geleid door een onderzoeksrechter en heeft als doel de waarheid te achterhalen over feiten, betrokkenen en de situatie, zowel ten laste als ten ontlaste van de verdachte.
**Start van het gerechtelijk onderzoek:**
Dit kan gebeuren op vordering van het OM, door de aangifte van een burgerlijke partij bij de onderzoeksrechter, na een mini-onderzoek waarbij de onderzoeksrechter het dossier naar zich toetrekt, of na betrapping op heterdaad.
**Kenmerken van het gerechtelijk onderzoek (inquisitoire rechtspleging):**
* **Geheim:** Net als het opsporingsonderzoek, is het gerechtelijk onderzoek in beginsel geheim.
* **Schriftelijk:** Essentieel voor de traceerbaarheid.
* **Niet-tegensprekelijk:** Met uitzondering van bijkomende onderzoekshandelingen of opheffing bij schade.
**Einde van het gerechtelijk onderzoek:**
Het onderzoek eindigt met een beschikking van de raadkamer of de kamer van inbeschuldigingstelling, die beslist over de legaliteit van de strafvordering.
### 2.4 Onderzoekshandelingen
Diverse onderzoekshandelingen kunnen worden uitgevoerd tijdens het strafrechtelijk onderzoek:
* **Proces-verbaal (PV):** Een officiële akte van de gerechtelijke politie die misdrijven, vaststellingen en onderzoeksverrichtingen vastlegt.
* **Huiszoeking (dwangmaatregel):** Het binnendringen en onderzoeken van een woning om bewijs te verzamelen, vereist een bevel van de onderzoeksrechter of, bij heterdaad, een machtiging van het OM.
* **Verhoor:** Een vraag- en antwoordsituatie om bewijzen te verkrijgen, waarbij de verdachte recht heeft op zwijgrecht en bijstand van een advocaat vanaf het eerste verhoor.
* **Deskundigenonderzoek:** Het inwinnen van technisch advies van experten, zoals forensische experts, medici of boekhouders. Dit omvat ook DNA-onderzoek.
* **Inbeslagname:** Het tijdelijk in bewaring nemen van goederen die nuttig kunnen zijn voor het onderzoek of voor verbeurdverklaring.
* **Maatregelen inzake telefoongebruik:**
* **Identificatie van de gebruiker:** Het achterhalen van de persoon gekoppeld aan een telefoonnummer.
* **Lokaliseren van communicatie (dwangmaatregel):** Het opsporen van communicatie en het lokaliseren van toestellen op basis van verkeersgegevens.
* **Onderscheppen, kennisnemen, doorzoeken en opnemen van communicatie (dwangmaatregel):** Het volgen van de inhoud van telecommunicatie (telefoontapping).
* **Bijzondere Opsporingsmethoden (BOM):**
* **Observatie:** Systematisch waarnemen van personen, gedrag, zaken of plaatsen.
* **Infiltratie:** Een politieambtenaar die onder een fictieve identiteit duurzaam contact onderhoudt met criminelen.
* **Informantenwerking:** Het onderhouden van contacten met personen die informatie verstrekken over misdrijven.
### 2.5 Vrijheidsberoving en de wet op de voorlopige hechtenis
De persoonlijke vrijheid is gewaarborgd, maar kan onder strikte wettelijke voorwaarden worden beperkt. Dit kan gebeuren door:
* **Arrestatie:**
* Bij betrapping op heterdaad.
* Buiten heterdaad, op bevel van het OM of de onderzoeksrechter.
* **Bevel tot medebrenging:** Tegen personen tegen wie ernstige aanwijzingen van schuld bestaan, of tegen getuigen die weigeren te verschijnen.
* **Bevel tot aanhouding:** Enkel door een onderzoeksrechter bevolen, en slechts in uitzonderlijke gevallen voor de openbare veiligheid en wanneer de feiten een gevangenisstraf van minstens één jaar tot gevolg hebben. Dit kan leiden tot voorlopige hechtenis, die geen straf is maar een voorlopige maatregel.
### 2.6 De strafrechtelijke vordering
De strafrechtelijke vordering kan op verschillende manieren worden afgesloten:
#### 2.6.1 Afsluiten van het opsporingsonderzoek
* **Sepot:** Klasseren zonder gevolg, hetzij om technische redenen (onvoldoende bewijs) of om beleidsredenen (geen prioriteit). Dit is voorlopig en geen hoger beroep is mogelijk.
* **Verval van Strafvordering door Betaling van een Geldsom (VSBG):** Een minnelijke schikking waarbij de betaling van een geldsom de strafvordering doet vervallen. Dit komt wel op het strafregister.
* **Strafbemiddeling:** Bemiddeling om schade aan benadeelden te vergoeden of te herstellen. De strafvordering vervalt en komt niet op het strafregister.
* **Voorafgaande Erkenning van Schuld (VES):** Een "guilty plea" waarbij de verdachte schuldig pleit in ruil voor een lagere straf. Dit komt op het strafregister.
* **Vervolgen:** Wanneer het OM oordeelt dat het wenselijk en haalbaar is dat een zaak wordt beoordeeld, kan dit leiden tot een dagvaarding.
#### 2.6.2 Afsluiten van het gerechtelijk onderzoek
Dit gebeurt op basis van de "regeling van de rechtspleging" en beoogt de beslissing over de verdere vervolging.
* **Raadkamer (als onderzoeksgerecht):** Oordeelt over het bevel tot aanhouding en verwijst de zaak naar de bevoegde rechtbank of stelt de verdachte buiten vervolging.
* **Kamer van Inbeschuldigingstelling (als onderzoeksgerecht):** Controleert de regelmatigheid van het gerechtelijk onderzoek, kan onregelmatige onderzoekshandelingen vernietigen en beslist over de verwijzing naar het hof van assisen, de correctionaliseerde misdrijven of de buitenvervolgingstelling.
> **Tip:** Het onderscheid tussen het opsporingsonderzoek (geleid door het OM) en het gerechtelijk onderzoek (geleid door de onderzoeksrechter) is cruciaal. De onderzoeksrechter voert een meer diepgaand onderzoek uit, gericht op de waarheidsvinding ten laste én ten ontlaste van de verdachte.
> **Voorbeeld:** De onderzoeksrechter kan, op verzoek van het OM of de burgerlijke partij, een reeks onderzoekshandelingen bevelen, zoals het verhoren van getuigen, het vorderen van deskundigenonderzoeken of het bevelen van huiszoekingen.
---
# Bewijs en rechtsmiddelen in straf- en burgerlijke zaken
Het bewijsrecht en de rechtsmiddelen zijn cruciale elementen binnen zowel het burgerlijk als het strafprocesrecht, die de mechanismen voor het vaststellen van feiten en het aanvechten van rechterlijke beslissingen regelen.
## 3. Bewijs en rechtsmiddelen in straf- en burgerlijke zaken
### 3.1 Bewijs in burgerlijke zaken
#### 3.1.1 Het voorwerp van het bewijs
Het voorwerp van het bewijs zijn de feiten en rechtshandelingen die relevant zijn voor het geschil en die door een van de partijen worden aangevoerd en door de tegenpartij worden betwist. Algemeen bekende feiten, ervaringsregels en rechtsregels hoeven niet bewezen te worden.
#### 3.1.2 De bewijslast
Volgens het accusatoir karakter van het recht, dient degene die iets beweert, daarvan ook het bewijs te leveren. De rechter kan echter onder bepaalde omstandigheden een partij verplichten om bewijsmateriaal dat in haar bezit is, voor te leggen.
> **Tip:** Bewijs is in principe ondeelbaar; als een bewijsstuk wordt gebruikt, kunnen niet zomaar bepaalde passages ervan worden genegeerd.
#### 3.1.3 Toelaatbaarheid en geoorloofdheid van bewijs
* **Toelaatbaarheid:** Dit heeft betrekking op de "spelregels" van het bewijs, zoals vastgelegd in boek 8 van het Burgerlijk Wetboek. In principe zijn alle bewijsmiddelen toelaatbaar, tenzij de wet anders bepaalt. Een uitzondering hierop is dat rechtshandelingen met een waarde van € 3.500 of meer bewezen moeten worden met een ondertekend geschrift.
* **Geoorloofdheid:** Dit betreft de rechtmatigheid van een specifiek bewijsstuk. Het bewijsstuk moet op zichzelf rechtmatig verkregen zijn.
#### 3.1.4 De bewijsmiddelen
In burgerlijke zaken kan het bewijs met alle middelen geleverd worden, tenzij de wet specifieke bewijsvoorschriften oplegt (gereglementeerd bewijs).
* **Schriftelijk bewijs:** Dit is het belangrijkste bewijsmiddel. Een geschrift is een duurzame drager met tekens die integriteit behoudt.
* **Bewijs door getuigen:** Een verklaring in schriftelijke vorm moet bepaalde voorwaarden vervullen, zoals een handtekening en een fotokopie van een officieel stuk. De rechter kan een "schriftelijke getuige" oproepen.
* **Bewijs door vermoedens:**
* **Wettelijk vermoeden:** Een vermoeden dat in de wet staat, kan weerlegbaar of onweerlegbaar zijn.
* **Feitelijk vermoeden:** Gevolgtrekkingen uit bekende feiten om een onbekend feit af te leiden.
* **Buitengerechtelijke betekenis:** Het toegeven van feiten die nadelig kunnen zijn, buiten een procedure om. Dit kan uitdrukkelijk of stilzwijgend, intentioneel of niet-intentioneel gebeuren.
* **Procedurele bewijsmiddelen (Gerechtelijk Wetboek):**
* **Getuigenverhoor:** De rechter kan vragen stellen aan getuigen.
* **Gerechtelijke bekentenis:** Het toegeven van feiten die nadelig zijn, voor de rechter.
* **Deskundigenonderzoek:** Technisch advies van experten aan de rechtbank.
* **Verhoor van partijen:** Partijen kunnen door de rechter worden verhoord.
* **Plaatsopneming:** Nagaan van de toestand ter plaatse door de rechter, ambtshalve of op verzoek van een partij.
* **De eed:** Een plechtige verklaring, als noodoplossing of beslissende eed.
### 3.2 Bewijs in strafzaken
#### 3.2.1 Bewijslast
Het **vermoeden van onschuld** is een fundamenteel principe: de beklaagde of beschuldigde wordt als onschuldig beschouwd totdat het tegendeel bewezen is. De bewijslast ligt bij het Openbaar Ministerie, dat zowel het materiële als het morele element van het misdrijf moet bewijzen. De beklaagde heeft een absoluut zwijgrecht.
#### 3.2.2 Bewijsvoering en toelaatbaarheid
Er geldt een **vrijheid van bewijs**, waarbij elk toelaatbaar bewijsmiddel kan worden gebruikt. Bewijs dat onrechtmatig is verkregen, is in principe uitgesloten, tenzij de rechtspraak specifieke uitzonderingen toelaat (bv. als de overtreden vormvereiste de betrouwbaarheid van het bewijs aantast of in strijd is met het recht op een eerlijk proces).
> **Tip:** Het "Salduz-arrest" van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens benadrukt het recht op toegang tot een advocaat vanaf het eerste politieverhoor, wat de Belgische wetgeving heeft beïnvloed.
#### 3.2.3 Bewijsmiddelen en bewijswaardering
De bewijsmiddelen in strafzaken zijn divers, waaronder proces-verbalen, getuigenverklaringen, deskundigenonderzoeken, plaatsopnemingen, en bijzondere opsporingsmethoden. De **bewijswaardering** is de vrije appreciatie van de rechter over de geloofwaardigheid van de bewijsmiddelen. Uitzonderingen hierop zijn bijvoorbeeld processen-verbaal met bijzondere bewijswaarde in het wegverkeer.
### 3.3 Rechtsmiddelen
Rechtsmiddelen zijn de procedures die partijen kunnen aanwenden om rechterlijke beslissingen aan te vechten.
#### 3.3.1 Algemene beginselen
* **Gezag van gewijsde:** Voorkomt dat dezelfde vordering opnieuw wordt ingeleid.
* **Kracht van gewijsde:** Betekent dat geen gewoon rechtsmiddel meer mogelijk is.
* **Schorsende werking:** De gedwongen uitvoering van de beslissing wordt stopgezet.
* **Devolutieve werking:** De zaak wordt volledig opnieuw behandeld door de hogere rechter.
* **Relatieve werking:** Het rechtsmiddel geldt enkel voor de aangevoerde geschilpunten.
Rechtsmiddelen zijn niet mogelijk indien de termijn verstreken is, er akkoord is tussen partijen, er berusting is, of het louter procedurele beslissingen betreft. Er kan ook een aanleggrens gelden.
#### 3.3.2 Verzet
Verzet is een rechtsmiddel tegen een **verstekvonnis** (wanneer een partij niet is verschenen en geen conclusies heeft ingediend).
* **Burgerlijke zaken:** Moet betrekking hebben op een beslissing in laatste aanleg en wordt ingesteld binnen één maand na betekening van het verstekvonnis. Het heeft schorsende werking en wordt voor dezelfde rechter gebracht.
* **Strafzaken:** Vereist de aantoning van overmacht of een wettige reden voor verschoning. De termijn is vijftien dagen vanaf de betekening van het verstekvonnis. Het heeft schorsende werking en wordt voor dezelfde rechter gebracht via een verzetsakte.
#### 3.3.3 Hoger beroep
Hoger beroep laat toe om een beslissing van een lagere rechter te laten herzien door een hogere rechter.
* **Burgerlijke zaken:** Is mogelijk tegen elke beslissing, met uitzonderingen gebaseerd op de waarde van de vordering (bij vrederechter, politierechtbank, en rechtbank van eerste aanleg). Het leidt tot een integrale herbehandeling van de zaak en heeft geen schorsende werking, tenzij de beslissing dit expliciet bepaalt. De termijn is één maand vanaf betekening.
* **Strafzaken:** Is mogelijk tegen elke beslissing, met uitzondering van arresten van het Hof van Assisen. Het heeft schorsende werking. De termijn is dertig dagen na uitspraak in eerste aanleg. Het Openbaar Ministerie kan hoger beroep instellen, en strafverzwaring is mogelijk. Het hoger beroep kan beperkt zijn tot specifieke grieven.
#### 3.3.4 Cassatieberoep
Cassatieberoep dient om de rechtmatigheid van een beslissing in laatste aanleg te toetsen op basis van schending van de wet of van vormvereisten op straffe van nietigheid.
* **Burgerlijke zaken:** Heeft geen schorsende werking. De termijn is drie maanden na betekening, en het wordt ingesteld via een verzoekschrift ondertekend door een advocaat bij het Hof van Cassatie. De procedure is schriftelijk.
* **Strafzaken:** Heeft schorsende werking. De termijn is vijftien dagen na beslissing in laatste aanleg, gevolgd door een verzoekschrift met de middelen. Het wordt ingesteld via een verklaring bij de griffie.
---
# Algemene beginselen en het verloop van het geding
Dit onderwerp behandelt de fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspraak en de verschillende stappen die doorlopen worden in een gerechtelijke procedure, van dagvaarding tot vonnis.
## 4. Algemene beginselen en het verloop van het geding
### 4.1 Algemene beginselen van behoorlijke rechtspraak
De beginselen van behoorlijke rechtspraak garanderen een eerlijke en correcte behandeling binnen het gerechtelijk proces. Deze beginselen zijn gewaarborgd door nationale wetgeving en internationale verdragen zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
#### 4.1.1 Toegang tot de rechter
Elke persoon heeft het recht om een geschil voor te leggen aan een rechterlijke instantie en een oplossing te krijgen. Dit wordt gewaarborgd door artikel 6 EVRM.
#### 4.1.2 Aard van de rechtspleging
Er zijn twee hoofdtypen rechtsplegingen:
* **Accusatoire rechtspleging:** Kenmerkend voor het burgerlijk procesrecht en het strafprocesrecht (ten gronde). Deze procedure is mondeling, openbaar en tegensprekelijk, wat betekent dat partijen de kans krijgen om te reageren op elkaars standpunten.
* **Inquisitoire rechtspleging:** Kenmerkend voor het strafprocesrecht tijdens de onderzoeksfase (vooronderzoek). Deze procedure is overwegend schriftelijk, geheim en niet-tegensprekelijk.
#### 4.1.3 Kernbeginselen van behoorlijke rechtspraak
* **Onafhankelijkheid** (art. 6 EVRM, art. 151, §1 Gw.): De rechter dient onafhankelijk te oordelen, zonder invloed van overheden of oversten.
* **Onpartijdigheid** (art. 6 EVRM): De rechter mag geen vooroordelen hebben. Zelfs de schijn van partijdigheid is verboden.
* **Eerlijke behandeling** (art. 6 EVRM): Elke partij moet de gelegenheid krijgen haar standpunt uiteen te zetten en tegenspraak te bieden. Men heeft het recht zich te verdedigen.
* **Motiveringsplicht** (art. 149 Gw.): Rechterlijke uitspraken moeten met redenen omkleed zijn. De rechter moet zijn beslissingen verantwoorden en ingaan op alle aangevoerde middelen en excepties.
* **Redelijke termijn** (art. 6 EVRM): Een zaak moet binnen een redelijke termijn worden beslecht. De beoordeling hiervan hangt af van de complexiteit van de zaak, de houding van partijen en overmacht.
* **Openbaarheid** (art. 6 EVRM, art. 149 Gw.): De behandeling en uitspraak van zaken zijn toegankelijk voor pers en publiek, wat controle mogelijk maakt.
* **Dubbele aanleg** (art. 616 Ger.W.): In principe is hoger beroep altijd mogelijk, wat betekent dat een zaak opnieuw kan worden behandeld door een hogere rechter.
### 4.2 Het verloop van het geding in burgerlijke zaken
Het geding omvat alle stappen vanaf de dagvaarding tot de uitspraak van de rechter.
#### 4.2.1 Gewone procedure in eerste aanleg
1. **Dagvaarding en verzoekschrift:** De procedure wordt ingeleid door een dagvaarding (betekend door een gerechtsdeurwaarder) of een verzoekschrift (neergelegd ter griffie). Deze akten bevatten informatie over wie de partijen zijn, wat er gevraagd wordt en waarom.
2. **Inleidende zitting:** De zaak wordt ingeschreven op de algemene rol. Indien een partij niet verschijnt, kan er bij verstek worden geoordeeld. Soms volstaan korte debatten, of de zaak wordt niet in staat verklaard voor behandeling. Een conclusiekalender kan worden opgelegd.
3. **Besluiten (Conclusies):** Partijen leggen schriftelijke besluiten neer (conclusies) bij de griffie en delen deze mee aan de tegenpartij. Het laatste conclusie moet een alomvattend "synthesebesluit" zijn dat alle vorderingen en argumenten bevat. Stukken moeten tijdig worden meegedeeld en neergelegd.
4. **Rechtsdag (Pleitzitting):** De zaak wordt mondeling behandeld door middel van pleidooien, tenzij er een schriftelijke behandeling wordt gekozen. De stukken moeten tijdig worden neergelegd voor de rechtsdag.
5. **Tussen rechtsdag en vonnis:** Na de zitting worden de debatten gesloten en gaat de zaak in beraad. Soms kunnen de debatten heropend worden bij nieuwe gebeurtenissen.
6. **Vonnis:** De rechter doet uitspraak binnen een bepaalde termijn na het sluiten van de debatten. Een eindvonnis beëindigt het geschil, terwijl een tussenvonnis de procedure voortzet en kan voorzien in beslissingen alvorens recht te doen (bv. onderzoeksmaatregelen).
#### 4.2.2 Kort geding
In spoedeisende gevallen kan een kort geding worden gestart. Dit vereist een korte dagvaardingstermijn (bv. twee dagen) en de bevoegde rechter is de voorzitter van de rechtbank die normaal bevoegd zou zijn. De rechter mag in kort geding geen uitspraak doen over de grond van de zaak.
### 4.3 Het bewijs in burgerlijke zaken
#### 4.3.1 Voorwerp van het bewijs: WAT
Het bewijs moet geleverd worden voor (rechts-)feiten en rechtshandelingen die door partijen worden aangevoerd én betwist. Algemeen bekende feiten en rechtsregels hoeven niet bewezen te worden.
#### 4.3.2 Bewijslast: WIE
De bewijslast rust op de partij die iets beweert (principe van het accusatoir karakter). De rechter kan echter in bijzondere gevallen een partij verplichten bewijsmateriaal voor te leggen. Bewijs is in principe onsplitsbaar.
#### 4.3.3 Toelaatbaarheid en geoorloofdheid van bewijs
* **Toelaatbaarheid:** Heeft betrekking op de "spelregels" van het bewijs (boek 8 BW). In principe zijn alle bewijsmiddelen toelaatbaar, tenzij de wet anders bepaalt (bv. rechtshandelingen boven 3.500 euro vereisen een ondertekend geschrift).
* **Geoorloofdheid:** Heeft betrekking op de rechtmatige verkrijging van een specifiek bewijsstuk.
#### 4.3.4 Bewijsmiddelen: HOE?
Er is een onderscheid tussen algemene bewijsmiddelen en procedurele bewijsmiddelen:
* **Algemene bewijsmiddelen (Boek 8 BW):**
* **Vrij bewijs:** Bewijs kan met alle middelen worden geleverd, tenzij de wet anders bepaalt.
* **Gereglementeerd bewijs:** Vereist een ondertekend geschrift voor rechtshandelingen vanaf 3.500 euro, met uitzonderingen.
* **Schriftelijk bewijs:** Het belangrijkste bewijsmiddel.
* **Bewijs door getuigen:** Mogelijk in zaken met vrij bewijs.
* **Bewijs door vermoedens:** Wettelijke (weerlegbare of onweerlegbare) en feitelijke vermoedens.
* **Feitelijke vermoedens:** Gevolgtrekkingen uit bekende feiten.
* **Buitengerechtelijke betekenis:** Erkennen van feiten buiten een procedure.
* **Procedurele bewijsmiddelen (Ger.W.):**
* **Getuigenverhoor:** Verhoor van getuigen in de procedure.
* **Gerechtelijke bekentenis:** Feiten toegeven voor de rechter.
* **Deskundigenonderzoek:** Technisch advies van experten.
* **Verhoor van partijen:** Verhoor van de procespartijen.
* **Plaatsopneming:** Nagaan van de toestand ter plaatse.
* **Eed:** Plechtige verklaring als noodoplossing.
### 4.4 Bevoegdheidsgeschillen
Bevoegdheidsgeschillen ontstaan wanneer de bevoegdheid van een rechter wordt betwist.
* **Exceptie van onbevoegdheid door verweerder:** Moet worden opgeworpen in het eerste processtuk (tenzij van openbare orde) en de bevoegde rechter moet worden meegedeeld.
* **Ambtshalve opwerping door de rechter:** Enkel mogelijk bij bevoegdheidsregels van openbare orde.
* **Onttrekking van de zaak aan de rechter:** Mogelijk in specifieke gevallen zoals bloed- of aanverwantschap of onpartijdigheid.
### 4.5 Sancties in het procesrecht
* **Nietigheid:** Ongeldigheid van een rechtshandeling, steeds wettelijk verankerd ("pas de nullité sans texte"). Kan wegens vorm- of tijdsgebreken. Vereist belangenschade en herstel is soms mogelijk.
* **Termijnen:** Het naleven van termijnen (vervaltermijnen of wachttermijnen) is cruciaal.
### 4.6 Het strafrechtelijk geding (in het kort)
Het strafrechtelijk geding kent verschillende fasen:
#### 4.6.1 Onderzoekshandelingen
Diverse onderzoekshandelingen kunnen worden verricht om de waarheid te achterhalen, waaronder:
* **Proces-verbaal:** Schriftelijke neerslag van vaststellingen en handelingen.
* **Huiszoeking:** Onderzoek van een woning om bewijs te verzamelen.
* **Verhoor:** Vraag- en antwoordsituatie met verdachten of getuigen.
* **Deskundigenonderzoek:** Technisch advies van experten.
* **Inbeslagname:** Goederen die nuttig zijn voor het onderzoek worden in bewaring genomen.
* **Maatregelen inzake telefoongebruik:** Identificatie, lokalisatie, onderscheppen van communicatie.
* **Bijzondere Opsporingsmethoden (BOM):** Observatie, infiltratie, informantenwerking.
#### 4.6.2 Vrijheidsberoving en voorlopige hechtenis
Wettelijke basis maakt beperkingen op de persoonlijke vrijheid mogelijk (bv. arrestatie, bevel tot medebrenging, bevel tot aanhouding). Voorlopige hechtenis is een uitzonderlijke maatregel die enkel door een rechter kan worden bevolen en aan strikte voorwaarden moet voldoen.
#### 4.6.3 Afsluiten van het onderzoek
* **Opsporingsonderzoek:** Kan worden afgesloten door seponering (zonder gevolg), minnelijke schikking (VSBG), strafbemiddeling, of doorverwijzing naar een onderzoeksrechter of vonnisgerecht.
* **Gerechtelijk onderzoek:** Afgesloten door de Raadkamer of de Kamer van Inbeschuldigingstelling, die beslissen over de buitvervolgingstelling of verwijzing naar de bevoegde rechtbank.
#### 4.6.4 Berechting
De berechting kent algemene principes zoals het recht op een eerlijk proces, het mondige karakter, tegenspraak, redelijke termijn, onafhankelijke en partijdige rechter, en openbaarheid. De procedure voor de vonnisgerechten omvat de aanhangigmaking, inleidende zitting, conclusies, onderzoek ter terechtzitting, pleidooien, en het vonnis.
### 4.7 Rechtsmiddelen
Rechtsmiddelen maken het mogelijk om beslissingen van rechters aan te vechten.
* **Verzet:** Tegen een verstekvonnis (wanneer men niet is verschenen).
* **Hoger beroep:** Een zaak wordt opnieuw behandeld door een hogere rechter.
* **Cassatieberoep:** Controle op de schending van de wet en vormvereisten door de hoogste rechtbank.
> **Tip:** Bestudeer de verschillende bevoegdheden van de rechtbanken en hoven nauwkeurig, aangezien dit een vaak voorkomend examenonderwerp is.
>
> **Tip:** Maak een schema van het verloop van een procedure, zowel in burgerlijke als in strafzaken, om de opeenvolging van stappen te visualiseren.
>
> **Tip:** Oefen met het berekenen van termijnen. Dit is een essentiële vaardigheid voor het procesrecht.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Accusatoire rechtspleging | Een procedurele stijl waarbij de partijen verantwoordelijk zijn voor het aanvoeren van hun bewijzen en argumenten, en de rechter een passieve rol speelt totdat hij een beslissing neemt. Dit staat tegenover de inquisitoire rechtspleging waarbij de rechter een actievere rol speelt in het onderzoek. |
| Ambtshalve | Vanuit het ambt of de functie; zonder specifieke aanvraag van een partij. De rechter kan bepaalde handelingen ambtshalve uitvoeren, bijvoorbeeld het ambtshalve opwerpen van onbevoegdheid van een rechtbank. |
| Arrondissementsrechtbank | Een rechtbank die bevoegd is voor bevoegdheidsgeschillen en andere specifieke taken. Er is per arrondissement één arrondissementsrechtbank. |
| Burgerlijk procesrecht | Het geheel van rechtsregels dat de procedure voor de burgerlijke rechtbanken regelt, inclusief de manier waarop geschillen tussen burgers worden behandeld. |
| Burgerlijke partij | Een persoon die door een misdrijf schade heeft geleden en zich in het strafproces voegt om zijn schade te verhalen, naast de strafvordering. |
| Cassatieberoep | Een rechtsmiddel dat gericht is tegen beslissingen in laatste aanleg, met als enige grondslag de schending van de wet of van voorgeschreven vormen. Het Hof van Cassatie spreekt zich niet uit over de feiten. |
| Dagvaarding | Een exploot van een gerechtsdeurwaarder waarbij een persoon wordt opgeroepen om voor de rechtbank te verschijnen. Dit is een manier om een burgerlijk geding in te leiden. |
| Dwangmaatregel | Een wettelijke maatregel die de vrijheid of de rechten van een persoon beperkt, teneinde een bepaald doel te bereiken, zoals het voorkomen van bewijsmateriaal of het waarborgen van de openbare orde. |
| Eerlijk proces | Een fundamenteel recht dat garandeert dat elke persoon recht heeft op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijke en onpartijdige rechter, met de mogelijkheid zich te verdedigen en toegang tot juridische bijstand. |
| Gerechtelijk onderzoek | Een fase in het strafproces waarbij een onderzoeksrechter, op vordering van het openbaar ministerie of de burgerlijke partij, de waarheid tracht te achterhalen door middel van diverse onderzoekshandelingen. |
| Gerechtskosten | De kosten die verbonden zijn aan een gerechtelijke procedure, zoals advocaatskosten, administratiekosten en rechtsplegingsvergoedingen. De verliezende partij wordt in principe veroordeeld tot de gerechtskosten. |
| Gerechtsdeurwaarder | Een openbaar ambtenaar die bevoegd is voor het betekenen van gerechtelijke akten, het uitvoeren van vonnissen en het vaststellen van feiten. |
| Gewone procedure | De standaardprocedure die wordt gevolgd in eerste aanleg, van de dagvaarding tot het vonnis. |
| Hoger beroep | Een rechtsmiddel dat kan worden aangewend tegen een beslissing van een rechter in eerste aanleg, om de zaak opnieuw te laten beoordelen door een hogere rechtbank. |
| Inquisitoire rechtspleging | Een procedurele stijl waarbij de rechter een actieve rol speelt in het verzamelen van bewijzen en het onderzoeken van de zaak. Dit is kenmerkend voor de onderzoeksfase van het strafproces. |
| Inlichtingen | Informatie die wordt verkregen door de politie of het openbaar ministerie, bijvoorbeeld via informanten, observatie of afluisteren, teneinde een misdrijf op te sporen of bewijzen te verzamelen. |
| Klacht | Een officiële melding van een misdrijf door het slachtoffer bij de politie of het openbaar ministerie, waarbij de vervolging wordt gevraagd. Soms is een klacht noodzakelijk om de strafvordering te kunnen instellen. |
| Kort geding | Een versnelde gerechtelijke procedure die wordt gevoerd in dringende gevallen, waarbij de rechter voorlopige maatregelen kan nemen zonder zich uit te spreken over de grond van de zaak. |
| Materiële bevoegdheid | De vraag of een rechtbank bevoegd is om een bepaald geschil inhoudelijk te behandelen, gebaseerd op de aard van het geschil of de waarde ervan. |
| Openbaar ministerie | De openbare aanklager die belast is met de opsporing en vervolging van misdrijven, en de belangen van de gemeenschap vertegenwoordigt. |
| Opsporingsonderzoek | De eerste fase van het strafrechtelijk onderzoek, waarbij de politie, onder leiding van het openbaar ministerie, misdrijven, daders en bewijzen opspoort. |
| Proces-verbaal (PV) | Een officiële akte opgesteld door een bevoegde ambtenaar, waarin feiten, vaststellingen of handelingen worden geregistreerd. Het vormt een belangrijk bewijsmiddel in gerechtelijke procedures. |
| Rechtsmiddelen | Juridische middelen die partijen ter beschikking staan om een gerechtelijke beslissing aan te vechten, zoals verzet, hoger beroep en cassatieberoep. |
| Rechtsplegingsvergoeding | Een forfaitaire vergoeding die de verliezende partij betaalt aan de winnende partij als tegemoetkoming in de kosten en erelonen van de advocaat. |
| Rechtsvordering | Het concrete verzoek dat een partij bij de rechtbank indient, waarbij gevraagd wordt om een bepaalde uitspraak te doen. |
| Sepot | Het klasseren van een zaak door het openbaar ministerie zonder gevolg, omdat vervolging niet haalbaar of wenselijk is. Dit kan voorlopig of definitief zijn. |
| Strafberechting | De fase van het strafproces waarin de zaak voor de rechter wordt gebracht en er een uitspraak wordt gedaan over de schuldvraag en de eventuele straf. |
| Strafrechtelijk onderzoek | Het geheel van handelingen dat ertoe strekt om misdrijven op te sporen, daders te identificeren en bewijsmateriaal te verzamelen ten behoeve van de strafrechtspleging. |
| Strafvordering | De actie die het openbaar ministerie instelt om een verdachte te laten berechten voor een misdrijf. |
| Territoriale bevoegdheid | De vraag of een rechtbank bevoegd is om een geschil te behandelen op basis van de geografische locatie waar het geschil zich afspeelt of waar de partijen gevestigd zijn. |
| Tegenspraak | Het recht van een partij om te reageren op de argumenten en bewijzen die door de tegenpartij worden aangevoerd, essentieel voor een eerlijk proces. |
| Termijn | Een wettelijk vastgestelde periode waarbinnen een bepaalde proceshandeling moet worden verricht. Het verstrijken van een termijn kan leiden tot verval of nietigheid. |
| Uitvoering van het vorderingsrecht | Het proces waarbij de eiser zijn recht bij de rechtbank doet gelden door middel van een rechtsvordering, en de mogelijke procedures en sancties die hierbij komen kijken. |
| Vonnis | De uitspraak van een rechtbank in een burgerlijk geschil of een strafzaak. Een eindvonnis beëindigt de procedure, een tussenvonnis kan beslissingen bevatten die de procedure voortzetten. |
Cover
CSRB deel 1.pdf
Summary
# De politie als actor in de strafrechtsketen
De politie is een cruciale actor in de strafrechtsketen, verantwoordelijk voor de initiële opsporing en het verzamelen van bewijs, waarbij ze opereert binnen een wettelijk kader dat evolueerde na de Wet op het Politieambt (WPA) en de Gerechtelijke Politiehervorming (WGP).
## 1. De politie als actor in de strafrechtsketen
De rol van de politie binnen de strafrechtsketen wordt gekenmerkt door opsporing, onderzoek en het nemen van beslissingen die de instroom in de keten bepalen. De strafrechtsketen fungeert als een selectief filter, waarbij de politie op het eerste niveau een aanzienlijke selectiefunctie uitoefent [6](#page=6).
### 1.1 Het wetgevend kader: evolutie en hervormingen
#### 1.1.1 De Wet op het Politieambt (WPA) van 1992
De aanleiding voor de WPA was de Bendecommissie I (mei 1988 – april 1990), een parlementair onderzoek naar de bestrijding van banditisme en terrorisme, dat een gebrek aan informatiedeling, coördinatie en overlap van taken tussen de toenmalige drie politiediensten (Rijkswacht, Gerechtelijke Politie en Gemeentepolitie) blootlegde. Het Pinksterplan was een eerste stap naar een geïntegreerde politiefunctie, met de oprichting van het Vijfhoekoverleg, de demilitarisering van de Rijkswacht en samenwerking op basis van complementariteit [7](#page=7).
De WPA was een mijlpaal die voor het eerst de politiefunctie vastlegde, de bevoegdheden en verantwoordelijkheden harmoniseerde en coördinatie en samenwerking bevorderde. De wet had twee hoofddoelen: een wettelijk kader bieden voor overlegstructuren en de gezagsrelatie tussen bestuurlijke en gerechtelijke overheden en politiediensten, en de opdrachten, plichten en bevoegdheden van politieambtenaren in één wet vastleggen. De drie krachtlijnen waren [7](#page=7):
* Politiediensten als uitvoeringsorganen onder het gezag van overheden (gezagsprincipe) [7](#page=7).
* De politie beschermt individuele rechten en vrijheden en draagt bij aan de democratische ontwikkeling (democratisch principe) [7](#page=7).
* Geweld of dwang mag uitsluitend onder wettelijk bepaalde voorwaarden worden gebruikt (legaliteitsprincipe) [7](#page=7).
#### 1.1.2 De Gerechtelijke Politiehervorming (WGP)
Naar aanleiding van de Dutroux-affaire en het Octopusakkoord, leidde de Wet op de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus (WGP), tot een duale politiestructuur: de federale politie en de lokale politie (#page=7, 8) [7](#page=7) [8](#page=8).
* **Federale politie:** staat in voor gespecialiseerde functies en steun aan de lokale politie op basis van specialiteit en subsidiariteit (#page=7, 8). Deze omvat gedeconcentreerde diensten zoals Federale Gerechtelijke Politiediensten (FGP's) en Coördinatie en Steundiensten (CSD's), onder leiding van een Commissaris-Generaal [7](#page=7) [8](#page=8).
* **Lokale politie:** verzorgt de basispolitiezorg op het niveau van de politiezone (eengemeente- of meergemeentezone), onder leiding van een korpschef [8](#page=8).
Beide niveaus zijn autonoom en vallen onder verschillende overheden [8](#page=8).
#### 1.1.3 Evolutie na de WGP
Verschillende wetten en rapporten hebben na de WGP de politiestructuur verder geoptimaliseerd en aangepast. Dit omvat reorganisaties binnen de federale politie, aanmoedigingen tot interzonale samenwerking en schaalvergroting voor de lokale politie, wetgeving betreffende agenten van politie, de regeling van dwangmiddelen, politioneel informatiebeheer, en recentere hervormingen met betrekking tot meldingskanalen en de bescherming van melders (#page=9, 10). Er is een trend naar schaalvergroting en mogelijke fusies van politiezones, met name de verplichte fusie van de Brusselse zones als een grote uitdaging [10](#page=10) [9](#page=9).
### 1.2 De politiefunctie
#### 1.2.1 Definitie en kenmerken
De politiefunctie wordt omschreven als "een institutioneel beschermende en regulerende functie van sociale orde, die erop is gericht de uitoefening van de fundamentele rechten mogelijk te maken en ontregeling van deze orde te voorkomen of te verhelpen". Kenmerken zijn onder meer het regelen van sociale processen, al dan niet met geweld, en het distribueren van niet-onderhandelbaar, dwingend geweld volgens situationele behoeften. Volgens Bittner is het monopolie op geweldgebruik het enige dat de politie onderscheidt van andere organisaties [11](#page=11).
#### 1.2.2 Dualiteit: bestuurlijke en gerechtelijke politie
De politiefunctie kent een dualiteit tussen bestuurlijke en gerechtelijke politie:
* **Bestuurlijke politie:** gericht op preventie, hulpverlening en handhaving van de openbare orde (onder bevoegdheid van Minister van Binnenlandse Zaken / Burgemeester), met taken zoals toezicht, naleving van wetten en verordeningen, voorkoming van misdrijven en bescherming van personen en goederen. Dit omvat openbare rust, veiligheid en gezondheid [11](#page=11).
* **Gerechtelijke politie:** gericht op repressie, opsporing en onderzoek van misdrijven, aanhouding van daders en inbeslagname van bewijsmateriaal (onder bevoegdheid van Minister van Justitie / Procureur des Konings) [11](#page=11).
De opdeling tussen bestuurlijke en gerechtelijke politie is in het verleden in vraag gesteld [11](#page=11).
#### 1.2.3 Taken van bestuurlijke politie
De algemene taakomschrijving van de bestuurlijke politie omvat het toezien op de handhaving van de openbare orde, de naleving van politiewetten en -verordeningen, de voorkoming van misdrijven en de bescherming van personen en goederen. Ze verlenen bijstand aan iedereen in gevaar, voeren algemeen toezicht en controles uit, bezorgen verslagen en inlichtingen aan bevoegde overheden, voeren maatregelen van bestuurlijke politie uit en onderhouden contact met andere diensten [11](#page=11).
#### 1.2.4 Taken van gerechtelijke politie (opsporing en onderzoek)
De algemene taakomschrijving van de gerechtelijke politie is het opsporen van misdrijven, het verzamelen van bewijzen, het informeren van bevoegde overheden, het vatten en aanhouden van daders, het opsporen en aanhouden van personen waarvoor de wet dit voorziet, het opsporen en in beslag nemen van voorwerpen die inbeslagname vereisen, en het bezorgen van verslagen en inlichtingen (#page=11, 12) [11](#page=11) [12](#page=12).
### 1.3 Organisatie en capaciteit van de politie
#### 1.3.1 Morfologie: operationeel en administratief kader
De politieorganisatie bestaat uit twee hoofdkaders:
* **Operationeel korps (ongeveer 80%):** bestaande uit politieambtenaren (basis-, middenkader en officierenkader) die hulp- en beveiligingskader aanvullen. Het operationeel kader kan worden aangevuld met agenten van politie [12](#page=12).
* **Administratief en logistiek kader (Calog, ongeveer 20%):** personeelsleden zonder bevoegdheid inzake bestuurlijke of gerechtelijke politie, die het operationeel kader ondersteunen [12](#page=12).
Lokale en federale ambtenaren hebben dezelfde bevoegdheid op het gebied van opsporing en vaststelling van misdrijven [12](#page=12).
#### 1.3.2 Lokale politie: capaciteit en basisfunctionaliteiten
De lokale politie verzekert de eerstelijns-basispolitiezorg, verbonden met lokale gebeurtenissen. De basisfunctionaliteiten omvatten onthaal, wijkwerking, interventie, handhaving openbare orde, lokale opsporing en onderzoek, politionele slachtofferbejegening en verkeer. Deze moeten verzekerd worden conform minimale organisatie- en werkingsnormen, zoals de toegankelijkheid van het onthaalpunt, de verhouding wijkagenten per inwoner, de beschikbaarheid van interventieploegen, de permanentie van een officier van bestuurlijke politie, en percentages van het operationeel kader voor lokale opsporing en onderzoek en verkeer [8](#page=8).
> **Tip:** De Ministeriële omzendbrief PLP10 (9 oktober 2001) legt de normen vast voor de lokale politie om een minimale gelijkwaardige dienstverlening te garanderen [8](#page=8).
#### 1.3.3 Capaciteitsproblematiek
België kampt met een tekort aan politiemensen, wat verklaart waarom bepaalde keuzes gemaakt worden in de strafrechtsketen. Hoewel België in het middensegment van de EU zit qua politiedichtheid, zijn er hiaten in specifieke domeinen [12](#page=12).
#### 1.3.4 Agenten van politie en beveiligingspersoneel
* **Agenten van politie (vroeger hulpagenten):** maken deel uit van het operationeel kader, maar hebben geen politieambtenaarstatus en een beperkte bevoegdheid, voornamelijk voor verkeersopdrachten en GAS-zaken. Sinds 2016 mogen agenten van politie wapens dragen, inclusief vuurwapens en slagwapens. Dit kader is echter uitdovend [12](#page=12) [13](#page=13).
* **Beveiligingsassistenten en -agenten van politie (sinds 2018):** opgericht om militairen op straat te verminderen, politiecapaciteit vrij te maken en gevoelige plaatsen te beveiligen. Zij hebben beperkte bevoegdheden van bestuurlijke politie, zoals identiteitscontroles en fouilleren. Hun oprichting beoogt de vrijmaking van politiecapaciteit voor eigenlijke politietaken met een algemene politiebevoegdheid [13](#page=13).
#### 1.3.5 Kaders: Politieambtenaren
* **Officieren van bestuurlijke politie (art. 4 WPA):** Dit zijn provinciegouverneurs, arrondissementscommissarissen, burgemeesters, en officieren van de federale en lokale politie. Zij leiden de uitoefening van de bestuurlijke politie en kregen bepaalde bevoegdheden met impact op vrijheden ingevoerd door de WPA [13](#page=13).
* **Officieren van gerechtelijke politie:** Hebben opsporings- en vaststellingsbevoegdheid, nemen beslissingen, zijn verantwoordelijk en hebben een leidinggevende taak, onder toezicht van de Procureur-Generaal. Bij hen horen ook bijzondere veldwachters, boswachters, procureurs en hun substituten, rechters in de politierechtbank, leden van de federale en lokale politie, de federale procureur en federale magistraten, en procureurs-generaal en andere magistraten van de parketten-generaal. Sinds 2019 behoren ook inspecteurs OGP tot deze groep indien ze geslaagd zijn voor hun functionele opleiding en bij de recherche werken [13](#page=13).
### 1.4 Lokale versus federale opsporing en onderzoek
De toewijzing van onderzoeken aan de lokale of federale politie hangt af van de inhoud en aard van het dossier, en kan ook gezamenlijk plaatsvinden. De Procureur des Konings wijst dossiers toe op basis van [9](#page=9):
1. **Aard van de te onderzoeken feiten:** Zware criminaliteit, criminele organisaties, corruptie- en ecofinmisdrijven worden doorgaans aan de federale politie toegewezen, hoewel expertise soms reeds lokaal aanwezig is [9](#page=9).
2. **Aard van de te verrichten onderzoeksdaden:** Gespecialiseerde vormen zoals vermogensanalyse, operationele analyse, bijzondere opsporingstechnieken, en daden tegenover advocaten en notarissen vallen onder de federale politie. Overige onderzoeken kunnen aan de lokale politie worden toegewezen, ook al vereisen ze soms gespecialiseerde daden, bijvoorbeeld indien de federale politie onderbemand is [9](#page=9).
3. **Geografische spreiding van onderzoeksdaden:** Een grote geografische spreiding duidt doorgaans op een federale aanpak [9](#page=9).
### 1.5 Selectie en discretionaire ruimte in de politie
#### 1.5.1 De politiefunctie en keuzes
Hoewel de politie wettelijk geen discretionaire bevoegdheid heeft om keuzes te maken en alles wat zij vaststelt moet verbaliseren en aan het parket doorgeven, is dit in de realiteit onmogelijk. Er moeten dus keuzes gemaakt en prioriteiten gesteld worden, wat leidt tot een feitelijke autonomie van de politie (wel of niet registreren, wel of niet waarschuwen) [10](#page=10).
#### 1.5.2 Discretionaire ruimte
Politieagenten worden beschouwd als "street-level bureaucrats" of frontlijnorganisaties, die binnen een hiërarchie beschikken over "police discretion" of discretionaire ruimte. Dit betekent aanzienlijke vrijheid of autonomie, die mede bepaalt hoe iets in de strafrechtsketen terechtkomt en hoe het verder verloopt. Het is belangrijk te noteren dat police discretion niet gelijkstaat aan illegale handelingen [14](#page=14).
#### 1.5.3 De KUL-norm en financiering van politiezones
De financiering van politiezones, en daarmee indirect de capaciteit voor opsporing en onderzoek, wordt mede bepaald door de KUL-norm (ongeveer 60% lokaal, 40% federaal). Deze norm wordt berekend op basis van factoren zoals aantal inwoners, regionale functie van de stad, aanwezigheid van gevangenissen of psychiatrische centra. Het is echter moeilijk om de norm actueel te houden door een gebrek aan beschikbare informatie, wat kan leiden tot onderfinanciering, zoals in de Brusselse zones [10](#page=10).
#### 1.5.4 Capaciteit voor lokaal opsporing en onderzoek
Elke politiezone dient over de nodige specifieke capaciteit te beschikken om gerechtelijke opsporingen en onderzoeken uit te voeren, zonder andere opdrachten in gevaar te brengen. Dit vereist opgeleid personeel, dat deel uitmaakt van het operationeel kader en al dan niet gegroepeerd is in een gerechtelijke dienst of brigade. De minimumnormen variëren naargelang de grootte van de politiezone: 7% van het operationeel kader voor zones met minder dan 230 personeelsleden (met een absoluut minimum van 2 FTE/dag), en 10% voor zones met 230 of meer personeelsleden (#page=8, 9). Er is geen specifieke organisatievorm voorgeschreven, wat flexibiliteit toelaat [8](#page=8) [9](#page=9).
> **Tip:** Flexibiliteit in de invulling van basisfunctionaliteiten en heroriëntering van de lokale-federale politie zijn belangrijke discussiepunten in het huidige beleid [10](#page=10).
---
# Discretionaire ruimte en selectiviteit in politiewerk
Hier is de studiehandleiding voor het onderwerp "Discretionaire ruimte en selectiviteit in politiewerk", gebaseerd op de verstrekte tekst en specifiek gericht op pagina's 15-25 en 29-33.
## 2. Discretionaire ruimte en selectiviteit in politiewerk
Dit gedeelte verkent de beslissingsvrijheid van politiemensen, de concepten van etnisch profileren en identiteitscontroles, en de impact hiervan op politielegitimiteit en selectiviteit in de praktijk.
### 2.1 De aard van discretionaire ruimte
Discretionaire ruimte verwijst naar de keuzes die politiemensen maken binnen het wettelijke kader bij de uitvoering van hun taken. Deze keuzes zijn bepalend voor het gevoerde beleid en vinden plaats op verschillende niveaus, van leidinggevenden tot het micro-niveau van individuele agenten [15](#page=15).
#### 2.1.1 Het 'gat in de donut'
Het concept van "the hole in the doughnut" (Dworkin, 1977) beschrijft de beleidsvrije ruimte die bestaat tussen de formele beleidsregels en procedures. Leidinggevenden hebben vaak geen zicht op deze ruimte, wat de controleerbaarheid bemoeilijkt [15](#page=15).
#### 2.1.2 Onderzoek naar beslissingsprocessen
Onderzoeken proberen inzicht te krijgen in deze beleidsvrije ruimte door beslissingsprocessen in kaart te brengen. Smith & Visher onderzochten bijvoorbeeld arrestatiebeslissingen en vonden dat deze werden beïnvloed door situationele kenmerken, de herkomst en het gedrag van de verdachte, en de aanwezigheid van omstanders. Dit toonde een systematische bias aan, wat suggereert dat er filtermechanismen meespelen en geen willekeurige steekproef plaatsvindt [15](#page=15).
### 2.2 Selectiviteit in beslissingen: identiteitscontroles
Selectiviteit wordt vaak onderzocht door beslissingsprocessen bij identiteitscontroles te analyseren, met methoden zoals interviews, observaties en vignetstudies [15](#page=15).
#### 2.2.1 Onderzoek van F. Gilleir
Het onderzoek van F. Gilleir analyseerde de discretionaire ruimte van eerstelijnswerkers bij vrijheidsberoving via semigestructureerde interviews, observaties en vignetstudies. De beslissingen vallen in vier domeinen: domeinbeslissingen (is het een politietaak?), interpretatieve beslissingen (is er sprake van overlast of criminaliteit?), prioriteitstelling (hoeveel inzet?), en tactische beslissingen (hoe handelen?) [15](#page=15) [16](#page=16).
#### 2.2.2 Keuzemomenten bij vrijheidsberoving op basiskader niveau
De beslissing om in te grijpen wordt beïnvloed door verschillende factoren:
* **Wat is verdacht?** Dit omvat omstandigheden van tijd en plaats, het morele kompas van de agent, uiterlijkheden, etniciteit en gerechtelijke antecedenten, en de attitude van de burger [16](#page=16).
* **Situationele elementen:** De mogelijkheid om de situatie ter plaatse af te handelen, waarbij pragmatisme en tijdsdruk soms leiden tot het niet toepassen van procedures [16](#page=16).
* **Persoonsgebonden evaluatie van de ernst:** Inspecteurs bepalen zelf welke feiten zwaarwichtig genoeg zijn om hogere autoriteiten in te lichten, waarbij de urgentie van oproepen soms in twijfel wordt getrokken [17](#page=17).
* **Geloof in effectiviteit van oplossing:** Agenten overwegen of een arrestatie wel een oplossing biedt [17](#page=17).
* **Frustratie:** Met name bij vicieuze cirkels zoals intrafamiliaal geweld, waar de rol van de eerstelijn te beperkt wordt ervaren [17](#page=17).
* **Tijdstip van de feiten:** Tijdsdruk, met name aan het einde van de dienst, kan de beslissing tot vrijheidsberoving beïnvloeden [17](#page=17).
* **Beleidsmatige keuzes:** Gebrek aan initiatief, cultuur van angst, nadruk op het consulteren van hogere kaders, en een jong, onervaren personeelsbestand kunnen de handelingsvrijheid beknotten [17](#page=17).
* **Strategieën:** Het kiezen van het 'worst case scenario' [18](#page=18).
* **Eigen doelstellingen nastreven:** Het gebruik van proces-verbalen (PV's) om situaties anders voor te stellen [17](#page=17).
* **Persoon van de leidinggevende of magistraat:** Invloed van de persoon die de beslissing neemt [18](#page=18).
* **Gebruik van dwang:** Soms eerder regel dan uitzondering, ondanks het principe van ultimum remedium [18](#page=18).
#### 2.2.3 Impact van discretionaire ruimte
Agenten ervaren onzekerheid en kwetsbaarheid door de discretionaire ruimte, wat leidt tot een minder optimale invulling hiervan, een klimaat van ongenoegen en weerstand tegen verandering [18](#page=18).
#### 2.2.4 Conclusies over discretionaire ruimte
Politieagenten functioneren als koorddansers tussen wettelijke instrumenten en uiteenlopende factoren. Het ontkennen van discretionaire ruimte leidt tot een gebrek aan richtlijnen. Keuzes worden vaak gelegitimeerd op basis van gevoelsmatige argumenten. Gilleir concludeert dat zonder 'checks and balances' persoonlijke voorkeuren kunnen leiden tot sluipende selectiviteit in de strafrechtsbedeling [18](#page=18).
### 2.3 Identiteitscontroles en politielegitimiteit
Identiteitscontroles zijn de meest gebruikte politiepraktijk en dienen als hefboom voor verdere maatregelen. Ondanks de wettelijke basis, zijn er klachten over etnisch profileren en discriminatie [19](#page=19).
#### 2.3.1 Wettelijke verankering
De Wet op het Politieambt (WPA) voorziet in reactieve controles bij heterdaad en proactieve controles op grond van redelijke gronden, wat de discretionaire ruimte van de politie versterkt. Artikel 34, paragraaf 3 van de WPA staat systematische identiteitscontroles toe onder bepaalde omstandigheden [19](#page=19).
#### 2.3.2 Discretionaire ruimte bij identiteitscontroles
De "power of definition and suspicion" en "power of procedure and prosecution" geven politieagenten ruimte voor beslissingen. Het detecteren van verdacht gedrag is subjectief en gebaseerd op ervaring, opleiding, socialisatie en "politie-intuïtie" [19](#page=19) [20](#page=20).
#### 2.3.3 Processen-verbaal en de Algemene Nationale Gegevensbank (ANG)
Processen-verbaal (PV's) maken het mogelijk om vaststellingen van misdrijven door te geven aan de gerechtelijke overheid. De ANG, een belangrijke databank, registreert niet alleen daderschap maar ook controles, zelfs wanneer er geen drugs worden gevonden bij een fouillering. Problemen met de ANG zijn de grote toegankelijkheid en het feit dat gegevens nooit worden gewist [20](#page=20).
#### 2.3.4 FOCUS@GPI
Deze applicatie, gefaseerd uitgerold sinds 2019, wordt op het terrein het vaakst gebruikt voor opzoekingen tijdens controles. Voordelen zijn gebruiksvriendelijkheid en efficiëntie, maar gevaren omvatten de uitbreiding van discretionaire ruimte en problemen met accountability [21](#page=21).
#### 2.3.5 Media berichtgeving en politiewerk
Media-analyses tonen een stijging in rapportage over identiteitscontroles en etnisch profileren rond 2015. De politie richt zich op bescherming van openbare veiligheid, opsporen van verdachten, en het registreren van overtredingen om kennis over criminaliteit op te bouwen, wat kan leiden tot vooroordelen [21](#page=21).
#### 2.3.6 Politieperspectief en legitimiteit
Politieagenten baseren hun verdenking op een combinatie van feiten en "buikgevoel". Legitimiteit van de politie is het besef/begrip van de samenleving en bepaalt gehoorzaamheid. Legaliteit (het mogen) is niet hetzelfde als legitimiteit (het gedragen voelen). Politielegitimiteit is opgebouwd uit [22](#page=22):
* Legaliteit van politiecontroles [22](#page=22).
* Effectiviteit van controles [22](#page=22).
* Procedureel rechtvaardige controle: dit omvat neutraliteit, respect, betrouwbare motieven en de mogelijkheid voor burgers om hun kant van het verhaal te vertellen [22](#page=22).
* Distributief rechtvaardige controle: de perceptie van gelijke verdeling van diensten en middelen [23](#page=23).
#### 2.3.7 Gevolgen van controles op specifieke plaatsen
Controles op specifieke plaatsen leiden tot overpolicing daar, en underpolicing elders. Dit resulteert in een daling van legitimiteit, vertrouwen en respect. Over- en underpolicing kunnen leiden tot selectiviteit en een blinde vlek voor andere groepen [23](#page=23) [32](#page=32).
#### 2.3.8 Effectiviteit van politieoptreden
De effectiviteit van de politie is moeilijk te meten, onder andere door het "dark number". Verwetenschappelijking van beleid, gebaseerd op wetenschappelijke inzichten, zou kunnen leiden tot aanpassingen in wetsteksten en beleid, bijvoorbeeld minder identiteitscontroles indien blijkt dat ze niet effectief zijn [23](#page=23).
#### 2.3.9 Aanpakken van etnisch profileren
Initiatieven zoals het proefproject Mechelen en het wetsvoorstel van Groen-Ecolo proberen etnisch profileren tegen te gaan via registratie en motiveringsplicht. Het handelingskader professioneel profileren biedt richtlijnen gebaseerd op objectieve indicatoren. Dit kader omvat selecteren, uitleggen, omgaan en reflecteren [24](#page=24) [25](#page=25).
### 2.4 Diversiteit en selectiviteit in politiewerk
De veranderende maatschappelijke samenstelling en de relatief homogene politieorganisatie leiden tot spanningen. Superdiversiteit, de diversiteit binnen de diversiteit, wordt niet overal evenredig weerspiegeld binnen de politie [29](#page=29).
#### 2.4.1 Diversiteit binnen de politie
Diversiteit binnen de politieorganisatie draagt bij aan de legitimiteit van het korps, de herkenbaarheid, effectiviteit en efficiëntie, en het benutten van de volledige arbeidsmarkt. Echter, er is een discrepantie tussen de diverse maatschappij en de relatief homogene politiekorpsen. Campagnes voor diversiteit hebben voornamelijk impact op agentenniveaus [30](#page=30) [31](#page=31).
#### 2.4.2 Diversiteit in het Belgische korps
De aandacht voor diversiteit nam toe vanaf de jaren '80 en '90, met als doel een afspiegeling van de maatschappij te zijn en het imago te verbeteren. Echter, literatuur toont aan dat een afspiegeling niet automatisch leidt tot een betere band, door rolconflicten en de wens om niet als vertegenwoordiger van een specifieke groep gezien te worden [30](#page=30).
#### 2.4.3 Diversiteit voor gender
Er zijn inspanningen om gendergelijkheid te bevorderen, maar een glazen plafond, dalende instroom van vrouwen en werk-privébalans blijven uitdagingen [30](#page=30).
#### 2.4.4 Redenen voor lage interesse (diversiteit in herkomst)
Negatief politie-imago bij bepaalde groepen, weinig aandacht voor gelijkheid binnen de politie en onbekendheid met procedures dragen bij aan een lage interesse. Het probleem zit niet alleen in het aantrekken, maar ook in het behouden van personeel met een migratieachtergrond [30](#page=30).
#### 2.4.5 Racisme en discriminatie binnen de politie
Allochtonen rapporteren ervaringen met racisme en discriminatie van collega's, wat leidt tot wantrouwen en loyaliteitsproblemen [31](#page=31).
#### 2.4.6 Hoe korpsen inclusiever maken?
Diversiteitscellen en -plannen alleen zijn onvoldoende; aandacht voor diversiteit in opleidingen, het evalueren van trainingen, het aanmoedigen van klachten en het "openbreken" van diversiteit zijn noodzakelijk [31](#page=31).
#### 2.4.7 Diversiteit en beslissingen op straat
Identiteitscontroles op basis van herkomst blijven een probleem, ondanks inspanningen om etnisch profileren aan te pakken. Een Europese bevraging toonde aan dat 38% van de respondenten zich gediscrimineerd voelde op basis van etniciteit of immigratie [31](#page=31).
#### 2.4.8 Etnisch profileren
Etnisch profileren is het gebruik van criteria zoals ras of kleur zonder objectieve rechtvaardiging, wat in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De definitie van "redelijke gronden" is breed en vaag, wat ruimte laat voor subjectiviteit [31](#page=31) [32](#page=32).
#### 2.4.9 Aanpakken van etnisch profileren
Oplossingen omvatten de objectivering door een vast handelingskader, zoals het nationale systeem van professioneel profileren (CP5). Echter, etnisch profileren is moeilijk te bewijzen [32](#page=32).
#### 2.4.10 Relativeren van etnisch profileren
Criminele oververtegenwoordiging van bepaalde groepen in criminaliteitscijfers is een factor, maar professionele afwegingen van agenten zijn complexer. Oververtegenwoordiging kan functioneel zijn indien objectief en redelijk gerechtvaardigd, maar politiemensen zijn vaak weinig kritisch over hun stereotypen, wat leidt tot over- en underpolicing [32](#page=32).
#### 2.4.11 Procedurele rechtvaardigheid
Procedurele rechtvaardigheid, zoals uiteengezet door Tom Tyler, omvat het geven van de kans om de situatie uit te leggen, beleefd en respectvol blijven, welwillendheid tonen en neutraliteit en transparantie nastreven. Dit is cruciaal voor de legitimiteit van de politie en de samenwerking [33](#page=33).
#### 2.4.12 Selectiviteit in de politiepraktijk: Belgisch onderzoek
Onderzoek van Praet toont aan dat politie voornamelijk reactief werkt, met selectiviteit die mede wordt bepaald door de burger, wat leidt tot verslechterende onderlinge relaties. Saudelli's onderzoek naar identiteitscontroles toont aan dat "redelijke gronden" vaak worden opgevuld met "buikgevoel", gebaseerd op triggers zoals gender, leeftijd en gedrag. Onderzoek van Leeuwe naar procedureel rechtvaardig gedrag bij proactieve identiteitscontroles laat zien dat, ondanks een hoge mate van procedureel rechtvaardig gedrag, de impact van onrechtvaardig gedrag de inspanningen kan tenietdoen. Burgers met een migratieachtergrond hebben significant minder vertrouwen in de politie, mede door ervaringen met minder respect, meer geweld en etnische profilering. Een weinig divers politiekorps kan leiden tot een beperkte blik en gebrek aan legitimiteit en medewerking [33](#page=33).
---
# Community Oriented Policing (COP) als politiemodel
Community Oriented Policing (COP) is een specifieke strategie voor politiewerk die de nadruk legt op samenwerking met de gemeenschap, in tegenstelling tot traditionele, reactieve modellen [25](#page=25).
### 3.1 Community oriented policing als strategie
De keuze voor een specifieke politiestrategie heeft ingrijpende gevolgen voor verschillende aspecten van het politieapparaat en het strafrechtssysteem [25](#page=25):
* **Prioriteitsstelling:** Bepaalt welke fenomenen prioriteit krijgen [25](#page=25).
* **Manier van aanpak:** Beïnvloedt hoe burgers worden benaderd [25](#page=25).
* **Beslissingsruimte (discretionaire ruimte):** Vormt de ruimte voor keuzes die politiemensen kunnen maken [25](#page=25).
* **Werking van de politieorganisatie:** Stuurt de interne organisatie aan [25](#page=25).
* **Werking strafrechtssysteem:** Beïnvloedt de manier waarop het rechtssysteem functioneert [25](#page=25).
COP, samen met intelligence-led policing en optimale bedrijfsvoering, wordt beschouwd als een strategie voor excellente politiezorg. Elk politiemodel kent een andere invulling van de discretionaire ruimte; zo had de Rijkswacht als militair korps weinig tot geen discretionaire ruimte [25](#page=25).
#### 3.1.1 Verschillende politiemodellen
Er zijn verschillende politiemodellen te onderscheiden, elk met eigen kenmerken:
* **Traditionele modellen:**
* **Militair-bureaucratisch model:** Kenmerkt zich door hiërarchie en weinig discretionaire ruimte [25](#page=25).
* **Lawful policing model:** De wet is de primaire richtlijn, met weinig tot geen rekening gehouden met de mening van burgers. Dit kan leiden tot een kloof met de bevolking en focust sterk op het eindresultaat [25](#page=25).
* **Moderne modellen:**
* **COP (Community Oriented Policing):** Benadrukt het proces, de samenwerking met burgers en zet zich af tegen de loutere focus op eindresultaat [26](#page=26).
* **POP (Problem Oriented Policing):** Legt meer nadruk op het behaalde resultaat dan op het proces ernaartoe [26](#page=26).
* **Broken windows:** Richt zich op optreden tegen kleine verstoringen van de openbare orde zodra ze vastgesteld worden, in samenwerking met andere instanties zoals de gemeente [26](#page=26).
* **Zero Tolerance:** Een versterkte versie van "broken windows", waarbij hard wordt ingegrepen. Op lokaal niveau kan dit gebruikt worden, mits met grote transparantie naar burgers toe [26](#page=26).
* **Postmoderne modellen (ter informatie):**
* Plural policing, Technological led policing, Evidence-based policing, Intelligence-led policing, Predictive policing, Reassurance policing [26](#page=26).
### 3.2 Introductie van COP in het Belgische politielandschap
De introductie van COP in België is verankerd in artikel 1 van de Wet op het Politieambt (WPA) uit 1992, ook bekend als het Pinksterplan. De wettekst stelt dat politie dient te waken over de naleving van de wet en bijdraagt aan de bescherming van individuele rechten en vrijheden, alsook aan de democratische ontwikkeling van de maatschappij [26](#page=26).
De overgang van "community policing" naar "gemeenschapsgerichte politiezorg" (GGPZ) markeert een verschuiving naar een integrale aanpak van veiligheidsproblemen. Volgens de WPA functioneert de politie als een orgaan binnen de civiele maatschappij, waarbij democratische waarden als basis en inspiratie dienen, wat perfect aansluit bij de COP-strategie [26](#page=26).
#### 3.2.1 Wetgevende bronnen en beleidsdocumenten
Verschillende wetgevende en beleidsmatige bronnen pleiten voor en geven invulling aan gemeenschapsgerichte politiezorg in België:
* De **Wet op de Politiehervorming (WGP)** benadrukt gemeenschapsgerichte politiezorg [26](#page=26).
* De **vijf pijlers van gemeenschapsgerichte politiezorg** vormen een belangrijk theoretisch kader [26](#page=26).
* **Omzendbrief CP1 (27 mei 2003)** definieerde de Belgische interpretatie van Community Policing, toegepast op de geïntegreerde politiedienst, en voerde het concept officieel in met de uitwerking van de vijf pijlers [26](#page=26).
* **Omzendbrief CP2 ** richtte zich op organisatieontwikkeling binnen de lokale politie met als doel GGPZ, met invoering van een lange termijn benadering en managementmodellen [26](#page=26).
* Het **derde evaluatieverslag van de commissie ter begeleiding van de politiehervorming op lokaal niveau (Politeia, juni 2007)** onderzocht de integratie van de vijf pijlers in de basisfunctionaliteiten van de politie [26](#page=26).
* De **deontologische code van de politiediensten (K.B. 10 mei 2006)** besteedt ook aandacht aan gemeenschapsgerichte politiezorg [27](#page=27).
* **Omzendbrief PLP64 (14 juni 2024)** over wijkwerking stelt dat idealiter minimaal 15% van de operationele capaciteit aan wijkwerking moet worden besteed, en dat wijkinspecteurs 75% van hun tijd aan terreinopdrachten moeten wijden [27](#page=27).
#### 3.2.2 COP als reactie op traditionele modellen
COP is een tegenreactie op het traditionele politiemodel dat zich primair richt op crime-fighting en openbare ordehandhaving. Het traditionele model is reactief, hanteert een symptoombenadering, ziet wetshandhaving als een doel op zich en plaatst de politie in een geïsoleerde positie. COP streeft daarentegen naar preventie, direct contact met de bevolking, planmatig werken en wil de kloof tussen politie en burger overbruggen door de politie te integreren in de maatschappij [27](#page=27).
### 3.3 De vijf pijlers van Community Oriented Policing
De vijf pijlers van COP vormen de kern van deze strategie:
1. **De externe oriëntering:**
* De politie is geïntegreerd in de maatschappij en niet ertegenover geplaatst [27](#page=27).
* Aanwezigheid, permanentie en informatie-uitwisseling, vaak via voetpatrouilles, helpen bij het anticiperen op problemen [27](#page=27).
* Democratische beginselen en de bescherming van minderheidsrechten worden gerespecteerd [27](#page=27).
* Deze pijler omvat twee onderdelen:
* **Maatschappelijke inbedding/integratie:** De relatie met de bevolking helpt bij het begrijpen van sociale problemen alvorens politioneel te reageren. Dit staat haaks op de traditionele, geïsoleerde positie van de politie. Dit wordt versterkt door de pijler "empowerment" [27](#page=27).
* **Dienstverlenende opstelling:** Gericht op de behoeften en verwachtingen van burgers, met als doel een optimale kwaliteit van dienstverlening te realiseren en de politie optimaal op de burger te richten [27](#page=27).
2. **Probleemoplossend werken:**
* Dit houdt de identificatie en analyse van de mogelijke oorzaken van criminaliteit in [27](#page=27).
* Het is een pro-actieve aanpak die permanente opvolging, identificatie en analyse van onveiligheidssituaties omvat, in plaats van enkel reactief te werken [27](#page=27).
* Onveiligheidsituaties worden gezien als symptomen van dieperliggende problemen; door analyse kunnen oorzaken geïdentificeerd en, samen met partners, aangepakt worden [27](#page=27).
3. **Het partnerschap:**
* Veiligheid is een gedeelde verantwoordelijkheid en een zaak van iedereen, wat een integrale en geïntegreerde aanpak vereist via samenwerking met andere diensten [27](#page=27).
* Dit principe omvat "co-eigenaarschap", waarbij de bevolking en andere partners betrokken worden bij de zorg voor veiligheid, en "co-productie" [27](#page=27).
* Burgers worden gestimuleerd tot zelfredzaamheid, wat resulteert in een "ketenbenadering" van veiligheidszorg [28](#page=28).
* De bestuurlijke overheid neemt de centrale regie, niet langer de politie [28](#page=28).
* Externe partners omvatten politieoverheden, andere overheden (gerechtelijk en bestuurlijk) en organisaties in de preventie-repressie-nazorg-herstelketen [28](#page=28).
* Afstemming tussen verschillende beleidsplannen is cruciaal [28](#page=28).
* COP is meer dan enkel wijkwerking; alle componenten van politiewerk dragen bij aan COP [28](#page=28).
4. **Afleggen van verantwoording:**
* De politie legt rekenschap af over haar handelen aan andere actoren binnen het integraal veiligheidsbeleid [28](#page=28).
* Transparantie is essentieel voor het verwerven van legitimiteit [28](#page=28).
* Verantwoording wordt niet alleen afgelegd aan overheden of de korpschef, wat de noodzaak van operationele decentralisatie onderstreept [28](#page=28).
5. **'Empowerment' of 'bekwame betrokkenheid':**
* Het creëren van mogelijkheden voor politiemensen en bevolkingsgroepen om gezamenlijk veiligheids- en leefbaarheidsproblemen aan te pakken [28](#page=28).
* Dit impliceert interne democratisering binnen de politie (intern "empowerment" voor zelfstandige besluitvorming) en emancipatie van bevolkingsgroepen (verhoging van zelfredzaamheid) [28](#page=28).
### 3.4 Vertaling naar Belgisch politiebeleid
"Excellente politiezorg" in België wordt gedefinieerd als de combinatie van COP (GGPZ), informatiegestuurde politiezorg en optimale bedrijfsvoering [28](#page=28).
Ondanks de officiële beleidskaders lijkt COP onder druk te staan, met een mogelijke evolutie naar meer crime-fighting, met name in tijden van terreurdreiging. Grote maatschappelijke gebeurtenissen beïnvloeden de publieke perceptie en verwachtingen van de politie [28](#page=28).
#### 3.4.1 Effectiviteit van COP
Onderzoek naar de effectiviteit van COP toont aan dat het een belangrijk effect heeft op onveiligheidsgevoelens, de band met burgers, tevredenheid en de perceptie van legitimiteit. De impact op criminaliteitscijfers zelf lijkt echter beperkt. Good practices binnen COP richten zich vaak op contact met de burger, en hoewel de invloed op criminaliteit mogelijk beperkt is, is de positieve impact op tevredenheid, overlastperceptie en legitimiteit significant. Initiatieven die specifieke groepen proberen te bereiken, zoals het project "Framed" met jongeren, tonen aan dat de verhouding politie-burger kan verbeteren. De literatuur is echter niet eenduidig over de algemene effectiviteit van ons politiemodel [29](#page=29).
### 3.5 Diversiteit en selectiviteit in relatie tot politiemodellen
De veranderde maatschappelijke samenstelling, gekenmerkt door diversiteit en superdiversiteit (diversiteit in de diversiteit qua culturen, moedertalen, nationaliteiten, levensbeschouwingen), stelt eisen aan de politie. De politie zelf is echter vaak homogener dan de samenleving. Superdiversiteit, met name in stedelijke gebieden ("majority-minority-cities"), vereist een aanpassing van het politiewerk [29](#page=29).
Lokale campagnes richten zich op het werven van divers personeel en het begeleiden van diverse burgers naar de politieproeven. Opleidingen, zoals die aan de Dossin Kazerne, roepen op tot alertheid voor discriminatie, extremisme en haat, en bevragen de morele plicht van aspiranten. Het handelingskader voor professioneel profileren beoogt een rechtvaardige controle-uitvoering en erkent het gebrek aan diversiteit binnen de politie [29](#page=29).
---
# Instroom, doorstroom en uitstroom in de strafrechtsketen
Dit onderwerp analyseert het proces van instroom, doorstroom en uitstroom van zaken binnen de strafrechtsketen, met nadruk op het meten hiervan, de registratieprocessen zoals het opstellen van processen-verbaal en verhoren, en de selectiviteit die hierin optreedt.
### 4.1 Meten van instroom, doorstroom en uitstroom
Het meten van de instroom, doorstroom en uitstroom van zaken binnen de strafrechtsketen is complex, ondanks investeringen in statistieken op verschillende niveaus [39](#page=39).
#### 4.1.1 Verschillende tel-eenheden en informaticasystemen
Er zijn diverse tel-eenheden en informaticasystemen die de meting bemoeilijken:
* **Diverse tel-eenheden:** De politie telt op basis van feitcodes (bv. diefstal, inbraak), terwijl het parket telt op basis van gerechtelijke dossiers die meerdere processen-verbaal (PV's) en feitcodes kunnen bevatten [39](#page=39).
* **Diverse informaticasystemen:** Op politieniveau worden systemen zoals ISLP, FEEDIS en ANG gebruikt, terwijl het parket REA hanteert. De koppeling van deze systemen en de data die zij genereren is niet evident en gebeurt zelden structureel. Dit maakt een integraal beeld, met name verticale integratie van data, moeilijk te verkrijgen. Horizontale integratie van data is wel mogelijk [39](#page=39) [40](#page=40).
#### 4.1.2 Definitie van selectiviteit
Selectiviteit binnen de strafrechtsbedeling wordt gedefinieerd als:
* "de beslissingen die op de diverse echelons van de strafrechtsbedeling worden genomen, waarbij wordt nagegaan of deze keuzes al dan niet zijn ingegeven door vooropgestelde prioriteiten" [40](#page=40).
* "de (systematisch) differentiële behandeling van strafzaken in alle onderdelen van de strafrechtsketen" [40](#page=40).
#### 4.1.3 Definities van instroom, doorstroom en uitstroom
* **Instroom:** De hoeveelheid nieuw aangebrachte strafbare feiten die door de instanties van de strafrechtsbedeling bekend zijn en als zodanig worden behandeld [40](#page=40).
* **Doorstroom:** De hoeveelheid strafbare feiten die binnen de strafrechtelijke keten blijven en naar een volgend echelon van de strafrechtsketen gaan. Dit impliceert een beslissing die de zaak doorschuift naar een hoger niveau [40](#page=40).
* **Uitstroom:** De hoeveelheid strafbare feiten die de strafrechtsketen verlaten [40](#page=40).
### 4.2 Instroom op politieniveau
De politie is de poortwachter van de strafrechtsketen en bepaalt nagenoeg 90% van de instroom op parketniveau. De politie houdt zich echter bezig met veel meer dan enkel criminaliteit; slechts ongeveer 20% van hun interventies heeft een strafrechtelijk karakter. Veel politietaken, zoals dienstverlening en het herstellen van rust, leiden niet tot een PV [40](#page=40).
#### 4.2.1 Factoren die de instroom beïnvloeden
De instroom wordt beïnvloed door:
1. **Aangiftebereidheid:** Dit verwijst naar het burgerlijke aspect, waarbij niet alles wat gebeurt, wordt gemeld bij de politie (de "dark number"). Factoren zoals de ernst van de feiten, omvang van de schade, mijdingsgedrag en de relatie tot de dader spelen hierin een rol [40](#page=40).
2. **Registratiegedrag politie:** Dit omvat de discretionaire ruimte van de politie, waarbij zij beslist of er actie wordt ondernomen en of een PV wordt opgesteld. Naast het opstellen van een PV zijn ook waarschuwingen, bemiddelingen of RIR (Registratie van Interventies en Reacties) mogelijk [40](#page=40).
De registratie van de instroom op politieniveau vindt plaats via (aanvankelijke) PV's die worden ingevoerd in ISLP of FEEDIS [41](#page=41).
#### 4.2.2 Reactief en proactief politieoptreden
* **Reactief politieoptreden (brengcriminaliteit):** Dit omvat klachten door benadeelden, aangiften door personen die kennis hebben van het misdrijf, en ambtelijke aangiften (verplichting tot melding aan de Procureur des Konings, art. 29 Sv). Hierbij bepaalt de burger in grote mate de instroom [41](#page=41).
* **Proactief politieoptreden (haalcriminaliteit):** Dit betreft het opsporen van misdrijven die nog niet gepleegd zijn of nog niet aan het licht zijn gekomen, vaak met behulp van bijzondere opsporingsmethoden zoals observatie, infiltratie, en informantenwerking. Ook slachtofferloze delicten en verkeersovertredingen vallen hieronder. Bij haalcriminaliteit stelt de politie prioriteiten [41](#page=41).
#### 4.2.3 Merendeel van de instroom is reactief
Het merendeel van de instroom op politieniveau is het gevolg van reactief politieoptreden. De intake via noodoproepen (SICAD's, vroeger CIC en AIK) is hier een belangrijk onderdeel van. Een analyse van noodoproepen in 2008 in Oost-Vlaanderen toonde aan dat bij 43% van de oproepen onmiddellijk politionele tussenkomst vereist was [41](#page=41).
#### 4.2.4 Conclusie over het meten van instroom, doorstroom en uitstroom
Het meten van de instroom is complex omdat:
* Het merendeel van de instroom op parketniveau van de politie afkomstig is, die fungeert als poortwachter [41](#page=41).
* De overgrote instroom bij de politie het gevolg is van reactief politieoptreden of "brengcriminaliteit" [41](#page=41).
* Niet alles wat bij de politie binnenkomt, een strafbaar feit is dat de keten ingaat [41](#page=41).
* Statistieken soms te wensen overlaten [41](#page=41).
De instroom op politieniveau geeft een onvolledig beeld door:
* Niet alles wordt geregistreerd (de "dark number"), beïnvloed door aangifte- en registratiegedrag [41](#page=41).
* De discretionaire ruimte van de politie [41](#page=41).
* De registratiewijze van de politie [41](#page=41).
### 4.3 Registratie: opstellen van een proces-verbaal en verhoren
Registratie is een cruciaal onderdeel van de strafrechtsketen, waarbij het proces-verbaal (PV) een centrale rol speelt [42](#page=42).
#### 4.3.1 Het proces-verbaal (PV)
Volgens art. 40 WPA worden bij een politieambtenaar ingediende klachten of aangiften, alsook verkregen inlichtingen en gedane vaststellingen nopens misdrijven, opgenomen in PV's die aan de bevoegde gerechtelijke overheden worden toegezonden [42](#page=42).
* Een PV is de neerslag van onderzoeksdaden, vaak de enige informatiebron voor rechterlijke instanties [42](#page=42).
* De twee doelstellingen van een PV zijn het vaststellen van wat er precies gebeurd is en of er voldoende bewijs van schuld is [42](#page=42).
* Er zijn opvallend weinig formele regels voor het opstellen van een PV, ondanks het belang ervan [42](#page=42).
#### 4.3.2 PV en selectiviteit
De opstelling van een PV is onderhevig aan selectiviteit op verschillende niveaus:
1. **Stelt men een proces-verbaal op?** Dit kan afhangen van factoren zoals ontmoediging van aangifte, complexiteit van de procedure, of prioriteiten [42](#page=42).
2. **Welke kwalificatie geeft men mee?** De gekozen juridische kwalificatie van het feit is van belang. Er zijn internationale voorbeelden van politiekorpsen die misdrijven anders registreerden om cijfers te manipuleren of doelen te halen [42](#page=42).
3. **Wat schrijft men neer in het proces-verbaal?** De manier waarop het PV wordt opgesteld en welke informatie erin wordt opgenomen, inclusief details uit verhoren, is cruciaal [42](#page=42).
#### 4.3.3 Inhoud van het proces-verbaal
Algemene richtlijnen voor PV's omvatten informatie over de verbalisant, datum, lokalisatie, ondertekening, en de start- en eindtijdstippen van verhoren en vrijheidsbeneming. Sinds de Salduz-wetgeving zijn er meer formele richtlijnen, waaronder details over onderbrekingen, tussenkomsten en bijzondere omstandigheden van het verhoor [42](#page=42).
Onderzoek van Smets & Ponsaers wijst uit dat de politieagent tijdens een verhoor een duale taak uitvoert: het verhoor zelf leiden en tegelijkertijd de informatie registreren in het PV. Het PV is een extractie en samenvatting van het verhoor, wat leidt tot een selectieve weergave. De verhoorder selecteert, transformeert en laat informatie weg, rekening houdend met het doel van het PV en de eindgebruikers. Ook de verdachte kan informatie achterhouden of verkeerd vertellen. Het gebruik van tolken introduceert een extra filter [42](#page=42) [43](#page=43).
#### 4.3.4 PV als machtig wapen
Onderzoek van Fien Gilleir onderstreept dat een PV een " machtig wapen" is, omdat de formulering kan worden aangepast om de feiten anders voor te stellen zonder valsheid in geschrifte te plegen, door bepaalde aspecten te benadrukken of weg te laten [43](#page=43).
#### 4.3.5 Parcoursen van processen-verbaal
##### 4.3.5.1 PV, APO en VPV [1](#page=1).
Het traditionele parcours van een PV betrof een heen-en-weer gestuur van kantschriften en PV's tussen parket en politie. De introductie van de Autonome Politionele Afhandeling (APA) in de jaren '90 was ingegeven door de werkdruk bij parketten, de nood aan efficiëntie, de responsabiliseerde politiediensten en de verbetering van de samenwerking [43](#page=43).
APA definieert zich als het zelfstandig uitvoeren van het opsporingsonderzoek betreffende welomschreven strafbare feiten, onder toezicht van de Procureur des Konings en directe leiding van politieofficieren. Dit leidde tot een toegenomen werklast en nood aan opvolging bij de politie. De invulling van APA bleek echter zeer divers per arrondissement [44](#page=44).
In 1998 werd de omzendbrief PG Schins geïntroduceerd, en in 2003 kreeg de procedure de naam Ambtshalve Politioneel Onderzoek (APO). In 2005 harmoniseerde omzendbrief Col 8/2005 de procedure. Alle feiten worden als APO-dossier behandeld, met uitzondering van specifieke feiten die onder een klassiek PV vallen (bv. minderjarigen, ernstige feiten) of een limitatieve lijst van Vereenvoudigde Processen-Verbaal (VPV) [44](#page=44).
Op 1 april 2015 werden twee extra types APO geïntroduceerd: APO-onbekende dader en VAPO (Vereenvoudigde APO). Deze laatste categorieën komen niet in de parketstatistieken terecht, maar worden geregistreerd op het parket en nadien geseponeerd [44](#page=44).
##### 4.3.5.2 VPV (Vereenvoudigd proces-verbaal)
Volgens COL 8/2005 (art. 5.1.) betreft VPV de registratie op een informaticadrager van de belangrijkste materiële elementen van relatief weinig ernstige inbreuken. Dit kan betrekking hebben op feiten met een ongekende dader, zoals fietsdiefstal of handtasdiefstal, of feiten die als minder ernstig worden beschouwd. Een VPV is beknopt en wordt niet aan de procureur des Konings toegezonden, maar bewaard op een elektronische drager bij de politie. Maandelijks worden er listings naar het parket gestuurd [44](#page=44).
> **Tip:** De toepassing van de VPV-procedure kan leiden tot een lager aantal ingestroomde zaken in parketstatistieken, wat een vertekend beeld kan geven van de werkelijke criminaliteit [45](#page=45).
#### 4.3.6 Registratie van verhoren
Het proces-verbaal van verhoor is sinds de Salduz-wetgeving (vanaf 1/1/2012) aan specifieke regels gebonden. Een verhoor wordt gedefinieerd als een geleide ondervraging door een bevoegde persoon in een opsporings- of gerechtelijk onderzoek, van een persoon over misdrijven die hem ten laste gelegd kunnen worden. Het doel is het verzamelen van bewijselementen en waarheidsvinding, en het verloopt overeenkomstig art. 47bis Sv en 2bis Wet Voorlopige Hechtenis [45](#page=45).
> **Tip:** Een verhoor is geen verkennend gesprek, maar een doelgericht onderzoek met de bedoeling inlichtingen te verkrijgen over het misdrijf [45](#page=45).
##### 4.3.6.1 Dwalingen in de opsporing
Er is onderzoek naar dwalingen in de opsporing, waarbij risicofactoren en andere factoren zoals incorrecte bewijsmateriaalverzameling of tunnelvisie worden geanalyseerd [46](#page=46).
##### 4.3.6.2 Impact op verhoor: de Salduz-wet en Salduz+ .
* **Wet-Franchimont:** Bood meer mogelijkheden tot inzage in dossiers, maar bood geen advocaat bij het verhoor [46](#page=46).
* **Salduz (1/1/2012):** Introduceerde de verplichte bijstand van een advocaat voor het eerste verhoor na arrestatie, inclusief het recht op vertrouwelijk overleg. De advocaat ziet toe op de eerbiediging van het recht om niet te hoeven verklaren, de behandeling van de ondervraagde, en de kennisgeving van rechten [46](#page=46).
* **Salduz+ (27/11/2016):** Verfijnde de richtlijnen voor PV's, met aanpassingen van rechten aan de leeftijd en kwetsbaarheid van de verdachte. Verdachten moeten hun verklaring kunnen nalezen, en er zijn specifieke regels voor tolken en de melding van rechten. Bij overmacht kan een verhoor toch plaatsvinden mits dit wordt toegelicht in het PV [46](#page=46).
##### 4.3.6.3 Onderzoek Smets & Ponsaers .
Dit onderzoek onderzocht de hypothese dat er verschillen zijn in de wijze waarop verklaringen worden neergeschreven, afhankelijk van de persoonlijke visies van de verhoorder. Het toonde aan dat er diverse types PV's van verhoren bestaan (ik-verhaal, wij-verhaal, verhoor-verhaal), met veel varianten en combinaties. Persoonlijke voorkeuren en gewoontes van verhoorders domineren, wat leidt tot een dispariteit in de wijze van registratie. Aanbevelingen omvatten kwaliteitsopvolging, het opstellen van standaarden en trainingssessies, met een voorkeur voor realiteitsgetrouwe en transparante weergave [46](#page=46) [47](#page=47).
##### 4.3.6.4 Onderzoek Vredeveld et al .
Dit onderzoek analyseerde de impact van samen of apart PV's opstellen. Individuele PV's bevatten meer informatie, terwijl PV's na overleg minder volledig waren. Kwaliteitsvolle samenwerking (goed overleg, goed luisteren) leidt echter tot completere PV's [47](#page=47).
##### 4.3.6.5 Onderzoek Hammers et al .
Dit onderzoek analyseerde 400 PV's van getuigenverhoren en bevestigde de variëteit in de praktijk. Verschillende vormen van weergave werden geïdentificeerd, van letterlijke weergave tot zakelijke samenvattingen. Er zijn fundamentele bezwaren tegen het schriftelijke PV, en geluids- of videopnames worden gezien als de beste manier om volledig na te gaan wat er gebeurde en gezegd werd. Toekomstige transcriptiemethoden, mogelijk met AI, kunnen een rol spelen, maar vervangen het schriftelijke PV waarschijnlijk niet volledig vanwege de werklast voor rechters [47](#page=47).
#### 4.3.7 Slot: registratie en selectiviteit
Registratie beïnvloedt de instroom en doorstroom in de keten door:
* Het al dan niet registreren van feiten.
* De manier van opmaken van het PV (bewust of onbewust).
* Het type PV (hoewel de keuze voor APO/VPV/PV niet aan de politie is, maar aan het parket).
* De manier van verhoren en het neerschrijven van verhoren [48](#page=48).
Deze aspecten dragen bij aan de selectiviteit binnen de strafrechtsketen [48](#page=48).
---
# Professionalisering van de Belgische politie
Dit gedeelte onderzoekt de complexiteit en uitdagingen rond de professionalisering van de Belgische politie, inclusief de fundamenten van het politieapparaat, de druk op het huidige model, interne personeelsuitdagingen, opleidingskwesties, politieke invloeden en de definitie van professionaliteit zelf.
### 5.1 Inleiding tot de noodzaak van onderzoek
Het onderzoek naar de professionalisering van de politie is ingegeven door de veelvoorkomende uitdagingen en vragen binnen de politieorganisaties. Maatschappelijke ontwikkelingen, zoals terreurdreigingen en de COVID-19 pandemie, technologische veranderingen, het veranderende karakter van criminaliteit en de inherente aard van de politiefunctie, vergroten de noodzaak om te onderzoeken hoe politieorganisaties zich professionaliseren. De vraag die centraal staat is hoe politieorganisaties in verschillende Europese landen streven naar professionalisering [48](#page=48).
De methodologie van het onderzoek, gefinancierd door Politie & Wetenschap, omvatte samenwerking tussen de Radboud Universiteit Nijmegen, de VUB en UGent, met een internationaal vergelijkende aanpak tussen België, Nederland, Engeland & Wales en Noorwegen. Dit onderzoek is gebaseerd op interviews, documentanalyse en literatuurstudie, waarbij 18 interviews zijn afgenomen met beleidsmedewerkers, korpschefs, vertegenwoordigers van de federale politie, vakbonden en een voormalig directeur van een politieschool [48](#page=48).
Het concept 'professionalisme' wordt erkend als een containerbegrip, dat verschillende betekenissen kan hebben afhankelijk van de context en de betrokkenen. Theoretische lenzen, zoals de klassieke structurele interpretatie (gebaseerd op exclusieve kennisbasis, zelfregulering en academisering), de ideologische interpretatie (professionaliteit als strijd om legitimiteit) en de beroepsmatige/organisatorische benadering, worden gebruikt om professionaliteit te analyseren [48](#page=48).
### 5.2 Fundamenten van de Belgische politie
De Belgische politie heeft een evolutie gekend, met de hervorming in 2001 die leidde tot de oprichting van een geïntegreerde politie gestructureerd op twee niveaus: lokaal en federaal. Deze hervorming kwam voort uit schandalen (zoals CCC, Dutroux) en politieke en maatschappelijke druk [48](#page=48).
* **Lokaal niveau:** Omvat 178 politiezones verantwoordelijk voor de basispolitiezorg [48](#page=48).
* **Federaal niveau:** Houdt zich bezig met gespecialiseerde en supralokale opdrachten en ondersteunt de lokale politie [48](#page=48).
Hoewel deze dualiteit bedoeld was als 'best of both worlds', heeft het nooit volledig naar behoren gefunctioneerd zoals voorzien [48](#page=48).
De visie op excellente politiezorg is gebaseerd op vier pijlers:
1. **Gemeenschapsgerichte politiezorg (COP):** De filosofie van de politie, gebaseerd op de COP-omzendbrieven [48](#page=48).
2. **Informatiegestuurde politiezorg:** De techniek die strategische, tactische en operationele aansturing op basis van informatie mogelijk maakt [48](#page=48).
3. **Optimale bedrijfsvoering:** Het managementaspect, met nadruk op leiderschap, motivatie, integriteit en integrale betrokkenheid van de organisatie [49](#page=49).
### 5.3 Een model onder druk
De huidige structuur van de Belgische politie staat onder druk, met name door de dualiteit tussen de federale en lokale politie, wat leidt tot een voortdurende concurrentiestrijd [49](#page=49).
* **De Federale Politie:** Wordt beschreven als een 'mastodont' met een logge structuur, onvoldoende subsidiaire steun aan de lokale politie, bureaucratie en politieke beïnvloeding. Voorbeelden hiervan zijn de discussies rond het Battenburg-patroon op voertuigen voor betere zichtbaarheid en de trage processen bij wijzigingen aan uniformen [49](#page=49).
* **Lokale politiezones:** Worden gekenmerkt door flexibiliteit, nabijheid en innovatie (zoals de Focus-app), maar kampen met fragmentatie en ongelijkheid. Lokale zones voelen zich vaak dichter bij de dagelijkse problemen en kunnen meer eigen keuzes maken, mede door politieke steun en grotere autonomie [49](#page=49).
Er zijn structurele belemmeringen die de effectiviteit hinderen:
* Gebrek aan duurzame, langdurige oplossingen; vaak worden er enkel 'reparatiepleisters' aangebracht [49](#page=49).
* Gebrek aan uniformiteit in beleid, het opstellen van PV's en informatieverwerking, wat leidt tot kwaliteitsverschillen [49](#page=49).
* Een 'gesloten cirkel' van controle, waarbij de algemene inspectie en het Comité P zelf (mede) uit politieagenten bestaan, wat een gebrek aan externe blik en afdwingbaarheid kan veroorzaken [49](#page=49).
* Het ontbreken van één uniforme politiecultuur, met verschillende culturen binnen de federale en lokale politie [49](#page=49).
Voorgestelde oplossingen omvatten schaalvergroting ten behoeve van rationalisering en specialisatie, een kerntakendebat dat de mogelijkheid van outsourcing en een herdenking van basisfunctionaliteiten onderzoekt, en centrale, dwingende sturing. Er zijn altijd discussies over machtsverdeling en welke taken de politie primair moet uitvoeren [49](#page=49).
### 5.4 Interne HR-uitdagingen
Het statuut van de politie wordt gezien als een rem op innovatie. Het 'Mammoetstatuut' wordt omschreven als een 'golden cage' vanwege de vele rechten die het politieagenten biedt, wat leidt tot een zeer beschermd beroep met relatief weinig vereisten voor loopbaanontwikkeling. Dit heeft invloed op integriteit en de algemene cultuur, met een roep tot een 'tabula rasa' om het statuut te herzien. Korpschefs ervaren moeilijkheden bij het verwijderen van personeel dat niet goed functioneert binnen de organisatie [50](#page=50).
De werving en selectie kent uitdagingen, zoals een lange selectieprocedure. Er is een discussie gaande over de balans tussen generalisten en specialisten, en of een uniform traject wenselijk is. De complexiteit van het werk vereist steeds meer specialisatie, en er is een groeiende behoefte aan specifieke profielen en het inzetten op zij-instroom. Het belang van levenslang leren en kwalitatieve opleiding wordt benadrukt, hoewel de huidige opleidingen zich voornamelijk richten op uitstroom naar interventie, wat een generalistische benadering stimuleert [50](#page=50).
### 5.5 Opleiding en vorming
De basisopleiding van de politie wordt als ontoereikend beschouwd om verschillende redenen [50](#page=50):
* **Te kort:** De duur van de opleiding is te beperkt [50](#page=50).
* **Te veel materie:** De hoeveelheid leerstof is overweldigend [50](#page=50).
* **Gebrek aan maatschappelijke kennis:** Studenten missen algemene maatschappelijke kennis [50](#page=50).
* **'Inteelt':** Er is een gebrek aan externe inbreng; agenten worden voornamelijk opgeleid door andere agenten, wat leidt tot een beperkte blik [50](#page=50).
Er is een pleidooi voor modulaire, multidisciplinaire opleidingen met externe inbreng, en een betere aansluiting bij de realiteit van de maatschappij [50](#page=50).
Structurele problemen in het onderwijsbeleid omvatten versnippering, het gebrek aan een uniforme opleiding, en problemen met de didactische en pedagogische vaardigheden van docenten. De snelle inzet van agenten primeert vaak op de kwaliteit van de opleiding, en initiatieven stagneren door geldgebrek en politieke inmenging [50](#page=50).
### 5.6 Invloed van politiek
De politiek speelt een cruciale rol, maar is vaak terughoudend in het nemen van belangrijke beslissingen. Veel goede initiatieven en intenties blijven stilstaan bij gebrek aan daadkrachtige besluitvorming. De politie is sterk afhankelijk van legislaturen, wat leidt tot een gebrek aan langetermijnvisie [51](#page=51).
### 5.7 Wat is professionalisering?
Professionalisering wordt gezien als een containerbegrip dat impliceert dat de huidige situatie 'niet professioneel genoeg' is. Professionaliteit is drieledig [51](#page=51):
1. **Efficiëntie in de werking (kerntaken):** De effectieve uitvoering van essentiële politietaken [51](#page=51).
2. **Effectiviteit:** Het succesvol volbrengen van de toegekende taken [51](#page=51).
3. **Imago:** De perceptie van de politie door de bevolking en stakeholders [51](#page=51).
De kwaliteit van uitvoering en vakkundigheid zijn hierin essentieel. Dit omvat [51](#page=51):
* **Vakkundigheid:** Gekoppeld aan de zeven basisfunctionaliteiten [51](#page=51).
* **Naleving van wetten en reglementen:** Strikte opvolging van juridische kaders [51](#page=51).
* **Kritische zelfreflectie:** Het vermogen tot zelfevaluatie en bijsturing [51](#page=51).
* **Verbetering en optimalisering:** Het voortdurend streven naar betere processen en werkwijzen [51](#page=51).
#### 5.7.1 Persoonlijke competenties en attitude ('goede' flik)
Dit aspect van professionaliteit omvat karaktereigenschappen, algemene en beroepspecifieke kennis, en 'soft skills' [51](#page=51).
* **Karaktereigenschappen:** Integer en correct handelen, aanpassingsvermogen in een snel veranderende maatschappij, weerbaarheid, rust en een genuanceerde benadering [51](#page=51).
* **Algemene en beroepspecifieke kennis:** Kennis van het opstellen van PV's en hetgeen er leeft binnen de maatschappij [51](#page=51).
* **'Soft' skills:** Het vermogen om verbindend op te treden naar burgers en collega's [51](#page=51).
#### 5.7.2 Randvoorwaarden en structuur
Deze omvatten essentiële ondersteunende elementen voor professionalisering:
* **Hoge kwaliteit van opleiding:** Met een juiste duur en didactische bekwaamheid van lesgevers [51](#page=51).
* **Rekrutering en selectie:** Zorgen voor de juiste persoon op de juiste plaats [51](#page=51).
* **Gestroomlijnde organisatie:** Met duidelijke processen, goede communicatie (intern/extern) en robuuste structuren [51](#page=51).
* **Beschikbaarheid van middelen:** Voldoende financiële middelen, materieel (voertuigen, IT), infrastructuur en capaciteit [51](#page=51).
Momenteel voldoet België nog niet volledig aan al deze randvoorwaarden [51](#page=51).
### 5.8 Huidige stand van zaken
Er is een gevoel dat de huidige situatie uit balans is en dat er nog aanzienlijke stappen gezet moeten worden alvorens er effectief over professionalisering gesproken kan worden. De kernvraag blijft: wat houdt 'goed' of 'beter' politiewerk in en hoe kan dit bereikt worden? Professionalisering is hierbij het sleutelconcept, gericht op verbetering en optimalisering. Een veelgehoorde uitspraak is dat "de gevolgen van keuzes zo groot zijn dat niemand ze durft te nemen", wat de terughoudendheid in besluitvorming illustreert en de uitdagingen voor professionaliteit aantoont [51](#page=51).
### 5.9 Kritische vragen voor de toekomst
De toekomst van de professionalisering van de Belgische politie stelt de volgende kritische vragen:
* Wie bepaalt de definitie van professionaliteit [51](#page=51)?
* Is het huidige statuut houdbaar [51](#page=51)?
* Hoe kan de structuur gestroomlijnd worden voor meer effectiviteit op het terrein [51](#page=51)?
* Is het huidige systeem nog houdbaar in het licht van de uitdagingen [51](#page=51)?
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Strafrechtsketen | De reeks van instanties en processen die betrokken zijn bij de opsporing, vervolging, berechting en tenuitvoerlegging van straffen voor strafbare feiten. Dit omvat onder andere de politie, het Openbaar Ministerie, de rechtbanken en de strafuitvoeringsrechtbanken. |
| Opsporing | Het eerste niveau van de strafrechtsketen, waarbij strafbare feiten worden vastgesteld, bewijzen worden verzameld en daders worden geïdentificeerd en gevat. Dit gebeurt hoofdzakelijk door de politie, maar ook door andere opsporingsdiensten. |
| Selectiviteit | Het proces waarbij op verschillende echelons van de strafrechtsketen beslissingen worden genomen die bepalen welke zaken verder worden behandeld en welke niet. Dit kan leiden tot een differentiële behandeling van strafzaken, beïnvloed door diverse factoren zoals prioriteiten of discretionaire ruimte. |
| Strafvordering | Het geheel van rechtsregels en procedures dat de gang van zaken regelt vanaf het plegen van een strafbaar feit tot de uiteindelijke tenuitvoerlegging van de straf. Dit omvat de fases van opsporing, vervolging, berechting en strafuitvoering. |
| Wet op het Politieambt (WPA) | Een Belgische wet die de basis vormt voor de organisatie en de taken van de politie. Het legt de politiefunctie vast en regelt de bevoegdheden, plichten en verantwoordelijkheden van politieambtenaren, met als doel meer coördinatie en afstemming tussen de verschillende politiediensten. |
| Gerechtelijke Politiehervorming (WGP) | Een hervorming die de politie in België structureerde op twee niveaus: de federale politie voor gespecialiseerde taken en de lokale politie voor basispolitiezorg. De WGP had tot doel de efficiëntie en effectiviteit van de politiediensten te verbeteren. |
| Bestuurlijke politie | De taken van de politie gericht op het handhaven van de openbare orde, de bescherming van personen en goederen, en het voorkomen van misdrijven. Deze taken vallen onder het gezag van de Minister van Binnenlandse Zaken en de burgemeesters. |
| Gerechtelijke politie | De taken van de politie gericht op de repressie, opsporing en onderzoek van misdrijven. Dit omvat het verzamelen van bewijzen, het vatten en aanhouden van daders en het ter beschikking stellen van de bevoegde overheden. Deze taken vallen onder het gezag van de Minister van Justitie en de Procureur des Konings. |
| Discretionaire ruimte | De beslissingsruimte of handelingsruimte die politiemensen hebben bij de uitoefening van hun taken, ook al wordt die niet expliciet wettelijk toegekend. Het beïnvloedt hoe zaken de strafrechtsketen binnenkomen en hoe ze verder worden behandeld. |
| Identiteitscontrole | Een politiepraktijk waarbij de identiteit van een persoon wordt geverifieerd. Dit kan reactief gebeuren, wanneer iemands vrijheid wordt benomen of een strafbaar feit is gepleegd, of proactief, op basis van gedragingen of aanwijzingen die wijzen op mogelijke betrokkenheid bij criminaliteit of verstoring van de openbare orde. |
| Etnisch profileren | Het gebruik door de politie, zonder objectieve en redelijke rechtvaardiging, van criteria zoals ras, kleur, taal, religie, nationaliteit of etnische afkomst bij controle-, surveillance- of onderzoeksactiviteiten. Dit wordt beschouwd als een vorm van discriminatie en heeft negatieve gevolgen voor de politielegitimiteit. |
| Politielegitimiteit | Het besef of de acceptatie door de samenleving van de autoriteit van de politie. Hoge politielegitimiteit leidt tot meer vertrouwen, gezag en gehoorzaamheid, en is gebouwd op legaliteit, effectiviteit, procedurele en distributieve rechtvaardigheid van politieoptreden. |
| Procedurele rechtvaardigheid | De perceptie van burgers dat zij eerlijk en respectvol behandeld worden tijdens politie-interacties, ongeacht de uitkomst van de interactie. Vier elementen zijn cruciaal: neutraliteit, respect, betrouwbare motieven en de mogelijkheid om de eigen kant van het verhaal te vertellen (voice). |
| Distributieve rechtvaardigheid | De perceptie van burgers over een eerlijke verdeling van politiediensten en middelen over alle sociale groepen heen. Ongelijke verdeling, zoals over- of underpolicing, kan de legitimiteit van de politie ondermijnen. |
| Community Oriented Policing (COP) | Een politiestrategie die focust op samenwerking met de gemeenschap, probleemoplossend werken en het opbouwen van een dienstverlenende houding. Het doel is een betere relatie tussen politie en burger, preventie en een integrale aanpak van veiligheidsproblemen. |
| Instroom, doorstroom, uitstroom | Deze termen beschrijven de beweging van zaken binnen de strafrechtsketen. Instroom betreft de hoeveelheid nieuwe strafbare feiten die de keten bereiken. Doorstroom verwijst naar zaken die van het ene echelon naar het andere gaan. Uitstroom zijn de zaken die de keten verlaten, bijvoorbeeld door seponering of afhandeling. |
| Proces-verbaal (PV) | Een officieel document opgemaakt door politieambtenaren waarin feiten, verklaringen en bevindingen met betrekking tot een strafbaar feit worden vastgelegd. Het dient als belangrijke bron van informatie voor de gerechtelijke autoriteiten. |
| Verhoor | Een politieonderzoek waarbij een persoon systematisch wordt ondervraagd over mogelijke misdrijven, met als doel bewijselementen te verzamelen en de waarheid te achterhalen. Sinds de Salduz-wetgeving is er recht op advies bij het eerste verhoor. |
| Professionalisering | Het proces waarbij een beroep zich ontwikkelt tot een professionele standaard, gekenmerkt door exclusieve kennisbasis, zelfregulering, academisering en een focus op efficiëntie, effectiviteit en een positief imago. Voor de politie omvat dit ook persoonlijke competenties en de juiste randvoorwaarden. |
| Calog | Afkorting voor 'cadre logistique', het administratieve en logistieke kader binnen de politie, bestaande uit personeelsleden zonder specifieke bevoegdheden inzake bestuurlijke of gerechtelijke politie, maar die ondersteunend werk verrichten. |
Cover
Deontologie - Les 5.pptx
Summary
# De structuur van de rechterlijke macht
Dit onderwerp behandelt de verschillende soorten rechtbanken in België en de algemene kenmerken van de rechtspraak, met speciale aandacht voor het recht van verdediging, de toegang tot de rechter, de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van rechters, en de openbaarheid van de rechtspraak.
### 1.1 Algemene kenmerken van justitie
De rechterlijke macht in België is een bewaker van de rechtsstaat en rust op verschillende fundamentele principes:
* **Toegang tot de rechter**: Dit is een basisprincipe dat deel uitmaakt van het recht van verdediging. Concreet betekent dit dat de gerechtskosten redelijk moeten zijn, de locatie van de rechtbanken toegankelijk dient te zijn, en er een recht op hoger beroep bestaat (hoewel dit geen absoluut recht is).
* **Recht van verdediging**: Dit is een essentieel grondrecht, de basis van een democratie en een rechtsstaat, gewaarborgd in de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (artikel 6 EVRM). Dit artikel stelt dat ieder recht heeft op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij wet is ingesteld. Het recht op verdediging uit zich onder andere door:
* Het recht om zich te laten bijstaan door een advocaat.
* De regeling van de taal van de procedure.
* Het recht op een tolk.
* **Onafhankelijke en onpartijdige rechter**: Dit is cruciaal voor betrouwbare rechtspraak en vloeit voort uit het recht van verdediging. Rechters moeten niet alleen onpartijdig zijn, maar ook elke schijn van partijdigheid vermijden. Indien dit niet het geval is, moet de rechter zich verschonen, anders dreigt het risico op wraking.
* **Openbaarheid van de rechtspraak**: Het principe van openbaarheid van de terechtzitting betekent dat de deuren van de rechtszaal openstaan. Dit vloeit eveneens voort uit het recht van verdediging, maar is geen absoluut recht. De toegang tot de rechtszaal kan aan de pers en het publiek ontzegd worden in specifieke omstandigheden, zoals in het belang van de goede zeden, openbare orde, nationale veiligheid, bescherming van minderjarigen of het privéleven van procespartijen, of wanneer de openbaarheid de belangen van een behoorlijke rechtspleging zou schaden.
> **Tip:** Artikel 6 EVRM is een sleutelartikel voor het begrip van de rechten van verdachten en partijen in een gerechtelijke procedure. Zorg dat je de kern van dit artikel begrijpt.
### 1.2 Het Hof van Assisen
Het Hof van Assisen is een specifieke rechtbank die zich bezighoudt met de zwaarste misdrijven, zoals misdaden (bv. doodslag, poging tot doodslag), alsook politieke en drukpersmisdrijven. Het is de enige rechterlijke instantie die een levenslange opsluiting kan opleggen.
#### 1.2.1 Samenstelling en rechtsmacht
* Het Hof van Assisen heeft geen vaste rechtsmacht, maar wordt samengesteld uit drie magistraten en twaalf juryleden.
* De jury wordt samengesteld uit burgers die aan specifieke criteria voldoen:
* Ingeschreven zijn in het kiezersregister.
* De burgerlijke en politieke rechten genieten.
* Tussen 28 en 65 jaar oud zijn.
* Kunnen lezen en schrijven.
* Geen strafrechtelijke veroordeling tot een gevangenisstraf van meer dan vier maanden of tot een werkstraf van meer dan 60 uur hebben opgelopen.
#### 1.2.2 Vrijstelling van de juryplicht
Bepaalde personen kunnen vrijgesteld worden van de juryplicht, waaronder:
* Politieke mandatarissen.
* Magistraten en hoge ambtenaren.
* Personen die de taal van het proces niet spreken.
* Personen met persoonlijke, familiale of professionele redenen.
* Personen die gewraakt worden.
> **Tip:** De juryrechtspraak wordt als een democratisch element beschouwd, aangezien een groep burgers beslist over de schuld en eventuele straf van een beschuldigde, wat manipulatie door een enkele rechter moeilijker maakt.
#### 1.2.3 Sancties voor niet-opkomst
Wanneer een jurylid niet aanwezig is, kan hij gestraft worden met een geldboete van 50 tot 1.000 euro. De deelname aan de jury wordt beschouwd als een burgerplicht.
### 1.3 De griffie
De griffie vormt de administratie van de rechtbank en wordt geleid door de griffiers, onder de supervisie van de hoofdgriffier. Elke rechtbank heeft verschillende griffies, die elk worden ondersteund door medewerkers van de griffie. Er bestaan diverse soorten griffies, aangepast aan de specifieke rechtbank (bv. griffie van de rol, griffie van de vonnissen en arresten, griffie van het handelsonderzoek bij ondernemingsrechtbanken, griffie van het onderzoek bij correctionele rechtbanken).
#### 1.3.1 Taken van de griffier en de medewerkers van de griffie
De griffie is een essentiële steunpilaar van de rechter en zorgt ervoor dat de rechtspleging vlot verloopt. De taken omvatten onder meer:
* Het voorbereiden van de taken van de magistraat.
* Ervoor zorgen dat de griffie toegankelijk is voor het publiek.
* Het samenstellen van dossiers, inclusief alle door partijen ingediende stukken.
* Het verantwoordelijk zijn voor de rol van de zaken.
* Het noteren van het verloop van de zitting.
* Het zorgen voor de rechtsgeldige opstelling van de documenten van de rechtbank.
* Het mede ondertekenen van vonnissen.
* Het voeren van de boekhouding van de griffie.
---
# Het recht van verdediging en toegang tot de rechter
Dit gedeelte behandelt de fundamentele rechten van burgers met betrekking tot het rechtsproces, waaronder het recht op rechtsbijstand, de taal van de procedure, het recht op een tolk, en de redelijke kosten en termijnen voor toegang tot justitie.
### 2.1 Het recht van verdediging
Het recht van verdediging is een van de meest essentiële grondrechten en vormt de basis van een democratie en een rechtsstaat. Dit recht wordt gewaarborgd in de grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Artikel 6 EVRM stelt dat een ieder recht heeft op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld, bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging. De uitspraak moet in het openbaar worden gewezen, maar de toegang tot de rechtszaal kan onder bepaalde omstandigheden worden beperkt.
Het recht van verdediging manifesteert zich op verschillende manieren:
* **Het recht om zich te laten bijstaan door een advocaat:** Burgers hebben het recht om zich te laten vertegenwoordigen en bijstaan door een advocaat in gerechtelijke procedures.
* **De regeling van de taal van de procedure:** Er bestaan specifieke regels met betrekking tot de taal die in gerechtelijke procedures mag worden gebruikt.
* **Recht op een tolk:** In gevallen waarin een partij de taal van de procedure niet beheerst, bestaat er een recht op een tolk.
#### 2.1.1 Openbaarheid van de rechtspraak
Het principe van openbaarheid van de terechtzitting houdt in dat de deuren van de rechtszaal openstaan. Dit vloeit eveneens voort uit het recht van verdediging. Het is echter geen absoluut recht en kan onder bepaalde omstandigheden worden beperkt, bijvoorbeeld in het belang van de openbare orde, de bescherming van minderjarigen of het privéleven van procespartijen, of wanneer de openbaarheid de belangen van een behoorlijke rechtspleging zou schaden.
#### 2.1.2 Het Hof van Assisen
Het Hof van Assisen is een bijzondere rechtbank die oordeelt over de zwaarste misdrijven, zoals misdaden (bv. doodslag, poging tot doodslag), en politieke en drukpersmisdrijven. Het is de enige rechterlijke instantie die een levenslange opsluiting kan opleggen. Het Hof van Assisen heeft geen vaste rechtsmacht. Een zaak wordt behandeld door drie magistraten en een jury van twaalf juryleden.
**Criteria om als jurylid te worden opgeroepen:**
* Ingeschreven zijn in het kiezersregister.
* De burgerlijke en politieke rechten genieten.
* Tussen 28 en 65 jaar oud zijn.
* Kunnen lezen en schrijven.
* Geen strafrechtelijke veroordeling tot een gevangenisstraf van meer dan vier maanden of tot een werkstraf van meer dan 60 uur hebben opgelopen.
**Vrijstelling van de juryplicht:**
Bepaalde personen kunnen verzoek doen tot vrijstelling, waaronder:
* Politieke mandatarissen, magistraten en hoge ambtenaren.
* Personen die de taal van het proces niet spreken.
* Personen met persoonlijke, familiale of professionele redenen.
* Personen die gewraakt worden.
**Gevolgen van niet-verschijning als jurylid:**
Wanneer een jurylid niet aanwezig is, kan hij gestraft worden met een geldboete van 50 tot 1.000 euro. De juryplicht wordt beschouwd als een burgerplicht.
### 2.2 Toegang tot de rechter
Het recht op toegang tot de rechter is een basisprincipe en maakt deel uit van het recht van verdediging. Concreet uit dit recht zich op de volgende manieren:
* **Redelijke gerechtskosten:** De kosten die gepaard gaan met gerechtelijke procedures moeten redelijk zijn.
* **Locatie van de rechtbanken:** De nabijheid en bereikbaarheid van rechtbanken spelen een rol in de toegang tot justitie.
* **Recht op hoger beroep:** Hoewel geen absoluut recht, is het recht op hoger beroep een belangrijk aspect om beslissingen te kunnen laten toetsen.
* **Recht op behandeling van de zaak en uitspraak binnen een redelijke termijn:** Zaken moeten tijdig worden behandeld en uitgesproken om de effectiviteit van justitie te waarborgen.
#### 2.2.1 Onpartijdigheid van de rechtbank
De onpartijdigheid van de rechtbank is essentieel voor betrouwbare rechtspraak en vloeit eveneens voort uit het recht van verdediging. Rechters moeten niet alleen onpartijdig zijn, maar ook elke schijn van partijdigheid vermijden. Indien er sprake is van partijdigheid, dient de rechter zich te verschonen of kan er sprake zijn van wraking.
### 2.3 De griffie
De griffie vormt de administratie van de rechtbank en wordt geregeld door griffiers onder leiding van de hoofdgriffier. Elke rechtbank heeft verschillende griffies met bijbehorende griffiers en medewerkers. Er bestaan diverse soorten griffies, afhankelijk van het type rechtbank (bv. griffie van de rol, griffie van de vonnissen en arresten, griffie van het handelsonderzoek en faillissementen bij ondernemingsrechtbanken, griffie van het onderzoek bij correctionele rechtbanken).
**Taken van de griffier en de medewerkers van de griffie:**
* Voorbereiden van de taken van de magistraat.
* Zorgen voor de publieke toegankelijkheid van de griffie.
* Samenstellen van dossiers door het toevoegen van alle stukken.
* Verantwoordelijk zijn voor de rol van de zaken.
* Noteren van het verloop van de zitting.
* Zorgen dat de documenten van de rechtbank rechtsgeldig worden opgesteld.
* Mede-ondertekenen van vonnissen.
* Voeren van de boekhouding van de griffie.
De griffie wordt beschouwd als een steunpilaar van de rechter en draagt bij aan een vlotte rechtspleging.
> **Tip:** Het begrijpen van de rol van de griffie is cruciaal voor het inzicht in de procedurele aspecten van gerechtelijke zaken.
> **Voorbeeld:** Bij een strafzaak zorgt de griffie ervoor dat alle bewijsstukken, getuigenverklaringen en verzoekschriften correct worden opgenomen in het strafdossier, wat essentieel is voor zowel het Openbaar Ministerie als de verdediging.
---
# De onpartijdigheid van de rechtbank en openbaarheid van de zitting
Dit studiemateriaal behandelt de essentiële principes van onpartijdigheid van de rechtbank en openbaarheid van de zitting, cruciale elementen voor een eerlijke rechtsgang.
## 3. De onpartijdigheid van de rechtbank en openbaarheid van de zitting
### 3.1 De onpartijdigheid van de rechtbank
De onpartijdigheid van de rechter is een fundamenteel principe voor betrouwbare rechtspraak en is een direct gevolg van het recht op verdediging. Dit principe houdt in dat rechters niet alleen daadwerkelijk onpartijdig moeten zijn, maar ook elke schijn van partijdigheid moeten vermijden. Wanneer deze onpartijdigheid in het gedrang komt, zijn er procedures voorzien om dit te ondervangen.
#### 3.1.1 Verschoning en wraking
Om de onpartijdigheid te waarborgen, kan een rechter zich verschonen of kan er een vordering tot wraking worden ingesteld.
* **Verschoning**: Dit houdt in dat een rechter zichzelf terugtrekt uit een zaak wanneer er omstandigheden zijn die zijn onpartijdigheid in twijfel trekken.
* **Wraking**: Dit is een procedure waarbij een procespartij vraagt dat een rechter wordt weggestuurd uit een zaak omdat deze niet onpartijdig zou zijn.
> **Tip:** Het principe van de schijn van onpartijdigheid is even belangrijk als de daadwerkelijke onpartijdigheid. Rechters moeten er dus zorg voor dragen dat er geen twijfel kan bestaan over hun objectiviteit.
### 3.2 Openbaarheid van de zitting
Het principe van openbaarheid van de zitting houdt in dat de deuren van de rechtszaal openstaan voor het publiek. Dit principe vloeit eveneens voort uit het recht op verdediging en is een waarborg voor transparantie in de rechtspleging.
#### 3.2.1 Uitzonderingen op de openbaarheid
De openbaarheid van de zitting is echter geen absoluut recht en kent een aantal wettelijke uitzonderingen. De toegang tot de rechtszaal kan worden ontzegd, gedurende de gehele terechtzitting of een deel daarvan, in de volgende gevallen:
* In het belang van de goede zeden.
* In het belang van de openbare orde of nationale veiligheid in een democratische samenleving.
* Wanneer de belangen van minderjarigen dit eisen.
* Wanneer de bescherming van het privéleven van procespartijen dit vereist.
* In die mate als door de rechter onder bijzondere omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van een behoorlijke rechtspleging zou schaden.
#### 3.2.2 De juryrechtspraak
Hoewel niet expliciet in detail behandeld voor dit specifieke deel van de tekst, wordt de juryrechtspraak, zoals bij het Hof van Assisen, genoemd in de context van de openbaarheid en de manipulatie van rechters. De aanwezigheid van een jury, bestaande uit 12 juryleden, wordt soms gezien als een extra waarborg tegen manipulatie, vergeleken met een enkele rechter. Het Hof van Assisen beoordeelt de zwaarste misdrijven en bestaat uit 3 magistraten en 12 juryleden. De selectie van juryleden is gebonden aan specifieke criteria, zoals leeftijd, burgerlijke en politieke rechten, en het ontbreken van bepaalde strafrechtelijke veroordelingen. Het niet verschijnen als jurylid wordt beschouwd als een burgerplicht en kan leiden tot geldboetes.
> **Voorbeeld:** Een rechtszaak die de privacy van een individu ernstig zou kunnen schaden, zoals een zaak betreffende intieme details van een persoonlijk leven, kan achter gesloten deuren worden gevoerd om de openbaarheid te beperken.
---
# Het Hof van Assisen en juryrechtspraak
Dit onderwerp behandelt de rol van het Hof van Assisen bij de berechting van de zwaarste misdrijven, de samenstelling en vereisten voor juryleden, alsook vrijstellingen en sancties voor juryleden.
### 4.1 Het Hof van Assisen
Het Hof van Assisen is de enige rechtbank die bevoegd is voor het berechten van de zwaarste misdrijven, zoals misdaden (bijvoorbeeld doodslag en poging tot doodslag), en politieke en drukpersmisdrijven. Dit hof is tevens de enige gerechtelijke instantie die een levenslange gevangenisstraf kan opleggen. Het Hof van Assisen heeft geen vaste rechtsmacht en is samengesteld uit drie magistraten en twaalf juryleden.
### 4.2 Juryrechtspraak
De beoordeling van zware misdrijven door een volksjury, bestaande uit twaalf juryleden, is gebaseerd op het principe dat een grotere groep moeilijker te manipuleren is dan een enkele rechter.
#### 4.2.1 Samenstelling en criteria voor juryleden
Om als jurylid te worden aangewezen, moet een persoon voldoen aan de volgende criteria:
* Ingeschreven zijn in het kiezersregister.
* De burgerlijke en politieke rechten genieten.
* Tussen de 28 en 65 jaar oud zijn.
* Kunnen lezen en schrijven.
* Geen strafrechtelijke veroordeling hebben opgelopen tot een gevangenisstraf van meer dan vier maanden of tot een werkstraf van meer dan 60 uur.
#### 4.2.2 Vrijstellingen van juryplicht
Bepaalde personen kunnen aanspraak maken op vrijstelling van hun juryplicht. Dit geldt voor:
* Politieke mandatarissen, magistraten en hoge ambtenaren.
* Personen die de taal van de procedure niet machtig zijn.
* Personen die omwille van persoonlijke, familiale of professionele redenen een verzoek tot vrijstelling indienen.
* Personen die gewraakt worden.
#### 4.2.3 Sancties bij afwezigheid
Indien een aangeduid jurylid niet opdaagt, kan hij of zij worden gestraft met een geldboete van 50 tot 1.000 euro. De juryplicht wordt beschouwd als een burgerplicht.
> **Tip:** Het concept van juryrechtspraak benadrukt de participatie van burgers in de rechtspraak voor de meest ernstige delicten, ter waarborging van een bredere maatschappelijke betrokkenheid en als controle op de rechterlijke macht.
---
**Opmerking:** De informatie over de werking van de griffie, hoewel aanwezig in de brontekst, valt buiten het specifieke bestek van het onderwerp "Het Hof van Assisen en juryrechtspraak" en is daarom niet opgenomen in deze samenvatting. De taken van de griffier en de medewerkers van de griffie zijn van algemene aard voor de werking van de rechtbanken en niet specifiek verbonden aan het Hof van Assisen of juryrechtspraak.
---
# De werking en taken van de griffie
Dit onderdeel behandelt de aard, organisatie en essentiële functies van de griffie binnen de Belgische rechterlijke macht.
### 5.1 De griffie: administratie van de rechtbank
De griffie vormt de administratieve ruggengraat van een rechtbank en is onder leiding van de hoofdgriffier georganiseerd. Elke rechtbank beschikt over meerdere griffies, elk met eigen griffiers en ondersteunend personeel, die tezamen de soepele rechtspleging waarborgen.
#### 5.1.1 Soorten griffies
Binnen het Belgische rechtssysteem bestaan diverse soorten griffies, aangepast aan de specifieke aard van de rechtbanken en hun procedures. Enkele voorbeelden zijn:
* **Griffie van de rol:** Verantwoordelijk voor het beheer van de dagelijkse gang van zaken en de planning van zaken.
* **Griffie van de vonnissen en arresten:** Zorgt voor de correcte opstelling, registratie en archivering van rechterlijke beslissingen.
* **Griffie van het handelsonderzoek (bij ondernemingsrechtbanken):** Specifiek gericht op de administratieve ondersteuning van onderzoeken in handelszaken.
* **Griffie van de faillissementen (bij ondernemingsrechtbanken):** Beheert de administratie rondom faillissementsprocedures.
* **Griffie van het onderzoek (bij correctionele rechtbanken):** Ondersteunt het gerechtelijk onderzoek dat aan de zitting voorafgaat.
* **Boekhouding:** Verantwoordelijk voor de financiële administratie van de griffie.
### 5.2 Taken van de griffier en medewerkers
De griffiers en hun medewerkers vervullen cruciale taken ter ondersteuning van de magistraten en om de toegankelijkheid en efficiëntie van de rechtbank te verzekeren. Hun werkzaamheden omvatten onder andere:
* **Voorbereiding van magistratenwerk:** Het assisteren bij de voorbereiding van de taken van de rechters en andere magistraten.
* **Toegankelijkheid voor het publiek:** Zorgen dat de griffie openstaat voor publiek en correcte informatie verstrekt.
* **Dossierbeheer:** Het samenstellen en beheren van dossiers, inclusief het correct toevoegen van alle door partijen ingediende stukken.
* **Beheer van de rol:** Het verantwoordelijk zijn voor de planning en registratie van de zaken op de rol.
* **Notuleren van zittingen:** Het nauwkeurig vastleggen van het verloop van de zittingen.
* **Juridische documentatie:** Zorgen voor de rechtsgeldige opstelling van alle gerechtelijke documenten.
* **Ondertekening van vonnissen:** Het mede-ondertekenen van de rechterlijke beslissingen.
* **Administratie en boekhouding:** Het voeren van de interne boekhouding van de griffie.
> **Tip:** De griffie wordt vaak beschouwd als de steunpilaar van de rechtbank, die essentieel is voor een vlot en correct verlopend proces.
De rol van de griffie is dus van fundamenteel belang voor het functioneren van de rechterlijke macht, door zowel de administratieve taken te verzorgen als de magistraten te ondersteunen in hun gerechtelijke taken.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Deontologie | De studie van plichten en ethische verantwoordelijkheden, met name binnen een beroep. |
| Rechterlijke macht | Het geheel van rechtbanken en gerechtelijke instanties dat belast is met de rechtspraak in een land. |
| Bewaker van de rechtstaat | Een instelling of persoon die erop toeziet dat de wetten worden nageleefd en de grondwettelijke principes worden gerespecteerd. |
| Recht van verdediging | Het fundamentele recht van een verdachte of beklaagde om zich te laten bijstaan door een advocaat en om zich effectief te verweren tegen beschuldigingen. |
| Onafhankelijke en onpartijdige rechter | Een rechter die vrij is van externe druk en vooroordelen, en die zonder partijdigheid rechtspreekt. |
| Openbaarheid van de rechtspraak | Het principe dat gerechtelijke procedures en uitspraken publiekelijk toegankelijk zijn, tenzij er wettelijke uitzonderingen zijn. |
| EVRM | Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, een internationaal verdrag dat fundamentele mensenrechten beschermt in Europa. |
| Redelijke termijn | De tijdsduur die nodig is om een zaak voor te leggen aan een gerecht en om een definitieve uitspraak te verkrijgen, die niet onnodig lang mag duren. |
| Toegang tot de rechter | Het recht van burgers om zich tot de rechter te wenden om hun rechten te laten afdwingen of geschillen te beslechten. |
| Hoger beroep | De mogelijkheid om een zaak opnieuw te laten beoordelen door een hogere rechtbank wanneer men niet akkoord gaat met de uitspraak van de eerste instantie. |
| Wraking | Een procedure waarbij een partij vraagt om een rechter te vervangen omdat deze partijdig geacht wordt te zijn. |
| Griffie | De administratieve dienst van een rechtbank, die de griffiers en hun medewerkers omvat en belast is met de organisatie en het beheer van gerechtelijke procedures. |
| Griffier | Een ambtenaar van de rechterlijke macht die belast is met administratieve en procedurele taken binnen een rechtbank, zoals het opstellen van vonnissen en het beheren van dossiers. |
| Hof van Assisen | Een rechtbank die oordeelt over de zwaarste misdrijven (misdaden) en politieke misdrijven, samengesteld uit magistraten en een volksjury. |
| Jury | Een groep burgers die worden geselecteerd om te oordelen over de feiten in bepaalde strafzaken, in het bijzonder bij het Hof van Assisen. |
Cover
DE STRAFPROCEDURE 5.pdf
Summary
# De actoren in de strafprocedure
Dit onderwerp belicht de diverse partijen die een rol spelen binnen het Belgische strafproces, van de initiële registratie van een misdrijf tot de uiteindelijke tenuitvoerlegging van straffen [1](#page=1).
### 1.1 Politie
De politie is de eerste actor die betrokken is bij de registratie van een misdrijf. Dit gebeurt door middel van een proces-verbaal (PV). De vaststelling van een misdrijf kan gebaseerd zijn op [1](#page=1):
* De eigen vaststellingen van de politie [1](#page=1).
* Een klacht van het slachtoffer [1](#page=1).
* Een aangifte door een derde partij [1](#page=1).
Bij een klachtneerlegging ontvangt het slachtoffer een attest van klachtneerlegging en een gratis kopie van het verhoor. Hoewel een PV bewijskracht heeft, geldt dit niet voor alle vermeldingen daarin [1](#page=1).
### 1.2 Openbaar Ministerie (OM)
Het Openbaar Ministerie, ook wel het parket genoemd, speelt een leidende rol in de strafprocedure. De belangrijkste taken van het OM zijn [1](#page=1):
* **Seponering:** Het OM beslist of er wordt overgegaan tot vervolging of niet [1](#page=1).
* **Minnelijke schikking/bemiddeling in strafzaken:** Het OM kan een voorstel tot bemiddeling doen [1](#page=1).
* **Leiding van het opsporingsonderzoek:** Het OM leidt het onderzoek tegen de verdachte [1](#page=1).
* **Aanhouding:** De politie mag een verdachte maximaal 48 uur aanhouden. Een bevel tot aanhouding door het Openbaar Ministerie is niet altijd verplicht bij betrapping op heterdaad [1](#page=1).
* **Vorderen van onderzoek:** Het OM kan soms een gerechtelijk onderzoek aanvragen bij de onderzoeksrechter [1](#page=1).
* **Pleiten:** Het OM legt bewijzen voor en vordert een straf (dit laatste kan niet door het slachtoffer) [1](#page=1).
* **Tenuitvoerlegging:** Het OM neemt het initiatief tot de tenuitvoerlegging van een vonnis [1](#page=1).
### 1.3 Onderzoeksrechter
De onderzoeksrechter staat onder toezicht van de Raadkamer en de Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI). De onderzoeksrechter [1](#page=1):
* **Begeleidt het onderzoek:** Zorgt voor toezicht op het strafrechtelijk onderzoek [1](#page=1).
* **Onderzoeksbevoegdheden:** Kan onderzoeksdaden stellen in het kader van een gerechtelijk onderzoek [1](#page=1).
#### 1.3.1 Afsluiten onderzoek en beslissingen van de Raadkamer
Na afronding van het vooronderzoek neemt de Raadkamer een beslissing. Er zijn drie mogelijke uitkomsten [2](#page=2):
1. **Buitenvervolgingstelling:** Er is onvoldoende bewijs om de verdachte voor de rechter te laten komen [2](#page=2).
2. **Verwijzing naar bevoegde strafgerecht:** Afhankelijk van het misdrijf kan een verwijzing plaatsvinden. Bij verzachtende omstandigheden kan dit leiden tot 'correctionalisering', wat betekent dat de zaak voor de Correctionele Rechtbank komt [2](#page=2).
3. **Internering:** Dit is van toepassing wanneer iemand niet toerekeningsvatbaar is verklaard [2](#page=2).
### 1.4 Raadkamer en Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI)
De Raadkamer (RK) en de Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI) hebben een controlerende en doorverwijzende functie. De KI behandelt beroepen tegen de beslissingen van de Raadkamer. Deze kamers beslissen of een verdachte wordt doorverwezen naar een bevoegde strafrechtbank [1](#page=1) [2](#page=2).
### 1.5 Strafgerecht
Wanneer een zaak voor een strafgerecht komt, wordt de verdachte geconfronteerd met de volgende terminologie:
* **Beklaagde:** Bij verwijzing naar de Correctionele Rechtbank [2](#page=2).
* **Beschuldigde:** Bij verwijzing naar het Hof van Assisen [2](#page=2).
In strafzaken is de persoonlijke aanwezigheid van de beklaagde en beschuldigde verplicht. Dit staat in contrast met burgerlijke procedures, waar partijen vaak niet aanwezig zijn. Binnen het strafgerecht treden het OM en de verdediging (advocaat) tegenover elkaar [3](#page=3).
#### 1.5.1 Straffen
De strafgerechten kunnen diverse straffen opleggen:
* **Hoofdstraffen:**
* **Geldboete:** Geïnd door de overheidsadministratie [3](#page=3).
* **Werkstraf:** Onder toezicht van de Probatiecommissie en een justitieassistent [3](#page=3).
* **Vrijheidsberoving:** Kent vele varianten [3](#page=3).
#### 1.5.2 Varianten van Vrijheidsberoving en gerelateerde concepten
* **Opschorting:** De beklaagde wordt schuldig bevonden, maar krijgt nog geen straf. Indien er probatievoorwaarden zijn, is er toezicht van de Probatiecommissie [3](#page=3).
* **Uitstel:** De beklaagde is schuldig en krijgt een straf, maar hoeft deze (volledig) niet uit te zitten [3](#page=3).
* **Effectieve gevangenisstraf:** Indien er geen opschorting of uitstel wordt verleend [3](#page=3).
* **Verdere aanhouding:** Kan plaatsvinden bij voorhechtenis [3](#page=3).
* **Onmiddellijke aanhouding:** Kan ter zitting plaatsvinden [3](#page=3).
* **Vrijwillig aanbieden aan de gevangenis:** Indien geen van bovenstaande van toepassing is [3](#page=3).
**Opmerking over internering:**
* Bij internering is er geen sprake van een misdrijf en dus ook geen straf [3](#page=3).
* Er is wel sprake van vrijheidsberoving, die wordt opgevolgd door de Strafuitvoeringsrechtbank [3](#page=3).
* Sinds 1 oktober 2016 vindt er geen internering meer plaats na kleine misdrijven [3](#page=3).
#### 1.5.3 Specifieke gevallen (bijv. verkeersovertredingen)
Bij verkeersovertredingen kunnen verschillende soorten schades optreden: schadelijke overtredingen (bijvoorbeeld materiële schade) en fysieke overtredingen (letsel). Schadevergoedingen kunnen worden behandeld door de correctionele rechtbank (politierubriek bij verkeersovertredingen). Slachtoffers kunnen zich burgerlijk laten vertegenwoordigen [4](#page=4).
Sommige rechtbanken behandelen zowel strafrechtelijke als burgerrechtelijke aspecten [5](#page=5).
### 1.6 Strafuitvoeringsinstanties
Strafuitvoeringsinstanties spelen een rol bij de tenuitvoerlegging van straffen. Dit kan bijvoorbeeld gaan om toezicht op werkstraffen of de opvolging van vrijheidsberovingen [1](#page=1) [3](#page=3).
### 1.7 Rechtsbijstand
Rechtsbijstand is een sociaal grondrecht, grondwettelijk bepaald als het 'recht op juridische bijstand' (artikel 23 Gw). Er wordt onderscheid gemaakt tussen eerstelijns- en tweedelijnsbijstand [5](#page=5).
* **Eerstelijnsbijstand:** De exacte inhoud wordt niet gespecificeerd in de aangeleverde tekst [5](#page=5).
* **Tweedelijnsbijstand:** Omvat omstandig juridisch advies, bijstand en vertegenwoordiging, al dan niet in het kader van een procedure. Voorbeelden zijn bijstand bij een aanklacht voor een misdrijf, ontslag door een werkgever, of alimentatiekwesties [5](#page=5).
#### 1.7.1 Organisatie van rechtsbijstand
Het Bureau voor Juridische Bijstand, georganiseerd door de Orde, regelt het 'Pro Deo' systeem. Bij 'Pro Deo' bijstand is de toegewezen advocaat geheel of gedeeltelijk kosteloos. Deze bijstand kan verleend worden in het kader van een gerechtelijke procedure of bemiddeling. Dit systeem wordt georganiseerd door de Orde, niet door de rechtbank [6](#page=6).
Verdere rechtsulp kan ook verkregen worden via OCMW's, vakbonden, mutualiteiten, de huurdersbond, de kinderrechtswinkel en Test Aankoop [6](#page=6).
---
# Het verloop van het opsporingsonderzoek en de beslissingsbevoegdheid
Dit deel behandelt de stappen die genomen worden tijdens het opsporingsonderzoek, de rol van de raadkamer en de mogelijke beslissingen na afsluiting van het vooronderzoek [1](#page=1) [2](#page=2).
### 2.1 Het opsporingsonderzoek: fasen en actoren
Het opsporingsonderzoek is het proces waarbij de politie en het Openbaar Ministerie bewijs verzamelen om een misdrijf op te helderen en de dader te identificeren [1](#page=1).
#### 2.1.1 De rol van de politie
De politie is verantwoordelijk voor de registratie van een misdrijf in een proces-verbaal (PV). Dit kan gebeuren op basis van [1](#page=1):
* Vaststelling door de politie zelf [1](#page=1).
* Een klacht van het slachtoffer [1](#page=1).
* Aangifte door een derde [1](#page=1).
De politie kan een attest van klachtneerlegging afleveren en een gratis kopie van het verhoor verstrekken. De bewijskracht van een PV is niet absoluut voor alle vermeldingen [1](#page=1).
#### 2.1.2 De rol van het Openbaar Ministerie (OM)
Het Openbaar Ministerie, ook wel het parket genoemd, speelt een leidende rol in het opsporingsonderzoek. Het OM beslist over [1](#page=1):
* **Seponering:** het al dan niet vervolgen van een verdachte [1](#page=1).
* **Minnelijke schikking/bemiddeling in strafzaken:** het voorstellen van een minnelijke schikking of bemiddeling [1](#page=1).
Het OM leidt het opsporingsonderzoek tegen de verdachte en kan maximaal 48 uur aanhouding bevelen. Bij betrapping op heterdaad is een bevel tot aanhouden niet verplicht. Het OM kan soms een gerechtelijk onderzoek aanvragen bij de onderzoeksrechter [1](#page=1).
#### 2.1.3 De rol van de onderzoeksrechter
De onderzoeksrechter (OR) houdt toezicht op het onderzoek, zowel dat uitgevoerd door de politie als door de onderzoeksrechter zelf. Dit toezicht wordt mede uitgevoerd door de onderzoeksrechtbanken, waaronder de Raadkamer (RK) en de Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI) [1](#page=1).
#### 2.1.4 De Raadkamer (RK) en Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI)
De Raadkamer (RK) en de Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI) zijn rechtbanken die toezicht houden op het onderzoek. Wanneer een verdachte wordt aangemerkt als 'inverdenkinggestelde', kunnen de RK of KI deze doorverwijzen naar de bevoegde strafrechtbank, zoals de Correctionele Rechtbank of het Hof van Assisen. Het OM legt de bewijzen voor en vordert een straf; dit laatste kan niet door het slachtoffer worden gedaan. Het OM neemt ook het initiatief voor de tenuitvoerlegging van een vonnis [1](#page=1).
### 2.2 Afsluiting van het onderzoek en beslissingsbevoegdheid
Na afsluiting van het vooronderzoek zijn er drie mogelijke beslissingen die door de Raadkamer genomen kunnen worden [2](#page=2):
#### 2.2.1 Buitenvervolgingstelling
Dit betekent dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte voor de rechter te laten verschijnen [2](#page=2).
#### 2.2.2 Verwijzing naar de bevoegde strafrechtbank
Afhankelijk van het misdrijf wordt de zaak verwezen naar de bevoegde rechtbank. Bij verzachtende omstandigheden kan er sprake zijn van 'correctionalisering', waarbij de zaak naar de Correctionele Rechtbank wordt verwezen [2](#page=2).
* **Beklaagde:** De verdachte wordt een 'beklaagde' genoemd bij verwijzing naar de Correctionele Rb [2](#page=2).
#### 2.2.3 Internering
Indien een persoon ontoerekeningsvatbaar wordt verklaard, kan deze geïnterneerd worden [2](#page=2).
#### 2.2.4 Rol van de Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI)
De Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI) behandelt beroep tegen de beslissingen van de Raadkamer. Na een eventuele verwijzing naar de rechtbank, wordt bepaald welke rechtbank bevoegd is [2](#page=2).
> **Tip:** Het is cruciaal om de verschillende beslissingsbevoegdheden van de politie, het OM, de onderzoeksrechter, de Raadkamer en de Kamer van Inbeschuldigingstelling te kunnen onderscheiden, evenals de mogelijke uitkomsten van het vooronderzoek [1](#page=1) [2](#page=2).
---
# Strafuitvoering en verschillende soorten straffen
Strafuitvoering en verschillende soorten straffen omvat de diverse sancties die aan verdachten kunnen worden opgelegd en de procedures voor de tenuitvoerlegging ervan.
## 3 Strafuitvoering en verschillende soorten straffen
Dit onderwerp behandelt de diverse straffen die opgelegd kunnen worden en hoe deze worden uitgevoerd. Hoofdstraffen kunnen onderverdeeld worden in geldboetes, werkstraffen en vrijheidsberoving [3](#page=3).
### 3.1 Soorten straffen
#### 3.1.1 Geldboete
Een geldboete is een straf die door de overheidsadministratie wordt geïnd [3](#page=3).
#### 3.1.2 Werkstraf
Een werkstraf wordt uitgevoerd onder toezicht van de probatiecommissie en een justitieassistent [3](#page=3).
#### 3.1.3 Vrijheidsberoving
Vrijheidsberoving kent diverse varianten [3](#page=3).
##### 3.1.3.1 Opschorting en uitstel
* **Opschorting:** De beklaagde wordt schuldig bevonden, maar de straf wordt nog niet uitgevoerd. Indien er probatievoorwaarden zijn, volgt er toezicht door de probatiecommissie [3](#page=3).
* **Uitstel:** De beklaagde is schuldig en krijgt een straf, maar deze hoeft niet (volledig) te worden uitgezeten [3](#page=3).
##### 3.1.3.2 Effectieve gevangenisstraf
Indien er geen opschorting of uitstel wordt verleend, volgt een effectieve gevangenisstraf [3](#page=3).
##### 3.1.3.3 Aanhouding
* **Verdere aanhouding:** Dit kan van toepassing zijn bij voorhechtenis [3](#page=3).
* **Onmiddellijke aanhouding:** Dit kan ter zitting plaatsvinden. Indien dit niet gebeurt, dient de beklaagde zich vrijwillig aan te bieden bij de gevangenis [3](#page=3).
### 3.2 Internering
Internering is een bijzondere situatie waarbij er geen sprake is van een misdrijf en dus ook geen straf in de traditionele zin. Toch kan er sprake zijn van vrijheidsberoving, die verder wordt opgevolgd door de strafuitvoeringsrechtbank. Sinds 1 oktober 2016 vindt er geen internering meer plaats na kleine misdrijven [3](#page=3).
> **Tip:** Let op het verschil tussen opschorting, uitstel en effectieve vrijheidsberoving. De aanwezigheid van de beklaagde is bij strafrechtbanken verplicht, in tegenstelling tot burgerlijke zaken waar de partij vaak niet aanwezig is [3](#page=3).
---
# Juridische bijstand en rechtsmiddelen
Dit deel behandelt het recht op juridische bijstand, onderscheidend tussen eerstelijns- en tweedelijnsbijstand, en verwijst naar diverse instanties die verdere rechtsbijstand verlenen [5](#page=5).
### 4.1 Het recht op juridische bijstand
Het recht op juridische bijstand is een sociaal grondrecht dat grondwettelijk is bepaald in artikel 23 van de Grondwet. Dit recht zorgt ervoor dat burgers toegang hebben tot juridisch advies en vertegenwoordiging, ongeacht hun financiële situatie [5](#page=5).
### 4.2 Onderscheid in juridische bijstand
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen eerstelijnsbijstand en tweedelijnsbijstand [5](#page=5).
#### 4.2.1 Eerstelijnsbijstand
Eerstelijnsbijstand omvat de meer algemene juridische informatie en advies. Dit kan bijvoorbeeld gaan om het informeren over rechten en plichten, het bieden van oriëntatie of het doorverwijzen naar de juiste instanties [5](#page=5).
#### 4.2.2 Tweedelijnsbijstand
Tweedelijnsbijstand is diepgaander en omvat omvangrijker juridisch advies. Het houdt ook bijstand en vertegenwoordiging in, al dan niet in het kader van een procedure [5](#page=5).
**Voorbeelden van situaties die tweedelijnsbijstand vereisen zijn:**
* U wordt aangeklaagd voor een misdrijf [5](#page=5).
* U wordt door uw ex-partner voor de rechtbank gedaagd omdat u alimentatie niet tijdig betaalt [5](#page=5).
* U daagt uw werkgever voor de rechtbank omdat hij u heeft ontslagen [5](#page=5).
> **Tip:** Het is belangrijk om het onderscheid tussen eerstelijns- en tweedelijnsbijstand te begrijpen, aangezien dit bepaalt welke vorm van hulp u nodig heeft en via welke kanalen u deze het best kunt verkrijgen.
### 4.3 Instanties voor juridische bijstand
Verschillende instanties bieden juridische bijstand.
#### 4.3.1 Bureau voor Juridische Bijstand en het Pro Deo Systeem
Het Bureau voor Juridische Bijstand, georganiseerd door de Orde, biedt het 'Pro Deo' systeem. Dit systeem houdt in dat de toegewezen advocaat geheel of gedeeltelijk kosteloos is. Deze bijstand kan verleend worden in het kader van een gerechtelijke procedure of bemiddeling [6](#page=6).
> **Let op:** Het is de Orde die het Pro Deo systeem organiseert, niet de rechtbank [6](#page=6).
#### 4.3.2 Verdere rechtsulp
Naast het Bureau voor Juridische Bijstand, kunnen burgers ook terecht bij diverse andere organisaties voor verdere rechtsulp. Deze omvatten [6](#page=6):
* OCMW’s [6](#page=6).
* Vakbonden [6](#page=6).
* Mutualiteiten [6](#page=6).
* Huurdersbond [6](#page=6).
* Kinderrechtswinkel [6](#page=6).
* Test Aankoop [6](#page=6).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Strafprocedure | Het geheel van wettelijke regels en procedures dat van toepassing is vanaf het moment dat een strafbaar feit wordt vastgesteld tot aan de definitieve beslissing over de schuld en de eventuele bestraffing van de verdachte. |
| Politie | De handhavingsinstantie die belast is met het vaststellen van strafbare feiten, het verzamelen van bewijsmateriaal en het opsporen van daders, en dit registreert in een proces-verbaal. |
| Openbaar Ministerie (OM) | Het orgaan dat de leiding heeft over het opsporingsonderzoek, beslist over seponering of vervolging, en vordert een straf in naam van de gemeenschap. |
| Onderzoeksrechter | Een rechter die belast is met het zelfstandig en onpartijdig onderzoeken van bepaalde strafzaken, met name wanneer de complexiteit of de ernst van het misdrijf dit vereist. |
| Raadkamer | Een kamer binnen de rechtbank die toezicht houdt op het onderzoek door de onderzoeksrechter en beslist of een verdachte buiten vervolging wordt gesteld of naar een strafgerecht wordt verwezen. |
| Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI) | De kamer die beroep behandelt tegen beslissingen van de raadkamer en die de uiteindelijke verwijzing naar het bevoegde strafgerecht doet. |
| Strafgerecht | De rechtbank die bevoegd is om een strafzaak te berechten en uitspraak te doen over de schuld van de verdachte en de op te leggen straf. |
| Buitenvervolgingstelling | Een beslissing waarbij wordt geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is om een verdachte voor de rechter te laten komen, waardoor het strafonderzoek wordt afgesloten zonder verdere vervolging. |
| Verwijzing naar bevoegde strafgerecht | De beslissing van de raadkamer of KI om een zaak door te verwijzen naar de rechtbank die bevoegd is om de zaak te behandelen, afhankelijk van de aard van het misdrijf. |
| Internering | Een maatregel waarbij iemand die niet toerekeningsvatbaar is verklaard, gedwongen wordt opgenomen in een instelling, vaak ter bescherming van de maatschappij en de betrokkene. |
| Beklaagde | De partij die bij de correctionele rechtbank wordt gedagvaard om zich te verantwoorden voor een misdrijf. |
| Beschuldigde | De partij die bij het Hof van Assisen wordt gedagvaard om zich te verantwoorden voor een misdrijf waarvoor het Hof van Assisen bevoegd is. |
| Hoofdstraffen | De primaire straffen die door een strafrechter kunnen worden opgelegd, zoals geldboetes, werkstraffen of vrijheidsberoving. |
| Geldboete | Een straf waarbij de veroordeelde een geldbedrag moet betalen aan de staat, waarvan de inning plaatsvindt door de overheid. |
| Werkstraf | Een alternatieve straf waarbij de veroordeelde onbetaalde arbeid verricht ten algemenen nutte, onder toezicht van een justitieassistent. |
| Vrijheidsberoving | Een straf die inhoudt dat de vrijheid van de veroordeelde wordt ontnomen, zoals gevangenisstraf, met diverse varianten zoals opschorting of uitstel. |
| Opschorting | Een beslissing waarbij de veroordeelde schuldig wordt bevonden maar de straf niet onmiddellijk hoeft uit te zitten, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. |
| Uitstel | Een beslissing waarbij de veroordeelde een straf krijgt maar deze niet volledig hoeft uit te zitten, waarbij de tenuitvoerlegging van de straf wordt uitgesteld. |
| Proc-verbaal (PV) | Een schriftelijk verslag opgemaakt door een opsporingsambtenaar waarin de feiten en de vaststellingen met betrekking tot een strafbaar feit worden genoteerd. |
| Rechtsbijstand | Juridische hulp verleend aan personen die niet over de financiële middelen beschikken om zelf een advocaat te betalen, in de vorm van eerstelijns- of tweedelijnsbijstand. |
| Eerstelijnsbijstand | Basale juridische hulp die gericht is op informatieverstrekking en het wijzen op mogelijke oplossingen, vaak verleend door derden zoals OCMW's of vakbonden. |
| Tweedelijnsbijstand | Meeromvattende juridische hulp die bijstand en vertegenwoordiging in rechte omvat, verleend door een advocaat die (gedeeltelijk) kosteloos is. |
Cover
het jeugddelinquentierecht deel 1.docx
Summary
# Het jeugddelinquentierecht: basisprincipes en procedure
Het jeugddelinquentierecht beoogt een op jongeren afgestemde reactie op strafbaar gedrag, met de nadruk op begeleiding en herstel boven bestraffing.
## 1. Het jeugddelinquentierecht: basisprincipes en procedure
### 1.1 Inleiding tot het jeugddelinquentierecht
Het jeugddelinquentierecht is een gespecialiseerde procedure voor strafbaar gedrag van minderjarigen, die focust op begeleiding in plaats van bestraffing. Het gaat ervan uit dat jongeren nog in ontwikkeling zijn en ondersteuning nodig hebben. Jongeren worden omringd door gespecialiseerde actoren en de procedure is aangepast aan hun specifieke behoeften.
### 1.2 Procedure vaststelling jeugddelict
1. **Vaststelling van een jeugddelict**: Dit betreft gedrag dat ook voor volwassenen strafbaar zou zijn.
2. **Opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek**: Opsporingsonderzoek wordt uitgevoerd door de politie. Bij ernstige feiten wordt een gerechtelijk onderzoek ingesteld met een onderzoeksrechter.
3. **Beslissing Openbaar Ministerie (OM)**: Het OM neemt een beslissing over de verdere afhandeling.
4. **Voorbereidende rechtspleging (indien gerechtelijke interventie nodig is)**: De jeugdrechter onderzoekt de feiten en de persoon van de jongere, inclusief de thuissituatie en leefomstandigheden. In deze fase kan een voorlopige maatregel worden opgelegd.
5. **Berechting ten gronde (door de jeugdrechtbank)**: Dit is de fase waarin de uiteindelijke beslissing wordt genomen.
6. **Uitvoering en opvolging van de maatregel of sanctie**.
### 1.3 Inleidende begrippen
* **Jeugddelict**: Een feit dat als misdrijf is omschreven in de strafwet en gepleegd is door een minderjarige.
* **Minderjarige**: Iemand tussen 12 en 17 jaar op het moment van het plegen van een misdrijf.
* **Minderjarige verdachte**: Een minderjarige van wie vermoed wordt een jeugddelict te hebben gepleegd.
* **Minderjarige delictpleger**: Een minderjarige van wie vaststaat dat hij/zij een jeugddelict heeft gepleegd.
* **Betrokken persoon**: Een minderjarige verdachte/delictpleger/slachtoffer of diens ouder/opvoedingsverantwoordelijke.
* **Reactie**: Een overkoepelende term voor een maatschappelijk antwoord op een jeugddelict. Dit kan een maatregel of een sanctie zijn.
* **Maatregel**: Een reactie in de voorbereidende fase, vóór het proces.
* **Sanctie**: Een reactie tijdens het definitieve proces.
* **Afhandeling**: De mogelijkheden die het parket heeft om te reageren na het vaststellen van een jeugddelict.
### 1.4 Basisprincipes van het jeugddelinquentierecht
* **Snelle reactie op het delict**: Een korte tijdsspanne tussen het delict en de reactie is cruciaal om de impact op de jongere te maximaliseren.
* **Begrijpelijke communicatie**: De jongere moet op elk moment worden geïnformeerd over de regels die hij/zij heeft overtreden, de procedure, en de mogelijke stappen.
* **Herstel staat centraal**: Herstel van de schade en herstel binnen de context is een continuüm gedurende de hele procedure.
* **Bescherming van de maatschappij**: De ernst van het misdrijf bepaalt mede de reactie, met als doel herhaling te voorkomen.
* **Procedurele kenmerken**:
* Alle actoren moeten gespecialiseerde opleiding in jeugdrecht hebben gevolgd.
* Optreden moet humaan, zinvol en zingevend zijn.
* Een reactie mag nooit strenger zijn dan nodig.
* Elke situatie is uniek en vraagt een aangepaste aanpak.
* Er moet rekening worden gehouden met wetenschappelijk onderzoek.
### 1.5 Toepassingsgebied
* **Jeugddelicten**: Misdrijven beschreven in het strafwetboek, gepleegd door een minderjarige.
* **Uitzonderingen**:
* Verkeerswetovertredingen gepleegd door minderjarigen tussen 16 en 18 jaar.
* Regels betreffende aansprakelijkheidsverzekeringen.
* Administratieve sancties (GAS-boetes).
### 1.6 Leeftijdsgrenzen
* Het jeugddelinquentierecht geldt voor jongeren van **12 tot en met 17 jaar**.
* **Jonger dan 12 jaar**: Niet verantwoordelijk, wel doorverwijzing naar jeugdhulp.
* **Bovengrens (18 jaar)**: Op het moment van de feiten.
* **Maatregelen na 18 jaar**: Jeugdmaatregelen kunnen doorlopen tot de leeftijd van 23, 25 of 35 jaar (bv. psychiatrische behandeling tot 19 jaar, gesloten begeleiding tot 25 jaar).
* **Sancties (bv. berisping)**: Alleen indien de jongere nog geen 23 jaar is op het moment van de uitspraak.
* **Herstelgericht aanbod**: Telt niet als sanctie en wordt na 23 jaar zelden toegepast.
### 1.7 Uithandengeving
* De jeugdrechter kan 16- of 17-jarigen doorverwijzen naar het volwassenenstrafrecht, met name bij zeer ernstige feiten.
* **Verkeersfeiten**: 16- en 17-jarigen kunnen soms automatisch naar de politierechtbank. Als het verkeersfeit samenhangt met andere misdrijven, kan het toch bij de jeugdrechter blijven (omgekeerde uithandengeving).
* **Bij twijfel over leeftijd**: Het parket moet bewijzen dat iemand meerderjarig was. De leeftijd wordt tot op het uur berekend. Bij twijfel of gebrek aan geboorteakte kan medisch onderzoek plaatsvinden. Bij twijfel geldt het voordeel van de jongere.
### 1.8 Actoren in het jeugddelinquentierecht
#### 1.8.1 De politie
* **Rol**: Centrale rol bij feiten door of tegen jongeren. Stelt proces-verbalen op, die basis vormen voor beslissingen van het parket. Helpt het parket bij informatievergaring. Betrokken bij zowel daders als slachtoffers.
* **Zelfstandige tussenkomst**: Soms beslist de politie zelf wat te doen op basis van eigen inschatting (discretionair). Niet elk dossier gaat automatisch naar het parket.
* **Jeugdbrigade**: Sommige politiekorpsen hebben gespecialiseerde jeugddiensten die kinderen en jongeren op een aparte manier benaderen, vaak via ervaringsdeskundigen.
#### 1.8.2 Het openbaar ministerie (OM) / Jeugdparket
* **Verantwoordelijkheid**: Volgen en begeleiden van jeugdzaken binnen de jeugd- en familierechtbank. Dit gebeurt door speciaal aangeduide magistraten.
* **Samenstelling**: Magistraten en juristen met specifieke bevoegdheid en opleiding in jeugdrecht.
* **Bevoegdheid en opleiding**: Parket-generaal bij het Hof van Beroep is bevoegd in beroep. Magistraten moeten gespecialiseerde opleiding volgen.
* **Rol van het jeugdparket**: Beslist of en hoe er wordt gereageerd op een jeugddelict. Kan dossiers naar de rechter brengen of zelf afhandelen (bv. via waarschuwing, bemiddeling, positief project). Kan ook optreden bij verontrustende situaties zonder misdrijf.
#### 1.8.3 Parketcriminologen
* **Ondersteuning**: Ondersteunen parketmagistraten op drie domeinen:
* **Jeugddelinquentie**: Meedenken over afhandelingsmogelijkheden (bv. bemiddelingsvoorstel).
* **Spijbelgedrag**: Helpen bij het opzetten van samenwerkingen tussen scholen en CLB's.
* **Kindermishandeling**: Opzetten van initiatieven en verbeteren van samenwerking met andere diensten (politie, scholen, CLB).
* **Functie**: Zorgen voor goede communicatie tussen diensten, geven advies, en zorgen voor samenwerking met externe partners. Kunnen door multidisciplinaire studies goed inschatten welke hulp aangewezen is.
#### 1.8.4 De onderzoeksrechter
* **Tussenkomst**: Wordt ingeschakeld bij ernstige feiten door minderjarigen, op vraag van het parket, voor een gerechtelijk onderzoek.
* **Taken**: Leidt het onderzoek, verhoort getuigen, verzamelt bewijzen, kan aanhouding bevelen (onder rechterlijk toezicht).
* **Jeugdrecht**: Moet in principe gespecialiseerd zijn in jeugdrecht. Kan zelf maatregelen nemen, maar dit moet binnen 2 dagen door de jeugdrechter worden bevestigd. Tegen de maatregel van de onderzoeksrechter is geen beroep mogelijk.
#### 1.8.5 De jeugdrechtbank
* **Structuur**: Sinds 2014 onderdeel van de familierechtbank, bestaande uit een familierechtbank, een jeugdrechtbank (alleen bevoegd voor jeugdbescherming) en een kamer voor minnelijke schikking.
* **Bevoegdheden**:
* **Jeugddelicten**: Feiten gepleegd voor 18 jaar.
* **Gerechtelijke jeugdhulp**: Bij verwaarlozing, mishandeling, of zware problemen waarbij hulp niet vrijwillig kan worden opgestart.
* **Bescherming van geesteszieke minderjarigen**.
* **Beroep tegen GAS-boetes of voetbalwet voor jongeren**.
* **Zedelijke bescherming van de jeugd** (bv. toegangsverbod, drankverbod).
* **Maatregelen voor ouders** (bv. beperking ouderlijk gezag).
* **Werking en organisatie**: Onderdeel van de rechtbank van eerste aanleg. Een jeugdrechter behandelt de zaak alleen, in een kamer die door één jeugdrechter wordt voorgezeten. Dit voorkomt dat één rechter civiele en strafzaken van dezelfde jongere behandelt.
* **Beroep**: Jeugdkamer bij het Hof van Beroep behandelt beroepen tegen beslissingen van de jeugdrechter. Bij uithandengeving zijn er drie rechters, waarvan minstens twee gespecialiseerd zijn.
#### 1.8.6 De sociale dienst jeugdrechtbank
* **Functie**: Vlaamse overheidsdienst die de jeugdrechtbanken ondersteunt in elk gerechtelijk arrondissement.
* **Taken**:
* **Onderzoek uitvoeren** op vraag van de jeugdrechter om een goed beeld te krijgen van de jongere en gezinssituatie.
* **Verslagen opstellen** over de jongere en het gezin.
* **Voorstellen doen** voor geschikte hulp.
* **Concrete opdrachten**: Jongere inschrijven op intersectorale registratielijst, hulpverleningsplan opstellen, handelingsplan opmaken.
* **Begeleiding**: Regelen van bezoek, begeleiden van context of ondertoezichtstelling.
* **Uitvoering**: Soms zelf maatregelen uitvoeren, jongeren overbrengen naar voorzieningen, opvolgen tijdens de maatregel, contact houden met jongere, gezin en hulpverleners.
* **Rapportage**: Minstens tweemaal per jaar bezoek bij uithuisplaatsing, verslag aan jeugdrechter om de zes maanden.
* **Grenzen van bevoegdheid**: Consulenten kunnen geen beslissingen nemen over persoonlijk contact. Ze moeten onmiddellijk melden bij crisis. Werken vaak samen met justitiehuizen en andere diensten.
#### 1.8.7 De advocatuur
* **Recht op advocaat**: Elke minderjarige heeft recht op een advocaat, die ambtshalve wordt toegewezen.
* **Gratis juridische bijstand**: Minderjarigen krijgen gratis juridische bijstand. Balies organiseren vaak permanentie op de jeugdrechtbank.
* **Belangenconflict**: Bij een belangenconflict tussen jongere en ouders wordt een aparte advocaat voor de jongere aangesteld. De rechter kan een voogd ad hoc aanstellen als ouders hun kind niet kunnen vertegenwoordigen.
### 1.9 Verloop van de procedure
#### 1.9.1 De onderzoeksfase: onderzoek naar de feiten
* **Wie onderzoekt?**: De jeugdrechter legt pas een sanctie op als het jeugddelict bewezen is. Politie en parket verzamelen bewijzen. Bij zware feiten kan de onderzoeksrechter worden ingeschakeld.
* **Onderzoeksdaden**:
* **Lichamelijk onderzoek/DNA-afname**: Enkel met de onderzoeksrechter, tenzij de jongere 16+ is en schriftelijk akkoord gaat met een advocaat.
* **Huiszoeking**: Niet mogelijk zonder ouderlijke toestemming, behalve op kot of in een instelling waar de jongere zelf moet instemmen.
* **Leugendetectie**: Nooit onder 16 jaar. Alleen bij 16-17 jarigen en met vrijwillige instemming.
* **Verhoor**: De jongere moet geïnformeerd worden over zijn rechten. Recht op advocaat bij elk verhoor.
#### 1.9.2 De onderzoeksfase: onderzoek naar de persoon en de leefomgeving (voorbereidende rechtspleging)
* **Start**: Zodra het parket de jeugdrechter informeert. Geen dagvaarding nodig.
* **Doel**: De jongere en zijn leefomgeving leren kennen.
* **Parallel met feitenonderzoek**: De jeugdrechter kan al maatregelen opleggen, ook al is de schuld nog niet bewezen.
* **Maatschappelijk onderzoek**: Geen klassiek strafonderzoek, maar gericht op de persoon.
* **Onderzoeksopdrachten**: Uitgevoerd door de sociale dienst jeugdrechtbank, eventueel aangevuld met medisch-psychologisch onderzoek (verplicht bij uithandengeving of gesloten plaatsing).
* **Termijn**: Maximaal 75 dagen voor verslag sociale dienst.
* **Vrijheidsberoving en procedure**:
* Beslissing binnen 48 uur na oppakking.
* Geen voorlopige hechtenis zoals bij volwassenen, wel jeugdbeschermingsmaatregel.
* Na 48 uur zonder beslissing: vrijlating.
* Ouders/voogd moeten onmiddellijk verwittigd worden.
* Grondrechten van jongeren staan centraal.
#### 1.9.3 De afhandeling op het niveau van het Openbaar Ministerie
Het parket heeft 6 opties voor afhandeling zonder tussenkomst van de jeugdrechter:
1. **Seponering zonder gevolg**: Parket beslist om geen vervolging op te starten. Dit betekent niet dat het feit acceptabel is, maar dat de tussenkomst van de jeugdrechter niet nodig is. Kan heropend worden zolang de zaak niet verjaagd is.
* **Redenen**: Dader < 12 jaar, spijt en schade vergoed, licht feit zonder herhaling, technische redenen (dader onbekend, te weinig bewijs), beleidsmatige keuzes (jongere is nog jong, eerste keer, feiten zijn licht). Blijft wel in dossier van parket.
2. **Waarschuwingsbrief**: Een officiële waarschuwing op papier. Geen sanctie, maar wel een duidelijk signaal. Ouders ontvangen een kopie.
3. **Waarschuwingsoproeping**: Jongere en ouders worden uitgenodigd voor een gesprek op het parket (door jeugdparketmagistraat of parketcriminoloog) om duidelijk grenzen te trekken. Seponering, maar kan wijzigen bij ernstiger situatie.
4. **Voorstel tot bemiddeling**: Een vrijwillig en vertrouwelijk traject tussen jongere en slachtoffer, met als doel verantwoordelijkheid opname en gehoord worden van het slachtoffer. Kan leiden tot akkoord (excuses, schadevergoeding, vrijwilligerswerk). Altijd met advocaat.
5. **Seponering onder voorwaarden**: Parket stelt vervolging uit als de jongere bepaalde voorwaarden naleeft. Feiten mogen niet ontkend worden. Max. 6 maanden uitvoeringstermijn, maandelijks rapport naar parket. Bij succes geen vervolging, bij mislukking mogelijke verwijzing naar jeugdrechter.
6. **Positief project**: De jongere doet zelf een voorstel om zijn gedrag recht te zetten (bv. max. 30 uur binnen 6 maanden). Begeleiding door de HCA-dienst. Voorwaarden: jongere ontkent feiten niet, ernstige aanwijzingen van schuld. Bij succes geen vervolging.
#### 1.9.4 Verwijzing naar de jeugdhulp door het parket
* **Doel**: In plaats van straf, hulpverlening aanbieden bij psychische problemen, verwaarlozing of moeilijke thuissituatie.
* **Mogelijke acties**: Aanmelding bij OCJ of VK, inschakeling van crisishulp, verwijzing naar CLB, JAC, CAW. Soms volgt hierna seponering.
#### 1.9.5 Beslissing over de opportuniteit van de vervolging
* Het parket beslist of vervolging nodig is, ook als feiten bewezen zijn (opportuniteitsbeginsel).
* **Mogelijkheden**:
* **Niet vervolgen**: Seponering, positief project.
* **Wel vervolgen**: Zaak doorsturen naar de jeugdrechtbank voor sanctie, psychiatrische plaatsing of uitzonderlijk uithandengeving.
#### 1.9.6 De voorbereidende rechtspleging door de jeugdrechter
* De jeugdrechter onderzoekt de leefomgeving, het gedrag en de motivatie van de jongere.
* Na dit onderzoek beslist het parket definitief: seponeren of doorsturen naar de jeugdrechtbank.
---
# Actoren en instanties binnen het jeugddelinquentierecht
Dit gedeelte beschrijft de verschillende actoren en instanties die een rol spelen in het jeugddelinquentierecht, van de opsporingsfase tot de uiteindelijke afhandeling.
### 2.1 De politie
De politie speelt een centrale rol bij feiten die door of tegen jongeren worden gepleegd. Hoewel het niet verplicht is om binnen elk politiekorps een aparte jeugddienst te hebben, kiezen velen ervoor om dit wel te doen, vaak in de vorm van een jeugdbrigade. Deze diensten richten zich specifiek op een aangepaste benadering van kinderen en jongeren, vaak door ervaringsdeskundigen.
De belangrijkste taken van de politie omvatten:
* Het vaststellen van feiten en het opstellen van een proces-verbaal, wat dient als basis voor de beslissingen van het openbaar ministerie.
* Het assisteren van het openbaar ministerie bij informatieverzameling.
* Het optreden in dossiers waarbij zowel daders als slachtoffers minderjarig zijn.
* Soms kan de politie zelfstandig beslissingen nemen over de afhandeling van een dossier, op basis van eigen inschatting en discretie, wat betekent dat niet elk dossier automatisch naar het parket gaat.
### 2.2 Het openbaar ministerie (OM)
Het openbaar ministerie, specifiek het jeugdparket, is verantwoordelijk voor het opvolgen en begeleiden van jeugdzaken binnen de jeugd- en familierechtbank. Dit parket bestaat uit gespecialiseerde magistraten en juristen criminologen die specifieke opleiding en bevoegdheid hebben in jeugdzaken. De parket-generaal bij het hof van beroep is bevoegd in beroep.
De rol van het jeugdparket omvat:
* Het beslissen of en hoe er gereageerd wordt op een jeugddelict.
* Het al dan niet voorleggen van een dossier aan de rechter.
* Het zelfstandig afhandelen van dossiers via waarschuwingen, bemiddeling of positieve projecten.
* Het optreden in verontrustende situaties, zelfs zonder dat er een misdrijf is gepleegd.
#### 2.2.1 Parketcriminologen
Parketcriminologen ondersteunen de parketmagistraten bij diverse domeinen:
* **Jeugddelinquentie:** Meedenken over afhandelingsmogelijkheden, zoals bemiddelingsvoorstellen.
* **Spijbelgedrag:** Helpen bij het opzetten van samenwerkingen tussen scholen en CLB's om spijbelgedrag aan te pakken.
* **Kindermishandeling:** Initiatieven opzetten ter verbetering van de aanpak van kindermishandeling en het optimaliseren van de samenwerking met andere diensten (politie, scholen, CLB's).
Zij zorgen voor goede communicatie tussen verschillende diensten en geven advies in dossiers, mede door multidisciplinaire studies, om de meest aangewezen hulp of aanpak in te schatten.
### 2.3 De onderzoeksrechter
De tussenkomst van de onderzoeksrechter is voorzien bij ernstige feiten gepleegd door minderjarigen. Het parket vraagt dan een gerechtelijk onderzoek aan. De onderzoeksrechter leidt dit onderzoek door het verhoren van getuigen, het verzamelen van bewijzen en het eventueel bevelen van aanhouding onder rechterlijk toezicht. De onderzoeksrechter is in principe gespecialiseerd in jeugdrecht.
### 2.4 De jeugdrechtbank
De jeugdrechtbank is bevoegd voor zaken waarin jongeren betrokken zijn en valt sinds 2014 onder de jeugd- en familierechtbank, die uit drie onderdelen bestaat: de familierechtbank (burgerlijke familiezaken), de jeugdrechtbank (uitsluitend voor jeugdbescherming) en de kamer voor minnelijke schikking.
De bevoegdheden van de jeugdrechtbank omvatten:
* **Jeugddelicten:** Feiten gepleegd voor de leeftijd van 18 jaar.
* **Gerechtelijke jeugdhulp:** In situaties van verwaarlozing, mishandeling of ernstige problemen waarbij hulp nodig is maar deze niet vrijwillig kan worden opgestart.
* **Bescherming van geesteszieke minderjarigen:** Op basis van de wet ter bescherming van personen met een geestesziekte.
* **Beroep tegen GAS-boetes of voetbalwet:** Voor jongeren.
* **Zedelijke bescherming van de jeugd:** Bijvoorbeeld bij toegangsverboden tot drankgelegenheden.
* **Maatregelen voor ouders:** Zoals het beperken van het ouderlijk gezag.
De jeugdzaken worden behandeld door één jeugdrechter, die deel uitmaakt van een kamer. Dit om te voorkomen dat één rechter zowel burgerlijke als strafzaken van dezelfde jongere behandelt. Er is geen aparte beroepsmogelijkheid voor jeugdzaken, maar een jeugdkamer bij het hof van beroep behandelt beroepen tegen beslissingen van de jeugdrechtbank. In specifieke gevallen van uithandengeving zijn er wel 3 rechters aanwezig.
### 2.5 De sociale dienst jeugdrechtbank
De sociale dienst jeugdrechtbank is een Vlaamse overheidsdienst die de jeugdrechtbanken ondersteunt en samenwerkt met de jeugdrechter en het jeugdparket. Hun belangrijkste taken zijn:
* Het uitvoeren van onderzoeken op vraag van de jeugdrechter om een goed beeld te krijgen van de jongere en de gezinssituatie.
* Het opstellen van verslagen over de jongere en het gezin.
* Het doen van voorstellen voor geschikte hulp.
* Het regelen van bezoek bij plaatsing en het begeleiden van context- of ondertoezichtstellingen.
* De opvolging en uitvoering van maatregelen, inclusief het transporteren van jongeren naar voorzieningen.
Consulenten van de sociale dienst kunnen geen beslissingen nemen over persoonlijk contact, maar moeten wel onmiddellijk melden bij crisissituaties. Zij werken vaak samen met justitiehuizen en andere diensten.
### 2.6 De advocatuur
Elke minderjarige heeft recht op een advocaat in het jeugddelictenrecht. Deze wordt automatisch ambtshalve toegewezen, wat zorgt voor continuïteit in de opvolging van het dossier. Minderjarigen hebben recht op gratis juridische bijstand. Balies organiseren vaak een permanentie op de jeugdrechtbank, waardoor een advocaat vanaf het eerste contact met het parket beschikbaar is.
Bij een belangenconflict tussen de jongere en de ouders, kan een aparte advocaat voor de jongere worden aangesteld of kan de rechter een voogd ad hoc aanstellen indien de ouders de jongere niet kunnen vertegenwoordigen.
> **Tip:** Zorg ervoor dat je de verschillende rollen en bevoegdheden van elke actor goed kent. Het is essentieel om te weten wie welke beslissingen kan nemen en welke procedures van toepassing zijn.
> **Voorbeeld:** Als een minderjarige wordt opgepakt, speelt de politie eerst een rol bij de aanhouding en het opmaken van het PV. Vervolgens komt het openbaar ministerie aan zet om te beslissen over verdere stappen, eventueel met tussenkomst van een onderzoeksrechter bij ernstige feiten. De uiteindelijke beslissing over maatregelen of sancties ligt bij de jeugdrechtbank, met ondersteuning van de sociale dienst en de advocaat van de jongere.
---
# Het verloop van de procedure en de afhandeling door het openbaar ministerie
Dit gedeelte behandelt de procedure van jeugddelinquentierecht, van de onderzoeksfasen gericht op de feiten en de persoon, tot de diverse afhandelingsmogelijkheden door het openbaar ministerie, zoals seponering, bemiddeling, positieve projecten en verwijzing naar jeugdhulp.
## 3. Het verloop van de procedure en de afhandeling door het openbaar ministerie
Het jeugddelinquentierecht kenmerkt zich door een procedure die is aangepast aan minderjarigen en gericht is op begeleiding in plaats van bestraffing. De kernprincipes zijn een snelle reactie, begrijpelijke communicatie, herstel van schade en bescherming van de maatschappij. De procedure vereist gespecialiseerde kennis en een humane, zinvolle aanpak, waarbij de reactie nooit strenger mag zijn dan nodig en rekening wordt gehouden met wetenschappelijk onderzoek en de specifieke situatie van de jongere.
### 3.1 De onderzoeksfase
De onderzoeksfase richt zich zowel op de feiten als op de persoon van de minderjarige en diens leefomgeving.
#### 3.1.1 Onderzoek naar de feiten
* **Wie onderzoekt de feiten?** De politie en het parket verzamelen bewijzen. Bij ernstige feiten kan een onderzoeksrechter worden ingeschakeld. Het onderzoek verloopt grotendeels volgens het strafvorderingsrecht voor volwassenen, maar met specifieke aandacht voor minderjarigen.
* **Onderzoeksacties:**
* Lichamelijk onderzoek en DNA-afname zijn enkel mogelijk met een onderzoeksrechter, tenzij de jongere 16 jaar of ouder is en schriftelijk akkoord gaat met zijn advocaat.
* Huiszoeking is niet zonder ouderlijke toestemming mogelijk, tenzij de jongere op kot of in een instelling verblijft en zelf instemt.
* Leugendetectie is niet toegestaan onder de 16 jaar en enkel bij 16-17 jarigen met vrijwillige instemming.
* Tijdens verhoren moeten de rechten van de jongere worden uitgelegd, inclusief het recht op een advocaat bij elk verhoor.
* **Rol van de onderzoeksrechter:** De onderzoeksrechter treedt op in uitzonderlijke situaties, zoals bij huiszoekingen of dringende interventies. Hij leidt een eerlijk en wettelijk correct onderzoek. De jeugdrechter blijft bevoegd voor begeleiding en maatregelen. Een door de onderzoeksrechter genomen maatregel moet binnen 48 uur worden bevestigd door de jeugdrechter en is niet vatbaar voor beroep.
#### 3.1.2 Onderzoek naar de persoon en de leefomgeving (voorbereidende rechtspleging)
Dit onderdeel start zodra het parket de jeugdrechter informeert. Er is geen dagvaarding nodig.
* **Doel:** De jongere en zijn leefomgeving leren kennen, parallel met het feitenonderzoek. De jeugdrechter kan reeds maatregelen opleggen, ook al is de schuld nog niet bewezen. Dit is geen klassiek strafonderzoek, maar een maatschappelijk onderzoek.
* **Onderzoeksopdrachten:** Onderzoeken worden uitgevoerd door de sociale dienst van de jeugdrechtbank en eventueel medisch-psychologisch onderzoek (verplicht bij uithandengeving of gesloten plaatsing).
* **Termijn:** De sociale dienst heeft maximaal 75 dagen om een verslag op te stellen. De jongere kan zelf informatie aanreiken.
* **Vrijheidsberoving en procedure:** Indien een jongere wordt opgepakt, moet de beslissing binnen 48 uur worden genomen. Er is geen voorlopige hechtenis zoals bij volwassenen, wel een jeugdbeschermingsmaatregel. Na 48 uur zonder beslissing moet de jongere worden vrijgelaten. Ouders of voogden moeten onmiddellijk worden verwittigd. De grondrechten van de jongere staan hierbij centraal.
### 3.2 De afhandeling op het niveau van het openbaar ministerie
Het parket speelt een cruciale rol in de besluitvorming over de afhandeling van een jeugddelict, al dan niet zonder tussenkomst van de jeugdrechter. Het parket handelt op basis van het opportuniteitsbeginsel, waarbij rekening wordt gehouden met de feiten, de context, de jongere en het strafbeleid.
Het parket heeft de volgende afhandelingsmogelijkheden:
1. **Seponering zonder gevolg:**
* Het parket beslist om geen vervolging op te starten. Dit betekent niet dat het feit geaccepteerd wordt, maar dat de tussenkomst van de jeugdrechter niet nodig wordt geacht. Een seponering kan steeds heropend worden zolang de zaak niet verjaard is.
* **Redenen voor seponering:**
* Technische redenen (dader onbekend, te weinig bewijs, jongere < 12 jaar).
* Beleidsmatige keuzes (jongere is nog erg jong of dit is de eerste keer, feiten zijn licht of lang geleden, schade is al vergoed, focus op zwaardere dossiers).
* Er komt geen proces, maar het feit blijft wel geregistreerd in het dossier van het parket.
2. **Waarschuwingsbrief:**
* Het parket gelooft dat de jongere de feiten heeft gepleegd, maar kiest ervoor geen vervolging in te stellen. De jongere ontvangt een officiële waarschuwing op papier.
* Dit is geen sanctie, maar wel een duidelijk signaal. Ouders ontvangen een kopie van de brief.
3. **Waarschuwingsoproeping:**
* De jongere en de ouders worden op het parket uitgenodigd voor een gesprek, geleid door een jeugdparketmagistraat of parketcriminoloog.
* Het doel is om duidelijk grenzen te trekken en te benadrukken dat dit gedrag niet mag herhalen.
* Dit kan leiden tot seponering, maar de zaak kan worden heropend indien de situatie ernstiger blijkt.
4. **Seponering onder voorwaarden:**
* Het parket stelt de vervolging uit, op voorwaarde dat de jongere bepaalde voorwaarden naleeft.
* **Voorwaarden:** De jongere mag de feiten niet ontkennen. Er is geen betekenisvolle schuldherkenning vereist.
* **Verloop:** De jongere krijgt een voorstel en heeft recht op gratis bijstand van een advocaat. Er is een bedenktijd van 15 dagen. De uitvoeringstermijn bedraagt maximaal 6 maanden. Er wordt maandelijks een rapport naar het parket gestuurd.
* Bij succesvolle uitvoering wordt de zaak definitief afgesloten zonder vervolging. Bij mislukking kan een verwijzing naar de jeugdrechter volgen.
5. **Bemiddeling:**
* Dit is geen sanctie en vereist geen schuldbekentenis. Het is een vrijwillig en vertrouwelijk traject tussen de jongere en het slachtoffer.
* **Doel:** De jongere neemt verantwoordelijkheid en het slachtoffer wordt gehoord. Dit kan leiden tot een akkoord, zoals excuses, schadevergoeding of vrijwilligerswerk. Altijd met bijstand van een advocaat.
* **Verloop:** Het voorstel komt via het parket en kan voor of tijdens de gerechtelijke procedure worden opgestart. De jongere mag de feiten niet ontkennen. Een HCA-dienst begeleidt het traject. Bij een akkoord sluit het parket meestal definitief de zaak af. Bij mislukking heeft dit geen nadelige gevolgen voor de jongere.
6. **Positief project:**
* De jongere doet zelf een voorstel om zijn gedrag recht te zetten.
* **Doel:** Verantwoordelijkheid opnemen en herstel stimuleren. Maximaal 30 uur, uit te voeren binnen 6 maanden, met begeleiding van een HCA-dienst.
* **Voorwaarden:** De jongere ontkent de feiten niet en er zijn ernstige aanwijzingen van schuld.
* **Verloop:** Het voorstel kan komen van het parket of de jongere/advocaat. Er is een bedenktijd van 15 dagen. Bij akkoord wordt het voorstel uitgewerkt in samenwerking met de HCA-dienst en ondertekend. De HCA-dienst volgt de uitvoering op en rapporteert aan het parket. Bij succes is er geen vervolging, bij mislukking beslist het parket verder.
7. **Verwijzing naar de jeugdhulp:**
* Het parket kan kiezen voor hulpverlening in plaats van straf, bijvoorbeeld bij psychische problemen, verwaarlozing of een moeilijke thuissituatie.
* **Mogelijke acties:** Aanmelding bij het OCJ (Orgaan voor de Collectieve Schuldenregeling) of VK (Vertrouwenscentrum Kindermishandeling), inschakeling van crisishulp, verwijzing naar CLB (Centrum voor Leerlingenbegeleiding), JAC (Jongeren Advies Centrum) of CAW (Centrum Algemeen Welzijnswerk). Soms volgt hierna een seponering.
Na deze afhandeling op niveau van het parket, kan het parket alsnog beslissen om de zaak door te sturen naar de jeugdrechtbank indien dit noodzakelijk wordt geacht voor de bescherming van de jongere of de maatschappij, of voor het opleggen van een sanctie. De voorbereidende rechtspleging door de jeugdrechter kan dan alsnog plaatsvinden.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Jeugddelinquentierecht | Een specifieke tak van het strafrecht die zich richt op minderjarigen die strafbare feiten plegen, met als doel begeleiding en opvoeding in plaats van zware bestraffing, uitgaande van het potentieel tot ontwikkeling bij jongeren. |
| Jeugddelict | Een handeling die als misdrijf wordt omschreven in de strafwet en dat gepleegd wordt door een persoon die op het moment van het plegen van het misdrijf minderjarig is. |
| Minderjarige | Een persoon die tussen de 12 en 18 jaar oud is op het moment van het plegen van een strafbaar feit, vallend binnen het toepassingsgebied van het jeugddelinquentierecht. |
| Betrokken persoon | Een overkoepelende term die verwijst naar een minderjarige verdachte, delictpleger, slachtoffer, of diens ouder of opvoedingsverantwoordelijke, die betrokken is bij een jeugddelict. |
| Reactie | Een algemene term die het maatschappelijk antwoord op een jeugddelict omvat, onderverdeeld in twee hoofdtypen: maatregelen en sancties, afhankelijk van de fase in de procedure. |
| Maatregel | Een vorm van maatschappelijk antwoord op een jeugddelict die wordt toegepast in de voorbereidende fase van een procedure, voorafgaand aan de definitieve berechting, gericht op begeleiding. |
| Sanctie | Een vorm van maatschappelijk antwoord op een jeugddelict die wordt opgelegd tijdens het definitieve proces of de berechting, als een gevolg van het bewezen verklaarde delict. |
| Opportuniteitsbeginsel | Het principe waarbij het openbaar ministerie de bevoegdheid heeft om te beslissen of er al dan niet vervolging wordt ingesteld, rekening houdend met diverse factoren zoals de aard van de feiten, de context en het strafbeleid. |
| Uithandengeving | Een uitzonderlijke procedure waarbij een minderjarige van 16 of 17 jaar, vanwege de ernst van de gepleegde feiten, wordt doorverwezen naar het strafrecht voor volwassenen. |
| Jeugdrechter | Een gespecialiseerde rechter die bevoegd is voor alle zaken waarbij jongeren betrokken zijn, met name jeugddelicten en jeugdbeschermingszaken, en die maatregelen kan opleggen. |
| Openbaar ministerie (OM) | De instantie die verantwoordelijk is voor het opsporen van misdrijven en het beslissen over de vervolging. In jeugdzaken volgt het jeugdparket de dossiers op en neemt beslissingen over de afhandeling. |
| Sociaal onderzoek | Een onderzoek uitgevoerd door de sociale dienst jeugdrechtbank om een gedetailleerd beeld te krijgen van de jongere, zijn leefomgeving en gezinssituatie, ten behoeve van de jeugdrechter. |
| Bemiddeling | Een vrijwillig en vertrouwelijk traject tussen een jongere en een slachtoffer, begeleid door een neutrale partij, met als doel verantwoordelijkheid te bevorderen en herstel te bewerkstelligen, vaak met hulp van een advocaat. |
Cover
Samenvatting Strafvordering (1).docx
Summary
# General principles of criminal procedure
This section introduces the fundamental principles of criminal procedure, defining its scope, distinguishing it from substantive criminal law, and outlining the objectives of the criminal justice system.
## 1. General principles of criminal procedure
### 1.1 Definition of criminal procedure law
Criminal procedure law, also known as formal criminal law or the administration of criminal justice, encompasses the procedural rules that govern the application of substantive criminal law. It dictates how governmental authorities, such as judges, public prosecutors, and the police, must act to enforce criminal laws. While "strafvordering" (prosecution) in a narrow sense refers to initiating criminal proceedings, criminal procedure law broadly covers the entire process.
### 1.2 Distinction between substantive and formal criminal law
#### 1.2.1 Substantive criminal law
Substantive criminal law defines which behaviors are criminalized and the corresponding sanctions. It establishes offenses (misdrijven) and their penalties.
#### 1.2.2 Formal criminal law (criminal procedure law)
Criminal procedure law governs the investigation, prosecution, and adjudication of individuals suspected of committing offenses. It specifies the procedures, formalities, and legal positions of all involved parties.
#### 1.2.3 The criminal justice chain
The application of criminal law follows a chain:
1. **Criminal Law:** The criminal code defines punishable acts and their conditions.
2. **Investigation (Opsporing):** Identifying the perpetrator and gathering evidence.
3. **Disposition:** This can lead to either dismissal (seponering), out-of-court settlement, or prosecution (vervolging) by the Public Prosecutor's Office (Openbaar Ministerie - OM).
4. **Adjudication (Berechting):** The criminal judge conducts a full investigation and imposes a sentence if the accused is found guilty.
5. **Enforcement of Sentence (Strafuitvoering):** This phase, such as imprisonment, is not typically covered within the scope of criminal procedure courses.
### 1.3 Sources of criminal procedure law
* **Constitution (Grondwet):** Establishes fundamental rights, such as the public nature of hearings and judgments, provisions on the judiciary, and criminal responsibility for parliamentarians and ministers.
* **Code of Criminal Procedure (Wetboek van Strafvordering - Sv.):** The primary source of criminal procedure law.
* **Preliminary Title of the Code of Criminal Procedure (Voorafgaande Titel bij het Wetboek van Strafvordering - VTSv.):** Precedes the main code.
* **Historical Context:** The current Code of Criminal Procedure dates back to 1808 (Napoleonic era), with numerous amendments over time. Significant reform attempts in 1962 and the 1990s (the "Grote Franchimont") did not result in a completely new code.
* The "Kleine Franchimont" in 1998 enhanced party rights in judicial investigations without fundamentally altering the investigating judge's role.
* Numerous amending laws and "omnibus" amending laws have been enacted since, including those focusing on digitization and legislative changes in 2023/2024.
* A new bill to introduce a completely revised Code of Criminal Procedure was proposed in 2020 but did not pass. A key aim was to establish a single type of preliminary investigation instead of the current two (investigative and judicial).
* The "De Wever" governing accord for 2025 signals a reform of criminal procedure aimed at modernization, efficiency, and acceleration, addressing procedural disparities and potentially re-examining the role of the investigating judge and public prosecutor while preserving judicial oversight of coercive measures.
* **Impact of the New Criminal Code (in effect from April 8, 2026):** The term "misdrijven" (offenses) will replace "misdaden," "wanbedrijven," and "overtredingen" (felonies, misdemeanors, and contraventions). However, the Code of Criminal Procedure still utilizes this classification for structuring its provisions, necessitating concordance adjustments. The classification of offenses will be adjusted to align with the new criminal code's penalty levels.
#### 1.3.1 Old criminal law classification (until June 8, 2026)
Historically, offenses were categorized based on penalty levels:
* **Misdaad (Felony):** The most serious offenses, carrying criminal penalties like imprisonment (five years to life) or fines of 26 euros and above. Cases were typically handled by the Court of Assises.
* **Wanbedrijf (Misdemeanor):** Less serious offenses, punishable by correctional penalties such as imprisonment (eight days to five years), electronic monitoring, community service, or fines of 26 euros and above. Cases were heard by correctional courts.
* **Overtreding (Contravention):** The least serious offenses, punished by police penalties, including imprisonment (one to seven days) or fines of one to 25 euros. Cases were heard by police courts.
This classification influenced the jurisdiction of courts. Provisions for mitigating circumstances could lead to "correctionalization" (handling a felony as a misdemeanor) or "contraventionalization" (handling a misdemeanor as a contravention) by prosecutors or investigating courts, a practice that will not be necessary under the new Criminal Code.
### 1.4 Objectives of the criminal justice system
The criminal justice system aims to balance competing interests:
* **The Community:** Ensuring the punishment of crime.
* **The Victim:** Seeking compensation for damages.
* **The Suspect:** Guaranteeing a fair trial, including the rights of defense.
It is important to note that not every crime has a known victim, and victims are only formal parties to criminal proceedings if they choose to join as a civil party (burgerlijke partij) to claim damages. Their input is generally limited to civil claims, not the imposition of criminal sentences.
The criminal procedure has a dual purpose:
#### 1.4.1 Truth-finding (Waarheidsvinding)
This objective, from the public interest perspective, involves uncovering the truth behind criminal acts. It focuses on how evidence is gathered and used to determine guilt.
#### 1.4.2 Protection of individual fundamental rights (Bescherming van de individuele grondrechten)
This objective, from the perspective of the individual citizen, acknowledges that truth-finding can sometimes involve measures that infringe upon fundamental rights (e.g., house searches impacting privacy). These measures are only permissible if provided for by law and under strict conditions. Key legal sources for these rights include Article 6 of the European Convention on Human Rights (ECHR) and Article 14 of the International Covenant on Civil and Political Rights (ICCPR), as well as various articles in the Belgian Constitution (e.g., Articles 12, 13, 14, 15, and 29).
#### 1.4.3 Balancing truth-finding and individual fundamental rights (Onderlinge afweging van waarheidsvinding en individuele grondrechten)
The balance between these two objectives has historically shifted. The 19th and early 20th centuries prioritized truth-finding. The introduction of the ECHR and subsequent legal developments, including the Constitution and the 1998 "Wet Franchimont," have given greater weight to the protection of individual rights.
> **Tip:** The balance between truth-finding and individual rights is dynamic. Legal reforms and judicial decisions continually shape this equilibrium.
This balancing act requires that any infringement of rights be justified. For instance, coercive measures often require a motivated order from an investigating judge and adherence to specific procedural requirements.
The jurisprudence of the Court of Cassation, particularly the "Antigoon ruling" of 2003, indicates a potential shift back towards a greater emphasis on truth-finding, suggesting that not all unlawfully obtained evidence must necessarily be excluded.
### 1.5 Accusatorial vs. Inquisitorial systems
The criminal justice system can be broadly characterized as either accusatorial or inquisitorial, or a hybrid of both.
#### 1.5.1 Principles of accusatorial and inquisitorial systems
* **Inquisitorial:** Characterized by an investigative phase where an investigating judge or prosecutor actively gathers evidence and questions suspects. This phase is often secret.
* **Accusatorial:** Characterized by an adversarial process where parties (prosecution and defense) present their cases before a neutral judge. This phase is typically public.
#### 1.5.2 Practical application
In Belgium, the preliminary investigation phase is largely inquisitorial, while the trial phase (onderzoek ten gronde) is more accusatorial. Many European countries, influenced by the European Court of Human Rights, are moving towards more accusatorial models.
### 1.6 The course of criminal proceedings
Criminal proceedings are broadly divided into two main phases:
#### 1.6.1 Preliminary investigation (Vooronderzoek)
This phase aims to identify suspects and gather sufficient evidence to potentially secure a conviction. If insufficient evidence is found, the investigation is closed without a judgment on the merits.
* **Investigative Investigation (Opsporingsonderzoek):** Conducted by the Public Prosecutor's Office, this is the most common type of preliminary investigation. It typically proceeds without direct involvement of an investigating judge, unless coercive measures requiring judicial authorization are necessary.
* **Judicial Investigation (Gerechtelijk onderzoek):** Conducted by an investigating judge. This type of investigation is initiated when coercive measures on a "black list" are required, or if the investigating judge "evokes" (takes over) the case, or upon a complaint with joinder of civil action (klacht met burgerlijke partijstelling).
* **Control:** The Investigation Chamber (Kamer van Inbeschuldigingstelling) oversees judicial investigations.
* **Conclusion:** The Investigation Chamber or the Council Chamber (Raadkamer) concludes the judicial investigation.
#### 1.6.2 Trial (Onderzoek ten gronde)
This phase involves the courts rendering a decision on the merits of the case, determining guilt and imposing sentences.
* **Publicity:** Hearings and judgments are generally public, with limited exceptions for reasons of public order or morality.
* **Adversarial nature:** The process is adversarial, with the prosecution and defense presenting their arguments.
* **Oral proceedings:** Court proceedings are generally oral, though written submissions are common.
### 1.7 The role of evidence
The document mentions the "Antigoon ruling" which may allow for the admissibility of unlawfully obtained evidence in specific circumstances. This reflects a balancing act between procedural fairness and the pursuit of truth.
---
# Stages and characteristics of criminal proceedings
This topic outlines the procedural stages of criminal proceedings, contrasting inquisitorial and accusatorial systems, and detailing the pre-trial and trial phases.
### 2.1 The inquisitorial and accusatorial systems
Criminal proceedings can be broadly categorized into two main procedural systems: inquisitorial and accusatorial.
#### 2.1.1 The inquisitorial system
In a largely inquisitorial system, the pre-trial investigation phase is characterized by its secret nature. The judge or investigating magistrate plays a more active role in gathering evidence and questioning suspects. This phase focuses on establishing the facts and identifying potential perpetrators, with a less adversarial approach compared to accusatorial systems.
#### 2.1.2 The accusatorial system
In an accusatorial system, the trial phase is more prominent and public. The proceedings are characterized by a debate between the prosecution and the defense, with the judge acting more as an impartial arbiter. This system emphasizes the adversarial nature of the proceedings, where parties present their arguments and evidence before a judge or jury.
#### 2.1.3 Blending of systems in practice
In practice, most legal systems, including the Belgian system, exhibit a blend of both inquisitorial and accusatorial elements. The pre-trial investigation phase often leans towards inquisitorial principles, emphasizing secrecy and the role of the investigating magistrate. Conversely, the trial phase (investigation on the merits) is more accusatorial, with a focus on publicity and adversarial debate. The influence of the European Court of Human Rights (ECtHR) has led to a general trend towards more accusatorial features across Europe.
### 2.2 The course of criminal proceedings
Criminal proceedings are generally divided into two main phases: the pre-trial investigation and the trial phase (investigation on the merits).
#### 2.2.1 Pre-trial investigation
The primary goal of the pre-trial investigation is to identify suspects and gather sufficient evidence to determine whether a conviction is possible. If insufficient evidence is found, the investigation is terminated, and no judgment is made on the merits of the case.
##### 2.2.1.1 Investigative and judicial investigation
* **Investigative investigation (Opsporingsonderzoek):** This is the most common type of pre-trial investigation, handling approximately ninety percent of criminal cases. It is typically led by the Public Prosecutor's Office (Openbaar Ministerie - OM) and its auxiliary officers. The involvement of an investigating judge is generally not required, unless coercive measures are necessary, such as a house search without the suspect's consent or in cases where the suspect is not caught in the act. If coercive measures requiring judicial authorization are involved, the investigation may transition into a judicial investigation. The Investigative investigation can conclude with a decision not to prosecute (dismissal), prosecution (direct summons to the trial court), or a request for a judicial investigation. Diversionary measures, such as amicable settlements or mediation, are also possible outcomes. Less than twenty percent of cases result in actual prosecution.
* **Judicial investigation (Gerechtelijk onderzoek):** This type of investigation is conducted under the leadership of an investigating judge. It can be initiated in several ways:
* When coercive measures that are on a "black list" are to be employed (e.g., house searches, arrest warrants, wiretaps).
* Even if the coercive measure is not on the black list, the investigating judge can take over the case through a process called "evocation."
* Following a complaint with a civil party claim, where the victim initiates criminal proceedings.
* When the investigating judge is personally involved in a case of being caught in the act (autosaisine).
The judicial investigation is overseen by the Chamber of Accusation (Kamer van Inbeschuldigingstelling), which supervises its regularity. It concludes with a decision by the Chamber of Indictment on the regulation of the proceedings, determining whether the case should be referred to the trial court. The Public Prosecutor's Office, which holds the monopoly on prosecuting, is involved in this final stage.
##### 2.2.1.2 Characteristics of the pre-trial investigation
* **Secrecy (Het geheim van het vooronderzoek):** Both investigative and judicial investigations are conducted in secret. This is to prevent obstruction of the investigation and to protect the reputation of the suspect, upholding the presumption of innocence. While parties have some limited rights to access information, especially after the investigation phase or in cases of detention, the general principle remains secrecy towards the public. Violations of professional secrecy by magistrates or police officers can lead to criminal sanctions.
* **Non-adversarial nature (Niet-tegensprekelijk karakter):** During the pre-trial investigation, the suspect does not have the right to challenge evidence or present defense arguments in a fully adversarial manner. This is because the investigation is not yet deciding on the merits of the case. However, reforms have introduced more rights for suspects to request further investigative measures, with possibilities for appeal.
* **Written nature (Het schriftelijk karakter van het vooronderzoek):** Every investigative act is documented in writing, forming a case file that serves as the basis for the trial. This raises a debate about whether judges become mere verifiers of the pre-trial investigation, though this is less so in cases that go to trial by jury, where witnesses are heard anew.
#### 2.2.2 Investigation on the merits (Onderzoek ten gronde)
This phase involves the actual trial where a judgment is made on the merits of the case, determining guilt and imposing a sentence.
##### 2.2.2.1 Publicity of hearings and judgments
The Belgian Constitution mandates the publicity of court hearings and judgments, serving as a crucial democratic control mechanism. Exceptions to public hearings are allowed for reasons of public order or morality, but there are no exceptions to the publicity of judgments.
##### 2.2.2.2 Adversarial nature of the proceedings
The investigation on the merits is adversarial. It involves a debate between the prosecution (OM) and the defense (accused). The accused has the right to present their defense, and the principle of "equality of arms" is paramount.
##### 2.2.2.3 Oral nature of proceedings
Court proceedings are primarily oral, with oral arguments from the prosecution and defense. While written submissions are possible, judges are obliged to respond to all defense arguments. A written record of the proceedings, such as the trial minutes, is kept.
### 2.3 Key actors in criminal proceedings
Several actors are involved in the criminal proceedings, each with distinct roles and rights.
#### 2.3.1 The suspect
The suspect is the person suspected of committing a criminal offense. The presumption of innocence applies until guilt is proven. Different statuses exist for a suspect depending on the phase of the proceedings, including "suspect," "charged person," "accused," and "convicted person." Legal entities can also be held criminally responsible.
#### 2.3.2 The victim
There has been increasing attention to the victim's role in criminal proceedings. Victims have rights to be treated with respect and can pursue civil claims for damages. Various statuses have been created, including the "victim in general," the "injured person" (benadeelde persoon), and the "civil party" (burgerlijke partij). The latter can initiate criminal proceedings but primarily seeks compensation.
#### 2.3.3 The civilly liable party
This refers to individuals or entities who are civilly liable for the damage caused, even if they are not the perpetrator (e.g., parents of a minor who committed an offense).
#### 2.3.4 The police
Police officers perform both administrative police duties (e.g., maintaining public order) and judicial police duties (e.g., investigating crimes, gathering evidence). They operate under the authority of the Public Prosecutor's Office.
#### 2.3.5 The Public Prosecutor's Office (Openbaar Ministerie - OM)
The OM leads the investigation (unless it's a judicial investigation), prosecutes offenses, and handles diversionary measures. They have a monopoly on exercising criminal prosecution. The OM is hierarchically organized and must act impartially, collecting evidence both for and against the suspect.
#### 2.3.6 The investigating judge
The investigating judge leads judicial investigations, gathers evidence, and authorizes coercive measures. Their role has been subject to reform and debate, with a trend towards a more limited role.
#### 2.3.7 The investigating courts
These courts, namely the Chamber of Indictment (Raadkamer) and the Chamber of Accusation (Kamer van Inbeschuldigingstelling), act as an interface between the pre-trial investigation and the trial. They control the sufficiency and regularity of the evidence and regulate the proceedings.
#### 2.3.8 The trial courts (Vonnisgerechten)
These courts are responsible for judging the merits of the case, determining guilt, and imposing sentences. They include the Police Court, the Correctional Court, the Court of Assizes, and higher appellate courts.
#### 2.3.9 Criminal execution courts
These courts oversee the execution of sentences, including decisions on limited detention, electronic monitoring, and conditional release.
### 2.4 Diversionary measures and alternatives to prosecution
The Belgian criminal justice system increasingly utilizes diversionary measures to resolve cases outside of a full trial.
#### 2.4.1 Amicable settlement (Minnelijke schikking)
This allows the Public Prosecutor's Office to propose a settlement involving the payment of a sum of money or forfeiture of goods, leading to the termination of criminal prosecution.
#### 2.4.2 Mediation and measures (Bemiddeling en maatregelen)
This involves the suspect agreeing to comply with certain measures or participate in a mediation process, resulting in the cessation of criminal proceedings upon successful completion.
#### 2.4.3 Immediate police settlement (Onmiddellijke minnelijke schikking - OMS)
This is a streamlined procedure, often used for minor offenses like personal drug possession or shoplifting, allowing for on-the-spot settlements by police officers, with subsequent approval by the Public Prosecutor's Office.
#### 2.4.4 Order to pay (Bevel tot betalen)
Introduced by recent legislation, this mechanism allows the Public Prosecutor's Office to issue an order to pay for certain offenses if an amicable settlement is not reached, with increased costs if not paid within a set timeframe.
#### 2.4.5 Prior admission of guilt (Voorafgaande erkenning van schuld)
This process, influenced by common law plea bargaining, allows a suspect to admit guilt in exchange for a potentially milder sentence, subject to judicial approval.
### 2.5 Stages of criminal proceedings in practice
1. **Pre-trial investigation:**
* **Investigative investigation:** Led by the Public Prosecutor's Office, focusing on gathering evidence.
* **Judicial investigation:** Led by an investigating judge, typically when coercive measures are involved.
2. **Regulation of proceedings:** Investigating courts (Chamber of Indictment) decide whether to refer the case to trial.
3. **Trial (Investigation on the merits):** Public, adversarial, and oral proceedings before a trial court.
4. **Sentencing:** If found guilty, the court imposes a sentence.
5. **Criminal execution:** The sentence is carried out, overseen by criminal execution courts.
### 2.6 Guiding principles
* **Presumption of innocence:** A suspect is considered innocent until proven guilty.
* **Right to a fair trial:** Encompasses rights to legal representation, to be informed of charges, and to present a defense.
* **Publicity of proceedings:** Court hearings and judgments are generally open to the public.
* **Adversarial principle:** Both prosecution and defense have the opportunity to present their case.
### 2.7 Key concepts
* **Opportunity principle (Opportuniteitsbeginsel):** The Public Prosecutor's Office has discretion in deciding whether or not to prosecute.
* **Legality principle (Legaliteitsbeginsel):** In contrast, some systems require prosecution for all offenses.
* **Dismissal (Sepot):** A decision by the Public Prosecutor's Office not to prosecute a case.
* **Diversionary measures:** Alternatives to prosecution aimed at resolving cases outside the traditional court system.
* **Equality of arms (Wapen gelijkheid):** The principle that the prosecution and defense should have equal opportunities to present their case.
---
# Actors in the criminal justice system
This section details the various actors within the criminal justice system, outlining their distinct roles, rights, and responsibilities.
## 3.4 Actors in the criminal justice system
### 3.4.1 The suspect
The suspect is the central figure in the criminal justice process, defined as the person suspected of having committed a criminal offense. Throughout the proceedings, the presumption of innocence applies until guilt is proven.
#### 3.4.1.1 The different statuses of suspect
The term "suspect" is an umbrella term encompassing individuals at various stages of the criminal investigation, with their specific designation depending on the phase and the gravity of the suspicions against them.
* **Suspect:** Generally refers to someone during a preliminary investigation.
* **Person charged (inverdenkinggestelde):** Applies when a judicial investigation is underway and the suspect is identified.
* **Accused (beschuldigde):** A formal designation.
* **Defendant (beklaagde):** Used in cases before the correctional or police court.
* **Convicted person (veroordeelde):** After being found guilty and the judgment has become final. This status no longer carries the presumption of innocence, though rights still exist in the sentence execution phase.
The rights associated with these statuses have become more aligned over time due to jurisprudence from the Constitutional Court, meaning a suspect now often possesses rights previously exclusive to a person charged.
#### 3.4.1.2 Legal persons as suspects
Legal persons can also be suspects, represented by an ad hoc representative appointed to defend their interests, particularly when the legal representative's interests conflict with those of the legal person.
#### 3.4.1.3 The lawyer
The suspect and their lawyer together form "the defense." The confidentiality of communications between them is legally protected. The right to a defense, as established by the European Court of Human Rights (ECHR) and codified in laws like the Salduz law, includes the right to legal assistance during interrogations.
### 3.4.2 The victim
There has been a growing emphasis on the victim's role within the criminal justice system.
#### 3.4.2.1 General situation
Victims are not automatically parties to a criminal proceeding; their participation is contingent on becoming a civil party. However, even if not a civil party, judges are obliged to consider potential civil interests. The law mandates the correct treatment and handling of victims.
#### 3.4.2.2 Victim-friendly treatment
This includes access to justice assistants for reception and support, both within and outside the judicial system. Victims have rights during the sentence execution phase, such as the right to be heard and to receive information about decisions made by the sentence enforcement courts, including a perpetrator's release or conditions for release.
#### 3.4.2.3 Restorative justice between offender and victim
Restorative justice processes are entirely extra-judicial, allowing victims and offenders to meet in the presence of a mediator to address trauma and foster understanding. The outcomes are only included in the criminal file if both parties consent.
#### 3.4.2.4 The injured person
Introduced by a law in 1998, this status serves as an intermediate step between a victim and a civil party. An injured person formally declares damage suffered and has the same rights as a suspect but is not a party to the proceedings and cannot claim damages directly.
#### 3.4.2.5 The civil party
A victim can become a civil party to claim damages. While they cannot advocate for a harsher sentence (this is the monopoly of the Public Prosecutor's Office), they can initiate criminal proceedings through a complaint with civil party status, potentially preventing the case from being dismissed. However, if unsuccessful, they may be ordered to pay court costs.
#### 3.4.2.6 Towards an actio popularis?
While traditionally, civil claims were only brought by the directly injured victim, this principle has been challenged. Laws concerning racism and xenophobia have granted certain associations the right to act as civil parties, expanding the scope of who can bring such claims.
### 3.4.3 The civilly liable party
This refers to individuals or entities who are civilly liable for damages caused, not necessarily the perpetrator of the crime. This often includes parents of minor children who are generally not criminally liable.
### 3.4.4 The intervening party (voluntary or forced)
Third parties generally cannot intervene in criminal cases unless the law explicitly allows for a sanction or measure to be imposed upon them, such as the forfeiture of their property or subrogation rights for insurers.
### 3.4.5 The police
Following parliamentary inquiries, reforms have led to an integrated police service structured at both local and federal levels.
#### 3.4.5.1 Police tasks
* **Administrative police duties:** Primarily preventive, focusing on maintaining public order and preventing crime.
* **Judicial police duties:** Repressive and reactive, aimed at investigating and establishing criminal offenses and gathering evidence. This includes making official reports to the Public Prosecutor's Office and acting under the authority of the Public Prosecutor or investigating judge.
* **Officers of judicial police:** Individuals empowered to draft official reports, make arrests, and conduct specific investigative actions.
* **Auxiliary officers of the Public Prosecutor:** Perform tasks similar to those of the Public Prosecutor in cases of flagrant offenses.
The distinction between administrative and judicial police duties can sometimes blur, as police officers may transition from preventive surveillance to sanctioning an offense they witness.
#### 3.4.5.2 Status of the police
The text indicates that the details of the police's status, local and federal police structure, specialized investigative services, internal and external oversight, international police services, and state security are covered but not detailed as examination material.
### 3.4.6 The Public Prosecutor's Office (Openbaar Ministerie - OM)
The Public Prosecutor's Office, also known as the Public Prosecutor's magistrates or the standing magistracy, plays a crucial role in initiating and pursuing criminal cases.
#### 3.4.6.1 Situation
Recommendations from parliamentary commissions for reforms have been made, though not all have been fully implemented.
#### 3.4.6.2 Tasks of the Public Prosecutor's Office
* **Leading investigations:** While the investigating judge leads judicial investigations, the Public Prosecutor's Office retains the right to request specific investigative actions.
* **Exercising the criminal prosecution:** This involves bringing a case before a judge to apply criminal law. The Public Prosecutor's Office has a monopoly on this function.
* **Extra-judicial settlements:** The OM can resolve less serious cases without court involvement, leading to the extinction of the criminal prosecution.
* **Evidence presentation in criminal courts:** The burden of proof lies with the OM, adhering to the principle of "in dubio pro reo" (doubt benefits the accused). The standard of proof is "beyond all reasonable doubt."
* **Enforcement of sentences:** The OM plays a significant role in initiating the enforcement of penalties and addressing non-compliance.
#### 3.4.6.3 Status of the Public Prosecutor's Office
Members of the OM are removable and transferable and belong to a hierarchical corps. They must follow written instructions from their superiors but are free to act according to their conscience during court proceedings. The principle of "the pen is the slave, the word is free" highlights this distinction. The OM is also considered one and indivisible.
#### 3.4.6.4 Overview of Public Prosecutor's Offices
* **Prosecutor-General at the Court of Appeal:** Heads the prosecution service within a judicial district, managing policy and overseeing cases at the appellate level.
* **King's Prosecutor (Procureur des Konings):** Operates at the arrondissement level, with general competence for all types of offenses, though exceptions exist for labor law matters.
* **Prosecutor's Office for Road Safety:** Established to oversee specific procedures related to road traffic offenses.
* **Federal Prosecutor:** Deals with serious and organized crime across the entire territory, including terrorism and crimes affecting the EU's financial interests.
#### 3.4.6.5 Oversight of the Public Prosecutor's Office
Internal oversight is conducted by the Prosecutor-General, while external oversight is provided by the High Council of Justice, which handles complaints and advises on appointments.
#### 3.4.6.6 The European Public Prosecutor's Office (EPPO)
The EPPO is responsible for investigating and prosecuting crimes that harm the EU's financial interests, operating in participating member states.
### 3.4.7 The investigating judge
The investigating judge plays a dual role as both a judge and an investigative magistrate during the preliminary investigation phase, specifically in judicial investigations.
#### 3.4.7.1 Situation
The role of the investigating judge has been subject to debate, with proposals to transition to a "judge of instruction" who would have a purely judicial function, authorizing coercive measures only upon request from the OM. This change is partly driven by concerns about the protection of defense rights and the concentration of power. The investigating judge's role has already been somewhat diminished by measures like the "mini-instruction."
#### 3.4.7.2 Tasks of the investigating judge
* **Conducting investigations:** Gathering evidence both for and against the suspect.
* **Authorizing coercive measures:** Such as house searches and arrest warrants.
* **Executing judicial decisions:** Related to European arrest warrants and confiscation orders.
#### 3.4.7.3 Status of the investigating judge
Investigating judges are specialized and their jurisdiction can extend to the entire territory.
#### 3.4.7.4 Oversight of the investigating judge
Internal oversight is provided by the Chamber of Indictment, which can request reports, review long-term investigations, and even take over investigations (evocation). External oversight comes from the High Council of Justice.
### 3.4.8 The investigative courts
These courts act as an interface between the preliminary investigation and the trial phase.
#### 3.4.8.1 Situation
The two main investigative courts are the Chamber of Instruction (Raadkamer) and the Chamber of Indictment (Kamer van Inbeschuldigingstelling). They are responsible for controlling the sufficiency of evidence and the regularity of the proceedings. Their decisions are generally in the form of orders, not judgments.
#### 3.4.8.2 The Chamber of Instruction (Raadkamer)
Operating at the level of the court of first instance, the Chamber of Instruction primarily:
* **Reviews detention measures:** Including control over provisional detention and forensic psychiatric evaluations.
* **Manages the closing of judicial investigations:** Deciding whether there are sufficient grounds to proceed to trial and rectifying procedural irregularities.
* **Can issue a suspended judgment:** Where guilt is established, but the sentence is suspended.
#### 3.4.8.3 The Chamber of Indictment (Kamer van Inbeschuldigingstelling)
This court, operating at the level of the court of appeal, has several key functions:
* **Indictment for trials at the Court of Assizes:** It is the sole body that can refer a case to the Court of Assizes.
* **Appeals against decisions of the Chamber of Instruction:** Reviewing decisions related to detention or the closing of investigations.
* **Oversight of the investigating judge:** Reviewing long-term investigations and having the power to take over cases.
* **Control over the regularity of proceedings:** Identifying and potentially rectifying procedural nullities, though its scope in this regard has been debated.
* **Review of confidential dossiers:** In cases involving special investigative methods like surveillance and infiltration.
* **Specific powers:** Including ordering remissions of sentence and providing opinions on extradition requests.
### 3.4.9 The trial courts (vonnisgerechten)
These courts are responsible for delivering judgments on the merits of the case, determining guilt and imposing sentences.
#### 3.4.9.1 Task of the trial courts
Their primary task is to decide whether the alleged facts are proven and, if so, to impose a punishment. This function is constitutionally guaranteed, including the principles of open trial and reasoned judgments. Judges have a passive role, acting only on matters presented by the Public Prosecutor's Office.
#### 3.4.9.2 Status of judges
Judges are appointed for life, ensuring their independence. Their access to the competent "natural judge" is a fundamental right. They are assisted by referendaries.
#### 3.4.9.3 Oversight of judges
The High Council of Justice oversees judicial appointments and evaluations, while the Advisory Council for the Magistracy monitors their statutes and working conditions.
#### 3.4.9.4 Classification of trial courts
* **Ordinary trial courts:** Their jurisdiction is based on the nature of the offense (felony, misdemeanor, petty offense).
* **Courts of First Instance:** Police courts, correctional courts, and the Court of Assizes.
* **Courts of Appeal:** Review decisions from lower courts.
* **Court of Cassation:** Reviews legal issues, not the facts of the case.
* **Special trial courts:** Their jurisdiction is based on the status of the accused, such as youth courts or chambers for handing over minors.
#### 3.4.9.5 Composition and jurisdiction of trial courts
* **Court of Cassation:** Reviews legal interpretations of the law.
* **Court of Appeal:** Hears appeals and has original jurisdiction in certain high-profile cases (e.g., involving ministers or high officials).
* **Court of Assizes:** Composed of professional judges and a jury, it hears serious criminal offenses.
* **Correctional Court:** Deals with misdemeanors and hears appeals from police courts.
* **Police Court:** Handles petty offenses and traffic violations.
* **Youth Court:** Deals with offenses committed by minors, with a focus on educational measures rather than punishment.
* **Chamber for handing over:** Decides whether minors aged 16-18 should be tried as adults for serious offenses.
### 3.4.10 Sentence enforcement courts
These courts oversee the execution of sentences.
#### 3.4.10.1 Composition
They are composed of a president, two lay assessors specializing in penitentiary affairs and social reintegration, and assisted by specialized public prosecutors.
#### 3.4.10.2 Powers
These courts handle the granting, monitoring, revocation, and suspension of various sentence modalities, including limited detention, electronic monitoring, and conditional release.
### 3.4.11 Justice assistants and justice houses
These entities provide social support and supervision in the criminal justice process.
#### 3.4.11.1 Functions
They offer assistance, advice, and supervision for the execution of sanctions and measures, including victim support, monitoring of conditionally released individuals, and managing alternative sanctions. They are housed in Justice Houses, with communities responsible for their management and the federal government for defining their tasks.
### 3.4.12 Disciplinary courts
These courts handle disciplinary proceedings against magistrates for failing to perform their duties or for conduct unbecoming of their office.
---
# Defenses and appeals in criminal proceedings
This section details the fundamental rights of the defense in criminal proceedings, encompassing the right to a fair trial, specific procedural guarantees, and the appeal process.
## 4. Defenses and appeals in criminal proceedings
The defense in criminal proceedings is built upon a foundation of fundamental rights designed to ensure a fair trial and protect individual liberties against state power. These rights are not static but have evolved through legislative reforms and judicial interpretation, reflecting a societal balance between effective crime investigation and the protection of individual freedoms.
### 4.1 General principles of criminal procedure
The application of substantive criminal law is governed by procedural rules. These rules, collectively known as criminal procedure law or criminal proceedings, dictate how the state enforces criminal law. They define the rights and obligations of all parties involved, including the authorities (police, public prosecutor, judges) and the accused.
#### 4.1.1 Sources of criminal procedure law
The primary sources of criminal procedure law include:
* **The Constitution (Grondwet):** It enshrines fundamental rights such as the public nature of court hearings and judgments, provisions related to the judiciary, and specific protections for individuals.
* **The Code of Criminal Procedure (Wetboek van Strafvordering - Sv.):** This is the main legislative act governing criminal proceedings in Belgium, originating from Napoleonic law and subject to numerous amendments.
* **The Preliminary Title of the Code of Criminal Procedure (Voorafgaande titel bij het Wetboek van Strafvordering - VTSv.):** Positioned at the beginning of the Code, it contains foundational provisions.
Significant legislative reforms, such as the "Kleine Franchimont" of 1998, have aimed to enhance the rights of parties within judicial investigations, while ongoing discussions and reform proposals continue to address the role of investigative judges and the efficiency of the criminal justice system. The introduction of a new Criminal Code also necessitates concordance adjustments in the Code of Criminal Procedure.
#### 4.1.2 Distinction between substantive and procedural criminal law
* **Substantive criminal law** defines criminal offenses and their corresponding punishments, applying to all citizens.
* **Procedural criminal law** outlines the rules for investigation, prosecution, and adjudication, primarily directing the actions of state authorities but also indirectly impacting citizens who are victims or accused. Violations of procedural norms can lead to sanctions such as the inadmissibility of evidence or even the nullity of proceedings.
#### 4.1.3 Objectives of criminal proceedings
The criminal justice system pursues a dual objective:
* **Truth-finding (waarheidsvinding):** The investigation and establishment of facts to determine guilt.
* **Protection of individual fundamental rights:** Safeguarding the rights of the accused and other involved parties during the investigative and judicial processes.
These objectives are often in tension, leading to a dynamic balancing act. Historically, emphasis was placed on truth-finding. However, the influence of the European Convention on Human Rights (ECHR) and constitutional provisions has significantly strengthened the focus on protecting individual rights. This balance is constantly recalibrated through legislation and jurisprudence, with mechanisms like the "Antigoon" jurisprudence allowing for the potential admission of unlawfully obtained evidence under certain circumstances to prevent an acquittal when substantial guilt is evident.
#### 4.1.4 Accusatorial versus inquisitorial proceedings
The criminal justice system can be broadly categorized into accusatorial and inquisitorial models. Belgium's system exhibits a hybrid character:
* **Pre-trial investigation (vooronderzoek):** This phase is largely inquisitorial, characterized by secrecy and a more active role for the investigating magistrate or prosecutor.
* **Trial phase (onderzoek ten gronde/fase ter terechtzitting):** This phase is more accusatorial, emphasizing public hearings and adversarial debate.
European criminal procedure reforms, influenced by the ECHR, are increasingly leaning towards more accusatorial elements.
### 4.2 The process of criminal proceedings
The criminal process generally unfolds in two main stages: the pre-trial investigation and the trial.
#### 4.2.1 Pre-trial investigation
The pre-trial investigation aims to identify suspects and gather sufficient evidence for potential prosecution. If insufficient evidence is found, the investigation may be closed without a judgment on the merits.
##### 4.2.1.1 Investigative versus judicial investigation
* **Investigative investigation (opsporingsonderzoek):** Typically conducted by the Public Prosecutor's Office (OM) and police, it is the most common pathway. Intervention by an investigative judge is usually limited to authorizing certain coercive measures.
* **Judicial investigation (gerechtelijk onderzoek):** Initiated by an investigative judge, this occurs when more serious coercive measures are required, or upon a victim's complaint with civil party claim, or through the investigative judge's own initiative ("autosaisine").
##### 4.2.1.2 Characteristics of the pre-trial investigation
* **Secrecy (geheim):** To prevent obstruction of the investigation and protect the suspect's reputation pending proven guilt, pre-trial proceedings are generally confidential. Limited access is granted to parties, particularly in cases of detention.
* **Non-adversarial nature (niet-tegensprekelijk):** Historically, the suspect had limited rights to contest evidence or present counter-arguments during this phase. Recent reforms have introduced greater participatory rights, including the right to request additional investigative measures with avenues for appeal.
* **Written form (schriftelijk):** Records of all investigative actions are documented in written reports (process-verbalen), forming the basis of the case file.
#### 4.2.2 Trial (onderzoek ten gronde)
This stage involves the courts rendering a judgment on the merits of the case and imposing a sentence if guilt is established.
* **Publicity of hearings and judgments (openbaarheid):** As mandated by the Constitution, court proceedings and pronouncements are generally public, serving as a democratic check on the justice system. Exceptions exist for closed sessions when public order or morals are at risk.
* **Adversarial character (tegensprekelijk):** The trial phase is characterized by a debate between the prosecution and the defense, with the accused having the right to present their case.
* **Orality (mondeling):** Proceedings are primarily oral, though written submissions are permitted. Judges are obligated to respond to all arguments presented.
### 4.3 Actors in the criminal proceedings
Various individuals and bodies play distinct roles within the criminal justice system.
#### 4.3.1 The suspect (verdachte)
The suspect is the person suspected of committing a criminal offense. Their status evolves throughout the proceedings, from "verdachte" in the investigative phase to "beklaagde" or "beschuldigde" before the trial courts, and finally "veroordeelde" if found guilty and the judgment is final. Key rights include the presumption of innocence and the right to legal representation.
#### 4.3.2 The victim (slachtoffer)
The role of the victim has gained increasing prominence. Victims can participate as civil parties to seek damages, and recent legislation has expanded their rights, including the right to be heard and to receive information about the proceedings and the offender's release.
#### 4.3.3 The Public Prosecutor's Office (openbaar ministerie - OM)
The OM, also known as the Public Prosecutor's Office or "Parket," is responsible for initiating and conducting prosecutions. It holds a monopoly on exercising the criminal prosecution. The OM also plays a role in out-of-court settlements and the execution of sentences.
##### 4.3.3.1 Tasks of the Public Prosecutor's Office
* **Leading investigations:** Directing investigative and, to some extent, judicial investigations.
* **Exercising criminal prosecution:** Bringing cases before the courts.
* **Out-of-court settlements:** Offering alternatives to trial for less serious offenses.
* **Evidence presentation:** Presenting evidence to the courts, bearing the burden of proof ("in dubio pro reo" – doubt favors the accused).
* **Sentence enforcement:** Initiating the execution of judicial decisions.
##### 4.3.3.2 Statut of the Public Prosecutor's Office
Members of the OM are subject to hierarchy and ministerial direction, though they retain discretion in their oral pleadings. They are also bound by the principle of indivisibility.
#### 4.3.4 The investigative judge (onderzoeksrechter)
The investigative judge presides over judicial investigations, ensuring that coercive measures are lawful and proportionate. Their role has been subject to reform, with a debate ongoing about transitioning to a "judge of investigation" model where the prosecutor would lead investigations, and the judge would primarily authorize coercive measures.
#### 4.3.5 Judicial investigation bodies (onderzoeksgerechten)
These bodies act as interfaces between the investigation and trial phases.
* **The Chamber of Council (Raadkamer):** Reviews detention measures, oversees the closure of judicial investigations, and can impose certain sanctions or measures, including conditional suspension of convictions.
* **The Indictment Division (Kamer van Inbeschuldigingstelling - KI):** Hears appeals against decisions of the Chamber of Council and investigative judges, supervises lengthy investigations, and decides on indictments for the Court of Assizes.
#### 4.3.6 Trial courts (vonnisgerechten)
These courts deliver judgments on the merits of criminal cases. They include various levels, from police courts for minor offenses to the Court of Assizes for the most serious crimes. The Court of Cassation reviews only legal issues, not factual ones.
#### 4.3.7 Probation and enforcement courts (strafuitvoeringsrechtbanken)
These courts manage the execution of sentences, including decisions on limited detention, electronic monitoring, and conditional release.
### 4.4 Rights of the defense
The rights of the defense are a cornerstone of a fair trial, ensuring that the accused can effectively challenge the prosecution's case.
#### 4.4.1 Right to access to justice
This includes the right to access a competent, independent, and impartial judge.
* **Independence:** Judges must be free from external pressure.
* **Impartiality:** Judges must not have a subjective bias or an objective appearance of bias.
#### 4.4.2 Right to a fair trial
This encompasses several key components:
* **Equality of arms (wapengelijkheid):** The prosecution and defense must have reasonably equivalent opportunities to present their case.
* **Public trial:** Hearings and judgments are generally public.
* **Reasonable time:** The trial must be conducted within a reasonable timeframe.
* **Right not to incriminate oneself ( nemo tenetur se ipsum accusare):** An individual cannot be compelled to testify against themselves. This includes the right to remain silent and the non-admissibility of negative inferences drawn from silence.
* **Presumption of innocence:** Individuals are presumed innocent until proven guilty beyond a reasonable doubt. This principle governs the burden of proof and the judgment on the merits.
* **Right to defense:** This is a broad right encompassing:
* **Right to information:** Being informed of the accusations.
* **Right to time and facilities:** Sufficient time and resources to prepare a defense.
* **Right to legal assistance:** The right to defend oneself or be represented by legal counsel, including free legal aid for those who cannot afford it.
* **Right to examine witnesses:** The ability to question witnesses presented by the prosecution and to present one's own witnesses.
* **Right to a translator:** Free assistance of an interpreter when needed.
* **Right to appeal:** The ability to seek review of a judgment by a higher court.
* **Right to an effective remedy:** The ability to seek redress for violations of rights.
* **Ne bis in idem:** Protection against being tried or punished twice for the same offense.
#### 4.4.3 Legal guarantees during limitations of fundamental rights
When fundamental rights like personal liberty or privacy are restricted (e.g., through searches, surveillance, or detention), legal safeguards are in place to ensure these limitations are lawful, legitimate, and proportionate.
### 4.5 Appeals
The right to appeal allows for the review of a lower court's decision by a higher court, ensuring that errors can be corrected and that justice is properly administered.
* **General appeals:** Most judgments can be appealed on both factual and legal grounds.
* **Appeals to the Court of Cassation:** This highest court reviews only questions of law, not facts.
* **Special procedures:** Certain categories of individuals, such as ministers or high-ranking officials, may have specific procedural rules for appeals due to their "privilege of jurisdiction."
### 4.6 Consequences of unlawful evidence
The "Antigoon" ruling by the Court of Cassation introduced a balancing test for unlawfully obtained evidence. If the violation of procedural rules is minor and does not fundamentally compromise the fairness of the proceedings, and if excluding the evidence would lead to an unjustified acquittal, the evidence may still be admitted. This aims to prevent the criminal justice system from being undermined by technicalities.
### 4.7 Out-of-court settlements
The Public Prosecutor's Office can offer out-of-court settlements for less serious offenses, such as amicable settlements (minnelijke schikking) or conditional execution of measures (bemiddeling en maatregelen). These agreements, if accepted and executed by the accused, lead to the extinguishment of the criminal prosecution. They are subject to judicial oversight for legality and proportionality and aim to reduce the caseload of the courts and provide a more humane resolution.
### 4.8 Prescriptive periods for criminal prosecution (verjaring)
The right to prosecute a criminal offense is time-limited. The period during which prosecution can be initiated varies depending on the severity of the crime. Recent reforms have extended these periods. The running of the prescriptive period can be interrupted or suspended under specific legal circumstances.
### 4.9 Immunities and privileges
Certain individuals, such as heads of state or members of parliament, may enjoy immunities or privileges that affect the ability to prosecute them. These are derived from national and international law and can limit the scope or procedure for prosecution.
### 4.10 extraterritoriality of criminal prosecution
Belgian criminal law can apply to offenses committed abroad under specific conditions, such as when a Belgian national is the offender (active personality principle) or victim (passive personality principle), or when Belgian interests are affected.
### 4.11 Prejudicial questions and disputes
If a criminal case involves a legal question belonging to another legal discipline (e.g., European Union law or constitutional law), the criminal court may refer the question to the relevant authority or, in certain cases, decide it itself.
---
# Criminal actions and civil actions arising from offenses
This section outlines the distinct but interconnected realms of criminal and civil actions that can arise from an offense, detailing their principles, execution, and procedural aspects.
## 5. Criminal actions and civil actions arising from offenses
### 5.1 The criminal action (strafvordering)
The criminal action, in its narrowest sense, refers to the legal proceeding initiated to apply criminal law and impose punishment on a suspected perpetrator. This is primarily the responsibility of the Public Prosecution Service (Openbaar Ministerie - OM).
#### 5.1.1 General principles
* **Broad vs. Narrow Meaning:** In a broad sense, "strafvordering" encompasses the entire criminal procedure. In a narrow sense, it specifically refers to the act of instituting criminal proceedings. The focus here is on the latter, the action to apply criminal law.
* **Distinction from Civil and Disciplinary Actions:** A single offense can give rise to a criminal action (to punish the perpetrator), a civil action (for compensation of damages by the victim), and potentially a disciplinary action (if the perpetrator is subject to professional regulations).
* **Primacy of Criminal Action:** The criminal action generally takes precedence over the civil action. A criminal court will first decide on the criminal charges before addressing any civil claims.
#### 5.1.2 Persons who exercise the criminal action
The exclusive right to exercise the criminal action lies with specific officials within the Public Prosecution Service (OM).
* **Monopoly of the OM:** The OM holds a monopoly on initiating and pursuing criminal actions. This means that only designated prosecutors can bring a case before a criminal court or initiate further investigative steps.
* **Officials Authorized to Exercise Criminal Action:**
* The Prosecutor-General at the Court of Appeal (Procureur-generaal bij het Hof van Beroep) for cases at the appellate level.
* The King's Prosecutor (Procureur des Konings) at the arrondissement level, with general competence over all offenses, except for specific social offenses handled by the labor auditor.
* The Federal Prosecutor (Federaal Procureur) for specific serious offenses such as terrorism, operating nationwide and with a primary, though sometimes concurrent, jurisdiction.
* **Subsidiarity of Federal Prosecutor:** In cases of overlapping jurisdiction, the Federal Prosecutor decides which prosecution service will lead the investigation. This decision is final and cannot be appealed.
#### 5.1.3 How the criminal action is exercised
The criminal action can be initiated and pursued through various procedures, depending on the stage of the proceedings and the nature of the offense.
* **Policy on Prosecution (Opportuniteitsbeginsel):** Belgium operates under an "opportuniteitsbeginsel," meaning the OM has discretion in deciding whether to prosecute or dismiss a case (sepot). This contrasts with a "legaliteitsbeginsel" where all offenses must be prosecuted.
* **Decision to Prosecute (Vervolging):** This involves formally bringing the case before the courts.
* **Request for Investigation (Vordering tot onderzoek):** Initiates a judicial investigation by requesting an investigating judge to conduct further inquiries, potentially involving coercive measures. This is distinct from commencing the criminal action itself.
* **Direct Summons or Summons by Report (Rechtstreekse dagvaarding of oproeping per proces-verbaal):** This directly brings the case before a trial court, typically for misdemeanors and offenses, and can be done by the King's Prosecutor or, under certain conditions, by the victim.
* **Immediate Appearance Order (Bevel tot onmiddellijke verschijning):** A fast-track procedure for simple, clear-cut cases where the offender is known and arrested, allowing for swift judgment.
* **Non-Prosecution (Sepot):** The OM decides not to pursue a case.
* **Technical Sepot:** Occurs when prosecution is legally impossible (e.g., offender's death, statute of limitations, unidentified offender).
* **Policy Sepot:** Occurs when prosecution is technically possible but deemed not opportune (e.g., minor offenses, de-criminalization policies).
* **Consequences:** A sepot does not extinguish the criminal action itself, but it ends the immediate pursuit. The victim may still pursue a civil claim or, in certain cases, initiate proceedings themselves.
* **Extra-Judicial Settlement (Buitengerechtelijke afhandeling):** The OM can resolve certain cases outside of formal court proceedings.
* **Amicable Settlement (Minnelijke schikking):** The offender agrees to pay a sum of money or forfeit certain assets. This leads to the extinguishment of the criminal action.
* **Mediation and Measures (Bemiddeling en maatregelen):** The offender agrees to comply with certain conditions or participate in a mediation program. Successful completion leads to the extinguishment of the criminal action.
* **Immediate Administrative Settlement (OMS):** A streamlined process, often used for minor offenses like drug possession for personal use or shoplifting, where police can propose an immediate settlement involving payment.
* **Order to Pay (Bevel tot betalen):** If an amicable settlement is not paid, an order to pay can be issued, which is more expensive than the original proposed sum. Non-payment can lead to enforcement.
* **Pre-trial Diversion and Alternative Measures:** The system increasingly utilizes alternatives to formal prosecution and punishment, aiming for efficiency and tailored solutions.
* **Prior Recognition of Guilt (Voorafgaande erkenning van schuld):** Introduced to expedite cases where guilt is clear, the accused can admit guilt in exchange for a potentially milder sentence, which is then homologated by the trial court.
* **Administrative Settlement:** In some cases, particularly concerning public order offenses, municipalities can impose administrative sanctions, such as fines or temporary closures, when formal criminal prosecution is not pursued.
#### 5.1.4 Limitations on the exercise of the criminal action
Several factors can prevent or limit the initiation or continuation of criminal proceedings.
* **Exceptions to Prosecution:**
* **Authorization (Machtiging):** For certain offenses or individuals, prosecution requires specific authorization (e.g., fiscal offenses require authorization from a senior fiscal official; prosecution of parliamentarians often requires parliamentary consent).
* **Complaint (Klacht):** Some offenses are "klachtmisdrijven," meaning prosecution can only be initiated upon a formal complaint by the victim. This category is being reduced.
* **Extraterritorial Jurisdiction:** While generally jurisdiction is based on where the offense occurred, Belgium can exercise criminal jurisdiction for offenses committed abroad under certain conditions, often requiring the offender's presence in Belgium or a formal request from the foreign state.
* **Prejudicial Questions and Disputes:** If a criminal case hinges on a question of law outside criminal law (e.g., European Union law, constitutional law, civil status), the criminal proceedings may be suspended pending a decision from the relevant court.
* **Extinguishment of the Criminal Action (Verval van strafvordering):** The criminal action can cease to be actionable due to various reasons:
* **Repeal or Amendment of Criminal Law:** If the law under which an offense was committed is repealed or amended to be less severe, the criminal action may lapse.
* **Amnesty:** A legislative act that effectively cancels the criminal character of an offense.
* **Withdrawal of Complaint:** For complaint-based offenses, if the victim withdraws their complaint before the action is initiated.
* **Death of the Offender:** The criminal action is personal and extinguishes upon the death of the natural person. For legal persons, it may subsist.
* **Statute of Limitations (Verjaring):** Criminal actions are subject to time limits. The period varies depending on the gravity of the offense. Recent changes have significantly extended these periods and altered the rules regarding their suspension and interruption. Certain serious crimes, like genocide and certain sexual offenses against minors, are now effectively imprescriptible.
* **Judicial Precedent (Rechterlijk gewijsde):** A final and binding judgment on the same matter involving the same parties can prevent further prosecution (ne bis in idem principle).
* **Extra-Judicial Settlement:** Successful completion of amicable settlements, mediation, or payment orders leads to the extinguishment of the criminal action.
### 5.2 Civil actions arising from offenses
A civil action is a legal claim brought by an injured party to seek compensation for damages suffered as a direct result of a criminal offense.
#### 5.2.1 Persons who can bring civil actions
* **Directly Harmed Parties:** The primary individuals who can bring a civil action are those who have directly suffered material or moral damage due to the offense (e.g., the victim of an assault, the owner of damaged property).
* **Legal Successors:** Heirs or legal successors of the directly harmed party can also pursue the civil action.
* **Associations and Public Utility Institutions:** In specific cases, and for certain types of offenses (e.g., discrimination, environmental damage), authorized associations may bring a civil action to protect collective interests.
* **Civilly Liable Parties:** While not initiating the action, persons who are civilly liable for the offender's actions (e.g., parents for their minor children, employers for their employees' acts within the scope of employment) can be the target of a civil action.
#### 5.2.2 Against whom civil actions are brought
* **The Offender (Suspect/Accused/Convicted Person):** The primary defendant in a civil action is the person who committed the offense.
* **Civilly Liable Third Parties:** Individuals or entities who are legally responsible for the damages caused by the offender.
* **Legal Successors of the Offender:** If the offender dies, their heirs may be held liable for the damages up to the value of the inherited estate.
#### 5.2.3 Procedure for exercising civil actions
The civil action can be pursued in parallel with or independently of the criminal action.
* **Choice of Forum:** A victim has a choice:
* **Civil Courts:** The civil action can be filed directly with the civil courts, independently of any criminal proceedings.
* **Criminal Courts:** The victim can join the criminal proceedings as a "civil party" (burgerlijke partij) before the criminal court. This allows for a more efficient resolution of both criminal and civil aspects of the case.
* **Joining Criminal Proceedings (Burgerlijke Partijstelling):**
* **During the Pre-Trial Phase:** A victim can file a complaint with a civil party claim before an investigating judge, forcing the initiation of a judicial investigation if the Public Prosecution Service had initially intended to dismiss the case.
* **During the Trial Phase:** A victim can intervene as a civil party when the case is before the trial court.
* **Ambit of the Civil Action:** The civil action aims solely at obtaining compensation for damages suffered by the victim. It cannot be used to impose criminal punishment. This includes compensation for material losses, as well as moral or symbolic damages.
* **Extinguishment of the Civil Action:** Similar to the criminal action, the civil action can also be extinguished due to:
* **Waiver of Action or Settlement:** The victim may voluntarily give up their right to sue or reach a settlement with the offender.
* **Statute of Limitations:** Civil claims are also subject to prescription periods, which can be interrupted or suspended under specific circumstances.
* **Judicial Precedent:** A prior civil judgment on the same matter can preclude further civil claims.
* **Effect of Criminal Judgment on Civil Action:** A criminal conviction can have significant weight in subsequent civil proceedings, establishing the facts of the offense and the offender's guilt.
* **Assistance to Victims of Intentional Violence:** Special funds and procedures exist to provide support and compensation to victims of serious intentional violent crimes.
> **Tip:** Understanding the procedural differences and strategic advantages of pursuing a civil claim within the criminal proceedings versus separately in civil court is crucial for victims.
> **Example:** A victim of a hit-and-run accident can choose to file a criminal complaint with a civil party claim, allowing the criminal investigation to uncover the driver's identity and the criminal court to determine fault. Simultaneously, they can pursue compensation for medical expenses and pain and suffering through the same proceedings. Alternatively, they could file a separate civil lawsuit after the driver has been identified, but this might be more time-consuming and costly.
---
## Common mistakes to avoid
- Review all topics thoroughly before exams
- Pay attention to formulas and key definitions
- Practice with examples provided in each section
- Don't memorize without understanding the underlying concepts
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Formal criminal procedure | The body of procedural rules according to which substantive criminal law is applied, governing the actions of authorities like judges, prosecutors, and police. |
| Substantive criminal law | The body of legal rules that define certain behaviors as criminal offenses and prescribe sanctions for them, encompassing both crimes and punishments. |
| Criminal justice chain | The sequence of actions in the criminal justice system, typically involving the investigation of offenses, prosecution, adjudication, and punishment execution. |
| Pre-trial investigation | The initial phase of criminal proceedings focused on identifying suspects and gathering evidence to determine if there are sufficient grounds for prosecution. |
| Trial (Investigation on the merits) | The phase of criminal proceedings where a court hears evidence and makes a determination on the guilt of the accused and the appropriate sentence. |
| Adversarial procedure | A legal process in which two opposing sides, typically the prosecution and the defense, present their cases before a neutral decision-maker. |
| Inquisitorial procedure | A legal process in which a judge or magistrate actively investigates the facts of a case, rather than relying solely on the arguments presented by opposing parties. |
| Principle of opportunity | The discretionary power of the public prosecutor to decide whether or not to initiate criminal proceedings, even when there is sufficient evidence of a crime. |
| Principle of legality | The legal principle that all criminal offenses and their corresponding penalties must be clearly defined by law. In some jurisdictions, this principle mandates prosecution of all detected crimes. |
| Judicial investigation | A phase of the pre-trial investigation conducted by an investigating judge, often involving coercive measures and more extensive fact-finding. |
| Investigative investigation | The initial stage of the pre-trial investigation, typically led by the public prosecutor, focusing on identifying suspects and gathering preliminary evidence. |
| Rule of law | A principle that dictates that all individuals and institutions are accountable to laws that are publicly promulgated, equally enforced, and independently adjudicated. |
| Presumption of innocence | The legal principle that a person is considered innocent until proven guilty beyond a reasonable doubt in a court of law. |
| Right to a fair trial | A fundamental legal right that ensures all individuals accused of a crime receive a just and impartial legal process, including access to legal representation and evidence. |
| Equality of arms | A principle of procedural fairness that requires that each party in a legal proceeding have reasonable opportunity to present their case under conditions that do not place them at a substantial disadvantage compared to their opponent. |
| Investigation judge | A judicial officer responsible for conducting judicial investigations, authorizing coercive measures, and ensuring the legality and fairness of the pre-trial process. |
| Public prosecutor | A legal official responsible for bringing criminal charges against individuals accused of crimes and for representing the state in criminal proceedings. |
| Court of First Instance | The initial court where a legal case is heard, handling a wide range of civil and criminal matters. |
| Court of Appeal | A higher court that reviews decisions made by lower courts, typically examining errors of law or procedure. |
| Court of Cassation | The highest court in a judicial system, which reviews decisions of lower courts for legal errors, but does not re-examine the facts of the case. |
| Court of Assizes | A special court that hears serious criminal cases, often involving a jury of laypeople. |
| Plea bargaining | A negotiated agreement in a criminal case between the prosecutor and the defendant whereby the defendant agrees to plead guilty to a particular charge in return for more lenient treatment. |
| Out-of-court settlement | A resolution of a legal dispute without resorting to litigation, often involving a compromise between the parties. |
| Statute of limitations | A law that sets the maximum time after an event within which legal proceedings may be initiated. |
| Civil action | A legal proceeding brought by one private individual or entity against another, typically seeking compensation for damages or enforcement of a right. |
| Criminal action | A legal proceeding initiated by the state to prosecute an individual accused of committing a crime. |
| Res judicata | A legal doctrine that prevents the same matter from being litigated more than once. |
| Admissibility of evidence | The rules that determine whether evidence can be presented in court during a trial. |
| Voidance (nullity) | The state of being legally invalid or void, often applied to legal acts or proceedings that do not comply with mandatory legal requirements. |
| Right to defense | The right of an accused person to be represented by legal counsel and to have adequate time and facilities to prepare their defense. |
| Presumption of guilt | The opposite of the presumption of innocence; it implies that an individual is considered guilty until proven innocent, which is contrary to modern legal principles. |
| Due process | The legal requirement that the state must respect all legal rights that are owed to a person. It guarantees fair treatment through the normal judicial system. |
| Reasonable doubt | The standard of proof required in criminal cases; if there is any doubt about the defendant's guilt that is based on reason and common sense after careful consideration of all evidence, the jury must acquit. |
| Precedents | Previous court decisions that serve as a guide for future cases involving similar legal issues. |
| Principle of proportionality | The principle that the severity of a punishment should be proportionate to the seriousness of the crime committed. |
Cover
SPR 1-100.docx
Summary
# Samenvatting Strafprocesrecht: Studiehandleiding
Dit document biedt een gedetailleerde uiteenzetting van het Belgisch strafprocesrecht, met een focus op de verschillende fasen van het proces, de betrokken organen en partijen, en de uitoefening van de strafvordering.
## Inleiding tot strafprocesrecht
Het strafprocesrecht omvat het geheel van rechtsregels die betrekking hebben op de procedure die gevolgd wordt bij het vaststellen van misdrijven, het opsporen van daders en het opleggen en ten uitvoer leggen van straffen of maatregelen.
Uit een misdrijf kunnen twee soorten vorderingen voortvloeien:
* **De strafvordering:** Deze heeft betrekking op de sanctie die door de gemeenschap wordt opgelegd aan de dader van een misdrijf en betreft een verticale verhouding tussen de gemeenschap en de dader.
* **De burgerlijke vordering:** Deze vordering is niet noodzakelijk en beoogt de vergoeding van schade die het slachtoffer heeft geleden als gevolg van het misdrijf.
Het strafproces kan worden onderverdeeld in vier fasen:
1. **Het onderzoek:** Het opsporen van misdrijven en vermoedelijke daders, zowel opsporingsonderzoek als gerechtelijk onderzoek.
2. **De vervolging:** Het voor de rechter brengen van verdachten of in verdenking gestelden.
3. **De berechting:** De besluitvorming door de feitenrechter.
4. **De strafuitvoering:** De tenuitvoerlegging van de opgelegde straffen.
Gedurende deze vier fasen speelt de Procureur des Konings (PdK) een cruciale rol, voornamelijk door het instellen van de strafvordering. Het strafprocesrecht kent twee soorten regels: procedureregels (technische regels) en regels die waarborgen en verplichtingen van partijen regelen.
### Doel van strafprocesrecht
Het primaire doel van het strafprocesrecht is het ontdekken van de waarheid en het bereiken van een juridisch verantwoorde beslissing omtrent de bevoegdheid van de strafrechter, de ontvankelijkheid van de strafvordering en de gegrondheid ervan (veroordeling of vrijspraak).
In **autoritaire regimes** komt de macht van de overheid op de voorgrond, waarbij individuele rechten makkelijker worden prijsgegeven (instrumentele werking). In **democratische regimes** ligt de nadruk op de rechten van het individu (rechtsbeschermende functie). Het strafprocesrecht heeft een strafbeschermende functie die de onschuldige beschermt. Een goed strafprocesrecht vindt een evenwicht tussen het collectief belang van de maatschappij bij de beteugeling van misdrijven en de waarborgen voor het individu, met aandacht voor mensenrechtenbescherming.
Het Belgische strafprocesrecht hanteert een gemengd stelsel:
* **Vooronderzoek:** Bestaat uit het voorzonderzoek (inquisitoriaal: rechter/OM zoekt actief naar waarheid en bewijs) en de rechtspleging ter terechtzitting (accusatorisch: mondeling, tegensprekelijk, openbaar, partijen voeren het proces, rechter is scheidsrechter).
* De rechter ten gronde heeft een actieve rol, in tegenstelling tot de burgerlijke rechter die een passieve rol heeft.
### Verschil met Angelsaksische rechtsstelsels
* **Continentale rechtsstelsels (bv. België, Frankrijk, Duitsland):** De vervolging wordt van ambtswege ingesteld, de rechter speelt een actieve rol en het recht steunt op wetten en codificaties.
* **Angelsaksische rechtsstelsels (bv. Engeland):** Iedere burger kan de strafvordering instellen, de rechter is eerder een passieve scheidsrechter en het recht steunt voornamelijk op rechtspraak.
---
## Hoofdstuk 1: Organen en partijen bij het strafproces betrokken
### De politiediensten
Politiediensten hebben een dubbele functie:
* **Bestuurlijke politie:** Houdt toezicht op de openbare orde, voorkomt misdrijven en beschermt personen en goederen (preventieve functie). Staat onder het gezag van bestuurlijke overheden (bv. Minister van Binnenlandse Zaken).
* **Gerechtelijke politie:** Spreekt misdrijven op, verzamelt bewijzen en identificeert daders (repressieve functie). Staat onder het gezag van gerechtelijke autoriteiten (procureurs-generaal, federale procureur), die op hun beurt onder het gezag van de Minister van Justitie staan. Kan ook proactieve recherche uitvoeren.
Er is externe controle op de politiediensten door het Vast Comité van Toezicht op de Politiediensten (Comité P). Inlichtingendiensten vallen onder Comité I.
De politiediensten zijn gestructureerd op twee niveaus sinds de wet van 7 december 1998:
* **Lokale politie:** Verzekert basispolitiezorg op lokaal niveau, inclusief bestuurlijke en gerechtelijke politieopdrachten. Een politiezone kan uit één of meerdere gemeenten bestaan.
* **Federale politie:** Verzekert gespecialiseerde en supra-lokale opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie over het gehele grondgebied, en verleent ondersteuning aan de lokale politiediensten.
#### Aanwijzings- en vorderingsrecht
Gerechtelijke overheden (OM, onderzoeksrechter) hebben het recht politiediensten aan te wijzen voor specifieke onderzoeken. Hierbij mogen zij zich niet mengen in de concrete organisatie of de bestuurlijke/operationele leiding van de politiedienst.
**Richtlijn 20 februari 2002:** Complexere onderzoeken worden toegewezen aan de federale politie, gebaseerd op de aard van de feiten, de aard van de onderzoeksdaden of de geografische spreiding ervan.
#### Onderscheid tussen officieren en agenten van de gerechtelijke politie
* **Politieambtenaren:** Gedeeld in basis-, midden- en officierskader. Hebben een algemene bevoegdheid voor bestuurlijke en gerechtelijke politieopdrachten.
* **Agenten van politie:** Hebben een beperktere bevoegdheid en verlenen voornamelijk bijstand.
De politieambtenaren belast met opsporing en vaststelling van misdrijven worden ingedeeld in:
* **Officieren van de gerechtelijke politie:** Hogere officieren (leden van het OM met zelfstandige bevoegdheid), officieren/hulpofficieren van de PdK (politieambtenaren van officierskader/middenkader), en lagere officieren (veld-, boswachters).
* **Agenten van gerechtelijke politie:** Politieambtenaren die niet de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie hebben (meestal basiskader).
Bijzondere wetten kunnen aan ambtenaren de hoedanigheid van officier of agent van gerechtelijke politie toekennen met specifieke bevoegdheden.
#### Bevoegdheden van de politie bij heterdaad
* **Bevoegdheden bij heterdaad (art. 32-44bis Sv.):** Gelden voor misdaden en wanbedrijven.
* **Heterdaad omvat:** Misdrijf ontdekt tijdens of onmiddellijk na het plegen; dader wordt achtervolgd met openbaar geroep; persoon wordt tegengehouden door politie en in bezit gevonden van verdachte voorwerpen; gelijkstelling bij misdrijven binnen een woning na verzoek van hoofd van huis/slachtoffer (art. 46 Sv.) of bij partnergeweld (art. 398-405 Sw.).
* **Bevoegdheden:** Huiszoeking (ook 's nachts), inbeslagneming, aanstelling van deskundigen (bij heterdaad wel eedaflegging), bevelen tot onderzoek aan het lichaam, autonome arrestatiebeslissingen (voor alle officieren van G.P.).
* **Bevoegdheden bij ontdekking op heterdaad van misdrijven in art. 90ter, §§ 2-4 Sv. (tapmisdrijven):** PdK kan opsporen van elektronische communicatie en onderscheppen van communicatie bevelen, met of zonder bevestiging van de onderzoeksrechter, afhankelijk van de ernst van het misdrijf.
* **Bevoegdheden buiten heterdaad (normale ambtsbevoegdheden):** Gebaseerd op Wetboek van Strafvordering (materiële vaststellingen, ondervraging, verhoor, huiszoeking/inbeslagname met toestemming), bijzondere wetten (vaak ruimere bevoegdheden) en delegatie (bv. onderzoeksrechter die huiszoeking opdraagt aan officier van G.P.).
### Het Openbaar Ministerie (OM)
* **Statuut:** Benoemd door de Koning, na tussenkomst van de Hoge Raad voor de Justitie. Wordt ook aangeduid als 'staande magistratuur'. Neemt plaats naast de rechters in de zittingszaal (continentale visie). Is een bijzondere partij in het strafproces, die een juridische oplossing voorstelt. Functionele scheiding tussen OM in eerste aanleg (parket) en hoger beroep (parket-generaal).
* **Taken Parket-Generaal:** Tenuitvoerlegging van richtlijnen strafrechtelijk beleid, waken over coherente uitoefening strafvordering.
* **Bijzondere Procureur voor Verkeersveiligheid.**
* **College van Procureurs-Generaal:** Staat onder gezag Minister van Justitie, stelt richtlijnen vast.
* **Raad van Procureurs:** Adviserend orgaan, coördinatie parketten.
* **Federaal Parket:** Leiding federale procureur, oefent strafvordering uit over het hele grondgebied, coördinatie strafvordering, internationale samenwerking, toezicht federale politie.
* **Europees Openbaar Ministerie:** Leidt onderzoeken en vervolgingen voor misdrijven die de financiële belangen van de Unie schaden.
#### Taken van parketmagistraten
* Leiding over het opsporingsonderzoek (onderscheiden van politioneel onderzoek).
* Uitoefening van de strafvordering (vervolgen of seponeren).
* Waken over de toepassing van de wet en uitvoering van strafrechtelijke uitspraken.
#### Vervolgen of seponeren
Het Belgische systeem is gebaseerd op het **opportuniteitsbeginsel**: het OM kan om opportuniteitsredenen beslissen om geen vervolging in te stellen, zelfs bij voldoende bewijselementen. Dit principe wordt gecontroleerd door concentratie van bevoegdheden bij Procureur-Generaal, mogelijkheid voor Minister van Justitie om vervolging te bevelen, en tussenkomst van benadeelde of rechter (ambtshalve). De Minister van Justitie heeft geen negatief injunctierecht (kan niet verbieden te vervolgen).
#### Waken over de toepassing van de wet
Het OM is geen tegenpartij van de verdachte; het waakt over de wettigheid van bewijsmiddelen en de loyaliteit waarmee ze worden verzameld.
#### Hoofdkenmerken van het Openbaar Ministerie
* **Functionele en hiërarchische eenheid:** Oefent leiding en toezicht uit binnen het OM.
* **Ruime zelfstandigheid:** Onafhankelijk t.o.v. hiërarchische meerderen (wel plicht om te vervolgen, niet te verbieden), regering (positief injunctierecht) en vonnisrechter.
* **Ondeelbaarheid:** Het OM is één en ondeelbaar; magistraten treden op in naam van het ambt.
### De onderzoeksrechter
* **Algemeen:** Aangewezen uit rechters of leden van het OM met gespecialiseerde opleiding. Bevoegd voor het gerechtelijk onderzoek, dat vaak ingrijpender is dan het opsporingsonderzoek.
* **Statuut:** Een rechter, neemt vonnissen ter zitting. Onafhankelijkheid t.o.v. OM vergroot door het ontnemen van de hoedanigheid van officier van Gerechtelijke Politie.
* **Mini-onderzoek:** PdK kan onderzoeksrechter vorderen voor specifieke dwangmaatregelen.
* **Uitzonderingen op bevoegdheid:** Heterdaad (PdK/hulpofficier), voorrecht van rechtsmacht (magistraat aangewezen door eerste voorzitter HvB), evocatie door Kamer van Inbeschuldigingstelling.
### De onderzoeksgerechten
* **Raadkamer:** Bestaat uit een rechter, een lid van het OM en een griffier. Beslist aan het einde van het gerechtelijk onderzoek over de verwijzing naar het vonnisgerecht (voldoende bezwaren) of buitenvervolgingstelling. Houdt ook toezicht op voorlopige hechtenis.
* **Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI):** Bestaat uit 3 raadsheren en een lid van het OM. Treedt op als beroepsinstantie en heeft toezichtsbevoegdheden op lopende gerechtelijke onderzoeken. Kan zaken voor het Hof van Assisen verwijzen.
### De vonnisgerechten
* **Taak en statuut:** Nagaan of feiten onder strafwet vallen, bewezen zijn en ten laste kunnen worden gelegd. Rechters zijn onafhankelijk en onverplaatsbaar.
* **Verschillende vonnisgerechten:**
* **Politierechtbank:** Bevoegd voor overtredingen, gecontraventionaliseerde wanbedrijven en bepaalde misdrijven in art. 138 Sv.
* **Correctionele rechtbank:** Bevoegd voor wanbedrijven (met uitzonderingen) en gecorrectionaliseerde misdaden. Zetelt met 1 of 3 rechters.
* **Jeugdrechtbank:** Bevoegd voor minderjarigen van minstens 12 jaar die een jeugddelict plegen.
* **Hof van beroep:** Bevoegd als beroepsinstantie tegen vonnissen van correctionele rechtbanken en als vonnisgerecht in eerste en laatste aanleg voor bepaalde misdrijven (bv. met voorrecht van rechtsmacht) en voor ministers.
* **Hof van Assisen:** Bevoegd voor misdaden (uitzondering: gecorrectionaliseerde misdaden) en politieke misdrijven. Bestaat uit een voorzitter, 2 assessoren en een jury van 12 gezworenen.
* **Strafuitvoeringsrechtbanken:** Bevoegd voor de tenuitvoerlegging van straffen.
### Het Hof van Cassatie
Het Hof van Cassatie toetst de beslissingen van lagere rechtbanken aan de wet, zonder de feiten te beoordelen. Het kijkt na of de beslissingen vernietigd moeten worden wegens schending van de wet of verzuim van voorgeschreven vormen.
### De dader
* **Onderscheid:** Verdachte (aanwijzingen van schuld), inverdenkinggestelde (ernstige aanwijzingen, kennisgeving door onderzoeksrechter), beklaagde (na dagvaarding), beschuldigde (verwezen naar Hof van Assisen).
* **Vermoeden van onschuld:** Zolang niet definitief veroordeeld, wordt men als onschuldig beschouwd.
* **Bijstand van een advocaat:** Recht op bijstand, kosteloos indien onvermogend ('pro deo'). Verplichte bijstand voor beschuldigden bij Hof van Assisen, minderjarigen voor jeugdrechtbank, gedetineerden in bepaalde procedures.
### De benadeelde
* **Hoedanigheden:** Kan optreden als 'benadeelde persoon' (verklaring afgelegd, nog geen partij) of als 'burgerlijke partij' (partij in het strafproces, met rechten en plichten).
* **Rechten:** Afhankelijk van hoedanigheid (informatie, bijstand advocaat, inzage dossier).
* **Uitoefening burgerlijke vordering:** Kan voor de strafrechter of burgerlijke rechter. Vereist aannemelijk maken van benadeling, belang, geleden schade in individuele belangen en bekwaamheid om in rechte op te treden.
### De burgerlijk aansprakelijke partij
Diegene die financieel moet instaan voor de gevolgen van het misdrijf van de veroordeelde. Kan een rechts- of fysieke persoon zijn.
### De tussenkomende partij
Een derde partij die in het geding wordt geroepen, meestal de verzekeraar van de burgerlijk aansprakelijke partij.
---
## Hoofdstuk 2: De strafvordering
### Definitie
De strafvordering is de vordering tot toepassing van de straffen of maatregelen die door de wet op bepaalde gedragingen zijn gesteld. Ze onderscheidt zich van de burgerlijke vordering (schadeherstel) en de tuchtrechtelijke vordering.
### Uitoefening van de strafvordering
* **Prerogatief van het OM:** Het OM beslist over de opportuniteit van het instellen van een strafvordering, rekening houdende met richtlijnen van strafrechtelijk beleid.
* **Vereiste voorwaarden:** Soms is een klacht, aangifte of machtiging vereist voor de ontvankelijkheid van de strafvordering.
* **Klachtmisdrijven:** Kunnen enkel vervolgd worden na klacht door benadeelde.
* **Aangifte:** Vaak vereist voor extraterritoriale bevoegdheid of internationale betrekkingen.
* **Machtiging:** Vereist voor parlementsleden (opheffing parlementaire onschendbaarheid) en ministers/staatssecretarissen (buiten uitoefening ambt).
### Hinderpalen bij de uitoefening van de strafvordering
* **Gronden van schorsing:** De strafvordering wordt tijdelijk stopgezet.
* **Algemene regel:** Geen schorsing bij geschillen van burgerlijk recht; strafrechter oordeelt autonoom.
* **Aanvulling:** Bij betwisting van overeenkomsten die de kern vormen van het misdrijf, is de strafrechter gebonden door burgerlijk bewijsrecht.
* **Uitzonderingen (prejudiciële vragen/geschillen):** Schorsing voor prejudiciële vragen aan het Grondwettelijk Hof of Hof van Justitie van de EU, of voor prejudiciële geschillen (bv. betwisting echtheid geschrift, onroerende zakelijke rechten, laster).
* **Gronden van verval:** Maken een definitief einde aan de strafvordering.
* Opheffing van de strafwet.
* Dood van de verdachte (voor definitieve beslissing).
* Betaling van een geldsom of voldoen aan voorwaarden strafbemiddeling (art. 216bis, 216ter Sv.).
* Het gewijsde (ne bis in idem).
* Verjaring van de strafvordering (nieuwe regeling met langere termijnen en afschaffing stuiting).
### De redelijke termijn
* **Beginsel:** Behandeling binnen een redelijke termijn (art. 6.1 EVRM, 14.3 IVBPR).
* **Criteria:** Complexiteit zaak, houding verdachte, houding gerechtelijke overheden, belang zaak voor beklaagde.
* **Sancties bij overschrijding (art. 27 VT. Sv.):** Veroordeling bij eenvoudige schuldigverklaring, straf lager dan wettelijk minimum, of verval van de strafvordering (enkel bij zeer zwaarwichtige miskenning).
* **Onderzoeksgerechten:** Kunnen de overschrijding vaststellen en de zaak verwijzen of bij zeer zwaarwichtige miskenning het verval van de strafvordering uitspreken.
### Strafvordering wegens misdrijven in het buitenland gepleegd
* **Territoriale werking:** Belgische strafwet geldt voor misdrijven gepleegd op Belgisch grondgebied (ubiquiteitstheorie).
* **Extraterritoriale werking:** Uitzonderlijke toepassing van Belgische strafwet op feiten buiten België, o.m. voor misdrijven tegen Belgen (passief personaliteitsbeginsel) of misdrijven die de Belgische staat raken (staatsbeschermingsbeginsel). Vereist vaak dubbele incriminatie, aanwezigheid beklaagde in België en/of officieel bericht van buitenlandse overheid.
* **Invloed vervolgingen in het buitenland:** Een persoon die in het buitenland werd gevonnist, mag in België niet opnieuw worden vervolgd voor hetzelfde misdrijf indien hij reeds straf onderging, genade of amnestie verkreeg, of de straf verjaard is (art. 13 VT. Sv.). Binnen de Schengenruimte geldt art. 54 Schengenuitvoeringsverdrag (ne bis in idem).
### Uitlevering en Overlevering
* **Uitlevering:** Verzoek tussen staten om personen uit te leveren, gebaseerd op wederkerigheid, dubbele incriminatie en uitzonderingen voor politieke/militaire/fiscale misdrijven. Belgische regering levert doorgaans geen Belgen uit.
* **Overlevering (Europees aanhoudingsmandaat):** Verplichting tot uitlevering tussen EU-lidstaten, met beperkte weigeringsgronden. Procedures kunnen vereenvoudigd worden bij instemming van de betrokkene.
---
## Hoofdstuk 3: De burgerlijke vordering
### Definitie
De burgerlijke vordering is de vordering van een slachtoffer of benadeelde persoon om schadevergoeding te verkrijgen die voortvloeit uit een misdrijf. Deze kan samen met de strafvordering voor de strafrechter worden uitgeoefend, of afzonderlijk voor de burgerlijke rechter.
### Het slachtoffer dat geen enkele actie heeft ondernomen
Het strafprocesrecht houdt rekening met slachtoffers door hen te informeren over hun rechten (burgerlijke partijstelling, verklaring benadeelde persoon) en hen op de hoogte te brengen van de zittingsdagen. Derden die rechten kunnen doen gelden op in beslag genomen goederen worden ook op de hoogte gebracht. De strafrechter kan ambtshalve de burgerlijke belangen aanhouden indien de zaak nog niet in staat van wijzen is.
### De verklaring van de benadeelde persoon
Degene die schade heeft geleden, kan de hoedanigheid van benadeelde persoon verkrijgen door een verklaring af te leggen. Dit opent rechten zoals bijstand door advocaat, recht op inzage dossier en recht op informatie over procedurele stappen.
### De uitoefening van de burgerlijke vordering door de burgerlijke partij
* **Instellen:** Kan in elke stand van het geding bij de onderzoeksrechter, het onderzoeksgerecht of het vonnisgerecht. Indien nog geen strafvordering is ingesteld, kan de benadeelde zelf de strafvordering instellen door rechtstreekse dagvaarding of klacht met burgerlijke partijstelling.
* **Voorwaarden ontvankelijkheid:** Aannemelijk maken van benadeling, belang, geleden individuele schade, en bekwaamheid om in rechte op te treden.
* **Tegen wie:** Tegen de dader, burgerlijk aansprakelijke partij, of tussenkomende partij (bv. verzekeraar).
* **Verval:** Door afstand van geding/vordering, dading, gezag van het strafrechtelijk gewijsde (t.a.v. de burgerlijke rechter) of verjaring.
### De uitoefening van de burgerlijke vordering voor de burgerlijke rechter
* **Schorsing van de burgerlijke rechtsvordering:** De burgerlijke vordering wordt geschorst zolang niet definitief is beslist over de strafvordering, om tegenstrijdige uitspraken te vermijden.
* **Gezag van het strafrechtelijk gewijsde:** De burgerlijke rechter is gebonden door de definitieve beslissingen van de strafrechter inzake feiten die gemeenschappelijk zijn aan beide vorderingen.
### Een bijzondere procedure: de bemiddeling
Bemiddeling is een proces waarbij partijen, met hulp van een neutrale derde, proberen een akkoord te bereiken over de gevolgen van een misdrijf. Dit kan in elke fase van de strafprocedure plaatsvinden.
---
## Hoofdstuk 4: Het opsporingsonderzoek
### Definitie
Het opsporingsonderzoek is het geheel van handelingen gericht op het opsporen van misdrijven, daders en bewijzen, geleid door het Openbaar Ministerie (PdK). Het wordt à charge en à décharge gevoerd.
### Kenmerken
* **Afwezigheid van dwangmaatregelen:** Opsporingshandelingen mogen in principe geen dwangmaatregelen inhouden, tenzij de wet dit toelaat (bv. inbeslagname) of bij ontdekking op heterdaad (met bijzondere bevoegdheden voor de PdK).
* **Inquisitoriaal karakter:** Hoewel grotendeels verloren door actiemogelijkheden van partijen.
### Start van het opsporingsonderzoek
* Ontdekking door actief optreden van politie of door klachten/aangiften (reactief optreden).
* Aangifte kan formeel (ambtenaren moeten dit melden) of informeel (particulieren). Een anonieme aangifte is geldig, maar kan tot bewijsproblemen leiden. Lasterlijke aangifte is strafbaar.
### Het verloop van het opsporingsonderzoek
* **Relatie OM en politiediensten:** PdK vaardigt algemene richtlijnen uit en bepaalt prioritaire opsporingsgebieden. Politiediensten handelen vaak in opdracht van de PdK, maar kunnen ook autonoom optreden (mits melding aan PdK).
* **Voornaamste opsporingshandelingen:**
* Verhoor/ondervraging (met rechten voor verdachten en getuigen, bv. recht op advocaat, zwijgrecht).
* Huiszoeking (enkel bij gerechtelijk onderzoek, tenzij bij heterdaad of toestemming).
* Beslag (bewijsmateriaal, voorwerpen vatbaar voor verbeurdverklaring, equivalent beslag).
* Beroep doen op technisch raadgever/deskundige.
* Onderzoek aan het lichaam (enkel bij gerechtelijk onderzoek, tenzij bij heterdaad of toestemming).
* DNA-onderzoek.
* Doorzoeking informaticasysteem (niet-heimelijk bij opsporingsonderzoek).
* Opsporen van elektronische communicatie (enkel bij gerechtelijk onderzoek, tenzij bij heterdaad voor specifieke misdrijven).
* Bijzondere opsporingsmethoden (observatie, infiltratie, burgerinfiltratie, informantenwerking) mits machtiging PdK en respect voor subsidiariteit en proportionaliteit. Provocatie van misdrijven is verboden.
* Andere methoden (identificatie gebruikers elektronische communicatie, vorderen van inlichtingen bij sociale zekerheid/financiële entiteiten, onderscheppen poststukken, inkijkoperatie, digitale infiltratie, vorderen passagiersgegevens).
De toepassing van deze opsporingshandelingen, vooral die welke ingrijpen in de privacy, is strikt gereglementeerd en vereist vaak een machtiging van de PdK of onderzoeksrechter, en moet voldoen aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit.
---
## Veelvoorkomende fouten om te vermijden
* Het verwarren van de strafvordering met de burgerlijke vordering.
* Het aannemen dat alle opsporingshandelingen zonder beperkingen mogelijk zijn tijdens een opsporingsonderzoek.
* Het negeren van de rechten van verdachten en getuigen tijdens verhoren.
* Het niet correct toepassen van de regels inzake verjaring en de redelijke termijn.
* Het vergeten van de vereisten voor ontvankelijkheid bij het instellen van een burgerlijke vordering.
* Het onterecht toepassen van bevoegdheden van de onderzoeksrechter tijdens een opsporingsonderzoek.
* Het niet kennen van de specifieke bevoegdheden en beperkingen van de verschillende organen binnen het strafproces.
* Het onjuist interpreteren van het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel bij het toepassen van bijzondere opsporingsmethoden.
* Het vergeten dat de Procureur des Konings leiding geeft aan het opsporingsonderzoek.
* Het niet onderscheiden van de rol en bevoegdheden van de lokale en federale politie.
Glossary
# Woordenlijst
| Term | Definitie |
|---|---|
| Strafvordering | Het geheel van rechtsregels die bepalen hoe bij een misdrijf wordt opgetreden, van opsporing tot strafuitvoering. |
| Burgerlijke vordering | Een vordering ingesteld door een slachtoffer of benadeelde partij om schadevergoeding te verkrijgen die voortvloeit uit een misdrijf. |
| Procureur des Konings (PdK) | Een lid van het Openbaar Ministerie dat belast is met het leiden van het opsporingsonderzoek en het uitoefenen van de strafvordering. |
| Opsporingsonderzoek | Het deel van het vooronderzoek dat gericht is op het opsporen van misdrijven, daders en bewijzen, geleid door het Openbaar Ministerie. |
| Gerechtelijk onderzoek | Een vorm van vooronderzoek die door de onderzoeksrechter wordt geleid, vaak wanneer grondwettelijk gewaarborgde rechten moeten worden aangetast. |
| Heterdaad | Situatie waarin een misdrijf wordt ontdekt terwijl het gepleegd wordt of kort nadat het is gepleegd, met bijkomende bevoegdheden voor opsporingsambtenaren. |
| Vermoeden van onschuld (presumptio innocentiae) | Het beginsel dat een verdachte, beklaagde of beschuldigde als onschuldig wordt beschouwd totdat zijn schuld definitief is bewezen door een rechterlijke uitspraak. |
| Openbaar Ministerie (OM) | Het orgaan dat belast is met de uitoefening van de strafvordering en het waken over de toepassing van de wet. |
| Raadkamer | Een onderzoeksgerecht dat beslist over de rechtspleging aan het einde van een gerechtelijk onderzoek, met name of er voldoende bezwaren zijn voor verwijzing naar het vonnisgerecht. |
| Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI) | Een gerechtelijk orgaan dat optreedt als beroepsinstantie en toezicht houdt op de lopende gerechtelijke onderzoeken. |
| Vonnisgerechten | De rechtbanken die de grond van de zaak beoordelen, d.w.z. de schuld of onschuld van de beklaagde vaststellen en indien nodig straffen opleggen. |
| Verjaring van de strafvordering | De wettelijk bepaalde termijn waarbinnen een strafvordering moet worden ingesteld, na het verstrijken waarvan de strafvordering niet meer kan worden uitgeoefend. |
| Redelijke termijn | Het beginsel dat een strafzaak binnen een redelijke termijn moet worden behandeld om de menselijke waardigheid en de rechten van de verdediging te beschermen. |
| Burgerlijke partij | Een slachtoffer of benadeelde die zich in het strafproces voegt om schadevergoeding te eisen, waardoor hij partij wordt in de strafprocedure. |
| Bemiddeling | Een proces waarbij een neutrale derde partij partijen helpt om tot een akkoord te komen inzake de nadere regels en voorwaarden die tot pacificatie en herstel kunnen leiden na een misdrijf. |
Cover
Strafvordering.pdf
Summary
# Algemene beginselen van strafvordering
Dit document biedt een gedetailleerd overzicht van de algemene beginselen van het strafvorderingsrecht, de fasen van het strafproces, de betrokken actoren en de wettelijke waarborgen die van toepassing zijn.
## 1. Algemene beginselen van strafvordering
### 1.1 Definitie en reikwijdte
Strafprocesrecht, ook wel strafvordering of strafrechtspleging genoemd, omvat het geheel van procedurele spelregels volgens welke het materieel strafrecht wordt toegepast. Materieel strafrecht definieert strafbare gedragingen en de bijbehorende sancties. Strafprocesrecht beschrijft de scenario's en vormvoorschriften voor de opsporing, vervolging en berechting van verdachten, bepaalt de rechtspositie van betrokkenen, en regelt de organisatie en werking van rechtscolleges [2](#page=2) [3](#page=3).
### 1.2 Dubbele finaliteit van het strafproces
Het strafproces heeft een dubbele finaliteit:
* **Waarheidsvinding:** Dit houdt verband met het openbaar belang en richt zich op de wijze waarop bewijs wordt vergaard en hoe hieruit een mogelijke veroordeling voortvloeit [13](#page=13).
* **Bescherming van individuele grondrechten:** Dit is vanuit het perspectief van de individuele burger en betreft bevoegdheden die grondrechten kunnen beperken, niet alleen ten aanzien van verdachten, maar ook van derden. Dit gaat verder dan enkel de rechten van de verdediging [13](#page=13) [14](#page=14).
Deze twee finaliteiten vereisen een onderlinge afweging. Historisch lag de nadruk op waarheidsvinding, maar sinds het EVRM heeft de bescherming van grondrechten een zelfstandige doelstelling gekregen. De wetgever anticipeert op de toepassing van verzachtende omstandigheden door middel van "correctionalisering" en "contraventionalisering" [12](#page=12) [15](#page=15).
### 1.3 Accusatoire versus inquisitoire rechtspleging
De rechtspleging kan accusatoir of inquisitoir zijn, hoewel zuivere vormen zelden voorkomen. België kent een combinatie van beide [17](#page=17).
| Kenmerk | Accusatoir | Inquisitoir |
| :------------------------- | :--------------------------------------------------- | :------------------------------------------------------ |
| **Processtructuur** | Horizontaal | Verticaal |
| **Rol partijen** | Aanklager en verdediging op gelijke voet | Overheid weegt door op procesvoering |
| **Rol verdachte** | Volwaardige procespartij | ‘Object’ van rechtspleging |
| **Procesverloop** | Partijen hebben proces in handen | Overheid bepaalt procesverloop |
| **Debat** | Tegensprekelijk | Geheim en niet-tegensprekelijk |
| **Rol rechter** | Passief, ziet toe op correct verloop procedure | Actief, ontdekt de ‘waarheid’ |
| **Openbaarheid** | Volledig openbaar | Achter gesloten deuren |
| **Oorsprong/Invloed** | Common law (Angelsaksische landen) | Continentaal-Europees en daarop geïnspireerd |
De invloed van het EHRM leidt tot het afzwakken van inquisitoire trekken [18](#page=18).
### 1.4 Bronnen van het strafvorderingsrecht
De belangrijkste bronnen zijn:
* **Grondwet:** Bepaalt fundamentele rechten, inzake de rechterlijke macht en strafrechtelijke verantwoordelijkheid van bepaalde personen [3](#page=3).
* **Wetboek van Strafvordering (Sv.) en verzamelwetgeving:** Inclusief de Voorafgaande Titel (VTSv.) en recente digitaliserings- en wetgevingswijzigingen [3](#page=3).
* **Andere wetten:** Zoals de Wet Franchimont betreffende de rol van de onderzoeksrechter [3](#page=3).
* **Europese wetgeving en jurisprudentie:** Met name het EVRM en uitspraken van het EHRM [14](#page=14) [8](#page=8).
Een nieuw Wetboek van Strafprocesrecht is in vooruitzicht, met als doel modernisering, efficiëntie en versnelling van de strafprocedure [4](#page=4).
### 1.5 Indeling van misdrijven (huidig Sv.)
De indeling is gebaseerd op de strafmaat (kwantitatief criterium):
* **Misdaad:** Criminele straf; vrijheidstraffen van minstens 5 jaar; geldboetes vanaf 26 euro (niet als hoofdstraf). Voorbeeld: moord [9](#page=9).
* **Wanbedrijf:** Correctionele straf; gevangenisstraf van 8 dagen tot 5 jaar; alternatieve straffen; geldboetes vanaf 26 euro. Voorbeeld: diefstal [9](#page=9).
* **Overtreding:** Politiestraf; gevangenisstraf van 1 tot 7 dagen; geldboetes van 1 tot 25 euro. Voorbeeld: vernielen van eigendom [9](#page=9).
Het onderscheid tussen misdaden, wanbedrijven en overtredingen is in de praktijk achterhaald door "correctionalisering" en "contraventionalisering". Het nieuwe strafwetboek kent enkel nog de gevangenisstraf [11](#page=11) [12](#page=12) [9](#page=9).
## 2. Verloop van het strafproces
Het strafproces verloopt in twee hoofdfasen [19](#page=19):
### 2.1 Vooronderzoek
* **Doel:** Identificeren van verdachten, nagaan van voldoende bezwaren, zonder uitspraak over de grond van de zaak. Indien onvoldoende bezwaren, wordt het onderzoek stopgezet [11](#page=11).
* **Vormen:**
* **Opsporingsonderzoek (OO):** 90% van de zaken; geleid door de Procureur des Konings (PdK) en hulpofficieren; zonder tussenkomst van een onderzoeksrechter (tenzij mini-instructie). Afgesloten met een beslissing tot niet-vervolging, vervolging of buitengerechtelijke afhandeling [11](#page=11).
* **Gerechtelijk onderzoek (GO):** 20% van de zaken; geleid door de onderzoeksrechter (OR); vereist bij dwangmaatregelen; gecontroleerd door de Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI); afgesloten door de Raadkamer (RK). GO kan ook starten via klacht met burgerlijke partijstelling of via 'auto-saisine' van de OR [11](#page=11) [21](#page=21).
* **Kenmerken (inquisitoir, maar afgezwakt):** Geheim niet-tegensprekelijk en schriftelijk [23](#page=23) [25](#page=25) [26](#page=26).
* **Geheim:** Verhindert dwarsboming van het onderzoek en onnodige publiciteit. Mogelijke milderingen door de Wet Franchimont. Sanctionering voor schending kan leiden tot nietigheid van bepaalde opsporingshandelingen of tot strafrechtelijke sancties [23](#page=23) [24](#page=24).
* **Niet-tegensprekelijk:** Verdachte heeft geen recht om bezwaren te weerleggen, behalve met de mogelijkheid om bijkomende opsporingshandelingen te vragen (OO) of onderzoeksdaden te vragen (GO) [25](#page=25).
* **Schriftelijk:** Elke verrichting wordt vastgelegd in een proces-verbaal (PV) [26](#page=26).
### 2.2 Onderzoek ten gronde
* **Kenmerken:** Openbaar tegensprekelijk en mondeling [28](#page=28) [29](#page=29) [30](#page=30).
* **Doel:** Uitspraak doen over de grond van de zaak: of feiten bewezen zijn en, indien ja, over de straf [27](#page=27).
* **Openbaarheid:** Voorgeschreven door de Grondwet (Art. 148 & 149 Gw.), zowel terechtzitting als uitspraak. Kan achter gesloten deuren plaatsvinden om redenen van openbare orde, goede zeden, of bescherming van privéleven [28](#page=28).
* **Tegensprekelijk karakter:** Essentieel voor het recht van verdediging; een debat tussen vervolgende (OM) en verdedigende partij (beklaagde) [29](#page=29).
* **Mondeling karakter:** Verrichtingen zijn mondeling, maar dit belet geen schriftelijke conclusies. Er wordt een schriftelijk verslag van de rechtspleging gemaakt (PV van de terechtzitting) [30](#page=30).
## 3. Actoren in het strafproces
De actoren zijn zeer divers en omvatten:
1. **Verdachte:** Centraal in het strafproces; kan diverse statuten hebben naargelang de fase en de verdenkingen (verdachte, inverdenkinggestelde, beklaagde, beschuldigde, veroordeelde). Rechtspersonen kunnen ook verdacht zijn [33](#page=33) [34](#page=34).
2. **Slachtoffer:** Toenemende aandacht door wetswijzigingen. Verschillende statuten: slachtoffer in het algemeen, benadeelde persoon, en burgerlijke partij (volwaardige procespartij) [35](#page=35) [36](#page=36).
3. **Burgerlijk aansprakelijke partij:** Burgerlijke vordering tot schadevergoeding, niet noodzakelijk procespartij, behalve in specifieke gevallen [39](#page=39).
4. **Tussenkomende partij:** Derden die vrijwillig of gedwongen kunnen tussenkomen, bijvoorbeeld verzekeraars [40](#page=40).
5. **Politie:** Heeft bestuurlijke (preventief) en gerechtelijke (repressief) taken, onder leiding van het OM [41](#page=41).
6. **Openbaar Ministerie (OM):** Leidt het onderzoek (niet bij GO, maar heeft vorderingsrecht), oefent strafvordering uit, doet aan buitengerechtelijke afhandeling, is verantwoordelijk voor bewijsvoering en tenuitvoerlegging straffen. Het is een hiërarchisch georganiseerd en ondeelbaar korps [43](#page=43) [44](#page=44).
7. **Onderzoeksrechter (OR):** Leidt het gerechtelijk onderzoek (GO), kan dwangmaatregelen bevelen, en heeft een dubbele hoedanigheid van rechter en onderzoeksmagistraat [48](#page=48).
8. **Onderzoeksgerechten:**
* **Raadkamer (RK):** Controleert vrijheidsberovende maatregelen, sluit het GO af via de "regeling der rechtspleging" [51](#page=51).
* **Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI):** Verwijst naar het Hof van Assisen, is beroepsinstantie tegen beschikkingen van de RK, en controleert de regelmatigheid van de procedure [52](#page=52).
9. **Vonnisgerechten:** Spreken zich uit over de grond van de zaak, bewijzen feiten en leggen straffen op. Onderscheid tussen gewone (politierechtbank, correctionele rechtbank, Hof van Assisen) en bijzondere vonnisgerechten [55](#page=55) [56](#page=56).
10. **Strafuitvoeringsrechtbanken (SURB):** Bevoegd voor toekenning, opvolging en herroeping van strafmodaliteiten [64](#page=64).
11. **Justitieassistenten en Justitiehuizen:** Bieden sociale begeleiding en toezicht op sancties [65](#page=65).
12. **Tuchtrechtbanken:** Behandelen tuchtzaken voor magistraten [66](#page=66).
## 4. Beleidsorganen
De Minister van Justitie (MvJ) is verantwoordelijk voor het beleid, de implementatie gebeurt door het college van procureurs-generaal, en de uitvoering in de praktijk door parketmagistraten. Het OM heeft een beleidsruimte en moet transparant beleid voeren [68](#page=68) [70](#page=70).
## 5. Wijze waarop strafvordering wordt uitgeoefend
Niet alle misdrijven leiden tot vervolging; dit is een beleidskwestie. De mogelijkheden zijn [39](#page=39):
* **Vervolging:** Kan op verschillende manieren ingesteld worden:
* **Vordering tot onderzoek:** Maakt de zaak aanhangig bij de OR [8](#page=8).
* **Rechtstreekse dagvaarding of oproeping per proces-verbaal:** Brengt de zaak rechtstreeks voor een vonnisgerecht [8](#page=8).
* **Snelrechtprocedure:** Voor eenvoudige zaken, met een aangehouden persoon [8](#page=8).
* **Niet-vervolging (Sepot):** De zaak wordt zonder gevolg gerangschikt. Kan technisch of beleidsmatig zijn. Het opportuniteitsbeginsel geldt hier [41](#page=41).
* **Buitengerechtelijke afhandeling (BGA) door het parket:** De strafvordering vervalt bij naleving van voorwaarden. Mogelijkheden zijn [42](#page=42):
* **Minnelijke schikking (MS):** Betaling van een geldsom of afstand van goederen. Kan verruimd worden en is onderworpen aan rechterlijke controle [43](#page=43).
* **Bemiddeling en maatregelen (B&M):** Voorstellen van voorwaarden of maatregelen door de PdK [45](#page=45).
* **Burgerlijke vordering arbeidsauditeur:** In sociaal strafrecht [47](#page=47).
* **Tijdelijk huisverbod:** Oplegd door de PdK in geval van huiselijk geweld [47](#page=47).
* **Administratieve afhandeling (GAS):** Gemeenten kunnen optreden tegen openbare overlast, soms ook voor gemengde inbreuken [48](#page=48).
* **Voorafgaande erkenning van schuld (Plea bargaining):** Verdachte bekent schuld in ruil voor mildere toepassing van de strafwet [49](#page=49).
## 6. Rechtsmiddelen
Rechtsmiddelen zijn procedures om rechterlijke beslissingen te betwisten .
* **Verzet:** Tegen bij verstek gewezen uitspraken .
* **Hoger beroep:** Om een zaak aan een hogere rechter voor te leggen en het vonnis te hervormen .
* **Voorziening in cassatie:** Enkel op juridische gronden tegen beslissingen in laatste aanleg .
* **Beroep tot intrekking:** Niet nader toegelicht in dit document.
De toepassing van rechtsmiddelen vereist een belang en heeft in principe een schorsend effect. De "equality of arms" is een belangrijk principe .
## 7. Rechten van de verdediging
Deze omvatten een reeks waarborgen voor de verdachte om zich effectief te kunnen verdedigen. Deze rechten zijn grotendeels gebaseerd op artikel 6 EVRM en zijn uitgebreid door jurisprudentie en wetgeving zoals de Salduz-wet [17](#page=17) [18](#page=18) [19](#page=19) [20](#page=20) [21](#page=21) [22](#page=22) [23](#page=23).
Belangrijke rechten zijn:
* **Recht op toegang tot de rechter:** Inclusief het recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechter .
* **Recht op een eerlijk proces:** Inclusief gelijkheid van wapens en eerlijke bewijsvoering .
* **Recht op een openbaar proces:** Met uitzonderingen voor het vooronderzoek en bepaalde specifieke zittingen .
* **Recht op behandeling van de zaak binnen een redelijke termijn:** Dit is te onderscheiden van verjaring en wordt beoordeeld aan de hand van complexiteit, gedrag van partijen en het belang van de zaak. Sancties bij overschrijding variëren van strafvermindering tot verval van de strafvordering .
* **Recht niet gedwongen te worden tegen zichzelf te getuigen:** Inclusief het zwijgrecht .
* **Vermoeden van onschuld:** Bewijslast ligt bij het OM, en bij twijfel wordt de verdachte vrijgesproken ('in dubio pro reo') .
* **Recht op verdediging:** Omvat het recht op informatie over de beschuldigingen voldoende tijd en faciliteiten voor de verdediging de mogelijkheid zich te verdedigen of bijstand te hebben van een raadsman en het recht getuigen te ondervragen of te doen ondervragen .
* **Recht op kosteloze bijstand van een tolk:** Zelfs tijdens het vooronderzoek .
* **Recht op hoger beroep:** Met uitzonderingen .
* **Recht op een effectief rechtsmiddel:** Artikel 13 EVRM .
* **Ne bis in idem:** Niemand mag tweemaal worden veroordeeld voor hetzelfde feit .
---
# Het verloop van het strafproces: opsporing en gerechtelijk onderzoek
Hieronder volgt een gedetailleerde samenvatting van het onderwerp "Het verloop van het strafproces: opsporing en gerechtelijk onderzoek".
## 2. Het verloop van het strafproces: opsporing en gerechtelijk onderzoek
Het strafproces bestaat uit verschillende fasen, waarbij het vooronderzoek, bestaande uit opsporingsonderzoek en gerechtelijk onderzoek, essentieel is voor het vaststellen van misdrijven en het verzamelen van bewijs.
### 2.1 Algemene beginselen van het strafproces
Het strafproces kent verschillende actoren, zoals het Openbaar Ministerie (OM), de politie, de onderzoeksrechter en de vonnisgerechten, elk met hun eigen taken en bevoegdheden. Het vooronderzoek kan proactief of reactief verlopen [21](#page=21) [22](#page=22) [24](#page=24) [28](#page=28) [4](#page=4) [67](#page=67).
#### 2.1.1 Ter kennis van de overheid komen van misdrijven
Misdrijven komen ter kennis van de overheid via:
* **Klachten:** Kennisgeving door het slachtoffer, wat in principe geen strafvordering op gang brengt, maar wel het begin kan zijn van een opsporingsonderzoek. Een klacht met burgerlijke partijstelling brengt wél een strafvordering op gang en maakt het slachtoffer een procespartij [49](#page=49) [5](#page=5) [68](#page=68).
* **Aangifte door particulieren:** Kennisgeving van een strafbaar feit aan de overheid door een persoon die kennis heeft van het misdrijf (art. 30 Sv.). Dit is in bepaalde gevallen verplicht, maar er is geen sanctie bij het niet naleven ervan [68](#page=68).
* **Ambtelijke vaststellingen (Ambtelijke aangifte):** Iedere ambtenaar die in de uitoefening van zijn ambt kennis krijgt van een misdrijf, is verplicht dit te melden aan het Parket-Generaal (PdK) (art. 29, eerste lid Sv.). Er is een bijzondere regeling voor fiscale misdrijven [68](#page=68).
De politieambtenaar is verplicht om bij de vaststelling van een misdrijf de PdK hiervan op de hoogte te brengen, dit wordt een ambtelijke aangifte genoemd [41](#page=41).
#### 2.1.2 Proces-verbaal en strafdossier
* **Proces-verbaal (PV):** Een geschrift dat wordt opgemaakt van klachten, aangiften en ambtelijke vaststellingen en dat aan het parket wordt overgemaakt. Het bevat alle nuttige inlichtingen betreffende het misdrijf. Hoewel de inhoud niet altijd authentiek is, heeft het een bijzondere bewijswaarde wanneer het tegenbewijs kan worden geleverd. Enkel personen met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie (dit is uitgehold) mogen PV's opmaken [6](#page=6).
* **Strafdossier:** Bundelt het aanvankelijke proces-verbaal met alle navolgende PV's die de onderzoeksverrichtingen beschrijven. Het vormt de basis voor de behandeling van de zaak ter terechtzitting en is in principe geheim, hoewel inzage kan worden verzocht [6](#page=6).
* **Vertrouwelijk dossier:** Wordt opgemaakt bij gebruik van bijzondere opsporingsmethoden zoals stelselmatige observatie of (burger)infiltratie. Het wordt gescheiden bewaard, met beperkte toegang voor de PdK en de onderzoeksrechter (OR) [7](#page=7).
#### 2.1.3 Wijze waarop misdrijven worden opgespoord en vastgesteld
De opsporing en vaststelling van misdrijven is niet systematisch geregeld in het Wetboek van Strafvordering (Sv.), maar deels aangevuld door de wet van 12 maart 1998 en de Wet op de Politiediensten (WPA) 1992 [8](#page=8).
* **Sanctionering van onregelmatige opsporingshandelingen:** Onregelmatige opsporingshandelingen kunnen leiden tot strafrechtelijke of disciplinaire sancties, of tot de uitsluiting van bewijs ("onrechtmatig verkregen bewijs") als de betrouwbaarheid is aangetast, een straf van nietigheid is voorgeschreven, of het recht op een eerlijk proces schendt. In extreme gevallen kan dit leiden tot de onontvankelijkheid van de strafvordering [8](#page=8).
* **Opsporing en vaststelling en het EVRM:** Deze processen moeten voldoen aan de rechten gewaarborgd door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), zoals het recht op persoonlijke vrijheid, een eerlijk proces en privacy. Geweld moet steeds voorafgegaan worden door een waarschuwing, tenzij er sprake is van wettige zelfverdediging [8](#page=8).
#### 2.1.4 Rechten van partijen tijdens het vooronderzoek
Partijen (verdachte, inverdenkinggestelde, burgerlijke partij (BP) en derde-beslagene) hebben tijdens het vooronderzoek bepaalde rechten:
* **Recht op inzage vragen in het strafdossier:** Dit recht kan beperkt worden. Verzoeken moeten aan vormvoorwaarden voldoen en de toegang is primair bedoeld voor het belang van de verdediging. De inzage van verwerkte persoonsgegevens is geregeld door specifieke wetsartikelen [10](#page=10).
* **Strafrechtelijk kortgeding:** Biedt de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen beslag of confiscatie, met mogelijkheden tot beroep bij de Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI) [11](#page=11).
* **Recht bijkomende onderzoekshandelingen te vragen:** Dit recht is uitgebreid naar het opsporingsonderzoek (OO) voor de verdachte en het slachtoffer. Afwijzing van een verzoek kan leiden tot beroep bij de KI [12](#page=12).
### 2.2 Actoren belast met opsporing en vaststelling
De verantwoordelijkheid en leiding van het vooronderzoek is verdeeld over verschillende actoren:
#### 2.2.1 Openbaar Ministerie (OM)
* **Procureur des Konings (PdK):**
* Is zowel onderzoeks- als vervolgingsmagistraat [16](#page=16).
* Heeft leiding en algemeen vorderingsrecht over alle officieren van gerechtelijke politie binnen zijn arrondissement, hoewel zijn onderzoeksbevoegdheid zich over het hele grondgebied uitstrekt [16](#page=16).
* De PdK kan, indien er voldoende bezwaren zijn, een vordering tot onderzoek instellen bij de onderzoeksrechter (OR) [16](#page=16).
* Heeft de mogelijkheid tot mini-instructie (art. 28septies Sv.) [16](#page=16).
* Kan bepaalde zaken buitengerechtelijk afhandelen via minnelijke schikking (MS) of bemiddeling en maatregelen (B&M) [14](#page=14) [15](#page=15) [19](#page=19).
* **Federale Procureur:**
* Is opgericht om de territoriale versnippering van parketten te ondervangen en heeft een eigen parket samengesteld uit federale magistraten [16](#page=16).
* Heeft opsporingsbevoegdheden die identiek zijn aan die van de PdK, maar treedt subsidiair op en enkel voor een limitatieve lijst van misdrijven, met een veiligheids- en geografisch criterium [16](#page=16).
* Beslist bij bevoegdheidsconflicten en kan dwingende instructies geven inzake de coördinatie van de strafvordering [16](#page=16).
* **Procureur-generaal (PG) bij het Hof van Beroep:** Is bevoegd op het niveau van het ressort en wordt bijgestaan door advocaten-generaal en substituten-procureur-generaal. Hij oefent de strafvordering uit en is verantwoordelijk voor management en tucht [46](#page=46).
#### 2.2.2 Politiediensten
De lokale en federale politiediensten hebben dezelfde algemene bevoegdheid op het gebied van opsporing en vaststelling van misdrijven. Zij werken onder de leiding en het gezag van de PdK of, indien dwangmaatregelen nodig zijn, de OR. De opsporing gebeurt vaak op initiatief van de politie (proactieve recherche), maar kan ook reactief zijn [18](#page=18) [4](#page=4) [67](#page=67) [73](#page=73).
#### 2.2.3 Onderzoeksrechter (OR)
* **Algemeen:** De OR is een rechter die leiding geeft aan het gerechtelijk onderzoek (GO). Hij heeft een dubbele hoedanigheid: rechter en opsporingsmagistraat. Hij is niet gebonden door de kwalificatie van het misdrijf [17](#page=17) [48](#page=48) [74](#page=74) [80](#page=80).
* **Saisine:** Het GO kan pas starten zodra de OR geadieerd is, wat gebeurt via een vordering tot onderzoek van het OM, een klacht met burgerlijke partijstelling van het slachtoffer, of uitzonderlijk via auto-saisine bij heterdaad. De omvang van de saisine is gebonden aan de feiten waarvoor hij geadieerd is, maar hij kan wel personen betrekken die niet in de oorspronkelijke vordering zijn genoemd [28](#page=28) [79](#page=79) [80](#page=80).
* **Taken:** Het verzamelen van bewijsmateriaal en het toepassen van dwangmaatregelen. Hij heeft geen opportuniteitsbeoordeling en kan niet seponeren, wel kan de Raadkamer (RK) beslissen tot buitenvervolgingstelling [27](#page=27) [79](#page=79).
### 2.3 Opsporingsonderzoek (OO)
* **Begrip:** Het opsporingsonderzoek (OO) omvat alle handelingen die gericht zijn op het opsporen van misdrijven, hun daders en bewijzen, teneinde gegevens te verzamelen die dienstig zijn voor de uitoefening van de strafvordering. Het is in essentie inquisitoir en richt zich op het verzamelen van informatie "à charge et à décharge". Dwangmaatregelen zijn hierbij, met enkele uitzonderingen, niet toegestaan [20](#page=20) [75](#page=75).
* **Heterdaadprocedure:** Bij heterdaad (ontdekking van een misdrijf tijdens de uitvoering of onmiddellijk daarna) zijn er specifieke bevoegdheden voor de PdK en de politie, die onder andere huiszoekingen en inbeslagnemingen kunnen verrichten, ook zonder expliciet bevel van de OR [21](#page=21) [76](#page=76).
* **Proactieve recherche:** Het OO kan ook worden ingezet voor misdrijven die nog niet gepleegd zijn, teneinde informatie te verzamelen met een gerechtelijke finaliteit. Dit vereist voorafgaande schriftelijke toestemming van het parket en moet proportioneel zijn [23](#page=23) [77](#page=77).
* **Kaalpluk-onderzoek:** Dit is een apart onderzoek naar vermogensvoordelen die voortvloeien uit misdrijven, met als doel de verbeurdverklaring ervan. Het verloopt als een OO en wordt afgesloten met een vordering tot verbeurdverklaring [24](#page=24) [77](#page=77).
* **Afsluiting van het opsporingsonderzoek:** Kan leiden tot niet-vervolging (sepot), buitengerechtelijke afhandeling (met verval van strafvordering), een vordering tot onderzoek, of een dagvaarding voor het vonnisgerecht [25](#page=25) [78](#page=78).
### 2.4 Gerechtelijk Onderzoek (GO)
* **Begrip:** Het GO wordt gevoerd onder leiding van de onderzoeksrechter (OR) en is steeds reactief, d.w.z. het kan pas starten na adhiëring van de OR. Het doel is het verzamelen van alle nuttige inlichtingen, zowel "à charge" als "à décharge" [27](#page=27) [79](#page=79).
* **Taken van de OR:** Het verzamelen van bewijzen en het toepassen van dwangmaatregelen. Hij is niet gebonden door de kwalificatie van het misdrijf en kan personen betrekken die niet oorspronkelijk werden genoemd [27](#page=27) [80](#page=80).
* **Saisine van de OR:** De omvang van de saisine bepaalt de bevoegdheid van de OR. Hij is gebonden door de feiten waarvoor hij geadieerd is, maar kan wel nieuwe feiten die samenhangen met het onderzoek aan de PdK melden voor een mogelijke uitbreiding van de vordering [79](#page=79) [80](#page=80).
* **Verhouding OR - PdK:** Hoewel het OM de leiding heeft over het opsporingsonderzoek, heeft de OR een belangrijke rol in het gerechtelijk onderzoek. De PdK kan het GO mee sturen door inzage te vragen, aanvullende vorderingen in te dienen of specifieke onderzoekshandelingen te vorderen [81](#page=81).
* **Afsluiting van het GO (Regeling der rechtspleging):** Na voltooiing van het onderzoek beslist de RK over de afsluiting. Dit omvat de controle op voldoende bezwaren tegen de verdachte en de regelmatigheid van de bewijsvergaring. De RK kan beslissen tot buitenvervolgingstelling of verwijzing naar het vonnisgerecht [32](#page=32) [35](#page=35) [81](#page=81) [83](#page=83).
* **Controle door de Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI):** De KI oefent toezicht uit op het verloop van het GO, inclusief langdurige onderzoeken en de regelmatigheid van de rechtspleging. Zij kan ambtshalve ingrijpen of op verzoek van de partijen. De KI kan de procedure zuiveren van onregelmatigheden en in extreme gevallen de onontvankelijkheid van de strafvordering uitspreken [39](#page=39) [40](#page=40) [41](#page=41) [42](#page=42) [85](#page=85) [86](#page=86).
### 2.5 Buitengerechtelijke afhandeling
De PdK heeft de mogelijkheid om zaken van geringe ernst buiten de rechter af te handelen, met als doel de werklast van het gerecht te verminderen en een meer humane afhandeling te bevorderen. Dit leidt tot het verval van de strafvordering indien de voorwaarden worden nageleefd [14](#page=14) [42](#page=42).
* **Minnelijke Schikking (MS):** Het OM stelt voor om een geldsom te betalen of afstand te doen van verbeurd verklaarde goederen, wat leidt tot verval van strafvordering. Er zijn toepassingsvoorwaarden, zoals de aard van het misdrijf en de bescherming van de lichamelijke integriteit. De aanvaarding van een MS door de verdachte wordt gezien als een onweerlegbaar vermoeden van fout voor het slachtoffer [15](#page=15) [16](#page=16) [43](#page=43).
* **Onmiddellijke Minnlijke Schikking (OMS):** Een informele vorm van MS die door de verbaliserende politiedienst wordt voorgesteld voor specifieke categorieën misdrijven, mits goedkeuring van de PdK. [17](#page=17) [44](#page=44).
* **Bemiddeling en Maatregelen (B&M):** De PdK stelt voorwaarden of maatregelen voor aan de verdachte, die, indien nageleefd, leiden tot verval van de strafvordering. Dit vereist instemming van de verdachte en kan, indien er schade is, de erkenning van burgerlijke aansprakelijkheid inhouden [20](#page=20) [21](#page=21) [45](#page=45).
* **Burgerlijke vordering van de arbeidsauditeur:** In sociaal strafrecht kan een burgerlijke procedure worden ingesteld voor de arbeidsrechtbank, wat kan leiden tot verval van strafvordering [23](#page=23) [47](#page=47).
* **Tijdelijk huisverbod:** De PdK kan in gevallen van huiselijk geweld een huisverbod opleggen, geldig voor maximaal 24 uur, met de mogelijkheid tot verlenging door de familierechtbank [24](#page=24) [47](#page=47).
### 2.6 Bijzondere Opsporingsmethoden (BOM)
BOM's zijn heimelijke onderzoeksmethoden die worden ingezet wanneer traditionele methoden ontoereikend zijn, met als doel de daders van misdrijven op heterdaad te betrappen. Ze omvatten onder andere infiltratie, stelselmatige observatie en het onderscheppen van privécommunicatie [16](#page=16) [18](#page=18) [19](#page=19) [20](#page=20) [21](#page=21) [22](#page=22) [23](#page=23) [24](#page=24) [25](#page=25) [26](#page=26).
* **Kenmerken:** Heimelijk karakter, inzet van technische hulpmiddelen, en een beperking van het recht op privacy. Ze vereisen subsidiariteit, proportionaliteit en een machtiging van de PdK of OR, en zijn onderworpen aan het verbod op provocatie .
* **Vertrouwelijk dossier:** Bij het gebruik van BOM's wordt een vertrouwelijk dossier opgesteld dat enkel toegankelijk is voor de PdK en de OR, met controle door de KI [7](#page=7).
* **Wettigheidscontrole door de KI:** De KI controleert de toepassing van de wettelijke voorwaarden voor BOM's, wat kan leiden tot de zuivering van nietige stukken uit het strafdossier .
* **Soorten BOM's:** Infiltratie (door politieambtenaren of burgers), stelselmatige observatie, inkijkoperaties, afluisteringen van privécommunicatie, en uitgestelde tussenkomst met gecontroleerde aflevering of doorlevering .
### 2.7 Deskundigenonderzoek
Deskundigenonderzoek wordt ingezet om technisch advies te verlenen. Zowel in het OO als in het GO kunnen deskundigen worden aangesteld. Specifieke onderzoeken zijn onder meer DNA-onderzoek, psychiatrisch onderzoek (voor internering), en onderzoek aan het lichaam [22](#page=22) [23](#page=23) [25](#page=25) [26](#page=26) [27](#page=27) [28](#page=28) [29](#page=29) [31](#page=31) [32](#page=32).
### 2.8 Dwangmaatregelen
Dwangmaatregelen, zoals huiszoekingen, fouilleringen, inbeslagnemingen en telecommunicatie-onderscheppingen, worden ingezet om bewijzen te vergaren. Deze maatregelen zijn ingrijpend en vereisen strikte naleving van wettelijke en vormvoorwaarden, waaronder vaak een bevel van de OR .
* **Huiszoeking:** Betekent het betreden van een privéplaats met als doel bewijzen te verzamelen. Dit vereist in beginsel een bevel van de OR, maar kent uitzonderingen bij heterdaad of met toestemming [33](#page=33) [34](#page=34) [35](#page=35).
* **Inbeslagneming:** Het in beslag nemen van voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan het licht te brengen of die vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. Dit kan zowel in OO als GO gebeuren [17](#page=17) [23](#page=23).
Dit overzicht dekt de belangrijkste aspecten van opsporing en gerechtelijk onderzoek in het strafproces.
---
# De actoren in het strafproces
Hier is een gedetailleerde samenvatting van de actoren in het strafproces, opgesteld in het Nederlands en in het gevraagde Markdown-formaat.
## 3. De actoren in het strafproces
Het strafproces kent een diversiteit aan actoren, waaronder de verdachte, het slachtoffer, de politie, het openbaar ministerie, rechters en diverse hulpinstanties, die elk een specifieke rol vervullen in het verloop van een strafzaak.
### 3.1 De verdachte
De verdachte is de persoon van wie wordt vermoed dat hij of zij een strafbaar feit heeft gepleegd. Het statuut van verdachte evolueert gedurende het strafproces, afhankelijk van de fase en de zwaarte van de verdenking [17](#page=17).
#### 3.1.1 Verschillende statuten van verdachte
* **Verdachte:** De algemene term voor de persoon die ervan verdacht wordt een strafbaar feit te hebben gepleegd. In het vooronderzoek heeft de verdachte aanvankelijk beperkte rechten, zoals het recht op informatie bij het verhoor en het vragen om inzage in het dossier. Sinds recente wetswijzigingen zijn deze rechten uitgebreid [17](#page=17).
* **Inverdenkinggestelde:** Een verdachte wiens identiteit vaststaat en tegen wie de procureur des Konings (PdK) voldoende bezwarende feiten heeft vastgesteld, waarna een inverdenkingstelling volgt. Deze persoon kan inzage vragen in het dossier, bijkomende onderzoeken vorderen en onderzoeken die langer dan één jaar duren aanbrengen bij de Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI) [17](#page=17).
* **Beklaagde:** De term die gebruikt wordt voor de verdachte voor het Correctionele Strafrechtbank (COR) of het Hof van Beroep (POLR). Een beklaagde is een volwaardige procespartij met het recht op inzage en verdediging op de terechtzitting, conform artikel 6 EVRM [17](#page=17).
* **Beschuldigde:** De persoon die door de Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI) naar het Hof van Assisen wordt verwezen [17](#page=17).
* **Veroordeelde:** De persoon die definitief is veroordeeld. Binnen het strafuitvoeringsrecht geldt hier niet langer het vermoeden van onschuld [17](#page=17).
#### 3.1.2 Rechtspersonen als verdachte
Rechtspersonen kunnen ook als verdachte worden beschouwd, waarvoor een lasthebber ad hoc kan worden aangesteld indien de gewone vertegenwoordiger tegenstrijdige belangen zou hebben [17](#page=17).
#### 3.1.3 De advocaat van de verdachte
De advocaat en de verdachte vormen samen 'de verdediging'. De vertrouwelijkheid van hun communicatie is wettelijk beschermd. De rechten van de verdediging, zoals vastgelegd in de Salduz-norm, omvatten het recht op overleg met de advocaat vóór het verhoor en het recht op bijstand tijdens het verhoor [17](#page=17).
### 3.2 Het slachtoffer
De aandacht voor het slachtoffer in het strafproces is toegenomen, wat heeft geleid tot wetswijzigingen en een verplichting tot correcte bejegening van het slachtoffer. Het slachtoffer is geen noodzakelijke partij in het strafproces [18](#page=18).
#### 3.2.1 Verschillende statuten van het slachtoffer
* **Slachtoffer in het algemeen:** Heeft recht op slachtoffervriendelijke bejegening, wordt opgeroepen voor de openbare terechtzitting, kan burgerlijke belangen ambtshalve aanhouden, geniet specifieke regels voor het verhoor van minderjarige slachtoffers, kan aanspraak maken op het Slachtofferhulpfonds, is een 'partner' in de fase van strafuitvoering, en kan deelnemen aan herstelbemiddeling [18](#page=18).
* **Benadeelde persoon:** Degene die verklaart schade te hebben geleden door een misdrijf. Deze persoon heeft recht op bijstand of vertegenwoordiging door een advocaat, recht om stukken toe te voegen en ingelicht te worden over het verdere verloop van de zaak. De benadeelde persoon heeft dezelfde rechten als een inverdenkinggestelde verdachte [18](#page=18).
* **Burgerlijke partij:** Een volwaardige procespartij die initiatief neemt om de door het misdrijf veroorzaakte schade te verhalen. De burgerlijke partij oefent de strafvordering niet uit, maar streeft naar vergoeding van schade. Deze partij heeft dezelfde rechten als een inverdenkinggestelde verdachte en kan veroordeeld worden tot de gerechtskosten indien deze in het ongelijk wordt gesteld. Een burgerlijke partij kan hoger beroep aantekenen, wat voor een benadeelde persoon niet mogelijk is [18](#page=18) [19](#page=19).
#### 3.2.2 Actio popularis
Het principe is dat een burgerlijke vordering enkel door het rechtstreeks slachtoffer kan worden ingesteld, maar de Wet Racisme en Xenofobie heeft dit principe enigszins uitgehold door vorderingsrechten toe te kennen aan bepaalde verenigingen [19](#page=19).
### 3.3 De burgerlijk aansprakelijke partij
Dit is de persoon die volgens het aquiliaans aansprakelijkheidsrecht burgerlijk aansprakelijk is voor de veroorzaakte schade. De burgerlijke vordering tot schadevergoeding wordt ingesteld in het belang van de benadeelde. Dit is geen noodzakelijke procespartij, met uitzondering van ouders van minderjarige verdachten of in zaken van wegverkeer [20](#page=20).
### 3.4 De tussenkomende partij
In beginsel kunnen derden niet in een strafzaak tussenkomen. Dit is wel mogelijk wanneer de wet aan de strafrechter toelaat om een sanctie of maatregel ten laste van een derde uit te spreken, zoals bij verbeurdverklaring van zaken die aan een derde toebehoren. Ook wanneer bepaalde wetten dit uitdrukkelijk voorzien, vrijwillig of gedwongen, kan een derde tussenkomen, zoals een verzekeraar [20](#page=20).
### 3.5 De politie
De politie speelt een cruciale rol in zowel bestuurlijke als gerechtelijke taken [21](#page=21).
* **Bestuurlijke taken:** Omvatten preventief toezicht en handhaving van de openbare orde [21](#page=21).
* **Gerechtelijke taken:** Gericht op het opsporen en vaststellen van misdrijven, het verzamelen van bewijzen, en hebben een repressief karakter. Politieagenten zijn verplicht misdrijven ter kennis te brengen van het Openbaar Ministerie (OM) en werken onder leiding en gezag van de PdK en eventueel de onderzoeksrechter (OR) [21](#page=21).
#### 3.5.1 Rollen binnen de politie
* **Officieren van gerechtelijke politie:** Belast met het uitvoeren van vorderingen van de gerechtelijke politie [21](#page=21).
* **Hulpofficieren van de PdK:** Bevoegd om bij heterdaad daden van de PdK te stellen [21](#page=21).
### 3.6 Het openbaar ministerie (OM)
Het OM leidt het onderzoek in strafzaken, oefent de strafvordering uit en staat in voor de tenuitvoerlegging van straffen. Het OM heeft het monopolie op de uitoefening van de strafvordering [22](#page=22).
#### 3.6.1 Taken van het OM
* **Leiding van het onderzoek:** Hoewel niet bij een gerechtelijk onderzoek (GO) zelf, heeft het OM wel het vorderingsrecht tot onderzoeksverrichtingen [22](#page=22).
* **Uitoefening van de strafvordering:** Dit omvat het adiëren van de strafrechter voor de toepassing van de strafwet [22](#page=22).
* **Buitengerechtelijke afhandeling:** Mogelijkheden zoals minnelijke schikkingen (MS) en bemiddeling (BEM) [22](#page=22).
* **Bewijsvoering voor strafgerechten:** Het OM draagt de bewijslast en hanteert het principe 'in dubio pro reo' (bij twijfel volgt vrijspraak) (#page=22, 44) [22](#page=22) [44](#page=44).
* **Tenuitvoerlegging straffen:** Het OM initieert de tenuitvoerlegging en speelt een rol bij niet-uitvoering of bepaalde uitvoeringsmodaliteiten [22](#page=22).
#### 3.6.2 Statuut van het OM
Het OM is afzetbaar en verplaatsbaar, en deel van een hiërarchisch korps. Ze zijn één en ondeelbaar en treden niet in eigen naam op. Er geldt een vermoeden van loyaliteit, wat inhoudt dat het OM bewijs moet verzamelen 'à charge et à décharge' (zowel tegen als voor de verdachte). Ze zijn enkel gebonden door schriftelijke bevelen van hun overste [22](#page=22).
#### 3.6.3 Structuur van het OM
* **Procureur-generaal bij het hof van beroep:** Bevoegd op niveau van het rechtsgebied (ressort) [23](#page=23).
* **Procureur des Konings (PdK):** Bevoegd op niveau van de arrondissementen voor alle soorten misdrijven, maar gebonden door de territoriale bevoegdheid [23](#page=23).
* **Parket voor de verkeersveiligheid:** Opgericht in 2021 voor misdrijven met betrekking tot wegverkeer [23](#page=23).
* **Federale procureur:** Bevoegd voor het volledige grondgebied, met name voor misdrijven zoals terrorisme en mensensmokkel [23](#page=23).
#### 3.6.4 Toezicht op het OM
Extern toezicht wordt uitgeoefend door de Hoge Raad voor de Justitie [24](#page=24).
#### 3.6.5 Europees Openbaar Ministerie (EOM)
Het EOM is bevoegd voor de opsporing en vervolging van misdrijven die de financiële belangen van de EU schaden [24](#page=24).
### 3.7 De onderzoeksrechter
De onderzoeksrechter leidt het gerechtelijk onderzoek (GO) en heeft een dubbele hoedanigheid van rechter en onderzoeksmagistraat. Hij is geen procespartij, maar treedt onafhankelijk en onpartijdig op [48](#page=48).
#### 3.7.1 Taken van de onderzoeksrechter
* **Onderzoek à charge et à décharge:** Verzamelen van bewijsmateriaal en toepassen van dwangmaatregelen [49](#page=49).
* **Mini-instructie:** De opdracht van de onderzoeksrechter is beperkt [49](#page=49).
* **Rechtstreeks belanghebbenden:** Kunnen in beperkte mate meewerken, met inzage en verzoeken tot bijkomende onderzoekshandelingen [49](#page=49).
* **Uitvoering rechterlijke beslissingen EU:** Zoals Europees aanhoudingsbevel of Europees bevel van confiscatie [49](#page=49).
#### 3.7.2 Statuut en toezicht
De onderzoeksrechter is een rechter, met specialisaties zoals terrorisme. Intern toezicht wordt uitgeoefend door de KI, en extern door de Hoge Raad voor de Justitie [49](#page=49).
### 3.8 De onderzoeksgerechten
Deze gerechten vormen de interface tussen het vooronderzoek en het onderzoek ter terechtzitting. Er zijn twee onderzoeksgerechten: de Raadkamer en de Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI) [50](#page=50).
#### 3.8.1 De Raadkamer
De Raadkamer is samengesteld uit één alleenzetelende rechter en is bevoegd voor controle op vrijheidsberovende en -beperkende maatregelen, voorlopige hechtenis, inobservatiestelling en internering. Zij controleert de genoegzaamheid van het bewijs en de regelmatigheid van het bewijs, en kan opschorting van de uitspraak van veroordeling uitspreken (een uitzondering op de hoofdregel) [51](#page=51).
#### 3.8.2 De Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI)
De KI is samengesteld uit drie raadsheren en is bevoegd voor inbeschuldigingstelling (verwijzing naar het Hof van Assisen), hoger beroep tegen beschikkingen van de Raadkamer, toezicht op langdurige onderzoeken, en controle op de regelmatigheid van de procedure. De KI kan ook ambtshalve vervolgingen instellen. Bijzondere opsporingsmethoden, zoals infiltratie en observatie, worden door de KI gecontroleerd via een vertrouwelijk dossier [52](#page=52).
### 3.9 De vonnisgerechten
De vonnisgerechten zijn belast met de uitspraak over de grond van de zaak, de bewezenverklaring van feiten en het opleggen van straffen. Ze waarborgen de openbaarheid en motivering van de uitspraken [55](#page=55).
#### 3.9.1 Indeling van de vonnisgerechten
* **Gewone vonnisgerechten:** Bevoegdheid gebaseerd op de aard van het misdrijf (misdaad, wanbedrijf, overtreding).
* **Eerste aanleg:** Politierechtbank, correctionele rechtbank, hof van assisen [56](#page=56).
* **Beroep:** Correctionele rechtbank, hof van beroep [56](#page=56).
* **Bijzondere vonnisgerechten:** Bevoegdheid gebaseerd op de hoedanigheid van de beklaagde (bv. jeugdige leeftijd) [56](#page=56).
#### 3.9.2 Specifieke vonnisgerechten
* **Hof van Cassatie:** Beoordeelt enkel juridische vragen, niet de grond van de zaak [58](#page=58).
* **Hof van Beroep:** Beroepsinstantie met bijzondere bevoegdheid voor het voorrecht van rechtsmacht [60](#page=60).
* **Correctionele Rechtbank:** Behandelt wanbedrijven en hoger beroep tegen vonnissen van de politierechtbank [60](#page=60).
* **Politierechtbank:** Behandelt overtredingen en bepaalde wanbedrijven, inclusief verkeerszaken [61](#page=61).
* **Jeugdrechtbank:** Behandelt zaken betreffende minderjarigen, ook in het predelictuele stadium, met sancties die een niet-repressief karakter hebben [62](#page=62).
* **Jeugdkamer Hof van Beroep:** Hoger beroepsinstantie voor de jeugdrechtbank [62](#page=62).
* **Kamer van Uithandengeving:** Beslist over het al dan niet uit handen geven van minderjarigen (16-18 jaar) aan het gewone strafrecht [62](#page=62).
### 3.10 Strafuitvoeringsrechtbanken (SURB)
De SURB is bevoegd voor de toekenning, opvolging, herroeping en schorsing van strafmodaliteiten zoals beperkte detentie, elektronisch toezicht en voorwaardelijke invrijheidsstelling. Er is geen beroep mogelijk tegen hun beslissingen, enkel cassatie [64](#page=64).
### 3.11 Justitieassistenten en Justitiehuizen
Deze instanties bieden sociale begeleiding, adviesverlening en toezicht op de uitvoering van sancties en maatregelen. Ze zijn ook betrokken bij de opvang en begeleiding van slachtoffers en de opvolging van voorwaardelijk vrijgelatenen. Ze zijn gehuisvest in Justitiehuizen, één per gerechtelijk arrondissement [65](#page=65).
### 3.12 Tuchtrechtbanken
Deze banken zijn bevoegd voor tuchtrecht voor magistraten bij verzuim van ambtsverplichtingen of gedrag dat de waardigheid van het ambt aantast [66](#page=66).
---
# Rechtsmiddelen in het strafproces
Rechtsmiddelen zijn procedures die partijen kunnen aanwenden om rechterlijke beslissingen te laten intrekken, hervormen of vernietigen [2](#page=2).
## 4.1 Algemene beginselen inzake rechtsmiddelen
### 4.1.1 Algemene principes bij het aanwenden van rechtsmiddelen
Bij het aanwenden van rechtsmiddelen zijn er verschillende algemene beginselen van toepassing [3](#page=3):
* **Vereiste van een belang**: Een partij moet belang hebben bij het aanwenden van een rechtsmiddel; dit is bijvoorbeeld niet het geval als de partij reeds werd vrijgesproken [3](#page=3).
* **Geen nadelig effect**: In principe mag het aanwenden van een rechtsmiddel geen nadelige gevolgen hebben voor de partij die het aanwendt. Dit principe kent echter een nuance: indien andere partijen eveneens hoger beroep aantekenen, kan de uitspraak wel zwaarder uitvallen voor de oorspronkelijke appelant. Als enkel het Openbaar Ministerie (OM) beroep aantekent, kan dit zowel voordelig als nadelig zijn voor de beschuldigde [3](#page=3).
* **Schorsend effect**: De initiële beslissing treedt niet in kracht van gewijsde zolang een rechtsmiddel openstaat [3](#page=3).
* **Devolutieve werking (tantum devolutum, quantum appelatum)**: De rechter die een zaak behandelt, is beperkt tot hetgeen hem door de partijen wordt voorgelegd. Als een zaak meerdere misdrijven betreft en een partij tekent enkel beroep aan tegen één misdrijf, kan de rechter enkel over dat specifieke misdrijf uitspraak doen. De reikwijdte van het beroep is dus beperkt tot de saisine van de eerste rechter [3](#page=3).
### 4.1.2 Is het aanwenden van rechtsmiddelen een recht?
Het aanwenden van rechtsmiddelen is enkel mogelijk in de gevallen die wettelijk zijn bepaald. Het EVRM (Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens) en het IVBPR (Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten) erkennen het recht op toegang tot de rechter en wapengelijkheid. Het recht op hoger beroep is expliciet opgenomen in artikel 2 van het Zevende Protocol bij het EVRM en artikel 14 van het IVBPR, hoewel hierop uitzonderingen bestaan. Wapengelijkheid betekent dat als de ene partij de mogelijkheid heeft om een rechtsmiddel aan te wenden, de andere partij dit ook moet kunnen [2](#page=2) [5](#page=5).
## 4.2 Gewone en buitengewone rechtsmiddelen
Rechtsmiddelen kunnen worden onderverdeeld in gewone en buitengewone rechtsmiddelen. Gewone rechtsmiddelen zijn verzet, hoger beroep en voorziening in cassatie. Buitengewone rechtsmiddelen vallen buiten de standaardprocedures [2](#page=2).
## 4.3 Verzet
### 4.3.1 Begrip
Verzet is een rechtsmiddel waarmee een bij verstek gewezen uitspraak kan worden ingetrokken. Het wordt aangewend voor de rechter die het oorspronkelijke vonnis of arrest heeft geveld. Indien verzet ontvankelijk wordt verklaard, vervalt de oorspronkelijke beslissing en komt er een nieuwe in de plaats, tenzij het verzet alsnog ongegrond wordt verklaard [3](#page=3).
### 4.3.2 Hervormingen en algemene principes
De hervormingen van 2003 en 2016 hebben de mogelijkheden tot verzet aanzienlijk verkleind. Verzet is nu enkel nog mogelijk in gevallen van overmacht of wanneer de afwezigheid verschoonbaar was. Bovendien kan men niet meer tweemaal verstek laten gaan [3](#page=3).
Belangrijke beginselen inzake verzet zijn:
* **Recht op verstek (niet op verzet)**: Het OM kan nooit verzet aantekenen [4](#page=4).
* **Belang**: Zoals algemeen geldend voor rechtsmiddelen [3](#page=3).
* **Opposition sur opposition ne vaut**: Enkel verzet tegen het eerste verstekvonnis is mogelijk [4](#page=4).
* **Verzet en hoger beroep kunnen worden gecumuleerd**: Indien hoger beroep en verzet op hetzelfde moment worden ingesteld, heeft het rechtsmiddel dat het eerst werd ingesteld voorrang. Indien de partijen verschillend zijn, heeft verzet voorrang [4](#page=4).
### 4.3.3 Beslissingen vatbaar voor verzet
Verzet is mogelijk tegen een beslissing die bij verstek is gewezen, wat inhoudt dat de partij niet verscheen op de dag en het uur bepaald in de dagvaarding. Als een partij echter verschenen is op de inleidingszitting en er een bevel tot persoonlijke verschijning werd gegeven, wordt de zaak geacht op tegenspraak te zijn gewezen, waardoor verzet niet meer mogelijk is. De hamvraag is of de partij aanwezig was tijdens de debatten en middelen heeft kunnen laten gelden. Dit geldt ongeacht de aanleg van de zaak. Beslissingen van het Hof van Cassatie zijn niet vatbaar voor verzet omdat deze geacht worden op tegenspraak te zijn gewezen. Verzet is niet enkel mogelijk over de grond van de zaak, maar ook over beslissingen alvorens recht te doen en strafuitvoeringsbeslissingen [4](#page=4).
### 4.3.4 Partijen die verzet kunnen aantekenen
Partijen die verzet kunnen aantekenen zijn alle partijen, met uitzondering van het OM, die ter terechtzitting verstek hebben laten gaan [5](#page=5).
### 4.3.5 Wijze waarop verzet wordt aangetekend
Verzet wordt aangetekend middels een verzetsakte, die per gerechtsdeurwaarderexploot wordt betekend aan het OM en eventueel de Burgerlijke Partij (BP). De zaak komt dan voor op de eerstvolgende terechtzitting na 15 dagen (of 3 dagen indien de eiser op verzet in hechtenis is). Gedetineerde beklaagden tekenen verzet aan via een verklaring aan de directeur van de strafinrichting, waarbij een kopie van de akte aan het OM wordt bezorgd. Verzet kan enkel tegen de BP worden aangetekend indien het ook de burgerlijke vordering betreft [5](#page=5).
### 4.3.6 Termijnen om verzet aan te tekenen
De termijnen voor verzet zijn afhankelijk van de vraag of het verstekvonnis of -arrest kon worden betekend [6](#page=6).
* **Gewone termijn (art. 187, eerste lid Sv.)**: Deze termijn bedraagt 15 dagen na de dag waarop het vonnis werd betekend aan de betrokkene. Verzet aantekenen kan ook nog voordat het verstekbeslissing wordt betekend [11](#page=11) [6](#page=6).
* **Buitengewone termijn**: Deze termijn is van toepassing indien het vonnis niet in persoon kon worden betekend. Het verzet kan nog worden aangetekend na kennisname van de betekening van het verstekvonnis of -arrest. De termijn bedraagt 15 dagen na de dag waarop de partij van de betekening kennis heeft gekregen, of tot de termijnen van verjaring van de straf zijn verstreken. Deze buitengewone termijn geldt enkel ten aanzien van de beklaagde [6](#page=6).
Indien de laatste dag van de termijn op een zon- of feestdag valt, wordt de termijn verlengd naar de eerstvolgende werkdag [6](#page=6).
### 4.3.7 Gevolgen van verzet
* **Verzet binnen de gewone termijn**: Verzet heeft een schorsende werking. Indien er geen verzet noch hoger beroep wordt aangetekend, treedt de beslissing in kracht van gewijsde [7](#page=7).
* **Verzet binnen de buitengewone termijn**: Indien het verzet ontvankelijk wordt verklaard, gaat het verstekvonnis of -arrest in beginsel teniet en herleeft de strafvordering [7](#page=7).
### 4.3.8 Mogelijke beslissingen op verzet
Op verzet kunnen volgende beslissingen worden genomen [8](#page=8):
* **Ontvankelijkheid**:
* Verzet is ontvankelijk: De zaak wordt opnieuw behandeld voor hetzelfde rechtscollege, mogelijk met een ander samengestelde zitting. Het oorspronkelijke vonnis vervalt en een nieuw vonnis komt in de plaats [8](#page=8).
* Verzet is onontvankelijk: Hoger beroep blijft nog wel mogelijk [8](#page=8).
* Verzet is "ongedaan" gemaakt:
* Verstek op verstek (opposition sur opposition ne vaut) [8](#page=8).
* Ongewettigde niet-verschijning in een procedure op verstek [8](#page=8).
* **Gegrondheid**: De zaak wordt opnieuw onderzocht zonder nadeel voor de partij die het verzet aanwendt [8](#page=8).
## 4.4 Hoger beroep
### 4.4.1 Begrip
Hoger beroep is een rechtsmiddel om een zaak te onderwerpen aan de beslissing van een ander, hoger geplaatst rechtscollege. Het strekt ertoe het vonnis a quo (het oorspronkelijke vonnis) geheel of gedeeltelijk te hervormen. Het recht op hoger beroep is een mensenrecht, maar niet absoluut [9](#page=9).
### 4.4.2 Algemene beginselen
De algemene beginselen die van toepassing zijn op rechtsmiddelen gelden ook hier [10](#page=10):
* **Belang**: Er moet belang zijn bij het instellen van hoger beroep [10](#page=10).
* **Tantum devolutum quantum appelatum**: Zoals beschreven bij de algemene beginselen van rechtsmiddelen [10](#page=10) [3](#page=3).
* **Geen nadeel voor de partij**: Zoals algemeen geldend voor rechtsmiddelen [10](#page=10) [3](#page=3).
* **Evocatierecht**: Een uitzondering op de devolutieve werking, waarbij de rechter de hele zaak naar zich toe kan trekken [10](#page=10).
Een verzwarende uitspraak in hoger beroep is niet mogelijk in de vorm van uitstel. Indien het OM hoger beroep aantekent, kan de beroepsrechter meer vrijheid hebben en de straf verzwaren, mits eenparigheid van stemmen [10](#page=10).
### 4.4.3 Hoofdberoep en incidenteel beroep
* **Hoofdberoep**: Dit is een zelfstandig rechtsmiddel dat door elke partij kan worden aangewend [11](#page=11).
* **Incidenteel beroep**: Dit kan enkel betrekking hebben op de burgerlijke vordering en staat enkel open voor de partij tegen wie het hoofdberoep werd aangetekend met betrekking tot de burgerlijke vordering. Het incidenteel beroep is afhankelijk van het hoofdberoep en is niet gebonden aan de normale termijn van hoger beroep; het kan worden ingesteld zolang de debatten over het hoofdberoep lopende zijn [11](#page=11).
### 4.4.4 Beslissingen vatbaar voor hoger beroep
In principe zijn alle rechterlijke beslissingen vatbaar voor hoger beroep. Uitzonderingen hierop zijn beslissingen van het Hof van Assisen (HvA), het voorrecht van rechtsmacht van magistraten, en loutere beslissingen of maatregelen van inwendige aard, zoals het bepalen van een rechtsdag of het schrappen van een zaak van de rol [11](#page=11).
### 4.4.5 Partijen die hoger beroep kunnen aantekenen
Alle partijen kunnen hoger beroep aantekenen. Partijen kunnen ook afstand doen van hun recht op hoger beroep [12](#page=12).
### 4.4.6 Termijnen om hoger beroep aan te tekenen
* **Algemene regel**: 30 dagen vanaf de dag na de uitspraak (bij tegenspraak) of de dag na de betekening (bij verstek), behoudens overmacht [12](#page=12) [13](#page=13).
* **Burgerlijke Partij (BP)**: Indien hoger beroep gericht is tegen de BP, beschikt de BP over een extra termijn van 10 dagen, onverminderd het recht op incidenteel beroep. Als de BP een andere partij wil betrekken, beschikt hij over 40 dagen [12](#page=12).
* **Openbaar Ministerie (OM)**: Sinds 2016 bestaat er een bijzondere termijn voor 'volgappel', een bijkomende termijn van 10 dagen. Sinds 2022 geldt ook een omgekeerd volgappel voor de beklaagde/Beroepsgenoot/Partij (BAP) [12](#page=12).
* **Incidenteel hoger beroep**: Kan worden ingesteld tot aan het sluiten van de debatten middels een conclusie met betrekking tot de burgerlijke vordering [12](#page=12).
Indien een vonnis geacht wordt op tegenspraak te zijn gewezen, wordt rekening gehouden met de dag van betekening, niet enkel de dag van de uitspraak [12](#page=12).
### 4.4.7 Wijze waarop hoger beroep wordt aangetekend
Het hoger beroep wordt aangetekend middels een verklaring. Dit kan mondeling ter griffie van de rechtbank die het vonnis heeft gewezen (of aan de directeur van de strafinrichting voor gedetineerden). Sinds 2016 volstaat deze verklaring niet meer; een verzoekschrift met specifieke grieven (redenen van beroep) tegen de bestreden beslissing is vereist. Dit verzoekschrift moet binnen dezelfde termijn en bij dezelfde griffie als de verklaring worden ingediend. Het grievenstelsel heeft groot belang en beïnvloedt de omvang van het debat, naast grieven van openbare orde en ambtshalve op te werpen grieven [13](#page=13).
### 4.4.8 Gevolgen van hoger beroep
Hoger beroep heeft een schorsend effect. Vonnissen "alvorens recht te doen" kunnen echter "bij voorraad uitvoerbaar" worden verklaard. Onmiddellijke aanhouding ter terechtzitting is mogelijk in strikt bepaalde gevallen om de periode tussen uitspraak en definitieve kracht van gewijsde te overbruggen [14](#page=14).
### 4.4.9 Mogelijke beslissingen beroepsinstantie
De beroepsinstantie kan volgende beslissingen nemen [14](#page=14):
* Bevestiging van het vonnis a quo [14](#page=14).
* Hervorming van het vonnis, geheel of gedeeltelijk [14](#page=14).
* De zaak wordt 'terug'verwezen naar de bevoegde rechter indien dit nodig is [14](#page=14).
* Evocatie [14](#page=14).
## 4.5 Voorziening in cassatie
### 4.5.1 Begrip
Voorziening in cassatie is een buitengewoon rechtsmiddel dat enkel op juridische gronden kan worden aangewend. Het betreft de schending van de wet of een algemeen rechtsbeginsel, of het verzuim van substantiële vormen (vormen voorgeschreven op straffe van nietigheid). Het Hof van Cassatie (HvC) roept ambtshalve middelen tot cassatie in wat betreft de strafvordering. Er zijn recente wetswijzigingen geweest in 2014 en 2016 [15](#page=15).
### 4.5.2 Beslissingen vatbaar voor cassatieberoep
Enkel gerechtelijke beslissingen in laatste aanleg zijn vatbaar voor cassatieberoep, nadat het rechtsmiddel van hoger beroep is uitgeput. Ook beslissingen alvorens recht te doen en arresten betreffende het onderzoek kunnen onderwerp zijn van cassatie, maar pas nadat de eindbeslissing is genomen. Een uitzondering hierop is het arrest over bevoegdheid en arresten inzake voorlopige hechtenis. Vrijspraak door het Hof van Assisen is sinds 2015 ook vatbaar voor cassatie. Het cassatieberoep kan slechts éénmaal worden ingesteld. Het bestreden arrest moet definitief zijn voor de tegenpartij [16](#page=16).
### 4.5.3 Partijen die beroep kunnen aantekenen
Alle partijen kunnen cassatieberoep aantekenen, mits zij belang kunnen laten gelden. Het OM kan enkel cassatie instellen bij het rechtscollege dat de bestreden beslissing heeft geveld. Het OM bij het HvC kan dit enkel in uitzonderlijke gevallen. Bij buitenvervolgingstelling kan ook de BP cassatie instellen [17](#page=17).
### 4.5.4 Termijnen om cassatieberoep in te stellen
De termijn om cassatieberoep in te stellen bedraagt 15 dagen [17](#page=17) [18](#page=18).
* Bij een beslissing gewezen op tegenspraak: vanaf de dag na de uitspraak [17](#page=17) [18](#page=18).
* Bij een beslissing gewezen bij verstek: vanaf de dag dat de gewone termijn van verzet is verstreken [17](#page=17) [18](#page=18).
### 4.5.5 Wijze waarop cassatieberoep wordt ingesteld
Het cassatieberoep wordt ingesteld middels een verklaring ter griffie van het rechtscollege dat de uitspraak heeft gedaan (of aan de directeur van de strafinrichting voor gedetineerden). Er is geen opgave van grieven vereist bij de verklaring. De indiening moet door een advocaat gebeuren, die houder is van een getuigschrift van opleiding in cassatieprocedures. Vervolgens moet het beroep worden betekend bij gerechtsdeurwaarderexploot aan de partij tegen wie het gericht is. Het OM ontvangt de betekening ter griffie van het HvC. Gebrek aan betekening leidt tot onontvankelijkheid. Daarna wordt een memorie ingediend met de middelen, minstens 15 dagen voor de zitting. De verweerder in cassatie kan een memorie van antwoord indienen 8 dagen voor de zitting [18](#page=18).
### 4.5.6 Gevolgen van cassatieberoep
Gedurende de termijn van 15 dagen is de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing geschorst. De beslissing kan wel bij voorraad uitvoerbaar zijn verklaard. Er vindt filtering plaats door het OM en de afdelingsvoorzitter, waarbij kennelijk onontvankelijke, doelloze zaken of zaken zonder middelen over onregelmatigheden kunnen worden afgewezen. Uitspraak kan gebeuren zonder debat met partijen, middels een beschikking van niet-toelaatbaarheid [19](#page=19).
### 4.5.7 Mogelijke beslissingen
De mogelijke beslissingen van het HvC zijn:
* **Verwerping van het beroep**: De bestreden beslissing behoudt haar volle rechtskracht en de eiser wordt veroordeeld tot de kosten [19](#page=19).
* **Vernietiging, geheel of gedeeltelijk**:
* **Cassatie met verwijzing**: De zaak wordt verwezen naar ofwel hetzelfde gerecht (anders samengesteld) of een ander gerecht met dezelfde rang. Indien het de onbevoegdheid betreft, wordt verwezen naar het bevoegde gerecht. Er is geen verwijzing indien er niets meer mogelijk is om over te oordelen (bv. misdrijf is verjaard) [19](#page=19).
* **Cassatie zonder verwijzing**: Dit gebeurt wanneer er niets meer mogelijk is om over te oordelen. Indien het over een burgerlijke vordering gaat, wordt dit verwezen naar de burgerlijke rechtbank. Bij vernietiging van een arrest van het HvA, kan er een beperkte nieuwe assisenprocedure volgen, enkel over de strafmaat [19](#page=19).
* Vernietiging arrest HvA [19](#page=19).
### 4.5.8 Bijzondere vormen van voorziening in cassatie
Er bestaan bijzondere vormen van voorziening in cassatie [20](#page=20):
* Aangifte op bevel van de Minister van Justitie (art. 441 Sv.) [20](#page=20).
* Cassatie in belang van de wet (art. 442 Sv.) [20](#page=20).
* Vordering tot heronderzoek na 'veroordeling' in Straatsburg (art. 442bis Sv.) [20](#page=20).
* Herziening in strafzaken (art. 443-447bis Sv.), onder meer bij onverenigbaarheid van twee vonnissen betreffende hetzelfde feit, valse getuigenis, of een novum. Deze bijzondere vormen dienen niet gekend te worden voor het examen [20](#page=20).
## 4.6 Beroep tot intrekking
Er wordt een "beroep tot intrekking" genoemd in de inhoudstafel maar dit wordt niet verder uitgewerkt in de documentatie die hierbij beschikbaar is [2](#page=2).
---
# Rechten van de verdediging in strafzaken
De rechten van de verdediging in strafzaken omvatten de rechtsregels die de rechtspositie van de verdachte in het strafproces beheersen en hem in staat stellen zich te verdedigen tegen de strafvordering, met als doel bescherming tegen willekeurige veroordeling of straftoemeting .
### 5.1 Algemene begrippen
#### 5.1.1 Begrip en oorsprong
De rechten van de verdediging zijn een grondrecht, specifiek van toepassing op personen die vervolgd worden wegens een misdrijf. Dit concept is sinds de Tweede Wereldoorlog ontwikkeld, mede onder invloed van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Er bestaat geen systematische opsomming van deze rechten in de Belgische strafwet (Sv.) of de Grondwet (Gw.) .
#### 5.1.2 Rechtsbronnen
De voornaamste rechtsbronnen van de rechten van de verdediging zijn:
* De Salduzwet .
* De Wet Franchimont .
* Supranationaal en nationaal recht, met als kern art. 6 EVRM. Indien nationaal recht verder gaat dan internationaal recht, heeft het nationale recht voorrang voor een ruimere bescherming .
* Hoofdstuk 6 van het EU-handvest .
* EU-richtlijnen betreffende slachtofferbescherming, recht op informatie voor verdachten, recht op vertaling en tolken, bijstand van een advocaat, vermoeden van onschuld en rechten voor minderjarigen, die in Belgisch recht moeten worden omgezet .
#### 5.1.3 Toepassingsgebied van de rechten van de verdediging in strafzaken
Het begrip 'strafzaak' wordt autonoom geïnterpreteerd door het EHRM aan de hand van de Engel-criteria. Deze criteria onderzoeken of :
* Een overtreden norm is opgenomen in het nationale strafrecht .
* De aard van de inbreuk repressief of preventief is .
* De aard en ernst van de sanctie zwaar genoeg zijn .
Ook de interpretatie van het begrip 'vervolging' is autonoom. In België start de strafvordering met het instellen van de strafvervolging, terwijl het EHRM dit moment plaatst vanaf het moment dat een persoon weet dat hij zich moet verdedigen. Dit kan invloed hebben op de start van de redelijke termijn .
Het EVRM, en in het bijzonder art. 6, is van toepassing op verschillende fasen van de strafrechtspleging. Hoewel art. 6 EVRM primair betrekking heeft op het onderzoek ten gronde, kunnen bepaalde onderdelen ook op andere fasen van toepassing zijn. Het vermoeden van onschuld en het recht op bijstand van een advocaat gelden sowieso in het vooronderzoek. Voor het vooronderzoek geldt een accusatoire procedure, met het vermoeden van onschuld en het recht op bijstand van een advocaat. De toepassing van art. 6 EVRM op procedures bij de kamer van inbeschuldigingstelling (KI) is beperkt, tenzij een miskenning daarvan leidt tot een ernstige aantasting van de rechten van de verdediging op onherstelbare wijze. Strafuitvoering valt principieel niet onder art. 6 EVRM, tenzij het gaat om disciplinaire sancties die voldoen aan de autonome criteria van het EHRM. Procedures voor penitentiaire commissies en de SURB zijn niet van toepassing, net als de procedure voor het Rijnland Commissariaat bij handhaving van voorlopige hechtenis, waarvoor art. 5 EVRM geldt. De procedure tot tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel is evenmin van toepassing [4](#page=4).
### 5.2 Overzicht van de algemene beginselen
De rechten van de verdediging kunnen worden onderverdeeld in een reeks algemene beginselen, die vaak voortvloeien uit art. 6 EVRM:
#### 5.2.1 Recht op toegang tot de rechter
Dit beginsel impliceert een procesverplichting waarbij strafsancties enkel door een rechter kunnen worden opgelegd. Sancties die door de administratie worden opgelegd, moeten door de rechter kunnen worden aangevochten. Dit omvat de volheid van bevoegdheid, zowel wat betreft legaliteit als opportuniteit. Dit recht is echter niet absoluut; eraan verbonden voorwaarden mogen niet disproportioneel zijn of de toegang onmogelijk maken. Consensualisme is een uitzondering, waarbij de verdachte vrijwillig van dit recht kan afzien, bijvoorbeeld door in te gaan op een minnelijk schikkingsvoorstel of een buitengerechtelijke afhandeling. De rechter die de zaak moet nemen, moet de natuurlijke rechter zijn, aangewezen bij wet, en er mag geen sprake zijn van 'forum shopping'. De procedure moet bij wet bepaald en voorzienbaar zijn .
#### 5.2.2 Recht op een eerlijk proces
Dit beginsel omvat:
* **Gelijkheid van wapens (equality of arms)**: Dit principe, filosofisch geworteld in de accusatoire procesvoering van het EVRM, garandeert processuele gelijkheid tussen de vervolgende en de verdedigende partij. In België geldt dit voornamelijk tijdens het onderzoek ten gronde en in mindere mate tijdens het vooronderzoek. Het omvat gelijke toegang tot processtukken, het gelijk aanwenden van rechtsmiddelen en gelijke behandeling ter terechtzitting .
* **Recht op eerlijke bewijsvoering**: Hoewel het bewijsrecht grotendeels een nationale bevoegdheid is, is er een marginale toetsing door het EHRM. Bewijs moet op rechtmatige wijze zijn verkregen en vatbaar zijn voor tegenspraak .
* **Onmiddellijkheidsbeginsel**: Dit vereist dat bewijzen ter terechtzitting worden gepresenteerd en deel uitmaken van een contradictorisch debat. Uitzonderingen zijn mogelijk indien de rechten van de verdediging niet in het gedrang komen. In België wordt dit in de praktijk eerder gezien als verificatie van het vooronderzoekdossier. Het principe wordt volledig gerespecteerd in het Hof van Assisen .
#### 5.2.3 Recht op een openbaar proces
Dit beginsel beschermt zowel de verdachte als de publieke opinie. Er zijn uitzonderingen op de openbaarheid, zowel in het EVRM als in de Grondwet .
* **Interne openbaarheid**: Vanuit het perspectief van de beklaagde sluit dit aan bij het recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, gehoord te worden en toegang te hebben tot het strafdossier om de tegenspraak ten volle uit te oefenen. Er is discussie in het kader van het "vertrouwelijk dossier" (BOM), waarbij de beklaagde geen inzage heeft in vertrouwelijke stukken, en bij uithandengeving van minderjarigen, waar inzage in stukken over persoonlijkheid en levenssituatie beperkt is .
* **Externe openbaarheid**: Dit heeft betrekking op het belang van de publieke opinie en de controlefunctie van het publiek op de rechtspleging. Gerechtverslaggeving vereist een delicaat evenwicht tussen persvrijheid, openbaarheid en het vermoeden van onschuld en rechten van de verdediging. Er zijn geen uitzonderingen op de openbaarheid van de uitspraak, en de motivering van vonnissen en arresten is cruciaal voor de beklaagde en de openbare controle .
#### 5.2.4 Recht op behandeling van de zaak binnen een redelijke termijn
Dit recht, dat verschilt van de verjaringstermijn van de strafvordering, vereist dat een strafzaak binnen een redelijke termijn wordt behandeld .
* **Begin- en eindpunt**: Het begint vanaf de "vervolging" in autonome zin volgens het EHRM (het moment waarop de verdachte weet dat hij zich moet verdedigen) en eindigt met een definitieve beslissing over de grond van de zaak of de stopzetting van de vervolging. Dit kan al vanaf het eerste politieverhoor zijn .
* **Criteria ter beoordeling**: De beoordeling van de redelijkheid van de duur van het proces gebeurt aan de hand van concrete gegevens en omvat de complexiteit van de zaak, het gedrag van de gerechtelijke overheid, het gedrag van de verdachte en het belang van de zaak voor de betrokkene .
* **Sanctie bij overschrijding**: Naar Belgisch recht (na de wet van 09/04/2024) kan de rechter de veroordeling bij eenvoudige schuldigverklaring uitspreken, een straf opleggen die lager is dan het wettelijke minimum, of bij een zeer zwaarwichtige miskenning, het verval van de strafvordering uitspreken. Bij onherstelbare nadelen voor de verdediging kan een zwaardere sanctie worden toegepast, zoals vrijspraak of niet-ontvankelijkheid van de strafvordering, wat reeds door de KI kan worden uitgesproken .
#### 5.2.5 Recht niet gedwongen te worden tegen zichzelf te getuigen
Dit beginsel houdt in dat een verdachte niet verplicht is mee te werken aan zijn eigen veroordeling en het recht heeft te zwijgen. Er mogen geen negatieve conclusies worden getrokken uit het stilzwijgen van de verdachte. Dit principe is impliciet vervat in art. 6 EVRM en expliciet in art. 14 g IVBPR. De ratio legis is dat een verklaring onder dwang contraproductief zou zijn voor de waarheidsvinding. In België is dit recht sinds 2011 uitdrukkelijk opgenomen in art. 47bis Sv., waarbij de verdachte voor het verhoor wordt geïnformeerd over zijn zwijgrecht en het recht om zich niet te beschuldigen. Bijstand van een advocaat bij het verhoor dient ter vrijwaring van dit recht [1](#page=1) [3](#page=3).
#### 5.2.6 Vermoeden van onschuld
Dit houdt in dat de bewijslast bij de vervolgende partij ligt; de beklaagde hoeft zijn onschuld niet te bewijzen. Bij twijfel gaat de beklaagde vrijuit ('in dubio pro reo'). De bewijsstandaard is 'boven elke redelijke twijfel' .
* **Vermoeden van onschuld en bewijslast**: De bewijslast rust op de vervolgende partij, terwijl de aanvoeringslast (verplichting om feiten aan te voeren) op de schouders van de verdachte kan rusten .
* **Vermoeden van onschuld en uitspraak over de grond van de zaak**: Het vermoeden van onschuld impliceert dat de schuld moet zijn vastgesteld tijdens een procedure waarin de verdachte zijn procesrechten conform art. 6 EVRM heeft kunnen uitoefenen. Instanties belast met het vooronderzoek mogen zich niet over de schuld van de verdachte uitspreken, zelfs niet als deze heeft bekend. Dit geldt voor alle instanties van de strafrechtspleging, inclusief de rechter ten gronde, die pas over de schuld beslist na de grond van de zaak te hebben behandeld. Zelfs bij straftoemeting moet neutraliteit worden betracht. Vrijspraak na de beslissing ten gronde laat het vermoeden van onschuld onverlet .
#### 5.2.7 Recht op verdediging
Dit omvat een reeks specifieke rechten die de verdachte in staat stellen zich effectief te verdedigen:
##### 5.2.7.1 Recht op informatie over beschuldigingen
De verdachte heeft het recht om "onverwijld, in een taal die hij verstaat en in bijzonderheden, op de hoogte te worden gesteld van de aard en de reden van de tegen hem ingebrachte beschuldiging". De 'aard' verwijst naar het tenlastegelegde feit en de 'reden' naar de juridische kwalificatie. Bij een herkwalificatie verandert de reden, waardoor de verdachte zich daartegen moet kunnen verdedigen. Dit omvat ook het recht op vertaling van de dagvaarding .
##### 5.2.7.2 Recht op voldoende tijd en faciliteiten ter voorbereiding van de verdediging
De verdachte heeft het recht "te beschikken over de tijd en faciliteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van zijn verdediging". Dit veronderstelt tijdig inzage in het strafdossier en wordt beoordeeld aan de hand van de complexiteit van de zaak, de aard van de procedure, de omvang van het strafdossier en de concrete juridische bijstand. De verdediging wordt als één geheel beschouwd, waarbij de advocaat volstaat, tenzij vrije communicatie tussen advocaat en verdachte niet mogelijk is. Er geldt een minimumtermijn van tien dagen tussen de dagvaarding en de eerste verschijning, oplopend tot twintig dagen voor de preliminaire zitting en vijftien dagen voor de zitting ten gronde in het Hof van Assisen. De verdachte moet adequaat op de hoogte worden gesteld van de beslissing ten gronde .
##### 5.2.7.3 Recht zichzelf te verdedigen of bijstand te hebben van een raadsman
De verdachte heeft het recht "zichzelf te verdedigen of daarbij de bijstand te hebben van een raadsman naar eigen keuze of, indien hij niet over voldoende middelen beschikt om een raadsman te bekostigen, kosteloos door een toegevoegd advocaat te kunnen worden bijgestaan, indien de belangen van een behoorlijke rechtspleging dit eisen". Dit betekent dat hij zich ofwel persoonlijk kan verdedigen, ofwel via een raadsman. Het recht op kosteloze bijstand is niet absoluut en hangt af van de ernst van het misdrijf, de zwaarte van de mogelijke straf, de complexiteit van de zaak en de bekwaamheid van de betrokkene om zichzelf te verdedigen .
##### 5.2.7.4 Recht getuigen te (doen) ondervragen
De verdachte heeft het recht "de getuigen à charge te ondervragen of te doen ondervragen en het oproepen en de ondervraging van getuigen à décharge te doen geschieden onder dezelfde voorwaarden als het geval is met de getuigen à charge". Het begrip 'getuige' wordt autonoom door het EHRM gedefinieerd. Indien een getuigenverklaring slechts als steunbewijs dient, is er geen probleem. Als het echter het enige of doorslaggevende bewijs is, moet de beklaagde de mogelijkheid hebben om de getuige te ondervragen. Bij kwetsbare getuigen kan dit via audiovisuele opname gebeuren. Bij volledig anonieme getuigen mag dit enkel als steunbewijs. Wat getuigen à décharge betreft, kan de rechter een verzoek tot getuigenverhoor weigeren indien dit onvoldoende gemotiveerd is, maar de beslissing mag het recht op een eerlijk proces niet aantasten .
##### 5.2.7.5 Recht op kosteloze bijstand van een tolk
De verdachte heeft het recht "zich kosteloos te doen bijstaan door een tolk, indien hij de taal die ter terechtzitting wordt gebezigd niet verstaat of niet spreekt". Dit is steeds verplicht, ook tijdens het vooronderzoek, tenzij dwingende redenen anders voorschrijven. Verklaringen afgelegd zonder de bijstand van een tolk mogen niet als steunbewijs worden gebruikt. De kwaliteit van gerechtstolken wordt gecontroleerd en er zijn minimumvoorschriften op EU-niveau .
##### 5.2.7.6 Recht op hoger beroep en effectief rechtsmiddel
Het recht op hoger beroep is vastgelegd in art. 2 van het Zevende Aanvullend Protocol bij het EVRM en art. 14 IVBPR. België heeft een voorbehoud hierbij met betrekking tot arresten van het Hof van Assisen en het voorrecht van rechtsmacht van magistraten. Het recht op een effectief rechtsmiddel (art. 13 EVRM) houdt in dat wie zijn rechten geschonden ziet, recht heeft op een daadwerkelijk rechtsmiddel voor een nationale instantie. Dit hoeft niet noodzakelijk een rechterlijk verhaalmiddel te zijn [5](#page=5).
##### 5.2.7.7 Ne bis in idem
Dit beginsel beschermt tegen dubbele bestraffing voor hetzelfde misdrijf, zoals voorzien in art. 4 van het Zevende Protocol bij het EVRM en art. 14 IVBPR. Het is beperkt tot vonnissen geveld binnen eenzelfde staat. De Engel-criteria worden gebruikt om te bepalen of een administratieve sanctie niet in feite een verborgen strafsanctie is. Binnen de EU geldt een ruimer beginsel, maar niet globaal [7](#page=7).
### 5.3 Wettelijke waarborgen bij beperkingen van bepaalde grondrechten
Hoewel de rechten van de verdediging zeer ruim zijn, kunnen grondrechten zoals het recht op persoonlijke vrijheid (art. 5 EVRM) en het recht op eerbiediging van de privésfeer (art. 8 EVRM) onder bepaalde voorwaarden worden beperkt. Deze beperkingen moeten steeds wettelijk verankerd zijn, een legitiem doel nastreven en proportioneel zijn in een democratische samenleving. De wettelijke basis moet voldoende duidelijk en toegankelijk zijn, en het nagestreefde doel moet conform art. 8 EVRM zijn. Proportionaliteit is hierbij vaak een knelpunt, waarbij de beperking noodzakelijk moet zijn [2](#page=2).
> **Tip:** Het is cruciaal om het onderscheid te maken tussen de verschillende rechtsbronnen en hun hiërarchie, alsook de autonome interpretatie van begrippen door het EHRM te begrijpen, zoals 'strafzaak' en 'vervolging'. Dit beïnvloedt de toepasbaarheid van de rechten van de verdediging.
> **Voorbeeld:** De autonome interpretatie van 'vervolging' door het EHRM kan betekenen dat de redelijke termijn al begint te lopen vanaf een moment dat er volgens nationaal recht nog geen formele vervolging is ingesteld, wat de verdachte kan beschermen tegen onredelijke vertragingen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Strafvordering | De vordering die ertoe strekt de strafwet toe te passen, uitgeoefend door het Openbaar Ministerie (OM). |
| Materieel strafrecht | Het geheel van rechtsregels dat bepaalde gedragingen strafbaar stelt en sancties eraan verbindt. |
| Formeel strafrecht (strafprocesrecht) | Het geheel van procedurele spelregels die bepalen hoe het materieel strafrecht wordt toegepast, ook wel strafrechtspleging of strafvordering sensu lato genoemd. |
| Accusatoire rechtspleging | Een processtructuur waarbij de aanklager en verdediging op gelijke voet staan en de partijen het proces in handen hebben, met een passieve rol voor de rechter. |
| Inquisitoire rechtspleging | Een processtructuur waarbij de overheid sterk doorweegt op de procesvoering, de verdachte als object van de rechtspleging wordt gezien, en de rechter een actieve rol heeft bij het ontdekken van de waarheid. |
| Vooronderzoek | De eerste fase van het strafproces, grotendeels inquisitoir van aard, die gericht is op het identificeren van de verdachte en het nagaan van voldoende bezwaren, zonder een uitspraak over de grond van de zaak te doen. |
| Opsporingsonderzoek (OO) | Een vorm van vooronderzoek dat grotendeels door het Openbaar Ministerie (OM) en hulpofficieren wordt gevoerd, zonder tussenkomst van een onderzoeksrechter, tenzij voor specifieke dwangmaatregelen (mini-instructie). |
| Gerechtelijk onderzoek (GO) | Een vorm van vooronderzoek dat door een onderzoeksrechter wordt geleid, met name wanneer dwangmaatregelen nodig zijn, en dat wordt gecontroleerd door de Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI). |
| Inverdenkinggestelde | Een persoon tegen wie in het kader van een gerechtelijk onderzoek voldoende bezwarende feiten bestaan, waardoor de onderzoeksrechter een formele verdenking uitspreekt. |
| Saisine | Het beginsel waarbij de onderzoeksrechter gebonden is door de feiten waarvoor hij door de vordering tot onderzoek of een klacht met burgerlijke partijstelling is geadieerd, en enkel deze feiten mag onderzoeken. |
| Proces-verbaal (PV) | Een geschrift dat wordt opgemaakt van klachten, aangiften en ambtelijke vaststellingen, dat dient als basis voor het strafdossier en de behandeling van de zaak. |
| Vertrouwelijk dossier | Een apart dossier waarin de Procureur des Konings (PdK) vertrouwelijke verslagen bewaart die voortvloeien uit het gebruik van stelselmatige observatie of burgerinfiltratie, met beperkte toegang. |
| Heterdaad | Een misdrijf dat ontdekt wordt terwijl het wordt gepleegd of onmiddellijk daarna, wat aanleiding kan geven tot bijzondere bevoegdheden voor de politie en het OM. |
| Proactieve recherche | Opsporingsmethoden die gericht zijn op misdrijven die nog niet gepleegd zijn, met als doel sturingsinformatie te verzamelen voor de verdere procedure. |
| Kaalpluk-onderzoek | Een procedure, chronologisch volgend op het onderzoek ten gronde, gericht op het ontnemen van vermogensvoordelen die verkregen zijn door misdrijven, via een aparte procedure tot verbeurdverklaring. |
| Onderzoeksrechter (OR) | Een magistraat belast met het leiden van een gerechtelijk onderzoek, die dwangmaatregelen kan bevelen en een dubbele hoedanigheid heeft van rechter en opsporingsmagistraat. |
| Raadkamer (RK) | Een onderzoeksgerecht op het niveau van de rechtbank van eerste aanleg, dat onder andere bevoegd is voor het controleren van vrijheidsbenemende maatregelen en de afsluiting van een gerechtelijk onderzoek. |
| Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI) | Een onderzoeksgerecht op het niveau van het hof van beroep, dat onder andere beslist over de inbeschuldigingstelling voor het hof van assisen en in beroep komt tegen beschikkingen van de Raadkamer. |
| Vonnisgerechten | Rechtbanken die uitspraak doen over de grond van de zaak, zoals de politierechtbank, de correctionele rechtbank, het hof van beroep en het hof van assisen. |
| Verjaring | De termijn waarbinnen de strafvordering kan worden ingesteld; na het verstrijken van deze termijn kan het misdrijf niet meer worden vervolgd. De wet van 9 april 2024 heeft ingrijpende wijzigingen aangebracht aan de verjaringsregeling. |
| Stuiting | Het onderbreken van de verjaringstermijn, waardoor een nieuwe termijn begint te lopen. In de nieuwe wetgeving is het mechanisme van stuiting afgeschaft. |
| Schorsing | Het tijdelijk stilzetten van de verjaringstermijn, waarna deze verder loopt zonder dat het reeds verworven gedeelte verloren gaat. |
| Ne bis in idem | Het beginsel dat niemand tweemaal mag worden berecht of gestraft voor hetzelfde feit, zowel op nationaal als op internationaal niveau. |
| Burgerlijke vordering | Een vordering ingesteld door het slachtoffer of diens nabestaanden tot herstel van de geleden schade, die zowel voor de strafrechter als voor de burgerlijke rechter kan worden ingesteld. |
| Recht op verdediging | Het geheel van rechtsregels dat de rechtspositie van de verdachte in het strafproces beheerst en hem in staat stelt zich te verdedigen tegen de strafvordering, met als doel bescherming tegen willekeur. |
| Vermoeden van onschuld | Het beginsel dat een verdachte als onschuldig wordt beschouwd totdat zijn schuld wettelijk is bewezen, en dat bij twijfel de verdachte moet worden vrijgesproken (in dubio pro reo). |
| Gelijkheidsbeginsel (equality of arms) | Het principe dat er een procesuele gelijkheid moet bestaan tussen de vervolgende en de verdedigende partij in het strafproces. |
| Recht op eerlijk proces | Een fundamenteel recht dat onder andere inhoudt dat de zaak binnen een redelijke termijn moet worden behandeld, dat men zich niet tegen zichzelf hoeft te bewijzen en dat men zich mag verdedigen. |
| Openbaar proces | Het beginsel dat de rechtspleging in principe openbaar is, tenzij er uitzonderingen zijn voorzien om de openbaarheid te beperken. |
| Redelijke termijn | De tijdsduur waarbinnen een strafzaak definitief moet worden afgerond, beoordeeld op basis van concrete gegevens zoals de complexiteit van de zaak, het gedrag van de overheid en de verdachte, en het belang van de zaak. |
| Zwijgrecht | Het recht van de verdachte om niet mee te werken aan zijn eigen veroordeling en te zwijgen, zonder dat hieruit negatieve conclusies mogen worden getrokken. |
| Voorlopige hechtenis (VH) | Een vrijheidsbeneming van een verdachte in het kader van een onderzoek in strafzaken, die aan strikte wettelijke voorwaarden moet voldoen en enkel door een rechter kan worden bevolen. |
| Bevel tot medebrenging | Een bevel van de onderzoeksrechter om een niet spontaan verschijnende getuige of verdachte met dwang te laten voorleiden voor een ondervraging. |
| Aanhoudingsbevel | Een bevel van de onderzoeksrechter tot vrijheidsbeneming van een verdachte, gebaseerd op ernstige schuldaanwijzingen en volstrekte noodzakelijkheid voor de openbare veiligheid, met een motiveringsplicht. |
| Elektronisch toezicht (ET) | Een alternatieve maatregel voor voorlopige hechtenis waarbij de betrokkene onder toezicht wordt geplaatst via elektronische middelen, zoals een enkelband. |
| Europese aanhoudingsbevel (EAB) | Een gerechtelijke beslissing genomen door de ene EU-lidstaat met het oog op de aanhouding en overlevering van een persoon door een andere EU-lidstaat, teneinde een strafvervolging in te stellen of een straf ten uitvoer te leggen. |
| Bijzondere opsporingsmethoden (BOM) | Heimelijke onderzoeksmethoden die worden ingezet wanneer traditionele methoden ontoereikend zijn, met beperkingen op het recht op privacy en bescherming van de rechten van de verdediging. |
| Inbeslagneming | De handeling waarbij voorwerpen die kunnen dienen als bewijs, of die vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, uit de macht van de verdachte worden genomen. |
| Inkijkoperatie | Een onderzoekshandeling waarbij een private plaats heimelijk wordt betreden en gesloten voorwerpen worden geopend, zonder medeweten van de betrokkene, om bewijzen te verzamelen. |
| Telecommunicatieonderzoek | Onderzoekshandelingen gericht op het identificeren van gebruikers van telecommunicatiediensten, het achterhalen van verkeersgegevens, lokalisering en afluistering van privécommunicaties. |
| Strafvordering | De vordering die ertoe strekt de strafwet toe te passen, uitgeoefend door het Openbaar Ministerie (OM). |
| Burgerlijke vordering | De vordering tot herstel van de (materiële en/of morele) schade, uitgeoefend door het slachtoffer of diens nabestaanden. |
| Verjaring | De termijn waarbinnen de strafvordering kan worden ingesteld; na het verstrijken van deze termijn kan het misdrijf niet meer worden vervolgd. |
| Sepot | De beslissing van het Openbaar Ministerie (OM) om een zaak zonder gevolg te rangschikken, omwille van opportuniteits- of technische redenen. |
| Buitengerechtelijke afhandeling | Procedure waarbij het OM bepaalde misdrijven buiten de rechter om afhandelt, bijvoorbeeld via minnelijke schikking of bemiddeling, wat leidt tot verval van de strafvordering. |
| Verzet | Een rechtsmiddel om een bij verstek gewezen uitspraak te laten intrekken door dezelfde rechter die het oorspronkelijke vonnis heeft geveld. |
| Hoger beroep | Een rechtsmiddel om een zaak te laten beoordelen door een hogere rechter, met het doel het oorspronkelijke vonnis te hervormen. |
| Voorziening in cassatie | Een buitengewoon rechtsmiddel gericht tegen uitspraken in laatste aanleg, dat enkel kan worden aangewend op juridische gronden, zoals schending van de wet of een algemeen rechtsbeginsel. |
| Bewijslast | De verplichting van een partij om de feiten die zij aanvoert, te bewijzen. In het strafproces rust de bewijslast in principe op het Openbaar Ministerie wegens het vermoeden van onschuld. |
| Bewijsmiddelen | De objecten of verklaringen die dienen om een feit te bewijzen, zoals processen-verbalen, getuigenissen, deskundigenverslagen en vermoedens. |
| Bewijswaardering | De taak van de rechter om het gewicht en de overtuigingskracht van de aangevoerde bewijsmiddelen te beoordelen. |
| Bewijsstandaard | De graad van zekerheid die de rechter moet hebben om tot een oordeelsvorming te komen, in België gehanteerd als schuld boven elke redelijke twijfel ('proof beyond reasonable doubt'). |
| Recht op een eerlijk proces | Een fundamenteel recht dat onder andere inhoudt dat de zaak binnen een redelijke termijn moet worden behandeld, dat men zich niet tegen zichzelf hoeft te bewijzen en dat men zich mag verdedigen. |
| Vermoeden van onschuld | Het beginsel dat een verdachte als onschuldig wordt beschouwd totdat zijn schuld wettelijk is bewezen, en dat bij twijfel de verdachte moet worden vrijgesproken ('in dubio pro reo'). |
| Recht op verdediging | Het geheel van rechtsregels dat de rechtspositie van de verdachte in het strafproces beheerst en hem in staat stelt zich te verdedigen tegen de strafvordering, met als doel bescherming tegen willekeur. |