Contract Law
Cover
10) Deel 3 - Hoofdstuk 2 - Bewaargeving.pptx
Summary
# Gemeenrechtelijke bewaargeving
Dit onderwerp behandelt de algemene regels en definities rond bewaargeving, inclusief de kenmerken, toepassingen en afgrenzing ten opzichte van andere overeenkomsten, alsmede de verbintenissen van zowel de bewaargever als de bewaarnemer.
### 1.1 Definitie en kenmerken van bewaargeving
Bewaargeving is een overeenkomst waarbij de ene partij, de bewaargever, een zaak van een ander, de bewaarnemer, ontvangt onder de last deze te bewaren en in natura terug te geven. Dit wettelijke principe is vastgelegd in artikel 1915 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Essentieel voor de kwalificatie als bewaargeving is de wil om zich juridisch te binden, wat onderscheidt van louter gedogen. Een voorbeeld van louter gedogen is wanneer een firma toelaat dat iemand zijn auto parkeert, of wanneer een bediende uit welwillendheid een fotoalbum in ontvangst neemt. In gevallen waar de juridische wil tot binding ontbreekt, kan er sprake zijn van buitencontractuele aansprakelijkheid.
Bewaargeving is principieel een zakelijke overeenkomst, wat betekent dat zij tot stand komt door de afgifte van de zaak zelf (artikel 1919 BW). Bovendien is bewaargeving in principe kosteloos (artikel 1917 BW), hoewel er een conventioneel vermoeden van bezoldiging bestaat, met name in handelszaken. Vaak is bewaargeving ook accessoir aan andere hoofdovereenkomsten, zoals lastgeving of aanneming.
**Kenmerken:**
* **Zakelijke overeenkomst:** Vereist afgifte van de roerende zaak.
* **Principieel kosteloos:** Tenzij anders overeengekomen of bij handelspraktijk.
* **Teruggaveplicht in natura:** De zaak dient in haar oorspronkelijke staat te worden teruggegeven.
* **Op eerste verzoek:** De teruggave kan worden gevraagd door de bewaargever.
> **Tip:** De kern van bewaargeving ligt in de verplichting tot bewaring en teruggave van een specifieke zaak.
### 1.2 Afgrenzing van bewaargeving
Bewaargeving moet worden onderscheiden van diverse andere overeenkomsten:
#### 1.2.1 Verschil met bruiklening
Bij bewaargeving mag de bewaarnemer de zaak in beginsel niet gebruiken. Dit kan contractueel wel worden overeengekomen (artikel 1930 BW). Het verschil met bruiklening is subtiel en ligt voornamelijk in het belang waarmee de overeenkomst wordt gesloten. Bij bruiklening is de overeenkomst in het belang van de ontlener (de gebruiker), terwijl bij bewaargeving het belang primair bij de bewaargever ligt. De bewaarnemer geniet hierbij geen persoonlijk genotsrecht.
#### 1.2.2 Verschil met huur
Het onderscheid met huur is complex en hangt vaak af van de feitelijke omstandigheden, met name bij parkeercontracten. Het basiscriterium is of er een specifieke bewakingsverplichting met betrekking tot de wagen bestaat, of enkel een algemene veiligheidsverplichting. Indicaties voor bewaargeving kunnen de afgifte van contactsleutels en de organisatie van toezicht in de garage zijn. Een bankkluisovereenkomst wordt doorgaans niet als bewaargeving beschouwd.
#### 1.2.3 Andere afbakeningen
* **Aannemingsovereenkomst:** Wanneer de bewaarnemer meer doet dan enkel bewaren (bijvoorbeeld een reparatie uitvoeren), kan er sprake zijn van een aannemingsovereenkomst. Dit geldt ook voor het bewaren van personen (aanneming) of onroerende zaken (aanneming). Bezoldigde bewaarneming is een *lex specialis* ten opzichte van de aannemingsovereenkomst.
* **Opslagplaatsen en vestiaires:** Deze kunnen onder bewaargeving vallen, afhankelijk van de specifieke voorwaarden en de intentie tot juridische binding.
### 1.3 Soorten bewaargeving
Er worden verschillende soorten bewaargeving onderscheiden:
#### 1.3.1 Vrijwillige / conventionele bewaargeving
Dit is de standaardvorm van bewaargeving waarbij de bewaargever vrijwillig de zaak toevertrouwt aan de bewaarnemer. Hierbij is de toestemming van beide partijen vereist, hetgeen ook stilzwijgend kan gebeuren, maar geen louter gedogen mag zijn.
#### 1.3.2 Bewaargeving uit noodzaak
Bewaargeving uit noodzaak ontstaat "waartoe men wordt gedwongen door enig ongeval, zoals brand, instorting, plundering, schipbreuk, of een andere onvoorziene gebeurtenis" (artikel 1949 BW). In dergelijke situaties heeft de bewaargever geen vrije keuze om de zaak in bewaring te geven of een specifieke bewaarnemer te kiezen.
**Voorbeelden van bewaargeving uit noodzaak:**
* Het gebruik van een vestiaire in een restaurant.
* Het wegslepen van een voertuig door de politie.
#### 1.3.3 Hotelbewaargeving
Dit is een specifieke vorm van bewaargeving die valt onder de artikelen 1952-1954 quater BW en een *lex specialis* is ten opzichte van de gemeenrechtelijke bewaargeving. Het ontstaat door het intrek nemen van een gast in een hotel en is geen zakelijke overeenkomst.
**Toepassingsgebied hotelbewaargeving:**
* **Hotelhouder:** Personen die hoofdzaak of uitsluitend tegen betaling logies verschaffen, inclusief gemeubileerde kamers. Een restauranthouder of café-uitbater valt hier niet onder.
* **Gast:** Zaken die zich in het hotel bevinden gedurende de tijd dat de gast er een slaapgelegenheid heeft. Deze zaken hoeven niet uitdrukkelijk te zijn toevertrouwd. Zaken buiten het hotel kunnen ook onder de regeling vallen indien de hotelhouder of zijn personeel deze expliciet of impliciet onder hun toezicht hebben genomen.
* **Uitgesloten:** Wagens en levende dieren.
**Aansprakelijkheid hotelhouder:**
* **Beperkte aansprakelijkheid:** Tot een maximum van 100 maal de dagelijkse logiesprijs per kamer, minus de maaltijdprijs. Dit geldt wanneer zaken in handen zijn van de hotelhouder of zijn personeel, wanneer de hotelhouder heeft geweigerd zaken in bewaring te nemen die hij verplicht is te aanvaarden (geld, waardepapieren, waardevolle zaken, tenzij buitensporig voor het hotel), of wanneer de schade te wijten is aan de eigen schuld van de hotelhouder of zijn personeel.
* **Onbeperkte aansprakelijkheid:** De hotelhouder is aansprakelijk voor schade te wijten aan de gast zelf, overmacht, gewapende diefstal, of de aard of het gebrek van de zaak.
* **Geen aansprakelijkheid:** De hotelhouder is niet aansprakelijk in bepaalde gevallen, waaronder wanneer de schade te wijten is aan overmacht, gewapende diefstal, of de aard van de zaak. Ook is er geen aansprakelijkheid indien de gast nalaat de schade tijdig te melden.
> **Tip:** Bij hotelbewaargeving is het essentieel om de specifieke artikelen in het BW te kennen, aangezien deze afwijken van de algemene regels.
#### 1.3.4 Sekwester
Dit type bewaargeving wordt niet verder uitgewerkt in de besproken tekst.
### 1.4 Verbintenissen van de bewaarnemer
De bewaarnemer heeft hoofdzakelijk twee verbintenissen:
#### 1.4.1 Bewakingsplicht
Dit is een inspanningsverbintenis (artikel 1927-1928 BW).
* **Onbezoldigd:** De bewaarnemer moet zorgen voor de zaak zoals hij voor zijn eigen goederen zorgt.
* **Bezoldigd:** De bewaarnemer moet zorg dragen als een goede huisvader.
De bewijslast hiervan ligt bij de bewaargever.
#### 1.4.2 Teruggaveplicht
Dit is een resultaatsverbintenis (artikel 1944 BW). De bewaarnemer moet de zaak in natura teruggeven. Aansprakelijkheid voor de bewaarnemer ontstaat enkel bij overmacht.
> **Tip:** Om aan de teruggaveplicht te ontsnappen, moet de bewaarnemer aantonen dat de bewakingsplicht is nagekomen met alle nodige en redelijke zorg. Dit is een negatief bewijs dat volstaat.
**Exoneratie:** De bewaarnemer kan zich exonereren voor aansprakelijkheid, mits dit aanvaard is door de bewaargever. Exoneratie is echter niet mogelijk voor bedrog, eigen opzettelijke fout, of voor het essentiële van de overeenkomst.
### 1.5 Verbintenissen van de bewaargever
De bewaargever heeft de volgende verbintenissen:
* **Vergoeding van kosten:** De bewaargever moet de kosten vergoeden die de bewaarnemer heeft gemaakt ter bewaring van de zaak (artikel 1947 BW).
* **Vergoeding van schade:** De bewaargever moet de bewaarnemer vergoeden voor schade die hij heeft geleden als gevolg van de bewaargeving (artikel 1947 BW).
* **Betaling loon:** Bij bezoldigde bewaargeving dient de bewaargever het overeengekomen loon te betalen.
De bewaarnemer geniet een retentierecht op de zaak totdat zijn vorderingen zijn voldaan (artikel 1948 BW).
---
# Soorten bewaargeving
Dit hoofdstuk beschrijft de verschillende soorten bewaargeving, met nadruk op vrijwillige bewaargeving en bewaargeving uit noodzaak, en analyseert de specifieke kenmerken en omstandigheden die tot deze vormen leiden.
## 2. Soorten bewaargeving
### 2.1 Gemeenrechtelijke bewaargeving
Gemeenrechtelijke bewaargeving is een overeenkomst tussen een bewaargever en een bewaarnemer waarbij de bewaarnemer een roerende zaak ontvangt met als doel deze te bewaren en te bewaken, met de verplichting deze in natura terug te geven op eerste verzoek. De wettelijke definitie stelt: een handeling waarbij men een zaak van een ander ontvangt onder last van die te bewaren en in natura terug te geven (artikel 1915 BW).
#### 2.1.1 Kenmerken van gemeenrechtelijke bewaargeving
* **Overeenkomst:** Vereist de wil om zich juridisch te binden, onderscheidend van louter gedogen of welwillendheid.
* **Zakelijke overeenkomst:** De overeenkomst komt tot stand door de feitelijke afgifte van de zaak (artikel 1919 BW).
* **Principieel kosteloos:** Standaard is bewaargeving onbetaald (artikel 1917 BW), maar dit kan conventioneel anders worden bepaald of wordt vermoed bij handelszaken.
* **Toepassingen:** Komt vaak voor als accessoire overeenkomst bij andere hoofdovereenkomsten, zoals lastgeving of aanneming.
* **Afgrenzing:** De bewaarnemer mag de zaak niet gebruiken, tenzij contractueel anders bepaald (artikel 1930 BW). Dit onderscheidt het van bruiklening, waar de ontlener wel een persoonlijk genotsrecht heeft. Ook is er een verschil met huur, waarbij een gebruiksrecht wordt verleend. De aansprakelijkheid bij diefstal hangt af van de feitelijke omstandigheden, met name of er een specifieke bewakingsverplichting ten aanzien van de zaak bestond of enkel een algemene veiligheidsverplichting. Indicatoren hiervoor zijn het afgeven van contactsleutels of de organisatie van toezicht in een garage. Een bankkluisovereenkomst wordt doorgaans niet beschouwd als bewaargeving.
#### 2.1.2 Verbintenissen van de bewaarnemer
De bewaarnemer heeft twee hoofdverbintenissen:
1. **Bewakingsplicht (artikelen 1927-1928 BW):**
* Dit is een inspanningsverbintenis. De bewijslast hiervan ligt bij de bewaargever.
* Bij **onbezoldigde** bewaargeving moet de bewaarnemer zorgen zoals voor zijn eigen goederen.
* Bij **bezoldigde** bewaargeving geldt de zorg van een goede huisvader.
* **Tip:** De bewaarnemer is niet aansprakelijk voor schade, tenzij hij zijn bewakingsplicht niet is nagekomen. Bij diefstal volstaat negatief bewijs om aan te tonen dat de bewakingsplicht met de nodige zorg werd nagekomen.
2. **Teruggaveplicht (artikel 1944 BW):**
* Dit is een resultaatsverbintenis, waarbij de zaak in natura moet worden teruggegeven.
* De bewaarnemer is aansprakelijk voor schade, tenzij er sprake is van overmacht.
* **Exoneratie:** Een exoneratie is mogelijk indien deze door de bewaargever is aanvaard en niet slaat op bedrog, eigen opzettelijke fout, of het essentiële van de overeenkomst.
#### 2.1.3 Verbintenissen van de bewaargever
De bewaargever heeft de volgende verplichtingen:
* **Vergoeden van kosten:** De bewaargever moet de kosten vergoeden die de bewaarnemer heeft gemaakt (artikel 1947 BW).
* **Vergoeden van schade:** De bewaargever moet de bewaarnemer vergoeden voor schade die deze heeft geleden door de bewaargeving (artikel 1947 BW).
* **Betalen van loon:** Bij bezoldigde bewaargeving dient het afgesproken loon te worden betaald.
* **Retentierecht:** De bewaarnemer geniet een retentierecht op de zaak tot betaling van de verschuldigde bedragen (artikel 1948 BW).
### 2.2 Vrijwillige bewaargeving
Dit is de standaard vorm van bewaargeving waarbij beide partijen vrijwillig de overeenkomst aangaan en de bewaargever de keuze heeft om de zaak wel of niet in bewaring te geven en bij wie. De toestemming van beide partijen is vereist, maar deze kan ook stilzwijgend worden gegeven.
### 2.3 Bewaargeving uit noodzaak
Dit type bewaargeving ontstaat "waartoe men wordt gedwongen door enig ongeval, zoals brand, instorting, plundering, schipbreuk, of een andere onvoorziene gebeurtenis" (artikel 1949 BW). De bewaargever heeft hierbij geen vrije keuze.
#### 2.3.1 Voorbeelden van bewaargeving uit noodzaak
* Het gebruik van een vestiaire in een restaurant.
* Het wegslepen van een voertuig door de politie.
### 2.4 Hotelbewaargeving
Hotelbewaargeving is een specifieke vorm van bewaargeving die geregeld wordt door de artikelen 1952-1954 quater BW en het Verdrag van Parijs van 1962. Het is een lex specialis ten opzichte van de gemeenrechtelijke bewaargeving en is niet zakelijk; het komt tot stand zodra een gast intrek neemt in een hotel.
#### 2.4.1 Toepassingsgebied
* **Hotelhouder:** Personen die hoofd- of uitsluitend tegen betaling logies verschaffen, zoals uitbaters van gemeubileerde kamers. Hotels die enkel logies aanbieden, maar geen maaltijden, vakantieclubs.
* **Niet:** Restauranthouders, café-uitbaters, internaten, exploitanten van theaters of dancing, personen die toevallig onderdak verlenen, ziekenhuizen, campings.
* **Voorwaarde:** Slaapgelegenheid moet worden geboden.
* **Gast:** Zaken die zich in het hotel bevinden gedurende de tijd dat de gast er een slaapgelegenheid heeft. Deze zaken hoeven niet uitdrukkelijk te zijn toevertrouwd. Zaken die zich buiten het hotel bevinden, vallen ook onder de regeling indien de hotelhouder of diens personeel deze uitdrukkelijk of stilzwijgend onder hun toezicht hebben genomen.
* **Uitgesloten:** Wagens en levende dieren.
* **Bagage:** Aansprakelijkheid is beperkt tot een maximum van honderdmaal de logiesprijs per dag per kamer (minus de maaltijdprijs). De gast moet kennisgeven van de schade.
#### 2.4.2 Aansprakelijkheid van de hotelhouder
* **Onbeperkte aansprakelijkheid (artikel 1953 BW):**
* Wanneer zaken in handen zijn gegeven van de hotelhouder of diens personeel (gast moet effectieve bewaarneming bewijzen).
* Wanneer de hotelhouder heeft geweigerd zaken in bewaring te nemen die hij verplicht is te aanvaarden (waardepapieren, geld, waardevolle zaken, tenzij de uitzonderlijke handelswaarde buitenproportioneel is gezien de status van het hotel).
* Wanneer de schade te wijten is aan de hotelhouder zelf of aan personen die zijn diensten verlenen.
* **Geen aansprakelijkheid (artikel 1954 BW):**
* Schade te wijten aan de gast zelf.
* Schade te wijten aan overmacht.
* Schade te wijten aan gewapende diefstal.
* Schade te wijten aan de aard of een gebrek van de zaak zelf.
* **Exoneratie:** Exoneratie door de hotelhouder is niet mogelijk (nietig, artikel 1954 ter BW), behalve in de specifieke gevallen van beperkte aansprakelijkheid zoals hierboven vermeld.
---
# Hotelbewaargeving
Dit gedeelte behandelt de specifieke regels rond hotelbewaargeving, inclusief de aansprakelijkheid van hotelhouders en de toepassingen ervan, gebaseerd op het Verdrag van Parijs en de Belgische wetgeving.
### 3.1 Inleiding tot hotelbewaargeving
Hotelbewaargeving is een bijzondere vorm van bewaargeving die afwijkt van het gemeenrecht. Het is geen zakelijke overeenkomst, maar komt tot stand zodra een gast intrek neemt in een hotel. Dit regime kent een quasi-objectieve aansprakelijkheid toe aan de hotelhouder.
### 3.2 Toepassingsgebied van hotelbewaargeving
Het toepassingsgebied kan worden onderverdeeld in de hotelhouder, de gast en de zaken die onder de regeling vallen.
#### 3.2.1 De hotelhouder
Een hotelhouder is per definitie een persoon of entiteit die tegen betaling logies verschaffen, hoofdzakelijk of uitsluitend. Dit omvat onder andere:
* Personen die gemeubileerde kamers verhuren.
* Hotels die enkel logies aanbieden, zonder maaltijden.
* Vakantieclubs.
Niet beschouwd als hotelhouder in deze context zijn:
* Restauranthouders of uitbaters van cafés die geen logies aanbieden.
* Internaten.
* De maatschappij die instaat voor de Exploitatie van slaapwagons (dit wordt eerder als een vervoerder beschouwd).
* Uitbaters van theaters of dancinggelegenheden.
* Personen die toevallig onderdak verlenen aan een reiziger.
* Ziekenhuizen.
* Campings.
De slaapgelegenheid is een essentiële voorwaarde; louter maaltijden nuttigen in een hotelrestaurant valt hier dus niet onder.
#### 3.2.2 De gast
De regels inzake hotelbewaargeving zijn van toepassing op zaken die zich in het hotel bevinden gedurende de periode dat de gast er een slaapgelegenheid heeft. Het is niet vereist dat deze zaken uitdrukkelijk aan de hotelhouder zijn toevertrouwd.
#### 3.2.3 De zaken die onder de regeling vallen
De hotelhouder is aansprakelijk voor zaken die zich:
* **In het hotel bevinden:** Dit omvat alle zaken die de gast bij zich heeft in zijn kamer of in gemeenschappelijke ruimtes van het hotel.
* **Buiten het hotel bevinden:** Dit geldt op voorwaarde dat de hotelhouder of personen die voor hem werken, deze zaken uitdrukkelijk of stilzwijgend onder hun toezicht hebben genomen.
**Uitgesloten van deze regeling zijn echter:**
* **Wagens:** Voor wagens geldt de specifieke context van een garagecontract versus een parkingcontract, waarbij de bewakingsverplichting cruciaal is.
* **Levende dieren.**
#### 3.2.4 Bagage en de aansprakelijkheidsplafonds
De aansprakelijkheid van de hotelhouder voor de bagage van de gast is beperkt tot een plafond van maximaal 100 maal de logiesprijs per dag en per kamer (exclusief maaltijdprijzen).
> **Tip:** De gast moet de schade melden aan de hotelhouder.
### 3.3 Aansprakelijkheid van de hotelhouder
De wet bepaalt verschillende scenario's voor de aansprakelijkheid van de hotelhouder, variërend van onbeperkt tot geen aansprakelijkheid.
#### 3.3.1 Onbeperkte aansprakelijkheid
De hotelhouder is onbeperkt aansprakelijk in de volgende gevallen:
* Wanneer de zaken in handen zijn gegeven van de hotelhouder zelf of van personen die zijn diensten verlenen. In dit geval moet de gast de effectieve bewaarneming bewijzen.
* Wanneer de hotelhouder geweigerd heeft zaken in bewaring te nemen, terwijl hij hiertoe verplicht was. Dit geldt specifiek voor waardepapieren, geld en waardevolle zaken, tenzij de zaken een buitensporige handelswaarde hebben die niet in verhouding staat tot de status van het hotel.
* Wanneer de beschadiging, vernieling of ontvreemding te wijten is aan de hotelhouder zelf of aan personen die zijn diensten verlenen.
#### 3.3.2 Beperkte aansprakelijkheid
De aansprakelijkheid van de hotelhouder is beperkt tot het bovengenoemde plafond van 100 maal de logiesprijs per dag per kamer voor zaken die zich in het hotel bevinden en niet specifiek aan de hotelhouder of zijn personeel zijn toevertrouwd.
#### 3.3.3 Uitzonderingen (geen aansprakelijkheid)
De hotelhouder is niet aansprakelijk voor schade die te wijten is aan:
* De gast zelf.
* Overmacht.
* Gewapende diefstal.
* De aard of een gebrek van de zaak zelf.
### 3.4 Nietigheid van exoneratiebedingen
Volgens artikel 1954 ter van het Burgerlijk Wetboek zijn exoneratiebedingen door de hotelhouder nietig. Dit betekent dat een hotelhouder zich niet kan vrijstellen van zijn aansprakelijkheid, zelfs niet voor de meest basale zorgplicht.
> **Voorbeeld:** Een hotel kan niet in zijn algemene voorwaarden opnemen dat het niet aansprakelijk is voor diefstal uit de hotelkamers. Dit beding is nietig.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Bewaargeving | Een overeenkomst waarbij men een zaak van een ander ontvangt onder de verplichting deze te bewaren en in natura terug te geven. Dit vereist een juridische wil om zich te binden, onderscheiden van louter gedogen. |
| Wettelijke definitie bewaargeving | Zoals gedefinieerd in artikel 1915 van het Burgerlijk Wetboek (BW), is het de handeling waarbij men een zaak van een ander ontvangt onder last van die te bewaren en in natura terug te geven. |
| Zakelijke overeenkomst | Een overeenkomst die wordt gesloten door de feitelijke overhandiging van de zaak, zoals bepaald in artikel 1919 BW. De totstandkoming is dus afhankelijk van de afgifte van het goed. |
| Bezoldigde bewaarneming | Situatie waarbij de bewaarnemer een vergoeding ontvangt voor zijn diensten. Dit wordt beschouwd als een lex specialis ten opzichte van de algemene aannemingsovereenkomst. |
| Bruiklening | Een overeenkomst waarbij de ene partij aan de andere een zaak om niet in gebruik geeft, met de verplichting deze na gebruik terug te geven. Het verschil met bewaargeving zit in het genotsrecht en het belang van de overeenkomst. |
| Huur | Een overeenkomst waarbij de ene partij de andere het genot van een zaak geeft tegen een prijs die deze laatste zich verbindt te betalen. De huurder heeft een persoonlijk genotsrecht. |
| Bewaargeving uit noodzaak | Een vorm van bewaargeving waartoe men wordt gedwongen door een onvoorziene gebeurtenis zoals brand, schipbreuk of een andere calamiteit. De bewaargever heeft hierbij geen vrije keuze. |
| Hotelbewaargeving | Een specifieke wettelijke regeling (art. 1952-1954 quater BW) die de aansprakelijkheid van hotelhouders regelt voor zaken die gasten meenemen naar het hotel, en die afwijkt van de gemeenrechtelijke bewaargeving. |
| Quasi-objectieve aansprakelijkheid | Een vorm van aansprakelijkheid die bijna objectief is, waarbij de hotelhouder in principe aansprakelijk is voor schade aan de spullen van de gast, tenzij er sprake is van bepaalde uitsluitingen of beperkingen. |
| Bagage | De zaken die een gast meeneemt naar een hotel, waaronder geld, waardepapieren en waardevolle zaken, voor zover deze zich bevinden in het hotel gedurende de tijd dat de gast er logies heeft. |
| Retentierecht | Het recht van de bewaarnemer om de teruggave van de zaak op te schorten totdat de bewaargever de gemaakte kosten en eventuele schadevergoeding heeft betaald, zoals bepaald in artikel 1948 BW. |
| Overmacht | Een onvoorzienbare en onvermijdbar gebeurtenis die de uitvoering van een verbintenis onmogelijk maakt. In het geval van bewaargeving kan dit de aansprakelijkheid van de bewaarnemer beperken of opheffen. |
| Lex specialis | Een juridische term die aangeeft dat een specifieke wet of regelgeving voorgaat op een algemenere wet of regelgeving in een bepaald geval. Hotelbewaargeving is een lex specialis ten opzichte van de gemeenrechtelijke bewaargeving. |
| Inspanningsverbintenis | Een verbintenis waarbij de schuldenaar zich ertoe verbindt om de nodige inspanningen te leveren om een bepaald resultaat te bereiken, zonder garantie op succes. Bij onbezoldigde bewaarneming geldt de zorg van een goede huisvader. |
| Resultaatsverbintenis | Een verbintenis waarbij de schuldenaar zich ertoe verbindt een bepaald resultaat te behalen. De teruggaveplicht van de bewaarnemer is een resultaatsverbintenis, waarbij alleen overmacht kan bevrijden. |
Cover
10. Handelshuur.pptx
Summary
# Toepassingsgebied van de handelshuurwet
De handelshuurwet reguleert specifieke huurovereenkomsten met betrekking tot onroerende goederen die worden gebruikt voor kleinhandel, ambachtelijke activiteiten of dienstverlening die rechtstreeks contact met het publiek inhouden, en is van toepassing mits bepaalde economische criteria en aanvaarding door de verhuurder.
## 1. Toepassingsgebied van de handelshuurwet
De toepassing van de handelshuurwet is afgebakend tot huurcontracten die een persoonlijk recht verlenen en betrekking hebben op onroerende goederen. De kern van de wet ligt in de bestemming van het gehuurde goed: de huurder moet er een kleinhandel kunnen voeren of als ambachtsman kunnen opereren. Een essentieel kenmerk van deze activiteiten is het rechtstreeks contact met het publiek, wat cruciaal is voor het genereren van inkomsten en omzet. Dit moet de hoofdzakelijke bestemming van het pand zijn; bij gemengd gebruik (bijvoorbeeld een winkel met een woongedeelte) wordt gekeken naar de huurwaarde van beide delen om de overheersende bestemming te bepalen.
De verhuurder moet deze specifieke bestemming – kleinhandel of ambachtsactiviteit – uitdrukkelijk of stilzwijgend aanvaard hebben. Stilzwijgende aanvaarding kan blijken uit de normale bestemming van het pand, maar een uitdrukkelijke vermelding in het contract, met specificatie van de toegelaten kleinhandel, is aan te raden. Indien aan alle voorwaarden is voldaan, valt het huurcontract onder de handelshuurwet.
### 1.1 Kleinhandel en ambachtsman
Ambachtslieden worden gedefinieerd als personen met specifieke vaardigheden om iets te vervaardigen, zoals juweliers of smeden. Zowel kleinhandel als ambachtsactiviteiten vereisen een rechtstreeks contact met het *algemene* publiek. Activiteiten die enkel toegankelijk zijn voor een beperkt deel van het publiek, zoals sport- of privaclubuitbatingen, vallen hier niet onder en worden niet beschermd door de handelshuurwet.
### 1.2 Dienstverlenende beroepen
Oorspronkelijk werden dienstverlenende beroepen niet onder de handelshuurwet begrepen, omdat er geen sprake was van de verkoop van goederen aan het publiek. Het Hof van Cassatie heeft echter een ruimere interpretatie gehanteerd door een economische analyse te maken van de activiteiten.
> **Tip:** Het Hof van Cassatie heeft geoordeeld dat ook dienstverlenende beroepen onder de handelshuurwet kunnen vallen indien de diensten in het klein aan het publiek worden verstrekt in het gehuurde pand, en er een voorwaarde in het contract is opgenomen die stelt dat de activiteit omzet moet genereren.
**Voorbeeld:** Een interimkantoor dat diensten levert aan het publiek, kan onder de handelshuurwet vallen. De omzet hangt hier af van commissielonen die men ontvangt van werkgevers, maar economisch gezien is de locatie van het interimkantoor van belang om passanten aan te trekken en zo omzet te genereren. De plaatsgebondenheid is hier dus economisch relevant. Deze ruimere interpretatie werd ook toegepast op rotatieparkingen.
### 1.3 Winkel-in-winkel constructies
De rechtspraak beperkt de toepassing van de handelshuurwet voor 'winkel-in-winkel'-constructies. Om als een afzonderlijke kleinhandelsactiviteit te worden beschouwd, moeten drie voorwaarden cumulatief vervuld zijn:
1. Mogelijkheid om een eigen cliënteel op te bouwen.
2. De activiteit moet duidelijk te onderscheiden zijn van de bredere uitbating van het grootwarenhuis.
3. Het autonome karakter van de uitbating, bijvoorbeeld eigen openingsuren en een eigen toegangsdeur.
**Voorbeeld:** Een slagerij naast een supermarkt kan waarschijnlijk als een aparte kleinhandelsactiviteit worden beschouwd.
## 2. Uitzonderingen op de handelshuurwet
De handelshuurwet kent enkele uitzonderingen waarbij de wet niet van toepassing is:
* Huurcontracten die schriftelijk zijn gesloten voor een termijn van één jaar of minder. Dit geldt ook voor de pop-up handelshuur, die geregeld wordt door specifieke decreten.
* Huurcontracten aangegaan door "voorlopige bewindvoerders", zoals curatoren over een onbeheerde nalatenschap, die geen langdurige contracten mogen sluiten.
* Huurcontracten met betrekking tot onroerende goederen die vrijgesteld zijn van onroerende voorheffing of een laag kadastraal inkomen hebben.
* Huur van goederen die verkregen zijn of onteigend werden voor het algemeen nut.
* Overheidsconcessies en verhuringen van openbare domeinen, waarbij de overheid sneller kan beëindigen en kortere termijnen hanteert. Cassatie heeft geoordeeld dat ook op goederen van het openbaar domein persoonlijke rechten, zoals de handelshuur, gevestigd kunnen worden indien dit het gebruik in het algemeen belang niet hindert.
## 3. Dwingend recht en vrijwillige onderwerping
De bepalingen van de handelshuurwet zijn grotendeels van dwingend recht, wat betekent dat er niet contractueel van kan worden afgeweken ten nadele van de huurder, tenzij de wet dit expliciet toelaat.
> **Tip:** Huurders kunnen ook vrijwillig de toepassing van de handelshuurwet aanvaarden, zelfs als hun activiteit er strikt genomen niet onder valt (bv. advocaten).
## 4. Minimumduur van de huur
De handelshuurwet voorziet in een minimumduur van negen jaar, wat een hoeksteen is van de bescherming van de huurder. Dit recht is van dwingend recht en geldt van rechtswege.
### 4.1 Duur van de huur
* **Minimumduur:** Negen jaar, gerekend vanaf de werkelijke terbeschikkingstelling van het goed.
* **Kortere duur:** Indien de huurder akkoord gaat met een kortere duur en deze uitvoert, is de verhuurder gebonden aan die kortere duur. De huurder kan echter altijd de omzetting naar een negenjarige huur vragen.
* **Bijlokalen:** De duur van de huur van bijlokalen (ruimtes die nuttig zijn voor de kleinhandel maar niet in het hoofdgebouw liggen) volgt het statuut van het hoofdcontract en wordt dus ook verlengd tot negen jaar.
* **Onderhuur:** De duur van een onderhuurcontract kan niet langer zijn dan de resterende duur van het hoofdhuurcontract.
### 4.2 Opzegging door de huurder
De huurder kan de handelshuur beëindigen bij het verstrijken van elke driejarige periode, mits zes maanden opzeggingstermijn. Deze opzegging dient te gebeuren via gerechtsdeurwaarderexploot of aangetekende brief, waarbij de ontvangsttheorie geldt. Dit recht is van dwingend recht en kan niet ten nadele van de huurder worden beperkt.
> **Belangrijk:** Een beding dat een financiële sanctie oplegt bij vervroegde opzegging door de huurder is nietig.
### 4.3 Opzegging door de verhuurder
De verhuurder heeft slechts onder specifieke, limitatief opgesomde motieven de mogelijkheid om de huur op te zeggen:
* **Persoonlijk gebruik:** Door de verhuurder zelf, of door bepaalde verwanten (bloed- of aanverwanten tot elke graad) of een personenvennootschap waarin verwanten driekwart van het kapitaal bezitten.
* **Werken:** Sloop en wederopbouw of substantiële herstellingswerken aan het gebouw, die de exploitatie van de handel verhinderen.
Deze opzeggingsmogelijkheid moet uitdrukkelijk in het contract zijn opgenomen en is facultatief. De opzeggingstermijn bedraagt één jaar bij het verstrijken van een driejarige periode. De opzeggingsgrond moet duidelijk worden vermeld in de opzeggingsbrief.
### 4.4 Beëindiging in onderling akkoord
De huur kan te allen tijde in onderling akkoord worden beëindigd, maar dit vereist een authentieke akte of een verklaring voor de rechter ter bescherming van de huurder. Een huurder kan afstand doen van de nietigheid van een overeenkomst die niet aan deze formaliteiten voldoet, waardoor de verhuurder wel gebonden is.
## 5. Huurhernieuwing
Na het verstrijken van de negenjarige termijn heeft de huurder het recht om huurhernieuwing aan te vragen, maximaal drie keer. Dit resulteert in een nieuw huurcontract.
### 5.1 Aanvraag tot hernieuwing
* **Termijn:** De aanvraag moet gebeuren tussen de 18e en de 15e maand vóór het einde van de huur, anders vervallen de rechten van de huurder.
* **Voorwaarden:** De aanvraag moet de nieuwe huurvoorwaarden bevatten, inclusief een redelijke huurprijs. Een belachelijke huurprijs maakt de aanvraag ongeldig.
* **Dwingend recht:** Het recht op huurhernieuwing is dwingend recht ten voordele van de huurder.
> **Let op:** Een voorafgaand akkoord waarbij de huurder afstand doet van het recht op aanvraag tot hernieuwing is nietig.
Indien de aangetekende brieven voor de hernieuwing worden teruggestuurd, hoeft de huurder de verhuurder hier niet van op de hoogte te stellen.
### 5.2 Reactie van de verhuurder
* **Termijn:** De verhuurder heeft drie maanden om te reageren op de aanvraag tot hernieuwing.
* **Vorm:** De reactie moet op dezelfde wijze gebeuren als de aanvraag (aangetekende brief of gerechtsdeurwaarderexploot).
* **Niet-reactie:** Als de verhuurder niet reageert, wordt de hernieuwing onder de voorgestelde voorwaarden onweerlegbaar aangenomen.
* **Tegenbod:** Indien de verhuurder een tegenbod doet, moet de huurder hier binnen dertig dagen op reageren door zich tot de rechter te wenden op straffe van verval van het recht op hernieuwing.
### 5.3 Bepaling van de nieuwe huurprijs
Bij onenigheid over de nieuwe huurprijs kan de rechter deze bepalen naar billijkheid, rekening houdend met de objectieve huurwaarde en de huurprijzen in de buurt. Verbeteringen die door de huurder zijn aangebracht, kunnen de prijs beïnvloeden, maar de rechter kan deze ook negeren op basis van objectieve elementen.
### 5.4 Weigering van huurhernieuwing door de verhuurder
De verhuurder kan de huurhernieuwing gemotiveerd weigeren op basis van specifieke gronden (persoonlijk gebruik, uitsluiting van handelsbestemming, sloop en wederopbouw, grove tekortkomingen van de huurder, aanbod van een derde met hogere huurprijs, of afwezigheid van wettig belang bij de huurder). De huurder kan de weigering betwisten binnen dertig dagen.
### 5.5 Ongemotiveerde weigering
De verhuurder kan de huurhernieuwing ook ongemotiveerd weigeren, maar dit leidt tot een uitzettingsvergoeding van drie jaar huur plus aanvullende schadevergoeding. Dit is een dwingend recht.
## 6. Huurprijsherziening
De handelshuurwet voorziet in de mogelijkheid tot huurprijsherziening indien er nieuwe omstandigheden zijn die de normale huurwaarde met minstens vijftien procent hebben gewijzigd. Deze wijziging moet duurzaam zijn en mag niet te wijten zijn aan één van de partijen.
> **Tip:** De stijging van de levensduurte wordt doorgaans opgevangen door een indexeringsbeding en is geen grond voor huurprijsherziening.
De vordering tot huurprijsherziening moet worden ingesteld in de laatste drie maanden van elke driejarige periode, en de nieuwe huurprijs wordt vastgesteld door de rechter naar billijkheid, met inachtneming van vergelijkbare huurprijzen in de omgeving.
## 7. Verbouwingswerken
De huurder heeft het recht om inrichtings- en verbouwingswerken uit te voeren die aangepast zijn aan de handelsactiviteit, mits de kostprijs niet hoger is dan drie jaar huur. Deze bepaling is van dwingend recht.
* **Procedure:** De huurder moet de werken vooraf schriftelijk melden aan de verhuurder. De verhuurder heeft dertig dagen om te reageren. Geen reactie betekent instemming. Bij weigering kan de huurder binnen dertig dagen naar de rechter stappen.
* **Regeling bij vertrek huurder:** Bij toegelaten werken kan de verhuurder de verwijdering ervan niet vorderen, maar kan zich wel verzetten. De huurder heeft recht op vergoeding van de waarde van materiaal en arbeid, of de meerwaarde die de werken hebben gecreëerd. Bij niet-toegelaten werken kan de verhuurder herstel in de vroegere toestand eisen zonder vergoeding.
## 8. Onderhuur en huuroverdracht
Onderhuur en huuroverdracht zijn toegestaan, tenzij het contract dit expliciet verbiedt. Een contractueel verbod is echter beperkt geldig, met name wanneer de verhuurder of diens familie een deel van het verhuurde goed bewoont.
### 8.1 Overdracht van de handelszaak
De huurder kan de handelszaak met inbegrip van het huurcontract verkopen of onderverhuren. De verhuurder moet hiervan op de hoogte worden gesteld via een ontwerpakte. De verhuurder kan zich binnen dertig dagen verzetten; bij stilzwijgen wordt dit als aanvaarding beschouwd.
### 8.2 Positie van de onderhuurder
* **Volledige onderhuur met overdracht handelszaak:** Er ontstaat een directe huurrelatie tussen de overnemer/onderhuurder en de hoofdverhuurder. Dit wordt beschouwd als een contractoverdracht.
* **Volledige of gedeeltelijke onderhuur met verhuring of totstandbrenging handelszaak:** De huurcontracten blijven gescheiden, maar de onderhuurder heeft specifieke rechten, zoals het recht om zelf huurhernieuwing aan te vragen indien de hoofdhuurder dit nalaat.
### 8.3 Huuroverdracht met hoofdelijke aansprakelijkheid
Bij huuroverdracht blijft de oorspronkelijke huurder hoofdelijk aansprakelijk voor alle huurdersverbintenissen tot aan een eventuele hernieuwing van het huurcontract.
## 9. Residentiële onderhuur
Indien een deel van het gehuurde goed wordt onderverhuurd als hoofdverblijfplaats van de onderhuurder, zijn de regels van de woninghuur van toepassing, op voorwaarde dat dit niet verboden is in het huurcontract en de handelshuuractiviteit van de hoofdhuurder behouden blijft. De onderhuurder verkrijgt geen rechtstreekse rechten ten aanzien van de hoofdverhuurder.
## 10. Overdracht van het gehuurde goed
Bij de overdracht van het gehuurde goed door verkoop, kan de verkrijger de huur opzeggen binnen drie maanden na de verkrijging, mits hij een opzeggingsmotief uit artikel 16, lid 1, 1°-4° van de handelshuurwet inroept en een opzeggingstermijn van één jaar respecteert. Afhankelijk van het motief kan een uitzettingsvergoeding verschuldigd zijn. Deze regeling geldt ook bij niet-vastgestelde datum huurcontracten indien de huurder het goed minstens zes maanden in gebruik heeft. Bij gedwongen verkoop na uitvoerend beslag, is de huurder zonder vast contract niet beschermd.
## 11. Pop-up handelshuur
Huurcontracten voor een termijn van één jaar of minder, gesloten voor handelshuur van korte duur, bieden de huurder de mogelijkheid om deze te allen tijde opzegbaar te maken met een opzeggingstermijn van één maand. Het contract kan eenmaal schriftelijk worden verlengd, maar mag de termijn van één jaar niet overschrijden. Overschrijding leidt tot omvorming in een negenjarige handelshuur vanaf de aanvang. Bij pop-up handelshuur is er geen huurhernieuwing of uitzettingsvergoeding, en de verbouwingen zijn beperkt tot één jaar huur. Huuroverdracht en onderhuur zijn verboden.
---
# Duur van de handelshuur en opzegging
Hier is een gedetailleerde studiehandleiding voor het onderwerp "Duur van de handelshuur en opzegging".
## 2. Duur van de handelshuur en opzegging
Dit onderwerp behandelt de minimumduur van de handelshuur, de opzeggingsmogelijkheden voor huurder en verhuurder, de bijbehorende formaliteiten, en de beëindiging in onderling akkoord.
### 2.1 Minimumduur van de handelshuur
De handelshuurwet kent een dwingendrechtelijke minimumduur van negen jaar, wat een hoeksteen is van de bescherming van de huurder. Deze termijn begint te lopen vanaf de feitelijke terbeschikkingstelling van het goed.
#### 2.1.1 Kortere duur van de huur
Indien de huurder akkoord gaat met een kortere duur dan negen jaar en dit contract ook uitvoert, kan de verhuurder zich na het verstrijken van deze kortere termijn niet beroepen op de negenjarige termijn. De verhuurder is dan gebonden aan de kortere duur die contractueel is overeengekomen. Als de huurder echter na een kortere duur de huur wenst verder te zetten, kan dit onder bepaalde voorwaarden leiden tot een omzetting in een negenjarige handelshuur, tenzij er expliciet anders is overeengekomen en dit aan specifieke formaliteiten voldoet, zoals een akte voor de rechter of notaris.
#### 2.1.2 Bijlokalen
Bijkomende lokalen die nuttig zijn voor de kleinhandelsactiviteit en niet in het hoofdgebouw liggen, volgen het statuut van het hoofdcontract. De huur van dergelijke lokalen wordt, ongeacht de overeengekomen duur, omgezet naar een duurtijd van negen jaar om de continuïteit van de handel te waarborgen.
#### 2.1.3 Onderhuur
Bij onderhuur is de duur van het onderhuurcontract beperkt tot de resterende duur van het hoofdhuurcontract. Een onderhuurder kan dus niet langer genieten van de bescherming van de negenjarige duur dan de hoofdhuurder zelf nog kan beroepen.
### 2.2 Opzegging door de huurder
De huurder heeft de mogelijkheid om de lopende handelshuur te beëindigen aan het einde van elke driejarige periode, mits een opzeggingstermijn van zes maanden vooraf.
* **Formaliteiten:** De opzegging dient te gebeuren via een gerechtsdeurwaardersexploot of bij aangetekende brief. De ontvangsttheorie is hier van toepassing, wat betekent dat de dag van ontvangst door de verhuurder bepalend is.
* **Dwingend recht:** Deze opzeggingsmogelijkheid is van dwingend recht, wat betekent dat partijen er niet ten nadele van de huurder van kunnen afwijken in het contract. Elk beding dat de huurder financieel sanctioneert bij vervroegde opzegging, is nietig.
### 2.3 Opzegging door de verhuurder
De verhuurder heeft onder strikte voorwaarden een facultatieve opzeggingsmogelijkheid bij het verstrijken van elke driejarige periode, met een opzeggingstermijn van één jaar.
* **Motieven:** De opzegging door de verhuurder is beperkt tot specifieke motieven, waaronder:
* Persoonlijk gebruik door de verhuurder zelf, of door bepaalde verwanten (bloed- of aanverwanten zonder beperking van graad).
* Gebruik door een personenvennootschap waarin bepaalde verwanten een aanzienlijk deel van het kapitaal bezitten.
* Het uitoefenen van een werkelijke handel door de verhuurder of de genoemde personen/vennootschap.
* **Formele voorwaarden:**
* Er moet een uitdrukkelijk beding in het contract zijn opgenomen dat de verhuurder deze opzeggingsmogelijkheid toekent.
* De opzeggingsgrond moet duidelijk worden vermeld in de opzeggingsbrief of het exploot.
* **Gevolgen voor de huurder:** Indien de verhuurder succesvol opzegt, kan de huurder aanspraak maken op een uitzettingsvergoeding.
### 2.4 Beëindiging in onderling akkoord
Partijen kunnen te allen tijde een einde maken aan de handelshuur door middel van een beëindigingsovereenkomst.
* **Formaliteiten:** Deze overeenkomst dient te geschieden in een authentieke akte of een verklaring voor de rechter. Dit is een dwingende bepaling ter bescherming van de huurder.
* **Dwingend recht:** De huurder is niet gebonden aan een overeenkomst die niet aan deze formaliteiten voldoet. De verhuurder daarentegen wel, aangezien hij niet de beschermde partij is. De bescherming van de huurder eindigt echter zodra hij de beëindigingsovereenkomst uitvoert, zelfs indien deze niet aan de wettelijke formaliteiten voldeed.
### 2.5 Huurhernieuwing
Na het verstrijken van de negenjarige termijn heeft de huurder het recht op huurhernieuwing.
* **Aantal hernieuwingen:** Een handelshuur kan maximaal drie keer worden hernieuwd, telkens voor een nieuwe periode van negen jaar. Dit betreft een volledig nieuw huurcontract.
* **Aanvraagprocedure:**
* **Termijn:** De aanvraag dient te gebeuren tussen de 18e en 15e maand voor het einde van de lopende huurperiode (vervaltermijn).
* **Inhoud:** De aanvraag moet de voorwaarden van het nieuwe huurcontract bevatten, waaronder een nieuwe huurprijs die redelijk moet zijn.
* **Gevolgen van verzuim of niet-reactie:**
* **Verhuurder reageert niet:** Indien de verhuurder niet binnen drie maanden reageert op de aangetekende aanvraag van de huurder, wordt de hernieuwing geacht aanvaard te zijn onder de voorgestelde voorwaarden (onweerlegbaar vermoeden van aanvaarding). De huurder hoeft de verhuurder niet te verwittigen indien aangetekende brieven worden teruggestuurd.
* **Niet-akkoord verhuurder:** Indien de verhuurder niet akkoord gaat, moet de huurder binnen 30 dagen een vordering instellen bij de rechter, op straffe van verval van zijn hernieuwingrechten.
* **Vaststelling nieuwe huurprijs:** Bij onenigheid over de huurprijs stelt de rechter deze vast naar billijkheid, rekening houdend met de normale huurwaarde, de prijzen in de buurt, en andere objectieve elementen. De billijkheid kan ook leiden tot een neerwaartse correctie van de huurprijs.
### 2.6 Huurprijsherziening
Naast huurhernieuwing is er ook de mogelijkheid tot huurprijsherziening tijdens de lopende huurperiode.
* **Voorwaarden:** Een herziening is mogelijk indien er nieuwe omstandigheden zijn die de normale huurwaarde van het goed duurzaam en voor minstens vijftien procent hebben gewijzigd. Deze omstandigheden mogen niet te wijten zijn aan de partijen zelf.
* **Vordering:** De vordering tot huurprijsherziening moet worden ingesteld in de laatste drie maanden van een driejarige periode. De nieuwe huurprijs wordt dan vastgesteld vanaf de eerste dag van de volgende driejarige periode.
* **Dwingend recht:** De bepalingen inzake huurprijsherziening zijn van dwingend recht en bieden bescherming aan zowel de huurder als de verhuurder.
### 2.7 Verbouwingswerken
De huurder heeft het recht om inrichtings- en verbouwingswerken uit te voeren die aangepast zijn aan zijn handelsactiviteit, op voorwaarde dat de kostprijs de huurprijs van drie jaar niet overschrijdt.
* **Procedure:** De huurder moet de werken voorafgaandelijk kennisgeven aan de verhuurder. De verhuurder heeft een reactietermijn van 30 dagen. Bij gebreke van reactie wordt de instemming geacht te zijn verleend. Indien de verhuurder weigert, kan de huurder de procedure voortzetten bij de rechter.
* **Waarborgen voor de verhuurder:** De verhuurder heeft recht op toegang, kan een verzekering eisen, en kan in bepaalde gevallen de stopzetting van de werken vorderen.
* **Regeling bij vertrek huurder:** Bij toegelaten werken kan de verhuurder verwijdering niet vorderen, maar wel een vergoeding voor de meerwaarde die de werken hebben gecreëerd. Bij niet-toegelaten werken kan de verhuurder herstel in de vorige toestand eisen.
### 2.8 Onderhuur en huuroverdracht
Onderhuur en huuroverdracht zijn toegelaten, tenzij het contract dit uitdrukkelijk verbiedt. Dit contractuele verbod is echter beperkt en kan door de huurder deels opzij worden geschoven, met uitzondering van gevallen waarin de verhuurder een deel van het goed bewoont.
* **Overdracht van de handelszaak:** Bij de overdracht van de handelszaak dient de huurder de verhuurder hiervan in kennis te stellen. De verhuurder kan zich binnen 30 dagen verzetten. Bij gebreke van verzet wordt de overdracht geacht te zijn aanvaard.
* **Volledige onderhuur:** Bij volledige onderhuur ontstaat er een directe huurrelatie tussen de onderhuurder en de verhuurder. Dit wordt beschouwd als een contractoverdracht van het bestaande hoofdhuurcontract.
* **Positie van de onderhuurder bij huurhernieuwing:** Indien de hoofdhuurder de huurhernieuwing niet aanvraagt, kan de onderhuurder dit rechtstreeks doen bij de verhuurder. De onderhuurder kan zo rechtstreeks huurder worden, mits aan bepaalde formaliteiten wordt voldaan.
* **Hoofdelijke aansprakelijkheid:** Bij huuroverdracht blijft de oorspronkelijke huurder hoofdelijk aansprakelijk voor de huurdersverbintenissen tot aan de volgende hernieuwing van het contract.
### 2.9 Overdracht van het gehuurde goed
Bij de overdracht van het gehuurde goed moet gekeken worden naar de vaste datum van het huurcontract en de eventuele aanwezigheid van een uitzettingsbeding.
* **Met uitzettingsbeding:** De verkrijger kan de huurder opzeggen binnen drie maanden na de verkrijging, mits hij een geldig opzeggingsmotief inroept en een opzeggingstermijn van één jaar respecteert. Eventueel is een uitzettingsvergoeding verschuldigd.
* **Zonder vaste datum:** Indien het huurcontract geen vaste datum heeft en de huurder het goed reeds minstens zes maanden in gebruik heeft, kan de verkrijger de huurder opzeggen met inachtneming van de wettelijke termijnen en motieven.
* **Publieke of gedwongen verkoop:** Bij een dergelijke verkoop is de huurder zonder contract met vaste datum niet beschermd.
### 2.10 Pop-up handelshuur
Specifieke regelgeving voorziet in handelshuurcontracten van korte duur (maximaal één jaar), bedoeld als een soort proefperiode.
* **Duur en opzegging:** Deze contracten zijn eenmalig schriftelijk verlengbaar tot een maximum van één jaar. De huurder kan het contract te allen tijde opzeggen met een opzeggingstermijn van één maand. De verhuurder heeft geen opzeggingsmogelijkheid.
* **Gevolgen van overschrijding:** Indien de duur van één jaar wordt overschreden, wordt het contract omgevormd tot een negenjarige handelshuur vanaf de aanvang van het eerste contract.
* **Beperkingen:** Er is geen recht op huurhernieuwing of uitzettingsvergoeding. Verbouwingswerken zijn beperkt tot de waarde van één jaar huur. Huuroverdracht en onderhuur zijn verboden.
---
# Huurhernieuwing en huurprijsbepaling
Hier is een gedetailleerde studiehandleiding voor het onderwerp "Huurhernieuwing en huurprijsbepaling" binnen de handelshuurwetgeving, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 3. Huurhernieuwing en huurprijsbepaling
Dit deel van de studiehandleiding analyseert het proces van huurhernieuwing, de mechanismen voor het vaststellen van een nieuwe huurprijs, en de weigeringsgronden die een verhuurder kan aanvoeren.
### 3.1 Huurhernieuwing
Huurhernieuwing stelt huurders in staat om hun handelshuurcontract te verlengen na het verstrijken van de initiële negenjarige periode, met de mogelijkheid tot maximaal drie opeenvolgende hernieuwingen. Dit proces resulteert in een volledig nieuw huurcontract. Om de tegenwerpelijkheid van de huurrechten te waarborgen bij verkoop of schenking van het pand, is registratie van het nieuwe huurcontract cruciaal. Contracten van kortere duur dan negen jaar kunnen, mits ze voor de notaris of rechter worden vastgelegd, afwijken van de standaardduur.
#### 3.1.1 Procedure voor huurhernieuwing
**Tijdslijn en formaliteiten:**
De aanvraag tot huurhernieuwing door de huurder moet plaatsvinden tussen de 18e en 15e maand voor het einde van de lopende huurperiode. Dit is een strikte vervaltermijn; te vroege of te late aanvragen zijn ongeldig.
**Inhoudelijke vereisten van de aanvraag:**
De aanvraag moet de nieuwe huurvoorwaarden bevatten, waaronder een voorstel voor de nieuwe huurprijs. Een "belachelijke" huurprijs voldoet niet aan deze voorwaarde en maakt de aanvraag ongeldig. Vaak wordt verwezen naar het lopende huurcontract voor andere clausules, zoals kosten en onderhoud.
> **Tip:** Zorg ervoor dat de voorgestelde huurprijs redelijk en marktconform is om te voorkomen dat de aanvraag ongeldig wordt verklaard.
**Dwingend recht:**
Het recht op huurhernieuwing is van dwingend recht in het voordeel van de huurder. Een voorafgaand akkoord waarbij de huurder afstand doet van dit recht is nietig.
**Verwerking van aangetekende brieven:**
Indien de aangetekende brieven voor de hernieuwing door de post worden teruggestuurd met vermeldingen als "afwezig" of "niet afgehaald", hoeft de huurder de verhuurder niet actief te verwittigen. De huurder kan de wettelijke termijn laten verstrijken en de hernieuwing als verworven beschouwen.
#### 3.1.2 Reactie van de verhuurder
De verhuurder dient binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van de aanvraag tot hernieuwing te reageren. De reactie kan geschieden per aangetekende brief of via gerechtsdeurwaardersexploot.
**Mogelijkheden van de verhuurder:**
1. **Aanvaarding:** De verhuurder kan de voorgestelde huurvoorwaarden aanvaarden.
2. **Weigering:** De verhuurder kan de hernieuwing weigeren op basis van specifieke, limitatief opgesomde gronden (zie 3.3).
3. **Tegenvoorstel:** De verhuurder kan nieuwe huurvoorwaarden voorstellen.
4. **Aanbod van een derde:** Indien een derde een hoger bod doet, kan de verhuurder dit voorstellen.
**Onweerlegbaar vermoeden van aanvaarding:**
Indien de verhuurder niet binnen de gestelde termijn reageert, geldt een onweerlegbaar vermoeden dat de voorgestelde huurvoorwaarden door de huurder zijn aanvaard. Rechtsmisbruik kan hier niet worden ingeroepen om dit vermoeden te betwisten.
**Reactie van de huurder op een tegenvoorstel:**
Indien de huurder een tegenvoorstel ontvangt, is er geen wettelijke vorm voorgeschreven voor de aanvaarding. Stilzwijgen geldt echter niet als instemming. Indien de huurder niet akkoord gaat met het tegenvoorstel, moet deze binnen 30 dagen de zaak voor de rechter brengen op straffe van verval van zijn rechten.
#### 3.1.3 Huurhernieuwing na het einde van de hoofdhuur
Indien de huurder verzuimt om tijdig een huurhernieuwing aan te vragen, maar de huur toch verderzet en de huurprijs blijft betalen, ontstaat er van rechtswege een huurcontract van onbepaalde duur. De verhuurder kan dit contract opzeggen met een termijn van 18 maanden. De huurder behoudt echter het recht om binnen drie maanden na ontvangst van deze opzegging alsnog een huurhernieuwing aan te vragen.
#### 3.1.4 Vaststelling van de nieuwe huurprijs
Wanneer er onenigheid bestaat over de nieuwe huurprijs, kan de rechter tussenkomst verlenen om deze vast te stellen naar billijkheid.
**Criteria voor de rechter:**
* **Objectieve huurwaarde:** De rechter houdt rekening met de normale huurwaarde van het pand op het moment van hernieuwing, gebaseerd op de vastgoedmarkt en de huurwaarde van vergelijkbare onroerende goederen in de omgeving.
* **Billijkheid:** De rechter kan rekening houden met de billijkheid, wat kan leiden tot een neerwaartse correctie van de huurprijs, zelfs ten opzichte van de normale huurwaarde. Dit is met name relevant wanneer de huurder aanzienlijke investeringen heeft gedaan die de huurwaarde hebben verhoogd.
* **Vergelijking met prijzen in de buurt:** De rechter vergelijkt de voorgestelde huurprijs met prijzen die gewoonlijk worden gevraagd voor vergelijkbare onroerende goederen in dezelfde wijk, agglomeratie of streek.
* **Niet relevant:** Het commercieel rendement van de zaak of het (on)gunstig resultaat van de handel zelf wordt niet meegenomen in de bepaling van de huurprijs.
> **Tip:** De rechter kan een deskundigenonderzoek gelasten om de nodige beoordelingselementen te verzamelen.
**Nieuwe omstandigheden:**
Voor een huurprijsherziening (niet hernieuwing) zijn nieuwe omstandigheden vereist die niet aanwezig waren bij het aangaan van de overeenkomst, die niet te wijten zijn aan de partijen zelf, en die een duurzame invloed hebben op de normale huurwaarde. Voorbeelden hiervan zijn veranderingen in de buurt, toename van toeristisch verkeer, of de realisatie van verbeteringen door de verhuurder. Tijdelijke hinder, zoals wegenwerken of een pandemie, volstaat doorgaans niet.
### 3.2 Beëindiging en afstand van huurhernieuwing
#### 3.2.1 Beëindiging in onderling akkoord
Partijen kunnen te allen tijde in onderling akkoord besluiten om de huurovereenkomst te beëindigen. Deze overeenkomst moet echter worden vastgesteld in een authentieke akte of een verklaring voor de rechter om geldig te zijn. Dit waarborgt de bescherming van de huurder tegen eenzijdige beëindigingen.
#### 3.2.2 Afstand van recht op huurhernieuwing
De huurder kan afstand doen van zijn recht op huurhernieuwing. Dit kan gebeuren uiterlijk 15 dagen na de betekening van een vonnis in beroep, maar ook eerder. Indien de huurder hier afstand van doet, verliest hij zijn huurrechten en kan hij worden uitgezet.
### 3.3 Weigeringsgronden door de verhuurder
De verhuurder kan de huurhernieuwing weigeren op basis van een limitatief opgesomde lijst van gronden, zoals vastgelegd in artikel 16 van de handelshuurwet. Deze weigeringen moeten gemotiveerd zijn en de huurder heeft het recht om de weigering binnen 30 dagen te betwisten voor de rechter.
**Gemotiveerde weigeringsgronden:**
1. **Persoonlijk gebruik:** Het verhuurde goed is vereist voor persoonlijk gebruik door de verhuurder, een familielid (bloed- of aanverwant zonder graadbeperking) of een personenvennootschap waarin verwanten minstens driekwart van het kapitaal bezitten. Dit persoonlijk gebruik moet reëel zijn. Bij rechtspersonen wordt dit strikt geïnterpreteerd, waarbij het vestigen van de zetel als volstaat.
2. **Beperking kapitaalvennootschap:** Specifieke beperkingen voor rechtspersonen, waarbij een rechtspersoon die het goed verkrijgt, de huur niet kan opzeggen ten voordele van een feitelijke vereniging waarmee nauwe banden bestaan, tenzij er sprake is van een familierechtelijke band in familiale zin.
3. **Uitsluiting handelsbestemming:** Het goed zal niet langer als handelspand worden gebruikt.
4. **Sloop en wederopbouw:** De verhuurder plant de sloop van het pand en de wederopbouw.
5. **Grove tekortkomingen van de huurder:** De huurder heeft grove tekortkomingen begaan. Deze moeten specifiek worden vermeld.
6. **Aanbod van een hogere huurprijs door een derde:** Een derde biedt een hogere huurprijs aan. De exacte hoogte van dit aanbod moet worden vermeld.
7. **Afwezigheid van wettig belang van de huurder:** De huurder heeft geen wettig belang bij de aanvraag tot huurhernieuwing (bijvoorbeeld wanneer het pand leeg wordt gelaten om een concurrent te weren).
#### 3.3.1 Beoordeling van de weigeringsgronden
De rechter beoordeelt de oprechtheid en uitvoerbaarheid van de weigeringsgronden. Slechts in gevallen van kennelijk onmogelijke, onoprechte of onuitvoerbare gronden kan de rechter oordelen dat de weigering ongerechtvaardigd is. De weigering door één onverdeelde mede-eigenaar volstaat om de hernieuwing te blokkeren.
#### 3.3.2 Gevolgen van een ongegrond verklaarde weigering
Indien de weigering van de verhuurder ongegrond wordt verklaard, heeft dit specifieke gevolgen:
* De verhuurder kan alsnog andere huurvoorwaarden voorstellen of het aanbod van een derde aanvaarden binnen één maand na de betekening van het vonnis.
* Indien er onenigheid blijft over de nieuwe voorwaarden, moet de huurder binnen 30 dagen de zaak voor de rechter brengen op straffe van verval van zijn huurrechten.
#### 3.3.3 Ongemotiveerde weigering en uitzettingsvergoeding
De verhuurder kan, in plaats van een gemotiveerde weigering, ook opteren voor een ongemotiveerde weigering. Dit brengt echter een financiële sanctie met zich mee in de vorm van een uitzettingsvergoeding.
**Uitzettingsvergoeding:**
* Deze bedraagt minimaal drie jaar huur, aangevuld met een bedrag om alle geleden schade te vergoeden (verlies van handelszaak).
* Het recht op deze vergoeding ontstaat op het moment van de weigering, maar wordt opeisbaar vanaf de definitieve uitzetting.
* De huurder moet eigenaar zijn van de handelszaak om hierop aanspraak te kunnen maken, tenzij de waarde van de handelszaak met minstens vijftien percent is vermeerderd door de huurder.
* Er geldt een vervaltermijn van één jaar om de uitzettingsvergoeding op te vorderen, zowel ten aanzien van de verhuurder als een eventuele verkrijger van het goed.
**Wijziging weigeringsmotief en niet-tijdige uitvoering:**
Indien de verhuurder na een weigering een ander motief uitvoert dan gemeld, of de gemotiveerde weigeringsgrond niet tijdig uitvoert, kan dit leiden tot een hogere uitzettingsvergoeding (drie jaar huur plus aanvullende schade).
### 3.4 Huurprijsvaststelling door de rechter
Bij onenigheid over de nieuwe huurprijs tijdens een hernieuwing, of bij een herzieningsvordering, kan de rechter de definitieve huurprijs vaststellen.
#### 3.4.1 Procedurele aspecten
* **Vordering:** De vordering tot huurprijsherziening moet worden ingesteld in de laatste drie maanden van een driejarige periode.
* **Ingangsdatum:** De nieuwe huurprijs wordt vastgesteld vanaf de eerste dag van de volgende driejarige periode.
* **Gerechtelijke procedure:** Bij onenigheid is een actieve rol van de rechter vereist, die indien nodig een deskundige kan aanstellen.
#### 3.4.2 Rechtsmiddelen en sancties
* **Verlies van huurrechten:** Indien de huurder niet akkoord gaat met een tegenvoorstel van de verhuurder en niet binnen de 30 dagen de zaak voor de rechter brengt, vervallen zijn rechten op huurhernieuwing.
* **Verval van hernieuwing:** De huurder kan zijn recht op huurhernieuwing verliezen indien hij de formele en inhoudelijke vereisten niet naleeft.
* **Ongegrondverklaarde weigering:** Zelfs indien een weigering ongegrond wordt verklaard, moet de huurder binnen 30 dagen de zaak voor de rechter brengen bij onenigheid over de nieuwe voorwaarden, op straffe van verval.
### 3.5 Verbouwingswerken door de huurder
De handelshuurwet kent de huurder het recht toe om inrichtings- en verbouwingswerken uit te voeren om het pand aan te passen aan zijn handelsactiviteiten.
* **Kostenlimiet:** De kosten van deze werken mogen maximaal drie jaar huur bedragen.
* **Kennisgeving:** De huurder moet de verhuurder vooraf informeren met de nodige documentatie (bestek, architectenplannen).
* **Reactietermijn verhuurder:** De verhuurder heeft 30 dagen om te reageren. Geen reactie impliceert instemming.
* **Verbouwingen bij einde huur:** Bij toegelaten werken kan de verhuurder niet eisen dat deze worden verwijderd, maar kan wel vergoeding vragen voor de meerwaarde of de waarde van het materiaal en de arbeid.
* **Niet-toegelaten werken:** De verhuurder kan herstel in de vroegere toestand eisen en hoeft geen vergoeding te betalen indien hij beslist de werken te behouden.
### 3.6 Onderhuur en huuroverdracht
Onderhuur en huuroverdracht zijn toegelaten, tenzij expliciet verboden in het contract. Dit verbod is echter slechts beperkt geldig, zeker wanneer de verhuurder niet zelf een deel van het verhuurde goed bewoont.
#### 3.6.1 Huuroverdracht
Bij huuroverdracht blijft de oorspronkelijke huurder hoofdelijk aansprakelijk voor alle huurdersverbintenissen tot aan een eventuele hernieuwing van het oorspronkelijke contract.
#### 3.6.2 Onderhuur
* **Volledige onderhuur met overdracht handelszaak:** Er ontstaat een directe huurrelatie tussen de overnemer/onderhuurder en de hoofdverhuurder. Dit wordt beschouwd als een contractoverdracht.
* **Volledige of gedeeltelijke onderhuur met verhuring handelszaak:** De huurcontracten blijven onderscheiden. De onderhuurder kan echter rechtstreeks huurhernieuwing aanvragen aan de hoofdverhuurder als de hoofdhuurder dit nalaat.
* **Residentiële onderhuur:** Indien een deel van het gehuurde goed als hoofdverblijfplaats wordt onderverhuurd, zijn de regels van de woninghuur van toepassing. De onderhuurder verkrijgt geen directe rechten ten aanzien van de hoofdverhuurder, maar moet wel correct geïnformeerd worden over de duur van het hoofdcontract.
### 3.7 Overdracht van het gehuurde goed
Bij overdracht van het gehuurde goed, dient rekening te worden gehouden met eventuele uitzettingsbedingen of eerbiedigingsbedingen. De verkrijger kan, mits een geldig opzeggingsmotief en de correcte termijnen, de huurder opzeggen. Bij het ontbreken van een contract met vaste datum, kan de huurder die het goed minstens zes maanden in gebruik heeft, toch opgezegd worden, met recht op een mogelijke uitzettingsvergoeding.
### 3.8 Pop-up handelshuur
De handelshuur van korte duur (maximaal één jaar, schriftelijk en éénmaal verlengbaar) biedt een flexibeler kader. Indien de duur van één jaar wordt overschreden, wordt de overeenkomst omgevormd tot een negenjarige handelshuur vanaf de aanvang. In dit regime gelden geen huurhernieuwing of uitzettingsvergoedingen, en zijn er beperkingen voor verbouwingen en verboden op huuroverdracht en onderhuur.
---
# Verbouwingswerken, onderhuur en huuroverdracht
Dit onderwerp behandelt de rechten van de huurder met betrekking tot verbouwingswerken, de regels omtrent onderhuur en huuroverdracht, inclusief de positie van de onderhuurder en de hoofdelijke aansprakelijkheid van de oorspronkelijke huurder.
### 4.1 Verbouwingswerken
#### 4.1.1 Recht op inrichtings- en verbouwingswerken
De huurder van een handelspand heeft het recht om inrichtings- en verbouwingswerken uit te voeren om het pand aan te passen aan zijn handelsactiviteit.
* **Financiële limiet:** De kosten van deze investeringen mogen maximaal het equivalent van drie jaar huur bedragen.
* **Dwingend recht:** Deze bepalingen zijn van dwingend recht, wat betekent dat contractuele afwijkingen ten nadele van de huurder of verhuurder niet geldig zijn, tenzij de wet dit specifiek toelaat.
#### 4.1.2 Procedure en kennisgeving
De huurder dient de voorgenomen werken aan de verhuurder mee te delen.
* **Kennisgeving:** De mededeling moet vergezeld gaan van de nodige documentatie, zoals een bestek of offerte van aannemers, of een beschrijving door een architect. Dit stelt de verhuurder in staat om de omvang van de werken en de naleving van de financiële limiet te beoordelen.
* **Reactietermijn verhuurder:** De verhuurder heeft 30 dagen de tijd om te reageren.
* **Stilzwijgende instemming:** Indien de verhuurder niet binnen deze termijn reageert, wordt geacht dat hij instemt met de voorgestelde werken. Dit is een wettelijk vermoeden.
* **Volharding bij weigering:** Als de verhuurder weigert, kan de huurder binnen 30 dagen na de weigering een procedure starten om de werken alsnog te laten goedkeuren.
#### 4.1.3 Waarborgen voor de verhuurder
De verhuurder heeft bepaalde waarborgen en rechten met betrekking tot de verbouwingswerken.
* **Toegang:** De verhuurder heeft recht op toegang tot de werf om de voortgang en conformiteit van de werken te controleren.
* **Verzekering:** De verhuurder kan eisen dat de huurder een aanvullende verzekering afsluit om eventuele schade aan het pand door de bouwwerken te dekken.
* **Stopzetting van de werken:** In geval van afwijkingen van de goedgekeurde plannen, kan de verhuurder via een kortgedingprocedure bij de vrederechter (of RAE) de stopzetting van de werken vorderen.
#### 4.1.4 Regeling bij vertrek huurder
Bij het einde van de huurovereenkomst geldt een specifieke regeling voor toegelaten werken.
* **Behoud van werken:** De verhuurder kan niet vorderen dat toegelaten werken worden verwijderd.
* **Vergoeding:** De huurder heeft recht op een vergoeding voor de waarde van het materiaal en de arbeid, of voor de meerwaarde die de werken aan het pand hebben toegevoegd.
* **Niet toegelaten werken:** Bij niet toegelaten werken kan de verhuurder herstel in de vroegere toestand eisen. Indien de verhuurder echter beslist om de werken te behouden, hoeft hij geen vergoeding te betalen aan de huurder.
* **Aanvullend recht:** Artikel 9 van de handelshuurwet inzake niet-toegelaten werken wordt als aanvullend recht beschouwd, wat betekent dat verhuurders in de praktijk vaak clausules opnemen om vergoedingen voor meerwaarde aan het einde van de huur uit te sluiten.
### 4.2 Onderhuur en huuroverdracht
#### 4.2.1 Algemene beginselen
Onderhuur en huuroverdracht zijn in principe toegestaan, tenzij het huurcontract dit uitdrukkelijk verbiedt.
* **Contractueel verbod:** Een contractueel verbod op onderhuur of huuroverdracht is slechts beperkt geldig. De huurder kan dit verbod grotendeels terzijde schuiven, behalve in specifieke gevallen zoals wanneer de verhuurder of diens familie een deel van het verhuurde goed bewoont.
#### 4.2.2 Huuroverdracht en onderhuur van de handelszaak (Artikel 10 Handelshuurwet)
De handelshuurwet voorziet in specifieke regels voor de overdracht of onderverhuring van de handelszaak.
* **Kennisgeving:** De huurder die de handelszaak wenst over te dragen of onder te verhuren, dient de verhuurder hiervan in kennis te stellen door de ontwerpakte van de huuroverdracht of onderverhuring mee te delen. De verkoopprijs van de handelszaak hoeft niet meegedeeld te worden.
* **Verzet van de verhuurder:** De verhuurder kan zich binnen 30 dagen na ontvangst van de kennisgeving verzetten tegen de voorgenomen overdracht of onderhuur.
* **Aanvaarding:** Indien de verhuurder niet binnen deze termijn verzet aantekent, wordt geacht hij te aanvaarden.
* **Procedure bij verzet:** In geval van verzet door de verhuurder, kan de huurder de zaak binnen 15 dagen voor de rechter brengen. Indien de huurder dit niet doet, is de weigering van de verhuurder definitief. De huurder kan echter wel een nieuwe kandidaat-overnemer zoeken.
#### 4.2.3 Volledige onderhuur met overdracht van handelszaak (Artikel 11.I Handelshuurwet)
Bij een volledige onderhuur met overdracht van de handelszaak ontstaat een directe huurrelatie tussen de overnemer/onderhuurder en de hoofdverhuurder. Dit wordt beschouwd als een contractoverdracht, waarbij het bestaande hoofdhuurcontract wordt overgedragen. De termijnen voor huurhernieuwing worden berekend vanaf de aanvang van het oorspronkelijke hoofdhuurcontract.
#### 4.2.4 Volledige of gedeeltelijke onderhuur met verhuring of totstandbrenging handelszaak (Artikel 11.II Handelshuurwet)
In dit geval blijven de huurcontracten, in principe, onderscheiden van elkaar. De onderhuurder krijgt echter specifieke rechten met betrekking tot huurhernieuwing.
* **Positie onderhuurder bij aanvraag huurhernieuwing:**
* Als de hoofdhuurder de huurhernieuwing niet aanvraagt, kan de onderhuurder dit rechtstreeks bij de verhuurder doen, mits de hoofdhuurder op dat moment nog over huurrechten beschikte.
* Als de hoofdhuurder de aanvraag doet en de verhuurder weigert om redenen die enkel de hoofdhuurder betreffen, kan de onderhuurder eventueel rechtstreeks huurder worden.
* **Gevolgen van niet-reactie:** Indien de hoofdhuurder niet reageert op de aanvraag tot huurhernieuwing door de onderhuurder, wordt dit geacht in te stemmen met de hernieuwing. De onderhuurder kan recht hebben op een vergoeding. Als de hoofdverhuurder niet antwoordt, kan de onderhuurder binnen 30 dagen de hoofdhuurder en hoofdverhuurder dagvaarden. De rechter zal dan beslissen of de huurhernieuwing wordt toegekend en of de onderhuurder rechtstreeks huurder wordt.
#### 4.2.5 Einde hoofdhuur op initiatief of door schuld hoofdhuurder
Wanneer het hoofdhuurcontract eindigt door toedoen of schuld van de hoofdhuurder, kan de onderhuurder rechtstreeks huurder worden. De voorwaarden hiervan worden in onderlinge overeenstemming bepaald of, bij gebrek aan akkoord, door de rechter. Wat de duur betreft, wordt het huurcontract niet als een nieuw contract beschouwd, maar blijft het oorspronkelijke hoofdhuurcontract als uitgangspunt gelden.
#### 4.2.6 Hoofdelijke aansprakelijkheid oorspronkelijke huurder (Artikel 11.III Handelshuurwet)
Bij huuroverdracht blijft de oorspronkelijke huurder hoofdelijk aansprakelijk voor alle verbintenissen van de huurder tot aan de hernieuwing van het huurcontract. Dit geldt ook voor huurschade.
#### 4.2.7 Residentiële onderhuur (Artikel 11bis Handelshuurwet)
Dit betreft de situatie waarbij een deel van het gehuurde handelspand wordt onderverhuurd als hoofdverblijfplaats van de onderhuurder.
* **Voorwaarden:** Dit mag niet verboden zijn in het handelshuurcontract. De hoofdhuurder moet zijn handelsactiviteit blijven uitoefenen, en de regels van de woninghuur zijn van toepassing op de onderhuur.
* **Rechten onderhuurder:** De onderhuurder verkrijgt geen rechtstreekse rechten ten aanzien van de hoofdverhuurder. Hij dient echter wel correct geïnformeerd te worden over het hoofdhuurcontract, met name de duur ervan, aangezien het einde van het hoofdhuurcontract ook het einde van de onderhuur impliceert.
### 4.3 Overdracht van het gehuurde goed
#### 4.3.1 Uitzettingsbeding of eerbiedigingsbeding
Bij de overdracht van het gehuurde goed is het van belang of er een uitzettingsbeding of een eerbiedigingsbeding is opgenomen in het huurcontract, en of dit een vaste datum heeft.
* **Uitzettingsbeding:** Indien er een uitzettingsbeding ten gunste van de verkrijger is opgenomen, kan de verkrijger de huurder opzeggen binnen drie maanden na de verkrijging. Hiervoor moet een opzeggingsmotief uit artikel 16.I, 1°-4° van de handelshuurwet kunnen worden ingeroepen. Afhankelijk van het motief kan een uitzettingsvergoeding verschuldigd zijn.
* **Familierechtelijke band:** Het opzeggingsmotief van familierechtelijke verwantschap laat een rechtspersoon die het goed verkrijgt, niet toe de huur op te zeggen ten voordele van een feitelijke vereniging waarmee de rechtspersoon nauwe banden heeft, wat een objectief onderscheid creëert.
#### 4.3.2 Bij niet-vaste datum en mondelinge huur
Indien het huurcontract geen vaste datum heeft, kan de huurder die het goed al minstens zes maanden in gebruik heeft, toch worden opgezegd door de verkrijger. Ook hier geldt een opzeggingstermijn van één jaar en de verplichting tot het meedelen van een opzeggingsmotief. Bij gedwongen verkoop na uitvoerend beslag is de huurder zonder vaste datum contract helemaal niet beschermd.
### 4.4 Pop-up handelshuur
Dit betreft een handelshuur van korte duur, gesloten voor een termijn van maximaal één jaar, bedoeld als een handelshuur op proef.
* **Regeling:** Het huurcontract is éénmaal schriftelijk verlengbaar, maar de totale duur mag één jaar niet overschrijden. Bij overschrijding van deze termijn wordt het contract omgevormd tot een negenjarige handelshuur vanaf de aanvang.
* **Uitzonderingen:** Geen huurhernieuwing, geen uitzettingsvergoeding, beperking van verbouwingen tot één jaar huur, en een verbod op huuroverdracht en onderhuur.
* **Opzegging:** De huurder kan de huur te allen tijde opzeggen met een opzeggingstermijn van één maand, via aangetekende brief of gerechtsdeurwaardersexploot. De verhuurder heeft geen opzeggingsmogelijkheid.
### 4.5 Huurprijs
#### 4.5.1 Contractvrijheid bij aanvang
Bij de aanvang van de huur is de huurprijs vrij te bepalen door de partijen, exclusief kosten en lasten.
#### 4.5.2 Indexering
Indexering van de huurprijs dient te gebeuren conform artikel 1728bis oud BW, indien dit in het contract is opgenomen.
#### 4.5.3 Huurprijsherziening
De huurprijs kan worden herzien op basis van de evolutie van de normale huurwaarde en naar billijkheid.
* **Voorwaarden:** Een wijziging van minstens 15% ten gevolge van nieuwe omstandigheden die niet aan de partijen te wijten zijn en die gedurende de volledige volgende driejarige periode een duurzame invloed op de normale huurwaarde zullen hebben.
* **Vordering:** De vordering tot herziening moet worden ingesteld in de laatste drie maanden van elke driejarige periode. De nieuwe huurprijs wordt vastgesteld door de rechter naar billijkheid vanaf de eerste dag van de volgende driejarige periode.
#### 4.5.4 Vaststelling nieuwe huurprijs bij huurhernieuwing
Bij huurhernieuwing kan de nieuwe huurprijs contractueel worden overeengekomen of, bij onenigheid, door de rechter worden vastgesteld naar billijkheid en op basis van vergelijkbare huurprijzen in de buurt. De rechter houdt rekening met de normale huurwaarde en objectieve elementen, en kan de prijs neerwaarts corrigeren indien de billijkheid dit vereist.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Handelshuurwet | Een wet die specifieke regels bevat voor de huur van panden die gebruikt worden voor kleinhandel, ambachtelijke activiteiten of dienstverlening waarbij er rechtstreeks contact is met het publiek. Deze wet biedt een verhoogde bescherming aan de huurder ten opzichte van het algemeen huurrecht. |
| Kleinhandel | Een economische activiteit waarbij goederen rechtstreeks aan particulieren worden verkocht, met als doel winst te genereren door middel van omzet. Dit impliceert een fysieke winkel of verkooppunt waar klanten toegang toe hebben. |
| Ambachtsman | Een persoon die een ambacht uitoefent, wat gekenmerkt wordt door het gebruik van specifieke vaardigheden om producten te vervaardigen of diensten te leveren. Vaak is er sprake van een direct contact met het publiek om de diensten te leveren of producten te verkopen. |
| Rechtstreeks contact met het publiek | Dit criterium houdt in dat de activiteit die in het gehuurde pand wordt uitgeoefend, openstaat voor algemene toegang door consumenten of klanten. Het is essentieel voor het genereren van omzet en het succes van de handelszaak. |
| Economisch criterium | Bij de beoordeling van de bestemming van een pand wordt gekeken naar de economische waarde van de verschillende gebruiksdelen. Dit helpt te bepalen welk gebruik hoofdzakelijk is, met name wanneer een pand zowel commerciële als woonruimte bevat. |
| Cumulatieve voorwaarden | Een reeks vereisten waaraan voldaan moet worden opdat een specifieke rechtsregel van toepassing is. In de context van de handelshuurwet moeten alle genoemde voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn om onder de wet te vallen. |
| Dienstverlenende beroepen | Beroepen die voornamelijk gericht zijn op het leveren van diensten aan klanten, in plaats van de verkoop van fysieke goederen. Voorbeelden zijn interimkantoren, advocaten en architecten, waarbij de dienstverlening in het gehuurde pand plaatsvindt. |
| Plaatsgebondenheid | Het belang van de specifieke locatie van een handelszaak voor het genereren van omzet. Dit kan bijvoorbeeld relevant zijn voor een interimkantoor waar passers-by potentiële werknemers zijn. |
| Winkel-in-winkel | Een uitbatingsmodel waarbij een zelfstandige winkel gevestigd is binnen een grotere winkel of warenhuis. Om als aparte kleinhandelsactiviteit onder de handelshuurwet te vallen, moet deze specifieke winkel voldoen aan criteria zoals de mogelijkheid tot eigen cliëntèle-opbouw en autonoom karakter. |
| Dwingend recht | Rechtsregels die partijen niet via contractuele afspraken kunnen uitsluiten of wijzigen. Deze regels zijn bedoeld om een partij, vaak de economisch zwakkere, te beschermen en garanderen minimale rechten. |
| Minimumduur van 9 jaar | Een fundamenteel principe van de handelshuurwet, dat de huurder beschermt door een gegarandeerde minimale huurperiode te voorzien. Dit stelt de huurder in staat om investeringen in het pand terug te verdienen en de continuïteit van de handelszaak te waarborgen. |
| Terbeschikkingstelling | Het moment waarop de huurder daadwerkelijk het genot krijgt van het gehuurde goed. Vanaf dit moment begint de huurtermijn, ongeacht de contractueel overeengekomen aanvangsdatum, te lopen. |
| Opzegging door de huurder | Het recht van de huurder om de huurovereenkomst te beëindigen vóór het verstrijken van de overeengekomen termijn. Bij handelshuur is dit mogelijk per verstreken driejarige periode met een opzeggingstermijn van zes maanden. |
| Opzegging door de verhuurder | Het recht van de verhuurder om de huurovereenkomst te beëindigen. Dit is beperkter dan de opzeggingsmogelijkheid van de huurder en vereist specifieke, in de wet voorziene motieven zoals persoonlijk gebruik of sloop en wederopbouw. |
| Beëindiging in onderling akkoord | De mogelijkheid voor huurder en verhuurder om gezamenlijk en op elk moment een einde te maken aan de huurovereenkomst. Dit vereist specifieke formele voorwaarden ter bescherming van de huurder, zoals een authentieke akte of verklaring voor de rechter. |
| Huurhernieuwing | Het proces waarbij een bestaand handelshuurcontract wordt voortgezet onder nieuwe voorwaarden na het verstrijken van de oorspronkelijke termijn. Dit is een recht van de huurder, maar wel onderworpen aan strikte formele en inhoudelijke vereisten. |
| Normale huurwaarde | De economische waarde die een doorsnee kandidaat-huurder redelijkerwijs zou bieden voor een bepaald onroerend goed op de vastgoedmarkt. Dit is een cruciaal element bij de vaststelling van de huurprijs bij huurhernieuwing of -herziening. |
| Billijkheid | Een algemeen rechtsbeginsel dat inhoudt dat beslissingen rechtvaardig en redelijk moeten zijn, rekening houdend met de omstandigheden van het geval. Bij huurprijzen kan dit betekenen dat de rechter de prijs aanpast om tot een eerlijk evenwicht te komen. |
| Huurprijsherziening | De mogelijkheid om de huurprijs aan te passen tijdens de looptijd van het contract, indien er sprake is van nieuwe omstandigheden die de normale huurwaarde significant beïnvloeden (minimaal 15% wijziging). |
| Verbouwingswerken | Werkzaamheden die de huurder uitvoert aan het gehuurde pand om het aan te passen aan zijn handelsactiviteiten. De handelshuurwet kent de huurder hier specifieke rechten toe, mits aan bepaalde voorwaarden en limieten wordt voldaan. |
| Onderhuur | Het door de hoofdhuurder opnieuw verhuren van (een deel van) het gehuurde pand aan een derde. De regels hieromtrent zijn complexer dan bij een gewone huur, zeker wanneer het om een handelspand gaat. |
| Huuroverdracht | De overgang van alle rechten en plichten uit een handelshuurcontract van de oorspronkelijke huurder naar een nieuwe huurder, meestal in combinatie met de overdracht van de handelszaak. |
| Uitzettingsvergoeding | Een compensatie die de verhuurder verschuldigd is aan de huurder wanneer deze laatste wordt uitgezet uit het pand, met name bij weigering van huurhernieuwing onder bepaalde omstandigheden. Deze vergoeding kan bestaan uit een bedrag van meerdere jaren huur plus aanvullende schadevergoeding. |
| Pop up handelshuur | Een specifieke vorm van handelshuur voor een korte duur, meestal maximaal één jaar, bedoeld om huurders de mogelijkheid te geven een concept uit te proberen. Deze huurvorm kent eigen regels en afwijkingen van de klassieke handelshuurwet. |
| Gemotiveerde weigering | Een weigering van de verhuurder tot huurhernieuwing die gebaseerd is op specifieke, wettelijk bepaalde gronden. De verhuurder moet deze gronden duidelijk vermelden in de opzeggingsbrief of -exploot. |
| Ongemotiveerde weigering | Een weigering van de verhuurder tot huurhernieuwing zonder opgave van een specifieke reden. Dit is mogelijk maar leidt vaak tot een hogere uitzettingsvergoeding voor de huurder. |
Cover
12. 2025-12-08 Presentatie derivaten (UGent).pdf
Summary
# Wat zijn derivaten en hun kenmerken
Dit onderwerp introduceert het concept van financiële derivaten, hun fundamentele eigenschappen en de verschillende markten en instrumenten die ermee geassocieerd worden.
### 1.1 Definitie en aard van derivaten
Een derivaat is een financieel instrument waarvan de waarde is afgeleid van een onderliggende waarde. Deze onderliggende waarde kan een breed scala aan activa zijn, zoals aandelen, obligaties, rentetarieven, valuta's, grondstoffen of zelfs andere derivaten. Derivaten maken het mogelijk om specifieke economische risico's te synthetiseren en afzonderlijk te verhandelen [13](#page=13).
### 1.2 Kenmerken van derivaten
Derivaten bezitten een aantal sleutelkenmerken die hun functie en gebruik in de financiële wereld bepalen:
#### 1.2.1 Afgeleide aard
De primaire eigenschap van een derivaat is dat de waarde ervan niet onafhankelijk is, maar is afgeleid van de waarde van een onderliggende activa of een specifieke economische gebeurtenis. Dit maakt ze tot een krachtig instrument voor het creëren van synthetische posities en het omgaan met specifieke marktrisico's [13](#page=13).
#### 1.2.2 Risico-overdracht
Derivaten stellen partijen in staat om bepaalde deelrisico's van een activa afzonderlijk te verhandelen. Dit betekent dat een partij zich bijvoorbeeld kan beschermen tegen renterisico's of wisselkoersrisico's, terwijl deze de onderliggende activa behoudt. Een obligatie met een variabele rente kan bijvoorbeeld worden gesplitst in een deel dat renterisico's overdraagt en een ander deel dat bijvoorbeeld kredietrisico's overdraagt [13](#page=13) [6](#page=6).
#### 1.2.3 OTC versus ETD
Markten voor derivaten kunnen worden onderverdeeld in twee hoofdcategorieën:
* **Over-The-Counter (OTC) markten:** Dit zijn gedecentraliseerde markten waar financiële instrumenten rechtstreeks tussen twee partijen worden verhandeld, zonder tussenkomst van een beurs. De voorwaarden van deze contracten worden individueel onderhandeld en kunnen zeer specifiek zijn. Voorbeelden zijn rente swaps (IRS) en credit default swaps (CDS) [12](#page=12) [13](#page=13) [5](#page=5).
* **Exchange-Traded Derivatives (ETD):** Dit zijn derivaten die op georganiseerde beurzen worden verhandeld. Deze contracten zijn gestandaardiseerd en de beurs treedt op als tegenpartij en zorgt voor clearing en afwikkeling. Voorbeelden zijn opties en futures die op effectenbeurzen worden genoteerd.
#### 1.2.4 Spot versus termijn
* **Spotmarkt:** Transacties die onmiddellijk worden afgewikkeld.
* **Termijnmarkt:** Transacties waarbij de afwikkeling op een toekomstig tijdstip plaatsvindt. FX forwards zijn een typisch voorbeeld van een termijncontract, waarbij een valuta op een toekomstige datum wordt verhandeld tegen een vooraf bepaalde wisselkoers [9](#page=9).
#### 1.2.5 Verschillende typen derivaten
Binnen de wereld van derivaten bestaan er diverse instrumenten, elk met specifieke kenmerken en toepassingen:
* **Swaps:** Contracten waarbij twee partijen overeenkomen om financiële stromen gedurende een bepaalde periode uit te wisselen.
* **Interest Rate Swap (IRS):** Een contract waarbij de ene partij een vaste rente betaalt in ruil voor een variabele rente, of vice versa, op een bepaald nominaal bedrag. Dit wordt vaak gebruikt om renterisico's te beheren, bijvoorbeeld door een bedrijf met een lening met variabele rente te wisselen naar een vaste rente. De formule voor de betaling kan er als volgt uitzien: `betaling = nominaal bedrag x (rentevoet)% x DCF` [11](#page=11) [6](#page=6) [8](#page=8).
* **Credit Default Swap (CDS):** Een contract waarbij de koper periodiek een premie betaalt aan de verkoper in ruil voor bescherming tegen het kredietrisico van een specifieke referentie-entiteit. Bij een "credit event" (zoals wanbetaling) betaalt de verkoper de koper een vooraf bepaald bedrag ter compensatie [12](#page=12).
* **Forwards:** Contracten voor de levering van een activum op een toekomstige datum tegen een prijs die vandaag wordt overeengekomen. Een veelvoorkomend voorbeeld is de FX Forward, die wordt gebruikt om wisselkoersrisico's te beheren bij toekomstige internationale transacties [9](#page=9).
* **Opties:** Contracten die de koper het recht, maar niet de verplichting, geven om een onderliggend activum te kopen (call optie) of te verkopen (put optie) tegen een bepaalde prijs (uitoefenprijs) vóór of op een specifieke datum.
### 1.3 Waardering van derivaten
De waardering van derivaten is cruciaal voor het begrijpen van hun marktwaarde en risico's.
* **Mark-to-market:** Dit is een waarderingsmethode waarbij de waarde van een financieel instrument wordt aangepast aan de huidige marktprijs. Dit is een dynamische waardering die dagelijks kan veranderen [15](#page=15).
* **In-the-money vs. out-of-the-money:** Deze termen worden gebruikt om de relatieve waarde van een optie te beschrijven ten opzichte van de huidige marktprijs van het onderliggende activum.
* **Belang van waardering:** Correcte waardering is essentieel voor:
* **Vervroegde beëindiging:** Wanneer een contract vroegtijdig wordt beëindigd, is de marktwaarde van het derivaat bepalend voor de financiële afwikkeling, ongeacht of dit contractueel voorzien, vrijwillig, door overdracht, wanprestatie of door een gebeurtenis zoals een fiscaal evenement of wetswijziging is [15](#page=15).
* **Blootstelling (exposure):** Waardering helpt bij het bepalen van de risicoblootstelling en het naleven van limieten en kapitaalvereisten [15](#page=15).
* **EMIR (European Market Infrastructure Regulation):** Deze regelgeving vereist onder andere de rapportage van derivatentransacties en margestorting, wat een correcte waardering noodzakelijk maakt [15](#page=15).
### 1.4 Risico's gerelateerd aan derivaten
Het gebruik van derivaten brengt diverse risico's met zich mee, die onderverdeeld kunnen worden in economische en juridische risico's.
#### 1.4.1 Economische risico's
* **Marktrisico:** Het risico dat de waarde van het derivaat negatief wordt beïnvloed door veranderingen in marktprijzen, zoals rentetarieven, wisselkoersen of grondstofprijzen [16](#page=16).
* **Tegenpartijrisico (Counterparty Risk):** Het risico dat de wederpartij in een derivaattransactie zijn contractuele verplichtingen niet nakomt. Dit is met name relevant voor OTC-derivaten waar geen centrale clearing plaatsvindt [16](#page=16).
* **Operationeel risico:** Het risico op verliezen als gevolg van onjuiste of gebrekkige interne processen, systemen, menselijke fouten of externe gebeurtenissen [16](#page=16).
* **Systemisch risico:** Het risico dat het falen van één financiële instelling of markt kan leiden tot een kettingreactie die het gehele financiële systeem in gevaar brengt [16](#page=16).
#### 1.4.2 Juridische risico's
* **Prudentieel toezicht:** Dit omvat risico's gerelateerd aan vergunningverlening, rapportagevereisten, kapitaalbuffers en governance binnen financiële instellingen die met derivaten opereren [17](#page=17).
* **Gedragsregels (zoals MiFID):** Risico's voortvloeiend uit niet-naleving van regels betreffende transparantie, eerlijke handelspraktijken en bescherming van beleggers [17](#page=17).
* **Documentatie:** Onvolledige, onjuiste of onduidelijke juridische documentatie kan leiden tot geschillen en onafdwingbaarheid van contracten [17](#page=17).
* **Afdwingbaarheid:** Zaken zoals netting (het verrekenen van vorderingen en schulden tussen partijen) en het gebruik van onderpand (collateral) zijn cruciaal voor de afdwingbaarheid van derivaatcontracten, maar kunnen juridische uitdagingen kennen [17](#page=17).
* **Herkwalificatie:** Het risico dat een derivaatcontract door een rechtbank of toezichthouder anders wordt geclassificeerd dan oorspronkelijk bedoeld, wat juridische en fiscale consequenties kan hebben [17](#page=17).
* **Wijziging van regelgeving:** Veranderingen in wet- en regelgeving, inclusief fiscale en boekhoudkundige wijzigingen, kunnen de geldigheid en de financiële impact van bestaande derivaatcontracten beïnvloeden [17](#page=17).
* **Rechtszaken en jurisprudentie:** Voorbeelden zoals die met Italiaanse publieke overheden tonen aan hoe juridische interpretaties, zoals onbekwaamheid en de toepassing van specifieke testen (disclosure, speculatie, indebtedness), de geldigheid van swaps kunnen aantasten. Recente uitspraken van het High Court en Court of Appeal in het Verenigd Koninkrijk, met betrekking tot Dexia en Italiaanse regio's en gemeenten, benadrukken de complexiteit en de mogelijke juridische uitdagingen bij het afdwingen van dergelijke contracten [18](#page=18).
> **Tip:** Het is essentieel om de specifieke juridische en regelgevende kaders van de relevante jurisdicties te begrijpen bij het aangaan van derivaattransacties, gezien de potentiële impact op de geldigheid en afdwingbaarheid van de contracten.
---
# Contractueel kader en architectuur van derivatencontracten
Dit deel behandelt de documentatie die ten grondslag ligt aan derivatentransacties, met een focus op internationale standaarden zoals de ISDA Master Agreement en de EMA, en legt de architectuur van deze documenten uit om herhaling te vermijden en een enkele overeenkomst te creëren.
### 2.1 Documentatiemodellen
Er bestaan verschillende documentatiemodellen voor derivatentransacties, waaronder internationale en nationale standaarden [20](#page=20).
* **ISDA Master Agreement:** Dit is een wereldwijd erkende standaardovereenkomst die vaak wordt beheerst door het Engelse of New Yorkse recht. Na Brexit is ook Frans en Iers recht van toepassing geworden. De taal van deze overeenkomst is Engels [20](#page=20).
* **EMA (European Master Agreement):** Dit is een Europese variant, waarvoor de keuze van toepasselijk recht flexibeler is en het in verschillende talen beschikbaar is, zoals Engels, Frans, Duits en Nederlands [20](#page=20).
* **Nationale Documentatie:** Naast internationale standaarden bestaan er ook nationale documentatiemodellen, zoals die van de FBF (Franse bankenfederatie), DRV (Duitse bankenbond) en CMOF (Comité Monétaire et Financier) [20](#page=20).
* **In-house Documentatie:** Sommige financiële instellingen hanteren ook hun eigen in-house documentatie [20](#page=20).
### 2.2 Architectuur van Derivatencontracten
De architectuur van derivatencontracten is ontworpen om documentatie efficiënt te maken door herhaling te vermijden en standaardisatie te bevorderen. Dit leidt tot het concept van een 'single agreement' [21](#page=21) [22](#page=22).
De architectuur bestaat doorgaans uit de volgende componenten [21](#page=21):
* **Master Agreement:** De overkoepelende overeenkomst die de algemene voorwaarden regelt.
* **Standard Text:** Standaardbepalingen die van toepassing zijn.
* **Schedule:** Een bijlage bij de Master Agreement waarin specifieke keuzes en aanvullingen worden vastgelegd.
* **CSA (Credit Support Annex):** Regelt de zekerheden die partijen stellen ter dekking van hun kredietrisico.
* **Confirmation:** Een transactiespecifiek document dat de details van een individuele derivatentransactie vastlegt.
* **Definitions:** Een set van gedefinieerde termen die gebruikt worden in de documentatie. Deze definities kunnen betrekking hebben op specifieke markten of producttypen, zoals:
* 2021 Interest Rate Definitions [21](#page=21).
* 2002 Equity Definitions (en 2011 Equity Definitions) [21](#page=21).
* 2014 Credit Derivatives Definitions [21](#page=21).
* 1998 FX Definitions [21](#page=21).
* 2005 Commodity Definitions [21](#page=21).
* Andere relevante definities [21](#page=21).
* **Master Confirmation Agreement:** Een overeenkomst die de voorwaarden voor het afgeven van meerdere transactiebevestigingen regelt.
* **Transaction Supplement:** Een aanvullend document voor specifieke transacties.
* **Standard Terms Supplement:** Een aanvullend document met gestandaardiseerde voorwaarden.
Het principe achter deze architectuur is dat de Master Agreement, samen met de individuele Confirmations, wordt beschouwd als één enkele overeenkomst. Dit is cruciaal bij wanprestatie, omdat dan alle transacties die onder de overeenkomst vallen, getroffen kunnen worden, wat essentieel is voor netting [22](#page=22).
### 2.3 Doel van de Architectuur
Het primaire doel van de architectuur van derivatencontracten is het creëren van een efficiënt en gestandaardiseerd documentatieproces. Door herhaling te vermijden en gebruik te maken van gestandaardiseerde documenten, wordt de administratieve last verminderd en de consistentie vergroot. Het concept van een 'single agreement' faciliteert de afwikkeling bij wanprestatie en maakt netting mogelijk [22](#page=22).
### 2.4 Voornaamste Bepalingen
#### 2.4.1 Flawed Asset/Conditionality Approach
Een belangrijke bepaling in derivatencontracten is de 'flawed asset/conditionality approach', zoals uiteengezet in sectie 2(a)(iii) van bepaalde overeenkomsten. Dit mechanisme is ontworpen om de blootstelling aan een potentieel in gebreke blijvende tegenpartij te beschermen tegen een (ongewenste) stijging van de waarde van een transactie. Er is jurisprudentie die dit principe heeft bevestigd, waaronder de zaken Metavante Marine Trade v Pioneer Freight Futures Co Ltd en Lomas ao v JFB Firth Rixson ao [23](#page=23).
#### 2.4.2 Close-out Netting
Close-out netting is een fundamentele bepaling die gericht is op het verminderen van kredietrisico. Het onderscheidt zich van payment netting, dat enkel betrekking heeft op de afwikkeling van betalingen [24](#page=24) [25](#page=25).
Het proces van close-out netting omvat doorgaans drie stappen [24](#page=24):
1. **Vervroegde beëindiging:** De overeenkomst wordt vroegtijdig beëindigd, met aandacht voor de impact van regelgeving zoals de BRRD (Bank Recovery and Resolution Directive) [24](#page=24).
2. **Waarderen:** Alle openstaande transacties worden gewaardeerd op hun marktwaarde.
3. **Netting:** De openstaande vorderingen en schulden worden tegen elkaar weggestreept om tot één netto bedrag te komen.
Het doel van close-out netting is onder meer het vermijden van 'cherry picking', waarbij een partij selectief transacties zou kunnen kiezen om wel of niet af te wikkelen [24](#page=24).
> **Tip:** Begrijp het verschil tussen payment netting en close-out netting. Close-out netting is cruciaal voor het beheersen van kredietrisico in de derivatenmarkt.
Close-out netting heeft aanzienlijke impact op verschillende aspecten:
* **Blootstelling/Exposure:** Het limiteert de totale blootstelling tussen partijen en vormt de basis voor de bepaling van limieten en de vereiste collateral [27](#page=27).
* **Kapitaalsvereisten:** Door het reduceren van de netto blootstelling, kunnen ook de kapitaalsvereisten voor financiële instellingen worden verlaagd [27](#page=27).
* **Juridisch Risico:** De afdwingbaarheid van close-out netting is cruciaal. Legal opinions worden ingewonnen om de rechtsgeldigheid onder verschillende jurisdicties te bevestigen [27](#page=27).
#### 2.4.3 Collateral
Collateral speelt een centrale rol in het beheren van kredietrisico in de derivatenmarkt. De hoeveelheid collateral die vereist is, wordt beïnvloed door de netto blootstelling tussen partijen, die mede wordt bepaald door close-out netting [25](#page=25) [27](#page=27).
Het Credit Support Annex (CSA) regelt de details van de collateral-overeenkomst. Er zijn verschillen tussen een CSA onder Engels recht en een CSA onder New Yorks recht [28](#page=28).
> **Voorbeeld:** Een financiële instelling die derivaten verhandelt met een tegenpartij, zal een CSA opstellen die bepaalt welk type zekerheid (bijvoorbeeld cash of effecten) moet worden gesteld, de frequentie van herwaardering, en de drempelbedragen waaronder geen collateral hoeft te worden gesteld. Bij een aanzienlijke waardestijging van een transactie ten gunste van de instelling, kan dit leiden tot een hogere collateral-eis aan de tegenpartij.
De Semiannual Survey of OTC Derivatives door de Bank for International Settlements (BIS) toont de omvang van de derivatenmarkt aan, waarbij het beheer van risico's via contractuele kaders en collateral essentieel is [26](#page=26).
---
# De Europese verordening EMIR en haar verplichtingen
De Europese verordening EMIR (European Market Infrastructure Regulation) werd ingevoerd om de transparantie en stabiliteit van de derivatenmarkten te verhogen na de financiële crisis van 2008, door verplichtingen op te leggen met betrekking tot transactieregistratie, centrale clearing en het aanhouden van marges [31](#page=31) [32](#page=32).
### 3.1 Aanleiding en doelstellingen van EMIR
#### 3.1.1 De financiële crisis en de noodzaak tot regulering
De financiële crisis van 2008 legde de kwetsbaarheden van de ongeclearede bilaterale over-the-counter (OTC) derivatenmarkt bloot. Kenmerken zoals een gebrek aan transparantie, concentratie van risico's bij enkele spelers, en onderlinge verbondenheid (interconnectedness) leidden tot 'spill-over'-effecten en een systeemrisico dat de financiële stabiliteit bedreigde. De crisis toonde aan dat de opaciteit van de markt het voor marktdeelnemers moeilijk maakte om de blootstelling van hun tegenpartijen te kennen, wat leidde tot wantrouwen en een liquiditeitskrimp. Ook regelgevers hadden onvoldoende inzicht om risico's tijdig te identificeren en adequaat te reageren [32](#page=32) [33](#page=33) [34](#page=34).
#### 3.1.2 G20-resolutie en kernprincipes
Als reactie op de crisis riep de G20 in Pittsburgh op tot het standaardiseren van niet-centraal gecllereerde OTC-derivatencontracten, handel via beurzen of elektronische platforms, en centrale clearing door centrale tegenpartijen (CCPs). Daarnaast moesten OTC-derivatencontracten worden gerapporteerd aan transactierepositoria, en moesten niet-centraal gecllereerde contracten onderworpen worden aan hogere kapitaalvereisten. Het uiteindelijke doel was het verbeteren van de transparantie, het mitigeren van systemisch risico, en het beschermen tegen marktbeurs [32](#page=32) [37](#page=37).
### 3.2 Belangrijkste verplichtingen onder EMIR
EMIR legt een reeks verplichtingen op aan de verschillende marktpartijen, ingevoerd in fasen vanaf maart 2013 [38](#page=38).
#### 3.2.1 Transactie-gerelateerde verplichtingen
* **Tijdige bevestiging (Timely Confirmation):** De verplichting om transacties tijdig te bevestigen, werd gefaseerd ingevoerd tussen 15 maart 2013 en 1 september 2014 [38](#page=38).
* **Dagelijkse waardering (Daily Valuation):** Vereist vanaf 15 maart 2013 [38](#page=38).
* **Portfolio reconciliatie:** Vereist vanaf 15 september 2013. Dit houdt in dat tegenpartijen hun openstaande posities met elkaar vergelijken en afstemmen om discrepanties te identificeren [38](#page=38) [40](#page=40).
* **Geschillenbeslechting (Dispute Resolution):** Vereist vanaf 15 september 2013. Dit proces stelt partijen in staat om verschillen in de waardering van transacties of marges op te lossen [38](#page=38) [40](#page=40).
* **Portfolio compressie (Portfolio Compression):** Vereist vanaf 15 september 2013. Portfolio compressie reduceert het totale aantal transacties en de nominale waarde van de markt door het elimineren van compenserende transacties. De voordelen hiervan zijn onder meer een reductie van het tegenpartijrisico zonder de netto marktblootstelling te wijzigen, lagere operationele risico's en kosten, en een vermindering van de kapitaalkosten [38](#page=38) [41](#page=41).
#### 3.2.2 Transactieregistratie (Trade Reporting)
* **Verplichting:** Sinds 12 februari 2014 moeten OTC-derivatencontracten gerapporteerd worden aan erkende transactierepositoria (Trade Repositories - TRs) [38](#page=38) [43](#page=43).
* **Doel:** Dit verhoogt de transparantie voor toezichthouders zoals ESMA (European Securities and Markets Authority) [43](#page=43).
* **Vereisten:** De rapportage omvat informatie zoals de Legal Entity Identifier (LEI) van de partijen. Transactierepositoria zelf moeten voldoen aan specifieke vergunningsvereisten [43](#page=43).
#### 3.2.3 Centrale clearing (Central Clearing)
* **Verplichting:** De verplichting tot centrale clearing werd gefaseerd ingevoerd tussen 21 juni 2016 en 21 december 2018 [38](#page=38).
* **Principe:** Bij centrale clearing treedt een CCP op als koper voor elke verkoper en als verkoper voor elke koper, waardoor de bilaterale risico's worden omgezet in een centraal risico bij de CCP [44](#page=44).
* **Proces en risico's:** ESMA speelt een rol bij het bepalen welke producten onder de clearingplicht vallen, mede op basis van transactiereportages. Centrale clearing kan leiden tot concentratierisico's bij de CCP [45](#page=45).
* **Beheer van het CCP-risico:** De CCP hanteert een 'loss waterfall' die bepaalt hoe verliezen worden gedekt: via de initiële marge, een 'default fund', en daarna kapitaal. Er geldt een prudentieel regime voor CCP's. Voor niet-EU CCP's geldt EMIR 3.0 [45](#page=45).
#### 3.2.4 Margingeverplichtingen
* **Context:** Deze verplichtingen gelden voor OTC-derivaten die niet worden ge-cleared bij een CCP [46](#page=46) [47](#page=47).
* **Variation Margin (VM):** Vereist vanaf 4 februari 2017 tot 1 maart 2017. VM is de vereiste om de mark-to-market (m-t-m) blootstelling dagelijks af te dekken met collateral [38](#page=38) [46](#page=46).
* **Initial Margin (IM):** Vereist vanaf 4 februari 2017 tot 1 september 2020. IM is een additionele buffer, bovenop de VM, die bij een derde partij of custodian wordt aangehouden om tegenpartijrisico's verder te beperken [38](#page=38) [47](#page=47).
#### 3.2.5 Handelsobligatie (Trading Obligation)
* **Invoering:** Gefaseerd ingevoerd vanaf 3 januari 2018 [38](#page=38).
* **Doel:** Deze verplichting vereist dat bepaalde gestandaardiseerde derivaten worden verhandeld op gereguleerde markten of multi-laterale handelssystemen, wat de transparantie verder vergroot.
> **Tip:** De gefaseerde invoering van de EMIR-verplichtingen was cruciaal om marktdeelnemers de tijd te geven zich aan te passen en de nodige infrastructuur op te zetten. Het is belangrijk de verschillende invoeringsdata per verplichting te onthouden [38](#page=38).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Derivaten | Financiële instrumenten waarvan de waarde afgeleid is van een onderliggende waarde, zoals aandelen, obligaties, grondstoffen of rentetarieven. Ze maken het mogelijk om specifieke risico's te verhandelen. |
| Rentevoorstel (Interest Rate Swap - IRS) | Een contract waarbij twee partijen overeengekomen rentebetalingen uitwisselen, typisch tussen een vaste rente en een variabele rente, gebaseerd op een overeengekomen hoofdsom. Dit wordt gebruikt om renterisico's te beheren. |
| Valutatermijncontract (FX Forward) | Een contract om op een toekomstige datum een bepaalde hoeveelheid van de ene valuta te kopen of te verkopen in ruil voor een andere valuta tegen een vooraf vastgestelde wisselkoers. Dit beschermt tegen wisselkoersrisico. |
| Kredietvervangingscontract (Credit Default Swap - CDS) | Een financieel derivaat waarbij de koper periodieke betalingen doet aan de verkoper in ruil voor bescherming tegen het wanbetalingsrisico van een specifieke kredietentiteit of -obligatie. Bij een kredietgebeurtenis betaalt de verkoper de koper het nominale bedrag. |
| OTC (Over-the-Counter) | Een markt waar financiële instrumenten direct tussen twee partijen worden verhandeld, zonder tussenkomst van een beurs. Deze markten zijn vaak minder transparant en minder gereguleerd dan beursgenoteerde markten. |
| ETD (Exchange Traded Derivatives) | Financiële derivaten die worden verhandeld op gereguleerde effectenbeurzen. Deze markten zijn doorgaans zeer transparant en gestandaardiseerd. |
| Mark-to-market | Een waarderingsmethode waarbij financiële activa worden gewaardeerd tegen hun huidige marktwaarde, gebaseerd op recente transacties of vergelijkbare instrumenten. Dit wordt gebruikt om de actuele winst of verlies te bepalen. |
| In-the-money / Out-of-the-money | Termen die gebruikt worden om de status van een optie te beschrijven. Een optie is "in-the-money" als deze winstgevend zou zijn als deze onmiddellijk zou worden uitgeoefend. Een optie is "out-of-the-money" als uitoefening onmiddellijk tot verlies zou leiden. |
| Marktrisico | Het risico op verliezen als gevolg van veranderingen in marktfactoren zoals rentetarieven, wisselkoersen, aandelenkoersen of grondstofprijzen. Derivaten worden vaak gebruikt om dit risico af te dekken of te speculeren. |
| Tegenpartijrisico (Counterparty Risk) | Het risico dat de andere partij bij een contract zijn contractuele verplichtingen niet nakomt. Dit is een belangrijk risico bij OTC-derivaten. |
| ISDA Master Agreement | Een standaard juridisch document dat de algemene voorwaarden regelt voor een reeks derivatentransacties tussen twee partijen. Het dient als raamwerk en reduceert de noodzaak om voor elke transactie aparte contracten op te stellen. |
| Close-out netting | Een mechanisme binnen een Master Agreement dat, bij een wanprestatie van een van de partijen, alle openstaande transacties beëindigt, hun marktwaarde bepaalt, en resulteert in één enkele betaling. Dit vermindert het kredietrisico aanzienlijk. |
| EMIR (European Market Infrastructure Regulation) | Een Europese verordening die is ontworpen om de transparantie en stabiliteit van de over-the-counter (OTC) derivatenmarkten te verbeteren, systemisch risico te verminderen en markttoezicht te versterken. |
| Centrale Clearing (Central Clearing) | Het proces waarbij een centrale tegenpartij (CCP) optreedt als koper voor elke verkoper en verkoper voor elke koper bij een derivatentransactie. Dit vermindert het tegenpartijrisico en verhoogt de marktstabiliteit. |
| Variatiemarge (Variation Margin) | Een betaling die wordt uitgewisseld tussen de partijen bij een niet-geclearde OTC-derivatentransactie om de mark-to-market blootstelling bij te werken. Dit gebeurt meestal dagelijks. |
| Initiële marge (Initial Margin) | Een aanvullende garantie die wordt aangehouden door een derde partij voor niet-geclearde OTC-derivatenposities, bovenop de variatiemarge, om een extra buffer te bieden tegen potentiële verliezen. |
Cover
12. Dienstencontract Wetsvoorstel boek 7 BW.pptx
Summary
# Introductie en algemene principes van het wetsvoorstel Boek 7
Dit deel van het wetsvoorstel voor Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek beoogt een grondige modernisering van het contractenrecht, met focus op vereenvoudiging, herstructurering, integratie en coherentie, alsook een rechtsvergelijkend perspectief.
## 1. Doelstellingen van het wetsvoorstel
Het wetsvoorstel voor Boek 7 kent een aantal algemene doelstellingen die de basis vormen voor de voorgestelde hervormingen:
### 1.1 Vereenvoudiging
Een belangrijk principe is de zuinigheid van rechtsregels. Dit houdt in dat herhalingen van algemeen verbintenissenrecht worden geschrapt en afwijkingen hiervan kritisch worden bekeken om onnodige complexiteit te vermijden.
### 1.2 Herstructurering en integratie
Het wetsvoorstel streeft naar een herstructurering en integratie van bestaande regels. Conformiteit vormt hierbij het basisidee voor alle koopgerelateerde stelsels. Een gemeenschappelijk regime voor dienstencontracten wordt geïntroduceerd.
### 1.3 Coherentie tussen verschillende benoemde contracten
Er wordt gestreefd naar een grotere coherentie tussen de verschillende benoemde contracten. Zo is de verbintenis tot conforme levering van een goed van toepassing op koop, huur en dienstencontracten. Ook de regels voor huur en bruikleen worden op elkaar afgestemd.
### 1.4 Rechtsvergelijkend perspectief
Bij de opstelling van het wetsvoorstel is rekening gehouden met een rechtsvergelijkend perspectief. Hierbij zijn onder meer het Weens Koopverdrag, Frans recht (avant projet Stoffel-Munck), Nederlands recht, Duits recht en de DCFR (Common Frame of Reference) bestudeerd.
## 2. Structuur van het wetsvoorstel: Titel 4 - Dienstencontract
De voorgestelde structuur plaatst het dienstencontract onder Titel 4. Dit omvat een gemeenrechtelijk regime voor dienstencontracten, met specifieke regels voor:
* Lastgeving
* Bepaalde onroerende dienstencontracten, onderverdeeld in:
* Dienstencontracten betreffende een onroerend bouwwerk
* Woningbouwcontract (afhankelijk van de afronding van discussies hieromtrent)
* Hotelbewaargeving (met inachtneming van het Verdrag van Parijs 1962)
Het principe is om één regime uit te werken voor alle gemeenrechtelijke dienstencontracten, zoals aanneming, lastgeving en bewaargeving, met nog enkele specifieke regels waar nodig.
> **Tip:** Het gemeenrechtelijk regime voor dienstencontracten beoogt een eengemaakte aanpak, waarbij specifieke regimes voor bewaargeving en lastgeving minder uitgewerkt worden om herhalingen te vermijden.
### 2.1 Vereenvoudiging in het licht van het gemeen contractenrecht
De hervorming leidt tot de schrapping van herhalingen van het gemeen contractenrecht in de specifieke regimes. Verder worden afwijkende bepalingen die geen nut of verantwoording meer hebben, afgeschaft. Voorbeelden hiervan zijn de afschaffing van de formele voorwaarde voor prijsaanpassing (art. 1793 oud BW), de afschaffing van het zakelijk karakter van bewaargeving (art. 1919 oud BW) en het achterhaalde idee dat lastgeving om niet is (art. 1986 oud BW).
### 2.2 Afstemming regeling dienstencontracten op het kooprecht
De regeling van het dienstencontract wordt afgestemd op het kooprecht, met aandacht voor conformiteit en termijnen.
### 2.3 Definitie van het dienstencontract
Volgens artikel 7.4.1 is het dienstencontract een contract waarbij de opdrachtnemer zich ten aanzien van de opdrachtgever verbindt om een materiële of intellectuele opdracht te verrichten, zonder dat de opdrachtnemer zich in een ondergeschikt verband bevindt ten aanzien van de opdrachtgever. Dit kan onder bezwarende of kosteloze titel geschieden. De prijs is geen essentieel bestanddeel meer van het dienstencontract.
> **Voorbeeld:** Een architect die een ontwerp uittekent voor een klant is een opdrachtnemer in een dienstencontract. Ook een advocaat die een zaak behandelt voor een cliënt valt hieronder.
### 2.4 Soorten dienstencontracten
Artikel 7.4.2 voorziet in de erkenning van lastgeving, bewaargeving en aanneming (inclusief bouw) als specifieke soorten dienstencontracten.
### 2.5 Vermoeden onder bezwarende titel
Artikel 7.4.3 stelt dat er een vermoeden van een bezwarende titel geldt indien de opdrachtnemer een onderneming is. Dit vermoeden kan echter door tegenbewijs worden weerlegd.
### 2.6 Samenwerkingsverbintenis
Artikel 7.4.5 legt een wederzijdse samenwerkingsverbintenis op aan zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer, met het oog op de correcte uitvoering van de opdracht.
* De opdrachtgever dient zorg te dragen voor de terbeschikkingstelling van instructies, inlichtingen, vergunningen en machtigingen.
* De opdrachtnemer is verplicht informatie te verschaffen over de uitvoering en de mogelijkheid om conformiteit na te gaan.
Deze samenwerking is gebaseerd op redelijke verwachtingen en de goede trouw. De opdrachtnemer mag de uitvoering weigeren van onaangepaste of manifest onredelijke instructies, of de uitvoering ervan uitvoeren met voorafgaand voorbehoud. Dit draagt bij aan de rechtszekerheid.
### 2.7 Verbintenissen van de opdrachtnemer
Artikel 7.4.12, § 1 specificeert de verbintenissen van de opdrachtnemer:
1. De opdracht conform uitvoeren en leveren, en, desgevallend, de goederen bewaren.
2. De eigendom van het goed overdragen wanneer dit voortvloeit uit de aard of de strekking van het dienstencontract.
3. Instaan voor gevallen van uitwinning door eigen daad of door daden van derden die hem toerekenbaar zijn.
4. De opdrachtgever informeren en hem bij de levering van de opdracht de goederen teruggeven die hij in het kader van de uitvoering heeft ontvangen.
5. Samenwerken met andere opdrachtnemers.
Daarnaast moet de opdrachtnemer, volgens artikel 7.4.12, § 2, de veiligheidsmaatregelen naleven die door de wet, de goede trouw en de gebruiken worden vereist.
> **Tip:** De verbintenissen van de partijen zijn nu duidelijker bepaald en uitgebreider dan in de huidige regeling, wat de rechtszekerheid ten goede komt.
### 2.8 Conforme uitvoering en levering
Artikel 7.4.14 definieert de verbintenis tot conforme uitvoering en levering van de opdracht. Deze omvat zowel de conforme uitvoering van de opdracht zelf, als de levering van de opdracht aan de opdrachtgever. Deze verbintenis strekt zich ook uit tot de accessoria van de opdracht.
Artikel 7.4.15 werkt het conformiteitsbegrip verder uit. De opdracht is conform wanneer deze beantwoordt aan:
1. Wat het contract bepaalt (contractspecificaties).
2. Wat de opdrachtgever redelijkerwijze kan verwachten (technische normen, regels van de kunst).
De opdrachtnemer staat in voor elk conformiteitsgebrek dat minstens in de kiem bestaat bij de levering, zelfs indien het gebrek pas later aan het licht komt, voor zover dit gebrek te wijten is aan een toerekenbare niet-nakoming van de opdrachtnemer.
> **Voorbeeld:** Een aannemer levert een gebouw waarvan de fundering onvoldoende is. Zelfs als dit gebrek pas na de oplevering zichtbaar wordt, kan de opdrachtgever de aannemer aanspreken als het gebrek bij de levering al aanwezig was en te wijten is aan de fout van de aannemer.
**Belangrijk onderscheid met koop en huur:** In tegenstelling tot koop en huur, waar sprake is van een garantieverbintenis waarbij de verkoper/verhuurder moet instaan voor een gebrek bij levering, heeft men bij dienstencontracten een inspannings- of resultaatsverbintenis, afhankelijk van de omstandigheden. De opdrachtnemer garandeert dus niet de afwezigheid van gebreken op zichzelf, maar wel de conformiteit van zijn prestatie volgens de contractuele specificaties en redelijke verwachtingen.
### 2.9 Opeenvolging van termijnen (vergelijking met koop)
Het wetsvoorstel introduceert een opeenvolging van termijnen die vergelijkbaar is met die in het kooprecht:
* **Conformiteitstermijn (art. 7.4.17):** Tien jaar vanaf de aanvaarding van de afgewerkte opdracht. Dit is geen garantietermijn vanaf levering zoals bij koop.
* **Kennisgevingstermijn (art. 7.4.18):** Een redelijke termijn vanaf de ontdekking van het gebrek. Bij zichtbare gebreken wordt een onmiddellijke kennisgeving als redelijk beschouwd. Geen kennisgeving leidt tot verlies van het recht van de opdrachtgever (implicerend dat het gebrek wordt aanvaard).
* **Verjaringstermijn (art. 7.4.19):** Twee jaar vanaf de kennisgeving. De term "redelijke termijn" om te vorderen wordt verlaten.
### 2.10 Eigendomsoverdracht en risico-overgang
* **Eigendomsoverdracht (art. 7.4.24):** Bij een opdracht tot vervaardiging of bouw van een goed, leidt de aanvaarding van de afgewerkte opdracht door de opdrachtgever tot eigendomsoverdracht. Een uitzondering hierop is natrekking in geval van incorporatie van bouwmaterialen in een goed waarop de opdrachtgever reeds een zakelijk recht heeft.
* **Risico-overgang (art. 7.4.25):** Het risico gaat over op de opdrachtgever op het moment van de aanvaarding van de afgewerkte opdracht door de opdrachtgever.
### 2.11 Onroerend dienstencontract
Bij onroerende dienstencontracten worden specifieke regels voorzien:
* **Voorlopige en definitieve oplevering (art. 7.4.48):** Een oplevering in twee fasen (voorlopig en definitief) is niet verplicht, behalve bij woningbouw conform de Woningbouwwet. Bij onroerende bouwwerken geldt een aanvullende regel: de inontvangstneming wordt vermoed plaats te vinden bij de voorlopige oplevering, en de aanvaarding bij de definitieve oplevering. De aanvaarding van een onroerend bouwwerk houdt tevens de aanvaarding in van het ontwerp en de controle op het werk door de architect.
* **Stabiliteitsbedreigende conformiteitsgebreken (art. 7.4.49):** Dit artikel herneemt de essentie van artikel 1792 oud BW en herstructureert de toepassing ervan in lijn met de artikelen 7.4.15 tot 7.4.19. Conformiteitsgebreken die de stabiliteit of stevigheid van het onroerend bouwwerk in het gedrang brengen of dreigen te brengen, dienen te worden aangepakt binnen tien jaar vanaf de aanvaarding. De vervaltermijn valt samen met de conformiteitstermijn, en er geldt geen aparte kennisgevingstermijn. De aansprakelijkheid voor deze gebreken geldt enkel indien ze te wijten zijn aan een toerekenbare niet-nakoming van de opdrachtnemer. Bevrijdingsbedingen die absolute nietigheid beogen, zijn nietig omdat ze van openbare orde zijn. Artikel 7.4.15, dat geen bevrijding toestaat voor fouten van hulppersonen, wordt hierbij uitgebreid toegepast. Het is wel toegelaten om de aansprakelijkheid te verzwaren of uit te breiden.
---
# Het gemeenrechtelijke dienstencontract
Dit onderwerp behandelt de algemene regels voor dienstencontracten, waarbij de nadruk ligt op de definitie, de verschillende soorten, het vermoeden van bezwarende titel, de samenwerkingsverbintenis tussen partijen en de specifieke verbintenissen van de opdrachtnemer.
### 2.1 Algemene beginselen van het wetsvoorstel
Het wetsvoorstel tot invoeging van Boek 7 'Bijzondere contracten' in het Burgerlijk Wetboek streeft naar vereenvoudiging door het principe van zuinigheid van rechtsregels te hanteren. Dit betekent dat herhalingen van het algemeen verbintenissenrecht worden vermeden en afwijkingen van het algemeen verbintenissenrecht kritisch worden bekeken. Daarnaast is er sprake van herstructurering en integratie, waarbij de conformiteit het basisidee vormt voor alle koopstelsels, inclusief dienstencontracten. Er wordt gestreefd naar coherentie tussen verschillende benoemde contracten, zoals de verbintenis tot conforme levering die zowel bij koop, huur als dienstencontracten centraal staat. Ook de regels voor huur en bruikleen worden op elkaar afgestemd. Een rechtsvergelijkend perspectief is meegenomen, met aandacht voor het Weens Koopverdrag, Franse, Nederlandse en Duitse recht, evenals de Capitant en DCFR.
Het wetsvoorstel voorziet in een Titel 4, gewijd aan het dienstencontract, met specifieke regimes voor lastgeving, bepaalde onroerende dienstencontracten, en hotelbewaargeving, naast de algemene regels voor het gemeenrechtelijke dienstencontract (art. 7.4.5-7.4.33).
### 2.2 Het gemeenrechtelijke dienstencontract: algemene regels
#### 2.2.1 Definitie en aard van het dienstencontract
Het dienstencontract wordt gedefinieerd als een contract waarbij de opdrachtnemer zich ten aanzien van de opdrachtgever verbindt om een materiële of intellectuele opdracht te verrichten, zonder dat de opdrachtnemer zich in een ondergeschikt verband bevindt ten aanzien van de opdrachtgever. De term "dienst" omvat zowel diensten als de levering van goederen die een bijkomend karakter hebben ten opzichte van de dienst. De prijs is geen essentieel bestanddeel meer van het dienstencontract; het kan zowel onder bezwarende als kosteloze titel worden gesloten.
#### 2.2.2 Soorten dienstencontracten
Het regime van het dienstencontract is van toepassing op diverse contracten, waaronder lastgeving, bewaargeving en aanneming (inclusief bouw). De algemene regels voor dienstencontracten worden toegepast, met aanvullende specifieke regels waar nodig.
> **Tip:** Het samenbrengen van aanneming, lastgeving en bewaargeving onder één regime vereenvoudigt de regelgeving, maar het is belangrijk om de specifieke kenmerken van elk contract te blijven erkennen.
#### 2.2.3 Vermoeden van bezwarende titel
Indien de opdrachtnemer een onderneming is, geldt er een wettelijk vermoeden dat het dienstencontract onder bezwarende titel is gesloten. Dit vermoeden kan echter door tegenbewijs worden weerlegd.
#### 2.2.4 De samenwerkingsverbintenis
De opdrachtgever en de opdrachtnemer zijn tot wederzijdse samenwerking verplicht met het oog op de correcte uitvoering van de opdracht. De opdrachtgever dient de nodige informatie, instructies, vergunningen en machtigingen ter beschikking te stellen. De opdrachtnemer is verplicht om de opdrachtgever te informeren over de uitvoering van de opdracht en de mogelijkheid om conformiteit te toetsen. Beide partijen dienen redelijke verwachtingen te koesteren en te handelen te goeder trouw. De opdrachtnemer mag de uitvoering weigeren indien de instructies onaangepast of manifest onredelijk zijn, of hij kan met een voorafgaand voorbehoud uitvoeren.
> **Tip:** Deze samenwerkingsverbintenis draagt bij aan de rechtszekerheid en voorkomt geschillen door een proactieve communicatie tussen partijen te stimuleren.
#### 2.2.5 Verbintenissen van de opdrachtnemer
De verbintenissen van de opdrachtnemer zijn uitgebreid bepaald. Deze omvatten in de eerste plaats het conform uitvoeren en leveren van de opdracht, en desgevallend, het bewaren van de goederen. Indien de aard of strekking van het dienstencontract dit meebrengt, dient de opdrachtnemer ook de eigendom van het goed over te dragen. Hij staat in voor gevallen van uitwinning die hem toerekenbaar zijn, zowel door eigen daden als door daden van derden. Verder is de opdrachtnemer verplicht om de opdrachtgever informatie te verschaffen en de goederen die hij in het kader van de opdracht heeft ontvangen, bij levering terug te geven. Tot slot dient de opdrachtnemer samen te werken met andere opdrachtnemers die betrokken zijn bij de uitvoering van de opdracht.
De opdrachtnemer neemt tevens de veiligheidsmaatregelen die de wet, de goede trouw en de gebruiken vereisen.
> **Tip:** De verbintenissen van de partijen zijn nu duidelijker bepaald en uitgebreider dan in de huidige regeling, wat de rechtszekerheid ten goede komt.
#### 2.2.6 Conforme uitvoering en levering
De verbintenis tot conforme uitvoering en levering van de opdracht omvat zowel de conformiteit van de uitvoering van de opdracht zelf als de levering van de opdracht aan de opdrachtgever. Dit geldt ook voor de accessoria (bijkomstige elementen) van de opdracht.
De opdracht is conform wanneer deze beantwoordt aan wat het contract bepaalt (specificaties) en aan wat de opdrachtgever redelijkerwijs kan verwachten, zoals technische normen en regels van de kunst. De opdrachtnemer staat in voor elk conformiteitsgebrek dat bij de levering reeds in de kiem aanwezig is, zelfs indien het gebrek pas later aan het licht komt, mits het gebrek te wijten is aan een toerekenbare niet-nakoming van de opdrachtnemer. Dit verschilt van koop en huur, waar een garantieverbintenis bestaat en de verkoper/verhuurder instaat voor gebreken bij levering. Bij dienstencontracten gaat het eerder om een inspannings- of resultaatsverbintenis naargelang de omstandigheden.
> **Tip:** Het is cruciaal om het verschil te onthouden tussen de garantieverbintenis in koop en huur en de meer op inspanning of resultaat gerichte verbintenis in dienstencontracten.
#### 2.2.7 Termijnen voor conformiteit
Er geldt een conformiteitstermijn van tien jaar vanaf de aanvaarding van de afgewerkte opdracht. Dit is geen garantietermijn vanaf de levering, zoals bij koop. Na ontdekking van een gebrek geldt een kennisgevingstermijn van een redelijke termijn. Bij zichtbare gebreken wordt "redelijk" als "onmiddellijk" geïnterpreteerd; indien er geen kennisgeving plaatsvindt, verliest de opdrachtgever zijn recht, wat neerkomt op een aanvaarding van het gebrek. De verjaringstermijn voor vorderingen bedraagt twee jaar vanaf de kennisgeving. De "redelijke termijn" om te vorderen wordt verlaten.
#### 2.2.8 Eigendomsoverdracht en risico-overgang
Bij een opdracht tot vervaardiging of bouw van een goed leidt de aanvaarding van de afgewerkte opdracht door de opdrachtgever tot eigendomsoverdracht. Een uitzondering hierop is de natrekking in geval van incorporatie van bouwmaterialen in een goed waarop de opdrachtgever reeds een zakelijk recht heeft. Het risico gaat over op de opdrachtgever op het ogenblik van de aanvaarding van de afgewerkte opdracht.
#### 2.2.9 Onroerend dienstencontract: oplevering en stabiliteitsbedreigende gebreken
Bij onroerende dienstencontracten is er sprake van een voorlopige en definitieve oplevering. Dit is niet verplicht, behalve bij woningbouw. In geval van een onroerend bouwwerk geldt een aanvullende regel: de inontvangstneming vindt vermoedelijk plaats bij de voorlopige oplevering en de aanvaarding bij de definitieve oplevering. De aanvaarding van een onroerend bouwwerk impliceert tevens de aanvaarding van het ontwerp en de controle op het werk door de architect.
Betreffende stabiliteitsbedreigende conformiteitsgebreken wordt artikel 1792 van het oud Burgerlijk Wetboek geherstructureerd en toegepast met de nieuwe bepalingen. Conformiteitsgebreken die de stabiliteit of stevigheid van het bouwwerk in het gedrang brengen of dreigen te brengen, doen zich voor binnen tien jaar vanaf de aanvaarding. De vervaltermijn valt samen met de conformiteitstermijn, en er geldt geen aparte kennisgevingstermijn. De aansprakelijkheid geldt voor gebreken die te wijten zijn aan een toerekenbare niet-nakoming van de opdrachtnemer. Bevrijdingsbedingen voor deze gebreken zijn absoluut nietig en behoren tot de openbare orde. Er kan geen bevrijding zijn voor fouten van hulppersonen, maar het uitbreiden of verzwaren van de aansprakelijkheid is wel toegelaten.
---
# Conforme uitvoering, levering en conformiteitsgebreken bij dienstencontracten
Dit deel van het studiemateriaal behandelt de kernconcepten van conforme uitvoering en levering, het conformiteitsbegrip, en de aansprakelijkheid voor conformiteitsgebreken binnen de context van dienstencontracten, met specifieke aandacht voor de termijnen en de verschillen met de regimes van koop en huur.
### 3.1 Het dienstencontract: een overzicht
Het wetsvoorstel beoogt een vereenvoudigd, geherstructureerd en geïntegreerd regime voor bijzondere contracten, waaronder het dienstencontract. Het centrale idee van conformiteit is een fundament voor diverse contracten, waaronder koop, huur en dienstencontracten. Het wetsvoorstel streeft naar coherentie tussen deze contracttypes.
#### 3.1.1 Definitie en reikwijdte
Het dienstencontract wordt gedefinieerd als een contract waarbij de opdrachtnemer zich ertoe verbindt om een materiële of intellectuele opdracht te verrichten voor de opdrachtgever, zonder dat er een ondergeschikt verband bestaat tussen beide partijen. Het contract kan zowel bezwarend als kosteloos zijn, waarbij de prijs geen essentieel bestanddeel meer is. Soorten dienstencontracten die onder dit regime vallen, zijn onder meer lastgeving, bewaargeving en aanneming (inclusief bouw).
Bij een onderneming als opdrachtnemer wordt het contract vermoed onder bezwarende titel te zijn, tenzij het tegendeel wordt bewezen.
#### 3.1.2 Samenwerkingsverbintenis
Zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer zijn verplicht tot wederzijdse samenwerking bij de uitvoering van de opdracht. Dit houdt in dat de opdrachtgever de nodige instructies, inlichtingen en vergunningen moet verstrekken, terwijl de opdrachtnemer informatie over de uitvoering dient te verschaffen en de mogelijkheid tot conformiteitscontrole moet bieden. Redelijke verwachtingen en de goede trouw zijn hierbij leidend. De opdrachtnemer mag de uitvoering weigeren indien de instructies onaangepast of onredelijk zijn, of kan met voorafgaand voorbehoud uitvoeren.
#### 3.1.3 Verbintenissen van de opdrachtnemer
De verbintenissen van de opdrachtnemer omvatten, conform art. 7.4.12, § 1:
1. De opdracht conform uitvoeren en leveren, en desgevallend, de goederen bewaren.
2. De eigendom van het goed overdragen indien dit voortvloeit uit de aard of strekking van het dienstencontract.
3. Instaan voor gevallen van uitwinning door eigen daden of door toerekenbare daden van derden.
4. De opdrachtgever informeren en bij levering de goederen teruggeven die hij in het kader van de opdracht heeft ontvangen.
5. Samenwerken met andere opdrachtnemers.
Daarnaast moet de opdrachtnemer de veiligheidsmaatregelen nemen die vereist zijn door de wet, de goede trouw en de gebruiken (art. 7.4.12, § 2).
### 3.2 Conforme uitvoering en levering
De verbintenis tot conforme uitvoering en levering van de opdracht omvat twee elementen: de conforme uitvoering van de opdracht zelf en de levering ervan aan de opdrachtgever. Ook de accessoria van de opdracht vallen hieronder.
#### 3.2.1 Het conformiteitsbegrip
Een opdracht is conform wanneer deze beantwoordt aan:
1. De contractuele bepalingen (specificaties).
2. Wat de opdrachtgever redelijkerwijs mag verwachten, gebaseerd op technische normen en de regels van de kunst.
De opdrachtnemer staat in voor elk conformiteitsgebrek dat minstens in de kiem aanwezig was bij de levering, zelfs indien het gebrek pas later aan het licht komt, mits het gebrek te wijten is aan een toerekenbare niet-nakoming van de opdrachtnemer.
> **Tip:** In tegenstelling tot koop en huur, waar sprake is van een garantieverbintenis, rust bij dienstencontracten eerder een inspannings- of resultaatsverbintenis, afhankelijk van de omstandigheden.
### 3.3 Conformiteitsgebreken en aansprakelijkheid
#### 3.3.1 Opeenvolging van termijnen (vergelijking met koop)
De regeling van de termijnen bij conformiteitsgebreken in dienstencontracten kent parallellen met die in het kooprecht, maar met specifieke nuances.
##### 3.3.1.1 Conformiteitstermijn
Er geldt een termijn van tien jaar vanaf de aanvaarding van de afgewerkte opdracht. Dit is geen garantietermijn vanaf de levering zoals bij koop.
##### 3.3.1.2 Kennisgevingstermijn
De opdrachtgever dient het gebrek binnen een redelijke termijn na ontdekking ervan te melden. Bij zichtbare gebreken is de melding onmiddellijk vereist. Het niet naleven van deze kennisgevingstermijn leidt tot verlies van het recht voor de opdrachtgever, wat neerkomt op een aanvaarding van het gebrek.
##### 3.3.1.3 Verjaringstermijn
De verjaringstermijn bedraagt twee jaar vanaf de kennisgeving van het gebrek. De specifieke bepaling van een 'redelijke termijn' om te vorderen wordt verlaten.
#### 3.3.2 Eigendomsoverdracht en risico-overgang
Bij een opdracht tot vervaardiging of bouw van een goed, leidt de aanvaarding van de afgewerkte opdracht door de opdrachtgever tot eigendomsoverdracht. Een uitzondering hierop is natrekking bij incorporatie van bouwmaterialen in een goed waarop de opdrachtgever reeds een zakelijk recht heeft. Het risico gaat over op de opdrachtgever vanaf het moment van aanvaarding van de afgewerkte opdracht.
#### 3.3.3 Stabiliteitsbedreigende conformiteitsgebreken bij onroerende dienstencontracten
Artikel 7.4.49 van het wetsvoorstel regelt specifiek de aansprakelijkheid voor conformiteitsgebreken die de stabiliteit of stevigheid van een onroerend bouwwerk in het gedrang brengen of dreigen te brengen. Deze bepaling is een herneming en herstructurering van artikel 1792 oud BW.
* **Ontstaan gebrek:** Conformiteitsgebreken die de stabiliteit bedreigen, moeten zich voordoen binnen tien jaar vanaf de aanvaarding van het bouwwerk.
* **Vervaltermijn:** De vervaltermijn van deze aansprakelijkheid valt samen met de conformiteitstermijn van tien jaar.
* **Geen kennisgevingstermijn:** Voor deze specifieke gebreken geldt geen aparte kennisgevingstermijn.
* **Toerekenbaarheid:** Het gebrek moet te wijten zijn aan een toerekenbare niet-nakoming van de opdrachtnemer.
* **Openbare orde:** Bevrijdingsbedingen voor dergelijke gebreken zijn absoluut nietig, aangezien dit van openbare orde is.
* **Hulpzaken:** Conform artikel 7.4.15, kan de opdrachtnemer zich niet bevrijden voor fouten begaan door hulppersonen. Het is wel toegelaten om de aansprakelijkheid uit te breiden of te verzwaren.
#### 3.3.4 Onroerend dienstencontract en oplevering
Bij onroerende dienstencontracten, en in het bijzonder bij woningbouw, kan een onderscheid gemaakt worden tussen voorlopige en definitieve oplevering. Hoewel niet altijd verplicht, is dit bij woningbouw wel het geval (conform de Wet Breyne). Bij onroerende bouwwerken geldt een aanvullend vermoeden dat de inontvangstneming plaatsvindt bij de voorlopige oplevering en de aanvaarding bij de definitieve oplevering. De aanvaarding van een onroerend bouwwerk impliceert tevens de aanvaarding van het ontwerp en de controle op het werk door de architect.
> **Example:** Indien een aannemer een nieuwbouwwoning oplevert en de bouwheer de definitieve oplevering aanvaardt, dan worden alle conformiteitsgebreken die op dat moment niet zichtbaar waren, maar die de stabiliteit van het gebouw niet bedreigen, geacht te zijn aanvaard indien ze binnen de kennisgevingstermijn niet gemeld werden. Stabiliteitsbedreigende gebreken vallen hier echter buiten en kunnen nog tot tien jaar na aanvaarding worden ingeroepen, mits ze toerekenbaar zijn aan de aannemer.
---
# Specifieke regels voor onroerende dienstencontracten en stabiliteitsbedreigende gebreken
Hieronder volgt een studiehandleiding voor het specifieke onderwerp "Specifieke regels voor onroerende dienstencontracten en stabiliteitsbedreigende gebreken".
## 4. Specifieke regels voor onroerende dienstencontracten en stabiliteitsbedreigende gebreken
Dit onderdeel behandelt de specifieke regels die van toepassing zijn op dienstencontracten met betrekking tot onroerende bouwwerken, inclusief de procedure van voorlopige en definitieve oplevering, en de aansprakelijkheid voor gebreken die de stabiliteit van het bouwwerk aantasten.
### 4.1 Dienstencontracten betreffende een onroerend bouwwerk
#### 4.1.1 Algemene principes
Het wetsvoorstel introduceert een gemeenschappelijk regime voor dienstencontracten, inclusief specifieke afdelingen voor bepaalde onroerende dienstencontracten. Dit strekt tot vereenvoudiging, herstructurering en integratie van bestaande regels, met een focus op het conformiteitsbeginsel. De regels voor dienstencontracten zijn afgestemd op het kooprecht, wat impliceert dat concepten als conformiteit en termijnen ook hier van belang zijn.
* **Definitie dienstencontract**: Een contract waarbij de opdrachtnemer zich ten aanzien van de opdrachtgever verbindt om een materiële of intellectuele opdracht te verrichten, zonder dat er een ondergeschikt verband bestaat tussen de partijen. Dit kan zowel onder bezwarende als kosteloze titel gebeuren. De prijs is geen essentieel bestanddeel meer.
* **Soorten dienstencontracten**: Lastgeving, bewaargeving en aanneming (inclusief bouw) vallen onder dit gemeenschappelijk regime.
* **Vermoeden onder bezwarende titel**: Indien de opdrachtnemer een onderneming is, wordt vermoed dat het contract onder bezwarende titel is aangegaan, al is tegenbewijs mogelijk.
* **Samenwerkingsverbintenis**: Beide partijen zijn verplicht tot wederzijdse samenwerking. De opdrachtgever moet nodige instructies, inlichtingen en vergunningen ter beschikking stellen, terwijl de opdrachtnemer informatie moet verschaffen over de uitvoering en de mogelijkheid tot conformiteitscontrole moet bieden. Redelijke verwachtingen en te goeder trouw handelen staan centraal.
#### 4.1.2 Verbintenissen van de opdrachtnemer
De opdrachtnemer heeft een reeks verbintenissen, waaronder:
1. De opdracht conform uitvoeren en leveren, en desgevallend de goederen bewaren.
2. De eigendom van het goed overdragen indien dit voortvloeit uit de aard of strekking van het contract.
3. Instaan voor gevallen van uitwinning, zowel door eigen handelen als door toerekenbare daden van derden.
4. De opdrachtgever informeren en bij levering de goederen teruggeven die in het kader van de opdracht zijn ontvangen.
5. Samenwerken met andere opdrachtnemers.
Daarnaast moet de opdrachtnemer de veiligheidsmaatregelen nemen die de wet, de goede trouw en de gebruiken vereisen.
#### 4.1.3 Conformiteit en levering
De verbintenis tot conforme uitvoering en levering omvat zowel de conforme uitvoering van de opdracht als de levering ervan aan de opdrachtgever. Dit geldt ook voor de accessoria van de opdracht.
* **Conformiteitsbegrip**: Een opdracht is conform wanneer deze beantwoordt aan de contractuele specificaties en aan wat de opdrachtgever redelijkerwijze kan verwachten (technische normen, regels van de kunst).
* **Aansprakelijkheid voor gebreken**: De opdrachtnemer staat in voor elk conformiteitsgebrek dat reeds bij de levering aanwezig was (in de kiem bestaat), zelfs indien het pas later aan het licht komt, mits het gebrek te wijten is aan een toerekenbare niet-nakoming van de opdrachtnemer. Dit verschilt van koop en huur, waar sprake is van een garantieverbintenis.
#### 4.1.4 Termijnen en verjaring
* **Conformiteitstermijn**: Tien jaar vanaf de aanvaarding van de afgewerkte opdracht. Dit is geen garantietermijn vanaf levering zoals bij koop.
* **Kennisgevingstermijn**: Een redelijke termijn vanaf de ontdekking van het gebrek. Bij zichtbare gebreken is onmiddellijke kennisgeving vereist; anders verliest de opdrachtgever zijn recht.
* **Verjaringstermijn**: Twee jaar vanaf de kennisgeving. De algemene regel van een "redelijke termijn" om te vorderen wordt verlaten.
#### 4.1.5 Eigendomsoverdracht en risico-overgang
* **Eigendomsoverdracht**: Bij een opdracht tot vervaardiging of bouw van een goed gaat de eigendom over op het moment van aanvaarding van de afgewerkte opdracht door de opdrachtgever. Een uitzondering geldt bij natrekking ingeval van incorporatie in een goed waarop de opdrachtgever een zakelijk recht heeft.
* **Risico-overgang**: Het risico gaat over op de opdrachtgever op het ogenblik van de aanvaarding van de afgewerkte opdracht.
### 4.2 Oplevering en stabiliteitsbedreigende gebreken
#### 4.2.1 Voorlopige en definitieve oplevering
Bij onroerende dienstencontracten is een oplevering in twee fasen mogelijk: voorlopig en definitief. Dit is niet verplicht, tenzij bij woningbouw.
* **Vermoeden**: Bij onroerende bouwwerken wordt vermoed dat de inontvangstneming plaatsvindt bij de voorlopige oplevering en de aanvaarding bij de definitieve oplevering.
* **Aanvaarding**: De aanvaarding van een onroerend bouwwerk impliceert ook de aanvaarding van het ontwerp en de controle op het werk door de architect.
> **Tip:** De dubbele oplevering biedt een gefaseerde acceptatie en controle van het bouwwerk, wat cruciaal is voor de rechtszekerheid.
#### 4.2.2 Stabiliteitsbedreigende conformiteitsgebreken
Dit onderdeel herneemt artikel 1792 van het oude Burgerlijk Wetboek en past de principes van conformiteit toe zoals bepaald in de nieuwe artikelen 7.4.15 tot 7.4.19.
* **Toepassingsgebied**: Dit regime is van toepassing op conformiteitsgebreken die de stabiliteit of stevigheid van een onroerend bouwwerk in het gedrang brengen of dreigen te brengen.
* **Termijn**: De gebreken moeten zich manifesteren binnen tien jaar vanaf de aanvaarding van het bouwwerk. De vervaltermijn valt samen met de conformiteitstermijn.
* **Kennisgeving**: Er is geen specifieke kennisgevingstermijn vereist.
* **Aansprakelijkheid**: De opdrachtnemer is aansprakelijk voor deze gebreken, mits ze te wijten zijn aan een toerekenbare niet-nakoming.
* **Openbare orde**: De bepalingen inzake stabiliteitsbedreigende gebreken zijn van openbare orde. Bevrijdingsbedingen zijn absoluut nietig. Dit betekent dat de opdrachtnemer zich niet kan bevrijden van zijn aansprakelijkheid voor dergelijke gebreken. De opdrachtnemer kan zijn aansprakelijkheid wel uitbreiden of verzwaren. De regel dat de opdrachtnemer niet aansprakelijk is voor fouten van hulppersonen is in dit kader niet van toepassing.
> **Voorbeeld:** Een scheur in een dragende muur die de stabiliteit van een huis in gevaar brengt, zal onder dit regime vallen, zelfs indien het gebrek pas acht jaar na de oplevering zichtbaar wordt.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Dienstencontract | Een overeenkomst waarbij een opdrachtnemer zich verbindt om een materiële of intellectuele opdracht uit te voeren voor een opdrachtgever, zonder dat er een ondergeschikt verband bestaat tussen hen. |
| Opdrachtnemer | De partij die zich ertoe verbindt om een opdracht uit te voeren in een dienstencontract. |
| Opdrachtgever | De partij die een opdracht verleent en de opdrachtnemer verbindt tot het uitvoeren van een opdracht in een dienstencontract. |
| Conformiteit | De eigenschap van een uitgevoerde opdracht om te voldoen aan wat het contract bepaalt en aan wat de opdrachtgever redelijkerwijs kan verwachten, inclusief technische normen en regels van de kunst. |
| Conformiteitsgebrek | Een tekortkoming in de uitvoering van een opdracht die ervoor zorgt dat deze niet voldoet aan de contractuele bepalingen of aan de redelijke verwachtingen van de opdrachtgever. |
| Ondergeschikt verband | Een relatie waarbij de ene partij instructies ontvangt van en zich schikt naar de andere partij, wat kenmerkend is voor arbeidsovereenkomsten maar niet voor dienstencontracten. |
| Bezwarende titel | Een overeenkomst die voor beide partijen voordelen en nadelen met zich meebrengt, waarbij er een wederzijdse prestatie is. |
| Kosteloze titel | Een overeenkomst waarbij slechts één partij een voordeel geniet zonder daar een tegenprestatie voor te leveren. |
| Samenwerkingsverbintenis | Een wederzijdse verplichting tussen de opdrachtgever en opdrachtnemer om met elkaar samen te werken teneinde de opdracht correct uit te voeren. |
| Eigendomsoverdracht | De juridische handeling waarbij het eigendomsrecht van een goed overgaat van de ene partij op de andere, wat kan gebeuren bij de aanvaarding van een afgewerkte opdracht tot vervaardiging of bouw. |
| Risico-overgang | Het moment waarop het risico van tenietgaan of beschadiging van het geleverde goed overgaat van de opdrachtnemer op de opdrachtgever, meestal bij de aanvaarding van de opdracht. |
| Stabiliteitsbedreigende conformiteitsgebreken | Gebreken die de stabiliteit of stevigheid van een onroerend bouwwerk aantasten of dreigen aan te tasten, en waarvoor specifieke aansprakelijkheidsregels gelden. |
Cover
15. Dading.pptx
Summary
# Begripsomschrijving en essentiële elementen van een dading
Dading is een juridisch instrument dat tot doel heeft om bestaande of toekomstige geschillen definitief te beëindigen door middel van wederzijdse toegevingen tussen partijen.
## 1. Begripsomschrijving en essentiële elementen van een dading
Een dading is een wederkerige overeenkomst waarbij partijen, door middel van wederzijdse toegevingen, een gerezen geschil beëindigen of een toekomstig geschil vermijden. Dit concept is verankerd in het Burgerlijk Wetboek, dat de dading omschrijft als een contract waarbij de partijen, door wederzijdse toegevingen, een geschil beëindigen of vermijden.
### 1.1 Essentie van een dading
De kern van een dading ligt in het doen van wederzijdse toegevingen met het oog op het beëindigen of voorkomen van een geschil.
### 1.2 Essentiële elementen van een dading
Voor de geldigheid en de classificatie als dading zijn drie essentiële elementen cruciaal:
#### 1.2.1 Een geschil
* **Definitie:** Er is sprake van een geschil wanneer er tegenstrijdige meningen of aanspraken bestaan tussen twee of meer partijen. Dit kan leiden tot juridische of psychologische onzekerheid.
* **Aard van het geschil:** De tegenstrijdigheid kan betrekking hebben op zowel feitelijke als juridische elementen. Voorbeelden hiervan zijn de omvang van de schade na een ongeval (feitelijk) of de vraag wie aansprakelijk is (juridisch).
* **Bestaand geschil:** Om een dading te kunnen sluiten, moet er een *bestaand* geschil zijn. Indien het geschil reeds is opgelost, kan er geen dading meer worden gesloten. Een dading gesloten met een partij die niet op de hoogte is van de reeds bestaande oplossing van het geschil, is ongeldig omdat het voorwerp van de overeenkomst dan niet geldig is.
* **Rol van de rechter:** De rechter kan, indien nodig, een contract herkwalificeren om te bepalen of er sprake is van een dading, door de feiten van de zaak te onderzoeken.
#### 1.2.2 De wil om het geschil te beëindigen door wederzijdse toegevingen
* **Wederzijdse toegevingen:** Dit is een essentieel kenmerk van een dading. Elke partij moet iets toezeggen of opgeven.
* **Geen erkenning van aanspraken:** Het doen van een toegeving impliceert geen erkenning van de gegrondheid van de aanspraken van de wederpartij. Dit is essentieel, anders zouden dadingen niet gesloten worden.
* **Niet per se evenwaardig:** De wederzijdse toegevingen hoeven niet evenwaardig te zijn. Partijen zijn vrij om te bepalen welke stap zij in de richting van de ander willen zetten.
* **Translatieve versus declaratieve dading:**
* **Translatieve dading:** Hierbij gaat eigendom van een goed over van de ene op de andere partij, hoewel het geschil oorspronkelijk niet over dit specifieke goed ging. De overgang van het goed gebeurt ter uitvoering van de wederzijdse toegevingen.
* **Declaratieve dading:** Hierbij gaat eigendom van een goed over, maar het geschil betrof oorspronkelijk het eigendomsrecht op dat goed. De partij die het goed verkrijgt, wordt geacht altijd al eigenaar te zijn geweest.
#### 1.2.3 Kenmerken van een dading
* **Consensueel:** Een dading is een consensueel contract. Hoewel het oud Burgerlijk Wetboek bepaalde dat een dading schriftelijk moest worden opgemaakt, was dit geen geldigheidsvereiste, maar enkel een bewijsvereiste.
* **Vaststellingsovereenkomst:** Een dading heeft de kenmerken van een vaststellingsovereenkomst. Dit zijn overeenkomsten waarbij de rechtsverhoudingen tussen partijen, waarover subjectieve onzekerheid bestaat, definitief worden vastgelegd. Er kunnen ook vaststellingsovereenkomsten bestaan die geen dading uitmaken, namelijk wanneer er geen wederzijdse toegevingen worden gedaan.
* **Wederkerig en onder bezwarende titel:** Een dading is een wederkerig contract en wordt onder bezwarende titel gesloten, aangezien beide partijen verbintenissen aangaan.
* **Definitief vastleggen rechtsverhouding:** Het doel is het definitief vastleggen van een rechtsverhouding waarover onzekerheid bestond.
### 1.3 Onderscheid met aanverwante rechtsfiguren
Het essentieel kenmerk van wederzijdse toegevingen laat toe een dading te onderscheiden van andere juridische figuren:
#### 1.3.1 Kwijtschrift voor saldo van rekening
* Dit komt vaak voor in verzekeringszaken, waarbij een verzekeringsmaatschappij een vergoeding uitbetaalt. Het document bevat de vermelding "voor saldo van rekening".
* Dit is echter **geen dading**, maar heeft een loutere bewijsfunctie. Het houdt geen afstand van recht in door de benadeelde partij.
* Een kwijtschrift *kan* wel het bewijs vormen van een dading indien is aangetoond dat er tegenstrijdige aanspraken waren, hierover is onderhandeld en wederzijdse toegevingen zijn gedaan. Dit kan interessant zijn om een procedure te vermijden.
#### 1.3.2 Afstand van recht of rechtsvordering
* Afstand van recht of afstand van geding/rechtsvordering is op zich een eenzijdige rechtshandeling en dus geen dading.
* Het kan echter wel een **onderdeel** zijn van een dading, bijvoorbeeld wanneer partijen in de loop van een procedure overeenkomen om afstand te doen van de procedure.
#### 1.3.3 Kwijtschelding van schuld
* Kwijtschelding van een schuld is een vorm van tenietgaan van een verbintenis. Het kan een onderdeel zijn van een dading, maar is op zichzelf geen dading.
#### 1.3.4 Minnelijke verdeling
* Dit betreft de verdeling van een onverdeeldheid. Het kan een dading zijn indien er een geschil was en er onderhandeld werd met wederzijdse toegevingen. Een minnelijke verdeling zonder geschil is echter ook mogelijk.
#### 1.3.5 Minnelijke schikking (in straf- en burgerlijk procesrecht)
* Dit wordt gebruikt om de verdere voortzetting van een strafprocedure te vermijden, of in het burgerlijk procesrecht wanneer partijen voor de rechter een akkoord laten opnemen in een proces-verbaal van verzoening of een akkoordvonnis.
* Dit houdt ook een vaststellingsovereenkomst in en kan een dading zijn, maar niet noodzakelijk. Er moet nagegaan worden of er wederzijdse toegevingen zijn gedaan.
#### 1.3.6 Arbitrage
* Bij arbitrage beslist een arbiter over een geschil. Dit is **geen dading** omdat de partijen zelf geen einde maken aan het geschil; de arbiter beslist. De beslissing is uitvoerbaar.
#### 1.3.7 Partijbeslissing
* Hierbij beslist één van de partijen over de richting van het geschil. Dit is **geen dading** omdat er geen contractuele wilsovereenstemming is en er geen wederzijdse toegevingen plaatsvinden. Hier moet opgetreden worden tegen rechtsmisbruik.
#### 1.3.8 Bindende derdenbeslissing
* Een derde beslist over de richting van het geschil, en de partijen leggen zich hierbij neer. Dit is **geen dading** aangezien de partijen zelf niet beslissen. Voorbeelden zijn beslissingen van medische experts of bedrijfsrevisoren.
> **Tip:** Het cruciale onderscheid met andere rechtsfiguren ligt steeds in de aanwezigheid van *wederzijdse toegevingen* om een *geschil* te beëindigen of te vermijden.
> **Voorbeeld:** Een partij die instemt met een schadevergoeding die wordt voorgesteld door een verzekeringsmaatschappij, zonder verdere onderhandeling of discussie over de omvang van de schade, sluit geen dading maar ondertekent wellicht een kwijtschrift voor saldo van rekening.
### 1.4 Geldigheidsvereisten
Voor een geldige dading gelden de algemene geldigheidsvereisten voor contracten, met specifieke aandachtspunten:
#### 1.4.1 Bekwaamheid
* Een dading betreft een daad van beschikking, wat extra formaliteiten kan meebrengen.
* Bij minderjarigen of onbekwaam verklaarden is de machtiging van de vrederechter vereist.
* Een lasthebber die een dading sluit, heeft een uitdrukkelijke en bijzondere lastgeving nodig.
* In faillissementen en collectieve schuldenregelingen gelden specifieke bepalingen.
* Overheden mogen in principe dadingen sluiten, mits de bevoegde instantie (bv. gemeenteraad i.p.v. schepen) dit goedkeurt.
#### 1.4.2 Toestemming (wilsovereenstemming)
* **Wilsgebreken:** Een dading is moeilijk aanvechtbaar, maar wilsgebreken zijn wel een grond voor vernietiging.
* **Dwaling omtrent het recht:** Dit is geen grond voor vernietiging van een dading. Partijen sluiten een dading juist omdat er onzekerheid bestaat over hun juridische positie.
* **Dwaling omtrent de feiten:** Dit kan betrekking hebben op de persoon of het voorwerp van het geschil (bv. verkeerde medische informatie). Communicatiefouten of misinterpretatie van de taal kunnen ook onder deze dwaling vallen.
* **Bedrog:** Kan bestaan uit kunstgrepen, leugens of het verzwijgen van essentiële informatie. Dit wordt vaak ingeroepen in geschillen tussen slachtoffers en verzekeraars.
* **Geweld:** Zowel fysiek als psychisch geweld.
* **Benadeling:**
* **Niet per se benadeling:** Benadeling is op zich geen grond voor nietigheid van een dading, omdat partijen vrij kunnen onderhandelen en de toegevingen niet evenwaardig moeten zijn.
* **Uitzondering erfrechtelijke verdeling:** Bij een dading die een erfrechtelijke verdeling betreft, kan men de mogelijkheid om benadeling in te roepen verliezen, zelfs indien de benadeling meer dan een kwart bedraagt.
* **Gekwalificeerde benadeling:** Misbruik van omstandigheden door de ene partij van de zwakke positie van de andere, wat leidt tot een manifeste wanverhouding tussen prestaties, is wel mogelijk. Dit leidt echter niet noodzakelijk tot nietigheid, maar kan leiden tot aanpassing van de verbintenissen of relatieve nietigheid.
> **Tip:** Hoewel dadingen definitief van aard zijn, zijn ze niet onaantastbaar. Wilsgebreken vormen de voornaamste grond voor betwisting.
#### 1.4.3 Voorwerp
* Het voorwerp van de dading zijn de verbintenissen die de partijen aangaan en de wederzijdse toegevingen.
* Deze moeten bepaald, mogelijk en wettelijk zijn. Het voorwerp mag niet in strijd zijn met de openbare orde (bv. afspraken om mededingingsregels te overtreden).
#### 1.4.4 Oorzaak
* De oorzaak van de dading is het geschil tussen partijen en de wil om dit geschil te beëindigen.
* De oorzaak moet geoorloofd zijn en niet in strijd met de openbare orde.
### 1.5 Vorm en bewijs van een dading
* **Geschrift:** Een dading vereist in principe een geschrift voor het bewijs, ook voor bedragen onder de drieduizend vijfhonderd dollars. Dit bewijsregime zal in de toekomst mogelijk versoepeld worden ten gunste van het algemene bewijsrecht.
* **Interpretatie:** Dadingen worden restrictief geïnterpreteerd, niet per analogie uitgebreid. Dit betekent dat ze beperkt blijven tot hun letterlijke voorwerp en de geschillen die erin begrepen zijn.
* "Dadingen blijven beperkt tot hun voorwerp."
* "Dadingen regelen slechts de geschillen die daarin begrepen zijn..."
* "Een dading door één belanghebbende aangegaan, verbindt de overige belanghebbenden niet..." (met name relevant bij arbeidsongevallen, waar mutualiteiten betrokken kunnen zijn).
### 1.6 Gevolgen van de dading
* **Kracht van gewijsde:** Een dading heeft de kracht van gewijsde. Dit betekent dat de partijen niet meer kunnen procederen over hetzelfde geschil tussen hen.
* **Afstand rechtsvordering:** De dading brengt een afstand van rechtsvordering met zich mee.
* **Betwisting tenietdoen:** De dading doet de betwisting teniet. Indien toch een rechtsvordering wordt ingesteld, kan de tegenpartij een exceptie van dading opwerpen, wat leidt tot niet-ontvankelijkheid van de vordering.
* **Nakoming:** De dading moet worden nagekomen, in de eerste plaats in natura. Men kan hiervoor naar de rechter stappen, aangezien dit een nieuw geschil betreft dat voortvloeit uit de dading zelf. Schadebedingen en dwangsommen kunnen eraan gekoppeld worden.
* **Ontbinding:** Een dading kan ontbonden worden, hetzij via een uitdrukkelijk ontbindend beding, hetzij gerechtelijk. Bij ontbinding kan het oorspronkelijke geschil herleven.
* **Buitengerechtelijke ontbinding:** Dit is doorgaans niet mogelijk zonder tussenkomst van de rechter, tenzij vooraf expliciet in de dading bedongen.
* **Declaratief versus translatief:**
* **Declaratieve dading:** Vaststelling dat een recht of goed toebehoort aan een partij.
* **Translatieve dading:** Overdracht van rechten of goederen waarover geen betwisting bestond, met mogelijke verbintenissen tot vrijwaring. Bij onroerende goederen is overschrijving in het hypotheekregister vereist.
* **Definitief en onherroepelijk karakter:** Dadingen zijn definitief en onherroepelijk, en kunnen niet eenzijdig worden opgezegd, zelfs indien ze voor onbepaalde duur zijn gesloten.
> **Voorbeeld:** Een dading die de lichamelijke schade na een verkeersongeval regelt, dekt niet automatisch een later optredende psychologische angst om te rijden, aangezien dit aspect niet voorzien was op het moment van de dading.
---
# Geldigheidsvereisten van een dading
Hieronder volgt een gedetailleerde studiehandleiding over de geldigheidsvereisten van een dading, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 2. Geldigheidsvereisten van een dading
Een dading is een wederkerige overeenkomst waarbij partijen door wederzijdse toegevingen een bestaand of toekomstig geschil beëindigen of vermijden, en vereist om geldig te zijn aan specifieke geldigheidsvereisten op het gebied van bekwaamheid, toestemming, voorwerp en oorzaak.
### 2.1 Bekwaamheid
De bekwaamheid van partijen is een fundamenteel geldigheidsvereiste voor elke overeenkomst, inclusief een dading. Aangezien een dading wordt beschouwd als een daad van beschikking, kunnen er specifieke formaliteiten van toepassing zijn, afhankelijk van de status van de partijen.
* **Minderjarigen en onbekwaam verklaarden:** Voor deze categorieën van personen is een machtiging van de vrederechter vereist om een geldige dading te kunnen sluiten.
* **Lasthebbers:** Indien een lasthebber namens een partij een dading wil sluiten, is een uitdrukkelijke en bijzondere lastgeving vereist.
* **Faillissement en collectieve schuldenregeling:** In deze situaties gelden specifieke wettelijke bepalingen die de mogelijkheden en formaliteiten voor het sluiten van dadingen regelen, vaak met betrekking tot de rol van de curator.
* **Overheden:** Overheden mogen in principe dadingen sluiten. De bevoegdheid om een dading te sluiten ligt doorgaans bij hetzelfde bestuursniveau dat ook overeenkomsten over dezelfde materie zou mogen sluiten. Dit betekent dat op gemeentelijk niveau bijvoorbeeld de gemeenteraad en niet slechts een schepen bevoegd kan zijn, en op federaal niveau de minister(s).
### 2.2 Toestemming – wilsovereenstemming
Net als bij elk contract, is de vrije en geïnformeerde toestemming van de partijen essentieel voor de geldigheid van een dading. Deze toestemming mag niet aangetast zijn door wilsgebreken.
#### 2.2.1 Wilsgebreken
Een dading kan in principe worden aangevochten op basis van wilsgebreken, al is dit door de aard van de dading soms beperkter.
* **Dwaling:**
* **Dwaling omtrent de feiten:** Dwaling over de feitelijke omstandigheden die aanleiding geven tot het geschil is een grond voor nietigheid. Dit kan betrekking hebben op de persoon van de tegenpartij of op het voorwerp van het geschil (bijvoorbeeld verkeerde medische informatie over de aard of omvang van de schade). Ook het niet volledig machtig zijn van de taal waarin de dading is opgesteld, kan als dwaling worden beschouwd indien dit leidt tot een verkeerd begrip van de draagwijdte van de overeenkomst.
* **Dwaling omtrent het recht:** Dwaling over het recht wordt in principe niet aanvaard als grond voor nietigheid. Partijen sluiten juist een dading omdat er onzekerheid bestaat over hun juridische positie. Achteraf kunnen zij dus niet aanvoeren dat zij toch gelijk hadden in het geschil.
* **Materiële vergissingen:** Rekenfouten en tikfouten kunnen leiden tot de rechtzetting van de dading, zoals bepaald in de wet.
* **Bedrog:** Bedrog, gepleegd door middel van kunstgrepen, leugens of het verzwijgen van essentiële informatie, kan leiden tot de nietigverklaring van de dading. Dit komt frequent voor in geschillen tussen slachtoffers en verzekeringsmaatschappijen, waarbij de verzekeraar beschuldigd wordt van het verzwijgen van mogelijke toekomstige schadelijke gevolgen of het rechtstreeks aanspreken van een slachtoffer dat reeds een advocaat heeft aangesteld.
* **Geweld:** Zowel fysiek als psychisch geweld kan de geldigheid van een dading aantasten.
* **Benadeling:**
* **Algemeen:** Benadeling is in principe geen grond voor nietigheid bij een dading, omdat partijen vrij kunnen onderhandelen over wederzijdse toegevingen die niet evenwaardig hoeven te zijn.
* **Erfrechtelijke verdeling:** Hoewel benadeling van meer dan een kwart bij een erfrechtelijke verdeling kan worden ingeroepen, vervalt deze mogelijkheid wanneer de verdeling in een dading wordt gegoten.
* **Gekwalificeerde benadeling:** Dit type benadeling, dat ontstaat door een manifeste wanverhouding tussen de bedongen prestaties als gevolg van misbruik van de zwakke positie van de andere partij, is wel degelijk relevant. Het leidt echter niet noodzakelijk tot nietigheid, maar kan aanleiding geven tot aanpassing van de verbintenissen zodat een redelijk evenwicht wordt hersteld.
### 2.3 Voorwerp
Het voorwerp van de dading betreft de verbintenissen die de partijen op zich nemen om het geschil te beëindigen of te vermijden. Deze verbintenissen moeten aan bepaalde vereisten voldoen:
* **Bepaald:** De verbintenissen moeten duidelijk omschreven zijn.
* **Mogelijk:** De prestaties waartoe de partijen zich verbinden moeten uitvoerbaar zijn.
* **Wettelijk:** Het voorwerp van de dading mag niet in strijd zijn met de wet, de openbare orde of de goede zeden.
#### 2.3.1 Wettelijk en openbare orde
Een dading die strijdig is met de openbare orde is nietig. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer partijen afspraken maken die de mededingingsregels van het ondernemingsrecht overtreden.
### 2.4 Oorzaak
De oorzaak van de dading is de reden waarom partijen de overeenkomst aangaan.
* **Geschil tussen partijen:** De directe oorzaak is het bestaande of potentiële geschil dat partijen wensen te beëindigen of te vermijden.
* **Oogmerk:** Het oogmerk om het geschil definitief te regelen door wederzijdse toegevingen is cruciaal.
* **Geoorloofde oorzaak:** De oorzaak mag niet strijdig zijn met de openbare orde of de goede zeden.
---
> **Tip:** Bij de interpretatie van een dading wordt deze restrictief toegepast. Dit betekent dat de reikwijdte van de dading beperkt blijft tot wat er expliciet in is opgenomen en tot de geschillen die op het moment van het sluiten van de dading bekend waren bij de partijen.
> **Voorbeeld:** Indien partijen een dading sluiten over een verkeersongeval waarbij lichamelijke schade is ontstaan, en later blijkt dat het slachtoffer door het ongeval een zodanige angst ontwikkeld heeft om te rijden dat hij niet meer kan werken, valt dit psychische letsel mogelijk niet onder de oorspronkelijke dading indien dit niet voorzien was en specifiek werd opgenomen.
---
---
# Vorm, bewijs en interpretatie van dadingen
Dit gedeelte behandelt de formele vereisten, de bewijsregels en de interpretatiemethoden die van toepassing zijn op dadingsovereenkomsten.
### 3.1 Vorm en bewijs van dadingen
#### 3.1.1 Vormvereisten
* **Algemeen:** Hoewel de dading een consensuele overeenkomst is, vereist het oude Burgerlijk Wetboek dat een dading schriftelijk wordt opgemaakt. Dit is echter geen geldigheidsvereiste, maar enkel een bewijsvereiste.
* **Boek 7 BW:** Het nieuwe Boek 7 Burgerlijk Wetboek wijzigt de bewijsregels voor dadingen. Zelfs voor dadingen onder een waarde van drieduizend vijfhonderd dollars is een geschrift vereist. Het is echter voorzien dat dit in de toekomst zal wegvallen, waarna het algemene bewijsrecht van toepassing zal zijn.
#### 3.1.2 Bewijsvereisten
* Het bewijs van een dading is onderworpen aan specifieke regels, die afwijken van het algemene contractenrecht.
* Voor dadingen, ongeacht de waarde, is een schriftelijk bewijs vereist.
* Boek 7 Burgerlijk Wetboek beoogt een versoepeling van deze bewijsregels, waarbij het algemene bewijsrecht meer toegepast zal worden.
### 3.2 Interpretatie van dadingen
#### 3.2.1 Algemene principes van interpretatie
* Gezien de aanzienlijke belangen en gevolgen die aan een dading verbonden zijn, worden dadingen restrictief geïnterpreteerd. Dit betekent dat de reikwijdte van een dading niet mag worden uitgebreid buiten wat er letterlijk in is vastgelegd.
* De interpretatie moet in de eerste plaats rekening houden met de gemeenschappelijke wil van de partijen, de bewoordingen van de overeenkomst en de omstandigheden waaronder de dading tot stand is gekomen.
* De interpretatieregels zijn te vinden in diverse wetsartikelen, waaronder art. 2048-2051 oud BW, art. 5.64-5.66 BW en art. 7.7.14 Boek 7 BW.
#### 3.2.2 Specifieke interpretatieregels
* **Beperkt tot het voorwerp:** Dadingen blijven beperkt tot hun voorwerp. Dit betekent dat een dading enkel betrekking heeft op de specifieke geschillen of betwistingen die erin expliciet zijn opgenomen. Andere, niet-opgenomen geschillen tussen dezelfde partijen vallen niet onder de werking van de dading.
> **Voorbeeld:** Een buschauffeur sluit een dading over de lichamelijke schade na een verkeersongeval. Indien hij nadien psychische klachten ontwikkelt die hem beletten te werken, kan hij hiervoor een aanvullende schadevergoeding eisen, omdat deze specifieke problematiek niet voorzien was en dus niet onder de oorspronkelijke dading viel.
* **Regelen slechts de geschillen die daarin begrepen zijn:** Een dading regelt enkel de geschillen waarvan partijen zich op het moment van het sluiten van de overeenkomst bewust waren. Onvoorziene omstandigheden die verband houden met het geschil, maar niet werden voorzien, vallen niet onder de dading.
* **Verbindt de overige belanghebbenden niet:** Een dading aangegaan door één belanghebbende verbindt de overige belanghebbenden niet. Dit is met name relevant in gevallen waar meerdere partijen betrokken zijn, zoals bij arbeidsongevallen of dossiers waarbij een mutualiteit betrokken is. De dading tussen een slachtoffer en een dader sluit niet uit dat de mutualiteit nog verdere vergoedingen kan terugvorderen.
#### 3.2.3 Boek 7 BW en strikte interpretatie
* Het nieuwe Boek 7 Burgerlijk Wetboek benadrukt dat de bepalingen en bedingen in een dading strikt moeten worden geïnterpreteerd en toegepast.
### 3.3 Gevolgen van de dading (kort overzicht met focus op interpretatie)
Hoewel de gevolgen van een dading verder gaan dan enkel vorm, bewijs en interpretatie, is het vanuit het perspectief van interpretatie belangrijk te weten dat de dading een definitief en onherroepelijk karakter heeft. Dit betekent dat het geschil teniet wordt gedaan en dat het principe van "kracht van gewijsde" van toepassing is, vergelijkbaar met een rechterlijke uitspraak. Het instellen van een nieuwe vordering over hetzelfde geschil na het sluiten van een dading leidt tot niet-ontvankelijkheid, waarbij de "exceptie van dading" kan worden ingeroepen. Dit sterke karakter onderstreept het belang van een correcte en strikte interpretatie om de bedoelingen van partijen te respecteren en onbedoelde uitbreiding van de reikwijdte te vermijden.
---
# Gevolgen van een dading
De dading, als contractuele oplossing voor geschillen, kent een reeks bindende juridische gevolgen die de definitieve beëindiging van de betwisting waarborgen.
### 4.1 Kracht van gewijsde
De belangrijkste consequentie van een gesloten dading is de toekenning van kracht van gewijsde. Dit betekent dat de dading, tussen de partijen die haar hebben gesloten, juridisch bindend is alsof er een definitieve rechterlijke uitspraak is gedaan.
* **Definitief en onherroepelijk karakter:** De dading beëindigt de betwisting definitief en kan niet zomaar worden herroepen.
* **Afstand van rechtsvordering:** Partijen doen afstand van hun recht om opnieuw te procederen over hetzelfde geschil, met hetzelfde voorwerp en tussen dezelfde partijen.
* **Exceptie van dading:** Indien een partij ondanks de gesloten dading toch een rechtsvordering instelt, kan de tegenpartij de "exceptie van dading" inroepen. Als de rechter dit vaststelt, wordt de vordering als niet-ontvankelijk beschouwd. Dit komt overeen met de exceptie van gewijsde, zoals bepaald in artikel 23 van het Gerechtelijk Wetboek.
> **Tip:** Begrijp dat de kracht van gewijsde een cruciaal element is dat de finaliteit van een dading garandeert. Het voorkomt dat geschillen eindeloos voortduren.
### 4.2 Nakoming en uitvoering
De afspraken die in een dading zijn opgenomen, dienen door de partijen te worden nagekomen.
* **Uitvoering in natura:** In de eerste plaats zal de dading worden uitgevoerd zoals overeengekomen. Dit kan betrekking hebben op diverse verbintenissen, zoals het leveren van documenten, het betalen van een geldsom, of het uitvoeren van een herstelling.
* **Terugkeer naar de rechter:** Indien er discussie ontstaat over de *uitvoering* van de dading (niet over het oorspronkelijke geschil zelf), kunnen partijen zich opnieuw tot de rechter wenden.
* **Schadebeding en dwangsom:** Partijen kunnen in de dading clausules opnemen die voorzien in schadebedingen of dwangsommen bij niet-nakoming van de overeengekomen verplichtingen.
### 4.3 Ontbinding van de dading
De ontbinding van een dading is een complexer thema met specifieke regels.
* **Gerechtelijke ontbinding:** Een dading kan gerechtelijk ontbonden worden. De Hoge Raad heeft hierover discussie gekend. Aanvankelijk werd geargumenteerd dat de ontbinding van een wederkerige overeenkomst mogelijk was als één partij niet nakomt. Echter, met de invoering van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek blijft de mogelijkheid van gerechtelijke ontbinding behouden.
* **Herleving van het geschil:** Indien een dading wordt ontbonden, kan het oorspronkelijke geschil opnieuw herleven, wat de initiële reden voor de dading tenietdoet.
* **Buitengerechtelijke ontbinding:** Volgens recente rechtspraak kan een dading niet eenzijdig buitengerechtelijk worden ontbonden, zelfs niet indien voor onbepaalde duur gesloten. Dit principe wordt versterkt in het wetsvoorstel voor Boek 7 Burgerlijk Wetboek, dat expliciet de mogelijkheid van buitengerechtelijke ontbinding uitsluit (art. 7.7.16 wetsvoorstel).
* **Uitsluiting van buitengerechtelijke nietigheid:** Het wetsvoorstel voor Boek 7 Burgerlijk Wetboek voorziet eveneens in de uitsluiting van buitengerechtelijke nietigheid van een dading (art. 7.7.13).
> **Tip:** De strikte regels rond ontbinding van een dading onderstrepen het belang en de finaliteit ervan. Een rechterlijke tussenkomst is vaak vereist, tenzij de dading zelf anders bepaalt.
### 4.4 De aard van de overdracht van rechten of goederen
Dadingen kunnen betrekking hebben op de overdracht van rechten of goederen, wat kan worden onderverdeeld in declaratieve en translatieve dadingen.
* **Declaratieve dading:** Bij een declaratieve dading worden goederen of rechten overgedragen waarover de betwisting bestond. De dading stelt vast dat de goederen of rechten aan een bepaalde partij toebehoren, alsof dit altijd al het geval is geweest. Er is hierbij geen sprake van een *nieuwe* eigendomsoverdracht, maar eerder van een vaststelling van de bestaande rechtstoestand.
* **Translatieve dading:** Bij een translatieve dading worden niet-betwiste rechten of goederen overgedragen. Dit creëert specifieke verbintenissen voor de overdragende partij, zoals de verplichting tot vrijwaring voor uitwinning.
* **Overschrijving (vastgoed):** In het geval van onroerende goederen die het voorwerp uitmaken van een dading, is een notariële akte vereist die wordt overgeschreven in het hypotheekregister om de overdracht tegenwerpelijk te maken aan derden.
> **Tip:** Maak een duidelijk onderscheid tussen declaratieve en translatieve dadingen, omdat dit invloed heeft op de juridische gevolgen, met name wat betreft de aard van de overdracht en de eventuele vrijwaringsplichten.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Dading | Een wederkerige overeenkomst tussen partijen die een bestaand geschil beëindigen of een toekomstig geschil voorkomen, door middel van wederzijdse toegevingen. |
| Wederzijdse toegevingen | Essentiële elementen van een dading waarbij beide partijen iets opgeven of toestaan om tot een akkoord te komen, zonder dat deze toegevingen noodzakelijk evenwaardig moeten zijn. |
| Geschil | Een situatie waarin er tegenstrijdige meningen of aanspraken bestaan tussen twee of meer partijen, wat leidt tot juridische of psychologische onzekerheid. |
| Translatieve dading | Een vorm van dading waarbij eigendom van een goed overgaat van de ene partij op de andere, terwijl het oorspronkelijke geschil geen betrekking had op dat specifieke goed. |
| Declaratieve dading | Een vorm van dading waarbij eigendom van een goed overgaat, maar dit geschil reeds betrekking had op het eigendomsrecht zelf; de partij die het goed verkrijgt, wordt geacht altijd al eigenaar te zijn geweest. |
| Vaststellingsovereenkomst | Een overeenkomst die de rechtsverhoudingen tussen partijen definitief vastlegt wanneer daarover subjectieve onzekerheid bestaat. Een dading is een type vaststellingsovereenkomst. |
| Kwijtschrift voor saldo van rekening | Een document dat gebruikt wordt in verzekeringszaken om de vergoeding te bevestigen die aan een benadeelde partij wordt betaald; dit is geen afstand van recht en dus geen dading op zich, tenzij het voortkomt uit onderhandelingen met wederzijdse toegevingen. |
| Afstand van recht | Een eenzijdige rechtshandeling waarbij men een juridisch recht opgeeft. Dit is geen dading, maar kan wel deel uitmaken van een dading. |
| Afstand van geding/rechtsvordering | Het stopzetten van een lopende gerechtelijke procedure. Dit kan een onderdeel zijn van een dading die een einde moet maken aan een procedure. |
| Minnelijke schikking | Een akkoord tussen partijen, vaak gebruikt in straf- of burgerlijke procedures, om een verder verloop van een procedure te vermijden. Kan een dading zijn indien er wederzijdse toegevingen zijn gedaan. |
| Arbitrage | Een vorm van geschillenbeslechting waarbij een neutrale derde, de arbiter, een bindende beslissing neemt. Dit is geen dading omdat de partijen zelf niet de beslissing nemen. |
| Bekwaamheid | De juridische geschiktheid van partijen om een dading te sluiten. Dadingen worden beschouwd als daden van beschikking, wat specifieke bevoegdheidsregels met zich meebrengt. |
| Wilsgebreken | Gebreken in de toestemming van een partij bij het sluiten van een overeenkomst, zoals dwaling, bedrog of geweld, die de geldigheid van de dading kunnen aantasten. |
| Dwaling omtrent het recht | Een misvatting over de juridische consequenties van een situatie. Dadingen kunnen niet ongeldig worden verklaard op basis van dwaling omtrent het recht. |
| Bedrog | Het gebruik van kunstgrepen, leugens of verzwijging van essentiële informatie om een partij te bewegen tot het sluiten van een dading. |
| Geweld | Fysieke of psychische dwang die op een partij wordt uitgeoefend om deze te laten instemmen met een dading. |
| Gekwalificeerde benadeling | Een manifeste wanverhouding tussen de wederzijds bedongen prestaties, veroorzaakt door misbruik van de zwakke positie van de andere partij. Dit kan leiden tot aanpassing van verbintenissen of relatieve nietigheid. |
| Voorwerp (van een dading) | Hetgeen partijen met de dading beoogen te regelen, inclusief de verbintenissen die zij op zich nemen. Dit mag niet in strijd zijn met de openbare orde. |
| Oorzaak (van een dading) | Het geschil tussen partijen en de intentie om dit geschil te beëindigen. De oorzaak moet geoorloofd zijn en niet in strijd met de openbare orde. |
| Kracht van gewijsde | Het definitieve en onherroepelijke karakter van een dading, vergelijkbaar met een rechterlijke uitspraak, waardoor dezelfde vordering niet opnieuw kan worden ingesteld. |
| Exceptie van dading | Een verweermiddel dat een partij kan inroepen wanneer een tegenpartij ondanks een gesloten dading toch een rechtsvordering instelt betreffende hetzelfde geschil. |
| Uitvoering in natura | De daadwerkelijke nakoming van de afspraken zoals vastgelegd in de dading, bijvoorbeeld door het leveren van documenten of het betalen van een prijs. |
| Ontbinding (van een dading) | Het verbreken van de dading, hetzij gerechtelijk, hetzij buitengerechtelijk indien uitdrukkelijk bedongen. Indien een dading wordt ontbonden, kan het oorspronkelijke geschil herleven. |
Cover
2) Deel 1 - Hoofdstuk 1 - Koop.pptx
Summary
# Kenmerken en totstandkoming van de koopovereenkomst
Dit onderwerp behandelt de essentiële elementen en totstandkoming van de koopovereenkomst, inclusief de vereisten voor eigendomsoverdracht, prijsbepaling, en mogelijke gebreken in de toestemming.
## 1. Kenmerken en totstandkoming van de koopovereenkomst
De koopovereenkomst is een wederkerige overeenkomst, onder bezwarende titel en is consensueel. De essentiële kenmerken zijn de wilsovereenstemming over de zaak en de prijs, wat leidt tot eigendomsoverdracht tussen partijen.
### 1.1 Verschillende koopregimes
Er bestaan drie hoofdregimes voor koopovereenkomsten:
* **Gemeenrechtelijk koopregime (art. 1582-1689 BW):** Dit is het residuair regime en is van toepassing op alle koopovereenkomsten die niet onder een ander specifiek regime vallen. Het regelt zowel roerende als onroerende goederen, en lichamelijke en onlichamelijke goederen.
* **Consumentenkoop (Wet geïntegreerd in BW: art. 1649 bis – 1649 octies BW):** Dit regime biedt specifieke bescherming aan de consument als koper. Het is dwingend recht en geldt enkel voor roerende lichamelijke zaken, met een focus op de garantieregeling bij non-conformiteit.
* **Weens Koopverdrag (CISG):** Dit verdrag geldt voor internationale koopovereenkomsten tussen professionelen die gevestigd zijn in verschillende staten. Het is van toepassing op lichamelijke roerende goederen, tenzij conventioneel uitgesloten.
### 1.2 Essentiële bestanddelen van de koopovereenkomst
Volgens artikel 1582 van het Burgerlijk Wetboek zijn de twee essentiële kenmerken van een koopovereenkomst:
* **Eigendomsoverdracht:** De verkoper verbindt zich ertoe de eigendom van een goed over te dragen aan de koper.
* **Betaling van de prijs:** De koper verbindt zich ertoe een prijs in geld te betalen aan de verkoper.
Artikel 1583 BW stelt dat de koopovereenkomst tussen partijen voltrokken is en de koper van rechtswege de eigendom verkrijgt zodra er overeenkomst is omtrent de zaak en de prijs, zelfs indien de zaak nog niet geleverd en de prijs nog niet betaald is.
#### 1.2.1 Eigendomsoverdracht
* **Consensualisme:** In principe is er geen specifieke vormvereiste voor de geldigheid van de koopovereenkomst zelf. De eigendom gaat over op basis van de loutere wilsovereenstemming.
* **Welbepaalde goederen:** Bij welbepaalde goederen gaat de eigendom onmiddellijk over bij het sluiten van de overeenkomst.
* **Soortgoederen (art. 1585 BW):** Bij soortgoederen gaat de eigendom pas over bij de individualisering van de zaak, wat meestal gebeurt bij de levering.
* **Beginsel van onmiddellijke eigendomsovergang:** Dit is aanvullend recht en kan conventioneel worden uitgesloten.
* **Onroerend goed:** De eigendomsoverdracht vindt plaats bij het verlijden van de notariële akte.
* **Relativiteit van de overeenkomst versus tegenwerpelijkheid aan derden:** De overeenkomst geldt tussen partijen, maar de overdracht moet ook tegenwerpelijk zijn aan derden.
* **Beding van eigendomsvoorbehoud:** Dit beding stelt de eigendomsoverdracht uit tot een later moment, bijvoorbeeld na volledige betaling van de prijs.
#### 1.2.2 Prijs
De prijs is een constitutief bestanddeel van de koopovereenkomst en moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
* **Prijs in geld:** De tegenprestatie voor de eigendomsoverdracht moet uit geld bestaan. Indien dit niet het geval is, is er sprake van een ruilovereenkomst (art. 1702 e.v. BW).
* **Prijs moet bepaald of bepaalbaar zijn:**
* Een prijs die nog nader te bepalen is, is enkel geldig als deze objectief bepaalbaar is (bv. tegen dagprijs op de markt). Een beding dat de prijs volledig aan het initiatief van één partij overlaat, leidt tot een nietige koopovereenkomst (art. 1591 BW).
* **Ernstig karakter van de prijs:**
* **Vermeende schenking:** Een volledig fictieve prijs, waarbij de koopprijs slechts gesimuleerd wordt, kan een vermomde schenking zijn. Dit kan onder meer bewezen worden door de onbemiddeldheid van de koper of een gelijktijdig opgemaakt testament.
* **Prijsbewimpeling:** Hierbij wordt naar buiten toe een lagere prijs gesimuleerd dan de werkelijke prijs. Tussen partijen gelden de werkelijke afspraken. Derden (zoals de fiscus) kunnen zich op de werkelijke prijs beroepen.
### 1.3 Totstandkoming van de overeenkomst
De totstandkoming van de koopovereenkomst vereist wilsovereenstemming tussen partijen. Dit proces kent de volgende fasen:
* **Precontractuele fase (onderhandelingen):** Deze fase is in principe niet bindend, maar kan leiden tot aansprakelijkheid voor culpa in contrahendo (art. 1382-1383 BW) indien er eenzijdig en zonder geldige reden wordt afgebroken.
* **Aanbod:** Een aanbod bevat alle elementen van de beoogde overeenkomst, zodat enkel nog aanvaarding nodig is. De aanbieder is gebonden door zijn aanbod zodra de tegenpartij ervan kennis krijgt.
* **Aanvaarding:** De aanvaarding kan uitdrukkelijk of (omstandig) stilzwijgend gebeuren. De overeenkomst wordt gesloten op het moment dat de aanbieder redelijkerwijs kennis kan nemen van de aanvaarding. Een aanvaarding die afwijkt van het aanbod, geldt als een tegenbod.
* **Specifiek: Optie:** Een optie is een voorovereenkomst waarbij de ene partij zich onherroepelijk verbindt om een goed te verkopen aan de andere partij onder bepaalde voorwaarden, gedurende een bepaalde termijn. De begunstigde is vrij om de optie al dan niet te lichten. Een optie gaat verder dan een aanbod en is een meerzijdige rechtshandeling.
* **Voorkooprecht:** Dit geeft een partij de voorkeur om te kopen indien de verkoper beslist te verkopen. Er is geen verbintenis om te verkopen in hoofde van de belover, in tegenstelling tot een optie.
* **Koop met commandverklaring:** Hierbij treedt een schijnbare koper op die zich na de aankoop nog moet laten vervangen door een commandataris (de werkelijke koper). Deze mogelijkheid moet uitdrukkelijk worden erkend in de overeenkomst.
#### 1.3.1 Gebreken in de toestemming
Gebreken in de toestemming kunnen leiden tot de (mogelijke) nietigheid van de overeenkomst:
* **Dwaling (art. 1110 BW):** De onvrijwillige verkeerde voorstelling van de werkelijkheid. Vereist dat het een dwaling betreft over de zelfstandigheid van de zaak (van doorslaggevend belang om de overeenkomst aan te gaan) en verschoonbaar is (niet te wijten aan nalatigheid).
* **Bedrog (art. 1116 BW):** Een kunstgreep met de bedoeling de andere te bedriegen. Dit leidt tot nietigheid indien het hoofdbedrog betreft. Incidenteel bedrog leidt slechts tot schadevergoeding.
* **Geweld (art. 5.36 BW):** Een dwang die een redelijk mens zou kunnen bewegen om een overeenkomst aan te gaan.
### 1.4 Bekwaamheid
Artikel 1594 BW stelt dat iedereen die de wet niet verbiedt, mag kopen of verkopen. Bekwaamheid is dus de hoofdregel, onbekwaamheid is de uitzondering. Specifieke onbekwaamheden worden geregeld in art. 1595-1597 BW (bv. tussen echtgenoten).
### 1.5 Geoorloofd voorwerp
Het voorwerp van de koopovereenkomst moet in de handel zijn (art. 1128 BW jo. art. 1598 BW) en bepaald of bepaalbaar zijn (cfr. prijs). Zaken die niet in de handel zijn omvatten onder andere het openbaar domein en verboden drugs. Ook zaken die wel in de handel zijn, mogen niet verkocht worden ter bescherming van de volksgezondheid, goede zeden, persoonsrechten, etc.
### 1.6 Vorm en bewijs
* **Geen vormvoorschriften:** De koopovereenkomst is in principe consensueel (artikel 5.28 BW).
* **Bewijs:**
* Burgerlijke zaken: Geschrift vereist boven 3.500 EUR.
* Handelszaken: Alle bewijsmiddelen zijn toegelaten.
### 1.7 Overeenkomst tot eigendomsoverdracht van een onroerend goed
* **Compromis:** De onderhandse koopovereenkomst, waarin partijen zich verbinden tot de aankoop/verkoop. Hierin kan een voorschot bedongen worden en vindt de eigendomsovergang plaats (tenzij conventioneel uitgesteld). Betaling van registratierechten is verplicht binnen vier maanden.
* **Voordelen tussenkomst notaris:** Juridische controles, resultaat- en middelenverbintenissen, informatieplicht, mogelijke gratis levensverzekering, veilig deponeren van voorschot.
* **Notariële akte:** De officiële akte die de eigendomsoverdracht bevestigt. Hierin worden opzoekingen gedaan naar eigendomstitel, bekwaamheid en beschikkingsbevoegdheid van de verkoper, en soortgelijke onderzoeken bij de koper.
* **Tegenwerpelijkheid aan derden:** De eigendomsoverdracht is tegenwerpelijk aan derden door overschrijving in de registers van het hypotheekkantoor. Zonder overschrijving kan de verkoop niet worden tegengeworpen aan derden te goeder trouw met een concurrerend recht.
* **Flikkermoment:** Het moment waarop de overschrijving plaatsvindt, bepaalt de rangorde bij samenloop van rechten (bv. beslag door een schuldeiser).
* **Dubbele verkoop:** Bij dubbele verkoop geldt wie het eerst de akte laat overschrijven, tenzij de latere verkrijger te kwader trouw was (kennis van eerdere verkoop).
* **Digitale koop-verkoop van onroerend goed:** Hoewel het consensualisme geldt, zijn er vormvereisten (bv. bodemattest) en wettelijke verboden op elektronische verkoop van onroerend goed (art. XII. 16, 1° WER). Elektronische handtekeningen zijn vereist voor bewijsproblematiek.
### 1.8 Overeenkomst tot eigendomsoverdracht van een roerend goed
* **Tegenwerpelijkheid:** Er is geen publiciteitssysteem voor roerende goederen. De koopovereenkomst is tegenwerpelijk aan derden die er kennis van hebben of behoorden te hebben. Vanaf de levering en inbezitstelling van het goed is de overdracht tegenwerpelijk aan derden, die er op mogen vertrouwen dat de koper eigenaar is.
* **Dubbele verkoop:** De koper die het goed als eerste in bezit neemt, wordt beschermd tegen derden, tenzij deze laatste feitelijke kennis had van de eerdere verkoop.
* **Eigendomsvoorbehoud:** Kan schriftelijk worden overeengekomen en beschermt de verkoper indien de koper niet betaalt. De koper wordt in principe eigenaar bij levering, tenzij anders overeengekomen.
* **Risico:** Het risico van tenietgaan van het goed door overmacht ligt bij de koper vanaf de eigendomsoverdracht (art. 1138 BW). Bij eigendomsvoorbehoud kan het risico anders liggen, afhankelijk van de contractuele bepalingen en ingebrekestelling tot betaling.
### 1.9 Verbintenissen van de verkoper
De verkoper heeft de volgende hoofdverbintenissen:
#### 1.9.1 Levering
De verkoper moet de verkochte zaak overdragen in de macht en het bezit van de koper (art. 1604 BW).
* **Omvang:** Zoals afgesproken, met suppletoire regels voor roerende goederen.
* **Staat van het goed:** In de staat waarin het zich bevindt op het moment van de koop.
* **Toebehoren:** Inclusief toebehoren van de zaak.
* **Opbrengsten:** De opbrengsten na de koop behoren toe aan de koper (art. 1614 BW).
* **Bewaring:** De verkoper moet de zaak bewaren als een goed huisvader tot aan de levering (middelenverbintenis, art. 1137 BW).
* **Kosten:** De levering is ten laste van de verkoper, tenzij anders bedongen.
* **Modaliteiten:** De plaats en het tijdstip van levering kunnen contractueel bepaald worden. Bij gebreke hiervan bepaalt de wet de plaats (waar het goed zich ten tijde van de koop bevond) en is er geen specifieke wettelijke termijn, behalve suppletief recht (bv. 30 dagen WER).
* **Gevolgen bij niet-levering:** De koper kan de ontbinding van de overeenkomst vorderen of inbezitstelling, met mogelijke schadevergoeding. Ook de exceptio non adimpleti contractus is mogelijk.
#### 1.9.2 Vrijwaring voor uitwinning
De verkoper moet instaan voor het ongestoord bezit van de koper (art. 1625-1626 BW). Dit geldt voor:
* **Feitelijke stoornissen:** Daden van de verkoper zelf (bv. niet-concurrentieverplichting bij verkoop handelszaak) of van derden (juridische stoornissen, bv. inroepen van zakelijk recht).
* **Juridische stoornissen:** Het inroepen van een zakelijk of persoonlijk recht op de verkochte zaak door een derde, met een oorsprong vóór de verkoop.
* **Sancties:** Bij uitwinning kan de koper ontbinding van de koop vorderen, met aanvullende schadevergoeding. Bij gedeeltelijke uitwinning kan ontbinding of prijsvermindering gevorderd worden.
#### 1.9.3 Vrijwaring voor verborgen gebreken
De verkoper staat in voor gebreken die de zaak ongeschikt maken voor het gebruik waarvoor ze bestemd is, of die het gebruik zodanig verminderen dat de koper, indien hij het gebrek had gekend, de zaak niet of tegen een mindere prijs zou hebben gekocht (art. 1641 BW).
* **Voorwaarden:** Het gebrek moet verborgen, ernstig en anterieur zijn aan de koop.
* **Verborgen:** Niet gemakkelijk ontdekbaar bij normaal onderzoek.
* **Ernstig:** Leidt tot ongeschiktheid of vermindering van gebruik.
* **Anterieur:** Bestond reeds bij de koop of risico-overgang.
* **Soorten gebreken:**
* **Intrinsiek:** Een gebrek in de zaak zelf (bv. constructiefout).
* **Functioneel:** De zaak is ongeschikt voor het door de koper beoogde gebruik, zelfs indien ze intrinsiek in orde is.
* **Niet-conforme levering versus verborgen gebreken:**
* **Gemeen recht:** Duaal systeem (niet-conforme levering en verborgen gebreken apart).
* **Consumentenkoop & Weens Koopverdrag:** Monistisch systeem (non-conformiteit omvat beide aspecten).
* **Rechtsmiddelen:** De koper kan kiezen tussen:
* **Ontbinding van de koop (actio redhibitoria):** Zaak teruggeven en prijs terugvorderen.
* **Prijsvermindering (actio aestimatoria):** Zaak behouden en een gedeelte van de prijs terugkrijgen.
* **Schadevergoeding:** Mogelijk bovenop de ontbinding of prijsvermindering, afhankelijk van de goede of kwade trouw van de verkoper (art. 1645-1646 BW).
* **Meldingstermijn:** Bij verborgen gebreken moet de koper de verkoper binnen een redelijke termijn na ontdekking op de hoogte brengen. Bij consumentenkoop geldt een minimum meldingstermijn van 2 maanden.
* **Wet van 20 maart 2022:** Omzetting van Richtlijn (EU) 2019/771 heeft de regels voor consumentenkoop gemoderniseerd met o.a. een vermoeden van anterioriteit van 2 jaar en een wettelijke meldingsplicht van 2 maanden.
### 1.10 Verbintenissen van de koper
De koper heeft de volgende hoofdverbintenissen:
#### 1.10.1 Zaak in ontvangst nemen
Dit is de tegenhanger van de leveringsverplichting van de verkoper. De koper moet de zaak inspecteren en kan de inontvangstneming weigeren bij zichtbare gebreken, mits protest of voorbehoud.
#### 1.10.2 Prijs betalen
De koper is verplicht de prijs te betalen, inclusief interesten en contractkosten.
* **Wie kan betalen?** De koper, een vertegenwoordiger, of een derde.
* **Aan wie betalen?** De verkoper of diens vertegenwoordiger.
* **Plaats van betaling:** Conventioneel te bepalen, anders op de plaats van levering.
* **Tijdstip van betaling:** Conventioneel te bepalen, anders bij levering.
* **Chartaal of giraal geld:** Er gelden beperkingen voor contante betalingen boven bepaalde bedragen, met een verplichting voor ondernemingen om elektronische betaalsystemen aan te bieden.
### 1.11 Bescherming van de onbetaalde verkoper
De onbetaalde verkoper kan zich beroepen op:
* **Exceptio non adimpleti contractus (ENAC):** Opschorting van de eigen prestatie zolang de koper niet betaalt.
* **Ontbinding:** Gerechtelijke ontbinding, tenzij een uitdrukkelijk ontbindend beding is bedongen.
* **Voorrecht:** Op de verkochte zaak, indien deze nog in bezit is van de koper en niet significant gewijzigd is.
* **Revindicatierecht (roerende goederen):** Terugvordering van het goed binnen een korte termijn na levering, indien de koop contant was en het goed nog in dezelfde staat is.
* **Eigendomsvoorbehoud:** Contractueel bedongen.
### 1.12 Beëindiging van de koopovereenkomst
Naast de gemeenrechtelijke beëindigingsmanieren zijn er twee speciale gevallen:
* **Beding van wederinkoop (art. 1659 BW):** De verkoper behoudt het recht om de zaak terug te nemen tegen teruggave van de prijs en vergoedingen, binnen een termijn van 5 jaar.
* **Benadeling bij verkoop onroerend goed (art. 1674 BW):** Indien de verkoper voor meer dan 7/12 benadeeld is, kan hij de vernietiging van de koop vorderen binnen 2 jaar.
### 1.13 Varia
* **Verkoop op afbetaling:** Geregeld in het Wetboek Economisch Recht (WER), met informatieplichten en een herroepingsrecht voor de consument.
* **Verkoop aan consument (op afstand, buiten verkoopruimten):** Specifieke informatieplichten en een herroepingsrecht van 14 kalenderdagen.
* **Concessie van alleenverkoop:** De concessgever verbindt zich ertoe uitsluitend aan de concessiehouder te verkopen.
* **Internationale koop (CISG):** Verdrag dat regels stelt voor internationale verkoop van roerende zaken tussen handelaars.
---
# Verschillende koopregimes
Dit document behandelt de verschillende regimes die van toepassing zijn op koopovereenkomsten, met specifieke aandacht voor het gemeenrechtelijk koopregime, de consumentenkoop en het Weens Koopverdrag.
## 2. Verschillende koopregimes
### 2.1 Gemeenrechtelijk koopregime
Het gemeenrechtelijk koopregime, vastgelegd in de artikelen 1582 tot 1689 van het Burgerlijk Wetboek (BW), vormt het oorspronkelijke en aanvullende recht voor koopovereenkomsten. Het is toepasbaar op zowel roerende als onroerende goederen, en op zowel lichamelijke als onlichamelijke zaken.
#### 2.1.1 Kenmerken van de koopovereenkomst
Een koopovereenkomst wordt gekenmerkt door twee essentiële bestanddelen, gebaseerd op de wilsovereenstemming tussen partijen:
* **Eigendomsoverdracht** van een goed.
* **Betaling van een prijs** in geld.
De koopovereenkomst betreft specifiek een goed en de overdracht van de eigendom daarvan, tegen een geldelijke tegenprestatie.
#### 2.1.2 Constitutieve bestanddelen en consensualisme
Het principe van **solo consensu** (enkel door wilsovereenstemming) is cruciaal. Artikel 1583 BW stelt: "Hij is tussen partijen voltrokken, en de koper verkrijgt van rechtswege de eigendom ten aanzien van de verkoper, zodra er overeenkomst is omtrent de zaak en de prijs, hoewel de zaak nog niet geleverd en de prijs nog niet betaald is." Dit betekent dat de eigendomsoverdracht plaatsvindt op het moment van de wilsovereenstemming over de zaak en de prijs, zelfs zonder levering of betaling.
#### 2.1.3 Verbintenissen van de verkoper
De belangrijkste verbintenis van de verkoper is de **levering** van de zaak. Het is essentieel dat alleen de eigenaar een goed kan verkopen. De verkoop van andermans goed is principieel ongeldig.
#### 2.1.4 Eigendomsoverdracht
* **Consensualisme:** De koopovereenkomst zelf heeft een eigendomsoverdragend effect. Er zijn geen specifieke formaliteiten vereist, behalve in specifieke gevallen.
* **Welbepaalde goederen:** De eigendom van welbepaalde goederen gaat onmiddellijk over.
* **Soortgoederen:** Bij soortgoederen vindt de eigendomsoverdracht plaats bij **individualisering**, wat doorgaans vóór de levering gebeurt.
* **Uitstel eigendomsoverdracht:** Partijen kunnen conventioneel afspreken om de eigendomsoverdracht uit te stellen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een **eigendomsvoorbehoud**.
* **Tegenwerpelijkheid aan derden:** De eigendomsoverdracht is tussen partijen onmiddellijk, maar voor derden is deze pas tegenwerpelijk na de vereiste publiciteitsmaatregelen (bijvoorbeeld overschrijving in de registers voor onroerende goederen).
#### 2.1.5 Betaling van de prijs
De prijs moet aan een aantal voorwaarden voldoen:
* **Prijs in geld:** De tegenprestatie moet uit geld bestaan. Indien dit niet het geval is, kwalificeert de overeenkomst als ruil.
* **Prijs moet bepaald of bepaalbaar zijn:** De prijs moet vaststaan of objectief bepaalbaar zijn. Een prijs die enkel na afloop van het contract door één partij bepaald kan worden, is ongeldig. Een prijs die bepaalbaar is op basis van objectieve criteria, zoals de dagprijs op de markt, is wel geldig.
* **Ernstig karakter van de prijs:** De prijs mag niet fictief zijn. Een volledig fictieve prijs kan duiden op een **vermomde schenking**, wat specifieke gevolgen heeft voor de geldigheid en de erfbelasting. Prijsbewimpeling, waarbij een lagere prijs wordt gesimuleerd dan de werkelijke prijs, valt onder het leerstuk van **simulatie**. Tussen partijen geldt de werkelijke prijs, maar derden (zoals de fiscus) kunnen zich beroepen op de gesimuleerde of werkelijke prijs.
#### 2.1.6 Relativiteit van de overeenkomst versus tegenwerpelijkheid aan derden
* **Relativiteit van de overeenkomst (artikel 1165 BW):** Een overeenkomst bindt in principe enkel de contracterende partijen (`res inter alios acta`).
* **Tegenwerpelijkheid aan derden:** Derden moeten het bestaan van de overeenkomst als een feit erkennen en passief ondergaan. De overeenkomst wordt tegenwerpbaar aan derden indien deze rechtsgeldig is en de derde er kennis van heeft of behoort te hebben, wat verband houdt met publiciteitssystemen. De **actio pauliana** is een uitzondering waarbij derden de overeenkomst actief kunnen aanvechten indien deze hun rechten benadeelt.
#### 2.1.7 Koopovereenkomst van een onroerend goed
Bij de aankoop van een onroerend goed is de tussenkomst van een notaris essentieel.
* **Compromis:** Een onderhandse overeenkomst die de wilsovereenstemming tussen partijen vastlegt.
* **Voordelen tussenkomst notaris:**
1. **Juridische controles en opzoekingen:** De notaris zorgt voor een correcte eigendomsoverdracht en valideert de juridische toestand van het goed. Dit omvat onderzoek naar de eigendomstitel, de bekwaamheid van de verkoper en diens beschikkingsbevoegdheid, en gelijkaardig onderzoek ten behoeve van de koper.
2. **Gratis levensverzekering:** Voor de koper bij ongeval vóór het verlijden van de authentieke akte.
3. **Bescherming van het voorschot:** Het voorschot van de koper wordt gestort op een geblokkeerde rekening, wat de koper beschermt tegen schuldeisersrisico's.
* **Notariële akte:** De authentieke akte wordt opgesteld door de notaris en is noodzakelijk voor de **overschrijving** in de registers van het hypotheekkantoor.
* **Eigendomsoverdracht en tegenwerpelijkheid:** De eigendomsoverdracht vindt plaats tussen partijen op het moment van het compromis, maar is aan derden pas tegenwerpelijk na overschrijving. Derden te goeder trouw kunnen zich beroepen op het gebrek aan overschrijving.
* **Publiciteitsvoorschrift:** De overschrijving in de registers van het hypotheekkantoor zorgt voor kennisgeving aan alle derden.
* **"Flikkermoment" en dubbele verkoop:** Dit verwijst naar situaties waarin een conflict ontstaat tussen de oorspronkelijke koper en een latere derde-verkrijger, waarbij de **timing van de publiciteit** (overschrijving) cruciaal is voor de voorrangsregeling. De bescherming van derden te goeder trouw die concurrerend recht hebben verworven, staat centraal.
* **Gevolg van geen overschrijving:** De eigendomsoverdracht is niet tegenwerpbaar aan derden te goeder trouw met een concurrerend recht. De verkoper blijft schijnbaar eigenaar, wat kan leiden tot problemen bij beslaglegging door schuldeisers van de verkoper.
* **Dwang bij weigering tot overschrijving:** Een vonnis van de rechtbank kan de verkoopakte vervangen voor de overschrijving.
#### 2.1.8 Digitale koop-verkoop van onroerend goed
De vraag of een onroerend goed via digitale weg kan worden gekocht, leidt tot rechtsonzekerheid. Hoewel het **consensualisme** de regel is, vereisen recente wetswijzigingen en de interpretatie ervan (met name door het Hof van Cassatie) **elektronische handtekeningen** voor bewijsproblematiek en erkennen de geldigheid van elektronische contracten, tenzij er praktische belemmeringen zijn. Het **bodemattest** is een vormvereiste, maar de verkoop blijft consensueel.
#### 2.1.9 Koopovereenkomst van een roerend goed
* **Tegenwerpelijkheid:** Er is geen algemeen publiciteitssysteem voor roerende goederen. De overdracht is tegenwerpelijk aan derden vanaf de **levering** van het goed, wanneer deze in het bezit van de koper is.
* **Dubbele verkoop:** Bij dubbele verkoop van een roerend goed prevaleert degene die het goed als eerste in bezit heeft gekregen, tenzij de derde te kwader trouw was.
* **Beslag door schuldeisers:** Een schuldeiser die beslag legt op goederen in het bezit van de verkoper, kan zich beroepen op het principe dat de levering nog niet heeft plaatsgevonden, tenzij de derde wist of behoorde te weten van de verkoop.
* **Eigendomsvoorbehoud:** Dit moet schriftelijk worden overeengekomen en is van belang bij faillissement. Een onderverkrijger te goeder trouw wordt beschermd door het beginsel van de openbare orde.
#### 2.1.10 Risico-overdracht
* **Beginsel:** Volgens artikel 1138 BW gaat het risico van het goed over met de eigendom. Dus, tenzij contractueel anders bepaald, draagt de koper het risico vanaf de eigendomsoverdracht, zelfs indien het goed nog niet geleverd is.
* **Eigendomsvoorbehoud:** Bij eigendomsvoorbehoud kan het risico toch al bij de koper liggen indien hij het goed reeds in ontvangst heeft genomen, tenzij er sprake is van ingebrekestelling tot betaling.
* **Voorbeeld:** Bij een woningbrand na de verkoop maar vóór de notariële akte, draagt de koper het risico als hij reeds eigenaar is. Als de eigendomsoverdracht pas bij de akte plaatsvindt, draagt de verkoper het risico.
#### 2.1.11 Totstandkoming van de koopovereenkomst
De totstandkoming vereist:
* **Wilsovereenstemming:** Over de zaak en de prijs. Dit kan gebeuren via een aanbod en aanvaarding, of via een wederkerige verkoopbelofte.
* **Bekwaamheid:** Partijen moeten juridisch bekwaam zijn om zich te verbinden.
* **Geoorloofd voorwerp:** Het object van de overeenkomst mag niet in strijd zijn met de wet, openbare orde of goede zeden.
* **Toestemming om zich te verbinden:** Vrij van wilsgebreken zoals dwaling, bedrog, geweld of benadeling.
* **Precontractuele fase:** Tijdens onderhandelingen geldt de **culpa in contrahendo** (fout bij het aangaan van contracten), wat kan leiden tot schadevergoeding indien een partij onrechtmatig onderhandelingen afbreekt.
#### 2.1.12 Optie en voorkooprecht
* **Optie:** Een voorovereenkomst waarbij de ene partij zich verbindt om een goed te verkopen (aankoopoptie) of te kopen (verkoopoptie) aan de andere partij onder bepaalde voorwaarden, gedurende een bepaalde termijn. De belover is onherroepelijk verbonden, terwijl de begunstigde vrij is om de optie al dan niet te lichten.
* **Voorkooprecht:** Geeft een partij het recht om een goed te kopen indien de eigenaar besluit te verkopen, en wel onder dezelfde voorwaarden als een derde-koper. Dit is geen verplichting om te kopen.
#### 2.1.13 Gebreken bij toestemming
* **Dwaling:** Een verkeerde voorstelling van de werkelijkheid, die substantieel moet zijn en verschoonbaar (niet te wijten aan nalatigheid).
* **Bedrog:** Een kunstgreep met de bedoeling te bedriegen. Hoofdbedrog leidt tot nietigheid, incidenteel bedrog tot schadevergoeding.
* **Geweld:** Een dwang die een redelijk mens zou doen tekenen.
* **Benadeling:** Een aanzienlijke onevenredigheid tussen de wederzijdse prestaties, met name bij de verkoop van onroerend goed voor meer dan 7/12den van de werkelijke waarde, wat recht geeft op vernietiging.
#### 2.1.14 Bekwaamheid
In principe mag iedereen kopen of verkopen, tenzij de wet dit verbiedt (bv. tussen echtgenoten, met uitzonderingen).
#### 2.1.15 Voorwerp
* **Toekomstige zaak:** De koop van een toekomstige zaak is geldig.
* **In de handel zijn:** Het voorwerp van de verkoop moet in de handel zijn (niet publiek domein, niet verboden).
* **Bepaald of bepaalbaar:** Zoals bij de prijs.
#### 2.1.16 Vorm en bewijs
* **Consensualisme:** Geen vormvoorschriften, behalve bij uitzonderingen (bv. authentieke akte voor onroerend goed).
* **Bewijs:** Voor burgerlijke zaken boven 3500 euro is schriftelijk bewijs vereist, voor handelszaken zijn alle bewijsmiddelen toegelaten.
#### 2.1.17 Verbintenissen van de verkoper: Overzicht
* **Levering:** De zaak overdragen in macht en bezit van de koper. Dit is een **middelenverbintenis**.
* **Vrijwaring voor uitwinning:** De koper beschermen tegen juridische stoornissen die zijn bezit aantasten.
* **Vrijwaring voor (verborgen) gebreken:** De koper beschermen tegen materiële gebreken van de verkochte zaak.
#### 2.1.18 Levering
* **Definitie:** Overdracht van de zaak in macht en bezit van de koper.
* **Modaliteiten:** Kosten van levering zijn ten laste van de verkoper, kosten van afhaling ten laste van de koper, tenzij anders bedongen. De plaats van levering is bij gebreke van afspraak, de plaats waar het goed zich ten tijde van de verkoop bevond.
* **Conformiteit:** De geleverde zaak moet overeenstemmen met de verkochte zaak qua identiteit, kwaliteit en kwantiteit.
#### 2.1.19 Vrijwaring voor verborgen gebreken
* **Definitie:** Een gebrek dat door normaal onderzoek niet detecteerbaar is en de zaak ongeschikt maakt voor het voorziene gebruik, of de waarde ervan aanzienlijk vermindert.
* **Voorwaarden:** Het gebrek moet verborgen, ernstig, anterieur aan de verkoop en niet zichtbaar zijn.
* **Intrinsiek versus functioneel gebrek:** Intrinsiek is een gebrek in de zaak zelf; functioneel is de ongeschiktheid voor het door de koper beoogde gebruik.
* **Aanvaarding:** De koper verliest zijn recht op beroep op zichtbare niet-conformiteit indien hij deze aanvaardt. Verborgen gebreken worden niet gedekt door aanvaarding bij levering.
* **Rechtsmiddelen:** Ontbinding van de koop (actio redhibitoria) of prijsvermindering (actio quanti minoris).
* **Schadevergoeding:** Afhankelijk van de goede of kwade trouw van de verkoper.
* **Meldingstermijn:** De koper moet het gebrek tijdig melden. Bij gemeen recht is er geen expliciete termijn, maar wel een korte verjaringstermijn. Bij consumentenkoop is er een facultatieve meldingstermijn van minimaal twee maanden na vaststelling.
* **Exoneratie:** De verkoper kan zich, onder bepaalde voorwaarden (vooral indien hij te goeder trouw was), contractueel exonereren van zijn vrijwaringsplicht. Dit is echter verboden bij consumentenkoop.
#### 2.1.20 Vrijwaring voor uitwinning
De verkoper moet de koper vrijwaren voor juridische stoornissen die zijn bezit ongestoord genieten verstoren. Dit omvat zowel daden van de verkoper zelf (bv. dubbele verkoop) als daden van derden (bv. inroepen van zakelijke rechten). De sanctie kan variëren van prijsvermindering tot ontbinding van de koop met schadevergoeding.
#### 2.1.21 Bescherming van de onbetaalde verkoper
De onbetaalde verkoper heeft diverse middelen om zich te beschermen, zoals de **exceptio non adimpleti contractus**, ontbinding van de overeenkomst, een voorrecht op de verkochte zaak, en het revindicatierecht bij roerende goederen. Het **eigendomsvoorbehoud** is een belangrijk contractueel beding ter bescherming van de verkoper.
#### 2.1.22 Beëindiging van de koopovereenkomst
Naast de gemeenrechtelijke beëindigingsmanieren, zijn er specifieke gevallen zoals het **beding van wederinkoop** en de vernietiging wegens **benadeling** bij verkoop van onroerend goed.
### 2.2 Consumentenkoop
De consumentenkoop (geïntegreerd in het BW: art. 1649bis – 1649octies BW en art. VI.44 WER) is specifiek ontworpen om de consument te beschermen als koper. Dit is **dwingend recht** en is enkel van toepassing op **roerende lichamelijke zaken**. De kern ligt bij de **garantieregeling** indien het product niet de gewenste kwaliteit bezit.
* **Monistisch systeem:** In consumentenkoop is er één plicht voor de verkoper: de levering van een **conform goed**. Dit omvat zowel de conformiteit qua identiteit, kwaliteit en kwantiteit, als de vrijwaring voor verborgen gebreken.
* **Conformiteit (art. 1649ter BW):** De nieuwe regeling van 2022 legt objectieve en subjectieve conformiteitsvereisten op. De levering is het referentiepunt, niet de risico-overgang zoals in het gemeen recht.
* **Vermoeden van anterioriteit:** Gedurende de eerste twee jaar na levering wordt vermoed dat een gebrek aan overeenstemming al bestond op het moment van levering, wat de bewijslast omkeert ten gunste van de consument.
* **Waarborgtermijn:** Een gebrek moet zich manifesteren binnen twee jaar na levering (of één jaar voor tweedehandsgoederen indien contractueel bepaald).
* **Meldingstermijn:** De consument moet het gebrek binnen twee maanden na vaststelling melden aan de verkoper.
* **Verjaringstermijn:** De vordering moet worden ingesteld binnen één jaar na manifestatie van het gebrek.
* **Remedies:** De consument heeft een ruime keuze aan remedies, waaronder kosteloos herstel, kosteloze vervanging, passende prijsvermindering of ontbinding van de overeenkomst, aangevuld met schadevergoeding.
* **Contractuele uitbreiding:** Een fabrieksgarantie kan de wettelijke rechten aanvullen maar mag deze niet aantasten.
### 2.3 Weens Koopverdrag (CISG)
Het Weens Koopverdrag (Convention on International Sale of Goods – CISG) is van toepassing op de internationale koop van **lichamelijke roerende goederen** tussen **professionelen** die gevestigd zijn in verschillende staten. De toepassing kan conventioneel worden uitgesloten, omdat het **niet-dwingend recht** is.
* **Toepassingsgebied:** Internationale koop tussen partijen in verschillende staten.
* **Conventionele uitsluiting:** Mogelijk.
* **Lichamelijke roerende goederen:** Enkel van toepassing op dit type goederen.
* **Anticipatie van wereldrecht:** Het verdrag is bedoeld als een uniform wereldrecht inzake internationale koop.
* **Anterioriteit:** De niet-conformiteit moet bestaan op het moment van de risico-overgang.
* **Meldingstermijn:** De koper verliest zijn recht indien hij de verkoper niet binnen een redelijke termijn na ontdekking van het gebrek in kennis stelt, onder opgave van de aard van de tekortkoming.
* **Rechtsmiddelen:** Het verdrag voorziet in diverse rechtsmiddelen, waaronder herstel, vervanging, prijsvermindering en ontbinding. Ernst van de niet-conformiteit is een vereiste voor buitengerechtelijke ontbinding.
---
# Verbintenissen van de verkoper
Dit onderwerp behandelt de belangrijkste verplichtingen die voortvloeien uit een koopovereenkomst voor de verkoper, namelijk de levering van de zaak, de vrijwaring voor uitwinning en de vrijwaring voor verborgen gebreken.
### 3.1 Levering
De levering is de belangrijkste verbintenis van de verkoper, waarbij deze de verkochte zaak overdraagt in de macht en het bezit van de koper. Dit is een verbintenis om iets te doen. De verkoper is gehouden om tot aan de levering de zaak als een goede huisvader te bewaren. De overdracht van eigendom staat los van de levering.
#### 3.1.1 Modaliteiten van de levering
* **Inhoud:** De levering omvat de verkochte zaak zelf, in de staat waarin deze zich bevindt op het moment van de koop, alsook de toebehoren. De omvang, hoeveelheid en oppervlakte moeten overeenkomen met wat is afgesproken.
* **Kosten:** De kosten van de levering zijn in principe ten laste van de verkoper, tenzij anders overeengekomen. De kosten van afhaling zijn ten laste van de koper.
* **Plaats:** De levering vindt plaats op de plaats waar het goed zich ten tijde van de koop bevond, tenzij anders bedongen.
* **Tijdstip:** De wet specificeert geen leveringstermijn, tenzij het gaat om consumentenkoop waar een minimumtermijn van dertig dagen na de sluiting van het contract geldt (suppletief recht). Partijen kunnen dit contractueel vrij bepalen.
#### 3.1.2 Gevolgen van niet-levering of niet-conforme levering
Bij niet-levering heeft de koper de keuze tussen ontbinding van de koop of inbezitstelling van de zaak, indien de vertraging enkel aan de verkoper te wijten is. De verkoper is tevens tot schadevergoeding gehouden indien de koper schade lijdt door de niet-tijdige levering.
Bij niet-conforme levering (materiële kwaliteit, kwantiteit, identiteit) kan de koper een vordering instellen wegens schending van de leveringsplicht. De geleverde zaak moet conform zijn aan de verkochte zaak. Aanvaarding van de geleverde zaak kan het verlies van dit vorderingsrecht tot gevolg hebben.
**Rechtsmiddelen bij niet-conformiteit:**
1. **Uitvoering in natura:** Dit kan gedwongen inbezitstelling van de specifieke zaak inhouden, of vervanging van generieke koopwaar na ingebrekestelling en een aanvullende termijn. Een dekkingskoop is hierbij een mogelijkheid.
2. **Ontbinding:** Dit is mogelijk bij ernstige niet-conformiteit, in principe gerechtelijk, tenzij een uitdrukkelijk ontbindend beding of eenzijdige buitengerechtelijke ontbinding is overeengekomen.
3. **Prijsvermindering:** Dit is een rechtsmiddel bij lichte kwalitatieve of kwantitatieve tekortkomingen.
### 3.2 Vrijwaring voor uitwinning
De verkoper is verplicht de koper te vrijwaren voor uitwinning, wat betekent dat de koper het ongestoord bezit van de zaak moet genieten. Dit omvat zowel feitelijke als juridische stoornissen, die zowel van de verkoper zelf als van derden kunnen uitgaan.
#### 3.2.1 Vrijwaring voor eigen daad van de verkoper
Dit impliceert een ongeschreven niet-concurrentieverplichting bij de verkoop van een handelszaak, om te voorkomen dat de verkoper het cliënteel na de verkoop terugwint. Deze verplichting is beperkt in tijd, geografische reikwijdte en qua materie.
#### 3.2.2 Vrijwaring voor daden van derden
De verkoper is aansprakelijk voor juridische stoornissen die voortkomen uit rechten die derden op de zaak menen te hebben en die hun oorsprong vonden vóór de verkoop. Feitelijke stoornissen van derden vallen hier doorgaans niet onder. De koper kan de verkoper oproepen tot vrijwaring in een procedure.
#### 3.2.3 Modaliteiten en sancties
Bij volledige uitwinning kan de koper de ontbinding van de koop vorderen, met aanvullende schadevergoeding. Bij gedeeltelijke uitwinning kan de koper ontbinding vorderen indien het uitgewonnen deel zo belangrijk is dat hij de zaak anders niet zou hebben gekocht, evenals aanvullende schadevergoeding. De verkoper is in principe aansprakelijk, ongeacht zijn goede of kwade trouw. Exoneratiebedingen zijn mogelijk, maar de koper behoudt in elk geval het recht op teruggave van de prijs.
### 3.3 Vrijwaring voor verborgen gebreken
De verkoper is aansprakelijk voor verborgen gebreken die de zaak ongeschikt maken voor het gebruik waarvoor deze bestemd is, of die het gebruik zodanig verminderen dat de koper, indien hij het gebrek had gekend, de zaak niet of tegen een mindere prijs zou hebben gekocht.
#### 3.3.1 Kenmerken van een gebrek
Een gebrek moet:
* **Verborgen** zijn: niet door normaal onderzoek ontdekbaar.
* **Ernstig** zijn: de zaak onbruikbaar maken of het gebruik aanzienlijk verminderen.
* **Anterieur** zijn: minstens in kiem aanwezig op het ogenblik van de koop of risico-overgang.
* **Intrinsiek of functioneel** zijn: hetzij een gebrek in de zaak zelf, hetzij ongeschiktheid voor een door de verkoper gekend gebruik.
#### 3.3.2 Niet-conforme levering versus verborgen gebreken
* **Gemeen recht:** kent een dualisme tussen niet-conforme levering (zichtbare gebreken) en verborgen gebreken.
* **Consumentenkoop en Weens Koopverdrag:** kennen een monisme, waarbij niet-conforme levering (sensu lato) zowel zichtbare als verborgen gebreken omvat.
#### 3.3.3 Acceptatie en gevolgen
Zichtbare gebreken worden gedekt indien de koper deze niet protesteert bij levering. Verborgen gebreken worden niet gedekt door aanvaarding.
#### 3.3.4 Rechtsmiddelen en sancties
De koper heeft de keuze tussen:
1. **Actio redhibitoria:** de zaak teruggeven en de prijs terugvorderen (ontbinding).
2. **Actio aestimatoria (quanti minoris):** de zaak behouden en een deel van de prijs laten terugbetalen (prijsvermindering).
Schadevergoeding is mogelijk, waarbij de omvang afhangt van de goede of kwade trouw van de verkoper. Bij kwade trouw (kennis van het gebrek) is de verkoper tot volledige schadevergoeding gehouden.
#### 3.3.5 Meldingstermijn en verjaring
* **Gemeen recht:** geen uitdrukkelijke meldingstermijn voor niet-conforme levering, wel een korte verjaringstermijn voor verborgen gebreken.
* **Consumentenkoop:** een facultatieve meldingstermijn van minimum twee maanden na vaststelling van het gebrek, en een wettelijk vermoeden van anterioriteit van het gebrek gedurende twee jaar na levering.
* **Weens Koopverdrag:** vereist melding binnen een redelijke termijn na ontdekking van het gebrek.
#### 3.3.6 Exoneratie
De verkoper kan zich, onder bepaalde voorwaarden, exonereren voor verborgen gebreken, tenzij hij het gebrek kende. In consumentenkoop zijn exoneratiebedingen voor verborgen gebreken echter verboden.
### 3.4 Specifieke regelingen en aanvullende bepalingen
#### 3.4.1 Consumentenkoop
De consumentenkoop kent een gemonistisch systeem waarbij de verkoper gehouden is tot levering van een conform goed. De aansprakelijkheidstermijn bedraagt in principe twee jaar na levering, met een vermoeden van anterioriteit gedurende deze periode. Er zijn specifieke remedies zoals kosteloos herstel, vervanging, prijsvermindering en ontbinding.
#### 3.4.2 Internationale koop (CISG)
Het Weens Koopverdrag regelt de internationale verkoop van roerende zaken tussen professionelen. Het kent ook een monistisch systeem en specifieke bepalingen inzake conformiteit, levering en remedies.
#### 3.4.3 Koop onroerend goed
Bij de verkoop van onroerend goed spelen formaliteiten zoals de notariële akte en de overschrijving in de registers van het hypotheekkantoor een cruciale rol voor de tegenwerpelijkheid aan derden.
#### 3.4.4 Verkoop op afbetaling en consumentenkrediet
Deze regelingen bieden specifieke bescherming aan de consument, met uitgebreide informatieplichten, herroepingsrechten en waarborgen.
#### 3.4.5 Overige bedingen
* **Beding van eigendomsvoorbehoud:** De verkoper behoudt de eigendom tot volledige betaling van de prijs.
* **Beding van wederinkoop:** De verkoper behoudt het recht om de zaak terug te kopen binnen een bepaalde termijn.
* **Benadeling:** Bij verkoop van onroerende goederen kan de verkoper vernietiging vorderen indien hij voor meer dan 7/12 benadeeld is.
#### 3.4.6 Productaansprakelijkheid
De Wet op productaansprakelijkheid legt een foutloze aansprakelijkheid op voor producenten voor schade veroorzaakt door gebrekkige producten, zowel persoonlijke als materiële schade.
---
# Vrijwaring voor uitwinning en gebreken
Dit onderwerp behandelt de verplichtingen van de verkoper om de koper te vrijwaren voor juridische stoornissen (uitwinning) en materiële tekortkomingen aan het verkochte goed (verborgen gebreken), inclusief de voorwaarden, rechtsmiddelen en specifieke regels voor consumentenkoop.
## 4. Vrijwaring voor uitwinning en gebreken
De verkoper heeft twee hoofdbestandsdelen van verbintenissen: de levering van de zaak en de vrijwaring van de koper. Deze vrijwaring heeft een dubbel voorwerp: de koper moet vrij zijn van juridische stoornissen (uitwinning) en vrij van materiële tekortkomingen aan het verkochte goed (verborgen gebreken).
### 4.1 Vrijwaring voor uitwinning
De vrijwaring voor uitwinning garandeert de koper het rustige en ongestoorde bezit van het verkochte goed.
#### 4.1.1 Begrip van uitwinning
Uitwinning houdt in dat de koper het bezit van het goed verliest op grond van een rechtsvordering ingesteld door een derde die een beter recht op het goed beweert te hebben. Dit kan zowel door een geheel of gedeeltelijk verlies van het bezit als door de uitoefening van lasten op het goed die niet bij de koop zijn opgegeven.
* **Juridische stoornissen:** Dit zijn stoornissen die voortkomen uit de bewering van een zakelijk of persoonlijk recht op het verkochte goed door een derde. Voorbeelden zijn de verkoop van een zaak aan een tweede koper, de toekenning van een erfdienstbaarheid na de verkoop, of de uitoefening van een hypotheek.
* **Feitelijke stoornissen:** Dit zijn stoornissen die niet voortkomen uit een juridisch recht, maar uit de handelingen van de verkoper zelf. De verkoper is in beginsel niet gehouden voor feitelijke stoornissen van derden, tenzij het gaat om feitelijke stoornissen die voortvloeien uit zijn eigen daden.
#### 4.1.2 Vrijwaring voor eigen daad van de verkoper
De verkoper is verplicht zich te onthouden van handelingen die het rustige bezit van de koper verstoren. Dit geldt zowel voor als na de verkoop. Een belangrijk voorbeeld is de impliciete niet-concurrentieverplichting bij de verkoop van een handelszaak, waarbij de verkoper het cliënteel niet mag terugwinnen op een manier die de waarde van de verkochte zaak aantast.
#### 4.1.3 Vrijwaring voor daden van derden
De verkoper is aansprakelijk voor juridische stoornissen die door derden worden veroorzaakt, op voorwaarde dat de rechtsstoornis van vóór de verkoop dateert. De goede of kwade trouw van de verkoper is hierbij irrelevant. De koper moet de verkoper oproepen in vrijwaring in het proces dat tegen hem wordt ingesteld, of nadien een vordering instellen tegen de verkoper.
#### 4.1.4 Modaliteiten en sancties bij uitwinning
* **Volledige uitwinning:** Indien de koper het volledige bezit verliest, kan hij de ontbinding van de koop vorderen, alsook aanvullende schadevergoeding.
* **Gedeeltelijke uitwinning:** Indien de koper slechts een deel van het goed verliest, kan hij de ontbinding vorderen indien dat gedeelte zo belangrijk was dat hij de koop anders niet zou hebben aangegaan. Anders kan hij een aanvullende schadevergoeding (prijsvermindering) vorderen.
* **Exoneratie:** De vrijwaring kan contractueel worden uitgesloten, maar zelfs dan behoudt de koper in principe het recht op teruggave van de prijs indien hij wordt uitgewonnen.
### 4.2 Vrijwaring voor verborgen gebreken
De vrijwaring voor verborgen gebreken garandeert de koper een nuttig bezit, d.w.z. dat het gekochte goed geschikt is voor het gebruik waarvoor het bestemd is.
#### 4.2.1 Begrip van een gebrek
Een gebrek is een tekortkoming aan de materiële kwaliteit, kwantiteit of identiteit van de geleverde zaak die het gebruik ervan ernstig vermindert of onmogelijk maakt.
* **Voorwaarden voor een gebrek (artikel 1641 BW):**
1. **Verborgen:** Het gebrek mag niet zichtbaar zijn en ook niet gemakkelijk detecteerbaar bij een normaal, aandachtig onderzoek door de koper, rekening houdend met de aard van de zaak en de hoedanigheid van de koper.
2. **Ernstig:** Het gebrek moet zodanig zijn dat het de koper het goed niet had laten kopen, of hij het tegen een mindere prijs zou hebben gekocht.
3. **Anterieur:** Het gebrek moet minstens in kiem bestaan op het ogenblik van de koop of de risico-overgang.
#### 4.2.2 Soorten gebreken
* **Intrinsiek gebrek:** Een gebrek in de zaak zelf, zoals een constructiefout.
* **Functioneel gebrek:** De zaak is intrinsiek in orde, maar ongeschikt voor het specifieke gebruik dat de koper voor ogen had, voor zover dit gebruik bekend was bij de verkoper.
#### 4.2.3 Kenmerken van een verborgen gebrek
* **Niet gemakkelijk te ontdekken:** Een gebrek is niet zichtbaar als het pas na gebruik van de zaak of na proefnemingen waarneembaar wordt. Dit wordt beoordeeld in concreto, rekening houdend met de camouflage van gebreken door de verkoper.
* **Ernst:** Vereist voor ontbinding of prijsvermindering.
* **Anterioriteit:** Het gebrek moet bestaan hebben op het moment van de koop of de risico-overgang. Bij consumentenkoop wordt dit vaak wettelijk vermoed.
#### 4.2.4 Rechtsmiddelen bij verborgen gebreken
De koper heeft de keuze tussen:
1. **Ontbinding van de koop (actio redhibitoria):** Teruggave van de zaak en teruggave van de prijs.
2. **Prijsvermindering (actio quanti minoris):** Behoud van de zaak en teruggave van een deel van de prijs, bepaald door deskundigen.
Deze rechtsmiddelen zijn onafhankelijk van de goede of kwade trouw van de verkoper. Bij consumentenkoop zijn herstel of vervanging wel mogelijk.
#### 4.2.5 Schadevergoeding bij verborgen gebreken
* **Goede trouw verkoper:** De verkoper is enkel gehouden tot teruggave van de prijs en vergoeding van de kosten.
* **Kwade trouw verkoper:** De verkoper is, naast de teruggave van de prijs, gehouden tot vergoeding van alle schade die de koper heeft geleden. De bewijslast van de kwade trouw ligt bij de koper, maar rechtspraak aanvaardt vaak een vermoeden van kennis bij beroepsverkopers.
#### 4.2.6 Meldingstermijn en verjaring
* **Gemeen kooprecht:** Geen uitdrukkelijke meldingstermijn, wel een korte verjaringstermijn. Verzuim van melding kan leiden tot stilzwijgende aanvaarding.
* **Consumentenkoop:** Een facultatieve meldingstermijn van minimum twee maanden na vaststelling van het gebrek. De vordering verjaart binnen één jaar na de melding.
* **CISG:** De koper moet de verkoper binnen een redelijke termijn na ontdekking van het gebrek in kennis stellen.
#### 4.2.7 Exoneratiebedingen
Bedingen die de vrijwaring voor verborgen gebreken opheffen of verminderen zijn onder het gemeen recht geldig, tenzij de verkoper kwade trouw heeft. Bij consumentenkoop zijn dergelijke bedingen onrechtmatig en dus nietig.
### 4.3 Consumentenkoop
De consumentenkoop (geïntegreerd in het Burgerlijk Wetboek en het WER) biedt een verhoogde bescherming aan de consumentenkoper.
#### 4.3.1 Monistisch systeem
In consumentenkoop bestaat er geen onderscheid meer tussen niet-conforme levering en verborgen gebreken. De verkoper heeft één plicht: leveren conform het contract. Dit omvat zowel de materiële conformiteit als de vrijwaring voor gebreken.
#### 4.3.2 Conformiteit criteria
De conformiteit van het goed wordt beoordeeld aan de hand van zowel subjectieve als objectieve criteria, zoals het contractueel bepaalde, het normaal verwachte gebruik, en de aanwezigheid van gebreken. De koper is niet gebonden door gebreken die hij kende bij de aankoop.
#### 4.3.3 Anterioriteit en waarborgtermijn
Het gebrek moet bestaan op het moment van de levering. Er geldt een wettelijk vermoeden van anterioriteit van gebreken gedurende twee jaar na levering. De waarborgtermijn bedraagt twee jaar.
#### 4.3.4 Meldingstermijn en verjaring
De consument moet het gebrek melden binnen twee maanden na vaststelling. De vordering verjaart binnen één jaar na de melding, maar nooit vóór het einde van de waarborgtermijn.
#### 4.3.5 Rechtsmiddelen
De consument heeft de keuze uit kosteloos herstel, kosteloze vervanging, passende prijsvermindering of ontbinding van de overeenkomst. Schadevergoeding is aanvullend.
#### 4.3.6 Contractuele uitbreiding van de vrijwaringsplicht
Fabrieksgaranties (commerciële garanties) breiden de wettelijke rechten van de consument uit en zijn bindend.
### 4.4 Vergelijking met gemeen recht en CISG
Het gemeen kooprecht hanteert een dualistisch systeem (niet-conforme levering en verborgen gebreken als aparte concepten). Het Weens Koopverdrag (CISG) kent ook een monistisch systeem voor non-conformiteit en een redelijke meldingstermijn.
### 4.5 Vrijwaring voor uitwinning: Overzicht
| Aspect | Gemeen Recht | Consumentenkoop | CISG |
| :------------------------- | :-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- | :--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- | :-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| **Begrip** | Vrijwaring voor juridische stoornissen die het rustige bezit ontnemen. | Dient ter bescherming van de koper tegen juridische stoornissen. De focus ligt echter sterk op materiële conformiteit. | Koper moet de eigendom krijgen die vrij is van rechten of claims van derden. |
| **Verkoper aansprakelijk voor** | Daden van derden met recht op de zaak (vóór de koop) en eigen daden van de verkoper. | Daden van derden met recht op de zaak en eigen daden van de verkoper. | Daden van derden met recht op de zaak en eigen daden van de verkoper. |
| **Sancties** | Ontbinding, prijsvermindering, schadevergoeding. | Overeenkomstig de algemene regels voor non-conformiteit (herstel, vervanging, prijsvermindering, ontbinding). | Ontbinding, herstel, prijsvermindering, schadevergoeding. |
| **Meldingstermijn** | Geen specifieke termijn voor uitwinning, maar het instellen van de vordering moet binnen de verjaringstermijn gebeuren. | De focus ligt op melding van non-conformiteit. Bij uitwinning gelden de algemene regels. | Geen specifieke termijn voor uitwinning, maar het instellen van de vordering moet binnen de verjaringstermijn gebeuren. |
| **Exoneratie** | Mogelijk, maar beperkt indien verkoper kwade trouw had. | Bedingen die de vrijwaring voor uitwinning beperken, zijn waarschijnlijk onrechtmatig. | Mogelijk, tenzij de exoneratie de koper de eigendom zou ontnemen. |
| **Focusthema** | Juridische stoornissen in het bezit. | Materiele conformiteit, met de nadruk op gebreken. Vrijwaring voor uitwinning is minder expliciet uitgewerkt als apart thema. | Juridische stoornissen in het bezit, maar ook de nadruk op conformiteit van de geleverde goederen. |
---
**Tip:** Bij de vrijwaring voor verborgen gebreken is de **anterioriteit** van het gebrek cruciaal. Het gebrek moet reeds bestaan hebben op het moment van de koop of de risico-overgang. Bij consumentenkoop wordt dit vermoed, wat de bewijslast voor de consument aanzienlijk verlicht.
**Tip:** De **meldingstermijn** is essentieel. Het niet tijdig melden van een gebrek kan leiden tot verlies van rechten. Let steeds op de specifieke termijnen per regime.
**Tip:** Bij de vrijwaring voor **uitwinning** is het belangrijk te onderscheiden tussen juridische en feitelijke stoornissen, en of deze afkomstig zijn van de verkoper zelf of van derden.
**Tip:** Voor de **consumentenkoop** is de invoering van de wet van 20 maart 2022 met betrekking tot de omzetting van Richtlijn (EU) 2019/771 een belangrijke wijziging, met name de verlenging van het vermoeden van anterioriteit naar twee jaar en de uitbreiding naar digitale inhoud en diensten.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Koopovereenkomst | Een wederkerige, bezwarende en consensuele overeenkomst waarbij de ene partij zich verbindt om een zaak over te dragen tegen betaling van een prijs in geld door de andere partij. |
| Eigendomsoverdracht | Het juridische proces waarbij het eigendomsrecht van een goed van de ene persoon op de andere overgaat, wat doorgaans gebeurt op het moment van wilsovereenstemming over de zaak en de prijs, tenzij anders bedongen. |
| Prijs | De tegenprestatie in geld voor de eigendomsoverdracht van een goed in een koopovereenkomst. De prijs moet bepaald of bepaalbaar, ernstig en in geld uitgedrukt zijn. |
| Levering | De verbintenis van de verkoper om de verkochte zaak over te dragen in de macht en het bezit van de koper, in de staat waarin het zich bevond op het moment van de koop, inclusief toebehoren en opbrengsten. |
| Vrijwaring voor uitwinning | De verplichting van de verkoper om de koper te beschermen tegen juridische stoornissen die voortvloeien uit aanspraken van derden op het verkochte goed, waardoor het rustig en ongestoord genot van de koper wordt gewaarborgd. |
| Verborgen gebreken | Gebreken aan de verkochte zaak die bij normaal en aandachtig onderzoek niet detecteerbaar zijn op het moment van de levering, en die het gebruik van de zaak ongeschikt maken voor het beoogde doel of de waarde ervan verminderen. |
| Consumentenkoop | Een koopovereenkomst tussen een verkoper die handelt in het kader van zijn handels- of beroepsactiviteit en een consument die handelt voor doeleinden buiten zijn handels- of beroepsactiviteit, waarbij dwingende wetgeving ter bescherming van de consument geldt. |
| Weens Koopverdrag (CISG) | Een internationaal verdrag dat regels bevat voor internationale koopovereenkomsten tussen partijen die gevestigd zijn in verschillende staten die het verdrag hebben geratificeerd, met specifieke toepassing op lichamelijke roerende goederen tussen professionelen. |
| Consensualisme | Het principe waarbij een overeenkomst, zoals de koop, geldig tot stand komt door de loutere wilsovereenstemming van de partijen, zonder dat specifieke vormvereisten of formaliteiten noodzakelijk zijn, tenzij de wet anders bepaalt. |
| Simulatie | Een juridisch concept waarbij partijen een rechtshandeling (bv. een koop) creëren die naar buiten toe zichtbaar is, maar intern afspraken maken die afwijken van de uiterlijke schijn, zoals bij een vermomde schenking of prijsbewimpeling. |
| Tegenwerpelijkheid | Het principe dat bepaalt in hoeverre een rechtshandeling of overeenkomst gevolgen heeft voor derden, dat wil zeggen personen die geen partij zijn bij de overeenkomst. De tegenwerpelijkheid vereist doorgaans dat derden kennis hebben van de overeenkomst. |
| Optie | Een eenzijdige rechtshandeling waarbij de belover zich onherroepelijk verbindt om een goed te verkopen onder bepaalde voorwaarden, gedurende een bepaalde termijn, en waarbij de begunstigde vrij is om deze optie al dan niet te lichten. |
| Dwaling | Een gebrek in de toestemming waarbij een partij zich zaken anders voorstelt dan ze werkelijk zijn, wat kan leiden tot de nietigheid van de overeenkomst indien het een zelfstandigheid van de zaak betreft en verschoonbaar is. |
| Bedrog | Een gebrek in de toestemming waarbij een partij door kunstgrepen de andere partij beweegt tot het aangaan van de overeenkomst. Hoofdbedrog leidt tot nietigheid, incidenteel bedrog tot schadevergoeding. |
| Geweld | Een gebrek in de toestemming waarbij een partij onder druk van fysieke of morele dwang wordt gedwongen tot het aangaan van de overeenkomst. Dit kan leiden tot nietigheid van de overeenkomst. |
| Productaansprakelijkheid | Een foutloze aansprakelijkheid die producenten treft voor schade veroorzaakt door gebreken aan hun producten die zij in het verkeer hebben gebracht, waarbij het slachtoffer slechts het causale verband tussen het gebrek en de schade hoeft aan te tonen. |
| Onbetaalde verkoper | Een verkoper die de koopprijs van de verkochte zaak nog niet ontvangen heeft en die over specifieke wettelijke en contractuele middelen beschikt om zijn vordering te beschermen, zoals het retentierecht of een eigendomsvoorbehoud. |
| Eigendomsvoorbehoud | Een contractueel beding waarbij de verkoper zich de eigendom van de verkochte zaak voorbehoudt totdat de volledige koopprijs is betaald, wat hem beschermt tegen de schuldeisers van de koper. |
| Risico-overdracht | Het moment waarop het risico op tenietgaan van de zaak door toeval of overmacht overgaat van de verkoper op de koper. Dit valt in principe samen met de eigendomsoverdracht, tenzij anders overeengekomen of wettelijk bepaald. |
| Benadeling | Een aanzienlijke onevenredigheid tussen de wederzijdse prestaties in een overeenkomst, die in specifieke gevallen, zoals bij de verkoop van onroerende goederen, kan leiden tot de vernietiging van de overeenkomst. |
| Meldingstermijn | De termijn waarbinnen een gebrek of niet-conformiteit door de koper aan de verkoper moet worden gemeld, op straffe van verval van het recht om zich hierop te beroepen. Deze termijn kan wettelijk bepaald of contractueel overeengekomen zijn. |
Cover
3) Deel 1 - Hoofdstuk 2 - Kanscontracten.pptx
Summary
# Definitie en kenmerken van kanscontracten
Dit topic verkent de juridische definitie en kenmerken van kanscontracten, waarbij de nadruk ligt op het aleatoire karakter en de aanvaarding van risico door partijen.
## 1. Definitie en kenmerken van kanscontracten
Een kanscontract is een overeenkomst waarbij het gelijkwaardige van de wederkerige prestaties onzeker is, omdat het bestaan of de omvang van één van de prestaties afhangt van een onzekere gebeurtenis. Dit impliceert een kans op winst of een risico op verlies voor de betrokken partijen.
### 1.1 Juridische definitie
De definitie van een kanscontract wordt gegeven in het Burgerlijk Wetboek (BW).
* **Artikel 1104, tweede lid BW:** Stelt dat een contract een kanscontract is wanneer het gelijkwaardige gelegen is in de kans op winst of verlies, die voor elke partij afhankelijk is van een onzekere gebeurtenis.
* **Artikel 1964 BW:** Definieert een kanscontract als een wederkerige overeenkomst, waarvan de gevolgen, met betrekking tot winst en verlies, afhangen van een onzekere gebeurtenis, hetzij voor alle partijen, hetzij voor één of meer van hen. Dit artikel noemt ook specifieke voorbeelden zoals het verzekeringscontract, de bodemerij, spel en weddenschap, en het contract van lijfrente. De eerste twee worden door het zeerecht geregeld.
* **Artikel 5.8, tweede lid NBW:** Geeft een meer algemene definitie: een contract is een kanscontract wanneer de gelijkwaardigheid van de wederkerige prestaties onzeker is doordat het bestaan of de omvang van één van de prestaties afhangt van een onzekere gebeurtenis. Het veronderstelt het bestaan van een kans op winst of een risico op verlies.
### 1.2 Essentiële kenmerken
De kernkenmerken van een kanscontract zijn:
* **Aleatoir karakter:** De prestatie of het uitblijven daarvan hangt af van een onzekere gebeurtenis.
* **Aanvaarding van risico:** Partijen aanvaarden een risico en kunnen achteraf niet klagen, omdat dit risico een wezenlijk bestanddeel van het contract vormt.
### 1.3 Soorten kanscontracten (overzicht)
Er zijn verschillende soorten kanscontracten, waaronder:
* Spel en weddenschap
* Lijfrente
* Tontine en aanwas
#### 1.3.1 Spel en weddenschap
* **Definitie:** Spel en weddenschap worden geregeld in de artikelen 1965-1967 BW. Een weddenschap wordt beschouwd als een spelcontract.
* **Spelactiviteit:** Draait om een verschil van mening en speculatie over onzekerheid die afhankelijk is van het gedrag van de partijen zelf.
* **Weddenschap:** De onzekerheid is afhankelijk van een derde partij of een toevallig feit.
* **Gevolg:** Het is niet zeker welke partij zal moeten presteren, wat de reden is waarom dit als een kanscontract wordt beschouwd.
* **Ongeoorloofde oorzaak en gevolgen:**
* Spel en weddenschap kunnen een immoreel karakter hebben en in strijd zijn met de openbare orde.
* Een vordering voor een speelschuld is in principe niet toegestaan (art. 1965 BW). De verliezer kan de "spelexceptie" inroepen wanneer de winnaar een vordering instelt.
* **Uitzonderingen:** Artikel 1966 BW voorziet in uitzonderingen.
* **Kansspelen:** Kansspelen worden specifiek geregeld door de Wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, met toezicht door de Kansspelcommissie en een strafrechtelijke regeling.
#### 1.3.2 Lijfrente
* **Definitie:** Lijfrente wordt geregeld vanaf artikel 1968 BW. Het houdt in dat een renteplichtige een periodieke geldsom betaalt aan de rentegenieter (of rentetrekker) gedurende het leven van de rentetrekker of een derde persoon.
* **Constructie:** De rechtsverhouding kan voortvloeien uit een contract, maar ook uit een testament, een rechterlijke beslissing, enzovoort. Wanneer het een contractuele modaliteit betreft, kan het deel uitmaken van andere overeenkomsten zoals verkoop, lening of schenking.
* **Onder bezwarende titel:**
* Wanneer een lijfrente een modaliteit is bij een schenking, is deze om niet.
* Indien de lijfrente onder bezwarende titel wordt aangegaan (art. 1968 BW), is het een kanscontract. Enkel onder deze titel is de lijfrente een kanscontract.
* **Kenmerken:**
* **Risico voor beide partijen:** De rentenietiger verschaft een goed of kapitaal in ruil voor de ontvangst van rentetermijnen. De exacte tegenwaarde is afhankelijk van de duur van het menselijk leven.
* **Voorbeelden:** Verkoop met lijfrente, lening met lijfrente.
* **Partijen:**
* **Stipulant:** Degene die de rente vastlegt.
* **Beneficiaris:** Degene ten wiens laste de rente wordt gevestigd (vaak de rentetrekker).
* **Renteplichtige:** Degene die de rente moet betalen.
* **Modaliteit bij schenking:** De verkoper is de stipulant, de koper is de renteplichtige, en de begunstigde is de rentetrekker. Meestal is de stipulant zelf de begunstigde, maar dit hoeft niet (art. 1973 BW).
* **Rentevoet:** De rentevoet is vrij te bepalen (art. 1976 BW).
* **Voorwaarden om kanscontract te blijven:**
* De rentevoet moet zodanig zijn dat er nog steeds sprake is van een kans op winst en verlies.
* Anders kan het contract nietig zijn wegens een gebrek aan voorwerp, of kan het worden beschouwd als een vermomde schenking.
* **Betaling van rentetermijnen:** Zie artikel 1980 BW.
* **Het lijf:**
* De persoon op wiens hoofd de rente is gevestigd. Vaak is dit de rentetrekker (overlevingsrente), maar het kan ook een derde zijn die geen genot van de rente heeft (art. 1971 BW).
* De bewijslast dat het lijf in leven is, ligt bij de rentenietiger (art. 1983 BW).
* **Voorwaarden voor geldigheid van het contract (objectieve zekerheid van geen geldig contract indien deze niet voldaan zijn):**
* **Artikel 1974 BW:** Het lijf moet in leven zijn op het moment van contractsluiting.
* **Artikel 1975 BW:** Het lijf mag niet ziek zijn op het moment van contractsluiting en mag niet binnen 20 dagen na contractsluiting overlijden aan die ziekte.
* De drie voorwaarden hiervoor zijn: 1) ziekte bij contractsluiting, 2) overlijden als gevolg van die ziekte, en 3) overlijden binnen 20 dagen. Dit is objectief te beoordelen; de partijen hoeven de ziekte niet te kennen.
* **Ontbinding:** Loutere wanbetaling geeft geen recht op ontbinding (art. 1978 BW), enkel op dwanguitvoering. Dit recht op dwanguitvoering is van aanvullend recht.
#### 1.3.3 Tontine en aanwas
* **Algemeen:** Er is geen specifieke regeling voor tontine en aanwas in het BW, maar ze worden vaak gebruikt als modaliteit bij andere overeenkomsten.
* Voorbeelden zijn de verkoop van onroerend goed bij samenwoners, samenlevingscontracten, aandeelhoudersovereenkomsten, en schenkingen door ouders met voorbehoud van vruchtgebruik.
* **Beding van aanwas of tontine:** Dit is met name interessant wanneer een van de partners kinderen heeft uit een eerder huwelijk of nog niet gescheiden is. De kinderen en echtgenoot hebben immers een wettelijk erfdeel. Door het beding van aanwas is het voor hen onmogelijk om hun recht op het vastgoed uit te oefenen, omdat het buiten de nalatenschap valt. Het is minder interessant bij de gezinswoning, die vrij is van successiebelastingen.
* **Oorsprong en evolutie:**
* Oorspronkelijk was het een financiële constructie door een groep personen waarbij het voordeel afhankelijk was van de voorwaarde van overleven, populair gemaakt door de Italiaanse bankier Tonti in de 17e eeuw.
* Tegenwoordig is het een bijzonder beding bij een verkoopovereenkomst van onroerend goed aan twee personen, die elk de helft verkrijgen. Bij het overlijden wordt de langstlevende eigenaar van het geheel.
* **België:** In België volstaat een "aanwasbeding". Dit is een aparte overeenkomst die ook later ná de aankoop van een huis kan worden aangegaan. Dit omzeilt het verbod op overeenkomsten over niet-opengevallen nalatenschappen.
* **Verkoop met tontinebeding:** Hierbij verkrijgt koper B een aandeel dat onderhevig is aan een ontbindende voorwaarde van overlijden vóór koper C. C's aandeel is onderhevig aan een opschortende voorwaarde van het overleven van B op C. Deze voorwaarde werkt retroactief.
* **Gevolgen bij overlijden van B vóór C:** De ontbindende voorwaarde van B's overlijden is gerealiseerd. De opschortende voorwaarde van C's overleven wordt vervuld. B's aandeel wordt geacht vanaf het begin te zijn verkregen door C.
* **Aanwasbeding in België:** Dit is een interne afspraak tussen de kopers (B en C) en niet noodzakelijk in verhouding met de verkoper (A). Het is een clausule in de aankoopakte waarbij elke deelgenoot het aandeel van de andere verkrijgt onder de opschortende voorwaarde van het overleven. Ook dit heeft retroactieve werking.
* **Gevolgen bij overlijden van B vóór C:** De opschortende voorwaarde van C's vooroverlijden kan niet meer in vervulling gaan; C behoudt haar helft. De opschortende voorwaarde van B's vooroverlijden is gerealiseerd: C krijgt retroactief het deel van B.
* **Vereisten voor aanwasbeding:**
* Er moet sprake zijn van min of meer gelijkheid in overlevingskansen tussen de partijen, rekening houdend met leeftijd, geslacht en gezondheidstoestand.
* Een ernstig verschil kan en mag, mits er compensatie is op het vlak van inbreng of aandeel in de betaling van de prijs.
* Zo niet, kan er sprake zijn van een "animus donandi" (schenkingsbedoeling), wat gevolgen heeft voor de nalatenschap (inbreng bij de fictieve massa).
* **Relevantie:** Dit is van belang voor bijvoorbeeld aandelen in een familievennootschap. De vereiste van alea (kans) is cruciaal.
---
# Soorten kanscontracten: spel, weddenschap en lijfrente
Dit topic geeft een gedetailleerd overzicht van specifieke kanscontracten, met inbegrip van spel en weddenschap (inclusief de juridische implicaties en uitzonderingen) en lijfrentecontracten (met hun constructie, kenmerken en de rol van de renteplichtige en rentegenieter).
### 2.1 Begrip van kanscontracten
Een kanscontract is een wederkerige overeenkomst waarbij de gelijkwaardigheid van de wederkerige prestaties onzeker is, omdat het bestaan of de omvang van een van de prestaties afhangt van een onzekere gebeurtenis. Dit impliceert een kans op winst of een risico op verlies voor de betrokken partijen. Het aleatoire karakter, waarbij het slagen of falen van een prestatie afhangt van een onzekere gebeurtenis, is essentieel. Partijen aanvaarden dit risico en kunnen achteraf niet klagen, aangezien het risico een wezenlijk bestanddeel van het contract vormt.
### 2.2 Soorten kanscontracten
Er zijn verschillende soorten kanscontracten, waaronder:
* Spel en weddenschap
* Lijfrente
* Tontine en aanwas
### 2.3 Spel en weddenschap
Spel en weddenschap zijn geregeld in de artikelen 1965 tot 1967 van het Burgerlijk Wetboek.
#### 2.3.1 Begrip
Een weddenschap wordt beschouwd als een vorm van spelcontract. Bij spel is de onzekerheid afhankelijk van het gedrag van de partijen zelf, terwijl bij een weddenschap de onzekerheid afhangt van een derde of een toevallig feit. Het kenmerkende element is dat niet zeker is welke partij uiteindelijk zal moeten presteren.
#### 2.3.2 Gevolgen
De wet beschouwt de oorzaak van spel en weddenschap als ongeoorloofd omdat het een immoreel karakter heeft en de openbare orde raakt. Hierdoor is een vordering tot betaling van een speelschuld niet toegestaan (artikel 1965 BW). De verliezer kan de zogenaamde "spelexceptie" inroepen als de winnaar een vordering instelt.
Een belangrijke uitzondering geldt voor kansspelen, die geregeld zijn door de Wet van 7 mei 1999 op de kansspelen en onder toezicht staan van de Kansspelcommissie. Deze kansspelen kennen een specifieke strafrechtelijke regeling.
### 2.4 Lijfrente
Lijfrentecontracten zijn geregeld in artikel 1968 BW en volgende.
#### 2.4.1 Constructie
Een lijfrente is een contract waarbij een renteplichtige zich verbindt tot het betalen van een periodieke geldsom aan een rentegenieter gedurende het leven van de rentegenieter of een derde persoon. Deze rechtsverhouding ontstaat meestal via een contract, maar kan ook voortkomen uit een testament of rechterlijke beslissing. Wanneer het via een contract gebeurt, is het vaak een modaliteit van een andere overeenkomst, zoals een verkoop, lening of schenking.
Een lijfrente onder bezwarende titel, waarbij een prestatie wordt geleverd in ruil voor de rente, is een kanscontract. Een lijfrente die als modaliteit bij een schenking wordt opgenomen, is eenzijdige verbintenis en dus geen kanscontract.
#### 2.4.2 Kenmerken
Het risico ligt bij beide partijen. De rentegenieter verschaft een goed of kapitaal in ruil voor de ontvangst van rentetermijnen. De precieze tegenwaarde is afhankelijk van de levensduur van de rentegenieter.
* **Verkoop met lijfrente:** Hierbij is de verkoper de stipulant, de koper de renteplichtige en de rentetrekker (beneficiaris) meestal de verkoper zelf, maar dit hoeft niet (artikel 1973 BW). Dit type lijfrente is steeds onder bezwarende titel. De rentevoet is vrij te bepalen (artikel 1976 BW), zolang het contract een kanscontract blijft. Indien dit niet het geval is, kan het nietig zijn wegens gebrek aan voorwerp of beschouwd worden als een vermomde schenking.
* **Lening met lijfrente:** De betaling van de rentetermijnen is geregeld in artikel 1980 BW.
#### 2.4.3 Het lijf
Het lijf is de persoon op wiens hoofd de rente is gevestigd. Meestal is dit de rentegenieter zelf (overlevingsrente), maar het kan ook een derde zijn die geen genot van de rente heeft (artikel 1971 BW). De bewijslast dat de rente betaald moet worden, rust bij de rentegenieter (artikel 1983 BW).
#### 2.4.4 Toepassing en voorwaarden
Er zijn objectieve zekerheden die een geldig contract verhinderen:
* **Artikel 1974 BW:** Het lijf moet in leven zijn op het moment van contractsluiting.
* **Artikel 1975 BW:** Het lijf mag niet ziek zijn en niet overlijden binnen 20 dagen na contractsluiting, tenzij de ziekte niet de oorzaak is van het overlijden of partijen er niet van op de hoogte waren. De drie voorwaarden zijn: 1) ziek bij contractsluiting, 2) overlijden is gevolg van die ziekte, 3) overlijden binnen 20 dagen.
Een loutere wanbetaling door de renteplichtige geeft geen recht op ontbinding van het contract; er kan enkel dwanguitvoering gevorderd worden. De regels betreffende lijfrente zijn grotendeels van aanvullend recht.
### 2.5 Tontine en aanwas
Tontine en aanwas worden niet expliciet in het Burgerlijk Wetboek geregeld, maar komen vaak voor als modaliteit bij andere overeenkomsten.
#### 2.5.1 Algemeen
Een beding van aanwas of tontine is nuttig wanneer partners kinderen hebben uit een eerdere relatie of nog niet gescheiden zijn. Het beschermt de langstlevende partner tegen de erfgenamen van de eerststervende. Het valt buiten de nalatenschap en voorkomt dat erfgenamen hun wettelijk erfdeel op het betrokken goed kunnen uitoefenen. Het is minder interessant voor de gezinswoning, aangezien deze vrijgesteld is van successiebelastingen.
#### 2.5.2 Tontine
Oorspronkelijk was de tontine een financiële constructie, bedacht door de Italiaanse bankier Tonti in de 17e eeuw, waarbij het voordeel afhankelijk was van de voorwaarde van overleven. Tegenwoordig wordt het vaak gebruikt als een bijzonder beding bij de verkoop van onroerend goed aan twee personen, waarbij elke koper de helft verkrijgt. Bij het overlijden van een van de kopers wordt de langstlevende eigenaar van het geheel.
**Constructie van tontine:**
Stel A verkoopt een goed aan B en C (elk de helft).
* **Ten aanzien van B:** Het aandeel van B is onderworpen aan een ontbindende voorwaarde van overlijden vóór C. Het aandeel van C is onderworpen aan een opschortende voorwaarde van overleven van B op C.
* **Ten aanzien van C:** Idem.
De voorwaarde werkt retroactief.
**Gevolgen van tontine (voorbeeld):**
Als B sterft vóór C:
* **Ten aanzien van B:** De ontbindende voorwaarde is gerealiseerd. De opschortende voorwaarde (dat C B zou overleven) wordt zonder voorwerp omdat deze nooit meer vervuld kan worden.
* **Ten aanzien van C:** De ontbindende voorwaarde (dat C B zou overleven) kan niet in vervulling gaan (C leeft nog). C behoudt haar eigen aandeel. De opschortende voorwaarde (dat C B overleeft) gaat in vervulling. C wordt geacht vanaf het begin ook het aandeel van B te hebben verkregen.
#### 2.5.3 Aanwasbeding
In België volstaat een aanwasbeding. Dit is een aparte overeenkomst, die ook na de aankoop van een huis kan worden gesloten. Het aanwasbeding is een clausule in de aankoopakte waarbij elke deelgenoot het aandeel van de andere deelgenoot verkrijgt onder de opschortende voorwaarde van zijn overleven. Het werkt ook retroactief.
**Gevolgen van een aanwasbeding (voorbeeld):**
Als B sterft vóór C:
* De opschortende voorwaarde van vooroverlijden van C kan niet meer vervuld worden. C behoudt haar helft.
* De opschortende voorwaarde van vooroverlijden van B is gerealiseerd. C verkrijgt retroactief het deel van B.
#### 2.5.4 Vereisten voor aanwas en tontine
Voor deze bedingen is er een min of meer gelijke overlevingskans tussen de partijen vereist, rekening houdend met leeftijd, geslacht en gezondheidstoestand. Een aanzienlijk verschil kan leiden tot de interpretatie als een schenking (animus donandi), wat fiscale gevolgen heeft voor de inbreng in de nalatenschap.
> **Tip:** Controleer altijd of er sprake is van een reële kans op winst en verlies. Indien de situatie geen enkele onzekerheid bevat, is het geen kanscontract en kan het ongeldig zijn of als een schenking worden beschouwd.
> **Tip:** Bij de constructie van lijfrentes en aanwasbedingen is het cruciaal om de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het levenslijf en de termijn van 20 dagen na contractsluiting nauwkeurig te volgen om de geldigheid van het contract te waarborgen.
---
# Tontine en aanwasbedingen
Dit topic behandelt tontine- en aanwasbedingen, hun historische oorsprong, hun hedendaagse toepassingen in diverse contracten zoals samenlevingscontracten en aandelenovereenkomsten, en de specifieke juridische gevolgen ervan voor eigendom en nalatenschap.
### 3.1 Kanscontracten: een algemeen kader
Een kanscontract is een wederkerige overeenkomst waarbij de gelijkwaardigheid van de prestaties onzeker is omdat het bestaan of de omvang van een van de prestaties afhangt van een onzekere gebeurtenis. Partijen aanvaarden hierbij een risico op winst of verlies, wat een wezenlijk bestanddeel van het contract vormt. Het Nieuw Burgerlijk Wetboek (NBW) definieert een kanscontract in artikel 5.8 als een contract waarbij de gelijkwaardigheid van de wederkerige verbintenissen afhankelijk is van een onzekere gebeurtenis, resulterend in een kans op winst of een risico op verlies.
Historisch gezien zijn de belangrijkste voorbeelden van kanscontracten:
* Spel en weddenschap
* Lijfrente
* Tontine en aanwasbedingen
#### 3.1.1 Spel en weddenschap
Spel en weddenschap, geregeld in de artikelen 1965-1967 van het Burgerlijk Wetboek (BW), zijn kanscontracten omdat de uitkomst van het spel of de weddenschap afhangt van een onzekere gebeurtenis. Bij een weddenschap speculeert men over een onzekerheid die afhangt van een derde of een toevallig feit, terwijl bij spel de onzekerheid afhangt van het gedrag van de partijen zelf. De kern is dat niet zeker is welke partij uiteindelijk zal moeten presteren.
Een belangrijk gevolg is dat vorderingen voor speelschulden in beginsel niet afdwingbaar zijn, omdat ze als ongeoorloofd worden beschouwd wegens hun mogelijke immorele of openbare orde schendende karakter (art. 1965 BW). De verliezer kan de "spelexceptie" inroepen indien de winnaar de schuld probeert af te dwingen. Uitzonderingen hierop bestaan, bijvoorbeeld voor specifieke kansspelen die bij wet geregeld zijn.
#### 3.1.2 Lijfrente
Lijfrente, geregeld in de artikelen 1968 BW e.v., is een contract waarbij een renteplichtige persoon een periodieke geldsom betaalt aan een rentegenieter gedurende het leven van een aangeduid persoon (het "lijf"). Dit kan ook gebeuren ten gunste van een derde. De rechtsverhouding kan voortvloeien uit een contract, maar ook uit een testament of rechterlijke beslissing.
Wanneer een lijfrente als modaliteit bij een ander contract (zoals verkoop, lening of schenking) wordt opgenomen, is het cruciaal of dit onder bezwarende titel geschiedt. Enkel een lijfrente onder bezwarende titel is een kanscontract (art. 1968 BW). Bij een schenking met lijfrente is er enkel sprake van een kanscontract indien de tegenwaarde van de rente niet vaststaat of indien er een reële kans op winst en verlies is voor beide partijen.
**Kenmerken van lijfrente:**
* **Risico voor beide partijen:** De rentegenieter verschaft een goed of kapitaal in ruil voor periodieke betalingen, waarvan de totale waarde afhangt van de levensduur van het lijf.
* **Constructie:** Meestal is de stipulant (degene die de rente bedingt, vaak de verkoper bij een verkoop met lijfrente) ook de beneficiaris (de rentetrekker). Het lijf kan echter ook een derde persoon zijn.
* **Vrij te bepalen rentevoet:** De rentevoet is vrij te bepalen, maar het contract moet wel zijn karakter als kanscontract behouden. Anders dreigt nietigheid wegens gebrek aan voorwerp of kan het worden beschouwd als een vermomde schenking.
**Objectieve zekerheid van geen geldig contract:**
Artikel 1974 en 1975 BW bepalen dat een lijfrentecontract nietig is indien het lijf reeds overleden was op het moment van contractsluiting, of indien het lijf ziek was bij contractsluiting en binnen twintig dagen na het contract overlijdt als gevolg van die ziekte. Dit vereist dat de partijen hiervan objectief gezien geen kennis konden hebben en er een reële kans op winst en verlies bestond.
#### 3.1.3 Tontine en aanwasbedingen
Tontine en aanwasbedingen kennen geen specifieke regeling in het Burgerlijk Wetboek, maar worden vaak toegepast als modaliteit bij andere overeenkomsten, zoals de verkoop van onroerend goed aan samenwoners, in samenlevingscontracten, aandelenovereenkomsten of schenkingen door ouders met voorbehoud van vruchtgebruik.
**Algemene Toepassing en Doel:**
Deze bedingen zijn met name interessant in situaties waarbij een van de partners kinderen heeft uit een eerdere relatie of huwelijk. Zonder een dergelijk beding zouden deze kinderen of de echtgenoot een wettelijk erfdeel opeisen, wat de langstlevende partner zou kunnen beletten om het volledige vermogen te behouden. Een aanwasbeding zorgt ervoor dat het betreffende goed (bijvoorbeeld een woning) buiten de nalatenschap valt, waardoor het wettelijk erfdeel van die specifieke eigendom wordt omzeild. Dit kan leiden tot voordelen op vlak van successiebelastingen, met name bij de gezinswoning.
**Oorsprong en Evolutie:**
Oorspronkelijk was een tontine een financiële constructie waarbij het voordeel afhankelijk was van de voorwaarde van overleven van een groep personen. De naam is afkomstig van de Italiaanse bankier Lorenzo de Tonti in de 17e eeuw. Tegenwoordig wordt een tontinebeding vaak geïntegreerd in een verkoopovereenkomst van onroerend goed aan twee personen die elk de helft verkrijgen. Het doel is dat bij het overlijden van een van de kopers, de langstlevende eigenaar wordt van het geheel.
**Belgische Context: Aanwasbeding:**
In België is een aanwasbeding voldoende om een vergelijkbaar effect te bereiken als een tontine. Het aanwasbeding is een aparte overeenkomst die ook na de oorspronkelijke aankoop kan worden gesloten. Het is gebaseerd op het principe dat er geen overeenkomsten over niet-opengevallen nalatenschappen gesloten mogen worden.
**Werking van Tontine en Aanwasbeding:**
Bij een verkoop met tontinebeding (bv. A verkoopt aan B en C), wordt het aandeel van B gekoppeld aan een ontbindende voorwaarde van overlijden vóór C, en het aandeel van C aan een opschortende voorwaarde van overleven van B op C. Wanneer B sterft vóór C:
* Voor B: De ontbindende voorwaarde van overlijden is vervuld. De opschortende voorwaarde voor C wordt zinloos.
* Voor C: De ontbindende voorwaarde kan niet in vervulling gaan (zij blijft leven), en zij behoudt haar eigen aandeel. De opschortende voorwaarde van overleven gaat in vervulling, waardoor C geacht wordt vanaf het begin ook het aandeel van B te hebben verkregen.
**Verschil tussen Tontine en Aanwasbeding:**
Hoewel het effect in België grotendeels vergelijkbaar is, is een aanwasbeding een interne afspraak tussen de deelgenoten (B en C) en niet noodzakelijk in verhouding met de oorspronkelijke verkoper (A). Het aanwasbeding is een bijzondere clausule in de aankoopakte waarbij elke deelgenoot het aandeel van de andere verkrijgt onder opschortende voorwaarde van overleven. Ook hier werkt de retroactieve werking: bij het overlijden van B vóór C, verkrijgt C retroactief het deel van B.
**Gevolgen en Vereisten:**
* **Gelijkwaardige overlevingskansen:** Er moet een zekere gelijkheid zijn in de overlevingskansen tussen de partijen, gebaseerd op leeftijd, geslacht en gezondheidstoestand.
* **Compensatie bij verschil:** Bij een ernstig verschil in overlevingskansen mag er een compensatie zijn in de inbreng of het aandeel in de betaling van de prijs.
* **Alembeteeken van schenking:** Indien er geen compensatie is bij een significant verschil in kansen, kan dit worden beschouwd als een "animus donandi" (schenkingsintentie), wat gevolgen heeft voor de nalatenschap (inbreng bij de fictieve massa).
**Voorbeeldtoepassing:**
Aandelen in een familievennootschap kunnen ook worden overgedragen met een aanwasbeding, waarbij de langstlevende aandeelhouder de aandelen van de overleden aandeelhouder verkrijgt. De vereiste van "alea" (kans) is hierbij cruciaal.
> **Tip:** Aanwasbedingen zijn krachtige instrumenten om eigendom bij overlijden aan een specifieke persoon te laten toekomen, buiten de normale erfregels om. Wees echter alert op de fiscale en civielrechtelijke implicaties, zoals de mogelijke kwalificatie als schenking indien de alea ontbreekt.
> **Voorbeeld:** Twee ongehuwde partners kopen samen een woning. In hun samenlevingscontract nemen ze een aanwasbeding op. Indien een van de partners overlijdt, verwerft de langstlevende automatisch diens helft van de woning, waardoor de woning volledig aan de langstlevende toebehoort en niet verdeeld moet worden volgens de regels van de nalatenschap van de overleden partner. Dit kan bijvoorbeeld van belang zijn als de overleden partner nog kinderen uit een eerder huwelijk had.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Kanscontract | Een wederkerige overeenkomst waarvan de gevolgen, met betrekking tot winst en verlies, hetzij voor alle partijen, hetzij voor een of meer van hen, afhangen van een onzekere gebeurtenis. Het veronderstelt het bestaan van een kans op winst of een risico op verlies. |
| Aleatoir karakter | Het essentiële kenmerk van een kanscontract waarbij de gelijkwaardigheid van de wederkerige prestaties onzeker is, omdat het bestaan of de omvang van een prestatie afhangt van een onzekere gebeurtenis. Partijen aanvaarden dit risico als een wezenlijk bestanddeel van het contract. |
| Spel en weddenschap | Een contract waarbij de onzekerheid afhankelijk is van het gedrag van de partijen zelf (spel) of van een derde of een toevallig feit (weddenschap). Deze contracten zijn in principe niet gerechtelijk afdwingbaar op grond van hun immorele karakter, tenzij er sprake is van een geoorloofd kansspel. |
| Lijfrente | Een contract waarbij de renteplichtige een periodieke geldsom betaalt aan de rentegenieter gedurende het leven van een bepaald persoon (het lijf). Dit kan onder bezwarende titel of om niet, maar enkel de variant onder bezwarende titel is een kanscontract. |
| Renteplichtige | De partij die de verplichting heeft om periodieke betalingen te doen in een lijfrentecontract. Dit is de persoon die de rente betaalt, vaak de koper of lener in een transactie waarbij een lijfrente wordt gevestigd. |
| Rentegenieter / Rentetrekker | De partij die recht heeft op de periodieke betalingen in een lijfrentecontract. Deze persoon ontvangt de rente gedurende de afgesproken periode, meestal het leven van het lijf. |
| Tontine | Een financiële constructie waarbij het voordeel afhankelijk is van de voorwaarde van overleven. Oorspronkelijk bedoeld als financiële constructie, wordt het nu vaak gebruikt als een bijzonder beding bij de verkoop van onroerend goed aan twee personen, waarbij de langstlevende eigenaar wordt van het geheel. |
| Beding van aanwas | Een bijzondere clausule in een aankoopakte, veelvoorkomend in België, waarbij elke deelgenoot het aandeel van de ander verkrijgt onder de opschortende voorwaarde van zijn overleven. Dit heeft een retroactieve werking en zorgt ervoor dat de langstlevende eigenaar wordt van het gehele goed. |
| Animis donandi | De intentie om te schenken. Dit begrip is relevant bij bedingen van aanwas of tontines wanneer er een ernstig verschil is in de overlevingskansen van de partijen. Indien er geen compensatie is op het vlak van inbreng of aandeel in de betaling van de prijs, kan dit wijzen op een schenking. |
Cover
3.Koop2 2025.pptx
Summary
# De leveringsplicht van de verkoper
Dit onderwerp behandelt de verschillende aspecten van de levering door de verkoper, inclusief het begrip levering, de materiële afgifte van de zaak, de toebehoren en vruchten, de wijzen en plaats van levering, en de tijdstippen van levering.
## 1. Levering
Levering is de overdracht van de verkochte zaak in de macht en in het bezit van de koper. Het betreft een resultaatsverbintenis die ertoe strekt de koper de materiële afgifte van een conforme zaak te verschaffen, inclusief de toebehoren en vruchten die sinds de verkoop zijn verkregen.
### 1.1 Conformiteit bij levering
De levering dient conform te zijn met de verkochte zaak wat betreft staat, eigenschappen en hoeveelheid. De aanvaarding door de koper omvat de beoordeling van zichtbare gebreken.
#### 1.1.1 Toebehoren en vruchten
Onder toebehoren vallen materiële en immateriële verbonden goederen, rechten en attesten. Vruchten omvatten opbrengsten zoals dividenden, interesten en huur die sinds de verkoop zijn verkregen.
> **Tip:** Vorderingen van de koper wegens verborgen gebreken, vrijwaring, of aansprakelijkheid van de aannemer en architect worden als kwalitatieve rechten beschouwd en kunnen mee overgedragen worden. Het recht om de verkoper aan te spreken is niet steeds een "rechtstreekse" vordering.
#### 1.1.2 Vordering tot vrijwaring wegens gebreken
De koper kan een vordering instellen tegen de architect en aannemer wegens gebreken, waarvoor ook de tienjarige aansprakelijkheid geldt. De verkoper behoudt zijn vorderingsrecht voor gebreken die al voor de overdracht waren ontstaan, mits een uitdrukkelijk beding.
### 1.2 Het behoud van het goed tot aan de levering
Indien er een tijdsverloop is tussen de wilsovereenstemming en de effectieve levering, rust op de verkoper een bijkomende inspanningsverbintenis om het goed als een zorgvuldig persoon te bewaren.
> **Tip:** Alle kosten die gepaard gaan met het behoud en de bewaring van het goed tot aan de levering zijn ten laste van de verkoper. Dit is aanvullend recht en kan contractueel anders worden bepaald.
#### 1.2.1 Kosten van levering en afhaling
De kosten voor het behoud en de bewaring van het goed tot aan de levering zijn ten laste van de verkoper. Kosten voor verpakking en verzending zijn eveneens ten laste van de verkoper, terwijl de kosten van afhaling ten laste van de koper vallen.
### 1.3 Wijze van levering
Levering geschiedt door materiële, symbolische of intellectuele overhandiging.
* **Onroerend goed:** Levering gebeurt door de overhandiging van sleutels, codes of de titel.
* **Roerend goed:** Hierbij is er doorgaans sprake van een feitelijke, materiële afgifte.
* **Onlichamelijke goederen:** Levering gebeurt door de afgifte van de titel, een code, inschrijving in een aandeelhoudersregister, of op een effectenrekening.
### 1.4 Plaats van levering
De plaats van levering wordt bepaald door het oude Burgerlijk Wetboek, tenzij anders overeengekomen. Bij internationale handelskoop met vervoer spelen de Incoterms 2020 een rol bij de overdracht van risico en de verdeling van kosten.
> **Voorbeeld:**
> * **EXW (Ex Works):** De koper haalt het goed op in de werkplaats van de verkoper. Risico-overdracht, transportkosten en douanekosten zijn voor rekening van de koper.
> * **CIF (Cost Insurance Freight) + plaatsnaam:** Levering aan de haven van bestemming. Transportkosten en douanekosten zijn voor rekening van de koper.
> * **FOB (Free On Board) + plaatsnaam:** Levering aan de haven van inscheping. De verkoper draagt de kosten van transport tot aan de inscheping; het verdere transport is voor rekening van de koper.
#### 1.4.1 Gevolgen van de plaats van levering
De plaats van levering heeft gevolgen voor de uitvoering van de verbintenis van de verkoper, de aanvaarding door de koper, de verdeling van kosten, de eigendomsoverdracht bij vervangbare goederen en soortzaken, de risico-overdracht bij handelskoop en de bevoegdheid van de rechtbank.
### 1.5 Tijdstip van levering
Het tijdstip van levering kan vrij worden bepaald door de partijen. Bij gebreke van een overeenkomst geldt de leveringstermijn van dertig dagen na het sluiten van het contract, tenzij partijen een ander tijdstip overeenkwamen. Bij consumentenkoop mag de leveringstermijn niet eenzijdig worden bepaald of gewijzigd door de verkoper.
> **Tip:** Indien de leveringstermijn verstrijkt zonder dat er geleverd is, geldt dit als ingebrekestelling indien het contract dit bepaalt. Een belangrijk juridisch gevolg hiervan is dat het risico voor het goed terug overgaat naar de verkoper.
#### 1.5.1 Sancties bij niet-levering of laattijdige levering
Bij niet-levering of laattijdige levering gelden de sancties van het gemeen recht, zoals ingebrekestelling en gerechtelijke ontbinding, tenzij de leveringstermijn is verstreken. De koper kan ook een schadevergoeding vorderen, tenzij er sprake is van overmacht.
> **Tip:** Het wetsvoorstel Boek 7 BW voorziet in een passende aanvullende termijn na dertig dagen. Indien deze niet wordt gerespecteerd, kan een buitengerechtelijke ontbinding worden gevorderd.
### 1.6 Gevolgen van aanvaarding
De aanvaarding impliceert de erkenning dat het geleverde goed overeenstemt met het verkochte goed en dat de levering conform de afspraken gebeurde wat betreft wijze, plaats en tijdstip. De koper dient de conformiteit en zichtbare gebreken zo spoedig mogelijk na levering te onderzoeken.
> **Tip:** Bij niet-aanvaarding van een conforme levering vervalt de mogelijkheid tot ontbinding wegens niet-conforme levering. Het onderzoek van de conformiteit is beperkt tot wat een normaal aandachtige koper kan vaststellen. Wat niet zichtbaar is, kan niet worden afgekeurd.
#### 1.6.1 Afbakening leveringsplicht en vrijwaringsplicht
Zichtbare gebreken worden beoordeeld op het moment van levering. Voor gebreken die nadien aan het licht komen, kan de koper een afzonderlijke vordering instellen op basis van de vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken. Dit vormt een duaal systeem van vorderingen.
### 1.7 Omvang van het verkochte onroerend goed
De artikelen 1617-1622 oud BW bevatten specifieke regels bij ondermaat en overmaat van onroerende goederen. Deze regels zijn van aanvullend recht en worden in de praktijk vaak uitgesloten. De koper blijft beschermd door het gemeen recht inzake conformiteit en specifieke wetgeving zoals de Woningbouwwet en het WER.
## 2. Vrijwaring voor uitwinning
Uitwinning ontstaat door elke stoornis die de koper het eigendomsrecht of het gebruik en genot van het goed geheel of gedeeltelijk ontneemt. De oorzaak hiervan kan de verkoper zelf zijn, door eigen daden of aanspraken.
### 2.1 Vrijwaring voor eigen daad
De verkoper is gehouden tot vrijwaring voor feitelijke en rechtsstoornissen die hij zelf veroorzaakt.
* **Feitelijke stoornis:** Gedragingen van de verkoper die het genot van de koper verstoren, zoals het openen van een concurrerende zaak na verkoop, of het behouden van een sleutel van een verkochte garage.
* **Rechtsstoornis:** De verkoper stelt een vordering in die het eigendomsrecht van de koper aantast, bijvoorbeeld met betrekking tot erfdienstbaarheden die niet bestaan of juist wel bestaan op het goed.
> **Tip:** Om de vrijwaring te kunnen inroepen, moet er sprake zijn van een actuele stoornis. Dit lukt niet indien de koper zelf medeplichtig is aan de verwerving van bepaalde rechten door de verkoper (bijvoorbeeld bij een dubbele verkoop waarbij koper 2 wist van de eerdere verkoop).
#### 2.1.1 Sancties bij vrijwaring voor eigen daad
Bij een rechtsstoornis kan de koper de exceptie van vrijwaring inroepen. Bevrijdingsbedingen zijn hier niet mogelijk en vormen dwingend recht, met uitzondering van daden van de verkoper die dateren van voor de verkoop en duidelijk in het koopcontract zijn vermeld.
### 2.2 Vrijwaring voor daden van derden
De verkoper is gehouden tot vrijwaring voor rechtsstoornissen die voortvloeien uit de aanspraken van derden. Deze stoornis moet actueel zijn en voorafgaand aan de verkoop zijn ontstaan.
* **Situaties:** Beslag, hypothecaire uitwinning door een bank, vorderingen van de overheid (bv. herstelvorderingen inzake stedenbouw), niet-bestaan van vermelde voordelen, niet-vermelden van bestaande lasten (bv. erfdienstbaarheden of huurcontracten).
* **Niet-vrijwaring:** De verkoper is niet gehouden tot vrijwaring voor wettelijke en zichtbare erfdienstbaarheden.
#### 2.2.1 Sancties bij vrijwaring voor daden van derden
De verkoper, ook te goeder trouw, is gehouden tot vrijwaring. Bevrijdingsbedingen zijn mogelijk, maar bij uitwinning dient de verkoper de koopprijs van het uitgewonnen gedeelte terug te betalen, tenzij de koper kennis had van het gevaar van uitwinning of de koop op eigen risico heeft gedaan.
> **Tip:** De vrijwaring kan worden ingeroepen vanaf het ontstaan van de koop (wilsovereenstemming), ook al is de eigendomsoverdracht nog niet voltooid. De koper en zijn rechtverkrijgenden (waaronder volgende kopers) kunnen hierop aanspraak maken.
## 3. Vrijwaring voor verborgen gebreken
De verkoper is gehouden tot vrijwaring voor verborgen gebreken die het goed ongeschikt maken voor het beoogde gebruik en die reeds in de kiem aanwezig waren op het ogenblik van de koop.
### 3.1 Begrip verborgen gebrek
Een verborgen gebrek is een gebrek dat:
1. Niet ontdekt kan worden bij levering, maar slechts na gebruik, proefnemingen of werken die essentieel zijn voor het goed.
2. Rekening houdend met de hoedanigheid van koper en verkoper, de aard van het goed en de omstandigheden van de levering.
> **Tip:** Zichtbare gebreken of gebreken die de verkoper heeft aangewezen, vallen niet onder de vrijwaring voor verborgen gebreken.
#### 3.1.1 Intrinsiek en functioneel gebrek
* **Intrinsiek (structureel) gebrek:** Een gebrek eigen aan het goed dat het ongeschikt maakt voor het beoogde gebruik, of dit gebruik zodanig vermindert dat de koper het goed niet zou hebben gekocht of een lagere prijs zou hebben betaald indien hij het gebrek had gekend.
* **Functioneel gebrek:** Een gebrek dat het goed ongeschikt maakt voor het specifieke gebruik waartoe de koper het bestemde, indien de verkoper hiervan op de hoogte was.
#### 3.1.2 Bewijslast
De bewijslast van een verborgen gebrek ligt bij de koper. Alle bewijsmiddelen zijn toegelaten, inclusief vermoedens, negatief of inductief bewijs.
### 3.2 Geen vrijwaring voor verborgen gebreken
De vrijwaring voor verborgen gebreken geldt niet in bepaalde gevallen:
* Koop op rechterlijk gezag of gedwongen openbare verkoop.
* Conventionele afwijkingen, met beperkingen voor consumenten.
* Kennis van het gebrek door de koper.
* Verkoper te kwader trouw (inclusief onwetendheid door nalatigheid).
> **Tip:** Bij consumentenkoop zijn bedingen die de rechten van de consument beknotten onrechtmatig. Een verkoper te kwader trouw kan zich niet beroepen op een bevrijdingsbeding voor verborgen gebreken.
### 3.3 Uitoefening recht op vrijwaring
De koper heeft een keuze tussen:
1. **Actio redhibitoria (ontbinding):** Teruggave van de zaak en terugbetaling van de prijs. De waardevermindering ten laste van de verkoper geldt, tenzij veroorzaakt door de koper.
2. **Actio estimatoria (prijsvermindering):** Behoud van de zaak met een prijsvermindering, ook indien het goed reeds is doorverkocht.
> **Let op:** Volgens het oude recht zijn vervanging of herstelling van het goed geen directe opties. De koper kan zijn keuze wijzigen tot een definitief vonnis, tenzij het goed is doorverkocht of de waarde ervan verminderd is door een zakelijke zekerheid.
#### 3.3.1 Korte termijn voor instellen vordering
De vordering tot vrijwaring voor verborgen gebreken moet worden ingesteld binnen een korte termijn, bepaald door de rechter. Deze termijn begint doorgaans te lopen vanaf de levering of de ontdekking van het gebrek. Een dagvaarding is vereist om de zaak voor de rechter te brengen.
> **Tip:** De bedoeling van deze korte termijn is zekerheid te bieden dat het gebrek aanwezig was op het moment van de koop. Stilzitten van de koper wordt niet beschouwd als aanvaarding. De termijn is een vervaltermijn.
### 3.4 Vergaan van het goed
Indien het goed vergaat:
* **Slechte hoedanigheid (verborgen gebrek):** De verkoper moet vrijwaren.
* **Toeval (overmacht):** De koper draagt het verlies (res perit domino), tenzij de verkoper in gebreke is gesteld of de eigendomsoverdracht is uitgesteld.
#### 3.4.1 Vergoedingen
* **Verkoper te goeder trouw:** Teruggave van de prijs en contractkosten.
* **Verkoper te kwader trouw:** Teruggave van de prijs en alle geleden schade. Gespecialiseerde verkopers worden gelijkgesteld met verkopers te kwader trouw, tenzij bewijs van onoverwinnelijke onwetendheid.
## 4. Wetsvoorstel Boek 7 BW: Conformiteitsbegrip
Het wetsvoorstel Boek 7 BW introduceert een nieuw conformiteitsbegrip:
* Een goed is conform indien het beantwoordt aan de contractuele bepalingen en aan wat de koper redelijkerwijs kan verwachten.
* De verkoper staat in voor elk conformiteitsgebrek dat minstens in de kiem bestaat bij de levering, zelfs indien dit gebrek pas later aan het licht komt en de verkoper dit niet kon weten.
### 4.1 Garantieverbintenis
De garantieverbintenis is een resultaatsverbintenis waarbij toerekenbaarheid aan de verkoper niet vereist is.
#### 4.1.1 Termijnen in het nieuwe recht
* **Vrijwaringstermijn:** Tien jaar vanaf levering.
* **Kennisgevingstermijn:** Redelijke termijn vanaf ontdekking, anders wordt het gebrek aanvaard.
* **Verjaringstermijn:** Twee jaar vanaf kennisgeving.
> **Tip:** De consumentenkoop is hierbij als inspiratiebron gebruikt.
### 4.2 Sanctieregeling
De sanctieregeling sluit aan bij artikel 5.83 BW. Bij consumentenkoop is de regelgeving van dwingend recht.
---
Dit document is een studiemateriaal en geen juridisch advies. Raadpleeg steeds de meest recente wetgeving en jurisprudentie.
---
# Vrijwaring door de verkoper
Hieronder volgt een gedetailleerde samenvatting over "Vrijwaring door de verkoper", die bedoeld is als een examengerichte studiegids.
## 2. Vrijwaring door de verkoper
De verkoper heeft de wettelijke verplichting om de koper te vrijwaren voor uitwinning en voor verborgen gebreken, wat betekent dat hij de koper moet beschermen tegen juridische of feitelijke stoornissen die het eigendomsrecht of genot van het goed aantasten.
### 2.1 Vrijwaring voor uitwinning
Uitwinning treedt op wanneer de koper het eigendomsrecht, of het gebruik en genot van het goed, geheel of gedeeltelijk wordt ontnomen door een stoornis.
#### 2.1.1 Vrijwaring voor eigen daad
De verkoper is aansprakelijk voor elke stoornis die voortvloeit uit zijn eigen feitelijke of juridische handelingen.
* **Feitelijke stoornis:** Dit zijn handelingen van de verkoper die direct het genot van de koper verstoren.
* *Voorbeeld:* Een verkoper opent een nieuwe zaak in de buurt na de verkoop van een bestaande zaak, waardoor het cliënteel van de verkochte zaak naar de nieuwe zaak trekt.
* *Voorbeeld:* De verkoper behoudt een sleutel van een verkochte garage en gebruikt deze zonder toestemming.
* **Rechtsstoornis:** Dit gebeurt wanneer de verkoper zelf een vordering instelt die het recht van de koper aantast. Dit kan betrekking hebben op:
* Niet-bestaande erfdienstbaarheden die werden vermeld of bestaande erfdienstbaarheden die niet werden vermeld.
* Dubbele verkopen waarbij de verkoper hetzelfde goed aan meerdere kopers verkoopt.
* Het toestaan van een huurcontract na de verkoop van het goed.
* **Voorwaarden voor vrijwaring voor eigen daad:**
* De stoornis moet actueel zijn.
* De koper mag niet zelf hebben meegewerkt aan de stoornis (bijvoorbeeld door medeplichtigheid aan contractbreuk bij een dubbele verkoop).
* **Sancties bij eigen daad:**
* **Rechtsstoornis:** De koper kan de exceptie van vrijwaring inroepen als verweer tegen de vordering van de verkoper.
* **Geen bevrijdingsbeding:** Bedingen die de verkoper vrijstellen van deze vrijwaring zijn nietig, aangezien het dwingend recht betreft.
* **Uitzondering:** Er is een uitzondering mogelijk indien de stoornis door de eigen daad van de verkoper dateert van vóór de verkoop en dit duidelijk in het koopcontract is vermeld.
#### 2.1.2 Vrijwaring voor daden van derden
De verkoper moet de koper vrijwaren voor juridische aanspraken van derden op het verkochte goed.
* **Vereisten:**
* De stoornis moet een **rechtsstoornis** zijn, veroorzaakt door een derde.
* De aanspraak van de derde moet **actueel** zijn.
* De oorzaak van de aanspraak moet **vóór de verkoop** zijn ontstaan.
* **Situaties waarin vrijwaring geldt:**
* Derden die zakelijke rechten op het goed laten gelden (bijvoorbeeld beslag, hypothecaire uitwinning door een bank).
* Aanspraken van de overheid op het goed (bijvoorbeeld herstelvorderingen inzake stedenbouw of woningkwaliteit).
* Het niet-bestaan van vermelde voordelen of het niet vermelden van bestaande lasten, zoals niet-vermelde huurcontracten of niet-zichtbare erfdienstbaarheden.
* **Situaties waarin geen vrijwaring geldt:**
* Wettelijke erfdienstbaarheden.
* Zichtbare erfdienstbaarheden.
* **Sancties bij daden van derden:**
* **Vrijwaring van rechtswege:** Deze vrijwaring is van toepassing ongeacht of ze expliciet in het contract is opgenomen.
* **Rol van de verkoper te goeder trouw:** Ook een verkoper te goeder trouw is gehouden tot vrijwaring. Kennis van het gevaar door de koper is niet doorslaggevend, tenzij expliciet anders bedongen (verkoop op eigen risico).
* **Bevrijdingsbedingen:** Bedingen die de verkoper vrijstellen van vrijwaring voor daden van derden zijn toegestaan, mits de verkoper te goeder trouw is en de koper op de hoogte was van het gevaar van uitwinning.
* **Gevolgen bij uitwinning (indien er geen bevrijdingsbeding geldt):**
* Teruggave van de koopprijs voor het uitgewonnen gedeelte.
* Schadevergoeding voor de geleden schade.
* **Uitvoering van de vrijwaringsplicht:**
* **Tussenkomst in proces:** De koper moet de verkoper in staat stellen tussen te komen in het proces om de aanspraken van de derde af te weren.
* **Schadevergoeding (bij equivalent):** Indien de vrijwaring niet in natura kan worden uitgevoerd.
* **Aanvang vrijwaring:** De vrijwaring kan worden ingeroepen vanaf het ontstaan van de koop (wilsovereenstemming), ook al is de eigendomsoverdracht nog niet voltooid.
### 2.2 Vrijwaring voor verborgen gebreken
De verkoper staat in voor verborgen gebreken die de verkochte zaak ongeschikt maken voor het beoogde gebruik, of dit gebruik zodanig verminderen dat de koper de zaak niet had gekocht of een lagere prijs had betaald indien hij van het gebrek had geweten.
#### 2.2.1 Begrip verborgen gebrek
Een verborgen gebrek voldoet aan de volgende criteria:
* **Niet ontdekbaar bij levering:** Het gebrek kan niet worden vastgesteld bij een normale, aandachtige inspectie van het goed op het moment van levering. Het wordt pas ontdekt na gebruik, proefnemingen, of na werken die essentieel zijn voor het goed.
* **Aanwezigheid op ogenblik van de koop:** Het gebrek moet in de kiem aanwezig zijn geweest op het moment van de wilsovereenstemming, ook al manifesteert het zich pas later.
* **Oorsprong:** Het gebrek kan intrinsiek of functioneel zijn.
* **Intrinsiek (conceptueel, structureel) gebrek:** Een gebrek dat inherent is aan het goed zelf en het ongeschikt maakt voor het beoogde gebruik.
* *Voorbeeld:* Constructiefouten in een gebouw.
* **Functioneel gebrek:** Een gebrek dat het goed niet intrinsiek aantast, maar het ongeschikt maakt voor het specifieke gebruik waarvoor de koper het bestemde, en waarvan de verkoper op de hoogte was.
* *Voorbeeld:* Een machine die niet voldoet aan specifieke normen die de verkoper kende en waarvoor de koper de machine aankocht.
* **Voldoende ernstig:** Het gebrek moet het gebruik van het goed zodanig verminderen dat de koper de zaak niet of onder andere voorwaarden zou hebben gekocht.
#### 2.2.2 Bewijslast
De koper die zich op een verborgen gebrek beroept, draagt de bewijslast. Alle bewijsmiddelen zijn toegelaten, inclusief negatief of inductief bewijs.
#### 2.2.3 Geen vrijwaring voor verborgen gebreken
Er geldt geen vrijwaring voor verborgen gebreken in de volgende gevallen:
* **Koop op rechterlijk gezag of gedwongen openbare verkoop:** Deze verkopen gebeuren vaak zonder de gebruikelijke garanties van de verkoper.
* **Kennis van het gebrek door de koper:** Indien de koper op het moment van de koop op de hoogte was van het gebrek.
* **Conventionele afwijkingen:** Partijen kunnen de vrijwaringsplicht conventioneel beperken, bijvoorbeeld door bepaalde gebreken uit te sluiten of een kortere meldingstermijn vast te leggen.
* *Uitzondering bij consumentenkoop:* Bedingen die de rechten van de consument beknotten zijn onrechtmatig en nietig.
* **Verkoper te kwader trouw:** Indien de verkoper op de hoogte was van het gebrek, kan hij zich niet beroepen op een bevrijdingsbeding. Dit geldt ook bij nalatigheid van de verkoper die tot onwetendheid leidde.
* **Onwetendheid ten gevolge van nalatigheid:** De verkoper wordt geacht te kwader trouw te zijn indien zijn onwetendheid te wijten is aan nalatigheid.
#### 2.2.4 Uitoefening recht op vrijwaring
De koper heeft een keuze tussen twee acties, gebaseerd op artikel 1644 van het Oud Burgerlijk Wetboek:
1. **Actio redhibitoria (ontbinding van de koop):**
* De koper geeft de zaak terug aan de verkoper.
* De verkoper betaalt de volledige koopprijs terug.
* De verkoper is aansprakelijk voor de waardevermindering van het goed, tenzij deze veroorzaakt is door de koper zelf.
2. **Actio estimator ia (prijsvermindering):**
* De koper behoudt de zaak.
* De koopprijs wordt verminderd met een bedrag dat overeenkomt met de waardevermindering van het goed door het gebrek. Deze waardevermindering wordt berekend door een deskundige.
* Deze optie blijft mogelijk, zelfs indien het goed reeds is doorverkocht.
* **Belangrijke opmerkingen:**
* Vervanging of herstelling van het goed zijn momenteel geen opties onder het Oud Burgerlijk Wetboek.
* De koper kan zijn initieel gemaakte keuze wijzigen in de loop van het proces, zolang er nog geen definitief vonnis is.
* De koper verliest zijn recht op keuze (enkel prijsvermindering is dan nog mogelijk) indien hij het goed doorverkoopt, of indien hij de waarde van het goed vermindert door een zakelijke zekerheid te vestigen.
* Het duale stelsel van vorderingen (vrijwaring voor verborgen gebreken versus vordering wegens niet-conforme levering) moet in acht worden genomen. Deze vorderingen kunnen momenteel niet gecombineerd worden.
#### 2.2.5 Korte termijn voor instellen vordering
* **Termijn:** Artikel 1648 van het Oud Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de vordering tot vrijwaring binnen een "korte termijn" moet worden ingesteld. De precieze duur is een feitenkwestie die door de rechter wordt beoordeeld.
* **Aanvang:** De termijn begint in principe te lopen vanaf de ontdekking van het gebrek. Soms wordt deze gekoppeld aan de levering.
* **Verlenging:** De termijn kan verlengd worden bij onderhandelingen, bemiddeling, of expertiseonderzoeken.
* **Verlies van de vordering:** De vordering vervalt indien de koper te lang stilzit, het gebrek aanvaardt door bepaalde handelingen te stellen zonder de verkoper te betrekken (bv. zelf herstellen).
* **Contractuele regeling:** Partijen kunnen de korte termijn contractueel invullen, maar bij consumenten moet dit de rechten van de consument niet aantasten.
#### 2.2.6 Vergoedingen
* **Verkoper te goeder trouw:** Betaalt de koopprijs en de contractkosten terug.
* **Verkoper te kwader trouw:** Betaalt de koopprijs, contractkosten en alle geleden schade terug.
* **Gespecialiseerde verkoper:** Wordt door de rechtspraak gelijkgesteld met een verkoper te kwader trouw, omdat hij geacht wordt de gebreken te kennen. Hij draagt een resultaatsverbintenis en kan zich enkel ontslaan door onoverwinnelijke onwetendheid te bewijzen. Bevrijdingsbedingen zijn in dit geval nietig.
#### 2.2.7 Wetsvoorstel Boek 7 BW (nieuwe regelgeving)
Het wetsvoorstel Boek 7 BW introduceert een nieuw conformiteitsbegrip en een garantieverbintenis.
* **Conformiteitsbegrip:** Een goed is conform indien het beantwoordt aan de contractuele bepalingen en aan wat de koper redelijkerwijs kan verwachten.
* **Garantieverbintenis:** De verkoper staat in voor elk conformiteitsgebrek dat in de kiem bestaat bij de levering, zelfs indien hij daarvan geen kennis kon hebben. Toerekenbaarheid is niet vereist.
* **Termijnen:**
* **Vrijwaringstermijn:** Tien jaar vanaf de levering.
* **Kennisgevingstermijn:** Een redelijke termijn vanaf de ontdekking van het gebrek om de verkoper in kennis te stellen. Bij gebreke hiervan wordt het gebrek aanvaard.
* **Verjaringstermijn:** Twee jaar vanaf de kennisgeving.
* **Sanctieregeling:** Aansluiting bij artikel 5.83 BW, met de mogelijkheid van herstelling. Bij verkoop aan consumenten is de regelgeving van dwingend recht.
> **Tip:** Het is cruciaal om het onderscheid te maken tussen de leveringsplicht (zichtbare gebreken en conformiteit bij levering) en de vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken. Deze hebben verschillende toepassingsmodaliteiten en rechtsgevolgen.
> **Tip:** Bestudeer de specifieke bepalingen betreffende consumentenkoop, aangezien hier vaak afwijkende en beschermendere regels gelden ten gunste van de consumentenkoper.
---
# Nieuwe wetgeving rond conformiteit en garanties
Dit onderdeel behandelt de toekomstige wetgeving omtrent de conformiteit van geleverde goederen en de garantieverbintenissen van de verkoper, met aandacht voor de definitie van conformiteit, de garantie op consumptiegoederen, en de opeenvolging van relevante termijnen.
### 3.1 Conformiteit van de geleverde zaak
De verkoper is verplicht een conform goed te leveren. Dit conformiteitsbegrip wordt in de toekomstige wetgeving, specifiek in wetsvoorstel Boek 7 BW, gedefinieerd in artikel 7.2.30.
#### 3.1.1 Definitie van conformiteit
Een goed is conform wanneer het voldoet aan twee cumulatieve voorwaarden:
1. **Contractuele bepalingen**: Het goed moet beantwoorden aan wat expliciet in het contract is vastgelegd.
2. **Redelijke verwachtingen van de koper**: Het goed moet voldoen aan wat de koper redelijkerwijs mag verwachten.
Bij een verkoop op basis van een monster, dient het geleverde goed exact aan dat monster te beantwoorden.
#### 3.1.2 Aansprakelijkheid voor conformiteitsgebreken
De verkoper staat in voor elk conformiteitsgebrek dat minstens in de kiem aanwezig was op het moment van levering. Dit geldt zelfs als het gebrek pas later aan het licht komt en de verkoper er op het moment van levering geen kennis van kon hebben. Dit betekent dat de verkoper aansprakelijk is voor gebreken die bij levering reeds aanwezig waren, ongeacht zijn wetenschap ervan.
### 3.2 De garantieverbintenis
De nieuwe wetgeving introduceert een expliciete garantieverbintenis. Dit is een resultaatsverbintenis, wat inhoudt dat toerekenbaarheid aan de verkoper niet vereist is. De verkoper staat in voor de conformiteitsvereisten, ongeacht de oorzaak van het gebrek.
#### 3.2.1 Toepassingsgebied van de garantie
De garantieverbintenis geldt met name voor:
* Consumentengoederen
* Huisdieren
* Digitale producten
#### 3.2.2 Garantie en consumentenrecht
De bepalingen inzake garantie voor consumptiegoederen, digitale producten en huisdieren mogen niet worden aangetast. Deze regelgeving, die voortkomt uit Europese richtlijnen, beoogt maximale harmonisatie en biedt een verhoogde bescherming aan de consument.
### 3.3 Opeenvolging van termijnen
De nieuwe wetgeving voorziet in een specifieke opeenvolging van termijnen met betrekking tot de vrijwaring voor gebreken en de aansprakelijkheid van de verkoper.
#### 3.3.1 Vrijwaringstermijn
De algemene vrijwaringstermijn bedraagt tien jaar, te rekenen vanaf het moment van levering van het goed. Dit is een aanzienlijke beperking ten opzichte van het huidige recht, waar geen expliciete uiterste termijn bestaat voor het aan het licht komen van verborgen gebreken.
#### 3.3.2 Kennisgevingstermijn
Na ontdekking van een conformiteitsgebrek, dient de koper de verkoper hiervan binnen een redelijke termijn in kennis te stellen. Het nalaten van deze kennisgeving leidt tot de aanvaarding van het gebrek door de koper, waardoor deze geen vordering meer kan instellen. Wat een redelijke termijn is, wordt per geval beoordeeld.
#### 3.3.3 Verjaringstermijn
De verjaringstermijn voor het instellen van een vordering bedraagt twee jaar, te rekenen vanaf het moment van de kennisgeving aan de verkoper.
> **Tip:** De opeenvolging van deze termijnen is cruciaal: eerst de vrijwaringstermijn (10 jaar vanaf levering) waarbinnen een gebrek kan optreden, daarna de kennisgevingstermijn (redelijke termijn vanaf ontdekking) om de verkoper te informeren, en tot slot de verjaringstermijn (2 jaar vanaf kennisgeving) om effectief een vordering in te stellen.
#### 3.3.4 Schorsing van de termijnen
De verjaringstermijn kan worden geschorst in geval van ernstige onderhandelingen tussen partijen of bij het uitvoeren van een deskundigenonderzoek. Dit geldt vergelijkbaar met de regeling inzake consumentenkoop.
### 3.4 Sanctieregeling
De sanctieregeling sluit grotendeels aan bij artikel 5.83 van het Burgerlijk Wetboek.
#### 3.4.1 Recht op herstelling
Een belangrijk aspect is dat de koper recht heeft op herstelling van het goed. Dit biedt een alternatief voor de huidige regeling waar vervanging of herstelling niet als primaire optie voorhanden is onder het oud Burgerlijk Wetboek.
#### 3.4.2 Dwaling en conformiteitsgebreken
De nietigheid van de koop wegens dwaling omtrent een doorslaggevende eigenschap die voortvloeit uit een conformiteitsgebrek, wordt niet toegestaan. Dit beoogt te voorkomen dat partijen zijsporen bewandelen en de focus te behouden op de conformiteitsregels.
#### 3.4.3 Dwingend recht bij B2C
In B2C (Business-to-Consumer) relaties is de nieuwe regelgeving van dwingend recht. Dit garandeert dat de consument niet kan afwijken van de beschermende bepalingen. In andere gevallen (B2B, C2C) is de regelgeving van aanvullend recht, wat betekent dat partijen er contractueel van kunnen afwijken.
---
# Verbintenissen van de koper
Dit hoofdstuk bespreekt de verplichtingen die voortvloeien uit de koopovereenkomst voor de koper.
### 5.1 Het goed in ontvangst nemen
De primaire verbintenis van de koper is het in ontvangst nemen van het verkochte goed. Dit impliceert niet enkel een fysieke acceptatie, maar ook de erkenning dat het geleverde goed overeenstemt met het verkochte goed, alsook akkoord met de wijze, plaats en tijdstip van levering.
* **Begrip aanvaarding:** Aanvaarding gebeurt uitdrukkelijk of stilzwijgend. Stilzwijgende aanvaarding kan blijken uit de inontneming van het goed en de betaling van de koopprijs. Dit is echter niet het geval bij bedrog of verborgen gebreken; hierbij kan de koper zich steeds beroepen op de gebreken.
* **Sanctie voor niet-inontneming:** Indien de koper weigert het goed in ontvangst te nemen, kan de verkoper gedwongen uitvoering vorderen. Dit kan door middel van een aanmaning, het goed in bewaring te geven, en het vorderen van een moratoire schadevergoeding. Daarnaast kan gerechtelijke ontbinding worden gevraagd na een aanmaning, tenzij een ontbindend beding is overeengekomen.
* **Speciaal geval:** Voor bederfelijke waren en snel waardeverminderende roerende goederen geldt een specifieke regel waarbij de verkoper, na verloop van de gebruikelijke afhalingstermijn en bij fout van de koper, gerechtelijke ontbinding kan vorderen zonder aanmaning. Deze specifieke regel wordt in wetsvoorstel Boek 7 BW afgeschaft, waarbij de algemene regels van artikel 5.93 BW volstaan.
* **Protest bij niet-conforme levering:** Bij een niet-conforme of incorrecte levering dient de koper onmiddellijk protest aan te tekenen. Dit kan door de levering te weigeren, een voorbehoud te maken, of bewarende maatregelen te nemen om het goed te behouden of de slechte toestand ervan vast te stellen.
### 5.2 Prijs betalen
De betaling van de overeengekomen prijs is de hoofdverbintenis van de koper.
* **Contante betaling:** Tenzij anders overeengekomen, dient de betaling contant te gebeuren bij de levering van het goed.
* **Uitgestelde betaling:** Indien de leveringstermijn door de verkoper wordt uitgesteld, wordt de betalingstermijn voor de koper eveneens uitgesteld.
* **Interesten:** Contractuele interesten kunnen vrij worden bepaald, met uitzondering van consumentenkredieten en B2C-relaties, waar specifieke regelgeving uit boek XIX WER geldt. Indien er geen contractuele regeling is, kan de verkoper bij wanbetaling aanspraak maken op wettelijke of contractuele interesten vanaf de ingebrekestelling. In verkoopvoorwaarden kan een vrijstelling van aanmaning worden voorzien, wat betekent dat het verstrijken van de betalingstermijn automatisch een ingebrekestelling inhoudt. Voor consumenten is een aanmaning echter steeds verplicht.
* **Schorsing van de betalingsplicht:** De koper kan zijn betalingsplicht rechtmatig schorsen middels de exceptie 'non adimpleti contractus' (ENAC) indien hij gegronde vrees heeft voor uitwinning of een eis tot uitwinning wordt ingesteld.
* **Uitdoving van de betalingsplicht:** De betalingsplicht dooft uit door betaling, kwijtschelding, schuldvergelijking, of verjaring. De algemene verjaringstermijn bedraagt tien jaar, met een specifieke termijn van één jaar voor de verkoop van handelswaren door een handelaar aan een niet-handelaar.
### 5.3 Kosten dragen
De kosten die gepaard gaan met de koopovereenkomst worden, tenzij anders overeengekomen, als volgt verdeeld:
* **Kosten tot behoud en bewaring:** Deze zijn ten laste van de verkoper.
* **Kosten van levering (verpakking, verzending):** Deze zijn eveneens ten laste van de verkoper.
* **Kosten van afhaling:** Deze zijn ten laste van de koper.
### 5.4 Meewerken aan de authentieke akte
Bij de verkoop van onroerende goederen is de koper gehouden mee te werken aan het verlijden van de authentieke akte.
### 5.5 Sancties bij niet-betaling van de koopprijs
Bij niet-betaling van de koopprijs kan de verkoper verschillende sancties inroepen:
* **Niet-uitvoeringsexceptie en retentierecht:** De verkoper kan de niet-uitvoeringsexceptie inroepen en het goed behouden (retentierecht). Dit wordt in wetsvoorstel Boek 7 BW afgeschaft.
* **Ontbinding:** Specifiek voor de koop kan de verkoper gerechtelijke ontbinding vorderen.
* **Gevaar voor verlies zaak en prijs:** Indien er gevaar is voor het verlies van de zaak en de prijs, kan de ontbinding worden gevorderd zonder uitstel van beoordeling door de rechter.
* **Ontbindend beding bij onroerende goederen:** Bij verkoop van onroerende goederen kan een ontbindend beding worden opgenomen. Na het verstrijken van de betalingstermijn en een aanmaning door de verkoper, treedt de ontbinding van rechtswege in, zonder beoordelingsvrijheid voor de rechter. Ook deze specifieke regel wordt in wetsvoorstel Boek 7 BW afgeschaft.
* **Bijkomende waarborgen eigen aan de koop:**
* **Voorrecht van de niet-betaalde verkoper:** Dit voorrecht wordt gevestigd bij de overschrijving van de koopakte in het hypotheekregister voor onroerende goederen. Voor roerende goederen kan de verkoper het goed terugvorderen middels beslag (oneigenlijke revindicatie), wat de wederverkoop belet en strekt tot behoud van het voorrecht van de onbetaalde verkoper. Dit geldt enkel indien het goed onveranderd in bezit is van de koper en dit binnen acht dagen na de levering wordt ingesteld. Tegenstelbaarheid aan derden is beperkt indien het voorrecht of de revindicatie niet tijdig is aangewend.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Levering | De overdracht van de verkochte zaak in de macht en in het bezit van de koper, waarbij materiële afgifte, symbolische of intellectuele overhandiging kan plaatsvinden. |
| Resultaatsverbintenis | Een verbintenis waarbij de schuldenaar gehouden is om een bepaald resultaat te bereiken, en waarbij de niet-realisatie van dit resultaat volstaat om een tekortkoming aan te nemen. |
| Toedracht leveringsplicht | De plicht van de verkoper om de verkochte zaak te leveren in een staat die overeenkomt met wat partijen zijn overeengekomen, inclusief de eigenschappen, hoeveelheid en toebehoren. |
| Conformiteit | De overeenstemming tussen het geleverde goed en de afspraken die in het contract zijn vastgelegd, alsook de redelijke verwachtingen van de koper. |
| Toebehoren | Materiële en immateriële goederen, rechten en attesten die bij de verkochte zaak horen en die mee overgedragen worden. |
| Vruchten | De opbrengsten die de zaak genereert sinds het moment van de verkoop, zoals dividenden, interesten of huurinkomsten. |
| Vrijwaring voor uitwinning | De verplichting van de verkoper om de koper te beschermen tegen elke stoornis die het eigendomsrecht of het bezit van het goed geheel of gedeeltelijk ontneemt. |
| Vrijwaring voor verborgen gebreken | De verplichting van de verkoper om de koper te beschermen tegen gebreken die het goed ongeschikt maken voor het beoogde gebruik en die bestonden op het ogenblik van de koop. |
| Inspanningsverbintenis | Een verbintenis waarbij de schuldenaar gehouden is om zich in te zetten om een bepaald doel te bereiken, maar waarbij het bereiken van dat doel niet gegarandeerd is. |
| Materiële afgifte | De daadwerkelijke fysieke overhandiging van de verkochte zaak aan de koper. |
| Symbolische afgifte | Een vorm van levering waarbij de zaak niet fysiek wordt overhandigd, maar symbolisch wordt overgedragen, bijvoorbeeld door de sleutels van een onroerend goed te overhandigen. |
| Intellectuele overhandiging | Een vorm van levering waarbij de koper toegang krijgt tot de zaak, bijvoorbeeld door het meedelen van codes of de titel van het goed. |
| Incoterms | Internationale handelstermen die de verdeling van kosten en risico"s regelen bij internationaal transport van goederen, van toepassing bij internationale handelskoop. |
| Risico-overdracht | Het moment waarop het risico van verlies of beschadiging van het goed overgaat van de verkoper op de koper, vaak gekoppeld aan het tijdstip van levering. |
| Ingebrekestelling | Een formele kennisgeving aan de schuldenaar dat deze tekortkomt in de nakoming van zijn verbintenissen, met als doel hem in de gelegenheid te stellen alsnog na te komen. |
| Gerechtelijke ontbinding | De ontbinding van een overeenkomst door een rechterlijke uitspraak, wegens een toerekenbare tekortkoming van een van de partijen. |
| Buitengerechtelijke ontbinding | De ontbinding van een overeenkomst buiten de tussenkomst van een rechter, door een eenzijdige verklaring van de schuldeiser. |
| Conformiteitsgebrek | Een gebrek dat ervoor zorgt dat een goed niet voldoet aan de contractuele bepalingen of aan de redelijke verwachtingen van de koper. |
| Garantieverbintenis | Een verbintenis waarbij de verkoper instaat voor de conformiteit van het goed, ongeacht de toerekenbaarheid van het gebrek aan de verkoper. |
| Verjaringstermijn | De periode waarbinnen een rechtsvordering kan worden ingesteld, waarna het recht om te procederen vervalt. |
| Consumentenkoop | Een koopovereenkomst tussen een verkoper die handelt in het kader van zijn commerciële of beroepsactiviteit en een koper, de consument, die handelt voor doeleinden buiten zijn handels- of beroepsactiviteit. |
| Dwaling | Een onjuiste voorstelling van de werkelijkheid die een partij ertoe brengt een overeenkomst aan te gaan. |
| Onrechtmatig beding | Een contractueel beding dat in strijd is met de wet of de openbare orde, en dat daarom nietig is. |
| Voorrecht niet-betaalde verkoper | Een wettelijk recht dat de verkoper beschermt wanneer de koopprijs niet is betaald, en dat hem een bevoorrechte positie geeft bij een eventuele gedwongen verkoop van het goed. |
| Oneigenlijke revindicatie | Een juridische actie waarmee een verkoper, onder bepaalde voorwaarden, een onbetaald goed kan terugvorderen dat zich nog in het bezit van de koper bevindt. |
| Koper | De partij die zich in een koopovereenkomst verbindt om de prijs van een goed te betalen. |
| Verkoper | De partij die zich in een koopovereenkomst verbindt om de eigendom van een goed over te dragen tegen betaling van een prijs. |
Cover
6) Deel 2 - Hoofdstuk 1 - Huur.pptx
Summary
# Algemene kenmerken van huur
Dit gedeelte behandelt de algemene definities, kenmerken en vormvereisten van een huurovereenkomst, inclusief de toepasselijkheid van gemeen recht en de contractuele vrijheid.
## 1. Definities en algemene kenmerken
Een huurovereenkomst is een wederkerig contract waarbij de ene partij, de verhuurder, zich ertoe verbindt een zaak (roerend of onroerend, lichamelijk of onlichamelijk, mits deze in de handel is) tijdelijk, tegen een bepaalde of bepaalbare prijs, in gebruik en genot te geven aan de andere partij, de huurder.
### 1.1 Kernmerken van de huurovereenkomst
* **Wederkerig contract:** Beide partijen hebben verbintenissen ten aanzien van elkaar.
* **Verbintenis tot tijdelijk genot:** Het genot van de zaak is steeds tijdelijk; eeuwigdurende huur is van rechtswege nietig. Huur van langer dan 99 jaar is ook nietig en niet reduceerbaar.
* **Persoonlijk genotsrecht:** De huurder verkrijgt een louter vorderingsrecht (persoonlijk recht) op het genot van de zaak, in tegenstelling tot de vruchtgebruiker die een zakelijk recht verkrijgt.
* **Onder bezwarende titel:** De huurovereenkomst geschiedt tegen een tegenprestatie (de huurprijs).
* **Consensueel contract:** De huurovereenkomst komt tot stand door de loutere toestemming van partijen; er zijn in principe geen vormvereisten.
* **In principe niet intuitu personae:** De huurovereenkomst wordt niet in principe gesloten omwille van de persoon van de huurder, hoewel uitzonderingen kunnen bestaan.
### 1.2 De huurprijs
De huurprijs is de essentie van de prestatie van de huurder. Deze kan betaald worden in geld of in natura. Indien er geen tegenprestatie is, spreken we van bruikleen of kosteloze bewoning.
### 1.3 Bekwaamheid
De algemene bekwaamheidsregels zijn van toepassing. Enkel de eigenaar kan verhuren, maar hij heeft slechts een persoonlijk vorderingsrecht met de huurder en enkel de verbintenis om genot te verschaffen.
## 2. Vormvereisten
### 2.1 Algemeen principe: Consensualisme
In principe is er geen vormvereiste voor een huurovereenkomst. Mondelinge huur is dus geldig.
### 2.2 Bewijsregime
* **Vanaf aanvatting:** Indien de huur is aangevat, geldt het gemeenrechtelijk bewijsregime (Boek 8 NBW).
* **Vóór aanvatting:** Voor het bewijs van het bestaan van een huur die nog niet tot uitvoering is gebracht, geldt een afwijkende, suppletieve bewijsregel. Enkel het bestaan van het contract kan bewezen worden, niet de modaliteiten. Bewijs door getuigen of vermoedens is hier niet mogelijk, zelfs niet onder een bedrag van 3500 euro of bij een begin van geschreven bewijs.
### 2.3 Tegenwerpbaarheid aan derden
* **Algemeen:** Derden moeten de huurovereenkomst als feit respecteren.
* **Uitzondering voor huurovereenkomsten van +9 jaar of met kwijting van +3 jaar huurprijs:** Deze moeten verplicht worden overgeschreven op het hypotheekkantoor om tegenwerpelijk te zijn aan derden. Dit vereist een authentieke akte. Een uitzondering geldt enkel voor derden te goeder trouw die de niet-overschrijving kunnen inroepen.
## 3. Verschillende regimes
Het gemeen huurrecht is in principe suppletief en kent een grote contractuele vrijheid. Er bestaan echter bijzondere beschermingsregimes voor specifieke huurders:
* **Woninghuurwet (1991), gewijzigd bij het Vlaams Woninghuurdecreet:** Beschermt de huurder van een woning die als hoofdverblijfplaats dient. Dit is sinds 1 januari 2019 gewestelijk bevoegd.
* **Sociale huur:** Geregeld op gewestelijk niveau.
* **Pacht:** Voor landbouwers.
* **Handelshuur:** Voor kleinhandelaars.
* **Studentenhuren:** Specifieke regels voor studentenkamers.
Het gemeen huurrecht blijft residuair van toepassing waar deze bijzondere wetten niet voorzien.
## 4. Verbintenissen van de verhuurder (Gemeen huurrecht)
De verhuurder heeft de volgende verbintenissen, vastgelegd in artikel 1719 BW:
### 4.1 Levering van het gehuurde goed
* **Essentiële verbintenis:** De verhuurder moet het goed leveren in een staat die gebruik en genot toelaat.
* **Staat van het goed:** De verhuurder moet het goed leveren in goede staat van onderhoud. De bepaling "verhuren in staat waarin het zich bevindt" is van aanvullend recht. Een plaatsbeschrijving bij aanvang is nuttig.
### 4.2 Onderhoudsverplichting
* **Onderhoud:** De verhuurder moet het goed zodanig onderhouden dat het kan dienen tot het gebruik waarvoor het bestemd is. Dit omvat de nodige herstellingen, met uitzondering van deze ten laste van de huurder (tenzij anders geregeld).
* **Voorbeelden van herstellingen ten laste van de verhuurder:** Putten ruimen, omheiningen vernieuwen, daken, muren en schoorstenen herstellen, onderhoud van de lift en leidingen, centrale verwarming (tenzij slechte werking door slecht onderhoud huurder), vensters en vensterramen herstellen (tenzij schade door huurder).
* **Dringende herstellingen:** De huurder moet deze verdragen, tenzij ze meer dan 40 dagen duren. Dit is een suppletieve regel.
* **Tenietgaan van het goed:**
* **Geheel tenietgaan door toeval of overmacht:** De huurovereenkomst is van rechtswege ontbonden zonder schadevergoeding. De verhuurder moet niet opnieuw bouwen.
* **Gedeeltelijk tenietgaan:** De huurder heeft de keuze tussen prijsvermindering of ontbinding van het huurcontract.
### 4.3 Vrijwaring voor rustig genot
De verhuurder moet ervoor zorgen dat de huurder het gehuurde goed ongestoord kan gebruiken. Dit omvat:
* **Vrijwaring voor eigen daad (art. 1723 BW):** De verhuurder mag geen daden stellen die het genot van de huurder verstoren. Dit geldt ook voor daden van personen die hij aanstelt (bv. aannemers).
* **Vrijwaring voor rechtsstoornissen door derden (art. 1726-1727 BW):** De verhuurder moet optreden tegen rechtsstoornissen van derden (bv. aanspraken op een zakelijk recht). Hij is niet aansprakelijk voor feitelijke stoornissen van derden of medehuurders (art. 1725 BW).
* **Vrijwaring voor gebreken (art. 1721 BW):** De verhuurder is aansprakelijk voor verborgen gebreken die het normaal gebruik van de zaak verhinderen, zelfs indien deze gebreken tijdens de huur opduiken.
* **Voorbeelden:** Insijpelen regenwater, vochtigheid door de gebouwstructuur, slechte staat van de lift, schoorsteen die niet trekt, ratten, intoxicatie door boiler, afwezigheid stromend water, slecht werkende wasmachine in wassalon.
* **Sancties bij verborgen gebreken:** Exceptio non adimpleti contractus, uitvoering in natura (herstel), prijsvermindering, of ontbinding van de huur bij ernstige verstoring.
## 5. Verbintenissen van de huurder (Gemeen huurrecht)
De huurder heeft de volgende verbintenissen, vastgelegd in artikel 1728 BW:
### 5.1 Betalen van de prijs, kosten en lasten
* **Betalen prijs:** De huurprijs is vrij te bepalen door partijen. Het tijdstip, de plaats en de wijze van betaling worden doorgaans in het contract vastgelegd. Indien niet bepaald, is de huurprijs een haalschuld die de verhuurder op de woonplaats van de huurder komt innen.
* **Indexatie prijs:** Indien de huurprijs aan de kosten van levensonderhoud wordt gekoppeld, is de dwingende regeling van artikel 1728 bis BW van toepassing, zelfs bij gemene huur. De indexatie mag slechts één keer per jaar, ten vroegste één jaar na de inwerkingtreding van het contract, plaatsvinden en is gebaseerd op de gezondheidsindex.
* **Kosten en lasten:** Kosten zijn uitgaven die de verhuurder doet om de huurder een volwaardig genot te geven. Lasten zijn belastingen en retributies. Deze kunnen aan de huurder worden aangerekend, tenzij anders bepaald in het contract. Indien niet forfaitair bepaald, geldt de dwingende regeling van artikel 1728 ter BW. De verhuurder moet een gedetailleerde opgave van de kosten en lasten vermelden in het aanbod.
### 5.2 Het gehuurde goed gebruiken en onderhouden conform bestemming
* **Gebruik:** De huurder moet het goed gebruiken als een "goed huisvader" en volgens de bestemming die in het huurcontract is vastgelegd. Een eenzijdige wijziging van bestemming kan leiden tot ontbinding van de huur.
* **Voorbeelden:** Een woning mag niet als handelshuis worden gebruikt, een woonhuis mag niet tot kantoren worden omgevormd, etc.
* **Onderhoud:** De huurder is verantwoordelijk voor kleine huurherstellingen en het onderhoud.
* **Kleine herstellingen:** Volgens artikel 1754 BW en plaatselijke gebruiken. Dit zijn onbeduidende schadegevallen die vermoedelijk het gevolg zijn van het gebruik door de huurder, tenzij er sprake is van ouderdom, slijtage of overmacht.
* **Grote herstellingen:** Ten laste van de verhuurder (aanvullend recht).
* **Aansprakelijkheid voor schade:** De huurder is contractueel aansprakelijk voor beschadigingen, tenzij hij bewijst dat deze niet door zijn schuld zijn veroorzaakt (art. 1732 BW). Dit is een resultaatsverbintenis. De huurder is ook aansprakelijk voor schade veroorzaakt door zijn huisgenoten (personen die met zijn toestemming in de woning verblijven, art. 1735 BW).
* **Verbouwingen:** Het is in principe verboden om te verbouwen. Wegneembare aanpassingswerken conform de bestemming zijn toegelaten. Bij het einde van de huur kunnen deze door de huurder worden weggenomen of, indien behouden door de verhuurder, een vergoeding op grond van verrijking zonder oorzaak rechtvaardigen. Niet-wegneembare werken, met of zonder toestemming, moeten contractueel worden geregeld.
### 5.3 Het goed teruggeven op einde huurperiode
* **Staat van teruggave:** Het goed moet worden teruggegeven in de staat waarin het zich bevond bij aanvang van de huur.
* **Plaatsbeschrijving:** Een omstandige en gedetailleerde plaatsbeschrijving bij aanvang van de huur is verplicht (zeker bij woninghuur) om latere discussies te vermijden. Bij afwezigheid van een plaatsbeschrijving wordt de huurder vermoed het goed in goede staat te hebben ontvangen en moet de verhuurder het tegendeel bewijzen.
* **Teruggave bij brand (art. 1733 BW):** De huurder is aansprakelijk voor brand tenzij hij bewijst dat deze buiten zijn schuld is ontstaan. Dit is een wettelijk vermoeden van contractuele aansprakelijkheid. Tegenbewijs is streng voor de huurder.
* **Stofferingsplicht (art. 1752 BW):** De huurder moet het gehuurde goed voorzien van voldoende huisraad. Indien niet, kan hij uit zijn woning gezet worden, tenzij hij voldoende zekerheid stelt voor de betaling van de huurprijs.
## 6. Duur van de huur (Gemeen huurrecht)
* **Bepaalde duur:** Vrij te kiezen door partijen, met een maximum van 99 jaar. Bij verstrijken van de duur eindigt de huur van rechtswege. Contractueel kan een tussentijds opzeggingsrecht worden bedongen.
* **Onbepaalde duur:** Vaak mondelinge contracten of geschreven contracten zonder uitdrukkelijke termijn. In principe geldt een opzeggingstermijn van één maand.
* **Stilzwijgende wederverhuring (art. 1738 BW):** Indien de huurder na het verstrijken van de duur in het gehuurde goed blijft en de verhuurder zich hiertegen niet verzet, wordt de huur stilzwijgend verlengd onder dezelfde voorwaarden en duur.
## 7. Einde van de huur (Gemeen huurrecht)
De huurovereenkomst kan eindigen door:
* **Opzegging:** Dit is een eenzijdige, vormvrije rechtshandeling. Voor bewijs wordt een aangetekende brief of deurwaardersexploot aangeraden.
* **Minnelijk akkoord:** Door wederzijdse toestemming.
* **Wanprestatie:** Ontbinding van de huur kan gevorderd worden bij wanprestatie van de verhuurder of huurder. Een uitdrukkelijk ontbindend beding is strijdig met de openbare orde.
* **Verval van het voorwerp:** Juridisch of materieel tenietgaan van het gehuurde goed. Gedeeltelijk tenietgaan kan leiden tot prijsvermindering of ontbinding.
* **Overlijden van de verhuurder of huurder:** Tenzij anders bedongen.
* **Faillissement of kennelijk onvermogen:** Van de verhuurder of huurder.
* **Verkoop van het verhuurde goed:** In principe geen beëindigingsgrond voor de huur bij gemeen huurrecht (zie ook tegenwerpbaarheid).
## 8. Onderverhuur en overdracht van huur (Gemeen huurrecht)
* **Onderverhuur:** De huurder verhuurt de zaak (geheel of gedeeltelijk) aan een derde. Dit creëert een nieuwe, zelfstandige overeenkomst tussen de huurder (nu hoofdverhuurder) en de onderhuurder. Er is geen directe band tussen de hoofdverhuurder en de onderhuurder. Onderverhuur is in principe toegelaten, tenzij conventioneel uitgesloten.
* **Overdracht van huur:** De huurder draagt zijn huurovereenkomst over aan een derde, die de oorspronkelijke huur voortzet. De oorspronkelijke huurder blijft in principe hoofdelijk gehouden. Dit is in principe mogelijk tenzij conventioneel uitgesloten.
## 9. Overdracht van het verhuurde goed (Gemeen huurrecht)
De overdracht onder bijzondere titel (verkoop, schenking, etc.) beëindigt de huur in principe niet (art. 1743 BW). De huur bindt de overnemer, tenzij:
* **Geen eerbiedigingsbeding:** Er geen contractueel beding is ten behoeve van de huurder.
* **Geen vaste dagtekening:** De huurovereenkomst geen vaste dagtekening heeft verworven vóór de koop (meestal de datum van de authentieke akte).
* **Uitzettingsbeding:** De verhuurder of de nieuwe verkrijger zich het recht voorbehoudt om de huur te beëindigen bij eigendomsoverdracht (art. 1745-1748 BW).
Bij huur van +9 jaar is overschrijving op het hypotheekkantoor verplicht voor tegenwerpelijkheid aan derden.
## 10. Procesrechtelijke aspecten (Gemeen huurrecht)
* **Bevoegde rechter:** De vrederechter is bevoegd voor huur van onroerende goederen, ongeacht het bedrag (art. 591, 1° jo. art. 629, 1° Ger.W.).
* **Procedure:** Vaak via verzoekschriftprocedure.
* **Verjaring:** Vordering tot betaling huurprijs verjaart na 5 jaar (art. 2277 BW). Vordering tot betaling indexering verjaart na 1 jaar (art. 2273, eerste lid BW).
---
# Verbintenissen van de verhuurder en huurder
Hieronder volgt een gedetailleerd studiemateriaal over de verbintenissen van de verhuurder en de huurder, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 2. Verbintenissen van de verhuurder en huurder
Dit onderwerp behandelt de wederzijdse verplichtingen die voortvloeien uit een huurovereenkomst, inclusief de leveringsplicht, onderhoudsverplichtingen en vrijwaringsplicht van de verhuurder, evenals de plicht tot betaling van de huurprijs, het gebruik en onderhoud van het gehuurde goed, en de teruggaveverplichting van de huurder.
### 2.1 Algemene kenmerken van de huurovereenkomst
Een huurovereenkomst, zoals gedefinieerd in artikel 1709 van het Burgerlijk Wetboek (BW), is een wederkerig contract waarbij de ene partij (de verhuurder) zich ertoe verbindt om de andere partij (de huurder) het rustig genot te verschaffen van een zaak gedurende een bepaalde tijd, tegen een door de huurder te betalen prijs.
* **Wederkerig contract:** Beide partijen hebben verplichtingen.
* **Tijdelijk:** Een eeuwigdurende huur is van rechtswege nietig. Huur van langer dan 99 jaar is eveneens nietig en niet reduceerbaar.
* **Persoonlijk genotsrecht:** De huurder verkrijgt een vorderingsrecht, wat betekent dat het een persoonlijk recht is, in tegenstelling tot een zakelijk recht zoals vruchtgebruik.
* **Definitie:**
* Betreft een (on)roerende of (on)lichamelijke zaak die in de handel is.
* Vereist een tegenprestatie (de huurprijs), die bepaald of bepaalbaar moet zijn. Dit kan in geld of in natura zijn.
* **Kenmerken:**
* **Consensueel contract:** Komt tot stand door loutere wilsovereenstemming; er zijn in principe geen vormvereisten. Mondelinge huur is geldig.
* **Wederkerig:** Schept verbintenissen voor beide partijen.
* **Onder bezwarende titel:** Elke partij ontvangt een voordeel.
* **In principe niet intuitu personae:** De overeenkomst is niet strikt gebonden aan de persoon van de huurder.
* **Bekwaamheid:** Algemene bekwaamheidsregels zijn van toepassing. Niet enkel de eigenaar kan verhuren.
* **Vormvereisten:**
* In principe geen vormvereisten (art. 1714 BW).
* Als de huur is aangevat, geldt het gemeenrechtelijk bewijsregime (Boek 8 NBW).
* Voor het bewijs van het bestaan van een huur die nog niet tot uitvoering is gebracht, gelden strengere regels (art. 1715 BW): geen bewijs door getuigen of vermoedens, ook niet onder 3.500 euro of bij begin van geschreven bewijs.
* **Tegenwerpelijkheid aan derden:**
* Huur met een duur van langer dan 9 jaar of huurovereenkomsten met een kwijting van meer dan 3 jaar huurprijs moeten worden overgeschreven op het hypotheekkantoor om tegenwerpelijk te zijn aan derden. Dit vereist een authentieke akte.
* Niet-overschrijving kan enkel worden ingeroepen door derden te goeder trouw.
#### 2.1.1 Verschillende regimes
Er bestaan verschillende huurregimes, die suppletief of dwingend kunnen zijn:
* **Gemeen huurrecht (suppletief):** Van toepassing indien geen specifiek regime van toepassing is (art. 1714 – 1762 bis BW). Biedt grote contractuele vrijheid.
* **Woninghuurwet (1991), gewijzigd door het Vlaams Woninghuurdecreet (sinds 1 januari 2019):** Dwingend recht ter bescherming van de huurder van woonruimte. Dit is nu een gewestbevoegdheid.
* **Sociale Huur:** Reglementering op gewestelijk niveau.
* **Pacht:** Specifiek regime voor landbouwers.
* **Handelshuur:** Specifiek regime voor kleinhandelaars en ambachtslieden (Handelshuurwet van 1951).
* **Studentenhuur:** Specifiek regime voor studentenkamers.
Het gemeen huurrecht blijft residuair van toepassing waar de bijzondere wetten niet voorzien.
### 2.2 Verbintenissen van de verhuurder
De voornaamste verbintenissen van de verhuurder, opgesomd in artikel 1719 BW, zijn:
1. Het verhuurde goed leveren aan de huurder.
2. Het goed onderhouden zodanig dat het kan dienen tot het gebruik waarvoor het bestemd is.
3. De huurder vrijwaren voor rustig genot.
#### 2.2.1 Leveringsverplichting
* **Essentiële verbintenis:** De verhuurder moet het goed in goede staat van onderhoud leveren, zodat de huurder het gebruik en genot ervan kan hebben. De verhuurder kan zich hiervoor niet exonereren.
* **Staat van het goed:** De wet stelt dat het goed wordt verhuurd in de staat waarin het zich bevindt, maar dit is van aanvullend recht. Een plaatsbeschrijving bij aanvang is aan te raden.
#### 2.2.2 Onderhoudsverplichting
* **Onderhoud van het goed:** De verhuurder is gehouden het goed zodanig te onderhouden dat het kan dienen voor het overeengekomen gebruik.
* **Uitvoering van nodige herstellingen:** Dit omvat zowel dringende als niet-dringende, grove en niet-grove herstellingen. Verfraaiingswerken vallen hier niet onder.
* **Voorbeelden van herstellingen ten laste van de verhuurder:**
* Dak-, muur- en schoorsteenherstellingen.
* Vernieuwing van omheiningen en afsluitingen.
* Onderhoud en herstel van liften en leidingen.
* Centrale verwarming (tenzij slecht onderhoud door huurder).
* Herstel van vensters en vensterramen (tenzij schade door huurder).
* **Ondervanging van ongemakken:** Huurder moet ongemakken van dringende herstellingen verdragen, tenzij deze langer dan 40 dagen duren (suppletief).
* **Tenietgaan van het goed:**
* Indien het goed tenietgaat door toeval of overmacht, is de huurovereenkomst van rechtswege ontbonden. De verhuurder hoeft het niet opnieuw te bouwen.
* Bij gedeeltelijk tenietgaan heeft de huurder de keuze tussen prijsvermindering of ontbinding van het huurcontract (art. 1722 BW).
#### 2.2.3 Vrijwaring voor rustig genot
De verhuurder moet de huurder vrijwaren voor verstoringen van het huurgenot. Dit gebeurt op drie vlakken:
1. **Vrijwaring voor eigen daad (art. 1723 BW):**
* De verhuurder mag zelf geen daden stellen die het gebruik en genot van het gehuurde verstoren.
* Bij vrijwillige vervreemding moet de verhuurder de verkrijger verplichten de lopende huur na te komen.
* Het is de verhuurder verboden de gedaante van het verhuurde goed te veranderen of delen ervan aan andere huurders ter beschikking te stellen op een wijze die de eerste huurder schaadt.
* Stoornissen veroorzaakt door personen die in opdracht van de verhuurder werken uitvoeren, vallen onder deze vrijwaringsplicht.
2. **Vrijwaring voor rechtsstoornissen door derden (art. 1726-1727 BW):**
* De verhuurder moet de huurder beschermen tegen rechtsaanspraken van derden die het huurgenot betwisten.
* Dit geldt **niet** voor feitelijke stoornissen door derden of medehuurders (art. 1725 BW).
3. **Vrijwaring voor gebreken (art. 1721 BW):**
* Dit principe is vergelijkbaar met de vrijwaring voor verborgen gebreken bij koop.
* Het betreft gebreken die het normale of overeengekomen gebruik (geheel of gedeeltelijk) verstoren. Een gedeeltelijke verstoring volstaat.
* De oorzaak van het gebrek is irrelevant, ook wanneer dit te wijten is aan slecht onderhoud door de verhuurder.
* **Voorbeelden van gebreken:** insijpeling van regenwater, vochtigheid te wijten aan het gebouw, slechte staat van de lift, schoorsteen die niet trekt, aangetast door ongedierte, toxiciteit door een boiler, afwezigheid van stromend water, slecht sluitende wasmachine.
#### 2.2.4 Sancties bij verborgen gebreken
* **Exceptio non adimpleti contractus:** De huurder mag de betaling van de huurprijs opschorten.
* **Uitvoering in natura:** Vordering tot herstel door de verhuurder.
* **Prijsvermindering:** Voor de duur van de verstoring van het rustig genot.
* **Ontbinding:** Indien de verstoring ernstig is, kan ontbinding op grond van artikel 1184 BW gevorderd worden (art. 5.90 NBW).
### 2.3 Verbintenissen van de huurder
De belangrijkste verbintenissen van de huurder, opgesomd in artikel 1728 BW, zijn:
1. De huurprijs, kosten en lasten betalen.
2. Het goed gebruiken en onderhouden conform de bestemming.
3. Het goed teruggeven op het einde van de huurperiode.
#### 2.3.1 Betalen van prijs, kosten en lasten
* **Huurprijs:**
* De huurprijs is in principe vrij te bepalen (wilsautonomie), tenzij anders bepaald in specifieke wetgeving (bv. pacht).
* De huurprijs kan in geld of in natura betaald worden.
* **Tijdstip en wijze van betaling:** Meestal contractueel bepaald (bv. maandelijks, via domiciliëring). Indien niet bepaald, is het een haalschuld (art. 1247 BW), wat betekent dat de verhuurder de huurprijs moet komen innen op de woonplaats van de huurder.
* **Indexatie:**
* Indien gekoppeld aan de kosten van levensonderhoud, is de dwingende regeling van art. 1728 bis BW van toepassing.
* Volgens art. 1728 bis BW is indexatie slechts eenmaal per jaar mogelijk, ten vroegste één jaar na de inwerkingtreding van het contract. De indexatie gebeurt op basis van de gezondheidsindex (exclusief tabak, alcohol, benzine) van de maand voorafgaand aan de maand waarin het contract werd gesloten.
* Een decreet van 3 oktober 2022 beperkt de indexatie van huurprijzen op basis van het energieprestatiecertificaat (EPC).
* **Kosten en lasten:**
* **Kosten:** Uitgaven die de verhuurder doet om de huurder een volwaardig genot te verschaffen of het goed aangenamer te maken.
* **Lasten:** Belastingen en retributies aan openbare overheden, geheven m.b.t. de persoon van de verhuurder, de eigendom van het goed of een dienst verstrekt aan de bewoner.
* Deze kunnen contractueel aan de huurder worden aangerekend (bv. gas, water, elektriciteit, verwarming, onderhoud, onroerende voorheffing).
* **Forfaitair of werkelijke kosten:** Indien niet forfaitair, is artikel 1728 ter BW dwingend van toepassing, wat een gedetailleerde opgave van werkelijke uitgaven vereist.
* De verhuurder moet het bedrag van de huurprijs en gemeenschappelijke lasten vermelden in het aanbod (art. 1716 BW).
#### 2.3.2 Gebruiken en onderhouden conform bestemming
* **Gebruik en onderhoud:** De huurder moet het goed gebruiken als een "goede huisvader" en conform de bestemming die in het huurcontract is bepaald.
* **Bestemming:** De bestemming wordt bepaald door onderling akkoord, expliciet of stilzwijgend, en kan niet eenzijdig gewijzigd worden. Dit heeft ook fiscale en stedenbouwkundige gevolgen.
* **Voorbeelden:** Een huis bestemd tot bewoning mag niet als handelshuis gebruikt worden. Een villa mag niet als hotel of restaurant dienen.
* **Wijziging bestemming:** Een wijziging van bestemming kan leiden tot ontbinding van het huurcontract (art. 1729 BW).
* **Concrete verbintenissen:**
* Het goed bewonen en verluchten.
* Minimale verwarming in vorstperiodes.
* Onderhoud van de tuin.
* Melden van noodzakelijke herstellingen aan de verhuurder.
* Het goed niet beschadigen.
* **Herstellingen ten laste van de huurder:**
* **Kleine huurherstellingen:** Noodzakelijke herstellingen van onbeduidende schade die vermoedelijk het gevolg is van het gebruik door de huurder (art. 1754 BW en plaatselijke gebruiken).
* **Uitzondering:** Geen herstellingen ten laste van de huurder bij ouderdom (slijtage) of overmacht (art. 1755 BW).
* Grove herstellingen zijn ten laste van de verhuurder (aanvullend recht).
* **Beschadigingen:** De huurder is contractueel aansprakelijk voor beschadigingen, tenzij hij bewijst dat deze niet door zijn schuld zijn veroorzaakt (art. 1732 BW).
#### 2.3.3 Teruggave op einde huurperiode
* **Staat bij teruggave:** Het goed moet worden teruggegeven in de staat waarin het zich bevond bij aanvang van de huur.
* **Verbouwingen:**
* **In principe verboden:** De huurder mag niet (ver)bouwen, tenzij anders contractueel bedongen. Wegneembare aanpassingswerken conform de bestemming zijn hoogstens toegelaten.
* **Toegelaten werken:** Kleine werken die de structuur niet raken (bv. naamplaatje, telefoonlijn, aansluiting gas/water/elektriciteit), mits ze verwijderd kunnen worden.
* **Behoud door verhuurder:** Indien de verhuurder werken wil behouden, is hij een vergoeding verschuldigd op grond van verrijking zonder oorzaak.
* **Niet-bestemmingsconforme werken:**
* Met toestemming: Vergoeding verschuldigd indien behouden.
* Zonder toestemming: Verhuurder kan afbraak eisen, herstelling en eventueel ontbinding vorderen met schadevergoeding. De verhuurder kan ook behoud verkiezen zonder vergoeding.
* **Aansprakelijkheid voor huisgenoten:** De huurder is contractueel aansprakelijk voor schade veroorzaakt door alle personen die met zijn toestemming in het gehuurde goed verblijven (art. 1735 BW). Dit geldt niet voor schade veroorzaakt door derden die tegen de wil van de huurder binnendringen.
* **Plaatsbeschrijving:**
* **Bij aanvang:** Moet omstandig en gedetailleerd zijn (art. 1730 BW). Bij woninghuur is dit verplicht en moet het bij de registratie worden gevoegd.
* **Bij afwezigheid:** De huurder wordt vermoed het goed in dezelfde staat te hebben ontvangen als waarin het zich bevindt op het einde van de huur. De verhuurder moet het tegendeel bewijzen (art. 1731 BW).
* **Bij einde:** Er is geen specifieke wettelijke regeling voor de plaatsbeschrijving bij einde huur. Huurschade kan met alle middelen van recht worden bewezen.
* **Teruggave bij brand (art. 1733 BW):**
* De huurder is aansprakelijk voor brand, tenzij hij bewijst dat de brand buiten zijn schuld is ontstaan. Dit is een wettelijk vermoeden van contractuele aansprakelijkheid.
* Het tegenbewijs is streng voor de huurder.
* Indien de brand niet buiten de schuld van de huurder is ontstaan, wordt de huurovereenkomst ontbonden (art. 1741 BW) en is de huurder tot vergoeding gehouden.
* **Stofferingsplicht:** De huurder is verplicht het huis van voldoende huisraad te voorzien. Indien niet, kan hij eruit worden gezet, tenzij hij voldoende zekerheid stelt voor de huurprijs (art. 1752 BW).
* **Voorrecht van de verhuurder:** De verhuurder geniet een voorrecht op de inboedel van de huurder voor onbetaalde huurgelden (art. 20, 1° Hyp.W.). Dit voorrecht geldt voor de huurgelden van twee vervallen jaren en de nog niet-vervallen huurgelden van het lopende jaar.
#### 2.3.4 Duur van de huur (Gemeen huurrecht)
* **Bepaalde duur:**
* De duur is vrij te bepalen (dagen, maanden, jaren). Huur van langer dan 99 jaar is nietig.
* De huur eindigt van rechtswege bij het verstrijken van de duur (art. 1737 BW).
* Een tussentijds opzeggingsrecht kan contractueel worden bedongen (bv. 3-6-9).
* **Stilzwijgende wederverhuring (art. 1738 BW):** Indien er geen uitdrukkelijk opzeggingsbeding is, wordt de huur verlengd onder dezelfde voorwaarden. Dit kan contractueel worden uitgesloten.
* **Onbepaalde duur:**
* Mondelinge huurcontracten of schriftelijke contracten zonder duidelijke termijn zijn van onbepaalde duur.
* **Opzeggingstermijn:** In principe één maand (art. 1736 BW).
* De opzegging is een eenzijdige, vormvrije rechtshandeling, maar best aangetekend of via deurwaardersexploot voor bewijs.
* Bij opzegging van een gezinswoning is voorzichtigheid geboden.
#### 2.3.5 Einde van de huur (Gemeen huurrecht)
De huur kan eindigen door:
1. **Opzegging:** Door huurder of verhuurder.
2. **Minnelijk akkoord:** Tussen partijen (art. 1134 BW, art. 5.69 NBW).
3. **Wanprestatie:** Ontbinding van de huur (art. 1741 BW). Een uitdrukkelijk ontbindend beding is strijdig met de openbare orde (art. 1762 bis BW).
4. **Verval van het voorwerp:** Geheel of gedeeltelijk tenietgaan van het gehuurde goed (art. 1722 BW).
5. **Overlijden verhuurder/huurder:** Tenzij anders bedongen (art. 1742 BW).
6. **Faillissement of kennelijk onvermogen:** Van de verhuurder of huurder.
7. **Verkoop verhuurde goed:** Dit is in principe geen beëindigingsgrond. De gevolgen zijn afhankelijk van o.a. vaste dagtekening en uitzettingsbedingen (zie 2.6.2).
#### 2.3.6 Onderverhuur en overdracht van huur
* **Onderverhuur:** De hoofdhuurder geeft (gedeeltelijk) het genot van het gehuurde goed aan een onderhuurder. Er ontstaat een nieuwe, zelfstandige overeenkomst zonder directe band tussen hoofdverhuurder en onderhuurder. In principe is onderverhuur toegestaan, tenzij contractueel verboden (art. 1717 BW).
* **Overdracht van huur:** De hoofdhuurder draagt de huurovereenkomst over aan een derde, die de oorspronkelijke huurder vervangt. De hoofdhuurder behoudt al zijn verplichtingen ten opzichte van de hoofdverhuurder.
#### 2.3.7 Huurwaarborg
* **Facultatief:** Een huurwaarborg is niet verplicht, maar kan verschillende vormen aannemen (bankgarantie, geldsom op een gemeenschappelijke rekening, overhandiging aan verhuurder).
* **Doel:** Dienen als zekerheid voor de huurder.
### 2.4 Procesrechtelijke aspecten
* **Bevoegde rechter:** De vrederechter, ongeacht het bedrag, voor huur van onroerend goed (art. 591, 1° Ger.W.).
* **Procedure:** Verzoekschriftprocedure (art. 1344 bis Ger.W.).
* **Verjaring:** Vordering tot betaling huurprijs verjaart na 5 jaar (art. 2277 BW). Vordering tot betaling indexering verjaart na 1 jaar (art. 2273 BW).
### 2.5 Woninghuurdecreet (Vlaams Gewest)
Dit is een dwingend recht dat van toepassing is op huurovereenkomsten betreffende de hoofdverblijfplaats van de huurder.
* **Doelstellingen:** Woonzekerheid bevorderen door stabiliteit, minimale kwaliteitsvereisten (veiligheid, gezondheid, woonkwaliteit).
* **Toepassingsgebied:** Huur van onroerende of roerende goederen door natuurlijke personen als hoofdverblijfplaats. Rechtspersonen vallen er in principe niet onder, tenzij conventioneel anders overeengekomen.
* **Hoofdverblijfplaats:** De woning waar een gezin of alleenstaande effectief en gewoonlijk verblijft. Inschrijving in bevolkingsregister is een indicatie, maar feitenkwestie.
* **Vormvereisten:** Verplicht schriftelijk contract, met specifieke inhoud en verplichte bijlagen.
* **Registratie:** Verplicht door de verhuurder binnen twee maanden na contractsluiting, kosteloos bij FOD Financiën. Sanctie bij niet-registratie is een boete en burgerlijk kan de huurder geen vergoeding verschuldigd zijn bij vervroegde beëindiging.
* **Staat van het goed:** Moet voldoen aan elementaire vereisten van veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid (KB 1997, Vlaamse Wooncode). Sanctie is nietigheid, tenzij een renovatieovereenkomst wordt gesloten.
* **Duur:**
* In principe 9 jaar, met automatische verlenging met 3 jaar indien geen opzegging.
* Contracten van max. 3 jaar zijn mogelijk, maar dan niet opzegbaar (behalve uitzonderlijke bepaling).
* Opzegging bij 9-jarige huur vereist een termijn van 6 maanden voor het einde.
* **Opzegging door huurder:**
* Bij 9-jarige huur: altijd mogelijk mits opzegtermijn van 3 maanden, zonder motivering en met eventuele vergoeding (3/2/1 maand huur tijdens eerste 3 jaar).
* Uitzondering voor contracten van max. 3 jaar.
* **Opzegging door verhuurder:**
* **Eigen gebruik:** Met 6 maanden opzegtermijn en vermelding van de toekomstige bewoner (klein)kinderen, (groot)ouders, broers, zussen, neven en nichten. Sanctie bij niet-bewoning is schadevergoeding (18 maanden huur).
* **Verbouwingswerken:** Met 6 maanden opzegtermijn en gestaafde ernst van de werken.
* **Ongemotiveerde opzegging:** Mogelijk op einde van 3- en 6-jarige termijn, met 6 maanden opzegtermijn en vergoeding (9 of 6 maanden huur).
* **Overdracht verhuurde goed:** De verkrijger treedt van rechtswege in de rechten en plichten van de verhuurder. Dit geldt zelfs bij een uitzettingsbeding, indien de huurovereenkomst een vaste datum heeft verkregen vóór de vervreemding.
* **Onderhuur:** Volledige onderverhuring is verboden. Gedeeltelijke onderverhuring is toegelaten mits toestemming van de verhuurder en indien het resterende gedeelte de hoofdverblijfplaats blijft.
### 2.6 Handelshuur
* **Algemeen kader:** De Handelshuurwet (1951) beschermt handelaars door zekerheid te bieden over de duur van de huur, aangezien de locatie cruciaal is voor hun cliënteel.
* **Toepassingsgebied:** Huurovereenkomsten voor een gebouw of stuk grond, bestemd voor kleinhandel of een ambachtelijk bedrijf, met rechtstreeks contact met het publiek.
* **Duur:** Minimumduur van 9 jaar. Indien geen duur is bepaald, is dit automatisch 9 jaar. Contracten van minder dan 9 jaar worden verlengd tot 9 jaar.
* **Onderhuur:** Ja, tenzij contractueel verboden, maar dit geldt niet bij overdracht of huur van de handelszaak. De onderhuurder wordt rechtstreeks huurder, en de hoofdhuurder is hoofdelijk gehouden.
### 2.7 Vergelijking van huurregimes t.a.v. overdracht verhuurde goed
| Aspect | Gemeen huur | Woninghuur (Vlaams Gewest) | Handelshuur |
| :---------------------------- | :----------------------------------------- | :------------------------------------------ | :---------------------------------------------- |
| Vaste datum zonder uitzettingsbeding | Tegenwerpelijk aan verkrijger | Tegenwerpelijk aan verkrijger | Tegenwerpelijk aan verkrijger |
| Vaste datum met uitzettingsbeding | Niet tegenwerpelijk tenzij eerbiedingsbeding | Tegenwerpelijk aan verkrijger | Tegenwerpelijk aan verkrijger |
| Huur zonder vaste datum | Niet tegenwerpelijk aan verkrijger | Huurder bezetting (6 mnd), uitzetting mogelijk | Huurder bezetting (6 mnd), uitzetting mogelijk |
| Bezetting huurder | 6 maanden | 6 maanden | 6 maanden |
| Opzegging door verkrijger | - | Binnen 3 mnd na verkrijging, 3 mnd termijn, mits redenen | Binnen 3 mnd na verkrijging, 1 jaar termijn, mits redenen |
### 2.8 Overdracht verhuurde goed (algemeen)
* **Algemeen:** Een overdracht onder bijzondere titel (verkoop, schenking, etc.) beëindigt de huur niet. De verkrijger treedt in de rechten en plichten van de verhuurder.
* **Tegenwerpelijkheid:** De huur is in beginsel niet tegenwerpelijk aan de verkrijger, tenzij er een eerbiedigingsbeding is, de huurovereenkomst een vaste dagtekening heeft verworven, of er sprake is van specifieke uitzettingsbedingen.
* **Huurovereenkomst van +9 jaar:** Vereist overschrijving op het hypotheekkantoor voor tegenwerpelijkheid aan derden.
* **Gevolgen bij geen vaste dagtekening:** De huurder kan uitgezet worden. Tegenover de verhuurder kan de huurder een vordering instellen op grond van vrijwaring tot uitwinning.
---
# Verschillende huurregimes
Dit deel behandelt de diverse specifieke huurregimes, waaronder de woninghuur, studentenhuisvesting en handelshuur, en hun toepassingsgebied en modaliteiten.
### 3.1 Algemene kenmerken van huur
Huur is een wederkerig contract waarbij een partij, de verhuurder, zich ertoe verbindt een zaak, onroerend of roerend, in de handel, tijdelijk en tegen een bepaalde of bepaalbare prijs, het genot te verschaffen aan een andere partij, de huurder. Het betreft een persoonlijk genotsrecht, in tegenstelling tot een zakelijk recht zoals vruchtgebruik. De tegenprestatie, de huurprijs, moet een subjectief of objectief evenwaardige tegenprestatie zijn, betaalbaar in geld of in natura.
**Algemene kenmerken:**
* **Consensueel contract:** Vereist geen specifieke vormvereisten (art. 1714 BW). Mondelinge huur is geldig.
* **Wederkerig:** Beide partijen hebben verbintenissen.
* **Onder bezwarende titel:** Er is een tegenprestatie vereist.
* **Niet intuitu personae (in principe):** De huurder verkrijgt een louter vorderingsrecht (persoonlijk recht), in tegenstelling tot de vruchtgebruiker die een zakelijk recht heeft.
* **Betrekking op (on)roerende goederen:** Zowel roerende als onroerende zaken kunnen verhuurd worden (art. 1713 BW).
* **Essentiële prestatie huurder:** De betaling van de huurprijs, anders is het bruikleen of kosteloze bewoning.
* **Bekwaamheid:** Algemene bekwaamheidsregels zijn van toepassing. Niet enkel de eigenaar kan verhuren.
* **Tegenwerpbaarheid t.a.v. derden:** Normaal is de huurovereenkomst tegenwerpelijk als feit aan derden. Voor huurovereenkomsten van langer dan 9 jaar of met voorschot van meer dan 3 jaar huurprijs is overschrijving op het hypotheekkantoor vereist (authentieke akte). Dit is ter bescherming van derden te goeder trouw.
#### 3.1.1 Gemeen huurrecht (suppletief)
Het gemeen huurrecht (art. 1714-1762 bis BW) is van toepassing wanneer er geen specifieke wetgeving is. Het biedt een grote contractuele vrijheid.
**Verbintenissen verhuurder (art. 1719 BW):**
* **Levering van het gehuurde goed:** Het goed moet geleverd worden in een staat die geschikt is voor het gebruik waarvoor het bestemd is. Dit is een essentiële verbintenis waarvoor de verhuurder zich niet kan exonereren. Een plaatsbeschrijving bij aanvang is aan te raden.
* **Onderhoudsverplichting:** Het goed moet zodanig onderhouden worden dat het kan dienen voor het voorziene gebruik. Dit omvat het uitvoeren van nodige herstellingen, met uitzondering van deze ten laste van de huurder. Voorbeelden van herstellingen ten laste van de verhuurder zijn: daken, muren, schoorstenen, centrale verwarming (tenzij door slecht onderhoud huurder), en vensters (tenzij door huurder beschadigd). Bij dringende herstellingen moet de huurder ongemakken verdragen, tenzij deze langer dan 40 dagen duren.
* **Vrijwaring voor rustig genot:** Dit omvat de vrijwaring voor:
* **Eigen daad (art. 1723 BW):** De verhuurder mag het gebruik en genot van de huurder niet verstoren. Dit geldt ook voor daden van personen die hij aanstelt voor werken.
* **Rechtsstoornissen door derden (art. 1726-1727 BW):** Niet voor feitelijke stoornissen door derden of medehuurders (art. 1725 BW).
* **Gebreken (art. 1721 BW):** Verborgen gebreken die normaal of overeengekomen gebruik verstoren. Dit kan ook gebreken omvatten die tijdens de huur opduiken. Voorbeelden zijn insijpelen van regenwater, vochtigheid door het gebouw, slechte werking van lift of schoorsteen, aantasting door ongedierte, of afwezigheid van stromend water.
> **Tip:** Sancties bij verborgen gebreken omvatten de *exceptio non adimpleti contractus*, prijsvermindering, ontbinding van het huurcontract, of uitvoering in natura (herstel).
**Verbintenissen huurder (art. 1728 BW):**
* **Betalen van prijs, kosten en lasten:** De huurprijs is vrij te bepalen, tenzij wettelijke beperkingen van toepassing zijn. Modaliteiten van betaling (tijdstip, plaats) kunnen contractueel worden bepaald. Indexatie van de huurprijs is mogelijk, waarbij de regeling van art. 1728 bis BW (gezondheidsindex) dwingend van toepassing is. Er is een beperking op de indexatie afhankelijk van de energieprestatie van het gebouw. Kosten en lasten kunnen aan de huurder worden aangerekend, zoals de kosten voor gas, water, elektriciteit, en onderhoud. De verhuurder moet het aanbod van het huurhuis vermelden van de huurprijs en gemeenschappelijke lasten.
* **Goed gebruiken en onderhouden conform bestemming:** Het goed moet gebruikt en onderhouden worden volgens de overeengekomen bestemming, die uitdrukkelijk of stilzwijgend kan blijken. Een wijziging van bestemming kan leiden tot ontbinding (art. 1729 BW). Dit omvat ook het uitvoeren van kleine huurherstellingen, die ten laste van de huurder vallen (art. 1754 BW). Grote herstellingen zijn ten laste van de verhuurder.
> **Tip:** De huurder is contractueel aansprakelijk voor beschadigingen, tenzij hij bewijst dat deze niet door zijn schuld zijn veroorzaakt (art. 1732 BW).
* **Goed teruggeven op einde huurperiode:** Het goed moet worden teruggegeven in de staat waarin het zich bevond bij aanvang van de huur.
> **Tip:** Een plaatsbeschrijving bij het begin van de huur is cruciaal. Bij afwezigheid ervan wordt de huurder vermoed het goed in dezelfde staat te hebben ontvangen als het zich bij het einde van de huur bevindt (art. 1731 BW).
* **Verbouwingen:** Wegneembare aanpassingswerken die de structuur niet wijzigen zijn toegelaten, mits deze conform de bestemming zijn. Verbouwingen zonder toestemming kunnen leiden tot afbraak door de verhuurder.
* **Teruggave bij brand (art. 1733 BW):** De huurder is aansprakelijk voor brand, tenzij hij bewijst dat deze buiten zijn schuld is ontstaan.
* **Huisraad (art. 1752 BW):** De huurder moet het pand voorzien van voldoende huisraad.
**Duur van de huur (Gemeen Recht):**
* **Bepaalde duur:** Eenzijdige beëindiging is niet mogelijk vóór het einde, tenzij contractueel bedongen. Stilzwijgende wederverhuring vindt plaats onder dezelfde voorwaarden (art. 1738 BW).
* **Onbepaalde duur:** Opzeggingstermijn van één maand (art. 1736 BW).
**Einde van de huur (Gemeen Recht):**
* Opzegging
* Minnelijk akkoord
* Wanprestatie van de verhuurder of huurder (ontbinding)
* Verval van het huurobject (geheel of gedeeltelijk)
* Overlijden van de verhuurder/huurder (tenzij anders bedongen)
* Faillissement of kennelijk onvermogen
* Verkoop van het verhuurde goed (tenzij uitzettingsbeding of vaste dagtekening)
**Onderverhuur en overdracht van huur (Gemeen Recht):**
* **Onderverhuur:** In beginsel mogelijk zonder akkoord verhuurder, tenzij contractueel uitgesloten (art. 1717 BW). De onderhuurder heeft geen rechtstreekse contractuele band met de hoofdverhuurder.
* **Overdracht van huur:** De hoofdhuurder draagt de bestaande huurovereenkomst over aan een derde. De hoofdhuurder blijft echter verantwoordelijk t.o.v. de hoofdverhuurder.
**Overdracht verhuurde goed (Gemeen Recht):**
* De verkoop, schenking, etc. van het verhuurde goed beëindigt de huur niet. De verkrijger treedt in de rechten en plichten van de verhuurder. Tegenwerpelijkheid aan de verkrijger is afhankelijk van een vaste dagtekening van de huurovereenkomst of een eerbiedigingsbeding. Bij huur van +9 jaar is overschrijving op het hypotheekkantoor vereist.
**Procesrechtelijke aspecten (Gemeen Recht):**
* **Bevoegde rechter:** Vrederechter, ongeacht het bedrag.
* **Verjaring:** Vordering tot betaling huurprijs verjaart na 5 jaar, vordering tot indexering na 1 jaar.
### 3.2 Woninghuur
Het Woninghuurdecreet (WHD) in het Vlaams Gewest (sinds 1 januari 2019) regelt de huurovereenkomsten met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de huurder. Dit is een dwingende regeling ter bevordering van woonzekerheid en stabiliteit.
**Algemene doelstellingen Woninghuurdecreet:**
* Bevorderen van woonzekerheid door stabiliteit van huurcontracten.
* Vrije huurprijsbepaling, met jaarlijkse indexatie.
* Minimale kwaliteitsvereisten (veiligheid, gezondheid, woonkwaliteit).
* Bescherming van de zwakke partij (dwingend recht).
**Toepassingsgebied Woninghuurdecreet:**
* **Huur:** Niet concessie, erfpacht, vruchtgebruik, bezetting ter bede.
* **Roerend of onroerend goed:** Ook staancaravans, chalets, woonwagens, woonboten.
* **Natuurlijke persoon:** Huur door rechtspersoon valt niet onder WHD, tenzij conventioneel is geopteerd.
* **Hoofdverblijfplaats:** De woning waar een gezin of alleenstaande effectief en gewoonlijk verblijft. Inschrijving op het adres is een indicatie, maar geen doorslaggevend bewijs.
* **Bestemming als hoofdverblijf met toestemming verhuurder:** Vereist schriftelijke toestemming van de verhuurder, tenzij de huurder wordt aangegeven als hoofdverblijfplaats en dit ernstig gestaafd is.
**Vormvereisten Woninghuurdecreet:**
* **Verplicht schriftelijk:** Sinds 2007. Identiteit partijen, begindatum, huurprijs, etc.
* **Verplichte bijlagen:** Verplichte registratie, ook de plaatsbeschrijving.
* **Registratie huurovereenkomst:** Kosteloos door de verhuurder binnen twee maanden na contractsluiting bij FOD Financiën. Beschermt de huurder bij verkoop van de woning.
**Staat van het verhuurde goed (art. 12 WHD):**
* Het verhuurde goed moet voldoen aan elementaire vereisten van veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid (conformiteitsnormen). Sanctie is nietigheid, tenzij een renovatieovereenkomst wordt gesloten.
**Duur van de huur (Woninghuurdecreet):**
* **Contract van 9 jaar:** Standaardduur. Geen automatische beëindiging na 9 jaar, opzegging vereist.
* **Contract van korte duur (max. 3 jaar):** Niet opzegbaar door verhuurder, tenzij uitzonderlijke bepaling in overeenkomst. Huurder kan opzeggen met 3 maanden termijn en vergoeding.
* **Onbepaalde duur:** Niet mogelijk onder het WHD, tenzij het contract van 3 of 9 jaar stilzwijgend wordt verlengd.
**Beëindiging van de huur (Woninghuurdecreet):**
* **Opzegging door huurder:** Kan steeds, mits opzegtermijn van 3 maanden. Geen motivering vereist voor 9-jarige huur. Vergoeding verschuldigd tijdens de eerste 3 jaar.
* **Opzegging door verhuurder:**
* **Eigen gebruik:** Minimaal 6 maanden opzegtermijn, voor zichzelf of naaste familie. Sanctie bij niet zelf bewonen: schadevergoeding.
* **Verbouwingswerken:** Minimaal 6 maanden opzegtermijn, met bewijs van ernst (bouwvergunning, bestek).
* **Ongemotiveerde opzegging:** Op einde 3- of 6-jarige termijn, met 6 maanden opzegtermijn en vergoeding.
* **Tegenopzegging door huurder:** Eén maand opzegtermijn en geen vergoeding.
* **Ontbinding wegens wanprestatie, overmacht.**
* **Uitzondering:** Levenslange huur.
**Modaliteiten (Woninghuurdecreet):**
* **Huurprijs:** Vrij te bepalen, indexatie toegelaten. Herziening huurprijs bij driejaarlijkse periode is mogelijk.
* **Huurwaarborg:** Maximaal 3 maanden huur, in diverse vormen mogelijk.
* **Onderverhuur:** Volledige onderverhuring verboden. Gedeeltelijke onderverhuring mits toestemming verhuurder en behoud hoofdverblijfplaats.
* **Overdracht van huurovereenkomst:** Verboden, tenzij schriftelijke toestemming verhuurder. Oorspronkelijke huurder wordt dan ontlast.
* **Overdracht van het verhuurde goed:** De verkrijger treedt in rechten en plichten van de verhuurder.
### 3.3 Huurovereenkomsten voor studentenhuisvesting
De huurovereenkomst voor studentenhuisvesting (Titel III WHD) is een specifieke regeling die sinds 1 januari 2019 geldt.
**Toepassingsgebied studentenhuur:**
* De bewoner is een student (ingeschreven bij een instelling die voltijds onderwijs aanbiedt).
* Het gehuurde goed is niet tot hoofdverblijfplaats bestemd.
**Modaliteiten studentenhuur:**
* Bepaalde bepalingen uit de woninghuur zijn van toepassing (plaatsbeschrijving, onderhoud, herstellingen).
* **Afwijkende bepalingen:** Overdracht van huur en onderverhuring verboden, tenzij met toestemming of voor studie-uitwisseling. Geen kosten en lasten boven op huurprijs, behalve energie, water en telecom. Jaarlijkse indexatie van huurprijs. Stilzwijgende verlenging bij gebrek aan opzegging is ongeldig.
### 3.4 Handelshuur
De Handelshuurwet (HHW) van 30 april 1951 regelt de huur van onroerende goederen die bestemd zijn voor kleinhandel of een ambachtelijk bedrijf. Het is een dwingende, formalistische wetgeving die gericht is op de bescherming van de handelaar.
**Toepassingsgebied Handelshuurwet:**
* **Huurovereenkomst:** Betrekking op een gebouw of stuk grond.
* **Onroerend goed:** Bestemd voor kleinhandel of ambachtelijk bedrijf met rechtstreeks contact met het publiek.
* **Kleinhandel of ambachtelijk bedrijf:** Hoofdbestemming van het goed.
* **Uitsluitingen:** Gelegenheids- of seizoensverhuringen (< 1 jaar), verhuurde goederen vrijgesteld van onroerende voorheffing, woningen met gering kadastraal inkomen, panden in afwachting van onteigening.
**Duur handelshuur:**
* Minimumduur van 9 jaar vanaf de terbeschikkingstelling. Indien geen duur is bedongen, wordt deze automatisch 9 jaar. Contracten korter dan 9 jaar worden verlengd tot 9 jaar.
**Overdracht verhuurde goed (Vergelijking regimes):**
| Kenmerk | Gemene Huur | Woninghuur | Handelshuur |
| :------------------------------------------- | :------------------------------ | :----------------------------------------------------------------------------------------------------- | :----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| **Tegenwerpelijk aan verkrijger** | Ja, zonder uitzettingsbeding | Ja, standaard (zelfs bij uitzettingsbeding) | Ja, tenzij contractueel verboden bij overdracht of huur handelszaak (onderhuurder wordt rechtstreeks huurder + hoofdelijke gehoudenheid hoofdhuurder) |
| **Huur met vaste datum zonder uitzettingsbeding** | Tegenwerpelijk aan verkrijger | Tegenwerpelijk aan verkrijger | - |
| **Huur met vaste datum met uitzettingsbeding** | Niet Tegenwerpelijk aan verkrijger | Tegenwerpelijk aan verkrijger | - |
| **Huur zonder vaste datum** | Niet-tegenwerpelijk tenzij eerbiedigingsbeding | Tegenwerpelijk aan verkrijger (bij 6 maanden bewoning) | Tegenwerpelijk aan verkrijger (bij 6 maanden bewoning, opzegging binnen 3 maanden verkrijging, met bepaalde redenen) |
| **Bezetting huurder (6 maanden)** | Uitzetting mogelijk | Uitzetting mogelijk | Uitzetting mogelijk |
| **Opzegging binnen 3 maanden verkrijging** | - | - | Ja, met bepaalde redenen |
| **Opzegging binnen 3 maanden verkrijging, 1 jaar met bepaalde redenen** | - | - | Ja |
**Onderhuur (Vergelijking regimes):**
| Kenmerk | Gemene Huur | Woninghuur | Handelshuur |
| :------------------- | :----------------------------------------- | :------------------------------------------------------------------------------------------------------- | :---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| **Toelaatbaarheid** | Ja, tenzij contractueel verboden (1717 BW) | Nee, bij volledige onderhuur verboden. Ja, bij gedeeltelijke onderhuur mits instemming verhuurder en behoud hoofdverblijfplaats. | Ja, tenzij contractueel verbod, maar dit geldt niet bij overdracht of huur handelszaak. Onderhuurder wordt rechtstreeks huurder + hoofdelijke gehoudenheid hoofdhuurder (11, I, HHW). |
| **Gevolgen** | Geen rechtsband tss onderhuurder en verhuurder | Geen rechtsband tss onderhuurder en verhuurder | Onderhuurder wordt rechtstreeks huurder, met hoofdelijke gehoudenheid hoofdhuurder. |
---
# Einde van de huurovereenkomst
Dit gedeelte bespreekt de diverse methoden waarop een huurovereenkomst kan worden beëindigd.
## 4. Einde van de huurovereenkomst
Een huurovereenkomst kan op verschillende manieren tot een einde komen, variërend van opzegging door partijen tot onvoorziene omstandigheden zoals het tenietgaan van het gehuurde goed. De specifieke regels en gevolgen hangen af van het toepasselijke regime (gemeen huurrecht, woninghuur, handelshuur, etc.).
### 4.1 Beëindiging door opzegging
Opzegging is een eenzijdige rechtshandeling waarbij een partij de huurovereenkomst wenst te beëindigen. De modaliteiten verschillen sterk per regime.
#### 4.1.1 Opzegging in het gemeen huurrecht
* **Huur van bepaalde duur:** Een huurovereenkomst voor bepaalde duur eindigt van rechtswege bij het verstrijken van de overeengekomen termijn. Een eenzijdige beëindiging vóór het einde van de termijn is in principe niet mogelijk, tenzij dit contractueel is bedongen (bijvoorbeeld een 3-6-9 clausule).
* **Stilzwijgende wederverhuring:** Indien de huurder na het verstrijken van de termijn het gehuurde blijft gebruiken en de verhuurder dit toelaat, wordt de huurovereenkomst stilzwijgend verlengd onder dezelfde voorwaarden, inclusief de duur. Om dit te voorkomen, moet een expliciet contractueel beding worden opgenomen.
* **Huur van onbepaalde duur:** Bij huur van onbepaalde duur (mondelinge huur, of geschreven huur zonder specifieke termijn) is in principe een opzeggingstermijn van één maand vereist. De opzegging is een vormvrije rechtshandeling, maar voor bewijs wordt een aangetekende brief of deurwaardersexploot aangeraden. Bij opzegging van een gezinswoning is extra voorzichtigheid geboden en dienen beide echtgenoten afzonderlijk te worden aangesproken.
#### 4.1.2 Opzegging in het woninghuurrecht (Woninghuurdecreet)
Het woninghuurdecreet (WHD) beoogt de stabiliteit van de huurcontracten voor hoofdverblijfplaatsen te bevorderen, wat de opzegmogelijkheden beperkt.
* **Huur van 9 jaar:**
* De huur eindigt niet automatisch na 9 jaar. Opzegging is vereist, ten minste zes maanden voor de beëindiging. Bij gebreke hiervan wordt de huur verlengd voor een nieuwe termijn van drie jaar.
* **Opzegging door de huurder:** Is steeds mogelijk met een opzeggingstermijn van drie maanden. Tijdens de eerste drie jaar is een schadevergoeding verschuldigd (gelijk aan 3/2/1 maand huur in het eerste/tweede/derde jaar). Na deze periode is geen vergoeding meer verschuldigd. Bij niet-registratie van de huurovereenkomst is geen opzegtermijn en geen opzegvergoeding verschuldigd.
* **Opzegging door de verhuurder:** Is mogelijk om verschillende redenen:
1. **Voor eigen gebruik:** Vereist een opzeggingstermijn van zes maanden. Het gehuurde moet vervolgens minstens twee jaar bewoond worden binnen het jaar na de beëindiging. "Eigen gebruik" kan ook betrekking hebben op (klein)kinderen, (groot)ouders, broers, zussen, neven en nichten. De toekomstige bewoners moeten worden vermeld en eventueel verwantschap aangetoond. Sanctie bij niet-zelf bewonen is een schadevergoeding aan de huurder gelijk aan achttien maanden huur.
2. **Voor verbouwingswerken:** Vereist een opzeggingstermijn van zes maanden. De kosten van de werken moeten minstens gelijk zijn aan drie jaar huur en gestaafd worden door documenten die de ernst aantonen (bv. bouwvergunning, omstandig bestek).
3. **Ongemotiveerde opzegging:** Op het einde van een 3- of 6-jarige termijn is een opzeggingstermijn van zes maanden vereist. Er is een vergoeding verschuldigd (negen maanden huur na drie jaar, zes maanden huur na zes jaar).
* **Huur van maximum 3 jaar:**
* Deze contracten zijn niet eenzijdig opzegbaar door de verhuurder. De huurder kan wel opzeggen met een opzeggingstermijn van drie maanden en een vergoeding (1,5 maand huur in het eerste jaar, 1 maand in het tweede, 0,5 maand in het derde). Deze contracten kunnen eenmaal schriftelijk worden verlengd, zonder dat de totale duur drie jaar overschrijdt. Zonder opzegging wordt het contract geacht te zijn aangegaan voor negen jaar.
* **Huur voor het leven:** De huur eindigt van rechtswege bij het overlijden van de huurder, twee maanden na het overlijden, tenzij de erfgenamen de huur willen voortzetten.
* **Tegenopzegging door de huurder:** Bij opzegging door de verhuurder kan de huurder binnen een maand na de opzegging zelf opzeggen met een opzegtermijn van één maand en zonder opzegvergoeding.
#### 4.1.3 Opzegging in de handelshuur
De handelshuurwet voorziet in een minimale duur van negen jaar om de huurder zekerheid te geven over de continuïteit van zijn zaak.
* **Minimale duur:** Vanaf de werkelijke terbeschikkingstelling is de minimale duur negen jaar. Contracten met een kortere duur worden van rechtswege verlengd tot negen jaar. Indien geen duur wordt bepaald, wordt deze automatisch geacht negen jaar te zijn.
* **Opzegging:** De handelshuurwet voorziet in specifieke opzeggronden en -termijnen, die aanzienlijk verschillen van het gemeen huurrecht en de woninghuur. De details hieromtrent vallen buiten het bestek van dit overzicht maar vereisen specifieke aandacht bij handelshuurovereenkomsten.
### 4.2 Minnelijk akkoord
Partijen kunnen te allen tijde een minnelijk akkoord sluiten om de huurovereenkomst te beëindigen. Dit akkoord is bindend, ongeacht het toepasselijke regime. Hoewel het consensueel is, wordt het schriftelijk vastleggen sterk aangeraden voor bewijsdoeleinden, zeker indien de oorspronkelijke huurovereenkomst schriftelijk was.
### 4.3 Wanprestatie (ver)huurder
Wanneer een van de partijen zijn verbintenissen niet nakomt, kan de andere partij de ontbinding van de huurovereenkomst vorderen.
* **Gemeen huurrecht:** Bij wanprestatie van de huurder kan de verhuurder ontbinding vorderen, alsook een schadevergoeding voor de tijd die nodig is voor de wederverhuring en voor het wangedruik. Een uitdrukkelijk ontbindend beding is in principe strijdig met de openbare orde.
* **Woninghuurrecht:** Wanprestatie kan leiden tot ontbinding van de huur met schadevergoeding. De rechter kan ook een vermindering van de huurprijs toestaan in afwachting van de uitvoering van de werken door de verhuurder.
* **Handelshuurrecht:** Wanprestatie kan eveneens leiden tot ontbinding, maar de handelshuurwet kent specifieke regels omtrent de gevolgen van wanprestatie, met name met betrekking tot de uitbatingszekerheid van de handelaar.
### 4.4 Verval van het gehuurde goed
Het tenietgaan van het gehuurde goed, hetzij materieel (vernietiging) of juridisch (bv. onteigening), kan leiden tot het einde van de huurovereenkomst.
* **Geheel tenietgaan:** Indien het gehuurde goed volledig tenietgaat, is de huurovereenkomst van rechtswege ontbonden zonder schadevergoeding (risicoleer). Dit geldt ook bij brand, tenzij de huurder kan bewijzen dat de brand buiten zijn schuld is ontstaan. In dat laatste geval is de huurovereenkomst eveneens ontbonden, maar kan de huurder aansprakelijk worden gesteld voor de schade.
* **Gedeeltelijk tenietgaan:** Indien het gehuurde goed slechts gedeeltelijk tenietgaat, heeft de huurder de keuze tussen een vermindering van de huurprijs of de ontbinding van het huurcontract.
### 4.5 Andere beëindigingsgronden
Afhankelijk van het specifieke regime kunnen nog andere oorzaken tot het einde van de huurovereenkomst leiden:
* **Overlijden (ver)huurder:** In het gemeen huurrecht eindigt de huur in principe niet door het overlijden van de verhuurder of huurder, tenzij anders bedongen. In het woninghuurrecht eindigt de huur door het overlijden van de huurder van rechtswege bij een huur voor het leven.
* **Faillissement of kennelijk onvermogen (ver)huurder:** Kan, afhankelijk van het regime, leiden tot beëindiging of overdracht van de huurovereenkomst.
* **Verkoop verhuurd goed:** Dit is in principe geen beëindigingsgrond voor de huur, maar de tegenwerpelijkheid van de huur aan de verkrijger hangt af van diverse factoren zoals de vaste dagtekening, eventuele uitzettingsbedingen en de duur van de huur (zeker bij huur van +9 jaar). In het woninghuurrecht treedt de verkrijger in principe in de rechten en plichten van de verhuurder.
* **Uitdrukkelijk ontbindend beding:** In het gemeen huurrecht is dit in principe niet mogelijk en strijdig met de openbare orde. In andere regimes kan het anders geregeld zijn.
---
**Tip:** Bij het analyseren van huurcasussen is het cruciaal om eerst vast te stellen welk regime van toepassing is (gemeen huurrecht, woninghuur, handelshuur, etc.), aangezien dit de beëindigingsregels ingrijpend beïnvloedt.
**Voorbeeld:** Een huurovereenkomst voor een woning bestemd tot hoofdverblijfplaats van een natuurlijk persoon in Vlaanderen valt onder het Woninghuurdecreet, met de bijbehorende specifieke regels voor opzegging en beëindiging, die sterk afwijken van het gemeen huurrecht.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Huurovereenkomst | Een wederkerig en consensueel contract waarbij een partij (de verhuurder) zich ertoe verbindt om aan de andere partij (de huurder) het genot van een zaak te verschaffen voor een bepaalde duur en tegen een bepaalde prijs. |
| Consensueel contract | Een overeenkomst die tot stand komt door de loutere wilsovereenstemming van de partijen, zonder dat er specifieke vormvereisten of formaliteiten nodig zijn voor de geldigheid ervan. |
| Wederkerig contract | Een overeenkomst waarbij beide partijen zich over en weer jegens elkaar verbinden; er ontstaan verbintenissen aan beide zijden van de overeenkomst. |
| Onder bezwarende titel | Een overeenkomst waarbij elke partij zich verbindt om iets te geven of te doen ter verkrijging van hetgeen de andere partij geeft of doet; er is een economische tegenprestatie. |
| Persoonlijk genotsrecht | Een recht dat enkel een vorderingsrecht inhoudt tegenover de verhuurder, in tegenstelling tot een zakelijk recht dat een recht is op een zaak zelf en tegenover iedereen afdwingbaar is. |
| Vruchtgebruik | Een zakelijk recht dat de vruchtgebruiker het recht geeft om van een zaak die toebehoort aan een ander, de vruchten te genieten, alsook het recht om de zaak te gebruiken, met de verplichting om de zaak in goede staat te bewaren. |
| Gemeen huurrecht | Het algemene huurrecht zoals opgenomen in het Burgerlijk Wetboek, dat van toepassing is op alle huurovereenkomsten die niet onder specifieke wetgeving vallen, zoals woninghuur of handelshuur. |
| Woninghuurwet | Een specifieke wetgeving die bedoeld is om huurders van woningen te beschermen en die afwijkt van het gemeen huurrecht met dwingende bepalingen. |
| Handelshuurwet | Een specifieke wetgeving die bedoeld is om de huurders van onroerende goederen die hoofdzakelijk bestemd zijn voor kleinhandel of ambachtelijke bedrijven te beschermen. |
| Verbintenissen verhuurder | De belangrijkste verplichtingen van de verhuurder zijn het leveren van het verhuurde goed in goede staat, het onderhouden van het goed gedurende de huurperiode en het vrijwaren van de huurder voor rustig genot en verborgen gebreken. |
| Verbintenissen huurder | De belangrijkste verplichtingen van de huurder zijn het betalen van de huurprijs, kosten en lasten, het gebruiken en onderhouden van het goed conform de bestemming en het goed teruggeven op het einde van de huurperiode. |
| Plaatsbeschrijving | Een gedetailleerd verslag dat de staat van het verhuurde goed bij aanvang van de huur vastlegt, opgemaakt op tegenspraak door verhuurder en huurder, om discussies bij het einde van de huur te voorkomen. |
| Huurwaarborg | Een door de huurder gestelde zekerheid ten gunste van de verhuurder om de huurder te beschermen tegen eventuele schade of wanbetalingen; kan verschillende vormen aannemen. |
| Onderhuur | Een overeenkomst waarbij de hoofdhuurder het geheel of gedeeltelijk genot van de zaak die hij huurt, doorverhuurt aan een derde, de onderhuurder, voor een bepaalde tijd en tegen een bepaalde prijs. |
| Overdracht van huur | Een situatie waarbij de huurder zijn huurovereenkomst overdraagt aan een derde, die de oorspronkelijke huurder vervangt en een directe contractuele band aangaat met de hoofdverhuurder. |
| Wanprestatie | Het niet-nakomen van een contractuele verbintenis door één van de partijen, wat kan leiden tot ontbinding van de overeenkomst en/of schadevergoeding. |
| Tegenwerpelijkheid | Het principe dat bepaald rechtshandelingen of feiten juridische gevolgen sorteren voor derden, ook al waren zij geen partij bij de rechtshandeling of de gebeurtenis. |
| Vaste dagtekening | Een rechtshandeling die een officiële datum heeft verkregen, meestal door registratie, waardoor deze tegenwerpelijk wordt aan derden vanaf die datum. |
Cover
7) Deel 2 - Hoofdstuk 2 - Lening.pptx
Summary
# Bruikleningsovereenkomst
Dit onderwerp behandelt de definitie, kenmerken en verbintenissen van de bruikleningsovereenkomst, inclusief de verschillen met andere overeenkomsten en de risicoregeling.
## 1. Bruikleningsovereenkomst
### 1.1 Definitie en kenmerken
De bruikleningsovereenkomst, ook wel commodaat genoemd, is een benoemde overeenkomst waarbij de ene partij (de uitlener) de andere partij (de bruiklener) toestaat een zaak tijdelijk te gebruiken, zonder dat de bruiklener daarvoor een vergoeding betaalt, onder de verplichting om die zaak na afloop van de overeenkomst terug te geven.
**Kenmerken van de bruikleningsovereenkomst:**
* **Zakelijke overeenkomst:** De overeenkomst komt pas tot stand op het moment van de daadwerkelijke afgifte van de te lenen zaak. Dit impliceert dat de risico-overdracht pas plaatsvindt bij de afgifte.
* **Eenzijdige overeenkomst:** Na de afgifte van de zaak heeft de uitlener in principe geen verdere verplichtingen meer. De verplichting om het goed ter beschikking te laten, is een louter negatieve verbintenis.
* **Overeenkomst om niet:** De bruiklening is per definitie kosteloos. Er is geen sprake van een tegenprestatie.
* **Overeenkomst *intuitu personae* (in beperkte mate):** Hoewel het gemeenrechtelijk principe is dat een overeenkomst niet *intuitu personae* is, tenzij anders bepaald, wordt voor bruikleen het gemeenrechtelijke artikel 1122 BW herhaald. Dit betekent dat de overeenkomst in beperkte mate gebonden is aan de persoon van de bruiklener.
> **Tip:** Het zakelijke karakter van de bruikleningsovereenkomst is cruciaal voor de totstandkoming en de risico-overdracht. Verwar de totstandkoming (afgifte) niet met de uitvoering van de overeenkomst. Een belofte tot bruikleen is tegenwoordig wel afdwingbaar.
### 1.2 Toepassingen
Bruiklening komt vaak voor in persoonlijke en familiale contexten, zoals een "vriendendienst" of het beschikbaar stellen van een gezinswoning aan een niet-gehuwde partner na een overlijden. Andere toepassingen zijn:
* Bruikleen van gebruiksgoederen, (vakantie)woningen, boeken.
* Bruikleen in het kader van het bibliotheekwezen.
* Bruikleen van een kredietkaart (gebruiksrecht).
* Sponsoringsovereenkomsten (bv. bruikleen van kunstobjecten).
* Bruikleen van pomphoudercontracten.
* Proefritten met wagens.
### 1.3 Verschillen met andere overeenkomsten
De bruikleningsovereenkomst moet worden onderscheiden van verschillende andere overeenkomsten:
* **Verbruiklening (of lening):** Bij verbruiklening gaat het om verbruikbare zaken die na gebruik niet in natura, maar door een equivalent worden teruggegeven. Bij bruikleen gaat het om onvervangbare zaken die in natura moeten worden teruggegeven. Bij verbruiklening gaat het eigendom over op de ontlener, bij bruikleen blijft de uitlener eigenaar.
* **Huur:** Bij huur wordt het genot van een zaak verleend tegen betaling. Huur is een wederkerige overeenkomst, terwijl bruikleen een eenzijdige overeenkomst is. Bij huur moet niet dezelfde zaak worden teruggegeven, maar het genot ervan.
* **Bewaargeving:** Bij bewaargeving mag de bewaarnemer de zaak niet gebruiken, terwijl dit bij bruikleen juist de kern is.
* **Vruchtgebruik:** Vruchtgebruik verleent het recht om van een zaak zowel het genot als de vruchten te trekken. Bij bruikleen is enkel het gebruiksrecht toegestaan, zonder vruchtgebruik.
* **Koop:** Bij koop gaat het eigendom van de zaak onmiddellijk over naar de koper tegen betaling van de prijs.
* **Schenking:** Schenking is een eenzijdige overeenkomst waarbij een zaak om niet wordt overgedragen, maar met de bedoeling om de eigendom definitief over te dragen, niet het tijdelijke gebruiksrecht.
* **Aanneming:** Aanneming betreft de uitvoering van een werk of dienst, terwijl bruikleen betrekking heeft op een goed.
### 1.4 Verbintenissen van de bruiklener
De bruiklener heeft de volgende verbintenissen:
* **Gebruik, bewaring en behoud:** De bruiklener moet de zaak gebruiken als een goede huisvader en de zaak gebruiken volgens de bestemming die eraan gegeven is. Dit is een middelenverbintenis.
* **Teruggave:** De bruiklener is verplicht de zaak in natura terug te geven op het afgesproken tijdstip en in de staat waarin deze zich bevond, met inachtneming van normale slijtage. Dit is een resultaatsverbintenis.
> **Tip:** Het naleven van de bestemming en de zorgplicht als goede huisvader zijn essentieel om aansprakelijkheid voor verlies of beschadiging te vermijden.
### 1.5 Risicoregeling
De uitlener blijft eigenaar van de ontleende zaak. Hierdoor draagt de uitlener in beginsel het risico voor verlies door toeval tijdens de gebruiksperiode. Er zijn echter uitzonderingen waarbij de bruiklener toch aansprakelijk kan zijn voor verlies door toeval:
* Indien de bruiklener de zaak voor een ander gebruik heeft aangewend dan afgesproken.
* Indien de bruiklener de zaak langer heeft gebruikt dan afgesproken.
* Bij "egoïstisch" gedrag van de ontlener.
* Bij een te lage inschatting van de waarde van de ontleende zaak door de uitlener, waardoor de bruiklener de zaak als onbelangrijk beschouwde.
> **Voorbeeld:** Als een uitlener een dure vaas uitleent aan een vriend, maar deze vriend de vaas gebruikt als voetenbankje en deze daardoor breekt, zal de vriend aansprakelijk zijn voor het verlies, ook al was er sprake van toeval.
#### 1.5.1 Verlies door toeval
Bij bewezen overmacht ligt het risico bij de uitlener. Rechtspraak heeft uitgemaakte dat situaties zoals diefstal door derden ('bob' en 'opa') onder het risico van de uitlener kunnen vallen, tenzij de bruiklener nalatig is geweest.
### 1.6 Verschillen met verbruiklening
| Kenmerk | Bruiklening | Verbruiklening |
| :------------------- | :---------------------------------------------------- | :----------------------------------------------------- |
| **Zaakstype** | Onverbruikbare zaken | Verbruikbare zaken |
| **Teruggaveplicht** | In natura | Equivalent |
| **Eigendomsovergang** | Blijft bij uitlener | Gaat over op ontlener |
| **Risico** | In beginsel bij uitlener | Bij ontlener |
| **Misbruik van vertrouwen** | Mogelijk (art. 491 Sw.) | Niet mogelijk |
| **Toezicht** | Uitlener kan toezicht uitoefenen | Geen toezicht mogelijk (tenzij contractueel bepaald) |
| **Insolvabiliteit ontlener** | Uitlener kan revindiceren als eigenaar | Uitlener wordt concurrent |
#### 1.6.1 Verbruiklening
De verbruikleningsovereenkomst (art. 1892 BW e.v.) heeft betrekking op verbruikbare zaken. Het belangrijkste verschil met bruikleen is de overdracht van eigendom op de ontlener, waardoor het risico bij de ontlener ligt.
**Kenmerken verbruiklening:**
* **Zakelijke overeenkomst:** Komt tot stand bij de afgifte van de zaak.
* **Om niet of onder bezwarende titel:** Kan kosteloos zijn of tegen betaling (bv. rente bij geldlening).
* **Eenzijdig of wederkerig:** Afhankelijk van de aard van de tegenprestatie.
De verbintenis van de ontlener is de teruggave van een equivalent. Bij geldlening geldt het principe van nominalisme, wat betekent dat het nominale bedrag terugbetaald moet worden, ongeacht waardevermindering of -vermeerdering van de munt.
#### 1.6.2 Lening op interest
Bij leningen op interest mag de interest vrij bepaald worden. Indien niets is bepaald, geldt de wettelijke interestvoet. Er is echter ook aandacht voor gekwalificeerde benadeling en het woekerverbod.
#### 1.6.3 Bijzondere soorten kredieten
* **Consumentenkrediet:** Kredietverlening aan consumenten, gereguleerd door het Wetboek Economisch Recht (WER) om de consument te beschermen.
* **Hypothecair krediet:** Krediet gewaarborgd door een hypotheek, eveneens gereguleerd door het WER om misbruiken te bestrijden.
#### 1.6.4 Leasing
Leasing is een financieringsovereenkomst waarbij de leasinggever (lessor) een goed ter beschikking stelt van de gebruiker (lessee) tegen periodieke betaling. Er zijn verschillende vormen, waaronder financiële leasing (met aankoopoptie) en operationele leasing (zonder aankoopoptie, meer een huur).
#### 1.6.5 Andere specifieke overeenkomsten
* **Franchising:** Een distributietechniek waarbij de franchisenemer het merk, de knowhow en het systeem van de franchisor exploiteert tegen betaling.
* **Licentie:** De toelating door de titularis van een intellectueel recht om dit recht te gebruiken tegen betaling van een vergoeding (royalty's). Dit lijkt op de huur van onlichamelijke roerende goederen.
---
# Verbruikleningsovereenkomst
Dit onderwerp behandelt de verbruikleningsovereenkomst, onderscheidend van de bruiklening, met specifieke aandacht voor de kenmerken en regels rond leningen op interest.
### 2.1 Verschillen tussen bruiklening en verbruiklening
Het belangrijkste onderscheid tussen bruiklening en verbruiklening ligt in de aard van de geleende zaak en de gevolgen daarvan voor de teruggaveplicht en eigendomsoverdracht.
#### 2.1.1 Bruiklening
De bruiklening, geregeld in artikel 1875-1891 van het Burgerlijk Wetboek (BW), is een benoemde overeenkomst waarbij een partij (de uitlener) een niet-vervangbare zaak tijdelijk in gebruik geeft aan een ander (de bruiklener), onder de verplichting om die na afloop terug te geven. Het betreft een persoonlijke gebruiksrecht zonder vruchttrekking.
* **Kenmerken van bruiklening:**
* **Zakelijke overeenkomst:** Totstandkoming op het moment van de afgifte van de zaak. Dit impliceert dat de risico-overdracht pas bij afgifte plaatsvindt. Na afgifte heeft de uitlener na de afgifte geen verplichtingen meer.
* **Eenzijdige overeenkomst:** Na de afgifte heeft de uitlener geen verplichtingen meer.
* **Overeenkomst om niet:** Normaliter wordt bruikleen kosteloos geacht, tenzij anders is overeengekomen. De wil tot vrijgevigheid is hierin doorslaggevend.
* **Intuitu personae:** De overeenkomst wordt gesloten met het oog op de persoon van de bruiklener. Dit komt tot uiting in de teruggaveplicht van de specifieke zaak.
* **Verplichtingen van de bruiklener:**
* Gebruiken volgens bestemming (artikel 1880 BW): De bruiklener dient de zaak te gebruiken conform de afgesproken bestemming, wat een middelenverbintenis inhoudt.
* Gebruiken als een goede huisvader: De bruiklener dient zorg te dragen voor de zaak.
* Teruggave: De bruiklener is verplicht de zaak in natura terug te geven op het afgesproken tijdstip. Dit is een resultaatsverbintenis.
* **Risico-overdracht bij bruikleen:**
De uitlener blijft eigenaar van de zaak en draagt in principe het risico voor verlies door toeval tijdens de gebruiksperiode. Echter, de bruiklener kan aansprakelijk worden gesteld bij verlies door toeval in de volgende gevallen (artikel 1881-1883 BW):
* Indien de zaak voor een ander gebruik is aangewend dan overeengekomen.
* Indien de zaak langer dan afgesproken is gebruikt.
* Bij ‘egoïstisch’ gedrag van de bruiklener.
* Bij een te lage schatting van het ontleende goed.
#### 2.1.2 Verbruiklening
De verbruiklening, geregeld in artikel 1892 BW e.v., betreft het lenen van verbruikbare zaken. Dit zijn zaken die door het gebruik tenietgaan. Het kenmerkende verschil met bruiklening is dat de teruggave niet in natura hoeft te geschieden, maar door een equivalent.
* **Definitie:** Bij verbruiklening draagt de ontlener het eigendom van de geleende zaak over.
* **Gevolgen van eigendomsoverdracht:**
* **Risico:** De ontlener draagt het risico voor de geleende zaak, in tegenstelling tot bij bruikleen.
* **Misbruik van vertrouwen:** Dit kan enkel bij bruikleen, niet bij verbruiklening.
* **Toezicht:** De uitlener heeft geen toezichtrecht op de geleende zaak, tenzij contractueel bepaald.
* **Insolvabiliteit:** Bij insolvabiliteit van de ontlener kan de uitlener bij bruikleen de zaak revindiceren als eigenaar.
* **Klassiek voorwerp:** Geldlening is het klassieke voorbeeld van verbruiklening.
* **Kenmerken van verbruiklening:**
* **Zakelijke overeenkomst:** Totstandkoming bij de afgifte van de zaak.
* **Om niet of onder bezwarende titel:** De verbruiklening kan zowel kosteloos als tegen betaling zijn.
* **Eenzijdig of wederkerig contract:** Dit hangt af van of er interest wordt bedongen.
* **Verplichtingen van de ontlener bij geldlening:**
* **Teruggave equivalent:** De ontlener moet een gelijk bedrag teruggeven.
* **Principe van nominalisme (artikel 1895 BW):** De terugbetaling gebeurt voor het nominale bedrag, ongeacht waardevermindering of waardevermeerdering van het geld.
### 2.2 Lening op interest
Een lening kan worden aangegaan tegen interest, wat de overeenkomst wederkerig maakt.
* **Interest bedingen:** Het bedingen van interest is toegestaan (artikel 1905 BW).
* **Interestvoet:** De interestvoet is vrij te bepalen. Indien niets is bepaald, geldt de wettelijke interestvoet (artikel 1907, vierde lid BW).
* **Gekwalificeerde benadeling:** Artikel 1907 ter BW stelt regels ter bescherming tegen gekwalificeerde benadeling bij leningen op interest.
* **Woekerverbod:** Artikel 1907 bis BW, in samenhang met artikel 494 van het Strafwetboek (Sw.), regelt het verbod op woeker.
### 2.3 Bijzondere soorten kredieten
#### 2.3.1 Consumentenkrediet
Dit zijn kredieten die een kredietgever aanbiedt aan een consument, rechtstreeks of via een kredietbemiddelaar. De wetgeving, met name Boek VII van de Wetboek Economisch Recht (WER), beschermt de consument.
* **Definitie (artikel I.9 WER):** Krediet dat aan een consument wordt verleend, ongeacht of het wordt gewaarborgd door een hypotheek of niet.
* **Voorbeelden:** Lening op afbetaling bij een bank, aankoop van een wasmachine op afbetaling bij een elektrowinkel.
#### 2.3.2 Hypothecair krediet
Dit is een krediet dat wordt gewaarborgd door een hypotheek. De wetgeving (Boek VII WER) tracht misbruiken waaraan kredietnemers het slachtoffer waren, te bestrijden.
### 2.4 Andere overeenkomsten met leenkarakter
#### 2.4.1 Leasing
Financiële leasing is een financieringsovereenkomst waarbij de leasinggever (lessor) het genot van een goed verleent aan de leasingnemer (lessee) tegen een periodieke betaling. De lessee heeft vaak de optie om het goed na de leaseperiode aan te kopen. Het betreft een meerpartijenverhouding met een koopcontract, een soort huurcontract, en een eenzijdige verkoopbelofte.
* **Kenmerken:** De lessor behoudt de juridische eigendom, maar de lessee heeft een sterk economisch eigendomsrecht.
* **Sale-and-lease-back:** Een verkoop aan een leasingmaatschappij met aansluitend opnieuw leasen.
* **Operationele leasing:** Verhuur van investeringsgoederen door de producent of invoerder, vaak met onderhoudscontract en zonder aankoopoptie ('renting').
#### 2.4.2 Franchising
Dit is een distributietechniek en een toetredingscontract waarbij de franchisee juridisch zelfstandig blijft, maar het imago, de knowhow en het commercialisatiesysteem van de franchisor gebruikt. De franchisee betaalt hiervoor een vergoeding.
#### 2.4.3 Licentie
Een licentie is de huur van onlichamelijke roerende goederen, of de huur van rechten. De titularis van een intellectueel eigendomsrecht of knowhow staat toe dat de licentienemer bepaalde handelingen stelt tegen betaling van een vergoeding ('royalty's'). Dit vertoont gelijkenis met de verhuur van onlichamelijke roerende goederen.
---
# Bijzondere soorten kredieten en overeenkomsten
Dit onderwerp behandelt specifieke kredietvormen zoals consumenten- en hypothecair krediet, leasing, franchising en licenties.
## 3.1 Bruikleenovereenkomst
De bruikleenovereenkomst, geregeld in artikel 1875 tot 1891 van het Burgerlijk Wetboek, is een benoemde overeenkomst waarbij een partij (de uitlener) aan een andere partij (de bruiklener) het tijdelijk gebruiksrecht van een niet-vervangbare zaak verleent, zonder vruchtgebruik, onder de verplichting deze na afloop terug te geven.
### 3.1.1 Definitie en toepassingen
Bruikleen wordt vaak gezien als een vriendendienst in een persoonlijke of familiale context, maar kent ook bredere toepassingen zoals het ter beschikking stellen van een gezinswoning aan een niet-gehuwde partner na overlijden, het uitlenen van gebruiksvoorwerpen, vakantiewoningen, boeken, of in de context van bibliotheken, kunstsector en proefritten met wagens. Het kan ook gebruikt worden om een pachtovereenkomst te vermijden.
### 3.1.2 Kenmerken van de bruikleenovereenkomst
* **Zakelijke overeenkomst:** De overeenkomst komt tot stand op het moment van de afgifte van de te lenen zaak. Dit betekent dat het risico pas bij afgifte overgaat en dat de uitlener na afgifte geen verplichtingen meer heeft, behalve de louter negatieve verbintenis om het goed ter beschikking te laten.
* **Eenzijdige overeenkomst:** In tegenstelling tot bijvoorbeeld een huurovereenkomst, heeft de uitlener na de totstandkoming geen essentiële verplichtingen meer.
* **Overeenkomst om niet:** De bruikleen is in principe kosteloos. Een vermoeden van kosteloosheid geldt, en de wil tot vrijgevigheid is doorslaggevend. Indien er toch een vergoeding is, kan dit leiden tot een andere juridische kwalificatie.
* **Intuitu personae:** Hoewel het gemeenrechtelijke artikel 1122 BW herhaald wordt, is de bruikleen in beperkte mate intuitu personae.
### 3.1.3 Gevolgen van het zakelijk karakter
Het zakelijk karakter van de bruikleenovereenkomst heeft tot gevolg dat artikel 1184 BW (met betrekking tot ontbindende bedingen en de ingebrekestelling) niet toepasselijk is. Het is daarom wenselijk om een uitdrukkelijk ontbindend beding op te nemen, aangezien de ENAC (exceptio non adimpleti contractus) niet kan worden ingeroepen.
### 3.1.4 Verschillen met andere overeenkomsten
* **Verbruiklening:** Bij verbruiklening moet een equivalent worden teruggegeven, niet de zaak zelf. Eigendom gaat wel over bij verbruiklening.
* **Huur:** Bij huur heeft de verhuurder ook verbintenissen en is het een wederkerig contract. Bij verbruiklening kan dit ook ten bezwarende titel zijn.
* **Bewaargeving:** Bij bewaargeving mag de bewaarnemer de zaak niet gebruiken.
* **Vruchtgebruik:** Vruchtgebruik verleent het recht om de zaak te gebruiken en de vruchten ervan te genieten.
* **Koop:** Koopovereenkomsten zijn gericht op eigendomsoverdracht.
* **Schenking:** Schenking is een overeenkomst om niet, maar is een consensuele overeenkomst en niet zakelijk.
* **Aanneming:** Aanneming heeft betrekking op het leveren van een dienst of werk, niet op het ter beschikking stellen van een goed.
### 3.1.5 Verbintenissen van de bruiklener
* **Gebruik, bewaring en behoud:** De bruiklener moet het goed gebruiken volgens de bestemming en de zorg van een goede huisvader dragen. Dit is een middelenverbintenis.
* **Teruggave:** De bruiklener is gehouden de zaak in natura terug te geven op het afgesproken tijdstip en in de staat waarin deze zich bevond. Dit is een resultaatsverbintenis.
### 3.1.6 Risicoregeling
De uitlener blijft eigenaar van de zaak en draagt dus in principe het risico voor verlies door toeval tijdens de gebruiksperiode.
> **Tip:** De risicoregeling is een cruciaal onderscheid tussen bruikleen en verbruiklening.
### 3.1.7 Uitzonderingen op de risicoregeling
Onder bepaalde omstandigheden kan de bruiklener toch aansprakelijk zijn voor verlies door toeval (art. 1881-1883 BW):
* Bij gebruik voor een ander doel of langer dan afgesproken.
* Bij ‘egoïstisch’ gedrag van de ontlener.
* Bij de schatting van het ontleende goed.
> **Example:** Als je een auto leent voor een weekend en deze wordt gestolen terwijl je ermee op vakantie bent gegaan buiten de afgesproken regio, kan je aansprakelijk zijn voor het verlies.
## 3.2 Verbruiklening
De verbruiklening, geregeld vanaf artikel 1892 van het Burgerlijk Wetboek, betreft een lening waarbij verbruikbare zaken worden uitgeleend. Deze zaken gaan teniet door gebruik of verbruik, waardoor de verplichting bestaat om een equivalent terug te geven.
### 3.2.1 Kenmerken van verbruiklening
* **Verbruikbare zaken:** De zaak die wordt uitgeleend, kan niet in natura worden teruggegeven.
* **Overdracht van eigendom:** In tegenstelling tot bruikleen, gaat het eigendom van de verbruikbare zaak wel over op de ontlener.
* **Risico bij de ontlener:** De ontlener draagt het risico voor verlies, zelfs door toeval.
* **Geen misbruik van vertrouwen:** Het misbruik van vertrouwen uit het strafrecht is enkel van toepassing op bruikleen, niet op verbruiklening.
* **Geen toezicht door de uitlener:** De uitlener kan geen toezicht uitoefenen op het gebruik, tenzij contractueel anders bepaald.
* **Insolvabiliteit:** Bij insolvabiliteit van de ontlener kan de uitlener bij bruikleen revindiceren als eigenaar, wat bij verbruiklening niet mogelijk is.
* **Zakelijke overeenkomst:** Net als bruikleen, is verbruiklening een zakelijke overeenkomst.
* **Om niet of onder bezwarende titel:** Verbruiklening kan zowel kosteloos als tegen betaling zijn. Bij geldleningen kan er sprake zijn van rente.
* **Eenzijdig of wederkerig contract:** Afhankelijk van of er een tegenprestatie is.
### 3.2.2 Geldlening en nominalisme
Bij een geldlening geldt het principe van nominalisme (artikel 1895 BW). Dit betekent dat het nominale bedrag van de lening moet worden terugbetaald, ongeacht waardevermindering of -vermeerdering van de valuta.
> **Tip:** Het principe van nominalisme kan nadelig zijn bij hoge inflatie.
### 3.2.3 Lening op interest
* **Rentebeding:** Het is toegestaan om rente te bedingen bij een lening. Zelfs een "natuurlijke verbintenis" tot betaling van rente is mogelijk.
* **Interestvoet:** De interestvoet is vrij te bepalen. Indien niets is bepaald, geldt de wettelijke interestvoet.
* **Gekwalificeerde benadeling en woeker:** Artikel 1907 ter BW behandelt gekwalificeerde benadeling, en artikel 1907 bis BW (in combinatie met artikel 494 Sw.) regelt het verbod op woeker.
## 3.3 Consumentenkrediet en hypothecair krediet
### 3.3.1 Consumentenkrediet
Dit betreft krediet dat een kredietgever aanbiedt aan een consument, rechtstreeks of via een kredietbemiddelaar. De wetgeving (Boek VII WER, art. 64 e.v.) beoogt consumenten te beschermen. Voorbeelden zijn leningen op afbetaling bij een bank of aankopen op afbetaling bij een winkel.
### 3.3.2 Hypothecair krediet
Hypothecair krediet is een krediet dat gewaarborgd wordt door een hypotheek. De wetgeving (Boek VII WER, art. 123 e.v.) is gericht op het bestrijden van misbruiken waarvan kredietnemers slachtoffer konden worden.
## 3.4 Leasing
Leasing is een financieringsovereenkomst waarbij de leasinggever (lessor) een goed ter beschikking stelt van de leasingnemer (lessee) tegen een periodieke betaling. Na de leasingperiode heeft de lessee vaak de optie om het goed aan te kopen.
### 3.4.1 Financiële leasing
Dit wordt ook wel "echte" leasing genoemd. De lessor koopt op vraag van de lessee een investeringsgoed aan bij een derde. De overeenkomst bestaat uit drie onderdelen: een koopcontract, een huurcontract en een eenzijdige verkoopbelofte (optie). De juridische eigendom blijft bij de lessor, maar de economische eigendom ligt sterk bij de lessee.
### 3.4.2 Operationele leasing
Dit betreft de verhuring van investeringsgoederen waarvan de lessor zelf producent of invoerder is. Het is vaak gepaard met een onderhoudscontract en heeft meestal geen aankoopoptie, wat meer lijkt op "renting".
### 3.4.3 Specifieke vormen van leasing
* **Sale-and-lease-back:** Een partij verkoopt zijn goed aan een leasemaatschappij en least het vervolgens terug.
## 3.5 Franchising
Franchising is een distributietechniek die fungeert als een toetredingscontract. De franchisegever (franchisor) verleent aan de franchiseemer (franchisee) het recht om een bepaald merk of een commerciële formule te exploiteren, in ruil voor een vergoeding (entreegeld en/of periodieke vergoeding). De franchiseemer blijft juridisch zelfstandig eigenaar van zijn zaak. De franchisor biedt bijstand en diensten en behoudt een controlerecht.
## 3.6 Licentie
Een licentie kan worden beschouwd als de huur van onlichamelijke roerende goederen of rechten. De titularis van een industrieel eigendomsrecht of knowhow verleent aan de licentienemer de toelating om bepaalde handelingen te stellen die normaal onder het monopolie van de titularis vallen, tegen betaling van een vergoeding (royalty's). Dit is vergelijkbaar met de verhuur van onlichamelijke roerende goederen. Een voorbeeld is wanneer de auteur van een boek zijn rechten aan een uitgever verleent.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Bruiklening | Een benoemde, zakelijke, eenzijdige en om niet gesloten overeenkomst waarbij een persoon tijdelijk het gebruiksrecht op een niet-vervangbare zaak verkrijgt, met de verplichting deze na afloop terug te geven. |
| Commodaat | Een synoniem voor bruiklening, een overeenkomst waarbij een zaak om niet in gebruik wordt gegeven met de verplichting deze terug te geven. |
| Verbruiklening | Een overeenkomst waarbij verbruikbare zaken worden geleend en niet in natura, maar in equivalent worden teruggegeven, omdat de zaak tenietgaat door gebruik of verbruik. |
| Zakelijke overeenkomst | Een overeenkomst die tot stand komt op het moment van de afgifte van de te lenen zaak, en niet bij de loutere wilsovereenstemming. |
| Eenzijdige overeenkomst | Een overeenkomst waarbij slechts één partij verbintenissen aangaat. Bij bruiklening zijn dit voornamelijk de verbintenissen van de bruiklener. |
| Overeenkomst om niet | Een overeenkomst die kosteloos wordt gesloten, zonder tegenprestatie van de andere partij. Bij bruiklening is dit de regel, hoewel uitzonderingen bestaan. |
| Intuitu personae | Een overeenkomst die wordt gesloten met het oog op de persoon van de contractant. Bij bruiklening is dit slechts in beperkte mate van toepassing. |
| Goede huisvader | Een zorgvuldigheidsnorm die aangeeft dat de bruiklener de zaak moet gebruiken en bewaren zoals een voorzichtig persoon dat met zijn eigen zaken zou doen. |
| Middelenverbintenis | Een verbintenis waarbij de schuldenaar zich ertoe verbindt de nodige middelen in te zetten om een bepaald resultaat te bereiken, zonder garantie op het succes van dat resultaat. Het gebruik van de zaak volgens bestemming is hiervan een voorbeeld. |
| Resultaatsverbintenis | Een verbintenis waarbij de schuldenaar zich ertoe verbindt een bepaald resultaat te bereiken. De teruggave van de geleende zaak in natura is hiervan een voorbeeld. |
| Equivalent | Een zaak of waarde die gelijkwaardig is aan de geleende zaak, en die in plaats daarvan wordt teruggegeven. Dit is kenmerkend voor verbruiklening. |
| Nominaalisme | Het principe volgens hetwelk de waarde van geld wordt bepaald door zijn nominale waarde, ongeacht de inflatie of deflatie. Dit is van toepassing op geldleningen. |
| Consumentenkrediet | Krediet dat door een kredietgever aan een consument wordt aangeboden, rechtstreeks of via een kredietbemiddelaar, ter bescherming van de consument. |
| Hypothecair krediet | Een krediet dat gewaarborgd wordt door een hypotheek op onroerend goed, met als doel misbruiken te bestrijden waarvan de kredietnemer slachtoffer kan worden. |
| Financiële leasing | Een financieringsovereenkomst waarbij de leasinggever een goed aankoopt op vraag van de leasingnemer, die het goed periodiek betaalt en een aankoopoptie kan krijgen na de leasingperiode. |
| Operationele leasing | De verhuur van investeringsgoederen waarvan de lessor zelf de producent of invoerder is, vaak met onderhoudscontracten en zonder aankoopoptie, ook wel renting genoemd. |
| Franchising | Een distributietechniek en toetredingscontract waarbij een franchisenemer het recht krijgt om een bepaald merk of een commerciële formule te exploiteren onder bijstand en controle van de franchisor, tegen betaling van vergoedingen. |
| Licentie | De huur van onlichamelijke roerende goederen of rechten, waarbij de titularis aan een licentienemer toelaat bepaalde handelingen te stellen die normaal onder zijn monopolie vallen, tegen betaling van royalty"s. |
Cover
8) Deel 3 - Inleiding.pptx
Summary
# Dienstenovereenkomsten algemeen
Dienstenovereenkomsten algemeen
Het algemene thema van dienstenovereenkomsten betreft de classificatie en kenmerken van diverse overeenkomsten gericht op het leveren van diensten.
## 1. Dienstenovereenkomsten algemeen
### 1.1 Onderscheid tussen dienstenovereenkomsten
Er worden drie onderscheiden typen dienstenovereenkomsten besproken:
* **Aanneming** (geregeld in artikel 1787 tot 1799 van het Burgerlijk Wetboek).
* **Bewaargeving** (geregeld in artikel 1915 tot 1954 van het Burgerlijk Wetboek).
* **Lastgeving** (geregeld in artikel 1984 tot 2010 van het Burgerlijk Wetboek).
### 1.2 Historische en huidige benadering
* **Vroeger:** Het onderscheid tussen deze overeenkomsten werd mede bepaald door de vraag of er sprake was van een bezoldigd (betaald) of onbezoldigd (gratis) karakter.
* **Thans:** Alle drie de typen overeenkomsten zijn mogelijk, zowel onder bezwarende titel (met betaling) als om niet (gratis).
### 1.3 Huidig onderscheidingscriterium
Het huidige voornaamste onderscheidingscriterium voor deze dienstencontracten is de aard van de prestatie:
* **Rechtshandeling:** Indien het voornaamste voorwerp van de overeenkomst een rechtshandeling is, wordt deze doorgaans geclassificeerd als een **lastgeving**.
* **Materiële handeling:** Indien het voornaamste voorwerp van de overeenkomst een materiële handeling betreft, valt deze onder de **aanneming** of **bewaargeving**.
### 1.4 Kritiek op de indeling
Er is veel kritiek op de huidige indeling, met name op het onderscheid tussen aanneming en bewaargeving. Sommige visies beschouwen bewaargeving als een *lex specialis* (specifieke regeling) binnen de aannemingsovereenkomst.
> **Tip:** Begrijp de evolutie van de classificatie van dienstenovereenkomsten om de huidige juridische interpretatie beter te duiden.
>
> **Tip:** Concentreer u op het onderscheidingscriterium van de aard van de prestatie (rechtshandeling versus materiële handeling) als het sleutelbegrip in de huidige benadering.
---
# Aannemingsovereenkomst
De aannemingsovereenkomst is een specifieke overeenkomst gericht op het verrichten van een materiële handeling, waarbij de aannemer zich verbindt om een werk te maken of tot stand te brengen, en de opdrachtgever zich verbindt om een prijs te betalen.
### 2.1 Kenmerken van de aannemingsovereenkomst
De aannemingsovereenkomst valt onder de dienstenovereenkomsten in het Burgerlijk Wetboek, naast bewaargeving en lastgeving. Vroeger werd er een onderscheid gemaakt op basis van het bezoldigde karakter, maar tegenwoordig kunnen alle drie de overeenkomsten zowel om niet als onder bezwarende titel worden gesloten.
Het voornaamste onderscheidingscriterium in het hedendaags recht is het voorwerp van de overeenkomst:
* **Rechtshandeling:** Dit valt onder de lastgevingsovereenkomst.
* **Materiële handeling:** Dit kan zowel onder de aannemingsovereenkomst als onder de bewaargevingsovereenkomst vallen.
Er is veel kritiek op deze indeling, aangezien de bewaargevingsovereenkomst wordt beschouwd als een *lex specialis* (specifieke wet) van de aannemingsovereenkomst. In de kern gaat het bij aanneming om het tot stand brengen van een concreet werk.
---
# Bewaargeving
Bewaargeving is een specifieke dienstenovereenkomst die zich onderscheidt van andere overeenkomsten door het voornaamste voorwerp van de dienst.
### 3.1 Juridische context en definitie
De bewaargevingsovereenkomst is geregeld in de artikelen 1915 tot en met 1954 van het Burgerlijk Wetboek. Vroeger werd er onderscheid gemaakt op basis van het bezoldigde of onbezoldigde karakter van de overeenkomst, maar tegenwoordig kunnen alle drie de onderscheiden types van dienstencontracten (waaronder bewaargeving, aanneming en lastgeving) zowel onder bezwarende titel als om niet gesloten worden.
### 3.2 Relatie met aanneming en lastgeving
Het voornaamste voorwerp van de overeenkomst bepaalt de classificatie:
* Een rechtshandeling valt onder **lastgeving**.
* Een materiële handeling kan zowel onder **aanneming** als **bewaargeving** vallen.
Er is kritiek op deze indeling, en bewaargeving wordt vaak beschouwd als een *lex specialis* van de aannemingsovereenkomst. Het onderscheidingscriterium ligt dus in het specifieke voorwerp van de dienst.
---
# Lastgeving
Lastgeving is een overeenkomst waarbij een partij (de lasthebber) zich ertoe verbindt om namens een andere partij (de lastgever) rechtshandelingen te verrichten.
### 4.1 Kenmerken van de lastgevingsovereenkomst
De lastgevingsovereenkomst wordt gekenmerkt door het verrichten van rechtshandelingen door de lasthebber ten behoeve van de lastgever. Dit onderscheidt lastgeving van andere dienstenovereenkomsten zoals aanneming en bewaargeving, die zich voornamelijk richten op materiële handelingen.
#### 4.1.1 Rechtshandeling versus materiële handeling
* **Rechtshandeling:** Een handeling die gericht is op het tot stand brengen van juridische gevolgen, zoals het sluiten van een overeenkomst, het doen van een aanbod, of het uitbrengen van een vonnis. Dit is het exclusieve domein van lastgeving.
* **Materiële handeling:** Een handeling die feitelijke gevolgen teweegbrengt zonder direct juridische gevolgen te hebben, zoals het herstellen van een muur (aanneming) of het bewaren van goederen (bewaargeving).
#### 4.1.2 Onderscheid met andere dienstenovereenkomsten
Vroeger werd er onderscheid gemaakt op basis van het al dan niet bezoldigd karakter van de overeenkomst. Tegenwoordig zijn alle drie de types dienstenovereenkomsten (aanneming, bewaargeving, lastgeving) mogelijk onder bezwarende titel, wat betekent dat er een tegenprestatie kan worden overeengekomen. Het voornaamste onderscheidingscriterium heden ten dage ligt in de aard van de te verrichten prestatie: rechtshandelingen voor lastgeving, en materiële handelingen voor aanneming en bewaargeving.
> **Tip:** Hoewel bewaargeving soms als een lex specialis van de aannemingsovereenkomst wordt beschouwd, is het onderscheid met lastgeving primair gebaseerd op het type handeling dat wordt verricht (rechtshandeling versus materiële handeling).
#### 4.1.3 Toepassing van de lastgeving
De lastgevingsovereenkomst is van toepassing wanneer een persoon namens een ander juridische handelingen wil stellen. Denk hierbij aan het vertegenwoordigen van iemand bij het sluiten van een huurovereenkomst, het doen van een investering, of het afhandelen van juridische procedures.
#### 4.1.4 De rol van bezoldiging
De lastgeving kan zowel om baat (bezoldigd) als om niet (onbezoldigd) geschieden. Dit betekent dat de lasthebber wel of geen vergoeding ontvangt voor zijn diensten. Deze mogelijkheid onder bezwarende titel is een belangrijke evolutie ten opzichte van oudere rechtssystemen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Dienstenovereenkomsten | Contracten waarbij partijen zich verbinden tot het leveren van een dienst, in tegenstelling tot het overdragen van een zaak. Dit omvat diverse types zoals aanneming, bewaargeving en lastgeving. |
| Aanneming | Een overeenkomst waarbij de ene partij zich verbindt om een bepaalde materiële handeling te verrichten, en de andere partij zich ertoe verbindt deze te aanvaarden en te betalen. |
| Bewaargeving | Een overeenkomst waarbij een partij (de bewaargever) een zaak toevertrouwt aan een andere partij (de bewaarnemer) die deze in ontvangst neemt en zich ertoe verbindt haar te bewaren en in natura terug te geven. |
| Lastgeving | Een overeenkomst waarbij een partij (de lastgever) aan een andere partij (de lasthebber) opdraagt om een rechtshandeling te verrichten, en de lasthebber deze opdracht aanvaardt. |
| Bezwarende titel | Een contract dat voor beide partijen verplichtingen en voordelen meebrengt, waarbij er een economische waardeoverdracht plaatsvindt. |
| Rechtshandeling | Een handeling die gericht is op het tot stand brengen van rechtsgevolgen, zoals het sluiten van een contract of het doen van een aanbod. |
| Materiële handeling | Een feitelijke handeling die niet direct gericht is op het tot stand brengen van rechtsgevolgen, maar op het fysiek uitvoeren van een taak of het creëren van een tastbaar resultaat. |
| Lex specialis | Een juridisch principe dat stelt dat een specifieke wettelijke bepaling voorgaat op een algemene wettelijke bepaling wanneer deze beide van toepassing zijn op dezelfde situatie. |
Cover
9. Studentenhuur.pptx
Summary
# Introductie en definitie van studentenhuur
Dit onderwerp introduceert het nieuwe specifieke huurregime voor studentenkamers sinds 2019, definieert wat een student is volgens de wet en bespreekt de uitsluiting van studentenhuur als hoofdverblijfplaats.
### 1.1 Het nieuwe specifieke huurregime voor studentenkamers
Sinds 2019 bestaat er een specifieke huurregeling voor studentenkamers, vastgelegd in Titel III Vl.Woningdecreet (VWD), artikelen 53-65. Deze regeling is van dwingend recht, wat betekent dat ervan afgeweken mag worden ten voordele van de huurder.
### 1.2 Definitie van een student volgens de wet
Volgens artikel 53 VWD is een student **iedere persoon die ingeschreven is bij een instelling die voltijds onderwijs aanbiedt**.
> **Tip:** Het is cruciaal om te weten dat de wet kijkt naar de inschrijving bij een instelling die voltijds onderwijs aanbiedt, en niet zozeer naar het deeltijdse of voltijdse karakter van de studies van de individuele persoon zelf. Dit betekent dat bijvoorbeeld ook werkstudenten die voltijds werken maar ingeschreven zijn bij een voltijdse onderwijsinstelling, onder de definitie van "student" vallen voor de toepassing van dit huurregime.
De hoedanigheid van de bewoner is doorslaggevend, niet die van de huurder. Dit is relevant omdat de ouders vaak het contract tekenen, maar de huurregeling van toepassing is op basis van de student die er woont.
### 1.3 Uitsluiting van studentenhuur als hoofdverblijfplaats
Een belangrijke voorwaarde voor de toepassing van de specifieke regeling voor studentenhuur is dat de studentenkamer **niet de hoofdverblijfplaats van de bewoner** mag zijn.
* Als de student de kamer wel als hoofdverblijfplaats heeft, zal de algemene woninghuur van toepassing zijn.
* Studentenhuur en woninghuur kunnen niet tegelijkertijd op dezelfde situatie van toepassing zijn; de toepassing van de ene regeling sluit de andere uit.
> **Voorbeeld:** Een werkstudent die fulltime werkt en de studentenkamer gebruikt als enige woongelegenheid, zal onder de regels van de algemene woninghuur vallen, ook al is hij ingeschreven bij een onderwijsinstelling.
### 1.4 Overname van regelingen uit het woninghuurrecht
Veel bepalingen uit het specifieke studentenhuurrecht nemen de regelingen over uit het algemene woninghuurrecht (artikelen 55-58 VWD), zoals:
* Vereiste van een geschrift voor het huurcontract.
* Regeling met betrekking tot de plaatsbeschrijving.
* Leveringsplicht en de staat van het goed bij aanvang, conformiteit (conform het Vlaams Woningdecreet).
* Onderhouds- en herstellingsplicht voor zowel de huurder als de verhuurder.
* Een specifieke lijst van kleine herstellingen, die minder ten laste van de student-huurder valt in vergelijking met het algemene woninghuurrecht, gezien de vaak kortere contractduur.
### 1.5 Specifieke bepalingen van studentenhuur
Naast de overgenomen regelingen, kent het studentenhuurrecht ook specifieke bepalingen:
#### 1.5.1 Verbod op overdracht van huur en onderhuur
Het is verboden de huur over te dragen of onder te verhuren (art. 59 VWD), tenzij dit gebeurt in het kader van uitwisselingsprogramma's zoals Erasmus of een stage.
#### 1.5.2 Vaststelling huurprijs en verrekening kosten en lasten
* De huurprijs kan "all-in" zijn, wat betekent dat alle kosten en lasten inbegrepen zijn, tenzij het gaat om individuele verbruikskosten of de belasting van een tweede verblijf.
* De basishuurprijs wordt geblokkeerd bij opeenvolgende contracten met dezelfde huurder.
* Indexatie en huurprijsherziening zijn wel toegestaan (art. 60 en 61 VWD).
> **Tip:** Verhuurders mogen een forfaitaire kost aanrekenen voor kosten, mits dit vooraf wordt bepaald. Kostenafrekeningen zijn na de invoering van dit regime niet meer toegestaan, tenzij het individuele verbruikskosten betreft. De basishuurprijs mag wel geïndexeerd worden.
#### 1.5.3 Huurwaarborg
* De maximale huurwaarborg bedraagt twee maanden huur (art. 62 VWD).
* De waarborg kan op een huurwaarborgrekening op naam van de huurder komen te staan, of eventueel als zakelijke zekerheid op een rekening van de verhuurder. Het is niet toegestaan om de waarborg contant te ontvangen.
* **Tijdstip van vrijgave:** De verhuurder heeft drie maanden de tijd na de teruggave van het gehuurde goed om de waarborg vrij te geven of om aanspraken op de waarborg kenbaar te maken.
> **Tip:** Een huurwaarborgrekening op naam van de verhuurder is mogelijk, wat een verschil is met het algemene woninghuurrecht en de situatie voor buitenlandse studenten vergemakkelijkt. Indien de verhuurder niet binnen de gestelde termijn van drie maanden zijn aanspraken laat gelden, kan de huurder vragen om de waarborg in zijn voordeel vrij te geven.
#### 1.5.4 Verbod op stilzwijgende verlenging
Stilzwijgende verlenging van het huurcontract is verboden (art. 63 VWD). Artikel 1738 van het oud Burgerlijk Wetboek is hierop niet van toepassing.
> **Tip:** De wetgever wil hiermee stimuleren dat er telkens een nieuw contract wordt gesloten indien de huurrelatie wordt verdergezet, gezien het hier vaak om contracten van korte, bepaalde duur gaat.
### 1.6 Beëindiging van de huurovereenkomst
De beëindiging van de huurovereenkomst voor studentenkamers kent specifieke regels (art. 64 VWD):
#### 1.6.1 Huurovereenkomsten van bepaalde en vaste duur
* De huur eindigt van rechtswege bij het bereiken van de contractuele termijn.
* De huur eindigt ook van rechtswege in geval van overlijden van de huurder (student).
#### 1.6.2 Ontbinding van rechtswege bij overlijden huurder
Bij het overlijden van de huurder (student) wordt de huurovereenkomst ontbonden van rechtswege op de eerste dag van de maand volgend op het overlijden. De erfgenamen van de student hebben hierdoor geen verdere verbintenissen meer.
#### 1.6.3 Opzeggingsmogelijkheden voor de huurder
De huurder heeft verschillende opzeggingsmogelijkheden:
* **Vóór inwerkingtreding huur:**
* Indien de opzegging **minder dan drie maanden** vóór de inwerkingtreding gebeurt, is een opzeggingsvergoeding van twee maanden huur verschuldigd.
* Indien de opzegging **meer dan drie maanden** vóór de inwerkingtreding gebeurt, is er geen opzeggingsvergoeding verschuldigd. Dit geeft studenten de mogelijkheid om meerdere contracten te tekenen en pas te beslissen welk kot ze kiezen, zonder financiële gevolgen indien ze tijdig opzeggen.
* **Tijdens de huurperiode:**
* Bij **beëindiging van de studie**, op voorlegging van een bewijsstuk van de onderwijsinstelling. Er geldt een opzegtermijn van twee maanden, maar geen extra vergoeding.
* Bij **overlijden van een van de ouders of een andere persoon die instaat voor het onderhoud** van de huurder-student, op voorlegging van een bewijsstuk. Er geldt een opzegtermijn van twee maanden, maar geen extra vergoeding.
#### 1.6.4 Verhuurder kan niet opzeggen
Een belangrijke bepaling is dat de **verhuurder de huurovereenkomst niet kan opzeggen**.
---
# Overname regelingen uit het woninghuurrecht voor studentenhuisvesting
Dit gedeelte behandelt de specifieke bepalingen uit het woninghuurrecht die van toepassing zijn op huurcontracten voor studentenkamers, met nadruk op vereisten zoals geschrift, plaatsbeschrijving en onderhoudsplichten.
### 2.1 Toepassingsgebied en definitie van "student"
Het nieuwe specifieke huurregime voor studentenkamers is van toepassing sinds 2019 en is vastgelegd in artikelen 53 tot 65 van de Vlaamse Codex Wonen (VWD). Dit regime is van dwingend recht.
Een "student" wordt in dit kader gedefinieerd als iedere persoon die ingeschreven is bij een instelling die voltijds onderwijs aanbiedt (art. 53 VWD). Dit omvat ook studenten die een deeltijds onderwijs volgen, een creditdoelcontract hebben of werkstudenten zijn. De focus ligt op de bewoner en niet noodzakelijkerwijs op de huurder, aangezien ouders contracten kunnen afsluiten voor hun kinderen. De hoedanigheid van de bewoner is dus doorslaggevend.
**Tip:** Het maakt niet uit of de persoon zelf voltijds onderwijs volgt; het cruciale element is de inschrijving bij een instelling die voltijds onderwijs aanbiedt. Werkstudenten vallen dus ook onder dit begrip.
Het is niet mogelijk om zowel het regime van studentenhuren als het algemene woninghuurrecht op dezelfde situatie toe te passen. De toepassing van studentenhuren sluit de toepassing van woninghuur uit. Als een student echter zijn hoofdverblijfplaats elders heeft, bijvoorbeeld als werkstudent, dan kan het algemene woninghuurrecht van toepassing zijn.
### 2.2 Overgenomen regelingen uit het woninghuurrecht
Volgens de artikelen 55 tot 58 VWD worden de volgende regelingen uit het woninghuurrecht overgenomen voor studentenhuisvesting:
* **Vereiste van een geschrift:** Huurovereenkomsten voor studentenkamers dienen schriftelijk te worden vastgelegd.
* **Regeling inzake de plaatsbeschrijving:** Er is een regeling voor het opmaken van een plaatsbeschrijving bij aanvang van de huur.
* **Leveringsplicht en staat van het goed bij aanvang:** De verhuurder is gehouden het goed in de overeengekomen staat te leveren, conform de bepalingen van het Vlaams Huurdecreet (VCW).
* **Onderhouds- en herstellingsplicht:** Er gelden specifieke plichten voor zowel de huurder (student) als de verhuurder met betrekking tot onderhoud en herstellingen.
* **Specifieke lijst van kleine herstellingen:** Een lijst met kleine herstellingen, vastgesteld bij Besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2018, is van toepassing.
**Tip:** In vergelijking met het algemene woninghuurrecht valt er bij studentenhuren minder ten laste van de student-huurder met betrekking tot kleine herstellingen. Dit is te verklaren door de doorgaans kortere duur van deze contracten.
### 2.3 Specifieke bepalingen voor huur van studentenkamers
Naast de overgenomen regelingen kent de huur van studentenkamers ook specifieke bepalingen:
* **Verbod op overdracht van huur en onderhuur (art. 59 VWD):** De huurder mag de huur of het gehuurde goed niet onderverhuren, tenzij in het kader van een uitwisselingsprogramma zoals Erasmus of een stage.
* **Vaststelling huurprijs en verrekening kosten en lasten (art. 60 VWD):**
* De huurprijs kan "all-in" zijn, waarbij alle kosten en lasten zijn inbegrepen.
* Uitzonderingen hierop zijn individuele verbruikskosten (zoals water, gas, elektriciteit) en de belasting voor een tweede verblijf.
* Kostenafrekeningen zijn niet langer toegestaan, behalve voor deze individuele verbruikskosten. Verhuurders kunnen een forfaitair bedrag aanrekenen voor de kosten, wat een vooraf bepaald vast bedrag is.
* Bij opeenvolgende contracten met dezelfde huurder mag de basishuurprijs niet worden verhoogd buiten de indexatie en huurprijsherziening om.
* **Indexatie en huurprijsherziening (art. 61 VWD):** Huurprijzen zijn wel onderhevig aan indexatie en huurprijsherziening. De reeds geïndexeerde basishuurprijs mag verder worden geïndexeerd.
* **Huurwaarborg (art. 62 VWD):**
* De huurwaarborg mag maximaal twee maanden huur bedragen.
* Dit kan een huurwaarborgrekening op naam van de huurder zijn, of een zakelijke zekerheid op een rekening ten gunste van de verhuurder. In tegenstelling tot het algemene woninghuurrecht is een "contante" waarborg niet de enige optie.
* Een huurwaarborgrekening op naam van de verhuurder is mogelijk, wat een voordeel is voor buitenlandse studenten die mogelijk geen Belgische bankrekening kunnen openen.
* De verhuurder heeft drie maanden na de teruggave van het gehuurde goed om de waarborg vrij te geven of zijn aanspraken kenbaar te maken. Indien dit niet gebeurt, kan de huurder de vrijgave van de waarborg in zijn voordeel vragen.
* **Verbod op stilzwijgende verlenging (art. 63 VWD):** Artikel 1738 van het oud Burgerlijk Wetboek is niet uitgesloten. Dit betekent dat er geen stilzwijgende verlenging van de huurovereenkomst plaatsvindt. Indien de huurrelatie wil worden voortgezet, dient er telkens een nieuw contract te worden gesloten. Als het vorige huurcontract van bepaalde duur was, ontstaat er een nieuw contract voor dezelfde termijn.
### 2.4 Beëindiging van de huurovereenkomst
* **Bepaalde en vaste duur (art. 64 VWD):**
* De huurovereenkomsten voor studentenkamers zijn doorgaans aangegaan voor een bepaalde en vaste duur.
* De huur eindigt van rechtswege bij het bereiken van de contractuele termijn.
* In geval van overlijden van de student-huurder eindigt de huur eveneens van rechtswege. De ontbinding treedt in op de eerste dag van de maand na het overlijden.
**Tip:** In geval van beëindiging van de huur door overlijden van de student, zijn de erfgenamen geen verdere verbintenissen meer verschuldigd.
* **Opzeggingsmogelijkheden voor de huurder (art. 64 VWD):**
* **Vóór inwerkingtreding van de huur:**
* Met een opzeggingsvergoeding van twee maanden huur indien de beëindiging minder dan drie maanden voor de inwerkingtreding plaatsvindt.
* Zonder vergoeding indien de huurder de huur opzegt met inachtneming van een termijn van twee maanden, en dit om volgende redenen:
* Beëindiging van de studie, op voorlegging van een bewijsstuk van de onderwijsinstelling.
* Overlijden van een van de ouders of een andere persoon die instaat voor het onderhoud van de student-huurder, op voorlegging van een bewijsstuk.
* **Verhuurder kan niet opzeggen:** De verhuurder heeft geen mogelijkheid om de huurovereenkomst op te zeggen.
**Tip:** Het is voor studenten mogelijk om meerdere huurovereenkomsten aan te gaan en vervolgens de beste keuze te maken. Zolang de opzegging tijdig gebeurt, hoeft er geen vergoeding te worden betaald. Dit leidt soms tot frustratie bij verhuurders die dit beleid willen aanpassen. Bij beëindiging van de studie geldt wel een opzeggingstermijn van twee maanden, waarvoor de huur betaald moet worden, maar er geen extra vergoeding verschuldigd is.
---
# Specifieke bepalingen omtrent studentenhuur
Dit onderwerp behandelt de specifieke wettelijke regels die van toepassing zijn op de huur van studentenkamers, met bijzondere aandacht voor de bescherming van de student als huurder en bewoner.
### 3.1 Toepassingsgebied en definitie van student
Het regime voor studentenhuur, dat geldt sinds 2019, is geregeld in de artikelen 53 tot 65 van de Vlaamse Wooncode (VWD). Dit betreft dwingend recht, wat betekent dat partijen er niet van mogen afwijken ten nadele van de student.
* **Definitie van student:** Een student is iedere persoon die ingeschreven is bij een instelling die voltijds onderwijs aanbiedt. Dit omvat ook werkstudenten, personen die een creditdoelcontract volgen, of personen die deeltijds onderwijs volgen maar wiens ouders het contract sluiten.
* **Belang van de bewoner:** Het is de hoedanigheid van de *bewoner* die bepalend is voor de toepassing van het studentenhuurregime, niet noodzakelijk die van de huurder (die bijvoorbeeld de ouders kunnen zijn).
* **Uitsluiting van woninghuur:** De toepassing van de specifieke regels voor studentenhuur sluit de toepassing van de algemene woninghuurwetgeving uit. Om van studentenhuur te kunnen spreken, mag de gehuurde studentenkamer niet de hoofdverblijfplaats van de bewoner zijn. Indien dit wel het geval is (bijvoorbeeld bij een werkstudent die de kamer als hoofdverblijfplaats gebruikt), is de algemene woninghuur van toepassing.
> **Tip:** De focus ligt op de status van de bewoner als student ingeschreven in een voltijdse onderwijsinstelling, wat ruim is en ook werkstudenten omvat.
### 3.2 Overname van bepalingen uit het woninghuurrecht
Een deel van de regels voor studentenhuur is ontleend aan het woninghuurrecht. Dit betreft onder andere:
* Het vereiste van een geschrift voor het huurcontract.
* De regeling met betrekking tot de plaatsbeschrijving.
* De leveringsplicht en de staat van het goed bij aanvang van de huur, alsook de conformiteit ervan.
* De onderhouds- en herstellingsplicht van zowel de huurder als de verhuurder.
* Een specifieke lijst van kleine herstellingen die ten laste vallen van de huurder. In vergelijking met de algemene woninghuur, is de lijst van kleine herstellingen die ten laste van de student-huurder valt, beperkter, wat verklaard wordt door de doorgaans kortere duur van deze huurcontracten.
### 3.3 Specifieke bepalingen omtrent studentenhuur
Naast de overgenomen regels uit het woninghuurrecht, kent het studentenhuurregime specifieke bepalingen:
#### 3.3.1 Verbod op overdracht en onderhuur
* **Artikel 59 VWD** verbiedt de overdracht van de huur en onderhuur van een studentenkamer.
* **Uitzondering:** Deze regel geldt niet in geval van deelname aan uitwisselingsprogramma's zoals Erasmus, of bij stages, waarbij de student tijdelijk de kamer kan overdragen of onderverhuren, mits dit expliciet is toegestaan.
#### 3.3.2 Vaststelling van huurprijzen en kosten
* **Artikel 60 VWD** regelt de vaststelling van de huurprijs en de verrekening van kosten en lasten.
* **"All-in" huurprijs:** De huurprijs wordt vaak als "all-in" vastgesteld, wat betekent dat de huurprijs alle kosten dekt, met uitzondering van individuele verbruikskosten (zoals elektriciteit, water, gas, internet) en eventuele belastingen op een tweede verblijf.
* **Forfaitaire kosten:** Verhuurders kunnen een forfaitair bedrag aanrekenen voor de kosten. Dit is een vast bedrag dat vooraf wordt bepaald en niet meer kan worden aangepast. Kostenafrekeningen achteraf zijn niet meer toegestaan, behalve voor de reeds genoemde individuele verbruikskosten.
* **Blokkering basishuurprijs:** Bij opeenvolgende huurcontracten met dezelfde huurder mag de basishuurprijs niet worden verhoogd. Wel is indexatie en huurprijsherziening toegestaan.
> **Tip:** Bij het aangaan van een huurcontract voor een studentenkamer, is het cruciaal om na te gaan of de huurprijs "all-in" is en welke specifieke kosten hierbij inbegrepen zijn of juist apart worden aangerekend.
#### 3.3.3 Indexatie en huurprijsherziening
* **Artikel 61 VWD** voorziet in de mogelijkheid van indexatie en huurprijsherziening, zelfs bij een vaste basishuurprijs. De huurprijs mag jaarlijks worden geïndexeerd volgens de wettelijke bepalingen.
#### 3.3.4 Huurwaarborg
* **Artikel 62 VWD** regelt de huurwaarborg.
* **Maximum:** De huurwaarborg mag maximaal twee maanden huur bedragen.
* **Rekening van de huurder of zakelijke zekerheid:** De waarborg wordt bij voorkeur op een huurwaarborgrekening op naam van de huurder geplaatst. Een zakelijke zekerheid (bijvoorbeeld een borgstelling) is ook mogelijk.
* **Afwijking voor buitenlandse studenten:** Er is een specifieke mogelijkheid voorzien waarbij de huurwaarborg op een rekening van de verhuurder kan worden geplaatst. Dit is met name relevant voor buitenlandse studenten die mogelijk geen Belgische bankrekening kunnen openen. De waarborg mag niet "contant" worden betaald.
* **Tijdstip vrijgave:** De verhuurder heeft de plicht om de huurwaarborg binnen drie maanden na de teruggave van de sleutels vrij te geven, of om binnen die termijn eventuele aanspraken op de waarborg kenbaar te maken. Indien de verhuurder dit niet doet, kan de huurder de vrijgave van de waarborg vragen in zijn voordeel.
> **Voorbeeld:** Als een student de kamer op 1 juli teruggeeft aan de verhuurder, dan moet de verhuurder uiterlijk op 1 oktober de waarborg terugbetalen of zijn vordering tot verhaal op de waarborg kenbaar maken.
#### 3.3.5 Verbod op stilzwijgende verlenging
* **Artikel 63 VWD** verbiedt de stilzwijgende verlenging van de huurovereenkomst voor studentenkamers.
* **Uitsluiting van artikel 1738 oud BW:** Artikel 1738 van het oude Burgerlijk Wetboek, dat bij bepaalde huurcontracten van bepaalde duur een stilzwijgende verlenging tot een contract van onbepaalde duur regelt, is niet van toepassing op studentenhuur.
* **Nieuw contract vereist:** Dit betekent dat indien partijen de huurrelatie wensen voort te zetten na het einde van de overeengekomen termijn, er telkens een nieuw huurcontract moet worden gesloten. De decreetgever wil hiermee de flexibiliteit en de specifieke aard van studentencontracten (vaak van korte, bepaalde duur) benadrukken.
### 3.4 Beëindiging van de huurovereenkomst
#### 3.4.1 Einde van rechtswege
* **Artikel 64 VWD** regelt de beëindiging van de huurovereenkomst.
* **Bepaalde en vaste duur:** Huurovereenkomsten voor studentenkamers worden doorgaans aangegaan voor een bepaalde en vaste duur. Ze eindigen dus van rechtswege bij het bereiken van de overeengekomen termijn.
* **Overlijden van de huurder (student):** In geval van overlijden van de student-huurder, eindigt de huurovereenkomst van rechtswege op de eerste dag van de maand die volgt op het overlijden. De erfgenamen van de student zijn vanaf dat moment niet langer gebonden door de huurovereenkomst en hebben geen verbintenissen meer.
#### 3.4.2 Opzeggingsmogelijkheden voor de huurder
De huurder-student beschikt over diverse opzeggingsmogelijkheden:
* **Vóór inwerkingtreding van de huur:**
* Indien de huurder de huur opzegt **minder dan drie maanden** vóór de inwerkingtreding van het contract, is een opzeggingsvergoeding van twee maanden huur verschuldigd.
* Indien de huurder de huur opzegt **meer dan drie maanden** vóór de inwerkingtreding van het contract, is geen opzeggingsvergoeding verschuldigd. Dit biedt studenten de mogelijkheid om meerdere contracten af te sluiten en pas op het laatste moment de definitieve keuze te maken, zonder bijkomende kosten als tijdig wordt opgezegd.
* **Tijdens de looptijd van de huur:**
* **Beëindiging van studie:** De huurder kan de huur vroegtijdig beëindigen bij beëindiging van zijn studie, mits voorlegging van een bewijsstuk van de onderwijsinstelling. Hiervoor geldt een opzeggingstermijn van twee maanden. De huurder is dan de huur verschuldigd gedurende deze twee maanden, maar er is geen bijkomende vergoeding verschuldigd.
* **Overlijden van ondersteunende persoon:** De huurder kan de huur ook beëindigen bij overlijden van een van de ouders of een andere persoon die instaat voor het onderhoud van de student-huurder. Ook hier geldt een opzeggingstermijn van twee maanden, waarvoor geen extra vergoeding verschuldigd is.
#### 3.4.3 Geen opzeggingsmogelijkheid voor de verhuurder
* Het is cruciaal om te noteren dat de **verhuurder geen mogelijkheid heeft om de huurovereenkomst op te zeggen** gedurende de overeengekomen looptijd, tenzij er contractuele afspraken zijn gemaakt die dit toelaten (maar dit is niet de algemene regel onder het studentenhuurregime).
> **Voorbeeld:** Een student heeft contracten gesloten voor drie verschillende studentenkamers die allemaal ingaan op 1 september. Als de student in juni beslist welke kamer hij het liefst wil, kan hij de andere twee contracten kosteloos opzeggen door tijdig, dat wil zeggen vóór het einde van de drie maanden voorsprong op de inwerkingtreding, zijn opzegging te doen.
>
> **Tip:** De bepalingen rond opzegging vóór inwerkingtreding zijn ontworpen om studenten flexibiliteit te bieden bij het kiezen van hun verblijfplaats, maar de verhuurders lobbyen om deze bepalingen aan te passen vanwege de onzekerheid die dit met zich meebrengt.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Studentenhuur | Een specifiek huurregime dat van toepassing is op kamers verhuurd aan studenten, met eigen regels die afwijken van het algemene woninghuurrecht. Dit regime is ingesteld sinds 2019 en regelt de relatie tussen studenten en verhuurders van woonruimte. |
| Bewoner | Iedere persoon die ingeschreven is bij een instelling die voltijds onderwijs aanbiedt. Dit begrip is cruciaal omdat de hoedanigheid van de bewoner, en niet die van de huurder (die ook ouders kunnen zijn), bepalend is voor de toepassing van de studentenhuurwetgeving. |
| Voltijds onderwijs | Onderwijs dat volgens de officiële planning fulltime moet worden gevolgd. Studenten die hierbij ingeschreven zijn, vallen onder de definitie van "student" voor de toepassing van het specifieke huurregime, ongeacht of ze zelf deeltijds studeren of werkstudenten zijn. |
| Woninghuur | Het algemene huurrecht dat van toepassing is op de huur van hoofdverblijfplaatsen. De toepassing van het specifieke studentenhuurregime sluit de toepassing van het algemene woninghuurrecht uit op dezelfde situatie. |
| Geschrift | Een schriftelijke overeenkomst die vereist is voor de geldigheid van een huurovereenkomst voor studentenkamers. Dit zorgt voor duidelijkheid en bewijsbaarheid van de gemaakte afspraken tussen huurder en verhuurder. |
| Plaatsbeschrijving | Een gedetailleerde beschrijving van de staat van het gehuurde goed bij de aanvang van de huurovereenkomst. Dit document dient als referentie bij het einde van de huur om eventuele schade te beoordelen en de terugbetaling van de huurwaarborg te regelen. |
| Conformiteit (VCW) | De verplichting van de verhuurder om het gehuurde goed te leveren in een staat die overeenkomt met de afspraken en wettelijke vereisten, wat ook de aanpassing aan de Verkoop en Verhuur van de Woning (VCW) omvat. Dit garandeert dat de student de woning in een acceptabele staat kan betrekken. |
| Kleine herstellingen | Een specifieke lijst van onderhouds- en herstellingswerkzaamheden die ten laste vallen van de huurder. In het studentenhuurrecht is deze lijst vaak beperkter dan in het algemene woninghuurrecht, gezien de kortere duur van deze huurcontracten. |
| Huurprijs all-in | Een huurprijs waarbij alle kosten, behalve de individuele verbruikskosten en belastingen voor tweede verblijf, zijn inbegrepen. Dit vereenvoudigt de betaling voor de student en vermijdt complexe kostenafrekeningen. |
| Indexatie | De jaarlijkse aanpassing van de basishuurprijs aan de inflatie, gebaseerd op een vastgestelde formule. Dit zorgt ervoor dat de huurprijs in reële termen stabiel blijft gedurende de looptijd van het huurcontract. |
| Huurwaarborg | Een geldbedrag dat de huurder aan de verhuurder betaalt als zekerheid voor de nakoming van zijn huurverplichtingen. Voor studentenhuur mag deze maximaal twee maanden huur bedragen en kan deze op een huurwaarborgrekening van de huurder of zakelijk zekerheid op rekening van de verhuurder worden geplaatst. |
| Stilzwijgende verlenging | Het automatisch voortzetten van een huurovereenkomst na de einddatum, zonder dat er een expliciete nieuwe overeenkomst wordt gesloten. In studentenhuisvesting is dit verboden om te garanderen dat er telkens een nieuw, bewust aangegaan contract wordt gesloten. |
| Beëindiging van rechtswege | Het automatisch beëindigen van een huurovereenkomst op een bepaald moment, zonder dat daarvoor een actie van een partij nodig is. Dit gebeurt bijvoorbeeld aan het einde van de overeengekomen huurtermijn of bij overlijden van de huurder. |
| Opzegging | Het eenzijdig beëindigen van een huurovereenkomst door de huurder of verhuurder, mits naleving van bepaalde termijnen en voorwaarden. Voor studenten zijn er specifieke mogelijkheden om de huur vroegtijdig te beëindigen in geval van studiebeëindiging of overlijden van een onderhoudsplichtige. |
Cover
AANDEELHOUDERSOVEREENKOMSTEN - Kopie (1).pptx
Summary
# Definitie en voordelen van aandeelhoudersovereenkomsten
Aandeel
houdersovereenkomsten vormen een cruciaal instrument voor aandeelhouders om de controle en het beleid van een vennootschap te stroomlijnen.
## 1. Definitie en voordelen van aandeelhoudersovereenkomsten
### 1.1 Wat zijn aandeelhoudersovereenkomsten?
Aandeelhoudersovereenkomsten zijn contracten die gesloten worden tussen belangrijke aandeelhouders van een vennootschap. Het hoofddoel van deze overeenkomsten is om afspraken te maken over de macht en zeggenschap binnen de vennootschap, veelal gericht op het behouden van een meerderheidspositie in de Algemene Vergadering. Ze bieden een flexibele en discrete manier om afspraken te maken die verder gaan dan de standaard statutaire bepalingen.
### 1.2 Voordelen ten opzichte van statutaire bepalingen
Aandeelhoudersovereenkomsten bieden significantie voordelen ten opzichte van louter statutaire bepalingen:
* **Discretie:** In tegenstelling tot statuten, die openbaar toegankelijk zijn, zijn aandeelhoudersovereenkomsten private documenten. Dit zorgt voor een hogere mate van vertrouwelijkheid met betrekking tot de gemaakte afspraken.
* **Flexibiliteit en maatwerk:** Deze overeenkomsten maken het mogelijk om afstemming te creëren die nauw aansluit bij de specifieke noden en verwachtingen van de betrokken aandeelhouders. Ze kunnen op maat gemaakt worden voor unieke situaties en toekomstige scenario's.
* **Duurzaam gemeenschappelijk beleid:** Aandeelhoudersovereenkomsten faciliteren het voeren van een consistent en duurzaam gemeenschappelijk beleid ten aanzien van de vennootschap. Dit kan bijdragen aan stabiliteit en een lange-termijnvisie.
### 1.3 Diverse soorten bedingen in aandeelhoudersovereenkomsten
Aandeelhoudersovereenkomsten kunnen een breed scala aan bedingen bevatten, die gericht zijn op het reguleren van verschillende aspecten van de aandeelhoudersrelatie en de vennootschapsbestuur. Enkele veelvoorkomende categorieën zijn:
#### 1.3.1 Bedingen inzake de uitoefening van het stemrecht in de Algemene Vergadering (AV)
Dit zijn afspraken over hoe de aandeelhouders hun stemrecht zullen uitoefenen tijdens de Algemene Vergadering. Dit kan gaan over unanimiteit bij bepaalde beslissingen, het volgen van een gezamenlijke stemstrategie, of afspraken over de samenstelling van organen.
#### 1.3.2 Afspraken over de dividendpolitiek
Partijen kunnen overeenkomen hoe winsten worden verdeeld, of welke criteria gehanteerd worden voor het al dan niet uitkeren van dividenden.
#### 1.3.3 Afspraken over het voordrachtrecht van bestuurders
Hierbij kunnen afspraken gemaakt worden over de procedure voor het voordragen van kandidaten voor het bestuur, waarbij bepaalde aandeelhouders een recht kunnen krijgen om bestuurders voor te dragen.
#### 1.3.4 Bemiddelingsprocedures bij geschillen
Een vaak voorkomend beding is de verplichting voor aandeelhouders om eerst een bemiddelingsprocedure te doorlopen alvorens een formele gerechtelijke geschillenregeling aan te vatten. Dit beoogt een minnelijke oplossing te bevorderen.
#### 1.3.5 Beperkingen van de vrije overdracht van aandelen
Deze bedingen zijn cruciaal om de samenstelling van het aandeelhouderschap te controleren en te sturen. Ze omvatten onder meer:
* **Goedkeurings- of voorkoopclausules:** Deze clausules vereisen dat een aandeelhouder die zijn aandelen wil overdragen, eerst toestemming moet verkrijgen van de andere aandeelhouders of hen de gelegenheid moet bieden om de aandelen tegen een vooraf bepaalde prijs in te kopen.
* **Volgrecht- of volgplichtclausules (Tag-Along/Drag-Along):**
* **Volgrecht (Tag-Along):** In vennootschappen met twee groepen aandeelhouders, geeft dit de minderheidsaandeelhouders het recht om hun aandelen onder dezelfde voorwaarden over te dragen als de meerderheidsaandeelhouders, wanneer deze laatsten hun aandelen verkopen.
* **Volgplicht (Drag-Along):** Dit verplicht de minderheidsaandeelhouders om hun aandelen mee over te dragen tegen dezelfde voorwaarden als de meerderheidsaandeelhouders, wanneer de meerderheid een verkoopovereenkomst sluit.
* **Call (koop)opties en Put (verkoop)opties:** Deze geven de houder het recht om aandelen te kopen (call) of te verkopen (put) tegen een vooraf bepaalde prijs.
> **Tip:** Beperkingen op de vrije overdracht van aandelen zijn geldig indien ze beperkt zijn in de tijd en noodzakelijk worden geacht in het belang van de vennootschap.
> **Example:** Een start-up met twee oprichters kan een aandeelhoudersovereenkomst sluiten die hen verplicht om eerst met elkaar te overleggen en onderhandelen alvorens hun aandelen aan een externe partij aan te bieden. Ze kunnen ook een drag-along clausule opnemen om te garanderen dat bij een aantrekkelijk bod van een derde op de meerderheid van de aandelen, de minderheid gedwongen kan worden om mee te verkopen, wat een vlotte exit voor alle partijen mogelijk maakt.
---
# Diverse soorten bedingen in aandeelhoudersovereenkomsten
Aandeelhoudersovereenkomsten bevatten diverse bedingen die de rechten en plichten van aandeelhouders binnen een vennootschap regelen, vaak met als doel om zeggenschap te behouden en een duurzaam gemeenschappelijk beleid te voeren.
### 2.1 Categorieën van bedingen
De bedingen in aandeelhoudersovereenkomsten kunnen worden ingedeeld in verschillende categorieën, afhankelijk van hun doel.
#### 2.1.1 Bedingen met betrekking tot de uitoefening van stemrecht in de algemene vergadering
Deze bedingen regelen hoe aandeelhouders hun stemrecht zullen uitoefenen tijdens de algemene vergadering. Dit kan variëren van eenvoudige afspraken over stemgedrag tot complexere mechanismen om een meerderheid te garanderen.
#### 2.1.2 Afspraken over dividendpolitiek
Aandeelhouders kunnen specifieke afspraken maken over het te voeren dividendbeleid. Dit omvat beslissingen over de hoogte van het uit te keren dividend, de frequentie van uitkeringen en de voorwaarden waaronder dividend wordt uitgekeerd. Het doel is om een duidelijk en voorspelbaar beleid te creëren dat aansluit bij de verwachtingen van de aandeelhouders.
#### 2.1.3 Afspraken over voordrachtrecht van bestuurders
Deze bedingen stellen aandeelhouders in staat om invloed uit te oefenen op de samenstelling van het bestuur van de vennootschap. Het voordrachtrecht houdt in dat bepaalde aandeelhouders het recht hebben om kandidaten voor te dragen voor een bestuursfunctie.
#### 2.1.4 Bedingen tot beperking van vrije overdracht van aandelen
Een belangrijke categorie van bedingen zijn die welke de vrije overdracht van aandelen aan banden leggen. Dit is vaak bedoeld om de controle binnen de vennootschap te behouden en te voorkomen dat ongewenste partijen aandeelhouder worden. Hieronder vallen verschillende typen clausules:
* **Goedkeurings- en voorkoopclausules:** Deze clausules vereisen dat een aandeelhouder die zijn aandelen wil overdragen, eerst het akkoord van de andere aandeelhouders verkrijgt of de andere aandeelhouders de gelegenheid biedt om de aandelen aan te kopen voordat ze aan derden worden aangeboden.
* **Volgrecht- en volgplichtclausules:** In vennootschappen met meerdere groepen aandeelhouders, bijvoorbeeld een meerderheid en een minderheid, kunnen deze clausules bepalen dat bij een overdracht van aandelen door de meerderheidsaandeelhouders, de minderheidsaandeelhouders het recht of de plicht hebben om hun aandelen onder dezelfde voorwaarden aan te bieden.
* **Call- (koop) en put- (verkoop) opties:** Dit zijn contractuele rechten die een aandeelhouder de mogelijkheid geven om aandelen te kopen (call-optie) of te verkopen (put-optie) tegen een vooraf vastgestelde prijs.
> **Tip:** De geldigheid van deze beperkingen op de vrije overdracht van aandelen is afhankelijk van het feit of ze beperkt zijn in de tijd en of ze worden uitgeoefend in het belang van de vennootschap.
#### 2.1.5 Bemiddelingsprocedure voor geschillen
Sommige aandeelhoudersovereenkomsten bevatten een bepaling die partijen verplicht om eerst een bemiddelingsprocedure te doorlopen alvorens een formele geschillenregeling in te leiden. Dit beoogt een informele en kosteneffectieve oplossing van potentiële conflicten.
---
# Beperkingen op de vrije overdracht van aandelen
Dit onderwerp behandelt bedingen die de vrije overdracht van aandelen aan banden leggen, zoals goedkeurings-, volgrecht- en optieclausules, inclusief de geldigheidscriteria daarvan.
### 3.1 Soorten bedingen tot beperking van vrije overdracht aandelen
Er zijn verschillende soorten bedingen die de vrije overdracht van aandelen kunnen beperken. Deze bedingen worden vaak opgenomen in aandeelhoudersovereenkomsten om de zeggenschap binnen de vennootschap te behouden.
#### 3.1.1 Goedkeurings- en voorkoopclausules
Deze clausules houden in dat een aandeelhouder zijn aandelen niet mag overdragen zonder voorafgaande goedkeuring van een andere aandeelhouder, of zonder deze andere aandeelhouder eerst de gelegenheid te bieden de aandelen in te kopen.
#### 3.1.2 Volgrecht- en volgplichtclausules
In vennootschappen met twee groepen aandeelhouders kunnen deze clausules van toepassing zijn. Bij een overdracht van aandelen door de meerderheidsaandeelhouders, geven deze clausules de minderheidsaandeelhouders het recht (volgrecht) of de plicht (volgplicht) om hun aandelen onder dezelfde voorwaarden mee over te dragen.
#### 3.1.3 Call- en putopties
Callopties geven het recht om aandelen te kopen tegen een vooraf bepaalde prijs, terwijl putopties het recht geven om aandelen te verkopen tegen een vooraf bepaalde prijs.
### 3.2 Geldigheidscriteria
Om geldig te zijn, moeten deze beperkingen op de vrije overdracht van aandelen aan de volgende criteria voldoen:
* **Tijdsbeperking:** De beperkingen mogen niet onbeperkt in de tijd gelden.
* **Belang van de vennootschap:** De beperkingen moeten worden uitgeoefend in het belang van de vennootschap.
> **Tip:** Het is cruciaal dat deze bedingen zorgvuldig worden opgesteld en getoetst aan de wetgeving om hun geldigheid te waarborgen. Vaak worden ze opgenomen in aandeelhoudersovereenkomsten om flexibiliteit te bieden naast de statutaire bepalingen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Aandeelhoudersovereenkomst | Een schriftelijke overeenkomst tussen belangrijke aandeelhouders van een vennootschap, waarin zij afspraken maken om gezamenlijk de zeggenschap en controle over de vennootschap te behouden via hun meerderheid in de algemene vergadering. |
| Algemene vergadering | Het hoogste orgaan van een vennootschap, waar aandeelhouders beslissingen nemen over belangrijke aangelegenheden zoals de benoeming van bestuurders en de goedkeuring van de jaarrekening. |
| Statutaire bepalingen | Regels en voorschriften die zijn vastgelegd in de statuten van een vennootschap, welke bindend zijn voor alle aandeelhouders en de vennootschap. |
| Voordrachtrecht bestuurder | Het recht van aandeelhouders om personen voor te dragen als lid van de raad van bestuur van de vennootschap. |
| Bemiddelingsprocedure | Een proces waarbij een neutrale derde partij partijen helpt bij het oplossen van een geschil, met als doel een minnelijke schikking te bereiken buiten de rechter om. |
| Goedkeuringsclausule | Een beding in een aandeelhoudersovereenkomst dat vereist dat de overdracht van aandelen voorafgaand moet worden goedgekeurd door de andere aandeelhouders of een specifieke instantie binnen de vennootschap. |
| Voorkoopclausule | Een beding dat een aandeelhouder verplicht om zijn aandelen eerst aan te bieden aan de andere bestaande aandeelhouders voordat hij ze aan een externe partij mag verkopen. |
| Volgrechtclausule | Een beding dat de minderheidsaandeelhouders het recht geeft om hun aandelen mee te verkopen onder dezelfde voorwaarden als de meerderheidsaandeelhouders hun aandelen verkopen. |
| Volgplichtclausule | Een beding dat de minderheidsaandeelhouders de plicht oplegt om hun aandelen mee te verkopen onder dezelfde voorwaarden als de meerderheidsaandeelhouders hun aandelen verkopen. |
| Calloptie | Een financieel instrument dat de houder het recht geeft, maar niet de plicht, om een specifiek activum, zoals aandelen, te kopen tegen een vooraf bepaalde prijs binnen een bepaalde periode. |
| Putoptie | Een financieel instrument dat de houder het recht geeft, maar niet de plicht, om een specifiek activum, zoals aandelen, te verkopen tegen een vooraf bepaalde prijs binnen een bepaalde periode. |
| Geschillenregeling | Een formeel proces, meestal via de rechter, om juridische geschillen tussen partijen op te lossen. |
Cover
Arbeidsrecht 2025 demarcatie.pptx
Summary
# Definitie en kenmerken van een arbeidsovereenkomst
Dit overzicht behandelt de essentiële elementen die een arbeidsovereenkomst definiëren en onderscheidt deze van andere contractvormen, waarbij de toepassing van dwingend recht wordt benadrukt.
## 1. Definitie en essentiële elementen van een arbeidsovereenkomst
Een arbeidsovereenkomst is een overeenkomst waarbij een werknemer zich verbindt, tegen loon, onder gezag van een werkgever, arbeid te verrichten. Deze definitie omvat vier kerncomponenten die essentieel zijn voor de kwalificatie van een dergelijke overeenkomst.
### 1.1 De overeenkomst
De arbeidsovereenkomst is, net als andere verbintenissen, een wederkerige overeenkomst die gebaseerd is op de toestemming van beide partijen.
* **Wilsgaring**: Er is geen specifieke vormvereiste; een arbeidsovereenkomst kan mondeling worden gesloten. In geval van betwisting kan het bestaan ervan echter worden afgeleid uit feiten, zoals de regelmatige arbeidsprestaties en de betaling van een vergoeding.
* **Wijzigingsbevoegdheid**: Essentiële elementen van de overeenkomst, zoals de aard van de arbeid, de werkuren, de plaats en de wijze van uitvoering, mogen niet eenzijdig door de werkgever worden gewijzigd. Een beding dat de werkgever dit recht verleent, is nietig. Wijzigingen zijn echter wel mogelijk mits wederzijdse toestemming van beide partijen.
* **Vermoeden van voltijdse arbeidsonovereenkomst van onbepaalde duur**: Indien de aard van de overeenkomst (voltijds/deeltijds) of de duur (bepaalde/onbepaalde duur) niet expliciet is vastgelegd, wordt uitgegaan van het meest gunstige regime voor de werknemer, namelijk een voltijdse arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur.
### 1.2 Arbeid
Arbeid vormt een essentieel element van de arbeidsovereenkomst en impliceert zowel een plicht voor de werknemer om arbeid te verrichten als een recht op arbeid.
* **Plicht tot arbeid**: De werknemer is gehouden de overeengekomen arbeid te presteren.
* **Recht op arbeid**: Dit houdt in dat de werkgever de nodige faciliteiten moet bieden aan de werknemer om de overeengekomen arbeid te kunnen uitoefenen. Het recht op arbeid omvat niet noodzakelijk het recht om effectief te spelen, zoals in het geval van een profvoetballer die recht heeft op begeleiding en trainingsfaciliteiten, maar niet per se op een plaats in de eerste ploeg.
* **Specificatie van arbeid**: Hoewel het niet verplicht is om de exacte aard van de arbeidsovereenkomst in detail te specificeren, kan dit nadelig zijn voor de werknemer. Een vage omschrijving, zoals 'allround medewerker', kan de werkgever meer flexibiliteit geven om verschillende taken toe te wijzen, wat de werknemer kan bemoeilijken om een eenzijdige wijziging van essentiële arbeidsvoorwaarden aan te vechten.
### 1.3 Loon
Het loon is de tegenprestatie voor de geleverde arbeid en is een essentieel element van de arbeidsovereenkomst.
* **Definitie**: Loon is elke vergoeding die de werknemer ontvangt in ruil voor zijn arbeid. Dit onderscheidt de arbeidsovereenkomst van vrijwilligerswerk, waar geen loon wordt betaald. Kostenvergoedingen die de werkelijke kosten dekken en niet abnormaal hoog zijn, worden niet als loon beschouwd.
* **Vormen van loon**: Loon kan op diverse manieren worden vastgelegd, zoals een stukloon (per afgewerkt product), een uurloon of een commissieloon (percentage van de verkoop).
* **Minimumloon**: Ongeacht de overeengekomen vorm, mag het betaalde loon niet lager zijn dan het geldende minimumloon, zoals vastgelegd in collectieve arbeidsovereenkomsten.
* **Strafbaarheid niet-betaling**: Het niet-betalen van het overeengekomen loon is strafbaar.
* **Loon vs. Vrijwilligerswerk**: Een vergoeding aan een zogenaamde 'vrijwilliger' kan ertoe leiden dat er toch sprake is van een arbeidsovereenkomst. Er zijn forfaitaire maximale vergoedingen voor vrijwilligers vastgesteld (momenteel € 41,48 per dag en € 1659,29 per jaar, met verhoogde bedragen voor specifieke categorieën) die niet overschreden mogen worden om als vrijwilliger te worden beschouwd. Overschrijding kan leiden tot herkwalificatie als werknemer.
* **Rechtspraak**: Zelfs als het loon beperkt is en de arbeid niet primair met het oog op inkomen wordt verricht, kan er toch sprake zijn van een arbeidsovereenkomst indien aan de overige voorwaarden (arbeid, gezag) is voldaan.
### 1.4 Gezag
Het element 'gezag' verwijst naar het hiërarchische verband tussen werkgever en werknemer, waarbij de werkgever het recht heeft om leiding te geven en toezicht uit te oefenen. Dit is het cruciale onderscheid met andere overeenkomsten, zoals de aannemingsovereenkomst.
* **Mogelijkheid tot uitoefening**: Het is voldoende dat de *mogelijkheid* tot het uitoefenen van gezag bestaat, ook al wordt dit gezag niet feitelijk en continu uitgeoefend.
* **Onderscheid met aannemingsovereenkomst**: Bij een aannemingsovereenkomst is de aannemer vrij in de organisatie van zijn werk, terwijl de werknemer gebonden is aan de instructies van de werkgever.
* **Schijnzelfstandigheid**: Het ontbreken van een gezagsrelatie wordt vaak misbruikt om de kwalificatie van werknemer te ontwijken. Schijnzelfstandigheid treedt op wanneer werknemers in de praktijk onder het gezag van hun contractspartij werken, maar op papier als zelfstandige worden aangemerkt. Dit gebeurt vaak om arbeidskosten te drukken (minder sociale zekerheidsbijdragen, minder rechten) en om de toepassing van dwingend arbeidsrecht te vermijden.
* **Evaluatie gezag**: De beoordeling van het gezag is een feitenkwestie. Rechtspraak kijkt naar diverse criteria, waaronder:
* De organisatie van de arbeid (uurroosters, inrichting van het werk).
* Toezicht op de uitvoering van het werk en de arbeidstijdregeling.
* Financiële en economische organisatie in handen van de werkgever.
* De mate van zelfstandigheid van de werknemer bij de uitvoering van het werk.
* **Wet inzake de aard van de arbeidsrelaties**: Deze wet poogt onzekerheid weg te nemen door specifieke criteria te hanteren die de werkelijke uitvoering van het contract boven de gekozen juridische kwalificatie plaatsen. Er worden onderscheid gemaakt tussen:
* **Neutrale criteria**: Zoals de titel van de overeenkomst of de inschrijving bij sociale zekerheidsinstellingen. Deze geven geen uitsluitsel.
* **Algemene criteria**: Deze gelden voor alle sectoren en focussen op de wil van de partijen en de vrijheid in de organisatie van de werktijd en de uitvoering van het werk. Hiërarchische controle is een belangrijk aspect.
* **Specifieke criteria**: Deze gelden voor bepaalde sectoren (bouw, bewaking, vervoer, schoonmaak, landbouw) en creëren een weerlegbaar vermoeden van werknemerschap indien een meerderheid van negen criteria vervuld is.
* **Platformwerk**: De opkomst van digitale platforms heeft geleid tot nieuwe uitdagingen inzake de kwalificatie van arbeidsrelaties. De Wet arbeidsrelaties bevat specifieke criteria voor platformwerkers, waarbij een vermoeden van werknemerschap bestaat indien een bepaald aantal van de vastgestelde criteria is vervuld. De interpretatie van deze criteria, met name rond algoritmisch beheer en de mogelijkheid tot uitoefening van gezag, is complex en leidt tot uiteenlopende rechtspraak.
## 2. Onderscheid met andere contractvormen
De vier kernkenmerken (overeenkomst, arbeid, loon, gezag) zijn cruciaal om de arbeidsovereenkomst te onderscheiden van andere contracten.
### 2.1 Aannemingsovereenkomst
Het belangrijkste onderscheid met een aannemingsovereenkomst is de aanwezigheid van het **gezag**selement. Bij een aannemingsovereenkomst heeft de opdrachtgever geen hiërarchisch gezag over de aannemer en kan hij niet bepalen hoe, wanneer of waar het werk wordt uitgevoerd, zolang het resultaat voldoet aan de afspraken. Bij een arbeidsovereenkomst kan de werkgever wel degelijk instructies geven en toezicht uitoefenen.
### 2.2 Vrijwilligerswerk
Vrijwilligerswerk wordt gekenmerkt door het **ontbreken van loon**. Hoewel vrijwilligers een vergoeding kunnen ontvangen voor hun werkelijke kosten, zijn er wettelijke limieten aan deze vergoedingen. Overschrijding hiervan kan leiden tot herkwalificatie van de vrijwilligersprestatie als arbeid.
### 2.3 Dwingend recht
De arbeidsovereenkomst valt onder **dwingend recht**. Dit betekent dat de bepalingen van de arbeidsovereenkomstenwet en aanverwante wetgeving niet zomaar door partijen terzijde kunnen worden geschoven. De wetgever beoogt hiermee een bescherming te bieden aan de werknemer, die zich in een economisch zwakkere positie bevindt ten opzichte van de werkgever. Bestaande juridische structuren, zoals het ambtenarenstatuut, kunnen echter uitzonderingen vormen.
***
> **Tip:** Bij het analyseren van een concrete situatie is het cruciaal om niet enkel te kijken naar de benaming die de partijen aan hun overeenkomst geven, maar vooral naar de feitelijke uitvoering ervan. De aanwezigheid van de vier essentiële elementen, met name het gezag, is bepalend voor de kwalificatie als arbeidsovereenkomst.
> **Voorbeeld:** Een persoon die op papier als zelfstandige wordt aangeworven om maaltijden te bezorgen voor een platform, maar door het platform gedetailleerde instructies krijgt over routes, werktijden en zelfs specifieke procedures voor het ophalen en afleveren van maaltijden, kan in de praktijk als werknemer worden beschouwd door de aanwezigheid van een dergelijk gezagsniveau. De mogelijkheid tot het uitoefenen van gezag door het platform, bijvoorbeeld via GPS-tracking en sancties bij niet-naleving, is hierbij een belangrijke indicator.
---
Hieronder volgt een gedetailleerd en omvattend studieoverzicht voor het onderwerp "Definitie en kenmerken van een arbeidsovereenkomst", gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 1. Definitie en kenmerken van een arbeidsovereenkomst
Een arbeidsovereenkomst is een wederkerige overeenkomst tussen een werknemer en een werkgever, waarbij de werknemer zich verbindt tot het verrichten van arbeid onder het gezag van de werkgever in ruil voor loon.
### 1.1 Het begrip arbeidsovereenkomst: de vier essentiële elementen
Een arbeidsovereenkomst wordt gekenmerkt door vier cumulatieve elementen die cruciaal zijn voor de kwalificatie ervan. Deze elementen zijn verankerd in de artikelen 2 en 3 van de Arbeidsovereenkomstenwet (AOW).
#### 1.1.1 Overeenkomst
De arbeidsovereenkomst is, zoals de naam al aangeeft, een **overeenkomst**. Dit betekent dat er wilsovereenstemming moet zijn tussen de partijen. De overeenkomst hoeft niet schriftelijk te zijn; een mondelinge overeenkomst is geldig, hoewel dit voor de werknemer bewijsproblemen kan opleveren. De arbeidsovereenkomst valt onder het algemene verbintenissenrecht, maar kent specifieke regels vanwege de inherente ongelijkheid tussen werkgever en werknemer.
* **Wilsgebreken en contractuele vrijheid:** Hoewel contractuele vrijheid in beginsel geldt, wordt deze gecorrigeerd door dwingend recht dat de werknemer beschermt.
* **Essentiële elementen van de overeenkomst:** De aard en/of het voorwerp van de arbeid, de tijd, plaats en wijze waarop deze arbeid verricht moet worden, zijn essentiële elementen. Deze mogen niet eenzijdig door de werkgever worden gewijzigd. Een beding dat de werkgever het recht geeft om essentiële bestanddelen eenzijdig te wijzigen, is nietig. Wijzigingen zijn wel mogelijk mits wederzijdse toestemming.
> **Tip:** De vraag of een wijziging van de werkplaats een essentiële wijziging is, hangt af van diverse factoren, zoals de afstand, reistijd, en of de werkgever dit zelf essentieel heeft gemaakt bij het aangaan van de overeenkomst.
* **Functiewijziging:** Problemen rond functiewijzigingen kunnen leiden tot discussies over de aard van de arbeidsovereenkomst.
#### 1.1.2 Arbeid
De werknemer verbindt zich tot het leveren van **arbeid**. Dit impliceert zowel een plicht tot het verrichten van arbeid als een recht op arbeid. Het recht op arbeid houdt in dat de werkgever de nodige faciliteiten moet bieden om de overeengekomen arbeid te kunnen uitvoeren. De soort arbeid hoeft niet noodzakelijk gedetailleerd te zijn vastgelegd in de arbeidsovereenkomst, maar dit is wel aangewezen. Indien de aard van de arbeid niet specifiek is bepaald, kan de werkgever een bredere bandbreedte aan taken toewijzen, wat het voor de werknemer moeilijker maakt om een latere wijziging als een schending van de arbeidsovereenkomst te claimen.
* **Recht op arbeid (voetbalvoorbeeld):** Het recht op arbeid van een profvoetballer houdt niet in dat hij recht heeft om in de eerste ploeg te spelen, maar wel op begeleiding en trainingsfaciliteiten.
#### 1.1.3 Loon
Het **loon** is de tegenprestatie voor de verrichte arbeid en vormt een essentieel element van de arbeidsovereenkomst. Er moet overeenstemming zijn over het te betalen loon, dat bepaalbaar moet zijn (bijvoorbeeld als stukloon, uurloon of commissieloon), en minimaal het geldende minimumloon dient te bedragen. Het niet betalen van het overeengekomen loon is strafbaar.
* **Loon vs. kostenvergoeding:** Een kostenvergoeding kwalificeert niet als loon.
* **Vrijwilligerswerk versus arbeidsovereenkomst:** Het onderscheid tussen arbeidsovereenkomst en vrijwilligerswerk is primair gebaseerd op de aanwezigheid van loon. Vrijwilligers leveren onbezoldigde arbeidsprestaties. Indien een 'vrijwilliger' een vergoeding ontvangt die de wettelijke grenzen overschrijdt, kan er sprake zijn van een arbeidsovereenkomst. De forfaitaire maximale vergoedingen voor vrijwilligers bedragen momenteel €41,48 per dag en €1659,29 per jaar, met verhoogde grenzen voor specifieke categorieën. Dit geldt voor alle vrijwilligersactiviteiten samen.
> **Voorbeeld:** Een persoon die voor meerdere vzw's vrijwilligerswerk doet en meer dan het jaarlijks maximumbedrag aan vergoedingen ontvangt, kan geherkwalificeerd worden als deeltijds werknemer.
* **Verborgen loon:** De kwalificatie van arbeid moet gebaseerd zijn op de werkelijke aard van de prestatie en niet enkel op de benaming die de partijen eraan geven. Ook arbeid die niet primair met het oog op inkomen is verricht, kan onder de arbeidsovereenkomst vallen indien er sprake is van loon en gezag.
#### 1.1.4 Gezag
De arbeidsprestatie wordt geleverd onder het **gezag** van de werkgever. Dit impliceert de mogelijkheid voor de werkgever om leiding te geven, instructies te geven en toezicht uit te oefenen. Het gezagsverband is het cruciale element dat de arbeidsovereenkomst onderscheidt van contracten voor zelfstandigen, zoals de aannemingsovereenkomst. Juridische afhankelijkheid is noodzakelijk; louter economische afhankelijkheid volstaat niet. Het gaat om de *mogelijkheid* tot uitoefening van gezag, niet noodzakelijk om de feitelijke, continue uitoefening ervan.
* **Schijnzelfstandigheid:** Dit fenomeen treedt op wanneer werknemers op papier als zelfstandige worden aangemerkt, maar in de praktijk onder het gezag van een werkgever werken. Dit gebeurt vaak om kosten te drukken (sociale zekerheidsbijdragen, arbeidsrechtelijke bescherming). De sociale inspectie en rechters kunnen dergelijke overeenkomsten herkwalificeren naar een arbeidsovereenkomst.
> **Tip:** De bedoeling van de partijen bij het aangaan van de overeenkomst is van belang, maar de feitelijke uitvoering van de overeenkomst is doorslaggevend.
### 1.2 Onderscheid met andere contractvormen
#### 1.2.1 Aannemingsovereenkomst versus arbeidsovereenkomst
Het belangrijkste onderscheid tussen een arbeidsovereenkomst en een aannemingsovereenkomst is de **hiërarchie tussen de partijen**. Bij een aannemingsovereenkomst (bv. voor de bouw van een muur) bepaalt de opdrachtgever in principe enkel het resultaat (de muur moet af zijn tegen een bepaalde datum en voldoen aan specificaties), maar niet hoe, wanneer of onder welke omstandigheden de aannemer zijn werk uitvoert. Bij een arbeidsovereenkomst heeft de werkgever daarentegen het recht om gezag uit te oefenen over de werknemer.
* **Correctie door gezag:** Indien de werkgever bij een aannemingsovereenkomst toch instructies geeft over de manier van werken of de werktijden, kan dit wijzen op een arbeidsovereenkomst.
* **Niet-professionele sportbeoefenaar:** Zelfs wanneer er geen expliciet loon wordt betaald, kan een sportbeoefenaar onder bepaalde omstandigheden als werknemer worden beschouwd indien de vergoedingen de grenzen van het niet-professionele statuut overschrijden, wat impliceert dat er een vorm van economische afhankelijkheid en potentieel gezag is.
#### 1.2.2 Het wettelijk kader: de Arbeidsovereenkomstenwet (AOW)
De AOW regelt de arbeidsovereenkomsten voor verschillende categorieën werknemers, waaronder werklieden, bedienden, handelsvertegenwoordigers en dienstboden. Artikel 1 AOW bepaalt de toepassingsgebied, inclusief werknemers tewerkgesteld door openbare entiteiten wiens toestand niet statutair geregeld is. Artikel 2 definieert de arbeidsovereenkomst voor werklieden (hoofdzakelijk handarbeid) en artikel 3 voor bedienden (hoofdzakelijk hoofdarbeid), beide tegen loon en onder gezag.
### 1.3 Dwingend recht en bescherming van de werknemer
Het arbeidsrecht is grotendeels **dwingend recht**. Dit betekent dat partijen hiervan niet zomaar kunnen afwijken ten nadele van de werknemer. Dit dwingende karakter is bedoeld om de structurele ongelijkheid tussen werkgever en werknemer te compenseren en de werknemer te beschermen.
* **Herkwalificatie:** Rechters kunnen een overeenkomst herkwalificeren als een arbeidsovereenkomst, ook al is deze anders gelabeld door de partijen, indien de feitelijke omstandigheden wijzen op de aanwezigheid van de vier essentiële elementen van een arbeidsovereenkomst. Dit kan gevolgen hebben voor sociale zekerheidsverplichtingen en arbeidsrechtelijke bescherming.
### 1.4 Speciale aandachtspunten: schijnzelfstandigheid en platformwerk
* **Schijnzelfstandigheid:** Dit is een veelvoorkomend probleem waarbij werknemers op papier zelfstandig zijn, maar in de praktijk onder het gezag van een werkgever vallen. Dit wordt vaak ingegeven door de wens om arbeidskosten te drukken en de toepassing van het dwingend arbeidsrecht te vermijden. De wet "aard van de arbeidsrelaties" tracht dit fenomeen te beperken door de feitelijke uitvoering van het contract boven de juridische kwalificatie te stellen, aan de hand van neutrale, algemene en specifieke criteria.
> **Voorbeeld:** Een maaltijdbezorger die uitsluitend voor één platform werkt, verplicht is een specifiek uniform te dragen, nauwgezet de opgegeven routes moet volgen en zijn werktijden deels moet afstemmen op de vraag, kan geherkwalificeerd worden als werknemer.
* **Platformwerk:** De opkomst van digitale platforms heeft geleid tot nieuwe juridische uitdagingen inzake de kwalificatie van arbeidsrelaties. De wet "aard van de arbeidsrelaties" en meer recent de Arbeidsdeal bevatten specifieke criteria en vermoedens om de status van platformwerkers te bepalen. Zo geldt er voor specifieke sectoren (bv. bouw, bewaking, vervoer) een weerlegbaar vermoeden van werknemerschap indien een meerderheid van de vastgestelde criteria vervuld is. Sinds de Arbeidsdeal geldt ook een weerlegbaar vermoeden voor platformwerkers, waarbij de focus ligt op de aanwezigheid van leiding en toezicht. De interpretatie van deze criteria en de rol van algoritmes (bv. GPS-tracking) spelen een cruciale rol in de rechtspraak.
> **Tip:** De kwalificatie van een arbeidsrelatie is een feitenkwestie die afhangt van de concrete omstandigheden en de interpretatie van de rechtspraak.
* **Verzekering en aansprakelijkheid:** Voor platformwerkers die als zelfstandige worden beschouwd, is er een gebrekkig risicobewustzijn en een beperkte dekking voor aansprakelijkheid en ongevallen. De Arbeidsdeal voorziet in een verplichte verzekering voor platformuitbaters om zelfstandigen die via hun platform werken te beschermen tegen lichamelijke schade.
Dit studieoverzicht biedt een fundamenteel inzicht in de definitie en essentiële kenmerken van een arbeidsovereenkomst, met bijzondere aandacht voor de onderscheidende factoren ten opzichte van andere contractvormen en de toepassing van dwingend recht.
---
# Schijnzelfstandigheid en de wet inzake arbeidsrelaties
Dit deel van de analyse focust op het fenomeen schijnzelfstandigheid, waarbij werknemers zich voordoen als zelfstandigen. De wet inzake arbeidsrelaties, de diverse criteria ter beoordeling (neutrale, algemene en specifieke) en de weerlegbaarheid van vermoedens worden uitgebreid besproken, met specifieke aandacht voor sectoren met veel schijnzelfstandigheid.
## 2. Het begrip arbeidsovereenkomst
Een arbeidsovereenkomst is een **overeenkomst** waarbij een werknemer zich verbindt, tegen loon en onder gezag van een werkgever, arbeid te verrichten. Dit betekent dat er vier essentiële elementen aanwezig moeten zijn:
1. **Overeenkomst:** Er is sprake van wederzijdse toestemming tussen partijen. Contractuele vrijheid is hierbij van toepassing, maar wordt gecorrigeerd door dwingend recht.
2. **Arbeid:** Dit houdt zowel een plicht tot het verrichten van arbeid in als een recht op arbeid. De werkgever moet de faciliteiten bieden om de overeengekomen arbeid te verrichten. De aard van de arbeid hoeft niet noodzakelijk expliciet bepaald te zijn in de overeenkomst, hoewel dit wel aangewezen is voor de werknemer.
3. **Loon:** Dit is de tegenprestatie voor de arbeid en een essentieel element. Er is slechts sprake van een arbeidsovereenkomst indien partijen het eens zijn over het te betalen loon, dat bepaalbaar kan zijn (bv. uurloon, stukloon, commissieloon). Het niet betalen van het overeengekomen loon is strafbaar. Een belangrijk onderscheid hierbij is dat een vergoeding voor werkelijke kosten bij vrijwilligerswerk geen loon is, zolang deze binnen bepaalde forfaitaire grenzen blijft.
4. **Gezag:** De arbeidsprestatie wordt geleverd onder het gezag van een ander persoon. Dit element onderscheidt de arbeidsovereenkomst van andere overeenkomsten, zoals de aannemingsovereenkomst. Belangrijk hierbij is dat de *mogelijkheid* tot het uitoefenen van gezag volstaat, niet noodzakelijk de feitelijke uitoefening ervan.
### 2.1 De arbeidsovereenkomst in de praktijk
Een arbeidsovereenkomst hoeft niet schriftelijk te zijn; een mondelinge overeenkomst is ook geldig, hoewel dit bewijsproblemen kan opleveren. Bij een mondelinge overeenkomst wordt uitgegaan van het meest gunstige regime voor de werknemer, namelijk een voltijds contract van onbepaalde duur.
#### 2.1.1 Essentiële elementen van de overeenkomst
Essentiële elementen van de arbeidsovereenkomst, zoals de aard van de arbeid, de tijd, plaats en wijze van uitvoering, mogen niet eenzijdig door de werkgever of werknemer gewijzigd worden. Een beding dat de werkgever het recht voorbehoudt om deze elementen eenzijdig te wijzigen, is nietig. Wijzigingen kunnen wel plaatsvinden met wederzijdse toestemming.
#### 2.1.2 Recht op arbeid en de rol van de werkgever
Het recht op arbeid impliceert dat de werkgever de nodige faciliteiten moet bieden. Dit kan bijvoorbeeld gaan over het bieden van de mogelijkheid om onderzoek te doen voor een professor of het voorzien van trainingsfaciliteiten voor een voetballer. De interpretatie hiervan kan leiden tot rechtszaken, zoals het geval van voetballers die stellen recht te hebben om op het veld te staan, terwijl de rechter oordeelt dat dit eerder neerkomt op het recht op begeleiding en faciliteiten.
#### 2.1.3 Loon en vrijwilligerswerk
Het onderscheid tussen loon en een kostenvergoeding bij vrijwilligerswerk is cruciaal. Vrijwilligers leveren onbezoldigd arbeidsprestaties. Indien er echter een loon wordt betaald, ontstaat er een arbeidsovereenkomst. Forfaitaire maximale vergoedingen voor vrijwilligers zijn momenteel vastgesteld op €41,48 per dag en €1659,29 per jaar (met verhoogde grenzen voor specifieke categorieën zoals sporttrainers en hulpverleners). Overschrijding van deze limieten kan leiden tot herkwalificatie als werknemer.
**Tip:** Het is belangrijk om de definitie van "loon" breed te interpreteren. Zelfs als een vergoeding niet primair bedoeld is om inkomen te genereren maar als vrijetijdsbesteding, kan het toch als loon worden beschouwd in het kader van een arbeidsovereenkomst.
## 3. Schijnzelfstandigheid
Schijnzelfstandigheid doet zich voor wanneer werknemers, al dan niet bewust, het statuut van zelfstandige aannemen, terwijl zij in werkelijkheid hun beroepsactiviteit uitoefenen onder het gezag van hun contractspartij. Dit fenomeen wordt vaak gedreven door de wens om arbeidskosten te drukken door het ontlopen van patronale sociale zekerheidsbijdragen en de verplichtingen van het individueel en collectief arbeidsrecht.
### 3.1 Doel van schijnzelfstandigheid
De vermoedelijke voordelen voor de werkgever zijn:
* Lagere arbeidskosten door het vermijden van sociale zekerheidsbijdragen.
* Ontlopen van verplichtingen onder het individueel en collectief arbeidsrecht, zoals opzegtermijnen en vergoedingen.
* Meer flexibiliteit in het aanwerven en ontslaan van personeel.
### 3.2 Gevolgen van schijnzelfstandigheid
Voor de werknemer die ten onrechte als zelfstandige wordt beschouwd, zijn de nadelen aanzienlijk:
* Betalen van sociale bijdragen en bedrijfsvoorheffing als zelfstandige.
* Geen recht op opzegtermijn of opzeggingsvergoedingen, tenzij contractueel anders overeengekomen.
* Geen recht op gewaarborgd loon bij arbeidsongeschiktheid of ongevallen.
* Volledige aansprakelijkheid voor schade toegebracht in de uitoefening van de overeenkomst, in plaats van de quasi-immuniteit die werknemers genieten.
### 3.3 De wet inzake arbeidsrelaties en de evaluatie van de arbeidsrelatie
De wet inzake arbeidsrelaties beoogt het fenomeen van schijnzelfstandigen te beperken door de nadruk te leggen op de **feitelijke uitvoering van de contractuele relatie**, boven de door de partijen gekozen kwalificatie in hun overeenkomst. Dit gebeurt aan de hand van specifieke criteria.
#### 3.3.1 Neutrale criteria
Deze criteria leveren geen argument op voor of tegen een arbeidsovereenkomst. Ze omvatten onder meer:
* De titel van de overeenkomst.
* De inschrijving bij een instelling van sociale zekerheid.
* De inschrijving bij de Kruispuntbank voor Ondernemingen.
* De inschrijving bij de btw-administratie.
* De wijze waarop de inkomsten fiscaal worden aangegeven.
#### 3.3.2 Algemene criteria
Deze criteria gelden voor alle sectoren en toetsen de feitelijke situatie aan de kenmerken van een arbeidsovereenkomst. Belangrijke algemene criteria zijn:
* **Wil van de partijen en naleving van die wil in de praktijk:** Het statuut van werknemer hangt af van de kwalificatie door de partijen, voor zover hun gedrag in de beroepsmatige samenwerking conform die kwalificatie is.
* **Vrije organisatie van de werktijd:** In een arbeidsovereenkomst bepaalt de werkgever de modaliteiten van de arbeid. Bij zelfstandige arbeid is er meer vrijheid voor de partijen wat betreft de organisatie en uitvoering van het werk, hoewel algemene richtlijnen mogelijk zijn.
* **Hiërarchische controle:** Wat telt is de *mogelijkheid* tot controle, ook indien deze niet continu wordt uitgeoefend. Zelfstandigen werken niet onder een gezagsverhouding. Een gezagsrelatie kan bestaan zelfs wanneer de werknemer een zekere zelfstandigheid behoudt in de uitvoering van het werk.
* **Materiële organisatie van de job:** De ondergeschiktheid kan aanwezig zijn bij de materiële organisatie van de job, zelfs bij een vrije en zelfstandige uitvoering van het werk.
#### 3.3.3 Specifieke criteria
Voor een aantal sectoren met een hoog risico op schijnzelfstandigheid zijn specifieke, weerlegbare vermoedens ingevoerd. Deze sectoren omvatten:
* De bouwsector.
* De bewakingssector.
* De transportsector.
* De schoonmaaksector.
* De landbouwsector.
* De tuinbouwsector.
Voor platformwerkers geldt een specifiek vermoeden waarbij de arbeidsrelatie wordt vermoed een arbeidsovereenkomst te zijn indien minstens 3 van de 8 specifieke criteria of 2 van de laatste 5 specifieke criteria vervuld zijn.
**Tip:** De aanwezigheid van specifieke criteria creëert een vermoeden van werknemerschap, maar dit vermoeden is weerlegbaar. De werkgever kan proberen dit te weerleggen aan de hand van de algemene criteria. Het vermoeden speelt niet bij bloedverwanten.
**Specifieke criteria voor de transportsector (wegvervoer) zijn onder andere:**
* Ontstentenis van financieel of economisch risico bij de uitvoerder.
* Ontstentenis van verantwoordelijkheid en beslissingsmacht over financiële middelen van de onderneming.
* Ontstentenis van beslissingsmacht over het aankoop- en prijsbeleid van de onderneming.
* Ontstentenis van resultaatsverbintenis betreffende de overeengekomen arbeid.
* Garantie op betaling van een vaste vergoeding, ongeacht bedrijfsresultaten.
* Het niet zelf werkgever zijn van personeel of het ontbreken van de mogelijkheid om personeel aan te werven of zich te laten vervangen.
* Het zich niet voordoen als een onderneming ten opzichte van andere personen of hoofdzakelijk voor één medecontractant werken.
* Werken met materiaal dat ter beschikking wordt gesteld, gefinancierd of gewaarborgd door de medecontractant.
### 3.4 Beoordeling door rechtspraak en administratieve commissies
De kwalificatie van een arbeidsrelatie als arbeidsovereenkomst of als overeenkomst voor zelfstandige arbeid is een complexe feitenkwestie die door rechters wordt beoordeeld op basis van de concrete omstandigheden.
#### 3.4.1 Juridische versus economische afhankelijkheid
De rechtspraak benadrukt dat **juridische afhankelijkheid** (de mogelijkheid tot gezag en controle) volstaat om een arbeidsovereenkomst aan te nemen. Economische afhankelijkheid alleen is niet doorslaggevend.
#### 3.4.2 Rol van algoritmes in platformwerk
Bij platformwerk, zoals bij maaltijdbezorgers, wordt de rol van algoritmes steeds belangrijker. De interpretatie van de controle die algoritmes uitoefenen, verschilt echter per rechtbank. Sommige rechters zien hierin een vorm van gezag, terwijl andere menen dat het algoritme zelf geen gezag kan uitoefenen.
**Voorbeeld:** In de zaak van Deliveroo heeft het Arbeidshof van Brussel geoordeeld dat de modaliteiten van de relatie tussen Deliveroo en de koeriers incompatibel zijn met een zelfstandige relatie en dat deze als een gesalarieerde relatie gekwalificeerd moet worden. Dit oordeel werd onder meer gebaseerd op de juridische afhankelijkheid en de beperkingen die het platform oplegt. De rechtbank van Brussel kwam in een eerdere uitspraak tot een ander oordeel, waarbij zij oordeelde dat er geen juridische ondergeschiktheid was ondanks de economische afhankelijkheid.
#### 3.4.3 De Uberzaak
In de Uberzaak oordeelde het Arbeidshof dat Uber-chauffeurs werknemers zijn, gebaseerd op een analyse van specifieke criteria zoals het gebrek aan financieel risico voor de chauffeur, de eenzijdige vaststelling van de prijzen door Uber en de beperkingen op de vrijheid om de werktijd en ritten te organiseren.
### 3.5 De Platformrichtlijn en toekomstige ontwikkelingen
De Europese Platformrichtlijn (EU) 2024/2831 beoogt de arbeidsvoorwaarden bij platformwerk te verbeteren. Deze richtlijn introduceert onder meer een **wettelijk vermoeden** van een arbeidsverhouding wanneer er feitelijke aanwijzingen zijn van leiding en toezicht. Lidstaten moeten deze richtlijn omzetten, waarbij de bescherming van werknemers die platformwerk verrichten, wordt versterkt. De richtlijn doet geen afbreuk aan hogere bescherming in de lidstaten.
#### 3.5.1 Gevolgen van kwalificatie als zelfstandige in de platformeconomie
Wanneer platformwerkers ten onrechte als zelfstandige worden gekwalificeerd, kunnen zij te maken krijgen met:
* Mogelijk geen opzegtermijn.
* Geen gegarandeerde arbeidsduur of inkomen, afhankelijkheid van opdrachten.
* Gebrekkig risicobewustzijn en -dekking.
* Beperkte mogelijkheden tot collectieve onderhandelingen.
#### 3.5.2 Verplichte verzekering in de Arbeidsdeal
De recente Arbeidsdeal voorziet in de verplichting voor platformexploitanten om een verzekering af te sluiten die zelfstandigen die via een digitaal platform werken, beschermt tegen lichamelijke schade die ontstaat tijdens de uitoefening van hun activiteiten. Bij gebrek aan verzekering worden de platformen burgerlijk aansprakelijk gesteld.
**Tip:** De interpretatie van de arbeidsrelatie bij platformwerk blijft een evoluerend juridisch landschap, waarbij zowel nationale rechtspraak als Europese richtlijnen een belangrijke rol spelen. Het is cruciaal om de specifieke criteria en vermoedens nauwgezet toe te passen.
---
## 2. Schijnzelfstandigheid en de wet inzake arbeidsrelaties
Dit gedeelte van de analyse behandelt het fenomeen schijnzelfstandigheid, waarbij werknemers zich voordoen als zelfstandigen om bepaalde voordelen te behalen, en de wettelijke criteria die worden gebruikt om de ware aard van de arbeidsrelatie te bepalen.
### 2.1 Het concept van de arbeidsovereenkomst
Een arbeidsovereenkomst is een overeenkomst die wordt geregeld door het verbintenissenrecht en gekenmerkt wordt door contractuele vrijheid, zij het met correcties door dwingend recht vanwege de inherente ongelijkheid tussen partijen. De essentie van een arbeidsovereenkomst wordt gevormd door vier elementen, zoals vastgelegd in de artikelen 2 en 3 van de Arbeidsovereenkomstenwet (AOW).
#### 2.1.1 De vier essentiële elementen van een arbeidsovereenkomst
1. **Overeenkomst:** Dit impliceert wederzijdse toestemming van de partijen. Een arbeidsovereenkomst is een wederkerige overeenkomst waarbij de werknemer zich verbindt tot het verrichten van arbeid en de werkgever tot het betalen van loon. Essentiële elementen van de overeenkomst, zoals de aard van de arbeid, de tijd en plaats van uitvoering, mogen niet eenzijdig door de werkgever worden gewijzigd. Een beding dat de werkgever het recht geeft om essentiële bestanddelen eenzijdig te wijzigen, is nietig (art. 25 AOW). Wijzigingen zijn wel mogelijk mits wederzijdse toestemming.
> **Tip:** Bij een mondelinge arbeidsovereenkomst wordt in de regel uitgegaan van het meest gunstige regime voor de werknemer, namelijk een voltijds contract van onbepaalde duur.
2. **Arbeid:** Er bestaat zowel een plicht als een recht op arbeid. Dit betekent dat de werkgever de werknemer in staat moet stellen de overeengekomen arbeid te verrichten en de nodige faciliteiten moet bieden. Het recht op arbeid houdt niet noodzakelijk in dat de werknemer altijd de meest gewenste taken kan uitvoeren, maar wel dat hij de kans krijgt zijn arbeid te verrichten en begeleid wordt.
> **Voorbeeld:** Een voetballer heeft recht op begeleiding en trainingsfaciliteiten, maar niet per se op een plaats in de startopstelling.
De aard van de arbeid hoeft niet expliciet in de overeenkomst te worden bepaald, maar dit kan de werkgever de vrijheid geven om de werknemer diverse taken te laten uitvoeren, wat het moeilijker maakt om wijzigingen van essentiële arbeidsvoorwaarden aan te vechten.
3. **Loon:** Dit is de tegenprestatie voor de verrichte arbeid en een essentieel element van de arbeidsovereenkomst. Er moet overeenstemming zijn over het te betalen loon, dat bepaalbaar moet zijn (bv. stukloon, uurloon, commissieloon) en niet lager mag zijn dan het toepasselijke minimumloon. Zelfs als arbeid wordt verricht met een ander oogmerk dan inkomen verdienen, maar wel tegen loon en onder gezag, kan het als arbeid in de zin van de AOW worden beschouwd.
* **Loon versus Vrijwilligerswerk:** Vrijwilligers leveren onbezoldigd arbeid. Indien een vergoeding wordt betaald aan een zogenaamde "vrijwilliger", kan er sprake zijn van een arbeidsovereenkomst. Er gelden forfaitaire maximale vergoedingen voor vrijwilligers (een dagelijks en jaarlijks maximum) om het statuut van vrijwilliger te behouden. Overschrijding van deze limieten kan leiden tot herkwalificatie als werknemer.
* **Risico voor organisaties:** Organisaties die de grenzen van vrijwilligersvergoedingen overschrijden, kunnen geconfronteerd worden met sociale zekerheidsverplichtingen, sociale inspecties en mogelijk zelfs sancties.
> **Tip:** Het niet betalen van het overeengekomen loon is strafbaar.
4. **Gezag:** De arbeidsprestatie wordt geleverd onder het gezag van een ander persoon. Dit element onderscheidt de arbeidsovereenkomst van overeenkomsten voor zelfstandige arbeid, zoals een aannemingsovereenkomst. Het gaat hierbij om de *mogelijkheid* tot uitoefening van gezag, niet noodzakelijk om constante feitelijke uitoefening.
> **Voorbeeld:** Een werkgever kan, zelfs indien hij niet constant toezicht houdt, nog steeds gezag uitoefenen door de mogelijkheid om instructies te geven, de organisatie van het werk te bepalen, of sancties op te leggen bij niet-naleving.
### 2.2 Schijnzelfstandigheid
Schijnzelfstandigheid treedt op wanneer werknemers formeel als zelfstandige zijn aangesteld, maar in de praktijk opereren onder het gezag van hun opdrachtgever, net als werknemers.
#### 2.2.1 Doel van schijnzelfstandigheid
Het primaire doel van schijnzelfstandigheid is het drukken van de arbeidskost door het ontlopen van patronale sociale zekerheidsbijdragen en verplichtingen uit het individueel en collectief arbeidsrecht.
#### 2.2.2 Vaststellen van schijnzelfstandigheid
Partijen zijn vrij om de aard van hun overeenkomst te bepalen, maar hun feitelijk gedrag mag niet onverenigbaar zijn met de gekozen kwalificatie. Het bestaan van een gezagsrelatie is cruciaal en wordt beoordeeld aan de hand van de feitelijke omstandigheden.
> **Tip:** Juridische afhankelijkheid (de mogelijkheid tot leiding en toezicht) is doorslaggevend; economische afhankelijkheid alleen is niet voldoende.
Enkele sectoren waar schijnzelfstandigheid frequent voorkomt zijn onder meer fooddelivery, bouw, thuisverpleging, transport, bewaking en de schoonmaaksector.
### 2.3 De wet inzake arbeidsrelaties
De Wet inzake Arbeidsrelaties (ARW) probeert meer zekerheid te bieden bij het vaststellen van de arbeidsrelatie door voorrang te geven aan de feitelijke uitvoering van het contract boven de contractuele kwalificatie. De wet introduceert specifieke criteria om de aard van de arbeidsrelatie te beoordelen.
#### 2.3.1 Criteriacategorieën
De wet onderscheidt drie soorten criteria:
1. **Neutrale criteria:** Deze criteria bieden geen argument pro of contra de kwalificatie als werknemer of zelfstandige. Voorbeelden zijn:
* Inschrijving bij een instelling van sociale zekerheid of de Kruispuntbank voor Ondernemingen.
2. **Algemene criteria:** Deze criteria zijn van toepassing op alle sectoren en omvatten met name:
* **Wil van de partijen:** Het statuut van werknemer hangt af van de kwalificatie door de partijen, voor zover hun gedrag in de praktijk conform die kwalificatie is.
* **Vrije organisatie van werktijd:** In een arbeidsovereenkomst bepaalt de werkgever de modaliteiten van de arbeid. Bij zelfstandigen is er meer vrijheid in de organisatie van het werk.
* **Hiërarchische controle:** De mogelijkheid tot controle, zelfs indien niet continu uitgeoefend, is voldoende om een gezagsrelatie aan te tonen.
3. **Specifieke criteria:** Deze criteria zijn van toepassing op bepaalde sectoren waar schijnzelfstandigheid veelvuldig voorkomt, zoals bouw, bewaking, vervoer, schoonmaak, landbouw en tuinbouw. Deze criteria leiden tot een weerlegbaar vermoeden van een werknemersstatuut wanneer een meerderheid van de criteria aanwezig is.
> **Tip:** Het vermoeden geldt niet bij bloedverwanten in de rechte lijn.
#### 2.3.2 Weerlegbaarheid van vermoedens
De vermoedens die voortvloeien uit de specifieke criteria kunnen worden weerlegd met alle middelen van recht, waaronder de algemene criteria. De rechter beoordeelt of de feiten de aanwezigheid of mogelijkheid van een gezagsrelatie aantonen die onverenigbaar is met een zelfstandige arbeidsovereenkomst.
#### 2.3.3 Platformwerk
De wet inzake arbeidsrelaties is verder uitgebreid met specifieke bepalingen voor platformwerk, onder andere ingevoerd door de arbeidsdeal. Er is een weerlegbaar vermoeden van een arbeidsovereenkomst voor platformwerkers wanneer een bepaald aantal van de specifieke criteria (bv. exclusiviteit, beperking vrijheid in uitvoering werk, inperking inkomensniveau) vervuld zijn.
> **Voorbeeld:** In de vervoerssector kan de aanwezigheid van bepaalde specifieke criteria leiden tot een vermoeden van werknemerschap, dat echter weerlegd kan worden met algemene criteria zoals de vrijheid in de organisatie van het werk of de afwezigheid van hiërarchische controle.
Het Hof van Cassatie heeft in verschillende uitspraken de interpretatie van deze criteria bekrachtigd, waarbij de nadruk ligt op de feitelijke uitvoering van de arbeid en de aanwezigheid van een gezagsrelatie, zelfs in de context van algoritmische aansturing.
#### 2.3.4 Rechtsonzekerheid en oplossingen
De problematiek van schijnzelfstandigheid leidt tot rechtsonzekerheid voor werkgevers. De Administratieve Commissie ter Regeling van de Arbeidsrelatie (CAR) biedt de mogelijkheid om voorafgaand uitsluitsel te krijgen over de kwalificatie van een arbeidsrelatie.
Voor werknemers kan een procedure tot herkwalificatie kostelijk zijn en leiden tot verlies van inkomen indien de zaak verloren wordt. De complexiteit van algoritmische systemen bij platformwerk bemoeilijkt het bewijs van gezag.
> **Tip:** De Europese Richtlijn betreffende de verbetering van de arbeidsvoorwaarden bij platformwerk, die uiterlijk tegen december 2026 moet worden omgezet, introduceert een nieuw wettelijk vermoeden van arbeidsverhouding in de EU en legt nadruk op transparantie en bescherming van platformwerkers.
#### 2.3.5 Gevolgen van schijnzelfstandigheid
De kwalificatie als schijnzelfstandige heeft nadelige gevolgen voor de werknemer:
* Betaling van sociale bijdragen en bedrijfsvoorheffing als zelfstandige.
* Geen recht op opzegtermijn of opzeggingsvergoeding (tenzij contractueel bepaald).
* Geen recht op gewaarborgd loon bij arbeidsongeschiktheid of arbeidsongevallen.
* Persoonlijke aansprakelijkheid voor schade in de uitvoering van de overeenkomst, zonder de quasi-immuniteit van werknemers (behoudens opzet, zware fout of herhaaldelijk lichte fout).
De arbeidsdeal voorziet vanaf 2027 in een verplichte verzekering voor platformwerkers tegen lichamelijke schade.
---
# Platformwerk en internationale vergelijkingen
Hier is een samenvatting over platformwerk en internationale vergelijkingen, gecreëerd als een examengeklaarde studiegids.
## 3. Platformwerk en internationale vergelijkingen
Dit onderwerp verkent de juridische uitdagingen en regelgeving rondom platformwerk, met speciale aandacht voor de kwalificatie van platformwerkers, de rol van algoritmes en de impact van Europese regelgeving.
### 3.1 De arbeidsovereenkomst als basis
De kern van de discussie rondom platformwerk draait om de kwalificatie van de arbeidsrelatie. In België wordt een arbeidsovereenkomst in principe gekenmerkt door vier elementen: een overeenkomst, arbeid, loon, en gezag.
#### 3.1.1 De elementen van een arbeidsovereenkomst
* **Overeenkomst:** Dit impliceert een wilsovereenstemming tussen partijen. Hoewel contractuele vrijheid bestaat, wordt deze gecorrigeerd door dwingend recht. Wijzigingen aan essentiële elementen van de overeenkomst zijn niet eenzijdig mogelijk door de werkgever.
* **Arbeid:** Dit omvat zowel de plicht tot het verrichten van arbeid als het recht op arbeid, wat betekent dat de werkgever faciliteiten moet bieden. De aard van de arbeid hoeft niet noodzakelijk specifiek bepaald te zijn in de overeenkomst, wat de werkgever meer flexibiliteit kan geven, maar ook kan leiden tot discussies over wijzigingen in essentiële arbeidsvoorwaarden.
* **Loon:** Dit is de tegenprestatie voor de arbeid en een essentieel element. Het loon kan bepaald zijn per stuk, uur of commissie, maar moet minstens het geldende minimumloon bedragen. Het ontbreken van een expliciet overeengekomen loon leidt niet automatisch tot vrijwilligerswerk; in dat geval geldt het minimumloon. Betaling van het overeengekomen loon is strafbaar indien achterwege gelaten. Vrijwilligerswerk wordt onderscheiden door het ontbreken van loon, met specifieke forfaitaire vergoedingen die niet overschreden mogen worden om het statuut te behouden.
* **Gezag:** Dit element onderscheidt de arbeidsovereenkomst van andere overeenkomsten, zoals de aannemingsovereenkomst. Het gaat om de mogelijkheid tot het uitoefenen van gezag en het bestaan van een ondergeschikt verband. Het is niet vereist dat dit gezag voortdurend feitelijk wordt uitgeoefend; de mogelijkheid daartoe is voldoende.
#### 3.1.2 Schijnzelfstandigheid
Schijnzelfstandigheid ontstaat wanneer personen, hoewel in de praktijk werkzaam onder het gezag van een opdrachtgever, formeel het statuut van zelfstandige aannemen. Dit gebeurt vaak om arbeidskosten te drukken door het vermijden van sociale zekerheidsbijdragen en de toepassing van arbeidsrecht. De wet op de arbeidsrelaties tracht dit fenomeen tegen te gaan door te focussen op de feitelijke uitvoering van het contract, boven de formele kwalificatie.
#### 3.1.3 De wet op de arbeidsrelaties en indicatoren
De wet op de arbeidsrelaties introduceert criteria om de aard van de arbeidsrelatie te bepalen. Deze criteria worden onderverdeeld in:
* **Neutrale criteria:** Zoals de titel van de overeenkomst of inschrijvingen bij sociale zekerheidsinstellingen, die geen doorslaggevend bewijs leveren.
* **Algemene criteria:** Deze gelden voor alle sectoren en omvatten onder andere de wil van de partijen, de vrijheid in de organisatie van de werktijd, en hiërarchische controle.
* **Specifieke criteria:** Deze zijn van toepassing in zes economische sectoren (bouw, bewaking, vervoer, schoonmaak, landbouw, tuinbouw) en creëren een weerlegbaar vermoeden van een werknemersstatuut indien een meerderheid van de negen specifieke indicatoren aanwezig is.
#### 3.1.4 Nieuw vermoeden voor platformwerk
De arbeidsdeal introduceert een specifiek, weerlegbaar wettelijk vermoeden voor platformwerkers. Dit vermoeden geldt wanneer minstens drie van de acht algemene criteria of twee van de laatste vijf criteria van de arbeidsrelatiewet vervuld zijn. Deze criteria richten zich onder meer op exclusiviteitseisen, geolokalisatie, inperking van vrijheid in werkuitvoering en inkomensniveau, dwingende voorschriften, controle op toekomstige werkaanbiedingen, inperking van organisatievrijheid, en beperking van de mogelijkheid om buiten het platform te werken.
### 3.2 Internationale vergelijkingen en de Platformrichtlijn
Platformwerk stelt ook internationale juridische uitdagingen, waarbij verschillende landen tot uiteenlopende kwalificaties komen.
#### 3.2.1 Internationale jurisprudentie
* **Nederland:** Rechtspraak, zoals in de Deliveroo-zaak, heeft geoordeeld dat GPS-tracking en het algoritme 'Frank' een vergaande controlemogelijkheid en daarmee gezag uitoefenen, wat wijst op een werknemersstatuut.
* **Verenigd Koninkrijk:** Het statuut van 'worker' biedt bescherming, die breder is dan enkel werknemers, maar minderomvattend is dan het volledige werknemersstatuut.
* **België (Deliveroo-zaak):** De Administrative Commissie voor de Regeling van de Arbeidsrelatie (CAR) kwalificeerde Deliveroo-koeriers als werknemers op basis van de specifieke criteria voor de vervoerssector. Echter, de Rechtbank van Brussel oordeelde in eerste aanleg dat er geen juridische ondergeschiktheid was, ondanks economische ondergeschiktheid. Het Arbeidshof van Brussel heeft later echter geoordeeld dat de modaliteiten van de relatie onverenigbaar zijn met een onafhankelijke relatie en de koeriers als loontrekkers kwalificeert.
* **België (Uber-zaak):** Ook in de Uber-zaak kwam het Arbeidshof tot de conclusie dat chauffeurs werknemers zijn, gebaseerd op specifieke criteria zoals het ontbreken van financieel risico, geen beslissingsmacht over prijsbeleid, middelenverbintenis, en beperkingen in de organisatie van werktijd en werkuitvoering.
#### 3.2.2 De Europese Platformrichtlijn
De Europese Richtlijn (EU) 2024/2831 betreffende de verbetering van de arbeidsvoorwaarden bij platformwerk introduceert een wettelijk vermoeden van een arbeidsverhouding wanneer er feitelijke aanwijzingen zijn van leiding en toezicht. De richtlijn beoogt transparantie te verhogen, algoritmisch beheer te reguleren, veiligheid en gezondheid te waarborgen, en collectieve onderhandelingen te bevorderen. Lidstaten hebben tot december 2026 om de richtlijn om te zetten. De richtlijn doet geen afbreuk aan hogere bescherming in lidstaten.
#### 3.2.3 Gevolgen van kwalificatie als zelfstandige
Indien een platformwerker als zelfstandige wordt gekwalificeerd, kan dit leiden tot:
* Geen opzegtermijn en geen overeengekomen arbeidsduur, wat resulteert in inkomensonzekerheid.
* Gebrek aan bescherming bij arbeidsongeschiktheid.
* Onbeperkte aansprakelijkheid voor schade, in tegenstelling tot de quasi-immuniteit van werknemers bij opzet, zware fout of herhaaldelijke lichte fout.
* Minder aandacht voor risicobewustzijn en informatieafhankelijkheid van de platformwerker.
De arbeidsdeal voorziet in België, naast het vermoeden van werknemerschap, ook in een verplichte verzekering voor platformwerkers tegen lichamelijke schade, wat een significante bescherming biedt.
---
Dit hoofdstuk behandelt de juridische kwalificatie van platformwerkers, de rol van algoritmes en de impact van de Europese Platformrichtlijn, met een focus op de uitdagingen en regelgeving rondom platformwerk zoals dat van Deliveroo en Uber.
### 3.1 Het begrip arbeidsovereenkomst in België
Een arbeidsovereenkomst is een **overeenkomst** waarbij een werknemer zich verbindt, tegen loon, onder het gezag van een werkgever, arbeid te verrichten. Deze definitie omvat vier essentiële elementen:
* **Overeenkomst:** Er moet sprake zijn van wilsovereenstemming tussen de partijen. Mondelinge overeenkomsten zijn geldig, maar kunnen bewijsproblemen opleveren. De arbeidsovereenkomst is een wederkerige overeenkomst, waarbij beide partijen verplichtingen op zich nemen. Essentiële elementen van de overeenkomst mogen niet eenzijdig door de werkgever gewijzigd worden.
* **Arbeid:** Dit impliceert zowel de plicht om arbeid te verrichten als het recht op arbeid, wat betekent dat de werkgever de nodige faciliteiten moet bieden. De aard van de arbeid hoeft niet noodzakelijk gedetailleerd in de overeenkomst te zijn vastgelegd, maar dit kan de werknemer kwetsbaarder maken voor wijzigingen in de werkzaamheden.
* **Loon:** Dit is de tegenprestatie voor de arbeid en een essentieel element van de arbeidsovereenkomst. Het loon kan variëren (uurloon, stukloon, commissieloon), maar moet minimaal het geldende minimumloon bedragen. Het niet betalen van overeengekomen loon is strafbaar. Loon onderscheidt een arbeidsovereenkomst van vrijwilligerswerk, waarvoor forfaitaire vergoedingen gelden binnen wettelijke limieten. Het overschrijden van deze limieten kan leiden tot herkwalificatie als werknemer.
* **Gezag:** Dit element onderscheidt de arbeidsovereenkomst van andere overeenkomsten, zoals aannemingsovereenkomsten. Gezag houdt in de mogelijkheid tot leiding en toezicht door de werkgever. Het gaat hierbij om de juridische mogelijkheid tot gezag, niet noodzakelijk om continue feitelijke uitoefening.
#### 3.1.1 Schijnzelfstandigheid
Schijnzelfstandigheid treedt op wanneer werknemers formeel het statuut van zelfstandige aannemen, maar in werkelijkheid onder het gezag van hun opdrachtgever werken. Dit gebeurt vaak om arbeidskosten te drukken door het ontlopen van sociale zekerheidsbijdragen en de toepassing van arbeidsrecht.
De **wet betreffende de aard van de arbeidsrelaties** tracht dit fenomeen te beperken door de feitelijke uitvoering van het contract boven de gekozen juridische kwalificatie te plaatsen. Hierbij worden drie soorten criteria gehanteerd:
* **Neutrale criteria:** Deze hebben geen doorslaggevende waarde, zoals de titel van de overeenkomst of de inschrijving bij sociale zekerheidsinstellingen.
* **Algemene criteria:** Deze gelden voor alle sectoren en omvatten onder andere de wil van de partijen, de vrijheid van werktijdorganisatie en de hiërarchische controle.
* **Specifieke criteria:** Deze zijn van toepassing op bepaalde sectoren met een hoog risico op schijnzelfstandigheid, zoals de bouw, bewaking, schoonmaak en transport. De aanwezigheid van een meerderheid van deze specifieke criteria leidt tot een **weerlegbaar vermoeden** van een werknemersstatuut.
#### 3.1.2 Het vermoeden voor platformwerkers
De **arbeidsdeal** introduceert een specifiek weerlegbaar vermoeden voor platformwerkers. Dit vermoeden geldt wanneer ten minste drie van de acht algemene criteria of twee van de laatste vijf criteria vervuld zijn. Deze criteria hebben betrekking op exclusiviteitseisen, het gebruik van geolokalisering, beperkingen op de manier waarop het werk wordt uitgevoerd, inkomensbeperkingen, voorschriften inzake gedrag en uitvoering, prioritering van werkaanbiedingen, beperkingen op de organisatie van werkuren en afwezigheden, en beperkingen op het opbouwen van een klantenbestand buiten het platform.
### 3.2 Internationale vergelijkingen en platformwerk
Internationaal gezien zijn er diverse benaderingen om platformwerkers te kwalificeren.
#### 3.2.1 Het 'worker'-statuut in het Verenigd Koninkrijk
In het Verenigd Koninkrijk bestaat het statuut van 'worker'. Dit statuut is breder dan dat van werknemer en omvat ook individuen die persoonlijk werk verrichten onder een contract waarbij zij een zekere afhankelijkheid vertonen ten opzichte van de opdrachtgever. Dit statuut biedt bescherming op het gebied van minimumloon, betaald verlof en bescherming tegen onrechtmatig ontslag, maar minder uitgebreid dan het volledige werknemersstatuut.
De **Europese Richtlijn (EU) 2024/2831** inzake de verbetering van de arbeidsvoorwaarden bij platformwerk introduceert een wettelijk vermoeden van een arbeidsverhouding voor platformwerkers. Dit vermoeden geldt wanneer er feitelijke aanwijzingen zijn van leiding en toezicht. Lidstaten moeten deze richtlijn omzetten tegen 2 december 2026. De richtlijn bevat ook bepalingen inzake transparantie over algoritmisch beheer, preventie van ongevallen, en bevordering van collectieve onderhandelingen.
#### 3.2.3 Specifieke casussen: Deliveroo en Uber
Verschillende rechtszaken, zowel nationaal als internationaal, hebben zich gebogen over de kwalificatie van platformwerkers.
* **Deliveroo in België:** Verschillende uitspraken van de Administratieve Commissie ter Regeling van de Arbeidsrelatie (CAR) en rechtbanken hebben de kwalificatie van Deliveroo-koeriers onderzocht. Hoewel initiële beslissingen gemengd waren, heeft het Arbeidshof in Brussel op 21 december 2023 geoordeeld dat de arbeidsrelatie tussen Deliveroo en de koeriers wel degelijk een **arbeidsrelatie** is, gebaseerd op de algemene criteria en het wettelijk vermoeden. Dit oordeel staat haaks op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Brussel.
* **Uber in België:** De CAR kwalificeerde Uber-chauffeurs initieel als werknemers, maar de Arbeidsrechtbank oordeelde hen als zelfstandigen. Het Arbeidshof heeft echter recentelijk geoordeeld dat Uber-chauffeurs wel degelijk **werknemers** zijn. Het Hof baseerde zich hierbij op de specifieke criteria voor wegvervoer, zoals het ontbreken van financieel of economisch risico, de beperkte beslissingsmacht over prijzen en routes, en de middelenverbintenis in plaats van een resultaatsverbintenis. De opgelegde beperkingen inzake werktijd en het acceptatiepercentage van ritten werden als onverenigbaar met een zelfstandig statuut beschouwd.
> **Tip:** De interpretatie van juridische criteria kan sterk variëren tussen verschillende rechtbanken en lidstaten, wat leidt tot rechtsonzekerheid. De Europese Richtlijn tracht hier meer uniformiteit in te brengen.
#### 3.2.4 Gevolgen van kwalificatie
De kwalificatie als werknemer of zelfstandige heeft aanzienlijke gevolgen:
* **Voor werknemers:** Recht op opzegtermijn, overeengekomen arbeidsduur, gewaarborgd loon bij ziekte of ongeval, en bescherming tegen onrechtmatig ontslag.
* **Voor schijnzelfstandigen (met nadelen van werknemer):** Moeten sociale bijdragen en bedrijfsvoorheffing betalen als zelfstandige, hebben geen recht op opzegtermijn of ontslagvergoedingen (tenzij contractueel bepaald), en vallen niet onder de bescherming bij arbeidsongeschiktheid of schadegevallen. Ze dragen het risico zelf en hebben beperkte mogelijkheden tot collectieve actie.
* **Voor platformen:** Bij herkwalificatie naar werknemers ontstaat er een risico op betaling van achterstallige sociale zekerheidsbijdragen, loon en een mogelijke burgerrechtelijke aansprakelijkheid.
> **Tip:** Het gebrek aan informatie en bewustzijn over risico's bij platformwerkers, met name wat betreft verzekeringen, is een significant probleem. De arbeidsdeal voorziet in verplichte verzekeringen voor platformwerkers om hen te beschermen tegen lichamelijke schade.
---
Hier is een gedetailleerde samenvatting over "Platformwerk en internationale vergelijkingen", gebaseerd op de verstrekte documentatie, opgemaakt als een examen-ready studiehandleiding.
## 3 Platformwerk en internationale vergelijkingen
Dit hoofdstuk duikt in de complexiteit van platformwerk, onderzoekt de juridische kwalificatie van platformwerkers, de rol van algoritmes en de internationale regelgevingskaders, met name de Europese Platformrichtlijn.
### 3.1 De juridische aard van platformwerk
Platformwerk verwijst naar werkzaamheden die worden verricht via digitale platforms, wat vaak leidt tot discussies over de kwalificatie van de betrokkenen als werknemers of zelfstandigen. De kernvraag is of de contractuele relatie tussen het platform en de uitvoerder voldoet aan de criteria van een arbeidsovereenkomst.
#### 3.1.1 Essentiële elementen van een arbeidsovereenkomst
Een arbeidsovereenkomst wordt traditioneel gekenmerkt door vier essentiële elementen:
* **Overeenkomst:** Een wederkerige overeenkomst tussen partijen, waarbij de werknemer arbeid verricht en de werkgever loon betaalt. De aard, tijd, plaats en wijze van arbeid zijn essentiële elementen die niet eenzijdig door de werkgever mogen worden gewijzigd.
* **Arbeid:** Dit omvat zowel de plicht tot het verrichten van arbeid als het recht op arbeid, waarbij de werkgever de nodige faciliteiten moet bieden.
* **Loon:** De tegenprestatie voor de verrichte arbeid. Dit kan bepaalbaar zijn (stukloon, uurloon, commissieloon), maar moet minstens het geldende minimumloon respecteren. Het niet-betalen van overeengekomen loon is strafbaar.
* **Gezag:** De arbeidsprestatie wordt geleverd onder het gezag van een ander persoon, wat een essentieel onderscheidend element is ten opzichte van overeenkomsten voor zelfstandige arbeid. Dit impliceert de mogelijkheid tot leiding en toezicht door de werkgever.
> **Tip:** De afwezigheid van één van deze elementen kan de kwalificatie als arbeidsovereenkomst in de weg staan. Bijvoorbeeld, het ontbreken van loon kan wijzen op vrijwilligerswerk, hoewel er ook situaties zijn waarin arbeid zonder expliciet loon toch onder de arbeidsovereenkomstenwet kan vallen indien er sprake is van een economische waarde en een gezagsrelatie.
#### 3.1.2 Loon versus vrijwilligerswerk
Het onderscheid tussen loon en een vrijwilligersvergoeding is cruciaal. Vrijwilligers leveren onbezoldigde arbeidsprestaties. Indien er echter een vergoeding wordt betaald die de forfaitaire grenzen voor vrijwilligers overschrijdt (momenteel circa €41,48 per dag en €1659,29 per jaar, met verhoogde grenzen voor specifieke categorieën), kan dit leiden tot herkwalificatie als werknemer. Deze grenzen gelden voor alle vrijwilligersactiviteiten samen.
> **Voorbeeld:** Een persoon die voor verschillende vzw's werkt als vrijwilliger en in totaal meer ontvangt dan het jaarlijkse maximum voor vrijwilligers, kan als deeltijds werknemer worden beschouwd, met bijhorende sociale zekerheidsverplichtingen voor de organisatie.
#### 3.1.3 Schijnzelfstandigheid
Schijnzelfstandigheid treedt op wanneer personen, die in de praktijk onder het gezag van een opdrachtgever werken, formeel als zelfstandigen worden aangemerkt om arbeidskosten te drukken en sociale zekerheidsbijdragen en arbeidsrechtelijke bescherming te ontlopen. Dit fenomeen komt veel voor in sectoren zoals koeriersdiensten, bouw, thuisverpleging, transport, bewaking en de schoonmaaksector.
De wet op de arbeidsrelaties beoogt schijnzelfstandigheid te bestrijden door de feitelijke uitvoering van het contract voorrang te geven op de door de partijen gekozen juridische kwalificatie. Dit gebeurt aan de hand van verschillende criteria:
* **Neutrale criteria:** Deze criteria (zoals de titel van de overeenkomst, inschrijving bij sociale zekerheid of de Kruispuntbank voor Ondernemingen) geven geen doorslaggevend argument en worden door de rechter meegewogen, maar zijn niet bepalend.
* **Algemene criteria:** Deze gelden voor alle sectoren en omvatten onder meer de wil van de partijen, de vrijheid van werktijdorganisatie, de vrijheid van werkorganisatie en hiërarchische controle.
* **Specifieke criteria:** Deze zijn van toepassing in zes economische sectoren (bouw, bewaking, transport, schoonmaak, landbouw en tuinbouw) en creëren een weerlegbaar vermoeden van werknemerschap indien een meerderheid van de criteria is vervuld.
> **Tip:** De interpretatie van de criteria, met name de uitoefening van gezag, is cruciaal. Juridische afhankelijkheid (de mogelijkheid tot leiding en toezicht) is noodzakelijk, terwijl economische afhankelijkheid alleen niet volstaat.
#### 3.1.4 Nieuwe vermoedens voor platformwerk
De arbeidsdeal introduceert een specifiek, weerlegbaar vermoeden voor platformwerkers (artikel 337/3 §2 Arbeidsrelatiewet). Dit vermoeden geldt wanneer minstens drie van de acht algemene criteria of twee van de laatste vijf criteria vervuld zijn. Deze criteria omvatten onder meer de mogelijkheid voor de platformexploitant om exclusiviteit te eisen, geolokalisering te gebruiken, de vrijheid van de platformwerker te beperken in de uitvoering van het werk, het inkomensniveau te beperken, dwingende voorschriften op te leggen, toekomstige werkaanbiedingen te prioriteren, de vrijheid van organisatie van het werk in te perken, of de mogelijkheid om buiten het platform een klantenbestand op te bouwen te beperken.
### 3.2 Internationale vergelijkingen en de Europese Platformrichtlijn
De problematiek van platformwerk en de kwalificatie van platformwerkers is een internationale uitdaging die aanleiding heeft gegeven tot diverse juridische benaderingen en regelgevende initiatieven.
#### 3.2.1 Platformwerk in de EU en daarbuiten
In veel Europese landen bestaat een significant deel van de platformwerkers uit zelfstandigen. Echter, jurisprudentie, zoals in Nederland en het Verenigd Koninkrijk, heeft geleid tot herkwalificaties. In het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld, is het concept van een "worker" geïntroduceerd, wat een bredere bescherming biedt dan enkel de traditionele werknemer, maar minder dan volledige werknemersbescherming. Dit creëert een tussencategorie die in België, waar men vasthoudt aan een zwart-wit onderscheid tussen werknemer en zelfstandige, minder navolging vindt.
#### 3.2.2 De Europese Platformrichtlijn (Richtlijn (EU) 2024/2831)
De Europese Richtlijn betreffende de verbetering van de arbeidsvoorwaarden bij platformwerk, die uiterlijk tegen 2 december 2026 moet worden omgezet in nationaal recht, beoogt de arbeidsomstandigheden van platformwerkers te verbeteren. Kernbepalingen omvatten:
* **Wettelijk vermoeden van arbeidsverhouding (Artikel 5):** Indien er feitelijke aanwijzingen zijn van leiding en toezicht, geldt een wettelijk vermoeden dat de contractuele verhouding een arbeidsverhouding is. Het platform moet het tegendeel bewijzen. Dit vermoeden geldt in alle relevante procedures en mag de bewijslast voor platformwerkers niet verzwaren.
* **Transparantie en beperkingen aan algoritmisch beheer (Hoofdstuk III):** Dit hoofdstuk regelt de transparantie over hoe algoritmes worden gebruikt voor de organisatie van werk, toezicht en besluitvorming.
* **Veiligheid en gezondheid (Artikel 12):** Verplichtingen met betrekking tot de veiligheid en gezondheid van platformwerkers.
* **Ontslagbescherming (Artikel 23):** Bepalingen ter bescherming van platformwerkers bij beëindiging van de overeenkomst.
* **Bevorderen van collectieve onderhandelingen (Artikel 25):** Stimulering van collectieve onderhandelingen voor platformwerkers.
> **Tip:** De Richtlijn doet geen afbreuk aan hogere beschermingsniveaus die reeds in de lidstaten bestaan. Het Belgische recht, met de recente aanpassingen in de arbeidsdeal, zal waarschijnlijk grotendeels conform zijn aan de geest van deze richtlijn.
#### 3.2.3 Jurisprudentie rond platformwerk (Deliveroo en Uber)
De kwalificatie van platformwerkers is het voorwerp van talloze rechtszaken.
* **Deliveroo-casus:** Verschillende uitspraken illustreren de uiteenlopende interpretaties. Sommige rechtbanken (zoals de Rechtbank Brussel) hebben geoordeeld dat, ondanks economische ondergeschiktheid, er geen juridisch gezag was, waardoor de coursiers als zelfstandigen werden beschouwd. Echter, het Arbeidshof van Brussel heeft later geoordeeld dat de relatie tussen Deliveroo en de koeriers wel degelijk een arbeidsovereenkomst is, mede op basis van de algemene criteria van de arbeidsrelatiewet. De rol van algoritmes zoals "Frank" en GPS-tracking is hierbij een belangrijk element, waarbij rechters de invloed ervan op de feitelijke uitvoering van het werk beoordelen.
* **Uber-zaak:** Ook hier zijn er tegengestelde uitspraken geweest. De Administratieve Commissie ter Regeling van de Arbeidsrelatie (CAR) kwalificeerde Uber-chauffeurs als werknemers, terwijl de Arbeidsrechtbank hen als zelfstandigen beschouwde. Het Arbeidshof heeft echter recentelijk geoordeeld dat Uber-chauffeurs wel degelijk werknemers zijn, gebaseerd op diverse specifieke criteria van het wegvervoer en de beperkingen die Uber oplegt aan de organisatie van werktijd en het werk zelf.
> **Voorbeeld:** In de Uber-zaak benadrukte het Arbeidshof dat chauffeurs geen eigen prijsbeleid kunnen voeren, dat hun acceptatiepercentage van ritten gemeten wordt met mogelijke gevolgen, en dat het GPS-systeem en de beoordelingsfunctie door gebruikers duiden op een vorm van hiërarchisch toezicht.
#### 3.2.4 Gevolgen van kwalificatie als zelfstandige of werknemer
De kwalificatie heeft verstrekkende gevolgen:
* **Als zelfstandige:**
* Mogelijk geen opzegtermijn of opzegvergoeding.
* Geen gegarandeerd loon bij arbeidsongeschiktheid of ongeval.
* Volledige aansprakelijkheid voor schade (tenzij specifieke contractuele bepalingen of wettelijke bescherming).
* Minder sociaal zekerheidsrechtelijke bescherming.
* Gebrekkig risicobewustzijn en informatieafhankelijkheid van platformen.
* **Als werknemer:**
* Recht op opzegtermijn en -vergoeding.
* Bescherming bij arbeidsongeschiktheid en ongevallen (quasi-immuniteit).
* Sociale zekerheidsbijdragen en bedrijfsvoorheffing.
* Meer collectieve actiemogelijkheden.
* Verplichte verzekeringen (bv. voor ongevallen tijdens werkzaamheden via digitale platforms, zoals geïntroduceerd door de arbeidsdeal).
> **Tip:** Het bewustzijn van deze gevolgen is cruciaal voor zowel werknemers als werkgevers. De arbeidsdeal poogt door middel van specifieke vermoedens en verplichte verzekeringen een betere bescherming te bieden aan platformwerkers, zelfs wanneer zij formeel als zelfstandige worden aangemerkt.
#### 3.2.5 Algoritmisch beheer en transparantie
De rol van algoritmes in platformwerk brengt specifieke uitdagingen met zich mee. Algoritmes bepalen vaak de toewijzing van opdrachten, de prijszetting, de monitoring van prestaties en zelfs sancties. De "black box" aard van deze algoritmes maakt het moeilijk om controle uit te oefenen en te bewijzen dat er sprake is van gezag. De Europese Platformrichtlijn beoogt hier meer transparantie in te brengen.
> **Voorbeeld:** Een Nederlandse rechter oordeelde dat het GPS-systeem van Deliveroo de locatie van bezorgers continu bijhield, wat een vergaande controlemogelijkheid bood en druk uitoefende op de bezorger, wat als een vorm van gezag kon worden beschouwd. Dit staat in contrast met Belgische uitspraken die soms oordeelden dat technologie op zichzelf geen gezag uitoefent.
---
# Loon versus vrijwilligerswerk
Hier volgt een samenvatting voor het onderwerp "Loon versus vrijwilligerswerk", bedoeld als studiemateriaal voor een examen.
## 4. Loon versus vrijwilligerswerk
Dit onderwerp verkent het cruciale onderscheid tussen een arbeidsovereenkomst en vrijwilligerswerk, met de nadruk op de rol van loon als sleutelcriterium.
### 4.1 De definitie van loon en de arbeidsovereenkomst
Een arbeidsovereenkomst wordt gedefinieerd door vier essentiële elementen die gezamenlijk de relatie tussen werknemer en werkgever bepalen. Deze elementen zijn:
1. **Overeenkomst:** Er is sprake van wederzijdse toestemming tussen partijen. De arbeidsovereenkomst is een wederkerige overeenkomst waarbij beide partijen verplichtingen op zich nemen.
2. **Arbeid:** De werknemer verbindt zich tot het verrichten van arbeid. Dit omvat niet alleen de plicht tot arbeid, maar ook het recht op arbeid, wat impliceert dat de werkgever faciliteiten moet bieden om de overeengekomen arbeid te verrichten.
3. **Loon:** Dit is de tegenprestatie voor de geleverde arbeid en vormt een essentieel element van de arbeidsovereenkomst. Partijen moeten het eens zijn over het te betalen loon, dat bepaalbaar kan zijn in verschillende vormen (stukloon, uurloon, commissieloon), maar altijd het minimumloon moet respecteren. Het niet betalen van overeengekomen loon is strafbaar. Zelfs indien de arbeid niet met het oogmerk om inkomen te verdienen is verricht, maar als vrijetijdsbesteding, kan de arbeid die onder gezag tegen loon is verricht, worden beschouwd als arbeid in de zin van de Arbeidsovereenkomstenwet.
4. **Gezag:** De arbeid wordt verricht onder het gezag van de werkgever. Dit impliceert de mogelijkheid voor de werkgever om leiding en toezicht uit te oefenen, wat het onderscheidend kenmerk is ten opzichte van andere overeenkomsten zoals de aannemingsovereenkomst. De juridische mogelijkheid tot gezag is voldoende, ook al wordt dit niet constant feitelijk uitgeoefend.
#### 4.1.1 Essentiële elementen van de overeenkomst
Essentiële elementen van de arbeidsovereenkomst, zoals de aard, tijd, plaats en wijze van de arbeid, mogen niet eenzijdig door de werkgever worden gewijzigd. Bedingen die de werkgever het recht geven om deze voorwaarden eenzijdig te wijzigen, zijn nietig. Wijzigingen zijn wel mogelijk met wederzijdse toestemming. De interpretatie van wat een essentieel element is, hangt af van de specifieke omstandigheden van de overeenkomst en de factoren die partijen zelf als essentieel hebben beschouwd, zoals de nabijheid van de werkplek tot de woonplaats.
#### 4.1.2 De aard van de arbeid
De soort arbeid hoeft niet noodzakelijk specifiek te worden bepaald in de arbeidsovereenkomst, maar dit is wel aangewezen voor de werknemer. Een bredere omschrijving zoals "allround medewerker" kan de werkgever meer flexibiliteit bieden in de aard van de taken.
#### 4.1.3 Vormen van loon
Loon kan op diverse manieren worden toegekend, waaronder:
* **Stukloon:** Een bedrag per afgewerkt product. Hierbij geldt wel het minimumloon als ondergrens.
* **Uurloon:** Een vast bedrag per gewerkt uur.
* **Commissieloon:** Een percentage van de omzet of verkoop, vaak toegepast bij handelsvertegenwoordigers.
#### 4.1.4 De rol van minimumloon en verhoogde vergoedingen
Het minimumloon is een belangrijke vangnet. Zelfs bij een stukloonberekening mag het totale verdiende loon niet lager zijn dan het toepasselijke minimumloon. Voor bepaalde categorieën vrijwilligers gelden verhoogde forfaitaire kostenvergoedingen die dagelijkse en jaarlijkse grenzen kennen. Deze categorieën omvatten onder andere sportgerelateerde functies, nachtoppas en niet-dringend liggend ziekenvervoer.
### 4.2 Vrijwilligerswerk versus arbeidsovereenkomst
Vrijwilligerswerk kenmerkt zich door het onbezoldigd leveren van arbeidsprestaties. Indien er echter een vorm van loon wordt betaald aan een persoon die als "vrijwilliger" wordt aangeduid, ontstaat het risico op herkwalificatie naar een arbeidsovereenkomst.
#### 4.2.1 Grenzen van vrijwilligersvergoedingen
Om als vrijwilliger te worden gekwalificeerd, moet de ontvangen vergoeding binnen bepaalde forfaitaire maximale grenzen blijven. Deze grenzen zijn cruciaal om te voorkomen dat een vergoeding wordt beschouwd als een verdoken loon, wat zou leiden tot een arbeidsovereenkomst. De geldende grenzen zijn:
* **Dagelijks maximum:** Een bepaald bedrag per dag.
* **Jaarlijks maximum:** Een bepaald bedrag per jaar.
Het is essentieel dat deze grenzen gelden voor **al het vrijwilligerswerk samen** dat één vrijwilliger verricht, ongeacht bij hoeveel organisaties dit gebeurt.
> **Tip:** Het overschrijden van deze limieten kan leiden tot herkwalificatie van de vrijwilligersactiviteit naar een deeltijdse arbeidsovereenkomst.
#### 4.2.2 Risico's van herkwalificatie
Wanneer een organisatie de grenzen voor vrijwilligersvergoedingen niet respecteert, kan dit diverse negatieve gevolgen hebben:
* **Inschrijving als werknemer:** De persoon kan als (deeltijds) werknemer moeten worden ingeschreven bij de organisatie.
* **Aansprakelijkheid en verzekeringen:** De bescherming via een vrijwilligersverzekering vervalt.
* **Sociale zekerheidsverplichtingen:** De werkgever dient sociale zekerheidsbijdragen te betalen.
* **Belastingen:** Implicaties op vlak van belastingen.
* **Uitkeringen:** Mogelijkheden voor uitkeringen door uitbetalingsinstellingen worden beïnvloed.
* **Sancties:** Inspectiediensten kunnen sancties opleggen.
#### 4.2.3 De problematiek van schijnzelfstandigheid
Schijnzelfstandigheid treedt op wanneer personen op papier als zelfstandige worden aangemerkt, maar in de praktijk onder het gezag van een medecontractant werken, zoals werknemers. Dit gebeurt vaak om arbeidskosten te drukken en sociale zekerheidsbijdragen te vermijden. De rechter kan een dergelijke overeenkomst herkwalificeren naar een arbeidsovereenkomst, met alle bijhorende verplichtingen en rechten.
> **Tip:** Bij schijnzelfstandigheid kijkt men naar de feitelijke uitvoering van de overeenkomst, niet enkel naar de gekozen juridische kwalificatie door partijen.
#### 4.2.4 Criteria voor de kwalificatie van arbeidsrelaties
De wet op de arbeidsrelaties (Wet van 27 december 2006) en de rechtspraak hanteren specifieke criteria om de aard van een arbeidsrelatie te beoordelen:
* **Neutrale criteria:** Deze criteria, zoals de titel van de overeenkomst of de inschrijving bij sociale zekerheidsinstellingen, zijn niet doorslaggevend voor de kwalificatie.
* **Algemene criteria:** Deze gelden voor alle sectoren en omvatten onder meer de wil van de partijen, de vrijheid in de organisatie van werktijd en werk, en hiërarchische controle.
* **Specifieke criteria:** Deze criteria zijn ontwikkeld voor sectoren waar schijnzelfstandigheid veel voorkomt, zoals de bouw, bewaking, schoonmaak, transport, landbouw en tuinbouw. Bij het vervullen van een meerderheid van deze criteria ontstaat een weerlegbaar vermoeden van een arbeidsovereenkomst.
#### 4.2.5 Platformwerk en de arbeidsrelatiewet
Specifieke bepalingen zijn ingevoerd om platformwerk te reguleren. Er bestaat een weerlegbaar vermoeden dat de arbeidsrelatie tussen een digitaal arbeidsplatform en een platformwerker een arbeidsovereenkomst is, wanneer bepaalde criteria uit de wet vervuld zijn. De EU-Platformrichtlijn introduceert eveneens een wettelijk vermoeden en vereist transparantie en betere arbeidsvoorwaarden voor platformwerkers. Dit vermoeden kan worden weerlegd door aan te tonen dat er geen sprake is van een arbeidsverhouding volgens het nationale recht.
> **Voorbeeld:** Bij platformwerk kan het vermoeden van een arbeidsovereenkomst ontstaan indien het platform exclusiviteit kan eisen, geolokalisering kan gebruiken voor andere doeleinden dan de basisdiensten, de vrijheid van de platformwerker kan inperken, of het inkomensniveau kan beperken.
#### 4.2.6 Juridische implicaties van kwalificatie
De kwalificatie als werknemer of als zelfstandige heeft belangrijke consequenties:
* **Werknemer:** Geniet van bescherming zoals opzegtermijnen, gewaarborgd loon bij ziekte of ongeval, quasi-immuniteit voor schade (tenzij opzet of zware fout), en bescherming tegen onrechtmatig ontslag.
* **Zelfstandige:** Kan te maken krijgen met een onbeperkte aansprakelijkheid bij schade aan derden, geen recht op opzegtermijn of gewaarborgd loon, en een grotere risicoblootstelling.
De wetgeving en rechtspraak streven ernaar om de bescherming van personen die arbeid verrichten via digitale platforms te waarborgen, wat de noodzaak van een correcte kwalificatie van de arbeidsrelatie benadrukt.
---
Dit onderwerp focust op het onderscheid tussen een arbeidsovereenkomst en vrijwilligerswerk, met de nadruk op de rol van loon. Het bespreekt de definitie van loon, diverse vormen van beloning, de grenzen van vrijwilligersvergoedingen en de risico's van herkwalificatie.
### 4.1 De essentie van een arbeidsovereenkomst
Een arbeidsovereenkomst is een overeenkomst waarbij een werknemer zich verbindt, tegen loon, onder gezag van een werkgever, om arbeid te verrichten. Essentieel is dat de overeenkomst wederkerig is: de werknemer verplicht zich tot arbeid, en de werkgever tot het betalen van loon.
#### 4.1.1 Kenmerken van een arbeidsovereenkomst
De arbeidsovereenkomst kenmerkt zich door vier elementen:
1. **Overeenkomst:** Er is wilsovereenstemming tussen werkgever en werknemer. De overeenkomst hoeft niet schriftelijk te zijn, een mondeling contract is geldig, hoewel dit bewijsproblemen kan opleveren. Essentiële elementen van de overeenkomst, zoals de aard of plaats van de arbeid, mogen niet eenzijdig door de werkgever worden gewijzigd.
2. **Arbeid:** Dit omvat zowel de plicht tot het verrichten van arbeid als het recht op arbeid. Het recht op arbeid impliceert dat de werkgever faciliteiten moet bieden om de overeengekomen arbeid te kunnen verrichten. De soort arbeid hoeft niet specifiek bepaald te zijn in de overeenkomst, maar dit kan leiden tot flexibiliteit voor de werkgever om de aard van het werk te wijzigen.
3. **Loon:** Dit is de tegenprestatie voor de arbeid en een essentieel element van de arbeidsovereenkomst. Er moet overeenstemming zijn over het te betalen loon, dat bepaalbaar moet zijn (bijvoorbeeld uurloon, stukloon, commissieloon) en minstens het geldende minimumloon moet bedragen. Het niet betalen van overeengekomen loon is strafbaar. Zelfs indien de arbeid niet primair met het oog op inkomen werd verricht maar als vrijetijdsbesteding, kan het toch als arbeid in de zin van de arbeidsovereenkomstenwet beschouwd worden indien er loon tegenover staat.
* **Tip:** Een arbeidsovereenkomst is niet steeds voor een bepaalde duur afgesproken; een overeenkomst voor onbepaalde duur is opzegbaar. Een mondeling contract wordt in beginsel geacht een voltijds contract van onbepaalde duur te zijn, tenzij anders overeengekomen.
4. **Gezag:** De arbeidsprestatie wordt geleverd onder het gezag van de werkgever. Dit betekent de mogelijkheid tot leiding en toezicht. Het niet feitelijk uitoefenen van gezag doet de hoedanigheid van werknemer niet teniet, zolang de mogelijkheid tot uitoefening bestaat. Dit element is cruciaal om een arbeidsovereenkomst te onderscheiden van overeenkomsten voor zelfstandige arbeid, zoals een aannemingsovereenkomst.
#### 4.1.2 Schijnzelfstandigheid
Schijnzelfstandigheid doet zich voor wanneer personen die in werkelijkheid onder het gezag van een werkgever werken, op papier als zelfstandige worden aangeduid. Dit gebeurt vaak om de arbeidskosten te drukken en sociale zekerheidsbijdragen te ontlopen. De rechter kan dergelijke overeenkomsten herkwalificeren tot arbeidsovereenkomsten. De wet betreffende de aard van de arbeidsrelaties beoogt de fenomenen van schijnzelfstandigheid te beperken door prioriteit te geven aan de feitelijke uitvoering van het contract boven de gekozen contractuele kwalificatie. Er wordt hierbij gekeken naar neutrale, algemene en specifieke criteria.
> **Tip:** De juridische mogelijkheid tot leiding en toezicht is voldoende om van een arbeidsovereenkomst te spreken; het gezag hoeft niet voortdurend feitelijk uitgeoefend te worden. Economische afhankelijkheid alleen volstaat niet.
### 4.2 Loon versus vrijwilligerswerk
Het onderscheid tussen een arbeidsovereenkomst en vrijwilligerswerk wordt primair bepaald door de aanwezigheid van loon. Vrijwilligers leveren onbezoldigde arbeidsprestaties. Indien er toch een vergoeding wordt betaald aan een zogenaamde 'vrijwilliger', kan dit leiden tot een arbeidsovereenkomst.
#### 4.2.1 Vrijwilligersvergoedingen
Er bestaan maximale forfaitaire vergoedingen voor vrijwilligerswerk, die bedoeld zijn als onkostenvergoedingen en niet als loon.
* **Standaardgrenzen:** Een forfaitaire onkostenvergoeding is maximaal 41,48 euro per dag en 1659,29 euro per jaar.
* **Verhoogde grenzen:** Voor specifieke categorieën vrijwilligers (sporttrainers, hulpverleners, medisch vervoer) gelden hogere grenzen: maximaal 41,48 euro per dag en 3047,43 euro per jaar.
Het is cruciaal om te weten dat deze bedragen gelden voor *al het vrijwilligerswerk samen* dat één vrijwilliger verricht, ongeacht bij hoeveel organisaties dit gebeurt.
#### 4.2.2 Risico van herkwalificatie
Het overschrijden van de grenzen voor vrijwilligersvergoedingen brengt aanzienlijke risico's met zich mee:
* **Herkwalificatie:** Een persoon die meer ontvangt dan de toegestane vrijwilligersvergoeding, kan geherkwalificeerd worden tot (deeltijds) werknemer.
* **Gevolgen voor de organisatie:**
* Verlies van bescherming door de vrijwilligersverzekering.
* Verplichtingen op het gebied van sociale zekerheid voor de werkgever.
* Aansprakelijkheidsrisico's.
* Mogelijke sancties van inspectiediensten.
* Belastingimplicaties.
> **Voorbeeld:** Een organisatie betaalt een vrijwilliger 50 euro per dag en 2000 euro per jaar. De dagelijkse limiet (41,48 euro) wordt overschreden, wat kan leiden tot herkwalificatie van de vrijwilliger tot werknemer, met alle gevolgen van dien voor de organisatie.
### 4.3 Platformwerk en de uitdaging van kwalificatie
Platformwerk brengt specifieke uitdagingen met zich mee op het gebied van kwalificatie, vooral door de rol van algoritmes in de organisatie van het werk.
#### 4.3.1 Wettelijke criteria en vermoedens
In België zijn er wetten die helpen bij de kwalificatie van arbeidsrelaties. De wet betreffende de aard van de arbeidsrelaties kent algemene criteria die op alle sectoren van toepassing zijn en specifieke criteria voor bepaalde sectoren met veel schijnzelfstandigheid. Er bestaan ook vermoedens (weerlegbaar) die, indien ze vervuld zijn, de kwalificatie van werknemer ondersteunen.
* **Algemene criteria:** Deze omvatten de wil van de partijen, de vrijheid in de organisatie van de werktijd en het werk, en hiërarchische controle.
* **Specifieke criteria:** Deze gelden voor sectoren zoals bouw, bewaking, vervoer, schoonmaak, landbouw en tuinbouw. Voor deze sectoren geldt een weerlegbaar vermoeden van werknemerschap indien een meerderheid van een lijst van negen criteria is vervuld.
* **Platformwerk:** De Arbeidsdeal heeft een nieuw, weerlegbaar vermoeden geïntroduceerd specifiek voor platformwerkers. Dit vermoeden geldt als minstens drie van de acht algemene criteria of twee van de laatste vijf criteria vervuld zijn.
#### 4.3.2 Internationale context en de Platformrichtlijn
Internationaal worden er ook pogingen ondernomen om de positie van platformwerkers te verbeteren. De Europese Platformrichtlijn (Richtlijn (EU) 2024/2831) introduceert onder andere een wettelijk vermoeden van arbeidsverhouding en regels rond algoritmisch beheer, transparantie en ontslagbescherming. Deze richtlijn moet uiterlijk tegen december 2026 worden omgezet in nationale wetgeving.
#### 4.3.3 Gevolgen van kwalificatie als zelfstandige
Indien een platformwerker als zelfstandige wordt gekwalificeerd, kan dit leiden tot:
* Geen opzegtermijn.
* Geen gegarandeerd loon bij arbeidsongeschiktheid.
* Beperkte bescherming bij schade (onbeperkte aansprakelijkheid).
* Gebrek aan collectieve onderhandelingsmogelijkheden (hoewel dit verandert).
* Gebrekkig risicobewustzijn en risicodekking (bv. verzekeringen).
#### 4.3.4 Verzekeringsplichten
De Arbeidsdeal legt platformexploitanten een verplichte verzekering op om zelfstandigen die via een digitaal platform werken, te beschermen tegen lichamelijke schade opgelopen tijdens de uitvoering van hun activiteiten. Bij gebrek aan deze verzekering is de platformexploitant burgerlijk aansprakelijk.
> **Belangrijk:** De interpretatie van criteria zoals gezag en de rol van algoritmes kan sterk verschillen tussen rechtbanken, zowel nationaal als internationaal, wat leidt tot rechtsonzekerheid. De uiteindelijke kwalificatie hangt af van een grondige feitenanalyse.
---
4. Loon versus vrijwilligerswerk
Dit onderwerp behandelt de essentiële verschillen tussen een arbeidsovereenkomst en vrijwilligerswerk, met een specifieke focus op de rol van loon.
## 4.1 Definitie van een arbeidsovereenkomst
Een arbeidsovereenkomst is een overeenkomst waarbij een werknemer zich verbindt, tegen loon, onder het gezag van een werkgever, om arbeid te verrichten. De arbeidsovereenkomstenwet regelt specifiek de arbeidsovereenkomsten voor werklieden en bedienden.
### 4.1.1 Kernkenmerken van een arbeidsovereenkomst
Er zijn vier essentiële elementen die een arbeidsovereenkomst definiëren:
* **Overeenkomst:** Dit impliceert een wilsovereenstemming tussen de partijen. De arbeidsovereenkomst is een wederkerige overeenkomst waarbij beide partijen verplichtingen op zich nemen: de werknemer de arbeid, en de werkgever het loon. Essentiële elementen van de overeenkomst, zoals de aard van de arbeid of de werktijd, mogen niet eenzijdig door de werkgever worden gewijzigd. Een beding dat de werkgever het recht geeft om de voorwaarden eenzijdig te wijzigen, is nietig. Wijzigingen zijn wel mogelijk mits wederzijdse toestemming.
* **Arbeid:** Dit omvat zowel de plicht tot het verrichten van arbeid als het recht op arbeid. Het recht op arbeid houdt in dat de werkgever faciliteiten moet bieden om de overeengekomen arbeid uit te voeren. De specifieke aard van de arbeid hoeft niet altijd nauwkeurig bepaald te zijn in de overeenkomst, hoewel dit wel aan te raden is voor de werknemer om te voorkomen dat de werkgever de aard van het werk eenzijdig kan wijzigen.
* **Loon:** Dit is de tegenprestatie voor de arbeid en een essentieel element van de arbeidsovereenkomst. Er moet overeenstemming zijn over het te betalen loon, dat bepaalbaar moet zijn (bijvoorbeeld uurloon, stukloon, commissieloon) en minimaal de geldende minimumloonschaal moet bedragen. Het niet betalen van overeengekomen loon is strafbaar. Zelfs arbeid die verricht is met het oog op vrijetijdsbesteding, maar waarvoor wel loon is betaald, wordt beschouwd als arbeid in de zin van de arbeidsovereenkomstenwet.
* **Gezag:** De arbeidsprestatie wordt geleverd onder het gezag van een ander persoon. Dit element onderscheidt de arbeidsovereenkomst van andere overeenkomsten, zoals een aannemingsovereenkomst, waarin de uitvoerder doorgaans zelfstandiger te werk gaat. Het gaat hierbij om de mogelijkheid om gezag uit te oefenen, niet noodzakelijk om de feitelijke uitoefening ervan.
## 4.2 Vrijwilligerswerk versus schijnzelfstandigheid
### 4.2.1 Het onderscheid met vrijwilligerswerk
Vrijwilligerswerk is arbeid die onbezoldigd wordt geleverd. Indien er een vergoeding wordt betaald aan een persoon die als vrijwilliger wordt beschouwd, kan dit leiden tot een herkwalificatie naar een arbeidsovereenkomst.
#### 4.2.1.1 Grensbedragen voor vrijwilligersvergoedingen
Er gelden forfaitaire maximale vergoedingen voor vrijwilligerswerk om te voorkomen dat dit als arbeid in loondienst wordt beschouwd:
* **Algemene limieten:**
* Maximum 41,48 euro per dag.
* Maximum 1659,29 euro per jaar.
* **Verhoogde limieten voor specifieke categorieën:**
* Sportgerelateerde functies (trainer, coach, scheidsrechter, etc.).
* Nachtoppas en dagoppas bij hulpbehoevenden.
* Niet-dringend liggend ziekenvervoer.
Voor deze categorieën bedraagt de maximumvergoeding 41,48 euro per dag en 3047,43 euro per jaar.
Het is cruciaal dat deze limieten gelden voor al het vrijwilligerswerk dat één vrijwilliger verricht, ongeacht bij hoeveel organisaties dit gebeurt.
### 4.2.2 Schijnzelfstandigheid
Schijnzelfstandigheid treedt op wanneer personen, die in werkelijkheid onder het gezag van een contractant werken, formeel het statuut van zelfstandige aannemen. Dit gebeurt vaak om de arbeidskosten te drukken en de patronale sociale zekerheidsbijdragen en individuele en collectieve arbeidsrechtelijke verplichtingen te ontlopen.
#### 4.2.2.1 Onderscheidingscriteria
Het vaststellen van schijnzelfstandigheid is een feitenkwestie. De rechtspraak en wetgeving (met name de wet inzake de aard van de arbeidsrelaties) bieden criteria om dit te beoordelen:
* **Neutrale criteria:** Deze criteria hebben geen doorslaggevende waarde op zich, zoals de titel van de overeenkomst, de inschrijving bij sociale zekerheidsinstellingen of de fiscale administratie.
* **Algemene criteria:** Deze criteria gelden voor alle sectoren en omvatten:
* **Wil van de partijen:** Belangrijk is of partijen zich in de feiten gedragen conform de gekozen kwalificatie.
* **Vrije organisatie van de werktijd:** Bij een arbeidsovereenkomst bepaalt de werkgever in principe de modaliteiten; bij zelfstandigheid is er meer vrijheid.
* **Hiërarchische controle:** De mogelijkheid tot controle door de werkgever is voldoende, zelfs als deze niet continu wordt uitgeoefend.
* **Specifieke criteria:** Deze criteria zijn van toepassing in bepaalde sectoren (bouw, bewaking, vervoer, schoonmaak, land- en tuinbouw) en creëren een weerlegbaar vermoeden van een werknemersstatuut indien een meerderheid van de criteria (9 in totaal) vervuld is. De arbeidsdeal introduceerde ook specifieke criteria voor platformwerkers.
#### 4.2.2.2 Risico's van herkwalificatie
Indien een organisatie de grenzen van vrijwilligersvergoedingen overschrijdt of indien er sprake is van schijnzelfstandigheid, kan dit leiden tot herkwalificatie naar een werknemersstatuut. Dit heeft ingrijpende gevolgen:
* **Voor de organisatie (werkgever):**
* Betaling van achterstallige sociale zekerheidsbijdragen.
* Verplichting tot het betalen van loon, vakantiegeld, eindejaarspremies, etc.
* Verantwoordelijkheid voor arbeidsongevallen en ziekte.
* Naleving van arbeidsrechtelijke bepalingen (bv. opzegtermijnen, arbeidsduur).
* Sancties van inspectiediensten.
* **Voor de individuele werknemer (die als schijnzelfstandige werd beschouwd):**
* Verlies van de voordelen van het statuut van zelfstandige (bv. fiscale optimalisaties via een vennootschap).
* Verplichting tot het betalen van sociale bijdragen en bedrijfsvoorheffing als werknemer.
* Geen recht op opzegtermijn of opzaggingsvergoeding bij beëindiging van de overeenkomst, tenzij contractueel overeengekomen.
* Geen recht op gewaarborgd loon bij arbeidsongeschiktheid.
* Volledige aansprakelijkheid voor schade aan derden of schade aan goederen, in tegenstelling tot de quasi-immuniteit van werknemers.
* Minder bescherming bij ongelukken of langdurige ziekte.
> **Tip:** Bij het opstellen van overeenkomsten, ook met personen die zich als zelfstandige presenteren, is het cruciaal om de feitelijke uitvoering van de overeenkomst zo in te richten dat deze consistent is met het gekozen statuut. De juridische kwalificatie zal uiteindelijk gebaseerd zijn op de feiten en de concrete uitoefening van de relatie.
> **Voorbeeld:** Een fietskoerier die uitsluitend voor één platform werkt, strikt bepaalde routes volgt, verplicht is om specifieke kledij te dragen en wiens prestaties continu gemonitord worden via GPS, zal waarschijnlijk als werknemer worden gekwalificeerd, ook al is er een contract van zelfstandige arbeid. De controlemechanismen en de beperkte autonomie duiden op een gezagsrelatie.
## 4.3 De rol van loon bij de demarcatie
Loon is een primair onderscheidend element tussen een arbeidsovereenkomst en vrijwilligerswerk. Het ontbreken van loon kan duiden op vrijwilligerswerk, maar het louter betalen van een vergoeding sluit een arbeidsovereenkomst niet per definitie uit, zeker niet wanneer deze vergoeding de grenzen van vrijwilligerswerk overschrijdt. De kwalificatie hangt af van de volledige context en de aanwezigheid van de kenmerken van een arbeidsovereenkomst, met name het gezag. Ook bij contracten die formeel geen loon voorzien, kan de rechter een arbeidsovereenkomst vaststellen indien uit de feiten blijkt dat er wel degelijk een bezwarende titel aanwezig was en er sprake was van een ondergeschikt verband.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Arbeidsovereenkomst | Een overeenkomst waarbij een werknemer zich verbindt, tegen loon, onder gezag van een werkgever, arbeid te verrichten. Deze overeenkomst is essentieel voor het vaststellen van de arbeidsrelatie tussen partijen. |
| Loon | De vergoeding die een werknemer ontvangt voor de geleverde arbeid. Dit is een essentieel element van de arbeidsovereenkomst en onderscheidt deze van onder andere vrijwilligerswerk. Het kan verschillende vormen aannemen, zoals uurloon, stukloon of commissieloon. |
| Arbeid | De prestatie die de werknemer levert in ruil voor loon. Dit omvat niet alleen de plicht tot het verrichten van werk, maar ook het recht op arbeid, wat inhoudt dat de werkgever de nodige faciliteiten moet bieden om de overeengekomen arbeid uit te voeren. |
| Gezag | Het hiërarchische verband tussen werkgever en werknemer, waarbij de werkgever het recht en de mogelijkheid heeft om leiding te geven en toezicht uit te oefenen. Dit element is cruciaal om een arbeidsovereenkomst te onderscheiden van een aannemingsovereenkomst. |
| Aannemingsovereenkomst | Een overeenkomst waarbij een aannemer zich verbindt om een specifiek werk te volbrengen, zonder dat er sprake is van een hiërarchische ondergeschiktheid aan de opdrachtgever. De aannemer behoudt autonomie in de wijze van uitvoering. |
| Schijnzelfstandigheid | De situatie waarbij een persoon die in werkelijkheid onder het gezag van een werkgever werkt en dus werknemer is, door de partijen wordt gekwalificeerd als zelfstandige. Dit gebeurt vaak om arbeidskosten te drukken en sociale zekerheidsbijdragen te ontlopen. |
| Wet inzake arbeidsrelaties | Een wet die de aard van arbeidsrelaties regelt en tot doel heeft het fenomeen van schijnzelfstandigen te beperken door voorrang te geven aan de feitelijke uitvoering van de contractuele relatie boven de door partijen gekozen kwalificatie. |
| Algemene criteria | Algemene regels die voor alle sectoren gelden bij de beoordeling van de aard van een arbeidsrelatie. Deze criteria helpen bij het vaststellen van de aanwezigheid van een gezagsverhouding en andere kenmerken van een arbeidsovereenkomst. |
| Specifieke criteria | Criteria die van toepassing zijn op bepaalde sectoren waar schijnzelfstandigheid frequent voorkomt, zoals bouw, bewaking of vervoer. Deze criteria creëren een weerlegbaar vermoeden van een werknemersstatuut indien een meerderheid ervan vervuld is. |
| Platformwerk | Werk dat wordt georganiseerd door digitale platforms, waarbij de dienstverlener en de klant digitaal met elkaar in contact worden gebracht. De kwalificatie van de platformwerker als werknemer of zelfstandige is hierbij een centraal vraagstuk. |
| Algoritmisch beheer | Het gebruik van algoritmes door digitale platforms om werkzaamheden te organiseren, taken toe te wijzen, prestaties te monitoren en beloningen te bepalen. De rol van algoritmes bij het uitoefenen van gezag is een belangrijk discussiepunt. |
| Vrijwilligerswerk | Arbeidsprestaties die onbezoldigd worden geleverd. In beginsel is er geen sprake van een arbeidsovereenkomst bij vrijwilligerswerk, tenzij er sprake is van een vergoeding die de grenzen van een onkostenvergoeding overschrijdt. |
| Herkwalificatie | Het juridische proces waarbij een overeenkomst die door partijen als een bepaald type contract is gekwalificeerd (bijvoorbeeld aannemingsovereenkomst), door de rechter wordt geherkwalificeerd als een ander type contract (bijvoorbeeld arbeidsovereenkomst) op basis van de feitelijke uitvoering. |
| Quasi-immuniteit | De beperkte aansprakelijkheid van werknemers voor schade die zij aan de werkgever berokkenen tijdens de uitvoering van hun arbeidsovereenkomst, tenzij er sprake is van opzet, zware fout of herhaaldelijke lichte fout. |
Cover
bijzondere deel 1 KOOP.pdf
Summary
## Inleiding tot bijzondere overeenkomsten
Deze cursus behandelt specifieke overeenkomsten die in de wet worden geregeld, zoals de koop, kanscontracten en dading. Deze bijzondere overeenkomsten bouwen voort op de algemene beginselen van contractenrecht, maar kennen specifieke regels en nuances die cruciaal zijn voor de praktische toepassing. Bijzondere aandacht gaat uit naar de koopovereenkomst in al haar facetten.
### Begrip 'overeenkomst' en soorten overeenkomsten
Een overeenkomst, ook wel contract genoemd, is een meerzijdige rechtshandeling waarbij ten minste twee personen hun wil uiten met de bedoeling rechtsgevolgen te creëren. Dit houdt in dat er afdwingbare verbintenissen ontstaan tussen de partijen [ART. 5.4 BW. Het principe van *pacta sunt servanda* [ART. 5.69 BW onderstreept dat geldig aangegane overeenkomsten bindend zijn als wet voor de contractanten. Dit onderscheidt overeenkomsten van rechtsfeiten, zoals geboorte, die eveneens rechtsgevolgen teweegbrengen maar niet gebaseerd zijn op een bewuste wilsuiting.
#### Soorten overeenkomsten
Bij de analyse van overeenkomsten is het cruciaal om hun aard te kunnen classificeren, aangezien dit de toepasselijke regels en de gevolgen ervan bepaalt. De belangrijkste classificaties zijn:
* **Consensuele overeenkomst:** Deze overeenkomsten komen tot stand door loutere wilsovereenstemming tussen de partijen. Dit is de algemene regel in het Belgische recht [ART. 5.5 BW. Voorbeelden zijn koop, huur en aannemingsovereenkomsten.
* **Zakelijke overeenkomst:** Bij dit type overeenkomst is de feitelijke overhandiging van het voorwerp vereist voor de totstandkoming van het contract. Zolang de zaak niet is overhandigd, is er geen contract. Voorbeelden zijn bruikleen, handgift en bewaargeving. Een handgift is een concrete vorm van zakelijk contract waarbij men zonder notariële akte een goed schenkt; het is definitief bij overhandiging. Schenkingen van onroerende goederen kunnen echter niet via handgift gebeuren en vereisen een authentieke akte, wat ze tot plechtige overeenkomsten maakt.
* **Plechtige overeenkomst:** Deze overeenkomsten vereisen specifieke vormvereisten om geldig te zijn. Voorbeelden zijn huwelijken en schenkingen, die een authentieke akte vereisen. De totstandkoming is dus afhankelijk van de naleving van deze vormvereisten [ART. 5.5 BW.
#### Eenzijdige versus wederkerige overeenkomsten
* **Wederkerige overeenkomst:** Beide partijen verbinden zich over en weer tot een prestatie. Voorbeelden zijn koop, huur en lastgeving [ART. 5.6 BW.
* **Eenzijdige overeenkomst:** Slechts één partij heeft een verbintenis of moet iets doen. Bijvoorbeeld, bij een schenking is het enkel de schenker die een verplichting heeft. Bewaargeving, zoals een vestiaire, is meestal eenzijdig omdat enkel de bewaarnemer een verbintenis heeft. Het is belangrijk om een eenzijdige overeenkomst niet te verwarren met een eenzijdige rechtshandeling, die slechts één wilsuiting vereist (bv. een testament, aanbod) [ART. 5.125 BW.
#### Overeenkomst om niet versus onder bezwarende titel
* **Onder bezwarende titel:** Elke partij verkrijgt een economisch voordeel [ART. 5.7 BW.
* **Om niet:** Er is geen economisch voordeel voor de ene partij, vaak gedreven door de wil om te geven (*animus donandi*). Voorbeelden zijn schenking, bruikleen en leningen zonder rente.
#### Intuïtu personae
Dit zijn overeenkomsten die specifiek worden aangegaan omwille van de persoon of de persoonlijke kwaliteiten van de tegenpartij. Ze eindigen bij het overlijden van die persoon. Voorbeelden zijn contracten met een profvoetballer of een overeenkomst tot kredietopening.
#### Benoemde versus onbenoemde overeenkomsten
* **Benoemde overeenkomst:** Een overeenkomst die specifiek in de wet is geregeld.
* **Onbenoemde overeenkomst:** Een overeenkomst die wezenlijk verschilt van de in de wet geregelde benoemde overeenkomsten.
#### Raamcontract
Een contract waarin algemene principes worden overeengekomen die als kader dienen voor latere contracten. De latere contracten zijn dan uitvoeringscontracten [ART. 5.9 BW. Voorbeelden zijn alleenverkoopovereenkomsten tussen een concessiegever en -nemer.
#### Toetredingsovereenkomsten
Bij dit type overeenkomst heeft de ene partij (de zwakkere) geen zeggenschap over de inhoud, die eenzijdig door de andere (de sterkere) partij wordt vastgelegd. De enige vrijheid is om al dan niet te contracteren [ART. 5.10 BW.
## Deel 1: Overeenkomsten tot overdracht van eigendom
### De koopovereenkomst
De koopovereenkomst is een fundamentele overeenkomst waarbij eigendom wordt overgedragen tegen een prijs. Er zijn verschillende regimes van toepassing:
* **Koop van het gemeenrecht:** Dit is het residuaire regime en is van toepassing als de koop niet onder consumentenkoop of het Weens koopverdrag valt [ART. 1582-1689 BW. Het is aanvullend recht en geldt voor roerende en onroerende goederen, lichamelijk en onlichamelijk.
* **Consumentenkoop:** Specifiek gericht op de bescherming van de consument als koper. Dit is dwingend recht en geldt enkel voor roerende lichamelijke zaken, met een sterke nadruk op de garantieregeling bij gebrek aan kwaliteit.
* **Weens koopverdrag (CISG):** Dit verdrag regelt internationale koopovereenkomsten tussen professionelen in verschillende staten. Het is niet-dwingend recht en geldt enkel voor lichamelijke roerende goederen. Het is de toekomstige wereldwet inzake internationale koop.
#### Kenmerken van de koopovereenkomst
* **Wederkerig:** Beide partijen hebben verbintenissen: de koper betaalt, de verkoper levert de zaak [ART. 5.6 BW.
* **Onder bezwarende titel:** Beide partijen verkrijgen een economisch voordeel [ART. 5.7 BW.
* **Consensueel:** De koop is altijd consensueel [ART. 5.5 BW.
De twee essentiële kenmerken die leiden tot de totstandkoming van een koopovereenkomst bij wilsovereenstemming zijn de **eigendomsoverdracht** en de **betaling van de prijs** [ART. 1582 BW.
#### Constitutieve bestanddelen van de koop
1. Overeenkomst met betrekking tot een **goed** (geen diensten).
2. Overeenkomst met betrekking tot de **eigendomsoverdracht** van het goed.
3. Tegen betaling in geld: de **prijs**.
#### Eigendomsoverdracht
Volgens het principe *solo consensu* [ART. 1583 BW gaat de eigendom tussen partijen over zodra er overeenkomst is omtrent de zaak en de prijs, ook al is de zaak nog niet geleverd en de prijs nog niet betaald. De belangrijkste verbintenis van de verkoper is de levering van de zaak. Alleen de eigenaar kan een goed verkopen; de verkoop van andermans goed is ongeldig [ART. 1599 BW.
* **Consensualisme:** Geen formaliteiten nodig voor de eigendomsoverdracht, tenzij anders contractueel bepaald [ART. 5.28 BW.
* **Koopovereenkomst met eigendomsoverdragend effect:**
* **Welbepaalde goederen:** Eigendom gaat over bij wilsovereenstemming.
* **Soortgoederen:** Eigendom gaat over bij individualisering, wat soms vóór de levering kan gebeuren [ART. 1585 BW.
#### Uitstel eigendomsoverdracht
De onmiddellijke eigendomsovergang is aanvullend recht en kan conventioneel worden uitgesloten.
* **Onroerend goed:** Eigendomsoverdracht vindt plaats bij het verlijden van de notariële akte. Dit is relevant voor de relativiteit van de overeenkomst versus tegenwerpelijkheid aan derden.
* **Beding van eigendomsvoorbehoud:** De eigendom wordt pas overgedragen na betaling van de volledige prijs.
**Belangrijk voor het examen:** Bij de wilsovereenstemming gaan de eigendom en het risico over. De koper draagt dus het risico voor verlies of beschadiging van het goed, zelfs indien het nog niet is geleverd. Voor onroerende goederen geldt vaak een uitstel van eigendomsoverdracht tot bij het verlijden van de notariële akte.
#### Betaling van de prijs
De prijs moet aan bepaalde voorwaarden voldoen:
* **Prijs in geld:** De tegenprestatie moet uit geld bestaan. Anders wordt het een ruil [ART. 1702 e.v. BW.
* **Prijs moet bepaald of bepaalbaar zijn:** De prijs moet duidelijk zijn of objectief bepaalbaar (bv. tegen dagprijs) [ART. 1591 BW. Een "verkoop tegen nader te bepalen prijs" is ongeldig indien niet bepaalbaar.
* **Prijs moet ernstig zijn:** Een volledig fictieve prijs, zoals 1 euro voor een huis, kan duiden op een vermomde schenking. Dit kan leiden tot inkorting en inbreng. De bewijslast van een vermomde schenking kan bij erfgenamen liggen.
* **Prijsbewimpeling/simulatie:** Naar buiten toe wordt een lagere prijs gesimuleerd dan de werkelijke prijs. Tussen partijen gelden de afspraken (bv. zwart geld is afdwingbaar via een tegenbrief), maar derden (zoals de fiscus) kunnen zich beroepen op de werkelijke of gesimuleerde prijs.
#### Relativiteit van de overeenkomst vs. tegenwerpelijkheid aan derden
* **Relativiteit van de overeenkomst:** Een overeenkomst bindt enkel de partijen *inter partes* [ART. 1134 BW / ART. 5.69 NBW. Derden kunnen zich hier niet op beroepen (*res inter alios acta*) [ART. 1165 BW / ART. 5.103 NBW.
* **Tegenwerpelijkheid aan derden:** Derden moeten het bestaan van de overeenkomst erkennen als een feit dat passief ondergaan moet worden. De verkoop van een huis door A aan B is tegenwerpelijk aan de buren; zij kunnen de verkoop niet tegenhouden, ook al heeft het invloed op hen.
* **Uitzonderingen:** De *actio pauliana* [ART. 1167 Oud BW / ART. 5.243 BW laat derden toe zich actief te beroepen op de overeenkomst om hun rechten te beschermen.
De tegenwerpelijkheid aan derden vereist dat de rechtshandeling rechtsgeldig is en dat de derde kennis heeft (of behoort te hebben) van de overeenkomst. Publiciteitssystemen (bv. hypotheekregisters) spelen hierbij een cruciale rol.
#### Koopovereenkomst onroerend goed
* **Consensualisme:** De eigenlijke koopovereenkomst is het compromis (onderhandse verkoopakte). De tussenkomst van een notaris is vaak gewenst om het compromis na te lezen en aan te passen in het voordeel van de koper.
* **Overgang eigendom:** Tenzij conventioneel uitgesteld, gaat de eigendom over bij de ondertekening van het compromis. Dit heeft gevolgen voor het risico.
* **Registratierechten:** Deze moeten binnen vier maanden na het compromis betaald worden.
**Voordelen tussenkomst notaris:**
1. **Opzoekingen en juridische controles:** Notaris verricht onderzoeken naar eigendomstitel, bekwaamheid, beschikkingsbevoegdheid van de verkoper, en doet dezelfde onderzoeken voor de koper. Dit is een resultaatsverbintenis voor de eigendomsoverdracht en een middelenverbintenis voor de geldigheid. Er is ook een informatieplicht.
2. **Gratis levensverzekering:** Voor overlijden van de koper door ongeval voor het verlijden van de authentieke akte (tot 250.000 euro).
3. **Voorschot:** Een voorschot (vaak 10%) wordt gestort op een geblokkeerde rekening van de notaris, wat koper en verkoper beschermt.
* **Notaris van koper/verkoper:** De notaris moet onpartijdig zijn. Beide partijen kunnen hun eigen notaris kiezen zonder meerkosten. De 'minuut' wordt bij de notaris van de koper gehouden.
De notariële akte wordt ingeschreven in het hypotheekregister, waardoor de verkoop tegenwerpelijk wordt aan derden.
#### Het 'flikkermoment'
Dit is het moment waarop een beslag wordt gelegd en overgeschreven op het hypotheekkantoor. Een latere overschrijving van een koopakte kan in het nadeel van de koper werken als er voordien een beslag werd gelegd.
#### Werkelijke en schijnbare eigenaar
Indien een eigendomsoverdracht niet wordt overgeschreven, blijft de verkoper voor de buitenwereld de eigenaar (schijnbare eigenaar), terwijl de koper de werkelijke eigenaar is. De koper kan zich niet op zijn eigendomsrecht beroepen tegenover derden te goeder trouw die geen kennis hadden van de verkoop.
#### Illustraties van 'dubbele verkoop'
Deze illustraties tonen aan hoe de volgorde van overschrijving de rechten van partijen beïnvloedt, met name wie eigenaar wordt wanneer meerdere partijen hetzelfde goed kopen. De exceptie van niet-overschrijving speelt hierbij een cruciale rol.
#### Digitale koop - verkoop van onroerend goed
Hoewel consensualisme het uitgangspunt is, brengt technologie rechtsonzekerheid met zich mee. De rechtspraak en wetgeving (bv. art. XII.15 en 16 WER) proberen hierop een antwoord te bieden, waarbij de rol van bodemattesten en elektronische handtekeningen wordt besproken. De verkoop van onroerend goed blijft in principe consensueel, tenzij specifieke vormvereisten, zoals het bodemattest, wettelijk verplicht worden gesteld.
#### Koopovereenkomst roerend goed
* **Tegenwerpelijkheid:** Er is geen algemeen publiciteitssysteem voor roerende goederen. Tegenwerpelijkheid aan derden gebeurt vanaf de levering en inbezitstelling van het goed door de koper [ART. 1141 BW / ART. 3.24 BW. Derden mogen erop vertrouwen dat het bezit geldt als titel.
* **Dubbele verkoop:** Indien A eerst aan B verkoopt, en daarna aan C die het goed daadwerkelijk in bezit krijgt, is C de eigenaar ten opzichte van derden. B heeft zijn publiciteitsplicht (inbezitstelling) niet nageleefd.
* **Eigendomsvoorbehoud:** Dit beding, dat schriftelijk moet zijn overeengekomen en uiterlijk op het moment van levering, stelt de onbetaalde verkoper in staat het roerend goed terug te vorderen.
* **Risico:** De overdracht van eigendom impliceert de overdracht van risico [ART. 1138 BW / ART. 5.80 BW. Tenzij anders bedongen of bij eigendomsvoorbehoud, draagt de koper het risico vanaf de eigendomsoverdracht.
### Totstandkoming van de koopovereenkomst
De totstandkoming vereist wilsovereenstemming, bekwaamheid en een geoorloofd voorwerp.
* **Toestemming:** Vloeit voort uit een aanbod en een aanvaarding. De precontractuele fase kan leiden tot *culpa in contrahendo* (aansprakelijkheid wegens foutief onderhandelen) [ART. 1382-1383 BW.
* **Aanbod:** Alle elementen van de verkoop moeten aanwezig zijn, de aanbieder is gebonden door zijn aanbod eenmaal de tegenpartij er kennis van krijgt.
* **Aanvaarding:** Leidt tot de totstandkoming van het contract. Een tegenbod is geen aanvaarding.
* **Specifiek: Optie:** Een voorovereenkomst waarbij de ene partij (belover) zich ertoe verbindt een goed te verkopen aan de andere partij (begunstigde) tegen bepaalde voorwaarden, gedurende een bepaalde termijn. Het lichten van de optie is een eenzijdige rechtshandeling die leidt tot de totstandkoming van de koopovereenkomst. De belover is onherroepelijk verbonden gedurende de optietermijn. De optie kan om niet worden verleend of tegen betaling van een immobilisatiepremie.
#### Lichten van de optie
Dit is een eenzijdige rechtshandeling waarbij de begunstigde de koopovereenkomst aanvaardt. De koop komt tot stand op dat moment met alle juridische gevolgen.
#### Verkoop met miskenning optierecht
Als de verkoper het goed verkoopt aan een derde terwijl er een optie bestond, kan de begunstigde van de optie enkel verhaal zoeken via de algemene regels van dubbele verkoop, aangezien hij geen zakelijk recht heeft zolang de optie niet gelicht is.
#### Koop met commandverklaring
Hierbij treedt een schijnbare koper (commandataris) op voor de werkelijke koper (commandant). Dit moet uitdrukkelijk door de verkoper erkend worden. Tussen de schijnbare en werkelijke koper is er vaak een lastgevingsovereenkomst.
#### Gebreken bij totstandkoming
* **Dwaling:** Een onvrijwillige verkeerde voorstelling van de werkelijkheid. Om tot nietigheid te leiden, moet de dwaling verschoonbaar zijn en betrekking hebben op een zelfstandigheid van de zaak [ART. 1110 BW / ART. 5.34 BW.
* **Bedrog:** Een kunstgreep met de bedoeling te bedriegen [ART. 1116 BW / ART. 5.35 BW. Enkel hoofdbedrog leidt tot nietigheid.
* **Geweld:** Het uitoefenen van dwang op een redelijk mens [ART. 5.36 BW.
* **Benadeling:** Een aanzienlijke onevenredigheid tussen de wederzijdse prestaties, voornamelijk van toepassing bij verkoop van onroerende goederen [ART. 1674 BW.
#### Bekwaamheid
Iedereen die de wet niet verbiedt, mag kopen of verkopen [ART. 1594 BW. Er zijn specifieke onbekwaamheden, zoals tussen echtgenoten [ART. 1595-1597 BW.
#### Voorwerp
Het voorwerp van de overeenkomst moet bestaan, bepaald of bepaalbaar, mogelijk en wettelijk zijn [ART. 1130 BW / ART. 5.50 BW, ART. 1128 BW / ART. 1598 BW / ART. 5.48 BW. De verkoop van een toekomstige zaak is toegestaan. Het voorwerp moet "in de handel" zijn.
#### Vorm en bewijs
De koop is consensueel [ART. 5.28 BW. Voor burgerlijke zaken is boven 3.500 euro een geschrift vereist als bewijs.
### Verbintenissen van de verkoper
1. **Goed leveren:** De verkoper moet het verkochte goed in macht en bezit van de koper overdragen. Dit staat los van de eigendomsoverdracht [ART. 1604 BW.
2. **Vrijwaring voor uitwinning:** De verkoper moet instaan voor het rustige en ongestoorde bezit van het goed door de koper.
3. **Vrijwaring voor (verborgen) gebreken:** De verkoper staat in voor gebreken die het goed ongeschikt maken voor het gebruik waarvoor het bestemd is.
#### Levering
De levering is de overdracht van het verkochte goed in de macht en het bezit van de koper. Dit omvat ook toebehoren [ART. 1615 BW en opbrengsten [ART. 1614 BW. De staat, omvang en hoeveelheid moeten overeenkomen met de afspraken. De verkoper moet de zaak behouden tot aan de levering [ART. 1136 BW. De kosten van levering zijn ten laste van de verkoper, die van afhaling ten laste van de koper, tenzij anders bedongen. De plaats van levering is waar het goed zich ten tijde van de koop bevond [ART. 1609 BW, tenzij anders overeengekomen.
#### Conformiteit
Het geleverde goed moet conform zijn aan de verkochte zaak qua materiële kwaliteit, kwantiteit en identiteit. Bij niet-conformiteit kan de koper een vordering instellen wegens schending van de leveringsplicht. Bij aanvaarding verliest de koper dit recht.
#### Vrijwaring voor verborgen gebreken (gemeen recht)
* **Algemeen:** De koper wil niet alleen vreedzaam bezit (uitwinning), maar ook nuttig bezit (verborgen gebreken). De koper wil het goed kunnen gebruiken waarvoor het bestemd is.
* **Gemeen intern kooprecht:** Hanteert een dualisme: niet-conforme levering en verborgen gebreken.
* **Consumentenkoop & Weens koopverdrag:** Hanteert een monisme: niet-conforme levering *sensu lato*, wat zowel materiële kwaliteit als verborgen gebreken omvat.
**Zichtbare gebreken:** Moeten door de koper worden gewezen. Indien niet, worden ze geacht gedekt te zijn door de aanvaarding [ART. 1642 BW.
**Verborgen gebreken:** Verkoper staat hiervoor in ongeacht goedkeuring door de koper bij levering. Een gebrek is verborgen indien het bij normaal en aandachtig onderzoek, rekening houdend met de aard van de zaak en de hoedanigheid van de koper, niet detecteerbaar is. Het wordt pas waarneembaar na gebruik of proefnemingen.
**Aanvaarding:** De erkenning van conformiteit en de verzaking aan het recht om zich op niet-conformiteit te beroepen. Deze moet met kennis van zaken gebeuren. Bij stilzwijgen na levering wordt stilzwijgende aanvaarding vermoed.
**Voorwaarden voor een verborgen gebrek:**
1. **Gebrek:** Moet leiden tot ongeschiktheid voor het bestemde gebruik of een vermindering van de gebruikswaarde.
2. **Verborgen:** Niet zichtbaar bij normaal onderzoek.
3. **Ernstig:** Voldoende ernstig om de koop te beïnvloeden.
4. **Anterieur:** Het gebrek bestond (minstens in kiem) op het moment van de koop/risico-overgang.
* **Intrinsiek gebrek:** Een defect in de zaak zelf (bv. constructiefout).
* **Functioneel gebrek:** Het goed is intrinsiek in orde, maar ongeschikt voor het door de koper bedoelde, aan de verkoper bekende gebruik.
#### Vrijwaring voor uitwinning
De verkoper moet garanderen dat de koper het rustige en ongestoorde bezit van het verkochte goed zal hebben. Dit geldt zowel voor eigen daden van de verkoper als voor daden van derden die juridische stoornissen veroorzaken. Feitelijke stoornissen van derden vallen hier doorgaans buiten de vrijwaringsplicht van de verkoper.
### Verweermiddelen van de verkoper (bij wanprestatie)
* **Exceptio non adimpleti contractus (ENAC):** De verkoper kan zijn leveringsplicht opschorten als de koper de prijs niet betaalt.
* **Ontbinding:** Bij ernstige wanprestatie van de koper kan de overeenkomst ontbonden worden.
* **Voorrecht (hypotheekwet):** De onbetaalde verkoper heeft een bevoorrecht recht op de verkochte zaak.
* **Revindicatierecht:** Bij roerende goederen kan de onbetaalde verkoper de zaak terugvorderen binnen acht dagen na levering, mits deze nog bij de koper is en in dezelfde staat verkeert.
## Deel 1 H2: Kanscontracten
Kanscontracten kenmerken zich door het **aleatoir karakter**, waarbij de gelijkwaardigheid van de prestaties afhangt van een onzekere gebeurtenis. Partijen aanvaarden een risico en kunnen nadien niet klagen.
### Soorten kanscontracten
* **Spel en weddenschap:** Contracten waarbij onzekerheid afhangt van toeval of het gedrag van partijen. Vorderingen voor speelschulden zijn in principe niet toegestaan [ART. 1965 BW, tenzij er sprake is van een uitzondering [ART. 1966 BW.
* **Lijfrente:** Een contract waarbij een partij een periodieke geldsom ontvangt gedurende het leven van een bepaald persoon (het 'lijf'). Dit is vaak een modaliteit van een andere overeenkomst (bv. verkoop) en moet onder bezwarende titel zijn om als kanscontract te gelden. Er moet een reële kans op winst en verlies zijn.
* **Tontine en aanwas:** Contracten waarbij bij overlijden van één partner diens aandeel automatisch naar de langstlevende partner gaat. Dit is geen erfrecht, maar een contractuele verkrijging. Het is vooral nuttig voor samenwonenden.
## Deel 1 H3: Dading
Dading is een contract waarbij partijen een gerezen of toekomstig geschil beëindigen door wederzijdse toegevingen [ART. 2044 BW. Het is een benoemd contract met specifieke regels.
### Essentiële bestanddelen van dading
1. Een **gerezen of toekomstig geschil**.
2. **Wederzijdse toegevingen:** De concessies hoeven niet gelijkwaardig te zijn, en er is geen benadelingsvordering mogelijk.
3. **Zonder gegrondheid aanspraken andere partij te erkennen:** Partijen doen toegevingen zonder de juridische grondslag van de ander te erkennen.
### Geldigheidsvereisten
* **Bekwaamheid:** Dading is een daad van beschikking en vereist bekwaamheid.
* **Toestemming:** Dwaling over het objectieve recht is niet mogelijk [ART. 2052 BW. Bedrog en geweld zijn wel wilsgebreken die tot nietigheid kunnen leiden.
* **Voorwerp:** Moet bestaan, bepaald/bepaalbaar, mogelijk en wettelijk zijn. Rechten die de openbare orde raken, kunnen geen voorwerp van dading zijn.
### Vorm en bewijs
Dading is een consensueel contract, maar een geschrift is vereist als bewijs boven 3.500 euro [ART. 2044 BW. Een gewoon geschrift is geen uitvoerbare titel; enkel een authentieke akte of akkoordvonnis is dit.
### Gevolgen
* **Principieel:** De dading bindt de partijen en voorkomt dat hetzelfde geschil opnieuw wordt aangevochten (exceptie van dading).
* **Niet-nakoming:** Kan leiden tot contractuele schadevergoeding of ontbinding.
---
**Veelgemaakte fouten om te vermijden:**
* Het verwarren van een eenzijdige overeenkomst met een eenzijdige rechtshandeling.
* Het onjuist classificeren van overeenkomsten (bv. zakelijk vs. consensueel).
* Het negeren van de specifieke regimes van consumentenkoop en het Weens koopverdrag.
* Het onjuist toepassen van de regels rond eigendomsoverdracht en risico.
* Het over het hoofd zien van de gevolgen van de publiciteitssystemen bij onroerende goederen.
* Het onderschatten van de vereisten voor verborgen gebreken en de verschillende regimes.
* Het verkeerd interpreteren van de reikwijdte van de vrijwaringsplicht van de verkoper.
* Het onjuist toepassen van de regels rond kanscontracten en de vereiste van 'alea'.
* Het verkeerd toepassen van de vorm- en bewijsregels bij dading.
* Het niet correct omgaan met de verschillende publiciteitsregels voor roerende en onroerende goederen.
Glossary
## Woordenlijst
| Term | Definitie |
| :------------------------ | :------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| Afbetalingsverkoop | Een kredietovereenkomst waarbij een consument goederen op krediet koopt en deze in termijnen afbetaalt, inclusief interesten. Dit is gereguleerd in het Wetboek Economisch Recht. |
| Aanwasbeding | Een contractuele bepaling, vaak gebruikt bij samenwonende partners, waarbij bij overlijden van één partner zijn aandeel automatisch naar de langstlevende partner gaat, waardoor het buiten de nalatenschap valt. |
| Aleatoir karakter | Het kenmerk van een kanscontract waarbij de gelijkwaardigheid van de wederzijdse prestaties onzeker is, afhankelijk van een onzekere gebeurtenis, met een kans op winst of verlies voor de partijen. |
| Bezwarende titel | Een overeenkomst waarbij elke partij een economisch voordeel verkrijgt in ruil voor de prestatie die zij levert. |
| Contract | Een meerzijdige rechtshandeling waarbij wilsovereenstemming tussen twee of meer personen wordt bereikt met de bedoeling rechtsgevolgen te doen ontstaan, wat leidt tot afdwingbare verbintenissen. |
| Consensualisme | Het principe dat een overeenkomst tot stand komt door loutere wilsovereenstemming, zonder bijkomende vormvereisten. Dit is de algemene regel in het Belgisch recht. |
| Consumentenkoop | Een koopovereenkomst tussen een professionele verkoper en een consument die koopt voor niet-beroepsdoeleinden, waarbij de consument beschermd wordt door dwingende wetgeving, met name op het gebied van garanties. |
| Dading | Een contract waarbij partijen een bestaand of toekomstig geschil beëindigen door wederzijdse toegevingen te doen, met als doel rechtszekerheid te creëren zonder de juridische grondslag van de aanspraken van de andere partij te erkennen. |
| Eigendomsvoorbehoud | Een clausule in een overeenkomst waarbij de eigendom van het verkochte goed pas overgaat op de koper nadat de volledige prijs is betaald, wat de verkoper het recht geeft het goed terug te vorderen bij wanbetaling. |
| Eenzijdige overeenkomst | Een overeenkomst waarbij slechts één partij een verbintenis heeft of zich over en weer verbindt, terwijl de andere partij geen specifieke prestatie hoeft te leveren. |
| Essentiële kenmerken | De constitutieve bestanddelen van een overeenkomst die noodzakelijk zijn voor haar geldigheid, zoals bij de koopovereenkomst de wilsovereenstemming over de zaak en de prijs. |
| Foutloze aansprakelijkheid | Een vorm van aansprakelijkheid die niet gebaseerd is op een bewezen fout van de aangesprokene, maar op de wet, zoals bij productaansprakelijkheid. |
| Gemeenrecht | De algemene regels die van toepassing zijn op overeenkomsten en rechtshandelingen, tenzij specifieke wetgeving (zoals consumentenrecht) afwijkt of partijen contractueel andere afspraken maken. |
| Handelsprijs | De prijs die objectief bepaalbaar is, bijvoorbeeld de dagprijs op de markt, en die geldig is voor een overeenkomst. |
| Handgift | Een zakelijk contract waarbij een goed wordt overhandigd zonder dat daar een schenkingsakte voor nodig is, wat betekent dat het definitief is zodra het is overhandigd. |
| Incoterms | Internationale handelstermen die de verantwoordelijkheden van kopers en verkopers met betrekking tot levering, risico en kosten van transport van goederen definiëren. |
| Intrinsiek gebrek | Een defect in de zaak zelf, zoals een constructiefout, dat de geschiktheid voor het normale gebruik aantast. |
| Intuïtu personae | Een overeenkomst die specifiek is aangegaan omwille van de persoon of de persoonlijke kwaliteiten van de tegenpartij, waardoor de overeenkomst ten einde komt bij het overlijden van die persoon. |
| Kanscontract | Een wederkerige overeenkomst waarbij de gelijkwaardigheid van de prestaties afhangt van een onzekere gebeurtenis, met een kans op winst of verlies voor de partijen. |
| Koopovereenkomst | Een wederkerige overeenkomst onder bezwarende titel, consensueel, waarbij de verkoper zich verbindt om een goed over te dragen en de koper zich verbindt om daarvoor een prijs in geld te betalen. |
| Lijfrente | Een contract waarbij een partij een periodieke geldsom ontvangt gedurende het leven van een bepaald persoon (het 'lijf'), vaak gekoppeld aan een verkoop of schenking. |
| Niet-conforme levering | Een levering waarbij het geleverde goed materieel, kwantitatief of qua identiteit niet overeenkomt met wat contractueel was afgesproken. |
| Openbare orde | De fundamentele rechtsbeginselen en maatschappelijke normen die essentieel zijn voor de bescherming van de samenleving als geheel en waarvan niet mag worden afgeweken. |
| Pacta sunt servanda | Een fundamenteel principe dat stelt dat geldig aangegane overeenkomsten partijen binden als wet. |
| Prijsbewimpeling | Het simuleren van een lagere prijs dan de werkelijke prijs om bijvoorbeeld registratierechten te ontduiken. Dit kan leiden tot de toepassing van de leerstukken van simulatie en tegenbrieven. |
| Productaansprakelijkheid | Een wettelijke regeling die producenten aansprakelijk stelt voor schade veroorzaakt door gebrekkige producten, ongeacht of er een fout is aangetoond. |
| Raamcontract | Een overeenkomst waarin algemene principes worden vastgelegd waarbinnen later individuele contracten (uitvoeringscontracten) zullen worden gesloten. |
| Rechtshandeling | Een bewuste handeling die erop gericht is rechtsgevolgen te doen ontstaan. |
| Relativiteit van de overeenkomst | Het principe dat een overeenkomst enkel rechten en plichten creëert tussen de contracterende partijen en geen gevolgen heeft voor derden, tenzij de wet anders bepaalt. |
| Risico-overdracht | Het moment waarop het risico van tenietgaan of beschadiging van het verkochte goed overgaat van de verkoper op de koper, wat vaak samenvalt met de eigendomsoverdracht. |
| Ruil | Een overeenkomst waarbij goederen worden uitgewisseld tegen andere goederen, zonder tussenkomst van geld. |
| Schenking | Een eenzijdige overeenkomst waarbij een partij om niet een goed overdraagt aan een andere partij, met de bedoeling haar te begunstigen. |
| Simulatie | Het opzettelijk creëren van een valse schijn van rechtshandeling om de werkelijke wil van partijen te verbergen, wat kan leiden tot ongeldigheid ten opzichte van derden. |
| Soortgoederen | Goederen die niet individualiseerbaar zijn en worden aangeduid naar hun soort, waarbij de eigendom pas overgaat op het moment van individualisering. |
| Tegenwerpelijheid | Het principe dat een rechtshandeling of overeenkomst kenbaar is en erkend moet worden door derden, hoewel deze geen partij zijn bij de overeenkomst. |
| Tontine | Een financiële constructie, vaak bij vastgoedtransacties tussen samenwonenden, waarbij bij overlijden van één partner diens aandeel naar de langstlevende gaat, waardoor het buiten de nalatenschap valt. |
| Uitwinning | Situatie waarbij de koper het rustige en ongestoorde bezit van het gekochte goed wordt ontnomen, hetzij door de verkoper zelf, hetzij door een derde die een recht op het goed kan laten gelden. |
| Verborgen gebrek | Een defect aan een verkocht goed dat niet zichtbaar is bij een normaal, aandachtig onderzoek en pas na gebruik of proefnemingen waarneembaar wordt. |
| Verbintenis | Een juridische verplichting om iets te doen, niet te doen, of te geven, voortvloeiend uit een overeenkomst, de wet of een andere rechtsbron. |
| Verkoop op afbetaling | Zie afbetalingsverkoop. |
| Wederkerige overeenkomst | Een overeenkomst waarbij beide partijen zich over en weer verbinden tot een prestatie. |
| Zakelijk contract | Een overeenkomst die pas tot stand komt door de feitelijke overhandiging van het voorwerp van de overeenkomst. |
Cover
Bijzondere overeenkomsten.docx
Summary
# Koopovereenkomsten
Hier is de studiegids voor Koopovereenkomsten, gebaseerd op de verstrekte documentatie:
## 1. Koopovereenkomsten
Dit document behandelt de totstandkoming, kenmerken, verplichtingen van verkoper en koper, en beëindiging van koopovereenkomsten, met specifieke aandacht voor zowel het gemeen kooprecht als consumentenkoop.
### 1.1 Algemene indeling van overeenkomsten
Overeenkomsten zijn meerzijdige rechtshandelingen waarbij wilsovereenstemming tussen twee of meer partijen leidt tot rechtsgevolgen die afdwingbaar zijn. Ze vormen de wet tussen de partijen.
#### 1.1.1 Soorten overeenkomsten op basis van totstandkoming
* **Consensuele overeenkomst**: Komt tot stand door loutere wilsovereenstemming.
* **Zakelijke overeenkomst**: Vereist naast wilsovereenstemming de afgifte van de zaak.
* **Plechtige overeenkomst**: Vereist specifieke vormvereisten (bv. notariële akte).
#### 1.1.2 Soorten overeenkomsten op basis van verbintenissen
* **Eenzijdige overeenkomst**: Slechts één partij heeft verbintenissen.
* **Wederkerige overeenkomst**: Beide partijen hebben verbintenissen.
#### 1.1.3 Soorten overeenkomsten op basis van economisch voordeel
* **Overeenkomst onder bezwarende titel**: Beide partijen genieten een economisch voordeel.
* **Overeenkomst om niet**: Geen economisch voordeel voor een of beide partijen.
#### 1.1.4 Overige soorten overeenkomsten
* **Intuïtu personae**: Contract gesloten op basis van persoonlijke eigenschappen; eindigt bij overlijden.
* **Raamovereenkomst**: Legt algemene principes vast, later uitgevoerd via uitvoeringscontracten.
* **Toetredingscontract**: Eén partij heeft geen zeggenschap over de inhoud (zwakke vs. sterke partij).
### 1.2 Koopovereenkomst
De koopovereenkomst is een centraal type overeenkomst dat eigendomsoverdracht regelt.
#### 1.2.1 Kenmerken van de koopovereenkomst
* **Wederkerige overeenkomst**: Beide partijen hebben verplichtingen.
* **Onder bezwarende titel**: Economisch voordeel voor beide partijen.
* **Consensueel**: Komt tot stand door wilsovereenstemming over het goed en de prijs, zelfs zonder schriftelijkheid of levering.
#### 1.2.2 Essentiële bestanddelen
1. Een overeenkomst met betrekking tot een **goed**.
2. Een overeenkomst met betrekking tot **eigendomsoverdracht**.
3. Een tegenprestatie **in geld**.
#### 1.2.3 Goed
Elk voorwerp dat vatbaar is voor toe-eigening, inclusief vermogensrechten en zakelijke gebruiksrechten.
#### 1.2.4 Eigendomsoverdracht
* **Principieel ogenblikkelijk**: Gaat over van zodra er wilsovereenstemming is over het goed en de prijs (solo consensu).
* **Uitzonderingen/Afwijkingen**: Partijen kunnen contractueel uitstel van eigendomsoverdracht bedingen, bv. tot de betaling van de prijs of de verlijding van de notariële akte.
* **Risico-overdracht**: Volgt de eigendomsoverdracht, tenzij anders bedongen.
#### 1.2.5 Prijs
* Moet **in geld** zijn.
* Moet **bepaald of bepaalbaar** zijn.
* Moet **ernstig** zijn; een (zeer) lage prijs kan duiden op een vermomde schenking, wat nietig is.
#### 1.2.6 Simulatie en prijsbewimpeling
* **Simulatie**: Veinzing van een rechtshandeling onder bezwarende titel die in werkelijkheid een schenking is.
* **Prijsbewimpeling**: Naar buiten toe een lagere prijs simuleren dan de werkelijke prijs. Tussen partijen gelden de werkelijke afspraken; derden (zoals de fiscus) kunnen zich beroepen op de werkelijke prijs.
#### 1.2.7 Relativiteit en tegenwerpelijkheid van overeenkomsten
* **Relativiteit**: Een contract geldt enkel tussen de contracterende partijen.
* **Tegenwerpelijkheid**: Derden moeten het bestaan van de overeenkomst erkennen (passief), en kunnen deze onder bepaalde voorwaarden inroepen (actief).
### 1.3 Koopovereenkomst onroerend goed
#### 1.3.1 Kenmerken en totstandkoming
* **Consensueel contract**: Komt tot stand door wilsovereenstemming, niet door de notariële akte zelf.
* **Compromis**: De onderhandse koopovereenkomst is bindend.
* **Voordeel tussenkomst notaris**: Juridische controles, informatieplicht, zekerheid voor beide partijen.
* **Voorschot (10%)**: Gedeponeerd op een geblokkeerde rekening van de notaris ter bescherming van de koper.
* **Registratierechten**: Te betalen binnen 4 maanden na ondertekening compromis.
#### 1.3.2 Notariële akte
Vereist voor de overschrijving in de hypothecaire registers en voor de tegenwerpelijkheid aan derden. De notaris onderzoekt eigendomstitel, bekwaamheid en beschikkingsbevoegdheid.
#### 1.3.3 Tegenwerpelijkheid t.o.v. derden
* Vereist **overschrijving in de registers van het hypotheekkantoor**.
* **Flikkermoment**: Het moment van overschrijving bepaalt de rangorde bij concurrerende rechten.
* **Niet-tegenwerpbaarheid**: Indien niet overgeschreven, is de eigendomsoverdracht niet tegenwerpbaar aan derden te goeder trouw met een concurrerend recht.
#### 1.3.4 Dubbele verkoop
Bij dubbele verkoop van een onroerend goed, gaat het goed naar de koper wiens akte het eerst wordt overgeschreven, mits deze te goeder trouw was.
#### 1.3.5 Technologie en onderhandse overeenkomsten
Elektronische contracten (sms, e-mail) kunnen als begin van bewijs dienen, maar een elektronische handtekening is vaak vereist voor bewijskracht. Voor de verkoop van onroerend goed blijft de authentieke akte, met het bodemattest, cruciaal.
### 1.4 Koopovereenkomst roerend goed
#### 1.4.1 Kenmerken
* **Geen publiciteitssysteem** zoals bij onroerende goederen.
* **Tegenwerpelijkheid aan derden**: Vanaf de levering van het goed (bezit geldt als titel).
* Uitzonderingen: Derde had feitelijke kennis van de verkoop of behoorde dit te weten.
#### 1.4.2 Dubbele verkoop
Bij dubbele verkoop van roerende goederen, gaat het goed naar de eerste verkrijger die het goed in bezit heeft gekregen, tenzij deze wist van de eerdere verkoop.
#### 1.4.3 Eigendomsvoorbehoud
Een clausule waarbij de eigendom pas overgaat na betaling van de prijs. Geeft de onbetaalde verkoper een **revindicatierecht**. Vereist een schriftelijk beding, uiterlijk op het moment van levering.
#### 1.4.4 Risico-overdracht
* **Hoofdregel**: Risico gaat over met de eigendomsoverdracht.
* **Eigendomsvoorbehoud**: Risico blijft bij de verkoper indien contractueel bedongen, tenzij de koper in gebreke blijft met betaling.
### 1.5 Totstandkoming van de koopovereenkomst
#### 1.5.1 Wilsovereenstemming, bekwaamheid en geoorloofd voorwerp
* **Wilsovereenstemming**: Vereist een aanbod en een aanvaarding. De precontractuele fase kan leiden tot aansprakelijkheid wegens culpa in contrahendo.
* **Bekwaamheid**: Partijen moeten handelingsbekwaam zijn. Uitzonderingen gelden voor bv. echtgenoten (relatief nietig).
* **Geoorloofd voorwerp**: Het voorwerp mag niet in strijd zijn met de wet, openbare orde of goede zeden.
#### 1.5.2 Specifiek: optie
Een **voorovereenkomst** waarbij één partij zich onherroepelijk verbindt om te verkopen of te kopen onder bepaalde voorwaarden, en de andere partij vrij is om de optie te lichten. Gaat verder dan een aanbod, want het is een meerzijdige overeenkomst.
* **Lichten van de optie**: Een eenzijdige rechtshandeling die de koopovereenkomst tot stand brengt.
* **Koop met commandverklaring**: De werkelijke koper (commandaar) wordt verborgen achter een schijnbare koper (commandataris), wat uitdrukkelijk moet worden erkend in het contract.
#### 1.5.3 Gebreken bij toestemming
* **Dwaling**: Onvrijwillig de zaken anders voorstellen; moet substantieel en verschoonbaar zijn.
* **Bedrog**: Kunstgrepen met de bedoeling te bedriegen; leidt tot nietigheid indien het doorslaggevend was.
* **Geweld**: Indruk op een redelijk mens.
#### 1.5.4 Vorm en bewijs
* **Consensualisme**: Geen vormvereisten, tenzij anders bepaald (bv. voor onroerend goed).
* **Bewijs**: Normale bewijsregels (geschrift boven 3500 EUR).
### 1.6 Verbintenissen van de verkoper
#### 1.6.1 Levering
* De verkochte zaak **overdragen in macht en bezit van de koper**.
* **Conformiteit**: De geleverde zaak moet voldoen aan de overeengekomen kwaliteit, kwantiteit en identiteit.
#### 1.6.2 Vrijwaring voor verborgen gebreken (art. 1641-1649 BW)
De verkoper vrijwaart de koper voor gebreken die de zaak ongeschikt maken voor het gebruik waarvoor ze bestemd is, of die het gebruik zodanig verminderen dat de koper de zaak niet of tegen een mindere prijs zou hebben gekocht.
* **Voorwaarden**:
1. **Gebrek**: Intrinsiek of functioneel, vermindert de waarde of het gebruik.
2. **Verborgen**: Niet zichtbaar bij een normaal en aandachtig onderzoek.
3. **Ernstig**: Voldoende ernstig om de waarde of het gebruik significant te beïnvloeden.
4. **Anterieur**: Het gebrek moet (minstens in kiem) bestaan op het ogenblik van de koop.
* **Rechtsmiddelen**: Ontbinding (actio redhibitoria), prijsvermindering (actio aestimatoria), schadevergoeding (afhankelijk van goede/kwade trouw verkoper).
* **Meldingstermijn**: Moet "binnen korte tijd" gebeuren.
* **Exonoratie**: De verkoper kan zijn aansprakelijkheid voor verborgen gebreken beperken, tenzij hij kwader trouw was.
#### 1.6.3 Vrijwaring uit uitwinning
* De verkoper garandeert de koper **ongestoord bezit** van de zaak en vrijwaring voor **lasten** die niet werden opgegeven.
* **Vrijwaring voor eigen daad**: Verkoper mag het bezit niet zelf verstoren (feitelijk of juridisch).
* **Vrijwaring voor daden van derden**: Verkoper is aansprakelijk voor juridische stoornissen door derden (bv. een beweerde erfdienstbaarheid). Niet voor feitelijke stoornissen door derden (bv. burenhinder).
### 1.7 Consumentenkoop (art. 1649bis – 1649octies BW)
Een speciaal regime ter bescherming van de consument-koper bij de aankoop van roerende lichamelijke zaken.
#### 1.7.1 Kenmerken
* **Monistisch systeem**: Eén enkele plicht voor de verkoper: het leveren van een conforme zaak.
* **Dwingend recht**: Partijen kunnen niet afwijken van deze regels ten nadele van de consument.
* **Nieuwe regels garantie**: Omzetting van Europese richtlijnen, met o.a. wijzigingen in de termijn voor de omkering van de bewijslast (nu 2 jaar).
#### 1.7.2 Aansprakelijkheid verkoper
De verkoper is aansprakelijk indien het consumptiegoed niet in overeenstemming is met het contract.
* **Voorwaarden**: Consumptiegoed niet conform, anterioriteit (op moment van levering), gebrek manifesteert zich binnen 2 jaar, melding binnen meldingstermijn, vordering binnen verjaringstermijn.
* **Conformiteit**: Voldoet aan objectieve en subjectieve criteria.
* **Anterioriteit**: Bewijslastvermoeden ten gunste van de consument gedurende 2 jaar na levering.
#### 1.7.3 Remedies
Kosteloos herstel, kosteloze vervanging, passende prijsvermindering, ontbinding.
### 1.8 Verbintenissen van de koper
#### 1.8.1 Inontvangstnemingsverplichting
De koper moet de geleverde zaak in ontvangst nemen en inspecteren. Bij zichtbare gebreken moet geprotesteerd worden.
#### 1.8.2 Betalingsverplichting (art. 1650 BW)
De koper is gehouden de prijs te betalen.
* **Tijdstip en plaats**: Vrij te bepalen, anders datum levering en plaats levering.
* **Betaling in geld**: Chartaal of giraal geld. Beperkingen op chartale betalingen boven een bepaald bedrag.
* **Indexering**: Enkel indien contractueel bepaald of wettelijk toegestaan.
#### 1.8.3 Bescherming van de onbetaalde verkoper
* **Exceptio non adimpleti contractus (ENAC)**: De verkoper kan de levering opschorten bij niet-betaling.
* **Ontbinding**: Bij ernstige wanprestatie van de koper.
* **Voorrecht en revindicatierecht**: Specifieke beschermingsmechanismen voor de onbetaalde verkoper.
### 1.9 Beëindiging koopovereenkomst
Naast gemeenrechtelijke beëindigingsmanieren, zijn er specifieke gevallen:
* **Beding van wederinkoop**: De verkoper behoudt het recht om de zaak terug te nemen binnen een bepaalde termijn.
* **Benadeling bij verkoop onroerend goed**: De verkoper kan de nietigheid inroepen indien hij voor meer dan 7/12de benadeeld is.
### 1.10 Varia
* **Verkoop op afbetaling**: Regeld door de wet Consumentenkrediet, met strikte informatieplichten en een herroepingsrecht.
* **Verkoop aan consument op afstand of buiten verkoopruimten**: Bevat specifieke informatieplichten en een herroepingsrecht.
* **Concessie van alleenverkoop**: Exclusieve verkooprecht voor een bepaalde periode.
* **Internationale koop**: Geregeld door o.a. het Weens Koopverdrag.
### 1.11 Kanscontracten
Contracten waarbij de winst of het verlies afhankelijk is van een onzekere gebeurtenis. Voorbeelden zijn spel en weddenschap, lijfrente, tontine en aanwas.
#### 1.11.1 Spel en weddenschap (art. 1965-1967 BW)
Vorderingen voor speelschulden zijn principieel niet toegestaan wegens ongeoorloofde oorzaak, tenzij de schuld door de schuldenaar wordt erkend na het spel.
#### 1.11.2 Lijfrente (art. 1968 BW)
Een periodieke rente die levenslang wordt betaald. Kan onder bezwarende titel (kanscontract) of om niet (schenking) zijn.
#### 1.11.3 Tontine en aanwas
Bedingen die de langstlevende van twee kopers (of samenwonenden) eigenaar maken van het geheel, waardoor het aandeel van de eerststervende buiten de nalatenschap valt. Het aanwasbeding is in België de meest gebruikte vorm.
### 1.12 Dading (art. 2044 BW)
Een contract waarbij partijen een geschil beëindigen of voorkomen door wederzijdse toegevingen. Vereist schriftelijkheid voor het bewijs.
#### 1.12.1 Essentiële bestanddelen
* Gerezen of toekomstig geschil.
* Wederzijdse toegevingen.
* Will om te dading (animus transactionis).
#### 1.12.2 Geldigheidsvereisten
Gelden de algemene voorwaarden voor contracten: bekwaamheid, toestemming (geen dwaling over het recht, wel over feiten), geoorloofd voorwerp en oorzaak.
#### 1.12.3 Gevolgen
Werkt tussen partijen als gezag van gewijsde; de dading kan worden ingeroepen als exceptie tegen nieuwe geschillen.
### 1.13 Verschillende regimes van huur
* **Gemeen huurrecht (art. 1714-1762bis BW)**: Grote contractuele vrijheid, met suppletief recht.
* **Bijzondere beschermingsregimes**:
* **Woninghuurwet (Vlaams Woninghuurdecreet)**: Dwingend recht ter bescherming van de huurder van een hoofdverblijfplaats. Vereist schriftelijkheid, registratie en voldoet aan bepaalde kwaliteitsnormen.
* **Studentenhuisvesting**: Specifieke regels, deels gebaseerd op de woninghuur.
* **Handelshuur (Handelshuurwet)**: Dwingend recht ter bescherming van handelaars, met een minimumduur van 9 jaar.
* **Pacht**: Specifiek voor landbouwgrond.
* **Sociale huur**: Geregeld op gewestelijk niveau.
#### 1.13.1 Verbintenissen verhuurder (gemeen huurrecht)
* Levering van het goed in goede staat.
* Onderhoudsverplichting (uitzonderingen voor huurder).
* Vrijwaring voor rustig genot (eigen daad, rechtsstoornissen door derden, gebreken).
#### 1.13.2 Verbintenissen huurder (gemeen huurrecht)
* Betalen van huurprijs, kosten en lasten.
* Goed gebruiken en onderhouden conform bestemming.
* Goed teruggeven op einde huurperiode (in oorspronkelijke staat, behoudens slijtage).
#### 1.13.3 Huurovereenkomst van +9 jaar en tegenwerpelijkheid
Vereist overschrijving op het hypotheekkantoor voor tegenwerpelijkheid aan derden.
### 1.14 Leningsovereenkomst
#### 1.14.1 Bruiklening (art. 1875-1891 BW)
Tijdelijk persoonlijk gebruiksrecht op een niet-vervangbare zaak, om niet, met verplichting tot teruggave in natura. De uitlener blijft eigenaar en draagt het risico van verlies door toeval.
#### 1.14.2 Verbruiklening (art. 1892 BW)
De ontlener wordt eigenaar van vervangbare zaken en moet een equivalent teruggeven. Het risico ligt bij de ontlener. Kan om niet of onder bezwarende titel (bv. lening met interest).
#### 1.14.3 Bijzondere soorten kredieten
* **Consumentenkrediet**: Lening van een onderneming aan een consument, strikt geregeld ter bescherming van de consument.
* **Hypothecair krediet**: Krediet gewaarborgd door een hypotheek, geregeld om misbruiken te bestrijden.
#### 1.14.4 Leasing
Een financieringsovereenkomst waarbij de leasinggever het genot van een goed verleent tegen een periodieke prijs, met een aankoopoptie voor de lessee.
### 1.15 Dienstovereenkomsten
#### 1.15.1 Aanneming (art. 1787-1799 BW)
Een overeenkomst waarbij de ene partij zich verbindt om iets te verrichten voor de andere tegen een bedongen prijs, in volle onafhankelijkheid.
* **Verbintenissen aannemer**: Werk goed en tijdig uitvoeren, leveren en teruggeven van materialen, waarschuwingsplicht.
* **10-jarige aansprakelijkheid (art. 1792 BW)**: Voor zware gebreken die de stabiliteit van bouwwerken aantasten.
* **Verbintenissen opdrachtgever**: Werk mogelijk maken, prijs betalen, werk in ontvangst nemen.
* **Onderaanneming**: Hoofdaannemer laat werk geheel of gedeeltelijk uitvoeren door een derde op eigen kosten en verantwoordelijkheid.
* **Nevenaanneming**: Opdrachtgever sluit contracten met verschillende aannemers.
#### 1.15.2 Bewaargeving (art. 1915-1954 BW)
Overeenkomst met afgifte van een roerende zaak ter bewaring, met verplichting tot teruggave in natura. De bewaarnemer mag de zaak in principe niet gebruiken. Het risico ligt bij de bewaarnemer, tenzij er overmacht is.
* **Hotelbewaargeving**: Specifieke regels voor aansprakelijkheid van hotelhouders voor bagage van gasten, met beperkingen op de aansprakelijkheid.
#### 1.15.3 Lastgeving (art. 1984-2010 BW)
Een overeenkomst waarbij de lasthebber wordt belast om in naam en voor rekening van de lastgever een rechtshandeling te stellen. De lasthebber treedt in beginsel niet persoonlijk gebonden tegenover derden, tenzij hij buiten de grenzen van zijn mandaat treedt of de lastgever de handeling niet bekrachtigt.
* **Omvang volmacht**: Algemene of bijzondere volmacht, in algemene of uitdrukkelijke bewoordingen.
* **Einde lastgeving**: Overlijden, onbekwaamverklaring, opzegging, herroeping.
* **Zorgvolmacht**: Een preventieve lastgeving om te anticiperen op eigen wilsonbekwaamheid.
#### 1.15.4 Handelsagentuur en bemiddeling
* **Makelaar**: Brengt partijen bij elkaar, treedt niet noodzakelijk op in naam en voor rekening van de principaal.
* **Handelsagent**: Treedt duurzaam op voor de principaal, met een zekere mate van zelfstandigheid.
* **Handelsvertegenwoordiger**: Een werknemer die optreedt voor rekening van de werkgever.
---
# Andere bijzondere overeenkomsten
Hier is een gedetailleerde en uitgebreide samenvatting van het onderwerp "Andere bijzondere overeenkomsten", opgesteld als een examenklare studiegids.
## 2. Andere bijzondere overeenkomsten
Dit topic behandelt een reeks specifieke en diverse overeenkomsten die niet onder de algemene regels vallen of specifieke kenmerken vertonen, waaronder kanscontracten, lijfrentes, tontine en aanwas, dading, diverse huurvormen, leningsovereenkomsten, leasing, franchising en licenties.
### 2.1 Kanscontracten
#### 2.1.1 Begrip
Een kanscontract is een wederkerige overeenkomst waarbij het gelijkwaardige van de wederkerige prestaties onzeker is, doordat het bestaan of de omvang van één van de prestaties afhangt van een onzekere gebeurtenis. Dit brengt een kans op winst of een risico op verlies met zich mee voor de partijen. De partijen aanvaarden een risico en kunnen hier achteraf niet over klagen, aangezien dit risico een wezenlijk bestanddeel van het contract vormt.
#### 2.1.2 Kenmerken
* **Aleatoir karakter:** De prestatie van een partij hangt af van een onzekere gebeurtenis.
* **Risicoaanvaarding:** Partijen accepteren het risico op winst of verlies.
#### 2.1.3 Soorten
* Spel en weddenschap
* Lijfrente
* Tontine en aanwas
#### 2.1.4 Spel en weddenschap
##### 2.1.4.1 Begrip
Een weddenschap wordt beschouwd als een spelcontract, waarbij de onzekerheid afhankelijk is van toeval of van het gedrag van derden. Een spel is daarentegen gebaseerd op onzekerheid die afhankelijk is van het gedrag van de partijen zelf. Het is onzeker welke partij zal moeten presteren.
##### 2.1.4.2 Gevolg
Spel en weddenschap worden in principe als ongeoorloofd beschouwd vanwege hun mogelijke immorele karakter en omdat ze de openbare orde kunnen schenden. Een vordering voor een speelschuld is niet toegestaan. De verliezer kan de "spelexceptie" inroepen tegen een eis van de winnaar. Een uitzondering hierop is het kansspel, dat geregeld wordt door de Wet van 7 mei 1999 op de kansspelen en waarvoor een Kansspelcommissie en een strafrechtelijke regeling bestaan.
#### 2.1.5 Lijfrente
##### 2.1.5.1 Constructie
Een lijfrente is een overeenkomst waarbij een renteplichtige partij zich ertoe verbindt periodiek een geldsom te betalen aan een rentegenieter (de begunstigde) gedurende het leven van een bepaald "lijf" (de rentetrekker, die de lijfrentegenieter zelf of een derde kan zijn). Deze overeenkomst kan voortvloeien uit een contract, maar ook uit een testament, een rechterlijke beslissing of een schenking.
##### 2.1.5.2 Kenmerken
* Het is een **rechtsverhouding** die de kenmerken van een contract kan hebben, maar ook op andere gronden kan ontstaan.
* Bij contractuele lijfrentes is de overeenkomst **onder bezwarende titel** indien er een economisch voordeel is voor beide partijen (bv. de verkoop van een goed in ruil voor lijfrente). Als het om niet is, is het geen kanscontract.
* Indien het een **kanscontract** is (onder bezwarende titel), is het risico voor beide partijen afhankelijk van de duur van het menselijk leven.
##### 2.1.5.3 Onder bezwarende titel
Bij een lijfrente onder bezwarende titel verschaft de rentegenieter een goed of kapitaal in ruil voor de ontvangst van rentetermijnen. De juiste tegenwaarde hangt af van de levensduur van de rentetrekker. De verkoper wordt de stipulant (en meestal ook de rentetrekker), terwijl de koper de renteplichtige wordt. De rentevoet is vrij te bepalen, maar de overeenkomst moet een kanscontract blijven; anders kan deze nietig zijn wegens gebrek aan voorwerp of als vermomde schenking worden beschouwd.
##### 2.1.5.4 Het lijf
Het "lijf" is de persoon op wiens hoofd de rente is gevestigd. Deze persoon moet in leven zijn op het moment van de contractsluiting. Ook mag de persoon niet ziek zijn en binnen 20 dagen na contractsluiting overlijden als gevolg van die ziekte.
##### 2.1.5.5 Wettelijke kans op winst en verlies
De kans op winst of verlies ontstaat doordat de totale waarde van de rentebetalingen afhankelijk is van de levensduur van de rentetrekker. De renteplichtige heeft meer kans op winst indien de rentetrekker vroeg sterft, terwijl de rentegenieter meer kans op winst heeft bij een langere levensduur.
##### 2.1.5.6 Ontbinding
Bij loutere wanbetaling van de rentetermijnen is er geen recht op ontbinding van het contract. De rentegenieter kan enkel dwanguitvoering vorderen. Dit is een aanvullend recht.
#### 2.1.6 Tontine en aanwas
##### 2.1.6.1 Algemeen
Tontine en aanwas zijn bedingen die vaak worden gebruikt als modaliteit bij andere overeenkomsten, zoals de verkoop van onroerend goed, samenlevingscontracten, aandeelhoudersovereenkomsten of schenkingen. Ze zijn met name interessant in situaties waar een van de partijen kinderen heeft uit een eerder huwelijk of erfenisrechtelijke aanspraken heeft, om zo het vastgoed buiten de erfenis te houden.
##### 2.1.6.2 Tontine
Oorspronkelijk was tontine een financiële constructie waarbij geld werd ingelegd door een groep personen en de laatste overlevende de pot ontving. Tegenwoordig wordt het gebruikt als een beding bij de verkoop van een onroerend goed aan twee of meer personen, waarbij bij het overlijden van één van hen de langstlevende eigenaar wordt van het geheel. In België volstaat een aanwasbeding. Dit beding werkt retroactief, alsof de langstlevende vanaf het begin mede-eigenaar was van het geheel. De vereiste van alea (kans op winst/verlies) is aanwezig indien er een zekere gelijkheid is in de overlevingskansen tussen de partijen. Bij een groot verschil in leeftijd kan dit als een schenking worden beschouwd.
##### 2.1.6.3 Beding van aanwas
Dit is een clausule in een aankoopakte waarbij elke deelgenoot het aandeel van de andere verkrijgt onder opschortende voorwaarde van zijn overleven. Het heeft dezelfde gevolgen als een tontinebeding. Het beding van aanwas moet wel voldoen aan de vereiste van alea, wat kan worden afgeleid uit de levensverwachtingen van de partijen. Indien er een groot verschil is, kan compensatie vereist zijn om het karakter van kanscontract te behouden.
### 2.2 Dading
#### 2.2.1 Definitie
Dading is een contract waarbij partijen een gerezen geschil beëindigen of een toekomstig geschil voorkomen. Kenmerkend is dat dit gebeurt door middel van wederzijdse concessies of toegevingen. Hoewel het een consensueel contract is, moet het schriftelijk worden opgemaakt voor bewijsdoeleinden.
#### 2.2.2 Essentiële bestanddelen
* **Gerezen of toekomstig geschil:** Er moet sprake zijn van een conflict dat opgelost wordt of voorkomen wordt.
* **Wederzijdse toegevingen:** Beide partijen moeten iets opgeven of toegeven. Deze toegevingen hoeven niet gelijkwaardig te zijn.
* **Animus transactionis:** De wil om het geschil te beslechten moet aanwezig zijn.
#### 2.2.3 Geldigheidsvereisten
* **Bekwaamheid:** Partijen moeten bekwaam zijn om te dadingen, wat wordt beschouwd als een daad van beschikking.
* **Toestemming:** Dwaling over het objectieve recht is niet mogelijk (het recht zelf is het voorwerp van de dading), maar dwaling over feitelijke omstandigheden, bedrog en geweld kunnen wel tot nietigheid leiden. Benadeling kan wel ingeroepen worden met betrekking tot het recht.
* **Voorwerp:** Het voorwerp van de dading moet bestaan, bepaald of bepaalbaar, mogelijk, wettelijk en in de handel zijn. Rechten die de openbare orde raken, kunnen principieel niet het voorwerp van een dading zijn.
#### 2.2.4 Vorm en bewijs
Dading is een consensueel contract, maar er geldt een bewijsregel: een dading moet schriftelijk worden opgemaakt om als uitvoerbare titel te gelden. Een gewone dading volstaat niet als uitvoerbare titel; hiervoor is een authentieke akte of een akkoordvonnis vereist.
#### 2.2.5 Gevolgen
Een dading heeft een bindende kracht tussen de partijen (res inter alios acta). Het sluit de mogelijkheid uit om het geschil opnieuw aan te vechten, tenzij de dading zelf nietig wordt verklaard of er sprake is van niet-nakoming, wat kan leiden tot ontbinding met schadevergoeding.
### 2.3 Huur
Huur is een wederkerig contract waarbij een partij (de verhuurder) zich ertoe verbindt om een andere partij (de huurder) het tijdelijk en persoonlijk genotsrecht op een zaak (onroerend of roerend) te verlenen tegen een bepaalde of bepaalbare prijs. De wet kent verschillende regimes toe aan huurovereenkomsten, afhankelijk van het type goed en de bestemming ervan.
#### 2.3.1 Gemeen huurrecht
Het gemeen huurrecht (art. 1714 - 1762bis BW) biedt grote contractuele vrijheid. Het is van toepassing als er geen specifiek dwingend regime van toepassing is.
##### 2.3.1.1 Verbintenissen verhuurder
* **Leveringsverplichting:** Het verhuurde goed moet in goede staat van onderhoud worden geleverd.
* **Onderhoudsverplichting:** De verhuurder moet de nodige herstellingen uitvoeren om het goed bruikbaar te houden voor het bestemde gebruik, met uitzondering van herstellingen ten laste van de huurder (bv. kleine herstellingen).
* **Vrijwaring voor rustig genot:** De verhuurder mag het genot van de huurder niet verstoren (vrijwaring voor eigen daad) en moet de huurder vrijwaren voor rechtsstoornissen door derden (bv. als iemand beweert ook huurder te zijn). Hij moet ook vrijwaren voor gebreken (art. 1721 BW).
##### 2.3.1.2 Verbintenissen huurder
* **Betalen prijs, kosten en lasten:** De huurder is gehouden tot betaling van de huurprijs en, indien contractueel bedongen, van bijkomende kosten en lasten. De indexatie van de huurprijs is onderworpen aan strikte regels (art. 1728bis BW).
* **Goed gebruiken en onderhouden conform bestemming:** De huurder moet het goed als een goede huisvader gebruiken en de overeengekomen bestemming respecteren.
* **Goed teruggeven op einde huurperiode:** Het gehuurde goed moet worden teruggegeven in de staat waarin het zich bevond bij aanvang van de huur, behoudens normale slijtage. De huurder is aansprakelijk voor schade, tenzij bewezen wordt dat deze niet door zijn schuld is ontstaan (art. 1732 BW).
##### 2.3.1.3 Duur en beëindiging
De duur van het huurcontract kan bepaald of onbepaald zijn. Bij bepaalde duur eindigt het contract van rechtswege, tenzij stilzwijgend wederverhuurd. Bij onbepaalde duur is opzegging mogelijk, met inachtneming van een opzegtermijn.
##### 2.3.1.4 Onderverhuur en overdracht van huur
Onderverhuur en overdracht van huur zijn in beginsel mogelijk, tenzij contractueel uitgesloten.
##### 2.3.1.5 Overdracht verhuurde goed
De overdracht van het verhuurde goed (bv. verkoop) beëindigt de huur niet, tenzij er een uitzettingsbeding is opgenomen en de huurovereenkomst geen vaste dagtekening heeft.
#### 2.3.2 Woninghuur
Het Vlaams Woninghuurdecreet (WHD) van 2018 regelt de huur van voor bewoning bestemde goederen met als doel de huurder te beschermen. Dit is een dwingend recht.
* **Toepassingsgebied:** Geldt voor huurovereenkomsten gesloten door natuurlijke personen voor hun hoofdverblijfplaats in het Vlaams Gewest.
* **Vormvereisten:** Schriftelijk contract met verplichte vermeldingen en registratie.
* **Modaliteiten:** Het verhuurde goed moet voldoen aan elementaire vereisten van veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid.
* **Duur en beëindiging:** In principe 9 jaar, met specifieke regels voor opzegging door huurder en verhuurder, en bescherming van de huurder.
* **Verbintenissen huurder:** Huurwaarborg (max. 3 maanden), verbod tot onderverhuur zonder toestemming, beperkte herstellingsplicht.
#### 2.3.3 Huurovereenkomst voor studentenkamers
Dit valt onder een specifieke titel van het Woninghuurdecreet en kent eigen regels, met onder andere een verbod op overdracht van huur en onderverhuur, tenzij met toestemming van de verhuurder of voor studie-uitwisselingsprogramma's.
#### 2.3.4 Handelshuur
De Handelshuurwet (HHW) van 1951 beschermt handelaren die een onroerend goed huren voor kleinhandel of ambachtelijke activiteiten, met als doel hen zekerheid te bieden over de duur van hun onderneming.
* **Toepassingsgebied:** Vereist een huurovereenkomst van een onroerend goed voor kleinhandel of ambacht, met directe contact met het publiek.
* **Duur:** Minimumduur van 9 jaar, met verlengingsmogelijkheden.
#### 2.3.5 Leningsovereenkomsten
Leningsovereenkomsten vallen onder twee hoofdtypen: bruiklening en verbruiklening.
##### 2.3.5.1 Bruiklening
Bruiklening (art. 1875 - 1891 BW) is een zakelijke, eenzijdige en kosteloze overeenkomst waarbij een zaak tijdelijk ter beschikking wordt gesteld voor gebruik, met de verplichting deze in natura terug te geven. De uitlener blijft eigenaar en draagt in principe het risico voor verlies door toeval, tenzij de ontlener zijn verbintenissen (gebruik, bewaring, teruggave) verzaakt of er sprake is van een uitzondering.
##### 2.3.5.2 Verbruiklening
Verbruiklening (art. 1892 BW) is een overeenkomst waarbij verbruikbare zaken worden geleend, met de verplichting om een equivalent terug te geven. De eigendom gaat over op de ontlener, die dus het risico draagt. Dit kan ten bezwarende titel zijn (met interest).
##### 2.3.5.3 Bijzondere soorten kredieten
* **Consumentenkrediet:** Lening van een onderneming aan een consument, geregeld door het Wetboek Economisch Recht om de consument te beschermen.
* **Hypothecair krediet:** Lening gewaarborgd door een hypotheek op onroerend goed, eveneens geregeld in het WER.
#### 2.3.6 Leasing
Leasing is een financieringsovereenkomst waarbij de leasinggever het genot van een goed (roerend, onroerend, bedrijfsmateriaal) verleent aan de lessee in ruil voor een periodieke betaling. Vaak bevat het een aankoopoptie voor de lessee na de leaseperiode. Er bestaan verschillende vormen, zoals financiële leasing (met aankoopoptie) en operationele leasing (zonder aankoopoptie, vaak met onderhoudscontract).
#### 2.3.7 Franchising
Franchising is een distributietechniek waarbij de franchisenemer, tegen betaling van een vergoeding, het recht krijgt om een merk, knowhow en een commercieel systeem van de franchisor te exploiteren. De franchisenemer blijft juridisch zelfstandig.
#### 2.3.8 Licentie
Een licentie is de toelating van een titularis van een intellectueel eigendomsrecht of knowhow aan een licentienemer om bepaalde handelingen te stellen die normaal onder zijn monopolie vallen, tegen betaling van een vergoeding (royalty's). Het kan worden beschouwd als een huur van onlichamelijke roerende goederen.
### 2.4 Dienstovereenkomsten
Dienstovereenkomsten omvatten drie hoofdtypen: aanneming, bewaargeving en lastgeving. Het onderscheid is gebaseerd op de aard van de prestatie (materiële handeling vs. rechtshandeling) en de vertegenwoordigingsbevoegdheid.
#### 2.4.1 Aanneming
Aanneming is een overeenkomst waarbij de ene partij (de aannemer) zich verbindt om een werk te verrichten of een dienst te leveren voor de andere partij (de opdrachtgever), tegen betaling van een prijs. De aannemer werkt in volle onafhankelijkheid. Belangrijk is het onderscheid tussen aanneming en koop (eigendomsoverdracht vs. werklevering). De aannemer heeft drie hoofdverbintenissen: het werk goed uitvoeren (middelenverbintenis of resultaatsverbintenis), het werk tijdig uitvoeren en het werk leveren en teruggeven. Contractuele aansprakelijkheid en de 10-jarige aansprakelijkheid voor bouwwerken (art. 1792 BW) zijn cruciaal.
#### 2.4.2 Bewaargeving
Bewaargeving is een zakelijke, hoofdzakelijk kosteloze overeenkomst waarbij een roerende zaak wordt afgegeven ter bewaring en bewaking, met de verplichting deze in natura terug te geven. De bewaarnemer mag de zaak niet gebruiken, tenzij contractueel anders bepaald. De aansprakelijkheid van de bewaarnemer is doorgaans een inspanningsverbintenis (bij onbezoldigde bewaargeving) of een resultaatsverbintenis (bij bezoldigde bewaargeving), met uitzonderingen bij overmacht. Hotelbewaargeving kent een quasi-objectieve aansprakelijkheid van de hotelhouder tot een bepaald plafond.
#### 2.4.3 Lastgeving
Lastgeving is een overeenkomst waarbij de lasthebber wordt belast om rechtshandelingen te stellen in naam en voor rekening van de lastgever. Dit impliceert vertegenwoordigingsbevoegdheid. De lastgeving is in beginsel kosteloos, maar kan ook bezoldigd zijn. De lasthebber moet de verbintenissen van de lastgever nakomen en de lastgever moet de kosten en eventueel het loon vergoeden. Het einde van de lastgeving kan door overlijden, onbekwaamverklaring, opzegging of herroeping.
### 2.5 Andere bijzondere overeenkomsten
#### 2.5.1 Vaststellingsovereenkomst
Een vaststellingsovereenkomst is een ruimere categorie dan dading, waarbij partijen tot vaststelling van juridische waarheid komen om onzekerheid of een geschil te beëindigen, wat leidt tot onmogelijkheid van tegenbewijs.
#### 2.5.2 Verkoop op afbetaling
Dit is een vorm van consumentenkrediet, geregeld in het Wetboek Economisch Recht, met specifieke informatieplichten en een herroepingsrecht voor de consument.
#### 2.5.3 Concessie van alleenverkoop
Een exclusieve verkoopconcessie waarbij de concessiegever zich verbindt om uitsluitend producten aan de concessiehouder te verkopen.
#### 2.5.4 Internationale koop
De internationale verkoop van roerende zaken wordt voornamelijk beheerst door het Weens Koopverdrag (CISG), dat regels bevat over totstandkoming, verplichtingen en wanprestatie.
#### 2.5.5 Woningbouwwet (Wet Breyne)
Deze dwingende wet beschermt de bouwheer of koper van een nog te bouwen woning. Ze regelt onder andere stortingen, verplichte vermeldingen in contracten, oplevering en aansprakelijkheid. Het doel is fraude te voorkomen en kopers te beschermen door een strikte regeling rond voorschotten en betalingen.
---
**Tip:** Bestudeer de verschillen tussen de verschillende huurregimes (gemeen huurrecht, woninghuur, handelshuur) en de specifieke kenmerken van de overeenkomsten, zoals het onderscheid tussen bruiklening en verbruiklening, en de rol van vertegenwoordiging bij lastgeving versus aanneming. Let ook goed op de bewijsregels en de gevolgen van niet-naleving.
---
# Aannemingsovereenkomsten en woningbouwwet
Dit topic behandelt de verbintenissen van de aannemer en opdrachtgever, contractuele aansprakelijkheid, de 10-jarige aansprakelijkheid, en de specifieke bescherming die de woningbouwwet biedt.
## 3.1 Aannemingsovereenkomsten
### 3.1.1 Algemeen
De aannemingsovereenkomst, ook wel huur van werk genoemd, is een overeenkomst waarbij de ene partij, de aannemer, zich verbindt om iets te verrichten voor de andere partij, de opdrachtgever, tegen betaling van een overeengekomen prijs. Deze overeenkomst is consensueel, wederkerig en ten bezwarende titel. De aannemer handelt in volle onafhankelijkheid.
### 3.1.2 Kenmerken van de aanneming
De aannemingsovereenkomst kenmerkt zich door drie essentiële bestanddelen:
1. **Werkprestatie:** Dit kan zowel een materiële als een intellectuele prestatie zijn, of het leveren van diensten.
2. **Volledige onafhankelijkheid:** De aannemer bepaalt zelf hoe hij de werken zal uitvoeren, in tegenstelling tot een arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer onder het gezag van de werkgever valt.
3. **Vergoeding:** De prestatie wordt geleverd tegen een overeengekomen prijs.
### 3.1.3 Onderscheid met andere overeenkomsten
* **Aanneming vs. Koop:** Bij koop wordt eigendom van een goed overgedragen tegen een prijs. Bij aanneming wordt een werk of dienst geleverd tegen een prijs. Bij levering van materiaal door de aannemer én de prestatie van het werk, is het een aanneming. Als de opdrachtgever het materiaal levert, is het ook aanneming. Bij gemengde overeenkomsten, waar zowel eigendomsoverdracht als een werkprestatie plaatsvinden, is de kwalificatie cruciaal voor de toepassing van specifieke regels (bv. eigendomsovergang, risico, gebreken).
* **Aanneming vs. Lastgeving:** Bij lastgeving stelt de lasthebber rechtshandelingen in naam en voor rekening van de lastgever, wat vertegenwoordigingsbevoegdheid impliceert. Bij aanneming is er geen vertegenwoordiging, maar de aannemer verricht een materiële handeling. Een combinatie van beide is mogelijk (bv. een architect die zowel een ontwerp maakt als een aannemer aanstelt).
### 3.1.4 Beperking van de vrije keuze van de medecontractant
* **Overheidsopdrachten:** Voor overheidsopdrachten geldt een strikte procedure (bekendmaking, openbare aanbesteding, offerteaanvraag) om de vrije keuze van de aannemer te beperken en concurrentie te waarborgen.
* **Erkenning van aannemers:** Hoewel de vestigingswetgeving grotendeels is afgeschaft, vereist de erkenning van aannemers nog steeds basiskennis van bedrijfsbeheer en technische beroepsbekwaamheden, ter bescherming van de consument.
### 3.1.5 Verbintenissen van de aannemer
De aannemer heeft drie hoofdverbintenissen:
1. **Het werk goed uitvoeren:** Dit impliceert de uitvoering volgens de "regels van de kunst" (wat een andere redelijke aannemer ook zou doen). Dit kan een middelenverbintenis (bv. zorg dragen voor de werf) of een resultaatsverbintenis (bv. de afmetingen van het zwembad respecteren) zijn. De aannemer heeft tevens een informatieplicht om de opdrachtgever te waarschuwen bij problemen en een bewarings- en bewakingsplicht van de werf.
2. **Het werk tijdig uitvoeren:** Afhankelijk van de afspraak kan dit een middelenverbintenis (binnen een redelijke termijn) of een resultaatsverbintenis (op een specifieke datum) zijn.
3. **Leveren en grondstof teruggeven:** Dit is een resultaatsverbintenis waarbij de aannemer de werken levert en niet-gebruikte materialen teruggeeft. De levering is de materiële handeling, de oplevering is de juridische goedkeuring van de werken door de opdrachtgever.
### 3.1.6 Contractuele aansprakelijkheid van de aannemer
Bij slechte, niet of laattijdige uitvoering kan de opdrachtgever verschillende remedies inroepen:
* **Dwanguitvoering (uitvoering in natura):** Indien mogelijk, anders uitvoering bij equivalent.
* **Schadevergoeding:** Vaak forfaitair vastgelegd in een schadebeding, met mogelijke matiging door de rechter.
* **Gerechtelijke ontbinding:** Bij ernstige wanprestatie, waarbij alle economische voordelen worden ontnomen.
### 3.1.7 De 10-jarige aansprakelijkheid (art. 1792 BW jo. art. 2270 BW)
Dit is een dwingende bepaling van openbare orde die de aannemer en architect (bij bouwzaken) 10 jaar lang aansprakelijk stelt voor zware gebreken die de stabiliteit van een bouwwerk aantasten.
* **Voorwaarden:** Bouwwerk, aannemingsovereenkomst, zwaar gebrek (stabiliteit aantastend), fout van de aannemer/architect.
* **Vervaltermijn:** De vordering moet ingesteld worden binnen 2 jaar na ontdekking van het gebrek, maar uiterlijk 10 jaar na aanvaarding van de werken.
* **Lichte verborgen gebreken:** Voor gebreken die de stabiliteit niet aantasten, geldt een waarborgtermijn van 10 jaar vanaf oplevering. De fout van de aannemer moet hier wel bewezen worden door de opdrachtgever, en de vorderingstermijn is redelijk. Deze bepaling is niet van openbare orde en kan contractueel beperkt worden.
### 3.1.8 Verbintenissen van de opdrachtgever
De opdrachtgever heeft drie hoofdverbintenissen:
1. **Het werk mogelijk maken:** Voorzien in nodige vergunningen, terrein toegankelijk maken, informatie verschaffen.
2. **De prijs betalen:** Tijdig en volgens contractuele afspraken. De Exceptio Non Adimpleti Contractus (ENAC) kan door beide partijen ingeroepen worden. De prijs kan vast of variabel zijn.
3. **Het werk in ontvangst nemen en aanvaarden (oplevering):** De aanvaarding dekt zichtbare gebreken en begint de termijn voor de 10-jarige aansprakelijkheid.
### 3.1.9 Aansprakelijkheid van de aannemer ten aanzien van derden
Schade aan derden die vreemd is aan de aannemingsovereenkomst kan leiden tot quasi-delictuele aansprakelijkheid (art. 1382, 1384, 1386 BW). Burenhinder kan ook ingeroepen worden tegen de bouwheer, en regres is mogelijk tegen de aannemer bij fout.
### 3.1.10 Onderaanneming en nevenaanneming
* **Onderaanneming:** De hoofdaannemer laat werk uitvoeren door een onderaannemer op eigen kosten en verantwoordelijkheid. De hoofdaannemer blijft contractueel aansprakelijk voor de fouten van de onderaannemer ten aanzien van de opdrachtgever.
* **Nevenaanneming:** De opdrachtgever sluit afzonderlijke contracten met verschillende aannemers.
### 3.1.11 Risico bij aanneming
Het risico gaat pas over op de opdrachtgever bij definitieve aanvaarding van de werken, tenzij de aannemer enkel arbeid levert of de opdrachtgever eigenaar is van de grond.
### 3.1.12 Einde van de aanneming
De overeenkomst eindigt door:
* Voltooiing van de werkzaamheden.
* Minnelijk akkoord.
* Ontbinding wegens wanprestatie.
* Eenzijdige opzegging door de opdrachtgever (mits schadeloosstelling).
* Overlijden van de aannemer (indien intuitu personae).
## 3.2 De woningbouwwet (Wet Breyne)
### 3.2.1 Wettelijk kader en algemeen doel
De woningbouwwet van 9 juli 1971 (Wet Breyne) is een dwingende wet die de bouwer van een huis en de koper van een te bouwen woning uitgebreid beschermt. Het doel is voornamelijk fraude door aannemers te voorkomen en de bouwheer te beschermen, met name bij verkoop op plan of sleutelklare woningen.
### 3.2.2 Toepassingsgebied
De wet is van toepassing op overeenkomsten tot eigendomsovergang van een woning die nog gebouwd moet worden of in aanbouw is, en waarbij minstens één storting vóór de voltooiing van de werken is bedongen (minimaal 5% van de prijs of 18.600 euro). De wet is niet van toepassing als de aannemer pas betaald wordt na voltooiing of als de bouwheer zelf alle aannemers aanstelt en coördineert.
### 3.2.3 Verplichte vermeldingen en formele voorwaarden
De wet schrijft tal van verplichte vermeldingen voor in de overeenkomst, waaronder de identiteit van de partijen, gegevens van de bouwvergunning, prijsbepalingen, startdatum en uitvoeringstermijn van de werken, en de wijze van oplevering. Overtreding van deze voorschriften kan leiden tot nietigheid van de overeenkomst.
### 3.2.4 Oplevering
De oplevering is een eenzijdige rechtshandeling waarbij de opdrachtgever de werken aanvaardt. Er is een onderscheid tussen voorlopige en definitieve oplevering. De aanvaarding dekt zichtbare gebreken.
### 3.2.5 Aansprakelijkheid en risico
De woningbouwwet regelt de overdracht van eigendom en risico. Erkende aannemers moeten een waarborg van 5% voorzien, terwijl niet-erkende aannemers een voltooiings- of terugbetalingswaarborg moeten bieden.
### 3.2.6 Betaling
De wet regelt de betalingsmodaliteiten strikt: geen betaling vóór ondertekening van de overeenkomst, maximaal 5% voorschot bij authentieke akte, en betalingen in schijven naargelang de uitgevoerde werken.
### 3.2.7 Sancties
Sancties bij miskenning van de woningbouwwet omvatten de nietigheid van bedingen of de hele overeenkomst, afhankelijk van de ernst van de overtreding.
---
# Huurrecht
Hier is een gedetailleerde samenvatting van het huurrecht, opgesteld als een examen-gereed studiemateriaal:
## 4. Huurrecht
Dit topic behandelt de kernaspecten van huurovereenkomsten, van hun definitie en algemene kenmerken tot de specifieke verbintenissen van zowel verhuurder als huurder, en de verschillende wettelijke regimes die van toepassing kunnen zijn, waaronder het gemeen huurrecht, de woninghuur en de handelshuur.
### 4.1 Definitie van huur
Een huurovereenkomst is een wederkerig contract waarbij een partij, de verhuurder, een tijdelijk persoonlijk gebruiksrecht verleent op een zaak (onroerend of roerend, lichamelijk of onlichamelijk, in de handel), tegen een bepaalde of bepaalbare prijs. Het is cruciaal dat er sprake is van een subjectief of objectief evenwaardig geachte tegenprestatie, die in geld of in natura kan zijn.
### 4.2 Algemene kenmerken van de huurovereenkomst
* **Consensueel contract:** De huurovereenkomst komt tot stand door loutere wilsovereenstemming en vereist in principe geen specifieke vormvereisten. Ook mondelinge huur is geldig.
* **Wederkerig:** Zowel de verhuurder als de huurder hebben verbintenissen.
* **Onder bezwarende titel:** Beide partijen verkrijgen een economisch voordeel.
* **In principe niet intuitu personae:** De huurovereenkomst is in beginsel niet gebonden aan de persoon van de huurder, tenzij anders bedongen.
* **Persoonlijk genotsrecht:** De huurder verkrijgt een persoonlijk vorderingsrecht op de zaak, geen zakelijk recht zoals bij vruchtgebruik. Dit geldt voor zowel roerende als onroerende goederen.
* **Essentiële prestatie huurder:** De betaling van de huurprijs, in geld of in natura, is essentieel. Bij gebreke hiervan kan er sprake zijn van bruikleen of een kosteloze overeenkomst.
### 4.3 Bekwaamheid
De algemene bekwaamheidsregels zijn van toepassing. Niet enkel de eigenaar kan verhuren; iemand die niet de eigenaar is, kan ook verhuren, maar verkrijgt dan slechts een persoonlijk vorderingsrecht met de huurder en heeft enkel de verbintenis het genot van het gehuurde te verschaffen.
### 4.4 Vormvereisten
Hoewel de huurovereenkomst consensueel is, geldt voor het bewijs ervan het gemeenrechtelijk bewijsregime. Voor huurovereenkomsten die nog niet tot uitvoering zijn gebracht, geldt een afwijkende suppletieve bewijsregel, waarbij getuigen en vermoedens niet zijn toegelaten, zelfs niet voor bedragen onder de 3.500 euro of met een begin van schriftelijk bewijs.
### 4.5 Tegenwerpbaarheid ten aanzien van derden
Derden moeten de huurovereenkomst als een feit respecteren. Bij huurovereenkomsten van langer dan negen jaar, of huurovereenkomsten met kwijting van meer dan drie jaar huurprijs, is overschrijving op het hypotheekkantoor verplicht, wat een authentieke akte vereist. Een niet-overgeschreven huurovereenkomst is niet tegenwerpbaar aan derden te goeder trouw.
### 4.6 Verschillende huurregimes
Er bestaan diverse huurregimes, die onderling afhankelijk zijn van het gehuurde goed en de bestemming ervan:
* **Gemeen huurrecht (suppletief):** Geldt in principe wanneer geen specifieke wettelijke regeling van toepassing is. Er is grote contractuele vrijheid.
* **Woninghuurwet:** Dwingende regeling ter bescherming van de huurder van een hoofdverblijfplaats.
* **Sociale Huur:** Geregeld op gewestelijk niveau.
* **Pacht:** Specifieke regeling voor landbouwgebruik.
* **Handelshuur:** Specifiek regime voor kleinhandel of ambachtelijke bedrijven.
* **Studentenhuisvesting:** Specifieke regels voor huurcontracten van studenten.
### 4.7 Verbintenissen van de verhuurder (Gemeen huurrecht)
De verhuurder heeft drie hoofdverbintenissen:
1. **Leveringsverplichting:** Het verhuurde goed leveren in een goede staat van onderhoud. Dit is een essentiële verbintenis waarvoor de verhuurder zich niet kan exonereren.
2. **Onderhoudsverplichting:** Het goed zodanig onderhouden dat het kan dienen voor het overeengekomen gebruik. Dit omvat de uitvoering van nodige herstellingen, met uitzondering van deze ten laste van de huurder (tenzij anders geregeld).
3. **Vrijwaring voor rustig genot:** De verhuurder moet het ongestoord genot van het gehuurde garanderen. Dit omvat:
* **Vrijwaring voor eigen daad:** De verhuurder mag het genot niet rechtstreeks of onrechtstreeks verstoren.
* **Vrijwaring voor rechtsstoornissen door derden:** De verhuurder is aansprakelijk voor juridische stoornissen veroorzaakt door derden, niet voor feitelijke stoornissen.
* **Vrijwaring voor gebreken:** De verhuurder is aansprakelijk voor gebreken die het normaal gebruik van het gehuurde verstoren, zelfs indien ze tijdens de huur ontstaan (in tegenstelling tot bij koop).
**Sancties bij gebreken:** Bij gebreken kan de huurder de exceptie van niet-uitvoering (ENAC) inroepen, prijsvermindering vragen, of, bij een ernstige verstoring, de ontbinding van de huurovereenkomst vorderen.
### 4.8 Verbintenissen van de huurder (Gemeen huurrecht)
De huurder heeft drie hoofdverbintenissen:
1. **Betalen van de huurprijs, kosten en lasten:** De huurprijs is in principe vrij te bepalen. Indexatie is enkel mogelijk indien contractueel bepaald en met inachtneming van de wettelijke bepalingen. Kosten en lasten kunnen contractueel worden aangerekend, met uitzonderingen voor de woninghuur.
2. **Goed gebruiken en onderhouden conform bestemming:** Het gehuurde goed moet gebruikt worden als een goed huisvader en volgens de overeengekomen bestemming. Wijziging van bestemming kan leiden tot ontbinding. Kleine herstellingen zijn ten laste van de huurder.
3. **Goed teruggeven op einde huurperiode:** Het gehuurde moet worden teruggegeven in de staat waarin het zich bevond bij aanvang, behoudens normale slijtage. De huurder is contractueel aansprakelijk voor beschadigingen, tenzij hij kan bewijzen dat deze niet door zijn schuld zijn veroorzaakt. Een plaatsbeschrijving bij de aanvang van de huur is cruciaal om latere discussies te vermijden.
**Verbouwingen:** Verbouwingen zijn in principe verboden, tenzij contractueel anders bedongen en mits deze wegneembaar zijn en conform de bestemming.
**Huisraad:** De huurder is verplicht het gehuurde te stofferen met voldoende huisraad.
**Brand:** De huurder is in principe aansprakelijk voor brand, tenzij hij kan bewijzen dat deze buiten zijn schuld is ontstaan.
### 4.9 Duur van de huur (Gemeen huurrecht)
* **Bepaalde duur:** De duur is vrij te bepalen, met een wettelijke beperking van maximum 99 jaar. De huur eindigt van rechtswege bij het verstrijken van de termijn, tenzij stilzwijgende wederverhuring plaatsvindt.
* **Onbepaalde duur:** Kan mondeling of schriftelijk zijn. De opzeggingstermijn is in principe één maand.
### 4.10 Einde van de huur (Gemeen huurrecht)
De huur kan eindigen door opzegging, minnelijk akkoord, wanprestatie, verval van het voorwerp, of door overlijden (tenzij anders bedongen). Overlijden of faillissement van de huurder of verhuurder beëindigt de huur niet van rechtswege, tenzij anders bedongen.
### 4.11 Onderverhuur en overdracht van huur (Gemeen huurrecht)
* **Onderverhuur:** In principe mogelijk, tenzij contractueel uitgesloten. De onderhuurder heeft geen rechtstreekse contractuele band met de hoofdverhuurder.
* **Overdracht van huur:** Resulteert in een nieuwe, zelfstandige overeenkomst. De oorspronkelijke huurder blijft contractueel gebonden tegenover de hoofdverhuurder.
### 4.12 Overdracht van het verhuurde goed (Gemeen huurrecht)
De overdracht van het verhuurde goed beëindigt de huur in beginsel niet (art. 1743 BW), op voorwaarde dat de huurovereenkomst een vaste dagtekening heeft verworven. Dit geldt niet voor derden te goeder trouw die geen kennis hebben van de huurovereenkomst.
### 4.13 Woninghuur (Vlaams Woninghuurdecreet)
Het Vlaams Woninghuurdecreet (WHD) regelt de huur van voor bewoning bestemde goederen in het Vlaams Gewest en is dwingend van aard.
* **Toepassingsgebied:** Huur door natuurlijke personen van een onroerend goed dat dient als hoofdverblijfplaats, met instemming van de verhuurder.
* **Vormvereisten:** Schriftelijk contract met verplichte vermeldingen en bijlagen. Registratie van de huurovereenkomst is verplicht en kosteloos.
* **Staat van het verhuurde goed:** Het goed moet voldoen aan elementaire vereisten van veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid. Sancties variëren van uitvoering van werken tot ontbinding van de huur.
* **Duur:** In principe negen jaar. Kortere contracten zijn mogelijk maar minder flexibel.
* **Beëindiging:** Opzegging door huurder of verhuurder is mogelijk, met specifieke termijnen, vergoedingen en motiveringsplichten voor de verhuurder.
* **Verbintenissen huurder:** Prijs, kosten en lasten, goed gebruik en onderhoud, en teruggaaf. Kleine en dringende herstellingen zijn ten laste van de huurder.
* **Verbintenissen verhuurder:** Het genot van het huurhuis bieden, onderhoud uitvoeren, en vrijwaring voor uitwinning en gebreken.
* **Onderhuur en overdracht:** Gedeeltelijke onderverhuur is mogelijk mits toestemming van de verhuurder. Overdracht van de huurovereenkomst is verboden, tenzij met schriftelijke toestemming. De verkrijger van het verhuurde goed treedt in de rechten en plichten van de verhuurder.
### 4.14 Huurovereenkomst voor studentenhuisvesting
Dit regime, dat sinds 1 januari 2019 van kracht is, is van toepassing op huurovereenkomsten waarbij de bewoner een student is en het gehuurde goed niet dient als hoofdverblijfplaats. Het bouwt voort op de principes van de woninghuur, maar kent specifieke afwijkingen, zoals een verbod op onderverhuur en overdracht zonder toestemming van de verhuurder, en een specifieke indexatiemogelijkheid.
### 4.15 Handelshuur
De handelshuur kent een specifiek, dwingend regime ter bescherming van handelaren.
* **Toepassingsgebied:** Huur van een onroerend goed bestemd voor kleinhandel of een ambachtelijk bedrijf, met rechtstreeks contact met het publiek. Dit geldt niet voor groothandels, gelegenheidsverhuringen of woningen met een gering kadastraal inkomen.
* **Duur:** In principe een minimumduur van negen jaar.
### 4.16 Andere huurvormen
* **Bruiklening:** Tijdelijk persoonlijk gebruiksrecht op een niet-vervangbare zaak, om niet, met teruggaveplicht in natura.
* **Verbruiklening:** Lening van verbruikbare zaken, waarbij de eigendom overgaat en een equivalent in natura moet worden teruggegeven. Kan ten bezwarende titel zijn (bv. lening met interest).
* **Leasing:** Financieringsovereenkomst waarbij de leasinggever het genot van een goed verleent tegen een periodieke prijs, vaak met een aankoopoptie.
* **Franchising:** Distributietechniek waarbij de franchisenemer het recht verkrijgt om een merk, knowhow en commercieel systeem van de franchisor te exploiteren, tegen betaling van een vergoeding.
* **Licentie:** Toestemming van de titularis van een intellectueel eigendomsrecht om bepaalde handelingen te stellen tegen betaling van royalty's.
### 4.17 Huur van goederen vs. Aanneming
Bij twijfel tussen huur en aanneming, wordt gekeken naar het hoofdbestanddeel van de overeenkomst. Bij huur gaat het om het genot van een zaak, terwijl bij aanneming het leveren van een werk of dienst centraal staat.
### 4.18 Huur versus bewaargeving
Bij huur krijgt de huurder een persoonlijk genotsrecht, terwijl de bewaarnemer een zaak slechts moet bewaren en teruggeven, zonder deze te mogen gebruiken.
### 4.19 Huur versus parkingcontract
Een parkingcontract waarbij enkel een plaats ter beschikking wordt gesteld, valt onder de huur, waarbij de uitbater niet aansprakelijk is voor diefstal. Is er sprake van een actieve bewaking en teruggaveplicht, dan kan het als bewaargeving gekwalificeerd worden.
### 4.20 Huur versus hotelbewaargeving
De aansprakelijkheid van een hotelhouder voor de bagage van zijn gasten is quasi-objectief, met enkele uitzonderingen en beperkingen.
### 4.21 Huur versus lastgeving
Bij lastgeving wordt een persoon belast om rechtshandelingen te stellen in naam en voor rekening van een ander. Bij huur gaat het enkel om het genot van een zaak.
### 4.22 Huur versus dienstencontracten
Dienstencontracten omvatten aanneming (materiële handelingen), bewaargeving (bewaren van goederen) en lastgeving (rechtshandelingen stellen). Het onderscheid is gebaseerd op het voorwerp van de overeenkomst.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Term | Definitie |
| Aanbod | Een voorstel tot het sluiten van een overeenkomst dat alle essentiële elementen bevat en waarbij de aanbieder gebonden is zodra de tegenpartij er kennis van krijgt. |
| Aanvaarding | De instemming met een aanbod, waardoor een overeenkomst tot stand komt. Dit kan uitdrukkelijk of stilzwijgend gebeuren. |
| Anterioriteit | Het vereiste dat een gebrek (in ruime zin) reeds aanwezig was in de kiem op het moment van de totstandkoming van de overeenkomst, of ten laatste op het moment van risico-overgang of levering. |
| Bedrog | Een kunstgreep die de andere partij bedriegt met de bedoeling om haar tot het sluiten van de overeenkomst aan te zetten. Dit kan leiden tot de nietigheid van de overeenkomst indien het bedrog doorslaggevend was. |
| Benoemd contract | Een contract waarvoor de wet een specifieke regeling heeft uitgewerkt, zoals een koopovereenkomst of een huurovereenkomst. |
| Consensueel contract | Een overeenkomst die tot stand komt door loutere wilsovereenstemming van partijen, zonder dat er bijkomende formaliteiten vereist zijn. Bij een koopovereenkomst is eigendomsoverdracht doorgaans al door wilsovereenstemming over het goed en de prijs tot stand gekomen. |
| Consumentenkoop | Een koopovereenkomst gesloten tussen een verkoper die handelt in het kader van zijn handelsactiviteiten en een consument (natuurlijke persoon) die het goed koopt voor privédoeleinden. Deze regeling biedt extra bescherming aan de consument. |
| Dading | Een contract waarbij partijen een gerezen of toekomstig geschil beëindigen door middel van wederzijdse toegevingen, teneinde rechtszekerheid te creëren. |
| Dubbele verkoop | Situatie waarbij een verkoper hetzelfde goed aan twee verschillende kopers verkoopt. De verkrijging van het goed hangt af van publiciteit en goede trouw van de kopers. |
| Eigendomsoverdracht | De juridische overgang van het eigendomsrecht van een goed van de verkoper naar de koper. Bij een koopovereenkomst gaat het eigendom in beginsel over zodra er wilsovereenstemming is over het goed en de prijs. |
| Eenzijdige overeenkomst | Een overeenkomst waarbij slechts één partij verbintenissen aangaat. Bijvoorbeeld een schenking, waarbij de schenker iets weggeeft en de begunstigde niets hoeft te doen. |
| Elektronische handtekening | Een digitale handtekening die wettelijk gelijkgesteld wordt aan een geschreven handtekening, en die nodig is voor de geldigheid van bepaalde rechtshandelingen die elektronisch worden gesloten. |
| Erfopvolging | Het proces waarbij de nalatenschap van een overledene wordt verdeeld onder zijn erfgenamen volgens de wet of een testament. |
| Essentiële bestanddelen | De onmisbare elementen die noodzakelijk zijn voor het bestaan en de geldigheid van een overeenkomst, zoals het goed en de prijs bij een koopovereenkomst. |
| Exoneratiebeding | Een clausule in een overeenkomst die de aansprakelijkheid van een partij beperkt of uitsluit, bijvoorbeeld voor verborgen gebreken. De geldigheid ervan is echter aan beperkingen onderworpen, zeker in consumentenkoop. |
| Gebrek | Een tekortkoming aan de intrinsieke of functionele eigenschappen van een verkocht goed, dat het gebruik ervan ongeschikt maakt voor het bestemde doel of de waarde ervan vermindert. |
| Gemeen recht koop | Het algemene regime dat van toepassing is op koopovereenkomsten, tenzij specifieke wetgeving zoals consumentenkoop of het Weens Koopverdrag van toepassing is. Het is aanvullend recht. |
| Gevolg van overgang eigendom | De juridische consequenties die voortvloeien uit de overgang van eigendom, zoals de overdracht van het risico met betrekking tot het goed. |
| Goede trouw | Het principe dat partijen bij de uitvoering van een overeenkomst eerlijk en correct dienen te handelen. Het speelt onder meer een rol bij de tegenwerpelijkheid van transacties aan derden. |
| Handelshuur | Een specifieke huurovereenkomst die van toepassing is op de verhuring van onroerende goederen die hoofdzakelijk bestemd zijn voor kleinhandel of een ambachtelijk bedrijf. |
| Huurwaarborg | Een door de huurder gestelde zekerheid, die dient ter dekking van eventuele schade of huurschulden aan het einde van de huurovereenkomst. |
| Koopovereenkomst | Een wederkerige overeenkomst waarbij de ene partij zich verbindt een zaak te geven en de andere partij zich verbindt daarvoor een prijs in geld te betalen. |
| Koop van andermans goed | Een koopovereenkomst waarbij de verkoper niet de eigenaar is van het verkochte goed. Deze overeenkomst is in principe nietig en de koper kan het goed moeten afstaan aan de werkelijke eigenaar. |
| Koop van toekomstige zaak | De koop van een goed dat nog niet bestaat op het moment van de overeenkomst, maar dat wel in de toekomst verwacht wordt te ontstaan. Dit is toegelaten bij de wet. |
| Koop van soortgoederen | Een koopovereenkomst met betrekking tot goederen die niet individueel bepaald zijn, maar enkel naar hun soort worden aangeduid. De eigendomsoverdracht vindt pas plaats bij individualisering van de goederen. |
| Koop onroerend goed | Een koopovereenkomst met betrekking tot onroerende goederen, waarvoor specifieke vormvereisten gelden zoals een authentieke akte en de registratie ervan. |
| Koop roerend goed | Een koopovereenkomst met betrekking tot roerende goederen. Deze overeenkomsten zijn doorgaans consensueel en de overdracht aan derden wordt beschermd door publiciteit via levering. |
| Koop op afbetaling | Een kredietovereenkomst waarbij de koper de prijs van een goed in termijnen betaalt, terwijl de verkoper vaak het eigendomsvoorbehoud behoudt tot de volledige prijs betaald is. |
| Kosteloos | Zonder betaling van een prijs of vergoeding. Een overeenkomst om niet is kosteloos. |
| Kwalificatieprobleem | Wanneer een overeenkomst niet duidelijk onder een specifieke wettelijke regeling valt, en de rechter moet bepalen welke regels van toepassing zijn. Dit kan bijvoorbeeld bij gemengde overeenkomsten. |
| Lastgeving | Een overeenkomst waarbij de lasthebber zich verbindt om rechtshandelingen te stellen in naam en voor rekening van de lastgever. |
| Levering | De handeling waarbij de verkoper het verkochte goed overdraagt in de macht en het bezit van de koper. Dit is een essentiële verbintenis van de verkoper. |
| Lijfrente | Een kanscontract waarbij de ene partij periodiek een rente betaalt gedurende het leven van een bepaald persoon (het "lijf"). |
| Meldingstermijn | De periode waarbinnen een gebrek of niet-conformiteit aan de verkoper gemeld moet worden na de ontdekking ervan, teneinde aanspraak te kunnen maken op remedies. |
| Modelovereenkomst | Een standaardovereenkomst die door partijen kan worden gebruikt als basis voor hun contractuele afspraken. |
| Nietigheid | De sanctie die inhoudt dat een rechtshandeling geacht wordt nooit te hebben bestaan. Dit kan het gevolg zijn van het ontbreken van essentiële geldigheidsvereisten. |
| Niet-conformiteit | Een situatie waarbij het geleverde goed niet overeenstemt met wat contractueel was afgesproken, zowel wat betreft de kwaliteit, de kwantiteit als de identiteit van het goed. |
| Onderhandse akte | Een akte die door partijen zelf wordt opgesteld en ondertekend, zonder tussenkomst van een notaris. |
| Onderhuur | Een huurovereenkomst waarbij een hoofdhuurder een deel of het geheel van het gehuurde goed verder verhuurt aan een onderhuurder. |
| Ontbinding | De beëindiging van een overeenkomst, met terugwerkende kracht, wegens wanprestatie van een van de partijen. |
| Oplevering | De handeling waarbij de opdrachtgever de uitgevoerde werken van de aannemer aanvaardt, wat juridisch de beëindiging van de aannemingsovereenkomst markeert en de 10-jarige aansprakelijkheid doet ingaan. |
| Optie | Een voorovereenkomst waarbij de ene partij zich onherroepelijk verbindt om aan de andere partij de mogelijkheid te geven om een bepaald contract (bv. een koopcontract) te sluiten tegen vooraf bepaalde voorwaarden gedurende een bepaalde termijn. |
| Prijs | De tegenprestatie in geld die de koper betaalt voor het goed. Deze moet bepaald of bepaalbaar zijn en ernstig. |
| Prijsvermindering | Een remedy waarbij de koper een vermindering van de koopprijs kan eisen wegens een gebrek aan het geleverde goed. |
| Publiciteit | Het proces van bekendmaking van bepaalde rechtshandelingen aan derden, bijvoorbeeld door overschrijving in openbare registers, teneinde deze tegenwerpelijk te maken. |
| Quasi-delictuele aansprakelijkheid | De aansprakelijkheid die voortvloeit uit een fout die buiten een contractuele relatie schade veroorzaakt, bijvoorbeeld door onzorgvuldigheid. |
| Raamcontract | Een overeenkomst waarbij de algemene principes en voorwaarden voor toekomstige transacties worden vastgelegd, die later worden uitgewerkt via uitvoeringscontracten. |
| Registratierechten | Belastingen die verschuldigd zijn bij de overdracht van eigendom, met name bij de verkoop van onroerende goederen, en die binnen een bepaalde termijn moeten worden betaald. |
| Rechtsmiddelen | De juridische stappen of vorderingen die een partij kan instellen bij wanprestatie van de andere partij, zoals de vordering tot nakoming, ontbinding of schadevergoeding. |
| Risico | De kans dat een goed tenietgaat of beschadigd raakt. In principe draagt de eigenaar het risico voor het goed. Bij een koopovereenkomst gaat het risico over op de koper op hetzelfde moment als de eigendom. |
| Risico-overdracht | Het moment waarop het risico voor verlies of beschadiging van het goed van de verkoper overgaat op de koper. Dit gebeurt in beginsel gelijktijdig met de eigendomsoverdracht. |
| Roerend goed | Een verplaatsbaar goed, dat niet onroerend is. De regels rondom roerende goederen verschillen vaak van die voor onroerende goederen. |
| Ruil | Een overeenkomst waarbij partijen zich verbinden om aan elkaar een zaak te geven in ruil voor een andere zaak. Dit verschilt van een koopovereenkomst waarbij de tegenprestatie in geld is. |
| Schenking | Een overeenkomst waarbij de ene partij (de schenker) een goed om niet overdraagt aan de andere partij (de begunstigde), met de bedoeling haar te begunstigen. |
| Schijnbare eigenaar | De persoon die naar buiten toe als eigenaar van een goed wordt voorgesteld, maar wiens eigendom niet (volledig) is ingeschreven of tegenwerpelijk is aan derden. |
| Schuldeiser | De persoon die recht heeft op een betaling of prestatie van een schuldenaar. |
| Schuldenaar | De persoon die verplicht is tot een betaling of prestatie aan een schuldeiser. |
| Simulatie | De handeling waarbij partijen een schijnbare rechtshandeling aangaan die niet overeenstemt met hun werkelijke wil, om derden te misleiden. Er kan sprake zijn van een verborgen schenking onder het mom van een koopovereenkomst. |
| Spel en weddenschap | Een kanscontract waarbij de uitkomst van winst of verlies afhangt van een onzekere gebeurtenis, die vaak gebaseerd is op toeval of het gedrag van partijen. Deze overeenkomsten zijn in beginsel niet rechtsgeldig indien ze ongeoorloofd zijn. |
| Stilzwijgende aanvaarding | De aanvaarding van een aanbod of van een geleverd goed die niet uitdrukkelijk wordt geuit, maar die kan worden afgeleid uit het gedrag van de partij, bijvoorbeeld door het niet protesteren binnen een bepaalde termijn. |
| Stille overdracht | Een overdracht van eigendom of rechten die niet openbaar wordt gemaakt, en daardoor niet tegenwerpelijk is aan derden. |
| Tegenbewijs | Het bewijs dat het tegendeel aantoont van een vermoeden of een vastgestelde rechtstoestand. |
| Tegenwerpelijkheid | Het principe dat een rechtshandeling of een overeenkomst juridische gevolgen heeft voor derden, of dat derden de rechtshandeling moeten erkennen als een feit. |
| Tijdelijke afwezigheid | Situaties waarin iemand tijdelijk niet aanwezig is op zijn hoofdverblijfplaats, maar die verblijfplaats wel behoudt om juridische redenen (bv. ziekte, studie). |
| Tontine en aanwas | Bedingen die bij een koopovereenkomst of andere overeenkomsten worden opgenomen, waarbij het aandeel van een overleden deelgenoot automatisch toekomt aan de langstlevende deelgenoot. Dit is een vorm van kanscontract en kan de nalatenschap beïnvloeden. |
| Totstandkoming overeenkomst | Het moment waarop een overeenkomst juridisch geldig wordt geacht te zijn gesloten, doorgaans door wilsovereenstemming tussen de partijen. |
| Tontine | Een specifieke vorm van aanwasbeding, waarbij de langstlevende deelgenoot het volledige aandeel van de overleden deelgenoot verkrijgt. |
| Uitdrukkelijk ontbindend beding | Een clausule in een contract die bepaalt dat de overeenkomst automatisch wordt ontbonden bij een specifieke wanprestatie, zonder tussenkomst van de rechter. |
| Uitwinning | De situatie waarin de koper het rustig bezit van het gekochte goed verliest door een juridische aanspraak van een derde, bijvoorbeeld omdat de verkoper niet de ware eigenaar was. |
| Uitvoering in natura | De nakoming van een verbintenis door het daadwerkelijk leveren van de overeengekomen prestatie, in plaats van het betalen van een schadevergoeding. |
| Uitvoeringscontract | Een contract dat wordt gesloten ter uitvoering van een raamcontract, en dat de specifieke details van de transactie regelt. |
| Verbintenis | Een juridische verplichting die een persoon heeft jegens een ander. Dit kan een resultaatsverbintenis (het bereiken van een bepaald resultaat) of een middelenverbintenis (het leveren van de nodige inspanningen) zijn. |
| Verbruikslening | Een lening waarbij de ontlener de geleende zaken verbruikt en verplicht is om een equivalent daarvan terug te geven, waarbij de eigendom van de geleende zaken overgaat op de ontlener. |
| Verbouwingen | Wijzigingen aan een onroerend goed die worden aangebracht door de huurder. De regels rondom verbouwingen zijn afhankelijk van de toestemming van de verhuurder en het soort verbouwing. |
| Verd Explanation | Een uitleg die de betekenis van een term verduidelijkt, met verwijzing naar de wettelijke bepalingen of juridische principes. |
| Verkoop aan consument | Een verkoop die plaatsvindt met een consument als koper, waarbij specifieke beschermingsregels van toepassing zijn. |
| Verkoop buiten verkoopruimten | Een verkoop die plaatsvindt buiten de normale verkoopruimten van de onderneming, bijvoorbeeld aan huis. Hierbij gelden specifieke informatieplichten en een herroepingsrecht voor de consument. |
| Verkoop op afstand | Een verkoop die wordt gesloten zonder fysiek contact tussen koper en verkoper, bijvoorbeeld via internet of telefoon. Hierbij zijn er specifieke informatieplichten en een herroepingsrecht voor de consument. |
| Verkoop op afbetaling | Een koopovereenkomst waarbij de koopprijs in termijnen wordt betaald. De verkoper kan hierbij een eigendomsvoorbehoud bedingen. |
| Verkoopbelofte | Een overeenkomst waarbij een partij zich verbindt om een goed te verkopen aan een andere partij, indien deze laatste de belofte aanvaardt. Dit is onderscheiden van een aanbod. |
| Verlening van volmacht | Het toekennen van de bevoegdheid aan een persoon om namens een ander rechtshandelingen te stellen. |
| Verplichting tot levering | De juridische plicht van de verkoper om het verkochte goed ter beschikking te stellen van de koper, in de staat en op de plaats zoals overeengekomen. |
| Vertegenwoordiging | Het optreden van een persoon (de vertegenwoordiger) in naam en voor rekening van een ander (de vertegenwoordigde), waardoor de vertegenwoordigde direct gebonden is door de rechtshandelingen van de vertegenwoordiger. |
| Vormvereisten | Specifieke formaliteiten die wettelijk voorgeschreven zijn voor de geldigheid van een overeenkomst, zoals een geschrift of een authentieke akte. |
| Vrijwaring | De verplichting van de verkoper om de koper te beschermen tegen uitwinning en tegen verborgen gebreken die het genot van het goed verstoren. |
| Vrijwaring voor eigen daad | De verplichting van de verkoper om de koper niet te storen in zijn rustig genot van het goed, zowel feitelijk als juridisch. |
| Vrijwaring voor derden | De verplichting van de verkoper om de koper te beschermen tegen juridische stoornissen die door derden worden ingesteld op het goed, indien deze stoornissen een oorsprong hebben vóór de verkoop. |
| Vrijwaring voor uitwinning | De verplichting van de verkoper om de koper te beschermen tegen het verlies van het bezit van het goed als gevolg van juridische aanspraken van derden, bijvoorbeeld door een hypothecaire vordering of een revindicatie. |
| Vruchtgebruik | Een zakelijk recht dat de houder het recht geeft om een goed te gebruiken en de vruchten ervan te genieten, zonder de eigendom ervan te hebben. |
| Vormelijk contract | Een contract dat slechts geldig tot stand komt wanneer bepaalde vormvereisten worden nageleefd, zoals het opmaken van een authentieke akte. |
| Wanprestatie | Het niet-nakomen van een verbintenis die voortvloeit uit een overeenkomst. Dit kan leiden tot diverse rechtsmiddelen voor de benadeelde partij. |
| Wederkerige overeenkomst | Een overeenkomst waarbij beide partijen verbintenissen aangaan jegens elkaar. Bijvoorbeeld een koopovereenkomst, waarbij de verkoper een goed levert en de koper de prijs betaalt. |
| Weens Koopverdrag | Een internationaal verdrag dat regels bevat voor de internationale koop van roerende lichamelijke goederen tussen professionelen. |
| Woninghuur | Een specifieke huurovereenkomst die van toepassing is op de verhuring van een pand dat dient als hoofdverblijfplaats van de huurder. Deze regeling biedt bijzondere bescherming aan de huurder. |
| Woeker | Het bedingen van een interestvoet die onredelijk hoog is en een onevenwicht vertoont tussen de wederzijdse prestaties. Dit is verboden door de wet. |
| Zakelijk contract | Een overeenkomst die pas tot stand komt bij de afgifte van de zaak, zoals bruikleen en verbruikslening. |
| Zakelijk recht | Een recht dat rechtstreeks betrekking heeft op een zaak, en dat tegenstelbaar is aan derden, zoals eigendom, erfdienstbaarheid of vruchtgebruik. |
| Zakelijk gebruiksrecht | Een recht dat een persoon toelaat om een zaak van een ander te gebruiken, zonder er eigenaar van te zijn, zoals een erfdienstbaarheid of vruchtgebruik. |
| Zichtbaar gebrek | Een gebrek aan een goed dat door een normaal en aandachtig onderzoek bij de levering kan worden ontdekt. Indien dit gebrek wordt aanvaard, kan de koper zich hier niet meer op beroepen. |
| Zorgvolmacht | Een door een wilsbekwame persoon opgestelde lastgeving die uitwerking heeft wanneer de lastgever wilsonbekwaam wordt, teneinde specifieke handelingen te stellen met betrekking tot vermogen of persoon. |
| Kanscontract | Een overeenkomst waarbij de gelijkwaardigheid van de wederkerige prestaties onzeker is, omdat het bestaan of de omvang van één van de prestaties afhangt van een onzekere gebeurtenis, wat leidt tot een kans op winst of een risico op verlies voor de partijen. |
| Beding van aanwas | Een clausule in een overeenkomst, vaak bij de aankoop van een onroerend goed door samenwonenden, waarbij elke deelgenoot het aandeel van de andere deelgenoot verkrijgt onder de opschortende voorwaarde van zijn of haar overleven. Dit heeft retroactieve werking en kan als kanscontract worden beschouwd. |
| Huur | Een wederkerig contract waarbij een partij, de verhuurder, een zaak tijdelijk ter beschikking stelt van een ander, de huurder, in ruil voor een bepaalde of bepaalbare prijs. Het verleent de huurder een persoonlijk genotsrecht over de zaak. |
| Leningsovereenkomst | Een overeenkomst waarbij de ene partij, de ontlener, een zaak tijdelijk gebruikt en na afloop een gelijkwaardige zaak moet teruggeven (verbruiklening) of dezelfde zaak in natura moet teruggeven (bruiklening). |
| Leasing | Een financieringsovereenkomst waarbij de leasinggever het genot van een goed biedt aan de leasingnemer in ruil voor een periodieke prijs. Vaak is er aan het einde van de leasingperiode een optie voor de leasingnemer om het goed aan te kopen. |
| Franchising | Een distributietechniek en toetredingscontract waarbij een franchisegever zijn imago, knowhow en commercialisatiesysteem ter beschikking stelt van een franchisee in ruil voor een vergoeding, waardoor de franchisee een bepaald merk of een commerciële formule mag exploiteren. |
| Licentie | Een overeenkomst die de titularis van een industrieel eigendomsrecht of knowhow toestaat aan een licentienemer om bepaalde handelingen te verrichten die normaal onder het monopolie van de titularis vallen, in ruil voor een vergoeding, ook wel royalty's genoemd. |
| Vaststellingsovereenkomst | Een ruimere categorie van contracten dan dading, waarbij partijen tot vaststelling komen van een juridische waarheid of onzekerheid met als gevolg dat er geen tegenbewijs meer mogelijk is. Dading is een specifieke toepassing hiervan. |
| Bruiklening | Een zakelijke, eenzijdige en kosteloze overeenkomst waarbij een partij, de uitlener, een niet-vervangbare zaak tijdelijk ter beschikking stelt van een ander, de ontlener, die deze zaak na gebruik in natura moet teruggeven, zonder er vruchten van te trekken. |
| Verbruiklening | Een leningsovereenkomst met betrekking tot verbruikbare zaken, waarbij de ontlener verplicht is om na gebruik een gelijkwaardige zaak terug te geven. Bij deze overeenkomst gaat de eigendom van de zaak over op de ontlener. |
| Aanneming | Een overeenkomst waarbij de ene partij, de aannemer, zich verbindt om voor de andere partij, de opdrachtgever, iets te verrichten (een werk of dienst) tegen betaling van een tussen hen bedongen prijs, waarbij de aannemer dit in volle onafhankelijkheid uitvoert. |
| Bewaargeving | Een overeenkomst waarbij een partij, de bewaarnemer, een roerende zaak van een ander, de bewaargever, in ontvangst neemt met de plicht deze te bewaren en in natura terug te geven op eerste verzoek, zonder de zaak te mogen gebruiken. |
| :--------------------------------------------- | :------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ |
| **Aannemingsovereenkomst** | Een contract waarbij de ene partij, de aannemer, zich ertoe verbindt om, tegen betaling van een tussen hen overeengekomen prijs, een bepaald werk te verrichten, en waarbij de andere partij, de opdrachtgever, zich ertoe verbindt dit werk te aanvaarden en te betalen. |
| **Opdrachtgever** | De partij die in een aannemingsovereenkomst de opdracht geeft voor het uit te voeren werk en de aannemer hiervoor betaalt. |
| **Aannemer** | De partij die in een aannemingsovereenkomst de verbintenis aangaat om een bepaald werk uit te voeren voor de opdrachtgever tegen een overeengekomen prijs. |
| **Contractuele aansprakelijkheid** | De aansprakelijkheid die voortvloeit uit het niet naleven van de voorwaarden en verbintenissen die zijn opgenomen in een contract, zoals een aannemingsovereenkomst. |
| **10-jarige aansprakelijkheid** | Een wettelijk vastgelegde aansprakelijkheid die de aannemer en architect tien jaar lang bindt voor de stabiliteit van bouwwerken, zelfs na oplevering, en die van openbare orde is. |
| **Bouwwerk** | Een constructie die is opgericht, geheel of gedeeltelijk, op een perceel grond en die bedoeld is om duurzaam te zijn, zoals een huis of een gebouw. |
| **Zwaar gebrek** | Een defect aan een bouwwerk dat de stabiliteit van het gebouw aantast, hetzij zichtbaar, hetzij verborgen, en waarvoor de aannemer of architect aansprakelijk kan worden gesteld binnen de 10-jarige aansprakelijkheidstermijn. |
| **Licht verborgen gebrek** | Een gebrek dat niet direct de stabiliteit van een bouwwerk aantast, maar dat toch verborgen is en kan leiden tot aansprakelijkheid van de aannemer, vaak binnen een vastgestelde waarborgtermijn na oplevering. |
| **Oplevering** | De handeling waarbij de opdrachtgever de door de aannemer uitgevoerde werken aanvaardt, wat de beëindiging van de contractuele verbintenissen markeert en het begin van bepaalde aansprakelijkheidstermijnen inluidt. |
| **Voorlopige oplevering** | Een initiële aanvaarding van de werken door de opdrachtgever, vaak na een eerste controle, waarbij zichtbare gebreken nog kunnen worden gemeld, maar dit nog geen definitieve goedkeuring betekent. |
| **Definitieve oplevering** | De uiteindelijke aanvaarding van de voltooide werken door de opdrachtgever, meestal na een bepaalde periode (zoals een jaar) en na het doorlopen van de vier seizoenen, waarbij de 10-jarige aansprakelijkheidstermijn aanvangt. |
| **Woningbouwwet (Wet Breyne)** | Een dwingende wet die specifieke bescherming biedt aan kopers van nog te bouwen woningen of woningen in aanbouw en aan bouwheren die een aannemingsovereenkomst sluiten voor de bouw van hun woning, met het oog op het voorkomen van fraude en het waarborgen van de kwaliteit. |
| **Verkoop op plan** | Een overeenkomst waarbij een woning wordt verkocht die nog niet is gebouwd, gebaseerd op plannen, specificaties en eventueel een maquette, en die onderworpen is aan de bepalingen van de Woningbouwwet. |
| **Sleutel-op-de-deur aanneming** | Een type aannemingsovereenkomst binnen de Woningbouwwet waarbij de aannemer verantwoordelijk is voor alle aspecten van de bouw, van ontwerp tot oplevering, en de woning kant-en-klaar oplevert aan de bouwheer. |
| **Quasi-delictuele aansprakelijkheid** | Aansprakelijkheid die ontstaat uit een daad of nalatigheid die schade veroorzaakt aan derden, buiten een contractuele relatie om, gebaseerd op de artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek. |
| **Onderaanneming** | Een overeenkomst waarbij de hoofdaannemer, op eigen initiatief en verantwoordelijkheid, een deel of het geheel van het werk laat uitvoeren door een derde, de onderaannemer. |
| **Nevenaanneming** | Een situatie waarbij de opdrachtgever zelf verschillende aannemers inschakelt voor specifieke onderdelen van een bouwproject, in plaats van één hoofdaannemer. |
| **Risico-overgang** | Het moment waarop het risico van tenietgaan of beschadiging van het werk van de aannemer overgaat op de opdrachtgever, wat meestal samenvalt met de oplevering, tenzij anders contractueel bepaald. |
| **Eenzijdige opzegging opdrachtgever** | Het recht van de opdrachtgever om, op basis van artikel 1794 BW, de aannemingsovereenkomst op elk ogenblik en zonder motivering te beëindigen, mits de aannemer schadeloos wordt gesteld voor alle gemaakte kosten, arbeid en gederfde winst. |
| **Overlijden aannemer** | In een aannemingsovereenkomst die intuitu personae is, leidt het overlijden van de aannemer tot het einde van de overeenkomst, tenzij de erfgenamen de verbintenissen kunnen overnemen. |
| **Garantietermijn** | Een periode na de oplevering waarin de aannemer aansprakelijk blijft voor bepaalde gebreken in het werk, zoals de 10-jarige aansprakelijkheid voor stabiliteit. |
| **Vervaltermijn** | Een strikte wettelijke termijn waarbinnen een rechtsvordering moet worden ingesteld, zoals de 10-jarige aansprakelijkheid voor bouwwerken, na welke termijn het recht om op te treden vervalt. |
| **Verplichte vermeldingen (Woningbouwwet)** | Specifieke informatie die verplicht in een overeenkomst onder de Woningbouwwet moet worden opgenomen, zoals de identiteit van de partijen, de bouwvergunning, de prijsbepaling en de uitvoeringsduur, ter bescherming van de bouwheer. |
| **Aansprakelijkheid / Risico (Woningbouwwet)** | De Woningbouwwet regelt de overdracht van eigendom en risico tijdens de bouw, met waarborgen en aansprakelijkheidsregelingen voor de architect, verkoper en aannemer, ter bescherming van de bouwheer tegen faillissementen en bouwfouten. |
| **Betaling (Woningbouwwet)** | De Woningbouwwet reguleert de betalingen aan de aannemer, waarbij niets mag worden betaald vóór ondertekening van de overeenkomst en een voorschot van maximaal 5% is toegestaan, met verdere betalingen naarmate de werken vorderen en er authentieke akten worden verleden. |
| **Sancties (Woningbouwwet)** | Sancties die de Woningbouwwet voorziet bij miskenning van haar bepalingen, zoals nietigheid van bedingen of zelfs van de gehele overeenkomst, om de bouwheer te beschermen. |
| Huurovereenkomst | Een wederkerig contract waarbij een partij (de verhuurder) aan de andere partij (de huurder) het tijdelijk genot verleent van een zaak, hetzij onroerend, hetzij roerend, tegen een bepaalde of bepaalbare prijs. |
| Huurder | De partij die zich verbindt om een huurprijs te betalen in ruil voor het genot van een gehuurde zaak. |
| Verhuurder | De partij die zich verbindt om het genot van een gehuurde zaak te verlenen tegen betaling van een huurprijs. |
| Gemeen huurrecht | Het standaard huurrecht dat van toepassing is wanneer er geen specifieke wettelijke regeling voor een bepaald type huur geldt. Het biedt partijen veel contractuele vrijheid. |
| Onderhoudsverplichting (verhuurder) | De plicht van de verhuurder om het verhuurde goed zodanig te onderhouden dat het kan dienen voor het beoogde gebruik, inclusief het uitvoeren van nodige herstellingen, met uitzondering van bepaalde herstellingen ten laste van de huurder. |
| Vrijwaring voor rustig genot | De verplichting van de verhuurder om ervoor te zorgen dat de huurder ongestoord genot heeft van het gehuurde goed, zowel tegen feitelijke als juridische stoornissen veroorzaakt door de verhuurder zelf of door derden. |
| Gebreken (huurrecht) | Een tekortkoming in het gehuurde goed, die het normale gebruik ervan belemmert of vermindert, ongeacht of dit gebrek zichtbaar of verborgen is, en ongeacht de oorzaak. |
| Prijs, kosten en lasten (huur) | De huurprijs, die vrij te bepalen is, evenals de kosten en lasten die aan de huurder kunnen worden aangerekend, zoals uitgaven voor energie, onderhoud en belastingen, mits dit contractueel is overeengekomen of wettelijk is bepaald. |
| Plaatsbeschrijving | Een gedetailleerde en omstandige beschrijving van de staat van het gehuurde goed bij aanvang en einde van de huurovereenkomst, die dient ter bewijsregeling en ter voorkoming van conflicten tussen huurder en verhuurder. |
| Overdracht van huur | De door de huurder aan een derde overgedragen huurovereenkomst, waardoor de derde de oorspronkelijke huurder vervangt als directe huurder ten opzichte van de hoofdverhuurder, mits de nodige formaliteiten worden nageleefd. |
| Tegenwerpelijkheid aan derden (huur) | De erkenning van het bestaan van een huurovereenkomst door derden, wat vooral relevant is bij huurovereenkomsten van lange duur die moeten worden overgeschreven om tegenstelbaar te zijn. |
| Huur van studentenhuisvesting | Een specifiek regime voor huurovereenkomsten waarbij de huurder een student is en het gehuurde goed niet tot hoofdverblijfplaats dient, met specifieke regels inzake duur, overdracht en kosten. |
| Handelshuurwet | De wet die een specifiek regime regelt voor de huur van onroerende goederen die worden gebruikt voor handel of ambacht, met als doel de continuïteit van de handelszaak te waarborgen door middel van een lange huurtermijn. |
Cover
BIJZONDEREOVEREENKOMSTEN - samenvatting.docx
Summary
# Studiehandleiding Bijzondere Overeenkomsten
Dit document is een gedetailleerde studiehandleiding, opgesteld om u voor te bereiden op het examen inzake bijzondere overeenkomsten. Het overzicht volgt de structuur van de cursus en belicht de kernconcepten, juridische principes en praktische toepassingen van de verschillende contracttypes.
## Situering van bijzondere overeenkomsten
Bijzondere overeenkomsten worden beheerst door specifieke rechtsregels die voorrang hebben op de algemene regels van het verbintenissenrecht (blijft de basis: art. 5.13 BW). Het principe van contractvrijheid geldt, maar wordt gelimiteerd zodra een contract de essentiële bestanddelen van een bijzondere overeenkomst vervult. Een benoemde overeenkomst wordt uitgewerkt in wet- of decreetgeving, in tegenstelling tot een onbenoemde overeenkomst. Bijzondere overeenkomsten vinden hun uitwerking in het Burgerlijk Wetboek, maar ook in specifieke wetten en decreten (bv. woningbouwwet). Essentiële bestanddelen zijn cruciaal voor de kwalificatie van een overeenkomst; bij een afwijking kan herkwalificatie plaatsvinden. Bijzondere rechtsregels kunnen analoog worden toegepast om onbenoemde contracten aan te vullen.
De vier functies van het bijzondere contractenrecht zijn:
* **Interpretatieve functie:** Helpt bij het regelen van rechtsverhoudingen door oplossingen aan te bieden.
* **Corrigerende functie:** Corrigeert wat partijen overeenkomen, alsook de algemene verbintenissenrechtelijke regels.
* **Beschermende functie:** Beschermt specifieke partijen (bv. huurder, consument).
* **Faciliterende functie:** Maakt rechtsverkeer eenvoudiger door terug te vallen op een bestaand statuut.
## Deel 1: Koop
### Hoofdstuk 1. Essentiële bestanddelen
#### §1. Begrip – soorten
**Begrip:** Een koop is een wederkerig contract waarbij de verkoper zich verbindt de eigendom van een goed over te dragen aan de koper, tegen een prijs in geld. Het oud BW (art. 1582) definieert koop als een overeenkomst waarbij de ene partij zich verbindt om een zaak te leveren en de andere daarvoor een prijs te betalen.
**Oorsprong:** Koop vindt zijn oorsprong in ruil, en evolueerde met de introductie van waardemaatstaven.
**Soorten:**
* Roerende goederen:
* Koop bij gewicht, getal, maat (art. 1585 oud BW).
* Koop ad gustum (art. 1587 oud BW) – proeven op voorhand.
* Koop op proef (art. 1588 oud BW).
* Consumentenkoop (art. 1649bis oud BW).
* Digitale consumentenkoop (art. 1701/2-1702/19 oud BW).
* Verkoop op afbetaling (art. I.9, 46° WER).
* Verkoop op afstand (art. I.8, 15° WER).
* Internationale aspecten: Weens Koopverdrag (CISG), Gemeenschappelijk Europees Kooprecht (CESL).
* Onroerende goederen: Koop op plan (Woningbouwwet) voor bescherming bij nog niet bestaande appartementen.
#### §2. Essentiële bestanddelen van koop
De essentiële bestanddelen bepalen of een overeenkomst als koop kan worden gekwalificeerd, anders volgt herkwalificatie. Deze zijn:
1. **Eigendomsoverdracht:** Het overdragen van de eigendom van een goed.
2. **Tegen een prijs in geld:** Een prestatie in geld, geen ruil of dienst in natura.
#### §3. Kenmerken koop
* **Onder bezwarende titel:** Want er is een tegenprestatie (prijs/eigendomsoverdracht).
* **Wederkerig:** Elke partij heeft verbintenissen.
* **Consensueel:** Komt tot stand door wilsovereenstemming, tenzij bij onroerende goederen (formeel contract).
### Hoofdstuk 2. Geldigheidsvereisten
De algemene geldigheidsvereisten zijn vastgelegd in art. 5.27 BW:
* Vrije en bewuste toestemming.
* Bekwaamheid.
* Bepaalbaar en geoorloofd voorwerp.
* Geoorloofde oorzaak.
#### §1. Overzicht
#### §2. Toestemming - Wilsovereenstemming
**Inhoud van de wilsovereenstemming:**
* **Essentiële elementen:** Goed en koopprijs.
* **Substantiële elementen:** Doorslaggevend voor partijen (bv. bekomen hypothecair krediet).
* **Secundaire elementen:** Kunnen later nog bepaald worden (bv. overname gordijnen).
**Aanbod en aanvaarding:**
* **Aanbod:** Een vast en precies voorstel met alle essentiële en substantiële elementen, zodat enkel aanvaarding nodig is. Het aanbod is verbindend vanaf het moment van de formulering (art. 5.19 BW).
* **Aanvaarding:** Een wil om het aanbod te aanvaarden, die alle materiële elementen moet omvatten en onvoorwaardelijk moet zijn. Ze moet ter kennis worden gebracht, uitdrukkelijk of stilzwijgend.
**Eenzijdige verkoopbelofte/koopoptie:**
Een optie is een eenzijdige verbintenis om te verkopen tegen een bepaalde prijs (art. 5.25 BW). Een wederzijdse optie is een koop. De begunstigde kan de optie lichten. Bij miskenning door derden is er bescherming via indeplaatsstelling, afhankelijk van de aard van het goed (roerend/onroerend).
**Eenzijdige aankoopbelofte:** De wil om aan te kopen wordt vastgelegd.
**Voorkeurrecht en voorkooprecht:**
* **Voorkooprecht:** De verkoper verbindt zich ertoe, bij verkoop, het goed eerst aan de begunstigde aan te bieden tegen dezelfde prijs als een derde. Bij miskenning is herstel in equivalent (schadevergoeding) of in natura mogelijk.
* **Voorkeurrecht:** De eigenaar verbindt zich ertoe, bij verkoop, het goed eerst aan de begunstigde aan te bieden. Dit is algemener en geeft de begunstigde het recht als eerste een bod te doen.
#### §2. Toestemming - Wilsgebreken
* **Dwaling:** Dwaling betreffende de zelfstandigheid van de zaak die doorslaggevend is en verschoonbaar. Sanctie: nietigheid.
* **Bedrog:** Kunstgrepen, leugens, omstandig stilzwijgen (schending mededelingsplicht). Sanctie: nietigheid en schadevergoeding. Bij bedrog met betrekking tot kilometerstanden (Car-pass) is er een specifieke ontbindingsmogelijkheid.
* **Benadeling:** Onevenwicht tussen prestaties. Enkel in specifieke gevallen (bv. benadeling verkoper onroerend goed met meer dan 7/12de, art. 1674 oud BW). Sanctie: nietigheid. Het voorstel tot herziening van Boek 7 beoogt dit te vereenvoudigen.
#### §3. Bekwaamheid
Bekwaamheid is de regel. Bijzondere onbekwaamheden gelden voor voogden, lasthebbers (art. 1596 oud BW; art. 1.8, §6 BW), en gerechtsdienaren (art. 1597 oud BW) m.b.t. betwiste rechten.
#### §3. Voorwerp
* **Beginselen:** Het voorwerp moet bestaan, in de handel zijn, en mag geen verboden rechten betreffen.
* **Nietigheid:** Bij gedeeltelijk tenietgaan van het voorwerp heeft de koper de keuze tussen behoud (eventueel met prijsaanpassing) of nietigheid (art. 1601 oud BW).
### Hoofdstuk 3. Vorm, bewijs, kosten, interpretatie
#### §1. Vorm
* **Algemeen:** Geen vormvereisten, tenzij voor de tegenwerpelijkheid (bv. authentieke akte voor onroerende goederen).
* **Verkopen met vormvereisten:** Onroerende goederen, goederen van onbekwamen, verkopen na gerechtelijke beslissing.
#### §2. Bewijs
Burgerlijk recht: Begin van bewijs door geschrift (art. 8.13 BW). Ondernemingszaken: Vrij bewijsrecht (art. 8.11 BW). Consumentenbescherming vereist vaak een verplicht geschrift. E-mails/sms'en kunnen als begin van bewijs dienen (art. 8.13 BW).
#### §3. Kosten
Aktekosten zijn ten laste van de koper (art. 1593 oud BW). Leveringskosten ten laste van de verkoper, afhalingskosten ten laste van de koper (art. 1608 oud BW).
#### §4. Interpretatie van de overeenkomst
Bij twijfel worden bedingen in koopcontracten geïnterpreteerd tegen de verkoper (art. 1602 oud BW). Dit wordt in Boek 7 afgeschaft.
### Hoofdstuk 4. Verbintenissen verkoper
De verkoper heeft drie hoofdverbintenissen:
1. Conforme levering.
2. Vrijwaring voor uitwinning.
3. Vrijwaring voor verborgen gebreken.
Bij onroerende goederen komen hierbij: verlijden authentieke akte, stedenbouwkundige informatie, etc. Bij consumentenkoop zijn 1 en 3 samengevoegd.
#### §1. Verbintenis koper: levering
**Toedracht leveringsplicht:** Materiële afgifte met toebehoren en vruchten. Conformiteit tussen geleverde en verkochte zaak is essentieel. Aanvaarding van zichtbare gebreken (door geen protest) impliceert aanvaarding.
**Toebehoren:** Alles wat materieel of immaterieel verbonden is aan het goed, inclusief vorderingen. Dit heeft een translatief karakter (kwalitatief recht).
**Wijze van levering:** Materiële afgifte, symbolisch bij onroerend goed, werkelijke afgifte bij roerend goed.
**Plaats van levering:** In principe op het tijdstip van de koop (art. 1609 oud BW), maar dit is vaag en partijafspraken zijn aan te raden.
**Tijdstip levering:** Vrij te bepalen, anders onmiddellijk. Bij consumentenkoop geldt een termijn van dertig dagen (art. VI.43, §1 WER).
**Gevolgen aanvaarding levering:** Onderzoek naar conformiteit en zichtbare gebreken. Afkeuring moet spoedig gebeuren, anders geen mogelijkheid tot ontbinding wegens niet-conformiteit.
#### §2. Verbintenis verkoper: vrijwaring voor uitwinning
**Begrip:** Stoornis in het eigendomsrecht of bezit van de koper, geheel of gedeeltelijk.
* **Vrijwaring voor eigen daad:** Feitelijke of rechtsstoornis door de verkoper zelf. Sanctie: gemeen recht, vrijwarings excepto i.g.v. rechtsstoornis. Er is een verbod op bevrijdingsbeding (art. 1628 oud BW), tenzij specifieke rechten voorbehouden zijn.
* **Vrijwaring voor daden van derden:** Enkel rechtsstoornis door derden (bv. claims op het goed). Kan ook indien verkoper te goeder trouw is. Geen verbod op bevrijdingsbeding, maar beperking indien het een deel van het goed betreft.
#### §3. Verbintenis koper: vrijwaring voor verborgen gebreken
**Begrip:** Gebrek dat niet zichtbaar is bij levering, het goed ongeschikt maakt voor beoogd gebruik, en dat reeds bestond in de kiem op het moment van de koop.
* **Soorten:** Intrinsiek/functioneel gebrek, gebrek aan verborgen non-conformiteit.
* **Uitzonderingen:** Wettelijke afwijking (bv. koop op rechterlijk gezag), conventionele afwijkingen (mits kennis gebrek door koper, of géén bedrog/nalatigheid verkoper).
* **Uitoefening recht:** Keuze tussen teruggave zaak/prijs (actio redhibitoria) of prijsvermindering (actio aestimatoria) (art. 1644 oud BW). Termijn: "korte termijn" (art. 1648 oud BW), die verlengd kan worden.
* **Vergoeding:** Verkoper te goeder trouw: prijs en kosten. Verkoper te kwader trouw: prijs en alle schade. Gespecialiseerde verkoper wordt gelijkgesteld aan verkoper te kwader trouw.
#### §4. Vergelijking tussen verschillende vorderingen die de koper kan instellen
De koper moet de toepassingsvoorwaarden en termijnen van uitwinning, verborgen gebreken, en dwaling (wilsgebrek) beoordelen. De conforme levering en verborgen gebreken vloeien samen in consumentenkoop en het Weens Koopverdrag.
### Hoofdstuk 5. Verbintenissen koper
#### Overzicht
De koper heeft de verbintenis tot:
* Het goed in ontvangst nemen.
* De prijs betalen.
* Kosten betalen.
* Meewerken aan de authentieke akte.
#### §1. Verbintenis koper: het goed in ontvangst nemen
**Begrip:** Inontvangstneming zonder voorbehoud is aanvaarding. Sanctie voor niet-ontvangst: gedwongen uitvoering of gerechtelijke ontbinding (art. 5.213 BW). Art. 1657 oud BW bevat een specifieke regel voor bederfbare goederen.
**Aanvaarding:** Erkenning van de overeenstemming tussen geleverd en verkocht goed. Kan uitdrukkelijk of stilzwijgend. Bij niet-conforme levering: onmiddellijk protest, levering weigeren, of voorbehoud maken.
#### §2. Verbintenis koper: prijs betalen
Hoofdverbintenis is betaling van de prijs, in principe contant. Bij te late betaling: nalatigheidsinteresten. De koper kan de betalingsplicht opschorten via de ENAC-exceptie. Verjaring: 10 jaar, of 1 jaar bij handelaren/niet-handelaren (art. 2272 oud BW). Sancties voor niet-betaling: niet-uitvoeringsexceptie, ontbinding (art. 1655-1656 oud BW), voorrecht onbetaalde verkoper.
### Hoofdstuk 6. Consumentenkoop
Dit is een afwijkend regime van kooprecht, gericht op de bescherming van de consument. Het is grotendeels dwingend recht.
#### §1. Toepassingsgebied - definities
* **Consumentenkoop:** Verkoop van consumptiegoederen door een verkoper aan een consument (natuurlijk persoon voor privédoeleinden).
* **Consument:** Natuurlijke persoon die handelt buiten zijn professionele activiteit.
* **Verkoper:** Natuurlijke of rechtspersoon die in het kader van zijn professionele activiteit consumptiegoederen verkoopt.
* **Consumptiegoederen:** Roerende lichamelijke zaken, goederen met digitale elementen, en levende dieren (niet voor menselijke consumptie).
* **Commerciële garantie:** Extra garantie bovenop de wettelijke garantie.
#### §2. Vrijwaring voor gebrek aan conformiteit
* **Subjectieve conformiteitsvereisten:** Moeten voldoen aan wat in de koopovereenkomst is bepaald (beschrijving, kwaliteit, specifieke door consument gewenste gebruik).
* **Objectieve conformiteitsvereisten:** Gelden voor elk goed van hetzelfde type (geschikt voor normaal gebruik, kwaliteit als monster, met toebehoren, conform publieke mededelingen).
* **Uitzonderingen op publieke mededelingen:** Indien de verkoper er niet van wist, redelijkerwijs niet kon weten, deze rechtzette, of de aankoop niet kon beïnvloeden.
* **Geen gebrek aan conformiteit:** Indien de consument het gebrek kende, redelijkerwijs had moeten kennen, het gebrek uit door de consument geleverd materiaal voortvloeit, of de afwijking uitdrukkelijk is aanvaard.
* **Bewijsvoordeel consument:** Vermoeden van gebrek aan conformiteit binnen twee jaar na levering (weerlegbaar).
* **Commerciële garantie:** Moet aan strikte voorwaarden voldoen.
* **Gelijkgesteld met conformiteitsgebrek:** Verkeerde installatie door de verkoper, of fout in handleiding.
#### §3. Uitoefening vrijwaring
Consument richt zich tot de eindverkoper. Eindverkoper kan regres uitoefenen op de producent. Consument kan ook een rechtstreekse aanspraak maken tegen eerdere schakels in de keten (jump action).
#### §3. Aansprakelijkheid en garantietermijn
* **Wettelijke garantie:** Twee jaar vanaf levering (art. 1649quater, §1 oud BW). Monistisch systeem (gebrek aan conformiteit).
* **Meldingstermijn:** Binnen twee maanden na vaststelling van het gebrek.
* **Verjaring rechtsvordering:** Eén jaar vanaf vaststelling van het gebrek.
#### §4. Remedies
* **Primaire sancties:** Kosteloos herstel of vervanging (binnen redelijke termijn, zonder ernstige overlast).
* **Secundaire remedies:** Evenredige prijsvermindering of ontbinding (indien primair onmogelijk/onevenredig).
* **Hierarchie remedies:** Primaire sancties hebben voorrang, tenzij onmogelijk of onevenredig. Schadevergoeding is steeds aanvullend mogelijk.
### Hoofdstuk 7. Weens Koopverdrag
Dit verdrag (CISG) regelt internationale koopovereenkomsten van roerende lichamelijke zaken. Het is van toepassing als de partijen in verschillende lidstaten zijn gevestigd of als partijen het verdrag kiezen. Het is echter niet van toepassing op B2C- en C2C-verhoudingen (art. 2, a CISG). Het verdrag heeft een monistische benadering van conformiteit. Belangrijk zijn de keuringsplicht (art. 38 CISG) en de klachtplicht (art. 39 CISG).
## Deel 2: Huur
### Hoofdstuk 1. Algemene begrippen
#### §1. Definitie - soorten - belang
* **Definitie:** Wederkerig contract waarbij de verhuurder aan de huurder tijdelijk het genot van een zaak verschaft, tegen een prijs (art. 1709 oud BW). Het huurrecht is een persoonlijk recht.
* **Soorten:** Huur van goederen (roerend/onroerend), huur van werk (aanneming). Specifieke huurstelsels: woninghuur, handelshuur, pacht.
* **Belang:** Economisch belang, helpt huurder goederen te gebruiken die hij niet kan kopen.
#### §2. Essentiële bestanddelen
* Verschaffen van vreedzaam genot en gebruik over een goed.
* Tegen betaling van een huurprijs.
#### §3. Kenmerken en aard van het huurcontract
* **Kenmerken:** Consensueel, wederkerig, onder bezwarende titel, voortdurend, tijdelijk (max. 99 jaar), niet intuitu personae.
* **Aard recht huurder:** Schuldvordering, roerend recht (ook bij onroerende goederen).
#### §4. Huur en andere overeenkomsten
Onderscheid met aanneming, koop, vruchtgebruik, bewaargeving, bruikleen.
### Hoofdstuk 2. Hoofdbestanddelen van de huur
#### §1. Het gehuurde goed
* **Vatbaar voor verhuring:** Roerend/onroerend, ook goederen buiten de handel met bepaalde restricties, gemeenschappelijke muur, eigen goed, andermans goed, onverdeeld goed.
* **Beschrijving:** Vereist een omstandige plaatsbeschrijving bij aanvang (art. 1730 oud BW, dwingend recht), die als vergelijkingspunt dient aan het einde van de huur.
#### § 2. De huurprijs
* **Omschrijving:** Bepaald of bepaalbaar, in geld of in natura, ernstig.
* **Indexering:** Bepaling van dwingend recht (art. 1728bis oud BW), slechts eenmaal per jaar mogelijk, met gebruik van het gezondheidsindexcijfer.
* **Kosten en lasten:** Regels volgen contract of verdelingsprincipe.
### Hoofdstuk 3. Geldigheidsvoorwaarden
Algemene geldigheidsvereisten (zie §2, Hoofdstuk 2). Voorwerp moet geoorloofd zijn (bv. geen krotverhuur).
### Hoofdstuk 4. Vorm en bewijs
* **Algemeen:** Consensueel, tenzij woninghuur of huur > 9 jaar (geschrift/notariële akte).
* **Schriftelijke huurovereenkomst:** Bevordert bewijs en registratie.
* **Mondelinge huurovereenkomst:** Bewijs is moeilijk, tenzij door begin van uitvoering (bekentenis). Boek 7 beoogt afschaffing.
### Hoofdstuk 5. Duur-opzegging-verlenging
#### §1. Duur
Principe: contractvrijheid, met beperkingen (geen eeuwigdurende contracten, minimumduren in specifieke huurstelsels). Huur van bepaalde duur eindigt van rechtswege (art. 1737 oud BW). Huur van onbepaalde duur wordt vermoed per maand te zijn aangegaan (art. 1736 oud BW).
#### §2. Opzegging
Vereist bij huur van onbepaalde duur, mondelinge huur, en specifieke huurstelsels. Vorm is vrij, maar bewijs is vereist (aangetekende brief/deurwaardersexploot bij handelshuur/pacht). Motivatie niet vereist, tenzij contractueel of wettelijk bepaald. Meerdere huurders: hoofdelijkheid of autonoom opzeggingsrecht. Opzeggingstermijn: in principe 1 maand (vangnet), specifiek in huurstelsels.
#### §3. Wettelijke en conventionele verlengingen
Een stilzwijgende verlenging is mogelijk, tenzij anders bepaald.
#### §4. Wederverhuring/huurhernieuwing
Dit is een nieuw contract. Een tweede stilzwijgende wederverhuring leidt tot onbepaalde duur. Zekerheden vallen weg bij wederverhuring.
### Hoofdstuk 6. Verbintenissen van de verhuurder
1. Levering in goede staat.
2. Onderhoud in goede staat.
3. Vrijwaring (eigen daden, daden van derden, gebreken).
4. Woninghuur: opstellen geschrift, plaatsbeschrijving.
#### §2. Verbintenis verhuurder: levering in goede staat
Materieel door afgifte sleutels, symbolisch bij onroerend goed. Dit is aanvullend recht, tenzij woninghuur (dwingend recht). Sancties bij niet-levering/slechte staat: ENAC, ontbinding, dwanguitvoering.
#### §3. Verbintenis verhuurder: onderhoud
De verhuurder staat in voor alle herstellingen, tenzij de huurder ze veroorzaakt door zijn foutief gebruik of nalatigheid (eliminatieregel). Dit is een voortdurende verbintenis. Sancties bij niet-onderhoud: ENAC, ontbinding, dwanguitvoering.
#### §4. Verbintenis verhuurder: rustig genot - vrijwaring
* **Vrijwaring eigen daden:** Feitelijke en rechtstoornis door de verhuurder. Sancties: ENAC, schadevergoeding, ontbinding.
* **Vrijwaring daden van derden:** Enkel rechtsstoornis. Sancties: oproeping in vrijwaring, prijsvermindering, ontbinding.
* **Vrijwaring gebreken:** Voor gebreken die ontstaan tijdens de huur, niet zichtbaar bij levering. Dit is aanvullend recht. Sancties: gemeen recht, keuze tussen prijsvermindering of ontbinding.
#### §5. Rechten verhuurder
Recht op uitvoering dringende herstellingen, bezoekrecht, zekerheidsrechten, voorrecht.
### Hoofdstuk 7. Verbintenissen huurder
1. Stofferingsplicht.
2. Betaling huurprijs, kosten en lasten.
3. Gebruik als "goede huisvader".
4. Teruggave van het verhuurde goed.
5. Aansprakelijkheid voor brand.
#### §2. Verbintenis huurder: stofferingsplicht
Plicht om het verhuurde goed niet leeg te laten staan, ter beveiliging van het voorrecht van de verhuurder. Sancties: ontbinding, schadevergoeding, dwanguitvoering.
#### §3. Verbintenis huurder: betaling van de huurprijs
Betaling huurprijs, kosten en lasten conform contract. Sancties bij niet-betaling: ENAC, vordering achterstallen, gerechtelijke ontbinding, schadevergoeding.
#### §4. Verbintenis huurder: gebruik als een goede huisvader
Inspanningsverbintenis; respecteren bestemming, beperkte aanpassingen, verwittigen van de verhuurder bij herstellingen. Sancties: ontbinding, schadevergoeding.
#### §5. Verbintenis huurder: teruggave van het verhuurde goed
Resultaatsverbintenis. Moet in dezelfde staat als bij aanvang, rekening houdend met normale slijtage. Belang van plaatsbeschrijving. Sancties: uitzetting, vergoeding huurschade.
#### §6. Verbintenis huurder: aansprakelijkheid voor brand
Vermoeden van aansprakelijkheid bij de huurder (art. 1733 oud BW), tenzij hij kan bewijzen dat de brand buiten zijn schuld is ontstaan (weerlegbaar vermoeden). Sanctie: vergoeding huurschade, eventueel ontbinding.
### Hoofdstuk 8. Huuroverdracht-onderhuur
#### §1. Algemeenheden
Huuroverdracht is de overname van het volledige huurcontract. Onderhuur is een nieuw huurcontract. Beide zijn principieel mogelijk, tenzij contractueel verboden (art. 1717 oud BW), met uitzonderingen.
#### §2. Huuroverdracht
Contractoverdracht. De overdrager blijft in principe gebonden, tenzij de verhuurder instemt met de volledige overdracht.
#### §3. Onderhuur
Nieuw huurcontract. De duur wordt beperkt door de hoofdhuur. Geen rechtstreekse vordering van de verhuurder tegen de onderhuurder.
### Hoofdstuk 9. Verkoop van het gehuurde goed
Het huurcontract is tegenwerpelijk aan een nieuwe eigenaar indien het een vaste datum heeft verkregen (art. 1743 oud BW). Dit is een aanvullend recht. Het Vlaams Woninghuurdecreet (art. 38 VWD) voorziet in een sterkere bescherming voor de huurder, ongeacht de vaste datum.
### Hoofdstuk 10. Einde van de huur
Diverse beëindigingsgronden: verstrijken duur, opzegging, wederzijds akkoord, gerechtelijke ontbinding.
#### §2. Ontbinding
Buitengerechtelijke ontbinding is verboden in woninghuur (art. 1762bis oud BW), de rechterlijke tussenkomst is vereist. Dadingen kunnen niet eenzijdig worden opgezegd.
#### §3. Tenietgaan van het goed
* **Geheel:** Ontbinding van rechtswege (art. 1722 oud BW).
* **Gedeeltelijk:** Keuze huurder tussen prijsvermindering of ontbinding. Dit geldt ook voor tijdelijk tenietgaan (bv. door lockdown).
### Hoofdstuk 11. Huur van roerende goederen
Nauwelijks geregeld in het oud BW. Contractuele regeling, met aanvullende werking van regels voor onroerende goederen.
### Hoofdstuk 12. Woninghuur (specifiek huurstelsel)
Dit hoofdstuk wordt grotendeels beheerst door het Vlaams Woninghuurdecreet (VWD).
#### §1. Algemeen kader
Het VWD geldt voor huurovereenkomsten betreffende een woning die dient als hoofdverblijfplaats van de huurder, met toestemming van de verhuurder. De regels zijn grotendeels dwingend recht.
#### §2. Staat van het gehuurde goed en renovatiehuurovereenkomst
* **Levering en onderhoud:** De verhuurder moet het goed leveren in goede staat (dwingend recht). Conformiteit is cruciaal en wordt beoordeeld aan de hand van de Vlaamse Codex Wonen.
* **Onderhoud:** De verhuurder staat in voor de meeste herstellingen, de huurder voor kleine herstellingen en schade door zijn fout.
* **Renovatiehuurovereenkomst:** Een uitzondering op de conformiteitsvereisten, indien schriftelijk overeengekomen met duidelijke werken en tegenprestatie.
#### §3. Duur en opzegging
* **Duur:** Standaard 9 jaar, met automatische omzetting van kortere/langere duur. Uitzonderingen: huur van korte duur (max. 3 jaar), huur > 9 jaar, levenslange huur.
* **Opzegging:** Verhuurder kan opzeggen voor persoonlijk gebruik of renovatie (met vergoeding) of zonder motief (met vergoeding). Huurder kan steeds opzeggen met 3 maanden termijn (met beperkte vergoeding, tenzij tegenopzegging).
#### §4. Huurprijs: kosten en lasten
* **Huurprijs:** Contractvrijheid, maar indexering is van rechtswege (art. 34 VWD). Huurprijsherziening is mogelijk (tussen 9 en 6 maanden voor einde driejarige periode).
* **Kosten en lasten:** Verdelingsprincipe, met strikte uitsluitingen voor de huurder (onroerende voorheffing, registratie-, bemiddelingskosten).
#### §5. Waarborg
Max. drie maanden huur, in specifieke vormen (rekening huurder, bankwaarborg).
#### §6. Overdracht van huur en onderhuur
Principieel verboden, tenzij met toestemming verhuurder of bij onderhuur met sociaal oogmerk.
#### §7. Overdracht van het gehuurde goed
De verkrijger moet het huurcontract eerbiedigen, ongeacht vaste datum. Informatieplicht is cruciaal.
#### §8. Contractuele verplichtingen
Onderhouds- en herstellingsplicht verhuurder (dwingend recht), verplichte brandverzekering (art. 29 VWD), regeling eindplaatsbeschrijving.
#### §9. Uithuiszetting
Procedure met rol voor OCMW, wachttermijn en verwittiging.
### Hoofdstuk 13. Studentenhuur
Specifiek huurregime sinds 2019 (art. 53-65 VWD), grotendeels gebaseerd op woninghuur.
#### §3. Specifieke bepalingen
Verbod op overdracht/onderhuur (tenzij uitwisselingsprogramma). Blokkeren basishuurprijs bij opeenvolgende contracten met zelfde huurder, wel indexatie en huurprijsherziening. Huurwaarborg max. 2 maanden. Verbod op stilzwijgende verlenging. Specifieke opzeggingsmogelijkheden voor de huurder.
### Hoofdstuk 14. Handelshuur
Beheerst door de Handelshuurwet (art. 1-17 HHW) en specifieke decreten voor handelshuur van korte duur.
#### §1. Principes
* **Begrippen en toepassingsgebied:** Huurovereenkomst, onroerend goed, kleinhandel/ambachtsman met rechtstreeks contact met publiek, hoofdzakelijke bestemming. Dienstenverlenende beroepen met plaatsgebondenheid kunnen ook onder handelshuur vallen.
* **Dwingend recht:** Grotendeels, met contractuele afwijkingen indien de wet dit toelaat. Vrijwillige onderwerping is mogelijk.
#### §2. Bijzondere bepalingen
* **Duur:** Minimum 9 jaar, verlengbaar met periodes van 3 jaar. Opzegging door huurder is steeds mogelijk (6 maanden termijn). Verhuurder kan opzeggen voor persoonlijk gebruik of renovatie (met motief en termijn).
* **Huurhernieuwing:** Procedure tussen 18de en 15de maand voor einde huur, met aanvraag van nieuwe huurvoorwaarden. Belang van correcte procedure en ernstige huurprijs.
* **Huurprijsherziening:** Mogelijk bij verandering van normale huurwaarde (min. 15%) door nieuwe omstandigheden.
* **Verbouwingswerken:** Huurder heeft recht op aanpassing, met beperking van kosten en kennisgeving aan verhuurder.
* **Onderhuur en overdracht:** Principieel toegelaten tenzij contractueel verboden. Rechtstreekse huurrelatie tussen onderhuurder/overnemer en verhuurder bij volledige onderhuur/overdracht.
* **Overdracht gehuurde goed:** Verkrijger kan huurcontract opzeggen met een gemotiveerd motief (persoonlijk gebruik, etc.) binnen 3 maanden na verkrijging.
* **Handelshuur van korte duur:** Max. 1 jaar, schriftelijk, te allen tijde opzegbaar door huurder. Geen huurhernieuwing, geen uitzettingsvergoeding.
## Deel 3: Aanneming
### Hoofdstuk 1. Algemene begrippen
#### §1. Begripsomschrijving
Wederkerig contract waarbij de aannemer zich verbindt een werk of dienst te verrichten tegen een prijs, met behoud van onafhankelijkheid.
#### §2. Kenmerken van de aanneming
Onder bezwarende titel, wederkerig, consensueel (met uitzonderingen voor woningbouw en consument-makelaar).
#### §3. Vergelijking met andere contracten
Verschillen met verkoop (prijs, eigendomsoverdracht, gebreken), huur (levering vooraf bestaand goed), lastgeving (geen vertegenwoordiging), arbeidsovereenkomst (geen gezagsverhouding). Het specificiteitscriterium bepaalt de kwalificatie.
### Hoofdstuk 2. Het tot stand komen van de aanneming
Totstandkoming door wilsovereenstemming over hoofdbestanddelen. Keuze aannemer is in principe vrij, tenzij overheidsopdrachten of erkende aannemers.
#### §1. Ontleding van de aanneming
* **Prijsbepaling:** Onbepaalde prijs (risico aannemer is beperkt), vaste prijs (risico aannemer), op bestek, relatief forfait.
### Hoofdstuk 3. Verbintenissen van de aannemer
1. De aanneming goed uitvoeren (technische specificaties, regels van de kunst).
2. Het overeengekomen werk tijdig uitvoeren.
3. Leveren en teruggeven (translatieve werking).
#### §1. De aanneming goed uitvoeren
Naast technische specificaties moet de aannemer de "regels van de kunst" naleven (art. 5.71 BW). Dit omvat technische kennis en gebruiken in de sector. Bij niet-naleving geldt een weerlegbaar vermoeden van aansprakelijkheid. De aannemer heeft een informatie- en raadgevingsplicht. De verbintenis kan een inspannings- of resultaatsverbintenis zijn.
#### §2. Het overeengekomen werk tijdig uitvoeren
Resultaatsverbintenis. Bij niet-naleving: mogelijke vertragingsboete/schadebeding.
#### §3. Leveren en teruggeven
Translatieve werking, met kwalitatief recht voor de opdrachtgever op vorderingen tegen leveranciers.
#### §4. Aansprakelijkheid voor slechte/laattijdige uitvoering
Gemeenrechtelijke aansprakelijkheid na ingebrekestelling. Bij gebreken na oplevering: lichte verborgen gebreken (redelijke termijn) en zware gebreken (tienjarige aansprakelijkheid, art. 1792 oud BW).
### Hoofdstuk 4. Verbintenissen van de opdrachtgever/bouwheer
* Werk bevorderen.
* Prijs betalen.
* In ontvangst nemen (oplevering).
#### §1. De oplevering
Eenzijdige rechtshandeling die de aanvaarding van het werk impliceert (vaststelling voltooiing, aanvaarding). Kan uitdrukkelijk (schriftelijk, tegensprekelijk) of stilzwijgend gebeuren. Bij belangrijke werken: voorlopige en definitieve oplevering.
### Hoofdstuk 5. Onderaanneming
#### §1. Begrip - ongeldigheid
De hoofdaannemer laat het werk uitvoeren door een derde (onderaannemer) op eigen initiatief en verantwoordelijkheid.
#### §2. Verhouding hoofdaannemer-onderaannemer
Zelfstandige aanneming. De onderaannemer moet rekening houden met de specificaties van het hoofdcontract en de regels van de kunst.
#### §3. Verhouding hoofdopdrachtgever-onderaannemer
Geen contractuele band, maar wel een rechtstreekse vordering van de onderaannemer tegen de opdrachtgever (art. 1798 oud BW).
### Hoofdstuk 6. Tienjarige aansprakelijkheid van de architect en de aannemer
Art. 1792 en 2270 oud BW. Betreft zware gebreken die de stabiliteit van een bouwwerk aantasten. De aansprakelijkheid geldt gedurende tien jaar vanaf de aanvaarding. Er is mede-aansprakelijkheid mogelijk.
### Hoofdstuk 7. Aansprakelijkheid tegenover derden
Extracontractuele aansprakelijkheid, burenhinder (art. 3.101 BW).
### Hoofdstuk 8. Het risico voor het vergaan
Het risico voor het vergaan van het werk draagt de aannemer tot aan de oplevering.
### Hoofdstuk 9. Einde van de aanneming
* **Beëindigingsgronden:** Voltooiing, wederzijds akkoord, overmacht, gerechtelijke/buitengerechtelijke ontbinding.
* **Eenzijdige verbreking:** Opdrachtgever mag het contract te allen tijde verbreken, mits betaling van verbrekingsvergoeding (art. 1794 oud BW). Overlijden/faillissement aannemer kan leiden tot einde.
### Hoofdstuk 10. Woningbouw
Woningbouwwet (wet 1971) regelt de koop van nog te bouwen of in aanbouw zijnde woningen. Omvat formele vereisten, eigendomsovergang (natrekking), risico-overgang, borgstelling en oplevering. Tienjarige aansprakelijkheid geldt tegenover de verkoper-promotor.
## Deel 4: Lastgeving
Lastgeving is een contract waarbij de lastgever de lasthebber belast met het stellen van een rechtshandeling, voor zijn rekening en in zijn naam.
### Hoofdstuk 1. Algemene begrippen
#### §1. Definitie en kenmerken
* **Definitie:** Contract waarbij lasthebber rechtshandelingen stelt in naam en voor rekening van lastgever (onmiddellijke vertegenwoordiging, art. 1.8 BW). Kan ook middellijk (lasthebber handelt in eigen naam, voor rekening van lastgever).
* **Kenmerken:** Consensueel, bezwarende titel of kosteloos, wederkerig of eenzijdig.
#### §2. Lastgeving en andere contracten
Onderscheid met verkoop (tussenpersonen), commandverklaring, sterkmaking, aanneming, zaakwaarneming.
### Hoofdstuk 2. Geldigheidsvereisten
* **Grondvereisten:** Toestemming, bekwaamheid, geldig voorwerp (rechtshandeling). De lasthebber mag nooit wederpartij van de lastgever zijn (art. 1.8, §6 BW).
* **Vormvereisten:** Principe solo consensu, maar soms geschrift vereist (bv. schenking).
### Hoofdstuk 3. Bewijs
* **Tussen partijen:** Gemeen recht (uitvoering geldt als bewijs, art. 1985 oud BW).
* **Tegenover derden:** Boven 3500 EUR is schriftelijk bewijs vereist.
### Hoofdstuk 4. Omvang van de lastgeving
* **Extrinsieke omvang:** Bijzondere of algemene lastgeving.
* **Intrinsieke omvang:** Lastgeving in algemene bewoordingen of uitdrukkelijke lastgeving voor daden van beschikking.
### Hoofdstuk 5. Verbintenissen van de lasthebber
* **Uitvoering:** Handelen als zorgvuldig en redelijk persoon, met inachtneming van specificaties en regels van de kunst. Plaatsvervanging is mogelijk, tenzij verboden.
* **Rekenschap geven:** Uitleg geven over de uitvoering en afgifte van ontvangen goederen.
### Hoofdstuk 6. Verbintenissen van de lastgever
* Vergoeding van voorschotten en kosten.
* Betaling van loon (kan door rechter gematigd worden).
* Vergoeding voor verliezen.
* Waarborgen van de lasthebber.
### Hoofdstuk 7. Uitwerking van de lastgeving jegens derden
* **Lasthebber handelt in eigen naam:** Middellijke vertegenwoordiging, overdracht van schuldvordering aan LG.
* **Lasthebber handelt binnen perken:** Onmiddellijke vertegenwoordiging, LG gebonden.
* **Lasthebber handelt buiten perken:** Geen vertegenwoordiging, tenzij bekrachtiging, schijnmandaat (art. 1.8, §5 BW) of zaakwaarneming.
### Hoofdstuk 8. Einde van de lastgeving
* **Gronden:** Overlijden (LG/LH), opzegging ad nutum, herroeping, onbekwaamverklaring, faillissement. Zorgmandaat is een uitzondering op einde bij overlijden/onbekwaamheid LG.
* **Gevolgen:** Tussen partijen en t.a.v. derden (met bescherming van derden te goeder trouw).
## Deel 5: Bewaargeving
Bewaargeving is een contract waarbij een persoon een roerend goed toevertrouwt aan een ander om het te bewaren en terug te geven.
### Hoofdstuk 1. Algemene begrippen
* **Essentiële bestanddelen:** Zaak bewaren, niet gebruiken, zaak teruggeven.
* **Kenmerken:** Reëel contract (zal consensueel worden), kosteloos of bezwarende titel, eenzijdig of wederkerig. Enkel roerende lichamelijke goederen (behalve sekwester).
### Hoofdstuk 2. Vrijwillige bewaargeving
Verbintenissen van de bewaarnemer: bewaring, bewaking, discretieplicht. Middelenverbintenis.
### Hoofdstuk 3. Noodbewaargeving
* **Hotelbewaargeving:** Specifieke bescherming voor hotelgasten met beperking van aansprakelijkheid (dwingend recht).
### Hoofdstk 5. Sekwester
* **Begrip:** Zaak in handen van een derde leggen wegens geschil. Kan bedongen, gerechtelijk of wettelijk zijn.
## Deel 6: Dading
Dading is een contract waarbij partijen, door wederzijdse toegevingen, een geschil beëindigen of voorkomen (art. 2044 oud BW).
### Hoofdstuk 1. Algemene begrippen
#### §1. Begripsomschrijving
Essentiële elementen: een bestaand geschil, de wil om het te beëindigen, en wederzijdse toegevingen.
#### §2. Kenmerken dading
Consensueel (met bewijsvereiste), wederkerig, onder bezwarende titel, declaratief of translatief.
#### §3. Onderscheid aanverwante rechtsfiguren
Verschillen met kwijtschrift, afstand van recht, minnelijke verdeling, arbitrage, partijbeslissing.
### Hoofdstuk 2. Geldigheidsvereisten
* **Algemene vereisten:** Bekwaamheid (dading is daad van beschikking), toestemming (geen wilsgebreken zoals dwaling omtrent de feiten, bedrog, geweld), geldig voorwerp en oorzaak.
* **Voorwerp dading:** Verbintenissen partijen, wederzijdse toegevingen, bepaald, mogelijk, wettelijk.
### Hoofdstuk 3. Vorm en bewijs
Geschrift is louter een bewijsvereiste (afwijking art. 8.20 BW).
### Hoofdstuk 4. Interpretatie en toepassingsgebied
Interpretatie is restrictief (art. 2048-2051 oud BW). Dadingen blijven beperkt tot hun voorwerp en de geschillen die erin begrepen zijn.
### Hoofdstuk 5. Gevolgen van de dading
Kracht van gewijsde tussen partijen, verhindert nieuwe vordering over hetzelfde geschil. Uitvoering in natura of via schadebeding. Ontbinding is mogelijk indien een partij niet nakomt, waardoor het geschil kan herleven.
## Deel 7: Overzicht van enkele krachtlijnen van het wetsvoorstel houdende invoeging van Boek 7 “Bijzondere Contracten” in het Burgerlijk Wetboek
Boek 7 streeft naar vereenvoudiging, herstructurering, coherentie en een rechtsvergelijkend perspectief.
### Titel 2. Koop en ruil
* Vereenvoudiging door schrappen van herhalingen en nutteloze bepalingen (bv. nietigheid verkoop andermans zaak, interpretatie contra venditorem).
* Harmonisatie van kooprecht (gemeen, consument, Weens Verdrag) met conformiteit als kernbegrip.
* Integratie van richtlijnen consumentenkoop en digitale producten.
* Belangrijkste wijzigingen: eigendomsoverdracht bij verlijden authentieke akte, risico-overgang bij gebruik/genot, conformiteitsbegrip als basis, harmonisatie remedies.
### Titel 3. Gebruikscontracten
* Schrappen regels specifieke huurstelsels.
* Algemeen regime huur grotendeels van toepassing op bruikleen.
* Afschaffing zakelijk karakter bruikleen.
* Conformiteitsbegrip geldt ook voor huur.
* Verdeling onderhouds- en herstellingskosten duidelijker.
* Wijzigingen in huurhernieuwing en vervreemding onroerend goed.
### Titel 4. Dienstencontract
* Eengemaakt regime voor gemeenrechtelijke dienstencontracten (lastgeving, bewaargeving, aanneming).
* Vereenvoudiging en afstemming op kooprecht (conformiteit, termijnen).
* Nieuw: samenwerkingsverbintenis, ongekende omstandigheden, verbod op gebruik bewaarde goederen.
* Conformiteitsbegrip analoog aan koop, met specifiekere termijnen.
### Titel 7. Dading
* Vereenvoudiging van bewijsregels.
* Uitsluiting rechtsdwaling en buitengerechtelijke nietigheid.
* Dading kan niet eenzijdig worden opgezegd.
---
**Veel succes met studeren!**
Glossary
## Woordenlijst
| Term | Definitie |
|---|---|
| Benoemde overeenkomst | Een overeenkomst waarvan het statuut specifiek is uitgewerkt in een wet of decreet, zoals de koop in het Burgerlijk Wetboek. |
| Onbenoemde overeenkomst | Een overeenkomst waarvoor geen specifieke wettelijke tekst bestaat, en die dus niet onder de bijzondere overeenkomsten valt. |
| Essentiële bestanddelen | De elementen die kenmerkend zijn voor een specifieke overeenkomst; indien deze wegvallen, is de instelling niet meer dezelfde. |
| Translatief karakter | Het aspect van een overeenkomst waarbij de eigendom van een goed wordt overgedragen van de ene partij naar de andere. |
| Consensueel contract | Een contract dat tot stand komt door loutere wilsovereenstemming, zonder dat een specifieke vormvereiste noodzakelijk is. |
| Dwingend recht | Rechtsregels waarvan partijen niet mogen afwijken, ter bescherming van een zwakkere partij of het algemeen belang. |
| Relatieve nietigheid | Een sanctie die enkel kan worden ingeroepen door de partij wiens belang beschermd wordt door de overtreden norm. |
| Vorderingsrecht | Het recht van een partij om een bepaalde actie te ondernemen om zijn rechten te doen gelden, bijvoorbeeld via een gerechtelijke procedure. |
| Huurhernieuwing | Een procedure waarbij een bestaande huurovereenkomst wordt verlengd, wat resulteert in een nieuw huurcontract met mogelijk gewijzigde voorwaarden. |
| Plaatsbeschrijving | Een gedetailleerd verslag, opgemaakt bij aanvang en einde van een huurovereenkomst, waarin de staat van het verhuurde goed wordt beschreven. |
| Huurschade | Schade aan het verhuurde goed die niet te wijten is aan normale slijtage of overmacht, maar aan foutief gebruik door de huurder. |
| Rechtsmisbruik | Het uitoefenen van een recht op een wijze die kennelijk de grenzen te buiten gaat van wat een normaal zorgvuldig persoon zou doen. |
| Opzegging ad nutum | Een eenzijdige rechtshandeling waarbij een contract door één partij kan worden beëindigd zonder opgave van reden, mits inachtneming van een opzeggingstermijn. |
| Lastgeving | Een contract waarbij de lastgever de lasthebber de opdracht geeft om rechtshandelingen te verrichten in zijn naam en voor zijn rekening. |
| Rechtsdwaling | Dwaling omtrent de juridische kwalificatie van een feit of een recht. |
| Dading | Een contract waarbij partijen, door wederzijdse toegevingen, een bestaand of toekomstig geschil beëindigen. |
| Tienjarige aansprakelijkheid | Een specifieke wettelijke aansprakelijkheid voor zware gebreken die de stabiliteit van een bouwwerk aantasten, van kracht gedurende tien jaar na oplevering. |
Cover
Deel 1 - HF 1 - KOOP (1).docx
Summary
# Koopovereenkomsten en hun regimes
Dit onderwerp behandelt de verschillende juridische regimes die van toepassing zijn op koopovereenkomsten, waaronder het gemeen recht, de consumentenkoop en het Weens Koopverdrag.
## 1. Koopovereenkomsten en hun regimes
Koopovereenkomsten worden beheerst door diverse juridische regimes, afhankelijk van de aard van de partijen, het voorwerp van de verkoop en de omstandigheden van de transactie. De belangrijkste regimes die aan bod komen zijn het gemeen recht (regulier kooprecht), de consumentenkoop en het Weens Koopverdrag voor internationale handel.
### 1.1 De regeling van de koopovereenkomst
Een koopovereenkomst is een wederkerige overeenkomst waarbij de ene partij (de verkoper) zich verbindt om een zaak over te dragen en de andere partij (de koper) zich verbindt om daarvoor een prijs in geld te betalen.
#### 1.1.1 Kenmerken van de koopovereenkomst
* **Wederkerige overeenkomst:** Beide partijen verbinden zich tot een prestatie.
* **Onder bezwarende titel:** Elke partij verkrijgt een voordeel waarvoor ze een tegenprestatie levert.
* **Consensueel:** De overeenkomst komt tot stand door loutere wilsovereenstemming tussen partijen omtrent de zaak en de prijs, zelfs indien de zaak nog niet is geleverd of de prijs nog niet is betaald.
#### 1.1.2 Essentiële bestanddelen van de koopovereenkomst
Volgens artikel 1582 van het Burgerlijk Wetboek zijn de essentiële kenmerken van een koopovereenkomst:
1. **Overeenkomst met betrekking tot een goed:** Het moet gaan om de overdracht van eigendom van een zaak, geen dienst.
2. **Overeenkomst met betrekking tot de eigendomsoverdracht van het goed:** Het doel is de overdracht van eigendom.
3. **Tegen betaling in geld (de prijs):** De tegenprestatie moet uit geld bestaan. Indien dit niet het geval is, kan het gaan om een ruilovereenkomst.
#### 1.1.3 Eigendomsoverdracht
* **Solo consensu:** De eigendom gaat van rechtswege over op de koper zodra er wilsovereenstemming is omtrent de zaak en de prijs, zelfs indien de zaak nog niet geleverd is en de prijs nog niet betaald.
* **Vrijwillige uitsluiting:** Partijen kunnen conventioneel afspreken dat de eigendomsoverdracht wordt uitgesteld, bijvoorbeeld tot bij de verlijding van de notariële akte bij de aankoop van onroerend goed.
* **Verkoop van andermans goed:** De verkoop van een goed waarvan men geen eigenaar is, is strikt genomen niet geldig, maar kan wel leiden tot verbintenissen ten laste van de verkoper (zoals schadevergoeding).
#### 1.1.4 De prijs
* **In geld:** De prijs moet uit geld bestaan. Indien de tegenprestatie uit goederen bestaat, spreekt men van een ruil.
* **Bepaalbaar of bepaald:** De prijs moet bepaald zijn of bepaalbaar zijn (bijvoorbeeld de dagprijs op de markt). Een overeenkomst met een "nader te bepalen prijs" is geen koop, tenzij de prijs bepaalbaar is.
* **Ernstig:** Een fictieve prijs, gesimuleerd om bijvoorbeeld schenkingsrechten te vermijden (vermomde schenking), is niet geldig als koop. Dit kan leiden tot inkorting en inbreng in de nalatenschap.
* **Prijsbewimpeling:** Wanneer naar buiten toe een lagere prijs wordt gesimuleerd dan de werkelijke prijs. Tussen partijen geldt de werkelijke prijs (afspraken via een "tegenbrief"), derden (zoals de fiscus) kunnen zich beroepen op de werkelijke of gesimuleerde prijs.
#### 1.1.5 Tegenwerpelijkheid aan derden
* **Relativiteit van de overeenkomst:** Een overeenkomst is in principe slechts bindend tussen de contracterende partijen (art. 1134 oud BW).
* **Tegenwerpelijkheid:** Derden moeten de overeenkomst als feit erkennen en passief ondergaan. Tegenwerpelijkheid aan derden vereist een rechtsgeldige handeling en dat de derde kennis heeft of behoort te hebben van de overeenkomst, vaak via publiciteitssystemen (zoals het hypotheekregister).
### 1.2 Koop van onroerende goederen
De aankoop van onroerend goed kent specifieke formaliteiten en praktijken.
#### 1.2.1 Consensualisme en "compromis"
Ondanks het consensuele karakter van de koop, is bij de aankoop van onroerend goed de onderhandse verkoopovereenkomst, of "compromis", cruciaal. Dit document bevat de definitieve afspraken tussen koper en verkoper. De notariële akte volgt later en dient voornamelijk voor de overschrijving en tegenwerpelijkheid aan derden.
#### 1.2.2 Rol van de notaris
De tussenkomst van een notaris bij de aankoop van onroerend goed biedt tal van voordelen:
* **Juridische controles en opzoekingen:** De notaris voert onderzoek naar de eigendomstitel, de bekwaamheid en beschikkingsbevoegdheid van de verkoper, alsook naar eventuele schulden, hypotheken of erfdienstbaarheden. Dit is een resultaatsverbintenis voor de eigendomsoverdracht en een middelenverbintenis voor de geldigheid van de overdracht.
* **Voorschot:** Een deel van de prijs (vaak 10%) wordt als voorschot gestort op een geblokkeerde rekening van de notaris, wat bescherming biedt aan zowel koper (tegen schuldeisers van de verkoper) als verkoper (zekerheid van betaling).
* **Gratis levensverzekering:** De notaris regelt vaak een gratis levensverzekering voor de koper tot een bepaald bedrag ter bescherming van de erfgenamen bij overlijden van de koper voor het verlijden van de authentieke akte.
#### 1.2.3 Overgang van eigendom en risico
* **Bij compromis (meestal):** De eigendom gaat in principe over bij het sluiten van het compromis, tenzij conventioneel anders bepaald. Vanaf dit moment draagt de koper ook het risico voor tenietgaan van het goed door overmacht.
* **Bij notariële akte (vaak bedongen):** Partijen kunnen overeenkomen dat de eigendom pas overgaat bij het verlijden van de authentieke akte. Dit stelt de eigendomsoverdracht en daarmee ook de risico-overdracht uit tot op dat latere moment. Dit is aan te raden om de verkoper te beschermen indien de koper voor de akte al het genot van het goed krijgt.
* **Publiciteit:** De eigendomsoverdracht is pas tegenwerpelijk aan derden na overschrijving van de authentieke akte in de registers van het hypotheekkantoor. Derden te goeder trouw die geen kennis hebben van de verkoop, kunnen de verkoop niet worden tegengeworpen indien zij zonder bedrog hebben gecontracteerd en de akte nog niet is overgeschreven.
#### 1.2.4 Dubbele verkoop en "flikkermoment"
Bij dubbele verkoop (een verkoper verkoopt hetzelfde goed aan twee verschillende kopers) speelt het principe van publiciteit een cruciale rol. De eerste die de authentieke akte laat overschrijven in de hypotheekregisters, verkrijgt in principe de eigendom, zelfs indien de tweede koper een ouder contract heeft, mits de tweede koper te goeder trouw was. Dit moment van overschrijving wordt het "flikkermoment" genoemd.
#### 1.2.5 Digitale koop van onroerend goed
Ondanks het consensusprincipe bij koop, vereist de wet voor de verkoop van onroerend goed een authentieke akte, waardoor aankopen via elektronische weg zoals e-mail of sms niet rechtsgeldig zijn voor de geldigheid van de overeenkomst zelf, hoewel ze wel als begin van bewijs kunnen dienen.
### 1.3 Koop van roerende goederen
Voor de verkoop van roerende goederen geldt in principe hetzelfde consensusprincipe, maar er is geen verplicht publiciteitssysteem zoals bij onroerende goederen.
#### 1.3.1 Tegenwerpelijkheid aan derden
De overdracht van roerende goederen is tegenwerpelijk aan derden vanaf het moment van de levering van het goed, aangezien bezit geldt als titel (art. 1141 BW). Dit betekent dat derden erop mogen vertrouwen dat het geleverde goed zich in het vermogen van de koper bevindt en dat deze er eigenaar van is.
#### 1.3.2 Dubbele verkoop van roerende goederen
Bij een dubbele verkoop van roerende goederen heeft de koper die het goed als eerste in bezit heeft gekregen, voorrang, mits deze te goeder trouw was. Indien de tweede koper het goed te goeder trouw in bezit heeft gekregen, kan hij zich op zijn bezit beroepen.
#### 1.3.3 Eigendomsvoorbehoud
De verkoper kan met de koper overeenkomen dat de eigendom van het verkochte goed pas overgaat na volledige betaling van de prijs. Dit moet schriftelijk worden overeengekomen uiterlijk op het moment van de levering. Dit beschermt de verkoper, maar de koper te goeder trouw die het goed verder vervreemdt, wordt beschermd door het bezitsprincipe.
#### 1.3.4 Risico-overdracht
In het gemeen kooprecht gaat het risico voor het tenietgaan van het goed, door vreemde oorzaak of overmacht, over op de koper op hetzelfde moment als de eigendomsoverdracht. Indien er een eigendomsvoorbehoud is, blijft het risico bij de verkoper, tenzij de zaak reeds aan de koper is geleverd.
### 1.4 Totstandkoming van de koopovereenkomst
De totstandkoming van een koopovereenkomst verloopt in verschillende fasen.
#### 1.4.1 Precontractuele fase en aanbod/aanvaarding
* **Precontractuele fase:** Onderhandelingen voorafgaand aan een overeenkomst zijn in principe niet bindend, maar kunnen leiden tot aansprakelijkheid voor culpa in contrahendo (fouten tijdens onderhandelingen).
* **Aanbod:** Een aanbod bevat alle essentiële bestanddelen van de overeenkomst en is bindend voor de aanbieder zodra de tegenpartij er kennis van krijgt.
* **Aanvaarding:** De aanvaarding van het aanbod, al dan niet stilzwijgend, leidt tot de totstandkoming van de overeenkomst. Een tegenbod wordt beschouwd als een nieuw aanbod.
#### 1.4.2 Verkoopbelofte en optie
* **Verkoopbelofte:** Een voorovereenkomst waarbij de ene partij zich verbindt een goed te verkopen aan de andere partij (de begunstigde) aan bepaalde voorwaarden, en de begunstigde zich verbindt het goed te kopen.
* **Optie (aankoopoptie):** De verkoper verleent aan de begunstigde het recht om eenzijdig de koopovereenkomst te lichten binnen een bepaalde termijn en tegen een bepaalde prijs. De verkoper is onherroepelijk verbonden. De begunstigde is vrij om de optie al dan niet te lichten.
#### 1.4.3 Wilsgebreken
Wanneer de toestemming bij de contractsluiting gebrekkig is, kan de overeenkomst nietig verklaard worden. De belangrijkste wilsgebreken zijn:
* **Dwaling:** Een verkeerde voorstelling van de feiten die doorslaggevend was voor het sluiten van de overeenkomst. De dwaling moet verschoonbaar zijn (een normaal zorgvuldig persoon zou ook gedwaald hebben).
* **Bedrog:** Een kunstgreep met de bedoeling de andere partij te bedriegen. Indien het bedrog hoofdbedrog betreft (zonder bedrog zou de overeenkomst niet gesloten zijn), leidt dit tot nietigheid. Incidenteel bedrog leidt tot schadevergoeding.
* **Geweld:** Dwang die indruk maakt op een redelijk mens.
* **Benadeling:** Aanzienlijke onevenredigheid tussen de wederzijdse prestaties. Dit is enkel een nietigheidsgrond bij de verkoop van onroerend goed.
#### 1.4.4 Bekwaamheid
Partijen moeten handelingsbekwaam zijn om een koopovereenkomst te sluiten. Minderjarigen en personen onder curatele zijn in principe handelingsonbekwaam, hoewel er uitzonderingen bestaan voor minderjarigen voor zaken van geringe waarde.
#### 1.4.5 Voorwerp en Vorm
* **Voorwerp:** Het voorwerp van de koop (de zaak) moet bestaan (toekomstige zaken zijn toegelaten), in de handel zijn (niet het openbaar domein, verboden middelen, etc.) en bepaald of bepaalbaar zijn.
* **Vorm:** De koopovereenkomst is in principe vormvrij (consensualisme), tenzij de wet specifieke vormvereisten oplegt (bv. authentieke akte voor onroerend goed).
### 1.5 Verbintenissen van de verkoper
De verkoper heeft drie voornaamste verbintenissen: levering, vrijwaring voor uitwinning en vrijwaring voor verborgen gebreken.
#### 1.5.1 Levering
* **Doel:** De verkoper moet de verkochte zaak overdragen in het bezit en de macht van de koper. Dit omvat ook de levering van toebehoren en opbrengsten.
* **Modaliteiten:** Levering geschiedt op de plaats waar het goed zich ten tijde van de koop bevond, tenzij anders overeengekomen. De kosten van levering en afhaling zijn in beginsel ten laste van de verkoper, maar dit is aanvullend recht.
* **Gevolgen van niet-levering:** De koper kan de ontbinding van de overeenkomst vorderen of uitvoering in natura, aangevuld met een schadevergoeding. De ENAC (exceptio non adimpleti contractus) kan ingeroepen worden: zolang de verkoper niet levert, betaalt de koper niet.
#### 1.5.2 Vrijwaring voor uitwinning
* **Begrip:** De verkoper moet de koper vrijwaren voor elke stoornis in het ongestoord bezit van het gekochte goed, zowel door eigen daad van de verkoper als door daden van derden. Dit dekt zowel feitelijke als juridische stoornissen die een oorsprong hebben vóór de verkoop.
* **Vrijwaring voor eigen daad:** De verkoper mag het vreedzaam genot van het verkochte goed niet verstoren, bijvoorbeeld door concurrentie aan te gaan na verkoop van een handelszaak.
* **Vrijwaring voor daden van derden:** Dit betreft juridische stoornissen, zoals hypotheken, erfdienstbaarheden of een eerdere verkoop aan een derde. Feitelijke stoornissen door derden, zoals een lastige buur, vallen hier niet onder.
* **Sancties:** De koper kan schadevergoeding vorderen, en in ernstige gevallen zelfs ontbinding van de koop.
#### 1.5.3 Vrijwaring voor verborgen gebreken
* **Gemeen kooprecht (dualisme):**
* **Niet-conforme levering:** De geleverde zaak moet overeenstemmen met de verkochte zaak in identiteit, kwaliteit en kwantiteit. Zichtbare gebreken worden gedekt door aanvaarding zonder protest.
* **Verborgen gebreken:** Dit zijn gebreken die de zaak ongeschikt maken voor het gebruik waarvoor ze bestemd is, of die de waarde van de zaak zodanig verminderen dat de koper, indien hij het gebrek gekend had, de zaak niet of tegen een mindere prijs zou hebben gekocht. Het gebrek moet intriniek (in de zaak zelf) of functioneel (ongeschikt voor het door de koper beoogde gebruik, mits dit bekend was bij de verkoper) zijn, verborgen (niet zichtbaar bij normaal onderzoek), ernstig en anterieur aan de verkoop.
* **Consumentenkoop (monisme):** De verkoper is aansprakelijk voor elk gebrek aan overeenstemming dat bestaat bij de levering van de goederen. Dit omvat zowel niet-conforme levering als verborgen gebreken onder één noemer: conformiteit.
* **Weens Koopverdrag:** Dit verdrag kent eveneens een monistisch systeem van non-conformiteit.
* **Remedies:** Afhankelijk van het regime kan de koper kiezen voor kosteloos herstel of vervanging, prijsvermindering, ontbinding van de overeenkomst, of schadevergoeding. Bij de consumentenkoop is herstel of vervanging de primaire remedie.
#### 1.5.4 Gebrekkige zaak gaat teniet
Indien de gebrekkige zaak tenietgaat door een oorzaak die aan de verkoper is toe te rekenen (bv. het gebrek zelf), dan is de verkoper aansprakelijk. Indien de zaak tenietgaat door toeval na de risico-overdracht, draagt de koper het risico.
#### 1.5.5 Exoneratiebedingen
Verkopers kunnen proberen hun aansprakelijkheid voor verborgen gebreken te beperken via exoneratiebedingen. Deze zijn geldig in het gemeen kooprecht, tenzij de verkoper ter kwader trouw was (het gebrek kende). In de consumentenkoop zijn dergelijke bedingen echter verboden en nietig.
#### 1.5.6 Meldingstermijn en verjaring
* **Gemeen kooprecht:** Er is geen uitdrukkelijke wettelijke meldingstermijn voor niet-conforme levering of verborgen gebreken, maar stilzwijgende aanvaarding door gebrek aan protest kan optreden. Voor verborgen gebreken geldt een korte verjaringstermijn.
* **Consumentenkoop:** Er geldt een wettelijke meldingstermijn van minstens twee maanden na vaststelling van het gebrek. De vordering verjaart één jaar na manifestatie van het gebrek.
* **Weens Koopverdrag:** De koper moet de verkoper binnen een redelijke termijn na ontdekking van het gebrek in kennis stellen.
### 1.6 Verbintenissen van de koper
De koper heeft twee hoofdverbintenissen: de zaak in ontvangst nemen en de prijs betalen.
#### 1.6.1 Inontvangstnemingsverplichting
* **Plaats en tijdstip:** De koper moet de zaak afhalen op de plaats en het tijdstip van de levering.
* **Inspectie en protest:** De koper moet de zaak inspecteren en bij zichtbare gebreken protesteren of voorbehoud maken. Stilzwijgende aanvaarding kan leiden tot verlies van vorderingsrechten.
* **Gedwongen uitvoering:** Indien de koper de zaak onterecht weigert, kan de verkoper gedwongen uitvoering eisen.
#### 1.6.2 Betalingsverplichting
* **Algemeen:** De betaling moet gebeuren aan de verkoper of diens vertegenwoordiger. De plaats en het tijdstip van betaling worden conventioneel bepaald, bij gebreke waarvan de plaats van levering en het tijdstip van levering gelden.
* **Betaalmunt en betaalmiddelen:** De betaling gebeurt in de overeengekomen valuta. Er gelden regels voor betalingen in chartaal (cash) of giraal geld, met limieten voor chartale betalingen om fraude te bestrijden. Elektronische betaalsystemen zijn verplicht aan te bieden aan consumenten.
* **Bescherming van de onbetaalde verkoper:** Indien de koper niet betaalt, kan de verkoper de ENAC inroepen, de ontbinding van de overeenkomst vorderen (meestal gerechtelijk, tenzij een ontbindend beding is opgenomen), en/of gebruik maken van een retentierecht. Bij roerende goederen kan de verkoper, onder strikte voorwaarden, een revindicatierecht uitoefenen.
### 1.7 Consumentenkoop
De regeling van de consumentenkoop is dwingend recht en biedt verhoogde bescherming aan de consument als zwakkere partij.
#### 1.7.1 Toepassingsgebied
De regels van consumentenkoop zijn van toepassing op de verkoop van consumptiegoederen door een verkoper aan een consument (natuurlijke persoon die handelt voor niet-beroepsdoeleinden). Rechtspersonen, zoals vzw's, kunnen geen consument zijn.
#### 1.7.2 Conformiteit en garantie
De verkoper is aansprakelijk voor elk gebrek aan overeenstemming (non-conformiteit) dat bestaat op het moment van de levering. Er geldt een wettelijke waarborgtermijn van twee jaar (of één jaar voor tweedehandsgoederen, indien contractueel bepaald). Gedurende de eerste twee jaar na levering wordt vermoed dat het gebrek reeds bestond op het moment van levering, waardoor de bewijslast bij de verkoper ligt.
#### 1.7.3 Remedies
De consument heeft recht op kosteloos herstel of kosteloze vervanging van het goed. Indien dit onmogelijk is of buiten proportie, kan de consument een passende prijsvermindering eisen of de ontbinding van de overeenkomst vragen, eventueel aangevuld met schadevergoeding.
#### 1.7.4 Commerciële garantie
Een commerciële garantie (bv. fabrieksgarantie) is een contractuele uitbreiding van de wettelijke garantie en is bindend voor de verkoper, maar doet geen afbreuk aan de wettelijke rechten van de consument.
### 1.8 Weens Koopverdrag (CISG)
Het Weens Koopverdrag regelt internationale verkopen van roerende lichamelijke goederen tussen professionele partijen (B2B) die gevestigd zijn in verschillende staten die partij zijn bij het verdrag. Het is van dwingend recht, maar kan contractueel worden uitgesloten.
#### 1.8.1 Toepassingsgebied
Enkel van toepassing op internationale verkopen van lichamelijke roerende goederen tussen professionelen.
#### 1.8.2 Vrijwaring en remedies
Het verdrag kent een monistisch systeem van non-conformiteit. De remedies omvatten o.a. de vordering tot nakoming, prijsvermindering, ontbinding en schadevergoeding.
### 1.9 Beëindiging van de koopovereenkomst
Naast de gemeenrechtelijke beëindigingsmanieren (ontbinding, vernietiging), kent de koop enkele specifieke beëindigingsgronden:
* **Beding van wederinkoop:** De verkoper behoudt zich het recht voor om het verkochte goed terug te nemen binnen een termijn van vijf jaar.
* **Vernietiging wegens benadeling:** Alleen bij verkoop van onroerend goed indien de onevenredigheid tussen de prestaties aanzienlijk is.
* **Verkoop op afbetaling:** Regels met betrekking tot kredietovereenkomsten en consumentenkrediet.
* **Verkoop op afstand en verkoop buiten verkoopruimten:** Specifieke informatieplichten en herroepingsrechten voor de consument.
### 1.10 Productaansprakelijkheid
De wet op productaansprakelijkheid regelt de aansprakelijkheid van producenten voor schade veroorzaakt door gebrekkige producten. Het is een foutloze aansprakelijkheid waarbij het gebrek, de schade en het causaal verband bewezen moeten worden door het slachtoffer. Het veiligheidscriterium is hierbij cruciaal.
---
# Kenmerken en totstandkoming van de koopovereenkomst
Hieronder volgt een gedetailleerd overzicht van de kenmerken en totstandkoming van de koopovereenkomst, opgesteld als een studiehandleiding voor examens.
## 2. Kenmerken en totstandkoming van de koopovereenkomst
Dit deel beschrijft de essentiële kenmerken van een koopovereenkomst, de verschillende stadia van totstandkoming, en de cruciale aspecten zoals eigendomsoverdracht en betaling van de prijs, inclusief specifieke regelingen zoals opties.
### 2.1 Soorten koopovereenkomsten en toepasselijke regimes
Er bestaan verschillende regimes die van toepassing kunnen zijn op een koopovereenkomst, afhankelijk van de aard van de partijen en de goederen:
* **Koop van gemeen recht (art. 1582-1689 BW):** Dit is het residuaire regime, wat betekent dat het van toepassing is wanneer geen specifiekere regel geldt. Het is aanvullend recht, wat impliceert dat partijen ervan mogen afwijken. Dit regime geldt voor zowel roerende als onroerende, lichamelijke en onlichamelijke goederen.
* **Consumentenkoop (wet geïntegreerd in BW: art. 1649bis-1649octies BW + art. VI. 44 WER):** Dit regime is dwingend recht en beschermt de consument als koper. Het is enkel van toepassing op roerende lichamelijke zaken, nooit op onroerende goederen. Een belangrijk aspect is de garantieregeling voor productkwaliteit.
* **Weens Koopverdrag (Convention on International Sale of Goods – CISG):** Dit verdrag regelt de internationale koop tussen professionelen (B2B) die gevestigd zijn in verschillende staten. Het is niet-dwingend recht en geldt enkel voor lichamelijke roerende goederen.
Bij het analyseren van een casus is het cruciaal om eerst het toepasselijke type overeenkomst te bepalen (bv. koop, aanneming) en vervolgens het correcte koopregime te identificeren. Vaak kunnen gemeen recht en consumentenkoop naast elkaar van toepassing zijn op verschillende goederen binnen één transactie.
### 2.2 Essentiële kenmerken van de koopovereenkomst
Volgens artikel 1583 van het Burgerlijk Wetboek (BW) zijn de essentiële kenmerken van een koopovereenkomst:
* **Wilsovereenstemming:** Beide partijen moeten de wil hebben om de overeenkomst aan te gaan.
* **Overeenkomst met betrekking tot een goed:** Het object van de overeenkomst moet een goed zijn, geen dienst.
* **Overeenkomst met betrekking tot de eigendomsoverdracht:** De overeenkomst richt zich op de overdracht van de eigendom van het goed.
* **Tegen betaling in geld (prijs):** De tegenprestatie voor de eigendomsoverdracht moet bestaan uit geld. Indien dit niet het geval is, kan de overeenkomst gekwalificeerd worden als een ruil.
### 2.3 Eigendomsoverdracht
Het principe van de **solo consensu** bepaalt dat de eigendom van het verkochte goed van rechtswege overgaat op de koper zodra er wilsovereenstemming is bereikt over de zaak en de prijs, zelfs indien de zaak nog niet geleverd is en de prijs nog niet betaald is. Dit principe geldt als aanvullend recht en kan conventioneel worden uitgesloten.
* **Belangrijke verbintenis van de verkoper:** De levering van de zaak.
* **Verkoop van andermans goed (art. 1599 BW):** De verkoper moet eigenaar zijn van het verkochte goed.
* **Soortgoederen:** Bij soortgoederen gaat de eigendom pas over bij individualisering van de goederen. Dit kan de eigendomsoverdracht uitstellen.
* **Uitzonderingen op het consensualisme:** Hoewel de koopovereenkomst in principe consensueel is (art. 5.28 BW), kunnen er formaliteiten vereist zijn, met name bij de overdracht van onroerende goederen (bv. notariële akte voor tegenwerpelijkheid).
* **Beding van eigendomsvoorbehoud:** Partijen kunnen conventioneel overeenkomen dat de eigendom pas overgaat op een later tijdstip, bijvoorbeeld na volledige betaling van de prijs. Dit is toegestaan omdat de bepalingen van gemeen recht aanvullend zijn.
### 2.4 De prijs
De prijs is een cruciaal bestanddeel van de koopovereenkomst en dient aan specifieke voorwaarden te voldoen:
* **Prijs in geld:** De tegenprestatie moet uit geld bestaan. Indien dit niet het geval is, spreekt men van een ruil (art. 1702 BW).
* **Prijs moet bepaald of bepaalbaar zijn (art. 1591 BW):** Een overeenkomst waarbij de prijs aan een derde wordt overgelaten om te bepalen, is geldig. Een prijs die objectief bepaalbaar is (bv. tegen dagprijs op de markt) volstaat.
* **Ernstige prijs:** Een volledig fictieve prijs wordt niet aanvaard en kan duiden op een vermomde schenking. Dit is nietig als rechtshandeling om niet en vatbaar voor inkorting en inbreng. Familieleden kunnen bewijzen dat het om een vermomde schenking gaat.
* **Prijsbewimpeling:** Wanneer naar buiten toe een lagere prijs wordt gesimuleerd dan de werkelijke prijs (bv. om registratierechten te ontduiken), geldt het leerstuk van simulatie. Tussen partijen zijn de afspraken in de tegenbrief bindend. Derden, zoals de fiscus, kunnen zich beroepen op de werkelijke of gesimuleerde prijs.
### 2.5 Relativiteit en tegenwerpelijkheid van de overeenkomst
* **Relativiteit van de overeenkomst (art. 1165 BW):** Een overeenkomst geldt enkel tussen de contracterende partijen ('inter partes'). Derden kunnen zich er niet actief op beroepen ('res inter alios acta').
* **Tegenwerpelijkheid aan derden:** Hoewel derden zich niet actief op de overeenkomst kunnen beroepen, moeten zij de overeenkomst als feit erkennen en passief ondergaan.
* **Voorwaarden voor tegenwerpelijkheid:** De handeling moet rechtsgeldig zijn en de derde moet kennis hebben van de overeenkomst, of er kennis van moeten hebben. Dit wordt vaak bereikt via publiciteitssystemen.
* **Publiciteitssystemen:** Bij onroerende goederen zorgt de overschrijving in de hypotheekregisters voor de tegenwerpelijkheid aan derden. Een authentieke akte (bv. notariële akte) kan worden overgeschreven.
### 2.6 Koop van onroerende goederen
Bij de verkoop van onroerende goederen speelt de **consensuele** aard van de koop een rol, maar de uiteindelijke eigendomsoverdracht en tegenwerpelijkheid worden geregeld door specifieke formaliteiten.
* **Het compromis (onderhandse verkoopakte):** Dit is de eigenlijke verkoopakte waarin de wilsovereenstemming wordt vastgelegd. Vanaf de aanvaarding van het bod is de koper in principe eigenaar, tenzij anders overeengekomen.
* **Voordeel tussenkomst notaris:**
* **Opzoekingen en juridische controles:** De notaris voert onderzoeken uit naar de eigendomstitel, de bekwaamheid en beschikkingsbevoegdheid van de verkoper. Dit is een resultaatsverbintenis voor de overgang van eigendom en een middelenverbintenis voor de geldigheid van de overdracht.
* **Informatieplicht:** De notaris informeert partijen over hun rechten en plichten.
* **Betaling voorschot (10%):** Dit wordt gestort op een gerubriceerde rekening van de notaris, wat de koper beschermt tegen schuldeisersrisico's van de verkoper. De verkoper is zeker van de betaling.
* **Registratierechten:** Deze moeten binnen vier maanden na het sluiten van de onderhandse koopovereenkomst betaald worden.
* **Notariële akte (authentieke akte):** Deze is niet vereist voor de geldigheid van de overeenkomst, maar wel voor de inschrijving in de openbare registers (hypotheekkantoor), wat essentieel is voor de tegenwerpelijkheid aan derden.
* **Overgang van eigendom:** In principe bij het compromis, maar vaak conventioneel uitgesteld tot de notariële akte.
* **Gevolgen van niet-overschrijving:** De verkoop is niet tegenwerpbaar aan derden te goeder trouw met een concurrerend recht. Dit kan leiden tot situaties van "dubbele verkoop", waarbij de volgorde van overschrijving cruciaal is. De partij die het eerst zijn recht laat overschrijven, heeft voorrang, mits te goeder trouw.
* **Werkelijke en schijnbare eigenaar:** Bij het ontbreken van overschrijving kan er een discrepantie ontstaan tussen de werkelijke eigenaar (koper) en de schijnbare eigenaar (verkoper in de registers).
* **Vonnissen:** Een vonnis kan gelden als verkoopakte ter overschrijving wanneer de verkoper weigert mee te werken aan de overschrijving van een onderhandse overeenkomst.
* **Digitale koop-verkoop van onroerend goed:** Hoewel consensualisme het uitgangspunt is, zijn er rechtsonzekerheden. E-mails of berichten kunnen dienen als begin van bewijs, maar een elektronische handtekening is vereist voor de geldigheid en tegenwerpelijkheid, zeker voor roerende goederen. Voor onroerende goederen is de rechtspraak terughoudend met de erkenning van elektronische overeenkomsten.
### 2.7 Koop van roerende goederen
Bij de verkoop van roerende goederen is er **geen publiciteitssysteem** zoals bij onroerende goederen.
* **Tegenwerpelijkheid aan derden:** De koopovereenkomst is tegenwerpelijk aan derden die er kennis van hebben of hadden behoren te hebben.
* **Overdracht van lichamelijke roerende goederen:** Tegenwerpelijk aan derden vanaf de levering van het verkochte goed (art. 1141 BW). Bezit geldt als titel voor derden.
* **Dubbele verkoop:** Indien een goed tweemaal wordt verkocht, gaat de eigendom naar de koper die als eerste het bezit verkrijgt.
* **Eigendomsvoorbehoud:** De onbetaalde verkoper kan het roerend goed terugvorderen mits het eigendomsvoorbehoud schriftelijk is overeengekomen uiterlijk op het ogenblik van de levering. De onderverkrijger te goeder trouw wordt beschermd door artikel 3.24 BW indien het goed verder werd vervreemd.
* **Risico-overdracht:** In principe gaat het risico op de koper over bij de eigendomsoverdracht. Bij een eigendomsvoorbehoud blijft het risico bij de verkoper, tenzij anders contractueel bepaald.
### 2.8 Totstandkoming van de koopovereenkomst
De totstandkoming van een koopovereenkomst verloopt via de volgende stappen:
* **Precontractuele fase (onderhandelingen):** Deze fase is niet bindend, maar partijen moeten zich gedragen volgens de beginselen van ter goeder trouw en **culpa in contrahendo** (art. 1382-1383 BW).
* **Aanbod:** Een aanbod is een aanvaardingsgerichte rechtshandeling die alle essentiële elementen van de koop bevat. De aanbieder is gebonden door zijn aanbod zodra de tegenpartij er kennis van krijgt.
* **Aanvaarding:** De aanvaarding moet in overeenstemming zijn met het aanbod. Een aanvaarding die afwijkt, geldt als een tegenbod. De aanvaarding kan uitdrukkelijk of (omstandig) stilzwijgend gebeuren. De overeenkomst is gesloten zodra de aanbieder redelijkerwijs kennis kan nemen van de aanvaarding.
* **Optie:** Een optie is een **voorovereenkomst** waarbij de belover zich onherroepelijk verbindt om aan de begunstigde een goed te verkopen tegen bepaalde of bepaalbare voorwaarden, indien de begunstigde dit wenst binnen een bepaalde termijn.
* **Verschil met aanbod:** Een optie is een meerzijdige rechtshandeling en een eenzijdige overeenkomst, terwijl een aanbod een eenzijdige rechtshandeling is.
* **Overdraagbaarheid:** Een optie is in principe overdraagbaar, tenzij er sprake is van een intuitu personae beding.
* **Immobilisatiepremie:** De begunstigde kan een premie betalen om de optie te verkrijgen, die bij uitoefening van de optie van de koopprijs wordt afgetrokken.
* **Lichten van de optie:** Dit is een eenzijdige rechtshandeling waarbij de begunstigde de koopovereenkomst aanvaardt. Op dat moment komt de koop tot stand.
* **Koop met commandverklaring:** Hierbij treedt een schijnbare koper (commandataris) op namens de werkelijke koper (commandant) die pas later bekend wordt gemaakt. Dit doel is de identiteit van de echte koper te verbergen en vereist een uitdrukkelijk beding in de overeenkomst.
### 2.9 Gebreken bij toestemming (wilsgebreken)
Hoewel er wilsovereenstemming is, kan de toestemming gebrekkig zijn, wat kan leiden tot nietigheid van de overeenkomst.
* **Dwaling (art. 5.34 BW):** Een verkeerde voorstelling van de feiten. Vereist dat de dwaling substantieel is (cruciaal voor de contractsluiting) en verschoonbaar (een zorgvuldig persoon zou ook gedwaald hebben). Dwaling kan hoofddwaling (leidt tot nietigheid) of incidentele dwaling (leidt tot schadevergoeding) zijn.
* **Bedrog (art. 5.35 BW):** Een kunstgreep met de bedoeling om te bedriegen. Vereist een bedrieglijk oogmerk en dat de overeenkomst zonder het bedrog niet zou zijn gesloten (hoofdbedrog). Incidentieel bedrog leidt tot schadevergoeding. Verschoonbaarheid is geen voorwaarde.
* **Geweld (art. 5.36 BW):** Dwarsing van de wil door fysieke of morele dwang die indruk maakt op een redelijk mens. De dwang moet onrechtmatig zijn.
* **Benadeling:** Niet besproken in het verstrekte document.
### 2.10 Bekwaamheid
De algemene regel is dat iedereen die de wet niet verbiedt, mag kopen of verkopen (art. 1594 BW). Onbekwaamheid is een uitzondering (bv. minderjarigen, echtgenoten onderling in sommige gevallen).
### 2.11 Voorwerp
Het voorwerp van de overeenkomst moet bestaan (ook een toekomstige zaak mag, art. 5.50 BW), bepaald of bepaalbaar zijn, en in de handel zijn (art. 5.48 BW).
### 2.12 Vorm en bewijs
In principe zijn er geen vormvoorschriften voor de koopovereenkomst (consensualisme, art. 5.28 BW). De normale bewijsregels zijn van toepassing. Voor burgerlijke zaken is een geschrift vereist boven 3.500 euro, voor handelszaken geldt vrij bewijs.
### 2.13 Verbintenissen van de verkoper
De verkoper heeft drie essentiële verbintenissen:
1. **Levering (art. 1604 BW):** Het overdragen van de zaak in macht en bezit van de koper. Dit omvat ook de toebehoren en opbrengsten (art. 1615 BW). De leveringstermijn is vrij te bepalen. Bij niet-levering kan de koper de ontbinding vorderen of uitvoering in natura, met eventuele schadevergoeding.
2. **Vrijwaring voor uitwinning (art. 1625 BW):** De verkoper moet instaan voor het ongestoord bezit van de koper. Dit geldt zowel voor eigen daden van de verkoper als voor daden van derden die de koper storen (juridische stoornis). Feitelijke stoornissen door derden zijn niet steeds ten laste van de verkoper.
3. **Vrijwaring voor verborgen gebreken (art. 1641-1649 BW):** De verkoper staat in voor gebreken die de zaak ongeschikt maken voor het gebruik waartoe ze bestemd is, of die de waarde van de zaak zodanig verminderen dat de koper de zaak niet of tegen een mindere prijs zou hebben gekocht, indien hij het gebrek kende.
* **Voorwaarden:** Gebrek, verborgen, ernstig, anterieur aan de koop.
* **Intrinsiek vs. Functioneel gebrek:** Een intrinsiek gebrek is een gebrek in de zaak zelf, een functioneel gebrek maakt de zaak ongeschikt voor het door de koper beoogde specifieke gebruik.
* **Sancties:** Keuze tussen ontbinding van de koop (actio redhibitoria) of prijsvermindering (actio aestimatoria), met eventuele schadevergoeding indien de verkoper te kwader trouw was.
* **Meldingstermijn:** Voor verborgen gebreken geldt een "korte termijn" om te melden, die door de rechter wordt beoordeeld.
### 2.14 Conformiteit en verborgen gebreken bij consumentenkoop
Bij consumentenkoop geldt een **monistisch systeem**: de verkoper is aansprakelijk voor elk gebrek aan overeenstemming dat bestaat bij de levering (art. 1649quater, §1 BW). Dit omvat zowel niet-conforme levering als verborgen gebreken.
* **Voorwaarden:** Conformiteit met contract, anterioriteit, manifestatie gebrek binnen waarborgtermijn (2 jaar, of 1 jaar voor tweedehandsgoederen indien contractueel afgesproken), melding binnen de wettelijke termijn, en vordering ingesteld binnen de verjaringstermijn.
* **Remedies:** Kosteloos herstel, kosteloze vervanging, passende prijsvermindering, of ontbinding met schadevergoeding.
### 2.15 Bescherming van de onbetaalde verkoper
De onbetaalde verkoper kan zich beroepen op verschillende middelen:
* **Exceptio non adimpleti contractus (ENAC):** De verkoper mag de levering opschorten zolang de koper niet betaalt.
* **Retentierecht:** Het recht om de zaak niet af te geven bij niet-betaling.
* **Ontbinding van de koop (art. 1654 BW):** Kan gerechtelijk of buitengerechtelijk indien bedongen.
* **Voorrecht (Hypotheekwet):** Opbrengst van de verkoop wordt met voorrang toegekend aan de onbetaalde verkoper.
* **Revindicatierecht (bij roerende goederen):** De verkoper kan de zaak terugvorderen indien ze nog bij de koper is en in dezelfde staat verkeert.
### 2.16 Beëindiging van de koopovereenkomst
Naast de algemene beëindigingsmanieren zijn er twee speciale gevallen:
* **Beding van wederinkoop (art. 1659 BW):** De verkoper behoudt zich het recht voor om de zaak terug te nemen tegen terugbetaling van de prijs.
* **Vernietiging wegens benadeling (art. 1674 BW):** Enkel bij verkoop van onroerend goed wanneer er een aanzienlijke onevenredigheid is tussen de wederzijdse prestaties.
### 2.17 Bijzondere verkoopregelingen
* **Verkoop op afbetaling:** De regels hiervoor zijn opgenomen in het Wetboek Economisch Recht (WER) en bieden consumenten bescherming via informatieplichten en een herroepingsrecht.
* **Verkoop op afstand en verkoop buiten verkoopruimten:** Deze regelingen (ook in het WER) bieden consumenten specifieke informatieplichten en een herroepingsrecht.
* **Internationale koop (Weens Koopverdrag):** Regelt de internationale verkoop van roerende zaken tussen professionelen.
### 2.18 Productaansprakelijkheid
De wet betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken (WAP) regelt de aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door gebrekkige producten.
* **Toepassingsgebied:** Van toepassing op producenten, fabrikanten, leveranciers, etc. voor lichamelijke roerende goederen. Het maakt niet uit of het slachtoffer een consument is.
* **Bewijslast bij slachtoffer:** Bewijs van gebrek, schade en causaal verband. Er geldt een vermoeden dat het gebrek aanwezig was bij de inverkeerstelling.
* **Veiligheidscriterium:** Een product is gebrekkig indien het onveilig is en niet de veiligheid biedt die men gerechtigd is te verwachten.
* **Aansprakelijkheid:** Foutloze aansprakelijkheid (contractueel of buitencontractueel) met een verjaringstermijn van 3 jaar.
### 2.19 Verbintenissen van de koper
De koper heeft hoofdzakelijk twee verbintenissen:
1. **Inontvangstnemingsverplichting:** De koper moet de zaak in ontvangst nemen en inspecteren. Hij kan de aanvaarding weigeren bij zichtbare gebreken.
2. **Betalingsverplichting:** De koper moet de koopprijs betalen op de afgesproken plaats en tijd. Er zijn specifieke regels voor betalingsmunt en methoden (chartaal vs. giraal).
De bescherming van de onbetaalde verkoper is cruciaal en omvat onder meer het retentierecht, ontbinding, en het voorrecht op de opbrengst van een eventuele verkoop.
---
# Verplichtingen van de verkoper en koper
Dit onderwerp behandelt de essentiële verplichtingen van zowel de verkoper als de koper in een koopovereenkomst, inclusief de levering, vrijwaring voor uitwinning en verborgen gebreken door de verkoper, en de inontvangstneming en betaling door de koper, evenals de bescherming die de wet de onbetaalde verkoper biedt.
### 3.1 Kenmerken van de koopovereenkomst
De koopovereenkomst is een wederkerige, bezwarende en consensuele overeenkomst. Volgens artikel 1582 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt deze gekenmerkt door de wilsovereenstemming van partijen omtrent de zaak en de prijs. Essentieel voor een koopovereenkomst zijn de overdracht van eigendom en de betaling van een prijs in geld. De koop betreft een goed, geen dienst.
### 3.2 Eigendomsoverdracht
Het beginsel van onmiddellijke eigendomsovergang, vastgelegd in artikel 1583 BW, houdt in dat de koper van rechtswege eigenaar wordt zodra er overeenstemming is over de zaak en de prijs, zelfs indien de zaak nog niet geleverd of de prijs nog niet betaald is. Dit is aanvullend recht en kan conventioneel worden uitgesloten, zoals bij de verkoop van onroerende goederen waar de eigendomsoverdracht vaak wordt uitgesteld tot de verlijding van de notariële akte. Een eigendomsvoorbehoud waarbij de verkoper eigenaar blijft tot de volledige betaling, is ook geldig.
### 3.3 Prijs
De prijs moet in geld bestaan. Indien de tegenprestatie uit andere goederen bestaat, is er sprake van ruil. De prijs moet bepaald of bepaalbaar zijn (artikel 1591 BW). Een fictieve prijs kan leiden tot de kwalificatie van een vermomde schenking, wat de familie van de verkoper kan aanvechten. Prijsbewimpeling, waarbij een lagere prijs gesimuleerd wordt dan de werkelijke prijs, is geldig tussen partijen (met een 'tegenbrief'), maar derden, zoals de fiscus, kunnen zich beroepen op de werkelijke prijs.
### 3.4 Tegenwerpelijkheid van de overeenkomst
De relativiteit van de overeenkomst (artikel 1134 en 1165 BW) bepaalt dat een overeenkomst slechts tussen partijen geldt. Echter, de overeenkomst is tegenwerpelijk aan derden die er kennis van hebben of behoorden te hebben. Voor onroerende goederen is overschrijving in het hypotheekregister essentieel voor de tegenwerpelijkheid aan derden te goeder trouw.
### 3.5 Koop van onroerend goed
Bij de aankoop van onroerend goed is de "compromis" of onderhandse verkoopakte de eigenlijke verkoopakte. De notariële akte is vereist voor de overschrijving. De tussenkomst van een notaris biedt juridische zekerheid en controle. Eigendomsoverdracht vindt in principe plaats bij de compromis, tenzij conventioneel uitgesteld tot de notariële akte. De koper is beschermd tegen schuldeisersrisico's door de storting van een voorschot op een gerubriceerde rekening van de notaris.
#### 3.5.1 Publieke bekendmaking en gevolgen
Bij de verkoop van onroerende goederen is overschrijving van de authentieke akte in het hypotheekkantoor cruciaal voor de tegenwerpelijkheid aan derden. Zonder overschrijving kan de verkoop niet worden ingeroepen tegen derden te goeder trouw met een concurrerend recht. Dit kan leiden tot problemen bij dubbele verkopen, waarbij de partij die als eerste zijn eigendomstitel overschrijft, in principe voorrang krijgt.
#### 3.5.2 Digitale koop van onroerend goed
Hoewel consensualisme het uitgangspunt is, verbiedt artikel XII. 16, 1° van de Wetboek Economisch Recht (WER) de verkoop van onroerende goederen langs elektronische weg. E-mails, WhatsApp-berichten, etc. kunnen enkel als begin van bewijs dienen. Een elektronische handtekening is vereist voor de bewijskracht.
### 3.6 Koop van roerend goed
Voor roerende goederen bestaat er geen algemeen publiciteitssysteem. De eigendomsoverdracht is tegenwerpelijk aan derden vanaf de levering van het goed (artikel 1141 BW). Bezit geldt als titel. Bij dubbele verkoop van roerende goederen gaat de eigendom over aan de koper die als eerste het bezit verkrijgt.
#### 3.6.1 Eigendomsvoorbehoud
De onbetaalde verkoper kan, mits schriftelijke overeenkomst gesloten uiterlijk op het moment van levering, het roerend goed terugvorderen. Indien de koper het goed ondanks het eigendomsvoorbehoud vervreemdt aan een derde te goeder trouw, wordt die derde beschermd door artikel 3.24 BW.
#### 3.6.2 Risico-overdracht
Het risico van tenietgaan van het goed door overmacht gaat over op de koper op hetzelfde moment als de eigendomsoverdracht (artikel 1138 BW). Bij eigendomsvoorbehoud blijft het risico bij de verkoper, zelfs na levering, tenzij er een ingebrekestelling tot betaling is door de koper.
### 3.7 Totstandkoming van de koopovereenkomst
De koopovereenkomst komt tot stand door wilsovereenstemming. De precontractuele fase wordt beheerst door de culpa in contrahendo. Een aanbod, indien aanvaard, leidt tot een bindende overeenkomst. Een verkoopbelofte is een voorovereenkomst waarbij een partij zich verbindt tot verkoop aan de begunstigde onder bepaalde voorwaarden. Een aankoopoptie geeft de begunstigde het recht om een goed te kopen binnen een bepaalde termijn, wat een eenzijdige rechtshandeling is die, bij lichten, een verkoopovereenkomst tot stand brengt.
#### 3.7.1 Wilsgebreken
Gebreken bij de toestemming, zoals dwaling, bedrog en geweld, kunnen leiden tot de nietigheid van de overeenkomst. Dwaling vereist een vergissing over een essentieel bestanddeel van de overeenkomst die verschoonbaar is. Bedrog vereist kunstgrepen met de bedoeling te bedriegen, en leidt tot nietigheid bij hoofdbedrog. Geweld houdt in dat er dwang wordt uitgeoefend die indruk maakt op een redelijk mens.
#### 3.7.2 Bekwaamheid en voorwerp
Iedereen die de wet niet verbiedt, mag kopen of verkopen (artikel 1594 BW). De koop van een toekomstige zaak is toegestaan. Het voorwerp van de koop moet in de handel zijn en bepaald of bepaalbaar.
#### 3.7.3 Vorm en bewijs
De koopovereenkomst is consensueel en kent geen vormvereisten, behalve in specifieke gevallen zoals bij consumentenkoop. Burgerlijke zaken boven 3.500 euro vereisen een geschrift.
### 3.8 Verplichtingen van de verkoper
De verkoper heeft drie hoofdverplichtingen: levering, vrijwaring voor uitwinning en vrijwaring voor gebreken.
#### 3.8.1 Levering
De levering omvat het overdragen van de verkochte zaak in macht en bezit van de koper, inclusief toebehoren en opbrengsten (artikel 1615 en 1614 BW). De verkoper moet de zaak tot aan de levering bewaren als een goede huisvader. De kosten van levering zijn in principe ten laste van de verkoper, tenzij anders bedongen. Bij niet-levering kan de koper kiezen voor ontbinding, uitvoering in natura of schadevergoeding.
#### 3.8.2 Conformiteit
De geleverde zaak moet conform zijn aan de afspraken over identiteit, kwaliteit en kwantiteit. Bij niet-conformiteit kan de koper een vordering instellen, die vervalt bij aanvaarding van de levering zonder protest.
#### 3.8.3 Vrijwaring voor verborgen gebreken (gemeen recht)
De verkoper staat in voor gebreken die de zaak ongeschikt maken voor het gebruik waartoe ze bestemd is, of die dit gebruik zodanig verminderen dat de koper de zaak niet of tegen een mindere prijs zou hebben gekocht. Deze gebreken moeten intrinsiek of functioneel zijn, verborgen, ernstig en anterieur aan de verkoop. De koper moet de gebreken binnen een "korte tijd" melden. De sancties omvatten ontbinding (actio redhibitoria) of prijsvermindering (actio aestimatoria). De verkoper is, indien te kwader trouw, ook schadevergoeding verschuldigd.
#### 3.8.4 Vrijwaring voor uitwinning
De verkoper moet de koper vrijwaren voor uitwinning, wat betekent dat de koper het ongestoord bezit van de zaak moet genieten. Dit geldt voor feitelijke of juridische stoornissen, veroorzaakt door de verkoper zelf of door derden, op voorwaarde dat de stoornis een rechtsstoornis is die haar oorsprong vindt vóór de verkoop.
### 3.9 Verplichtingen van de koper
De koper heeft twee hoofdverplichtingen: de inontvangstnemingsverplichting en de betalingsverplichting.
#### 3.9.1 Inontvangstnemingsverplichting
De koper moet de geleverde zaak in ontvangst nemen. Hij kan de ontvangst weigeren bij zichtbare gebreken. Indien de koper de ontvangst onterecht weigert, kan de verkoper gedwongen uitvoering of ontbinding vorderen.
#### 3.9.2 Betalingsverplichting
De koper is gehouden de overeengekomen prijs te betalen. De plaats en het tijdstip van betaling zijn conventioneel te bepalen; bij gebreke hieraan gelden de wettelijke bepalingen. Betaling kan gebeuren in chartaal of giraal geld, met wettelijke beperkingen voor contante betalingen boven bepaalde bedragen.
### 3.10 Bescherming van de onbetaalde verkoper
Indien de koper niet betaalt, kan de verkoper gebruik maken van het exceptio non adimpleti contractus (ENAC), het retentierecht, de ontbinding van de overeenkomst (gerechtelijk of, mits beding, buitengerechtelijk), en in specifieke gevallen het revindicatierecht voor roerende goederen.
### 3.11 Consumentenkoop (art. 1649bis e.v. BW en art. VI.44 WER)
De consumentenkoop is een dwingend regime dat de consument als zwakkere partij beschermt. De verkoper is aansprakelijk voor elk gebrek aan overeenstemming dat bestaat bij de levering, met een wettelijke waarborgtermijn van twee jaar. Er geldt een wettelijk vermoeden van anterioriteit van het gebrek gedurende de eerste twee jaar na levering. De consument heeft recht op kosteloos herstel of vervanging, passende prijsvermindering of ontbinding. Commerciële garanties breiden de wettelijke vrijwaring uit.
### 3.12 Productaansprakelijkheid (Wet van 25 februari 1991)
Deze wet regelt de aansprakelijkheid voor gebrekkige producten, waarbij het slachtoffer geen consument hoeft te zijn. Producenten en leveranciers zijn aansprakelijk voor schade veroorzaakt door een gebrekkig product, gebaseerd op een foutloze aansprakelijkheid. De bewijslast van het gebrek, de schade en het causaal verband rust op het slachtoffer, maar er geldt een vermoeden van de aanwezigheid van het gebrek bij inverkeerstelling.
### 3.13 Beëindiging van de koopovereenkomst
Naast de gemeenrechtelijke beëindigingswijzen, voorziet de wet in een beding van wederinkoop (waarbij de verkoper het goed kan terugkopen binnen vijf jaar) en vernietiging wegens benadeling bij verkoop van onroerende goederen (indien de onevenredigheid aanzienlijk is en binnen twee jaar na de koop wordt gevorderd).
#### 3.13.1 Verkoop op afbetaling en verkoop op afstand
Verkoop op afbetaling en verkoop aan consumenten op afstand of buiten verkoopruimten worden specifiek gereglementeerd met informatieplichten en herroepingsrechten voor de consument.
#### 3.13.2 Internationale koop (Weens Koopverdrag)
Het Weens Koopverdrag regelt de internationale verkoop van roerende zaken tussen handelaars gevestigd in verschillende staten, tenzij conventioneel uitgesloten.
---
> **Tip:** Bij de analyse van koopovereenkomsten, vraag je steeds af welk regime van toepassing is (gemeen recht, consumentenkoop, Weens Koopverdrag) en pas daarna de specifieke regels toe. Verwar niet-conforme levering met verborgen gebreken, hoewel in consumentenkoop beide onder het monistische concept van non-conformiteit vallen.
> **Tip:** Bij casussen over verborgen gebreken, doorloop systematisch de voorwaarden: gebrek (intrinsiek/functioneel), verborgen, ernstig, anterieur. Onderscheid dit van dwaling en bedrog.
> **Tip:** Vrijwaring voor uitwinning is geen gebrek van de zaak zelf, maar een stoornis in het vreedzaam genot ervan. De oorzaak moet gelegen zijn vóór de verkoop.
> **Tip:** De bescherming van de onbetaalde verkoper omvat verschillende remedies. Begrijp het verschil tussen het retentierecht, revindicatie en ontbinding.
> **Voorbeeld:** Een verkoper verkoopt een machine die bij levering defect blijkt te zijn. Dit is een geval van niet-conforme levering, niet een verborgen gebrek, omdat het defect direct zichtbaar is. De koper moet dit protesteerbaar maken bij de levering.
---
# Gebreken bij de totstandkoming van de overeenkomst
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de gebreken bij de totstandkoming van een overeenkomst, met specifieke aandacht voor de wilsgebreken dwaling, bedrog en geweld, en de gevolgen hiervan voor de geldigheid van de overeenkomst.
## 4. Gebreken bij de totstandkoming van de overeenkomst
Een geldige overeenkomst vereist niet alleen wilsovereenstemming, maar ook een vrije en weloverwogen toestemming van beide partijen. Wanneer deze toestemming gebrekkig tot stand komt, kan dit leiden tot de nietigheid van de overeenkomst. De belangrijkste wilsgebreken zijn dwaling, bedrog en geweld.
### 4.1 Dwaling
Dwaling ontstaat wanneer één of beide partijen bij het sluiten van de overeenkomst een verkeerde voorstelling van de werkelijkheid heeft. Om een beroep te kunnen doen op dwaling, moet deze aan een aantal voorwaarden voldoen:
* **Zelfstandigheid van de zaak:** De dwaling moet betrekking hebben op een essentieel kenmerk van de overeenkomst, zonder welke de overeenkomst niet zou zijn gesloten. Dit wordt ook wel hoofddwaling genoemd. Incidentele dwaling, waarbij de overeenkomst wel zou zijn gesloten maar tegen andere voorwaarden, leidt niet tot nietigheid, maar eventueel tot schadevergoeding.
* **Verschoonbaarheid:** De dwaling moet verschoonbaar zijn. Dit betekent dat een normaal zorgvuldig en oplettend persoon, geplaatst in dezelfde omstandigheden, ook zou hebben gedwaald. De dwaling mag dus niet te wijten zijn aan nalatigheid van de dwalende partij.
**Sanctie bij dwaling:**
Hoofddwaling leidt tot **relatieve nietigheid** van de overeenkomst. Incidentele dwaling kan leiden tot een vordering tot schadevergoeding.
> **Tip:** Bij het beoordelen van de verschoonbaarheid wordt rekening gehouden met de aard van de zaak, de hoedanigheid van de koper (bv. of het een professional of een leek betreft) en de omstandigheden waarin de overeenkomst is gesloten.
### 4.2 Bedrog
Bedrog is een wilsgebrek dat ontstaat wanneer één partij de andere partij opzettelijk misleidt door middel van kunstgrepen, met de bedoeling om deze tot het aangaan van de overeenkomst te bewegen.
* **Kunstgrepen:** Dit kan bestaan uit een leugen, het bewust verzwijgen van informatie, of het gebruik van listige handelingen.
* **Bedrieglijk oogmerk:** De bedriegende partij moet de intentie hebben om de andere partij te misleiden.
* **Doorslaggevend karakter:** Net als bij dwaling, moet het bedrog doorslaggevend zijn geweest voor het aangaan van de overeenkomst. Als het bedrog incidenteel was, leidt dit slechts tot schadevergoeding.
**Sanctie bij bedrog:**
Hoofdbedrog leidt tot **relatieve nietigheid** van de overeenkomst. Incidenteel bedrog leidt tot schadevergoeding.
Een belangrijk verschil met dwaling is dat de bedrieglijke partij niet hoeft aan te tonen dat de dwaling verschoonbaar was.
> **Voorbeeld:** Een verkoper draait de kilometerteller van een tweedehandsauto terug om de waarde ervan kunstmatig te verhogen. Als de koper de auto zou hebben gekocht indien hij de werkelijke kilometerstand kende, kan hij een beroep doen op bedrog en de nietigheid van de verkoop vorderen.
### 4.3 Geweld
Geweld is een wilsgebrek waarbij een partij onder druk wordt gezet om een overeenkomst aan te gaan, door middel van fysieke of morele dwang die indruk maakt op een redelijk persoon.
* **Morele of fysieke dwang:** Dit kan variëren van fysieke bedreigingen tot chantage of andere vormen van morele druk.
* **Indruk op een redelijk mens:** De dwang moet zo ernstig zijn dat deze een redelijk denkend persoon zou beïnvloeden, rekening houdend met diens leeftijd, geslacht en andere omstandigheden.
* **Onrechtmatigheid:** De dwang moet onrechtmatig zijn. Legitieme druk, zoals een verkoper die aangeeft dat een andere geïnteresseerde wacht om te kopen, is geen geweld.
**Sanctie bij geweld:**
Geweld leidt tot **relatieve nietigheid** van de overeenkomst.
> **Voorbeeld:** Iemand wordt gedwongen een koopcontract te tekenen onder bedreiging van fysiek geweld tegen hemzelf of zijn naasten.
### 4.4 Benadeling
Benadeling, waarbij er een aanzienlijke onevenredigheid bestaat tussen de wederzijdse prestaties, is in het gemeen recht slechts in zeer specifieke gevallen een grond voor nietigheid. Bij de verkoop van onroerende goederen kan benadeling leiden tot nietigheid indien de verkoper minder dan de helft van de werkelijke waarde van het onroerend goed ontvangt. De koper heeft dan de keuze om de koop te voltooien tegen betaling van de werkelijke waarde, of de koop te laten vernietigen.
### 4.5 Bekwaamheid
Niet iedereen is bekwaam om rechtshandelingen te stellen. Juridische bekwaamheid is de drager van rechten en plichten, terwijl handelingsbekwaamheid de mogelijkheid is om die rechten en plichten uit te oefenen. Personen die handelingsonbekwaam zijn, zoals minderjarigen of onder curatele gestelden, kunnen geen geldige overeenkomsten sluiten, behalve onder specifieke voorwaarden en vertegenwoordiging.
### 4.6 Voorwerp
Het voorwerp van de overeenkomst moet bestaan, bepaald of bepaalbaar zijn en in de handel zijn. Het mag niet in strijd zijn met de wet, de openbare orde of de goede zeden.
### 4.7 Vorm en bewijs
De koopovereenkomst is in principe consensueel, wat betekent dat ze tot stand komt door loutere wilsovereenstemming, zonder specifieke vormvereisten. Voor burgerlijke zaken boven een bepaald bedrag (€3.500,-) is echter een geschrift vereist als bewijs. Voor handelzaken geldt het vrije bewijs.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Koop | Een overeenkomst waarbij een verkoper zich verbindt om een zaak over te dragen en de koper zich verbindt om daarvoor een prijs in geld te betalen. |
| Gemeen recht (koop) | Het algemene regime dat van toepassing is op koopovereenkomsten wanneer er geen specifieke regels gelden, zoals consumentenkoop of het Weens Koopverdrag. Dit regime is aanvullend, wat betekent dat ervan afgeweken kan worden. |
| Consumentenkoop | Een koopovereenkomst tussen een verkoper (professioneel) en een consument (natuurlijk persoon) met betrekking tot roerende lichamelijke zaken. Dit regime is van dwingend recht en biedt consumenten specifieke bescherming, met name op het gebied van garantie. |
| Weens Koopverdrag (CISG) | Een internationaal verdrag dat de koop van roerende lichamelijke zaken regelt tussen partijen die gevestigd zijn in verschillende staten. Het is enkel van toepassing tussen professionelen (B2B) en kan conventioneel worden uitgesloten. |
| Wederkerige overeenkomst | Een overeenkomst waarbij beide partijen over en weer verbintenissen aangaan. Bij een koopovereenkomst is dit de verbintenis van de verkoper om te leveren en de koper om te betalen. |
| Onder bezwarende titel | Een overeenkomst waarbij elke partij een voordeel verkrijgt ten koste van de andere partij. Bij een koopovereenkomst krijgt de verkoper de prijs en de koper de eigendom van de zaak. |
| Consensueel | Een overeenkomst die tot stand komt door de loutere wilsovereenstemming van de partijen, zonder dat er specifieke formaliteiten vereist zijn. |
| Eigendomsoverdracht | Het moment waarop de juridische eigendom van een goed overgaat van de verkoper op de koper. Volgens het beginsel van consensualisme gebeurt dit in principe zodra er overeenstemming is over de zaak en de prijs. |
| Solo consensu | Het principe dat een overeenkomst tot stand komt door de loutere wilsovereenstemming van de partijen, zonder dat een fysieke levering of betaling noodzakelijk is voor de geldigheid van de eigendomsoverdracht. |
| Residuair regime | Een juridisch systeem dat van toepassing is wanneer er geen specifiekere regel geldt. Het gemeen kooprecht fungeert vaak als residuair regime. |
| Verborgen gebrek | Een gebrek aan een verkochte zaak dat niet zichtbaar is bij een normaal en aandachtig onderzoek, maar pas na het gebruik van de zaak of na proefnemingen waarneembaar wordt. De verkoper staat in voor verborgen gebreken, tenzij anders bedongen en mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. |
| Vrijwaring voor uitwinning | De verplichting van de verkoper om de koper te beschermen tegen juridische stoornissen die het ongestoord bezit van de gekochte zaak verstoren, zoals claims van derden die beweren eigenaar te zijn of lasten op het goed. |
| Consensualisme | Het principe dat overeenkomsten geldig tot stand komen door de loutere wilsovereenstemming van de partijen, zonder dat specifieke vormvereisten nodig zijn. |
| Tegenwerpelijkheid | Het principe dat een rechtshandeling, hoewel enkel geldig tussen de contracterende partijen (relativiteit van de overeenkomst), wel erkend en gerespecteerd moet worden door derden als een feit. |
| Dwaling | Een verkeerde voorstelling van de feiten die de wil om te contracteren gebrekkig maakt. Om tot nietigheid te leiden, moet de dwaling hoofdzakelijk zijn en verschoonbaar zijn. |
| Bedrog | Het opzettelijk aanwenden van kunstgrepen door een partij om een andere partij tot het sluiten van een overeenkomst te bewegen. Hoofdbedrog kan leiden tot nietigheid, incidenteel bedrog tot schadevergoeding. |
| Geweld | Een wilsgebrek waarbij een partij onder onrechtmatige dwang wordt gezet om een overeenkomst te sluiten, hetzij fysiek, hetzij moreel. De dwang moet indruk maken op een redelijk mens. |
| Benadeling | Een aanzienlijke onevenredigheid tussen de wederzijdse prestaties in een overeenkomst, die onder bepaalde omstandigheden (vooral bij verkoop van onroerend goed) tot vernietiging kan leiden. |
| Bekwaamheid | De juridische mogelijkheid van een persoon om rechten en plichten te hebben (rechtsbekwaamheid) en om deze rechten en plichten zelfstandig uit te oefenen (handelingsbekwaamheid). |
| Voorwerp (van de overeenkomst) | De prestatie(s) waarop de verbintenissen van de contracterende partijen gericht zijn. Het voorwerp moet bestaan, in de handel zijn, bepaald of bepaalbaar en geoorloofd zijn. |
| Levering | De handeling waarbij de verkoper de verkochte zaak in de macht en het bezit van de koper brengt. De leveringsplicht omvat ook de toebehoren en opbrengsten van de zaak. |
| Niet-conformiteit | Situatie waarbij de geleverde zaak niet overeenstemt met wat contractueel is bepaald, bijvoorbeeld in termen van identiteit, kwaliteit of kwantiteit. Dit is een schending van de leveringsplicht. |
| Prijsvermindering | Een rechtsmiddel waarbij de koper, bij een niet-conforme levering of een verborgen gebrek, een vermindering van de koopprijs kan vorderen. |
| Ontbinding | Een rechtsmiddel dat de beëindiging van een wederkerige overeenkomst tot gevolg heeft, meestal wegens een ernstige wanprestatie van een van de partijen. |
| Eigendomsvoorbehoud | Een clausule in een verkoopovereenkomst waarbij de verkoper de eigendom van de verkochte zaak behoudt tot aan de volledige betaling van de prijs, ook al is de zaak reeds geleverd. |
| Risico-overdracht | Het moment waarop het risico op tenietgaan of beschadiging van de verkochte zaak overgaat van de verkoper op de koper. In principe gaat dit samen met de eigendomsoverdracht, tenzij anders bedongen of bij eigendomsvoorbehoud. |
| Optie | Een voorovereenkomst waarbij de ene partij (de belover) zich verbindt om aan de andere partij (de begunstigde) gedurende een bepaalde termijn het recht te geven om een koopovereenkomst te sluiten tegen vooraf bepaalde voorwaarden. |
| Commandverklaring (Koop met command) | Een clausule waarbij de koper zich het recht voorbehoudt om op een later tijdstip de identiteit van de werkelijke koper bekend te maken, wat vaak wordt gebruikt om de anonimiteit van de koper te bewaren. |
| Productaansprakelijkheid (WAP) | Een wettelijk regime dat producenten aansprakelijk stelt voor schade veroorzaakt door gebreken aan hun producten, ongeacht of er een contractuele relatie bestaat tussen producent en slachtoffer. |
| Exceptie van niet-naleving (ENAC) | Een exceptie die een partij toestaat haar eigen verbintenis op te schorten zolang de andere partij haar verbintenis niet nakomt. Bij een koopovereenkomst kan de koper de betaling opschorten als de verkoper niet levert. |
| Revindicatierecht | Het recht van de verkoper om een verkocht roerend goed terug te vorderen van een niet-betalende koper, onder bepaalde voorwaarden (bv. contantverkoop, zaak nog bij koper, in dezelfde staat). |
| Voorrecht (van de onbetaalde verkoper) | Een wettelijke bevoorrechting die de onbetaalde verkoper recht geeft op een bepaalde opbrengst bij een faillissement of beslaglegging op de goederen van de koper. |
| Beding van wederinkoop | Een clausule waarbij de verkoper zich het recht voorbehoudt om de verkochte zaak binnen een bepaalde termijn terug te nemen tegen teruggave van de oorspronkelijke prijs en vergoedingen. |
| Verkoop op afbetaling | Een vorm van kredietovereenkomst waarbij de consument de prijs van een goed in termijnen betaalt, vaak met interest. Dit wordt gereguleerd door specifieke wetgeving om consumenten te beschermen. |
| Herroepingsrecht | Het recht van een consument om binnen een bepaalde termijn (meestal 14 dagen) af te zien van een overeenkomst die op afstand of buiten de verkoopruimten is gesloten, zonder opgave van redenen. |
| Vrijwaring voor zichtbare gebreken | De verplichting van de verkoper om in te staan voor gebreken die bij een normaal onderzoek aan de verkochte zaak ontdekt kunnen worden. Indien de koper deze gebreken aanvaardt zonder protest, vervalt de vordering hierop. |
| Anterioriteit | Het principe dat, bij gebreken, wordt vermoed dat het gebrek al bestond op het moment van de totstandkoming van de overeenkomst of de levering. De bewijslast hiervan ligt bij de koper, tenzij er wettelijke vermoedens gelden (bv. bij consumentenkoop). |
Cover
Deel 1 - HF 2 - Kanscontracten (2).docx
Summary
# Definitie en kenmerken van kanscontracten
Dit onderwerp behandelt de juridische definitie van een kanscontract, de kernkenmerken zoals het aleatoire karakter en de acceptatie van risico, en hoe deze contracten zich verhouden tot andere overeenkomsten.
### 1.1 Definitie van een kanscontract
Een kanscontract, ook wel een aleatoir contract genoemd, is een overeenkomst waarbij de gelijkwaardigheid van de wederkerige prestaties van de partijen onzeker is. Dit komt doordat het bestaan of de omvang van één van de prestaties afhangt van een onzekere gebeurtenis. De kern van een kanscontract is dat er een kans op winst of een risico op verlies is voor ten minste één van de partijen.
> **Tip:** Dit onderscheidt kanscontracten van commutatieve contracten, waarbij de prestaties van de partijen van meet af aan vaststaan en gelijkwaardig zijn.
Volgens de wet kan een kanscontract als volgt worden gedefinieerd:
* "Wanneer het gelijkwaardige gelegen is in de kans van winst of verlies, die voor elke partij afhankelijk is van een onzekere gebeurtenis, is het contract een kanscontract."
* "Een kanscontract is een wederkerige overeenkomst, waarvan de gevolgen, met betrekking tot winst en verlies, hetzij voor alle partijen, hetzij voor een of meer van hen, van een onzekere gebeurtenis afhangen."
* "Een contract is een kanscontract wanneer de gelijkwaardigheid van de wederkerige prestaties waartoe de partijen zich verbonden hebben, onzeker is doordat het bestaan of de omvang van één van de prestaties afhangt van een onzekere gebeurtenis. Het veronderstelt het bestaan van een kans op winst of een risico op verlies."
### 1.2 Kenmerken van kanscontracten
Kanscontracten worden gekenmerkt door twee essentiële elementen:
#### 1.2.1 Aleatoir karakter
Het aleatoire karakter verwijst naar de onzekerheid over de uitkomst van het contract. De prestatie, of het al dan niet moeten presteren, is afhankelijk van een onzekere gebeurtenis. De partijen weten op het moment van contractsluiting niet welk resultaat er zal zijn.
#### 1.2.2 Acceptatie van risico
Partijen die een kanscontract aangaan, aanvaarden bewust een risico. Dit betekent dat zij achteraf niet kunnen klagen over het geleden verlies, omdat dit risico een wezenlijk bestanddeel van de overeenkomst vormt.
### 1.3 Soorten kanscontracten
De wet erkent verschillende soorten kanscontracten, waaronder:
#### 1.3.1 Spel en weddenschap
* **Begrip:** Een spel is een contract waarbij de onzekerheid afhankelijk is van het gedrag van de partijen zelf, terwijl een weddenschap (of speculatie) berust op onzekerheid die afhangt van een derde of een toevallig feit.
* **Gevolgen:** In principe heeft een spel of weddenschap een ongeoorloofde oorzaak omdat het in strijd kan zijn met de openbare orde of immoreel kan zijn. Hierdoor is een vordering voor een speelschuld niet toegestaan. De verliezer kan de "spelexceptie" inroepen.
* **Uitzondering:** Art. 1966 BW voorziet in uitzonderingen waarbij een vordering wel mogelijk is.
* **Kansspelen:** Kansspelen vallen onder specifieke wetgeving (Wet van 7 mei 1999 op de kansspelen) en worden gereguleerd door de Kansspelcommissie. Gokken op jezelf is strafrechtelijk verboden.
#### 1.3.2 Lijfrente
* **Constructie:** Bij een lijfrente verbindt een partij (de renteplichtige) zich ertoe periodiek een geldsom te betalen aan een andere partij (de rentegenieter of rentetrekker). Deze betalingen lopen gedurende het leven van de rentetrekker of een door hen aangeduide derde persoon. Lijfrentes worden vaak gekoppeld aan andere overeenkomsten, zoals een verkoop.
* **Voorbeeld:** Een oudere persoon verkoopt haar huis en bedingt dat de koper haar maandelijks een bepaald bedrag zal betalen zolang zij leeft. De koper is de renteplichtige en de verkoper is de rentetrekker. De koper loopt het risico veel meer te betalen dan de waarde van het huis als de verkoper heel oud wordt, terwijl de verkoper het risico loopt minder te ontvangen dan de waarde van het huis als zij vroegtijdig overlijdt.
* **Kenmerken:** Een lijfrente kan voortvloeien uit een contract, een testament of een rechterlijke beslissing. Wanneer het een contractuele modaliteit is, kan het verbonden zijn aan diverse overeenkomsten zoals verkoop, lening of schenking. Enkel een lijfrente onder bezwarende titel (dus niet om niet) wordt als een kanscontract beschouwd.
* **Onder bezwarende titel:** Hierbij verschaft de rentetrekker een goed of kapitaal in ruil voor de ontvangst van rentetermijnen. De uiteindelijke waarde is afhankelijk van de levensduur van de persoon op wiens hoofd de rente is gevestigd.
* **Verkoop met lijfrente:** Hierbij is de verkoper de stipulant, de koper de renteplichtige en de rentetrekker de beneficiaris (vaak de verkoper zelf).
* **Het lijf:** Dit is de persoon op wiens hoofd de rente is gevestigd.
* **Wettelijke kenschetsen op winst en verlies:** Om een geldig kanscontract te zijn, moet er een reële kans op winst en verlies zijn. Dit is niet het geval indien:
* Het lijf niet in leven is op het moment van contractsluiting (art. 1974 BW).
* Het lijf reeds ziek is bij contractsluiting en binnen twintig dagen na contractsluiting aan die ziekte overlijdt (art. 1975 BW). Dit criterium kan in de moderne geneeskunde echter achterhaald zijn.
* **Ontbinding:** Een loutere wanbetaling van rentetermijnen geeft in principe geen recht op ontbinding van het contract (art. 1978 BW), tenzij anders contractueel is bepaald.
#### 1.3.3 Tontine en aanwas
* **Algemeen:** Deze constructies zijn niet specifiek in het Burgerlijk Wetboek geregeld, maar worden vaak toegepast als modaliteit bij andere overeenkomsten, zoals samenlevingscontracten, aandeelhoudersovereenkomsten of schenkingen met voorbehoud van vruchtgebruik.
* **Tontine:** Oorspronkelijk een financiële constructie waarbij het voordeel afhankelijk is van de voorwaarde van overleven. Tegenwoordig wordt het vaak gebruikt bij de verkoop van onroerend goed aan twee personen, waarbij de langstlevende het deel van de overledene verkrijgt.
* **Gevolgen:** Een tontinebeding houdt in dat de kopers overeenkomen dat 50% van de eigendom van de ene koper naar de andere zal gaan bij overlijden en omgekeerd. Dit heeft een retroactieve werking, waardoor de langstlevende geacht wordt vanaf het begin ook het aandeel van de overledene te hebben verkregen.
* **Beding van aanwas:** Dit is een constructie die in België volstaat en vergelijkbare gevolgen heeft als een tontine, maar niet noodzakelijk gekoppeld is aan een verkoopovereenkomst. Het is een interne afspraak tussen deelgenoten.
* **Vereiste van alea:** Om een beding van aanwas als kanscontract te beschouwen, moet er een zekere gelijkheid zijn in de overlevingskansen van de betrokken partijen. Indien er een significant verschil is in overlevingskansen, kan er sprake zijn van een vermomde schenking. Compensatie in de inbreng of het aandeel in de prijs is dan vereist.
* **Voorbeeld:** Als een koppel een huis koopt en één partner is significant ouder dan de andere, moet dit gecompenseerd worden in de prijs of inbreng om te voorkomen dat het als een schenking wordt beschouwd. Dit zorgt voor meer onzekerheid en versterkt het kanscontractuele karakter.
---
# Verschillende soorten kanscontracten
Hier is een samenvatting van de verschillende soorten kanscontracten, opgesteld als een studiehandleiding voor examens:
## 2. Verschillende soorten kanscontracten
Dit deel behandelt de specifieke vormen van kanscontracten, waaronder spel en weddenschap, lijfrente, en tontine en aanwas, met aandacht voor hun juridische structuur, gevolgen en uitzonderingen.
### 2.1 Spel en weddenschap
#### 2.1.1 Begrip
* **Spelcontract:** Een contract waarbij de onzekerheid over winst of verlies afhankelijk is van het gedrag van de partijen zelf.
* **Weddenschap:** Een contract waarbij de onzekerheid afhangt van een derde partij of een toevallig feit. Het wordt beschouwd als een speculatie over een onzekerheid die afhankelijk is van toeval.
#### 2.1.2 Gevolg
* **Ongeoorloofde oorzaak:** Spel en weddenschap worden in principe als ongeoorloofd beschouwd omdat ze in strijd kunnen zijn met de openbare orde en een immoreel karakter hebben.
* **Vordering voor speelschuld niet toegestaan:** Conform artikel 1965 van het Burgerlijk Wetboek kan een verliezer de "spelexceptie" inroepen bij een vordering van de winnaar. Dit betekent dat een rechtbank een vordering tot betaling van een speelschuld niet zal toestaan.
* **Uitzondering (art. 1966 BW):** Er zijn uitzonderingen waarbij een vordering wel kan worden ingesteld, alhoewel de details van deze uitzonderingen niet verder uitgewerkt worden in de verstrekte tekst, behalve de algemene stelling dat er situaties zijn waarin een vordering wel mogelijk is.
* **Kansspelen:** Deze vallen onder de Wet van 7 mei 1999 op de kansspelen en worden gereguleerd door de Kansspelcommissie. Het is verboden om op zichzelf te wedden, wat strafrechtelijk kan worden bestraft.
### 2.2 Lijfrente
#### 2.2.1 Constructie
Een lijfrente is een contract waarbij een partij (de renteplichtige) een periodieke geldsom betaalt aan een andere partij (de rentegenieter of rentetrekker) gedurende het leven van een aangeduid persoon (het lijf).
* **Renteplichtige:** De partij die de periodieke betalingen verricht.
* **Rentegenieter/rentetrekker:** De partij die de periodieke betalingen ontvangt.
* **Het lijf:** De persoon op wiens leven de duur van de rente is gebaseerd. Dit kan de rentenegeniter zelf zijn, of een derde persoon.
#### 2.2.2 Toepassing
Lijfrentes worden vaak gebruikt als modaliteit bij andere overeenkomsten, met name bij de verkoop van onroerende goederen.
* **Voorbeeld:** Een 70-jarige vrouw verkoopt haar huis voor een bedrag dat zij maandelijks of jaarlijks ontvangt zolang zij leeft. De koper is de renteplichtige, en de vrouw is de rentegenieter. De totale uitbetaling is afhankelijk van de levensduur van de vrouw. Als zij langer leeft dan verwacht, kan de koper aanzienlijk meer betalen dan de waarde van het huis. Als zij daarentegen snel overlijdt, betaalt de koper minder. Dit creëert een kans op winst en verlies voor beide partijen.
#### 2.2.3 Kenmerken
* **Rechtsverhouding:** Kan voortvloeien uit een contract, maar ook uit een testament of rechterlijke beslissing.
* **Contractueel:** Vaak een modaliteit van een andere overeenkomst zoals verkoop, lening, of schenking.
* **Onder bezwarende titel:** Een lijfrente is enkel een kanscontract indien deze onder bezwarende titel wordt aangegaan. Dit betekent dat er een reële tegenprestatie is. Een lijfrente bij wijze van schenking is geen kanscontract.
* **Risico voor beide partijen:** De rentenegeniter verschaft een goed of kapitaal in ruil voor de ontvangst van rentetermijnen. De precieze tegenwaarde hangt af van de levensduur van het lijf.
* **Verkoop met lijfrente:** De verkoper treedt op als stipulant, de koper als renteplichtige, en de rentetrekker (meestal de verkoper zelf, maar niet noodzakelijk) als beneficiaris.
* **Rentevoet:** De rentevoet is vrij te bepalen, maar moet zodanig zijn dat er sprake blijft van een kanscontract (met winst- en verlieskansen). Indien dit niet het geval is, kan het contract nietig zijn wegens gebrek aan voorwerp of worden beschouwd als een vermomde schenking.
#### 2.2.4 Het lijf
* **Definitie:** De persoon op wiens hoofd de rente is gevestigd. Dit is vaak de rentenegeniter zelf, maar kan ook een derde zijn.
* **Bewijslast:** De bewijslast met betrekking tot het leven van het lijf ligt bij de rentenegeniter.
#### 2.2.5 Wettelijkekens op winst en verlies
Er zijn specifieke wettelijke bepalingen om te voorkomen dat een contract niet als een kanscontract kan worden beschouwd, wat zou leiden tot nietigheid of een vermomde schenking.
* **Art. 1974 BW:** Het lijf moet in leven zijn op het moment van contractsluiting.
* **Art. 1975 BW:** Het lijf mag niet ziek zijn op het moment van contractsluiting en niet overlijden binnen 20 dagen na de contractsluiting als gevolg van die ziekte.
* **Voorwaarden:**
1. Ziek bij contractsluiting.
2. Overlijden is een direct gevolg van die ziekte.
3. Overlijden vindt plaats binnen 20 dagen na contractsluiting.
* Dit artikel is objectief van aard; de partijen hoeven niet te weten dat het lijf ziek was. Het moderne medische leven, met beademingsapparatuur en coma-behandelingen, kan de toepassing van dit artikel bemoeilijken.
* **Art. 1978 BW:** Een loutere wanbetaling door de renteplichtige geeft niet automatisch recht op ontbinding van het contract. Dit is van aanvullend recht, wat betekent dat contractueel anders kan worden overeengekomen. Enkel dwanguitvoering is in principe mogelijk bij wanbetaling.
> **Tip:** De interpretatie van het begrip "ziekte" en "gevolg van die ziekte" in artikel 1975 BW kan complex zijn, zeker in het licht van moderne medische mogelijkheden. Rechters zullen moeten beoordelen of het overlijden voortvloeide uit de reeds aanwezige ziekte of uit andere oorzaken.
#### 2.2.6 Ontbinding
* **Loutere wanbetaling:** Geeft geen recht op ontbinding van het contract (art. 1978 BW). Dit is van aanvullend recht.
* **Dwanguitvoering:** De enige vordering bij wanbetaling is in principe dwanguitvoering.
* **Gevolgen bij overlijden koper (renteplichtige):** Als de koper (renteplichtige) eerder overlijdt dan de verkoper (rentenegeniter), gaat de verplichting tot betaling van de rente over op de rechtsopvolgers van de koper.
### 2.3 Tontine en aanwas
#### 2.3.1 Algemeen
Tontine- en aanwasbedingen zijn geen specifieke contracten die in het Burgerlijk Wetboek geregeld zijn, maar worden vaak gebruikt als modaliteit bij andere overeenkomsten, zoals de verkoop van onroerende goederen tussen samenwoners, samenlevingscontracten, aandeelhoudersovereenkomsten, of schenkingen met voorbehoud van vruchtgebruik.
* **Doel:** Zorgen dat het aandeel van de overleden partner automatisch naar de langstlevende partner gaat, in plaats van naar de erfgenamen van de overledene.
* **Registratierechten:** Bij een aanwasbeding betaalt men registratierechten, maar geen successierechten, omdat het goed niet via de erfenis wordt verkregen.
* **Relevantie:** Zeer nuttig in situaties met kinderen uit een vorig huwelijk of bij wettelijke erfdelen, omdat ze het voor erfgenamen onmogelijk maken om recht te laten gelden op het betreffende goed, aangezien het buiten de nalatenschap valt. Bij een gezinswoning kunnen deze bedingen ook interessant zijn, aangezien de gezinswoning in principe vrijgesteld is van successierechten.
#### 2.3.2 Tontine
* **Oorsprong:** Een financiële constructie ontwikkeld door de 17e-eeuwse Italiaanse bankier Lorenzo de Tonti. Oorspronkelijk was het een spel waarbij vermogende personen een bedrag inbrachten en de langstlevende alles kreeg.
* **Huidige invulling in België:** Wordt beschouwd als een specifiek beding bij de verkoopovereenkomst van een onroerend goed aan twee personen die elk de helft verkrijgen. De langstlevende wordt eigenaar van het geheel. Tegenwoordig volstaat een aanwasbeding.
#### 2.3.3 Beding van aanwas
* **Concept:** Een beding waarbij elke deelgenoot het aandeel van de andere deelgenoot verkrijgt onder de opschortende voorwaarde van zijn of haar overleven. Het is een interne afspraak tussen de deelgenoten, niet noodzakelijk gelinkt aan de oorspronkelijke verkoopovereenkomst.
* **Modaliteit:** Kan opgenomen worden in de aankoopakte of als een aparte overeenkomst worden gesloten na de aankoop.
* **Retroactieve werking:** De voorwaarde heeft terugwerkende kracht, waardoor de langstlevende geacht wordt vanaf het begin eigenaar te zijn geweest van het gehele goed.
> **Voorbeeld:** Twee partners, B en C, kopen samen een woning van A. Ze sluiten een aanwasbeding af. Als B vóór C overlijdt, vervalt de opschortende voorwaarde van C's overleven op het deel van B, en verkrijgt C retroactief het aandeel van B. Als C vóór B overlijdt, geldt hetzelfde principe omgekeerd.
#### 2.3.4 Gevolgen en vereisten
* **Vereiste van alea (kans):** Om als kanscontract te kwalificeren, moet er een zekere gelijkheid zijn in de overlevingskansen van de betrokken partijen. Dit wordt beoordeeld aan de hand van factoren zoals leeftijd, geslacht en gezondheidstoestand, vaak met behulp van overlevingstabellen.
* **Compensatie bij ongelijke kansen:** Indien er een significant verschil is in overlevingskansen, dient er een compensatie te zijn in de inbreng of het aandeel in de aankoopprijs.
* **Vermomde schenking:** Indien deze compensatie ontbreekt, kan het aanwasbeding beschouwd worden als een vermomde schenking (animus donandi), wat gevolgen heeft voor de nalatenschap (inbreng bij de fictieve massa).
* **Toepassing:** Een aanwasbeding is dus een kanscontract wanneer de uitkomst afhangt van wie het langst leeft. Door aanpassingen in de inbreng of het aandeel, wordt de onzekerheid vergroot en de kanskarakter van het contract versterkt.
---
# Spel en weddenschap
Dit onderwerp behandelt de juridische definities van spel en weddenschap, de implicaties ervan voor de openbare orde en moraliteit, en de afdwingbaarheid van vorderingen die hieruit voortvloeien.
### 3.1 Definitie en kenmerken van een kanscontract
Een kanscontract is een overeenkomst waarbij de gelijkwaardigheid van de wederkerige prestaties onzeker is doordat het bestaan of de omvang van een van de prestaties afhangt van een onzekere gebeurtenis. Dit impliceert een kans op winst of een risico op verlies voor de partijen.
#### 3.1.1 Aleatoir karakter
Het essentiële kenmerk van een kanscontract is het aleatoire karakter. Dit betekent dat de prestaties of de uitkomst van de overeenkomst afhankelijk zijn van een onzekere gebeurtenis. De partijen aanvaarden een risico en kunnen hier achteraf niet over klagen, aangezien dit risico een wezenlijk bestanddeel van het contract vormt.
### 3.2 Spel en weddenschap
#### 3.2.1 Begrip
Spel en weddenschap zijn specifieke vormen van kanscontracten.
* **Weddenschap**: Wordt beschouwd als een spelcontract waarbij de onzekerheid afhankelijk is van een derde partij of een toevallig feit.
* **Spel**: De onzekerheid hangt af van het gedrag van de partijen zelf. Bijvoorbeeld, een armworstelwedstrijd waarbij de winnaar een geldbedrag ontvangt.
Het is onzeker welke partij zal moeten presteren, wat de aard van een kanscontract verklaart.
#### 3.2.2 Gevolgen
Overeenkomsten tot spel en weddenschap worden in principe als ongeoorloofd beschouwd omdat ze in strijd zijn met de openbare orde en een immoreel karakter kunnen hebben.
* **Vorderingen voor speelschuld niet toegestaan**: Krachtens artikel 1965 van het Burgerlijk Wetboek is een vordering tot betaling van een speelschuld niet toelaatbaar. De verliezer kan de exceptie van spel inroepen tegen de vordering van de winnaar.
* **Uitzondering**: Artikel 1966 van het Burgerlijk Wetboek voorziet in een uitzondering, waarbij een vordering kan worden ingesteld als de weddenschap betrekking heeft op een kansspel en de wet dit toelaat.
#### 3.2.3 Kansspel
Kansspelen worden geregeld door de Wet van 7 mei 1999 op de kansspelen. De Kansspelcommissie is hierbij betrokken. Het is niet toegestaan om op uzelf te gokken, wat strafrechtelijk kan worden bestraft.
### 3.3 Lijfrente
#### 3.3.1 Constructie
Een lijfrente is een contract waarbij een renteplichtige een periodieke geldsom betaalt aan een rentegenieter gedurende het leven van de rentegenieter of een derde. Dit contract kan ook voortkomen uit een testament, een rechterlijke beslissing of een andere rechtsverhouding. Vaak is lijfrente een modaliteit bij andere overeenkomsten, zoals verkoop, lening of schenking.
#### 3.3.2 Lijfrente onder bezwarende titel
Wanneer een lijfrente onder bezwarende titel wordt aangegaan, is het een kanscontract omdat het risico voor beide partijen bestaat. De rentegenieter verschaft een goed of kapitaal in ruil voor de ontvangst van rentetermijnen. De juiste tegenwaarde hangt af van de levensduur van de rentegenieter.
* **Verkoop met lijfrente**: Hierbij is de verkoper de stipulant, de koper de renteplichtige en de rentetrekker (beneficiaris) is meestal de verkoper zelf, maar kan ook een derde zijn. De rentevoet is vrij te bepalen, zolang het karakter van een kanscontract behouden blijft. Anders kan het contract nietig zijn wegens gebrek aan voorwerp of beschouwd worden als een vermomde schenking.
* **Het lijf**: De persoon op wiens hoofd de rente is gevestigd. Vaak is dit de rentegenieter zelf, maar het kan ook een derde zijn die geen genot van de rente heeft. De bewijslast van het voortbestaan van het lijf ligt bij de rentegenieter.
#### 3.3.3 Wettelijke beperkingen op winst en verlies
Er zijn twee wettelijke voorwaarden die, indien geschonden, leiden tot de nietigheid van een lijfrentecontract:
1. **Lijf moet in leven zijn op moment contractsluiting**: Artikel 1974 BW.
2. **Lijf mag niet ziek zijn en overlijden binnen 20 dagen na contractsluiting**: Artikel 1975 BW. Deze voorwaarde geldt als het lijf ziek was bij contractsluiting, het overlijden het gevolg is van die ziekte, en dit binnen 20 dagen na contractsluiting gebeurt. Deze regel kan in de huidige tijd minder relevant zijn door medische vooruitgang.
#### 3.3.4 Ontbinding
Loutere wanbetaling geeft geen recht op ontbinding van de lijfrente (artikel 1978 BW). Dit is aanvullend recht, wat betekent dat contractueel kan worden afgeweken. Enkel dwanguitvoering is mogelijk.
### 3.4 Tontine en aanwas
#### 3.4.1 Algemeen
Tontine en aanwas zijn juridische constructies die vaak voorkomen als modaliteit bij andere overeenkomsten, zoals de verkoop van onroerend goed door samenwoners, samenlevingscontracten, aandeelhoudersovereenkomsten, of schenkingen met voorbehoud van vruchtgebruik. Het doel is dat de langstlevende partner automatisch het aandeel van de overledene verkrijgt, wat interessant kan zijn om te vermijden dat het goed in de nalatenschap valt en zo successierechten te omzeilen, zeker bij kinderen uit een vorig huwelijk.
#### 3.4.2 Tontine
Oorspronkelijk was de tontine een financiële constructie, ontwikkeld door de Italiaanse bankier Tonti in de 17e eeuw, waarbij het voordeel afhankelijk was van het overleven. Tegenwoordig is het een beding bij een verkoopovereenkomst van onroerend goed aan twee personen, waarbij de langstlevende het deel van de overledene verkrijgt. In België volstaat een aanwasbeding dat niet noodzakelijk gekoppeld is aan een verkoopovereenkomst.
* **Voorbeeld tontinebeding**: Kopers spreken af dat 50% van hun eigendom naar de ander gaat bij overlijden. Dit werkt met een ontbindende voorwaarde voor de overledene en een opschortende voorwaarde voor de langstlevende, met retroactieve werking.
#### 3.4.3 Beding van aanwas
Een aanwasbeding is de hedendaagse, flexibelere vorm van de tontineconstructie in België. Het is een interne afspraak tussen deelgenoten, vaak opgenomen als bijzondere clausule in de aankoopakte, maar kan ook later worden overeengekomen. Elke deelgenoot verkrijgt het aandeel van de andere onder de opschortende voorwaarde van zijn overleven.
* **Gevolgen**: Bij overlijden van een partner, kan de andere de retroactieve verkrijging van het deel van de overledene eisen, mits het aanwasbeding voldoet aan de vereiste van alea (min of meer gelijkheid qua overlevingskansen).
* **Vereiste van alea**: Er moet sprake zijn van min of meer gelijke overlevingskansen tussen de partijen. Dit wordt beoordeeld op basis van leeftijd, geslacht en gezondheidstoestand. Bij een ernstig verschil in overlevingskansen moet er compensatie zijn in de inbreng of de prijsbetaling. Indien dit niet het geval is, kan het aanwasbeding beschouwd worden als een vermomde schenking (animus donandi), wat relevant is voor de nalatenschap en inbreng bij de fictieve massa.
> **Tip:** Een aanwasbeding is een kanscontract als er een zekere onzekerheid bestaat over wie het langst zal leven. Het aanpassen van de inbreng of het aandeel in de prijs kan helpen om het kanscontractuele karakter te versterken.
---
# Lijfrente als kanscontract
Dit deel analyseert de specifieke juridische constructie en kenmerken van een lijfrenteovereenkomst, met bijzondere aandacht voor de rol ervan als kanscontract.
### 4.1 Begrip en definitie van een kanscontract
Een kanscontract is een wederkerige overeenkomst waarbij de gevolgen, met betrekking tot winst en verlies, voor één of meerdere partijen afhankelijk zijn van een onzekere gebeurtenis. Het gelijkwaardige is gelegen in de kans op winst of verlies, die voor elke partij afhankelijk is van een onzekere gebeurtenis.
Een contract wordt beschouwd als een kanscontract wanneer de gelijkwaardigheid van de wederkerige prestaties onzeker is, doordat het bestaan of de omvang van een van de prestaties afhangt van een onzekere gebeurtenis. Dit veronderstelt het bestaan van een kans op winst of een risico op verlies.
#### 4.1.1 Kenmerken van een kanscontract
De kernkenmerken van een kanscontract zijn:
* **Aleatoir karakter:** De uitkomst (winst of verlies) is onzeker en hangt af van een toekomstige, onzekere gebeurtenis.
* **Risicoaanvaarding:** De partijen aanvaarden bewust een risico en kunnen nadien niet klagen over het optreden van dit risico, aangezien het een wezenlijk bestanddeel van het contract vormt.
* **Onzekerheid over prestatie:** Het is niet zeker welke partij zal moeten presteren of tot welke omvang de prestatie zal zijn.
### 4.2 Soorten kanscontracten (overzicht)
De wet noemt specifiek de volgende contracten als kanscontracten:
* Spel en weddenschap
* Lijfrente
* Tontine en aanwas
* Het verzekeringscontract (geregeld door zeerecht)
* De bodemerij (geregeld door zeerecht)
#### 4.2.1 Spel en weddenschap
* **Begrip:** Een weddenschap is een spelcontract dat speculeert over een onzekerheid die afhangt van toeval of het gedrag van een derde partij. Een spelactiviteit is eerder een verschil van mening, waarbij de onzekerheid afhangt van het gedrag van de partijen zelf.
* **Gevolg:** In principe zijn ongeoorloofde oorzaken, zoals speculatie, in strijd met de openbare orde. Vorderingen voor speelschulden zijn dan ook niet toegestaan, tenzij met specifieke wettelijke uitzonderingen.
#### 4.2.2 Lijfrente
De lijfrente is een kanscontract dat de volgende elementen omvat:
* **Constructie:**
* **Renteplichtige:** De partij die een periodieke geldsom verschuldigd is. Dit is een kostcontract.
* **Rentegenieter / rentetrekker:** De partij die de periodieke geldsom ontvangt, doorgaans gedurende het leven van de rentetrekker zelf of een door hen aangeduide derde persoon.
* **Toepassing:** Lijfrentes worden vaak gekoppeld aan andere contracten, zoals een verkoop (verkoop op lijfrente), een lening of een schenking.
> **Voorbeeld:** Een 70-jarige vrouw verkoopt haar huis ter waarde van 400.000 euro op lijfrente. Ze ontvangt van de koper jaarlijks 20.000 euro zolang ze leeft. De koper (renteplichtige) heeft een kans op winst als de vrouw jong overlijdt (en hij minder betaalt dan de waarde van het huis), en een risico op verlies als ze zeer oud wordt (en hij meer betaalt dan de waarde).
* **Kenmerken:**
* Het kan deel uitmaken van andere overeenkomsten (verkoop, lening, schenking) of een zelfstandige overeenkomst zijn.
* Wanneer het een modaliteit is bij een schenking, is het om niet. Anders is het onder bezwarende titel. **Enkel lijfrentes onder bezwarende titel zijn kanscontracten.**
* Bij een lijfrente onder bezwarende titel is er sprake van risico voor beide partijen. De rentegenieter verschaft een goed of kapitaal in ruil voor de ontvangst van rentetermijnen. De juiste tegenwaarde is afhankelijk van de levensduur van de rentetrekker.
* **Onder bezwarende titel:**
* **Verkoop met lijfrente:** De verkoper is de stipulant, de koper is de renteplichtige en de begunstigde is de rentetrekker. Meestal is de stipulant zelf de rentetrekker, maar dit hoeft niet.
* **Rentevoet:** De rentevoet is vrij te bepalen, maar moet zodanig zijn dat het contract een kanscontract blijft. Indien de rentevoet te laag is, kan het contract nietig zijn wegens gebrek aan voorwerp of beschouwd worden als een vermomde schenking.
* **Het lijf:**
* De persoon op wiens hoofd de rente is gevestigd. Dit is vaak de rentetrekker zelf (overlevingsrente), maar het kan ook een derde persoon zijn die geen genot van de rente heeft.
* De bewijslast dat het lijf nog in leven is, ligt bij de rentegenieter.
* **Wettelijke wensen op winst en verlies:**
* **Objectieve zekerheid van geen geldig contract:**
* Het lijf moet in leven zijn op het moment van de contractsluiting (art. 1974 BW).
* Het lijf mag niet ziek zijn en mag niet binnen twintig dagen na de contractsluiting overlijden als gevolg van die ziekte (art. 1975 BW). Deze voorwaarden zijn objectief bepaald; de partijen hoefden de ziekte niet te kennen.
> **Tip:** Dit artikel is sedert zijn opstelling minder relevant geworden door moderne medische technieken die levensverlenging mogelijk maken, zelfs bij ernstige ziekte.
* **Ontbinding:** Een loutere wanbetaling geeft niet automatisch recht op ontbinding van het contract (art. 1978 BW). Dit is aanvullend recht, dus contractueel kan hiervan worden afgeweken. In plaats van ontbinding kan dwanguitvoering worden gevorderd.
#### 4.2.3 Tontine en aanwas
* **Algemeen:** Deze constructies zijn vaak bedoeld om te regelen wat er gebeurt bij het overlijden van één van de mede-eigenaars van een goed, en zijn vaak gekoppeld aan samenlevingscontracten of overeenkomsten tussen samenwoners of aandeelhouders.
* **Tontine:** Oorspronkelijk een financiële constructie waarbij het voordeel afhankelijk was van de voorwaarde van overleven. Tegenwoordig wordt het vaak gebruikt als een beding bij de verkoop van een onroerend goed aan twee personen, waarbij de langstlevende de helft van de overleden koper verkrijgt.
> **Voorbeeld:** Twee personen, A en B, kopen samen een huis. Met een tontinebeding wordt overeengekomen dat bij overlijden van A, zijn aandeel automatisch naar B gaat, en vice versa. Als B voor A overlijdt, wordt de ontbindende voorwaarde voor A's aandeel gerealiseerd en de opschortende voorwaarde voor B's aandeel vervuld, waardoor B vanaf het begin geacht wordt het volledige aandeel te hebben verkregen.
* **Aanwasbeding:** Dit is een afspraak tussen deelgenoten, vaak opgenomen in de aankoopakte, waarbij elke deelgenoot het aandeel van de andere deelgenoot verkrijgt onder de opschortende voorwaarde van zijn overleven. Dit heeft een retroactieve werking.
> **Voorbeeld:** Een koppel, B en C, koopt een woning. Met een aanwasbeding wordt overeengekomen dat bij overlijden van B, zijn deel automatisch aan C toekomt, en vice versa. Als B voor C overlijdt, is de opschortende voorwaarde van C's overleven vervuld, en verkrijgt C retroactief B's deel.
* **Vereiste van alea:** Zowel tontine als aanwasbeding worden als kanscontracten beschouwd indien er sprake is van een zekere gelijkheid in de overlevingskansen tussen de betrokken partijen. Er mag geen ernstig verschil zijn dat het risico van één partij irrelevant maakt. Indien er een groot verschil is in overlevingskansen (bijvoorbeeld bij een aanzienlijk leeftijdsverschil), moet dit gecompenseerd worden door een aanpassing in de inbreng of het aandeel in de koopprijs. Anders kan het worden beschouwd als een vermomde schenking.
> **Tip:** Een aanwasbeding is een kanscontract omdat de winst voor de langstlevende afhangt van het feit dat hij/zij langer leeft dan de andere partner. Een compensatie in de inbreng kan deze kansrelatie versterken en een vermomde schenking voorkomen.
---
# Tontine en aanwas als kanscontracten
Dit onderwerp behandelt tontine en aanwas als specifieke vormen van kanscontracten, hun juridische constructie en de gevolgen ervan, met nadruk op het vereiste van alea en de mogelijkheid van vermomde schenkingen.
### 5.1 Algemene beginselen van kanscontracten
Een kanscontract is een wederkerige overeenkomst waarbij de gelijkwaardigheid van de prestaties afhangt van een onzekere gebeurtenis. Dit brengt een risico op winst of verlies voor een of meer partijen met zich mee. De kernkenmerken zijn:
* **Aleatoir karakter:** Het bestaan of de omvang van een prestatie is onzeker door de afhankelijkheid van een onzekere gebeurtenis.
* **Aanvaarding van risico:** Partijen aanvaarden dit risico en kunnen achteraf niet klagen, aangezien het risico een essentieel bestanddeel van het contract vormt.
* **Onzekerheid over prestatie:** Het is onzeker welke partij zal moeten presteren of in welke mate.
De wet (art. 1104, tweede lid BW en art. 5.8, tweede lid BW) definieert een kanscontract als een overeenkomst waarbij de gelijkwaardigheid van de wederkerige prestaties afhankelijk is van een onzekere gebeurtenis, met een kans op winst of risico op verlies. Voorbeelden van kanscontracten zijn verzekeringscontracten, bodemrij, spel en weddenschap, en lijfrentes, tontines en aanwas.
### 5.2 Spel en weddenschap
* **Begrip:**
* Een **weddenschap** is een spelcontract waarbij de onzekerheid afhankelijk is van een toevallig feit of een derde.
* Een **spel** is een activiteit waarbij de onzekerheid afhankelijk is van het gedrag van de partijen zelf.
* **Gevolgen:**
* Over het algemeen beschouwd als een ongeoorloofde oorzaak en in strijd met de openbare orde (art. 1965 BW).
* Vorderingen voor speelschulden zijn niet toegestaan. De verliezer kan de "spelexceptie" inroepen.
* Uitzonderingen bestaan onder art. 1966 BW.
* Kansspelen worden specifiek geregeld door de wet en de Kansspelcommissie. Het gokken op jezelf is strafrechtelijk verboden.
### 5.3 Lijfrente
* **Constructie:**
* Een **renteplichtige** betaalt periodiek een geldsom aan de **rentegenieter** of **rentetrekker** gedurende het leven van een bepaald persoon (het "lijf").
* Vaak gekoppeld aan andere contracten, met name verkoop (koop op lijfrente).
* **Toepassing:**
* Bij verkoop van een huis door een ouder persoon aan een koper, die vervolgens periodiek een bedrag betaalt zolang de verkoper leeft.
* De koper (renteplichtige) betaalt een prijs die afhankelijk is van de levensverwachting van de verkoper (rentegenieter). Dit kan resulteren in winst voor de koper (als de verkoper jong sterft) of verlies (als de verkoper zeer oud wordt).
* **Kenmerken:**
* Kan voortkomen uit een contract, testament of rechterlijke beslissing.
* Bij contract is het vaak een modaliteit van een andere overeenkomst (verkoop, lening, schenking).
* Enkel een lijfrente **onder bezwarende titel** is een kanscontract (art. 1968 BW). Dit betekent dat er een tegenprestatie is voor de rente.
* **Onder bezwarende titel:**
* Risico voor beide partijen. De rentegenieter verschaft een goed/kapitaal in ruil voor de rente, waarvan de totale waarde afhankelijk is van de levensduur.
* Bij een verkoop met lijfrente is de verkoper de stipulant, de koper de renteplichtige en de rentetrekker is meestal de stipulant zelf, maar kan ook een derde zijn (art. 1973 BW).
* De rentevoet is vrij te bepalen (art. 1976 BW), maar moet het kanscontract karakter behouden. Anders is het nietig wegens gebrek aan voorwerp of wordt het beschouwd als een vermomde schenking.
* **Het lijf:**
* De persoon op wiens hoofd de rente is gevestigd. Dit is vaak de rentegenieter zelf (overlevingsrente). Het kan ook op een derde die geen genot van de rente heeft (art. 1971 BW).
* De bewijslast betreffende het leven van het lijf ligt bij de rentegenieter (art. 1983 BW).
* **Wettelijke beperkingen op winst en verlies (vereisten voor geldigheid):**
* Het lijf moet in leven zijn op het moment van contractsluiting (art. 1974 BW).
* Het lijf mag niet ziek zijn bij contractsluiting en niet binnen 20 dagen na contractsluiting overlijden ten gevolge van die ziekte (art. 1975 BW). Dit wordt objectief beoordeeld.
* > **Tip:** De 20-dagenregel uit art. 1975 BW kan in de huidige medische realiteit problemen opleveren, aangezien moderne geneeskunde levens kan verlengen. Dit kan leiden tot discussies over vermomde schenkingen.
* **Ontbinding:**
* Een loutere wanbetaling geeft geen recht op ontbinding (art. 1978 BW); enkel dwanguitvoering is mogelijk. Dit is aanvullend recht en kan contractueel worden gewijzigd.
* > **Voorbeeld:** Een notaris koopt een huis op lijfrente van een 122-jarige vrouw. De notaris betaalt 1,4 miljoen euro, maar overlijdt na 30 jaar, terwijl de verkoper nog leeft. De verplichting gaat over op de rechtsopvolgers van de koper. Dit toont aan hoe de renteplichtige een aanzienlijk verlies kan lijden.
### 5.4 Tontine en aanwas
* **Algemeen:**
* Tontine en aanwas zijn geen specifieke regelingen in het Burgerlijk Wetboek maar worden vaak gebruikt als modaliteit bij andere overeenkomsten, zoals verkoop door samenwoners, samenlevingscontracten, aandeelhoudersovereenkomsten, of schenkingen door ouders met voorbehoud van vruchtgebruik.
* Belangrijk is dat de partners elk voor een gelijk deel (bv. 50%) eigenaar zijn van het goed, en dat er een gelijkenis is in de overlevingskansen (alea).
* Deze bedingen zijn fiscaal interessant omdat de verkrijging buiten de nalatenschap valt en dus geen successierechten genereert. Ze zijn minder interessant voor de gezinswoning indien deze vrijgesteld is van successiebelastingen.
* **Tontine:**
* Oorspronkelijk een financiële constructie waarbij het voordeel afhangt van het overleven van een groep personen.
* Nu: een beding bij een verkoopovereenkomst van onroerend goed aan twee personen, waarbij de langstlevende het deel van de overleden persoon verkrijgt.
* Het beding bepaalt dat 50% van de eigendom van de ene koper bij diens overlijden naar de andere koper gaat en omgekeerd.
* Dit creëert een gesplitste eigendom met een ontbindende voorwaarde voor de ene koper (overlijden vóór de andere) en een opschortende voorwaarde voor de andere koper (overleven van de eerste).
* De voorwaarde werkt retroactief, alsof de langstlevende altijd eigenaar is geweest van het geheel.
* **Beding van aanwas:**
* In België volstaat een aanwasbeding dat een aparte overeenkomst kan zijn, los van de verkoopovereenkomst.
* Het is een interne afspraak tussen de deelgenoten (bv. een koppel) en niet in verhouding met de oorspronkelijke verkoper.
* Een clausule in de aankoopakte bepaalt dat elke deelgenoot het aandeel van de andere verkrijgt onder de opschortende voorwaarde van zijn of haar overleven.
* **Gevolgen:** Bij overlijden van één partner kan de andere partner retroactief het aandeel van de overledene verkrijgen.
* **Vereiste van alea (kansen):**
* Er moet een min of meer gelijke kans op overleven zijn tussen de partijen. Dit wordt beoordeeld aan de hand van overlevingstabellen (leeftijd, geslacht, gezondheid).
* Een ernstig verschil in overlevingskansen kan leiden tot de nietigheid van het beding, of het wordt beschouwd als een vermomde schenking (animus donandi).
* Om een kanscontract te blijven, kan een compensatie nodig zijn in de inbreng of het aandeel in de betaling van de prijs.
* > **Voorbeeld:** Een koppel koopt een huis. Als er een aanzienlijk leeftijdsverschil is, kan een aanwasbeding 50/50 niet als een zuiver kanscontract worden beschouwd. De oudere partner krijgt mogelijk minder dan 50% om het kanskarakter te waarborgen, of de jongere partner betaalt een hoger aandeel van de prijs. Dit is essentieel voor de geldigheid en fiscale behandeling.
* Het aanwasbeding is een kanscontract omdat de winst voor één partij afhangt van het feit of deze langer leeft dan de andere partij. Door aanpassingen in de inbreng of prijsverdeling kan het kanskarakter worden versterkt.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Kanscontract | Een wederkerige overeenkomst waarvan de gevolgen, met betrekking tot winst en verlies, afhangen van een onzekere gebeurtenis. De gelijkwaardigheid van de prestaties is onzeker doordat het bestaan of de omvang van één van de prestaties afhangt van een onzekere gebeurtenis, wat resulteert in een kans op winst of een risico op verlies. |
| Aleatoir karakter | Dit verwijst naar het element van toeval of onzekerheid dat inherent is aan een kanscontract. De uitkomst van het contract is niet vooraf vaststaand en is afhankelijk van een gebeurtenis die buiten de directe controle van de partijen ligt. |
| Risico | Het potentieel voor financieel verlies of nadeel dat voortvloeit uit een onzekere gebeurtenis. In kanscontracten aanvaarden partijen bewust een dergelijk risico als een wezenlijk bestanddeel van de overeenkomst. |
| Spel | Een kanscontract waarbij de onzekerheid afhankelijk is van het gedrag van de partijen zelf, in tegenstelling tot een weddenschap die afhankelijk is van een derde of een toevallig feit. |
| Weddenschap | Een contract dat gebaseerd is op een speculatie over een onzekerheid die afhankelijk is van toeval, vaak met een derde partij of een extern feit dat de uitkomst bepaalt. |
| Lijfrente | Een contract waarbij een renteplichtige periodieke geldsommen betaalt aan een rentegenieter gedurende het leven van een bepaald persoon (het lijf). Dit kan zowel een kostcontract zijn als een kanscontract, afhankelijk van de constructie. |
| Renteplichtige | De partij in een lijfrentecontract die gehouden is tot het betalen van periodieke geldsommen. Dit is vaak de koper van een goed dat wordt verkocht op lijfrente. |
| Rentegenieter (rentetrekker) | De partij in een lijfrentecontract die recht heeft op het ontvangen van periodieke geldsommen. Dit is de persoon op wiens leven de rente is gevestigd. |
| Tontine | Een financiële constructie, oorspronkelijk ontwikkeld door de Italiaanse bankier Tonti, waarbij een groep personen een bedrag inlegt en de langstlevende alles ontvangt. Nu wordt het vaak gebruikt als een beding bij de verkoop van onroerend goed aan twee personen, waarbij de langstlevende het aandeel van de overledene verkrijgt. |
| Beding van aanwas | Een clausule, vaak gebruikt in België in plaats van tontine, waarbij deelgenoten van een goed (meestal onroerend goed) overeenkomen dat het aandeel van de overleden partner naar de langstlevende gaat. Dit is een interne afspraak tussen de deelgenoten en heeft retroactieve werking. |
| Vermomde schenking | Een contract dat, hoewel het uiterlijk de vorm heeft van een ander type overeenkomst (zoals een kanscontract), in werkelijkheid bedoeld is als een schenking. Dit kan gebeuren wanneer de kans op winst of verlies extreem scheef is, waardoor er sprake is van een animus donandi (schenkingsgezindheid). |
| Openbare orde | Een fundamenteel principe van het recht dat bepaalt welke normen en waarden zo essentieel zijn voor de samenleving dat overeenkomsten die hiermee in strijd zijn, nietig zijn. Kanscontracten die illegale activiteiten faciliteren, kunnen in strijd zijn met de openbare orde. |
| Spelexceptie | Een juridisch verweer dat een verliezer in een spel of weddenschap kan inroepen om te weigeren een speelschuld te betalen, omdat de vordering van de winnaar gebaseerd is op een ongeoorloofde oorzaak. |
Cover
Deel 3 - HF 1 - AANNEMING (6).docx
Summary
# Inleiding tot dienstenovereenkomsten
Dit onderwerp introduceert de algemene definitie van dienstenovereenkomsten, onderscheidt ze van andere contracten zoals eigendomsoverdracht en belicht de drie belangrijkste types: aanneming, bewaargeving en lastgeving.
## 1. Inleiding tot dienstenovereenkomsten
Een dienstenovereenkomst is een contract waarbij een dienst wordt verricht, al dan niet tegen betaling. Dit type contract focust op het leveren van een specifieke dienst en staat los van de overdracht van eigendom. Voorbeelden hiervan zijn een tuinman die onderhoudswerkzaamheden uitvoert, of een vestiaire die een jas bewaart. Sommige dienstenovereenkomsten worden om niet (gratis) verricht, terwijl andere onder bezwarende titel worden gesloten.
### 1.1 Onderscheid en types van dienstenovereenkomsten
Historisch gezien werd het onderscheid tussen contracten voornamelijk gemaakt op basis van het al dan niet bezoldigd karakter. Tegenwoordig is dit onderscheid minder scherp, aangezien alle drie de hoofdtypen dienstenovereenkomsten zowel om niet als onder bezwarende titel kunnen voorkomen. Het voornaamste onderscheidingscriterium ligt thans in het voorwerp van de overeenkomst:
* **Rechtshandeling:** Dit is kenmerkend voor de lastgeving.
* **Materiële handeling:** Dit is van toepassing op aanneming en bewaargeving.
De drie belangrijkste types dienstenovereenkomsten zijn:
* **Aanneming** (geregeld in artikelen 1787-1799 van het Burgerlijk Wetboek)
* **Bewaargeving** (geregeld in artikelen 1915-1954 van het Burgerlijk Wetboek)
* **Lastgeving** (geregeld in artikelen 1984-2010 van het Burgerlijk Wetboek)
Bewaargeving en lastgeving kunnen worden beschouwd als specifieke contracten binnen het bredere kader van aanneming, hoewel ze elk hun eigen specifieke regels kennen.
### 1.2 Aanneming versus lastgeving
Het fundamentele onderscheid tussen aanneming en lastgeving ligt in de aard van de te verrichten prestatie en de vertegenwoordiging:
* **Aanneming:** Bij aanneming is het voorwerp van de overeenkomst een **materiële handeling**. De aannemer verricht concrete, fysieke of intellectuele diensten ten behoeve van de opdrachtgever. Voorbeelden zijn werken aan een auto, kappersdiensten, het geven van bijles, of het bouwen van een constructie.
* **Lastgeving:** Bij lastgeving is het voorwerp van de overeenkomst een **rechtshandeling**. De lasthebber wordt gemachtigd om, in naam en voor rekening van de lastgever, rechtshandelingen te sluiten met derden. Dit houdt in dat de lasthebber namens de lastgever optreedt en contracten aangaat.
Een tweede, cruciaal verschil is de **vertegenwoordiging**. Bij lastgeving is er altijd sprake van vertegenwoordiging; de lasthebber treedt op in naam van en voor rekening van de lastgever. Bij aanneming is dit **nooit** het geval.
> **Tip:** Onthoud dat lastgeving altijd een vertegenwoordigingscomponent bevat, terwijl aanneming zich richt op het leveren van een materieel of intellectueel werk, zonder de bevoegdheid om namens de opdrachtgever te contracteren.
#### 1.2.1 Combinatie van aanneming en lastgeving
Het is mogelijk dat een overeenkomst elementen van zowel aanneming als lastgeving bevat. Een typisch voorbeeld hiervan is een architectenovereenkomst. Het ontwerpen van plannen en het uitvoeren van studies door de architect valt onder aanneming (intellectueel werk). Echter, wanneer de architect gemachtigd wordt om namens de bouwheer contracten te sluiten met onderaannemers (bijvoorbeeld voor de funderingswerken), dan treedt de architect op als lasthebber.
### 1.3 Kenmerken van de aannemingsovereenkomst
De aannemingsovereenkomst wordt gekenmerkt door de volgende elementen:
* **Quasi-onbenoemd contract:** Hoewel specifiek geregeld, deelt het veel kenmerken met benoemde contracten zoals huur van werk.
* **Definitie (art. 1710 BW):** Een contract waarbij de ene partij zich verbindt om iets te verrichten voor de andere partij, tegen betaling van een tussen hen bedongen prijs.
* **Consensueel:** De overeenkomst komt tot stand door loutere wilsovereenstemming.
* **Wederkerig:** Beide partijen verbinden zich tot een prestatie.
* **Onder bezwarende titel:** Er is een tegenprestatie, een prijs, voor het geleverde werk of de verrichte dienst.
#### 1.3.1 Onderscheid met arbeidsovereenkomst
Het is essentieel om aanneming te onderscheiden van een arbeidsovereenkomst:
* **Aanneming:** De aannemer werkt in **volle onafhankelijkheid**. Hij beslist zelf over de methoden en middelen om het werk uit te voeren, binnen de grenzen van de overeengekomen specificaties en de regels van de kunst.
* **Arbeidsovereenkomst:** De werknemer werkt onder **gezag** van de werkgever. Hij is verplicht de instructies van de werkgever op te volgen en staat onder diens leiding en toezicht.
> **Tip:** Problematiek van schijnzelfstandigen ontstaat wanneer een relatie die in essentie een arbeidsovereenkomst is, wordt geformuleerd als een aannemingsovereenkomst om sociale lasten te ontwijken. De rechtbank zal de werkelijke aard van de relatie beoordelen.
#### 1.3.2 Bestanddelen van aanneming (examen!)
De drie cruciale bestanddelen van een aannemingsovereenkomst, die rechtstreeks uit de definitie voortvloeien, zijn:
1. **Werkprestatie:** Er moet een materieel of intellectueel werk worden verricht. Dit kan variëren van het creëren van een kunstwerk tot het bouwen van een huis of het leveren van een dienst zoals bijles.
2. **In volle onafhankelijkheid:** De prestatie wordt geleverd zonder dat de uitvoerder onderworpen is aan het gezag van de opdrachtgever.
3. **Tegen vergoeding:** De dienst of het werk wordt verricht in ruil voor een prijs.
#### 1.3.3 Aanneming versus verkoop
De kwalificatie van een overeenkomst als aanneming of verkoop is van belang voor de toepassing van specifieke rechtsregels, met name wat betreft:
* Prijsbepaling
* Overdracht van eigendom en risico
* Aansprakelijkheid voor verborgen gebreken
* Voorrechten, opzegging en interesten
Wanneer een overeenkomst zowel elementen van aanneming als van verkoop bevat (bijvoorbeeld bij de aankoop en installatie van een veranda waarbij de aannemer zowel materiaal levert als het werk uitvoert), ontstaat er een probleem van kwalificatie. Hierbij kunnen verschillende theorieën worden toegepast:
* **Cumulatietheorie:** Beide regels (aanneming en verkoop) worden naast elkaar toegepast.
* **Absorptietheorie:** De theorie die als dominant wordt beschouwd, absorbeert de andere. Als bijvoorbeeld de waarde van het geleverde materiaal significant hoger is dan de waarde van het werk, kan de overeenkomst worden gekwalificeerd als verkoop.
#### 1.3.4 Beperking van de vrije keuze van de medecontractant
Hoewel er in principe contractvrijheid is, zijn er twee belangrijke beperkingen op de vrije keuze van de aannemer:
1. **Overheidsopdrachten:** Voor overheidsopdrachten gelden strikte procedures om transparantie en concurrentie te waarborgen. Dit betekent dat overheden niet zomaar een aannemer naar keuze kunnen aanstellen, maar een openbare aanbesteding of offerteaanvraag moeten organiseren.
2. **Erkenning van aannemers:** Hoewel de vestigingswetgeving onder invloed van Europese regelgeving is afgebouwd, kan de erkenning van aannemers, die betrekking heeft op basiskennis van bedrijfsbeheer en technische bekwaamheden, nog steeds relevant zijn, met name in het kader van de Woningbouwwet. Dit dient ter bescherming van de consument en om faillissementen te voorkomen.
### 1.4 Verbintenissen van de aannemer
De aannemer heeft hoofdzakelijk drie verbintenissen:
1. **Het werk goed uitvoeren:** Dit impliceert dat het werk moet worden uitgevoerd volgens de regels van de kunst. Afhankelijk van de aard van de prestatie kan dit een middelenverbintenis (inspanningsverbintenis) of een resultaatsverbintenis (garantieverbintenis) zijn. Bij een middelenverbintenis moet de opdrachtgever bewijzen dat de aannemer niet de nodige zorgvuldigheid heeft betracht. Bij een resultaatsverbintenis moet de aannemer het vooropgestelde resultaat garanderen.
* **Informatieverplichting:** De aannemer heeft een plicht om de opdrachtgever te informeren over potentiële risico's en om werk te weigeren indien dit niet correct of veilig kan worden uitgevoerd.
* **Bewaars- en bewakingsplicht:** Tijdens de uitvoering van de werken is de aannemer verantwoordelijk voor de beveiliging van de werf en de materialen.
2. **Het werk tijdig uitvoeren:** Hoewel de termijn indicatief kan zijn (middelenverbintenis), kan een strikte termijn afspreken (resultaatsverbintenis) leiden tot aansprakelijkheid bij overschrijding.
3. **Zaak leveren en grondstoffen teruggeven:** Dit omvat de materiële handeling van de levering van het voltooide werk aan de opdrachtgever. De oplevering markeert juridisch de aanvaarding van de werken en het einde van de bewakingsplicht van de aannemer. Vaak wordt gesproken van voorlopige en definitieve oplevering.
#### 1.4.1 Verbintenissen van de architect
Een architect heeft de specifieke taak om de bouwheer te adviseren en te controleren. Er is een onverenigbaarheid tussen de beroepen van aannemer en architect, omdat hun opdrachten verschillend zijn. Vaak zijn zij echter **in solidum aansprakelijk** voor gebreken, wat betekent dat de bouwheer de volledige schade op beide kan verhalen. De architect heeft een controleplicht ten aanzien van de werken die door de aannemer worden uitgevoerd en een waarschuwingsplicht ten aanzien van de bouwheer over mogelijke fouten van de aannemer.
### 1.5 Contractuele aansprakelijkheid van de aannemer
Bij slechte of laattijdige uitvoering van het werk kan de opdrachtgever de aannemer in gebreke stellen. Dit kan leiden tot dwanguitvoering in natura, of, indien dit niet mogelijk is of rechtsmisbruik zou zijn, tot uitvoering bij equivalent (schadevergoeding). Schadevergoeding kan forfaitair worden vastgesteld in een schadebeding, dat echter aan matiging kan worden onderworpen. Gerechtelijke ontbinding is eveneens mogelijk.
#### 1.5.1 De 10-jarige aansprakelijkheid (art. 1792 BW jo. art. 2270 BW)
Een specifieke sanctie in het aannemingsrecht, die van openbare orde is, is de 10-jarige aansprakelijkheid voor zware gebreken in bouwwerken die de stabiliteit aantasten.
* **Voorwaarden:**
* Het moet gaan om een bouwwerk.
* Er moet sprake zijn van een aannemingsovereenkomst in de bouwsector.
* Er moet een zwaar gebrek zijn dat de stabiliteit aantast (zichtbaar of verborgen).
* Er moet een fout van de aannemer (of architect) kunnen worden aangetoond.
* **Vervaltermijn:** De vordering moet binnen tien jaar na de aanvaarding van de werken worden ingesteld. Deze termijn kan niet worden gestuit of geschorst, behalve in geval van bedrieglijk opzet.
* **Kwalitatief recht:** Deze aansprakelijkheid gaat over op de opeenvolgende eigenaars van het gebouw.
#### 1.5.2 Lichte verborgen gebreken
Voor gebreken die de stabiliteit niet aantasten, geldt een waarborg- of garantietermijn van 10 jaar vanaf de oplevering. In dit geval wordt de fout van de aannemer niet vermoed en moet deze door de opdrachtgever bewezen worden. Deze bepaling is niet van openbare orde en kan contractueel worden beperkt.
### 1.6 Verbintenissen van de opdrachtgever
De opdrachtgever heeft drie hoofdbverbintenissen:
1. **Werk van de aannemer mogelijk maken:** Dit houdt in dat de opdrachtgever zorgt voor de nodige vergunningen, terrein toegankelijk maakt en de aannemer voorziet van de nodige informatie.
2. **Prijs betalen:** De prijs moet tijdig en conform het contract worden betaald. De opdrachtgever kan, net als de aannemer, de ENAC (exceptio non adimpleti contractus) inroepen indien de aannemer zijn verbintenissen niet nakomt. Er zijn verschillende systemen voor prijsbepaling:
* **Onbepaalde prijs ("in regie"):** De prijs wordt achteraf bepaald op basis van de geleverde arbeid en materialen. Dit systeem is voordelig voor de aannemer en biedt minder verhaal voor de opdrachtgever bij te hoge prijzen.
* **Vaste of bepaalde prijs:** De prijs wordt vooraf vastgesteld en blijft onveranderlijk, tenzij herzieningsclausules zijn toegelaten. Dit systeem is voordelig voor de opdrachtgever, aangezien de aannemer het risico draagt.
* **Bestek:** Een prijslijst met eenheidsprijzen, waarbij de volledige prijs pas bekend is bij de oplevering. De aannemer draagt hierbij het risico voor prijswijzigingen van materialen en arbeidskracht.
3. **Werk in ontvangst nemen en aanvaarden:** Dit gebeurt via de oplevering, een eenzijdige rechtshandeling waarbij de bouwheer de werken goedkeurt. De oplevering dekt zichtbare gebreken en start de termijn van de 10-jarige aansprakelijkheid.
### 1.7 Aansprakelijkheid van de aannemer ten aanzien van derden
Wanneer door de uitvoering van aannemingswerken schade wordt toegebracht aan derden (bv. de buurman wiens eigendom wordt beschadigd), kan de aannemer aansprakelijk worden gesteld op basis van buitencontractuele aansprakelijkheid (quasi-delict). Ook kan burenhinder worden ingeroepen ten aanzien van de bouwheer, zelfs indien de overlast volledig te wijten is aan de fout van de aannemer. De bouwheer kan in dat geval regres uitoefenen tegen de aannemer.
### 1.8 Onderaanneming en nevenaanneming
* **Onderaanneming:** De hoofdaannemer laat, op eigen initiatief, kosten en verantwoordelijkheid, het werk geheel of gedeeltelijk uitvoeren door een door hem gekozen onderaannemer. De hoofdaannemer blijft contractueel aansprakelijk voor de fouten van zijn onderaannemers ten aanzien van de opdrachtgever. Tussen onderaannemer en opdrachtgever bestaat er in principe geen contractuele band, behalve de uitzondering van de **rechtstreekse vordering** (art. 1798 BW) die de onderaannemer toelaat zijn verschuldigde bedragen rechtstreeks bij de bouwheer te eisen vóór het faillissement van de hoofdaannemer.
* **Nevenaanneming:** De opdrachtgever sluit zelf afzonderlijke contracten met verschillende aannemers voor specifieke aspecten van het werk (bv. funderingswerken, dakwerken, etc.). De opdrachtgever is dan zelf verantwoordelijk voor de coördinatie.
### 1.9 Risico-overgang bij aanneming
Bij aanneming gaat het risico pas over op de opdrachtgever bij de **definitieve aanvaarding** van de werken, tenzij de aannemer enkel arbeid levert (zoals bij herstellingen). Dit verschilt van de koopovereenkomst, waar het risico overgaat bij de wilsovereenstemming.
### 1.10 Einde van de aannemingsovereenkomst
De aannemingsovereenkomst kan op verschillende manieren eindigen:
* **Gemeenrechtelijk:** Voltooiing van de werkzaamheden, minnelijk akkoord of ontbinding.
* **Bijzonder:** Eenzijdige opzegging door de opdrachtgever (mits schadeloosstelling) of het overlijden van de aannemer (indien de overeenkomst *intuitu personae* werd gesloten). Het overlijden van de opdrachtgever heeft geen effect op de overeenkomst, tenzij de erfgenamen besluiten tot opzegging.
### 1.11 De Woningbouwwet (Wet Breyne)
De Wet Breyne biedt een uitgebreide bescherming aan kopers van te bouwen woningen (verkoop op plan, sleutel-op-de-deur). Deze wet is dwingend en beschermt tegen fraude en de onzekerheden van de bouwsector. De wet is van toepassing wanneer de overeenkomst een voorschot inhoudt, er één of meer stortingen gebeuren vóór de voltooiing, en het gaat om onroerend goed in België. Belangrijke elementen van de wet omvatten verplichte vermeldingen in de overeenkomst, de wijze van oplevering, de overdracht van eigendom en risico, en waarborgen. Sancties bij miskenning van de wet kunnen leiden tot nietigheid van bedingen of zelfs van de gehele overeenkomst.
---
# Aannemingsovereenkomsten: kenmerken en verplichtingen
Hieronder volgt een studiehandleiding over aannemingsovereenkomsten, met de nadruk op kenmerken en verplichtingen.
## 2. Aannemingsovereenkomsten: kenmerken en verplichtingen
Dit gedeelte gaat dieper in op de kenmerken van aanneming, zoals de onafhankelijkheid van de aannemer, de betaling van een vergoeding en de verschillen met arbeidsovereenkomsten, evenals de verbintenissen van zowel de aannemer als de opdrachtgever.
### 2.1 Kenmerken van aanneming
De aannemingsovereenkomst wordt gekenmerkt door drie essentiële bestanddelen die rechtstreeks uit de definitie voortvloeien:
* **Werkprestatie**: De aannemer verbindt zich ertoe een werk te verrichten. Dit kan zowel een materiële handeling (bv. een huis bouwen) als een intellectuele prestatie (bv. een architectonisch plan opstellen) omvatten.
* **Volledige onafhankelijkheid**: De aannemer werkt in volle onafhankelijkheid. Dit onderscheidt de aanneming van de arbeidsovereenkomst, waarbij de werknemer onder het gezag van de werkgever staat. De aannemer bepaalt zelf hoe hij de werken uitvoert, al kan de opdrachtgever wel aanwijzingen geven.
* **Tegen vergoeding**: De aannemingsovereenkomst is per definitie ten bezwarende titel. Er dient een prijs betaald te worden voor de geleverde prestatie.
De aannemingsovereenkomst is een quasi-onbenoemde overeenkomst, vaak aangeduid als huur van werk. Het wordt beschouwd als een consensuele, wederkerige en bezwarende overeenkomst.
#### 2.1.1 Onderscheid met andere overeenkomsten
##### 2.1.1.1 Aanneming versus arbeidsovereenkomst
Het cruciale onderscheid ligt in de **onafhankelijkheid** van de aannemer tegenover het **gezag** van de werkgever in een arbeidsovereenkomst. Bij aanneming kiest de aannemer zelf de methode en organisatie, terwijl een werknemer instructies van de werkgever moet volgen.
##### 2.1.1.2 Aanneming versus verkoop
Bij verkoop wordt de eigendom van een goed overgedragen tegen een prijs. Bij aanneming wordt een werk of dienst geleverd tegen een prijs. De kwalificatie is van belang voor onder andere prijsbepaling, risico-overgang en verborgen gebreken. Wanneer een aannemer zelf materiaal levert én het werk uitvoert, kan er sprake zijn van een gemengde overeenkomst (cumulatie- of absorptietheorie).
##### 2.1.1.3 Aanneming versus lastgeving
Het grootste verschil tussen aanneming en lastgeving is dat aanneming betrekking heeft op **materiële handelingen**, terwijl lastgeving betrekking heeft op het verrichten van **rechtshandelingen**. Bij lastgeving verricht de lasthebber de rechtshandeling in naam en voor rekening van de lastgever, wat inhoudt dat er **vertegenwoordiging** aan te pas komt. Bij aanneming is er nooit sprake van vertegenwoordigingsbevoegdheid. Een architectenovk kan zowel elementen van aanneming (ontwerpen, studies) als lastgeving (contracteren met onderaannemers in naam van de bouwheer) bevatten.
#### 2.1.2 Beperkingen op de vrije keuze van medecontractant
Hoewel de opdrachtgever vrij is om zijn aannemer te kiezen, zijn er twee beperkingen:
1. **Overheidsopdrachten**: Deze vallen onder strikte procedures (bekendmaking, openbare aanbesteding) om fraude tegen te gaan en transparantie te waarborgen. De opdracht gaat meestal naar de voordeligste offerte.
2. **Erkenning van aannemers**: Dit systeem, hoewel de vestigingswetgeving door Europese regelgeving is afgezwakt, beoogt de bescherming van de consument en het vermijden van faillissementen door te eisen dat aannemers bepaalde basiskennis en technische bekwaamheden bezitten. Dit is met name relevant in de context van de Woningbouwwet.
### 2.2 Verbintenissen van de aannemer
De aannemer heeft drie hoofdverbintenissen:
#### 2.2.1 Het werk goed uitvoeren
Dit houdt in dat het werk moet worden uitgevoerd volgens de regels van de kunst. Het type verbintenis (middelen- of resultaatsverbintenis) is afhankelijk van de aard van het werk, wat implicaties heeft voor de bewijslast.
* **Middelenverbintenis**: De aannemer verbindt zich ertoe alle nodige middelen aan te wenden om het beoogde resultaat te bereiken. De opdrachtgever moet bewijzen dat de aannemer niet zorgvuldig heeft gehandeld.
* **Resultaatsverbintenis**: De aannemer verbindt zich ertoe een bepaald resultaat te leveren. De opdrachtgever hoeft enkel het uitblijven van het resultaat te bewijzen.
Daarnaast heeft de aannemer een **informatieverplichting** ten aanzien van de opdrachtgever en, tijdens de uitvoering, een **bewarings- en bewakingsplicht** (ook wel 'werfpolitie' genoemd). De aannemer kan verplicht zijn een werk te weigeren indien hij voorziet dat het niet succesvol zal zijn.
##### 2.2.1.1 Verbintenissen van de architect
Architecten hebben specifieke verbintenissen, waaronder een raadgevings- en waarschuwingsverplichting ten aanzien van de opdrachtgever over het werk van de aannemer, en een controleplicht. Zij zijn vaak, net als de aannemer, in solidum aansprakelijk voor bouwfouten.
#### 2.2.2 Het werk tijdig uitvoeren
* **Indicatieve termijn**: Bij een indicatieve termijn is er sprake van een middelenverbintenis.
* **Strikte termijn**: Bij een strikte termijn (bv. "uiterlijk op 30 mei") is er sprake van een resultaatsverbintenis, wat het meest voordelig is voor de opdrachtgever.
#### 2.2.3 Zaak leveren en grondstoffen teruggeven
Dit betreft de **restitutieplicht** van ongebruikte materialen en de feitelijke levering van het werk, waarbij de opdrachtgever het bezit van de werken verkrijgt. Vaak wordt dit gevolgd door een (voorlopige) oplevering. Levering is de materiële handeling, terwijl oplevering het juridisch aanvaarden van de werken inhoudt.
##### 2.2.3.1 Contractuele aansprakelijkheid
Bij slechte of laattijdige uitvoering kan de opdrachtgever de aannemer ingebreke stellen. Dit kan leiden tot dwanguitvoering, uitvoering bij equivalent (schadevergoeding) of gerechtelijke ontbinding. Forfaitaire schadebedingen zijn toegelaten, maar kunnen gematigd worden.
##### 2.2.3.2 Tienjarige aansprakelijkheid (art. 1792 BW jo. art. 2270 BW)
Deze specifieke aansprakelijkheid geldt voor **bouwzaken** en beschermt de bouwheer en de openbare veiligheid. De voorwaarden zijn: een bouwwerk, een aannemingsovereenkomst, een zwaar gebrek dat de stabiliteit aantast, en een fout van de aannemer. Deze bepaling is van openbare orde en heeft een vervaltermijn van tien jaar na aanvaarding, zonder stuiting of schorsing. Lichte verborgen gebreken die de stabiliteit niet aantasten, vallen hier niet onder.
### 2.3 Verbintenissen van de opdrachtgever
De opdrachtgever heeft drie belangrijke verbintenissen:
#### 2.3.1 Werk aannemer mogelijk maken
De opdrachtgever moet zorgen voor de vereiste administratieve vergunningen, het terrein toegankelijk maken en de aannemer de nodige informatie verschaffen.
#### 2.3.2 Prijs betalen
De prijs moet tijdig en conform het contract betaald worden. De opdrachtgever kan het **Exceptie Non Adimpleti Contractus** (ENAC) inroepen als de aannemer zijn verbintenissen niet nakomt. Er zijn drie systemen voor prijsbepaling:
* **Onbepaalde prijs ("in regie")**: De prijs wordt achteraf bepaald op basis van de werkelijke omvang van het werk en de kosten van materialen en uren. Dit systeem is voordelig voor de aannemer.
* **Vaste of bepaalde prijs**: Een vooraf vastgestelde globale en onveranderlijke prijs. Dit systeem, voordelig voor de opdrachtgever, draagt het risico van prijs en uitvoering bij de aannemer, tenzij herzieningsclausules zijn toegelaten.
* **Bestek**: Een prijslijst met eenheidsprijzen. De volledige prijs is pas bekend na uitvoering, maar de aannemer draagt enkel het risico voor prijswijzigingen van materiaal en arbeidskracht.
#### 2.3.3 Werk in ontvangst nemen en aanvaarden
Dit gebeurt via de **oplevering**, een eenzijdige rechtshandeling waarbij de bouwheer de werken goedkeurt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen voorlopige en definitieve oplevering. Een oplevering dekt zichtbare gebreken; verborgen gebreken vallen hier niet onder.
### 2.4 Aansprakelijkheid van de aannemer ten aanzien van derden
Bij schade aan derden die vreemd is aan de aannemingsovereenkomst, kan de aannemer aansprakelijk zijn op basis van quasi-delictuele aansprakelijkheid (bv. art. 1382, 1384 BW). Burenhinder kan eveneens ingeroepen worden, ook ten aanzien van de bouwheer.
### 2.5 Onder- en nevenaanneming
* **Onderaanneming**: De hoofdaannemer laat het werk (geheel of gedeeltelijk) uitvoeren door een door hem gekozen onderaannemer. De hoofdaannemer blijft contractueel aansprakelijk voor de fouten van zijn onderaannemers ten aanzien van de opdrachtgever. Er is geen rechtstreekse contractuele band tussen onderaannemer en opdrachtgever, behalve de rechtstreekse vordering (art. 1798 BW) ten voordele van de onderaannemer.
* **Nevenaanneming**: De opdrachtgever sluit afzonderlijke contracten met verschillende aannemers voor specifieke onderdelen van het werk.
### 2.6 Risico-overgang
Bij aanneming gaat het risico pas over op de opdrachtgever bij de **definitieve aanvaarding** van de werken, tenzij de aannemer enkel arbeid levert. De opdrachtgever blijft eigenaar van het gebouw op de grond van de bouwheer tot de definitieve aanvaarding.
### 2.7 Einde van de aannemingsovereenkomst
De overeenkomst kan eindigen door:
* Gemeenrechtelijke beëindiging: voltooiing van de werkzaamheden, minnelijk akkoord, ontbinding.
* Bijzondere beëindiging: eenzijdige opzegging door de opdrachtgever (mits schadeloosstelling) of overlijden van de aannemer (gezien het intuitu personae karakter).
### 2.8 Woningbouwwet (Wet Breyne)
Deze dwingende wet biedt uitgebreide bescherming aan de bouwer/koper van een te bouwen woning. Het toepassingsgebied is ruim, maar de wet is niet van toepassing indien er geen voorschot is gevraagd en de werken niet onder een eigendomsovereenkomst vallen. De wet dicteert verplichte vermeldingen in het contract en specifieke procedures voor oplevering en betaling.
> **Tip:** De Woningbouwwet is een cruciaal onderdeel en wordt vaak getoetst op examens. Zorg ervoor dat u de toepassingscriteria, verplichte vermeldingen en sancties grondig begrijpt.
---
# Aansprakelijkheid in aanneming
3. Aansprakelijkheid in aanneming
Dit onderdeel bespreekt de verschillende aspecten van aansprakelijkheid binnen aannemingsovereenkomsten, waaronder de contractuele aansprakelijkheid van de aannemer, de tienjarige aansprakelijkheid voor bouwwerken, aansprakelijkheid ten aanzien van derden, onderaanneming en de risico-overgang.
## 3.1 Contractuele aansprakelijkheid van de aannemer
De contractuele aansprakelijkheid van de aannemer vloeit voort uit de verbintenissen die hij aangaat in de aannemingsovereenkomst. Deze verbintenissen kunnen worden onderverdeeld in drie hoofdtypen:
### 3.1.1 Het werk goed uitvoeren
De aannemer is verplicht om het werk volgens de regels van de kunst uit te voeren. Dit houdt in dat hij zorgvuldig en met de nodige expertise te werk moet gaan. Er wordt onderscheid gemaakt tussen:
* **Middelenverbintenis:** Hierbij is de aannemer gehouden om alle redelijke inspanningen te leveren om het gewenste resultaat te bereiken. De bewijslast ligt bij de opdrachtgever; deze moet aantonen dat de aannemer niet de nodige zorgvuldigheid in acht heeft genomen.
* **Resultaatsverbintenis:** Hierbij is de aannemer gehouden om een specifiek resultaat te leveren. De bewijslast ligt bij de aannemer; deze moet bewijzen dat het werk correct is uitgevoerd om aan zijn aansprakelijkheid te ontsnappen.
Daarnaast heeft de aannemer een **informatieverplichting** ten aanzien van de opdrachtgever en kan hij verplicht zijn om voorbehoud te maken of de opdracht te weigeren indien de uitvoering niet mogelijk of onverantwoord is. Tijdens de uitvoering van de werken geldt er een **bewarings- en bewakingsplicht** (ook wel 'werfpolitie' genoemd), wat een middelenverbintenis inhoudt.
#### 3.1.1.1 Verbintenissen van de architect
Hoewel de architect geen aannemer is, is er een nauwe band. De architect heeft een **raadgevings- en waarschuwingsverplichting** ten aanzien van de opdrachtgever over het werk van de aannemer en vice versa. Vaak zijn architect en aannemer **in solidum aansprakelijk** voor gebreken. De architect heeft tevens een **controleplicht** op de werken uitgevoerd door de aannemer.
### 3.1.2 Het werk tijdig uitvoeren
De aannemer is gehouden om het werk binnen de afgesproken termijn uit te voeren.
* **Indicatieve termijn:** Dit is een middelenverbintenis.
* **Strikte termijn:** Dit is een resultaatsverbintenis en is het meest voordelig voor de opdrachtgever.
### 3.1.3 Zaak leveren en grondstoffen teruggeven
De aannemer dient het uitgevoerde werk te leveren aan de opdrachtgever. Dit is een materiële handeling waarbij de opdrachtgever het bezit van de werken verkrijgt. De **oplevering** is een juridisch begrip dat de aanvaarding van de werken inhoudt. Bij oplevering kan de opdrachtgever voorbehouden maken indien er zichtbare gebreken zijn. Na de oplevering stopt de bewakingsplicht van de aannemer.
#### 3.1.3.1 Verbintenissen van de opdrachtgever
De opdrachtgever heeft drie hoofdverbintenissen:
1. **Het werk van de aannemer mogelijk maken:** Dit omvat onder meer het verkrijgen van de nodige administratieve vergunningen, het toegankelijk maken van het terrein en het verschaffen van de nodige informatie aan de aannemer.
2. **Prijs betalen:** De betaling dient tijdig en volgens de contractueel bepaalde prijs te gebeuren. De opdrachtgever kan gebruik maken van het **ENAC (Exceptio Non Adimpleti Contractus)** indien de aannemer zijn verbintenissen niet nakomt. Er zijn drie systemen voor prijsbepaling:
* **Onbepaalde prijs ('in regie'):** De prijs wordt achteraf bepaald op basis van de omvang van het werk, materialen en werkuren. Dit is voordelig voor de aannemer en risicovol voor de opdrachtgever.
* **Vaste of bepaalde prijs:** Een vooraf vastgestelde globale en onveranderlijke prijs (art. 1793 BW). De aannemer draagt het risico van prijs, plan en uitvoering. Herzieningsclausules zijn toegelaten.
* **Bestek:** Een prijslijst met eenheidsprijzen. De volledige prijs is pas bekend bij volledige uitvoering. De aannemer draagt enkel het risico voor prijswijzigingen qua materiaal en arbeidskracht.
3. **Werk in ontvangst nemen en aanvaarden (oplevering):** Dit is een eenzijdige rechtshandeling waarbij de bouwheer de werken goedkeurt. De oplevering dekt zichtbare gebreken. Een **voorlopige oplevering** treedt op na een bepaalde periode, gevolgd door een **definitieve oplevering**.
## 3.2 De 10-jarige aansprakelijkheid voor bouwwerken (art. 1792 BW jo. art. 2270 BW)
Dit is een specifieke, dwingende bepaling van openbare orde die de bouwheer beschermt en de openbare veiligheid waarborgt.
* **Voorwaarden:**
* Een bouwwerk.
* Een aannemingsovereenkomst.
* Een zwaar gebrek dat de stabiliteit van het bouwwerk aantast.
* De fout van de aannemer of architect moet bewijsbaar zijn.
* **Vervaltermijn:** De vordering moet binnen 10 jaar na aanvaarding worden ingesteld. Er is geen stuiting of schorsing mogelijk, behalve bij bedrieglijk opzet of regresvordering.
* **Lichte verborgen gebreken:** Voor gebreken die de stabiliteit niet aantasten, geldt ook een waarborgtermijn van 10 jaar vanaf de oplevering. De fout van de aannemer moet hier wel bewezen worden door de opdrachtgever en de bepaling is niet van openbare orde, waardoor contractuele beperkingen mogelijk zijn.
## 3.3 Aansprakelijkheid ten aanzien van derden
Schade die aan derden wordt toegebracht tijdens de uitvoering van de aannemingswerken, valt onder de buitencontractuele aansprakelijkheid (quasi-delictuele aansprakelijkheid).
* **Art. 1382 BW (nu art. 6.5 BW):** De aannemer is aansprakelijk voor schade die hij veroorzaakt aan derden.
* **Burenhinder (art. 544 BW):** Een buur kan burenhinder inroepen ten aanzien van de bouwheer, ook als de overlast volledig te wijten is aan de fout van de aannemer. Een regresvordering is mogelijk ten aanzien van de aannemer bij een fout.
## 3.4 Onder- en nevenaanneming
### 3.4.1 Onderaanneming
Bij onderaanneming laat de hoofdaannemer, op eigen initiatief en verantwoordelijkheid, het werk geheel of gedeeltelijk uitvoeren door een door hem gekozen onderaannemer.
* **Verhouding hoofdaannemer - onderaannemer:** Dit is een zelfstandig contract. Bedingen uit de hoofdovereenkomst zijn niet automatisch van toepassing.
* **Verhouding hoofdaannemer - opdrachtgever:** De hoofdaannemer blijft contractueel aansprakelijk voor de fouten van zijn onderaannemers (art. 1797 BW). De onderaannemer wordt niet beschouwd als aangestelde van de hoofdaannemer in de zin van art. 1384, derde lid BW.
* **Verhouding onderaannemer - opdrachtgever:** Er is in principe geen rechtstreekse contractuele band. Echter, de onderaannemer kan een **rechtstreekse vordering** instellen ten voordele van zichzelf tegen de bouwheer voor verschuldigde bedragen van de hoofdaannemer (art. 1798 BW), mits deze vóór het faillissement van de hoofdaannemer wordt ingesteld ('Jumpactie'). Buitencontractueel kan de opdrachtgever de onderaannemer wel aansprakelijk stellen.
### 3.4.2 Nevenaanneming
Bij nevenaanneming sluit de opdrachtgever zelf afzonderlijke contracten met verschillende aannemers voor specifieke onderdelen van het werk (bv. fundering, dakwerken). De coördinatie van de werken ligt bij de opdrachtgever of zijn architect.
## 3.5 Risico-overgang
In tegenstelling tot de koopovereenkomst, waar de risico-overgang samenvalt met de eigendomsovergang bij wilsovereenstemming, geldt bij aanneming (art. 1788 BW) dat het risico pas overgaat bij de **definitieve aanvaarding** van de werken door de opdrachtgever. Tenzij de aannemer enkel arbeid levert (bv. herstellingen). De opdrachtgever blijft eigenaar van het gebouw op de grond van de bouwheer tot aan de definitieve aanvaarding.
## 3.6 Einde van de aannemingsovereenkomst
De aannemingsovereenkomst kan op verschillende manieren eindigen:
* **Gemeenrechtelijk:**
* Voltooiing van de werkzaamheden.
* Minnelijk akkoord.
* Ontbinding van het contract.
* **Bijzonder:**
* **Eenzijdige opzegging door de opdrachtgever (art. 1794 BW):** De opdrachtgever kan de overeenkomst op elk ogenblik en zonder motivering beëindigen, mits schadeloosstelling voor gemaakte kosten, arbeid en gederfde winst.
* **Overlijden van de aannemer (art. 1795 BW):** Dit leidt tot het einde van de overeenkomst wegens het intuitu personae karakter. Het overlijden van de opdrachtgever heeft geen effect op de overeenkomst.
### 3.6.1 Woningbouwwet (Wet Breyne)
De woningbouwwet van 9 juli 1971 biedt specifieke bescherming aan de bouwer van een huis en de koper van een te bouwen woning of appartement. Deze wet is dwingend en van toepassing indien er één of meer stortingen worden gevraagd vóór de eigendomsovergang en de voltooiingsverplichting van de verkoper/aannemer. Belangrijke elementen zijn de verplichte vermeldingen in de overeenkomst, de wijze van oplevering en de waarborgen.
> **Tip:** De woningbouwwet is een cruciale bescherming voor consumenten in de bouwsector en wordt vaak bevraagd op examens. Zorg dat je de toepassingscriteria en verplichte vermeldingen goed kent.
---
> **Voorbeeld:** Een particulier sluit een overeenkomst met een aannemer om een nieuwe woning te bouwen. De aannemer vraagt een voorschot van 10% op de totale prijs vóór de start van de werken en de eigendomsoverdracht zal plaatsvinden na de voltooiing. In dit geval is de woningbouwwet van toepassing.
---
---
# De woningbouwwet (Wet Breyne)
De woningbouwwet, ook wel bekend als de wet Breyne, biedt een dwingende wettelijke bescherming aan kopers en bouwers van woningen, specifiek bij de verkoop van een te bouwen woning of een in aanbouw zijnde woning.
### 4.1 Toepassingsgebied
De wet Breyne is van toepassing op wederkerige overeenkomsten die leiden tot eigendomsoverdracht of een verbintenis tot bouwen van een huis of appartement, dat nog te bouwen is of reeds in aanbouw is. Het doel van de wet is het tegengaan van fraude en het beschermen van kopers, bijvoorbeeld wanneer een aannemer verdwijnt met het voorgeschoten geld.
De wet is van toepassing indien aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan:
* Er is sprake van een overeenkomst tot eigendomsovergang of een verbintenis tot bouwen.
* Het betreft een huis of appartement, bestemd voor huisvesting of huisvesting en beroepsdoeleinden.
* Het goed is nog te bouwen of in aanbouw.
* Er wordt één of meer stortingen gedaan voor de voltooiing van de werken, zoals voorschotten.
* De overeenkomst heeft betrekking op onroerende goederen in België.
Belangrijk is dat de wet **niet** van toepassing is in de volgende situaties:
* Bij zuivere verbouwings- of uitbreidingswerken, tenzij deze deel uitmaken van een overeenkomst tot eigendomsovergang en een aanzienlijk deel van de totale waarde vertegenwoordigen (80% of 18.600 euro).
* Wanneer er **geen** voorschot wordt gevraagd door de verkoper/aannemer.
Indien men er voor kiest om met verschillende aannemers afzonderlijke contracten af te sluiten voor diverse bouwopdrachten (ruwbouw, dakwerken, verwarming, etc.), waarbij de opdrachtgever of architect zelf instaat voor de coördinatie, is de wet Breyne eveneens niet van toepassing.
### 4.2 Verplichte vermeldingen in de overeenkomst
De wet Breyne schrijft een reeks verplichte vermeldingen voor in de overeenkomst om de koper/bouwer te informeren. Bij miskenning van artikel 7 en 12 van de wet, of bij formele voorwaarden, kan dit leiden tot nietigheid van bedingen of zelfs van de gehele overeenkomst.
Tot de verplichte vermeldingen behoren:
* Identiteit van de eigenaar.
* Gegevens van de bouwvergunning.
* Een opschortende voorwaarde voor het bekomen van de bouwvergunning.
* Eventueel een opschortende voorwaarde voor het verkrijgen van financiering.
* Een gedetailleerde beschrijving van de 'privatieve' delen en de gemeenschappelijke gedeelten.
* De prijs:
* Vast of variabel.
* Eventuele herzieningsclausules met maximale prijsstijgingen.
* Vermelding van gewestelijke overheidstegemoetkomingen.
* De startdatum van de werken en de uitvoeringstermijn, uitgedrukt in werkdagen.
* Een vergoeding bij overschrijding van de uitvoeringstermijn.
* De wijze van oplevering, met vermelding van de erkenning en kennisname van de gegevens.
* De vermelding van de sanctie bij niet-naleving.
De overeenkomst moet voorzien zijn van de nodige bijlagen en documenten. De wijze van oplevering impliceert een gezamenlijke rondgang door het gebouw en het geven van opmerkingen door de koper/bouwer.
### 4.3 Financiële waarborgen en betaling
De wet Breyne regelt de financiële transacties om de koper/bouwer te beschermen.
* **Betaling:** Er mag niets betaald worden vóór de ondertekening van de overeenkomst.
* **Voorschot:** Een voorschot mag maximaal 5% van de totale prijs bedragen.
* **Verlijding authentieke akte:** De finale afhandeling gebeurt bij authentieke akte.
* **Prijsverdeling:** De prijs wordt in gedeelten betaald voor de uitgevoerde werken. Dit betekent dat de betalingen gespreid worden naarmate de werken vorderen. Een nieuwe keuken installeren bijvoorbeeld, kan een reden zijn om een bijkomende betaling te vragen.
### 4.4 Oplevering
De oplevering is een cruciaal moment in de aannemingsovereenkomst, en de wet Breyne legt hier specifieke regels voor vast.
* **Wat is oplevering?** Het is een eenzijdige rechtshandeling waarbij de bouwheer de werken aanvaardt, al dan niet onder voorwaarden, of weigert.
* **Vorm:** De oplevering moet steeds schriftelijk en tegensprekelijk gebeuren. Dit betekent dat zowel de bouwheer als de aannemer aanwezig moeten zijn om hun opmerkingen te geven.
* **Soorten oplevering:**
* **Voorlopige oplevering:** Hierbij worden de werken aanvaard, maar er kunnen nog gebreken zijn. De definitieve oplevering vindt plaats na een bepaalde periode (vaak een jaar, om de vier seizoenen te laten meespelen in de beoordeling).
* **Definitieve oplevering:** Na het verstrijken van de periode na de voorlopige oplevering, wordt definitief beoordeeld of de werken correct zijn uitgevoerd.
* **Gevolgen van oplevering:**
* De oplevering dekt zichtbare gebreken. Na oplevering kan men hierover niet meer klagen. Het is dus aan te raden om tijdens de oplevering een expert mee te brengen of een voorbehoud te noteren bij zichtbare gebreken.
* De 10-jarige aansprakelijkheidstermijn voor zware gebreken begint te lopen bij de definitieve oplevering.
* De bewakingsplicht van de aannemer eindigt.
* **Weigering van oplevering:** Dit is mogelijk indien de werken niet aan de overeenkomst voldoen.
### 4.5 Waarborgen en aansprakelijkheid
De wet Breyne voorziet in waarborgen en regelt de aansprakelijkheid van verschillende partijen.
* **Waarborgen:**
* **Erkende aannemers:** Er geldt een waarborg van 5% van de prijs.
* **Niet-erkende aannemers:** Hier kan een voltooiingswaarborg of terugbetalingswaarborg van toepassing zijn.
* **Aansprakelijkheid:**
* **Architect/Verkoper:** Zij kunnen ook aansprakelijk gesteld worden.
* **Betaling aan opeenvolgende eigenaars:** Dit is geregeld om de continuïteit te waarborgen.
* **10-jarige aansprakelijkheid (art. 1792 BW jo. art. 2270 BW):** Deze specifieke aansprakelijkheid geldt voor aannemers en architecten in bouwzaken en beschermt de bouwheer en de openbare veiligheid.
* **Voorwaarden:** Een bouwwerk, een aannemingsovereenkomst, en een zwaar gebrek dat de stabiliteit aantast (zichtbaar of verborgen).
* **Vervaltermijn:** De vordering moet binnen 10 jaar na aanvaarding worden ingesteld. Er is geen stuiting of schorsing mogelijk, behalve bij bedrieglijk opzet of regresvordering.
* **Lichte verborgen gebreken:** Hier geldt een waarborgtermijn van 10 jaar vanaf de oplevering, maar de fout van de aannemer moet bewezen worden door de opdrachtgever. Deze bepaling is niet van openbare orde, waardoor de waarborgtermijn contractueel kan worden beperkt.
### 4.6 Sancties
Bij miskenning van de bepalingen van de woningbouwwet kunnen verschillende sancties worden toegepast:
* **Nietigheid van een beding:** Een specifiek beding in de overeenkomst kan nietig worden verklaard.
* **Nietigheid van de overeenkomst:** In ernstige gevallen kan de gehele overeenkomst nietig worden verklaard, waarbij de betaalde bedragen worden terugbetaald en de verkoper opnieuw eigenaar wordt.
De bepalingen van de wet Breyne zijn dwingend recht en kunnen niet contractueel worden uitgesloten.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Dienstenovereenkomst | Een overeenkomst waarbij een dienst wordt verricht, al dan niet tegen betaling, en waarbij geen eigendomsoverdracht plaatsvindt. |
| Aanneming | Een type dienstenovereenkomst waarbij een partij zich verbindt om materieel of intellectueel werk te verrichten tegen betaling van een overeengekomen prijs. Kenmerkend is de onafhankelijkheid van de aannemer. |
| Bewaargeving | Een dienstenovereenkomst waarbij de ene partij een zaak aan de andere toevertrouwt ter bewaring, met de verplichting deze terug te geven. De eigendom van de zaak gaat hierbij niet over. |
| Lastgeving | Een dienstenovereenkomst waarbij de lasthebber de opdracht krijgt om, in naam en voor rekening van de lastgever, rechtshandelingen te verrichten. Dit impliceert vertegenwoordiging. |
| Rechtshandeling | Een handeling die rechtsgevolgen beoogt en teweegbrengt, zoals het sluiten van een contract of het doen van een schenking. |
| Materiële handeling | Een handeling die feitelijk van aard is en niet direct gericht is op het tot stand brengen van rechtsgevolgen, zoals het uitvoeren van reparaties of het knippen van haar. |
| Quasi onbenoemde overeenkomst | Een overeenkomst die weliswaar niet expliciet in de wet geregeld is, maar wel kenmerken vertoont van bestaande, benoemde overeenkomsten. Aanneming wordt soms zo gekwalificeerd. |
| Arbeidsovereenkomst | Een overeenkomst waarbij een werknemer zich verbindt om onder het gezag van een werkgever arbeid te verrichten tegen betaling van een loon. Dit verschilt van aanneming door het element van ondergeschiktheid. |
| Opdrachtgever/Bouwheer | De partij die een aannemer inschakelt om werkzaamheden uit te voeren en die daarvoor de prijs betaalt. |
| Aannemer | De partij die zich verbindt om werkzaamheden uit te voeren voor de opdrachtgever, in volle onafhankelijkheid en tegen betaling. |
| Gemengde overeenkomst | Een overeenkomst die elementen van verschillende benoemde overeenkomsten combineert, zoals een stuk aanneming en een stuk koop. |
| Absorptietheorie | Een interpretatiemethode om een gemengde overeenkomst te kwalificeren, waarbij de belangrijkste component van de overeenkomst bepalend is voor de toepasselijke regels. |
| Middelenverbintenis | Een verbintenis waarbij de schuldenaar zich ertoe verbindt om alle redelijke middelen in te zetten om een bepaald resultaat te bereiken, maar het resultaat zelf niet garandeert. De bewijslast ligt bij de schuldeiser. |
| Resultaatsverbintenis | Een verbintenis waarbij de schuldenaar zich ertoe verbindt om een bepaald resultaat te behalen. Als het resultaat niet wordt bereikt, is de schuldenaar aansprakelijk, tenzij er sprake is van overmacht. |
| Quasidelictuele aansprakelijkheid | Aansprakelijkheid die voortvloeit uit een fout die buiten een contractuele relatie is begaan, gebaseerd op artikelen zoals 1382 BW (nu 6.4 BW). |
| Burenhinder | Overlast die men ondervindt van een naburige eigendom, zelfs zonder dat er een fout is van de hinder veroorzakende buur. |
| Onderaanneming | Een situatie waarbij de hoofdaannemer een deel van het werk laat uitvoeren door een andere aannemer (de onderaannemer), op eigen initiatief, kosten en verantwoordelijkheid. |
| Nevenaanneming | Een situatie waarbij de opdrachtgever zelf met verschillende aannemers afzonderlijke contracten sluit voor specifieke onderdelen van een werk. |
| Risico-overgang | Het moment waarop het risico van verlies of beschadiging van het werk overgaat van de aannemer op de opdrachtgever. |
| Enzijdige opzegging opdrachtgever | Het recht van de opdrachtgever om een aannemingsovereenkomst op elk moment en zonder motivering te beëindigen, mits betaling van een verbrekingsvergoeding. |
| Woningbouwwet (Wet Breyne) | Een dwingende wet die uitgebreide bescherming biedt aan kopers en bouwers van woningen, met name bij verkoop op plan of sleutelklare woningen. |
| Voorlopige oplevering | Een fase waarin de opdrachtgever de werken controleert en eventuele zichtbare gebreken meldt, zonder de werken definitief te aanvaarden. |
| Definitieve oplevering | De formele aanvaarding van de uitgevoerde werken door de opdrachtgever, die het risico van de werken overdraagt en de 10-jarige aansprakelijkheid doet ingaan. |
Cover
Deel 3 - HF 3 - BEWAARGEVING & LASTGEVING (7).docx
Summary
# De overeenkomst van bewaargeving
Hier is een gedetailleerde samenvatting over de overeenkomst van bewaargeving, gericht op het voorbereiden van je examens.
## 1. De overeenkomst van bewaargeving
Deze samenvatting behandelt de juridische definitie, kenmerken, toepassingen en afgrenzing van de bewaargevingsovereenkomst, inclusief het onderscheid met bruikleen en huur.
### 1.1 Gemeenrechtelijke definitie en essentie
De kern van de bewaargeving is een overeenkomst tussen een bewaargever en een bewaarnemer, waarbij een roerende zaak wordt afgegeven met als opdracht deze te bewaren en te bewaken, met de verplichting deze in natura terug te geven op eerste verzoek van de bewaargever.
* **Wettelijke definitie:** Artikel 1915 van het Burgerlijk Wetboek definieert bewaargeving als een handeling waarbij men een zaak van een ander ontvangt onder de last deze te bewaren en in natura terug te geven.
* **Essentie:** Het is een contract dat tot stand komt door de wil van beide partijen om zich juridisch te binden. Het onderscheidt zich van louter gedogen, waarbij geen juridische wil tot binding aanwezig is.
> **Voorbeeld:** Als je je jas afgeeft aan de vestiaire van een restaurant en een bonnetje ontvangt, is er sprake van een bewaargeving omdat er een juridische wil tot binding is. Als je je telefoon bij een vriend achterlaat terwijl je naar het toilet gaat, zonder expliciete afspraak, is er geen sprake van een contractuele bewaargeving en is de vriend niet automatisch aansprakelijk bij diefstal.
#### 1.1.1 Toepassingen van bewaargeving
Veel alledaagse situaties vallen onder de bewaargeving:
* **Vestiaires:** Afgifte van jassen en persoonlijke bezittingen.
* **Opslagplaatsen:** Bewaren van goederen in een beveiligde opslagruimte.
* **Bewaakte parkings:** Wanneer er een expliciete bewakingsverplichting is.
#### 1.1.2 Kenmerken van de bewaargevingsovereenkomst
* **Zakelijke overeenkomst:** De overeenkomst komt pas tot stand bij de feitelijke afgifte van de zaak (artikel 1919 BW).
* **Principieel kosteloos:** De bewaargeving is in principe gratis, tenzij anders overeengekomen of in de context van handelszaken waar een bezwarende titel vermoed wordt (artikel 1917 BW).
* **Vaak accessoir:** De bewaargeving kan een bijkomstige overeenkomst zijn bij andere hoofdovereenkomsten zoals lastgeving of aanneming.
#### 1.1.3 Afgrenzing met andere overeenkomsten
* **Bezoldigde bewaarneming versus aanneming:** Bezoldigde bewaarneming wordt beschouwd als een *lex specialis* ten opzichte van de aannemingsovereenkomst wanneer het de bewaring van een zaak betreft.
* **Bewaargeving versus bruikleen:**
* Bij **bruikleen** mag de ontvanger de zaak gebruiken; bij **bewaargeving** is dit principieel verboden, tenzij contractueel anders bepaald (artikel 1930 BW).
* Bruikleen is altijd om niet (kosteloos) en ten gunste van de ontlener. Bewaargeving kan om niet of ten bezwarende titel zijn en is in principe ten gunste van de bewaargever.
* **Bewaargeving versus huur:**
* Bij **huur** verkrijgt de huurder het genot van de zaak en betaalt hij hiervoor. De bewaarnemer heeft geen genotsrecht en betaalt meestal niet, maar wordt betaald.
* De kwalificatie is cruciaal, met name bij parkeergarages. Een garagecontract waarbij een specifieke plaats wordt toegewezen en de huurder het genot heeft van die plaats, wordt eerder als huur beschouwd. Een parkingcontract met een bewakingsverplichting, afgifte van sleutels en algemene veiligheidsmaatregelen wijst eerder op bewaargeving.
> **Voorbeeld Casus:** Een auto geparkeerd in een ondergrondse parking met slagbomen, camerabewaking en sleutelafgifte. Het feit dat de eigenaar van de parking een algemene veiligheidsverplichting heeft, maar niet de auto bewaakt, kan duiden op huur. Echter, indien er specifieke bewakingsmaatregelen zijn en de auto feitelijk wordt bewaakt, kan het als bewaargeving worden gekwalificeerd. De aansprakelijkheid bij diefstal is fundamenteel verschillend.
#### 1.1.4 Soorten bewaargeving
* **Vrijwillige / conventionele bewaargeving:** De bewaargever geeft zijn zaak vrijwillig in bewaring.
* **Bewaargeving uit noodzaak:** Ontstaat door een onvoorziene gebeurtenis (bv. brand, schipbreuk, plundering) die ertoe dwingt een zaak in bewaring te geven. De bewaargever heeft hierbij geen vrije keuze (artikel 1949 BW).
* Voorbeelden zijn de vestiaire in een restaurant, bagageafgifte in een luchthaven of het wegslepen van een voertuig door de politie.
* **Hotelbewaargeving:** Een specifieke regeling voor de aansprakelijkheid van hotelhouders voor de goederen van hun gasten (zie §2).
* **Sequester:** Een bewaargeving waarbij een zaak in bewaring wordt gegeven aan een derde, die de zaak aan een van de partijen moet teruggeven naargelang de uitkomst van een geschil. Dit is een complexere vorm die hier niet verder wordt uitgediept.
### 1.2 Verbintenissen van de bewaarnemer
De bewaarnemer heeft twee hoofdbverbintenissen:
1. **Bewakingsplicht (art. 1927-1928 BW):**
* Dit is een **inspanningsverbintenis**. De bewaargever draagt de bewijslast om aan te tonen dat de bewaarnemer tekort is geschoten.
* De zorgvuldigheid die van de bewaarnemer verwacht wordt, is afhankelijk van of de bewaargeving onbezoldigd dan wel bezoldigd is:
* **Onbezoldigd:** De bewaarnemer moet zorgen voor de zaak zoals voor zijn eigen goederen.
* **Bezoldigd:** De bewaarnemer moet handelen als een goede huisvader.
2. **Teruggaveplicht (art. 1944 BW):**
* Dit is een **resultaatsverbintenis**. De bewaarnemer moet de zaak in natura teruggeven.
* Hij kan enkel aansprakelijk gehouden worden bij overmacht.
* Om aan aansprakelijkheid te ontsnappen, moet de bewaarnemer aantonen dat hij de bewakingsplicht met alle nodige en redelijke zorg is nagekomen.
#### 1.2.1 Aansprakelijkheid en exoneratie
* **Exoneratiebedingen:** Deze zijn mogelijk, maar de geldigheid ervan is beperkt.
* Ze moeten aanvaard zijn door de bewaargever.
* **Geen exoneratie mogelijk voor bedrog of eigen opzettelijke fout** van de bewaarnemer.
* **Geen exoneratie voor het essentiële van de overeenkomst** (bv. het bewaren van de zaak zelf). Een beding dat de bewaarnemer volledig ontslaat van aansprakelijkheid voor diefstal is in veel gevallen nietig.
* Het is belangrijk om na te gaan of de clausule echt wijst op bewaargeving of dat het bedoeld is om het als huur te kwalificeren (bv. "de bewaking van het voertuig behoort niet tot de verplichting van de eigenaar").
#### 1.2.2 Verbintenissen van de bewaargever
* **Kosten vergoeden:** De bewaargever moet de redelijke kosten vergoeden die de bewaarnemer heeft gemaakt voor de bewaring van de zaak.
* **Schade vergoeden:** De bewaargever moet de bewaarnemer vergoeden voor schade die hij heeft geleden ten gevolge van de bewaargeving (artikel 1947 BW).
* **Loon betalen:** Bij bezoldigde bewaargeving is de bewaargever gehouden het overeengekomen loon te betalen.
* **Retentierecht:** De bewaarnemer geniet een retentierecht, wat betekent dat hij gerechtigd is de zaak onder zich te houden totdat de bewaargever zijn verplichtingen (kosten, loon) is nagekomen (artikel 1948 BW).
> **Tip:** Een onbezoldigde overeenkomst van bewaargeving is een eenzijdige overeenkomst, aangezien enkel de bewaarnemer verbintenissen aangaat.
### 1.3 Hotelbewaargeving
Dit is een specifieke vorm van bewaargeving die geregeld is door artikelen 1952-1954quater van het Burgerlijk Wetboek, gebaseerd op het Verdrag van Parijs uit 1962.
* **Consensuele overeenkomst:** De overeenkomst komt tot stand door de intrek van de gast in het hotel. Afgifte van de zaak is niet noodzakelijk; alles wat zich in de hotelkamer bevindt, valt onder de bescherming.
* **Quasi-objectieve aansprakelijkheid:** De hotelhouder is bijna foutloos aansprakelijk voor de goederen van zijn gasten.
#### 1.3.1 Toepassingsgebied
* **Hotelhouder:** Geldt voor personen die hoofd- of uitsluitend tegen betaling logies verschaffen, inclusief gemeubileerde kamers en vakantieclubs.
* Niet van toepassing op restauranthouders, café-uitbaters, internaten, etc.
* **Bagage:** Betreft alle zaken die zich in het hotel bevinden gedurende het verblijf van de gast, inclusief zaken buiten het hotel indien de hotelhouder of zijn personeel deze onder toezicht heeft genomen.
* **Uitgesloten:** Wagens (tenzij de hotelhouder ze actief wegzet), levende dieren.
#### 1.3.2 Aansprakelijkheid
* **Beperkte aansprakelijkheid:** De hotelhouder is aansprakelijk tot een maximum van 100 maal de logiesprijs per dag per kamer, tenzij de gast kennis geeft van de schade.
* **Onbeperkte aansprakelijkheid (art. 1953 BW):** De aansprakelijkheid is onbeperkt wanneer:
* De zaken in handen van de hotelhouder of zijn personeel werden gegeven (bewijs van effectieve bewaargeving vereist).
* De hotelhouder weigerde zaken in bewaring te nemen die hij verplicht is te aanvaarden (geld, waardepapieren, waardevolle zaken, tenzij buitensporig).
* De schade te wijten is aan de schuld van de hotelhouder zelf of zijn personeel.
* **Geen aansprakelijkheid (art. 1954 BW):** De hotelhouder is niet aansprakelijk voor schade te wijten aan:
* De gast zelf.
* Overmacht.
* Gewapende diefstal.
* De aard of een gebrek van de zaak.
#### 1.3.3 Nietigheid van exoneratie
Exoneratiebedingen door de hotelhouder voor diefstal van bagage zijn **nietig** (artikel 1954ter BW).
---
# Soorten bewaargeving en aansprakelijkheid
Hier is een gedetailleerde samenvatting over bewaargeving en aansprakelijkheid, opgesteld als een studiehandleiding voor je examen.
## 2. Soorten bewaargeving en aansprakelijkheid
Deze sectie behandelt de verschillende vormen van bewaargeving, de kenmerken van deze overeenkomst, en de specifieke aansprakelijkheidsregels die van toepassing zijn op de bewaarnemer.
### 2.1 Gemeenrechtelijke bewaargeving
#### 2.1.1 Definitie en kenmerken
Bewaargeving is een overeenkomst waarbij de ene partij (de bewaargever) een zaak toevertrouwt aan de andere partij (de bewaarnemer) met de opdracht deze te bewaren en te bewaken, en met de verplichting deze in natura terug te geven op eerste verzoek. Dit onderscheidt bewaargeving van bruikleen, waarbij de zaak wel gebruikt mag worden. Hoewel bruikleen steeds om niet is, kan bewaargeving zowel om niet als ten bezwarende titel zijn.
De wettelijke definitie vindt men in artikel 1915 van het Burgerlijk Wetboek: een handeling waarbij men een zaak van een ander ontvangt onder last van die te bewaren en in natura terug te geven.
Belangrijke kenmerken zijn:
* **Zakelijke overeenkomst:** De overeenkomst komt pas tot stand bij de feitelijke afgifte van de zaak (artikel 1919 BW).
* **Principieel kosteloos:** Standaard is bewaargeving om niet (artikel 1917 BW), tenzij anders overeengekomen of bij handelstransacties, waar het om niet zijn vermoed wordt.
* **Vaak accessoir:** De bewaargeving kan deel uitmaken van een andere hoofdovereenkomst, zoals lastgeving of aanneming.
> **Tip:** Let goed op het onderscheid tussen bewaargeving en louter gedogen. Bij bewaargeving is er sprake van een wil om zich juridisch te binden, wat ontbreekt bij louter gedogen.
#### 2.1.2 Afgrenzing met andere overeenkomsten
* **Bruikleen:** Bij bruikleen mag de ontlener de zaak gebruiken; bij bewaargeving niet, tenzij contractueel anders overeengekomen (artikel 1930 BW). Bruikleen is steeds om niet, bewaargeving kan bezoldigd zijn. Bruikleen is in het belang van de ontlener, bewaargeving in het belang van de bewaargever.
* **Huur:** Bij huur heeft de huurder een persoonlijk genotsrecht op de zaak en betaalt hij ervoor. De bewaarnemer heeft geen genotsrecht en hoeft meestal niet te betalen. Dit onderscheid is cruciaal bij parkeergarages: een garagecontract kan huur zijn (huur van een plaats), terwijl een parking met toezicht, slagbomen en camerabewaking eerder bewaargeving impliceert, met hogere aansprakelijkheid voor de uitbater. Een bankkluis is echter geen bewaargeving; de verhuurder is niet aansprakelijk voor feitelijke stoornissen van derden zoals diefstal.
#### 2.1.3 Soorten bewaargeving
* **Vrijwillige / conventionele bewaargeving:** De bewaargever geeft de zaak vrijwillig in bewaring.
* **Bewaargeving uit noodzaak:** Men wordt gedwongen de zaak in bewaring te geven door een ongeval (bv. brand, schipbreuk, plundering) of een andere onvoorziene gebeurtenis (artikel 1949 BW). De bewaargever heeft hierbij weinig tot geen keuzevrijheid. Voorbeelden zijn de vestiaire in een restaurant of het wegslepen van een voertuig door de politie.
* **Hotelbewaargeving:** Een specifieke regeling voor de aansprakelijkheid van hotelhouders.
#### 2.1.4 Verbintenissen van de bewaarnemer
1. **Bewakingsplicht (art. 1927-1928 BW):**
* Dit is een **inspanningsverbintenis**. De bewaargever draagt de bewijslast van een fout van de bewaarnemer.
* Bij onbezoldigde bewaargeving moet de bewaarnemer zorgen zoals voor zijn eigen goederen.
* Bij bezoldigde bewaargeving geldt de zorg van een "goede huisvader".
2. **Teruggaveplicht (art. 1944 BW):**
* Dit is een **resultaatsverbintenis**. De bewaarnemer moet de zaak in natura teruggeven.
* Enige grond voor niet-nakoming is **overmacht**.
* Om aan aansprakelijkheid te ontsnappen, volstaat het voor de bewaarnemer aan te tonen dat de bewakingsplicht werd nagekomen met alle nodige en redelijke zorg.
> **Tip:** De teruggaveplicht is een resultaatsverbintenis. Dit betekent dat de bewaarnemer aansprakelijk is tenzij hij overmacht kan bewijzen.
#### 2.1.5 Aansprakelijkheid van de bewaarnemer
De aansprakelijkheid van de bewaarnemer hangt af van de aard van de bewaargeving en de specifieke omstandigheden. Bij bezoldigde bewaargeving geldt een hogere norm van zorg.
**Exoneratiebedingen:**
* Exoneratiebedingen zijn mogelijk, maar moeten **aanvaard** zijn door de bewaargever.
* **Niet geldig** zijn exoneratiebedingen voor:
* Bedrog of eigen opzettelijke fout van de bewaarnemer.
* Het schenden van het **essentiële** van de overeenkomst (bv. een parking uitbater die zich exonereert voor diefstal van de auto).
* Een exoneratiebeding kan helpen om aan te tonen dat er geen sprake is van bewaargeving, maar enkel van huur.
#### 2.1.6 Verbintenissen van de bewaargever
* Kosten vergoeden die de bewaarnemer redelijkerwijs heeft gemaakt.
* De bewaarnemer vergoeden voor schade die hij heeft geleden door de bewaargeving (artikel 1947 BW).
* Bij bezoldigde bewaargeving: het afgesproken loon betalen.
* De bewaarnemer geniet een **retentierecht** (artikel 1948 BW) op de zaak tot betaling van de verschuldigde kosten of loon.
> **Tip:** Een onbezoldigde overeenkomst van bewaargeving is een eenzijdige overeenkomst, waarbij enkel de bewaarnemer verbintenissen heeft.
### 2.2 Hotelbewaargeving
#### 2.2.1 Algemeen
Hotelbewaargeving is een **lex specialis** ten opzichte van de gemeenrechtelijke bewaargeving, geregeld in de artikelen 1952-1954quater van het Burgerlijk Wetboek. Het betreft een **consensuele overeenkomst** die tot stand komt door de intrek van een gast in een hotel, waarbij de hotelhouder quasi-objectief aansprakelijk is voor de bewaring van de bagage van de gast. Afgifte van de zaken aan de hotelhouder is niet steeds vereist; zaken die zich in de hotelruimte bevinden, vallen onder de bescherming.
#### 2.2.2 Toepassingsgebied
* **Hotelhouder:** Personen die tegen betaling logies verschaffen (hotels, gemeubileerde kamers, vakantieclubs). Niet van toepassing op restauranthouders, café-uitbaters, internaten, ziekenhuizen, campings, tenzij er ook slaapgelegenheid wordt geboden.
* **Bagage:** Zaken die zich bevinden in het hotel gedurende de periode dat de gast er logeert. De zaken moeten niet uitdrukkelijk worden toevertrouwd. Zaken die zich buiten het hotel bevinden, vallen hier onder, mits de hotelhouder ze uitdrukkelijk of stilzwijgend onder zijn toezicht heeft genomen.
* **Uitgesloten:** Wagens vallen niet onder de hotelbewaargeving, tenzij de hotelhouder ze actief in bewaring neemt (bv. valet parking).
#### 2.2.3 Aansprakelijkheid
* **Beperkte aansprakelijkheid:** De hotelhouder is aansprakelijk tot een maximum van honderd maal de dagprijs van de logies per kamer per dag (minus de maaltijdprijs). De gast moet de schade melden.
* **Onbeperkte aansprakelijkheid:** De hotelhouder is volledig aansprakelijk wanneer:
* De zaken in handen van de hotelhouder of zijn personeel werden gegeven (effectieve bewaargeving door de gast aan te tonen).
* De hotelhouder geweigerd heeft zaken in bewaring te nemen die hij verplicht is te aanvaarden (waardepapieren, geld, waardevolle zaken, tenzij buitenissige waarde).
* De schade te wijten is aan een fout van de hotelhouder zelf of zijn personeel.
#### 2.2.4 Uitsluiting van aansprakelijkheid
Hotelhouders kunnen hun aansprakelijkheid niet uitsluiten voor de gevallen van beperkte en onbeperkte aansprakelijkheid (artikel 1954ter BW). Elk exoneratiebeding hieromtrent is nietig.
#### 2.2.5 Situaties zonder aansprakelijkheid voor de hotelhouder (artikel 1954 BW)
De hotelhouder is niet aansprakelijk voor schade te wijten aan:
* De gast zelf.
* Overmacht.
* Gewapende diefstal.
* De aard of een gebrek van de zaak zelf.
> **Tip:** De kwalificatie van een contract (huur versus bewaargeving) is cruciaal voor de aansprakelijkheid. Bij bewaargeving zijn de verplichtingen van de bewaarnemer veel zwaarder.
---
# De overeenkomst van lastgeving
De overeenkomst van lastgeving is een contract waarbij de ene partij, de lasthebber, zich ertoe verbindt om voor rekening van de andere partij, de lastgever, rechtshandelingen te verrichten, wat door de lasthebber wordt aanvaard.
## 3.1 Gemeenrechtelijke lastgeving (art. 1984 – 2010 BW)
### 3.1.1 Begrip en kenmerken
De lastgevingsovereenkomst wordt gedefinieerd in artikel 1984 BW. Het is een overeenkomst waarbij een persoon, de lasthebber of mandataris, belast wordt om voor iemand anders, de lastgever of mandant, een rechtshandeling te stellen, en dit door de lasthebber wordt aanvaard.
**Kernmerken:**
* **Consensuele overeenkomst:** De overeenkomst komt tot stand door de loutere wilsovereenstemming tussen lastgever en lasthebber.
* **Rechtshandelingen:** In tegenstelling tot de aannemingsovereenkomst, die betrekking heeft op materiële handelingen, focust lastgeving op rechtshandelingen.
* **Vertegenwoordigingsbevoegdheid:** Een cruciaal aspect van lastgeving is dat de lasthebber optreedt in naam en voor rekening van de lastgever, wat leidt tot vertegenwoordiging naar derden toe. Bij aanneming is dit niet het geval.
* **Principieel kosteloos:** Conform artikel 1986 BW is lastgeving in principe gratis. Dit staat in contrast met de aannemingsovereenkomst die steeds ten bezwarende titel is.
* **Verboden lastgeving:** Sommige rechtshandelingen kunnen niet via lastgeving worden uitgevoerd, zoals het sluiten van een huwelijk of het opstellen van een testament.
**Bronnen van lastgeving:**
Lastgeving kan voortvloeien uit:
* **Overeenkomst (conventioneel):** De meest voorkomende vorm, gebaseerd op een contract tussen partijen.
* **Wet:** Bijvoorbeeld ouderlijk gezag of voogdij.
* **Gerechtelijke beslissing:** Een rechter kan een voorlopig bewindvoerder aanstellen die handelt namens een persoon die wilsonbekwaam is verklaard.
**Onmiddellijke versus middellijke vertegenwoordiging:**
* **Onmiddellijke vertegenwoordiging:** De lasthebber treedt op in naam en voor rekening van de lastgever. De rechtshandeling creëert rechten en plichten rechtstreeks voor de lastgever.
* **Middellijke vertegenwoordiging:** De lasthebber treedt op voor rekening van de lastgever, maar in eigen naam. Dit wordt ook wel 'naamlening' genoemd. Het bekendste voorbeeld is wanneer iemand geld leent op naam van een ander.
### 3.1.2 Vorm en bewijs
* **Vormvereisten:** De lastgevingsovereenkomst is een consensueel contract en kent in principe geen vormvereisten. Ze kan mondeling of zelfs stilzwijgend tot stand komen.
* **Bewijs:** Volgens artikel 8.9 NBW (oud art. 1341 BW) dient een lastgevingsovereenkomst in principe door beide partijen te worden ondertekend. Tegenover derden kan het bewijs van de lastgeving geleverd worden door de overlegging van een schriftelijke volmacht, vooral indien het bedrag de 3.500 euro overschrijdt.
### 3.1.3 Verbintenissen van de lasthebber
De lasthebber heeft voornamelijk een **inspanningsverbintenis**. De aansprakelijkheid voor schade bij niet-uitvoering is geregeld in artikel 1991, eerste lid BW, mede gelezen in artikel 1992, tweede lid BW.
**Specifieke verbintenissen:**
* **Respecteren van omvang en finaliteit van het mandaat:** De lasthebber mag niet buiten de grenzen van de opdracht treden.
* **Verbod om als tegenpartij op te treden:** Tenzij anders overeengekomen, mag de lasthebber niet optreden als wederpartij in de rechtshandeling die hij namens de lastgever verricht (bijvoorbeeld bij de verkoop van een huis van de lastgever).
* **Geen vervanging:** De lasthebber mag zich in principe niet laten vervangen, tenzij de lastgever hiervoor uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven.
* **Leiding en verantwoordelijkheid van de uitvoering:** De lasthebber is verantwoordelijk voor de correcte uitvoering van de opdracht.
* **Rekenschap geven:** De lasthebber moet rekening en verantwoording afleggen aan de lastgever over de uitvoering van de opdracht en de ontvangen gelden (art. 1993 BW).
### 3.1.4 Verbintenissen van de lastgever
* **Nakomen van verbintenissen aangegaan door de lasthebber:** De lastgever is gebonden door de rechtshandelingen die de lasthebber in zijn naam en voor zijn rekening heeft gesteld, binnen de perken van het mandaat (art. 1998 BW).
* **Betaling van loon:** Indien een loon is overeengekomen, is de lastgever gehouden dit te betalen. Matiging door de rechter is historisch mogelijk, maar is bekritiseerd.
* **Vergoeding van voorschotten en kosten:** De lastgever moet de kosten en voorschotten vergoeden die de lasthebber in het kader van de lastgeving heeft gemaakt (art. 1999 BW).
* **Retentierecht:** De lasthebber geniet een retentierecht op de goederen van de lastgever tot de betaling van de verschuldigde sommen (art. 1948 BW).
### 3.1.5 Gevolgen ten aanzien van derden
Dit aspect is cruciaal voor examens en vereist een nauwkeurige analyse.
**Gevallen waarin de lasthebber binnen de perken van het mandaat blijft:**
* De rechtshandeling werkt alsof de lastgever deze zelf heeft gesteld (art. 1998 BW).
* De eigendom van de goederen gaat rechtstreeks over naar de lastgever.
* Fouten begaan door de lasthebber binnen de perken van zijn mandaat, zijn toe te rekenen aan de lastgever.
* De lasthebber is zelf niet gebonden, tenzij er sprake is van sterkmaking (waarbij de lasthebber zich garant stelt voor de nakoming door de lastgever).
**Gevallen waarin de lasthebber buiten de perken van het mandaat treedt of geen mandaat heeft:**
* **Algemene regel:** De lastgever is in principe niet gebonden door handelingen die buiten de perken van het mandaat zijn gesteld. De lasthebber treedt dan zelf als partij op.
* **Uitzonderingen (waarbij de lastgever toch gebonden kan zijn):**
* **Bekrachtiging (art. 1998, tweede lid BW):** De lastgever kan de handeling die buiten de perken van het mandaat is gesteld, achteraf bekrachtigen.
* **Schijnmandaat:** Dit is een belangrijk concept dat vereist is om de verbintenissen van de lastgever ten aanzien van een derde te rechtvaardigen, zelfs indien de lasthebber buiten zijn bevoegdheid is getreden. De vereisten voor een schijnmandaat zijn:
1. Een schijnbare vertegenwoordigingsmacht bij de lasthebber (het leek alsof hij bevoegd was).
2. De derde beroept zich te goeder trouw op die bevoegdheid.
3. De schijnlastgever (de zogenaamde lastgever) heeft bijgedragen tot het ontstaan van die schijn (een fout van de schijnlastgever is niet altijd noodzakelijk).
4. De derde lijdt schade indien het schijnmandaat niet wordt gehonoreerd.
* **Aansprakelijkheid van de lasthebber ten aanzien van de derde:** Indien de lastgever niet gebonden is en er geen sprake is van een schijnmandaat, kan de lasthebber zelf buitencontractueel aansprakelijk worden gesteld door de derde voor de door hem veroorzaakte schade. Dit gebeurt wanneer de lasthebber buiten zijn bevoegdheid treedt zonder dat de derde hiervan op de hoogte was, of wanneer er geen mandaat was.
**Voorbeeld van schijnmandaat:** Een persoon presenteert zich als vertegenwoordiger van een bedrijf en sluit een overeenkomst met een derde, terwijl hij al lang niet meer voor dat bedrijf werkt. Als de derde te goeder trouw is en de schijn van bevoegdheid is gewekt door het bedrijf (bijvoorbeeld door het gebruik van bedrijfspapier), kan het bedrijf toch gebonden zijn.
### 3.1.6 Einde van de lastgeving
De lastgevingsovereenkomst kan op verschillende manieren eindigen:
* **Overlijden van de lasthebber of lastgever:** Tenzij anders bepaald in de overeenkomst (art. 2003, derde lid BW).
* **Opzegging door de lasthebber (art. 2007, eerste lid BW):** De lasthebber kan de overeenkomst opzeggen, eventueel met een opzeggingstermijn. Indien de opzegging schade veroorzaakt voor de lastgever, kan deze een schadevergoeding eisen.
* **Herroeping door de lastgever (art. 2004 BW):** De lastgever kan de lastgeving herroepen zonder specifieke motivering, vormvereisten, vergoeding of termijn. Dit recht is van aanvullend recht.
### 3.1.7 Specifieke toepassing: Zorgvolmacht
* **Doel:** Een zorgvolmacht is een overeenkomst die iemand in staat stelt om anticiperend te voorzien in zijn eigen potentiële wilsonbekwaamheid.
* **Inhoud:** De lastgever verleent aan een of meerdere personen (lasthebbers) de bevoegdheid om specifieke of algemene handelingen te stellen, zowel met betrekking tot zijn vermogen als zijn persoon.
* **Voorwaarde:** De lastgever moet nog wilsbekwaam zijn op het moment van het opstellen van de zorgvolmacht.
* **Uitwerking:** De volmacht wordt uitgewerkt zodra de lastgever wilsonbekwaam wordt.
* **Registratie:** Voor de geldigheid en om misbruik te voorkomen, dient een zorgvolmacht geregistreerd te worden in het Centraal Register voor Lastgevingen. Dit dient als alternatief voor een gerechtelijke procedure tot aanstelling van een bewindvoerder.
## 3.2 Handelstussenpersonen
Handelstussenpersonen treden op voor rekening van een principaal (lastgever) bij handelstransacties. Zij worden onderscheiden in makelaars, handelsagenten en handelsvertegenwoordigers.
### 3.2.1 Makelaar
* **Rol:** Brengt partijen bij elkaar en bemiddelt bij transacties. Een makelaar is een bemiddelaar en kan zowel een aannemingsovereenkomst als een lastgevingsovereenkomst hebben, afhankelijk van de concrete opdracht. Hij stelt zelf geen rechtshandelingen, maar brengt wel partijen in contact.
* **Duurzaamheid:** Er is geen vaste duurzame verhouding met de opdrachtgever.
* **Zelfstandigheid:** Werkt zelfstandig en niet in ondergeschikt verband.
### 3.2.2 Handelsagent
* **Rol:** Is een zelfstandige handelstussenpersoon die duurzaam is verbonden aan een opdrachtgever om te bemiddelen bij transacties.
* **Duurzaamheid:** Kenmerkend is de duurzame relatie met de opdrachtgever.
* **Zelfstandigheid:** Werkt zelfstandig en niet in ondergeschikt verband.
* **Statutaire regeling:** De handelsagentuur is geregeld in het Wetboek Economisch Recht (WER).
### 3.2.3 Handelsvertegenwoordiger
* **Rol:** Een handelsvertegenwoordiger is een werknemer die voor een werkgever (principaal) handelstransacties verricht.
* **Ondergeschiktheid:** Werkt in ondergeschiktheid ten aanzien van zijn werkgever.
* **Statutaire regeling:** Het statuut van de handelsvertegenwoordiger wordt geregeld door het arbeidsrecht.
---
# Handelstussenpersonen
Dit hoofdstuk behandelt de verschillende soorten handelstussenpersonen, hun juridische status en de kenmerken van hun overeenkomsten.
### 4.1 Algemene kenmerken van handelstussenpersonen
Handelstussenpersonen fungeren als bemiddelaars bij handelstransacties en treden op voor rekening van een principaal. Er zijn drie hoofdcategorieën: makelaars, handelsagenten en handelsvertegenwoordigers.
### 4.2 Makelaar
* **Definitie:** Een makelaar is een bemiddelaar die partijen bij elkaar brengt voor een handelstransactie.
* **Juridische status:** De overeenkomst met een makelaar is in de regel een aannemingsovereenkomst.
* **Kenmerken:**
* Stelt geen rechtshandelingen, maar brengt partijen samen.
* Heeft geen duurzame verhouding met de opdrachtgever; de overeenkomst is vaak projectgebonden.
* Werkt zelfstandig en niet in ondergeschikt verband.
* De rol van de makelaar eindigt zodra de partijen in contact zijn gebracht.
### 4.3 Handelsagent
* **Definitie:** Een handelsagent is een zelfstandige tussenpersoon die duurzaam verbonden is aan een opdrachtgever om te bemiddelen bij de verkoop of aankoop van producten, of om contracten te sluiten voor rekening van de opdrachtgever.
* **Juridische status:** De overeenkomst met een handelsagent valt onder de regeling van de handelsagentuur in het Wetboek Economisch Recht (WER).
* **Kenmerken:**
* Werkt op zelfstandige basis en factureert aan de opdrachtgever.
* Heeft een duurzame verhouding met de opdrachtgever.
* Kan, afhankelijk van de overeenkomst, ook rechtshandelingen verrichten.
### 4.4 Handelsvertegenwoordiger
* **Definitie:** Een handelsvertegenwoordiger is een persoon die in dienst is van een werkgever en die belast is met de verkoop of aankoop van producten namens die werkgever.
* **Juridische status:** De verhouding tussen een handelsvertegenwoordiger en zijn werkgever is geregeld door het arbeidsrecht.
* **Kenmerken:**
* Vertegenwoordiger werkt in ondergeschiktheid ten opzichte van de werkgever.
* Heeft een arbeidsrechtelijk statuut.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Bewaargeving | Een overeenkomst waarbij de ene partij (de bewaarnemer) een roerende zaak van de andere partij (de bewaargever) ontvangt onder de last deze te bewaren en in natura terug te geven, principieel op eerste verzoek. |
| Zakelijke overeenkomst | Een overeenkomst die pas tot stand komt door de daadwerkelijke afgifte van de zaak waar de overeenkomst op betrekking heeft, wat betekent dat de wilsovereenstemming alleen niet volstaat. |
| Om niet (kosteloos) | Betekent dat er geen tegenprestatie is vereist voor de geleverde dienst of zaak. Bij bewaargeving is dit principieel kosteloos, tenzij anders overeengekomen. |
| Ten bezwarende titel | Betekent dat elke partij een tegenprestatie ontvangt voor de prestatie die zij levert, wat resulteert in een wederkerige overeenkomst met verplichtingen voor beide partijen. |
| Lastgeving | Een overeenkomst waarbij een persoon (de lasthebber) belast wordt om voor rekening en in naam van een ander (de lastgever) een rechtshandeling te stellen. |
| Rechtshandeling | Een handeling die gericht is op het tot stand brengen van een rechtsgevolg, zoals het sluiten van een contract, het opstellen van een testament of het doen van een aanbod. |
| Vertegenwoordiging | De bevoegdheid van een persoon om op te treden in naam en voor rekening van een ander, waardoor de rechtsgevolgen van de handeling rechtstreeks de andere persoon binden. |
| Aanneming | Een overeenkomst waarbij de ene partij zich ertoe verbindt om tegen betaling een bepaald werk uit te voeren, wat doorgaans materiële handelingen omvat. |
| Consensuele overeenkomst | Een overeenkomst die tot stand komt door de loutere wilsovereenstemming van de partijen, zonder dat er specifieke vormvereisten of de afgifte van een zaak nodig zijn. |
| Resultaatsverbintenis | Een verbintenis waarbij de schuldenaar zich ertoe verbindt een bepaald resultaat te bereiken. Het niet-bereiken van dit resultaat leidt tot een tekortkoming, tenzij overmacht kan worden aangetoond. |
| Inspanningsverbintenis | Een verbintenis waarbij de schuldenaar zich ertoe verbindt om de nodige inspanningen te leveren om een bepaald resultaat te bereiken, zonder garantie op succes. De schuldeiser moet de fout van de schuldenaar bewijzen. |
| Overmacht | Een gebeurtenis die de schuldenaar niet kon voorzien en die de uitvoering van zijn verbintenis onmogelijk maakt, waardoor hij bevrijd wordt van zijn aansprakelijkheid. |
| Quasi-objectieve aansprakelijkheid | Een vorm van aansprakelijkheid waarbij de schuldenaar weliswaar niet persoonlijk een fout hoeft te hebben gemaakt, maar wel aansprakelijk kan worden gesteld voor bepaalde gebeurtenissen, tenzij hij kan aantonen dat deze niet aan hem te wijten waren of dat er sprake was van overmacht. |
| Hotelbewaargeving | Een specifieke vorm van bewaargeving die van toepassing is op de aansprakelijkheid van hotelhouders voor de bagage van hun gasten, geregeld door specifieke wetsartikelen die quasi-objectieve aansprakelijkheid introduceren. |
| Zorgvolmacht | Een overeenkomst waarbij een persoon (de lastgever), terwijl hij nog wilsbekwaam is, één of meerdere personen (de lasthebber) de bevoegdheid geeft om specifieke of algemene handelingen te stellen betreffende zijn vermogen of persoon voor het geval hij later wilsonbekwaam wordt. |
| Schijnmandaat | Een situatie waarin een derde te goeder trouw meent dat iemand bevoegd is om namens een ander te handelen, terwijl die bevoegdheid feitelijk niet bestaat, maar de schijn van bevoegdheid is gewekt door de (schijn)lastgever. |
Cover
GBO dag 7.docx
Summary
# Bruikleen en verbruiklening
Dit onderwerp behandelt de definities, kenmerken, afgrenzing ten opzichte van aanverwante contracten, en de verbintenissen van zowel de ontlener als de uitlener bij bruikleen en verbruiklening.
### 1.1 Bruikleen
#### 1.1.1 Definitie van bruikleen
Bruikleen is een benoemd contract waarbij een persoon, de uitlener, aan een ander, de ontlener, om niet een tijdelijk en persoonlijk gebruiksrecht zonder vruchttrekking verleent op een niet-vervangbaar (on)roerend goed. De ontlener is verplicht dit goed in natura terug te geven bij beëindiging van het contract.
**Kenmerken van het gebruiksrecht:**
* **Persoonlijk gebruiksrecht:** Bruikleen verleent een tijdelijk en persoonlijk gebruiksrecht. Het is een niet-translatief contract, wat betekent dat er geen eigendomsoverdracht plaatsvindt en de ontlener het goed slechts tijdelijk mag gebruiken. Als gevolg hiervan kan de ontlener het goed niet verkrijgen door verjaring. Vervreemding van het goed door de ontlener is een misdrijf van misbruik van vertrouwen.
* **Niet vereist dat uitlener eigenaar is:** Het is voldoende dat de uitlener genot heeft van het geleende goed.
* **Niet-vervangbare (on)roerende goederen:** Alles waarvan het gebruik in de handel is, kan het voorwerp uitmaken van bruiklening. Het is niet vereist dat het goed vervreemd kan worden. Zowel roerende als onroerende, lichamelijke als onlichamelijke goederen kunnen het voorwerp uitmaken. De teruggaveplicht impliceert dat het gaat om een niet-verbruikbaar goed. Vervangbaarheid is het adequate criterium. Partijen kunnen echter ook bedingen dat een verbruikbare zaak niet-verbruikbaar is, en omgekeerd.
* **Geen vruchttrekking:** De ontlener moet zowel het goed als de vruchten teruggeven.
#### 1.1.2 Kenmerken van het contract bruikleen
* **Zakelijk contract:** Bruikleen is een zakelijk contract dat pas tot stand komt door de afgifte van het geleende goed. De geldigheid vereist de gemeenrechtelijke vereisten en voor het bewijs is een ondertekend geschrift vereist.
* **Om niet:** Bruikleen is essentieel een contract om niet. Er is geen tegenprestatie van de ontlener vereist. Indien dit wel het geval zou zijn, zou het gaan om huur. De kosteloosheid mag echter niet zo strikt geïnterpreteerd worden dat de uitlener niet onrechtstreeks zekere voordelen mag beogen, zolang er objectief gezien geen tegenprestatie is. Bepaalde plichten ten laste van de ontlener die strekken tot gebruik of behoud van het uitgeleende goed, beletten dit niet.
* **Eenzijdig:** Bruikleen wordt als eenzijdig contract gekwalificeerd in de mate dat de uitlener na afgifte van het goed geen verbintenissen meer heeft. In bepaalde gevallen heeft de uitlener wel verbintenissen, wat de eenzijdigheid beperkt. Als gevolg van de eenzijdigheid is ontbinding niet van toepassing en volstaat één exemplaar van een onderhandse akte op bewijsrechtelijk vlak.
* **Beperkte mate *intuitu personae***: In principe wordt het kosteloze gebruiksrecht dat verleend wordt, geacht persoonlijk te zijn aan de zijde van de gebruiker. Dit is echter slechts in beperkte mate het geval, aangezien de verbintenissen die uit bruikleen voortvloeien, overgaan op erfgenamen, tenzij de lening specifiek aan de persoon van de ontlener was verleend.
#### 1.1.3 Afgrenzing ten opzichte van aanverwante contracten
* **Huur:** Huur is onder bezwarende titel en wederkerig, terwijl bruikleen om niet en eenzijdig is.
* **Schenking:** Bij schenking gaat een zakelijk recht over en is deze vatbaar voor inkorting of inbreng, terwijl bij bruikleen een tijdelijk gebruiksrecht wordt verleend (met teruggaveverplichting) en het niet vatbaar is voor inkorting of inbreng.
* **Bezetting ter bede:** Dit is onder bezwarende titel en men kan het goed op eerste verzoek terugkrijgen, in tegenstelling tot bruikleen dat om niet is en men het goed niet op eerste verzoek kan terugvorderen.
* **Bewaargeving:** Bij bewaargeving is er geen gebruiksrecht, terwijl dit bij bruikleen wel het geval is.
* **Contract van kosteloze dienststelling:** Dit wordt besproken bij de verbintenissen van de ontlener met betrekking tot zijn aansprakelijkheid voor de teruggave van een verloren goed.
#### 1.1.4 Verbintenissen van de ontlener
De ontlener verbindt zich tot gebruik, bewaring, behoud en teruggave van het geleende goed.
* **Pluraliteit van ontleners:** Indien meerder personen eenzelfde goed hebben ontleend, zijn zij hoofdelijk aansprakelijk ten aanzien van de uitlener. Elke ontlener is voor het geheel tot teruggave verplicht en iedereen moet instaan voor de betaling van de volledige schadevergoeding. Dit is suppletief recht, maar de teruggaveplicht is steeds ondeelbaar.
* **Gebruik, bewaring en behoud:** De ontlener moet voor de bewaring en het behoud van het geleende goed zorgen als een voorzichtig en redelijk persoon. Het goed mag worden gebruikt volgens de bestemming die volgt uit de aard van het goed of van het contract.
* **Onderscheid normale en buitengewone uitgaven:** Normale onderhoudskosten zijn ten laste van de ontlener. Buitengewone onderhoudskosten die zo dringend waren dat de ontlener de uitlener daarvan niet vooraf kon informeren, zijn ten laste van de uitlener.
* **Teruggave:** De plicht tot teruggave is in natura, op het overeengekomen tijdstip, of bij gebreke daarvan wanneer het goed heeft gediend voor het voorziene gebruik. De uitlener kan de teruggave via de rechter vorderen indien hij de zaak dringend en onvoorzien nodig heeft. Het geleende goed moet worden teruggegeven in de staat waarin de ontlener het ontving, behoudens schade te wijten aan normaal gebruik en behoudens schade door vreemde oorzaak, te bewijzen door de ontlener.
* **Verlies door toeval:** In principe draagt de uitlener het risico voor verlies door toeval, zelfs indien hij geen eigenaar is van het geleende goed. De ontlener moet bewijzen dat het geleende goed zonder zijn fout en voordat hij in gebreke was, door toeval of overmacht is tenietgegaan.
* **Uitzonderingen:** De ontlener is aansprakelijk indien hij zich van het goed bedient voor een ander gebruik dan waarvoor het bestemd is, of wanneer hij het goed langer houdt dan afgesproken. Ook indien de ontlener het geleende goed had kunnen behoeden door zijn eigen goed te gebruiken of wanneer de ontlener zijn eigen goed boven het geleende goed verkoos. Indien het geleende goed bij het begin van de bruikleen werd geschat, is er een weerlegbaar vermoeden dat de ontlener het risico van verlies bij toeval contractueel op zich heeft genomen.
#### 1.1.5 De rol van de uitlener en de dienstverlening
De vraag of de uitlener de wil had om een dienst te bewijzen, is een punt van discussie. Traditioneel werd dit als een voorwaarde beschouwd, maar deze opvatting wordt bekritiseerd. Rechtspraak wijst erop dat de feitenrechter moet nagaan of er een contractuele relatie is dan wel een loutere *acte de complaisance* zonder bedoeling om juridische gevolgen te creëren. In dat laatste geval is alleen de delictuele aansprakelijkheid aan de orde. Indien de uitlener het goed afgeeft in zijn eigen belang en de ontlener kosteloos een dienst bewijst aan de uitlener, kan dit ook het geval zijn. Soms kan zaakwaarneming ingeroepen worden indien de uitlener wilsonbekwaam was om toestemming te verlenen.
#### 1.1.6 Verbintenissen van de uitlener
Hoewel bruikleen traditioneel als eenzijdig wordt beschouwd, heeft de wetgever enkele verplichtingen voor de uitlener ingevoerd. Het is correcter om te spreken van een onvolmaakt wederkerig contract.
* **Vrijwaring voor eigen daad, niet voor derden:** De uitlener moet de ontlener vrijwaren voor uitwinning door zijn eigen daad. Hij mag het verschafte gebruik niet storen. De uitlener is niet gehouden tot vrijwaring tegen uitwinning door derden; de ontlener moet zich daartegen zelf verdedigen. Wel kan de ontlener in naam van de uitlener vorderingen instellen. De uitlener is aansprakelijk indien hij een goed uitleent waarvan hij weet dat hij geen eigenaar is en de eigenaar het terugvordert.
* **Vergoeding van uitzonderlijke uitgaven:** Na de totstandkoming van de bruikleen kunnen vergoedingsverplichtingen ontstaan ten laste van de uitlener, bijvoorbeeld voor buitengewone uitgaven tot behoud van het goed.
* **Vrijwaring voor schade resulterend uit verborgen gebreken:** De uitlener is vergoeding verschuldigd voor schade door gebreken waarvan hij wist en waarvan hij de ontlener niet op de hoogte bracht. Deze aansprakelijkheid wordt betwist als quasi-contractueel.
### 1.2 Verbruiklening
#### 1.2.1 Kenmerken van verbruiklening
Verbruiklening betreft de lening van vervangbare goederen die niet in natura moeten worden teruggegeven, maar wel bij equivalent: goederen van gelijke soort en hoeveelheid.
* **Eigendomsovergang:** De eigendom van het goed gaat bij verbruiklening over naar de ontlener.
* **Voorwerp:** De lening van geld, maar ook andere roerende zaken kunnen het voorwerp uitmaken van een verbruiklening. Onroerende goederen kunnen ook voorwerp van verbruiklening zijn indien contractueel bepaald, evenals onverbruikbare goederen.
* **Zakelijk contract:** Traditioneel is verbruiklening een zakelijke overeenkomst die pas tot stand komt door afgifte van de zaak. Er wordt echter gepleit voor een consensueel gedachte geldlening.
* **Om niet of onder bezwarende titel:** Verbruiklening kan om niet (dan eenzijdig contract) of onder bezwarende titel zijn aangegaan. De meerderheid stelt dat bij verbruiklening onder bezwarende titel er geen sprake is van een wederkerig contract, maar van de verbintenis van de uitlener om het geleende geld gedurende de contractduur ter beschikking te houden van de ontlener.
#### 1.2.2 Verbintenissen van de ontlener
* **Teruggave van het equivalent:** De ontlener verbindt zich tot de teruggaveplicht. Het verbinden van de teruggaveplicht aan de vervulling van een zuiver potestatieve voorwaarde leidt tot nietigheid van het leningscontract. Alleen het nominaal geleende kapitaal moet worden terugbetaald.
* **Tijdstip van teruggave:** Indien er geen termijn is bepaald, kan de uitlener te allen tijde de teruggave eisen zonder enige opzeg te moeten geven.
#### 1.2.3 Lening op interest
* **Geoorloofdheid:** Het is geoorloofd om interesten te bedingen voor eenvoudige leningen van geld, waren of andere goederen.
* **Niet-bedongen interesten:** Ontlener die niet-bedongen interesten betaald heeft, kan deze niet terugvorderen en evenmin in mindering brengen op het kapitaal.
* **Interestvoet:** Partijen kunnen vrij de interestvoet bepalen. Bij gebreke hieraan geldt de wettelijke interest.
* **Bescherming van de ontlener:** Er zijn specifieke bepalingen ter bescherming van de ontlener, onder meer betreffende de rentevoet, verhoging van interest wegens laattijdige betaling, en wederbeleggingsvergoedingen.
### 1.3 Afgrenzing tussen bruikleen en verbruiklening
| Bruikleen | Verbruiklening |
| :----------------------------------------- | :--------------------------------------------------------------------------- |
| Eigendom blijft bij uitlener | Eigendom bij ontlener |
| Risico (voor toevallig verlies) voor uitlener | Risico (voor toevallig verlies) voor ontlener |
| Geen verjaring | Geen verjaring (want indien t.g.t. al vanaf het begin eigenaar) |
| Ontlener mag zaak niet vervreemden | Ontlener mag zaak vervreemden (want hij is eigenaar) |
| Uitlener mag toezicht uitoefenen | Uitlener mag geen toezicht uitoefenen behoudens een contractueel controlebeding |
| Bij insolvabiliteit: eigenaar kan zaak revindiceren | Bij insolvabiliteit is uitlener gewone schuldeiser, dus zonder eigendomsrecht |
---
# Erfdienstbaarheden
Dit deel van de studiegids behandelt de verschillende aspecten van erfdienstbaarheden, hun definities, kenmerken, ontstaan, en de rechten en verplichtingen van de betrokken partijen, met een focus op zowel wettelijke als privaatrechtelijke erfdienstbaarheden.
## 2. Bruikleen
Bruikleen is een overeenkomst waarbij de ene partij (de uitlener) aan de andere partij (de ontlener) kosteloos een tijdelijk en persoonlijk gebruiksrecht verleent op een niet-vervangbaar goed, met de verplichting om dit goed in natura terug te geven aan het einde van de overeenkomst.
### 2.1 Kenmerken van bruikleen
* **Persoonlijk gebruiksrecht:** De ontlener krijgt een tijdelijk en persoonlijk recht om het goed te gebruiken.
* **Niet-translatief:** Er vindt geen eigendomsoverdracht plaats. De ontlener kan het goed niet door verjaring verkrijgen. Vervreemding door de ontlener is een misdrijf.
* **Niet-vervangbare (on)roerende goederen:** Alles wat gebruikt kan worden, kan voorwerp van bruikleen zijn. Het goed moet niet-verbruikbaar zijn om teruggave in natura mogelijk te maken.
* **Geen vruchttrekking:** De ontlener moet zowel het goed als de vruchten ervan teruggeven.
* **Zakelijk contract:** De overeenkomst komt tot stand door de afgifte van het goed.
* **Om niet:** De overeenkomst is in essentie kosteloos. Indirecte voordelen voor de uitlener zijn toegestaan, zolang er objectief gezien geen tegenprestatie is.
* **Eenzijdig:** Na afgifte van het goed heeft in principe alleen de ontlener verbintenissen.
* **Beperkt intuitu personae:** De verbintenissen gaan over op erfgenamen, tenzij de lening specifiek aan de persoon van de ontlener was verleend.
### 2.2 Afgrenzing ten opzichte van aanverwante contracten
* **Huur:** Huur is onder bezwarende titel en wederkerig; bruikleen is om niet en eenzijdig.
* **Schenking:** Bij schenking gaat een zakelijk recht over; bij bruikleen is het een tijdelijk gebruiksrecht met teruggaveverplichting.
* **Bezetting ter bede:** Dit is onder bezwarende titel en het goed kan op elk moment teruggevorderd worden; bruikleen is om niet en heeft een vastgestelde duur of doel.
* **Bewaargeving:** Bij bewaargeving is er geen gebruiksrecht; bij bruikleen wel.
### 2.3 Verbintenissen van de ontlener
De ontlener verbindt zich tot gebruik, bewaring, behoud en teruggave van het goed.
* **Pluraliteit van ontleners:** Bij meerdere ontleners is er hoofdelijke aansprakelijkheid voor teruggave en schadevergoeding.
* **Gebruik, bewaring en behoud:** De ontlener moet zorgen voor het goed zoals een voorzichtig en redelijk persoon.
* Normale onderhoudskosten zijn ten laste van de ontlener.
* Dringende, buitengewone onderhoudskosten zijn ten laste van de uitlener, mits de uitlener hiervan niet tijdig op de hoogte kon worden gesteld.
* **Teruggave:** Het goed moet in natura worden teruggegeven op het afgesproken tijdstip of na het voorziene gebruik. Schade door normaal gebruik of vreemde oorzaak (bewezen door ontlener) is uitgezonderd.
* **Verlies door toeval:** De uitlener draagt in principe het risico, tenzij de ontlener in gebreke was of het verlies te wijten is aan zijn fout. Uitzonderingen gelden wanneer de ontlener het goed voor een ander gebruik aanwendt, het langer houdt dan afgesproken, of wanneer het verlies te wijten is aan eigen fouten (bv. de ontlener had het kunnen behoeden met eigen goed).
### 2.4 Verbintenissen van de uitlener
Hoewel traditioneel als eenzijdig contract beschouwd, heeft de uitlener toch enkele verplichtingen:
* **Vrijwaring voor eigen daad:** De uitlener mag de ontlener niet storen in het gebruik van het goed.
* **Geen vrijwaring voor derden:** Tenzij de uitlener weet dat hij geen eigenaar is en het goed uitleent.
* **Vergoeding van uitzonderlijke uitgaven:** Zoals buitengewone onderhoudskosten.
* **Vrijwaring voor schade door verborgen gebreken:** Indien de uitlener van het gebrek wist en de ontlener niet op de hoogte bracht.
## 3. Verbruiklening
Verbruiklening betreft het lenen van vervangbare goederen die niet in natura maar bij equivalent (gelijke soort en hoeveelheid) worden teruggegeven.
### 3.1 Kenmerken van verbruiklening
* **Eigendomsovergang:** De eigendom van het geleende goed gaat over naar de ontlener.
* **Voorwerp:** Geld, maar ook andere roerende zaken. Onroerende goederen kunnen contractueel als voorwerp van verbruiklening worden opgenomen.
* **Zakelijk (traditioneel) / Consensueel (huidige opvatting):** Traditioneel kwam het tot stand bij afgifte, maar hedendaags wordt een consensuele geldlening bepleit.
* **Om niet of onder bezwarende titel:** Kan eenzijdig (om niet) of wederkerig (bv. lening op interest) zijn.
### 3.2 Verbintenissen van de ontlener
* **Teruggave van het equivalent:** Het nominale kapitaal moet worden terugbetaald.
* **Tijdstip van teruggave:** Bij onbepaalde termijn kan de uitlener te allen tijde teruggave eisen.
### 3.3 Lening op interest
* **Interesten bedingen:** Toegestaan voor geld, waren en andere goederen.
* **Niet-bedongen interesten:** Kunnen niet worden teruggevorderd of in mindering gebracht op het kapitaal.
* **Bescherming ontlener:** Wettelijke rentevoeten en specifieke regels voor annuïteiten, verhoging van interest bij laattijdige betaling, en wederbeleggingsvergoedingen.
## 4. Wettelijke erfdienstbaarheden van openbaar nut
Dit zijn eigendomsbeperkingen die de wet oplegt ten voordele van het algemeen belang (bv. stedenbouwkundige erfdienstbaarheden).
### 4.1 Vergoedingsplicht
Klassiek is de overheid geen vergoeding verschuldigd, tenzij expliciet bepaald. Dit uitgangspunt is echter relatief: ingrijpende beperkingen die het eigendomsrecht uithollen, of schendingen van gelijkheidsbeginselen, kunnen leiden tot een vergoedingsplicht.
### 4.2 Co-existentie met privaatrechtelijke erfdienstbaarheden
Een openbare erfdienstbaarheid kan naast een privaatrechtelijke erfdienstbaarheid bestaan (Etrimo-doctrine). Bij afwijking geldt de strengste regel.
## 5. Privaatrechtelijke erfdienstbaarheden
### 5.1 Definitie en wezenskenmerken
Een erfdienstbaarheid is een last op een onroerend goed (lijdend erf) tot gebruik en nut van een ander onroerend goed (heersend erf).
* **Objectieve last voor het lijdend erf:**
* Steeds een negatief karakter (dulden of niet doen).
* Kwalitatieve verbintenissen kunnen eraan gekoppeld worden.
* **Objectief nut ten behoeve van het heersend erf:** Het nut moet rechtstreeks en onmiddellijk verband houden met het gebruik en nut van het heersend erf, niet met persoonlijk gemak.
* **Heersend en lijdend erf hebben verschillende eigenaars:** De erfdienstbaarheid gaat teniet indien beide percelen aan dezelfde eigenaar toebehoren, tenzij er sprake is van een zakelijk gebruiksrecht ten voordele van een derde.
* **Niet-exclusief karakter:** De eigenaar van het lijdend erf kan de bevoegdheid nog steeds zelf uitoefenen.
* **Ondeelbaar karakter:** Omvat in principe het gehele erf.
### 5.2 Indeling van de erfdienstbaarheden
* **Privaatrechtelijke:**
* Volgens oorsprong: Wettelijk of conventioneel.
* Volgens karakter: Zichtbaar (duurzame, zichtbare bouwwerken of sporen van activiteit) of niet-zichtbaar.
* **Openbare:** Ten voordele van het algemeen belang.
### 5.3 Erfdienstbaarheden door menselijk handelen
Kunnen ontstaan door:
* **Rechtshandeling:** Eenzijdig (testament) of meerzijdig (overeenkomst). Vereist overschrijving voor tegenwerpelijkheid.
* **Verkrijgende verjaring:** Alleen voor zichtbare erfdienstbaarheden na 30 jaar (of 10 jaar bij goede trouw).
* **Bestemming door de eigenaar:** Wanneer twee percelen die aan dezelfde eigenaar toebehoorden, gescheiden worden en er een dienstbaarheid bestond tussen de percelen. Alleen voor zichtbare erfdienstbaarheden.
### 5.4 Rechten en verplichtingen van de partijen
* **Titularis van de erfdienstbaarheid:** Mag nodige werken uitvoeren (kosten ten laste van heersend erf, deelbaar indien nuttig voor lijdend erf). Mag bijkomende lasten opleggen indien noodzakelijk.
* **Eigenaar van het lijdend erf:** Mag niets doen dat de uitoefening van de erfdienstbaarheid vermindert of bemoeilijkt. Mag de situatie van de eigenaar van het lijdend erf niet verzwaren binnen de grenzen van de erfdienstbaarheid.
> **Tip:** Schending van het verzwaringsverbod kan leiden tot vervallenverklaring van het zakelijk recht, ontbinding van de erfdienstbaarheid, of herstel in natura.
* **Verdeling van de onroerende goederen:** Verdeling van het heersend erf mag de toestand van het lijdend erf niet gevoelig verzwaren. Verdeling van het lijdend erf mag de toestand van het heersend erf niet wijzigen.
## 6. Vruchtgebruik
Vruchtgebruik verleent het tijdelijke recht op gebruik en genot van een goed aan de titularis (vruchtgebruiker), met de verplichting het goed aan het einde terug te geven aan de blote eigenaar.
### 6.1 Kenmerken van vruchtgebruik
* **Tijdelijk karakter:** Maximale duur is het leven van de vruchtgebruiker (natuurlijk persoon) of 99 jaar (rechtspersoon).
* **Economische waarde verdeeld:** Vruchtgebruiker krijgt inkomsten en gebruik; blote eigenaar behoudt kapitaalwaarde.
* **Belangengemeenschap:** Samenwerkingsverplichting voor behoud van het goed.
* **Niet beperkt tot onroerende goederen:** Kan ook op roerende goederen gevestigd worden.
* **Dwingend recht:** Heeft een alimentatieve functie.
### 6.2 Vestiging van vruchtgebruik
* **Rechtshandeling:** Bij testament of contract.
* **Wettelijk vruchtgebruik:** Voor de langstlevende echtgenote.
* **Verkrijgende verjaring:** Na 10 jaar bezit.
### 6.3 Rechten en verplichtingen
* **Bij aanvang:** Opmaak van een beschrijving van de goederen is verplicht.
* **Tijdens de duur:**
* Vruchtgebruiker mag daden van bewaring, beheer en beschikking stellen (beperkt door bestemming en voorzichtigheid).
* Vruchtgebruiker heeft recht op alle vruchten.
* Blote eigenaar mag het goed niet belasten.
* **Verplichtingen vruchtgebruiker:**
* Onderhoudsherstellingen uitvoeren.
* Gewone en periodieke lasten dragen (bv. belastingen).
* Bijdragen in de schulden van de nalatenschap naar verhouding van zijn vruchtgebruik.
### 6.4 Bijzondere vormen van vruchtgebruik
* **Vruchtgebruik op verbruikbare goederen (oneigenlijk vruchtgebruik):** De vruchtgebruiker wordt eigenaar en is de waarde ervan verschuldigd aan het einde.
* **Vruchtgebruik op een juridische of feitelijke algemeenheid:** Vruchtgebruiker kan over individuele goederen beschikken binnen het beheer van de algemeenheid (bv. handelszaak, effectenportefeuille).
* **Vruchtgebruik op een schuldvordering:** Vruchtgebruiker mag de schuldvordering innen.
### 6.5 Einde van vruchtgebruik
* **Algemene wijzen van uitdoving van zakelijke rechten:** Tenietgaan, gerechtelijke onteigening, afstand.
* **Bijzondere wijzen:** Verstrijken van de tijdsduur, bevrijdende verjaring, vermenging, vervallenverklaring.
* **Overlijden van de vruchtgebruiker:** Beëindigt het recht.
* **Omzetting:** Mogelijk voor erfrechtelijk vruchtgebruik.
## 7. Erfpacht
Erfpacht is een zakelijk gebruiksrecht dat het vol gebruik en genot van een onroerend goed toekent aan de erfpachter, met het recht de bestemming te wijzigen.
### 7.1 Kenmerken van erfpacht
* **Flexibel zakelijk recht:** Met een minimumduur van 15 jaar en een maximumduur van 99 jaar (uitzonderlijk eeuwigdurend voor openbaar domein).
* **Grootste uitholling van eigendomsrecht:** Erfpachter heeft algemene gebruiks- en genotsbevoegdheden.
* **Vestiging:** Door verkrijgende verjaring of contract.
### 7.2 Bevoegdheden en verplichtingen van de erfpachter
* **Bevoegdheden:** Kan zakelijke en bezitsvorderingen instellen, geniet van natrekking, mag bestemming wijzigen, blijft eigenaar van opgetrokken opstallen.
* **Beperking:** Mag niets doen dat de waarde van de grond vermindert.
* **Beschikkingsrechten:** Erfpachter mag vrij over zijn recht beschikken, tenzij contractueel uitgesloten.
* **Verplichtingen:** Onderhoud van het goed en de bouwwerken, betaling van lasten en belastingen.
### 7.3 Einde van erfpacht
* **Algemene wijzen van tenietgaan van zakelijke rechten.**
* **Ontbinding wegens wanprestatie:** Mogelijk.
* **Accessoir opstalrecht eindigt.**
* **Vergoeding:** De erfpachter kan aanspraak maken op een vergoeding voor opstallen en beplantingen.
## 8. Opstal
Het recht van opstal is een zakelijk gebruiksrecht dat het eigendomsrecht verleent op volumes (gebouwen, beplantingen) op andermans grond, en zo een horizontale eigendomssplitsing creëert.
### 8.1 Kenmerken van opstal
* **Uitzondering op het recht van natrekking.**
* **Tijdelijk recht:** Maximumduur van 99 jaar (uitzonderingen mogelijk).
* **Zelfstandig of accessoir opstalrecht:** Zelfstandig om horizontale eigendom te creëren; accessoir als gevolg van een ander gebruiksrecht.
* **Onroerend goed:** Voorwerp is een volume waarbinnen bouwwerken kunnen worden opgericht.
### 8.2 Vestiging van opstal
* **Rechtshandeling:** Contract, met vormvereisten voor tegenwerpelijkheid.
* **Verkrijgende verjaring.**
* **Verzakingscontract aan natrekking:** Kan gelijkgesteld worden met vestiging van opstal.
### 8.3 Bevoegdheden en verplichtingen van de opstalhouder
* **Rechten:** Oefent over zijn volume alle bevoegdheden van eigenaar uit. Kan zijn recht overdragen, hypothekeren, etc.
* **Verplichtingen:** Onderhouds- en herstellingsplicht, betaling van lasten en belastingen op de bouwwerken.
### 8.4 Einde van opstal
* **Algemene en bijzondere wijzen van tenietgaan van zakelijke rechten.**
* **Bevrijdende verjaring:** Het opstalrecht is verjaarbaar.
* **Vergoeding:** De opstalhouder kan aanspraak maken op een vergoeding voor bouwwerken en beplantingen.
---
**Tabel ter vergelijking:**
| Kenmerk | Bruikleen | Verbruiklening |
| :---------------- | :---------------------------------------------------- | :---------------------------------------------------------------------------- |
| Eigendom | Blijft bij uitlener | Gaat over naar ontlener |
| Risico (toeval) | Voor uitlener (tenzij fout ontlener) | Voor ontlener |
| Verjaring | Geen | Geen (want eigenaar vanaf begin) |
| Vervreemding | Misbruik van vertrouwen | Toegestaan (want eigenaar) |
| Toezicht uitlener | Mogelijk | Niet mogelijk (behoudens controlebeding) |
| Insolvabiliteit | Uitlener kan zaak revindiceren (zakelijk recht) | Uitlener is gewone schuldeiser |
| Kenmerk | Vruchtgebruik | Huur |
| :---------------------- | :-------------------------------------------------------------------------------------------------------- | :--------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| Aard | Zakelijk recht | Persoonlijk recht |
| Volgrecht | Ja | Ja (hoewel persoonlijk recht: art. 1743 BW) |
| Voorwerp | Roerend en onroerend | Roerend (ook al betreft het onroerende goederen) |
| Gebruiksbevoegdheden | Zelfde, bestemming eerbiedigen, voorzichtig en redelijk handelen | Zelfde, bestemming eerbiedigen, voorzichtig en redelijk handelen |
| Kenmerk | Erfpacht | Vruchtgebruik |
| :-------------- | :---------------------------------------------------------------------- | :-------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| Doel | Omvattend recht tot gebruik en controle van onroerend goed | Voorzien in levensonderhoud vruchtgebruiker |
| Bevoegdheden | Ruimere bevoegdheden, bestemming niet handhaven | Beperkter, bestemming moet steeds gehandhaafd blijven |
| Verplichtingen | Zwaardere (alle lasten en herstellingen) | Minder zwaar |
| Duur | Overerfbaar (tenzij anders bedongen), lange duur mogelijk | Kanscontract, max. leven vruchtgebruiker of 99 jaar (rechtspersoon) |
| Voorwerp | Alleen onroerende goederen | Roerende en onroerende goederen |
| Kenmerk | Zelfstandig opstalrecht | Accessoir opstalrecht |
| :---------------- | :---------------------------------------------------- | :------------------------------------------------------------------------------------ |
| Duurtijd | Max. 99 jaar | Zolang hoofdrecht duurt (kan eeuwigdurend zijn indien verbonden aan erfdienstbaarheid) |
| Beschikkingsrecht | Mogelijk | Verbonden aan hoofdrecht, geen afzonderlijke vervreemding mogelijk |
| Vergoedingsregeling | Vergoeding verschuldigd aan opstalgever (art. 3.188 BW) | Onderworpen aan wettelijke regeling hoofdrecht |
---
# Vruchtgebruik
Hier is een gedetailleerd studiemateriaal over vruchtgebruik, opgesteld volgens jouw specificaties.
# 3. Vruchtgebruik
Het vruchtgebruik is een zakelijk gebruiksrecht dat aan de titularis het tijdelijke recht verleent op het gebruik en genot van andermans goed, met de verplichting dit goed bij het einde van het recht in natura terug te geven.
## 3.1 Begripsomschrijving, maatschappelijke actualiteit en wezenskenmerken
### 3.1.1 Begrip 'vruchtgebruik'
Het recht van vruchtgebruik verleent aan de titularis het tijdelijke recht op het gebruik en genot van een goed van de blote eigenaar, met de plicht om dit goed bij het einde van het recht terug te geven. De economische waarde van het goed wordt verdeeld: de vruchtgebruiker krijgt de inkomsten en het gebruik, terwijl de blote eigenaar de kapitaalwaarde behoudt. Er bestaat een samenwerkingsverplichting tussen beiden voor het behoud van het goed, zonder dat er sprake is van onverdeeldheid. Het recht van vruchtgebruik is niet beperkt tot specifieke objecten en kan zowel op roerende als onroerende goederen gevestigd worden.
### 3.1.2 Tijdelijk karakter van vruchtgebruik
Het tijdelijke karakter is een essentieel kenmerk. De maximale duur is:
* Voor natuurlijke personen: het leven van de vruchtgebruiker.
* Voor rechtspersonen: een maximale duur van 99 jaar, of tot aan faillietverklaring of ontbinding van de rechtspersoon.
Dit tijdelijke karakter heeft een alimentatieve functie, waarbij de vruchtgebruiker in zijn levensonderhoud kan voorzien. Bij het overlijden van de vruchtgebruiker eindigt het recht.
**Uitzondering op maximumduur:** Bij onverdeeld of gemeenschappelijk vruchtgebruik gevestigd op meerdere personen, wast het recht bij het einde van het bestaan van één van hen aan bij dat van de anderen, naar evenredigheid van hun aandeel.
Een **eventueel vruchtgebruik** is een vruchtgebruik gevestigd op een goed dat reeds met een vruchtgebruik belast is, onder de opschortende voorwaarde van de beëindiging van het eerste vruchtgebruik.
### 3.1.3 Maatschappelijke betekenis van vruchtgebruik
Het tijdelijke karakter laat toe het levensonderhoud van de begunstigde te verzekeren zonder verdere devolutie naar erfgenamen. Het kan een overbedeling van de begunstigde voorkomen doordat rechten vervallen wanneer het doel van de begunstiging wegvalt.
## 3.2 Vestiging van het recht van vruchtgebruik: overdracht of voorbehoud
Vruchtgebruik kan gevestigd worden op de volgende manieren:
* **Door rechtshandeling:**
* **Bij testament:** als legaat.
* **Bij contract:**
* **Schenking met voorbehoud van vruchtgebruik:** De schenker behoudt controle en genot.
* **Contract onder bezwarende titel:** Bijvoorbeeld bij een verkoop.
* **Door verkrijgende verjaring:** Indien iemand gedurende 10 jaar het bezit van het recht heeft uitgeoefend zonder wettige titel.
* **Wettelijk vruchtgebruik:** Het meest voorkomende geval is het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote (art. 4.17 BW).
## 3.3 Rechten en verplichtingen van de partijen bij aanvang van het vruchtgebruik
### 3.3.1 Rechten en verplichtingen bij aanvang
Bij aanvang moet de blote eigenaar het bezwaarde goed afgeven aan de vruchtgebruiker. Er is een wederzijdse plicht om een **beschrijving en schatting** van de bezwaarde goederen op te maken, bij voorkeur door een deskundige. Dit dient om bij het einde van het vruchtgebruik te bepalen wat teruggegeven moet worden en welke schadevergoeding verschuldigd is. De kosten worden verdeeld. Indien geen beschrijving is opgemaakt, wordt de vruchtgebruiker weerlegbaar vermoed de goederen in goede staat te hebben ontvangen.
De vruchtgebruiker is verplicht het bezwaarde goed te verzekeren voor de gebruikelijke risico's en de premies te betalen.
### 3.3.2 Rechten van de vruchtgebruiker
De vruchtgebruiker heeft het recht op daden van bewaring, beheer en beschikking. Hij kan zijn recht vervreemden, met zakelijke rechten bezwaren, verpanden of hypothekeren (art. 3.142 BW), behalve bij wettelijk vruchtgenot van ouders. De duur van het vruchtgebruik blijft echter verbonden aan de levensduur van de oorspronkelijke vruchtgebruiker.
De vruchtgebruiker heeft recht op alle vruchten van het bezwaarde goed die tijdens het vruchtgebruik afgescheiden of opeisbaar worden. Indien hij de bestemming van het goed eerbiedigt, kan hij op de grond bouwen. Verbeteringen die hij aanbrengt, geven recht op vergoeding onder strikte voorwaarden: de werken moeten vrijwillig, binnen zijn recht en met toestemming van de blote eigenaar zijn uitgevoerd.
De vruchtgebruiker is bevoegd tot daden van beheer, zoals de verhuur van het bezwaarde goed. De door de vruchtgebruiker toegestane gebruiksrechten (onder bezwarende titel) blijven na het einde van het vruchtgebruik voortduren voor hun resterende duurtijd, tot maximaal drie jaar. Dit geldt ook voor hernieuwingen.
### 3.3.3 Beschikkingsbevoegdheid van de blote eigenaar
De blote eigenaar mag enkel beschikken over het goed zoals bezwaard met het vruchtgebruik, tenzij met instemming van de vruchtgebruiker. De koopprijs wordt dan naar evenredigheid van de waarde verdeeld.
## 3.4 Verplichtingen van de vruchtgebruiker
### 3.4.1 Beperkingen op het gebruiksrecht
De vruchtgebruiker moet de bestemming van het goed handhaven, zoals bepaald door het contract, de aard van de goederen of het eerdere gebruik. Hij moet voorzichtig en redelijk optreden.
### 3.4.2 Onderhoudsherstellingen
De vruchtgebruiker is verplicht tot het uitvoeren van gewone en periodieke onderhoudsherstellingen om de waarde van het goed te vrijwaren. Grove herstellingen zijn ten laste van de blote eigenaar, tenzij ze betrekking hebben op bouwwerken en beplantingen die de vruchtgebruiker zelf heeft aangebracht of waarvoor hij uitsluitend verantwoordelijk is. De financiële last van grove herstellingen wordt proportioneel verdeeld op basis van de waarde van vruchtgebruik en blote eigendom, waarbij jongere vruchtgebruikers een groter deel dragen.
### 3.4.3 Lasten en belastingen
De vruchtgebruiker draagt alle gewone en periodieke lasten, zoals belastingen. Buitengewone lasten zijn ten laste van de blote eigenaar. Bij een algemeen vruchtgebruik draagt de vruchtgebruiker evenredig bij in de betaling van schulden van de nalatenschap.
## 3.5 Bijzondere vormen van vruchtgebruik
### 3.5.1 Vruchtgebruik op verbruikbare goederen (oneigenlijk vruchtgebruik)
Bij vruchtgebruik op verbruikbare goederen wordt de vruchtgebruiker traditioneel als eigenaar beschouwd, met een restitutieplicht van gelijke hoeveelheid en hoedanigheid aan het einde van het vruchtgebruik. De blote eigenaar behoudt een zakelijk recht. Het nieuwe BW bepaalt dat de blote eigenaar risico draagt voor vreemde oorzaak. De restitutieplicht geldt voor de waarde van de goederen op het moment van vervreemding of, indien geen schatting, op het moment van vestiging of het hoogste bedrag tussen aanvang en einde.
### 3.5.2 Vruchtgebruik op een juridische of feitelijke algemeenheid
De vruchtgebruiker kan over de afzonderlijke goederen uit een geheel beschikken, mits dit kadert in het goede beheer en de vervangende goederen opnieuw tot het geheel worden bestemd (zakelijke subrogatie). Dit is van toepassing op bijvoorbeeld een handelszaak of effectenportefeuille. De vruchtgebruiker beheert de voorraden als beheerder, niet als eigenaar. De algemeenheid moet bij het einde van het vruchtgebruik dezelfde waarde hebben als bij de aanvang.
### 3.5.3 Vruchtgebruik op een schuldvordering
Een vruchtgebruik op een schuldvordering is tegenwerpelijk aan de schuldenaar na kennisgeving. Betalingen aan de vruchtgebruiker na kennisgeving zijn bevrijdend. De vruchtgebruiker heeft de bevoegdheid om schuldvorderingen te innen en alle daden van beheer te stellen.
## 3.6 Einde van het vruchtgebruik
Het recht van vruchtgebruik is tijdelijk en eindigt door:
* **Gemeenrechtelijke beëindigingsgronden voor zakelijke rechten:**
* Tenietgaan van het recht van de rechtsvoorganger.
* Gerechtelijke onteigening.
* Afstand van het recht door de titularis.
* **Bijzondere wijzen tenietgaan zakelijke gebruiksrechten:**
* **Verstrijken van de tijdsduur:** Dit omvat het overlijden van de vruchtgebruiker (ook bij langere vestigingstermijn) of ontbinding van een rechtspersoon. Bij gezamenlijk vruchtgebruik wast het recht aan bij de overblijvende vruchtgebruiker(s).
* **Bevrijdende verjaring:** Niet-uitoefening gedurende 30 jaar.
* **Vermenging:** Herenigen van de hoedanigheden vruchtgebruiker en blote eigenaar in dezelfde persoon.
* **Vervallenverklaring:** Manifest misbruik van gebruik en genot door de vruchtgebruiker.
* **Verkoop van het bezwaarde goed:** Door blote eigenaar en vruchtgebruiker.
Een bijzondere beëindigingswijze is de **omzetting** in een volle eigendom op een deel van de goederen. Voor erfrechtelijk vruchtgebruik geldt een specifieke regeling tot omzetting.
**Gevolgen van het tenietgaan:**
* De vruchtgebruiker heeft een teruggaveplicht in natura van de bezwaarde goederen in dezelfde staat, behoudens normale slijtage, ouderdom of overmacht.
* Rechten die de vruchtgebruiker aan derden verleend heeft, eindigen in principe mee, met uitzondering van gebruiksrechten onder bezwarende titel.
---
### Vergelijking met aanverwante contracten/rechten:
**Bruikleen vs. Verbruiklening:**
| Aspect | Bruikleen | Verbruiklening |
| :-------------------- | :-------------------------------------- | :---------------------------------------------- |
| Eigendom | Blijft bij uitlener | Gaat over op ontlener |
| Risico (toevallig verlies) | Voor uitlener | Voor ontlener |
| Verjaring | Geen (art. 2236 BW) | Geen (ontlener is eigenaar vanaf begin) |
| Vervreemding door ontlener | Misbruik van vertrouwen (art. 491 Sw) | Ontlener mag vervreemden (is eigenaar) |
| Toezicht uitlener | Mag toezicht uitoefenen (art. 1880 BW) | Mag geen toezicht uitoefenen (tenzij bedongen) |
| Insolvabiliteit | Uitlener kan zaak revindiceren (zakelijk recht) | Uitlener is gewone schuldeiser (geen eigendomsrecht) |
**Vruchtgebruik vs. Huur:**
| Aspect | Vruchtgebruik | Huur |
| :----------------- | :-------------------------------- | :-------------------------------------------------------------------- |
| Aard | Zakelijk recht | Persoonlijk recht |
| Volgrecht | Ja | Ja (art. 1743 BW), alhoewel persoonlijk recht |
| Voorwerp | Roerend en onroerend | Roerend (ook al betreft het onroerende goederen) |
| Gebruiksbevoegdheden | Zelfde als eigenaar, bestemming eerbiedigen, voorzichtig handelen | Zelfde als eigenaar, bestemming eerbiedigen, voorzichtig handelen |
**Erfpacht vs. Vruchtgebruik:**
| Aspect | Erfpacht | Vruchtgebruik |
| :----------- | :---------------------------------------------------------------------- | :--------------------------------------------------------------------------------- |
| Doel | Omvattend recht tot gebruik en controle onroerend goed | Levensonderhoud van de vruchtgebruiker |
| Bevoegdheden | Ruimere bevoegdheden, bestemming mag gewijzigd worden, zwaardere verplichtingen (alle lasten en herstellingen) | Bestemming moet gehandhaafd worden, minder zware verplichtingen |
| Duur | Overerfbaar (tenzij anders bedongen), kanscontract | Tijdelijk, begrensd tot leven vruchtgebruiker (natuurlijk persoon) of 99 jaar (rechtspersoon) |
| Voorwerp | Enkel onroerende goederen | Roerend en onroerend |
**Zelfstandig opstalrecht vs. Accessoir opstalrecht:**
| Aspect | Zelfstandig opstalrecht | Accessoir opstalrecht |
| :--------------- | :---------------------------------------- | :---------------------------------------------------------- |
| Duurtijd | Maximaal 99 jaar | Zolang hoofdrecht duurt (kan eeuwigdurend zijn bij erfdienstbaarheid) |
| Beschikkingsrecht | Mogelijk, onafhankelijk van hoofdrecht | Verbonden aan hoofdrecht, geen afzonderlijke vervreemding mogelijk |
| Vergoedingsregeling | Opstalgever vergoeding verschuldigd (art. 3.188 BW), tenzij afwijking | Onderworpen aan wettelijke regeling hoofdrecht |
---
# Erfpacht en opstal
Dit hoofdstuk behandelt de zakelijke gebruiksrechten erfpacht en opstal, met specifieke aandacht voor hun definities, kenmerken, vestiging, bevoegdheden, verplichtingen en het einde ervan.
### 4.1 Erfpacht
Erfpacht is een zakelijk gebruiksrecht dat de erfpachter een vol gebruik en genot verleent van een onroerend goed, dat onroerend is uit zijn aard of door incorporatie. De erfpachter mag niets doen dat de waarde van de grond vermindert, met uitzondering van normale slijtage, ouderdom of overmacht. In tegenstelling tot vruchtgebruik, kan de erfpachter wel de bestemming van het onroerend goed wijzigen. Het wordt beschouwd als het meest uitgebreide gebruiks- en genotsrecht op andermans goed.
#### 4.1.1 Kenmerken van erfpacht
* **Flexibel zakelijk recht:** Hoewel flexibel, zijn er twee beperkingen:
* Partijen mogen de erfpacht niet denatureren; te ver afwijken leidt tot herkwalificatie.
* De minimum- en maximumduur van het contract zijn bindend.
* **Duur:**
* Minimumduurtijd: 15 jaar. Kortere duur leidt tot herkwalificatie als huurovereenkomst.
* Maximumduurtijd: 99 jaar. Dit kan verlengd worden met instemming van partijen of via een eenzijdige optie, mits de verlenging gebeurt vóór het verstrijken van de initiële duurtijd en de gecumuleerde termijn de 99 jaar niet overschrijdt.
* Uitzonderlijk eeuwigdurend: Wanneer gevestigd door de eigenaar van het onroerend goed voor doeleinden van het openbaar domein.
* **Sanctie bij afwijking:** Conversie, waarbij de kwalificatie het dichtst aansluit bij de partijbedoeling.
* **Wordingsgeschiedenis en actuele betekenis:** Oorspronkelijk bedoeld om gronden niet lang braak te laten liggen. Het werd heringevoerd in het Belgisch recht en heeft nu actuele betekenis in private-publieke samenwerkingen en onroerende leasing, mede door een gunstigere fiscale behandeling ten opzichte van eigendomsoverdracht.
#### 4.1.2 Vestiging van erfpacht
Erfpacht kan ontstaan door:
* **Verkrijgende verjaring:** Gevestigd voor 99 jaar.
* **Contract:** Kan ook voorbehouden worden.
#### 4.1.3 Bevoegdheden van de erfpachter
* **Gebruiks- en genotsbevoegdheden:** Deze zijn algemeen en de erfpachter oefent daardoor het recht van natrekking uit tijdens de duur van de erfpacht.
* De erfpachter geniet van het recht van natrekking.
* Hij kan de bestemming van het onroerend goed wijzigen.
* De gebouwen die hij zelf optrekt (en waarvoor hij geen contractuele verplichting had) mag hij afbreken.
* Hij mag niets verrichten dat de waarde van de grond vermindert.
* **Beschikkingsrechten over zijn recht van erfpacht:**
* De erfpachtovereenkomst is niet *intuitu personae*; de erfpachter mag vrij over zijn zakelijk recht beschikken, beperkt tot de resterende duur van het erfpachtcontract.
* Bij overdracht worden de oorspronkelijke erfpachter en de nieuwe erfpachter kwalitatief gehouden tot de verplichtingen, tenzij de grondeigenaar toestemming heeft gegeven.
* Contractuele uitsluiting van beschikkingsrechten is mogelijk, waardoor het recht *intuitu personae* wordt en vervreemding of bezwaring verboden kan zijn zonder goedkeuring van de grondeigenaar.
* **Daden van beheer en bewaring:** De erfpachter mag deze stellen; contractuele uitsluiting hiervan zou de erfpacht denatureren tot een huurovereenkomst. Beheersbevoegdheden kunnen wel beperkt worden.
#### 4.1.4 Verplichtingen van de erfpachter
* **Betaling van canon:** Hoewel het huidige recht geen verplichte canon voorziet, kan dit contractueel worden bedongen.
* **Onderhoud en herstellingen:** De erfpachter is gehouden tot onderhoud en herstellingen, zowel gewoon als buitengewoon, van het bezwaarde goed en de door hem opgerichte bouwwerken en beplantingen.
* **Betaling van lasten en belastingen:** Zowel gewone als buitengewone lasten zijn ten laste van de erfpachter.
#### 4.1.5 Einde van het recht van erfpacht
Een recht van erfpacht eindigt door de algemene wijzen van tenietgaan van zakelijke rechten, wat resulteert in het tenietgaan van het accessoir opstalrecht en de eigendom van de bouwwerken en beplantingen ten voordele van de grondeigenaar. Er is een vergoedingsplicht voor de erfpachter op grond van ongerechtvaardigde verrijking, tenzij anders overeengekomen.
* **Ontbinding wegens wanprestatie:** Mogelijk, met name bij wanbetaling van de canon, analoog aan de regeling bij lijfrente.
* **Accessoir opstalrecht:** Eindigt met de erfpacht.
* **Vergoeding:** Bij einde van de erfpacht worden de opstallen eigendom van de grondeigenaar, waarvoor de erfpachter vergoeding kan eisen op grond van ongerechtvaardigde verrijking.
### 4.2 Opstal
Het recht van opstal is een zakelijk gebruiksrecht dat de opstalhouder het eigendomsrecht verleent op al dan niet gebouwde volumes om er bouwwerken of beplantingen op te hebben. Dit recht creëert een horizontale eigendomssplitsing, waardoor de grondeigendom tijdelijk niet samenvalt met de eigendom van de gebouwen, werken en beplantingen die de opstalhouder aanbrengt. Het is een uitzondering op het recht van natrekking.
#### 4.2.1 Kenmerken van opstal
* **Flexibiliteit:** Partijen kunnen de invulling grotendeels zelf bepalen, mits de wezenskenmerken van het recht behouden blijven.
* **Volume:** Het voorwerp is een volume waarbinnen de opstalhouder bouwwerken of beplantingen verkrijgt of kan oprichten. Dit kan zowel bestaande als toekomstige gebouwen omvatten.
* **Duur:**
* In beginsel tijdelijk.
* Nieuw BW: maximum 99 jaar (openbare orde).
* Uitzonderingen: Langere duur of zelfs eeuwigdurend is mogelijk indien het opstalrecht accessoir is aan een erfdienstbaarheid of voor openbaar domein.
* **Onderscheid zelfstandig en accessoir opstalrecht:**
* **Zelfstandig opstalrecht:** Ontstaat om de horizontale eigendomssplitsing zelf te creëren. Duurt maximaal 99 jaar.
* **Accessoir opstalrecht:** Vloeit voort uit een ander gebruiksrecht (bv. erfpacht) dat de bevoegdheid verleent om bouwwerken of beplantingen te plaatsen. De duurtijd is gelijk aan die van het hoofdrecht en kan eeuwigdurend zijn indien verbonden aan een erfpacht. Beschikkingsrecht is onlosmakelijk verbonden met het hoofdrecht.
#### 4.2.2 Vestiging van een recht van opstal
Het opstalrecht kan ontstaan door:
* **Rechtshandeling (overeenkomst):** Vereist een notariële akte voor tegenwerpelijkheid. Elke titularis van een zakelijk gebruiksrecht kan binnen de grenzen van zijn recht een opstalrecht toestaan.
* **Verkrijgende verjaring:** Indien feitelijk de bevoegdheden van een opstalhouder gedurende meer dan 30 jaar zijn uitgeoefend (of 10 jaar met goede trouw).
* **Wet:** Bepaalde wettelijke bepalingen.
#### 4.2.3 Bevoegdheden en verplichtingen van de opstalhouder
* **Rechten m.b.t. het volume:** De opstalhouder oefent over zijn volume alle bevoegdheden van een eigenaar uit, binnen de grenzen van de rechten van de opstalgever en zonder afbreuk te doen aan andere bestaande rechten op de grond. Hij mag verplicht opgerichte bouwwerken niet afbreken.
* **Rechten op het recht van opstal:** De opstalhouder kan zijn recht overdragen, hypothekeren, verhuren etc.
* **Verplichtingen:**
* Onderhouds- en herstellingsplicht.
* Betaling van lasten en belastingen ten laste van de eigenaar van de volumes, bouwwerken en beplantingen. Dit geldt voor de opstalhouder indien de bouwwerken tot zijn opstalvolume behoren.
#### 4.2.4 Einde van het recht van opstal
Het recht van opstal eindigt door algemene en bijzondere wijzen van zakelijke rechten.
* **Bevrijdende verjaring:** Het recht van opstal, ook een eeuwigdurend recht, is vatbaar voor bevrijdende verjaring.
* **Tenietgaan van bouwwerken/beplantingen:** Dit beëindigt het opstalrecht niet automatisch, tenzij anders overeengekomen.
* **Vergoeding bij einde:** De opstalhouder kan bij einde van het recht aanspraak maken op een vergoeding van de grondeigenaar, op grond van ongerechtvaardigde verrijking, tenzij contractueel anders bepaald. Tot betaling van de vergoeding kan de opstalhouder een retentierecht uitoefenen op het volume.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Bruiklening | Een benoemd contract waarbij de uitlener aan de ontlener om niet een tijdelijk en persoonlijk gebruiksrecht verleent op een niet-vervangbaar goed, met de verplichting tot teruggave in natura. |
| Ontlener | De partij die een goed in bruikleen ontvangt en verplicht is dit te gebruiken, bewaren, behouden en in natura terug te geven. |
| Uitlener | De partij die een goed in bruikleen geeft en hiermee een tijdelijk gebruiksrecht verleent zonder daarvoor een tegenprestatie te ontvangen. |
| Zakelijk contract | Een contract dat pas tot stand komt door de feitelijke afgifte van het geleende goed. |
| Om niet | Betekent dat er geen tegenprestatie van de ontlener wordt vereist; het contract is kosteloos voor de ontlener. |
| Eenzijdig contract | Een contract waarbij, na de totstandkoming, slechts één partij (de uitlener) geen verbintenissen meer heeft. |
| Verbruiklening | Een lening van vervangbare goederen die niet in natura, maar bij equivalent (gelijke soort en hoeveelheid) moeten worden teruggegeven. |
| Eigendomsovergang | Bij verbruiklening gaat de eigendom van het goed over van de uitlener naar de ontlener. |
| Lening op interest | Een verbruiklening waarbij de ontlener naast het geleende kapitaal ook rente verschuldigd is. |
| Wettelijke erfdienstbaarheden | Beperkingen op het onroerend eigendomsrecht die door de wet worden opgelegd ten voordele van het algemeen belang. |
| Privaatrechtelijke erfdienstbaarheden | Lasten op een onroerend goed (lijdend erf) tot gebruik en nut van andermans onroerend goed (heersend erf), gevestigd door menselijk handelen. |
| Lijdend erf | Het onroerend goed waarop een last rust ten behoeve van een ander erf. |
| Heersend erf | Het onroerend goed dat profiteert van een last op een ander erf (het lijdend erf). |
| Vruchtgebruik | Het tijdelijke recht op gebruik en genot van een goed van de blote eigenaar, met de verplichting tot teruggaaf aan het einde van het recht. |
| Blote eigenaar | De eigenaar van een goed waarop een recht van vruchtgebruik rust, die het genot en gebruik aan de vruchtgebruiker heeft overgelaten. |
| Erfpacht | Een zakelijk gebruiksrecht dat een vol gebruik en genot verleent van een onroerend goed voor een bepaalde (minimum 15 jaar, maximum 99 jaar) of uitzonderlijk eeuwigdurende periode. |
| Opstal | Een zakelijk gebruiksrecht dat het eigendomsrecht verleent op gebouwde volumes, wat een horizontale eigendomssplitsing veroorzaakt. |
| Natrekking | Een principe in het goederenrecht waarbij gebouwen en beplantingen nagetrokken worden bij de grond, tenzij er een recht van opstal is. |
| Eigendomsrecht | Het meest omvattende recht dat men op een zaak kan hebben, bestaande uit het recht van gebruik, genot en de beschikking. |
| Zakelijk recht | Een recht dat direct op een goed rust en dus tegenstelbaar is aan derden, zoals eigendom, erfpacht of vruchtgebruik. |
| Persoonlijk recht | Een recht dat slechts tussen contracterende partijen geldt, zoals een huurovereenkomst. |
| Kwalitatieve verbintenis | Een verbintenis die verbonden is aan de hoedanigheid van de partij, bijvoorbeeld de eigenaar van een onroerend goed. |
| Ongerechtvaardigde verrijking | Een principe waarbij iemand die ongerechtvaardigd verrijkt is ten koste van een ander, deze schade dient te vergoeden. |
| Vestiging | De handeling waarmee een zakelijk recht op een goed wordt gecreëerd of overgedragen. |
| Goede trouw | Het handelen zonder kennis van andermans rechten of gebreken, of met de overtuiging dat men het recht aan zijn zijde heeft. |
| Rechtsmisbruik | Het uitoefenen van een recht op een wijze die de grenzen van het normale en redelijke overschrijdt, vaak met het oogmerk om een ander te schaden. |
| Onverdeeldheid | Een situatie waarbij twee of meer personen mede-eigenaar zijn van een goed. |
| Accessoir opstalrecht | Een recht van opstal dat voortvloeit uit een ander gebruiksrecht, zoals erfpacht, en dat onderworpen is aan de duur van het hoofdrecht. |
| Zelfstandig opstalrecht | Een recht van opstal dat zelfstandig wordt gevestigd en een eigen duurtijd heeft, los van andere rechten. |
| Rechtshandeling | Een bewuste en gewilde handeling met rechtsgevolgen, zoals een contract of een testament. |
| Verkrijgende verjaring | De wijze waarop men door langdurig en ongestoord bezit van een goed eigenaar kan worden, of een zakelijk recht kan verkrijgen. |
| Bestemming door de eigenaar | Een wijze van ontstaan van erfdienstbaarheden wanneer een eigenaar, die twee percelen bezit, deze zodanig gebruikt dat er een dienstbaarheid ontstaat tussen de percelen. |
| Restitutieplicht | De verplichting om een goed of de waarde ervan terug te geven aan het einde van een contract of recht. |
| Conventioneel | Door een overeenkomst tot stand gekomen. |
| Wettelijk | Bepaald door de wet. |
| Zakelijke subrogatie | De vervanging van een goed door een ander goed binnen een algemeenheid, waarbij het zakelijk recht op het nieuwe goed rust. |
| Volgrecht | Het recht dat een zakelijk recht met zich meebrengt, waarbij het recht op het goed blijft rusten, ongeacht wie de eigenaar is. |
| Denatureren | De wezenskenmerken van een contract of recht zodanig wijzigen dat het zijn aard verliest. |
| Herkwalificatie | Het herclassificeren van een contract of recht naar een ander type, wanneer de wezenskenmerken niet meer overeenkomen. |
| Openbare orde | Regels die zo fundamenteel geacht worden voor de maatschappij dat partijen er niet van mogen afwijken. |
| Consensueel contract | Een contract dat door de enkele wilsovereenstemming van partijen tot stand komt. |
| Zakelijk recht van vruchtgebruik | Een recht op het gebruik en genot van een goed dat op het goed zelf rust en tegenstelbaar is aan derden. |
| Persoonlijk recht van huur | Een recht op het gebruik en genot van een goed dat slechts tussen huurder en verhuurder geldt. |
Cover
Hfdst 1-3 Inleiding - Koop (- ruil) STUD.pptx
Summary
# Inleiding tot bijzondere contracten
Dit deel van de cursus introduceert het concept van bijzondere contracten binnen het Belgische recht, inclusief de structuur van het Burgerlijk Wetboek en de overgang van het oude naar het nieuwe recht.
## 1. Inleiding tot bijzondere contracten
### 1.1 Concept en structuur van bijzondere contracten
Het vak 'Bijzondere contracten' introduceert specifieke contractuele relaties die binnen het Belgische recht een eigen wettelijk kader hebben gekregen. Een contract wordt gedefinieerd als een overeenkomst.
#### 1.1.1 Evolutie van het Burgerlijk Wetboek
Het Belgische Burgerlijk Wetboek (BW) heeft een significante evolutie doorgemaakt. Het oude BW, opgesteld in 1804, is geleidelijk vervangen door een nieuw BW, met implementatie van verschillende boeken op diverse data. De belangrijkste wijzigingen die relevant zijn voor dit vakgebied, betreffen de invoering van nieuwe boeken:
* **Boek 1: Algemene bepalingen** (ingevoerd 01/01/2023)
* **Boek 2: Personen, familie en relatievermogensrecht** (ingevoerd 01/07/2022)
* **Boek 3: Goederen** (ingevoerd 21/09/2021)
* **Boek 4: Nalatenschappen, schenkingen en testamenten** (ingevoerd 01/07/2022)
* **Boek 5: Verbintenissen** (ingevoerd 01/01/2023)
* **Boek 6: Buitencontractuele aansprakelijkheid** (ingevoerd 01/01/2025)
* **Boek 7: Bijzondere contracten**
* **Boek 8: Bewijs** (ingevoerd 01/11/2020)
* **Boek 9: Zekerheden**
* **Boek 10: Verjaring**
Het nieuwe BW bevat ook ontwerpteksten voor Boek 7 inzake bijzondere contracten.
#### 1.1.2 Structuur van het oude Burgerlijk Wetboek (oud BW)
Het oude BW bevatte reeds specifieke regels voor diverse contracten, verspreid over verschillende titels:
* **Boek I. Personen** (art. 7 t.e.m. 515 oud BW)
* **Boek III. Wijze van eigendomsverkrijging**
* Titel III. Contracten of verbintenissen uit overeenkomst in het algemeen (art. 1101 t.e.m. 1369 oud BW)
* Titel IV. Verbintenissen buiten overeenkomst (art. 1370 t.e.m. 1386 oud BW)
* Titel IVbis. Vergoeding van de schade door abnormalen veroorzaakt (art. 1386bis oud BW)
* Titel V. Huwelijksvermogensstelsels (art. 1387 t.e.m. 1474/1 oud BW)
* Titel Vbis. Wettelijke samenwoning (art. 1475 t.e.m. 1479 oud BW)
* Titel VI. Koop (art. 1582 t.e.m. 1701 oud BW)
* Titel VII. Ruil (art. 1702 t.e.m. 1707 oud BW)
#### 1.1.3 Het belang van kwalificatie
In de praktijk komen vaak zogenaamde gemengde contracten voor, die elementen van verschillende contracttypes bevatten. De kwalificatie van een contract – de bepaling tot welk type overeenkomst het behoort – is cruciaal, omdat deze leidt naar de toepasselijke rechtsregels. De kwalificatie gebeurt in eerste instantie door de contractpartijen zelf, maar de rechter kan hierop controle uitoefenen. Dit is relevant voor aspecten zoals het moment en de wijze van totstandkoming, de verplichtingen van de partijen en de beëindiging van het contract.
> **Tip:** Begrijpelijk de overgang van het oude naar het nieuwe BW en de impact daarvan op de regelgeving rond bijzondere contracten. Ken de structuur van beide wetboeken.
### 1.2 Benoemde en onbenoemde contracten
#### 1.2.1 Benoemde contracten
Benoemde contracten zijn overeenkomsten waarvoor de wetgever specifieke regels heeft vastgelegd. Deze contracten hebben wettelijk vastgelegde constitutieve bestanddelen, wat betekent dat bepaalde elementen essentieel zijn voor hun bestaan. Het wettelijk kader bepaalt de toepasselijke regels.
#### 1.2.2 Gemengde contracten
Gemengde contracten bevatten elementen van meerdere benoemde contracten. De bepaling van de toepasselijke regels kan op verschillende manieren gebeuren:
* **Cumulatie:** De rechtsregels van de verschillende categorieën worden cumulatief toegepast, indien dit mogelijk is.
* **Absorptie (spons):** Wanneer cumulatie niet mogelijk is, wordt gekeken naar de hoofdbestandsdelen van de overeenkomst. De regels van het contract waartoe de overeenkomst het meest behoort, zijn van toepassing (de hoofdzaak volgt de bijzaak).
* **Sui generis:** Indien geen van de vorige methoden een uitkomst biedt, wordt gesproken van een *sui generis* (van zijn eigen soort) contract. Hiervoor gelden specifieke, eigen rechtsregels, waarbij vaak teruggevallen wordt op het algemeen verbintenissenrecht.
> **Tip:** Bij twijfel over de kwalificatie van een contract, analyseer de werkelijke bedoeling van de contractpartijen en de essentiële kenmerken van de overeenkomst.
#### 1.2.3 Onbenoemde contracten
Onbenoemde contracten zijn overeenkomsten die niet specifiek in de wet zijn geregeld, maar wel geldig kunnen worden gesloten op basis van de algemene beginselen van het contractenrecht. Voor deze contracten zijn er geen specifieke wettelijke bepalingen, en de toepasselijke regels worden vaak bepaald door de aard van de overeenkomst en algemene verbintenisrechtelijke principes.
Voorbeelden van onbenoemde contracten met een uitgewerkt wettelijk kader of praktijk:
* **Franchising:** Een overeenkomst waarbij de franchisenemer het recht krijgt om een bedrijf te exploiteren volgens het concept van de franchisegever. Dit omvat het gebruik van de handelsnaam, merk, knowhow en werkwijze, in ruil voor financiële vergoedingen (toetredingsvergoeding, royalty's). De franchisegever verleent daarbij voortdurende commerciële en technische bijstand.
* **Factoring:** Een vorm van debiteurenfinanciering waarbij factuurvorderingen worden overgedragen aan een factoringmaatschappij. Deze maatschappij betaalt een deel van de factuurbedragen onmiddellijk uit, tegen een factoringcommissie. Het debiteurenrisico kan ook worden overgedragen.
* **Leasing:** Een overeenkomst waarbij een lessor een goed verhuurt aan een lessee, vaak met de mogelijkheid tot aankoop aan het einde van de huurperiode. Dit kan financiële leasing of operationele leasing betreffen.
* **Licentie:** Een overeenkomst waarbij de titularis van een intellectueel eigendomsrecht de wederpartij het genot en gebruik toestaat van (een deel van) deze rechten, al dan niet tegen vergoeding.
#### 1.2.4 Toepasselijke regels voor onbenoemde contracten
De regels voor onbenoemde contracten worden bepaald door:
1. De specifieke, eigen rechtsregels die zich door de praktijk of doctrine hebben gevormd.
2. Het algemeen verbintenissenrecht, indien de specifieke regels ontbreken of ontoereikend zijn.
### 1.3 Essentiële concepten uit het verbintenissenrecht
Om bijzondere contracten te begrijpen, is een grondige kennis van het verbintenissenrecht essentieel. Belangrijke concepten om te herhalen zijn:
* Ontbindende en opschortende voorwaarden (art. 5.139-5.148 BW)
* Soorten contracten (eenzijdige/wederkerige, consensuele/zakelijke/vormelijke contracten) (art. 5.4-5.13 BW)
* Aanbod en aanvaarding (art. 5.18-5.23 BW)
* Geldigheidsvoorwaarden voor contracten (art. 5.27-5.63 BW)
## 2. Koop
### 2.1 Definitie en constitutieve bestanddelen
De koopovereenkomst is een fundamenteel contract binnen de bijzondere contracten.
#### 2.1.1 Definitie
Volgens het oude BW is koop een overeenkomst waarbij de ene partij zich verbindt om een zaak te leveren, en de andere om daarvoor een prijs te betalen (art. 1582 oud BW). Het nieuwe BW bevestigt dat een contract tot stand komt door de aanvaarding van een aanbod dat alle essentiële en substantiële bestanddelen omvat en de wil tot binding impliceert (art. 5.18 en 5.19 BW). Aanvaarding is een instemming zonder aanvullingen, beperkingen of wijzigingen van essentiële of substantiële bestanddelen (art. 5.20 BW).
#### 2.1.2 Constitutieve bestanddelen
De essentiële bestanddelen voor het bestaan van een koopovereenkomst zijn:
1. **Eigendomsoverdracht:** Zonder de overdracht van eigendom is er geen sprake van een koopcontract.
2. **Betaling van de prijs:** De prijs moet in geld uitgedrukt worden.
Deze constitutieve bestanddelen zijn van essentieel belang en kunnen niet zomaar worden gewijzigd. Partijen kunnen wel bijkomende, substantiële elementen bepalen (bv. leveringstermijn, vormvereisten) die aanvullend recht vormen.
#### 2.1.3 Eigendomsoverdracht
* **Moment van overdracht:** In principe geschiedt de eigendomsoverdracht van rechtswege bij de consensus tussen partijen, zelfs zonder dat de zaak reeds is geleverd of de prijs betaald (art. 1583 oud BW). Dit onderscheidt koop van bv. huur of bruikleen, waarbij enkel het genot wordt overgedragen.
* **Uitzonderingen:** De eigendomsoverdracht kan contractueel worden uitgesteld, bijvoorbeeld door een clausule van eigendomsvoorbehoud. Ook de aard van het goed kan een rol spelen.
* **Gevolgen van eigendomsoverdracht:** Met de eigendom gaan ook de rechten en plichten verbonden aan het eigendomsrecht over op de koper, zoals het beschikkingsrecht, het revindicatierecht en de aansprakelijkheid. Het risico gaat in principe ook mee over.
* **Bijzondere modaliteiten:**
* **Koop onder opschortende voorwaarde:** De koop komt tot stand, maar de uitvoering ervan (en dus de eigendomsoverdracht) vindt pas plaats zodra een toekomstige, onzekere gebeurtenis zich voordoet. De partij die zich verbonden heeft, mag de vervulling van de voorwaarde niet belemmeren of uitlokken. Een zuiver potestatieve opschortende voorwaarde (afhankelijk van de wil van één partij) is niet mogelijk.
* **Voorbeeld:** Een koopovereenkomst onder de opschortende voorwaarde van het verkrijgen van een lening bij de bank of een omgevingsvergunning.
* **Koop onder ontbindende voorwaarde:** Bij vervulling van de voorwaarde wordt de verbintenis tenietgedaan, wat leidt tot restitutie van de geleverde prestaties.
* **Verkoop van andermans zaak:** De verkoop van een zaak waarvan men geen eigenaar is, is in principe nietig (art. 1599 oud BW) en kan grond tot schadevergoeding opleveren indien de koper te kwader trouw was.
#### 2.1.4 Betaling van de prijs
* **Kenmerk:** De koop veronderstelt de betaling van een prijs in geld.
* **Vrijheid van prijsbepaling:** Partijen zijn in principe vrij om de prijs te bepalen.
* **Vereisten:** De prijs moet bepaald of bepaalbaar zijn (art. 1591 oud BW).
* **Consumentenrecht:** De totaalprijs moet schriftelijk, leesbaar, zichtbaar en ondubbelzinnig worden aangeduid (art. VI.3 tot VI.6 WER).
* **Ernst van de prijs:** De prijs moet ‘ernstig’ zijn. Prijsbewimpeling bij de verkoop van onroerende goederen is verboden.
* **Partijbeslissing:** De bepaling van de koopprijs mag niet eenzijdig aan één partij worden overgelaten.
> **Voorbeeld (prijsbepaling):** Een overeenkomst waarbij de prijs na de oogst zal worden bepaald op basis van de geldende marktprijzen is geldig omdat de prijs bepaalbaar is. Een overeenkomst waarbij de koper een echtheidscertificaat moet ontvangen, anders retourneert hij het schilderij, kan worden gekwalificeerd als een koop onder ontbindende voorwaarde.
### 2.2 Geldigheidsvoorwaarden van de koop
Naast de constitutieve bestanddelen zijn ook de algemene geldigheidsvoorwaarden voor contracten van toepassing (art. 5.27 BW):
* Toestemming
* Bekwaamheid
* Voorwerp
* Oorzaak (enkel in het oude recht, nu geïntegreerd in de andere voorwaarden)
* Vrij van wilsgebreken (dwaling, bedrog, geweld, miskenning van de exceptie van ongeoorloofde oorzaak)
### 2.3 Totstandkoming van de koop
#### 2.3.1 Aanbod en aanvaarding
De koop komt tot stand door de aanvaarding van een aanbod dat alle essentiële en substantiële bestanddelen van de verkoop bevat. Een eenzijdige rechtshandeling (zoals een aanbod) is bindend vanaf de kennisname door de bestemmeling. Een tegenbod wijzigt de oorspronkelijke aanbieding. De kennisname van de aanvaarding door de verkoper is cruciaal voor de totstandkoming van de koopovereenkomst.
#### 2.3.2 Aan- en verkoopopties
* **Optiecontract (eenzijdige contractbelofte):** Een partij (de optiegever) geeft de begunstigde het recht om met haar een contract te sluiten, waarvan de essentiële bestanddelen reeds vastliggen. Enkel de toestemming van de begunstigde ontbreekt nog voor de definitieve totstandkoming.
* **Aankoopoptie:** De begunstigde heeft het recht om de zaak te kopen tegen de vastgelegde prijs en voorwaarden. De optiegever is gebonden.
#### 2.3.3 Voorkooprecht en voorkeursrecht
* **Voorkooprecht:** De begunstigde heeft het recht om, wanneer een bepaald goed wordt verkocht, dit goed te kopen tegen dezelfde prijs en voorwaarden als aan een derde werd aangeboden. Dit kan wettelijk (bv. huurder op hoofdgebouw) of conventioneel bepaald zijn.
* **Voorkeursrecht (voorkeurscontract):** De begunstigde heeft het recht om als eerste een bod uit te brengen of te onderhandelen wanneer een bepaald goed wordt verkocht. Dit recht is steeds contractueel bepaald (art. 5.24 BW).
### 2.4 Vormvereisten, bewijs en publiciteit
#### 2.4.1 Algemene principes
* **Vormvrijheid:** In principe is de koopovereenkomst vormvrij.
* **Bewijsrecht:** Tussen particulieren is vanaf een waarde van meer dan 3500 euro schriftelijk bewijs noodzakelijk. Tussen ondernemers geldt het vrij bewijs.
* **Tegenwerpelijkheid aan derden:** Publiciteitsmaatregelen kunnen nodig zijn om de koop tegenwerpelijk te maken aan derden.
#### 2.4.2 Specifieke soorten koopovereenkomsten
* **Verkoop van onroerende goederen:** De verkoop van onroerende goederen vereist vaak specifieke vormvereisten, zoals een authentieke akte, mede voor bewijs- en publiciteitsdoeleinden.
* **Verkoop met commandverklaring:** De koper behoudt zich het recht voor om binnen een bepaalde termijn een andere persoon aan te duiden die hem retroactief als rechtstreekse koper zal vervangen. Dit kan uitdrukkelijk of stilzwijgend gebeuren. Er is een rechtsverhouding tussen de verkoper en de schijnbare koper (commandataris), en een aparte rechtsverhouding tussen de verkoper en de werkelijke koper (command). Het oude recht spreekt van een opschortende voorwaarde (art. 1588 oud BW).
* **Verkoop op proef:** De koop wordt aangegaan onder de opschortende voorwaarde dat de koper het goed na een proefperiode goedkeurt.
> **Belangrijk:** De titels uit het handboek die niet op de slides voorkomen, behoren niet tot de leerstof. Raadpleeg de instructies op Canvas voor aanvullende wetgeving.
---
# Benoemde en onbenoemde contracten
Dit onderwerp behandelt het onderscheid tussen contracten die specifiek door de wet zijn geregeld (benoemde contracten) en contracten die dat niet zijn (onbenoemde contracten).
### 2.1 Wat zijn benoemde contracten?
Benoemde contracten, ook wel wettelijk geregelde contracten genoemd, zijn contracten waarvoor de wet een specifieke regeling heeft uitgewerkt. Deze contracten hebben wettelijk vastgelegde constitutieve of essentiële bestanddelen. Het bestaan van een uitgewerkt wettelijk kader betekent dat de kwalificatie van een contract leidt tot de toepasselijke regels met betrekking tot het moment en de wijze van totstandkoming, de verplichtingen van de partijen en de wijze van beëindiging van het contract. De kwalificatie van een contract gebeurt in eerste instantie door de contractpartijen zelf, met een beperkte controle door de rechter.
#### 2.1.1 Gemengde contracten
In de praktijk komen vaak gemengde contracten voor, waarbij kenmerken van verschillende soorten overeenkomsten aanwezig zijn. Bij twijfel over de kwalificatie van een overeenkomst, moet nagegaan worden wat de werkelijke bedoeling van de contractpartijen was.
De regels die van toepassing zijn op gemengde contracten kunnen op drie manieren worden bepaald:
* **Cumulatie:** De rechtsregels van de verschillende categorieën kunnen cumulatief worden toegepast.
* **Absorptie (spons):** De hoofdzaak volgt de bijzaak. Men kijkt naar de kenmerken die cruciaal waren voor het sluiten van de overeenkomst.
* **Sui generis:** Als geen van beide voorgaande opties mogelijk is, wordt gesproken van een overeenkomst sui generis. Hiervoor gelden specifieke, eigen rechtsregels, waarbij vaak teruggevallen wordt op het algemeen verbintenissenrecht.
### 2.2 Wat zijn onbenoemde contracten?
Onbenoemde contracten zijn contracten die niet specifiek door de wet zijn geregeld. Er is geen uitgewerkt wettelijk kader voor deze contracten.
#### 2.2.1 Voorbeelden van onbenoemde contracten
Enkele veelvoorkomende voorbeelden van onbenoemde contracten zijn:
* **Franchising:** Een commercieel samenwerkingscontract waarbij een distributiesysteem wordt opgezet tussen juridisch en financieel zelfstandige en onafhankelijke ondernemingen. De franchisenemer krijgt het recht om deel uit te maken van het distributiesysteem van de franchisegever, met de verplichting om een bedrijf te exploiteren volgens het concept van de franchisegever. De franchisenemer krijgt ook het recht om gebruik te maken van de handelsnaam, het merk, de knowhow, de werkwijze en andere zaken die industrieel en/of intellectueel eigendom zijn van de franchisegever, tegen een financiële vergoeding. De franchisenemer ontvangt voortdurende commerciële en technische hulp van de franchisegever. De franchisegever legt strikte voorwaarden op en geeft bijstand bij de opstart en tijdens de duurovereenkomst. De franchisenemer betaalt vergoedingen, zoals een toetredings-/instapvergoeding en/of royalty's.
* **Factoring:** Een vorm van debiteurenfinanciering waarbij factuurvorderingen en eventueel het debiteurenrisico worden overgedragen aan een factoringmaatschappij (factor). In ruil hiervoor ontvangt de verkoper onmiddellijke betaling van een deel van de factuurbedragen, tegen betaling van een factoringcommissie.
* **Leasing:**
* **Financiële leasing:** Een overeenkomst waarbij een goed, aangekocht door een lessor op verzoek en volgens instructies van de leasingnemer (lessee), door de lessor aan de lessee wordt verhuurd. Hierbij is er de mogelijkheid om op het einde van de huurovereenkomst een optie tot aankoop te lichten.
* **Sale-and-lease-back:** Een vorm van leasing waarbij een goed eerst wordt verkocht aan een lessor en vervolgens door die lessor aan de verkoper wordt terug verhuurd.
* **Operationele leasing:** Een huurovereenkomst met een focus op het gebruik van het goed, waarbij de lessor meestal instaat voor het onderhoud en de verzekering.
* **Licentie:** Een overeenkomst waarbij de houder van een intellectueel eigendomsrecht aan de wederpartij, al dan niet tegen vergoeding, het genot en gebruik toestaat van alle of een deel van de rechten die normaal onder het monopolie van de licentiegever vallen.
#### 2.2.2 Toepasselijke regels voor onbenoemde contracten
Omdat onbenoemde contracten niet specifiek wettelijk geregeld zijn, wordt er vaak teruggevallen op het algemeen verbintenissenrecht. De specifieke invulling van de contractuele rechten en plichten wordt grotendeels bepaald door de wilsovereenstemming van de partijen en de interpretatie door de rechtbanken.
### 2.3 Verbinding met het verbintenissenrecht
Om de materie van benoemde en onbenoemde contracten grondig te begrijpen, is het essentieel om de volgende concepten uit het verbintenissenrecht te herhalen:
* Ontbindende en opschortende voorwaarden (art. 5.139-5.148 BW)
* Soorten contracten (art. 5.4-5.13 BW): eenzijdige/wederkerige contracten, consensuele/zakelijke/vormelijke contracten.
* Aanbod en aanvaarding (art. 5.18-5.23 BW)
* Geldigheidsvoorwaarden voor contracten (art. 5.27-5.63 BW)
---
### 3. Koop
Hoewel koop een benoemd contract is, wordt het hier apart behandeld wegens de grote relevantie in de praktijk en de uitgebreide regeling ervan.
#### 3.1 Definitie en constitutieve bestanddelen van koop
Volgens art. 1582 oud BW is koop een overeenkomst waarbij de ene partij zich verbindt om een zaak te leveren, en de andere om daarvoor een prijs te betalen. De koop kan bij authentieke of onderhandse akte worden aangegaan.
**Kenmerken van koop:**
* Het contract komt tot stand door de aanvaarding van een aanbod dat alle essentiële en substantiële bestanddelen van het beoogde contract omvat en de wil van de aanbieder impliceert om door het contract gebonden te zijn in geval van aanvaarding.
* De aanvaarding is elke verklaring of gedraging die instemming uitdrukt zonder essentiële of substantiële wijzigingen.
* Koop is in beginsel een consensueel contract, wat betekent dat het tot stand komt door loutere wilsovereenstemming, zelfs voor onroerende goederen.
**Constitutieve bestanddelen (essentiële elementen) van koop:**
1. **Eigendomsoverdracht:** Zonder eigendomsoverdracht is er geen koopcontract. In principe vindt de eigendomsoverdracht plaats bij consensus, tenzij anders bepaald in het contract (bv. clausule van eigendomsvoorbehoud) of door de aard van het goed.
* **Belang van moment eigendomsoverdracht:** De koper verkrijgt de rechten en plichten verbonden aan het eigendomsrecht (beschikkingsrecht, revindicatie/volgrecht, aansprakelijkheid). Samen met de eigendom gaat ook het risico over, tenzij anders overeengekomen.
* **Koop onder opschortende of ontbindende voorwaarde:**
* Een opschortende voorwaarde zorgt ervoor dat de koop tot stand komt, maar de uitvoering ervan pas plaatsvindt zodra een toekomstige, onzekere gebeurtenis plaatsvindt. De partij die zich verbonden heeft, mag de voorwaarde niet foutief verhinderen of uitlokken. Een zuiver potestatieve opschortende voorwaarde (afhankelijk van één partij) is niet mogelijk.
* Een ontbindende voorwaarde brengt bij vervulling het tenietgaan van de verbintenis teweeg, met mogelijke restitutie van geleverde prestaties.
* **Conventioneel uitstel van eigendoms- & risico-overdracht:** Mogelijk via een clausule van eigendomsvoorbehoud.
* **Verkoop van andermans zaak:** Is nietig en kan grond tot schadevergoeding opleveren indien de koper niet wist dat de zaak aan een ander toebehoorde.
2. **Betaling van de prijs:** Koop veronderstelt de betaling van een prijs in geld.
* Partijen zijn vrij om de prijs te bepalen, maar deze moet bepaald of bepaalbaar zijn.
* **Consumentenrecht:** De totaalprijs moet schriftelijk, leesbaar, zichtbaar en ondubbelzinnig worden aangeduid (art. VI.3 tot VI.6 WER). Er gelden bijzondere regels voor specifieke sectoren.
* De prijs moet voldoende 'ernstig' zijn.
* Bij de verkoop van onroerende goederen geldt een verbod op prijsbewimpeling.
* De bepaling van de koopprijs kan niet geldig worden overgelaten aan een eenzijdige partijbeslissing.
#### 3.2 Geldigheidsvoorwaarden van koop
Voor de geldigheid van een contract, inclusief koop, moeten op het moment van contractsluiting de volgende vereisten vervuld zijn:
* Wilsovereenstemming (vrij van een wilsgebrek: dwaling, bedrog, dwang, benadeling).
* Bekwaamheid om contracten aan te gaan.
* Een geoorloofd en voldoende bepaald of bepaalbaar voorwerp.
* Een geoorloofde en voldoende bepaalde of bepaalbare oorzaak.
#### 3.3 Totstandkoming koop: aanbod en aanvaarding
* **Onderhandelingen:** Fase voorafgaand aan het aanbod.
* **Aanbod:** Een voorstel tot contracteren dat alle essentiële en substantiële elementen omvat en de wil tot binding impliceert. Een aanbod is een eenzijdige rechtshandeling en is bindend.
* **Aanvaarding:** Een onvoorwaardelijk akkoord met alle essentiële en substantiële elementen van het aanbod. Dit is ook een eenzijdige rechtshandeling. Een aanvaarding die wijzigingen aanbrengt, geldt als een tegenbod.
* Kennisname van de aanvaarding door de verkoper is vereist voor de totstandkoming van het contract.
#### 3.4 Aan- en verkoopopties
* **Optiecontract (eenzijdig contractbelofte):** Een contract waarbij een partij aan de begunstigde het recht geeft om met haar een contract te sluiten waarvan de essentiële en substantiële bestanddelen reeds vastliggen. Voor de totstandkoming van het uiteindelijke contract ontbreekt enkel nog de toestemming van de begunstigde.
* **Aankoopoptie:** De begunstigde heeft het recht om te kopen. De optiegever kan een immobilisatiepremie vragen.
* **Positie optiegever:** Tegenover de begunstigde is deze gebonden. Tegenover derden kan de positie complexer zijn.
* **Positie begunstigde:** Heeft een vorderingsrecht.
#### 3.5 Voorkooprecht en voorkeursrecht
* **Voorkooprecht:** De begunstigde heeft het recht om, indien en wanneer een bepaald goed verkocht wordt, dit goed te kopen tegen de prijs en voorwaarden waaraan een andere koper het zou kopen. Dit kan wettelijk (bv. huurder op huurwoning) of conventioneel zijn.
* **Voorkeursrecht:** De begunstigde heeft het recht om als eerste een bod uit te brengen of te onderhandelen wanneer een bepaald goed verkocht zou worden. Dit is steeds contractueel vastgelegd.
#### 3.6 Vormvereisten, bewijs en publiciteit
* **Basisprincipe:** Koop is in beginsel vormvrij.
* **Bewijs:**
* Tussen particulieren: schriftelijk bewijs is noodzakelijk vanaf een waarde van meer dan 3.500 euro.
* Tussen ondernemers: vrij bewijs is toegestaan.
* **Tegenwerpelijkheid aan derden:** Vereist vaak specifieke formaliteiten, zoals de registratie van de akte.
#### 3.7 Enkele bijzondere soorten koopovereenkomsten
* **Verkoop van onroerende goederen:** Vaak onderworpen aan strengere vormvereisten, zoals een authentieke akte.
* **Verkoop met commandverklaring:** Een beding in de koopovereenkomst waarbij de koper zich het recht voorbehoudt om binnen een bepaalde termijn na het sluiten van de overeenkomst, een andere persoon aan te duiden die hem retroactief zal vervangen als rechtstreekse koper. Er is een rechtsverhouding tussen de verkoper en de (uiteindelijke) koper, en een aparte rechtsverhouding tussen de aanvankelijke koper (commandataris) en de uiteindelijke koper.
* **Verkoop op proef:** De koop wordt gesloten onder de opschortende voorwaarde dat het goed de koper bevalt na proefneming. Art. 1588 oud BW voorziet in een vermoeden van opschortende voorwaarde.
> **Tip:** Bij het analyseren van casussen, identificeer eerst of een contract benoemd of onbenoemd is. Voor benoemde contracten, bepaal de specifieke wettelijke regeling. Voor onbenoemde contracten, ga na welke algemene verbintenissenrechtelijke principes en eventuele analogieën met benoemde contracten van toepassing zijn. Vergeet niet de specifieke constitutieve bestanddelen van elk contracttype te controleren.
---
# De koopovereenkomst
Dit hoofdstuk behandelt de definitie, constitutieve bestanddelen, geldigheid, totstandkoming en bijzondere vormen van de koopovereenkomst, inclusief eigendomsoverdracht, betaling van de prijs en optiecontracten.
### 3.1 Inleiding tot bijzondere contracten
Bijzondere contracten, ook wel bijzondere overeenkomsten genoemd, zijn specifieke contracttypes die wettelijk uitgewerkte kaders kennen en daardoor vaak een specifieke kwalificatie behoeven. Het Burgerlijk Wetboek (BW) kent verschillende boeken die deze contracten regelen, waaronder Boek 7 dat de bijzondere contracten omvat.
#### 3.1.1 Kwalificatie van contracten
De kwalificatie van een contract is cruciaal omdat deze bepaalt welke rechtsregels van toepassing zijn op de totstandkoming, de verplichtingen van partijen en de beëindiging ervan. Hoewel partijen in eerste instantie zelf een contract kunnen kwalificeren, kan de rechter deze kwalificatie controleren.
* **Benoemde contracten:** Dit zijn contracten die in de wet een specifieke naam en regeling hebben gekregen.
* **Gemengde contracten:** Deze contracten bevatten elementen van verschillende benoemde contracten. De toepasselijke regels kunnen worden bepaald door cumulatie, absorptie (waarbij de hoofdzaak de bijzaak volgt) of door de ontwikkeling van specifieke, *sui generis* regels indien geen van beide andere opties mogelijk is.
* **Onbenoemde contracten:** Dit zijn contracten die niet expliciet in de wet zijn benoemd, maar wel juridische gevolgen hebben. Voorbeelden hiervan zijn franchising, factoring, leasing en licenties. De regels die hierop van toepassing zijn, worden vaak bepaald door de analogie met benoemde contracten, de algemene leer van verbintenissen, of specifieke regels die rond deze contracten zijn gegroeid.
#### 3.1.2 Belangrijke concepten uit het verbintenissenrecht
Voor een goed begrip van de koopovereenkomst is het essentieel om volgende concepten uit het algemeen verbintenissenrecht te beheersen:
* Ontbindende en opschortende voorwaarden.
* Soorten contracten (eenzijdige/wederkerige, consensuele/zakelijke/vormelijke).
* Aanbod en aanvaarding.
* Geldigheidsvoorwaarden voor contracten.
### 3.2 De koopovereenkomst
#### 3.2.1 Definitie en kenmerken
De koopovereenkomst is een contract waarbij de ene partij (de verkoper) zich verbindt om een zaak te leveren en de andere partij (de koper) zich verbindt om daarvoor een prijs te betalen. De totstandkoming van een contract, waaronder de koop, gebeurt in principe door de aanvaarding van een aanbod.
* **Aanbod:** Een voorstel tot contracteren dat alle essentiële en substantiële bestanddelen van het beoogde contract omvat en de wil van de aanbieder om gebonden te zijn impliceert bij aanvaarding.
* **Aanvaarding:** Elke verklaring of gedraging van de ontvanger van het aanbod die instemming uitdrukt zonder essentiële of substantiële wijzigingen.
Een koopovereenkomst betreft de overdracht van een goed, geen dienst.
#### 3.2.2 Constitutieve bestanddelen
De koopovereenkomst kent twee essentiële, constitutieve bestanddelen voor haar bestaan:
1. **Eigendomsoverdracht:** Zonder eigendomsoverdracht is er geen sprake van een koop.
* **Moment van overdracht:** In principe gaat de eigendom van rechtswege over bij consensus tussen partijen, tenzij anders contractueel bepaald (bv. via een clausule van eigendomsvoorbehoud).
* **Bijzondere modaliteiten:**
* **Koop onder opschortende voorwaarde:** De koop komt tot stand, maar de uitvoering of opeisbaarheid is afhankelijk van een toekomstige, onzekere gebeurtenis (bv. het verkrijgen van een lening). Zodra de voorwaarde vervuld is, wordt de koop uitvoerbaar.
* **Koop onder ontbindende voorwaarde:** Bij vervulling van de voorwaarde gaat de verbintenis teniet, wat leidt tot restitutie van de geleverde prestaties.
* **Belang van het moment van eigendomsoverdracht:** Met de eigendom gaan ook de rechten en plichten verbonden aan het eigendomsrecht over, zoals het beschikkingsrecht, het revindicatierecht en de aansprakelijkheid. Ook het risico gaat in beginsel met de eigendom over.
* **Verkoop van andermans zaak:** Een verkoop door een niet-eigenaar in eigen naam is nietig. Dit kan wel grond tot schadevergoeding opleveren indien de koper niet wist dat de zaak aan een ander toebehoorde.
2. **Betaling van de prijs:** De koop veronderstelt de betaling van een prijs in geld.
* **Prijsbepaling:** Partijen zijn in principe vrij om de prijs te bepalen, maar deze moet bepaald of bepaalbaar zijn. De bepaling van de koopprijs kan niet ongeldig worden overgelaten aan de beslissing van slechts één partij.
* **Consumentenrecht:** Specifieke regels gelden voor de aanduiding van de totaalprijs en voor bepaalde sectoren.
* **Ernst van de prijs:** De prijs moet voldoende ‘ernstig’ zijn. Bij de verkoop van onroerende goederen is prijsbewimpeling verboden.
#### 3.2.3 Geldigheidsvoorwaarden
Voor de geldigheid van een koopovereenkomst moeten op het moment van contractsluiting aan volgende vereisten worden voldaan:
* Bekwaamheid van de partijen.
* Toestemming (vrij van wilsgebreken).
* Onderwerp (bepaald of bepaalbaar).
* Oorzaak (geoorloofd).
#### 3.2.4 Totstandkoming van de koop
De totstandkoming van de koop verloopt doorgaans via onderhandelingen, een aanbod en de daaropvolgende aanvaarding.
* **Aanbod:** Een eenzijdige rechtshandeling die bindend is. Het moet alle essentiële en substantiële elementen van de koop bevatten. Een uitnodiging tot onderhandelen is geen aanbod. Er bestaat een mededelingsplicht ten aanzien van een aanbod aan het publiek.
* **Aanvaarding:** Een onvoorwaardelijk akkoord met alle essentiële en substantiële elementen van het aanbod. Een aanvaarding die wijzigingen bevat, geldt als een tegenbod. De koop komt tot stand wanneer de verkoper kennis heeft genomen van de aanvaarding.
#### 3.2.5 Optiecontracten, voorkoop- en voorkeursrechten
* **Optiecontract (eenzijdige contractbelofte):** Een contract waarbij een partij aan een begunstigde het recht geeft om te beslissen of met hem een contract wordt gesloten, waarvan de essentiële bestanddelen reeds vastliggen. Alleen de toestemming van de begunstigde ontbreekt nog.
* **Aankoopoptie:** De begunstigde heeft de mogelijkheid om tot aankoop over te gaan. Er kan een immobilisatiepremie verschuldigd zijn. De begunstigde verkrijgt een vorderingsrecht tegenover de optiegever.
* **Voorkooprecht:** De begunstigde heeft het recht om, wanneer het goed verkocht zou worden, dit te kopen tegen dezelfde prijs en voorwaarden als aangeboden door een derde. Dit kan wettelijk of conventioneel zijn.
* **Voorkeursrecht:** De begunstigde heeft het recht om als eerste een bod uit te brengen of te onderhandelen wanneer het goed verkocht zou worden. Dit recht is altijd contractueel.
#### 3.2.6 Vormvereisten, bewijs en publiciteit
* **Basisprincipe:** Koop is in principe vormvrij.
* **Bewijs:** Tussen particulieren is vanaf een waarde van meer dan 3500 euro een schriftelijk bewijs noodzakelijk. Tussen ondernemers geldt het vrije bewijs.
* **Tegenwerpelijkheid aan derden:** Voor bepaalde contracten zijn publiciteitsregels van toepassing om ze tegenwerpelijk te maken aan derden.
#### 3.2.7 Enkele bijzondere soorten koopovereenkomsten
* **Verkoop van onroerende goederen:** Deze kennen specifieke vormvereisten, waaronder een schriftelijke akte, en publiciteitsregels.
* **Verkoop met commandverklaring:** De koper behoudt zich het recht voor om binnen een bepaalde termijn na de koopovereenkomst een andere persoon aan te duiden die hem retroactief als directe koper vervangt. Er is een rechtsverhouding tussen de verkoper en de schijnbare koper (commandataris), en een andere rechtsverhouding tussen de schijnbare koper en de werkelijke koper (command).
* **Verkoop op proef:** Een overeenkomst die onder de opschortende voorwaarde van een proef wordt gesloten. Het wettelijke vermoeden is dat dit een opschortende voorwaarde is.
> **Tip:** Bij het analyseren van casussen rond koopovereenkomsten, focus steeds eerst op de constitutieve bestanddelen (eigendomsoverdracht en prijs) en vervolgens op de geldigheids- en vormvereisten. Vergeet ook de specifieke regels rond opties en voorkoop-/voorkeursrechten niet.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Bijzondere contracten | Contracten die specifiek in de wet worden geregeld, in tegenstelling tot algemene overeenkomsten. Ze hebben elk hun eigen regels en bepalingen die van toepassing zijn op specifieke situaties zoals koop, huur of lastgeving. |
| Burgerlijk Wetboek (BW) | De verzameling wetten die het privaatrecht regelen in België, inclusief verbintenissenrecht, contractenrecht, familierecht en goederenrecht. Het bevat zowel het oude (1804) als het nieuwe (vanaf 2019) BW. |
| Benoemde contracten | Contracten die een specifieke wettelijke regeling genieten en benoemd zijn in de wet. Deze contracten hebben duidelijke constitutieve bestanddelen en een uitgewerkt wettelijk kader dat de toepasselijke regels bepaalt. |
| Gemengde contracten | Overeenkomsten die kenmerken vertonen van twee of meer benoemde contracten. De toepasselijke regels worden bepaald door cumulatie, absorptie of door de overeenkomst als sui generis te behandelen. |
| Absorptie | Een methode om de toepasselijke regels voor gemengde contracten te bepalen, waarbij men kijkt naar de hoofdzaak van de overeenkomst. De regels van het contract dat het meest bepalend is voor de overeenkomst, worden toegepast. |
| Sui generis contract | Een contract dat niet onder een specifieke wettelijke regeling valt en ook niet opgelost kan worden via cumulatie of absorptie. Voor deze contracten gelden eigen rechtsregels en wordt er vaak teruggevallen op het algemeen verbintenissenrecht. |
| Onbenoemde contracten | Contracten die niet specifiek in de wet zijn benoemd of geregeld. Voor de toepassing van regels wordt vaak teruggevallen op het algemene verbintenissenrecht of op analogie met bestaande benoemde contracten. |
| Franchising | Een onbenoemd contract waarbij de franchisenemer het recht krijgt om een bedrijf te exploiteren volgens het concept van de franchisegever. Dit omvat vaak het gebruik van handelsnamen, knowhow en merknaam, in ruil voor financiële vergoedingen. |
| Factoring | Een vorm van debiteurenfinanciering waarbij factuurvorderingen en soms het debiteurenrisico worden overgedragen aan een factoringmaatschappij in ruil voor onmiddellijke betaling van een deel van de factuurbedragen tegen een commissie. |
| Leasing | Een overeenkomst waarbij een goed, aangekocht op verzoek van de leasingnemer, door een lessor aan de lessee wordt verhuurd, vaak met een optie tot aankoop op het einde van de huurovereenkomst. |
| Constitutieve bestanddelen | De essentiële elementen die noodzakelijk zijn voor het bestaan van een bepaald type contract. Zonder deze bestanddelen kan het contract niet geldig tot stand komen. |
| Eigendomsoverdracht | De juridische handeling waarbij het eigendomsrecht van een goed van de ene partij naar de andere overgaat. Bij koop gebeurt dit principeel van rechtswege bij consensus, tenzij anders bepaald in het contract. |
| Prijs | Het bedrag in geld dat een partij betaalt in ruil voor een zaak of dienst. De prijs moet bepaald of bepaalbaar zijn en voldoende ernstig. Bij consumentenrecht is er een specifieke regeling voor de vermelding van de totaalprijs. |
| Aanbod | Een voorstel tot contracteren dat alle essentiële en substantiële bestanddelen van het beoogde contract omvat en de wil van de aanbieder impliceert om gebonden te zijn bij aanvaarding. |
| Aanvaarding | Elke verklaring of gedraging die de instemming met een aanbod uitdrukt, zonder aanvullingen, beperkingen of wijzigingen van essentiële of substantiële bestanddelen. |
| Optiecontract | Een contract waarbij een partij aan een begunstigde het recht geeft om te beslissen om met haar een contract te sluiten waarvan de essentiële en substantiële bestanddelen reeds vastliggen. |
| Voorkooprecht | Het recht dat een begunstigde heeft om, indien een bepaald goed verkocht wordt, dit goed te kopen tegen dezelfde prijs en voorwaarden als die aan een andere koper werden aangeboden. |
| Voorkeursrecht | Het recht dat een begunstigde heeft om als eerste een bod uit te brengen of te onderhandelen wanneer een bepaald goed verkocht zou worden. Dit recht is altijd contractueel bepaald. |
| Beding van commandverklaring | Een beding in een koopovereenkomst waarbij de koper zich het recht voorbehoudt om binnen een bepaalde termijn een andere persoon aan te duiden die hem retroactief zal vervangen als directe koper. |
| Verkoop op proef | Een koopovereenkomst waarbij de koper de mogelijkheid heeft het gekochte goed te testen gedurende een bepaalde periode, met de optie om het terug te geven indien het niet aan de verwachtingen voldoet. |
Cover
Hfdst 4 Huur (2. Woninghuur) 25-26 STUD.pptx
Summary
# Toepassingsgebied van de woninghuurovereenkomst
Dit onderwerp behandelt de criteria en voorwaarden waaronder een huurovereenkomst als woninghuur wordt beschouwd, met inbegrip van de definitie van een woning en het hoofdverblijf.
## 1. Toepassingsgebied van de woninghuurovereenkomst
De woninghuurovereenkomst is van toepassing op huurovereenkomsten betreffende een woning die de huurder, met uitdrukkelijke of stilzwijgende toestemming van de verhuurder, vanaf de ingenottreding tot zijn hoofdverblijfplaats bestemt.
### 1.1 Definitie van een woning
Een woning wordt gedefinieerd als elk roerend of onroerend goed of een deel ervan dat tot hoofdverblijfplaats van de huurder is bestemd.
### 1.2 Hoofdverblijfplaats
#### 1.2.1 Vereiste bestemming
De bestemming van het gehuurde goed als hoofdverblijfplaats van de huurder is cruciaal. Een pand dat hoofdzakelijk als handelspand bestemd is, valt niet onder de woninghuurreglementering.
#### 1.2.2 Toestemming van de verhuurder
De huurder dient, met uitdrukkelijke of stilzwijgende toestemming van de verhuurder, de woning tot zijn hoofdverblijfplaats te bestemmen. Deze toestemming is doorgaans opgenomen in het contract, aan het begin ervan. Indien de bestemming tijdens de huurovereenkomst wijzigt, vereist dit een uitdrukkelijke toestemming van de verhuurder.
#### 1.2.3 Bedingen tot beperking van hoofdverblijfplaats
Een beding waarbij het gehuurde goed niet tot hoofdverblijfplaats van de huurder mag dienen, wordt voor niet geschreven gehouden, tenzij dit beding uitdrukkelijk en ernstig kan worden gestaafd door elementen met betrekking tot de natuurlijke bestemming van het goed, en waarin de hoofdverblijfplaats van de huurder tijdens de huurovereenkomst niet is vermeld.
> **Tip:** Het is essentieel om bij de beoordeling van een huurovereenkomst steeds te kijken naar de datum van ondertekening, aangezien dit kan bepalen of de Woninghuurwet (WHW) of het Vlaams Woninghuurdecreet (VWHD) van toepassing is.
### 1.3 Geldigheid van clausules betreffende het gebruik
Een clausule in een huurcontract die stelt dat de woning enkel mag gehuurd worden als tweede verblijfplaats, is in principe geen geldige clausule binnen de context van de woninghuurreglementering. Om een dergelijk beding te valideren, dient het uitdrukkelijk en ernstig gestaafd te worden op basis van elementen die wijzen op de natuurlijke bestemming van het goed, en dient in de overeenkomst vermeld te worden wat de hoofdverblijfplaats van de huurder is.
> **Voorbeeld:** Stel Bavo en Irene huren een buitenverblijf dat ze gebruiken als tweede verblijfplaats. Indien ze besluiten om er permanent te gaan wonen en hun domicilie er te vestigen, kan dit gebruik onder de woninghuurreglementering vallen, zelfs indien er een clausule in het contract staat die het gebruik als tweede verblijfplaats beperkt. De geldigheid van deze clausule hangt af van de specifieke omstandigheden en de mate waarin deze kan worden onderbouwd.
### 1.4 Dwingend recht
De bepalingen van de woninghuurovereenkomst, in het bijzonder die met betrekking tot het toepassingsgebied, zijn van dwingend recht. Dit betekent dat hiervan niet kan worden afgeweken ten nadele van de huurder.
### 1.5 Toepassing op specifieke contracten
De woninghuurwetgeving is van toepassing op huurovereenkomsten die zijn aangegaan voor een woning die de huurder tot zijn hoofdverblijfplaats bestemt. Dit geldt ongeacht of de huurovereenkomst uitdrukkelijk als "woninghuur" wordt aangeduid, zolang aan de voorwaarden van bestemming en toestemming wordt voldaan.
---
# Huurprijsherziening en indexatie
Hieronder volgt een gedetailleerd studieoverzicht van huurprijsherziening en indexatie, specifiek gericht op de bepalingen van het Vlaams Woninghuurdecreet.
## 2. Huurprijsherziening en indexatie
Dit gedeelte behandelt de procedures en regels voor het aanpassen van de huurprijs, inclusief indexatie en herziening, en de specifieke bepalingen van het Vlaams Woninghuurdecreet.
### 2.1 Huurprijsherziening
De herziening van de huurprijs kan op twee momenten plaatsvinden binnen de duurtijd van de huurovereenkomst, met als doel de huurprijs aan te passen aan de marktwaarde of aan significante investeringen in het gehuurde goed.
#### 2.1.1 Herziening elke drie jaar
Partijen kunnen, tussen de negende en de zesde maand die voorafgaat aan het verstrijken van elke driejarige periode van de huurovereenkomst, overeenkomen om de huurprijs te herzien. Dit geldt voor standaard woninghuurovereenkomsten die oorspronkelijk een duur van negen jaar hebben.
* **Procedure bij gebrek aan overeenstemming:** Indien partijen er niet in slagen een overeenkomst te bereiken, kan de rechter een herziening toestaan onder de volgende voorwaarden:
* De normale huurwaarde van het gehuurde goed is door nieuwe omstandigheden minstens twintig procent (20%) hoger of lager dan de huidige huurprijs op het moment van de indiening van het verzoek.
* De rechter spreekt zich uit naar billijkheid.
* De vordering bij de rechter kan enkel worden ingesteld tussen de zesde en de derde maand vóór het verstrijken van de driejarige periode.
* De nieuwe huurprijs geldt vanaf de eerste dag van de volgende driejarige periode. De vroegere huurprijs kan voorlopig worden gevorderd tot op de dag van de definitieve beslissing van de rechter.
#### 2.1.2 Herziening na energiebesparende investeringen
In afwijking van de driejaarlijkse herziening kunnen partijen te allen tijde overeenkomen dat de huurprijs wordt herzien omdat er energiebesparende investeringen in het goed zijn gedaan. Energiebesparende investeringen zijn investeringen die de energieprestatie van het goed verbeteren.
* **Procedure bij gebrek aan overeenstemming:** Als partijen er niet uitkomen, kan de rechter een herziening toestaan indien de normale huurwaarde van het goed door deze investeringen minstens tien procent (10%) hoger ligt dan de huidige huurprijs op het moment van de indiening van het verzoek.
* **Ingangsdatum:** De herziene huurprijs geldt vanaf de maand nadat de investeringen volledig zijn uitgevoerd.
* **Uitzondering:** Indien de investeringen noodzakelijk waren om het goed in overeenstemming te brengen met wettelijke vereisten, kan geen herziening van de huurprijs worden overeengekomen of toegestaan.
> **Tip:** Houd er rekening mee dat bij herziening van de huurprijs na energiebesparende investeringen, de herziene huurprijs ingaat vanaf de maand na de volledige uitvoering van de werken.
### 2.2 Indexatie van de huurprijs
Indexatie van de huurprijs is een automatische aanpassing aan de kosten van levensonderhoud, gebaseerd op het gezondheidsindexcijfer. Binnen de woninghuurovereenkomst geldt een specifieke regeling.
#### 2.2.1 Toepassingsgebied en voorwaarden
* **Standaardregeling:** Bij een standaardwoninghuurovereenkomst wordt de huurprijs eenmaal per huurjaar aan de kosten van levensonderhoud aangepast op de verjaardag van de inwerkingtreding van de huurovereenkomst, tenzij deze aanpassing uitdrukkelijk is uitgesloten in de overeenkomst.
* **Verschil met gemeen recht:** Dit staat in tegenstelling tot het gemeen huurrecht, waar indexatie bedongen moet worden. In woninghuurovereenkomsten is het de standaard, tenzij uitdrukkelijk uitgesloten.
* **Schriftelijk verzoek:** De aanpassing wordt alleen gedaan als de belanghebbende partij daar schriftelijk om verzoekt.
* **Terugwerkende kracht:** De aanpassing werkt slechts terug tot drie maanden voorafgaand aan de datum van het verzoek.
> **Tip:** Zelfs als er geen specifieke bepaling over indexatie in het contract staat, kan de verhuurder hierop recht hebben, tenzij het uitdrukkelijk is uitgesloten.
#### 2.2.2 Berekeningswijze
De huurprijs wordt aangepast op basis van de schommelingen van het gezondheidsindexcijfer. De formule hiervoor is als volgt:
$$
\text{Geïndexeerde huurprijs} = \text{Basishuurprijs} \times \frac{\text{Nieuw indexcijfer}}{\text{Aanvangsindexcijfer}}
$$
* **Basishuurprijs:** Dit is de huurprijs die volgt uit de overeenkomst of uit een vonnis, met uitsluiting van alle kosten en lasten die uitdrukkelijk door de huurovereenkomst ten laste van de huurder zijn gelegd.
* **Nieuw indexcijfer:** Dit is het gezondheidsindexcijfer van de maand die voorafgaat aan die van de verjaardag van de inwerkingtreding van de huurovereenkomst.
* **Aanvangsindexcijfer:** Dit is het gezondheidsindexcijfer van de maand die voorafgaat aan de maand waarin de huurovereenkomst of de huurprijsherziening in werking is getreden.
> **Belangrijk:** Contractuele bepalingen die verder reiken dan de aanpassing die in dit artikel is beschreven, kunnen tot die aanpassing worden ingekort.
#### 2.2.3 Voorbeeldberekening
Stel, een huurcontract met een basishuurprijs van vijfhonderd (500) euro is ingegaan op 1 maart 2021. De huurder wenst de huurprijs te indexeren vanaf december 2025.
* **Inwerkingtreding van de huurovereenkomst:** 1 maart 2021.
* **Verjaardag van de inwerkingtreding:** Elke 1e dag van de maand.
* **Gewenste indexering:** December 2025.
* **Aanvangsindexcijfer:** Gezondheidsindexcijfer van de maand vóór maart 2021, dus februari 2021 (Gl 2/21).
* **Nieuw indexcijfer:** Gezondheidsindexcijfer van de maand vóór de verjaardag van de inwerkingtreding in december 2025, dus november 2025 (Gl 11/25).
De formule wordt dan:
$$
\text{Geïndexeerde huurprijs} = 500 \text{ euro} \times \frac{\text{Gl 11/25}}{\text{Gl 2/21}}
$$
Indien de indexatie wordt gevraagd in september 2025 (drie maanden voorafgaand aan de verjaardag in december), wordt de formule toegepast met het indexcijfer van november 2025.
> **Tip voor examen:** Zorg dat je het verschil kent tussen de berekeningswijze van het aanvangsindexcijfer in het Vlaams Woninghuurdecreet (VWHD) en het gemeen recht, alsook de correcte periodes voor het verzoek en de terugwerkende kracht.
### 2.3 Overzicht huurprijsherziening en indexatie
| Aspect | Huurprijsherziening | Indexatie |
| :--------------------- | :----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- | :--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| **Doel** | Aanpassing aan marktwaarde of investeringen. | Aanpassing aan kosten van levensonderhoud. |
| **Moment** | Elke 3 jaar, of na energiebesparende investeringen. | Jaarlijks op verjaardag inwerkingtreding (tenzij uitgesloten). |
| **Initiatief** | Partijen, of rechter bij gebrek aan akkoord. | Schriftelijk verzoek van een belanghebbende partij. |
| **Dwingend recht** | Deels dwingend recht, deels aanvullend (afhankelijk van de specifieke situatie). | Standaard in woninghuur, tenzij uitdrukkelijk uitgesloten (dwingend recht). |
| **Terugwerkende kracht** | Geldt vanaf start nieuwe periode (3-jaarlijkse herziening) of vanaf maand na uitvoering werken (energiebesparend). | Maximaal drie maanden voorafgaand aan het verzoek. |
| **Wettelijke basis** | Art. 35 VWHD | Art. 34 VWHD |
---
# Duur en opzegging van de woninghuurovereenkomst
Dit onderwerp behandelt de verschillende vormen en duur van woninghuurovereenkomsten, met de nadruk op de standaardovereenkomst van negen jaar en de optie voor een kortere duur van maximaal drie jaar, inclusief de bijbehorende regels voor opzegging.
## 3. Duur en opzegging van de woninghuurovereenkomst
Woninghuurovereenkomsten zijn, in tegenstelling tot huurovereenkomsten onder het gemeen recht, steeds van bepaalde duur. De standaardduur is negen jaar. Afwijkingen hierop zijn enkel mogelijk onder strikte voorwaarden.
### 3.1 De woninghuurovereenkomst van negen jaar
#### 3.1.1 Duur en opzegging
De standaardduur van een woninghuurovereenkomst bedraagt negen jaar. Deze periode begint te lopen vanaf het moment dat het gehuurde pand door de huurder als hoofdverblijfplaats wordt gebruikt, met instemming van de verhuurder. Dit wordt vermoed, maar is weerlegbaar.
Het einde van de huurovereenkomst na negen jaar vereist een tijdige opzegging.
* **Opzegging door de huurder:** De huurder dient minimaal drie maanden voor het einde van de negenjarige periode op te zeggen.
* **Opzegging door de verhuurder:** De verhuurder dient minimaal zes maanden voor het einde van de negenjarige periode op te zeggen.
Indien een van de partijen de huurovereenkomst niet tijdig opzegt, wordt deze stilzwijgend verlengd voor een nieuwe periode van drie jaar onder dezelfde voorwaarden.
> **Tip:** Het is cruciaal om de exacte data van de inwerkingtreding en de verjaardagen van het contract nauwkeurig bij te houden om op tijd te kunnen opzeggen.
#### 3.1.2 De opzeggingsmogelijkheden en de aanvang van de opzeggingstermijn
De opzegging dient steeds schriftelijk te gebeuren. De opzeggingstermijn begint te lopen vanaf de datum waarop de opzegging ter kennis wordt gebracht aan de andere partij.
* **Bijzondere opzeggingen door de verhuurder:** De verhuurder kan de huurovereenkomst van negen jaar vroegtijdig beëindigen om specifieke redenen, zoals eigen gebruik, verkoop van het pand of om de huurwoning te verhuren als vakantiewoning. Hieraan zijn strikte voorwaarden en termijnen verbonden, alsook eventuele opzegvergoedingen voor de huurder.
### 3.2 De woninghuurovereenkomst van korte duur (maximaal 3 jaar)
Het is mogelijk om een woninghuurovereenkomst af te sluiten voor een kortere duur dan negen jaar, met een maximum van drie jaar. Deze optie is strikt gereglementeerd om te voorkomen dat de bescherming van de huurder wordt omzeild.
#### 3.2.1 Duur en opzegging
* Een huurovereenkomst kan initieel worden afgesloten voor een periode van bijvoorbeeld één, twee of drie jaar.
* De huurovereenkomst kan eenmalig worden verlengd voor een maximale totale duur van drie jaar. Dit kan door een eenmalige verlenging voor een resterende periode (bijvoorbeeld een contract van twee jaar dat eenmalig met één jaar wordt verlengd, of een contract van één jaar dat eenmalig met twee jaar wordt verlengd).
* Een stilzwijgende wederinhuring van een korte huurovereenkomst leidt tot de kwalificatie als een standaard woninghuurovereenkomst van negen jaar. De begindatum van de negenjarige periode is dan de initiële ingangsdatum van de korte huurovereenkomst.
#### 3.2.2 Opzegmogelijkheden bij korte duur
Bij een huurovereenkomst van korte duur geldt een opzegtermijn van drie maanden. De huurder kan deze beëindigen zonder opgave van reden. De verhuurder kan enkel opzeggen indien dit expliciet is overeengekomen en dit op basis van de wettelijk bepaalde gronden voor vroegtijdige beëindiging.
> **Voorbeeld:** Een huurovereenkomst start op 1 december 2024 en eindigt op 30 november 2025 (één jaar). Indien de huurder wenst op te zeggen zodat de huur effectief op 1 december 2025 eindigt, dient de opzegging uiterlijk op 31 augustus 2025 schriftelijk ter kennis te zijn gebracht van de verhuurder.
### 3.3 Opzegging door een medehuurder en overlijden van de huurder
De woninghuurovereenkomst kan door een medehuurder worden opgezegd, met inachtneming van de geldende termijnen en voorwaarden. Bij het overlijden van de huurder, kan de huurovereenkomst door de erfgenamen worden beëindigd, vaak met een specifieke opzegtermijn.
### 3.4 Overdracht van huur en onderhuur
* **Overdracht van huur:** De overdracht van een huurovereenkomst aan een derde is verboden, tenzij met de uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming van de verhuurder. Indien de verhuurder akkoord gaat, is de oorspronkelijke huurder in principe ontheven van zijn verplichtingen, tenzij anders overeengekomen.
* **Onderhuur:** Volledige onderhuur is verboden en dwingend recht. Gedeeltelijke onderhuur is toegelaten mits instemming van de verhuurder. Hierbij moet de hoofdhuurder zijn hoofdverblijfplaats in het pand behouden en mag de onderhuur de rechten van de hoofdhuur niet overtreffen. Er is geen rechtstreekse contractuele band tussen de verhuurder en de onderhuurder.
### 3.5 Overdracht van het verhuurde goed
Wanneer het verhuurde goed wordt overgedragen (verkocht), treedt de verkrijger in de rechten en plichten van de verhuurder. De nieuwe verhuurder is gebonden aan de lopende huurovereenkomst en de bepalingen van het Vlaams Woninghuurdecreet (VWHD). De akte van overdracht kan wel informatie bevatten over de huurovereenkomst. Het is belangrijk om na te gaan of de verkrijger gebruik wil maken van eventuele vroegtijdige beëindigingsmogelijkheden.
---
# Overdracht van huur, onderhuur en het verhuurde goed
Dit onderdeel behandelt de juridische principes en regels rondom de overdracht van huurrechten, de mogelijkheid van onderhuur, en de consequenties wanneer het verhuurde goed zelf wordt overgedragen.
### 4.1 Overdracht van huur
De overdracht van huur, ook wel cessie van huur genoemd, is verboden tenzij er schriftelijke, voorafgaande toestemming is verkregen van de verhuurder.
* **Toestemming van de verhuurder:** Indien de verhuurder akkoord gaat met de overdracht, wordt de oorspronkelijke huurder in beginsel ontheven van zijn verplichtingen. Dit geldt tenzij de overeenkomst tot overdracht anders bepaalt. Het is essentieel dat de oorspronkelijke huurder dit expliciet in de overdrachtsakte opneemt om zeker te zijn van deze ontheffing.
### 4.2 Onderhuur
Onderhuur is onderworpen aan specifieke regels, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen volledige en gedeeltelijke onderhuur.
* **Volledige onderhuur:** Volledige onderhuur van een woning is verboden. Dit is een dwingende wetsbepaling ter bescherming van de huurder.
* **Gedeeltelijke onderhuur:** Gedeeltelijke onderhuur is toegelaten, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
* **Instemming van de verhuurder:** De verhuurder moet schriftelijk instemmen met de gedeeltelijke onderhuur.
* **Hoofdverblijfplaats:** Het resterende gedeelte van de woning moet de hoofdverblijfplaats van de hoofdhuurder blijven.
* **Geen rechtstreekse band met verhuurder:** Er bestaat geen rechtstreekse contractuele band tussen de verhuurder en de onderhuurder. De onderhuurder is gehouden tot betaling aan de hoofdhuurder.
* **Onderhuur mag hoofdhuur niet overtreffen:** De rechten die aan de onderhuurder worden toegekend, mogen nooit verder reiken dan de rechten die de hoofdhuurder zelf heeft op grond van de hoofdhuurovereenkomst.
### 4.3 Overdracht van het verhuurde goed
Wanneer het verhuurde goed wordt overgedragen aan een nieuwe eigenaar, treden de rechten en plichten van de verhuurder over op de verkrijger.
* **Rechten en plichten van de verkrijger:** De verkrijger van het verhuurde goed treedt van rechtswege in de rechten en plichten van de verhuurder, ook al zou er een uitzettingsbeding zijn opgenomen in de overeenkomst. Dit betekent dat de verkrijger gebonden is aan lopende huurovereenkomsten, inclusief die onder het Vlaams Woninghuurdecreet (VWHD).
* **Contractuele bepalingen:** In de akte van overdracht van het verhuurde goed kunnen de gegevens van de huurovereenkomst worden opgenomen. De kandidaat-verkrijger moet zich hiervan vergewissen.
* **Vroegtijdige beëindigingsmogelijkheden:** Naast de algemene regels met betrekking tot de overdracht, is het cruciaal om ook de vroegtijdige beëindigingsmogelijkheden van de verhuurder te onderzoeken, zoals vastgelegd in de wetgeving. De huurder heeft specifieke opzegmogelijkheden, die in de context van de huurovereenkomst (bijvoorbeeld een 9-jarige woninghuurovereenkomst) van belang zijn bij een overdracht.
> **Tip:** Bij de overdracht van het verhuurde goed is het essentieel om niet alleen art. 38 VWHD te raadplegen, maar ook de specifieke bepalingen inzake vroegtijdige beëindiging en de opzegmogelijkheden van de huurder te analyseren. Dit geldt met name voor contracten die nog lopende zijn, zoals een 9-jarige woninghuurovereenkomst.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Woninghuurovereenkomst | Een overeenkomst waarbij een huurder met instemming van de verhuurder een woning betrekt als hoofdverblijfplaats, onderworpen aan specifieke dwingende rechtsregels ter bescherming van de huurder. |
| Hoofdverblijfplaats | De plaats waar een huurder zijn of haar gebruikelijke verblijf heeft, wat vaak wordt vastgesteld aan de hand van de officiële domicilie van de persoon. |
| Dwingend recht | Een rechtsregel die niet door partijen kan worden afgeweken, omdat het de openbare orde of fundamentele belangen beschermt; in woninghuur betreft dit vaak de rechten van de huurder. |
| Ingenottreding | Het moment waarop de huurder de gehuurde woning daadwerkelijk in gebruik neemt en betrekt, wat het beginpunt kan zijn voor de duur van de huurovereenkomst en de toepassing van de wetgeving. |
| Huurprijsherziening | Het proces waarbij de huurprijs van een woning wordt aangepast, bijvoorbeeld na een periode van drie jaar, op basis van nieuwe marktomstandigheden of door de rechter indien er een significante verandering in waarde is. |
| Indexatie | De jaarlijkse aanpassing van de huurprijs aan de hand van een officiële index, zoals het gezondheidsindexcijfer, om de koopkracht te behouden; dit is standaard toegestaan tenzij uitdrukkelijk uitgesloten. |
| Gezondheidsindexcijfer | Een specifiek consumentenprijsindexcijfer dat wordt gebruikt voor de berekening van de huurprijsindexatie, gebaseerd op de evolutie van de kosten van levensonderhoud. |
| Huurwaarborg | Een bedrag dat de huurder aan de verhuurder betaalt ter zekerheid van de nakoming van zijn verplichtingen, zoals het betalen van de huur en het herstellen van schade; in woninghuur zijn er strikte regels voor de vorm en hoogte. |
| Conformiteitsattest | Een document dat aantoont dat een woning voldoet aan de wettelijke minimale kwaliteitsnormen op het vlak van veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid, verplicht bij verhuur onder bepaalde decreten. |
| Onderhuur | De situatie waarbij de hoofdhuurder een deel of de gehele gehuurde woning opnieuw verhuurt aan een derde, de onderhuurder; dit is enkel toegestaan met schriftelijke toestemming van de verhuurder en onder specifieke voorwaarden. |
Cover
Inleiding tot het recht (deel V - Burgerlijk recht - Verbintenissen - tweede examen) ST.pptx
Summary
# Introduction to law and civil law overview
This topic introduces the fundamental principles of law, the structure of the Belgian state, the concept of international law, the functioning of justice systems, and provides an overview of civil law and its main branches.
## 1. Introduction to law and civil law overview
### 1.1 What is law?
Law can be understood as a set of rules that govern human behavior within a society, establishing rights and obligations. These rules are enforced by an authority, ensuring order and predictability.
### 1.2 The Belgian state structure
The Belgian state is structured as a federal state, composed of communities and regions. This multi-layered governance influences the development and application of law within the country.
### 1.3 International law
International law governs the relationships between states and other international actors. It can influence national legal systems through treaties and customs.
### 1.4 Justice systems
Justice systems are the institutions and processes established to interpret and apply the law. This includes courts, tribunals, and the personnel involved in the administration of justice.
### 1.5 Civil law overview
Civil law, in contrast to criminal law, primarily deals with disputes between individuals and organizations. It governs a wide range of private matters, including contracts, property, family law, and inheritance. The document outlines the main divisions within civil law:
#### 1.5.1 Persons
This area of civil law concerns the legal status and rights of individuals, including legal capacity, name, domicile, and the protection of personal data.
#### 1.5.2 Property and security rights
This division covers the legal framework for owning, using, and transferring property (both movable and immovable). It also includes security rights, which provide creditors with guarantees for their claims, such as mortgages and pledges.
#### 1.5.3 Obligations
Obligations, or "verbintenissen" in Dutch, form a core component of civil law. They represent legal duties to perform an action, refrain from an action, or give something. The document delves into various aspects of obligations:
##### 1.5.3.1 Types of obligations
* **Conditional obligations:** The performance or extinction of the obligation depends on an uncertain future event.
* **Suspensive conditions:** The obligation only takes effect if the condition is met.
* **Resolutory conditions:** The obligation ceases to exist if the condition is met.
* **Potestative conditions:** The realization of the event depends on the will of the debtor (purely potestative conditions generally invalidate the obligation).
* **Obligations with a time stipulation:** The performance or extinction of the obligation depends on a future but certain event.
* **Suspensive time stipulation:** Performance is due after a certain date.
* **Resolutory time stipulation:** Performance is due until a certain date.
* **Personal vs. performance-based obligations:**
* **Personal obligations:** The specific person of the debtor is crucial (e.g., a specific artist's performance). The obligation typically extinguishes upon the debtor's death.
* **Performance-based obligations:** The performance itself is important, regardless of who carries it out. These obligations generally pass to heirs.
* **Divisible and indivisible obligations:** This refers to whether an obligation can be performed in parts. The general principle is divisibility, unless the nature of the obligation or an express agreement dictates otherwise.
* **Joint and several obligations (hoofdelijke verbintenissen):** In these obligations, multiple debtors are bound to the same performance, and the creditor can claim the entire performance from any one of them. This can arise from law or contract.
* **"In solidum" obligations:** Similar to joint and several obligations, where multiple parties can be held liable for the full amount of damages, often arising from non-contractual liability.
* **Result and performance obligations:**
* **Result obligations:** The debtor guarantees a specific outcome. Failure to achieve the result constitutes a breach, regardless of the effort.
* **Performance obligations (or obligations of means):** The debtor commits to using reasonable care and effort to achieve an outcome, but does not guarantee the outcome itself. The creditor must prove the debtor's lack of due diligence.
##### 1.5.3.2 Sources of obligations
Obligations can arise from various sources:
* **Contracts (agreements):** A legally binding agreement between two or more parties.
* **Unlawful acts (torts):** Actions or omissions that cause harm to another person, leading to liability outside of a contractual relationship.
##### 1.5.3.3 Contracts (agreements)**
* **Definition:** A contract is a bilateral legal act involving the agreement of wills between two or more persons with the aim of creating, modifying, or extinguishing legal obligations.
* **Key Principles:**
* **Freedom of contract:** Parties are generally free to enter into contracts and determine their terms.
* **Binding force:** Validly formed contracts are binding on the parties, acting as "the law between them."
* **Execution in good faith:** Parties are expected to perform their contractual obligations honestly and reasonably.
* **Formation of Contracts:**
* **Offer and Acceptance:** An offer must contain all essential elements of the contract, and acceptance must be unequivocal and communicated to the offeror. Pre-contractual liability can arise from breaching trust during negotiations.
* **Validity Conditions:** For a contract to be valid, there must be consent (free from defects), a lawful object, a lawful cause, and the parties must have the legal capacity to contract. Non-compliance can lead to relative or absolute nullity.
* **Consequences of Contracts:**
* **Between Parties:** Contracts create binding obligations, with remedies for non-performance including forced execution, contract rescission, or damages.
* **Towards Third Parties:** Generally, contracts only bind the parties who entered into them (principle of relativity). Exceptions exist, such as stipulations for the benefit of a third party.
* **Termination of Contracts:** Contracts can be terminated through various means, including nullity, rescission (contractual or judicial), unilateral termination (if legally provided), or by mutual agreement.
##### 1.5.3.4 Unlawful acts
This area of civil law deals with liability arising from wrongful conduct that causes harm to another, outside of a contractual relationship. Key elements include:
* **Fault:** A breach of a legal duty or a failure to act as a reasonable and prudent person would.
* **Causation:** A direct link between the fault and the damage suffered.
* **Damage:** Actual harm or loss incurred by the victim.
Liability can arise from one's own fault, the fault of others (e.g., parents for children, employers for employees), or from the behavior of things or animals (strict liability).
##### 1.5.3.5 Extinction of obligations
Obligations can be extinguished in several ways, including:
* **Performance (payment):** The fulfillment of the promised obligation.
* **Set-off (schuldvergelijking):** When two parties are mutually debtor and creditor, their obligations can be extinguished up to the amount of the smaller debt.
* **Prescription (verjaring):** The extinction of a right or obligation due to the passage of time.
* **Novation (schuldvernieuwing):** The replacement of an old obligation with a new one.
* **Discharge (kwijtschelding):** The creditor releases the debtor from the obligation.
* **Force majeure (overmacht):** An unforeseeable and unavoidable event that makes performance impossible.
* **Death of the debtor:** For personal obligations, the death of the debtor extinguishes the obligation.
* **Fulfillment of a resolutory condition.**
* **Termination of the underlying contract.**
#### 1.5.4 Family and family law
This branch of civil law governs the legal relationships within families, including marriage, divorce, parentage, adoption, and the rights and responsibilities of family members.
#### 1.5.5 Inheritance
Inheritance law deals with the distribution of a deceased person's assets and liabilities to their heirs. It covers wills, intestate succession, and the administration of estates.
### 1.6 Overview of civil law divisions
In summary, civil law encompasses personal status, property rights, contractual and non-contractual obligations, family relationships, and the rules governing inheritance. Each of these divisions plays a critical role in regulating private interactions and ensuring justice in civil matters.
---
# Obligations and their various types
This section explores the fundamental concepts of obligations and categorizes them based on various criteria.
### 4.1 Types of obligations
The classification of obligations is crucial for understanding their nature, execution, and legal consequences. These types help distinguish between different scenarios and determine the applicable legal framework.
#### 4.1.1 Conditional obligations
A conditional obligation is one whose performance or extinguishment depends on a future and uncertain event.
* **Suspensive condition:** The performance of the obligation is dependent on the occurrence of a specific future event. If the event does not occur, the obligation does not come into effect.
* **Example:** A sale of a house is made conditional on the buyer obtaining a loan from the bank. If the bank denies the loan, the sale agreement is void.
* **Resolutive condition:** The obligation is immediately effective, but its extinguishment depends on the occurrence of a specific future event. If the event occurs, the obligation is terminated.
* **Example:** A donation is granted on the condition that the recipient obtains a specific diploma. If the recipient fails to obtain the diploma, the donation is revoked.
* **Potestative condition:** The realization of the future and uncertain event depends on the will of a party.
* **Purely potestative condition:** If the condition depends solely on the will of the debtor, it generally leads to no agreement.
* **Example:** "I will sell you my car if I feel like it."
* **Mixed potestative condition:** If the condition depends on a combination of a party's will and external factors.
* **Example:** "I will sell you a piece of land on the condition that you can first purchase the adjacent plot."
#### 4.1.2 Obligations with a time clause
An obligation with a time clause has its performance or extinguishment dependent on a future and certain event.
* **Suspensive time clause:** The debtor will perform the obligation only after a specified date or event has passed.
* **Resolutive time clause:** The debtor will perform the obligation until a specified date or event has passed, after which the obligation ceases.
#### 4.1.3 Personal and performance-based obligations
This distinction hinges on the identity of the party performing the obligation.
* **Personal obligations (intuitu personae):** The identity and specific qualities of the debtor are of paramount importance. If the debtor dies, the obligation typically terminates.
* **Example:** A contract for a renowned surgeon to perform a specific operation. The patient's choice is based on the surgeon's personal skills and reputation.
* **Performance-based obligations:** The specific identity of the performer is not critical, as long as the agreed-upon performance is rendered.
* **Example:** Paying a debt. Any representative of the deceased debtor can make the payment, as the focus is on the debt being settled.
#### 4.1.4 Divisible and indivisible obligations
This classification concerns whether an obligation can be performed in parts.
* **Divisible obligations:** Obligations that can be performed in separate parts.
* **Principle:** Divisibility is the general rule when multiple debtors or creditors are involved in a single obligation. Each debtor is only liable for their share, and each creditor can only claim their portion.
* **Indivisible obligations:** Obligations that cannot be performed in parts.
* **Exceptions to Divisibility:**
* **Joint obligations:** Dictated by law or agreement where a creditor can claim the entire debt from any one debtor.
* **In solidum obligations:** Similar to joint obligations but arise outside contractual contexts, often in cases of tort.
#### 4.1.5 Joint obligations
Joint obligations (or solidarity) exist when multiple debtors are bound to the same performance, and the creditor can claim the entire performance from any one of them.
* **Basis for Joint Obligations:**
* **Legal provision:** For instance, joint liability for tax debts.
* **Contractual agreement:** Parties may agree to joint liability.
* **Legal presumption:** Sometimes applied between entrepreneurs.
* **In Solidum Obligations:** These are similar to joint obligations but arise from situations outside of contracts, such as tortious acts where multiple parties contribute to the harm. A judge can order them to pay the full compensation, and the injured party can claim it from any of them.
* **Example:** If three individuals are involved in a crime, the court can order them to pay damages jointly and severally (in solidum), allowing the victim to claim the full amount from the wealthiest perpetrator.
* **Examples of Joint/In Solidum Obligations:**
* A company director signing a loan both for the company and personally.
* Household debts like medical or school bills.
* Compensation for damages resulting from the fault of multiple perpetrators.
#### 4.1.6 Result and effort-based obligations
This distinction is crucial for determining liability in case of non-performance.
* **Result-based obligation (Obligation de résultat):** The debtor guarantees a specific outcome. Failure to achieve this result constitutes a breach of contract, regardless of the effort expended.
* **Example:** A dentist filling a tooth to a certain standard. If the filling fails, the dentist is liable. A hotel is obligated to provide parasite-free rooms.
* **Effort-based obligation (Obligation de moyen):** The debtor commits to making their best effort to achieve a certain outcome but does not guarantee the outcome itself. The creditor must prove that the debtor did not exert sufficient effort.
* **Example:** A surgeon operating on a brain tumor. They can promise to do their best but cannot guarantee a cure. A lawyer aiming for the lowest possible sentence for their client.
> **Tip:** The distinction between result and effort-based obligations significantly impacts the burden of proof in cases of non-performance. For result-based obligations, proving the non-achievement of the result is sufficient. For effort-based obligations, the creditor must prove the debtor's lack of reasonable effort.
* **Example:**
* An architect fails to file an appeal within the statutory deadline. This is a **result-based obligation**. The client only needs to prove that the appeal was not filed.
* A lawyer, despite making diligent efforts, fails to secure an acquittal for their client. This is an **effort-based obligation**. The client must prove that the lawyer did not exert sufficient effort, which is considerably more difficult.
* A doctor is contracted to perform a specific diagnostic test and fails to send the samples to the lab. This is likely a **result-based obligation**, as the sending of samples is a concrete action with a guaranteed outcome.
---
# Contracts: formation, interpretation, and consequences
This topic examines the fundamental aspects of contracts, from their initial formation and essential validity to their interpretation and the resulting legal effects on parties and third parties.
### 3.1 Introduction to Contract Law
Contracts, also known as agreements or conventions, are multi-party legal acts that establish, modify, or extinguish legal obligations between two or more persons. They are built upon the foundational principles of contractual freedom and the binding nature of agreements, with an emphasis on execution in good faith.
### 3.2 Types of Obligations
Before delving into contracts, it is important to understand the different classifications of obligations:
#### 3.2.1 Conditional Obligations
These obligations have their performance or extinction made dependent on an uncertain future event.
* **Suspensive condition:** The obligation only takes effect if the uncertain event occurs. For example, purchasing a house is conditional on obtaining a loan from the bank.
* **Resolutive condition:** The obligation is extinguished if the uncertain event occurs. For example, a donation is made conditional on the recipient obtaining a diploma; if the diploma is not obtained, the donation is rescinded.
* **Potestative condition:** The occurrence of the uncertain event depends on the will of one of the parties.
* **Purely potestative condition:** If it depends solely on the debtor's will (e.g., "I will sell you my car if I feel like it"), it generally does not constitute a valid agreement as there is no commitment.
* **Mixed potestative condition:** If it depends on the will of a party and external factors (e.g., selling land to a neighbor on the condition that the neighbor can first purchase it).
#### 3.2.2 Obligations with a Term (Time Clause)
These obligations depend on a future and *certain* event for their performance or extinction.
* **Suspensive term:** The performance is due only after the specified date or event.
* **Resolutive term:** The obligation ceases to be effective on a specific date or event.
#### 3.2.3 Personal vs. Performance-Based Obligations
* **Personal obligations:** The identity and specific qualities of the debtor are of paramount importance (e.g., a contract with a renowned surgeon). The death of the debtor typically extinguishes such an obligation.
* **Performance-based obligations:** The focus is on the performance itself, regardless of who carries it out. If the debtor dies, the obligation usually passes to their heirs or estate (e.g., paying a debt).
#### 3.2.4 Divisible vs. Indivisible Obligations
* **Divisible obligations:** When multiple debtors or creditors are involved in a single obligation, the general principle is that each is only liable for or entitled to their share. Divisibility is the rule.
* **Indivisible obligations:** These cannot be performed in parts.
#### 3.2.5 Joint and Several Obligations (Solidarity)
* **Joint and Several Obligations (Hoofdelijke verbintenissen):** Several debtors are bound to the same performance, and the creditor can demand the full performance from any one of them. This can arise from law, contract, or a legal presumption between entrepreneurs.
* **Example:** Medically related expenses can be jointly and severally owed by both spouses.
* **In Solidum Obligations:** Similar to joint and several obligations, where each debtor can be held liable for the entire amount, but typically arises outside of contractual relationships, often in cases of tortious liability where multiple parties contributed to the harm.
#### 3.2.6 Result and Obligation of Means (Effort)
The distinction is crucial for determining liability in case of non-performance.
* **Result obligation:** The debtor guarantees a specific outcome. Failure to achieve the result constitutes a breach.
* **Example:** A contractor is obligated to install a faucet. If the faucet leaks, the obligation is not fulfilled.
* **Obligation of Means (Effort):** The debtor undertakes to use their best efforts to achieve a certain outcome, but without guaranteeing the result. The creditor must prove that the debtor did not exercise the necessary care or effort.
* **Example:** A surgeon operating on a brain tumor cannot guarantee the complete removal of the tumor but must exert their best efforts. A lawyer cannot guarantee winning a case but must diligently represent their client.
### 3.3 Contracts (Agreements)
#### 3.3.1 Definition and Principles
A contract is a multilateral legal act where two or more parties reach a consensus (meeting of minds) with the aim of creating, modifying, or terminating legal obligations. Key principles include:
* **Contractual freedom:** Parties are generally free to enter into contracts and determine their terms.
* **Binding force:** Contracts validly formed are binding on the parties ("agreements have the force of law").
* **Execution in good faith:** Parties must perform their obligations honestly and reasonably.
#### 3.3.2 Stages of Contract Formation
1. **Offer:** A proposal containing all essential elements of the contract. It must be precise and indicate the offeror's intention to be bound. The offer must be maintained by the offeror for a reasonable period.
2. **Acceptance:** An unqualified agreement to the terms of the offer. Acceptance can be express or implied and is valid when it reaches the offeror.
#### 3.3.3 Pre-contractual Liability
During negotiations, parties are generally not bound by contract. However, if one party breaches the trust established during negotiations, they can be held liable for a pre-contractual fault, typically based on the general principle of tortious liability.
#### 3.3.4 Validity Conditions for Contracts
For a contract to be valid, the following conditions must generally be met:
* **Consent (Wilsovereenstemming):** Free and informed consent, not vitiated by error, fraud, or duress.
* **Object (Voorwerp):** The subject matter of the contract must be lawful, possible, and determined or determinable.
* **Cause (Oorzaak):** The underlying reason for the obligation must be lawful.
* **Capacity (Bekwaamheid):** Parties must have the legal capacity to contract (e.g., not minors or legally incapacitated).
* **Compliance with mandatory rules and public order:** The contract must not contravene mandatory legal provisions or public policy.
The sanction for failing to meet these conditions is **nullity**, which can be **relative** (invoked only by certain parties) or **absolute** (invoked by anyone).
#### 3.3.5 Consequences of Contracts
##### 3.3.5.1 Effects Between Parties
* **Contractual faithfulness and good faith:** As mentioned, contracts are binding, and parties must act in good faith. Non-performance leads to contractual liability, unless prevented by force majeure.
* **Voluntary execution:** Parties are expected to perform their obligations voluntarily. The place of performance is generally the debtor's domicile, unless otherwise agreed or for specific goods.
* **Sanctions for non-performance:**
1. **Contractual breach (Wanprestatie):** Occurs when a party fails to fulfill a legal obligation arising from the contract.
2. **Formal notice (Aanmaning):** The creditor must typically formally notify the debtor of their default. This can be done via registered mail, bailiff's writ, or email.
3. **Remedies for non-performance:**
* **Forced execution (Gedwongen uitvoering):**
* **Via an enforceable title (Uitvoerbare titel):** A court judgment or notarial deed.
* **In kind (Uitvoering in natura):** Performing the actual obligation. This is the principle but often impossible, useless, or not permitted, leading to alternative solutions like execution by a third party or a penalty payment (dwangsom).
* **By equivalent (Uitvoering bij equivalent):** Monetary compensation for damages. This includes compensatory damages for losses incurred and lost profits, as well as moratory damages for late performance. The general principle is full compensation for foreseeable damage.
* **Judicial dissolution (Gerechtelijke ontbinding):** The contract is terminated by a court order due to the other party's non-performance.
* **Refusal of performance (Weigering wegens niet-uitvoering):** The innocent party can suspend their own performance. This is a right of retention exercised without judicial intervention.
* **Conditions for contractual liability:**
1. Breach of a legal obligation (result or means).
2. The performance was due and enforceable.
3. The breach is attributable to the debtor (excluding force majeure).
4. Damage suffered by the creditor.
* **Types of non-performance:**
* **Non-performance:** The obligation is not performed at all.
* **Late performance:** The obligation is performed, but after the due date.
* **Defective performance:** The obligation is performed, but not in accordance with the agreed terms, quality, or completeness.
##### 3.3.5.2 Effects Towards Third Parties
* **Relativity of contracts (Betrekkelijkheid van overeenkomsten):** As a general principle, contracts only create rights and obligations for the parties who entered into them. Third parties are neither bound nor benefit directly.
* **Exceptions:** Heirs, universal title acquirers, and, in some cases, particular title acquirers can be affected by contracts.
* **Exceptions to relativity:**
* **Stipulation for the benefit of a third party (Beding ten gunste van een derde):** A contract where one party (promittent) undertakes to perform an obligation towards a third party (beneficiary). Example: A life insurance policy.
* **Subrogation (Zijdelingse vordering):** Allows a creditor to exercise the rights of their debtor against a third party, typically when the debtor is inactive in pursuing their own claims.
* **Opposability of contracts (Tegenwerpelijkheid van overeenkomsten):** Contracts, as factual events, must be acknowledged by third parties.
### 3.4 Other Sources of Obligations
While contracts are a primary source of obligations, the document also briefly touches upon:
#### 3.4.1 Tortious Liability (Onrechtmatige Daad)
This refers to liability arising from wrongful acts outside of a contractual relationship. Key elements include:
* **Fault:** A breach of a legal norm or a general duty of care.
* **Damage:** Loss or injury suffered by the victim.
* **Causation:** A causal link between the fault and the damage.
#### 3.4.2 Liability for Others' Actions
Individuals can be held liable for the faults of others, such as parents for their minor children (under certain age limits and conditions), and employers for their employees.
#### 3.4.3 Liability for Things and Animals
This involves strict liability for damage caused by the defect of a thing or by an animal under one's custody.
### 3.5 Extinction of Obligations
Obligations can cease to exist through various means:
* **Integral performance/payment:** The promised performance is fulfilled.
* **Payment by subrogation:** A third party pays the debt and takes over the creditor's rights.
* **Set-off (Schuldvergelijking):** When two parties are mutually debtors and creditors, their obligations extinguish each other to the extent of the lower amount, provided the debts are monetary, certain, and due.
* **Prescription (Bevrijdende verjaring):** The extinction of a right or obligation due to the lapse of a specified time period, aimed at ensuring legal certainty.
* **Novation (Schuldvernieuwing):** Replacing an old obligation with a new one.
* **Assignment of claim (Overdracht van schuldvordering):** The creditor transfers their claim to another party.
* **Waiver (Kwijtschelding):** The creditor forgives the debt.
* **Force majeure:** An event beyond the debtor's control that makes performance impossible.
* **Death of the debtor (in personal obligations):** If the obligation is personal in nature, the debtor's death extinguishes it.
* **Occurrence of a resolutive condition:** If the obligation was subject to a resolutive condition that is met.
* **Extinction of the contract:** If the underlying contract is terminated.
### 3.6 Specific Contracts
The document outlines several specific types of contracts:
#### 3.6.1 Sale (Koop)
* **Definition:** An agreement where one party (seller) transfers ownership of a thing to another (buyer) in exchange for a price.
* **Transfer of ownership and risk:** Generally occurs at the moment the contract is formed, unless specified otherwise (e.g., for generic goods, future goods, or by contract). The transfer of ownership typically coincides with the transfer of risk.
* **Seller's obligations:**
1. **Delivery of the item:** Transferring possession.
2. **Warranty of quality:** Protecting the buyer against hidden defects that existed at the time of sale, were not known to the buyer, are serious, and were not excluded by contract. The buyer can choose dissolution or a price reduction.
3. **Warranty of peaceful possession (vrijwaring voor uitwinning):** Ensuring the buyer's undisturbed possession against claims by third parties or the seller's own actions.
* **Buyer's obligations:**
1. **Acceptance of delivery:** Including checking for visible defects.
2. **Payment of the price:** At the place and time of delivery, unless otherwise agreed.
3. **Payment of costs:** Usually borne by the buyer, unless contractually agreed otherwise.
#### 3.6.2 Lease (Huur)
* **Definition:** An agreement where one party (lessor) grants the use of a thing to another (lessee) in exchange for rent. This creates a personal right, not a proprietary right.
* **Lessor's obligations:**
1. **Deliver the item:** In good condition, and provide necessary information (e.g., for residential leases).
2. **Maintain the item:** Ensure it remains suitable for its intended use, covering normal wear and tear, unless contractually shifted to the lessee.
3. **Guarantee peaceful enjoyment:** Protect the lessee from disturbances by the lessor, third parties, or hidden defects.
4. **Security deposit:** May be required, often capped and held in a specific account.
* **Lessee's obligations:**
1. **Use the item as a good household manager:** According to its normal destination and perform minor repairs.
2. **Pay rent:** As agreed in the lease.
3. **Return the item:** In good condition at the end of the lease, with a pre-lease inventory serving as a reference.
4. **Provide furnishings (huisraad):** For immovable property.
5. **Take out insurance:** For fire and water damage (mandatory in Flanders for both parties).
* **Types of Lease:**
* **Common lease (Gemene huurregime):** Applies to leases not covered by special regimes (e.g., garages, offices).
* **Residential lease (Woninghuur):** Governed by strict mandatory rules for dwellings, with specific durations and termination procedures.
* **Student housing lease:** Specific rules regarding duration, security deposit, and termination.
* **Commercial lease (Handelshuur):** For commercial premises, with minimum durations and renewal rights.
#### 3.6.3 Other Special Contracts
The document also lists other special contracts such as deposit (bewaargeving), settlement (dading), contract of works (aanneming), and mandate/agency (lastgeving), indicating their existence within the broader framework of contract law.
---
# Extinguishment of obligations and tortious liability
Here's a comprehensive study guide summary on the extinguishment of obligations and tortious liability, based on the provided document content.
## 4. Extinguishment of obligations and tortious liability
This section delves into the various legal mechanisms by which obligations can cease to exist and explores the principles governing liability for wrongful acts (torts).
### 4.1 Extinguishment of obligations
Obligations can be extinguished through several means, ensuring the legal relationship between parties concludes.
#### 4.1.1 Integrale uitvoering / betaling
The most straightforward way an obligation is extinguished is through its complete and proper performance. If the promised prestation (to give, to do, or not to do) is fully executed as agreed, the obligation ceases to exist. This includes the timely payment of a purchase price or a court-ordered damages award.
* **Example:** If Piet agrees to sell his boat to Sara for 10,000 dollars and Sara pays the full amount on time, Piet's obligation to transfer ownership of the boat is extinguished.
#### 4.1.2 Betaling met subrogatie
While not explicitly detailed in the provided excerpts, payment with subrogation typically means that when a third party pays a debt on behalf of the debtor, that third party steps into the shoes of the original creditor and acquires their rights against the debtor.
#### 4.1.3 Schuldvergelijking (Set-off)
Set-off occurs when two parties are simultaneously debtors and creditors to each other. In such cases, their obligations are extinguished against each other to the extent of the lesser of the two debts.
**Conditions for legal set-off:**
* The debts must involve sums of money.
* The debts must be fixed (determined).
* The debts must be exigible (due and payable).
* The parties must be personally bound for these debts.
* **Example:** Piet buys a boat from Sara for 10,000 dollars, and Sara buys a car from Piet for 5,000 dollars. Their obligations are set off: Piet owes Sara 10,000 dollars, and Sara owes Piet 5,000 dollars. The net result is that Piet still owes Sara 5,000 dollars (10,000 - 5,000), and Sara's obligation to Piet for the car is extinguished.
#### 4.1.4 Bevrijdende verjaring (Extinctive prescription)
Extinctive prescription refers to the lapse of a specific period of time, after which a party is freed from an obligation. This is a legal mechanism designed to ensure legal certainty and prevent long-standing, unprovable claims.
* **Key aspects:**
* It can be "stuiting" (resetting the clock) or "schorsing" (suspending the term).
* It cannot be contractually excluded.
* It applies to private law.
* **Example:** If a debt becomes time-barred after a certain number of years, the debtor is no longer legally obligated to pay it, even if the debt technically still exists.
#### 4.1.5 Schuldvernieuwing (Novation)
Novation occurs when a new obligation is created to replace an old one, effectively extinguishing the original obligation. This can happen by changing the nature of the obligation, the parties involved, or the terms of payment.
#### 4.1.6 Overdracht van schuldvordering (Assignment of claim)
While an assignment of a claim typically involves transferring the right to receive a prestation to a third party rather than extinguishing the obligation itself, it can lead to extinguishment if the assignee's claim is then settled.
#### 4.1.7 Kwijtschelding (Remission)
Remission is when a creditor voluntarily forgives or waives a debt owed by a debtor. This is an act of generosity by the creditor that extinguishes the obligation.
#### 4.1.8 Overmacht (Force majeure)
Force majeure refers to an event that is entirely independent of the debtor's will and makes the performance of the obligation impossible.
* **Conditions for release:**
* The event must be external to the debtor.
* The event must be unforeseeable at the time of contracting.
* The event must be irresistible, meaning its consequences cannot be avoided.
* **Effect:** It generally leads to the temporary suspension of the obligation. If the impossibility is permanent, it can lead to the extinguishment of the obligation.
* **Example:** A ship being stuck in the Suez Canal preventing delivery of goods could be considered force majeure, suspending the delivery obligation.
#### 4.1.9 Overlijden van de SA bij persoonsgebonden verbintenissen (Death of the debtor in personal obligations)
If an obligation is "persoonsgebonden" (personal in nature), meaning the identity of the debtor is of crucial importance, the obligation is extinguished upon the debtor's death and does not pass to their heirs.
* **Example:** A contract for a renowned surgeon to perform a specific operation is a personal obligation. If the surgeon dies, the heirs are not obligated to find a replacement or fulfill the contract.
#### 4.1.10 Realisatie van de ontbindende voorwaarde (Realization of a resolutive condition)
When a resolutive condition (ontbindende voorwaarde) attached to an obligation is met, the obligation or the entire contract is extinguished.
* **Example:** A donation is granted on the condition that the recipient obtains a diploma. If the recipient fails to obtain the diploma, the resolutive condition is met, and the donation obligation is extinguished.
#### 4.1.11 Tenietgaan van de overeenkomst (Extinguishment of the contract)
If the underlying contract that gave rise to the obligation is itself extinguished (e.g., through mutual agreement, rescission, or other valid reasons), then all obligations stemming from that contract are also extinguished.
### 4.2 Tortious liability
Tortious liability, also known as extra-contractual liability or liability for wrongful acts, arises when a person causes harm to another outside of a contractual relationship. It is based on the principle that individuals are responsible for the damage they cause through their fault.
#### 4.2.1 Kenmerken van foutaansprakelijkheid (Characteristics of fault liability)
The general rule for tortious liability is enshrined in Article 6.5 of the Civil Code: "Everyone is liable for the damage they cause to another through their fault."
To establish tortious liability, three elements must generally be proven:
1. **A fault (fout):** This can be an intentional act, negligence, or imprudence. It involves the non-observance of a legal or regulatory norm, or a general duty of care expected of a reasonable and prudent person.
2. **Damage (schade):** The victim must have suffered actual harm, which can be material (patrimonial) or moral (extra-patrimonial).
3. **Causal link (oorzakelijk verband):** There must be a direct link between the fault and the damage suffered. The fault must have been a necessary condition for the damage to occur.
#### 4.2.2 Aansprakelijkheid voor eigen fout (Liability for one's own act)
This is the fundamental principle where an individual is held responsible for their own wrongful actions or omissions.
* **Elements of a fault:**
* **Wrongful act:** A deliberate act, omission, negligence, or imprudence.
* **Breach of a general duty of care:** Comparing the conduct to that of a reasonable and prudent person. This includes considering foreseeability of the damage.
* **Insignificant size of the fault:** Even a minor fault can lead to liability if it causes damage.
* **Causality:** The fault must be a necessary condition for the damage. If multiple individuals are at fault, they may be held liable *in solidum* (jointly and severally liable for the entire damage), with a right of recourse against each other based on their respective contributions to the damage. If the victim is also partly at fault, liability may be shared ("gedeelde aansprakelijkheid").
* **Damage:** Must be lawful, personal, and proven. It can be material (loss or loss of profit) or moral.
* **Minors and Mentally Incapacitated Individuals:**
* Children under 12 years are not liable for their faults.
* Individuals aged 12 and over are generally liable, but judges may have discretion.
* Mentally incapacitated individuals are treated similarly to minors aged 12 and over.
#### 4.2.3 Aansprakelijkheid voor andermans daad (Liability for the acts of others)
In certain situations, individuals or entities can be held liable for the wrongful acts of others. This is a form of vicarious liability.
* **Parents for their minor children:** Parents (or those with parental authority) are liable for damages caused by the fault of their minor children.
* Under 16 years: This is a faultless liability (objectief aansprakelijk).
* 16-17 years: There is a presumption of liability, which can be rebutted by proving no lack of supervision or good upbringing.
* **Supervisors of others:** Persons entrusted with the supervision of others are liable based on a rebuttable presumption of liability if their supervision was faulty. This applies only during the period of supervision.
* **Employers for their employees (Principals):** Employers are liable for damages caused by the fault of their employees ("aanstellers") in the course of their employment. This is considered an absolute presumption of liability.
* **Right of recourse:** The employer who pays damages can seek reimbursement from the actual employee-offender.
#### 4.2.4 Aansprakelijkheid voor zaken en dieren (Liability for things and animals)
This category involves liability that is often objective (faultless), meaning a presumption of liability is established based on the relationship with the thing or animal, rather than proving a direct fault in its handling.
* **Liability for things:** The "custodian" (bewaarder) of a thing is held liable for damages caused by a defect in that thing.
* **Conditions to prove:**
* The claimant must prove they were the "custodian." This involves demonstrating factual use and the right of direction and control over the thing.
* The "defect of the thing" (gebrek van de zaak) – an abnormal characteristic.
* The damage.
* A causal link between the defect and the damage.
* **Effect:** An irrebuttable presumption of liability.
* **Exoneration:** Possible only through proof of a "foreign cause" (vreemde oorzaak).
* **Product Liability:** Manufacturers are liable for damages caused by unsafe products. This is a tiered liability involving the producer, importer, and supplier.
* **Conditions:** The product must have a defect (related to safety), causing damage to a consumer. There must be a causal link.
* **Damages:** Full compensation for physical and moral damage.
* **Time limits:** A 10-year prescription period from when the product was put on the market, or 3 years from the occurrence of the damage.
* **Liability for animals:** While not detailed extensively, the principle of liability for animals typically follows a similar faultless presumption for the animal's owner or custodian when the animal causes damage due to its nature.
#### 4.2.5 Pluraliteit van aansprakelijken (Plurality of liable parties)
When multiple parties are responsible for causing damage, they can be held liable in different ways, impacting how the victim can claim compensation and how the responsible parties can seek contribution from each other.
* **In solidum liability:** In cases of tort where multiple individuals contribute to the same damage, they can be held *in solidum* liable. This means the victim can claim the full amount of damages from any one of the liable parties, regardless of their individual degree of fault. The party who pays the full amount then has a right of recourse against the other liable parties for their respective shares of responsibility.
* **Shared liability (Gedeelde aansprakelijkheid):** If the victim's own fault contributed to the damage, the liability of the tortfeasor(s) may be reduced proportionally to the victim's contribution.
### 4.3 Tenietgaan van verbintenissen (Extinguishment of obligations)
This section details the various legal ways an obligation can cease to exist, beyond simple performance.
#### 4.3.1 Integrale uitvoering / betaling
As discussed previously, the complete and correct execution of the promised prestation extinguishes the obligation.
#### 4.3.2 Betaling met subrogatie
(Refer to section 4.1.2)
#### 4.3.3 Schuldvergelijking (Set-off)
(Refer to section 4.1.3)
#### 4.3.4 Bevrijdende verjaring (Extinctive prescription)
(Refer to section 4.1.4)
#### 4.3.5 Schuldvernieuwing (Novation)
(Refer to section 4.1.5)
#### 4.3.6 Overdracht van schuldvordering (Assignment of claim)
(Refer to section 4.1.6)
#### 4.3.7 Kwijtschelding (Remission)
(Refer to section 4.1.7)
#### 4.3.8 Overmacht (Force majeure)
(Refer to section 4.1.8)
#### 4.3.9 Overlijden van de SA bij persoonsgebonden verbintenissen (Death of the debtor in personal obligations)
(Refer to section 4.1.9)
#### 4.3.10 Realisatie van de ontbindende voorwaarde (Realization of a resolutive condition)
(Refer to section 4.1.10)
#### 4.3.11 Tenietgaan van de overeenkomst (Extinguishment of the contract)
(Refer to section 4.1.11)
### 4.4 Tenietgaan van verbintenissen (Specific scenarios)
This subsection further elaborates on specific situations leading to the extinguishment of obligations.
#### 4.4.1 Gewijzigde omstandigheden en overmacht (Changed circumstances and force majeure)
* **Changed circumstances:** If circumstances significantly change (e.g., cost of performance drastically increases), it may open the door for renegotiation of the contract.
* **Force majeure:** As detailed in section 4.1.8, an unforeseeable and irresistible external event that makes performance impossible leads to suspension or extinguishment of the obligation.
* **Tip:** Distinguish between permanent impossibility (extinguishment) and temporary impossibility (suspension).
#### 4.4.2 Overlijden van de SA bij persoonsgebonden verbintenissen (Death of the debtor in personal obligations)
(Refer to section 4.1.9)
#### 4.4.3 Realisatie van de ontbindende voorwaarde (Realization of a resolutive condition)
(Refer to section 4.1.10)
#### 4.4.4 Tenietgaan van de overeenkomst (Extinguishment of the contract)
(Refer to section 4.1.11)
---
# Specific contracts: sale and lease
This topic examines the principles, obligations, and consequences of two fundamental contract types: sale and lease.
### 5.1 The contract of sale
The contract of sale is a legal agreement where one party (the seller) agrees to transfer ownership of a good to another party (the buyer) in exchange for a price.
#### 5.1.1 General principles of sale
* **Definition:** A sale is an agreement where a seller obligates themselves to deliver a thing and the buyer obligates themselves to pay a price for it.
* **Validity:** General validity conditions for contracts apply, including consent, capacity, a lawful and determined object, and a lawful cause. Specific validity conditions may exist for certain sales, such as those involving spouses, guardians, or concerning immovable property.
* **Consumer protection:** Specific regulations aim to protect consumers in certain sales techniques.
#### 5.1.2 Transfer of ownership and risk
* **Moment of transfer:** Ownership of the item generally transfers to the buyer at the moment the sale is concluded, provided all general and specific validity conditions are met.
* **Exceptions:**
* Sales of generic goods: Ownership transfers upon identification of the goods.
* Sales of future goods: Ownership transfers when the goods come into existence.
* Contractual clauses of reservation of ownership: Ownership may be stipulated to transfer at a later point, for example, upon the execution of the authentic deed for immovable property or upon full payment of the price.
* **Transfer of risk:** The risk of loss or damage to the item generally transfers with ownership. However, contracts can stipulate otherwise, for instance, that the risk transfers upon delivery even if ownership transfer is delayed.
#### 5.1.3 Seller's obligations
The seller has three primary obligations:
1. **Delivery of the thing:**
* This involves transferring possession of the item. For movable property, it means handing over the item itself. For immovable property, it means handing over the keys and ownership titles.
* **Principle:** The buyer is generally obliged to collect the item from the seller's premises, unless otherwise agreed.
* **Visible defects:** The buyer must inspect the item for visible defects upon delivery.
2. **Quality guarantee (warranty against hidden defects):**
* This is the seller's obligation to guarantee that the item is free from hidden defects that existed at the time of the sale, were not known to the buyer, are serious enough to render the item unfit for its intended use, and were not excluded by the contract.
* **Conditions:**
* The defect must be serious.
* The defect must have existed at the time of the sale.
* The defect must not have been known to the buyer.
* The defect must not have been excluded in the contract.
* The defect must be reported within a short period.
* **Buyer's choice:** If a hidden defect is proven, the buyer can choose between rescission of the sale or a reduction in the price.
3. **Legal guarantee (warranty against eviction):**
* This obliges the seller to ensure the buyer's peaceful and undisturbed possession of the item. This means the seller must protect the buyer from any claims by third parties and refrain from acting in a way that disturbs the buyer's possession.
#### 5.1.4 Buyer's obligations
The buyer has three primary obligations:
1. **Acceptance of delivery:**
* The buyer must accept the delivered item. This acceptance implies acknowledging the conformity of the item, especially regarding visible defects.
* **Principle:** The buyer is generally obliged to collect the item, unless otherwise agreed.
2. **Payment of the price:**
* The price must be paid at the agreed time and place, which is typically at the moment and place of delivery, unless otherwise stipulated in the contract.
3. **Payment of costs:**
* Unless otherwise agreed, the buyer bears all costs associated with the sale, such as transport costs.
#### 5.1.5 Special sale agreements
The document briefly mentions special sale agreements without detailing them, but the context suggests these might include specific regulations for certain types of sales or sales techniques.
### 5.2 The contract of lease
A lease agreement grants a person (the lessee) the right to use a thing for a certain period in exchange for payment of a price (rent) to the owner or holder of the right (the lessor).
#### 5.2.1 General principles of lease
* **Definition:** A lease is an agreement where a lessor undertakes to grant the use of a thing to a lessee for a specified period in return for a rent.
* **Nature:** It is a personal right (a right of claim), not a real right, meaning it creates obligations between the parties rather than a direct power over the thing itself. Leases are generally considered acts of administration, unless they exceed nine years.
* **Applicable regimes:** Lease contracts are governed by the general lease law (gemeen huurrecht), unless specific regulations (like those for dwelling, commercial, or student housing leases) apply.
#### 5.2.2 Lessor's duties
The lessor has several key duties:
1. **Delivery of the thing:**
* The lessor must deliver the property in good condition, unless the contract specifies otherwise (e.g., a renovation agreement).
* For dwelling leases, additional information obligations and requirements regarding the rent guarantee apply.
2. **Maintenance of the thing:**
* The lessor is responsible for the necessary repairs and maintenance resulting from normal wear and tear, enabling the property to be used for its intended purpose. This duty can be contractually modified.
3. **Guarantee of peaceful enjoyment:**
* The lessor must protect the lessee from any legal or factual disturbances that might impede their use of the property. This includes protecting against claims from third parties and against hidden defects in the property.
4. **Rent guarantee:**
* A security deposit may be stipulated in the contract. For dwelling leases, this deposit cannot exceed three months' rent and must be deposited in an individualized account, with any interest accrued benefiting the lessee.
#### 5.2.3 Lessee's duties
The lessee has several key duties:
1. **Use as a good manager:**
* The lessee must use the property as a prudent manager would, according to its normal intended use.
* Minor repairs due to normal wear and tear are typically the lessee's responsibility, but not damage caused by the lessee themselves.
2. **Payment of rent:**
* The rent must be paid as agreed in the lease agreement.
3. **Return of the property:**
* The lessee must return the property in good condition at the end of the lease.
* **Inventory list (plaatsbeschrijving):** If an inventory list was made at the beginning of the lease, the property should be returned in a corresponding state, accounting for normal wear and tear or force majeure. If no inventory was made, the property is presumed to have been received in good condition, and the lessee is presumed responsible for any damage, including fire damage, unless they can prove otherwise.
4. **Provision of furnishings (for immovable property):**
* The lessee is responsible for providing furnishings and coverings. This is important because the lessor may have a privilege over these items in case of unpaid rent.
5. **Mandatory insurance (in Flanders):**
* For immovable property in Flanders, both the lessee and lessor are obliged to take out insurance covering fire and water damage.
#### 5.2.4 Termination of lease
The termination of a lease depends on the type of property and the lease duration.
* **Immovable property not used for dwelling:** Leases for a fixed term end upon the expiry of the term. Leases for an indefinite term can be terminated by notice.
* **Dwelling leases:** The lessor's ability to terminate the lease is strictly regulated, with potential for high compensation for the lessee. There are specific rules regarding the duration of dwelling leases, registration obligations for the lessor, and termination procedures.
* **Other termination methods:** Leases can also be terminated by mutual agreement, judicial dissolution, or other general methods for contract termination.
#### 5.2.5 Student leases
Student leases are subject to mandatory regulations:
* **Tenant:** Must be a student.
* **Property:** The leased property is not the student's primary residence.
* **Rent guarantee:** Maximum of two months' rent.
* **Assignment and subletting:** Generally not permitted without the lessor's consent, unless for specific reasons like Erasmus exchanges or internships abroad.
* **Termination:** The lessor cannot terminate the lease, and tacit renewal is prohibited. The student can terminate the lease.
#### 5.2.6 Special rental regimes
* **General lease regime:** Applies to all lease contracts not covered by specific regulations, such as garages, offices, or holiday homes. These can be for fixed or indefinite terms.
* **Dwelling lease:** Special rules apply to leases for primary residences, often considered mandatory law. These leases typically have a duration of nine years, with exceptions for longer leases or short-term leases (up to three years). Termination rules are strict, requiring notice periods and potential compensation.
* **Commercial lease:** Special, highly formalized rules apply to leases for retail businesses or enterprises that directly interact with the public. These leases have a minimum duration of nine years, with the tenant having a right to three lease renewals if requested timely and correctly.
---
## Common mistakes to avoid
- Review all topics thoroughly before exams
- Pay attention to formulas and key definitions
- Practice with examples provided in each section
- Don't memorize without understanding the underlying concepts
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Recht | Law, a set of rules and norms that govern the conduct of individuals and organizations within a society, enforced by governmental authority. |
| Burgerlijk recht | Civil law, a branch of law that deals with private relations between individuals, covering areas such as contracts, property, family law, and inheritance. |
| Verbintenis | Obligation, a legal bond by which one or more persons are bound to perform or refrain from performing a specific act for another person or persons. |
| Schuldenaar (SA) | Debtor, the party who owes a performance or debt to another party. |
| Schuldeiser (SE) | Creditor, the party to whom a debt or performance is owed. |
| Voorwaardelijke verbintenis | Conditional obligation, an obligation whose performance or extinguishment is made dependent on the occurrence of an uncertain future event. |
| Opschortende voorwaarde | Suspensive condition, a condition that, if met, causes an obligation to become enforceable or a contract to take effect. |
| Ontbindende voorwaarde | Resolutive condition, a condition that, if met, causes an obligation to cease or a contract to be terminated. |
| Potestatieve voorwaarde | Potestative condition, a condition whose realization depends on the will of the debtor or creditor. |
| Verbintenis met tijdsbepaling | Obligation with a time clause, an obligation whose performance or extinguishment depends on a future and certain event. |
| Persoonsgebonden verbintenis | Personal obligation, an obligation where the identity and specific qualities of the obligor are of paramount importance. |
| Prestatiegebonden verbintenis | Performance-based obligation, an obligation where the performance itself is the focus, and the identity of the obligor is less important. |
| Deelbare verbintenis | Divisible obligation, an obligation that can be performed in parts, where each co-debtor or co-creditor is only liable for their portion. |
| Hoofdelijke verbintenis | Joint obligation (solidary obligation), an obligation where each co-debtor can be held liable for the entire performance, and each co-creditor can demand the entire performance from any co-debtor. |
| In solidum verbintenis | In solidum obligation, a type of solidarity where multiple parties are liable for the same debt or damage, often in non-contractual situations, allowing the creditor to claim the full amount from any party. |
| Resultaatsverbintenis | Obligation of result, an obligation where the debtor guarantees a specific outcome; failure to achieve the result constitutes a breach. |
| Inspanningsverbintenis | Obligation of means, an obligation where the debtor undertakes to use reasonable efforts to achieve a certain outcome, without guaranteeing the outcome itself. |
| Overeenkomst | Contract, a legally binding agreement between two or more parties that creates mutual rights and obligations. |
| Wilsovereenstemming | Meeting of the minds, the mutual assent of parties to the terms of a contract. |
| Totstandkoming van overeenkomsten | Formation of contracts, the process by which a contract becomes legally valid, typically involving offer, acceptance, and valid consent. |
| Geldigheidsvoorwaarden | Validity conditions, the legal requirements that must be met for a contract to be valid and enforceable. |
| Relatieve nietigheid | Relative nullity, a defect in a contract that can only be invoked by specific parties designated by law. |
| Absolute nietigheid | Absolute nullity, a defect in a contract that can be invoked by any interested party or the court. |
| Contractuele trouw | Contractual good faith, the principle that parties to a contract must act honestly and fairly in its performance and enforcement. |
| Overmacht | Force majeure, an unforeseeable, unavoidable, and external event that prevents a party from fulfilling their contractual obligations. |
| Contractuele aansprakelijkheid | Contractual liability, the responsibility of a party for damages caused by their failure to perform a contractual obligation. |
| Gedwongen uitvoering | Forced execution, legal measures taken to compel a party to perform their contractual obligations. |
| Uitvoering in natura | Specific performance, the execution of a contract by performing the actual service or delivering the actual goods as agreed. |
| Uitvoering bij equivalent | Performance by equivalent, compensation for non-performance, typically in the form of monetary damages. |
| Gerechtelijke ontbinding | Judicial rescission, the termination of a contract by a court order due to a breach of contract. |
| Betrekkelijkheid van overeenkomsten | Relativity of contracts, the principle that a contract only creates rights and obligations for the parties who entered into it. |
| Tegenwerpelijkheid | Opposability, the extent to which a contract's existence and terms can be asserted against third parties. |
| Onrechtmatige daad | Tortious act (wrongful act), an act or omission that causes harm to another party and for which the perpetrator can be held legally liable outside of a contract. |
| Foutaansprakelijkheid | Liability for fault, legal responsibility arising from a negligent or intentional act that causes harm. |
| Causaal verband | Causal link, the demonstrable connection between a wrongful act or omission and the resulting damage. |
| Schade | Damage, harm or loss suffered by a party as a result of a wrongful act. |
| Materiële schade | Material damage, financial losses, including direct losses and lost profits. |
| Morele schade | Moral damage, non-pecuniary harm, such as pain, suffering, or emotional distress. |
| Aansprakelijkheid voor andermans fout | Vicarious liability (liability for another's act), responsibility of a person for the wrongful acts of another, such as an employer for an employee. |
| Beperking van aansprakelijkheid | Limitation of liability, a contractual clause or legal provision that restricts the amount or type of damages a party can recover. |
| Schadebeding | Penalty clause (liquidated damages clause), a contractual provision that specifies a predetermined amount of damages payable in the event of a breach. |
| Exoneratieclausule | Exemption clause (disclaimer clause), a contractual clause that seeks to limit or exclude liability for certain events or damages. |
| Bevrijdende verjaring | Extinctive prescription, the loss of the right to sue for a debt or claim due to the lapse of a statutory period. |
| Verkrijgende verjaring | Acquisitive prescription, the acquisition of ownership or other rights through the continuous possession or use of property for a statutory period. |
| Schenking | Gift, a gratuitous transfer of property from one person to another. |
| Koop | Sale, a contract where one party (the seller) transfers ownership of property to another party (the buyer) in exchange for a price. |
| Huur | Lease, a contract where one party (the lessor) grants the use and enjoyment of a property to another party (the lessee) for a specific period in exchange for rent. |
| Levering | Delivery, the act of transferring possession of goods from seller to buyer. |
| Kwaliteitswaarborg | Quality guarantee, a seller's obligation to ensure that the goods sold meet certain quality standards, including warranty against hidden defects. |
| Vrijwaring voor verborgen gebreken | Warranty against hidden defects, a seller's obligation to protect the buyer against defects in the goods that were not apparent at the time of sale. |
| Vrijwaring voor uitwinning | Warranty against eviction, a seller's obligation to protect the buyer from any claims by third parties that may disturb the buyer's peaceful possession of the property. |
| Huurwaarborg | Rental deposit, a sum of money paid by the tenant to the landlord as security against damages or unpaid rent. |
| Plaatsbeschrijving | Inventory of fixtures, a detailed description of the condition of a property at the commencement of a lease, used for comparison at the end of the lease. |
| Hoofdverblijfplaats | Principal residence, the primary place where a person lives. |
| Handelshuur | Commercial lease, a lease agreement for premises used for commercial or business purposes. |
Cover
Introduction to law_DCFR.pdf
Summary
# Founding and expansion of the European Union
The founding and expansion of the European Union represent a historical journey from economic cooperation to a broad political and territorial integration across Europe [6](#page=6).
### 1.1 The European Coal and Steel Community (ECSC)
The genesis of the European Union can be traced back to the **European Coal and Steel Community (ECSC)**. This was established by the **Paris Treaty**, signed on April 18, 1951. The ECSC marked a pivotal moment in history, as it was the first instance where sovereign, independent countries voluntarily transferred authority over specific matters to a supranational structure. The founding members of the ECSC were Belgium, France, West Germany, Italy, Luxembourg, and the Netherlands [6](#page=6).
### 1.2 Further European Integration
Following the success of the ECSC, further steps were taken to deepen European integration. The **EEC (European Economic Community)** and **Euratom (European Atomic Energy Community)** treaties were instrumental in this process. The **Rome Treaty**, signed on March 25, 1957, was a cornerstone of this expansion, laying the groundwork for a common market and broader economic cooperation [6](#page=6).
### 1.3 Expansion and Broadening of Scope
Over the subsequent decades, the European project witnessed significant **territorial expansion** as more countries joined the Union. Crucially, the EU's scope also broadened considerably beyond purely economic matters. The **EU-Treaty of 1992**, also known as the **Treaty of Maastricht**, was a landmark agreement that established the basis for intergovernmental cooperation in crucial non-economic areas such as foreign policy, security, administration of justice, and police matters [6](#page=6).
### 1.4 The Lisbon Treaty
The most recent significant development in the EU's structure and functioning came with the **Lisbon Treaty**, signed in 2007. This treaty introduced a **new structure** for the Union, aiming to enhance its efficiency and democratic legitimacy [6](#page=6).
---
# EU law and fundamental freedoms
This section outlines core principles of EU law, including non-discrimination, EU citizenship, and the four fundamental freedoms, alongside the principle of subsidiarity [7](#page=7).
### 2.1 Key principles of EU law
EU law is built upon several foundational principles that ensure a fair and integrated internal market [7](#page=7).
#### 2.1.1 Non-discrimination and EU citizenship
The principle of non-discrimination is enshrined in Articles 18-25 of the Treaty on the Functioning of the European Union (TfEU). This principle prohibits any discrimination on grounds of nationality within the scope of application of the Treaties. EU citizenship, established by Articles 18-25 TfEU, complements this by granting rights to nationals of Member States, including the right to move and reside freely within the territory of the Member States [7](#page=7).
#### 2.1.2 The four fundamental freedoms
The EU's internal market is underpinned by four fundamental freedoms, which are essential for economic integration:
* **Free movement of goods:** This freedom, governed by Article 26 et seq. TfEU, aims to eliminate customs duties and quantitative restrictions between Member States, creating a customs union [7](#page=7).
* **Free movement of individuals:** Covered by Article 45 et seq. TfEU, this freedom ensures the right of establishment and the freedom to work in any Member State for individuals and companies [7](#page=7).
* **Free circulation of services:** As detailed in Article 56 et seq. TfEU, this freedom allows for the provision of services across Member State borders [7](#page=7).
* **Free circulation of capital:** Governed by Article 63 et seq. TfEU, this freedom ensures the free movement of capital and payments between Member States [7](#page=7).
#### 2.1.3 Competition law
Beyond the freedoms, EU law also secures competition within the EU. This involves regulating against practices such as cartels, monopolies, dominant market positions, and the misuse of state aid to ensure a level playing field for businesses [7](#page=7).
### 2.2 The principle of subsidiarity
The principle of subsidiarity, outlined in Article 5 of the Treaty on European Union (TEU), acts as a crucial check on the EU's legislative power [7](#page=7).
* **Application:** In areas where the EU does not have exclusive competence, it should only act if and because the objectives of the proposed action cannot be sufficiently achieved by the Member States, either at central, regional, or local level, but can rather, by reason of the scale or effects of the proposed action, be better achieved at Union level [8](#page=8).
> **Tip:** Subsidiarity ensures that decisions are taken as closely as possible to the citizen, with the EU intervening only when its action is more effective than action taken at national, regional, or local level [8](#page=8).
* **Multilevel governance:** This principle is integral to the concept of multilevel governance within the EU, where powers are shared and coordinated across different levels of government [8](#page=8).
> **Example:** The EU's attempt to harmonize rules for genetically modified crops faced strong opposition from Member States due to diverse local environmental, economic, and cultural considerations, illustrating how national circumstances can influence the application of the subsidiarity principle [8](#page=8).
---
# Stages of market integration
The stages of market integration describe the progressive deepening of economic ties between countries, moving from the removal of tariffs to a fully unified economic and monetary system.
## 3. Stages of market integration
The process of market integration, particularly within the European Union, involves a series of progressively deeper economic linkages aimed at fostering economic growth and preventing future conflicts. The EU's foundational treaties explicitly state the establishment of an internal market and an economic and monetary union with the euro as its currency. This integration is achieved through the removal of trade barriers, the creation of a common market, and the harmonization of policies [10](#page=10) [11](#page=11).
### 3.1 The progression of integration
The integration process is typically visualized as a series of hierarchical stages, each building upon the previous one [9](#page=9).
#### 3.1.1 Free trade area
This is the initial stage of integration. In a free trade area, member states agree to remove tariffs and other trade barriers among themselves, but each country maintains its own independent trade policy towards non-member countries. An example of a free trade area is the European Free Trade Association (EFTA) [9](#page=9).
#### 3.1.2 Customs union
Moving beyond a free trade area, a customs union adds a crucial element: a common external trade policy. This means member states not only eliminate internal trade barriers but also adopt a common tariff and trade policy towards countries outside the union. The European Economic Community (EEC) achieved this stage by July 1, 1968, with its founding members: France, West Germany, Italy, Belgium, the Netherlands, and Luxembourg [9](#page=9).
#### 3.1.3 Common market / Internal market
This stage represents a significant deepening of integration. A common market (also referred to as an internal market) involves the free movement of not only goods but also persons, services, and capital between member states. This is often termed "negative integration" as it focuses on removing barriers. The deadline for establishing this common market was January 1, 1970, with the concept of the internal market solidified with a deadline of December 31, 1992. "Positive integration," through harmonization of laws and policies, is also a key component of the internal market, as stipulated in Article 114 of the Treaty on the Functioning of the European Union (TFEU) [11](#page=11) [9](#page=9).
##### 3.1.3.1 Components of the internal market
The internal market encompasses several key elements beyond free movement:
* **Free movement of goods, persons, services, and capital**: This is the cornerstone of the internal market, ensuring that factors of production can flow unhindered across national borders [11](#page=11).
* **Harmonisation**: This involves aligning the laws and regulations of member states to facilitate the single market. This is often referred to as "positive integration." [11](#page=11).
* **Competition law**: The enforcement of competition rules, as outlined in Articles 101 et seq. of the TFEU, is vital to prevent anti-competitive practices that could distort the internal market [11](#page=11).
* **Sectoral policies**: Specific policies addressing particular economic sectors are developed and applied to support the functioning of the internal market.
* **Economic and Monetary Union (EMU)**: This represents the most advanced stage of integration.
#### 3.1.4 Economic and Monetary Union (EMU)
This is the highest level of market integration. An Economic and Monetary Union involves not only the establishment of a common market but also the coordination of economic policies and the adoption of a single currency. The EMU was formally established in 1992, with the introduction of the euro as the single currency on January 1, 2002, marking a decisive step. Article 119 TFEU also relates to this stage and Article 3 TEU explicitly states the Union's commitment to establishing an EMU with the euro as its currency [11](#page=11) [4](#page=4) [9](#page=9).
> **Tip:** Understand that each stage builds upon the previous one, with increasing levels of economic policy coordination and harmonization required as integration deepens. The progression from a Free Trade Area to an EMU signifies a move from mere barrier reduction to the creation of a truly unified economic space.
---
# Harmonisation of private law and the Draft Common Frame of Reference
This topic explores the process of harmonising private law within the European Union through directives and introduces the academic Draft Common Frame of Reference (DCFR) as a significant legal toolkit [12](#page=12) [14](#page=14) [15](#page=15).
### 4.1 Harmonisation through EU Directives
EU Directives are instruments used to harmonise laws across Member States. A key question in this context is whether an EU Directive has direct effect [12](#page=12).
#### 4.1.1 Types of Harmonisation
There are two primary approaches to harmonisation via EU Directives:
* **Minimum harmonisation**: This approach sets a baseline level of regulation, allowing Member States to enact stricter rules if they choose. Consumer protection is a common area where minimum harmonisation is applied [13](#page=13).
* **Maximum harmonisation (or full harmonisation)**: This approach aims for complete uniformity by preventing Member States from introducing more stringent regulations than those stipulated in the Directive. Product norms are an example of an area often subject to maximum harmonisation [13](#page=13).
#### 4.1.2 Areas of Private Law Harmonised
Several areas of private law have been subject to EU harmonisation, including:
* **Corporate law**: Harmonisation has occurred regarding limited liability companies, public limited liability companies, and listed public limited liability companies [14](#page=14).
* **Business-to-consumer contracts**: This includes regulations on unfair terms, sales contracts (covering conformity and remedies), contracts concluded outside of business premises (such as doorstep selling), and distance contracts (like online sales). Other harmonised areas in this domain include package travel and consumer credit, including mortgage credit [14](#page=14).
### 4.2 The Draft Common Frame of Reference (DCFR)
The DCFR is an academic project that emerged from a political initiative to enhance the coherence of European Contract Law. It was published in 2009, following earlier academic efforts to harmonise European private law, such as the Lando Commission's "Principles of European Contract Law" (PECL) and the UNIDROIT "Principles for International Commercial Contracts". The DCFR is built upon the EU's legal acquis (the entire body of EU laws, common rights, and obligations) and prior academic scholarship [15](#page=15).
#### 4.2.1 Purpose of the DCFR
The DCFR serves multiple purposes:
* It acts as a potential model for a political Common Frame of Reference [16](#page=16).
* It raises awareness of the existence of European private law and demonstrates that diverse legal systems often arrive at similar solutions for common problems [16](#page=16).
* It functions as a "tool box" offering inspiration for the revision of both EU and national private law [16](#page=16).
> **Tip:** Understanding the DCFR as a "tool box" is crucial; it's not binding legislation but a valuable academic resource for legal reform and interpretation.
#### 4.2.2 Structure of the DCFR
The DCFR is organised into several books covering a wide range of private law topics:
* Book 1: General Provisions [17](#page=17).
* Book 2: Contracts and other juridical acts [17](#page=17).
* Book 3: Obligations and corresponding rights [17](#page=17).
* Book 4: Specific contracts and the rights and obligations arising from them [17](#page=17).
* Book 5: Benevolent intervention in another’s affairs [17](#page=17).
* Book 6: Non-contractual liability arising out of damage caused to another [17](#page=17).
* Book 7: Unjustified enrichment [17](#page=17).
* Book 8: Acquisition and loss of ownership of goods [17](#page=17).
* Book 9: Proprietary security in movable assets [17](#page=17).
* Book 10: Trusts [17](#page=17).
#### 4.2.3 Key Principles within the DCFR
One notable principle within the DCFR is the concept of good faith and fair dealing, as articulated in provision I.–1:103 [18](#page=18).
* **Definition**: The expression "good faith and fair dealing" refers to conduct characterised by honesty, openness, and consideration for the interests of the other party involved in a transaction or relationship [18](#page=18).
* **Prohibition**: It is considered contrary to good faith and fair dealing for a party to act inconsistently with their prior statements or conduct if the other party has reasonably relied on these to their detriment [18](#page=18).
> **Example:** If a seller repeatedly assures a buyer that a product is compatible with a specific system, and the buyer purchases it based on this assurance, the seller cannot later claim the product is not compatible if that would cause the buyer detriment. This would likely be a breach of good faith and fair dealing.
#### 4.2.4 Reception and Relevance of the DCFR
The DCFR has not been enacted as binding legislation, given its status as a draft. Its reception has been mixed, with some viewing it critically and others embracing it as a valuable academic tool. The practical relevance of the DCFR continues to be a subject of discussion [19](#page=19).
---
## Common mistakes to avoid
- Review all topics thoroughly before exams
- Pay attention to formulas and key definitions
- Practice with examples provided in each section
- Don't memorize without understanding the underlying concepts
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Supranational structure | An international organization or entity that transcends national boundaries and governments, possessing independent authority and decision-making power over member states in specific areas. |
| European Coal and Steel Community (ECSC) | An organization established by the Paris Treaty in 1951, marking the first instance of sovereign nations transferring authority to a supranational body. It was a precursor to the modern European Union. |
| Treaty of Rome | Signed in 1957, this treaty established the European Economic Community (EEC) and the European Atomic Energy Community (Euratom), significantly advancing European integration beyond the ECSC. |
| Treaty of Maastricht | Also known as the Treaty on European Union, signed in 1992, it led to the formation of the European Union (EU) and introduced intergovernmental cooperation in areas like foreign policy, security, justice, and police. |
| Lisbon Treaty | A revision of the EU's founding treaties, adopted in 2007, which introduced a new structure for the EU and aimed to improve its democratic legitimacy and efficiency. |
| Non-discrimination | The principle that individuals should not be treated unfavorably because of who they are or what they believe, a core tenet of EU law ensuring equal treatment for all citizens and businesses within the Union. |
| EU-citizenship | A status granted to nationals of EU member states, providing them with specific rights such as the freedom to live, work, and study in any EU country, and the right to vote in European Parliament elections. |
| Fundamental freedoms | The four key freedoms guaranteed by EU law: the free movement of goods, individuals (persons and companies), services, and capital, which are essential for the functioning of the internal market. |
| Customs union | An agreement between countries to eliminate customs duties and other trade barriers on goods traded between them, and to adopt a common external trade policy towards non-member countries. |
| Internal market | A single market established by the EU where goods, services, capital, and people can move freely across the borders of member states, fostering economic growth and competition. |
| Subsidiarity | A principle stating that the EU should only take action in areas where it does not have exclusive competence if and because the objectives of the proposed action cannot be sufficiently achieved by the Member States, either at central or regional and local levels, but can rather, by reason of the scale or effects of the proposed action, be better achieved at Union level. |
| Multilevel governance | A system of governance where decision-making processes involve multiple levels of government, from local to supranational, with significant interaction and interdependence between these levels. |
| Free Trade Area | A group of countries that have eliminated or reduced tariffs and trade barriers among themselves, but each country maintains its own trade policy towards non-member countries. |
| Common market | A type of customs union that also allows for the free movement of labor and capital among its member states, creating a more integrated economic space. |
| Economic and Monetary Union (EMU) | A framework within the EU that coordinates economic and fiscal policies, establishing a common monetary policy and a single currency, the Euro, for participating member states. |
| Negative integration | The process of removing existing barriers to trade and market access, such as tariffs and quotas, to create a more unified market. |
| Positive integration | The process of actively creating common rules and harmonizing legislation across member states to achieve specific policy objectives within the internal market. |
| Harmonisation | The process of aligning laws, regulations, and administrative provisions of EU member states to remove obstacles to trade and ensure a level playing field within the internal market. |
| EU Directives | Legal acts of the European Union that set out a goal that all EU countries must achieve. However, it is up to the individual countries to devise their own laws on how to reach these goals. |
| Direct effect | A principle of EU law that allows individuals to directly invoke provisions of EU law before national courts, provided those provisions are clear, precise, and unconditional. |
| Minimum harmonisation | A form of harmonization where EU law sets a baseline standard that member states must meet, but allows them to implement stricter rules if they choose. |
| Maximum/Full harmonisation | A form of harmonization where EU law aims to achieve complete uniformity by preventing member states from introducing rules that are more stringent than those prescribed in the directive. |
| Corporate law | The body of law governing the establishment, operation, and dissolution of companies, including rules on limited liability companies and public limited liability companies. |
| Business-to-consumer (B2C) contracts | Contracts entered into between a business seller and an individual consumer, often subject to specific consumer protection regulations to ensure fairness. |
| Unfair terms | Contractual clauses that create a significant imbalance in the parties' rights and obligations to the detriment of the consumer, which may be deemed void under EU law. |
| Sales contracts | Agreements for the sale of goods, where EU law specifies requirements for conformity of the goods with the contract and remedies available to the buyer in case of non-conformity. |
| Distance contracts | Contracts concluded between a trader and a consumer under an organized distance sales or service-provision scheme without the simultaneous physical presence of the trader and the consumer, for example, online sales. |
| Package travel | Contracts that combine at least two different types of travel services (like transport and accommodation) for the purpose of the same trip or holiday, offering comprehensive consumer protection. |
| Consumer credit | Loans provided by a lender to a consumer, where EU law aims to ensure transparency and fairness in the terms and conditions of credit agreements. |
| Mortgage credit | Loans secured by immovable property, where EU law establishes consumer protection rules regarding the information provided and the contractual terms. |
| European Commission Communication | An official document issued by the European Commission to present its views or proposals on a particular matter, often serving as a basis for legislative action. |
| Draft Common Frame of Reference (DCFR) | An academic project that produced a comprehensive set of model rules for European contract and tort law, intended as a potential basis for future EU legislation. |
| Lando-Commission | An academic initiative that developed the Principles of European Contract Law (PECL), aiming to create a unified set of contract law rules for Europe. |
| Principles of European Contract Law (PECL) | A set of model contract law rules developed by the Lando-Commission, intended to promote the harmonization of contract law in Europe. |
| UNIDROIT Principles for International Commercial Contracts | A set of principles developed by the International Institute for the Unification of Private Law (UNIDROIT) to provide a flexible and harmonized framework for international commercial transactions. |
| Acquis communautaire | The entire body of EU law, rights, and obligations that have been adopted and are binding on member states. |
| Good faith and fair dealing | A legal standard of conduct requiring parties to a transaction or relationship to act honestly, openly, and with consideration for the interests of the other party. |
| Juridical acts | Legal actions or declarations of will intended to produce legal effects, such as contracts or unilateral promises. |
| Non-contractual liability | Legal responsibility arising from causing harm or damage to another person outside of a contractual agreement, often referred to as tort law. |
| Unjustified enrichment | The legal principle that a person should not be allowed to profit unfairly at the expense of another, requiring the restitution of benefits unjustly obtained. |
| Proprietary security in movable assets | Legal rights granted over movable property to secure the performance of an obligation, such as a pledge or retention of title. |
| Trusts | A legal arrangement where a person (the trustee) holds assets for the benefit of another person (the beneficiary), recognized in some jurisdictions. |
Cover
les 10) 7.2. BA AUTO.pptx
Summary
# De RDR-overeenkomst en expertise-overeenkomst
De RDR-overeenkomst en de expertise-overeenkomst zijn privaatrechtelijke afspraken tussen verzekeraars die tot doel hebben de afhandeling van verkeersongevallen te versnellen en te vereenvoudigen door middel van directe regeling en onderlinge verrekening.
## 1. De expertise-overeenkomst
De expertise-overeenkomst regelt de wijze waarop de schade aan een voertuig wordt vastgesteld, met uniforme regels voor technische expertises. De verzekeraar van de niet-aansprakelijke bestuurder van het slachtoffer zal, voor rekening van de verzekeraar van de tegenpartij, de expertise van de schade aan het voertuig van zijn verzekerde laten uitvoeren en tevens zelf overgaan tot vergoeding van zijn verzekerde, mits aan de voorwaarden van de conventie is voldaan. De directe verzekeraar, dit wil zeggen de verzekeraar van het slachtoffer, stelt de expert aan. Deze experts moeten erkend zijn.
## 2. De RDR-overeenkomst
De RDR-overeenkomst staat voor "Règlement Direct" of "Directe Regeling". Het is een conventie tussen BA-autoverzekeraars waarbij de eigen verzekeraar de materiële schade van zijn verzekerde rechtstreeks afhandelt, en de verzekeraars de kosten onderling vereffenen volgens vastgelegde regels.
### 2.1 Doelstellingen van de RDR-overeenkomst
Het hoofddoel van de RDR-overeenkomst is het sneller vergoeden van slachtoffers en het realiseren van administratieve vereenvoudiging. De overeenkomst vermijdt dat de tegenpartij-verzekeraar de regeling vertraagt, wat vroeger kon leiden tot vertragingen van maanden tot zelfs jaren. Door de koppeling met de expertise-overeenkomst wordt gezorgd voor een snelle expertise gevolgd door een vlotte uitbetaling. Ongeveer zeventig procent van alle autoschade wordt via RDR geregeld, met de meeste dossiers die binnen een maand worden afgehandeld.
### 2.2 Schaderegeling binnen de RDR
De schaderegeling binnen RDR kan op twee manieren gebeuren:
#### 2.2.1 De regeling op initiatief
Dit is de basisregel en wordt altijd eerst nagestreefd.
* **Toepassingsgebied:** Deze regeling is van toepassing tot een maximum schadebedrag van 25.000 euro. Boven dit bedrag is RDR niet van toepassing en wordt de schade geregeld volgens het gemeen recht door de BA-verzekeraar van de aansprakelijke partij.
* **Procedure:** De schade wordt geregeld volgens de klassieke BA-regels, waarbij de verzekeraar van de aansprakelijke bestuurder moet vergoeden op basis van fout, schade en oorzakelijk verband, zonder de vereenvoudigde RDR-procedures.
* **Voorwaarde:** Het ongeval moet beantwoorden aan een RDR-barema (standaardscenario), wat zorgt voor een snelle aansprakelijkheidsbepaling zonder te wachten op een strafdossier. De interpretatie van deze barema's evolueert via de rechtspraak van de Toepassingscommissie.
#### 2.2.2 De regeling met akkoord
Deze regeling is aanvullend op de regeling op initiatief en wordt gebruikt wanneer het ongeval niet volledig in een RDR-barema past of wanneer er twijfel bestaat over de feiten.
* **Maximumbedrag:** Het maximum schadebedrag is eveneens 25.000 euro; boven dit bedrag geldt het "gemeen recht".
* **Definitiviteit van akkoord:** Een gegeven akkoord is definitief. De tegenpartij kan niet meer overschakelen op regeling op initiatief en heeft geen recht meer op verhaal in gemeen recht. De verzekeraar die akkoord geeft, legt zich voor 50% of 100% neer bij de regeling van de directe verzekeraar.
* **Uitwisseling:** Het akkoord kan uitsluitend worden uitgewisseld tussen BA-verzekeraars.
* **Termijn:** Het akkoord moet worden gegeven binnen 3 maanden na de melding van het ongeval. Dit gebeurt via een voorgeschreven formulier, verstuurd naar een specifiek RDR-emailadres. De vraag kan in vrije vorm worden gesteld.
### 2.3 DATASSUR
DATASSUR is de organisatie die voor de aangesloten verzekeraars de financiële compensatie van RDR-schadedossiers beheert.
* **Rol:** DATASSUR komt niet tussen in de relatie tussen verzekerde en verzekeraar en voert geen inhoudelijke schaderegeling uit. De rol is beperkt tot het beheer van de maandelijkse financiële compensatie tussen verzekeraars die de RDR-conventie toepassen.
* **Compensatieproces:** Slachtoffers worden vergoed op basis van de werkelijke herstelkosten (vastgelegd door de expert en hersteller). De directe verzekeraar wordt echter niet op basis van die werkelijke kosten terugbetaald, maar via een forfaitair bedrag. Dit forfaitaire bedrag is berekend als het maandelijkse gemiddelde van alle werkelijke kosten van alle deelnemende ondernemingen.
* **Doel van forfaits en compensatie:** Dit systeem zorgt voor administratieve vereenvoudiging via één gecentraliseerd afrekenmechanisme en voor misbruikpreventie, door te voorkomen dat verzekeraars hun werkelijke schadebedragen kunstmatig zouden opdrijven.
### 2.4 Verloop van een RDR-dossier
#### 2.4.1 Regeling op initiatief
1. Beide partijen melden hun versie van het ongeval aan hun eigen verzekeraar (EAF).
2. De aansprakelijkheid wordt duidelijk: bijvoorbeeld A is in recht en B is in fout.
3. Verzekeraar A meldt het schadegeval aan verzekeraar B.
4. Het ongeval past in een RDR-barema, waardoor RDR (op initiatief) toepasbaar is.
5. Verzekeraar A stelt een expert aan conform de expertise-overeenkomst.
6. De expert onderzoekt het voertuig bij de garage of bij de verzekerde.
7. De expert bezorgt zijn verslag en het schadebedrag aan verzekeraar A.
8. Verzekeraar A vergoedt zijn verzekerde rechtstreeks.
9. Verzekeraar A vraagt terugbetaling aan DATASSUR, die de RDR-compensatiekas gebruikt om de schade te vereffenen.
#### 2.4.2 Regeling met akkoord
1. Beide partijen melden het ongeval aan hun eigen verzekeraar (EAF).
2. De omstandigheden passen niet volledig in een RDR-barema of roepen twijfel op.
3. Verzekeraar A (van het slachtoffer) vraagt expliciet akkoord aan verzekeraar B.
4. Verzekeraar B beoordeelt het verzoek en geeft akkoord (50% of 100%), of weigert, waardoor RDR niet mogelijk is.
5. Bij gegeven akkoord: verzekeraar A vergoedt zijn verzekerde rechtstreeks.
6. Verzekeraar A krijgt terugbetaling via DATASSUR, volgens de regels van RDR.
### 2.5 RDR en de verzekerde
De RDR-overeenkomst bindt enkel verzekeraars, niet de verzekerde of het slachtoffer. De rechten van de verzekerde volgens het gemeen recht blijven volledig behouden. Indien een verzekerde niet akkoord gaat met een RDR-beslissing, kan hij altijd terugvallen op de klassieke BA-procedure. Hij kan de aansprakelijkheid betwisten, bijkomende elementen of getuigen aandragen, waardoor de zaak buiten RDR wordt beoordeeld. De eigen verzekeraar is verplicht dit te respecteren en kan RDR niet tegen de wil van de verzekerde opleggen wanneer deze de foutverdeling of feiten betwist. Rechtsbijstand kan worden ingeschakeld voor een objectieve beoordeling.
## 3. Aanrijding door voertuigen (gebouwen)
De Assuralia-overeenkomst "Aanrijding door voertuigen" regelt hoe schade aan gebouwen wordt afgehandeld wanneer deze schade veroorzaakt is door een voertuig. Dit geldt voor de in de brandverzekering opgenomen dekking "aanrijding door voertuigen" (schade aan een verzekerd gebouw, poort, omheining, etc.).
* **Procedure:** De eigen brandverzekeraar van de benadeelde vergoedt rechtstreeks zijn verzekerde, volgens de regels van de brandpolis (meestal nieuwwaarde). Nadien verhaalt de brandverzekeraar zich op de BA-motorrijtuigverzekeraar van het aanrijdende voertuig (of op het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds indien er geen BA Auto is), volgens vaste interne regels.
* **Voorwaarde:** Beide betrokken verzekeraars (brand en BA Auto) moeten tot de conventie zijn toegetreden.
* **Doelstellingen:**
* Snelle en praktische schaderegeling: de benadeelde hoeft zich niet te bemoeien met de BA-verzekeraar van de tegenpartij, maar kan terecht bij zijn eigen brandverzekeraar.
* Vermijden van discussies: discussies tussen brand- en BA-verzekeraars over expertise, aansprakelijkheid, etc. worden onderling via de conventie uitgevochten.
## 4. BA Auto / BA Uitbatingen (‘Aanrijding door voertuigen’)
Deze Assuralia-conventie, ontstaan op 1 maart 1994, richt zich op geschillen tussen de verzekeraar BA Motorrijtuigen en de verzekeraar BA Uitbating.
* **Doel:** Het voorkomen dat het slachtoffer "tweede keer slachtoffer" wordt van discussies tussen verzekeraars en zorgen voor een vlotte en praktische schaderegeling.
* **Systeem van voorlopig beheer:** De BA Auto-verzekeraar regelt voorlopig de schade tot vaststaat welke verzekeraar definitief moet betalen.
* **Werking:** Bij betwisting tussen BA Auto en BA Uitbating, vergoedt de BA Auto-verzekeraar de schade tot maximaal 25.000 euro "voor rekening van wie het behoort", zolang aan de voorwaarden is voldaan. Dit betekent dat het slachtoffer niet hoeft te wachten tot beslist is welke verzekeraar uiteindelijk moet betalen.
## 5. Verbintenisverklaring kettingbotsingen
Dit is geen overeenkomst tussen verzekeraars, maar een belofte ten aanzien van de eigen bestuurders. Ontstaan na een zware kettingbotsing in Deinze in 1996, waarbij ongeveer 200 voertuigen betrokken waren. De BA-verzekeraar vergoedt zijn eigen bestuurder bij een kettingbotsing als de fout van een ander niet (goed) bewijsbaar is. Dit vermijdt lange procedures en situaties zonder duidelijke aansprakelijke partij.
## 6. Accessoire waarborgen (niet-BA)
Dit zijn aanvullende waarborgen die niet tot de BA-verzekering behoren. Er zijn geen uniforme wettelijke regels voor deze waarborgen, enkel de algemene bepalingen van de Wet Verzekering zijn van toepassing. De voorwaarden verschillen per verzekeraar, waardoor de consument zelf moet vergelijken.
### 6.1 Meest voorkomende dekkingen
* Materiële schade aan het voertuig ingevolge een ongeval (Eigen schade).
* Materiële schade of verdwijning van het voertuig ingevolge Brand & Diefstal.
* Materiële schade aan het voertuig ingevolge Glasbreuk, Natuurelementen en Aanrijding door dieren.
* Lichamelijke schade van de weggebruikers in een verzekering Individuele ongevallen.
* Rechtsbijstand, om zich te laten bijstaan in zijn verdediging en om verhaal uit te oefenen.
### 6.2 ‘Eigen schade’
* **Voorwerp van de dekking:** Vergoeding van schade aan het voertuig na een ongeval, ongeacht de fout van de bestuurder. Als de verzekerde niet in fout is, vergoedt de verzekeraar eigen schade (met vrijstelling) en verhaalt zich op de BA-verzekeraar van de aansprakelijke. Als de verzekerde wel in fout is, geldt dezelfde regeling, maar blijft de vrijstelling ten laste van de verzekerde. Sommige contracten kennen een ruim ongevalsbegrip, inclusief vandalisme, omkantelen, vallen, etc.
* **Vrijstelling:** De verzekerde draagt het bedrag van de vrijstelling, tenzij dit verhaald kan worden op de aansprakelijke. De hoogte van de vrijstelling varieert sterk per contract en kan een vast bedrag zijn of een percentage van de cataloguswaarde of het vergoedingsbedrag. Soms is de vrijstelling enkel van toepassing in bepaalde situaties (bv. vandalisme, gebruik van bepaalde herstellers).
* **Bepaling van de vergoeding & premie:**
* Gedeeltelijke schade: vergoeding = bedrag op de herstellingsfactuur.
* Totaal verlies: vergoeding in werkelijke waarde of volgens "aangenomen waarde" (een vooraf afgesproken formule, vaak met waardevermindering volgens leeftijd of kilometerstand).
* Sommige verzekeraars koppelen de premie aan de schadestatistiek van de verzekerde.
### 6.3 ‘Brand en diefstal’
* **Waarborg Brand:** Vergoedt schade aan het voertuig door brand, vuur, ontploffing, bliksem, kortsluiting, ongeacht de locatie. Dit verschilt van de woningverzekering, waar de dekking enkel geldt indien het voertuig in de woning/garage is.
* **Waarborg Diefstal:** Vergoedt schade door diefstal of poging tot diefstal. Uitbreidingen kunnen mogelijk zijn voor diefstal met geweld (carjacking/homejacking) of met gebruik van originele sleutels.
* **Vrijstelling & vergoeding:** Vaak volgen deze dezelfde regels als de waarborg eigen schade.
* **Voorwaarden & acceptatie (waarborg diefstal):** Verzekeraars kunnen voorwaarden koppelen aan de diefstalwaarborg, zoals de aanwezigheid van een garage. Dit beïnvloedt de risicobeoordeling. Niet-naleving van bijzondere voorwaarden kan leiden tot de nietigheid van de dekking. De acceptatiepolitiek verschilt per verzekeraar (naar waarde, merk, type wagen, woonplaats, etc.).
* **Beveiligingssystemen:** Een belangrijke eis is een beveiligingssysteem geplaatst door een erkende installateur. Zonder zo'n systeem is autodiefstal quasi onverzekerbaar. Er zijn twee soorten systemen: autodiefstalsystemen (voorkomen/ontmoedigen diefstal) en 'nadiefstalsystemen' (bemoeilijken gebruik of lokaliseren van een gestolen wagen).
### 6.4 ‘Glasbreuk, Natuurelementen en Aanrijding door dieren’
* **Waarborg glasbreuk / natuurelementen / dieren:** Vergoedt schade aan het voertuig door glasbreuk (voorruit, zij- en achterruiten, mogelijk ook spiegels en lichten), natuurelementen (storm, hagel) en aanrijding door dieren (soms beperkt tot wild).
* **Vrijstelling & vergoeding:** Volgen vaak dezelfde regels als "eigen schade". Soms kan de vrijstelling onder voorwaarden wegvallen.
### 6.5 ‘Individuele ongevallen’ (Bestuurdersverzekering)
* **Doel & nut:** Verzekert inzittenden, in het bijzonder de bestuurder, tegen lichamelijke schade en gevolgen. Artikel 29bis van de Wet van 21 november 1989 beschermt inzittenden en zwakke weggebruikers, maar sluit de bestuurder zelf uit. De bestuurdersverzekering vult deze leemte op.
* **Redenen voor een bestuurdersverzekering:**
* De bestuurder is uitgesloten van artikel 29bis WAM.
* Dekking ook bij eigen (gedeeltelijke) fout of eenzijdig ongeval.
* Bescherming bij onbekende/onverzekerde tegenpartij of vluchtmisdrijf.
* Zorgt voor een snelle, contractuele uitkering zonder jarenlange aansprakelijkheidsdiscussies.
* **Met of zonder subrogatieclausule:**
* **Contract mét subrogatie:** De verzekeraar kan na betaling terugvorderen bij de aansprakelijke derde. Het slachtoffer krijgt niet meer dan wat in gemeen recht verhaald kan worden; de vergoeding is eerder een voorschot. Dit leidt tot een lagere premie.
* **Contract zónder subrogatie:** De verzekeraar kan niet verhalen op een derde. Het slachtoffer kan bovenop de polisvergoeding nog volledig de aansprakelijke persoon aanspreken. Dit leidt tot cumulatieve vergoedingen en een ruimere dekking, maar is meestal duurder.
### 6.6 ‘Rechtsbijstand’
* **Situering:** Niet verplicht, maar aan te raden vanaf inschrijving van het voertuig. Nodig zowel bij eigen fout als bij eigen recht voor een goede afhandeling van het schadegeval.
* **Dekkingen:**
* Burgerlijk verhaal als je in je recht bent (verhaal tegen de aansprakelijke).
* Verdediging als jij in fout wordt gesteld.
* Vrije keuze van advocaat.
* **Mogelijke extra waarborgen:** Geschillen met garagist, koper, etc.
* **Nuttig bij:** Alle geschillen rond schaderegeling, discussies over aansprakelijkheid, problemen bij expertise van stoffelijke schade, en discussies over vergoeding van lichamelijke schade.
---
# Aanvullende waarborgen (niet-BA)
Deze sectie behandelt diverse aanvullende waarborgen in autoverzekeringen die naast de verplichte burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering (BA Auto) kunnen worden afgesloten, met hun specifieke kenmerken en dekkingen.
### 2.1 Begrip en overzicht van aanvullende waarborgen
Aanvullende waarborgen (niet-BA) kennen geen uniforme wettelijke regels zoals de BA Auto. Enkel de algemene bepalingen van de Wet Verzekering zijn van toepassing. De voorwaarden van deze bijkomende waarborgen verschillen sterk per verzekeraar, waardoor de consument zelf grondig moet vergelijken om de polis te vinden die het best aansluit bij zijn behoeften. Een uitputtende beschrijving van alle mogelijke dekkingen op de markt is niet haalbaar, maar de meest voorkomende waarborgen worden hieronder overlopen.
#### 2.1.1 Overzicht van de meest voorkomende aanvullende waarborgen
De meest courante aanvullende waarborgen zijn:
1. De materiële schade aan het voertuig ingevolge een ongeval: **Eigen schade**.
2. De materiële schade of de verdwijning van het voertuig ingevolge **Brand & Diefstal**.
3. De materiële schade aan het voertuig ingevolge **Glasbreuk, Natuurelementen en Aanrijding door dieren**.
4. De lichamelijke schade van de weggebruikers in een **Individuele ongevallen** verzekering.
5. Het zich laten bijstaan in zijn verdediging maar ook om verhaal uit te oefenen in een **Rechtsbijstand**verzekering.
### 2.2 Eigen schade
De dekking 'eigen schade' voorziet in de vergoeding van schade aan het voertuig na een ongeval, ongeacht of de verzekerde in fout is of niet.
#### 2.2.1 Voorwerp van de dekking
* **Niet in fout:** De verzekeraar 'eigen schade' vergoedt de schade aan het voertuig, weliswaar met inhouding van een eventuele vrijstelling. De verzekeraar zal nadien proberen deze schade te verhalen op de BA-verzekeraar van de aansprakelijke tegenpartij.
* **Wel in fout:** De schade wordt op dezelfde manier geregeld, maar de vrijstelling blijft ten laste van de verzekerde.
* Sommige contracten hanteren een ruim ongevalsbegrip dat ook schade door vandalisme, omkantelen of vallen van het voertuig kan omvatten.
#### 2.2.2 Vrijstelling
De verzekerde draagt het bedrag van de vrijstelling, tenzij hij deze succesvol kan verhalen op de aansprakelijke partij. De vrijstelling kan sterk variëren tussen contracten en is soms enkel van toepassing in specifieke situaties, zoals bij vandalisme of bij het gebruik van bepaalde herstellers. De vrijstelling kan een vast bedrag zijn, of een percentage van de cataloguswaarde of van het totale vergoedingsbedrag.
#### 2.2.3 Bepaling van de vergoeding en premie
* **Gedeeltelijke schade:** De vergoeding is gelijk aan het bedrag op de herstellingsfactuur.
* **Totaal verlies:** De vergoeding kan gebeuren op basis van de werkelijke waarde van het voertuig, of volgens een vooraf afgesproken 'aangenomen waarde', vaak gebaseerd op een formule die rekening houdt met de leeftijd of kilometerstand van het voertuig.
* Sommige verzekeraars koppelen de premie aan de schadestatistieken van de verzekerde.
### 2.3 Brand en diefstal
Deze waarborgen dekken respectievelijk de schade door brand en de schade of het verlies door diefstal van het voertuig.
#### 2.3.1 Waarborg brand (autoverzekering)
Deze waarborg vergoedt de schade aan het voertuig veroorzaakt door brand. De dekking is vaak uitgebreid naar schade door vuur, ontploffing, blikseminslag en kortsluiting, ongeacht de locatie (garage, openbare weg, etc.). Dit onderscheidt zich van de woningverzekering, waarvoor een voertuig doorgaans enkel gedekt is als het zich in de woning of garage bevindt. De vrijstelling en vergoeding volgen vaak dezelfde principes als bij de waarborg 'eigen schade'.
#### 2.3.2 Waarborg diefstal
Deze waarborg dekt de schade die voortvloeit uit diefstal of een poging tot diefstal van het voertuig.
* **Mogelijke uitbreidingen:** Afhankelijk van de verzekeraar kan de dekking worden uitgebreid naar diefstal met geweld (carjacking/homejacking) of diefstal met gebruik van de originele sleutels.
* **Vrijstelling en vergoeding:** Ook hier gelden vaak dezelfde principes als bij de waarborg 'eigen schade'.
#### 2.3.3 Voorwaarden en acceptatie (waarborg diefstal)
Verzekeraars kunnen specifieke voorwaarden koppelen aan de diefstalwaarborg, zoals de aanwezigheid van een garage. Deze voorwaarden beïnvloeden de risicobeoordeling. Het niet naleven van deze voorwaarden kan leiden tot de nietigheid van de dekking, waardoor de verzekerde geen vergoeding ontvangt bij diefstal, zelfs indien de premie betaald is. De acceptatiepolitiek verschilt per verzekeraar en hangt af van factoren zoals de waarde, het merk, het type wagen, de aanwezigheid van een garage en de woonplaats van de verzekerde.
#### 2.3.4 Beveiligingssystemen (voorwaarde voor dekking)
Een belangrijke eis voor de dekking van autodiefstal is vaak de installatie van een beveiligingssysteem door een erkende installateur. Zonder een dergelijk systeem is autodiefstal quasi onverzekerbaar. Er zijn twee soorten systemen:
* **Autodiefstalsystemen:** Deze systemen zijn gericht op het voorkomen of ontmoedigen van diefstal.
* **'Nadiefstalsystemen':** Deze systemen bemoeilijken het gebruik of de lokalisatie van een gestolen wagen.
Beide soorten systemen vullen elkaar aan, vooral wanneer dieven erin slagen de sleutels van het voertuig te bemachtigen.
### 2.4 Glasbreuk, natuurelementen en aanrijding door dieren
Deze waarborgen dekken specifieke materiële schade aan het voertuig.
#### 2.4.1 Waarborg glasbreuk / natuurelementen / dieren
Deze waarborg vergoedt schade aan het voertuig veroorzaakt door:
* **Glasbreuk:** Schade aan de voorruit, zij- en achterruiten. Spiegels en lichten kunnen eventueel worden mee gedekt.
* **Natuurelementen:** Schade door storm, hagel, etc.
* **Aanrijding door dieren:** Soms beperkt tot aanrijdingen met wild.
#### 2.4.2 Vrijstelling en vergoeding
Vaak gelden dezelfde regels als bij 'eigen schade'. In sommige contracten kan de vrijstelling onder bepaalde voorwaarden wegvallen.
### 2.5 Individuele ongevallen
Deze waarborg, vaak aangeduid als 'bestuurdersverzekering', verzekert de inzittenden, en in het bijzonder de bestuurder, tegen lichamelijke schade en de gevolgen daarvan.
#### 2.5.1 Doel en nut van de bestuurdersverzekering
Artikel 29bis van de Wet op de Verzekering van de Verkeersaansprakelijkheid (WAM) beschermt inzittenden en zwakke weggebruikers. De bestuurder zelf is echter uitgesloten van deze bescherming, wat een lacune creëert. De bestuurdersverzekering vult deze leemte op en beschermt de bestuurder, zelfs wanneer hij zelf (mede) in fout is of bij een eenzijdig ongeval. Dit zorgt voor een snelle, contractuele uitkering zonder de noodzaak van langdurige aansprakelijkheidsdiscussies, en biedt bescherming bij onbekende, onverzekerde tegenpartijen of bij vluchtmisdrijf.
#### 2.5.2 Met of zonder subrogatieclausule
De voorwaarden van een individuele ongevallenverzekering kunnen een subrogatieclausule bevatten:
* **Contract met subrogatie:** Na de uitbetaling mag de verzekeraar het bedrag trachten terug te vorderen bij de aansprakelijke derde. De benadeelde ontvangt hierdoor niet meer dan wat hij in gemeen recht zou kunnen verhalen. De vergoeding dient eerder als een voorschot, wat resulteert in een goedkopere premie.
* **Contract zonder subrogatie:** De verzekeraar kan het uitbetaalde bedrag niet verhalen op een derde. De benadeelde kan naast de polisvergoeding ook nog de aansprakelijke partij volledig aanspreken, wat leidt tot cumulatieve vergoedingen. Deze dekking is doorgaans ruimer en dus duurder.
### 2.6 Rechtsbijstand
Rechtsbijstand is geen verplichte waarborg, maar is sterk aan te raden vanaf de inschrijving van het voertuig. Het is nuttig zowel wanneer de verzekerde in zijn recht is als wanneer hij in fout wordt gesteld, om een goede afhandeling van het schadegeval te garanderen.
#### 2.6.1 Dekkingen
De dekkingen omvatten onder andere:
* **Burgerlijk verhaal:** Wanneer de verzekerde in zijn recht is en verhaal wil uitoefenen tegen de aansprakelijke partij.
* **Verdediging:** Wanneer de verzekerde in fout wordt gesteld.
* **Vrije keuze van advocaat:** De verzekerde heeft de vrijheid om zijn eigen advocaat te kiezen.
* **Mogelijke extra waarborgen:** Geschillen met bijvoorbeeld een garagist of een koper van het voertuig kunnen eveneens gedekt zijn.
De rechtsbijstandverzekering is bijzonder nuttig bij alle geschillen rond de schaderegeling, zoals discussies over aansprakelijkheid, problemen bij de expertise van materiële schade, of onenigheid over de hoogte van de vergoeding voor lichamelijke schade.
---
> **Tip:** Bij het afsluiten van aanvullende waarborgen is het cruciaal om de polisvoorwaarden nauwkeurig te lezen en te vergelijken tussen verschillende verzekeraars. Let specifiek op de hoogte van de vrijstellingen, de exacte omvang van de dekking en eventuele uitsluitingen. De website van Assuralia kan hierbij een nuttige bron van informatie zijn, hoewel de algemene principes en concrete voorwaarden per verzekeraar kunnen verschillen.
> **Tip:** Het is aan te raden om te informeren naar de specifieke voorwaarden die van toepassing zijn op de waarborg diefstal, aangezien deze sterk kunnen variëren en directe gevolgen hebben voor de dekking. Denk hierbij aan vereisten omtrent beveiligingssystemen of de aanwezigheid van een garage.
---
# Organisaties en fondsen in de autoverzekeringssector
Dit overzicht behandelt de belangrijkste organisaties en fondsen binnen de Belgische autoverzekeringssector, hun rol bij de schadeafhandeling, internationale aspecten en specifieke situaties waarin de klassieke BA Auto niet volstaat.
### 3.1 Assuralia-overeenkomsten: Efficiëntie in schadeafhandeling
De Assuralia-overeenkomsten zijn private initiatieven tussen Belgische autoverzekeraars die tot doel hebben de afhandeling van verkeersongevallen sneller, eenvoudiger en met minder discussies te laten verlopen. Ze vormen geen wettelijke basis, maar worden door een zeer groot deel van de markt nageleefd en zijn bindend voor de aangesloten partijen. De kern van deze overeenkomsten bestaat uit twee pijlers: de RDR-overeenkomst en de expertise-overeenkomst.
#### 3.1.1 De expertise-overeenkomst
Deze overeenkomst bepaalt de regels voor het vaststellen van schade, waarbij uniforme procedures voor technische expertises worden gehanteerd. Het principe is dat de "directe verzekeraar" (de verzekeraar van het slachtoffer) de expertise van de schade aan het voertuig van zijn verzekerde uitvoert, voor rekening van de verzekeraar van de tegenpartij. Dit wordt gedaan door erkende experten.
#### 3.1.2 De RDR-overeenkomst (Reglement Direct / Directe Regeling)
De RDR-overeenkomst is een conventie tussen BA-autoverzekeraars die de eigen verzekeraar toestaat de materiële schade van zijn verzekerde rechtstreeks af te handelen. De verzekeraars vereffenen de kosten vervolgens onderling volgens vaste regels, voornamelijk via DATASSUR. Dit mechanisme vermijdt aanzienlijke vertragingen in de uitbetaling van schadevergoedingen, die voorheen maanden of zelfs jaren konden duren. De koppeling met de expertise-overeenkomst zorgt voor een snelle expertise en een vlotte uitbetaling. Ongeveer 70% van alle autoschades wordt via RDR afgehandeld, met een meerderheid van de dossiers die binnen één maand wordt geregeld.
##### 3.1.2.1 Schaderegeling binnen de RDR
De schaderegeling binnen RDR kan op twee manieren gebeuren:
* **Regeling op initiatief:** Dit is de basisregel en wordt altijd eerst nagestreefd.
* Toepasbaar tot een schadebedrag van maximaal 25.000 euro. Boven dit bedrag geldt het gemeen recht.
* Het ongeval moet voldoen aan een RDR-barema (standaardscenario) voor een snelle aansprakelijkheidsbepaling zonder afwachting van een strafdossier.
* De interpretatie van deze barema's evolueert via de rechtspraak van de Toepassingscommissie.
* De verzekeraar van de aansprakelijke partij vergoedt de schade volgens de klassieke BA-regels (fout, schade, oorzakelijk verband).
* **Regeling met akkoord:** Dit is een aanvullende regeling die wordt gebruikt wanneer een ongeval niet volledig in een RDR-barema past of wanneer er twijfel bestaat over de feiten.
* Toepasbaar tot een schadebedrag van maximaal 25.000 euro.
* Een gegeven akkoord is definitief en de tegenpartij kan niet meer overschakelen op de regeling op initiatief of verhaal in gemeen recht. De verzekeraar die akkoord gaat, legt zich 50% of 100% neer bij de regeling van de directe verzekeraar.
* Het akkoord wordt uitsluitend uitgewisseld tussen BA-verzekeraars en moet binnen drie maanden worden gegeven via een voorgeschreven formulier of een vrije vraag per e-mail.
##### 3.1.2.2 DATASSUR
DATASSUR is de organisatie die voor de aangesloten verzekeraars de financiële compensatie van RDR-schadedossiers beheert. Het is geen schadebeheerder tussen verzekerde en verzekeraar, maar regelt de maandelijkse financiële compensatie tussen de verzekeraars die de RDR-conventie toepassen. Slachtoffers worden vergoed op basis van de werkelijke herstelkosten, maar de directe verzekeraar wordt niet op basis van die werkelijke kosten terugbetaald. In plaats daarvan ontvangt de directe verzekeraar een forfaitair bedrag, berekend als het maandelijkse gemiddelde van alle werkelijke kosten van alle deelnemende ondernemingen. Dit mechanisme zorgt voor administratieve vereenvoudiging en voorkomt misbruik door het kunstmatig opdrijven van schadebedragen. Maandelijks worden ongeveer 21.000 RDR-dossiers via deze compensatiekas afgehandeld.
##### 3.1.2.3 Verloop van een RDR-dossier
* **Regeling op initiatief:** Beide partijen melden hun versie aan hun eigen verzekeraar. De aansprakelijkheid wordt duidelijk (bv. A is in recht, B is in fout). De verzekeraar van A meldt het schadegeval aan de verzekeraar van B. Indien het ongeval in een RDR-barema past, wordt RDR (op initiatief) toegepast. Verzekeraar A stelt een expert aan die een verslag met het schadebedrag bezorgt. Verzekeraar A vergoedt vervolgens zijn verzekerde rechtstreeks en vraagt terugbetaling aan DATASSUR.
* **Regeling met akkoord:** Beide partijen melden het ongeval aan hun eigen verzekeraar. Indien de omstandigheden niet volledig in een RDR-barema passen of twijfel oproepen, vraagt de verzekeraar van het slachtoffer expliciet akkoord aan de verzekeraar van de tegenpartij. Bij akkoord (50% of 100%) vergoedt de verzekeraar van het slachtoffer deze rechtstreeks en krijgt hij nadien terugbetaling via DATASSUR.
> **Tip:** De RDR-conventie bindt enkel de verzekeraars, niet de verzekerde of het slachtoffer. De rechten van de verzekerde volgens het gemeen recht blijven volledig behouden. Indien een verzekerde niet akkoord gaat met de RDR-beslissing, kan hij altijd terugvallen op de klassieke BA-procedure. De eigen verzekeraar mag de RDR niet opleggen tegen de wil van de verzekerde in wanneer deze de foutverdeling of de feiten betwist.
#### 3.1.3 ‘Aanrijding door voertuigen’ conventie
Deze Assuralia-overeenkomst regelt de schadeafhandeling aan gebouwen wanneer deze veroorzaakt is door een voertuig. Het betreft de dekking "aanrijding door voertuigen" in de brandverzekering. De eigen brandverzekeraar van de benadeelde vergoedt de schade aan het gebouw (meestal nieuwwaarde), en verhaalt zich nadien op de BA-motorrijtuigverzekeraar van het aanrijdende voertuig, of op het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds indien er geen BA Auto is. Deze conventie zorgt voor een snelle en praktische schaderegeling voor de benadeelde, die zich enkel bij zijn eigen brandverzekeraar hoeft te melden.
##### 3.1.3.1 BA Auto / BA Uitbatingen ‘Aanrijding door voertuigen’ Assuralia-conventie
Deze specifieke conventie, ontstaan op 1 maart 1994, richt zich op geschillen tussen de verzekeraar BA Motorrijtuigen en de verzekeraar BA Uitbating. Het doel is om te vermijden dat het slachtoffer "tweede keer slachtoffer" wordt van discussies tussen verzekeraars. Er geldt een systeem van voorlopig beheer: de BA Auto-verzekeraar vergoedt de schade tot maximaal 25.000 euro "voor rekening van wie het behoort", zolang aan de voorwaarden is voldaan. Dit betekent dat het slachtoffer niet hoeft te wachten tot beslist is welke verzekeraar definitief moet betalen.
#### 3.1.4 Verbintenisverklaring kettingbotsingen
Deze verklaring is geen overeenkomst tussen verzekeraars, maar een belofte ten aanzien van hun eigen bestuurders. Ontstaan na een zware kettingbotsing, engageert de BA-verzekeraar zich om zijn eigen bestuurder te vergoeden bij een kettingbotsing, zelfs als de fout van een ander niet goed bewijsbaar is. Dit vermijdt lange procedures en situaties waarin er geen duidelijke aansprakelijke partij is.
### 3.2 Accessoire waarborgen (niet-BA)
Naast de verplichte BA Auto zijn er diverse aanvullende waarborgen die niet uniform wettelijk geregeld zijn. De voorwaarden hiervan verschillen per verzekeraar, waardoor consumenten zelf goed moeten vergelijken. De meest voorkomende zijn:
* **Eigen schade:** Vergoeding van materiële schade aan het voertuig na een ongeval, ongeacht de fout. De eigen verzekeraar vergoedt (met vrijstelling) en verhaalt zich nadien op de BA-verzekeraar van de aansprakelijke partij. Bij eigen fout blijft de vrijstelling ten laste van de verzekerde.
* **Vrijstelling:** Dit is het bedrag dat de verzekerde zelf draagt, tenzij het verhaald kan worden op de aansprakelijke. De hoogte en voorwaarden van de vrijstelling variëren sterk per contract.
* **Bepaling van de vergoeding en premie:** Bij gedeeltelijke schade wordt de herstellingsfactuur vergoed. Bij totaal verlies kan dit de werkelijke waarde zijn of een "aangenomen waarde" (vooraf afgesproken formule). De premie kan gekoppeld zijn aan de schadestatistiek van de verzekerde.
* **Brand en diefstal:**
* **Brand:** Vergoeding van schade aan het voertuig door brand, vuur, ontploffing, bliksem, kortsluiting, ongeacht de locatie. Dit is breder dan bij een woningverzekering. Vrijstelling en vergoeding volgen vaak dezelfde regels als bij "eigen schade".
* **Diefstal:** Vergoeding van schade door diefstal of poging tot diefstal, met mogelijke uitbreidingen zoals carjacking of diefstal met gebruik van originele sleutels.
* **Voorwaarden en acceptatie:** Verzekeraars kunnen voorwaarden stellen aan de diefstalwaarborg, zoals de aanwezigheid van een garage of specifieke beveiligingssystemen. Het niet-naleven hiervan kan leiden tot nietigheid van de dekking.
* **Beveiligingssystemen:** Een belangrijk vereiste is vaak een beveiligingssysteem geplaatst door een erkend installateur. Dit kan gaan om systemen die diefstal voorkomen of ontmoedigen, of om systemen die het gebruik of de lokalisatie van een gestolen wagen bemoeilijken.
* **Glasbreuk, natuurelementen en aanrijding door dieren:** Vergoeding van schade aan het voertuig door glasbreuk (voorruit, zij- en achterruiten), natuurelementen (storm, hagel) en aanrijding door dieren (vaak beperkt tot wild). Vrijstelling en vergoeding volgen meestal dezelfde regels als bij "eigen schade".
* **Individuele ongevallen (Bestuurdersverzekering):**
* **Doel en nut:** Deze verzekering beschermt inzittenden (in het bijzonder de bestuurder) tegen lichamelijke schade en gevolgen. De bestuurder zelf is uitgesloten van artikel 29bis Wet 21/11/1989 (bescherming van inzittenden en zwakke weggebruikers), waardoor de bestuurdersverzekering deze leemte opvult.
* **Dekking:** De dekking geldt ook wanneer de bestuurder zelf (deels) in fout is, bij eenzijdig ongeval, of bij een onbekende/onverzekerde tegenpartij of vluchtmisdrijf. Dit zorgt voor een snelle, contractuele uitkering zonder aansprakelijkheidsdiscussies.
* **Met of zonder subrogatieclausule:**
* **Met subrogatie:** De verzekeraar kan na betaling terugvorderen bij de aansprakelijke derde. Het slachtoffer krijgt niet meer dan wat in gemeen recht verhaald kan worden. De vergoeding is eerder een voorschot, wat de premie goedkoper maakt.
* **Zonder subrogatie:** De verzekeraar kan niet verhalen op een derde. Het slachtoffer kan bovenop de polisvergoeding nog volledig naar de aansprakelijke stappen (cumulatieve vergoedingen). De dekking is ruimer, maar meestal duurder.
* **Rechtsbijstand:** Hoewel niet verplicht, is deze verzekering sterk aan te raden. Ze biedt bijstand zowel in eigen recht (verhaal tegen de aansprakelijke) als in het onrecht (verdediging wanneer men in fout wordt gesteld). De verzekerde heeft vrije keuze van advocaat. Extra waarborgen kunnen ook betrekking hebben op geschillen met garages of kopers. Rechtsbijstand is nuttig bij alle geschillen rond schaderegeling, zoals discussies over aansprakelijkheid, expertise of vergoeding van stoffelijke en lichamelijke schade.
### 3.3 Belangrijke organisaties
#### 3.3.1 Het Belgisch Bureau van Autoverzekeraars (BBA)
Het Belgisch Bureau van Autoverzekeraars (BBA) heeft verschillende belangrijke opdrachten:
* **Internationale verzekeringscertificaten (groene kaart):** Het BBA verstrekt een uniek model van de groene kaart aan Belgische verzekeraars en informeert leden over wijzigingen en nieuwe landen die tot internationale conventies toetreden.
* **Internationale conventies:** Het BBA sluit overeenkomsten met andere nationale bureaus om de behandeling van schadegevallen veroorzaakt door buitenlandse motorrijtuigen in België te vergemakkelijken.
* **Vergoeding van schade door buitenlandse motorrijtuigen:** Slachtoffers van ongevallen met buitenlandse voertuigen in België kunnen zich rechtstreeks tot het BBA wenden.
* **Situatie 1 - Voertuig geldig verzekerd:** Indien de buitenlandse BA-verzekeraar een correspondent in België heeft, gaat het dossier daarheen. Zo niet, behandelt het BBA het dossier zelf.
* **Situatie 2 - Voertuig niet (geldig) verzekerd:**
* **Land met multilaterale overeenkomst (EER + enkele andere):** Het Bureau van het land van de nummerplaat dekt de BA, ook zonder geldige verzekering, mits de gebruikelijke standplaats in zo'n land. Anders treedt het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds (GMWF) op.
* **Land met type-overeenkomst:** Het BBA komt tussen bij bewijs van een geldige groene kaart. Geen bewijs leidt tot tussenkomst van het GMWF.
* **Land zonder overeenkomst:** Geen tussenkomst van het BBA, maar van het GMWF.
* **Toegang tot het buitenland vergemakkelijken:** Het BBA waarborgt aan buitenlandse bureaus de terugbetaling van schade veroorzaakt door in België ingeschreven voertuigen in het buitenland. Dit vergemakkelijkt de toegang van Belgische motorrijtuigen tot het buitenland zonder bijkomende formaliteiten of verzekeringen aan de grens.
* **Hulpverlening:** Het BBA verleent hulp aan ingezetenen van buitenlandse bureaus die slachtoffer zijn van een ongeval in België, en aan personen die in België verblijven en slachtoffer zijn van een ongeval in het buitenland.
#### 3.3.2 Het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds (GMWF)
Het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds (GMWF) is een speciaal fonds in België dat tussenkomt in schadegevallen door motorrijtuigen wanneer de klassieke BA Auto niet volstaat. Het wordt gefinancierd door de verzekeringsmaatschappijen en heeft als doel te waarborgen dat slachtoffers niet zonder vergoeding blijven.
##### 3.3.2.1 Wanneer komt het Fonds tussen?
Het GMWF komt tussen in de volgende situaties:
* Onverzekerde voertuigen.
* Onbekende voertuigen (bijvoorbeeld bij vluchtmisdrijf, waarbij enkel lichamelijke schade wordt vergoed).
* Insolventie van de BA-verzekeraar.
* Bepaalde gevallen met gestolen of geweldadig gebruikte voertuigen.
* Soms wanneer er discussie of een leemte is rond de verzekeringssituatie.
##### 3.3.2.2 Taken en rol t.o.v. het slachtoffer
Het GMWF vergoedt de schade binnen de wettelijke grenzen, alsof het een BA Auto-verzekeraar is. Het voert eventueel onderzoek naar de omstandigheden, de verzekeringstoestand en de identiteit van het voertuig/de bestuurder. Nadien kan het regres nemen op de verantwoordelijke (bv. de onverzekerde bestuurder). Het fungeert als een "laatste vangnet" in het systeem van de verplichte BA-verzekering motorrijtuigen.
#### 3.3.3 Dienst voor Inschrijving van Voertuigen (DIV)
De DIV is verantwoordelijk voor de inschrijving van motorvoertuigen, motorfietsen en aanhangwagens van meer dan 750 kg. De taken omvatten het beheer van de voertuiginschrijvingen, het uitreiken van nummerplaten, het bijhouden van het voertuigenregister (koppeling voertuig-nummerplaat-houder) en het verstrekken van administratieve gegevens voor verzekering, verkeersbelasting en politiecontroles. De DIV voert ook de omzetting/aanpassing uit bij verkoop, schrapping, uitvoer of verlies/diefstal van platen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| BA Auto | Burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen. Deze verzekering dekt de schade die de verzekerde veroorzaakt aan derden met zijn of haar voertuig. |
| RDR-overeenkomst | Een conventie tussen BA-autoverzekeraars die de eigen verzekeraar van de benadeelde toestaat de materiële schade van zijn verzekerde rechtstreeks af te handelen, waarna de kosten onderling worden vereffend. Dit versnelt de uitbetaling en vereenvoudigt administratieve processen. |
| Expertise-overeenkomst | Een overeenkomst binnen de Belgische autoverzekeringssector die uniform regelt hoe technische expertises van schade aan voertuigen worden uitgevoerd. Dit zorgt voor een eenduidige vaststelling van de schade, ongeacht welke verzekeraar de expertise uitvoert. |
| Barema | Een standaardscenario of categorie waaronder een verkeersongeval kan vallen, zoals gedefinieerd in de RDR-overeenkomst. Als een ongeval binnen een bepaald barema past, kan de vereenvoudigde RDR-procedure worden toegepast voor snellere afhandeling. |
| Regeling op initiatief | De basisprocedure binnen de RDR-overeenkomst waarbij de eigen verzekeraar van de benadeelde partij de schade regelt en de vergoeding direct aan zijn verzekerde uitbetaalt, ongeacht of de tegenpartij in fout is. Dit is van toepassing tot een bepaald schadebedrag. |
| Regeling met akkoord | Een aanvullende procedure binnen de RDR-overeenkomst die wordt gebruikt wanneer een ongeval niet volledig binnen een RDR-barema past of er twijfel bestaat over de feiten. De verzekeraars komen onderling overeen over de afhandeling. |
| DATASSUR | Een organisatie die de financiële compensatie van RDR-schadedossiers beheert tussen aangesloten verzekeraars. DATASSUR regelt de maandelijkse verrekening van de uitbetaalde schadebedragen maar bemoeit zich niet met de inhoudelijke schaderegeling. |
| Aanrijding door voertuigen | Een specifieke Assuralia-conventie die de afhandeling regelt van schade aan gebouwen, poorten of omheiningen veroorzaakt door een voertuig. De eigen brandverzekeraar van de benadeelde vergoedt de schade en verhaalt deze vervolgens op de BA-motorrijtuigverzekeraar van het aanrijdende voertuig. |
| Verbintenisverklaring kettingbotsingen | Een belofte aan eigen bestuurders, ontstaan na zware kettingbotsingen, waarbij de BA-verzekeraar de eigen bestuurder vergoedt bij een kettingbotsing als de fout van een ander niet (goed) bewijsbaar is. Dit vermijdt lange juridische procedures. |
| Eigen schade | Een aanvullende waarborg in autoverzekeringen die de materiële schade aan het eigen voertuig vergoedt na een ongeval, ongeacht wie in fout is. De verzekerde betaalt meestal een vrijstelling, tenzij de schade verhaald kan worden op de aansprakelijke partij. |
| Vrijstelling | Het bedrag dat de verzekerde zelf dient te dragen bij een schadegeval, voordat de verzekeraar uitbetaalt. Dit bedrag kan vast zijn of een percentage, en kan variëren afhankelijk van het contract en de omstandigheden van het ongeval. |
| Individuele ongevallen (bestuurdersverzekering) | Een verzekering die de inzittenden, in het bijzonder de bestuurder, beschermt tegen lichamelijke schade en de gevolgen daarvan, zelfs wanneer de bestuurder zelf in fout is. Dit vult de wettelijke uitsluiting van de bestuurder in artikel 29bis van de Wet van 21/11/1989 aan. |
| Rechtsbijstand | Een aanvullende verzekering die bijstand verleent bij geschillen, zowel in burgerrechtelijke als in strafrechtelijke zaken, gerelateerd aan het voertuig. Dit omvat verdediging bij aansprakelijkstelling, verhaalrecht en advies bij diverse discussies rond schaderegeling. |
| Belgisch Bureau van Autoverzekeraars | Een organisatie die internationale verzekeringscertificaten (groene kaarten) verstrekt aan Belgische ondernemingen, overeenkomsten sluit met buitenlandse bureaus om schadegevallen te vergemakkelijken, en benadeelden vergoedt voor schade veroorzaakt door buitenlandse motorrijtuigen in België. |
| Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds (GMWF) | Een speciaal fonds in België dat instaat voor de vergoeding van schade door motorrijtuigen wanneer de klassieke BA Auto-verzekering niet volstaat. Het fungeert als een vangnet voor onverzekerde, onbekende, of insolvabele voertuigen. |
| Dienst voor Inschrijving van Voertuigen (DIV) | De overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de inschrijving van motorvoertuigen, de uitgifte van nummerplaten, het bijhouden van het voertuigenregister, en het leveren van administratieve gegevens voor verzekering en belastingen. |
Cover
les3(3) (1) 3.pdf
Summary
# Schorsing van het arbeidscontract
Dit onderwerp behandelt de definitie, oorzaken en gevolgen van de schorsing van een arbeidscontract, een tijdelijke onderbreking van de contractuele verplichtingen zonder beëindiging van de overeenkomst zelf.
### 1.1 Definitie en kernconcepten van schorsing
Schorsing betekent dat, in wettelijk bepaalde gevallen, alle of sommige gevolgen van de arbeidsovereenkomst tijdelijk ophouden te bestaan, zonder dat de overeenkomst zelf wordt beëindigd. Dit kan ertoe leiden dat zowel de verplichtingen van de werkgever als die van de werknemer tijdelijk wegvallen. In andere situaties behoudt de werknemer gedurende een bepaalde periode wel het recht op zijn volledige loon of een deel ervan [1](#page=1).
### 1.2 Oorzaken van schorsing
Verschillende situaties kunnen leiden tot een schorsing van het arbeidscontract. Deze worden hieronder verder uitgewerkt.
#### 1.2.1 Overmacht
Overmacht wordt gedefinieerd als een onvoorzienbare gebeurtenis waardoor de uitvoering van de overeenkomst onmogelijk wordt [1](#page=1).
* **Tijdelijke onmogelijkheid:** Indien de onmogelijkheid van uitvoering tijdelijk is, leidt dit tot een schorsing waarbij geen loon wordt betaald. Een voorbeeld hiervan is staking [1](#page=1).
* **Langdurige onmogelijkheid:** Bij een langdurige onmogelijkheid (bijvoorbeeld door zware brand of definitieve arbeidsongeschiktheid door ziekte) resulteert dit in een beëindiging van de overeenkomst, zonder opzegvergoeding of opzegtermijn [1](#page=1).
#### 1.2.2 Onvolledige arbeidsdag
Wanneer een werknemer weliswaar geschikt is om te werken op het moment dat hij zich naar het werk begeeft, maar de werkdag niet volledig kan afmaken, is er sprake van een schorsing van de arbeidsovereenkomst met behoud van loon [2](#page=2).
#### 1.2.3 Te laat of niet aankomen
Schorsing met behoud van loon vindt plaats als een werknemer te laat of niet op het werk verschijnt door een oorzaak die onafhankelijk is van zijn wil. Dit geldt wanneer de werknemer het werk niet kan beginnen of voortzetten buiten zijn wil om, zoals bij ziekte (maar niet bij staking). Ook afwezigheid gedurende de tijd die noodzakelijk is om de plicht als kiezer te vervullen, valt hieronder, mits de werknemer niet voldoet aan de voorwaarden om bij volmacht te stemmen [2](#page=2).
#### 1.2.4 Jaarlijkse vakantie
De arbeidsovereenkomst wordt geschorst gedurende de periode van sluiting van de onderneming wegens jaarlijkse vakantie, alsook tijdens de dagen dat de werknemer zijn jaarlijkse vakantie opneemt buiten deze sluitingsperiode. In deze gevallen is er geen recht op loon, wel op vakantiegeld [2](#page=2).
#### 1.2.5 Kort verzuim (artikel 30)
Kort verzuim leidt tot een schorsing van de arbeidsovereenkomst met behoud van loon. Dit geldt in de volgende situaties [3](#page=3):
* **Ter gelegenheid van familiegebeurtenissen:**
* Huwelijk van de werknemer: 2 dagen [3](#page=3).
* Huwelijk van een kind, broer, zus, schoonbroer, etc.: de dag van het huwelijk [3](#page=3).
* Overlijden van de echtgenoot: 10 dagen [3](#page=3).
* Overlijden van vader, moeder, schoonvader, etc.: 3 dagen [3](#page=3).
* Een "partner" wordt gedefinieerd als de persoon met wie de werknemer gehuwd is of wettelijk samenwoont [3](#page=3).
* **Voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen:**
* Uitoefening van het ambt van bijzitter in een stembureau bij verkiezingen [4](#page=4).
* **In geval van verschijning voor het gerecht:**
* Deelneming aan een jury: maximaal 5 dagen [4](#page=4).
* Oproeping als getuige: maximaal 5 dagen [4](#page=4).
* Persoonlijke verschijning voor de arbeidsrechtbank: maximaal 5 dagen [4](#page=4).
#### 1.2.6 Thematische verlofstelsels
Thematische verlofstelsels worden beschouwd als een recht en bieden ontslagbescherming. Er is een onderbrekingsuitkering die via het RVA wordt uitbetaald [5](#page=5).
1. **Verlof voor palliatieve zorgen:**
* Dit is een recht, waarvoor een medisch attest vereist is [5](#page=5).
* Het geldt voor een persoon uit de naaste omgeving [5](#page=5).
* De duur bedraagt maximaal 3 maanden per patiënt, in de vorm van een volledige of gedeeltelijke onderbreking (halftijds of met een vijfde) [5](#page=5).
2. **Verlof voor medische bijstand van een zwaar ziek gezinslid/familielid tot en met de tweede graad:**
* Dit is een recht, waarvoor een medisch attest vereist is [6](#page=6).
* Er geldt een speciale regeling voor ondernemingen met 10 werknemers of minder [6](#page=6).
* De duur varieert van een minimum van 1 maand tot een maximum van 12 maanden. Bij een deeltijdse onderbreking is dit in principe maximaal 24 maanden [6](#page=6).
3. **Ouderschapsverlof:**
* Dit recht geldt voor zowel vaders (meemoeders) als moeders [6](#page=6).
* Het kan worden opgenomen tot de leeftijd van 12 jaar van het kind (of tot 21 jaar voor een kind met handicap "bij aanvang") [6](#page=6).
* Er geldt een anciënniteitsvoorwaarde [6](#page=6).
* Mogelijkheden zijn: volledige schorsing gedurende 4 maanden, halftijds gedurende 8 maanden, 1 dag per week gedurende 20 maanden, of 1/2 dag per week gedurende 40 maanden (hiervoor is akkoord van de werkgever nodig). Combinaties zijn ook mogelijk [6](#page=6).
4. **Mantelzorgverlof:**
* Dit verlofstelsel is ingevoerd vanaf 1 september 2020 [7](#page=7).
#### 1.2.7 Tijdskrediet (CAO van NAR)
Tijdskrediet is een recht in de privésector, maar werkgevers van ondernemingen met 10 of minder werknemers beslissen over de toekenning. Er is een onderbrekingsuitkering die via het RVA wordt uitbetaald en er is ontslagbescherming. Tijdskrediet kan worden onderscheiden in [7](#page=7):
1. **Tijdskrediet met motief:**
* Men kan kiezen voor 51 of 36 kalendermaanden over de gehele loopbaan [8](#page=8).
* **Redenen voor 51 maanden:** Zorg dragen voor een kind tot 5 jaar (voltijds) of tot 8 jaar (halftijds of 1/5); palliatieve zorgen toedienen; een zwaar ziek gezins- of familielid tot en met de tweede graad of een minderjarig kind bijstaan of verzorgen (medisch attest vereist); zorgen voor een gehandicapt kind tot 21 jaar [8](#page=8).
* **Redenen voor 36 maanden:** Een opleiding volgen [8](#page=8).
* Er geldt een anciënniteitsvoorwaarde [8](#page=8).
* **Beperking gelijktijdige afwezigheden:** In principe treedt dit in werking als meer dan 5% van het totaal aantal werknemers gelijktijdig tijdskrediet wil opnemen; deze drempel kan gewijzigd worden in een CAO of arbeidsreglement [8](#page=8).
* Er is een garantie van terugkeer naar de vroegere functie of een gelijkwaardige functie [8](#page=8).
2. **Landingsbanen (in principe vanaf 60 jaar):**
* Er geldt een anciënniteitsvoorwaarde [9](#page=9).
* Men kan kiezen voor een halftijdse of 1/5 vermindering van de arbeidsprestaties tot aan de pensioenleeftijd [9](#page=9).
#### 1.2.8 Ziekte en ongeval
Bij ziekte of ongeval dient de werknemer onmiddellijk de werkgever te verwittigen. Een medisch getuigschrift dient te worden bezorgd zoals voorzien in de CAO of het arbeidsreglement, of op verzoek van de werkgever. De algemene regel is dat het medisch getuigschrift binnen de twee werkdagen vanaf de arbeidsongeschiktheid verzonden moet worden, tenzij anders bepaald. Bij ziekte of ongeval heeft de werknemer recht op 30 dagen gewaarborgd loon, startend vanaf de eerste ziektedag. Dit gewaarborgd loon betreft de dagen waarop normaal gewerkt zou worden [9](#page=9).
> **Tip:** Bij ziekte op het werk wordt dit beschouwd als een onvolledige arbeidsdag, waarvoor recht op loon bestaat. De periode van gewaarborgd loon begint op de dag volgend op de onvolledige arbeidsdag [10](#page=10).
De werkgever kan tijdens ziekte een controle uitoefenen. Een collectieve arbeidsovereenkomst kan een dagdeel bepalen, maximaal 4 aaneengesloten uren tussen 7 en 20 uur, waarin de werknemer zich ter beschikking houdt voor een bezoek van een controlearts op zijn woonplaats of een meegedeelde verblijfplaats [10](#page=10).
Er zijn drie situaties waarin een werkgever kan weigeren om het gewaarborgd loon van een zieke werknemer te betalen [11](#page=11).
---
# Thematische verlofstelsels
Thematische verlofstelsels bieden werknemers het recht op onderbrekingsuitkeringen en ontslagbescherming bij specifieke, door de wet erkende redenen [5](#page=5).
### 2.1 Verlof voor palliatieve zorgen
Dit verlof betreft de zorg voor een persoon uit de naaste omgeving die palliatieve zorgen nodig heeft [5](#page=5).
* **Rechtmatigheid:** Het is een recht mits een medisch attest [5](#page=5).
* **Duur:**
* Initiële duur: 1 maand, volledig of gedeeltelijk schorsbaar [5](#page=5).
* Verlenging: Mogelijk met 1 maand, en nogmaals met 1 maand [5](#page=5).
* Maximum: Per patiënt bedraagt de maximale duur 3 maanden verlof, hetzij als volledige onderbreking, hetzij als gedeeltelijke onderbreking (halftijds of met een vijfde) [5](#page=5).
### 2.2 Verlof voor medische bijstand van een zwaar ziek gezinslid of familielid tot en met de tweede graad
Dit verlof is bedoeld voor de bijstand aan een zwaar ziek gezinslid of familielid tot en met de tweede graad [6](#page=6).
* **Rechtmatigheid:** Het is een recht, mits een medisch attest [6](#page=6).
* **Speciale regeling:** Er geldt een speciale regeling voor ondernemingen met 10 werknemers of minder [6](#page=6).
* **Duur:**
* Minimum: 1 maand [6](#page=6).
* Maximum: 12 maanden [6](#page=6).
* Bij deeltijdse onderbreking: In principe een maximum van 24 maanden [6](#page=6).
### 2.3 Ouderschapsverlof
Ouderschapsverlof is een recht voor zowel vaders (meemoeders) als moeders [6](#page=6).
* **Leeftijdsgrens kind:**
* Standaard: Tot de leeftijd van 12 jaar is bereikt [6](#page=6).
* Kind met handicap: Tot 21 jaar bij aanvang van het verlof [6](#page=6).
* **Anciënniteitsvoorwaarde:** Er is een anciënniteitsvoorwaarde van toepassing [6](#page=6).
* **Mogelijkheden voor opname:**
* Volledige schorsing: Gedurende 4 maanden [6](#page=6).
* Halftijdse onderbreking: Gedurende 8 maanden [6](#page=6).
* Eén dag per week: Gedurende 20 maanden [6](#page=6).
* Een half dag per week: Gedurende 40 maanden, waarvoor akkoord van de werkgever vereist is [6](#page=6).
* Combinaties: De bovenstaande vormen kunnen gecombineerd worden [6](#page=6).
### 2.4 Mantelzorgverlof
Dit verlofstelsel is ingevoerd vanaf 1 september 2020 [7](#page=7).
* **Rechtmatigheid:** Het is een recht in de private sector [7](#page=7).
* **Ondernemingen met 10 of minder werknemers:** In deze ondernemingen beslist de werkgever over de toekenning [7](#page=7).
* **Uitkering en bescherming:** Onderbrekingsuitkering wordt betaald via het RVA en er is ontslagbescherming [7](#page=7).
### 2.5 Tijdskrediet met motief
Dit betreft een specifieke vorm van tijdskrediet waarbij werknemers een onderbreking kunnen nemen voor welbepaalde redenen [8](#page=8).
* **Duur:** Maximaal 51 of 36 kalendermaanden over de gehele loopbaan [8](#page=8).
* **Motieven voor verlof:**
* Zorg dragen voor een kind:
* Voltijds tot 5 jaar: 51 maanden mogelijk, uitkering gedurende 48 maanden [8](#page=8).
* Halftijds of 1/5 tot 8 jaar: 51 maanden mogelijk, uitkering gedurende 48 maanden [8](#page=8).
* Palliatieve zorgen toedienen: 51 maanden [8](#page=8).
* Bijstand/verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid (tot en met de tweede graad, minderjarig kind): 51 maanden, met medisch attest [8](#page=8).
* Opleiding volgen: 36 maanden [8](#page=8).
* Zorgen voor gehandicapt kind tot 21 jaar: 51 maanden [8](#page=8).
* **Anciënniteitsvoorwaarde:** Er is een anciënniteitsvoorwaarde van toepassing [8](#page=8).
* **Beperking van gelijktijdige afwezigheden:**
* In principe treedt dit in werking als meer dan 5% van het totaal aantal werknemers in de onderneming of dienst gelijktijdig gebruik wil maken van het recht op tijdskrediet [8](#page=8).
* Drempel: De drempel kan gewijzigd worden in een Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO) of arbeidsreglement [8](#page=8).
* **Garantie van terugkeer:** Er is een garantie van terugkeer naar de vroegere functie of een gelijkwaardige functie [8](#page=8).
### 2.6 Landingsbanen
Landingsbanen maken een vermindering van de arbeidsprestaties mogelijk tot aan de pensioenleeftijd [9](#page=9).
* **Leeftijd:** In principe vanaf 60 jaar [9](#page=9).
* **Anciënniteitsvoorwaarde:** Er is een anciënniteitsvoorwaarde van toepassing [9](#page=9).
* **Vormen van vermindering:** Halftijds of 1/5 vermindering [9](#page=9).
### 2.7 Vormen van verlof bij verzorging van een zieke en voor gezonde kinderen
Dit onderdeel somt de mogelijke verlofvormen op voor specifieke situaties [9](#page=9).
* **Verzorging van een zieke:**
* Verlof voor palliatieve zorgen [5](#page=5).
* Verlof voor medische bijstand van een zwaar ziek gezinslid/familielid [6](#page=6).
* Tijdskrediet met motief voor palliatieve zorgen of bijstand aan een zwaar ziek gezinslid/familielid [8](#page=8).
* Tijdskrediet met motief voor zorg voor een gehandicapt kind tot 21 jaar [8](#page=8).
* **Gezonde kinderen:**
* Ouderschapsverlof [6](#page=6).
* Tijdskrediet met motief voor zorg dragen voor een kind [8](#page=8).
### 2.8 Schorsing ingevolge ziekte en ongeval
Dit gedeelte behandelt de procedure en rechten bij arbeidsongeschiktheid door ziekte of ongeval [9](#page=9).
* **Verplichtingen werknemer:**
* Onmiddellijk de werkgever verwittigen [9](#page=9).
* Medisch getuigschrift bezorgen indien voorzien in CAO of arbeidsreglement, of op verzoek van de werkgever [9](#page=9).
* **Algemene regel:** Het medisch getuigschrift moet binnen de 2 werkdagen na aanvang van de arbeidsongeschiktheid verstuurd worden, tenzij anders bepaald [9](#page=9).
* **Recht op gewaarborgd loon:** Bij ziekte of ongeval heeft de werknemer recht op 30 dagen gewaarborgd loon vanaf de eerste ziektedag, wat het loon vertegenwoordigt voor dagen waarop normaal gewerkt wordt [9](#page=9).
---
# Ziekte en ongevallen
Dit onderwerp behandelt de procedures en rechten die van toepassing zijn bij ziekte en ongevallen, inclusief meldingen aan de werkgever, het indienen van medische getuigschriften en het recht op gewaarborgd loon.
### 3.1 Schorsing ingevolge ziekte en ongeval
Bij ziekte of een ongeval dat leidt tot arbeidsongeschiktheid, zijn er specifieke procedures en rechten van toepassing voor de werknemer.
#### 3.1.1 Melding en medische getuigschriften
* De werknemer dient de werkgever **onmiddellijk** te verwittigen bij ziekte of ongeval [9](#page=9).
* Een medisch getuigschrift dient, indien voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst (CAO), het arbeidsreglement of op verzoek van de werkgever, te worden ingediend [9](#page=9).
* De algemene regel is dat het medisch getuigschrift binnen **twee werkdagen** vanaf de aanvang van de arbeidsongeschiktheid naar de werkgever verstuurd moet worden, tenzij anders bepaald in het arbeidsreglement of de CAO [9](#page=9).
#### 3.1.2 Recht op gewaarborgd loon
* Bij ziekte of ongeval heeft de werknemer recht op **30 dagen gewaarborgd loon** vanaf de eerste ziektedag. Dit betekent dat de werknemer het loon ontvangt voor de dagen waarop normaal gewerkt zou worden [9](#page=9).
* Indien een werknemer ziek wordt op het werk en hierdoor een onvolledige arbeidsdag heeft, heeft deze recht op loon. De periode van gewaarborgd loon begint op de dag die volgt op deze onvolledige arbeidsdag [10](#page=10).
#### 3.1.3 Controle door de werkgever
* De werkgever heeft de mogelijkheid om de arbeidsongeschiktheid van een werknemer te controleren tijdens ziekte [10](#page=10).
* Een CAO (gesloten in een paritair comité, subcomité of buiten een paritair orgaan) of het arbeidsreglement kan een specifiek dagdeel bepalen van **maximum 4 aaneengesloten uren** dat zich tussen 7 uur en 20 uur bevindt. Gedurende dit tijdsblok dient de werknemer zich in zijn woonplaats, of op een aan de werkgever meegedeelde verblijfplaats, ter beschikking te houden voor een bezoek van een controlearts. Dit is vastgelegd in artikel 31 §3 [10](#page=10).
#### 3.1.4 Situaties waarin gewaarborgd loon geweigerd kan worden
Een werkgever kan in drie specifieke situaties weigeren om het gewaarborgd loon van een zieke werknemer te betalen. De precieze aard van deze drie situaties wordt niet verder gespecificeerd in de verstrekte documentatie [11](#page=11).
> **Tip:** Zorg ervoor dat je altijd de meest recente CAO's en het arbeidsreglement van je specifieke werkgever raadpleegt om op de hoogte te zijn van eventuele specifieke afwijkingen of aanvullingen op de algemene regels betreffende ziekte en ongevallen. De communicatie met de werkgever is hierin cruciaal.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Schorsing | Een situatie waarin alle of sommige gevolgen van een arbeidsovereenkomst tijdelijk ophouden te bestaan, zonder dat de overeenkomst zelf wordt beëindigd. Dit kan leiden tot een tijdelijke stopzetting van verplichtingen voor zowel werkgever als werknemer, of het behoud van loon voor de werknemer. |
| Overmacht | Een onvoorzienbare gebeurtenis die de uitvoering van de arbeidsovereenkomst onmogelijk maakt. Indien deze onmogelijkheid tijdelijk is, zoals bij een staking, leidt dit tot schorsing zonder loon. Bij langdurige onmogelijkheid, zoals na een zware brand of definitieve arbeidsongeschiktheid, kan dit leiden tot beëindiging van de overeenkomst. |
| Onvolledige arbeidsdag | Een situatie waarbij een werknemer zijn werkdag niet volledig kan afmaken, bijvoorbeeld door te laat te komen of te moeten stoppen door omstandigheden onafhankelijk van zijn wil, zoals ziekte of het vervullen van staatsburgerlijke plichten. Vaak behoudt de werknemer in dit geval zijn loon. |
| Jaarlijkse vakantie | De periode waarin de arbeidsovereenkomst wordt geschorst omdat de onderneming gesloten is voor collectief verlof, of wanneer de werknemer individuele vakantiedagen opneemt. Gedurende deze periode heeft de werknemer geen recht op loon, maar wel op vakantiegeld. |
| Kort verzuim | Specifieke, wettelijk voorziene afwezigheden van een werknemer die leiden tot een schorsing van de arbeidsovereenkomst met behoud van loon. Dit omvat situaties zoals familiegebeurtenissen, de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen en het verschijnen voor de rechter. |
| Staatsburgerlijke verplichtingen | Plichten die voortvloeien uit het burgerschap, zoals het uitoefenen van een ambt als bijzitter in een stembureau. De afwezigheid hiervoor kan leiden tot een schorsing van de arbeidsovereenkomst met behoud van loon. |
| Thematische verlofstelsels | Specifieke wettelijke regelingen die werknemers de mogelijkheid bieden om hun arbeidsovereenkomst te schorsen voor bepaalde doeleinden, zoals palliatieve zorgen, medische bijstand aan een ziek familielid, of ouderschapsverlof. Deze stelsels bieden vaak recht op een onderbrekingsuitkering en bescherming tegen ontslag. |
| Palliatieve zorgen | Zorg verleend aan personen met een levensbedreigende ziekte in de laatste fase van hun leven. Werknemers hebben recht op een thematisch verlof om deze zorgen te verlenen, wat kan leiden tot een volledige of gedeeltelijke schorsing van de arbeidsovereenkomst. |
| Medische bijstand | Hulpverlening aan een zwaar ziek gezins- of familielid tot en met de tweede graad. Werknemers hebben recht op een thematisch verlof hiervoor, met een mogelijke schorsing van de arbeidsovereenkomst voor een bepaalde periode. |
| Ouderschapsverlof | Een thematisch verlof dat zowel vaders als moeders het recht geeft om hun arbeidsovereenkomst te schorsen voor de opvoeding van hun kinderen. Er zijn verschillende mogelijkheden qua duur en frequentie van de schorsing. |
| Mantelzorgverlof | Een type tijdskrediet dat werknemers de mogelijkheid biedt om verlof op te nemen om te zorgen voor familieleden die hulp nodig hebben. De toekenning kan afhangen van het beleid van de werkgever in kleinere ondernemingen. |
| Tijdskrediet | Een regeling waarbij werknemers hun arbeidsovereenkomst kunnen onderbreken om zich te wijden aan specifieke doelen zoals zorgverlening, opleiding of het opnemen van een landingsbaan. Dit kan leiden tot een uitkering via de RVA en biedt ontslagbescherming. |
| Landingsbanen | Een vorm van tijdskrediet die werknemers, in principe vanaf 60 jaar, de mogelijkheid biedt om hun arbeidsduur te verminderen tot aan de pensioenleeftijd. Dit kan halftijds of met een vijfde zijn. |
| Ziekte en ongeval | Situaties waarin een werknemer arbeidsongeschikt is door ziekte of een ongeval. Dit vereist onmiddellijke verwittiging aan de werkgever en het indienen van medische getuigschriften, en geeft recht op gewaarborgd loon gedurende een bepaalde periode. |
| Gewaarborgd loon | Het loon dat een werknemer behoudt tijdens de eerste dagen van ziekte of ongeval, zoals bepaald door de wet of collectieve arbeidsovereenkomsten. Dit is van toepassing op dagen waarop de werknemer normaal gesproken zou werken. |
Cover
OPL_Oefenreeks_7.2._Verplichtingen_verzekeringnemer_-_verzekeraar.pdf
Summary
# Verplichtingen van de verzekeringnemer en de verzekerde
Dit onderwerp omvat de diverse plichten die rusten op de verzekeringnemer en de verzekerde binnen een verzekeringsovereenkomst, evenals de gevolgen bij niet-naleving van deze plichten [1](#page=1).
### 1.1 De verzekeringsovereenkomst in het algemeen
#### 1.1.1 Toepassingsgebied
De bepalingen betreffende landverzekeringsovereenkomsten zijn van toepassing op alle landverzekeringsovereenkomsten die onderworpen zijn aan het Belgische recht, tenzij er van wordt afgeweken door bijzondere wetten. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op herverzekering of op verzekeringen van goederenvervoer, met uitzondering van bagage- en verhuisverzekeringen. De bepalingen van dit deel zijn van dwingend recht, tenzij expliciet anders bedongen [2](#page=2).
#### 1.1.2 Definities
* **Verzekeringsaanvraag**: Een formulier dat uitgaat van de verzekeraar, waarbij deze aanbiedt het risico voorlopig ten laste te nemen op verzoek van de verzekeringnemer [1](#page=1) [2](#page=2).
* **Verzekeringsvoorstel**: Verbindt noch de kandidaat-verzekeringnemer, noch de verzekeraar tot het sluiten van de overeenkomst. Indien de verzekeraar niet binnen dertig dagen na ontvangst een aanbod doet, de verzekering afhankelijk stelt van een onderzoek, of de verzekering weigert, is hij aanbiedingsplichtig [5](#page=5).
* **Verzekeringsnemer (VN)**: De partij bij de wederkerige overeenkomst die de verzekering onderschrijft, een risico aan de verzekeraar aanbiedt en daarvoor premie betaalt. Dit kan een natuurlijk persoon of een rechtspersoon zijn [4](#page=4).
* **Verzekerde (VZ)**: De persoon die door de verzekering gedekt is tegen vermogensschade (schadeverzekering) of de persoon op wiens leven het risico zich situeert (persoonsverzekering). De verzekerde is niet altijd partij bij de overeenkomst, zoals bij een burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekering voor een auto [4](#page=4).
#### 1.1.3 Totstandkoming en ingang van de dekking
* **Totstandkoming**: Bij een voorafgetekende polis of een verzekeringsaanvraag komt de overeenkomst tot stand bij de ondertekening door de verzekeringnemer [11](#page=11) [2](#page=2) [6](#page=6).
* **Ingang van de waarborg**: Tenzij anders bedongen, gaat de waarborg in de dag volgend op de ontvangst door de verzekeraar van de voorafgetekende polis of de aanvraag. De verzekeraar dient de verzekeringnemer van deze datum op de hoogte te stellen [11](#page=11) [2](#page=2) [6](#page=6).
#### 1.1.4 Verplichtingen van de verzekeringnemer
##### 1.1.4.1 Meldingsplicht bij risicowijziging
* **Algemene regel**: De verzekeringnemer heeft de verplichting om nieuwe omstandigheden of wijzigingen aan te geven die van aard zijn om een aanmerkelijke en blijvende verzwaring van het risico te bewerkstelligen [4](#page=4) [6](#page=6) [7](#page=7).
* **Uitzonderingen**: Deze meldingsplicht geldt niet voor levensverzekeringsovereenkomsten, ziekteverzekeringen of kredietverzekeringsovereenkomsten [4](#page=4) [6](#page=6).
* **Gevolgen bij niet-naleving (wanneer een schadegeval zich voordoet vóór wijziging/opzegging)**:
* **Niet verwijtbaar**: De verzekeraar is gehouden de overeengekomen prestatie te leveren [12](#page=12).
* **Verwijtbaar**: De verzekeraar is slechts gehouden tot een prestatie naar de verhouding tussen de betaalde premie en de premie die betaald had moeten worden indien de verzwaring was meegedeeld. Indien de verzekeraar bewijst dat hij het verzwaarde risico in geen geval zou hebben verzekerd, is de prestatie beperkt tot de terugbetaling van alle betaalde premies [12](#page=12) [8](#page=8).
* **Bedrieglijk opzet**: De verzekeraar kan zijn dekking weigeren. De premies die vervallen zijn tot het moment van kennisname komen de verzekeraar toe als schadevergoeding [8](#page=8).
##### 1.1.4.2 Betaling van de premie
* **Haalschuld**: De verzekeringspremie is een haalschuld, wat betekent dat de verzekeraar een vervaldagbericht dient te sturen [3](#page=3).
* **Niet-betaling**: Niet-betaling van de premie op de vervaldag kan leiden tot schorsing van de dekking of opzegging van de overeenkomst, mits de schuldenaar in gebreke is gesteld [1](#page=1).
* **Ingebrekestelling**: De ingebrekestelling geschiedt bij deurwaardersexploot of aangetekende brief. Hierin wordt de premiebetaling aangemaand binnen een termijn van minstens vijftien dagen. De ingebrekestelling bevat de premievervaldag, het premiebedrag, de gevolgen van niet-betaling en de aanvang van de termijn [1](#page=1) [3](#page=3) [9](#page=9).
* **Uitwerking schorsing/opzegging**: De schorsing of opzegging hebben uitwerking na het verstrijken van de termijn van de ingebrekestelling [1](#page=1) [3](#page=3) [9](#page=9).
* **Herstel na schorsing**: Bij betaling van de achterstallige premies wordt de schorsing beëindigd [9](#page=9).
* **Recht op premies bij schorsing**: De verzekeraar behoudt het recht de later te vervallen premies te eisen tot een maximum van twee opeenvolgende jaren, mits de verzekeringnemer in gebreke werd gesteld [10](#page=10).
#### 1.1.5 Verplichtingen van de verzekerde
##### 1.1.5.1 Melding van het schadegeval
* **Termijn**: De verzekerde moet het schadegeval zo spoedig mogelijk melden, in elk geval binnen de in de overeenkomst bepaalde termijn. De verzekeraar kan zich echter niet op het verstrijken van de termijn beroepen indien de melding zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is geschied [3](#page=3) [7](#page=7).
* **Nuttige inlichtingen**: De verzekerde moet zonder verwijl alle nuttige inlichtingen verstrekken en antwoorden op vragen van de verzekeraar om de omstandigheden en omvang van de schade vast te stellen [10](#page=10) [3](#page=3).
#### 1.1.6 Gevolgen van niet-naleving door de verzekerde
* **Nadeel voor de verzekeraar**: Indien de verzekerde een verplichting niet nakomt en dit leidt tot nadeel voor de verzekeraar, kan deze aanspraak maken op een vermindering van zijn prestatie tot beloop van het geleden nadeel [3](#page=3).
* **Bedrieglijk opzet**: Indien de verzekerde de verplichtingen met bedrieglijk opzet niet is nagekomen, kan de verzekeraar zijn dekking weigeren [3](#page=3).
* **Oorzakelijk verband bij verval van recht**: Een geheel of gedeeltelijk verval van het recht op verzekeringsprestatie mag enkel bedongen worden wegens niet-nakoming van een bepaalde, in de overeenkomst opgelegde verplichting, én mits er een oorzakelijk verband bestaat tussen de tekortkoming en het schadegeval. De verzekeraar moet dit bewijzen [10](#page=10) [13](#page=13).
#### 1.1.7 Uitsluitingen en beperkingen van dekking
##### 1.1.7.1 Opzettelijke schade
De verzekeraar is niet verplicht dekking te geven aan degene die het schadegeval opzettelijk heeft veroorzaakt [2](#page=2) [5](#page=5) [7](#page=7).
##### 1.1.7.2 Schade door schuld
De verzekeraar dekt de schade veroorzaakt door de schuld, zelfs de grove schuld, van de verzekeringnemer, de verzekerde of de begunstigde. De verzekeraar kan zich echter van zijn verplichtingen bevrijden voor gevallen van grove schuld die op uitdrukkelijke en beperkende wijze in de overeenkomst zijn bepaald [2](#page=2) [5](#page=5) [7](#page=7) [8](#page=8).
##### 1.1.7.3 Oorlog en gelijkaardige feiten
Tenzij anders bedongen, dekt de verzekeraar geen schade veroorzaakt door oorlog of gelijkaardige feiten en door burgeroorlog. De verzekeraar moet het bewijs leveren van het feit dat hem van dekking bevrijdt [3](#page=3).
##### 1.1.7.4 Niet-nakoming van verplichtingen
* **Verhoogd risico**: Indien de verzekeringnemer de meldingsplicht bij een aanmerkelijke en blijvende verzwaring van het risico niet naleeft en een schadegeval zich voordoet, kan de verzekeraar de dekking verminderen of weigeren afhankelijk van verwijtbaarheid en de mate waarin het risico zou zijn verzekerd [8](#page=8).
* **Verval van recht**: Zoals hierboven beschreven onder 1.1.6 [10](#page=10) [13](#page=13).
### 1.2 Specifieke situaties en hun gevolgen
#### 1.2.1 Medeverzekering
Bij medeverzekering houdt dit geen hoofdelijkheid in, tenzij anders bedongen. Een eerste verzekeraar wordt aangewezen als lasthebber voor kennisgevingen en schadeafwikkeling. Bij niet-betaling van premie kan de verzekeraar zich niet beroepen op schorsing of opzegging zonder ingebrekestelling [10](#page=10).
#### 1.2.2 Onopzettelijke foutieve mededeling
Indien de verzekeringnemer onopzettelijk onjuiste gegevens heeft meegedeeld en de verzekeraar hiervan pas kennis krijgt naar aanleiding van een schadegeval, zijn de gevolgen afhankelijk van de verwijtbaarheid van de fout [11](#page=11):
* **Niet-verwijtbaar**: De verzekeraar is gehouden tot de overeengekomen prestatie [11](#page=11).
* **Verwijtbaar**: De verzekeraar is slechts gehouden tot prestatie naar de verhouding tussen de betaalde en de verschuldigde premie. Indien de verzekeraar bewijst dat hij het risico nooit zou hebben verzekerd, is de prestatie beperkt tot de terugbetaling van de betaalde premies [11](#page=11).
#### 1.2.3 Kortlopende overeenkomsten (< 30 dagen)
Voor overeenkomsten met een looptijd van minder dan dertig dagen geldt een uitzondering op de opzegmogelijkheid binnen veertien dagen na inwerkingtreding [1](#page=1).
#### 1.2.4 Verplichte BA-verzekeringen
Bij verplichte burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekeringen zijn de excepties, vrijstellingen, nietigheid en verval van recht die hun oorzaak vinden in een feit dat zich voor of na het schadegeval heeft voorgedaan, niet tegenstelbaar aan de benadeelde derde. De WAM-verzekeraar die de benadeelde vergoedt, kan wel regres uitoefenen op de verzekerde [7](#page=7).
#### 1.2.5 Verzekeringsvoorstel vs. Aanvraag
* Een **verzekeringsvoorstel** is informatief en brengt geen dekking of wilsovereenstemming met zich mee [5](#page=5).
* Een **verzekeringsaanvraag** leidt tot een overeenkomst bij ondertekening, waarna de waarborg ingaat, tenzij anders bedongen [11](#page=11) [2](#page=2) [6](#page=6).
> **Tip**: Het is cruciaal om steeds de specifieke bepalingen in de polis na te gaan, aangezien deze vaak afwijkingen of aanvullingen bevatten op de wettelijke bepalingen.
> **Tip**: Bij twijfel over de interpretatie van artikelen of de toepassing ervan, is het raadzaam om de specifieke jurisprudentie te raadplegen, zoals de visie van het Hof van Cassatie op het begrip 'opzet' [5](#page=5).
---
# Totstandkoming en inwerkingtreding van de verzekeringsovereenkomst
Dit onderdeel behandelt de juridische momenten waarop een verzekeringsovereenkomst tot stand komt en wanneer de dekking ingaat, met aandacht voor aanvragen, voorstellen en polissen [11](#page=11) [1](#page=1) [2](#page=2) [5](#page=5) [6](#page=6).
### 2.1 Juridische instrumenten voor het sluiten van een verzekeringsovereenkomst
De totstandkoming van een verzekeringsovereenkomst kan plaatsvinden via verschillende documenten en procedures [11](#page=11) [1](#page=1) [2](#page=2) [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 2.1.1 Het verzekeringsvoorstel
Een verzekeringsvoorstel is een document dat uitgaat van de verzekerde, waarin deze aanbiedt het risico tijdelijk te dekken op verzoek van de kandidaat-verzekeringnemer [1](#page=1) [6](#page=6).
* **Kenmerken van een verzekeringsvoorstel:**
* Het is informatief van aard [5](#page=5).
* Het leidt nog niet tot wilsovereenstemming en dus ook niet tot dekking [5](#page=5).
* Het verbindt noch de kandidaat-verzekeringnemer, noch de verzekeraar tot het sluiten van de overeenkomst [5](#page=5).
* **Verplichtingen van de verzekeraar bij een voorstel:**
Indien de verzekeraar binnen dertig dagen na ontvangst van het voorstel geen verzekeringsaanbod heeft gedaan, of de verzekering afhankelijk heeft gesteld van een aanvullend onderzoek, of de verzekering heeft geweigerd, dan verbindt de verzekeraar zich tot het sluiten van de overeenkomst, mits deze bepalingen uitdrukkelijk in het voorstel zijn opgenomen [5](#page=5).
#### 2.1.2 De verzekeringsaanvraag
Een verzekeringsaanvraag wordt door de verzekeraar gebruikt om het risico tijdelijk ten laste te nemen op verzoek van de verzekeringnemer [1](#page=1) [6](#page=6).
* **Totstandkoming bij ondertekening:**
Bij een verzekeringsaanvraag komt de overeenkomst tot stand op het moment dat de verzekeringnemer het document ondertekent [11](#page=11) [1](#page=1) [6](#page=6).
#### 2.1.3 De voorafgetekende polis
Een voorafgetekende polis is, net als een verzekeringsaanvraag, een document waarbij de verzekeringsovereenkomst tot stand komt door de ondertekening ervan door de verzekeringnemer [1](#page=1) [6](#page=6).
### 2.2 Inwerkingtreding van de verzekeringswaarborg (dekking)
De inwerkingtreding van de verzekeringswaarborg, ook wel dekking genoemd, is het moment waarop de verzekeraar daadwerkelijk gehouden is om te dekken [11](#page=11) [1](#page=1) [2](#page=2) [6](#page=6).
* **Regel bij aanvraag of voorafgetekende polis:**
Tenzij anders is bedongen, gaat de waarborg in op de dag volgend op de ontvangst van de voorafgetekende polis of de aanvraag door de verzekeraar. De verzekeraar dient de verzekeringnemer van deze datum mededeling te geven [11](#page=11) [1](#page=1) [2](#page=2) [6](#page=6).
* **Totstandkoming en inwerkingtreding bij niet-ondertekende aanvraag:**
Als een aanvraag is ingevuld en de premie is betaald, kan de verzekeringnemer ervan uitgaan dat de overeenkomst tot stand is gekomen. De dekking wordt verleend vanaf de dag volgend op ontvangst van de aanvraag door de verzekeraar, tenzij anders is bedongen [11](#page=11) [6](#page=6).
### 2.3 Dwingend recht en afwijkingen
De bepalingen betreffende de totstandkoming en inwerkingtreding van verzekeringsovereenkomsten zijn grotendeels van dwingend recht [2](#page=2).
* **Dwingend recht:**
De bepalingen van dit deel zijn van dwingend recht, tenzij de tekst zelf aangeeft dat hiervan mag worden afgeweken door bijzondere bedingen [2](#page=2).
* **Uitzonderingen op dwingend recht:**
Bepaalde bepalingen, zoals die met betrekking tot de meldingsplicht van een risicoverzwaring, zijn niet van toepassing op levensverzekeringen, ziekteverzekeringen of kredietverzekeringsovereenkomsten [6](#page=6).
### 2.4 Belangrijke concepten en definities
#### 2.4.1 Verzekeringsaanvraag
Een formulier dat uitgaat van de verzekeraar, waarbij deze aanbiedt het risico voorlopig ten laste te nemen op verzoek van de verzekeringnemer [1](#page=1) [6](#page=6).
#### 2.4.2 Verzekeringsvoorstel
Een document dat de kandidaat-verzekeringnemer of de verzekeraar niet verbindt tot het sluiten van de overeenkomst, tenzij specifieke termijnen en voorwaarden in acht worden genomen [5](#page=5).
#### 2.4.3 Voorafgetekende polis
Een document dat, samen met een verzekeringsaanvraag, de basis vormt voor de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst door ondertekening [1](#page=1) [6](#page=6).
### 2.5 Gevolgen van niet-betaling van premie
Niet-betaling van de premie op de vervaldag leidt niet automatisch tot schorsing van dekking of opzegging van de overeenkomst [1](#page=1).
* **Procedure bij niet-betaling:**
De verzekeraar moet de schuldenaar eerst in gebreke stellen, hetzij bij deurwaardersexploot, hetzij bij aangetekende brief [1](#page=1) [5](#page=5).
* De ingebrekestelling moet de premievervaldag, het premiebedrag, de gevolgen van niet-betaling en de aanvang van de termijn vermelden [1](#page=1).
* De termijn voor betaling mag niet korter zijn dan vijftien dagen, te rekenen vanaf de dag na de betekening of afgifte van de aangetekende brief [1](#page=1).
* **Inwerkingtreding van schorsing/opzegging:**
De schorsing of opzegging hebben pas uitwerking na het verstrijken van de in artikel 70, tweede lid, bepaalde termijn. Zolang er geen ingebrekestelling is verstuurd, kan de verzekeraar zich niet beroepen op schorsing van dekking of opzegging van de overeenkomst en moet hij tot dekking overgaan [11](#page=11) [1](#page=1).
### 2.6 De rol van opzet en grove schuld
De verzekeraar dekt in beginsel de schade veroorzaakt door schuld, zelfs grove schuld, van de verzekeringnemer, verzekerde of begunstigde [2](#page=2).
* **Opzet:**
Niettegenstaande enig andersluidend beding, kan de verzekeraar niet verplicht worden dekking te geven aan degene die het schadegeval opzettelijk heeft veroorzaakt. Volgens de visie van de Hoge Raad (sinds 2009) is er sprake van opzet wanneer men opzettelijk een fout heeft gemaakt én opzettelijk schade heeft berokkend, wat impliceert dat er een wil tot schadeveroorzaking is [2](#page=2) [5](#page=5) [6](#page=6).
* **Grove schuld:**
De verzekeraar kan zich van zijn verplichtingen bevrijden voor gevallen van grove schuld die op uitdrukkelijke en beperkende wijze in de overeenkomst zijn bepaald [2](#page=2).
### 2.7 Meldingsplicht bij wijziging van risico
De verzekeringnemer heeft een meldingsplicht bij nieuwe omstandigheden of wijzigingen die de risico op een aanmerkelijke en blijvende verzwaring van het risico kunnen veroorzaken [6](#page=6).
* **Toepassingsgebied:**
Deze meldingsplicht geldt gedurende de looptijd van de polis, tenzij het om een levensverzekering, ziekteverzekering of kredietverzekeringsovereenkomst gaat. Het bijhuis met ingebouwde BBQ kan gekwalificeerd worden als een aanmerkelijke en blijvende verzwaring van het risico [6](#page=6).
### 2.8 Onopzettelijk onjuiste mededeling of verzwijging
Wanneer het verzwijgen of onjuist meedelen van gegevens niet opzettelijk geschiedt, is de overeenkomst niet nietig [11](#page=11).
* **Gevolgen:**
De verzekeraar kan, binnen een termijn van een maand vanaf het moment van kennisname, de overeenkomst wijzigen met uitwerking op de dag waarop hij van het verzwijgen of onjuist meedelen kennis heeft gekregen [11](#page=11).
> **Tip:** Het is cruciaal om de precieze momenten van totstandkoming en inwerkingtreding te onderscheiden, aangezien dit bepalend is voor de toepasselijkheid van de verzekeringsdekking en de rechten en plichten van partijen [11](#page=11) [1](#page=1) [2](#page=2) [5](#page=5) [6](#page=6).
> **Voorbeeld:** Een verzekeringsaanvraag wordt ondertekend op 10 mei. De verzekeraar ontvangt de aanvraag op 12 mei. Tenzij anders bedongen, komt de overeenkomst tot stand op 10 mei en treedt de dekking in op 13 mei [11](#page=11) [1](#page=1) [2](#page=2) [6](#page=6).
---
# Gevolgen van niet-betaling van de premie
Dit onderwerp behandelt de procedures en sancties die van toepassing zijn wanneer de verzekeringsnemer de premie niet tijdig betaalt, inclusief de stappen van ingebrekestelling, schorsing en mogelijke opzegging van de verzekeringsovereenkomst.
### 3.1 Wettelijke bepalingen inzake niet-betaling van de premie
Niet-betaling van de premie op de vervaldag kan leiden tot schorsing van de dekking of opzegging van de overeenkomst, mits de verzekeringsnemer in gebreke is gesteld. Er is geen automatische sanctie bij niet-betaling op de vervaldag [1](#page=1) [5](#page=5) [9](#page=9).
#### 3.1.1 De ingebrekestelling
De ingebrekestelling voor niet-betaling van de premie moet gebeuren bij deurwaardersexploot of aangetekende brief [1](#page=1) [9](#page=9).
* **Inhoud van de ingebrekestelling:**
* Aanmaning tot betaling van de premie binnen een gestelde termijn [9](#page=9).
* De termijn mag niet korter zijn dan vijftien dagen, te rekenen vanaf de dag volgend op de betekening of de dag volgend op de afgifte van de aangetekende brief [1](#page=1) [9](#page=9).
* Herinnering aan de premievervaldag en het premiebedrag [1](#page=1) [9](#page=9).
* Informatie over de gevolgen van niet-betaling binnen de gestelde termijn [1](#page=1) [9](#page=9).
* vermelding van de aanvang van de termijn [1](#page=1) [9](#page=9).
* Vermelding dat schorsing van de dekking of opzegging van de overeenkomst uitwerking hebben vanaf de dag volgend op de dag waarop de termijn eindigt, zonder afbreuk te doen aan dekking voor een eerder voorgevallen verzekerd voorval [9](#page=9).
> **Tip:** De ingebrekestelling moet alle relevante informatie bevatten om de verzekeringsnemer correct te informeren over de procedure en de gevolgen van niet-betaling.
#### 3.1.2 Schorsing van de dekking
De schorsing van de dekking kan slechts uitwerking hebben na het verstrijken van de termijn die is bepaald in de ingebrekestelling [1](#page=1) [9](#page=9).
* **Herstel na schorsing:** Indien de dekking geschorst is, wordt deze schorsing beëindigd door betaling van de achterstallige premies door de verzekeringnemer [9](#page=9).
* **Recht op premies tijdens schorsing:** De schorsing van de dekking doet geen afbreuk aan het recht van de verzekeraar om de later nog te vervallen premies te eisen, op voorwaarde dat de verzekeringnemer in gebreke werd gesteld. Dit recht is beperkt tot premies voor twee opeenvolgende jaren. De ingebrekestelling moet in dat geval herinneren aan de schorsing van de waarborg [10](#page=10).
#### 3.1.3 Opzegging van de overeenkomst
De verzekeraar kan de overeenkomst opzeggen in dezelfde ingebrekestelling waarin hij de schorsing van de dekking aankondigt [9](#page=9).
* **Termijn voor opzegging bij gelijktijdige ingebrekestelling:** Indien de verzekeraar de overeenkomst niet heeft opgezegd in dezelfde ingebrekestelling, kan de opzegging slechts geschieden mits een nieuwe ingebrekestelling conform artikel 70. De opzegging wordt dan van kracht na het verstrijken van een termijn die niet korter mag zijn dan vijftien dagen, te rekenen vanaf de eerste dag van de schorsing [9](#page=9).
* **Uitwerking van de opzegging:** De opzegging heeft uitwerking na het verstrijken van de in artikel 70, tweede lid, bepaalde termijn [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** Een verzekeraar stuurt een aangetekende aanmaning op 31 maart, die op 1 april wordt afgegeven. De termijn van minimaal 15 dagen begint op 2 april. De 15-daagse termijn eindigt op 16 april. Vanaf 17 april kan de dekking geschorst worden, en vanaf dat moment kan ook de opzeggingstermijn van 15 dagen beginnen. De opzegging is dan van kracht vanaf 2 mei [10](#page=10).
### 3.2 Gevolgen van de niet-nakoming van verplichtingen
Verval van waarborg, als uitzondering op de verplichting van de verzekeraar om dekking te verlenen, kan slechts bedongen worden wegens niet-nakoming van een bepaalde, in de overeenkomst opgelegde verplichting, indien er een oorzakelijk verband bestaat tussen de tekortkoming en het schadegeval [9](#page=9).
* **Bewijslast voor de verzekeraar:** De verzekeraar moet bewijzen dat een uitdrukkelijk bepaalde verplichting niet werd nagekomen en er een oorzakelijk verband bestaat tussen de niet-nakoming en het schadegeval [1](#page=1) [2](#page=2) [9](#page=9).
> **Tip:** Artikel 65 WV bepaalt dat de verzekeraar niet zomaar dekking mag weigeren. Er moet een specifieke verplichting zijn geschonden en die schending moet rechtstreeks verband houden met het schadegeval.
### 3.3 Specifieke overwegingen bij burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekeringen (BA)
Voor andere soorten burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekeringen dan de verplichte BA-privéleven, kan de verzekeraar de excepties, de nietigheid en het verval van recht enkel aan de benadeelde persoon tegenwerpen indien deze hun oorzaak vinden in een feit dat het schadegeval voorafgaat [10](#page=10).
* **Risico voor de benadeelde:** Dit kan ertoe leiden dat de BA-verzekeraar niet tussenkomt, waardoor de verzekerde zelf moet instaan voor de vergoeding van de schade [10](#page=10).
---
# Uitsluitingen en beperkingen van dekking door de verzekeraar
Dit onderwerp onderzoekt de situaties waarin de verzekeraar zijn dekking kan beperken of weigeren, met name bij opzet, grove schuld, of het niet melden van risicoverzwaringen [2](#page=2).
### 4.1 Algemene beginselen van dekking en weigering
#### 4.1.1 Dwingend recht en afwijkingen
De bepalingen van het betreffende deel van de wet (WV) zijn van dwingend recht, tenzij de tekst zelf aangeeft dat afwijkingen door bijzondere bedingen mogelijk zijn. Dit betekent dat de verzekerde in veel gevallen niet kan worden benadeeld door afwijkende clausules in de polis [2](#page=2) [5](#page=5) [7](#page=7).
#### 4.1.2 Dekking bij schuld van verzekerde
De verzekeraar dekt de schade veroorzaakt door de schuld, zelfs de grove schuld, van de verzekeringnemer, de verzekerde of de begunstigde. Echter, de verzekeraar kan zich van zijn verplichtingen bevrijden voor specifieke gevallen van grove schuld die op uitdrukkelijke en beperkende wijze in de overeenkomst zijn bepaald [2](#page=2) [5](#page=5) [7](#page=7) [8](#page=8).
> **Tip:** Hoewel grove schuld van de verzekerde in principe gedekt is, kan de verzekeraar dit uitsluiten mits dit duidelijk in de polis staat.
> **Voorbeeld:** Een verzekeraar kan in de polis bepalen dat schade veroorzaakt door extreem roekeloos gedrag (wat onder grove schuld kan vallen) niet gedekt is.
#### 4.1.3 Opzet en nietigheid
Niettegenstaande enig andersluidend beding, kan de verzekeraar niet verplicht worden dekking te geven aan hem die het schadegeval opzettelijk heeft veroorzaakt [2](#page=2) [5](#page=5).
Daarnaast, wanneer het opzettelijk verzwijgen of het opzettelijk onjuist meedelen van gegevens over het risico de verzekeraar misleidt bij de beoordeling van dat risico, is de verzekeringsovereenkomst nietig. De premies die vervallen zijn tot op het moment dat de verzekeraar kennis kreeg van de opzettelijke misleiding, komen hem toe [2](#page=2) [8](#page=8).
> **Tip:** Opzettelijke misleiding leidt tot nietigheid van de overeenkomst en de verzekeraar behoudt de reeds betaalde premies.
### 4.2 Uitsluitingen en beperkingen bij risicoverzwaring
#### 4.2.1 Melding van risicoverzwaringen
De verzekerde heeft de verplichting om de verzekeraar op de hoogte te stellen van een risicoverzwaring [7](#page=7) [8](#page=8).
* **Niet-naleving van meldingsplicht:** Als de verzekeringnemer de meldingsplicht niet is nagekomen wanneer een schadegeval zich voordoet, zijn er verschillende consequenties afhankelijk van verwijtbaarheid en het gedrag van de verzekeraar [8](#page=8):
* **Niet verwijtbaar:** Is het ontbreken van de kennisgeving niet te verwijten aan de verzekeringnemer, dan is de verzekeraar gehouden de overeengekomen prestatie te leveren [12](#page=12) [8](#page=8).
* **Wel verwijtbaar:** Indien het ontbreken van de kennisgeving aan de verzekeringnemer kan worden verweten, is de verzekeraar slechts tot prestatie gehouden naar de verhouding tussen de betaalde premie en de premie die de verzekeringnemer had moeten betalen indien de verzwaring in aanmerking was genomen [12](#page=12) [8](#page=8).
* **Bewijs van niet verzekeren:** Indien de verzekeraar bewijst dat hij het verzwaarde risico in geen enkel geval zou hebben verzekerd, is zijn prestatie bij schadegeval beperkt tot de terugbetaling van alle betaalde premies [12](#page=12) [8](#page=8).
* **Bedrieglijk opzet:** Indien de verzekeringnemer met bedrieglijk opzet heeft gehandeld, kan de verzekeraar zijn dekking weigeren. De premies, vervallen tot op het moment dat de verzekeraar kennis kreeg van het bedrieglijk verzuim, komen hem toe als schadevergoeding [8](#page=8).
#### 4.2.2 Risicoverzwaring en dektingsweigering
De verzekeraar kan dekking weigeren en de verzekering opzeggen indien hij bewijst dat hij het verzwaarde risico in geen geval zou hebben verzekerd [7](#page=7).
> **Voorbeeld:** Een verzekerde bouwt zonder melding een open haard in zijn huis. Wanneer er vervolgens brand uitbreekt, kan de verzekeraar, indien hij kan bewijzen dat hij een huis met open haard in geen geval zou hebben verzekerd, de dekking weigeren (met mogelijke beperkingen zoals terugbetaling premies).
#### 4.2.3 Gevolgen van melding van risicoverzwaring vóór schadegeval
Indien de verzekerde de verzwaring van risico meldt en de verzekeraar heeft nog geen aanpassing kunnen doorvoeren of opzegging gerealiseerd, dan is de verzekeraar tot de overeengekomen prestatie gehouden, mits het schadegeval zich voordoet voordat de wijziging of opzegging van kracht is geworden [12](#page=12) [7](#page=7).
> **Voorbeeld:** Een verzekerde meldt dat hij een auto gaat gebruiken voor commerciële doeleinden. Voordat de verzekeraar de polis heeft aangepast of opgezegd, vindt er een ongeval plaats. De verzekeraar zal dan dekking verlenen onder de oorspronkelijke voorwaarden, tenzij anders overeengekomen in de tussentijd.
### 4.3 Specifieke situaties en uitzonderingen
#### 4.3.1 Niet-betaling van de premie
Niet-betaling van de premie op de vervaldag kan grond opleveren tot schorsing van de dekking of tot opzegging van de overeenkomst, mits de schuldenaar in gebreke is gesteld. De ingebrekestelling geschiedt bij deurwaardersexploot of aangetekende brief. Na ingebrekestelling heeft de verzekeringnemer nog 15 dagen de tijd om de premie alsnog te betalen, alvorens de schorsing van dekking intreedt [5](#page=5).
#### 4.3.2 Verplichte BA-verzekeringen en niet-tegenstelbaarheid
Bij verplichte burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekeringen (zoals de BA-autoverzekering) kunnen excepties, vrijstellingen, nietigheid en verval van recht voortvloeiend uit de wet of de overeenkomst, die hun oorzaak vinden in een feit dat zich voor of na het schadegeval heeft voorgedaan, aan de benadeelde derde niet worden tegengeworpen. Dit is het principe van niet-tegenstelbaarheid van excepties ten aanzien van de benadeelde derde. De WAM-verzekeraar die de benadeelde derde heeft vergoed, kan wel regres uitoefenen op de dader binnen de wettelijke grenzen [7](#page=7).
> **Voorbeeld:** Als een bestuurder onder invloed een ongeval veroorzaakt en de BA-autoverzekering van de tegenpartij heeft betaald, kan de verzekeraar de schuld van de bestuurder niet inroepen tegen de benadeelde derde. Wel kan de verzekeraar vervolgens proberen het geld te verhalen op de aansprakelijke bestuurder.
#### 4.3.3 Wijzigingsvoorstellen en opzegging door de verzekeraar
Wanneer de verzekeraar kennis krijgt van feiten die een wijziging van de overeenkomst rechtvaardigen, kan hij een voorstel tot wijziging doen. Indien dit voorstel tot wijziging wordt geweigerd door de verzekeringnemer, of indien het niet wordt aanvaard binnen een maand, kan de verzekeraar de overeenkomst opzeggen binnen vijftien dagen. De verzekeraar die de overeenkomst niet heeft opgezegd noch een wijziging heeft voorgesteld binnen de gestelde termijnen, kan zich nadien niet meer beroepen op feiten die hem bekend waren. Indien de verzekeraar bewijst dat hij het risico nooit zou hebben verzekerd, kan hij de overeenkomst eveneens opzeggen [12](#page=12).
#### 4.3.4 Verandering van verzekeraar door verzekeringnemer
De verzekeringnemer kan een voorstel tot wijziging van de overeenkomst weigeren. In dat geval kan de verzekeraar de overeenkomst binnen 15 dagen opzeggen. De verzekeringnemer kan de verzekering ook steeds opzeggen volgens de wettelijke bepalingen omtrent opzegging, die in acht moet worden genomen. De opzegging heeft doorgaans uitwerking na het verstrijken van een termijn van ten minste een maand [12](#page=12).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Verzekeringsaanvraag | Een formulier dat door de verzekeraar wordt verstrekt, waarin deze aanbiedt om tijdelijk het risico te dekken op verzoek van de potentiële verzekeringnemer. |
| Polis | Het document dat de voorwaarden en details van een gesloten verzekeringsovereenkomst vastlegt en dient als bewijs van de afspraak tussen de verzekeraar en de verzekeringnemer. |
| Premie | Het bedrag dat de verzekeringnemer periodiek of eenmalig betaalt aan de verzekeraar in ruil voor de verzekeringsdekking. |
| Risico | De kans dat een onzekere gebeurtenis plaatsvindt die kan leiden tot financiële schade of een ander nadeel voor de verzekerde partij. |
| Dekking | De garantie van de verzekeraar om financiële bescherming te bieden tegen specifieke risico's zoals omschreven in de polisvoorwaarden. |
| Schadegeval | Een gebeurtenis die leidt tot daadwerkelijke schade of verlies, en die mogelijk gedekt wordt door de verzekeringsovereenkomst. |
| Verzwijging | Het niet melden of onjuist meedelen van relevante gegevens over het te verzekeren risico aan de verzekeraar, hetzij opzettelijk, hetzij onopzettelijk. |
| Nietigheid | De ongeldigheid van een overeenkomst of rechtshandeling, waardoor deze geacht wordt nooit te hebben bestaan vanaf het moment van aangaan. |
| Opzet | Het willens en wetens veroorzaken van een fout of schade, met de intentie om een bepaald resultaat te bereiken of schade toe te brengen. |
| Grove schuld | Een ernstige nalatigheid of onvoorzichtigheid van de verzekeringnemer of verzekerde die kan leiden tot het veroorzaken van een schadegeval. |
| Ingebrekestelling | Een formele kennisgeving, meestal per deurwaardersexploot of aangetekende brief, waarin een partij wordt aangemaand om een verplichting na te komen binnen een bepaalde termijn. |
| Schorsing van dekking | De tijdelijke opschorting van de verzekeringsdekking, waardoor de verzekeraar niet gehouden is om tussen te komen bij schadegevallen die zich voordoen gedurende de schorsingsperiode. |
| Opzegging van de overeenkomst | De beëindiging van de verzekeringsovereenkomst door een van de partijen, volgens de daartoe gestelde termijnen en voorwaarden. |
| Medeverzekering | Een situatie waarbij meerdere verzekeraars eenzelfde risico dekken, waarbij de ene verzekeraar als vertegenwoordiger van de anderen optreedt. |
| Hoofdelijkheid | Een verbintenis waarbij elke schuldenaar voor het geheel van de schuld kan worden aangesproken, of waarbij elke schuldeiser het geheel van de schuld kan eisen. |
| Verzekeringsnemer | De partij die een verzekeringsovereenkomst afsluit met de verzekeraar en de premie betaalt. |
| Verzekerde | De persoon of entiteit wiens risico gedekt wordt door de verzekeringsovereenkomst. |
| Begunstigde | De persoon of entiteit die recht heeft op de uitkering van de verzekering, vooral bij persoonsverzekeringen. |
| Wanprestatie | Het niet nakomen van een contractuele verplichting door een van de partijen. |
| Oorzakelijk verband | Het directe verband tussen een handeling of nalaten en het daaruit voortvloeiende gevolg, essentieel voor het vaststellen van aansprakelijkheid of het verval van rechten. |
Cover
OPL_Oefenreeks_7.3._Indemnitaire_en_brandverzekeringen.pdf
Summary
# Toepassing van de Verzekeringswet op diverse scenario's
Dit document biedt een gedetailleerde analyse van specifieke artikelen uit de Verzekeringswet en hun toepassing op diverse verzekeringsscenario's, waaronder overgang van belang, onderverzekering, verzwijging en indeplaatsstelling.
## 1. Toepassing van de verzekeringswet op diverse scenario's
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de toepassing van specifieke artikelen uit de Verzekeringswet op diverse verzekeringssituaties, met een focus op de implicaties voor zowel de verzekerde als de verzekeraar.
### 1.1 Overgang van verzekerd belang
De overgang van het verzekerde belang kan plaatsvinden ten gevolge van het overlijden van de verzekeringnemer. In dergelijke gevallen gaan de rechten en verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst automatisch over op de nieuwe houder van dat belang. Zowel de nieuwe houder als de verzekeraar hebben echter de mogelijkheid om de overeenkomst te beëindigen. De nieuwe houder dient hiervoor binnen drie maanden en veertig dagen na het overlijden een aangetekende brief te versturen. De verzekeraar moet hiervoor de in artikel 84, § 1 WV voorgeschreven vormen volgen en de beëindiging kenbaar maken binnen drie maanden na kennisname van het overlijden. De brandverzekering wordt in deze context niet als een `intuitu personae` overeenkomst beschouwd [1](#page=1) [2](#page=2).
Bij overdracht onder levenden van een roerend goed, eindigt de verzekering van rechtswege zodra de verzekerde het goed niet meer in zijn bezit heeft, tenzij anders bedongen [2](#page=2) [3](#page=3).
### 1.2 Onderverzekering
Onderverzekering doet zich voor wanneer het verzekerde bedrag lager is dan de werkelijke waarde van het verzekerbaar belang. In dit scenario is de verzekeraar slechts gehouden tot prestatie naar de verhouding van het verzekerde bedrag tot de waarde van het verzekerbaar belang, tenzij anders is overeengekomen. Dit principe staat bekend als de evenredigheidsregel [3](#page=3) [4](#page=4) [6](#page=6).
De formule voor de verzekeringsprestatie bij onderverzekering is als volgt:
$$ \text{verzekeringsprestatie} = (\text{werkelijke schade}) \times \frac{\text{verzekerd bedrag}}{\text{verzekerbaar belang}} $$ [3](#page=3) [6](#page=6).
#### 1.2.1 Toepassing van de evenredigheidsregel
* **Voorbeeld 1:** Een werkelijke schade van X euro met een verzekerd bedrag van 12.345 EUR op een verzekerbaar belang van 20.000 EUR. De verzekeringsprestatie is dan [3](#page=3):
$$ \text{verzekeringsprestatie} = X \times \frac{12.345 \text{ EUR}}{20.000 \text{ EUR}} $$ [3](#page=3).
* **Voorbeeld 2:** Een werkelijke schade van 3.500 EUR met een verzekerd bedrag van 12.384 EUR op een verzekerbaar belang van 12.995 EUR. De verzekeringsprestatie is dan [6](#page=6):
$$ 3.500 \text{ EUR} \times \frac{12.384}{12.995} = 3.355 \text{ EUR} $$ [6](#page=6).
#### 1.2.2 Oververzekering
Oververzekering treedt op wanneer een bedrag te goeder trouw te hoog is verzekerd bij een of meerdere overeenkomsten. In zo'n geval heeft elke partij het recht om het verzekerde bedrag te verminderen tot de werkelijke waarde van het verzekerde object. Wanneer het verzekerde bedrag over verschillende verzekeraars is verdeeld, en er geen overeenstemming is, wordt de vermindering toegepast op de oudste overeenkomsten, beginnend met de meest recente, totdat het verzekerde bedrag nul is. Dit kan leiden tot de opzegging van een of meerdere overeenkomsten [4](#page=4).
### 1.3 Verzwijging
Verzwijging of onjuiste mededeling van gegevens kan leiden tot verschillende consequenties, afhankelijk van of de verzwijging verwijtbaar is aan de verzekeringnemer of niet [3](#page=3).
* **Niet-verwijtbare verzwijging:** Indien het verzwijgen of onjuist meedelen van gegevens niet aan de verzekeringnemer te verwijten is, en een schadegeval zich voordoet voordat een wijziging of opzegging kracht wordt, is de verzekeraar gehouden tot de overeengekomen prestatie. De verzekeraar zal bij een schadegeval nagaan of de verzwijging verwijtbaar is; indien dit niet het geval is, dient volledige dekking verleend te worden [3](#page=3).
* **Verwijtbare verzwijging:** Indien de verzwijging of onjuiste mededeling wel aan de verzekeringnemer te verwijten is, en een schadegeval zich voordoet voordat een wijziging of opzegging van kracht is, is de verzekeraar slechts gehouden tot prestatie op basis van de verhouding tussen de betaalde premie en de premie die betaald zou zijn indien het risico correct was meegedeeld [3](#page=3).
* **Opzettelijke verzwijging bij aangaan overeenkomst:** Wanneer het opzettelijk verzwijgen of onjuist meedelen van gegevens de verzekeraar misleidt bij de beoordeling van het risico, is de verzekeringsovereenkomst nietig. Premies die vervallen zijn tot het moment dat de verzekeraar kennis kreeg van de opzettelijke verzwijging, komen de verzekeraar toe. De overeenkomst wordt geacht nooit te hebben bestaan, waardoor de verzekeraar geen dekking hoeft te verlenen en recht heeft op alle vervallen premies [5](#page=5).
#### 1.3.1 Onopzettelijke verzwijging bij schadegeval
Als de verzwijging niet verwijtbaar is, en deze komt aan het licht naar aanleiding van een schadegeval, dan zal de verzekeraar volledige dekking verlenen. Indien de verzwijging wel verwijtbaar is bij een schadegeval, zal de verzekeraar tussenkomen naar de verhouding tussen de betaalde premie en de te betalen premie. Als de verzekeraar kan bewijzen dat hij het risico in geen geval zou hebben verzekerd, wordt zijn prestatie beperkt tot de betaalde premies [3](#page=3).
### 1.4 Indeplaatsstelling (subrogatie)
Indeplaatsstelling, ook wel subrogatie genoemd, treedt in werking wanneer de verzekeraar de schadevergoeding heeft betaald. De verzekeraar treedt dan, ten belope van het bedrag van die vergoeding, in de rechten en rechtsvorderingen van de verzekerde of de begunstigde tegen de aansprakelijke derden [4](#page=4) [6](#page=6).
Er zijn echter beperkingen: de verzekeraar heeft geen verhaal op de bloedverwanten in de rechte opgaande of nederdalende lijn, de echtgenoot, aanverwanten in rechte lijn, personen die bij de verzekerde inwonen, gasten en huispersoneel, tenzij er sprake is van kwaad opzet. In geval van kwaad opzet door minderjarigen kan het recht van verhaal beperkt worden door de Koning. De verzekeraar kan wel verhaal uitoefenen op deze personen indien hun aansprakelijkheid door een eigen verzekeringsovereenkomst is gedekt [4](#page=4) [6](#page=6).
#### 1.4.1 Situaties en beperkingen
* Een verzekeraar kan indeplaatsstelling toepassen op een aansprakelijke chauffeur, voor zover deze chauffeur geen familieleden of inwonende persoon is [4](#page=4).
* De verzekeraar heeft geen recht van verhaal op gasten, tenzij er sprake is van kwaad opzet, of de aansprakelijkheid van deze gasten gedekt is door een eigen verzekering [2](#page=2).
* In het geval van een aansprakelijke kleinzoon, kan de verzekeraar geen verhaal uitoefenen omdat de kleinzoon een bloedverwant in rechte nederdalende lijn is, tenzij de aansprakelijkheid van de kleinzoon door een eigen verzekeringsovereenkomst is gedekt [6](#page=6).
### 1.5 Duur van de verzekeringsovereenkomst
De duur van een verzekeringsovereenkomst mag niet langer zijn dan één jaar. Tenzij een van de partijen ten minste drie maanden vóór de vervaldag bezwaar maakt op de voorgeschreven wijze, wordt de overeenkomst stilzwijgend verlengd voor opeenvolgende periodes van één jaar. Deze regel is niet van toepassing op verzekeringsovereenkomsten voor risico's die de Koning bepaalt, met uitzondering van burgerrechtelijke aansprakelijkheid en voertuigcasco van motorrijtuigen, en brand (eenvoudige risico's) [1](#page=1) [2](#page=2).
### 1.6 Kosten ter voorkoming of beperking van schade
Kosten die voortvloeien uit maatregelen om schade te voorkomen of te beperken, zowel gevraagd door de verzekeraar als door de verzekerde zelf ondernomen, worden door de verzekeraar gedragen, mits deze met zorg van een goed huisvader zijn gemaakt. Deze kosten worden zelfs boven de verzekerde som vergoed, ook wanneer de pogingen vruchteloos zijn geweest [2](#page=2).
### 1.7 Opzegging na schadegeval
In de gevallen waarin de verzekeraar zich het recht voorbehoudt de overeenkomst na een schadegeval op te zeggen, beschikt de verzekeringnemer over hetzelfde recht. De opzegging dient uiterlijk één maand na uitbetaling of weigering tot uitbetaling van de schadevergoeding te geschieden. De opzegging wordt van kracht na een termijn van ten minste drie maanden na de betekening of ontvangstbewijs. De algemene opzeggingstermijn, indien niet anders bedongen, is ten minste een maand vanaf de dag volgend op de betekening of de dag volgend op de datum van het ontvangstbewijs [4](#page=4).
### 1.8 Niet-betaling van premie
Bij niet-betaling van de premie kan de verzekeraar zich pas beroepen op schorsing van dekking of opzegging van de overeenkomst nadat hij een ingebrekestelling heeft verstuurd. Zolang dit niet is gebeurd, is de verzekeraar gehouden tot dekking [5](#page=5).
### 1.9 Aantasting van de gesteldheid van plaats
De verzekerde mag, tenzij strikt noodzakelijk, geen veranderingen aanbrengen aan het beschadigde goed die het bepalen van de oorzaak of de taxatie van de schade bemoeilijken. Indien de verzekerde deze verplichting niet nakomt en hierdoor nadeel ontstaat voor de verzekeraar, kan de prestatie verminderd worden tot het beloop van het geleden nadeel, of kan schadevergoeding gevorderd worden. Bij bedrieglijk opzet door de verzekerde kan de verzekeraar de dekking weigeren [5](#page=5).
### 1.10 Samenloop of pluraliteit van verzekeringen
Wanneer een zelfde belang is verzekerd bij meerdere verzekeraars tegen hetzelfde risico, kan de verzekerde in geval van schade van elke verzekeraar schadevergoeding vorderen binnen de grenzen van hun verplichtingen en tot het bedrag waarop hij recht heeft. Geen enkele verzekeraar kan het bestaan van andere overeenkomsten inroepen om de waarborg te weigeren, behalve in geval van fraude [5](#page=5).
#### 1.10.1 Verdeling van de schadelast
Tenzij de verzekeraars een andere verdeelsleutel hebben bedongen, wordt de last van het schadegeval omgeslagen. Indien geen specifieke afspraak is gemaakt, geldt de wettelijke verdeelsleutel. Wanneer de verzekerbare waarde van een object, zoals een Ferrari, bepaalbaar is, zullen de verschillende verzekeraars de schadelast verdelen in verhouding tot hun respectieve dekkingsplicht (art. 99 § 2 1° WV) [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 1.10.2 Medeverzekering versus Samenloop
Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen medeverzekering en samenloop of pluraliteit van verzekeringen [6](#page=6).
* **Medeverzekering:** De verschillende verzekeringsovereenkomsten verwijzen naar elkaar [6](#page=6).
* **Samenloop of pluraliteit (art. 99 WV):** Vereist dat (i) verschillende verzekeraars, met (ii) eenzelfde belang, (iii) gedurende eenzelfde tijdvak, en (iv) tegen eenzelfde risico, verzekeren [6](#page=6).
### 1.11 Vrije beschikking over de schadevergoeding
Artikel 147 WV, betreffende de vrije beschikking over de schadevergoeding, is uitsluitend van toepassing op de aansprakelijkheidsverzekering [1](#page=1).
---
# Overgang van verzekeringsbelangen en beëindiging van overeenkomsten
Dit onderwerp behandelt de regels rondom de overgang van een verzekeringscontract bij overlijden van de verzekeringnemer en de verschillende mogelijkheden voor beëindiging van de overeenkomst door zowel de verzekeraar als de verzekeringnemer.
### 2.1 Overgang van rechten en plichten bij overlijden van de verzekeringnemer
Bij overlijden van de verzekeringnemer gaan de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de verzekeringsovereenkomst automatisch over op de nieuwe houder van het verzekerde belang. Dit principe geldt, tenzij anders is bepaald in de overeenkomst. De brandverzekering wordt in dit verband niet beschouwd als een 'intuitu personae' overeenkomst [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 2.1.1 Mogelijkheden tot beëindiging na overlijden
Zowel de nieuwe houder van het verzekerde belang als de verzekeraar hebben de mogelijkheid om de overeenkomst te beëindigen na het overlijden van de oorspronkelijke verzekeringnemer [1](#page=1) [2](#page=2).
* **Door de nieuwe houder:** Deze kan de overeenkomst beëindigen door middel van een aangetekende brief. Hiervoor geldt een termijn van drie maanden en veertig dagen na het overlijden [1](#page=1) [2](#page=2).
* **Door de verzekeraar:** De verzekeraar kan de overeenkomst beëindigen op de wijze voorgeschreven in artikel 84, § 1 van de Verzekeringswet. De termijn hiervoor bedraagt drie maanden, te rekenen vanaf de dag waarop de verzekeraar kennis heeft gekregen van het overlijden [1](#page=1) [2](#page=2).
### 2.2 Beëindiging van de verzekeringsovereenkomst
#### 2.2.1 Duur en stilzwijgende verlenging
De duur van een verzekeringsovereenkomst mag in beginsel niet langer zijn dan één jaar. Tenzij een van de partijen ten minste drie maanden vóór de vervaldag van de overeenkomst zich hiertegen verzet op de in artikel 84 voorgeschreven wijze, wordt de overeenkomst stilzwijgend verlengd voor opeenvolgende periodes van één jaar [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 2.2.2 Uitzonderingen op de maximale duur en stilzwijgende verlenging
De bepalingen met betrekking tot de maximale duur van één jaar en de stilzwijgende verlenging zijn niet van toepassing op verzekeringsovereenkomsten betreffende risico's die door de Koning worden bepaald. Bepaalde risico's kunnen echter niet worden uitgesloten van deze uitzondering, waaronder burgerrechtelijke aansprakelijkheid en voertuigcasco inzake motorrijtuigen, en brand (eenvoudige risico's) ] [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 2.2.3 Beëindiging bij overdracht onder de levenden
Bij overdracht onder de levenden van een roerend goed, eindigt de verzekering van rechtswege zodra de verzekerde het goed niet meer in zijn bezit heeft. Partijen kunnen echter een andere datum voor beëindiging overeenkomen [2](#page=2).
### 2.3 Verhaal van de verzekeraar
#### 2.3.1 Algemeen principe van subrogatie
Nadat de verzekeraar een schadevergoeding heeft betaald, treedt deze in de rechten en rechtsvorderingen van de verzekerde of de begunstigde tegen de aansprakelijke derden. Dit gebeurt ten belope van het bedrag van de betaalde vergoeding [2](#page=2).
#### 2.3.2 Beperkingen op het verhaalsrecht
De verzekeraar heeft geen verhaal op bepaalde personen, waaronder bloedverwanten in de rechte opgaande of nederdalende lijn, de echtgenoot, aanverwanten in de rechte lijn van de verzekerde, en personen die bij de verzekerde inwonen, alsook gasten en huispersoneel. Deze beperking geldt behoudens kwaad opzet [2](#page=2).
#### 2.3.3 Uitzonderingen op de beperkingen van het verhaalsrecht
De verzekeraar kan wel verhaal uitoefenen op de eerder genoemde personen onder de volgende voorwaarden [2](#page=2):
1. Indien er sprake is van kwaad opzet [2](#page=2).
2. Voor zover hun aansprakelijkheid daadwerkelijk door een eigen verzekeringsovereenkomst is gedekt [2](#page=2).
In geval van kwaad opzet door minderjarigen kan de Koning het recht van verhaal van de verzekeraar die de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst met betrekking tot het privéleven dekt, beperken [2](#page=2).
#### 2.3.4 Vrije beschikking over de schadevergoeding
Artikel 147 van de Verzekeringswet, betreffende vrije beschikking over de schadevergoeding, is uitsluitend van toepassing op aansprakelijkheidsverzekeringen [1](#page=1).
### 2.4 De evenredigheidsregel bij onderverzekering
Indien de waarde van het verzekerbaar belang bepaalbaar is en het verzekerd bedrag lager is dan die waarde, is de verzekeraar slechts gehouden tot prestatie naar de verhouding van het verzekerd bedrag tot de waarde van het belang, tenzij anders is bedongen. Dit wordt ook wel de evenredigheidsregel genoemd [1](#page=1) [2](#page=2).
> **Tip:** Begrijp de context waarin de evenredigheidsregel van toepassing is: het verzekerde bedrag dekt niet de volledige waarde van het belang. Dit voorkomt dat de verzekeraar bij schade het volledige bedrag moet uitkeren, terwijl de premie gebaseerd was op een lagere waarde [1](#page=1) [2](#page=2).
### 2.5 Kosten ter voorkoming of beperking van schade
De kosten die voortvloeien uit maatregelen genomen door de verzekeraar om de gevolgen van een schadegeval te voorkomen of te beperken, alsmede uit dringende en redelijke maatregelen die de verzekerde uit eigen beweging heeft genomen om bij nakend gevaar een schadegeval te voorkomen of de gevolgen ervan te beperken, worden door de verzekeraar gedragen. Dit geldt zelfs wanneer de aangewende pogingen vruchteloos zijn geweest, mits de maatregelen met de zorg van een goed huisvader zijn genomen. Deze kosten vallen ten laste van de verzekeraar, zelfs boven de verzekerde som [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Als er brand dreigt en de verzekerde brengt tijdig zijn meubels naar buiten, ook al blijkt de brand uiteindelijk mee te vallen, dan komen de kosten voor het verplaatsen van de meubels (bijvoorbeeld huur van een bestelwagen) ten laste van de verzekeraar, mits deze redelijk waren en met zorg zijn uitgevoerd [2](#page=2).
---
# Verzekeringsprestaties bij onderverzekering en oververzekering
De bepaling van de verzekeringsuitkering bij onder- en oververzekering is cruciaal om de correcte vergoeding te garanderen, waarbij specifieke regels zoals de evenredigheidsregel en de vermindering tot werkelijke waarde van toepassing zijn [3](#page=3) [4](#page=4).
### 3.1 Onderverzekering
Onderverzekering treedt op wanneer het verzekerde bedrag lager is dan de werkelijke waarde van het verzekerbaar belang. In dergelijke gevallen is de verzekeraar niet gehouden tot de volledige schadevergoeding, tenzij anders overeengekomen. De wettelijke bepaling voorziet in de toepassing van de evenredigheidsregel [3](#page=3) [4](#page=4) [6](#page=6).
#### 3.1.1 De evenredigheidsregel
De evenredigheidsregel stelt dat de verzekeringsprestatie wordt berekend op basis van de verhouding tussen het verzekerde bedrag en de werkelijke waarde van het verzekerbaar belang. Dit betekent dat de uitkering evenredig zal zijn met de mate waarin het belang verzekerd is [3](#page=3) [4](#page=4) [6](#page=6).
De formule voor de verzekeringsprestatie bij onderverzekering luidt als volgt:
$$ \text{Verzekeringsprestatie} = \text{Werkelijke schade} \times \frac{\text{Verzekerd bedrag}}{\text{Verzekerbaar belang}} $$
> **Voorbeeld:** Een verzekerde waarde van 12.345 euro voor een verzekerbaar belang van 20.000 euro. Bij een schade van bijvoorbeeld 10.000 euro, zal de uitkering zijn: $10.000 \text{ EUR} \times \frac{12.345 \text{ EUR}}{20.000 \text{ EUR}} = 7.715,63 \text{ EUR}$. Een ander voorbeeld geeft een schade van 3.500 euro waarbij de uitkering wordt berekend als $3.500 \times \frac{12.384}{12.995} = 3.355 \text{ EUR}$ [3](#page=3) [6](#page=6).
#### 3.1.2 Verzwijging en onderverzekering
Indien de onderverzekering voortvloeit uit een verwijtbare verzwijging of onjuiste mededeling van gegevens door de verzekeringnemer, kan de verzekeraar de prestatie beperken. De verzekeraar is dan enkel gehouden tot prestatie op basis van de verhouding tussen de betaalde premie en de premie die betaald had moeten worden indien het risico correct was meegedeeld. Indien de verzekeraar kan bewijzen dat hij het risico in geen geval zou hebben verzekerd, wordt de prestatie beperkt tot de som van alle betaalde premies. Als de verzwijging niet verwijtbaar is, moet de verzekeraar de volledige dekking verlenen [3](#page=3).
### 3.2 Oververzekering
Oververzekering ontstaat wanneer het verzekerde bedrag te goeder trouw te hoog is verzekerd bij een of meer overeenkomsten. Dit kan leiden tot een vermindering van het verzekerde bedrag tot de werkelijke waarde van het verzekerde goed [4](#page=4).
#### 3.2.1 Vermindering tot werkelijke waarde
Bij oververzekering die te goeder trouw is afgesloten bij dezelfde verzekeraar, heeft elke partij het recht om het verzekerde bedrag te verminderen tot de werkelijke waarde. Wanneer het verzekerde bedrag verdeeld is over verschillende overeenkomsten bij diverse verzekeraars, wordt de vermindering, bij gebrek aan overeenstemming, toegepast op de bij de overeenkomsten verzekerde bedragen, te beginnen met de jongste overeenkomst. Dit kan leiden tot de opzegging van overeenkomsten waarvan het verzekerde bedrag aldus tot nul wordt teruggebracht. De uiteindelijke vergoeding zal dan ook beperkt zijn tot de werkelijke waarde van het verzekerde goed [4](#page=4).
#### 3.2.2 Overlap en samenloop
In geval van samenloop, waarbij verschillende verzekeraars hetzelfde belang tegen hetzelfde risico verzekeren, wordt de schade doorgaans omgeslagen. Tenzij anders bedongen, wordt de last van het schadegeval verdeeld tussen de verzekeraars. Als er geen afspraak is over een verdeelsleutel, geldt de wettelijke verdeling: de verzekeraars dragen bij in verhouding tot hun respectieve dekkingsplicht. Dit sluit uit dat een verzekeraar zijn waarborg weigert op grond van het bestaan van andere overeenkomsten die hetzelfde risico dekken, tenzij er sprake is van fraude. Medeverzekering verschilt hiervan, aangezien bij medeverzekering de verzekeringsovereenkomsten expliciet naar elkaar verwijzen [6](#page=6).
---
# Verhaalrechten van de verzekeraar en oorzaken van dekkingweigering
Dit onderwerp behandelt de situaties waarin een verzekeraar verhaal kan uitoefenen op derden (indeplaatsstelling) en de gronden voor weigering van dekking, zoals opzettelijke verzwijging en aantasting van de staat van het beschadigde goed.
## 4.1 Verhaalrechten van de verzekeraar (indeplaatsstelling)
De kern van het verhaalrecht van de verzekeraar ligt in de indeplaatsstelling, waarbij de verzekeraar na het betalen van een schadevergoeding de rechten en rechtsvorderingen van de verzekerde tegen aansprakelijke derden overneemt tot het bedrag van die vergoeding [2](#page=2) [4](#page=4).
### 4.1.1 Wettelijke basis en beperkingen
* **Algemene regel:** De verzekeraar die de schadevergoeding betaald heeft, treedt voor dat bedrag in de rechten en rechtsvorderingen van de verzekerde of begunstigde tegen de aansprakelijke derden. Dit principe is vastgelegd in artikel 95 van de Wet Verzekeringen (WV) [2](#page=2) [4](#page=4).
* **Uitzonderingen op verhaal:** De verzekeraar heeft geen verhaal op bepaalde personen [2](#page=2) [4](#page=4):
* Bloedverwanten in de rechte opgaande of nederdalende lijn [2](#page=2) [4](#page=4).
* Echtgenoot en aanverwanten in de rechte lijn van de verzekerde [2](#page=2) [4](#page=4).
* Bij de verzekerde inwonende personen [2](#page=2) [4](#page=4).
* Gasten [2](#page=2) [4](#page=4).
* Huispersoneel [2](#page=2) [4](#page=4).
* **Voorwaarden voor verhaal ondanks uitzonderingen:** De bovengenoemde personen kunnen toch aansprakelijk gesteld worden door de verzekeraar, mits aan één van de volgende voorwaarden is voldaan [2](#page=2) [4](#page=4):
* Er was sprake van kwaad opzet [2](#page=2) [4](#page=4).
* De aansprakelijkheid van deze personen werd daadwerkelijk door een verzekeringsovereenkomst gedekt [2](#page=2) [4](#page=4).
* **Specifieke bepalingen voor minderjarigen:** In geval van kwaad opzet door minderjarigen kan de Koning het recht van verhaal van de verzekeraar, die burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst met betrekking tot het privéleven dekt, beperken [2](#page=2).
### 4.1.2 Situaties van samenloop
Wanneer hetzelfde belang door verschillende verzekeraars tegen hetzelfde risico is verzekerd, kan de verzekerde in geval van schade van elke verzekeraar een vergoeding vorderen. De vordering is beperkt tot de verplichtingen van elke verzekeraar en tot de vergoeding waarop de verzekerde recht heeft [5](#page=5).
## 4.2 Oorzaken van dekkingweigering
De verzekeraar kan de dekking weigeren op basis van verschillende gronden, die verband houden met de informatieverstrekking door de verzekeringnemer of de staat van het beschadigde goed.
### 4.2.1 Verzwijging en onjuiste mededeling van gegevens
Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen verwijtbare en niet-verwijtbare verzwijging of onjuiste mededeling van gegevens [3](#page=3).
* **Niet-verwijtbare verzwijging:** Indien het verzwijgen of onjuist meedelen van gegevens de verzekeringnemer niet kan worden verweten, en een schadegeval zich voordoet voordat een wijziging of opzegging van kracht is, is de verzekeraar tot de overeengekomen prestatie gehouden [3](#page=3).
* **Verwijtbare verzwijging:** Indien het verzwijgen of onjuist meedelen van gegevens de verzekeringnemer wel kan worden verweten, en een schadegeval zich voordoet voordat een wijziging of opzegging van kracht is, is de verzekeraar slechts gehouden tot een prestatie op basis van de verhouding tussen de betaalde premie en de premie die betaald zou zijn indien het risico correct was meegedeeld [3](#page=3).
* Indien de verzekeraar kan bewijzen dat hij het risico in geen geval zou hebben verzekerd, wordt zijn prestatie beperkt tot een bedrag gelijk aan alle betaalde premies [3](#page=3).
* **Opzettelijke verzwijging bij aangaan overeenkomst:** Wanneer opzettelijk gegevens zijn verzwegen of onjuist zijn meegedeeld, waardoor de verzekeraar werd misleid bij de beoordeling van het risico, is de verzekeringsovereenkomst nietig. De verzekeraar behoudt de vervallen premies tot het moment dat hij kennis kreeg van de misleiding. De overeenkomst wordt geacht nooit te hebben bestaan, waardoor de verzekeraar geen dekking hoeft te verlenen [5](#page=5).
### 4.2.2 Aantasting van de staat van het beschadigde goed
De verzekerde mag, tenzij strikt noodzakelijk, zonder toestemming geen veranderingen aanbrengen aan het beschadigde goed die het bepalen van de oorzaken van de schade of de taxatie ervan bemoeilijken [5](#page=5).
* **Niet-naleving met nadeel voor de verzekeraar:** Indien de verzekerde deze verplichting niet nakomt en er hierdoor nadeel ontstaat voor de verzekeraar, kan de verzekeraar aanspraak maken op een vermindering van zijn prestatie ter hoogte van het geleden nadeel of schadevergoeding vorderen [5](#page=5).
* **Niet-naleving met bedrieglijk opzet:** Komt de verzekerde de verplichting met bedrieglijk opzet niet na, dan kan de verzekeraar zijn dekking weigeren [5](#page=5).
### 4.2.3 Oververzekering
Bij oververzekering (wanneer een bedrag te goeder trouw te hoog is verzekerd bij een of meer overeenkomsten bij dezelfde verzekeraar), heeft elke partij het recht het verzekerde bedrag te verminderen tot de werkelijke waarde van het verzekerde goed. Dit kan ertoe leiden dat de vergoeding beperkt wordt tot die werkelijke waarde [4](#page=4).
### 4.2.4 Onderverzekering
Bij onderverzekering (wanneer het verzekerd bedrag lager is dan de waarde van het verzekerbaar belang), is de verzekeraar slechts tot prestatie gehouden naar de verhouding van het verzekerde bedrag tot de werkelijke waarde, tenzij anders bedongen. De evenredigheidsregel wordt toegepast. De formule hiervoor is [3](#page=3) [4](#page=4):
$$ \text{Verzekeringsprestatie} = (\text{Werkelijke schade}) \times \frac{\text{Verzekerd bedrag}}{\text{Verzekerbaar belang}} $$
> **Voorbeeld:** Indien de werkelijke schade 10.000 EUR bedraagt, het verzekerd bedrag 12.345 EUR is en het verzekerbaar belang 20.000 EUR, dan is de verzekeringsprestatie:
> $10.000 \text{ EUR} \times \frac{12.345 \text{ EUR}}{20.000 \text{ EUR}}$ [3](#page=3).
### 4.2.5 Niet-betaling van de premie
De verzekeraar kan zich niet zomaar beroepen op schorsing van dekking of opzegging van de overeenkomst wegens niet-betaling van de premie, zolang er geen ingebrekestelling is verstuurd. Totdat de ingebrekestelling is verstuurd, dient de verzekeraar tot dekking over te gaan [5](#page=5).
### 4.2.6 Opzegging na schadegeval
In gevallen waarin de verzekeraar zich het recht voorbehoudt de overeenkomst na een schadegeval op te zeggen, beschikt de verzekeringnemer over hetzelfde recht. Deze opzegging dient uiterlijk één maand na de uitbetaling of weigering tot uitbetaling van de schadevergoeding te geschieden. De opzegging wordt van kracht na een termijn van ten minste drie maanden na betekening [4](#page=4).
> **Tip:** Het is cruciaal om de specifieke artikelen van de Wet Verzekeringen (WV) te kennen die de verhaalrechten en gronden voor dekkingweigering regelen, met name art. 95, 59, 60, 98, 110, 96, 99, 69-70 en 86 [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4) [5](#page=5).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Verzekeringswet (WV) | Een wetboek dat de regels en bepalingen inzake verzekeringsovereenkomsten vastlegt, inclusief rechten en plichten van verzekeraars en verzekeringnemers. |
| Verzekerd belang | Het economische belang dat een persoon heeft bij het verzekerde voorwerp of de verzekerde gebeurtenis, en dat de basis vormt voor de verzekeringsovereenkomst. |
| Intuitu personae | Een overeenkomst die zo nauw verbonden is met de persoon van een contractpartij dat deze niet zonder meer kan worden overgedragen aan een ander. |
| Verzekerbaar belang | Het recht dat de verzekeringnemer heeft op het verzekerde object of de gebeurtenis, waarbij het verzekerde bedrag niet hoger mag zijn dan de waarde van dit belang. |
| Verzekerd bedrag | Het maximale bedrag dat de verzekeraar zal uitkeren bij schade, zoals vastgelegd in de verzekeringsovereenkomst. |
| Evenredigheidsregel | Een principe waarbij de verzekeringsuitkering in verhouding staat tot de verhouding van het verzekerde bedrag ten opzichte van de werkelijke waarde van het verzekerde belang, toegepast bij onderverzekering. |
| Vergoedingsformule | Een wiskundige formule die wordt gebruikt om de uiteindelijke verzekeringsprestatie te berekenen, met name in gevallen van onderverzekering. |
| Onderverzekering | Een situatie waarbij het verzekerde bedrag lager is dan de werkelijke waarde van het verzekerde belang, wat leidt tot toepassing van de evenredigheidsregel. |
| Oververzekering | Een situatie waarbij het verzekerde bedrag hoger is dan de werkelijke waarde van het verzekerde belang. Indien te goeder trouw, kan het bedrag verminderd worden. |
| Indeplaatsstelling | Het recht van de verzekeraar die een schadevergoeding heeft betaald, om in de rechten van de verzekerde of begunstigde te treden ten opzichte van de aansprakelijke derden. |
| Verhaalrecht | Het recht van een verzekeraar om nadat een schadevergoeding is betaald, het betaalde bedrag te verhalen op de partij die aansprakelijk is voor de schade. |
| Kwaad opzet | Een intentionele handeling met de bedoeling schade te veroorzaken, wat in bepaalde verzekeringssituaties kan leiden tot een uitsluiting van dekking of beperking van verhaal. |
| Verzwijging | Het niet melden van relevante feiten of informatie door de verzekeringnemer aan de verzekeraar, hetzij opzettelijk, hetzij onopzettelijk, wat gevolgen kan hebben voor de dekking. |
| Nietigverklaring van de overeenkomst | De rechtshandeling waarbij een verzekeringsovereenkomst als ongeldig wordt beschouwd, alsof deze nooit heeft bestaan, vaak als gevolg van opzettelijke verzwijging. |
| Aantasting van de gesteldheid van plaats | Een wijziging aan het beschadigde goed door de verzekerde die het bepalen van de oorzaken of de taxatie van de schade bemoeilijkt of onmogelijk maakt. |
| Pluraliteit van verzekeringen (Samenloop) | Een situatie waarbij hetzelfde belang door verschillende verzekeraars tegen hetzelfde risico is verzekerd, wat leidt tot een verdeling van de schadelast. |
| Inbewaargeving | Het overdragen van een zaak aan een ander in bewaring, zonder dat de eigendom overgaat. In verzekeringscontext kan dit relevant zijn voor de continuïteit van de dekking. |
| In elkaar grijpen van verzekeringen | Verwijst naar situaties waarin meerdere verzekeringen overlappen en de prestatie van de ene verzekeraar de dekking van de andere kan beïnvloeden. |
Cover
OPL_Oefenreeks_7.4._Wandeling_doorheen_de_artikelen_van_de_brandverzekering.pdf
Summary
# Verplichting en reikwijdte van de brandverzekering
Dit onderwerp verklaart de wettelijke verplichtingen en de dekkingsomvang van de brandverzekering, inclusief specifieke situaties zoals huurovereenkomsten en de betrokken partijen [1](#page=1) [2](#page=2).
### 1.1 Wettelijke verplichting tot het afsluiten van een brandverzekering
In beginsel is een brandverzekering niet wettelijk verplicht. Vaak ontstaat de verplichting contractueel, bijvoorbeeld in het kader van een banklening [1](#page=1).
#### 1.1.1 Uitzondering: Vlaams Woninghuurdecreet
Er bestaat een wettelijke verplichting tot het afsluiten van een brandverzekering voor huurovereenkomsten die zijn gesloten vanaf 1 januari 2019 en waarbij de woning als hoofdverblijfplaats wordt gebruikt. Deze verplichting geldt zowel voor de huurder als voor de verhuurder. De verzekering moet de waarborgen brand en waterschade omvatten [1](#page=1).
* **Artikel 29 WV - Aansprakelijkheid voor brand en waterschade:**
* De huurder is aansprakelijk voor brand en waterschade, tenzij hij bewijst dat de brand buiten zijn schuld is ontstaan [1](#page=1).
* De huurder is verplicht zijn aansprakelijkheid hiervoor te verzekeren door een verzekering waarvan de werking niet is geschorst [1](#page=1).
* De verhuurder is eveneens verplicht zijn aansprakelijkheid voor brand en waterschade te verzekeren door een verzekering waarvan de werking niet is geschorst [1](#page=1).
* Deze verzekeringen moeten gesloten zijn bij een verzekeraar die hiervoor een toelating heeft of vrijgesteld is conform de wet van 13 maart 2016 [1](#page=1).
### 1.2 Betrokken partijen bij de brandverzekering
De brandverzekering kan betrekking hebben op diverse partijen, waaronder de eigenaar, huurder, gebruiker, inwonende personen en derden [1](#page=1).
### 1.3 Dekking van natuurrampen binnen de brandverzekering
Een brandverzekering kan ook dekking bieden voor specifieke natuurrampen [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 1.3.1 Overstroming als natuurramp
Een overstroming wordt beschouwd als een natuurramp. Artikel 123 WV bepaalt dat de verzekeraar van een zaakverzekeringsovereenkomst met betrekking tot het gevaar brand, die dekking verleent voor eenvoudige risico's, verplicht is waarborg te verlenen tegen natuurrampen zoals aardbevingen en overstromingen [1](#page=1).
* **Conclusie:** Tussenkomst van de brandverzekeraar bij overstroming is ja. Het is een verplichte waarborg binnen de brandverzekering [1](#page=1).
### 1.4 Reikwijdte van de standaard branddekking
Tenzij anders bedongen, dekt de brandverzekering de verzekerde goederen tegen schade veroorzaakt door een reeks specifieke gevaren [1](#page=1) [2](#page=2).
* **Artikel 115 WV - Standaard dekking:**
* Brand [1](#page=1) [2](#page=2).
* Blikseminslag [1](#page=1) [2](#page=2).
* Ontploffing [1](#page=1) [2](#page=2).
* Implosie [1](#page=1) [2](#page=2).
* Neerstorten van of getroffen worden door luchtvaartuigen, of door voorwerpen die ervan afvallen of eruit vallen [1](#page=1) [2](#page=2).
* Getroffen worden door enig ander voertuig of door dieren [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 1.4.1 Bedingen en uitsluitingen
Indien een polis geen specifieke waarborgen of uitsluitingen bepaalt, zijn de in de wet vermelde waarborgen van rechtswege begrepen in de branddekking. Partijen zijn echter vrij om hierover anders te overeen te komen in de brandverzekeringsovereenkomst [2](#page=2).
#### 1.4.2 Storm als uitbreiding van dekking
Storm wordt niet automatisch gedekt door de standaard brandverzekering. Het is een uitbreiding van dekking die uitdrukkelijk in de basispolis moet worden bedongen [2](#page=2).
> **Tip:** Controleer altijd de specifieke polisvoorwaarden om de exacte dekking van uw brandverzekering te kennen, vooral voor uitbreidingen zoals storm.
### 1.5 Dekking van hulpverlening en behoudsmiddelen
De verzekeringsdekking strekt zich ook uit tot schade die aan de verzekerde goederen is veroorzaakt door hulpverlening of enig dienstig middel aangewend voor het behoud, het blussen of de redding, zelfs wanneer het schadegeval zich buiten de verzekerde goederen voordoet [2](#page=2).
### 1.6 Zaakverzekering en wettelijk voorrecht
De brandverzekering is een zaakverzekering die wordt afgesloten met het oog op het vrijwaren van de zaak. Om die reden wordt een wettelijk voorrecht verleend aan bevoorrechte en hypothecaire schuldeisers, aan de failliete boedel en aan de verzekeraar [2](#page=2).
* **Artikel 121 WV** voorziet in de procedure met betrekking tot deze zakenverzekering [2](#page=2).
#### 1.6.1 Wettelijke voorrechten:
* **Bevoorrechte en hypothecaire schuldeisers** (art. 112 WV) [2](#page=2).
* **Failliete boedel** (art. 113 WV) [2](#page=2).
* **Verzekeraar** (art. 114 WV) [2](#page=2).
---
# Natuurrampen en uitbreidingen van de branddekking
Deze sectie van de studiehandleiding behandelt de dekking van natuurrampen, met name overstromingen, binnen de context van de brandverzekering en verkent mogelijke uitbreidingen van deze dekking, zoals stormschade.
### 2.1 Wettelijke verplichting tot brandverzekering
De brandverzekering is in beginsel geen wettelijke verplichting, tenzij contractueel vastgelegd, bijvoorbeeld in het kader van een financiering. Een uitzondering hierop vormt het Vlaams Woninghuurdecreet voor huurovereenkomsten gesloten vanaf 1 januari 2019. Voor huurders die de woning als hoofdverblijfplaats bestemmen, en voor verhuurders, bestaat er een wettelijke verplichting om een brandverzekering met waarborgen voor brand en waterschade af te sluiten. Artikel 29 van het Wetboek van economisch recht (WV) regelt de aansprakelijkheid voor brand en waterschade en de bijbehorende verzekeringsplicht voor zowel huurder als verhuurder [1](#page=1).
### 2.2 Dekking binnen de brandverzekering
#### 2.2.1 Algemene dekking volgens de wet
Artikel 115 WV bepaalt dat de brandverzekering, tenzij anders overeengekomen, de verzekerde goederen dekt tegen schade veroorzaakt door brand, blikseminslag, ontploffing, implosie, het neerstorten van luchtvaartuigen of voorwerpen daarvan, en het getroffen worden door voertuigen of dieren. Als een polis geen specifieke waarborgen of uitsluitingen bepaalt, zijn deze wettelijk vermelde waarborgen van rechtswege begrepen in de branddekking. Partijen kunnen echter afwijkende afspraken maken in de overeenkomst [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 2.2.2 Dekking van natuurrampen
Overstroming wordt beschouwd als een natuurramp. Artikel 123 WV stelt dat de brandverzekeraar, voor zover deze dekking verleent voor eenvoudige risico's, verplicht is dekking te verlenen voor specifieke natuurrampen, waaronder overstroming en aardbeving [1](#page=1).
> **Tip:** Het is cruciaal om te weten dat, hoewel overstroming wettelijk verplicht gedekt moet worden onder bepaalde voorwaarden, de exacte dekking en uitsluitingen afhankelijk zijn van de specifieke polisvoorwaarden [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 2.2.3 Uitbreidingen van de dekking
Stormschade valt niet automatisch onder de standaard branddekking. Artikel 1 van het Brandbesluit noemt storm, hagel, ijs- en sneeuwdruk expliciet als gevaren waarvoor een aanvullende waarborg nodig is. Dit betekent dat storm een uitbreiding van de dekking is en expliciet in de basispolis moet worden opgenomen [2](#page=2).
#### 2.2.4 Dekking voor hulpverlening
De verzekeringsdekking strekt zich ook uit tot schade die aan de verzekerde goederen is veroorzaakt door hulpverlening of enig dienstig middel dat wordt ingezet voor het behoud, blussen of redding van de goederen [2](#page=2).
### 2.3 Schadeafhandeling en uitkering
#### 2.3.1 Procedure bij schade
De procedure voor de afhandeling van schadeclaims binnen de brandverzekering wordt geregeld door artikel 121 WV. Dit artikel beschrijft de stappen voor het vaststellen en uitbetalen van de schadevergoeding, met specifieke termijnen voor eenvoudige risico's [2](#page=2) [3](#page=3).
* **Onbetwist gedeelte:** De verzekeraar betaalt het onbetwiste deel van de vergoeding binnen dertig dagen na onderling akkoord [3](#page=3).
* **Betwisting van schadebedrag:** Bij betwisting stelt de verzekerde een expert aan. Deze werkt samen met de verzekeraar om het schadebedrag vast te stellen. Indien er nog steeds geen akkoord is, stellen beide experts een derde expert aan. De definitieve beslissing wordt genomen door de meerderheid van de stemmen van de experts [3](#page=3).
* **Kosten van expertise:** De kosten voor de door de verzekerde aangestelde expert en eventuele derde expert worden voorgeschoten door de verzekeraar en zijn ten laste van de in het ongelijk gestelde partij [3](#page=3).
* **Termijn voor expertise en betaling:** De expertise moet worden afgerond binnen negentig dagen na de melding van de aanstelling van de expert door de verzekerde. De schadevergoeding moet binnen dertig dagen na afronding van de expertise, of na vaststelling van het schadebedrag, worden betaald [3](#page=3).
> **Opmerking:** Het is essentieel om de voorgenoemde procedure van schadeafhandeling te begrijpen en te kunnen weergeven in eigen woorden [3](#page=3).
#### 2.3.2 Uitkeringstijdstip
De concrete termijnen voor de uitkering van de schadevergoeding bij brandverzekeringen voor eenvoudige risico's worden uiteengezet in artikel 121 §2 WV [3](#page=3).
#### 2.3.3 Nieuwwaarde en slijtage
Bij een verzekering tegen nieuwwaarde, wanneer de verzekerde het beschadigde goed wederopbouwt, wedersamenstelt of vervangt, bedraagt de vergoeding minimaal 100% van de nieuwwaarde na aftrek van slijtage. Echter, slijtage mag slechts worden afgetrokken indien deze hoger is dan 30% van de nieuwwaarde. Als de verzekerde het beschadigde goed niet wederopbouwt, wedersamenstelt of vervangt, bedraagt de vergoeding minimaal 80% van de nieuwwaarde, eveneens na aftrek van slijtage indien deze boven de 30% uitkomt [3](#page=3) [4](#page=4).
### 2.4 Risicozones en overstromingsdekking
#### 2.4.1 Definitie van risicozones
Risicozones worden gedefinieerd als plaatsen die blootgesteld zijn of kunnen worden aan terugkerende en belangrijke overstromingen [4](#page=4).
#### 2.4.2 Gevolgen van de classificatie als risicozone
Vroeger gold de verplichte dekking voor overstroming alleen voor brandverzekeringen die dekking verleenden in risicozones. De afbakening van risicozones blijft echter behouden voor ruimtelijke ordening en om eigenaars en lokale besturen bewust te maken van hun verantwoordelijkheid [4](#page=4).
> **Opmerking:** Wie een gebouw of een deel ervan opricht nadat het gebied als risicozone is geklasseerd, kan geen recht meer laten gelden op overstromingsdekking [4](#page=4).
#### 2.4.3 Uitzonderingen en weigering van dekking
De verzekeraar kan weigeren dekking te verlenen tegen overstroming (en tegen overlopen en opstuwen van openbare riolen) indien een gebouw, deel van een gebouw of de inhoud daarvan, werd gebouwd meer dan achttien maanden na de publicatie van het koninklijk besluit dat de zone als risicozone classificeert [4](#page=4).
#### 2.4.4 Uitsluitingen van dekking
Bepaalde elementen kunnen uit de waarborg worden uitgesloten, afhankelijk van wat de brandpolis specificeert. Hieronder vallen onder andere tuinhuisjes, schuurtjes, berghokken en hun inhoud, afsluitingen, hagen, tuinen, aanplantingen, terrassen, en luxegoederen zoals zwembaden en sportterreinen [4](#page=4).
---
# Schadeafhandeling en uitkering bij brandverzekeringen
Dit deel behandelt de procedures rondom schadeclaims, de betaling van schadevergoedingen en de berekening van de uitkering, inclusief de rol van experts en de bepaling van nieuwwaarde bij brandverzekeringen.
### 3.1 Procedure bij schadeafhandeling
Bij eenvoudige risico's bepaald door de Koning, regelt artikel 121, paragraaf 2 van de Wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen (WV) de betaling van de vergoeding [3](#page=3).
#### 3.1.1 Betaling bij onderling akkoord
Het deel van de vergoeding dat zonder betwisting bij onderling akkoord tussen de partijen is vastgesteld, wordt betaald binnen dertig dagen na dit akkoord [3](#page=3).
#### 3.1.2 Betaling bij betwisting en expertise
1. **Aanstelling van een expert door de verzekerde**: In geval van betwisting over het bedrag van de schadevergoeding, stelt de verzekerde een expert aan [3](#page=3).
2. **Samenwerking met de verzekeraar**: De expert van de verzekerde werkt samen met de verzekeraar om het schadebedrag vast te stellen [3](#page=3).
3. **Aanstelling van een derde expert**: Indien er nog geen akkoord bereikt wordt, stellen beide experts een derde expert aan [3](#page=3).
4. **Definitieve beslissing**: De definitieve beslissing over het bedrag van de schadevergoeding wordt genomen door de experten met meerderheid van stemmen [3](#page=3).
5. **Kosten van de expertise**: De kosten van de door de verzekerde aangestelde expert en desgevallend de derde expert worden voorgeschoten door de verzekeraar, maar zijn ten laste van de in het ongelijk gestelde partij [3](#page=3).
#### 3.1.3 Termijnen voor expertise en betaling
* De beëindiging van de expertise of de vaststelling van het schadebedrag moet plaatsvinden binnen 90 dagen na de datum waarop de verzekerde de verzekeraar op de hoogte heeft gebracht van de aanstelling van zijn expert [3](#page=3).
* De schadevergoeding moet betaald worden binnen 30 dagen na de datum van beëindiging van de expertise of, bij gebreke daaraan, op de datum van de vaststelling van het schadebedrag [3](#page=3).
> **Tip:** Zorg ervoor dat je deze procedure nauwkeurig begrijpt en in eigen woorden kunt weergeven, inclusief de genoemde termijnen.
### 3.2 Berekening van de uitkering bij verzekering tegen nieuwwaarde
Bij verzekering tegen nieuwwaarde zijn er specifieke regels voor de berekening van de uitkering, afhankelijk van of het beschadigde goed wordt hersteld of vervangen.
#### 3.2.1 Uitkering bij wederopbouw, wedersamenstelling of vervanging
Wanneer de verzekerde het beschadigde goed wederopbouwt, wedersamenstelt of vervangt, mag de vergoeding niet minder zijn dan 100 % van de nieuwwaarde, na aftrek van slijtage conform paragraaf 5 van artikel 121 WV [3](#page=3).
#### 3.2.2 Uitkering bij geen wederopbouw, wedersamenstelling of vervanging
Als de verzekerde het beschadigde goed NIET wederopbouwt, wedersamenstelt of vervangt, mag de vergoeding niet minder zijn dan 80 % van de nieuwwaarde, na aftrek van de slijtage conform paragraaf 5 van artikel 121 WV [4](#page=4).
#### 3.2.3 Bepaling van slijtage
De slijtage van een beschadigd goed of van een beschadigd gedeelte van een goed mag slechts worden afgetrokken indien deze hoger ligt dan 30 % van de nieuwwaarde [3](#page=3) [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** Een verzekerde brandverzekering tegen nieuwwaarde heeft een beschadigd dak. De nieuwwaarde van het dak is 10.000 euro. De slijtage wordt geschat op 20% (2.000 euro).
> * Als de verzekerde het dak vervangt, en de slijtage (2.000 euro) is lager dan 30% van de nieuwwaarde (3.000 euro), dan wordt de volledige nieuwwaarde (10.000 euro) uitbetaald, aangezien de slijtage niet mag worden afgetrokken.
> * Als de slijtage 4.000 euro (40%) zou bedragen, dan zou de uitkering 10.000 euro - 4.000 euro = 6.000 euro zijn, indien het goed niet hersteld zou worden.
### 3.3 Uitsluitingen en risicozones
#### 3.3.1 Definitie van risicozones
Onder risicozones verstaat men de plaatsen die aan terugkerende en belangrijke overstromingen blootgesteld werden of blootgesteld kunnen worden [4](#page=4).
#### 3.3.2 Gevolgen van de classificatie als risicozone
* Wie een gebouw of een gedeelte van een gebouw opricht nadat het betreffende gebied als risicozone werd geklasseerd, kan geen recht op overstromingsdekking meer laten gelden. Dit geldt ook als het gebouw meer dan achttien maanden na de bekendmaking van de risicozone werd gebouwd [4](#page=4).
* De afbakening van risicozones blijft behouden voor ruimtelijke ordening en om eigenaars te informeren over hun verantwoordelijkheid [4](#page=4).
#### 3.3.3 Uitsluiting van bepaalde objecten en gebieden
Afhankelijk van wat de brandpolis stipuleert, kunnen bepaalde elementen worden uitgesloten van de waarborg. Voorbeelden hiervan zijn [4](#page=4):
* Tuinhuisjes, schuurtjes, berghokken en hun eventuele inhoud [4](#page=4).
* Afsluitingen en hagen van om het even welke aard [4](#page=4).
* Tuinen, aanplantingen, toegangen en binnenplaatsen, terrassen [4](#page=4).
* Luxegoederen zoals zwembaden, tennis- en golfterreinen [4](#page=4).
---
# Uitsluitingen en specifieke risicozones in de brandverzekering
Dit onderwerp behandelt de specifieke uitsluitingen die van toepassing kunnen zijn in een brandverzekering, met name met betrekking tot bijgebouwen, en de regelgeving rondom gebouwen die zich in risicogebieden voor overstromingen bevinden.
### 4.1 Uitsluitingen van de waarborg
Bepaalde bijgebouwen en aanhorigheden kunnen worden uitgesloten van de waarborg van een brandverzekering, afhankelijk van wat de polis stipuleert [4](#page=4).
#### 4.1.1 Specifieke uitsluitingen van de brandverzekering
Volgens artikel 127 §2 van de Wet Verzekeringen (WV) kunnen de volgende elementen worden uitgesloten van de waarborg [4](#page=4):
* Tuinhuisjes, schuurtjes, berghokken en hun eventuele inhoud [4](#page=4).
* Afsluitingen en hagen van om het even welke aard [4](#page=4).
* Tuinen, aanplantingen, toegangen en binnenplaatsen, terrassen [4](#page=4).
* Luxegoederen zoals zwembaden, tennis- en golfterreinen [4](#page=4).
> **Tip:** Het is cruciaal om de specifieke polisvoorwaarden van uw brandverzekering na te lezen om te bepalen welke bijgebouwen en aanhorigheden al dan niet gedekt zijn.
### 4.2 Risicozones voor overstromingen
Risicozones worden gedefinieerd als plaatsen die aan terugkerende en belangrijke overstromingen zijn blootgesteld of kunnen worden blootgesteld [4](#page=4).
#### 4.2.1 Historische context en huidige relevantie
Vroeger gold een verplichte dekking voor overstroming enkel voor brandverzekeringen die dekking verleenden in deze risicozones. Hoewel deze specifieke verplichting is gewijzigd, blijft de afbakening van risicozones behouden voor ruimtelijke ordening en om lokale besturen en eigenaars bewust te maken van hun verantwoordelijkheid [4](#page=4).
#### 4.2.2 Gevolgen voor nieuwbouw in risicozones
Een belangrijk gevolg van de regelgeving is dat eigenaars die een gebouw of een deel van een gebouw oprichten nadat het betreffende gebied als risicozone is geklasseerd, geen recht meer kunnen laten gelden op overstromingsdekking. Dit vloeit voort uit artikel 129 §3 WV [4](#page=4).
> **Tip:** Indien u van plan bent om te bouwen in een gebied dat mogelijk als risicozone wordt geclassificeerd, is het essentieel om dit proactief te onderzoeken en de implicaties voor uw verzekeringsdekking te begrijpen.
#### 4.2.3 Mogelijkheid tot weigering van overstromingsdekking
De verzekeraar van een brandverzekeringsovereenkomst kan dekking weigeren voor overstroming (en voor overlopen en opstuwen van openbare riolen). Dit geldt wanneer een gebouw, een gedeelte van een gebouw, of de inhoud ervan, gebouwd werd meer dan achttien maanden na de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het koninklijk besluit dat de zone als risicozone classificeert. Dit is een afwijking op artikel 123, derde lid, van de Wet Verzekeringen [4](#page=4).
### 4.3 Slijtage bij verzekering tegen nieuwwaarde
Bij een verzekering tegen nieuwwaarde mag de slijtage van een beschadigd goed of het beschadigde gedeelte van een goed slechts worden afgetrokken indien deze slijtage hoger ligt dan 30% van de nieuwwaarde. Dit wordt geregeld door artikel 121 §5 WV [4](#page=4).
> **Tip:** Dit principe benadrukt dat bij schade aan een relatief nieuw goed, de verzekering in principe de kosten voor herstelling of vervanging tegen nieuwwaarde dekt, tenzij de slijtage significant is.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Brandverzekering | Een overeenkomst waarbij een verzekeraar zich verbindt om, tegen betaling van een premie, schade te vergoeden die is ontstaan door brand en aanverwante gevaren aan verzekerde goederen of de burgerrechtelijke aansprakelijkheid die daarmee verband houdt. |
| Contractuele verplichting | Een verplichting die voortvloeit uit een overeenkomst tussen partijen, in tegenstelling tot een wettelijke verplichting die door de wet wordt opgelegd. |
| Wettelijke verplichting | Een verplichting die door de wet wordt opgelegd aan personen of entiteiten, met juridische consequenties bij niet-naleving. |
| Huurovereenkomst | Een juridische overeenkomst tussen een verhuurder en een huurder, waarbij de verhuurder het genot van een zaak verstrekt en de huurder daarvoor een prijs betaalt. |
| Hoofdverblijfplaats | De woning waar een persoon zijn of haar officiële woonplaats heeft en waar hij of zij het grootste deel van de tijd verblijft. |
| Aansprakelijkheid | De plicht om de gevolgen te dragen van eigen daden of nalatigheden, of van daden of nalatigheden van personen of zaken waarvoor men verantwoordelijk wordt gehouden. |
| Verzekeraar | Een onderneming die verzekeringen aanbiedt en zich verbindt tot het dekken van de in de polis genoemde risico's in ruil voor een premie. |
| Zaakverzekering | Een type verzekering dat gericht is op het beschermen van specifieke goederen of zaken tegen schade door diverse oorzaken, zoals brand, diefstal of natuurrampen. |
| Natuurramp | Een catastrofaal natuurlijk evenement dat aanzienlijke schade veroorzaakt, zoals aardbevingen, overstromingen of stormen. |
| Overstroming | Een situatie waarbij grote hoeveelheden water land bedekken dat normaal gesproken droog is, vaak veroorzaakt door hevige regenval, dijkdoorbraken of stormvloeden. |
| Blikseminslag | De directe impact van bliksem op een object, die aanzienlijke schade kan veroorzaken door de elektrische stroom en hitte. |
| Ontploffing | Een snelle expansie van volume en de vrijlating van energie, meestal gepaard gaand met een snelle temperatuurstijging en de productie van gas. |
| Implosie | Het tegenovergestelde van een explosie, waarbij een object naar binnen toe bezwijkt onder druk van buitenaf. |
| Luchtvaartuig | Elk toestel dat door luchtweerstand kan vliegen, zoals vliegtuigen, helikopters en drones. |
| Nieuwwaarde | De kosten die nodig zijn om een beschadigd goed te vervangen door een nieuw exemplaar van dezelfde soort en kwaliteit, zonder rekening te houden met gebruikssporen of ouderdom. |
| Slijtage | De waardevermindering van een goed door gebruik, ouderdom of veroudering, die doorgaans wordt afgetrokken van de nieuwwaarde bij schadeafhandeling. |
| Risicozone | Een geografisch gebied dat een verhoogd risico loopt op specifieke gevaren, zoals overstromingen, aardbevingen of andere natuurrampen. |
Cover
PPT_Krachtlijen Koop [AJ 2025-2026] (1).pptx
Summary
## Overzicht Hervormingsproject Boek 7 BW
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, dat de bijzondere overeenkomsten regelt, ondergaat een significante hervorming met als doelstellingen: vereenvoudiging, herstructurering, integratie en het waarborgen van coherentie. Dit project kent een gefaseerde ontwikkeling, met meerdere indieningen en consultaties sinds 2021.
### Krachtlijnen van de Hervorming
De hervorming streeft naar:
* **Vereenvoudiging:**
* Niet langer het herhalen van loutere toepassing van gemeen verbintenissenrecht (Boek 5), tenzij om pedagogische redenen. Dit is gebaseerd op het principe van 'zuinigheid van rechtsregels'.
* Veel afwijkingen van het gemeen verbintenissenrecht zijn niet langer gerechtvaardigd.
* Afstemming van bijzondere regimes op elkaar.
* **Herstructurering en Integratie:**
* Harmonisatie van koopregimes.
* Afstemming tussen bijzondere contracten onderling en met het gemeen verbintenissenrecht.
* Een uniforme notie van conformiteit voor huur, koop en diensten, alsook afstemming van de regels voor vrijwaring voor uitwinning.
* **Coherentie:**
* Zorgen voor consistentie tussen de bijzondere contracten onderling.
* Harmonisatie tussen bijzondere contracten (Boek 7) en het gemeen verbintenissenrecht (Boek 5).
* Een eengemaakte notie van conformiteit voor koop, huur en diensten.
### Structuur van Boek 7 BW (Nieuwe Opzet)
De toekomstige structuur van Boek 7 wordt gekenmerkt door een logische indeling, waarschijnlijk beginnend met algemene bepalingen en vervolgens specifieke titels voor de verschillende bijzondere contracten:
* Titel 1 – Statuut en definities
* Titel 2 – Koop
* Titel 3 – Huur
* Titel 4 – Diensten
* Titel 5 – Lening (vervangbare goederen)
* Titel 6 – Spel / weddenschap
* Titel 7 – Sekwester, Ruil, Bruikleen, Dading, Lijfrente
## De Koopovereenkomst
De koopovereenkomst vormt een centraal element binnen Boek 7. De hervorming beoogt een coherente regeling te creëren die verschillende aspecten van de koop regelt, waaronder regimes, risico, conformiteit, vrijwaring voor uitwinning, betaling en zakelijke gevolgen.
### Koopregimes en Bijzondere Wetgeving
Er zijn momenteel drie hoofdregimes binnen de koop, aangevuld met specifieke regelgeving:
* **Gemeen Kooprecht:** De algemene regels van toepassing op koopovereenkomsten.
* **Consumentenkoop:** Specifieke beschermingsregels voor consumenten (voorheen Art. 1649bis tot 1649octies oud BW, nu Art. 7.2.38 e.v. BW).
* **Digitale Consumentenkoop:** Specifieke regels voor de levering van digitale inhoud en digitale diensten (voorheen Titel VIbis oud BW, nu ook Art. 7.2.38 e.v. BW).
* **Dierenconsumentenkoop:** Een specifieke regeling die voortvloeit uit recente wetgeving (Wet van 21 februari 2024) en afwijkingen introduceert op het gemeen consumentenkooprecht.
Daarnaast is er bijzondere regelgeving zoals de leer van de onrechtmatige bedingen in de Wet op de economische wet (WER) voor B2C en B2B-relaties, en de wet Betalingsachterstand.
#### Consumentenkoop en Digitale Consumentenkoop
De hervorming integreert de eerdere regelingen in Boek 7.
* **Consumptiegoed:** Dit omvat alle lichamelijke roerende zaken, water/gas/elektriciteit gereed voor verkoop, goederen met digitale elementen, en dieren.
* **Digitale inhoud:** Gegevens geproduceerd en geleverd in digitale vorm.
* **Digitale dienst:** Diensten die consumenten in staat stellen gegevens te creëren, verwerken, opslaan of toegang ertoe te krijgen, of interactie met gegevens mogelijk maken.
**Uitsluitingen:**
* Materiële gegevensdragers die uitsluitend dienen als drager voor digitale inhoud.
* Op maat gemaakte digitale inhoud/diensten.
* Bundelovereenkomsten met verschillende elementen aangeboden door dezelfde handelaar aan dezelfde consument via één contract.
**Betaling:**
* Geen specifieke definitie van prijs in consumentenkoop, verwijzing naar gemeen kooprecht (Art. 1582 oud BW -> Art. 7.2.1 BW).
* Prijs is geld of digitale waardeweergave.
* **Belangrijke uitzondering:** Persoonsgegevens worden niet als prijs beschouwd, tenzij ze enkel verwerkt worden voor levering, wettelijke vereisten, of bij kosteloze software die enkel gebruikt wordt om software te verbeteren.
#### Dierenconsumentenkoop
De wet van 21 februari 2024 brengt levende dieren onder het nieuwe 'gemeen' consumentenkooprecht, met enkele afwijkende bepalingen (Art. 1649bis, 4°c oud BW; Art. 3.39, tweede lid oud BW). Deze regels zijn van toepassing op contracten gesloten na 1 mei 2024. Voorheen ressorteerden verkoop van levende dieren onder het oude consumentenkooprecht (Art. 1649bis tot 1649octies oud BW).
#### Het Weens Koopverdrag (CISG)
Het Verdrag van de Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende lichamelijke zaken (CISG) regelt grensoverschrijdende koopovereenkomsten tussen partijen uit verdragstaten.
* **Ambtshalve Toepassing door de Rechter:** De rechter kan ambtshalve het CISG toepassen indien het aanvullend recht is, tenzij partijen contractueel zijn afgeweken.
* **Identificatie van Gebruik:** Het CISG is van toepassing indien de koper het goed niet voor persoonlijk gebruik koopt, tenzij de verkoper te kwader trouw was.
* **Uitsluitingen (Art. 2 CISG):**
* Koop voor persoonlijk gebruik (tenzij verkoper wist of behoorde te weten dat het voor persoonlijk gebruik was).
* Koop op openbare veiling.
* Executoriale of gerechtelijke verkoop.
* Koop van effecten, waardepapieren en betaalmiddelen.
* Koop van zeeschepen, binnenvaartschepen, luchtkussenvaartuigen of luchtvaartuigen.
* Koop van elektrische energie.
* **Reikwijdte (Art. 4 CISG):** Het Verdrag regelt uitsluitend de totstandkoming van koopovereenkomsten en de rechten en verplichtingen van partijen, niet de geldigheid van bedingen of de gevolgen voor de eigendom.
* **Aansprakelijkheid (Art. 5 CISG):** Het Verdrag is niet van toepassing op de aansprakelijkheid van de verkoper voor dood of letsel veroorzaakt door de zaken.
### Kenmerken van de Koopovereenkomst
* **Algemeen:**
* Definitie (Art. 1582 oud BW): "Koop is een overeenkomst waarbij de ene partij zich verbindt om een zaak te leveren, en de andere om daarvoor een prijs te betalen."
* Nieuwe definitie (Art. 7.2.1 BW): "Koop is een contract waarbij de verkoper zich ertoe verbindt aan de koper de eigendom van een goed over te dragen tegen een prijs in geld. De regels van de koop zijn van overeenkomstige toepassing op een contract dat een zakelijk gebruiksrecht vestigt tegen een prijs in geld."
* **Consensueel contract(?):** Klassiek is een contract consensueel wanneer het tot stand komt door loutere wilsovereenstemming. Art. 5.5 BW bevestigt dit. Echter, specifieke wettelijke vormvereisten kunnen dit doorbreken, zoals het bodemattest bij de overdracht van gronden (Art. 101 Bodemdecreet).
* **Wederkerig contract:** Beide partijen verbinden zich tot een prestatie.
* **Contract onder bezwarende titel:** Elke partij verkrijgt een voordeel waarvoor zij een tegenprestatie levert.
* **Translatief vs. Declaratief contract:** Koop is translatief, gericht op de overdracht van eigendom.
### Vormvereisten
* **Consensualisme bij Koop:** In principe is de koop vormvrij.
* **Uitzonderingen:**
* **Overdracht van gronden:** Vereist een bodemattest (Art. 101 Bodemdecreet).
* **Verkoop aan de consument buiten onderneming:** Specifieke informatieverplichtingen (Art. VI.64-65 WER).
* **Verkoop op afbetaling:** Vereist een duurzame drager met alle contractuele voorwaarden (Art. VII.87 WER).
* **Koop langs elektronische weg:** Voldoen aan wettelijke vormvereisten door middel van functionele kwaliteiten (art. XII.15 WER), met uitzondering voor rechten op onroerende zaken (art. XII.16 WER).
* **Vormelijk contract:** Sommige contracten, zoals de verkoop van gronden of de zogenaamde 'Clausule De Decker' waarbij de verkoop plechtig wordt gemaakt, kennen specifieke vormvereisten voor hun geldigheid.
#### Koop langs elektronische weg
* **Bewijs:** Een rechtshandeling met een som van 3.500 euro of meer moet door een ondertekend geschrift worden bewezen (Art. 8.9 BW).
* **Elektronische vormvereisten:** Voldoen aan de functionele vereisten van geschrift, handtekening en vermelding van degene die zich verbindt (Art. XII.15 WER).
* **Begin van bewijs:** Een sms-bericht kan gelden als een begin van schriftelijk bewijs (Gent, 26 september 2013). E-mails over onroerende goederen kunnen dit echter niet zijn (Antwerpen, 19 december 2016).
### Voorcontracten
Voorcontracten creëren een recht om op een later tijdstip een definitieve overeenkomst te sluiten.
* **Definities:**
* **Optiecontract (Art. 5.25 BW):** Een contract waarbij een partij aan de begunstigde het recht geeft om met haar een contract te sluiten, waarvan de essentiële bestanddelen vastliggen. Kan eenzijdig of wederkerig zijn.
* **Voorkeurcontract (Art. 5.24 BW):** Een contract waarbij een partij zich ertoe verbindt om voorrang te geven aan de begunstigde indien zij zou beslissen te contracteren. Technieken variëren van onderhandelingsvoorkeur tot first offer en first refusal.
* **Overdracht van de Optie:** In principe overdraagbaar, tenzij intuitu personae bedongen.
* **Informatieverplichtingen:** Geen specifieke wettelijke informatieverplichtingen voor voorcontracten, maar teleologische interpretatie kan leiden tot analoge toepassing van bestaande plichten, zoals het bodemattest.
* **Geldigheidsvereisten (Optiecontract):**
* Wilsovereenstemming.
* Bepaalbaar of bepaalbaar voorwerp.
* Geoorloofd voorwerp.
* Bekwaamheid van contractanten (belover op moment sluiten, begunstigde op moment lichten optie).
* Geen aantasting van het voorwerp van de optie hangende de optie.
* **Optielichting:**
* Door de houder van de optie of diens rechtsopvolger.
* Vaste wil om contract te sluiten aan de vereisten in het optiecontract.
* Optie moet tijdig gelicht zijn.
* Voorwerp van de optie moet bestaan op moment van lichten.
* In principe vormvrij, tenzij contractueel anders bepaald.
* **Geldingsduur:**
* **Bepaalde duur:** Verval na afloop van de termijn.
* **Onbepaalde duur:** Verjaring na tien jaar (Art. 2262bis §1 BW), tenzij de rechter een kortere termijn afleidt. Opzegbaar mits redelijke termijn.
* **Bijzondere beëindigingsgronden:** Verzaking door begunstigde of belover (contractueel bedongen).
### Koop Onroerend Goed
De tussenkomst van een notaris is cruciaal en biedt voordelen zoals resultaatsverbintenissen voor eigendomsoverdracht, bescherming van de koper tegen schuldeisersrisico, en zekerheid voor de verkoper.
* **Onderzoek door de Notaris:**
* **Eigendomstitel:** Nagaan of de verkoper rechtmatig eigenaar is (aankoop, schenking, erfenis, dertigjarige titel).
* **Bekwaamheid verkoper:** Nagaan of de verkoper handelingsbekwaam is (meerderjarigheid, huwelijkse staat, wettelijke samenwoning, faillissement, vertegenwoordiging).
* **Beschikkingsbevoegdheid verkoper:** Nagaan of de verkoper mag verkopen (onvervreemdbaarheid, voorkooprechten, organisatie onvermogen).
* **Zelfde onderzoek bij de koper:** Handelingsbekwaamheid en eventuele gevolgen van huwelijkse staat of medekopers.
### Zakelijke Gevolgen van Koop
* **Tussen partijen:** In principe vanaf het sluiten van het compromis (overeenkomst).
* **Tegenwerpelijkheid aan derden:** Enkel indien rechtsgeldige overeenkomst en de derde daarvan kennis heeft of behoort te hebben (bv. door overschrijving op kantoor Rechtszekerheid).
* **Onroerende goederen (OG):** Overschrijving dekt geen gebreken. Verkrijgende verjaring (Art. 3.27 BW).
* **Roerende goederen (RG):** Geen publiciteitssysteem. Tegenwerpelijk aan derden vanaf levering (bezit). Eigendomsvoorbehoud is schriftelijk overeen te komen uiterlijk bij levering.
### Risico
Het risico van tenietgaan of beschadiging van het goed draagt in beginsel de koper vanaf het moment dat hij eigenaar wordt.
* **Algemene regeling (Art. 1601 oud BW / 5.80 BW):**
* Bij wederkerige contracten: `res perit domino` (risico gaat over met eigendom).
* Uitzonderingen: Ingrebrekestelling (Art. 5.266 BW), correctie Art. 1302 oud BW (Art. 5.267 BW).
* Bij eenzijdig contract: `res perit creditori` (risico blijft bij schuldeiser indien goed tenietgaat).
* **Speciale regeling (onder oud BW):** Afhankelijk van de aard van de voorwaarde (opschortend of ontbindend).
* **Consumentenkoop:** De verkoper draagt het risico tot aan de levering (Art. VI.44 WER).
### Conformiteit
Conformiteit betreft de materiële kwaliteit, kwantiteit en identiteit van het geleverde goed.
* **Algemene regeling (Art. 1615 oud BW):** Verplichting tot levering van het goed en zijn toebehoren.
* **Levering:** Omvat de overdracht van macht en bezit. Specifieke regels gelden voor verkoop met aanduiding van oppervlakte (Art. 1617-1620 oud BW), hoewel deze niet worden heropgenomen in Boek 7.
* **Uitzonderingen op exoneratiebedingen:** Geldigheid van exoneratiebedingen is beperkt, zeker in consumentenkoop (Art. VI.83, 6°, 26°, 30° WER).
#### Conformiteitseisen
* **Subjectieve conformiteitsvereisten:** Betreffen de overeenkomst, het meegedeelde gewenste gebruik, toebehoren en instructies.
* **Objectieve conformiteitsvereisten:** Betreffen geschiktheid voor normaal gebruik, kenmerken die de consument redelijkerwijs mag verwachten, en overeenstemming met monsters/beschrijvingen.
* **Updateverplichting:** Geldt met name voor digitale inhoud/diensten.
* **Afwijking bij contractsluiting:** Mogelijk, maar met beperkingen.
#### Dierenconsumentenkoop
Specifieke objectieve en subjectieve conformiteitseisen gelden voor dieren, waaronder hun leeftijd, geslacht, ras, herkomst, en de afwezigheid van ziekten of aangeboren afwijkingen.
### Rechtsmiddelen bij Niet-conformiteit
* **Niet-conformiteit sensu stricto:** Keuzerecht tussen ontbinding en uitvoering in natura.
* **Verborgen gebreken:** Ontbinding of prijsvermindering (Art. 1644 oud BW).
* **Consumentenkoop:** Getrapt systeem met primaire remedies (herstel, vervanging) en subsidiaire remedies (ontbinding, prijsvermindering).
* **Dierenconsumentenkoop:** Gelijkaardige remedies, met specifieke regels voor de genezing en het welzijn van het dier, en de optie voor de consument om onmiddellijk te kiezen voor prijsvermindering of ontbinding bij overlijden van het dier.
* **Rechtsmiddelen Weens Koopverdrag (CISG):**
* Nakoming eisen (Art. 46 CISG).
* Prijsvermindering (Art. 50 CISG).
* Ontbinding van de overeenkomst bij wezenlijke tekortkoming (Art. 49 CISG).
### Clausules m.b.t. Conformiteit
* **Uitbreiding vrijwaringsplicht:** Contractuele clausules kunnen de vrijwaringsplicht uitbreiden (bv. gratis herstel, garantie op perfect functioneren).
* **Exoneratiebedingen:** Principieel geldig voor niet-gekende gebreken (Art. 1643 oud BW), maar ongeldig indien de verkoper te kwader trouw was of gespecialiseerd is en de koper een consument is (Art. VI.83, 14° WER).
### Verjaringstermijnen
De termijnen voor het instellen van rechtsmiddelen bij niet-conformiteit variëren sterk en zijn afhankelijk van het type gebrek, de hoedanigheid van partijen en de toepasselijke wetgeving.
## Vrijwaring voor Uitwinning
De verkoper is verplicht de koper te vrijwaren voor uitwinning, wat betekent dat de koper ongestoord bezit moet genieten van het verkochte goed.
* **Vrijwaring voor eigen daden (feitelijke stoornis):** De verkoper mag geen handelingen stellen die het rustige bezit van de koper verstoren. Dit omvat een impliciete niet-concurrentieverplichting bij verkoop van een handelszaak.
* **Vrijwaring voor eigen daden (rechtsstoornis):** De verkoper mag geen juridische aanspraken inroepen op het verkochte goed.
* **Vrijwaring voor daden van derden:** De verkoper moet ingrijpen indien een derde juridische aanspraken op het goed heeft. Dit geldt enkel voor rechtsstoornissen die hun oorsprong hebben vóór de verkoop.
### Conventionele Uitbreiding en Beperking
* **Uitbreiding:** Clausules kunnen de vrijwaringsverplichting uitbreiden, maar moeten duidelijk en ondubbelzinnig zijn.
* **Beperking:** Algemene niet-vrijwaringsclausules zijn geldig, maar de verkoper blijft aansprakelijk voor eigen daden. Beperkingen zijn ook geldig voor daden van derden, mits de verkoper te goeder trouw was.
### Verkoop van Andermans Zaak
Dit is strikt genomen een nietige overeenkomst (Art. 1599 oud BW), maar de koper kan hiertegen geen vordering instellen zolang de nietigheid niet is uitgesproken. De werkelijke eigenaar kan de verkoop wel laten vernietigen of bekrachtigen.
## Betaling
De betaling van de koopprijs is de belangrijkste verbintenis van de koper.
### Verplichting tot Inontvangstname
De koper is verplicht alle handelingen te stellen die nodig zijn om de levering mogelijk te maken, inclusief het transport, toegang tot de leveringsplaats en overname van materiële detentie. Sancties bij weigering omvatten ontbinding of uitvoering in natura.
### Betalingsverplichting
* **Wie kan betalen:** De koper of een derde (tenzij de verkoper een wettig belang heeft).
* **Aan wie te betalen:** Aan de verkoper of zijn vertegenwoordiger, tenzij er beslag is gelegd of de verkoper failliet is verklaard.
* **Bekwaamheid:** Zowel de betaler (solvens) als de ontvanger (accipiens) moeten handelingsbekwaam zijn.
### Plaats van Betaling
De plaats van betaling is relevant voor het bepalen van de betaalmunt, de bevoegde rechter en het risico van betaling. Het gemeen recht (Art. 5.203 BW) bepaalt dat betaling dient te geschieden aan de vestigingsplaats van de schuldenaar. Het CISG kent specifieke regels, waaronder de plaats van vestiging van de verkoper.
### Tijdstip van Betaling
* **Conventionele vrijheid:** Partijen kunnen vrij het tijdstip van betaling overeenkomen. Uitzonderingen gelden voor verkoop buiten de onderneming en de woningbouwwet.
* **Gerechtelijk uitstel:** De rechter kan, met grote omzichtigheid, gematigd uitstel verlenen voor de betaling.
### Wat te betalen?
* **Hoofdsom:** De totale koopprijs. Gedeeltelijke betaling kan geweigerd worden.
* **Rekenmunt vs. Betaalmunt:** De rekenmunt bepaalt de kwantum, de betaalmunt de uitvoering.
* **Handelstransacties:** Specifieke betalingstermijnen gelden tussen ondernemingen (30 kalenderdagen, verlengbaar tot 60 dagen).
* **Interesten:** Conventionele interesten zijn toegestaan, mits geen woeker. Moratoire interesten vloeien voort uit wettelijke of contractuele bepalingen bij laattijdige betaling.
### Bewijs van Betaling
De koper draagt de bewijslast van de betaling. Een kwijtschrift geldt als bewijs. Vermelding van bevrijding op een originele akte die in bezit is van de schuldeiser geldt als weerlegbaar vermoeden van bevrijding.
## Wet Productaansprakelijkheid
De wet productaansprakelijkheid regelt de aansprakelijkheid van producenten voor schade veroorzaakt door gebrekkige producten.
### Producent
Omvat de fabrikant, de schijnbare producent (die zijn naam, merk of teken plaatst), en de EU-invoerder. De leverancier heeft een subsidiaire aansprakelijkheid.
### Product
De wet is van toepassing op lichamelijke roerende goederen die in het verkeer zijn gebracht na 1 april 1991. Ook gebrekkige dienstverlening met een gebruikt product kan onder de wet vallen.
### Gebrek
Een product is gebrekkig indien het niet de normale veiligheid biedt die men mag verwachten, rekening houdend met presentatie, gebruik, en het tijdstip van in verkeer brengen.
### Bewijs
De benadeelde moet gebrek, schade en oorzakelijk verband bewijzen. Dit kan ook door afleiding. De oorzaak van het gebrek hoeft niet per se aangetoond te worden.
### Verweermiddelen Producent
* Product niet in verkeer gebracht.
* Geen gebrek op het moment van in verkeerstelling.
* Niet-commerciële of niet-beroepsmatige doeleinden.
* Overeenstemming met dwingende overheidsvoorschriften.
* Ontwikkelingsrisico (objectief: onmogelijk om gebrek te ontdekken op basis van wetenschappelijke en technische kennis).
### Schadevergoeding
Vergoeding voor schade aan personen (lichamelijk, moreel) en schade aan goederen (met een franchise van 500 euro).
### Termijnen
* **Waarborgtermijn:** Vervalstermijn van tien jaar vanaf in verkeerstelling.
* **Verjaring:** Drie jaar vanaf ontdekking van het gebrek.
## Casussen
### Casus Kwinten (Auto met Motordefect)
Kwinten koopt op 5 september 2022 een auto van een professionele verkoper. Op 9 oktober 2025 stelt hij een motordefect vast. De verkoper weigert op 12 december 2025 de terugbetaling. Kwinten dagvaardt op 5 januari 2026.
**Beoordeling:**
De vordering van Kwinten is gebaseerd op non-conformiteit van het verkochte goed. Gezien de aankoop in 2022 en de vaststelling van het defect in 2025, valt dit waarschijnlijk onder de consumentenkoop (nieuwe regels). De verkoper is aansprakelijk voor conformiteitsgebreken die zich manifesteren binnen de wettelijke waarborgtermijn (minimaal twee jaar na levering). Het tijdsverloop (bijna drie jaar na aankoop) is hier cruciaal. De vordering lijkt kansrijk indien het gebrek bestond op het moment van levering.
### Casus Nicolas (DVD die niet werkt)
Nicolas koopt op 15 juni 2022 een DVD in de Fnac. Pas in september 2023 blijkt deze niet te werken. Hij vraagt geld terug, maar Fnac weigert.
**Beoordeling:**
De aankoop van de DVD in 2022 valt onder de consumentenkoop. Nicolas heeft het recht om te eisen dat het product conform is met de overeenkomst. Het feit dat de DVD niet werkt, wijst op een conformiteitsgebrek. De termijn voor melding van niet-conformiteit (in principe twee maanden na ontdekking) is hier waarschijnlijk nog niet verstreken, en de algemene verjaringstermijn voor rechtsmiddelen zou van toepassing kunnen zijn. Nicolas staat waarschijnlijk in zijn recht om herstel of vervanging te eisen, en indien dit niet mogelijk is of onevenredig, prijsvermindering of ontbinding.
---
Dit studiehandleiding is bedoeld als hulpmiddel voor examens en is gebaseerd op de huidige inzichten en documentatie. Raadpleeg steeds de meest recente wetgeving en jurisprudentie voor de meest accurate informatie.
Glossary
## Woordenlijst
| Term | Definitie |
|---|---|
| Gemeen verbintenissenrecht (Boek 5 BW) | Het recht dat de algemene regels en beginselen van verbintenissen en overeenkomsten omvat, van toepassing op alle soorten verbintenissen en overeenkomsten, tenzij specifieke wettelijke bepalingen anders voorschrijven. |
| Bijzondere overeenkomstenrecht (Boek 7 BW) | Het rechtsgebied dat specifieke regels bevat voor bepaalde soorten overeenkomsten, zoals koop, huur, diensten, en lening, die afwijken van of aanvullend zijn op het gemeen verbintenissenrecht. |
| Conformiteit | De mate waarin een geleverd goed of verleende dienst overeenkomt met de overeengekomen specificaties, kwaliteit, en identiteit zoals bepaald in de overeenkomst en de wet. |
| Vrijwaring voor uitwinning | De verplichting van de verkoper om de koper te beschermen tegen juridische aanspraken van derden die het rustige bezit of de eigendom van het verkochte goed aantasten. |
| Consumentenkoop | Een koopovereenkomst gesloten tussen een verkoper die handelt in de uitoefening van zijn beroeps- of bedrijfsactiviteit en een koper, een natuurlijke persoon, die handelt voor doeleinden buiten zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit. |
| Digitale consumentenkoop | Een specifieke vorm van consumentenkoop die betrekking heeft op digitale inhoud of digitale diensten die worden geleverd in ruil voor een prijs of persoonlijke gegevens. |
| Weens Koopverdrag (CISG) | Een internationaal verdrag dat de totstandkoming van koopovereenkomsten en de rechten en verplichtingen van verkoper en koper regelt voor grensoverschrijdende handel tussen verdragsluitende staten. |
| Voorcontract | Een contract dat wordt gesloten voorafgaand aan de definitieve overeenkomst, waarbij minstens één partij een recht verkrijgt om op een later tijdstip een andere overeenkomst te sluiten, zoals een optie- of voorkeurcontract. |
| Zakelijk gebruiksrecht | Een recht dat op een bepaald goed rust en dat de houder het recht geeft om het goed te gebruiken, zonder dat deze houder eigenaar is van het goed. |
| Risico | Het economische gevaar van tenietgaan, beschadiging of waardeverlies van het verkochte goed, dat, afhankelijk van de wettelijke regels of contractuele afspraken, gedragen wordt door de verkoper of de koper. |
| Niet-conformiteit | Het niet voldoen van een geleverd goed of verleende dienst aan de overeengekomen of wettelijke eisen met betrekking tot kwaliteit, hoeveelheid, identiteit, en functionaliteit. |
| Dierenconsumentenkoop | Een specifieke regeling binnen het consumentenkooprecht die van toepassing is op de verkoop van levende dieren aan consumenten, met enkele afwijkende bepalingen ten opzichte van het algemene consumentenkooprecht. |
| Productaansprakelijkheid | De aansprakelijkheid van een producent voor schade die wordt veroorzaakt door een gebrekkig product dat door deze producent in het verkeer is gebracht. |
| Uitwinning | Het verlies van het rustige bezit of de eigendom van het verkochte goed door de koper, als gevolg van juridische aanspraken van een derde die een beter recht op het goed heeft. |
Cover
samenvatting verzekeringsrecht aangevuld.pdf
Summary
# De verzekeringswereld en risicomanagement
Dit onderwerp verkent de fundamenten van verzekeren, de noodzaak ervan, de historische context, diverse verzekeringstypes en de systematische benadering van risicobeheer [1](#page=1).
### 1.1 Waarom verzekeren?
Verzekeren is een essentiële techniek die dient ter bescherming tegen financiële bedreigingen voortkomend uit gevaren of risico's, waarvoor traditionele methoden zoals preventie, sparen of solidariteit ontoereikend zijn. Preventie probeert te voorkomen dat een ongewenste gebeurtenis plaatsvindt, maar is niet altijd effectief, zoals een keukenbrand waarbij een brandblusser beperkte hulp kan bieden. Sparen is bedoeld om onvoorziene omstandigheden op te vangen, maar de onzekerheid over wanneer en wat er precies zal gebeuren, maakt dit onpraktisch. Solidariteit, waarbij een groep geld bijdraagt aan een gezamenlijke pot, faalt bij een gebrek aan voldoende spreiding en wanneer veel leden tegelijkertijd geconfronteerd worden met een probleem, zoals bij besmettelijke ziekten. Verzekeren daarentegen spreidt risico's over tijd en tussen personen die een gelijksoortig risico dragen [3](#page=3).
### 1.2 De oorsprong van verzekeren
De oorsprong van verzekeren ligt in sociale en economische noodzaak, wat de ontwikkeling van verplichte verzekeringen heeft gestimuleerd. Historische gebeurtenissen zoals de brand in Londen leidden tot de start van de brandverzekering, terwijl verzekeringen voor schepen de voorloper waren van levensverzekeringen. Ook hedendaagse gebeurtenissen, zoals de aanslagen op het WTC, hebben geleid tot nieuwe verzekeringen zoals terrorismverzekeringen. De verzekeringswereld is continu in ontwikkeling, met de opkomst van nieuwe verzekeringen zoals internetfraudeverzekeringen, de aanpassing van bestaande verzekeringen (bijvoorbeeld BA privéleven voor drones) en de uitbreiding van verplichte verzekeringen (zoals de AB autoverzekering die nu ook speed pedelecs dekt) [3](#page=3).
### 1.3 Soorten verzekeringen
Verschillende soorten verzekeringen zijn beschikbaar om diverse risico's te dekken.
#### 1.3.1 Algemeen
Een verzekering kan soms onder meerdere categorieën vallen, wat de indeling complex maakt. De Verzekeringswet biedt twee wettelijke indelingen: schade- versus persoonsverzekeringen en verzekeringen tot vergoeding van schade versus verzekeringen tot uitkering van een vast bedrag [4](#page=4).
#### 1.3.2 Verschillende classificaties
##### 1.3.2.1 Schade- versus persoonsverzekeringen
* **Schadeverzekeringen** (art. 105 en 106 Verzekeringswet) dekken bezittingen en zijn altijd *indemnitaire verzekeringen*, wat betekent dat ze gericht zijn op de vergoeding van werkelijke schade [5](#page=5).
* **Persoonsverzekeringen** (art. 158 tot 159 Verzekeringswet) hebben betrekking op de persoon zelf en bieden bescherming. Levensverzekeringen zijn altijd *forfaitair* (uitkering van een vast bedrag), terwijl andere persoonsverzekeringen zowel schadevergoeding als een vast bedrag kunnen uitkeren [5](#page=5).
##### 1.3.2.2 Verzekering tot vergoeding van schade versus verzekering tot uitkering van vast bedrag
* **Vergoeding van schade** (art. 91 tot 101 Verzekeringswet) omvat indemnitaire verzekeringen die alle gemaakte kosten vergoeden. Een voorbeeld is de vergoeding van EUR 2000 voor een nieuw dak na een storm [6](#page=6).
* **Uitkering vast bedrag** (art. 102-104 Verzekeringswet) betreft forfaitaire verzekeringen waarbij een vooraf vastgelegd en overeengekomen bedrag wordt uitgekeerd. Levens- en uitvaartverzekeringen zijn hier veelvoorkomende voorbeelden, aangezien het bepalen van de exacte kosten van een leven of begrafenis moeilijk is [6](#page=6).
##### 1.3.2.3 Wettelijke verplichte verzekering versus contractueel verplichte verzekering versus vrij te onderschrijven verzekering
Verzekeringen kunnen verplicht zijn bij wet (bv. BA auto, arbeidsongevallenverzekering), contractueel (bv. schuldsaldoverzekering) of vrij te onderschrijven zijn (bv. omnium auto) [6](#page=6).
#### 1.3.3 Specifieke verzekeringstypes
* **Autoverzekeringen**:
* Burgerlijke Aansprakelijkheid (BA) auto: vergoedt schade aan derden bij een ongeval [3](#page=3).
* Omniumverzekering: dekt schade aan de eigen auto [3](#page=3).
* Rechtsbijstandsverzekering: dekt advocaten- en administratieve kosten bij geschillen [3](#page=3).
* Bestuurdersverzekering: dekt de bestuurder zelf, ook als deze niet de eigenaar van het voertuig is [3](#page=3).
* **Huisverzekeringen**:
* Brandverzekering: dekt schade door brand, natuurrampen of vliegtuigcrashes. Vaak vereist door de bank bij een hypothecaire lening, en in huurovereenkomsten contractueel verplicht [4](#page=4).
* Diefstalverzekering: dekt schade door diefstal [4](#page=4).
* Schuldsaldoverzekering: dekt (een deel van) de hypothecaire lening bij overlijden van een partner [4](#page=4).
* Rechtsbijstand: dekt kosten bij geschillen [4](#page=4).
* **Gezinsverzekeringen**:
* Familiale verzekering (BA privéleven): dekt schade die gezinsleden of huisdieren aan derden toebrengen [4](#page=4).
* Hospitalisatieverzekering: dekt medische kosten die het ziekenfonds niet dekt [4](#page=4).
* Levensverzekering: dekt financiële gevolgen bij overlijden [4](#page=4).
* Ongevallenverzekering: dekt de langetermijngevolgen van een ongeval, zoals het verlies van inkomsten [4](#page=4).
* Uitvaartverzekering: dekt begrafeniskosten [4](#page=4).
* Reisverzekering: dekt extra kosten tijdens een reis [4](#page=4).
### 1.4 De verzekeringsovereenkomst
#### 1.4.1 Definitie
De verzekeringsovereenkomst is gedefinieerd in artikel 5, 14° van de Verzekeringswet [6](#page=6).
#### 1.4.2 Bestanddelen
##### 1.4.2.1 Partijen
De betrokken partijen bij een verzekeringsovereenkomst zijn:
* **Verzekeraar** (art. 5,1°): neemt het risico op zich en betaalt uit bij schade [6](#page=6).
* **Verzekeringsnemer**: degene die de overeenkomst afsluit, dit kan een natuurlijk persoon of rechtspersoon zijn [6](#page=6).
* **Verzekerde** (art. 5,17°): de persoon op wie de verzekering betrekking heeft; dit kan verschillen van de verzekeringsnemer [6](#page=6).
* **Benadeelde, begunstigde en/of rechthebbende**:
* Benadeelde: degene die schade lijdt [6](#page=6).
* Begunstigde (art. 5,18°): degene die de prestatie van de verzekeraar ontvangt [7](#page=7).
##### 1.4.2.2 Geldigheidsvereisten
Om geldig te zijn, moet een verzekeringsovereenkomst voldoen aan de volgende vereisten [7](#page=7):
* **Onzekere gebeurtenis (risico)**: de overeenkomst is een kanscontract waarbij de prestatie van de verzekeraar afhankelijk is van een onzekere, toevallige gebeurtenis. Dit kan onzekerheid inhouden over het *voordoen*, het *ogenblik*, de *gevolgen* of de *omvang* van de schade. Een reeds gebeurde prestatie kan niet verzekerd worden. Bij een levensverzekering is de onzekerheid niet zozeer het *voordoen* van overlijden, maar wel het *ogenblik* ervan [7](#page=7).
* **Verzekerbaar belang**: er moet een belang zijn bij het niet-voordoen van schade. Bij persoonsverzekeringen is dit vaak een moreel belang (bv. levensverzekering voor dierbaren), terwijl bij schadeverzekeringen een materieel belang vereist is (financiële impact bij schade). Dit onderscheidt een verzekering van een weddenschap [7](#page=7).
* **Premie** (art. 5,19°): de vergoeding die de verzekeringsnemer betaalt als tegenprestatie voor de verbintenis van de verzekeraar. De premie is vooraf bepaald en kan vast of variabel zijn. Het bevat een winstelement omdat de verzekerde niet zeker weet of hij de verzekering zal nodig hebben [7](#page=7).
* **Verzekeringsprestatie** (art. 55): de prestatie van de verzekeraar die wordt geleverd wanneer de schade of het risico zich voordoet. Dit kan in geld zijn (gehele of gedeeltelijke vergoeding, of een vast bedrag onafhankelijk van de omvang) of in natura (dienstverlening, zoals bij rechtsbijstand) [7](#page=7).
### 2 Risicomanagement: techniek van de verzekering
Risicomanagement is de kerntechniek van de verzekering, gericht op het beheersen en spreiden van risico's.
#### 2.1 Principe van de omslag
Het principe van de omslag houdt in dat, alvorens een overeenkomst wordt afgesloten, het risico wordt ingeschat en verspreid volgens een mutualistische gedachte. Dit betekent dat de gezamenlijke schadelast wordt gedragen door alle leden van de groep door middel van hun bijdragen. Een voorbeeld hiervan is wanneer 1000 woningeigenaars met een gezamenlijke geschatte waarde van 250.000 dollars per woning, bij drie branden per jaar een gezamenlijke schadelast van 750.000 dollars hebben, wat resulteert in een bijdrage van 750 dollars per persoon [8](#page=8).
#### 2.2 Management
Goed risicomanagement leidt tot geïndividualiseerde premies. Het proces omvat vier stappen [8](#page=8):
##### 2.2.1 STAP 1 Identificatie van het risico
Risico's worden geïdentificeerd door het invullen van vragenlijsten of, in complexere gevallen, door directe inspectie [8](#page=8).
##### 2.2.2 STAP 2 Beoordeling van het risico
De beoordeling van het risico gebeurt aan de hand van twee factoren:
* **Frequentie**: hoe waarschijnlijk is het dat het risico zich voordoet [8](#page=8)?
* **Ernst**: hoe groot is de schade wanneer het risico zich voordoet, en wat is de mogelijke globale omvang ervan [8](#page=8)?
Deze beoordeling gebeurt *ex ante* (op voorhand), mede aan de hand van statistieken zoals criminaliteitscijfers en sterftetabellen [8](#page=8).
Een risico is verzekerbaar indien het voldoende spreiding kent (een klein aantal leden van de groep wordt getroffen) en er voldoende gelijke schadegevallen zijn om statistieken op te baseren [8](#page=8).
Het wonen in een overstromingsgebied verhoogt de kans op waterschade en dus de premie (frequentie). Een rieten dak verhoogt de kans op uitbreiding van brand, wat leidt tot hogere premies (ernst) [8](#page=8).
> **Tip:** Het risico mag zich slechts bij een klein aantal leden van de verzekerde groep voordoen om verzekerbaar te zijn. Risico's die een groot aantal leden treffen (zoals aardbevingen) zijn onvoldoende gespreid. Dit vormt een spreidingsprobleem, dat opgelost kan worden door tussenkomst van de overheid of rampenfondsen [8](#page=8) [9](#page=9).
##### 2.2.3 STAP 3 Preventie
Preventiemaatregelen kunnen door de verzekeraar worden opgelegd, zoals de installatie van alarmen tegen diefstal, dubbele sloten op deuren of brandalarmen [9](#page=9).
##### 2.2.4 STAP 4 Financiering van het risico (= premie berekenen)
De premiebepaling wordt beïnvloed door diverse factoren:
* **Aard**: eenvoudig risico versus industrieel risico; privéaansprakelijkheid versus bedrijfsaansprakelijkheid [9](#page=9).
* **Voorwerp**: roerend versus onroerend; jong versus oud (levensverzekering) [9](#page=9).
* **Waarde**: de waarde van het verzekerde object (bv. Porsche versus Citroën Berlingo) [9](#page=9).
* **Duur**: levenslang versus tijdelijke dekking [9](#page=9).
**Segmentatie** is toegestaan en houdt in dat de premie wordt gedifferentieerd op basis van specifieke, objectief gerechtvaardigde en noodzakelijke elementen die verbonden zijn aan het risico. Deze segmentatiecriteria moeten passend en noodzakelijk zijn voor een legitiem doel, soms verplicht gepubliceerd worden, worden opgenomen in het verzekeringsaanbod, en mogen niet discriminerend zijn. Tariferingsbureaus kunnen premies vaststellen voor onverzekerbare risico's van maatschappelijk belang, wat resulteert in hoge premies [9](#page=9).
###### 2.2.4.1 Bestrijding van ‘moral hazard’
'Moral hazard' verwijst naar het fenomeen dat verzekerden minder voorzichtig kunnen handelen omdat ze toch verzekerd zijn. Om dit tegen te gaan en de verzekerde aan te sporen tot normale voorzichtigheid, worden verschillende methoden toegepast [9](#page=9):
* **Capping**: plafonnering van het verzekerde bedrag [9](#page=9).
* **Franchise of schadevrijstelling**: een deel van de schade blijft ten laste van de verzekerde. Dit is de belangrijkste methode [9](#page=9).
* **Personalisatie van de premie**: premies afstemmen op individueel gedrag [9](#page=9).
* **Regresvordering**: de verzekeraar kan een deel van de schade terugvorderen bij zware fouten van de verzekerde [9](#page=9).
**Franchise** kan een vast bedrag zijn, of een bepaald percentage van de waarde van het goed. Bij een schade van 2.000 dollars en een franchise van 500 dollars, betaalt de verzekerde 1.500 dollars. Er zijn twee soorten franchises [9](#page=9):
* **Gewone franchise**: als de schade onder het franchisebedrag blijft, betaalt de verzekeraar niets; als de schade erboven is, wordt het franchisebedrag van de schade afgetrokken [10](#page=10).
* **Engelse franchise**: als de schade onder het franchisebedrag blijft, betaalt de verzekeraar niets; als de schade erboven is, wordt de volledige schade vergoed, inclusief het franchisebedrag (bv. 750 dollars in het eerdere voorbeeld) [10](#page=10).
###### 2.2.4.2 Her- en medeverzekering
Deze technieken worden toegepast om risico's verder te spreiden aan de zijde van de verzekeraars, waardoor grotere risico's verzekerbaar worden [10](#page=10).
* **Medeverzekering**: verdeling van een risico onder verschillende verzekeraars, waarbij elke verzekeraar zich verbindt voor een overeengekomen percentage van de dekking. Volgens art. 82-83 Verzekeringswet is er geen hoofdelijkheid, tenzij contractueel anders bepaald. Er moet een 'eerste verzekeraar' worden aangewezen die als lasthebber optreedt. Een voorbeeld is de brandverzekering voor industriële risico's [10](#page=10).
* **Herverzekering**: de verzekeraar verzekert zichzelf bij een andere verzekeraar voor een deel van zijn verbintenissen. De oorspronkelijke verzekeraar blijft verantwoordelijk voor de betaling, zelfs als de herverzekeraar niet betaalt. De herverzekeraar staat juridisch volledig buiten de overeenkomst tussen de verzekeraar en de verzekeringsnemer. Er is sprake van een overgedragen deel en een eigen behoud van risico door de oorspronkelijke verzekeraar [10](#page=10).
---
# Spelers op de verzekeringsmarkt en de verzekeringsovereenkomst
Dit onderwerp biedt een gedetailleerd overzicht van de verschillende spelers in de verzekeringsmarkt en de essentiële elementen, totstandkoming en vereisten van de verzekeringsovereenkomst.
### 2.1 De spelers op de verzekeringsmarkt
De verzekeringsmarkt kent diverse actoren die elk een specifieke rol vervullen.
#### 2.1.1 De verzekeraar
De verzekeraar is de partij die het risico neemt en gehouden is tot vergoeding wanneer het verzekerde evenement zich voordoet. De activiteit van verzekeraars en herverzekeraars in België is gereguleerd door de wet van 13 maart 2016, ter omzetting van de Solvency II-richtlijn, met als doel de bescherming van verzekeringsnemers, verzekerden en begunstigden. Om verzekeringsactiviteit te mogen uitoefenen in België, is een vergunning vereist, aangevraagd bij de Nationale Bank van België (NBB). De FSMA (Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten) geeft hierover een advies dat niet bindend is. De NBB publiceert een lijst van vergunde ondernemingen, die een nummer ontvangen en dit verplicht moeten vermelden. Beoordelingscriteria omvatten het passend karakter van de organisatie en de professionele betrouwbaarheid van betrokken personen. Het "Twin-peaks-model" beschrijft de wisselwerking tussen de NBB en de FSMA [11](#page=11) [6](#page=6).
#### 2.1.2 Verzekeringstussenpersonen – verzekeringsbemiddelaar
Verzekeringstussenpersonen fungeren als schakel tussen de verzekeraar en de (kandidaat-)verzekeringsnemer. Hun statuut is geregeld in deel VI van de Verzekeringswet, van toepassing op verzekeringsbemiddeling en -distributie. De verzekeringsdistributieactiviteit omvat hulp bij het sluiten, beheren en uitvoeren van overeenkomsten. Activiteiten die geen verzekeringsdistributieactiviteit zijn, omvatten louter vergelijken, het beroepsmatig afhandelen van schadegevallen door de verzekeraar, louter informatie verstrekken over potentiële verzekeringsnemers of over verzekeringen zonder meer, en incidenteel informatie verstrekken in een andere beroepscontext. Verzekeringstussenpersonen, nevenverzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen worden beschouwd als verzekeringsdistributeurs [11](#page=11) [12](#page=12).
**Belangrijke begrippen met betrekking tot tussenpersonen:**
* **(Her)verzekeringstussenpersoon:** gedefinieerd in artikel 5, 20° en 21° Verzekeringswet [12](#page=12).
* **(Her)verzekeringsmakelaar:** een onafhankelijke tussenpersoon die de verzekeringnemer en verzekeringsonderneming met elkaar in contact brengt [12](#page=12).
* **Voordelen:** Onafhankelijke deskundige die verschillende verzekeraars en producten aanbiedt, op zoek naar de beste/goedkoopste verzekering met vlotte communicatie [12](#page=12).
* **Nadelen:** Hogere prijs door commissie [12](#page=12).
* **(Her)verzekeringsagent:** werkt in naam en voor rekening van één of meer verzekeringsondernemingen [12](#page=12).
* **Voordelen:** Expert van specifieke verzekeraar(s) met vlotte communicatie [12](#page=12).
* **Nadelen:** Minder onafhankelijk, biedt enkel producten van één verzekeraar aan, hogere prijs door commissie [12](#page=12).
* **Verzekeringssubagent:** werkt voor één makelaar of agent uit België [12](#page=12).
* **Verbonden verzekeringsagent:** mag slechts uitoefenen in naam en voor rekening van één verzekeringsonderneming, of voor verschillende maar niet onderling concurrerende verzekeringsovereenkomsten, onder de verantwoordelijkheid van de betrokken onderneming [13](#page=13).
**Onderling concurrerende overeenkomsten** omvatten levensverzekeringen (type spaar- en beleggingsverzekeringen en niet spaar- en beleggingsverzekeringen) en niet-levensverzekeringen [13](#page=13).
* **Nevenverzekeringstussenpersoon:** heeft een andere hoofdberoepswerkzaamheid dan verzekeringsdistributie en biedt bepaalde verzekeringsproducten slechts aan als aanvulling op een goed of dienst, met uitzondering van levensverzekeringsrisico's. Voorbeelden zijn reisbureaus en elektronicawinkels [13](#page=13).
**Toepassingsgebied en inschrijving:** Deel 6 van de Verzekeringswet is van toepassing op verzekeringsdistributeurs. Er zijn vrijstellingen van de inschrijvingsvereiste indien de premie een bepaald bedrag niet overschrijdt en de gedekte risico's beperkt zijn. Bijvoorbeeld, bepaalde nevenverzekeringstussenpersonen die een verzekering aanbieden als aanvulling op een goed of dienst, zoals risico's op defect, verlies, beschadiging of niet-gebruik, zijn vrijgesteld [13](#page=13).
**Inschrijving in het register van FSMA:** Verzekeringsmakelaars, -agenten, -subagenten en nevenverzekeringstussenpersonen moeten ingeschreven zijn in het FSMA-register. Er zijn bijkomende voorwaarden voor bepaalde categorieën. Een Europees paspoort maakt het mogelijk om ook in andere lidstaten actief te zijn via een gestandaardiseerde notificatie [13](#page=13) [14](#page=14).
**Uitoefening van de verzekeringsdistributieactiviteit:** Dit omvat informatievereisten en gedragsregels [14](#page=14).
* **Loyauteitsprincipe:** Verzekeringsdistributeurs moeten loyaal, billijk en professioneel handelen in het belang van de klant, met duidelijke, correcte en niet-misleidende informatie [14](#page=14).
* **Categoriseren van klanten:** Klanten worden onderverdeeld in professioneel en niet-professioneel, wat leidt tot verschillende informatieverplichtingen [14](#page=14).
* **Algemene informatievereisten:** Moeten tijdig, d.w.z. voor het sluiten van de overeenkomst, verstrekt worden [14](#page=14).
* **Belangenconflict en transparantie:** Informatie over belangenconflicten, vergoedingen en kosten is vereist [14](#page=14).
* **Advies:** Documenten over de wensen en behoeften van de klant moeten worden opgesteld, met objectieve informatie in begrijpelijke taal en gepersonaliseerde aanbevelingen [14](#page=14).
* **Insurance Product Information Document (IPID):** Een gestandaardiseerd document dat vergelijking en keuze vergemakkelijkt, ook indien advies werd verleend [14](#page=14).
* **Koppelverkoop:** Is principieel verboden met financiële producten, maar kan in bepaalde gevallen met verzekeringsproducten, mits de klant niet verplicht wordt [14](#page=14).
* **Inducements:** Stimulansen die tot belangenconflicten kunnen leiden, zijn in veel landen verboden. Een gedragscode regelt eerlijke behandeling en openheid over ontvangen inducements [15](#page=15).
* **Klantendossier:** Distributeurs zijn verantwoordelijk voor het bewaren van klantendossiers gedurende 5 jaar (of 7 jaar bij expliciet verzoek van FSMA) [15](#page=15).
* **Aansprakelijkheid:** Kan voortvloeien uit verzuim met betrekking tot gedragsregels [15](#page=15).
**Verzekeringsproducten met beleggingscomponent:** Vereisen extra voorwaarden en verplichtingen [15](#page=15).
#### 2.1.3 Toezichthoudende en bemiddelende instanties
* **Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA):** De FSMA oefent toezicht uit op Belgische en buitenlandse ondernemingen, onder andere via inspecties. Dit gebeurt in samenwerking met de NBB binnen het Twin-peaks-model [15](#page=15).
* **Nationale Bank van België (NBB):** De NBB handhaaft de efficiëntie en betrouwbaarheid van het financiële stelsel en beschermt de rechten van verzekeringsnemers en derden [15](#page=15).
* **Ombudsman van Verzekeringen:** Bemiddelt in geschillen tussen verzekeringsondernemingen/(neven)verzekeringstussenpersonen en klanten, en geeft gemotiveerd advies over verzoening [16](#page=16).
### 2.2 De verzekeringsovereenkomst
De verzekeringsovereenkomst vormt de kern van het verzekeringsrecht en kent specifieke totstandkomingsvereisten en bestanddelen.
#### 2.2.1 Structuur van de verzekeringswet
Deel 4 van de verzekeringswet regelt verschillende aspecten:
* **Titel 2:** Bepalingen voor alle verzekeringsovereenkomsten, voor verzekeringen tot vergoeding van schade, en voor verzekeringen tot uitkering van een vast bedrag [16](#page=16).
* **Titel 3:** Algemene bepalingen, zaakverzekeringsovereenkomsten en aansprakelijkheidsverzekering [16](#page=16).
* **Titel 4:** Gemeenschappelijke bepalingen, levensverzekeringsovereenkomst, persoonsverzekeringsovereenkomst, ziekteverzekeringsovereenkomst en terugbetaling van kapitaal van krediet en waarborgen [16](#page=16).
#### 2.2.2 Toepassingsgebied en definities
* **Toepassingsgebied:** Titel 1 is van toepassing op alle landverzekeringsovereenkomsten die onder Belgisch recht vallen, tenzij afwijking door bijzondere wetten (bv. BA auto, arbeidsongevallen, brandverzekering). Herverzekering en specifieke vervoersverzekeringen vallen er buiten [16](#page=16).
* **Dwingend recht:** Bepalingen zijn in principe onafwendbaar, tenzij de wet expliciet anders voorziet. Sanctie bij afwijking is nietigheid [17](#page=17).
#### 2.2.3 De verzekeringsovereenkomst in het algemeen
* **Definitie:** Een overeenkomst met specifieke geldigheidseisen, zoals toestemming, bekwaamheid, voorwerp en oorzaak [17](#page=17).
* **Actoren:** Verzekeraar (VA), verzekeringsnemer (VN), verzekerde, begunstigde/rechthebbende/benadeelde [17](#page=17).
* **Constitutieve bestanddelen:** Risico, verzekerbaar belang, premie, verzekeringsprestatie [17](#page=17).
#### 2.2.4 Totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst
De totstandkoming van een verzekeringsovereenkomst verloopt via een geformaliseerde onderhandelingsfase [17](#page=17).
* **Verzekeringsvoorstel:** Uitgaande van de verzekeraar, in te vullen door de verzekeringsnemer, met als doel de verzekeraar te informeren over het risico [17](#page=17).
* **Rechtsgevolgen:** Niet bindend vóór ondertekening. Een reactie van de verzekeraar binnen 30 dagen is vereist. Geen reactie binnen 30 dagen maakt de verzekeraar gebonden tot het sluiten van de overeenkomst op straffe van schadevergoeding [18](#page=18).
* **Besluit:** Informatief, geen wilsovereenstemming of dekking [18](#page=18).
* **Verzekeringsaanvraag:** Gaat uit van de verzekeraar op vraag van de verzekeringsnemer, met een aanbod tot voorlopige dekking [18](#page=18).
* **Rechtsgevolgen:** Een aanbod dat na aanvaarding (ondertekening door VN) leidt tot een contract. De waarborg gaat in principe in op de dag na ontvangst van de polis of aanvraag door de VA [18](#page=18).
* **Bedenktermijn:** Een opzegtermijn van 14 dagen (30 dagen voor levensverzekeringen). Deze termijn begint te lopen vanaf de dag van sluiting ovk of vanaf de dag dat de VN alle informatie ontvangt. Opzegging dient aangetekend te gebeuren [18](#page=18) [19](#page=19).
* **Verzekeringsovereenkomst op afstand:** Geldt idem als de verzekeringsaanvraag, met specifieke vermeldingen in de aanvraag [19](#page=19).
* **Belangrijk:** De totstandkoming van de overeenkomst is niet gelijk aan het ingaan van de waarborg [19](#page=19).
* **Voorafgetekende polis:** Vooral bij annulatie- en reisbijstandsverzekeringen [19](#page=19).
* **Rechtsgevolgen:** Een aanbod om te contracteren onder reeds bepaalde voorwaarden, dat na aanvaarding (ondertekening door VN) een contract vormt. De waarborg gaat in principe de dag na ontvangst van de polis door de verzekeraar in [19](#page=19).
* **Bedenktermijn, etc.:** Idem als bij de verzekeringsaanvraag [19](#page=19).
#### 2.2.5 De verzekeringspolis
* **Polis:** Bevat bijzondere en algemene voorwaarden [19](#page=19).
* **Bijakte:** Een bijvoegsel bij wijzigingen tijdens de overeenkomst, dat de voorheen gestipuleerde voorwaarden geheel of gedeeltelijk vervangt [19](#page=19).
* **Inhoud van de polis:** Moet minimaal de datum van afsluiting en inwerkingtreding, duur van de ovk, identiteit van partijen, naam en adres van VA en medeVA, gedekte risico's, en de premie of wijze van bepaling vermelden [20](#page=20).
#### 2.2.6 Bewijs van de verzekeringsovereenkomst
Het bestaan van de overeenkomst (wilsovereenstemming) is anders dan het bewijs ervan (geschreven stuk). Een geschrift is vereist, in evenveel exemplaren als partijen met tegengestelde belangen [20](#page=20).
#### 2.2.7 Verplichtingen van de verzekeringnemer en verzekerde
Deze verplichtingen bestaan zowel bij het aangaan als bij het uitvoeren van de overeenkomst [20](#page=20).
* **Mededelingsplicht:** De verzekeringsovereenkomst is een contract te goeder trouw [20](#page=20).
* **Bij sluiten ovk:** Alle hem bekende omstandigheden die redelijkerwijs van invloed kunnen zijn op het risico, dienen spontaan gemeld te worden. Het invullen van een vragenlijst volstaat niet; ook gegevens die het risico kunnen beïnvloeden, moeten spontaan gemeld worden [20](#page=20).
* **Tijdens uitvoering ovk:** Verzwaring of vermindering van het risico dient gemeld te worden (art. 80 en 81 Verzekeringswet) [20](#page=20).
* **Uitzonderingen:** Genetische gegevens zijn uitgezonderd van de mededelingsplicht [20](#page=20).
> **Tip:** De mededelingsplicht is cruciaal; het niet naleven ervan kan leiden tot sancties, zoals nietigheid van de verzekeringsovereenkomst.
> **Voorbeeld:** Bij een brandverzekering is de verzekeringnemer verplicht om spontaan te melden dat zijn woning naast een benzineopslagplaats is gelegen, ook al wordt dit niet expliciet gevraagd door de verzekeraar. Het niet melden hiervan kan leiden tot problemen bij een schadegeval [20](#page=20).
---
# Verplichtingen van partijen en einde van de verzekeringsovereenkomst
Dit onderwerp behandelt de verplichtingen van zowel de verzekeringsnemer als de verzekeraar, en de diverse wijzen waarop een verzekeringsovereenkomst kan eindigen, inclusief de verjaring van rechtsvorderingen.
## 3 Verplichtingen van partijen en einde van de verzekeringsovereenkomst
### 4.3.3 Bewijs van de verzekeringsovereenkomst
Het bestaan van een verzekeringsovereenkomst berust op wilsovereenstemming tussen de partijen. Het bewijs hiervan wordt geleverd door een geschrift. Volgens artikel 64, §1, is een geschrift vereist en dienen er evenveel exemplaren van opgesteld te worden als er partijen zijn met tegengestelde belangen, conform artikel 1325 van het Burgerlijk Wetboek [20](#page=20).
De polis moet minimaal de volgende inhoud hebben, conform artikel 64, §2:
* Datum van afsluiting en inwerkingtreding [20](#page=20).
* Duur van de overeenkomst [20](#page=20).
* Identiteit van de verzekeringnemer (VN), de verzekerde en de begunstigde [20](#page=20).
* Naam en adres van de verzekeraar (VA) en mede-verzekeraars [20](#page=20).
* Gedekte risico's [20](#page=20).
* Premie of de wijze van bepaling ervan [20](#page=20).
Een afschrift van de verstrekte inlichtingen dient ten laatste bij de afsluiting van de overeenkomst aan de verzekeringnemer te worden overhandigd [21](#page=21).
### 4.3.4 Verplichtingen van de verzekeringnemer en verzekerde
De verplichtingen van de verzekeringnemer en de verzekerde omvatten enerzijds het aangaan van de overeenkomst en anderzijds het uitvoeren ervan. Er zijn in totaal vijf kernverplichtingen te onderscheiden [20](#page=20).
#### 4.3.4.1 Mededelingsplicht
De mededelingsplicht is een essentieel onderdeel van de verzekeringsovereenkomst, die gebaseerd is op het principe van de goede trouw. Deze plicht geldt zowel bij het aangaan als bij de uitvoering van de overeenkomst [20](#page=20).
* **Bij het sluiten van de overeenkomst:** Artikel 58 regelt de mededelingsplicht bij de totstandkoming van de verzekering. De verzekeringnemer is verplicht alle omstandigheden te melden die hij kent en die redelijkerwijs van invloed kunnen zijn op het risico. Dit wordt getoetst aan het criterium van de "goede huisvader". Daarnaast dient de verzekeringnemer op verzoek van de verzekeraar andere gegevens te verstrekken die de verzekeraar relevant acht. Het invullen van een vragenlijst alleen is niet voldoende; er is ook een spontane meldingsplicht voor gegevens die het risico kunnen beïnvloeden [20](#page=20).
* **Uitzonderingen op de mededelingsplicht:**
* Genetische gegevens zijn uitgesloten van de meldingsplicht, mits beperkt tot de huidige gezondheidstoestand en voorgeschiedenis [20](#page=20) [21](#page=21).
* Gegevens die de verzekeraar reeds kende of had moeten kennen zijn eveneens uitgesloten, hoewel het bewijs hiervan moeilijk kan zijn [21](#page=21).
* Onbeantwoorde vragen waarop de verzekeraar niet heeft gereageerd, zijn eveneens uitgesloten van de meldingsplicht, tenzij de verzekeraar kan aantonen dat het niet beantwoorden van de vraag bedrog inhield. Dit is bijvoorbeeld relevant bij de vraag naar de gebruikelijke bestuurder van een auto [21](#page=21).
* **Sancties en gevolgen bij niet-nakoming:**
* **Opzettelijke verzwijging (art. 59):** Indien er sprake is van opzet om de verzekeraar te misleiden, leidt dit tot de nietigheid van de overeenkomst. De overeenkomst wordt geacht nooit te hebben bestaan en er is geen dekking. De betaalde premies blijven wel behouden door de verzekeraar [21](#page=21).
* **Onopzettelijke verzwijging (art. 60):** Bij onopzettelijke verzwijging zijn de sancties milder [21](#page=21).
* **Indien er geen schadegeval is:**
* Als de verzekeraar de situatie niet verzekerd zou hebben, geldt een opzegtermijn van één maand [21](#page=21).
* Als de verzekeraar de situatie wel verzekerd zou hebben, zal de verzekeraar een nieuw voorstel doen binnen één maand. Als de verzekeringnemer dit weigert, geldt een opzegtermijn van 15 dagen. Als de verzekeringnemer aanvaardt, wordt de overeenkomst retroactief aangepast. Bij geen reactie binnen de maand geldt eveneens een opzegtermijn van 15 dagen. Bij opzegging heeft de verzekeringnemer recht op terugbetaling van het niet-verbruikte deel van de premie (art. 73) [21](#page=21).
* **Bij een schadegeval (art. 60, §2):**
* Indien de verzwijging niet verwijtbaar is, is de dekking verschuldigd [21](#page=21).
* Indien de verzwijging wel verwijtbaar is, wordt de dekking verminderd conform de regel van evenredigheid der premies. Dit betekent dat de uitkering wordt beperkt tot het verschil tussen de werkelijk betaalde premie en de premie die verschuldigd zou zijn geweest, vermenigvuldigd met het schadebedrag [21](#page=21).
> **Voorbeeld:** Een huis met een waarde van 200.000 euro heeft een premie van 100 euro. De werkelijk verschuldigde premie is 150 euro. Bij een schade van 1.000 euro, zal de uitkering beperkt zijn tot (1.000 x 100) / 150 = 666,66 euro [22](#page=22).
* **Schadegeval voor aanpassing overeenkomst:**
* Indien de meldingsplicht vervuld is, is de dekking verschuldigd [23](#page=23).
* Indien de meldingsplicht niet vervuld is:
* Niet verwijtbaar: dekking verschuldigd [23](#page=23).
* Wel verwijtbaar: dekking verminderd [23](#page=23).
* **Mededeling van wijziging van risico tijdens de uitvoering van de overeenkomst (art. 80 en 81):**
* **Risicoverzwaring (art. 81):** Dit is een aanmerkelijke en blijvende verhoging van de kans op realisatie van het risico [23](#page=23).
* **Buiten een schadegeval:**
* De verzekeraar kan de overeenkomst opzeggen met een opzegtermijn van één maand [23](#page=23).
* De verzekeraar kan een nieuw voorstel doen binnen één maand. Bij weigering geldt een opzegtermijn van 15 dagen. Bij aanvaarding wordt de overeenkomst retroactief aangepast. Bij geen reactie binnen de maand geldt een opzegtermijn van 15 dagen [23](#page=23).
* **Ter gelegenheid van een schadegeval:**
* Niet verwijtbaar: dekking verschuldigd [23](#page=23).
* Wel verwijtbaar: dekking verminderd [23](#page=23).
* **Schadegeval voor aangepaste overeenkomst:** Als de meldingsplicht vervuld is, is de dekking verschuldigd, in tegenstelling tot art. 60. Indien de meldingsplicht niet vervuld is en het schadegeval zich voordoet, is de dekking verschuldigd indien niet verwijtbaar, en verminderd indien wel verwijtbaar [23](#page=23).
* **Risicovermindering (art. 80):** Dit is een aanmerkelijke en blijvende verlaging van de kans op realisatie van het risico. De verzekeraar is gerechtigd tot een premievermindering. Indien er geen akkoord is, kan de verzekeringnemer binnen een maand opzeggen. Dit principe geldt ook als er omstandigheden bekend worden die bij aanvang van de overeenkomst onbekend waren [24](#page=24).
* **Niet-bestaan van het risico (art. 79):** Dit leidt tot nietigheid van de overeenkomst. Premies blijven behouden bij een ter kwader trouw of onverschoonbare fout [24](#page=24).
#### 4.3.4.2 Betaling van de premie
De premie is een constitutief bestanddeel van de verzekeringsovereenkomst (art. 67). Het betreft een haalschuld, wat inhoudt dat de verzekeraar een vervalbericht aan de verzekeringnemer moet verzenden. Betaling dient te geschieden aan de verzekeraar. Betaling aan een verzekeringstussenpersoon is bevrijdend indien die tussenpersoon klaarblijkelijk optreedt als lasthebber van de verzekeraar voor de inning van de premie (art. 67, 2e lid) [22](#page=22).
* **Sanctie bij niet-betaling (art. 69):** Dit kan leiden tot schorsing van de dekking en/of opzegging van de overeenkomst. De voorwaarden hiervoor zijn een aanmaning via deurwaardersexploot of aangetekende brief, met vermelding van de vervaldag, de termijn en de gevolgen van niet-betaling (art. 70). De mogelijke sancties, volgens art. 71, zijn: enkel schorsing van de dekking, schorsing van de dekking en opzegging van de overeenkomst, of enkel opzegging van de overeenkomst. Achterstallige premies kunnen nog steeds worden geëist bij schorsing van de dekking [22](#page=22) [23](#page=23).
* **Premiekrediet (art. 73):** Dit regelt de terugbetaling van betaalde premies die betrekking hebben op een periode na de opzegging [28](#page=28).
#### 4.3.4.3 Meedelen van wijziging van risico
Deze plicht is reeds behandeld onder mededelingsplicht bij uitvoering van de overeenkomst (zie hierboven).
#### 4.3.4.4 Maatregelen nemen ter voorkoming en beperking van de schade
De verzekerde heeft de plicht om maatregelen te nemen ter voorkoming en beperking van schade, vanaf het moment dat het risico zich realiseert. Dit staat tegenover de plicht van de verzekeraar om de kosten voor opruiming, redding en andere kosten te vergoeden (art. 106) [24](#page=24).
* **Sanctie bij niet-nakoming (art. 76):** Indien de verzekerde nalaat deze maatregelen te nemen, kan de dekking verminderd worden ten belope van het geleden nadeel. Bij opzet is er geen enkele dekking [24](#page=24).
#### 4.3.4.5 Melding van schadegeval
De verzekerde heeft de plicht om een schadegeval zo spoedig mogelijk, en in ieder geval binnen de contractueel bepaalde termijn, te melden aan de verzekeraar (art. 74). Tenzij dit niet mogelijk was, zijn er geen wettelijke termijnen vastgesteld. De verzekerde dient ook de nodige inlichtingen te verstrekken (art. 74, §2) [24](#page=24).
* **Sanctie bij niet-nakoming (art. 76):** Net als bij het niet nemen van schadebeperkende maatregelen, kan de dekking verminderd worden ten belope van het geleden nadeel. Bij opzet is er geen dekking [24](#page=24).
### 4.3.5 Verplichtingen van de verzekeraar
De primaire verplichting van de verzekeraar is het leveren van de verzekeringsprestatie bij realisatie van het verzekerde risico. Werkelijke ontvangst van de prestatie werkt bevrijdend (art. 67). Er zijn echter ook specifieke regels met betrekking tot betaling aan onbekwamen (art. 68) [24](#page=24).
Hoewel contractsvrijheid geldt, zijn er beperkingen: bepaalde risico's kunnen wettelijk uitgesloten zijn (bv. dronkenschap bij autoverzekering), en andere risico's zijn verplicht gedekt (bv. stormschade). Contractuele uitsluitingen zijn ook mogelijk [25](#page=25).
#### 4.3.5.1 Principe
* **Verplichte dekking bij schuld en grove schuld (art. 62, 2e lid):** Dit is van dwingend recht. Een uitzondering hierop is mogelijk wanneer gevallen van grove schuld uitdrukkelijk en beperkend in de polis worden opgenomen [25](#page=25).
> **Voorbeeld:** Bij een brandverzekering voor een huis, als de verzekerde in zijn slaapkamer rookt vlak voor het slapengaan, in slaap valt en de sigaret een brand veroorzaakt, zal de verzekeraar tussenkomen, ook bij grove fout. Enkel indien de polis expliciet vermeldt dat brand door in slaap te vallen met een brandende sigaret niet gedekt is, zal de verzekeraar niet tussenkomen [25](#page=25).
#### 4.3.5.2 Uitzonderingen op de dekking
* **Opzet (art. 62, 1e lid):** De interpretatie van "opzet" is een punt van discussie. Er zijn twee opvattingen [25](#page=25):
1. Het is niet nodig dat de verzekeringnemer de schade of de omvang ervan heeft gewild; het volstaat dat er schade is [25](#page=25).
2. De verzekeringnemer moet de schade opzettelijk hebben willen veroorzaken [25](#page=25).
De rechtspraak heeft hierover wisselende standpunten ingenomen. Opzet door kinderen leidt niet tot het verval van de dekking ten aanzien van de ouders voor hun burgerlijke aansprakelijkheid [26](#page=26).
* **Conventionele bevrijding voor gevallen van grove schuld:** Dit is mogelijk mits strikte contractuele bepalingen [26](#page=26).
* **Oorlogsrisico's (art. 63):** Dit is niet van dwingend recht en is niet standaard in polissen. De verzekeraar moet bewijzen dat het om een oorlogsrisico gaat [26](#page=26).
* **Verval van waarborg (art. 65):** Dit geldt enkel bij niet-naleving van een uitdrukkelijk contractueel bepaalde verplichting, waarbij een causaal verband bestaat tussen de tekortkoming en het schadegeval [26](#page=26).
* **Vervalbeding versus uitsluitingsbeding:**
* **Vervalbeding:** De schade is in principe gedekt, maar wordt niet gedekt door een fout van de verzekerde of de verzekeringnemer. Het verband tussen de fout en de schade moet aangetoond worden [26](#page=26).
* **Uitsluitingsbeding:** Bepaalde risico's worden expliciet uitgesloten in de polis en vallen sowieso buiten de dekking. Hiervoor is geen causaal verband vereist [26](#page=26).
### 4.3.6 Duur en einde van de verzekeringsovereenkomst
#### 4.3.6.1 Duur van de verzekeringsovereenkomst
De duur van de verzekeringsovereenkomst is belangrijk voor de afbakening van de prestatieplicht van de verzekeraar. De standaardduur is maximaal één jaar, met uitzonderingen voor o.a. ziekte- en levensverzekeringen. Er is sprake van stilzwijgende verlenging, telkens voor opnieuw één jaar, tenzij er tijdig verzet wordt aangetekend per aangetekende brief (art. 85, §1). De wettelijk bepaalde opzegtermijn hiervoor is drie maanden; andere termijnen zijn verboden [27](#page=27).
#### 4.3.6.2 Einde van de verzekeringsovereenkomst
Een verzekeringsovereenkomst kan op verschillende wijzen eindigen:
* **Opzegging bij de eindvervaldag van de polis (art. 85):** Dit geldt bij verzet tegen stilzwijgende verlenging [27](#page=27).
* **Opzegging na een schadegeval (art. 86):** Dit recht geldt zowel voor de verzekeraar als de verzekeringnemer, met bijzondere regelingen voor WAM-verzekeringen (art. 86, §3). Levens- en ziekteverzekeringen zijn hiervan uitgesloten [27](#page=27).
* **Nietigheid (art. 59, 79 en 97):** Dit houdt in dat de overeenkomst geacht wordt nooit te hebben bestaan [28](#page=28).
* **Einde van rechtswege (art. 101 en 111):** Dit gebeurt door het intreden van een gebeurtenis die tot beëindiging leidt, zoals het overlijden bij een levensverzekering, zonder dat daar formaliteiten voor nodig zijn [28](#page=28).
De vorm van opzegging is vastgelegd in artikel 84: een aangetekende brief, deurwaardersexploot of afgifte tegen ontvangstbewijs. Een uitzondering geldt voor opzegging wegens niet-betaling van premie, waarvoor een ingebrekestelling vereist is [28](#page=28).
Bij een combinatiepolis, waarbij één overeenkomst verschillende verzekeringsprestaties dekt, leidt de opzegging van één prestatie niet automatisch tot de opzegging van de volledige overeenkomst, maar geeft de verzekeringnemer wel het recht om de gehele overeenkomst op te zeggen (bv. BA-autoverzekering) [28](#page=28).
### 4.3.7 De verjaring
#### 4.3.7.1 Duur van verjaringstermijnen
* **Algemene termijn:** De algemene verjaringstermijn voor rechtsvorderingen voortvloeiend uit de verzekeringsovereenkomst bedraagt drie jaar (art. 88) [28](#page=28).
* **Bijzondere termijnen:**
* **Levensverzekering:** Vorderingen betreffende de reserve bedragen 30 jaar, terwijl vorderingen betreffende het risicokapitaal drie jaar bedragen [28](#page=28).
* **Aansprakelijkheidsverzekering:** Het eigen recht van de benadeelde tegen de verzekeraar bedraagt vijf jaar vanaf het schadeverwekkende feit (art. 150) [28](#page=28).
#### 4.3.7.2 Vertrekpunt van de termijn
* **Algemeen:** De termijn begint te lopen vanaf de dag van het voorval dat het vorderingsrecht doet ontstaan, tenzij er bewijs is van latere kennisname, in welk geval de termijn vanaf dat tijdstip begint te lopen, met een absolute verjaring van vijf jaar na het voorval [28](#page=28).
* **Uitzonderingen:**
* **Aansprakelijkheidsverzekering:** De termijn begint te lopen vanaf de dag van het schadeverwekkende feit of misdrijf [29](#page=29).
* **Persoonsverzekering:** De termijn begint te lopen vanaf de kennis van het bestaan van de verzekering, het statuut van begunstigde, en het voorval dat de prestatie opeisbaar maakt [29](#page=29).
* **Regresvordering:** De termijn bedraagt drie jaar, te rekenen vanaf de dag van betaling door de verzekeraar, tenzij er sprake is van bedrog [29](#page=29).
#### 4.3.7.3 Schorsing en stuiting van de verjaring
* **Schorsing (art. 89):** De verjaring houdt tijdelijk op met lopen. Dit is van toepassing ten aanzien van minderjarigen, onbekwamen en overmacht [29](#page=29).
* **Stuiting (art. 89):** De verjaring houdt volledig op met lopen en er begint een nieuwe termijn na opheffing van de stuitingsgrond. Dit geldt vanaf de tijdige aanmelding van een schadegeval tot kennisgeving van de beslissing, en vanaf kennis van de wil tot vergoeding van de benadeelde tot kennisgeving van de beslissing [29](#page=29).
### 4.3.8 Beding ten behoeve van derden
In principe brengen overeenkomsten enkel gevolgen teweeg tussen de contractpartijen. Echter, artikel 77 bepaalt dat derden onder bepaalde voorwaarden aanspraak kunnen maken op voordelen van de verzekeringsovereenkomst. De derden moeten identificeerbaar zijn op het moment dat de prestatie opeisbaar is [29](#page=29).
Dit komt vooral voor bij levensverzekeringen. Er is sprake van een derdenbeding zodra een begunstigde wordt aangeduid die anders is dan de verzekeringnemer zelf, diens nalatenschap of diens wettelijke erfgenamen. De begunstigde heeft dan recht op de verzekeringsprestatie binnen de door de verzekeraar en de verzekeringnemer bepaalde grenzen [30](#page=30).
* **Belang van de kwalificatie als derdenbeding:** Dit is cruciaal voor de toepassing van hetzij *ius heriditarium* (erfrecht) of *ius proprium* (verzekeringsrecht) [30](#page=30).
* **Ius heriditarium:** De nalatenschap of wettelijke erfgenamen zijn begunstigd. De verzekeringsprestatie wordt verdeeld volgens de regels van het erfrecht. Als de verzekeringnemer schulden heeft, kan het verwerpen van de erfenis ertoe leiden dat ook het geld uit de levensverzekering misgelopen wordt [30](#page=30) [31](#page=31).
* **Ius proprium:** Iemand anders dan de nalatenschap of wettelijke erfgenamen is begunstigd. Er is sprake van een derdenbeding, en de verzekeringsprestatie wordt verdeeld volgens de regels van het verzekeringsrecht. De verwerping van de erfenis heeft geen invloed op de verzekeringsprestatie [30](#page=30) [31](#page=31).
> **Voorbeeld:** Ben is verzekeringnemer, getrouwd met Emma en heeft een dochter Annelies.
> * Als begunstiging is bepaald: "De nalatenschap van de VN". Dit valt onder *ius heriditarium*. Emma (echtgenote) krijgt het vruchtgebruik en Annelies (kind) de blote eigendom volgens het erfrecht [31](#page=31).
> * Als begunstiging is bepaald: "De echtgenoot van de VN en kinderen van de VN" of specifiek "Annelies en Emma". Dit valt onder *ius proprium*. Emma en Annelies krijgen elk de helft in volle eigendom [30](#page=30) [31](#page=31).
* **Mededelingsplicht verzekeraar ten aanzien van de begunstigde (art. 78):** De verzekeraar heeft de plicht om de begunstigde op te sporen. Echter, de verzekeringnemer kan de begunstigde altijd wijzigen, waardoor de huidige begunstigde niet altijd op de hoogte is van zijn of haar status [31](#page=31).
### 4.3.9 Faillissement
Bij het faillissement van de verzekeringnemer blijft de schadeverzekeringsovereenkomst van rechtswege bestaan ten voordele van de massa van schuldeisers (art. 87). De schuldeisers zullen instaan voor de premiebetaling van vervallen premies na de faillietverklaring. De curator kan echter de overeenkomst opzeggen binnen drie maanden na het faillissement, met een minimale termijn van drie maanden na het faillissement voor de verzekeraar om op te zeggen. Opzegging in onderling overleg is ook mogelijk. Deze regels zijn niet van toepassing op krediet- en borgtochtverzekeringen, alsook op persoonsverzekeringen [31](#page=31).
### 4.3.10 Scheidsrechtelijke uitspraken
Algemene verbodsbepalingen voor arbitragebedingen (clausules die vooraf bepalen dat geschillen scheidsrechterlijk zullen worden beslecht) zijn van toepassing (art. 90). Echter, zodra een geschil is ontstaan, kan geldig worden overeengekomen om een scheidsrechter te laten oordelen. Bemiddeling kan wel voorafgaandelijk worden bepaald, waarbij een onafhankelijke partij de partijen samenbrengt om tot een overeenkomst te komen. Uitzonderingen zijn van toepassing voor krediet- en borgtochtverzekeringen, een opsomming van de Koning, en transportverzekering [32](#page=32).
---
# Soorten schade- en persoonsverzekeringen
Dit hoofdstuk behandelt de specifieke kenmerken en regels van verschillende soorten verzekeringen, onderverdeeld in schadeverzekeringen en persoonsverzekeringen [2](#page=2).
### 4.1 Titel 3: Schadeverzekeringen
Schadeverzekeringen zijn erop gericht het vermogen van de verzekeringnemer te beschermen door dekking te bieden tegen schade veroorzaakt door onzekere voorvallen [32](#page=32).
#### 4.1.1 Algemeen
Een schadeverzekering is een overeenkomst waarbij de verzekeringsprestatie afhankelijk is van een onzeker voorval dat schade veroorzaakt aan iemands vermogen. Dit staat in contrast met persoonsverzekeringen [32](#page=32).
##### 4.1.1.1 Typen schadeverzekeringen
* **Zaakverzekeringen:** Deks dekt schade aan goederen, zoals brand- en diefstalverzekeringen [32](#page=32).
* **Aansprakelijkheidsverzekeringen:** Dekt schade die de verzekerde aan derden toebrengt, zoals familiale verzekeringen en de BA auto [32](#page=32).
* **Rechtsbijstandsverzekeringen:** Biedt juridische bijstand en dekt kosten in geschillen [32](#page=32).
Alle schadeverzekeringen zijn **indemnitaire verzekeringen**, wat betekent dat ze de werkelijk geleden schade vergoeden. Ze mogen nooit forfaitair zijn, in tegenstelling tot bepaalde persoonsverzekeringen zoals levensverzekeringen die wel forfaitair kunnen zijn [32](#page=32).
##### 4.1.1.2 Toepasselijke regels
De regels voor schadeverzekeringen bouwen op elkaar voort:
1. Algemene bepalingen van de Verzekeringswet (van toepassing op alle verzekeringen) [32](#page=32).
2. Specifieke bepalingen voor alle schadeverzekeringen [32](#page=32).
3. Specifieke bepalingen voor het betreffende type schadeverzekering (bv. brand, aansprakelijkheid) [32](#page=32).
#### 4.1.2 Bepalingen eigen aan de verzekeringen tot vergoeding van schade
Deze verzekeringen, ook wel indemnitair genoemd, strekken ertoe de werkelijk geleden schade of de aansprakelijkheid die de verzekerde draagt, geheel of gedeeltelijk te vergoeden (#page=32, 33). Sommige persoonsverzekeringen (niet levensverzekeringen) kunnen ook een indemnitair karakter hebben [32](#page=32) [33](#page=33).
##### 4.1.2.1 Het verzekerbaar belang
Het verzekerbaar belang is een essentieel bestanddeel van de verzekeringsovereenkomst. De verzekerde moet een in geld waardeerbaar belang hebben bij het niet-voordoen van het risico, hetzij bij het behoud van een zaak, hetzij bij de integriteit van zijn vermogen. Een voorbeeld hiervan is het belang dat iemand heeft bij het voorkomen van brand in zijn eigen huis, maar niet in het huis van de buur [33](#page=33).
##### 4.1.2.2 Het indemnitair beginsel
Volgens de artikelen 93 en 105 mag de verzekering er niet toe leiden dat de verzekerde zich verrijkt. Enkel de effectief geleden schade wordt vergoed. Dit beginsel raakt de openbare orde en inbreuken kunnen strafbaar zijn [33](#page=33).
> **Tip:** Als er bijvoorbeeld zes dakpannen beschadigd raken door storm, vergoedt de verzekering de kosten voor zes standaard dakpannen. Voor eventuele meerkosten van speciale dakpannen moet de verzekerde zelf opdraaien, aangezien de verzekering enkel de functionaliteit (het dichten van het dak) garandeert en niet de esthetiek [33](#page=33).
Gevolgen van het indemnitair beginsel zijn:
* **Subrogatie:** De verzekeraar die de schade vergoedt, treedt in de rechten van de verzekerde ten aanzien van een aansprakelijke derde, tot beloop van het betaalde bedrag (#page=33, 34). Dit geldt niet voor krediet- en borgtochtverzekeringen [33](#page=33) [34](#page=34).
* **Evenredigheidsbeginsel bij over- en onderverzekering:** Als het verzekerde bedrag niet overeenkomt met de werkelijke waarde, wordt de vergoeding pro rata berekend (#page=33, 35, 36) [33](#page=33) [35](#page=35) [36](#page=36).
* **Samenloop van schadeverzekeringen:** Regels voor situaties waarin meerdere schadeverzekeringen dekking bieden voor dezelfde schade [33](#page=33).
* **Samenloop van indemnitaire en forfaitaire verzekeringen:** Regels voor situaties waarin zowel een indemnitare als een forfaitaire verzekering dekking bieden [33](#page=33).
###### Indeplaatsstelling / Subrogatie (art. 95)
Wanneer een verzekeraar een vergoeding heeft betaald, treedt deze in de rechten en vorderingen van de verzekerde tegen een aansprakelijke derde [33](#page=33).
* **Voorwaarden:** Betaling door de verzekeraar, de vordering moet betrekking hebben op de aansprakelijkheid van de derde jegens de verzekerde, en alle rechten van de verzekerde jegens de derde omvatten (contractueel en buitencontractueel) [33](#page=33).
* **Beperkingen:** Subrogatie is niet mogelijk tegen de verzekerde zelf, tenzij de verzekerde de subrogatie verhindert (bv. door een dading te sluiten). Ook is het niet mogelijk tegen bepaalde familieleden of huisgenoten van de verzekerde, tenzij hun aansprakelijkheid door een andere verzekering is gedekt [34](#page=34).
* **Afstand van verhaal:** Dit is een contractueel beding, vaak voorkomend in huurovereenkomsten, waarbij de verzekerde-verhuurder afziet van verhaal op de huurder. Dit kan nadelige gevolgen hebben voor de huurder (bv. eigen inboedel niet verzekerd, risico bij niet-betaling premie door verhuurder, verhaal op gasten, schade door overslaan brand naar buren) (#page=34, 35) [34](#page=34) [35](#page=35).
##### Oververzekering
Dit treedt op wanneer het verzekerde bedrag de werkelijke waarde van het verzekerde object overschrijdt [35](#page=35).
* **In principe verboden** omdat het zou leiden tot verrijking [35](#page=35).
* **Drie types:** Oververzekering in één contract, door meerdere contracten bij één verzekeraar, of door meerdere contracten bij verschillende verzekeraars (meest voorkomend) [35](#page=35).
* **Gevolg (art. 96):** De vergoeding kan door elke partij worden verminderd tot de werkelijke waarde van het verzekerde object [35](#page=35).
* **Nietigheid van overeenkomsten (art. 97):** Bij bedrog kan de overeenkomst nietig verklaard worden, waarbij de verzekeraar de geïnde premies mag behouden. De bewijslast ligt bij de verzekeraar [35](#page=35).
##### Onderverzekering
Dit treedt op wanneer het verzekerde bedrag lager is dan de werkelijke waarde van het verzekerde object [35](#page=35).
* **Toegelaten:** Dit is toegelaten, wat resulteert in een lagere premie [35](#page=35).
* **Evenredigheidsregel (art. 98):** Als het verzekerde bedrag lager is dan de werkelijke waarde, is de verzekeraar slechts gehouden tot een prestatie naar rato van de verhouding tussen het verzekerde bedrag en de werkelijke waarde (#page=35, 36) [35](#page=35) [36](#page=36).
> **Voorbeeld:** Een woning is EUR 225.000 waard, maar is verzekerd voor EUR 200.000. Bij een schade van EUR 30.000 zal de uitkering berekend worden als: $€30.000 \times \frac{€200.000}{€225.000} = €26.666,67$ [36](#page=36).
* **Beperkingen en uitsluitingen:** De evenredigheidsregel is geen dwingend recht, waardoor beperkingen en uitsluitingen mogelijk zijn. Dit kan via clausules zoals [36](#page=36):
* **Verzekering tegen aangenomen waarde:** Waarde wordt bepaald in samenspraak met de verzekeraar, vaak via een schatter (bv. bij kunst) [36](#page=36).
* **Overdracht van verzekerde kapitalen:** Mogelijkheid om een overschot in de ene waarborg over te hevelen naar een andere waarborg met een tekort (bv. oververzekering inboedel, onderverzekering gebouw) [36](#page=36).
* **Tolerantieclausules:** De evenredigheidsregel wordt pas toegepast vanaf een bepaald percentage van onderverzekering (bv. 10%) (#page=36, 37) [36](#page=36) [37](#page=37).
* **Indexering van verzekerd kapitaal:** De verzekerde waarde wordt periodiek aangepast, standaard in brandverzekeringen (#page=36, 37) [36](#page=36) [37](#page=37).
* **Verzekering op eerste risico:** Op voorhand afspreken van het maximumbedrag dat wordt uitbetaald, ongeacht of de verzekerde onder- of oververzekerd is [36](#page=36).
##### Pluraliteit van verzekeringen
* **Verbod op cumulatie van vergoedingen:** Het is niet toegestaan om meerdere schadeverzekeringen voor hetzelfde belang en risico af te sluiten op een wijze die tot verrijking leidt [37](#page=37).
* **Samenloop van forfaitaire en schadeverzekeringen:** Toegestaan (bv. brandverzekering en levensverzekering) [37](#page=37).
* **Samenloop van forfaitaire verzekeringen:** Toegestaan (bv. meerdere levensverzekeringen) [37](#page=37).
* **Regels bij samenloop (art. 99):** Indien eenzelfde belang tegen eenzelfde risico bij verschillende verzekeraars is verzekerd, kan van elke verzekeraar vergoeding worden gevorderd binnen de grenzen van hun verplichtingen. De verzekeraar kan het bestaan van andere verzekeringen niet inroepen om de waarborg te weigeren [37](#page=37).
* **Verschil met medeverzekering (art. 82-83):**
* **Samenloop:** Meer dan 100% verzekerd, verschillende verzekeraars kennen elkaar niet [37](#page=37).
* **Medeverzekering:** 100% verzekerd, verschillende overeenkomsten verwijzen naar elkaar [37](#page=37).
* **Rechten van verzekerde bij schadegeval:**
* **Bedrog (art. 97):** Overeenkomst nietig, verzekeraar behoudt premies [37](#page=37).
* **Andere gevallen (art. 99):** Verzekerde kiest welke verzekeraar hij aanspreekt; tussen verzekeraars vindt verrekening plaats op basis van hun respectievelijke verplichtingen of overeengekomen verdeelsleutels (#page=37, 38) [37](#page=37) [38](#page=38).
* **Samenloop zonder schadegeval:** Indien het verzekerde belang vermindert, kunnen verzekeraars onderling tot overeenstemming komen; bij gebrek daaraan geldt de regel van de jongste verzekering eerst [38](#page=38).
* **Samenloop met forfaitaire verzekeringen:** De prestatie wordt in principe niet verminderd en deze kunnen worden samengevoegd [38](#page=38).
##### Overlijden van verzekeringnemer
* Indien het verzekerd belang is overgegaan, gaan de rechten en plichten van de overeenkomst over op de nieuwe houder, met een opzegrecht voor zowel de nieuwe houder als de verzekeraar [38](#page=38).
* **Uitzondering:** Overeenkomsten *intuitu personae* eindigen van rechtswege, zoals levensverzekeringen [38](#page=38).
#### 4.1.3 Regels eigen aan de zaakverzekering
Deze verzekeringen, zoals brand-, diefstal- en omniumverzekeringen, dekken verlies of beschadiging van een zaak (roerende of onroerende goederen) [38](#page=38).
##### 4.1.3.1 Waardebepaling
* **Principe (art. 93):** De vergoeding wordt bepaald door en is beperkt tot de werkelijk geleden schade, inclusief directe schade, schade door verlies van gebruik, en schade door derving van winst [38](#page=38).
* **Wijze van waardebepaling:** Partijen kunnen vrij kiezen of de nieuwwaarde of herstelwaarde wordt gehanteerd [38](#page=38).
* **Herstelwaarde:** Vergoeding houdt rekening met ouderdom en slijtage [38](#page=38).
* **Nieuwwaarde:** Vergoeding is gebaseerd op de kosten om een nieuw, vergelijkbaar object te verkrijgen [38](#page=38).
* **Indexatieclausules (art. 108, §2):** Mogelijk om de verzekerde waarde jaarlijks aan te passen [39](#page=39).
* **Voorafgaande taxatie of aangenomen waarde (art. 109):** Dit kan helpen onder- of oververzekering te voorkomen. Echter, bij kennelijke overschatting kan de verzekeraar weigeren uit te betalen [39](#page=39).
* **Verantwoordelijkheid verzekeringnemer (art. 108):** De verzekeringnemer is verantwoordelijk voor de waardebepaling; indien dit in overleg met de verzekeraar gebeurt, kan de verzekeraar geen onderverzekering inroepen [39](#page=39).
##### 4.1.3.2 Gesteldheid van plaats
De verzekerde mag geen wijzigingen aanbrengen aan het beschadigde goed die de oorzaak van de schade onmogelijk of moeilijk te bepalen maken. Sancties variëren van vergoeding van nadeel voor de verzekeraar tot verval van dekking bij opzet [40](#page=40).
##### 4.1.3.3 Overdracht van verzekerde zaak
* **Overdracht verzekerd onroerend goed:** De verzekering eindigt 3 maanden na de akte, met behoud van dekking voor de overnemer tot dan [40](#page=40).
* **Overdracht verzekerd roerend goed:** De verzekering eindigt bij einde van bezit, tenzij anders overeengekomen [40](#page=40).
#### 4.1.4 Regels eigen aan de brandverzekering
Een brandverzekering is zowel een schadeverzekering als een zaakverzekering [40](#page=40).
##### 4.1.4.1 Verzekeringsdekking
De dekking strekt zich uit tot meer dan enkel brand [40](#page=40).
###### Verzekerde gevaren (art. 115)
* Brand, bliksem, ontploffing/implosie, getroffen worden door neerstortende objecten uit luchtvaartuigen, andere voertuigen of dieren. Partijen kunnen anders bepalen [40](#page=40).
###### Uitbreiding van de dekking
Dekking kan ook gelden voor schade veroorzaakt door hulpverlening, afbraak/vernietiging om schade-uitbreiding te voorkomen, instorting als gevolg van schade, of gisting/zelfontbranding gevolgd door brand/ontploffing. Dit is dwingend recht (art. 116) [40](#page=40).
> **Tip:** Een brandverzekering dekt ook de aansprakelijkheid van een huurder, inclusief een student op kot, voor schade aan het gehuurde pand en aan derden. Huurders van vakantieverblijven zijn eveneens gedekt voor schade die zij veroorzaken [41](#page=41).
###### Inboedelverzekering
Dekt de persoonlijke inboedel van de verzekerde en inwonende personen, met mogelijke uitsluitingen [41](#page=41).
###### Te vergoeden schade
Omvat zowel stoffelijke schade als rechtstreeks gevolg van brand, als onrechtstreekse schade die derden lijden. Lichamelijke schade is in principe niet gedekt [41](#page=41).
##### 4.1.4.2 Exclusiviteitsclausules verboden (art. 119)
Een beding dat de verzekeringnemer verplicht om zich bij dezelfde verzekeraar te verzekeren, is verboden [41](#page=41).
##### 4.1.4.3 Betaling van de schadevergoeding
* **Uitkeringstijdstip:** Kan worden overeengekomen dat betaling pas plaatsvindt naarmate het goed heropgebouwd wordt, tenzij het eenvoudige risico's betreft met wettelijke termijnen. Bij niet-naleving van termijnen geldt een dubbele wettelijke interest [41](#page=41).
* **Omvang van de vergoeding:** Vergoeding is gebaseerd op de werkelijk geleden schade (waarde voor schadegeval minus waarde na schadegeval, rekening houdend met ouderdom en slijtage). Er zijn minimumgaranties voor verzekeringen tegen nieuwwaarde (met en zonder wederopbouw) [42](#page=42).
#### 4.1.5 Verzekering tegen natuurrampen m.b.t. de eenvoudige risico's
Brandverzekeraars voor eenvoudige risico's moeten verplicht dekking bieden voor bepaalde natuurrampen zoals aardbevingen, overstromingen, en aardverschuivingen. Schorsing, opzegging of beëindiging van de brandwaarborg heeft idem gevolgen voor de natuurrampenwaarborg, en vice versa [42](#page=42).
##### Omvang dekking (minimaal art. 126)
* Directe schade aan verzekerde goederen [42](#page=42).
* Schade door maatregelen ter voorkoming van uitbreiding overstroming [42](#page=42).
* Opruimings- en afbraakkosten [42](#page=42).
* Huisvestingskosten tot 3 maanden indien woning onbewoonbaar [42](#page=42).
##### Uitsluitingen (art. 127)
Bepaalde uitsluitingen zijn mogelijk, tenzij anders bepaald in de overeenkomst [42](#page=42).
##### Risicozones (art. 129)
Gebouwen in risicozones kunnen worden uitgesloten van dekking voor overstroming en overstromen van riolen [42](#page=42).
##### Betaling van de vergoeding (art. 130)
Een vrijstelling mag een bepaald bedrag niet overschrijden [43](#page=43).
##### Tariferingsbureau (art. 131)
Stelt tarieven vast voor 'onverzekerbare risico's' [43](#page=43).
#### 4.1.6 Regels eigen aan de krediet- en borgtochtverzekeringen
* **Kredietverzekering:** Beschermt tegen het vermogensrisico van niet-betaling van schuld door een schuldenaar aan de verzekerde (de schuldeiser) [43](#page=43).
* **Borgtochtverzekering:** Beschermt de schuldenaar tegen het niet kunnen betalen aan de schuldeiser [43](#page=43).
#### 4.1.7 Regels eigen aan aansprakelijkheidsverzekeringen
Deze verzekeringen, zoals de BA auto, een deel van de brandverzekering, en de familiale verzekering, dekken vorderingen tot vergoeding wegens schade die de verzekerde heeft veroorzaakt. Het doel is het vermogen van de verzekerde te vrijwaren tegen schulden voortvloeiend uit deze aansprakelijkheid, zowel contractueel als buitencontractueel, maar niet strafrechtelijk [43](#page=43).
##### 4.1.7.1 Toepassingsgebied
Dekt de geldelijke nadelen die voortvloeien uit burgerrechtelijke aansprakelijkheid [43](#page=43).
##### 4.1.7.2 Verplichtingen van verzekeraar na einde van de verzekeringsovereenkomst
De timing van schade, fout, melding en vordering kan complex zijn (#page=43, 44). Er zijn twee systemen [43](#page=43) [44](#page=44):
1. **Loss occurrence basis (art. 142, §1):** Dekt alle schade die is voorgevallen tijdens de duur van de overeenkomst, zelfs als de vordering pas later wordt ingesteld. Het moment van schade is bepalend. Dit systeem kent een zekere uitloopdekking en kan ook een inloopdekking (anterioriteitsclausule) hebben voor schade van vóór de overeenkomst [44](#page=44).
2. **Claims made (art. 142, §2):** Vereist dat zowel de schade is voorgevallen als de schriftelijke aansprakelijkheidsvordering is ingesteld tijdens de duur van de overeenkomst. Dit is niet mogelijk voor BA privéleven, BA auto en brandverzekeringen met betrekking tot het aansprakelijkheidsrisico [44](#page=44).
* **Sunset clause:** Biedt uitloopdekking in twee gevallen:
* Schade voorgevallen tijdens de overeenkomst, indien het risico bij einde overeenkomst niet door een andere verzekeraar wordt gedekt [45](#page=45).
* Feiten die aanleiding kunnen geven tot schade en die aan de verzekeraar zijn gemeld, mits de vordering schriftelijk wordt ingesteld binnen 36 maanden na einde overeenkomst [45](#page=45).
##### 4.1.7.3 Rechten en plichten van verzekeraar, verzekerde en benadeelde
* **Verzekeraar:**
* **Leiding van het geschil (art. 143):** De verzekeraar neemt de leiding van het geschil en moet zich achter de verzekerde stellen. De verzekerde mag niet zonder toestemming of advies een dading sluiten [46](#page=46).
* **Betaling hoofdsom, interest en kosten (art. 146):** Betaalt de hoofdsom tot de dekkingsgrens, en ook interesten en kosten, zelfs indien deze de dekkingsgrenzen overschrijden [46](#page=46).
* **Recht van regres (art. 152):** Mogelijkheid tot regres bij specifieke omstandigheden (bv. dronkenschap), mits strikte kennisgevingsplicht [46](#page=46).
* **Verzekerde:**
* **Algemene plichten:** Melden van schade, verstrekken van inlichtingen. Sancties kunnen leiden tot vermindering van prestatie of verval van dekking [47](#page=47).
* **Bijzondere plichten:** Overdracht van stukken aan de verzekeraar, verschijning voor de rechtbank, voorkoming en beperking van schade. Erkennen van feiten of verstrekken van eerste hulp is toegestaan [47](#page=47).
* **Benadeelde:**
* **Vrij beschikking over schadevergoeding:** Het bedrag mag niet verschillen naargelang het gebruik [47](#page=47).
* **Eigen recht op de verzekeraar (art. 150-151):** Beschermt tegen insolvabiliteit van de verzekerde of nalatigheid bij het melden van schade [47](#page=47).
* **Kwitantie en transactie (art. 148):** Een kwitantie voor een finale afrekening is geen afzien van rechten [47](#page=47).
#### 4.1.8 Regels eigen aan rechtsbijstandverzekeringen
Deze verzekering verbindt de verzekeraar ertoe diensten te verlenen en kosten te dragen om de verzekerde in staat te stellen zijn rechten te doen gelden, zowel in als buiten een procedure (#page=47, 48) [47](#page=47) [48](#page=48).
* **Uitsluitingen:** Geldboeten of minnelijke schikkingen in strafzaken zijn in principe niet gedekt [48](#page=48).
* **Spiegelclausule:** Indien de rechtsbijstand gekoppeld is aan een aansprakelijkheidsverzekering, dekt de rechtsbijstand doorgaans enkel geschillen die verband houden met de hoofdverzekering. Het is vaak voordeliger om een aparte rechtsbijstandsverzekering af te sluiten [48](#page=48).
* **Vrije keuze van raadsleden (art. 156):** De verzekerde mag vrij een advocaat kiezen, zowel in gerechtelijke/administratieve procedures als bij belangenconflicten met de verzekeraar [48](#page=48).
* **Objectiviteitsbeding (art. 157):** Bij meningsverschil tussen verzekeraar en verzekerde, heeft de verzekerde recht op advies van een door hem gekozen advocaat. De kosten worden gedekt afhankelijk van het advies [48](#page=48).
* **Minnelijke regeling:** De verzekeraar mag eerst proberen een minnelijke regeling te treffen alvorens een advocaat aan te stellen [49](#page=49).
### 4.2 Titel 4: Persoonsverzekeringen
Persoonsverzekeringen zijn verzekeringen waarbij het verzekerde voorval afhankelijk is van de menselijke levensduur [49](#page=49).
#### 4.2.1 Twee soorten persoonsverzekeringen
1. **Levensverzekeringen:** Verzekerd voorval is enkel afhankelijk van menselijke levensduur. Deze zijn steeds forfaitair [49](#page=49).
2. **Persoonsverzekeringen andere dan levensverzekeringen:** Vb. ziekte-, invaliditeits-, hospitalisatie-, persoonlijke- en arbeidsongevallenverzekeringen. Deze kunnen zowel forfaitair als indemnitair zijn [49](#page=49).
#### 4.2.2 Vormen van levensverzekeringen
* **Verzekering bij overlijden:** Verzekeraar betaalt een kapitaal of rente bij overlijden van de verzekeringnemer [49](#page=49).
* **Verzekering bij leven:** Verzekeraar betaalt een bedrag indien de verzekeringnemer op een bepaalde datum nog in leven is [49](#page=49).
* **Gemengde verzekering:** Verzekeraar betaalt een kapitaal bij overlijden voor een bepaalde datum of indien de verzekeringnemer nog in leven is op een afgesproken datum [49](#page=49).
#### 4.2.3 Pensioenpijlers
Naast het wettelijk pensioen zijn er aanvullende pijlers:
* **Aanvullend pensioen (werkgever):** Via groepsverzekeringen [49](#page=49).
* **Vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen:** Opbouw tijdens de carrière [49](#page=49).
* **Pensioen- en langetermijnsparen:** Zelf, met fiscaal voordeel [49](#page=49).
* **Vrij sparen:** Zelf, zonder fiscaal voordeel [49](#page=49).
#### 4.2.4 Tak 21 en 23-verzekering
* **Tak 21:** Middel- of lange termijn sparen met gegarandeerd kapitaal en rendement, en fiscaal voordeel (#page=49, 50) [49](#page=49) [50](#page=50).
* **Tak 23:** Combinatie van belegging en levensverzekering met een hoger potentieel rendement maar ook hoger risico, zonder kapitaalbescherming [50](#page=50).
#### 4.2.5 Sparen of levensverzekering?
* **Levensverzekering:** Dekt de verzekering van een persoon en voorziet in de betaling van een bedrag op een bepaald moment in het leven van de verzekerde of bij diens overlijden. Verschillende vormen bestaan, afhankelijk van het doel (bv. pensioen, nalatenschap beschermen). Er zijn tot vier betrokken partijen: verzekeraar, verzekeringnemer, verzekerde en begunstigde [50](#page=50).
* **Spaarrekening:** Geld apart zetten, met twee partijen: de rekeninghouder en de bank [50](#page=50).
> **Tip:** De keuze tussen sparen en een levensverzekering hangt af van persoonlijke financiële situatie en risicobereidheid. Tak 21 biedt garantie met een beperkt risico, Tak 23 biedt potentieel hoger rendement met meer risico, en Tak 44 is een combinatie van beide [51](#page=51).
#### 4.2.6 Voor hetzelfde geld: verzekeringen
Let op overlap van premies die kan leiden tot dubbele of te hoge verzekering. Het is beter om verzekerd te zijn en de verzekering niet nodig te hebben, dan de verzekering nodig te hebben en niet te zijn gedekt [51](#page=51).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Verzekeringsrecht | Het rechtsgebied dat de regels en principes omvat met betrekking tot verzekeringsovereenkomsten, de rechten en plichten van de betrokken partijen, en het toezicht op de verzekeringssector. |
| Verzekeringsovereenkomst | Een contract waarbij de ene partij (verzekeraar) zich verbindt om een prestatie te leveren bij een onzekere gebeurtenis, tegen betaling van een premie door de andere partij (verzekeringnemer). |
| Risico | Een onzekere gebeurtenis die tot schade kan leiden en die het object vormt van een verzekeringsovereenkomst. |
| Premie | De vergoeding die de verzekeringnemer betaalt aan de verzekeraar voor de dekking van het risico. |
| Schadeverzekering | Een type verzekering dat gericht is op het vergoeden van vermogensschade die de verzekerde lijdt als gevolg van een gedekte gebeurtenis. |
| Persoonsverzekering | Een type verzekering dat de persoon zelf beschermt, zoals levens-, ongevallen- of ziektekostenverzekeringen, waarbij de uitkering vaak forfaitair is. |
| Indemnitaire verzekering | Een verzekering die tot doel heeft de werkelijk geleden schade te vergoeden, zodat de verzekerde niet verrijkt wordt. |
| Forfaitaire verzekering | Een verzekering waarbij een vast en vooraf overeengekomen bedrag wordt uitgekeerd, ongeacht de werkelijke omvang van de schade. |
| Verzekeringsnemer | De natuurlijke of rechtspersoon die de verzekeringsovereenkomst afsluit en de premie betaalt. |
| Verzekerde | De persoon of het goed waarop de verzekering betrekking heeft en wiens schade gedekt wordt. |
| Verzekeraar | De onderneming die de verzekering aangaat en zich verbindt tot het vergoeden van de schade. |
| Verzekeringsbemiddelaar | Een tussenpersoon (zoals een makelaar of agent) die de verzekeraar en de verzekeringnemer met elkaar in contact brengt en advies verstrekt. |
| Dwingend recht | Rechtsregels waarvan partijen niet mogen afwijken, zelfs niet bij overeenkomst, omdat ze de openbare orde of fundamentele beginselen beschermen. |
| Mededelingsplicht | De verplichting van de verzekeringnemer om alle omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het risico, zowel bij het aangaan als tijdens de uitvoering van de overeenkomst, aan de verzekeraar mee te delen. |
| Franchise (vrijstelling) | Een deel van de schade dat voor rekening van de verzekeringnemer blijft en niet door de verzekeraar wordt vergoed. |
| Subrogatie (rechtsvordering) | Het recht van de verzekeraar, na het uitkeren van een schadevergoeding, om de rechten van de verzekerde tegen de aansprakelijke derde over te nemen. |
| Oververzekering | Een situatie waarin het verzekerde bedrag hoger is dan de werkelijke waarde van het verzekerde object, wat in principe verboden is. |
| Onderverzekering | Een situatie waarin het verzekerde bedrag lager is dan de werkelijke waarde van het verzekerde object, wat wel toegestaan is maar leidt tot een proportionele schadevergoeding. |
| Aansprakelijkheidsverzekering | Een verzekering die dekking biedt tegen vorderingen tot vergoeding van schade die de verzekerde heeft toegebracht aan derden. |
| Rechtsbijstandverzekering | Een verzekering die de kosten dekt voor juridische bijstand en advies om de rechten van de verzekerde te doen gelden. |
| Levensverzekering | Een persoonsverzekering die een kapitaal of rente uitkeert bij overlijden van de verzekerde, of indien de verzekerde nog in leven is op een bepaalde datum. |
| Brandverzekering | Een schadeverzekering die dekking biedt tegen schade veroorzaakt door brand, bliksem, ontploffing en andere gerelateerde gevaren. |
| Faillissement | Een juridische toestand waarin een persoon of onderneming niet meer aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen, met specifieke gevolgen voor lopende verzekeringsovereenkomsten. |
| Arbitragebeding | Een clausule in een contract die bepaalt dat geschillen niet via de rechtbank, maar via scheidsrechters zullen worden beslecht. |
| Claims made basis | Een systeem voor aansprakelijkheidsverzekeringen waarbij de dekking geldt voor schade die is voorgevallen én waarbij de vordering is ingesteld tijdens de looptijd van de overeenkomst. |
| Loss occurrence basis | Een systeem voor aansprakelijkheidsverzekeringen waarbij de dekking geldt voor alle schade die is voorgevallen tijdens de looptijd van de overeenkomst, ongeacht wanneer de vordering wordt ingesteld. |
Cover
studocu smv bijzondere ovk.pdf
Summary
# De koopovereenkomst: kenmerken en totstandkoming
De koopovereenkomst vormt de basis voor de overdracht van eigendom in ruil voor een geldsom, en haar totstandkoming en geldigheid kunnen beïnvloed worden door specifieke kenmerken en wilsgebreken.
## 1. Kenmerken van de koopovereenkomst
De koopovereenkomst kenmerkt zich door de volgende eigenschappen:
* **Wederkerige overeenkomst**: Beide partijen verbinden zich tot een prestatie [12](#page=12).
* **Overeenkomst onder bezwarende titel**: Elke partij verkrijgt een voordeel waarvoor zij een tegenprestatie levert [12](#page=12).
* **Consensuele overeenkomst**: De overeenkomst komt tot stand door de loutere wilsovereenstemming van de partijen [12](#page=12).
* **Definitie**: Een overeenkomst waarbij de ene partij (de verkoper) zich ertoe verbindt de eigendom van een zaak over te dragen aan de andere partij (de koper), die zich jegens hem verbindt er een geldprijs voor te betalen [12](#page=12).
Essentiële bestanddelen van een koopovereenkomst, naast de wilsovereenstemming, zijn:
* **Eigendomsoverdracht**: De verkoper moet de eigendom van de zaak overdragen aan de koper [12](#page=12).
* **Betaling van een geldsom**: De koper moet een geldprijs betalen voor de zaak [12](#page=12).
Partijen kunnen overeenkomen dat bijkomende elementen bepalend zijn voor het ontstaan van de koopovereenkomst [12](#page=12).
### 1.1 Constitutieve bestanddelen
De koopovereenkomst omvat de volgende constitutieve bestanddelen:
* Overeenkomst met betrekking tot een goed (geen diensten) [12](#page=12).
* Overeenkomst met betrekking tot eigendomsoverdracht van het goed [12](#page=12).
* Tegen betaling in geld [12](#page=12).
### 1.2 Verschillende koopregimes
Er bestaan verschillende koopregimes:
* **Gemeenrechtelijk koopregime**: Dit regime (art. 1582-1689 BW) is een residuair regime voor zowel roerende als onroerende, en lichamelijke en onlichamelijke goederen [12](#page=12).
* **Consumentenkoop**: Dit regime (art. 1649 bis – 1649 octies BW + art. VI 44 WER) beschermt de consument als koper en is dwingend van aard. Het geldt enkel voor roerende lichamelijke zaken, met een belangrijke garantieregeling (wettelijke garantie van 2 jaar) [12](#page=12).
* **Weens koopverdrag (CISG)**: Dit geldt enkel tussen professionelen die gevestigd zijn in verschillende staten. Het is niet dwingend en beperkt zich tot lichamelijke roerende goederen [12](#page=12).
## 2. Totstandkoming van de koopovereenkomst
De totstandkoming van een koopovereenkomst vereist wilsovereenstemming tussen de partijen [23](#page=23).
### 2.1 Wilsovereenstemming en precontractuele fase
* **Onderhandelingen**: Dit is de precontractuele fase, die in principe niet bindend is. Er kan wel sprake zijn van *culpa in contrahendo* (fout bij het sluiten van een contract) op basis van art. 1382-1383 BW [23](#page=23).
* **Aanbod**: Een partij doet een voorstel met alle essentiële elementen om een contract te sluiten, waarbij de tegenpartij enkel nog hoeft te aanvaarden. De aanbieder is gebonden door zijn aanbod zodra de tegenpartij er kennis van krijgt [23](#page=23).
* **Aanvaarding**: De aanvaarding moet uitdrukkelijk of stilzwijgend gebeuren. Een contract komt tot stand wanneer de aanbieder redelijkerwijs kennis kan nemen van de aanvaarding [23](#page=23).
### 2.2 Specifieke overeenkomsten inzake totstandkoming
* **Optieovereenkomst (verkoopbelofte, voorovereenkomst)**: Hierbij verbindt één partij (de belover) zich ertoe met een bepaalde persoon (de begunstigde) op een later tijdstip een koopovereenkomst te sluiten, waarvan de essentiële bestanddelen reeds vastliggen. De begunstigde krijgt een optierecht om eenzijdig de totstandkoming van de koop te creëren binnen een bepaalde termijn. De belover is gedurende de optietermijn onherroepelijk verbonden. Een optie gaat verder dan een aanbod: een aanbod is een eenzijdige rechtshandeling, terwijl een optie een voorovereenkomst (meerzijdige rechtshandeling) is, zij het een eenzijdig bindende overeenkomst omdat slechts één partij gebonden is. Het is verstandig om onoverdraagbaarheid te bedingen of hoofdelijke gehoudenheid voor de betaling [23](#page=23) [24](#page=24).
* **Voorkeursovereenkomst**: Verleent een voorkeurrecht aan een partij om als eerste een beoogd contract te sluiten wanneer de belover besluit te contracteren. De belover verbindt zich hier echter niet toe om een contract aan te gaan [24](#page=24).
* **Koop met commandverklaring**: Hierbij is de schijnbare koper een mandataris voor de werkelijke koper (*command*). De bedoeling is om de naam van de echte koper aan de verkoper te verbergen. Dit verschilt van lastgeving, commissie, naamlening en sterkmaking [24](#page=24).
* **Koop op proef**: De koper kan de zaak eerst uittesten. Dit kan uitdrukkelijk of stilzwijgend bedongen worden [24](#page=24).
### 2.3 De geldprijs
De geldprijs is een essentieel bestanddeel van het koopcontract. De prijs moet [22](#page=22):
* **Bepaald of bepaalbaar zijn**: Vastgesteld zijn door beide partijen of bepaalbaar aan de hand van objectieve elementen (bv. prijs per kilo) [22](#page=22) [23](#page=23).
* **Ernstig zijn**: De tegenprestatie voor de eigendomsoverdracht moet uit geld bestaan, anders kan er sprake zijn van ruil, schenking of erfenis [22](#page=22).
#### 2.3.1 Schenking
Indien er niets in de plaats van de eigendomsoverdracht wordt gegeven en er sprake is van vrijgevigheid (*animus donandi*), kan er sprake zijn van een schenking [22](#page=22).
#### 2.3.2 Ruil
Wanneer een andere zaak dan geld wordt gegeven als tegenprestatie voor de eigendomsoverdracht, spreken we van een ruilovereenkomst [22](#page=22).
## 3. Eigendomsoverdracht en tegenwerpbaarheid
### 3.1 Eigendomsoverdracht
De overdracht van eigendom is een essentieel kenmerk van de koopovereenkomst [12](#page=12).
#### 3.1.1 Onroerende goederen
Voor onroerende goederen is de **overschrijving** in het hypotheekkantoor een cruciaal publiciteitsvoorschrift voor de tegenwerpbaarheid aan derden. Enkel authentieke akten kunnen worden overgeschreven [18](#page=18).
* **Flikkermoment**: De persoon die als eerste publiciteit geeft aan zijn recht (door overschrijving), heeft voorrang op derden die later publiciteit geven, tenzij deze laatste ter kwader trouw handelden [18](#page=18).
* **Werkelijke en schijnbare eigenaar**: Bij gebrek aan overschrijving blijft de verkoper voor de buitenwereld de eigenaar (schijnbare eigenaar), terwijl de koper de werkelijke eigenaar is maar zich naar buiten toe niet op zijn eigendomsrecht kan beroepen wegens het gebrek aan publiciteit. Dit kan leiden tot de *exceptie van niet-overschrijving* [19](#page=19).
* **Dubbele verkoop**: De koper die zijn akte het eerst laat overschrijven, haalt de koop. Als geen van beide aktes is overgeschreven, heeft de koper met de vroegste contractdatum voorrang, tenzij de andere koper zich kan beroepen op niet-overschrijving (en te goeder trouw was). Bij een tweedehandsverkoop door een koper die zijn titel niet liet overschrijven, kan een latere koper die wel overschrijft en te goeder trouw is, voorrang krijgen [19](#page=19).
#### 3.1.2 Roerende goederen
Voor roerende goederen is er **geen specifiek publiciteitssysteem**. De overdracht is tegenwerpelijk aan derden die er kennis van hebben of behoorden te hebben [21](#page=21).
* **Levering en bezit**: De overdracht van lichamelijke roerende goederen is tegenwerpelijk aan derden vanaf de levering van het verkochte goed, d.w.z. vanaf het moment dat het goed in het bezit is van de koper. Derden mogen erop vertrouwen dat het geleverde goed zich in het vermogen van de koper bevindt en dat hij daarvan eigenaar is: "bezit geldt als titel" [21](#page=21).
* **Dubbele verkoop**: Indien een verkoper een goed aan B verkoopt en vervolgens aan C, en C het goed daadwerkelijk in bezit krijgt, geldt de inbezitstelling als publiciteit tegenover derden. Koper B heeft dan de publiciteit (het goed laten leveren) nagelaten, waardoor zijn eigendomsrecht niet tegenwerpbaar is aan derden die geen kennis hadden [21](#page=21).
* **Nuancering**: Tenzij de derde feitelijke kennis had van de verkoop ondanks het feit dat het goed nog niet geleverd was (dan is hij te kwader trouw), of tenzij de derde behoorde te weten dat de verkoper niet meer de eigenaar was binnen de normale bedrijfsuitvoering [21](#page=21).
* **Eigendomsvoorbehoud**: De onbetaalde verkoper kan het roerend goed terugvorderen indien het eigendomsvoorbehoud schriftelijk is overeengekomen en uiterlijk op het moment van de levering. Bij vervreemding door de koper in strijd met het eigendomsvoorbehoud, wordt de onderverkrijger te goeder trouw beschermd door art. 3.24 NBW [21](#page=21).
### 3.2 Risico-overdracht
Met de overdracht van de eigendom gaat ook het risico over [22](#page=22).
* **Bepaalde zaken**: Het risico gaat over op het moment van het sluiten van de koop [22](#page=22).
* **Naar soort omschreven zaken**: Het risico gaat over op het moment van individualisatie [22](#page=22).
* **Contractuele afwijking**: Partijen kunnen contractueel anders regelen dat het risico pas bij levering overgaat [22](#page=22).
* **Overmacht**: Bij tenietgaan van de zaak door overmacht ligt het risico bij de koper, tenzij anders bedongen. Vanaf de ingebrekestelling tot levering gaat het risico terug over op de verkoper [22](#page=22).
* **Eigendomsvoorbehoud**: Bij een contract met eigendomsvoorbehoud ligt het risico bij de verkoper, zelfs na levering. De verkoper moet voorschotten terugbetalen bij tenietgaan van de zaak. Vanaf een ingebrekestelling tot betaling gaat het risico over op de koper [22](#page=22).
## 4. De notariële akte en de rol van de notaris
De notariële akte is een essentieel onderdeel van de eigendomsoverdracht, met name bij onroerende goederen.
### 4.1 Opzoekingen en controles door de notaris
De notaris verricht diverse opzoekingen:
* **Onderzoek eigendomstitel**: Nagaan hoe de verkoper het goed verkreeg (aankoop, ruil, schenking, erfenis, verkrijgende verjaring) [17](#page=17).
* **Onderzoek bekwaamheid verkoper**: Controleren op meerderjarigheid, burgerlijke staat, eigendom, faillissement, vertegenwoordiging [17](#page=17).
* **Onderzoek beschikkingsbevoegdheid verkoper**: Nagaan of er voorkooprechten bestaan [17](#page=17).
* **Onderzoek in hoofde van de koper**: Dezelfde onderzoeken als voor de verkoper [17](#page=17).
### 4.2 Inhoud van de notariële akte
De notariële akte beschrijft het verkochte goed, de prijs en de modaliteiten. Het goed moet vrij en onbelast worden verkocht. Specifieke clausules inzake vrijwaring voor uitwinning, verborgen gebreken, overdracht van eigendomsrecht, risico's, genot en lopende huurovereenkomsten zijn opgenomen [17](#page=17).
### 4.3 Voordelen van de tussenkomst van de notaris
* **Juridische controles en opzoekingen**: Dit omvat een resultaatsverbintenis inzake de tegenwerpbaarheid van het eigendomsrecht en een middelenverbintenis inzake de conformiteit met de wil van de partijen en wettelijke voorschriften. De notaris heeft ook een informatieplicht [17](#page=17) [18](#page=18).
* **Gratis levensverzekering**: Een gratis levensverzekering tot 250.000 euro in geval van overlijden door ongeval na ondertekening van de compromis [17](#page=17).
* **Deponering van voorschot**: Het voorschot kan bij de notaris gedeponeerd worden, wat de koper beschermt tegen schuldeisersrisico en de verkoper zekerheid geeft over ontvangst van het geld [17](#page=17) [18](#page=18).
De notaris moet onpartijdig zijn. Elke partij kan zijn eigen notaris kiezen zonder extra kosten. De minuut (het originele stuk van de verkoopovereenkomst) wordt bijgehouden door de notaris van de koper [18](#page=18).
## 5. Wilsgebreken
Hoewel niet expliciet in detail behandeld in de gegeven pagina's, wordt vermeld dat toestemming, een vereiste voor de totstandkoming van de overeenkomst, aangetast kan zijn door wilsgebreken. Wilsgebreken maken de overeenkomst vernietigbaar. De documentatie focust voornamelijk op de totstandkoming en de gevolgen van de koopovereenkomst [23](#page=23).
---
# Verbintenissen van de verkoper en de koper
Dit studieonderdeel vat de wederzijdse verplichtingen van de verkoper en de koper binnen een koopovereenkomst samen, met bijzondere nadruk op levering, vrijwaringen en betalingsplichten.
## 2. Verbintenissen van de verkoper en de koper
De koopovereenkomst schept wederzijdse verbintenissen voor zowel de verkoper als de koper. De kern van deze verbintenissen omvat de levering door de verkoper en de betaling door de koper, aangevuld met specifieke garanties en plichten die de juridische en feitelijke conformiteit van de transactie waarborgen.
### 2.1 Verbintenissen van de verkoper
De belangrijkste verbintenissen van de verkoper zijn het leveren van de verkochte zaak en het vrijwaren van de koper tegen uitwinning en verborgen gebreken.
#### 2.1.1 De levering
De levering betreft de overdracht van de verkochte zaak in macht en bezit van de koper. Dit is een verbintenis om iets te doen en impliceert dat de verkoper de zaak moet bewaren alsof hij een goede huisvader is tot aan het moment van de levering [27](#page=27).
* **Tijdstip en plaats:** De levering vindt plaats waar het goed zich ten tijde van de koop bevond, tenzij anders bedongen. De wet specificeert geen exact tijdstip, maar de Wet Marktpraktijken en Consumentenbescherming (WMPC) stelt een minimum van dertig dagen na de sluiting van het contract, indien niet anders overeengekomen [27](#page=27).
* **Inhoud van de levering:** De verkoper moet de zaak leveren in de staat waarin deze zich bevond op het moment van de verkoop, inclusief toebehoren en opbrengsten, tenzij anders bedongen. De omvang, hoeveelheid en oppervlakte moeten overeenkomen met de afspraken [27](#page=27).
* **Kosten:** De kosten van levering en afhaling zijn in beginsel ten laste van de koper, maar dit kan contractueel worden gewijzigd [27](#page=27).
* **Sancties bij niet-levering:** Bij niet-levering kan de koper kiezen voor de uitvoering van de *exceptio non adimpleti contractus* (ENAC), waarbij de koper zijn betalingsplicht uitstelt. Andere opties zijn uitvoering in natura, ontbinding van de overeenkomst, en eventueel een schadevergoeding. Indien de zaak tenietgaat door toeval of overmacht vóór de ingebrekestelling, vervalt de leveringsplicht van de verkoper en draagt de koper het risico, tenzij anders bedongen. Na ingebrekestelling keert het risico terug naar de verkoper [27](#page=27) [28](#page=28).
* **Conformiteit:** De geleverde zaak moet conform zijn aan de verkochte zaak qua materiële kwaliteit, kwantiteit en identiteit. Bij niet-conformiteit verliest de koper zijn vorderingsrecht na aanvaarding van het goed bij levering [28](#page=28).
#### 2.1.2 Vrijwaring voor uitwinning
Vrijwaring voor uitwinning beschermt de koper tegen bezitsstoornissen die hem het eigendom of gebruik van het goed geheel of gedeeltelijk ontnemen. De verkoper is van rechtswege gehouden om de koper te vrijwaren voor zowel juridische stoornissen (bv. inroepen van zakelijke of persoonlijke rechten door derden) als, in bepaalde gevallen, feitelijke stoornissen [29](#page=29).
* **Vrijwaring voor eigen daad:** De verkoper mag het bezit van de koper niet verstoren. Dit geldt ook voor zijn rechtsopvolgers en is ondeelbaar. Bij feitelijke stoornissen kan de koper herstel in natura, een schadevergoeding of ontbinding vorderen. Bij juridische stoornissen kan de koper de vrijwaringsexceptie inroepen en tevens schadevergoeding of ontbinding eisen. Een impliciete niet-concurrentieverplichting geldt bij de verkoop van een handelszaak [30](#page=30).
* **Vrijwaring voor daden van derden:** De verkoper is niet gehouden voor feitelijke stoornissen van derden, maar wel voor juridische stoornissen die hun oorsprong vinden vóór de verkoop. De stoornis moet actueel zijn en de oorsprong moet anterieur aan de verkoop zijn. Exoneratie is mogelijk, maar de koper behoudt het recht op teruggave van de prijs. De oorsprong van de stoornis moet anterieur aan de verkoop zijn [30](#page=30) [31](#page=31).
#### 2.1.3 Vrijwaring voor verborgen gebreken
Deze vrijwaring garandeert de koper een nuttig bezit, zodat hij het aangekochte goed kan gebruiken waarvoor het bestemd is. De koper aanvaardt zichtbare gebreken bij levering, maar niet de verborgen gebreken [36](#page=36).
* **Welk gebrek?**
* **Gebrek:** Het moet leiden tot ongeschiktheid voor het bestemde gebruik, of een vermindering van gebruik die ertoe leidt dat de koper het goed niet of tegen een mindere prijs zou hebben gekocht. Dit kan zowel intrinsiek als functioneel zijn [37](#page=37).
* **Verborgen:** Het gebrek is niet detecteerbaar bij een normaal en aandachtig onderzoek, rekening houdend met de aard van de zaak en de hoedanigheid van de koper. Gecamoufleerde gebreken vallen hier ook onder [37](#page=37).
* **Ernstig:** De feitenrechter beoordeelt de ernst, waarbij het niet vereist is dat de zaak definitief onbruikbaar is. Gebreken die snel te herstellen zijn, geven geen aanleiding tot vrijwaring [38](#page=38).
* **Anterieur:** Het gebrek moet minstens in kiem bestaan op het ogenblik van de koop (risico-overgang). De bewijslast ligt bij de koper, maar rechtbanken aanvaarden soms vermoedde anterioriteit [38](#page=38).
* **Hoe vrijwaren (remedies):**
* **Rechtsmiddelen bij niet-conformiteit (levering):** Uitvoering in natura (gedwongen inbezitstelling, vervanging), ontbinding van de overeenkomst met schadevergoeding, of prijsvermindering (#page=38, 39) [38](#page=38) [39](#page=39).
* **Rechtsmiddelen bij verborgen gebreken:** De koper heeft de keuze tussen de teruggave van de prijs (ontbinding) of het behouden van de zaak met een prijsvermindering. De goede/kwade trouw van de verkoper speelt hierbij een rol. Bij ter kwader trouw krijgt de koper een volledige schadevergoeding [39](#page=39) [40](#page=40).
* **Meldingstermijn:**
* **Gemeen recht:** Geen uitdrukkelijke termijn, maar snelle protestatie is vereist. Bij verborgen gebreken is er een korte verjaringstermijn [35](#page=35).
* **Consumentenkoop:** Facultatieve meldingstermijn van minimum twee maanden na vaststelling, met mogelijkheid tot contractuele afspraken [35](#page=35).
* **Weens Koopverdrag:** Melding binnen een redelijke termijn na ontdekking van de gebreken [35](#page=35).
* **Vergaan van de gebrekkige zaak:** Indien de zaak tenietgaat ingevolge het gebrek, is dit voor rekening van de verkoper. Gaat de zaak teniet door toeval, dan is het verlies voor de koper [40](#page=40).
* **Exoneratie:** Bedingen waarbij de verkoper zijn aansprakelijkheid uitsluit of beperkt zijn geldig, mits de verkoper te goeder trouw was. Bij consumentenkoop is exoneratie verboden [41](#page=41).
#### 2.1.4 Vrijwaring voor gebreken – Wet consumentenkoop
De wet op de consumentenkoop (art. 1649bis – 1649octies BW) hanteert een monistisch systeem waarbij de verkoper conform moet leveren. Dit omvat zowel conforme levering als vrijwaring voor verborgen gebreken. De wet geldt enkel voor roerende goederen [41](#page=41).
* **Toepassingsgebied:** Verkoop van een consumptiegoed door verkoper aan consument; dwingend rechtelijk van toepassing [41](#page=41).
* **Aansprakelijkheidsvoorwaarden:**
1. **Conformiteit:** Het goed moet conform zijn met het contract, inclusief transparantie over medegedeelde en aanvaarde aspecten. Installatiefouten, ook door de consument zelf (IKEA-clausule), kunnen tot niet-conformiteit leiden [42](#page=42).
2. **Anterioriteit:** Het gebrek moet bestaan op het ogenblik van levering, of in kiem aanwezig zijn. De bewijslast ligt de eerste zes maanden bij de verkoper; daarna bij de koper [42](#page=42).
3. **Waarborgtermijn:** Deze bedraagt twee jaar vanaf levering, met een kortere termijn voor tweedehandsgoederen (min. één jaar) [42](#page=42).
4. **Meldingstermijn:** De nieuwe regeling vereist melding binnen twee maanden na manifestatie van het gebrek. Contractuele afspraken mogen niet korter zijn dan twee maanden [43](#page=43).
5. **Verjaringstermijn:** De rechtsvordering moet binnen één jaar vanaf de vaststelling van het gebrek worden ingesteld, en mag nooit verstrijken vóór het einde van de waarborgtermijn [43](#page=43).
* **Remedies:** Kosteloos herstel, kosteloze vervanging, passende prijsvermindering of ontbinding. Schadevergoeding volgens het gemeen kooprecht is aanvullend. Herstel en vervanging zijn niet mogelijk in het gemeen recht [43](#page=43).
#### 2.1.5 Vrijwaring voor gebreken – Wet productaansprakelijkheid (WAP)
De WAP regelt de aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door gebrekkige producten [44](#page=44).
* **Toepassingsgebied:** Lichamelijke, roerende goederen en elektriciteit; focust op onveilige producten [44](#page=44).
* **Aansprakelijkheid:** Rust primair op de producent (fabrikant, invoerder), volgens een cascadesysteem. Meerdere aansprakelijken zijn hoofdelijk aansprakelijk [44](#page=44).
* **Aansprakelijkheidscriterium:** Product is gebrekkig als het niet de verwachte veiligheid biedt, beoordeeld naar een normaal, zorgvuldig persoon. Dit is een foutloze, objectieve aansprakelijkheid [44](#page=44).
* **Bewijs:** Slachtoffer moet schade, gebrek en causaal verband bewijzen. Fout van de producent hoeft niet bewezen te worden [44](#page=44).
* **Schadevergoeding:** Omvat persoonschade (moreel en lichamelijk) en schade aan zaken, mits deze gewoonlijk voor privégebruik zijn bestemd en een franchise van 500 EUR. Schade aan het gebrekkige product zelf wordt niet vergoed [45](#page=45).
* **Verweermiddelen Producent:** Product niet in verkeer gebracht, geen gebrek op tijdstip van in verkeer stelling, afwezigheid economisch doel, overeenstemming met dwingende voorschriften, ontwikkelingsrisico, onderdelenexceptie [46](#page=46).
* **Exoneratie:** In beginsel niet toegestaan, tenzij voor schade veroorzaakt door schuld van het slachtoffer of een persoon waarvoor het slachtoffer verantwoordelijk is [46](#page=46).
### 2.2 Verbintenissen van de koper
De belangrijkste verbintenissen van de koper zijn het betalen van de prijs en het in ontvangst nemen van de zaak.
#### 2.2.1 Prijs betalen
De koopprijs is een essentieel bestanddeel van de koopovereenkomst. De prijs moet bepaald of bepaalbaar zijn en ernstig. De tegenprestatie moet uit geld bestaan, anders spreken we van ruil of schenking [22](#page=22).
* **Wie kan betalen?** De koper zelf, een uitvoeringsagent, lasthebber, of een derde. De verkoper kan zich niet verzetten tegen betaling door een derde, tenzij hij een wettig belang heeft [48](#page=48).
* **Aan wie betalen?** Aan de verkoper of diens rechtsopvolger, of diens vertegenwoordiger. Betaling aan de verkeerde persoon betekent dat de betaling opnieuw moet gebeuren aan de juiste persoon, met de mogelijkheid om het onverschuldigd betaalde terug te vorderen [48](#page=48).
* **Plaats van betaling:** Conventioneel vrij te bepalen, bij gebreke daarvan op de plaats van levering. Dit bepaalt de betaalmunt, de bevoegde rechter en wie risico's en kosten draagt [48](#page=48).
* **Wat betalen?** De volledige koopprijs, inclusief interesten en contractkosten. Er is een vrije keuze van rekenmunt en betaalmunt, rekening houdend met wisselreglementering [49](#page=49).
* **Giraal of chartaal geld?** De schuldeiser kan betaling in giraal geld niet weigeren. Er gelden limieten voor chartale betalingen tussen handelaren en consumenten boven een bepaald bedrag, evenals in de vastgoedsector. Sinds 1 juli 2022 moeten ondernemingen minstens één elektronisch betaalsysteem aanbieden [49](#page=49).
#### 2.2.2 Zaak in ontvangst nemen
De koper heeft de plicht de zaak te ontvangen op de plaats en het tijdstip van levering. Hij kan de ontvangst weigeren bij zichtbare gebreken [47](#page=47).
* **Bescherming van de verkoper:** Indien de koper de ontvangst onterecht weigert, kan de verkoper gedwongen uitvoering vorderen (met eventuele plaatsing onder sekwester) of ontbinding van het contract. Voor roerende zaken geldt een bijzondere bepaling voor eenzijdige buitengerechtelijke ontbinding bij niet-naleving van de termijn voor inontvangstneming [47](#page=47).
#### 2.2.3 Bescherming van de onbetaalde verkoper
De onbetaalde verkoper heeft verschillende rechtsmiddelen om zijn positie te beschermen.
* **ENAC (Exceptio non adimpleti contractus):** De verkoper kan de levering opschorten bij niet-betaling door de koper, tenzij er een betalingstermijn is toegestaan [50](#page=50).
* **Voorrecht:** De verkoper geniet een bijzonder voorrecht op de verkochte zaak, waardoor hij bij onvermogen van de koper bij voorrang uit de opbrengst wordt betaald. Dit vereist inschrijving voor onroerende goederen en behoud van bezit voor roerende goederen [50](#page=50).
* **Oneigenlijke revindicatie:** De verkoper van een roerende zaak, verkocht zonder tijdsbepaling, kan de zaak binnen acht dagen na levering terugvorderen indien deze zich nog in dezelfde staat en in het bezit van de koper bevindt. Dit is "oneigenlijk" omdat de verkoper geen eigenaar meer is [50](#page=50).
* **Ontbinding:** De verkoper kan ontbinding vorderen bij niet-betaling, hetzij gerechtelijk, tenzij er een uitdrukkelijk ontbindend beding is. Tegenover derden met een verworven recht kan de verkoper zich echter niet op ontbinding beroepen zodra er samenloop ontstaat [51](#page=51).
---
# Huur en lening als overeenkomsten inzake genot van eigendom
Dit onderwerp behandelt de juridische aspecten van huurovereenkomsten, variërend van algemene kenmerken tot specifieke regelingen voor woninghuur, handelshuur, en studentenhuren, alsook de verschillende soorten leningen, zoals bruikleen en verbruiklening.
### 3.1 Dading
Een dading is een contract waarbij partijen een gerezen geschil beëindigen of een toekomstig geschil voorkomen door middel van wederzijdse concessies of toegevingen. Het is een benoemd contract met specifieke wettelijke bepalingen [61](#page=61).
#### 3.1.1 Kenmerken en essentiële bestanddelen van dading
* **Essentieel:** Wederzijdse concessies of toegevingen zijn vereist. De toegevingen hoeven niet gelijkwaardig te zijn [61](#page=61).
* **Voorwerp:** Een feitelijk of juridisch geschil [61](#page=61).
* **Vorm en bewijs:** Hoewel consensueel, is een schriftelijke overeenkomst noodzakelijk voor het bewijs, ongeacht het bedrag [62](#page=62).
* **Gevolg:** Na een dading is er geen tegenbewijs meer mogelijk over de opgenomen geschillen [61](#page=61).
#### 3.1.2 Geldigheidsvereisten bij dading
De algemene geldigheidsvereisten van overeenkomsten (bekwaamheid, toestemming, voorwerp, vorm) zijn van toepassing, met enkele bijzonderheden [62](#page=62).
* **Bekwaamheid:** Partijen moeten bekwaam zijn; minderjarigen en onbekwamen kunnen geen dading aangaan [62](#page=62).
* **Toestemming:** Dwaling over het recht is geen vernietigingsgrond. Bedrog, geweld en benadeling kunnen wel leiden tot vernietiging [62](#page=62).
* **Voorwerp:** Moet bepaald, bepaalbaar, mogelijk, wettelijk en in de handel zijn. Rechten die de openbare orde raken, kunnen geen voorwerp van een dading zijn [62](#page=62).
* **Vorm en bewijs:** Schriftelijk bewijs is vereist voor geschillen boven en onder 3500 EUR [62](#page=62).
* **Interpretatie:** Dadingen worden restrictief geïnterpreteerd en blijven beperkt tot hun voorwerp [62](#page=62).
#### 3.1.3 Gevolgen van dading
Partijen kunnen niet terugkomen op het opgenomen geschil; de dadingsexceptie kan worden ingeroepen. Bij niet-nakoming kan een contractueel schadebeding of een ontbindend beding worden ingeroepen [63](#page=63).
### 3.2 Huur als overeenkomst inzake genot van eigendom
Huur is een wederkerig contract waarbij een tijdelijk en persoonlijk genotsrecht wordt verleend op een zaak, in ruil voor een bepaalde of bepaalbare prijs [64](#page=64).
#### 3.2.1 Algemene kenmerken van huur
* **Contracttype:** Consensueel, wederkerig, onder bezwarende titel, in beginsel niet intuitu personae [64](#page=64).
* **Rechtsgevolg:** De huurder verkrijgt een vorderingsrecht, wat zijn positie ten opzichte van derden zwakker maakt dan die van een vruchtgebruiker [64](#page=64).
* **Voorwerp:** Zowel roerende als onroerende goederen [64](#page=64).
* **Essentieel:** De tegenprestatie van de huurder (huurprijs) is essentieel; zonder prijs is er sprake van bruikleen of kosteloze bewoning [64](#page=64).
* **Ondeelbaarheid:** Huurovereenkomsten zijn ondeelbaar van aard [64](#page=64).
#### 3.2.2 Bekwaamheid bij huur
De algemene bekwaamheidsregels zijn van toepassing. Een ontvoogde minderjarige kan niet langer verhuren dan 9 jaar. Eigendom van het verhuurde goed is niet vereist [64](#page=64).
#### 3.2.3 Vormvereisten bij huur
In beginsel is loutere wilsovereenstemming voldoende; er zijn geen vormvereisten voor de geldigheid van een huurcontract, behalve voor specifieke wettelijke bepalingen zoals bij woninghuur. Voor het bewijs geldt het gemeenrechtelijk bewijsregime [64](#page=64).
#### 3.2.4 Gemene huur en bijzondere huur
* **Gemene huur:** Valt onder de algemene bepalingen van het Burgerlijk Wetboek (art. 1714-1762bis BW) en kent grote contractuele vrijheid [65](#page=65).
* **Bijzondere huurregimes:** Woninghuur, sociale huur, pacht, en handelshuur kennen specifieke beschermingsregels en zijn van dwingend recht. Het gemene huurrecht is residuair van toepassing [65](#page=65).
#### 3.2.5 Verbintenissen van de verhuurder (gemene huur)
De verhuurder is gehouden tot drie hoofdverbintenissen [66](#page=66):
1. **Leveringsverplichting:** Het goed leveren in goede staat van onderhoud. Dit is een essentieel kenmerk waarvan men zich niet kan exonereren. Een plaatsbeschrijving is niet verplicht maar wel nuttig [66](#page=66).
2. **Onderhoudsverplichting:** Het goed zodanig onderhouden dat het kan dienen tot het beoogde gebruik. Dit omvat het uitvoeren van noodzakelijke herstellingen, met uitzondering van deze die ten laste van de huurder vallen. Bij gedeeltelijk tenietgaan van het goed, kan de huurder kiezen voor prijsvermindering of ontbinding [66](#page=66).
3. **Vrijwaring voor rustig genot:**
* **Vrijwaring voor eigen daad (art. 1723 BW):** De verhuurder mag geen daden stellen die het genot van de huurder storen. Dit omvat ook het verbod om het gedaante van het goed te veranderen of een deel ervan aan een andere huurder ter beschikking te stellen op een schadelijke wijze [67](#page=67).
* **Vrijwaring voor rechtsstoornissen door derden (art. 1726-1727 BW):** Dit geldt niet voor louter feitelijke stoornissen [67](#page=67).
* **Vrijwaring voor gebreken (art. 1721 BW):** De verhuurder is aansprakelijk voor gebreken die het gebruik verminderen, zelfs indien hij ze niet kende. De sancties omvatten ENAC, uitvoering in natura, prijsvermindering, of ontbinding [67](#page=67).
#### 3.2.6 Verbintenissen van de huurder (gemene huur)
De huurder heeft drie hoofdverbintenissen [68](#page=68):
1. **Betalen van de prijs/kosten/lasten:** De huurprijs is vrij te bepalen, maar indexatie en herziening zijn gereguleerd [68-69](#page=68-69). Kosten en lasten kunnen contractueel worden aangerekend, met uitzondering van de onroerende voorheffing [69](#page=69).
2. **Het goed gebruiken en onderhouden conform bestemming:** Het goed moet gebruikt worden als een goede huisvader en volgens de overeengekomen bestemming. Kleine herstellingen zijn ten laste van de huurder, grote herstellingen ten laste van de verhuurder [70](#page=70).
3. **Het goed teruggeven op einde van de huurperiode:** In de staat waarin het zich bevond bij aanvang, behoudens normale slijtage of overmacht. De huurder is contractueel aansprakelijk voor beschadigingen. De huurder is aansprakelijk voor huisgenoten [71](#page=71) [72](#page=72).
#### 3.2.7 Beschermingsmechanismen voor de verhuurder (gemene huur)
* **Voorrecht voor de onbetaalde verhuurder:** Geeft de verhuurder een recht op het verhuurde goed en de inboedel [74](#page=74).
* **Huurwaarborg:** Facultatief en kan diverse vormen aannemen [74](#page=74).
#### 3.2.8 Duur van de huur (gemene huur)
* **Bepaalde duur:** Eindigt van rechtswege bij het verstrijken van de termijn. Stilzwijgende wederverhuring is mogelijk tenzij uitdrukkelijk uitgesloten [75](#page=75).
* **Onbepaalde duur:** Opzeggingstermijn van één maand [75](#page=75).
#### 3.2.9 Einde van de huurovereenkomst (gemene huur)
Einde kan plaatsvinden door opzegging, minnelijk akkoord, wanprestatie, of verval van het voorwerp. Overlijden, faillissement, of verkoop van het goed zijn geen automatische beëindigingsgronden, tenzij anders bedongen [76](#page=76).
#### 3.2.10 Onderhuur en overdracht van huur (gemene huur)
Onderhuur is in beginsel toegestaan, tenzij contractueel uitgesloten. Overdracht van huur resulteert in een nieuwe, zelfstandige overeenkomst [77](#page=77).
#### 3.2.11 Overdracht van het verhuurde goed zelf (gemene huur)
Overdracht van het verhuurde goed beëindigt de huur niet, tenzij met een uitzettingsbeding of indien de huurovereenkomst geen vaste dagtekening heeft [78](#page=78).
#### 3.2.12 Procesrechtelijke aspecten (gemene huur)
De bevoegde rechter is de vrederechter. De verjaringstermijn voor huurprijs is 5 jaar [78](#page=78).
### 3.3 Woninghuur
Woninghuur kent specifieke dwingende regels, sinds 1 januari 2019 geregeld door het woninghuurdecreet in Vlaanderen. De doelstellingen zijn woonzekerheid, stabiliteit, kwaliteitsvereisten, en bescherming van de huurder [79](#page=79).
#### 3.3.1 Toepassingsgebied van woninghuur
Van toepassing op huur van een roerend of onroerend goed door natuurlijke personen als hoofdverblijfplaats. Tweede verblijven, vakantieverblijven en studentenkoten vallen hier in principe buiten [79](#page=79).
#### 3.3.2 Vormvereisten bij woninghuur
Het contract moet schriftelijk worden aangegaan, met verplichte bijlagen en registratie. Registratie is kosteloos en de verantwoordelijkheid van de verhuurder [80](#page=80).
#### 3.3.3 Staat van het verhuurde goed (woninghuur)
Het goed moet voldoen aan elementaire vereisten van veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid. Sancties omvatten uitvoering van werken, ontbinding, of huurprijsvermindering [81](#page=81).
#### 3.3.4 Duur van de huur (woninghuur)
* **Standaardduur:** In principe 9 jaar, met verlenging van 3 jaar indien geen opzegging [81](#page=81).
* **Kortere duur (max. 3 jaar):** Niet opzegbaar door de verhuurder, tenzij uitzonderlijk bepaald [82](#page=82).
* **Levenslange huur:** Duur is onzeker en eindigt bij overlijden van de huurder [82](#page=82).
* **Opzegging:** Vereist 6 maanden kennisgeving voor de verhuurder; de huurder kan opzeggen met 3 maanden termijn [81-83](#page=81-83). Specifieke vergoedingen zijn verschuldigd bij opzegging tijdens de eerste jaren van de huur [82-83](#page=82-83).
#### 3.3.5 Verbintenissen huurder (woninghuur)
* **Prijs, kosten en lasten:** Huurprijs is vrij te bepalen, maar indexatie is jaarlijks mogelijk. Onroerende voorheffing mag niet ten laste van de huurder worden gelegd [84](#page=84).
* **Huurwaarborg:** Maximum drie maanden huur, diverse vormen mogelijk [84](#page=84).
* **Overdracht van huur:** In principe verboden, tenzij met schriftelijke toestemming [84](#page=84).
* **Kleine en dringende herstellingen:** Ten laste van de huurder [84](#page=84).
#### 3.3.6 Verbintenissen verhuurder (woninghuur)
* **Rustig genot bieden:** De verhuurder moet het rustig genot waarborgen, maar mag de woning bezoeken op afgesproken tijdstippen [85](#page=85).
* **Onderhoud en herstellingen:** De verhuurder moet de woning onderhouden en herstellingen uitvoeren die niet ten laste van de huurder vallen [85](#page=85).
#### 3.3.7 Onderhuur en overdracht van huur (woninghuur)
Volledige onderverhuring is verboden; gedeeltelijke onderverhuring is toegelaten mits toestemming van de verhuurder en mits het resterende deel de hoofdverblijfplaats blijft. Overdracht van de huurovereenkomst is verboden, tenzij met schriftelijke toestemming [85](#page=85) [86](#page=86).
#### 3.3.8 Overdracht van het verhuurde goed zelf (woninghuur)
De verkrijger treedt in rechten en plichten van de verhuurder, zelfs bij een uitzettingsbeding, mits de huurovereenkomst een vaste dagtekening heeft [86](#page=86).
### 3.4 Studentenhuur
Studentenhuur is een specifieke vorm van huur, geregeld door dwingend recht [87](#page=87).
#### 3.4.1 Modaliteiten van studentenhuur
Bepaalde bepalingen van de woninghuur zijn van toepassing, zoals plaatsbeschrijving en onderhoudsplichten. Afwijkende bepalingen omvatten een verbod op overdracht/onderverhuring (tenzij met toestemming), geen kosten/lasten boven de huurprijs (uitzondering energie, water, telecom), en een verbod op stilzwijgende verlenging [87](#page=87).
### 3.5 Handelshuur
Handelshuur kent een specifieke, zeer formalistische wetgeving (Handelshuurwet van 30 april 1951) die bedoeld is om handelaren meer vrijheden en zekerheid te bieden [88](#page=88).
#### 3.5.1 Toepassingsgebied van handelshuur
Van toepassing op de verhuring van een onroerend goed voor kleinhandel of een ambachtelijk bedrijf, met direct contact met het publiek [88](#page=88).
#### 3.5.2 Duur van handelshuur
De minimumduur is in principe 9 jaar. Contracten met een kortere duur worden automatisch verlengd tot 9 jaar [88](#page=88).
### 3.6 Lening
Er zijn twee hoofdsoorten leningen: bruikleen (commodaat) en verbruiklening [91](#page=91).
#### 3.6.1 Bruiklening (commodaat)
Bruiklening is een benoemde, tijdelijke en kosteloze overeenkomst die een persoonlijk gebruiksrecht verleent op een niet-vervangbare zaak, met de verplichting deze na afloop terug te geven [91](#page=91).
* **Kenmerken:** Benoemde overeenkomst, voor onverbruikbare zaken, zakelijke overeenkomst (totstandkoming bij afgifte), overeenkomst om niet (in beginsel), eenzijdige overeenkomst [91-92](#page=91-92).
* **Verbintenissen ontlener:** Gebruik, bewaring, behoud (middelenverbintenis) en teruggave in natura (resultaatsverbintenis) [93](#page=93).
* **Verbintenissen uitlener:** Geen verbintenissen na de totstandkoming, aangezien het een eenzijdige overeenkomst is [93](#page=93).
* **Risico:** Ligt bij de uitlener, tenzij specifieke uitzonderingen gelden [93](#page=93).
#### 3.6.2 Verbruiklening
Verbruiklening is een lening van verbruikbare zaken die niet in natura, maar bij equivalent moeten worden teruggegeven. Eigendom van de zaak gaat over op de ontlener, waardoor het risico bij hem ligt [94](#page=94).
* **Kenmerken:** Klassiek is geldlening, zakelijke overeenkomst, om niet of onder bezwarende titel, eenzijdig of wederkerig [94](#page=94).
* **Verbintenis ontlener:** Teruggave van een equivalent. Bij geldlening geldt het principe van nominalisme [94](#page=94).
* **Lening op interest:** Rentevoet is vrij te bepalen, met wettelijke rente als suppletieve regel. Gekwalificeerde benadeling kan misbruik en woeker tegengaan [94](#page=94).
#### 3.6.3 Bijzondere soorten kredieten
* **Consumentenkrediet:** Wetgeving ter bescherming van de consument, geregeld in Boek VII van het Wetboek Economisch Recht [95](#page=95).
* **Hypothecair krediet:** Krediet gewaarborgd door een hypotheek, ter bestrijding van misbruik [95](#page=95).
* **Leasing:** Financiële leasing is een financieringsovereenkomst waarbij de gebruiker genot heeft van een goed en de optie heeft dit aan te kopen na de leasingperiode [95](#page=95).
* **Franchising:** Een distributietechniek en toetredingscontract waarbij de franchisenemer tegen vergoeding gebruik maakt van de handelsnaam, merk, en formule van de franchisor, terwijl hij juridisch zelfstandig blijft [95](#page=95).
---
# Dienstenovereenkomsten: aanneming en bewaargeving
Dit gedeelte analyseert de overeenkomst van aanneming, inclusief de verbintenissen van de aannemer en opdrachtgever, aansprakelijkheid en de woningbouwwet. Tevens wordt bewaargeving behandeld, met aandacht voor de verschillende soorten en de verbintenissen van de partijen.
### 4.1 Aanneming
Aanneming wordt gekenmerkt als huur van werk, waarbij de ene partij zich verbindt iets te doen of te verrichten voor de andere partij tegen betaling van een overeengekomen prijs. Het wordt onderscheiden van de arbeidsovereenkomst, die onder het arbeidsrecht valt. De aannemingsovereenkomst betreft de uitvoering van een bepaald werk of het verschaffen van bepaalde diensten, met volledige onafhankelijkheid van de aannemer [97](#page=97).
#### 4.1.1 Kenmerken van aanneming
De aanneming is een consensueel, wederkerig contract onder bezwarende titel. De essentiële bestanddelen zijn [97](#page=97):
* Een werkprestatie [97](#page=97).
* Volledige onafhankelijkheid [97](#page=97).
* Een vergoeding [97](#page=97).
De aannemer verbindt zich ertoe een materieel of intellectueel werk te maken of één of meerdere diensten te verlenen [97](#page=97).
#### 4.1.2 Onderscheid met andere benoemde contracten
##### 4.1.2.1 Aanneming versus koop
Het onderscheid met koop ligt in de overdracht van eigendom bij verkoop tegen een prijs, terwijl aanneming een dienst of werk levert tegen een prijs. De situatie wordt complexer wanneer de aannemer zowel materiaal levert als het werk uitvoert. Er zijn verschillende benaderingen [98](#page=98):
* **Automatische kwalificatie als koop**: art. 1711 BW stelt dat het een huur is wanneer de grondstof geleverd wordt door degene voor wie het werk wordt uitgevoerd [98](#page=98).
* **Automatische kwalificatie als aanneming**: art. 1787 BW benadrukt het werk, zelfs als de aannemer het materiaal levert; het vervaardigen van het voorwerp blijft doorslaggevend [98](#page=98).
* **Complexe overeenkomst (gemengd contract)**: Hierbij worden de regels van beide overeenkomsten toegepast (cumulatietheorie) of enkel die van de hoofdovereenkomst (absorptietheorie) [98](#page=98).
De kwalificatie is relevant voor:
* **Prijsbepaling**: Bij verkoop moet deze vooraf bepaald of bepaalbaar zijn; bij aanneming mag deze later bepaald worden [99](#page=99).
* **Eigendom/risico**: Bij verkoop gaat het risico over bij contractsluiting. Bij aanneming gaat het risico over bij (voorlopige) oplevering indien de aannemer de materialen levert (art. 1788 BW) [99](#page=99).
* **Verborgen gebreken**: Geregeld door art. 1641 e.v. BW bij verkoop [99](#page=99).
* **Voorrecht** [99](#page=99).
* **Opzegging**: De aannemer kan eenzijdig opzeggen, de verkoper niet [99](#page=99).
* **Interesten**: De verkoper is van rechtswege interesten verschuldigd op de koopprijs indien de zaak vruchten oplevert; de onbetaalde aannemer moet de opdrachtgever in gebreke stellen [99](#page=99).
* **Benadeling**: Kan bij verkoop van onroerend goed ingeroepen worden, bij aanneming niet [99](#page=99).
##### 4.1.2.2 Aanneming versus lastgeving
Het essentiële verschil is dat bij aanneming **geen** vertegenwoordiging is. Lastgeving betreft het stellen van rechtshandelingen in naam en voor rekening van de lastgever. Een combinatie van beide is mogelijk (bv. architectenovereenkomst) [99](#page=99).
#### 4.1.3 Beperking vrije keuze medecontractant
* **Overheidsopdrachten**: Strikte procedures, waaronder bekendmaking en openbare aanbesteding, gelden [100](#page=100).
* **Erkenning van aannemers**: Vereist voor aannemingsactiviteiten, gericht op consumentenbescherming en het vermijden van faillissementen. Deze erkenning speelt een rol in de waarborgregeling van de woningbouwwet [100](#page=100).
#### 4.1.4 Verbintenissen van de aannemer
De aannemer heeft drie hoofdverbintenissen:
* Werk goed uitvoeren .
* Werk tijdig uitvoeren .
* Zaak leveren en grondstof teruggeven .
##### 4.1.4.1 Werk goed uitvoeren
Dit moet gebeuren volgens de regels van de kunst en de expliciete overeenkomsten tussen partijen. Het kan een middelen- of een resultaatsverbintenis zijn, waarbij het verschil in bewijslast cruciaal is. De aannemer heeft ook een informatieplicht ten aanzien van andere aannemers en de opdrachtgever. Tijdens de uitvoering rust er een bewarings- en bewakingsplicht (middelenverbintenis). De architect en aannemer hebben wederzijdse controle-, raadgevings- en waarschuwingsplichten jegens de opdrachtgever .
##### 4.1.4.2 Werk tijdig uitvoeren
Bij een indicatieve of geen termijn geldt een middelenverbintenis. Bij een strikte termijn geldt een resultaatsverbintenis .
##### 4.1.4.3 Levering en teruggave
De levering is een materiële handeling waarbij de opdrachtgever het bezit van de werken krijgt. De restitutieplicht van resterende materialen is in beginsel een resultaatsverbintenis. De (voorlopige) oplevering is een juridische handeling die de inontvangstneming door de opdrachtgever inhoudt .
**Contractuele aansprakelijkheid:** Bij slechte of laattijdige uitvoering moet de opdrachtgever de aannemer in gebreke stellen. De opdrachtgever kan uitvoering in natura of bij equivalent (vervangende schadevergoeding) vorderen. Een gerechtelijke ontbinding is mogelijk indien elk economisch voordeel wordt ontnomen .
**10-jarige aansprakelijkheid (art. 1792, 2270 BW):** Aannemer en architect zijn aansprakelijk voor zware gebreken die de stabiliteit van het bouwwerk aantasten, ter bescherming van de bouwheer en de openbare veiligheid. De vordering moet binnen 10 jaar na aanvaarding ingesteld worden. Uitzonderingen gelden bij bedrieglijk opzet of regresvordering .
#### 4.1.5 Verbintenissen van de opdrachtgever
De opdrachtgever heeft drie verbintenissen:
* Werk aannemer mogelijk maken .
* Prijs betalen .
* Werk in ontvangst nemen en aanvaarden .
##### 4.1.5.1 Werk mogelijk maken
Dit omvat het bezitten van de vereiste administratieve vergunningen, het toegankelijk maken van het terrein en het verschaffen van informatie aan de aannemer .
##### 4.1.5.2 Prijs betalen
De betaling moet tijdig gebeuren conform de overeengekomen prijs. De ENAC kan ingeroepen worden. Er zijn drie prijsbepalingssystemen :
* **Onbepaalde prijs ('in regie')**: Prijs wordt achteraf bepaald op basis van omvang, materialen en werkuren. Slechts marginaal toetsbaar door de rechter .
* **Vaste of bepaalde prijs**: Een vooraf ingestelde, globale en onveranderlijke prijs (art. 1793 BW). Herzieningsclausules zijn toegelaten .
* **Bestek**: Een prijslijst met eenheidsprijzen; de volledige prijs is pas bekend na uitvoering .
##### 4.1.5.3 Aanvaarding
De opdrachtgever moet het werk in ontvangst nemen en goedkeuren, wat leidt tot de oplevering. Dit dekt zichtbare gebreken en start de 10-jarige aansprakelijkheidsperiode. De aanvaarding kan stilzwijgend gebeuren .
#### 4.1.6 Aansprakelijkheid van de aannemer jegens derden
Dit valt onder quasi-delictuele aansprakelijkheid (art. 1382, 1384, 1386 BW). Burenhinder (art. 544 BW) is ook van toepassing, hoewel de aannemer zelf geen buur is; de bouwheer kan wel ingeroepen worden, met regresvordering op de aannemer bij diens fout .
#### 4.1.7 Onderaanneming en nevenaanneming
* **Onderaanneming**: De hoofdaannemer laat geheel of gedeeltelijk werk uitvoeren door een onderaannemer op eigen initiatief en verantwoordelijkheid. Het is een juridisch zelfstandige overeenkomst .
* **Nevenaanneming**: De opdrachtgever schakelt zelf verschillende aannemers in voor specifieke aspecten van het werk .
##### 4.1.7.1 Verhouding hoofdaannemer – onderaannemer
De hoofdaannemer is contractueel aansprakelijk voor de fouten van zijn onderaannemers (art. 1797 BW). Er is geen rechtstreekse contractuele band tussen opdrachtgever en onderaannemer, behalve via de rechtsstreekse vordering (art. 1798 BW) .
#### 4.1.8 Risico
In geval van aanneming gaat het risico pas over op het moment van de (voorlopige) oplevering van de werken, niet bij individualisering. Als het werk vóór de oplevering tenietgaat, is het risico voor de aannemer, tenzij de aannemer enkel arbeid levert .
#### 4.1.9 Einde van de aanneming
Naast gemeenrechtelijke gronden zijn er twee bijzondere gronden:
* **Eenzijdige opzegging door de opdrachtgever (art. 1794 BW)**: Kan op elk ogenblik en zonder motivering, mits schadeloosstelling .
* **Overlijden van de aannemer (art. 1795 BW)**: Leidt tot het einde van de overeenkomst. Het overlijden van de opdrachtgever heeft geen effect .
#### 4.1.10 Woningbouwwet (WB)
De woningbouwwet (wet Breyne) biedt uitgebreide bescherming aan de bouwer en koper van een te bouwen woning. De wet is dwingend van toepassing .
##### 4.1.10.1 Toepassingsgebied
Van toepassing op overeenkomsten die cumulatief voldoen aan: eigendomsoverdracht van een huisvesting, te bouwen of in aanbouw, met betalingen vóór voltooiing .
**Verplichte vermeldingen in de overeenkomst (art. 7 WB):** Identiteit eigenaar, gegevens bouwvergunning, beschrijving delen, prijs, overheidstegemoetkomingen, startdatum werken, wijze van oplevering, sancties .
##### 4.1.10.2 De oplevering
Is steeds schriftelijk en tegensprekelijk. Er is een onderscheid tussen voorlopige en definitieve oplevering .
##### 4.1.10.3 Aansprakelijkheid en risico (art. 4 & 5 WB)
Het risico gaat pas over op het ogenblik van de voorlopige oplevering. De verkoper of aannemer draagt het risico tot dan .
##### 4.1.10.4 Betaling
Niets voor ondertekening, een voorschot van max. 5%. Betaling van de grond en uitgevoerde werken bij authentieke akte, saldo in gedeelten .
##### 4.1.10.5 Sancties (art. 13 & 14 WB)
Nietigheidssancties en strafsancties zijn voorzien. De verkrijger kan de sanctie van art. 13 WB zonder tijdslimiet inroepen tot aan de definitieve oplevering en volledige betaling .
### 4.2 Bewaargeving
Bewaargeving is een contract waarbij een roerende zaak (en bij sekwester ook onroerend goed) aan de bewaarnemer wordt afgegeven ter bewaring en bewaking, met de plicht deze in natura terug te geven op eerste verzoek .
#### 4.2.1 Kenmerken
* De wil om zich juridisch te verbinden .
* Zakelijke overeenkomst (art. 1919 BW) .
* In principe kosteloos (art. 1917 BW), maar kan bezoldigd zijn .
* Vaak accessoir aan een andere hoofdovereenkomst (bv. garagist) .
**Afgrenzing:**
* **Bewaargeving vs. aanneming**: Bij meer dan louter bewaren, is het aanneming (bv. opleidingscentrum voor paarden) .
* **Bewaargeving vs. bruikleen**: De bewaarnemer mag de zaak **niet** gebruiken .
* **Bewaargeving vs. huur**: De bewaarnemer heeft **geen** persoonlijk genotsrecht .
#### 4.2.2 Soorten bewaargeving
* **Vrijwillige/conventionele bewaargeving** .
* **Bewaargeving uit noodzaak (art. 1949 BW)**: Geen alternatief voor de bewaargever (bv. vestiaire, wegslepen door politie) .
* **Hotelbewaargeving** .
* **Sekwester** .
#### 4.2.3 Verbintenissen van de bewaarnemer
* **Bewakingsplicht (art. 1927 – 1928 BW)**: Een inspanningsverbintenis. Bij onbezoldigde bewaargeving geldt zorg zoals voor eigen goederen; bij bezoldigde bewaargeving als een goede huisvader .
* **Teruggaveplicht (art. 1944 BW)**: Een resultaatsverbintenis. Bij niet-teruggave geldt een vermoeden van schuld, weerlegbaar door bewijs van overmacht of naleving van de bewakingsplicht .
#### 4.2.4 Verbintenissen van de bewaargever
* Vergoeding van kosten gemaakt voor het behoud .
* Vergoeding van schade veroorzaakt door de bewaargeving .
* Betaling van loon bij bezoldigde bewaargeving .
De bewaarnemer geniet retentierecht op de in bewaring gegeven zaak (art. 1948 BW) .
#### 4.2.5 Hotelbewaargeving
Een bijzondere regeling (artt. 1952 – 1954 BW) .
##### 4.2.5.1 Toepassingsgebied
Geldt voor hotelhouders (verschaffers van logies) en hun gasten, en voor bagage in het hotel. Uitgesloten zijn wagens en levende dieren .
##### 4.2.5.2 Aansprakelijkheid hotelhouder
* **Principe: beperkte aansprakelijkheid** tot max. 100x logies per dag per kamer .
* De gast moet de schade melden .
* **Exoneratie vooraf is nietig** (art. 1954 ter BW) .
**Uitzonderingen:**
* **Onbeperkte aansprakelijkheid (art. 1953 BW):** Bij effectieve inbewaringgeving, weigering van bewaring (voor waardevolle zaken), of bij fout van de hotelhouder of personeel .
* **Geen aansprakelijkheid (art. 1954 BW):** Indien de schade te wijten is aan de gast, overmacht, gewapende diefstal, of de aard/gebrek van de zaak .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Koop | Een overeenkomst waarbij een partij (verkoper) zich ertoe verbindt de eigendom van een zaak over te dragen aan een andere partij (koper), die zich jegens hem ertoe verbindt er een geldprijs voor te betalen. |
| Eigendomsoverdracht | Het moment waarop de juridische eigendom van een zaak overgaat van de verkoper op de koper. In een consensueel systeem gebeurt dit doorgaans bij het sluiten van de overeenkomst, tenzij anders bedongen. |
| Geldprijs | Het essentiële bestanddeel van een koopovereenkomst dat de tegenprestatie vormt voor de eigendomsoverdracht. Deze prijs moet bepaald of bepaalbaar zijn. |
| Totstandkoming | Het proces waarbij een overeenkomst geldig wordt, wat doorgaans tot stand komt door aanbod en aanvaarding, resulterend in wilsovereenstemming tussen de partijen. |
| Wilsgebreken | Gebreken in de toestemming, zoals dwaling, bedrog of geweld, die de geldigheid van een overeenkomst kunnen aantasten en kunnen leiden tot nietigheid. |
| Levering | De verbintenis van de verkoper om de verkochte zaak over te dragen in macht en bezit van de koper. Dit omvat ook de verplichting om voor het goed te zorgen tot aan de levering. |
| Vrijwaring voor uitwinning | De verplichting van de verkoper om de koper te beschermen tegen bezitsstoornissen door feiten van de verkoper of van derden, waardoor de koper het eigendom of gebruik van het goed geheel of gedeeltelijk wordt ontnomen. |
| Verborgen gebreken | Gebreken die niet zichtbaar zijn bij normale inspectie en die het gebruik van de zaak verminderen, waardoor de verkoper hiervoor instaat, tenzij hij te goeder trouw was en een geldig exoneratiebeding sloot. |
| Consumentenkoop | Een koopovereenkomst tussen een verkoper en een consument, waarbij specifieke dwingende regels gelden ter bescherming van de consument, met name inzake conformiteit en garantie. |
| Aanneming | Een contract waarbij de ene partij (aannemer) zich ertoe verbindt om in volle onafhankelijkheid, voor een prijs, voor de andere partij (opdrachtgever) een bepaald werk of dienst te presteren. |
| Huur | Een wederkerig contract waarbij de ene partij (verhuurder) aan de andere partij (huurder) tijdelijk en tegen een prijs het genot verleent van een zaak. |
| Bruiklening | Een contract waarbij de uitlener de ontlener kosteloos het gebruik verleent van een niet-verbruikbare zaak, met de verplichting deze in natura terug te geven. |
| Verbruiklening | Een contract waarbij de ontlener verbruikbare zaken, zoals geld, ontvangt en zich ertoe verbindt een equivalent terug te geven, waarbij de eigendom overgaat op de ontlener. |
| Lastgeving | Een overeenkomst waarbij de lasthebber, in naam en voor rekening van de lastgever, rechtshandelingen verricht die door de lastgever zijn aanvaard. |
| Bewaargeving | Een contract waarbij de bewaargever aan de bewaarnemer een zaak afgeeft ter bewaring, die de bewaarnemer op zich neemt te bewaken en in natura terug te geven op eerste verzoek. |
| Kanscontract | Een wederkerige overeenkomst waarvan de gevolgen, met betrekking tot winst en verlies, afhangen van een onzekere gebeurtenis, waardoor de gelijkwaardigheid van de prestaties onzeker is. |
| Dading | Een contract waarbij partijen een gerezen geschil beëindigen of een toekomstig geschil voorkomen door middel van wederzijdse concessies of toegevingen. |
| Openbare orde | Een reeks fundamentele rechtsnormen die de maatschappelijke ordening beschermen en waarvan niet mag worden afgeweken, zelfs niet bij overeenkomst. |
| Res inter alios acta | Een rechtsbeginsel dat stelt dat een overeenkomst slechts gevolgen teweegbrengt tussen de contracterende partijen en niet ten aanzien van derden. |
| Revindicatie | Het recht van een eigenaar om zijn zaak op te eisen van een ander die de zaak zonder recht onder zich houdt. |
| ENAC (Exceptio non adimpleti contractus) | Het recht van een partij om de nakoming van haar verbintenis op te schorten zolang de wederpartij haar verbintenis niet nakomt. |
| Voorrecht | Een wettelijk recht dat een schuldeiser voorrang geeft op bepaalde goederen van de schuldenaar bij een onvermogen of faillissement. |
| Zakelijke rechten | Rechten die direct betrekking hebben op een zaak, zoals eigendom, erfdienstbaarheid, hypotheek, en die tegenstelbaar zijn aan iedereen. |
| Persoonlijke rechten | Rechten die een vorderingsrecht verlenen ten aanzien van een specifieke persoon, zoals de rechten die voortvloeien uit een huurovereenkomst. |
| Conformiteit | De mate waarin een geleverde zaak voldoet aan de afspraken in het contract, zowel wat betreft kwaliteit, kwantiteit als identiteit. |
| Anterioriteit | Het vereiste dat een gebrek of niet-conformiteit al bestond op het moment van de contractsluiting of risico-overgang, om de verkoper aansprakelijk te kunnen stellen. |
| Meldingstermijn | De termijn waarbinnen een gebrek of niet-conformiteit aan de verkoper moet worden gemeld, onder straffe van verval van recht. |
| Waarborg | Een door de verkoper of verhuurder bedongen zekerheid voor de nakoming van de contractuele verplichtingen door de koper of huurder. |
| Verjaringstermijn | De termijn waarbinnen een rechtsvordering moet worden ingesteld, waarna deze niet meer kan worden uitgeoefend. |
| Remedies | De rechtsmiddelen die een partij ter beschikking staan bij niet-nakoming van de overeenkomst door de wederpartij, zoals herstel, vervanging, prijsvermindering of ontbinding. |
| Productaansprakelijkheid | De aansprakelijkheid van de producent voor schade veroorzaakt door een gebrek in zijn product, ongeacht de fout van de producent (objectieve aansprakelijkheid). |
| Bruikleen | Een overeenkomst waarbij de uitlener de ontlener kosteloos het gebruik verleent van een niet-verbruikbare zaak, met de verplichting deze in natura terug te geven. |
| Huur | Een wederkerig contract waarbij de ene partij (verhuurder) aan de andere partij (huurder) tijdelijk en tegen een prijs het genot verleent van een zaak. |
| Aanneming | Een contract waarbij de ene partij (aannemer) zich ertoe verbindt om in volle onafhankelijkheid, voor een prijs, voor de andere partij (opdrachtgever) een bepaald werk of dienst te presteren. |
| Lastgeving | Een overeenkomst waarbij de lasthebber, in naam en voor rekening van de lastgever, rechtshandelingen verricht die door de lastgever zijn aanvaard. |
| Bewaargeving | Een contract waarbij de bewaargever aan de bewaarnemer een zaak afgeeft ter bewaring, die de bewaarnemer op zich neemt te bewaken en in natura terug te geven op eerste verzoek. |
| Kanscontract | Een wederkerige overeenkomst waarvan de gevolgen, met betrekking tot winst en verlies, afhangen van een onzekere gebeurtenis, waardoor de gelijkwaardigheid van de prestaties onzeker is. |
| Tontine | Een beding in een overeenkomst, vaak bij onroerende goederen, waarbij bij overlijden van een van de deelgenoten, het volledige eigendomsrecht toekomt aan de langstlevende. |
| Beding van aanwas | Een beding dat gelijkstaat aan een tontine, waarbij bij overlijden van een deelgenoot, diens aandeel aangroeit bij dat van de langstlevende deelgenoot. |
| Dading | Een contract waarbij partijen een gerezen geschil beëindigen of een toekomstig geschil voorkomen door middel van wederzijdse concessies of toegevingen. |
| Handelshuur | Een specifieke huurovereenkomst voor de verhuring van een onroerend goed bestemd voor kleinhandel of ambachtelijk bedrijf, met een reeks dwingende bepalingen ter bescherming van de huurder. |
| Gemeen huurrecht | Het basisregime van de huurovereenkomst, dat van toepassing is wanneer er geen specifieke dwingende wetgeving van toepassing is, zoals de woninghuurwet of handelshuurwet. |
| Woninghuur | Een huurovereenkomst voor een pand dat als hoofdverblijfplaats wordt bestemd, en dat onderworpen is aan specifieke dwingende bepalingen ter bescherming van de huurder. |
| Consumentenkrediet | Een kredietovereenkomst tussen een kredietgever en een consument, waarbij de wetgeving specifieke beschermingsmaatregelen oplegt aan de consument. |
| Werklieden- en aannemersrecht | Het rechtsgebied dat de verbintenissen en aansprakelijkheden regelt van aannemers en hun onderaannemers bij de uitvoering van werken, met specifieke aandacht voor de 10-jarige aansprakelijkheid. |
| Woningbouwwet (Wet Breyne) | Een dwingende wet die de koper van een te bouwen woning of de bouwer van een huis beschermt tegen diverse risico's, zoals faillissement van de aannemer of gebreken in de woning. |
| Sekwester | Een specifieke vorm van bewaargeving waarbij een roerende of onroerende zaak in bewaring wordt gegeven aan een derde, in afwachting van een definitieve beslissing of geschil. |
| Hotelbewaargeving | Een bijzondere regeling inzake bewaargeving die van toepassing is op hotelhouders en hun gasten, met specifieke regels betreffende de aansprakelijkheid en de te beveiligen zaken. |
| Volmacht | Het document dat de lasthebber de bevoegdheid verleent om rechtshandelingen te verrichten in naam en voor rekening van de lastgever, of de vertegenwoordigingsmacht zelf. |
| Onmiddellijke vertegenwoordiging | Een vorm van vertegenwoordiging waarbij de lasthebber optreedt in naam én voor rekening van de lastgever, waardoor de rechtshandelingen rechtstreeks gevolgen hebben voor de lastgever. |
| Middellijke vertegenwoordiging | Een vorm van vertegenwoordiging waarbij de lasthebber optreedt voor rekening van de lastgever, maar in eigen naam, wat leidt tot een tussenpersoon tussen de lastgever en de derde. |
| Handelsagent | Een zelfstandige tussenpersoon die duurzaam met een principaal verbonden is om voor rekening van die principaal, met of zonder vertegenwoordigingsbevoegdheid, te bemiddelen bij het sluiten van overeenkomsten. |
| Handelstussenpersonen | Personen die bemiddelen bij handelstransacties en optreden voor rekening van een principaal, zoals makelaars, handelsagenten, handelsvertegenwoordigers en commissionairs. |
| Licentie | Een overeenkomst waarbij de titularis van een recht (bv. intellectueel eigendomsrecht) de licentienemer toelating verleent om dit recht te gebruiken in ruil voor een vergoeding (royalty's). |
Cover
Verzekeringsrecht 25-26 .docx
Summary
Hier is de studiegids voor Verzekeringsrecht, samengesteld volgens de opgegeven richtlijnen.
# Verzekeringsrecht - Studiegids
Dit document is een gedetailleerde studiegids voor het vak Verzekeringsrecht, bedoeld ter voorbereiding op examens. De stof is opgedeeld per les met nadruk op de kernconcepten, wettelijke bepalingen en praktische toepassingen.
---
## Glossary
| Term | Definitie |
|---|---|
| **Verzekeringsovereenkomst** | Een overeenkomst waarbij een partij, de verzekeraar, zich er tegen betaling van een vaste of veranderlijke premie, tegenover een andere partij, de verzekeringnemer, toe verbindt een in de overeenkomst bepaalde prestatie te leveren in het geval zich een onzekere gebeurtenis voordoet waarbij, naargelang van het geval, de verzekerde of de begunstigde belang heeft dat die zich niet voordoet. |
| **Kanscontract** | Een contract waarbij de gelijkwaardigheid van de wederkerige prestaties waartoe de partijen zich verbonden hebben, onzeker is doordat het bestaan of de omvang van één van de prestaties afhangt van een onzekere gebeurtenis. Het veronderstelt het bestaan van een kans op winst of een risico op verlies. |
| **Premie** | Elke vorm van vergoeding door de verzekeraar gevraagd als tegenprestatie voor zijn verbintenissen. Dit is wat de verzekeringnemer vooraf betaalt aan de verzekeraar. |
| **Verzekeringspolis** | Het geschrift dat de verzekeringsovereenkomst bewijst en de verplichte vermeldingen bevat waaronder de identiteit van de partijen, de gedekte risico's en de premie. |
| **Risico (verzekerd risico)** | De onzekere, toevallige, negatieve uitkomst in de toekomst die verzekerd wordt, zoals brand of diefstal. Dit is niet het voorwerp dat men verzekert, maar het gevaar waartegen men het voorwerp wil verzekeren. |
| **Indemniteitsbeginsel** | Het principe dat bij schadeverzekeringen de verzekerde nooit meer mag ontvangen dan de werkelijke geleden schade, om verrijking te voorkomen. De prestatie van de verzekeraar is dus afhankelijk van de omvang van de werkelijk geleden schade. |
| **Forfaitaire verzekering** | Een verzekering waarbij de prestatie van de verzekeraar niet afhankelijk is van de omvang van de schade. De verzekerde kan hierdoor meer ontvangen dan de geleden schade. |
| **Subrogatie** | De juridische figuur waarbij de verzekeraar, na betaling van de schade aan de verzekerde, treedt in de rechten van die verzekerde ten aanzien van de aansprakelijke derde. |
| **Verzekeringsdistributie** | Alle werkzaamheden die bestaan in het adviseren over, het voorstellen van, het realiseren van voorbereidend werk tot het sluiten van verzekeringsovereenkomsten, of in het sluiten van verzekeringsovereenkomsten, dan wel in het assisteren bij het beheer en de uitvoering van verzekeringsovereenkomsten. |
---
## Hoofdinhoud Studiegids
Dit studiegids behandelt de kernconcepten en wettelijke bepalingen van het Belgische verzekeringsrecht, met aandacht voor de evolutie en de praktische implicaties.
### Les 1: Inleiding tot het verzekeringsrecht
* **Doel van de cursus:** Het geven van een overzicht van het verzekeringsrecht, het bijbrengen van inzicht in de logica achter de technicialiteit van het verzekeringscontract en het aanleren van reflexen om te kijken naar het gemeen recht.
* **Karakter van de verzekeringsovereenkomst:**
* Het is een **kanscontract**, waarbij de gelijkwaardigheid van de wederkerige prestaties onzeker is.
* Het verzekeringsrecht is ingebed in het **algemeen verbintenissenrecht**.
* De **omgekeerde productiecyclus** kenmerkt verzekeringen: de verzekeraar ontvangt de premie (kosten) vóór de prestatie (dekking) geleverd wordt, wat leidt tot een belangrijk financieel risico voor de verzekeraar en de noodzaak tot regulering.
* **Verzekering als techniek van risicomanagement:**
* Risico wordt gedefinieerd als een onzekere, negatieve uitkomst in de toekomst (het verzekerde gevaar). Men onderscheidt het verzekerd voorwerp (het ding) en het verzekerd risico (het gevaar).
* Alternatieven voor risicomanagement naast verzekering zijn: preventie, activiteit niet uitvoeren, contractuele beheersing van aansprakelijkheidsrisico (exoneratie- en vrijwaringsbedingen), hulp van anderen, financiële buffer, risico-allocatie en risico-overdracht (zoals herverzekering).
* **Verzekeringstechniek:**
* Berust op het principe van risico-overdracht aan een verzekeraar die de premie berekent volgens actuariële technieken.
* De kern is het groeperen van mensen met gelijkaardige risico's om een fonds te vormen dat de schade van één individu kan vergoeden.
* **Voorwaarden waaronder de verzekeringstechniek werkt:**
* Precieze omschrijving en kennis van het risico.
* Bepaalbare waarde van het verzekerde voorwerp (met uitzondering van aansprakelijkheid).
* De tijdsduur en de frequentie van het risico.
* Verspreide voorkomen van risico's (geen catastrofale risico's die tegelijkertijd optreden).
* **Segmentatie:**
* Het opdelen van risico's in homogene groepen om een eerlijke premie te vragen en antiselectie te voorkomen.
* Verzekeraars hebben het recht om te segmenteren en verzekeringen te weigeren, maar dit kan aan banden worden gelegd door antidiscriminatiewetgeving en wettelijke verplichtingen tot dekking.
* **Precontractuele informatieplichten:** Wederzijdse verplichting tot het geven van accurate en volledige informatie om een correcte risico-inschatting en premiezetting mogelijk te maken.
* **Oplossingen wanneer één verzekeraar het risico niet alleen wil/kan dragen:** Gelaagde verzekering (layered insurance), medeverzekering en herverzekering.
* **Maatschappelijke functies van verzekeringen:** Risicobeheersing, innovatie mogelijk maken, preventie, financiering van de economie (door beleggingen), sparen, en als vehikel voor sociaal beleid.
* **Verzekering als sociaal beleid:** Sociale zekerheid is geen echte verzekering omdat er geen actuarieel verband is tussen premie en risico; het is eerder een vorm van solidariteit. Verzekeringen kunnen verplicht worden om slachtoffers te beschermen, met bijkomende regels zoals de directe vordering van de benadeelde.
### Les 2: Basisbegrippen uit het verzekeringscontractenrecht
* **Toepasselijke wetgeving:** Het gemeen verbintenissenrecht (oud BW) is van toepassing, aangevuld met de Wet betreffende de verzekeringsovereenkomst (W.Verz.), bijzondere wetten (WAM, wet brandverzekering, antidiscriminatiewetten) en uitvoeringsbesluiten. Deel 4 van de W.Verz. is grotendeels **dwingend recht**.
* **Verhouding deel 4 en 5 W.Verz.:** Deel 4 regelt de landverzekeringen en is dwingend, terwijl deel 5 de oude wet van 1874 bevat en contractvrijheid toelaat.
* **Verzekeringsovereenkomst:** Gedefinieerd in Art. 5, 14° W.Verz., kenmerkt zich door de tegenprestatie (premie) en de onzekere gebeurtenis.
* **Basisonderscheiden verzekeringsovereenkomsten:**
* **Schadeverzekering** (vermogen) vs. **Persoonsverzekering** (leven, fysieke integriteit, gezinstoestand).
* **Schadeverzekeringen** zijn altijd **indemnitair** (vergoeding van schade).
* **Persoonsverzekeringen** kunnen **indemnitair** of **forfaitair** zijn. Levensverzekeringen zijn verplicht forfaitair.
* **Kenmerken van verzekeringsovereenkomsten (gemeen recht):** Kanscontract, benoemd contract, wederkerig, ten bezwarende titel, consensueel, vaak toetredingscontract.
* **Essentiële elementen verzekeringsovereenkomst:** Risico, premie, tegenprestatie, verzekerbaar belang.
* **Totstandkoming verzekeringsovereenkomst:** Volgens gemeen recht (aanbod en aanvaarding), maar met specifieke regels in W.Verz. (verzekeringsvoorstel, verzekeringsaanvraag, voorafgetekende polis) die afwijken van gemeen recht wat betreft termijnen en bedenktijd.
* **Precontractuele mededelingsplicht:** De verzekeringnemer heeft een plicht om alle bekende en relevante informatie spontaan mee te delen. Sancties variëren van nietigheid (gemeen recht) tot meer specifieke regels in de W.Verz. Het "recht om vergeten te worden" beperkt de informatieplichten inzake medische gegevens.
### Les 3: Bewijs, interpretatie, verplichtingen VD/VN/VA, duur en einde
* **Soorten verzekeringspolissen:** Enkelvoudige polis, abonnementspolis (kadercontract), combinatiepolis (waarbij gedeeltelijke opzegging mogelijk is zonder de rest aan te tasten, of waarbij de verzekeringnemer de rest kan opzeggen).
* **Bewijs verzekeringsovereenkomst:** Vereist een geldig geschrift met verplichte vermeldingen. Bij twijfel wordt het beding geïnterpreteerd in het nadeel van de verzekeraar (art. 23 W.Verz.).
* **Interpretatie:** Volgens gemeenrechtelijke regels (oog op werkelijke wil, potius ut valeat, context van het contract), met specifieke regel dat bij twijfel in het nadeel van verzekeraar wordt geïnterpreteerd (art. 23 W.Verz.). Voor "grote risico's" geldt gemeen recht.
* **Verplichtingen verzekeringnemer/verzekerde:**
1. **Premiebetaling:** Haalschuld (verzekeraar moet vragen), tenzij anders bedongen. Sancties bij niet-betaling zijn schorsing van dekking en/of opzegging.
2. **Aangifte risicoverzwaring:** Meldingsplicht bij significante en blijvende verhoging van het risico (art. 81 W.Verz.). Sancties: beperking van prestatie, opzegging of nietigheid.
3. **Vermindering van risico:** Verzekerde kan recht hebben op premievermindering bij significante en blijvende risicovermindering (art. 80 W.Verz.).
4. **Schadevoorkoming en -beperking:** Verplichting voor de verzekerde om redelijke maatregelen te nemen om de gevolgen van een schadegeval te voorkomen en te beperken (art. 75 W.Verz.). Sanctie: vermindering van prestatie in de mate van het nadeel.
5. **Melding van het schadegeval:** Tijdig melden aan de verzekeraar (art. 74 W.Verz.). Sanctie: vermindering van prestatie indien nadeel door verzuim, of weigering dekking bij bedrieglijk opzet.
* **Verplichtingen verzekeraar:**
* **Dekking verlenen:** Binnen de grenzen van de polis, inclusief reddingskosten (art. 106 W.Verz.). Dekking kan geweigerd worden op basis van uitsluitingen, verval van recht of indien het risico niet geoorloofd is.
* **Dekking verlenen boven verzekerde som:** In principe niet, tenzij voor kosten van procedure (zie art. 146 W.Verz.).
* **Dekkingsplafond en franchise:** Contractueel af te spreken om de premie te bepalen en de verzekerde te stimuleren tot voorzichtigheid.
* **Wettelijk dwingende termijnen:** Voor reactie en betaling na vaststelling van het schadegeval (art. 73/1 W.Verz.).
* **Dekking weigeren?** Op basis van uitsluitingen (contractueel of wettelijk), verval van recht (bij niet-nakoming van specifieke verplichtingen), opzet (art. 62 W.Verz.) of grove fout (indien uitdrukkelijk en beperkend omschreven).
* **Bewijslast:** De verzekerde bewijst het schadegeval binnen de dekking; de verzekeraar bewijst de grond van verval of uitsluiting. Er is discussie in de rechtspraak over de bewijslast bij uitsluitingen.
* **Verval van recht op verzekeringsprestatie:** Sanctie voor niet-nakoming van een bepaalde verplichting, met een causaal verband tussen de tekortkoming en het schadegeval. De bewijslast ligt bij de verzekeraar.
* **Verzekeringsdekking voor zware fout?:** Grove schuld is in principe gedekt, tenzij uitdrukkelijk en beperkend omschreven in het contract. Opzet leidt altijd tot verval van dekking.
* **Wettelijke uitsluiting bij oorlog:** Art. 63 W.Verz. sluit oorlogsschade uit, tenzij anders bedongen.
### Les 4: Duur en einde van de verzekeringsovereenkomst
* **Duur van het contract:**
* **Dwingende duur van 1 jaar** voor de meeste verzekeringen, met automatische verlenging tenzij verzet.
* Uitzonderingen voor levens- en ziekteverzekeringen, en voor "grote risico's".
* **Opzeg verzekeringsovereenkomst:**
* Mogelijk vanaf het tweede jaar, zonder kosten of boeten.
* Specifieke regels voor opzeg na schadegeval (art. 86 W.Verz.).
* Vormvereisten voor opzegging (art. 84 W.Verz.).
* **Gevolgen van opzegging:** Terugbetaling van niet-verbruikte premies (premiekrediet, art. 73 W.Verz.). Nadekking voor reeds lopende schadegevallen ("oudejaarsnachtbranden").
* **Faillissement verzekeringnemer:** De verzekering blijft bestaan, de massa staat in voor de premies. Mogelijkheid tot opzegging na 3 maanden (verzekeraar) of binnen 3 maanden (curator).
* **Andere gronden van beëindiging:** Nietigheid (gemeenrechtelijk en eigen aan verzekeringsrecht), verval van de overeenkomst (bv. verdwijnen verzekerd voorwerp, einde beroepsactiviteit).
* **Overdracht verzekerde zaak:** Roerende goederen: dekking eindigt bij bezitsverlies, tenzij anders bedongen. Onroerende goederen: dekking blijft 3 maanden behouden, tenzij de overnemer zelf verzekerd is.
* **Ontbinding:** Mogelijk bij ernstige wanprestatie of belangenconflict.
### Les 5: Indemnitaire verzekeringen en aansprakelijkheidsverzekeringen [2](#page=2).
* **Samenloop van verzekeringen:** Verschillende verzekeraars dekken hetzelfde risico. De verzekerde kan kiezen wie hij aanspreekt, met regels voor verdeling (obligatio en contributio). **Samenloop is niet hetzelfde als medeverzekering of gelaagde verzekering.**
* **Oververzekering:** Verzekerd bedrag is hoger dan de werkelijke waarde. Bij goede trouw is er herleiding; bij kwade trouw is de overeenkomst nietig.
* **Onderverzekering:** Verzekerd bedrag is lager dan de werkelijke waarde. Vergoeding wordt proportioneel verminderd (evenredigheidsregel), tenzij anders bedongen (bv. "op eerste risico").
* **Subrogatie:** De verzekeraar treedt in de rechten van de verzekerde na betaling. Dit beschermt het indemniteitsbeginsel en zorgt dat de aansprakelijke betaalt. Er zijn beperkingen op subrogatie, met name tegenover bepaalde familieleden en personen die onder dezelfde polis gedekt zijn.
* **Aansprakelijkheidsverzekering - Algemeen:** Dekt de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de verzekerde voor schade aan derden. Historisch gegroeid vanuit de noodzaak tot slachtofferbescherming.
* **Omvang van dekking:** Bepaald door de dekkingsomschrijving in de polis. Belangrijk is de **temporele dekkingsomschrijving** (wanneer de schade zich voordoet), wat bij aansprakelijkheid kan leiden tot problemen (act committed, loss occurrence, claims made). De wet stelt de **loss occurrence** als basisregel (art. 142 W.Verz.).
* **Rolverdeling tijdens geschillen ("leiding van het geschil"):** De verzekeraar neemt in principe de leiding, met de plicht om zich achter de verzekerde te stellen (art. 143 W.Verz.), behalve bij belangenconflicten.
* **Omvang van vergoeding:** Hoofdsom, interesten en kosten van de procedure (art. 146 W.Verz.), soms boven de dekkingsgrenzen.
* **Betaling aan benadeelde:** De benadeelde heeft een **eigen recht** op de verzekeraar (art. 150 W.Verz.). Vrije beschikking over de vergoeding, kwitanties betekenen geen afstand van rechten.
### Les 6: Aansprakelijkheidsverzekeringen en Zaakverzekeringen [2](#page=2).
* **Relatie met benadeelde:**
* **Gemeen recht:** Benadeelde heeft geen direct recht op de verzekeraar, enkel een zijdelingse vordering.
* **Deel 5 W.Verz. (oude wet):** Bevat een voorrecht voor de benadeelde op de verzekeringsuitkering.
* **Deel 4 W.Verz.:** Benadeelde heeft een **eigen recht** tegen de verzekeraar (art. 150 W.Verz.). De verzekeraar kan slechts beperkte excepties tegenwerpen, met name deze die het schadegeval voorafgaan.
* **Verplichte vs. niet-verplichte aansprakelijkheidsverzekeringen:** Bij verplichte verzekeringen is de tegenwerpelijkheid van excepties aan de benadeelde sterk beperkt (art. 151, §1 W.Verz.).
* **Recht van verhaal (Regres):** De verzekeraar die betaald heeft, kan verhaal halen bij de verzekerde/verzekeringnemer, mits dit contractueel is voorzien en er een causaal verband is (art. 152 W.Verz.). Dit recht is beperkt tot het persoonlijk aandeel van de verzekerde in de aansprakelijkheid.
* **Tegenwerpelijkheid vonnissen en arresten:** Een vonnis is slechts tegenwerpelijk aan partijen die bij het geding betrokken waren, tenzij de verzekeraar de leiding had of dit contractueel anders is bepaald.
* **Zaakverzekeringen:** Dekken schade aan individuele vermogensbestanddelen (materieel of immaterieel). Alle zaakverzekeringen zijn indemnitair.
* **Waardering van de verzekerde zaak:** Cruciaal voor de dekking. Onderscheid tussen werkelijke waarde en verzekerde waarde. Oplossingen voor waarderingsproblemen zijn verzekering op herbouwwaarde/herstelwaarde/vervangingswaarde (art. 107 W.Verz.), contractueel vastgelegde waarde (art. 108 W.Verz.), automatische indexatie (art. 108 W.Verz.) en taxatie (art. 109 W.Verz.).
* **Andere bepalingen zaakverzekeringen:** Behoud plaatsgesteldheid na schadegeval (art. 110 W.Verz.), overdracht van de verzekerde zaak (art. 111 W.Verz.), rechten van bevoorrechte en hypothecaire schuldeisers (art. 120 W.Verz.).
* **Brandverzekering:** Wetsvoorzieningen voor brand (FLEXA), bijkomende verplichte dekkingen (o.a. natuurrampen), regels voor huurdersaansprakelijkheid en specifieke regels voor "eenvoudige risico's" (KB Brand).
* **Natuurrampendekking:** Verplicht gekoppeld aan brandverzekeringen voor eenvoudige risico's, met beperkte dekkingslimieten per verzekeraar, en met mogelijke bijkomende steun van gewestelijke rampenfondsen.
* **Verzekering objectieve aansprakelijkheid brand in publieke inrichtingen:** Verplichte verzekering voor exploitanten van publiek toegankelijke inrichtingen.
* **BA Privéleven:** Ruim gedekt, met minimumgarantievoorwaarden die bepalen wat er gedekt moet zijn. Excepties zijn beperkt tegenwerpelijk aan de benadeelde.
* **Rechtsbijstandsverzekering:** Kostenverzekering die bijstand verleent bij het uitoefenen van rechten, zowel gerechtelijk als buitengerechtelijk. Er zijn regels om belangenconflicten te vermijden en de objectiviteit te waarborgen.
### Les 7: Persoonsverzekeringen/levensverzekeringen, verjaring en geschillenbeslechting
* **Persoonsverzekeringen:** Dekt risico's die iemands leven, fysieke integriteit of gezinstoestand aantasten. Kunnen indemnitair of forfaitair zijn; levensverzekeringen zijn verplicht forfaitair.
* **Levensverzekeringen:** Specifieke regels voor typen (bij overlijden, bij leven, gemengd), uitsluitingen (oorlog, zelfmoord binnen het eerste jaar), begunstiging en premiebetaling.
* **Verjaring:**
* Algemene regel W.Verz.: 3 jaar (art. 88 W.Verz.), behalve voor specifieke vorderingen (bv. levensverzekeringen: 30 jaar voor wiskundige reserve, vordering benadeelde: 5 of 10 jaar).
* Aanvangspunt: Dag van het voorval dat het vorderingsrecht doet ontstaan, of vanaf kennisname van het voorval (met limieten).
* Schorsing en stuiting zijn van toepassing. Specifieke stuitingsgronden in W.Verz. (bv. melding schadegeval aan verzekeraar).
* **Geschillenbeslechting:**
* **Rechtsmacht en bevoegdheid:** Geregeld in het Gerechtelijk Wetboek, met bijzondere regels voor verzekeringsgeschillen (Brussel Ibis-verordening).
* **Arbitrage:** Mogelijk, maar voorafgaande arbitragebedingen zijn verboden.
* **Ombudsman Verzekeringen:** Een bemiddelingsorgaan voor klachten tussen verzekerden en verzekeraars.
### Les 8: Toezichtsrecht
* **Algemene structuur en ratio van verzekeringstoezicht:** Beveiliging van financiële stabiliteit van verzekeraars en bescherming van consumenten, gedreven door EU-harmonisatie (Solvency II, IDD) en nationale regelgeving (Twin Peaks-model met NBB en FSMA).
* **Prudentieel toezicht (NBB):** Richt zich op financiële soliditeit, kapitaalvereisten (Solvabiliteitskapitaalvereiste en Minimumkapitaalvereiste), beleggingsbeleid, governance en risicobeheer.
* **Gedragstoezicht (FSMA):** Richt zich op marktgedrag, informatieverstrekking, productcontrole en naleving van gedragsnormen door verzekeraars en tussenpersonen.
* **Tussenpersonen:** Registratieplicht bij FSMA, met onderscheid tussen agenten (gebonden) en makelaars (onafhankelijk). Diverse gedragsnormen met betrekking tot transparantie, belangenconflicten en productaanbevelingen.
* **Bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden:** Kwantitatieve (kapitaal, technische voorzieningen) en kwalitatieve vereisten (governance, risicobeheer, betrouwbaarheid leidinggevenden) waaraan verzekeraars moeten voldoen voor vergunning.
* **Tarifering:** NBB kan ingrijpen indien tarieven verlieslatend zijn of het evenwicht van de onderneming bedreigen.
* **Sancties:** NBB en FSMA beschikken over een breed scala aan sancties bij niet-naleving van de regels.
* **Segmentatie en antidiscriminatie:** Het recht van verzekeraars om te segmenteren (premies aan te passen aan risico) staat tegenover antidiscriminatiewetten. Wettelijke beperkingen en transparantieplichten zijn ingesteld om ongerechtvaardigde discriminatie te voorkomen.
### Les 9: Brandverzekering, Familiale en Rechtsbijstand
* **Brandverzekering:** Dekt schade aan goederen door brand, bliksem, ontploffing, etc. (FLEXA-dekking). Er zijn specifieke regels voor huurdersaansprakelijkheid, bijkomende verplichte dekkingen (o.a. natuurrampen) en bijzondere regels voor "eenvoudige risico's". De evenredigheidsregel kan bij onderverzekering worden toegepast, tenzij anders bedongen.
* **Natuurrampendekking:** Verplicht gekoppeld aan brandverzekeringen voor eenvoudige risico's, met beperkte dekkingslimieten per verzekeraar, maar met mogelijke bijkomende steun van gewestelijke rampenfondsen.
* **Verzekering objectieve aansprakelijkheid brand in publieke inrichtingen:** Verplichte verzekering voor exploitanten van publiek toegankelijke inrichtingen voor schade veroorzaakt door brand en ontploffing.
* **BA Privéleven (Familiale verzekering):** Dekt de burgerrechtelijke aansprakelijkheid binnen het privéleven. Er zijn minimumgarantievoorwaarden van kracht, en excepties zijn beperkt tegenwerpelijk aan de benadeelde.
* **Rechtsbijstandsverzekering:** Kostenverzekering die bijstand verleent bij het uitoefenen van rechten, zowel gerechtelijk als buitengerechtelijk. Er zijn specifieke regels om belangenconflicten te vermijden en objectiviteit te waarborgen, zoals de vrije keuze van raadsman.
### Les 10: WAM (Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen)
* **Wettelijk verplichte verzekering:** Elke deelnemer aan het verkeer met een motorrijtuig moet een verzekering hebben die de burgerrechtelijke aansprakelijkheid dekt.
* **Toepasselijke wetgeving:** WAM, W.Verz., diverse KB's en EU-richtlijnen.
* **Motorrijtuig:** Breed gedefinieerd, omvat voertuigen die door mechanische kracht worden aangedreven, met uitzondering van die met spierkracht of louter mechanische hulp. Cruciaal is de **deelname aan het verkeer**.
* **Dekking:** Dekt schade aan personen en goederen veroorzaakt door het motorrijtuig tijdens deelname aan het verkeer. Het **eigen recht van de benadeelde** tegen de WAM-verzekeraar is hierbij centraal.
* **Verzekerde personen:** Omvat de eigenaar, houder, bestuurder en passagiers. De dekking is ruim, met beperkte uitzonderingen.
* **Verhaalsrecht:** De WAM-verzekeraar kan in bepaalde gevallen verhaal halen bij de verzekeringnemer of verzekerde (bv. bij dronkenschap, opzettelijk veroorzaakte schade, of niet naleven van administratieve verplichtingen).
* **Bescherming van slachtoffers:** Het Gemeenschappelijk Waarborgfonds treedt tussen wanneer er geen verzekeraar is. Art. 29bis WAM garandeert vergoeding voor zwakke weggebruikers, zelfs bij betwiste aansprakelijkheid. Art. 29ter WAM regelt de vergoeding bij onduidelijke oorzaak van het ongeval.
---
Dit studiegids beoogt een gestructureerde en diepgaande voorbereiding op het examen. Het is essentieel om de wettelijke bepalingen en de bijhorende rechtspraak te bestuderen voor een grondige kennis van het verzekeringsrecht.