Cover
立即免费开始 Planning en lesopbouw.docx
Summary
# Planning van sportlessen
Als sportlesgever is een goed doordacht plan essentieel om doelen te bereiken en leerlingen effectief te begeleiden. Dit plan omvat verschillende niveaus van planning, van een langetermijnvisie tot de gedetailleerde opbouw van een individuele les. De structuur van een sportles zelf, opgedeeld in inleiding, kern en slot, speelt hierbij een cruciale rol in het bevorderen van zowel fysieke als psychologische ontwikkeling.
## 1. Planning van sportlessen
### 1.1 Planning op basis van de tijd
Planning in sportlessen kan worden ingedeeld op basis van de tijdsperiode die bestreken wordt, wat leidt tot een hiërarchie van macro-, meso- en microplanning.
#### 1.1.1 Macroplanning
Dit betreft een langetermijnplanning, variërend van één tot meerdere jaren. Leerplannen binnen het onderwijs zijn hier een voorbeeld van, waarbij de eindtermen en leerplandoelen de richting geven. Bij complexe doelen, zoals kwalificatie voor de Olympische Spelen, wordt het hoofddoel opgedeeld in subdoelen met specifieke tijdlijnen.
#### 1.1.2 Mesoplanning
Dit is een planning voor een middellange termijn, die enkele weken tot een jaar omvat. Een jaarplanning voor een specifieke leerjaar binnen het onderwijs valt hieronder, waarbij lesonderwerpen of doelstellingen over het schooljaar worden verdeeld. Voor sporttrainers omvat dit bijvoorbeeld een periodiseringsplan of een seizoenplan.
* **Werkwijze bij mesoplanning:**
* **Terugwaarts plannen:** Vanuit een doel voor een latere les (bijvoorbeeld les 3) wordt teruggepland naar de voorgaande lessen (les 1 en 2) om de progressie te waarborgen.
* **Vakkenmethodiek:** De zaal wordt opgedeeld in 'vakken' met verschillende onderwerpen per les. Herhaling en verdieping van eerdere vakken vinden plaats in volgende lessen, afgewisseld met nieuwe onderwerpen. Dit bevordert variatie en spreiding van leerstof over het jaar.
* **Belang van spreiding van leerstof:** Onderzoek toont aan dat het spreiden van leerstof over de tijd leidt tot beter langetermijngeheugen en meer progressie in vaardigheden, in vergelijking met het groeperen van oefeningen in één sessie.
#### 1.1.3 Microplanning
Dit is de kortetermijnplanning, specifiek gericht op één les. Hierbij hoort het lesvoorbereidingsformulier. De verschillende planningsniveaus zijn doorgaans met elkaar verbonden.
### 1.2 De lesopbouw
De lesopbouw is een fundamenteel onderdeel binnen het didactisch model en valt onder de pijler 'Les/training'. De keuze van de lesopbouw is de eerste concrete stap bij de invulling van een les en bepaalt de organisatie, bewegingsvormen en didactische werkvormen.
#### 1.2.1 Belang van een goede lesopbouw
Een goede lesopbouw is cruciaal om diverse redenen:
* **Geordend en gestructureerd geheel:** Het zorgt ervoor dat de les een logisch verloop heeft, wat oefening en leren faciliteert.
* **Methodisch hulpmiddel:** Het is een belangrijk instrument voor de lesgever om de les vorm te geven.
* **Fysiologische veelzijdigheid:** Een goede opbouw zorgt voor een verantwoorde belasting van het fysiologisch systeem, waarbij kracht, snelheid, uithoudingsvermogen, lenigheid en coördinatie op een afwisselende manier worden aangesproken. Het lichaam dient gebalanceerd belast te worden, zowel qua spiergroepen als qua bewegingspatronen.
* **Psychologische aspecten:** Een goede opbouw houdt rekening met de belevingswereld van de deelnemer en de variërende concentratie gedurende de les.
#### 1.2.2 De lesopbouw (standaardmodel)
Een les bestaat uit een gestructureerde reeks bewegingsvormen die een samenhangend geheel vormen en logisch op elkaar aansluiten. De standaardlesopbouw omvat typisch:
1. **Opwarming:** Deelnemers komen in de sfeer van de les en worden voorbereid op de inspanning.
2. **Kern:** Het centrale deel waar nieuwe vaardigheden worden aangeleerd, verbeterd of toegepast.
3. **Slot:** De les wordt afgesloten met een cooling-down, spelvormen of een demonstratie, waarna het lichaam tot rust komt.
* **Factoren die de lesopbouw beïnvloeden:** De doelgroep, de doelstellingen en de aard van de bewegingsvormen kunnen leiden tot afwijkingen van de standaardopbouw.
### 1.3 Inleiding van de les
Het begin van een les bestaat uit de lesintroductie en de opwarming.
#### 1.3.1 De lesintroductie
Dit deel van de les, dat plaatsvindt in de eerste minuten, zet vaak de toon en is belangrijk voor het verdere verloop. Activiteiten tijdens de lesintroductie omvatten:
* Kennismaking met de groep en jezelf introduceren.
* Vaststellen van de sfeer en het benoemen van belangrijke regels (bv. veiligheidsmaatregelen).
* Maken van organisatorische afspraken.
* Kort informeren over het lesdoel en de opbouw.
* Terugkoppelen naar opdrachten of afspraken van de vorige les.
* **Aandachtspunten voor een goede lesintroductie:**
* **Opstelling:** Kies een opstelling die de les georganiseerd karakter geeft en waarbij iedereen elkaar kan zien (bv. frontrij, halve cirkel).
* **Contact:** Kijk zoveel mogelijk deelnemers aan, spreek luid en duidelijk.
* **Presentatie:** Presenteer jezelf als een zelfverzekerde lesgever.
#### 1.3.2 De opwarming
Na de lesintroductie start het actieve deel van de les. De opwarming heeft meerdere functies:
* **Fysiologische functie:** Het opwarmen van het lichaam, inclusief hart, bloedsomloop en ademhaling, om blessures te voorkomen en de nodige inspanningen mogelijk te maken.
* **Psychologische functie:** Deelnemers komen in de juiste sfeer, concentreren zich, wennen aan de groep en de lesgever, en kunnen hun bewegingsdrang kwijt. Het creëren van de juiste lessfeer vereist aandacht voor de verschillende belangen van deelnemers en lesgever.
* **Pedagogische functie:** Een geordend begin voorkomt chaos en creëert een prestatiebereidheid. Het definieert ook de verwachtingen van de lesgever ten aanzien van de deelnemers en de lesaanpak.
* **Opbouw van de opwarming:** De opwarming wordt bij voorkeur aan het einde van de lesvoorbereiding uitgewerkt, nadat de inhoud van de kern bekend is.
* **Algemeen deel:** Stimuleren van de bloedcirculatie via loopvormen, mogelijk aangevuld met mobiliteit en lenigheidsoefeningen, afhankelijk van de doelgroep en het onderwerp.
* **Specifiek deel:** Gericht op specifieke vaardigheden of kracht, afhankelijk van de sport (bv. kracht en vormspanning bij gymnastiek, loopdrills bij atletiek).
* **Belangrijke aandachtspunten bij de opwarming:**
* **Duur:** Circa 3 tot 7 minuten voor een les van 50 minuten; 20 minuten voor een training van 90 minuten.
* **Intensiteit:** Geleidelijk opbouwen van rust naar arbeidsniveau.
* **Complexiteit:** Gebruik voornamelijk herhalingen van eerdere oefeningen om uitleg en correcties te minimaliseren.
* **Aansluiting:** De activiteiten moeten goed aansluiten bij de kern van de les.
* **Organisatie:** Weinig organisatorische wissels en gebruik de opstelling die ook in de kern gehanteerd wordt.
### 1.4 Kern van de les
De kern is het centrale deel van de les waar de doelstellingen centraal staan. Nieuwe vaardigheden worden hier aangeleerd, verbeterd of toegepast. De kern kan variëren in inhoud en structuur:
* **Aanleren:** Introductie en uitleg van een nieuwe vaardigheid.
* **Verbeteren:** Verfijnen van reeds bekende vaardigheden.
* **Toepassen:** Gebruiken van aangeleerde vaardigheden in een oefening, spel of wedstrijd.
#### 1.4.1 Variaties in de kernstructuur
* **Eén kern:** Meestal gericht op het aanleren of verbeteren van één specifieke vaardigheid. Dit komt voor bij beperkte lestijd, bij recreatieve sportbeoefening, of wanneer een spelvorm het slot van de les vormt.
* **Meerdere, afzonderlijke kernen:** Verschillende kernen die niet direct met elkaar verband houden. Dit voorkomt eenzijdige belasting en demotivatie, en laat toe om in te spelen op vermoeidheid door de nadruk te verleggen. Deze kernen kunnen na elkaar of gelijktijdig (in groepjes) worden uitgevoerd.
* **Meerdere, aan elkaar gekoppelde kernen:** Kernen die nauw met elkaar verbonden zijn, vaak voorkomend in spelsporten en wedstrijdsport. De tweede kern focust op het herhalen en toepassen van vaardigheden uit de eerste kern, wat leidt tot voldoening en een grotere beleving. Dit kan gebeuren in speelse vormen, wedstrijden, of complexe oefeningen.
### 1.5 Slot van de les
Het slot is het afsluitende deel van de les, dat op diverse manieren kan worden ingevuld, afhankelijk van de kern:
* **Cooling-down:** Rustige oefeningen (uitlopen, stretchen, ontspanning) om het lichaam tot rust te brengen, de hartslag te verlagen, de bloedsomloop te herstellen en afvalstoffen af te voeren. Dit bevordert herstel en voorkomt spierstijfheid en blessures, vooral na intensieve trainingen.
* **Speelse bewegingsvormen:** Dit deel, vaak het emotionele hoogtepunt van de les, moet de behoefte aan herhaling en de volgende les oproepen. Het bevat veel beweging en beleving, is snel te organiseren en kan elementen uit de kern integreren (bv. tik- en overloopspelen, eenvoudige wedstrijden).
* **Demonstratie:** Soms wordt toegewerkt naar een eindvorm die gedemonstreerd kan worden, zoals in dans, acrogym of ropeskipping.
* **Lesafsluiting:** Een nabespreking die orde brengt na intensief bewegen. Dit omvat het opruimen van materiaal, feedback geven en ontvangen, en afspraken maken voor de volgende les of wedstrijd. Hier kan ook een lesevaluatie plaatsvinden via zelfevaluatie, peer-evaluatie of een toets.
### 1.6 Lesopbouw in de lesvoorbereiding
De chronologische indeling van inleiding, kern en slot wordt het **verticaal lesverloop** genoemd en wordt in de lesvoorbereiding visueel onderscheiden.
* **Fases:** Duidelijke wijzigingen in organisatie of werkvorm worden aangeduid met genummerde en benoemde fases (grijze balken).
* **Horizontale lijnen:** Worden gebruikt om structuur aan te brengen bij een wijziging van organisatie of werkvorm, terwijl de organisatievorm hetzelfde blijft.
#### 1.6.1 Lesgewricht
Het lesgewricht is de overgang tussen verschillende lesfasen, zoals van de inleiding naar de kern of van de ene oefening naar de andere. Goed nadenken over deze overgangen bevordert een soepel lesverloop.
* **Aandachtspunten voor een goed lesgewricht:**
* **Materiaal:** Zorg dat benodigd materiaal binnen handbereik is om onderbrekingen te voorkomen. Gebruik materialen reeds in de inleiding die later in de kern aan bod komen.
* **Organisatie:** De laatste oefening van een fase kan eindigen in een formatie die voor de volgende fase gewenst is.
* **Noteren:** Het noteren van overgangen in de lesvoorbereiding helpt bij de voorbereiding, aangezien deze momenten vaak onrust kunnen veroorzaken.
---
# Lesopbouw en structuur
Een effectieve lesopbouw is cruciaal voor het bereiken van leerdoelen, het waarborgen van de fysieke en psychologische welzijn van deelnemers, en het creëren van een gestructureerde en betekenisvolle leerervaring.
### 2.1 Lesopbouw in het didactisch model
Binnen een didactisch model valt de lesopbouw onder de pijler 'Les/training'. Het is de eerste stap in de concrete invulling van een les en beïnvloedt de keuze van de organisatievormen, bewegingsvormen en didactische werkvormen. Zowel trainingen als lessen volgen doorgaans een vergelijkbare, standaardopbouw.
### 2.2 Belang van een goede lesopbouw
Een doordachte lesopbouw is om meerdere redenen van essentieel belang:
* **Structuur en ordelijkheid:** Een goed opgebouwde les is een geordend en gestructureerd geheel, wat de deelnemer de gelegenheid geeft om te oefenen en te leren. Het fungeert als een belangrijk methodisch hulpmiddel voor de lesgever.
* **Fysiologische veelzijdigheid:** Een les dient een breed scala aan fysieke capaciteiten te belasten, zoals kracht, snelheid, uithoudingsvermogen, lenigheid en coördinatie. Een verantwoorde belasting vereist een specifieke opbouw, waarbij het hele lichaam afwisselend wordt aangesproken. Het is onverstandig om zich te beperken tot één type beweging of spiergroep.
* **Psychologische effecten:** Een goede lesopbouw sluit aan bij de belevingswereld van de deelnemers en houdt rekening met hun concentratievermogen. Door variatie en een logische progressie te hanteren, kan de motivatie en aandacht behouden blijven.
### 2.3 De lesopbouw: standaardstructuur
Elke les kent een specifieke indeling, structuur en opbouw, die niet uit willekeurige oefeningen mag bestaan. Er dient een logische lijn te zijn in de bewegingsvormen die samenhangend een doel dienen. Een standaardlesopbouw kent de volgende drie hoofdonderdelen:
1. **Inleiding (Opwarming):** Het begin van de les, bedoeld om deelnemers in de sfeer te brengen, lichamelijk voor te bereiden en aan te sluiten bij de lesdoelen.
2. **Kern:** Het centrale deel van de les waar de specifieke leerdoelen worden nagestreefd, vaardigheden worden aangeleerd, verbeterd of toegepast.
3. **Slot (Cooling-down/Afsluiting):** Het afsluitende deel van de les, gericht op het terugbrengen van het lichaam tot rust, het consolideren van de geleerde stof of het verwerken van de leservaring.
De specifieke invulling van deze onderdelen kan variëren afhankelijk van factoren zoals de doelgroep, de lesdoelstellingen en de aard van de bewegingsvormen, waardoor afwijkingen van de standaardstructuur mogelijk zijn.
#### 2.3.1 De inleiding
De inleiding bestaat uit twee componenten: de lesintroductie en de opwarming.
##### 2.3.1.1 De lesintroductie
Dit deel vindt plaats in de eerste minuten van de les en zet vaak de toon. Belangrijke elementen zijn:
* Kennismaking en groet.
* Communicatie van belangrijke regels (o.a. veiligheid).
* Organisatorische afspraken.
* Korte weergave van het lesdoel en de opbouw.
* Teruggrijpen op eerdere lessen.
**Tips voor een goede lesintroductie:**
* Kies een opstelling waarbij iedereen de lesgever goed kan zien en de lesgever alle deelnemers kan overzien.
* Spreek luid en duidelijk en maak oogcontact met de hele groep.
* Presenteer jezelf zelfverzekerd en met overzicht.
##### 2.3.1.2 De opwarming
Na de lesintroductie volgt het actieve deel, de opwarming, met drie hoofdfuncties:
* **Fysiologische functie:** Het voorbereiden van het lichaam op de inspanning door hartslag, bloedsomloop en ademhaling te stimuleren. Dit minimaliseert de kans op blessures.
* **Psychologische functie:** Het creëren van de juiste lessfeer, bevorderen van concentratie, wennen aan de groep en de lesgever, en het kwijtraken van overtollige energie.
* **Pedagogische functie:** Het zorgen voor een geordend en veilig verloop van de les, het creëren van prestatiebereidheid en het duidelijk maken van verwachtingen.
**Opbouw van de opwarming:**
De opwarming wordt idealiter aan het einde van de lesvoorbereiding uitgewerkt, omdat de inhoud ervan afhankelijk is van de kern van de les. Een opwarming kan beginnen met:
* Algemeen deel: Stimuleren van de bloedcirculatie (bv. loopvormen).
* Mobiliteit en lenigheid: Afhankelijk van de doelgroep en specifieke doelen (bv. rekken van adductoren voor radslag).
* Specifieke opwarming: Gerichte oefeningen voor de sport of activiteit (bv. loopdrills in atletiek, krachtoefeningen in gymnastiek).
**Belangrijke aandachtspunten voor de opwarming:**
* **Duur:** Variërend van 3-7 minuten voor een les van 50 minuten, tot wel 20 minuten voor een training van 90 minuten.
* **Intensiteit:** Geleidelijk opbouwen van rust naar het arbeidsniveau.
* **Variatie:** Gebruik voornamelijk herkenbare oefeningen om te veel uitleg en correcties te voorkomen.
* **Aansluiting:** De opwarming moet nauw aansluiten bij de kern van de les.
* **Klassikaal:** De inleiding is altijd een klassikaal gebeuren.
* **Organisatie:** Gebruik de organisatorische opstelling van de kern en minimaliseer organisatorische wissels.
#### 2.3.2 De kern
De kern is het centrale en meest omvangrijke deel van de les, waar de leerdoelen centraal staan. Hier worden vaardigheden aangeleerd, verbeterd of toegepast. De kern kan op verschillende manieren gestructureerd zijn:
* **Eén kern:** Vaak gericht op het aanleren of verbeteren van een specifieke vaardigheid. Dit komt voor bij beperkte lestijd, als er veel aandacht is voor spelvormen, of binnen recreatieve sportbeoefening.
* **Meerdere, afzonderlijke kernen:** Bestaat uit diverse, niet direct aan elkaar gerelateerde kernen. Dit voorkomt eenzijdige belasting en demotivatie, en biedt variatie in leeractiviteiten.
* **Meerdere, aan elkaar gekoppelde kernen:** Kernen die sequentieel op elkaar voortbouwen. De tweede kern focust vaak op het toepassen en herhalen van vaardigheden uit de eerste kern. Dit kan plaatsvinden in speelse vormen, wedstrijden, of door het uitvoeren van de gehele beweging of complexe oefeningen. Deze structuur biedt voldoening en verhoogt de motivatie voor volgende lessen.
In de kern kunnen de volgende drie aspecten centraal staan, al komen deze zelden alle drie tegelijk voor:
* **Aanleren:** Het introduceren van een nieuwe vaardigheid.
* **Verbeteren:** Het verfijnen van een reeds aangeleerde vaardigheid.
* **Toepassen:** Het gebruiken van vaardigheden in een (spel)context of complexere oefening.
#### 2.3.3 Het slot
Het slot is het laatste deel van de les en kan op diverse manieren worden ingevuld, afhankelijk van de kern van de les. De keuze voor het slotonderdeel wordt dan ook bij voorkeur gemaakt ná het uitwerken van de kern. Mogelijke invullingen zijn:
* **Cooling-down:** Een rustig gedeelte gericht op het geleidelijk laten dalen van de hartslag, herstellen van de bloedsomloop, afvoeren van afvalstoffen (zoals melkzuur) en het voorkomen van spierstijfheid en blessures. Dit kan bestaan uit uitlopen, ontspanningsoefeningen en stretching.
* **Speelse bewegingsvormen:** Vooral in lessen voor kinderen en binnen recreatieve sport, gericht op het creëren van een emotioneel hoogtepunt en het stimuleren van herhalingsdrang. Dit moet intensief, bewegingsrijk en eenvoudig te organiseren zijn.
* **Demonstratie:** Wanneer de leskern heeft toegewerkt naar een specifieke eindvorm die gedemonstreerd kan worden (bv. in dans, acrogym).
* **Lesafsluiting:** Een afsluitende babbel, vergelijkbaar met de lesintroductie. Hierin wordt materiaal opgeruimd, een nabespreking gehouden, feedback gegeven, en afspraken gemaakt voor de volgende les. Dit deel kan ook een evaluatiemoment bevatten, waarbij deelnemers zichzelf of elkaar evalueren, of de lesgever reflecteert op de les.
### 2.4 Lesopbouw in de lesvoorbereiding
De chronologische indeling van inleiding, kern en slot vormt het **verticale lesverloop**. Dit wordt in de lesvoorbereiding visueel weergegeven. Daarnaast kent een lesvoorbereiding ook een **horizontaal lesverloop**, waarbij informatie per activiteit wordt genoteerd.
**Fases en lijnen:**
* **Fases (grijze balken):** Worden toegevoegd bij een duidelijke wijziging in organisatie of werkvorm en worden genummerd en benoemd.
* **Horizontale lijnen (zwarte lijnen):** Dienen om structuur aan te brengen wanneer de organisatievorm hetzelfde blijft, maar er wel een wijziging in werkvorm optreedt.
#### 2.4.1 Lesgewricht
Het **lesgewricht** betreft de overgang tussen verschillende lesfasen (bv. van inleiding naar kern, of van de ene oefening naar de andere). Bij het maken van een lesvoorbereiding is het cruciaal om hierover na te denken om een soepel lesverloop te garanderen. Hierbij wordt rekening gehouden met:
* **Materieel:** Zorg dat al het benodigde materiaal binnen handbereik is om verstoringen te voorkomen.
* **Organisatie:** Laat de laatste oefening van een fase eindigen in een formatie die geschikt is voor de volgende fase.
Het noteren van deze overgangen in de lesvoorbereiding (vaak in kolom 3: organisatie) helpt beginnende lesgevers om goed voorbereid te zijn op deze momenten die potentieel onrust kunnen creëren.
---
# De inleiding van een les
De inleiding van een les, bestaande uit de lesintroductie en de opwarming, vormt de cruciale start van een les en zet de toon voor de rest van de activiteit.
### 4.1 De lesintroductie
De lesintroductie vindt plaats in de eerste minuten van de les en is essentieel voor een effectief verloop. Tijdens de introductie worden deelnemers begroet, wordt de aanwezigheid gecheckt en kan de lesgever iets over zichzelf vertellen. Belangrijke veiligheidsregels, zoals het afdoen van sieraden, worden gecommuniceerd en organisatorische afspraken worden gemaakt. Tevens wordt kort het doel en de opbouw van de les uiteengezet, en kan er worden teruggekomen op eerdere opdrachten of afspraken.
#### 4.1.1 Aandachtspunten voor een goede lesintroductie
* **Opstelling:** Kies een opstelling die de les een georganiseerd karakter geeft en waarbij iedereen de lesgever kan zien en de lesgever alle deelnemers kan overzien (bijvoorbeeld frontrij, halve cirkel of zittend op de grond). Vermijd te dichtbij staan.
* **Contact:** Kijk zoveel mogelijk alle deelnemers aan en praat tegen de hele groep.
* **Duidelijkheid:** Spreek luid en duidelijk zodat iedereen verstaanbaar is.
* **Eerste indruk:** Presenteer uzelf als een zelfverzekerde lesgever die de controle heeft.
> **Tip:** De opstelling kan mede bepaald worden door de doelgroep en de relatie met de deelnemers.
### 4.2 De opwarming
Na de lesintroductie begint het actieve deel van de les: de opwarming. Deze heeft meerdere functies en moet zorgvuldig worden opgebouwd.
#### 4.2.1 Functies van de opwarming
* **Fysiologische functie:** Het voorbereiden van het lichaam op inspanning door hart, bloedsomloop en ademhaling te stimuleren. Dit helpt blessures te voorkomen.
* **Psychologische functie:** Deelnemers in de juiste sfeer brengen, hen helpen concentreren op de activiteit, wennen aan de relatie met de lesgever en mededeelnemers, en hun spontane bewegingsdrang kanaliseren. Dit creëert een ideale lessfeer waarbij de belangen van lesgever en deelnemers samenkomen en deelnemers gemotiveerd raken.
* **Pedagogische functie:** Zorgen voor een geordend verloop en prestatiebereidheid creëren, waardoor een goede basis ontstaat voor de lesdoelen. Het duidelijk maken van verwachtingen en de aanpak van de les hoort hier ook bij.
#### 4.2.2 Opbouw van de opwarming
De opwarming wordt ontworpen nadat de kern van de les is bepaald, omdat de inhoud ervan afhankelijk is van de doelstellingen van de kern. De opwarming kan bestaan uit:
* **Algemeen gedeelte:** Stimuleren van de bloedsomloop via loopvormen.
* **Mobiliteit en lenigheid:** In sommige gevallen wordt hier aandacht aan besteed, afhankelijk van de doelgroep en het onderwerp.
* **Specifieke opwarming:** Gericht op oefeningen die relevant zijn voor de kern, zoals kracht- en vormspanningsoefeningen bij gymnastiek of loopdrills bij atletiek.
Voorbeelden van specifieke opwarming per sport:
* Minitennis in de lagere school
* Volleybal
* Atletiek (lopen)
* Gymnastiek
#### 4.2.3 Belangrijke aandachtspunten
* **Duur:** Circa 3 tot 7 minuten voor een les van 50 minuten, en tot 20 minuten voor een training van 90 minuten.
* **Intensiteit:** Neemt geleidelijk toe van rust naar arbeidsniveau.
* **Herhaling:** Activiteiten zijn vaak een herhaling van eerdere lessen om de vaardigheden te bestendigen. Vermijd te veel nieuwe oefeningen die veel uitleg vereisen.
* **Aansluiting:** De activiteiten sluiten goed aan bij de inhoud van de kern.
* **Klassikaal:** De opwarming is altijd een klassikaal gebeuren.
* **Opstelling:** Gebruik de opstelling die ook in de kern van de les nodig is.
* **Organisatie:** Minimaliseer organisatorische wissels tijdens de opwarming.
> **Tip:** De opwarming moet de deelnemers voorbereiden op de specifieke inspanningen die in de kern van de les worden verwacht.
> **Voorbeeld:** Bij een basketbaltraining kan de specifieke opwarming bestaan uit dribbeloefeningen en schotoefeningen, ter voorbereiding op de kern waarin nieuwe aanvallende patronen worden aangeleerd.
---
# De kern van de les
De kern van de les vormt het centrale deel waar leren centraal staat, met de aan- of verbetering van vaardigheden, of de toepassing ervan.
### 5.1 Kenmerken en functies van de kern
De kern is het deel van de les waar de leerlingen actief bezig zijn met het aanleren, verbeteren of toepassen van (nieuwe) vaardigheden. Het leerproces staat hier centraal en dit deel van de les draagt direct bij aan de gestelde doelstellingen.
**Inhoudelijke focus van de kern:**
* **Aanleren:** Introductie en instructie van nieuwe vaardigheden of technieken.
* **Verbeteren:** Verfijnen van bestaande vaardigheden door oefening en feedback.
* **Toepassen:** Gebruiken van aangeleerde vaardigheden in een praktische context, zoals in een spelvorm of wedstrijd.
> **Tip:** In de praktijk komen deze drie aspecten vaak niet alle drie tegelijkertijd voor in één kern. Meestal ligt de focus op één of maximaal twee van deze aspecten, eventueel met een onderlinge verbinding.
### 5.2 Structurering van de kern
De exacte inhoud en structuur van de kern zijn afhankelijk van didactische factoren en kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld:
#### 5.2.1 Eén kern
Een les kan bestaan uit slechts één kern, vaak gericht op het aanleren of verbeteren van een specifieke vaardigheid. Dit type structuur wordt vaak toegepast in de volgende situaties:
* Wanneer de beschikbare lestijd beperkt is (bijvoorbeeld 30 tot 45 minuten).
* Wanneer spel- of wedstrijdvormen een prominente rol spelen als afsluiting van de les.
* Binnen recreatieve sportbeoefening.
> **Voorbeeld:** Een dansles met een warming-up van basisbewegingen, gevolgd door een kern waarin danscombinaties worden aangeleerd, en een cooling-down.
#### 5.2.2 Meerdere, afzonderlijke kernen
Een les kan ook meerdere, afzonderlijke kernen bevatten. Dit wordt gedaan om:
* Eenzijdige belasting te voorkomen en demotivatie te verminderen.
* In te spelen op toenemende fysieke en psychische vermoeidheid tijdens de les.
* De motivatie te verhogen door de nadruk op verschillende aspecten te leggen.
In elke kern blijft het leerproces centraal staan. Dit kan ook voorkomen in de vorm van de vakkenmethodiek, waarbij diverse kernen (onderwerpen) niet direct met elkaar verband houden en afzonderlijk of gelijktijdig kunnen worden uitgevoerd (bijvoorbeeld in groepjes). Hierbij kunnen alle combinaties van aanleren, verbeteren en toepassen aan bod komen.
> **Voorbeeld:** In gymnastiek kan de kern bestaan uit:
> * Kern 1: Reuzenzwaai aan rekstok.
> * Kern 2: Flikflak op de lange mat.
> * Kern 3: Handstand in de brug.
> * Kern 4: Handstandoverslag over het paard.
#### 5.2.3 Meerdere, aan elkaar gekoppelde kernen
Een andere mogelijke structuur is een kern die uit meerdere, nauw met elkaar verbonden delen bestaat. Dit komt veel voor in spelsporten en wedstrijdsporten.
* **Kern 1:** Richt zich op het aanleren of verbeteren van technieken.
* **Kern 2:** Focust op het herhalen en toepassen van de vaardigheden uit Kern 1.
Deze structuur geeft deelnemers voldoening omdat ze het geoefende direct in de praktijk kunnen brengen. Toepassing kan plaatsvinden in:
* Speelse vormen.
* Het spelen van een wedstrijd.
* Het uitvoeren van de gehele beweging (bijvoorbeeld aanloop, afzet, salto, landing).
* Complexe oefeningen of combinaties van oefeningen.
* Een hindernisbaan, bewegingsbaan of circuit.
> **Tip:** In Kern 2 is de deelnemer intensief bezig en de beleving is intenser. Naast leren ligt hier ook de nadruk op het plezier van bewegen. Het succesgevoel dat hieruit voortkomt, kan motiverend werken voor volgende lessen.
> **Voorbeeld:**
> * **Handbal:**
> * Kern 1: Verbeteren van de bovenhandse strekworp.
> * Kern 2: Toepassen van de bovenhandse strekworp bij een 3-tegen-1 lummelspel.
> * **Atletiek:**
> * Kern 1: Verbeteren van de aanloop bij het verspringen.
> * Kern 2: Toepassen van de aanloop binnen de gehele sprong (op afstand).
Een variatie hierop is dat de bewegingsvormen uit voorafgaande lessen centraal staan en toegepast worden in de tweede kern.
### 5.3 Voorbeelden van leskernen
* **Zwemmen:** Een nieuwe zwemslag aanleren, een bekende zwemslag verbeteren, of de start toepassen.
* **Atletiek:** Het aanleren van de start bij het sprinten, de techniek van het hoogspringen verbeteren, of de toepassing van de wissel bij estafette.
* **Basketbal:** Het aanleren van een lay-up, het verbeteren van de dribbel, of het toepassen van zonedekking.
### 5.4 De rol van didactische factoren
De inhoud van de kern wordt sterk beïnvloed door didactische factoren, zoals de doelgroep, de doelstellingen en de aard van de bewegingsvormen. Dit kan leiden tot afwijkingen van de standaardlesopbouw. Zo kan een dansles eindigen met een demonstratie, of een les korter gehouden worden als deze gevolgd wordt door een wiskundeles.
---
# Het slot van de les
Het slot van een bewegingsles dient als een afsluiter van het geleerde en bereidt de deelnemers voor op de terugkeer naar een rusttoestand, vaak door middel van specifieke bewegingsvormen of een afsluitende evaluatie.
### 5.1 Invulling van het slot
Het slot van de les kan op diverse manieren worden ingevuld, afhankelijk van de kernactiviteiten en doelstellingen van de les. De keuze voor de invulling van het slot wordt gemaakt *nadat* de kern van de les is bepaald.
#### 5.1.1 Cooling-down
Een cooling-down is bedoeld om het lichaam geleidelijk tot rust te brengen na inspanning.
* **Functies:**
* Het verlagen van de hartslag naar een rustniveau.
* Het herstellen van de bloedcirculatie naar een normale situatie, waarbij niet alle focus meer op de spieren ligt.
* Het bevorderen van de afvoer van afvalstoffen uit de spieren, zoals melkzuur, wat helpt spierstijfheid en spierpijn te voorkomen en het risico op blessures te verminderen.
* **Uitvoering:** Dit gebeurt door middel van rustige activiteiten zoals uitlopen, ontspannende of losmakende oefeningen, en eventueel stretching.
* **Toepassing:** Dit slot wordt doorgaans toegepast na intensieve sporttrainingen. In groepslessen kan dit ook op muziek gebeuren, met als doel de deelnemers (met name kinderen) rustig te krijgen en dit op een creatieve manier aan te pakken.
> **Voorbeeld:** Een cooling-down kan bestaan uit rustige loopvormen, gevolgd door het loszwaaien van de ledematen en lichte stretches.
#### 5.1.2 Speelse bewegingsvormen
Speelse bewegingsvormen worden voornamelijk ingezet bij lessen voor kinderen en binnen recreatieve sportbeoefening.
* **Doel:** Dit deel moet het emotionele hoogtepunt van de les vormen en bij de deelnemer de behoefte aan herhaling en een volgende les opwekken.
* **Kenmerken:** Speelse bewegingsvormen kenmerken zich door veel beweging en beleving, waarbij alle deelnemers intensief kunnen bewegen. De gebruikte bewegingsvormen moeten snel en eenvoudig te organiseren zijn. Materiaal dat in de kern is gebruikt, kan hierbij opnieuw worden ingezet.
* **Voorbeelden:** Dit kan variëren van een tik- en overloopspel tot een eenvoudige wedstrijd.
> **Tip:** Het emotionele hoogtepunt van de les creëren met speelse bewegingsvormen zorgt voor een positieve afsluiting en vergroot de motivatie voor toekomstige lessen.
#### 5.1.3 Demonstratie
Bepaalde leskernen kunnen uitmonden in een eindvorm die gedemonstreerd kan worden.
* **Toepassing:** Dit zien we bijvoorbeeld terug bij lessen in dans, acrogym en ropeskipping.
#### 5.1.4 Lesafsluiting
Net als bij de lesintroductie, kan de lesafsluiting een moment van verbale interactie zijn om de les af te ronden en orde te scheppen na intensieve inspanning.
* **Activiteiten:**
* Gezamenlijk opruimen van materiaal en controleren of alles correct is opgeborgen.
* Een nabespreking van de les, waarbij de lesgever feedback kan geven over de eigen ervaring en de prestaties van de groep.
* Het maken van afspraken voor een volgende les of een aankomende wedstrijd.
* Aanmoedigen tot douchen en/of omkleden.
* **Evaluatie:** De lesafsluiting kan ook een moment zijn voor lesevaluatie, waarbij het geleerde wordt getoetst. Dit kan op verschillende manieren:
* **Zelfevaluatie:** Deelnemers kunnen zichzelf evalueren, bijvoorbeeld door zich te plaatsen bij een kegel op basis van hun zelfvertrouwen met een bepaalde vaardigheid.
* **Peer-evaluatie:** Deelnemers kunnen elkaar evalueren met behulp van een checklist.
* **Lesgever-evaluatie:** De lesgever kan feedback geven op basis van observaties tijdens de les.
* **Vraag-en-antwoord sessie:** Het herhalen van belangrijke criteria of concepten door middel van vragen aan de groep.
* **Toetsing:** Soms kan een formele toets worden afgenomen met een cijfermatige beoordeling.
> **Voorbeeld:** Na een dansles kan de lesgever vragen aan de leerlingen om aan de rode kegel te gaan staan als ze nog oefening nodig hebben om de dans alleen te kunnen, en aan de gele kegel als ze denken dat ze het beheersen.
### 5.2 Aansluiting op de kern
De keuze en invulling van het slot van de les zijn direct afhankelijk van de activiteiten die in de kern van de les hebben plaatsgevonden.
> **Tip:** Zorg ervoor dat de bewegingsvormen in het slot de deelnemers op een passende manier voorbereiden op de terugkeer naar rust of een vervolgactiviteit, zonder een te grote discrepantie met de inspanning in de kern.
---
# Lesvoorbereiding en lesgewricht
Dit gedeelte behandelt hoe de opbouw van een les wordt weergegeven in een lesvoorbereiding, inclusief het verticale en horizontale lesverloop, en het cruciale belang van het lesgewricht.
### 7.1 Verticale en horizontale lesverloop
De chronologische indeling van een les in inleiding, kern en slot wordt aangeduid als het **verticale lesverloop**. Dit conceptuele kader wordt in de lesvoorbereiding visueel weergegeven, vaak met behulp van gekleurde balken (in dit document oranje). Naast het verticale verloop kent de lesvoorbereiding ook een **horizontaal lesverloop**. Dit omvat de gedetailleerde informatie die per specifieke activiteit wordt genoteerd.
#### 7.1.1 Fases en horizontale lijnen
* **Fases (grijze balken):** Deze worden gebruikt om een duidelijke wijziging in organisatievorm of werkvorm aan te duiden. Een fase wordt genummerd en benoemd, wat zorgt voor extra structuur binnen het verticale lesverloop.
* **Horizontale lijnen (zwarte lijnen):** Wanneer de organisatievorm gelijk blijft, maar er wel een verandering in werkvorm plaatsvindt, volstaat een horizontale lijn om structuur aan te brengen. Dit is een subtielere manier om aanpassingen binnen het lesverloop te markeren.
### 7.2 Lesgewricht
Het **lesgewricht** is de overgang van de ene lesfase naar de andere, zoals de overgang van de inleiding naar de kern, of van de ene oefening naar de volgende. Het strategisch nadenken over en plannen van deze overgangen is essentieel voor een vlot en effectief lesverloop.
#### 7.2.1 Belang van het lesgewricht
Een goed gepland lesgewricht minimaliseert verstoringen en verhoogt de efficiëntie van de les. Houd bij de planning van het lesgewricht rekening met:
* **Materiaal:** Zorg ervoor dat al het benodigde materiaal binnen handbereik is aan het begin van een nieuwe fase. Het moeten zoeken naar materialen, bijvoorbeeld aan het begin van de kern, kan het lesverloop verstoren en leiden tot disciplineproblemen. Het is zelfs aan te raden om in de inleiding al gebruik te maken van bepaalde toestellen, tuigen of opstellingen die later in de kern aan bod zullen komen.
* **Organisatie:** De laatste oefening van de inleiding kan zodanig eindigen dat deze direct overgaat in de gewenste formatie voor het begin van de kern. Dit zorgt voor een naadloze overgang en behoudt de aandacht van de deelnemers.
#### 7.2.2 Noteren van overgangen in de lesvoorbereiding
Voor beginnende docenten is het bijzonder waardevol om de overgangen tussen lesfasen expliciet te noteren in de lesvoorbereiding (doorgaans in kolom 3, onder 'organisatie'). Deze gedetailleerde voorbereiding helpt om de momenten die potentieel onrust kunnen creëren, te anticiperen en te beheersen, wat bijdraagt aan een stabieler en productiever lesklimaat.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Macroplanning | Een planning die gericht is op een langere termijn, variërend van één tot meerdere jaren, zoals te zien is in leerplannen. |
| Mesoplanning | Een planning voor een middellange termijn, die zich uitstrekt over een periode van enkele weken tot een jaar, zoals een jaarplanning voor een schooljaar of een seizoensplan voor atleten. |
| Microplanning | De planning voor een korte termijn, specifiek voor één les, die meestal wordt vastgelegd op een lesvoorbereidingsformulier. |
| Didactisch model | Een raamwerk dat de structuur en principes van onderwijsactiviteiten beschrijft, waarbij de lesopbouw onder de pijler 'Les/training' valt. |
| Lesopbouw | De gestructureerde indeling van een les, bestaande uit een inleiding, kern en slot, die zorgt voor orde, fysiologische en psychologische veelzijdigheid. |
| Fysiologische functie (van opwarming) | Het opwarmen van het lichaam om hart, bloedsomloop en ademhaling voor te bereiden op de inspanningen tijdens de les, ter voorkoming van blessures. |
| Psychologische functie (van opwarming) | Het creëren van de juiste sfeer, het bevorderen van concentratie en het laten wennen aan de sociale interactie binnen de lesgroep. |
| Pedagogische functie (van opwarming) | Het zorgen voor een geordend verloop van de les, het wekken van prestatiebereidheid en het duidelijk maken van de verwachtingen van de lesgever. |
| Kern (van de les) | Het centrale en belangrijkste deel van een les, waarin gewerkt wordt aan de doelstellingen, vaardigheden worden aangeleerd, verbeterd of toegepast. |
| Cooling-down | Het laatste deel van een les, gericht op het geleidelijk laten dalen van de hartslag, het herstellen van de bloedsomloop en het afvoeren van afvalstoffen om spierstijfheid en -pijn te voorkomen. |
| Lesgewricht | De overgang van het ene lesfase naar het andere, zoals van inleiding naar kern, of van oefening naar oefening, waar bewust aandacht aan besteed moet worden voor een vloeiend lesverloop. |
| Verticaal lesverloop | De chronologische indeling van een les in de opeenvolgende delen: inleiding, kern en slot, zoals dit in de lesvoorbereiding wordt weergegeven. |
| Horizontaal lesverloop | De gedetailleerde informatie die per activiteit wordt genoteerd binnen een lesvoorbereiding, vaak weergegeven in kolommen naast het verticale lesverloop. |
| Fase (in lesvoorbereiding) | Een genummerd en benoemd deel binnen de lesvoorbereiding, dat wordt toegevoegd bij een duidelijke wijziging van organisatievorm of werkvorm. |
| Lesafsluiting | Het mondelinge gedeelte aan het einde van een les, waarbij materiaal wordt opgeruimd, de les wordt nabesproken en afspraken voor de volgende keer worden gemaakt. |
| Vakkenmethodiek | Een lesmethode waarbij de lesruimte wordt opgedeeld in verschillende "vakken" met afzonderlijke onderwerpen, die binnen één les worden afgewisseld en herhaald in volgende lessen. |
| Spreiding van leerstof | Het effectief verspreiden van leerstof over langere periodes in plaats van het groeperen ervan, wat leidt tot beter onthouden en meer progressie. |