Cover
立即免费开始 LO O1 les 10 Cognitieve ontwikkeling.pptx
Summary
# Cognitie in de les lichamelijke opvoeding
Dit onderwerp verkent de integratie van cognitieve elementen binnen de lessen lichamelijke opvoeding om zowel bewegingsvaardigheden als intellectuele ontwikkeling te bevorderen.
### 1.1 Wat is cognitie in de les lichamelijke opvoeding?
Cognitie verwijst naar het ontwikkelen van het verstand en het elementair betekenis geven aan kennis. In de context van lichamelijke opvoeding betekent dit dat er aandacht wordt besteed aan het inzichtelijk begrijpen van bewegingen en activiteiten, naast de puur fysieke aspecten.
### 1.2 Bewegingsintegratie
Bewegingsintegratie wordt gedefinieerd als "bewegend leren of leren in beweging". Het omvat activiteiten die leraren kunnen toepassen om kennis, vaardigheden en attitudes te bereiken en tegelijkertijd de fysieke activiteitsgraad van leerlingen te verhogen. Bewegingsintegratie kan op drie manieren plaatsvinden:
#### 1.2.1 Beweging als middel
Bij deze vorm bestaat er geen direct verband tussen de beweging en de leerinhoud. De beweging wordt ingezet om leerlingen te stimuleren en te betrekken bij een vraag of concept.
> **Voorbeeld:** Een leerkracht stelt een vraag met meerdere antwoordmogelijkheden. Leerlingen springen in de lucht voor antwoord A, zwaaien met hun armen voor antwoord B, en springen op één been voor antwoord C.
#### 1.2.2 Leren door beweging
De uitgevoerde bewegingen dienen als middel om de leerstof onder de knie te krijgen, met een nadruk op het automatiseren ervan.
> **Voorbeeld:** Leerlingen vormen duo's. De ene leerling leest een woord van een kaartje voor, terwijl de andere leerling dit woord vormt door op letters te springen die op de grond liggen. Dit kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor het oefenen van woordenschat of spelling.
#### 1.2.3 Inzichtelijk leren
Bewegingen krijgen een functionele invulling waarbij leerlingen door de beweging inzicht verwerven in de leerstof.
> **Voorbeeld:** Leerlingen maken met hun lichaam verschillende hoeken (scherpe, rechte, stompe) om wiskundige concepten te visualiseren, waarbij tevens de lenigheid wordt geoefend. Een ander voorbeeld is het experimenteren met zinken en drijven door middel van lichaamsposities.
**Belangrijk:** Bij alle vormen van bewegingsintegratie is het cruciaal dat kinderen meer bewegen op school, zowel binnen als buiten de klas. Dit draagt bij aan het vergroten van competenties (kennis, vaardigheden, attitudes) en kan op een sociaal interactieve manier worden vormgegeven.
### 1.3 De link tussen bewegen en cognitieve ontwikkeling
Er is groeiend wetenschappelijk bewijs dat matig tot intensief bewegen de cognitieve functies van kinderen positief kan beïnvloeden. Dit heeft implicaties voor verschillende gebieden:
* **Executieve functies:** Dit zijn de hogere-orde cognitieve processen die nodig zijn voor planning, besluitvorming, controle en aanpassing van gedrag. Regelmatige beweging kan leiden tot verbeteringen in deze functies, wat op zijn beurt weer een positief effect kan hebben op schoolprestaties.
* **Aandacht en concentratie:** Fysieke activiteit kan de doorbloeding van de hersenen verbeteren, wat potentieel kan leiden tot een betere aandacht en concentratie bij kinderen in de klas. Hoewel het bewijs hiervoor nog niet altijd sterk of eenduidig is, suggereren studies dat lichaamsactiviteit een positieve invloed heeft op geheugen, concentratie en gedrag.
* **Motorische en beweegvaardigheden en fitheid:** Sport en bewegen heeft een direct positief effect op de fitheid van leerlingen. Daarnaast is er krachtig bewijs voor de ontwikkeling van motorische vaardigheden. Kinderen die vroegtijdig motorische vaardigheden ontwikkelen, behouden vaak een voorsprong.
* **Sociaal gedrag, zelfbeeld en zelfvertrouwen:** De invloed op deze gebieden is complex en de bevindingen zijn soms inconsistent. Een positief emotioneel en motivationeel klimaat, positieve ervaringen, plezier en betrokkenheid bij fysieke activiteit zijn voorwaarden voor een positief effect op zelfbeeld en zelfvertrouwen.
* **Schoolprestaties:** Onderzoek suggereert dat sport en bewegen niet negatief gerelateerd is aan schoolprestaties en soms zelfs positief. Hoewel de exacte frequentie, duur, intensiteit en type activiteit die nodig zijn voor effect nog onderzocht worden, is er een suggestie dat fysieke activiteit de manier waarop kinderen denken en leren in schoolsettings kan verbeteren. Studies tonen aan dat fysiek fitte kinderen beter presteren op cognitieve testen, en er is bewijs dat korte periodes van fysieke activiteit de cognitieve testuitslagen kunnen verbeteren, vooral wat betreft snelheid en accuraatheid.
### 1.4 Toepassing in het handboek en stage
Het handboek biedt activiteiten die bewegingsintegratie in de les lichamelijke opvoeding ondersteunen. Bij het verkennen van het handboek is het belangrijk om te letten op:
* Welke leergebieden aan bod komen.
* Welke informatie bij elke activiteit wordt gegeven.
* De betekenis van de gebruikte pictogrammen.
Bij een stage kan de focus liggen op het uitproberen van één leergebied met behulp van bewegingsintegratie. Rekening gehouden kan worden met:
* De beschikbare ruimte en het aantal leerlingen.
* De benodigde materialen en mogelijke alternatieven.
* Het gebruik van visuele hulpmiddelen.
* De intensiteit van de bewegingsactiviteiten.
Het handboek dient als leidraad voor het plannen en uitvoeren van deze geïntegreerde lessen.
---
# Bewegingsintegratie als pedagogisch concept
Dit hoofdstuk behandelt bewegingsintegratie als een pedagogische benadering die leren bevordert door middel van beweging, met de nadruk op de integratie van fysieke activiteit in het onderwijs om zowel academische competenties als de fysieke activiteitsgraad van leerlingen te verhogen.
## 2. Bewegingsintegratie als pedagogisch concept
Bewegingsintegratie wordt gedefinieerd als "bewegend leren of leren in beweging". Het omvat alle praktijkgerichte activiteiten die leerkrachten kunnen inzetten om kennis, vaardigheden en attitudes te ontwikkelen, en tegelijkertijd de fysieke activiteit van leerlingen te stimuleren. Centraal staat het bevorderen van de competenties van de leerling door beweging.
### 2.1 De verschillende vormen van bewegingsintegratie
Bewegingsintegratie kan op drie manieren plaatsvinden, waarbij de focus ligt op de relatie tussen de beweging en de leerinhoud:
#### 2.1.1 Beweging als middel
Bij deze vorm bestaat er geen rechtstreeks verband tussen de uitgevoerde beweging en de specifieke leerinhoud. De beweging dient als een middel om de leerlingen te activeren en deelname te stimuleren.
> **Voorbeeld:** Een leerkracht stelt een vraag met meerdere antwoordopties. Leerlingen geven hun antwoord door te springen (optie A), met hun armen te zwaaien (optie B) of op één been te springen (optie C).
#### 2.1.2 Leren door beweging
Hierbij worden de bewegingen gebruikt als een methode om de leerstof eigen te maken en te automatiseren. De nadruk ligt op het actief verwerken van de leermaterie door middel van lichamelijke activiteit.
> **Voorbeeld:** Leerlingen vormen duo's. De ene leerling leest een woord van een kaartje voor. De andere leerling vormt dit woord door op de letters van het woord, die op de grond liggen, in de juiste volgorde te springen. Per correct gevormd woord krijgen ze punten.
#### 2.1.3 Inzichtelijk leren door beweging
Deze vorm kenmerkt zich door het geven van een functionele invulling aan bewegingen. Door op een specifieke manier te bewegen, verwerven leerlingen een dieper inzicht in de leerstof.
> **Voorbeeld:** Leerlingen leren verschillende hoeken (scherp, recht, stomp) te vormen met hun lichaam door middel van beenposities, waarbij tegelijkertijd de lenigheid wordt getraind. Dit kan ook toegepast worden bij concepten als 'zinken en drijven' waarbij leerlingen met hun lichaam verschillende vormen creëren.
#### 2.1.4 Sociale interactie en flexibiliteit in categorieën
Bij alle vormen van bewegingsintegratie is sociale interactie met medeleerlingen een belangrijk aspect. De indeling in categorieën is niet strikt, maar legt de nadruk op een bepaald aspect van de integratie.
### 2.2 Het verband tussen bewegen en cognitieve ontwikkeling
Er is toenemend wetenschappelijk bewijs dat matig tot intensief bewegen de cognitieve functies van kinderen positief beïnvloedt. Dit effect wordt geassocieerd met betere schoolprestaties.
* **Hersenstructuren en executieve functies:** Regelmatige deelname aan sport en beweegactiviteiten kan leiden tot veranderingen in de hersenstructuur, waaronder een verhoogde aanmaak van zenuwcellen, meer verbindingen tussen zenuwcellen en verhoogde synapsplasticiteit. Beweging verbetert ook de doorbloeding van de hersenen en de aanmaak van neurotransmitters zoals adrenaline en dopamine. Fysieke activiteit moet intensief genoeg zijn om deze effecten te realiseren.
* **Executieve functies:** Dit zijn cognitieve functies die cruciaal zijn voor planning, besluitvorming, gedragssturing en foutencorrectie. Verbeterde executieve functies hebben een positief effect op schoolprestaties. Kortdurende lichamelijke inspanning kan executieve functies verbeteren.
* **Aandacht en concentratie:** Beweging in de klas kan een positief effect hebben op de aandacht en concentratie van kinderen, mogelijk door de verbeterde hersendoorbloeding. Hoewel het bewijs hiervoor nog niet eenduidig is, suggereert onderzoek dat lichaamsactiviteit geheugen, concentratie en gedrag in de klas kan bevorderen.
* **Motorische vaardigheden en fitheid:** Sport en bewegen hebben een duidelijk positief effect op de fitheid en motorische vaardigheden van leerlingen. Het verwerven van motorische vaardigheden voor de leeftijd van zeven jaar kan een blijvende motorische voorsprong geven.
* **Sociaal gedrag, zelfbeeld en zelfvertrouwen:** De effecten op sociaal gedrag, zelfbeeld en zelfvertrouwen zijn inconsistent. Een positief emotioneel en motivationeel klimaat, positieve ervaringen, plezier en betrokkenheid bij fysieke activiteit zijn voorwaarden voor een positief effect op zelfbeeld en zelfvertrouwen.
* **Schoolprestaties:** Onderzoek suggereert dat sport en bewegen niet negatief gerelateerd is aan schoolprestaties, en soms zelfs positief. Extra lichamelijke activiteit tijdens de schooldag lijkt de academische prestaties niet te schaden. Hoewel er sterke aanwijzingen zijn voor een positief effect op cognitief functioneren, moet het causale verband met verbeterde academische prestaties nog verder gevalideerd worden. Fysiek fitte kinderen presteren over het algemeen beter op cognitieve testen. Korte periodes van fysieke activiteit en deelname aan interventies op basis van fysieke activiteit bevorderen het mentale functioneren. Er is ook enig bewijs voor een dosis-responsrelatie, waarbij langere duur en hogere frequentie van fysieke activiteit leiden tot betere cognitieve prestaties. Deze resultaten moeten echter met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd vanwege mogelijke bias en het nog ontbreken van definitief bewijs voor causaliteit.
### 2.3 Het handboek als hulpmiddel voor bewegingsintegratie
Het handboek biedt informatie over verschillende leergebieden en activiteiten die bewegingsintegratie ondersteunen. Het geeft aan hoe informatie per activiteit wordt gepresenteerd en welke pictogrammen gebruikt worden om de context van een activiteit aan te geven.
> **Tip:** Maak bij het voorbereiden van een les voor stage gebruik van het handboek om geschikte bewegingsintegratie-activiteiten te selecteren voor specifieke leergebieden en om te bepalen hoe deze in de praktijk toegepast kunnen worden.
### 2.4 Verwachtingen tijdens stage
Tijdens de stage wordt verwacht dat studenten één leergebied uitkiezen om bewegingsintegratie toe te passen, ongeacht of het een snipperstage of een weekstage betreft. Het gebruik van het handboek is hierbij essentieel. Verschillende factoren zoals de groepsgrootte, de beschikbare ruimte en het benodigde materiaal moeten in overweging genomen worden.
> **Voorbeeld:** Een leerkracht kan een wiskundeactiviteit op de speelplaats organiseren. Voor een les Wetenschappen en Techniek rond 'ET Natuur 1.3' kan een geschikte activiteit uit het handboek gehaald worden. Voor Zedenleer of Frans (schrijven) kunnen eveneens relevante oefeningen uit het handboek worden geselecteerd.
---
# Relatie tussen beweging en cognitieve ontwikkeling
Dit onderwerp analyseert de wetenschappelijke onderbouwing voor de positieve invloed van matig tot intensief bewegen op cognitieve functies zoals executieve functies, aandacht, concentratie, motorische vaardigheden, schoolprestaties en sociaal gedrag.
## 3.1 De invloed van matig tot intensief bewegen op cognitief functioneren
Er is groeiend wetenschappelijk bewijs dat matig tot intensief bewegen de cognitieve functies van kinderen positief kan beïnvloeden. Kinderen die meer bewegen, presteren over het algemeen beter op school. Een toename in lichamelijke activiteit hangt positief samen met cognitief functioneren en schoolprestaties.
### 3.1.1 Hersenstructuren en (executieve) functies
Regelmatige deelname aan sport en bewegingsactiviteiten leidt tot veranderingen in de hersenstructuur. Dit omvat:
* Een verhoogde aanmaak van zenuwcellen.
* Meer verbindingen tussen zenuwcellen.
* Verhoogde synapsplasticiteit.
Sport en bewegen bevordert de doorbloeding van de hersenen, activeert het centrale zenuwstelsel en verhoogt de aanmaak van stoffen zoals adrenaline en dopamine. Voor een positief effect op deze processen is het belangrijk dat de fysieke activiteit intensief genoeg is.
De executieve functies, ook wel uitvoerende controlefuncties genoemd, zijn essentieel voor:
* Planning en besluitvorming.
* Bijsturing en foutencorrectie van gedrag.
* Ontwikkelen van nieuwe gedragsvormen.
* Inschatten van moeilijke situaties.
Verbeterde executieve functies hebben een positief effect op schoolprestaties. Onderzoek suggereert dat kortdurende lichamelijke inspanning een positief effect heeft op cognitieve vaardigheden, waaronder de executieve functies.
### 3.1.2 Aandacht en concentratie
Beweging in de klas kan de aandacht van kinderen verbeteren. Er is bewijs dat sport en bewegen op school een positieve invloed heeft op aandacht en concentratie. Dit kan verklaard worden doordat intensieve fysieke activiteit leidt tot een betere doorbloeding van de hersenen. Hoewel dit bewijs niet altijd sterk of eenduidig is, toont onderzoek aan dat lichaamsactiviteit een positieve invloed heeft op geheugen, concentratie en gedrag in de klas.
### 3.1.3 Motorische en beweegvaardigheden en fitheid
Sport en bewegen heeft een direct positief effect op de fitheid van leerlingen. Dit effect is afhankelijk van de intensiteit, duur en het type activiteit. Daarnaast is er krachtig bewijs voor de positieve invloed van sport en bewegen op motorische vaardigheden. Kinderen die vóór hun zevende levensjaar motorische vaardigheden ontwikkelen, behouden hierdoor een motorische voorsprong.
### 3.1.4 Sociaal gedrag, zelfbeeld en zelfvertrouwen
De bevindingen over de invloed van sport en bewegen op sociaal gedrag, zelfbeeld en zelfvertrouwen zijn wisselend. Hoewel sport en bewegen een positief effect kunnen hebben, kan er ook antisociaal gedrag optreden. Een positief effect wordt waarschijnlijker wanneer er een goed emotioneel en motivationeel klimaat heerst. Voorwaarden voor een positief effect op zelfbeeld en zelfvertrouwen zijn positieve ervaringen, plezier en betrokkenheid van kinderen bij de fysieke activiteit.
### 3.1.5 Schoolprestaties
Recente onderzoeken tonen aan dat sport en bewegen over het algemeen niet of soms positief gerelateerd is aan schoolprestaties. Er worden geen negatieve correlaties gevonden, wat suggereert dat extra lichamelijke activiteit tijdens de schooldag geen nadelige invloed heeft op de schoolprestaties van kinderen. Echter, veel onderzoeken geven weinig inzicht in de specifieke frequentie, duur, intensiteit en type activiteiten die nodig zijn om effect te genereren.
Onderzoek suggereert dat leerlingen met een grotere fitheid hogere toetsscores behalen. Aangezien fysieke activiteit de hersenfuncties en cognitie (zoals aandacht, informatieverwerking, geheugen en executieve functies) bij kinderen verandert, wordt aangenomen dat fysieke activiteit ook de academische prestaties verbetert. Hoewel er gunstige resultaten zijn gevonden in cross-sectionele en longitudinale studies, zijn de resultaten van gecontroleerde experimenten gemengd. Er is een gebrek aan duidelijke en consistente bevindingen die de suggestie van een positief effect op cognitief functioneren en de manier waarop kinderen denken en leren in schoolsituaties volledig valideren.
Recente samenvattingen van onderzoeken bevestigen dat fysieke fitheid, korte periodes van fysieke activiteit en deelname aan fysieke activiteitinterventies het mentale functioneren van kinderen bevorderen. Cross-sectionele studies tonen aan dat fysiek fitte kinderen beter presteren op cognitieve testen. Studies naar hersenstructuren en -functies vinden ook fitheidsgerelateerde verschillen. Longitudinale en cohortstudies suggereren dat een hogere fitheid of meer fysieke activiteit betere cognitieve prestaties voorspelt. Laboratoriumstudies en schoolgebaseerde studies tonen aan dat korte periodes van fysieke activiteit de cognitieve testresultaten bij kinderen verbeteren, met name op het gebied van snelheid en accuraatheid.
Enkele Randomized Controlled Trials (RCT's) vinden dat regelmatige fysieke activiteit invloed heeft op de prestatie op specifieke mentale taken en de hersenstructuur en -functie verandert. Er is ook bewijs voor een dosis-responsrelatie, waarbij betere cognitieve prestaties optreden als functie van de lengte van de fysieke activiteit en de frequentie van deelname. Hoewel dit bewijs redelijk is, moeten de resultaten met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd vanwege mogelijke bias en het nog ontbreken van definitief causaal bewijs.
> **Tip:** Het is cruciaal om de intensiteit, duur en het type activiteit te overwegen bij het ontwerpen van bewegingsprogramma's gericht op cognitieve verbetering.
> **Voorbeeld:** Een les waarin kinderen een wiskundig probleem oplossen door middel van beweging, zoals het maken van verschillende hoeken met hun benen om scherpe, rechte of stompe hoeken te representeren, integreert cognitieve leerstof met fysieke activiteit.
---
# Toepassing van het handboek en stageverwachtingen
Dit deel bespreekt de inhoud en structuur van het handboek, de pictogrammen, en hoe specifieke activiteiten uit verschillende leergebieden kunnen worden geselecteerd en toegepast tijdens een stage.
### 4.1 Het handboek voor bewegingsintegratie
Het handboek is een cruciaal hulpmiddel voor het implementeren van bewegingsintegratie. Het biedt een gestructureerde aanpak voor het koppelen van bewegingsactiviteiten aan diverse leergebieden.
#### 4.1.1 Inhoud en structuur van het handboek
Het handboek bevat informatie over verschillende leergebieden en biedt voor elke activiteit specifieke details.
* **Informatie per activiteit:**
* Doelstellingen
* Benodigd materiaal
* Uitvoering van de activiteit
* Mogelijke variaties en aanpassingen
* **Pictogrammen:** Boven aan de hoek van elke activiteit bevinden zich pictogrammen die belangrijke informatie verschaffen over de activiteit, zoals:
* Aantal benodigde leerlingen (bv. kleine groep)
* Ruimtebehoefte
* Materiaalvereisten
* Intensiteit van de activiteit
#### 4.1.2 Selecteren en toepassen van activiteiten uit het handboek
Het handboek faciliteert de selectie van activiteiten die relevant zijn voor specifieke leergebieden en stage-ervaringen.
* **Voorbeelden van selectie:**
* **Wiskunde:** Zoek een activiteit die op de speelplaats kan worden uitgevoerd.
* **Wetenschappen en Techniek:** Zoek een activiteit die aansluit bij een specifiek leerdoel, zoals Natuur 1.3.
* **Zedenleer:** Identificeer het relevante hoofdstuk en selecteer een passende activiteit.
* **Frans:** Kies een activiteit uit het domein schrijven.
* **Toepassing tijdens de stage:**
* **Keuze voor de stage:** Het is de bedoeling om één leergebied uit te proberen tijdens de stage.
* **Stagevormen:** Dit kan zowel tijdens een snipperstage als een weekstage.
* **Essentieel hulpmiddel:** Het handboek dient als leidraad en moet actief gehanteerd worden.
* **Aanpassing aan de klas:** Overweeg hoe de gekozen oefening kan worden toegepast in de specifieke stageklas, rekening houdend met factoren als groepsgrootte, beschikbare ruimte en materiaal. Indien nodig, kunnen alternatieve materialen worden gebruikt of kan er gebruik worden gemaakt van afbeeldingen in verschillende settings.
### 4.2 Stageverwachtingen
De stage biedt de mogelijkheid om de theoretische kennis over bewegingsintegratie in de praktijk te brengen en te ervaren.
* **Focus op één leergebied:** De stagiair(e) wordt aangemoedigd om zich te concentreren op de integratie van beweging binnen één specifiek leergebied.
* **Praktische toepassing:** Het doel is om de geleerde concepten en technieken toe te passen in een reële onderwijscontext.
* **Gebruik van het handboek:** Het handboek is een essentieel instrument dat ondersteuning biedt bij de voorbereiding en uitvoering van de stageactiviteiten.
* **Flexibiliteit en aanpassing:** De stagiair(e) moet in staat zijn om activiteiten aan te passen aan de specifieke omstandigheden van de stageklas, zoals de beschikbare ruimte en het benodigde materiaal.
> **Tip:** Begin met het zorgvuldig bestuderen van het handboek en de pictogrammen. Dit zal u helpen bij het maken van weloverwogen keuzes voor uw stageactiviteiten.
> **Tip:** Wees creatief in het omgaan met beperkingen qua ruimte of materiaal; het handboek biedt vaak suggesties voor alternatieven.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Cognitie | Cognitie verwijst naar het mentale proces van kennisverwerving door middel van ervaring, waarneming en denken. Het omvat alle aspecten van het intellectuele functioneren, zoals leren, herinneren, probleemoplossing en besluitvorming. |
| Lichamelijke opvoeding | Lichamelijke opvoeding (LO) is een schoolvak dat gericht is op de fysieke ontwikkeling, gezondheid, motorische vaardigheden en sportieve en recreatieve activiteiten van leerlingen. |
| Bewegingsintegratie | Bewegingsintegratie is het proces waarbij beweging wordt gebruikt als middel om leerdoelen in diverse vakgebieden te bereiken, met als doel zowel kennis, vaardigheden en attitudes te ontwikkelen als de fysieke activiteit van leerlingen te verhogen. |
| Leren door beweging | Deze vorm van bewegingsintegratie houdt in dat de fysieke bewegingen die worden uitgevoerd, de leerstof helpen te internaliseren, met een specifieke nadruk op het automatiseren van de leerinhoud. |
| Inzichtelijk leren (door beweging) | In dit model van bewegingsintegratie krijgen bewegingen een functionele betekenis, waarbij leerlingen door specifieke bewegingspatronen inzicht verwerven in de leerstof, zoals het demonstreren van wiskundige concepten met het lichaam. |
| Lichaamsperceptie | Lichaamsperceptie is het vermogen om het eigen lichaam en de delen daarvan waar te nemen, te benoemen en de bewegingsmogelijkheden van deze delen te begrijpen en te beheersen. |
| Ruimteperceptie | Ruimteperceptie is het vermogen om de eigen positie in de ruimte te bepalen, relaties tussen objecten en personen in de ruimte te begrijpen en afstanden, richtingen en posities correct in te schatten. |
| Tijdsbesef | Tijdsbesef is het bewustzijn van de opeenvolging van gebeurtenissen en de duur van activiteiten, wat helpt bij het organiseren van acties en het plannen van taken. |
| Executieve functies | Executieve functies, ook wel uitvoerende controlefuncties genoemd, zijn een reeks cognitieve processen die noodzakelijk zijn voor planning, besluitvorming, het reguleren van gedrag, het corrigeren van fouten en het omgaan met complexe situaties. |
| Synapsplasticiteit | Synapsplasticiteit verwijst naar het vermogen van synapsen, de verbindingen tussen zenuwcellen, om te veranderen in sterkte en aantal als gevolg van activiteit, wat cruciaal is voor leren en geheugen. |
| Fysieke activiteit | Fysieke activiteit omvat alle lichaamsbewegingen die door spieren worden geproduceerd en die leiden tot energieverbruik, inclusief sport, spel, werk en huishoudelijke taken. |
| Schoolprestaties | Schoolprestaties verwijzen naar de mate waarin leerlingen academische doelen bereiken, gemeten aan de hand van cijfers, toetsresultaten en beoordelingen van hun leerproces. |