Cover
立即免费开始 module 4: case België deel 1 (lang)
Summary
# Basisprincipes van fiscaal federalisme in België
Hieronder volgt een gedetailleerde samenvatting over de basisprincipes van fiscaal federalisme in België, gericht op examenvoorbereiding.
## 1. Basisprincipes van de financiering van overheidsniveaus in België
De financiering van de verschillende overheidsniveaus in België is een complexe combinatie van dotaties (transfers vanuit de federale overheid), fiscale autonomie, en verevening (solidariteitsmechanismen tussen overheden). Doorheen de opeenvolgende staatshervormingen is deze structuur voortdurend geëvolueerd, met als belangrijkste financiële mijlpalen de jaren 1989, 2001 (Lambermont-akkoord) en 2011-2013 (Vlinderakkoord).
### 1.1 Belangrijkste financieringscomponenten
De financiering van de deelstaten (gewesten en gemeenschappen) is opgebouwd rond een aantal kerninstrumenten:
#### 1.1.1 Dotaties
* **Personenbelasting (PB):** Gewesten ontvangen een deel van de opbrengsten uit de personenbelasting. Gemeenschappen ontvangen ook een deel uit de PB. Dit is een zogenaamde "gedeelde" of "samengevoegde" belasting, wat betekent dat ze federaal wordt geheven en geïnd, maar de opbrengsten worden verdeeld.
* **BTW en block grant:** Gemeenschappen ontvangen een aanzienlijke financiering via een onvoorwaardelijke, niet-bestemde 'block grant' (basisdotatie/aanvullende dotatie) die wordt gefinancierd uit de federale BTW-ontvangsten.
#### 1.1.2 Fiscale autonomie
* **Gewesten:** Beschikken over een toenemende fiscale autonomie, wat zich uit in eigen gewestbelastingen. Ze kunnen ook opcentiemen vestigen op de personenbelasting of kortingen toestaan, waardoor ze deze belasting deels naar hun hand kunnen zetten.
* **Gemeenschappen:** Hebben vrijwel geen eigen fiscale bevoegdheden. Het vroeger bestaande kijk- en luistergeld werd omgevormd tot een gewestbelasting en later afgeschaft.
#### 1.1.3 Verevening (solidariteit)
* **Nationale solidariteitstussenkomst:** Dit mechanisme is ingebouwd in de dotaties voor de gewesten en zorgt voor een extra toelage aan regio's met een lagere belastingcapaciteit dan het nationale gemiddelde. Dit mechanisme is door de tijd heen geëvolueerd van een horizontale (tussen gewesten) naar een verticale (federaal naar gewesten) vorm.
### 1.2 Evolutie van de financieringsstructuur
De financieringsstructuur is dynamisch en nooit "af". Zes staatshervormingen hebben de financiële bevoegdheden en transfers beïnvloed. De drie belangrijkste financiële momentums zijn:
* **1989:** De grondslag voor de huidige bijzondere financieringswet (BFW). Kenmerkend waren de invoering van het principe van de 'juste retour' voor de PB-dotatie en de invoering van de solidariteitsbijdrage voor de gewesten.
* **2001 (Lambermont-akkoord):** Een belangrijke hervorming die de financiering van de gemeenschappen herfinancierde, de BTW-dotatie koppelde aan economische groei en de fiscale autonomie van de gewesten aanzienlijk uitbreidde.
* **2011-2013 (Vlinderakkoord):** Een verdere aanpassing van het solidariteitsmechanisme en meer responsabilisering voor de regio's.
#### 1.2.1 Aanleidingen tot hervormingen
* **Politiek-institutionele en socio-economische factoren:** Behoeften aan verantwoording, wens van regio's om eigen beleidsaccenten te leggen, onderfinanciering, impact van demografie (nataliteit, vergrijzing) en de arbeidsmarkt.
* **Verhoogde regionale autonomie:** Sinds de 6e staatshervorming hebben de gewesten een grotere autonomie gekregen, wat de financieringsstructuur complexer maakt.
* **Behoud van federale financiering:** Niet elke staatshervorming leidt tot meer middelen naar de regio's; maatregelen worden ook genomen om de federale overheid financieel gezond te houden.
#### 1.2.2 Voorkomen van belastingconcurrentie
Een cruciaal principe bij hervormingen is het vermijden van schadelijke belastingconcurrentie tussen regio's. Dit wordt bewerkstelligd door:
* **Federale bevoegdheden:** Bepaalde bevoegdheden, zoals het beperken van de belastbare grondslag of het toestaan van grote belastingaftrekken, blijven federaal.
* **Niet-deloyale concurrentie:** Gewesten mogen de PB niet onaantrekkelijker maken met het specifieke doel om belastinggrondslag weg te trekken uit andere gewesten.
* **Vennootschapsbelasting (VB):** Blijft federaal om concurrentie te vermijden, gezien de potentiële impact op de vestiging van maatschappelijke zetels.
### 1.3 De Bijzondere Financieringswet (BFW)
De BFW regelt de transfers van middelen tussen de federale staat, gewesten en gemeenschappen. Ze bakent de 'taxing powers' van de subnationale besturen af en regelt de relaties met de EU, evenals schuldfinancieringsmogelijkheden.
#### 1.3.1 Situatie tot 1989
Voor 1989 hadden deelstaten weinig fiscale autonomie. Middelen werden toegewezen via dotaties, verdeeld op basis van behoeftecriteria (bevolking, oppervlakte, aandeel in PB-opbrengst). Dit systeem kende problemen door het gebrek aan vaste sleutels en de subjectieve weging van criteria, wat langetermijnplanning bemoeilijkte.
#### 1.3.2 Evolutie vanaf 1989
* **Breuklijn 1989:** Introductie van het principe van de 'juste retour' voor de PB-dotatie (elke regio krijgt een aandeel in de PB-ontvangsten die op haar grondgebied worden gegenereerd).
* **Solidariteitsmechanisme (1989):** Invoering van een mechanisme om regio's met een lagere fiscale capaciteit te ondersteunen. Initieel horizontaal, later verticaal gefinancierd door de federale overheid.
#### 1.3.3 Het Lambermontakkoord (2001)
* **Herfinanciering gemeenschappen:** Compensatie voor onderfinanciering, met name in de Franse Gemeenschap, door een 'Lambermont-turbo' en koppeling van de BTW-dotatie aan economische groei.
* **Fiscale autonomie gewesten:** Aanzienlijke uitbreiding van de bevoegdheden voor gewesten, waaronder registratierechten, successierechten, onroerende voorheffing, verkeersbelastingen en diverse andere taksen.
* **Gemeenschappen:** Geen significante uitbreiding van fiscale autonomie; grotendeels afhankelijk van PB- en BTW-stromen.
* **Federale beperkingen:** Federaal niveau behoudt een deel van de opbrengst voor bepaalde heffingen, maar de totale opbrengst die op het grondgebied van een gewest wordt gegenereerd, gaat in principe naar dat gewest (na aftrek van administratieve kosten).
#### 1.3.4 Financiële stromen (situatie rond 2010, vóór 6e Staatshervorming)
* **Personenbelasting (PB):** Een substantieel deel vloeide terug naar de regio's.
* **Gewesten:** Gefinancierd uit PB-dotatie (basisdotatie, solidariteitsbijdrage, negatieve term).
* **Gemeenschappen:** Ontvingen een deel uit de PB.
* **BTW:** Een belangrijk deel ging naar de gemeenschappen via de BTW-dotatie (historische dotatie en Lambermont-turbo).
### 1.4 De Personenbelasting (PB) als financieringsbron
De personenbelasting is een cruciale bron voor de financiering van de deelstaten, maar de toewijzing is complex.
#### 1.4.1 Basisdotatie en evolutie
De toegewezen PB aan de gewesten is een vaste dotatie die evolueert met inflatie en economische groei, maar niet noodzakelijk in lijn met de effectieve PB-opbrengsten. Latere hervormingen hebben deze groei deels begrensd om federale sanering te financieren, waardoor regio's deels bijdragen aan federale tekorten.
#### 1.4.2 Verdeling via 'Juste Retour'
De verdeling van de PB gebeurt volgens het principe van 'juste retour': elk gewest ontvangt een aandeel in de dotatiepot dat overeenkomt met zijn aandeel in de totale PB-opbrengst. Dit principe stimuleert meer werkgelegenheid en hogere inkomens.
#### 1.4.3 Impact van woonplaatsprincipe en pendelarbeid
* **Woonplaatsprincipe:** PB wordt toegewezen aan het gewest waar de belastingplichtige woont, niet waar hij werkt. Dit bevoordeelt regio's waar veel mensen wonen maar elders werken (en hun belasting afdragen), en benadeelt regio's waar veel economische activiteit plaatsvindt maar de bewoners elders wonen (zoals Brussel).
* **Pendelarbeid:** De verhouding tussen bruto toegevoegde waarde (economische productie) en primaire inkomens per inwoner toont de impact van pendelarbeid. Brussel creëert veel toegevoegde waarde, maar door pendelarbeid vloeien de inkomens en de PB naar de woonplaatsen van de pendelaars. Dit verklaart de daling van de fiscale capaciteit in Brussel.
#### 1.4.4 Correctiemechanismen van de PB-dotatie
Bovenop de basisdotatie en 'juste retour' zijn er twee belangrijke correcties:
* **Solidariteitsbijdrage:** Een federale toelage voor gewesten met een lagere PB-opbrengst per inwoner dan het rijksgemiddelde. Vlaanderen komt hiervoor nooit in aanmerking. Wallonië en Brussel ontvangen structureel solidariteitsmiddelen, waarbij de nood voor Brussel sterk is toegenomen sinds de eeuwwisseling. Deze bijdrage is enkel geïndexeerd op inflatie, niet op economische groei.
* **Negatieve term:** Een aftrek voor gewesten om de federale overheid te compenseren voor structureel verlies aan inkomsten door de overdracht van 'taxing powers'. Dit mechanisme zorgt ervoor dat de federale overheid financieel niet verarmt door staatshervormingen. De negatieve term is weliswaar gekoppeld aan inflatie en voor 91% aan de BBP-groei, waardoor deze de federale overheid relatief beschermt. Er zijn twee soorten: de negatieve term voor kijk- en luistergeld (historisch gemeenschapsbelasting) en voor andere gewestbelastingen.
### 1.5 De BTW als financieringsbron voor de Gemeenschappen
De BTW is de belangrijkste financieringsbron voor de gemeenschappen.
#### 1.5.1 Opbouw van de BTW-dotatie
De BTW-dotatie bestaat uit:
* **Historische BTW-dotatie (sinds 1989):** Gedeeltelijk gebaseerd op behoeftecriteria en deels op 'juste retour'.
* **Lambermont-turbo (vanaf 2001):** Een extra enveloppe die deels gekoppeld is aan economische groei (91%) en nataliteit.
#### 1.5.2 Verdelingscriteria van de BTW-dotatie
De verdeling gebeurt volgens:
* **Behoeftecriteria:** Vooral het aantal leerlingen (6-17 jaar) was dominant vóór Lambermont.
* **Juste retour:** Vanaf Lambermont kreeg dit criterium meer gewicht, met een volledige toepassing voor de 'turbo'-dotatie vanaf 2012.
#### 1.5.3 Aanvullende dotaties
Naast de historische en Lambermont-dotaties ontvangen gemeenschappen nog aanvullende dotaties voor specifieke bevoegdheden of instellingen (bv. Plantentuin Meise, sport, cultuur, compensatie kijk- en luistergeld).
### 1.6 Fiscale autonomie van Gewesten binnen de Personenbelasting
Sinds het Lambermont-akkoord hebben de gewesten een beperkte fiscale autonomie binnen de PB:
* **Regionaal deel:** Gewesten mogen tot maximaal 6,75% van de PB-ontvangsten aanpassen. Dit regionale deel van de PB biedt hen de mogelijkheid om eigen accenten te leggen.
* **Gebruik:** Enkel Vlaanderen heeft deze autonomie daadwerkelijk benut (bv. met de Vlaamse Jobkorting). Andere gewesten hebben dit instrument om budgettaire redenen minder of niet ingezet.
### 1.7 Complexiteit en Consistentie van de Financieringswet
De BFW wordt gekenmerkt door:
* **Ingewikkelde opbouw:** Een combinatie van dotaties, gedeelde belastingen en eigen regionale belastingen.
* **Niet-transparantie:** De concrete werking is zeer technisch en slechts door weinigen volledig gekend.
* **Inconsistentie:** Verschillende indexeringsmechanismen (bv. inflatie, BBP-groei, prijsindex) zorgen voor een ongelijke en inconsistente groei van de verschillende componenten.
* **Vaste dotaties:** De BFW verdeelt geen actuele ontvangsten uit PB en BTW, maar historisch vastgelegde dotaties, wat de link met de reële economische evolutie aan het regionale niveau verstoort.
> **Tip:** Het is cruciaal om het onderscheid te begrijpen tussen de *effectieve belastingontvangsten* en de *dotaties* die de deelstaten ontvangen. De deelstaten ontvangen geen directe belastinginkomsten, maar vaste enveloppes waarvan de omvang en evolutie gebaseerd zijn op historische parameters en vastgelegde groeiformules, die niet altijd synchroon lopen met de reële economische groei op hun grondgebied.
### 1.8 Financiële autonomie van Gewesten buiten de BFW
Naast de middelen uit de BFW, beschikken de gewesten ook over andere inkomstenbronnen:
* **Eigen belastingen:** De fiscale autonomie stelt hen in staat eigen belastingen te innen.
* **Schuld aangaan:** Gewesten mogen schulden aangaan voor investeringen en uitgaven.
* **Diverse overige inkomsten:** Schenkingen, legaten, huurgelden, inkomsten uit beleggingen, retributies voor dienstverlening. Deze zijn in verhouding kleiner, maar maken deel uit van de totale financiering.
### 1.9 De bijzondere positie van Brussel
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) kent een unieke positie. Door de impact van pendelarbeid (veel mensen werken in Brussel maar wonen elders, waardoor hun PB naar andere gewesten vloeit) en een lagere inkomensmassa per inwoner, heeft Brussel een dalende fiscale capaciteit. Dit wordt weliswaar deels gecompenseerd door de solidariteitsbijdrage en specifieke federale middelen (bv. de "Belgische enveloppe" voor investeringen).
De complexiteit van het Belgische fiscaal federalisme, met zijn gelaagde financieringsmechanismen, vereveningssystemen en de historische evolutie, vraagt om een grondige kennis van de basisprincipes en de belangrijkste staatshervormingen.
---
# Historische ontwikkeling van staatshervormingen en financiering
Dit onderwerp verkent de evolutie van de financieringsstructuur van de Belgische overheden, met specifieke aandacht voor de impact van staatshervormingen, met name die van 1989 en 2001 (Lambermont-akkoord).
### 2.1 Basisprincipes van de financiering (fiscaal federalisme in België)
De financiering van de verschillende Belgische overheidsniveaus is een combinatie van drie elementen:
* **Dotaties (transfers)**: Middelen die vanuit de federale overheid naar de gemeenschappen en gewesten vloeien.
* **Fiscale autonomie**: De bevoegdheid van de deelstaten om zelf belastingen te heffen of de bestaande federale belastingen aan te passen (bv. via opcentiemen op de personenbelasting).
* **Verevening (solidariteitsmechanismen)**: Mechanismen die zorgen voor een herverdeling van middelen tussen de overheden, om verschillen in fiscale capaciteit te overbruggen.
De personenbelasting (PB) is een gedeelde belasting, waarbij gewesten recht hebben op een deel van de ontvangsten en eigen opcentiemen kunnen heffen. Gemeenschappen hebben geen directe fiscale bevoegdheden op de PB. Gemeenschappen ontvangen daarnaast een belangrijke stroom middelen uit de federale BTW-ontvangsten via een onvoorwaardelijke block grant.
De financieringsstructuur in België is dynamisch en is het resultaat van zes staatshervormingen, met drie cruciale financiële momentums: 1989, 2001 (Lambermont-akkoord) en 2011–2013 (Vlinderakkoord). De fiscale autonomie van de gewesten is door de jaren heen toegenomen, terwijl de mechanismen voor verevening en solidariteit werden aangepast.
#### 2.1.1 Aanleidingen tot staatshervormingen
De aanleidingen voor staatshervormingen op financieel vlak zijn deels politiek-institutioneel en deels socio-economisch:
* **1989**: Noodzaak tot verantwoording en objectivering van de middelenverdeling naar regio's.
* **2001 (Lambermont-akkoord)**: Vraag van de regio's om via fiscaliteit eigen beleidsaccenten te kunnen leggen en correcties op de onderschatting van de impact van nataliteit op onderwijsuitgaven.
* **2011–2013 (Vlinderakkoord)**: Behoefte aan meer responsabilisering van de regio's, herziening van solidariteitsmechanismen, en de evolutie van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) die leidde tot een dalende fiscale basis en nood aan herfinanciering.
Bijkomende factoren zijn de moeilijkheid om demografie en nataliteit correct te voorspellen (met impact op onderwijs en vergrijzing) en het belang van de arbeidsmarkt (meer werkenden = grotere ontvangsten), waarbij het arbeidsmarktbeleid deels is verschoven naar de regio's.
#### 2.1.2 Meer dan enkel middelenverschuiving
Staatshervormingen houden niet enkel in dat er meer middelen naar subnationale overheden vloeien. Met het Vlinderakkoord zijn er ook maatregelen genomen om te vermijden dat de federale overheid zelf in de toekomst een bail-out nodig heeft, geconfronteerd met grote uitgavestijgingen (bv. vergrijzing, pensioenen). Dit omvat o.a. regelingen rond belastingelasticiteit en het behoud van de progressiviteit van de PB bij invoering van gewestelijke opcentiemen. Een duurzaam evenwicht tussen de financiering van de federale overheid en de regionale niveaus blijft cruciaal.
#### 2.1.3 Voorkomen van belastingconcurrentie
Bij elke hervorming van de financieringswetten wordt gewaakt over het ontstaan van belastingconcurrentie. Dit gebeurt door beperkingen op te leggen:
* Regio's kunnen elkaar niet beconcurreren door de belastbare grondslag in te perken of grote belastingaftrekken toe te staan (deze bevoegdheden blijven federaal).
* Sinds de zesde staatshervorming hebben gewesten meer autonomie inzake de gewestelijke component van de PB, maar het is uitdrukkelijk verboden om de PB aantrekkelijker te maken met het specifieke oogmerk om belastinggrondslag weg te trekken uit andere gewesten (deloyale concurrentie).
* De vennootschapsbelasting (VB) blijft federaal om belastingconcurrentie tussen regio's te vermijden, met name om te voorkomen dat regio's met een betere begrotingspositie tarieven verlagen en zo maatschappelijke zetels aantrekken, ten nadele van andere regio's.
#### 2.1.4 Transfers en algemene middelen (PB en BTW)
Transfers vanuit de federale overheid worden gefinancierd uit algemene middelen, waarbij PB en BTW cruciale bronnen zijn. De omvang van de transfers staat in de praktijk los van de effectieve evolutie van de PB- en BTW-ontvangsten, omdat de federale overheid een vastgelegde enveloppe (basisdotatie/aanvullende dotatie) uit deze belastingen overmaakt. Deze enveloppe evolueert volgens vastgelegde parameters, wat kan leiden tot een afwijking met de reële federale belastingontvangsten. Wanneer de economie goed draait, groeien sommige dotaties minder snel dan de PB/BTW-ontvangsten, wat voordelig is voor de federale overheid. Bij economische tegenspoed worden scherpe dalingen in PB/BTW afgevlakt voor de regio's. Discussiepunten bij hervormingen betreffen de omvang van de transfers en de verdeling ervan.
#### 2.1.5 Gedeelde/samengevoegde PB en efficiëntie
De gedeelde of samengevoegde personenbelasting wordt overal in België identiek geheven en geïnd. Dit garandeert efficiëntievoordelen (één administratie), horizontale rechtvaardigheid (gelijke behandeling van belastingplichtigen) en fiscale transparantie. De federale FOD Financiën int de PB en BTW, beheert de regelgeving en behandelt bezwaarschriften en geschillen, wat de opbouw van juridische en administratieve expertise op federaal niveau mogelijk maakt.
### 2.2 De mijlpalen in de staatshervorming en de financieringswet
De bijzondere financieringswet (BFW) is cruciaal voor de financiering van de deelstaten en is sindsdien meerdere keren gewijzigd. De belangrijkste financiële hervormingen vonden plaats in 1989, 2001 (Lambermont-akkoord) en 2011–2013 (Vlinderakkoord).
#### 2.2.1 De situatie tot 1989: beperkte fiscale autonomie
Vóór 1989 hadden de deelstaten weinig tot geen fiscale autonomie. De middelen werden door de federale overheid ter beschikking gesteld via dotaties. De verdeling van deze dotaties was gebaseerd op behoeftecriteria zoals het aandeel in de bevolking, de oppervlakte en de opbrengst van de personenbelasting. Dit systeem berustte op het begrotingssolidariteitsprincipe, maar kende problemen:
* **Gebrek aan voorspelbaarheid**: De weging van de criteria moest jaarlijks herzien worden, wat langetermijnplanning onmogelijk maakte.
* **Onvoldoende rekening met fiscale draagkracht**: Vlaanderen vond dat er te weinig rekening werd gehouden met de hogere PB-ontvangsten die het genereerde.
#### 2.2.2 Staatshervorming 1989: fundamenten gelegd
De staatshervorming van 1989 markeert een breuk:
* **Invoering van de "juste retour"**: De gewesten krijgen een aandeel in de PB-ontvangsten dat overeenkomt met het bedrag dat ze aan PB genereren. Indien een gewest bijvoorbeeld 64% van de PB-inkomsten genereert, ontvangt het 64% van de PB-dotatie.
* **Invoering van het solidariteitsmechanisme (voor Gewesten)**: Dit mechanisme, aanvankelijk horizontaal (rijkere gewesten dragen bij aan armere) en later verticaal (gefinancierd door de federale overheid), zorgt ervoor dat regio's met een lagere fiscale capaciteit een extra toelage ontvangen. Dit is een **equalisation grant**.
* **Andere bepalingen**: De financieringswet regelt tevens de relaties met de EU en bakent de mogelijkheden inzake schuldfinanciering af.
#### 2.2.3 Het Lambermontakkoord (2001): herfinanciering en autonomie
Het Lambermontakkoord van 2001 bracht ingrijpende veranderingen met zich mee:
* **Herfinanciering van de Gemeenschappen**: De gemeenschappen werden onderfinancierd geacht, met name de Franse Gemeenschap in het onderwijs.
* **Nieuwe dotaties ("Lambermont-turbo")**: Bovenop de bestaande BTW-dotatie werd een extra enveloppe toegevoegd die mee evolueert met de economische groei.
* **BTW-dotatie gekoppeld aan economische groei**: De groei van de BTW-dotatie evolueert niet enkel op basis van behoefte-indicatoren (zoals aantal leerlingen), maar ook steeds meer via **juste retour**, gebaseerd op waar de PB-inkomsten worden gegenereerd.
* **Sterke uitbreiding fiscale autonomie van de Gewesten**: De gewesten kregen alle **taxing powers** over een breed pakket belastingen, waaronder:
* Registratierechten op onroerende goederen
* Successierechten en recht van overgang bij overlijden
* Onroerende voorheffing
* Verkeersbelasting op autovoertuigen
* Milieutaksen
* Belasting op spelen en weddenschappen
* Schenkingsrechten
* Registratierechten op hypotheken
Voorheen behield de federale overheid een deel van de opbrengsten van deze belastingen. Vanaf 2001 gaat 100% van de opbrengst naar het gewest, met enkel een kleine administratieve kost. De federale overheid kan deze bevoegdheidsoverdrachten enkel terugdraaien met een bijzondere meerderheid.
* **Beperkte fiscale autonomie voor de Gemeenschappen**: De gemeenschappen bleven fiscaal grotendeels afhankelijk van de federale transfers (PB en BTW). Het kijk- en luistergeld, de enige gemeenschapsbelasting, werd omgevormd tot een gewestbelasting en later afgeschaft.
> **Tip:** Het Lambermontakkoord wordt vaak gezien als het moment waarop de fiscale autonomie van de gewesten aanzienlijk werd uitgebreid, terwijl de gemeenschappen fiscaal kwetsbaar bleven.
### 2.3 Financiële stromen en mechanismen vóór de 6e Staatshervorming (circa 2010)
De financiering van de deelstaten vóór de zesde staatshervorming was complex, met belangrijke stromen uit de personenbelasting en de BTW.
#### 2.3.1 Overzicht van de federale inkomsten en verdeling
In 2010 bedroegen de federale ontvangsten uit de personenbelasting (PB) 34,3 miljard euro en uit de BTW 25 miljard euro.
* **Personenbelasting (PB)**: 37,5% van de PB ging naar de gewesten via een dotatiepot, en 17,4% naar de gemeenschappen. Na correcties (solidariteitstoelage, negatieve term) bleef er ongeveer 10 miljard euro over voor de gewesten en 6 miljard euro voor de gemeenschappen.
* **BTW**: Van de 25 miljard euro ging bijna 12 miljard euro naar de gemeenschappen via de ATI-dotatie, aangevuld met 1,5 miljard euro via de Lambermont-turbo.
**Totaal naar de deelstaten**: Van de federale PB- en BTW-inkomsten van circa 60 miljard euro stroomde ongeveer 28 miljard euro door naar de gewesten en gemeenschappen.
* **Gewesten**: Vooral gefinancierd uit de PB-dotatie.
* **Gemeenschappen**: Vooral gefinancierd uit de BTW-dotatie.
#### 2.3.2 Financiering van de Gewesten
De financiering van de gewesten vóór de 6e staatshervorming omvatte:
1. **Toegewezen PB**: Dit is geen echte PB-ontvangst, maar een federale dotatiepot die:
* Verhoogd wordt met de **solidariteitsbijdrage** (een toelage voor gewesten met lagere fiscale capaciteit).
* Verlaagd wordt met de **negatieve term** (een compensatie aan de federale overheid voor verloren inkomsten door fiscale autonomie van de gewesten).
Deze toegewezen PB vormt de kern van de gewestfinanciering.
2. **Extra dotaties vanuit de financieringswet**:
* Voor overhevelde bevoegdheden (bv. tewerkstellingsprogramma's).
* **Compensatie voor de "dode hand"**: Compensatie voor regio's met veel overheidsgebouwen die geen onroerende voorheffing betalen.
* De "Belgische enveloppe" voor Brussel: extra middelen voor investeringen.
3. **Andere bronnen van inkomsten**:
* **Eigen belastingen**: Inkomsten uit de fiscale autonomie.
* **Schuld**: Mogelijkheid om schuld aan te gaan voor investeringen en uitgaven.
* **Diverse overige inkomsten**: Schenkingen, legaten, huurgelden, inkomsten uit beleggingen, retributies voor dienstverlening.
#### 2.3.3 Wat bepaalt de omvang van de PB-transfer naar de regio's?
De PB-dotatie voor de gewesten is een vaste enveloppe die evolueert met inflatie en economische groei (BBP-groei), maar **niet noodzakelijk in lijn met de effectieve groei van de personenbelasting**. Dit komt doordat de dotatie slechts de groeiformule van de financieringswet volgt. Latere staatshervormingen hebben de aanpassingen aan economische groei deels begrensd om federale sanering te financieren, waardoor regio's bijdragen aan federale tekorten.
**Verdeling van de Personenbelasting via Juste Retour**:
De PB-dotatie wordt verdeeld volgens het principe van **juste retour**: elk gewest krijgt een aandeel in de dotatiepot gebaseerd op zijn aandeel in de totale PB-opbrengst.
* **Evolutie aandelen PB**:
* **Vlaanderen**: Heeft altijd het grootste aandeel gehad, dat geleidelijk is gestegen.
* **Brussel**: Begon met een hoger aandeel, maar dit is sterk gedaald, wat wijst op een fiscale verzwakking.
* **Wallonië**: Schommelt relatief stabiel rond de 28%.
> **Belangrijk inzicht**: De "juste retour" zorgt voor een **responsabiliserend mechanisme**: meer werkenden leiden tot een hogere belastingcapaciteit en dus een hogere dotatie. Dit effect wordt echter afgevlakt door de solidariteitsbijdrage en de negatieve termen.
**Woonplaatsprincipe & Pendelarbeid**:
De toekenning van personenbelasting is gebaseerd op het **woonplaatsprincipe**, niet op de werkplaats. Dit betekent dat de PB-ontvangsten naar het gewest vloeien waar de belastingplichtige woont, zelfs als de economische activiteit elders plaatsvindt.
* **Pendelarbeid**: Dit mechanisme verklaart waarom Brussel, ondanks het creëren van veel toegevoegde waarde, fiscale capaciteit verliest. Veel werknemers werken in Brussel maar wonen in Vlaanderen of Wallonië, waardoor hun PB-ontvangsten naar die gewesten vloeien. Dit resulteert in een daling van de fiscale capaciteit in Brussel en een winst voor de omliggende regio's, terwijl Vlaanderen profiteert van hogere primaire inkomens per inwoner.
* **Gevolg voor Juste Retour-verdeling**: Gewesten met veel pendelaars naar elders verliezen PB-capaciteit, terwijl gewesten waar pendelaars wonen winnen.
#### 2.3.4 De Solidariteitsbijdrage
De solidariteitsbijdrage is een federale bijpassing (ongeveer 1,1 miljard euro in 2009) voor gewesten met een lagere fiscale capaciteit dan het Belgische gemiddelde (gemeten naar PB-opbrengst per inwoner).
* **Werking**: Gewesten met een PB-opbrengst per inwoner onder het rijksgemiddelde ontvangen solidariteitsbijdrage. Hoe groter het verschil, hoe meer solidariteit.
* **Groei**: De solidariteitsbijdrage groeit enkel met de inflatie (prijsindex), **niet met de economische groei** (dus niet welvaartsvast).
* **Impact**: Vlaanderen komt nooit in aanmerking voor solidariteitsmiddelen omdat het altijd boven het gemiddelde presteert. Wallonië ontvangt structureel steeds meer. Brussel vertoonde een tweefasige evolutie: eerst positief, daarna een sterke afkalving van de fiscale draagkracht, waardoor het een netto-ontvanger van solidariteit werd.
* **Kritiek**: De billijkheid van dit mechanisme werd in vraag gesteld omdat Vlaanderen per saldo netto minder overhield dan Wallonië, ondanks een hogere dotatie, mede door de bevolkingsomvang.
#### 2.3.5 De Negatieve Term
De negatieve term is een soort **omgekeerde verticale vereveningsstroom**. Het is een compensatie aan de federale overheid voor de structurele inkomstenverliezen die zijn ontstaan door de overdracht van taxing powers aan de gewesten (bv. registratierechten, successierechten).
* **Soorten**: Er zijn twee soorten negatieve termen: één voor het kijk- en luistergeld (historisch gemeenschapsbelasting) en één voor alle andere gewestbelastingen.
* **Groei**: De negatieve term neemt toe met de inflatie, maar wordt voor slechts **91% aangepast aan de evolutie van het BBP**. Dit betekent dat de federale overheid relatief beschermd blijft, terwijl de gewesten financieel bijdragen om de federale begroting niet te verarmen.
#### 2.3.6 Beperkte fiscale autonomie binnen de personenbelasting (6,75%)
Bij het Lambermontakkoord kregen de gewesten een beperkte fiscale autonomie binnen de personenbelasting (maximaal 6,75% van de PB-ontvangsten).
* **Bevoegdheden gewesten**: De federale overheid blijft bevoegd voor de grondslag, tarieven, aftrekken en vrijstellingen van de PB. Gewesten mogen enkel een beperkt deel aanpassen.
* **Gebruik door regio's**: Alleen Vlaanderen heeft deze autonomie daadwerkelijk ingezet, bijvoorbeeld met de **Vlaamse Jobkorting**, een regionale belastingvermindering om werken financieel aantrekkelijker te maken. Andere gewesten deden dit om budgettaire redenen niet.
#### 2.3.7 Financiering van de Gemeenschappen
De financiering van de gemeenschappen is minder complex en leunt sterk op de **BTW-dotatie**.
* **Opbouw BTW-dotatie**:
* **Historische BTW-dotatie** (sinds 1989).
* **Lambermont-turbo** (vanaf 2001): gekoppeld aan economische groei (tot 91% van de BBP-groei).
* **Aanvullende dotaties**: Voor diverse specifieke uitgavenposten (bv. Plantentuin Meise, buitenlandse studenten, sport, cultuur).
* **Deel uit Personenbelasting**: Gemeenschappen ontvangen ook een deel uit de personenbelasting, met dezelfde verdelingscriteria als de gewesten.
* **Verdelingscriteria BTW-dotatie**:
* Vóór Lambermont: bijna volledig behoeftecriteria (vooral aantal leerlingen 6–17 jaar).
* Vanaf Lambermont: geleidelijke overgang naar **juste retour**, met vanaf 2012 volledige juste retour voor de turbo-dotatie.
* **Eigen middelen**: Gemeenschappen hebben beperkte eigen inkomsten (inschrijvingsgelden, dienstverleningsinkomsten), maar hun fiscale autonomie is nagenoeg onbestaande.
> **Conclusie**: De gewesten financieren zich complexer, voornamelijk via een toegewezen PB (met correcties), extra dotaties en eigen belastingen. De gemeenschappen zijn daarentegen quasi volledig afhankelijk van de BTW- en PB-dotaties, waarbij de BTW-dotatie hun belangrijkste inkomstenbron is.
### 2.4 Conclusies over de staatshervormingen en financiering
De financiering van gewesten en gemeenschappen is verankerd in de Grondwet, de Bijzondere Financieringswet (BFW) en akkoorden zoals het Lambermontakkoord. De BFW combineert dotaties (bv. BTW), gedeelde belastingen (bv. PB) en eigen regionale belastingen. De wet wordt echter als ingewikkeld, niet-transparant en inconsistent beschouwd, mede door verschillende indexeringsmechanismen.
* **Staatshervorming 1989**: Legde de basis met de invoering van "juste retour" voor de PB-dotatie en de solidariteitsbijdrage, wat het begin markeerde van een significante financiële decentralisatie.
* **Staatshervorming 2001 (Lambermont)**: Verhoogde de BTW-dotatie voor de gemeenschappen en koppelde deze deels aan de economische groei. De fiscale autonomie van de gewesten werd aanzienlijk uitgebreid, met name in Vlaanderen, waar deze autonomie werd aangewend voor belastinghervormingen en lastenverlagingen.
De dynamiek van de dotaties is complex:
* **Potniveau**: Alle componenten kennen algemene inflatie-indexering. Economische groei beïnvloedt de basisdotatie PB (volledig) en de negatieve term en BTW-dotaties (91%). De solidariteitsbijdrage kent geen groei-indexering.
* **Solidariteitsbijdrage**: Is enkel prijsgeïndexeerd en niet welvaartsvast.
* **Negatieve term**: Groeit met inflatie en 91% van de BBP-groei, wat de federale overheid beschermt.
* **PB-dotatie en responsabilisering**: De verdeling via "juste retour" moedigt regio's aan om meer werkgelegenheid te creëren, maar dit effect wordt afgevlakt door de solidariteitsbijdrage en de negatieve termen.
* **Aanpassing op basis van federale groei**: Dotaties volgen de groei van het federaal BBP, niet de regionale groei, wat leidt tot financiële afhankelijkheid tussen de regio's.
De financiering van de gewesten is complex, terwijl de gemeenschappen sterk leunen op de BTW-dotatie. De mechanismen van de financieringswet, met name de solidariteitsbijdrage en de negatieve term, spelen een cruciale rol in de uiteindelijke verdeling van middelen en beïnvloeden de financiële autonomie en responsabilisering van de deelstaten.
---
# Financiering van de Gewesten en Gemeenschappen
Dit onderwerp behandelt de diverse financieringsstromen en middelen die ter beschikking staan van de Gewesten en Gemeenschappen in België, met specifieke aandacht voor de personenbelasting en BTW-dotaties.
## 3. Basisprincipes van de financiering (fiscaal federalisme in België)
De financiering van de verschillende overheidsniveaus in België is een combinatie van drie pijlers:
* **Dotaties:** Transfers van middelen vanuit de federale overheid.
* **Fiscale autonomie:** De mogelijkheid voor gewesten en gemeenschappen om zelf belastingen te heffen of kortingen toe te staan.
* **Verevening:** Solidariteitsmechanismen die middelen herverdelen tussen de overheden, vaak gericht op regio's met een lagere belastingcapaciteit.
### 3.1 De personenbelasting (PB)
De personenbelasting is een cruciale inkomstenbron voor zowel gewesten als gemeenschappen.
* **Gewesten:** Hebben recht op een gedeelte van de ontvangsten uit de personenbelasting. Ze kunnen opcentiemen vestigen (een extra belasting op de federale basis) of kortingen toestaan, wat de PB voor hen tot een samengevoegde belasting maakt. Dit betekent dat de gewesten invloed kunnen uitoefenen op het effectieve belastingbedrag.
* **Gemeenschappen:** Hebben geen directe fiscale bevoegdheden op de personenbelasting. De PB blijft voor hen een gedeelde belasting, waarbij de opbrengsten gedeeltelijk naar hen worden overgeheveld via dotaties.
### 3.2 BTW en block grants
Gemeenschappen ontvangen een aanzienlijk deel van hun financiering uit de federale BTW-ontvangsten. Dit gebeurt via een onvoorwaardelijke, niet-bestemde 'block grant', ook wel basisdotatie of aanvullende dotatie genoemd.
### 3.3 Fiscale autonomie van de gewesten
De fiscale autonomie van de gewesten uit zich via diverse eigen gewestbelastingen die door de jaren heen uitgebreid zijn. Gewesten kunnen via opcentiemen in de PB hun belastingplichtigen bevoordelen of zwaarder belasten. Deze autonomie geldt echter slechts voor een specifiek deel van de federale belastingontvangsten.
### 3.4 Verevening / solidariteit
Een ingebouwd solidariteitsmechanisme binnen de toegewezen PB aan de gewesten zorgt voor een nationale solidariteitstussenkomst. Regio's met een lagere belastingcapaciteit dan het nationale gemiddelde ontvangen hierdoor extra middelen.
## 4. Evolutie van de financieringsstructuur
De financieringsstructuur in België is dynamisch en is doorheen verschillende staatshervormingen aanzienlijk geëvolueerd. De belangrijkste financiële momenten waren 1989, 2001 (Lambermont-akkoord) en 2011–2013 (Vlinderakkoord).
### 4.1 Aanleidingen tot hervormingen
De aanleidingen voor deze hervormingen zijn zowel politiek-institutioneel als socio-economisch van aard.
* **1989:** Noodzaak tot verantwoording en objectivering van de middelen die naar specifieke regio's gaan.
* **2001 (Lambermont-akkoord):** Verzoek van de regio's om via fiscaliteit eigen beleidsaccenten te kunnen leggen, mede ingegeven door een onderschatte impact van nataliteit op onderwijsuitgaven.
* **2011 (Vlinderakkoord):** Behoefte aan meer responsabilisering van de regio's en herziening van het solidariteitsmechanisme om perverse effecten tegen te gaan. De evolutie van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) speelde hierbij ook een rol.
### 4.2 Niet enkel "meer middelen naar de regio's"
Tijdens de laatste staatshervormingen was er ook aandacht voor het vermijden van toekomstige federalen 'bail-outs'. Dit omvatte maatregelen rond belastingelasticiteit en het behoud van de progressiviteit van de PB bij invoering van gewestelijke opcentiemen. Een duurzaam evenwicht tussen de financiering van de federale en regionale niveaus blijft een centraal punt.
### 4.3 Voorkomen van belastingconcurrentie
Bij elke hervorming wordt gewaakt over de potentiële belastingconcurrentie tussen regio's. Zo kunnen regio's elkaar niet beconcurreren door de belastbare grondslag in te perken of grote belastingaftrekken toe te staan. De vennootschapsbelasting (VB) blijft federaal om concurrentie tussen regio's te vermijden, wat anders zou leiden tot een aantrekken van zetels naar regio's met lagere tarieven.
### 4.4 Transfers en algemene middelen (PB en BTW)
Transfers vanuit de federale overheid worden gefinancierd uit de algemene middelen, waarbij PB en BTW de cruciale bronnen zijn. De omvang van de transfers staat deels los van de effectieve evolutie van de PB- en BTW-ontvangsten, wat gevolgen heeft voor de groei van de dotaties wanneer de economie sterk groeit of vertraagt.
### 4.5 Gedeelde/samengevoegde PB en efficiëntie
De gedeelde of samengevoegde PB wordt uniform geheven en geïnd door de federale FOD Financiën. Dit leidt tot efficiëntievoordelen, waarborgt horizontale rechtvaardigheid en zorgt voor fiscale transparantie. De centrale inning maakt het mogelijk om federale juridische en administratieve expertise op te bouwen.
## 5. Historische mijlpalen in de staatshervorming en financiering
De basis van de financiële bevoegdheidsverdeling ligt in de Bijzondere Financieringswet (BFW), die sinds 1989 herhaaldelijk werd aangepast.
### 5.1 Situatie tot 1989: beperkte fiscale autonomie
Vóór 1989 hadden de deelstaten weinig tot geen fiscale autonomie. Middelen werden door de federale overheid ter beschikking gesteld via dotaties. De verdeling van deze dotaties was gebaseerd op behoeftecriteria zoals bevolking, oppervlakte en het aandeel in de opbrengst van de personenbelasting. Dit systeem had echter het nadeel dat er geen vaste, voorspelbare sleutels waren, wat langetermijnplanning bemoeilijkte en leidde tot discussies over de verdeling.
### 5.2 Breuklijn in 1989: invoering van Juste Retour en Solidariteitsmechanisme
Vanaf 1989 wijzigde het principe fundamenteel met de invoering van de BFW.
* **Juste retour:** Dit principe houdt in dat gewesten die meer personenbelasting genereren, ook een groter aandeel uit de ontvangsten krijgen. Als een gewest bijvoorbeeld 64% van de PB-inkomsten genereert, krijgt het recht op 64% van de PB-dotatie.
* **Solidariteitsmechanisme (voor Gewesten):** Dit vereveningsmechanisme zorgt ervoor dat regio's met een lagere fiscale capaciteit een extra toelage ontvangen van de federale overheid om hun beleid te kunnen realiseren. Initieel was dit een horizontaal mechanisme, maar vanaf 2000 werd het een verticale equalisation grant, gefinancierd door de federale overheid.
### 5.3 Tweede mijlpaal: het Lambermontakkoord (2001)
Het Lambermontakkoord leidde tot een belangrijke hervorming van de BFW, onder meer gedreven door de onderfinanciering van de gemeenschappen, met name de Franse Gemeenschap, op het gebied van onderwijs.
* **Herfinanciering van de Gemeenschappen:** Nieuwe dotaties werden toegekend (de "Lambermont-turbo") en de BTW-massa die in de dotatie werd opgenomen, ging mee evolueren met de economische groei. De verdeling van de BTW-dotatie werd vanaf dan mede bepaald door het criterium van de 'juste retour', naast behoefte-indicatoren zoals het aantal leerlingen.
* **Fiscale autonomie van de Gewesten:** De fiscale autonomie van de gewesten werd aanzienlijk uitgebreid. Ze kregen onder andere de volledige 'taxing powers' voor registratierechten op onroerende goederen, successierechten, verkeersbelastingen, milieutaksen en andere heffingen. Voorheen behield de federale overheid een deel van de opbrengst, maar na Lambermont ging 100% van de opbrengst naar het gewest (met een kleine administratieve kost).
* **Gemeenschappen: nauwelijks fiscale autonomie:** De gemeenschappen bleven fiscaal quasi volledig afhankelijk van de PB- en BTW-stromen. Het enige instrument dat verband hield met gemeenschapsbevoegdheden, het kijk- en luistergeld, werd omgevormd tot een gewestbelasting en later afgeschaft. Dit leidde tot een sterke asymmetrie tussen gewesten en gemeenschappen.
### 5.4 Situatie vóór de 6e Staatshervorming (cijfers 2010)
Voorafgaand aan de 6e staatshervorming vloeiden aanzienlijke middelen uit de PB en BTW terug naar de regio's.
* **Personenbelasting (PB):** Van de 34 miljard euro federale ontvangsten uit PB ging 13 miljard naar de gewesten (via dotatie-pot) en 6 miljard naar de gemeenschappen. De uiteindelijke netto-overdracht naar gewesten na correcties bedroeg ongeveer 10 miljard euro.
* **BTW:** Van de 25 miljard euro federale ontvangsten uit BTW ging ongeveer 12 miljard naar de gemeenschappen (ATI-dotatie), aangevuld met 1,5 miljard euro via de Lambermont-turbo.
* **Totaal:** Ongeveer 28 miljard euro stroomde door naar gewesten en gemeenschappen. De gewesten werden voornamelijk gefinancierd uit de PB-dotatie, terwijl de gemeenschappen sterk leunden op de BTW-dotatie.
## 6. Financiering van de Gewesten
De financiering van de gewesten vóór de 6e staatshervorming berustte op meerdere pijlers.
### 6.1 Financiering uit de personenbelasting (PB): de "toegewezen PB"
De kern van de financiering voor de gewesten vormde de "toegewezen PB". Dit is geen directe ontvangst uit de PB, maar een federale dotatie die:
* Een basisdotatie omvat die evolueert met inflatie en economische groei.
* Verhoogd wordt met de solidariteitsbijdrage voor gewesten met een lagere fiscale capaciteit.
* Verlaagd wordt met de negatieve term, die dient ter compensatie van door de staatshervormingen overgedragen fiscale bevoegdheden.
Deze toegewezen PB is een complex systeem door de toevoegingen en aftrekken, en de omvang van de dotatie evolueert niet noodzakelijk in lijn met de effectieve groei van de PB-opbrengsten.
### 6.2 Extra dotaties vanuit de financieringswet
Naast de PB-dotatie ontvingen de gewesten bijkomende dotaties voor:
* **Overgehevelde bevoegdheden:** Zoals programma's voor tewerkstelling.
* **Compensatie voor de "dode hand":** Compensatie voor regio's met veel overheidsgebouwen waar geen onroerende voorheffing wordt betaald.
* **De "Belgische enveloppe" voor Brussel:** Extra middelen voor investeringen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
### 6.3 Andere bronnen van inkomsten voor de gewesten
Naast de middelen uit de financieringswet beschikten de gewesten over:
* **Eigen belastingen:** Met een groeiende fiscale autonomie.
* **Schuld:** Mogelijkheid om schuld aan te gaan voor investeringen.
* **Diverse overige inkomsten:** Schenkingen, legaten, huurgelden, inkomsten uit beleggingen, en retributies voor dienstverlening.
### 6.4 Wat bepaalt de omvang van de PB-transfer naar de regio's?
De PB-dotatie voor de gewesten is een vaste dotatie die evolueert met inflatie en economische groei, maar niet noodzakelijk in lijn met de effectieve groei van de personenbelasting. Latere staatshervormingen hebben de aanpassingen aan economische groei deels begrensd om federale sanering te financieren, waardoor regio's financieel afhankelijk bleven van elkaar.
#### 6.4.1 Verdeling van de Personenbelasting via Juste Retour
De verdeling van de PB-dotatie binnen de pot van middelen voor de gewesten gebeurt volgens het principe van de 'juste retour'. Elk gewest krijgt een basisdotatie berekend op basis van zijn aandeel in de totale PB-opbrengst.
* **Evolutie van de PB-aandelen:**
* **Vlaanderen:** Heeft altijd het grootste en stijgende aandeel gehad in de PB-opbrengst.
* **Brussel (BHG):** Zag zijn aandeel sterk dalen, wat duidt op een fiscale verzwakking.
* **Wallonië:** Bleef relatief stabiel rond 28% van de PB-opbrengst.
Deze divergerende evolutie wordt verklaard door de afwijkende evolutie van de primaire inkomens van de inwoners tussen de gewesten, mede beïnvloed door pendelarbeid.
#### 6.4.2 Woonplaatsprincipe & Pendelarbeid: impact op fiscale capaciteit
Het **woonplaatsprincipe** bepaalt dat de personenbelasting wordt toegewezen aan het gewest waar de belastingplichtige woont, niet waar hij werkt. Dit heeft tot gevolg dat Brussel, waar veel mensen werken maar elders wonen, fiscale capaciteit verliest, terwijl de omliggende regio's winnen. De economische productie (toegevoegde waarde) in Brussel is aanzienlijk hoger dan de primaire inkomens, wat verklaard wordt door de inkomensstromen die Brussel verlaten naar de woonplaats van de pendelaars.
#### 6.4.3 Solidariteitsbijdrage (Nationale Tussenkomst)
De solidariteitsbijdrage is een federale bijpassing voor gewesten met een lagere fiscale capaciteit dan het Belgische gemiddelde.
* **Werking:** De opbrengst van de personenbelasting per inwoner wordt vergeleken met het rijksgemiddelde. Als een gewest hieronder ligt, ontvangt het solidariteitsbijdrage.
* **Vlaanderen:** Komt nooit in aanmerking omdat de PB-opbrengst per capita altijd boven het gemiddelde lag.
* **Wallonië:** Ontvangt structureel en steeds meer solidariteit.
* **Brussel (BHG):** Kende initieel een positieve afwijking, maar vanaf de jaren 2000 werd de fiscale draagkracht negatief, waardoor Brussel een netto-ontvanger werd.
* **Groei:** De solidariteitsbijdrage groeit enkel met inflatie en is niet welvaartsvast.
#### 6.4.4 De Negatieve Term
De negatieve term is een soort omgekeerde verticale vereveningsstroom. Ze dient ter compensatie van de federale overheid voor het structurele inkomstenverlies door de overdracht van 'taxing powers' naar de gewesten (bijvoorbeeld op het gebied van registratie- en successierechten).
* **Twee soorten:** Negatieve term kijk- en luistergeld (historisch gemeenschapsbelasting) en negatieve term voor overige gewestbelastingen.
* **Groei:** De negatieve term neemt toe met de inflatie, maar wordt slechts voor 91% aangepast aan de evolutie van het BBP. Dit zorgt ervoor dat de federale overheid relatief beschermd blijft.
## 7. Financiering van de Gemeenschappen
De financiering van de Gemeenschappen (Vlaamse, Franse, Duitstalige) is minder complex dan die van de gewesten, met de BTW-dotatie als belangrijkste bron.
### 7.1 Opbouw van de BTW-dotatie
De BTW-dotatie bestaat uit:
* **Historische BTW-dotatie (sinds 1989):** Gekoppeld aan inflatie en voor een deel aan economische groei.
* **Lambermont-turbo (vanaf 2001):** Extra middelen die mee evolueren met de economische groei (voor 91%).
### 7.2 Aanvullende dotaties en PB-dotatie
Naast de BTW-dotatie ontvangen gemeenschappen ook aanvullende dotaties (bv. voor de Plantentuin Meise, buitenlandse studenten, sport, universiteiten, cultuur) en een dotatie uit de personenbelasting. Deze PB-dotatie groeit op dezelfde wijze als die voor de gewesten en wordt verdeeld volgens dezelfde criteria.
### 7.3 Verdeling van de BTW-dotatie: verdeelcriteria
De verdeling van de BTW over de Gemeenschappen gebeurt volgens twee logica's:
* **Behoeftecriteria (dominant vóór Lambermont):** Voornamelijk het aantal leerlingen (6-17 jaar) en andere demografische parameters.
* **Juste retour (vanaf Lambermont):** Dit criterium, gebaseerd op fiscale capaciteit (aandeel PB-inkomsten), krijgt steeds meer gewicht.
### 7.4 Eigen middelen van de Gemeenschappen
Gemeenschappen beschikken over beperkte eigen inkomsten, zoals inschrijvingsgelden voor onderwijs en cultuur-, of dienstverleningsinkomsten. Hun fiscale autonomie is echter nagenoeg onbestaande.
## 8. Conclusies: Mijlpalen en Basismechanismen
De financiering van gewesten en gemeenschappen is juridisch verankerd in de Grondwet, de Bijzondere Financieringswet (BFW) en de Lambermontakkoorden. De BFW combineert dotaties, gedeelde belastingen en eigen regionale belastingen.
* **Cruciale staatshervormingen:**
* **1989:** Invoering van 'juste retour' voor de PB-dotatie en de solidariteitsbijdrage. Begin van grote financiële decentralisatie.
* **2001 (Lambermont):** Vergroting van de BTW-dotatie voor gemeenschappen, koppeling van de BTW-dotatie aan economische groei, en een sterke stijging van de fiscale autonomie van gewesten.
* **Dynamiek van de dotaties:** Dotaties worden geïndexeerd met inflatie en (deels) met economische groei. De solidariteitsbijdrage is niet welvaartsvast, terwijl de meeste andere componenten wel (deels) aan de BBP-groei worden aangepast.
* **Solidariteitsbijdrage:** Ondersteunt gewesten met een lagere PB-opbrengst per capita. Vlaanderen trekt nooit solidariteit; Brussel en Wallonië wel.
* **Negatieve term:** Compenseert de federale overheid voor fiscale bevoegdheidsoverdrachten en groeit met inflatie en (91%) met de BBP-groei.
* **PB-dotatie en responsabilisering:** De verdeling via 'juste retour' responsabiliseert regio's, maar dit effect wordt afgevlakt door de solidariteitsbijdrage en negatieve termen.
* **Federale groei als basis:** Dotaties volgen de federale BBP-groei, wat leidt tot onderlinge financiële afhankelijkheid tussen regio's.
De financieringswet is complex, niet-transparant en kent inconsistenties, waardoor de effectieve ontvangsten uit PB en BTW niet rechtstreeks worden verdeeld, maar via historisch vastgelegde dotaties.
---
# Complexiteit van staatshervormingen in België
Dit onderwerp onderzoekt de redenen achter de moeilijkheid van staatshervormingen in België, met aandacht voor politieke, institutionele en communautaire factoren.
### 4.1 Financiële structuur en financiering van de Belgische overheden
De financiering van de verschillende overheidsniveaus in België is een dynamisch proces dat zich voortdurend ontwikkelt, gekenmerkt door een combinatie van dotaties, fiscale autonomie en vereveningsmechanismen. Dit is het resultaat van meerdere staatshervormingen, met belangrijke financiële momentums in 1989, 2001 (Lambermont-akkoord) en 2011-2013 (Vlinderakkoord).
#### 4.1.1 Bronnen van overheidsfinanciering
* **Personenbelasting (PB):** Gewesten en gemeenschappen hebben recht op een deel van de opbrengsten uit de personenbelasting. Gewesten kunnen opcentiemen heffen of kortingen toestaan, wat de PB voor hen een samengestelde belasting maakt. Gemeenschappen hebben geen directe fiscale bevoegdheden op de PB en beschouwen deze als een gedeelde belasting.
* **BTW en block grants:** Gemeenschappen ontvangen een aanzienlijke stroom middelen uit de federale BTW-ontvangsten via een onvoorwaardelijke, niet-bestemde block grant (basisdotatie/aanvullende dotatie).
* **Fiscale autonomie van de gewesten:** Deze uit zich in een breed scala aan eigen gewestbelastingen. Gewesten kunnen via opcentiemen in de PB hun belastingplichtigen bevoordelen of zwaarder belasten, al geldt deze autonomie slechts voor een specifiek deel van de federale belastingontvangsten.
* **Verevening / solidariteit:** Een ingebouwd solidariteitsmechanisme in de toegewezen PB zorgt ervoor dat regio's met een lagere belastingcapaciteit dan het nationaal gemiddelde extra middelen ontvangen.
#### 4.1.2 Evolutie en aanpassing van de financieringsstructuur
De financieringsstructuur is constant in beweging. Zes staatshervormingen hebben geleid tot drie cruciale financiële aanpassingen:
* **1989:** De Basis van de Bijzondere Financieringswet (BFW) wordt gelegd, met de invoering van het principe van de "juste retour" en het solidariteitsmechanisme voor de Gewesten. Voor 1989 was de verdeling van dotaties gebaseerd op behoeftecriteria (bevolking, oppervlakte, opbrengst PB), wat leidde tot onvoorspelbare sleutels en planning onmogelijk maakte.
* **2001 (Lambermont-akkoord):** Dit akkoord was gericht op de herfinanciering van de Gemeenschappen, die ondergefinancierd waren, met name de Franse Gemeenschap. De BTW-dotatie werd gekoppeld aan economische groei ("Lambermont-turbo") en de "juste retour" kreeg meer gewicht bij de verdeling van de BTW-dotatie. De fiscale autonomie van de Gewesten werd aanzienlijk uitgebreid.
* **2011-2013 (Vlinderakkoord):** Dit akkoord richtte zich op meer responsabilisering van de regio's, de herziening van het solidariteitsmechanisme en het aanpakken van de evolutie op de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
#### 4.1.3 Aanleidingen tot staatshervormingen
De aanleidingen tot staatshervormingen zijn zowel politiek-institutioneel als socio-economisch van aard:
* **Behoefte aan verantwoording:** Noodzaak om de middelenverdeling objectief te rechtvaardigen.
* **Fiscale beleidsaccenten:** De wens van regio's om via fiscaliteit eigen beleidsaccenten te kunnen leggen.
* **Demografische en economische factoren:** Fouten in de voorspelling van demografie en nataliteit, en de impact van de arbeidsmarkt (werkgelegenheid en sociale bijdragen) op de overheidsinkomsten.
* **Verbrokkeling van bevoegdheden:** Bevoegdheden die versnipperd of vervlochten zijn tussen federale en regionale niveaus, wat de efficiëntie bemoeilijkt en debatten over verdere regionalisering of federalisering voedt.
* **Federale sanering:** Maatregelen om de federale overheid te behoeden voor toekomstige bail-outs, door de groei van regionale dotaties te beperken.
#### 4.1.4 Voorkomen van belastingconcurrentie
Bij elke hervorming wordt gewaakt over het ontstaan van belastingconcurrentie tussen regio's. Dit gebeurt door beperkingen op het inperken van belastbare grondslagen of het toekennen van grote belastingaftrekken, hoewel de vennootschapsbelasting federaal blijft om concurrentie te vermijden.
#### 4.1.5 Dotaties en algemene middelen
Transfers van de federale overheid worden gefinancierd uit algemene middelen, voornamelijk PB en BTW. De omvang van deze transfers staat deels los van de reële evolutie van de PB- en BTW-ontvangsten, wat kan leiden tot voordelen voor de federale overheid bij economische groei en een afgevlakte daling bij economische recessie voor de regio's.
#### 4.1.6 Gedeelde/samengevoegde PB en efficiëntie
De gedeelde PB wordt uniform geheven en geïnd, wat efficiëntievoordelen (één administratie), horizontale rechtvaardigheid en fiscale transparantie garandeert. De federale FOD Financiën blijft voor de inning en beheer zorgen, wat concentratie van expertise op federaal niveau mogelijk maakt.
### 4.2 Waarom staatshervormingen in België zo moeilijk zijn
De complexiteit van staatshervormingen in België is veelzijdig en wordt beïnvloed door institutionele, politieke en communautaire factoren.
#### 4.2.1 Institutionele complexiteit
België kent een gelaagd bestuursstructuur met federale overheid, gemeenschappen, gewesten, provincies en gemeenten. De bevoegdheden van deze lagen zijn vaak gesplitst, gedeeld of verstrengeld, wat historisch gegroeid is door opeenvolgende staatshervormingen. Dit leidt tot een institutionele knoop, waarbij bevoegdheden voor thema's als klimaat, arbeidsmarkt en gezondheidszorg versnipperd zijn, wat inefficiëntie veroorzaakt omdat niemand volledig bevoegd is. Juist die versnippering maakt nieuwe hervormingen complex, omdat het moeilijk is om duidelijke lijnen te trekken en bevoegdheden volledig over te hevelen.
#### 4.2.2 Macht en geld
Elke staatshervorming behelst beslissingen over wie welke bevoegdheden krijgt en wie daarvoor betaalt. Onderhandelingen gaan dus altijd over bevoegdheden, budgetten, middelen en controle, wat elke hervorming politiek gevoelig maakt.
#### 4.2.3 Communautaire logica en taalgroepen
Hervormingen moeten door beide taalgroepen worden goedgekeurd. Het ontbreken van nationale partijen en de aanwezigheid van duidelijk Vlaamse en Franstalige partijen vereisen dat twee politieke systemen tegelijkertijd worden overtuigd, wat leidt tot moeizame onderhandelingen en compromissen.
#### 4.2.4 Twee tegengestelde visies op de toekomst
Er bestaat geen consensus over de richting van België: enerzijds de visie van voortgaande regionalisering (meer bevoegdheden naar de gewesten) en anderzijds de visie van herfederalisering (bevoegdheden terugbrengen naar het federale niveau). Dit zet partijen bij de start van onderhandelingen al op verschillende sporen, en een hervorming is enkel mogelijk via een compromis tussen beide visies.
#### 4.2.5 Zware procedurele grondwet
De procedure voor grondwetsherzieningen is zeer zwaar. Een verklaring tot herziening, gevolgd door verkiezingen, en pas in de volgende legislatuur kan de grondwet gewijzigd worden met een tweederdemeerderheid en een meerderheid in elke taalgroep. Dit maakt grote hervormingen uitzonderlijk moeilijk.
#### 4.2.6 Versnippering als uitdaging
De huidige versnippering van bevoegdheden, hoewel noodzakelijk voor hervorming, maakt een nieuwe hervorming uiterst ingewikkeld. Het is niet langer eenvoudig om te bepalen welke bevoegdheden volledig naar het federale of regionale niveau gaan, gezien de bijbehorende bevoegdheden elders kunnen liggen.
#### 4.2.7 Politieke wil als sleutel
De complexiteit van staatshervormingen is niet louter technisch, maar vooral een politiek onderhandelingsproces. De kans op een hervorming hangt dan ook meer af van de politieke wil dan van institutionele logica.
### 4.3 De Bijzondere Financieringswet (BFW) en haar evolutie
De BFW regelt de transfers van middelen tussen de federale staat en de gewesten en gemeenschappen, en definieert hun fiscale bevoegdheden.
#### 4.3.1 Belangrijke wijzigingen in de BFW
* **1989:** Invoering van de "juste retour" voor de PB-dotatie en het solidariteitsmechanisme voor de Gewesten. De middelenverdeling ging van behoeftecriteria naar een systeem gebaseerd op de fiscale capaciteit van de deelstaten.
* **2001 (Lambermont-akkoord):** Vergroting van de BTW-dotatie voor de Gemeenschappen en koppeling aan economische groei. Grote uitbreiding van de fiscale autonomie van de Gewesten.
* **2011-2013 (Vlinderakkoord):** Verdere aanpassingen aan het solidariteitsmechanisme en de financieringswet.
#### 4.3.2 Specifieke mechanismen in de PB-dotatie
De PB-dotatie voor de gewesten omvat drie componenten:
* **Basisdotatie:** Een vastgelegde enveloppe die evolueert met inflatie en economische groei, maar niet noodzakelijk synchroon met de effectieve PB-opbrengsten. De verdeling gebeurt via "juste retour", waarbij gewesten een aandeel krijgen in verhouding tot hun opbrengst.
* **Solidariteitsbijdrage (nationale solidariteitstussenkomst):** Een extra toelage voor gewesten met een lagere fiscale capaciteit per inwoner dan het rijksgemiddelde. Deze bijdrage is enkel geïndexeerd op inflatie en niet op economische groei, waardoor ze niet "welvaartsvast" is. Vlaanderen komt hierdoor structureel niet in aanmerking.
* **Negatieve term:** Een aftrek die de compensatie vertegenwoordigt voor de federale overheid die inkomsten verliest door de overdracht van fiscale bevoegdheden aan de gewesten. Deze term is slechts partieel welvaartsvast (91% van de BBP-groei) en beschermt de federale overheid. Er zijn twee soorten negatieve termen: voor het kijk- en luistergeld (historisch gemeenschapsbelasting) en voor andere gewestbelastingen.
#### 4.3.3 Fiscale autonomie van Gewesten en Gemeenschappen
* **Gewesten:** Hebben een aanzienlijke en toenemende fiscale autonomie gekregen, met volledige bevoegdheden over diverse gewestbelastingen (registratierechten, successierechten, verkeersbelastingen, etc.). Binnen de personenbelasting kregen de gewesten beperkte autonomie (maximaal 6,75%) om eigen accenten te leggen, een mogelijkheid die voornamelijk door Vlaanderen werd benut (bv. jobkorting).
* **Gemeenschappen:** Hebben vrijwel geen eigen fiscale bevoegdheden. Hun financiering is quasi volledig afhankelijk van de doorgegeven personenbelasting en de BTW-dotatie. Het "kijk- en luistergeld" als enige gemeenschapsbelasting werd omgevormd tot gewestbelasting en later afgeschaft.
#### 4.3.4 Verdeling van de BTW-dotatie
De BTW-dotatie aan de gemeenschappen is de belangrijkste inkomstenbron. De verdeling gebeurt via een combinatie van behoeftecriteria (voornamelijk aantal leerlingen) en, sinds het Lambermont-akkoord, een steeds groter gewicht voor het principe van de "juste retour".
### 4.4 De impact van het woonplaatsprincipe en pendelarbeid
Het woonplaatsprincipe (PB wordt toegewezen aan de gemeente van verblijf, niet aan de gemeente waar men werkt) en pendelarbeid hebben een significante impact op de fiscale capaciteit van de gewesten.
* **Verlies van fiscale capaciteit voor Brussel:** Veel mensen werken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) maar wonen in Vlaanderen of Wallonië. Hun personenbelasting vloeit daardoor niet naar Brussel, wat de fiscale capaciteit van het BHG ondermijnt, ondanks een hoge toegevoegde waarde.
* **Voordeel voor omliggende regio's:** De regio's waar pendelaars wonen, profiteren van deze inkomstenstromen.
* **Asymmetrie in inkomsten:** Dit mechanisme verklaart de fiscale asymmetrie, waarbij Brussel een dalende fiscale capaciteit kent, terwijl Vlaanderen een stijgende en stabiele positie behoudt, en Wallonië relatief stabiel blijft.
De complexe financiële structuren, de politieke dynamieken en de communautaire logica maken staatshervormingen in België een voortdurend uitdagend proces.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Fiscaal federalisme | Een systeem waarbij overheidsbevoegdheden en bijbehorende financiële middelen worden verdeeld over verschillende overheidsniveaus, zoals een federale staat en subnationale entiteiten (gewesten en gemeenschappen). |
| Dotaties | Financiële overdrachten van een hoger overheidsniveau naar een lager niveau, vaak bedoeld om de financiering van specifieke bevoegdheden te waarborgen. |
| Fiscale autonomie | De bevoegdheid van een overheidsniveau om eigen belastingen te heffen, aan te passen of vrijstellingen te verlenen, wat hen in staat stelt eigen beleidskeuzes te financieren. |
| Verevening | Een mechanisme dat financiële middelen herverdeelt tussen overheden om verschillen in fiscale capaciteit of behoeften te compenseren, met als doel een zekere mate van gelijkheid in dienstverlening te waarborgen. |
| Personenbelasting (PB) | Een directe belasting geheven op de inkomsten van natuurlijke personen, zoals lonen, salarissen en winsten, die in België een belangrijke bron van inkomsten is en deels wordt toegewezen aan gewesten en gemeenschappen. |
| Opcentiemen | Een percentage dat een gewest of gemeente kan heffen bovenop een federale belasting, zoals de personenbelasting, waardoor het een deel van de opbrengst genereert en een zekere mate van fiscale autonomie uitoefent. |
| Block grant | Een onvoorwaardelijke overschrijving van middelen van de ene overheid naar de andere, die de ontvangende overheid naar eigen goeddunken kan besteden, zonder specifieke bestemming die is voorgeschreven door de gever. |
| Juste retour | Het principe dat een gewest of gemeenschap recht heeft op een deel van de belastingopbrengsten dat in verhouding staat tot de door haar gegenereerde fiscale basis, zoals de opbrengst van de personenbelasting. |
| Solidariteitsbijdrage | Een mechanisme dat extra middelen toekent aan regio's met een lagere fiscale capaciteit dan het nationale gemiddelde, om een gelijkwaardig niveau van openbare dienstverlening te garanderen. |
| Staatshervorming | Een proces waarbij de institutionele en constitutionele structuur van een staat wordt gewijzigd, vaak met een verschuiving van bevoegdheden tussen federale en regionale overheden, wat gevolgen heeft voor de financiering. |
| Bijzondere Financieringswet (BFW) | Een wet die de financiële relaties regelt tussen de federale overheid en de deelstaten (gewesten en gemeenschappen) in België, inclusief de toewijzing van middelen en de fiscale bevoegdheden. |
| Lambermont-akkoord | Een belangrijk akkoord uit 2001 dat leidde tot een significante hervorming van de bijzondere financieringswet, met een uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en aanpassingen aan de BTW-dotatie voor de gemeenschappen. |
| Taxing powers | De bevoegdheid om belastingen te heffen, een cruciaal aspect van fiscale autonomie dat bepaalt welke overheid inkomsten kan genereren uit specifieke bronnen. |
| Compensatie voor de "dode hand" | Een financiële compensatie van de federale overheid aan regio's waar veel overheidsgebouwen staan, aangezien deze gebouwen vrijgesteld zijn van onroerende voorheffing, wat leidt tot een verlies aan lokale belastinginkomsten. |
| Negatieve term | Een aftrek die wordt toegepast op de middelen die een gewest ontvangt, bedoeld als compensatie aan de federale overheid voor het verlies aan belastinginkomsten als gevolg van de overdracht van bevoegdheden en taxing powers. |
| Woonplaatsprincipe | Het principe waarbij belastingen, met name de personenbelasting, worden toegewezen aan het gewest waar de belastingplichtige woont, ongeacht de plaats waar het inkomen wordt verdiend. |
| Pendelarbeid | Het dagelijks reizen van werknemers tussen hun woonplaats en werkplaats, wat significante gevolgen heeft voor de fiscale verdeling tussen regio's doordat de belasting wordt geheven op de woonplaats. |
| Bruto toegevoegde waarde | De waarde die wordt gecreëerd door economische activiteit binnen een bepaalde regio, wat een indicator is van de economische productie maar niet direct de fiscale capaciteit van die regio bepaalt vanwege factoren zoals pendelarbeid. |
| Primair inkomen | Het inkomen dat wordt gegenereerd uit economische activiteit, voordat belastingen en sociale bijdragen zijn afgetrokken. De verdeling van primair inkomen per inwoner is een indicator van fiscale capaciteit. |
| Beschikbaar inkomen | Het inkomen dat huishoudens kunnen besteden na aftrek van belastingen en sociale bijdragen, maar voordat ze consumentenuitgaven doen. |
| Gemeenschappen | Subnationale entiteiten in België (Vlaamse, Franse, Duitstalige Gemeenschap) die voornamelijk bevoegd zijn voor persoonsgebonden aangelegenheden zoals onderwijs en cultuur. |
| Gewesten | Subnationale entiteiten in België (Vlaams, Waals, Brussels Hoofdstedelijk Gewest) die voornamelijk bevoegd zijn voor territoriale aangelegenheden zoals ruimtelijke ordening, economisch beleid en mobiliteit. |
| BTW-dotatie | Een toezegging van middelen vanuit de federale BTW-ontvangsten aan de gemeenschappen, die een belangrijke financieringsbron vormt. |
| Lambermont-turbo | Een specifieke toevoeging aan de BTW-dotatie voor de gemeenschappen, ingevoerd in 2001, die mee groeit met de economische groei en bedoeld was om onderfinanciering aan te pakken. |