Cover
立即免费开始 cursus regmo deel 1 KORT
Summary
# Homeostase en systeembenadering
Levende organismen functioneren als complexe systemen die voortdurend interageren met hun omgeving en tegelijkertijd een stabiel intern milieu handhaven, wat bekend staat als homeostase [1](#page=1).
### 1.1 Homeostase: het interne evenwicht
Homeostase is het proces waarbij een organisme zijn interne milieu, bestaande uit chemische en fysische processen, in evenwicht houdt, ondanks veranderingen in de externe omgeving. Dit vermogen stelt organismen in staat om de functie van individuele organen aan te passen om te voldoen aan de integrale behoeften van het lichaam. Falen in het handhaven van homeostase kan leiden tot de dood van het organisme [10](#page=10) [1](#page=1).
#### 1.1.1 Het regelmechanisme van de thermostaat als voorbeeld
De werking van een thermostaat voor huisverwarming dient als een uitstekende analogie om homeostase te begrijpen. De thermostaat controleert continu de kamertemperatuur en schakelt de verwarming in wanneer de temperatuur onder een ingestelde drempelwaarde daalt en schakelt deze uit wanneer de drempelwaarde wordt overschreden [10](#page=10).
#### 1.1.2 Negatieve terugkoppeling
Deze regelmethode van de thermostaat wordt **negatieve terugkoppeling** genoemd. Dit betekent dat een toename van de temperatuur boven de drempelwaarde de warmteproductie remt, terwijl een daling van de temperatuur onder de drempelwaarde de warmteproductie stimuleert [10](#page=10).
Het hormoonstelsel in het menselijk lichaam maakt vaak gebruik van negatieve terugkoppeling. Wanneer een hormoon wordt geproduceerd om een verandering in het lichaam teweeg te brengen, zal de toename van dit hormoon uiteindelijk de eigen hormoonproductie remmen. Omgekeerd zal een afname van het hormoon de productie stimuleren [10](#page=10).
> **Tip:** Begrijp dat negatieve terugkoppeling stabiliteit bevordert door afwijkingen van een setpoint tegen te gaan.
##### 1.1.2.1 Voorbeeld: thyroxine productie
Een voorbeeld van negatieve terugkoppeling is te zien bij de productie van het hormoon thyroxine. De hypothalamus en hypofyse spelen hierin een rol [10](#page=10).
##### 1.1.2.2 Positieve terugkoppeling
Er bestaan ook systemen die een verandering juist versterken. Dit wordt **positieve terugkoppeling** genoemd. Een voorbeeld hiervan is de stijging van het hartritme bij stress [11](#page=11).
> **Tip:** In tegenstelling tot negatieve terugkoppeling, versterkt positieve terugkoppeling een initiële verandering, wat kan leiden tot snelle, soms onomkeerbare processen.
###### 1.1.2.2.1 Voorbeeld: zuigen van een baby
Een ander voorbeeld van positieve terugkoppeling is het zuigen van een baby aan de tepel. Hoe meer de baby de drukreceptoren van de tepel prikkelt, hoe meer oxytocine de hypothalamus zal produceren. De productie van oxytocine stopt pas wanneer de baby stopt met zuigen [11](#page=11).
### 1.2 Rol van het zenuwstelsel en endocriene systeem in homeostase
Het zenuwstelsel bestuurt alle organen van het lichaam en is, samen met het endocriene systeem, een cruciaal regelsysteem dat de condities van het lichaam binnen nauwe grenzen houdt voor het behoud van homeostase. Hoewel beide systemen homeostase handhaven, hanteren ze verschillende methoden [13](#page=13).
* **Zenuwstelsel:** Regelt lichaamsactiviteiten via snelle reacties met behulp van zenuwimpulsen [13](#page=13).
* **Endocriene systeem:** Reageert veel trager, maar niet minder effectief, door de afgifte van hormonen [13](#page=13).
Deze twee regelsystemen werken nauw samen en zijn niet onafhankelijk van elkaar [13](#page=13).
#### 1.2.1 De hypothalamus als centrale regulator
De hypothalamus, een klein deel van de tussenhersenen, speelt een sleutelrol in de regulatie van homeostase. Het controleert vele lichaamsactiviteiten en is opgebouwd uit ongeveer een dozijn kernen [64](#page=64).
De hypothalamus ontvangt diverse sensorische informatie, zowel van somatische als van viscerale receptoren, zoals osmoreceptoren. Bovendien bevinden zich in de hypothalamus zelf verschillende viscerale receptoren die continu de zoutconcentratie, glucoseconcentratie, bepaalde hormoonconcentraties in het bloed, en de temperatuur van het bloed meten [64](#page=64).
De hypothalamus heeft belangrijke verbindingen met de hypofyse en produceert zelf ook hormonen, wat aangeeft dat het zowel deel uitmaakt van het zenuwstelsel als van het endocriene systeem [64](#page=64).
> **Tip:** De hypothalamus is een uitstekend voorbeeld van hoe het zenuwstelsel en het endocriene systeem samenwerken om homeostase te waarborgen.
---
# Communicatie en regulatie binnen het lichaam
Communicatie binnen het lichaam is essentieel voor de gecoördineerde werking van miljarden cellen om te reageren op prikkels uit de inwendige en uitwendige omgeving [2](#page=2).
### 2.1 Prikkelontvangst en -coördinatie
#### 2.1.1 Prikkels en receptoren
Een prikkel is een waarneembare verandering die bij een organisme een specifieke reactie uitlokt. Prikkels worden opgevangen door receptoren. Om een reactie te bewerkstelligen, moet een prikkel sterk genoeg zijn en de **prikkeldrempel** overschrijden. De prikkeldrempel is de minimumsterkte waarbij een prikkel nog waarneembaar is en dit verschilt per soort [2](#page=2).
#### 2.1.2 Coördinatie van prikkels
Communicatie tussen cellen is fundamenteel voor multicellulaire organismen. Regelsystemen zijn nodig om de activiteiten van verschillende celtypes op elkaar af te stemmen, wat leidt tot gecoördineerde cellulaire activiteiten [2](#page=2).
##### 2.1.2.1 Celcommunicatie op korte afstand
Dit type communicatie omvat methoden waarbij geen gesecreteerde boodschappermoleculen worden gebruikt of waarbij deze moleculen alleen lokale effecten hebben [3](#page=3) [5](#page=5).
* **Celjuncties**: Directe verbindingen tussen cellen zoals gap junctions bij dierlijke cellen (bv. hartspierweefsel, glad spierweefsel) en plasmodesmata bij plantaardige cellen [3](#page=3).
* **Direct cel-cel contact**: Communicatie via direct contact tussen celoppervlakken, zoals de interactie tussen een antigenpresenterende cel en een T-lymfocyt [3](#page=3).
* **Paracriene secretie**: Boodschappercellen scheiden signaalmoleculen af in de extracellulaire ruimte, die door diffusie nabijgelegen doelwitcellen bereiken zonder transport via de bloedbaan. Een voorbeeld is de ontstekingsreactie, waarbij lokale ontstekingsmediatoren zoals prostaglandines betrokken zijn. Prostaglandines werken pro-inflammatoir, veroorzaken pijn en koorts, en spelen ook een rol bij bloedstolling. Aspirine remt de vorming van prostaglandines, wat leidt tot ontstekingsremmende, pijnstillende en koortswerende effecten [5](#page=5).
* **Prikkeloverdracht via neurotransmitters**: Neurotransmitters zijn boodschappermoleculen die een signaal overbrengen van een presynaptisch neuron naar een postsynaptische cel over een zeer kleine afstand, de synaptische spleet. Dit is essentieel voor het zenuwstelsel [5](#page=5).
##### 2.1.2.2 Celcommunicatie op lange afstand
Het dierlijk lichaam maakt gebruik van twee systemen voor communicatie over langere afstanden: het zenuwstelsel en het endocriene stelsel [6](#page=6).
> **Tip:** Het zenuwstelsel en het endocriene stelsel zijn beide cruciale regelsystemen voor communicatie binnen het lichaam, maar opereren met verschillende snelheden en duur van effecten [6](#page=6) [7](#page=7).
##### 2.1.2.3 Het zenuwstelsel en het endocriene stelsel: een subtiel samenspel
* **Zenuwstelsel**: Werkt via snelle elektrische signalen (zenuwprikkels), waardoor snelle reacties op plotse veranderingen in de omgeving mogelijk zijn [6](#page=6).
* Actiepotentialen zorgen voor elektrische impulsgeleiding binnen neuronen [6](#page=6).
* Neurotransmitters zorgen voor chemische impulsoverdracht tussen neuronen via membraanreceptoren op doelwitcellen (neuronen, spieren, klieren) volgens het sleutel-slotprincipe [6](#page=6).
* De informatieoverdracht is snel en kortstondig [6](#page=6).
* **Endocrien stelsel**: Coördineert tragere, maar langdurigere reacties op stimuli zoals stress, uitdroging, of lage bloedglucoseconcentraties. Het reguleert ook langzame ontwikkelingsprocessen zoals groei en geslachtskenmerken [7](#page=7).
* Hormonen zijn moleculen met een specifieke structuur die via membraanreceptoren op doelwitcellen (klieren, spieren) binden volgens het sleutel-slotprincipe. Een voorbeeld is insuline dat de GLUT-4-transporter activeert om glucose in de cel te laten [7](#page=7).
* Hormonen worden geproduceerd door endocriene klieren, getransporteerd via het bloed, en worden na hun werking afgebroken [7](#page=7).
* De informatieoverdracht is trager en langduriger [7](#page=7).
Er zijn belangrijke verbanden tussen het zenuwstelsel en het endocriene stelsel [8](#page=8):
* De hypothalamus bevat neurosecretorische cellen die hormonen (neurohormonen) produceren en vrijgeven [8](#page=8).
* Sommige moleculen, zoals noradrenaline en oxytocine, kunnen zowel als hormoon als als neurotransmitter fungeren [8](#page=8).
* Het zenuwstelsel kan de hormoonvrijstelling door endocriene klieren reguleren, bijvoorbeeld de vrijstelling van oxytocine en prolactine bij het zogen, wat wordt beïnvloed door neurale prikkels [8](#page=8) [9](#page=9).
#### 2.1.3 De reactie op prikkels
Spieren en klieren fungeren als **effectoren** die reageren op prikkels. De aansturing van effectoren kan bewust of onbewust zijn; klieren worden altijd onbewust aangestuurd, terwijl spieren bewust of onbewust aangestuurd kunnen worden. De werking van klieren en spieren wordt verder behandeld in de hoofdstukken over het endocriene stelsel en het musculoskeletaal stelsel [9](#page=9).
---
# Het zenuwstelsel: structuur en functie
Het zenuwstelsel is een complex netwerk dat verantwoordelijk is voor de waarneming, verwerking en reactie op prikkels, en vormt de biologische basis voor gedrag, motoriek en homeostase [12](#page=12).
### 2.1 Belang van het zenuwstelsel
#### 2.1.1 Biologische basis van gedrag
Het zenuwstelsel, met name de hersenen, vormt de biologische basis van menselijk gedrag, inclusief waarnemen, denken, emoties ervaren en beslissingen nemen. Evolutie heeft geleid tot een toename in grootte en complexiteit van de hersenen, wat unieke menselijke eigenschappen zoals abstract denken, taal en bewustzijn verklaart. Hormonen kunnen, via hun invloed op hersencellen, ook gedrag beïnvloeden. Neurobiologen bestuderen de relatie tussen psychologische functies en hersenprocessen, waarbij de stelling "geen gedrag zonder brein" algemeen geaccepteerd is [12](#page=12).
#### 2.1.2 Motoriek
Het zenuwstelsel stuurt, controleert en coördineert alle lichaamsbewegingen. Spieren zijn afhankelijk van prikkels van het zenuwstelsel om actief te zijn. Motorische handicaps zijn vaak neurologisch van aard, in tegenstelling tot tijdelijke beperkingen door letsel aan het bewegingsapparaat [12](#page=12).
#### 2.1.3 Homeostase
Samen met het endocriene systeem regelt het zenuwstelsel de interne lichaamstoestand (homeostase). Het zenuwstelsel werkt via snelle reacties met zenuwimpulsen, terwijl het endocriene systeem trager reageert met hormonen [13](#page=13).
#### 2.1.4 Biomedisch perspectief
Neurologie bestudeert de anatomie, functie en ziekten van het zenuwstelsel, die kunnen leiden tot diverse stoornissen zoals taal-, geheugen-, waarnemings- en gedragsstoornissen. Psychiatrie heeft een neurobiologische invalshoek, waarbij men zoekt naar de oorzaken van psychiatrische aandoeningen in het brein [13](#page=13).
### 2.2 Overzicht van het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel heeft drie basisfuncties: sensoriële, integratieve en motorische functies [14](#page=14).
#### 2.2.1 Indeling op basis van functie
* **Sensoriële functie:** Detecteert informatie via receptoren en transporteert deze naar het centrale zenuwstelsel (CZS: ruggenmerg of hersenen). Dit wordt uitgevoerd door het afferente deel van het perifere zenuwstelsel (PZS). Stimuli kunnen intern (autonoom) of extern (somatisch) zijn [15](#page=15).
* **Integratieve functie:** Verwerkt, bewaart informatie en neemt beslissingen. Deze functie wordt uitgevoerd door het CZS. Integratie vindt plaats in het CZS, met name in de grote hersenen voor waarneming, gedachten en emoties, en in het ruggenmerg of de hersenstam voor reflexen [15](#page=15).
* **Motorische functie:** Stuurt prikkels naar effectoren om beslissingen uit te voeren. Dit gebeurt via het efferente deel van het PZS. De respons kan bestaan uit contractie van skeletspieren (somatisch) of gladde spieren/klieren (autonoom). Het autonome zenuwstelsel kent een sympathisch (activerend) en parasympathisch (rustgevend) deel [15](#page=15).
#### 2.2.2 Indeling op basis van morfologie
* **Centrale zenuwstelsel (CZS):** Bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg, gelegen binnen de schedel en wervelkolom [16](#page=16).
* **Perifere zenuwstelsel (PZS):** Bestaat uit hersenzenuwen, ruggenmergzenuwen, zenuwknopen (ganglia) en receptoren, gelegen buiten de schedel en wervelkolom [16](#page=16).
### 2.3 Het zenuwstelsel op cellulair en moleculair niveau
#### 2.3.1 Microscopische structuur van het zenuwweefsel
Het zenuwweefsel bestaat uit neuronen (zenuwcellen) en neurogliacellen (steuncellen) [17](#page=17).
##### 2.3.1.1 Neuronen of zenuwcellen
* **Morfologie:** Neuronen hebben een cellichaam (met kern en organellen, waar biosynthese plaatsvindt), dendrieten (prikkelaanvoerend, boomachtig vertakt) en een axon (prikkelafvoerend, zenuwvezel genoemd). De overgang naar het axon is de axonheuvel, de "trigger zone" voor zenuwprikkels. Axonen eindigen in axonuiteinden met synaptische eindknopjes die neurotransmitters bevatten [17](#page=17) [18](#page=18).
* **Myelineschede:** Veel axonen zijn omgeven door een isolerende myelineschede, bestaande uit vetten en eiwitten, wat snelle geleiding van zenuwimpulsen bevordert. De myelineschede wordt onderbroken bij de knopen van Ranvier. Gemyeliniseerde axonen geleiden sneller dan ongemyeliniseerde axonen. Ontwikkeling van myeline gaat door tot in de tienerjaren en afbraak ervan kan leiden tot ziekten zoals multiple sclerose (MS) [18](#page=18) [19](#page=19).
* **Soorten neuronen (morfologisch):**
* Multipolaire neuronen: Meerdere dendrieten, één axon [19](#page=19).
* Bipolaire neuronen: Eén dendriet, één axon; gevonden in netvlies, binnenoor, reukcentrum [19](#page=19).
* Unipolaire neuronen: Eén uitloper (axon) die T-vormig vertakt [19](#page=19).
* Pseudo-unipolaire neuronen: Eén axon dat zich in tweeën splitst, één tak naar PZS, één naar CZS [19](#page=19).
* **Soorten neuronen (functioneel):**
* Sensorische neuronen (afferent): Geleiden prikkels van receptoren naar CZS [20](#page=20).
* Motorische neuronen (efferent): Geleiden impulsen van CZS naar effectoren (spieren, klieren) [20](#page=20).
* Interneuronen (schakelneuronen): Verwerken informatie binnen het CZS [20](#page=20).
* **Grijze en witte stof:**
* Witte stof: Bestaat voornamelijk uit gemyeliniseerde axonen; verantwoordelijk voor informatietransport over lange afstanden [21](#page=21).
* Grijze stof: Bevat neuronale cellichamen, dendrieten, ongemyeliniseerde axonen en neuroglia; plaatsen van informatie-integratie en -verwerking. In het ruggenmerg omgeeft witte stof grijze stof, terwijl in de hersenen de cortex van grijze stof witte stof bedekt [21](#page=21).
##### 2.3.1.2 Neuroglia of gliacellen
Neurogliacellen zijn steuncellen die neuronen ondersteunen, voeden en beschermen. Ze zijn talrijker dan neuronen en behouden de capaciteit tot celdeling, waarbij "ontaarde" gliacellen hersentumoren kunnen veroorzaken [17](#page=17) [23](#page=23).
* **Gliacellen in het CZS:**
* Oligodendrocyten: Myelinisatie van axonen [24](#page=24).
* Astrocyten: Ondersteuning, bescherming, rol in bloed-hersenbarrière [24](#page=24).
* Microgliacellen: Fagocyterende cellen, rol in afweer [24](#page=24).
* Ependymcellen: Bekleden hersenventrikels en centraal kanaal ruggenmerg; produceren en circuleren cerebrospinaal vocht [24](#page=24).
* **Gliacellen in het PZS:**
* Schwanncellen: Myelinisatie van axonen [24](#page=24).
* Satellietcellen: Beschermen en ondersteunen neuronen in PZS; mogelijk rol bij chronische pijn [24](#page=24).
#### 2.3.2 De zenuwprikkel bij ongemyeliniseerde zenuwen
Zenuwimpulsen (actiepotentialen - AP) worden opgewekt en geleid dankzij de rustmembraanpotentiaal en de aanwezigheid van ionkanalen en -pompen [25](#page=25).
* **Rustmembraanpotentiaal:** Een verschil in elektrische lading over het celmembraan, ongeveer -70 mV bij neuronen in rust. Dit wordt veroorzaakt door een grotere doorlaatbaarheid voor kalium dan voor natrium [25](#page=25).
* **Werking van ionkanalen en -pompen:**
1. **Rust:** Potentiaalafhankelijke Na+ en K+ kanalen zijn gesloten [26](#page=26).
2. **Stimulus:** Neurotransmitters activeren ligandafhankelijke Na+-kanalen, waardoor Na+ instroomt en de membraanpotentiaal stijgt naar de drempelwaarde (-55 mV) [26](#page=26).
3. **Depolarisatie:** Bij overschrijding van de drempelwaarde openen potentiaalafhankelijke Na+-kanalen zich massaal, waardoor Na+ de cel instroomt en de potentiaal positief wordt. Na+-kanalen worden daarna geïnactiveerd [26](#page=26).
4. **Repolarisatie:** Potentiaalafhankelijke K+-kanalen openen zich (langzamer dan Na+-kanalen) en K+ stroomt de cel uit, waardoor de membraanpotentiaal weer negatief wordt [26](#page=26).
5. **Hyperpolarisatie:** K+-kanalen sluiten te langzaam, waardoor er een te grote K+ uitstroom is en de potentiaal nog negatiever wordt dan in rust. Gedurende deze fase is het neuron niet prikkelbaar [26](#page=26).
6. **Rustmembraanpotentiaal herstel:** De Na+/K+-pompen transporteren ionen terug naar hun rustpositie [26](#page=26).
> **Tip:** Een actiepotentiaal is een "alles of niets" verschijnsel; er is geen tussenweg [35](#page=35).
#### 2.3.3 De zenuwprikkel bij gemyeliniseerde zenuwen
Bij gemyeliniseerde axonen vindt de geleiding van de zenuwprikkel plaats via sprongsgewijze geleiding tussen de knopen van Ranvier. Dit proces is aanzienlijk sneller dan continue geleiding [29](#page=29).
#### 2.3.4 Toepassingen en pathologie
* **Koude:** Vertraagt zenuwimpulsgeleiding, verklaart het pijnstillende effect van ijs [30](#page=30).
* **Lokale verdovingsmiddelen (bv. lidocaïne):** Blokkeren potentiaalafhankelijke natriumkanalen, waardoor zenuwimpulsgeleiding wordt vertraagd [30](#page=30).
* **Multiple sclerose (MS):** Een auto-immuunziekte waarbij de myelineschede wordt aangetast, wat leidt tot verstoorde zenuwprikkelgeleiding. Symptomen variëren afhankelijk van de aangetaste delen van het zenuwstelsel [30](#page=30).
#### 2.3.5 Overdracht van de zenuwimpuls t.h.v. de synaps
Neuronen communiceren via chemische signaalstoffen (neurotransmitters) over een synaptische spleet [33](#page=33).
* **Synaps:** Bestaat uit het axoneindknopje van het presynaptische neuron, de synaptische spleet en een deel van het dendriet of cellichaam van het postsynaptische neuron [33](#page=33).
* **Proces:**
1. Een actiepotentiaal bereikt het axoneindknopje [34](#page=34).
2. Ca2+-kanalen openen, Ca2+ stroomt de cel in [34](#page=34).
3. Ca2+ initieert de fusie van synaptische vesikels met het presynaptische membraan, waarbij neurotransmitters vrijkomen in de spleet (exocytose) [34](#page=34).
4. Neurotransmitters binden aan receptoren op het postsynaptische neuron [34](#page=34).
5. Dit leidt tot opening van ionkanalen (bv. Na+), waardoor ionen de cel instromen [34](#page=34).
6. Er ontstaat een nieuwe actiepotentiaal in het postsynaptische neuron [35](#page=35).
* **Terminatie van neurotransmitterwerking:**
* Diffusie uit de synaptische spleet [35](#page=35).
* Enzymatische afbraak [35](#page=35).
* Heropname (reuptake) door het presynaptische neuron [35](#page=35).
Een postsynaptisch neuron ontvangt input van honderden presynaptische neuronen, waarbij een balans tussen exciterende en inhibitoire stimuli bepaalt of er een actiepotentiaal ontstaat [35](#page=35).
#### 2.3.6 Plasticiteit, regeneratie en herstel van zenuwweefsel
Het zenuwstelsel is plastisch en kan veranderen door ervaringen, met name in de hersenen, wat leidt tot nieuwe verbindingen. Neuronen hebben beperkte regeneratiecapaciteiten; ernstige schade leidt vaak tot blijvend functieverlies [36](#page=36).
#### 2.3.7 Psychofarmaca
* **Drug of therapeutisch medicijn:** Psychofarmaca zijn stoffen die psychoactief zijn en direct inwerken op hersenneuronen. Het onderscheid tussen drug en medicijn ligt in de reden van gebruik (genot vs. medicinaal) en controle [37](#page=37).
* **Oorsprong van actieve bestanddelen:** Vaak plantaardig, maar ook synthetisch [38](#page=38).
* **Biologisch werkingsmechanisme:** Beïnvloeden de prikkeloverdracht tussen neuronen [38](#page=38).
* **Transmitteragonisten:** Versterken neurotransmissie, o.a. door remmen van heropname, stimuleren van aanmaak, nabootsen van neurotransmitter, of remmen van afbraakenzymen [38](#page=38).
* **Transmitterantagonisten:** Verzwakken neurotransmissie, o.a. door remmen van aanmaak/vrijstelling, of blokkeren van receptoren [39](#page=39).
### 2.4 Het ruggenmerg en de ruggenmergzenuwen
#### 2.4.1 Beschermende en bedekkende structuren
Het ruggenmerg is beschermd door de wervelkolom, meningen (dura mater, arachnoïd mater, pia mater) en cerebrospinaal vocht. De epidurale ruimte bevindt zich tussen de wervelkolom en de dura mater [42](#page=42).
#### 2.4.2 Bouw van het ruggenmerg (CZS)
Het ruggenmerg heeft een H-vormige kern van grijze stof, omgeven door witte stof. In het centrum bevindt zich het centrale kanaal met cerebrospinaal vocht. De grijze stof bevat neuronale cellichamen, dendrieten en ongemyeliniseerde axonen, georganiseerd in hoornen. De witte stof bevat gemyeliniseerde axonen (zenuwbanen) die functioneren als stijgende (sensoriële) en dalende (motorische) banen tussen ruggenmerg en hersenen [44](#page=44).
#### 2.4.3 Bouw van de ruggenmergzenuwen (PZS)
31 paar ruggenmergzenuwen verlaten de wervelkolom op verschillende niveaus. Deze zijn gemengd en bevatten axonen van zowel sensorische als motorische neuronen. Elke zenuw is verbonden met het ruggenmerg via een dorsale wortel (sensorisch, met dorsaal ganglion) en een ventrale wortel (motorisch). De huid is ingedeeld in dermatomen, gebieden die door één ruggenmergzenuw worden geïnnerveerd [46](#page=46) [47](#page=47) [48](#page=48).
#### 2.4.4 Ruggenmergreflexen
Reflexen zijn onwillekeurige reacties op stimuli, met een pathway genaamd de reflexboog [49](#page=49).
* **Ruggenmergreflexen:** Integratie vindt plaats in het ruggenmerg (bv. kniepeesreflex) [49](#page=49).
* **Kniepeesreflex:**
* **Receptor:** Spierspoeltjes in de dijspier worden uitgerekt [50](#page=50).
* **Sensorisch neuron:** Stuurt impuls naar ruggenmerg [51](#page=51).
* **Motorisch neuron:** Stuurt impuls terug naar dijspier, die samentrekt (enkelvoudige reflex zonder schakelneuron) [51](#page=51).
* **Schakelcellen:** Verhindert samentrekking van de hamstring (antagonist) [51](#page=51).
* **Effector:** Dijbeenspier trekt samen, been strekt zich [51](#page=51).
* **Hersenreflexen:** Integratie vindt plaats in de hersenstam (bv. pupilreflex) [49](#page=49).
* **Oogpupilreflex:**
* **Receptor:** Netvlies reageert op licht [52](#page=52).
* **Sensorisch neuron:** Stuurt impuls via oogzenuw naar hersenstam [52](#page=52).
* **Integratiecentrum:** Synapsen in de hersenstam activeren/remmen motorische neuronen [52](#page=52).
* **Motorisch neuron:** Sympathische (radiale spieren) en parasympathische (kringspieren) neuronen [52](#page=52).
* **Effector:** Glad spierweefsel in regenboogvlies; pupilvergroting bij weinig licht [53](#page=53).
#### 2.4.5 Ruggenmergbeschadiging
Letsel aan de wervelkolom kan leiden tot ruggenmergbeschadiging. Een complete dwarslaesie onderbreekt alle zenuwbanen, een incomplete dwarslaesie slechts een deel. Hoe hoger de beschadiging, hoe meer lichaamsdelen aangedaan kunnen zijn [54](#page=54) [55](#page=55).
### 2.5 De hersenen en de hersenzenuwen
#### 2.5.1 Bescherming en bedekking van de hersenen
De hersenen worden beschermd door de schedel, hersenvliezen (dura mater, arachnoïd mater, pia mater) en cerebrospinaal vocht (CSV). CSV circuleert in de hersenventrikels, het centrale kanaal en de spinnenwebruimte, en dient als schokdemper en transportmedium. Waterhoofd (hydrocefalus) ontstaat door een disbalans tussen productie en afvoer van CSV, wat drukverhoging en hersenbeschadiging kan veroorzaken [56](#page=56) [57](#page=57).
#### 2.5.2 Bloedvoorziening en de bloed-hersenbarrière
Hersenen verbruiken veel zuurstof en glucose. Continue bloedtoevoer is essentieel; zuurstoftekort leidt tot snel onherstelbare schade. De bloed-hersenbarrière beschermt de hersenen tegen schadelijke stoffen in het bloed [58](#page=58).
#### 2.5.3 Grote delen van de hersenen
De ontwikkelde hersenen bestaan uit de hersenstam, cerebellum (kleine hersenen), diencephalon (tussenhersenen) en cerebrum (grote hersenen) [59](#page=59).
#### 2.5.4 De hersenstam
De hersenstam verbindt het ruggenmerg met de tussenhersenen en bestaat uit het verlengde merg, de pons en de middenhersenen [60](#page=60).
* **Verlengde merg:** Reguleert vitale functies zoals hartslag, bloeddruk en ademhaling. De piramidekruising hier verklaart de contralaterale controle van bewegingen [60](#page=60) [61](#page=61).
* **Pons:** Verbindt hersendelen en reguleert o.a. ademhaling, bloeddruk en slaap [61](#page=61).
* **Middenhersenen:** Betrokken bij motorische functies en coördinatie van oogbewegingen [62](#page=62).
#### 2.5.5 De tussenhersenen (diencephalon)
Bestaan uit de thalamus, hypothalamus en epithalamus [63](#page=63).
* **Thalamus:** Belangrijk schakelstation voor sensorische informatie op weg naar de hersenschors [63](#page=63).
* **Hypothalamus:** Cruciale regulator van homeostase, controleert het autonome zenuwstelsel, produceert hormonen, reguleert lichaamstemperatuur, voedsel- en drankinname, en het circadiaanse ritme. Bevat o.a. het voedings- en dorstcentrum [64](#page=64) [67](#page=67).
* **Epithalamus:** Bevat o.a. de pijnappelklier [70](#page=70).
#### 2.5.6 Het cerebellum (de kleine hersenen)
Het cerebellum, gelegen achter de hersenstam, is essentieel voor de coördinatie van aangeleerde motorische activiteiten, houding, evenwicht en oogbewegingen. Letsels veroorzaken geen verlamming, maar problemen met coördinatie en evenwicht [71](#page=71) [72](#page=72).
#### 2.5.7 Het cerebrum (de grote hersenen)
De grote hersenen zijn de zetel van intelligentie en hogere cognitieve functies. Ze bestaan uit de cerebrale cortex (grijze stof) met gyri en sulci voor oppervlaktevergroting, en witte stof met associatie-, commissurale en projectiebanen. Diep in de witte stof liggen de basale ganglia, betrokken bij het initiëren en controleren van bewegingen [73](#page=73) [76](#page=76).
##### 2.5.7.1 Functionele organisatie van de cerebrale cortex
* **Sensorische gebieden:** Ontvangen informatie van zintuigen en zijn betrokken bij bewuste waarneming [77](#page=77).
* Primair somatosensorisch gebied (postcentrale gyrus): Verwerking van tast, druk, temperatuur, pijn, proprioceptie. De corticale representatie is somatotopisch (bv. grotere gebieden voor vingertoppen en lippen) [77](#page=77).
* Primair visueel gebied (occipitale kwab): Visuele waarneming [78](#page=78).
* Primair auditief gebied (temporale kwab): Auditieve waarneming [78](#page=78).
* Primair smaakgebied: Smaakwaarneming [79](#page=79).
* Primair reukgebied: Geurwaarneming [79](#page=79).
* Secundaire (associatie)gebieden: Integreren sensorische ervaringen en vormen sensorisch geheugen [79](#page=79).
* Sensorisch spraakcentrum (centrum van Wernicke): Begrip van gesproken en geschreven taal [80](#page=80).
* **Motorische gebieden:** Controleren de activiteit van skeletspieren voor gewilde bewegingen [80](#page=80).
* Primair motorisch gebied (precentrale gyrus): Stuurt specifieke spieren aan, contralateraal. Meer corticale oppervlakte is toegewezen aan spieren voor fijnere motoriek (bv. vingers) [80](#page=80).
* Motorische secundaire (associatie)gebieden: Betrokken bij leren van complexe motorische activiteiten [80](#page=80).
* Spraakgebied van Broca: Productie van spraak (meestal linkerhemisfeer) [81](#page=81).
* Schrijf- en grafisch centrum: Coördinatie van schrijfspieren [81](#page=81).
##### 2.5.7.2 Prefrontale cortex
Dit complexe associatiegebied, sterk ontwikkeld bij de mens, is betrokken bij persoonlijkheid, intelligentie, geheugen, redenering, besluitvorming en bewustzijn [82](#page=82).
##### 2.5.7.3 Het limbisch systeem
Ook wel "emotionele hersenen" genoemd, betrokken bij emoties, geurwaarneming en geheugen. Belangrijke structuren zijn [83](#page=83):
* Amygdala: Koppelt zintuiglijke informatie aan emoties; betrokken bij angst en agressie [83](#page=83).
* Hippocampus: Essentieel voor geheugenconsolidatie [84](#page=84).
* Gyrus cinguli: Evaluatie van beloning en straf [84](#page=84).
* Fornix: Verbindingen, betrokken bij geheugenverlies [84](#page=84).
#### 2.5.8 Schade aan de hersenen
Hersenschade kan direct (trauma) of indirect (zuurstoftekort) optreden. De symptomen hangen af van de locatie van de schade [85](#page=85).
* **Bewusteloosheid:** Vaak door verminderde bloedtoevoer naar de hersenen [85](#page=85).
* **Coma:** Langdurige, ernstige bewusteloosheid door ernstige hersenstoornis [85](#page=85).
* **Vegetatieve toestand:** Schade aan de grote hersenen, maar hersenstam intact [86](#page=86).
* **Hersendood:** Onherstelbare schade aan zowel grote hersenen als hersenstam [86](#page=86).
* **Aangeboren schade/schade op jonge leeftijd:** Kan genetisch zijn of veroorzaakt worden door externe factoren [86](#page=86).
* **Hersenvliesontsteking (meningitis):** Ontsteking van de hersenvliezen, potentieel levensbedreigend bij bacteriële oorzaak [87](#page=87).
#### 2.5.9 De hersenzenuwen
12 paar hersenzenuwen (craniale zenuwen) verbinden de hersenstam met delen van het hoofd. Ze kunnen sensorisch, motorisch of gemengd zijn [88](#page=88).
### 2.6 Het autonoom zenuwstelsel
Het autonoom zenuwstelsel regelt onbewuste lichaamsfuncties en werkt via twee neuronen in serie, met de schakeling in een autonoom ganglion. Het kent twee afdelingen: sympathisch en parasympathisch, die vaak antagonistisch werken [89](#page=89).
* **Sympatisch zenuwstelsel:** Actief bij inspanning en stress ("fight-or-flight" respons); stimuleert hartslag, ademhaling, verhoogt bloedsuiker, remt spijsvertering. Ganglia bevinden zich in de grensstrengen of nabij. Postganglionair neuron geeft noradrenaline af [90](#page=90) [91](#page=91).
* **Parasympatisch zenuwstelsel:** Actief in rust ("rest-and-digest" respons); bevordert stofwisseling, vertraagt hartslag en ademhaling, remt skeletspieren. Ganglia bevinden zich dicht bij de doelwitorganen. Postganglionair neuron geeft acetylcholine af [90](#page=90) [92](#page=92).
#### 2.6.3 De antagonistische werking van beide afdelingen
De sympathische en parasympathische afdelingen hebben vaak tegenovergestelde effecten op organen, waardoor het lichaam in balans blijft. Beide afdelingen zijn continu actief, maar één domineert afhankelijk van de situatie [93](#page=93).
---
# Zintuiglijke waarneming
Zintuiglijke waarneming omvat het proces van het detecteren van prikkels vanuit de omgeving en het omzetten ervan in zenuwprikkels die door de hersenen worden verwerkt tot een bewuste ervaring [95](#page=95).
## 3.1 Waarnemen van prikkels
Om een prikkel te kunnen waarnemen, zijn er vier voorwaarden waaraan voldaan moet worden [95](#page=95):
1. **Aanwezigheid van een prikkel (stimulus):** Een verandering in de inwendige of uitwendige omgeving die receptoren kan prikkelen. Prikkels vanuit de uitwendige omgeving worden *exteroceptie* genoemd en leiden meestal tot bewuste waarneming. Prikkels vanuit de inwendige omgeving worden *interoceptie* genoemd en zijn meestal niet bewust, met uitzondering van pijn en bepaalde vormen van proprioceptie [95](#page=95).
2. **Detectie door receptoren:** Zintuigcellen (receptoren) moeten de specifieke prikkel kunnen detecteren en omzetten in elektrische signalen (zenuwprikkels). Een zintuig is een orgaan dat gespecialiseerd is in het opvangen van prikkels en bevat zintuigcellen [96](#page=96).
* **Speciale zinnen:** Receptoren zijn op één of enkele plaatsen in het lichaam geconcentreerd. Voorbeelden zijn reuk, smaak, zicht, gehoor en evenwicht [96](#page=96).
* **Algemene zinnen:** Receptoren zijn verspreid over meerdere plaatsen in het lichaam.
* **Somatische zinnen:** Receptoren bevinden zich hoofdzakelijk in de huid, skelet, gewrichten en spieren. Voorbeelden zijn tast, temperatuurzin, pijnwaarneming en proprioceptie [96](#page=96).
* **Viscerale zinnen:** Receptoren bevinden zich in de inwendige organen (bv. bloeddrukreceptoren in de aortaboog) [96](#page=96).
3. **Neurale pathway:** Zenuwprikkels van receptoren naar de hersenen worden geleid via sensorische pathways, bestaande uit zenuwen (PZS) en zenuwbanen (CZS) [97](#page=97).
4. **Verwerking in de hersenen:** Een specifieke hersenregio ontvangt en verwerkt de zenuwprikkels, wat resulteert in een waarneming. Bewuste waarneming vindt plaats in de grote hersenschors [97](#page=97).
Waarneming ontstaat in de hersenen, niet in de zintuigen [98](#page=98).
> **Tip:** Het is een veelvoorkomend misverstand dat waarneming puur afhankelijk is van de zintuigen zelf. Schade aan de hersenen of zenuwbanen kan leiden tot waarnemingsstoornissen, zelfs met intacte zintuigen [97](#page=97).
## 3.2 Receptoren
Receptoren zijn zintuigcellen die specifieke prikkels omzetten in zenuwprikkels [99](#page=99).
### 3.2.1 Adaptatie
Veel receptoren vertonen adaptatie: na verlengde blootstelling aan een prikkel worden ze minder gevoelig, waardoor de waarnemingsintensiteit daalt of zelfs verdwijnt [99](#page=99).
* **Snelle adaptatie:** Druk, tast, reuk [99](#page=99).
* **Trage adaptatie:** Pijn, proprioceptie, chemische samenstelling van het bloed [99](#page=99).
### 3.2.2 Indeling van de receptoren naar morfologie
* **Receptoren met een vrij uiteinde van het sensorische neuron:** Voorbeelden zijn pijn-, temperatuur- en bepaalde tastreceptoren [100](#page=100).
* **Ingekapselde receptoren:** Vrije uiteinden van sensorische neuronen die omkapseld zijn, zoals de lichaampjes van Vater-Pacini (gevoelig voor vibraties) [100](#page=100).
* **Afzonderlijke cellen die via synapsen verbonden zijn met sensorische neuronen:** Voorbeelden zijn haarcellen in het oor en smaakreceptoren .
### 3.2.3 Indeling van de receptoren naar functie
* **Mechanoreceptoren:** Gevoelig voor mechanische stimuli (vervorming, uitrekking). Geassocieerd met tast, druk, trilling, proprioceptie, gehoor en evenwicht .
* **Fotoreceptoren:** Gevoelig voor licht .
* **Thermoreceptoren:** Detecteren temperatuurveranderingen .
* **Pijnreceptoren (nociceptoren):** Geactiveerd door weefselbeschadigende stoffen .
* **Chemoreceptoren:** Detecteren specifieke chemische stoffen (smaak, reuk, lichaamsvloeistoffen) .
* **Osmoreceptoren:** Detecteren de osmolariteit van lichaamsvloeistoffen .
## 3.3 De somatische zinnen
De receptoren van de somatische zinnen zijn verspreid over het lichaam, voornamelijk in de huid, spieren, pezen en gewrichten .
### 3.3.1 Gevoelswaarneming in de huid
De huid, bestaande uit epidermis en dermis, bevat tal van receptoren .
#### 3.3.1.1 De bouw van de huid
* **Epidermis (opperhuid):** Meerlagig verhoornd plaveiselepitheel met lagen als stratum basale, spinosum, granulosum, lucidum en corneum. Bevat keratinocyten (keratineproductie), melanocyten (melanineproductie) en Langerhanscellen (afweer). [104-106](#page=104,105,106)
* **Dermis (lederhuid):** Stevig bindweefsel met collageen- en elastische vezels. Bevat bloedvaten, zenuwen, klieren en haarzakjes. Hierin bevinden zich ook zenuwuiteinden omgevormd tot huidreceptoren .
* **Hypodermis (onderhuids bindweefsel):** Ligt onder de dermis, bevat vet, bloedvaten en zenuwen .
#### 3.3.1.2 Bijhorende structuren
* **Haren:** Gevormd uit gekeratiniseerde epidermale cellen. Haarfollikels zijn cruciaal voor haargroei. Haarwortelplexussen rond haarzakjes functioneren als tastreceptoren. [108-109](#page=108,109)
* **Nagels:** Platen van harde, dode, gekeratiniseerde epidermale cellen. Beschermen de vingertoppen en helpen bij manipulatie van voorwerpen .
* **Talgklieren:** Producten talg, dat haar en huid beschermt tegen uitdroging en de groei van bacteriën remt .
* **Zweetklieren:** Belangrijk voor warmteregulatie door verdamping van zweet .
* **Geurklieren (apocriene zweetklieren):** Produceren reukstoffen die vermoedelijk individueel specifiek zijn .
#### 3.3.1.3 Algemene functies van de huid
De huid heeft beschermende, warmteregulerende, uitscheidende functies, speelt een rol bij de aanmaak van vitamine D en is een zintuiglijk orgaan. [115-117](#page=115,116,117)
#### 3.3.1.4 Sensorische functies van de huid
* **Tastzin:** Waarneming van tast, druk, trilling, jeuk en kieteling. Gerealiseerd door mechanoreceptoren zoals Merkelcellen, lichaampjes van Meissner en Vater-Pacini. [118-119](#page=118,119)
* **Temperatuurwaarneming:** Gevoeligheid voor koude en warmte, gemedieerd door temperatuurreceptoren (vrije zenuwuiteinden). Koudereceptoren bevinden zich dichter bij de epidermis, warmtereceptoren dieper in de dermis .
* **Pijnwaarneming:** Gevoelig voor weefselbeschadiging en schadelijke prikkels. Pijnreceptoren (nociceptoren) adapteren traag om voortdurende waarschuwing te bieden .
### 3.3.2 Proprioceptieve waarneming in spieren, pezen en gewrichten
Proprioceptie informeert over de positie en beweging van lichaamsdelen zonder visuele input. Het omvat receptoren in spierspoeltjes (spierspanning), peeslichaampjes (peesspanning) en gewrichtskapsels (gewrichtspositie). [122-123](#page=122,123)
## 3.4 De reukzin
De reukzin, gemedieerd door chemoreceptoren, maakt het onderscheiden van duizenden geuren mogelijk .
### 3.4.1 De structuur van het reukepitheel
Het reukepitheel in de neusholte bevat reukcellen (met reukhaartjes), steuncellen (produceren slijm) en basale stamcellen (vervangen reukcellen) .
### 3.4.2 Geurmoleculen en geurreceptoren
Elk olfactorisch neuron kan slechts één type geurreceptor tot expressie brengen. Een specifieke geur activeert een uniek patroon van geurreceptoren, waardoor meer dan 10.000 geuren onderscheiden kunnen worden .
### 3.4.3 De reukpathway
Axonen van reukreceptoren vormen de reukzenuw (hersenzenuw I), die naar de reukkolf gaan. Van daaruit lopen zenuwbanen naar de reukcentra in de cerebrale cortex voor bewuste waarneming en naar het limbisch systeem voor emotionele en geheugengerelateerde reacties .
## 3.5 De smaakzin
De smaakzin, gemedieerd door chemoreceptoren in smaakknoppen, detecteert vijf primaire smaken: zuur, zoet, bitter, zout en umami .
### 3.5.1 De structuur van het tongepitheel
Smaakknoppen, de receptoren voor smaak, bevinden zich voornamelijk op de tong in smaakpapillen. Elke smaakknop bevat smaakcellen met smaakhaartjes, steuncellen en basale cellen. [128-129](#page=128,129)
### 3.5.2 De smaakstoffen
Chemische stoffen die smaakreceptoren stimuleren, worden smaakstoffen genoemd. Veel wat we als smaak ervaren, is eigenlijk geurwaarneming .
### 3.5.3 De smaakpathway
Smaakstoffen stimuleren smaakcellen, die neurotransmitters afgeven aan smaakneuronen. De prikkel gaat via deze neuronen naar het verlengde merg, het limbisch systeem en de thalamus, om uiteindelijk de smaakcentra in de cerebrale cortex te bereiken. [130-131](#page=130,131)
## 3.6 Zien doen we met onze hersenen
Het zicht is een van de belangrijkste zintuigen, met de meeste receptoren in de ogen en een groot deel van de cerebrale cortex betrokken bij visuele verwerking .
### 3.6.1 Bijhorende structuren van het oog
Wenkbrauwen, wimpers, oogleden en het traanapparaat beschermen en bevochtigen het oog. [132-133](#page=132,133)
### 3.6.2 De verschillende lagen van de oogbol
De oogbolwand bestaat uit drie lagen :
* **Bindweefsellaag:** De buitenste laag, bestaande uit de sclera (oogwit) en het hoornvlies (cornea) .
* **Vasculaire laag:** De middelste laag, bestaande uit het vaatvlies (choroidea), het straalachtig lichaam (corpus ciliare) en de iris (regenboogvlies) .
* **Vaatvlies:** Voedt het netvlies en absorbeert strooilicht .
* **Straalachtig lichaam:** Produceert voorkamervocht en past de vorm van de lens aan (accommodatie). [135-136](#page=135,136)
* **Iris:** Regelt de pupilgrootte om de hoeveelheid invallend licht te reguleren .
* **Netvlies (retina):** De binnenste laag, met fotoreceptoren (staafjes en kegeltjes) .
### 3.6.2.1 Het netvlies
Het netvlies bestaat uit een gepigmenteerde laag en een neurale laag met fotoreceptorlaag, bipolaire cellaag en ganglioncellaag .
* **Fotoreceptoren:**
* **Staafjes:** Verantwoordelijk voor grijstinten bij weinig licht .
* **Kegeltjes:** Verantwoordelijk voor kleurenzicht bij voldoende daglicht. Er zijn drie soorten kegeltjes (blauw, groen, rood) .
* **Gele en blinde vlek:** De gele vlek (macula lutea) bevat de hoogste concentratie kegeltjes (fovea centralis) voor scherp zicht. De blinde vlek is waar de oogzenuw het netvlies verlaat en geen fotoreceptoren bevat .
* **Stimulatie van fotoreceptoren:** Licht wordt geabsorbeerd door fotopigmenten zoals rhodopsine in staafjes en kegeltjes, wat een cascade van biochemische reacties veroorzaakt die leiden tot zenuwprikkels. [142-143](#page=142,143)
### 3.6.3 Het binnenste van de oogbol
* **Voorkamerholte:** Gevuld met voorkamervocht, dat de lens en het hoornvlies voedt .
* **Glasachtig lichaam:** Een geleiachtige substantie achter de lens die de oogbolvorm ondersteunt en het netvlies tegen het vaatvlies drukt .
### 3.6.4 Beeldvorming en binoculair zien
Beeldvorming in het oog is vergelijkbaar met een fototoestel, met lichtbreking door hoornvlies en lens, accommodatie van de lens en regulatie van de pupilgrootte. Binoculair zien (met twee ogen) zorgt voor dieptezicht en afstandsinschatting. [145-148](#page=145,146,147,148)
### 3.6.4.1 Breking van lichtstralen
Licht wordt gebroken door het hoornvlies en de lens, waardoor een beeld op het netvlies ontstaat. De lens past zijn vorm aan (accommodatie) om objecten op verschillende afstanden scherp te stellen. [145-146](#page=145,146)
### 3.6.4.2 Binoculair zien
Het verschil in beelden tussen beide ogen stelt de hersenen in staat om afstanden in te schatten en diepte te waarnemen. [147-148](#page=147,148)
### 3.6.5 De visuele pathway
Visuele informatie reist via de oogzenuwen (hersenzenuw II), het optisch chiasme, de optische zenuwbanen naar de thalamus en vervolgens naar de visuele centra in de cerebrale cortex voor interpretatie .
### 3.6.6 Gezichtsvelddefecten/blindheid
* **Brekingsafwijkingen:**
* **Bijziendheid (myopie):** Oogbol te lang, beeld valt voor het netvlies. Gecorrigeerd met holle lenzen .
* **Verziendheid (hypermetropie):** Oogbol te kort, beeld valt achter het netvlies. Gecorrigeerd met bolle lenzen .
* **Ouderdomsverziendheid (presbyopie):** Verminderde elasticiteit van de lens, beperkt accommodatievermogen .
* **Astigmatisme:** Ongelijke kromming van het hoornvlies, veroorzaakt wazig beeld .
* **Nachtblindheid en kleurenblindheid:** Nachtblindheid is verlies van staafjesfunctie. Kleurenblindheid (daltonisme) is een storing in de kegeltjesfunctie, meestal rood-groen .
* **Glaucoom:** Verhoogde oogdruk die het netvlies kan beschadigen .
* **Cataract (grijze staar):** Troebeling van de lens .
* **Strabisme en lui oog:** Strabisme (scheelzien) kan leiden tot een lui oog, waarbij het zicht niet corrigeerbaar is met een bril. [153-154](#page=153,154)
* **Gezichtsvelddefecten:** Verlies van een deel van het gezichtsveld, vaak veroorzaakt door beschadiging van netvlies, oogzenuw of visuele cortex .
## 3.7 Gehoor en evenwicht
Het oor bevat receptoren voor zowel geluid (mechanoreceptoren) als evenwicht (mechanoreceptoren) .
### 3.7.1 Definitie en eigenschappen van geluid
Geluid zijn trillingen (drukgolven) die zich voortplanten door een medium .
* **Longitudinale golf:** Deeltjes trillen in dezelfde richting als de golfvoortplanting .
* **Mechanische golven:** Hebben een medium nodig voor voortplanting (bv. lucht, water) .
* **Elektromagnetische golven:** Hebben geen medium nodig (bv. licht) .
* **Frequentie:** Bepaalt de toonhoogte van het geluid (Hz) .
* **Amplitude:** Bepaalt de geluidsintensiteit (dB) .
* **Resonantie:** Energieoverdracht wanneer de trilfrequentie gelijk is aan de eigenfrequentie van een voorwerp .
### 3.7.2 Bouw van het oor
Het oor is onderverdeeld in drie regio's :
* **Uitwendig oor:** Oorschelp, uitwendige gehoorgang en trommelvlies. Vangt geluidsgolven op en geleidt deze naar het trommelvlies .
* **Middenoor:** Trommelholte met gehoorbeentjes (hamer, aambeeld, stijgbeugel). Versterkt geluidsgolven en geeft ze door via het ovaal en rond venster .
* **Binnenoor:** Bevat het benig en vliezig labyrint, met receptoren voor gehoor (slakkenhuis) en evenwicht (halfcirkelvormige kanalen, voorhof). [162-164](#page=162,163,164)
* **Slakkenhuis (cochlea):** Bevat het orgaan van Corti met haarcellen (gehoorreceptoren). [163-164](#page=163,164)
* **Halve cirkelvormige kanalen en voorhof (vestibulum):** Bevatten haarcellen voor evenwichtsdetectie .
### 3.7.2.1 De gehoorpathway
Geluidsgolven trillen het trommelvlies, dat via de gehoorbeentjes de trillingen doorgeeft aan het ovale venster. Dit veroorzaakt drukgolven in de perilymfe en endolymfe, die het basaalmembraan doen trillen. Haarcellen op het basaalmembraan worden gestimuleerd, geven neurotransmitters af aan sensorische neuronen, die via de gehoorzenuw (hersenzenuw VIII) naar de hersenstam, thalamus en uiteindelijk de auditieve centra in de cerebrale cortex lopen. [165-167](#page=165,166,167)
### 3.7.3 Gehoorstoornissen
* **Geleidingsslechthorendheid:** Problemen met doorgeven van geluidstrillingen door uitwendig of middenoor .
* **Perceptieslechthorendheid:** Schade aan haarcellen in het binnenoor, vaak door veroudering of lawaaiblootstelling. [168-169](#page=168,169)
* **Slechthorendheid door lawaai:** Geluiden boven 80 dB kunnen schadelijk zijn; boven 120 dB wordt als pijn ervaren .
* **Tinnitus:** Oorsuizen als gevolg van overactiviteit in het auditief centrum .
* **Slechthorendheid door ziekte:** Kan optreden bij hersenvliesontsteking of de ziekte van Menière .
* **Regeneratie van haarcellen:** Onderzoek suggereert mogelijkheden voor het herstellen van beschadigde haarcellen .
* **Andere behandelingen:** Gehoorapparaten en slakkenhuisimplantaten voor ernstige gehoorverliezen .
### 3.7.4 Evenwichtszintuigen in het binnenoor
De evenwichtszintuigen detecteren zwaartekracht en beweging .
#### 3.7.4.1 Zwaartekracht en traagheid
* **Zwaartekracht:** Aantrekkingskracht van de aarde .
* **Traagheid (inertie):** Weerstand tegen snelheidsverandering .
#### 3.7.4.2 Bouw en werking van het statolietorgaan
Het statolietorgaan in het voorhof (ovale en ronde blaasjes) detecteert de positie ten opzichte van de zwaartekracht en rechtlijnige bewegingen. Haarcellen met haartjes in een gelatineuze massa met statolieten (kalksteentjes) buigen om bij beweging of verandering in zwaartekrachtsinvloed, wat leidt tot zenuwprikkels. [172-174](#page=172,173,174)
#### 3.7.4.3 Bouw en werking van het ampullaorgaan
Het ampullaorgaan in de verbrede delen van de halfcirkelvormige kanalen detecteert draaibewegingen. Endolymfe in de kanalen beweegt door traagheid bij hoofdbewegingen, waardoor de haartjes van de haarcellen ombuigen. [175-176](#page=175,176)
### 3.7.5 Evenwichtspatiënt
Niet alleen de evenwichtsorganen, maar ook ogen en proprioceptoren dragen bij aan het bewaren van evenwicht. Informatie wordt verwerkt in de hersenstam en kleine hersenen, geïntegreerd met visuele en proprioceptieve input. Bewuste gewaarwording vindt plaats in de cerebrale cortex. De kleine hersenen spelen een sleutelrol bij het continu bijsturen van motorische activiteit voor balans. [177-178](#page=177,178)
---
# Het endocriene stelsel
Het endocriene stelsel reguleert lichaamsfuncties via hormonen die door klieren worden geproduceerd en afgegeven aan de bloedbaan.
## 5 Het endocriene stelsel
### 5.1 Secretie: endocriene en exocriene klieren
Secretie omvat de productie en afscheiding van stoffen door cellen. Men onderscheidt slijmcellen, die slijm produceren voor bescherming en smering, en klierweefsel. Klierweefsel kan worden ingedeeld in exocriene klieren, die via een afvoerbuis hun secretieproducten afscheiden naar de buitenwereld (of het lumen van een orgaan), en endocriene klieren, die hun producten direct in de bloedbaan afscheiden (#page=179 "page=180" "page=182"). Sommige organen, zoals de pancreas en gonaden, hebben zowel endocriene als exocriene functies en worden gemengde klieren genoemd .
#### 5.1.1 Exocriene klieren
Exocriene klieren hebben een afvoergang die hun secretieproducten naar de buitenwereld of het lumen van een hol orgaan leidt. Voorbeelden zijn speekselklieren, traanklieren, zweetklieren, melkklieren en talgklieren. Melkklieren bij vrouwen bestaan uit klierweefsel en steunweefsel; hun ontwikkeling en melkproductie worden gereguleerd door hormonen zoals prolactine en oxytocine .
#### 5.1.2 Endocriene klieren
Endocriene klieren produceren hormonen die direct in de bloedbaan worden uitgescheiden. Voorbeelden zijn de bijschildklieren, bijnieren, epifyse, hypofyse, hypothalamus, schildklier, zwezerik en de eilandjes van Langerhans in de pancreas .
#### 5.1.3 Gecombineerde endocriene en exocriene klieren
Organen zoals de pancreas en gonaden combineren endocriene en exocriene functies. De pancreas produceert pancreassap (exocrien) en hormonen zoals insuline en glucagon (endocrien). De gonaden produceren geslachtshormonen (endocrien) en geslachtscellen die via afvoerbuizen worden afgevoerd (exocrien) .
### 5.2 Belangrijkste klieren van het endocriene stelsel
De belangrijkste endocriene organen zijn de hypothalamus, hypofyse, epifyse, schildklier, bijschildklieren, pancreas en bijnieren. Veel organen secreteren hormonen, maar behoren niet primair tot het endocriene stelsel als dit niet hun hoofdfunctie is, zoals de nieren die erytropoëtine (EPO) produceren. De hypothalamus is een uniek orgaan dat zowel tot het zenuwstelsel als tot het endocriene stelsel behoort en vitale gedragingen reguleert .
### 5.3 De hypothalamus, de hypofyse en de epithalamus
#### 5.3.1 De hypothalamus
De hypothalamus, gelegen in de tussenhersenen, is een cruciaal controlecentrum dat zowel het autonome zenuwstelsel als het endocriene stelsel aanstuurt. Het ontvangt diverse prikkels en zorgt voor aanpassing van het lichaam aan wisselende omstandigheden. De hypothalamus bevat neurosecretorische cellen die hormonen produceren die de hypofyse beïnvloeden .
#### 5.3.2 De hypofyse
De hypofyse, een erwt-grote endocriene klier verbonden met de hypothalamus, bestaat uit een voor- en achterkwab .
##### 5.3.2.1 De hypofyseachterkwab (neurohypofyse)
De hypofyseachterkwab slaat twee peptidehormonen op die door de hypothalamus worden geproduceerd: oxytocine en antidiuretisch hormoon (ADH) .
* **Oxytocine:** Stimuleert contractie van de baarmoederwand tijdens de bevalling en de melkklieren voor melkejectie, via een positief feedbacksysteem. Het functioneert ook als neurotransmitter en beïnvloedt gedrag zoals binding, angst en moedergedrag .
* **Antidiuretisch hormoon (ADH):** Bevordert waterreabsorptie in de nieren, waardoor urinevorming wordt tegengegaan. Dit hormoon is cruciaal voor de homeostase van de bloedosmolariteit en wordt gereguleerd door osmoreceptoren in de hypothalamus via een negatief feedbacksysteem. Alcohol en cafeïne remmen ADH-regulatie .
##### 5.3.2.2 De hypofysevoorkwab
De hypofysevoorkwab produceert minstens zes proteïne/peptidehormonen, waarvan er vier andere endocriene organen beïnvloeden. De productie van deze hormonen wordt gereguleerd door releasing en inhibiting hormonen uit de hypothalamus, die via een portale bloedvaten systeem naar de hypofysevoorkwab worden getransporteerd .
De hypofysevoorkwabhormonen die andere endocriene klieren als doelwitorgaan hebben zijn:
* **Follikelstimulerend hormoon (FSH):** Stimuleert follikelrijping bij vrouwen en spermaproductie bij mannen .
* **Luteïniserend hormoon (LH):** Stimuleert de eisprong en vorming van het gele lichaam bij vrouwen; stimuleert testosteronproductie door Leydig-cellen bij mannen .
* **Thyroidstimulerend hormoon (TSH):** Stimuleert de schildklier tot productie van schildklierhormonen (T3 en T4) .
* **Adrenocorticotroop hormoon (ACTH):** Stimuleert de bijnierschors tot productie van corticosteroïden .
Andere hypofysevoorkwabhormonen zijn:
* **Prolactine:** Stimuleert bij zoogdieren de groei van melkklieren en melkaanmaak bij zwangere vrouwen. Bij mannen draagt het bij aan de ontwikkeling van de prostaat en zaadblaasjes .
* **Groeihormoon (GH):** Geproduceerd door de hypofyse en gereguleerd door GHRF (stimulerend) en somatostatine (remmend) uit de hypothalamus. De productie vindt stootsgewijs plaats, met pieken tijdens lichaamsbeweging, stress, eiwitinname en na inslapen. GH werkt samen met schildklierhormoon (tyroxine T4) voor groei en stofwisseling. Hoge secretie tijdens de adolescentie, gestimuleerd door geslachtshormonen (FSH en LH), leidt tot de groeispurt .
* **Hypersecretie van GH:** Leidt tot reuzengroei bij kinderen en acromegalie bij volwassenen (abnormale groei van weefsels zoals gezicht, handen, voeten) .
* **Hyposecretie van GH:** In de kindertijd leidt tot dwerggroei (nanisme), met behoud van lichaamsverhoudingen. Behandeling met humaan GH is mogelijk .
#### 5.3.3 De epithalamus (pijnappelklier)
De pijnappelklier (epifyse), gelegen diep in de hersenen, produceert onder andere melatonine. Melatonine speelt een cruciale rol in het slaap-waakritme en de circadiane cyclus; de productie wordt gestimuleerd door duisternis en geremd door licht .
### 5.4 De schildklierhormonen
De schildklier, gelegen aan de ventrale zijde van de luchtpijp, produceert schildklierhormonen (T3 en T4) die jood bevatten en afgeleid zijn van tyrosine, en calcitonine (#page=197 "page=198") .
* **Functies van schildklierhormonen (T3 en T4):** Belangrijk voor ontwikkelingsprocessen, metabolisme (stimuleren aëroob katabolisme, verhoging energieproductie en warmte), thermoregulatie, bloeddruk en hartslag .
* **Hyperthyroïdisme (te veel):** Symptomen zijn hoge lichaamstemperatuur, zweten, gewichtsverlies, prikkelbaarheid, hoge bloeddruk. Ziekte van Graves is een auto-immuunziekte die hyperthyroïdisme veroorzaakt .
* **Hypothyroïdisme (te weinig):** Aangeboren of in de kindertijd leidt tot cretinisme (vertraging groei skelet en mentale ontwikkeling, typisch uiterlijk). Tekort aan jood leidt tot een kropgezwel (goiter), een vergroting van de schildklier .
### 5.5 De bijschildklierhormonen (parathormoon)
De vier bijschildkliertjes, gelegen bij de schildklier, produceren parathormoon (PTH). PTH reguleert de calcium- en fosfaatgehaltes in het bloed, wat essentieel is voor cel- en spierfunctie .
* **Calciumhomeostase:** Geregegeld door PTH en calcitonine .
* **PTH-werking (bij lage bloedcalcium):** Stimuleert resorptie van Ca2+ uit botweefsel (via osteoclasten), verhoogt Ca2+ reabsorptie in de nieren, en stimuleert de omzetting van vitamine D tot actieve calcitriol, wat de Ca2+ absorptie in de dunne darm bevordert .
* **Calcitonine-werking (bij hoge bloedcalcium):** Stimuleert opname van Ca2+ in botweefsel en vermindert Ca2+ reabsorptie in de nieren, wat leidt tot meer Ca2+ uitscheiding via urine .
### 5.6 Hormonen van de pancreas: insuline en glucagon
De pancreas heeft zowel exocriene (pancreassap) als endocriene functies (eilandjes van Langerhans, die insuline en glucagon produceren). Bloedglucosehomeostase is cruciaal, vooral voor het hersenweefsel .
#### 5.6.1 Bloedglucosehomeostase
De bloedglucoseconcentratie wordt strikt gereguleerd door de antagonistisch werkende pancreashormonen insuline en glucagon. Het setpoint is ongeveer 90mg/100ml. Insuline verlaagt de bloedglucose, terwijl glucagon deze verhoogt (#page=204 "page=205"). Stresshormonen zoals adrenaline en cortisol, en groeihormoon beïnvloeden ook de koolhydratenstofwisseling .
#### 5.6.2 Insuline
Insuline verlaagt de bloedglucose door:
* Stimulatie van glucoseopname door lichaamscellen .
* Stimulatie van glucoseverwerking: glycolyse, glycogeensynthese in lever en spieren, en omzetting in vet bij overmaat .
* Remming van processen die bloedglucose verhogen .
Insuline stimuleert ook eiwitsynthese en is een belangrijk stofwisselingshormoon voor opname en verwerking van voedingsstoffen .
#### 5.6.3 Glucagon
Glucagon verhoogt de bloedglucose, voornamelijk door stimulatie van glycogeenafbraak in de lever. Spierglycogeen dient als brandstofvoorraad voor de spieren zelf .
#### 5.6.4 Diabetes mellitus
Diabetes mellitus wordt gekenmerkt door hyperglycemie en is gerelateerd aan problemen met insuline .
* **Diabetes type 1:** De pancreas produceert onvoldoende insuline, vaak door auto-immuniteit tegen de bètacellen (#page=208 "page=209"). Behandeling vereist insuline-injecties .
* **Diabetes type 2:** Cellulaire insulineresistentie is het primaire probleem, waardoor glucose minder goed wordt opgenomen en verwerkt (#page=208 "page=211"). Behandeling omvat gedragsverandering (gewichtsverlies, beweging) en eventueel medicatie of insuline .
* **Zwangerschapsdiabetes:** Hormonaal geïnduceerd tijdens zwangerschap, verdwijnt meestal na de bevalling .
### 5.7 Hormonen van de bijnier: stresshormonen
De bijnieren, gelegen bovenop de nieren, bestaan uit een schors (cortex) en een merg (medulla). Ze produceren respectievelijk corticosteroïden (schors) en aminehormonen zoals adrenaline en noradrenaline (merg) .
#### 5.7.1 De stressrespons
De stressrespons omvat fysiologische en gedragsmatige veranderingen als reactie op stressoren en wordt onderverdeeld in drie fasen:
1. **Alarmfase:** Onmiddellijke reactie, gereguleerd door het zenuwstelsel en bijniermerghormonen (adrenaline, noradrenaline) .
2. **Weerstandsfase:** Aanpassing aan langdurige stress, gereguleerd door bijnierschorshormonen (steroïde hormonen) .
3. **Uitputtingsfase:** Optreden van ziekteverschijnselen na overmatige stress .
#### 5.7.2 De bijniermerghormonen: de alarmfase
Adrenaline en noradrenaline, vrijgesteld door het bijniermerg onder invloed van het sympathische zenuwstelsel, veroorzaken de "fight-or-flight" respons .
* **Effecten van bijniermerghormonen:** Verhoogde zuurstofopname, cardiale output, glyogeen- en vetafbraak, en regulatie van bloeddoorstroming (meer naar spieren, hersenen, hart; minder naar huid, spijsverteringsorganen, nieren). Stimulatie van energiemetabolisme .
#### 5.7.3 De bijnierschorshormonen: de weerstandsfase
De bijnierschors produceert glucocorticoïden en mineralocorticoïden, die bijdragen aan langdurige stressadaptatie .
* **Glucocorticoïden:** Beïnvloeden koolhydraat- en lipidenmetabolisme om brandstofniveaus op peil te houden. Ze hebben ook immuunonderdrukkende en ontstekingsremmende effecten. Gebruik in de geneeskunde als corticosteroïden (bv. bij auto-immuunziekten) .
* **Mineralocorticoïden (bv. aldosteron):** Reguleren water- en elektrolytenbalans, stimuleren Na+ en Cl- resorptie, wat leidt tot bloeddrukstijging .
#### 5.7.4 Derde fase van de stressrespons: de uitputtingsfase
Langdurige uitputting van energiereserves door extreme stress kan leiden tot orgaanfalen en de dood. Chronische stress kan leiden tot lichamelijke (hypertensie, infectiegevoeligheid) en geestelijke gezondheidsproblemen (depressie, angststoornissen, slaapstoornissen) door verstoring van neurotransmitterproductie (bv. serotonine, melatonine) (#page=219 "page=220") .
#### 5.7.5 Geslachtshormonen geproduceerd door de bijnierschors
De bijnierschors produceert kleine hoeveelheden androgenen (mannelijke geslachtshormonen) die bijdragen aan haargroei (oksels, schaamstreek) en de groeispurt tijdens de puberteit. Bij vrouwen worden ze omgezet tot oestrogenen en dragen ze bij aan het libido .
### 5.8 Geslachtshormonen geproduceerd door de geslachtsorganen
De geslachtsorganen (gonaden) zijn de primaire bron van geslachtshormonen: androgenen (vooral testosteron), oestrogenen (vooral oestradiol) en progestinen (vooral progesteron). Deze hormonen reguleren de ontwikkeling van geslachtsorganen, voortplantingscycli en seksueel gedrag. De productie staat onder controle van FSH en LH uit de hypofyse, die weer gereguleerd worden door de hypothalamus .
#### 5.8.1 De androgenen
Bij mannen produceren de testes voornamelijk testosteron, dat mannelijke geslachtskenmerken (primair en secundair) bevordert, waaronder spiermassa en botgroei (anabool effect) (#page=223 "page=224"). Misbruik als doping (anabole steroïden) brengt ernstige gezondheidsrisico's met zich mee. Bij vrouwen zijn androgenen afkomstig van de bijnierschors .
#### 5.8.2 De oestrogenen
Bij vrouwen produceren de ovaria oestrogenen (vooral oestradiol), die de vrouwelijke geslachtsorganen en secundaire kenmerken (borstontwikkeling, vetverdeling, bekkenverbreding) bevorderen. Bij mannen produceren Leydig-cellen androstenedion, een voorloper van oestradiol, waarvan de functie nog nader wordt onderzocht .
#### 5.8.3 De progestinen
Bij vrouwen worden progestinen (zoals progesteron) vooral geproduceerd door het gele lichaam en de placenta tijdens de zwangerschap. Ze bereiden de baarmoeder voor op innesteling en ondersteunen de embryonale ontwikkeling. Bij mannen speelt progesteron een rol in de productie van testosteron. Na de menopauze dalen oestrogeen- en progestineconcentraties, wat leidt tot menopauzale klachten en een verhoogd risico op osteoporose .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Homeostase | Het vermogen van een organisme om zijn inwendige milieu, inclusief chemische en fysische processen, in evenwicht te houden, ondanks veranderingen in de omgeving. |
| Prikkel | Een waarneembare verandering in het inwendige of uitwendige milieu die bij een organisme een bepaalde reactie uitlokt. |
| Prikkeldrempel | De minimumsterkte waarbij een bepaalde prikkel nog waarneembaar is voor een organisme. |
| Receptoren | Cellen of groepen cellen die gespecialiseerd zijn in het detecteren en omzetten van specifieke prikkels in elektrische signalen (zenuwprikkels). |
| Celjuncties | Directe communicatiekanalen tussen cellen, zoals gap junctions bij dierlijke cellen en plasmodesmata bij plantaardige cellen, waarbij geen boodschappermoleculen worden uitgescheiden. |
| Paracriene secretie | Secretie van signaalmoleculen door een cel die via diffusie nabijgelegen doelwitcellen bereiken, zonder transport door de bloedbaan. |
| Neurotransmitters | Boodschappermoleculen die een signaal overbrengen van het ene neuron naar het andere of naar een effectorcel, via de synaptische spleet. |
| Zenuwstelsel | Een complex netwerk van zenuwcellen dat informatie verwerkt en doorgeeft, essentieel voor waarneming, beweging, gedachten en emoties. |
| Endocrien stelsel | Een systeem van klieren die hormonen produceren en afscheiden in de bloedbaan om lichaamsfuncties te reguleren. |
| Hormonen | Chemische boodschappers die door endocriene klieren worden geproduceerd en via het bloed naar doelwitcellen worden getransporteerd om specifieke fysiologische reacties te veroorzaken. |
| Hypothalamus | Een deel van de hersenen dat functies reguleert zoals lichaamstemperatuur, honger, dorst, slaap en de hypofyse aanstuurt, en zowel deel uitmaakt van het zenuwstelsel als het endocriene stelsel. |
| Hypofyse | Een kleine endocriene klier, verbonden met de hypothalamus, die belangrijke hormonen produceert die andere endocriene klieren aansturen en diverse lichaamsfuncties reguleren. |
| Neuronen | Zenuwcellen die gespecialiseerd zijn in het opwekken en geleiden van zenuwimpulsen, en die de basiseenheid vormen van het zenuwstelsel. |
| Neurogliacellen | Steuncellen in het zenuwweefsel die neuronen ondersteunen, voeden en beschermen, en ook een rol spelen in de bloed-hersenbarrière en myelinisatie. |
| Axon | Het lange uitlopende deel van een neuron dat zenuwprikkels geleidt van het cellichaam naar andere neuronen of effectorcellen. |
| Dendrieten | De vertakte uitlopers van een neuron die prikkels ontvangen van andere neuronen en naar het cellichaam geleiden. |
| Axonheuvel | Het gebied waar een axon ontspringt uit het cellichaam, en waar zenuwprikkels (actiepotentialen) kunnen ontstaan. |
| Synaps | De functionele verbinding tussen twee neuronen of tussen een neuron en een effectorcel, waar signaaloverdracht plaatsvindt via neurotransmitters. |
| Synaptische spleet | De kleine ruimte tussen het presynaptische en postsynaptische neuron waar neurotransmitters diffunderen. |
| Myelineschede | Een isolerende laag rond sommige axonen, bestaande uit lipiden en eiwitten, die de snelheid van zenuwimpulsgeleiding aanzienlijk verhoogt. |
| Knoppen van Ranvier | Onderbrekingen in de myelineschede langs een axon, waar ionenkanalen geconcentreerd zijn en actiepotentialen opnieuw kunnen ontstaan (sprongsgewijze geleiding). |
| Grijze stof | Bestaat voornamelijk uit neuronale cellichamen, dendrieten en ongemyeliniseerde axonen, en is de plaats waar informatie wordt geïntegreerd en verwerkt. |
| Witte stof | Bestaat voornamelijk uit gemyeliniseerde axonen en zenuwbanen, en is verantwoordelijk voor het transport van informatie over grotere afstanden. |
| Centrale zenuwstelsel (CZS) | Bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg, en is het centrum voor informatieverwerking en controle. |
| Perifere zenuwstelsel (PZS) | Omvat alle zenuwweefsel buiten het CZS, inclusief hersenzenuwen, ruggenmergzenuwen en ganglia, en verbindt het CZS met de rest van het lichaam. |
| Actiepotentiaal | Een snelle, tijdelijke verandering in het membraanpotentiaal van een prikkelbare cel, zoals een neuron, die verantwoordelijk is voor de geleiding van zenuwimpulsen. |
| Rustmembraanpotentiaal | Het elektrische potentiaalverschil over het celmembraan van een neuron in rust, meestal rond -70 mV. |
| Depolarisatie | Een toename van het membraanpotentiaal (minder negatief) als gevolg van instroom van positieve ionen. |
| Repolarisatie | Het herstel van het membraanpotentiaal naar de rustwaarde na depolarisatie, meestal door uitstroom van positieve ionen. |
| Hyperpolarisatie | Een afname van het membraanpotentiaal (meer negatief) dan de rustwaarde, waardoor de cel moeilijker geprikkeld kan worden. |
| Neuroglia / Gliacellen | Steuncellen in het zenuwstelsel, zoals astrocyten, oligodendrocyten, microgliacellen en Schwanncellen, die verschillende ondersteunende functies vervullen. |
| Schwanncellen | Gliacellen in het perifere zenuwstelsel die verantwoordelijk zijn voor de myelinisatie van axonen. |
| Oligodendrocyten | Gliacellen in het centrale zenuwstelsel die verantwoordelijk zijn voor de myelinisatie van axonen. |
| Gebied van Broca | Een hersengebied dat betrokken is bij de productie van spraak. |
| Gebied van Wernicke | Een hersengebied dat betrokken is bij het begrijpen van gesproken en geschreven taal. |
| Cerebellum | De kleine hersenen, verantwoordelijk voor de coördinatie van bewegingen, balans en houding. |
| Cerebrum | De grote hersenen, verantwoordelijk voor hogere cognitieve functies zoals denken, geheugen, taal en bewustzijn. |
| Hersenstam | Het deel van de hersenen dat de hersenen verbindt met het ruggenmerg en vitale functies zoals ademhaling en hartslag reguleert. |
| Limbisch systeem | Een groep hersenstructuren die betrokken zijn bij emoties, geheugen, motivatie en geurwaarneming. |
| Amygdala | Een deel van het limbisch systeem dat een belangrijke rol speelt bij emoties zoals angst en agressie. |
| Hippocampus | Een deel van het limbisch systeem dat cruciaal is voor het vormen van nieuwe herinneringen en voor het geheugen. |
| Reflex | Een automatische, onwillekeurige reactie op een stimulus, vaak via een reflexboog. |
| Reflexboog | Het neurale pad dat een refleximpuls volgt, van receptor via sensorische neuron, integratiecentrum, motorisch neuron naar effector. |
| Somatisch zenuwstelsel | Het deel van het perifere zenuwstelsel dat verantwoordelijk is voor willekeurige bewegingen en sensorische waarneming van de huid, spieren en gewrichten. |
| Autonoom zenuwstelsel | Het deel van het perifere zenuwstelsel dat onwillekeurige lichaamsfuncties regelt, zoals hartslag, ademhaling en spijsvertering, onderverdeeld in sympathisch en parasympathisch. |
| Sympathisch zenuwstelsel | Deel van het autonome zenuwstelsel dat het lichaam voorbereidt op actie ("fight-or-flight"), wat leidt tot verhoogde hartslag, bloeddruk en alertheid. |
| Parasympathisch zenuwstelsel | Deel van het autonome zenuwstelsel dat het lichaam in een rusttoestand brengt ("rest-and-digest"), wat leidt tot vertraagde hartslag en bevordering van spijsvertering. |
| Talgklieren | Klierstructuren in de huid die talg produceren, een vetachtige substantie die het haar beschermt en de huid soepel houdt. |
| Zweetklieren | Klierstructuren in de huid die zweet produceren voor warmteregulatie en uitscheiding van afvalstoffen. |
| Reukepitheel | Het gespecialiseerde weefsel in de neusholte dat reukreceptoren bevat en geurmoleculen detecteert. |
| Smaakknop | Een verzameling smaakcellen, verspreid in de mondholte, die verantwoordelijk zijn voor de waarneming van de vijf primaire smaken. |
| Fotoreceptoren | Gespecialiseerde cellen (staafjes en kegeltjes) in het netvlies die lichtprikkels omzetten in zenuwprikkels. |
| Staafjes | Fotoreceptoren in het netvlies die gevoelig zijn voor zwak licht en zwart-wit beelden waarnemen. |
| Kegeltjes | Fotoreceptoren in het netvlies die gevoelig zijn voor fel licht en kleuren kunnen waarnemen. |
| Gele vlek (macula lutea) | Een gebied in het centrum van het netvlies met een hoge concentratie kegeltjes, verantwoordelijk voor scherp zicht. |
| Blinde vlek | De plaats op het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat en waar geen fotoreceptoren aanwezig zijn. |
| Rhodopsine | Het fotopigment in de staafjes van het netvlies, essentieel voor het zien bij weinig licht. |
| Accommodatie | Het proces waarbij de lens van het oog van vorm verandert om objecten op verschillende afstanden scherp te stellen op het netvlies. |
| Iris | Het gekleurde deel van het oog dat de grootte van de pupil regelt en zo de hoeveelheid invallend licht controleert. |
| Pupil | De opening in het midden van de iris, die groter of kleiner wordt afhankelijk van de lichtintensiteit. |
| Binoculair zien | Het vermogen om met beide ogen te zien, waardoor diepteperceptie en een beter schattingsvermogen van afstanden mogelijk worden. |
| Myopie (bijziendheid) | Een refractieafwijking waarbij het beeld van veraf gelegen objecten voor het netvlies valt, wat leidt tot wazig zicht in de verte. |
| Hypermetropie (verziendheid) | Een refractieafwijking waarbij het beeld van dichtbij gelegen objecten achter het netvlies valt, wat leidt tot wazig zicht van dichtbij. |
| Astigmatisme | Een refractieafwijking veroorzaakt door een onregelmatige kromming van het hoornvlies of de lens, wat leidt tot een wazig of vervormd beeld. |
| Glaucoom | Een oogaandoening gekenmerkt door verhoogde intraoculaire druk, die schade aan de oogzenuw kan veroorzaken en tot blindheid kan leiden. |
| Cataract (grijze staar) | Troebeling van de lens van het oog, wat leidt tot verminderd zicht. |
| Strabisme (scheelzien) | Een aandoening waarbij de ogen niet parallel staan, wat kan leiden tot dubbelzien of een lui oog. |
| Lui oog (amblyopie) | Een oog dat slecht ziet doordat de visuele cortex zich niet goed heeft ontwikkeld, meestal als gevolg van strabisme of een ander probleem dat voorkomt dat het oog normaal gebruikt wordt. |
| Gehoor | Het vermogen om geluiden waar te nemen, wat een proces is waarbij geluidsgolven worden omgezet in zenuwprikkels in het binnenoor. |
| Evenwichtszintuigen | Gespecialiseerde receptoren in het binnenoor die informatie geven over de positie van het hoofd en bewegingen, essentieel voor het bewaren van evenwicht. |
| Statolietorgaan | Een deel van het binnenoor dat gevoelig is voor de zwaartekracht en rechtlijnige versnellingen, en dat informatie geeft over de positie van het hoofd en de bewegingstoestand. |
| Ampullaorgaan | Een deel van het binnenoor, gelegen in de halfcirkelvormige kanalen, dat gevoelig is voor draaibewegingen en de rotatieversnelling registreert. |
| Endocriene klieren | Klieren die hormonen produceren en direct in de bloedbaan afscheiden, zonder gebruik te maken van afvoerbuizen. |
| Exocriene klieren | Klieren die hun secretieproducten via een afvoerbuis uitscheiden, meestal naar een hol orgaan of naar het lichaamsoppervlak. |
| Pancreas (alvleesklier) | Een gemengde klier die zowel spijsverteringsenzymen (exocrien) als hormonen zoals insuline en glucagon (endocrien) produceert. |
| Insuline | Een hormoon geproduceerd door de bètacellen van de pancreas, dat de bloedglucoseconcentratie verlaagt door de opname en verwerking van glucose door cellen te stimuleren. |
| Glucagon | Een hormoon geproduceerd door de alfacellen van de pancreas, dat de bloedglucoseconcentratie verhoogt door de afbraak van glycogeen in de lever te stimuleren. |
| Diabetes mellitus | Een metabole aandoening gekenmerkt door chronisch verhoogde bloedglucoseconcentraties (hyperglycemie), veroorzaakt door problemen met insulineproductie of -werking. |
| Stressrespons | De fysiologische en gedragsmatige reacties van een organisme op stressoren, onderverdeeld in alarm-, weerstands- en uitputtingsfasen. |
| Adrenaline | Een hormoon geproduceerd door het bijniermerg, dat een snelle reactie op stress veroorzaakt ("fight-or-flight") door onder andere de hartslag en bloedsuikerspiegel te verhogen. |
| Cortisol | Een glucocorticoïde hormoon geproduceerd door de bijnierschors, dat een rol speelt in de langetermijnstressrespons door de bloedsuikerspiegel te verhogen en het immuunsysteem te onderdrukken. |
| Geslachtshormonen | Hormonen, zoals androgenen, oestrogenen en progestinen, geproduceerd door de geslachtsorganen en bijnierschors, die betrokken zijn bij de ontwikkeling van geslachtskenmerken en de voortplanting. |
| Testosteron | Het belangrijkste androgeen (mannelijk geslachtshormoon) dat bijdraagt aan de ontwikkeling van mannelijke geslachtskenmerken, spermaproductie en libido. |
| Oestrogenen | De belangrijkste vrouwelijke geslachtshormonen, verantwoordelijk voor de ontwikkeling van vrouwelijke geslachtskenmerken, regulatie van de menstruatiecyclus en de zwangerschap. |
| Progesteron | Een progestine (vrouwelijk geslachtshormoon) dat een rol speelt in de zwangerschap, de voorbereiding van de baarmoeder en de ontwikkeling van het embryo. |
| Melatonine | Een hormoon geproduceerd door de pijnappelklier, dat een belangrijke rol speelt in de regulatie van het slaap-waakritme. |
| Schildklierhormonen (T3 en T4) | Hormonen geproduceerd door de schildklier, die het metabolisme, de groei en de ontwikkeling beïnvloeden. |
| Parathormoon (PTH) | Een hormoon geproduceerd door de bijschildklieren, dat de calcium- en fosfaatbalans in het bloed reguleert. |
| Calcitonine | Een hormoon geproduceerd door de schildklier, dat de calciumconcentratie in het bloed verlaagt. |