Cover
Börja nu gratis CVR Nederlands Les 1 student.pptx
Summary
# Communicatieprincipes en -modellen
Hieronder volgt een gedetailleerd studiemateriaal over communicatieprincipes en -modellen.
## 1. Communicatieprincipes en -modellen
Dit onderwerp verkent de fundamentele aspecten van menselijke communicatie, inclusief de dynamiek van het communicatieproces, de voorwaarden voor effectieve interactie en de redenen achter communicatiestoringen.
### 1.1 Wat is communicatie?
Communicatie kan worden gedefinieerd als de interactie tussen twee of meer personen, waarbij een spreker of schrijver zich richt tot toehoorders of lezers. Dit proces kan mondeling of schriftelijk plaatsvinden.
### 1.2 Het communicatieschema
Een basaal communicatieschema illustreert de elementen die betrokken zijn bij het overbrengen van een boodschap. Het omvat typisch een zender die een boodschap encodeert, een kanaal waarlangs de boodschap wordt verzonden, en een ontvanger die de boodschap decodeert.
### 1.3 Voorwaarden voor succesvolle communicatie
Succesvolle communicatie vereist een aantal cruciale voorwaarden:
* **Gedeelde taal:** Zowel zender als ontvanger moeten dezelfde taal spreken, inclusief het begrip van specifieke versies van die taal, zoals afkortingen of gangbare informele taal.
* **Duidelijke contextuele en situationele verwijzingen:** De boodschap moet geplaatst worden binnen de juiste context van het gesprek en de concrete omstandigheden waarin de communicatie plaatsvindt.
* **Achtergrondkennis:** Zowel zender als ontvanger moeten beschikken over relevante voorkennis om de boodschap correct te interpreteren.
* **Coöperatieve onderneming (samenwerkingsbeginsel):** De betrokkenen moeten bereid zijn hun bijdragen aan te passen aan de situatie, de context en de veronderstelde kennis van de ander. Dit principe zorgt ervoor dat communicatie als een gezamenlijke inspanning wordt beschouwd.
> **Tip:** Denk aan communicatie als een wederzijds proces waarbij zowel de spreker/schrijver als de luisteraar/lezer actief betrokken zijn om begrip te bewerkstelligen.
### 1.4 Mislukte communicatie: wat loopt fout?
Communicatie kan mislukken wanneer de boodschap niet (juist) wordt begrepen. Dit kan diverse oorzaken hebben, zoals:
* Slechte formuleringen.
* Gebrek aan achtergrondkennis.
* Ongepaste of onzinnige boodschappen, zelfs als de woorden letterlijk worden begrepen.
De factoren die tot mislukte communicatie kunnen leiden, kunnen worden onderverdeeld in:
* **Context/situatie:** De omstandigheden waarin de communicatie plaatsvindt.
* **Uiting/tekst:** De vorm en inhoud van de boodschap zelf.
* **Spreker/schrijver:** De intenties, vaardigheden en kenmerken van de zender.
* **Taalsysteem:** Grammaticale fouten, onduidelijkheden in woordkeuze, of verschillen in taalbegrip.
* **Toegesprokene/lezer:** De interpretatie, vooroordelen en achtergrond van de ontvanger.
### 1.5 Soorten communicatie
Er bestaan diverse manieren om communicatie te classificeren, gebaseerd op verschillende criteria:
#### 1.5.1 Extern versus intern
* **Externe communicatie:** Richt zich op personen of organisaties buiten de eigen groep of organisatie.
* Voorbeeld: Een poster voor een dorpsfeest, een e-mail van een potentiële klant.
* **Interne communicatie:** Vindt plaats binnen een groep of organisatie.
* Voorbeeld: Een telefoontje van de marketingdienst binnen een bedrijf, een maandbrief van de schooldirecteur.
#### 1.5.2 Verbaal, paraverbaal en non-verbaal
* **Verbale communicatie:** Communicatie met behulp van woorden, zowel mondeling als schriftelijk. Dit kan direct of indirect zijn.
* **Non-verbale communicatie:** Communicatie zonder woorden, die visueel wordt overgebracht.
* Voorbeeld: Lichaamstaal, gezichtsuitdrukkingen.
* **Paraverbale communicatie:** Dit omvat elementen die de verbale communicatie ondersteunen en de betekenis ervan beïnvloeden, zoals intonatie, spreeksnelheid en toonhoogte. Ook elementen in schriftelijke communicatie zoals lettertype, lettergrootte en bladschikking kunnen hieronder vallen, evenals de houding van de spreker tegenover het onderwerp.
* Voorbeeld: Het gebruik van hoofdletters om urgentie aan te geven, fronsen tijdens het lezen van een e-mail, huilen tijdens een toespraak.
#### 1.5.3 Interpersoonlijk versus intrapersoonlijk
* **Intrapersoonlijke communicatie:** Communicatie met zichzelf, waarbij de ontvanger tevens de zender is.
* Voorbeeld: Zelfreflectie, dagboek schrijven, nadenken.
* **Interpersoonlijke communicatie:** Communicatie tussen minimaal twee mensen, waarbij doorgaans onmiddellijke feedback mogelijk is.
* Voorbeeld: Een gesprek tussen vrienden, een vergadering.
* **Massacommunicatie:** Communicatie gericht op een groot aantal ontvangers, die niet persoonlijk wordt benaderd en waarbij doorgaans geen directe feedback mogelijk is.
* Voorbeeld: Televisie-uitzendingen, krantenartikelen.
#### 1.5.4 Formeel versus informeel
* **Formele communicatie:** Zakelijke en gestructureerde communicatie, vaak gebonden aan regels en hiërarchie.
* **Informele communicatie:** Vrijblijvende en spontane communicatie, die ook binnen formele structuren belangrijk kan zijn voor het onderhouden van relaties en het informeren.
* Voorbeeld: Een praatje bij het koffieapparaat.
### 1.6 Ruis in communicatie
Ruis zijn factoren die het communicatieproces verstoren. Dit kan zowel **interne ruis** (bijvoorbeeld vooroordelen, stereotypering, de eerste indruk, het halo-effect, generalisatie) als **externe ruis** (fysieke geluiden, afleidingen) zijn.
> **Voorbeeld:** Een chirurg kan een kind niet opereren omdat het kind zijn zoon is. Dit raadsel wordt opgelost doordat de chirurg de moeder van het kind is, een factor die verborgen bleef door genderstereotypen.
### 1.7 Taal en representatie
Taal speelt een cruciale rol in hoe we de wereld en elkaar waarnemen en representeren.
* **Genderneutraal taalgebruik:** Veel woorden en constructies zijn gekleurd door genderpatronen. Het is belangrijk om alternatieven te zoeken die inclusiever zijn (bijvoorbeeld brandweerman in plaats van brandweerman/brandweervrouw, of de neutrale term brandweerpersoon).
* **Respectvol taalgebruik:** Taal evolueert, en het is belangrijk om aandacht te hebben voor wat groepen of personen die je beschrijft zelf als prettig ervaren.
* **Eufemistisch taalgebruik:** Woorden op een minder directe of aanstootgevende manier omschrijven. De levensduur van dergelijke woorden kan kort zijn.
### 1.8 Sociolinguïstiek en taalvariatie
Sociolinguïstiek bestudeert de relatie tussen taal en maatschappij, inclusief taalvariatie tussen verschillende groepen mensen (mannen/vrouwen, sociale klassen, leeftijden).
* **Taalvariatie:** Verschillende manieren waarop mensen spreken, afhankelijk van sociale factoren.
* **Sociale profilering:** Mensen kunnen taal gebruiken om zich te profileren en te laten zien tot welke groep ze willen behoren.
* **Algemeen Nederlands (AN):** Het Nederlands dat wordt gebruikt in het publieke domein, bedoeld voor tertiaire relaties (buiten de vertrouwde omgeving). Dit staat tegenover dialecten en regiolecten, die geassocieerd worden met primaire relaties (vertrouwen en herkenning).
#### 1.8.1 Tussentaal
Tussentaal is een informele omgangstaal die verstaanbaar is over dialecten heen, maar die niet de strikte normen van de standaardtaal volgt. Het vertegenwoordigt een afzetting tegen de Noord-Nederlandse norm en een eigen taalidentiteit. Kenmerken kunnen zijn: het gebruik van "ge" en "gij", het wegvallen van "-t-" in bepaalde constructies, en het gebruik van mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden op een specifieke manier.
### 1.9 Omgang met taalvarianten en code-switching
* **Dialect:** Wordt vaak gezien als een "solidariteitstaal" (aardig, betrouwbaar).
* **Standaardtaal:** Wordt geassocieerd met "statustaal" (intelligentie, ambitie, bekwaamheid).
* **Nederlandse Taalunie:** Samenwerking tussen België en Nederland op het gebied van de Nederlandse taal.
* **Code-switching:** Het door elkaar gebruiken van verschillende (varianten van) talen of talen. Dit kan invloed hebben op de perceptie in een professionele context.
> **Tip:** Recruiters moeten verder kijken dan iemands taalgebruik en begrijpen welke boodschap het taalgebruik geeft. Het is cruciaal om te weten wanneer welk register gepast is, en om menselijke beoordelingen te baseren op inhoud en niet op oppervlakkige taalmarkers of indicators.
### 1.10 Specifiek register voor recruiters
Recruiters moeten zich bewust zijn van hun eigen taalgebruik en dit afstemmen op de context, zodat ze effectief kunnen communiceren met sollicitanten. Dit omvat het vermijden van te veel jargon en het toepassen van een passend vocabulaire bij het opstellen van vacatures en tijdens sollicitatiegesprekken.
---
# Soorten en stijlen van communicatie
## 2. Soorten en stijlen van communicatie
Dit onderdeel verkent diverse classificaties van communicatie, waaronder extern/intern, verbaal/paraverbaal/non-verbaal, interpersoonlijk/intrapersoonlijk en formeel/informeel, met illustratieve voorbeelden.
### 2.1 Basisbegrippen van communicatie
Communicatie kan worden gedefinieerd als de interactie tussen twee of meer personen, waarbij een zender (spreker of schrijver) zich richt tot een ontvanger (toehoorder of lezer). Hoewel communicatie vaak succesvol verloopt, kan deze ook mislukken wanneer de boodschap niet (juist) wordt begrepen. Dit kan komen door slechte formuleringen, gebrek aan achtergrondkennis, of een discrepantie in taalgebruik of contextuele en situationele verwijzingen.
Voorwaarden voor succesvolle communicatie omvatten:
* **Gedeelde taal:** Gebruik van dezelfde taal en variant (bv. geen chattaal in een formele context).
* **Duidelijke verwijzingen:** Zowel contextuele (onderdeel van het gesprek) als situationele (omstandigheden in de realiteit).
* **Achtergrondkennis:** Een gedeeld referentiekader.
* **Coöperatieve onderneming:** Betrokkenen passen hun bijdrage aan de situatie en aan elkaars veronderstelde kennis aan.
Communicatie kan worden verstoord door verschillende factoren die als 'ruis' worden aangeduid. Deze ruis kan intern zijn (bv. vooroordelen, eerste indruk) of extern (bv. omgevingsgeluid).
### 2.2 Soorten communicatie
Er zijn diverse manieren om communicatie te classificeren, gebaseerd op verschillende criteria.
#### 2.2.1 Extern versus intern
Dit onderscheid kijkt naar de richting van de communicatie in relatie tot een organisatie of groep.
* **Externe communicatie:** Richt zich op personen of organisaties buiten de eigen entiteit.
* *Voorbeeld:* Een poster voor een evenement van een jeugdbeweging ophangen in het dorp.
* *Voorbeeld:* Een e-mail van een potentiële klant doorsturen naar een collega.
* *Voorbeeld:* Een openbare Facebook-evenementpagina aanmaken.
* **Interne communicatie:** Richt zich op personen binnen de eigen organisatie of groep.
* *Voorbeeld:* Een telefoontje van de marketingdienst in een bedrijf.
* *Voorbeeld:* Een maandbrief van de schooldirecteur.
#### 2.2.2 Verbaal, paraverbaal en non-verbaal
Deze classificatie beschrijft de modaliteiten van de boodschapoverdracht.
* **Verbale communicatie:** De communicatie met behulp van woorden, zowel mondeling als schriftelijk, direct of indirect.
* **Non-verbale communicatie:** Communicatie zonder woorden, voornamelijk visueel van aard.
* *Voorbeeld:* Een actrice die begint te huilen tijdens een aanvaardingstoespraak.
* *Voorbeeld:* Een scheidsrechter die een rode kaart trekt naar een voetballer.
* *Voorbeeld:* Een verkeersbord dat voorrang aangeeft.
* **Paraverbale communicatie:** Heeft betrekking op de manier waarop iets wordt gezegd of geschreven, en omvat elementen die de betekenis van de woorden beïnvloeden.
* *Voorbeeld:* Lettertype, lettergrootte en bladschikking in een geschreven tekst.
* *Voorbeeld:* De houding van de spreker tegenover het onderwerp.
* *Voorbeeld:* Het gebruik van hoofdletters om urgentie aan te geven in een memo.
* *Voorbeeld:* Het fronsen van de wenkbrauwen bij het lezen van een e-mail (dit is meer non-verbaal, maar de interpretatie ervan hangt samen met de paraverbale component van de boodschap die gelezen wordt).
> **Tip:** Verbale, paraverbale en non-verbale communicatie werken vaak samen om de volledige boodschap over te brengen. Een mismatch tussen deze elementen kan leiden tot misinterpretatie.
#### 2.2.3 Interpersoonlijk versus intrapersoonlijk
Dit onderscheid richt zich op het aantal deelnemers en de aard van de interactie.
* **Intrapersoonlijke communicatie:** Communicatie waarbij de ontvanger dezelfde is als de zender. Dit is innerlijke communicatie, zoals nadenken of zelfreflectie.
* *Voorbeeld:* Jezelf moed inspreken voor een presentatie.
* **Interpersoonlijke communicatie:** Communicatie tussen minstens twee mensen, waarbij meestal onmiddellijke feedback mogelijk is.
* *Voorbeeld:* Een gesprek tussen twee personen via Skype.
* *Voorbeeld:* Een gesprek met je grootouders.
* **Massacommunicatie:** Richt zich tot een groot aantal ontvangers, is niet persoonlijk en kent doorgaans geen directe feedback.
* *Voorbeeld:* De vermelding van neveneffecten van een medicijn in een bijsluiter.
* *Voorbeeld:* Een advertentie op sociale media.
#### 2.2.4 Formeel versus informeel
Deze classificatie onderscheidt communicatie op basis van de mate van structuur en zakelijkheid.
* **Formele communicatie:** Zakelijke, gestructureerde communicatie, vaak via officiële kanalen en met aandacht voor correctheid.
* *Voorbeeld:* Een mededeling van de studiegebieddirecteur via Toledo.
* *Voorbeeld:* Een betalingsherinnering van een huisbaas aan zijn huurders.
* *Voorbeeld:* Een sollicitatiebrief.
* *Voorbeeld:* Een nieuwsbrief van een onderwijsinstantie.
* **Informele communicatie:** Vrijblijvende, minder gestructureerde communicatie, die vaak spontaan ontstaat. Ook in een zakelijke context is er plaats voor informele communicatie.
* *Voorbeeld:* Een Post-it die een marketeer op zijn computer kleeft.
* *Voorbeeld:* Een telefoontje naar een vriend.
* *Voorbeeld:* Een gesprek onder collega's (kan informeel zijn).
* *Voorbeeld:* Een kattebelletje op je koelkast.
> **Voorbeeld:** Een bedrijfsuitje (bv. een barbecue) is een gelegenheid voor informele communicatie, wat kan bijdragen aan een betere teamgeest en onderlinge relaties.
### 2.3 Communicatiestijlen en taalvariatie
Binnen communicatie spelen taalgebruik, registers en sociale factoren een belangrijke rol in hoe boodschappen worden ontvangen en geïnterpreteerd.
#### 2.3.1 Taal en representatie
Taalgebruik kan worden beïnvloed door genderpatronen en sociale normen. Het streven naar respectvol en genderneutraal taalgebruik is daarom belangrijk.
* **Genderneutraal taalgebruik:** Vermijden van woorden of constructies die genderpatronen onbedoeld versterken.
* *Voorbeeld:* In plaats van 'verpleegster', 'secretaresse', 'brandweerman' te gebruiken, kan men kiezen voor neutrale termen zoals 'verpleegkundige', 'secretarieel medewerker', 'brandweerpersoon'.
* **Respectvol taalgebruik:** Aandacht hebben voor wat de aangesproken groep of persoon zelf als prettig ervaart.
* **Eufemistisch taalgebruik:** Het omschrijven van iets op een minder directe of aanstootgevende manier.
#### 2.3.2 Sociolinguïstiek en taalvariatie
Sociolinguïstiek bestudeert de relatie tussen taal en maatschappij, en hoe taal varieert tussen verschillende groepen mensen (bv. op basis van leeftijd, sociale klasse, gender).
* **Algemeen Nederlands (AN):** De standaardtaal die gebruikt wordt in het publieke domein.
* **Regiolect:** Een regionale variant van een taal, zoals het West-Vlaams of Limburgs.
* **Tussentaal:** Een variant die tussen het dialect en de standaardtaal in staat, vaak gekenmerkt door een zekere verstaanbaarheid over dialectgrenzen heen. Dit kan voorkomen in Vlaanderen en wordt soms 'verkavelingsvlaams' genoemd.
* *Kenmerken van tussentaal kunnen zijn:* Gebruik van 'ge' en 'gij', 'uw' en 'u', 'hem' in plaats van 'hij', wegvallen van '-t-' in werkwoorden, stapelvormen zoals 'oenoemdegij'.
* **Dialect:** Een lokale taalvariant die sterk verbonden is met een specifieke regio en primaire sociale relaties.
> **Tip:** Het is belangrijk om te beseffen dat het waargenomen prestige van taalvarianten kan verschillen. De standaardtaal wordt vaak geassocieerd met intelligentie en ambitie, terwijl dialecten kunnen staan voor solidariteit en herkenning.
#### 2.3.3 Code-switching en registers
* **Code-switching:** Het afwisselen tussen verschillende (varianten van) talen of registers binnen een gesprek.
* *Voorbeeld:* Een mengeling van Nederlands en Engels spreken.
* **Registers:** Verschillende stijlen van taalgebruik die aangepast zijn aan de context en de gesprekspartners. Het aanpassen van je taalgebruik om mensen op hun gemak te stellen is een belangrijke communicatieve vaardigheid.
* **Markers:** Elementen in taalgebruik waarvan de spreker zich bewust is en die hij bewust gebruikt.
* **Indicators:** Kenmerken in taalgebruik waarvan de spreker zich niet bewust is, maar die wel sociale informatie kunnen overbrengen. Het is cruciaal om mensen niet te beoordelen op basis van deze indicators.
> **Voor recruiters:** Het is belangrijk om een specifiek register te hanteren dat afwijkt van het jargon van sollicitanten. Kennis van woordenschat en het juiste register zijn cruciaal bij het opstellen van vacatureteksten.
#### 2.3.4 Ruis en miscommunicatie
Ruis zijn factoren die het communicatieproces verstoren. Dit kan zowel interne ruis zijn (bv. vooroordelen, de eerste indruk, halo-effect, generalisatie) als externe ruis (bv. omgevingslawaai).
> **Voorbeeld:** Het raadsel over de chirurg die zegt "Ik kan deze jongen niet opereren, hij is mijn zoon!" wordt opgelost doordat de chirurg de moeder van de jongen is. Dit illustreert hoe vooroordelen (bv. dat een chirurg altijd een man is) tot misinterpretatie kunnen leiden.
---
# Taalvariatie en sociolinguïstiek in HR
Dit deel onderzoekt de relevantie van taalvariatie, sociolinguïstiek, genderneutraal en respectvol taalgebruik binnen human resources, inclusief de analyse van dialecten, tussentaal en code-switching.
### 3.1 Inleiding tot taalvariatie en sociolinguïstiek
Sociolinguïstiek is een tak van de taalwetenschap die zich richt op de verschillen in taalgebruik tussen diverse sociale groepen, zoals mannen en vrouwen, verschillende sociale klassen, leeftijdsgroepen, en opleidingsniveaus. Taalvariatie verwijst naar de diversiteit binnen een taal, die zich manifesteert in dialecten, sociolecten, idiolecten en temporele variatie.
### 3.2 Waarom taalvariatie belangrijk is voor Human Resources
#### 3.2.1 Profielschets en vooroordelen
Inzicht in taalvariatie stelt HR-professionals in staat om vooroordelen te doorzien die gebaseerd zijn op taalgebruik. Iemands taalgebruik kan informatie verschaffen over diens sociale achtergrond, identiteit en affiliatie met bepaalde groepen. Dit concept wordt ook wel sociale profilering genoemd, waarbij men spreekt zoals de mensen met wie men zich identificeert of wenst te identificeren.
#### 3.2.2 Sociale groepen en taal
Het gebruik van taal, inclusief dialect of standaardtaal, kan een indicator zijn van de sociale groep waartoe iemand behoort of zich toe rekent. Factoren zoals gender, leeftijd, sociale klasse, en opleidingsniveau kunnen allemaal invloed hebben op taalvariatie.
> **Tip:** Wees je bewust van de potentiële sociale informatie die uit iemands taalgebruik kan worden afgeleid, maar vermijd het maken van definitieve oordelen op basis hiervan.
#### 3.2.3 Dialect, regiolect en tussentaal
* **Algemeen Nederlands (AN):** Dit is de standaardtaal die gebruikt wordt in het publieke domein en in tertiaire relaties (situaties buiten de vertrouwde omgeving).
* **Dialect of regiolect:** Dit zijn taalvarianten die gebruikt worden binnen primaire relaties (familie, vrienden) en die vertrouwen en herkenning uitdrukken, vaak voor persoonlijke of emotionele zaken. Er worden in het Nederlands ongeveer 28 grote dialecten onderscheiden, en vijf regiolecten: Hollands, West-Vlaams en Zeeuws, Oost-Vlaams en Brabants, Limburgs, en Saksisch. De indeling is vrij arbitrair.
* **Tussentaal:** Dit bevindt zich tussen dialect en standaardtaal en wordt gebruikt in secundaire relaties. Het is bedoeld om verstaanbaar te zijn over dialectgrenzen heen. Tussentaal wordt gekenmerkt door specifieke uitdrukkingen en grammaticale constructies, zoals het gebruik van "ge" en "gij", "hem" in plaats van "hij", het wegvallen van de "-t" in bepaalde werkwoordsvormen, stapelvormen, en specifieke woordkeuzes die een eigen taalidentiteit weerspiegelen, soms als een afzetting tegen de Noord-Nederlandse norm (ook wel Verkavelingsvlaams of Poldernederlands genoemd). Het is geen dialect, maar ook geen pure standaardtaal.
* **Monocentrische en bicentrische visie:** Dit verwijst naar de opvatting over de standaardtaal, waarbij een monocentrische visie één norm hanteert, terwijl een bicentrische visie onderscheid maakt tussen verschillende nationale varianten, zoals Belgisch Nederlands en Nederlands Nederlands.
> **Tip:** Overweeg de sociale betekenis van de verschillende taalvarianten. Sommige varianten, zoals standaardtaal, kunnen geassocieerd worden met intelligentie en ambitie, terwijl dialecten vaak solidariteit en betrouwbaarheid uitdrukken. Respecteer de onderlinge verschillen in taalvarianten tussen Nederlanders en Vlamingen.
### 3.3 Genderneutraal en respectvol taalgebruik
#### 3.3.1 Taal en representatie
Taal is niet neutraal; veel woorden en constructies zijn gekleurd door genderpatronen. Dit kan leiden tot stereotypische representaties.
* **Voorbeelden van gendergekleurd taalgebruik:** Verpleegster, secretaresse, brandweerman.
* **Alternatieven:** Het is belangrijk om alternatieven te zoeken die genderneutraal zijn, zoals "verpleegkundige", "secretaresse/secretarieel medewerker", "brandweerman/brandweervrouw" of "brandweerpersoon".
#### 3.3.2 Respectvol taalgebruik en eufemismen
Respectvol taalgebruik evolueert met de tijd en houdt rekening met wat de betreffende groep of persoon zelf als prettig ervaart. Eufemistisch taalgebruik houdt in dat woorden op een andere manier worden omschreven om niet aanstootgevend te zijn. Soms hebben bepaalde woorden een korte levensduur door de snelle evolutie van taalnormen.
> **Tip:** Ga na hoe de groepen of personen waarover je communiceert zelf benoemd willen worden. Pas je taalgebruik aan om inclusief en respectvol te zijn.
### 3.4 Code-switching en registers in HR
#### 3.4.1 Code-switching
Code-switching is het door elkaar gebruiken van verschillende talen of taalvarianten binnen één gesprek. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen bij een mengeling van Nederlands en Engels. In een HR-context kan code-switching inzicht geven in de sociale dynamiek van een gesprek.
#### 3.4.2 Markers en indicators
* **Markers:** Dit zijn taalelementen waarvan de spreker zich bewust is en die hij of zij bewust gebruikt.
* **Indicators:** Dit zijn taalelementen waarvan de spreker zich niet bewust is, maar die wel sociale informatie (zoals sociale klasse) kunnen aangeven. Het is cruciaal om mensen nooit te beoordelen op basis van indicators.
#### 3.4.3 Het specifieke register van recruiters
Recruiters gebruiken vaak een specifiek register en jargon dat verschilt van dat van sollicitanten. Het is essentieel om te weten welke woordenschat gepast is in verschillende situaties, zoals bij het opstellen van vacatureteksten of het voeren van sollicitatiegesprekken. Het vermogen om verschillende registers te gebruiken helpt om mensen op hun gemak te stellen en effectieve communicatie te waarborgen.
> **Example:** Een recruiter die een vacature opstelt, gebruikt wellicht termen als "stakeholders", "agile werken", en "key performance indicators". Een sollicitant kan daarentegen spreken over "teamwork", "klantcontact", en "resultaten behalen". De recruiter moet zich bewust zijn van deze verschillen en het juiste register kiezen om de juiste kandidaten aan te trekken.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| OPO | Een Overkoepelend Project en Opdracht, wat een breder vak of module aanduidt binnen een opleiding. |
| OLA | Een Onderwijs- en Leereenheid, wat verwijst naar specifieke onderdelen of cursussen binnen een OPO. |
| Permanente evaluatie | Een beoordelingsmethode waarbij studenten gedurende het semester opdrachten maken en meewerken, wat een deel van de eindbeoordeling bepaalt. |
| Mondelinge vaardigheidstoets | Een examenonderdeel waarbij de spreek- en luistervaardigheid van studenten wordt getest, vaak in een interactieve setting. |
| Sociolinguïstiek | Een tak van de taalwetenschap die de relatie tussen taal en maatschappij bestudeert, inclusief hoe sociale factoren taalgebruik beïnvloeden. |
| Employer branding | De strategie van een werkgever om zich als aantrekkelijke werkplek te profileren, zowel intern als extern, om talent aan te trekken en te behouden. |
| Communicatieschema | Een model dat de elementen van het communicatieproces weergeeft, zoals zender, ontvanger, boodschap, kanaal en feedback, en hoe deze samenwerken. |
| Ruis | Alle factoren die het communicatieproces verstoren en ervoor zorgen dat de boodschap niet correct wordt overgebracht of begrepen, onderverdeeld in interne en externe ruis. |
| Verbale communicatie | Communicatie die plaatsvindt met behulp van gesproken of geschreven woorden. |
| Non-verbale communicatie | Communicatie die plaatsvindt zonder woorden, via lichaamstaal, gezichtsuitdrukkingen, oogcontact en gebaren. |
| Paraverbale communicatie | Aspecten van gesproken taal die niet de woorden zelf zijn, zoals toonhoogte, volume, spreeksnelheid en pauzes, die de betekenis van de boodschap kunnen beïnvloeden. |
| Interpersoonlijke communicatie | Communicatie tussen twee of meer personen, waarbij doorgaans directe feedback mogelijk is. |
| Intrapersoonlijke communicatie | Communicatie met zichzelf, zoals zelfreflectie of interne dialoog. |
| Formele communicatie | Communicatie die plaatsvindt binnen een gestructureerde, vaak zakelijke context, waarbij regels en protocollen worden gevolgd. |
| Informele communicatie | Communicatie die vrijer en minder gestructureerd is, vaak gebaseerd op persoonlijke relaties en informele interacties. |
| Tussentaal | Een taalvariant die zich bevindt tussen dialect en standaardtaal, vaak gebruikt in informele contexten in België, en die verstaanbaarheid over dialectgrenzen heen nastreeft. |
| Code-switching | Het bewust of onbewust afwisselen tussen twee of meer talen of taalvarianten binnen een gesprek. |
| Marker | Een taalkundig element waarvan een spreker zich bewust is en dat hij of zij doelbewust gebruikt om een bepaalde indruk te wekken. |
| Indicator | Een taalkundig element dat onbewust door de spreker wordt gebruikt, maar dat wel informatie kan verschaffen over sociale klasse, regio, etc. |