Administrative Law
Cover
1_2_3_4_merged.pdf
Summary
# Definitie en reikwijdte van overheidsopdrachten
Dit onderwerp verklaart wat een overheidsopdracht inhoudt, wie deze kan toewijzen, welke regelgeving van toepassing is en de reikwijdte van het toepassingsgebied voor aanbestedende overheden [8](#page=8) [9](#page=9).
### 1.1 Definitie van een overheidsopdracht
Een overheidsopdracht wordt gedefinieerd als een overeenkomst die wordt gesloten tussen een aanbestedende overheid en een derde partij, zoals een aannemer, leverancier of dienstverlener, voor de uitvoering van werken, de levering van goederen of de uitvoering van diensten. Aanbestedende overheden kunnen niet willekeurig kiezen met wie ze een opdracht aangaan; dit proces wordt gereguleerd door specifieke overheidsopdrachtenregelgeving [9](#page=9).
### 1.2 Onderscheid tussen sectoren
Bij overheidsopdrachten wordt er steeds een onderscheid gemaakt tussen de **klassieke sectoren** en de **speciale sectoren** [10](#page=10).
### 1.3 Relevante regelgeving
De regelgeving rond overheidsopdrachten wordt periodiek aangepast, doorgaans elke vier jaar. De belangrijkste wetgevende teksten die relevant zijn, omvatten [11](#page=11):
* De wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten (hierna "WOO2016") [11](#page=11).
* De wet van 16 februari 2017 tot wijziging van de wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten [11](#page=11).
* Het Koninklijk Besluit plaatsing klassieke sectoren van 18 april 2017 (hierna "KB Plaatsing") [11](#page=11).
* Het Koninklijk Besluit plaatsing speciale sectoren van 18 juni 2017 [11](#page=11).
* Het Koninklijk Besluit van 22 juni 2017 tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken en tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 16 februari 2017 tot wijziging van de wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten (hierna "KB Uitvoering") [11](#page=11).
### 1.4 Toepassingsgebied voor aanbestedende overheden
Het toepassingsgebied van de regelgeving inzake overheidsopdrachten is van toepassing op elke aanbestedende overheid voor de klassieke sectoren [12](#page=12).
#### 1.4.1 Definitie van aanbestedende overheid
Een aanbestedende overheid omvat in de klassieke sectoren onder meer:
* De staat [12](#page=12).
* Territoriale lichamen, zoals gewesten, provincies, steden en gemeenschappen [12](#page=12).
* Publiekrechtelijke instellingen, waaronder OCMW's, kerkfabrieken en intergemeentelijke politiezones [12](#page=12).
#### 1.4.2 Open categorie van aanbestedende overheden
Daarnaast is er een open categorie van aanbestedende overheden die, op de datum van de beslissing om een opdracht te verlenen, aan de volgende drie criteria voldoet [12](#page=12):
1. **Rechtspersoonlijkheid:** De entiteit dient rechtspersoonlijkheid te bezitten [12](#page=12).
2. **Doelstelling van algemeen belang:** De entiteit moet zijn opgericht met het specifieke doel om te voorzien in behoeften van algemeen belang die niet van industriële of commerciële aard zijn [12](#page=12).
3. **Determinerende overheidsbeïnvloeding:** De entiteit moet gefinancierd worden door, onder toezicht staan van, of meer dan de helft van de beslissende organen samengesteld zien uit aanbestedende overheden [12](#page=12).
> **Tip:** Het correct identificeren van een entiteit als aanbestedende overheid is cruciaal, aangezien dit bepaalt of de regelgeving voor overheidsopdrachten van toepassing is. Zorg ervoor dat alle drie de criteria van de open categorie worden getoetst indien de entiteit niet direct onder de klassieke definities valt [12](#page=12).
---
# Soorten, principes en plaatsingsprocedures van overheidsopdrachten
Dit deel van de studiehandleiding bespreekt de categorisering van overheidsopdrachten, de fundamentele beginselen die eraan ten grondslag liggen, en de verschillende procedures die worden gebruikt om ze te plaatsen.
### 2.1 Categorisering van overheidsopdrachten
De wet maakt een duidelijk onderscheid tussen drie hoofdcategorieën van overheidsopdrachten [17](#page=17):
* **Overheidsopdrachten van werken:** Dit betreft bouwwerken, gedefinieerd als het product van bouwkundige of civieltechnische werken dat een economische of technische functie vervult. Het omvat zowel het ontwerp als de uitvoering van bouwwerkzaamheden, evenals het laten uitvoeren van bouwwerken die voldoen aan de specifieke behoeften van de aanbestedende overheid [18](#page=18).
* **Overheidsopdrachten van leveringen:** Deze opdrachten hebben betrekking op de aankoop, leasing, huur of huurkoop van producten. Een belangrijke nuance is dat een opdracht die primair gericht is op het leveren van producten, maar ook bijkomende plaatsings- en installatiewerkzaamheden omvat, toch als een opdracht voor leveringen wordt beschouwd [19](#page=19).
* **Overheidsopdrachten van diensten:** Dit zijn opdrachten die betrekking hebben op het verlenen van diensten, zoals gespecificeerd in Bijlage II van de Wet Overheidsopdrachten [20](#page=20).
#### 2.1.1 Gemengde opdrachten
Opdrachten kunnen ook gemengd van aard zijn, waarbij verschillende categorieën worden gecombineerd:
* **Leveringen en diensten:** Als de waarde van de diensten hoger is dan die van de leveringen, wordt de opdracht geclassificeerd als een opdracht voor diensten [21](#page=21).
* **Werken en diensten:** Wanneer werken slechts bijkomstig zijn aan de diensten die het hoofdvoorwerp vormen, wordt de opdracht eveneens beschouwd als een opdracht voor diensten [21](#page=21).
### 2.2 Basisprincipes van overheidsopdrachten
Er zijn vier fundamentele Europese basisprincipes die van toepassing zijn op overheidsopdrachten:
* **Gelijke behandeling:** Alle concurrenten dienen neutraal te worden beoordeeld en de geldende regels en voorwaarden moeten gelijk worden toegepast op iedereen [22](#page=22).
* **Verbod van discriminatie (concurrentiebeginsel):** Nationale regelingen of procedures mogen de deelname van concurrenten uit andere lidstaten van de Europese Unie niet hinderen of bemoeilijken [22](#page=22).
* **Transparantiebeginsel:** Het overheidsoptreden moet logisch, redelijk, duidelijk, traceerbaar in een dossier en gemotiveerd zijn [22](#page=22).
* **Proportionele wijze:** Elke actie of sanctie van de overheid moet in verhouding staan tot het betrokken feit [22](#page=22).
#### 2.2.1 Algemene principes en hun implicaties
Uit het principe van gelijke behandeling vloeit het principe van mededinging voort, wat impliceert dat:
* Afspraken tussen inschrijvers zijn verboden [23](#page=23).
* Het gebruik van specifieke technische specificaties (zoals merknamen) die bepaalde inschrijvers bevoordelen, is niet toegestaan [23](#page=23).
* Voorkennis of afspraken tussen ambtenaren en inschrijvers vóór de aanbesteding zijn verboden [23](#page=23).
* Het uitbreiden van een opdracht na toewijzing zonder de integriteit van de inschrijvers te waarborgen, is niet toegestaan [23](#page=23).
Daarnaast zijn er nog de volgende algemene principes:
* **Belangenconflicten voorkomen** [24](#page=24).
* **Naleving van milieu-, sociaal- en arbeidsrecht** [24](#page=24).
* **Vrij van ondernemen** [24](#page=24).
#### 2.2.2 Forfaitaire grondslag en prijsvorming
Overheidsopdrachten worden bij voorkeur op forfaitaire grondslag toegekend, wat betekent dat er een vaste prijs wordt gehanteerd. Hieruit volgen enkele belangrijke overwegingen [24](#page=24):
* **Verplichting tot prijsherziening:** In bepaalde gevallen kan een prijsherziening noodzakelijk zijn [24](#page=24).
* **Onvoorziene omstandigheden:** Het principe van "all-in-prijzen" geldt, waarbij alleen wordt betaald voor verstrekte en aanvaarde prestaties [24](#page=24).
Er zijn verschillende vormen van prijsvorming:
* Opdracht voor globale prijs [24](#page=24).
* Opdracht volgens prijslijst (eenheidsprijzen van posten zijn forfaitair, maar hoeveelheden zijn niet vast) [24](#page=24).
* Gemengde opdracht [24](#page=24).
### 2.3 Plaatsingsprocedures
De keuze van de plaatsingsprocedure hangt af van de aard en de waarde van de opdracht. Er worden verschillende procedures gehanteerd, waarbij sommige een nieuwe benaming hebben gekregen in zowel de speciale als de klassieke sectoren [26](#page=26).
#### 2.3.1 Openbare procedure
Dit is een procedure in één stap, ontworpen om de concurrentie zoveel mogelijk te laten spelen. Er wordt één of meerdere gunningscriteria gehanteerd, waarvan minstens één betrekking heeft op de prijs. Het bestuur gunt de opdracht aan de economisch meest voordelige offerte, die kan worden bepaald op basis van prijs, kosten (rekening houdend met levenscycluskosten) of de beste prijs-kwaliteitsverhouding [27](#page=27).
#### 2.3.2 Niet-openbare procedure
Dit is een procedure in twee stappen of twee ronden. Deze procedure kan worden gebruikt wanneer de aanbesteder wil dat de bestekken enkel naar geselecteerde kandidaten worden gestuurd, bijvoorbeeld bij een groot aantal verwachte inschrijvers of bij opdrachten die geheimhouding vereisen [28](#page=28).
* **Eerste ronde (selectie):** Gegadigden moeten voldoen aan vooraf opgestelde en gecommuniceerde selectiecriteria. Er moeten minimaal 5 kandidaten worden geselecteerd [28](#page=28).
* **Tweede ronde (beoordeling):** De geselecteerde kandidaten worden uitgenodigd om een inschrijving te doen, die vervolgens wordt beoordeeld [28](#page=28).
Deze procedure is doorgaans langer dan de openbare procedure en de gunning is meestal gebaseerd op de economisch meest voordelige offerte [28](#page=28).
#### 2.3.3 Onderhandelingsprocedure
Bij deze procedure kiest de aanbesteder zelf de kandidaten uit. Het is een gunningsprocedure met een beperkte graad van mededinging. Het gunningsbedrag voor deze procedure is maximaal 143.000 euro exclusief btw [29](#page=29).
> **Tip:** De keuze tussen de verschillende procedures is afhankelijk van de specifieke context van de opdracht en de doelstellingen van de aanbestedende overheid.
#### 2.3.4 Andere procedures en nomenclaturen
De documentatie vermeldt diverse andere procedures met zowel nieuwe als oude benamingen, waaronder de concurrentiegerichte dialoog, innovatiepartnerschap, onderhandelingsprocedure met aanvaarde factuur, onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande oproep tot mededinging, en vereenvoudigde procedures. Ook worden drempelwaarden voor specifieke opdrachten vermeld [26](#page=26).
> **Voorbeeld:** Een opdracht voor werken tot 143.000 euro kan mogelijk via een onderhandelingsprocedure worden geplaatst, terwijl opdrachten onder 30.000 euro voor werken wellicht een nog vereenvoudigde procedure volgen [26](#page=26).
### 2.4 Drempelvoorwaarden
Drempelvoorwaarden zijn van belang bij het bepalen van de toepasselijke regelgeving en procedures voor overheidsopdrachten. Deze drempels worden periodiek aangepast en zijn cruciaal voor de keuze van de juiste aanbestedingsprocedure [26](#page=26) [30](#page=30).
#### 2.4.1 Vereiste voor erkenning
Om overheidsopdrachten van een bepaalde aard en omvang uit te voeren, moeten aannemers en onderaannemers voldoen aan specifieke voorwaarden op het gebied van technische bekwaamheid, financiële draagkracht en professionele integriteit. Dit wordt vaak aangeduid als erkenning van aannemers [13](#page=13).
---
# Het proces van het uitschrijven en opmaken van een offerte
Dit onderwerp behandelt de stappen van het uitschrijven van een openbare opdracht, inclusief de vereisten voor het opmaken van offertes en bijbehorende specificaties.
### 3.1 De fases van een openbare aanbesteding
Het proces van een openbare aanbesteding kent een reeks opeenvolgende stappen. Na de initiële raming en definiëring van de opdracht volgt de bekendmaking. Bij een niet-openbare procedure dient men eerst een aanvraag tot deelneming in, gevolgd door een selectie. Vervolgens wordt het bestek opgesteld, waarna de offertes kunnen worden ingediend. Daarna volgt de gunning, de kennisgeving, en eventuele rechtsbescherming of een wachttermijn, alvorens de opdracht gesloten wordt [31](#page=31).
### 3.2 Onderdelen van het bestek
Het bestek, dat de basis vormt voor de offerte, bestaat uit verschillende onderdelen. Dit omvat een administratief gedeelte en een technisch gedeelte. Het technische gedeelte kan verder worden aangevuld met een samenvattende opmetingstaat voor werken, of een inventaris voor leveringen of diensten. Tot slot behoort ook een offerteformulier tot de opdrachtdocumenten [32](#page=32).
### 3.3 Vermeldingen in het administratief gedeelte
Het administratief gedeelte van het bestek bevat cruciale informatie voor potentiële inschrijvers. Dit omvat de identiteit van de aanbestedende overheid, het voorwerp van de opdracht met een omschrijving, de duur en de plaats van uitvoering. Verder worden de wijze van gunnen, inclusief de criteria en methodiek, uiteengezet. Ook het adres waar offertes ingediend moeten worden, de mogelijkheid tot een plaatsbezoek, en de prijsbepaling worden gespecificeerd. De betalingsvoorwaarden en de gestanddoeningstermijn, waarbij men 60 dagen gebonden is aan de offerte vanaf de opening zitting, zijn eveneens opgenomen. Vereiste erkenningen, de documenten die bij de offerte gevoegd moeten worden, de voorrangsorde en interpretatieregels, en de mogelijkheid tot varianten (zowel vrije als niet-vrije varianten) worden gedetailleerd. Tot slot worden de algemene aannemingsvoorwaarden vermeld [33](#page=33).
### 3.4 Bekendmakingstermijnen
De duur van de bekendmakingstermijnen is een belangrijk aspect in het proces van openbare aanbestedingen [34](#page=34).
### 3.5 Toegangsrecht tot opdrachten
Het toegangsrecht bepaalt wie zich mag inschrijven voor een overheidsopdracht, gebaseerd op professionele, technische en financiële kwalificaties. Er zijn echter ook uitsluitingsgronden van toepassing. Deze omvatten onder andere deelname aan een criminele organisatie, veroordelingen wegens omkoping, fraude of witwassen van geld. Ook het tewerkstellen van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen kan leiden tot uitsluiting, evenals het afkomstig zijn uit een land buiten de Europese Unie. Soms zijn bepaalde opdrachten exclusief gereserveerd voor sociale werkplaatsen of programma's met beschermde arbeid [35](#page=35).
### 3.6 Opmaak van een offerte
Een offerte is een document waarmee een inschrijver zich verbindt, op basis van zijn roerende en onroerende goederen, om de opdracht uit te voeren conform de administratieve bepalingen en voorwaarden van het bestek. De opmaak vereist dus een nauwkeurige naleving van alle specificaties [36](#page=36).
> **Tip:** Zorg ervoor dat alle vereiste documenten correct en volledig worden bijgevoegd bij de offerte om administratieve afwijzing te voorkomen [33](#page=33).
>
> **Tip:** Begrijp de criteria en methodiek voor de gunning grondig om uw offerte hierop af te stemmen [33](#page=33).
---
# Nazicht, gunning en contractuele fasen van overheidsopdrachten
Dit onderwerp behandelt het gedetailleerde nazicht van offertes, de gunning van overheidsopdrachten en de daaropvolgende contractuele fasen, van betekening tot oplevering.
## 4. Nazicht, gunning en contractuele fasen van overheidsopdrachten
Het proces na het openen van offertes omvat een grondig nazicht om de meest geschikte kandidaat en de economisch voordeligste offerte te selecteren. Dit nazicht is cruciaal voor een correcte gunning van de overheidsopdracht [43](#page=43).
### 4.1 Het openen van offertes
Vanaf 1 januari 2020 moeten alle offertes via e-tendering worden ingediend. Te late indieningen worden niet aanvaard. Bij elektronische indiening worden offertes op de zittingsdag en -uur voor het eerst geopend. Problemen met het elektronische platform kunnen leiden tot een verdaagde zitting. In het geval van papieren offertes werd er een proces-verbaal van opening opgemaakt, waarbij de inschrijvingen luidop werden voorgelezen en hun bedrag in een tabel werd genoteerd [40](#page=40) [41](#page=41).
### 4.2 Nazicht van de offertes
Het nazicht van offertes omvat meerdere stappen, waaronder het nazicht van selectiecriteria, de administratieve en technische regelmatigheid, en het opmaken van een verslag van nazicht dat dient als advies voor de gunning [38](#page=38).
#### 4.2.1 Beoordeling in verschillende fasen
De beoordeling van offertes gebeurt in verschillende fasen [44](#page=44):
* **Toegangsrecht (Moraliteit van de onderneming):** Dit betreft de betrouwbaarheid, integriteit en professionaliteit van de inschrijver en beoogt de uitsluitingsgronden te controleren [44](#page=44).
* **Kwalitatieve selectie (In staat zijn van de onderneming):** Hierbij wordt de geschiktheid van de inschrijver getoetst op financieel/economisch en technisch vlak [44](#page=44).
* **Gunning (Kwaliteit van product/werk):** Dit criterium heeft betrekking op het gedane aanbod van de inschrijver en dus op het voorwerp van de opdracht [44](#page=44).
Het is principieel verboden om selectie- en gunningcriteria te vermengen, aangezien selectiecriteria betrekking hebben op de persoon van de inschrijver en gunningcriteria op het aanbod zelf [44](#page=44).
#### 4.2.2 Procedurele verschillen bij administratieve regelmatigheid
* **Openbare procedure:** Het administratief onderzoek van de offertes gebeurt nadat de inschrijvers werden getoetst aan de selectiecriteria. Het heeft geen zin om offertes van niet-geselecteerde inschrijvers administratief te toetsen, omdat deze sowieso niet meer in aanmerking komen [45](#page=45).
* **Niet-openbare procedure:** Het onderzoek van de administratieve regelmatigheid is de eerste stap na de opening van de offertes, omdat de selectiefase al is afgerond tijdens de oproep tot kandidaten [45](#page=45).
#### 4.2.3 Niet-openbare procedure (mededingingsprocedure)
Deze procedure kent twee fasen [47](#page=47):
1. **Kandidatuurstelling:** Documenten worden getoetst aan de selectiecriteria, waaronder referentieopdrachten in de laatste vijf jaar. Eventueel wordt extra informatie opgevraagd [47](#page=47).
2. **Vraag tot offerte:** Na het opstellen van een shortlist van geselecteerden, ontvangen zij een vraag tot offerte. Niet-geselecteerden worden op de hoogte gebracht van de beslissing met motivering [47](#page=47).
#### 4.2.4 Openbare procedure
Deze procedure kent één fase [48](#page=48):
* **Onderzoek van de selectiecriteria:** Hierbij wordt de geschiktheid van de inschrijver getoetst aan de hand van drie criteria:
1. Geschiktheid om de beroepsactiviteit uit te oefenen (registratie) [48](#page=48).
2. Economische en financiële draagkracht (bv. jaarrekeningen) [48](#page=48).
3. Technische en beroepsbekwaamheid [48](#page=48).
Niet-voldoen aan deze criteria leidt tot uitsluiting van de aanbesteding [48](#page=48).
#### 4.2.5 Nazicht van de regelmatigheid van offertes en prijzen
Het nazicht van de regelmatigheid focust op substantiële en relatieve onregelmatigheden [49](#page=49).
##### 4.2.5.1 Substantiële onregelmatigheden
* **Wat?** Substantiële onregelmatigheden zijn van zodanige aard dat ze de inschrijver een discriminerend voordeel bieden, tot concurrentievervalsing leiden, de beoordeling of vergelijking van offertes verhinderen, of de verbintenis tot uitvoering onder de gestelde voorwaarden onbestaande maken. Dit kan betrekking hebben op onvolledige of onzekere invloed op de offerte, of een aantasting van de vergelijkbaarheid [49](#page=49).
* **Voorbeelden:**
* Een verbintenistermijn/gestanddoeningstermijn die korter is dan de minimumtermijn opgelegd in het bijzonder bestek [50](#page=50).
* Een uitvoeringstermijn die langer is dan de maximumtermijn bepaald in het bijzonder bestek [50](#page=50).
* Afwijkende betalingsmodaliteiten, zoals het eisen van een voorschot of een betalingstermijn korter dan 50 kalenderdagen [50](#page=50).
* Een niet ondertekende offerte of onduidelijke ondertekeningsbevoegdheid [50](#page=50).
* Clausules die ingaan tegen essentiële bepalingen van het bijzonder bestek [50](#page=50).
* Het maken van voorbehouden [50](#page=50).
Een substantiële onregelmatigheid leidt tot de **absolute nietigheid** van de offerte en bijgevolg uitsluiting [51](#page=51).
##### 4.2.5.2 Niet-substantiële onregelmatigheden
Dit zijn gebreken die eventueel nog kunnen worden rechtgezet [52](#page=52).
* **Voorbeelden:**
* Een fout bij een prijsbepaling van een verwaarloosbare post die geen impact heeft op de rangschikking of vergelijkbaarheid [52](#page=52).
* Het niet-aanleveren van een RSZ-attest, aangezien het bestuur deze informatie zelf kan opvragen [52](#page=52).
* Schijnbaar abnormale eenheidsprijzen, waarvoor een prijsverantwoording kan worden opgevraagd [52](#page=52).
Offertes met enkel niet-substantiële onregelmatigheden worden **niet nietig verklaard** [51](#page=51).
##### 4.2.5.3 Relatieve onregelmatigheden
Offertes met een niet-substantieel gebrek worden als relatief onregelmatig beschouwd. Deze offertes kunnen worden verworpen, maar dit is niet verplicht [53](#page=53).
* **Voorbeeld:** Onregelmatige prijzen voor onbelangrijke posten [53](#page=53).
**Wanneer relatieve onregelmatigheid AANVAARDEN:**
* De onderlinge vergelijkbaarheid van de offertes wordt niet onmogelijk gemaakt of aanzienlijk bemoeilijkt [54](#page=54).
* Het beginsel van gelijkheid van inschrijvers wordt gerespecteerd [54](#page=54).
* De inschrijver heeft zich juridisch verbonden via zijn offerte en deze is ondubbelzinnig [54](#page=54).
* De onregelmatigheid werd niet met bedrieglijk inzicht begaan [54](#page=54).
* De onregelmatigheid heeft geen negatieve invloed op de uitvoering van de opdracht [54](#page=54).
* Het betreft geen diverse afwijkingen die samen een substantiële onregelmatigheid opleveren [54](#page=54).
**Wanneer relatieve onregelmatigheid WEIGEREN/NIET-AANVAARDEN:**
* De inschrijver verwijst naar algemene leveringsvoorwaarden [55](#page=55).
* De inschrijver geeft een andere prijsherzieningsformule dan voorzien [55](#page=55).
* De inschrijver vermeldt dat bepaalde posten in de samenvattende meetstaat vermoedelijke hoeveelheden zijn, terwijl er een forfaitaire hoeveelheid was voorzien [55](#page=55).
* De inschrijver geeft een verbintenistermijn die afwijkt [55](#page=55).
* De inschrijver verklaart dat de planning gevolgd zal worden op voorwaarde dat de bestelling geplaatst wordt vóór een bepaalde datum [55](#page=55).
* De inschrijver weigert de opdracht uit te voeren volgens de bepalingen van de opdrachtdocumenten [55](#page=55).
#### 4.2.6 Effectieve opstart van nazicht
Het nazicht start met het onderzoek van de vormelijke of formele regelmatigheid, gevolgd door de inhoudelijke of materiële regelmatigheid [56](#page=56).
* **Bij gunning op basis van één criterium (prijs):** De offerte met de laagste prijs wordt geselecteerd, mits deze administratief en technisch regelmatig is [56](#page=56).
* **Bij gunning op basis van meerdere criteria:** De offerte met de beste prijs-kwaliteitsverhouding wordt gekozen. Er wordt een rangschikking per criterium opgemaakt [56](#page=56).
* **Levenscycluskosten:** Kosten gedurende de levensloop van het project, inclusief externe milieueffecten, kunnen in rekening worden gebracht [56](#page=56).
#### 4.2.7 Onderzoek van technische regelmatigheid
Dit omvat een rekenkundig nazicht op rekenkundige/afrondingsfouten en materiële fouten [57](#page=57).
#### 4.2.8 Twijfel en marktonderzoek
Bij twijfel kan de aanbestedende overheid de inschrijver contacteren voor opheldering. Indien een offerte substantieel onregelmatig is of na marktonderzoek blijkt dat de prijs abnormaal is, kan de offerte verworpen worden [58](#page=58).
#### 4.2.9 Min- en meerhoeveelheden en verbeteringen samenvattende meetstaat
* **Wijzigingen hoeveelheden:** Forfaitaire (FH) en eventuele vermoedelijke hoeveelheden (VH) mogen door de inschrijver voor de aanbesteding worden gewijzigd. De aanbestedende overheid controleert dit achteraf [59](#page=59).
* **Verminderingen:** Enkel de inschrijvers die verminderingen hebben vermeld, komen in aanmerking voor de bepaling van de laagste offerte [59](#page=59).
* **Aanvaarde hoeveelheden:** Hoeveelheden die groter zijn dan of gelijk aan de oorspronkelijke opmetingstaat worden in alle opmetingstaten opgenomen [59](#page=59).
#### 4.2.10 Uitvoeringsmethodieken en materiaalgebruik
Inschrijvers hebben het recht om uitvoeringsmethodieken of materiaalgebruik dat zij in twijfel trekken, aan te kaarten bij de aanbesteder. Dit moet minstens zeven dagen voor de opening van de offertes gebeuren, bij aangetekend schrijven, met gelijkaardige kennisgeving aan andere inschrijvers [60](#page=60).
#### 4.2.11 Vergeten posten door inschrijver
Als een inschrijver geen prijs invult voor posten in de samenvattende meetstaat, wordt dit als "vergetelheid" beschouwd. De correctie gebeurt via de formule [61](#page=61):
$$ P = \frac{L \times Y}{X} $$
Waarbij:
* $P$ = prijs ontbrekende post [61](#page=61).
* $L$ = bedrag ontbrekende waarde verkregen door rekenkundig gemiddelde van alle inschrijvers die de prijs vermeld hebben [61](#page=61).
* $X$ = totaalbedrag van de inschrijving van de opmerker (bij meerdere opmerkers, het gemiddelde) [61](#page=61).
* $Y$ = totaalbedrag van de aannemer(s) die geen prijs voor deze post vermeld hebben [61](#page=61).
#### 4.2.12 Leemtes (of weren van offerte)
Dit betreft uit te voeren prestaties die onder geen enkele post konden worden ondergebracht of teruggevonden. De correctie gebeurt via de formule [62](#page=62):
$$ S = \frac{L \times Y}{X} $$
Waarbij:
* $S$ = bedrag ontbrekende post [62](#page=62).
* $L$ = bedrag ontbrekende post vermeld in inschrijver die opmerking had [62](#page=62).
* $X$ = totaalbedrag van de inschrijving van de opmerker (bij meerdere opmerkers, het gemiddelde) [62](#page=62).
* $Y$ = totaalbedrag van de aannemer die de leemte niet signaleerde [62](#page=62).
#### 4.2.13 Abnormale prijzen
Offertes mogen enkel gegevens bevatten die overeenstemmen met de werkelijkheid. Abnormaal hoge of lage prijzen leiden tot een bevraging van de inschrijver met een antwoordtermijn van 12 dagen [63](#page=63).
#### 4.2.14 Abnormale offertes
Bij een groot aantal offertes (zeven of meer) wordt de laagste en de hoogste offerte uitgesloten die samen een vierde van het aantal ingediende offertes vormen. Bij minder dan zeven offertes worden de laagste en de hoogste offerte uitgesloten. Alle prijzen moeten 15% boven of onder het gemiddelde liggen [64](#page=64).
#### 4.2.15 Bepaling gunningsbedrag
Bij de bepaling van het gunningsbedrag wordt rekening gehouden met:
* Juist bevonden hoeveelheden [65](#page=65).
* Rekenkundig nazicht [65](#page=65).
* Technisch nazicht (meer-/minhoeveelheden) [65](#page=65).
* Invullen van leemtes [65](#page=65).
* Verwerken van vergeten posten [65](#page=65).
* Behandelen van opmerkingen [65](#page=65).
#### 4.2.16 Varianten en opties
Varianten en opties kunnen deel uitmaken van de economisch voordeligste offerte [66](#page=66).
#### 4.2.17 Verslag van nazicht
Een verslag van nazicht bevat een advies voor het bestuur. Het bestuur draagt de uiteindelijke verantwoordelijkheid. Het verslag bevat de conclusies van het nazicht en dient om het bestuur te informeren. Belangrijke punten zijn onder meer het maken van voorbehoud i.v.m. VCA, het inwinnen van juridisch advies indien nodig, en het aanleveren van ontbrekende documenten of bewijsstukken [67](#page=67) [71](#page=71).
### 4.3 Sluiting en betekening van de opdracht
Na het nazicht volgt de goedkeuring van de offerte en de opmaak van het besluit tot sluiting van de opdracht, gebaseerd op het verslag van nazicht [68](#page=68).
* **Betekening:** De opdracht wordt betekend aan de geselecteerde inschrijver. Er wordt een wachttermijn (standstill-periode) gestart. Indien de geselecteerde inschrijver nog akkoord is met zijn offerte, volgt een schriftelijke bevestiging [72](#page=72).
### 4.4 De borgtocht
* **Bedrag:** De borgtocht bedraagt 5% van het gegunde bedrag, afgerond naar een hoger tiental [73](#page=73).
* **Niet verplicht:** Voor werken met een uitvoeringstermijn minder dan 45 dagen en een bedrag onder 50.000 euro is een borgtocht niet verplicht [73](#page=73).
* **Bewijs:** Het bewijs voor de borgstelling kan geleverd worden via de deposito- en consignatiekas of een gelijkaardige instelling, of via een bankgarantie [73](#page=73).
* **Termijn:** Er is een termijn van 30 dagen om de borgstelling te plaatsen [73](#page=73).
* **Vrijgave:** De waarborg wordt vrijgegeven bij de voorlopige en/of definitieve oplevering [73](#page=73).
### 4.5 Uitvoering van de opdracht
#### 4.5.1 Bevel van aanvang
Dit document wordt opgemaakt door de leidende ambtenaar en bepaalt het begin van de werken. De termijn varieert naargelang de klasse van de aannemer [74](#page=74):
* Klasse 5 of lager: tussen de 15e en 60e dag na sluiting opdracht [74](#page=74).
* Klasse 6 of hoger: tussen de 30e en 75e dag na sluiting opdracht [74](#page=74).
#### 4.5.2 Installatievergadering
Deze vergadering dient voor de bespreking van de aanvang van de werken, de administratie, de uitvoeringstermijn en de afspraken rond het dagboek der werken en Check-in@work [75](#page=75).
#### 4.5.3 Schorsing der werken
Dit is een onderbreking van de werken door de aanbestedende overheid. De uitvoeringstermijn wordt verlengd met de duur van de onderbreking. Schadevergoeding is mogelijk als de schorsing 5% van de uitvoeringstermijn bedraagt en minstens 15 dagen duurt. Voorbeelden zijn archeologische vondsten of het faillissement van een onderaannemer [76](#page=76).
#### 4.5.4 Wijzigingen aan de opdracht
De aannemer is verplicht uit te voeren indien de totale waarde van de werken niet meer dan 50% van het initiële bedrag van de opdracht bedraagt. De uitvoeringstermijn kan verlengd worden. Meer- en minwerken worden verrekend. Bij min-werken heeft de aannemer recht op een forfaitaire vergoeding van 10% van de vermindering [77](#page=77).
#### 4.5.5 Verrekeningen
Verrekeningen kunnen voortvloeien uit:
* Wijzigingen voorzien in herzieningsclausules (bv. wijziging heffingen voor afvoer materialen) [78](#page=78).
* Aanvullende werken [78](#page=78).
* Onvoorzienbare omstandigheden aan de zijde van de aanbesteder [78](#page=78).
* Wijziging van opdrachtnemer (bv. herstructurering, overname, fusie) [78](#page=78).
### 4.6 Betalingen
* **Schuldvorderingen:** Deze worden opgemaakt via een vorderingsstaat [79](#page=79).
* **Kleine/korte werken:** Betaling gebeurt in één keer [79](#page=79).
* **Grotere werken:** Maandelijkse vorderingsstaten worden opgemaakt, beginnend met een nul-staat. De aanbestedende overheid moet deze staten goedkeuren alvorens de aannemer een factuur kan opmaken [79](#page=79).
* **Betalingstermijn:** De termijn begint te lopen vanaf de datum van indiening van de factuur [80](#page=80) [81](#page=81).
#### 4.6.1 Verwijlinteresten
* **Wat?** Vertragingsrente [82](#page=82).
* **Wanneer?** Bij overschrijding van de betalingstermijn [82](#page=82).
* **Hoeveel?** De intrestvoet bedraagt 8% per kalenderdag vertraging [82](#page=82).
### 4.7 Geschillen en sancties
#### 4.7.1 Klachten en verzoeken
Klachten en verzoeken kunnen worden ingediend door de aanbestedende overheid of de aannemer. Oorzaken kunnen vertraging of nadeel zijn, met als gevolgen herziening of verbreking van de overeenkomst, schadeloosstelling of verlenging van de uitvoeringstermijn [83](#page=83).
#### 4.7.2 Middelen van optreden aanbestedende overheid
* **Ingebrekestelling:** Dit is geen sanctie, maar een manier van dwang [84](#page=84).
* **Boetes:** Voor laattijdige uitvoering, met forfaitaire vergoeding en eventueel schadevergoeding van derden [84](#page=84).
* **Maatregelen van ambtswege:** Bij ernstige tekortkomingen kunnen deze bestaan uit:
1. Eenzijdige verbreking van de opdracht [84](#page=84).
2. Uitvoeren van de opdracht in eigen beheer [84](#page=84).
3. Overstap naar een andere aannemer op rekening van de oorspronkelijke aannemer [84](#page=84).
Compensaties worden eerst ingehouden van verschuldigde bedragen aan de aannemer. Uitsluitingen kunnen worden toegepast voor ingebreke gebleven aannemers (bv. klasseverlaging) [84](#page=84).
### 4.8 Keuringen en opleveringen
#### 4.8.1 Keuringen
* **Waarom?** Om na te gaan of de uitgevoerde werken, leveringen, etc. voldoen aan de gestelde voorwaarden van het bestek [85](#page=85).
* **Soorten:**
* Voorafgaande keuringen (bv. keuring van producten voor verwerking) [85](#page=85).
* A posteriori uitgevoerde keuringen van gespecificeerde prestatiecategorieën na uitvoering [85](#page=85).
* Keuringswijzen zoals voorzien in het bestek [85](#page=85).
#### 4.8.2 Opleveringen
* **Einde van de opdracht:** Opleveringen markeren het einde van de opdracht nadat controles, keuringen en proeven bevredigend zijn verlopen [86](#page=86).
* **Soorten:**
* **Voorlopige oplevering (VO):** Na voltooiing van de uitvoering van de prestaties. De aanbestedende overheid (AO) beschikt dan over het volledige door de opdrachtnemer uitgevoerde bouwwerk. Vóór de VO kan de AO over delen van bouwwerken beschikken mits opstelling van een plaatsbeschrijving. Na inbezitneming is de opdrachtgever niet verplicht herstellingen te doen voor beschadigingen die ontstaan zijn vóór de VO [86](#page=86) [87](#page=87).
* **Definitieve oplevering (DO):** Na het verstrijken van de waarborgtermijn [86](#page=86).
* **Weigering:** Een VO of DO kan geweigerd worden [86](#page=86).
#### 4.8.3 Tijdschema bij opleveringen
* **PV opmaak:** Maximaal 15 kalenderdagen na einde werken of vraag tot VO om een proces-verbaal op te maken [88](#page=88).
* **Waarborgtermijn:** Meestal 1 jaar, afhankelijk van het type opdracht [88](#page=88).
* **DO:** 15 dagen voor het verstrijken van de waarborgtermijn. Bij VO wordt het eerste deel van de waarborg vrijgegeven. Bij DO wordt het laatste deel van de waarborg vrijgegeven [88](#page=88).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Overheidsopdracht | Een overeenkomst waarbij een aanbestedende overheid of een overheidsbedrijf een opdracht verleent aan een derde partij (aannemer, leverancier of dienstverlener) voor de uitvoering van werken, leveringen of diensten. Dit gebeurt onder bepaalde voorwaarden en regels om concurrentie en transparantie te waarborgen. |
| Aanbestedende overheid | Een entiteit die tot de publieke sector behoort en het recht heeft om overheidsopdrachten te plaatsen, zoals de staat, territoriale lichamen, publiekrechtelijke instellingen of groepen die aan specifieke criteria van overheidsinvloed voldoen. |
| Bestek | Een verzameling documenten die de technische en administratieve voorwaarden, specificaties en eisen bevatten voor het uitvoeren van een overheidsopdracht. Het dient als leidraad voor inschrijvers bij het opmaken van hun offerte. |
| Offerte | Een document dat door een inschrijver wordt ingediend om aan te geven dat hij bereid is de overheidsopdracht uit te voeren volgens de in het bestek gestelde voorwaarden en tegen een bepaalde prijs. |
| Plaatsingsprocedure | De methode die een aanbestedende overheid gebruikt om een overheidsopdracht te selecteren en toe te wijzen. Voorbeelden zijn de openbare procedure, de niet-openbare procedure en de onderhandelingsprocedure, elk met specifieke regels. |
| Gelijkheidsbeginsel | Een fundamenteel principe in overheidsopdrachten dat stelt dat alle deelnemende concurrenten gelijk behandeld moeten worden en recht hebben op een neutrale beoordeling en een gelijke toepassing van de regels en voorwaarden. |
| Transparantiebeginsel | Dit principe vereist dat het overheidshandelen logisch, redelijk en duidelijk is, traceerbaar in een dossier, en op een gemotiveerde wijze gebeurt, zodat potentiële inschrijvers volledige informatie hebben. |
| Geschiktheidscriteria | Voorwaarden waaraan potentiële inschrijvers moeten voldoen om deel te mogen nemen aan een overheidsopdracht. Dit betreft met name de technische bekwaamheid, financiële draagkracht en professionele integriteit van de onderneming. |
| Uitsluitingsgronden | Redenen die, indien aanwezig bij een inschrijver, leiden tot diens uitsluiting van de procedure voor het plaatsen van een overheidsopdracht. Dit kan te maken hebben met criminele activiteiten, fraude of andere integriteitsproblemen. |
| Administratieve regelmatigheid | Het controleren of een offerte voldoet aan alle formele en administratieve vereisten zoals gesteld in het bestek, bijvoorbeeld de volledigheid van ingediende documenten en de correcte invulling van formulieren. |
| Technische regelmatigheid | Het controleren of de inhoud van een offerte, met name de voorgestelde werken, leveringen of diensten, voldoet aan de technische specificaties en eisen die in het bestek zijn opgenomen. |
| Substantiële onregelmatigheid | Een afwijking in een offerte die van dusdanige aard is dat deze de inschrijver een discriminerend voordeel biedt, concurrentie kan vervalsen, of de beoordeling van de offerte hindert. Dit leidt tot de nietigverklaring van de offerte. |
| Relatieve onregelmatigheid | Een gebrek in een offerte dat niet-substantieel is en eventueel kan worden rechtgezet zonder de gelijkheid van inschrijvers of de vergelijkbaarheid van offertes significant te beïnvloeden. De aanbestedende overheid is niet verplicht deze te weigeren. |
| Waarborgsom (Borgtocht) | Een financiële zekerheid die door de inschrijver wordt gesteld na gunning van de opdracht, ter garantie van de correcte uitvoering ervan en ter dekking van eventuele schade. |
| Oplevering (Voorlopig en Definitief) | Het formeel aanvaarden van de uitgevoerde werken, leveringen of diensten. De voorlopige oplevering markeert het einde van de uitvoeringstermijn, terwijl de definitieve oplevering plaatsvindt na het verstrijken van de waarborgtermijn. |
Cover
1_2_3_4_merged.pdf
Summary
# Inleiding tot overheidsopdrachten
Dit onderwerp introduceert het concept van overheidsopdrachten, definieert wat een overheidsopdracht inhoudt, en bespreekt de toepasselijke regelgeving en de algemene beginselen die van toepassing zijn [8](#page=8).
### 1.1 Wat is een overheidsopdracht?
Een overheidsopdracht ontstaat wanneer de overheid een beroep doet op derden, zoals aannemers of leveranciers, voor het uitvoeren van werken, het leveren van goederen, of het verlenen van diensten. De overheid kan hierbij niet vrij kiezen, maar is gebonden aan specifieke overheidsopdrachtenreglementering. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen klassieke sectoren en speciale sectoren [10](#page=10) [9](#page=9).
### 1.2 Relevante regelgeving
De relevante regelgeving voor overheidsopdrachten is in beweging en wordt periodiek aangepast. Belangrijke wetgeving omvat [11](#page=11):
* De wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten (WOO2016) [11](#page=11).
* De wet van 16 februari 2017 tot wijziging van de wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten [11](#page=11).
* Koninklijke besluiten betreffende de plaatsing in de klassieke sectoren (18 april 2017) en speciale sectoren (18 juni 2017) [11](#page=11).
* Het koninklijk besluit van 22 juni 2017 tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken en tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 16 februari 2017 [11](#page=11).
### 1.3 Toepassingsgebied
Elke aanbestedende overheid valt onder de reglementering voor de klassieke sectoren. Dit omvat [12](#page=12):
* De staat [12](#page=12).
* Territoriale lichamen zoals gewesten, provincies, steden en gemeenschappen [12](#page=12).
* Publiekrechtelijke instellingen zoals OCMW's, kerkfabrieken en intergemeentelijke politiezones [12](#page=12).
* Een open categorie van personen die, op het moment van de beslissing tot opdracht, voldoen aan drie criteria:
1. Rechtspersoonlijkheid hebben [12](#page=12).
2. Opgericht zijn met een specifiek doel om in behoeften van algemeen belang te voorzien die niet van industriële of commerciële aard zijn [12](#page=12).
3. Gefinancierd worden door, beheerd worden onder toezicht van, of waarvan de beslissende organen voor meer dan de helft samengesteld zijn door aanbestedende overheden [12](#page=12).
### 1.4 Erkenning
Voor het uitvoeren van overheidsopdrachten van een bepaalde aard en omvang, moeten aannemers en onderaannemers aan specifieke voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden betreffen [13](#page=13):
* Technische bekwaamheid [13](#page=13).
* Financiële draagkracht [13](#page=13).
* Professionele integriteit [13](#page=13).
### 1.5 Indeling van overheidsopdrachten
Overheidsopdrachten worden onderscheiden in werken, leveringen en diensten [17](#page=17).
#### 1.5.1 Overheidsopdrachten van werken
Dit omvat:
* **Bouwwerk**: Het product van een geheel van bouwkundige of civieltechnische werken dat ertoe bestemd is als zodanig een economische of technische functie te vervullen [18](#page=18).
* **Bouwwerkzaamheden**: Bouwkundige of civieltechnische werken, inclusief ontwerp en/of uitvoering [18](#page=18).
* **Bouwwerk op maat**: Het laten uitvoeren, met welke middelen ook, van een bouwwerk dat aan de door de aanbestedende overheid vastgestelde behoeften voldoet [18](#page=18).
#### 1.5.2 Overheidsopdrachten van leveringen
Dit zijn overheidsopdrachten die betrekking hebben op de aankoop, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie, van producten. Hieronder valt de aankoop van roerende goederen. Een opdracht die primair betrekking heeft op het leveren van producten en secundair op plaatsings- en installatiewerkzaamheden, wordt beschouwd als een opdracht voor leveringen [19](#page=19).
#### 1.5.3 Overheidsopdrachten van diensten
Een overheidsopdracht wordt gekwalificeerd als een opdracht voor diensten indien de opdracht betrekking heeft op het verlenen van diensten, zoals opgesomd in Bijlage II van de Wet Overheidsopdrachten [20](#page=20).
#### 1.5.4 Gemengde opdrachten
* **Leveringen en diensten**: Een opdracht wordt geclassificeerd als een opdracht voor diensten indien de waarde van de diensten hoger is dan die van de leveringen [21](#page=21).
* **Werken en diensten**: Een opdracht wordt geclassificeerd als een opdracht voor diensten indien de werken slechts bijkomstig zijn aan de diensten die het hoofdvoorwerp vormen [21](#page=21).
### 1.6 Europese basisbeginselen
De overheidsopdrachtenregelgeving is gebaseerd op Europese beginselen om een eerlijk en open proces te garanderen. Deze omvatten [22](#page=22):
* **Gelijke behandeling**: Alle deelnemende concurrenten hebben recht op een neutrale beoordeling en een gelijke toepassing van de geldende regels en voorwaarden [22](#page=22).
* **Verbod van discriminatie (concurrentiebeginsel)**: De participatie van concurrenten uit andere lidstaten van de Europese Unie mag niet worden belemmerd of bemoeilijkt door nationale regelingen of behandelingen [22](#page=22).
* **Transparantiebeginsel**: Het overheidshandelen moet logisch, redelijk en duidelijk zijn, traceerbaar in een dossier, en op gemotiveerde wijze gebeuren [22](#page=22).
* **Proportionele wijze**: De actie of sanctie van de overheid moet in verhouding staan tot het betrokken feit [22](#page=22).
### 1.7 Algemene beginselen
Uit het beginsel van gelijkheid vloeit mededinging voort. Dit vereist [23](#page=23):
* Verbod op afspraken tussen inschrijvers [23](#page=23).
* Verbod op het gebruik van specifieke technische specificaties die verwijzen naar merknamen [23](#page=23).
* Het vermijden van voorkennis, zoals afspraken tussen een ambtenaar en een inschrijver vóór de aanbesteding [23](#page=23).
* Het beperken van de uitbreiding van de opdracht na toewijzing [23](#page=23).
* Integriteit van inschrijvers [23](#page=23).
Verder omvatten de algemene beginselen:
* **Belangenconflicten voorkomen** [24](#page=24).
* **Naleving van milieu-, sociaal- en arbeidsrecht** [24](#page=24).
* **Vrij van ondernemen** [24](#page=24).
* **Forfaitaire grondslag**: Dit impliceert een vaste prijs, met verplichtingen tot prijsherziening en regels voor onvoorziene omstandigheden, tenzij anders bepaald. Dit concept omvat principes van all-in-prijzen en betaling voor verstrekte en aanvaarde prestaties [24](#page=24).
* Vormen van opdrachten met forfaitaire grondslag zijn: opdracht voor globale prijs, opdracht volgens prijslijst (eenheidsprijzen per post forfaitair, hoeveelheden niet vast), en gemengde opdrachten [24](#page=24).
---
# Plaatsingsprocedures en opmaak van een offerte
Dit gedeelte behandelt de verschillende procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten, de vereisten voor het indienen van een aanvraag tot deelneming, en hoe een offerte moet worden opgemaakt en ingediend [25](#page=25).
### 2.1 Plaatsingsprocedures
Overheidsopdrachten worden geplaatst via diverse procedures, die worden onderscheiden op basis van hun structuur en de mate van mededinging [26](#page=26).
#### 2.1.1 Openbare procedure
De openbare procedure is een procedure in één stap waarbij de concurrentie zoveel mogelijk wordt laten spelen. Bij deze procedure kan de aanbestedende overheid één of meerdere gunningscriteria hanteren, waarvan er minstens één betrekking heeft op de prijs. De opdracht wordt gegund aan de economisch meest voordelige offerte, die beoordeeld kan worden op basis van prijs, kosten (inclusief levenscycluskosten), of de beste prijs-kwaliteitsverhouding [27](#page=27).
#### 2.1.2 Niet-openbare procedure
De niet-openbare procedure is een procedure in twee stappen of ronden. Deze procedure wordt vaak toegepast wanneer de aanbesteder wenst dat de bestekken enkel worden toegezonden aan geselecteerde kandidaten. Dit kan het geval zijn bij een vermoeden van een zeer groot aantal inschrijvers of wanneer de materie geheimhouding vereist. In de eerste ronde worden de meest geschikte gegadigden geselecteerd op basis van vooraf opgestelde en gecommuniceerde selectiecriteria, mits ze voldoen aan de gestelde minimumgeschiktheidseisen en er geen uitsluitingsgronden van toepassing zijn. De geselecteerden worden vervolgens uitgenodigd om een inschrijving te doen, die in de tweede ronde wordt beoordeeld. Er moeten minimaal 5 kandidaten zijn en deze procedure is doorgaans langer dan de openbare procedure. De opdracht wordt meestal gegund aan de economisch meest voordelige offerte [28](#page=28).
#### 2.1.3 Onderhandelingsprocedure
Bij de onderhandelingsprocedure kiest de aanbesteder zelf de kandidaten uit. Dit is een gunningsprocedure met een beperkte graad van mededinging. Deze procedure is van toepassing voor opdrachten met een gunningsbedrag tot 143.000 euro exclusief btw [29](#page=29).
#### 2.1.4 Vereenvoudigde onderhandelingsprocedure
Voor opdrachten bij werken tot een bedrag van 143.000 euro en voor opdrachten bij leveringen en diensten tot 30.000 euro kunnen vereenvoudigde procedures worden toegepast [26](#page=26).
#### 2.1.5 Concurrentiegerichte dialoog en innovatiepartnerschap
De concurrentiegerichte dialoog is een procedure die wordt toegepast wanneer de aanbesteder de opdracht niet onmiddellijk kan definiëren en er behoefte is aan dialoog om de meest geschikte oplossing te vinden. Het innovatiepartnerschap is bedoeld voor de ontwikkeling en aankoop van innovatieve producten, diensten of werken die nog niet op de markt beschikbaar zijn [26](#page=26).
### 2.2 Verloop van een aanbesteding
Het algemene verloop van een aanbesteding omvat de volgende stappen: raming en definiëring van de opdracht, bekendmaking, indiening van een aanvraag tot deelneming (in beperkte/niet-openbare procedures), selectie (in beperkte/niet-openbare procedures), opmaak van het bestek, indiening van de offerte, gunning, kennisgeving, rechtsbescherming en wachttermijn, en ten slotte de sluiting van de opdracht [31](#page=31).
> **Tip:** In de niet-openbare en onderhandelingsprocedures is de stap van 'indiening aanvraag tot deelneming' en 'selectie' cruciaal [31](#page=31).
### 2.3 Drempelvoorwaarden en bekendmakingstermijnen
De verschillende procedures zijn verbonden aan specifieke drempelvoorwaarden, met name qua waarde van de opdracht. Naast de drempelbedragen zijn er ook gestandaardiseerde bekendmakingstermijnen van toepassing, afhankelijk van de gekozen procedure [30](#page=30) [34](#page=34).
### 2.4 Opdrachtdocumenten
De opdrachtdocumenten, ook wel het bestek genoemd, bestaan uit een administratief gedeelte en een technisch gedeelte [32](#page=32).
#### 2.4.1 Administratief gedeelte van het bestek
Het administratief gedeelte bevat essentiële informatie over de aanbesteding, waaronder:
* Identificatie van de aanbestedende overheid [33](#page=33).
* Omschrijving van het voorwerp van de overheidsopdracht, inclusief duur en plaats [33](#page=33).
* Wijze van gunnen: criteria en methodiek [33](#page=33).
* Adres voor indiening van offertes [33](#page=33).
* Mogelijkheid tot plaatsbezoek [33](#page=33).
* Prijsbepaling en betalingsvoorwaarden [33](#page=33).
* Gestanddoeningstermijn (de periode waarbinnen inschrijvers gebonden zijn aan hun offerte, doorgaans 60 dagen vanaf de openingszitting) [33](#page=33).
* Vereiste erkenning, indien van toepassing [33](#page=33).
* Lijst van documenten die bij de offerte gevoegd moeten worden [33](#page=33).
* Voorrangsorde en interpretatieregels [33](#page=33).
* Specificaties over varianten en vrije varianten [33](#page=33).
* Algemene aannemingsvoorwaarden [33](#page=33).
#### 2.4.2 Technisch gedeelte van het bestek
Het technisch gedeelte beschrijft de technische specificaties van de opdracht. Bij werken omvat dit ook een samenvattende opmetingstaat. Bij leveringen of diensten wordt een inventaris opgemaakt. Tevens bevat het bestek het offerteformulier [32](#page=32).
### 2.5 Toegangsrecht
Het toegangsrecht regelt wie zich mag inschrijven voor een overheidsopdracht. Dit is gebaseerd op professionele, technische en financiële geschiktheid. Er zijn echter ook uitsluitingsgronden die deelname verhinderen [35](#page=35):
* Deelname aan een criminele organisatie [35](#page=35).
* Veroordeling wegens omkoping, fraude of witwassen van geld [35](#page=35).
* Tewerkstelling van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen [35](#page=35).
* Afkomstig zijn uit een land buiten de EU [35](#page=35).
Soms zijn er specifieke opdrachten die voorbehouden zijn aan sociale werkplaatsen of programma's met beschermde arbeid [35](#page=35).
### 2.6 Opmaak van een offerte
Een offerte is het document waarmee een inschrijver zich verbindt om de opdracht uit te voeren, conform de administratieve bepalingen en voorwaarden van het bestek. De opmaak en het indienen van een offerte vereisen nauwkeurigheid en naleving van de specificaties in het bestek. Het indienen en nazicht van een offerte is een cruciale fase in het aanbestedingsproces [36](#page=36) [37](#page=37).
> **Tip:** Zorg ervoor dat alle gevraagde documenten en informatie volledig en correct worden aangeleverd in de offerte om diskwalificatie te voorkomen [33](#page=33).
> **Tip:** Besteed speciale aandacht aan de administratieve bepalingen en de technische specificaties om te voldoen aan alle gestelde eisen [32](#page=32) [33](#page=33).
---
# Nazicht, gunning en sluiting van overheidsopdrachten
Dit thema behandelt het proces dat volgt op het openen van offertes, inclusief de beoordeling van selectie- en gunningcriteria, het omgaan met onregelmatigheden, en de uiteindelijke gunning en sluiting van de overheidsopdracht [38](#page=38).
### 3.1 Het nazicht van offertes
Het nazicht van offertes omvat de beoordeling van selectiecriteria en de administratieve, technische en inhoudelijke regelmatigheid van de ingediende voorstellen [38](#page=38) [43](#page=43).
#### 3.1.1 Selectiecriteria
Selectiecriteria worden beoordeeld in verschillende fasen om de inschrijvers te beperken tot diegenen die voldoen aan de eisen van de opdracht [44](#page=44).
##### 3.1.1.1 Toegangsrecht
Dit criterium betreft de betrouwbaarheid, integriteit en professionaliteit van de onderneming, ook wel de moraliteit genoemd. Het beoogt uitsluitingsgronden te identificeren [44](#page=44).
##### 3.1.1.2 Kwalitatieve selectie
Hier wordt de geschiktheid van de inschrijver getoetst op financieel/economisch en technisch vlak. In een niet-openbare procedure worden documenten getoetst aan selectiecriteria, gevolgd door een eventuele vraag om extra informatie en de vorming van een shortlist. Bij een openbare procedure wordt eerst onderzoek gedaan naar de selectiecriteria en de bewijsvoering, waarna de aanbesteding wordt uitgesloten indien niet wordt voldaan aan bijvoorbeeld de geschiktheid om de beroepsactiviteit uit te oefenen, de economische en financiële draagkracht, en de technische en beroepsbekwaamheid [44](#page=44) [47](#page=47) [48](#page=48).
#### 3.1.2 Administratieve regelmatigheid
Het nazicht van de administratieve regelmatigheid gebeurt na de toetsing aan de selectiecriteria bij openbare procedures, omdat offertes van niet-geselecteerde inschrijvers anders toch niet in aanmerking komen. Bij niet-openbare procedures is dit de eerste stap na de opening van de offertes, omdat de selectiefase al in de eerste fase van de procedure werd afgerond [45](#page=45) [46](#page=46).
#### 3.1.3 Technische regelmatigheid
Dit omvat een rekenkundig nazicht om te controleren op rekenkundige of afrondingsfouten, alsook op materiële fouten [57](#page=57).
#### 3.1.4 Onregelmatigheden in offertes
Onregelmatigheden kunnen substantieel, relatief of niet-substantieel zijn, wat invloed heeft op de verdere procedure [49](#page=49).
##### 3.1.4.1 Substantiële onregelmatigheden
Een substantiële onregelmatigheid is van die aard dat deze de inschrijver een discriminerend voordeel biedt, tot concurrentievervalsing leidt, de beoordeling of vergelijking van offertes verhindert, of de verbintenis van de inschrijver om de opdracht onder de gestelde voorwaarden uit te voeren onbestaande, onvolledig of onzeker maakt. Voorbeelden hiervan zijn een te korte verbintenis-/gestanddoeningstermijn, een te lange uitvoeringstermijn, afwijkende betalingsmodaliteiten (zoals een voorschot), een niet-ondertekende offerte, clausules die indruisen tegen essentiële bepalingen, of het maken van voorbehouden. Een substantiële onregelmatigheid leidt tot de absolute nietigheid van de offerte en uitsluiting van de opdracht [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51).
##### 3.1.4.2 Niet-substantiële onregelmatigheden
Dit zijn gebreken die eventueel nog rechtgezet kunnen worden en de gelijkheid van inschrijvers of de vergelijkbaarheid van offertes niet in het gedrang brengen. Voorbeelden zijn een fout bij een prijsbepaling voor een verwaarloosbare post, het niet aanleveren van een RSZ-attest (indien het bestuur dit zelf kan opvragen), of een schijnbaar abnormaal karakter van eenheidsprijzen waarvoor een prijsverantwoording kan worden opgevraagd [52](#page=52).
##### 3.1.4.3 Relatieve onregelmatigheden
Offertes met een niet-substantieel gebrek worden als relatief onregelmatig beschouwd. Deze offertes kunnen verworpen worden, maar dit is niet verplicht. Een voorbeeld is het bevatten van onregelmatige prijzen voor onbelangrijke posten [53](#page=53).
###### 3.1.4.3.1 Aanvaarden van relatieve onregelmatigheden
Een relatieve onregelmatigheid kan aanvaard worden indien de onderlinge vergelijkbaarheid van de offertes niet onmogelijk of aanzienlijk bemoeilijkt wordt, het principe van gelijkheid van inschrijvers gerespecteerd wordt, de inschrijver zich juridisch heeft verbonden, de onregelmatigheid niet met bedrieglijk inzicht is begaan, en deze geen negatieve invloed heeft op de uitvoering van de opdracht. Het mag ook niet gaan om diverse afwijkingen die samen een substantiële onregelmatigheid vormen [54](#page=54).
###### 3.1.4.3.2 Weigeren van relatieve onregelmatigheden
Een relatieve onregelmatigheid moet geweigerd worden wanneer de inschrijver verwijst naar algemene leveringsvoorwaarden, een andere prijsherzieningsformule geeft, meldt dat bepaalde posten in de samenvattende meetstaat vermoedelijke hoeveelheden zijn terwijl een forfaitaire hoeveelheid was voorzien, een afwijkende verbintenistermijn vermeldt, de planning volgt op voorwaarde van een bepaalde besteldatum, of weigert de opdracht uit te voeren volgens de bepalingen [55](#page=55).
#### 3.1.5 Procedure voor het nazicht
Het onderzoek start met de vormelijke of formele regelmatigheid, gevolgd door de inhoudelijke of materiële regelmatigheid. Bij een gunningscriterium van prijs, wordt de rangschikking gemaakt op basis van de laagste prijs bij administratief (en technisch) regelmatige offertes. Bij meerdere criteria wordt de economisch voordeligste offerte bepaald, waarbij rekening kan worden gehouden met levenscycluskosten en externe milieueffecten [56](#page=56).
##### 3.1.5.1 Rekenkundig nazicht
Controle op rekenkundige fouten, afrondingsfouten en materiële fouten [57](#page=57).
##### 3.1.5.2 Min- en meerhoeveelheden
Wijzigingen aan forfaitaire (FH) en eventuele vermoedelijke hoeveelheden (VH) mogen door de inschrijver worden gewijzigd voor aanbesteding. De aanbestedende overheid controleert dit. Aanvaarde hoeveelheden die groter zijn dan of gelijk aan de oorspronkelijke metingstaat, worden in alle metingstaten opgenomen. Verminderingen komen enkel ten goede aan de inschrijvers die ze hebben vermeld [59](#page=59).
##### 3.1.5.3 Vergeten posten
Indien een inschrijver geen prijs invult voor een post, wordt deze gecorrigeerd via de formule voor vergeten posten:
$$ P = \frac{L \times Y}{X} $$
Hierbij is $P$ de prijs van de ontbrekende post, $L$ het bedrag van de ontbrekende waarde verkregen door het rekenkundig gemiddelde van alle inschrijvers die de prijs vermeld hebben, $X$ het totaalbedrag van de inschrijving van de opmerker (of het gemiddelde bij meerdere opmerkers), en $Y$ het totaalbedrag van de aannemer(s) die geen prijs voor deze post vermeld hebben [61](#page=61).
##### 3.1.5.4 Leemtes
Dit zijn uitvoeringsprestaties die onder geen enkele post konden worden ondergebracht. De correctie gebeurt via de formule voor leemtes:
$$ S = \frac{L \times Y}{X} $$
Hierbij is $S$ het bedrag van de ontbrekende post, $L$ het bedrag van de ontbrekende post vermeld in de inschrijving van de inschrijver die de opmerking had, $X$ het totaalbedrag van de inschrijving van de opmerker (of het gemiddelde bij meerdere opmerkers), en $Y$ het totaalbedrag van de aannemer die de leemte niet signaleerde [62](#page=62).
##### 3.1.5.5 Abnormale prijzen
Indien een offerte gegevens bevat die niet met de werkelijkheid overeenstemmen (abnormaal hoog of laag), wordt de inschrijver bevraagd met een antwoordtermijn van 12 dagen [63](#page=63).
##### 3.1.5.6 Abnormale offertes
Bij een aantal offertes gelijk aan of groter dan zeven, worden de laagste en hoogste offertes die samen een vierde van het aantal ingediende offertes vormen, uitgesloten. Als dit aantal niet deelbaar is door vier, wordt het naar de hogere eenheid afgerond. Bij minder dan zeven offertes worden enkel de laagste en de hoogste uitgesloten. Alle prijzen dienen 15% boven/onder de gemiddelde prijs te liggen [64](#page=64).
#### 3.1.6 Bepaling van het gunningsbedrag
Bij het bepalen van het gunningsbedrag wordt rekening gehouden met de juist bevonden hoeveelheden, het rekenkundig nazicht, het technisch nazicht (meer-/minhoeveelheden), het invullen van leemtes, vergeten posten en de behandeling van opmerkingen [65](#page=65).
> **Tip:** De aanbestedende overheid mag twijfelgevallen onderzoeken en de inschrijver contacteren. Bij substantiële onregelmatigheden is uitsluiting een gevolg [51](#page=51) [58](#page=58).
### 3.2 Gunning van de opdracht
De gunning gebeurt op basis van de economisch voordeligste offerte, waarbij rekening kan worden gehouden met varianten en opties [66](#page=66).
#### 3.2.1 Verslag van nazicht
Na het nazicht wordt een verslag opgemaakt dat advies geeft aan het bestuur, dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid draagt [67](#page=67).
### 3.3 Sluiting en betekenis
De sluiting van de opdracht houdt de goedkeuring van de offerte in, opgemaakt op basis van het verslag van nazicht [68](#page=68).
#### 3.3.1 Wat na sluiting?
Na de sluiting van de opdracht kan deze worden uitgeschreven [69](#page=69).
> **Tip:** Bij elektronische indiening worden offertes op de zittingdag en -uur voor het eerst geopend. Problemen met het elektronisch platform kunnen de zitting verdagen. Te laat ingediende offertes worden niet aanvaard [40](#page=40).
> **Voorbeeld:** Een inschrijver maakt een fout bij een prijsbepaling voor een post die een te verwaarlozen impact heeft op de rangschikking en vergelijkbaarheid van offertes. Dit wordt beschouwd als een niet-substantiële onregelmatigheid [52](#page=52).
> **Voorbeeld:** Een inschrijver meldt dat de planning uit de opdrachtdocumenten gevolgd zal worden, op voorwaarde dat de bestelling geplaatst wordt vóór een bepaalde datum. Dit is een reden om de relatieve onregelmatigheid te weigeren [55](#page=55).
---
# Uitvoering, betalingen, geschillen en oplevering
Dit deel behandelt de stappen na de gunning van een opdracht, waaronder de uitvoering, betalingsprocedures, de afhandeling van geschillen en sancties, en de uiteindelijke keuringen en opleveringen [70](#page=70).
### 4.1 Gunningsadvies en betekening
#### 4.1.1 Gunningsadvies aan bestuur
Het gunningsadvies wordt opgemaakt met als doel het bestuur te informeren over de conclusies van de nazichtprocedure. Belangrijke punten hierbij zijn het maken van voorbehoud met betrekking tot VCA (Veiligheid, Gezondheid en Milieu), het inwinnen van juridisch advies indien nodig, het aanleveren van ontbrekende documenten en het verstrekken van bewijsstukken [71](#page=71).
#### 4.1.2 De betekening
De betekening informeert de inschrijver over de sluiting van de opdracht door het bestuur. Na de betekening start een wachttermijn, ook wel "standstill" genoemd. Indien de geselecteerde inschrijver akkoord blijft met de offerte, is een schriftelijke bevestiging vereist [72](#page=72).
### 4.2 De borgtocht
De borgtocht bedraagt 5% van het gegunde bedrag, afgerond naar het hogere tiental. Dit is niet verplicht voor werken met een uitvoeringstermijn van minder dan 45 dagen en een bedrag onder 50.000 euro. Als bewijs voor de borgstelling kan een depot bij de Deposito- en Consignatiekas of een bankgarantie dienen. Er is een termijn van 30 dagen om de borgstelling te plaatsen. De waarborg wordt vrijgegeven na de voorlopige en/of definitieve oplevering [73](#page=73).
### 4.3 Uitvoering van de opdracht
#### 4.3.1 Bevel van aanvang
Het bevel van aanvang wordt opgemaakt door de leidend ambtenaar (bouwheer). Voor aannemers van klasse 5 of lager ligt de termijn tussen de 15e en 60e dag na sluiting van de opdracht, terwijl voor aannemers van klasse 6 of hoger de termijn tussen de 30e en 75e dag ligt [74](#page=74).
#### 4.3.2 Installatievergadering
De installatievergadering dient voor de bespreking van de aanvang van de werken, het in orde brengen van de administratie, de uitvoeringstermijn en het maken van afspraken over het dagboek der werken en Check-in@work [75](#page=75).
#### 4.3.3 Schorsing der werken
Schorsing van de werken betekent een onderbreking door de aanbestedende overheid. De uitvoeringstermijn wordt verlengd met de duur van de onderbreking. Een schadevergoeding is mogelijk indien de schorsing 5% van de uitvoeringstermijn bedraagt en minstens 15 dagen duurt, zoals bij archeologische vondsten of het faillissement van een onderaannemer [76](#page=76).
#### 4.3.4 Wijzigingen aan de opdracht
Een aannemer is verplicht wijzigingen uit te voeren indien de totale waarde van de werken niet meer dan 50% van het oorspronkelijke bedrag overschrijdt. Indien de opdracht verlengd wordt, dient een verrekening van meer- en minwerken opgemaakt te worden. Bij minwerken heeft de aannemer recht op een forfaitaire vergoeding van 10% van de vermindering [77](#page=77).
#### 4.3.5 Verrekeningen
Verrekeningen kunnen voortkomen uit wijzigingen voorzien in herzieningsclausules (bv. heffingen voor materiaalafvoer), aanvullende werken, onvoorzienbare omstandigheden aan de zijde van de aanbesteder, of wijzigingen in de opdrachtnemer (bv. herstructurering, overname) [78](#page=78).
### 4.4 Betalingen
#### 4.4.1 Schuldvorderingen
Betalingen verlopen via schuldvorderingen of vorderingsstaten. Voor kleine werken gebeurt de betaling in één keer. Bij grotere werken wordt een maandelijkse vorderingsstaat opgemaakt, beginnend met een nul-staat. De aanbestedende overheid controleert en keurt de staten goed voordat de aannemer een factuur kan opmaken [79](#page=79).
#### 4.4.2 Betalingstermijn
De start van de betalingstermijn en de betalingstermijn zelf worden gespecificeerd [80](#page=80) [81](#page=81).
#### 4.4.3 Verwijlinteresten
Indien de betalingstermijn wordt overschreden, is de aanbestedende overheid vertragingsrente (verwijlinteresten) verschuldigd. Het rentevoet is 8% per kalenderdag vertraging [82](#page=82).
### 4.5 Geschillen en sancties
#### 4.5.1 Klachten en verzoeken
Klachten en verzoeken kunnen zowel door de aanbestedende overheid als de aannemer worden ingediend bij vertraging of nadeel. Gevolgen hiervan kunnen zijn de herziening of verbreking van de overeenkomst, schadeloosstelling of verlenging van de uitvoeringstermijn [83](#page=83).
#### 4.5.2 Middelen van optreden aanbestedende overheid
De aanbestedende overheid kan verschillende middelen van optreden hanteren [84](#page=84):
* **Ingebrekestelling:** Dit is geen sanctie, maar een middel om dwang uit te oefenen [84](#page=84).
* **Boetes:** Voor laattijdige uitvoering, bestaande uit een forfaitaire vergoeding en eventueel schadevergoeding aan derden [84](#page=84).
* **Maatregelen van ambtswege:** Bij ernstige tekortkomingen kunnen deze leiden tot eenzijdige verbreking van de opdracht, uitvoering in eigen beheer, of overstap naar een andere aannemer (ten laste van de oorspronkelijke aannemer). Compensaties worden ingehouden op verschuldigde bedragen aan de aannemer. Ingebreke gebleven aannemers kunnen worden uitgesloten of gedegradeerd [84](#page=84).
### 4.6 Keuringen en opleveringen
#### 4.6.1 Keuringen
Keuringen dienen om te controleren of de uitgevoerde werken, leveringen, etc. voldoen aan de bestekvoorwaarden. Er zijn verschillende soorten keuringen, waaronder voorafgaande keuringen van producten voor verwerking, en a posteriori keuringen van specifieke prestatiecategorieën na uitvoering. Het bestek bepaalt de voorgeschreven keuringswijzen [85](#page=85).
#### 4.6.2 Opleveringen
Opleveringen markeren het einde van de opdracht, nadat controles, keuringen en proeven succesvol zijn doorstaan. Er zijn twee soorten opleveringen [86](#page=86):
* **Voorlopige oplevering (VO):** Na voltooiing van de prestaties [86](#page=86).
* **Definitieve oplevering (DO):** Na het verstrijken van de waarborgtermijn [86](#page=86).
Een voorlopige of definitieve oplevering kan worden geweigerd [86](#page=86).
#### 4.6.3 Opleveringen: Tijdsschema en fasering
Na de voorlopige oplevering beschikt de aanbestedende overheid (A.O.) over het volledige bouwwerk. Vóór de VO kan de A.O. over delen van bouwwerken beschikken mits een plaatsbeschrijving. Volledige of gedeeltelijke inbezitneming is niet gelijk aan de VO. Na inbezitneming hoeft de opdrachtgever beschadigingen die optreden niet te herstellen indien deze te wijten zijn aan het gebruik vóór de VO [87](#page=87).
Bij werken bedraagt het tijdschema voor de oplevering maximaal 15 kalenderdagen na einde werken of vraag tot VO om een proces-verbaal (PV) op te maken. De waarborgtermijn, meestal één jaar, hangt af van het type opdracht. 15 dagen voor het verstrijken van de waarborgtermijn wordt de definitieve oplevering gedaan. Bij de VO wordt het eerste deel van de waarborg vrijgegeven, en bij de DO het laatste deel [88](#page=88).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Overheidsopdracht | Een overeenkomst tussen een aanbestedende overheid en een derde partij (aannemer, leverancier, dienstverlener) voor de uitvoering van werken, leveringen van goederen of het verlenen van diensten. |
| Openbare procedure | Een aanbestedingsprocedure waarbij elke geïnteresseerde partij een offerte kan indienen, met als doel maximale concurrentie te waarborgen en de economisch meest voordelige offerte te selecteren. |
| Niet-openbare procedure | Een aanbestedingsprocedure in twee stappen, waarbij eerst kandidaten worden geselecteerd op basis van geschiktheidseisen, waarna de geselecteerde kandidaten een offerte kunnen indienen. |
| Concurrentiegerichte dialoog | Een procedure waarbij de aanbestedende overheid met geselecteerde kandidaten in dialoog treedt om oplossingen te ontwikkelen vooraleer offertes op te vragen. |
| Innovatiepartnerschap | Een procedure gericht op het ontwikkelen van innovatieve producten, diensten of werken die niet op de markt beschikbaar zijn, met een focus op onderzoek en ontwikkeling. |
| Onderhandelingsprocedure | Een procedure waarbij de aanbestedende overheid kandidaten selecteert en met hen onderhandelt over de voorwaarden van de opdracht, doorgaans voor lagere bedragen. |
| Bestek | Een document dat de technische, administratieve en commerciële voorwaarden van een overheidsopdracht gedetailleerd beschrijft, inclusief specificaties en eisen. |
| Offerte | Een document waarin een inschrijver zijn aanbod doet om een overheidsopdracht uit te voeren, conform de voorwaarden in het bestek. |
| Selectiecriteria | Eisen waaraan kandidaten of inschrijvers moeten voldoen om deel te mogen nemen aan een aanbestedingsprocedure of om in aanmerking te komen voor gunning. |
| Gunningcriteria | Criteria die worden gebruikt om de ingediende offertes te beoordelen en de economisch meest voordelige te selecteren, zoals prijs of prijs-kwaliteitverhouding. |
| Administratieve regelmatigheid | De mate waarin een offerte voldoet aan de formele en administratieve vereisten zoals gesteld in het bestek, zoals correcte indiening en volledige documentatie. |
| Technische regelmatigheid | De mate waarin een offerte voldoet aan de technische specificaties en eisen die in het bestek zijn vastgelegd voor de te leveren producten, werken of diensten. |
| Substantiële onregelmatigheid | Een afwijking in een offerte die zodanig ernstig is dat deze de concurrentie vervalst, een discriminerend voordeel oplevert, of de vergelijkbaarheid van offertes bemoeilijkt. Een substantiële onregelmatigheid leidt tot de nietigverklaring van de offerte. |
| Niet-substantiële onregelmatigheid | Een kleine onregelmatigheid in een offerte die geen invloed heeft op de concurrentie of de vergelijkbaarheid van offertes en die eventueel nog rechtgezet kan worden. |
| Relatieve onregelmatigheid | Een niet-substantiële onregelmatigheid waarbij de aanbestedende overheid de keuze heeft om de offerte te verwerpen of te aanvaarden, mits bepaalde voorwaarden voldaan zijn. |
| Economisch meest voordelige offerte | De offerte die niet enkel de laagste prijs biedt, maar ook de beste prijs-kwaliteitverhouding, rekening houdend met factoren zoals levenscycluskosten, milieueffecten en kwaliteit. |
| Standstill-periode (wachttermijn) | Een verplichte periode na de betekening van de gunningbeslissing, waarin de opdracht nog niet kan worden uitgevoerd, om eventuele rechtsmiddelen toe te laten. |
| Borgtocht | Een financiële garantie die de inschrijver dient te stellen om de correcte uitvoering van de opdracht te waarborgen, doorgaans een percentage van het gegunde bedrag. |
| Bevel van aanvang | Een officiële opdracht van de aanbestedende overheid aan de aannemer om te starten met de uitvoering van de werken, binnen een specifieke termijn na de sluiting van de opdracht. |
| Schorsing der werken | Een tijdelijke onderbreking van de uitvoering van de werken door de aanbestedende overheid, die kan leiden tot verlenging van de uitvoeringstermijn en mogelijke schadevergoeding. |
| Verrekeningen | Aanpassingen aan het oorspronkelijke contractbedrag als gevolg van meer- of minwerken, wijzigingen in de opdracht, of herzieningsclausules. |
| Geschillen | Conflicten die kunnen ontstaan tussen de aanbestedende overheid en de aannemer tijdens de uitvoering van de opdracht, die kunnen leiden tot herziening, verbreking, of schadevergoeding. |
| Sanctionering | Maatregelen die de aanbestedende overheid kan nemen bij tekortkomingen van de aannemer, zoals boetes, eenzijdige verbreking van de opdracht, of uitsluiting van toekomstige opdrachten. |
| Keuringen | Inspecties die worden uitgevoerd om na te gaan of de uitgevoerde werken, leveringen of diensten voldoen aan de specificaties en voorwaarden van het bestek. |
| Voorlopige oplevering (VO) | De fase na de voltooiing van de uitvoering van de prestaties, waarbij de werken formeel worden aanvaard, en de waarborgtermijn begint te lopen. |
| Definitieve oplevering (DO) | De fase na het verstrijken van de waarborgtermijn, waarbij de opdracht definitief wordt afgesloten en de laatste waarborg wordt vrijgegeven. |
Cover
20251203_Bezoek_UGent.pdf
Summary
# De Dienst van de Bestuursrechtscolleges (DBRC)
De Dienst van de Bestuursrechtscolleges (DBRC) is een koepelorganisatie die sinds 2014 de administratieve en inhoudelijke ondersteuning verzorgt voor vier Vlaamse bestuursrechtscolleges [4](#page=4) [5](#page=5).
### 1.1 Oprichting en doelstellingen
De DBRC werd opgericht in 2014. De voornaamste doelstellingen omvatten het stroomlijnen en uniformiseren van de werking van de afzonderlijke bestuursrechtscolleges. Dit moet leiden tot efficiëntiewinsten door de centralisering van middelen en personeel. Verder streeft de DBRC naar een eenvormige structuur en organisatie, alsook naar het uniformiseren van procedures. Het is belangrijk op te merken dat er geen sprake is van een eengemaakt Vlaams bestuursrechtscollege (VBRC) vanwege grondwettigheidsbezwaren [5](#page=5).
### 1.2 Organisatie en ondersteuning
De DBRC fungeert als een gemeenschappelijke ondersteunende dienst voor de vier Vlaamse bestuursrechtscolleges. Deze ondersteuning kan onderverdeeld worden in verschillende eenheden [49](#page=49) [4](#page=4).
#### 1.2.1 Juridische ondersteuning
Juridische ondersteuning wordt geboden door de units rechtspraakondersteuning en het coördinatie- en kennisbureau [51](#page=51).
#### 1.2.2 Algemene ondersteuning
De algemene ondersteuning wordt verzorgd door verschillende units [59](#page=59):
* **Omkadering:** Deze unit omvat HR, communicatie, beleidscoördinatie, en logistiek & hospitality [60](#page=60).
* **Financiën:** Financiële aspecten vallen eveneens onder de verantwoordelijkheid van deze unit [60](#page=60).
* **ICT en digitalisering:** Deze unit is gericht op het ondersteunen van de dagelijkse werking van de dienst en de rechtscolleges, alsook op het verbeteren van de te leveren diensten [61](#page=61).
> **Tip:** De focus op ICT en digitalisering binnen de DBRC indiceert het belang van moderne technologische oplossingen voor een efficiënte rechtspraak [61](#page=61).
### 1.3 Communicatie
Om op de hoogte te blijven van de activiteiten van de DBRC, kan men de volgende kanalen raadplegen:
* dbrc\_vlaanderen [63](#page=63).
* dienst-van-de-bestuursrechtscolleges [63](#page=63).
---
# Bevoegdheden en Procedures van de Bestuursrechtscolleges
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de bevoegdheden van verschillende bestuursrechtscolleges, de soorten beslissingen waarover zij oordelen, en de gedetailleerde procedures die worden gevolgd [2](#page=2).
### 2.1 Overzicht van de bestuursrechtscolleges
Verschillende colleges beoordelen beslissingen van administratieve overheden. De Raad van State (Afdeling Bestuursrechtspraak) heeft een algemene vernietigingsbevoegdheid voor rechtshandelingen van administratieve overheden [2](#page=2).
Regionale bestuursrechtscolleges, zoals de Vlaamse colleges, zijn opgericht met het doel specialisatie te bevorderen en de werklast van de Raad van State te verminderen. Tegen beslissingen van deze regionale colleges kan men een cassatieberoep instellen bij de Raad van State. Andere rechterlijke instanties kunnen eveneens betrokken zijn [2](#page=2).
#### 2.1.1 Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVB)
De RvVB behandelt beroepen tegen verschillende soorten beslissingen met betrekking tot omgevingsvergunningen, registratiebeslissingen, aktename van meldingen en onteigeningen. De bevoegdheid voor ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP's), stedenbouwkundige verordeningen en besluiten over complexe projecten werd echter vernietigd door het Grondwettelijk Hof [9](#page=9).
##### 2.1.1.1 Vergunningsprocedure en bevoegdheid RvVB
De procedure voor vergunningen kent een fase in eerste aanleg, waarbij de aanvraag wordt nagekeken op ontvankelijkheid en volledigheid, gevolgd door eventuele adviezen en een openbaar onderzoek, waarna de bevoegde overheid een beslissing neemt. Daarna kan een bestuurlijk beroep worden ingesteld binnen dertig dagen, mits er belang bij is en met inachtneming van vormvereisten. Dit beroep wordt nagekeken op ontvankelijkheid, gevolgd door eventuele adviezen en soms een bijkomend openbaar onderzoek, waarna opnieuw een beslissing door de bevoegde overheid wordt genomen. Deze beslissing, genomen in laatste aanleg, is aanvechtbaar bij de Raad [10](#page=10).
Per werkjaar behandelt de RvVB ongeveer 1100 zaken. Een standaard dossier heeft een doorlooptijd van ongeveer 11 maanden. Voor schorsingsprocedures bedraagt de doorlooptijd maximaal 4 maanden, en voor UDN-procedures (uiterst dringende noodzakelijkheid) is dit maximaal 8 dagen [11](#page=11).
#### 2.1.2 Handhavingscollege (HHC)
Het Handhavingscollege is bevoegd voor beroepen die ingesteld worden tegen beslissingen betreffende milieumisdrijven en -inbreuken, stedenbouwkundige misdrijven en -inbreuken, overtredingen inzake onroerend erfgoed, en inbreuken op de wetgeving over kleinhandelsactiviteiten. Een toekomstige uitbreiding van de bevoegdheid n.a.v. het kaderdecreet handhaving werd vernietigd door het Grondwettelijk Hof [18](#page=18).
##### 2.1.2.1 Exclusieve bestuurlijke geldboete
Bij een inbreuk (milieu/stedenbouw) die wordt vastgesteld door een toezichthouder, kan bestuurlijke handhaving leiden tot een bestuurlijke geldboete die door het HHC wordt opgelegd. De inbreuken waarvoor het HHC bevoegd is, zijn specifiek omschreven in de wetgeving: stedenbouw (6.2.2 VCRO), milieu (16.1.2 DABM + Handhavingsbesluit), en kleinhandel (artikel 18 decreet kleinhandelsactiviteiten). De maximale geldboetes bedragen 400.000 EUR voor stedenbouw en milieu, en 10.000 EUR voor kleinhandel [19](#page=19).
##### 2.1.2.2 Alternatieve bestuurlijke geldboete
Voor misdrijven (milieu/stedenbouw), vastgesteld in een proces-verbaal, kan het Openbaar Ministerie beslissen om geen strafrechtelijke vervolging in te stellen, waarna bestuurlijke handhaving kan volgen met een bestuurlijke geldboete door het HHC. De relevante misdrijven zijn opgesomd in artikel 6.2.1 VCRO en artikelen 16.6.1 tot 16.6.4 DABM. De maximale geldboete in dit geval bedraagt 2.000.000 EUR [20](#page=20).
Per werkjaar behandelt het HHC ongeveer 60 zaken. Een standaard dossier heeft een doorlooptijd van ongeveer 10 maanden [21](#page=21).
#### 2.1.3 Regionaal Stilzwijgende en Vertragingen Bestuursrechtscollege (RSTVB)
Het RSTVB is bevoegd voor beroepen tegen studievoortgangsbeslissingen uit het hoger onderwijs. Voorbeelden hiervan zijn examenbeslissingen, examentuchtbeslissingen, weigering tot inschrijving wegens ontoereikend leerkrediet, en erkenning van buitenlandse diploma's. Daarnaast behandelt het college verzoeken tot teruggave van leerkrediet wegens overmacht [26](#page=26).
Per werkjaar behandelt het RSTVB ongeveer 1000 zaken. Betwistingen over studievoortgang worden doorgaans binnen 4 maanden behandeld [27](#page=27).
#### 2.1.4 Raad voor Verkiezingsbetwistingen (RVERKB)
De RVERKB is bevoegd voor beroepen die ingesteld worden tegen beslissingen met betrekking tot lokale verkiezingen. Dit omvat de verkiezing van gemeente-, provincie- en stadsdistrictsraden, de verkiezing en benoeming van schepenen en leden van de deputatie, en verkiezingsuitgaven door kandidaten en lijsttrekkers. Ook schending van verkiesbaarheidsvoorwaarden en tussentijdse benoemingen vallen onder de bevoegdheid [31](#page=31).
De RVERKB behandelt ongeveer 50 zaken per legislatuur. De wettelijke behandelingstermijn bedraagt 35 of 40 dagen, met een gemiddelde doorlooptijd van 29 dagen [32](#page=32).
### 2.2 Rechtspleging bij de RvVB
De rechtspleging bij de RvVB omvat de volgende stappen: instellen van beroep, vooronderzoek, zitting en arrest [36](#page=36).
#### 2.2.1 Instellen van beroep
Een beroep wordt ingesteld middels een verzoekschrift, uitsluitend door belanghebbenden. Dit verzoekschrift moet tijdig, binnen 45 dagen, worden ingediend via beveiligde zending. Het verzoekschrift dient te voldoen aan vormvereisten en een rolrecht is vereist. Het moet argumenten (middelen) bevatten tegen de bestreden beslissing. Regelmatige inzending is mogelijk [37](#page=37).
Belanghebbenden die beroep kunnen instellen omvatten de aanvrager, het betrokken publiek, de lokale autoriteit van de adviesinstantie en het Departement Omgeving, en de Commissie voor Ruimtelijke Ordening (CBS) als adviesverlener [37](#page=37).
#### 2.2.2 Vooronderzoek
Tijdens het vooronderzoek worden de overheid (auteur bestreden beslissing of meldingsplichtige), de vergunninghouder, en belanghebbenden betrokken. De verzoekende partij wordt automatisch betrokken en kan reageren met een antwoordnota, waarbij deze fungeert als verwerende partij. De vergunninghouder kan eveneens reageren met een schriftelijke uiteenzetting en treedt op als tussenkomende partij van rechtswege. Belanghebbenden kunnen tussenkomen en reageren op de antwoordnota en schriftelijke uiteenzetting via een wederantwoordnota, wat de schriftelijke procedure afsluit [38](#page=38).
#### 2.2.3 Zitting en Arrest
De zitting kan plaatsvinden in een meervoudige kamer bij maatschappelijke relevantie, juridische complexiteit, of voor de eenheid van rechtspraak. De procedure is in beginsel schriftelijk, hoewel er een tendens is om het zittingsprincipe te keren. Partijen hoeven niet vertegenwoordigd te zijn door een advocaat, maar advocaten pleiten sinds maart 2024 met toga [39](#page=39).
Het arrest volgt na de zitting en is een gemotiveerde uitspraak. Er geldt een ordetermijn van 60 dagen voor het arrest. Het arrest omvat een uitspraak over de kosten van het geding en eventuele rechtsplegingsvergoeding [40](#page=40).
### 2.3 Bevoegdheid van de Raad (RvVB)
De RvVB heeft de bevoegdheid om onregelmatige beslissingen te vernietigen. De toetsingsbevoegdheid is marginaal, en ambtshalve middelen zijn mogelijk. In principe verleent de Raad zelf geen vergunningen of weigeringen, maar er is een beperkte substitutiebevoegdheid [41](#page=41).
Daarnaast beschikt de Raad over een schorsingsbevoegdheid, zowel voor gewone schorsing als voor schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid. De voorwaarden hiervoor zijn hoogdringendheid of uiterst dringende noodzaak, en het bestaan van een ernstig middel [41](#page=41).
### 2.4 Bijzondere rechtspleging bij de RvVB
Er zijn bijzondere procedures die kunnen worden toegepast:
1. **Beroep wordt geacht niet te zijn ingediend:** Dit gebeurt wanneer het verzoekschrift niet voldoet aan vormvereisten (bv. ondertekening, afschrift bestreden beslissing). Regularisatie is mogelijk. Indien niet, onvolledig of laattijdig geregulariseerd wordt, treedt een sanctie op [42](#page=42).
2. **Beroep is klaarblijkelijk onontvankelijk, doelloos of de Raad is onbevoegd:** Wanneer het verzoekschrift niet voldoet aan ontvankelijkheidsvereisten (bv. beveiligde zending, tijdig ingesteld, middelen). Regularisatie is hier niet mogelijk. Een vereenvoudigde procedure wordt opgestart waarbij de verzoekende partij een verantwoordingsnota kan indienen. De Raad kan het beroep onmiddellijk beëindigen zonder verdere rechtspleging [42](#page=42).
3. **Korte debatten:** Het verzoek wordt behandeld via korte, gelijktijdige notatermijnen met een daaropvolgende zitting, zonder verdere rechtspleging [43](#page=43).
4. **Versnelde rechtspleging:** Voortzetting van de rechtspleging na behandeling van een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid. Bij niet voortzetten (afstand van beroep of onmiddellijke vernietiging) treedt een sanctie op. Er is een mogelijkheid om gehoord te worden [43](#page=43).
### 2.5 Procedurele verschillen met andere rechts Colleges
Er zijn procedurele verschillen tussen de RvVB en andere colleges zoals het RSTVB, HHC en RVERKB [44](#page=44).
* **Tussenkomende partij:** Bij het RSTVB en het HHC is er momenteel geen tussenkomende partij, in tegenstelling tot de RvVB [44](#page=44).
* **Samenstelling college:** Het RSTVB bestaat uit een voorzitter en twee bijzitters, terwijl de RVERKB een college van 3 rechters telt [44](#page=44).
* **Schorsing:** Bij het RSTVB, de RVERKB en het HHC is er momenteel geen schorsing mogelijk, terwijl dit bij de RvVB wel het geval is [44](#page=44).
### 2.6 Bemiddeling
Bemiddeling kan plaatsvinden op gezamenlijk verzoek van de partijen of op vraag van de Raad, mits akkoord van alle partijen. De uitspraak over het beroep wordt uitgesteld, telkens maximaal 6 maanden. Een interne of externe bemiddelaar wordt aangeduid. Indien de bemiddeling slaagt, wordt het bemiddelingsakkoord bekrachtigd door de Raad of volgt er afstand van het beroep na een dadingsovereenkomst tussen de partijen. Indien de bemiddeling niet slaagt, wordt de vernietigingsprocedure verdergezet [45](#page=45).
---
# Cijfers en Statistieken
Dit hoofdstuk presenteert statistische gegevens over de instroom, uitstroom en lopende dossiers van verschillende rechtscolleges, met specifieke aandacht voor de doorlooptijden van standaarddossiers, schorsingsprocedures en UDN-procedures [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [21](#page=21) [22](#page=22) [27](#page=27) [28](#page=28) [32](#page=32).
### 3.1 Algemene cijfers rechtscolleges
De algemene instroom en einduitspraken voor rechtscolleges worden weergegeven over meerdere werkjaren [12](#page=12).
* **Instroom:** De instroom varieert door de jaren heen, met een piek van 1168 in werkjaar 2425 [12](#page=12).
* **Einduitspraken:** Het aantal einduitspraken volgt de instroom redelijk, met 1133 in werkjaar 2425 [12](#page=12).
#### 3.1.1 Lopende dossiers
De status van lopende dossiers geeft een beeld van de doorlooptijd en werkdruk [13](#page=13) [22](#page=22).
* **Rechtscolleges (algemeen):**
* Het aantal ingediende dossiers is significant, met 1168 in werkjaar 2425 [13](#page=13).
* Het aantal afgesloten dossiers varieert, maar stijgt ook, naar 940 in werkjaar 2425 [13](#page=13).
* Hierdoor is het aantal lopende dossiers gestegen naar 940 in werkjaar 2425 [13](#page=13).
* **Specifieke rechtscolleges:**
* Voor een specifiek rechtscollege bedroeg de instroom 95 dossiers in werkjaar 2425 [22](#page=22).
* Het aantal afgesloten dossiers was 18, wat resulteerde in 77 lopende dossiers [22](#page=22).
### 3.2 Doorlooptijden van procedures
De doorlooptijden voor verschillende soorten procedures variëren aanzienlijk [11](#page=11) [21](#page=21) [27](#page=27) [32](#page=32).
#### 3.2.1 Standaard dossier
* Voor algemene rechtscolleges bedraagt de doorlooptijd van een standaard dossier ongeveer 11 maanden [11](#page=11).
* Voor specifieke rechtscolleges bedraagt deze doorlooptijd ongeveer 10 maanden [21](#page=21).
#### 3.2.2 Schorsingsprocedure
Schorsingsprocedures hebben een kortere doorlooptijd dan standaarddossiers [11](#page=11).
* De doorlooptijd voor schorsingsprocedures is vastgesteld op maximaal 4 maanden [11](#page=11).
#### 3.2.3 UDN-procedure
UDN-procedures (Ongeval, Dood, Natuurramp) zijn de meest urgente procedures [11](#page=11).
* De doorlooptijd voor UDN-procedures is zeer kort, maximaal 8 dagen [11](#page=11).
#### 3.2.4 Studievoortgangsbetwisting
Specifiek voor studievoortgangsbetwistingen geldt een andere doorlooptijd [27](#page=27).
* De verwachte doorlooptijd voor deze dossiers is minder dan 4 maanden [27](#page=27).
* De uitstroom van deze zaken, opgesplitst in studievoortgang en leerkrediet, toont fluctuaties, met 860 zaken in 2024-2025 [28](#page=28).
#### 3.2.5 Wettelijke behandelingstermijn
Voor bepaalde procedures is een wettelijke behandelingstermijn vastgelegd [32](#page=32).
* Deze wettelijke termijn bedraagt 35 of 40 dagen [32](#page=32).
* De gemiddelde doorlooptijd in deze gevallen is 29 dagen [32](#page=32).
> **Tip:** Het is belangrijk om het onderscheid te maken tussen wettelijke maximumtermijnen en de daadwerkelijke gemiddelde doorlooptijden, aangezien deze laatste vaak korter zijn door efficiënte procedures.
> **Tip:** De cijfers over lopende dossiers zijn cruciaal voor het inschatten van de werkdruk en de effectiviteit van de rechtscolleges. Een stijgend aantal lopende dossiers kan wijzen op knelpunten in de afhandeling.
---
# Digitalisering en Innovatie
Dit hoofdstuk bespreekt de implementatie van het digitaliseringsbesluit en de impact daarvan op de digitale procesvoering bij de rechtscolleges, inclusief de gefaseerde inwerkingtreding en de wijzigingen in procedures en communicatie [46](#page=46) [47](#page=47) [48](#page=48).
### 4.1 Het digitaliseringsbesluit en de gefaseerde inwerkingtreding
Het digitaliseringsbesluit van 5 september 2025 geeft uitvoering aan het Digitaliseringsdecreet van 23 november 2023. Dit besluit leidt tot diverse ingrepen in het burgerlijk procesrecht om de praktische ingebruikname van het digitale platform en digitale procesvoering mogelijk te maken [46](#page=46).
De inwerkingtreding van het besluit verloopt gefaseerd per rechtscollege. Initieel geldt de digitale procesvoering enkel voor de Rechtbank van verbreking en het Hof van cassatie (RVVB en HHC), terwijl de Raad van State (RSTVB) en de rechtbanken van koophandel (RVERKB) later volgen. De inwerkingtreding is gepland voor 12 januari 2026. Dit geldt voor alle vorderingen die vanaf die datum worden ingediend, met uitzondering van aanvullende vorderingen bij een hoofdberoep dat reeds vóór deze datum was ingesteld [46](#page=46).
> **Tip:** De gefaseerde inwerkingtreding is cruciaal om de overgang soepel te laten verlopen en de continuïteit van de rechtspraak te waarborgen. Let goed op de specifieke invoeringsdata per rechtscollege [46](#page=46).
### 4.2 Concrete wijzigingen in procedures en communicatie
Het digitaliseringsbesluit introduceert diverse concrete wijzigingen in de procesvoering:
* **Uniformisering betaling rolrecht:** Het rolrecht dient nu te worden betaald bij het indienen van het verzoekschrift [47](#page=47).
* **Stuiting van proceduretermijnen:** Bij een bestuurlijke lus en bemiddeling worden proceduretermijnen gestuit in plaats van geschorst [47](#page=47).
* **Omkering zittingsprincipe:** Het zittingsprincipe kan op eenvoudig verzoek van een partij of de kamervoorzitter worden omgekeerd [47](#page=47).
* **Verplicht digitaal procederen:** Op straffe van onontvankelijkheid is digitaal procederen verplicht voor:
* Partijen die vertegenwoordigd worden door een advocaat [47](#page=47).
* Overheden [47](#page=47).
* Iedere partij die haar eerste processtuk digitaal indient (deze eerste keuze is definitief) [47](#page=47).
Het Grondwettelijk Hof heeft geoordeeld dat deze verplichtingen geen ongeoorloofde beperking vormen van de toegang tot de rechter (GwH 20 februari 2025, nr. 26/2025) noch een beperking van de uitoefening van het beroep van advocaat (GwH 20 februari 2025, nr. 29/2025) [47](#page=47).
* **Adreskeuze:** Er wordt slechts één adreskeuze gehanteerd in plaats van een woonplaatskeuze, en dit adres wordt niet langer vermeld in arresten [47](#page=47).
* **Vermoeden betekening door griffie:**
* Bij analoge betekening geldt het vermoeden van kennisname de werkdag na de poststempel van de aangetekende brief [48](#page=48).
* Bij digitale betekening geldt dit vermoeden de werkdag na de datum van verzending op het digitale platform [48](#page=48).
* **Inzage in dossier:** Dossiers kunnen worden ingezien via het Digitale Platform voor digitale partijen, of ter griffie [48](#page=48).
* **Vereenvoudigde benaming van nota's:** De benamingen van nota's zijn vereenvoudigd tot "antwoordnota" en "laatste nota" [48](#page=48).
> **Example:** Stel, een partij met een advocaat dient een vordering in na 12 januari 2026. Deze partij zal verplicht zijn om digitaal te procederen, omdat zij onder de categorie "partijen met advocaat" valt. Als deze partij echter haar eerste processtuk analoog zou indienen, zou haar eerste keuze om analoog te procederen definitief zijn, tenzij de wet anders bepaalt voor specifieke uitzonderingen [47](#page=47).
> **Tip:** Het is van essentieel belang om de regels rond de verplichte digitale procesvoering grondig te begrijpen, aangezien het negeren ervan kan leiden tot de onontvankelijkheid van de vordering [47](#page=47).
---
# Ondersteunende Diensten en Functies
Dit onderdeel beschrijft de essentiële ondersteunende diensten en functies die cruciaal zijn voor de effectieve werking van de bestuursrechtscolleges, met specifieke aandacht voor de rollen van referendarissen, griffiers en het Coördinatie- en Kennisbureau (CKB) [52](#page=52).
### 5.1 De rol van referendarissen
Referendarissen spelen een sleutelrol in de inhoudelijke voorbereiding en de afhandeling van dossiers binnen de bestuursrechtscolleges. Hun takenpakket omvat diverse cruciale werkzaamheden [52](#page=52):
#### 5.1.1 Voorbereiden en afwerken ontwerparresten
Referendarissen zijn primair verantwoordelijk voor het opstellen van ontwerparresten. Dit houdt in dat zij de juridische argumenten uitwerken, de relevante wet- en regelgeving analyseren en een conceptversie van de uitspraak formuleren. Na de zitting nemen zij het ontwerparrest ter hand om dit te controleren en bij te sturen, vaak in overleg met de bestuursrechters [54](#page=54) [58](#page=58).
#### 5.1.2 Screening van dossiers
Een belangrijk deel van hun werkzaamheden betreft het screenen van dossiers. Dit proces omvat het grondig doornemen van alle ingediende stukken, het identificeren van de kernvragen en het verzamelen van relevante jurisprudentie en juridische literatuur [54](#page=54).
#### 5.1.3 Taalnazicht van arresten
Naast de juridische inhoudelijke controle, voeren referendarissen ook een taalnazicht uit op de arresten. Dit waarborgt de helderheid, correctheid en consistentie van de taal in de uitspraken [54](#page=54).
#### 5.1.4 Opstellen van persberichten
In sommige gevallen zijn referendarissen ook betrokken bij het opstellen van persberichten. Dit is met name relevant bij uitspraken die maatschappelijk veel belang hebben en waarover de media en het publiek geïnformeerd moeten worden [54](#page=54).
> **Tip:** De rol van referendaris vereist een sterke analytische vaardigheid, juridische kennis en oog voor detail, evenals uitstekende schrijfvaardigheden.
### 5.2 De rol van griffiers
Griffiers leveren voornamelijk administratieve ondersteuning en faciliteren de communicatie en redactie binnen de rechtscolleges [52](#page=52) [53](#page=53).
#### 5.2.1 Administratieve voorbereiding en opvolging
Griffiers zijn belast met de administratieve taken rondom de dossiers. Dit omvat onder andere het registreren van beroepen, het versturen van stukken, het beheren van termijnen en het archiveren van documenten. Zij zorgen ervoor dat de procedurele stappen correct worden gevolgd [52](#page=52) [56](#page=56).
#### 5.2.2 Organisatie, communicatie en redactie
Binnen de griffie is er sprake van een duidelijke taakverdeling op het gebied van organisatie, communicatie en redactie. Griffiers coördineren de werkzaamheden, communiceren met partijen en zorgen voor de correcte redactie van procedurele documenten. Zij leiden ook de zitting, hoewel dit hoofdzakelijk plaatsvindt in schriftelijke procedures [53](#page=53) [58](#page=58).
> **Tip:** Griffiers fungeren als de spil in de organisatie van de procesgang en zijn essentieel voor een soepel verloop van de procedures.
### 5.3 Het Coördinatie- en Kennisbureau (CKB)
Het Coördinatie- en Kennisbureau (CKB) heeft een cruciale functie in het waarborgen van de eenheid van rechtspraak en het bevorderen van kennisdeling [55](#page=55).
#### 5.3.1 Waarborgen eenheid van rechtspraak (EVR)
Het CKB is primair gericht op het waarborgen van de eenheid van rechtspraak. Dit is van groot belang om gelijke gevallen gelijk te behandelen en rechtsonzekerheid te voorkomen. De eenheid wordt nagestreefd zowel binnen de afzonderlijke kamers van een rechtscollege als tussen de verschillende rechtscolleges onderling, zoals het RVVB, HHC, RSTVB en RVERKB. Het CKB screent ontwerparresten met het oog op deze eenheid [55](#page=55) [56](#page=56).
#### 5.3.2 Kennisdeling
Naast het waarborgen van de eenheid van rechtspraak, bevordert het CKB ook actief kennisdeling. Dit kan gebeuren via diverse kanalen, zoals het onderhouden van een 'Rechtspraaknavigator' interne publicaties, en het organiseren van bijeenkomsten [55](#page=55) [57](#page=57).
#### 5.3.3 Regelgeving en beleid
Het CKB houdt zich tevens bezig met regelgeving en beleid. Dit kan inhouden dat zij adviseren over wetsvoorstellen, beleidsnotities opstellen of zorgen voor de implementatie van nieuwe wetgeving binnen de rechtspraak [55](#page=55).
> **Tip:** De rol van het CKB is essentieel voor de kwaliteit en consistentie van de rechtspraak, waardoor het vertrouwen in de rechtsgang wordt versterkt.
### 5.4 Procesgang en de rol van ondersteunende diensten
De ondersteunende diensten zijn gedurende de gehele procesgang van een zaak betrokken. Vanaf het instellen van het beroep, via het vooronderzoek, de zitting, tot aan de uiteindelijke uitspraak [56](#page=56) [58](#page=58).
* **Instellen beroep:** Administratieve verwerking door griffiers [56](#page=56).
* **Vooronderzoek:** Dossiers worden gescreend, voorbereid en besproken met de referendaris [58](#page=58).
* **Zitting:** Griffier leidt de zitting (voornamelijk schriftelijke procedures) [58](#page=58).
* **Ontwerparrest:** Screening door het CKB ter waarborging van de eenheid van rechtspraak. Vervolgens wordt het ontwerparrest door de referendaris nagekeken en bijgestuurd [56](#page=56) [58](#page=58).
* **Uitspraak:** De uiteindelijke beslissing wordt genomen.
> **Example:** Wanneer een complexe juridische kwestie aan de orde komt, zal de referendaris een diepgaande analyse maken van de wetgeving en jurisprudentie. Het CKB zal vervolgens beoordelen of de voorgestelde uitspraak in lijn is met eerdere jurisprudentie van andere rechtbanken of hogere colleges, om zo de eenheid van rechtspraak te bewaren. De griffier zorgt ondertussen voor de correcte afhandeling van alle procedurele stappen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Bestuursrechtscollege | Een onafhankelijke rechterlijke instantie die zich buigt over geschillen met betrekking tot beslissingen genomen door bestuursinstanties. Deze colleges toetsen de rechtmatigheid van overheidsbeslissingen. |
| DBRC | Dienst van de Bestuursrechtscolleges; een koepelorganisatie die administratieve en inhoudelijke ondersteuning biedt aan vier Vlaamse bestuursrechtscolleges ter bevordering van efficiëntie en uniformiteit. |
| Raad van State (Afdeling Bestuursrechtspraak) | De hoogste administratieve rechtbank in België, die bevoegd is voor het vernietigen van rechtshandelingen van administratieve overheden en voor cassatieberoepen tegen uitspraken van lagere rechtscolleges. |
| Raad voor Vreemdelingenzaken (RVVB) | De rechtbank die bevoegd is voor geschillen inzake vreemdelingenrecht, zoals asielprocedures en verblijfsvergunningen. |
| Handhavingscollege (HHC) | Een bestuursrechtscollege dat bevoegd is voor beroepen tegen beslissingen met betrekking tot diverse overtredingen en misdrijven, waaronder milieumisdrijven, stedenbouwkundige misdrijven en inbreuken op onroerend erfgoed. |
| Registratiebeslissingen | Beslissingen die betrekking hebben op de registratie van bepaalde zaken of activiteiten, bijvoorbeeld in het kader van vergunningen of meldingen. |
| Aktename van meldingen | Het formeel registreren van een melding die door een burger of organisatie wordt gedaan bij een bestuursinstantie, wat vaak een voorwaarde is voor bepaalde activiteiten. |
| Omgevingsvergunning | Een vergunning die nodig is voor werken of handelingen met impact op de omgeving, zoals bouwen of bepaalde industriële activiteiten, en die de milieueffecten reguleert. |
| Vergunningsprocedure | Het volledige proces dat gevolgd moet worden om een vergunning te verkrijgen, inclusief de aanvraag, adviezen, openbaar onderzoek en de uiteindelijke beslissing van de bevoegde overheid. |
| Bestuurlijk beroep | Een rechtsmiddel dat kan worden ingesteld tegen een beslissing van een bestuursorgaan, waarbij een hoger bestuursorgaan de beslissing opnieuw beoordeelt. |
| Instroom | Het aantal zaken of aanvragen dat gedurende een bepaalde periode bij een rechtbank of bestuursinstantie wordt ingediend. |
| Einduitspraken | Het aantal zaken dat door een rechtbank of bestuursinstantie gedurende een bepaalde periode definitief wordt afgehandeld met een uitspraak. |
| Lopende dossiers | Zaken die aanhangig zijn bij een rechtbank of bestuursinstantie en nog niet definitief zijn afgerond. |
| Bestuurlijke strafrechter | Een instantie die binnen het bestuursrecht optreedt bij bepaalde overtredingen en misdrijven, en bevoegd is om administratieve geldboetes op te leggen. |
| Procureur des Konings | De openbare aanklager die namens de staat optreedt in strafzaken en in sommige gevallen ook betrokken is bij bestuurlijke handhaving. |
| Rechtspleging | Het geheel van regels en procedures dat van toepassing is op een juridische procedure voor een rechtbank of college. |
| Schorsing | De tijdelijke opschorting van de uitvoering van een beslissing, die kan worden gevraagd bij een bestuursrechtscollege in afwachting van een definitieve uitspraak. |
| UDN-procedure | Procedure voor Uiterst Dringende Noodzakelijkheid, een versnelde procedure bij de Raad van State om onomkeerbare schade te voorkomen. |
| Rolrecht | Een griffierecht dat betaald moet worden bij het aanhangig maken van een zaak bij een rechtbank of college. |
| Verzoekschrift | Een schriftelijk verzoek dat wordt ingediend bij een rechtbank of college om een procedure te starten of een bepaalde beslissing aan te vechten. |
| Belanghebbenden | Partijen die een direct en persoonlijk belang hebben bij de uitkomst van een juridische procedure of een bestuurlijke beslissing. |
| Tussenkomende partij | Een derde partij die zich voegt in een lopende procedure omdat deze een rechtstreeks belang heeft bij de uitkomst van het geschil. |
| Zitting | De formele bijeenkomst van een rechtbank of college waar de zaak mondeling wordt behandeld, hoewel in veel bestuursrechtelijke procedures de nadruk ligt op schriftelijke procedures. |
| Arrest | De definitieve uitspraak van een rechtbank of college in een zaak, die bindend is voor de partijen. |
| Marginaletoetsingsbevoegdheid | De bevoegdheid van een rechter om een bestreden beslissing te beoordelen op basis van de wettelijke voorschriften, zonder de discretionaire bevoegdheid van het bestuursorgaan volledig te vervangen. |
| Ambtshalve middelen | Juridische argumenten die de rechter zelf aanvoert om een beslissing te beoordelen, zonder dat deze door de partijen zijn ingebracht. |
| Substitutiebevoegdheid | De bevoegdheid van een rechter om een beslissing van een bestuursorgaan te vervangen door een eigen beslissing, wat in bestuursrechtelijke procedures beperkt is. |
| Griffier | Een ambtenaar van de rechtbank of het college die verantwoordelijk is voor de administratieve ondersteuning van de rechters, het bijhouden van de processtukken en het opmaken van de notulen van de zittingen. |
| Referendaris | Een juridisch specialist die de rechter(s) bijstaat bij de voorbereiding van de uitspraken, door onderzoek te doen, advies uit te brengen en concept-uitspraken op te stellen. |
| Coördinatie- en Kennisbureau (CKB) | Een afdeling binnen de DBRC die instaat voor de eenheid van rechtspraak, kennisdeling en de opvolging van regelgeving en beleid. |
| Eenheid van rechtspraak (EVR) | Het principe dat gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden en dat er consistentie moet zijn in de interpretatie en toepassing van de wet door verschillende rechtbanken en kamers. |
| Bemiddeling | Een alternatieve geschillenoplossingsmethode waarbij een neutrale derde partij, de bemiddelaar, de partijen helpt om tot een minnelijke schikking te komen. |
| Digitaliseringsdecreet | Een wetgevend besluit dat de digitalisering van de overheidsprocessen, inclusief die van de rechtspraak, regelt. |
| Digitale procesvoering | Het voeren van juridische procedures met behulp van digitale middelen, zoals online indiening van stukken en digitale communicatie tussen partijen en de rechtbank. |
Cover
2025 26 Lesslides BBR 649 - 667 Hfst 14.pdf
Summary
# De organisatie van de openbare dienst
Dit deel van het bestuursrecht beschrijft de structuur en werking van openbare diensten, inclusief centralisatie, deconcentratie en decentralisatie.
### 1.1 Wat is de openbare dienst?
De openbare dienst is een essentieel onderdeel van het bestuursrecht, dat de regels voor de werking van het overheidsbestuur en de uitvoerende macht omvat. Het bestudeert de organisatie en werking van openbare diensten die worden opgezet door de overheid om in collectieve behoeften te voorzien, onder haar controle en met behulp van bestuursmiddelen. Er is ook controle op het bestuur zelf [3](#page=3).
> **Tip:** Beschouw de openbare dienst als het instrument waarmee de overheid haar taken uitvoert en burgers bedient.
### 1.2 Vormen van organisatie van de openbare dienst
Er zijn drie hoofdvormen van organisatie van de openbare dienst: centralisatie, deconcentratie en decentralisatie [3](#page=3).
#### 1.2.1 Centralisatie
Centralisatie houdt in dat de openbare diensten worden georganiseerd door de Staat, de gemeenschappen of de gewesten en hun directe diensten [4](#page=4).
* **Voorbeelden:** Federale overheidsdiensten (zoals FOD Justitie, FOD Binnenlandse Zaken) en ministeries van de Vlaamse Gemeenschap zijn gecentraliseerde diensten [4](#page=4).
#### 1.2.2 Deconcentratie
Deconcentratie betreft de delegatie van bevoegdheden aan gedeconcentreerde diensten die weliswaar aan het centraal bestuur verbonden blijven en hiërarchisch onderworpen zijn [4](#page=4).
* **Intern:** Dit kan een delegatie van beslissingsbevoegdheid zijn binnen een entiteit, bijvoorbeeld aan een secretaris-generaal van een Federale Overheidsdienst (FOD) [4](#page=4).
* **Extern:** Deconcentratie kan ook ruimtelijk van aard zijn, zoals de ontvangst- en controlekantoren van FOD Financiën [4](#page=4).
> **Tip:** Bij deconcentratie verhuist de bevoegdheid niet naar een zelfstandige entiteit, maar wordt deze binnen de bestaande hiërarchie naar een lager of ander niveau binnen dezelfde organisatie overgedragen.
#### 1.2.3 Decentralisatie
Decentralisatie verleent zelfstandige beslissingsbevoegdheid aan gedecentraliseerde rechtspersonen. Deze rechtspersonen werken autonoom, maar wel onder het toezicht van het centraal bestuur [5](#page=5).
* **Territoriaal:** Dit omvat de organisatie van openbare diensten op regionaal of lokaal niveau, zoals provincies en gemeenten [5](#page=5).
* **Functioneel:** Dit betreft de organisatie van specifieke taken door gespecialiseerde entiteiten, zoals parastatalen en agentschappen [5](#page=5).
##### 1.2.3.1 Administratief toezicht bij decentralisatie
Bij decentralisatie oefent het centraal bestuur administratief toezicht uit op de gedecentraliseerde entiteiten. Dit toezicht kan gericht zijn op [5](#page=5):
* **Wettigheidstoezicht:** Controle of de beslissingen van de gedecentraliseerde entiteit in overeenstemming zijn met de wet [5](#page=5).
* **Opportuniteitstoezicht:** Controle of de beslissingen van de gedecentraliseerde entiteit in overeenstemming zijn met het algemeen belang [5](#page=5).
Dit toezicht kan verschillende vormen aannemen:
* **Negatief toezicht:** Meestal in de vorm van vernietiging van beslissingen [5](#page=5).
* **Preventief toezicht:** Vereist soms machtiging van hogere overheid voordat een beslissing effectief wordt [5](#page=5).
* **Positief toezicht:** In uitzonderlijke gevallen kan er sprake zijn van dwangvoogdij, waarbij de hogere overheid zelf ingrijpt [5](#page=5).
---
# Bestuursmiddelen
Dit onderwerp behandelt de diverse middelen die het bestuur inzet om haar taken uit te voeren, waaronder personeel, goederen en specifieke handelingen zoals overheidscontracten en eenzijdige bestuurshandelingen [7](#page=7) [8](#page=8) [9](#page=9).
### 2.1 Personeel
Het personeel vormt een essentieel bestuursmiddel. Dit omvat onder meer ambtenaren. Binnen het statutair personeel kan men onderscheid maken tussen personeel met een statuut dat bepaald is bij Koninklijk Besluit of regeringsbesluit. Daarnaast wordt er in toenemende mate gebruik gemaakt van contractuele personeelsleden [7](#page=7).
### 2.2 Goederen
Goederen zijn eveneens een belangrijk middel voor het bestuur. Dit kan zowel betrekking hebben op goederen die behoren tot het openbaar domein als tot het privaat domein. Bestuursmiddelen in de vorm van goederen kunnen ook ingezet worden door middel van onteigening. Specifieke domeinen waar goederen een cruciale rol spelen, zijn ruimtelijke ordening en stedenbouw, evenals de aanleg en het onderhoud van wegen en waterwegen. Publieke erfdienstbaarheden vallen ook onder de bestuursmiddelen die via goederen worden uitgeoefend [7](#page=7).
### 2.3 Handelingen
Naast personeel en goederen, zet het bestuur ook diverse handelingen in als bestuursmiddel. Deze handelingen kunnen worden onderverdeeld in overheidscontracten en eenzijdige bestuurshandelingen [8](#page=8) [9](#page=9).
#### 2.3.1 Overheidscontracten
Overheidscontracten zijn een vorm van bestuursmiddelen. De totstandkoming ervan is gereglementeerd, onder meer door de wetgeving op de overheidsopdrachten [8](#page=8).
#### 2.3.2 Eenzijdige bestuurshandelingen of imperiumhandelingen
Eenzijdige bestuurshandelingen, ook wel imperiumhandelingen genoemd, vormen een belangrijke categorie van bestuursmiddelen. Deze handelingen kenmerken zich door hun verbindend karakter, mede door het zogenaamde 'privilège du préalable'. Dit houdt in dat er een vermoeden van rechtmatigheid bestaat totdat het tegendeel wordt bewezen. Tegen deze handelingen kan gestreden worden via een niet-schorsend beroep bij de Raad van State, hoewel deze raad wel over een schorsingsbevoegdheid kan beschikken [8](#page=8) [9](#page=9).
Daarnaast zijn eenzijdige bestuurshandelingen uitvoerbaar, wat het 'privilège de l’exécution d‘office' wordt genoemd. Bestuursbeslissingen zijn hierdoor onmiddellijk uitvoerbaar en dienen vrijwillig nageleefd te worden, zonder dat daarvoor een gerechtelijke veroordeling nodig is. In sommige gevallen kan de overheid zelfs zonder tussenkomst van de rechter overgaan tot gedwongen uitvoering van haar beslissingen [9](#page=9).
Binnen de eenzijdige bestuurshandelingen onderscheidt men twee subcategorieën:
* **Verordeningen**: Dit zijn normatieve beslissingen die een ondergeschikte normatieve bevoegdheid uitoefenen en beschouwd worden als wetten in materiële zin [8](#page=8).
* **Beschikkingen**: Dit zijn eenzijdige rechtshandelingen die individuele rechtsgevolgen hebben. Beschikkingen kunnen verder worden onderverdeeld in [8](#page=8):
* **Constitutieve beschikkingen**: Deze doen rechten ontstaan na de uitoefening van de beoordelingsvrijheid door het bestuur, zoals bij de toekenning van een bouwvergunning [8](#page=8).
* **Declaratieve beschikkingen**: Deze erkennen, na onderzoek en na verificatie of aan bepaalde voorwaarden is voldaan, een recht dat rechtstreeks uit de wet voortvloeit, zoals de erkenning van een vluchteling [8](#page=8).
---
# Rechtsbescherming tegen de overheid
Rechtsbescherming tegen de overheid omvat de diverse mechanismen die burgers ter beschikking staan om beslissingen van overheidsinstanties aan te vechten, variërend van politieke tot rechterlijke beroepsmogelijkheden.
### 3.1 Controle en beroepsmogelijkheden
#### 3.1.1 Politieke en bestuurlijke controle
De eerste lijn van controle tegen beslissingen van de overheid is zowel politiek als bestuurlijk van aard [11](#page=11).
##### 3.1.1.1 Politieke controle
* **Politieke verantwoordelijkheid**: Uitvoerende organen zijn politiek verantwoordelijk tegenover verkozen organen. Dit principe houdt in dat zij rekenschap dienen af te leggen aan bijvoorbeeld het parlement [11](#page=11).
* **Praktische beperkingen**: In de praktijk werkt deze vorm van controle niet altijd even effectief [11](#page=11).
##### 3.1.1.2 Bestuurlijke controle
Bestuurlijke controle houdt in dat men zich wendt tot de overheid zelf om een nadelige beslissing te laten herzien. Er kunnen verschillende vormen onderscheiden worden [11](#page=11):
* **Willig beroep**: Dit is een beroep dat wordt ingesteld bij de overheid die de oorspronkelijke beslissing heeft genomen [11](#page=11).
* **Hiërarchisch beroep**: Hierbij wordt beroep ingesteld bij de hiërarchisch hogere van het orgaan dat de beslissing heeft genomen [11](#page=11).
* **Administratief toezicht**: Dit betreft een beroep dat wordt ingesteld bij de toezichthoudende overheid [11](#page=11).
* **Georganiseerd bestuurlijk beroep**: Dit is een door de wetgever specifiek georganiseerd beroep, dat verplicht moet worden uitgeoefend alvorens een beroep op de rechter mogelijk is [11](#page=11).
#### 3.1.2 Rechterlijke controle
Rechterlijke controle biedt een belangrijk vangnet wanneer politieke en bestuurlijke middelen ontoereikend zijn. Deze controle kan zowel door de rechterlijke macht als door specifieke bestuursrechtelijke rechtscolleges worden uitgeoefend [12](#page=12) [13](#page=13).
##### 3.1.2.1 Controle door de rechterlijke macht
* **Burgerrechtelijke aansprakelijkheid wegens onrechtmatige bestuursdaad**:
* Het **Flandria-arrest** uit 1920 legde de basis voor de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de overheid op grond van onrechtmatige daad, gebaseerd op het toenmalige artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek (nu artikel 6.5 BW) [12](#page=12).
* Deze aansprakelijkheid kan voortvloeien uit de miskenning van een wet die een bepaald gedrag voorschrijft, of uit de schending van de algemene zorgvuldigheidsplicht [12](#page=12).
* Artikel 6.6 BW voorziet erin dat bij de beoordeling van de zorgvuldigheidsplicht rekening moet worden gehouden met de beginselen van goed bestuur en goede organisatie [12](#page=12).
* Toepassingen van dit principe omvatten algemeen beheer (zoals in het Wegverkeerstekenarrest), verordenend optreden (zoals in het Koepokkenarrest), schending van politieke rechten (zoals bij ontslag van een ambtenaar, arrest Cuvelier), en overheidsverzuim bij het uitvaardigen van verordeningen of het niet uitvoeren van wetten (Postontvangersarrest) [12](#page=12).
* **Una via selecta**: Sinds de invoering van artikel 11bis van de Wet op de Raad van State, is het ook mogelijk om schadevergoeding te vorderen tot herstel voor de Raad van State in het kader van een vernietigingsberoep, wat het principe van "una via selecta" (één enkele weg) weerspiegelt [12](#page=12).
* **Exceptie van onwettigheid**: Artikel 159 van de Grondwet bepaalt dat elke rechter incidenteel de wettigheid kan toetsen van de bestuurshandelingen die op hem van toepassing zijn. Dit betekent dat een rechter, bij het beslechten van een zaak, kan vaststellen of een betrokken bestuurshandeling wel wettig is, zonder deze zelf te vernietigen, maar enkel met het oog op de toepassing ervan in het concrete geschil [13](#page=13).
##### 3.1.2.2 Controle door bestuursrechtelijke rechtscolleges
* **Objectief contentieux**: Bestuursrechtelijke rechtscolleges, zoals de Raad van State (tenzij een specifiek bestuurlijk rechtscollege bevoegd is), behandelen geschillen die verband houden met het publiekrecht en de uitoefening van overheidsgezag. Deze rechtscolleges toetsen of de beslissingen van de overheid rechtmatig zijn [13](#page=13).
* **Politieke subjectieve rechten**: Hoewel niet expliciet uitgewerkt in de verstrekte tekst, refereert dit concept aan de rechten die burgers kunnen laten gelden tegen de overheid en die door bestuursrechtelijke rechtscolleges kunnen worden getoetst [13](#page=13).
---
# Beginselen van behoorlijk bestuur
Dit onderdeel verkent de fundamentele principes die het overheidsoptreden sturen, zoals het legaliteitsbeginsel, rechtszekerheid en de beginselen van behoorlijk bestuur zelf [15](#page=15) [16](#page=16) [17](#page=17) [18](#page=18).
### 4.1 Het legaliteitsbeginsel
Het legaliteitsbeginsel stelt dat alle bestuurlijke beslissingen moeten berusten op een wettelijke grondslag. Dit beginsel is nauw verbonden met het principe van de rechtsstaat en de normenhiërarchie [15](#page=15).
#### 4.1.1 Bevoegdheidsvereiste
Er moet duidelijk worden aangegeven op basis van welke wettelijke grondslag er wordt gehandeld [15](#page=15).
#### 4.1.2 Conformiteitsvereiste
Elke bestuurlijke beslissing moet de hogere rechtsregel inhoudelijk respecteren en mag er niet mee in strijd zijn [15](#page=15).
### 4.2 Het rechtszekerheidsbeginsel
Dit beginsel houdt in dat bestuurlijke beslissingen en de gevolgen ervan voorspelbaar moeten zijn [16](#page=16).
#### 4.2.1 Toepassingen van rechtszekerheid
* **Patere legem quem ipse fecisti**: Het bestuur moet zich aan eigen algemene regels houden bij het nemen van individuele beslissingen [16](#page=16).
* **Vertrouwensbeginsel**: Wanneer het bestuur door zijn houding bepaalde wettelijke verwachtingen wekt en burgers hun gedrag daarop afstemmen, mag het bestuur het gewekte vertrouwen niet beschamen. Dit beginsel kan echter niet contra legem worden ingeroepen [16](#page=16).
* **Verbod op intrekking**: Een onwettige beslissing waaraan burgers een subjectief recht ontlenen, kan in beginsel niet door het bestuur worden ingetrokken wanneer de onwettigheid aan het bestuur zelf is te wijten. Hierbij haalt rechtszekerheid het op legaliteit [16](#page=16).
### 4.3 De beginselen van behoorlijk bestuur
Deze beginselen hebben tot doel willekeur en onzorgvuldig overheidsoptreden te voorkomen [17](#page=17) [18](#page=18).
#### 4.3.1 Motiveringsplicht
Een bestuursbeslissing moet steunen op motieven in rechte en in feite [17](#page=17).
* **Materiële motivering**: De rechtsgeldige motieven die blijken uit het administratieve dossier [17](#page=17).
* **Formele motivering**: Beschikkingen moeten bovendien ook formeel of uitdrukkelijk worden gemotiveerd, wat betekent dat de motieven uit de beslissing zelf moeten blijken [17](#page=17).
#### 4.3.2 Zorgvuldigheidsbeginsel
Dit vereist dat alle gegevens en inlichtingen die nodig zijn voor een correcte beslissing, worden verzameld. Dit omvat onder meer de hoorplicht en de rechten van verdediging in tuchtzaken. Deze gegevens moeten vervolgens zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen [17](#page=17).
#### 4.3.3 Onpartijdigheidsbeginsel
Een persoon die deel uitmaakt van een overheidsorgaan, mag geen beslissing nemen waarbij deze persoon partij is of een direct persoonlijk belang heeft dat de objectieve besluitvorming belemmert [18](#page=18).
#### 4.3.4 Redelijkheidsbeginsel
Een bestuurshandeling mag niet kennelijk onredelijk zijn. Dit betekent dat de beslissing niet zodanig mag zijn dat geen enkel redelijk denkende en zorgvuldig handelende overheidspersoon, geplaatst in dezelfde omstandigheden, deze redelijkerwijze zou nemen [18](#page=18).
> **Tip:** De beginselen van behoorlijk bestuur dienen als vangnet om onrechtvaardige of onredelijke overheidsbeslissingen te voorkomen, ook al zouden deze formeel aan wettelijke vereisten voldoen. Ze dragen bij aan het vertrouwen van burgers in het bestuur.
---
# Wetten van de openbare dienst
Dit onderwerp behandelt de fundamentele beginselen die ten grondslag liggen aan de organisatie en werking van de openbare dienst, namelijk het wijzigingsbeginsel, het continuïteitsbeginsel en het beginsel van de benuttigingsgelijkheid [19](#page=19).
### 14.4.4.1 Het wijzigingsbeginsel
Het wijzigingsbeginsel stelt dat de openbare dienst te allen tijde aangepast kan worden aan veranderende collectieve behoeften. Dit betekent dat de overheid eenzijdige wijzigingen kan doorvoeren in de arbeidsvoorwaarden van ambtenaren, concessies kan intrekken, of nieuwe taakomschrijvingen kan geven. Dit beginsel waarborgt de flexibiliteit van de overheid om in te spelen op maatschappelijke veranderingen en nieuwe eisen [19](#page=19).
### 14.4.4.2 Het continuïteitsbeginsel
Het continuïteitsbeginsel vereist dat de openbare dienst ononderbroken moet kunnen functioneren. Om dit te garanderen, zijn er verschillende juridische mechanismen ontwikkeld. Hieronder vallen de theorie van de feitelijke ambtenaar of noodambtenaar, het opeisingsrecht, en de beperkte beslagbaarheid van overheidsgoederen, zoals geregeld in artikel 1412 bis van het Gerechtelijk Wetboek. Deze regelingen voorkomen dat essentiële publieke diensten stilvallen door bijvoorbeeld stakingen of financiële problemen [19](#page=19).
> **Tip:** Het continuïteitsbeginsel is cruciaal voor de stabiliteit en betrouwbaarheid van overheidsinstanties, waardoor burgers steeds op essentiële diensten kunnen rekenen.
### 14.4.4.3 Het beginsel van de benuttigingsgelijkheid
Het beginsel van de benuttigingsgelijkheid houdt in dat burgers door het bestuur op voet van gelijkheid behandeld moeten worden. Dit principe komt bijvoorbeeld tot uiting bij de toekenning van overheidsopdrachten, waar transparantie en non-discriminatie essentieel zijn. Het verzekert dat alle burgers, bedrijven of organisaties die in aanmerking komen voor een bepaalde overheidsdienst of opdracht, gelijke kansen krijgen [19](#page=19).
> **Example:** Bij de aanbesteding van een openbare werken, moet het bestuur ervoor zorgen dat alle potentiële aannemers dezelfde informatie ontvangen en op dezelfde voorwaarden kunnen inschrijven, zonder enige vorm van bevoordeling of benadeling.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Bestuursrecht | Het rechtsgebied dat de organisatie en werking van de uitvoerende macht regelt, inclusief de relatie met burgers en de controle op het bestuur. |
| Openbare dienst | Een organisme dat door de overheid is opgericht om in een collectieve behoefte te voorzien en opereert onder het toezicht van de overheid. |
| Centralisatie | Een organisatievorm waarbij de bevoegdheden en beslissingen grotendeels geconcentreerd zijn bij het centrale bestuur. |
| Deconcentratie | Het delegeren van bevoegdheden aan gedecentraliseerde diensten die nog steeds hiërarchisch verbonden zijn met het centraal bestuur. |
| Decentralisatie | Het toekennen van zelfstandige beslissingsbevoegdheid aan rechtspersonen die autonoom opereren, weliswaar onder toezicht van het centraal bestuur. |
| Territoriale decentralisatie | Decentralisatie die betrekking heeft op geografische eenheden, zoals provincies en gemeenten, die eigen bestuursbevoegdheden hebben. |
| Functionele decentralisatie | Decentralisatie die gericht is op specifieke taken of sectoren, vaak uitgeoefend door parastatalen of agentschappen. |
| Administratief toezicht | Het proces waarbij een hogere overheidsinstantie de wettigheid en/of opportuniteit van beslissingen van een lagere instantie controleert. |
| Bestuursmiddelen | De instrumenten die het bestuur gebruikt om zijn taken uit te voeren, zoals personeel, goederen en bestuurshandelingen. |
| Overheidscontracten | Overeenkomsten die worden gesloten door de overheid, onderworpen aan specifieke wetgeving inzake overheidsopdrachten. |
| Eenzijdige bestuurshandelingen (Imperiumhandelingen) | Rechtshandelingen van het bestuur die eenzijdig rechtsgevolgen creëren, zoals verordeningen en beschikkingen. |
| Verordeningen | Regels die door het bestuur worden uitgevaardigd met een ondergeschikte normatieve bevoegdheid; wetten in materiële zin. |
| Beschikkingen | Eenzijdige rechtshandelingen van het bestuur met individuele rechtsgevolgen, die rechten kunnen doen ontstaan of erkennen. |
| Privilège du préalable | Het vermoeden van rechtmatigheid van bestuurshandelingen totdat het tegendeel is bewezen, waardoor ze verbindend zijn. |
| Privilège de l’exécution d’office | Het recht van het bestuur om zijn beslissingen onmiddellijk uitvoerbaar te laten zijn, zonder noodzakelijk eerst een rechterlijke veroordeling te moeten verkrijgen. |
| Politieke controle | De controle op het bestuurlijke optreden door politiek verantwoording af te leggen aan verkozen organen. |
| Bestuurlijke controle | Een vorm van controle waarbij burgers een beroep kunnen doen op het bestuur zelf om een beslissing te herzien. |
| Rechterlijke controle | De controle op het bestuurlijke optreden door de rechterlijke macht of gespecialiseerde bestuurlijke rechtscolleges. |
| Burgerrechtelijke aansprakelijkheid | De aansprakelijkheid van de overheid voor schade veroorzaakt door onrechtmatige daden, gebaseerd op algemene rechtsbeginselen zoals art. 1382 oud BW. |
| Exceptie van onwettigheid | Een middel waarbij een rechter de wettigheid van een bestuurshandeling incidenteel toetst die van toepassing zou zijn in een zaak. |
| Legaliteitsbeginsel | Het principe dat alle bestuurlijke beslissingen moeten berusten op een wettelijke grondslag en in overeenstemming moeten zijn met hogere rechtsregels. |
| Rechtszekerheidsbeginsel | Het principe dat bestuurlijke beslissingen en de gevolgen ervan voorspelbaar moeten zijn voor burgers, en dat vertrouwen gewekt mag worden. |
| Vertrouwensbeginsel | Het beginsel dat inhoudt dat een burger die op basis van het handelen van het bestuur bepaalde verwachtingen heeft ontwikkeld, niet zomaar teleurgesteld mag worden door het bestuur. |
| Beginselen van behoorlijk bestuur | Algemene beginselen die willekeur en onzorgvuldigheid in het overheidsoptreden moeten voorkomen, zoals motiveringsplicht, zorgvuldigheid, onpartijdigheid en redelijkheid. |
| Motiveringsplicht | De verplichting van het bestuur om de redenen (juridisch en feitelijk) voor een beslissing duidelijk te maken. |
| Zorgvuldigheidsbeginsel | De plicht van het bestuur om alle relevante gegevens te verzamelen en af te wegen voor een correcte beslissing, inclusief het horen van partijen. |
| Onpartijdigheidsbeginsel | Het principe dat overheidsorganen geen beslissingen mogen nemen waarbij zij partijdig zijn of een persoonlijk belang hebben. |
| Redelijkheidsbeginsel | Het principe dat bestuurshandelingen niet kennelijk onredelijk mogen zijn; ze moeten passen binnen wat een redelijk denkende ambtenaar onder vergelijkbare omstandigheden zou doen. |
| Wijzigingsbeginsel | Het principe dat de openbare dienst aangepast kan worden aan veranderende maatschappelijke behoeften. |
| Continuïteitsbeginsel | Het principe dat de openbare dienst ononderbroken moet kunnen functioneren, zelfs in crisissituaties. |
| Beginsel van de benuttigingsgelijkheid | Het principe dat burgers door het bestuur op voet van gelijkheid behandeld moeten worden, bijvoorbeeld bij de toekenning van overheidsopdrachten. |
Cover
2) RSZ en bijdragen.pptx
Summary
# RSZ-bijdragen en hun berekening
RSZ-bijdragen en hun berekening
Dit onderwerp focust op de berekening van de RSZ-bijdragen, zowel die van de werkgever als de werknemer, en de factoren die deze bijdragen beïnvloeden.
## 1. Algemene principes van RSZ-bijdragen
De RSZ-bijdragen worden procentueel berekend op het niet-geplafonneerde brutoloon. De bijdragen zijn ten laste van zowel de werkgever (patronaal) als de werknemer. Enkel de werkgever is verantwoordelijk voor de betaling van deze bijdragen. De omvang van de bijdragen is afhankelijk van het loon en de toepasselijke bijdragevoeten.
## 2. Berekening van de RSZ-bijdragen
### 2.1 Het loonbegrip voor RSZ-bijdragen
Het loonbegrip voor de RSZ-bijdragen is cruciaal, aangezien dit de basis vormt voor de berekening van de sociale bijdragen.
#### 2.1.1 Loonbegrip in het arbeidsrecht (algemeen)
Er bestaat geen wettelijke definitie van "loon" in het algemeen arbeidsrecht. Het loonbegrip is ontwikkeld door rechtspraak en rechtsleer en wordt beschouwd als de tegenprestatie voor de arbeid verricht in uitvoering van de arbeidsovereenkomst. Hieruit volgt dat betalingen n.a.v. schorsing of beëindiging van de arbeidsovereenkomst, vergoedingen n.a.v. persoonlijke of familiale gebeurtenissen, of vergoedingen die geen "tegenprestatie" zijn, geen loon zijn. Soms wordt het loonbegrip ruimer geïnterpreteerd en omvat het, naast het lopende loon, ook alle voordelen die krachtens de arbeidsovereenkomst verworven zijn, met uitzondering van kosten eigen aan de werkgever en vrijgevigheden.
#### 2.1.2 Loonbegrip in de Loonbeschermingswet
De Loonbeschermingswet bevat wel een definitie van loon. Dit omvat loon in geld, fooien of bedieningsgeld, en in geld waardeerbare voordelen waarop de werknemer "recht" heeft "ingevolge zijn dienstbetrekking" en "ten laste van de werkgever". Bepaalde elementen zijn echter uitgesloten, zoals vakantiegeld, aanvullende vergoedingen bij arbeidsongevallen of beroepsziekten, aanvullende voordelen sociale zekerheid en betalingen n.k.v. wetten op werknemersparticipatie.
#### 2.1.3 Loonbegrip in de sociale zekerheid
Voor de sociale zekerheid is het loon de berekeningsbasis voor de sociale bijdragen. De basisprincipes hiervoor zijn vastgelegd in de RSZ-Wet van 27 juni 1969 en de Algemene Beginselenwet van 29 juni 1981. Er is geen eigen definitie van het loonbegrip in de sociale zekerheid; er wordt verwezen naar art. 2 van de Loonbeschermingswet.
Het vertrekpunt is het loon volgens de Loonbeschermingswet. Echter, een RSZ-besluit voorziet afwijkingen op dit loonbegrip. Zo wordt bijvoorbeeld enkel vakantiegeld wel onderworpen aan RSZ, terwijl dubbel vakantiegeld niet onderworpen is maar wel een bijzondere werknemersbijdrage vereist.
Er zijn ook vrijstellingen of beperkingen, vaak onder strikte voorwaarden of met uitzonderingen. Hieronder vallen onder andere:
* Terugbetaling van verplaatsingskosten
* Kosten eigen aan de werkgever
* Maaltijdcheques
* Sport- en cultuurcheques
* Geschenken en geschenkcheques n.a.v. welbepaalde gelegenheden (Sinterklaas, Kerstmis, Nieuwjaar, huwelijk, pensionering)
* Ecocheques
* Vakbondspremie
* Fietsvergoeding
Liberaliteiten (loutere giften of vrijgevigheden uit genegenheid of sympathie) worden volgens het Hof van Cassatie niet als loon beschouwd, mits aan specifieke voorwaarden wordt voldaan: spontane toekenning door de werkgever n.a.v. een bijzondere gebeurtenis, geen traditie in de onderneming, geen recht voor de werknemer, en geen rechtstreeks verband met de dienstbetrekking.
### 2.2 Bijdragevoeten en toepassingen
De bijdragevoeten voor RSZ-bijdragen variëren.
* **Werknemersbijdrage:** Bedraagt in principe 13,07%. Dit percentage kan echter worden verminderd door de werkbonus voor werknemers met een laag loon.
* **Werkgeversbijdrage (patronale bijdrage):** Bedraagt na de taxshift 25%.
Naast de algemene bijdragen zijn er ook enkele bijzondere bijdragen aan de Sociale Zekerheid (SZ):
**Ten laste van werknemers:**
* Bijdrage van 13,07% op dubbel vakantiegeld.
* Solidariteitsbijdrage op winstdeelname (13,07%).
* Bijzondere bijdrage voor de Sociale Zekerheid (BBSZ), afhankelijk van het jaarlijkse belastbare gezinsinkomen.
* Voor studentenarbeid geldt een bijdrage van 2,71%.
**Ten laste van werkgevers:**
* Bijdrage op extralegale pensioenen (8,86%).
* Bijdrage op brugpensioenen (Decava).
* Bijdrage op privégebruik van bedrijfswagens (CO2-bijdrage).
* Voor studentenarbeid geldt een bijdrage van 5,42%.
Er zijn ook bijdragen aan Fondsen voor Bestaanszekerheid, die bovenop de RSZ-bijdragen komen. Bovendien zijn er RSZ-bijdrageverminderingen, zoals Vlaamse doelgroepverminderingen.
### 2.3 Berekening op brutoloon
De bijdragen worden berekend op het brutoloon. Hierbij geldt een verschil tussen bedienden en arbeiders:
* **Bedienden:** De bijdragen worden berekend op 100% van het brutoloon.
* **Arbeiders:** De bijdragen worden berekend op 108% van het brutoloon. Dit hogere percentage houdt onder andere rekening met het vakantiegeld.
## 3. Van bruto naar netto: stappenplan loonafrekening
De omzetting van bruto naar netto loon omvat verschillende stappen:
1. **Bepalen brutoloon:**
* **Bedienden:** Vast maandloon. Bij onvolledige prestaties wordt het maandloon pro rata berekend (maandloon x aantal bezoldigde dagen / maximum aantal dagen van de maand in het betreffende arbeidsstelsel).
* **Arbeiders:** Vast uurloon. Het brutomaandloon wordt berekend door het uurloon te vermenigvuldigen met het aantal uren in die maand.
2. **Verwerken van voordelen in natura:** Voordelen zoals een gsm, bedrijfswagen of internetverbinding kunnen onderworpen zijn aan RSZ en/of bedrijfsvoorheffing (BV).
* Indien onderworpen aan beide: brutoloon verhogen met de waarde van het voordeel, RSZ en BV berekenen op dit verhoogde brutoloon, en vervolgens de waarde van het voordeel aftrekken vóór de netto uitbetaling.
* Indien enkel onderworpen aan BV: belastbaar loon verhogen met de waarde van het voordeel, BV berekenen op dit verhoogde loon, en de waarde van het voordeel aftrekken vóór de netto uitbetaling.
3. **Inhouden werknemersbijdrage:** Dit bedraagt 13,07%. Bij bedienden wordt dit ingehouden op 100% van het maandloon, bij arbeiders op 108%.
4. **Vermindering met werkbonus:** Voor werknemers met een laag loon wordt een forfaitair bedrag afgetrokken dat vermindert naarmate het loon stijgt.
5. **Inhouden bedrijfsvoorheffing (BV):** Dit is een complex proces dat de berekening van het brutojaarinkomen, forfaitaire beroepskosten, basisbelasting (rekening houdend met gezinssituatie), verminderingen voor kinderen ten laste, en bijkomende verminderingen omvat. De maandelijkse BV wordt berekend door de basisjaarbelasting te delen door 12.
6. **Inhouden Bijzondere Bijdrage voor de Sociale Zekerheid (BBSZ):** Afhankelijk van het jaarlijks belastbare gezinsinkomen. Dit is een voorschot dat definitief wordt afgerekend bij de belastingheffing.
7. **Aftrekken van voordelen in natura:** Voordelen die onderworpen waren aan RSZ en/of BV worden hier afgetrokken.
8. **Diversen in plus:** Voordelen betaald door de werkgever die vrij zijn van RSZ en BV, zoals kosten eigen aan de werkgever, worden bij het nettoloon geteld.
9. **Diversen in min:** Inhoudingen die de werkgever mag verrichten op het nettoloon, zoals betaalde voorschotten, werknemersbijdragen voor maaltijdcheques en groepsverzekering, schadevergoedingen en geldboetes (beperkt tot 1/5 van het nettoloon na aftrek van sociale en fiscale inhoudingen).
## 4. Werkgeversverplichtingen en RSZ
Werkgevers hebben diverse verplichtingen met betrekking tot de RSZ:
* **Aansluiting bij de RSZ:** Dit gebeurt via de onlinedienst Wide (Werkgever IDentificatie /ion Employeur) vóór de aanwerving, waarna een RSZ-identificatienummer wordt toegekend.
* **DIMONA-aangifte:** Dit staat voor "Déclaration Immédiate – Onmiddellijke Aangifte". Het is een verplichte "indienstmelding" vóór de werknemer effectief start en een "uitdienstmelding" ten laatste de eerstvolgende werkdag na het einde van de contractuele band. Dit gebeurt steeds elektronisch.
* **DmfA-kwartaalaangifte:** De "Déclaration Multifonctionnelle – Multifunctionele Aangifte" dient om de RSZ-bijdragen te bepalen. Loon- en prestatiegegevens van alle werknemers worden in één keer en volledig elektronisch doorgegeven. Dit moet elk kwartaal gebeuren en vaak wordt hierbij bijstand verleend door een sociaal secretariaat.
* **Betalen van RSZ-bijdragen:** Het tijdstip en de frequentie van betaling zijn afhankelijk van het totale bedrag aan RSZ-bijdragen in het tweede voorafgaande kwartaal (K-2).
* < 4000 euro: Kwartaalbetaling, uiterlijk de laatste dag van de maand volgend op het kwartaal.
* > 4000 euro: Maandelijkse voorschotten, met een saldobetaling uiterlijk de laatste dag van de maand volgend op het kwartaal.
* Uiterlijk op 30 april moet de jaarbijdrage van 10,27% op de lonen van het voorgaande jaar worden betaald voor het vakantiegeld van de arbeiders.
## 5. Kruispuntbank Sociale Zekerheid en Handvest Sociaal Verzekerde
De Kruispuntbank Sociale Zekerheid (KSZ) beheert het Handvest Sociaal Verzekerde, dat tot doel heeft de sociaal verzekerde beter te beschermen door middel van vijf doelstellingen: rechtszekerheid, toegankelijkheid, doorzichtigheid, snelheid en vereenvoudiging van administratieve verplichtingen. Het handvest is van toepassing op elke persoon en instelling van de sociale zekerheid.
### 5.1 Verplichtingen van SZ-instellingen
SZ-instellingen hebben de volgende verplichtingen:
* **Verstrekken van inlichtingen:** Kosteloos, binnen 30 dagen, nauwkeurig en compleet, en alle "dienstige" inlichtingen betreffende rechten en plichten.
* **Melden van dossiernummer en beherende dienst.**
* **Verstrekken van raad:** Volgens het principe van de polyvalentie van het verzoek, in begrijpelijke taal.
* **Tijdige kennisgeving van gemotiveerde beslissingen** met vermelding van beroepsmogelijkheden.
* **Tijdige behandeling van aanvragen** met een minimale beroepstermijn van 3 maanden na kennisgeving van de beslissing.
> **Tip:** Het begrijpen van het loonbegrip is essentieel voor zowel de correcte berekening van RSZ-bijdragen als de bedrijfsvoorheffing. Besteed extra aandacht aan de specifieke definities en uitzonderingen.
> **Example:** Een werknemer verdient 2000 euro bruto per maand. Als bediende wordt op dit volledige bedrag 13,07% werknemersbijdrage ingehouden. Als arbeider wordt de bijdrage berekend op 108% van het brutoloon, dus op 2160 euro.
---
# Werkgeversverplichtingen inzake RSZ
Oké, hier is de studiehandleiding voor "Werkgeversverplichtingen inzake RSZ", gebaseerd op de verstrekte informatie.
## 2. Werkgeversverplichtingen inzake RSZ
Dit gedeelte belicht de diverse verplichtingen die werkgevers hebben met betrekking tot de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ), van aansluiting tot de betaling van bijdragen.
### 2.1 Overzicht van de werkgeversverplichtingen
Werkgevers hebben een reeks wettelijke verplichtingen met betrekking tot de RSZ, die essentieel zijn voor een correcte afhandeling van sociale zekerheidsbijdragen. Deze verplichtingen omvatten:
* Aansluiting bij de RSZ als werkgever.
* Het verrichten van een DIMONA-aangifte bij elke nieuwe aanwerving.
* Het indienen van de DmfA-kwartaalaangifte.
* Het doen van een aangifte van sociaal risico (ASR).
* Het tijdig betalen van de verschuldigde RSZ-bijdragen.
### 2.2 Aansluiting bij de RSZ als werkgever
Voordat een werkgever personeel kan aanwerven, is het verplicht om zich aan te sluiten bij de RSZ. Dit proces verloopt via de online dienst Wide (Werkgever Identificatie/Identification Employeur). Na deze aansluiting wordt een uniek RSZ-identificatienummer toegekend aan de werkgever.
### 2.3 DIMONA-aangifte
De DIMONA-aangifte staat voor "Déclaration Immédiate – Onmiddellijke Aangifte". Dit is een verplichte melding die de indiensttreding van een werknemer registreert.
* **Verplichting:** Moet gebeuren *voordat* de werknemer effectief zijn werkzaamheden aanvangt.
* **Uitdienstmelding:** Moet uiterlijk de eerstvolgende werkdag na de beëindiging van de contractuele band worden gedaan.
* **Indiening:** De aangifte gebeurt steeds elektronisch via verschillende kanalen:
* De portaalsite van de RSZ (interactief).
* Een systeem van bestandsoverdracht (voor grote volumes).
* Via smartphone of tablet (specifiek voor bijvoorbeeld gelegenheidswerkers in land- en tuinbouw en de horeca).
### 2.4 DmfA-kwartaalaangifte
De DmfA staat voor "Déclaration Multifonctionnelle – Multifunctionele Aangifte". Het doel van deze aangifte is het vaststellen van het bedrag aan RSZ-bijdragen dat de werkgever voor zijn personeel dient te betalen.
* **Inhoud:** Bevat loon- en prestatiegegevens van alle werknemers.
* **Indiening:** Moet volledig elektronisch en multifunctioneel worden ingediend (dit omvat ook de doorsturing van gegevens voor bijvoorbeeld de Vlaamse Jobbonus).
* **Frequentie:** De aangifte dient elk kwartaal te worden ingediend.
* **Praktijk:** In de meeste gevallen wordt dit uitbesteed aan een sociaal secretariaat.
### 2.5 Betaling van RSZ-bijdragen
De timing en frequentie van de betaling van RSZ-bijdragen zijn afhankelijk van het totale bedrag aan RSZ-bijdragen dat in het tweede voorafgaande kwartaal (K-2) werd berekend.
* **Totale RSZ-bijdragen < 4000 euro (in K-2):**
* Betaling per kwartaal.
* Uiterste betaaldatum: de laatste dag van de maand die volgt op het betreffende kwartaal.
* **Jaarbijdrage vakantiegeld arbeiders:** Uiterlijk op 30 april moet de jaarbijdrage van 10,27% op de lonen van het voorgaande jaar voor het vakantiegeld van de arbeiders worden betaald.
* **Totale RSZ-bijdragen > 4000 euro (in K-2):**
* Betaling van maandelijkse voorschotten.
* Uiterste betaaldatum voor het saldo: de laatste dag van de maand die volgt op het kwartaal.
* **Jaarbijdrage vakantiegeld arbeiders:** Uiterlijk op 30 april moet de jaarbijdrage van 10,27% op de lonen van het voorgaande jaar voor het vakantiegeld van de arbeiders worden betaald.
#### 2.5.1 Betaling van de jaarbijdrage op dubbel vakantiegeld
De jaarbijdrage van 10,27% op de lonen van het voorgaande jaar, specifiek voor het vakantiegeld van arbeiders, moet uiterlijk op 30 april worden betaald. Dit geldt zowel voor werkgevers die per kwartaal of per maand betalen.
### 2.6 Aangifte sociaal risico (ASR)
De aangifte sociaal risico (ASR) is een andere verplichting die werkgevers moeten nakomen, hoewel de precieze inhoud ervan buiten het strikte toepassingsgebied van dit overzicht valt.
### 2.7 Loonbegrip voor de RSZ
Het loonbegrip is cruciaal voor de berekening van de RSZ-bijdragen. De RSZ verwijst hiervoor naar de Loonbeschermingswet van 1965 en het RSZ-besluit van 28 november 1969.
* **Algemeen loonbegrip (arbeidsrecht):** Loon wordt beschouwd als de tegenprestatie voor de arbeid die in uitvoering van de arbeidsovereenkomst wordt verricht. Dit omvat ook alle voordelen die krachtens de arbeidsovereenkomst zijn verworven, behalve kosten eigen aan de werkgever en loutere vrijgevigheden.
* **Loonbegrip (Loonbeschermingswet):** Definieert loon als geldelijke betalingen, fooien, en in geld waardeerbare voordelen waarop de werknemer "recht" heeft "ingevolge zijn dienstbetrekking" en "ten laste van de werkgever". Vakantiegeld en aanvullende vergoedingen bij ongevallen/ziekten zijn expliciet uitgesloten van deze definitie.
* **Loonbegrip (sociale zekerheid):** De RSZ hanteert als vertrekpunt het loonbegrip van de Loonbeschermingswet, maar kent hierop belangrijke afwijkingen en uitbreidingen. Enkel vakantiegeld is bijvoorbeeld wel onderworpen aan bijdragen, terwijl dubbel vakantiegeld niet onderworpen is aan de RSZ-bijdragen, maar wel aan een bijzondere werknemersbijdrage.
* **Vrijstellingen/beperkingen:** Bepaalde voordelen zijn, vaak onder strikte voorwaarden, vrijgesteld of beperkt voor de RSZ. Dit omvat onder andere:
* Terugbetaling van verplaatsingskosten.
* Kosten eigen aan de werkgever.
* Maaltijdcheques.
* Sport- en cultuurcheques.
* Geschenken en geschenkcheques bij specifieke gelegenheden.
* Ecocheques.
* Vakbondspremie.
* Fietsvergoeding.
#### 2.7.1 Bruto-loonberekening voor arbeiders en bedienden
De berekening van het brutoloon waarop de RSZ-bijdragen worden toegepast, verschilt tussen bedienden en arbeiders:
* **Bedienden:** De bijdragen worden berekend op 100% van het brutoloon.
* **Arbeiders:** De bijdragen worden berekend op 108% van het brutoloon. Dit hogere percentage houdt onder meer rekening met de betaling van vakantiegeld.
#### 2.7.2 Berekening van de RSZ-bijdragen
De RSZ-bijdragen worden procentueel berekend op het niet-geplafonneerde brutoloon. Ze zijn onderverdeeld in bijdragen ten laste van de werkgever (patronaal) en de werknemer.
* **Werknemersbijdrage:** Bedraagt 13,07%, maar kan verminderd worden door de werkbonus bij werknemers met een laag loon.
* **Werkgeversbijdrage (patronale bijdrage):** Bedraagt 25% (na de taxshift). Dit is een globaal percentage, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de kwartaalbijdrage (5,57%) en de jaarbijdrage (10,27%).
#### 2.7.3 Bijzondere bijdragen
Naast de algemene RSZ-bijdragen zijn er ook enkele bijzondere bijdragen:
* **Ten laste van werknemers:**
* 13,07% op dubbel vakantiegeld.
* Solidariteitsbijdrage op winstdeelname (13,07%).
* Bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid (BBSZ).
* Studentenarbeid: 2,71%.
* **Ten laste van werkgevers:**
* Bijdrage op extralegale pensioenen (8,86%).
* Bijdrage op brugpensioenen (Decava).
* Bijdrage op privégebruik van bedrijfswagens (CO2-bijdrage).
* Studentenarbeid: 5,42%.
#### 2.7.4 Fondsen voor Bestaanszekerheid
Werkgevers dienen ook extra werkgeversbijdragen te betalen aan diverse Fondsen voor Bestaanszekerheid. Een specifieke lijst van deze fondsen is beschikbaar.
### 2.8 RSZ-bijdrageverminderingen
Werkgevers kunnen in aanmerking komen voor RSZ-bijdrageverminderingen, zoals de Vlaamse doelgroepverminderingen. Deze verminderingen hebben als doel de tewerkstelling van bepaalde groepen te stimuleren.
### 2.9 Handvest Sociaal Verzekerde
Het Handvest Sociaal Verzekerde beoogt een betere bescherming van de sociaal verzekerde door vijf doelstellingen te realiseren: rechtszekerheid, toegankelijkheid, doorzichtigheid, snelheid en vereenvoudiging van administratieve verplichtingen. Dit handvest is van toepassing op elke persoon en instelling van de sociale zekerheid.
### 2.10 Verplichtingen van Sociale Zekerheidsinstellingen
Sociale zekerheidsinstellingen, waaronder de RSZ, hebben de volgende verplichtingen ten aanzien van sociaal verzekerden:
* **Verstrekken van inlichtingen:** Kosteloos en binnen 30 dagen, zowel uit eigen beweging als na verzoek. De inlichtingen moeten dienstig, nauwkeurig en volledig zijn.
* **Verstrekken van raad:** In begrijpelijke taal, met een tijdige kennisgeving van gemotiveerde beslissingen en vermelding van beroepsmogelijkheden en -termijnen. De aanvraag moet tijdig worden behandeld, met een minimale beroepstermijn van 3 maanden na kennisgeving van de beslissing.
### 2.11 Van bruto naar netto: stappenplan voor de werkgever
Het omzetten van de brutoloonkost naar het nettoloon voor de werknemer omvat een reeks stappen:
1. **Bepalen brutoloon:**
* **Bedienden:** Vast maandloon, eventueel aangepast voor onvolledige prestaties.
* **Arbeiders:** Vast uurloon, omgezet naar een brutomaandloon.
2. **Voordelen in natura:** Beoordelen of deze onderworpen zijn aan RSZ en/of bedrijfsvoorheffing (BV). Indien onderworpen aan beide, wordt het brutoloon verhoogd met de waarde van het voordeel, waarna RSZ en BV berekend worden op dit verhoogde loon. De waarde van het voordeel wordt dan afgetrokken van het nettoloon.
3. **Inhouden werknemersbijdrage:** 13,07% op het brutoloon (100% voor bedienden, 108% voor arbeiders).
4. **Werkbonus:** Vermindering van RSZ-bijdrage voor werknemers met een laag loon.
5. **Inhouden bedrijfsvoorheffing (BV):** Wordt berekend op het belastbaar inkomen na aftrek van forfaitaire beroepskosten en eventuele verminderingen (kinderen ten laste, overuren, groepsverzekering).
6. **Inhouden Bijzondere Bijdrage voor de Sociale Zekerheid (BBSZ):** Afhankelijk van het jaarlijkse belastbare gezinsinkomen. De definitieve afrekening gebeurt bij de belastingheffing.
7. **Aftrekken voordelen in natura:** Die onderworpen waren aan RSZ en/of BV.
8. **Diversen in plus:** Voordelen betaald door de werkgever die vrij zijn van RSZ en BV (bv. kosten eigen aan de werkgever) worden bij het nettoloon opgeteld.
9. **Diversen in min:** Inhoudingen die de werkgever mag verrichten op het nettoloon, zoals betaalde voorschotten, schadevergoedingen en geldboetes (beperkt tot 1/5 van het nettoloon na sociale en fiscale inhoudingen).
---
# Loonbegrip in het arbeidsrecht en sociale zekerheid
Dit deel behandelt het concept "loon" vanuit de invalshoeken van het algemeen arbeidsrecht, de Loonbeschermingswet en de sociale zekerheid, inclusief de specifieke interpretaties en aanpassingen door de RSZ.
## 3.1 Algemene principes van het loonbegrip
### 3.1.1 Loonbegrip in het algemeen arbeidsrecht
In het algemeen arbeidsrecht bestaat er geen specifieke wettelijke definitie van "loon". Het begrip is ontwikkeld door rechtspraak en rechtsleer.
* **Essentie van loon:** Loon wordt beschouwd als de tegenprestatie voor de arbeid die wordt verricht in uitvoering van de arbeidsovereenkomst.
* **Wat is geen loon:**
* Betalingen die plaatsvinden naar aanleiding van de schorsing of beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
* Vergoedingen die worden toegekend n.a.v. persoonlijke of familiale gebeurtenissen.
* Vergoedingen die verband houden met de arbeidsverhouding, maar die geen "tegenprestatie" vormen voor de arbeid.
* Uitkeringen in het kader van werknemersparticipatie.
* **Ruimer begrip:** Soms wordt het loonbegrip ruimer geïnterpreteerd en omvat het niet alleen het lopende loon, maar ook alle voordelen die krachtens de arbeidsovereenkomst zijn verworven. Hierbij worden kosten die eigen zijn aan de werkgever en zuivere vrijgevigheden uitgesloten.
### 3.1.2 Loonbegrip in de Loonbeschermingswet
De Loonbeschermingswet bevat wel een definitie van loon.
* **Definitie:** Loon is gedefinieerd als:
* Loon in geld.
* Fooien of bedieningsgeld.
* In geld waardeerbare voordelen waarop de werknemer "recht" heeft "ingevolge zijn dienstbetrekking" en die "ten laste van de werkgever" vallen.
* **Uitsluitingen:** De Loonbeschermingswet sluit expliciet bepaalde elementen uit van het loonbegrip:
* Vakantiegeld.
* Aanvullende vergoedingen bij arbeidsongevallen of beroepsziekten.
* Aanvullende voordelen van sociale zekerheid.
* Betalingen in het kader van de Wet op werknemersparticipatie.
### 3.1.3 Loonbegrip in de sociale zekerheid
Het loonbegrip is van cruciaal belang in de sociale zekerheid omdat het de berekeningsbasis vormt voor de sociale bijdragen. Deze bijdragen vormen de inkomsten van het sociale zekerheidssysteem.
* **Wettelijk kader:** De basisprincipes zijn vastgelegd in de RSZ-Wet van 27 juni 1969 en de Algemene Beginselenwet van 29 juni 1981.
* **Geen eigen definitie:** De sociale zekerheidswetgeving bevat geen eigen specifieke definitie van loon.
* **Verwijzing:** Er wordt verwezen naar het loonbegrip zoals vastgesteld in de Loonbeschermingswet.
* **RSZ-aanpassingen:** Het RSZ-besluit van 28 november 1969 voorziet echter in afwijkingen en aanpassingen aan dit loonbegrip.
* **Uitbreidingen:** Sommige posten die onder de Loonbeschermingswet niet als loon werden beschouwd, worden voor de sociale zekerheid wel als zodanig behandeld. Bijvoorbeeld:
* Enkel vakantiegeld is onderworpen aan sociale bijdragen.
* Dubbel vakantiegeld is niet onderworpen aan sociale bijdragen, maar wel aan een bijzondere werknemersbijdrage.
* **Vrijstellingen/beperkingen:** Andere elementen kunnen, vaak onder strikte voorwaarden of met uitzonderingen, vrijgesteld zijn van sociale bijdragen. Dit omvat onder andere:
* Terugbetaling van verplaatsingskosten.
* Kosten eigen aan de werkgever.
* Maaltijdcheques.
* Sport- en cultuurcheques.
* Geschenken en geschenkcheques (vrijgevigheden) n.a.v. bepaalde gelegenheden zoals Sint-
Sinterklaas, Kerstmis, Nieuwjaar, huwelijk, pensionering.
* Ecocheques.
* Vakbondspremie.
* Fietsvergoeding.
* **Liberaliteiten:** Volgens het Hof van Cassatie worden zuivere liberaliteiten (loutere giften uit genegenheid of sympathie) niet als loon beschouwd waarop RSZ-bijdragen verschuldigd zijn, mits aan specifieke voorwaarden wordt voldaan:
* Spontane toekenning door de werkgever.
* N.a.v. een bijzondere gebeurtenis (in de onderneming of het persoonlijke leven van de werknemer).
* Er is geen traditie op dat vlak in de onderneming.
* De werknemer kan er geen enkel recht op uitoefenen.
* Er is geen rechtstreeks verband met de dienstbetrekking.
## 3.2 Berekening van RSZ-bijdragen
De RSZ-bijdragen worden procentueel berekend op het brutoloon.
### 3.2.1 Bijdragen ten laste van werkgever en werknemer
* **Werkgever:** De patronale bijdrage bedraagt (na tax-shift) 25%.
* **Werknemer:** De werknemersbijdrage bedraagt 13,07%, met mogelijke vermindering door de werkbonus. Specifieke bijdragen omvatten:
* Werkloosheid (0,87%)
* Pensioen (7,5%)
* Ziekte- en invaliditeitsverzekering (ZIV) (4,7%)
### 3.2.2 Berekeningsbasis van het brutoloon
De berekening van de RSZ-bijdragen is afhankelijk van het loon. De RSZ beschouwt als "brutoloon" wat is bepaald in artikel 2 van de Loonbeschermingswet van 1965, met mogelijke beperkingen en verruimingen door het RSZ-besluit van 28 november 1969.
* **Bedienden:** De bijdragen worden berekend op 100% van het brutoloon.
* **Arbeiders:** De bijdragen worden berekend op 108% van het brutoloon. Dit is deels vanwege het vakantiegeld dat de werkgever voor arbeiders uitbetaalt.
### 3.2.3 Overzicht van bijdragen en bijzondere bijdragen
* **Basisbijdragen:**
* Werknemersbijdrage: 13,07% (exclusief werkbonus)
* Werkgeversbijdrage (patronale bijdrage): 25% (na tax-shift)
* **Bijzondere bijdragen (ten laste van werknemers):**
* 13,07% op dubbel vakantiegeld.
* Solidariteitsbijdrage op winstdeelname (13,07%).
* Bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid (BBSZ), afhankelijk van het jaarlijkse belastbare gezinsinkomen.
* Studentenarbeid: 2,71%.
* **Bijzondere bijdragen (ten laste van werkgevers):**
* Op extralegale pensioenen: 8,86%.
* Op brugpensioenen (Decava).
* Op privégebruik van bedrijfswagens (CO2-bijdrage).
* Studentenarbeid: 5,42%.
* **Overige bijdragen:**
* Fondsen voor Bestaanszekerheid: extra werkgeversbijdragen.
* RSZ-bijdrageverminderingen (bv. Vlaamse doelgroepverminderingen).
## 3.3 Werkgeversverplichtingen met betrekking tot de RSZ
Werkgevers hebben diverse wettelijke verplichtingen met betrekking tot de RSZ.
### 3.3.1 Aansluiting bij de RSZ
Werkgevers moeten zich aansluiten bij de RSZ vóór de aanwerving van personeel. Dit gebeurt via de online dienst Wide (Werkgever Identificatie / Identificatie Employeur), waarbij een RSZ-identificatienummer wordt toegekend.
### 3.3.2 DIMONA-aangifte
De DIMONA-aangifte (Déclaration Immédiate - Onmiddellijke Aangifte) is een verplichte "indienstmelding" die moet gebeuren vóór de werknemer effectief begint te werken. Een "uitdienstmelding" moet ten laatste de eerstvolgende werkdag na het einde van de contractuele band gebeuren. Deze aangifte kan elektronisch gebeuren via de portaalsite van de RSZ, bestandsoverdracht, of via smartphone/tablet voor specifieke sectoren zoals de horeca en de land- en tuinbouw.
### 3.3.3 DmfA-kwartaalaangifte
De DmfA-aangifte (Déclaration Multifonctionnelle - Multifunctionele Aangifte) is een kwartaalaangifte die dient om het verschuldigde bedrag aan RSZ-bijdragen vast te stellen. Alle loon- en prestatiegegevens van werknemers worden in één keer elektronisch doorgegeven. Vaak wordt hiervoor de bijstand ingeroepen van een sociaal secretariaat.
### 3.3.4 Betaling van RSZ-bijdragen
De frequentie en het tijdstip van betaling hangen af van het totale bedrag aan RSZ-bijdragen in het tweede voorafgaande kwartaal (K-2):
* **Minder dan 4000 euro:** Kwartaalbetaling, uiterlijk de laatste dag van de maand volgend op het kwartaal.
* **Meer dan 4000 euro:** Maandelijkse voorschotten, met betaling van het saldo uiterlijk de laatste dag van de maand volgend op het kwartaal.
Daarnaast moet uiterlijk op 30 april de jaarbijdrage van 10,27% op de lonen van het voorgaande jaar worden betaald, specifiek voor het vakantiegeld van de arbeiders.
## 3.4 Handvest Sociaal Verzekerde
Het Handvest Sociaal Verzekerde beoogt een betere bescherming van sociaal verzekerden door vijf doelstellingen te realiseren: rechtszekerheid, toegankelijkheid, doorzichtigheid, snelheid en vereenvoudiging van administratieve verplichtingen. Dit handvest is van toepassing op elke persoon en instelling van de sociale zekerheid.
### 3.4.1 Verplichtingen van Sociale Zekerheidsinstellingen
Sociale zekerheidsinstellingen hebben de volgende verplichtingen:
* **Verstrekken van inlichtingen:** Kosteloos en binnen 30 dagen, zowel uit eigen beweging als na verzoek. Deze inlichtingen moeten "dienstig", nauwkeurig en compleet zijn en betrekking hebben op rechten en plichten. Ook het dossiernummer en de beherende dienst moeten worden gemeld.
* **Verstrekken van raad:** Dit omvat het principe van polyvalentie van het verzoek (doorsturingsverplichting). De informatie moet in begrijpelijke taal worden verstrekt.
* **Tijdige kennisgeving van beslissingen:** Beslissingen moeten gemotiveerd zijn en de vormen en termijnen voor beroep vermelden. Aanvragen moeten tijdig worden behandeld, met een minimale beroepstermijn van 3 maanden na kennisgeving van de beslissing.
## 3.5 Van bruto naar netto: de loonberekening
De transitie van brutoloon naar nettoloon omvat diverse stappen en inhoudingen.
### 3.5.1 Bepalen van het brutoloon
* **Bedienden:** Gebaseerd op het vast maandloon. Bij onvolledige prestaties wordt het maandloon pro rata berekend. Bijvoorbeeld: $2000 \text{ euro} \times \frac{19}{22}$.
* **Arbeiders:** Gebaseerd op het vast uurloon, waarbij het brutomaandloon wordt berekend als uurloon vermenigvuldigd met het aantal uren in die maand.
### 3.5.2 Voordelen in natura
Voordelen in natura (zoals gsm, bedrijfswagen) worden behandeld op basis van hun onderworpenheid aan RSZ en/of bedrijfsvoorheffing (BV).
* **Onderworpen aan RSZ en BV:** Het brutoloon wordt verhoogd met de waarde van het voordeel. De RSZ en BV worden berekend op dit verhoogde brutoloon. De waarde van het voordeel wordt dan afgetrokken vóór de uitbetaling van het loon.
* **Enkel onderworpen aan BV:** Het belastbaar loon wordt verhoogd met de waarde van het voordeel. De BV wordt berekend op dit verhoogde loon. De waarde van het voordeel wordt afgetrokken vóór de uitbetaling van het loon.
### 3.5.3 Inhouden van werknemersbijdrage
De werknemersbijdrage van 13,07% wordt ingehouden:
* **Bedienden:** Op 100% van het maandloon.
* **Arbeiders:** Op 108% van het maandloon.
### 3.5.4 Vermindering van RSZ-bijdrage met werkbonus
Werknemers met een laag loon kunnen genieten van een werkbonus, een forfaitair bedrag dat vermindert naarmate het loon stijgt.
### 3.5.5 Inhouden van bedrijfsvoorheffing (BV)
Dit omvat de berekening van het brutojaarinkomen, het belastbaar nettojaarinkomen (brutojaarinkomen minus forfaitaire beroepskosten), de basisjaarbelasting, en tenslotte de maandelijkse BV (basisjaarbelasting gedeeld door 12), na aftrek van verminderingen voor kinderen ten laste en bijkomende verminderingen.
### 3.5.6 Inhouden Bijzondere Bijdrage voor de Sociale Zekerheid (BBSZ)
De BBSZ is afhankelijk van het jaarlijkse belastbare gezinsinkomen. De definitieve afrekening gebeurt door de fiscus. De via de RSZ betaalde bijdragen zijn in feite voorschotten.
### 3.5.7 Aftrekken van voordelen in natura
Voordelen in natura die onderworpen waren aan RSZ en/of BV worden afgetrokken.
### 3.5.8 Diversen in plus
Voordelen die door de werkgever worden betaald en vrij zijn van RSZ en BV, zoals kosten eigen aan de werkgever, worden bij het nettoloon opgeteld.
### 3.5.9 Diversen in min
Inhoudingen die de werkgever mag verrichten op het nettoloon, zoals betaalde voorschotten, werknemersbijdragen voor maaltijdcheques en groepsverzekering, schadevergoedingen, en geldboetes (maximaal 1/5 van het nettoloon na aftrek van sociale en fiscale inhoudingen), worden afgetrokken.
---
# Van bruto naar netto: het loonberekeningsproces
Dit onderdeel gidst door de stappen van het berekenen van het nettoloon vanuit het brutoloon, inclusief het omgaan met voordelen in natura, werknemersbijdragen, werkbonus, bedrijfsvoorheffing en de Bijzondere Bijdrage voor de Sociale Zekerheid.
### 4.1 Het brutoloon
Het brutoloon vormt de basis voor alle verdere berekeningen. Het begrip "loon" kan echter variëren afhankelijk van het toepassingsgebied (arbeidsrecht of sociale zekerheid).
#### 4.1.1 Loonbegrip in het arbeidsrecht
* **Algemeen:** Er bestaat geen wettelijke definitie van loon. Het wordt ontwikkeld door rechtspraak en rechtsleer als de tegenprestatie voor arbeid verricht in uitvoering van de arbeidsovereenkomst.
* **Wat is géén loon?** Betalingen n.a.v. schorsing of beëindiging van de arbeidsovereenkomst, vergoedingen n.a.v. persoonlijke of familiale gebeurtenissen, vergoedingen n.a.v. gebeurtenissen die verband houden met de arbeidsverhouding maar geen tegenprestatie zijn, en uitkeringen i.k.v. werknemersparticipatie.
* **Ruimer begrip:** Soms wordt het lopende loon plus alle voordelen die krachtens de arbeidsovereenkomst verworven zijn, als loon beschouwd. Dit is ruimer dan een "tegenprestatie voor arbeid" en omvat alles, behalve kosten eigen aan de werkgever en vrijgevigheden.
#### 4.1.2 Loonbegrip in de Loonbeschermingswet
De Loonbeschermingswet bevat wel een definitie van loon:
* Loon in geld
* Fooien of bedieningsgeld
* In geld waardeerbare voordelen waarop de werknemer "recht" heeft "ingevolge zijn dienstbetrekking" en "ten laste van de werkgever".
**Uitsluitingen:** Vakantiegeld, aanvullende vergoedingen bij arbeidsongevallen/beroepsziekten, aanvullende voordelen sociale zekerheid, en betalingen i.k.v. Wet werknemersparticipatie zijn uitgesloten.
#### 4.1.3 Loonbegrip in de sociale zekerheid
Het loonbegrip in de sociale zekerheid is cruciaal omdat het de berekeningsbasis vormt voor sociale bijdragen.
* **Vertrekpunt:** Loon volgens de Loonbeschermingswet.
* **RSZ-besluit:** Dit besluit voorziet afwijkingen en uitbreidingen op dit loonbegrip.
* **Uitbreidingen:** Enkel vakantiegeld is wel onderworpen aan bijdragen. Dubbel vakantiegeld is niet onderworpen, maar er is wel een bijzondere werknemersbijdrage verschuldigd.
* **Vrijstellingen/beperkingen:** Dit geldt vaak onder strikte voorwaarden of met uitzonderingen voor o.a. terugbetaling verplaatsingskosten, kosten eigen aan de werkgever, maaltijdcheques, sport- en cultuurcheques, geschenken en geschenkcheques n.a.v. bepaalde gelegenheden, ecocheques, vakbondspremie, en fietsvergoeding.
* **Liberaliteiten:** Loutere giften of vrijgevigheden uit genegenheid of sympathie zijn volgens het Hof van Cassatie geen loon waarop RSZ verschuldigd is, mits aan volgende voorwaarden is voldaan: spontane toekenning door werkgever n.a.v. een bijzondere gebeurtenis, geen traditie in de onderneming op dat vlak, werknemer kan er geen enkel recht op uitoefenen, en er is geen rechtstreeks verband met de dienstbetrekking.
### 4.2 Het loonberekeningsproces: van bruto naar netto
Het proces om van het brutoloon naar het nettoloon te komen omvat verschillende stappen waarbij diverse inhoudingen en toevoegingen plaatsvinden.
#### 4.2.1 Bepalen van het brutoloon
* **Bedienden:** Vast maandloon. Bij onvolledige prestaties wordt het maandloon vermenigvuldigd met het aantal bezoldigde dagen gedeeld door het maximum aantal dagen van de betrokken maand in het betrokken arbeidsstelsel.
* Formule: $\text{Brutoloon} = \text{Maandloon} \times \frac{\text{Aantal bezoldigde dagen}}{\text{Maximum aantal dagen van de maand}}$
* **Arbeiders:** Vast uurloon. Het brutomaandloon is het uurloon vermenigvuldigd met het aantal uren in die maand.
#### 4.2.2 Verrekening van voordelen in natura
Voordelen in natura (bv. gsm, bedrijfswagen, internetverbinding) worden behandeld op basis van hun onderwerping aan RSZ en/of bedrijfsvoorheffing (BV).
* **Onderworpen aan beide (RSZ en BV):** Het brutoloon wordt verhoogd met de waarde van het voordeel. RSZ en BV worden berekend volgens de normale regels op dit verhoogde brutoloon. De waarde van het voordeel wordt vervolgens afgetrokken voor de storting van het loon.
* **Enkel onderworpen aan BV:** Het belastbaar loon wordt verhoogd met de waarde van het voordeel. BV wordt berekend volgens de normale regels. De waarde van het voordeel wordt afgetrokken voor de storting van het loon.
#### 4.2.3 Inhouden van werknemersbijdragen
De standaard werknemersbijdrage bedraagt 13,07%.
* **Bedienden:** De bijdrage wordt ingehouden op 100% van het maandloon.
* **Arbeiders:** De bijdrage wordt ingehouden op 108% van het maandloon (dit hogere percentage houdt onder meer rekening met het vakantiegeld voor arbeiders).
#### 4.2.4 Vermindering met de werkbonus
Voor werknemers met een laag loon kan een werkbonus worden toegepast. Dit is een forfaitair bedrag dat vermindert naarmate het loon stijgt.
#### 4.2.5 Inhouden van bedrijfsvoorheffing (BV)
De bedrijfsvoorheffing wordt berekend op basis van het brutojaarinkomen.
1. **Vaststellen brutojaarinkomen.**
2. **Berekening belastbaar nettojaarinkomen:**
$\text{Belastbaar nettojaarinkomen} = \text{Brutojaarinkomen} - \text{Forfaitaire beroepskosten}$
3. **Berekening basisjaarbelasting:** Dit is afhankelijk van de gezinssituatie (alleenstaande, echtgenoot met inkomsten, echtgenoot zonder beroepsinkomsten).
4. **Aftrekken vermindering kinderen ten laste (KTL).**
5. **Berekening maandelijkse BV:**
$\text{Maandelijkse BV} = \frac{\text{Basisjaarbelasting}}{12}$
6. **Aftrekken bijkomende verminderingen** (bv. voor overuren, groepsverzekering).
> **Tip:** Raadpleeg het hulpdocument voor een gedetailleerde berekening van de bedrijfsvoorheffing.
#### 4.2.6 Inhouden van de Bijzondere Bijdrage voor de Sociale Zekerheid (BBSZ)
De BBSZ is afhankelijk van het jaarlijkse belastbare GEZINSinkomen. De definitieve afrekening gebeurt door de fiscus bij de belastingheffing, waardoor de via RSZ betaalde bijdragen eigenlijk voorschotten zijn.
#### 4.2.7 Aftrekken van voordelen in natura
Voordelen in natura die onderworpen waren aan RSZ en/of BV worden afgetrokken.
#### 4.2.8 Diversen in plus: netto loonverhogingen
Voordelen die door de werkgever worden betaald en vrij zijn van RSZ en BV (bv. kosten eigen aan de werkgever) worden bij het nettoloon geteld.
#### 4.2.9 Diversen in min: netto inhoudingen
Dit zijn inhoudingen die de werkgever mag verrichten op het nettoloon, zoals:
* Betaalde voorschotten
* Werknemersbijdrage voor maaltijdcheques en groepsverzekering
* Schadevergoedingen
* Geldboetes (maximaal één vijfde van het nettoloon na aftrek van sociale en fiscale inhoudingen).
### 4.3 Bijkomende informatie over RSZ-bijdragen
De RSZ-bijdragen worden procentueel berekend op het niet-geplafonneerde brutoloon. Ze zijn ten laste van zowel de werkgever (patronaal) als de werknemer (werkloosheid, pensioen, ZIV). Enkel de werkgever betaalt de bijdragen effectief aan de RSZ.
* **Werknemersbijdrage:** 13,07% (maar verminderd met de werkbonus indien van toepassing).
* **Werkgeversbijdrage (patronaal):** 25% (na tax shift).
Er bestaan ook enkele bijzondere bijdragen aan de sociale zekerheid, zowel ten laste van werknemers (bv. bijdrage op dubbel vakantiegeld, solidariteitsbijdrage op winstdeelname, Bijzondere Bijdrage voor de Sociale Zekerheid (BBSZ)) als ten laste van werkgevers (bv. bijdrage op extralegale pensioenen, bijdrage op brugpensioenen, bijdrage op privégebruik van bedrijfswagens).
#### 4.3.1 RSZ-aangiftes en -betalingen
Werkgevers hebben diverse verplichtingen met betrekking tot de RSZ:
* **Aansluiting bij de RSZ:** Vóór het aanwerven van personeel via de onlinedienst Wide.
* **DIMONA-aangifte:** Een onmiddellijke aangifte ("indienstmelding" vóór aanvang prestaties, "uitdienstmelding" de eerstvolgende werkdag na einde contractuele band). Dit kan elektronisch via de portaalsite, via bestandsoverdracht, of via smartphone/tablet.
* **DmfA-kwartaalaangifte:** Een multifunctionele aangifte die elk kwartaal moet gebeuren om de RSZ-bijdragen vast te stellen. Dit gebeurt volledig elektronisch. Vaak wordt bijstand verleend door een sociaal secretariaat.
* **Betalen RSZ-bijdragen:** De frequentie (kwartaal of maandelijks) en het tijdstip van betaling zijn afhankelijk van het totale bedrag aan RSZ-bijdragen in het tweede voorafgaande kwartaal (K-2).
#### 4.3.2 Loonbegrip voor RSZ-bijdragen
Bij bedienden worden de bijdragen berekend op 100% van het brutoloon, bij arbeiders op 108% van het brutoloon. Het begrip "brutoloon" voor de RSZ verwijst naar artikel 23 van de Algemene Beginselenwet van 29 juni 1981, aangevuld met het loonbegrip uit de Loonbeschermingswet en het RSZ-besluit van 28 november 1969.
> **Tip:** De berekening van de RSZ-bijdragen is complex en hangt af van diverse factoren, waaronder het type werknemer (bediende/arbeider) en de specifieke voordelen die worden toegekend.
#### 4.3.3 Kruispuntbank Sociale Zekerheid
De Kruispuntbank Sociale Zekerheid streeft naar een betere bescherming van de sociaal verzekerde via vijf doelstellingen: rechtszekerheid, toegankelijkheid, doorzichtigheid, snelheid en vereenvoudiging van administratieve verplichtingen. Dit geldt voor elke persoon en instelling van de sociale zekerheid.
#### 4.3.4 Verplichtingen van sociale zekerheidsinstellingen
Sociale zekerheidsinstellingen hebben de verplichting om inlichtingen te verstrekken, raad te geven in begrijpelijke taal, tijdig gemotiveerde beslissingen mee te delen met vermelding van beroepsmogelijkheden, en aanvragen tijdig te behandelen met een minimale beroepstermijn van drie maanden na kennisgeving van de beslissing.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| RSZ | Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, de Belgische overheidsinstantie die instaat voor de inning van sociale bijdragen en de uitbetaling van sociale uitkeringen. |
| Patronale bijdrage | Het deel van de RSZ-bijdragen dat ten laste is van de werkgever. Dit percentage wordt berekend op het brutoloon van de werknemer. |
| Werknemersbijdrage | Het deel van de RSZ-bijdragen dat ten laste is van de werknemer. Dit percentage wordt ingehouden op het brutoloon van de werknemer. |
| Brutoloon | Het totale inkomen van een werknemer alvorens inhoudingen zoals RSZ-bijdragen en bedrijfsvoorheffing zijn afgetrokken. Het omvat naast het basisloon ook bepaalde voordelen en toeslagen. |
| Bijdragevoeten | De percentages die worden toegepast op het brutoloon om de hoogte van de RSZ-bijdragen te bepalen. Deze voeten kunnen verschillen tussen werkgevers en werknemers, en soms ook tussen sectoren. |
| Werkbonus | Een tegemoetkoming die de werknemersbijdrage voor sociale zekerheid vermindert voor werknemers met een laag loon, bedoeld om het nettoloon te verhogen. |
| Extralegale pensioenen | Pensioenregelingen die bovenop het wettelijke pensioen worden opgebouwd, vaak via een groepsverzekering aangeboden door de werkgever. Hierop zijn specifieke RSZ-bijdragen verschuldigd. |
| DIMONA-aangifte | De Onmiddellijke Aangifte van Tewerkstelling (D.I.M.O.N.A.) is een verplichte elektronische aangifte die een werkgever moet doen bij de indiensttreding en uitdiensttreding van een werknemer. |
| DmfA-kwartaalaangifte | De Multifunctionele Aangifte (DmfA) is een kwartaalaangifte waarbij werkgevers alle loon- en prestatiegegevens van hun werknemers elektronisch doorgeven aan de sociale zekerheid. |
| Handvest Sociaal Verzekerde | Een document dat de rechten en de bescherming van de sociaal verzekerde personen vastlegt, met als doel een betere rechtszekerheid, toegankelijkheid en doorzichtigheid van de sociale zekerheid. |
| Loonbeschermingswet | Een wet die de minimale bescherming van het loon van werknemers regelt, inclusief de definitie van wat als loon wordt beschouwd en de regels voor uitbetaling. |
| Voordelen in natura | Niet-monetaire voordelen die een werkgever aan een werknemer verstrekt, zoals een bedrijfswagen, gsm of maaltijdcheques. Deze kunnen onderworpen zijn aan RSZ en/of belastingen. |
| Bedrijfsvoorheffing (BV) | Een personenbelasting op de inkomsten uit arbeid, die door de werkgever maandelijks wordt ingehouden op het nettoloon en doorgestort aan de fiscus. |
| Bijzondere Bijdrage voor de Sociale Zekerheid (BBSZ) | Een aanvullende bijdrage die afhangt van het gezinsinkomen en die definitief wordt afgerekend via de personenbelasting. |
| Kosten eigen aan de werkgever | Kosten die de werkgever maakt in het kader van de uitoefening van de arbeidsovereenkomst en die de werknemer mag terugvorderen of die niet als loon worden beschouwd. |
Cover
3) Ziekte- en invaliditeitsverzekering st(1).pptx
Summary
# Ziekte- en invaliditeitsverzekering: Algemeen overzicht en organisatie
Dit deel behandelt de algemene principes van de ziekte- en invaliditeitsverzekering (ZIV), de structuur van de gezondheidszorg- en uitkeringssectoren, en de organisatorische elementen zoals het RIZIV en de verzekeringsinstellingen, met aandacht voor de algemene toekenningsvoorwaarden en rechthebbenden.
## 1. Algemeen overzicht en risico
De ziekte- en invaliditeitsverzekering (ZIV) dekt twee belangrijke risico's:
* **Ziekte- en invaliditeitssector gezondheidszorgen**: Dit omvat de kostenvergoeding voor medische prestaties en verzorging als gevolg van arbeidsongeschiktheid.
* **Ziekte- en invaliditeitssector uitkeringen**: Dit voorziet in een vervangingsinkomen bij inkomensverlies door arbeidsongeschiktheid.
## 2. Organisatie van de ZIV
De ZIV-organisatie bestaat uit:
* **Het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV)**: De centrale overheidsinstantie die toezicht houdt op de ZIV.
* **Verzekeringsinstellingen**:
* **Openbaar**: De Hulpkas ZIV en de kas van de NMBS.
* **Private ziekenfondsen**: Georganiseerd in vijf landsbonden.
### 2.1 Rechthebbenden
Nagenoeg 99% van de bevolking is rechthebbende op de ZIV. Dit omvat niet alleen de gerechtigden zelf, maar ook hun personen ten laste, die afgeleide rechten hebben.
## 3. Algemene toekenningsvoorwaarden voor ZIV
Om aanspraak te maken op de ZIV-voordelen, dient men aan de volgende voorwaarden te voldoen:
* Aansluiting bij een ziekenfonds naar keuze of de Hulpkas ZIV.
* Betaling van de minimale ZIV-bijdragen.
* Lidgeld van het ziekenfonds (indien van toepassing).
Extra terugbetalingen kunnen verkregen worden via de ziekenfondsen.
## 4. Gewaarborgd loon
### 4.1 Principe
Arbeidsongeschiktheid van een werknemer schorst de arbeidsovereenkomst. De werknemer heeft recht op gewaarborgd loon gedurende de eerste periode van arbeidsongeschiktheid, alvorens de ZIV-uitkeringen ingaan. De procedure hiervoor is vastgelegd in artikel 31 van de Wet op de Arbeidsovereenkomsten (WAO) en valt onder het arbeidsrecht.
### 4.2 Uitzonderingen op gewaarborgd loon
Gewaarborgd loon wordt **niet** betaald in de volgende gevallen:
* Bij een zware fout van de werknemer.
* Bij sportongevallen tijdens competities of demonstraties waarvoor een entreegeld werd betaald.
* Bij herval, tenzij de werknemer kan aantonen dat het een nieuwe arbeidsongeschiktheid betreft (in tegenstelling tot een verlenging van de oorspronkelijke ziekteperiode).
* Bij het saldo van de eerste periode van arbeidsongeschiktheid.
### 4.3 Gewaarborgd loon bij arbeiders
Voor arbeiders geldt een anciënniteitsvereiste van minstens één maand dienst. Het verloop van de betaling is als volgt:
* **Dag 1 t.e.m. 7**: Behoud van het nettoloon, betaald door de werkgever (RSZ-inclusief).
* **Dag 8 t.e.m. 14**: Behoud van het nettoloon, betaald door de werkgever (RSZ-vrijgesteld).
* **Dag 15 t.e.m. 30**: Uitkering van de ZIV, aangevuld tot het nettoloon door de werkgever (RSZ-vrijgesteld).
### 4.4 Gewaarborgd loon bij bedienden
De regeling voor bedienden hangt af van de duur van hun contract:
* **Arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd korter dan 3 maanden**: De regeling voor arbeiders is van toepassing (86,93% van het loon, met anciënniteitsvereiste).
* **Andere bedienden (onbepaalde duur of bepaalde duur >= 3 maanden)**: Zij behouden hun gewaarborgd maandloon.
* **Eerste 30 kalenderdagen**: 100% van het brutoloon.
* Na de eerste 30 dagen: ZIV-uitkeringen en eventuele aanvulling door de werkgever.
## 5. ZIV-uitkeringen
### 5.1 Gerechtigden
De ZIV-uitkeringen zijn primair bestemd voor:
* **Werknemers**: In geval van ziekte of invaliditeit.
* **Gelijkgestelden**: Zoals werklozen, die onder bepaalde voorwaarden gelijkgesteld worden met werknemers.
### 5.2 Toekenningsvoorwaarden voor uitkeringen
Naast de algemene voorwaarden (zie sectie 3), zijn er specifieke voorwaarden voor uitkeringen:
* **Wachttijd**: Een bepaalde periode van bijdragebetaling kan vereist zijn.
* **Weigering van uitkering**: Een uitkering kan geweigerd worden bij:
* Geen loonverlies.
* Opzettelijk gepleegde fout die tot arbeidsongeschiktheid leidt.
* Niet-naleving van controleverplichtingen.
* Recht op pensioen.
* Reeds vergoede periode.
### 5.3 Gezinscategorieën voor uitkeringen
De hoogte van de ZIV-uitkering kan afhangen van de gezinssituatie:
* **G (Personen met gezinslast)**: Gezinshoofden, alleenstaanden of samenwonenden met kinderen of familieleden ten laste die geen of een zeer beperkt inkomen hebben.
* **A (Personen zonder gezinslast met verlies van enig inkomen)**: Alleenstaanden of samenwonenden met een beperkt beroepsinkomen of vervangingsinkomen.
* **S (Personen zonder gezinslast zonder verlies van enig inkomen)**: Alle overige gevallen.
### 5.4 Procedure voor uitkeringen
1. **Aangifte door werknemer**: Vul het "getuigschrift van arbeidsongeschiktheid" in door de behandelende arts. Dit moet tijdig gebeuren (meestal binnen 2 tot 14 of 28 kalenderdagen).
2. **Werkgever**: Vult een inlichtingenblad in en stuurt dit door naar de betreffende instantie (bv. ASR).
3. **Beoordeling**:
* **Primair**: Door de adviserend arts van het ziekenfonds.
* **Secundair**: Door de Geneeskundige Raad voor Invaliditeit (GRI) van het RIZIV.
4. **Re-integratieplan**: De adviserend arts stelt, uiterlijk na 3 maanden, een re-integratieplan op.
5. **Controleverplichtingen**: De rechthebbende moet controleverplichtingen naleven.
### 5.5 Berekening van de uitkering
* **Daguitkering**: Berekend op basis van 6 dagen per week.
* **Berekeningsgrondslag**:
* **Bedienden**: Gemiddeld dagloon berekend op basis van het maandloon gedeeld door 26.
* **Arbeiders**: Gemiddeld aantal arbeidsuren vermenigvuldigd met het uurloon. Dit wordt omgezet naar een dagloon met de factor 5/6.
* **Inhoudingen**:
* **Primair (eerste 30 dagen)**: 11,11% bedrijfsvoorheffing (BV), geen RSZ.
* **Secundair (na 30 dagen)**: Geen BV, wel 3,5% pensioenbijdrage.
## 6. Begrip arbeidsongeschiktheid
Volgens artikel 100 van de ZIV-wet wordt arbeidsongeschiktheid gedefinieerd als de onderbreking van alle werkzaamheden als direct gevolg van het intreden of verergeren van letsels of functionele stoornissen, waardoor het verdienvermogen van de persoon wordt aangetast tot ten hoogste 1/3 van wat een "maatman" (een vergelijkbaar persoon met dezelfde opleiding en stand) zou kunnen verdienen.
* **Eerste 6 maanden**: De beoordeling gebeurt ten opzichte van het "gewone beroep" (zoals gedefinieerd in art. 31 WAO).
* **Daarna**: De beoordeling gebeurt ten opzichte van "referentieberoepen" (de beroepencategorie waar de betrokkene toe behoort, of beroepen die hij zou kunnen uitoefenen op basis van zijn opleiding). Dit is een economische evaluatie.
### 6.1 Beoordeling van arbeidsongeschiktheid
* **Primair**: De adviserend geneesheer van het ziekenfonds stelt het vermoeden van arbeidsongeschiktheid vast.
* **Invaliditeit**: De Geneeskundige Raad voor Invaliditeit (GRI) beoordeelt de invaliditeit.
### 6.2 Vermoeden van arbeidsongeschiktheid
Een vermoeden van arbeidsongeschiktheid bestaat in de volgende situaties:
* Opname in een erkende verpleeginrichting of ziekenhuis.
* Werkverwijdering na blootstelling aan een besmettelijke ziekte.
* Begeleide arbeidshervatting.
* Volgen van een erkend programma van herscholing of revalidatie.
* Profylactisch verlof.
### 6.3 Gedeeltelijke werkhervatting
Gedeeltelijke werkhervatting, ook wel progressieve tewerkstelling genoemd, beoogt een geleidelijke re-integratie in het werk.
* **Voorwaarden**:
* Een vermindering van arbeidsvermogen van minstens 50%.
* De behouden activiteit moet verenigbaar zijn met de gezondheidstoestand.
* Voorafgaande toestemming van de adviserend geneesheer is vereist.
* **Gevolg**: Het geheel of gedeeltelijk behoud van de ZIV-uitkering.
* Bij minder dan 20% voltijdse activiteit: Volledig behoud van de uitkering.
* Bij meer dan 20% voltijdse activiteit: Elk percentage boven de 20% leidt tot een proportionele vermindering van de uitkering.
## 7. Moederschapsrust en gerelateerd verlof
### 7.1 Moederschapsrust
De totale duur van de moederschapsrust bedraagt 15 weken.
* **Prenataal verlof**: 1 week verplicht, 5 weken facultatief.
* **Postnataal verlof**: 9 weken verplicht, startend vanaf de bevalling. Er geldt een tewerkstellingsverbod gedurende deze periode.
* **Extra dagen**:
* Niet opgenomen facultatief prenataal verlof kan worden overgedragen.
* Een extra week kan toegekend worden bij arbeidsongeschiktheid gedurende de volledige 6 weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum (VB).
* "Verlofdagen postnatale rust" komen overeen met de laatste 2 weken van het extra postnatale verlof.
### 7.2 Ontslagbescherming bij moederschapsrust
Vanaf de dag dat de werkgever wordt ingelicht over de zwangerschap tot één maand na het einde van de postnatale rust geniet de werkneemster ontslagbescherming. De werkneemster kan schriftelijk om redenen van ontslag vragen, met een sanctie van 6 maanden brutoloon bij overtreding.
### 7.3 Moederschapsrust bij meerlingen
Bij de geboorte van een meerling gelden aangepaste regels:
* Medisch attest is vereist.
* Prenataal én postnataal verlof: + 2 weken bij een meerling, en een bijkomende verlenging bij hospitalisatie van het kind langer dan 7 dagen, tot een maximum van 24 weken.
* De uitkering ("moederschapsuitkering") bedraagt de eerste 30 dagen 82% van het brutoloon (niet-begrensd), en vanaf de 31ste dag 75% van het begrensd loon.
### 7.4 Zwangerschapsonderzoeken
Werknemers hebben recht op afwezigheid met behoud van loon voor de duur die nodig is voor zwangerschapsonderzoeken, indien deze niet buiten de arbeidsuren kunnen plaatsvinden. Er is een verwittigingsplicht en een bewijs (medisch attest) kan gevraagd worden.
### 7.5 Profylactisch verlof
Dit is een verbod voor zwangere werkneemsters om bepaalde gevaarlijke werkzaamheden uit te voeren (bv. ioniserende straling, nachtwerk, lawaai, extreme temperaturen, of werk gevaarlijk door bedrijfsomstandigheden of de gezondheidstoestand van de werkneemster).
* De werkgever dient de arbeidsomstandigheden aan te passen, vervangingswerk te geven, of de werknemer te verwijderen.
* Bij verwijdering ontvangt de werkneemster een ZIV-uitkering van 90% van het gemiddeld begrensd dagloon.
* Hetzelfde geldt bij borstvoeding, tot maximaal 5 maanden na de bevalling (lactatieverlof), met een uitkering van 60% van het gemiddeld begrensd dagloon.
### 7.6 Borstvoedingspauzes
Volgens cao nr. 80bis hebben werknemers recht op twee pauzes van 30 minuten of één pauze van 1 uur per dag om melk af te kolven of borstvoeding te geven, tot 9 maanden na de geboorte.
* De ZIV-uitkering bedraagt 82% van het onbegrensd brutoloon.
* Er is een verwittigingsplicht en maandelijks bewijs vereist.
* Er geldt ontslagbescherming met een sanctie van 6 maanden brutoloon.
### 7.7 Geboorteverlof
Het geboorteverlof bedraagt 20 dagen, op te nemen binnen 4 maanden na de geboorte van het kind. Dit geldt voor de werknemer van wie de afstamming langs zijde vaststaat, of voor de wettelijk samenwonende meeouder die minstens 3 jaar feitelijk samenwoont met de moeder en het kind.
* De eerste 3 dagen worden betaald door de werkgever.
* Vanaf de 4e dag ontvangt de werknemer een ZIV-uitkering van 82% van het begrensd brutoloon.
* Er geldt ontslagbescherming met een sanctie van 6 maanden brutoloon.
### 7.8 Omgezette moederschapsrust bij overlijden of hospitalisatie moeder
* **Bij overlijden moeder**: De co-ouder kan het resterende moederschapsverlof opnemen. De uitkering is gelijk aan de moederschapsuitkering, berekend op het eigen loon van de co-ouder. Er geldt ontslagbescherming.
* **Bij hospitalisatie moeder**: Als de hospitalisatie langer dan 7 dagen duurt en het kind thuis is, kan de co-ouder verlof nemen voor de duur van het resterende moederschapsverlof of tot einde hospitalisatie. De uitkering is de gewone ZIV-uitkering voor de moeder. Er geldt ontslagbescherming.
### 7.9 Adoptie- en pleegouderverlof
Dit verlof bedraagt maximaal 6 weken voor elke ouder, binnen twee maanden na inschrijving van het kind in het bevolkingsregister. Er zijn 3 extra weken die verdeeld kunnen worden onder de ouders.
* De eerste 3 dagen worden betaald door de werkgever.
* Daarna ontvangt de werknemer een ZIV-uitkering van 82% van het begrensd brutoloon.
* Er geldt ontslagbescherming met een sanctie van 6 maanden brutoloon.
**Tip**: Let goed op de specifieke duur van de verschillende soorten verloven en de berekeningsgrondslagen van de uitkeringen, aangezien dit vaak gedetailleerde kennis vereist voor examens.
---
# Gewaarborgd loon en ZIV-uitkeringen
Dit gedeelte bespreekt het principe van gewaarborgd loon bij arbeidsongeschiktheid, de specifieke regels voor arbeiders en bedienden, en de procedure en voorwaarden voor ZIV-uitkeringen, inclusief weigeringsgronden.
### 2.1 Gewaarborgd loon
Het principe van gewaarborgd loon houdt in dat een werknemer recht heeft op loon gedurende de eerste periode van zijn arbeidsongeschiktheid, voordat de ZIV-uitkering van start gaat. Dit recht is geregeld in artikel 31 van de Wet op de Arbeidsovereenkomsten (WAO).
#### 2.1.1 Uitzonderingen op het recht op gewaarborgd loon
Er is geen recht op gewaarborgd loon in de volgende gevallen:
* Bij een zware fout van de werknemer.
* Bij een sportongeval waarbij deelgenomen wordt aan competities of exibities met entreegeld of vergoeding voor deelnemers.
* Bij hervalling, tenzij bewijs geleverd wordt van een nieuwe arbeidsongeschiktheid (en niet enkel een verlenging van de vorige periode).
#### 2.1.2 Gewaarborgd loon bij arbeiders
Voor arbeiders geldt een anciënniteitsvereiste van één maand. De regeling verloopt als volgt:
* **1e tot en met 7e kalenderdag:** Behoud van nettoloon, ten laste van de werkgever (met inhouding van RSZ).
* **8e tot en met 14e kalenderdag:** Behoud van nettoloon, ten laste van de werkgever (zonder RSZ-inhouding).
* **15e tot en met 30e kalenderdag:** Een uitkering vanuit de ZIV aangevuld tot het nettoloon, ten laste van de werkgever (zonder RSZ-inhouding).
#### 2.1.3 Gewaarborgd loon bij bedienden
Bij bedienden hangt de regeling af van de duur van het contract en de anciënniteit.
* **Arbeidsongeschiktheid van bepaalde tijd korter dan drie maanden:** De regeling voor arbeiders is van toepassing, met een loonbehoud van 86,93% en een anciënniteitsvereiste.
* **Andere bedienden (contracten van onbepaalde duur of van bepaalde duur van drie maanden of langer):** Zij genieten een gewaarborgd maandloon. Gedurende de eerste 30 kalenderdagen behouden zij 100% van hun brutoloon. Ook hier geldt een anciënniteitsvereiste, vergelijkbaar met die voor arbeiders.
> **Tip:** De anciënniteitsvereiste van één maand is cruciaal voor zowel arbeiders als bedienden om aanspraak te maken op gewaarborgd loon.
### 2.2 ZIV-uitkeringen
De Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (ZIV) voorziet in uitkeringen ter vervanging van inkomen bij arbeidsongeschiktheid.
#### 2.2.1 Rechthebbenden en voorwaarden
Rechthebbenden zijn in principe alle werknemers en gelijkgestelden (zoals werklozen). Om in aanmerking te komen voor een uitkering, moet men:
* Aangesloten zijn bij een ziekenfonds of het Hulpkas ZIV.
* Een wachttijd doorlopen hebben.
* Minimale ZIV-bijdragen betaald hebben.
#### 2.2.2 Weigering van ZIV-uitkeringen
Uitkeringen kunnen geweigerd worden in de volgende gevallen:
* Indien er geen sprake is van loonverlies.
* Bij opzettelijk gepleegde fouten die leiden tot de arbeidsongeschiktheid (zware fout).
* Wanneer controleverplichtingen niet nageleefd worden.
* Als de persoon reeds recht heeft op een pensioen.
* Wanneer de arbeidsongeschiktheid reeds vergoed wordt door een andere regeling.
#### 2.2.3 Gezinscategorieën voor de berekening van uitkeringen
De hoogte van de uitkering kan variëren afhankelijk van de gezinscategorie van de rechthebbende:
* **G (Gezinshoofden):** Personen met gezinslast, zoals alleenstaanden met kinderen ten laste of samenwonenden met bloed- of aanverwanten (tot de derde graad) ten laste die zelf weinig tot geen inkomen hebben.
* **A (Alleenstaanden):** Personen zonder gezinslast met een verlies van enig inkomen, die alleen wonen of samenwonen met iemand met een beperkt inkomen.
* **S (Samenwonenden):** Alle overige gevallen, zijnde personen zonder gezinslast zonder verlies van inkomen.
#### 2.2.4 Procedure voor het aanvragen van ZIV-uitkeringen
De procedure verloopt als volgt:
1. **Aangifte door de werknemer:** De werknemer vult een "getuigschrift van arbeidsongeschiktheid" in, dat door de behandelend arts wordt ingevuld. Dit moet tijdig ingediend worden (meestal binnen 2 tot 14 of 28 kalenderdagen, afhankelijk van de situatie).
2. **Werkgever:** De werkgever wordt geïnformeerd en moet een inlichtingenblad invullen en doorsturen naar de verzekeringsinstelling.
3. **Beoordeling:**
* **Primair:** De adviserend arts van het ziekenfonds beoordeelt de arbeidsongeschiktheid.
* **Secundair:** Indien nodig, volgt een beoordeling door de Geneeskundige Raad voor Invaliditeit (GRI) van het RIZIV.
4. **Re-integratieplan:** Uiterlijk na drie maanden stelt de adviserend arts een re-integratieplan op.
5. **Controleverplichtingen:** De rechthebbende moet de controleverplichtingen naleven.
#### 2.2.5 Berekening en uitbetaling van ZIV-uitkeringen
* **Daguitkering:** De uitkering wordt berekend op basis van een gemiddeld dagloon, wat neerkomt op zes dagen per week.
* **Bedienden:** Het brutomaandloon gedeeld door 26.
* **Arbeiders:** Het gemiddeld aantal arbeidsuren per week vermenigvuldigd met het uurloon, eventueel omgezet naar een dagloon met de factor 5/6 (voor een zesdaagse werkweek).
* **Uitbetaling:**
* Primaire uitkering: tweemaal per maand.
* Secundaire uitkering: eenmaal per maand.
* **Inhoudingen:**
* Primaire uitkering: 11,11% (Bruto-Vergoeding - BV), geen RSZ.
* Secundaire uitkering: geen BV, wel 3,5% pensioenbijdrage.
#### 2.2.6 Begrip arbeidsongeschiktheid
Volgens artikel 100 van de ZIV-wet is er sprake van arbeidsongeschiktheid wanneer alle werkzaamheden onderbroken zijn als een direct gevolg van het ontstaan of verergeren van letsels of functionele stoornissen, die het verdienvermogen aantasten tot ten hoogste een derde van het oorspronkelijke verdienvermogen (dus een arbeidsongeschiktheid van minstens 66%).
* **Eerste zes maanden:** De beoordeling gebeurt ten opzichte van het "gewone beroep" (conform artikel 31 WAO).
* **Daarna:** De beoordeling gebeurt ten opzichte van "referentieberoepen", wat een economische evaluatie inhoudt van de beroepencategorie waartoe de betrokkene behoort, of de beroepen die hij had kunnen uitoefenen gezien zijn opleiding en stand.
#### 2.2.7 Vermoeden van arbeidsongeschiktheid
Er bestaat een vermoeden van arbeidsongeschiktheid in de volgende situaties:
* Bij opname in een erkende verpleeginrichting of ziekenhuis.
* Bij werkverwijdering na contact met besmettelijke ziekten.
* Bij begeleide arbeidshervatting.
* Bij het volgen van een erkend programma voor herscholing of revalidatie.
* Bij profylactisch verlof.
#### 2.2.8 Gedeeltelijke werkhervatting
Het doel van gedeeltelijke werkhervatting (progressieve tewerkstelling) is de geleidelijke re-integratie van de werknemer.
* **Voorwaarden:** Een vermindering van het activiteitspotentieel van minstens 50% en een behouden activiteit die verenigbaar is met de gezondheidstoestand. Er is voorafgaande toestemming van de adviserend arts vereist.
* **Gevolg:** Het geheel of gedeeltelijk behoud van de ZIV-uitkering.
* Indien de resterende activiteit minder dan 20% van een voltijdse job bedraagt, is er een volledig behoud van de uitkering.
* Indien de resterende activiteit meer dan 20% bedraagt, wordt elk procent boven de 20% beschouwd als een vermindering van de uitkering.
### 2.3 Moederschapsrust en -uitkering
Moederschapsrust omvat een periode van in totaal 15 weken.
* **Prenataal verlof:** 1 week verplicht, 5 weken facultatief.
* **Postnataal verlof:** 9 weken verplicht (vanaf de bevalling).
* **Tewerkstellingsverbod:** Gedurende het postnatale verlof.
* **Extra verlof:**
* Niet opgenomen facultatief prenataal verlof kan worden toegevoegd.
* Bij arbeidsongeschiktheid gedurende de volledige zes weken voorafgaand aan de bevalling is een extra week mogelijk.
* De laatste twee weken van het postnatale verlof kunnen worden beschouwd als "verlofdagen postnatale rust".
#### 2.3.1 Ontslagbescherming bij moederschapsrust
Vanaf het moment dat de werkgever geïnformeerd is over de zwangerschap tot één maand na het einde van de postnatale rust geniet de werkneemster ontslagbescherming. De werkneemster kan schriftelijk om de redenen van een ontslag worden verzocht. Een schending van deze bescherming kan leiden tot een sanctie van zes maanden brutoloon.
#### 2.3.2 Moederschapsrust bij meerlingen
Bij een meerlingzwangerschap, met een medisch attest, geldt een prenataal verlof van 9 (in plaats van 7) weken. Er is een verlenging van het postnatale verlof mogelijk met twee weken bij hospitalisatie van het kind langer dan zeven dagen, tot een maximum van 24 weken in totaal.
#### 2.3.3 Moederschapsuitkering
De uitkering bedraagt:
* De eerste 30 dagen: 82% van het niet-begrensde brutoloon.
* Vanaf de 31e dag: 75% van het begrensde loon. Deze wordt betaald door de ZIV.
### 2.4 Zwangerschapsonderzoeken en profylactisch verlof
#### 2.4.1 Zwangerschapsonderzoeken
Zwangere werkneemsters hebben recht op afwezigheid met behoud van loon voor de tijd die nodig is voor zwangerschapsonderzoeken, indien deze niet buiten de arbeidsuren kunnen plaatsvinden. Ze dienen de werkgever vooraf te verwittigen en een medisch attest te overleggen indien gevraagd.
#### 2.4.2 Profylactisch verlof
Profylactisch verlof is het verbod voor zwangere werkneemsters om bepaalde risicovolle werkzaamheden uit te voeren. Dit geldt voor werkzaamheden die intrinsiek gevaarlijk zijn (bv. ioniserende straling, nachtwerk) of die gevaarlijk zijn door specifieke omstandigheden of de gezondheidstoestand van de werkneemster.
* **Werkgever's verplichtingen:** De werkgever dient de arbeidsomstandigheden aan te passen of een vervangende functie aan te bieden.
* **Verwijdering:** Indien dit niet mogelijk is, kan de werkneemster thuis blijven en ontvangt zij een ZIV-uitkering van 90% van het gemiddeld begrensd dagloon.
* **Borstvoeding:** Een vergelijkbare regeling geldt voor werkneemsters die borstvoeding geven, tot maximaal vijf maanden na de geboorte (lactatieverlof), met een ZIV-uitkering van 60% van het gemiddeld begrensd dagloon.
### 2.5 Borstvoedingspauzes
Conform cao nr. 80bis hebben werkneemsters tot negen maanden na de geboorte recht op twee pauzes van 30 minuten of één pauze van 1 uur per dag om melk af te kolven of borstvoeding te geven.
* **ZIV-uitkering:** Een uitkering van 82% van het onbegrensde brutoloon.
* **Voorwaarden:** Vereist voorafgaande verwittiging en maandelijks bewijs.
* **Ontslagbescherming:** Idem als bij moederschapsrust, met een sanctie van zes maanden loon bij schending.
### 2.6 Geboorteverlof
Het geboorteverlof, geregeld in artikel 30, §2 WAO, is bedoeld voor de geboorte van een kind waarvan de afstamming langs de werknemer vaststaat. Ook de wettelijk samenwonende partner of een feitelijk samenwonende partner die minstens drie jaar onafgebroken met de moeder en het kind samenwoont, kan hiervan gebruik maken.
* **Duur:** 20 dagen binnen vier maanden na de geboorte.
* **Betaling:**
* De eerste drie dagen worden betaald door de werkgever.
* Daarna ontvangt de werknemer een ZIV-uitkering van 82% van het begrensd brutoloon.
* **Ontslagbescherming:** Idem als bij moederschapsrust, met een sanctie van zes maanden brutoloon bij schending.
### 2.7 Omgezette moederschapsrust bij overlijden of hospitalisatie moeder
#### 2.7.1 Bij overlijden van de moeder
De co-ouder kan het resterende moederschapsverlof overnemen. De uitkering is dezelfde als de moederschapsuitkering, maar berekend op het eigen loon van de co-ouder. Er geldt ontslagbescherming met een sanctie van zes maanden brutoloon.
#### 2.7.2 Bij hospitalisatie van de moeder
Indien de moeder langer dan zeven dagen gehospitaliseerd is en het kind thuis is, kan de co-ouder het resterende moederschapsverlof overnemen of het verlof na het einde van de hospitalisatie opnemen. De uitkering is de gewone ZIV-uitkering (niet de moederschapsuitkering). Er geldt eveneens ontslagbescherming.
### 2.8 Adoptie- en pleegouderverlof
Dit verlof kan opgenomen worden binnen twee maanden na de inschrijving van het kind in het bevolkingsregister.
* **Duur:** Maximaal zes weken voor elke ouder, met een mogelijkheid tot drie extra weken die onder de ouders verdeeld kunnen worden.
* **Betaling:**
* De eerste drie dagen worden betaald door de werkgever.
* Daarna volgt een ZIV-uitkering van 82% van het begrensd brutoloon.
* **Ontslagbescherming:** Idem als bij moederschapsrust, met een sanctie van zes maanden brutoloon bij schending.
> **Let op:** Pleegouderverlof dient onderscheiden te worden van pleegzorgverlof, dat uitbetaald wordt door de RVA (6 dagen per jaar).
---
# Arbeidsongeschiktheid, moederschapsrust en andere verlofstelsels
Dit onderwerp bespreekt de regelingen rondom arbeidsongeschiktheid, moederschapsrust, en andere diverse verlofstelsels die werknemers recht geven op loon of uitkeringen.
## 3. Arbeidsongeschiktheid, moederschapsrust en andere verlofstelsels
### 3.1 Arbeidsongeschiktheid
#### 3.1.1 Inleiding tot Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (ZIV)
De Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (ZIV) dekt enerzijds extra kosten door arbeidsongeschiktheid (sector gezondheidszorgen) en anderzijds inkomensverlies door arbeidsongeschiktheid (sector uitkeringen). De organisatie ervan berust bij het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) en de verzekeringsinstellingen, waaronder openbare kassen en private ziekenfondsen. Om rechthebbende te zijn, moet men aangesloten zijn bij een ziekenfonds of de Hulpkas ZIV en minimale ZIV-bijdragen hebben betaald. Ongeveer 99% van de bevolking is rechthebbende.
#### 3.1.2 Gewaarborgd loon
Bij arbeidsongeschiktheid van een werknemer is dit een schorsingsoorzaak van de arbeidsovereenkomst. De werknemer heeft recht op gewaarborgd loon voor de aanvang van de arbeidsongeschiktheid, waarna de ZIV-uitkeringen intreden.
* **Geen gewaarborgd loon bij:** zware fout werknemer, sportongeval bij competitie of exhibitie met entreegeld, hervalling tenzij bewijs van nieuwe arbeidsongeschiktheid, of het saldo van de eerste periode.
* **Gewaarborgd loon bij arbeiders:**
* **Anciënniteitsvereiste:** 1 maand.
* **Verloop:**
* 1e t.e.m. 7e kalenderdag: behoud nettoloon (door werkgever).
* 8ste t.e.m. 14de kalenderdag: behoud nettoloon (door werkgever, geen RSZ).
* 15de t.e.m. 30ste kalenderdag: uitkering ZIV + aanvulling tot nettoloon (door werkgever, geen RSZ).
* **Gewaarborgd loon bij bedienden:**
* **Arbeidsovereenkomst van bepaalde tijd < 3 maanden:** Regeling zoals bij arbeiders (86,93% + anciënniteitsvereiste).
* **Andere bedienden (contract van onbepaalde duur):** Gewaarborgd maandloon. De eerste 30 kalenderdagen behoud van brutoloon aan 100%. Anciënniteitsvereiste is van toepassing.
#### 3.1.3 ZIV-uitkeringen
* **Gerechtigden:** Werknemers en gelijkgestelden (zoals werklozen).
* **Toekenningsvoorwaarden:** Aansluiting bij ziekenfonds/HZIV, wachttijd, en bijdragen.
* **Weigering:** Geen loonverlies, opzettelijk gepleegde fout, zware fout, niet naleven van controleverplichtingen, recht op pensioen, reeds vergoed.
#### 3.1.4 Beoordeling van arbeidsongeschiktheid
* **Begrip arbeidsongeschiktheid:** Alle werkzaamheden onderbroken als direct gevolg van letsels of functionele stoornissen die het verdienvermogen aantasten tot 1/3 of minder dan een maatman (dus minstens 66% arbeidsongeschikt).
* Eerste 6 maanden: beoordeeld ten opzichte van het gewone beroep.
* Daarna: beoordeeld ten opzichte van referentieberoepen (economische evaluatie).
* **Procedure:**
1. Werknemer dient een "getuigschrift van arbeidsongeschiktheid" in, ingevuld door de behandelend arts (binnen 2-14/28 kalenderdagen).
2. Werkgever stuurt een inlichtingenblad door naar de ASZ.
3. Primair: Beoordeling door de adviserend arts van het ziekenfonds.
4. Secundair: Beoordeling door de Geneeskundige Raad voor Invaliditeit (GRI) van het RIZIV.
5. Re-integratieplan wordt opgesteld door de adviserend arts, ten laatste na 3 maanden.
6. Naleven van controleverplichtingen is essentieel.
* **Vermoeden van arbeidsongeschiktheid:** Bij opname in een erkende verpleeginrichting of ziekenhuis, werkverwijdering na contact met besmettelijke ziekte, begeleide arbeidshervatting, volgen van een erkend programma van herscholing of revalidatie, of bij profylactisch verlof.
#### 3.1.5 Gedeeltelijke werkhervatting
Dit betreft een progressieve tewerkstelling met als doel geleidelijke re-integratie.
* **Voorwaarden:** Vermindering van vermogen van minstens 50% en behoud van activiteit die verenigbaar is met de gezondheidstoestand. Voorafgaande toestemming van de adviserend geneesheer is vereist.
* **Gevolg:** Geheel of gedeeltelijk behoud van ZIV-uitkering.
* < 20% voltijds: Volledig behoud van uitkering.
* > 20% voltijds: Elk procent boven deze grens wordt beschouwd als een percentage vermindering van de uitkering.
#### 3.1.6 Uitkeringen
De ZIV-uitkering wordt berekend op basis van het gemiddeld dagloon.
* **Daguitkering:** Wordt berekend op 6 dagen per week.
* **Berekening dagloon:**
* **Bediende:** Brutomaandloon / 26.
* **Arbeider:** Gemiddeld aantal arbeidsuren x uurloon (omgezet naar een 6-dagenweek: dagloon x 5/6).
* **Inhoudingen:**
* **Primair:** 11,11% personenbelasting (PB), geen RSZ.
* **Secundair:** Geen PB, 3,5% pensioenbijdrage.
### 3.2 Moederschapsrust
Moederschapsrust bedraagt in totaal 15 weken.
* **Prenataal verlof:** 1 week is verplicht, 5 weken zijn facultatief.
* **Postnataal verlof:** 9 weken zijn verplicht (vanaf de bevalling). Er geldt een tewerkstellingsverbod.
* **Extra verlof:**
* Niet opgenomen facultatief prenataal verlof (gewerkte + gelijkgestelde dagen, niet laagste loon categorie).
* Extra week bij arbeidsongeschiktheid gedurende de volledige 6 weken voor de bevalling.
* "Verlofdagen postnatale rust" kunnen de laatste 2 weken van extra postnataal verlof omvatten.
#### 3.2.1 Ontslagbescherming
Vanaf de dag dat de werkgever werd ingelicht tot één maand na de postnatale rust. De werkneemster kan schriftelijk in kennis gesteld worden van de redenen van ontslag. Sanctie bij onrechtmatig ontslag: 6 maanden brutoloon.
#### 3.2.2 Meerling en andere situaties
* **Meerling:** Medisch attest is vereist. 9 (in plaats van 7) weken voor de bevalling.
* **Hospitalisatie kind langer dan 7 dagen:** Verlenging van postnataal verlof met extra hospitalisatietijd, tot maximaal 24 weken.
* **Uitkering:**
* Eerste 30 dagen: 82% van het niet-begrensde brutoloon.
* Vanaf de 31ste dag: 75% van het begrensde loon, betaald door ZIV.
### 3.3 Zwangerschapsonderzoeken
Werkneemsters hebben recht op afwezigheid met behoud van loon voor de tijd die nodig is voor zwangerschapsonderzoeken, indien dit niet buiten de arbeidsuren kan plaatsvinden. Ze dienen de werkgever vooraf te verwittigen en op verzoek een medisch attest voor te leggen.
### 3.4 Profylactisch verlof
Dit is een verbod voor zwangere werkneemsters om bepaalde werkzaamheden uit te voeren:
* **Intrinsiek gevaarlijke werken:** Erkend bij Koninklijk Besluit (bv. ioniserende straling, nachtwerk, lawaai, extreme temperaturen).
* **Gevaarlijke werken wegens bijzondere omstandigheden:** Aangewezen door de arbeidsgeneesheer, rekening houdend met de specifieke bedrijfssituatie of de gezondheidstoestand van de werkneemster.
* De werkgever moet de arbeidsomstandigheden aanpassen of een vervangingswerk geven.
* Bij verwijdering: ZIV-uitkering van 90% van het gemiddeld begrensd dagloon.
* **Borstvoeding (tot max. 5 maanden):** Idem als profylactisch verlof, met een ZIV-uitkering van 60% van het gemiddeld begrensd dagloon (lactatieverlof).
### 3.5 Borstvoedingspauzes
Volgens CAO nr. 80bis hebben werkneemsters tot 9 maanden na de geboorte recht op twee pauzes van 30 minuten of één pauze van 1 uur per dag om melk af te kolven of borstvoeding te geven. De ZIV-uitkering bedraagt 82% van het onbegrensd brutoloon. Er geldt ontslagbescherming met een sanctie van 6 maanden loon bij overtreding.
### 3.6 Geboorteverlof
* **Gerechtigden:** Werknemers voor de geboorte van een kind waarvan de afstamming langs hun zijde vaststaat. Ook de meeouder die wettelijk samenwoont met de moeder en het kind, of die minstens 3 jaar onafgebroken feitelijk samenwoont met de moeder en het kind op permanente en affectieve wijze, komt in aanmerking.
* **Duur:** 20 dagen binnen 4 maanden na de geboorte.
* **Betaling:**
* Eerste 3 dagen: Loon door de werkgever.
* Daarna: ZIV-uitkering van 82% van het begrensd brutoloon.
* **Ontslagbescherming:** Sanctie van 6 maanden brutoloon bij overtreding.
### 3.7 Omgezette moederschapsrust
* **Bij overlijden moeder (voor co-ouder):** Het verlof bedraagt de duur van het nog niet opgenomen moederschapsverlof. De uitkering is dezelfde als die van de moeder (moederschapsuitkering), berekend op het eigen loon. Er geldt ontslagbescherming (sanctie: 6 maanden brutoloon).
* **Bij hospitalisatie moeder (voor co-ouder):** Indien de hospitalisatie langer dan 7 dagen duurt en het kind thuis is. Het verlof bedraagt de duur van het nog niet opgenomen moederschapsverlof of het einde van de hospitalisatie. De gewone ZIV-uitkering (moeder ontvangt moederschapsuitkering) is van toepassing. Er geldt ontslagbescherming (sanctie: 6 maanden brutoloon).
### 3.8 Adoptie- en pleegouderverlof
* **Duur:** Maximaal 6 weken (voor elke ouder), binnen twee maanden na inschrijving van het kind in het bevolkingsregister. Drie extra weken kunnen onder de ouders worden verdeeld.
* **Betaling:**
* Eerste 3 dagen: Loon door de werkgever.
* Daarna: ZIV-uitkering van 82% van het begrensd brutoloon.
* **Ontslagbescherming:** Sanctie van 6 maanden brutoloon bij overtreding.
* **Opmerking:** Pleegouderverlof (ZIV) is verschillend van pleegzorgverlof (uitkering RVA, 6 dagen per jaar).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Ziekte- en invaliditeitsverzekering (ZIV) | Een sociale zekerheidsstelsel dat inkomensverlies compenseert bij arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte of invaliditeit, en tussenkomt in de kosten voor gezondheidszorg. |
| Arbeidsongeschiktheid | De situatie waarin een werknemer niet in staat is om zijn normale werkzaamheden uit te voeren als direct gevolg van letsels of functionele stoornissen, waardoor zijn verdienvermogen significant is aangetast. |
| Gewaarborgd loon | Een wettelijke verplichting van de werkgever om het loon van een werknemer door te betalen voor een bepaalde periode bij arbeidsongeschiktheid, voordat de ZIV-uitkeringen ingaan. |
| Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) | De overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor het beheer en de organisatie van de ziekte- en invaliditeitsverzekering in België. |
| Verzekeringsinstellingen | Organisaties die de ZIV-verzekering uitvoeren, zoals openbare instellingen (bv. Hulpkas) en private ziekenfondsen, onder toezicht van het RIZIV. |
| Rechthebbenden | Personen die, voldoen aan de wettelijke voorwaarden, aanspraak kunnen maken op uitkeringen of vergoedingen in het kader van de ziekte- en invaliditeitsverzekering. |
| Daguitkering | Een financiële vergoeding die door de ZIV wordt uitgekeerd voor elke dag van arbeidsongeschiktheid, berekend op basis van het gemiddelde dagloon van de verzekerde. |
| Gezinscategorieën (G, A, S) | Classificaties binnen de ZIV-uitkeringen die de gezinstoestand van de rechthebbende weerspiegelen (G = Gezinshoofd, A = Alleenstaande met verlies van inkomen, S = Samenwonende zonder verlies van inkomen), wat invloed heeft op de hoogte van de uitkering. |
| Moederschapsrust | Een wettelijk vastgelegde periode waarin een zwangere werkneemster recht heeft op afwezigheid van het werk met behoud van loon of een uitkering, voorafgaand aan en na de bevalling. |
| Profylactisch verlof | Een verlofstelsel voor zwangere werkneemsters dat hen vrijstelt van het uitvoeren van werkzaamheden die intrinsiek gevaarlijk zijn voor hun gezondheid of die van de foetus. |
| Lactatieverlof | Verlof verleend aan moeders om te kolven of borstvoeding te geven, waarbij de werkgever de omstandigheden moet aanpassen, of een vervangingswerk moet geven, of een ZIV-uitkering verstrekt. |
| Geboorteverlof | Verlof voor de partner van de moeder, dat opgenomen kan worden binnen een bepaalde termijn na de geboorte van het kind, met een combinatie van loondoorbetaling door de werkgever en ZIV-uitkeringen. |
| Adoptie- en pleegouderverlof | Verlof dat wordt toegekend aan ouders die een kind adopteren of een pleegkind opnemen, om hen in staat te stellen voor het nieuwe kind te zorgen, met financiële compensatie. |
| Maatman | Een referentiepersoon die wordt gebruikt om de mate van arbeidsongeschiktheid te bepalen, door de verdienvermogen van de arbeidsongeschikte te vergelijken met dat van een persoon van dezelfde stand en opleiding. |
Cover
7.pdf
Summary
# Controlerende instellingen in de politieke structuur
Dit topic behandelt de rol van controlerende instellingen zoals de Raad van State, het Grondwettelijk Hof en het Rekenhof bij het voorkomen en oplossen van bevoegdheidsoverschrijdingen en conflicten binnen de complexe politieke structuur [1](#page=1).
### 1.1 De noodzaak van controlerende instellingen
De complexiteit van de politieke structuur, met verschillende niveaus en ingewikkelde bevoegdheidsafbakeningen, kan leiden tot bevoegdheidsoverschrijdingen en -conflicten. Controlerende instellingen, die meestal de vorm van een rechtscollege aannemen, zijn essentieel om dergelijke conflicten te voorkomen of op te lossen. Naast deze rechtscolleges oefenen hogere administratieve overheden ook administratief toezicht uit op lagere, meer lokale overheden. Dit toezicht, geregeld in het Vlaams Provincie- en Gemeentedecreet, waarborgt dat gedecentraliseerde besturen binnen hun bevoegdheden blijven en geen onwettige beslissingen nemen die in strijd zijn met het federale of regionale belang. Het kan resulteren in schorsing of vernietiging van beslissingen van lagere overheden [1](#page=1).
### 1.2 De Raad van State
De Raad van State bestaat uit twee afdelingen: de afdeling Wetgeving en de afdeling Bestuursrechtspraak [1](#page=1).
#### 1.2.1 De afdeling Wetgeving
De afdeling Wetgeving heeft een preventieve functie en speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van federale en regionale wetgeving. Zij geeft advies over de tekst van wets- of decreetsontwerpen, voorstellen en amendementen. Dit advies kan worden gevraagd door de voorzitters van het Parlement, de Senaat of het Vlaams Parlement, en door nationale of gemeenschapsministers. Ministers zijn verplicht advies te vragen voor voorontwerpen van wet of decreet alvorens deze worden ingediend (behalve bij hoogdringendheid) en voor alle reglementaire besluiten. Voorzitters van de wetgevende vergaderingen zijn verplicht advies te vragen indien een derde van de leden of, in het federale parlement, de meerderheid van een taalgroep erom verzoekt. Hoewel de adviezen niet bindend zijn, hebben ze in de praktijk groot gezag en worden ze doorgaans gevolgd [1](#page=1).
#### 1.2.2 De afdeling Bestuursrechtspraak
De afdeling Bestuursrechtspraak is het hoogste administratieve rechtscollege in België. Ze heeft drie hoofdbevoegdheden [2](#page=2):
1. **Annulatierechter** voor administratieve rechtshandelingen [2](#page=2).
2. **Cassatierechter** voor beslissingen van lagere administratieve rechtscolleges zoals de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, de Raad voor Vergunningsbetwistingen, het Milieuhandhavingscollege en de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen en examenbetwistingen [2](#page=2).
3. **Rechter in hoger beroep** voor een aantal bij wet bepaalde gevallen, zoals gemeenteraadsverkiezingen [2](#page=2).
Elke burger of rechtspersoon kan de vernietiging eisen van een akte of reglement van een administratieve overheid die strijdig is met de wet of de Grondwet, mits zij hier belang bij hebben. De Raad van State interpreteert het begrip 'belang' ruim, waarbij ook collectieve belangen worden aanvaard. De afdeling kan echter geen wetsbepalingen vernietigen wegens strijdigheid met de Grondwet. Administratieve overheden omvatten onder andere de Koning, regeringen, provincieraden, gemeenteraden en examencommissies. De Raad van State kan geen nieuwe beslissingen in de plaats stellen van vernietigde beslissingen; de bevoegde overheid moet een nieuwe beslissing nemen. Wel kan de Raad van State bepaalde of alle gevolgen van een vernietigde regel of bestuurshandeling tijdelijk of definitief handhaven [2](#page=2).
### 1.3 Het Grondwettelijk Hof
Het Grondwettelijk Hof, voorheen het Arbitragehof (opgericht in 1983 en naamswijziging in 2007), regelt conflicten en toetst wetgeving aan de Grondwet [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 1.3.1 Bevoegdheden van het Grondwettelijk Hof
De bevoegdheden van het Hof omvatten:
1. **Regelen van conflicten** tussen wetten en decreten onderling, en tussen decreten onderling. Wetten en decreten staan op gelijke voet, en het Hof beslecht geschillen waarbij de bevoegdheid van een wetgever mogelijk is overschreden [2](#page=2).
2. **Toetsing van wetten en decreten aan specifieke artikelen van de Grondwet**:
* Artikelen 8 tot 32 Grondwet (fundamentele rechten) [2](#page=2) [3](#page=3).
* Artikelen 170 en 172 Grondwet (legaliteit en gelijkheid in fiscale zaken) [3](#page=3).
* Artikel 191 Grondwet (niet-discriminatie van vreemdelingen) [3](#page=3).
Deze algemene beginselen geven het Hof een brede toetsingsbevoegdheid [3](#page=3).
3. **Uitbreiding van toetsingsbevoegdheid** door bijzondere wetten tot andere artikelen van de Grondwet [3](#page=3).
Het Grondwettelijk Hof kan wetten en decreten geheel of gedeeltelijk vernietigen of schorsen. Een rechtsregel die aldus wordt vernietigd, houdt op te bestaan. Vernietiging kan worden gevraagd door de ministerraad, gemeenschaps- of gewestregeringen, de voorzitters van de wetgevende vergaderingen (op verzoek van tweederde van hun leden), of elke natuurlijke of rechtspersoon die een belang aantoont [3](#page=3).
#### 1.3.2 Prejudiciële Vragen
Indien tijdens een proces voor een rechtbank of hof een betwisting ontstaat die onder de bevoegdheid van het Grondwettelijk Hof valt, moet de betrokken rechter een prejudiciële vraag stellen aan het Hof. De procedure bij de lagere rechter wordt intussen stilgelegd. Het arrest van het Grondwettelijk Hof met de prejudiciële beslissing is bindend voor alle rechtsmachten die in het proces uitspraak doen, ook voor hogere gerechten [3](#page=3).
#### 1.3.3 Tijdelijke Handhaving
Zowel in vernietigingsarresten als in prejudiciële beslissingen kan het Grondwettelijk Hof ongrondwettige bepalingen tijdelijk of definitief handhaven om ernstige schade of moeilijk oplosbare problemen te vermijden [3](#page=3).
### 1.4 Het Rekenhof
(In de verstrekte documentatie worden de specifieke bevoegdheden van het Rekenhof niet gedetailleerd beschreven, enkel de vermelding als een van de voornaamste controlerende instellingen.) [1](#page=1).
---
# Adviesfunctie van de afdeling Wetgeving van de Raad van State
De afdeling Wetgeving van de Raad van State vervult een cruciale preventieve rol bij de totstandkoming van federale en regionale wetgeving door het verstrekken van juridische adviezen [1](#page=1).
### 2.1 De rol van de afdeling Wetgeving
De afdeling Wetgeving van de Raad van State is verantwoordelijk voor het geven van advies over de tekst van ontwerpen of voorstellen van wet of decreet, alsmede over amendementen hierop. Deze adviesfunctie is primair gericht op de totstandkoming van federale en regionale wetgeving in ruime zin [1](#page=1).
#### 2.1.1 Procedure voor het vragen van advies
Advies kan steeds worden gevraagd door:
* De voorzitter van de Kamer [1](#page=1).
* De voorzitter van de Senaat [1](#page=1).
* De voorzitter van het Vlaams Parlement [1](#page=1).
* De nationale ministers [1](#page=1).
* De gemeenschapsministers [1](#page=1).
#### 2.1.2 Verplicht advies
Onder bepaalde omstandigheden is het advies van de afdeling Wetgeving verplicht:
* **Voorontwerpen van wet of decreet:** Alle voorontwerpen van wet of decreet moeten worden voorgelegd aan de afdeling Wetgeving voor advies, voordat ze bij het betrokken parlement worden ingediend. Dit geldt niet in geval van hoogdringendheid [1](#page=1).
* **Reglementaire besluiten:** Alle reglementaire besluiten, gedefinieerd als besluiten die een rechtsregel formuleren met een algemene draagwijdte, moeten worden voorgelegd voor advies voordat ze worden uitgevaardigd. Dit omvat onder andere koninklijke besluiten en ministeriële besluiten [1](#page=1).
* **Verplicht advies op verzoek:** De voorzitters van de Kamer, Senaat of Vlaams Parlement zijn verplicht het advies van de Raad van State te vragen indien een derde van de leden van de betreffende vergadering hierom vraagt. In het federale parlement geldt deze verplichting tevens indien de meerderheid van de leden van een taalgroep erom vraagt. Dit is van toepassing op voorstellen van wet, decreet, respectievelijk amendementen op ontwerpen of voorstellen van wet, respectievelijk decreet [1](#page=1).
> **Tip:** De preventieve adviesrol van de afdeling Wetgeving is gericht op het voorkomen van juridische problemen en het waarborgen van de correctheid en de consistentie van wetgeving voordat deze definitief wordt aangenomen.
#### 2.1.3 Gezag van de adviezen
De adviezen die door de Raad van State worden verstrekt, zijn niet bindend. In de praktijk genieten deze adviezen echter een groot gezag en worden ze doorgaans gevolgd door de wetgevende en uitvoerende macht. Dit benadrukt de invloed van de afdeling Wetgeving ondanks het niet-bindende karakter van haar adviezen [1](#page=1).
---
# Bevoegdheden van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State
Dit onderwerp behandelt de rol van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State als hoogste administratieve rechtscollege en haar bevoegdheid als annulatierechter voor administratieve rechtshandelingen [2](#page=2).
### 3.1 Algemene bevoegdheden
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is het hoogste administratieve rechtscollege in Nederland. Zij beschikt over drie belangrijke bevoegdheden [2](#page=2):
1. **Annulatierechter** voor administratieve rechtshandelingen [2](#page=2).
2. **Cassatierechter** voor beslissingen van lagere administratieve rechtscolleges, zoals de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, de Raad voor Vergunningsbetwistingen, het Milieuhandhavingscollege en de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen en examenbetwistingen [2](#page=2).
3. **Rechter in hoger beroep** voor specifieke, bij wet bepaalde gevallen, zoals gemeenteraadsverkiezingen [2](#page=2).
Dit werk beperkt zich, gezien de inleidende aard, tot de eerste en belangrijkste bevoegdheid: die van annulatierechter [2](#page=2).
#### 3.1.1 De rol als annulatierechter
Elke burger of rechtspersoon kan bij de Afdeling Bestuursrechtspraak eisen dat een akte of reglement van een administratieve overheid wordt vernietigd, indien deze strijdig is met de wet of de Grondwet en de indiener daar belang bij heeft. Het begrip 'belang' wordt door de Raad van State ruimer geïnterpreteerd dan voor de procesbevoegdheid van gewone rechtbanken, waarbij ook een collectief belang wordt erkend, bijvoorbeeld van een milieuvereniging voor beslissingen inzake ruimtelijke ordening [2](#page=2).
De Afdeling Bestuursrechtspraak kan uitsluitend akten en reglementen van administratieve overheden vernietigen. Zij kan geen wetsbepalingen vernietigen wegens strijdigheid met de Grondwet [2](#page=2).
##### 3.1.1.1 Wie zijn administratieve overheden?
Tot de administratieve overheden behoren onder andere [2](#page=2):
* De Koning
* De federale regering
* De deelstaatregeringen
* Provincieraden
* Gouverneurs
* Bestendige deputaties
* Gemeenteraden
* Colleges van burgemeester en schepenen
* Burgemeesters
* Raden van bestuur van publieke instellingen (zoals de Universiteit Gent)
* Examencommissies
##### 3.1.1.2 Gevolgen van vernietiging
De Afdeling Bestuursrechtspraak kan geen nieuwe beslissing in de plaats stellen van de vernietigde beslissing. Wanneer bijvoorbeeld een onwettig benoemingsbesluit wordt vernietigd, wordt de benoeming van de betrokkene ongedaan gemaakt, maar wordt de benadeelde kandidaat niet automatisch benoemd. De bevoegde overheid zal een nieuwe beslissing moeten nemen [2](#page=2).
De Raad van State kan echter wel bepalen dat bepaalde, of alle, gevolgen van een vernietigde regel of bestuurshandeling tijdelijk of definitief worden gehandhaafd, conform artikel 14ter van de RvS-wet [2](#page=2).
---
# Rol en bevoegdheden van het Grondwettelijk Hof
Dit topic behandelt de bevoegdheden van het Grondwettelijk Hof, voornamelijk gericht op het controleren van de grondwettelijkheid van wetten en decreten en het beslechten van conflicten tussen deze rechtsnormen.
### 4.1 Introductie tot het Grondwettelijk Hof
Het Grondwettelijk Hof, voorheen bekend als het Arbitragehof (opgericht in 1983 en hernoemd in 2007 na een uitbreiding van bevoegdheden), is het hoogste rechtscollege in België dat waakt over de naleving van de Grondwet. De afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State kan geen wetsbepalingen vernietigen wegens strijdigheid met de Grondwet; die bevoegdheid berust uitsluitend bij het Grondwettelijk Hof [2](#page=2).
### 4.2 Kernbevoegdheden van het Grondwettelijk Hof
Het Grondwettelijk Hof beschikt over een reeks specifieke bevoegdheden, die cruciaal zijn voor het handhaven van de constitutionele orde [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 4.2.1 Regelen van conflicten tussen wetten en decreten
Een van de kerntaken van het Hof is het beslechten van conflicten tussen wetten (uitgevaardigd door het federale parlement) en decreten (uitgevaardigd door gemeenschaps- en gewestparlementen). Aangezien wetten en decreten op gelijke voet staan, kan een conflict niet zomaar worden opgelost door de wet voorrang te geven boven het decreet. Het Hof treedt op als onafhankelijk orgaan wanneer deze normen strijdig zijn of wanneer een wetgever zijn bevoegdheden overschrijdt [2](#page=2).
#### 4.2.2 Toetsing aan grondwettelijke beginselen
Het Hof heeft de bevoegdheid om wetten en decreten te toetsen aan specifieke artikelen van de Grondwet [2](#page=2) [3](#page=3):
* **Artikelen 8 tot 32 GW:** Deze omvatten de fundamentele rechten [3](#page=3).
* **Artikelen 170 en 172 GW:** Deze betreffen de beginselen van legaliteit en gelijkheid in fiscale zaken [3](#page=3).
* **Artikel 191 GW:** Dit artikel garandeert de niet-discriminatie van vreemdelingen [3](#page=3).
Gezien de algemene aard van deze beginselen, geniet het Hof een zeer brede toetsingsbevoegdheid [3](#page=3).
#### 4.2.3 Uitbreiding van toetsingsbevoegdheid door bijzondere wet
Een bijzondere wet kan de toetsingsbevoegdheid van het Grondwettelijk Hof uitbreiden tot andere artikelen van de Grondwet [3](#page=3).
### 4.3 Gevolgen van de arresten van het Grondwettelijk Hof
Het Grondwettelijk Hof kan wetten en decreten, geheel of gedeeltelijk, vernietigen of schorsen middels arresten. Een rechtsregel die aldus wordt vernietigd, houdt op te bestaan in de Belgische rechtsorde [3](#page=3).
#### 4.3.1 Mogelijkheid tot schorsing of vernietiging
Het Hof kan overgaan tot vernietiging of schorsing op verzoek van:
* De ministerraad of een gemeenschaps- of gewestregering [3](#page=3).
* De voorzitters van de wetgevende vergaderingen (federaal, regionaal), mits tweederde van hun leden daarom verzoekt [3](#page=3).
* Elke natuurlijke of rechtspersoon die een belang kan aantonen [3](#page=3).
#### 4.3.2 Prejudiciële vragen
Wanneer er tijdens een procedure voor een rechtbank of hof een betwisting ontstaat die onder de bevoegdheid van het Grondwettelijk Hof valt, is de betrokken rechter verplicht een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof. De procedure voor de betreffende rechtbank wordt intussen tijdelijk stilgelegd. Het arrest van het Grondwettelijk Hof inzake de prejudiciële beslissing is bindend voor alle rechtsmachten die in het proces uitspraak moeten doen, inclusief hogere beroepsinstanties zoals het Hof van Cassatie [3](#page=3).
#### 4.3.3 Tijdelijke of definitieve handhaving
Zowel in vernietigingsarresten als in prejudiciële beslissingen kan het Grondwettelijk Hof ongrondwettige bepalingen toch tijdelijk of definitief handhaven. Dit mechanisme dient om ernstige schade of moeilijk oplosbare problemen te voorkomen [3](#page=3).
> **Tip:** Begrijp het verschil tussen de bevoegdheden van de Raad van State (administratieve rechtshandelingen) en het Grondwettelijk Hof (wetten en decreten). Beide kunnen wel een belang eisen voor beroep.
> **Voorbeeld:** Een milieuvereniging kan een belang hebben bij de vernietiging van een ruimtelijke ordeningsbeslissing door de Raad van State, omdat dit collectieve milieu-interesses kan raken. Een burger kan een prejudiciële vraag stellen aan het Grondwettelijk Hof wanneer een wet in een lopende rechtszaak strijdig lijkt met de Grondwet [2](#page=2) [3](#page=3).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Bevoegdheidsafbakening | Het proces waarbij de grenzen van de bevoegdheden van verschillende overheidsinstanties worden vastgesteld en gedefinieerd, om conflicten en overschrijdingen te voorkomen. |
| Bevoegdheidsoverschrijding | Situatie waarin een overheidsinstantie handelt buiten de grenzen van haar toegewezen bevoegdheden, wat kan leiden tot juridische geschillen of ongeldige beslissingen. |
| Bestuursrechtspraak | Het rechtsgebied dat zich bezighoudt met geschillen tussen burgers of rechtspersonen en de overheid, en de beoordeling van de wettigheid van beslissingen van bestuursorganen. |
| Annulatierechter | Een rechter die de bevoegdheid heeft om beslissingen of akten van bestuursorganen te vernietigen (annuleren) indien deze onwettig zijn verklaard. |
| Cassatierechter | Een rechter die beslissingen van lagere rechtscolleges beoordeelt op rechtmatigheid, zonder de feiten opnieuw te onderzoeken, en een uitspraak doet over de toepassing van het recht. |
| Prejudiciële vraag | Een vraag die een rechtbank stelt aan een hogere rechtbank of een gespecialiseerd hof, om een juridische kwestie op te helderen die van belang is voor de beslissing in een lopende zaak. |
| Grondwet | De fundamentele wet van een staat, die de organisatie van de overheid, de grondrechten van burgers en de basisprincipes van het rechtssysteem vastlegt. |
| Rechtsregel | Een algemene en abstracte norm die het gedrag van burgers en instanties regelt en die, bij overtreding, kan leiden tot een sanctie. |
| Reglementaire besluiten | Besluiten die een algemene rechtsregel formuleren met een brede toepasbaarheid, uitgevaardigd door bestuursorganen met wettelijke bevoegdheid daartoe. |
| Administratief toezicht | Het proces waarbij hogere overheden de wettigheid en het belang van beslissingen van lagere lokale overheden controleren om naleving van de wet en het algemeen belang te waarborgen. |
| Bijzonder toezicht | Een specifieke vorm van administratief toezicht waarbij bepaalde beslissingen van lagere overheden expliciet goedkeuring behoeven van hogere autoriteiten, afhankelijk van de bevoegdheid. |
| Vernietiging | De juridische actie waarbij een beslissing of akte ongedaan wordt gemaakt, waardoor deze geacht wordt nooit te hebben bestaan. |
| Schorsing | De tijdelijke opschorting van een beslissing of akte, in afwachting van een definitieve uitspraak of beslissing. |
Cover
9. L&T_2025-26_guest lecture DSA.pptx
Summary
# Basisprincipes en governance van de Digital Services Act
Dit onderwerp behandelt de kernprincipes van de Digital Services Act (DSA), inclusief de nationale Digital Services Coordinators, de European Board for Digital Services en de rol van de Europese Commissie bij de governance en handhaving van digitale diensten.
## 1. Algemene informatie over de Digital Services Act
De Digital Services Act (DSA) vertegenwoordigt een significante stap in de Europese wetgeving met betrekking tot digitale technologie. Sinds 17 februari 2024 zijn alle bepalingen van de DSA volledig van kracht, ook voor kleinere platforms.
### 1.1 Aanstelling van Very Large Online Platforms (VLOPs)
Een cruciaal element bij de aanstelling van platforms als VLOP is het aantal maandelijkse actieve gebruikers in de Europese Unie. Platforms met meer dan 45.000.000 maandelijkse gebruikers worden door de Commissie aangemerkt als VLOPs en vallen onder de zwaarste categorie van verplichtingen onder de DSA.
### 1.2 Governance van het toezicht op digitale diensten
De governance van het toezicht op digitale diensten is gestructureerd op drie niveaus:
#### 1.2.1 Nationaal niveau: Digital Services Coordinator (DSC)
* **Rol:** Onafhankelijke autoriteiten die directe supervisie en handhaving uitoefenen op platforms met minder dan 45 miljoen maandelijkse gebruikers in de EU.
* **Coördinatie:** Zij zorgen voor coördinatie en uitwisseling van informatie met andere nationale bevoegde autoriteiten.
* **Harmonisatie:** De DSA streeft naar volledige harmonisatie met direct effect op nationaal niveau.
> **Tip:** De variatie in de aanstelling van DSC's onder de lidstaten (bv. telecomautoriteit vs. mededingingsautoriteit) kan een zwakte van de DSA vormen, wat kan leiden tot inconsistentie in de handhaving.
#### 1.2.2 Europees niveau: European Board for Digital Services
* **Samenstelling:** Bestaat uit de nationale Digital Services Coordinators.
* **Voorzitterschap:** Wordt voorgezeten door de Europese Commissie.
* **Functie:**
* Adviseert de DSC's en de Commissie.
* Geeft aanbevelingen uit.
* Zorgt voor een consistente toepassing van de DSA.
* Draagt bij aan de ontwikkeling van richtlijnen en analyses.
* Faciliteert informatie-uitwisseling over nationale ontwikkelingen en die van de Commissie.
* Organiseert werkgroepen en maandelijkse plenaire vergaderingen.
#### 1.2.3 Europees niveau: Europese Commissie
* **Rol:** Het uitvoerend orgaan van de EU dat directe handhaving van de regels voor VLOPSEs (Very Large Online Platforms and Search Engines) verzorgt.
* **Advies:** Adviseert bij grensoverschrijdende geschillen.
* **Interventie:** Treedt op na verzoeken van DSC's.
* **Beleid:** Stelt nieuwe wetgeving en beleid voor en monitort de implementatie en toepassing.
> **Tip:** Binnen de Commissie zijn er specifieke directoraten (binnen DG CONNECT) die zich volledig richten op de handhaving van de DSA en DMA, ondersteund door technologisch geavanceerde eenheden (ECAT) en onderzoekseenheden (JRC).
### 1.3 Toezichtskosten en Superivisiefees
Platforms die als VLOPSE worden aangemerkt, moeten een toezichtskost betalen aan de Commissie. Dit bedrag dekt de geschatte kosten voor de toezichthoudende taken van de Commissie.
* **Berekening:** De vergoeding is gebaseerd op het aantal gemiddelde maandelijkse actieve ontvangers van de dienst, uitgedrukt in miljoenen eenheden en afgerond naar beneden op honderdduizenden. Hoe meer gebruikers een platform heeft, hoe hoger de te betalen vergoeding.
## 2. Handhaving ten aanzien van VLOPSEs
De aanstelling als VLOPSE brengt aanzienlijke gevolgen met zich mee op het gebied van handhaving.
### 2.1 Risicomanagementcyclus
VLOPSEs moeten een gestructureerde risicomanagementcyclus hanteren, bestaande uit:
* **Risicobeoordeling (Artikel 34 DSA):** Identificatie en beoordeling van risico's die verband houden met illegale inhoud, fundamentele rechten, openbare veiligheid en volksgezondheid.
* **Risicobeperkende maatregelen (Artikel 35 DSA):** Implementatie van maatregelen om de geïdentificeerde risico's te verminderen.
* **Rapportage (Artikelen 15, 24 en 42 DSA + Uitvoeringswet):** Periodieke rapportage over de genomen maatregelen en naleving.
* **Interne compliancefunctie (Artikel 41 DSA):** Een interne functie die erop toeziet dat de regels van de DSA worden nageleefd. Deze functie moet onafhankelijk zijn, voldoende autoriteit, statuur en middelen hebben, en toegang hebben tot het leidinggevende orgaan.
* **Onafhankelijke audit (Artikel 37 DSA):** VLOPSEs moeten jaarlijks een externe audit laten uitvoeren door onafhankelijke experts (bv. "Big 4" accountantskantoren) die expertise hebben op dit gebied. De kosten hiervan zijn voor rekening van het VLOPSE. De bevindingen van deze audits worden gebruikt door de Commissie voor handhavingsdoeleinden.
> **Tip:** De interne compliancefunctie en de externe audits werken complementair: de compliancefunctie zorgt voor de interne naleving, terwijl de audits een externe validatie bieden.
### 2.2 Onderzoeksbevoegdheden van de Commissie
De Europese Commissie beschikt over diverse onderzoeksbevoegdheden om naleving te controleren:
* **Verzoek om informatie (RFI) (Artikel 67 DSA):** De Commissie kan informatie opvragen die relevant is voor een vermoedelijke inbreuk. Dit kan een 'simpel' verzoek zijn, waar een platform zelf de keuze heeft om te antwoorden, of een RFI per besluit, waarbij een antwoord verplicht is.
* **Onderhoud/verklaringen (Artikel 68 DSA):** Mogelijkheid om betrokkenen te interviewen.
* **Ter plaatse inspectie (Artikel 69 DSA):** Inspecties op locatie bij de onderzochte entiteit.
* **Voorlopige maatregelen (Artikel 70 DSA):** Indien er een *prima facie* bevinding is van een inbreuk en er urgentie is om ernstige schade voor de gebruikers te voorkomen, kan de Commissie voorlopige maatregelen opleggen voor een bepaalde periode.
* **Bindende toezeggingen (Artikel 71 DSA):** Platforms kunnen bindende toezeggingen doen om naleving te garanderen.
* **Toezichtsacties (Artikel 72 DSA):** Continue monitoring van activiteiten.
> **Tip:** Een RFI per besluit is een dwingender instrument dan een simpel RFI, en de Commissie moet bij de keuze van het instrument de proportionaliteit in acht nemen.
### 2.3 Beslissing tot niet-naleving en boetes
Na afronding van de onderzoeksfase kan de Commissie beslissingen nemen over niet-naleving en het opleggen van sancties:
* **Voorlopige bevindingen (Artikel 79 DSA):** Voordat een beslissing tot niet-naleving, boetes, periodieke dwangsommen of voorlopige maatregelen wordt genomen, krijgt het VLOPSE de gelegenheid om gehoord te worden. Dit waarborgt het recht op een eerlijke behandeling.
* **Formele procedures:** De Commissie kan formele procedures starten om te onderzoeken of er sprake is van een schending van de DSA. Voorbeelden hiervan zijn de procedures tegen Temu, Meta en TikTok met betrekking tot verschillende aspecten zoals illegale producten, verslavende ontwerpen en datatoegang voor onderzoekers.
* **Boetes:** Bij een vastgestelde inbreuk kan de Commissie aanzienlijke boetes opleggen.
## 3. Politiek en recht
De implementatie en handhaving van de DSA is ook een politiek proces, waarbij verschillende instellingen (Commissie, Raad, Parlement) agenda's nastreven die invloed hebben op de richting van de digitale regelgeving. De Commission streeft ernaar om een coherente digitale wetgeving te creëren, zoals blijkt uit initiatieven als de "digital omnibus".
### 3.1 Juridische uitdagingen
Er zijn diverse juridische procedures geweest bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (CJEU) met betrekking tot de aanstelling als VLOPSE, de methodologie voor de berekening van de toezichtskost, en de verplichtingen die voortvloeien uit de DSA.
* **Dossiers:** Er zijn zaken aangespannen tegen de aanstelling als VLOPSE (o.a. Amazon, Zalando), de berekening van de toezichtskost (o.a. TikTok, Meta, Google), en specifieke verplichtingen zoals toegang tot documenten en het openbaar maken van advertentiegegevens.
* **Uitspraken van het CJEU:** Het CJEU heeft in verschillende zaken uitspraken gedaan die de interpretatie en toepassing van de DSA verduidelijken, waarbij de proportionaliteit van de DSA-verplichtingen en de rechtvaardiging ervan door het algemeen belang (bv. preventie van systeemrisico's) centraal staan. De rechterlijke toetsing bevestigt de evenredigheid van de DSA-maatregelen met de bescherming van fundamentele rechten en maatschappelijke belangen.
---
# Handhaving tegen Very Large Online Platforms and Services (VLOPSEs)
Dit gedeelte behandelt de specifieke handhavingsmechanismen en juridische procedures die van toepassing zijn op Very Large Online Platforms and Services (VLOPSEs) onder de Digital Services Act (DSA).
### 2.1 Handhavingsstructuur onder de DSA
De handhaving van de DSA kent een gelaagde structuur op nationaal en Europees niveau, met specifieke rollen voor Digitale Diensten Coördinatoren (DSC's), de Europese Raad voor Digitale Diensten en de Europese Commissie.
#### 2.1.1 Nationaal niveau: Digitale Diensten Coördinator (DSC)
* **Rol:** Onafhankelijke autoriteiten die direct toezicht houden op en handhaven ten aanzien van platforms met minder dan 45 miljoen maandelijkse actieve gebruikers in de EU.
* **Coördinatie:** DSC's werken samen en wisselen informatie uit met andere nationale bevoegde autoriteiten.
* **Implementatie:** Sinds 17 februari 2024 zijn alle bepalingen van de DSA volledig van kracht, ook voor kleinere platforms. De Commissie heeft echter inbreukprocedures gestart tegen lidstaten die er niet in slaagden een DSC aan te wijzen en/of deze volledig te bevoegdheid. Sommige lidstaten hebben hierop gereageerd met aanpassingen, die nog door de Commissie worden beoordeeld.
#### 2.1.2 Europees niveau: Europese Raad voor Digitale Diensten
* **Samenstelling:** Bestaat uit hoge functionarissen van de nationale DSC's en wordt voorgezeten door de Commissie.
* **Adviesrol:** Adviseert DSC's en de Commissie, en geeft aanbevelingen om een consistente toepassing van de DSA te waarborgen.
* **Coördinatie:** Draagt bij aan de coördinatie van richtlijnen en analyses, en assisteert DSC's en de Commissie bij het toezicht op VLOPSEs.
* **Frequentie:** Werkt via werkgroepen en maandelijkse plenaire vergaderingen, gericht op informatie-uitwisseling over nationale ontwikkelingen en Commissie-initiatieven.
#### 2.1.3 Europees niveau: Europese Commissie
* **Rol:** Het uitvoerende orgaan van de EU met directe handhavingsbevoegdheden ten aanzien van VLOPSEs.
* **Toezicht en handhaving:** Houdt toezicht op de implementatie en toepassing van de DSA, en verleent advies bij grensoverschrijdende geschillen.
* **Ondersteuning:** Kan ingrijpen op verzoek van DSC's. Binnen DG CONNECT zijn twee directoraten specifiek belast met de handhaving van de DSA en de Digital Markets Act (DMA), ondersteund door ECAT (voor technische analyses van gebruikersaantallen en algoritmen) en JRC (onderzoekseenheid).
##### 2.1.3.1 Toezichtskosten en Supervisory Fees
* **Principe:** VLOPSEs met meer dan 45 miljoen maandelijkse actieve gebruikers betalen een toezichtskost aan de Commissie.
* **Doel:** Deze vergoeding dekt de geschatte kosten van de toezichtstaken van de Commissie onder de DSA.
* **Berekening:** De hoogte van de vergoeding is gekoppeld aan het aantal gemiddelde maandelijkse actieve ontvangers per service, uitgedrukt in miljoenen eenheden, afgerond naar beneden op de dichtstbijzijnde honderdduizend.
#### 2.1.4 Juridische procedures voor VLOPSEs
Meerdere zaken voor het Hof van Justitie van de Europese Unie (CJEU) hebben betrekking op de aanwijzing van VLOPSEs en de daaruit voortvloeiende verplichtingen.
* **Aanwijzing als VLOPSE:** Zaken zoals *Amazon*, *Zalando 1*, *Pornhub*, *Stripchat*, *XVideos*, en *XNXX* betroffen de uitdaging van de VLOPSE-aanwijzing en de bijbehorende verplichtingen.
* **Supervisory Fee Methodologie:** Zaken zoals *TikTok 1*, *Meta 1*, *TikTok 2*, *Meta 2*, en *Google* betwistten de methodologie voor de berekening van de toezichtskost.
* **Toegang tot Documenten:** *Zalando 2* betrof een zaak met betrekking tot een verzoek om toegang tot documenten.
* **Tussentijdse Maatregelen:** Vier zaken (*Amazon*, *Pornhub*, *XVideos*, *XNXX*) met betrekking tot tijdelijke opschorting om een advertentierepositor publiek toegankelijk te maken (Art. 39 DSA) werden allemaal afgewezen.
##### 2.1.4.1 CJEU-zaak T-367/23 (Amazon EU v Commission)
Deze zaak onderstreept de geldigheid van de VLOPSE-aanwijzing en de daaraan verbonden verplichtingen:
* **Vrijheid van bedrijfsuitoefening:** Een inmenging in dit recht is gerechtvaardigd ter bescherming van maatschappelijke belangen, zoals het voorkomen van de verspreiding van illegale content of inbreuken op fundamentele rechten.
* **Eigendomsrecht:** De DSA-verplichtingen worden beschouwd als administratieve lasten die geen ontneming van eigendom behelzen en zijn proportioneel ten opzichte van het doel de systemische risico's te voorkomen.
* **Gelijkheid voor de wet:** VLOPSEs, inclusief marktplaatsen, dienen uniform te worden behandeld aangezien zij ook systemische risico's kunnen opleveren. De indeling op basis van gebruikersaantallen is niet willekeurig, gezien het potentieel om een groot aantal personen bloot te stellen.
* **Vrijheid van meningsuiting:** De beperking van commerciële uitingen, met name wat betreft aanbevelingssystemen die niet op profilering zijn gebaseerd, is gerechtvaardigd door de afweging tussen commerciële vrijheid en consumentenbescherming.
* **Recht op privéleven en bescherming van vertrouwelijke informatie:** De verplichtingen inzake transparantie van advertenties en toegang voor onderzoekers vormen een inmenging, maar zijn wettelijk voorzien, proportioneel en gerechtvaardigd door een objectief van algemeen belang. De publieke aard van het archief is strikt gereguleerd, en de toegang door onderzoekers is gebonden aan strikte beveiligings- en vertrouwelijkheidsgaranties.
### 2.2 Handhaving tegen VLOPSEs: Specifieke Maatregelen
De handhaving van de DSA jegens VLOPSEs omvat een cyclus van risicobeheer, onderzoeksbevoegdheden, en beslissingen bij niet-naleving.
#### 2.2.1 Risicobeheer cyclus
De aanwijzing als VLOPSE impliceert zware verplichtingen op het gebied van risicobeheer:
* **Risicobeoordeling (Artikel 34 DSA):** VLOPSEs moeten systemische risico's identificeren en beoordelen die verband houden met de verspreiding van illegale content, inbreuken op fundamentele rechten, en negatieve effecten op de volksgezondheid en veiligheid.
* **Risicobeperkende maatregelen (Artikel 35 DSA):** Maatregelen moeten worden geïmplementeerd om de geïdentificeerde risico's te verminderen.
* **Rapportage (Artikelen 15, 24 en 42 DSA + Uitvoeringsbesluit):** Verplichte transparantierapportage over diverse aspecten, inclusief de werking van aanbevelingssystemen.
* **Interne compliance functie (Artikel 41 DSA):** Een interne functie die toeziet op de naleving van de DSA-vereisten, vergelijkbaar met een DPO onder de AVG, met voldoende autoriteit, status en middelen.
* **Onafhankelijke audit (Artikel 37 DSA):** Periodieke (minimaal jaarlijkse) audits door externe, onafhankelijke experts (bijv. "Big 4") op kosten van de VLOPSE. Deze audits controleren de naleving van de DSA en leiden tot operationele aanbevelingen. Onafhankelijkheid vereist specifieke expertise en beperkingen op langdurige samenwerking.
> **Tip:** De interne compliance functie en de externe audits fungeren als cruciale mechanismen om bewijs te genereren voor de Commissie in geval van handhavingsactiviteiten. De aanbevelingen uit audits moeten door de platforms worden opgevolgd.
#### 2.2.2 Onderzoeksbevoegdheden van de Commissie
De Commissie beschikt over een reeks bevoegdheden om de naleving van de DSA door VLOPSEs te onderzoeken:
* **Verzoek om informatie (RFI) (Artikel 67 DSA):**
* Kan betrekking hebben op informatie gerelateerd aan een vermoedelijke inbreuk, noodzakelijk voor de taken van de Commissie.
* Kan gericht zijn aan VLOPSEs of aan elke natuurlijke of rechtspersoon die redelijkerwijs op de hoogte kan zijn van de informatie.
* Onderscheid tussen 'simpele' RFIs (vrijwillige respons) en RFIs per besluit (verplichtende respons met een termijn en vereiste van relevantie). De keuze is aan de Commissie, met inachtneming van proportionaliteit.
* **Onderhoud met personen (Artikel 68 DSA):** Verzamelen van verklaringen.
* **Ter plaatse inspectie (Artikel 69 DSA):** Onderzoek op locatie.
* **Tussentijdse maatregelen (Artikel 70 DSA):**
* **Voorwaarden:** Vereist een *prima facie* bevinding van een inbreuk en urgentie vanwege het risico op ernstige schade voor dienstgebruikers.
* **Duur:** Geldig voor een gespecificeerde periode, hernieuwbaar indien nodig.
* **Belang:** De Commissie moet hierbij rekening houden met het recht op een eerlijk proces.
* **Bindende toezeggingen (Artikel 71 DSA):** Mogelijkheid voor platforms om toezeggingen te doen ter naleving (bv. AliExpress in juni 2025).
* **Monitoringacties (Artikel 72 DSA):** Doorlopend toezicht.
> **Voorbeeld:** Een 'simpele' RFI zou kunnen zijn dat de Commissie een VLOPSE vraagt naar de methodologie van hun advertentiebeleid. Een 'RFI per besluit' zou kunnen zijn dat de Commissie eist dat een VLOPSE binnen twee weken gedetailleerde technische logboeken verstrekt met betrekking tot verwijderingsbeslissingen.
#### 2.2.3 Beslissingen bij niet-naleving en boetes
Wanneer de Commissie een inbreuk vaststelt, kan zij beslissingen nemen en boetes opleggen.
* **Voorlopige bevindingen (Artikel 79 DSA):**
* Voordat een beslissing over niet-naleving, een boete, periodieke dwangsom, of een tussentijdse maatregel wordt aangenomen, krijgt de VLOPSE de gelegenheid om gehoord te worden.
* Dit proces waarborgt het recht op een eerlijk proces en een redelijke termijn, conform Artikel 41 van het EU-Handvest van de grondrechten.
* **Formele Procedures:**
* **Temu (oktober 2024):** Onderzoek naar verkoop van illegale producten, potentieel verslavend design, aanbevelingssystemen en data-toegang.
* **Meta (mei 2024):** Onderzoek naar gedragsverslavingen bij kinderen, leeftijdsverificatie en -borging.
* **TikTok (april 2024):** Onderzoek naar mentale gezondheid en verslavend design (TikTok Lite en beloningsprogramma's).
* **Voorlopige bevindingen voor TikTok en Meta (oktober 2025):** De Commissie stelde voorlopig vast dat zowel TikTok als Meta hun verplichtingen schonden om onderzoekers adequate toegang te verlenen tot openbare gegevens onder de DSA. Meta werd ook in strijd bevonden met verplichtingen inzake eenvoudige mechanismen voor het melden van illegale content en het effectief aanvechten van contentmoderatiebeslissingen.
##### 2.2.3.1 Boetes en periodieke dwangsommen
De DSA voorziet in zware financiële sancties voor VLOPSEs die de regels overtreden.
* **Boetes:** Kunnen oplopen tot 6% van de wereldwijde jaaromzet van de VLOPSE.
* **Periodieke dwangsommen:** Kunnen oplopen tot 5% van de gemiddelde dagelijkse wereldwijde omzet per dag dat de overtreding voortduurt.
> **Tip:** VLOPSEs moeten proactief investeren in robuuste compliance- en risicobeheerstructuren om het risico op dergelijke significante financiële sancties te minimaliseren.
---
# Politieke en juridische aspecten van digitale regelgeving
Hier is een gedetailleerde samenvatting over de politieke en juridische aspecten van digitale regelgeving, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 3. Politieke en juridische aspecten van digitale regelgeving
Dit deel onderzoekt de politieke dynamiek rondom digitale regelgeving, inclusief de agenda-setting door Europese instellingen en de ontwikkeling van brede digitale wetgevingsinitiatieven zoals de Digital Omnibus.
### 3.1 De rol van Europese instellingen in agenda-setting
De Europese Unie kent een gelaagd systeem voor het opstellen en handhaven van digitale regelgeving, waarbij de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie elk een cruciale rol spelen in het bepalen van de politieke agenda en de juridische kaders. Deze instellingen opereren vaak in een dynamiek waarin zij proberen invloed uit te oefenen en hun prioriteiten te stellen, wat leidt tot een constante ontwikkeling van nieuwe wetgeving.
#### 3.1.1 De Europese Commissie als initiatiefnemer
De Europese Commissie fungeert als het uitvoerende orgaan van de EU en is primair verantwoordelijk voor het voorstellen van nieuwe wetgeving en beleid. Binnen de Commissie zijn specifieke directoraten-generaal (DG's), zoals DG CONNECT, nauw betrokken bij digitale vraagstukken. DG CONNECT richt zich op het handhaven van de Digital Services Act (DSA) en de Digital Markets Act (DMA) en wordt hierin ondersteund door technologisch geavanceerde eenheden zoals ECAT, dat zich bezighoudt met technische analyses van platforms, en de Joint Research Centre (JRC), een onderzoekseenheid.
De Commissie bepaalt de supervisie op grote online platforms (Very Large Online Platforms and Services - VLOPSEs) en stelt hiervoor een supervisievergoeding in. Deze vergoeding is bedoeld om alle geschatte en redelijkerwijs te bepalen kosten voor de toezichtstaken van de Commissie te dekken. De hoogte van de vergoeding wordt berekend op basis van het aantal gemiddelde maandelijkse actieve ontvangers van een dienst, uitgedrukt in miljoenen eenheden.
##### 3.1.1.1 Juridische procedures met betrekking tot VLOPSE-aanwijzing en vergoedingen
De Commissie is betrokken bij diverse juridische procedures die voortvloeien uit aanwijzingen van VLOPSEs en de berekeningsmethodologie van de supervisievergoeding. Zo zijn er zaken aangespannen door bedrijven als Amazon, Zalando en TikTok, die de aanwijzing als VLOPSE of de berekening van de supervisievergoeding aanvechten. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (CJEU) speelt hierbij een centrale rol in de interpretatie en handhaving van de wetgeving.
> **Voorbeeld:** In zaak T-367/23 (Amazon EU v Commission) verwierp het CJEU de argumenten van Amazon dat de aanwijzing als VLOPSE inbreuk maakte op het vrije ondernemingsrecht en het eigendomsrecht. De rechters oordeelden dat deze inbreuken gerechtvaardigd zijn door het doel om systemische risico's voor de samenleving te voorkomen.
##### 3.1.1.2 Handhavingsbevoegdheden van de Commissie jegens VLOPSEs
De Commissie beschikt over aanzienlijke handhavingsbevoegdheden ten opzichte van VLOPSEs, die een integrale rol spelen in het risicobeheerproces:
* **Risicobeheercyclus:** Dit omvat risicobeoordeling, het implementeren van risicobeperkende maatregelen, rapportage, een interne compliancefunctie en onafhankelijke audits.
* **Auditing:** VLOPSEs moeten jaarlijks externe audits laten uitvoeren door onafhankelijke experts (zoals de "Big 4") die gespecialiseerd zijn in de naleving van de DSA. De kosten hiervan dragen de VLOPSEs zelf. De bevindingen van deze audits worden gebruikt door de Commissie voor handhavingsdoeleinden.
* **Compliancefunctie:** VLOPSEs moeten een interne compliancefunctie inrichten die erop toeziet dat de regels van de DSA worden nageleefd. Deze functie moet onafhankelijk zijn, met voldoende bevoegdheden, status en middelen beschikken, en toegang hebben tot het management.
* **Onderzoeksbevoegdheden:** De Commissie kan informatie opvragen (Request for Information - RFI), interviews afnemen, ter plaatse inspecties uitvoeren, voorlopige maatregelen opleggen, bindende toezeggingen accepteren en monitoringacties uitvoeren.
* **RFI:** Dit kan een eenvoudig verzoek zijn of een dwingend verzoek per besluit, waarbij de te verstrekken informatie gerelateerd moet zijn aan een vermoedelijke inbreuk.
* **Voorlopige maatregelen (Interim measures):** Deze kunnen worden opgelegd bij een *prima facie* bevinding van een inbreuk en bij urgentie om ernstige schade voor gebruikers te voorkomen.
* **Beslissingen inzake niet-naleving en boetes:** Na een preliminair onderzoek waarbij de VLOPSE de gelegenheid krijgt zich te horen, kan de Commissie besluiten tot niet-naleving, boetes of periodieke dwangsommen opleggen.
> **Voorbeeld:** De Commissie heeft formele onderzoeken ingesteld tegen TikTok en Meta vanwege vermeende schendingen van hun verplichtingen onder de DSA, met name met betrekking tot gegevens-toegang voor onderzoekers, mechanismen voor het melden van illegale content en het omgaan met inhoudelijke moderatiebeslissingen.
#### 3.1.2 De rol van de Europese Board for Digital Services
De European Board for Digital Services is een onafhankelijke adviesgroep die bestaat uit de nationale Digital Services Coordinators (DSC's). De Raad wordt voorgezeten door de Commissie en is bedoeld om de consistente toepassing van de DSA te waarborgen door middel van advisering, het uitvaardigen van aanbevelingen en het coördineren van de samenwerking tussen nationale autoriteiten en de Commissie. De Board faciliteert informatie-uitwisseling over nationale ontwikkelingen en de aanpak van de Commissie.
#### 3.1.3 Nationale Digital Services Coordinators (DSC's)
Op nationaal niveau spelen de Digital Services Coordinators een cruciale rol bij het direct toezicht houden op en handhaven van de DSA ten aanzien van platforms met minder dan 45 miljoen maandelijkse gebruikers in de EU. Deze onafhankelijke autoriteiten zijn verantwoordelijk voor de handhaving van de wetgeving binnen hun lidstaat, de coördinatie met andere nationale autoriteiten en het delen van informatie. De variatie in de keuze van autoriteiten die als DSC worden aangewezen (bijvoorbeeld telecommunicatie- of mededingingsautoriteiten) kan echter leiden tot inconsistenties in de handhaving. De Europese Commissie kan inbreukprocedures starten tegen lidstaten die nalaten een effectieve DSC aan te stellen of volledig te bekrachtigen.
### 3.2 Ontwikkeling van brede digitale wetgevingsinitiatieven
De EU streeft naar een alomvattende digitale regelgeving die verschillende aspecten van de digitale economie aanpakt. Initiatieven zoals de "Digital Omnibus" illustreren de ambitie om verschillende digitale wetten te stroomlijnen en te integreren. Dit beleid is gericht op het creëren van een veiliger en transparanter digitaal landschap, het beschermen van fundamentele rechten en het waarborgen van eerlijke concurrentie in de digitale ruimte.
#### 3.2.1 De Digital Services Act (DSA) en de Digital Markets Act (DMA)
De DSA en DMA zijn twee pijlers van de Europese digitale strategie. Terwijl de DSA zich richt op het reguleren van online diensten en het bestrijden van illegale inhoud, heeft de DMA tot doel de macht van grote technologieplatforms (poortwachters) te reguleren en eerlijkere concurrentievoorwaarden te creëren. Deze wetgevingen zijn complex en vereisen een robuust toezicht- en handhavingskader, wat leidt tot de bovengenoemde structuren op Europees en nationaal niveau.
> **Tip:** De DSA en DMA bouwen voort op eerdere regelgeving en ervaringen, zoals de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG/GDPR). Begrip van deze onderlinge verbanden is essentieel voor een volledige analyse van de digitale regelgeving.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Digital Services Act (DSA) | Een wetgevingskader van de Europese Unie dat tot doel heeft een veiligere en transparantere online omgeving te creëren door online platforms te reguleren en de rechten van gebruikers te beschermen. |
| Very Large Online Platforms and Services (VLOPSEs) | Online platforms en diensten die naar verwachting een significant aantal maandelijkse actieve gebruikers in de Europese Unie hebben, waardoor ze onderworpen zijn aan strengere verplichtingen onder de DSA. |
| Digital Services Coordinator (DSC) | Een onafhankelijke nationale autoriteit die is aangewezen binnen elke lidstaat om toezicht te houden op en de naleving van de Digital Services Act te handhaven voor kleinere online platforms binnen hun rechtsgebied. |
| European Board for Digital Services | Een adviesorgaan dat bestaat uit nationale Digital Services Coordinators, voorgezeten door de Commissie, dat zorgt voor een consistente toepassing van de DSA en aanbevelingen doet aan de DSCs en de Commissie. |
| European Commission | Het uitvoerend orgaan van de Europese Unie, verantwoordelijk voor het voorstellen van wetgeving, het monitoren van de implementatie ervan en de directe handhaving van regels voor VLOPSEs onder de DSA. |
| Risicobeoordeling (Risk assessment) | Het proces waarbij VLOPSEs verplicht zijn om potentiële risico's die hun diensten kunnen veroorzaken, zoals de verspreiding van illegale inhoud of negatieve effecten op fundamentele rechten, te identificeren en te evalueren. |
| Risicobeperkende maatregelen (Risk mitigation measures) | Acties die VLOPSEs moeten implementeren om de geïdentificeerde risico's aan te pakken, zoals het verbeteren van moderatieprocessen of het aanpassen van aanbevelingssystemen. |
| Onafhankelijke audit (Independent audit) | Een periodieke externe controle van de naleving van de DSA-verplichtingen door een VLOPSE, uitgevoerd door een onafhankelijke deskundige om de effectiviteit van hun risicobeheer en complianceprocessen te beoordelen. |
| Compliancefunctie (Compliance function) | Een interne functie binnen een VLOPSE, vergelijkbaar met een Data Protection Officer (DPO), die ervoor zorgt dat de regels van de DSA worden nageleefd en die de nodige autoriteit, middelen en toegang tot het management heeft. |
| Verzoek om informatie (Request for Information - RFI) | Een bevoegdheid van de Europese Commissie om informatie op te vragen bij online platforms of andere entiteiten om mogelijke inbreuken op de DSA te onderzoeken. Dit kan zowel een eenvoudig verzoek als een bindend verzoek per besluit zijn. |
| Voorlopige maatregel (Interim measure) | Een door de Commissie opgelegde tijdelijke maatregel om potentieel schadelijke situaties te voorkomen of te beperken tijdens een lopend onderzoek, wanneer er sprake is van een prima facie bevinding en urgentie. |
| Niet-naleving beslissing (Non-compliance decision) | Een formele beslissing van de Europese Commissie die vaststelt dat een VLOPSE de Digital Services Act heeft overtreden, wat kan leiden tot boetes of andere sancties. |
| Periodieke boetes (Periodic penalty payments) | Financiële sancties die door de Commissie kunnen worden opgelegd aan VLOPSEs die nalaten te voldoen aan bepaalde verplichtingen, om naleving af te dwingen. |
| CJEU (Court of Justice of the European Union) | Het Hof van Justitie van de Europese Unie, dat verantwoordelijk is voor het interpreteren van EU-recht en het waarborgen van de uniforme toepassing ervan. Zaken met betrekking tot de DSA kunnen hier ter beoordeling komen. |
Cover
beginselen van behoorlijk bestuur.pptx
Summary
# Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Dit studieonderwerp behandelt de functie, reikwijdte en hiërarchische positie van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in het Belgische publiekrecht, met speciale aandacht voor het zorgvuldigheidsbeginsel en het hoorrecht.
## 1. Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
De algemene beginselen van behoorlijk bestuur vervullen zowel een preventieve als een repressieve functie. Preventief dienen ze ter invulling van de discretionaire bevoegdheid van het bestuur, ter aanvulling van de regelgeving, en als leidraad voor het handelen van het bestuur. Repressief kunnen ze door de rechter worden ingeroepen om bestuurshandelingen te sanctioneren. Deze beginselen zijn gericht tot besturen en niet tot de (bestuurs)rechters. Ze werken niet contra legem, wat betekent dat ze geen bestaande wetten mogen tegenspreken.
### 1.1 Positie in de hiërarchie van rechtsnormen
De positie van de beginselen van behoorlijk bestuur in de hiërarchie van rechtsnormen kent nuanceringen. Sommige beginselen hebben grondwettelijke waarde, zoals het gelijkheidsbeginsel. Het zorgvuldigheidsbeginsel kan, door de wet aan te vullen, op gelijke hoogte met de wet worden geplaatst.
Volgens de hiërarchie van de rechtsnormen, zoals gehanteerd in het Belgisch Publiekrecht, geldt dat latere regels hogere regels moeten respecteren. De hiërarchie is als volgt:
* Europees Unierecht en ander internationaal recht met rechtstreekse werking
* Grondwet
* Algemene rechtsbeginselen met grondwettelijke waarde (bv. gelijkheidsbeginsel)
* Bijzondere meerderheidswetten (bv. BWHI)
* Samenwerkingsakkoorden tussen de federale overheid en de deelstaten
* Wetten
* Algemene rechtsbeginselen met wettelijke waarde
* Koninklijke besluiten
* Ministeriële besluiten
* Provinciale besluiten
* Gemeentelijke besluiten
### 1.2 Het zorgvuldigheidsbeginsel
Het zorgvuldigheidsbeginsel vereist dat het bestuur zijn beslissingen op een zorgvuldige wijze voorbereidt en neemt. Dit impliceert een nauwgezette feitenvinding en belangenafweging, gebaseerd op een afdoend en volledig onderzoek van het concrete geval.
#### 1.2.1 Zorgvuldige voorbereiding van een beslissing
Dit omvat:
* Rekening houden met alle relevante aspecten van het dossier.
* Het inwinnen van adviezen, die zelf ook zorgvuldig tot stand moeten zijn gekomen. Bijvoorbeeld, bij technische beslissingen zoals een evenementenvergunning, is het inwinnen van een brandweeradvies essentieel om brandgevaar in te schatten.
* Het organiseren van hoorzittingen of getuigenverhoren.
* Het consulteren van belanghebbenden, bijvoorbeeld bij de opmaak van een reglement of om informatie in te winnen over de feitelijke situatie ter plaatse. Dit is cruciaal wanneer, bijvoorbeeld, de publieke status van een weg wordt beoordeeld op basis van dertig jaar ononderbroken publiek gebruik.
* Rekening houden met actuele gegevens.
#### 1.2.2 Zorgvuldig nemen van een beslissing
Bij de uitoefening van een discretionaire beoordelingsbevoegdheid dient het bestuur een zorgvuldige afweging te maken van de betrokken belangen. Het afwijken van een ingewonnen (niet-bindend) advies is niet per definitie onzorgvuldig, maar moet wel redelijkerwijs verantwoord kunnen worden, in lijn met de motiveringsplicht.
> **Voorbeeld:** De keuze tussen een locatie waar horecazaken reeds gevestigd zijn en een locatie waar dat niet het geval is, bij het opstellen van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP), vereist een zorgvuldige belangenafweging.
#### 1.2.3 Zorgvuldige bekendmaking of kennisgeving
Het bestuur mag het voor een belanghebbende niet bemoeilijken om kennis te nemen van een beslissing. Een website die een reglement onredelijk moeilijk toegankelijk maakt, bijvoorbeeld door te veel doorkliks, is niet zorgvuldig bekendgemaakt.
#### 1.2.4 Zorgvuldige uitvoering van een beslissing
Het niet zorgvuldig uitvoeren van een beslissing kan leiden tot aansprakelijkheid en de verplichting tot het betalen van een schadevergoeding.
#### 1.2.5 Impact op de werking van het bestuur
Het bestuur moet zich zodanig organiseren dat het zijn bevoegdheden conform de geldende regels en beginselen kan uitoefenen. Praktische of organisatorische moeilijkheden, zoals personeelsafwezigheid, kunnen geen rechtvaardiging bieden voor onzorgvuldig handelen. De diensten moeten zo georganiseerd zijn dat dossiers zorgvuldig kunnen worden behandeld.
> **Voorbeeld:** Het overschrijden van een ordetermijn van dertig dagen voor de behandeling van subsidiedossiers, waardoor een aanvrager pas na zestig dagen een antwoord ontvangt, is een schending van de zorgvuldige werking van het bestuur.
### 1.3 Het hoorrecht (Hoorplicht)
Het recht om te worden gehoord is een fundamenteel onderdeel van de rechten van verdediging en wordt beschouwd als een algemeen rechtsbeginsel van het EU-recht en een onderdeel van de zorgvuldigheidsplicht.
#### 1.3.1 Modaliteiten van het hoorrecht
Het hoorrecht omvat:
* Een nuttige mogelijkheid voor belanghebbenden om hun belangen te behartigen.
* Een behoorlijke oproeping.
* De mededeling van de voorgenomen maatregel en de juridische grondslag ervan.
* De mogelijkheid tot kennisname van het dossier.
* Een redelijke termijn om verweer voor te bereiden, rekening houdend met de complexiteit van de zaak en de houding van de betrokkene.
* Het recht op bijstand of vertegenwoordiging door een raadsman.
* Een schriftelijk verhoor volstaat.
* Een verslag van de hoorzitting.
#### 1.3.2 Uitzonderingen op de hoorplicht
* **Dringend karakter:** Wanneer snel handelen primeert op het individuele belang van de betrokkene. Dit is bijvoorbeeld het geval bij gemeentelijke ordehandhaving wanneer een gebouw een onmiddellijke bedreiging vormt voor de volksgezondheid of openbare veiligheid. Het dringende karakter moet gemotiveerd zijn en mag niet worden tegengesproken door feiten of talmen van het bestuur.
* **Gebonden bevoegdheid met vaststaande feiten:** Indien de regelgeving een strikte bevoegdheid oplegt en de feiten vaststaan (bv. een strafrechtelijke veroordeling), hoeft de betrokkene niet te worden gehoord alvorens een beslissing te nemen. Echter, zelfs bij vaststaande feiten, is horen vereist indien het bestuur keuzes heeft tussen verschillende maatregelen.
### 1.4 (Collectieve) participatie en inspraak
Naast het hoorrecht dat individuele belangen beschermt, bestaat er ook inspraak ter bescherming van collectieve belangen. Dit is vaak geregeld in specifieke regelgeving, zoals in het omgevingsrecht (openbaar onderzoek) of in het Bestuursdecreet en het Decreet Lokaal Bestuur. Het Bestuursdecreet stelt dat de Vlaamse Regering, indien zij inspraak van burgers nuttig acht, hierover minstens via een consultatieportaal informeert, maar dit belet niet de informatie via andere kanalen.
### 1.5 Het onpartijdigheidsbeginsel
Dit beginsel vereist dat iemand met een direct en persoonlijk belang bij een zaak zich onthoudt van deelname aan het besluitvormingsproces. Partijdigheid kan enkel worden vastgesteld indien de persoon invloed heeft kunnen uitoefenen op de beslissing.
#### 1.5.1 Toepassingsgebied
Het onpartijdigheidsbeginsel geldt voor besturen die beslissingen nemen, adviesorganen, en bestuursorganen die voorstellen formuleren.
#### 1.5.2 Vormen van partijdigheid
* **Morele, subjectieve of persoonlijke partijdigheid:** De 'geen rechter en partij'-regel. Dit kan betrekking hebben op eerder ingenomen standpunten, bijvoorbeeld in de media.
* **Structurele of functionele partijdigheid:** Partijdigheid die voortvloeit uit de organisatie van besluitvormingsorganen, het verloop van procedures, of de wijze waarop beslissingen tot stand komen. Voorbeelden zijn de cumul van functies of wanneer een gedeputeerde zich reeds als gemeenteraadslid over een zaak heeft uitgesproken.
* **Beleidsmatige vooringenomenheid:** Vooringenomenheid die voortvloeit uit vooraf aangegane verbintenissen, zoals bij de totstandkoming van RUP's waar een gemeente een overeenkomst sluit over de opmaak ervan.
> **Tip:** De rechtspraak nuanceert dat zelfs de "schijn van onpartijdigheid" volstaat. Bij collegiale organen geldt er een dubbele bewijslast: enerzijds moet aangetoond worden dat er redelijke twijfel rijst over de partijdigheid van één of meer leden, en anderzijds dat deze partijdigheid het hele college heeft kunnen beïnvloeden. Men mag er niet zomaar van uitgaan dat een college één lid 'slaafs' zal volgen.
#### 1.5.3 Gevolgen van schending
De vaststelling van schending leidt niet altijd tot onwettigheid, zeker niet wanneer de werking van het bestuur of het bestuursorgaan niet belemmerd wordt en vervanging mogelijk is. Het beginsel werkt niet contra legem, en bij gebonden bevoegdheden leidt een schending ook niet tot onwettigheid.
### 1.6 Het motiveringsbeginsel (materiële motiveringsplicht)
Dit beginsel geldt voor iedere bestuurshandeling, zowel individueel als reglementair. Elke bestuurshandeling moet gedragen zijn door motieven die feitelijk en juridisch correct en deugdelijk zijn.
#### 1.6.1 De formele motiveringswet
De wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen definieert de begrippen 'bestuurshandeling', 'bestuur' en 'bestuurde'. Artikel 2 stelt dat bestuurshandelingen uitdrukkelijk gemotiveerd moeten worden.
#### 1.6.2 Vereisten aan de motivering
De opgelegde motivering moet in de akte de juridische en feitelijke overwegingen vermelden die aan de beslissing ten grondslag liggen en moet afdoende zijn.
* **Motivering door verwijzing:** Is toegelaten indien de inhoud van het verwezen stuk bekend is, het stuk zelf afdoende gemotiveerd is en wordt bijgevallen, en er geen tegenstrijdige stukken of adviezen zijn. Bij tegenstrijdige stukken geldt een verstrengde motiveringsplicht en volstaat verwijzing niet.
* **Afdoende motivering:** De motivering moet evenredig zijn (bv. zwaarte van de sanctie ten opzichte van de bevoegdheid) en de draagkrachtvereiste vervullen (geen leemtes, niet tegenstrijdig, juist, pertinent).
#### 1.6.3 Verstrengde motiveringsplicht
Deze geldt bijvoorbeeld wanneer wordt afgeweken van een advies of een bepaalde beleidslijn.
#### 1.6.4 Uitzonderingen op de motiveringsplicht
De plicht tot uitdrukkelijke motivering is niet van toepassing indien deze:
* De uitwendige veiligheid van de Staat in het gedrang kan brengen.
* De openbare orde kan verstoren.
* Afbreuk kan doen aan de eerbied voor het privéleven.
* Afbreuk kan doen aan de bepalingen inzake zwijgplicht.
Dringende noodzakelijkheid ontslaat het bestuur niet van de motiveringsplicht.
### 1.7 Het redelijkheids- en evenredigheidsbeginsel
Deze beginselen begrenzen de discretionaire beslissingsbevoegdheid van het bestuur.
#### 1.7.1 Redelijkheidsbeginsel
Dit beginsel stelt dat het gedrag van het bestuur niet mag afwijken van dat van een zorgvuldige overheid, geplaatst in dezelfde omstandigheden.
#### 1.7.2 Evenredigheidsbeginsel
Dit beginsel is cruciaal voor de proportionaliteitstoets en beoordeelt de verhouding tussen de aard van de beslissing en de voorliggende feiten, rekening houdend met het doel van de beslissing.
#### 1.7.3 Toepassing: redelijke termijn
De vraag of de redelijke termijn is overschreden, wordt beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval, zoals de complexiteit van de zaak, de wijze van behandeling door de autoriteiten, de houding van de betrokkene, de aard van de maatregel en het belang van de zaak voor de betrokkene.
### 1.8 Gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel
Dit fundamentele beginsel, verankerd in de Grondwet, bepaalt dat personen in gelijke feitelijke omstandigheden op dezelfde wijze worden behandeld, en personen in wezenlijk verschillende omstandigheden op verschillende wijze.
#### 1.8.1 Toegestaan onderscheid
Een onderscheid in behandeling is toegestaan mits:
* Er een objectieve verantwoording is.
* Het onderscheid een legitiem doel dient.
* De beslissing als middel bijdraagt aan de realisatie van dat doel.
* Middel en doel evenredig zijn.
#### 1.8.2 Gelijkheidsbeginsel van de burgers voor de openbare lasten (GBOL)
Dit afgeleide beginsel stelt dat de overheid zonder vergoeding niet meer lasten mag opleggen dan een burger in het algemeen belang kan worden geacht te moeten verdragen. Vergoeding kan mogelijk zijn zonder specifieke rechtsbasis, maar ook voorzien zijn in regelgeving. De verzoeker moet lastenongelijkheid aantonen. Het evenredigheidsbeginsel speelt een rol bij de begroting van vergoedingen, die niet integraal zijn.
> **Voorbeeld:** Het opleggen van een erfdienstbaarheid van algemeen nut of de weigering van ontbossing kan aanleiding geven tot een vergoeding.
### 1.9 Het rechtszekerheidsbeginsel
Dit principe stelt dat het recht voorzienbaar en toegankelijk moet zijn, zodat de rechtzoekende de gevolgen van een handeling redelijkerwijs kan voorzien op het moment dat deze wordt verricht, en de overheid daar niet zonder objectieve en redelijke verantwoording van mag afwijken.
#### 1.9.1 Toepassingen
* **Verbod van retroactieve werking:** Dit principe kent uitzonderingen, onder meer indien er een wettelijke grondslag voor de retroactiviteit bestaat, deze voordelen toekent met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel, noodzakelijk is voor een doelstelling van algemeen belang en geen verkregen situaties aantast.
* **Intrekkingsleer:** Beschouwd als een beginsel van behoorlijke regelgeving.
### 1.10 Het vertrouwensbeginsel
Traditioneel kon dit beginsel worden ingeroepen wanneer het bestuur een vergissing beging, hierdoor een voordeel aan een bestuurde werd toegekend, en er geen gewichtige redenen waren om dat voordeel te ontnemen.
#### 1.10.1 Ruimere interpretatie
Het vertrouwensbeginsel kan ook worden ingeroepen wanneer de overheid een beslissing neemt die zonder duidelijk motief afwijkt van een constante gedragslijn waarop de bestuurde rechtmatig kon vertrouwen, of van duidelijke beloftes die de overheid deed. Men kan op grond van dit beginsel echter geen aanspraak maken op het ongewijzigd blijven van regelgeving.
---
# Het zorgvuldigheidsbeginsel
Het zorgvuldigheidsbeginsel stelt dat het bestuur zijn beslissingen op een zorgvuldige wijze moet voorbereiden, nemen, bekendmaken en uitvoeren, en dat de interne werking van het bestuur eveneens zorgvuldig moet zijn georganiseerd.
### 1.1. Zorgvuldige voorbereiding van een beslissing
Het zorgvuldigheidsbeginsel vereist dat het bestuur zijn beslissing op zorgvuldige wijze voorbereidt. Dit betekent dat de beslissing moet steunen op een nauwgezette feitenvinding en een grondige belangenafweging. Het bestuur moet een afdoend en volledig onderzoek van het concrete geval verrichten. Essentieel hierbij is de deugdelijke inventarisatie en controle van zowel de feitelijke als de juridische aspecten van het dossier, zodat de overheid met kennis van zaken kan beslissen.
Voorbeelden van zorgvuldige feitenvinding omvatten:
* Rekening houden met alle relevante aspecten van het dossier.
* Het inwinnen van een advies, waarbij het advies zelf ook zorgvuldig tot stand moet zijn gekomen. Dit is bijvoorbeeld relevant bij technische beslissingen, zoals het inwinnen van brandweeradvies voor evenementen om brandgevaar in te schatten.
* Het organiseren van een getuigenverhoor.
* Het consulteren van belanghebbenden, bijvoorbeeld bij de opmaak van een reglement, om informatie in te winnen over de reële situatie ter plaatse.
* Rekening houden met actuele gegevens.
> **Tip:** Het zorgvuldig inwinnen van advies is cruciaal, zeker bij technische beslissingen. Ook het consulteren van belanghebbenden levert waardevolle inzichten op voor een weloverwogen besluitvorming.
### 1.2. Het zorgvuldig nemen van een beslissing
Bij de uitoefening van haar discretionaire beoordelingsbevoegdheid dient het bestuur een zorgvuldige afweging te maken van de bij het besluit betrokken belangen. De beginselen van behoorlijk bestuur zijn echter niet absoluut afgebakend. Het afwijken van een ingewonnen, niet-bindend advies is bijvoorbeeld niet per definitie onzorgvuldig, maar moet wel redelijkerwijs te verantwoorden zijn en in lijn liggen met de motiveringsplicht.
> **Voorbeeld:** Bij de ruimtelijke ordening kan het bestuur een keuze maken tussen een gebied waar reeds horecazaken gevestigd zijn en een gebied waar dat niet het geval is, mits een zorgvuldige belangenafweging.
### 1.3. Zorgvuldige bekendmaking of kennisgeving van de bestreden beslissing
Het bestuur moet ook zorgvuldig handelen bij de bekendmaking of kennisgeving van een beslissing, en mag het voor een belanghebbende niet bemoeilijken om van de beslissing kennis te kunnen nemen.
> **Voorbeeld:** Gemeentelijke reglementen moeten toegankelijk zijn. Een website die dusdanig is ontworpen dat men tien keer moet doorklikken om een reglement te raadplegen, voldoet niet aan de zorgvuldigheidsnorm voor bekendmaking.
### 1.4. Zorgvuldige uitvoering van een beslissing
Het niet zorgvuldig uitvoeren van een beslissing kan worden beschouwd als een foutief handelen dat kan leiden tot de verplichting tot het betalen van een schadevergoeding.
### 1.5. Impact op de werking van het bestuur
Het bestuur moet zich zodanig organiseren dat het zijn bevoegdheden kan uitoefenen conform de geldende regels en beginselen. Praktische en organisatorische moeilijkheden, zoals personeelsafwezigheid, kunnen niet worden ingeroepen als rechtvaardiging voor onzorgvuldig handelen. Het bestuur is verplicht zijn diensten zo te organiseren dat dossiers op een zorgvuldige wijze kunnen worden behandeld.
> **Voorbeeld:** Het overschrijden van de gebruikelijke behandeltermijn voor subsidiedossiers (bijvoorbeeld 30 dagen) kan als onzorgvuldig worden beschouwd indien de reactie pas na 60 dagen komt.
---
Dit overzicht van het zorgvuldigheidsbeginsel bereidt je voor op de kernaspecten van dit belangrijke beginsel van behoorlijk bestuur. Besteed extra aandacht aan de concrete voorbeelden en de vereisten voor zowel voorbereiding als uitvoering.
---
# Specifieke rechtsbeginselen van behoorlijk bestuur
Dit hoofdstuk gaat dieper in op de specifieke rechtsbeginselen die het handelen van het bestuur van behoorlijkheid toetsen en waarborgen.
## 3. De beginselen van behoorlijk bestuur
De beginselen van behoorlijk bestuur hebben een tweeledige functie: ze bieden preventieve rechtsbescherming door de discretionaire bevoegdheid van het bestuur in te vullen, de toepassing van regelgeving aan te vullen, en als leidraad te dienen voor het handelen van het bestuur. Daarnaast hebben ze een repressieve functie, waarbij de rechter deze beginselen kan sanctioneren. Deze beginselen zijn gericht tot de besturen zelf, niet tot de bestuursrechters, en werken niet *contra legem*.
### 3.1 Hiërarchie van rechtsnormen
De beginselen van behoorlijk bestuur kennen een plaats in de hiërarchie van rechtsnormen, waarbij sommige beginselen zelfs grondwettelijke waarde bezitten, zoals het gelijkheidsbeginsel. Het zorgvuldigheidsbeginsel kan de wet aanvullen en staat daardoor op gelijke hoogte met de wet. De hiërarchie van rechtsnormen ziet er als volgt uit:
1. Europees Unierecht en ander internationaal recht met rechtstreekse werking
2. Grondwet
3. Algemene rechtsbeginselen met grondwettelijke waarde (bv. gelijkheidsbeginsel)
4. Bijzondere meerderheidswetten
5. Samenwerkingsakkoorden tussen de federale overheid en de deelstaten
6. Wetten
7. Algemene rechtsbeginselen met wettelijke waarde
8. Koninklijke besluiten
9. Ministeriële besluiten
10. Provinciale besluiten
11. Gemeentelijke besluiten
### 3.2 Het zorgvuldigheidsbeginsel
Het zorgvuldigheidsbeginsel verplicht het bestuur om zijn beslissingen zorgvuldig voor te bereiden en te nemen. Dit impliceert een zorgvuldige feitenvinding en een nauwgezette belangenafweging, gebaseerd op een afdoend en volledig onderzoek van het concrete geval.
#### 3.2.1 Zorgvuldige voorbereiding van een beslissing
Dit omvat het rekening houden met alle relevante aspecten van het dossier, het inwinnen van adviezen (die zelf ook zorgvuldig tot stand moeten zijn gekomen), het organiseren van getuigenverhoren, het consulteren van belanghebbenden, en het hanteren van actuele gegevens.
> **Tip:** Bij technische beslissingen is het inwinnen van gespecialiseerde adviezen, zoals van de brandweer bij een evenement, cruciaal voor een zorgvuldige voorbereiding.
#### 3.2.2 Zorgvuldig nemen van een beslissing
Bij de uitoefening van haar discretionaire beoordelingsbevoegdheid dient het bestuur een zorgvuldige afweging te maken van de bij het besluit betrokken belangen. Het afwijken van een ingewonnen, niet-bindend advies is niet per se onzorgvuldig, mits dit redelijkerwijs te verantwoorden is en voldoet aan de motiveringsplicht.
> **Voorbeeld:** Het bepalen van de locatie voor horecazaken, waarbij de bestaande concentratie van horeca en de potentiële impact op de omgeving worden afgewogen, illustreert de zorgvuldige belangenafweging die vereist is.
#### 3.2.3 Zorgvuldige bekendmaking of kennisgeving
Het bestuur mag het voor een belanghebbende niet bemoeilijken om kennis te nemen van een beslissing. Een ontoegankelijke website voor reglementen is hier een voorbeeld van onvoldoende zorgvuldigheid.
#### 3.2.4 Zorgvuldige uitvoering van een beslissing
Een niet-zorgvuldige uitvoering van een beslissing kan leiden tot foutief handelen en een vordering tot schadevergoeding.
#### 3.2.5 Impact op de werking van het bestuur
Het bestuur moet zich zo organiseren dat het zijn bevoegdheden conform de regels en beginselen kan uitoefenen. Praktische of organisatorische moeilijkheden, zoals personeelsafwezigheid, kunnen niet als rechtvaardiging voor onzorgvuldig handelen worden ingeroepen.
> **Voorbeeld:** Het overschrijden van een redelijke termijn voor de behandeling van subsidiedossiers, waarbij een antwoord pas na 60 dagen wordt gegeven in plaats van de gebruikelijke 30 dagen, duidt op een gebrek aan zorgvuldige werking.
### 3.3 De hoorplicht
De hoorplicht, als onderdeel van de rechten van verdediging, evolueert in de rechtspraak. Aanvankelijk enkel van toepassing bij ernstige maatregelen gebaseerd op persoonlijk gedrag, wordt het nu breder gezien als een algemeen rechtsbeginsel van het EU-recht en als onderdeel van de zorgvuldigheidsplicht (consultatieplicht).
#### 3.3.1 Modaliteiten van de hoorplicht
* De bestuurde moet op een nuttige wijze voor zijn belangen kunnen opkomen.
* Er moet een behoorlijke oproeping plaatsvinden.
* De voorgenomen maatregel en de juridische grondslag ervan moeten worden medegedeeld.
* Er moet de mogelijkheid zijn om het dossier in te zien.
* Een redelijke termijn voor het voorbereiden van het verweer moet worden geboden.
* Er is recht op bijstand of vertegenwoordiging door een raadsman naar keuze.
* Schriftelijk horen volstaat.
* Er moet een verslag van de hoorzitting worden opgesteld.
> **Tip:** De vraag wat een 'redelijke termijn' is om verweer voor te bereiden, hangt af van de specifieke omstandigheden, complexiteit van het dossier en de houding van de betrokkene.
#### 3.3.2 Uitzonderingen op de hoorplicht
* **Dringend karakter:** Wanneer snel handelen primeert op het individuele belang van de bestuurde, bijvoorbeeld bij gemeentelijke ordehandhaving waarbij een gebouw een onmiddellijke bedreiging vormt. Het dringende karakter moet gemotiveerd worden en mag niet worden tegengesproken door feiten of talmen van het bestuur.
* **Gebonden bevoegdheid en vaststaande feiten:** Indien de feiten vaststaan en er geen beleidskeuze is voor het bestuur (bv. een strafrechtelijke veroordeling). Echter, zelfs bij vaststaande feiten kan een hoorplicht bestaan indien het bestuur kan kiezen tussen verschillende maatregelen.
### 3.4 (Collectieve) participatie en inspraak
Waar de hoorplicht een individueel belang beschermt, dient inspraak ter bescherming van collectieve belangen. Specifieke regelgeving, zoals in het omgevingsrecht (openbaar onderzoek) en het Bestuursdecreet, regelt de inspraak van burgers bij de voorbereiding, uitvoering of evaluatie van beleid. De Vlaamse Regering informeert hierover minstens via het consultatieportaal, maar kan ook andere kanalen gebruiken.
### 3.5 Het onpartijdigheidsbeginsel
Eenieder met een rechtstreeks en persoonlijk belang bij een zaak moet zich onthouden van deelname aan het besluitvormingsproces. Partijdigheid kan slechts worden aangenomen indien de betrokkene invloed heeft kunnen uitoefenen op de beslissing. Dit beginsel geldt voor bestuurders, adviesorganen en bestuursorganen die voorstellen formuleren.
#### 3.5.1 Vormen van partijdigheid
* **Subjectieve of persoonlijke partijdigheid:** De bekende regel 'niemand mag rechter en partij zijn'. Dit kan voortvloeien uit eerdere uitspraken in de media of het innemen van een standpunt als gemeenteraadslid dat later moet worden beslist als gedeputeerde.
* **Structurele of functionele partijdigheid:** Partijdigheid die voortvloeit uit de organisatie van besluitvormingsorganen, het verloop van de procedure, of de wijze van tot stand komen van beslissingen (bv. cumul van functies).
* **Beleidsmatige vooringenomenheid:** Vooringenomenheid die voortvloeit uit vooraf aangegane verbintenissen, zoals een overeenkomst voor het opmaken van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP).
> **Tip:** De rechtspraak erkent dat de *schijn* van onpartijdigheid volstaat. Bij collegiale organen geldt er een dubbele bewijslast: enerzijds aantonen dat er redelijke twijfel is over de partijdigheid van een lid, anderzijds aantonen dat deze partijdigheid het hele college heeft kunnen beïnvloeden.
### 3.6 Het motiveringsbeginsel (materiële motiveringsplicht)
Elke bestuurshandeling, zowel individueel als reglementair, moet worden gedragen door motieven die feitelijk en juridisch correct, deugdelijk en afdoende zijn. De motivering moet blijken uit het dossier.
#### 3.6.1 De formele motiveringswet
De wet van 29 juli 1991 regelt de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen. Een bestuurshandeling is een eenzijdige rechtshandeling met individuele strekking die uitgaat van een bestuur en rechtsgevolgen beoogt.
* **Vereisten voor de motivering:** De motivering moet in de akte de juridische en feitelijke overwegingen vermelden die aan de beslissing ten grondslag liggen en afdoende zijn.
* **Motivering door verwijzing:** Toegelaten indien de inhoud van het verwijzende stuk bekend is, het stuk zelf afdoende gemotiveerd is, en er geen tegenstrijdige stukken of adviezen zijn. Bij tegenstrijdigheid geldt een verstrengde motiveringsplicht.
* **Afdoende motivering:** Houdt rekening met het proportionaliteitsbeginsel, de draagkrachtvereiste (geen leemtes, niet tegenstrijdig, juist, pertinent) en vereist soms een verstrengde motivering bij afwijking van adviezen of beleidslijnen.
* **Uitzonderingen op de motiveringsplicht:** In geval van bedreiging van de staatsveiligheid, verstoring van de openbare orde, inbreuk op het privéleven of zwijgplicht. De dringende noodzakelijkheid ontslaat het bestuur niet van deze plicht.
### 3.7 Het redelijkheids- en evenredigheidsbeginsel
Deze beginselen begrenzen de discretionaire beslissingsbevoegdheid van het bestuur. De proportionaliteitstoets verhoudt de aard van de beslissing tot de voorliggende feiten, met inachtneming van het doel van de beslissing. De toetsingsmaatstaf is gedrag dat afwijkt van dat van een zorgvuldige overheid in dezelfde omstandigheden.
> **Voorbeeld:** De vraag of de redelijke termijn is overschreden, hangt af van de complexiteit van de zaak, de behandeling door de autoriteiten, de houding van de betrokkene, de aard van de maatregel en het belang van de zaak voor de betrokkene.
### 3.8 Het gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel
Dit fundamentele beginsel, verankerd in de Grondwet, stelt dat personen in dezelfde feitelijke omstandigheden gelijk behandeld moeten worden, en personen in wezenlijk verschillende omstandigheden verschillend. Een onderscheid is toegestaan indien het objectief verantwoord is, een legitiem doel dient, het middel ten dienste staat van het doel, en middel en doel evenredig zijn.
#### 3.8.1 Gelijkheid van de burgers voor de openbare lasten (GBOL)
De overheid mag zonder vergoeding geen meer lasten opleggen dan een burger in het algemeen belang geacht wordt te moeten verdragen. Een vergoeding kan mogelijk zijn zonder rechtsbasis. Het evenredigheidsbeginsel gidst de begroting van de vergoeding.
> **Voorbeeld:** Het opleggen van een erfdienstbaarheid van algemeen nut, of de weigering van ontbossing, kunnen leiden tot een vergoedingsplicht.
### 3.9 Het rechtszekerheidsbeginsel
Het recht moet voorzienbaar en toegankelijk zijn, zodat de rechtzoekende de gevolgen van een handeling in redelijke mate kan voorzien. De overheid mag hier niet zonder objectieve en redelijke verantwoording van afwijken.
#### 3.9.1 Toepassingen
* **Verbod van retroactieve werking:** Tenzij er een wettelijke grondslag is, de retroactiviteit voordelen toekent met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel, of noodzakelijk is voor een doel van algemeen belang zonder aangetaste verkregen situaties.
* **Intrekkingsleer:** Als beginsel van behoorlijke regelgeving.
### 3.10 Het vertrouwensbeginsel
Traditioneel kan het vertrouwensbeginsel worden ingeroepen wanneer het bestuur een vergissing beging die een voordeel aan een bestuurde toekende, en er geen gewichtige redenen zijn om dat voordeel te ontnemen. Ruimer kan het ook worden ingeroepen wanneer de overheid zonder duidelijk motief afwijkt van een constante gedragslijn of duidelijke beloftes. Op grond van dit beginsel kan men echter geen aanspraak maken op het ongewijzigd blijven van regelgeving.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Behoorlijk bestuur | Een reeks rechtsbeginselen die het handelen van het openbaar bestuur sturen en beperken, met als doel een correcte en rechtvaardige uitoefening van bevoegdheden te waarborgen. |
| Rechtsbeschermende functie | De rol van de beginselen van behoorlijk bestuur die erop gericht is de burger te beschermen tegen willekeurig of onrechtmatig optreden van het bestuur. |
| Preventieve functie | De rol van de beginselen van behoorlijk bestuur die beoogt de mogelijke negatieve gevolgen van bestuursbeslissingen te voorkomen door een correcte voorbereiding en afweging. |
| Repressieve functie | De rol van de beginselen van behoorlijk bestuur die het mogelijk maakt om bestuurshandelingen te toetsen en eventueel te sanctioneren door de rechter. |
| Contra legem | Tegen de wet in; een principe dat stelt dat de beginselen van behoorlijk bestuur geen wettelijke bepalingen mogen tegenspreken. |
| Hiërarchie van de rechtsnormen | De ordening van rechtsregels waarbij hogere normen voorrang hebben op lagere normen, wat essentieel is voor de rechtszekerheid en consistentie. |
| Zorgvuldigheidsbeginsel | Een fundamenteel beginsel van behoorlijk bestuur dat vereist dat het bestuur zijn beslissingen op zorgvuldige wijze voorbereidt, neemt, bekendmaakt en uitvoert. |
| Feitenvinding | Het proces van het verzamelen en nauwkeurig vaststellen van de relevante feiten die aan de basis liggen van een bestuursbeslissing. |
| Belangenafweging | Het proces waarbij het bestuur de verschillende, vaak tegenstrijdige, belangen die bij een beslissing betrokken zijn, tegen elkaar afweegt om tot een evenwichtige beslissing te komen. |
| Advies | Een doorgaans niet-bindende opinie of aanbeveling uitgebracht door een deskundige of adviesorgaan ter ondersteuning van de besluitvorming van het bestuur. |
| Consultatie | Het proces waarbij belanghebbenden worden geraadpleegd of betrokken bij de totstandkoming van een bestuursbeslissing, met name bij beleidsvorming of regelgeving. |
| Discretionaire bevoegdheid | Een bevoegdheid die het bestuur de ruimte laat om, binnen bepaalde grenzen, zelf te beslissen hoe die bevoegdheid wordt uitgeoefend. |
| Bekendmaking of kennisgeving | Het officiële proces waarbij een bestuursbeslissing aan de betrokkenen of het publiek wordt meegedeeld, zodat zij er kennis van kunnen nemen. |
| Hoorplicht | Het recht van een persoon om gehoord te worden door het bestuur alvorens een beslissing wordt genomen die zijn belangen raakt, als onderdeel van de rechten van verdediging. |
| Rechtsbeginselen van EU-recht | Fundamentele principes die voortvloeien uit het Europees recht en die ook van toepassing zijn op de lidstaten, waaronder de beginselen van behoorlijk bestuur. |
| Participatie en inspraak | Processen waarbij burgers of belangengroepen worden betrokken bij de beleidsvorming en besluitvorming van het bestuur, met name om collectieve belangen te behartigen. |
| Onpartijdigheidsbeginsel | Het beginsel dat vereist dat het bestuur en zijn ambtenaren geen persoonlijk of direct belang mogen hebben bij de beslissingen die zij nemen, om schijn van partijdigheid te vermijden. |
| Morele partijdigheid | Partijdigheid die voortkomt uit eerder ingenomen standpunten, uitspraken of persoonlijke overtuigingen van een besluitvormer. |
| Structurele partijdigheid | Partijdigheid die voortvloeit uit de organisatie van het besluitvormingsproces, de samenstelling van organen of de wijze waarop beslissingen tot stand komen. |
| Motiveringsbeginsel | Het principe dat elke bestuurshandeling vergezeld moet gaan van een duidelijke en deugdelijke motivatie die de feitelijke en juridische grondslagen van de beslissing uiteenzet. |
| Materiële motiveringsplicht | De eis dat de motivering van een bestuurshandeling niet alleen formeel aanwezig moet zijn, maar ook inhoudelijk correct, deugdelijk en afdoende moet zijn. |
| Redelijkheidsbeginsel | Een beginsel dat vereist dat bestuursbeslissingen redelijk en niet willekeurig zijn, rekening houdend met de omstandigheden van het geval en het nagestreefde doel. |
| Evenredigheidsbeginsel | Het principe dat een bestuursmaatregel niet verder mag gaan dan noodzakelijk is om het nagestreefde doel te bereiken; er moet een redelijke verhouding zijn tussen middel en doel. |
| Redelijke termijn | De tijdsperiode die redelijkerwijs nodig is voor de behandeling van een zaak door het bestuur, waarbij rekening wordt gehouden met de complexiteit, de houding van de betrokkene en het belang van de zaak. |
| Gelijkheidsbeginsel | Het principe dat gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld en ongelijke gevallen ongelijk, mits deze ongelijke behandeling objectief gerechtvaardigd is en een legitiem doel dient. |
| Non-discriminatiebeginsel | Het verbod om te discrimineren op basis van kenmerken zoals ras, geslacht, leeftijd, godsdienst, enzovoort, wat een afgeleide is van het gelijkheidsbeginsel. |
| Gelijkheid van burgers voor openbare lasten (GBOL) | Het beginsel dat de overheid geen buitensporige lasten mag opleggen aan burgers zonder vergoeding, die verder gaan dan wat men in het algemeen belang redelijkerwijs moet dragen. |
| Rechtszekerheidsbeginsel | Het principe dat rechtsregels voorzienbaar en toegankelijk moeten zijn, zodat burgers de gevolgen van hun handelingen kunnen inschatten en het bestuur niet willekeurig mag afwijken van gevestigde normen. |
| Verbod van retroactieve werking | Het principe dat wetten en regels doorgaans niet terugwerken in de tijd, tenzij daarvoor een specifieke wettelijke grondslag en rechtvaardiging bestaat. |
| Vertrouwensbeginsel | Het beginsel dat stelt dat burgers erop mogen vertrouwen dat het bestuur zich houdt aan zijn eerdere gedragslijnen of toezeggingen, tenzij er zwaarwegende redenen zijn om daarvan af te wijken. |
| Formele motiveringswet | De wet die de specifieke vereisten voor de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen vastlegt, inclusief de inhoud en de toegestane verwijzingen. |
| Bestuurshandeling | Een eenzijdige rechtshandeling die uitgaat van een bestuur en beoogt rechtsgevolgen te hebben voor één of meer bestuurden of voor een ander bestuur. |
| Afdoende motivering | Een motivering die voldoende diepgang, juistheid en relevantie heeft om de beslissing te rechtvaardigen en controle toe te laten. |
Cover
Bestuurlijke beroepen.pptx
Summary
# Kenmerken van bestuurlijke beroepen
Bestuurlijke beroepen zijn rechtsmiddelen die gericht zijn tegen beslissingen van bestuursorganen met als doel intrekking, wijziging, vernietiging of niet-goedkeuring daarvan, waarbij de beroepsinstantie de volledige beslissingsmacht krijgt.
### 1.1 Aard en doel van bestuurlijke beroepen
* **Orgaan van actief bestuur:** Bestuurlijke beroepen worden ingesteld bij een orgaan van actief bestuur, wat een onderscheid maakt met jurisdictionele beroepen.
* **Gerechtigd tegen beslissingen:** Ze zijn gericht tegen een beslissing van een bestuur, die reëel, fictief, stilzwijgend of impliciet kan zijn.
* **Voorbeeld van fictieve beslissing:** Een fictieve beslissing kan voorkomen in de context van milieuvergunningen, zoals bepaald in artikel 82 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen.
* **Doel:** Het uiteindelijke doel van een bestuurlijk beroep is de intrekking, wijziging, vernietiging of niet-goedkeuring van de bestreden beslissing.
### 1.2 Controle en beslissingsmacht
* **Rechtmatigheids- en opportuniteitscontrole:** In beginsel oefent de beroepsinstantie zowel een rechtmatigheidscontrole als een opportuniteitscontrole uit.
* **Devolutieve werking:** Dit impliceert dat de volledige beslissingsmacht (zowel rechtmatigheid als opportuniteit) overgaat naar de beroepsinstantie. De beslissing van de beroepsinstantie treedt in de plaats van de oorspronkelijke beslissing.
* **Uitzonderingen op devolutieve werking:** Er kunnen uitzonderingen bestaan op de devolutieve werking, bijvoorbeeld zoals voorzien in artikel 25 van het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen. Het is essentieel om de specifieke 'beroepsbepalingen' te raadplegen om de omvang van de beslissingsbevoegdheid in beroep te bepalen.
### 1.3 Beginselen en motiveringsplicht
* **Beginselen van behoorlijk bestuur:** Bestuurlijke beroepen zijn onderworpen aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
* **Formele motiveringsplicht:** De bestreden beslissing en de beslissing op het beroep moeten in principe formeel gemotiveerd zijn.
* **Motiveringsverplichting bij impliciete beslissingen:** Bij impliciete beslissingen gelden specifieke regels:
* **Impliciete verwerping:** Een impliciete verwerping van een bestuurlijk beroep is onderworpen aan een materiële motiveringsplicht.
* **Impliciete bevestiging:** Bij een impliciete bevestiging van een eerdere vergunning kunnen de motieven uit de eerste aanleg 'opgeslorpt' worden door de fictieve bevestigende beslissing.
### 1.4 Intrekking van bestuurlijke beroepen
* **Individuele eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling:** Een bestuurlijke beroepsprocedure kan, als een individuele en eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling, worden ingetrokken of opgeheven door het bevoegde orgaan.
### 1.5 Uitputtingsvereiste
* **Ontvankelijkheidsvereiste bij bestuursrechter:** De uitputtingsvereiste houdt in dat, indien er geen beperking is op de beslissingsbevoegdheid van de beroepsinstantie, het bestuurlijk beroep door de bestuursrechter als een ontvankelijkheidsvereiste zal worden beschouwd.
### 1.6 Schorsende werking
* **Principe van *privilège du préalable*:** In beginsel heeft een bestuurlijk beroep geen schorsende werking ten aanzien van de uitvoerbaarheid van de bestreden beslissing. Dit is het principe van het *privilège du préalable*.
* **Uitzonderingen:** Er kunnen uitzonderingen voorzien zijn in de regelgeving, bijvoorbeeld in artikel 55 van het Omgevingsvergunningsdecreet.
### 1.7 Actieve openbaarheid
* **Verplichting tot mededelen:** Bestuursorganen zijn verplicht om het bestaan van een beroepsmogelijkheid te vermelden in het kader van actieve openbaarheid.
### 1.8 Verplichting tot beslissen
* **Beroepsinstantie verplicht beslissing te nemen:** De beroepsinstantie is in beginsel verplicht om een beslissing te nemen op het ingestelde beroep.
### 1.9 Soorten bestuurlijke beroepen
Bestuurlijke beroepen kunnen worden onderverdeeld in georganiseerde en niet-georganiseerde beroepen.
#### 1.9.1 Georganiseerde bestuurlijke beroepen
* **Reglementair bepaald:** Deze beroepen zijn georganiseerd door de regelgeving, wat betekent dat de instantie bij wie het beroep moet worden ingesteld, de vormvereisten en de termijnen vastgelegd zijn.
* **Uitputtingsvereiste:** De uitputting van het georganiseerde beroep is een voorwaarde voor de ontvankelijkheid bij de bestuursrechter.
* **Schorsende werking:** In principe hebben deze geen schorsende werking (zie 1.6).
* **Actieve openbaarheid:** De melding van de beroepsmogelijkheid is verplicht.
* **Verplichting tot beslissen:** De beroepsinstantie is verplicht te beslissen.
#### 1.9.2 Niet-georganiseerde bestuurlijke beroepen
* **Altijd in te stellen:** Deze beroepen kunnen altijd worden ingesteld, ongeacht specifieke regelgeving.
* **Facultatief karakter:** Ze zijn facultatief: niet verplicht in te stellen, niet verplicht te beslissen, en niet verplicht te vermelden in het kader van actieve openbaarheid.
* **Geen schorsende werking voor jurisdictioneel beroep:** In beginsel hebben ze geen schorsende werking voor het instellen van een jurisdictioneel beroep bij de bestuursrechter.
* **Nuance:** Ze kunnen onder bepaalde voorwaarden wel een stuitende werking hebben ten aanzien van de beroepstermijn bij de bestuursrechter (zie 3. Stuitende werking).
#### 1.9.3 Drie soorten niet-georganiseerde beroepen
* **Willig beroep:** Een verzoek tot heroverweging van de beslissing door hetzelfde orgaan.
* **Beroep bij de hiërarchische overste:** Ingesteld bij een hogere leidinggevende binnen dezelfde rechtspersoon. Dit kan leiden tot indeplaatsstelling of injunctie.
* **Uitzondering:** Dit geldt niet voor rechtstreeks toegewezen bevoegdheden, zoals bij een beboetingsentiteit of sanctionerend ambtenaar die een onafhankelijke positie hebben.
* **Onderscheid met delegatie:** Dit is anders dan delegatie, waarbij een bevoegdheid wordt overgedragen aan een ander orgaan.
* **Beroep bij het toezichthoudend bestuur:** Ingesteld bij een andere rechtspersoon (enkel bij gedecentraliseerde besturen) die toezicht houdt. Dit orgaan kan de beslissing schorsen of vernietigen.
### 2. Stuitende werking van het bestuurlijk beroep
#### 2.1 Principe
* **Geen schorsende of stuitende werking:** In beginsel heeft het instellen van een niet-georganiseerd bestuurlijk beroep geen schorsende noch stuitende werking ten aanzien van de termijn voor het instellen van een jurisdictioneel beroep bij de bestuursrechter.
#### 2.2 Uitzonderingen op stuitende werking
Er zijn specifieke uitzonderingen waarbij een bestuurlijk beroep de termijn voor een jurisdictioneel beroep kan stuiten:
* **Bij willig of hiërarchisch beroep:**
* Het beroep moet zijn ingesteld binnen de beroepstermijn voor de Raad van State.
* Er moeten nieuwe gegevens zijn aangebracht.
* Het bestuur heeft toegezegd het dossier opnieuw te bekijken.
* **Bij beroep bij de toezichthoudende overheid:**
* Het beroep moet tijdig zijn aangetekend verzonden, dat wil zeggen binnen de beroepstermijn voor de Raad van State én binnen de termijn waarover de toezichthoudende overheid haar toezicht kan uitoefenen.
* Voor lokale besturen gelden specifieke bepalingen.
---
# Soorten bestuurlijke beroepen
Dit gedeelte categoriseert bestuurlijke beroepen in georganiseerde en niet-georganiseerde vormen, waarbij de specifieke kenmerken en procedures van beide worden belicht.
### 2.1 Georganiseerd bestuurlijk beroep
Een georganiseerd bestuurlijk beroep is formeel vastgelegd in regelgeving, wat bepaalt bij welke instantie, onder welke vorm en binnen welke termijn een beroep kan worden ingesteld.
#### 2.1.1 Kenmerken en vereisten
* **Uitputtingsvereiste:** Voordat een administratief beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter, moeten alle georganiseerde administratieve beroepsmogelijkheden zijn uitgeput. Dit is een ontvankelijkheidsvereiste voor de bestuursrechter.
* **Devolutieve werking:** Wanneer de regelgeving geen beperking oplegt aan de beslissingsbevoegdheid van de beroepsinstantie, werkt het beroep devolutief. Dit betekent dat de volledige beslissingsmacht (zowel rechtmatigheid als opportuniteit) overgaat naar de beroepsinstantie, die de oorspronkelijke beslissing vervangt.
* **Uitzonderingen op devolutieve werking:** Er kunnen uitzonderingen bestaan op de devolutieve werking, waarbij de beroepsinstantie niet de volledige beslissingsmacht verkrijgt.
* **Schorsende werking:** In principe heeft een georganiseerd bestuurlijk beroep geen schorsende werking ten aanzien van de uitvoerbaarheid van de bestreden beslissing. Dit principe staat bekend als het *privilège du préalable*. Er kunnen echter uitzonderingen zijn die expliciet in de regelgeving zijn voorzien.
* **Actieve openbaarheid:** De regelgeving kan een verplichting opleggen om het bestaan van de beroepsmogelijkheid mee te delen in het kader van actieve openbaarheid.
* **Beslissingsplicht:** De beroepsinstantie is in principe verplicht een beslissing te nemen op het ingestelde beroep.
> **Tip:** Het is cruciaal om de specifieke 'beroepsbepalingen' nauwkeurig te lezen om de omvang van de beslissingsbevoegdheid in beroep correct te bepalen.
### 2.2 Niet-georganiseerd bestuurlijk beroep
Een niet-georganiseerd bestuurlijk beroep kan altijd worden ingesteld en is facultatief. Dit betekent dat het niet verplicht is om in te stellen, noch is de beroepsinstantie verplicht te beslissen, en het hoeft niet vermeld te worden in het kader van actieve openbaarheid.
#### 2.2.1 Soorten niet-georganiseerde beroepen
Er worden drie soorten niet-georganiseerde beroepen onderscheiden:
1. **Willig beroep (verzoek tot heroverweging):** Een verzoek aan het bestuur om een eerdere beslissing opnieuw te heroverwegen.
2. **Beroep bij de hiërarchische overste:** Een beroep dat wordt ingesteld binnen dezelfde rechtspersoon, bij een hogere functionaris. Dit kan leiden tot indeplaatsstelling of injunctie.
* **Nuance:** Dit geldt niet voor rechtstreeks toegewezen bevoegdheden, zoals bij beboetingsentiteiten of sanctionerende ambtenaren die een onafhankelijke positie hebben.
* **Verschil met delegatie:** Dit type beroep moet onderscheiden worden van delegatie.
3. **Beroep bij het toezichthoudend bestuur:** Een beroep dat wordt ingesteld bij een andere rechtspersoon, specifiek van toepassing op gedecentraliseerde besturen. De toezichthoudende overheid kan in dit geval de beslissing schorsen of vernietigen.
#### 2.2.2 Stuitende werking van niet-georganiseerde beroepen
* **Principe:** In principe heeft het instellen van een niet-georganiseerd bestuurlijk beroep geen schorsende of stuitende werking ten aanzien van de termijn voor het instellen van een jurisdictioneel beroep bij de bestuursrechter.
* **Uitzonderingen op stuitende werking:**
* **Bij willig of hiërarchisch beroep:** De Hoge Raad van het Hof (RvS) erkent stuitende werking indien:
* Het beroep is ingesteld binnen de beroepstermijn voor de RvS.
* Er nieuwe gegevens zijn aangebracht.
* Het bestuur heeft toegezegd het dossier opnieuw te bekijken.
* **Bij beroep bij toezichthoudende overheid:** Stuitende werking kan gelden indien:
* Het beroep tijdig is aangetekend verzonden, dat wil zeggen binnen de beroepstermijn van de RvS en binnen de termijn waarover de toezichthoudende overheid beschikt om toezicht uit te oefenen.
* Voor lokale besturen, zie de specifieke regelgeving.
> **Tip:** De stuitende werking van administratieve beroepen is een complex gebied met specifieke voorwaarden. Controleer altijd de toepasselijke wetgeving en jurisprudentie.
---
# Stuitende werking van bestuurlijke beroepen
Dit deel analyseert het effect van bestuurlijke beroepen op de termijnen voor het instellen van juridische beroepen, met inbegrip van de principiële regels en specifieke uitzonderingen.
### 3.1 Principe: geen schorsende of stuitende werking
In beginsel heeft het instellen van een niet-georganiseerd bestuurlijk beroep geen schorsende of stuitende werking ten aanzien van de termijn voor het instellen van een jurisdictioneel beroep. Dit betekent dat de termijn om naar de bestuursrechter te stappen, ongemoeid blijft lopen, ook al is er nog een bezwaar bij het bestuur zelf.
> **Tip:** Het is cruciaal om de beroepstermijn voor de bestuursrechter altijd in de gaten te houden en deze niet te laten verlopen in afwachting van een beslissing op een niet-georganiseerd bestuurlijk beroep.
### 3.2 Uitzonderingen op het principe
Er zijn specifieke situaties waarin een bestuurlijk beroep wél een stuitende werking kan hebben op de termijn voor een jurisdictioneel beroep.
#### 3.2.1 Willig of hiërarchisch beroep
Volgens vaste rechtspraak van de Raad van State, kan een willig beroep (een verzoek tot heroverweging) of een beroep bij de hiërarchische overste (binnen dezelfde rechtspersoon) de termijn voor een jurisdictioneel beroep stuiten, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
* Het beroep is ingesteld binnen de beroepstermijn van de Raad van State.
* Er zijn nieuwe gegevens aangebracht die relevant zijn voor de beslissing.
* Het bestuur heeft toegezegd het dossier opnieuw te bekijken.
> **Uitzondering:** Dit geldt niet voor rechtstreeks toegewezen bevoegdheden, zoals bij een beboetingsentiteit of sanctionerend ambtenaar die een onafhankelijke positie hebben.
#### 3.2.2 Beroep bij de toezichthoudende overheid
Een beroep bij het toezichthoudend bestuur (bij een andere rechtspersoon, enkel bij gedecentraliseerde besturen) kan eveneens een stuitende werking hebben op de termijn voor een jurisdictioneel beroep, mits aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan:
* Het beroep is tijdig ingediend, dat wil zeggen:
* Binnen de beroepstermijn van de Raad van State.
* Binnen de termijn waarover de toezichthoudende overheid de bevoegdheid heeft om toezicht uit te oefenen.
* Het beroep is aangetekend verzonden.
> **Voorbeeld:** Voor een lokaal bestuur, dient men de specifieke bepalingen in het decreet van 2017-2018 te raadplegen om de exacte termijnen en voorwaarden voor dit type beroep te bepalen.
**Kenmerken van bestuurlijke beroepen in het algemeen:**
* **Ingesteld bij een orgaan van actief bestuur:** Dit onderscheidt het van een jurisdictioneel beroep.
* **Tegen een beslissing van (ander) bestuur:** Dit kan een reële, fictieve, stilzwijgende of impliciete beslissing zijn. Een fictieve beslissing is bijvoorbeeld wanneer het bestuur niet reageert binnen de gestelde termijn.
* **Doel:** Intrekking, wijziging, vernietiging of niet-goedkeuring van de bestreden beslissing.
* **Controle:** In principe vindt er een rechtmatigheids- en opportuniteitscontrole plaats.
* **Devolutieve werking:** De volledige beslissingsmacht (rechtmatigheid én opportuiniteit) gaat over naar de beroepsinstantie. De beslissing van de beroepsinstantie treedt in de plaats van de oorspronkelijke beslissing.
* **Uitzonderingen:** Soms is de beslissingsbevoegdheid in beroep beperkter. Dit moet worden nagegaan in de specifieke 'beroepsbepalingen'.
* **Beginselen van behoorlijk bestuur:** Bestuurlijke beroepen zijn hieraan onderworpen, evenals de formele motiveringsplicht.
* **Motiveringsverplichting beroepsbeslissing:** De beslissing van de beroepsinstantie moet gemotiveerd zijn. Bij impliciete beslissingen gelden specifieke regels.
* **Intrekbaar:** Een bestuurlijk beroep, als individuele eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling, kan worden ingetrokken of opgeheven.
**Soorten bestuurlijke beroepen:**
* **Georganiseerd beroep:** Wettelijk vastgelegd (bij wie, vorm, termijn). Er is een uitputtingsvereiste vooraleer men zich tot de bestuursrechter kan wenden. In principe heeft dit geen schorsende werking, tenzij uitdrukkelijk voorzien (bv. Omgevingsvergunningsdecreet). De beroepsmogelijkheid moet actief worden meegedeeld. De beroepsinstantie moet in principe beslissen.
* **Niet-georganiseerd beroep:** Kan altijd worden ingesteld. Het is facultatief (niet verplicht in te stellen, niet verplicht te beslissen, niet verplicht te vermelden). In principe geen schorsende werking voor het jurisdictionele beroep.
* **Soorten niet-georganiseerde beroepen:**
1. **Willig beroep:** Verzoek tot heroverweging.
2. **Beroep bij de hiërarchische overste:** Binnen dezelfde rechtspersoon.
3. **Beroep bij het toezichthoudend bestuur:** Bij een andere rechtspersoon, enkel bij gedecentraliseerde besturen. Kan leiden tot schorsing of vernietiging van de beslissing.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Bestuurlijke beroepen | Een rechtsmiddel dat kan worden ingesteld tegen een beslissing van een bestuursorgaan, met het oog op intrekking, wijziging, vernietiging of niet-goedkeuring van die beslissing. |
| Jurisdictioneel beroep | Een beroep dat wordt ingesteld bij een rechterlijke instantie, in tegenstelling tot een beroep bij een bestuursorgaan. |
| Devolutieve werking | Het principe waarbij de bevoegdheid om een beslissing te nemen volledig overgaat op de beroepsinstantie, die zowel de rechtmatigheid als de opportuniteit van de oorspronkelijke beslissing kan beoordelen. |
| Opportuniteitscontrole | De controle door de beroepsinstantie van de wenselijkheid of geschiktheid van de bestreden beslissing, naast de juridische juistheid ervan. |
| Formele motiveringsplicht | De wettelijke verplichting om de redenen voor een beslissing duidelijk en formeel uiteen te zetten, zodat deze controleerbaar is. |
| Impliciete verwerping | Wanneer een bestuursorgaan niet binnen de wettelijke termijn reageert op een ingediend beroep, wordt dit geacht te worden verworpen zonder expliciete beslissing. |
| Uitputtingsvereiste | Het vereiste dat alle beschikbare bestuurlijke beroepsmogelijkheden moeten zijn uitgeput voordat een juridische procedure bij de bestuursrechter kan worden gestart. |
| Privilège du préalable | Het principe dat een beslissing van een bestuursorgaan uitvoerbaar blijft totdat deze is ingetrokken of vernietigd, zelfs indien er beroep tegen is ingesteld. |
| Stuitende werking | Het effect van een handeling (zoals het instellen van een bepaald type bestuurlijk beroep) dat de verjaringstermijn van een andere rechtsvordering doet heropleven of verlengen. |
| Willig beroep | Een facultatief beroep ingesteld bij een bestuursorgaan waarbij om een heroverweging van een beslissing wordt verzocht, zonder dat dit wettelijk verplicht is. |
Cover
Bestuurlijke handhaving.pptx
Summary
# Wat is bestuurlijke handhaving?
Bestuurlijke handhaving omvat elke handeling die erop gericht is de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding te beëindigen, uitgevoerd door het bestuur in plaats van door een rechter, en kan zowel preventieve, herstellende als sanctionerende doelen dienen.
## 1.1 Algemene betekenis en reikwijdte van handhaving
Handhaving, in de breedste zin, kan gedefinieerd worden als elke handeling die gericht is op het bevorderen van de naleving van rechtsregels of het beëindigen van een overtreding. Deze handelingen kunnen worden onderverdeeld in drie categorieën:
* **Preventieve handelingen:** Gericht op het voorkomen van overtredingen of het beperken van de gevolgen ervan.
* **Herstellende handelingen:** Gericht op het in de oorspronkelijke staat herstellen van de situatie na een overtreding.
* **Sanctionerende handelingen:** Gericht op het opleggen van een straf of leedtoevoeging als reactie op een overtreding.
## 1.2 Bestuurlijke handhaving versus rechterlijke handhaving
Het kernelement van bestuurlijke handhaving is dat deze wordt uitgevoerd door het bestuur (de overheid, niet-rechterlijke instanties) en niet door de rechter. Hoewel de rechter achteraf een controle kan uitoefenen, geschiedt de initiële oplegging van sancties of maatregelen door een bestuursorgaan.
## 1.3 Regelgevend kader voor bestuurlijke handhaving
Er bestaat geen algemeen juridisch kader dat alle aspecten van bestuurlijke handhaving omvat. De rechtsgrond hiervoor steunt op:
* **Bestuursrechtelijke principes:** Zoals de beginselen van behoorlijk bestuur en het legaliteitsbeginsel, wat inhoudt dat het bestuur slechts bevoegdheden uitoefent die wettelijk zijn toegekend.
* **Algemene strafrechtelijke beginselen:** Zoals *nullum crimen sine lege* (geen misdrijf zonder wet) en *nulla poena sine lege* (geen straf zonder wet).
Deze algemene principes worden aangevuld door specifieke federale en Vlaamse (sectorale) regelgeving, waaronder:
* De Nieuwe Gemeentewet (bepalingen betreffende ondermijnende criminaliteit en algemeen bestuur).
* De Wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sanctie (de GAS-wet).
* De Vlaamse Codex Wonen van 2021.
* De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
* De Drugwet.
In Vlaanderen zijn de algemene regels voor toezicht, opsporing, bestuurlijke sancties en bestuurlijke maatregelen met betrekking tot herstel en beveiliging uitgewerkt in het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving. Dit decreet heeft een aanvullend karakter, waardoor sectoren de mogelijkheid hebben om toe te treden tot deze regeling.
### 1.3.1 De bestuurlijke sanctie (maatregel)
Een bestuurlijke sanctie wordt gedefinieerd als een sanctie die, op grond van een wettelijke basis, door een bestuur wordt opgelegd aan een bestuurde wegens een inbreuk op een publiekrechtelijk voorschrift. Deze sanctie neemt de vorm aan van een eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling met individuele strekking.
Kenmerken van een bestuurlijke sanctie:
* Opgelegd door een bestuur.
* Vindt plaats zonder voorafgaande controle door de rechter.
* Er is wel een mogelijkheid tot rechterlijke controle achteraf.
* De sanctie is bedoeld als straf, met andere woorden, als leedtoevoeging.
**Voorbeelden van bestuurlijke sancties:**
* Een GAS-boete (gemeentelijke administratieve sanctie).
* De definitieve sluiting van een inrichting op grond van de GAS-wet.
* De afbraak van een woning na een stedenbouwkundig misdrijf.
* Een tuchtsanctie voor een ambtenaar.
### 1.3.2 Het handhavingsinstrumentarium: Bestuurlijke (politie)maatregel
Een bestuurlijke (politie)maatregel is een instrument dat, net als een bestuurlijke sanctie, een wettelijke grondslag vereist en door een bestuur wordt opgelegd zonder voorafgaande rechterlijke tussenkomst, maar met mogelijke rechterlijke controle achteraf. Deze maatregel neemt doorgaans de vorm aan van een eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling.
Het belangrijkste onderscheid met een bestuurlijke sanctie ligt in het **preventieve doel** van een bestuurlijke maatregel. Preventief optreden kan verschillende vormen aannemen:
* **Politiemaatregelen:** Gericht op het waarborgen van de openbare orde, zoals preventief huisarrest op oudejaarsavond, een plaatsverbod, of de sluiting van een inrichting ter voorkoming van verdere verstoring van de openbare orde.
* **Ordemaatregelen:** Gericht op het bevorderen van de goede werking van de dienst, zoals de overplaatsing van een dienst.
* **Aanmaningen en waarschuwingen:** Deze worden doorgaans niet als tuchtsanctie beschouwd.
## 1.4 Belang van kwalificatie in het licht van het EVRM
De kwalificatie van een maatregel als een "straf" in de zin van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is cruciaal, omdat dit leidt tot de toepassing van specifieke waarborgen. Deze waarborgen omvatten:
* Het vermoeden van onschuld (artikel 6.2 EVRM).
* De rechten van de verdediging (artikel 6.3 EVRM).
* Het recht om niet tweemaal voor hetzelfde feit te worden bestraft (*non bis in idem*) (artikel 4.1 van het zevende protocol bij het EVRM).
De vraag wanneer er sprake is van een "straf" in de zin van het EVRM wordt beoordeeld aan de hand van de zogenaamde **Engel-criteria** (gebaseerd op het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 juni 1976, Engel e.a. t. Nederland). Deze criteria zijn:
* **Internrechtelijke kwalificatie:** Hoe de nationale wetgeving de maatregel classificeert (dit is echter niet doorslaggevend).
* **Aard van de maatregel:** Is de maatregel primair preventief van aard, of eerder punitief (leedtoevoegend)?
* **Zwaarte van de sanctie:** De ernst van de sanctie is een belangrijke, en potentieel doorslaggevende, factor.
Het is belangrijk te realiseren dat de kwalificatie geen strikt "zwart-wit"-kwestie is. Uiteindelijk is het de (supranationale) rechter die beslist of een maatregel onder de definitie van "straf" valt in de zin van het EVRM.
> **Tip:** Bij het analyseren van bestuurlijke handhavingsmaatregelen is het essentieel om te onderzoeken of deze als "straf" in de zin van het EVRM kunnen worden beschouwd, gezien de aanzienlijke procedurele waarborgen die dan van toepassing zijn.
## 1.5 Handhavingsactoren
De specifieke actoren die betrokken zijn bij bestuurlijke handhaving variëren sterk per beleidsdomein en moeten worden nagegaan in de betreffende regelgeving. Veelvoorkomende handhavingsactoren zijn:
* **Toezichthouders (inspecties):** Deze beschikken over specifieke toezichtsbevoegdheden binnen hun domein.
* **Sanctionerende instanties:** Dit kunnen sanctionerende ambtenaren zijn (bv. voor GAS-boetes), college's die bevoegd zijn voor schorsing of intrekking van vergunningen, of de burgemeester die optreedt ter handhaving van de openbare orde op basis van de Nieuwe Gemeentewet.
## 1.6 Evolutie richting gewapend bestuursrecht
Er is een tendens waarneembaar richting een "gewapend bestuursrecht", waarbij het bestuur meer instrumenten krijgt om handhaving effectief door te voeren. De redenen en bedenkingen hieromtrent zijn onderwerp van discussie en worden onder andere belicht in rapporten zoals "De rechtsstaat en mensenrechten in België" van het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens.
> **Example:** Een gemeente die geconfronteerd wordt met repetitieve geluidsoverlast uit een bepaalde inrichting, kan na het uitvaardigen van waarschuwingen en eventuele boetes (bestuurlijke sancties) besluiten tot een tijdelijke sluiting van de inrichting (bestuurlijke maatregel) om verdere overlast te voorkomen, wat een preventief doel dient.
---
# Regelgevend kader van bestuurlijke handhaving
Dit onderwerp verkent de juridische fundamenten en instrumenten van bestuurlijke handhaving, met aandacht voor zowel algemene beginselen als specifieke wetgeving.
### 2.1 De betekenis van handhaving en bestuurlijke handhaving
Handhaving, in een brede zin, omvat elke actie gericht op het bevorderen van naleving van rechtsregels of het beëindigen van overtredingen. Dit kan preventief, herstellend of sanctionerend van aard zijn. Bestuurlijke handhaving verwijst specifiek naar handhaving die door het bestuur wordt uitgevoerd, in tegenstelling tot handhaving door een (straf)rechter.
### 2.2 Juridisch kader
Er bestaat geen algemeen juridisch kader voor bestuurlijke handhaving dat alle aspecten dekt. De basis wordt gevormd door algemene bestuursrechtelijke principes, waaronder de beginselen van behoorlijk bestuur en het legaliteitsbeginsel. Het legaliteitsbeginsel impliceert dat het bestuur enkel bevoegdheden mag uitoefenen die hem wettelijk zijn toegekend, en dat er geen straf zonder wet ($ \text{nullum crimen sine lege} $) en geen straf zonder wettelijke grondslag ($ \text{nulla poena sine lege} $) mag zijn.
Dit algemene kader wordt aangevuld door specifieke federale en Vlaamse (sector)regelgeving. Voorbeelden hiervan zijn:
* De Nieuwe Gemeentewet (met bepalingen betreffende ondermijnende criminaliteit en algemene bevoegdheden van de burgemeester).
* De Wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sanctie (de GAS-wet).
* De Vlaamse Codex Wonen van 2021.
* De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
* De Drugswet.
In Vlaanderen zijn de algemene regels voor toezicht, opsporing, bestuurlijke sancties en bestuurlijke maatregelen voor herstel en beveiliging uitgewerkt in het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving. Dit decreet heeft een aanvullend karakter, wat betekent dat specifieke sectoren de mogelijkheid hebben om hierbij aan te sluiten.
### 2.3 Bestuurlijke sanctie versus bestuurlijke maatregel
#### 2.3.1 Bestuurlijke sanctie
Een bestuurlijke sanctie wordt gedefinieerd als een sanctie die op grond van een wettelijke grondslag wordt opgelegd door een bestuur aan een bestuurde wegens een inbreuk op een publiekrechtelijk voorschrift. Deze sanctie neemt de vorm aan van een eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling met individuele strekking.
Kenmerken van een bestuurlijke sanctie:
* Opgelegd door het bestuur.
* Geen voorafgaande controle door de rechter, maar wel mogelijke rechterlijke controle achteraf.
* Bedoeld als straf, in de zin van leedtoevoeging.
Voorbeelden van bestuurlijke sancties zijn: GAS-boetes, de definitieve sluiting van een inrichting op grond van de GAS-wet, de afbraak van een woning na een stedenbouwkundig misdrijf, of een tuchtsanctie voor een ambtenaar.
#### 2.3.2 Bestuurlijke (politie)maatregel
Een bestuurlijke maatregel vertoont gelijkenissen met een bestuurlijke sanctie (wettelijke grondslag, opgelegd door bestuur zonder voorafgaande rechterlijke tussenkomst, mogelijke rechterlijke controle achteraf, meestal eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling). Het belangrijkste onderscheid is het doel: een bestuurlijke maatregel heeft hoofdzakelijk een preventief doel.
Preventieve maatregelen kunnen verschillende vormen aannemen:
* **Politiemaatregel:** Gericht op het vrijwaren van de openbare orde. Voorbeelden zijn preventief huisarrest op oudejaarsavond, een plaatsverbod, of de sluiting van een instelling ter voorkoming van verdere verstoring van de openbare orde.
* **Ordemaatregel:** Gericht op het bevorderen van de goede werking van een dienst. Een voorbeeld is de overplaatsing van een dienst.
* **Aanmaningen en waarschuwingen:** Deze worden niet beschouwd als tuchtsancties.
### 2.4 Belang van de kwalificatie in het licht van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)
Wanneer een bestuurlijke maatregel of sanctie als een "straf" wordt gekwalificeerd in de zin van het EVRM, dan gelden de waarborgen die dit verdrag biedt. Dit omvat onder meer:
* Het vermoeden van onschuld (artikel 6.2 EVRM).
* De rechten van de verdediging (artikel 6.3 EVRM).
* Het recht om niet tweemaal te worden bestraft (non bis in idem) (artikel 4.1 van het zevende protocol bij het EVRM).
De vraag of er sprake is van een "straf" wordt beoordeeld aan de hand van de Engel-criteria (gebaseerd op een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 juni 1976, Engel e.a. tegen Nederland):
* **Internrechtelijke kwalificatie:** De wijze waarop de maatregel binnen het nationale recht wordt benoemd, is niet doorslaggevend.
* **Aard van de maatregel:** Is de maatregel primair preventief, of heeft deze een punitief karakter (leedtoevoegend)? Dit is een belangrijke factor.
* **Zwaarte van de sanctie:** De ernst van de opgelegde sanctie is eveneens een belangrijke, en potentieel doorslaggevende, factor bij de kwalificatie.
De kwalificatie is niet altijd eenduidig; uiteindelijk beslist de (supranationale) rechter over de aard van de maatregel.
### 2.5 Handhavingsactoren
De specifieke handhavingsactoren variëren sterk per beleidsdomein. Het is daarom essentieel om de desbetreffende regelgeving te raadplegen. Over het algemeen kunnen we onderscheid maken tussen:
* **Toezichthouders/Inspectiediensten:** Deze beschikken over specifieke toezichtsbevoegdheden om de naleving van wetten en regels te controleren.
* **Sanctionerende instanties:** Dit kunnen bijvoorbeeld de sanctionerende ambtenaar voor GAS-boetes zijn, het college van burgemeester en schepenen (CBS) dat bevoegd is voor de schorsing of intrekking van een vergunning of de sluiting van een inrichting (onder de GAS-wet), of de burgemeester die optreedt ter handhaving van de openbare orde op basis van bepalingen in de Nieuwe Gemeentewet.
De mogelijkheid tot rechterlijke controle biedt een belangrijke waarborg tegen willekeur.
### 2.6 Evolutie naar "gewapend bestuursrecht"
De discussie over een mogelijke evolutie naar een "gewapend bestuursrecht", waarbij het bestuur meer en meer ingrijpende handhavingsinstrumenten ter beschikking krijgt, is relevant. Redenen en bedenkingen hieromtrent worden onder andere verkend in rapporten zoals "De rechtsstaat en mensenrechten in België" van het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens.
> **Tip:** Bij het bestuderen van dit onderwerp is het cruciaal om de specifieke bevoegdheden en instrumenten van de verschillende bestuursniveaus (federaal, Vlaams, lokaal) en de relevante wetgeving nauwkeurig te analyseren. Het onderscheid tussen sanctie en maatregel is fundamenteel, zeker in het licht van de EVRM-waarborgen.
---
# Het handhavingsinstrumentarium en kwalificatie onder het EVRM
Dit deel behandelt het onderscheid tussen bestuurlijke maatregelen en sancties, hun preventieve en punitieve doelen, en de criteria die bepalen wanneer een maatregel als een straf in de zin van het EVRM wordt beschouwd, inclusief de Engel-criteria.
### 3.1 Bestuurlijke handhaving: Een algemene introductie
Handhaving, in brede zin, omvat elke handeling gericht op het bevorderen van naleving van rechtsregels of het beëindigen van overtredingen. Dit kan preventief, herstellend of sanctionerend van aard zijn. Bestuurlijke handhaving vindt plaats door het bestuur zelf, in plaats van door een rechter.
Het juridische kader voor bestuurlijke handhaving is niet uniform, maar steunt op algemene bestuursrechtelijke principes zoals beginselen van behoorlijk bestuur en het legaliteitsbeginsel. Dit wordt aangevuld met specifieke federale en Vlaamse sectorregelgeving, zoals de Nieuwe Gemeentewet, de Wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sanctie (GAS-wet), de Vlaamse Codex Wonen en de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. In Vlaanderen zijn algemene regels voor toezicht, opsporing, bestuurlijke sancties en maatregelen uitgewerkt in het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving, dat een aanvullend karakter heeft.
### 3.2 Bestuurlijke sanctie versus bestuurlijke maatregel
Een **bestuurlijke sanctie** wordt gedefinieerd als een sanctie die, op grond van een wettelijke basis, door een bestuur aan een burger wordt opgelegd wegens een inbreuk op een publiekrechtelijk voorschrift. Het is een eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling met individuele strekking, die door het bestuur wordt opgelegd zonder voorafgaande rechterlijke controle, maar met mogelijke rechterlijke controle achteraf. Het voornaamste doel van een bestuurlijke sanctie is leedtoevoeging, waardoor het in de zin van het EVRM als een straf kan worden beschouwd.
**Voorbeelden van bestuurlijke sancties zijn:**
* GAS-boetes
* Definitieve sluiting van een inrichting op grond van de GAS-wet
* Afbraak van een woning na een stedenbouwkundig misdrijf
* Een tuchtstraf voor een ambtenaar
Een **bestuurlijke (politie)maatregel** deelt enkele kenmerken met een bestuurlijke sanctie: beide hebben een wettelijke grondslag, worden door het bestuur opgelegd zonder voorafgaande rechterlijke tussenkomst (wel achterafse controle mogelijk) en nemen meestal de vorm aan van een eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling. Het cruciale onderscheid ligt echter in het **preventieve doel** van de bestuurlijke maatregel.
**Preventief optreden kan via bestuurlijke maatregelen, waaronder:**
* **Politiemaatregelen:** Gericht op het vrijwaren van de openbare orde.
* Voorbeelden: preventief huisarrest op oudejaarsavond, plaatsverboden, of sluiting van een inrichting om verdere verstoring van de openbare orde te voorkomen.
* **Ordemaatregelen:** Ter bevordering van de goede werking van de dienst.
* Voorbeeld: overplaatsing van een dienst.
* **Aanmaningen en waarschuwingen:** Deze worden niet als tuchtsancties beschouwd.
### 3.3 Het belang van kwalificatie onder het EVRM
De kwalificatie van een maatregel als een 'straf' is van cruciaal belang in het kader van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Wanneer een maatregel onder de definitie van 'straf' valt, zijn bepaalde waarborgen van het EVRM van toepassing, waaronder:
* Het vermoeden van onschuld (artikel 6.2 EVRM)
* De rechten van de verdediging (artikel 6.3 EVRM)
* Het recht om niet tweemaal voor hetzelfde feit bestraft te worden (ne bis in idem) (artikel 4.1 van het Zevende Protocol EVRM)
De vraag wanneer een maatregel als een 'straf' in de zin van het EVRM wordt beschouwd, wordt beantwoord aan de hand van de **'Engel'-criteria**, zoals vastgesteld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Engel e.a. tegen Nederland. Deze criteria zijn:
1. **Internrechtelijke kwalificatie:** De wijze waarop de maatregel nationaal wordt gekwalificeerd, is niet doorslaggevend.
2. **Aard van de maatregel:** Is de maatregel primair preventief van aard, of neigt deze meer naar 'punitief' (leedtoevoegend)?
3. **Zwaarte van de sanctie:** De zwaarte van de opgelegde maatregel is een belangrijke, en potentieel doorslaggevende, factor.
Het is belangrijk te beseffen dat de kwalificatie niet altijd 'zwart-wit' is. Uiteindelijk is het de (supranationale) rechter die de definitieve beslissing neemt over de aard van de maatregel.
### 3.4 Handhavingsactoren
De actoren die bevoegd zijn voor handhaving variëren sterk per beleidsdomein. Over het algemeen kunnen de volgende actoren worden onderscheiden:
* **Toezichthouders (inspecties):** Bezitten specifieke toezichtsbevoegdheden binnen hun domein.
* **Sanctionerende instanties:**
* **Sanctionerend ambtenaar:** Voor het opleggen van GAS-boetes.
* **College van Burgemeester en Schepenen (CBS):** Kan schorsing of intrekking van een vergunning bevelen, of een sluiting uitvoeren (op grond van de GAS-wet).
* **Burgemeester:** Treedt op ter handhaving van de openbare orde op basis van bepalingen in de Nieuwe Gemeentewet.
Ondanks de bestuurlijke aard van deze handhaving, is er altijd mogelijkheid tot **rechterlijke controle** achteraf.
### 3.5 Evolutie richting gewapend bestuursrecht
Er is een tendens merkbaar naar een meer 'gewapend' bestuursrecht, waarbij het bestuur meer instrumenten krijgt voor handhaving. Dit wordt deels gedreven door de noodzaak om efficiënt om te gaan met complexe maatschappelijke problemen en criminaliteit, zoals ondermijnende criminaliteit. De redenen en bedenkingen bij deze evolutie worden verder onderzocht in rapporten zoals "De rechtsstaat en mensenrechten in België".
---
# Handhavingsactoren en de evolutie naar gewapend bestuursrecht
Dit gedeelte onderzoekt de verschillende actoren betrokken bij bestuurlijke handhaving en stelt de vraag of er een evolutie plaatsvindt naar een meer 'gewapend' bestuursrecht, refererend aan een rapport over de rechtsstaat.
### 4.1 Definitie en scope van bestuurlijke handhaving
Bestuurlijke handhaving omvat elke handeling gericht op het bevorderen van de naleving van rechtsregels of het beëindigen van een overtreding. Dit kan preventief, herstellend of sanctionerend van aard zijn. Het onderscheidt zich van rechtelijke handhaving doordat het door het bestuur zelf, en niet door een (straf)rechter, wordt uitgevoerd.
### 4.2 Regelgevend kader
Hoewel er geen algemeen juridisch kader voor bestuurlijke handhaving bestaat, steunt het op bestuursrechtelijke principes zoals de beginselen van behoorlijk bestuur en het legaliteitsbeginsel. Deze principes stellen dat het bestuur alleen bevoegdheden kan uitoefenen die wettelijk zijn toegekend. De algemene beginselen van het strafrecht, zoals *nullum crimen sine lege* (geen straf zonder wet) en *nulla poena sine lege* (geen misdrijf zonder wet), zijn hierop van toepassing.
De handhaving wordt verder aangevuld door specifieke federale en Vlaamse sectorale regelgeving, waaronder:
* De Nieuwe Gemeentewet (met bepalingen over ondermijnende criminaliteit en artikel 134 en verder).
* De Wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sanctie (GAS-wet).
* De Vlaamse Codex Wonen van 2021.
* De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
* De Drugwet.
In Vlaanderen zijn algemene regels voor toezicht, opsporing, bestuurlijke sancties en herstel- en beveiligingsmaatregelen uitgewerkt in het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving. Dit decreet heeft een aanvullend karakter, waardoor sectoren de mogelijkheid hebben om ermee in te treden.
### 4.3 Bestuurlijke sanctie versus bestuurlijke maatregel
Een **bestuurlijke sanctie** is een sanctie die op grond van een wettelijke basis door een bestuur aan een burger wordt opgelegd wegens een overtreding van een publiekrechtelijk voorschrift. Het neemt de vorm aan van een eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling met individuele strekking, wordt opgelegd zonder voorafgaande rechterlijke controle, maar met mogelijke rechterlijke controle achteraf. Bestuurlijke sancties zijn bedoeld als straf, met het oog op leedtoevoeging. Voorbeelden hiervan zijn een GAS-boete, de definitieve sluiting van een inrichting onder de GAS-wet, de afbraak van een woning na een stedenbouwkundig misdrijf, of een tuchtsanctie voor een ambtenaar.
Een **bestuurlijke maatregel** deelt veel kenmerken met de bestuurlijke sanctie: het heeft een wettelijke grondslag, wordt door het bestuur opgelegd zonder voorafgaande rechterlijke tussenkomst (maar met mogelijke rechterlijke controle achteraf), en neemt meestal de vorm aan van een eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling. Het belangrijkste onderscheid is dat een bestuurlijke maatregel hoofdzakelijk een **preventief doel** dient.
Preventief optreden kan onder meer door:
* **Politiemaatregelen:** Ter vrijwaring van de openbare orde, zoals preventief huisarrest op oudejaarsavond, een plaatsverbod, of een sluiting om verdere verstoring van de openbare orde te voorkomen.
* **Ordemaatregelen:** Ter bevordering van de goede werking van de dienst, zoals de overplaatsing van een dienst.
* **Aanmaningen en waarschuwingen:** Deze gelden niet als tuchtsanctie.
### 4.4 Kwalificatie in het licht van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)
Indien een bestuurlijke sanctie of maatregel als een 'straf' in de zin van het EVRM wordt beschouwd, verleent dit de betrokkene specifieke 'waarborgen'. Deze omvatten het vermoeden van onschuld (artikel 6.2 EVRM), de rechten van de verdediging (artikel 6.3 EVRM), en het recht om niet tweemaal te worden bestraft (*non bis in idem*) (artikel 4.1 van het zevende protocol bij het EVRM).
De vraag wanneer sprake is van een 'straf' in de zin van het EVRM wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM, 8 juni 1976, Engel e.a. t. Nederland):
* **Internrechtelijke kwalificatie:** De manier waarop de maatregel in het nationale recht wordt benoemd, is niet doorslaggevend.
* **Aard van de maatregel:** Of de maatregel preventief of eerder punitief (leedtoevoegend) van aard is.
* **Zwaarte van de sanctie:** Dit is een belangrijke en potentieel doorslaggevende factor.
De kwalificatie is geen 'zwart-wit' kwestie; uiteindelijk beslist de (supranationale) rechter over de precieze aard van de opgelegde sanctie of maatregel.
### 4.5 Handhavingsactoren
De specifieke handhavingsactoren variëren sterk per beleidsdomein en dienen te worden nagegaan in de desbetreffende regelgeving. Over het algemeen kunnen de volgende actoren worden onderscheiden:
* **Toezichthouders (inspectiediensten):** Deze beschikken over specifieke toezichtsbevoegdheden.
* **Sanctionerende instanties:**
* De sanctionerend ambtenaar voor GAS-boetes.
* Instanties die bevoegd zijn voor schorsing of intrekking van een vergunning, of sluiting (onder de GAS-wet).
* De burgemeester, die optreedt ter handhaving van de openbare orde op basis van bepalingen in de Nieuwe Gemeentewet.
### 4.6 Evolutie richting gewapend bestuursrecht
De vraag of er een evolutie plaatsvindt richting een 'gewapend' bestuursrecht wordt onderzocht, mede gebaseerd op bedenkingen uit het rapport 'De rechtsstaat en mensenrechten in België' van het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens. De redenen en implicaties van deze potentiële evolutie zijn hierbij relevant.
> **Tip:** Let bij het bestuderen van handhavingszaken op het onderscheid tussen sancties (punitief) en maatregelen (preventief), zeker in relatie tot de waarborgen van het EVRM. De *Engel*-criteria zijn cruciaal voor deze kwalificatie.
> **Voorbeeld:** Een gemeentelijke beslissing tot onmiddellijke sluiting van een horecazaak wegens vermeende ernstige inbreuken op de veiligheidsvoorschriften kan, afhankelijk van de zwaarte van de inbreuk en het preventieve karakter van de sluiting, door een rechter worden getoetst aan de 'straf'-criteria van het EVRM.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Bestuurlijke handhaving | Handhaving van rechtsregels door het bestuur, in plaats van door een (straf)rechter. Dit kan preventieve, herstellende of sanctionerende handelingen omvatten om de naleving van regels te bevorderen of overtredingen te beëindigen. |
| Beginselen van behoorlijk bestuur | Algemene rechtsbeginselen die het handelen van het bestuur sturen om te zorgen voor een eerlijke en redelijke besluitvorming en uitvoering van regelgeving, zoals het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. |
| Legaliteitsbeginsel | Een fundamenteel rechtsbeginsel dat stelt dat het bestuur alleen bevoegdheden mag uitoefenen die expliciet aan hem zijn toegekend door de wet. Elk bestuurlijk optreden moet dus een wettelijke grondslag hebben. |
| Bestuurlijke sanctie | Een sanctie die door een bestuur wordt opgelegd aan een burger wegens een inbreuk op een publiekrechtelijk voorschrift. Deze sanctie wordt opgelegd op basis van een wettelijke grondslag en neemt de vorm aan van een eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling. |
| Bestuurlijke maatregel | Een door het bestuur opgelegde maatregel die voornamelijk een preventief doel dient, ter vrijwaring van de openbare orde, de goede werking van de dienst of ter voorkoming van verdere problemen. |
| EVRM (Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens) | Een internationaal verdrag dat fundamentele rechten en vrijheden waarborgt. Bepaalde waarborgen uit het EVRM, zoals het vermoeden van onschuld, zijn van toepassing wanneer een bestuurlijke maatregel als een "straf" in de zin van het verdrag wordt beschouwd. |
| Engel-criteria | Criteria vastgesteld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) om te bepalen of een opgelegde maatregel als een "straf" in de zin van het EVRM moet worden beschouwd. Deze criteria kijken onder meer naar de aard en de zwaarte van de sanctie. |
| Non bis in idem | Een juridisch beginsel dat bepaalt dat niemand tweemaal kan worden gestraft of berecht voor dezelfde feiten. Dit beginsel is verankerd in het zevende protocol van het EVRM. |
| Toezichthouders | Ambtenaren of instanties belast met het controleren van de naleving van specifieke wetten en regelgeving binnen hun domein. Zij hebben vaak speciale bevoegdheden voor inspectie en opsporing. |
| Gewapend bestuursrecht | Een term die mogelijk verwijst naar een bestuursrecht dat meer proactieve en dwingende middelen bevat om de naleving van wetten af te dwingen, mogelijk met ingrijpendere maatregelen. |
Cover
Bestuurs- en omgevingsrecht lesnota's.docx
Summary
## Bestuurs- en Omgevingsrecht: Studiegids
Dit document dient als een uitgebreide studiegids voor het vak Bestuurs- en Omgevingsrecht, gericht op het grondig voorbereiden van studenten op het examen.
### Situering van het vak
Het vak Bestuurs- en Omgevingsrecht is opgebouwd rond twee kernonderdelen: **Bestuursrecht** en **Omgevingsrecht**.
* **Bestuursrecht** vormt de basis en behandelt het algemeen bestuursrecht.
* **Omgevingsrecht** wordt beschouwd als een subdomein van het bijzonder bestuursrecht, maar is geëvolueerd tot een volwaardige, aparte rechtstak die onlosmakelijk verbonden blijft met het algemeen bestuursrecht.
### Lesschema en Studiemateriaal
* **Lesschema:**
* Omgevingsrecht: Maandag, 08:30 - 11:30, Campus Ledeganck, Auditorium 3.
* Bestuursrecht: Vrijdag, 13:00 - 17:30, Campus Coupure, Auditorium E1 Oehoe, Blok E.
*(Tenzij anders vermeld op Ufora).*
* **Studiemateriaal:**
* Handboek Algemeen bestuursrecht – Grondslagen en beginselen (Opendeek, De Somer, Todts), 3e editie, 2024-25.
* Handboek Omgevingsrecht in essentie (Van Hoorick, Vandenhende), 4e editie, 2025.
* Slides (beschikbaar via Ufora, steeds vooraf).
* Eigen notities.
* Bijkomende teksten of opdrachten via Ufora ter ondersteuning.
### Werkvormen
* Hoorcolleges (interactief, bv. via Wooclap).
* Begeleide zelfstudie.
* Oefeningensessies (vooral bij bestuursrecht).
### Beoordeling
* **Examen:** Schriftelijk, gesloten boek, met open vragen (kennis, inzicht, toepassing via casusvragen).
* **Puntenverdeling:** 8 punten Omgevingsrecht – 12 punten Bestuursrecht (vertegenwoordigt 3 studiepunten Omgevingsrecht en 5 studiepunten Bestuursrecht).
* **Cruciaal:** Belang van de (rechts)bronnen, inclusief de wetboeken.
---
## Deel I. Bestuursrecht: Begrip, Indeling, Functies, Kenmerken en Bronnen
### Inleiding: Wat is ‘het bestuursrecht’?
Er is geen uniforme consensus over de precieze inhoud van het bestuursrecht. Het vakgebied omvat de overheid, de bronnen van het recht, de kenmerken en beginselen van het bestuur, en beroepen tegen het bestuur (zowel bestuurlijke als rechterlijke beroepen).
Een werkdefinitie van bestuursrecht is:
“Het geheel van rechtsregels met betrekking tot de organisatie, de bevoegdheden en de werking van de organen die met uitvoerende macht zijn bekleed, m.a.w. van de organen die noch tot de wetgevende, noch tot de rechterlijke macht behoren.”
Bestuursrecht raakt aan diverse facetten van het dagelijks leven, zoals de afschaffing van verbouwpremies, inkomensgerelateerde voorwaarden, of lokale verordeningen zoals GAS-boetes voor fietsers in een specifieke straat.
### HOOFDSTUK I. Begrip Bestuursrecht
#### Onderscheid Privaat- versus Publiekrecht
* **Privaatrecht:** Regelt de verhoudingen tussen private personen (natuurlijke of rechtspersonen).
* **Publiekrecht:** Regelt de organisatie en werking van ‘de overheid’ (in ruime zin) en de verhoudingen tussen overheden onderling, en tussen overheid en private personen. In de cursus worden 'overheid' en 'bestuur' als synoniemen gebruikt voor de uitvoerende macht, zij het in brede zin.
#### Omschrijving van het Bestuursrecht
1. **Formeel-juridische omschrijving (Organiek en Functioneel):**
* **Organiek:** Gebaseerd op de scheiding der machten (wetgevende, uitvoerende, rechterlijke macht). Bestuursrecht richt zich op de organen van de uitvoerende macht (UM). De Grondwet (Gw.) vermeldt hierover weinig, met uitzondering van Art. 37 Gw. dat stelt dat de UM bij de Koning berust.
* **Functioneel:** Gebaseerd op de taken of functies. Het betreft degenen die met uitvoerende macht bekleed zijn, oftewel degenen die ‘uitvoeren’ of ‘besturen’. Voorbeelden van besturende entiteiten zijn de NMBS, FOD Justitie, De Lijn, Sogent, OCMW.
2. **Omschrijving vanuit de relaties die door het bestuursrecht worden beheerst.**
3. **Omschrijving vanuit de materiële bevoegdheid van het bestuur.**
Bestuursrecht omvat meer dan enkel 'uitvoeren' of 'besturen'. Het omvat ook:
* **Regelgevende (reglementaire) bevoegdheid:** Van bv. de Koning, of gemeenten (politiereglementen, belastingsreglementen). Dit zijn reglementen of verordeningen, die even bindend zijn als een wet maar geen wetten zijn (in materiële zin).
* **Geschillenbeslechting (‘handhaving’):** Bijvoorbeeld GAS-boetes, waarbij het bestuur een rol speelt in de beslechting van geschillen, wat normaal de taak van de rechter is. Besturen krijgen hierdoor een degelijke geschilbeslechtende taak.
* **Bestuurlijke handelingen van wetgevende en rechterlijke macht:** Ook wetgevers en rechters kunnen bestuursrechtelijke beslissingen nemen, bijvoorbeeld bij het aanwerven van personeel of tuchtbeslissingen.
### HOOFDSTUK II. Indeling van het Bestuursrecht
#### Afdeling 1. Algemeen versus bijzonder bestuursrecht
* **Algemeen bestuursrecht:** Betreft de algemene regels en beginselen die het globale bestuursrecht regelen. Dit omvat zowel geschreven regels (wetten, decreten, ministeriële besluiten, koninklijke besluiten) als ongeschreven regels (beginselen van behoorlijk bestuur). Dit deel wordt behandeld in het bestuursrechtluik van het tweede bachelorjaar.
* **Bijzonder bestuursrecht:** Betreft specifieke, sectorale regelingen binnen het bestuursrecht, vaak met een technisch karakter, eigen begrippensystematiek en werking. Voorbeelden zijn omgevingsrecht, energierecht, migratierecht en onderwijsrecht. Dit wordt behandeld in het omgevingsrechtluik van het tweede bachelorjaar en in masterkeuzevakken.
#### Afdeling 2. Bestuursorganisatierecht, materieel bestuursrecht, procedureel bestuursrecht en bestuursprocesrecht
Deze indeling bekijkt het bestuursrecht vanuit verschillende perspectieven:
* **Bestuursorganisatierecht:** Hoe de bestuursorganen zijn opgebouwd en georganiseerd.
* **Materieel bestuursrecht:** De inhoudelijke regels die het bestuur moet volgen (bv. de bevoegdheid om vergunningen af te geven).
* **Procedureel bestuursrecht:** De procedures die het bestuur moet volgen bij het nemen van beslissingen.
* **Bestuursprocesrecht:** De rechtsmiddelen en procedures om tegen beslissingen van het bestuur op te komen.
### HOOFDSTUK III. Functies van het Bestuursrecht
*(Niet te kennen voor het examen)*
### HOOFDSTUK IV. Kenmerken van het Bestuursrecht
#### Afdeling 1. Autonomie en eigenheid van het bestuursrecht
§ 1. **Bestuursrecht is een uitzonderingsrecht:**
Bestuursrecht is ontstaan als een uitzondering op het privaatrecht. De overheid genoot aanvankelijk bijzondere voorrechten (bv. eenzijdige bestuurlijke rechtshandelingen, bevoorrechte positie) die voortvloeiden uit de noodzaak om in het algemeen belang te handelen. Deze afwijkingen van het gemeen recht vormden de kiem van het bestuursrecht.
§ 2. **Verklaring voor de uitzonderingspositie van het bestuur:**
De uitzonderingspositie van het bestuur vloeit voort uit de noodzaak om publieke taken efficiënt te kunnen uitvoeren in het algemeen belang.
§ 3. **Nuancering van het uitzonderingskarakter:**
* **Horizonale bestuur en ‘privatisering’:** Tegenwoordig is bestuursrecht een volwaardige rechtstak met een wisselwerking met het privaatrecht ('privatisering'). Het publiek-privaat onderscheid staat onder druk. Bestuursrecht gebruikt steeds meer privaatrechtelijke instrumenten en er is een tendens naar meer onderhandelend of 'horizontaal' bestuur, waarbij de burger meer betrokken wordt in het besluitvormingsproces.
* **Multilevel governance:** Het Belgische bestuursrecht is meergelaagd en gefragmentariseerd door staatshervormingen ('Vlaams', 'Waals', 'Brussels' bestuursrecht). Dit evolueert naar een systeem van **multilevel governance**, waarbij niet-statelijke of semi-statelijke actoren en artificiële intelligentie een grotere rol spelen.
* **Europees bestuursrecht:** Er is een opmars van Europees bestuursrecht, met harmonisering van regels en beginselen (bv. transparantie, gelijkheid) door EU-regelgeving en rechtspraak van het HvJ-EU en het EHRM (bv. art. 6 EVRM).
#### Afdeling 2. Meergelaagdheid van het Belgische bestuursrecht
De staatshervormingen hebben geleid tot een fragmentatie van het bestuursrecht, met bevoegdheden die verschoven zijn van het federale naar het deelstatelijke niveau. Dit resulteert in verschillende 'bestuursrechtelijke' systemen binnen België.
§ 1. **Bestuursrecht in de 21ste eeuw: een systeem van multilevel governance:**
De evolutie van 'government' naar 'governance' impliceert een bredere betrokkenheid van diverse actoren, zowel statelijk als niet-statelijk, in de publieke besluitvorming.
§ 2. **Opmars van niet-statelijke of semi-statelijke actoren:**
Deze actoren worden steeds belangrijker in de bestuurlijke besluitvorming.
§ 3. **Opmars van artificiële intelligentie:**
AI wordt ingezet ter ondersteuning of overname van bestuurlijke besluitvorming.
§ 4. **Opmars van het ‘Europees bestuursrecht’:**
EU-regelgeving en rechtspraak (HvJ-EU, EHRM) beïnvloeden het nationaal bestuursrecht sterk, wat leidt tot harmonisering van beginselen zoals transparantie en gelijkheid.
§ 5. **Verkaveling van het Belgische bestuursrecht door de federale staatsstructuur:**
De bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheid en de deelstaten creëert een complex en gelaagd bestuursrechtelijk landschap.
### HOOFDSTUK V. Bronnen van het Bestuursrecht
Er is geen universele ‘Algemene wet bestuursrecht’ in België. Het bestuursrecht is een amalgaam van diverse normen en regels.
#### Afdeling 1. Metaprincipes of -waarden die (de bronnen van) het bestuursrecht voeden (‘de wortels’)
Deze fundamentele regels en principes vormen de basiswaarden van het bestuursrecht.
§ 1. **(Meta)constitutionele principes:**
* **Principe van de scheiding der machten:** Verankerd in de Grondwet, onderscheidt wetgevende, rechterlijke en uitvoerende macht, zij het geen strikt onderscheid. Dit principe vormt de grondslag voor de organisatie van bestuurlijke rechtscolleges en het statuut van de bestuursrechter.
* **Rechtstaat-beginsel of ‘rule of law’:** De overheid is gebonden aan het recht. Dit uit zich in regels zoals het legaliteitsbeginsel, redelijkheidsbeginsel, motiveringsbeginsel, en de rechtsbescherming van de burger.
* **Democratiebeginsel:** Burgers hebben (gedeeltelijk) zeggenschap over het staatsgezag, wat leidt tot politieke controle (bv. parlementaire verantwoordelijkheid) en inspraak/participatie van burgers.
§ 2. **Principes van ‘good governance’:**
Deze principes, vaak vanuit internationaal en Europees niveau, bieden richtlijnen voor goed bestuur, maar hun juridische bindende kracht kan beperkt zijn. Ze zijn niet direct afdwingbaar voor de rechter, tenzij ze als algemene rechtsbeginselen (zoals beginselen van behoorlijk bestuur) worden erkend.
* **Rekenschapsbeginsel:** Het bestuur moet verantwoording afleggen voor zijn handelen.
* **Effectiviteitsbeginsel:** Het bestuur moet middelen en instrumenten hebben om zijn doelstellingen (het algemeen belang) te bereiken.
* **Participatiebeginsel:** Burgerbetrokkenheid bij besluitvorming.
* **Transparantiebeginsel:** Een open overheid die actief communiceert over beleid.
* **Integriteitbeginsel:** Bestuur moet handelen in het algemeen belang, onbevooroordeeld en zonder belangenvermenging.
#### Afdeling 2. Bronnen van het positief bestuursrecht (‘de formele bronnen’)
§ 1. **Overzicht:**
* Internationaal en supranationaal recht.
* Grondwet.
* Bijzondere (meerderheids)wetten.
* Wetten, decreten en ordonnanties.
* Beginselen van behoorlijk bestuur (en behoorlijk burgerschap).
* Reglementen en besluiten.
* Pseudowetgeving (bv. omzendbrieven).
* Rechtspraak.
* Gewoonte.
* Billijkheid.
§ 2. **Bespreking van de bronnen:**
* **Internationaal en supranationaal recht:** Bv. EVRM, EU-regelgeving, met invloed op nationaal bestuursrecht (bv. overheidsopdrachtenrecht).
* **Grondwet:** Fundamentele rechten van de burger t.a.v. het bestuur, principe van de toegewezen bevoegdheid van de UM, rechtsmachtverdeling.
* **Bijzondere (meerderheids)wetten:** Met name de BWHI voor de organisatie en werking van deelstatelijke regeringen.
* **Wetten, decreten en ordonnanties:** Bestuursrecht is een amalgaam van diverse normen. Voorbeelden zijn de Overheidsopdrachtenwet, het Decreet over lokaal bestuur.
* **Beginselen van behoorlijk bestuur en van behoorlijk burgerschap:** Algemene rechtsbeginselen, afgeleid door de rechter, die het handelen van het bestuur normeren. Deze zijn vaak ongeschreven maar afdwingbaar.
* **Reglementen en (individuele) besluiten:**
* **Reglementen/Verordeningen:** Algemene, abstracte rechtsregels met algemene strekking, bindend als wetgeving in materiële zin.
* **Individuele besluiten:** Concrete toepassing van een algemene regel op een specifiek geval.
* Koninklijke Besluiten (KB), Ministeriële Besluiten (MB), Besluiten van Gemeenschaps- en Gewestregeringen, Besluiten van Lokaal Bestuur, Besluiten van Verzelfstandigde Besturen.
* **Pseudowetgeving:** Omzendbrieven, circulaires, richtlijnen, etc. Lijkt op wetgeving maar is het in beginsel niet, tenzij het hiërarchisch bindend is voor ondergeschikte organen.
* **Rechtspraak:** Ontwikkelt en interpreteert rechtsbeginselen (bv. beginselen van behoorlijk bestuur) en kan als bron dienen.
* **Gewoonte:** Minder belangrijk in het bestuursrecht.
* **Billijkheid:** Kan een plaats hebben, bv. via ombudsdiensten, maar is geen formele bron in de zin van rechtstreekse afdwingbaarheid.
---
## Deel II. Besluitvormingsinstrumentarium van het Bestuur
Het bestuur beschikt over diverse 'tools' of juridische instrumenten om op te treden.
### HOOFDSTUK I. Inleiding: Publiek- versus Privaatrechtelijke Actiemiddelen van de Overheid
De overheid kan optreden via de publiekrechtelijke weg (eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling - EBR) of de privaatrechtelijke weg (overeenkomst). De 'tweewegenleer' bepaalt dat de overheid in principe vrij mag kiezen, met bepaalde beperkingen. Pseudowetgeving is een aparte categorie.
### HOOFDSTUK II. Het Eenzijdige Spoor: De Eenzijdige Bestuurlijke Rechtshandeling en de Pseudowetgeving
#### Afdeling 1. De eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling (EBR)
Een EBR heeft drie componenten:
1. **Eenzijdig:** Beslissing met eenzijdig karakter, instemming burger niet vereist, hoewel dit door waarborgen (bv. hoorplicht) wordt genuanceerd.
2. **Bestuurlijk:** Uitgaande van een 'bestuur' (zie Deel IV).
3. **Rechtshandeling:** Handeling die bewust rechtsgevolgen teweegbrengt door de rechtstoestand van betrokkenen te wijzigen of te beletten dat deze gewijzigd wordt. Dit onderscheidt een EBR van feitelijke handelingen (die geen rechtsgevolgen beogen) en van voorbereidende handelingen.
**Belang van het begrip EBR:** Cruciaal voor de rechtsmacht van de Raad van State (RvS).
**Privileges waarmee de EBR is bekleed:**
* **Privilège du préalable:** Verbindende kracht en dwingende kracht (vermoeden van wettigheid) van de EBR.
* **Privilège de l’exécution d’office:** Uitvoerbare kracht (uitvoerbaar zonder tussenkomst rechter, tenzij de wet anders bepaalt of dringende gevallen).
**Verbindende kracht:** EBR is gezagshalve verbindend, zonder instemming van de burger, en wordt geacht uit zichzelf verbindend te zijn. Tegenstelbaarheid gebeurt na algemene bekendmaking of individuele kennisgeving.
**Dwingende kracht (vermoeden van wettigheid):** Een EBR wordt vermoed geldig te zijn tot het tegendeel bewezen is. Dit vermoeden is weerlegbaar, behalve bij manifest onwettige EBR's.
**Uitvoerbare kracht (privilège de l’exécution d’office):** De EBR is uit zichzelf uitvoerbaar. Gedwongen tenuitvoerlegging zonder rechterlijke tussenkomst is enkel mogelijk indien de regelgeving dit voorziet en/of in dringende gevallen ter vrijwaring van de openbare orde.
**Typologie van de EBR:**
* **Naar inhoud:**
* **Reglementaire EBR's:** Algemene draagwijdte, algemene rechtsregels (bv. KB, MB, gemeentereglementen).
* **Individuele (beschikkende) EBR's:** Individuele draagwijdte, concrete toepassing van algemene regel op individueel geval (bv. GAS-sanctie, benoeming).
* *Belang van het onderscheid:* Hiërarchie, vormvereisten (strengere voor reglementaire), bekendmaking/kennisgeving, wijzigbaarheid.
* **Rechten verlenend versus geen rechten verlenend:**
* *Belang:* Intrekking/opheffing.
* **Gebonden versus discretionaire bevoegdheid:**
* **Gebonden bevoegdheid:** Bestuur heeft geen beoordelingsvrijheid, regelgeving bepaalt alles (bv. uitkering leefloon).
* **Discretionaire bevoegdheid:** Bestuur heeft beoordelingsvrijheid (bv. opleggen tuchtsanctie).
* *Belang:* Omvang rechterlijke controle (volle vs. terughoudende/marginale toetsing), motiveringsplicht.
* **Bestaande versus onbestaande EBR's.**
* **Imperiumbevoegdheid versus andere EBR's:** Met 'derdenbindingseffect' (bv. geslaagd verklaren student) versus zonder (bv. overheidsopdracht).
* **Bestraffende versus probleemverhelpende finaliteit:**
* **Bestraffend:** Bestuurlijke 'sancties' (bv. GAS-boete). Kwalificatie als 'straf' onder art. 6 EVRM kan procedurele waarborgen activeren.
* **Probleemverhelpend:** Bestuurlijke 'maatregelen' (bv. veiligheidsmaatregelen).
**Bekendmaking en kennisgeving:**
* **Grondslag:** Art. 190 Gw. (alle bestuursbeslissingen moeten bekendgemaakt worden).
* **Modaliteiten:** Algemene bekendmaking voor reglementaire EBR's (bv. BS), individuele kennisgeving voor individuele EBR's.
**Termijnregeling:** Zie Deel V (redelijketermijneis als beginsel van behoorlijk bestuur).
**Werking in de tijd:**
* **Verbod van terugwerkende kracht:** EBR's werken in beginsel voor de toekomst.
* **Einde van de gelding:** Door tijdelijk karakter, intrekking/opheffing door bestuur, schorsing/vernietiging door toezichthoudende overheid of bestuursrechter.
* **Intrekking:** Door dezelfde auteur, ex tunc (met terugwerkende kracht), enkel mogelijk voor EBR's die geen rechten verlenen of indien wettig en in algemeen belang, of indien onwettig binnen termijn/onder voorwaarden.
* **Opheffing:** Door dezelfde auteur, ex nunc (niet-retroactief). Mogelijk voor reglementaire EBR's (veranderlijkheidsbeginsel), en voor individuele EBR's onder strengere voorwaarden (rechtszekerheid).
#### Afdeling 2. Een bijzondere eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling: de bestuurlijke sanctie
De bestuurlijke sanctie is een centrale plaats binnen het handhavingsinstrumentarium van het bestuur, vaak zonder voorafgaande rechterlijke controle, maar met achteraf mogelijke rechterlijke controle.
**Gemeentelijke administratieve sanctie (GAS):** Een voorbeeld van een bestuurlijke sanctie. Mogelijk voor overtredingen op gemeentelijke reglementen, inclusief ‘gemengde inbreuken’ (die ook strafrechtelijk sanctioneerbaar zijn, mits specifieke voorwaarden en protocolakkoorden).
**Bestuurlijke vs. strafrechtelijke handhaving:**
* **Bestuurlijke maatregelen:** Meer preventief, voorafgaande inbreuk niet steeds vereist, adagium ‘nullum crimen, nulla poena sine lege’ geldt niet onverkort.
* **Bestuurlijke sancties:** Hebben een bestraffend / leedtoevoegend karakter en vallen in beginsel onder art. 6 EVRM (recht op eerlijk proces), met bijhorende waarborgen.
**Cumul van bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving:** In beginsel verboden door het non bis in idem-beginsel, met uitzondering van klassieke tuchtsancties die gecombineerd kunnen worden met strafsancties.
**Bestuurlijke sanctie als straf in de zin van art. 6 EVRM:** De arresten ‘Engel’ en latere rechtspraak leggen criteria vast (internrechtelijke kwalificatie, aard/zwaarte sanctie) die de toepasbaarheid van art. 6 EVRM bepalen, inclusief de procedurele waarborgen.
**Beroepsmogelijkheden tegen GAS-sancties:** Tegen geldboetes is beroep mogelijk bij de politierechtbank (indien meerderjarig) of jeugdrechtbank (indien minderjarig). Voor andere GAS-sancties geldt het gemeenrechtelijk annulatieberoep bij de RvS.
#### Afdeling 3. Pseudowetgeving
Omvat omzendbrieven, circulaires, richtlijnen, etc. Lijkt op wetgeving, maar is het in beginsel niet.
* **Interpretatieve omzendbrieven:** Instructies over interpretatie van bestaande regels, bindend voor ondergeschikt orgaan, niet voor burger.
* **Indicatieve omzendbrieven (beleidsregels/richtlijnen):** Gedragslijnen voor uitoefening discretionaire bevoegdheid. Mogen niet bindend zijn, maar afwijkingen vereisen strenge motivatie.
* **Verordenende omzendbrieven:** Voegen nieuwe rechtsregels toe, zijn bindend en vatbaar voor beroep bij RvS. Vaak onwettig wegens schending procedurele voorwaarden.
### HOOFDSTUK III. Het Contractuele Spoor: De Overeenkomst met het Bestuur
De overheid kan optreden via privaatrechtelijke weg (overeenkomsten), wat deel uitmaakt van de 'tweewegenleer'.
#### Afdeling 1. Tweewegenleer
* **Principiële vrijheid:** Bestuur mag kiezen tussen publiekrechtelijke EBR en privaatrechtelijke overeenkomst.
* **Beperkingen:** Geen miskenning van dwingende rechtsregels, algemene rechtsbeginselen (gelijkheidsbeginsel), bevoegdheidsverdelende regels, verbod van delegatie. Specifieke geldigheidsvereisten (bevoegde orgaan, rechtsgeldig voorwerp) en eventueel bestuurlijk toezicht of doorwerking publiekrechtelijke regels.
#### Afdeling 2. Mogelijke indelingen van de overeenkomsten met het bestuur
* **Naargelang contractspartij:** Contracten die ook particulieren kunnen sluiten (bv. koop-verkoop) versus contracten waarbij minstens één partij een bestuur moet zijn (bv. overheidsopdrachten, concessies, beleidsovereenkomsten).
* **Naargelang voorwerp:** Contracten over zaken, personen versus beleidsovereenkomsten.
#### Afdeling 3. Algemene beginselen inzake de gunning van aanbestedingsovereenkomsten
* **Doel:** Verzoenen van diverse belangen (bestuur, inschrijvers) door mededinging, transparantie, gelijkheid en rechtsbescherming.
* **Bronnen:** Federale wetgeving (Overheidsopdrachtenwet 2016) en EU-richtlijnen.
* **Toepassingsgebied:** Ratione materiae (werken, leveringen, diensten) en rationae personae (aanbestedende overheid, incl. privaatrechtelijke rechtspersonen met taak van algemeen belang en overheidsinvloed).
* **Algemene beginselen:** Mededinging, gelijkheid, transparantie, verbod van belangenvermenging.
* **Gunningsprocedure:** Openbaar, niet-openbaar, mededingingsprocedure met onderhandeling.
* **Selectie:** Uitsluitings- en selectiecriteria (betrouwbaarheid, bekwaamheid, geschiktheid).
* **Vergelijking:** Op basis van de economisch meest voordelige aanbieding (prijs, kwaliteit, leveringstermijn).
* **Rechtsbescherming:** Bij de RvS (als administratieve overheid) of gewone rechter (als aanbestedende overheid géén administratieve overheid is), met wachttermijnen en mogelijkheid tot kort geding.
* **Uitvoering:** Gedomineerd door privaatrecht, maar met specifieke regels uit het overheidsopdrachtenrecht (bv. KB AUR).
### HOOFDSTUK IV. Leer van de Afsplitsbare Rechtshandeling
Een eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling (EBR) die voorafgaat aan of volgt op een overeenkomst, en die aanvechtbaar is voor de RvS, los van de overeenkomst zelf (bv. beslissing tot gunning overheidsopdracht, beslissing tot aanwerving contractueel personeelslid). Discussies over de (niet-)uitvoering, wijziging of beëindiging van de overeenkomst zelf vallen buiten de rechtsmacht van de RvS.
---
## Deel III. Mensen en Middelen van het Bestuur
### HOOFDSTUK I. Rechtsregime van het Overheidspersoneel
#### Afdeling 1. Begrip ambtenaar
Het recht inzake overheidspersoneel kent diversiteit: statutaire ambtenaren (de regel in theorie) versus contractueel overheidspersoneel (de uitzondering, maar in praktijk groeiend). Er is een trend naar afschaffing van het onderscheid, naar een meer genormaliseerde rechtspositie.
#### Afdeling 2. Diversiteit in de rechtstoestand
* **Naargelang tewerkstellend bestuur:** Federaal, deelstatelijk, lokaal niveau, functioneel gedecentraliseerde instellingen (amalgaam aan regelingen).
* **Naargelang juridische aard statuut, toepassingsgebied.**
#### Afdeling 3. Krachtlijnen van de ambtenarenstatuten
Een rechtspositieregeling bevat o.a.:
* Toelatings- en wervingsvoorwaarden (objectief, met respect voor gelijkheids- en transparantiebeginsel).
* Stage of proeftijd.
* Rechten en plichten (bv. zorgvuldigheid, loyauteit, geheimhouding, beperkte vrije meningsuiting).
* Evaluatie (positief/constructief, met rechtsgevolgen en rechtsbescherming).
* Tuchtrecht (sanctionering van deontologische plichten, met limitatieve opsomming van tuchtsancties en procedurele waarborgen).
* Ordemaatregelen (preventief, zonder schuldvraag, ter vrijwaring van dienstbelang).
* Ambtsbeëindiging (vrijwillig, pensionering, beroepsongeschiktheid, tuchtrechtelijk ontslag).
#### Afdeling 4. Syndicaal statuut
Regelt de betrekkingen tussen overheid en vakbonden, inclusief onderhandelingsverplichtingen via comités.
#### Afdeling 5. Vergelijkend schema statutair versus contractueel overheidspersoneel
*(Zie tabel in document)*
### HOOFDSTUK II. Rechtsregime van de Goederen in het Bestuursrecht
#### Afdeling 1. Domeingoederenrecht en het recht van de ‘publieke goederen’
* **Domeingoederenrecht:** Regels m.b.t. goederen die toebehoren aan het bestuur.
* **Onderscheid openbaar vs. privaat domein:**
* **Openbaar domein:** Goederen bestemd voor gemeenschappelijk gebruik of openbare dienst (affectatie). Bijzonder statuut: buiten de handel, onvervreemdbaar, niet vatbaar voor beslag (met uitzonderingen).
* **Privaat domein:** Goederen die in de handel zijn, met gewoon statuut (vervreemding, verhuur mogelijk).
* **Gebruik van goederen van het openbaar domein:** Collectieve ingebruikname (bv. strand) of privatieve ingebruikname via domeinvergunning (herroepbaar) of domeinconcessie (contractueel, mits schadevergoeding bij eenzijdige beëindiging).
#### Afdeling 2. Instrumentarium van het bestuur met betrekking tot goederen van particulieren
* **Onteigening:** Gedwongen, onherroepelijke en volledige overgang van eigendom ten algemenen nutte, bij wet bepaald, tegen billijke en voorafgaande schadeloosstelling (art. 16 Gw.). Dit omvat een bestuurlijke en gerechtelijke fase.
* **Opeising:** Tijdelijke opvordering van burgers of zaken in uitzonderlijke omstandigheden, meestal tegen vergoeding.
* **Erfdienstbaarheid van algemeen nut:** Beperkingen op eigendom in het algemeen belang, soms met vergoeding.
#### Afdeling 3. Kernwaarden, leidende beginselen en toekomstperspectieven
---
## Deel IV. Bestuursorganisatie en het Begrip Bestuur
### HOOFDSTUK I. Bestuursorganisatie
#### Afdeling 1. Bestuursorganisatierecht: geen ‘waardenvrij’ recht
#### Afdeling 2. Algemeen begrippenkader
* **Bestuursorganisatie:** Organisatorisch perspectief op centralisatie, decentralisatie, verzelfstandiging en bestuurlijk toezicht.
* **Verzelfstandiging:** Overdracht van bevoegdheden aan specifieke besturen, met enige mate van autonomie, maar onderworpen aan controle/toezicht.
* **Deconcentratie:** Minst verregaande vorm, gezagsspreiding binnen hiërarchische structuur.
* **Decentralisatie (territoriaal/functioneel):** Oprichting van nieuwe organen met eigen rechtspersoonlijkheid en autonomie, zonder hiërarchisch verband maar onder bestuurlijk toezicht.
* **Centralisatie:** Eén centraal orgaan verantwoordelijk voor alle taken, gekenmerkt door hiërarchisch toezicht. Voordelen: uniformiteit. Nadelen: machtsconcentratie, vervreemding, inefficiëntie.
* **Decentralisatie:** Oprichting van afzonderlijke rechtspersonen met eigen beslissingsmacht, territoriaal (gemeenten, provincies) of functioneel (bv. NMBS, Fedasil, SOGENT). Kenmerken: eigen rechtspersoonlijkheid, autonomie, bestuurlijk toezicht.
* **Bestuurlijk toezicht:** Preventieve en repressieve middelen van de toezichthoudende overheid om de wettigheid en opportuniteit van beslissingen van gedecentraliseerde besturen te controleren. Het is een negatief toezicht (kan schorsen of vernietigen), onderscheiden van hiërarchisch en jurisdictioneel toezicht.
#### Afdeling 3. Bestuurlijk toezicht op de gedecentraliseerde instellingen
* **Doel:** Controle van wettigheid én opportuniteit.
* **Toezichthoudende overheid:** Afhankelijk van het bestuursniveau (bv. Vlaamse Regering, deputatie).
* **Soorten:**
* **Algemeen bestuurlijk toezicht (Repressief):** Kan beslissingen schorsen of vernietigen.
* **Bijzonder bestuurlijk toezicht (Preventief):** Vereist soms advies, machtiging of goedkeuring.
* **Dwangtoezicht:** Uitzonderlijk, bij manifeste onwil van gedecentraliseerd bestuur.
### HOOFDSTUK II. Het Begrip ‘Bestuur’
#### Afdeling 1. Het federale begrip ‘administratieve overheid’ en zijn Vlaamse tegenhangers
Het begrip ‘administratieve overheid’ is jurisprudentieel ontwikkeld en cruciaal voor de bevoegdheid van de RvS. Afbakening gebeurt aan de hand van negatieve criteria (niet wetgevende of rechterlijke macht) en positieve criteria (oprichting/deelname door overheid, taak van algemeen belang, eenzijdige beslissingsbevoegdheid, controle door overheid). Ook Vlaamse tegenhangers zoals ‘Vlaamse overheid’ en ‘lokale overheden’ zijn relevant.
#### Afdeling 2. Het begrip ‘bestuur’ in organieke en in functionele zin
* **Organieke openbare dienst:** Publiekrechtelijke rechtspersonen.
* **Functionele openbare dienst:** Privaatrechtelijke personen belast met een taak van algemeen belang.
* **Het begrip ‘openbare dienst’:** Jurisprudentieel ontstaan, essentieel voor toepassing van beginselen van de openbare dienst.
---
## Deel V. Preventieve Rechtsbescherming tegen het Bestuur
Dit deel behandelt de spelregels die het bestuur moet naleven om de burger te beschermen, met mogelijke curatieve rechtsbescherming bij niet-naleving.
### HOOFDSTUK II. Het Wettigheids- of Legaliteitsbeginsel
* **Formele component:** Bevoegdheid van het bestuur is een 'toegewezen bevoegdheid', vereist wettelijke grondslag (art. 105 Gw., art. 108 Gw.) en verbod van delegatie (tenzij expliciet toegelaten).
* **Materiële component:** Respect voor de hiërarchie der normen (niet strijdig met hogere normen) en naleving van eigen reglementen ('patere legem quam ipse fecisti').
### HOOFDSTUK III. Beginselen van Behoorlijk Bestuur (BBB)
Dit zijn juridisch afdwingbare algemene rechtsbeginselen, meestal ongeschreven, die het bestuur moet naleven. Ze hebben een repressieve en preventieve functie.
* **Plaats in normenhiërarchie:** Traditioneel aanvullend, maar sommige BBB (bv. gelijkheidsbeginsel) krijgen grondwettelijke waarde.
* **Procedurele vs. Inhoudelijke BBB:** Onderscheid nuttig voor gevolg van schending, maar soms kunstmatig.
* **Catalogus van BBB:** Zorgvuldigheidsbeginsel, hoorplicht, onpartijdigheidsbeginsel, motiveringsbeginsel, redelijkheids- en evenredigheidsbeginsel, gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel, rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel, redelijketermijneis.
#### § 1. Zorgvuldigheidsbeginsel
Het bestuur moet beslissingen zorgvuldig voorbereiden, nemen, ter kennis geven/bekendmaken en uitvoeren, o.a. door juiste feiten vast te stellen en zich te laten voorlichten.
#### § 2. Hoorplicht (audi et alteram partem)
Het bestuur moet de betrokkene horen voordat een voor hem ongunstige beslissing wordt genomen. Dit is een waarborg voor de burger en helpt het bestuur om zorgvuldige beslissingen te nemen. De hoorplicht kan voortvloeien uit normen of uit het beginsel van behoorlijk bestuur. Er zijn uitzonderingen (bv. bij gebonden bevoegdheid, dringende gevallen).
#### § 3. Onpartijdigheidsbeginsel
Wie een rechtstreeks en persoonlijk belang heeft bij een zaak, moet zich onthouden van deelname aan de besluitvorming. Dit is van belang om objectieve twijfels over de onpartijdigheid van het bestuur te voorkomen.
#### § 4. Motiveringsbeginsel
Elke bestuurshandeling moet steunen op deugdelijke motieven die in rechte ter verantwoording kunnen worden genomen. Dit onderscheidt zich van de **formele motiveringsplicht** (opname van de motieven in de beslissing zelf), ingesteld door de Wet Motivering Bestuurshandelingen (WMB).
#### § 5. Redelijkheids- en evenredigheidsbeginsel
Deze beginselen vormen een grens bij discretionaire bevoegdheden. Beslissingen mogen niet kennelijk onredelijk of disproportioneel zijn. De rechter toetst marginaal. Het evenredigheidsbeginsel speelt een rol bij de beoordeling van sancties, waarbij de sanctie in redelijke verhouding moet staan tot de inbreuk of het beoogde doel.
#### § 6. Gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel
Deze beginselen, verankerd in de Grondwet (art. 10 en 11 Gw.), zijn ook relevant in het bestuursrecht en werken door in diverse sectoren, zoals overheidsopdrachten en benoemingen.
#### § 7. Rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel
Het recht moet voorzienbaar en toegankelijk zijn, met een zekere standvastigheid. Dit omvat het verbod van terugwerkende kracht van bestuurshandelingen en de bescherming van gewekte (rechtmatige) verwachtingen.
#### § 8. De redelijketermijneis
Bij afwezigheid van een normatieve termijn, of zelfs wanneer deze bestaat, kan het bestuursrecht een redelijke termijn eisen voor het overheidsoptreden. Dit wordt beoordeeld in concreto.
#### Afdeling 8. Beginselen van Behoorlijk Bestuur versus Beginselen van Behoorlijk Burgerschap
Beginselen van behoorlijk burgerschap zijn plichten van de burger ten aanzien van het bestuur, zoals het tijdig opwerpen van schendingen tijdens de bestuurlijke procedure.
### HOOFDSTUK IV. Wetten of Beginselen van de Openbare Dienst
Deze beginselen verklaren privileges van het bestuur (continuïteit, veranderlijkheid) en waarborgen voor de burger (bv. benuttigingsgelijkheid). Ze zijn onderscheiden van de beginselen van behoorlijk bestuur.
* **Benuttigingsgelijkheid:** Gelijkheid van burgers bij openbare dienstverlening.
* **Continuïteitsbeginsel:** Openbare diensten moeten voortdurend, regelmatig en zonder onderbreking kunnen worden verstrekt.
* **Veranderlijkheidsbeginsel:** Het bestuur kan het statuut, de werking en de organisatie van een openbare dienst wijzigen, met grenzen op basis van rechtszekerheid en motiveringsplicht.
### HOOFDSTUK V. Formele Motivering van Bestuurshandelingen
De Wet Motivering Bestuurshandelingen (WMB) verplicht tot een **formele motiveringsplicht**, wat betekent dat de motieven van een individuele, schriftelijke bestuurshandeling in de beslissing zelf moeten worden opgenomen. Dit dient om de bestuurde beter te informeren, het toezicht op het bestuur te vergemakkelijken en een zorgvuldigere besluitvorming te bevorderen. De WMB geldt voor alle besturen, maar deelstaten kunnen de regeling aanvullen of versterken.
* **Uitzonderingen:** Staatsveiligheid, openbare orde, privéleven.
* **Draagwijdte:** De motivering moet uitdrukkelijk, afdoende zijn, en rekening houden met juridische en feitelijke overwegingen, en de beleidsvrijheid van het bestuur.
### HOOFDSTUK VI. Openbaarheid van Bestuur (documenten)
* **Grondrecht:** Art. 32 Gw. en art. 10 EVRM vormen de basis voor het recht op openbaarheid van bestuur.
* **Doel:** Meer inspraak, controle op bestuur, zorgvuldiger bestuur.
* **Regelgeving:** Federale Wet Openbaarheid Bestuur en het Vlaams Bestuursdecreet, met eigen toepassingsgebieden en uitzonderingen.
* **Actieve openbaarheid:** Informatieverstrekking door het bestuur (bv. contactpersoon op briefwisseling, vermelding beroepsmogelijkheden).
* **Passieve openbaarheid:** Recht op toegang tot bestuursdocumenten (inzage, uitleg, afschrift, verbetering/aanvulling). Het begrip 'bestuursdocument' is ruim.
* **Uitzonderingen:** Limitatief en restrictief te interpreteren (bv. staatsveiligheid, privéleven).
* **Procedure:** Schriftelijke aanvraag, beslissing binnen termijn, met beroepsmogelijkheden (intern bestuurlijk beroep, daarna jurisdictioneel beroep bij RvS of specifieke beroepsinstanties zoals de Vlaamse Beroepsinstantie openbaarheid van bestuur).
---
## Deel VI. Curatieve Rechtsbescherming tegen het Bestuur
Dit deel bespreekt de mogelijkheden voor burgers om op te komen tegen beslissingen van het bestuur.
### Klachtenbehandeling
* **Intern:** Bij het betrokken bestuur zelf (eerstelijnsklachten).
* **Ombudsdiensten:** Tweedelijnsklachtenbehandeling, met bemiddelende en aanbevelende rol, maar geen beslissingsbevoegdheid.
### Rechtsbescherming via Beroepen
1. **Bestuurlijke beroepen:** Bij een bestuur (meestal hoger of toezichthoudend orgaan) tegen een beslissing van een bestuur, met het oog op intrekking, wijziging, vernietiging of niet-goedkeuring. Kan toetsen aan wettigheid én opportuniteit.
* **Georganiseerde bestuurlijke beroepen (GBB):** Expliciet geregeld in regelgeving, met uitputtingsvereiste (verplicht eerst te doorlopen alvorens naar rechter te stappen).
* **Niet-georganiseerde bestuurlijke beroepen:** Niet uitdrukkelijk geregeld, geen uitputtingsvereiste.
* **Willig beroep:** Verzoek aan hetzelfde bestuur om beslissing te heroverwegen.
* **Hiërarchisch beroep:** Beroep bij hiërarchische meerdere.
* **Beroep op toezichthoudende overheid:** Gebruik van wettelijke toezichtsbevoegdheden (bv. schorsing, vernietiging).
2. **Jurisdictionele beroepen:** Bij een rechter (gewone rechter of bestuursrechter).
* **Gewone rechter:** Bevoegd voor geschillen over burgerlijke rechten (art. 144 Gw.), tenzij de wet anders bepaalt. Kan bestuurlijke rechtshandelingen onverbindend verklaren (art. 159 Gw. – passieve censuur), injuncties geven (actieve censuur) en de overheid aansprakelijk stellen.
* **Bestuursrechter (o.a. Raad van State – Afdeling Bestuursrechtspraak):** Algemene residuaire bevoegdheid voor geschillen over objectief recht (illegaliteit bestuurshandelingen) en specifieke bevoegdheden (bv. nietigheidsberoep, kort geding).
**Relatie tussen beroepen:** Het al dan niet doorlopen van een georganiseerd administratief beroep kan een ontvankelijkheidsvereiste zijn voor een jurisdictioneel beroep. De attentieplicht (burger moet tijdig participeren in procedures) is omstreden en wordt kritisch bekeken door het Grondwettelijk Hof.
---
## Omgevingsrecht: Inleiding en Hoofdstuk 1
### Inleiding en Context
* **Doelstellingen:** Verder bouwen op bestuursrecht, focus op de leefomgeving (ruimtelijke ordening en milieurecht), actuele milieu- en ruimtelijke ordeningsproblematiek (bv. PFAS, klimaatverandering, lintbebouwing).
* **Evolutie:** Van ad hoc-benadering en sectoraal milieubeleid naar integratie en codificatie (bv. omgevingsvergunning). Grote invloed van Europees recht.
* **Onderwijsmethode:** Hoorcolleges, case-method, actualisering, interactie.
* **Evaluatie:** Schriftelijk examen met open vragen (kennis, inzicht, toepassing), mogelijk gebruik van wetgeving.
### HOOFDSTUK 1. Omgevingsrecht en het Recht
#### 1. Recht
* **Omgevingsrecht:** Een dwarsdoorsnede van het recht, met invloed op bestuursrecht, privaatrecht (bv. bodemattest bij verkoop OG), aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht.
* **Rechtstakken en Rechtsbronnen:** Omgevingsrecht omvat o.m. milieurecht, ruimtelijk bestuursrecht, energierecht en beleid inzake onroerend erfgoed.
* **Dwingend vs. Aanvullend recht:** Veel bepalingen in omgevingsrecht zijn van dwingend recht.
#### 2. Situering ten opzichte van het Bestuursrecht
* Omgevingsrecht is sterk verankerd in het bestuursrecht.
* Het omvat zowel **milieurecht** (milieuhygiëne, milieubeheer, natuurbehoud) als **ruimtelijke ordening** (bestemming van ruimte, ruimtelijke planning).
* De ontwikkeling van milieurecht en ruimtelijke ordening in België is gekenmerkt door een ad hoc-benadering, later sectorale wetgeving, en steeds meer integratie en codificatie, met een sterke internationale en Europese invloed.
#### 3. Bronnen van het Milieurecht en het Ruimtelijk Bestuursrecht
* **Niveau's:** Internationaal, Europees, Belgisch en Vlaams niveau.
* **Kenmerken:** Jonge rechtstakken met een instrumentele functie (recht als middel om beleid te voeren), eigen systematiek en instrumenten (beginselen, normen).
* **Bevoegdheidsverdeling:** Gewesten zijn grotendeels bevoegd, met uitzonderingen op federaal niveau.
* **Wetgeving:** Bevat o.m. de VCRO (Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening), VLAREM (Vlaamse Reglementering van Milieuvergunningen), Natuurbeschermingswetgeving, Bosdecreet.
#### 4. Belang van Milieubeleid, Ruimtelijke Ordening en het Noodzakelijke Beleid
* **Toenemende aantasting door de mens:** Van prehistorie tot industriële revolutie en moderne landbouw, de menselijke impact op het milieu is significant toegenomen.
* **Nadelig juridisch statuut van het milieu:** De 'tragedy of the commons' illustreert hoe gemeenschappelijke bronnen uitgeput kunnen raken. Het BW (nieuw) biedt echter meer bescherming door het eigendomsrecht te beperken in het algemeen belang en met oog voor toekomstige generaties.
* **Legitimatie van het omgevingsbeleid:** Verankerd in Gw. (art. 23, 4°: recht op gezond leefmilieu, art. 7bis: duurzame ontwikkeling) en internationaal/Europees recht.
* **Streven naar duurzame ontwikkeling:** Ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Concept met ecologische, sociale en economische dimensies.
* **Instrumenten:** Directe regulering (bv. vergunningen, verboden) en indirecte regulering (bv. milieuheffingen, verhandelbare emissierechten).
### HOOFDSTUK 2. Milieu, Ruimte, Beleid en Recht
#### 1. Milieu, Ruimte en (de Nood aan) Beleid
* **Toenemende aantasting:** De menselijke impact op het milieu is exponentieel gegroeid, wat noodzaakt tot beleidsmaatregelen.
* **Nadelig juridisch statuut van het milieu:** De 'tragedy of the commons' benadrukt de noodzaak van overheidsregulering om het milieu te beschermen. Het nieuw Burgerlijk Wetboek introduceert aanpassingen in het eigendomsrecht en het gebruik van gemeenschappelijke goederen.
* **Legitimatie van het omgevingsbeleid:** Verankerd in Grondwet en internationale verdragen, met een focus op duurzame ontwikkeling en bescherming van het leefmilieu.
* **Duurzame ontwikkeling:** Streven naar een balans tussen ecologische, sociale en economische behoeften, zowel binnen de huidige generatie (intragenerationeel) als tussen generaties (intergenerationeel). Gevat in de VN Sustainable Development Goals (SDG's).
* **Transitie:** Noodzaak tot transitie naar een koolstofarme economie om klimaatverandering tegen te gaan, met de EU Green Deal als belangrijk beleidskader.
#### 2. Functies van het Omgevingsrecht
* **Regulering van menselijk handelen:** Via vergunningen en verboden.
* **Organisatie van besluitvorming en rechtsbescherming:** Via vergunningsprocedures, inspraak en beroepsmogelijkheden.
* **Handhaving:** Via sancties en maatregelen bij niet-naleving.
#### 3. Instrumenten van het Omgevingsbeleid
* **Directe regulering (‘command and control’):** Vb. vergunningen, stedenbouwkundige voorschriften, emissienormen, productnormen. Kan activiteit- of effectgericht zijn.
* **Indirecte regulering:** Economische instrumenten zoals milieuheffingen of verhandelbare emissierechten.
* **Belangrijke instrumenten:**
* **Vergunningen:** Omgevingsvergunning (stedenbouwkundige handelingen, verkavelen, exploitatie ingedeelde inrichting/activiteit, vegetatiewijzigingen, kleinhandelsactiviteiten). Vereist een juridische toetsing (legaliteit) en een beleidsmatige beoordeling (opportuniteit).
* **Stedenbouwkundige voorschriften en beschermingsvoorschriften:** Regels voor ruimtegebruik, met afwijkingen en uitzonderingen (bv. zonevreemde constructies, clichéring).
* **Milieueffectrapportage (MER), milieukwaliteitsnormen, emissienormen:** Instrumenten voor milieuhygiëne, gericht op het beheersen van verontreiniging.
* **Productnormen en gebruiksnormen:** Regels gericht op producten (bv. auto's) en hun gebruik.
* **Instrumenten toegepast op autoverkeer:** Luchtkwaliteitsnormen (EU, lidstaten mogen strenger optreden) en emissienormen (EU, lidstaten mogen niet strenger optreden – bescherming interne markt). LEZ (Low Emission Zones) in steden zijn een voorbeeld van lokale maatregelen om luchtkwaliteit te verbeteren.
* **Instrumenten toegepast op asbest:** Verbod op marktbrengen/hergebruik, asbestattest, asbestverwijderingsverplichtingen, aansprakelijkheidsrecht en opgerichte fondsen voor slachtoffers.
#### 4. Op naar nieuwe instrumenten en weg van de regulering?
* **Verhandelbare emissierechten:** Marktconform instrument, maar met mogelijke nadelen zoals concentratie van vervuiling.
* **Rol van de rechter:** Toenemende invloed van de rechter via ‘positieve’ vorderingen (bv. klimaatvordering), waarbij de rechter de overheid oplegt om maatregelen te nemen. Dit kan leiden tot spanningen met de scheiding der machten.
* **Beginselen van het milieubeleid:** Voorzorgsbeginsel, preventief handelen, bestrijding aan de bron, standstill-beginsel, integratiebeginsel, principe dat de vervuiler betaalt. Deze beginselen zijn in het decreet algemene bepalingen milieubeleid (DABM) verankerd en vormen de basis voor vele bestuursrechtelijke beslissingen.
---
## Deel IV. Bestuursorganisatie en het Begrip Bestuur (Vervolg)
### HOOFDSTUK I. Bestuursorganisatie (Vervolg)
#### Afdeling 2. Centralisatie, decentralisatie en bestuurlijke verzelfstandiging
* **Definitie decentralisatie:** Gezagspreiding waarbij aan afzonderlijke rechtspersonen zelfstandige beslissingsmacht wordt toevertrouwd voor een territoriaal beperkt belang (territoriale decentralisatie) of voor een welbepaalde materie (functionele decentralisatie).
* **Kenmerken:** Onderscheiden rechtspersoonlijkheid, organieke autonomie, geen hiërarchisch toezicht, enkel bestuurlijk toezicht.
* **Territoriale decentralisatie:** Gemeenten, OCMW's, provincies. Hun bevoegdheden zijn verankerd in de Grondwet (o.a. art. 41, 162 Gw.) en verder uitgewerkt in decreten (bv. Decreet Lokaal Bestuur). **Lokale autonomie** is een kernprincipe, binnen de grenzen van het recht en onder bestuurlijk toezicht. Bevoegdheden kunnen ingedeeld worden in: gemeentelijk belang, medebewindstaken (uitvoering hogere regelgeving) en bevoegdheden van gemengd belang.
* **Bestuursorganen:** De gemeenteraad heeft een volheid van bevoegdheid en een algemene regelgevende bevoegdheid. Het college van burgemeester en schepenen (CBS) heeft toegewezen bevoegdheden en kan bevoegdheden delegeren van de gemeenteraad, met uitzonderingen voor niet-delegeerbare bevoegdheden (wettelijk toegewezen bevoegdheden, limitatieve opsomming in DLB, dagelijks bestuur, nominatim).
* **Werking gemeenteraad:** De vergaderingen zijn in principe openbaar, tenzij er sprake is van persoonlijke levenssfeer, openbare orde of ernstige bezwaren. De raadsvoorzitter wordt geconfronteerd met belangenvermenging en de **onpartijdigheidsplicht** (algemeen rechtsbeginsel met wettelijke waarde).
* **Toezicht:** Geen hiërarchisch toezicht, wel **bestuurlijk toezicht** (klachttoezicht en negatief toezicht: vernietiging). De toetsing gebeurt aan het recht én het algemeen belang (art. 327 DLB).
### HOOFDSTUK III. Onteigening, Eigendomsbeperkingen en Rechten van Voorkoop en Voorkeur
#### 1. Onteigening
* **Begrip:** Gedwongen, onherroepelijke en volledige overgang van eigendom ten algemenen nutte, bij wet bepaald, tegen billijke en voorafgaande schadeloosstelling (art. 16 Gw.).
* **Bescherming eigendom:** Art. 16 Gw., art. 3.50 nieuw BW, art. 1 Eerste Aanvullend Protocol EVRM.
* **Voorwaarden:** Algemeen nut, wettelijke grondslag (habilitatiebepaling), noodzakelijkheidsvereiste (geen minder zwaar alternatief), billijke en voorafgaande schadeloosstelling.
* **Procedure:** Bestuurlijke fase (onteigeningsbesluit, onderhandeling) en gerechtelijke fase (vrederechter).
* **Rechtsbescherming:** Beroep tegen definitief onteigeningsbesluit bij RvVb; controle op wettigheid van onteigening door vrederechter; hoger beroep tegen vonnissen over vergoeding.
* **Onteigeningsvergoeding:** Omvat venale waarde, eventueel geschiktheidswaarde, affectiewaarde, kosten van wederbelegging. Bepaald door deskundigen, met rechterlijke controle.
* **Specifieke instrumenten:** Verzoek tot zelfrealisatie, verzoek om van onteigening af te zien, recht van wederoverdracht.
#### 2. Eigendomsbeperkingen
* **Begrip:** Gebruiksbeperkingen in het algemeen belang waarbij de betrokkene eigenaar blijft.
* **Schadevergoeding:** In beginsel niet vereist, tenzij wet/decreet anders bepaalt of bij quasi-/de facto-onteigening, of via beginsel van gelijkheid voor openbare lasten.
* **Voorbeelden:** Bouwverboden, bescherming als monument, bemestingsbeperkingen, recht van voorkoop, huurprijsregulering.
#### 3. Recht van Voorkoop
* **Begrip:** Recht om een goed eerst aan te bieden aan de begunstigde (overheid) tegen de prijs en voorwaarden van een verkoopovereenkomst tussen verkoper en derde. Publiekrechtelijke rechten primeren op conventionele.
* **Sanctieregeling:** Vordering tot indeplaatsstelling of schadevergoeding bij miskenning.
#### 4. Recht van Voorkeur
* **Begrip:** Vergelijkbaar met voorkooprecht, maar de prijs is gebaseerd op een schatting van de venale waarde, wat kan leiden tot een lagere prijs voor de overheid.
* **Regeling:** Vlaamse Grondenbank, o.m. voor verkopen door overheidsinstanties van het Vlaamse Gewest in landelijk gebied.
---
## Deel IV. Bestuursorganisatie en het Begrip Bestuur (Vervolg)
### HOOFDSTUK IV. Het Begrip ‘Bestuur’
#### Afdeling 1. Het federale begrip ‘administratieve overheid’ en zijn Vlaamse tegenhangers
* **Afbakening:** Geen wettelijke definitie, enkel jurisprudentiële criteria (negatief: uitsluiting wetgevende/rechterlijke macht; positief: oorsprong, taak algemeen belang, gezag, controle).
* **Vlaamse begrippen:** ‘Vlaamse overheid’, ‘lokale overheden’ zijn relevant binnen specifieke decreten. Er is geen uniformiteit in het begrippenapparaat.
#### Afdeling 2. Het begrip ‘bestuur’ in organieke en in functionele zin
* **Organieke openbare dienst:** Publiekrechtelijke rechtspersonen.
* **Functionele openbare dienst:** Privaatrechtelijke personen belast met een taak van algemeen belang.
---
## Deel V. Preventieve Rechtsbescherming tegen het Bestuur (Vervolg)
### HOOFDSTUK V. Formele Motivering van Bestuurshandelingen
De **Wet Motivering Bestuurshandelingen (WMB)** legt een formele motiveringsplicht op voor individuele, schriftelijke bestuurshandelingen. De motivering moet de juridische en feitelijke overwegingen bevatten, duidelijk en afdoende zijn, en kan aangevuld worden met een verwijzing naar andere stukken mits cumulatieve voorwaarden vervuld zijn.
### HOOFDSTUK VI. Openbaarheid van Bestuur (documenten)
* **Recht op openbaarheid:** Een grondrecht (art. 32 Gw.) dat de toegang tot bestuursdocumenten regelt.
* **Actieve vs. Passieve openbaarheid:** Actieve openbaarheid vereist informatieverstrekking door het bestuur; passieve openbaarheid geeft recht op toegang tot bestaande documenten.
* **Procedure:** Schriftelijke aanvraag, beslissing binnen termijn, met beroepsmogelijkheden (administratief en jurisdictioneel).
* **Uitzonderingen:** Limitatief en restrictief te interpreteren (bv. staatsveiligheid, privéleven).
* **Relativiteitsvereiste:** Het ingeroepen middel moet de aanvrager een waarborg hebben ontnomen.
---
## Deel VI. Curatieve Rechtsbescherming tegen het Bestuur (Vervolg)
### Jurisdictionele Beroepen
* **Gewone rechter:** Bevoegd voor geschillen over burgerlijke rechten (art. 144 Gw.). Kan bestuurshandelingen onverbindend verklaren (art. 159 Gw.), injuncties geven en overheidsaansprakelijkheid vaststellen.
* **Bestuursrechter (RvS, RvVb, e.a.):** Bevoegd voor geschillen over objectief recht (illegaliteit bestuurshandelingen).
* **RvS (Afdeling Bestuursrechtspraak):** Algemene residuaire bevoegdheid. Kan EBR's vernietigen (annulatieberoep) of schorsen (kort geding). Het vernietigingsarrest heeft ex tunc werking en kan rechtsherstel (bv. verduidelijkingen, injuncties) bevatten. Treedt ook op als cassatierechter t.a.v. beslissingen van andere bestuurlijke rechtscolleges.
* **RvVb (Raad voor Vergunningsbetwistingen):** Specifieke bevoegdheid inzake vergunningsgeschillen.
---
## Omgevingsrecht (Vervolg)
### HOOFDSTUK 3. Onteigening, Eigendomsbeperkingen en Rechten van Voorkoop en Voorkeur
#### 1. Onteigening
* **Gedwongen overgang:** Ten algemenen nutte, bij wet bepaald, tegen billijke en voorafgaande schadeloosstelling (art. 16 Gw.).
* **Voorwaarden:** Algemeen nut, wettelijke grondslag, noodzaak, billijke en voorafgaande vergoeding.
* **Procedure:** Bestuurlijke fase (onteigeningsbesluit, onderhandeling) en gerechtelijke fase (vrederechter).
* **Rechtsbescherming:** Beroep tegen definitief besluit bij RvVb; controle op wettigheid en vergoeding door vrederechter/hoger beroep.
#### 2. Eigendomsbeperkingen
* **Begrip:** Gebruiksbeperkingen in het algemeen belang waarbij de eigenaar eigenaar blijft. Schadevergoeding in beginsel niet vereist, tenzij wettelijk bepaald of via beginsel van gelijkheid voor openbare lasten.
#### 3. Recht van Voorkoop
* **Begrip:** Recht om een goed eerst aan te bieden aan begunstigde (overheid) tegen de prijs en voorwaarden van een voorgenomen verkoop. Publiekrechtelijke rechten primeren op conventionele.
#### 4. Recht van Voorkeur
* **Begrip:** Gelijkaardig aan voorkooprecht, maar prijs is gebaseerd op schatting van venale waarde.
---
### HOOFDSTUK 4. Vergunningen in de Ruimtelijke Ordening en het Milieubeleid
* **Omgevingsvergunning:** Integreert eerdere vergunningsstelsels (stedenbouwkundige, milieu-, verkavelings-, natuur-, kleinhandelsvergunning). Vereist voor diverse handelingen, met specifieke procedures en beoordelingskaders.
* **Procedure:** Aanvraag, MER indien vereist, openbaar onderzoek (niet altijd), advisering (niet altijd bindend), beslissing vergunningverlenende overheid, administratief beroep, jurisdictioneel beroep (RvVb).
* **Bevoegde instanties:** Afhankelijk van het type project (gemeentelijk, provinciaal, Vlaams).
* **Beoordelingskader:**
* **Legaliteitsbeoordeling:** Toetsing aan wetgeving, stedenbouwkundige voorschriften, planologische bestemmingen, directe normen.
* **Opportuniteitsbeoordeling:** Toetsing aan ‘goede ruimtelijke ordening’, milieubeginselen (natuurtoets, watertoets, klimaattoets), beleidsdoelstellingen.
* **Gevolgen:** Vergunning creëert verworven rechten, tenzij hogere wetgeving onuitvoerbaar maakt. Verval van vergunning bij niet-realisatie binnen bepaalde termijnen.
---
### HOOFDSTUK 5. Ruimtelijke Planning
* **Plannen van aanleg (oud):** Gewestplannen, bijzondere plannen van aanleg (PPA). Bepalen bestemmingen en stedenbouwkundige voorschriften. Belang van zonevreemde constructies en de juridische problematiek hierrond.
* **Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP):** Vervangen plannen van aanleg, opgemaakt op gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau. Hebben een verordenend karakter en dienen als beoordelingsgrond voor vergunningen. Beperken de beleidsvrijheid van de plannende overheid meer dan gewestplannen.
* **Ruimtelijke structuurplannen (oud) / Ruimtelijke beleidsplannen (nieuw):** Beleidsplannen die de strategische visie en doelstellingen van de overheid inzake ruimtelijke ordening vastleggen. Dienen als basis voor RUP's.
* **Beleidsplan Ruimte Vlaanderen en Bouwshift:** Introduceert de ‘betonstop’/’bouwshift’ om het ruimtebeslag te verminderen en de open ruimte te vrijwaren, met aanpassingen aan de planschaderegeling.
---
### HOOFDSTUK 6. Bescherming van het Onroerend Erfgoed
*(Niet te kennen voor het examen, wel relevant voor master specialisatie)*
---
### Veelvoorkomende Examenvragen en Belangrijke Concepten
* **Transversale vragen:** Definiëren van kernbegrippen (bv. EBR, bestuursdocument, administratieve overheid) en hun onderlinge verschillen en relaties.
* **Casusvragen:** Toepassen van de geleerde concepten op concrete situaties, met motivering.
* **Kennis- en inzichtsvragen:** Vergelijken van oude en nieuwe regelingen, toepassen van beginselen van behoorlijk bestuur, analyseren van juridische uitspraken.
* **Belangrijke concepten:** Eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling (EBR), beginselen van behoorlijk bestuur (zorgvuldigheid, hoorplicht, onpartijdigheid, motivering, redelijkheid, gelijkheid, rechtszekerheid), bestuurlijk toezicht, omgevingsvergunning, onteigening, rechtsbescherming (administratief en jurisdictioneel beroep), wetgevingshiërarchie.
---
**Succes met studeren!**
```
Glossary
## Woordenlijst
| Term | Definitie |
|---|---|
| Eenzijdige Bestuurlijke Rechtshandeling (EBR) | Een handeling die uitgaat van een bestuur en die, zonder instemming van de burger, rechtsgevolgen teweegbrengt door de rechtstoestand van betrokkenen te wijzigen of te beletten dat deze gewijzigd wordt. |
| Bestuurlijk toezicht | Het geheel van preventieve en repressieve middelen waarover de toezichthoudende overheid beschikt om ervoor te zorgen dat het gedecentraliseerd bestuur het recht en het algemeen belang respecteert, met als doel de wettigheid en opportuniteit van beslissingen te controleren. |
| Exploitatievergunning | Een vergunning die vereist is voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit, gericht op het beheersen en bestrijden van de verontreiniging van het milieu, zoals vastgelegd in de wetgeving. |
| Openbaar domein | Goederen die bestemd zijn voor het gebruik door allen of voor een openbare dienst, en die daardoor een bijzonder statuut genieten dat hen buiten de handel plaatst en onvervreemdbaar maakt. |
| Privaat domein | Goederen die toebehoren aan het bestuur, maar niet bestemd zijn voor algemeen gebruik of openbare dienst, en die in beginsel onderworpen zijn aan het gemeenrechtelijk statuut, tenzij anders bepaald. |
| Ruimtelijke ordening | Het proces van het bestemmen en beheren van de ruimte, waarbij functies worden toegekend aan gebieden om menselijke activiteiten te ordenen en een duurzaam gebruik van de leefomgeving te waarborgen. |
| Tijdelijke plaatsverbod | Een door de burgemeester opgelegde bestuurlijke maatregel die een persoon verbiedt zich gedurende een bepaalde periode te begeven in specifieke, afgebakende openbare ruimtes om de openbare orde te handhaven. |
| Zonevreemde constructie | Een bouwwerk dat niet in overeenstemming is met de ruimtelijke bestemming van het gebied waarin het zich bevindt volgens de geldende plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen. |
Cover
Bestuursrecht - DEEL I - Definitie, indeling, kenmerken en bronnen van het bestuursrecht.pptx
Summary
# Inleiding tot het bestuursrecht
Hier is een gedetailleerde samenvatting van "Inleiding tot het bestuursrecht", opgesteld in lijn met de richtlijnen:
## 1. Inleiding tot het bestuursrecht
Dit onderwerp introduceert de kernconcepten van het bestuursrecht, inclusief de definitie, kenmerken, structuur van het handboek, het onderscheid tussen privaat- en publiekrecht, en de organisatorische indeling van het bestuursrecht.
### 1.1 Wat is bestuursrecht?
Er is geen eenduidige, vastomlijnde definitie van bestuursrecht. Het wordt doorgaans omschreven als:
> "Het geheel van rechtsregels met betrekking tot de organisatie, de bevoegdheden en de werking van de organen die met uitvoerende macht zijn bekleed, m.a.w. van de organen die noch tot de wetgevende, noch tot de rechterlijke macht behoren."
Dit raakt aan diverse facetten van het dagelijks leven, zoals de afschaffing van verbouwpremies of het opleggen van boetes door lokale besturen.
#### 1.1.1 Structuur van het handboek
Het handboek is opgedeeld in zes delen:
* **Deel I:** Bestuursrecht: begrip, indeling, kenmerken en bronnen.
* **Deel II:** Besluitvormingsinstrumentarium van het bestuur.
* **Deel III:** Mensen en middelen van het bestuur.
* **Deel IV:** Bestuursorganisatie en het begrip bestuur.
* **Deel V:** Preventieve rechtsbescherming tegen het bestuur.
* **Deel VI:** Curatieve rechtsbescherming tegen het bestuur.
#### 1.1.2 Onderscheid privaat- en publiekrecht
* **Privaat recht:** Regelt verhoudingen tussen private personen.
* **Publiek recht:** Regelt de organisatie en werking van de overheid (in ruime zin), verhoudingen tussen overheden onderling, en verhoudingen tussen overheid en private personen.
De overheid wordt hierbij gezien als synoniem voor bestuur of uitvoerende macht, niet de wetgevende of rechterlijke macht. Bestuursrecht onderscheidt zich van staatsrecht, dat alle drie de machten en de grondwet omvat.
#### 1.1.3 Definities vanuit organiek en functioneel oogpunt
* **Organieke definitie:** Focust op de organen die tot de uitvoerende macht behoren.
* **Functionele definitie:** Focust op de functies die worden uitgeoefend door de organen die bekleed zijn met uitvoerende macht.
Het bestuursrecht gaat echter verder dan enkel 'uitvoeren' of 'besturen'. Het omvat ook:
* Regelgevende (reglementaire) bevoegdheden.
* Geschillenbeslechting ('handhaving') door besturen (bv. GAS-boetes).
* Bestuurlijke handelingen van wetgevende en rechterlijke macht (bv. tuchtsbeslissingen).
#### 1.1.4 De uitvoerende macht en bestuursrecht
De Grondwet definieert de federale uitvoerende macht nauw (bij de Koning/regeringen). Bestuursrecht omvat echter ook:
* Territoriaal gedecentraliseerde instellingen (bv. gemeenten, provincies).
* Functioneel gedecentraliseerde instellingen (bv. FOD's, gemeentebedrijven).
* Regelgevende optredens van lokale besturen (bv. politiereglementen), die bindend zijn in materiele zin.
### 1.2 Indeling van het bestuursrecht
Het bestuursrecht kan worden onderverdeeld in:
#### 1.2.1 Algemeen bestuursrecht
Dit omvat de algemene regels en principes die het globale bestuursrecht beheersen, zoals overheidsgoederen, overheidspersoneel en beginselen van behoorlijk bestuur. Dit deel wordt doorgaans behandeld in het tweede bachelorjaar.
#### 1.2.2 Bijzonder bestuursrecht
Dit betreft specifieke, sectorale regelingen binnen het bestuursrecht, die vaak technisch en gedetailleerd zijn en een eigen begrippensystematiek kennen. Voorbeelden zijn omgevingsrecht, energierecht, migratierecht en onderwijsrecht. Deze worden behandeld in het tweede bachelorjaar en in masterkeuzevakken.
### 1.3 Kenmerken van het bestuursrecht
#### 1.3.1 Autonomie en eigenheid van het bestuursrecht
Bestuursrecht ontstond als uitzonderingsrecht ten opzichte van het privaatrecht, waarbij het bestuur bijzondere voorrechten genoot. Tegenwoordig is het bestuursrecht echter een volwaardige, autonome rechtstak. Er is een wisselwerking met het privaatrecht, wat leidt tot een zogenaamde 'privatisering' van het bestuursrecht, waarbij besturen steeds meer op een onderhandelende of 'horizontale' manier opereren.
> **Tip:** Hoewel bestuursrecht vroeger gezien werd als een verzameling uitzonderingen op het privaatrecht, is het nu een eigen, zelfstandige rechtstak geworden.
#### 1.3.2 Meergelaagdheid van het (Belgisch) bestuursrecht
Door staatshervormingen kent België een gefragmenteerd bestuursrecht, met specifiek Vlaams, Waals en Brussels bestuursrecht. Daarnaast is er een toenemende harmonisering door:
* **Europees bestuursrecht:** EU-regelgeving beïnvloedt nationaal bestuursrecht.
* **Gemeenschappelijke regels en beginselen:** Veel beginselen van bestuursrecht zijn gemeenschappelijk aan Europese landen.
* **Invloed van de Raad van Europa en het EHRM:** Bepaalde artikelen, zoals artikel 6 EVRM, hebben invloed.
### 1.4 Bronnen van het bestuursrecht
Er is geen centrale 'Algemene wet bestuursrecht' in België. Het bestuursrecht is een lappendeken van diverse normen.
#### 1.4.1 Metaprincipes- of waarden van het bestuursrecht (de ‘wortels’)
Dit zijn de fundamentele principes en waarden die ten grondslag liggen aan het bestuursrecht.
* **(Meta)constitutionele principes:**
* **Scheiding der machten:** Onderscheid tussen wetgevende, rechterlijke en uitvoerende macht, wat de basis vormt voor regels over de inrichting van bestuursrechtelijke rechtscolleges.
* **Rechtstaat-beginsel of 'rule of law':** De overheid is gebonden aan het recht. Dit uit zich in het legaliteitsbeginsel, redelijkheidsbeginsel, motiveringsbeginsel en de rechtsbescherming van de burger.
* **Democratiebeginsel:** Burgers hebben zeggenschap over het staatsgezag, wat zich uit in politieke verantwoordelijkheid, inspraak, participatie en respect voor fundamentele rechten.
* **Beginselen van 'good governance':**
* Rekenschapsbeginsel (accountability).
* Effectiviteitsbeginsel.
* Participatiebeginsel.
* Transparantiebeginsel.
* Integriteitbeginsel.
> **Tip:** De beginselen van 'good governance' komen vaak voort uit internationaal en Europees recht en zijn niet altijd juridisch bindend op nationaal niveau. Ze kunnen door burgers niet direct bij de rechter worden opgeworpen, maar beïnvloeden wel de interpretatie en toepassing van het recht.
#### 1.4.2 Bronnen van het positief bestuursrecht (de ‘formele bronnen’)
Dit zijn de concrete rechtsnormen die het bestuursrecht vormen.
* **Internationaal en supranationaal recht:** Verdragen, EU-regelgeving (bv. recht op eerlijk proces, overheidsopdrachtenrecht).
* **Grondwet:** Zeer belangrijke bron, omvat fundamentele rechten van burgers t.a.v. het bestuur (gelijkheidsbeginsel, openbaarheid van bestuur), toegewezen aard van de uitvoerende macht, en aspecten van rechtsbescherming.
* **Bijzondere (meerderheids)wetten:** Bepaalde wetten die specifiek van toepassing zijn op de organisatie en werking van deelstatelijke regeringen en hun administraties.
* **Wetten, decreten en ordonnanties:** Diverse wetgevende normen die het bestuursrecht vormen (bv. overheidsopdrachtenwet, decreet over lokaal bestuur). Het bestuursrecht wordt hierdoor gekenmerkt als een 'kruiwagen' of 'lappendeken'.
* **Beginselen van behoorlijk bestuur (en behoorlijk burgerschap):** Algemene rechtsbeginselen, die door de rechter worden afgeleid uit principes die aan de rechtsorde ten grondslag liggen. Ze zijn dwingend van aard. Er is ook een groeiend belang van beginselen ten aanzien van de burger ('behoorlijk burgerschap').
* **Reglementen en (individuele) besluiten:**
* **Reglementen (of verordeningen):** Besluiten met een algemene strekking die abstracte rechtsregels formuleren (wetgeving in materiële zin). Ze zijn bindend, maar geen formele wetten.
* **Individuele besluiten:** Beslissingen met individuele draagwijdte, die een algemene regel toepassen op een specifiek geval.
* **Soorten besluiten:** Koninklijke besluiten, besluiten van gemeenschaps- of gewestregeringen, ministeriële besluiten, besluiten van lokaal bestuur, besluiten van openbare instellingen. De bevoegdheid tot het maken van reglementen door besturen is gebonden aan wettelijke grondslagen en de Grondwet.
* **Pseudowetgeving:** Omzendbrieven, circulaires, richtlijnen, etc. Deze lijken op wetgeving maar zijn het in beginsel niet, hoewel ze wel richtinggevend kunnen zijn voor de besluitvorming.
* **Rechtspraak:** Beslissingen van rechtbanken en hoven (bv. EHRM, HvJ-EU, GWH, RvS), die bijdragen aan de ontwikkeling van het bestuursrecht, met name beginselen van behoorlijk bestuur.
* **Gewoonte:** Minder belangrijk voor het bestuursrecht, met als voorbeeld de theorie van de 'lopende zaken'.
---
# Bronnen van het bestuursrecht
Hieronder volgt een studiehandleiding over de bronnen van het bestuursrecht.
## 2. Bronnen van het bestuursrecht
De bronnen van het bestuursrecht omvatten een breed scala aan normen en regels, onderverdeeld in fundamentele principes en formele rechtsbronnen.
### 2.1 Metaprincipes of waarden van het bestuursrecht (de 'wortels')
Deze 'wortels' vertegenwoordigen de onderliggende waarden en principes die de basis vormen van het bestuursrecht. Ze hebben een meta-constitutionele of principiële aard en zijn cruciaal voor de interpretatie en toepassing van formele rechtsbronnen.
#### 2.1.1 (Meta)constitutionele principes
Dit zijn principes die diep verankerd zijn in de grondwet en de structuur van de staat, en die essentiële waarborgen bieden voor de burger in zijn relatie tot de overheid.
* **A. Principe van de scheiding der machten:** Dit algemeen rechtsbeginsel onderscheidt de wetgevende, rechterlijke en uitvoerende macht. Hoewel het onderscheid niet altijd strikt is, vormt het de grondslag voor de organisatie en de bevoegdheden van bestuursorganen, zoals de inrichting van bestuursrechtelijke rechtscolleges. Deze rechtscolleges hebben een specifieke rol; ze mogen zich niet mengen in het beleid zelf maar beoordelen de wettigheid van bestuurshandelingen.
* **B. Rechtstaat-beginsel of 'rule of law':** Dit principe stelt dat ook de overheid gebonden is aan het recht. Dit uit zich in diverse regels en beginselen zoals het legaliteitsbeginsel (elke overheidsoptreden moet een wettelijke basis hebben), het redelijkheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het recht op curatieve rechtsbescherming voor de burger. Het stelt burgers in staat om het optreden van de overheid aan te vechten bij de rechter.
* **C. Democratiebeginsel:** Dit principe houdt in dat burgers in zekere mate zeggenschap hebben over de uitoefening van het staatsgezag. Dit manifesteert zich via de politieke verantwoordelijkheid van de regering, groeiende vormen van inspraak en participatie van burgers, en het respect voor fundamentele rechten van burgers, ook door het bestuur.
#### 2.1.2 Beginselen van 'good governance'
Deze beginselen zijn minder juridisch afdwingbaar bij de rechter dan de constitutionele principes, maar geven wel richting aan hoe het bestuur 'goed' zou moeten opereren. Ze komen vaak voort uit internationale en Europese normen en waarden.
* **Rekenschapsbeginsel (Accountability):** Het bestuur moet verantwoording afleggen voor de uitoefening van zijn bevoegdheden.
* **Effectiviteitsbeginsel:** Het bestuur moet in staat zijn om zijn doelstellingen te bereiken en dient hiervoor over de nodige juridische middelen te beschikken. Het waarborgt een zekere continuïteit van overheidsdiensten.
* **Participatiebeginsel:** Burgers moeten betrokken worden bij de besluitvorming van het bestuur.
* **Transparantiebeginsel:** Het bestuur moet openheid betrachten, zodat burgers het handelen van het bestuur kunnen observeren, controleren en beoordelen. Dit wordt mede gerealiseerd via de openbaarheid van bestuur en de formele motiveringsplicht.
* **Integriteitbeginsel:** Het bestuur mag uitsluitend handelen in het algemeen belang, onpartijdig en zonder belangenvermenging.
### 2.2 Formele bronnen van het bestuursrecht
Dit zijn de daadwerkelijke rechtsbronnen waarin de regels van het bestuursrecht zijn vastgelegd. Er is geen centrale 'Algemene wet bestuursrecht' in België, wat resulteert in een lappendeken aan normen.
* **Internationaal en supranationaal recht:** Dit omvat verdragen en EU-regelgeving die directe invloed hebben op het Belgisch bestuursrecht, bijvoorbeeld op het gebied van het recht op een eerlijk proces, bescherming van eigendomsrecht en overheidsopdrachtenrecht. Het bestuursrecht kleurt steeds meer Europees.
* **Grondwet:** De Grondwet is een zeer belangrijke rechtsbron. Ze verankert fundamentele rechten van burgers ten aanzien van het bestuur (zoals het gelijkheidsbeginsel en openbaarheid van bestuur), definieert de bevoegdheden van de uitvoerende macht (principe van de toegewezen bevoegdheid) en regelt aspecten van de rechtsbescherming van burgers.
* **Bijzondere (meerderheids)wetten:** Deze zijn met name van belang voor de organisatie en werking van deelstatelijke regeringen en hun administraties, zoals het decreet betreffende de rechtspositie van de deelstaatregeringen en hun administraties (BWHI).
* **Wetten, decreten en ordonnanties:** Het bestuursrecht is een amalgaam van normen op federaal, regionaal en gemeenschapsniveau. Voorbeelden zijn de overdrachtenwetgeving, de wet inzake de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen, het decreet over lokaal bestuur en het bestuursdecreet.
* **Beginselen van behoorlijk bestuur (en behoorlijk burgerschap):** Dit zijn algemene rechtsbeginselen die door de rechter worden afgeleid uit fundamentele principes van de rechtsorde. Ze normeren het handelen van het bestuur en worden beschouwd als dwingend recht, ook al zijn ze vaak ongeschreven. Steeds vaker worden ook beginselen ten aanzien van de burger geformuleerd, zoals 'beginselen van behoorlijk burgerschap'.
* **Reglementen en (individuele) besluiten:**
* **Reglementen (of verordeningen):** Dit zijn besluiten met een reglementaire of verordenende draagwijdte. Ze formuleren algemene, abstracte rechtsregels van toepassing op een onbepaald aantal gevallen en hebben dezelfde bindende kracht als wetgeving (wetgeving in materiële zin). De grondwet (art. 108 Gw.) regelt de verordenende bevoegdheid, maar in de praktijk is deze gefragmenteerd.
* **Individuele besluiten (beschikkingen):** Deze besluiten passen de algemene regels toe op specifieke individuele gevallen of situaties.
Er zijn verschillende soorten besluiten:
* **Koninklijke besluiten:** Besluiten genomen door de Koning, steeds met medeondertekening van een minister. Ze kunnen organiek (bestuursorganisatie), reglementair of individueel van aard zijn.
* **Besluiten van de gemeenschaps- of gewestregeringen:** Besluiten genomen door een deelregering, met vergelijkbare soorten als Koninklijke besluiten.
* **Ministeriële besluiten (of besluiten van staatssecretarissen):** Besluiten genomen door een minister of staatssecretaris (met instemming). Hoewel reglementaire bevoegdheid voor individuele ministers niet zomaar aanvaard wordt, gebeurt dit in de praktijk wel voor detailmaatregelen of wanneer de wetgever essentiële elementen heeft bepaald.
* **Besluiten van territoriaal gedecentraliseerde besturen:** Besluiten van lokale besturen (gemeente/provincie) voor zaken van gemeentelijk of provinciaal belang. Reglementair optreden wordt hierbij breed aanvaard.
* **Besluiten van openbare instellingen:** Besluiten van overheidsinstellingen met eigen rechtspersoonlijkheid ter behartiging van hun specifieke taak.
* **Pseudowetgeving:** Dit omvat omzendbrieven, circulaires, richtlijnen, instructies, dienstnota's en beleidsregels. Hoewel ze in beginsel geen bindende rechtskracht hebben zoals wetgeving of reglementaire besluiten, kunnen ze qua voorschriften wel degelijk bindend aanvoelen en dienen ze als instrument om het beleid van bestuursdiensten te sturen.
* **Rechtspraak:** Beslissingen van diverse rechtbanken en hoven (EHRM, Hof van Justitie van de EU, Grondwettelijk Hof, Raad van State en andere bestuursrechters, burgerlijke rechter) die de ontwikkeling van het bestuursrecht, met name de beginselen van behoorlijk bestuur en overheidsaansprakelijkheid, vormgeven.
* **Gewoonte:** Dit speelt een minder belangrijke rol in het bestuursrecht. Een voorbeeld hiervan is de theorie van de 'lopende zaken' bij het ontslag van een regering.
> **Tip:** Het onderscheid tussen de 'wortels' (metaprincipes) en de 'formele bronnen' is cruciaal. De wortels bieden de interpretatieve basis en de rechtvaardiging voor de formele regels. De beginselen van good governance zijn nuttig voor een goed begrip van de verwachtingen ten aanzien van het bestuur, maar zijn minder direct afdwingbaar bij de rechter dan de meta-constitutionele principes.
---
# Kenmerken van het bestuursrecht
Het bestuursrecht kenmerkt zich door zijn autonomie en eigenheid, zijn meergelaagdheid als gevolg van staatshervormingen en Europese harmonisering, en de dynamische wisselwerking met het privaatrecht.
### 3.1 Autonomie en eigenheid van het bestuursrecht
Oorspronkelijk ontstond het bestuursrecht als een uitzonderingsrecht ten opzichte van het privaatrecht. Het bestuur beschikte over bijzondere voorrechten, zoals de eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling (EBR), maar kende ook bijzondere verplichtingen, zoals de motiveringsplicht en strikte procedures voor aanstellingen of overheidsopdrachten. Deze bijzondere regels waren bedoeld om te voorkomen dat het bestuur willekeurig zou handelen en om het algemeen belang te dienen, dat soms inging tegen het individueel belang.
Tegenwoordig wordt het bestuursrecht echter beschouwd als een volwaardige, aparte rechtstak met een eigen distinctie. Hoewel het nog steeds een bijzondere positie inneemt, is de relatie met het privaatrecht complexer geworden.
> **Tip:** Begrijp dat het bestuursrecht niet enkel een verzameling uitzonderingen is, maar een zelfstandig rechtsgebied dat zich continu ontwikkelt.
#### 3.1.1 Wisselwerking met het privaatrecht ('privatisering' van het bestuursrecht)
Het klassieke onderscheid tussen privaat- en publiekrecht staat onder druk. Het bestuursrecht zoekt steeds vaker oplossingen binnen het privaatrecht. Dit uit zich bijvoorbeeld in de tendens naar een meer onderhandelend of 'horizontaal' bestuur, waarbij het bestuur probeert burgers meer te betrekken bij besluitvormingsprocessen in plaats van eenzijdig op te treden. Zo zal het bestuur, waar mogelijk, de voorkeur geven aan een verkoop van grond door de burger boven een onteigeningsprocedure.
#### 3.1.2 De hedendaagse autonomie
Ondanks de wisselwerking met het privaatrecht, behoudt het bestuursrecht zijn eigen karakter door de bijzondere rechtsfiguren en beginselen die het omvat. De specifieke aard van het publiek belang en de noodzaak voor efficiënt en rechtszeker bestuur blijven de basis vormen voor de autonomie van deze rechtstak.
### 3.2 Meergelaagdheid van het (Belgisch) bestuursrecht
Het Belgisch bestuursrecht wordt gekenmerkt door een significante meergelaagdheid, die grotendeels is toe te schrijven aan de staatshervormingen en de toenemende invloed van Europees recht.
#### 3.2.1 Impact van staatshervormingen
De diverse staatshervormingen hebben geleid tot een fragmentarisering van het bestuursrecht. Bevoegdheden zijn overgedragen naar deelstatelijke niveaus, wat resulteert in een 'Vlaams', 'Waals' en 'Brussels' bestuursrecht. Dit betekent dat voor vergelijkbare beleidsterreinen verschillende regels kunnen gelden afhankelijk van het bevoegde niveau (federaal, Vlaams, Waals, etc.).
#### 3.2.2 Europese harmonisering en invloed
Tegelijkertijd is er sprake van een opmars van het Europees bestuursrecht. EU-regelgeving heeft een directe en indirecte invloed op het nationale bestuursrecht. Daarnaast bestaan er gemeenschappelijke regels en beginselen van bestuursrecht in de Europese landen. De invloed van de Raad van Europa en de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), zoals artikel 6 EVRM, draagt verder bij aan deze harmonisering.
> **Tip:** Wees je bewust van de hiërarchie en de samenloop van verschillende rechtsordes (federaal, regionaal, Europees) bij het analyseren van bestuursrechtelijke vraagstukken.
#### 3.2.3 Voorbeelden van Europese invloed
Veel bestuursrechtelijke regels zijn reeds het gevolg van Europese richtlijnen of verordeningen. Overkoepelende Europese beginselen, zoals het transparantiebeginsel of het gelijkheidsbeginsel, fungeren als een gedeelde basis en beïnvloeden de nationale interpretatie en toepassing van bestuursrechtelijke normen.
### 3.3 De wisselwerking met het privaatrecht
Zoals reeds aangestipt bij de autonomie van het bestuursrecht, is de wisselwerking met het privaatrecht een essentieel kenmerk.
#### 3.3.1 Privatisering en horizontalisering
De tendens tot 'privatisering' van het bestuursrecht impliceert dat bestuursrechtelijke taken soms worden uitgevoerd door private actoren of dat het bestuur gebruikmaakt van privaatrechtelijke instrumenten. De 'horizontalisering' verwijst naar de beweging richting een meer participatief en onderhandelend bestuur, waarbij de burger actiever wordt betrokken bij besluitvorming.
#### 3.3.2 Instrumenten en benaderingen
Deze wisselwerking uit zich in de keuze voor specifieke instrumenten. Waar het bestuur vroeger wellicht onteigende, zal het nu eerder proberen een minnelijke aankoop te realiseren. De nadruk verschuift van een strikt hiërarchische benadering naar een meer gelijkwaardige interactie, hoewel de inherente positie van het bestuur als houder van publieke macht centraal blijft staan.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Uitvoerende macht | Het deel van de staatsmacht dat belast is met de uitvoering van wetten en het bestuur van het land, bestaande uit de regering en haar administraties. Dit staat tegenover de wetgevende en rechterlijke macht. |
| Bestuursrecht | Het geheel van rechtsregels dat betrekking heeft op de organisatie, de bevoegdheden en de werking van de organen die met uitvoerende macht zijn bekleed, en die noch tot de wetgevende, noch tot de rechterlijke macht behoren. |
| Privaatrecht | Het rechtsgebied dat de verhoudingen tussen burgers onderling regelt, zoals overeenkomstenrecht, familierecht en erfrecht. Dit staat tegenover het publiekrecht. |
| Publiek recht | Het rechtsgebied dat de organisatie en de werking van de overheid regelt, alsook de verhoudingen tussen overheden onderling en tussen overheden en burgers. Bestuursrecht is een onderdeel hiervan. |
| Eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling (EBR) | Een handeling die door het bestuur wordt gesteld en die eenzijdig rechtsgevolgen creëert, zonder dat daarvoor de instemming van de burger vereist is, zoals het opleggen van een boete. |
| Algemeen bestuursrecht | Het deel van het bestuursrecht dat de algemene regels en principes omvat die van toepassing zijn op het gehele bestuursrecht, zoals beginselen van behoorlijk bestuur en overheidsaansprakelijkheid. |
| Bijzonder bestuursrecht | De specifieke, sectorale regelingen binnen het bestuursrecht die betrekking hebben op bepaalde beleidsterreinen, zoals omgevingsrecht, energierecht of migratierecht. |
| Autonomie van het bestuursrecht | Het principe dat het bestuursrecht wordt beschouwd als een zelfstandige rechtstak met eigen beginselen en methoden, naast andere rechtsgebieden zoals privaatrecht en strafrecht. |
| Meergelaagdheid van het bestuursrecht | De complexiteit van het bestuursrecht door de aanwezigheid van verschillende bestuursniveaus (federaal, regionaal, lokaal) en de invloed van internationaal en Europees recht. |
| Transparantiebeginsel | Een beginsel van goed bestuur dat inhoudt dat de overheid openheid betracht in haar handelen, zodat burgers haar besluitvorming kunnen volgen, begrijpen en controleren. |
| Integriteitbeginsel | Het principe dat het bestuur uitsluitend in het algemeen belang mag handelen, op een onbevooroordeelde wijze en zonder belangenvermenging, om corruptie en willekeur te voorkomen. |
| Formele bronnen van het bestuursrecht | De rechtsbronnen die rechtstreeks bindende regels creëren, zoals wetten, decreten, reglementen, internationale verdragen en de Grondwet. |
| Metaprincipes/Wortels van het bestuursrecht | De fundamentele beginselen en waarden die aan het bestuursrecht ten grondslag liggen, zoals het principe van de scheiding der machten, het rechtstaatbeginsel en democratiebeginsel. |
| Rechtstaatbeginsel (rule of law) | Het principe dat ook de overheid gebonden is aan het recht en dat burgers beschermd worden tegen willekeurige machtsuitoefening door de overheid. |
| Reglementen (verordeningen) | Besluiten van bestuursorganen met een algemene strekking die abstracte rechtsregels formuleren, van toepassing op een onbepaald aantal gevallen; ze hebben wetgevende kracht in materiële zin. |
| Pseudowetgeving | Regels die lijken op wetgeving (zoals omzendbrieven of circulaires) maar die in beginsel geen bindende rechtskracht hebben, maar wel de interne aansturing van het bestuur bepalen. |
| Rechtspraak | De uitspraken van rechterlijke instanties die, hoewel niet formeel wetgevend, wel een belangrijke rol spelen bij de interpretatie en ontwikkeling van het bestuursrecht, met name via beginselen van behoorlijk bestuur. |
Cover
bundeldje publiekrecht Tots.pdf
Summary
# Definitie en indelingen van het bestuursrecht
Dit onderdeel van de studiehandleiding biedt een gedetailleerde uiteenzetting van de definitie van bestuursrecht, de concepten van 'bestuur' en 'overheid', en de traditionele indeling in algemeen en bijzonder bestuursrecht.
### 1.1 Het begrip 'bestuursrecht'
Het bestuursrecht kan worden gedefinieerd als "het geheel van geschreven en ongeschreven rechtsregels met betrekking tot de organisatie, de bevoegdheden, de werking en het optreden van het bestuur van en de rechtsbescherming van de bestuurde tegen het overheidsoptreden" [5](#page=5).
#### 1.1.1 Het begrip 'bestuur'
De term 'bestuur' kent een tweevoudige betekenis [5](#page=5):
* **Functionele benadering:** Verwijst naar de activiteit van het besturen, zoals beleidsvoering en besluitvorming [5](#page=5).
* **Organieke benadering:** Verwijst naar het geheel van instellingen dat belast is met overheidstaken, inclusief hun werking en organen [5](#page=5).
Het bestuursrecht reguleert dus zowel het 'organieke' (institutionele) als het 'functionele' (activiteitsgerichte) overheidsoptreden [5](#page=5).
#### 1.1.2 Het toepassingsveld van het bestuursrecht
Het bestuursrecht regelt primair de organisatie en werking van de uitvoerende macht, met uitsluiting van de wetgevende en rechterlijke macht, conform het principe van de scheiding der machten. Het toepassingsveld is echter breder dan enkel de strikt constitutioneel omschreven uitvoerende macht. Diverse 'verzelfstandigde' bestuursvormen en economische overheidsbedrijven, zoals bpost en de NMBS, die publieke taken uitvoeren, vallen eveneens onder het bestuursrecht [5](#page=5) [6](#page=6).
> **Tip:** Het begrip 'bestuur' is dus niet volledig synoniem met 'uitvoerende macht', maar het is wel een nuttig startpunt om het toepassingsgebied af te bakenen.
Daarnaast beperkt het bestuur zich niet tot louter 'besturen' (uitvoeren). Bestuursorganen kunnen ook 'regelgevend' optreden door middel van reglementaire besluiten (bv. lokale politiereglementen) die algemene gelding hebben, vergelijkbaar met wetten in materiële zin. Voorts kunnen bestuursorganen een 'geschilbeslechtende' functie hebben door, naast de rechterlijke macht, eigen sanctiemogelijkheden te hanteren om de naleving van regels af te dwingen (bv. een GAS-boete) [6](#page=6).
Het bestuursrecht normmeert ook het handelen van organen van de wetgevende of rechterlijke macht wanneer zij taken van 'bestuur' of 'uitvoering' uitoefenen. Hoewel dit minder frequent voorkomt, omvatten voorbeelden beslissingen over overheidscontracten of tuchtrechtelijke maatregelen ten aanzien van personeel [6](#page=6).
### 1.2 Het algemeen en het bijzonder bestuursrecht
Traditioneel wordt het bestuursrecht ingedeeld in algemeen en bijzonder bestuursrecht [7](#page=7).
#### 1.2.1 Algemeen bestuursrecht
Het algemeen bestuursrecht omvat regels betreffende:
* De organisatie en werking van het bestuur [7](#page=7).
* De besluitvormingsprocedures van het bestuur (bestuurlijke rechtshandeling) [7](#page=7).
* De middelen waarover het bestuur beschikt (bv. overheidsgoederen) [7](#page=7).
* Algemene regels en beginselen van het bestuursrecht, zoals de beginselen van behoorlijk bestuur [7](#page=7).
* De rechtsbescherming tegen het bestuur [7](#page=7).
Deze regels zijn doorheen het gehele bestuursrecht van toepassing [7](#page=7).
#### 1.2.2 Bijzonder bestuursrecht
Het bijzonder bestuursrecht is een verzamelnaam voor diverse sectorale regelingen binnen het bestuursrecht, zoals:
* Kieswetgeving [7](#page=7).
* Overheidsopdrachtenrecht [7](#page=7).
* Migratierecht [7](#page=7).
* Onderwijsrecht [7](#page=7).
* Omgevingsrecht [7](#page=7).
* Energierecht [7](#page=7).
* Fiscaal recht (als bijzondere rechtstak) [7](#page=7).
Deze sectorale regelingen bevatten vaak gedetailleerde en technische voorschriften. Soms worden er specifieke bestuurlijke rechtscolleges voor opgericht (bv. de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen) of worden er uitzonderlijke procedureregels vastgesteld (bv. voor energierecht) [7](#page=7).
#### 1.2.3 De wisselwerking tussen algemeen en bijzonder bestuursrecht
Algemeen en bijzonder bestuursrecht zijn nauw met elkaar verbonden en beïnvloeden elkaar wederzijds [7](#page=7):
* **Aanvullende werking:** Het algemeen bestuursrecht biedt de basisbeginselen en heeft een aanvullende functie; waar het bijzonder bestuursrecht geen afwijkende regeling voorziet, geldt het algemeen bestuursrecht [7](#page=7).
* **Ontwikkeling van algemene principes:** Soms worden specifieke theorieën ontwikkeld binnen het bijzonder bestuursrecht die later algemene toepassing vinden en deel gaan uitmaken van het algemeen bestuursrecht [7](#page=7).
> **Voorbeeld:** Recent zien we een trend waarbij delen van bijzonder bestuursrecht opnieuw onder meer algemene noemers worden samengebracht, zoals het 'omgevingsrecht' dat het recht van de ruimtelijke ordening, milieurecht en erfgoedrecht groepeert [7](#page=7).
---
# Het politieke bestuur en de uitvoerende macht
Dit deel behandelt de politiek verantwoordelijke componenten van het bestuur en de uitvoerende macht op federaal, deelstatelijk en lokaal niveau, inclusief hun algemene en bijzondere bevoegdheden en procedures [8](#page=8).
### 2.1 Introductie: de begrippen 'overheid' vs. 'bestuur'
Het begrip 'bestuur' is nauw verbonden met 'uitvoerende macht'. Vaak wordt 'overheid' als synoniem gebruikt, hoewel dit ook de wetgevende en rechterlijke macht kan omvatten. In deze context focust men op de uitvoerende macht, die de door de wetgevende macht aangenomen wetten effectief uitvoert, nadere regels vaststelt, individuele beslissingen neemt en het overheidsapparaat leidt [8](#page=8).
### 2.2 Het politieke bestuur
Dit deel richt zich op het politiek verantwoordelijke deel van de uitvoerende macht.
#### 2.2.1 Federaal niveau
Op federaal niveau berust de uitvoerende macht bij de Koning, die ministers en staatssecretarissen benoemt. In de praktijk wordt deze macht uitgeoefend door de Regering [9](#page=9).
**a. Algemene bevoegdheden**
* **De uitvoering van wetten:** De Koning is verantwoordelijk voor de uitvoering van wetten door middel van reglementen en individuele besluiten, zonder de wetten te mogen schorsen of vrijstelling te verlenen. Dit is de algemene uitvoeringsbevoegdheid, vastgelegd in artikel 108 van de Grondwet. Deze bevoegdheid is afgeleid en kan enkel worden toegepast indien er een wet of wetsbepaling is die moet worden uitgevoerd. De Koning mag de draagwijdte van de wet niet uitbreiden, beperken of wijzigen. Soms krijgt de Koning uitdrukkelijke opdrachten van de wetgever, bijvoorbeeld om subsidievoorwaarden en -bedragen te bepalen (opdrachtwet, art. 105 Gw.). De regelgevende bevoegdheid van de Koning steunt zowel op uitdrukkelijke machtigingen (art. 105 Gw.) als op de algemene uitvoeringsbevoegdheid (art. 108 Gw.) [10](#page=10) [9](#page=9).
* **Reglementaire besluiten:** Dit zijn besluiten die algemeen geldende gedragsregels bevatten en wetten in materiële zin zijn. De totstandkoming ervan vereist minimaal het advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State en de bekendmaking van het besluit. Uitzonderingen op de adviesplicht bestaan voor hoogdringende ontwerpen. Reglementaire besluiten zijn verbindend vanaf de tiende dag na hun bekendmaking, tenzij anders bepaald [18](#page=18) [19](#page=19).
* **Individuele besluiten:** Dit zijn besluiten waarbij een regel wordt toegepast op een concrete, individuele situatie. Ze moeten gebaseerd zijn op een wettelijke of reglementaire bepaling. Er zijn geen vaste, strikte regels voor de procedure, en advies van de Raad van State is niet mogelijk. Ze moeten ter kennis worden gegeven aan de belanghebbende, bijvoorbeeld per aangetekende zending, om tegenwerpelijk te worden en de termijnen voor beroep te laten lopen [19](#page=19).
* **De handhaving van wetten:** Hoewel de handhaving primair een taak is van de rechterlijke macht, kan de wetgever de uitvoerende macht bevoegd maken om sancties op te leggen bij niet-naleving (bestuurlijke handhaving). Dit kan leiden tot geldboetes, schorsing of intrekking van vergunningen, sluiting van inrichtingen, etc. De wetgever kan kiezen voor strafrechtelijke of bestuurlijke sancties, maar het non bis in idem-beginsel moet gerespecteerd worden. Tegen bestuurlijke sancties moet steeds beroep mogelijk zijn bij een rechtscollege [11](#page=11).
**b. Bijzondere bevoegdheden**
* **De benoeming van federale ambtenaren:** Een ambtenaar is een burger die deelneemt aan de uitoefening van de openbare macht. In theorie sluiten ambtenaren geen arbeidsovereenkomsten maar worden ze statutair tewerkgesteld. Tegenwoordig werken veel bestuursorganen met contractuelen. Behoudens wettelijke uitzonderingen benoemt de Koning ambtenaren bij het 'algemeen bestuur' (bv. FOD Binnenlandse Zaken, FOD Justitie) [12](#page=12).
* **De staatsfinanciën:** De Regering is bevoegd voor het ontwerp van de begroting, die door de wetgever moet worden goedgekeurd [13](#page=13).
* **De buitenlandse betrekkingen:** De Koning heeft de leiding over de buitenlandse betrekkingen en beslist onder andere met welke staten België diplomatieke betrekkingen onderhoudt. De Koning benoemt ambtenaren bij de buitenlandse betrekkingen en leidt de Belgische diplomatie. Bij de sluiting van federale verdragen is instemming van de wetgevende macht (Kamer) vereist voor uitwerking in de Belgische rechtsorde [13](#page=13).
* **Het bevel over de gewapende macht:** De staat beschikt over het monopolie op het gebruik van geweld via de krijgsmacht en de politiediensten. De Koning voert het bevel over de krijgsmacht en stelt desgevallend de staat van oorlog en het einde van de vijandelijkheden vast (art. 167 Gw.). Het leger staat onder gezag van de Regering en voert diens militaire keuzes uit. De aanwerving van het leger, dienstplicht, en de rechten en plichten van militairen worden bij wet vastgelegd. Het leger kan ook worden ingezet in België voor openbare orde, hulp aan de bevolking of veiligheidsopdrachten [14](#page=14) [15](#page=15).
* **Politiediensten:** De politiediensten zijn georganiseerd op federaal en lokaal niveau en hebben bestuurlijke (preventieve finaliteit) en gerechtelijke taken (opsporen van misdrijven). Bestuurlijke politietaken omvatten o.a. het begeleiden van betogingen en het regelen van verkeer. Gerechtelijke politietaken richten zich op het opsporen van daders via ondervragingen en huiszoekingen, onder leiding van het parket. De organisatie van de politiediensten en het statuut van het personeel worden bij wet geregeld. Comité P en Comité I oefenen controle uit op de politie en inlichtingendiensten [15](#page=15) [16](#page=16) [17](#page=17).
**c. Procedure**
De Koning oefent zijn bevoegdheden uit door middel van koninklijke besluiten, die rechtsgeldig tot stand komen indien ondertekend door een minister en de Koning. Voor politiek gevoelige of maatschappelijk belangrijke aangelegenheden kan een 'in Ministerraad overlegd koninklijk besluit' vereist zijn. Staatssecretarissen hebben in beginsel de bevoegdheden van een minister binnen hun toegewezen domeinen. Er zijn drie soorten koninklijke besluiten: reglementaire, individuele en organieke [17](#page=17).
#### 2.2.2 Deelstatelijk niveau
Op deelstatelijk niveau berust de uitvoerende macht bij de diverse deelstaat-regeringen, die enkel toegewezen bevoegdheden hebben [20](#page=20).
**a. Algemene bevoegdheden**
Deelstaatregeringen staan in voor de uitvoering van decreten en nemen, naar analogie met artikel 108 Gw., verordeningen en individuele besluiten die daarvoor nodig zijn. Ze kunnen ook systemen van bestuurlijke handhaving opzetten, zoals het Vlaamse Kaderdecreet Handhaving Vlaamse Regelgeving [20](#page=20).
**b. Bijzondere bevoegdheden**
Deelstaatregeringen zijn bevoegd voor het statuut van hun personeel en de benoeming van hun ambtenaren. Ze zijn ook verantwoordelijk voor het opstellen van een begroting en voor het sluiten van verdragen, voor zover deze hun materiële bevoegdheden betreffen, mits instemming van de decreetgever. Deelstaatregeringen oefenen geen bevoegdheid uit inzake de gewapende macht; dit is een federale bevoegdheid [20](#page=20) [21](#page=21).
**d. Procedure**
Deelstaatregeringen treden op bij een 'regeringsbesluit', dat college- en consensusbesluitvorming vereist. Net als op federaal niveau, worden ontwerpen van reglementaire besluiten voorgelegd aan de afdeling Wetgeving van de Raad van State. Deze besluiten moeten bekendgemaakt worden in de betreffende landstaal en treden in beginsel in werking op de tiende dag na bekendmaking. Voor individuele besluiten gelden deze verplichtingen niet [21](#page=21).
#### 2.2.3 Lokaal ('ondergeschikt') niveau
Op lokaal niveau focust men op gemeenten en provincies.
* **Gemeentelijk niveau:** De uitvoerende bevoegdheid ligt bij de burgemeester en het college van burgemeester en schepenen. Het college is een collegiaal orgaan dat beslissingen neemt bij meerderheid. Zij nemen besluiten in het kader van hun toegewezen bevoegdheden, waaronder de uitvoering van gemeentelijke reglementen en het verlenen van bepaalde omgevingsvergunningen. De burgemeester is bevoegd voor de bestuurlijke handhaving van gemeentelijke reglementen en de openbare orde op lokaal niveau. Reglementaire besluiten moeten bekendgemaakt worden en treden in principe in werking op de vijfde dag na bekendmaking [22](#page=22) [23](#page=23).
* **Provinciaal niveau:** De uitvoerende bevoegdheid ligt bij de deputatie en de gouverneur. De deputatie is een collegiaal orgaan dat beslissingen neemt bij meerderheid. De deputatie is bevoegd voor de uitvoering van provinciale reglementen en het afleveren van bepaalde omgevingsvergunningen. De gouverneur heeft belangrijke bevoegdheden inzake bestuurlijke handhaving, met name van de openbare orde op provinciaal niveau. Op provinciaal niveau kunnen ook reglementaire en individuele besluiten worden genomen [23](#page=23).
---
# Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Het bestuursrecht kent een amalgaam aan algemene principes en beginselen die het bestuur moet naleven om de bestuurde te beschermen tegen willekeur, ook wel preventieve rechtsbescherming genoemd. Deze beginselen, voornamelijk ongeschreven regels afgeleid uit rechtspraak, fungeren als rechtsnormen waaraan het bestuurlijk optreden getoetst kan worden [42](#page=42) [43](#page=43) [44](#page=44).
### 3.1 De rol van beginselen in bestuursrecht
Het bestuur mag niet zomaar handelen; elk optreden vereist een wettelijke grondslag. Wanneer het bestuur een discretionaire bevoegdheid uitoefent, wat inhoudt dat er beleidsvrijheid is, zijn deze beginselen cruciaal om de grenzen van die beleidsvrijheid te bewaken. De beginselen van behoorlijk bestuur zijn specifiek voor het bestuursrecht en normeren enkel het optreden van besturen, niet dat van (bestuurs)rechters [43](#page=43) [44](#page=44) [45](#page=45).
#### 3.1.1 Procedurele versus inhoudelijke beginselen
Er wordt onderscheid gemaakt tussen procedurele en inhoudelijke beginselen van behoorlijk bestuur [45](#page=45).
* **Inhoudelijke beginselen** beïnvloeden de inhoud van de uiteindelijke beslissing. Vernietiging wegens schending van een inhoudelijk beginsel (bv. redelijkheidsbeginsel) maakt dat dezelfde beslissing niet opnieuw genomen kan worden [45](#page=45).
* **Procedurele beginselen** richten zich op het voorbereidings- en besluitvormingsproces. Vernietiging wegens schending van een procedureel beginsel (bv. hoorplicht) betekent dat na correctie (bv. de betrokkene alsnog horen) een nieuwe beslissing kan worden genomen, die inhoudelijk wel hetzelfde kan zijn [45](#page=45).
> **Tip:** Dit onderscheid is echter kunstmatig, aangezien procedurele beginselen vaak bijdragen aan inhoudelijk zorgvuldige beslissingen [45](#page=45).
#### 3.1.2 Catalogus van beginselen van behoorlijk bestuur
Een uitputtende opsomming van alle beginselen is niet mogelijk; de belangrijkste worden hier besproken [45](#page=45).
##### 3.1.2.1 Het zorgvuldigheidsbeginsel
Dit beginsel houdt in dat elk bestuur zich gedraagt zoals een normaal voorzichtig en zorgvuldig handelend bestuur dat in dezelfde omstandigheden zou doen. Het fungeert als een overkoepelend begrip waaruit vele specifieke beginselen voortvloeien, zoals de hoorplicht en de redelijketermijneis [45](#page=45) [46](#page=46).
* **Voorbereiding van de beslissing:** Het bestuur moet beslissingen baseren op werkelijk bestaande en zorgvuldig vastgestelde feiten. Dit omvat het onderzoeken van alle juridische en feitelijke aspecten van een dossier en het inwinnen van advies van deskundigen indien nodig [46](#page=46).
* **Neemen van de beslissing:** De verzamelde gegevens en belangen moeten zorgvuldig worden afgewogen in het licht van het beoogde doel van de beslissing [46](#page=46).
> **Tip:** Het zorgvuldigheidsbeginsel is een belangrijk en op zichzelf staand beginsel dat de voorbereiding, de totstandkoming en de uitvoering van beslissingen reguleert [46](#page=46).
##### 3.1.2.2 De hoorplicht
De hoorplicht, gebaseerd op het principe van tegenspraak ('audi et alteram partem'), geeft de burger het recht om voorafgaand aan een beslissing te worden gehoord inzake zijn belangen [46](#page=46).
* **Toepassingsvoorwaarden:** De hoorplicht is van toepassing wanneer het bestuur voornemens is een ernstige, individuele beslissing te nemen die de betrokkene ernstig nadelig raakt in zijn belangen, en die bovendien gebaseerd is op zijn persoonlijk gedrag [47](#page=47).
> **Tip:** De rechtspraak evolueert en maakt de toepassing van de hoorplicht soms ruimer, waarbij het volstaat dat er sprake is van een ernstige maatregel zonder meer [47](#page=47).
* **Modaliteiten:** De betrokkene moet op 'nuttige wijze' zijn belangen kunnen verdedigen. Dit houdt minimaal in dat hij wordt geïnformeerd over de aard van de beslissing, de grondslag ervan en de feiten die eraan voorafgaan. Ook recht op inzage van het dossier en bijstand van een advocaat kan hieronder vallen [48](#page=48).
* **Uitzonderingen:** De hoorplicht geldt niet bij hoogdringendheid, wanneer het bestuur onmiddellijk moet ageren zonder tijd te hebben de betrokkene te horen (bv. bij instortingsgevaar van een gebouw) [48](#page=48).
* **Onderscheid met recht van verdediging:** De hoorplicht is minder vergaand dan het recht van verdediging, dat van toepassing is bij bestuursrechtelijke sancties en voorziet in bredere waarborgen zoals informatie over de tenlastelegging, inzage in het sanctiedossier en recht op bijstand van een advocaat [47](#page=47).
##### 3.1.2.3 Het onpartijdigheidsbeginsel
Dit beginsel vereist dat het bestuur niet tegelijkertijd 'rechter en partij' mag zijn ('nemo judex in causa sua') [48](#page=48).
* **Subjectieve onpartijdigheid:** Niemand van het bestuur mag deelnemen aan de besluitvorming als hij een rechtstreeks persoonlijk belang heeft bij de uitkomst. Ook mag men niet bevooroordeeld zijn ten aanzien van de betrokkene [48](#page=48).
* **Objectieve (structurele) onpartijdigheid:** De loutere schijn van partijdigheid, gebaseerd op objectieve elementen (bv. betrokkenheid van familieleden), kan reeds leiden tot onwettigheid van de beslissing, ongeacht of het bestuur daadwerkelijk partijdig was. De procedure en de werkwijze van het bestuur moeten een onpartijdig kader creëren [49](#page=49).
* **Grenzen:** Het onpartijdigheidsbeginsel is niet absoluut; de toepassing ervan mag het nemen van de beslissing niet onmogelijk maken. In bestuurlijke context kan het daarom soms wijken als de toepassing van het beginsel de uitoefening van wettelijke bevoegdheden zou belemmeren [49](#page=49).
##### 3.1.2.4 Het motiveringsbeginsel
Het bestuur moet elke beslissing kunnen verantwoorden met deugdelijke, afdoende en draagkrachtige motieven, zowel feitelijk als juridisch [50](#page=50).
* **Inhoud:** De feiten waarop het bestuur zich baseert en de toepasselijke regelgeving moeten de beslissing kunnen rechtvaardigen [50](#page=50).
* **Vorm (formele motivering):** De motivering moet 'afdoende' zijn, wat betekent dat de aangehaalde redenen de beslissing moeten rechtvaardigen. Vage, irrelevante, tegenstrijdige, onduidelijke, onnauwkeurige of niet-plausibele motieven zijn onvoldoende. Ook abstracte of gestandaardiseerde motiveringen die geen inzicht geven in de concrete situatie zijn niet afdoende [53](#page=53).
* **Verwijzing naar andere stukken:** Motivering door verwijzing naar andere stukken is mogelijk, mits de betrokkene hiervan kennis heeft, het verwezen stuk zelf afdoende gemotiveerd is, en het bestuur zich met het verwezen stuk kan verenigen [53](#page=53).
* **Evenredigheid van de motivering:** Er moet een zekere evenredigheid bestaan tussen het gewicht van de beslissing en de motivering ervan. Hoe meer discretionaire bevoegdheid het bestuur heeft, hoe gewichtiger de motivering moet zijn [53](#page=53).
> **Tip:** Een gebrek aan motivering of een onvoldoende motivering kan leiden tot de vernietiging van de bestuurshandeling [50](#page=50) [53](#page=53).
##### 3.1.2.5 Het redelijkheids- en evenredigheidsbeginsel
* **Redelijkheidsbeginsel:** Dit beginsel raakt de kern van de bestuurlijke beleidsvrijheid en speelt een rol bij discretionaire bevoegdheden. Het voorkomt willekeur doordat de beleidsvrijheid de redelijkheid als grens heeft. Het beginsel is geschonden wanneer geen ander redelijk denkend bestuur bij een afweging van belangen tot dezelfde beslissing zou komen. De rechter past hierbij een terughoudende, 'marginale' controle toe, waarbij de beleidsvrijheid van het bestuur wordt gerespecteerd [50](#page=50) [51](#page=51).
* **Evenredigheidsbeginsel (proportionaliteitsbeginsel):** Dit is de belangrijkste specificatie van het redelijkheidsbeginsel. De beslissing moet in een redelijke verhouding staan tot de feiten en/of het doel ervan. Dit beginsel is cruciaal in bestuurlijke handhavingszaken, waarbij de wettigheid van een sanctie of maatregel vaak afhangt van de proportionaliteit ervan. De beoordeling van proportionaliteit is sterk afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval [51](#page=51).
##### 3.1.2.6 Het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel
* **Rechtszekerheidsbeginsel:** Het recht moet voorzienbaar en toegankelijk zijn, zodat de burger de gevolgen van zijn handelingen kan voorzien. Het bestuur mag niet zonder objectieve en redelijke verantwoording afwijken van een bepaalde gedragslijn. Dit principe ligt aan de basis van het verbod op retroactiviteit van bestuursbeslissingen [52](#page=52).
* **Vertrouwensbeginsel:** Dit vloeit voort uit het rechtszekerheidsbeginsel en houdt in dat het bestuur gewekte (rechtmatige) verwachtingen moet honoreren. Dit geldt wanneer er daadwerkelijk sprake is van rechtmatige verwachtingen, gewekt door concrete beloftes, toezeggingen of een vaste gedragslijn van het bestuur. De betrokkene moet aantonen dat het optreden van het bestuur effectief rechtmatige verwachtingen heeft opgewekt [52](#page=52).
> **Tip:** Deze beginselen garanderen dat burgers erop kunnen vertrouwen dat het bestuur zich consistent en voorspelbaar gedraagt, en dat beloftes worden nagekomen [52](#page=52).
---
# Bestuurlijke handhaving en rechtsbescherming
Dit onderdeel behandelt de principes, instrumenten, actoren en rechtsbeschermingsmogelijkheden van bestuurlijke handhaving, met een nadruk op het onderscheid met strafrechtelijk handhaven.
### 4.1 Handhaving: begrip, doel en vormen
#### 4.1.1 Begrip 'handhaving'
Handhaving is essentieel voor de naleving van rechtsregels en overheidsbesluiten. Hoewel er geen specifieke wettelijke definitie is in het interne Belgische recht, onderscheidt men handhaving in de ruime zin ('sensu lato') en in de enge zin ('sensu stricto') [63](#page=63).
* **Handhaving in ruime zin:** Elke handeling gericht op het bevorderen van naleving van rechtsregels of het beëindigen van een overtreding. Dit omvat alle handelingen die normconform gedrag bewerkstelligen [63](#page=63).
* **Handhaving in enge zin:** Wordt soms louter beschouwd als sanctionerend optreden [63](#page=63).
Voor deze cursus wordt handhaving in de brede betekenis gehanteerd, wat meer omvat dan enkel sancties. Het kan slaan op het gehele handhavingsproces, van regelgeving en toezicht tot het handhavend optreden zelf [63](#page=63).
#### 4.1.2 Doel van handhaving
Het overkoepelende doel van handhaving is de naleving van regels. Elk handhavingsinstrument draagt hiertoe bij. Daarbij kan onderscheid gemaakt worden in twee specifieke finaliteiten [63](#page=63):
* **Probleemverhelpend karakter:** Gericht op het stoppen van een (dreigend) probleem of overtreding, het vrijwaren van belangen en/of het herstellen van schade [65](#page=65).
* **Bestraffend oogmerk:** Gericht op het aanduiden en sanctioneren van een schuldige voor laakbaar gedrag [65](#page=65).
In verschillende domeinen wordt het begrip 'sanctie' voorbehouden voor enkel bestraffende handhaving. Echter, in andere takken van het bestuursrecht worden ook probleemverhelpende instrumenten als 'sancties' aangeduid, zoals in het milieurecht waar 'administratieve maatregelen' worden beschouwd als 'probleemverhelpende of reparatoire sancties'. Het onderscheid is juridisch relevant, met name voor de rechtsbescherming van de burger. Probleemverhelpende beslissingen worden doorgaans niet gekwalificeerd als 'straffen' in de zin van artikel 6 EVRM, waardoor de bijbehorende waarborgen voor een eerlijk proces hier niet van toepassing zijn [65](#page=65).
#### 4.1.3 Vormen van handhaving
Rechtshandhaving is geen exclusieve taak van de rechter, maar ook een kerntaak van het bestuur. Het bestuur heeft het recht om bestuurlijke verplichtingen zelf bestuurlijk te handhaven, en het opleggen van 'bestuurlijke' of 'administratieve' sancties wordt beschouwd als een normaal attribuut van de uitvoerende macht [65](#page=65).
* **Keuzevrijheid wetgever/decreetgever:** De wetgever of decreetgever heeft de beoordelingsbevoegdheid om te kiezen tussen strafrechtelijke of bestuurlijke sanctionering [66](#page=66).
* **Verschillen strafrechtelijk en bestuurlijk apparaat:**
* **Oplegger:** Straffen worden door een rechter opgelegd, bestuurlijke sancties door een bestuur [66](#page=66).
* **Vervolging:** Het strafrecht kent een afzonderlijke vervolgende instantie (openbaar ministerie), terwijl in het bestuursrecht de beslissing tot 'vervolging' en sanctie vaak bij hetzelfde (orgaan van een) bestuur liggen [66](#page=66).
* **Strafregister:** Bestuurlijke sancties worden niet opgenomen in het strafregister [66](#page=66).
* **Waarborgen:** Het strafrecht kent tal van waarborgen (onafhankelijkheid rechter, vermoeden van onschuld, recht op advocaatbijstand) die niet altijd (in dezelfde mate) gelden in het bestuursrecht [66](#page=66).
De laatste jaren is er een trend naar meer bestuurlijke handhaving, soms als substituut voor strafrechtelijke handhaving (exclusieve bestuurlijke handhaving). Dit komt doordat strafrechtelijke handhaving vaak werd geseponeerd wegens prioriteiten of capaciteitsproblemen. In andere gevallen fungeert bestuurlijke handhaving als een subsidiair vangnet bij gebrek aan strafrechtelijke handhaving (alternatieve bestuurlijke handhaving). Er wordt dan veelal een rolverdeling gemaakt om dubbele bestraffing (stri strijd met het *non bis in idem*-beginsel) te vermijden [66](#page=66) [67](#page=67).
#### 4.1.4 Naar een meer 'gewapend' bestuur
De trend naar meer bestuurlijke handhaving, of een 'meer gewapend' bestuur, houdt in dat besturen de naleving van publiekrechtelijke voorschriften vaker afdwingen, naast of in plaats van de rechter. Dit wordt geacht sneller, efficiënter, goedkoper en minder stigmatiserend te zijn. Tegelijk leidt dit ertoe dat sanctionering, in eerste instantie, aan de rechter en diens procedurele garanties wordt onttrokken [67](#page=67).
Bestuurlijke handhaving wint ook aan belang op lokaal niveau. Gemeenten hebben een uitgebreid takenpakket gekregen, onder meer voor de handhaving van de openbare orde. De wet inzake gemeentelijke administratieve sancties (GAS-wet) geeft gemeenten bevoegdheid om eigen sancties op te leggen voor inbreuken op hun reglementen. De burgemeester beschikt ook over verregaande bevoegdheden ter handhaving van de openbare orde, zoals de sluiting van inrichtingen bij vermoeden van mensenhandel, mensensmokkel of terroristische activiteiten, en het opleggen van een bestuurlijk plaatsverbod. De Wet Gemeentelijke Bestuurlijke Handhaving versterkt de slagkracht van lokale besturen tegen georganiseerde criminaliteit [67](#page=67) [68](#page=68).
### 4.2 Instrumenten van de bestuurlijke handhaving
Handhaving omvat meer dan alleen het opleggen van sancties of maatregelen; het omvat ook het toezicht [69](#page=69).
#### 4.2.1 Bestuurlijke sanctie
De bestuurlijke sanctie is een sanctie die, op grond van een wettelijke basis, door een bestuur aan een bestuurde wordt opgelegd wegens een inbreuk op een publiekrechtelijk voorschrift. Het is een eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling met individuele strekking [68](#page=68).
* **Kenmerken:**
* Veronderstelt een inbreuk op een publiekrechtelijk voorschrift [68](#page=68).
* Oogmerk om de overtreder te raken of te 'pijn te doen' voor de begane inbreuk [68](#page=68).
* Opgelegd door een bestuur, zonder voorafgaande rechterlijke controle, maar met mogelijkheid tot achteraf rechterlijke controle [68](#page=68).
* **Vormen:** Boetes (bv. GAS-boete), tijdelijke of definitieve sluiting van inrichtingen, afbraak van onwettig gebouwde woningen, ontslag van een ambtenaar [69](#page=69).
* **Bestuurden:** Burgers, rechtspersonen, ambtenaren (tuchtsancties), medewerkers openbare dienst (intrekking erkenning/vergunning) [69](#page=69).
#### 4.2.2 Bestuurlijke maatregel
Van de bestuurlijke sanctie valt de 'bestuurlijke maatregel' te onderscheiden [69](#page=69).
* **Kenmerken:**
* Opgelegd op grond van een wettelijke basis door een bestuur, zonder voorafgaande rechterlijke tussenkomst (maar met mogelijkheid tot achteraf rechterlijke controle) [69](#page=69).
* Meestal een eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling [69](#page=69).
* **Doelstelling:** Hoofdzakelijk preventief oogmerk (bv. vrijwaren openbare orde, bewaren goede werking van de dienst). Geen bestraffend oogmerk [69](#page=69).
* **Vereiste:** Een voorafgaande inbreuk is niet noodzakelijk [69](#page=69).
#### 4.2.3 Andere instrumenten
Naast sancties en maatregelen omvat handhaving ook andere instrumenten, met name in de toezichts- en waarschuwingsfase [69](#page=69).
* **Voorbeelden:** Raadgevingen en aanmaningen in het omgevingsrecht (als waarschuwing). Een waarschuwing kan in het ambtenarentuchtrecht wel een bestuurlijke sanctie zijn [69](#page=69).
### 4.3 Actoren in de bestuurlijke handhaving
De bevoegde actoren voor bestuurlijke handhaving variëren per regelgeving en de aard van de handhavingstaak (toezicht versus reactieve handhaving) [70](#page=70).
* **Toezicht (inspecties):** Vaak worden aparte entiteiten opgericht, de 'inspecties'. Deze kunnen deel uitmaken van centrale overheidsorganen of verzelfstandigde besturen zijn om hun autonomie te vergroten [70](#page=70).
* **Reactieve handhaving (sancties/maatregelen):** De bevoegde actoren kunnen ambtenaren of politieke mandatarissen zijn [70](#page=70).
* **GAS-wet:** Bepaalt dat bestuurlijke boetes worden opgelegd door de sanctionerend ambtenaar, terwijl het college van burgemeester en schepenen bevoegd is voor schorsing, intrekking en sluiting [70](#page=70).
* **Burgemeester:** Beschikt over tal van bevoegdheden ter handhaving van de openbare orde [70](#page=70).
Sommige regelgevingen, zoals de GAS-Wet, bewaren een strikt onderscheid tussen toezicht en bestraffing. Zo wordt de sanctionerend ambtenaar door de gemeenteraad aangewezen en mag dit niet dezelfde persoon zijn die de inbreuken vaststelt [70](#page=70).
### 4.4 Algemene principes van bestuurlijke handhaving
Er bestaat geen algemene, overkoepelende regeling voor bestuurlijke handhaving, waardoor belangrijke verschillen tussen specifieke regimes bestaan [71](#page=71).
* **Kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving:** Dit 'eerste tranche'-decreet bevatte bepalingen inzake bestuurlijk toezicht, opsporing en administratieve sancties. Het formuleerde expliciet principes zoals selectiviteit, slagvaardigheid, onafhankelijkheid, transparantie, professionaliteit, samenwerking en evenredigheid. De toepassing ervan was echter afhankelijk van expliciete verklaring door de decreetgever per domein, wat leidde tot beperkte implementatie [71](#page=71).
* **Kaderdecreet Vlaamse Handhaving (nieuw):** Dit decreet verving het oorspronkelijke kaderdecreet en bevat bepalingen voor het volledige handhavingsproces (toezicht, opsporing, sancties, maatregelen) en zelfs enkele bepalingen omtrent gerechtelijke handhaving. De bepalingen zijn in beginsel aanvullend recht en gelden enkel indien expliciet van toepassing verklaard per sector. Er is een Implementatiedecreet dat het nieuwe kaderdecreet toepast op sectoren zoals omgeving, economie en toerisme. Beide decreten zijn echter onderwerp van beroepen tot vernietiging bij het Grondwettelijk Hof [72](#page=72).
De principes uit het oorspronkelijke Kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving zijn niet meer overgenomen in het nieuwe Kaderdecreet Vlaamse Handhaving. Er wordt teruggevallen op de algemene principes en beginselen van het bestuursrecht, zoals de algemene beginselen van behoorlijk bestuur [72](#page=72).
#### 4.4.1 Waarborgen uit artikel 6 EVRM
Indien er sprake is van een 'straf' in de zin van artikel 6 EVRM ('strafrechtelijke vervolging' of 'criminal charge'), gelden de waarborgen van het recht op een eerlijk proces. Dit begrip is ruimer dan wat onder strafrechtelijke vervolging valt onder intern Belgisch recht. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) hanteert autonome criteria om te bepalen of sprake is van een 'straf' [72](#page=72):
1. **Juridische kwalificatie van de inbreuk in het nationale recht:** Belangrijk, maar niet doorslaggevend [73](#page=73).
2. **Aard van de inbreuk:** [73](#page=73).
3. **Aard en ernst van de sanctie die kan worden opgelegd:** (bv. primair punitieve/bestraffende bedoeling) [73](#page=73).
Bestraffende bestuurlijke handhavingsbeslissingen, zoals bestuurlijke sancties, vallen door hun bestraffend karakter onder artikel 6 EVRM. Probleemverhelpende bestuurlijke handhavingsbeslissingen, zoals bestuurlijke maatregelen, kwalificeren door hun essentieel niet-bestraffende aard in de regel niet als een 'straf' [73](#page=73).
#### 4.4.2 Specifieke waarborgen van artikel 6 EVRM
Artikel 6 EVRM bevat specifieke waarborgen voor personen die (strafrechtelijk) worden vervolgd, waaronder het vermoeden van onschuld en diverse basisrechten [73](#page=73).
* **Recht op beroep bij een rechter die uitspraak kan doen 'in volle rechtsmacht':**
* De Raad van State, afdeling Bestuursrechtspraak, wordt beschouwd als een volwaardig jurisdictioneel beroep in de zin van artikel 6 EVRM, ook al vereist dit geen hervormingsbevoegdheid van de Raad. De Raad kan oordelen in feite en in rechte, en nagaan of de beslissing een juiste feitelijke en juridische grondslag heeft en niet onevenredig is [74](#page=74).
#### 4.4.3 Het *non bis in idem*-beginsel
Dit beginsel, dat voortvloeit uit artikel 4 van het Zevende Aanvullende Protocol bij het EVRM, verbiedt dubbele bestraffing voor hetzelfde feit, ook bij combinaties van strafrechtelijke en bestuurlijke (met bestraffend karakter) procedures. Een combinatie van een straf met een louter probleemverhelpende bestuurlijke beslissing leidt doorgaans niet tot problemen met *non bis in idem*, gelet op het gebrek aan bestraffend karakter, maar dit dient geval per geval beoordeeld te worden [74](#page=74).
### 4.5 Beroepsmogelijkheden
#### 4.5.1 Bestuurlijk beroep
De Wet Openbaarheid Bestuur en het Bestuursdecreet voorzien beide in een (georganiseerd) bestuurlijk beroep dat verplicht doorlopen moet worden alvorens de burger de rechter (Raad van State) kan adieren. Er zijn verschillen tussen de beroepsinstanties en procedures in beide regelgevingen. Het is cruciaal om dit bestuurlijke beroep eerst te doorlopen voordat men zich tot de Raad van State kan wenden [63](#page=63).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Bestuursrecht | Het geheel van geschreven en ongeschreven rechtsregels met betrekking tot de organisatie, de bevoegdheden, de werking en het optreden van het bestuur, en de rechtsbescherming van de bestuurde tegen het overheidsoptreden. |
| Bestuurlijke rechtshandeling | Een eenzijdige rechtshandeling gesteld door een bestuur, waardoor bepaalde rechtsgevolgen ontstaan of net wordt belet dat die ontstaan; het is een wijze van gezagsuitoefening. |
| Wettigheidsbeginsel (Legaliteitsbeginsel) | Het principe dat ook de overheid onderworpen is aan het recht en enkel kan handelen wanneer de wetgever dit expliciet heeft toegestaan, en dat de uitoefening van bevoegdheden moet steunen op een (grond)wettelijke basis. |
| Algemene beginselen van behoorlijk bestuur | Ongeschreven rechtsregels die betrekking hebben op de wijze waarop bestuursbeslissingen moeten worden voorbereid, genomen en ter kennis gebracht, en die de burger beschermen tegen willekeur van het bestuur. |
| Zorgvuldigheidsbeginsel | Het beginsel dat inhoudt dat elk bestuur zich moet gedragen zoals een normaal voorzichtig en zorgvuldig handelend bestuur, geplaatst in dezelfde omstandigheden, zou handelen; het vereist zorgvuldige voorbereiding, besluitvorming en uitvoering. |
| Hoorplicht | Het recht van de burger om, voorafgaand aan een beslissing die hem ernstig nadelig raakt en gebaseerd is op zijn persoonlijk gedrag, te worden gehoord inzake zijn belangen en zijn kant van het verhaal te doen. |
| Onpartijdigheidsbeginsel | Het beginsel dat het bestuur geen 'rechter en partij' mag zijn, zowel op subjectief (persoonlijk belang) als objectief (loutere schijn van partijdigheid) vlak, en dat een beslissing niet mag worden beïnvloed door vooringenomenheid. |
| Motiveringsbeginsel | Het beginsel dat elke bestuurlijke beslissing gebaseerd moet zijn op deugdelijke en afdoende motieven, zowel in feite als in rechte, en dat deze motieven expliciet uit de beslissing zelf moeten blijken. |
| Redelijkheids- en evenredigheidsbeginsel | Het principe dat bestuurlijke beslissingen redelijk moeten zijn en in een redelijke verhouding moeten staan tot de feiten en/of het doel ervan; het evenredigheidsbeginsel is hier een specifieke uitwerking van. |
| Rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel | Het principe dat het recht voorzienbaar en toegankelijk moet zijn, zodat de burger de gevolgen van een handeling kan voorzien, en dat het bestuur gewekte (rechtmatige) verwachtingen moet honoreren. |
| Openbaarheid van bestuur(sdocumenten) | Het recht van eenieder om bestuursdocumenten te raadplegen of er een afschrift van te krijgen, met wettelijk bepaalde uitzonderingen ter bescherming van specifieke belangen. |
| Bestuurlijke handhaving | De handhaving van rechtsregels en overheidsbesluiten door besturen, in ruime zin omvattend elke handeling die de naleving bevordert of een overtreding beëindigt, en in enge zin het opleggen van sancties. |
| Bestuurlijke sanctie | Een sanctie die op grond van een wettelijke grondslag wordt opgelegd door een bestuur aan een bestuurde wegens een inbreuk op een publiekrechtelijk voorschrift, en die de vorm aanneemt van een eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling met individuele strekking. |
| Bestuurlijke maatregel | Een handhavingsinstrument dat, net als een bestuurlijke sanctie, door een bestuur wordt opgelegd op grond van een wettelijke basis, maar dat hoofdzakelijk een preventief oogmerk heeft en geen bestraffend karakter. |
| Non bis in idem-beginsel | Het principe dat een persoon niet tweemaal voor hetzelfde feit kan worden bestraft, ook niet als de ene keer via de strafrechtelijke weg en de andere keer via de bestuurlijke weg met een bestraffend karakter. |
Cover
CM IA.docx
Summary
# L’administration centrale de l’État
Voici un résumé complet sur l'administration centrale de l'État, structuré pour un guide d'étude.
## 1. L’administration centrale de l’État
L'administration centrale de l'État, qui exerce ses compétences sur l'ensemble du territoire national, est composée des organes décisionnels, consultatifs et de contrôle qui garantissent l'exécution des lois et la gestion des affaires publiques.
### 1.1 Le rôle et la définition de l'administration
L'administration peut être définie comme l'ensemble des services et des agents de l'État chargés de mettre en œuvre les politiques publiques. Elle a pour mission principale de satisfaire l'intérêt général, ce qui implique l'exécution des lois et la fourniture de services publics. L'État, par le biais de son administration, dispose du monopole de la contrainte légitime, utilisé pour garantir l'ordre public et la sécurité. L'administration est soumise au droit, et le juge administratif veille à ce que ses actions respectent la finalité d'intérêt général.
### 1.2 La distinction entre administration centrale et déconcentrée
L'administration centrale de l'État exerce ses compétences sur l'ensemble du territoire national, tandis que l'administration déconcentrée agit à des échelons territoriaux plus restreints (région, département, commune). Bien qu'elles appartiennent à la même personne morale de droit public (l'État), la déconcentration transfère des compétences des organes centraux vers les services locaux, sous le contrôle hiérarchique de l'État.
### 1.3 Les organes décisionnels de l'administration centrale
Les organes décisionnels de l'administration centrale incluent les plus hautes autorités de l'État, qui exercent les pouvoirs exécutif et disposent de compétences administratives significatives.
#### 1.3.1 Le Premier ministre
Le Premier ministre, nommé par le Président de la République et responsable devant l'Assemblée nationale, dirige l'action du Gouvernement. Il possède un pouvoir de nomination important pour les emplois civils et militaires, ainsi qu'un pouvoir réglementaire. Il signe la majorité des décrets d'application des lois, sauf ceux délibérés en Conseil des ministres. Le Premier ministre dirige le Gouvernement par voie de circulaires adressées à ses ministres. Son cabinet politique joue un rôle crucial dans la coordination des actions gouvernementales. Le Secrétariat Général du Gouvernement (SGG), dirigé par un Secrétaire Général, assure la préparation des conseils des ministres, veille aux procédures réglementaires et coordonne l'action gouvernementale.
#### 1.3.2 Le Président de la République
Le Président de la République, élu pour un mandat de cinq ans, détient des pouvoirs exécutifs similaires à ceux du Premier ministre, mais avec une influence politique souvent plus marquée. Il nomme notamment les ambassadeurs, les préfets et les directeurs d'administration. Il signe les décrets délibérés en Conseil des ministres. La Secrétaire Générale de la présidence l'assiste dans la définition de sa politique, et l'État-major assure l'information sur la sécurité extérieure.
#### 1.3.3 Les Ministères
Les ministères constituent la principale structure administrative de l'État. Ils sont chargés de secteurs d'activité spécifiques et disposent d'un pouvoir réglementaire délégué. Les ministres nomment le personnel de leur administration, exercent un pouvoir hiérarchique sur leurs services et sont responsables de la dépense des crédits de leur ministère. Le cabinet ministériel, composé de conseillers techniques et de chargés de mission, entoure le ministre et assure la mise en œuvre de sa politique. Les services ministériels, composés de fonctionnaires permanents, garantissent la continuité de l'action administrative.
### 1.4 Les organes consultatifs
Les organes consultatifs ont pour rôle d'éclairer les décisions des organes décisionnels en rendant des avis et en formulant des propositions.
#### 1.4.1 Le Conseil d'État
Le Conseil d'État, outre sa fonction juridictionnelle, joue un rôle consultatif majeur. Il rend des avis obligatoires sur les projets de loi et de décrets, veillant à leur cohérence juridique et signalant les risques d'illégalité. Ses avis peuvent conduire à une réécriture des textes.
#### 1.4.2 Le Conseil économique, social et environnemental
Ce conseil, composé de membres désignés par les organisations socio-professionnelles, rend des avis obligatoires sur certains sujets, notamment ceux liés à l'économie et à l'environnement.
#### 1.4.3 Les administrations consultatives spécialisées
Ces administrations émettent des propositions dans des secteurs d'activité déterminés.
### 1.5 Les organes de contrôle
Les organes de contrôle visent à améliorer le fonctionnement de l'administration en signalant et en corrigeant les dysfonctionnements.
#### 1.5.1 Le contrôle hiérarchique
L'État exerce un contrôle hiérarchique sur ses subordonnés, qui se manifeste par des pouvoirs d'instruction, d'annulation et de réforme des décisions. Ce pouvoir garantit la cohérence de l'action administrative. Le supérieur hiérarchique peut agir de sa propre initiative ou être contraint d'agir en cas de recours hiérarchique fondé.
#### 1.5.2 Les inspections générales
Les inspections générales, corps administratifs spécialisés, contrôlent le bon fonctionnement des services centraux et déconcentrés d'un ministère ou peuvent avoir une vocation interministérielle. Leurs rapports proposent des recommandations au ministre.
#### 1.5.3 La Cour des comptes
La Cour des comptes, juridiction financière, contrôle les comptes publics et vérifie le bon emploi des deniers publics. Depuis 2008, elle assiste le Parlement et le Gouvernement dans le contrôle des lois de finances et des finances sociales. Les Cours régionales des comptes exercent des fonctions similaires au niveau des collectivités territoriales.
#### 1.5.4 Les autorités administratives indépendantes (AAI)
Les AAI sont des administrations soustraites au pouvoir hiérarchique du gouvernement, créées pour réguler des secteurs d'activités sensibles. Elles bénéficient d'un statut garantissant leur indépendance. Elles peuvent être dotées ou non de la personnalité juridique propre.
### 1.6 Le contrôle de l'État sur les collectivités territoriales
L'État exerce un contrôle sur les collectivités territoriales, qui jouissent d'une "libre administration". Ce contrôle, plus souple que le contrôle hiérarchique, porte sur la légalité des actes des collectivités et s'exerce entre deux personnes morales distinctes.
> **Tip:** Il est crucial de distinguer le pouvoir hiérarchique, qui s'exerce au sein d'une même personne morale de droit public, de la tutelle, qui s'établit entre deux personnes morales distinctes (comme l'État et une collectivité territoriale). La tutelle ne peut porter que sur la légalité, tandis que le pouvoir hiérarchique peut concerner la légalité et l'opportunité.
---
# L’administration déconcentrée et les collectivités territoriales
L'administration déconcentrée et les collectivités territoriales analysent le rôle de l'administration déconcentrée comme relais de l'État et la structure des collectivités territoriales dans le cadre de la décentralisation.
## 2. L’administration déconcentrée et les collectivités territoriales
### 2.1 L'administration déconcentrée : relais de l'État
La déconcentration est un transfert d'attributions au sein d'une même personne morale de droit public, l'État, des autorités administratives centrales vers des services compétents dans des circonscriptions administratives. Ce mécanisme permet de rapprocher l'administration des citoyens et d'assurer une application uniforme des politiques nationales sur l'ensemble du territoire.
#### 2.1.1 Définition et principes
La déconcentration se distingue de la décentralisation par le maintien du lien hiérarchique. Les services déconcentrés agissent au nom de l'État et sous son contrôle. Le contrôle hiérarchique permet aux supérieurs d'adresser des instructions, d'annuler ou de réformer les décisions de leurs subordonnés, assurant ainsi la cohérence et l'unité de l'action administrative. La déconcentration renforce l'État centralisé en assurant une présence effective sur le terrain.
#### 2.1.2 Les circonscriptions administratives
Les circonscriptions administratives constituent le découpage territorial au sein duquel interviennent les services déconcentrés. Ces échelons territoriaux sont essentiels à l'organisation administrative de l'État.
#### 2.1.3 Les services déconcentrés
L'organisation des services déconcentrés s'articule autour de plusieurs niveaux :
##### 2.1.3.1 Les services départementaux
Le **préfet** est la figure centrale de l'administration déconcentrée au niveau départemental. Nommé par décret, il représente l'État et le gouvernement dans son département. Ses attributions sont larges :
* Il est le représentant de l'État, garant du respect des lois et du contrôle administratif.
* Il informe le gouvernement de la situation politique, sociale et économique du département.
* Il est chargé de relayer la politique gouvernementale et d'agir au nom de l'État en prenant des actes réglementaires (arrêtés préfectoraux) et en concluant des contrats.
* Il dirige les services déconcentrés de l'État dans le département, agissant comme un coordinateur entre l'administration centrale et les services locaux.
* Il exerce une autorité hiérarchique sur ces services et est l'ordonnateur principal des dépenses de l'État au niveau départemental.
* Il est responsable de l'ordre public, de la sécurité des citoyens et exerce un contrôle de légalité sur les actes des collectivités territoriales.
Les **services de l'État dans le département** comprennent diverses directions, telles que les Directions Départementales des Territoires (DDT) et les Directions Départementales de la Cohésion Sociale (DDCS), qui prolongent les compétences des ministères centraux au niveau local. L'Éducation Nationale échappe en partie à l'autorité directe du préfet.
Au niveau communal, les compétences de représentant de l'État sont exercées par le **maire**, qui a un rôle double : représentant de l'État et exécutif de la commune.
##### 2.1.3.2 Les services régionaux
Le **préfet de région** représente l'État à l'échelle régionale. Il exerce une autorité hiérarchique sur les préfets de département, leur donnant des orientations et pouvant exercer un pouvoir d'évocation de certaines compétences pour une durée limitée.
* Il est garant de la cohérence des actions de l'État dans la région et veille à la mise en œuvre des politiques nationales et européennes, notamment en matière de développement économique et d'aménagement du territoire.
* Il dirige les services déconcentrés de l'État au niveau régional, qui comprennent des directions spécialisées (environnement, aménagement, logement, économie, emploi, etc.).
* Il exerce un contrôle de légalité sur les actes des collectivités territoriales régionales et conclut des contrats avec les régions.
* Il n'a pas la qualité d'autorité de police administrative, se concentrant davantage sur les aspects économiques et d'aménagement.
Il est assisté dans ses missions par le Secrétariat Général aux Affaires Régionales (SGAR) et des comités réunissant les préfets de département et les directeurs régionaux.
#### 2.1.4 Les organes de contrôle et les autorités administratives indépendantes
Des organes de contrôle, tels que les **inspections générales** et la **Cour des Comptes**, veillent au bon fonctionnement de l'administration et à la bonne gestion des deniers publics. Les **Autorités Administratives Indépendantes (AAI)** et les **Organismes Publics Indépendants (API)** sont créés pour réguler des secteurs d'activités sensibles, bénéficiant d'une indépendance vis-à-vis du pouvoir exécutif.
### 2.2 Les collectivités territoriales et la décentralisation
La décentralisation est un processus visant à transférer des compétences de l'État vers des personnes morales de droit public distinctes : les collectivités territoriales.
#### 2.2.1 Définition et principes de la décentralisation
La décentralisation territoriale repose sur une logique géographique et politique, impliquant un transfert d'attributions de l'État vers des entités comme les régions, les départements et les communes. Ces collectivités exercent leurs compétences dans les limites de leurs circonscriptions respectives.
* **Libre administration** : Les collectivités territoriales s'administrent par des conseils élus, reflétant une logique de démocratie locale. Elles disposent d'une autonomie financière (impôts locaux) et humaine (fonction publique territoriale).
* **Contrôle de l'État** : Ce contrôle, appelé tutelle, est plus souple que le contrôle hiérarchique et s'exerce sur les organes et les actes des collectivités. Il vise à garantir la légalité et, dans certains cas, l'opportunité des décisions, mais reste encadré par des textes. La tutelle s'établit entre deux personnes morales distinctes, contrairement au contrôle hiérarchique au sein d'une même personne morale.
#### 2.2.2 L'organisation territoriale
La France est organisée territorialement autour de plusieurs types de collectivités :
##### 2.2.2.1 Les communes
Les communes, sauf cas particuliers comme Paris et Marseille, sont la collectivité territoriale de base.
* Elles sont dirigées par une **assemblée délibérante**, le conseil municipal, élu pour six ans.
* Le **maire**, élu par le conseil municipal, est l'autorité exécutive de la commune.
* Les communes gèrent les affaires communales de proximité : gestion des écoles primaires, des conservatoires, mise en place de services publics locaux.
* L'**intercommunalité** permet aux communes de mutualiser des services et de réaliser des économies d'échelle à travers des structures comme les Établissements Publics de Coopération Intercommunale (EPCI) : syndicats de communes, communautés de communes, d'agglomération, d'urbaines, et les métropoles pour les très grandes agglomérations.
##### 2.2.2.2 Le département
Le département est une collectivité territoriale qui assure des missions de solidarité et intervient dans des domaines tels que :
* L'aide sociale à l'enfance et la gestion du Revenu de Solidarité Active (RSA).
* La gestion des personnels et des musées départementaux.
* La voirie et les transports.
* Il est dirigé par une assemblée délibérante (conseil départemental) et une commission permanente composée du président et de vice-présidents.
##### 2.2.2.3 La région
La région a pour compétences principales l'aménagement du territoire, le développement économique et l'enseignement.
* Elle est dirigée par un **conseil régional** élu pour six ans et un **président régional** élu par ce conseil.
* Elle est responsable de la gestion des aides à la stabilité économique, des schémas d'aménagement et de développement durable du territoire.
* Elle intervient dans le domaine de l'enseignement, notamment secondaire et supérieur.
### 2.3 La dualité des ordres de juridiction et le droit administratif
Le système juridique français est marqué par une dualité entre l'ordre judiciaire (Cour de cassation) et l'ordre administratif (Conseil d'État), issue de la Révolution française pour garantir la séparation des pouvoirs et l'indépendance de l'administration.
#### 2.3.1 L'émergence du juge administratif
Historiquement, le principe de séparation des pouvoirs a conduit à interdire aux juges judiciaires de connaître des affaires administratives. Le jugement des litiges impliquant l'administration relevait initialement de l'administration elle-même ("justice retenue").
* Sous le Consulat, des "embryons de juridictions" administratives sont créés (Conseil de préfecture, Conseil d'État), mais le Conseil d'État ne faisait que proposer des solutions.
* La IIIe République achève cette évolution avec la loi du 24 mai 1872, qui met fin à la justice retenue et dote le Conseil d'État d'une compétence contentieuse souveraine.
* Le développement d'un **droit administratif** distinct du droit civil est consacré par la jurisprudence, notamment avec l'arrêt Blanco (1873) qui affirme la spécificité des règles applicables à la responsabilité de l'État.
#### 2.3.2 Le Tribunal des conflits
Le Tribunal des conflits, créé en 1872, est chargé de trancher les conflits de compétences entre l'ordre judiciaire et l'ordre administratif. Il intervient dans trois types de situations :
* **Conflits positifs** : lorsque les deux ordres se déclarent compétents pour un même litige.
* **Conflits négatifs** : lorsque les deux ordres se déclarent incompétents, afin d'éviter un déni de justice.
* **Conflits de décision** : lorsque deux décisions contraires sont rendues sur la même affaire par des juridictions de chaque ordre.
#### 2.3.3 Les juridictions nationales de l'ordre administratif
L'ordre administratif est composé d'un empilement de juridictions :
##### 2.3.3.1 Le Conseil d'État
Le Conseil d'État, institution ancienne, est la plus haute juridiction administrative.
* Il dispose de compétences multiples : juge en premier et dernier ressort, juge d'appel et juge de cassation pour certains contentieux spécifiques.
* Il est également une juridiction consultative, rendant des avis sur les projets de loi et de décrets.
* Il est divisé en sections, dont la section du contentieux, elle-même subdivisée en sous-sections. Les affaires particulièrement complexes sont jugées par l'Assemblée du contentieux.
##### 2.3.3.2 Les Cours administratives d'appel (CAA)
Créées en 1987, les CAA sont compétentes pour juger les appels formés contre les décisions des tribunaux administratifs. Elles ont une compétence d'attribution.
##### 2.3.3.3 Les Tribunaux administratifs (TA)
Remplaçant les conseils de préfecture depuis 1953, les TA sont les juridictions de droit commun de premier ressort pour la majorité des litiges administratifs. Il existe environ quarante tribunaux répartis sur le territoire français.
---
# Dualité des ordres de juridiction et autonomie du droit administratif
La dualité des ordres de juridiction en droit français distingue l'ordre judiciaire de l'ordre administratif, cette dernière ayant vu son autonomie se construire progressivement, notamment grâce à l'action du Tribunal des conflits et à l'évolution de la jurisprudence.
### 3.1 L'émergence de la dualité des ordres de juridiction
L'idée d'une séparation des pouvoirs, héritée de la Révolution française, a conduit à distinguer les fonctions judiciaires des fonctions administratives. L'interdiction faite aux juges judiciaires de s'immiscer dans les décisions administratives, établie dès 1790, a posé les bases de cette distinction. Historiquement, l'administration était juge de ses propres litiges, à travers une "justice retenue" où le ministre proposait une solution au chef de l'État, qui en signait ensuite la décision. La Révolution a marqué la volonté de séparer ces fonctions.
#### 3.1.1 Les bases posées sous le Consulat
Sous le Consulat, la création d'embryons de juridictions spécialisées dans les litiges administratifs, notamment les conseils de préfecture, a amorcé la construction de l'ordre administratif. Ces conseils étaient dirigés par le préfet, et leurs décisions pouvaient être portées en appel devant le Conseil d'État. L'article 62 du texte constitutionnel de l'époque prévoyait qu'un Conseil d'État, sous la direction du Consul, résoudrait les problèmes en matière administrative. Cependant, ce Conseil d'État ne rendait encore que des projets de décisions soumis au chef de l'exécutif, maintenant ainsi le principe de la justice retenue.
#### 3.1.2 Le parachèvement sous la IIIème République
La IIIème République a vu la fin de la justice retenue et l'apparition de véritables juridictions administratives.
##### 3.1.2.1 La fin de la justice retenue et l'apparition de juridictions administratives authentiques
La loi du 24 mai 1872 a marqué un tournant majeur en abolissant le rôle du ministre juge et en conférant au Conseil d'État une souveraineté décisionnelle. Il n'était plus nécessaire que ses décisions soient approuvées par l'État. La justice est alors devenue "déléguée", les décisions étant rendues directement par le Conseil d'État. L'arrêt Cadod de 1989 a renforcé cette indépendance en affirmant que le Conseil d'État disposait d'une compétence de droit commun pour connaître des litiges relatifs à un acte administratif et à la responsabilité des collectivités territoriales, rendant ainsi la saisine du ministre inutile. Cette indépendance accrue a entraîné une multiplication des recours et une réorganisation progressive de la justice administrative, avec la réforme des préfectures devenant tribunaux administratifs en 1953 et la création des cours administratives d'appel en 1987.
##### 3.1.2.2 Le développement d'un droit administratif
L'arrêt Blanco du 8 février 1873 est fondamental dans le développement du droit administratif. Il établit que la responsabilité de l'État ne peut être régie par les principes du code civil, car elle possède des règles spéciales qui varient selon les besoins du service et la nécessité de concilier divers intérêts. Par conséquent, la juridiction administrative est la seule compétente pour élaborer et appliquer ce droit spécifique. Ce principe a permis l'essor d'un corpus de règles propres à régir les relations entre l'administration et les administrés.
### 3.2 La garantie du dualisme : le Tribunal des conflits
Le Tribunal des conflits joue un rôle crucial dans le maintien de la dualité des ordres de juridiction.
#### 3.2.1 Composition et rôle
Institué par la loi du 24 mai 1872, le Tribunal des conflits est composé de quatre conseillers d'État et de quatre conseillers à la Cour de cassation, chacun ayant deux suppléants. Ils siègent pendant trois ans. Sa mission principale est d'être le gardien et l'interprète du dualisme, chargé de trancher les conflits de compétences qui peuvent naître entre l'ordre judiciaire et l'ordre administratif.
#### 3.2.2 Les conflits de compétences
Le Tribunal des conflits intervient dans trois grandes catégories de situations :
* **Conflits positifs :** surviennent lorsque chaque ordre de juridiction se déclare compétent pour résoudre un même litige. L'administration, via le préfet, peut estimer qu'un juge judiciaire n'est pas compétent et adresser un déclinatoire de compétence. Le préfet peut alors soumettre le litige au Tribunal des conflits via un arrêté de conflit.
* **Conflits négatifs :** se produisent lorsque les deux ordres de juridiction se déclarent mutuellement incompétents, entraînant un déni de justice pour le justiciable. Le Tribunal des conflits est alors saisi pour désigner l'ordre compétent et garantir le droit à un juge.
* **Conflits de décision :** surviennent lorsque les deux ordres rendent des décisions différentes, voire contraires, sur la même affaire ou entre les mêmes parties. Le Tribunal des conflits intervient pour rétablir la cohérence et déterminer quelle décision doit prévaloir.
### 3.3 Les juridictions nationales de l'ordre administratif
L'ordre administratif est organisé en un empilement de juridictions, chacune ayant des compétences spécifiques.
#### 3.3.1 Le Conseil d'État
Institution la plus ancienne, le Conseil d'État est composé de près de 300 membres, dont un vice-président qui en assure la présidence. Contrairement aux magistrats judiciaires, ses membres n'ont pas le statut d'inamovibles et peuvent être déplacés ou révoqués. Il est divisé en sept sections, dont certaines ont un rôle consultatif (sections administratives) et d'autres un rôle juridictionnel (sections du contentieux). La section du contentieux est subdivisée en dix sous-sections chargées de l'instruction des affaires. Les problèmes juridiques particulièrement complexes sont jugés par l'Assemblée du contentieux.
Le Conseil d'État n'est pas une juridiction de cassation pure, mais il peut intervenir à différents niveaux :
* **Juge en premier et dernier ressort :** il statue directement sur certaines affaires sans qu'il y ait d'appel possible.
* **Juge d'appel :** il peut être saisi en appel de décisions rendues par des juridictions inférieures.
* **Juge de cassation :** il peut casser des décisions rendues par les cours administratives d'appel.
Depuis la création des tribunaux administratifs en 1953, son rôle de juge de première instance s'est réduit. Il conserve cependant un rôle de juge de première et dernière instance pour certaines affaires et intervient également dans le cadre de recours contre des décrets soumis à son avis. La création des Cours Administratives d'Appel a considérablement diminué le volume des affaires d'appel traitées par le Conseil d'État.
#### 3.3.2 Les cours administratives d'appel
Créées en 1987, les Cours Administratives d'Appel sont composées de magistrats administratifs inamovibles, affectés après six ans d'expérience. Présidée par un conseiller d'État, leur compétence est d'attribution, ce qui signifie qu'elles ne jugent que les affaires qui leur sont expressément attribuées par la loi. Elles traitent la quasi-totalité des appels formés contre les décisions des tribunaux administratifs, réduisant ainsi le rôle du Conseil d'État dans ce domaine.
#### 3.3.3 Les tribunaux administratifs
Remplaçant les conseils de préfecture depuis 1953, les tribunaux administratifs sont composés de magistrats administratifs et sont répartis dans 40 juridictions sur le territoire national. Ils sont compétents pour connaître en premier ressort des recours administratifs, dont les décisions peuvent ensuite faire l'objet d'un appel devant les cours administratives d'appel. Ils constituent la juridiction de droit commun pour l'ensemble des litiges soumis à l'ordre administratif, sauf disposition législative contraire.
---
## Erreurs courantes à éviter
- Révisez tous les sujets en profondeur avant les examens
- Portez attention aux formules et définitions clés
- Pratiquez avec les exemples fournis dans chaque section
- Ne mémorisez pas sans comprendre les concepts sous-jacents
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Administration | Ensemble des services et agents de l’État qui exécutent les lois et assurent la mission d’intérêt général. Elle vise à satisfaire des critères d’organisation et de fonctionnement. |
| État de droit | Principe selon lequel l’État lui-même est soumis au droit, garantissant que les actions administratives respectent la légalité et l’intérêt général. |
| Ordre juridique privé | Ensemble des règles de droit régissant les relations entre personnes privées. |
| Ordre juridique public | Ensemble des règles de droit régissant les relations entre personnes morales de droit public, ou entre une personne publique et un citoyen. |
| Ordre judiciaire | Ensemble des juridictions chargées d’appliquer le droit aux litiges entre personnes privées, dont la Cour de cassation est la juridiction suprême. |
| Ordre administratif | Ensemble des juridictions chargées d’appliquer le droit aux litiges impliquant l’administration publique, dont le Conseil d’État est la juridiction suprême. |
| Administration centrale | Partie de l’administration de l’État dont les compétences s’exercent sur l’ensemble du territoire national, comprenant le Président, le Premier ministre et les ministres. |
| Administration déconcentrée | Services de l’État dont les compétences sont transférées à des autorités locales (préfets) agissant dans des circonscriptions territoriales spécifiques, sous le contrôle hiérarchique de l’administration centrale. |
| Pouvoir hiérarchique | Relation de commandement au sein d’une même personne morale de droit public, permettant à un supérieur d’adresser des instructions, d’annuler ou de réformer les décisions de ses subordonnés. |
| Tutelle de l’État | Contrôle exercé par une personne morale (l’État) sur une autre personne morale (une collectivité territoriale), portant sur la légalité des actes et, dans des cas exceptionnels, sur les organes. |
| Décentralisation | Processus de transfert d’attributions de l’État vers des personnes morales distinctes, les collectivités territoriales (régions, départements, communes), qui disposent d’une autonomie administrative et financière. |
| Collectivité territoriale | Personne morale de droit public jouissant d’une autonomie administrative et financière, et dont les compétences sont exercées dans une circonscription territoriale définie (ex: commune, département, région). |
| Justice retenue | Ancien système où le chef de l’État (roi, empereur) ne faisait que proposer une solution à l’administration, qui émettait ensuite la décision finale, le juge n’ayant pas le pouvoir de juger directement l’administration. |
| Tribunal des conflits | Juridiction chargée de trancher les conflits de compétence entre l’ordre judiciaire et l’ordre administratif, assurant ainsi le bon fonctionnement de la justice. |
| Arrêté préfectoral | Acte réglementaire pris par le préfet, applicable dans son département, concernant des domaines tels que la délivrance de titres ou le maintien de l’ordre public. |
| Droit administratif | Ensemble des normes juridiques qui régissent l’organisation et l’action de l’administration publique, ainsi que les relations entre l’administration et les administrés. |
| Ordonnateur | Agent chargé d’ordonner les dépenses publiques, c’est-à-dire de décider de l’exécution des dépenses et de les autoriser. |
| Comptable public | Agent chargé de gérer les deniers publics, d’encaisser les recettes et de payer les dépenses, et de justifier la régularité de ces opérations. |
| Juridiction administrative | Ensemble des tribunaux et conseils chargés de juger les litiges impliquant l’administration publique. |
| Conseil d’État | Institution qui exerce à la fois des fonctions consultatives auprès du gouvernement et des fonctions juridictionnelles en tant que juge suprême de l’ordre administratif. |
| Tribunal administratif | Juridiction de première instance de l’ordre administratif, compétente pour connaître de la majorité des litiges opposant les administrés à l’administration. |
| Cour administrative d’appel | Juridiction de second degré de l’ordre administratif, chargée de réexaminer les décisions rendues par les tribunaux administratifs. |
Cover
De Raad van State.pptx
Summary
# Bevoegdheden van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Hieronder volgt een gedetailleerd overzicht van de bevoegdheden van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, opgesteld als een examenklare studiegids.
## 1. Bevoegdheden van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State fungeert als een cruciale administratieve rechter met een reeks specifieke bevoegdheden om de wettigheid en rechtmatigheid van overheidsbeslissingen te beoordelen.
### 1.1 Annulatiebevoegdheid
De primaire bevoegdheid van de afdeling bestuursrechtspraak is de **annulatiebevoegdheid** (ook wel nietigheidsberoep genoemd), vastgelegd in artikel 14, §1 van de Wet op de Raad van State (RvS-wet). Deze bevoegdheid stelt de afdeling in staat om administratieve rechtshandelingen te vernietigen indien deze onwettig zijn.
Bij deze annulatiebevoegdheid horen ook accessorische bevoegdheden:
* **Schorsingsbevoegdheid**: De afdeling kan de tenuitvoerlegging van een bestreden beslissing schorsen indien er een risico bestaat op ernstige en onherstelbare schade.
* **Bevoegdheid tot het bevelen van voorlopige maatregelen**: Artikel 17 RvS-wet geeft de afdeling de mogelijkheid om alle maatregelen te bevelen die nodig zijn om de belangen van partijen of andere belanghebbenden te waarborgen.
### 1.2 Cassatiebevoegdheid
De afdeling bestuursrechtspraak heeft eveneens een **cassatiebevoegdheid** (artikel 14, §2 RvS-wet). In deze hoedanigheid toetst de Raad van State uitspraken van lagere bestuursrechters op hun wettigheid, zonder de feiten opnieuw te onderzoeken. Het doel is om de eenvormige rechtspraak te waarborgen.
### 1.3 Bevoegdheid als rechter in laatste aanleg met volle rechtsmacht
Volgens artikel 16 RvS-wet kan de afdeling bestuursrechtspraak optreden als rechter in laatste aanleg met **volle rechtsmacht**. Dit betekent dat de Raad van State in dergelijke gevallen de zaak volledig kan heronderzoeken en in de plaats van het bestreden besluit een eigen beslissing kan nemen. Dit is een uitzondering op het principe van loutere wettigheidstoetsing.
### 1.4 Bevoegdheid tot het toekennen van schadevergoedingen
De Raad van State kan onder specifieke voorwaarden schadevergoedingen toekennen:
* **Buitengewone schadevergoeding wegens een rechtmatige overheidsdaad**: Artikel 11 RvS-wet voorziet in de mogelijkheid om een schadevergoeding toe te kennen voor schade die is veroorzaakt door een rechtmatige overheidsdaad. In de praktijk is deze bepaling grotendeels uitgehold door het GBOL-principe, dat bevoegdheden aan andere rechters toewijst.
* **Schadevergoeding tot herstel na vaststelling van een onwettigheid**: Wanneer een onwettigheid wordt vastgesteld, kan artikel 11bis RvS-wet de Raad van State de bevoegdheid geven tot het toekennen van een schadevergoeding om dit nadeel te herstellen. Deze vordering moet uiterlijk zestig dagen na kennisgeving van het arrest worden ingesteld. De Raad van State houdt hierbij rekening met alle omstandigheden van openbaar en particulier belang.
### 1.5 Bevoegdheid tot het beslechten van attributieconflicten
Artikel 13 RvS-wet kent de afdeling bestuursrechtspraak de bevoegdheid toe om **attributieconflicten** te beslechten tussen bestuursrechtscolleges die onder haar eigen bevoegdheid vallen. Dit zijn geschillen over de bevoegdheid tussen verschillende bestuursorganen.
## 2. De procedureregeling
De procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak wordt beheerst door een reeks wettelijke en reglementaire bepalingen:
* **Wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 (RvS-wet)**: Dit is de basiswet die de Raad van State en zijn bevoegdheden regelt.
* **Algemeen Procedurereglement (APR)**: Het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 regelt de algemene rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak.
* **Procedureregeling Kort Geding (PRK)**: Het koninklijk besluit van 19 november 2024 bepaalt de rechtspleging in kort geding en wijzigt diverse besluiten betreffende de procedure.
* **Procedurebesluit Cassatie**: Het koninklijk besluit van 30 november 2006 stelt de cassatieprocedure bij de Raad van State vast.
* **Procedurebesluit volle rechtsmacht**: Het koninklijk besluit van 25 april 2014 bepaalt de gemeenrechtelijke procedureregels voor rechtsgedingen voor de Raad van State waarin met volle rechtsmacht wordt uitspraak gedaan.
## 3. De wezenlijke procedurekenmerken
De administratieve rechtspleging voor de Raad van State kenmerkt zich door enkele fundamentele principes:
* **Objectief contentieux (wettigheidsrechter)**: In beginsel is de Raad van State een **wettigheidsrechter**, wat betekent dat hij de rechtmatigheid van bestreden beslissingen controleert. Een uitzondering hierop vormen verkiezingsgeschillen en in sommige gevallen vergoedingen (waarbij de Raad als rechter met volle rechtsmacht optreedt).
* **Autonomie van de administratieve rechtspleging**: De procedure voor de Raad van State staat grotendeels los van andere rechtsordes.
* **Inquisitoriale aard**: De Raad van State heeft een actieve rol in het onderzoek van de zaak; hij is niet louter een passieve scheidsrechter.
* **Schriftelijke aard**: De procedure is voornamelijk schriftelijk, hoewel er een mondelinge fase bestaat. Partijen kunnen kiezen tussen een 'papieren' of een elektronische procedure. De elektronische procedure is verplicht voor de schorsingsprocedure wanneer men zich laat bijstaan door een advocaat of een overheid is.
* **Woonplaatskeuze**: Partijen kunnen een woonplaatskeuze doen in België, wat relevant is voor de betekening van stukken.
* **Strikte termijnen**: Procedurele termijnen zijn kort en strikt ('hakbijltermijnen').
* **Dubbel onderzoek**: Zowel auditeurs als staatsraden onderzoeken de zaak.
## 4. De belangrijkste procedurele fasen
Een procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak doorloopt doorgaans de volgende fasen:
* **Schriftelijke fase**: Dit omvat het indienen van het verzoekschrift, de uitwisseling van memorie (verweerschrift, conclusies) en het opmaken van het auditoraatsverslag. Bij schorsingsprocedures worden geen memories uitgewisseld, maar een nota.
* **Mondelinge fase**: Dit is de terechtzitting waar pleidooien kunnen worden gehouden of kan worden verwezen naar de stukken. Een mondelinge zitting kan ook via videoconferentie plaatsvinden. In uitzonderlijke gevallen kan de procedure uitsluitend schriftelijk verlopen.
* **Beslechting van tussengeschillen**: Gedurende de procedure kunnen diverse tussengeschillen optreden, zoals inschrijving van valsheid, tussenkomst, hervatting van het geding, afstand, samenhang, wraking, of het stellen van prejudiciële vragen aan het Grondwettelijk Hof of het Hof van Justitie van de Europese Unie.
* **Arrest**: De procedure wordt afgesloten met een arrest van de Raad van State.
## 5. De ontvankelijkheidsvoorwaarden
Om ontvankelijk te zijn bij de afdeling bestuursrechtspraak, moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan, zowel wat betreft het voorwerp van het geschil als de verzoekende partij en de termijn.
### 5.1 Ontvankelijkheid wat het voorwerp betreft
* **Bestreden beslissing**: Het beroep moet gericht zijn tegen een **administratieve rechtshandeling**. Dit is een handeling die rechtsgevolgen beoogt te creëren of te verhinderen, en die de rechtzoekende direct en effectief kan benadelen. Louter informatieve brieven, voorbereidende handelingen, niet-bindende adviezen en uitvoeringsmaatregelen zijn in beginsel niet aanvechtbaar.
* **Definitieve beslissing**: De beslissing moet definitief zijn, wat betekent dat er geen intern administratief beroep meer mogelijk is en er geen goedkeuring van een hogere overheid vereist is.
* **Complexe administratieve rechtshandeling**: Indien een beslissing het resultaat is van een reeks opeenvolgende handelingen, waarbij de laatste beslissend is en de voorgaande een voorbereidend karakter hebben, kan de eindbeslissing worden vernietigd op basis van onregelmatigheden in een van de voorbereidende handelingen, zelfs indien de termijn voor het aanvechten van die voorbereidende handeling verstreken is. Dit geldt echter niet voor reeds afzonderlijk en tijdig aanvechtbare voorbeslissingen.
* **Impliciete beslissingen**: Indien een administratieve overheid verplicht is te beschikken en dit niet doet binnen een termijn van vier maanden na een aanmaning, wordt het stilzwijgen geacht een afwijzende beslissing te zijn waartegen beroep kan worden ingesteld (artikel 14, §3 RvS-wet). Dit geldt indien er geen specifieke regeling is die andere gevolgen aan het stilzwijgen verbindt. De aanmaning moet expliciet verwijzen naar artikel 14, §3 RvS-wet.
### 5.2 Ontvankelijkheid wat de verzoekende partij betreft
* **Procesbevoegdheid (hoedanigheid)**: De verzoeker moet de juridische mogelijkheid hebben om een geschil aanhangig te maken. Natuurlijke personen en rechtspersonen zijn in principe procesbevoegd. Feitelijke verenigingen kunnen optreden indien ze erkend zijn door de overheid, betrokken zijn bij openbare diensten, en het belang waarvoor ze opkomen verband houdt met dit erkend-betrokken-zijn.
* **Procesbekwaamheid**: De verzoeker moet juridisch bekwaam zijn om een proces in te stellen. Minderjarigen en rechtspersonen die niet vertegenwoordigd worden door hun bevoegde wettelijke vertegenwoordigers, missen deze bekwaamheid.
* **Belang**: De verzoeker moet een **persoonlijk, rechtstreeks, zeker, actueel en wettig nadeel** ondervinden van de bestreden beslissing. De eventuele nietigverklaring moet haar een direct en persoonlijk voordeel verschaffen. Bij reglementaire akten wordt het belang soepeler beoordeeld; de mogelijkheid tot een gunstigere regeling volstaat. Bij een vordering tot schadevergoeding tot herstel is het cruciaal dat er op het moment van indiening van het beroep tot nietigverklaring een belang bestaat.
* **Collectief belang**: Een vereniging zonder winstoogmerk kan optreden ter verdediging van een collectief belang, mits haar maatschappelijk doel van bijzondere aard is en onderscheiden van het algemeen belang. Het nagestreefde collectieve belang moet duidelijk onderscheiden zijn van de individuele belangen van haar leden.
* **Functioneel belang**: Dit belang stelt een persoon in staat een beslissing aan te vechten die raakt aan de prerogatieven van zijn mandaat of de instelling waartoe hij behoort.
### 5.3 Ontvankelijkheid wat de termijn betreft
* **Beroepstermijn**: Voor een annulatieberoep en een schorsingsvordering bedraagt de termijn **zestig dagen**. Deze termijn gaat in nadat de bestreden akte, reglement of beslissing is bekendgemaakt of betekend. Indien geen bekendmaking of betekening vereist is, begint de termijn te lopen vanaf de dag waarop de verzoeker er kennis van heeft gehad.
* **Bekendmaking en betekening**: Een individuele beslissing die de rechtspositie wijzigt, moet **persoonlijk en rechtszeker schriftelijk** ter kennis worden gebracht. De beroepstermijn gaat pas in na deze betekening, ongeacht of de betrokkene eerder al feitelijke kennis had. Bekendmaking van reglementaire besluiten gebeurt via het Belgisch Staatsblad of via lokale/provinciale webtoepassingen.
* **Feitelijke kennis**: Indien er geen plicht tot bekendmaking of betekening is, kan een **voldoende feitelijke kennisname** van het bestaan, de aard en de draagwijdte van de beslissing volstaan om de beroepstermijn te laten lopen. De bewijslast hiervan rust op degene die zich op deze feitelijke kennis beroept.
* **Berekening van de termijn**: De dag van de akte die het uitgangspunt is, wordt niet meegeteld. De vervaldag wordt wel meegeteld. Indien de vervaldag op een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag valt, wordt deze verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.
* **Stuiting van de termijn**: Een klacht bij een toezichthoudend bestuur, aangetekend ingediend vóór het verstrijken van de beroepstermijn, kan de termijn stuiten, waarna een nieuwe termijn van zestig dagen loopt.
* **Schorsing van de termijn**: Indien een klacht wordt ingediend bij een ombudsman binnen een van de verjaringstermijnen, wordt deze termijn opgeschort. De termijn vangt opnieuw aan na kennisgeving van de beslissing van de ombudsman of na vier maanden indien geen beslissing wordt genomen.
## 6. Het annulatieberoep nader bekeken
### 6.1 Papieren of elektronische procedure
* **Papieren procedure**: Processtukken worden per post aangetekend verstuurd. Termijnen beginnen te lopen vanaf de ontvangst van het schrijven.
* **Elektronische procedure**: Verplicht voor schorsingsprocedures indien partijen bijgestaan worden door een advocaat of een overheid zijn. Termijnen beginnen te lopen bij de eerste consultatie van het stuk, of na drie werkdagen na een herinneringsbericht indien het stuk niet geraadpleegd wordt.
### 6.2 Het verzoekschrift
Het verzoekschrift moet specifieke gegevens bevatten:
* Opschrift.
* Identificatie van de verzoeker met woonplaatskeuze (tenzij Belgische administratieve overheden).
* Aanduiding van de verwerende partij.
* Uiteenzetting van de feiten.
* Uiteenzetting van het middel(en): vermelding van de geschonden rechtsregel en de concrete schending. Er moet ook een belang bij het middel worden aangetoond; de vernietiging moet een voordeel opleveren.
* De in het middel aangevoerde vernietigingsgronden omvatten overtreding van vormen, machtsoverschrijding (onbevoegdheid, schending van de wet) en machtsafwending (gebruik van bevoegdheid voor een ander doel dan waarvoor deze verleend is).
### 6.3 Voorafgaande maatregelen en uitwisseling van memories
Na het verzoekschrift volgt een reeks termijnen voor de uitwisseling van processtukken:
* Memorie van antwoord en administratief dossier door de verwerende partij binnen zestig dagen na ontvangst verzoekschrift.
* Memorie van wederantwoord of toelichtende memorie door de verzoekende partij binnen zestig dagen na ontvangst van de memorie van antwoord.
* Verzoekschrift tot tussenkomst kan worden ingediend binnen zestig dagen na ontvangst van het verzoekschrift of na bekendmaking.
### 6.4 Auditoraatsverslag
De auditeur brengt een verslag uit over de ontvankelijkheid en de gegrondheid van de zaak, binnen een orde termijn van zes maanden na ontvangst van het volledig dossier. Er kan een aanvullend onderzoek en verslag volgen na een tussenarrest.
### 6.5 Laatste memories en verzoek tot voortzetting
Partijen kunnen nog een laatste memorie indienen binnen dertig dagen. Indien de auditeur besluit tot niet-ontvankelijkheid of ongegrondheid, kan de verzoekende partij de voortzetting van het geding vragen. Indien dit niet gebeurt, wordt aangenomen dat zij afstand doet van het geding. Bij niet-nakoming van de verplichtingen door de verwerende partij, kan de zaak volgens een versnelde procedure worden beslecht.
### 6.6 Zitting en arrest
Na de schriftelijke en mondelinge fase volgt het arrest.
* **Vernietigingsarrest**: Heeft gezag van gewijsde erga omnes (tegenover iedereen) en werkt terug in de tijd (ex tunc).
* **Verwerpingsarrest**: Heeft enkel gezag van gewijsde tussen partijen (relatief).
* **Schorsingsarrest**: Schorst de uitvoerbaarheid van de beslissing, werkt ex nunc (vanaf nu).
## 7. Bijzonderheden administratief kort geding (schorsing)
Het administratief kort geding (schorsingsprocedure) is bedoeld om de tenuitvoerlegging van een beslissing te schorsen of voorlopige maatregelen te bevelen wanneer een zaak **te spoedeisend** is voor een behandeling in een regulier annulatieberoep.
* **Grondvoorwaarden**: Er moet minstens één ernstig middel zijn dat leent tot een versnelde behandeling en waarmee de nietigverklaring prima facie verantwoord kan worden. Er vindt een belangenafweging plaats.
* **Procedure**: De procedure is versneld, met beperkte processtukken en een verplicht gebruik van de elektronische procedure bijstand door advocaat.
## 8. Bijzonderheden kort geding bij UDN (Uiterst Dringend Noodzakelijk)
Dit type kort geding vereist een **uiterst dringend karakter** van de vordering, waarbij de gewone schorsingsprocedure ontoereikend is. De verzoeker moet 'diligent' handelen en de urgentie onderbouwen met concrete feiten. De procedurekalender wordt 'onverwijld' vastgesteld en de processtukken zijn verder beperkt.
## 9. Doelloze vorderingen/korte debatten
Artikel 93 APR voorziet in een procedure voor doelloze vorderingen (bv. indien geen ontvankelijke middelen, of indien middel duidelijk gegrond/ongegrond is), met het oog op een snelle beslissing. Dit kan op initiatief van de auditeur-verslaggever.
## 10. Gevolgen van vernietigingsarresten
De vernietiging van een beslissing door de Raad van State heeft ingrijpende gevolgen:
* **Gezag van gewijsde erga omnes**: Het arrest bindt iedereen.
* **Terugwerkende kracht (ex tunc)**: De vernietigde beslissing wordt geacht nooit te hebben bestaan. Dit kan gemilderd worden op grond van het continuïteits- en rechtszekerheidsbeginsel. De Raad van State kan onder uitzonderlijke omstandigheden de gevolgen van een vernietigde beslissing handhaven.
* **Rechtsherstel door het bestuur**: Het bestreden bestuur moet de procedure hernemen, minstens in de fase waar de onwettigheid werd vastgesteld. De Raad van State kan een **injunctiebevoegdheid** uitoefenen om de overheid te bevelen een nieuwe beslissing te nemen binnen een bepaalde termijn, of om zich te onthouden van het nemen van een beslissing.
* **Indeplaatsstelling**: Bij een gebonden bevoegdheid kan het arrest van de Raad van State in de plaats treden van de bestuursbeslissing.
* **Dwangsom**: Indien de overheid een opgelegd bevel niet nakomt, kan een dwangsom worden opgelegd.
## 11. Beslissing tot herstel
Na intrekking van een beslissing die onregelmatig is, kan het bestuur, mits goedkeuring door de Raad van State, de begane onregelmatigheid herstellen om vernietiging te vermijden. Dit gebeurt via een tussenarrest waarin een hersteltermijn wordt bepaald.
## 12. Schadevergoeding tot herstel
Indien een onwettigheid wordt vastgesteld, kan op grond van artikel 11bis RvS-wet schadevergoeding worden gevorderd. Dit moet uiterlijk zestig dagen na kennisgeving van het arrest gebeuren en rekening houdend met de belangen van openbaar en particulier belang.
## 13. Zaken van hoger openbaar belang
Bepaalde zaken worden als van hoger openbaar belang aangemerkt, wat bijzondere organisatorische maatregelen kan met zich meebrengen.
## 14. Bijzonderheden cassatieprocedure
De cassatieprocedure bij de Raad van State is gericht op de wettigheid van uitspraken van lagere bestuursrechters.
* **Termijnen**: Beroepstermijn en termijnen voor memories bedragen dertig dagen.
* **Verzoekschrift**: Moet ondertekend zijn door een advocaat.
* **Beschikking van toelaatbaarheid**: Fungeert als een 'filter'.
* **Ontvankelijkheid middelen**: Enkel wettigheidskritiek gericht tegen uitspraken van de bestuursrechter is ontvankelijk. Middelen die niet reeds bij de bestuursrechter zijn opgeworpen, zijn in principe niet ontvankelijk.
* **Partijen**: Enkel partijen die reeds ontvankelijk waren bij de bestuursrechter kunnen betrokken worden.
* **Arrest**: Wordt in principe binnen zes maanden na de toelaatbaarheidsbeschikking uitgesproken.
## 15. Bemiddeling
Momenteel is bemiddeling nog niet formeel procedureel verankerd om tijdens een procedure bij de Raad van State te starten. Het Federaal Regeerakkoord vermeldt echter de intentie om dit te onderzoeken.
---
# Procedurele fasen en ontvankelijkheidsvoorwaarden
Dit onderwerp behandelt de verschillende stadia van een procedure voor de Raad van State, met de nadruk op de formele vereisten voor de ontvankelijkheid van een beroep.
### 2.1 De procedurele fasen
De procedure voor de Raad van State kent verschillende fasen, met specifieke kenmerken en regels.
#### 2.1.1 De schriftelijke fase
Deze fase omvat het indienen van het verzoekschrift, de uitwisseling van schriftelijke argumenten (memories) tussen partijen, en het opstellen van een auditoraatsverslag. Bij schorsingsprocedures worden in plaats van memories nota's uitgewisseld.
* **Verzoekschrift:** Moet de identiteit van de verzoeker vermelden, inclusief een woonplaatskeuze indien van toepassing, de aanduiding van de verwerende partij, een uiteenzetting van de feiten en de middelen (juridische argumenten). Elk middel moet de aangevoerde rechtsregel en de concrete schending daarvan beschrijven, alsook het belang bij het middel.
* **Memories:** Na het verzoekschrift dient de verwerende partij een memorie van antwoord in, samen met het administratief dossier. Vervolgens kan de verzoekende partij een memorie van wederantwoord of toelichtende memorie indienen.
* **Auditoraatsverslag:** De auditeur stelt een verslag op met een standpunt over de ontvankelijkheid en de gegrondheid van het beroep. Dit verslag kan beperkt blijven tot de ontvankelijkheid of een middel dat de oplossing van het geschil mogelijk maakt. Er geldt een orde van zes maanden voor het opstellen van dit verslag, met de mogelijkheid van een aanvullend onderzoek na een tussenarrest.
* **Laatste memories/verzoek tot voortzetting:** Partijen krijgen dertig dagen voor een laatste memorie. Indien de auditeur een niet-ontvankelijk of ongegrond beroep voorstelt, kan de verzoeker om voortzetting vragen, anders wordt aangenomen dat hij afstand doet van het geding. Vraagt de verwerende partij geen voortzetting, dan kan dit leiden tot vernietiging via een versnelde procedure.
#### 2.1.2 De mondelinge fase
Deze fase bestaat uit de terechtzitting waar de staatsraad-verslaggever verslag uitbrengt, pleidooien kunnen worden gevoerd, en het advies van de auditeur wordt gegeven. Zittingen per videoconferentie zijn mogelijk. In uitzonderlijke gevallen en onder strikte voorwaarden kan de procedure volledig schriftelijk verlopen.
#### 2.1.3 Tussengeschillen
Tijdens de procedure kunnen diverse tussengeschillen rijzen, zoals inschrijving van valsheid, tussenkomst van derden, hervatting van het geding, afstand van geding, samenhang van zaken, en wraking van een lid van de Raad van State. Ook prejudiciële vragen aan het Grondwettelijk Hof of het Hof van Justitie van de Europese Unie, of een adviesvraag aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, kunnen de procedure onderbreken.
### 2.2 Ontvankelijkheidsvoorwaarden
Voor een ontvankelijk beroep bij de Raad van State, met name een annulatieberoep, moeten aan een reeks voorwaarden worden voldaan met betrekking tot het voorwerp, de verzoekende partij en de termijnen.
#### 2.2.1 Ontvankelijkheid wat het voorwerp betreft
Het voorwerp van het beroep moet een administratieve rechtshandeling zijn die de rechtzoekende onmiddellijk en effectief kan benadelen.
* **Definitieve administratieve rechtshandeling:** Een beroep is enkel ontvankelijk tegen een beslissing die definitief is, wat betekent dat er geen verdere georganiseerde bestuurlijke beroepen meer mogelijk zijn en geen goedkeuring meer vereist is.
* **Complexe administratieve rechtshandeling:** In geval van een complexe rechtshandeling, bestaande uit een reeks opeenvolgende handelingen waarbij de laatste beslissend is, kunnen alle samenstellende handelingen worden aangevochten, ook al is de termijn voor een afzonderlijke aanvechting van een voorbereidende beslissing verstreken. Dit geldt enkel als de voorbereidende beslissing uitsluitend en noodzakelijk voorbereidend was op de eindbeslissing.
* **Impliciete beslissingen:** Indien een administratieve overheid verplicht is te beschikken maar dit nalaat binnen een termijn van vier maanden na een aanmaning, wordt het stilzwijgen geacht een afwijzende beslissing te zijn waartegen beroep kan worden ingesteld. Dit is enkel van toepassing indien geen specifieke regelgeving andere gevolgen aan het stilzwijgen verbindt. De aanmaning moet expliciet verwijzen naar deze bepaling.
#### 2.2.2 Ontvankelijkheid wat de verzoekende partij betreft
De verzoekende partij moet over de nodige procesbevoegdheid en belang beschikken.
* **Procesbevoegdheid (hoedanigheid):** De verzoeker moet het vermogen hebben om een geschil aanhangig te maken. Natuurlijke personen doen dit in eigen naam. Rechtspersonen treden op via hun wettelijke vertegenwoordigers. Feitelijke verenigingen zijn ontvankelijk als ze erkend zijn door de overheid, betrokken zijn bij de werking van een openbare dienst, en het belang dat zij behartigen verband houdt met deze betrokkenheid.
* **Procesbekwaamheid:** Dit betreft het vermogen om een proces in te stellen. Minderjarigen zijn doorgaans niet procesbekwaam. Rechtspersonen zijn bekwaam indien zij optreden via hun bevoegde wettelijke vertegenwoordigers.
* **Belang:** De verzoeker moet door de bestreden beslissing een persoonlijk, rechtstreeks, zeker, actueel en wettig nadeel lijden. De vernietiging van de beslissing moet een direct en persoonlijk voordeel opleveren. Bij reglementaire akten wordt het belang soepeler beoordeeld; de mogelijkheid tot een gunstiger regeling volstaat. Bij een vordering tot schadevergoeding tot herstel na vaststelling van een onwettigheid, blijft het belang vereist op het moment van indiening van het beroep tot nietigverklaring. Collectieve belangen kunnen door verenigingen worden verdedigd, mits het maatschappelijk doel van bijzondere aard is en onderscheiden van het algemeen belang.
#### 2.2.3 Ontvankelijkheid wat de termijn betreft
Een cruciaal aspect van de ontvankelijkheid is het respecteren van de gestelde beroepstermijnen.
* **Basisberoepstermijn:** Voor een annulatieberoep geldt een termijn van zestig dagen, te rekenen vanaf de bekendmaking of betekening van de bestreden akten, reglementen of beslissingen. Indien deze niet bekendgemaakt of betekend moeten worden, begint de termijn te lopen vanaf de dag dat de verzoeker er kennis van heeft.
* **Bekendmaking en betekening:** Individuele beslissingen die de rechtspositie wijzigen, moeten persoonlijk en rechtszeker schriftelijk ter kennis worden gebracht. De termijn gaat pas in na deze betekening, ongeacht eventuele eerdere feitelijke kennis.
* **Kennisgeving bij aangetekende brief:** Bij aangetekende brief met ontvangstmelding start de termijn de dag na ontvangst. Bij weigering van de brief start de termijn de dag na de weigering. Bij een gewone aangetekende brief start de termijn de derde werkdag na verzending, tenzij anders bewezen.
* **Bekendmaking van reglementaire besluiten:** Reglementaire besluiten worden bekendgemaakt via publicatie in het Belgisch Staatsblad (BS) of op een webtoepassing van de gemeente of provincie.
* **Voldoende feitelijke kennis:** Indien er geen plicht tot bekendmaking of betekening is, kan een voldoende feitelijke kennisname van het bestaan, de aard en de draagwijdte van de beslissing volstaan om de beroepstermijn te laten lopen. De bewijslast hiervan rust op degene die aanvoert dat de kennisname meer dan zestig dagen vóór het beroep plaatsvond.
* **Berekening van de termijn:** De dag van de akte die het uitgangspunt is, wordt niet meegerekend. De vervaldag wordt wel meegerekend; indien dit een zaterdag, zondag of feestdag is, wordt deze verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.
* **Stuiting van de termijn:** Een klacht bij een toezichthoudend bestuur, tijdig ingediend vóór het verstrijken van de beroepstermijn, kan de termijn stuiten, waarna een nieuwe termijn van zestig dagen begint te lopen.
* **Schorsing van de termijn:** Bij indiening van een klacht bij een ombudsman binnen de beroepstermijn, wordt deze termijn opgeschort. Het resterende deel vangt aan na kennisgeving van de beslissing van de ombudsman of na vier maanden indien geen beslissing wordt genomen.
### 2.3 Administratief kort geding en UDN-kort geding
Specifieke procedures zoals het administratief kort geding en het UDN-kort geding (uiterst dringend karakter) kennen een versneld verloop en specifieke ontvankelijkheidsvoorwaarden.
* **Voorwaarden voor schorsing of voorlopige maatregelen:** De zaak moet spoedeisend zijn voor behandeling in een beroep tot nietigverklaring, er moet minstens één ernstig middel zijn dat een snelle behandeling toelaat en de nietigverklaring prima facie rechtvaardigt, en er kan een belangenafweging plaatsvinden.
* **UDN-kort geding:** Vereist een uiterst dringend karakter, concrete feiten ter onderbouwing van de urgentie, en een "onverwijld" vastgestelde procedurekalender. De procedurestukken zijn beperkt en enkel een mondeling advies van de auditeur is mogelijk.
### 2.4 Gevolgen van vernietigingsarresten
Een vernietigingsarrest van de Raad van State heeft verreikende gevolgen.
* **Gezag van gewijsde:** Een vernietigingsarrest heeft een absoluut gezag van gewijsde (erga omnes) en werkt met terugwerkende kracht (ex tunc). Dit betekent dat de vernietigde beslissing geacht wordt nooit te hebben bestaan.
* **Rechtsherstel door het bestuur:** Het bestuursorgaan dat de vernietigde beslissing heeft genomen, dient de procedure te hernemen, rekening houdend met de redenen van vernietiging.
* **Injunctiebevoegdheid en indeplaatsstelling:** De Raad van State kan bevelen dat een nieuwe beslissing binnen een bepaalde termijn wordt genomen of dat de overheid zich onthoudt van het nemen van een beslissing. In specifieke gevallen (gebonden bevoegdheid) kan de Raad van State zelf in de plaats treden van de bestuurlijke beslissing.
* **Dwangsom:** Bij niet-nakoming van de verplichtingen uit een arrest kan de Raad van State een dwangsom opleggen.
* **Herstel van onregelmatigheden:** Het bestuur kan de mogelijkheid krijgen om een begane onregelmatigheid te herstellen om vernietiging te vermijden. Indien dit herstel niet tijdig gebeurt, wordt de beslissing vernietigd.
* **Schadevergoeding tot herstel:** Indien een onwettigheid wordt vastgesteld, kan een vordering tot schadevergoeding tot herstel worden ingesteld uiterlijk zestig dagen na kennisgeving van het arrest. Hierbij houdt de Raad van State rekening met de omstandigheden van openbaar en particulier belang.
---
# Analyse van het annulatieberoep en bijzondere procedures
Dit hoofdstuk verdiept zich in het annulatieberoep bij de Raad van State, inclusief de bijbehorende procedures, het verzoekschrift en de mogelijke middelen. Daarnaast worden bijzondere procedures zoals het kort geding en de gevolgen van vernietigingsarresten behandeld.
## 3. Procedureoverzicht en wettelijke basis
De procedureregels voor de Raad van State (RvS) zijn vastgelegd in diverse wetten en besluiten:
* Wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 (RvS-wet).
* Besluit van de Regent van 23 augustus 1948 ‘tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State’ (Algemeen Procedurereglement - APR).
* Koninklijk besluit van 19 november 2024 ‘tot bepaling van de rechtspleging in kort geding en tot wijziging van diverse besluiten betreffende de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State’ (Procedureregeling Kort Geding - PRK).
* Koninklijk besluit van 30 november 2006 ‘tot vaststelling van de cassatieprocedure bij de Raad van State’ (procedurebesluit Cassatie).
* Koninklijk besluit van 25 april 2014 ‘tot bepaling van de gemeenrechtelijke procedureregels die toepasselijk zijn op de rechtsplegingen voor de Raad van State waarin met volle rechtsmacht uitspraak wordt gedaan’ (procedurebesluit volle rechtsmacht).
### 3.1 Wezenlijke procedurekenmerken
De procedure voor de Raad van State kenmerkt zich door:
* **Objectief contentieux**: De RvS treedt op als wettigheidsrechter, met uitzondering van verkiezingsgeschillen en vergoedingen voor buitengewone schade.
* **Autonomie van de administratieve rechtspleging**.
* **Inquisitoriale aard**: De rechter speelt een actieve rol in het onderzoek.
* **Schriftelijke aard**: Hoewel er een mondelinge fase is, is de procedure primair schriftelijk. Er is een keuze tussen een papieren of elektronische procedure.
* **Strikte termijnen**: Vaak wordt er gesproken van 'hakbijltermijnen'.
* **Dubbel onderzoek**: Uitgevoerd door auditeurs en staatsraden.
### 3.2 Belangrijkste procedurele fasen
De procedure doorloopt doorgaans de volgende fasen:
* **Schriftelijke fase**: Verzoekschrift, uitwisseling van memories, en het auditoraatsverslag (bij schorsing is dit een nota).
* **Mondelinge fase**: Terechtzitting met verslag van de staatsraad-verslaggever, pleidooien of verwijzing naar stukken, en het advies van de auditeur. Zittingen kunnen via videoconferentie plaatsvinden.
* **Beslechting van tussengeschillen**: Zoals inschrijving van valsheid, tussenkomst, hervatting van het geding, afstand, samenhang en wraking.
* **Prejudiciële vragen**: Vragen aan het Grondwettelijk Hof, het Hof van Justitie van de Europese Unie, of een adviesverzoek aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
## 4. De ontvankelijkheidsvoorwaarden
### 4.1 Ontvankelijkheid wat het voorwerp betreft
Het annulatieberoep moet gericht zijn tegen een **griefhoudende administratieve rechtshandeling**. Dit betekent een handeling die beoogt rechtsgevolgen te creëren of te beletten, en de rechtzoekende direct en effectief kan benadelen. Louter informatieve, voorbereidende, niet-bindende of uitvoerende handelingen zijn in beginsel niet vatbaar voor vernietiging. De rechtshandeling moet bovendien **definitief** zijn, wat inhoudt dat er geen georganiseerd bestuurlijk beroep meer mogelijk is en er geen goedkeuring van een hogere overheid vereist is.
#### 4.1.1 Complexe administratieve rechtshandeling
Een complexe administratieve rechtshandeling bestaat uit een reeks opeenvolgende handelingen waarvan de laatste beslissend is. De onregelmatigheid van een samenstellende handeling kan leiden tot de vernietiging van de eindbeslissing, zelfs als de beroepstermijn voor die samenstellende handeling is verstreken. Wel kan een voorbereidende beslissing die direct aanvechtbaar was, na het verstrijken van de termijn niet meer afzonderlijk worden bestreden.
#### 4.1.2 Impliciete beslissingen
Indien een administratieve overheid verplicht is te beschikken en na een aanmaning van vier maanden geen beslissing neemt, wordt dit stilzwijgen beschouwd als een **afwijzende beslissing** waartegen beroep kan worden ingesteld. Dit geldt mits er geen specifieke regelgeving is die aan stilzwijgen andere gevolgen verbindt. De aanmaning moet in dit geval verwijzen naar artikel 14, §3 RvS-Wet.
### 4.2 Ontvankelijkheid wat de verzoekende partij betreft
#### 4.2.1 Procesbevoegdheid (hoedanigheid)
De verzoeker moet de hoedanigheid hebben om een geschil aanhangig te maken. Een natuurlijke persoon kan in eigen naam optreden. Een rechtspersoon treedt op via haar wettelijke vertegenwoordigers. Feitelijke verenigingen kunnen optreden indien zij door de overheid erkend zijn, betrokken zijn bij een openbare dienst, en het belang van hun vordering verband houdt met dit erkend betrokken-zijn.
#### 4.2.2 Procesbekwaamheid
Dit betreft het vermogen om een proces in te stellen. Een minderjarige heeft bijvoorbeeld geen procesbekwaamheid. Rechtspersonen zijn procesbekwaam via hun bevoegde wettelijke vertegenwoordigers.
#### 4.2.3 Belang
De verzoeker moet een **rechtens vereist belang** hebben. Dit houdt in dat zij door de bestreden rechtshandeling een persoonlijk, direct, zeker, actueel en wettig nadeel moeten lijden, en dat de eventuele nietigverklaring hen een direct en persoonlijk voordeel moet verschaffen. Bij betwisting moet de verzoeker haar belang staven. Voor beroepen tegen reglementaire akten wordt het belang soepeler beoordeeld; de mogelijkheid tot een gunstiger regeling van de situatie volstaat.
* **Tip**: Het belang bij het beroep wordt in principe beoordeeld op het moment van indiening. Het verlies van belang tijdens de procedure belet niet de beoordeling van een vordering tot schadevergoeding tot herstel, mits het belang bij de aanvang van de procedure aanwezig was.
#### 4.2.4 Collectief belang
Verenigingen zonder winstoogmerk kunnen optreden ter verdediging van een collectief belang indien dit belang onderscheiden is van het algemeen belang en past binnen het maatschappelijk doel van de vereniging. Het collectieve belang moet duidelijk onderscheiden zijn van het individualiseerbaar belang van de leden.
#### 4.2.5 Functioneel belang
Dit belang maakt het mogelijk om een beslissing aan te vechten die raakt aan de prerogatieven van een mandaat of de instelling waartoe de verzoeker behoort.
### 4.3 Ontvankelijkheid wat de termijn betreft
Het annulatieberoep (en de schorsingsvordering) moet worden ingesteld binnen **zestig dagen** nadat de bestreden akte, reglement of beslissing werd bekendgemaakt of betekend. Indien geen bekendmaking of betekening vereist is, gaat de termijn in op de dag van kennisname door de verzoeker.
* **Betekening**: Voor individuele beslissingen die de rechtspositie wijzigen, is een rechtszekere, schriftelijke kennisgeving aan de betrokkene vereist.
* **Bekendmaking**: Geldt in beginsel voor reglementaire besluiten (bijvoorbeeld via publicatie in het Belgisch Staatsblad of een gemeentelijke/provinciale webtoepassing).
* **Voldoende feitelijke kennis**: Indien er geen plicht tot bekendmaking of betekening is, kan een voldoende feitelijke kennisname (kennis van het bestaan, de aard en de draagwijdte van de beslissing) de beroepstermijn doen ingaan. De bewijslast hiervan rust op degene die aanvoert dat de verzoeker voldoende kennis had.
* **Berekening van de termijn**: De dag van de akte wordt niet meegerekend, de vervaldag wel. Is dit een weekenddag of feestdag, dan wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
* **Stuiting van de termijn**: Een klacht bij een toezichthoudend bestuur, tijdig en aangetekend ingediend vóór het verstrijken van de beroepstermijn, kan de termijn stuiten, waarna een nieuwe termijn van 60 dagen begint te lopen.
* **Schorsing van de termijn**: Indien een klacht wordt ingediend bij een ombudsman, wordt de beroepstermijn opgeschort. De termijn vangt opnieuw aan na kennisgeving van de beslissing over de klacht of na vier maanden stilzwijgen van de ombudsman.
## 5. Het annulatieberoep in detail
### 5.1 Papieren of elektronische procedure
* **Papieren procedure**: Processtukken worden per post aangetekend naar de RvS gestuurd. De RvS verstuurt stukken per post aangetekend met ontvangstmelding. Termijnen starten bij ontvangst, of bij weigering van de brief.
* **Elektronische procedure**: Verplicht voor schorsingsprocedures indien partijen advocaat hebben ingeschakeld of voor overheden. Termijnen starten bij de eerste consultatie van het stuk. Bij niet-consultatie binnen drie werkdagen wordt een herinneringsbericht verstuurd, waarna het stuk geacht wordt te zijn betekend na de derde werkdag volgend op het herinneringsbericht.
### 5.2 Het verzoekschrift
Het verzoekschrift moet bevatten:
* Een opschrift.
* Identificatie van de verzoekende partij, met woonplaatskeuze (behalve voor Belgische administratieve overheden).
* Aanduiding van de verwerende partij.
* Uiteenzetting van de feiten.
* Uiteenzetting van het/de middel(en).
#### 5.2.1 Uiteenzetting van het middel
Een middel bestaat uit de vermelding van de geschonden rechtsregel en de concrete schending ervan. Het moet aantonen dat de vernietiging voordeel zal opleveren.
* **Tip**: Kritiek op een overtollig motief of kennis van een motief bij inroepen van schending van de formeel motiveringsplicht, is cruciaal.
#### 5.2.2 Grieven (middelen)
De in het middel aangevoerde gronden voor vernietiging zijn:
* Overtreding van substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen.
* Machtsoverschrijding (onbevoegdheid, schending van de wet in materiële zin).
* Machtsafwending: het gebruiken van een bevoegdheid voor een ander doel dan waarvoor ze verleend is (zeldzaam aanvaard en moeilijk te bewijzen, vereist beslissing door algemene vergadering).
#### 5.2.3 Tijdstip van aanbrengen middel
In beginsel is het aanvoeren van nieuwe middelen na de verjaringstermijn onontvankelijk. Uitzonderingen bestaan voor middelen die de openbare orde raken, of wanneer grieven steunen op informatie die pas uit het administratief dossier blijkt.
#### 5.2.4 Ambtshalve middel
De Raad van State kan ambtshalve een middel onderzoeken, maar dit is afhankelijk van de specifieke omstandigheden en mag niet in strijd zijn met de beginselen van loyale procesvoering.
### 5.3 Voorafgaande maatregelen en uitwisseling van memories
Na het indienen van het verzoekschrift volgen:
* **Memorie van antwoord en administratief dossier**: Door de verwerende partij binnen 60 dagen na ontvangst van het verzoekschrift. Laattijdige indiening kan leiden tot uitsluiting uit de debatten of tot het als bewezen achten van de aangevoerde feiten door de verzoeker.
* **Memorie van wederantwoord of toelichtende memorie**: Door de verzoekende partij binnen 60 dagen na ontvangst van de memorie van antwoord of na mededeling dat geen antwoord werd ingediend. Laattijdige indiening kan leiden tot het vaststellen van het ontbreken van belang.
* **Verzoekschrift tot tussenkomst**: Kan ingediend worden binnen 60 dagen na ontvangst van het verzoekschrift of na bekendmaking, tenzij dit de procedure vertraagt.
### 5.4 Auditoraatsverslag
De auditeur brengt verslag uit over de ontvankelijkheid en gegrondheid van het beroep. Er geldt een ordertemijn van zes maanden vanaf de ontvangst van het volledige dossier. Na een tussenarrest kan een aanvullend onderzoek en verslag volgen binnen drie maanden.
### 5.5 Laatste memories en verzoek tot voortzetting
Partijen hebben dertig dagen voor laatste memories. Indien de auditeur oordeelt dat het beroep onontvankelijk of ongegrond is, moet de verzoeker een verzoek tot voortzetting indienen, anders wordt hij geacht afstand te doen van het geding. Doet de verwerende partij geen verzoek tot voortzetting na een gunstig auditoraatsverslag, kan dit leiden tot nietigverklaring volgens een versnelde procedure.
### 5.6 Zitting en arrest
* **Vernietigingsarrest**: Heeft absoluut gezag van gewijsde (erga omnes) en werkt terugwerkend (ex tunc).
* **Verwerpingsarrest**: Heeft relatief gezag van gewijsde (tussen partijen).
* **Schorsingsarrest**: Schorst de uitvoerbaarheid van de bestreden beslissing, werkt ex nunc en heeft absoluut gezag van gewijsde.
## 6. Bijzonderheden (gewoon) administratief kort geding
Het administratief kort geding (schorsingsprocedure) is bedoeld voor situaties die **spoedeisendheid** vereisen, en wanneer een behandeling in een beroep tot nietigverklaring te lang zou duren.
* **Grondvoorwaarden**:
* De zaak is te spoedeisend voor een normale behandeling.
* Minstens één ernstig middel dat zich leent voor een versnelde behandeling en waarbij de nietigverklaring prima facie verantwoord kan worden.
* Een belangenafweging vindt plaats.
* **Procedure**: Elektronische procedure is verplicht bij bijstand door advocaat. De procedure is beperkt tot een verzoekschrift, een nota van de verwerende partij, en eventueel een verzoek tot tussenkomst en een mondeling verslag van de auditeur.
### 6.1 Bijzonderheden kort geding bij UDN (Uiterst Dringend Noodzakelijk)
Dit geldt voor zaken met een **uiterst dringend karakter**, waarbij de gewone schorsingsprocedure niet volstaat. De verzoeker moet ‘diligent’ handelen en de urgentie onderbouwen met concrete feiten. De procedurekalender wordt ‘onverwijld’ vastgesteld.
### 6.2 Vorderingen tot schorsing inzake overheidsopdrachten
Een specifieke regeling geldt voor vorderingen tot schorsing betreffende overheidsopdrachten, wat de procedure en termijnen beïnvloedt.
## 7. Doelloze vorderingen en korte debatten
Op initiatief van de auditeur-verslaggever kan bij doelloze vorderingen of korte debatten (bijvoorbeeld indien de middelen duidelijk gegrond of ongegrond zijn) een snelle uitspraak volgen. Indien de kamervoorzitter het eens is met het verslag, wordt de zaak definitief beslecht. Indien niet, wordt de zaak verwezen naar de gewone rechtspleging.
## 8. Gevolgen van vernietigingsarresten
### 8.1 Gezag van gewijsde en terugwerkende kracht
Een vernietigingsarrest heeft **absoluut gezag van gewijsde (erga omnes)** en werkt in beginsel **terugwerkend (ex tunc)**. Dit betekent dat de vernietigde beslissing geacht wordt nooit te hebben bestaan.
* **Nuancering**: Op grond van het continuïteitsbeginsel en rechtszekerheid kan de RvS de gevolgen van de vernietiging milderen of de handhaving ervan toestaan, mits dit op verzoek van de verwerende of tussenkomende partij gebeurt, om uitzonderlijke redenen die het legaliteitsbeginsel rechtvaardigen, en na tegensprekelijk debat.
### 8.2 Rechtsherstel door het bestuur
De verwerende partij zal de procedure moeten hernemen, minstens in de fase waarin de onwettigheid is vastgesteld. Een vernietiging leidt niet altijd tot de verplichting om een nieuwe beslissing te nemen; dit hangt af van de redenen van vernietiging. De beslissingstermijnen herleven in principe na vernietiging, en de wetgeving op het moment van de nieuwe beslissing is van toepassing.
### 8.3 Verduidelijkingen en injunctiebevoegdheid
De RvS kan in het vernietigingsarrest verduidelijkingen geven. Bij een vordering tot het nemen van een nieuwe beslissing kan de RvS bevelen dat deze beslissing binnen een bepaalde termijn wordt genomen (injunctiebevoegdheid). Indien de overheid zich onthoudt van het nemen van een beslissing, kan de RvS een onthoudingsverplichting bevelen.
### 8.4 Indeplaatsstelling
In specifieke gevallen van gebonden bevoegdheid kan het arrest van de RvS in de plaats treden van de bestuursbeslissing.
### 8.5 Dwangsom
Indien de verwerende partij een verplichting uit een arrest niet nakomt, kan de RvS een dwangsom opleggen of bevelen de beslissing in te trekken op verbeurte van een dwangsom.
### 8.6 Beslissing tot herstel
Het bestuur kan, met toestemming van de RvS, na intrekking van een onwettige beslissing, de begane onregelmatigheid herstellen om vernietiging te vermijden. Indien het herstel niet tijdig gebeurt, volgt vernietiging.
### 8.7 Schadevergoeding tot herstel
Indien een onwettigheid wordt vastgesteld, kan schadevergoeding gevorderd worden uiterlijk 60 dagen na kennisgeving van het arrest. De RvS houdt hierbij rekening met alle omstandigheden van openbaar en particulier belang, en niet met integrale schadevergoeding zoals bij de burgerlijke rechter. De verzoeker moet nadeel hebben geleden ten gevolge van de vastgestelde onwettigheid.
## 9. Zaken van hoger openbaar belang
Bepaalde zaken worden als van hoger openbaar belang beschouwd, wat kan leiden tot specifieke organisatorische maatregelen binnen de Raad van State.
## 10. Bijzonderheden cassatieprocedure
De cassatieprocedure bij de RvS heeft een beroepstermijn van dertig dagen en vereist dat het verzoekschrift ondertekend is door een advocaat. Een beschikking van toelaatbaarheid fungeert als een filter.
* **Ontvankelijkheid middelen**: Enkel wettigheidskritiek gericht tegen de uitspraak van een bestuursrechter is ontvankelijk. In principe worden geen nieuwe middelen aangevoerd die niet reeds bij de bestuursrechter zijn voorgelegd.
* **Partijen**: Enkel partijen die ontvankelijk waren bij de bestuursrechter kunnen betrokken worden.
* **Procedure**: Na het auditoraatsverslag zijn er geen laatste memories meer; enkel een verzoek tot voortzetting is vereist. Een eindarrest wordt in principe binnen zes maanden na de beschikking van toelaatbaarheid gewezen.
## 11. Bemiddeling
Momenteel is bemiddeling nog niet procedureel verankerd om tijdens een procedure bij de RvS een bemiddelingsprocedure op te starten. Het federaal regeerakkoord suggereert echter een mogelijke toekomstige verankering hiervan.
---
# Rechtsherstel en schadevergoeding na een vernietigingsarrest
Een vernietigingsarrest van de Raad van State heeft verregaande gevolgen, die zich uitstrekken tot het gezag van gewijsde, de terugwerkende kracht en diverse vormen van rechtsherstel.
### 10.1 Gezag van gewijsde
Vernietigingsarresten bezitten een absoluut gezag van gewijsde, wat betekent dat ze erga omnes, oftewel tegenover iedereen, bindend zijn. Dit in tegenstelling tot verwerpingsarresten, die slechts relatief gezag van gewijsde hebben en alleen tussen de partijen in het geding gelden. Het is belangrijk te benadrukken dat een verwerpingsarrest niet impliceert dat de bestreden beslissing rechtmatig is; de burgerlijke rechter kan nog steeds tot een onwettigheid of een fout van de overheid besluiten.
### 10.2 Terugwerkende kracht
Het principe van de terugwerkende kracht (ex tunc) is inherent aan vernietigingsarresten. Dit betekent dat de vernietigde beslissing geacht wordt nooit te hebben bestaan. Echter, dit principe wordt gemilderd door het continuïteitsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel. Op verzoek van de verwerende of de tussenkomende partij, en om uitzonderlijke redenen die een aantasting van het legaliteitsbeginsel rechtvaardigen na een tegensprekelijk debat, kan de Raad van State de handhaving van de gevolgen van de vernietigde beslissing toestaan. Deze uitzondering mag echter niet leiden tot het uithollen van de uitgesproken vernietiging.
### 10.3 Rechtsherstel door het bestuur
Na een vernietigingsarrest is de verwerende partij verplicht de procedure te hernemen, minstens in de fase waarin de onwettigheid is vastgesteld.
* **Herhaling van de procedure:** De overheid zal de stappen die tot de vernietigde beslissing hebben geleid, opnieuw moeten doorlopen.
* **Nieuwe beslissing:** Een vernietiging impliceert niet altijd een verplichting tot het nemen van een nieuwe beslissing. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een tuchttraffen wordt vernietigd omdat de feiten niet bewezen zijn of omdat de redelijke termijn werd overschreden.
* **Rekening houden met vernietigingsgronden:** De overheid dient rekening te houden met de specifieke redenen die tot de vernietiging hebben geleid. Bij opeenvolgende vernietigingen kan de discretionaire beslissingsruimte van de overheid "verdwijnen".
* **Beslissingstermijnen:** De beslissingstermijnen herleven in principe na een vernietiging.
* **Nieuwe wetgeving:** Bij het nemen van een nieuwe beslissing dient rekening te worden gehouden met de wetgeving die geldt op het moment van de nieuwe beslissing.
* **Pyrrusoverwinning:** Soms kan een vernietiging een pyrrusoverwinning zijn, bijvoorbeeld bij het rechtzetten van een vormgebrek zoals het niet naleven van de hoorplicht.
#### 10.3.1 Verduidelijkingen in het vernietigingsarrest
De Raad van State kan in het vernietigingsarrest zelf verduidelijkingen geven over de te volgen procedure of de te nemen beslissing.
#### 10.3.2 Injunctiebevoegdheid
Wanneer het arrest inhoudt dat de betrokken overheid een nieuwe beslissing moet nemen, kan de Raad van State bevelen dat deze beslissing binnen een bepaalde termijn moet worden genomen. Indien de overheid zich moet onthouden van het nemen van een beslissing, kan de Raad van State ook een dergelijke onthoudingsverplichting bevelen. De procedure hiervoor is geregeld in het koninklijk besluit van 2 april 1991.
#### 10.3.3 Indeplaatsstelling
In specifieke gevallen van gebonden bevoegdheid kan het arrest van de Raad van State in de plaats treden van de bestuursbeslissing. Dit is een vorm van a posteriori rechtsherstel.
#### 10.3.4 Dwangsom
Indien de verwerende partij de verplichtingen die voortvloeien uit het vernietigingsarrest niet nakomt, kan de partij op wier verzoek de nietigverklaring werd uitgesproken, de Raad van State verzoeken om een dwangsom op te leggen. Deze dwangsom kan zowel voor een globaal bedrag als per tijdseenheid of per overtreding worden vastgesteld. De procedure is eveneens geregeld in het koninklijk besluit van 2 april 1991.
### 10.4 Beslissing tot herstel
De Raad van State kan het bestuur toestaan om na intrekking van een onwettige beslissing, een begane onregelmatigheid te herstellen om zo vernietiging te vermijden. Dit gebeurt via een tussenarrest waarbij de Raad een hersteltermijn bepaalt. Indien het herstel tijdig en correct gebeurt, wordt de vordering tot vernietiging afgewezen. Gebeurt dit niet, dan volgt vernietiging.
> **Tip:** Het herstelmechanisme is een belangrijke procedure die de Raad van State de mogelijkheid geeft om de wettigheid van een beslissing te valideren na correctie van een gebrek, zonder noodzakelijk tot vernietiging over te gaan.
### 10.5 Schadevergoeding tot herstel
Wanneer een onwettigheid wordt vastgesteld door de Raad van State, kan een vordering tot schadevergoeding tot herstel worden ingesteld uiterlijk 60 dagen na de kennisgeving van het arrest. Er geldt een "electa una via"-principe, wat betekent dat de benadeelde partij een keuze moet maken tussen de weg van vernietiging en de weg van schadevergoeding. De Raad van State kent geen integrale schadevergoeding toe zoals de burgerlijke rechter; er wordt rekening gehouden met "alle omstandigheden van openbaar en particulier belang". De verzoeker moet wel aantonen een nadeel te hebben geleden ten gevolge van de vastgestelde onwettigheid.
### 10.6 Zaken van hoger openbaar belang
Bepaalde zaken worden als zaken van "hoger openbaar belang" aangemerkt, waarvoor specifieke organisatorische maatregelen mogelijk zijn binnen de procedure van de Raad van State.
### 10.7 Bijzonderheden cassatieprocedure
In de cassatieprocedure bij de Raad van State gelden specifieke regels voor de termijnen en de middelen die kunnen worden aangevoerd. Enkel wettigheidskritiek gericht tegen uitspraken van bestuursrechters is ontvankelijk, en in principe kunnen geen middelen worden aangevoerd die niet reeds bij de bestuursrechter zijn opgeworpen. De beslissing van toelaatbaarheid fungeert als een filter.
### 10.8 Bemiddeling
Hoewel nog niet procedureel verankerd, wordt bemiddeling als een mogelijkheid overwogen om geschillen binnen de Raad van State op te lossen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Accessorium | Een bijkomende bevoegdheid of rechtsfiguur die voortvloeit uit een hoofdbevoegdheid of hoofdrecht, en daaraan verbonden is. |
| Annulatiebevoegdheid | De bevoegdheid van de Raad van State om een administratieve rechtshandeling te vernietigen (nietig te verklaren) indien deze onwettig is. |
| Cassatiebevoegdheid | De bevoegdheid van de Raad van State om beslissingen van lagere rechtscolleges te vernietigen wegens schending van de wet of procedurele fouten, zonder de zaak ten gronde te behandelen. |
| Rechtsmacht (volle) | De bevoegdheid van een rechter om in een geschil te oordelen over zowel de feitelijke als de juridische aspecten, en indien nodig de bestreden beslissing te vervangen door een eigen beslissing. |
| Attributieconflicten | Geschillen over de bevoegdheid tussen verschillende bestuursrechtelijke rechtscolleges. |
| Rechtspleging | Het geheel van de procedures en handelingen die gevolgd worden om een zaak voor de rechter te brengen en te beslechten. |
| Wettigheidsrechter | Een rechter die enkel de wettigheid van een beslissing toetst, zonder zich uit te spreken over de opportuniteit of wenselijkheid van die beslissing. |
| Inquisitoriale aard | Een procedurevorm waarbij de rechter actief deelneemt aan het onderzoek van de zaak, bewijsmateriaal verzamelt en partijen ondervraagt. |
| Hakbijltermijnen | Strikte, niet-rekbare termijnen waarbinnen bepaalde procedurehandelingen moeten worden verricht, met het risico dat de zaak onontvankelijk wordt verklaard indien deze termijnen worden overschreden. |
| Griffhoudende administratieve rechtshandeling | Een administratieve handeling die een rechtsgevolg beoogt te creëren of te beletten, en de rechtzoekende onmiddellijk en effectief kan benadelen, waardoor deze vatbaar is voor een beroep tot nietigverklaring. |
| Complex administratieve rechtshandeling | Een reeks opeenvolgende administratieve handelingen waarvan de laatste de beslissende is, en waarbij de eerdere handelingen een voorbereidend karakter hebben ten opzichte van de eindbeslissing. |
| Impliciete beslissing | Een beslissing die niet expliciet wordt genomen, maar waarvan wordt aangenomen dat deze bestaat door het stilzwijgen van de overheid na een bepaalde termijn, wat als een afwijzing wordt beschouwd. |
| Procesbevoegdheid (hoedanigheid) | Het vermogen van een persoon of entiteit om een geschil aanhangig te maken bij de rechter en te verzoeken er uitspraak over te doen. |
| Procesbekwaamheid | De bekwaamheid van een persoon om zelfstandig een proces aan te gaan en daaraan deel te nemen. Minderjarigen bezitten deze bekwaamheid doorgaans niet. |
| Belang (rechtens vereist) | Een voorwaarde waaraan een verzoeker moet voldoen om ontvankelijk te zijn in zijn beroep, wat inhoudt dat hij een persoonlijk, rechtstreeks, zeker, actueel en wettig nadeel moet lijden dat door de bestreden beslissing wordt veroorzaakt, en dat de vernietiging van die beslissing hem een direct voordeel zou verschaffen. |
| Annulatieberoep | Een rechtsmiddel gericht op de vernietiging van een onwettige administratieve beslissing. |
| Bekendmaking | De formele bekendmaking van een beslissing aan het publiek, meestal via officiële publicatiekanalen zoals het Belgisch Staatsblad, waardoor de termijn voor beroep kan ingaan. |
| Betekening | De formele, persoonlijke kennisgeving van een beslissing aan een specifieke persoon, vaak door middel van een deurwaardersexploot of aangetekende zending, wat de beroepstermijn in werking stelt. |
| Stuiting van de termijn | Handelingen die, indien correct uitgevoerd, de lopende beroepstermijn onderbreken en een nieuwe termijn doen ingaan, waardoor een eventueel later ingediend beroep toch nog ontvankelijk kan zijn. |
| Schorsing van de termijn | Het tijdelijk stopzetten van de lopende beroepstermijn, bijvoorbeeld bij het indienen van een klacht bij een ombudsman, waardoor de beroepstermijn wordt verlengd met de duur van de schorsing. |
| Middel | Een juridische grondslag waarop een beroep wordt gebaseerd, waarbij de verzoeker aanvoert dat de bestreden beslissing onwettig is wegens schending van een rechtsregel. |
| Machtsoverschrijding | Een vorm van onwettigheid waarbij een bestuursorgaan handelt buiten de grenzen van de bevoegdheid die de wet haar heeft toegekend. |
| Machtsafwending | Een vorm van onwettigheid waarbij een bestuursorgaan haar bevoegdheid gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze is verleend. |
| Openbare orde | Fundamentele rechtsnormen die de basis vormen van de rechtsorde en die door de rechter ambtshalve (uit eigen beweging) worden onderzocht. |
| Auditoraatsverslag | Een verslag opgesteld door een auditeur (een onafhankelijke magistraat binnen de Raad van State) dat een advies geeft over de ontvankelijkheid en gegrondheid van een beroep. |
| Gezag van gewijsde | Het principe dat een definitieve rechterlijke uitspraak bindend is en niet meer kan worden aangevochten. Het kan absoluut (erga omnes) of relatief (tussen partijen) zijn. |
| Terugwerkende kracht (ex tunc) | Het effect dat een vernietigde beslissing wordt geacht nooit te hebben bestaan, met gevolgen voor het verleden. |
| Rechtszekerheidsbeginsel | Een algemeen rechtsbeginsel dat erop gericht is rechtsbetrekkingen zo stabiel en voorspelbaar mogelijk te maken, onder meer door het beperken van de terugwerkende kracht van rechterlijke uitspraken. |
| Rechtsherstel | Het herstellen van de door een onwettige beslissing veroorzaakte schade of onrechtmatige situatie, zowel materieel als formeel. |
| Injunctiebevoegdheid | De bevoegdheid van de rechter om een bestuursorgaan te bevelen een nieuwe beslissing te nemen of zich te onthouden van een bepaalde handeling, binnen een bepaalde termijn. |
| Indeplaatsstelling | De situatie waarin een rechterlijke uitspraak de plaats inneemt van de bestuursbeslissing die vernietigd werd. |
| Dwangsom | Een geldsom die door de rechter wordt opgelegd aan een partij die een verplichting niet nakomt, teneinde deze aan te zetten tot uitvoering van de opgelegde last. |
| Tussenarrest | Een arrest dat door de rechter wordt uitgesproken om een voorlopige beslissing te nemen, terwijl het onderzoek van de zaak nog niet volledig is afgerond, vaak met het oog op het vaststellen van onwettigheid en het bepalen van een hersteltermijn. |
| Hoger openbaar belang | Zaken die van uitzonderlijk groot belang zijn voor de samenleving, waarvoor specifieke procedures en organisatorische maatregelen kunnen gelden. |
Cover
Droit administratif .pdf
Summary
# La notion et la spécificité du droit administratif
Cette section explore la définition du droit administratif, distinguant les sens organique et matériel de l'administration, et analyse la spécificité du droit administratif comme critère distinctif.
### 1.1 La notion d'administration
L'administration est l'objet du droit administratif, se référant à l'administration publique. Deux définitions principales existent: organique et matérielle (ou fonctionnelle) [1](#page=1).
#### 1.1.1 L'administration au sens organique
Au sens organique, l'administration désigne l'ensemble des organes au sein des personnes morales de droit public (État, collectivités territoriales, établissements publics) qui exercent des activités administratives. Les agents de l'administration sont des personnes physiques, et certains d'entre eux, disposant d'une compétence décisionnaire, sont qualifiés d'autorités administratives (par exemple, un doyen de faculté, un préfet, un ministre) [1](#page=1).
#### 1.1.2 L'administration au sens matériel ou fonctionnel
Au sens matériel ou fonctionnel, l'administration est la fonction ou l'activité administrative elle-même. Elle se définit négativement comme ce qui n'est ni législatif, ni juridictionnel, ni gouvernemental. Le doyen Hauriou la décrit comme ayant pour objet de gérer les affaires courantes du public en ce qui concerne l'exécution des lois et la satisfaction des intérêts généraux. Cette définition va au-delà de la définition organique, car la satisfaction des intérêts généraux implique le maintien de l'ordre et la fourniture de prestations via les services publics [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 1.1.3 Distinction entre les sens organique et fonctionnel
Il n'y a pas toujours de parfaite coïncidence entre les deux sens. Généralement, la fonction administrative est exercée par des administrations au sens organique (ex: un doyen exerçant une fonction administrative). Cependant, lorsque la gestion d'un service public est déléguée à une personne privée par une personne publique, la distinction est notable [2](#page=2).
> **Example:** Le service public de l'enlèvement des ordures ménagères peut être assuré par une société privée, ou des parkings souterrains peuvent être gérés par des sociétés comme Vinci. Les organisations de compétitions sportives officielles en France, bien que relevant d'une mission de service public de l'État, sont souvent gérées par des fédérations sportives (personnes morales de droit privé), qui entrent dans l'administration au sens fonctionnel mais pas organique [2](#page=2).
Le champ d'application du droit administratif peut donc dépasser la seule administration au sens organique, car il ne s'applique pas qu'aux personnes publiques [2](#page=2).
### 1.2 L'idée de droit spécifique
La spécificité est un critère essentiel du droit administratif au sens strict. Bien que cette spécificité puisse varier selon les États et les époques, une part de cette spécificité est inhérente à tout droit administratif [2](#page=2).
#### 1.2.1 Le droit administratif stricto sensu comme critère
Le droit administratif stricto sensu n'est pas l'intégralité du droit de l'administration, mais sa partie spécifique. Le droit de l'administration est tantôt régi par des règles de droit privé, et tantôt par des règles propres et spécifiques, qualifiées de règles exorbitantes du droit commun, c'est-à-dire différentes de celles qui s'appliquent à tous [3](#page=3).
Dès lors qu'il est question d'activité matériellement administrative, le droit administratif s'applique, et dans certains cas, des règles exorbitantes [3](#page=3).
#### 1.2.2 Les services publics soumis au droit privé (SPIC)
Il existe des services publics soumis au droit privé et non au droit administratif: les SPIC (Service Public Industriel et Commercial) [3](#page=3).
> **Example:** L'arrêt du Tribunal des Conflits du 22 janvier 1921, "Société commerciale de l'Ouest africain" (dit "Bac d'Eloka"), est fondateur. Dans cette affaire, un bac exploité par la colonie de Côte-d'Ivoire pour transporter personnes et véhicules moyennant un prix a causé un accident. Le Tribunal a jugé que le bac, exploité comme un service de transport rémunéré dans les mêmes conditions qu'une entreprise privée, était un SPIC, relevant du droit privé et du juge judiciaire. Cet arrêt a reconnu pour la première fois l'existence des SPIC, dont les fautes d'exploitation relèvent en principe du droit privé [3](#page=3) [4](#page=4).
#### 1.2.3 L'absence de critère unique
Il n'y a pas de critère unique permettant de déterminer si le droit privé ou le droit administratif doit s'appliquer à une situation donnée de l'administration. Les propositions doctrinales ont tenté d'y répondre [4](#page=4):
* **Proposition du doyen Hauriou:** Le critère serait la puissance publique. Si la fonction administrative est exercée au moyen de prérogatives de puissance publique, on applique le droit public; sinon, le droit privé. Ce critère n'est pas toujours suffisant pour appliquer le droit administratif à une activité administrative [4](#page=4).
> **Example:** L'université de Marseille passe un contrat avec une entreprise privée pour rénover un amphithéâtre. L'université n'utilise pas de prérogative de puissance publique, mais un procédé ordinaire. Selon Hauriou, cela devrait relever du juge judiciaire, mais il s'agit d'un contrat administratif, donc du juge administratif compétent [4](#page=4).
* **Proposition du doyen Duguit (fin XIXe siècle):** Le critère était le service public. Dès lors qu'il y a service public, on applique le droit administratif. Cette proposition ne reflète plus la réalité, comme le prouve l'arrêt "Bac d'Eloka" où un service public pouvait relever du droit privé [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Proposition de Marcel Waline:** Le critère serait l'utilité publique. Chaque fois que l'administration agit pour l'utilité publique, on lui applique le droit administratif. Ce critère est trop large car l'administration agit presque toujours pour l'utilité publique [5](#page=5).
Le critère organique (application du droit administratif dès lors que l'administration, personne morale de droit public, agit) ne correspond pas non plus à l'état actuel du droit, car des personnes privées peuvent être soumises au droit administratif [5](#page=5).
En conclusion, il n'existe pas de critère unique pour distinguer l'application du droit administratif ou du droit privé à une activité administrative. Des solutions jurisprudentielles ont été établies au fil du temps pour couvrir la majorité des situations [5](#page=5).
#### 1.2.4 Le contenu essentiel de la spécificité
Le droit privé repose sur l'idée d'égalité et de consentement, où une personne ne peut imposer d'obligation à une autre contre sa volonté. Le droit administratif, par définition, est un droit inégalitaire. Sa spécificité essentielle réside dans sa fonction de conférer à l'administration les moyens de faire prévaloir l'intérêt général sur les intérêts particuliers [5](#page=5).
Aucun État ne peut fonctionner sans qu'une administration dispose des moyens juridiques nécessaires pour imposer l'intérêt général, au besoin contre les intérêts particuliers. Le droit administratif confère donc à l'administration des privilèges juridiques, des prérogatives exorbitantes du droit commun (pouvoirs spéciaux), qui lui permettent d'imposer sa volonté [5](#page=5).
> **Example:** L'absence de consentement des riverains à la construction d'un TER ou d'un aéroport près de chez eux illustre la nécessité de ces prérogatives pour le fonctionnement de l'État [5](#page=5).
Jean Rivero a souligné que "l'égalité est un postulat en droit civil, alors que l'administration est gardienne de l'intérêt général" [5](#page=5).
---
# Les caractéristiques du droit administratif français
Le droit administratif français se distingue par son caractère fondamentalement jurisprudentiel et autonome, façonnés par l'histoire et la volonté de concilier l'action de l'État avec les droits des citoyens [9](#page=9).
### 2.1 Le caractère jurisprudentiel
Bien que la jurisprudence soit une source de droit dans toutes les branches du droit, elle constitue la **source fondamentale** du droit administratif français. Les notions clés, telles que le service public, la police administrative, le contrat administratif, et l'acte administratif unilatéral, ainsi que les principes structurants comme la responsabilité administrative, sont majoritairement d'origine jurisprudentielle et ne figurent dans aucun code [6](#page=6).
En droit administratif, la jurisprudence exerce, en plus de ses fonctions d'interprétation et de confrontation des normes, une **fonction de création**: le Conseil d'État crée du droit [7](#page=7).
Cette prédominance de la jurisprudence s'explique par deux raisons principales :
* **Raison historique**: Le droit administratif a été historiquement créé par le Conseil d'État, et non par le législateur [7](#page=7).
* **Raison actuelle**: Malgré l'augmentation des sources textuelles et des codes (comme le Code de la commande publique), la jurisprudence demeure la source principale et fondamentale, les textes existants ne régissant pas toute la matière [7](#page=7).
> **Tip:** Le droit administratif est qualifié de "fondamentalement jurisprudentiel" par le professeur Chapus [6](#page=6).
#### 2.1.1 Avantages et inconvénients du droit jurisprudentiel
* **Avantages** :
* **Qualité du droit**: Il est élaboré par des experts, les juges du Conseil d'État [7](#page=7).
* **Souplesse**: Il peut évoluer sans attendre une réforme législative [7](#page=7).
* **Inconvénients** :
* **Légitimité parfois remise en question**: Car il s'agit d'un droit "fait par le juge" [7](#page=7).
* **Accessibilité difficile** [7](#page=7).
* **Intelligibilité discutable**: Les règles peuvent être complexes et dispersées [7](#page=7).
### 2.2 Le caractère autonome
Le caractère autonome du droit administratif signifie qu'il s'agit d'une branche du droit distincte du droit privé [7](#page=7).
#### 2.2.1 Les modèles de droit administratif
Il existe deux grands modèles de droit administratif dans le monde: le modèle français et le modèle anglo-saxon [7](#page=7).
* **Le modèle français**
Le modèle français se caractérise par un droit administratif autonome et autosuffisant. Lorsque le droit administratif est applicable à un litige, il se suffit à lui-même, excluant l'application du droit privé. Le contentieux relève d'une juridiction spéciale: la juridiction administrative. Ce modèle repose sur un **dualisme juridique** (distinction entre droit privé et droit administratif) et un **dualisme juridictionnel** (coexistence de deux ordres de juridictions: judiciaire et administratif). Ce choix reflète la volonté de donner la priorité à l'intérêt général, l'administration devant être soumise à un droit inégalitaire pour remplir sa mission [8](#page=8).
* **Le modèle anglais**
Le modèle anglais ne reconnaît pas l'autonomie du droit administratif. L'administration est soumise au droit ordinaire, et son contentieux relève des juridictions ordinaires. Le juge ordinaire applique le droit commun à l'administration, avec d'éventuelles règles dérogatoires. Le droit administratif y est considéré comme une simple collection de règles dérogatoires et disparates au sein du droit commun. Il n'y a ni dualisme juridictionnel (un seul ordre de juridiction, **monisme juridictionnel**) ni dualisme juridique (pas de distinction entre droit public et droit privé). Ce modèle privilégie l'égalité de tous devant la loi [8](#page=8).
> **Tip:** Le choix français entre ces deux modèles n'a pas été fait par les autorités politiques, mais par le juge lui-même, à travers la jurisprudence [8](#page=8).
#### 2.2.2 La portée de l'arrêt Blanco
L'arrêt Blanco du Tribunal des Conflits (8 février 1873) est considéré comme l'explication originelle des deux grands caractères du droit administratif français: son caractère jurisprudentiel et son caractère autonome [9](#page=9).
* **Faits**: Une jeune fille, Agnès Blanco, fut gravement blessée par le renversement d'un wagonnet appartenant à une manufacture de tabac de l'État. Son père engagea une action en responsabilité contre l'État, pensant que l'affaire relevait du juge judiciaire sur le fondement du Code civil [9](#page=9).
* **Problème juridique**: Déterminer quel ordre de juridiction saisir, compte tenu de la nature du service public impliqué et de la ressemblance du dommage avec un accident dans une entreprise privée [9](#page=9).
* **Solution du Tribunal des Conflits**: Le Tribunal a décidé que la responsabilité de l'État pour les dommages causés par les personnes qu'il emploie dans le service public ne peut être régie par les principes établis dans le Code civil pour les rapports de particulier à particulier. Il a affirmé que cette responsabilité a ses règles spéciales, variant selon les besoins du service et la nécessité de concilier les droits de l'État avec les droits privés [9](#page=9).
* **Portée de l'arrêt**: Le Tribunal a écarté l'application du droit civil, impliquant l'application d'un droit spécifique. C'est l'origine du **caractère autonome** du droit administratif français. Par conséquent, il appartient au juge administratif de créer les règles propres à ce droit autonome [9](#page=9).
---
# La police administrative : notion, distinction et régime
Ce sujet aborde la notion de police administrative, ses distinctions fondamentales avec la police judiciaire, ainsi que la diversité de ses formes (générale et spéciale) et son régime juridique [10](#page=10).
### 3.1 La notion de police administrative
La police, au sens matériel en droit administratif, désigne l'activité visant à faire régner l'ordre. Il convient de la distinguer de la police judiciaire [10](#page=10).
#### 3.1.1 Distinction entre police administrative et police judiciaire
Le critère principal de distinction entre la police administrative et la police judiciaire est leur finalité: l'une est préventive, l'autre répressive [11](#page=11).
* **Police administrative:** Vise à prévenir les troubles à l'ordre public. Son action est principalement préventive [11](#page=11).
* **Police judiciaire:** Vise à constater les infractions pénales, rassembler les preuves et arrêter les auteurs en vue de leur sanction par une juridiction pénale. Son action est principalement répressive [11](#page=11).
Cette distinction, bien que basée sur la finalité, peut parfois être complexe à appliquer, notamment lorsqu'une action vise à prévenir une infraction pénale. Dans ces cas, l'opération relève de la police judiciaire, sauf si le but principal est d'éviter un trouble général à l'ordre public, auquel cas elle est qualifiée de police administrative. Des arrêts comme *Consorts Baud* (CE, 1951) et *Dame Noualek* (TC, 1951) ont contribué à cette distinction jurisprudentielle. L'interdiction d'un spectacle pour éviter des troubles à l'ordre public relève de la police administrative (Affaire Dieudonné). Le placement en cellule de dégrisement est également une mesure de police administrative. Inversement, une poursuite armée transforme une opération de police administrative en police judiciaire [11](#page=11) [12](#page=12).
#### 3.1.2 Conséquences juridiques de la distinction
La distinction entre police administrative et judiciaire a des conséquences importantes :
* **Autorités compétentes:** Si les agents peuvent être les mêmes (ex: policiers municipaux), les autorités décisionnelles diffèrent. La police judiciaire est sous l'autorité du parquet, tandis que la police administrative relève de l'autorité administrative (maire, préfet, Premier ministre). Le Président de la République dispose d'un pouvoir de police administrative générale sur tout le territoire. Le Premier ministre peut également exercer des pouvoirs de police administrative, notamment en période exceptionnelle [12](#page=12).
* **Juge compétent:** Les litiges relatifs à la police administrative relèvent du juge administratif, tandis que ceux concernant la police judiciaire relèvent du juge judiciaire [12](#page=12).
* **Exemple:** Manifestant blessé par un tir de flash-ball => juge administratif. Voleur blessé lors de sa fuite => juge judiciaire [13](#page=13).
En cas de dommage résultant à la fois d'une opération de police administrative et judiciaire, le Tribunal des Conflits détermine le juge compétent en fonction de la cause essentielle du dommage. Dans l'affaire *Société Le Profil* (TC, 1978), le préjudice financier résultant d'un vol malgré une escorte policière a été rattaché à la police administrative (la mission d'escorte préventive) [13](#page=13).
Exceptionnellement, le juge judiciaire peut appliquer le droit administratif lorsqu'il est compétent pour un préjudice causé par la police judiciaire, comme dans l'affaire *Trésor public c/ Docteur Giry* (Cass., 1956) [14](#page=14).
#### 3.1.3 La police administrative générale et les polices administratives spéciales
La police administrative n'est pas un bloc monolithique. On distingue la police administrative générale (PAG) de la multitude des polices administratives spéciales (PAS) [14](#page=14).
##### 3.1.3.1 L'élément systématiquement distinctif
* **Fondement textuel:** Les polices administratives spéciales sont toujours organisées par un texte particulier, alors que la PAG ne l'est pas nécessairement [14](#page=14).
* **Champ d'application :**
* **PAG:** Peut s'appliquer à toute personne, toute activité, en tout temps et en tout lieu [14](#page=14).
* **PAS:** A un champ d'application restreint, soit à certaines personnes (étrangers, supporters), soit à certaines activités (pêche, chasse), soit à certains lieux (gares) [14](#page=14).
##### 3.1.3.2 Les éléments potentiellement distinctifs
Les PAS peuvent se distinguer de la PAG par d'autres éléments :
* **Autorité compétente:** Les PAS peuvent conférer des pouvoirs de police à des autorités qui n'en disposent pas normalement [15](#page=15).
* **Exemples:** Président d'université pour les campus, police des autoroutes (ministre de l'Intérieur). Le ministre de l'Intérieur est compétent pour la police des cultes, des étrangers, des armes, du terrorisme, mais l'interdiction des manifestations relève des préfets [15](#page=15).
* **Buts poursuivis:** Si le but commun est de prévenir les atteintes à l'ordre public, les PAS peuvent inclure des finalités que la PAG ne couvre pas [16](#page=16).
* **Composantes de l'ordre public (PAG):** Sécurité publique, tranquillité publique, salubrité publique, respect de la dignité humaine [16](#page=16).
* **Exemples de PAS:** Police de l'affichage et des enseignes (protéger l'esthétisme public). Police de l'eau (protéger l'environnement) [16](#page=16).
* **Procédures d'édiction et d'exécution:** Certaines PAS prévoient des procédures spécifiques ou facilitent l'exécution des mesures [16](#page=16).
* **Exemple:** Police des édifices menaçant ruine: le maire peut prendre un arrêté de péril et faire exécuter les travaux aux frais du propriétaire en cas de non-conformité. La police de l'état d'urgence sanitaire permet des sanctions pénales plus lourdes et l'exécution d'office [16](#page=16) [17](#page=17).
### 3.2 Le régime juridique de la police administrative
Les mesures de police administrative sont soumises à un contrôle juridictionnel strict.
#### 3.2.1 Les règles qui régissent la compétence des autorités de police administrative
La compétence des autorités de police administrative soulève trois questions: l'obligation ou la faculté d'agir, la possibilité de déléguer, et la détermination de l'autorité compétente en cas de concours [17](#page=17).
##### 3.2.1.1 L'obligation d'agir
* **Principe:** Face à une menace ou un risque avéré de trouble à l'ordre public, les autorités de police administrative ont une obligation d'agir. Une carence dans l'exercice de ces pouvoirs est susceptible d'être sanctionnée [18](#page=18).
* **Sanctions :**
* **Responsabilité administrative:** L'inaction ou l'insuffisance d'action causant un préjudice peut entraîner une condamnation de l'administration à verser des dommages et intérêts (ex: CE, 9 nov. 2018, Association La Vie Dejean) [18](#page=18).
* **Refus d'agir illégal:** Dans certains cas, le refus d'agir peut être annulé par le juge par la voie du recours pour excès de pouvoir (ex: CE, 23 oct. 1959, Doublet). Cette jurisprudence s'est élargie pour couvrir les risques portant atteinte à la dignité de la personne humaine, permettant l'usage du référé-liberté (ex: CE, 23 nov. 2015, Association Médecins du Monde) [18](#page=18) [19](#page=19).
##### 3.2.1.2 L'interdiction de déléguer
* **Principe:** Le pouvoir de police administrative, en raison de sa nature régalienne, ne peut pas être délégué à des personnes privées. Le Conseil constitutionnel a consacré ce principe comme inhérent à l'identité constitutionnelle française. Seules certaines tâches matérielles d'exécution peuvent être externalisées [19](#page=19) [20](#page=20).
* **Exemples:** Les radars automatiques (conduite et transmission de données externalisées, mais décision de sanction publique); contrôle des bagages ou visas à l'aéroport par des agents privés sous-traitants [20](#page=20).
* **Ce qui ne peut pas être délégué:** Fonctions de décision, tâches d'exécution indissociables de la mission de police (surveillance de voie publique) [20](#page=20).
* **Ce qui peut être externalisé:** Tâches matérielles, techniques ou accessoires [20](#page=20).
##### 3.2.1.3 La détermination de l'autorité compétente
Il peut y avoir des difficultés lorsque plusieurs autorités semblent compétentes (répartition des compétences entre autorités de PAG, ou concours entre PAG et PAS) [21](#page=21).
* **Répartition des compétences (PAG) :**
* **Principe général:** Maire pour les menaces communales, préfet pour les menaces départementales, Premier ministre pour les menaces nationales [21](#page=21).
* **Cas du respect de la dignité humaine:** Toute autorité de PAG peut intervenir (CE, 27 oct. 1995, Commune de Morsang-sur-Orge) [21](#page=21).
* **Aggravation des mesures:** Les autorités locales peuvent aggraver les mesures prises par des autorités supérieures, mais pas les alléger (CE, 18 avr. 1902, Commune de Néris-les-Bains; CE, 8 août 1919, Labonne) [22](#page=22).
* **Substitution du préfet au maire:** Le préfet peut se substituer au maire en cas de carence de ce dernier (art. L.2215 CGCT) [22](#page=22).
* **Communes à police étatisée:** Dans certaines communes, le préfet exerce une partie des pouvoirs de PAG. Paris est une commune "super-étatisée" avec le préfet de police comme autorité de principe [22](#page=22).
* **Concours de polices (PAG et PAS) :**
* **Concours entre PAS:** Chaque autorité compétente intervient dans son domaine selon le principe d'indépendance des législations [23](#page=23).
* **Concours entre PAG et PAS:** En principe, c'est l'autorité de PAS qui intervient [23](#page=23).
* **Exclusion totale de la PAG:** Police des antennes relais (CE, 26 oct. 2011, Commune de Saint-Denis), police des OGM (CE, 24 sept. 2012) [24](#page=24).
* **Exclusion de la PAG, sauf urgence:** Police des usines classées dangereuses (CE, 15 janv. 1986, Société PEC-Engineering; CE, 29 sept. 2003, Houillères du Bassin de Lorraine) [24](#page=24).
* **Exclusion de la PAG sauf circonstances locales particulières:** Affaire *Société Les Films Lutetia* (CE, 18 déc. 1959) concernant l'interdiction d'un film pour immoralité. Cette jurisprudence a été réactivée pendant la crise du COVID-19 [24](#page=24).
#### 3.2.2 Les composantes de l'ordre public
L'ordre public est le but poursuivi par la police administrative générale. Il se divise en deux dimensions: matérielle et immatérielle [25](#page=25).
##### 3.2.2.1 L'ordre public matériel
Il vise à protéger la société des désordres matériels. Il comprend trois éléments traditionnels :
* **Sécurité publique:** Protection de l'intégrité physique des individus et des biens. Peut justifier des interventions pour protéger un individu contre lui-même (ex: port de la ceinture de sécurité, port du casque à moto - arrêt *Bouvet de la Maisonneuve*, CE, 1975) [25](#page=25) [26](#page=26).
* **Salubrité publique:** Protection de la santé publique et prévention des risques sanitaires (eau, denrées alimentaires, rues, substances cancérigènes). Ex: interdiction de fumer dans les lieux publics (CE, 19 mars 2016, Mme M.E. GAZ) [26](#page=26) [27](#page=27).
* **Tranquillité publique:** Prévention des troubles excessifs de la vie en société (nuisances sonores, attroupements) [27](#page=27).
💡 Traditionnellement, la police administrative générale n'intervenait que pour protéger les individus les uns contre les autres, et non contre eux-mêmes. Cette conception a évolué [27](#page=27).
##### 3.2.2.2 L'ordre public immatériel
* **Respect de la dignité de la personne humaine:** C'est la principale composante immatérielle reconnue de manière stable [28](#page=28).
* **Consécration:** Arrêt *Commune de Morsang-sur-Orge* (CE, Ass., 27 oct. 1995) relatif au lancer de nains. Le juge a reconnu la dignité humaine comme quatrième composante de l'ordre public, indépendamment d'un désordre matériel [28](#page=28).
* **Portée:** Permet aux autorités d'agir pour protéger la dignité, même en l'absence de trouble matériel manifeste [28](#page=28).
* **Valeurs et principes républicains:** La jurisprudence s'est légèrement élargie pour inclure la prévention de "graves atteintes au respect des valeurs et principes, notamment de la dignité de la personne humaine". (Affaire Dieudonné, CE, 9 janv. 2014) [29](#page=29).
* **Limites:** L'intervention ne peut se fonder uniquement sur la "moralité républicaine" sans la dignité humaine. Les mesures doivent être nécessaires et proportionnées [29](#page=29).
* **Moralité publique :**
* **Absence de consécration en tant que composante autonome:** Le Conseil d'État n'a jamais consacré la moralité publique comme une composante de l'ordre public au même titre que les trois éléments matériels et la dignité humaine [31](#page=31).
* **Tolérance jurisprudentielle:** Certaines décisions d'espèce ont toléré l'intervention de la police au nom de la moralité publique, souvent dans des contextes locaux particuliers ou en lien avec la dignité humaine [31](#page=31).
* **Exemples:** Réglementation de la tenue des baigneurs (CE, 30 mai 1930, Beaugé), limitation de la prostitution (CE, 11 déc. 1946, Dames Hubert et Crébelle), interdiction de sex-shops près d'écoles (CE, 8 juin 2005, Commune de Houilles) [31](#page=31).
* **Jurisprudence *Société Les Films Lutetia*:** Le maire peut interdire la projection d'un film si son caractère immoral, compte tenu de circonstances locales, est susceptible de porter atteinte à l'ordre public. Cette jurisprudence est d'application très restreinte [31](#page=31).
* **Laïcité:** La laïcité ne constitue pas une composante immatérielle de l'ordre public justifiant une mesure de police administrative générale. Les arrêtés anti-burkini jugés légaux l'étaient au nom de la sécurité ou de la tranquillité publiques, et non de la laïcité (CE, 26 août 2016, affaire du burkini) [30](#page=30).
#### 3.2.3 Le contrôle juridictionnel des mesures de police administrative
Le contrôle exercé par le juge administratif vise à concilier la protection de l'ordre public et le respect des libertés fondamentales.
##### 3.2.3.1 Interdiction des régimes d'autorisation préalable
Sauf fondement textuel particulier, les mesures de police administrative qui instaureraient un régime d'autorisation préalable sont illégales par nature, car elles portent atteinte à la liberté du commerce et de l'industrie ou à d'autres libertés [32](#page=32).
* **Principe:** Seule la loi peut limiter l'exercice d'une liberté par la création d'une autorisation préalable [32](#page=32).
* **Exemple:** Arrêté du préfet soumettant l'exercice de la profession de photographe-filmeur à autorisation préalable est illégal (CE, Ass., 22 juin 1951, *Daudignac*) [32](#page=32).
##### 3.2.3.2 Le principe de proportionnalité et le contrôle maximum
La légalité d'une mesure de police administrative repose sur la conciliation entre l'ordre public et le respect des libertés. Cette conciliation doit être réalisée de manière proportionnée. Le juge administratif exerce un contrôle qualifié de "maximum" [33](#page=33).
* **Fondement:** Les conclusions du commissaire du gouvernement Louis Corneille dans l'arrêt *Baldy* (CE, 10 août 1917): "La liberté est la règle et la restriction de police l'exception." [34](#page=34) [36](#page=36).
* **Critères du contrôle de proportionnalité :** La mesure doit être :
* **Nécessaire:** Répondre à un besoin réel et avéré d'ordre public [35](#page=35) [36](#page=36).
* **Adaptée:** Concrètement apte à atteindre l'objectif recherché [35](#page=35) [36](#page=36).
* **Proportionnée:** Ne pas aller au-delà de ce qui est strictement nécessaire, sans atteinte excessive à la liberté [35](#page=35) [36](#page=36).
* **Contrôle extrinsèque:** Le juge vérifie non seulement la proportionnalité intrinsèque de la mesure, mais aussi l'existence de mesures alternatives moins attentatoires aux libertés mais tout aussi efficaces (CE, 19 mai 1933, *Benjamin*). L'interdiction totale d'une réunion, si des mesures de police pouvaient suffire, est disproportionnée [34](#page=34) [37](#page=37).
* **Application :**
* **En période normale:** Le contrôle est particulièrement strict et exige un haut degré de justification et de nécessité (CE, Ass., 26 oct. 2011, Association pour la promotion de l'image) [36](#page=36).
* **En période de circonstances exceptionnelles:** Le niveau de proportionnalité exigé est allégé [38](#page=38).
* **Mesures radicales:** Plus une mesure est générale, absolue, radicale ou étendue dans le temps et l'espace, plus elle a de chances d'être jugée disproportionnée [38](#page=38).
* **Mesure disproportionnée:** Elle est excessive, va au-delà de ce qui est nécessaire, ou ne tient pas compte de mesures alternatives plus respectueuses des libertés [38](#page=38).
> **Tip :** Le contrôle de proportionnalité est le cœur du contrôle de légalité des mesures de police administrative. Le juge administratif est très vigilant quant à la justification et à la nécessité des restrictions apportées aux libertés.
> **Example:** L'interdiction d'un spectacle antisémite (*Dieudonné*) a été jugée nécessaire et proportionnée car aucune autre mesure (police, encadrement) n'aurait pu empêcher les propos discriminatoires, relevant de sanctions pénales. À l'inverse, l'interdiction totale d'une conférence (affaire *Benjamin*) a été jugée disproportionnée car le renforcement de la présence policière aurait pu suffire à maintenir l'ordre [37](#page=37) [38](#page=38).
---
# Le service public : identification, distinction SPA/SPIC et fonctionnement
Voici une synthèse détaillée sur le service public : identification, distinction SPA/SPIC et fonctionnement.
## 4. Le service public : identification, distinction SPA/SPIC et fonctionnement
Cette partie explore la définition du service public, les critères permettant de l'identifier, la différenciation entre Services Publics Administratifs (SPA) et Services Publics Industriels et Commerciaux (SPIC), ainsi que les principes qui régissent leur fonctionnement [39](#page=39) [45](#page=45).
### 4.1 L'identification du service public
L'identification du service public repose sur la combinaison de deux critères essentiels: un critère finaliste (le but de l'activité) et un critère organique (le lien avec une personne publique) [39](#page=39) [40](#page=40).
#### 4.1.1 Le critère finaliste : l'intérêt général
Le critère finaliste examine si l'activité vise la satisfaction de l'intérêt général. L'intérêt général est une notion d'une grande souplesse, dont le contenu évolue dans le temps et l'espace, car il vise à satisfaire les besoins collectifs changeants [40](#page=40) [42](#page=42).
* **Le rôle du juge et l'intention des pouvoirs publics:** Le juge administratif estime qu'il n'est pas de son rôle de définir l'intérêt général, mais plutôt de déceler l'intention des pouvoirs publics. Il existe une tendance à présumer qu'une activité est d'intérêt général dès lors que l'administration s'y intéresse [41](#page=41) [42](#page=42) [43](#page=43).
* **Activités exclues de la qualification de service public :**
* **Les jeux d'argent:** La jurisprudence a évolué, considérant initialement que leur organisation ne pouvait servir l'intérêt général en raison des risques d'addiction. Cependant, la gestion des casinos peut être considérée comme un service public si elle intègre des missions de développement culturel, touristique et économique [41](#page=41) [42](#page=42) [43](#page=43).
* **La gestion par les personnes publiques de leur domaine privé:** L'activité de gestion des biens relevant du domaine privé d'une personne publique n'est pas qualifiée de service public [41](#page=41) [43](#page=43).
#### 4.1.2 Le critère organique : le lien avec une personne publique
Ce critère exige que l'activité soit maîtrisée ou assurée par une personne publique [39](#page=39) [43](#page=43).
* **Gestion directe par une personne publique:** Lorsque l'activité est gérée directement par une personne publique, le critère organique est considéré comme rempli [44](#page=44).
* **Gestion par une personne privée :** Les difficultés apparaissent lorsque l'activité, sans être gérée directement par une personne publique, entretient un lien avec elle.
* **Arrêt Narcy (CE, 28 juin 1963) :** Deux critères sont exigés pour que le lien organique soit suffisant :
1. La personne privée doit s'être vu confier des **prérogatives de puissance publique (PPP)**.
2. Elle doit être soumise au **contrôle de l'administration** [44](#page=44).
* **Arrêt APREI (CE, 22 février 2007):** Cette jurisprudence assouplit les critères de Narcy. Une personne privée peut assurer une mission de service public même sans PPP si un **faisceau d'indices** (objet de l'activité, conditions de création, d'organisation, de fonctionnement, obligations imposées, avantages reçus) démontre l'intention du pouvoir public de lui confier cette mission [44](#page=44) [45](#page=45).
#### 4.1.3 Les cas simples et complexes
* **Cas simples:** L'activité est qualifiée de service public par un texte législatif ou réglementaire [40](#page=40) [45](#page=45).
* **Cas complexes:** En l'absence de qualification textuelle, le juge analyse les deux critères (finaliste et organique). La méthode générale consiste à déceler l'intention des pouvoirs publics de faire de l'activité un service public [40](#page=40) [45](#page=45).
> **Tip:** Le critère organique est souvent le plus déterminant dans l'identification du service public [43](#page=43).
### 4.2 La distinction entre les SPAs et les SPICs
La distinction entre Services Publics Administratifs (SPA) et Services Publics Industriels et Commerciaux (SPIC) est fondamentale et a des conséquences sur le régime juridique applicable [45](#page=45) [46](#page=46).
#### 4.2.1 Origine de la distinction : l'arrêt Société commerciale de l'Ouest africain (TC, 22 janvier 1921)
Cet arrêt, également connu sous le nom de l'arrêt du Bac d'Eloka, a opéré un revirement majeur. Il a jugé que lorsqu'une personne publique gère un service dans des conditions analogues à celles d'une entreprise privée (mode de fonctionnement commercial, concurrentiel, redevances des usagers), le litige relève de la juridiction judiciaire et non administrative [46](#page=46) [47](#page=47).
#### 4.2.2 Les critères de distinction (Arrêt USIA, TC, 16 novembre 1956)
Ces critères sont cumulatifs. Si l'un d'eux fait défaut, le service reste un SPA. Le SPIC est une exception, le SPA étant le principe [47](#page=47).
1. **L'objet du service :**
* **SPA:** Activité de nature administrative (réglementation, sécurité, social), non rentable par nature, ou liée à la souveraineté de l'État (activités régaliennes) [47](#page=47) [48](#page=48).
* **SPIC:** Activité économique ou commerciale qu'une entreprise privée pourrait exercer spontanément et qui est potentiellement rentable [48](#page=48).
2. **L'origine des ressources :**
* **SPA:** Principalement financé par des fonds publics (budget, impôts, subventions) [47](#page=47) [49](#page=49).
* **SPIC:** Principalement financé par les redevances versées par les usagers, selon une logique de paiement direct pour service rendu [47](#page=47) [49](#page=49).
3. **Les modalités de fonctionnement :**
* **SPA:** Gestion selon des procédés administratifs (procédures, hiérarchie, comptabilité publique, agents de droit public/fonctionnaires) [47](#page=47) [49](#page=49).
* **SPIC:** Gestion selon des méthodes commerciales proches du droit privé (publicité, recherche de clientèle, compétitivité, agents de droit privé, comptabilité privée) [47](#page=47) [49](#page=49) [50](#page=50).
> **Tip:** La loi peut expressément qualifier une activité de SPA ou de SPIC, rendant l'application des critères jurisprudentiels inutile [47](#page=47).
> **Example:** La gestion des déchets peut être un SPA si financée par une taxe (TEOM) ou un SPIC si financée par une redevance calculée sur l'usage [49](#page=49).
> **Example:** Un centre aquatique peut être qualifié de SPIC si son objet est commercial, ses ressources proviennent des usagers, et ses modalités de fonctionnement sont commerciales. Cependant, si le personnel est constitué de fonctionnaires et la gestion relève de la comptabilité publique, il peut être requalifié en SPA [50](#page=50).
> **Example:** Le service public des pompes funèbres, longtemps considéré comme un SPA en raison du monopole, peut aujourd'hui être qualifié de SPIC si les trois critères sont réunis suite à l'ouverture à la concurrence et au financement par redevances [51](#page=51).
#### 4.2.3 Les conséquences de la distinction
La distinction entre SPA et SPIC a des implications importantes :
* **Régime juridique applicable:** Droit public et compétence du juge administratif pour les SPA; droit privé et compétence du juge judiciaire pour les SPIC [52](#page=52).
* **Statut du personnel:** Agents de droit public (fonctionnaires ou contractuels administratifs) pour les SPA; agents de droit privé (salariés) pour les SPIC, sauf pour le directeur et le comptable [52](#page=52) [56](#page=56).
* **Régime de responsabilité:** Responsabilité administrative pour les SPA; responsabilité civile de droit commun pour les SPIC [52](#page=52).
> **Tip:** Les usagers d'un SPA sont dans une situation statutaire, leurs droits et obligations découlant de la loi. Les usagers d'un SPIC sont dans une situation contractuelle de droit privé [52](#page=52) [53](#page=53) [54](#page=54).
* **Exception au bloc de compétence judiciaire pour les SPIC:** Le contentieux de la légalité des règlements édictés par le gestionnaire d'un SPIC, concernant l'organisation et le fonctionnement du service, relève du juge administratif [55](#page=55).
### 4.3 Le régime juridique du service public
Le fonctionnement de tous les services publics, qu'ils soient SPA ou SPIC, est régi par trois grands principes, connus sous le nom de "lois de Rolland" [59](#page=59).
#### 4.3.1 Les lois de Rolland
1. **La loi de continuité:** Le service public ne doit pas être interrompu de manière anormale [59](#page=59).
* **Conciliation avec le droit de grève:** Le droit de grève, consacré constitutionnellement, doit être concilié avec le principe de continuité. Cette conciliation s'opère par la loi ou, à défaut, par les autorités compétentes (direction du service) en respectant les objectifs légitimes et la proportionnalité. L'objectif est d'assurer un service minimum lorsque nécessaire [60](#page=60) [61](#page=61).
2. **La loi de changement (mutabilité):** Le service public doit pouvoir s'adapter aux évolutions de l'intérêt général, ce qui peut impliquer des modifications, voire sa suppression (sauf pour les services publics obligatoires). Ce principe permet à la personne publique d'imposer des évolutions à son délégataire, même si le contrat initial n'en dispose pas [61](#page=61) [62](#page=62).
3. **Le principe d'égalité:** Ce principe, plus large que la non-discrimination, oblige à traiter de manière identique les personnes se trouvant dans une situation similaire [63](#page=63).
* **Admissibilité des différences de traitement :**
* Lorsque les usagers ne sont pas dans une situation similaire, objectivement appréciable et en rapport avec l'objet du service [63](#page=63) [64](#page=64).
* Lorsque l'intérêt général commande un traitement différent, pourvu qu'il soit directement en rapport avec l'objet de la norme et non manifestement disproportionné [64](#page=64).
* **Critères formellement prohibés:** Les distinctions fondées sur l'origine, la race ou la religion sont illégales [64](#page=64) [65](#page=65).
#### 4.3.2 Les autres principes
* **Le principe de neutralité du service public:** Il interdit d'associer le service public à toute opinion politique, philosophique ou religieuse. Il s'applique aux agents (qui ne doivent pas manifester leurs convictions religieuses pendant leurs fonctions) et aux usagers, bien que pour ces derniers, la liberté religieuse soit plus large et puisse être limitée si elle trouble le bon fonctionnement du service ou porte atteinte aux droits d'autrui [65](#page=65) [66](#page=66) [67](#page=67) [68](#page=68).
* **Dimension politique:** Interdiction de manifester des convictions politiques [65](#page=65).
* **Dimension religieuse:** Strictement appliquée aux agents, elle est plus souple pour les usagers, sauf exceptions légales (port de signes religieux ostensibles dans les établissements scolaires publics) [66](#page=66) [67](#page=67).
* **Absence de principe de gratuité:** Le service public n'est pas nécessairement gratuit. La gratuité ne s'applique que si un texte le prévoit expressément (comme l'école publique). Les redevances versées ne doivent pas dépasser la valeur de la prestation [68](#page=68) [69](#page=69).
---
# Les actes administratifs unilatéraux
Les actes administratifs unilatéraux sont l'expression d'une seule volonté qui peut créer des droits et des obligations à l'égard d'autrui constituant ainsi une prérogative de puissance publique. Leur identification, classification, régime juridique, ainsi que les procédures de leur élaboration et de leur disparition font l'objet d'une analyse détaillée [70](#page=70).
### 5.1 La notion d'acte administratif unilatéral
L'identification d'un acte administratif unilatéral présente deux difficultés: déterminer quels actes administratifs sont unilatéraux et, une fois identifiés, les classer dans une catégorie spécifique [97](#page=97).
#### 5.1.1 Identification de l'acte administratif unilatéral
Trois termes composent cette notion: "acte", "unilatéral" et "administratif" [97](#page=97).
* **Acte**: Il s'agit d'actes juridiques visant à produire des effets de droit. Les arrêtés municipaux insolites, comme interdire de tomber malade ou d'atterrir aux soucoupes volantes, ne sont pas des actes juridiques s'ils n'ont pas d'effet de droit [97](#page=97) [98](#page=98).
* **Unilatéral**: Un acte unilatéral naît d'une seule volonté (individuelle ou collective) et peut créer des droits et obligations à l'égard d'autrui. Il existe des actes administratifs à caractère mixte, contractuel et unilatéral, notamment dans les contrats de délégation de service public contenant des clauses réglementaires relatives à l'organisation et au fonctionnement du service [98](#page=98).
* **Administratif**: Les choses se compliquent car tous les actes unilatéraux émanant de personnes publiques ne sont pas forcément administratifs, et inversement, certains actes unilatéraux de personnes privées peuvent être qualifiés d'administratifs [99](#page=99).
* **Les actes unilatéraux non administratifs des personnes publiques** :
* **Actes relevant de la compétence du juge judiciaire** :
* Actes de gestion du domaine privé des personnes publiques. Par exemple, la gestion du domaine privé par un maire relève du droit privé [99](#page=99).
* Actes individuels pris par les gestionnaires de SPIC (Services Publics Industriels et Commerciaux), même lorsque le gestionnaire est une personne publique. Un refus d'une demande par un maire, dans ce cadre, est un acte de droit privé [100](#page=100).
* **Actes émanant d'autorités législatives ou judiciaires** :
* En principe, les lois du Parlement et les décisions des tribunaux sont des actes administratifs législatifs ou judiciaires [100](#page=100).
* Cependant, certains actes unilatéraux d'autorités législatives ou judiciaires sont qualifiés d'actes administratifs unilatéraux lorsqu'ils relèvent de la fonction administrative. Exemples :
* La décision du président de l'Assemblée nationale d'organiser un marché public [100](#page=100).
* Les notes attribuées par des chefs de juridiction aux magistrats et greffiers [100](#page=100).
* La décision d'un procureur de refuser l'effacement d'une mention au casier judiciaire, qui relève de l'organisation du service public judiciaire .
* **Les actes de gouvernement**: Ces actes de l'exécutif (Président, Premier ministre, ministre des Affaires étrangères) se rattachent à la fonction gouvernementale plutôt qu'à la fonction administrative. Ils bénéficient d'une quasi-immunité juridictionnelle, n'étant pas susceptibles de recours en annulation. Les critères traditionnels du "mobile politique" ont été abandonnés. Le Conseil d'État les identifie empiriquement par leur rattachement à deux domaines :
* Les rapports entre les pouvoirs publics constitutionnels (ex: décret de dissolution de l'Assemblée nationale) .
* La conduite des relations internationales de la France (ex: décision de reprendre les essais nucléaires) .
Des évolutions récentes tendent à permettre, dans des cas très limités, d'engager la responsabilité de l'État pour des actes de gouvernement liés aux relations internationales, ou à exercer un contrôle minimum de légalité en cas d'atteinte grave aux droits fondamentaux .
* **Les actes administratifs émanant de personnes privées**: En principe, ces actes sont de droit privé. Cependant, certains actes de personnes privées gérant un service public peuvent être qualifiés d'actes administratifs unilatéraux .
* **Personnes privées gérant un SPA (Service Public Administratif)**: L'acte doit être pris pour les besoins du service public délégué et révéler la mise en œuvre de prérogatives de puissance publique (arrêt *Manier*, CE, 7 janvier 1961). Exemples: sanctions disciplinaires prononcées par des fédérations sportives délégataires .
* **Personnes privées gérant un SPIC (Service Public Industriel et Commercial)**: L'acte doit être réglementaire et avoir pour objet l'organisation du service public délégué (arrêt *Époux Barbier*, TC, 15 janvier 1968) .
#### 5.1.2 La classification des actes administratifs unilatéraux
Le Code des relations entre le public et l'administration (CRPA) distingue les actes décisoires des actes non décisoires. Au sein des actes décisoires, on trouve les actes réglementaires, les actes individuels et les actes ni réglementaires ni individuels. Des distinctions supplémentaires existent: entre actes explicites et implicites, et entre actes faisant grief et actes ne faisant pas grief .
* **Actes décisoires et actes non décisoires**: La majorité des AAU sont des décisions, mais certains, comme les avis, sont non décisoires .
* **Actes faisant grief et actes ne faisant pas grief**: L'expression "faire grief" désigne les actes susceptibles de recours en annulation devant le juge administratif .
* Un AAU faisant grief est en principe décisoire .
* Inversement, un AAU ne faisant pas grief est en principe non décisoire .
Cependant, certains actes non décisoires peuvent faire grief (actes de droit souple) tandis que certains actes décisoires ne font pas grief (mesures d'ordre intérieur) .
* **Actes de droit souple**: Ce sont des mesures visant à modifier ou orienter les comportements sans créer directement de droits ou obligations, mais présentant une certaine formalisation. Ils peuvent faire grief s'ils sont impératifs ou constituent des lignes directrices, tels que les circulaires, instructions ou recommandations susceptibles d'avoir des effets notables sur les droits ou situations .
* **Mesures d'ordre intérieur (MOI)**: Ce sont des actes nécessaires à la vie interne de l'administration, d'une importance jugée trop faible pour justifier un recours. Exemples: emploi du temps d'un enseignant punitions mineures infligées aux élèves. Le champ des MOI a été considérablement réduit par la jurisprudence (arrêts *Marie* et *Hardouin*, CE, 1995; arrêts du 14 décembre 2007: *Boussouar*, *Planchenault*, *Payet*). L'analyse de leur caractère de MOI peut être in abstracto et in concreto. Elles échappent au recours, sauf si un moyen invoque la violation du principe de non-discrimination ou du harcèlement moral (CE, 25 septembre 2015, *Madame B*; CE, 8 mars 2023) .
### 5.2 Le régime des actes administratifs unilatéraux
Le droit administratif repose sur l'idée que l'administration dispose de privilèges pour imposer ses intérêts, mais bénéficie aussi de garanties .
#### 5.2.1 Le privilège du préalable
Ce privilège, dû à Maurice Hauriou, signifie que l'administration peut prendre des décisions exécutoires sans autorisation préalable du juge .
* **Caractère exécutoire**: C'est une règle fondamentale du droit public, nécessaire au bon fonctionnement de l'État. Les administrés et agents publics ont un devoir d'obéissance, même si l'acte est contesté, car les recours n'ont pas d'effet suspensif sauf référé-suspension. Une désobéissance est possible si l'ordre est manifestement illégal et porte atteinte à un droit essentiel ("baïonnette intelligente"). L'administration ne peut saisir le juge pour lui demander de faire ce qu'elle peut faire elle-même .
* **Absence de caractère coercitif**: En principe, l'administration ne peut recourir à la force sans autorisation judiciaire. Des exceptions existent: lorsqu'une loi le prévoit expressément, en cas d'urgence ou péril imminent, ou lorsqu'aucune autre voie de droit n'existe .
#### 5.2.2 La procédure administrative non contentieuse
Cette procédure régit l'élaboration des AAU. Les administrés bénéficient de garanties croissantes .
* **La motivation des actes administratifs unilatéraux**: Le principe général du droit n'impose pas la motivation, mais des textes comme la loi du 11 juillet 1979 (codifiée à l'article L. 211-2 CRPA) l'imposent pour de nombreuses décisions individuelles défavorables .
* **Le respect du contradictoire**: Le principe du contradictoire impose à l'intéressé de connaître les griefs, d'obtenir communication de son dossier et de présenter ses observations. Ce principe est codifié à l'article L. 122-2 CRPA et étendu à toutes les mesures défavorables prises en considération de la personne, même si elles ne sont pas des sanctions. Une procédure contradictoire a posteriori est possible pour les mesures conservatoires si la loi le prévoit .
* **Les procédures consultatives**: Il existe des avis facultatifs et obligatoires. Lorsque l'avis est obligatoire, le pouvoir de décision de l'administration est restreint. Si l'avis est conforme, l'administration est encore plus liée. L'absence d'un avis conforme peut constituer un vice d'incompétence .
* **Les procédures participatives**: La participation du public à l'élaboration des décisions administratives n'est pas un principe général et s'impose uniquement si un texte le prévoit (ex: Charte de l'environnement pour les décisions ayant une incidence sur l'environnement, enquêtes publiques) .
#### 5.2.3 L'entrée en vigueur des actes administratifs unilatéraux
L'entrée en vigueur marque le moment où l'AAU déploie ses pleins effets et devient opposable .
* **Existence vs Entrée en vigueur**: Un acte existe dès sa signature .
* **Principe de non-rétroactivité**: Les AAU ne peuvent en principe pas être rétroactifs et ne s'appliquent pas aux situations définitivement constituées avant leur entrée en vigueur .
* **Entrée en vigueur des actes réglementaires et d'espèce**: Ils entrent en vigueur le lendemain de leur publication ou affichage. Certains actes doivent être transmis au préfet pour devenir exécutoires .
* **Opposabilité des décisions individuelles**: Une décision expresse est opposable dès sa notification au destinataire. Pour les décisions implicites, l'opposabilité résulte de l'écoulement du temps .
#### 5.2.4 La disparition des actes administratifs unilatéraux
Un AAU peut disparaître de l'ordonnancement juridique par voie administrative, juridictionnelle, ou sous l'effet du temps .
* **La disparition administrative** :
* **Abrogation**: Suppression pour l'avenir, sans remise en cause des effets passés. Elle peut être explicite ou implicite .
* **Retrait**: Suppression avec effet rétroactif, l'acte étant réputé n'avoir jamais existé .
* **La disparition juridictionnelle** :
* **Annulation**: Suppression par le juge, produisant en principe un effet rétroactif, mais le juge peut moduler ses effets dans le temps. Le juge peut aussi constater l'inexistence de l'acte s'il est entaché d'un vice d'une gravité exceptionnelle .
* **La disparition sous l'effet du temps** :
* **Caducité ou péremption**: L'acte disparaît en raison du non-respect d'un délai ou de la survenance d'un événement .
#### 5.2.5 Les conditions du retrait et de l'abrogation
L'autorité compétente est en principe celle qui a édicté l'acte (règle du parallélisme des compétences), sauf pouvoir hiérarchique. Les conditions dépendent de la nature de l'acte (créateur de droit ou non) .
* **Distinction entre actes créateurs de droit et non créateurs de droit** :
* Les actes réglementaires ne sont jamais considérés comme créateurs de droit .
* Les décisions individuelles sont créatrices de droit si elles accordent un avantage administratif ou financier, sauf exceptions (nominations discrétionnaires, autorisations de police, décisions obtenues par fraude, etc.). Certains actes négatifs peuvent aussi être créateurs de droit .
* **Suppression des actes créateurs de droit**: Ils ne peuvent être abrogés ou retirés que s'ils sont illégaux et dans un délai de quatre mois. Au-delà, ils sont protégés .
> **Tip:** L'apprentissage des arrêts importants, notamment ceux mentionnés dans les programmes (GAJA), est essentiel. L'année de l'arrêt est souvent suffisante pour la validation .
---
# Les contrats administratifs
Les contrats administratifs constituent une catégorie de contrats passés par l'administration, se distinguant des contrats de droit privé, et sont régis par un régime juridique spécifique qui leur confère un caractère original [72](#page=72).
### 6.1 La qualification des contrats administratifs
La qualification d'un contrat comme étant administratif repose sur des critères définis par la loi ou, en l'absence de disposition légale, par la jurisprudence [72](#page=72).
#### 6.1.1 La qualification jurisprudentielle
En l'absence de détermination légale, la jurisprudence utilise deux critères cumulatifs pour qualifier un contrat d'administratif: un critère organique et un critère matériel [73](#page=73).
##### 6.1.1.1 Le critère organique
Ce critère examine les parties contractantes [73](#page=73).
* **Principe:** Pour qu'un contrat soit administratif, il faut qu'au moins une personne publique y soit partie. Un contrat entre deux personnes privées ne peut être administratif, même si l'une d'elles est liée à l'administration [73](#page=73).
* **Exceptions :** Certaines personnes privées peuvent être considérées comme agissant pour le compte d'une personne publique :
* **Personnes privées transparentes:** Il s'agit d'une personne privée, souvent une association créée et contrôlée par une personne publique, qui lui procure l'essentiel de ses ressources. Dans ce cas, la personne publique est considérée comme étant virtuellement partie au contrat, la personne privée n'ayant quasiment aucune autonomie [73](#page=73) [74](#page=74).
* **Personnes privées mandataires:** Une personne privée peut être regardée comme une personne publique si elle agit en son nom et à sa place, sur la base d'un mandat (exprès ou implicite). La théorie du mandat implicite, née en 1975, a vu son champ d'application se réduire considérablement, notamment avec l'exclusion de son application aux personnes privées concessionnaires. L'aéroport de Paris, agissant pour le compte de l'État dans le cadre de missions de sécurité aérienne, a été considéré comme agissant en vertu d'un mandat administratif implicite [74](#page=74) [75](#page=75) [76](#page=76).
* **Concessionnaires autoroutiers (cas en partie disparu):** Pendant longtemps, les contrats conclus par des concessionnaires privés d'autoroutes pour les besoins de construction, d'exploitation ou d'entretien étaient considérés comme administratifs en raison de leur objet (jurisprudence *Société Entreprise Peyrot*, 1963). Cependant, un revirement de jurisprudence en 2015 avec l'arrêt *Rispal* a mis fin à cette exception pour les contrats conclus après le 9 mars 2015 [76](#page=76) [77](#page=77).
##### 6.1.1.2 Le critère matériel
Ce critère examine le contenu du contrat et peut être satisfait de trois manières: par les clauses, par l'objet, ou par le régime du contrat [77](#page=77) [78](#page=78).
* **Les clauses du contrat:** Un contrat est administratif s'il contient une ou plusieurs clauses exorbitantes du droit commun [78](#page=78).
* **Définition de la clause exorbitante:** Initialement définie négativement comme une clause étrangère par sa nature aux droits et obligations susceptibles d'être librement consentis dans le cadre des lois civiles et commerciales le Tribunal des conflits a apporté une définition positive en 2014: une clause exorbitante est une clause qui, par les prérogatives qu'elle confère à la personne publique contractante dans l'intérêt général, implique que le contrat relève du régime des contrats administratifs. Pour être exorbitante, une clause doit remplir deux conditions cumulatives [79](#page=79):
1. **Condition organique:** Elle doit conférer des pouvoirs particuliers à l'administration contractante (pouvoir de direction, de contrôle, de sanction, de résiliation ou de modification unilatérale). Les pouvoirs conférés au cocontractant privé ne peuvent jamais être qualifiés d'exorbitants [79](#page=79) [80](#page=80).
2. **Condition finaliste:** Le pouvoir conféré à l'administration doit poursuivre une finalité d'intérêt général [80](#page=80).
* **Exception:** Les contrats conclus par des personnes publiques gestionnaires d'un service public industriel et commercial (SPIC) avec leurs usagers sont toujours des contrats de droit privé, même s'ils comportent des clauses exorbitantes du droit commun, en raison du bloc de compétence attribué au juge judiciaire [78](#page=78).
* **L'objet du contrat:** Le contrat est administratif s'il est en lien avec l'exécution d'un service public. Plusieurs situations sont visées [81](#page=81):
* **Contrats confiant l'exécution même d'un service public à un tiers:** Par exemple, les contrats de délégation de service public (DSP) sont désormais des contrats administratifs par détermination légale [81](#page=81) [82](#page=82).
* **Contrats constituant une modalité de l'exécution d'un service public:** Il s'agit de contrats qui sont une condition nécessaire à l'exécution d'une mission de service public par l'administration [82](#page=82) [83](#page=83).
* **Contrats de recrutement dans les services publics administratifs (SPA) gérés par des personnes publiques:** Ces contrats sont administratifs, quel que soit le poste ou la nature des fonctions [83](#page=83).
* **Contrats faisant participer le cocontractant à l'exécution d'un service public:** La qualification dépend de l'association suffisante du cocontractant à l'exécution du service public [83](#page=83).
* **Le régime du contrat:** Un contrat est administratif s'il est soumis, même partiellement, à un régime juridique spécial, exorbitant du droit commun, prévu par un texte particulier. Ce critère découle de l'arrêt *Société d'exploitation électrique de la rivière du Sant* [84](#page=84) [85](#page=85).
#### 6.1.2 Les contrats administratifs par détermination de la loi
Dans certains cas, le législateur qualifie directement des contrats d'administratifs [87](#page=87).
* **Exemples:** Contrats comportant occupation du domaine public, contrats de cession de biens immobiliers de l'État, marchés publics et concessions passés par des personnes publiques, contrats d'achat d'électricité entre EDF et les producteurs autonomes [87](#page=87).
* **Importance:** Cette qualification légale détermine non seulement la nature du contrat mais aussi son régime juridique spécifique, incluant souvent des procédures de passation particulières comme la mise en concurrence [87](#page=87) [88](#page=88).
##### 6.1.2.1 Marchés publics et concessions
Bien que relevant tous deux du code de la commande publique, les marchés publics et les concessions se distinguent par le transfert du risque d'exploitation du concessionnaire [88](#page=88).
* **Marché public:** Le titulaire vend une prestation contre un prix, sans assumer de risque économique significatif s'il a bien calculé [88](#page=88).
* **Concession:** Le concessionnaire est rémunéré par l'exploitation du service ou de l'ouvrage, sa rémunération dépendant des aléas du marché. Le risque transféré doit être réel et non négligeable [88](#page=88) [89](#page=89).
#### 6.1.3 Les cas particuliers
Certains contrats échappent à la logique stricte du cumul des critères organique et matériel [85](#page=85).
* **Contrats entre personnes publiques:** Ils bénéficient d'une présomption d'administrativité, mais peuvent être de droit privé s'ils ne font naître que des rapports de droit privé [85](#page=85) [86](#page=86).
* **Contrats accessoires à un contrat de droit public:** Ils sont eux-mêmes de droit public, même conclus entre personnes privées [86](#page=86).
* **Contrats internationaux:** Leur qualification d'administratif est subordonnée à leur soumission partielle au droit français et au respect des critères jurisprudentiels habituels [86](#page=86) [87](#page=87).
### 6.2 Le régime des contrats administratifs
Le régime des contrats administratifs est en partie spécial et original, notamment en ce qui concerne leur formation et leur exécution [89](#page=89).
#### 6.2.1 La formation du contrat
Malgré le principe de liberté contractuelle, la liberté de l'administration est encadrée pour protéger les finances publiques et lutter contre la corruption. Il est souvent nécessaire d'organiser des procédures de mise en concurrence [89](#page=89) [90](#page=90).
* **Mise en concurrence:** Elle s'impose pour la majorité des marchés publics et des concessions, ainsi que pour les conventions d'occupation du domaine public en vue d'une exploitation économique. Elle n'est cependant pas toujours requise pour les contrats sur le domaine privé d'une personne publique [90](#page=90).
#### 6.2.2 L'exécution des contrats administratifs
Le régime de l'exécution est particulièrement original et se fonde sur des règles jurisprudentielles générales conférant à l'administration des prérogatives exorbitantes du droit commun [90](#page=90) [91](#page=91).
##### 6.2.2.1 Les prérogatives exorbitantes de l'administration contractante
L'administration dispose de trois prérogatives principales :
* **Un pouvoir de contrôle et de sanction:** L'administration peut surveiller l'exécution du contrat et sanctionner son cocontractant en cas de manquement, même en l'absence de clause ou de texte le prévoyant. Les sanctions peuvent être coercitives (substitution à l'entrepreneur défaillant) ou résolutoires (résiliation pour faute). Le principe de proportionnalité s'applique. La résiliation pour faute peut être prononcée par l'administration elle-même, y compris pour les concessions de service public [91](#page=91) [92](#page=92).
* **Un pouvoir de modification unilatérale:** L'administration peut modifier seule certaines clauses du contrat si l'intérêt général le justifie, à condition de ne pas changer la nature globale du contrat ni bouleverser son économie. Le cocontractant ayant subi un préjudice a droit à une indemnisation intégrale [93](#page=93).
* **Un pouvoir de résiliation unilatérale des contrats administratifs:** L'administration peut mettre fin à un contrat pour motif d'intérêt général. Ce pouvoir s'applique à tous les contrats administratifs, y compris les concessions de service public. Pour les contrats entre personnes publiques, ce pouvoir est plus strictement apprécié. En cas de résiliation pour motif d'intérêt général, le cocontractant a droit à une indemnisation intégrale de son préjudice, sauf clause contractuelle prévoyant une indemnisation moindre, mais jamais supérieure au préjudice réel. L'administration ne peut renoncer à ce pouvoir [94](#page=94) [95](#page=95).
##### 6.2.2.2 Les garanties particulières reconnues au cocontractant de l'administration
Le cocontractant a droit à l'équilibre financier du contrat, et en cas de rupture de cet équilibre par certains aléas, il a droit à une indemnisation. Trois théories jurisprudentielles consacrent ce droit [95](#page=95):
* **Théorie des sujétions techniques imprévues:** Elle concerne les difficultés matérielles exceptionnelles et imprévisibles rencontrées lors de l'exécution d'un marché de travaux publics, donnant lieu à un relèvement du prix si elles ont renchéri le coût du contrat et bouleversé son économie. Elle ne s'applique qu'aux marchés publics de travaux [95](#page=95) [96](#page=96).
* **Théorie du fait du prince:** Elle couvre les mesures imprévues prises par l'administration, en tant qu'autorité administrative, qui ont des répercussions financières sur le contrat. Si le fait du prince bouleverse l'économie du contrat, le cocontractant a droit à une indemnisation intégrale du préjudice anormal et spécial subi [96](#page=96).
* **Théorie de l'imprévision:** Elle s'applique lorsque des circonstances extérieures et imprévisibles bouleversent l'économie du contrat au point de rendre son exécution financièrement difficile. L'indemnisation couvre le surcoût lié à l'imprévision. L'entrepreneur doit continuer à exécuter le contrat. Si l'imprévision devient permanente, l'administration doit mettre fin au contrat [96](#page=96).
> **Tip :** Il est essentiel de bien distinguer les contrats administratifs des contrats de droit privé conclus par l'administration, car leur régime juridique et les compétences des juridictions sont différents. La qualification repose sur une analyse rigoureuse des critères organiques et matériels, ou sur une disposition légale expresse.
> **Tip :** Les prérogatives de l'administration dans l'exécution des contrats administratifs sont considérables et visent à assurer la bonne exécution des missions d'intérêt général. Cependant, ces prérogatives sont contrebalancées par des garanties pour le cocontractant, notamment le droit à l'équilibre financier du contrat.
> **Example:** L'arrêt *Société AXA France IARD* a clarifié la définition des clauses exorbitantes en mettant l'accent sur les prérogatives de puissance publique conférées à l'administration dans l'intérêt général. Cela permet de mieux identifier les clauses qui rendent un contrat administratif [79](#page=79).
> **Example:** La distinction entre marché public et concession repose sur le transfert du risque d'exploitation. Dans un marché public, le risque est limité, tandis que dans une concession, le concessionnaire assume une exposition réelle aux aléas du marché, ce qui justifie le transfert de ce risque [88](#page=88) [89](#page=89).
---
## Erreurs courantes à éviter
- Révisez tous les sujets en profondeur avant les examens
- Portez attention aux formules et définitions clés
- Pratiquez avec les exemples fournis dans chaque section
- Ne mémorisez pas sans comprendre les concepts sous-jacents
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Droit administratif | Ensemble des règles juridiques applicables à l'administration publique et à ses activités, se distinguant du droit privé par sa spécificité et ses prérogatives. |
| Administration publique | Entité qui gère les affaires publiques et vise à satisfaire l'intérêt général, pouvant être définie de manière organique (ensemble des organes) ou matérielle (fonction ou activité). |
| Définition organique de l'administration | Conception de l'administration comme l'ensemble des organes qui, au sein des personnes morales de droit public, exercent des activités administratives. |
| Définition matérielle de l'administration | Conception de l'administration comme la fonction ou l'activité administrative elle-même, distincte des fonctions législative, juridictionnelle et gouvernementale. |
| Autorité administrative | Personne physique exerçant une fonction administrative et disposant d'une compétence décisionnaire, comme un doyen, un préfet ou un ministre. |
| Intérêt général | Notion visant à satisfaire les besoins collectifs de la société, dont la conception peut évoluer dans le temps et dans l'espace. |
| Service Public Industriel et Commercial (SPIC) | Type de service public dont l'activité est exercée selon les méthodes du commerce privé, financé principalement par les redevances des usagers et relevant du juge judiciaire. |
| Service Public Administratif (SPA) | Type de service public dont l'activité est de nature administrative, financé par des fonds publics et relevant du juge administratif. |
| Pouvoir de police | Ensemble des prérogatives de droit public permettant à l'administration de réglementer les libertés individuelles dans le but de protéger l'ordre public. |
| Police administrative | Activité de l'administration visant à maintenir l'ordre, la sécurité et la salubrité publique, se distinguant de la police judiciaire par sa finalité préventive. |
| Police judiciaire | Activité de l'administration visant à constater les infractions pénales, rassembler les preuves et arrêter les auteurs, ayant une finalité répressive. |
| Ordre public | Ensemble des conditions matérielles et immatérielles nécessaires au bon fonctionnement de la société, incluant la sécurité, la tranquillité et la salubrité publiques, ainsi que le respect de la dignité humaine. |
| Critère finaliste | Critère d'identification d'une activité basé sur son but ou sa finalité, notamment l'intérêt général pour les services publics. |
| Critère organique | Critère d'identification d'une activité basé sur le lien qu'elle entretient avec une personne publique, notamment sa gestion ou sa maîtrise par celle-ci. |
| Prérogatives de puissance publique (PPP) | Pouvoirs spécifiques conférés à l'administration qui lui permettent d'agir de manière unilatérale et d'imposer sa volonté, tels que le pouvoir de contrainte ou de sanction. |
| Droit souple | Ensemble de mesures émanant d'autorités publiques qui visent à orienter les comportements par la persuasion et l'adhésion, sans créer de droits ou obligations contraignantes. |
| Mesure d'ordre intérieur (MOI) | Décision administrative jugée trop peu importante ou interne pour être contestée devant le juge administratif, bien que cette catégorie soit de plus en plus réduite. |
| Privilège du préalable | Capacité de l'administration à prendre des décisions exécutoires par elle-même, sans autorisation préalable du juge, caractérisant le caractère exécutoire des actes administratifs unilatéraux. |
| Acte administratif unilatéral | Acte juridique émanant d'une seule volonté (individuelle ou collective) et produisant des effets de droit à l'égard de tiers, sans nécessiter leur consentement préalable. |
| Contrat administratif | Contrat conclu par une personne publique, soumis à des clauses exorbitantes du droit commun ou ayant pour objet l'exécution d'un service public, relevant du régime du droit public. |
| Clause exorbitante du droit commun | Clause contractuelle qui confère à la personne publique des prérogatives exceptionnelles ou impose des obligations inhabituelles par rapport au droit privé, révélant la nature administrative du contrat. |
| Théorie des sujétions imprévues | Théorie jurisprudentielle reconnaissant le droit à indemnisation du cocontractant de l'administration pour les difficultés matérielles exceptionnelles et imprévisibles rencontrées lors de l'exécution d'un marché public de travaux. |
| Théorie du fait du prince | Théorie jurisprudentielle reconnaissant le droit à indemnisation du cocontractant de l'administration lorsque une mesure administrative unilatérale, bien que licite, bouleverse l'économie du contrat. |
| Théorie de l'imprévision | Théorie jurisprudentielle reconnaissant le droit à indemnisation du cocontractant de l'administration lorsque des circonstances économiques imprévisibles bouleversent l'économie du contrat, rendant son exécution financièrement difficile. |
| Loi de continuité du service public | Principe selon lequel les services publics ne doivent pas connaître d'interruptions anormales, garantissant la régularité de leur fonctionnement. |
| Loi de changement (mutabilité) du service public | Principe selon lequel les services publics doivent pouvoir s'adapter aux évolutions de l'intérêt général, pouvant aller jusqu'à leur modification ou suppression. |
| Loi d'égalité du service public | Principe selon lequel les usagers d'un service public doivent être traités de manière égale, sans discrimination, bien que des différences de traitement puissent être admises sous certaines conditions. |
| Principe de neutralité du service public | Principe interdisant au service public de manifester ou d'être associé à toute opinion politique, philosophique ou religieuse, garantissant l'impartialité et l'égalité de traitement des usagers. |
Cover
Droit de l'urbanisme.pdf
Summary
Le droit de l'urbanisme régit l'organisation spatiale des villes et l'utilisation des sols, évoluant constamment pour intégrer de nouvelles préoccupations environnementales et sociales.
## Introduction générale
Le droit de l'urbanisme, loin d'être une simple codification de règles techniques, constitue un outil essentiel à la mise en œuvre d'une politique publique visant à organiser et à façonner l'espace urbain et territorial. Son objet est de concilier les aspirations des collectivités publiques en matière de développement avec les droits des propriétaires et les impératifs de protection environnementale et de qualité de vie. L'étude de ce droit révèle une complexité croissante, marquée par l'influence des normes européennes, une hiérarchisation des documents de planification, et une interaction constante entre les niveaux national, régional et local.
## Section 1 : La notion de droit de l’urbanisme
### §1 – L’objet du DDU
#### A. L’urbanisme, discipline autonome
L'urbanisme, en tant que discipline universitaire autonome, est relativement récent, ayant émergé il y a un peu plus d'un siècle [ . Il s'est nourri de diverses disciplines telles que l'architecture, la démographie, la sociologie et l'économie, intégrant des dimensions esthétiques, sécuritaires et salubres [ . Cette interdisciplinarité explique l'absence d'une version absolue ou unique de l'urbanisme; il s'agit d'un outil adaptable aux décisions politiques. L'urbanisme porte sur l'organisation d'une ville, quelle que soit sa taille, et est souvent lié à l'urbanisation, phénomène démographique caractérisé par l'exode rural et la concentration de la population dans les villes [ ] [1](#page=1).
#### B. L’urbanisme, politique publique
Dans le cadre de cette matière, l'urbanisme est avant tout considéré comme une politique publique, relevant majoritairement des collectivités territoriales et étant donc largement décentralisée [ . Le droit de l'urbanisme n'est que le moyen juridique par lequel les pouvoirs publics atteignent leurs objectifs en matière d'aménagement et d'utilisation des sols [ ] [1](#page=1).
### §2 – La définition du DDU
#### A. Les éléments de définition
Le droit de l'urbanisme encadre l'utilisation des sols et l'aménagement urbain, non pas à l'échelle d'une seule propriété, mais en considérant l'ensemble des propriétés formant une ville [ . Son objectif est de réguler les activités autorisées sur les sols, la possibilité de construire et les caractéristiques des constructions [ . Historiquement, le DDU était parfois perçu comme un instrument de régulation de la parcelle, mais l'approche moderne privilégie une vision globale intégrée dans un projet urbain cohérent [ ] [2](#page=2).
Il est important de distinguer l'urbanisme de l'aménagement du territoire, qui s'exerce à l'échelle nationale, et de la politique de la ville, qui cible spécifiquement les zones urbaines en difficulté [ . Bien que ces politiques puissent influencer le droit de l'urbanisme, elles possèdent des objectifs et des méthodes distincts [ ] [2](#page=2).
#### B. Les éléments de distinction
Le droit de l'urbanisme doit être distingué d'autres branches du droit qui traitent également de l'utilisation des sols, notamment le droit de l'environnement et le droit de la construction [ . Le principe d'indépendance des législations, issu du droit administratif général, impose de satisfaire aux obligations de chaque régime, bien que des passerelles aient été créées pour intégrer les contraintes environnementales dans le droit de l'urbanisme depuis 2009 [ . Contrairement au droit de la construction qui se concentre sur l'intérieur des bâtiments, le droit de l'urbanisme encadre principalement l'extérieur et l'implantation des constructions [ ] [2](#page=2) [3](#page=3).
## Section 2 : Les sources du droit de l’urbanisme
### §1 – La formation historique du DDU
#### A. La naissance du DDU
Le droit de l'urbanisme moderne est né au début du XXe siècle, motivé par la nécessité de reconstruire après la Seconde Guerre mondiale, mais ses prémices remontent à des interventions telles que celles du Baron Haussmann à Paris, qui ont imposé des contraintes architecturales et créé le permis de construire en 1852 [ . En France, la loi Cornudet de 1919, prévoyant l'édiction de "projets d'aménagement, d'embellissement et d'extension des villes", est considérée comme l'acte de naissance du DDU moderne, rendant obligatoire l'édiction de plans de nivellement et de voiries dans les agglomérations de plus de 20 000 habitants [ . Le Conseil d'État a par la suite élargi la portée de ces projets pour inclure l'encadrement des activités accueillies par les bâtiments [ ] [3](#page=3).
#### B. Le DDU moderne
Les années 1950 ont vu la mise en place des instruments fondamentaux du DDU moderne. La loi de 1955 a introduit un règlement national d'urbanisme (RNU), et celle de 1958 a distingué les "plans d'urbanisme directeurs" des "plans d'urbanisme de détail" [ . La période 1953-1958 a également vu l'émergence des "droits de préemption" pour permettre aux pouvoirs publics de construire rapidement des logements, notamment via les Zones à Urbaniser par Priorité (ZUP) et les Zones d'Aménagement Différé (ZAD) [ ] [4](#page=4).
Les lois de 1967 (Loi d’Orientation Foncière) et de 2000 (Loi SRU) ont fait évoluer la terminologie et l'approche des documents de planification locaux, passant des Schémas Directeurs d’Aménagement et d’Urbanisme (SDAU) et Plans d’Occupation des Sols (POS) aux Schémas de Cohérence Territoriale (SCOT) et Plans Locaux d’Urbanisme (PLU) [ . La loi SRU de 2000 a particulièrement marqué un tournant en imposant une approche de projet et en intégrant les règles dans un cadre cohérent [ . Plus récemment, l'environnementalisation du DDU est devenue un impératif majeur [ ] [4](#page=4).
### §2 – Les sources contemporaines du DDU
#### A. La rareté des sources internationales
Strictement parlant, il n'existe pas de source internationale spécifique au droit de l'urbanisme français. Cependant, le droit de l'Union Européenne exerce une influence déterminante, notamment via le droit de l'environnement, dont une grande partie des règles trouve son origine européenne [ . Le droit européen des droits de l'homme, particulièrement l'article 1er du Protocole 1er sur la protection de la propriété privée, a également des implications lorsque des restrictions à ce droit peuvent donner lieu à indemnisation [ ] [5](#page=5).
#### B. La primauté des sources internes
Au niveau national, le Conseil Constitutionnel valide la quasi-totalité des lois en matière d'urbanisme, sauf en cas de privation complète du droit de propriété sans indemnité, car ces lois servent l'intérêt général [ . La codification a structuré le droit de l'urbanisme, avec le Code de l'urbanisme comme base de référence, divisé en plusieurs livres traitant des règles générales, de la préemption, de l'aménagement, des constructions et du contentieux [ ] [5](#page=5).
#### CHAP I : La réglementation nationale
Les règles nationales peuvent s'appliquer sur l'ensemble du territoire ou être restreintes à des portions spécifiques [ ] [5](#page=5).
##### Section I : Les principes généraux
Ces principes, issus de la loi de 1983, ont été développés pour intégrer des préoccupations sociales et environnementales.
* **Principes initiaux ** [1983](#page=1983):
* Gestion économe de l'espace [ ] [6](#page=6).
* Équilibre entre zones urbaines et rurales [ ] [6](#page=6).
* Suffisance des surfaces constructibles pour satisfaire les besoins en logement et activités économiques [ ] [6](#page=6).
* **Évolution des principes** :
* **Loi LAURE **: Maîtrise des besoins de déplacement et prévention des nuisances et pollutions, promouvant les transports publics et le développement adéquat des logements [ ] [1996](#page=1996) [6](#page=6).
* **Loi SRU **: Introduction de la mixité fonctionnelle et sociale, visant à créer des quartiers avec plusieurs fonctions urbaines et une offre de logements pour toutes les couches de la population [ ] [2000](#page=2000) [6](#page=6).
* **Loi Grenelle I **: Renforcement des principes environnementaux avec l'obligation de concourir à la réduction des émissions de gaz à effet de serre, la gestion économe des ressources fossiles, la préservation de la biodiversité et la lutte contre le changement climatique [ ] [2009](#page=2009) [6](#page=6).
Ces principes sont aujourd'hui codifiés aux articles L101-1 et suivants du Code de l'urbanisme, suite à une refonte majeure en 2015 [ ] [6](#page=6).
* **Articles L101-1 et L101-2 du Code de l'urbanisme (version actuelle)** :
* **Article L101-1**: Le territoire français est le patrimoine commun de la Nation, dont les collectivités publiques sont gestionnaires et garantes [ ] [7](#page=7).
* **Article L101-2** : Définit cinq ensembles de principes directeurs pour le droit de l'urbanisme :
1. **Qualité urbaine, architecturale et paysagère**: Favoriser la qualité et la conservation du patrimoine [ ] [7](#page=7).
2. **Sécurité et salubrité**: Veiller à la sécurité et à la salubrité des constructions et de l'environnement [ ] [7](#page=7).
3. **Aménagement du territoire et renouvellement urbain**: Maintenir l'équilibre rural/urbain, favoriser la revitalisation des centres urbains et ruraux, et pratiquer la "reconstruction de la ville sur la ville" [ ] [7](#page=7).
4. **Mixité sociale et fonctionnelle**: Assurer une offre de logements diversifiée et adapter le territoire à différents types d'activités [ ] [7](#page=7).
5. **Principes environnementaux**: Lutter contre le changement climatique, gérer les ressources, préserver la biodiversité [ ] [7](#page=7).
* **Principe du "zéro artificialisation nette" (ZAN)**: La loi "Climat et résilience" de 2021 a introduit ce principe, interdisant toute artificialisation nette des sols d'ici 2050, et a complété l'article L101-2 en y ajoutant la lutte contre l'artificialisation des sols [ ] [7](#page=7).
* **Définitions légales (Loi de 2021)** :
* **Sol artificialisé**: Sol imperméabilisé par le bâti ou le revêtement, ou stabilisé/compacté (bitumes, routes, parcs) [ ] [8](#page=8).
* **Terrain non-artificialisé**: Terrain naturel, non modifié par l'homme, nu, couvert d'eau, végétalisé, constituant un habitat naturel ou utilisé pour la culture (champs) [ ] [8](#page=8).
> **Tip :** Le principe du ZAN vise à préserver les espaces naturels et agricoles en limitant l'étalement urbain, représentant un changement majeur dans la politique d'aménagement du territoire.
##### §2 – La force juridique des principes
Les principes généraux du droit de l'urbanisme possèdent une normativité particulière. Bien que larges, ils ont une force juridique car les textes législatifs et la jurisprudence prévoient leur opposabilité aux documents d'urbanisme et, en leur absence, directement aux autorisations d'urbanisme [ ] [8](#page=8).
* **Normativité et opposabilité** :
* **Principes Généraux**: Opposables aux documents d'urbanisme (SCOT, PLU). Si aucun document d'urbanisme n'existe, ils sont directement opposables aux autorisations d'urbanisme [ ] [9](#page=9).
* **POS/PLU**: Actes réglementaires locaux qui font écran entre les principes généraux et les autorisations d'urbanisme. La légalité d'une autorisation est d'abord examinée au regard du PLU [ ] [9](#page=9).
* **Autorisations d’urbanisme**: Actes individuels locaux, dont la légalité est contrôlée par rapport au document d'urbanisme supérieur (POS/PLU) [ ] [9](#page=9).
Le contrôle exercé par le juge est un "contrôle de compatibilité" plutôt qu'un contrôle de conformité strict, laissant une marge d'appréciation aux autorités administratives [ . Cet arrêt "Commune de Bennwihr" illustre ce contrôle: la création d'une zone industrielle dans un parc boisé, alors que des espaces urbanisés étaient disponibles, a été jugée incompatible avec les principes généraux [ . Le Conseil Constitutionnel, dans sa décision sur la loi SRU de 2000, a confirmé que ce contrôle de compatibilité est le seul concevable, respectant le principe de libre administration des collectivités territoriales [ . Cependant, des lois plus récentes, comme celle sur le ZAN, imposent des obligations de résultat plus strictes [1994](#page=1994) [9](#page=9).
#### Section II : Les règles générales
Ces règles, aujourd'hui regroupées dans le RNU, ont une histoire qui remonte à 1955, initialement complétées par des règles générales d'urbanisme d'origine législative, une distinction aujourd'hui disparue [ . Le RNU a une double fonction: il s'agit de règles nationales applicables partout, mais aussi d'un instrument supplétif en l'absence de PLU [ ] [9](#page=9).
##### §1 – Le contenu du RNU
Le RNU, subdivisé en deux chapitres dans le Code de l'urbanisme, traite de plusieurs aspects de l'occupation des sols [ ] [10](#page=10).
###### A. La localisation, l’implantation, la densité et la desserte des constructions
1. **La localisation des constructions**
En l'absence de PLU ou de carte communale, le RNU impose la "règle de la constructibilité limitée": les nouvelles constructions ne sont autorisées que dans les parties déjà urbanisées de la commune [ . Cette règle, introduite en 1983, vise à inciter les communes à se doter d'un PLU [ . La définition des "parties actuellement urbanisées" est sujette à interprétation, prenant en compte le nombre de bâtiments, leur éloignement et la présence d'obstacles physiques [ ] [10](#page=10).
* **Exceptions à la constructibilité limitée** (Article L111-4 du Code de l'Urbanisme) :
* **Exceptions catégorielles** :
* Adaptation, changement de destination, refonte ou extension de constructions existantes (l'extension doit être raisonnable; la reconstruction d'un bâtiment détruit n'est pas incluse) [ ] [10](#page=10).
* Installations nécessaires à une exploitation agricole [ ] [10](#page=10).
* Équipements collectifs [ ] [10](#page=10).
* Constructions incompatibles avec le voisinage des zones habitées (ex: décharge d'ordures ménagères) [ ] [10](#page=10).
* **Exception générale**: Sur délibération motivée du conseil municipal, autorisation de construction hors des parties urbanisées pour éviter une diminution de la population communale, à condition de ne pas porter atteinte à l'environnement (ex: implantation d'une administration ou d'une entreprise créatrice d'emplois) [ ] [11](#page=11).
Outre la règle de la constructibilité limitée, le RNU contient une règle qui s'applique même en présence d'un PLU: le refus de projet favorisant une urbanisation dispersée, appréhendée de manière similaire à la constructibilité limitée [ . Il existe également une interdiction de construire le long des grands axes routiers en entrée de ville sur une bande de 100 mètres, avec des exceptions pour les installations d'énergies renouvelables [ ] [11](#page=11).
2. **La desserte et les équipements de constructions**
Le principe est qu'une construction ne peut être autorisée que si elle est desservie par une route et par les réseaux d'eau et d'électricité, ou si ces réseaux sont prolongés dans un délai défini [ ] [11](#page=11).
* **Alimentation en eau et évacuation des eaux usées**: Des exceptions sont possibles si un point d'eau existe sur le terrain. Les collectivités peuvent refuser la prolongation des réseaux si le coût est excessif [ ] [11](#page=11).
* **Accès à la circulation**: La parcelle doit être desservie par une voie de circulation accessible aux véhicules de secours et d'une largeur suffisante, assurant la sécurité des usagers [ ] [11](#page=11).
3. **Les règles d’implantation et de volume**
Les "règles de prospect" du RNU sont supplétives et prévoient :
* Distance minimale de 3 mètres entre plusieurs bâtiments d'un même propriétaire sur la même parcelle [ ] [12](#page=12).
* Distance minimale entre le bâtiment et la voie publique égale à sa hauteur, calculée horizontalement par rapport à la différence d'altitude [ ] [12](#page=12).
* Distance minimale entre le bâtiment et la limite parcellaire égale à la moitié de sa hauteur, calculée également en fonction de la différence d'altitude [ ] [12](#page=12).
4. **Les règles relatives à l’aspect extérieur des constructions**
Ces règles sont facultatives en l'absence de PLU :
* Refus ou conditionnement d'un projet s'il porte atteinte au caractère, à l'intérêt des lieux avoisinants, aux sites, paysages naturels ou urbains, ou à la conservation des perspectives monumentales (R111-27) [ ] [12](#page=12).
* Refus ou prescription spéciale pour les constructions dépassant la hauteur moyenne dans les secteurs bâtis présentant une unité d'aspect (R111-28) [ ] [12](#page=12).
* Possibilité pour le conseil municipal d'identifier des éléments à intérêt patrimonial ou paysager et de définir des prescriptions pour leur protection [ ] [12](#page=12).
###### B. Aspects sanitaires, environnementaux et sociaux
1. **Les risques et nuisances des constructions**
Un permis peut être refusé ou assorti de prescriptions si le projet porte atteinte à la salubrité, à la sécurité publique, ou s'il est susceptible d'être exposé à des nuisances graves [ . L'interprétation de ces dispositions vise à protéger les populations exposées aux risques autant que celles qui les génèrent [ ] [13](#page=13).
2. **Les performances environnementales et énergétiques et préservation des espaces protégés**
Le RNU renvoie aux principes du code de l'Environnement (principe de précaution, de prévention, de correction, de pollueur-payeur) [ . Le principe de précaution, autrefois difficilement invocable en urbanisme, est désormais mieux intégré, notamment suite à des contentieux relatifs aux antennes-relais [ . La loi Grenelle II de 2010 a rendu obligatoire la prise en compte des énergies renouvelables et des matériaux naturels, interdisant de s'y opposer (ancien article L111-16 du RNU) [ . Ces dispositions, transférées au Code de la construction et de l'habitation, montrent la difficulté de toujours placer les règles environnementales dans le RNU [ . La loi du 10 mars 2023 a introduit des dispositions pour favoriser les énergies renouvelables, notamment les installations agrivoltaïques, en créant une nouvelle subdivision dans le RNU [ ] [13](#page=13) [14](#page=14).
3. **La mixité sociale et fonctionnelle**
L'article L111-24 du Code de l'urbanisme impose, pour toute construction nouvelle de plus de 800 mètres carrés, de prévoir au moins 30% de logements locatifs sociaux [ ] [14](#page=14).
##### §2 – La force jurid du RNU
Les règles législatives du RNU sont généralement obligatoires, même en présence d'un PLU, tandis que les règles réglementaires sont supplétives [ . Le RNU est opposable aux autorisations d'urbanisme, et les PLU ne peuvent y déroger que dans un sens plus sévère [ . Le Conseil d'État a précisé que les règles du RNU ne sont opposables qu'aux autorisations d'urbanisme et non aux documents d'urbanisme eux-mêmes, sauf en l'absence de ces derniers où les principes généraux deviennent directement opposables [ ] [14](#page=14).
#### CHAP II : La réglementation spéciale
Ces réglementations s'appliquent à des territoires ou opérations spécifiques.
##### Section I : Réglementations applicables à certaines zones
1. **La protection du littoral**
* **Champ d’application**: La loi littoral s'applique aux communes riveraines des mers, océans, plans d'eau intérieurs de plus de 1000 hectares, étangs salés, et estuaires sous certaines conditions [ . L'application de ces dispositions, même sans permis de construire, reste effective [ ] [15](#page=15).
* **Opposabilité**: La loi littoral s'impose aux documents d'urbanisme locaux (SCOT, PLU) et aux autorisations d'urbanisme. En cas de documents d'urbanisme existants, la loi littoral doit être compatible avec eux; si elle est contraire, elle prime [ ] [15](#page=15).
* **Contenu** :
* **Interdictions de construire** :
* Bande de 100 mètres depuis le rivage, en dehors des zones déjà urbanisées. Des exceptions existent pour les services publics et les installations nécessitant la proximité de l'eau (ports) [ . La loi "Climat et résilience" permet d'étendre cette bande en cas de risque d'érosion côtière [ ] [16](#page=16).
* Zones remarquables: Espaces terrestres ou marins remarquables ou caractéristiques du patrimoine naturel ou culturel, nécessitant des mesures de préservation. Les constructions y sont en principe interdites, sauf exceptions liées au tourisme, à la gestion des espaces ou à des bâtiments préexistants [ ] [17](#page=17).
* Interdiction de créer de nouvelles routes sur les plages, cordons littoraux et corniches [ ] [17](#page=17).
* Obligation pour les SCOT et PLU de prévoir des espaces naturels constituant des coupures d'urbanisation [ ] [17](#page=17).
* **Limitations de construire** :
* Urbanisation en continuité de l'existant, de manière contiguë à une zone déjà urbanisée. Des critères de localisation pour les nouveaux hameaux sont définis par les SCOT [ ] [18](#page=18).
* Urbanisation limitée dans les espaces proches du rivage, justifiée par la configuration des lieux ou des activités économiques nécessitant la proximité de l'eau [ ] [18](#page=18).
* Fixation de la capacité d'accueil des parcelles en tenant compte de la préservation des espaces, des risques littoraux et de la fréquentation par le public [ ] [18](#page=18).
* Prise en compte du recul du trait de côte, avec des cartes d'exposition et des servitudes ou adaptations nécessaires dans les zones exposées [ ] [18](#page=18).
2. **La protection de la montagne**
* **Champ d’application**: Les espaces de montagne sont définis par deux critères cumulatifs: limitation considérable de l'utilisation des terres et accroissement du coût des travaux [ . Des arrêtés interministériels délimitent ces zones [ ] [19](#page=19).
* **Opposabilité**: Les dispositions de la loi montagne sont opposables aux documents d'urbanisme locaux et aux autorisations d'urbanisme [ ] [19](#page=19).
* **Contenu** :
* **Interdictions de construire** :
* Interdiction des nouvelles routes au-dessus de la limite forestière [ ] [20](#page=20).
* Préservation des terres nécessaires aux activités agricoles, pastorales ou forestières; constructions autorisées uniquement si elles sont liées à ces activités ou à des équipements sportifs, à la restauration de chalets d'alpage ou à des bâtiments d'estive [ ] [20](#page=20).
* Protection des plans d'eau inférieurs à 1000 hectares avec une interdiction de construire dans un rayon de 300 mètres, sauf exceptions limitativement énumérées [ ] [20](#page=20).
* **Limitations de construire** :
* Urbanisation en continuité avec les bourgs, villages et groupes de constructions traditionnels, en tenant compte des spécificités territoriales. Des exceptions existent pour certains types de travaux ou zones [ ] [21](#page=21).
* Limitation de l'extension des installations touristiques, encadrant les "unités touristiques nouvelles" (UTN) selon leur ampleur, et imposant leur prise en compte dans les documents d'urbanisme [ ] [21](#page=21).
##### Section II : La réglementation spéciale à certaines opérations
L'État intervient directement dans l'urbanisme via des projets d'intérêt général et des opérations d'intérêt national.
1. **Les projets d’intérêt général (PIG)**
* **Champ d’application**: Tout projet d'ouvrage, de travaux ou de protection présentant un caractère d'utilité publique et visant l'aménagement, l'équipement, la protection du patrimoine, la prévention des risques ou la préservation de l'environnement [ . L'utilité publique est contrôlée par un "bilan" vérifiant que les avantages l'emportent sur les inconvénients [ ] [23](#page=23).
* **Force**: Les PIG visent à s'imposer aux collectivités territoriales (CT). L'État veille à leur prise en compte dans les documents d'urbanisme, avec un lien normatif souple basé sur l'"évitement" du contraire [ ] [23](#page=23).
* **Procédure**: L'État, ou certains de ses établissements publics, peut demander la qualification d'un projet en PIG par arrêté préfectoral. Si la commune ne modifie pas son document d'urbanisme en conséquence, le préfet peut la mettre en demeure [ ] [23](#page=23).
2. **Les opérations d’intérêt national (OIN)**
* **Identification**: Opération d'aménagement répondant à des enjeux nationaux, nécessitant une mobilisation de la collectivité nationale, à laquelle l'État consacre des moyens particuliers [ . L'État se substitue aux CT en raison de ces enjeux. Des domaines traditionnels d'OIN incluent les agglomérations nouvelles, le quartier de la Défense, les complexes industrialo-portuaires, les grandes infrastructures de transport, les zones économiques en difficulté et les infrastructures liées aux grands événements sportifs [ ] [24](#page=24).
* **Régime applicable**: La règle de constructibilité limitée et la nécessité d'un PLU ne s'appliquent pas. L'État se substitue à la commune pour la délivrance des permis de construire, la création de Zones d'Aménagement Concerté (ZAC) et l'interdiction des droits de préemption [ ] [24](#page=24).
#### CHAP I : La planification locale
La planification locale vise à définir les orientations d'aménagement à moyen terme.
##### Section I : Les schémas régionaux
Depuis 2019, un schéma régional est obligatoire dans toutes les régions, venant systématiser une pratique existante dans des régions comme l'Île-de-France [ . Ces schémas, appelés Schémas Régionaux d'Aménagement, de Développement Durable et d'Égalité des Territoires (SRADDET), succèdent aux anciens Schémas Régionaux d'Aménagement et de Développement du Territoire (SRADT) et ont désormais une portée juridique, s'imposant aux SCOT et PLU [ ] [25](#page=25) [26](#page=26).
* **Contenu du SRADDET** :
* **Rapport**: Synthèse de l'état des lieux, identification des enjeux et fixation des objectifs à moyen et long terme, incluant la trajectoire ZAN [ . La loi du 20 juillet 2023 a introduit une conférence régionale pour la fixation des objectifs ZAN, garantissant une concertation plus large [ ] [27](#page=27).
* **Fascicule de règles générales**: Traduit les objectifs en orientations générales, avec une normativité plus faible que les règles réglementaires [ . La région réglemente ses propres compétences et ne peut imposer directement ses règles aux collectivités infrarégionales, sauf exceptions [ ] [28](#page=28).
* **Annexes**: Cartes illustrant le schéma et ses objectifs [ ] [28](#page=28).
* **Opposabilité**: Le SRADDET doit respecter les normes de rang supérieur et s'impose aux SCOT et PLU par un rapport de compatibilité [ . La procédure de "mise en compatibilité" permet d'adapter les documents inférieurs aux évolutions des normes supérieures [ ] [28](#page=28) [29](#page=29).
##### Section II : Les schémas intercommunaux
Les Schémas de Cohérence Territoriale (SCOT) visent à coordonner les politiques d'aménagement à l'échelle intercommunale, succédant aux anciens Schémas Directeurs d'Aménagement et d'Urbanisme (SDAU) [ ] [30](#page=30).
* **Contenu du SCOT** :
* **Diagnostic et rapport de présentation**: Analyse de l'état actuel, des prévisions socio-économiques et environnementales, et justification des choix d'aménagement [ ] [31](#page=31).
* **Projet d’Aménagement Stratégique (PAS)**: Définit les objectifs de développement et d'aménagement du territoire à 20 ans, incluant la gestion économe de l'espace et la trajectoire ZAN [ ] [32](#page=32).
* **Document d’Orientation et d’Objectifs (DOO)**: Fixe des orientations générales et des objectifs pour l'organisation de l'espace, la coordination des politiques publiques, et la valorisation des territoires, notamment en matière d'activités, d'habitat, de mobilité et de transition écologique [ ] [32](#page=32).
* **Documents graphiques**: Cartes illustrant les prescriptions opposables du DOO [ ] [35](#page=35).
* **Opposabilité**: Le SCOT doit être compatible avec les normes supérieures (lois littoral, montagne, SRADDET, plans sectoriels environnementaux) et s'impose aux PLU et cartes communales avec un rapport de compatibilité [ ] [36](#page=36).
* **Procédure**: L'élaboration d'un SCOT suit plusieurs étapes, incluant concertation, consultation des personnes associées, enquête publique, et approbation par arrêté préfectoral, avec un contrôle de légalité [ . La mise en œuvre peut faire l'objet de conventions avec les EPCI [ . L'évolution du SCOT peut se faire par révision, modification ou mise en compatibilité, avec des procédures adaptées à l'ampleur des changements [ ] [39](#page=39) [40](#page=40) [43](#page=43).
#### CHAP II : La réglementation locale
La réglementation locale est principalement assurée par les Plans Locaux d'Urbanisme (PLU) et, dans les communes de moindre taille, par les cartes communales.
##### Section I : Les plans locaux d’urbanisme (PLU)
Les PLU sont les héritiers des Plans d'Occupation des Sols (POS), réformés par la loi SRU pour intégrer une approche projet et une unification des documents [ ] [45](#page=45).
* **Contenu du PLU** :
* **Rapport de présentation**: Diagnostic, analyse de la consommation d'espaces, justification des choix d'aménagement et évaluation environnementale [ . Bien que non opposable aux tiers, sa cohérence avec le règlement est requise [ ] [46](#page=46) [47](#page=47).
* **Projet d’Aménagement et de Développement Durable (PADD)**: Définit les orientations générales d'aménagement, d'urbanisme, de protection de la nature, et les objectifs chiffrés de modération de la consommation d'espace en l'absence de SCOT [ . Non opposable directement, il sert de cadre au règlement et aux orientations d'aménagement [ ] [47](#page=47) [48](#page=48).
* **Orientations d'Aménagement et de Programmation (OAP)**: Obligatoires depuis la loi Grenelle II, elles précisent les modalités d'aménagement, d'habitat, de transport, et définissent un calendrier d'ouverture à l'urbanisation [ . Elles sont opposables par un contrôle de compatibilité [ ] [48](#page=48).
* **Règlement**: Contient les dispositions réglementaires obligatoires (zonage) et facultatives (implantation, volume, aspect extérieur, etc.) [ ] [48](#page=48).
* **Zonage**: Délimitation des zones urbaines (constructibles), zones à urbaniser (destinées à l'urbanisation, potentiellement sous conditions), zones agricoles (ZA) et zones naturelles et forestières (ZNF) (inconstructibles sauf exceptions liées aux activités agricoles/forestières ou à des équipements collectifs) [ . Des Secteurs de Taille et de Capacité Limitée (STCAL) peuvent être créés exceptionnellement dans les zones non constructibles [ ] [49](#page=49) [51](#page=51).
* **Servitudes**: Règles facultatives prévues par le Code de l'urbanisme, portant sur l'affectation des sols, la destination des constructions (5 destinations principales), la qualité urbaine, architecturale, environnementale et paysagère, les équipements, réseaux et emplacements réservés [ . Les espaces boisés classés (EBC) imposent des restrictions de classement et de division [ ] [52](#page=52) [53](#page=53).
* **Documents graphiques**: Cartes qui peuvent contenir des prescriptions si expressément mentionnées [ ] [55](#page=55).
* **Opposabilité**: Le PLU s'insère dans la hiérarchie des normes et s'impose aux autorisations d'urbanisme [ . Il doit être compatible avec le SCOT et les plans de mobilité et de programme local de l'habitat [ . Le mécanisme de "sursis à statuer" permet de différer une autorisation si elle compromettrait l'élaboration d'un nouveau PLU [ . L'adoption d'un PLU transfère la compétence de délivrance des autorisations d'urbanisme au maire ou au président de l'intercommunalité [ ] [56](#page=56).
* **Aspects procéduraux**: L'élaboration d'un PLU suit une procédure similaire à celle du SCOT, impliquant concertation, consultation, enquête publique et approbation par délibération, soumise au contrôle de légalité du préfet [ . L'évolution du PLU peut se faire par révision, modification ou modification simplifiée, selon l'ampleur des changements [ . La mise en compatibilité avec des normes supérieures suit également une procédure spécifique [ ] [58](#page=58) [59](#page=59) [60](#page=60).
##### Section II : Les cartes communales
Les cartes communales sont des documents d'urbanisme simplifiés, utilisés par les petites communes, délimitant les zones constructibles et non constructibles [ . Elles ont une force opposable aux demandes de permis de construire et entraînent le transfert de compétence de délivrance des autorisations d'urbanisme [ . Leur procédure d'élaboration est plus simple que celle du PLU [ ] [65](#page=65).
## PARTIE II : La mise en œuvre des règles
### CHAP I : Les autorisations d’occupation des sols
Les autorisations d'urbanisme vérifient la conformité des projets aux règles d'urbanisme.
#### Section I : Le certificat d’urbanisme (CU)
Le CU, facultatif mais recommandé, renseigne sur les règles d'urbanisme applicables à un terrain et peut se prononcer sur la faisabilité d'un projet sommaire [ ] [66](#page=66).
* **Procédure**: La demande se fait via un formulaire CERFA déposé en mairie. L'instruction respecte des délais fixés par le code: un mois pour les certificats informatifs et deux mois pour les certificats opérationnels, faute de réponse entraînant un certificat tacite sans valeur informative [ ] [66](#page=66).
* **Décision** :
* **Contenu**: Le CU doit mentionner les règles d'urbanisme applicables, les limitations administratives de propriété (servitudes), la fiscalité locale, les zones de préemption, le sursis à statuer éventuel, et les formalités à accomplir [ ] [67](#page=67).
* **Effets**: Le CU bénéficie d'une garantie de cristallisation des règles applicables pendant 18 mois à compter de sa délivrance (ou de son caractère tacite), protégeant le demandeur contre les évolutions législatives ultérieures [ . Cependant, cette garantie n'est pas absolue et ne s'applique pas à toutes les règles (préemption, évolution des équipements) ni aux erreurs manifestes du CU qui restent opposables [ . Le CU est un acte créateur de droit, faisant grief, et peut être attaqué ou retiré par l'administration sous certaines conditions [ ] [68](#page=68).
#### Section II : Les autorisations d’urbanisme
La réforme de 2005 a rationalisé le régime des autorisations en distinguant les constructions nouvelles, les travaux sur constructions existantes, les aménagements et les démolitions [ ] [69](#page=69).
##### §1 – Le champ d’application
1. **Permis de construire (PDC) et déclaration de travaux (DT)**
* **Constructions nouvelles**: Le principe est l'obtention d'un PDC, sauf pour les constructions de faible importance (moins de 12m de hauteur, 5m² d'emprise au sol, 5m² de surface de plancher), les constructions temporaires, celles sous secret défense, celles relevant d'un autre régime d'autorisation, et certaines installations sur le Domaine Public Maritime (DP marin) [ . Les DT concernent les constructions de faible ampleur dont l'emprise ou la surface de plancher est entre 5 et 20m² (ou 40m² en zone urbaine) [ ] [70](#page=70) [71](#page=71).
* **Travaux sur constructions existantes**: Le principe est l'absence de formalité, sauf pour certains travaux spécifiques soumis à DT ou PDC. Les travaux augmentant la surface de plus de 20m² (ou 40m² en zone urbaine) nécessitent un PDC [ . Les travaux modifiant les structures porteuses ou la façade avec changement de destination sont soumis à PDC [ . Les travaux modifiant l'aspect extérieur ou les changements de destination sont soumis à DT [ ] [71](#page=71).
2. **Permis d’aménager (PA) et déclaration préalable (DP)**
* **PA**: Concerne les lotissements avec aménagements de voies ou espaces communs, remembrements, installations de tourisme, certaines installations sportives (sports motorisés, parcs d'attraction de + de 2 hectares, golfes de + de 25 hectares), et aires de stationnement couvertes de plus de 50 véhicules [ ] [72](#page=72).
* **DP**: Concerne les opérations de lotissement sans création de voies communes, certaines installations de tourisme en deçà des seuils du PA, les résidences mobiles constituant l'habitat permanent des gens du voyage pendant plus de 3 mois, et les aires de stationnement de 10 à 49 places [ . Sont également soumis à DP les coupes et abattages d'arbres dans les bois, forêts et parcs, et les travaux modifiant l'aspect extérieur ou le changement de destination [ ] [71](#page=71) [72](#page=72).
3. **Permis de démolir (PD)**
Le PD n'est pas systématique et doit être institué par la commune. Il concerne principalement la démolition de constructions situées dans des sites patrimoniaux remarquables, aux abords de monuments historiques, dans des périmètres de restauration immobilière, des sites classés, ou identifiées par le PLU comme devant être particulièrement protégées [ . Des exceptions existent pour les bâtiments menaçant ruine ou couverts par le secret défense [ ] [73](#page=73).
##### §2 – La procédure
* **La demande**: Peut être déposée par le propriétaire ou son mandataire. L'administration n'a pas à vérifier la qualité du demandeur, sauf en cas de fraude ou d'absence manifeste de droit du pétitionnaire [ . Le contenu de la demande varie selon le type d'autorisation, avec des exigences spécifiques pour le projet architectural et les pièces annexes [ ] [74](#page=74) [75](#page=75).
* **L’instruction**: Elle est réalisée par l'autorité compétente pour délivrer l'autorisation, qui peut être communale, intercommunale ou de l'État. L'instruction peut être confiée à une autre personne publique ou privée (dans ce dernier cas, uniquement pour l'instruction, pas la décision) [ . Les délais d'instruction sont strictement encadrés par le Code de l'urbanisme, avec une possible acceptation tacite en cas de non-réponse [ . Le demande peut demander des pièces complémentaires, mais uniquement celles prévues par le code, sous peine d'illégalité de la demande de pièces [ ] [77](#page=77) [78](#page=78).
* **La décision**: Elle peut être expresse (accord, refus, opposition à DT) ou tacite (principe pour les autorisations, sauf exceptions) [ . La décision doit être motivée en cas de refus et doit mentionner les recours possibles. Elle est opposable aux tiers par affichage sur le terrain pendant deux mois [ . La décision peut être assortie de prescriptions, dans la limite du raisonnable, ou refuser le projet [ ] [78](#page=78) [79](#page=79).
##### 3. L’exécution
Le titulaire d'une autorisation doit déclarer l'ouverture de chantier et faire une déclaration d'achèvement des travaux (DAT) [ . L'administration peut contrôler la conformité des travaux sur place et exiger des reprises en cas de non-conformité [ . La DAT rend les travaux irréguliers difficiles à sanctionner après un certain délai ou si le permis est devenu définitif [ . Le permis a une durée de validité de trois ans pour commencer les travaux, et ce délai peut être prorogé sous conditions [ ] [80](#page=80) [81](#page=81).
* **Évolution de l'autorisation** :
* **Modification**: Demande d'un nouveau permis portant sur des aspects spécifiques du projet, sans bouleverser l'économie générale, et sans que la construction ne soit achevée [ ] [81](#page=81).
* **Transfert**: Possible si l'autorisation est attachée au fonds et non à la personne, avec information de l'administration [ ] [83](#page=83).
* **Retrait**: Possible par l'administration dans un délai de trois mois, sauf en cas de fraude (retrait possible à tout moment) [ ] [83](#page=83).
##### A- Le contentieux
Le contentieux administratif est prédominant, avec des règles spécifiques visant à favoriser la sécurité juridique.
1. **Contentieux administratif**
* **Délai de recours**: Deux mois à compter de la notification de l'acte individuel et de sa publicité sur le terrain. Une simple faute dans l'affichage n'empêche pas le délai de courir si les mentions essentielles sont présentes [ . En cas de non-respect des mentions essentielles, le délai est d'un an [ ] [84](#page=84).
* **Procédure**: Le recours est intenté contre l'administration. Le bénéficiaire de l'autorisation est un tiers au procès mais doit être informé du recours. La notification du recours au bénéficiaire est une exception au droit commun [ . Le délai de recours est de deux mois pour le pétitionnaire et de six mois après l'entrée en vigueur pour l'exception d'illégalité des vices de forme ou de procédure [ . L'absence de rapport de présentation est contestable au-delà de ces délais [ ] [62](#page=62) [85](#page=85).
* **Intérêt à agir**: Strictement encadré pour les tiers, nécessitant de démontrer une atteinte directe aux conditions d'occupation, d'utilisation ou de jouissance. Les associations de protection de l'environnement agréées ont un intérêt à agir présumé si le recours entre dans leur objet social [ ] [85](#page=85).
* **Effets de l'annulation**: Des mécanismes visent à éviter l'annulation pour des vices mineurs. L'annulation partielle est possible (Article L. 600-5), ainsi que la régularisation de l'acte par le juge (Article L. 600-5-1) [ . Le principe est de tout régulariser, sauf exceptions comme la construction en zone inconstructible [ ] [86](#page=86) [87](#page=87).
2. **Contentieux civil ou pénal**
* **Contentieux pénal**: Sanctionne le non-respect des règles d'urbanisme par des amendes et des mesures complémentaires (mise en conformité, démolition) [ ] [88](#page=88).
* **Contentieux civil**: Peut aboutir à une action en démolition devant le juge judiciaire si le permis, bien qu'illégal, a été suivi par le pétitionnaire [ ] [89](#page=89).
#### Section II : Les zones d’aménagement concerté (ZAC)
Les ZAC sont des opérations d'aménagement et d'équipement réalisées par des collectivités publiques pour mettre en œuvre une politique locale d'aménagement, visant à organiser le développement urbain [ ] [89](#page=89).
* **Mise en place** :
* **Objet et délimitation**: L'objet est large (habitat, activités économiques, tourisme, équipements collectifs, patrimoine, environnement) [ . La qualification d'opération d'aménagement requiert une volonté manifeste d'organisation et d'ordonnancement de l'urbanisation, traduite par des travaux d'équipement ou une combinaison complexe d'activités [ . Le périmètre est approuvé par délibération, soumise à un contrôle restreint du juge (erreur manifeste d'appréciation) [ ] [90](#page=90) [92](#page=92).
* **Normes applicables**: Les ZAC doivent être compatibles avec les lois littoral et montagne, les SCOT, et les PLU [ ] [92](#page=92).
* **Création**: L'initiative peut venir de l'État, d'une CT ou d'un établissement public. Une concertation associant habitants et associations est obligatoire [ . Le périmètre et le programme sont approuvés par délibération, qui peut valoir acte de création si le PLU le prévoit [ ] [93](#page=93).
* **Documents de création**: Le dossier comprend un rapport de présentation, un plan de situation, un plan de délimitation, et une étude d'impact si nécessaire [ ] [97](#page=97).
* **Effets**: À compter de la publication de l'acte créant la ZAC, les propriétaires peuvent mettre en demeure la collectivité d'acquérir leur terrain. Un sursis à statuer peut être opposé aux demandes d'autorisation susceptibles de compromettre la réalisation de la ZAC [ ] [98](#page=98).
* **Maîtrise foncière**: Acquisition par droit commun (cession amiable, préemption, expropriation) ou par délaissement du propriétaire. Les terrains acquis peuvent être cédés à des tiers selon un cahier des charges qui fixe des prescriptions techniques, urbanistiques et architecturales [ ] [99](#page=99).
* **Évolution**: Les modifications de ZAC suivent la procédure de création si elles sont significatives, ou une délibération plus simple si elles sont limitées [ . La suppression d'une ZAC met fin à ses effets juridiques [ ] [103](#page=103) [104](#page=104).
#### Chap 2 – Les lotissements
Les lotissements sont des divisions foncières soumises à un régime d'autorisation visant à contrôler la division des terrains avant la construction [ ] [106](#page=106).
* **Champ d’application**: La définition a évolué; le lotissement concerne désormais toute division d'une unité foncière résultant en un ou plusieurs lots destinés à être bâtis [ . Les divisions en volume ou les indivisions en propriété ne sont pas considérées comme des lotissements au sens strict [ . Les divisions de terrains qui ne seront pas construits sont soumises à déclaration préalable pour éviter la fraude [ . Certaines divisions sont incluses dans d'autres procédures (ZAC, associations foncières urbaines) ou peuvent être réalisées via un permis de construire valant autorisation de division [ ] [107](#page=107) [108](#page=108).
* **Régime de l’autorisation**: Le permis d'aménager un lotissement est obligatoire lorsque des aménagements (voies, espaces communs) sont prévus [ . Il inclut des éléments spécifiques comme le nombre maximum de lots et exige une garantie financière d'achèvement des travaux [ . Les acquéreurs de lots doivent constituer une association syndicale pour gérer les équipements communs [ ] [110](#page=110).
* **Réalisation du lotissement**: Les travaux d'équipement doivent être réalisés dans un délai déterminé. Les règles d'urbanisme applicables à la construction des bâtiments sur les lots sont celles en vigueur à la date de délivrance du permis de lotir [ . La cristallisation des règles pour les permis de construire ultérieurs s'applique [ ] [111](#page=111) [112](#page=112).
* **Évolution du lotissement**: Les règles spécifiques au lotissement peuvent être modifiées par les colotis à la majorité qualifiée, ou être rendues caduques après 10 ans, sauf maintien demandé par les colotis ou intégration dans un PLU [ ] [113](#page=113).
---
Ce guide d'étude couvre les principaux aspects du droit de l'urbanisme tels que présentés dans le document. Il est structuré pour faciliter la compréhension des concepts clés, des sources du droit, des procédures et des différents outils d'urbanisme.
En espérant que ce contenu vous sera d'une grande aide pour votre préparation !
Glossary
## Glossaire
| Terme | Définition |
|---|---|
| **Urbanisme** | Discipline académique et politique publique visant à organiser l'espace d'une ville, quelle que soit sa taille, et encadrant l'utilisation des sols ainsi que l'aménagement urbain à l'échelle de toutes les propriétés constituant une ville. |
| **Aménagement du territoire** | Politique publique concernant la répartition des activités et des infrastructures à l'échelle nationale, visant à rééquilibrer le développement entre les différentes régions et à gérer les zones en difficulté économique. |
| **Politique de la ville** | Politique publique à vocation sociale qui identifie des portions de territoire en difficulté, souvent au sein des villes, comme les "quartiers prioritaires", dans le but de les requalifier. |
| **Droit de l’urbanisme (DDU)** | Ensemble des règles juridiques qui encadrent l'utilisation des sols et l'aménagement urbain, constituant une politique publique mise en œuvre par les pouvoirs publics. |
| **Zéro artificialisation nette (ZAN)** | Principe introduit par la loi "Climat et résilience" de 2021, interdisant, d'ici 2050, la consommation de tout espace naturel et visant une absence totale d'artificialisation des sols. |
| **Règlement National d’Urbanisme (RNU)** | Ensemble de règles nationales applicables sur l'ensemble du territoire français, et servant de règlement supplétif en l'absence de documents d'urbanisme locaux comme le Plan Local d'Urbanisme (PLU). |
| **Plan Local d’Urbanisme (PLU)** | Document d'urbanisme local qui définit les règles d'aménagement et d'occupation des sols à l'échelle communale ou intercommunale, s'articulant autour d'un projet de territoire. |
| **Schéma de Cohérence Territoriale (SCOT)** | Document de planification territoriale à l'échelle intercommunale, visant à coordonner les politiques publiques en matière d'aménagement et d'urbanisme pour assurer un développement cohérent et équilibré du territoire. |
| **Autorisation d’urbanisme (AU)** | Acte administratif délivré par l'autorité compétente, permettant de réaliser des travaux, constructions ou aménagements conformes aux règles d'urbanisme en vigueur. |
| **Permis de construire (PDC)** | Autorisation d'urbanisme requise pour la réalisation de constructions nouvelles, sauf exceptions prévues par la loi, visant à contrôler l'impact des projets sur l'environnement et le cadre de vie. |
| **Zone d’Aménagement Concerté (ZAC)** | Zone délimitée par une collectivité publique ou un établissement public, destinée à permettre l'aménagement et l'équipement des terrains en vue de leur future utilisation par des tiers, publiques ou privés. |
| **Lotissement** | Division d'une unité foncière en un ou plusieurs lots destinés à être bâtis, encadrée par un permis d'aménager ou une déclaration préalable, visant à contrôler la viabilisation et l'organisation de l'espace avant la construction. |
Cover
FINANCES PUBLIQUES 62-80.pdf
Summary
# Adoption et exécution de la loi de finances
Ce sujet détaille le processus complexe de l'adoption et de l'exécution de la loi de finances (LF), en abordant les défis encountered, les mesures exceptionnelles en cas de crise gouvernementale, et les décrets d'application qui en découlent.
### 1.1 L'adoption difficile de la loi de finances
L'adoption de la loi de finances représente un défi majeur, comme l'illustre l'exemple de la LF pour 2025. La procédure parlementaire, souvent longue et conflictuelle, peut mener à des situations inédites, comme le refus d'adoption par l'Assemblée nationale ou des motions de censure [1](#page=1).
#### 1.1.1 La loi spéciale en cas de crise gouvernementale
En cas de crise gouvernementale majeure, telle qu'une démission du gouvernement suite à une motion de censure, la continuité de l'État peut être assurée par une loi spéciale. Le Conseil d'État a confirmé la compétence d'un gouvernement démissionnaire pour déposer un tel projet de loi, visant à garantir le financement de l'État, des collectivités territoriales et des organismes publics. Ces lois spéciales sont généralement courtes, se limitant à autoriser la perception des impôts existants et l'emprunt. Un décret d'application suit ensuite pour attribuer des lignes de crédit aux ministères, leur permettant d'exécuter les politiques des années passées [1](#page=1).
#### 1.1.2 Les cavaliers budgétaires et le contrôle du Conseil Constitutionnel
Le processus d'adoption peut également être marqué par la présence de "cavaliers budgétaires", c'est-à-dire des articles sans lien direct avec le budget, qui sont censurés par le Conseil Constitutionnel. Le Conseil Constitutionnel peut être saisi pour contester la constitutionnalité de la LF. Bien qu'il vérifie le respect des délais impératifs de débat parlementaire, le Conseil peut invoquer la théorie des circonstances exceptionnelles pour valider une procédure, à condition que l'atteinte à la clarté et à la sincérité des débats ne soit pas substantielle [2](#page=2).
### 1.2 Le contenu et la forme de la loi de finances
Une fois promulguée, la loi de finances fait l'objet de décrets d'application qui détaillent la répartition des enveloppes budgétaires et attribuent des lignes de crédit aux ministres, organisés par missions et programmes [3](#page=3) [4](#page=4).
#### 1.2.1 Les moyens de l'exécution
L'exécution de la loi de finances repose sur deux piliers principaux : les moyens comptables et les règles d'exécution.
##### 1.2.1.1 Les moyens comptables
Le principe fondamental de la séparation des ordonnateurs et des comptables, datant de 1320, est conservé et modernisé par la législation actuelle. Cette séparation vise à distinguer la décision politique et stratégique (ordonnateur) de l'exécution technique et du contrôle (comptable), garantissant ainsi la probité et le respect des règles [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Les organes séparés:** Les ordonnateurs sont des décideurs qui fixent le montant des dépenses et des recettes, tandis que les comptables, agents de droit public nommés par le ministre chargé du budget, sont seuls habilités à encaisser et dépenser l'argent public sous le contrôle de la Cour des comptes. Les fonctions d'ordonnateur et de comptable sont incompatibles, y compris pour les conjoints ou partenaires de PACS [5](#page=5) [8](#page=8).
* **Les ordonnateurs:** Ils sont organisés en plusieurs catégories :
* **Ordonnateurs principaux:** Représentent la personne morale (ministres pour l'État, maires pour les collectivités territoriales) [5](#page=5).
* **Ordonnateurs secondaires:** Peuvent être déconcentrés (préfets) ou des autorités judiciaires pour certains budgets [6](#page=6).
* **Ordonnateurs délégués:** Assistent les ordonnateurs principaux et secondaires en se faisant déléguer leur signature [6](#page=6).
* **Ordonnateurs suppléants:** Assurent l'intérim en cas d'absence de l'ordonnateur principal ou secondaire [6](#page=6).
Leurs fonctions incluent la constatation des créances et dettes, la décision d'engager des dépenses ou d'encaisser des recettes, et la tenue d'une comptabilité administrative. Les ordonnateurs sont responsables de leurs actes, pouvant engager leur responsabilité politique, pénale, disciplinaire, et financière [6](#page=6) [7](#page=7).
* **Les comptables:** Ils assurent la garde et la conservation des fonds, le maniement des fonds, et la tenue de la comptabilité générale. Ils vérifient la légalité des ordres de l'ordonnateur et la disponibilité des crédits avant de procéder à un paiement. La Caisse des Dépôts et Consignations (CDC) joue un rôle de "tirelire" pour l'État. Les comptables rendent compte à la Cour des comptes, qui délivre un quitus en cas de bonne tenue des comptes [8](#page=8) [9](#page=9).
* **Un régime unifié de responsabilité depuis 2023:** La réforme de 2022 a unifié le régime de responsabilité des ordonnateurs et des comptables, désormais poursuivis devant des chambres de contentieux de la Cour des comptes. L'objectif est de sanctionner plus efficacement les fautes de gestion grave ayant causé un préjudice financier, tout en limitant la sanction des fautes purement formelles. La Cour des comptes juge en première instance, avec une possibilité d'appel devant la Cour d'appel financière [7](#page=7) [9](#page=9).
##### 1.2.1.2 Les règles de l'exécution
L'exécution des dépenses et des recettes suit des procédures spécifiques.
* **La procédure générale d'exécution des dépenses (ELOP):** Elle comprend quatre étapes: l'engagement, la liquidation, l'ordonnancement et le paiement. Cette procédure, bien que rigoureuse, peut être aménagée par la mise en place de régies (de recettes ou d'avances) ou par des techniques comme les dépenses payables avant liquidation ou le paiement sans ordonnancement pour certains cas (traitement des fonctionnaires, pensions) [10](#page=10) [9](#page=9).
* **La procédure générale d'exécution des recettes:** Elle diffère de celle des dépenses, avec une procédure assouplie et une distinction entre recettes fiscales et non fiscales. Pour les recettes fiscales, les règles sont posées par des codes particuliers, tandis que pour les recettes non fiscales, c'est le droit de la fonction publique fixé par décret qui s'applique [10](#page=10).
#### 1.2.2 L'enregistrement comptable
L'État est tenu de tenir trois comptabilités distinctes :
* **Comptabilité budgétaire:** Tenue par l'ordonnateur principal, elle retrace l'exécution de la loi de finances et permet de rendre compte de la manière dont les promesses budgétaires ont été tenues [11](#page=11).
* **Comptabilité générale:** Tenue par les comptables publics, elle décrit la situation patrimoniale de l'État (biens, actifs, passifs) [11](#page=11).
* **Comptabilité d'analyse des coûts et des actions (comptabilité analytique):** Vise à mesurer l'efficacité des dépenses et la justification au premier euro [11](#page=11).
### 1.3 La mise en œuvre de la LOLF : la déconcentration des services de l'État
L'organisation du budget par missions, programmes et actions dans le cadre de la LOLF implique une déconcentration des services de l'État. Les objectifs nationaux sont déclinés en programmes, puis en budgets opérationnels de programmes (BOP) et enfin en unités opérationnelles (UO) au niveau des circonscriptions administratives [11](#page=11).
---
# Déconcentration des services de l'État et gestion des programmes
La mise en œuvre de la LOLF, visant à améliorer la performance de l'État, repose sur la déconcentration des services administratifs, la déclinaison des programmes budgétaires en budgets opérationnels de programmes (BOP) et l'utilisation d'indicateurs de performance pour évaluer l'efficacité des dépenses publiques.
### 2.1 La mise en œuvre de la LOLF par la déconcentration
La structuration du budget par missions, programmes et actions imposée par la LOLF implique nécessairement une déconcentration de la gestion des services de l'État, ne pouvant plus être centralisée au niveau des ministères. Les missions nationales sont ainsi déclinées en programmes [11](#page=11).
#### 2.1.1 La déclinaison des programmes en budgets opérationnels de programmes (BOP)
Au sein d'une mission, le ministre responsable, après réception du décret de répartition, définit des objectifs nationaux. Il procède ensuite à la division de ces programmes en Budgets Opérationnels de Programmes (BOP) pour chaque circonscription administrative concernée, comme une préfecture [11](#page=11).
Les BOP nationaux peuvent concerner des objectifs spécifiques tels que la lutte contre le terrorisme. Un ordonnateur secondaire divise ensuite son budget en sous-catégories, en mettant en place des unités opérationnelles (UO). Cette structure va des objectifs nationaux aux objectifs locaux, puis aux unités opérationnelles [11](#page=11).
> **Exemple:** Le Budget Opérationnel de Programme (BOP) du ministère de la Justice alloue une enveloppe financière au président du Tribunal de Grande Instance (TGI) de Vannes, qui devient alors une Unité Opérationnelle (UO) [11](#page=11).
#### 2.1.2 Du Projet Annuel de Performance (PAP) au Rapport Annuel de Performance (RAP)
La gestion par objectifs de la LOLF se concrétise par la production de Projets Annuels de Performance (PAP). Ceux-ci sont complétés par les Rapports Annuels de Performance (RAP), qui détaillent la manière dont les objectifs ont été atteints ou non. Cette approche impose à chaque gestionnaire local de mettre en œuvre sa propre efficacité [12](#page=12).
### 2.2 Performance et transparence du budget de l'État par les indicateurs
La LOLF introduit une technique fondamentale pour améliorer la performance de l'administration: l'utilisation d'indicateurs de performance. Chaque année, des indicateurs sont définis dans le but d'améliorer la performance administrative et d'atteindre la satisfaction des objectifs fixés. Une question se pose quant à la nécessité de remodifier les objectifs lorsque ceux-ci sont atteints, afin de viser encore plus haut [12](#page=12).
> **Tip:** L'objectif est de passer d'une logique de moyens (budget par dépenses) à une logique de résultats (budget par objectifs et performances).
---
#### 2.2.1 Le contrôle de l'exécution des dépenses publiques
Le contrôle de l'exécution des dépenses publiques, essentiel pour l'efficacité de la dépense, a connu une évolution significative avec la LOLF. La Cour des comptes a défini une méthodologie de contrôle qui s'articule autour de trois temporalités: avant, pendant et après la dépense publique, cherchant un équilibre entre ces phases. Le contrôle vise à prévenir les erreurs plutôt qu'à les punir [12](#page=12).
Plusieurs acteurs sont impliqués dans le contrôle :
* **Le juge:** contrôle le respect du droit [12](#page=12).
* **Le contrôle interne:** exercé par des corps comme l'Inspection Générale des Finances (IGF), il évalue la performance et l'opportunité des actions [12](#page=12).
* **Les autorités administratives indépendantes:** telles que le Haut Conseil des Finances Publiques (HCFP) ou la Cour des comptes dans son rôle de contrôle de gestion, ainsi que les agences de notation [12](#page=12).
##### 2.2.1.1 Le temps et la fonction du contrôle
Les contrôles *a priori*, bien qu'existants, ont souvent un effet d'avis et encouragent l'exécutif à réaliser ses promesses. Ces avis sont généralement émis par des instances telles que le Haut Conseil des Finances Publiques. Le Conseil d'État (CE) fournit également des avis sur le respect du droit constitutionnel et budgétaire, la conformité des lois de finances à la LOLF et à la Constitution, la faisabilité administrative de la mise en œuvre du budget, ainsi que des avis d'opportunité et politiques sur les projets de loi de finances. Le Parlement exerce un contrôle avant le vote du budget [12](#page=12) [13](#page=13).
##### 2.2.1.2 Les contrôles en cours d'année
La séparation des ordonnateurs et des comptables joue un rôle crucial dans le contrôle en cours d'année. Le comptable, par son expertise juridique, peut exposer son point de vue sur l'opportunité de certaines dépenses afin d'éviter une mauvaise gestion. L'ordonnateur doit solliciter l'avis du comptable pour mettre en œuvre la loi de finance [13](#page=13).
Le comptable a des obligations d'avis :
* **Avis conforme:** Permet au comptable de bloquer une dépense s'il estime qu'elle est contraire au budget [13](#page=13).
* **Avis simple:** Pour les dépenses de fonctionnement ordinaires, le comptable contrôle l'intention de l'ordonnateur. Un avis négatif est possible, mais l'ordonnateur peut procéder à la dépense, car ce n'est pas illégal [13](#page=13).
L'auto-contrôle de l'administration est également une composante importante. Avant la création de juridictions financières et la mise en place des tribunaux administratifs, le gouvernement a choisi de constituer des corps d'inspections au sein des administrations, dont le rôle financier vise à améliorer l'organisation administrative et à préserver les marges de manœuvre. L'Inspection Générale des Finances (IGF), créée en 1797 sous le Directoire, est un exemple historique de corps d'inspection dont les missions ont évolué pour contrôler l'ensemble des administrations. L'IGF, réorganisée par un décret du 4 octobre 2006, exerce des missions générales de contrôle, d'audit, d'étude, de conseil et d'évaluation dans diverses matières administratives. Elle peut être saisie par le Premier Ministre, n'importe quelle administration en France, tous les organismes publics, ainsi que par des États étrangers, des organisations internationales et l'Union Européenne [13](#page=13).
---
# Contrôle de l'exécution budgétaire
Le contrôle de l'exécution budgétaire vise à assurer la conformité des actions gouvernementales aux lois de finances, en examinant les dépenses et les recettes publiques à différentes étapes du processus [12](#page=12).
### 3.1 Les temporalités du contrôle et la fonction du contrôle
Le contrôle de l'exécution budgétaire peut s'exercer avant la dépense publique (a priori), pendant la dépense (en cours d'année), et après la dépense (a posteriori). L'objectif du contrôle peut être préventif (éviter les erreurs) ou répressif (punir les erreurs) [12](#page=12).
Les contrôles a priori, bien qu'existants, ont principalement une fonction d'avis et visent à encourager l'exécutif à respecter ses engagements. Ces contrôles sont exercés par [12](#page=12):
* Le Haut Conseil des Finances Publiques [13](#page=13).
* Le Conseil d'État, qui émet des avis sur la conformité des lois de finances à la Constitution et au droit budgétaire, sur la faisabilité administrative, et sur l'opportunité politique des projets de loi de finances [13](#page=13).
* Le Parlement, avant le vote du budget [13](#page=13).
### 3.2 Les contrôles en cours d'année
La séparation entre ordonnateurs et comptables est un mécanisme clé des contrôles en cours d'année, permettant au comptable de faire connaître son point de vue sur l'opportunité de certaines dépenses afin d'éviter des erreurs de gestion. Le comptable est tenu de rendre un avis sur l'opportunité des dépenses [13](#page=13).
* **Avis conforme:** Permet au comptable de bloquer une dépense s'il l'estime contraire au budget [13](#page=13).
* **Avis simple:** Pour les dépenses de fonctionnement ordinaires, l'avis du comptable, bien que potentiellement négatif, ne bloque pas la dépense si l'ordonnateur maintient sa décision [13](#page=13).
#### 3.2.1 L'auto-contrôle de l'administration : L'Inspection Générale des Finances (IGF)
Avant la création des juridictions financières et des tribunaux administratifs, des corps d'inspection ont été mis en place au sein des administrations pour améliorer leur organisation et préserver leurs marges de manœuvre. L'Inspection Générale des Finances (IGF) a une longue histoire, remontant à la création par le Directoire en 1797. Initialement composée d'inspecteurs généraux de la trésorerie, elle a évolué pour devenir un corps de contrôle des finances publiques, puis, à partir de 1816, un organe de contrôle de toutes les administrations. Le Baron Louis a joué un rôle déterminant dans son organisation et son statut [13](#page=13).
L'IGF est actuellement organisée par un décret de 2006 et exerce des missions générales de contrôle, d'audit, d'étude, de conseil et d'évaluation dans diverses matières administratives. Elle peut être saisie par le Premier Ministre, n'importe quelle administration en France, des organismes publics, des États étrangers, des organisations internationales et l'Union Européenne [13](#page=13).
Statutairement, l'IGF réalise trois grandes catégories de missions [14](#page=14):
* **Missions de vérifications et audits:** Contrôle du respect des règles budgétaires et de la bonne gestion des politiques publiques, avec des propositions d'amélioration [14](#page=14).
* **Missions de conseil et d'évaluation des administrations:** Accompagnement dans la mise en œuvre ou la réforme de politiques publiques [14](#page=14).
* **Mission d'assistance:** Soutien aux administrations dans la mise en œuvre de politiques publiques [14](#page=14).
La répartition des missions de l'IGF est la suivante: 68% d'évaluations et de conseil, 20% d'assistance, et 12% de vérifications et audits. L'objectif de l'IGF est de fournir un travail objectif et indépendant, en suivant une méthode basée sur la rigueur, la responsabilité et la discrétion. Les rapports de l'IGF ne sont pas systématiquement publics. Le processus d'enquête dure généralement trois mois, mais peut s'étendre. Il comprend l'analyse des données, l'investigation (juridique, économique, sociologique, organisationnelle), et la rédaction d'un rapport avec des propositions de réformes. L'IGF n'a aucun pouvoir de contrainte ni de sanction [14](#page=14).
### 3.3 Les contrôles a posteriori
Ces contrôles sont plus contraignants car ils visent à corriger et sanctionner l'administration [14](#page=14).
#### 3.3.1 La Cour des Comptes
La Cour des Comptes exerce un contrôle extérieur de l'administration, distinct de celui de l'IGF. Elle est composée de magistrats indépendants et a pour fonction de contrôler l'exécution des lois de finances, ainsi que toutes les administrations et organismes participant à la vie administrative (collectivités territoriales, établissements publics, organismes de sécurité sociale, organismes privés bénéficiaires de concours publics, etc.) [14](#page=14).
Historiquement, des chambres des comptes existaient dès le Moyen Âge. Napoléon Ier a créé la Cour des Comptes par la loi du 16 septembre 1807, initialement conçue comme un auxiliaire du gouvernement. Aujourd'hui, la Cour des Comptes a une existence constitutionnelle (article 47 de la Constitution) et assiste le Gouvernement et le Parlement dans le contrôle de l'exécution des lois de finances, du financement de la sécurité sociale, et dans l'évaluation des politiques publiques. Elle contribue à l'information des citoyens par ses rapports publics, garantissant que les comptes des administrations publiques sont réguliers, sincères et donnent une image fidèle de leur gestion [14](#page=14) [15](#page=15).
La Cour des Comptes est une juridiction administrative spécialisée, dont les décisions sont susceptibles de recours devant le Conseil d'État en cassation. Son indépendance est affirmée, notamment par une décision du Conseil Constitutionnel du 25 juillet 2001. Le Premier Président de la Cour est nommé par décret en Conseil des Ministres et possède le statut de magistrat inamovible, lui garantissant une liberté de parole totale et une protection contre l'exécutif. Il préside la Cour, responsable de son bon fonctionnement, et préside diverses instances comme le Haut Conseil des Finances Publiques [15](#page=15).
La Cour est organisée en sept chambres spécialisées, chacune ayant des compétences spécifiques couvrant les matières économiques et financières de l'État, l'environnement, l'éducation, les activités régaliennes, le travail et l'emploi, la sécurité sociale et la santé, ainsi que le contentieux des comptables et gestionnaires. Un Procureur Général assure la cohérence de la jurisprudence de la Cour avec celle des juridictions pénales et peut orienter certaines affaires vers le juge pénal [15](#page=15).
La devise de la Cour des Comptes est "Ordinem lucendo" (rétablir par la lumière). Elle contrôle l'usage de l'argent public selon trois axes [15](#page=15):
* **Contrôle de la régularité/légalité:** Vérification de la conformité aux règles [15](#page=15).
* **Contrôle de l'efficience:** Évaluation de la proportionnalité entre les résultats des politiques publiques et les moyens mis en œuvre [15](#page=15).
* **Contrôle de l'efficacité des dépenses publiques:** Critique des objectifs fixés et des indicateurs, du point de vue de l'usager et du contribuable [15](#page=15).
La Cour émet des recommandations concrètes pour remédier au gaspillage et améliorer les services publics, et examine chaque année les suites données à ses recommandations. Depuis les réformes, la Cour peut engager la responsabilité des décideurs politiques en cas d'infractions ou de fautes dans la gestion des deniers publics. Le Conseil Constitutionnel a souligné trois éléments majeurs de la Cour: l'indépendance des magistrats, la collégialité des décisions, et le principe de contradiction [15](#page=15).
Les missions de la Cour des Comptes comprennent [16](#page=16):
* **Le contrôle de gestion:** Tirer des enseignements des politiques publiques pour les améliorer [16](#page=16).
* **Le jugement des comptes publics:** Valider les comptes des comptables pour les décharger de leur responsabilité. Désormais, les ordonnateurs et gestionnaires sont également jugés [16](#page=16).
* **L'évaluation des politiques publiques et la certification des comptes de l'État et de la sécurité sociale:** Depuis 2008, la Cour certifie les comptes de l'État (loi organique relative aux lois de finances - LOLF) et de la sécurité sociale. Cette certification vise à garantir le respect des règles comptables et à rassurer les partenaires de la France. Cependant, les comptes de l'État sont souvent jugés "incertifiables" en raison de difficultés à valoriser le patrimoine immatériel [16](#page=16).
La Cour des Comptes contrôle également la "gestion de fait", c'est-à-dire la manipulation non autorisée de deniers publics par des personnes n'ayant pas le statut de comptable public. Il existe deux types de gestion de fait [16](#page=16):
* **Gestion de fait en dépense:** Versement de subventions fictives [16](#page=16).
* **Gestion de fait en recettes:** Perception d'argent public qui aurait dû être reversé au comptable [16](#page=16).
Deux conditions qualifient une gestion de fait: le recouvrement de la recette ou la dépense doit être lié au fonctionnement d'un service public, et l'absence d'habilitation du comptable. Les sanctions pour gestion de fait peuvent être pécuniaires (amende) ou électorales (inéligibilité), avec la possibilité de poursuites pénales [17](#page=17).
#### 3.3.2 Les contrôles parlementaires
Le Parlement, outre son rôle de vote de la loi de finance initiale, contrôle l'exécutif a posteriori. Ce contrôle est justifié par la nécessité, en démocratie, que le pouvoir législatif arrête le pouvoir exécutif dans un cadre normatif défini. Le contrôle politique est un contrôle démocratique, permettant au peuple souverain de contrôler l'emploi des deniers publics [17](#page=17).
La LOLF (Loi Organique relative aux Lois de Finances) a renforcé le pouvoir de contrôle du Parlement, notamment par les articles 48 à 56. Le Parlement peut mettre en place des commissions pour demander des comptes à l'exécutif [17](#page=17):
* **Commissions d'enquête:** Destinées à recueillir des informations sur des faits impliquant la gestion administrative et financière des services publics. Le nombre de commissions d'enquête a augmenté au fil du temps, abordant des sujets sensibles liés aux finances publiques [17](#page=17).
* **Commissions d'information:** Entendent des individus et agents publics (avec autorisation hiérarchique) sur des sujets spécifiques, dans le respect du secret professionnel pour les fonctionnaires [17](#page=17).
Le Parlement peut également saisir la Cour des Comptes pour commander une enquête ou une étude, dont le financement est assuré par la dotation de l'assemblée. La Cour des Comptes dispose de moyens plus importants que le Parlement pour réaliser ces investigations [18](#page=18).
---
# Séparation des ordonnateurs et des comptables
Ce principe fondamental de la gestion des finances publiques vise à distinguer les rôles et responsabilités entre ceux qui décident des dépenses et constatent les recettes, et ceux qui gèrent les fonds et effectuent les paiements.
### 4.1 Les fondements du principe
#### 4.1.1 Origine historique et justification
Le principe de séparation des ordonnateurs et des comptables est l'un des plus anciens principes budgétaires, remontant à 1320. L'idée originelle était de séparer le pouvoir de dépenser (incarné par le roi) de la gestion des finances (assurée par le trésor) afin d'éviter les abus. Ce principe a été conservé dans la Vème République, bien qu'il ait initialement eu une valeur réglementaire plutôt que législative organique [4](#page=4).
#### 4.1.2 Pertinence et objectifs
La persistance de ce principe s'explique par plusieurs raisons cruciales :
* **Distinction des missions:** L'ordonnateur est un décideur politique avec un pouvoir discrétionnaire pour définir les orientations stratégiques et engager les dépenses. Le comptable, quant à lui, est un technicien dont le rôle est d'exécuter les ordres reçus sans prendre de décision autonome [4](#page=4).
* **Contrôle interne:** La séparation des fonctions permet un contrôle mutuel entre l'ordonnateur et le comptable, le comptable agissant comme un premier niveau de contrôle de l'ordonnateur [4](#page=4).
* **Garantie de probité:** En confiant des fonctions distinctes à des personnes différentes, on réduit les risques de tentation de déroger aux règles de droit et on assure un meilleur respect de la loi [4](#page=4).
#### 4.1.3 Cadre juridique et champ d'application
Le décret du 7 novembre 2012 relatif à la gestion budgétaire et comptable public modernise l'organisation de cette séparation, héritée du décret de 1962. Ce décret de 2012 a un champ d'application très large, s'appliquant à l'ensemble des administrations publiques (État, collectivités territoriales, EPIC, établissements de santé), y compris, sous certaines conditions, aux personnes morales de droit privé bénéficiant de fonds publics. Les opérations d'exécution du budget relèvent *exclusivement* des ordonnateurs et des comptables publics [5](#page=5).
> **Tip:** Le décret du 7 novembre 2012 étant un acte administratif unilatéral (AAU), il peut être contesté devant le juge administratif [5](#page=5).
### 4.2 Les acteurs : ordonnateurs et comptables
#### 4.2.1 Les ordonnateurs
##### 4.2.1.1 Définition et rôle
Les ordonnateurs sont des décideurs qui disposent d'un pouvoir discrétionnaire pour engager les finances publiques. Leur fonction principale est d'autoriser les dépenses et de constater les recettes [4](#page=4) [5](#page=5).
* **En matière de dépenses:** L'ordonnateur autorise la dépense (par exemple, embaucher un agent) et donne l'ordre de payer au comptable, dans la limite des crédits qui lui ont été alloués. Il peut décider de dépenser la totalité de son budget en début d'année ou de ne rien dépenser [5](#page=5).
* **En matière de recettes:** L'ordonnateur constate une créance envers l'administration, détermine son montant et donne l'ordre au comptable de l'encaisser. Il a un pouvoir discrétionnaire quant à la perception effective de la dette [5](#page=5).
##### 4.2.1.2 Organisation et catégories
Il existe quatre catégories d'ordonnateurs :
* **Ordonnateurs principaux:** Ce sont les plus hautes autorités de l'administration (ministres pour l'État, maires pour les collectivités territoriales). Ils incarnent la personne morale et sont responsables de l'ordonnancement des paiements [5](#page=5).
* **Ordonnateurs secondaires:** Présents principalement au niveau de l'État, ils sont des autorités déconcentrées auxquelles les ministres délèguent une partie de leur pouvoir. Exemples: préfets, ambassadeurs, recteurs d'académie, président de la cour d'appel pour les budgets du ministère de la justice [6](#page=6).
* **Ordonnateurs délégués:** Les ordonnateurs principaux et secondaires peuvent se faire assister en déléguant leur signature, souvent à leurs plus proches collaborateurs. Cette délégation permet de partager le pouvoir [6](#page=6).
* **Ordonnateurs suppléants:** Ils remplacent l'ordonnateur principal ou secondaire en cas d'absence. Ils n'ont aucun pouvoir tant que l'ordonnateur titulaire est en fonction. Par exemple, le président du Sénat est l'ordonnateur suppléant du Président de la République, et le premier adjoint est celui du maire [6](#page=6).
Pour exercer leurs fonctions, les ordonnateurs doivent être reconnus par le comptable public assignataire [6](#page=6).
##### 4.2.1.3 Fonctions spécifiques
Les attributions de l'ordonnateur couvrent trois aspects :
* **Constatation:** Il constate l'existence d'une créance ou d'une dette [6](#page=6).
* **Décision:** Il décide de dépenser ou d'encaisser les fonds [6](#page=6).
* **Comptabilité:** Il tient une comptabilité administrative et rend compte de sa gestion à l'assemblée délibérante [6](#page=6).
##### 4.2.1.4 Responsabilité des ordonnateurs
La loi prévoit plusieurs types de responsabilités pour les ordonnateurs :
* **Responsabilité politique:** Liée à la gestion des affaires publiques, elle peut mener à une révocation ou à une censure politique. Les maires, par exemple, peuvent être censurés par le conseil municipal [6](#page=6).
* **Responsabilité pénale:** Sanctionne les infractions pénales commises dans l'exercice de leurs fonctions, comme les dépenses réalisées dans un intérêt privé plutôt que général [6](#page=6).
* **Responsabilité disciplinaire:** Issue du statut de la fonction publique, elle s'applique aux agents publics ordonnateurs (sauf élus et ministres) pour des fautes personnelles de gestion [6](#page=6).
Avant la réforme de 2022, la Cour de discipline budgétaire et financière (CDBF), créée en 1948, était chargée de juger les ordonnateurs pour "fautes de gestion". Cette juridiction, peu active, prononçait peu de sanctions et était critiquée pour sa faible efficacité [7](#page=7).
> **Tip:** La CDBF a été supprimée en 2022 et remplacée par un nouveau régime de responsabilité financière pour les gestionnaires publics, y compris les ordonnateurs [7](#page=7).
##### 4.2.1.5 Le nouveau régime de responsabilité financière (depuis 2023)
La réforme de 2022 instaure un nouveau régime de responsabilité financière avec trois objectifs principaux :
* **Sanctionner plus efficacement:** Cibler les fautes graves de gestion ayant causé un préjudice financier significatif (ex: achat de biens sans marché public) [7](#page=7).
* **Limiter la sanction des fautes formelles:** Distinguer les fautes purement procédurales des fautes de fond, en les rattachant davantage à une logique de responsabilité managériale [7](#page=7).
* **Moderniser les infractions:** Inclure la faute de gestion, l'avantage injustifié et la gestion de fait (prise en charge de fonds publics sans habilitation) [7](#page=7).
Les sanctions sont désormais individualisées en fonction du comportement, du préjudice et de l'ancienneté du gestionnaire. Les ordonnateurs secondaires et délégués peuvent être sanctionnés par une amende plafonnée [7](#page=7).
La juridiction compétente est désormais la Cour des comptes en première instance, avec une possibilité d'appel devant la Cour d'appel financière, elle-même située à la Cour des comptes. La saisine de ces juridictions est élargie à de nouvelles autorités, telles que les représentants de l'État dans le département, les directeurs des finances publiques, les chefs de service des inspections générales et les commissaires aux comptes [7](#page=7) [8](#page=8).
#### 4.2.2 Les comptables
##### 4.2.2.1 Définition et statut
Tous les comptables publics sont des agents de droit public, généralement des fonctionnaires, nommés par le ministre chargé du budget. L'exercice des fonctions de comptable est leur seule activité professionnelle. Depuis 2023, les comptables prêtent serment [8](#page=8).
##### 4.2.2.2 Fonctions
Les comptables publics sont les seuls compétents pour certaines activités financières :
* **Tenir la comptabilité générale:** Assurer une comptabilité patrimoniale enregistrant les dépenses et recettes ayant accru le patrimoine de l'administration [8](#page=8).
* **Assister les ordonnateurs:** Aider à la tenue de la comptabilité budgétaire [8](#page=8).
* **Recevoir les ordres:** Accueillir les ordres de paiement (mandats) de l'ordonnateur et procéder à leur exécution. Ils sont les seuls habilités à encaisser ou dépenser des fonds publics [8](#page=8).
* **Garder et conserver les fonds:** Assurer la garde des fonds et valeurs appartenant aux personnes morales publiques. Ils doivent veiller à ce que le compte de l'État ne soit jamais en déficit [8](#page=8).
* **Gérer les mouvements de fonds:** Effectuer les maniements de fonds et les mouvements sur les comptes de disponibilité [8](#page=8).
* **Conserver les pièces justificatives:** Archiver les documents comptables et les pièces justificatives transmises par les ordonnateurs [8](#page=8).
##### 4.2.2.3 Contrôles du comptable
Lorsqu'il reçoit un ordre d'encaisser ou de dépenser, le comptable exerce des contrôles :
* **Ordre d'encaisser:** Vérifie la compétence du donneur d'ordre et la légalité de l'ordre [8](#page=8).
* **Ordre de dépenser :** Contrôle avec une vigilance accrue cinq points :
1. La compétence du donneur d'ordre (délégations, etc.) [8](#page=8).
2. L'imputation correcte de la dépense sur les crédits spécialisés [8](#page=8).
3. La disponibilité des crédits budgétaires [8](#page=8).
4. La validité de la dette, notamment la preuve que le service a été fait [8](#page=8).
5. Le caractère libératoire du paiement, signifiant que le paiement est définitif [8](#page=8).
> **Example:** L'ordonnateur ne peut plus engager de dépenses pour l'année 2025 à partir du 19 novembre, ces engagements seront pour l'année 2026 [8](#page=8).
Les comptables sont également responsables de la conservation des valeurs "inactives", telles que les fonds destinés à des travaux publics futurs. Ils peuvent recourir à la Caisse des Dépôts et Consignations (CDC) pour gérer certains fonds, notamment dans le cadre d'affaires de justice ou pour le financement de politiques publiques [8](#page=8) [9](#page=9).
##### 4.2.2.4 Rendre compte et responsabilité
Les comptables doivent tenir des écritures comptables soumises au contrôle de la Cour des comptes. En fin d'exercice, ils rendent leurs comptes à la Cour des comptes. S'ils sont correctement tenus, le comptable reçoit un quitus (une décharge de responsabilité); dans le cas contraire, il peut être renvoyé devant la juridiction financière. L'exercice comptable de l'État dure 13 mois pour permettre l'apurement des comptes de l'année précédente [9](#page=9).
Avant 2023, les comptables étaient lourdement sanctionnés, pouvant être mis en débet pour chaque erreur comptable, même si l'erreur provenait de l'ordonnateur. La réforme de 2022 a abrogé les anciens régimes de responsabilité personnelle et pécuniaire des comptables, alignant leur régime de sanction sur celui des ordonnateurs [9](#page=9).
### 4.3 La procédure de réquisition et le contrôle des ordonnateurs par les comptables
Le principe de séparation est réaffirmé, ainsi que les missions de contrôle des comptables. Une procédure de réquisition permet au comptable de ne pas exécuter un ordre de l'ordonnateur qui contreviendrait à la loi (par exemple, payer un service non rendu). Dans ce cas, l'ordonnateur devient le seul responsable de la décision, déchargeant ainsi le comptable. Cette procédure de réquisition, inscrite dans la loi, permet aux comptables de jouer pleinement leur rôle de gardiens des deniers publics et de résoudre les blocages. La séparation ordonnateur-comptable contribue à la continuité des services publics [9](#page=9).
### 4.4 Les règles de l'exécution des dépenses
La procédure générale d'exécution des dépenses, prévue par le décret réformant la dépense publique, comporte quatre étapes (procédure ELOP) :
1. **Engagement:** Il s'agit d'un acte juridique par lequel une personne morale de droit public ou une personne morale de droit privé exerçant une mission de service public crée ou constate une obligation à son encontre, qui entraînera une dépense. L'ordonnateur doit respecter la ligne de crédit allouée [9](#page=9).
2. **Liquidation:** L'ordonnateur vérifie la réalité de la dette, en arrête le montant, et s'assure que le créancier remplit les conditions légales pour obtenir le paiement. Il atteste que la prestation fournie par l'administration est conforme à la somme réclamée et que le service est fait [9](#page=9).
3. **Ordonnancement:** L'ordonnateur donne l'ordre de payer au comptable [9](#page=9).
4. **Paiement:** Le comptable procède à l'exécution matérielle du paiement [9](#page=9).
---
## Erreurs courantes à éviter
- Révisez tous les sujets en profondeur avant les examens
- Portez attention aux formules et définitions clés
- Pratiquez avec les exemples fournis dans chaque section
- Ne mémorisez pas sans comprendre les concepts sous-jacents
Glossary
| Terme | Définition |
|------|------------|
| Loi de Finances (LF) | Texte législatif annuel qui autorise et fixe, pour un exercice, l'ensemble des ressources et des charges d'un État. Elle comprend le budget de l'État, qui prévoit et autorise les recettes et les dépenses. |
| Promulgation | Acte par lequel le chef de l'État (Président de la République) atteste de l'existence d'une loi et ordonne sa publication et son exécution. C'est la phase finale de l'adoption d'une loi. |
| Motion de Censure | Procédure parlementaire permettant à l'Assemblée Nationale de renverser le gouvernement en votant contre sa politique ou un texte qu'il présente. Si elle est adoptée, le gouvernement doit démissionner. |
| Conseil d'État (CE) | Haute juridiction administrative française qui donne des avis sur les projets de loi et les décrets, et qui juge en cassation les décisions des tribunaux administratifs et des cours administratives d'appel. Il est également saisi pour avis sur des questions d'importance. |
| Loi de Finances Spéciale (ou loi spéciale) | Loi de finances adoptée dans des circonstances exceptionnelles, souvent en dehors du calendrier budgétaire habituel, pour assurer la continuité de l'État ou répondre à une situation de crise. Elle est généralement de courte durée. |
| Cavaler budgétaire | Disposition législative étrangère à la loi de finances, introduite dans celle-ci sans rapport direct avec le budget. Le Conseil Constitutionnel peut censurer ces dispositions. |
| Contrôleur Général des Finances (CGF) | Instance de contrôle financier au sein de l'administration française, ayant pour rôle d'assurer la régularité et la bonne gestion des finances publiques. (Terme utilisé dans le texte, mais il s'agit plutôt de l'Inspection Générale des Finances - IGF). |
| Ordonnateur | Autorité administrative chargée de prendre les décisions relatives aux recettes et aux dépenses publiques, de liquider les créances et les dettes, et de donner l'ordre de payer ou d'encaisser. |
| Comptable public | Agent chargé de la gestion des deniers publics, de la conservation des fonds et des valeurs, de la tenue de la comptabilité générale et de la transmission des ordres de paiement et d'encaissement reçus de l'ordonnateur. Il est responsable de la régularité des opérations. |
| Cour des Comptes | Institution supérieure de contrôle des finances publiques, chargée de vérifier la régularité des comptes des administrations publiques, d'évaluer la gestion des deniers publics et de rendre compte au Parlement et au Gouvernement. |
| Inspection Générale des Finances (IGF) | Corps d'inspection chargé de missions de contrôle, d'audit, de conseil et d'évaluation au sein de l'administration française. Elle joue un rôle de bras et œil du ministre des Finances. |
| Déconcentration | Transfert de compétences et de moyens de l'administration centrale vers des services locaux, afin de rapprocher l'administration des citoyens et d'adapter les politiques publiques aux réalités locales. |
| Budget opérationnel de programme (BOP) | Subdivision d'un programme budgétaire, qui regroupe les crédits et les emplois nécessaires à la réalisation d'une action ou d'un ensemble d'actions spécifiques au sein d'une unité opérationnelle. |
| Projet Annuel de Performance (PAP) | Document qui décrit les objectifs et les moyens d'action d'une mission budgétaire pour l'année à venir, et qui accompagne le projet de loi de finances. |
| Rapport Annuel de Performance (RAP) | Document qui rend compte de l'exécution des programmes budgétaires de l'année écoulée, en analysant l'atteinte des objectifs et l'efficacité de l'utilisation des crédits. |
| Gestion de fait | Situation dans laquelle une personne, sans avoir la qualité de comptable public, manipule des deniers publics. La Cour des comptes peut juger ces gestionnaires de fait. |
| Déchéance quadriennale | Principe juridique selon lequel une créance de l'État ou d'une collectivité publique est éteinte si elle n'est pas réclamée dans un délai de quatre ans à compter de sa naissance. |
| Régie | Mécanisme permettant à un agent public, le régisseur, de manipuler des fonds publics pour le compte d'un comptable public, sous certaines conditions et avec une reddition de comptes régulière. |
| ELOP (Engagement, Liquidation, Ordonnancement, Paiement) | Procédure générale d'exécution des dépenses publiques en quatre étapes distinctes, visant à assurer la légalité, la régularité et la conformité des opérations. |
| Ordonnateur principal | L'ordonnateur qui dispose du pouvoir le plus élevé au sein d'une administration, comme un ministre pour l'État ou un maire pour une commune. |
| Ordonnateur secondaire | Ordonnateur qui dispose d'une délégation de pouvoir d'un ordonnateur principal, souvent au niveau déconcentré de l'État (par exemple, un préfet). |
| Ordonnateur délégué | Ordonnateur qui reçoit une délégation de signature ou de pouvoir d'un ordonnateur principal ou secondaire, lui permettant d'exercer certaines fonctions à leur place. |
| Ordonnateur suppléant | Personne désignée pour remplacer un ordonnateur principal ou secondaire en cas d'absence ou d'empêchement, sans disposer de pouvoirs propres tant que l'ordonnateur titulaire est en fonction. |
| Juridiction financière | Ensemble des juridictions chargées du contrôle des finances publiques, telles que la Cour des comptes et les chambres régionales des comptes. |
| Cour des comptes | Institution suprême de contrôle des finances publiques en France, responsable de la certification des comptes de l'État, de l'évaluation des politiques publiques et du jugement des comptes des comptables publics. |
Cover
Fiscaal deel 1_2(1) (1).pptx
Summary
# De aangifteverplichting en vrijstellingen
Hier is een gedetailleerde studiehandleiding over de aangifteverplichting en vrijstellingen, gebaseerd op de verstrekte documentatie:
## 1. De aangifteverplichting en vrijstellingen
Dit onderwerp behandelt de regels rondom wie verplicht is aangifte te doen voor de personen- en vennootschapsbelasting, inclusief specifieke situaties en uitzonderingen zoals vereenvoudigde aangiftes en vrijstellingen voor inkomsten onder de belastingvrije som.
### 1.1 Het principe van de aangifteverplichting
In het algemeen geldt dat alle belastingplichtigen verplicht zijn om individueel een aangifte in te dienen. Dit principe geldt voor iedere rijksinwoner die belastbare inkomsten verwerft of kan verwerven, wat betekent dat de woonplaats of zetel van fortuin in België dient te zijn.
> **Tip:** De vereenvoudigde aangifte, waarbij de administratie al veel informatie invult, is een belangrijke faciliteit. Als je akkoord gaat met het voorstel, wordt dit geacht juist te zijn. De administratie moet dan het tegendeel bewijzen.
#### 1.1.1 Aangifteplicht voor minderjarigen
Hoewel het principe geldt voor meerderjarigen, zijn ook minderjarigen in bepaalde situaties aangifteplichtig:
* **Bij beroepsinkomsten:** Minderjarigen die een beroepsinkomen ontvangen, bijvoorbeeld door studentenjobs, moeten jaarlijks aangifte doen.
* **Bij ontvangst van alimentatie:** Minderjarigen die alimentatie ontvangen van hun ouders, moeten dit aangeven. Deze inkomsten zijn belastbaar in de eigen aangifte van het minderjarig kind.
#### 1.1.2 Specifieke situaties die een aangifteplicht impliceren
Naast het algemene principe zijn er specifieke situaties waarin een aangifteplicht ontstaat, waaronder:
* Overlijden
* Faillissement
* Ontbonden vennootschappen
* Onbekwamen of minderjarigen die niet onder de algemene regel vallen
* Het optreden als lasthebber
* Analfabeten
#### 1.1.3 Gehuwden en wettelijk samenwonenden
* **Gemeenschappelijke aangifte:** In principe dienen gehuwden en wettelijk samenwonenden een gemeenschappelijke aangifte in, waarbij hun inkomsten samengevoegd worden.
* **Eerste jaar van huwelijk / jaar van ontbinding:** In het jaar van het huwelijk of het jaar van ontbinding van het huwelijk (bijvoorbeeld door overlijden), kan er gekozen worden voor een afzonderlijke aangifte, hoewel een gezamenlijke aanslag mogelijk blijft bij overlijden.
* **Jaar van feitelijke scheiding:** In beginsel blijft de gemeenschappelijke aangifte van kracht, maar een afzonderlijke aangifte wordt aanvaard, leidend tot een gezamenlijke aanslag.
### 1.2 Vrijstelling van aangifte
Niet iedereen is verplicht een aangifte in te dienen. Er zijn specifieke vrijstellingen:
#### 1.2.1 Vrijstelling voor belastingplichtigen zonder beroepswerkzaamheid
Belastingplichtigen zonder beroepswerkzaamheid zijn vrijgesteld van aangifte als hun belastbare inkomsten een bepaald minimum niet overschrijden.
* **Voor alleenstaanden:** De inkomsten mogen niet hoger zijn dan de belastingvrije som.
* **Voor echtgenoten of wettelijk samenwonenden:** De gezamenlijke inkomsten mogen niet hoger zijn dan de samengestelde belastingvrije sommen.
#### 1.2.2 Vrijstelling op basis van inkomsten onder de belastingvrije som
Een belangrijke vrijstelling is van toepassing wanneer de belastbare inkomsten lager zijn dan de belastingvrije som.
* Voor het aanslagjaar 2025 bedraagt de belastingvrije som € 10.570.
> **Belangrijk:** Deze vrijstelling is **niet** mogelijk in de volgende situaties:
> * Bij buitenlandse inkomsten.
> * Bij buitenlandse rekeningen.
> * Indien de belastingplichtige onderworpen is aan de kaaimantaks.
> * Indien de woonplaats in het buitenland is, maar de zetel van fortuin in België.
#### 1.2.3 Vereenvoudigde aangifte
In de personenbelasting kan de fiscus een voorstel van vereenvoudigde aangifte sturen. Dit is een incentive die de indiening vergemakkelijkt. Belastingplichtigen die akkoord gaan met het voorstel, hoeven geen verdere actie te ondernemen, tenzij ze niet akkoord zijn met de vooraf ingevulde gegevens.
### 1.3 Vereisten voor de aangifte
Een aangifte moet aan een aantal voorwaarden voldoen om als geldig te worden beschouwd:
#### 1.3.1 Regelmatigheid
De aangifte moet **regelmatig** zijn. Dit betekent dat ze op de juiste manier moet worden ingediend (papier of digitaal) en de juiste gegevens moet bevatten.
#### 1.3.2 Volledigheid
De aangifte moet **volledig** zijn. Alle belastbare inkomsten en relevante financiële elementen moeten worden vermeld.
* **Voorbeeld personenbelasting:** Buitenlandse bankrekeningen, levensverzekeringen en juridische constructies moeten verplicht worden vermeld, inclusief een melding aan het Centraal Aanspreekpunt (CAP).
* **Voorbeeld vennootschapsbelasting:** Jaarrekeningen, verslagen van de algemene vergadering en meldingen van betalingen aan belastingparadijzen zijn verplichte bijlagen.
Het ontbreken van verplichte bijlagen leidt tot een onvolledige aangifte. De belastingplichtige krijgt dan een termijn, meestal acht dagen, om de ontbrekende documenten alsnog over te maken. Indien dit niet gebeurt, kan de administratie een aanslag van ambtswege vestigen.
#### 1.3.3 Tijdigheid
De aangifte moet **tijdig** worden ingediend. De indieningstermijnen verschillen per type belasting en indieningswijze.
##### 1.3.3.1 Aangiftetermijn - Personenbelasting (PB)
* **Papieren aangifte:** Uiterste indieningsdatum is 30 juni.
* **Aangifte via MyMinfin (Tax-on-web):** Uiterste indieningsdatum is 15 juli (zowel voor burgers als mandatarissen).
* **Complexe aangifte (o.a. buitenlandse beroepsinkomsten, bezoldiging als bedrijfsleider):**
* Papieren aangifte: 30 juni.
* Aangifte via MyMinfin (Tax-on-web): 16 oktober (zowel voor burgers als mandatarissen).
##### 1.3.3.2 Aangiftetermijn - Vennootschapsbelasting (VenB)
* Voor binnenlandse vennootschappen en aan de rechtspersonenbelasting onderworpen rechtspersonen, wordt de uiterste indieningsdatum vastgesteld op de laatste dag van de zevende maand volgend op het afsluiten van het boekjaar.
* De aangifte moet gebaseerd zijn op de goedgekeurde jaarrekening.
* De termijn van zeven maanden begint te lopen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de balansdatum.
* Als de uiterste datum op een zaterdag, zondag of feestdag valt, wordt deze verlengd naar de eerstvolgende werkdag.
> **Specifieke Regeling AJ 2024/2025:**
> * Voor boekjaren die eindigen tussen 31 december van het vorige jaar en de laatste dag van februari van het aanslagjaar, geldt een uiterste indieningsdatum van 30 september (vanaf AJ 2024).
> * Voor aanslagjaar 2025 geldt een uitzonderlijke termijn tot 8 oktober voor vennootschappen waarvan het boekjaar op 31 december eindigt.
### 1.4 Wat bij niet-aangifte, laattijdige aangifte of onjuiste aangifte?
Niet voldoen aan de aangifteverplichtingen kan leiden tot diverse sancties en procedures:
#### 1.4.1 Omkering van de bewijslast
Bij niet-aangifte, laattijdige aangifte of onjuiste aangifte kan de bewijslast omkeren. De administratie kan dan zelf de belastbare grondslag vaststellen, en wat zij vaststelt, wordt vermoed juist te zijn.
#### 1.4.2 Ambtshalve aanslag
Als een belastingplichtige niet meewerkt, kan de administratie een aanslag van ambtswege vestigen. Dit houdt in dat de administratie zelf de aangifte invult op basis van de beschikbare gegevens. Dit kan leiden tot een verlies van belangrijke voordelen, zoals het vermoeden van juistheid van de eigen aangifte.
> **Voorbeeld:** De fiscus kan een forfaitaire belastbare minimumbasis toepassen. Voor de PB is dit € 19.000, en voor de VenB is dit € 40.000 (geïndexeerd voor AJ 2025: € 47.800). Bij herhaalde inbreuken kan dit bedrag nog verhoogd worden.
#### 1.4.3 Belastingverhogingen
Bij onjuiste aangiften kunnen belastingverhogingen worden opgelegd, die een percentage zijn van het niet-aangegeven of foutief aangegeven inkomensgedeelte. Deze verhogingen kunnen variëren tussen 10% en 200%.
#### 1.4.4 Boetes
Naast belastingverhogingen kunnen er ook vaste boetes worden opgelegd, variërend van 50 tot 1.250 euro. Een combinatie van belastingverhogingen en boetes is mogelijk.
#### 1.4.5 Strafrechtelijke sancties
In gevallen van fraude, die zowel een materieel als een moreel element vereisen, kunnen strafrechtelijke sancties worden opgelegd, zoals gevangenisstraf en/of geldboetes. Vanaf 2020 kan de strafrechter ook oordelen over de omvang en inning van de belastingschuld in grote fraudedossiers.
#### 1.4.6 Verlengde controle- en aanslagtermijn
In geval van niet-aangifte of laattijdige aangifte kan de controle- en aanslagtermijn worden verlengd tot vier jaar (vanaf AJ 2023) te rekenen vanaf 1 januari van het aanslagjaar. Dit geeft de administratie meer tijd om de situatie te onderzoeken en een aanslag te vestigen.
---
# Termijnen voor het indienen van aangiftes
Hieronder vindt u een gedetailleerde samenvatting over de termijnen voor het indienen van aangiftes, opgesteld voor uw examenstudie.
## 2. Termijnen voor het indienen van aangiftes
Deze sectie behandelt de verschillende deadlines voor het indienen van aangiftes in de personenbelasting en vennootschapsbelasting, met aandacht voor het belang van tijdige indiening en de impact van weekenden of feestdagen.
### 2.1 Algemene principes inzake aangifte
* **Aangifteverplichting:** In principe is elke rijksinwoner die belastbare inkomsten verwerft of kan verwerven, verplicht een individuele aangifte in te dienen. Dit geldt ook voor meerderjarigen met beroepsinkomsten en voor minderjarigen die beroepsinkomsten of alimentatie ontvangen.
* **Vereenvoudigde aangifte (Personenbelasting):** Een aanzienlijk deel van de belastingplichtigen ontvangt een voorstel van vereenvoudigde aangifte. De informatie die hierin is opgenomen, wordt geacht juist te zijn, tenzij de administratie het tegendeel bewijst.
* **Vrijstelling van aangifte:** Belastingplichtigen zonder beroepswerkzaamheid zijn vrijgesteld van aangifte indien hun belastbare inkomsten lager zijn dan de belastingvrije som. Deze vrijstelling is echter niet van toepassing bij buitenlandse inkomsten, buitenlandse rekeningen, onderwerping aan de kaaimantaks, of een woonplaats in het buitenland met een zetel van fortuin in België.
* **Vormvereisten:** Aangiftes moeten volledig en correct zijn. Ontbrekende verplichte bijlagen geven de administratie het recht om een termijn (meestal acht dagen) te geven om deze alsnog in te dienen. Bij niet-naleving kan een aanslag van ambtswege worden gevestigd.
### 2.2 Termijnen voor de personenbelasting
De termijnen voor het indienen van de aangifte in de personenbelasting variëren afhankelijk van de indieningsmethode en de complexiteit van de aangifte.
* **Papieren aangifte:**
* Algemeen: 30 juni.
* Complexe aangiftes (o.a. buitenlandse beroepsinkomsten, bezoldiging als bedrijfsleider): 30 juni.
* **Aangifte via MyMinfin (Tax-on-web):**
* Algemeen (burgers en mandatarissen): 15 juli.
* Complexe aangiftes (o.a. buitenlandse beroepsinkomsten, bezoldiging als bedrijfsleider) (burgers en mandatarissen): 16 oktober.
> **Tip:** Aangiftes via MyMinfin (Tax-on-web) bieden over het algemeen een langere indieningstermijn voor burgers en mandatarissen, met name voor complexe aangiftes.
### 2.3 Termijnen voor de vennootschapsbelasting
Voor de vennootschapsbelasting gelden specifieke termijnen die gekoppeld zijn aan het einde van het boekjaar.
* **Algemene regel (voor binnenlandse vennootschappen en aan de rechtspersonenbelasting onderworpen rechtspersonen):** De uiterste datum van indiening van de aangifte is de laatste dag van de zevende maand volgend op het afsluiten van het boekjaar. Deze termijn begint te lopen vanaf de eerste dag van de maand volgend op de balansdatum.
* **Specifieke regeling voor boekjaren die eindigen tussen 31 december en laatste dag februari:** Vanaf aanslagjaar 2024 is de uiterste indieningsdatum 30 september. Dit ter voorkoming van de administratieve piek die ontstond wanneer een groot deel van de vennootschappen hun boekjaar op 31 december afsloot.
* **Uitzonderlijke verlenging (bv. voor AJ 2025):** Soms verleent de fiscus een extra verlenging. Zo was er voor aanslagjaar 2025 een specifieke uitzondering waarbij vennootschappen die hun boekjaar op 31 december afsloten, de tijd kregen tot 8 oktober. Deze informatie kan worden geraadpleegd op de website van de FOD Financiën.
> **Voorbeeld:** Een vennootschap met een boekjaar dat eindigt op 31 maart 2025 (aanslagjaar 2025) heeft de algemene termijn van zeven maanden. De termijn begint te lopen op 1 april 2025. De uiterste indieningsdatum is dus 31 oktober 2025.
>
> **Voorbeeld:** Een vennootschap met een boekjaar dat eindigt op 31 december 2024 (aanslagjaar 2025) valt onder de specifieke regeling die de termijn verlengt tot 30 september. Met de extra uitzondering voor AJ 2025, wordt de uiterste indieningsdatum 8 oktober 2025.
### 2.4 Impact van weekenden en feestdagen
Wanneer de uiterste datum van indiening op een zaterdag, zondag of feestdag valt, wordt de termijn verlengd naar de eerstvolgende werkdag. Dit geldt zowel voor de personenbelasting als de vennootschapsbelasting.
### 2.5 Gevolgen van niet-tijdige indiening
Het niet, te laat of onjuist indienen van een aangifte kan leiden tot diverse sancties en procedures, waaronder:
* **Omkering van de bewijslast:** De administratie mag een aanslag vestigen van ambtswege, waarbij alles wat zij vaststelt vermoed wordt juist te zijn.
* **Forfaitaire belastbare minimumbasis:** Bij niet-indiening geldt een wettelijk vastgelegd minimumbedrag als belastbare grondslag (bijvoorbeeld voor PB: 19.000 euro; voor VenB: 40.000 euro, geïndexeerd voor AJ 2025: 47.800 euro). Bij herhaalde inbreuken kan dit bedrag verhoogd worden.
* **Belastingverhogingen:** Tot voor kort werd bij een fout onmiddellijk een verhoging van tien procent aangerekend op het foutief aangegeven bedrag. De regelgeving is versoepeld.
* **Boetes:** Vast bedrag tussen 50 en 1.250 euro.
* **Strafrechtelijke sancties:** Bij fraude kunnen gevangenisstraf en/of geldboetes worden opgelegd. Vanaf 2020 oordeelt de strafrechter over de omvang en inning van de belastingschuld bij grote fraudedossiers.
* **Verlengde controle- en aanslagtermijn:** De termijn waarbinnen de administratie kan controleren en aanslaan, wordt verlengd tot vier jaar vanaf 1 januari van het aanslagjaar bij geen, laattijdige of onvolledige aangifte.
> **Tip:** Het tijdig en correct indienen van de aangifte is cruciaal om de bewijslast bij de administratie te leggen en verdere sancties te vermijden.
---
# Sancties bij niet-naleving van fiscale procedures
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de consequenties die voortvloeien uit het niet, te laat of onjuist indienen van fiscale aangiftes, variërend van ambtshalve aanslagen en boetes tot belastingverhogingen en strafrechtelijke sancties.
## 3 Sancties bij niet-naleving van fiscale procedures
### 3.1 Algemene gevolgen van niet-naleving
Wanneer een belastingplichtige de fiscale procedures niet naleeft door geen, te late, of onjuiste aangifte te doen, treedt er een omkering van de bewijslast op. Dit betekent dat alles wat de administratie vaststelt, vermoed wordt juist te zijn, en de bewijslast om het tegendeel aan te tonen bij de belastingplichtige ligt.
#### 3.1.1 Ambtshalve aanslag
Een ambtshalve aanslag wordt gevestigd wanneer de belastingplichtige niet meewerkt aan de aangifteverplichting. Dit is een hulpmiddel voor de administratie om de belastbare grondslag vast te stellen wanneer de belastingplichtige in gebreke blijft.
* **Forfaitaire belastbare minimumbasis:** Bij het niet indienen van een aangifte wordt de belastbare grondslag vastgesteld op een wettelijk bepaald minimumbedrag. Dit bedrag is geïndexeerd en verschilt voor de personenbelasting en vennootschapsbelasting.
* Personenbelasting: een minimumbasis van 19.000 euro.
* Vennootschapsbelasting: een minimumbasis van 40.000 euro. Bij herhaalde inbreuken binnen de vier jaar kan dit bedrag met 25% worden verhoogd tot maximaal 200%. Voor aanslagjaar 2025 is dit geïndexeerde bedrag 47.800 euro.
* **Gevolgen van te late of niet-ingediende aangifte:** De fiscus vult de aangifte zelf in, waardoor de belastingplichtige een belangrijk voordeel verliest (het principe van "geacht juist te zijn"). Er is sprake van een omkering van de bewijslast.
#### 3.1.2 Belastingverhoging
Een belastingverhoging is een sanctie die kan worden opgelegd bij niet-aangifte, laattijdige aangifte en onjuiste aangifte.
* **Percentage:** De verhoging bedraagt een percentage van de verschuldigde belasting op het niet-aangegeven inkomensgedeelte, variërend tussen 10% en 200%.
* **Versoepeling:** Tot voorheen werd bij een fout onmiddellijk een belastingverhoging van 10 procent op het foutief aangegeven bedrag aangerekend. Deze procedure is recentelijk versoepeld.
#### 3.1.3 Boetes
Naast belastingverhogingen kunnen ook boetes worden opgelegd.
* **Vast bedrag:** Boetes variëren van 50 tot 1.250 euro.
* **Combinatie:** Het is mogelijk om een combinatie van belastingverhoging en boete op te leggen.
#### 3.1.4 Strafrechtelijke sancties
Bij misdrijven, waarbij zowel een materieel als een moreel element aanwezig is, kunnen strafrechtelijke sancties volgen.
* **Vormen:** Deze sancties kunnen bestaan uit gevangenisstraf en/of geldboetes.
* **Grote fraudedossiers:** Sinds 2020 oordeelt de strafrechter in grote fraudedossiers over de omvang en inning van de belastingschuld via een zelfstandige vordering van de fiscus.
### 3.2 Verlengde controle- en aanslagtermijnen
Niet-naleving van de fiscale procedures kan leiden tot een verlenging van de termijnen waarbinnen de administratie controles kan uitvoeren en aanslagen kan vestigen.
* **Standaard verlenging:** Vanaf aanslagjaar 2023 geldt een verlengde controle- en aanslagtermijn van 4 jaar.
#### 3.2.1 Termijnen bij geen, laattijdige of onvolledige aangifte
Wanneer de aangifte niet, te laat of onvolledig wordt ingediend, beschikt de administratie over een langere termijn om onderzoek te voeren en de aanslag te vestigen.
* **Termijn:** Vier jaar, te rekenen vanaf 1 januari van het aanslagjaar.
### 3.3 Sancties bij niet-meewerken aan onderzoek
Bij het niet meewerken aan een fiscaal onderzoek kunnen diverse sancties worden opgelegd.
* **Risico op ambtshalve aanslag:** Dit is een directe consequentie van niet-medewerking.
* **Dwangsom:** De wet voorziet in de mogelijkheid van een dwangsom bij niet-meewerken.
* **Strafrechtelijke sanctionering:** Indien de administratie kan aantonen dat het niet meewerken het gevolg is van bedrieglijk opzet of het oogmerk om te schaden, kan dit leiden tot strafrechtelijke sancties.
#### 3.3.1 Vraag om inlichtingen
Indien een belastingplichtige niet tijdig antwoordt op een vraag om inlichtingen van de fiscus, zijn er gevolgen.
* **Antwoordtermijn:** Een maand, te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de dag van verzending van de vraag om inlichtingen. Indien deze termijn op een zaterdag, zondag of feestdag valt, wordt deze verlengd naar de eerstvolgende werkdag.
#### 3.3.2 Plaatsbezoek of visitatierecht
Bij weigering om toegang te verlenen aan de fiscus voor een plaatsbezoek kunnen er sancties volgen.
* **Gevolgen:** Hoewel er een recht is om de toegang tot privéwoning te weigeren zonder gemotiveerde machtiging, kan dit wel als verdacht worden beschouwd en leiden tot een ambtshalve aanslag of andere sancties indien het onderzoek hierdoor belemmerd wordt.
### 3.4 Specifieke sancties per type aangifte
Hoewel de algemene principes van toepassing zijn, kunnen de specifieke sancties en procedures variëren afhankelijk van het type aangifte.
#### 3.4.1 Personenbelasting
* **Laattijdige indiening:** De sancties voor laattijdige indiening zijn vergelijkbaar met die voor vennootschapsbelasting, waarbij boetes en belastingverhogingen mogelijk zijn.
#### 3.4.2 Vennootschapsbelasting
* **Laattijdige indiening:** Naast boetes en belastingverhogingen kan laattijdige indiening leiden tot een ambtshalve aanslag met omkering van de bewijslast.
* **Niet-vermelden van verplichte bijlagen:** Het niet aanleveren van verplichte bijlagen, zoals jaarrekeningen, wordt beschouwd als een onvolledige aangifte. De belastingplichtige krijgt hierdoor een termijn om de bijlage alsnog over te maken. Indien dit niet gebeurt, kan de administratie een ambtshalve aanslag vestigen.
### 3.5 Procedurele sancties
Naast directe financiële of strafrechtelijke sancties, zijn er ook procedurele gevolgen.
#### 3.5.1 Aanslag van ambtswege (ambtshalve procedure)
Deze procedure wordt toegepast bij:
* Geen of een laattijdige aangifte.
* Een naar de vorm ongeldige aangifte die niet binnen de toegestane termijn wordt hersteld.
* Miskenning van het inzagerecht van de administratie.
* Niet tijdig antwoorden op een vraag om inlichtingen of een bericht van wijziging.
Bij een ambtshalve aanslag is er geen verdere dialoog tussen de fiscale administratie en de belastingplichtige over de juistheid en volledigheid van de aangifte. Een supplementaire aanslag kan nog worden gevestigd.
#### 3.5.2 Bezwaarprocedure
Wanneer een belastingplichtige het niet eens is met een aanslag, kan hij bezwaar indienen. Niet-naleving van de procedurele vereisten bij bezwaar kan leiden tot het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar, waardoor de oorspronkelijke aanslag definitief wordt.
* **Termijn:** Eén jaar, te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet.
#### 3.5.3 Gerechtelijke procedure
Indien de administratieve procedures, waaronder de bezwaarprocedure, geen oplossing bieden, kan een gerechtelijke procedure worden gestart. Het niet respecteren van de termijnen en vereisten voor het instellen van een gerechtelijke procedure kan leiden tot het verlies van de mogelijkheid om beroep aan te tekenen.
---
**Tip:** Begrijp de verschillende aanslagtermijnen (gewoon, buitengewoon) en de omstandigheden waaronder deze gelden. Dit is cruciaal om te weten wanneer een aanslag definitief wordt en welke termijnen de administratie heeft om actie te ondernemen.
**Voorbeeld:**
Jan dient op 15 juli 2025 zijn belastingaangifte voor het aanslagjaar 2024 tijdig in. Hij berekent zijn belastbare inkomsten verkeerd en geeft te weinig belasting aan. De administratie heeft dan drie jaar, te rekenen vanaf 1 januari van het aanslagjaar 2024, om dit te controleren en een bijkomende aanslag te vestigen.
Lisa dient haar belastingaangifte voor het aanslagjaar 2024 pas op 1 november 2025 in, terwijl de deadline 15 juli 2025 was. De administratie heeft dan vier jaar, te rekenen vanaf 1 januari van het aanslagjaar 2024, om onderzoek te voeren en de aanslag te vestigen.
---
# Onderzoeks- en controlebevoegdheden van de fiscus
Hier is een samenvatting van de onderzoeks- en controlebevoegdheden van de fiscus, opgesteld als een examengericht studiehulpmiddel.
## 4. Onderzoeks- en controlebevoegdheden van de fiscus
Dit onderwerp verkent de diverse methoden die de fiscale administratie hanteert om de correctheid van aangiften te controleren, inclusief de wettelijke grenzen en procedures die hierbij gelden.
### 4.1 Algemene beginselen van controle
De fiscale administratie kan informatie vergaren via algemene middelen die ook voor burgers beschikbaar zijn, zoals observeren en luisteren. Hierbij geldt dat informatie die uit openbare bronnen komt, zoals de krant, Google Earth of sociale media, gebruikt mag worden.
### 4.2 Onderzoeksbevoegdheden ten aanzien van de belastingplichtige zelf
#### 4.2.1 Vraag om inlichtingen
De administratie kan de belastingplichtige om inlichtingen verzoeken. Hierbij gelden de volgende beperkingen:
* **Fiscaal relevant:** De vragen moeten betrekking hebben op elementen die fiscaal relevant zijn en dus belastbaar kunnen zijn.
* **Gerichte vragen:** De vragen moeten nauwkeurig en doelgericht zijn; algemene, open vragen om te zien of de belastingplichtige iets verkeerds zegt (fishing expeditions) zijn verboden.
* **Termijn:** De belastingplichtige heeft één maand de tijd om te antwoorden, te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de dag van verzending van de vraag om inlichtingen. Weekend- en feestdagen verlengen deze termijn tot de eerstvolgende werkdag.
#### 4.2.2 Plaatsbezoek of visitatierecht
Dit bevoegdheid laat de fiscus toe om lokalen te betreden om de aard en omvang van de werkzaamheden, de voorraden, etc. vast te stellen.
* **Beroepslokalen:** Bezoek mag plaatsvinden tijdens de uren dat de werkzaamheid wordt uitgeoefend.
* **Particuliere woningen:** Bezoek is enkel toegelaten tussen 5 uur en 21 uur en vereist een gemotiveerde machtiging van de politierechter.
> **Tip:** Meewerken met de fiscus bij een plaatsbezoek wordt aangeraden. Het weigeren van inzage kan de belastingplichtige verdacht maken.
### 4.3 Onderzoek bij derden
#### 4.3.1 Onderzoek m.b.t. een bepaalde persoon of groep
De administratie kan bij derden inlichtingen inwinnen die fiscaal relevant en gericht zijn op specifieke informatie. Dit kan bijvoorbeeld een vraag zijn aan een werkgever over onkostenvergoedingen van een werknemer, of een verzoek aan reisbureaus om overzichten van geboekte reizen boven een bepaald bedrag.
> **Voorbeeld:** De fiscus vraagt een werkgever naar de precieze onkostenvergoedingen die een werknemer heeft ontvangen om na te gaan of deze in verhouding staan tot diens inkomen.
#### 4.3.2 Spontane meldingen en klikbrieven
* **Spontane meldingen:** Instanties zoals de Kansspelcommissie en de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) kunnen gegevens doorgeven aan de fiscus. Banken zijn verplicht financiële transacties te monitoren en bij verdachte praktijken te melden aan de CFI.
* **Klikbrieven:** Dit zijn meldingen van particulieren die onregelmatigheden vermoeden. De fiscus mag de inhoud van een klikbrief niet direct overnemen in een bericht van wijziging. De informatie moet eerst zelf onderzocht en bewezen worden door de administratie. Een klikbrief kan dus wel aanleiding geven tot een eigen onderzoek, maar vormt nooit op zichzelf de basis voor een aanslag.
#### 4.3.3 Het bankgeheim
Hoewel er een bankgeheim bestaat, zijn er uitzonderingen in de taxatie-, geschillen- en invorderingsprocedures, met name bij aanwijzingen van belastingontduiking of wanneer dit kadert binnen de opgeworpen argumenten. Daarnaast zijn Belgische banken meldingsplichtig inzake cliëntengegevens en rekeningnummers aan de Nationale Bank.
> **Tip:** Rijksinwoners zijn verplicht hun buitenlandse bankrekeningen aan te melden bij het Centraal Aanspreekpunt (CAP).
### 4.4 Onderzoekstermijnen
De duur van de onderzoeksbevoegdheden is gekoppeld aan de aanslagtermijnen. De fiscus mag onderzoeksmaatregelen nemen zolang de aanslagtermijn niet is verstreken, zelfs als er al een aanslag is gevestigd en betaald.
* **Gewone onderzoekstermijn (3 jaar):** Van toepassing wanneer de aangifte tijdig en correct is ingediend, maar er blijkt een hogere belasting verschuldigd te zijn. Deze termijn loopt vanaf 1 januari van het aanslagjaar.
* **Verlengde onderzoekstermijn (4 jaar):** Van toepassing bij geen, laattijdige of onvolledige aangifte. Deze termijn loopt vanaf 1 januari van het aanslagjaar.
### 4.5 Gevolgen van niet-medewerking aan onderzoek
Niet-meewerken aan het onderzoek kan leiden tot:
* **Risico op ambtshalve aanslag:** De fiscus kan zelf de aanslag vestigen.
* **Omkering van de bewijslast:** Wat de administratie vaststelt, wordt vermoed juist te zijn.
* **Forfaitaire belastbare minimumbasis:** Bij niet-aangifte wordt de belastbare grondslag minstens een wettelijk vastgelegd minimumbedrag.
* **Administratieve boetes en strafrechtelijke sancties:** Indien het niet-meewerken het gevolg is van bedrieglijk opzet of het oogmerk om te schaden.
* **Dwangsommen:** Een 'nieuw' middel dat de fiscus kan inzetten.
### 4.6 Casuïstiek
**Casus 1:** De fiscus verzendt een vraag om inlichtingen op 24 september 2025. De belastingplichtige ontvangt de brief enkele dagen later.
* **Antwoord:** De belastingplichtige heeft tot 24 oktober 2025 om te antwoorden. Aangezien dit een zaterdag is, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag, 27 oktober 2025. (Uitgaande van de derde werkdag na verzending).
**Casus 2:** De fiscus vermoedt dat een zelfstandige meer uitgeeft dan hij aangeeft en vraagt inzage in bankrekeningen. De belastingplichtige weigert.
* **Antwoord:** De fiscus kan, onder bepaalde voorwaarden en met de nodige machtigingen, toch de bankgegevens opvragen. Het bankgeheim is niet absoluut en kent uitzonderingen in het kader van fiscale controles.
> **Belangrijk:** Het niet-meewerken kan zware gevolgen hebben, zowel financieel als juridisch. Het is doorgaans in het belang van de belastingplichtige om mee te werken aan het onderzoek.
---
# Het vestigingsproces en betwisting van aanslagen
Dit hoofdstuk behandelt de verschillende procedures voor het vaststellen van de belastbare grondslag, de communicatiefase, de wijzigingsprocedure, ambtshalve procedures en de mogelijkheden tot betwisting via bezwaarprocedures, fiscale bemiddeling en gerechtelijke procedures.
## 5. Het vestigingsproces en betwisting van aanslagen
Het vestigingsproces van de belastbare grondslag begint met de aangifte van de belastingplichtige. De fiscale administratie kan deze aangifte overnemen, wijzigen, of in bepaalde gevallen ambtshalve een aanslag vestigen. Wanneer de belastingplichtige het niet eens is met een aanslag, heeft hij de mogelijkheid deze te betwisten via administratieve en gerechtelijke procedures.
### 5.1 De aangifte en de aangifteverplichting
Elke rijksinwoner die belastbare inkomsten verwerft of kan verwerven, is in principe verplicht een aangifte in te dienen. Dit geldt ook voor minderjarigen met beroepsinkomsten of die alimentatie ontvangen. In specifieke situaties, zoals bij overlijden, faillissement of ontbonden vennootschappen, gelden specifieke aangifteplichten.
* **Principe:** Individuele aangifteplicht voor alle belastingplichtigen.
* **Uitzonderingen:** Vrijstelling van aangifte is mogelijk voor belastingplichtigen zonder beroepsactiviteit als hun belastbare inkomsten de belastingvrije som niet overschrijden. Dit geldt niet bij buitenlandse inkomsten, buitenlandse rekeningen, onderwerping aan de kaaimantaks, of wanneer de zetel van fortuin in België is gevestigd maar de woonplaats elders.
* **Vereenvoudigde aangifte:** Een deel van de belastingplichtigen ontvangt een voorstel van vereenvoudigde aangifte. De inhoud hiervan wordt geacht juist te zijn, tenzij de administratie het tegendeel bewijst.
> **Tip:** De aangifte moet tijdig, volledig en correct zijn. Ontbrekende bijlagen kunnen leiden tot een ambtshalve aanslag.
#### 5.1.1 Aangiftetermijnen
De aangiftetermijnen variëren afhankelijk van het type belasting en de indieningsmethode:
* **Personenbelasting (PB):**
* Papieren aangifte: 30 juni.
* Elektronische aangifte (MyMinfin/Tax-on-web): 15 juli.
* Complexe aangiften (bv. buitenlandse beroepsinkomsten, bedrijfsleidersbezoldiging): 16 oktober (elektronisch).
* **Vennootschapsbelasting (VenB):**
* Uiterste datum: de laatste dag van de zevende maand volgend op het afsluiten van het boekjaar (beginnend vanaf de eerste dag van de maand volgend op de balansdatum).
* Uitzondering voor boekjaren die eindigen tussen 31 december en eind februari (vanaf AJ 2024): 30 september. Voor AJ 2025 geldt een specifieke uitzondering tot 8 oktober.
> **Tip:** Vallen de uiterste datums op een zaterdag, zondag of feestdag, dan wordt de termijn verlengd naar de eerstvolgende werkdag.
### 5.2 Onderzoek en controle door de administratie
De fiscale administratie beschikt over diverse onderzoeksbevoegdheden om de correctheid van aangiften te controleren.
#### 5.2.1 Onderzoeksbevoegdheden ten aanzien van de belastingplichtige
* **Vraag om inlichtingen:** De administratie kan gerichte vragen stellen over fiscaal relevante elementen. Antwoordtermijn is één maand vanaf de derde werkdag volgend op de verzending. "Fishing expeditions" (algemene, brede vragen om fouten uit te lokken) zijn verboden.
* **Plaatsbezoek of visitatierecht:** Inspecteurs mogen beroepslokalen bezoeken tijdens de uitoefening van de werkzaamheden. Particuliere woningen mogen bezocht worden tussen 5u en 21u, mits een gemotiveerde machtiging van de politierechter.
* **Onderzoek van boeken en bescheiden:** De administratie kan boeken en bescheiden onderzoeken om de aard en omvang van werkzaamheden, voorraden, etc. vast te stellen.
> **Tip:** Medewerking aan het onderzoek verkleint het risico op verdere complicaties.
#### 5.2.2 Onderzoek bij derden
* **Professionele band:** De administratie kan informatie opvragen bij derden met wie de belastingplichtige een professionele band heeft, mits de informatie fiscaal relevant is. Er is geen vaste antwoordtermijn, maar de vraag moet redelijk zijn.
* **Spontane meldingen:** Informatie van instanties zoals de Kansspelcommissie, Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI), of het Openbaar Ministerie kan aanleiding geven tot onderzoek. "Klikbrieven" van particulieren mogen niet rechtstreeks de basis vormen voor een aanslag, maar kunnen wel een eigen onderzoek door de fiscus triggeren.
#### 5.2.3 Het fiscaal bankgeheim
Het bankgeheim is in principe van toepassing, maar kent uitzonderingen:
* **Taxatieprocedure:** Bij aanwijzingen van belastingontduiking.
* **Geschillenprocedure:** Indien het kadert binnen de opgeworpen argumenten.
* **Invorderingsprocedure:** Geen bankgeheim.
Belgische banken zijn meldingsplichtig inzake cliëntidentiteit, rekeningnummers, volmachtdragers en contracten. Rijksinwoners moeten zelf buitenlandse bankrekeningen melden bij het Centraal Aanspreekpunt (CAP).
#### 5.2.4 Onderzoekstermijnen
De duur van de onderzoeksbevoegdheden is gekoppeld aan de aanslagtermijnen.
* **Gewone onderzoekstermijn (drie jaar):** Geldt bij een tijdige en correcte aangifte, waarbij achteraf blijkt dat meer belasting verschuldigd is. De termijn loopt vanaf 1 januari van het aanslagjaar.
* **Verlengde onderzoekstermijn (vier jaar):** Geldt bij geen, laattijdige of onvolledige aangifte. De termijn loopt vanaf 1 januari van het aanslagjaar.
* **Specifieke termijnen:** Er gelden ook termijnen van 6 en 10 jaar voor semi-complexe en complexe aangiften respectievelijk, en 10 jaar bij fraude.
> **Let op:** Zelfs na het vestigen van een aanslag kan de administratie nog onderzoek voeren zolang de onderzoekstermijn niet is verstreken.
### 5.3 Het vestigingsproces van de aanslag
Het vestigingsproces omvat de vaststelling van de belastbare grondslag en de communicatie hierover.
#### 5.3.1 Vaststelling van de belastbare grondslag
Er zijn drie mogelijkheden:
1. **Overeenkomstig de aangifte:** Wanneer de aangifte tijdig en vormelijk correct is, en de administratie deze overneemt.
2. **Wijzigingsprocedure:** Indien de administratie de aangifte wenst te wijzigen, moet zij dit motiveren en meedelen aan de belastingplichtige via een bericht van wijziging. Dit bericht moet minstens één motief bevatten.
3. **Ambts halve procedure:** Wanneer de aangifte ontbreekt, laattijdig is, ongeldig is, of de belastingplichtige niet meewerkt aan het onderzoek. De administratie vestigt dan ambtshalve de aanslag.
#### 5.3.2 De communicatiefase: wijzigingsprocedure
Bij een voorgestelde wijziging geldt een verplichte dialoogprocedure:
* **Bericht van wijziging:** De administratie stuurt een gemotiveerd bericht van wijziging, in principe via een beveiligd elektronisch platform.
* **Antwoord van de belastingplichtige:** De belastingplichtige heeft één maand de tijd om te reageren. De aanslag mag niet gevestigd worden vóór het verstrijken van deze termijn.
* **Wederantwoord van de administratie:** Indien de belastingplichtige zich niet-akkoord verklaart, is de administratie verplicht te reageren op alle argumenten van de belastingplichtige. Dit wordt de kennisgeving van de beslissing tot taxatie.
* **Geen/niet-tijdig antwoord:** Leidt tot de ambtshalve procedure.
> **Belangrijk:** De administratie moet haar redenen voor wijziging meedelen. Niet-naleving leidt tot absolute nietigheid.
#### 5.3.3 Ambtshalve procedure
Deze procedure treedt in werking bij:
* Geen of laattijdige aangifte.
* Naar de vorm ongeldige aangifte die niet wordt hersteld.
* Miskenning van het inzagerecht van de administratie.
* Niet tijdig antwoorden op een vraag om inlichtingen of een bericht van wijziging.
Bij een ambtshalve aanslag geldt een omkering van de bewijslast: wat de administratie vaststelt, wordt vermoed juist te zijn. Er geldt een forfaitaire belastbare minimumbasis.
> **Sancties:** Naast een ambtshalve aanslag kunnen er belastingverhogingen, boetes en zelfs strafrechtelijke sancties volgen bij fraude.
### 5.4 Aanslagtermijnen
De termijnen waarbinnen de administratie een aanslag kan vestigen, zijn cruciaal.
* **Gewone aanslagtermijn (3 jaar):** Geldt bij een tijdige en correcte aangifte. De termijn loopt tot 30 juni van het jaar volgend op het aanslagjaar. De aanslagtermijn mag nooit korter zijn dan zes maanden vanaf de ontvangst van de aangifte.
* **Buitengewone aanslagtermijn:**
* **Drie jaar:** Bij wijziging van een tijdige en correcte aangifte. Loopt vanaf 1 januari van het aanslagjaar.
* **Vier jaar:** Bij geen, laattijdige of onvolledige aangifte. Loopt vanaf 1 januari van het aanslagjaar.
* **Zes jaar:** Bij semi-complexe aangiften.
* **Tien jaar:** Bij complexe aangiften en bij fraude.
> **Opmerking:** Op de uiterste termijn voor de aanslagvestiging kan geen beroep worden gedaan bij niet-naleving van de termijn door de administratie; dit leidt tot verval.
### 5.5 Betwisting van aanslagen: de bezwaarprocedure
Wanneer de belastingplichtige het niet eens is met een aanslag, kan hij een bezwaarprocedure starten.
#### 5.5.1 Administratieve fase: bezwaarprocedure
* **Voorwaarden:** Het bezwaar moet gericht zijn aan de bevoegde adviseur-generaal en worden ingediend via aangetekend schrijven, fax of e-mail.
* **Inhoud:** Het bezwaar moet duidelijk het voorwerp omschrijven (belasting, aanslagjaar, artikel) en gemotiveerd zijn, met minstens één motief.
* **Termijn:** Eén jaar, te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet.
* **Verloop:** De administratie onderzoekt de ingeroepen bezwaren. Invordering wordt niet verhinderd voor het niet-ernstig betwiste gedeelte.
* **Beslissing:** De adviseur-generaal moet een gemotiveerde beslissing nemen binnen een redelijke termijn (meestal zes maanden; negen maanden bij ambtshalve aanslag).
* **Gevolgen van geen beslissing:** Als er geen beslissing is genomen binnen zes maanden, kan de belastingplichtige een vordering instellen bij de rechtbank zonder op een beslissing te wachten. Nalatigheidsinteresten worden geschorst.
> **Wachttijd:** De aanslag mag niet ingevorderd worden voordat de antwoordtermijn van de belastingplichtige verstreken is.
#### 5.5.2 Administratieve fase: ambtshalve ontheffing
Dit is een mogelijkheid om een definitieve aanslag te laten ontheffen, beperkt tot materiële vergissingen, dubbele belastingen, of wanneer nieuwe bescheiden of feiten de laattijdigheid rechtvaardigen. De aanslag mag hiervoor nog niet het voorwerp zijn geweest van een beslissing na bezwaar. De termijn hiervoor is vijf jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting is gevestigd.
#### 5.5.3 Fiscale bemiddeling
De fiscale bemiddeling is een optie die gevolgd kan worden na het doorlopen van de initiële administratieve procedures.
### 5.6 Gerechtelijke procedure
Indien de belastingplichtige niet akkoord gaat met de beslissing van de administratie na een bezwaar, kan hij een gerechtelijke procedure starten.
#### 5.6.1 Gerechtelijke procedure
* **Wanneer:** Na een gemotiveerde beslissing van de administratie, of indien er geen tijdig antwoord van de administratie komt (ten vroegste zes maanden na ontvangst van het administratief beroep).
* **Rechtbank:** Rechtbank van Eerste Aanleg (één per provincie voor fiscale zaken).
* **Beroepsmogelijkheden:** Hoger beroep en cassatie zijn mogelijk.
#### 5.6.2 Invordering en betaling
* **Kohierbelastingen:** Invorderbaar binnen twee maanden na toezending van het aanslagbiljet.
* **Schuldvergelijking:** Verboden in fiscale zaken. De belastingplichtige kan niet weigeren te betalen omdat de overheid hem nog geld verschuldigd is.
* **Nalatigheidsinteresten:** Rekenend vanaf de eerste van de maand volgend op het verstrijken van de normale betaaltermijn van twee maanden (hoger in geval van fraude).
#### 5.6.3 Andere mogelijkheden indien de belastingplichtige niet betaalt
* **Uitstel van betaling:** Aanvraag van een betalingsplan.
* **Kwijtschelding:** Enkel in uitzonderlijke gevallen mogelijk, mits rechterlijke tussenkomst.
* **Onbeperkt uitstel van invordering:** Voor schulden die onmogelijk betaald kunnen worden (bv. geen vermogen). Vereist expliciete aanvraag en motivatie.
* **Vrijstelling nalatigheidsinteresten en kwijtschelding administratieve sancties:** Mogelijk in specifieke gevallen.
* **Gedwongen invordering:** Via een dwangschrift, dwangbevel, beslag op roerende en onroerende goederen, en vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag (bv. bij werkgever, bank).
* **Bijzondere invorderingswaarborgen:** Voorrechten en hypotheken, notificatieplicht notaris.
> **Belangrijk:** De fiscus heeft voorrang op andere schuldeisers bij invordering.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Aangifteverplichting | De wettelijke verplichting voor natuurlijke personen of rechtspersonen om inkomsten, vermogen of andere relevante gegevens aan de fiscus te melden via een aangifte. Dit geldt voor iedereen die belastbare inkomsten verwerft of kan verwerven in België. |
| Aanslagjaar | Het kalenderjaar waarin een belasting aansprakelijk wordt gesteld voor een bepaald inkomstenjaar. Voor personenbelasting is dit steeds het jaar volgend op het inkomstenjaar, terwijl het voor vennootschappen samenvalt met het einde van het boekjaar. |
| Ambtshalve aanslag | Een belastingaanslag die de fiscale administratie vestigt zonder dat de belastingplichtige zelf een aangifte heeft ingediend, of wanneer de ingediende aangifte onvolledig of onjuist is. Hierbij wordt de bewijslast omgekeerd ten gunste van de administratie. |
| Bewijslast | De verplichting van een partij om de juistheid van haar beweringen te bewijzen. In fiscale procedures ligt de bewijslast voor inkomsten doorgaans bij de administratie, maar bij nalatigheid of fouten kan deze verschuiven naar de belastingplichtige. |
| Boekjaar | De periode waarover de resultaten van een vennootschap worden opgemaakt en afgesloten voor de jaarrekening. Dit kan samenvallen met een kalenderjaar of een ‘gebroken boekjaar’ zijn dat afwijkt. |
| Centraal Aanspreekpunt (CAP) | Een centraal register beheerd door de Nationale Bank van België dat informatie bevat over bankrekeningen, spaarrekeningen, levensverzekeringen en juridische constructies. Rijksinwoners moeten buitenlandse rekeningen hier aanmelden. |
| Fiscaal relevant | Elementen die van belang zijn voor de bepaling van de belastbare grondslag, zoals inkomsten, uitgaven, bezittingen en schulden. De fiscus mag enkel onderzoek doen naar fiscaal relevante zaken. |
| Forfaitaire belastbare minimumbasis | Een wettelijk vastgelegd minimumbedrag dat als belastbare grondslag dient wanneer een belastingplichtige geen aangifte indient of wanneer de ingediende aangifte niet betrouwbaar is. Dit is een hulpmiddel voor de administratie. |
| Gevolg van niet-naleving | De sancties die worden opgelegd bij het niet, te laat of onjuist indienen van een aangifte, waaronder ambtshalve aanslagen, belastingverhogingen, boetes en strafrechtelijke vervolging. |
| Gezamenlijke aangifte | Een enkele belastingaangifte die wordt ingediend door gehuwden of wettelijk samenwonenden, waarbij hun inkomsten worden samengevoegd voor belastingdoeleinden, tenzij er specifieke uitzonderingen van toepassing zijn. |
| Inkomstenjaar | Het kalenderjaar waarin de inkomsten worden verkregen. Dit is het referentiejaar voor de berekening van de belastingen die verschuldigd zijn in het daaropvolgende aanslagjaar. |
| Klikaas | Een melding van een particulier die vermoedt dat er sprake is van onrechtmatigheden en dit aan de fiscus doorgeeft. De fiscus mag deze informatie niet rechtstreeks gebruiken, maar moet zelf onderzoek doen en bewijs leveren. |
| Onderzoeksbevoegdheden | De rechten die de fiscale administratie heeft om informatie te verzamelen en feiten te controleren, zoals het vragen om inlichtingen, het uitvoeren van plaatsbezoeken en het vorderen van documenten. |
| Plaatsbezoek of visitatierecht | Het recht van de fiscus om beroepslokalen of particuliere woningen te bezoeken om boeken, bescheiden en voorraden te onderzoeken en de aard van de werkzaamheden vast te stellen. Dit is gebonden aan specifieke voorwaarden en tijden. |
| Vermoeden van juistheid | Het principe dat de ingediende aangifte door de belastingplichtige wordt geacht juist te zijn, totdat het tegendeel wordt bewezen door de fiscale administratie. Dit principe geldt niet bij nalatigheid of bij een ambtshalve aanslag. |
| Verlengde controle- en aanslagtermijn | Een langere periode waarbinnen de fiscus een controle kan uitvoeren en een aanslag kan vestigen, bijvoorbeeld in gevallen van fraude of wanneer er geen, laattijdige of onvolledige aangifte is ingediend. |
| Vraag om inlichtingen | Een formeel verzoek van de fiscale administratie aan de belastingplichtige om specifieke informatie te verstrekken die nodig is voor de controle van de aangifte. De antwoordtermijn is beperkt. |
| Vrijstelling van aangifte | Situaties waarin een belastingplichtige niet verplicht is om een aangifte in te dienen, bijvoorbeeld wanneer de belastbare inkomsten lager zijn dan de belastingvrije som. |
| Wijzigingsprocedure | Een procedure waarbij de fiscale administratie een voorgestelde wijziging van de ingediende aangifte motiveert en aan de belastingplichtige meedeelt, waarna de belastingplichtige de gelegenheid krijgt om hierop te reageren. |
| Wissel-, krediet- en spaarinstellingen | Financiële instellingen zoals banken die meldingsplichtig zijn aan de fiscus met betrekking tot de identiteit van hun cliënten, rekeningnummers en contracten, ter voorkoming van fraude en witwassen. |
Cover
fiscaal deel 2 fiscale procedure.pdf
Summary
# De fiscale procedure en de aangifteverplichting
Dit onderwerp beschrijft de algemene fasen van de fiscale procedure, beginnend met de aangifteverplichting van de belastingplichtige en de gevolgen daarvan [1](#page=1).
### 1.1 Het belang van het aanslagjaar
Het aanslagjaar is cruciaal in het fiscaal recht, omdat alle regels gekoppeld zijn aan een specifiek aanslagjaar [1](#page=1).
* **Personenbelasting:** Het inkomstenjaar is een kalenderjaar X, en het aanslagjaar is kalenderjaar X+1 [1](#page=1).
* **Vennootschapsbelasting:**
* Bij een kalenderboekjaar is het inkomstenjaar gelijk aan het boekjaar (kalenderjaar X), en het aanslagjaar is kalenderjaar X+1 [1](#page=1).
* Bij een gebroken boekjaar (dat afwijkt van het kalenderjaar) is het inkomstenjaar gelijk aan het boekjaar, en het aanslagjaar is het jaar waarin het boekjaar eindigt [1](#page=1).
### 1.2 De fiscale procedure: een overzicht
Het doel van de fiscale procedure is ervoor te zorgen dat alle Belgen belastingen betalen. De fiscus onderzoekt de belastbare grondslag om de verschuldigde belasting te bepalen ($Belasting = Belastbare grondslag \times tarief$). De procedure omvat de volgende stappen [1](#page=1):
1. **Aangifte:** Eenmalige jaarlijkse indiening door personen, vennootschappen, etc [1](#page=1).
2. **Onderzoek:** De fiscus onderzoekt de juistheid van de aangifte, met specifieke bevoegdheden, termijnen en regels voor bewijslevering [1](#page=1).
3. **Communicatie:** Correspondentie tussen de fiscus en de belastingplichtige over de bevindingen [1](#page=1).
4. **Aanslag:** Document waarin het te betalen of terug te krijgen bedrag aan belastingen wordt vastgesteld [2](#page=2).
5. **Bezwaar of ambtshalve ontheffing:** Mogelijkheid voor de belastingplichtige om bezwaar aan te tekenen tegen de aanslag, zowel administratief als via de rechtbank [2](#page=2).
6. **Invordering:** Indiening en inning van de vastgestelde belastingen door de fiscus [2](#page=2).
### 1.3 De aangifteverplichting
#### 1.3.1 Principes van de aangifteverplichting
De aangifteverplichting rust op het principe van vermoeden van juistheid: wat de belastingplichtige aangeeft, wordt geacht juist te zijn, tenzij de administratie het tegendeel kan bewijzen. De bewijslastverdeling is als volgt [2](#page=2):
* **Belastingaftrekken, -vrijstellingen en -verminderingen:** De bewijslast ligt bij de belastingplichtige (BP) om deze aan te tonen, bijvoorbeeld met attesten voor giften of kinderopvang [2](#page=2).
* **Inkomsten:** De bewijslast voor de hoogte van de inkomsten ligt primair bij de administratie [2](#page=2).
#### 1.3.2 Wie is aangifteplichtig?
In principe is iedere rijksinwoner die belastbare inkomsten verwerft of kan verwerven verplicht een individuele aangifte in te dienen. Dit geldt ook voor [2](#page=2):
* **Minderjarigen:** Indien zij beroepsinkomsten hebben (bv. studentenwerk) of eigen inkomsten ontvangen zoals alimentatie, zijn zij verplicht zelf aangifte te doen [2](#page=2).
* **Personen zonder domicilie in België maar met een "zetel van fortuin" in België:** Dit betekent dat belangrijke persoonlijke en economische banden met België bestaan, zoals school, partner, etc [2](#page=2).
#### 1.3.3 Specifieke situaties en aangifteplichten
In bepaalde specifieke situaties wordt de aangifteverplichting waargenomen door vertegenwoordigers:
* **Overlijden:** Erfgenamen [2](#page=2).
* **Faillissement:** Curator [2](#page=2).
* **Vennootschappen:** Bestuurder [2](#page=2).
* **Ontbonden vennootschappen:** Vereffenaar [2](#page=2).
* **Onbekwamen of minderjarigen:** Ouders of voogd [2](#page=2).
* **Lasthebber:** Iemand die volmacht krijgt (bv. accountant) [2](#page=2).
* **Analfabeten:** Recht op hulp van een medewerker van de FOD Financiën [2](#page=2).
#### 1.3.4 Gehuwden en wettelijk samenwonenden
Gehuwden en wettelijk samenwonenden worden fiscaal gelijkgesteld. Zij dienen in principe een gemeenschappelijke aangifte in, waarbij de belastbare inkomsten apart worden vermeld en berekend (twee kolommen) [3](#page=3).
* **Eerste jaar van huwelijk of jaar van ontbinding:** Afzonderlijke aangiften worden ingediend, met een mogelijke keuze voor een gezamenlijke aanslag bij overlijden [3](#page=3).
* **Jaar van feitelijke scheiding:** In principe wordt een gezamenlijke aangifte ingediend, maar een afzonderlijke aangifte is ook mogelijk, met een gezamenlijke aanslag [3](#page=3).
* **Feitelijke samenwonenden:** Moeten elk afzonderlijk aangifte indienen; er is geen gelijkstelling [3](#page=3).
#### 1.3.5 Vrijstellingen van aangifte
Er zijn vrijstellingen van aangifte mogelijk, met name voor belastingplichtigen zonder beroepswerkzaamheid wiens belastbare inkomsten de belastingvrije som (of de samengestelde belastingvrije som voor echtgenoten/wettelijk samenwonenden) niet overschrijden [3](#page=3).
* **Voorstel vereenvoudigde aangifte:** De FOD Financiën stuurt vaak een voorstel voor vereenvoudigde aangifte uit, waarbij veel gegevens al zijn ingevuld. Het is cruciaal deze aangifte te controleren op fouten [3](#page=3).
* **Belastingvrije som:** Voor AJ 2025 bedraagt deze EUR 10.570. Inkomsten lager dan dit bedrag kunnen vrijgesteld zijn van aangifte [3](#page=3).
**Uitzonderingen op vrijstellingen (aangifte is ALTIJD verplicht):**
* Buitenlandse inkomsten [3](#page=3).
* Buitenlandse rekeningen [3](#page=3).
* Onderwerping aan de kaaimantaks [3](#page=3).
* Woonplaats in het buitenland maar met een zetel van fortuin in België [3](#page=3).
### 1.4 Voorwaarden waaraan een aangifte moet voldoen
Een aangifte moet voldoen aan de volgende voorwaarden om als geldig te worden beschouwd [3](#page=3):
* **Regelmatigheid:** De aangifte moet correct worden ingediend via de voorgeschreven kanalen (papier, digitaal via Tax-on-web, Biztax, RV-on-web, FinProf) [3](#page=3).
* Tax-on-web: Personenbelasting (PB) en buitenlandse beroepsinkomsten (BNI) [3](#page=3).
* Biztax: Vennootschapsbelasting (VENN. B.) en roerende voorheffing (RPB) [3](#page=3).
* RV-on-web: Roerende voorheffing (RV) [3](#page=3).
* FinProf: Bedrijfsvoorheffing (BV) [3](#page=3).
* **Volledigheid:** Alle noodzakelijke cijfers, bijlagen en meldingen moeten worden opgenomen. Dit omvat bijvoorbeeld de verplichte melding van buitenlandse bankrekeningen, levensverzekeringen en juridische constructies aan het Centraal Aanspreekpunt (CAP). Attesten voor giften of kinderopvang moeten niet meegestuurd worden, maar wel bijgehouden voor eventuele controles [4](#page=4).
* **Tijdigheid:** De aangifte moet binnen de wettelijke termijnen worden ingediend. Niet-correct ingevulde of te late aangiften kunnen leiden tot sancties [3](#page=3) [4](#page=4).
### 1.5 Aangiftetermijnen
#### 1.5.1 Personenbelasting
* **Papieren aangifte:** Uiterste datum is 30 juni [4](#page=4).
* **Aangifte via MyMinfin (Tax-on-web):** Uiterste datum is 15 juli voor zowel burgers als mandatarissen [4](#page=4).
* **Complexe aangifte (buitenlandse beroepsinkomsten, bezoldigingen bedrijfsleider):**
* Papieren aangifte: 30 juni [4](#page=4).
* Aangifte via MyMinfin (Tax-on-web): 16 oktober voor zowel burgers als mandatarissen [4](#page=4).
#### 1.5.2 Vennootschapsbelasting
* **Verplicht elektronisch via Biztax:** Sinds AJ 2014 is papier niet meer mogelijk [4](#page=4).
* **Uiterste indieningsdatum:** De laatste dag van de zevende maand volgend op de afsluiting van het boekjaar. De aangifte moet gebaseerd zijn op de goedgekeurde jaarrekening. De termijn van 7 maanden begint te lopen vanaf de eerste dag van de maand volgend op de balansdatum [4](#page=4).
* **Vervaldag op weekend/feestdag:** De eerstvolgende werkdag is de uiterste indieningsdatum [4](#page=4).
* **Specifieke termijn voor AJ 2024 en later:** Wanneer het belastbaar tijdperk eindigt tussen 31 december van het voorgaande jaar (AJ -1) en de laatste dag van februari van het aanslagjaar, is de uiterste datum 30 september. Dit werd ingevoerd om de administratieve piek op 31 december te vermijden [4](#page=4).
---
# Sancties bij niet-naleving van fiscale verplichtingen
Dit gedeelte beschrijft de mogelijke gevolgen van het niet naleven van fiscale verplichtingen, zoals niet-aangifte, laattijdige aangifte of onjuiste aangifte, en de sancties die hieraan verbonden zijn [5](#page=5).
### 2.1 Algemene gevolgen van niet-naleving
Bij niet-naleving van fiscale verplichtingen, zoals het niet indienen, laattijdig indienen of onjuist indienen van een aangifte, kan de fiscus diverse sancties opleggen. Dit omvat de mogelijkheid van een ambtshalve aanslag, administratieve sancties, strafrechtelijke sancties en een verlengde controle- en aanslagtermijn [5](#page=5).
### 2.2 Ambtshalve aanslag
Een ambtshalve aanslag is een gevolg van niet-naleving en leidt tot een omkering van de bewijslast. De fiscus neemt het initiatief om zelf de aangifte in te vullen, waarbij alles wat de administratie vaststelt vermoed wordt juist te zijn. Dit is echter geen verplichting voor de fiscus, maar een recht [5](#page=5).
#### 2.2.1 Forfaitaire belastbare minimumbasis
Als hulpmiddel voor de administratie bij het ontbreken van een aangifte, is er de forfaitaire belastbare minimumbasis. Het niet indienen van een aangifte leidt ertoe dat de belastbare grondslag minstens een wettelijk vastgelegd en geïndexeerd minimumbedrag zal bedragen [5](#page=5).
* **Persoonlijke Vennootschapsbelasting (PB):** Het niet-geïndexeerde bedrag is 19.000 dollars [5](#page=5).
* **Vennootschapsbelasting (VEN.B.):** Het niet-geïndexeerde bedrag is 40.000 dollars. Bij herhaalde inbreuken binnen vier jaar kan dit bedrag met 25% verhoogd worden tot maximaal 200% [5](#page=5).
* **Vennootschapsbelasting (VB.):** Voor AJ 2026 bedraagt het geïndexeerde bedrag 47.800 dollars [5](#page=5).
> **Tip:** Deze forfaitaire bedragen zijn zeer hoog, dus het is te verkiezen om dit te vermijden door correct aangifte te doen [5](#page=5).
#### 2.2.2 Procedure bij te laat indienen
Bij een te late aangifte of het niet indienen ervan, kan de fiscus de procedure van de ambtshalve aanslag starten. De belastingplichtige verliest hierdoor voordelen. Als alternatief kan, bij bijvoorbeeld een tweede keer te laat, met de administratie worden overeengekomen dat de indiening toch wordt aanvaard zonder deze specifieke procedure te starten [5](#page=5).
### 2.3 Administratieve sancties
Administratieve sancties kunnen worden opgelegd bij niet-aangifte, laattijdige aangifte en onjuiste aangifte [5](#page=5).
#### 2.3.1 Belastingverhoging
De belastingverhoging bedraagt een percentage van de verschuldigde belasting op het niet aangegeven inkomensgedeelte. Dit percentage kan variëren tussen 10% en 200% [5](#page=5).
* **Versoepeling:** Tot vorig jaar werd bij een fout onmiddellijk een belastingverhoging van 10% op het foutief aangegeven bedrag aangerekend. Dit is nu versoepeld [5](#page=5).
* **Toepassingsgebied:** De belastingverhoging is van toepassing bij te late aangifte, niet-indiening, of onvolledige/foutieve aangifte [5](#page=5).
> **Belangrijk:** Volgens minister van Financiën Jan Jambon (N-VA) hoeft één enkele fout maken niet direct ernstig te zijn [5](#page=5).
#### 2.3.2 Boetes
Naast belastingverhogingen kunnen ook boetes worden opgelegd bij niet-aangifte, laattijdige aangifte en onjuiste aangifte. Deze boetes hebben een vast bedrag en kunnen variëren tussen 50 dollars en 1.250 dollars [6](#page=6).
* **Combinatie:** Een combinatie van belastingverhoging én boete is mogelijk [6](#page=6).
> **Example:** Als u vergeet een juridische constructie aan te geven, kunt u per juridische constructie een boete moeten betalen. Bij vier constructies en een periode van drie jaar teruggaande controle, kan dit oplopen tot rond de 80.000 dollars aan boete [6](#page=6).
### 2.4 Strafrechtelijke sancties
Strafrechtelijke sancties worden opgelegd door de strafrechter en zijn enkel van toepassing bij een misdrijf. Er moet sprake zijn van een materieel en moreel element, waarbij er een bedrieglijk oogmerk is om foutief te handelen [6](#page=6).
* **Voorbeelden:** Fraude plegen met de bedoeling belastingen te ontduiken [6](#page=6).
* **Sancties:** Gevangenisstraf en/of geldboete [6](#page=6).
* **Vanaf 2020:** In grote fraudedossiers oordeelt de strafrechter over de omvang en inning van de belastingschuld (zelfstandige vordering fiscus). Voor 2020 kon de strafrechter enkel boetes opleggen, nu kan hij zowel de belastingschuld als de boete bepalen [6](#page=6).
> **Discussiepunt:** Er is discussie omdat de strafrechter mogelijk weinig kennis van fiscaal recht heeft, wat kan leiden tot twijfels over de gepastheid van zijn uitspraak [6](#page=6).
### 2.5 Verlengde controle- en aanslagtermijn
Vanaf AJ 2023 is er een verlengde controle- en aanslagtermijn van vier jaar. Deze termijn is van toepassing als de aangifte te laat is ingediend of niet is ingediend [5](#page=5) [6](#page=6).
### 2.6 Onderzoeksbevoegdheden van de fiscus
De fiscus heeft onderzoeksbevoegdheden ten aanzien van de belastingplichtige, waaronder het vragen om inlichtingen [6](#page=6).
* **Beperkingen:** Deze bevoegdheden zijn beperkt door de rechtspraak tot fiscaal relevante en gerichte vragen. "Fishing expeditions", waarbij zeer uitgebreide en niet-specifieke vragen worden gesteld met het doel dat onvoorzichtigen iets gaan lossen, zijn uitgesloten [6](#page=6).
* **Termijn voor antwoord:** Vragen om inlichtingen dienen te worden beantwoord binnen één maand, te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de dag van verzending. Verlenging is mogelijk indien de termijn op een zaterdag, zondag of feestdag valt [6](#page=6).
* **Algemene bevoegdheden:** Voordat wettelijk geregelde onderzoeksbevoegdheden worden toegepast, kan een controleur, net als elke burger, observeren en luisteren. Hij mag dus doen wat voor iedereen is toegelaten [6](#page=6).
---
# Onderzoeksbevoegdheden van de fiscus
De fiscus beschikt over diverse middelen om informatie te verzamelen en controles uit te voeren bij belastingplichtigen en derden, met als doel de correcte inning van belastingen te waarborgen [6](#page=6).
### 3.1 Algemene beginselen van onderzoek
Vooraleer specifieke wettelijke onderzoeksbevoegdheden worden uitgeoefend, kan de fiscus optreden als elke burger: observeren en luisteren. Dit betekent dat de fiscus informatie mag verzamelen uit openbare bronnen zoals kranten, observaties op straat, Google Earth of sociale media om tot taxatie over te gaan [6](#page=6) [7](#page=7).
### 3.2 Onderzoeksbevoegdheden ten aanzien van de belastingplichtige zelf
#### 3.2.1 Vraag om inlichtingen
De fiscus kan de belastingplichtige om inlichtingen vragen. Deze vragen moeten aan strikte voorwaarden voldoen [7](#page=7):
* Ze moeten fiscaal relevant zijn, wat betekent dat ze betrekking moeten hebben op elementen die belastbaar zijn [7](#page=7).
* De vragen moeten gericht en specifiek zijn, gericht op het verkrijgen van een concreet antwoord op een duidelijk afgebakende vraag. "Fishing expeditions", waarbij algemene en brede vragen worden gesteld om te zien wat de belastingplichtige prijsgeeft, zijn uitgesloten [6](#page=6) [7](#page=7).
* De belastingplichtige heeft een termijn van één maand om te antwoorden, te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de verzendingsdatum van de vraag om inlichtingen. Wanneer deze termijn op een zaterdag, zondag of feestdag valt, wordt deze verlengd tot de eerstvolgende werkdag [6](#page=6) [7](#page=7).
> **Voorbeeld:** Een vraag om inlichtingen wordt verzonden op donderdag 9 oktober. De termijn begint te lopen vanaf maandag 13 oktober (derde werkdag). Eén maand vanaf dan is 13 november. Min één dag is 12 november (donderdag) [7](#page=7).
#### 3.2.2 Plaatsbezoek (Visitatierecht)
De fiscus kan ter plaatse een bezoek brengen aan de belastingplichtige, zowel aan beroepslokalen als aan particuliere woningen [7](#page=7).
* **Doel:** Het doel van een plaatsbezoek is het onderzoeken van boeken en bescheiden, het vaststellen van de aard en belangrijkheid van werkzaamheden, en het nazien van de aard en hoeveelheid van voorraden [7](#page=7).
* **Wanneer:**
* **Beroepslokalen:** Tijdens de uren dat de werkzaamheid wordt uitgeoefend [7](#page=7).
* **Particuliere woningen:** Tussen 05:00 en 21:00 uur, en dit enkel mits een gemotiveerde machtiging van de politierechter [7](#page=7).
* **Actief zoekrecht:** Volgens een arrest van het Hof van Cassatie van 2023 mag de fiscus kasten laten openen en onderzoek doen, zelfs zonder toestemming van de belastingplichtige, tenzij de belastingplichtige expliciet aangeeft dat dit niet meer mag. Tegenwerking door de belastingplichtige kan leiden tot sancties [8](#page=8).
> **Voorbeeld:** Een controleur kan de voorraad in een pannenkoekenfabriek controleren door het aantal geproduceerde pannenkoeken te vergelijken met de ingekochte ingrediënten, om zo na te gaan of er ingrediënten zwart werden aangekocht [7](#page=7).
### 3.3 Onderzoek bij derden
#### 3.3.1 Vraag om inlichtingen bij bepaalde personen of groepen
De fiscus kan ook bij derden, zoals werkgevers of reisbureaus, inlichtingen vragen over de belastingplichtige. Deze vragen moeten eveneens fiscaal relevant en gericht zijn. Er is geen specifieke antwoordtermijn voor derden, maar deze moet wel redelijk zijn [8](#page=8).
> **Voorbeeld:** De fiscus kan een werkgever vragen welke onkostenvergoedingen een werknemer heeft ontvangen. Reisbureaus kunnen gevraagd worden om een overzicht te bezorgen van geboekte reizen boven een bepaald bedrag, om na te gaan of grote uitgaven niet overeenkomen met aangegeven inkomsten [8](#page=8).
#### 3.3.2 Spontane meldingen
Informatie kan ook verkregen worden via spontane meldingen van diverse bronnen:
* **Kansspelcommissie:** Deze commissie speelt gegevens door over fraudegevoelige sectoren zoals casino's [8](#page=8).
* **Cel Financiële Informatieverwerking (CFI):** Banken zijn wettelijk verplicht om verdachte financiële transacties, zoals grote dagelijkse stortingen zonder plausibele verklaring, te monitoren en te melden. De CFI onderzoekt deze meldingen en kan informatie doorgeven aan het parket of de fiscus [8](#page=8).
* **Openbaar Ministerie:** De fiscus kan inzage vragen bij het Openbaar Ministerie, dat een meldingsplicht heeft bij potentieel interessante dossiers [8](#page=8).
* **"Klikbrieven":** Meldingen van particulieren die onrechtmatigheden vermoeden. De fiscus moet dergelijke informatie steeds zelf onderzoeken en bewijzen; een "klikbrief" kan nooit de enige basis vormen voor een aanslag, maar kan wel aanleiding geven tot een eigen onderzoek [8](#page=8).
### 3.4 Het fiscaal bankgeheim en de uitzonderingen
Traditioneel mocht de fiscus geen onderzoek voeren naar de bankgegevens van klanten vanwege het bankgeheim. Dit bankgeheim is echter in de loop der tijd aanzienlijk uitgehold. Er zijn drie belangrijke uitzonderingen op het bankgeheim [9](#page=9):
#### 3.4.1 Uitzondering in de taxatieprocedure
* Indien er concrete **aanwijzingen van belastingontduiking** zijn, kan het bankgeheim worden opgeheven. Een aanwijzing is een vermoeden, nog geen bewijs [10](#page=10) [9](#page=9).
* Dit is relevant in het kader van **indiciaire taxatie**, waarbij belast wordt op basis van het verschil tussen veronderstelde inkomsten en uitgaven wanneer er een significant gat is. De belastingplichtige kan dit gat proberen te weerleggen met bijvoorbeeld een erfenis of gift [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** Iemand die een auto van 80.000 dollars koopt, maar slechts een maandelijkse uitkering van 800 dollars ontvangt, kan een indiciaire taxatie riskeren voor het verschil, tenzij de herkomst van het geld kan worden aangetoond [9](#page=9).
#### 3.4.2 Uitzondering in de geschillenprocedure
Indien de opgeworpen argumenten in een geschil verband houden met bankgegevens, is het bankgeheim niet van toepassing [9](#page=9).
#### 3.4.3 Uitzondering in de invorderingsprocedure
In de invorderingsprocedure geldt het bankgeheim evenmin [9](#page=9).
> **Tip:** Om de bankgegevens op te vragen, moet de fiscus in principe eerst de belastingplichtige verzoeken om het bankgeheim op te heffen. Indien dit geweigerd wordt, kan de fiscus alsnog de bankgegevens opvragen, maar de belastingplichtige moet hiervan wel op de hoogte worden gebracht [10](#page=10).
### 3.5 Centraal Aanspreekpunt (CAP)
De Nationale Bank beheert een databank, het Centraal Aanspreekpunt (CAP), waar Belgische banken en financiële instellingen verplicht zijn informatie te melden over hun cliënten, bankrekeningnummers, volmachtdragers en contracten. Rijksinwoners moeten bovendien hun buitenlandse bankrekeningen zelf aanmelden bij het CAP. Dit systeem verzamelt gegevens over binnenlandse, aangegeven buitenlandse en cryptorekeningen [9](#page=9).
### 3.6 Gevolgen van niet-medewerking aan onderzoek
Niet-medewerking aan een fiscaal onderzoek kan leiden tot verschillende sancties:
* **Administratieve boetes:** [10](#page=10).
* **Strafrechtelijke sancties:** Indien de fiscus kan aantonen dat de niet-medewerking voortkomt uit bedrieglijk opzet of oogmerk om te schaden [10](#page=10).
* **Dwangsom:** De fiscus kan een dwangsom opleggen per dag dat bepaalde informatie niet wordt verstrekt. Het regeerakkoord suggereert echter de afschaffing hiervan [10](#page=10).
* **Risico op ambtshalve aanslag:** De fiscus kan zelfstandig een aanslag opleggen zonder inspraak van de belastingplichtige [10](#page=10).
### 3.7 Onderzoeks- en aanslagtermijnen
De duur van de onderzoeksbevoegdheden van de fiscus is in grote mate gekoppeld aan de aanslagtermijnen. De fiscus mag onderzoekmaatregelen nemen zolang de aanslagtermijn niet is verstreken. Zelfs na het vestigen en betalen van een aanslag, kan de fiscus verder onderzoek voeren binnen de geldende onderzoekstermijn [10](#page=10).
* Voor inkomstenbelastingen geldt een algemene verlengde controle- en aanslagtermijn van 4 jaar, ingegaan vanaf AJ 2023, indien er te laat of niet is ingediend [6](#page=6).
---
# De onderzoekstermijn en het vestigingsproces van de aanslag
Dit onderwerp behandelt de periodes waarbinnen de fiscus onderzoek mag doen en de procedures voor het vaststellen van de belastbare grondslag, inclusief de bijbehorende termijnen.
### 4.1 De onderzoekstermijn
De onderzoekstermijn bepaalt hoe lang de fiscale administratie onderzoek mag doen naar inkomsten. De lengte van deze termijn is afhankelijk van de tijdige indiening en correctheid van de belastingaangifte [11](#page=11).
#### 4.1.1 Tijdige en correcte aangifte
Wanneer een belastingplichtige zijn aangifte tijdig indient en deze voldoet aan de wettelijke vormvereisten, beschikt de administratie over een termijn van 3 jaar om zowel onderzoek te voeren als de aanslag te vestigen. Deze termijn vangt aan op 1 januari van het aanslagjaar (AJ). In fraudegevallen kunnen deze termijnen aanzienlijk langer zijn, waarbij de fiscus tot 10 jaar terug kan gaan voor controle en correcties [11](#page=11).
* **Voorbeeld:** Als een BV een gebroken boekjaar heeft dat eindigt op 31 maart 2025, is het aanslagjaar 2025 van toepassing. De onderzoekstermijn loopt dan tot 31 december 2027 [11](#page=11).
#### 4.1.2 Geen aangifte of laattijdige aangifte
Indien de belastingaangifte niet wordt ingediend of laattijdig wordt ingediend, verlengt de administratie haar bevoegdheid om onderzoek te voeren en de aanslag te vestigen tot een termijn van 4 jaar, eveneens te rekenen vanaf 1 januari van het aanslagjaar [11](#page=11).
* **Voorbeeld 1 (Tijdige & correcte aangifte):** Jan dient zijn aangifte voor AJ 2024 tijdig in op 15 juli 2025, maar berekent te weinig belasting. De termijn voor onderzoek en vestiging loopt tot 31 december 2027 (3 jaar vanaf 1 januari 2025) [11](#page=11).
* **Voorbeeld 2 (Laattijdige aangifte):** Lisa dient haar aangifte voor AJ 2024 pas op 1 november 2025 in, terwijl de deadline 15 juli 2025 was, of ze doet helemaal geen aangifte. De termijn voor onderzoek en vestiging loopt dan tot 31 december 2028 (4 jaar vanaf 1 januari 2025) [11](#page=11).
#### 4.1.3 Controlemogelijkheden in de praktijk
Een controleambtenaar mag onderzoek doen naar inkomstenjaren binnen de geldende onderzoekstermijnen. Voor inkomstenjaar 2021 (AJ 2022) was de termijn om te controleren tot 31 december 2024. Voor inkomstenjaar 2022 (AJ 2023) loopt de termijn tot 31 december 2025, waardoor controle nog mogelijk is. Het onderzoek moet wel plaatsvinden tijdens de uren van beroepswerkzaamheid van de betrokken onderneming [12](#page=12).
### 4.2 Bewijs en communicatie in fiscale procedures
#### 4.2.1 Bewijs
Het principe geldt dat degene die iets beweert, hiervoor ook het bewijs moet leveren. Er bestaat een vermoeden van juistheid van de aangifte. Gemeenrechtelijke bewijsmiddelen zijn van toepassing, met uitzondering van de eed [12](#page=12).
Het **Antigoon-arrest** van het Hof van Cassatie (22 mei 2015) is hierbij cruciaal. Het stelt dat de fiscus onrechtmatig verkregen bewijs mag gebruiken, tenzij [12](#page=12):
1. De wet zelf een specifieke sanctie voorschrijft voor het gebruik van dergelijk bewijs.
2. Het gebruik van het bewijs zou leiden tot een oneerlijke procesvoering.
3. Het gebruik van het onrechtmatig verkregen bewijs frappant en disproportioneel is ten opzichte van wat van een zorgvuldige fiscus mag worden verwacht [12](#page=12).
* **Voorbeeld:** Bewijs dat gestolen is of dat de fiscus zelf heeft geplaatst om ontdekt te worden, kan waarschijnlijk niet worden gebruikt omdat dit indruist tegen de zorgvuldigheid [12](#page=12).
#### 4.2.2 Communicatiefase
De communicatiefase is van belang in het vestigingsproces van de inkomstenbelasting. Er zijn drie mogelijkheden voor de vaststelling van de belastbare grondslag [12](#page=12):
1. Overeenkomstig de aangifte.
2. Op grond van de door de administratie gewijzigde aangifte (wijzigingsprocedure).
3. Op grond van door de administratie vermoede inkomsten (ambtshalve procedure) [12](#page=12).
### 4.3 Vestigingsprocedures van de aanslag
#### 4.3.1 Overeenkomstig de aangifte
Indien de fiscale administratie geen afwijkingen vaststelt na een controle, wordt de aanslag gevestigd conform de ingediende aangifte. Dit impliceert geen definitieve erkenning van de juistheid en volledigheid; een supplementaire aanslag kan nog steeds gevestigd worden [13](#page=13).
#### 4.3.2 Wijzigingsprocedure
Wanneer de fiscale administratie een aanslag wil vestigen die afwijkt van de gegevens in een tijdige en vormelijk correcte aangifte, is een verplichte dialoogprocedure vereist. Deze procedure omvat de volgende stappen [13](#page=13):
1. **Bericht van wijziging:** De administratie stuurt een gemotiveerd bericht waarin zij de redenen voor de voorgestelde wijzigingen uiteenzet. Dit bericht moet ondertekend en aangetekend verstuurd worden, hoewel vanaf 1 januari 2025 verzending via een beveiligd elektronisch platform de norm wordt. Niet-naleving van deze procedure leidt tot absolute nietigheid [13](#page=13).
2. **Antwoord van de belastingplichtige:** De belastingplichtige heeft één maand de tijd om te antwoorden, te rekenen vanaf de derde werkdag na verzending van het bericht. Als de uiterste antwoorddatum in het weekend of op een feestdag valt, wordt deze verlengd tot de eerstvolgende werkdag. Gedurende deze antwoordtermijn mag de aanslag niet worden gevestigd (wachttijd) [13](#page=13).
3. **Wederantwoord (indien van toepassing):** Als de belastingplichtige zich niet-akkoord verklaart met het wijzigingsbericht, is de administratie verplicht om een wederantwoord te sturen waarin alle argumenten van de belastingplichtige worden behandeld. Dit leidt tot de kennisgeving van de beslissing tot taxatie [13](#page=13).
#### 4.3.3 Geen antwoord op bericht van wijziging
Indien de belastingplichtige niet of niet tijdig antwoordt op het bericht van wijziging, wordt overgegaan naar de ambtshalve procedure [14](#page=14).
#### 4.3.4 Ambtshalve procedure (aanslag van ambtswege)
De ambtshalve procedure is mogelijk in de volgende situaties [14](#page=14):
* Geen of laattijdige aangifte.
* Een naar vorm ongeldige aangifte die niet binnen de toegestane termijn is hersteld.
* Miskenning van het inzagerecht van de administratie.
* Niet tijdig antwoorden op een vraag om inlichtingen.
* Niet tijdig antwoorden op een bericht van wijziging.
### 4.4 Aanslagtermijnen
De aanslagtermijnen bepalen tot wanneer de administratie een aanslag kan vestigen.
#### 4.4.1 Gewone aanslagtermijn
Wanneer de belastingplichtige een tijdige en correcte aangifte indient, geldt de gewone aanslagtermijn. Deze loopt in principe tot 30 juni van het jaar volgend op het aanslagjaar [14](#page=14).
* **Minimumtermijn:** De aanslagtermijn mag echter nooit korter zijn dan 6 maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de regelmatige aangifte bij de bevoegde belastingdienst is toegekomen [14](#page=14).
* **Voorbeeld:** Belastbaar tijdperk eindigt op 30 november 2023. Aangifte ingediend op 20 juni 2024. De 30 juni-regel zou betekenen dat de termijn op 30 juni 2024 eindigt. Vanwege de minimumtermijn van 6 maanden wordt de uiterlijke aanslagtermijn verplaatst naar 20 december 2024 [14](#page=14).
* **Praktisch belang:** Als de uiterste termijn verstrijkt zonder dat een aanslag is gevestigd, kan de administratie geen taxatie meer doen. Reeds betaalde voorschotten, zoals bedrijfsvoorheffingen, moeten dan met intresten worden terugbetaald [14](#page=14).
* **Opmerking:** Indien de uiterlijke termijn op een zaterdag, zondag of feestdag valt, wordt deze niet verlengd [14](#page=14).
Het aanslagbiljet dient als officieel kennisgeving van het verschuldigde bedrag aan de belastingplichtige [14](#page=14).
---
# Betwisting en invordering van belastingen
Betwisting en invordering van belastingen behandelt de procedures die een belastingplichtige kan volgen wanneer hij het niet eens is met een aanslag, evenals de mechanismen voor de inning en betaling van belastingen, inclusief mogelijke uitstelregelingen en gedwongen invordering.
## 5. Betwisting en invordering van belastingen
### 5.1 Betwisting van een belastingaanslag
De betwisting van een belastingaanslag kent twee hoofdfasen: de administratieve fase en de gerechtelijke fase.
#### 5.1.1 Administratieve fase: Bezwaarprocedure
De bezwaarprocedure is een noodzakelijke stap om later eventueel naar de rechter te kunnen stappen [15](#page=15).
* **Bezwaargerechtigden:** De belastingschuldige, echtgenoot of een gemachtigde (met meezenden van de volmacht) [15](#page=15).
* **Aan wie?** Het bezwaar moet worden gericht aan de bevoegde adviseur-generaal die op het aanslagbiljet vermeld staat [15](#page=15).
* **Vorm:** Hoewel vroeger aangetekende zending de norm was, aanvaardt de administratie nu ook bezwaren per fax en e-mail [15](#page=15).
* **Inhoud van de brief:**
* Het voorwerp van het bezwaar moet duidelijk omschreven worden, met vermelding van de belasting, het aanslagjaar (AJ), het artikel waarop het bezwaar betrekking heeft, de datum van verzending van het aanslagbiljet en het bedrag [15](#page=15).
* Het bezwaar moet gemotiveerd zijn, met minstens één motief [15](#page=15).
* Er moet gevraagd worden om gehoord te worden en om inzage [15](#page=15).
* **Termijn:** Het bezwaar moet worden ingediend binnen één jaar, te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Als de laatste dag van de termijn op een zaterdag, zondag of feestdag valt, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag [15](#page=15).
* **Verloop:**
* Het onderzoek door de administratie is in principe beperkt tot de bezwaren die door de belastingplichtige (BP) zijn ingeroepen [15](#page=15).
* De invordering van de belasting wordt niet verhinderd door een bezwaar, maar het niet ernstig betwiste gedeelte kan wel ingevorderd worden [15](#page=15).
* De adviseur-generaal moet een beslissing nemen binnen een redelijke termijn, in principe binnen zes maanden [15](#page=15).
* Als er geen beslissing is genomen binnen zes maanden na ontvangst van het bezwaarschrift (negen maanden bij een ambtshalve aanslag), kan een vordering voor de rechtbank worden ingesteld zonder op de beslissing te wachten. De nalatigheidsinteresten worden geschorst als er binnen zes maanden na indiening van het bezwaarschrift geen beslissing wordt genomen [16](#page=16).
* Enkel het stuk waarover discussie is, kan worden ingehouden; de rest moet betaald worden. Een tip is om alles te betalen en het te veel betaalde later terug te vorderen om interesten te vermijden [16](#page=16).
* **Beslissing:** De beslissing na bezwaar moet gemotiveerd en aangetekend worden verstuurd. Indien de belastingplichtige niet akkoord gaat met deze beslissing, kan hij een gerechtelijke procedure starten [16](#page=16).
#### 5.1.2 Administratieve fase: Ambtshalve ontheffing
Ambtshalve ontheffing is mogelijk in beperkt aantal gevallen en heeft een termijn van vijf jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting is gevestigd [16](#page=16).
* **Toepassingsgevallen:**
* Overbelasting [16](#page=16).
* Materiële vergissingen (geen juridische beoordelingsfout), zoals een foutieve invoer van een cijfer of komma [16](#page=16).
* Dubbele belastingen [16](#page=16).
* Nieuwe bescheiden of feiten die een wettige reden hebben voor laattijdigheid [16](#page=16).
* **Voorwaarden:** De aanslag mag niet reeds het voorwerp zijn geweest van een bezwaarschrift dat reeds tot een beslissing heeft geleid [16](#page=16).
#### 5.1.3 Administratieve fase: Fiscale bemiddeling
Fiscale bemiddeling biedt een gratis dienst om partijen te verzoenen en te helpen, zonder bindende uitspraken [16](#page=16).
* **Effect op invordering:** Bij aanmelding bij fiscale bemiddeling worden invorderingsmaatregelen geschorst voor maximaal vier maanden, en kan er geen beslag worden gelegd op loon of goederen [16](#page=16).
#### 5.1.4 Gerechtelijke procedure
De gerechtelijke procedure kan worden gestart nadat alle administratieve procedures zijn doorlopen [16](#page=16).
* **Wanneer naar de rechter?**
* Bij geen akkoord met de beslissing van de administratie, uiterlijk binnen drie maanden na kennisgeving van de beslissing [16](#page=16).
* Bij geen tijdige reactie van de administratie, ten vroegste zes maanden na ontvangst van het administratief beroep, indien hierover nog geen uitspraak is gedaan [16](#page=16).
* **Rechtbanken:** Er is één Rechtbank van Eerste Aanleg voor fiscale zaken per provincie. Beroep en cassatie zijn mogelijk [17](#page=17).
* **Principe:** Men kan pas naar de rechter stappen nadat de volledige administratieve procedure is doorlopen. Als een Hof van Beroep een definitieve uitspraak doet, dient men zich hieraan te conformeren. Het Hof van Cassatie oordeelt enkel over procedurefouten en kan de zaak terugverwijzen [17](#page=17).
### 5.2 Invordering en betaling van belastingen
#### 5.2.1 Inning en betaling
Voor kohierbelastingen (personenbelasting, vennootschapsbelasting) geldt een betalingstermijn van twee maanden na toezending van het aanslagbiljet [17](#page=17).
* **Schuldvergelijking:** In fiscale zaken is schuldvergelijking verboden, wat betekent dat een belastingplichtige niet kan weigeren belastingen te betalen omdat de overheid hemzelf nog geld verschuldigd is [17](#page=17).
* **Nalatigheidsintresten:** Deze worden berekend vanaf de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van de normale betaaltermijn van twee maanden. Bij fraude zijn de interesten hoger [17](#page=17).
#### 5.2.2 Alternatieven bij niet-betaling
Indien de belastingplichtige niet betaalt, zijn er diverse mogelijkheden:
* **Uitstel van betaling (afbetalingsplan):** De belastingplichtige kan de fiscus vragen om de belastingschuld in termijnen af te lossen [17](#page=17).
* **Kwijtschelding:** Dit is zeer uitzonderlijk en wordt in principe niet verleend door de fiscus, tenzij de rechter in zeer specifieke gevallen een uitzondering toestaat [17](#page=17).
* **Onbeperkt uitstel van invordering:** Dit is bedoeld voor fiscale schulden die niet betaald kunnen worden, bijvoorbeeld omdat de belastingplichtige geen vermogen heeft of zal hebben. De schuld hoeft dan nooit meer betaald te worden. Dit moet expliciet worden aangevraagd en gemotiveerd, met een overzicht van inkomsten, uitgaven en vermogen [18](#page=18).
* **Weigering:** Toekenning wordt geweigerd bij zelf veroorzaakte vermogensonttrekking, eerdere onbeperkte uitstelbeslissingen binnen de laatste vijf jaar, fraude, en als de aanslag nog betwist wordt (de aanslag moet definitief zijn) [18](#page=18).
* **Beroep:** Bij weigering kan men in beroep gaan bij de beroepscommissie in Brussel en eventueel daarna naar de rechtbank [18](#page=18).
* **Vrijstelling van nalatigheidsintresten en kwijtschelding van administratieve sancties:** In bepaalde gevallen kan de fiscus deze kwijtschelden [18](#page=18).
#### 5.2.3 Gedwongen invordering
Indien de betaling uitblijft, kan de fiscus overgaan tot gedwongen invordering.
* **Dwangschrift:** Dit is een officiële opdracht aan de gerechtsdeurwaarder (GDW) om de invordering uit te voeren, wat kan leiden tot een dwangbevel aan de belastingschuldige die doorgaans 24 tot 48 uur krijgt om te betalen [18](#page=18).
* **Beslag op roerende en onroerende goederen:**
* Roerende goederen, zoals de inboedel, kunnen openbaar verkocht worden [18](#page=18).
* Onroerende goederen, zoals woningen, kunnen ook in beslag worden genomen [18](#page=18).
* **Vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag:** Beslag wordt gelegd bij derden, zoals de werkgever (loon), vennootschappen met een rekening-courant, of banken. De belastingschuldige wordt hiervan in kennis gesteld en heeft vijftien dagen om verzet aan te tekenen via aangetekende brief [18](#page=18).
* **Bijzondere invorderingswaarborgen/voorrechten voor de administratie:**
* **Voorrechten en hypotheken:** De fiscus heeft vaak voorrang op andere gewone schuldeisers [18](#page=18).
* **Notificatieplicht van de notaris:** Bij de aan- of verkoop van een woning moet de notaris vooraf navraag doen bij de ontvanger of de begunstigde schulden heeft. Indien ja, blijven de gelden geblokkeerd bij de notaris totdat de schuld is geregeld [18](#page=18).
### 5.3 Aanslagtermijnen
Er zijn specifieke termijnen waarbinnen de fiscus een aanslag kan vestigen of wijzigen.
* **Driejarige aanslagtermijn:** Geldt bij wijziging van een tijdige en correcte aangifte. Deze termijn van drie jaar begint te lopen vanaf 1 januari van het aanslagjaar. Het volstaat dat de wettelijk verschuldigde belasting hoger is dan het aangegeven bedrag; er hoeft geen fout van de belastingplichtige te worden aangetoond [15](#page=15).
* **Vierjarige aanslagtermijn:** Geldt bij geen, laattijdige of onvolledige aangifte. Deze termijn van vier jaar begint te lopen vanaf 1 januari van het aanslagjaar [15](#page=15).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Aanslagjaar | Het jaar waarin de belastingplichtige definitief wordt belast op de inkomsten die gedurende een bepaald inkomstenjaar zijn verworven. Voor de personenbelasting is dit doorgaans het jaar volgend op het inkomstenjaar, terwijl bij vennootschapsbelasting het aanslagjaar overeenkomt met het jaar waarin het gebroken boekjaar eindigt. |
| Belastbare grondslag | Het totale bedrag aan inkomsten of vermogen waarop belastingen worden geheven, nadat alle aftrekken, vrijstellingen en verminderingen in rekening zijn gebracht. Dit is de basis waarop het belastingtarief wordt toegepast om het verschuldigde belastingbedrag te bepalen. |
| Belastingvrije som | Een wettelijk bepaald minimumbedrag aan inkomsten waarop geen belastingen verschuldigd zijn. Als de totale belastbare inkomsten lager zijn dan deze som, hoeft er doorgaans geen aangifte te worden ingediend en wordt er geen belasting geheven. |
| Bezwaarprocedure | Een administratieve procedure die een belastingplichtige kan starten om te protesteren tegen een aanslag die hij onjuist acht. Dit is een noodzakelijke stap alvorens eventueel een gerechtelijke procedure te starten, en vereist een gemotiveerd bezwaarschrift binnen een bepaalde termijn. |
| Boekjaar | De periode waarover de resultaten van een onderneming worden berekend en de jaarrekening wordt opgesteld. Dit kan een kalenderjaar zijn, of een 'gebroken boekjaar' dat afwijkt van 1 januari tot 31 december. |
| Dwangsom | Een geldbedrag dat de fiscus kan opleggen per dag dat de belastingplichtige niet meewerkt aan een onderzoek of bepaalde informatie niet verstrekt. Dit dient als prikkel om naleving af te dwingen. |
| Forfaitaire belastbare minimumbasis | Een wettelijk vastgelegd minimumbedrag aan belastbare grondslag dat de fiscus kan toepassen wanneer een belastingplichtige zijn aangifte niet indient, laattijdig indient of niet meewerkt aan het onderzoek. Dit werkt omkering van de bewijslast in de hand en is vaak een hoog bedrag. |
| Gehuwden en wettelijk samenwonenden | Fiscaal worden deze personen vaak gelijkgesteld. Ze dienen in principe een gemeenschappelijke aangifte in, waarbij de inkomsten apart belast kunnen worden. Er zijn specifieke regels voor het jaar van huwelijk, ontbinding of feitelijke scheiding. |
| Geen aangifte, laattijdige aangifte of onjuiste aangifte | Situaties waarin de belastingplichtige niet voldoet aan de vereisten voor het indienen van een belastingaangifte. Dit kan leiden tot ambtshalve aanslagen, administratieve en strafrechtelijke sancties, en een verlengde controle- en aanslagtermijn. |
| Gerechtelijke procedure | De fase na de administratieve procedures, waarbij een geschil met de fiscus wordt voorgelegd aan de bevoegde rechtbank. Dit kan een rechtbank van eerste aanleg, een hof van beroep of het Hof van Cassatie zijn, afhankelijk van het stadium van het geschil. |
| Indiciaire taxatie | Een methode van belastingheffing waarbij de fiscus de belastbare grondslag schat op basis van een verondersteld gat tussen de inkomsten en uitgaven, wanneer er sterke aanwijzingen zijn van belastingontduiking. Er is geen volledig bewijs nodig om hiertoe over te gaan. |
| Inkomstenjaar | Het kalenderjaar waarin de inkomsten daadwerkelijk zijn verworven of gegenereerd. Dit is de periode waarop de belastingplichtige in het daaropvolgende aanslagjaar wordt belast. |
| Invordering | Het proces waarbij de fiscus de verschuldigde belastingen daadwerkelijk int bij de belastingplichtige. Dit kan gebeuren via betaling, maar ook via gedwongen invordering wanneer de belastingplichtige niet vrijwillig betaalt. |
| Klixbrief | Een melding van een particulier die vermoedt dat er onrechtmatigheden plaatsvinden en dit doorgeeft aan de fiscus. De fiscus moet de informatie in een klixbrief zelf onderzoeken en bewijzen, en kan deze niet direct als basis voor een aanslag gebruiken. |
| Omkering van de bewijslast | Situatie waarbij de bewijslast niet langer bij de fiscus ligt, maar bij de belastingplichtige. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij een ambtshalve aanslag, waarbij de door de fiscus vastgestelde feiten als juist worden beschouwd, tenzij de belastingplichtige het tegendeel kan bewijzen. |
| Plaatsbezoek (Visitatierecht) | Het recht van de fiscus om onaangekondigd ter plaatse te gaan kijken bij een belastingplichtige, zowel in beroepslokalen als, met specifieke machtigingen, in particuliere woningen, om boeken, bescheiden en voorraden te onderzoeken. |
| Rechtsmiddelen | De juridische mogelijkheden die een belastingplichtige heeft om zich te verzetten tegen een aanslag of een beslissing van de fiscus. Dit omvat zowel administratieve beroepen (zoals bezwaar) als gerechtelijke procedures. |
| Strafrechtelijke sancties | Sancties die worden opgelegd door een strafrechter, meestal bij misdrijven zoals fraude met bedrieglijk oogmerk. Deze kunnen bestaan uit gevangenisstraffen en/of geldboetes, en kunnen naast fiscale boetes worden opgelegd. |
| Tax-on-web | Een online platform van de FOD Financiën waar belastingplichtigen hun aangifte personenbelasting elektronisch kunnen indienen. Het biedt ook toegang tot persoonlijke fiscale informatie en documenten. |
| Verlengde controletermijn | Een langere periode dan de normale termijn waarbinnen de fiscus een belastingplichtige kan controleren en een aanslag kan vestigen. Dit is van toepassing in specifieke situaties, zoals bij niet-aangifte of fraude. |
| Vermoeden van juistheid van de aangifte | Het principe dat de informatie zoals deze in de belastingaangifte wordt opgenomen, wordt geacht correct te zijn, tenzij de administratie het tegendeel kan bewijzen. Dit vermoeden geldt echter niet onvoorwaardelijk en kan worden weerlegd. |
Cover
FVE Financieel recht 3 - ST (1).pptx
Summary
# Rol en bevoegdheden van de FSMA
Het onderwerp "Rol en bevoegdheden van de FSMA" bespreekt de taken, verantwoordelijkheden en sanctiemogelijkheden van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) binnen het Belgische financiële toezicht.
## 1. Rol en bevoegdheden van de FSMA
De Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) is een autonome openbare instelling die op 1 april 2011 werd opgericht. De FSMA heeft als hoofddoel het toezicht op de financiële markten en de bescherming van consumenten. De organisatie bestaat uit een Raad van toezicht, een Voorzitter van het directiecomité, een Directiecomité en een Sanctiecommissie. De FSMA werkt nauw samen met de Nationale Bank van België (NBB) in het kader van het 'Twin Peaks'-model voor financieel toezicht.
### 1.1 Toezichtdomeinen van de FSMA
De FSMA oefent toezicht uit op diverse aspecten van de financiële sector en de informatieverstrekking door ondernemingen.
#### 1.1.1 Toezicht op informatieverstrekking van vennootschappen
* **Beursgenoteerde vennootschappen:** De FSMA houdt toezicht op de volledigheid van de informatie die door beursgenoteerde vennootschappen wordt verstrekt.
* **Niet-beursgenoteerde vennootschappen:** Bij niet-beursgenoteerde vennootschappen beperkt het toezicht zich tot de informatie die wordt verstrekt bij de uitgifte van openbare effecten.
* **Gelijke behandeling:** De FSMA waakt over de gelijke behandeling van alle houders van effecten van een genoteerde vennootschap.
#### 1.1.2 Gedragstoezicht
De FSMA ziet toe op het gedrag van financiële instellingen om ervoor te zorgen dat deze loyaal, billijk en professioneel handelen ten aanzien van consumenten. De organisatie en de aangeboden financiële producten en diensten moeten aangepast zijn aan het risicoprofiel van de consument.
> **Tip:** Het gedragstoezicht is cruciaal om het vertrouwen van consumenten in de financiële sector te waarborgen en te versterken.
#### 1.1.3 Producttoezicht
Dit onderdeel van het toezicht richt zich op de naleving van de regelgeving met betrekking tot financiële producten en de kwaliteit en duidelijkheid van de informatie die hierover wordt verstrekt. De FSMA beoordeelt zowel de kosten als de financiële risico's die aan producten verbonden zijn.
#### 1.1.4 Toezicht op financiële dienstverleners en tussenpersonen
De FSMA houdt toezicht op een breed scala aan tussenpersonen en dienstverleners, waaronder:
* Tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten.
* Tussenpersonen in de verzekerings- en herverzekeringssector.
* Kredietgevers en bemiddelaars inzake hypothecaire kredieten en consumentenkredieten.
* Beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve belegging.
* Vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.
* Wisselkantoren.
* Financiële planners.
#### 1.1.5 Toezicht op aanvullende pensioenen
De FSMA controleert of de reglementering met betrekking tot aanvullende pensioenen, zowel voor werknemers als voor zelfstandigen, wordt nageleefd en of de sociale wetgeving hieromtrent gerespecteerd wordt.
### 1.2 Bevordering van financiële vorming
De FSMA streeft naar een betere financiële vorming bij spaarders en beleggers. Dit gebeurt onder meer via het portaal www.wikifin.be, met als doel het vertrouwen in de financiële wereld te (her)winnen.
### 1.3 Werking van de FSMA
De FSMA vervult haar rol via verschillende werkingsmechanismen:
#### 1.3.1 Informatieverstrekking en communicatie
* **Aanspreekpunt:** De FSMA fungeert als centraal aanspreekpunt.
* **Mededelingen, aanbevelingen en circulaires:** De autoriteit publiceert diverse communicatiemiddelen om de markt te informeren en te sturen.
* **Publicatie van correctiemaatregelen:** Wanneer er ontbrekende informatie is, kan de FSMA dit zelf publiceren, bijvoorbeeld in reclame-uitingen.
#### 1.3.2 Reclame
De FSMA reguleert kredietreclame om consumenten te beschermen.
> **Voorbeeld:**
> De verplichtingen voor kredietreclame omvatten duidelijke, beknopte en opvallende informatie. Als er geen kredietkosten worden vermeld, is een waarschuwing vereist ("Let op, geld lenen kost ook geld."). Indien kredietkosten wel worden vermeld, is een representatief voorbeeld met details zoals de debetrentevoet, het jaarlijkse kostenpercentage, de duur van de overeenkomst, het kredietbedrag en eventuele voorschotten verplicht.
#### 1.3.3 Inspecties
Om haar toezicht uit te oefenen, voert de FSMA inspecties ter plaatse uit en maakt ze gebruik van methoden zoals "mystery shoppers".
### 1.4 Sancties
Wanneer de regelgeving wordt overtreden, kan de FSMA diverse sancties opleggen om naleving af te dwingen en de integriteit van de financiële markten te waarborgen.
* **Waarschuwingen:** Dit kan variëren van een algemene waarschuwing tot publieke bekendmaking, bijvoorbeeld bij praktijken zoals "boiler rooms".
* **Schorsing:** In specifieke gevallen kan de FSMA schorsingen opleggen, zoals op de aandelenmarkt.
* **Administratieve maatregelen:** Dit kan leiden tot bijvoorbeeld de intrekking van een vergunning.
* **Administratieve sancties:** De FSMA kan ook boetes en dwangsommen opleggen.
> **Tip:** Het begrijpen van de verschillende sanctiemogelijkheden is essentieel om de handhavingsmacht van de FSMA in te schatten.
---
# Toezicht op financiële markten en informatieverstrekking
Dit onderdeel focust op het toezicht dat de FSMA uitoefent op beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde vennootschappen met betrekking tot de volledigheid en gelijkheid van informatieverstrekking aan effectenhouders.
### 2.1 De rol van de FSMA
De Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) is een autonome openbare instelling die op 1 april 2011 werd opgericht. De FSMA heeft een breed mandaat met betrekking tot het toezicht op de financiële markten en de informatieverstrekking door vennootschappen.
#### 2.1.1 Bevoegdheden van de FSMA
De FSMA oefent, samen met de Nationale Bank van België, toezicht uit op de financiële markten en de informatieverstrekking door vennootschappen. Specifiek voor informatieverstrekking geldt het volgende:
* **Beursgenoteerde vennootschappen:** De FSMA ziet toe op de volledigheid van de verstrekte informatie.
* **Niet-beursgenoteerde vennootschappen:** Het toezicht van de FSMA is hier beperkt tot situaties waarin openbare effecten worden uitgegeven.
Een cruciaal aspect van het toezicht is de **gelijke behandeling** van alle houders van effecten van een genoteerde vennootschap.
#### 2.1.2 Gedragstoezicht
De FSMA hanteert principes van loyaal, billijk en professioneel gedrag. Dit toezicht richt zich op:
* **Organisatie van financiële instellingen:** Deze moeten aangepast zijn aan de consument.
* **Consumenten:** Het risicoprofiel van de consument is hierbij een belangrijke factor.
#### 2.1.3 Producttoezicht
Binnen het producttoezicht controleert de FSMA de naleving van de regelgeving en de kwaliteit en duidelijkheid van financiële producten. Er wordt gekeken naar:
* **Kosten:** Duidelijkheid over alle kosten.
* **Financiële risico's:** Potentiële risico's voor de consument.
#### 2.1.4 Toezicht op financiële dienstverleners en tussenpersonen
De FSMA oefent ook toezicht uit op een breed scala aan financiële dienstverleners en tussenpersonen, waaronder:
* Bank- en beleggingsdiensten en verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen.
* Kredietgevers en bemiddelaars inzake hypothecaire en consumentenkredieten.
* Beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve belegging.
* Vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.
* Wisselkantoren.
* Financiële planners.
#### 2.1.5 Aanvullende pensioenen
De FSMA controleert ook de naleving van sociale wetgeving met betrekking tot aanvullende pensioenen voor werknemers en zelfstandigen. Dit omvat het controleren van de instellingen en het afhandelen van klachten, evenals het nemen van saneringsmaatregelen indien nodig.
#### 2.1.6 Betere financiële vorming
De FSMA promoot financiële educatie via initiatieven zoals www.wikifin.be. Het doel hiervan is om spaarders en beleggers beter te informeren en het vertrouwen in de financiële sector te (her)winnen.
### 2.2 Werking van de FSMA
De werking van de FSMA omvat verschillende aspecten, waaronder het fungeren als aanspreekpunt en het uitvaardigen van mededelingen, aanbevelingen en circulaires.
#### 2.2.1 Correctiemaatregelen
Indien er ontbrekende informatie is, kan de FSMA deze zelf publiceren of corrigerende maatregelen opleggen.
> **Tip:** Het is cruciaal om de publicaties en aanbevelingen van de FSMA nauwgezet te volgen, aangezien deze richtinggevend zijn voor de markt en kunnen wijzen op potentiële risico's of veranderingen in regelgeving.
#### 2.2.2 Reclame en informatieverplichtingen
De FSMA heeft specifieke regels met betrekking tot reclame, met name voor kredietreclame.
##### 2.2.2.1 Verplichtingen inzake kredietreclame
Kredietreclame moet duidelijk, beknopt, opvallend en eventueel hoorbaar de volgende informatie vermelden:
* **Bij afwezigheid van kredietkosten:** De waarschuwing "Let op, geld lenen kost ook geld."
* **Bij vermelding van kredietkosten:** Een representatief voorbeeld met de volgende standaardinformatie:
* De debetrentevoet (vast en/of veranderlijk), alsook nadere informatie over eventuele kosten die in de totale kosten van het krediet voor de consument zijn opgenomen.
* Het kredietbedrag.
* Het jaarlijkse kostenpercentage.
* De duur van de kredietovereenkomst.
* In geval van een krediet in de vorm van uitstel van betaling voor een bepaald goed of een bepaalde dienst: de contante prijs en het bedrag van eventuele voorschotten, en in voorkomend geval, het totale door de consument te betalen bedrag en het bedrag van de afbetalingstermijnen.
> **Example:** Een reclame voor een lening die enkel de vermelding "Geleen geld" bevat, is onvolledig. Er moet minstens de algemene waarschuwing bij staan. Een reclame die een specifiek bedrag noemt, moet verder gedetailleerd zijn over de rente, het jaarlijkse kostenpercentage en de looptijd.
#### 2.2.3 Inspecties
De FSMA voert inspecties uit, wat kan gebeuren door ter plaatse te gaan of door middel van "mystery shoppers". Dit zijn methoden om de naleving van de regelgeving in de praktijk te toetsen.
#### 2.2.4 Sancties
De FSMA beschikt over een reeks sanctiemiddelen om de naleving van de regelgeving af te dwingen:
* **Waarschuwingen:** Soms publiek gemaakt, bijvoorbeeld in gevallen van "boiler rooms" (frauduleuze telemarketingpraktijken).
* **Schorsing:** Bijvoorbeeld van de aandelenmarkt.
* **Administratieve maatregelen:** Zoals de intrekking van een vergunning.
* **Administratieve sancties:** In de vorm van boetes en dwangsommen.
Deze sancties zijn bedoeld om de integriteit van de financiële markten te waarborgen en consumenten te beschermen.
---
# Gedrags- en producttoezicht door de FSMA
Dit thema beschrijft hoe de FSMA toezicht houdt op het gedrag van financiële instellingen ten opzichte van consumenten en hoe zij de kwaliteit, duidelijkheid en kosteneffectiviteit van financiële producten beoordeelt.
### 3.1 Inleiding tot het toezicht door de FSMA
De Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) is een autonome openbare instelling die op 1 april 2011 is opgericht. Zij houdt toezicht op de financiële markten en op de informatievoorziening van vennootschappen.
### 3.2 Bevoegdheden van de FSMA
De FSMA heeft een brede waaier aan bevoegdheden, die gericht zijn op het beschermen van consumenten en het waarborgen van de integriteit van de financiële markten.
#### 3.2.1 Toezicht op de financiële markten en vennootschappen
* **Samenwerking met de Nationale Bank van België (NBB):** De FSMA werkt nauw samen met de NBB om toezicht te houden op de financiële markten en de informatievoorziening van vennootschappen.
* **Beursgenoteerde vennootschappen:** Voor beursgenoteerde vennootschappen is de FSMA verantwoordelijk voor het toezicht op de volledigheid van de verstrekte informatie.
* **Niet-beursgenoteerde vennootschappen:** Bij niet-beursgenoteerde vennootschappen oefent de FSMA toezicht uit enkel bij de uitgifte van openbare effecten.
* **Gelijke behandeling:** De FSMA ziet erop toe dat alle houders van effecten van een genoteerde vennootschap gelijk worden behandeld.
#### 3.2.2 Gedragstoezicht
Het gedragstoezicht van de FSMA is gericht op het waarborgen dat financiële instellingen zich loyaal, billijk en professioneel gedragen ten opzichte van consumenten. De organisatie van de financiële instelling moet aangepast zijn aan de consument en rekening houden met diens risicoprofiel.
#### 3.2.3 Producttoezicht
Het producttoezicht omvat het nazicht op de naleving van de reglementering en de beoordeling van de kwaliteit, duidelijkheid en kosteneffectiviteit van financiële producten. Dit omvat ook een beoordeling van de financiële risico's verbonden aan deze producten.
#### 3.2.4 Toezicht op financiële dienstverleners en tussenpersonen
De FSMA houdt toezicht op een breed scala aan financiële actoren, waaronder:
* Tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten en in verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling.
* Kredietgevers en bemiddelaars inzake hypothecaire kredieten en consumentenkredieten.
* Beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve belegging.
* Vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.
* Wisselkantoren.
* Financiële planners.
#### 3.2.5 Toezicht op aanvullende pensioenen
De FSMA controleert of de sociale wetgeving wordt gerespecteerd met betrekking tot aanvullende pensioenen voor werknemers en zelfstandigen.
#### 3.2.6 Klachten en saneringsmaatregelen
De FSMA behandelt klachten van consumenten en kan indien nodig saneringsmaatregelen opleggen aan financiële instellingen.
#### 3.2.7 Bevordering van financiële vorming
De FSMA draagt bij aan een betere financiële vorming van spaarders en beleggers via initiatieven zoals www.wikifin.be. Het doel hiervan is om het vertrouwen in de financiële sector te herwinnen of te versterken.
### 3.3 Werking van de FSMA in de praktijk
De FSMA treedt op als aanspreekpunt, verspreidt mededelingen, aanbevelingen en circulaires, en kan correctiemaatregelen opleggen.
#### 3.3.1 Informatieverstrekking en reclame
* **Correctiemaatregelen:** Indien informatie ontbreekt, kan de FSMA eisen dat deze alsnog wordt gepubliceerd.
* **Reclame:** De FSMA stelt strikte regels op voor kredietreclame. De reclame moet duidelijk, beknopt, opvallend en eventueel hoorbaar de volgende informatie vermelden:
* Een waarschuwing zoals "Let op, geld lenen kost ook geld" als er geen kredietkosten worden vermeld.
* Bij vermelding van kredietkosten, standaardinformatie aan de hand van een representatief voorbeeld: debetrentevoet (vast en/of veranderlijk), eventuele bijkomende kosten, kredietbedrag, jaarlijks kostenpercentage, duur van de overeenkomst.
* Voor kredieten in de vorm van uitstel van betaling voor een bepaald goed of dienst: de contante prijs, het bedrag van eventuele voorschotten, het totale door de consument te betalen bedrag en het bedrag van de afbetalingstermijnen.
> **Tip:** Zorg ervoor dat de verplichte informatie in kredietreclame duidelijk, beknopt en opvallend wordt gepresenteerd, zodat de consument goed geïnformeerd is.
#### 3.3.2 Inspecties
De FSMA voert inspecties uit, onder meer door ter plaatse te gaan en gebruik te maken van "mystery shoppers", om de naleving van de regels te controleren.
#### 3.3.3 Sancties
Indien financiële instellingen de regels niet naleven, kan de FSMA diverse sancties opleggen:
* Waarschuwingen, al dan niet publiek (bijvoorbeeld bij "boiler rooms").
* Schorsing op de aandelenmarkt.
* Administratieve maatregelen, zoals de intrekking van een vergunning.
* Administratieve sancties in de vorm van boetes en dwangsommen.
> **Voorbeeld:** Een vennootschap die misleidende reclame maakt over een financieel product, kan door de FSMA een boete opgelegd krijgen en gedwongen worden de reclame onmiddellijk stop te zetten en recht te zetten.
---
# FSMA's rol in aanvullende pensioenen en financiële vorming
Dit onderwerp beschrijft de taken van de FSMA met betrekking tot het toezicht op instellingen die aanvullende pensioenen beheren en de inspanningen om de financiële geletterdheid van het publiek te verbeteren.
### 4.1 De FSMA: Autoriteit voor financiële diensten en markten
De FSMA, opgericht op 1 april 2011, is een autonome openbare instelling die toezicht houdt op de financiële markten en de informatieverstrekking door vennootschappen.
#### 4.1.1 Samenstelling en bevoegdheden
De FSMA bestaat uit een Raad van toezicht, een Voorzitter van het directiecomité en een Directiecomité, en een Sanctiecommissie. De bevoegdheden van de FSMA omvatten, samen met de Nationale Bank van België (NBB), het toezicht op de financiële markten en de informatie van vennootschappen.
* **Beursgenoteerde vennootschappen:** Volledigheid van de verstrekte informatie.
* **Niet-beursgenoteerde vennootschappen:** Enkel toezicht bij uitgifte van openbare effecten.
* **Gelijke behandeling:** Zorgen voor de gelijke behandeling van alle houders van effecten van een genoteerde vennootschap.
#### 4.1.2 Gedragstoezicht
De FSMA oefent gedragstoezicht uit om te waarborgen dat financiële instellingen zich loyaal, billijk en professioneel gedragen ten aanzien van consumenten, rekening houdend met hun risicoprofiel.
#### 4.1.3 Producttoezicht
Dit omvat het nazicht op de naleving van de regelgeving en de kwaliteit en duidelijkheid van financiële producten, inclusief informatie over kosten en financiële risico's.
#### 4.1.4 Toezicht op financiële dienstverleners en tussenpersonen
De FSMA houdt toezicht op diverse categorieën van dienstverleners en tussenpersonen, waaronder:
* Bank- en beleggingsdiensten en verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen.
* Kredietgevers en bemiddelaars inzake hypothecaire kredieten en consumentenkredieten.
* Beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve belegging.
* Vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.
* Wisselkantoren.
* Financiële planners.
### 4.2 De rol van de FSMA bij aanvullende pensioenen
De FSMA speelt een rol bij het toezicht op aanvullende pensioenen voor werknemers en zelfstandigen. Ze controleert instellingen die deze pensioenen aanbieden en ziet toe op de naleving van de sociale wetgeving. Bij problemen kan de FSMA corrigerende maatregelen treffen en klachten behandelen.
### 4.3 De rol van de FSMA bij financiële vorming
De FSMA zet zich actief in voor betere financiële vorming bij het publiek, met name bij spaarders en beleggers, via het initiatief www.wikifin.be. Het doel hiervan is om het vertrouwen in de financiële sector te herwinnen en te versterken.
#### 4.3.1 Werkingsprincipes en methoden
De FSMA informeert het publiek en treedt op als aanspreekpunt. Ze publiceert mededelingen, aanbevelingen en circulaires.
* **Correctiemaatregelen:** Bij ontbrekende informatie of foutieve reclame kan de FSMA zelf de nodige informatie publiceren.
* **Inspecties:** De FSMA voert inspecties ter plaatse uit en maakt gebruik van "mystery shoppers" om de naleving van de regels te controleren.
#### 4.3.2 Regelgeving inzake kredietreclame
De FSMA legt strikte verplichtingen op aan de uitgevers van kredietreclame. De reclame moet duidelijke, beknopte en opvallende informatie bevatten.
* **Verplichte waarschuwingen:**
* Indien er geen kredietkosten worden vermeld: "Let op, geld lenen kost ook geld."
* Indien er kredietkosten worden vermeld, een standaardinformatie met een representatief voorbeeld, waaronder:
* De debetrentevoet (vast en/of veranderlijk) en eventuele bijkomende kosten.
* Het kredietbedrag.
* Het jaarlijkse kostenpercentage.
* De duur van de kredietovereenkomst.
* Bij uitstel van betaling voor een bepaald goed of dienst: de contante prijs, eventuele voorschotten, het totale door de consument te betalen bedrag en het bedrag van de afbetalingstermijnen.
#### 4.3.3 Sancties
De FSMA kan diverse sancties opleggen, afhankelijk van de ernst van de inbreuk. Deze variëren van waarschuwingen (soms publiek, zoals bij "boiler rooms") en schorsingen (bijvoorbeeld op de aandelenmarkt) tot administratieve maatregelen zoals de intrekking van een vergunning. Naast deze maatregelen kan de FSMA ook administratieve sancties in de vorm van boetes en dwangsommen toepassen.
---
# Sanctiebeleid van de FSMA
Dit onderdeel verschaft inzicht in de diverse sancties die de FSMA kan opleggen ter handhaving van de geldende regelgeving.
### 5.1 Soorten sancties
De FSMA beschikt over een breed scala aan sanctiemogelijkheden om naleving van de regelgeving af te dwingen. Deze sancties variëren van mildere vormen tot ingrijpendere maatregelen.
#### 5.1.1 Waarschuwingen
Een waarschuwing is een van de minst ingrijpende sancties die de FSMA kan opleggen. Deze wordt bijvoorbeeld ingezet bij misleidende praktijken zoals "boiler rooms". Publieke waarschuwingen dienen om het publiek te informeren over onregelmatige activiteiten en om potentiële slachtoffers te beschermen.
#### 5.1.2 Schorsing
De schorsing kan betrekking hebben op specifieke activiteiten binnen de financiële sector, zoals de handel in aandelen op de beurs. Door middel van schorsing kan de FSMA tijdelijk de toegang tot bepaalde markten of diensten ontzeggen om de integriteit van de markt te waarborgen of verdere overtredingen te voorkomen.
#### 5.1.3 Administratieve maatregelen
Naast waarschuwingen en schorsingen kan de FSMA administratieve maatregelen opleggen. Een belangrijk voorbeeld hiervan is de intrekking van een vergunning. Dit betekent dat een financiële instelling of dienstverlener de bevoegdheid verliest om bepaalde activiteiten uit te oefenen.
#### 5.1.4 Administratieve sancties: boetes en dwangsommen
De meest ingrijpende sancties die de FSMA kan opleggen zijn administratieve boetes en dwangsommen.
* **Boetes:** Dit zijn financiële straffen die worden opgelegd aan entiteiten of personen die de regelgeving hebben overtreden. Het bedrag van de boete zal afhangen van de ernst van de overtreding, de omvang van de betrokken partij en eventuele recidive.
* **Dwangsommen:** Een dwangsom is een financiële prikkel die wordt opgelegd om een partij te dwingen een bepaalde handeling te verrichten of na te laten. Indien de opgelegde termijn voor naleving wordt overschreden, wordt de dwangsom van kracht. Dit mechanisme is bedoeld om naleving op korte termijn af te dwingen.
> **Tip:** De verschillende soorten sancties vormen een escalerend systeem, waarbij de FSMA de meest gepaste sanctie selecteert op basis van de aard en ernst van de overtreding. Het is cruciaal om de regelgeving nauwgezet te volgen om het risico op het opleggen van sancties te minimaliseren.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) | Een autonome openbare instelling opgericht op 1 april 2011, verantwoordelijk voor het toezicht op financiële markten, financiële instellingen en tussenpersonen in België. De FSMA ziet toe op de correcte informatieverstrekking, het gedrag van marktdeelnemers en de kwaliteit van financiële producten. |
| Gedragstoezicht | Het toezicht uitgeoefend door de FSMA dat erop gericht is ervoor te zorgen dat financiële instellingen zich loyaal, billijk en professioneel gedragen ten opzichte van hun cliënten, met bijzondere aandacht voor de consument en diens risicoprofiel. |
| Producttoezicht | De activiteit van de FSMA waarbij de naleving van de regelgeving en de kwaliteit van financiële producten worden nagekeken. Dit omvat de beoordeling van de duidelijkheid van het product, de transparantie over kosten en de communicatie van financiële risico's aan consumenten. |
| Financiële markten | Systemen waarin financiële instrumenten, zoals aandelen en obligaties, worden verhandeld. De FSMA oefent toezicht uit op deze markten om de integere en efficiënte werking ervan te garanderen en investeerders te beschermen. |
| Beursgenoteerde vennootschappen | Bedrijven waarvan de aandelen openbaar verhandeld worden op een beurs. De FSMA controleert deze vennootschappen op de volledigheid van de informatie die zij verstrekken aan het publiek en aan aandeelhouders. |
| Kredietreclame | Reclame-uitingen die gericht zijn op het aanbieden van leningen of kredieten aan consumenten. De FSMA stelt regels op voor dergelijke reclames om ervoor te zorgen dat deze duidelijke, beknopte en opvallende informatie bevatten over de kosten en voorwaarden van het krediet. |
| Sancties | Maatregelen die de FSMA kan opleggen aan financiële instellingen of individuen die de financiële regelgeving overtreden. Dit kan variëren van waarschuwingen en boetes tot de intrekking van vergunningen, met als doel het naleven van wetten en het beschermen van het financiële systeem. |
| Financiële vorming | Het proces van het verhogen van de kennis en vaardigheden van consumenten op het gebied van financiën, zoals sparen, beleggen en kredietgebruik. De FSMA promoot financiële vorming, onder andere via platforms zoals www.wikifin.be, om het vertrouwen van spaarders en beleggers te versterken. |
Cover
gastcollege 1.docx
Summary
# Van strafrecht naar bestuurlijke handhaving
Dit onderwerp verklaart de transitie van een strafrechtelijke aanpak naar een meer bestuurlijke benadering van handhaving, inclusief de niveaus en instrumenten van bestuurlijke handhaving die beschikbaar zijn voor gemeenten.
## 1. Overzicht van strafrecht naar bestuurlijke handhaving
Traditioneel werd criminaliteit voornamelijk bestreden via het strafrecht. Echter, de toenemende complexiteit van criminaliteit, met name ondermijnende criminaliteit, heeft geleid tot een verschuiving naar een meer proactieve en bestuurlijke handhavingsaanpak. Deze nieuwe aanpak is gericht op het voorkomen van misbruik, fraude en criminele infiltratie, en geeft gemeenten meer instrumenten om risico's te beoordelen en aan te pakken.
### 1.1 Aanleiding tot de wet gemeentelijke bestuurlijke handhaving
De invoering van de Wet Gemeentelijke Bestuurlijke Handhaving (BH) is ingegeven door verschillende factoren:
* **Ondermijnende criminaliteit:** Deze vorm van criminaliteit tast maatschappelijke structuren en systemen aan, veroorzaakt economische en sociale ontwrichting, en is vaak onzichtbaar maar impactvol. De wet definieert dit als criminaliteit die voortkomt uit specifieke strafbare feiten en die maatschappelijke structuren of het vertrouwen daarin schaadt of kan schaden. Voorbeelden van deze strafbare feiten omvatten witwassen, mensenhandel, drugsproductie, fiscale en sociale fraude, en valsheid in geschrifte, gebaseerd op een lijst van 33 strafbare feiten uit de Nieuwe Gemeentewet (art. 119ter).
* **Beperkte informatiepositie van gemeenten:** Gemeenten beschikten voorheen over onvoldoende informatie om de risico's van ondermijnende criminaliteit effectief te beoordelen.
* **Gebrek aan wettelijke basis voor integriteitsonderzoek:** Integriteitsonderzoeken die gemeenten reeds uitvoerden, ontbeerden een duidelijke wettelijke grondslag.
* **Versnipperde en ontoereikende bestaande bevoegdheden:** De bestaande bevoegdheden voor handhaving waren versnipperd en boden onvoldoende mogelijkheden om de hedendaagse uitdagingen aan te gaan.
De wet beoogt een modern, duidelijk en krachtig kader te bieden aan gemeenten ter preventie van misbruik, fraude en criminele infiltratie.
### 1.2 Krachtlijnen van de wet gemeentelijke bestuurlijke handhaving
De Wet BH introduceert vier belangrijke vernieuwingen:
#### 1.2.1 Gemeentelijk integriteitsonderzoek
Gemeenten krijgen de wettelijke bevoegdheid om te onderzoeken of een uitbater of onderneming een risico vormt op ondermijnende criminaliteit.
* **Toepassingsgebied:** Dit onderzoek is van toepassing op publiek toegankelijke inrichtingen waar economische activiteiten plaatsvinden, zoals cafés, nachtwinkels, massagesalons, autohandel en horeca.
* **Onderzoeksfocus:** Er wordt nagegaan of er een ernstig risico bestaat dat de zaak gebruikt wordt voor het plegen van misdrijven, het benutten van misdaadoverstenen, of dat misdrijven zijn gepleegd om de uitbating mogelijk te maken.
* **Subjecten van onderzoek:** Het onderzoek richt zich niet enkel op de uitbater, maar ook op leidinggevenden, personen met een dominante positie, financiers, aandeelhouders/UBO's en andere betrokkenen.
* **Uitvoeringsprocedure:** De burgemeester is verantwoordelijk voor het onderzoek, dat door gemeentepersoneel wordt uitgevoerd binnen een termijn van 50 dagen, verlengbaar met 30 dagen. Bij nieuwe feiten kan een nieuw onderzoek worden gestart.
* **Geraadpleegde informatie:** Gemeenten mogen onder andere het Centraal Register Integriteitsonderzoeken (CRIO), politieadvies, eigen databanken, strafregisters, publieke bronnen (inclusief sociale media), de ARIEC en gerechtelijke overheden raadplegen. Casusoverleg is eveneens mogelijk.
* **Rol van DIOB:** De Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen (DIOB) moet advies geven wanneer er aanwijzingen zijn van een ernstig risico of wanneer de gemeente maatregelen wil nemen. Dit advies is niet bindend, maar wel verplicht om maatregelen te kunnen nemen.
* **Mogelijke gevolgen:** Voor vergunningsplichtige zaken kunnen dit weigering, schorsing of opheffing (maximaal 6 maanden) van de vergunning zijn, eventueel onder voorwaarden. Voor niet-vergunningsplichtige zaken kan dit de sluiting van de inrichting zijn. Beroep tegen deze beslissingen is mogelijk bij de Raad van State.
> **Tip:** Het integriteitsonderzoek is een proactief instrument om te voorkomen dat criminele elementen zich nestelen in legale economische structuren.
#### 1.2.2 Versterkte informatiepositie
Gemeenten krijgen meer toegang tot informatie, maar er zijn nog steeds beperkingen:
* **Beperkingen:** Er bestaat geen wettelijke basis voor informatie-uitwisseling tussen gemeenten onderling. Toegang tot bepaalde databanken (zoals Dimona, Limosa, UBO) ontbreekt nog, en de toegang tot inspectiediensten en fiscale informatie is beperkt.
* **Conclusie:** Hoewel de informatiepositie is verbeterd, is deze nog steeds niet volledig toereikend.
#### 1.2.3 Oprichting DIOB & verankering ARIEC
* **DIOB (Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen):** Deze directie heeft twee hoofdtaken:
* **Risicoanalyses:** Identificeren van kwetsbare sectoren op basis van CRIO-gegevens, wetenschappelijke data en trends.
* **Adviesverlening:** Gemeenten zijn verplicht de DIOB te raadplegen bij ernstige risico's. De DIOB bevraagt negen partnerdiensten en deelt enkel strikt noodzakelijke persoonsgegevens. Het advies is niet bindend, maar wel een vereiste voor het nemen van maatregelen.
* **ARIEC (Advies- en Recherchecentrum Integriteitsbeoordeling voor Overheden):** Blijft bestaan als netwerkorganisatie die gemeenten ondersteunt bij de bestuurlijke aanpak van ondermijning.
#### 1.2.4 Bestuurlijke verzegeling & bestuurlijke dwangsom
De wet biedt een nieuwe wettelijke basis voor:
* **Bestuurlijke dwangsom:** Dit instrument (art. 133ter §1 NGW) kan worden opgelegd om naleving van voorschriften af te dwingen.
* **Bestuurlijke verzegeling:** Dit instrument (art. 133ter §2 NGW) kan worden toegepast bij de sluiting van inrichtingen.
### 1.3 Verhouding met algemene bestuurlijke politie
De burgemeester heeft een algemene bevoegdheid om de openbare orde te beschermen (veiligheid, rust, gezondheid). Echter, de Raad van State oordeelt dat bijzondere wetgeving, zoals de Wet BH, voorrang heeft op de algemene bevoegdheid. De burgemeester mag artikel 135 §2 NGW niet gebruiken wanneer er een specifieke regeling bestaat. Dit kan leiden tot onduidelijkheid over de samenloop van bevoegdheden.
### 1.4 Evaluatie van de Wet BH
* **Positieve punten:**
* Gemeenten hebben eindelijk een wettelijke basis voor integriteitsonderzoek.
* De informatiepositie is verbeterd.
* De DIOB biedt ondersteuning aan gemeenten.
* Nieuwe instrumenten zoals verzegeling en dwangsom zijn ingevoerd.
* **Aandachtspunten en knelpunten:**
* De toepassing is beperkt tot bepaalde sectoren.
* Het verplichte advies van de DIOB kan maatregelen vertragen.
* Sommige databanken blijven ontoegankelijk.
* De samenloop met de algemene politiebevoegdheid blijft onduidelijk.
* Gemeenten moeten soms hele sectoren screenen bij het opmaken van politieverordeningen.
* Er is een noodzaak aan periodieke herevaluatie van maatregelen, zoals aangegeven door een arrest van het Grondwettelijk Hof.
### 1.5 Recente rechtspraak – Grondwettelijk Hof arrest 142/2025
Het Grondwettelijk Hof heeft artikel 35 van de Wet BH gedeeltelijk vernietigd:
* **Middel 1 (strafrechtelijke aard van maatregelen):** Het Hof oordeelde dat de maatregelen geen strafrechtelijk karakter hebben en verklaarde dit middel ongegrond.
* **Middel 2 (schending vrijheid van ondernemen en eigendomsrecht):** Het Hof erkende dat de maatregelen ingrijpend kunnen zijn. Een probleem was dat er geen verplichte periodieke herevaluatie van deze maatregelen was voorzien. Daarom vernietigde het Hof artikel 35 voor zover hierin geen periodieke herziening was vastgelegd. De wetgever dient dit nu te corrigeren.
### 1.6 Vergelijking strafrechtelijke en bestuurlijke handhaving
| Aspect | Gerechtelijk handhaven | Bestuurlijk handhaven |
| :--------------------- | :--------------------------------------------------------- | :--------------------------------------------------------------------------------------------- |
| **Vaststelling** | Politie als vaststeller | Politie en toezichters als vaststellers (Accijns- en Administratieve vaststellers - AA) |
| **Vervolging/Sanctie** | Parket als vervolginstantie; Rechtbank als sanctioneringsinstantie | Bestuurlijke instanties en/of personen als sanctioneringsmechanisme (sanctionerend ambtenaar, college, burgemeester) |
| **Inbreuk** | Inbreuk op de wet (diefstal, oplichting, etc.); Bijzondere wetten (belastingsfraude, sociale fraude) | Inbreuken op 'lokaal' wetboek (politiecodex, terrassenreglement, uitbatingsvergunning); Bijzondere wetgeving die lokale handhavingsinstrumenten stelt (bv. art. 9bis Drugswet) |
| **Sancties** | Boetes; Gevangenisstraf; Verbeurdverklaring | Boetes tot 500 euro; Sluiting van een instelling; Schorsing/intrekking van een vergunning; Maatregelen Burgemeester (bv. plaatsverbod, preventie) |
### 1.7 Niveaus van bestuurlijke handhaving
Bestuurlijke handhaving kan op twee niveaus worden onderscheiden:
* **Maatregelen:** Dit zijn preventieve handelingen gericht op het voorkomen van herhaling van bepaald gedrag. Het gaat om maatregelen die worden opgelegd aan een persoon om te voorkomen dat hij het opnieuw doet. Bijvoorbeeld het tijdelijk of definitief intrekken van een vergunning of het opleggen van een plaatsverbod.
* **Sancties:** Dit zijn de gevolgen die worden verbonden aan een overtreding. Dit kan gaan van een boete tot meer ingrijpende maatregelen zoals de sluiting van een inrichting.
De burgemeester heeft op grond van artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet een algemene bevoegdheid om alle maatregelen te nemen die nodig zijn om problemen in de gemeente op te lossen. Dit kan variëren van tijdelijke tot definitieve intrekking van vergunningen of het opleggen van preventieve maatregelen. In urgente gevallen kan de burgemeester regels uitvaardigen in plaats van de gemeenteraad.
> **Tip:** Het onderscheid tussen maatregelen en sancties is cruciaal voor het begrijpen van de reikwijdte van bestuurlijke handhaving. Maatregelen zijn gericht op preventie, terwijl sancties reactief zijn op een overtreding.
---
# Aanleiding en krachtlijnen van de wet gemeentelijke bestuurlijke handhaving
Deze sectie schetst de context voor de invoering van de wet gemeentelijke bestuurlijke handhaving, met speciale aandacht voor ondermijnende criminaliteit en de belangrijkste vernieuwingen van de wet.
### 2.1 Aanleiding tot de wet gemeentelijke bestuurlijke handhaving
De wet gemeentelijke bestuurlijke handhaving (wet BH) is ingevoerd als reactie op de steeds complexer wordende criminaliteit, in het bijzonder ondermijnende criminaliteit. Deze vormen van criminaliteit, zoals witwassen, mensenhandel, drugscriminaliteit en diverse vormen van fraude, tasten maatschappelijke structuren aan, misbruiken economische of sociale systemen en kunnen leiden tot maatschappelijke ontwrichting. Bestaande gemeentelijke bevoegdheden bleken versnipperd en onvoldoende om deze risico's adequaat te beoordelen en te bestrijden. De wet beoogt een modern, duidelijk en krachtig kader te bieden aan gemeenten om misbruik, fraude en criminele infiltratie te voorkomen.
#### 2.1.1 Ondermijnende criminaliteit
Hoewel er geen eenduidige definitie bestaat, omvat ondermijnende criminaliteit feiten die maatschappelijke structuren aantasten of kunnen aantasten, economische of sociale systemen misbruiken, en maatschappelijke ontwrichting kunnen veroorzaken. De wet gebruikt als basis een lijst van 33 strafbare feiten, waaronder witwassen, mensenhandel, drugsproductie, fiscale fraude, sociale fraude en valsheid in geschrifte. De definitie zoals gehanteerd in de wet luidt: "Criminaliteit die haar oorsprong vindt in de strafbare feiten bedoeld in artikel 119ter, § 10, vijfde lid, van de Nieuwe Gemeentewet en die daardoor maatschappelijke structuren of het vertrouwen daarin schaadt of kan schaden en die daardoor leidt of kan leiden tot een maatschappelijke en/of economische ontwrichting."
> **Tip:** Ondermijnende criminaliteit is vaak onzichtbaar, maar heeft een enorme impact op de samenleving. Het is cruciaal om de bredere maatschappelijke gevolgen ervan te erkennen.
### 2.2 Krachtlijnen van de wet gemeentelijke bestuurlijke handhaving
De wet BH introduceert vier grote vernieuwingen en verduidelijkt de verhouding met de algemene bestuurlijke politie.
#### 2.2.1 Gemeentelijk integriteitsonderzoek
Gemeenten krijgen de wettelijke bevoegdheid om te onderzoeken of een uitbater of onderneming een risico vormt op ondermijnende criminaliteit.
* **Toepassingsgebied:** Dit onderzoek is van toepassing op publiek toegankelijke inrichtingen (PTI's) waar economische activiteiten plaatsvinden, zoals cafés, nachtwinkels, massagesalons, autohandel en horeca.
* **Onderzoeksdoel:** Het onderzoek richt zich op het vaststellen van een ernstig risico dat de zaak gebruikt wordt om misdrijven te plegen, om opbrengsten van misdrijven te benutten, of dat misdrijven gepleegd zijn om de zaak te kunnen uitbaten.
* **Onderzochte personen:** Het onderzoek richt zich niet alleen op de uitbater, maar ook op leidinggevenden, personen met een dominante positie, financiers, aandeelhouders/UBO's en andere betrokkenen.
* **Procedure:** De burgemeester is verantwoordelijk voor het onderzoek, dat door gemeentepersoneel wordt uitgevoerd. De standaardtermijn is 50 dagen, met een mogelijke verlenging van 30 dagen. Bij nieuwe feiten kan een nieuw onderzoek worden gestart.
* **Te raadplegen informatie:** De gemeente mag informatie uit diverse bronnen raadplegen, waaronder het Centraal Register Integriteitsonderzoeken (CRIO), politieadvies, eigen databanken, het strafregister, publieke bronnen (inclusief sociale media), het ARIEC, gerechtelijke overheden en kan casusoverleg plegen (art. 458ter).
* **Advies van DIOB:** De Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen (DIOB) moet altijd om advies worden gevraagd wanneer er aanwijzingen zijn van een ernstig risico of wanneer de gemeente maatregelen wil nemen. Dit advies is niet bindend, maar wel een voorwaarde om maatregelen te kunnen nemen.
* **Mogelijke gevolgen:** Voor vergunningsplichtige zaken kunnen de gevolgen variëren van weigering, schorsing of opheffing van de vergunning (tot maximaal zes maanden), tot schorsing onder voorwaarden. Voor niet-vergunningsplichtige zaken kan de inrichting gesloten worden. Beroep tegen deze beslissingen is mogelijk bij de Raad van State.
#### 2.2.2 Versterkte informatiepositie
Gemeenten krijgen meer toegang tot informatie, hoewel er beperkingen blijven bestaan. Er is momenteel geen wettelijke basis voor informatie-uitwisseling tussen gemeenten onderling. Toegang tot bepaalde cruciale databanken, zoals Dimona, Limosa en UBO, ontbreekt nog. Tevens is de toegang tot informatie van inspectiediensten en fiscale informatie beperkt. Hoewel de informatiepositie is verbeterd, wordt deze nog steeds als onvoldoende beschouwd.
#### 2.2.3 Oprichting DIOB en verankering ARIEC
* **DIOB (Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen):** Deze directie heeft twee kerntaken:
* **Risicoanalyses:** Het uitvoeren van analyses om kwetsbare sectoren te identificeren, gebaseerd op CRIO-gegevens, wetenschappelijke data en trends.
* **Adviesverlening:** Gemeenten zijn verplicht de DIOB te raadplegen bij een ernstig risico. De DIOB bevraagt hiervoor negen partnerdiensten en deelt enkel strikt noodzakelijke persoonsgegevens. Het advies is niet bindend, maar wel verplicht voor het nemen van maatregelen.
* **ARIEC:** Het ARIEC (Anti-Discriminatie, Racisme en Etnisch-Culturele Betrekkingen) blijft bestaan als netwerkorganisatie die gemeenten ondersteunt bij de bestuurlijke aanpak van ondermijning.
#### 2.2.4 Bestuurlijke verzegeling en bestuurlijke dwangsom
De wet introduceert een nieuwe wettelijke basis voor:
* **Bestuurlijke dwangsom:** Dit is geregeld in artikel 133ter, § 1 van de Nieuwe Gemeentewet (NGW).
* **Bestuurlijke verzegeling:** Dit instrument kan worden ingezet bij de sluiting van inrichtingen, zoals bepaald in artikel 133ter, § 2 NGW.
#### 2.2.5 Verhouding met algemene bestuurlijke politie
De burgemeester bezit een algemene bevoegdheid om de openbare orde te beschermen (veiligheid, rust, gezondheid). Echter, de Raad van State stelt dat bijzondere wetgeving, zoals de wet BH, voorrang heeft. Dit betekent dat de burgemeester artikel 135, § 2 NGW niet mag toepassen als er een specifieke regeling bestaat. Dit kan leiden tot onduidelijkheid over de samenloop van bevoegdheden.
> **Tip:** Begrijp het hiërarchische onderscheid: specifieke wetgeving (zoals de wet BH) primeert op de algemene bevoegdheden van de burgemeester wanneer er een overlap is.
### 2.3 Evaluatie van de wet gemeentelijke bestuurlijke handhaving
De wet BH wordt op verschillende punten positief beoordeeld, maar er zijn ook aandachtspunten en negatieve kritieken.
#### 2.3.1 Positieve punten
* Gemeenten hebben nu eindelijk een wettelijke basis voor integriteitsonderzoek.
* De informatiepositie van gemeenten is verbeterd.
* De DIOB biedt ondersteuning aan gemeenten.
* Nieuwe instrumenten zoals bestuurlijke verzegeling en dwangsom zijn geïntroduceerd.
#### 2.3.2 Aandachtspunten en kritieken
* De wet is beperkt tot bepaalde sectoren.
* Gemeenten moeten altijd DIOB-advies vragen voor het nemen van maatregelen, wat soms vertraging kan veroorzaken.
* Sommige belangrijke databanken blijven ontoegankelijk voor gemeenten.
* De samenloop met de algemene politiebevoegdheid blijft onduidelijk.
* Er is een noodzaak aan periodieke herevaluatie van maatregelen, zoals aangegeven door het Grondwettelijk Hof.
### 2.4 Recente rechtspraak: Grondwettelijk Hof arrest 142/2025
Het Grondwettelijk Hof heeft artikel 35 van de wet BH gedeeltelijk vernietigd.
* **Middel 1 (strafrechtelijke aard van maatregelen):** Het Hof oordeelde dat de maatregelen geen strafrechtelijk karakter hebben, waardoor dit middel ongegrond werd verklaard.
* **Middel 2 (schending vrijheid van onderneming en eigendomsrecht):** Het Hof erkende dat de maatregelen zeer ingrijpend kunnen zijn. Het voornaamste probleem was het ontbreken van een verplichte periodieke herevaluatie van deze maatregelen. Om deze reden vernietigde het Hof artikel 35 in de mate dat er geen periodieke herziening voorzien is. De wetgever is nu verplicht dit aan te passen.
### 2.5 Slotconclusie
De wet BH is een belangrijke stap voorwaarts in de strijd tegen ondermijnende criminaliteit. Ze voorziet gemeenten van een wettelijke basis voor integriteitsonderzoek, verbetert hun informatiepositie, biedt ondersteuning via de DIOB en het ARIEC, en introduceert nieuwe handhavingsinstrumenten. Desondanks blijven er belangrijke knelpunten bestaan, waaronder de beperkte toegang tot databanken, het soms vertragende verplichte DIOB-advies, de onduidelijkheid met algemene politiebevoegdheden en de noodzaak tot periodieke herziening van maatregelen zoals bevestigd door het Grondwettelijk Hof.
#### 2.5.1 Vergelijking Gerechtelijk en Bestuurlijk Handhaven
| Kenmerk | Gerechtelijk Handhaven | Bestuurlijk Handhaven |
| :---------------------- | :--------------------------------------------------- | :----------------------------------------------------------------------------------------- |
| Vaststelling feiten | Politie | Politie en toezichters (ambtelijke handhavers) |
| Vervolging/sanctionering | Parket (vervolgingsinstantie) | Bestuurlijke instanties/personen (sanctionerend ambtenaar, college, burgemeester) |
| Toepassing sancties | Rechtbank | Bestuurlijke instanties (zoals hierboven genoemd) |
#### 2.5.2 Soorten Inbreuken en Handhaving
| Categorie Inbreuk | Voorbeelden |
| :---------------------------------- | :--------------------------------------------------------------------------------------- |
| Inbreuk op de wet (strafrechtelijk) | Diefstal, oplichting, ... |
| Inbreuk op lokaal regelgevend kader | Politiecodex, terrassenreglement, uitbatingsvergunning, ... |
| Bijzondere wetten | Belastingsfraude, sociale fraude, ... |
| Bijzondere wetgeving met lokale instrumenten | Art. 9bis Drugswet, wet gemeentelijke bestuurlijke handhaving (bestuurlijke dwangsom/verzegeling) |
#### 2.5.3 Mogelijke Sancties
| Gerechtelijke Sancties | Bestuurlijke Sancties |
| :------------------------- | :----------------------------------------------------------------- |
| Boetes | Boetes tot 500 euro |
| Gevangenisstraf | Sluiting van een inrichting |
| Verbeurdverklaring | Schorsing/intrekking van een vergunning |
| | Maatregelen van de burgemeester: plaatsverbod, preventieve maatregelen |
---
# Evaluatie en recente rechtspraak met betrekking tot de wet BH
Dit gedeelte behandelt de evaluatie van de wet gemeentelijke bestuurlijke handhaving, inclusief de positieve punten en aandachtspunten, en analyseert recente rechtspraak, met name een arrest van het Grondwettelijk Hof.
### 3.1 Evaluatie van de wet gemeentelijke bestuurlijke handhaving
De wet gemeentelijke bestuurlijke handhaving (Wet BH) is ingevoerd om gemeenten een modern, duidelijk en krachtig kader te bieden in de strijd tegen ondermijnende criminaliteit. De aanleidingen hiervoor waren de toenemende complexiteit van criminaliteit, met name ondermijende criminaliteit zoals witwassen, mensenhandel, drugscriminaliteit en fraude. Gemeenten hadden voorheen onvoldoende informatie om risico's te beoordelen, ontbrak er een wettelijke basis voor integriteitsonderzoeken die al werden uitgevoerd, en waren bestaande bevoegdheden versnipperd en ontoereikend.
#### 3.1.1 Positieve punten van de evaluatie
* **Wettelijke basis voor integriteitsonderzoek:** Gemeenten beschikken nu over een wettelijke basis om te onderzoeken of uitbaters of ondernemingen een risico vormen op ondermijnende criminaliteit, met name bij publiek toegankelijke inrichtingen waar economische activiteiten plaatsvinden.
* **Verbeterde informatiepositie:** Gemeenten krijgen meer toegang tot relevante informatie, hoewel dit nog steeds niet altijd voldoende is.
* **Ondersteuning via DIOB en ARIEC:** De oprichting van de Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen (DIOB) en de verankering van het Advies- en Meldpunt voor Ondermijning (ARIEC) bieden gemeenten cruciale ondersteuning.
* **Nieuwe handhavingsinstrumenten:** De wet introduceert nieuwe instrumenten zoals bestuurlijke verzegeling en bestuurlijke dwangsommen.
#### 3.1.2 Aandachtspunten en kritiekpunten uit de evaluatie
* **Beperking tot specifieke sectoren:** De toepassing van de wet is beperkt tot bepaalde sectoren, wat impliceert dat niet alle risico's op ondermijning volledig worden aangepakt.
* **Verplicht advies DIOB:** Gemeenten moeten altijd advies vragen aan DIOB voor het nemen van maatregelen, wat de procedure soms kan vertragen.
* **Toegankelijkheid van databanken:** Sommige belangrijke databanken blijven ontoegankelijk voor gemeenten, wat de informatiepositie verder beperkt.
* **Samenloop met algemene politiebevoegdheid:** Er blijft onduidelijkheid bestaan over de samenloop en de voorrang van de specifieke bevoegdheden onder de Wet BH ten opzichte van de algemene politiebevoegdheden van de burgemeester. De Raad van State heeft geoordeeld dat bijzondere wetgeving voorrang heeft op de algemene bevoegdheid uit artikel 135 §2 NGW.
* **Screenen van hele sectoren:** Bij het opstellen van een politieverordening moeten gemeenten soms hele sectoren screenen, wat een aanzienlijke inspanning kan vergen.
* **Nood aan periodieke herziening van maatregelen:** Een belangrijk aandachtspunt, aangekaart door het Grondwettelijk Hof, is de noodzaak van een periodieke herevaluatie van bestuurlijke maatregelen.
### 3.2 Recente rechtspraak: Arrest Grondwettelijk Hof 142/2025
Het Grondwettelijk Hof heeft in arrest 142/2025 artikel 35 van de Wet BH gedeeltelijk vernietigd.
#### 3.2.1 Analyse van de middelen en de beslissing van het Hof
* **Middel 1 (strafrechtelijke aard van maatregelen):** De klacht betrof de strafrechtelijke aard van de door de wet voorziene maatregelen. Het Hof oordeelde dat de maatregelen geen strafrechtelijk karakter hebben en verklaarde dit middel ongegrond.
* **Middel 2 (schending vrijheid van ondernemen en eigendomsrecht):** Dit middel richtte zich op de mogelijke schending van de vrijheid van ondernemen en het eigendomsrecht door de ingrijpende aard van de bestuurlijke maatregelen. Het Hof erkende dat deze maatregelen zeer ingrijpend kunnen zijn. Het belangrijkste pijnpunt dat het Hof identificeerde, was het ontbreken van een **verplichte periodieke herevaluatie** van de opgelegde maatregelen.
#### 3.2.2 Gevolg van het arrest
Als gevolg van de beslissing van het Hof is artikel 35 van de Wet BH vernietigd in de mate dat er geen periodieke herziening van de maatregelen is voorzien. De wetgever is nu gehouden om deze lacune te herstellen en de wet aan te passen om te voorzien in een dergelijke periodieke herziening.
> **Tip:** Het arrest van het Grondwettelijk Hof benadrukt het belang van proportionaliteit en rechtszekerheid. Bestuurlijke sancties, hoe noodzakelijk ook, mogen niet permanent worden opgelegd zonder periodieke toetsing aan de evoluerende omstandigheden.
### 3.3 Belangrijkste instrumenten en verhoudingen
#### 3.3.1 Bestuurlijke handhaving versus gerechtelijke handhaving
Het document schetst een duidelijk onderscheid tussen gerechtelijke en bestuurlijke handhaving:
| Kenmerk | Gerechtelijke handhaving | Bestuurlijke handhaving |
| :---------------------- | :----------------------------------------------------- | :------------------------------------------------------------------------------- |
| Vaststelling inbreuk | Politie als vaststeller | Politie en toezichters als vaststellers (ambtenaren met akte van bevoegdheid) |
| Opvolging | Parket als vervolginstantie | Bestuurlijke instanties en/of personen als sanctioneringsmechanisme |
| Sanctie-instantie | Rechtbank als sanctioneringsinstantie | Sanctionerend ambtenaar, college, burgemeester |
| Type inbreuk | Inbreuk op de wet (diefstal, oplichting, etc.) | Inbreuken op 'lokaal' wetboek (politiecodex, terrassenreglement, uitbatingsvergunning), bijzondere wetgeving die lokale instrumenten biedt (bv. art. 9bis Drugswet) |
| Mogelijke sancties | Boetes, gevangenisstraf, verbeurdverklaring | Boetes tot 500 euro, sluiting van een instelling, schorsing/intrekking van een vergunning, bestuurlijke maatregelen van de burgemeester (bv. plaatsverbod, preventie) |
#### 3.3.2 Rol van de burgemeester en het DIOB
* **Burgemeester:** De burgemeester beschikt over een algemene bevoegdheid om de openbare orde te beschermen (veiligheid, rust, gezondheid). Echter, bij het bestaan van specifieke wetgeving, zoals de Wet BH, heeft deze voorrang.
* **DIOB (Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen):**
* **Taken:** Voert risicoanalyses uit op basis van beschikbare data en wetenschappelijke inzichten, en verleent advies aan gemeenten.
* **Advies:** Het advies van DIOB is niet bindend, maar wel verplicht om bepaalde bestuurlijke maatregelen te kunnen nemen. Het vereist raadpleging van negen partnerdiensten en deelt enkel strikt noodzakelijke persoonsgegevens.
* **ARIEC:** Blijft bestaan als een netwerkorganisatie ter ondersteuning van gemeenten bij de bestuurlijke aanpak van ondermijning.
#### 3.3.3 Bestuurlijke verzegeling en dwangsom
De Wet BH introduceert een wettelijke basis voor:
* **Bestuurlijke dwangsom** (artikel 133ter §1 NGW)
* **Bestuurlijke verzegeling** bij de sluiting van inrichtingen (artikel 133ter §2 NGW)
Deze instrumenten versterken de mogelijkheden van gemeenten om effectief op te treden tegen overtredingen en ondermijnende praktijken.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Bestuurlijke handhaving | Een vorm van overheidsoptreden gericht op het afdwingen van naleving van wetten en reglementen door middel van niet-strafrechtelijke maatregelen, zoals boetes, sluitingen of intrekkingen van vergunningen. |
| Ondermijnende criminaliteit | Criminaliteit die maatschappelijke structuren aantast, economische of sociale systemen misbruikt, en leidt tot maatschappelijke ontwrichting. Dit omvat niet alleen georganiseerde misdaad, maar ook witteboordencriminaliteit en organisatiecriminaliteit. |
| Gemeentelijk integriteitsonderzoek | Een wettelijke bevoegdheid voor gemeenten om te onderzoeken of een uitbater of onderneming, met name bij publiek toegankelijke inrichtingen, een risico vormt op ondermijnende criminaliteit. |
| Bestuurlijke verzegeling | Een maatregel die de bestuurlijke verzegeling inhoudt, met name bij de sluiting van inrichtingen, wat betekent dat de toegang tot die inrichting fysiek wordt afgesloten. |
| Bestuurlijke dwangsom | Een financiële sanctie die door een bestuurlijke autoriteit wordt opgelegd aan een persoon of entiteit die een overtreding begaat, met als doel de naleving van de wet te verzekeren en verdere overtredingen te ontmoedigen. |
| DIOB (Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen) | Een overheidsinstantie die risicoanalyses uitvoert en advies verleent aan gemeenten bij het beoordelen van integriteitsrisico's en het nemen van maatregelen tegen ondermijnende criminaliteit. |
| ARIEC | Een netwerkorganisatie die gemeenten ondersteunt bij de bestuurlijke aanpak van ondermijning door informatie en expertise te delen. |
| Grondwettelijk Hof (GwH) | Het hoogste rechtscollege in België dat oordeelt over de grondwettelijkheid van wetten en wetgevende decreten, en optreedt als scheidsrechter in geschillen tussen de federale overheid en gemeenschappen/gewesten. |
| Vergunningsplichtige zaken | Ondernemingen of activiteiten die een specifieke vergunning van de overheid vereisen om te mogen opereren, zoals horecazaken of nachtwinkels. |
| Niet-vergunningsplichtige zaken | Ondernemingen of activiteiten die geen specifieke vergunning van de overheid nodig hebben om te opereren, maar nog steeds onderworpen kunnen zijn aan algemene wetgeving en toezicht. |
Cover
gastcollege Björn Cools 29102025_lokale handhaving UGent.pdf
Summary
# Begrippenkader en situering van lokale handhaving
Dit onderwerp verkent de kernbegrippen van regelgeving en handhaving en plaatst lokale handhaving binnen het bredere juridische en bestuurlijke landschap.
### 1.1 Definitie van regelgeving en handhaving
Regelgeving wordt gedefinieerd als het opstellen van algemene, verbindende regels of voorschriften die gericht zijn op het beïnvloeden van het gedrag van burgers, bedrijven en overheden. Dit omvat niet alleen wetten en decreten, maar ook lokale politiereglementen, vergunningsverleningen (zoals voor nachtwinkels of terrassen) en besluiten van burgemeesters of schepenen [4](#page=4).
Handhaving is onlosmakelijk verbonden met regelgeving en kan worden beschouwd als het sluitstuk ervan. Handhavende instanties treden op nadat regelgeving tot stand is gekomen met het specifieke doel om ervoor te zorgen dat de regelgeving haar beoogde doel, namelijk het gewenste gedrag, bereikt. Rechtshandhaving, een vorm van handhaving, richt zich op het doen naleven van rechtsregels, zoals verkeersregels, milieurecht, parkeerbeleid, brandveiligheidsnormen en terrasreglementen [4](#page=4).
### 1.2 De componenten van openbare orde
Het begrip openbare orde bestaat uit drie essentiële componenten [6](#page=6):
1. **Openbare rust:** Dit verwijst naar de afwezigheid van wanorde en onlusten op openbare plaatsen [6](#page=6).
2. **Openbare veiligheid:** Dit omvat de afwezigheid van gevaarlijke toestanden voor personen en goederen [6](#page=6).
3. **Openbare gezondheid:** Dit betreft de afwezigheid van ziekten, verkregen door het handhaven van hygiëne en het vrijwaren van een kwalitatief leefmilieu [6](#page=6).
Sinds 1999 is hier ook de component openbare overlast aan toegevoegd [6](#page=6).
### 1.3 Lokale bestuurlijke ordehandhaving
Lokale bestuurlijke ordehandhaving kan worden gedefinieerd als het geheel van preventieve en repressieve instrumentele bevoegdheden die door of krachtens een wet, decreet of ordonnantie aan lokale besturen worden toegekend. Deze bevoegdheden stellen lokale besturen in staat om op te treden ter bescherming van de openbare orde [7](#page=7).
### 1.4 Plaatsing van lokale handhaving
Lokale handhaving is een specifiek onderdeel binnen het bredere domein van handhaving. Het is een concreet instrument dat lokale besturen ter beschikking staat voor het waarborgen van orde en veiligheid binnen hun jurisdictie [9](#page=9).
### 1.5 Vormen van handhaving
Er kunnen verschillende vormen van handhaving worden onderscheiden [10](#page=10):
1. **Privaatrechtelijke handhaving:** Dit type handhaving komt bijvoorbeeld aan bod bij burenruzies en wordt behandeld door de vrederechter [10](#page=10).
2. **Strafrechtelijke handhaving:** Hierbij worden misdrijven vastgesteld, waarna het parket betrokken raakt en de strafrechter uitspraak doet [10](#page=10).
3. **Bestuurlijke handhaving:** Dit is de vorm van handhaving die direct gerelateerd is aan de bevoegdheden van bestuursorganen en valt onder de lokale bestuurlijke ordehandhaving [10](#page=10) [7](#page=7).
---
# Vormen en instrumenten van lokale bestuurlijke handhaving
Dit deel behandelt de verschillende vormen van handhaving (privaatrechtelijk, strafrechtelijk, bestuurlijk) en de specifieke instrumenten die lokale besturen ter beschikking staan, waaronder gemeentelijke administratieve sancties en de rol van de burgemeester [10](#page=10).
### 2.1 Vormen van handhaving
De overheid kent drie hoofdvormen van handhaving [10](#page=10):
* **Privaatrechtelijke handhaving:** Dit betreft conflicten tussen burgers onderling, zoals burenruzies, die vaak via de vrederechter worden opgelost [10](#page=10).
* **Strafrechtelijke handhaving:** Deze vorm richt zich op het vaststellen en bestraffen van misdrijven, waarbij het parket en de strafrechter een rol spelen [10](#page=10).
* **Bestuurlijke handhaving:** Dit omvat reglementaire of bestuurlijke maatregelen op gemeentelijk niveau, gericht op het waarborgen en herstellen van de openbare orde [10](#page=10) [11](#page=11).
### 2.2 Gemeentelijke bestuurlijke handhaving
Gemeentelijke bestuurlijke handhaving omvat specifieke maatregelen die lokale besturen kunnen nemen om de openbare orde te handhaven [11](#page=11).
#### 2.2.1 Reglementaire maatregelen
Gemeentelijke reglementen, zoals een terrasreglement of een uitbatingsvergunning voor bepaalde inrichtingen, vormen een instrument voor bestuurlijke handhaving [11](#page=11).
#### 2.2.2 Bestuurlijke maatregelen door de burgemeester
De burgemeester beschikt over een reeks discretionaire bevoegdheden om de openbare orde te handhaven. Deze bevoegdheden kunnen onder andere betrekking hebben op [12](#page=12):
* Het verbieden of opleggen van voorwaarden aan betogingen, en het wegslepen van voertuigen [12](#page=12).
* Het sluiten van cafés of nachtwinkels [12](#page=12).
* Het opleggen van een plaatsverbod [12](#page=12).
* Het laten in beslag nemen van voertuigen [12](#page=12).
* Het opleggen van een bestuurlijke dwangsom [12](#page=12).
Deze maatregelen kunnen gebaseerd zijn op algemene wetten, zoals artikel 135§2 van de Nieuwe Gemeentewet (NGW), met het oog op de algemene openbare orde. Daarnaast kan de burgemeester optreden op basis van bijzondere wetten of specifieke bepalingen in de NGW voor maatregelen die gericht zijn op het beperken van specifieke activiteiten of het doen ophouden van wanorde in bijzondere domeinen. Het is belangrijk op te merken dat bijzondere wetgeving voorrang heeft [13](#page=13).
#### 2.2.3 Strafrechtelijke handhaving door de gemeente
De gemeente kan ervoor kiezen om de handhaving van haar reglementen toe te vertrouwen aan het parket en de politierechtbank, wat resulteert in een politiestraf. Een politiestraf bestaat uit een geldboete van één tot 25 euro (vermenigvuldigd met de opdeciemen) of een gevangenisstraf van één tot zeven dagen. Echter, het bestraffen van inbreuken op gemeentelijke politieverordeningen is voor het parket geen prioriteit meer, waardoor dit eerder een theoretische mogelijkheid dan een praktijk is geworden [15](#page=15).
#### 2.2.4 Administratiefrechtelijke handhaving door de gemeente
De gemeenteraad kan in haar politiereglementen bepalen welke inbreuken gesanctioneerd worden met een administratieve sanctie, waardoor de gemeente zelf verantwoordelijk wordt voor de handhaving van haar eigen reglementen. De gemeenteraad kan vier types administratieve sancties bepalen [16](#page=16) [17](#page=17):
1. De administratieve geldboete, met een maximum van 175 euro voor minderjarigen en 500 euro voor meerderjarigen [17](#page=17).
2. De administratieve schorsing van een door de gemeente afgeleverde toelating of vergunning [17](#page=17).
3. De administratieve intrekking van een door de gemeente afgeleverde toelating of vergunning [17](#page=17).
4. Tijdelijke of definitieve administratieve sluiting van een inrichting [17](#page=17).
### 2.3 De verplichting tot bestuurlijke handhaving voor de gemeente
Artikel 135§2 NGW legt de algemene bestuurlijke politiebevoegdheid formeel op aan de gemeenten. Dit is een dwingende opdracht, wat betekent dat de gemeente als een bestuurlijke politieoverheid moet instaan voor de bestuurlijke handhaving [18](#page=18).
### 2.4 Grenzen aan lokale bestuurlijke handhaving
Lokale bestuurlijke handhaving is niet onbegrensd en kent diverse beperkingen [19](#page=19) [20](#page=20) [21](#page=21) [22](#page=22) [23](#page=23) [24](#page=24):
* **Wettelijke grondslag en bevoegdheid:** Handhaving vereist een wettelijke grondslag en de gemeente moet bevoegd zijn, met betrekking tot het begrip openbare orde. Voorbeelden hiervan zijn drones, openbare dronkenschap, begraafplaatsen en jacht [19](#page=19).
* **Respect voor fundamentele rechten:** De Grondwet waarborgt fundamentele rechten en vrijheden zoals het eigendomsrecht en de vrijheid van vereniging en vergadering. Een burgemeester kan bijvoorbeeld niet zomaar alle bijeenkomsten verbieden. Een absoluut verbod op geoorloofde activiteiten is onwettelijk [20](#page=20) [24](#page=24).
* **Materiële openbare orde:** De handhaving is beperkt tot de materiële openbare orde, niet de morele openbare orde. De aanwezigheid van minderjarigen in een dancing valt onder de morele openbare orde [21](#page=21).
* **Voorrang van bijzondere wetgeving:** Indien bijzondere wetgeving een aangelegenheid regelt, kan de gemeente niet optreden op basis van artikel 135, § 2 NGW, tenzij de wetgeving expliciet of impliciet ruimte laat voor gemeentelijk optreden. Voorbeelden van bijzondere wetgeving zijn de Drugswet, de Kansspelwet en de wet op openingsuren [22](#page=22).
* **Territoriale bevoegdheid:** De handhaving is beperkt tot het grondgebied van de gemeente. In principe geldt dit voor het openbaar domein, maar verstoringen op privaat domein die de veiligheid, rust of gezondheid van bezoekers of voorbijgangers beïnvloeden, kunnen ook binnen de bevoegdheid van de gemeente vallen [23](#page=23).
* **Discretionaire bevoegdheid en proportionaliteit:** De bestuurlijke politiebevoegdheid is discretionair, wat betekent dat de gemeente de nodige maatregelen kan nemen. Echter, de middelen die gekozen worden, moeten proportioneel zijn. Beperkingen mogen niet algemeen of permanent zijn [24](#page=24).
#### 2.5 Strijdigheid met hogere regelgeving
Indien lokale reglementering in strijd is met hogere regelgeving, moet elke rechter deze buiten toepassing laten op basis van artikel 159 van de Grondwet. Daarnaast kan de toezichthoudende overheid de politieverordening vernietigen via bestuurlijk toezicht, en kan er een annulatieberoep tot nietigverklaring bij de Raad van State worden ingesteld [25](#page=25).
### 2.6 De rol van de burgemeester
De burgemeester beschikt over belangrijke bestuurlijke politiebevoegdheden op basis van de artikelen 133, tweede lid en 135§2 NGW. Zijn bevoegdheden omvatten [32](#page=32) [33](#page=33) [34](#page=34) [35](#page=35) [36](#page=36):
* **Uitvoerende bevoegdheid:** De burgemeester is belast met de uitvoering van politiewetten, decreten, ordonnanties, verordeningen en besluiten. Hij kan deze bevoegdheid overdragen aan een schepen [33](#page=33).
* **Verordenende bevoegdheid:** In geval van oproer, kwaadwillige samenscholing, ernstige verstoring van de openbare rust of andere onvoorziene gebeurtenissen, kan de burgemeester politieverordeningen maken. Deze verordeningen moeten onverwijld aan de gemeenteraad worden voorgelegd ter bekrachtiging en vervallen indien deze niet worden goedgekeurd. Uitzonderlijke omstandigheden vereisen een abnormale situatie, niet een alledaags evenement zoals een kermis [41](#page=41) [42](#page=42) [43](#page=43).
* **Vorderende bevoegdheid:** De burgemeester heeft gezag over specifieke politiezaken, zoals verkeer, openbare rust, orde op publieke evenementen, hygiëne, gezondheid, preventie van rampen en plagen, en openbare overlast [34](#page=34) [35](#page=35) [36](#page=36).
* **Informerende bevoegdheid:** Dit betreft de rol van de burgemeester in het informeren en deelt men kennis met andere instanties [32](#page=32).
#### 2.6.1 Bijzondere bestuurlijke politiebevoegdheden van de burgemeester
De burgemeester kan specifieke bestuurlijke maatregelen nemen op basis van bijzondere wetgeving [37](#page=37):
* **Artikel 9bis drugswet:** De burgemeester kan, na overleg met gerechtelijke autoriteiten en indien noodzakelijk voor de openbare orde, een publiek toegankelijke inrichting sluiten als er ernstige aanwijzingen zijn van illegale druggerelateerde activiteiten. Deze maatregel kan tot zes maanden worden verlengd [38](#page=38).
* **Artikel 18, § 3 wet 'openingsuren':** De burgemeester kan de sluiting bevelen van nachtwinkels, private telecommunicatiebureaus en bepaalde vestigingseenheden die in overtreding zijn met gemeentelijke reglementen [39](#page=39).
* **Artikel 11 wet van 30 juli 1979 (brandveiligheid):** De burgemeester kan de voorlopige sluiting bevelen van een inrichting die niet voldoet aan de voorgeschreven brandveiligheidsmaatregelen of verzekeringsplicht [40](#page=40).
#### 2.6.2 Politiebesluit van de burgemeester
Een politiebesluit van de burgemeester is een eenzijdige, administratieve rechtshandeling die gericht is op het handhaven of herstellen van de openbare orde. Hierbij zijn de hoorplicht, het redelijkheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel van belang [91](#page=91).
* **Hoorplicht:** Voordat een ernstige maatregel wordt genomen, moet de betrokkene gehoord worden, tenzij er sprake is van spoedgevallen [92](#page=92).
* **Redelijkheidsbeginsel (evenredigheid):** Maatregelen moeten evenredig zijn met de dreiging die ze moeten verhelpen. De strengste maatregel mag niet worden gekozen als deze niet in verhouding staat tot de feiten of het beoogde doel [93](#page=93) [94](#page=94).
> **Voorbeeld:** Bij agressieve honden kan men kiezen uit een reeks maatregelen, van een waarschuwing tot verplichte plaatsing in een kennel, afhankelijk van de ernst van het gedrag [95](#page=95).
### 2.7 Andere lokale handhavingsinstrumenten
Naast de bevoegdheden van de burgemeester zijn er verdere instrumenten beschikbaar [45](#page=45):
#### 2.7.1 Wet bestuurlijke handhaving en ondermijnende criminaliteit
De wet op de bestuurlijke handhaving is gericht op het tegengaan van ondermijnende criminaliteit, gedefinieerd als criminaliteit die maatschappelijke structuren schaadt en leidt tot maatschappelijke of economische ontwrichting. Het **integriteitsonderzoek** (IO) is een belangrijk instrument binnen deze wet [54](#page=54).
* **Voorwaarden voor een integriteitsonderzoek:** Een politieverordening op grond van artikel 119ter NGW is vereist, waarbij de betreffende economische sector als vatbaar voor ondermijnende criminaliteit wordt aangemerkt [57](#page=57).
* **Procedure en gevolgen:** Na een individueel besluit van de burgemeester wordt het IO uitgevoerd. Een 'HIT' kan leiden tot een oranje of rood licht, wat gevolgen kan hebben voor de uitbating [58](#page=58) [59](#page=59).
* **Beslissing tot sluiting:** Op basis van het IO kan het college van burgemeester en schepenen (CBS) besluiten tot sluiting, na advies van het Departement Innoveren en Ondernemen (DIOB), hoewel dit advies niet bindend is. De uitvoering van de beslissing gebeurt pas na een hoorzitting en een wachttermijn [60](#page=60).
* **Vergunningenbeleid:** Bij een bestaand vergunningenbeleid (bv. voor handcarwashes) kunnen uitbatingen proactief worden geweigerd of hun vergunning verliezen op basis van integriteitsaspecten [61](#page=61).
#### 2.7.2 Gemeentelijke administratieve sancties (GAS)
De GAS-wet van 24 juni 2013 geeft gemeenten meer armslag om zelf storende fenomenen en ongewenst gedrag aan te pakken, mits deze niet hoger gereglementeerd zijn. De wet voorziet in verschillende soorten GAS [77](#page=77) [78](#page=78) [79](#page=79):
* **GAS4 (stilstaan en parkeren):** Specifieke regels en boetes voor parkeerovertredingen, vastgelegd in een Koninklijk Besluit [80](#page=80).
* **Beperkte snelheidsovertredingen:** Sinds 1 februari 2021 kunnen beperkte snelheidsovertredingen in zones met een snelheidslimiet van 30 of 50 km per uur ook via GAS worden gesanctioneerd [81](#page=81).
#### 2.7.3 Soorten GAS-sancties
De mogelijke sancties onder GAS omvatten [83](#page=83):
* **Administratieve geldboete (GAS 1 t.e.m. 5):** Variërend in hoogte afhankelijk van de categorie van overtreding. Er is de mogelijkheid om boetes met uitstel op te leggen [84](#page=84).
* **Administratieve schorsing of opheffing van toelating/vergunning en administratieve sluiting (artikel 45 GAS-wet):** [83](#page=83).
* **Alternatieve sancties:** Gemeenschapsdienst en bemiddeling [83](#page=83).
#### 2.7.4 Bestuurlijke verzegeling en dwangsom
Deze instrumenten versterken de afdwingbaarheid van bestuurlijke maatregelen [85](#page=85) [86](#page=86).
* **Bestuurlijke verzegeling:** Mogelijk bij sluiting door de burgemeester of het CBS. Inbreuken op de verzegeling kunnen via GAS worden gesanctioneerd [86](#page=86).
* **Bestuurlijke dwangsom:** De burgemeester kan een dwangsom opleggen om naleving van een bestuurlijke politie- of CBS-maatregel af te dwingen. De burgemeester maakt best een afweging tussen bestuursdwang (waarbij de gemeente de maatregel zelf uitvoert op kosten van de tegenpartij) en een bevel met dwangsom, afhankelijk van de aard van de maatregel en de noodzaak tot medewerking van de tegenpartij. Een dwangsom is mogelijk wanneer de burgemeester of het CBS een maatregel oplegt of heeft opgelegd [86](#page=86) [87](#page=87) [88](#page=88).
#### 2.7.5 GAS versus dwangsom
Wanneer een GAS-boete onvoldoende waarborgt dat een bevel wordt nageleefd, kan een dwangsom noodzakelijk zijn [89](#page=89).
---
# De actoren van lokale handhaving
Dit hoofdstuk belicht de verschillende lokale actoren die instaan voor de bestuurlijke handhaving en hun specifieke rollen en bevoegdheden.
## 3. De actoren van lokale handhaving
De lokale handhaving is een complex samenspel van verschillende bestuursorganen, elk met eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheden. De belangrijkste actoren zijn de gemeenteraad, het college van burgemeester en schepenen (CBS) en de burgemeester [26](#page=26).
### 3.1 De gemeenteraad
De gemeenteraad heeft bepaalde bevoegdheden die niet kunnen worden overgedragen aan het college van burgemeester en schepenen. Dit omvat onder andere [27](#page=27):
* De bevoegdheden die expliciet aan de gemeenteraad zijn toegewezen in de betreffende wetgeving [27](#page=27).
* Het vaststellen van gemeentelijke reglementen, met uitzondering van personeelsaangelegenheden, en het bepalen van de bijbehorende straffen en administratieve sancties [27](#page=27).
### 3.2 Het college van burgemeester en schepenen (CBS)
Het college van burgemeester en schepenen bezit diverse bevoegdheden, waaronder een aantal die relevant zijn voor handhavingstaken [28](#page=28).
#### 3.2.1 Bevoegdheden van het CBS
Belangrijke bevoegdheden van het CBS omvatten:
* Het aangaan van daden van beschikking over roerende goederen, met uitzondering van dadingen [28](#page=28).
* Het beheren van verhuring, concessie, pacht, en jacht- en visrechten langer dan negen jaar, hoewel de contractvoorwaarden door de gemeenteraad worden vastgesteld [28](#page=28).
* Het vertegenwoordigen van de gemeente in gerechtelijke en buitengerechtelijke aangelegenheden en het beslissen over het in rechte optreden van de gemeente [28](#page=28).
* De bevoegdheden inzake burgerlijke stand en politie over vertoningen [28](#page=28).
* Het opleggen van administratieve sancties conform de Nieuwe Gemeentewet [28](#page=28).
* De afpaling van gemeentewegen, in overeenstemming met rooilijnplannen [28](#page=28).
* Het afsluiten van afsprakennota's [28](#page=28).
#### 3.2.2 Het CBS als handhavingsactor
Het CBS speelt ook een directe rol in bestuurlijke handhaving:
* Het is bevoegd voor tijdelijke politieverordeningen op het wegverkeer [29](#page=29).
* Het kan, samen met het gemeentecollege, de schorsing, opheffing en sluiting van bepaalde inrichtingen opleggen, na een voorafgaande verwittiging. De gemeenteraad bepaalt hoe deze sancties worden meegedeeld [30](#page=30).
* Op voorstel van de burgemeester kan het CBS, of het gemeentecollege, op basis van integriteitsonderzoeken vestigings- of uitbatingsvergunningen voor publiek toegankelijke inrichtingen weigeren, schorsen of opheffen. Dit geldt zowel voor vergunde als niet-vergunde vestigingen, waarbij de beslissingen steeds gemotiveerd moeten zijn [31](#page=31).
### 3.3 De burgemeester
De burgemeester beschikt over aanzienlijke bestuurlijke politiebevoegdheden, die onderverdeeld kunnen worden in uitvoerende, verordenende, vorderende en informerende bevoegdheden [32](#page=32).
#### 3.3.1 Uitvoerende en verordenende bevoegdheden
De burgemeester is belast met de uitvoering van politiewetten, decreten, ordonnanties en verordeningen, en kan deze bevoegdheid gedeeltelijk overdragen aan een schepen. Hij is de verantwoordelijke overheid inzake bestuurlijke politie op het grondgebied van de gemeente [33](#page=33).
Meer specifiek heeft de gemeente, en daarmee de burgemeester, tot taak te zorgen voor een goede politie betreffende zindelijkheid, gezondheid, veiligheid en rust op openbare wegen, plaatsen en gebouwen. Dit omvat onder andere [34](#page=34):
* Veilig en vlot verkeer, reiniging, verlichting, opruiming van hindernissen en veiligheid van gebouwen [34](#page=34).
* Het tegengaan van inbreuken op de openbare rust, zoals nachtgerucht en verstoringen van de rust door samenscholingen [34](#page=34).
* Het handhaven van de orde op plaatsen waar veel mensen samenkomen, zoals markten en evenementen [35](#page=35).
* Toezicht op de correcte afmeting en hygiëne van verkochte waren [35](#page=35).
* Het nemen van maatregelen ter preventie van rampen en plagen, en het verlenen van hulp [35](#page=35).
* Het verhelpen van hinder door rondzwervende dieren [35](#page=35).
* Het nemen van maatregelen tegen alle vormen van openbare overlast, inclusief het uitvaardigen van politieverordeningen [35](#page=35).
> **Tip:** De voorbeelden van de taken van de burgemeester illustreren de breedte van zijn bevoegdheden, gaande van verkeersregeling en monumentenveiligheid tot het controleren van voedselhygiëne en het bestrijden van epidemieën [36](#page=36).
#### 3.3.2 Bijzondere bestuurlijke politiebevoegdheden
De burgemeester beschikt over specifieke bevoegdheden om in te grijpen:
* **Drugswet:** Na overleg met gerechtelijke overheden en indien noodzakelijk voor de openbare orde, kan de burgemeester een publiek toegankelijke inrichting sluiten bij ernstige aanwijzingen van illegale druggerelateerde activiteiten. Dit vereist de mogelijkheid voor de verantwoordelijke om zijn verdediging in te brengen. De maatregel moet binnen de eerstvolgende vergadering van het CBS of gemeentecollege worden bevestigd en kan maximaal zes maanden duren, tweemaal hernieuwbaar [38](#page=38).
* **Wet 'openingsuren':** De burgemeester kan nachtwinkels, privételecommunicatiebureaus en bepaalde vestigingseenheden sluiten die in overtreding handelen met gemeentelijke reglementen of beslissingen van het CBS [39](#page=39).
* **Wet brandveiligheid:** De burgemeester kan de voorlopige sluiting bevelen van inrichtingen die niet voldoen aan de voorgeschreven veiligheidsmaatregelen of de vereiste verzekering niet hebben afgesloten. De heropening is pas mogelijk na conformiteit [40](#page=40).
#### 3.3.3 Verordenende bevoegdheid in uitzonderlijke omstandigheden
In geval van oproer, kwaadwillige samenscholing, ernstige verstoring van de openbare rust of andere onvoorziene gebeurtenissen waarbij uitstel schade kan berokkenen, kan de burgemeester politieverordeningen maken. Deze moeten onverwijld aan de gemeenteraad worden voorgelegd en vervallen indien niet bekrachtigd door de raad in de eerstvolgende vergadering [41](#page=41).
> **Voorbeeld:** Een brand of een plots uitbrekende epidemie worden beschouwd als onvoorziene gebeurtenissen die de burgemeester de bevoegdheid geven om politieverordeningen uit te vaardigen. Een kermis of een carnavalsstoet zijn daarentegen geen onvoorziene gebeurtenissen in deze context [42](#page=42).
##### 3.3.3.1 Vormvereisten voor politieverordeningen van de burgemeester
De politieverordeningen van de burgemeester moeten aan formele vereisten voldoen:
* De gemeenteraad moet onverwijld, dus bij de eerstvolgende vergadering, in kennis worden gesteld [43](#page=43).
* De gemeenteraad moet de verordening bekrachtigen. Indien dit niet gebeurt, vervalt de verordening voor de toekomst, maar niet met terugwerkende kracht [43](#page=43).
Er kunnen zich twee situaties voordoen met betrekking tot de bekrachtiging door de gemeenteraad:
* Als de verordening nog van kracht is op het moment van de raadszitting, kan de gemeenteraad deze bekrachtigen, waardoor deze het karakter van een gemeentelijke politieverordening krijgt [44](#page=44).
* Als de verordening op dat moment niet meer van kracht is, neemt de gemeenteraad er enkel kennis van. Het heeft dan geen zin meer om ze te bekrachtigen [44](#page=44).
De burgemeester moet te allen tijde kunnen motiveren waarom hij de verordening heeft opgesteld en aantonen dat alle noodzakelijke voorwaarden vervuld waren om verordenend op te treden [44](#page=44).
---
# Integriteitsonderzoek en vergunningenbeleid
Dit deel behandelt de toepassing van integriteitsonderzoeken, met name in het kader van ondermijnende criminaliteit, en de rol van gemeentelijk vergunningenbeleid, zoals voor horeca en specifieke inrichtingen.
### 4.1 Gemeentelijk economisch vergunningenbeleid
Gemeenten kunnen op verschillende manieren omgaan met economisch vergunningenbeleid. Dit varieert van een minimale aanpak tot een beleidsmatige, proactieve benadering [47](#page=47).
#### 4.1.1 Scenario's voor vergunningenbeleid
* **Scenario 1: Minimale aanpak** [47](#page=47).
* Beperkt tot de verplichte uitvoering van vergunningen op basis van centrale regelgeving, zoals een drankvergunning [47](#page=47).
* **Scenario 2: Geïntegreerde aanpak** [47](#page=47).
* Bundeling van verschillende uitbatingsvoorwaarden tot één overkoepelende gemeentelijke vergunning [47](#page=47).
* **Scenario 3: Beleidsmatige aanpak** [47](#page=47).
* Gemeentelijk proactief vergunningenbeleid, inclusief een visie en structurele samenwerking met interne en externe partners zoals politie en handhaving [47](#page=47).
#### 4.1.2 De lokale praktijk: Horeca
Voor de horecasector spelen zowel de drankvergunning (volgens bijzondere regelgeving) als de horecavergunning (volgens gemeentelijke regelgeving) een rol [48](#page=48).
* **Drankvergunning:**
* Is verplicht en wordt door de gemeente verleend [48](#page=48).
* De gemeente voert controles uit op moraliteit en hygiëne [48](#page=48).
* **Horecavergunning:**
* Is optioneel [48](#page=48).
* De gemeente koppelt verschillende uitbatingsvoorwaarden, zoals de drankvergunning en brandveiligheid [48](#page=48).
* De gemeente voert controles uit en bepaalt de voorwaarden op basis van gemeentelijke regelgeving [48](#page=48).
* **Terrasvergunning:**
* Is optioneel [48](#page=48).
* De gemeente heeft volledige bevoegdheid met betrekking tot de inname van openbaar domein [48](#page=48).
#### 4.1.3 Voorbeeld uitbatingsvergunning: Antwerpen
In Antwerpen is een uitbatingsvergunning verplicht voor diverse publiek toegankelijke inrichtingen. De aanvraagprocedure omvat verschillende controles [49](#page=49) [50](#page=50):
* **Brandveiligheidscontrole:** Gebaseerd op brochures over brandveiligheidseisen [49](#page=49).
* **Spreidingsonderzoek:** De zaak moet voldoen aan afstandsregelingen uit het politiereglement en, indien van toepassing, in een winkelstraat gelegen zijn. Voor massagesalons en handcarwashes geldt deze winkelstraatverplichting niet altijd [49](#page=49).
* **Hygiëneonderzoek:** De zaak moet voldoen aan hygiënevoorwaarden uit de politiecodex [49](#page=49).
* **Moraliteitsonderzoek:** [49](#page=49).
* **Stedenbouwkundig onderzoek:** [49](#page=49).
* **Financieel onderzoek:** [49](#page=49).
Publiek toegankelijke inrichtingen waarvoor een uitbatingsvergunning vereist is, zijn onder andere: nachtwinkels, belwinkels, telecomwinkels, CBD-winkels, club-vzw's, shishabars, seksinrichtingen met pornografische vertoningen, handcarwashes in woongebied, en massagesalons [50](#page=50).
#### 4.1.4 Voorbeeld horecavergunning: Stad Genk
Bij het aanvragen van een horecavergunning in Genk, dient men onder andere een overzicht te verstrekken van alle betrokken (rechts)personen met hun naam, voornaam, nationaliteit, arbeidsstatuut en een kopie van de identiteitskaart. Tevens kan bewijs van aansluiting/aangifte bij sociale zekerheid vereist zijn [51](#page=51).
Na ontvankelijkverklaring van het dossier, start een administratief onderzoek dat onder andere omvat:
* Omgevingsonderzoek (stedenbouw en milieu) [52](#page=52).
* Brandveiligheidsonderzoek [52](#page=52).
* Hygiëneonderzoek [52](#page=52).
* Moraliteitsonderzoek [52](#page=52).
* Fiscaalrechtelijk onderzoek [52](#page=52).
* Onderzoek naar exploitant (eerdere betrokkenheid bij bestuurlijke maatregel of gemeentelijke administratieve sanctie) [52](#page=52).
### 4.2 Wet bestuurlijke handhaving en integriteitsonderzoek
De wet bestuurlijke handhaving biedt instrumenten om ondermijnende criminaliteit aan te pakken, waarbij integriteitsonderzoeken een centrale rol spelen [53](#page=53) [54](#page=54).
#### 4.2.1 Begripsafbakening
* **Ondermijnende criminaliteit:** Criminaliteit die voortkomt uit strafbare feiten zoals bedoeld in artikel 119ter, § 10, vijfde lid, NGW. Deze criminaliteit schaadt maatschappelijke structuren of het vertrouwen daarin, en kan leiden tot maatschappelijke en/of economische ontwrichting [54](#page=54).
* **Integriteitsonderzoek (IO):** Een onderzoek dat door de gemeente wordt uitgevoerd met betrekking tot de vestiging of uitbating van publiek toegankelijke inrichtingen waar economische activiteiten plaatsvinden. Het doel is ondermijnende criminaliteit tegen te gaan, conform artikel 119ter NGW [54](#page=54).
#### 4.2.2 Concrete casus: Barbiers in gemeente X
In een landelijke gemeente met vier barbiers, waar geen lokaal vergunningenbeleid van kracht is, bestaan er vermoedens van één malafide uitbating. De burgemeester wenst de integriteit van de uitbaters te controleren via een integriteitsonderzoek op basis van artikel 119ter NGW [56](#page=56).
##### 4.2.2.1 Voorwaarden voor een integriteitsonderzoek
Een voorwaarde voor het integriteitsonderzoek is een politieverordening op grond van artikel 119ter NGW [57](#page=57).
* **Opname in KB:** De betreffende economische sector (barbiers) dient als zodanig opgenomen te zijn in het Koninklijk Besluit (na risicoanalyse door DIOB) [57](#page=57).
* **Lokale risicoanalyse en motivering:** De gemeente moet, na motivering en lokale risicoanalyse, barbiers opnemen in de politieverordening als een economische sector die vatbaar is voor ondermijnende criminaliteit. Dit kan zelfs met geografische differentiatie. Hierdoor wordt een integriteitsonderzoek mogelijk tegen iedere persoon die feitelijk of juridisch belast is met de uitbating [57](#page=57).
##### 4.2.2.2 Gevolgen van de politieverordening
Als gevolg van de politieverordening worden alle barbiers binnen een redelijke termijn, zoals bepaald in de verordening, onderworpen aan een integriteitsonderzoek onder de verantwoordelijkheid van de burgemeester. De burgemeester moet voor elke uitbater een individueel besluit tot opstart van het IO nemen en de betrokkene hiervan op de hoogte stellen [58](#page=58).
##### 4.2.2.3 Uitvoering van het integriteitsonderzoek
Het integriteitsonderzoek dient binnen 50 dagen te worden afgerond [58](#page=58).
* **Centraal register:** Het centraal register van integriteitsonderzoeken MOET worden geraadpleegd (HIT/NO HIT) [58](#page=58).
* **Andere bronnen:** Lokale politie of gemeentelijke databanken zijn facultatief, maar kunnen bevraagd worden. ARIEC kan hier een belangrijke rol spelen met politionele en gerechtelijke informatie [58](#page=58).
* **DIOB:** De burgemeester kan met motivering direct contact opnemen met DIOB [58](#page=58).
##### 4.2.2.4 Gevolgen na het integriteitsonderzoek
* **NO HIT:** Indien er geen negatieve bevindingen zijn in het register, kunnen de drie barbiers groen licht krijgen en kan een positieve beslissing van het Centraal Bureau voor Strafrechtelijk Beleid (CBS) volgen [59](#page=59).
* **HIT en andere negatieve informatie:** Bij een HIT-resultaat en eventueel andere negatieve informatie uit andere bronnen, krijgt een barbier een oranje of rood licht [59](#page=59).
##### 4.2.2.5 Vervolgprocedure na negatieve bevindingen
* **Positieve beslissing voor de meeste barbiers:** De drie barbiers kunnen hun werk voortzetten [60](#page=60).
* **Maatregel tegen één barbier:** Op basis van het voorstel van de burgemeester en ingewonnen informatie, kan het CBS besluiten tot sluiting van de zaak van de betreffende barbier [60](#page=60).
* **Advies DIOB:** Het advies van DIOB is verplicht, maar niet bindend. De gemeente kan een maatregel motiveren op basis van eigen informatie [60](#page=60).
* **CBS-beslissing:** Het CBS kan, mits motivering, afwijken van het advies van DIOB [60](#page=60).
* **Beslissing tot opheffing of schorsing:** Het CBS informeert de betrokkene over de beslissing en het advies van DIOB. De uitvoering van de beslissing vindt plaats na een hoorzitting en na een termijn van 15 dagen [60](#page=60).
#### 4.2.3 Impact van een bestaand lokaal vergunningenbeleid
Indien er een lokaal vergunningenbeleid van toepassing is (bijvoorbeeld een uitbatingsvergunning voor handcarwashes), biedt dit aanvullende mogelijkheden [61](#page=61).
* **Proactieve tegenhouding:** Uitbatingen kunnen "aan de poort" worden tegengehouden als ze niet voldoen aan de vergunningsvoorwaarden [61](#page=61).
* **Verlies van vergunning:** Bestaande uitbatingen kunnen hun vergunning verliezen op basis van louter integriteitskwesties onder de nieuwe wet. Het CBS kan de vergunning schorsen of opheffen [61](#page=61).
> **Tip:** Een goed uitgewerkt gemeentelijk vergunningenbeleid (Scenario 3) biedt de meeste mogelijkheden om proactief ondermijnende criminaliteit te bestrijden door integriteitsonderzoeken te integreren in de vergunningsaanvraagprocedures [47](#page=47) [61](#page=61).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Regelgeving | Het proces van het opstellen van algemene, verbindende regels of voorschriften die bedoeld zijn om het gedrag van burgers, bedrijven en overheden te beïnvloeden. Dit omvat wetten, decreten, politiereglementen en vergunningsbesluiten. |
| Handhaving | Het sluitstuk van regelgeving, waarbij handhavende instanties optreden nadat regels zijn vastgesteld om ervoor te zorgen dat deze regels hun doel bereiken en het gewenste gedrag wordt vertoond. |
| Rechtshandhaving | Het specifieke aspect van handhaving dat gericht is op het doen naleven van rechtsregels, zoals verkeersregels, milieurecht, parkeerbeleid en brandveiligheidsnormen. |
| Lokale handhaving | De handhaving die plaatsvindt op gemeentelijk niveau, vaak gebaseerd op lokale regelgeving zoals politiereglementen, en die gericht is op het waarborgen van de openbare orde. |
| Openbare orde | Een concept dat doorgaans drie componenten omvat: openbare rust (afwezigheid van wanorde), openbare veiligheid (afwezigheid van gevaar) en openbare gezondheid (hygiëne en leefmilieu). Sinds 1999 wordt hier ook openbare overlast aan toegevoegd. |
| Lokale bestuurlijke ordehandhaving | Het geheel van preventieve en repressieve bevoegdheden die aan lokale besturen zijn toegekend om op te treden ter bescherming van de openbare orde, gebaseerd op wetten, decreten of ordonnanties. |
| Privaatrechtelijke handhaving | Een vorm van handhaving die zich richt op geschillen tussen private partijen, zoals burenruzies, waarvoor de vrederechter bevoegd is. |
| Strafrechtelijke handhaving | De handhaving die gericht is op het vaststellen van misdrijven en het doorverwijzen naar het parket en de strafrechter voor berechting. |
| Bestuurlijke handhaving | Een algemene categorie van handhaving die plaatsvindt op basis van bestuursrechtelijke bevoegdheden, in tegenstelling tot strafrechtelijke of privaatrechtelijke procedures. |
| Gemeentelijke administratieve sancties (GAS) | Sancties die gemeenten kunnen opleggen voor overtredingen van gemeentelijke reglementen, zoals administratieve geldboetes, schorsing of intrekking van vergunningen, en sluiting van inrichtingen. |
| Bestuurlijke politiebevoegdheid | De bevoegdheid van lokale besturen om maatregelen te nemen ter handhaving van de openbare orde, onderverdeeld in algemene (breed toepasbaar) en bijzondere (specifiek gereguleerde domeinen) politiebevoegdheden. |
| Verordenende bevoegdheid | De bevoegdheid om verordeningen (regels) op te stellen. Voor de burgemeester is dit specifiek geregeld in geval van oproer, samenscholing of andere onvoorziene gebeurtenissen. |
| Integriteitsonderzoek (IO) | Een onderzoek ingesteld door de gemeente naar de integriteit van personen die betrokken zijn bij de vestiging of uitbating van publiek toegankelijke inrichtingen, bedoeld om ondermijnende criminaliteit tegen te gaan. |
| Ondermijnende criminaliteit | Criminaliteit die voortkomt uit strafbare feiten en die maatschappelijke structuren of het vertrouwen daarin schaadt, met potentiële maatschappelijke en economische ontwrichting tot gevolg. |
| Bestuurlijke dwangsom | Een financiële sanctie die kan worden opgelegd door de burgemeester of het college van burgemeester en schepenen om de naleving van een opgelegde bestuurlijke maatregel af te dwingen. |
| Politieverordening | Een verordening die door de burgemeester kan worden opgesteld in uitzonderlijke omstandigheden om de openbare orde te handhaven. Deze verordeningen moeten door de gemeenteraad worden bekrachtigd. |
| Uitbatingsvergunning | Een vergunning die vereist is voor de uitbating van bepaalde publiek toegankelijke inrichtingen, vaak met specifieke voorwaarden op het gebied van brandveiligheid, hygiëne, moraliteit en stedenbouw. |
| GAS-boete | Een administratieve geldboete die kan worden opgelegd door gemeenten voor specifieke overtredingen, zoals vastgelegd in de GAS-wet. |
| Bestuursdwang | Een procedure waarbij de gemeente een maatregel zelf uitvoert op kosten van de overtreder, wanneer medewerking van de overtreder niet gegarandeerd is of de situatie dringend is. |
Cover
gastcollege Björn Cools 29102025_lokale handhaving UGent.pdf
Summary
# Situering en begrippenkader van lokale handhaving
Dit document introduceert de concepten regelgeving en handhaving en plaatst lokale handhaving binnen dit kader door de definitie, de reikwijdte en de grenzen van lokale bestuurlijke handhaving te verkennen.
## 1. Situering en begrippenkader van lokale handhaving
### 1.1 Regelgeving en handhaving
Regelgeving omvat het opstellen van algemene, verbindende regels die gericht zijn op het beïnvloeden van het gedrag van burgers, bedrijven en overheden. Dit kan variëren van wetten en decreten tot lokale politiereglementen en het verlenen van vergunningen. Handhaving is onlosmakelijk verbonden met regelgeving en wordt beschouwd als het sluitstuk ervan. Het doel van handhaving is ervoor te zorgen dat de regelgeving haar beoogde doel bereikt, namelijk het gewenste gedrag. Rechtshandhaving, een vorm van handhaving, is specifiek gericht op het doen naleven van rechtsregels, zoals verkeersregels, milieurecht, parkeerbeleid en brandveiligheidsnormen [4](#page=4).
### 1.2 Lokale handhaving via lokale regelgeving
Lokale handhaving vindt plaats via lokale regelgeving, waarbij de gemeenteraad bevoegd is om gemeentelijke reglementen van inwendig bestuur en politieverordeningen op te stellen. De gemeenteraad kan ook gemeentelijke administratieve straffen en sancties opleggen conform de wet van 24 juni 2013 [5](#page=5).
### 1.3 Openbare orde
Het begrip openbare orde bestaat uit drie kerncomponenten:
1. **Openbare rust:** de afwezigheid van wanorde en onlusten op openbare plaatsen [6](#page=6).
2. **Openbare veiligheid:** de afwezigheid van gevaarlijke toestanden voor personen en goederen [6](#page=6).
3. **Openbare gezondheid:** de afwezigheid van ziekten door de handhaving van hygiëne en het vrijwaren van een kwalitatief leefmilieu [6](#page=6).
Sinds 1999 is hier ook het aspect van openbare overlast aan toegevoegd [6](#page=6).
### 1.4 Lokale bestuurlijke ordehandhaving
Lokale bestuurlijke ordehandhaving omvat het geheel van preventieve en repressieve bevoegdheden die lokale besturen krijgen toegekend om op te treden ter bescherming van de openbare orde. Dit gebeurt via wettelijke, decretaal of ordonnantie-bepaalde instrumenten [7](#page=7).
> **Tip:** Lokale bestuurlijke handhaving is een cruciaal instrument voor gemeenten om de leefbaarheid en veiligheid op hun grondgebied te garanderen [8](#page=8) [9](#page=9).
### 1.5 Vormen van handhaving
Er kunnen drie hoofdvormen van handhaving worden onderscheiden:
1. **Privaatrechtelijke handhaving:** Dit omvat geschillen tussen buren die voorgelegd kunnen worden aan de vrederechter [10](#page=10).
2. **Strafrechtelijke handhaving:** Hierbij worden misdrijven vastgesteld en behandeld door het parket en de strafrechter [10](#page=10).
3. **Bestuurlijke handhaving:** Dit is de focus van dit document en betreft maatregelen die door het bestuur worden genomen [10](#page=10).
#### 1.5.1 Gemeentelijke bestuurlijke handhaving
Gemeentelijke bestuurlijke handhaving bestaat uit reglementaire of bestuurlijke maatregelen op gemeentelijk niveau om de openbare orde te vrijwaren en te herstellen [11](#page=11).
**Reglementaire maatregelen** omvatten bijvoorbeeld terrasreglementen en uitbatingsvergunningen voor bepaalde inrichtingen [11](#page=11).
**Bestuurlijke maatregelen door de burgemeester** kunnen zeer divers zijn, zoals het verbieden van betogingen, het opleggen van voorwaarden, het wegslepen van voertuigen, het sluiten van cafés of nachtwinkels, het opleggen van een plaatsverbod, het in beslag laten nemen van voertuigen of het opleggen van een bestuurlijke dwangsom [12](#page=12).
### 1.6 Algemene en bijzondere bestuurlijke politiebevoegdheid
De bestuurlijke politiebevoegdheid kan worden onderverdeeld in twee categorieën:
* **Algemene bestuurlijke politiebevoegdheid:** Deze is gebaseerd op algemene wetten, zoals artikel 135, §2 NGW, en heeft tot doel de openbare orde in het algemeen te vrijwaren. Dit is een verplichte bevoegdheid die de gemeente heeft met oog op de vrijwaring van de openbare orde. Het betreft een discretionaire bevoegdheid, wat betekent dat de gemeente maatregelen kan nemen in situaties zoals samenscholingen, agressieve honden of gasgeur [13](#page=13).
* **Bijzondere bestuurlijke politiebevoegdheid:** Deze is gebaseerd op bijzondere wetten of specifieke bepalingen in de NGW. Het doel is het beperken van een welbepaalde activiteit of het doen ophouden van een welbepaalde wanorde, gericht op de vrijwaring van de openbare orde in specifieke domeinen. Dit is een gebonden bevoegdheid [13](#page=13).
> **Opgelet:** Voorrang gaat steeds uit naar bijzondere wetgeving [13](#page=13).
### 1.7 Strafrechtelijke versus administratiefrechtelijke handhaving
Gemeenten hebben de keuze tussen strafrechtelijke en administratiefrechtelijke handhaving voor inbreuken op hun reglementen.
#### 1.7.1 Strafrechtelijk handhaven (politiestraf)
Strafrechtelijk handhaven door de gemeente zou resulteren in een politiestraf, die een geldboete van één euro tot maximaal tweeëntwintig euro (vermenigvuldigd met de opdeciemen) of een gevangenisstraf van één tot zeven dagen kan zijn. In dit scenario draagt de gemeente de handhaving van inbreuken over aan het parket en de politierechtbank. Het bestraffen van inbreuken op gemeentelijke politieverordeningen is echter voor het parket geen prioriteit meer en is daardoor eerder een theoretische mogelijkheid dan een praktijk [15](#page=15).
#### 1.7.2 Administratiefrechtelijk handhaven
Administratiefrechtelijk handhaven houdt in dat de gemeenteraad in haar politiereglementen bepaalt welke inbreuken worden bestraft met een administratieve sanctie. De gemeente is dan zelf verantwoordelijk voor de handhaving van haar politiereglementen [16](#page=16).
De gemeenteraad kan vier types administratieve sancties bepalen:
1. **Administratieve geldboete:** Maximaal éénhonderdvijfenzeventig of vijfhonderd euro, afhankelijk van of de overtreder minderjarig of meerderjarig is [17](#page=17).
2. **Administratieve schorsing:** Van een door de gemeente afgeleverde toelating of vergunning [17](#page=17).
3. **Administratieve intrekking:** Van een door de gemeente afgeleverde toelating of vergunning [17](#page=17).
4. **Tijdelijke of definitieve administratieve sluiting:** Van een inrichting [17](#page=17).
### 1.8 De verplichting tot handhaving voor de gemeente
Artikel 135, §2 NGW draagt de gemeenten formeel de algemene bestuurlijke politiebevoegdheid op. Dit is een dwingende opdracht; de gemeente móet optreden als een bestuurlijke politieoverheid en instaan voor de bestuurlijke handhaving [18](#page=18).
> **Tip:** De verplichting tot handhaving is een fundamentele taak van het lokale bestuur [18](#page=18).
### 1.9 Grenzen van bestuurlijke lokale handhaving
Bestuurlijke lokale handhaving is niet onbegrensd en kent diverse beperkingen:
* **Wettelijke grondslag en bevoegdheid:** De handhaving moet een wettelijke basis hebben en de gemeente moet bevoegd zijn, met inachtneming van het begrip openbare orde. Voorbeelden hiervan zijn handhaving met betrekking tot drones, openbare dronkenschap, begraafplaatsen en jacht [19](#page=19).
* **Fundamentele rechten en vrijheden:** De Grondwet waarborgt fundamentele rechten zoals het eigendomsrecht en de vrijheid van vereniging en vergadering. Een burgemeester kan bijvoorbeeld niet zomaar alle bijeenkomsten of betogingen verbieden, omdat dit de vrijheid van vereniging zou schenden. Een absoluut verbod op geoorloofde activiteiten is onwettig. Een burgemeester kan wel een specifieke betoging verbieden indien deze een gevaar oplevert voor de openbare orde [20](#page=20).
* **Materiële openbare orde:** De handhaving is beperkt tot de materiële openbare orde en niet tot de morele openbare orde. De aanwezigheid van minderjarigen in een dancing wordt bijvoorbeeld beschouwd als een kwestie van morele openbare orde [21](#page=21).
* **Voorrang van bijzondere wetgeving:** Indien een specifieke aangelegenheid wordt geregeld door bijzondere wetgeving (zoals de Drugswet, de Kansspelwet, de wet openingsuren), kan de gemeente niet meer optreden op basis van artikel 135, §2 NGW, tenzij die wetgeving expliciet of impliciet ruimte laat voor gemeentelijk optreden [22](#page=22).
* **Grondgebied van de gemeente:** In principe kan de gemeente haar politiebevoegdheid enkel uitoefenen op het openbaar domein. Er is een onderscheid tussen de openbare weg en publiek toegankelijke plaatsen. Echter, volgens de Raad van State zijn gemeenten ook bevoegd op privaat domein indien daar verstoringen van de veiligheid, rust of gezondheid optreden of dreigen voor te doen [23](#page=23).
* **Discretionaire bevoegdheid en proportionaliteit:** Hoewel de bestuurlijke politiebevoegdheid discretionair is, wat betekent dat de gemeente alle nodige maatregelen kan nemen om het door de wet gestelde doel te bereiken, is de gemeente niet volledig vrij in de keuze van haar middelen. De genomen maatregel moet proportioneel zijn. Een algemeen of permanent verbod op geoorloofde activiteiten is onwettelijk [24](#page=24).
### 1.10 Strijd met hogere regelgeving
Wanneer lokale reglementering in strijd is met hogere regelgeving, zijn er verschillende mechanismen:
* **Buiten toepassing laten:** Elke rechter, inclusief rechters van administratieve rechtscolleges, moet een dergelijke verordening buiten toepassing laten op basis van artikel 159 van de Grondwet. Dit artikel stelt dat hoven en rechtbanken besluiten en verordeningen alleen toepassen voor zover ze met de wetten overeenstemmen [25](#page=25).
* **Vernietiging door toezichthoudende overheid:** De toezichthoudende overheid kan de politieverordening vernietigen, met toepassing van de regels van het bestuurlijk toezicht [25](#page=25).
* **Annulatieberoep bij de Raad van State:** Er kan een annulatieberoep tot nietigverklaring worden ingesteld tegen de politieverordening bij de Raad van State [25](#page=25).
---
# Bevoegdheden van lokale handhavingsactoren
Dit deel analyseert de specifieke bevoegdheden van de gemeenteraad, het college van burgemeester en schepenen, en de burgemeester met betrekking tot handhaving [26](#page=26).
### 2.1 De gemeenteraad
De gemeenteraad behoudt bepaalde bevoegdheden die niet kunnen worden overgedragen aan het college van burgemeester en schepenen. Dit omvat onder andere de aan de gemeenteraad toegewezen bevoegdheden in specifieke afdelingen, het vaststellen van gemeentelijke reglementen (buiten personeelsaangelegenheden) en het bepalen van straffen en administratieve sancties bij overtreding ervan [27](#page=27).
### 2.2 Het college van burgemeester en schepenen (CBS)
Het college van burgemeester en schepenen (CBS) beschikt over diverse bevoegdheden, waaronder daden van beschikking over roerende goederen (met uitzondering van dadingen), verhuur, concessie, pacht en jacht- en visrechten van meer dan negen jaar. Tevens vertegenwoordigt het CBS de gemeente in gerechtelijke en buitengerechtelijke gevallen en neemt het beslissingen over het in rechte optreden namens de gemeente. Het CBS is ook bevoegd voor de burgerlijke stand, de politie over vertoningen, het opleggen van administratieve sancties en de afpaling van gemeentewegen [28](#page=28).
#### 2.2.1 CBS als handhavingsactor
Het CBS is specifiek bevoegd voor tijdelijke politieverordeningen op het wegverkeer. Daarnaast legt het CBS, of het gemeentecollege, schorsingen, opheffingen en sluitingen op conform artikel 4, § 1, 2° tot 4° van de GAS-wet, nadat de overtreder een voorafgaande verwittiging heeft ontvangen. De gemeenteraad bepaalt de wijze waarop deze sancties ter kennis worden gebracht [29](#page=29) [30](#page=30).
Verder kan het CBS, op voorstel van de burgemeester, een vestigings- of uitbatingsvergunning weigeren, schorsen of opheffen op basis van integriteitsonderzoeken, met betrekking tot publiek toegankelijke inrichtingen. Dit geldt zowel voor inrichtingen die een vergunning vereisen als voor inrichtingen waarvoor geen vergunning nodig is, waarbij in dat laatste geval het CBS de inrichting kan sluiten. De beslissingen tot weigering, schorsing of opheffing moeten gemotiveerd worden [31](#page=31).
### 2.3 De burgemeester
De burgemeester beschikt over bestuurlijke politiebevoegdheden op basis van de artikelen 133 en 135 van de Nieuwe Gemeentewet. Deze bevoegdheden omvatten een uitvoerende, verordenende, vorderende en informerende component [32](#page=32).
#### 2.3.1 Bevoegdheden volgens artikel 133 NGW
Volgens artikel 133 van de Nieuwe Gemeentewet is de burgemeester belast met de uitvoering van politiewetten, decreten, ordonnanties, verordeningen en besluiten. Hij kan deze bevoegdheid onder zijn verantwoordelijkheid geheel of gedeeltelijk overdragen aan een schepen. Onverminderd andere bevoegdheden is de burgemeester de verantwoordelijke overheid inzake bestuurlijke politie op het grondgebied van de gemeente [33](#page=33).
#### 2.3.2 Bevoegdheden volgens artikel 135 NGW
Artikel 135, § 2 van de Nieuwe Gemeentewet stelt dat gemeenten instaan voor een goede politie betreffende zindelijkheid, gezondheid, veiligheid en rust op openbare wegen, plaatsen en gebouwen. Specifieke politiezaken die aan de waakzaamheid en het gezag van de gemeenten zijn toevertrouwd, zijn onder meer [34](#page=34):
* Veilig en vlot verkeer op openbare wegen, inclusief reiniging, verlichting, opruiming van hindernissen, sloop of herstel van bouwvallige gebouwen, en het verbod op voorwerpen die schade kunnen veroorzaken of schadelijke uitwasemingen kunnen teweegbrengen [34](#page=34).
* Het tegengaan van inbreuken op de openbare rust, zoals vechtpartijen, twisten met volksoploop, tumult in openbare vergaderingen, nachtgerucht en nachtelijke samenscholingen [34](#page=34).
* Het handhaven van de orde op plaatsen waar veel mensen samenkomen, zoals markten, vermakelijkheden, plechtigheden, vertoningen, spelen, drankgelegenheden, kerken en andere openbare plaatsen [35](#page=35).
* Toezicht op de juiste toemeting bij het slijten van waren en op de hygiëne van openbaar te koop gestelde eetwaren [35](#page=35).
* Het nemen van passende maatregelen om rampen en plagen (zoals brand, epidemieën en epizoötieën) te voorkomen en hulp te verlenen [35](#page=35).
* Het verhelpen van hinderlijke voorvallen met rondzwervende, kwaadaardige of woeste dieren [35](#page=35).
* Het nemen van nodige maatregelen, inclusief politieverordeningen, om alle vormen van openbare overlast tegen te gaan [35](#page=35).
> **Voorbeelden van burgemeesterlijke handhavingsbevoegdheden:**
> * Openbare veiligheid: verkeersregeling, opruimen van hinderlijke situaties, herstellen/slopen van gevaarlijke gebouwen [36](#page=36).
> * Openbare rust: aanpakken van nachtelijke geluidsoverlast, vechtpartijen, samenscholingen [36](#page=36).
> * Orde op publieke evenementen: markten, festivals, evenementen, plechtigheden [36](#page=36).
> * Hygiëne en gezondheid: controle van voedingswaren, bestrijden van epidemieën [36](#page=36).
> * Voorkomen van rampen en plagen: brand, epidemieën, loslopende gevaarlijke dieren [36](#page=36).
> * Openbare overlast: wildplassen, hondenpoep, storende gedragingen [36](#page=36).
#### 2.3.3 Bijzondere bestuurlijke politiebevoegdheden
De burgemeester heeft specifieke bestuurlijke politiebevoegdheden, zoals het sluiten van een publiek toegankelijke inrichting indien er ernstige aanwijzingen zijn van illegale activiteiten met betrekking tot drugs of andere psychotrope stoffen. Dit is enkel mogelijk na verhoor van de verantwoordelijke en de maatregel moet bevestigd worden door het college van burgemeester en schepenen of gemeentecollege. De sluiting kan maximaal zes maanden duren, tweemaal hernieuwbaar [38](#page=38).
Daarnaast kan de burgemeester de sluiting bevelen van nachtwinkels, private telecommunicatiebureaus en bepaalde vestigingseenheden die in overtreding zijn met gemeentelijke reglementen of beslissingen van het college. Hij kan tevens de voorlopige sluiting bevelen van inrichtingen die niet voldoen aan de voorgeschreven brandveiligheidsmaatregelen of waarvoor de vereiste verzekering ontbreekt [39](#page=39) [40](#page=40).
#### 2.3.4 Verordenende bevoegdheid van de burgemeester
In geval van oproer, kwaadwillige samenscholingen, ernstige verstoringen van de openbare rust of andere onvoorziene gebeurtenissen waarbij uitstel gevaar of schade zou kunnen opleveren, kan de burgemeester politieverordeningen maken. Hij moet de gemeenteraad hierover onverwijld informeren en de redenen opgeven waarom hij niet tot de raad is gewend. Deze verordeningen vervallen direct indien ze niet door de raad worden bekrachtigd in de eerstvolgende vergadering [41](#page=41).
> **Uitzonderlijke omstandigheden voor verordeningen:**
> Het moet gaan om een abnormale situatie zoals oproer, kwaadwillige samenscholingen (met intentie tot verstoring van de openbare orde) of onvoorziene gebeurtenissen zoals brand of een plots uitbrekende epidemie. Gewone samenkomsten, kermissen, carnavalsstoeten of heropeningen van terrassen vallen hier niet onder [42](#page=42).
> **Vormvereisten voor politieverordeningen van de burgemeester:**
> * Onverwijlde kennisgeving aan de gemeenteraad bij de eerstvolgende vergadering [43](#page=43).
> * Bekrachtiging door de gemeenteraad. Zonder bekrachtiging vervallen de verordeningen voor de toekomst, niet met terugwerkende kracht [43](#page=43).
Twee situaties kunnen zich voordoen bij de bekrachtiging door de gemeenteraad:
* Als de verordening nog van kracht is, kan de gemeenteraad deze bekrachtigen, waardoor deze het karakter van een gemeentelijke politieverordening krijgt [44](#page=44).
* Als de verordening niet meer van kracht is, neemt de gemeenteraad er kennis van. De burgemeester moet motiveren waarom hij in plaats van de raad heeft verordend en aantonen dat de noodzakelijke voorwaarden vervuld waren [44](#page=44).
---
# Andere lokale handhavingsinstrumenten en beleid
Dit deel van de studiehandleiding behandelt aanvullende lokale handhavingsinstrumenten en beleidsvormen die gemeenten ter beschikking staan om de openbare orde en veiligheid te handhaven, met specifieke aandacht voor het economisch vergunningenbeleid, integriteitsonderzoeken en gemeentelijke administratieve sancties (GAS) [45](#page=45) [76](#page=76).
### 3.1 Gemeentelijk economisch vergunningenbeleid
Het gemeentelijk economisch vergunningenbeleid evolueert van een minimale aanpak naar een meer geïntegreerde en beleidsmatige benadering [47](#page=47).
#### 3.1.1 Scenario's voor gemeentelijk vergunningenbeleid
Er worden drie scenario's onderscheiden:
* **Minimale aanpak:** Beperkt tot de verplichte uitvoering van vergunningen op basis van centrale regelgeving, zoals een drankvergunning [47](#page=47).
* **Geïntegreerde aanpak:** Bundelt verschillende uitbatingsvoorwaarden tot één overkoepelende gemeentelijke vergunning [47](#page=47).
* **Beleidsmatige aanpak:** Omvat een proactief gemeentelijk vergunningenbeleid met een eigen visie en structurele samenwerking met interne en externe partners zoals de politie en andere handhavingsinstanties [47](#page=47).
#### 3.1.2 Toepassing in de horecasector
In de horecasector ziet men een samenspel tussen de verplichte drankvergunning en optionele gemeentelijke vergunningen zoals de horeca- en terrasvergunning [48](#page=48).
* **Drankvergunning:** Wordt door de gemeente afgeleverd en de gemeente voert controles uit op moraliteit en hygiëne [48](#page=48).
* **Horecavergunning:** Koppelt verschillende uitbatingsvoorwaarden (drankvergunning, brandveiligheid, etc.) en wordt door de gemeente uitgevoerd, waarbij de gemeente de voorwaarden bepaalt op basis van gemeentelijke regelgeving [48](#page=48).
* **Terrasvergunning:** De gemeente heeft hier de volledige bevoegdheid, met name voor de inname van openbaar domein [48](#page=48).
#### 3.1.3 Voorbeeld uitbatingsvergunning in Antwerpen
Antwerpen vereist een uitbatingsvergunning voor specifieke publiek toegankelijke inrichtingen, waaronder nachtwinkels, belwinkels, telecomwinkels, CBD-winkels, club-vzw's, shishabars, seksinrichtingen met pornografische vertoningen, handcarwashes in woongebieden en massagesalons. Om deze vergunning te verkrijgen, moet de aanvrager voldoen aan diverse controles, zoals brandveiligheid, spreidingsonderzoek (afstandsregeling), hygiëne, moraliteit, stedenbouwkundige aspecten en een financieel onderzoek [49](#page=49) [50](#page=50).
#### 3.1.4 Voorbeeld horecavergunning in Genk
De stad Genk vraagt bij een horecavergunning een overzicht van alle betrokken personen met hun persoonlijke gegevens, nationaliteit, arbeidsstatuut en een kopie van hun identiteitskaart. Na ontvankelijkheid van het dossier volgt een administratief onderzoek dat omvat: een omgevingsonderzoek (stedenbouw en milieu), brandveiligheidsonderzoek, hygiëneonderzoek, moraliteitsonderzoek, fiscaalrechtelijk onderzoek en een onderzoek naar de exploitant zelf (inclusief eerdere betrokkenheid bij bestuurlijke maatregelen of GAS-sancties) [51](#page=51) [52](#page=52).
### 3.2 Integriteitsonderzoek
De wet bestuurlijke handhaving biedt nieuwe mogelijkheden voor integriteitsonderzoeken, met name gericht op ondermijnende criminaliteit [53](#page=53).
#### 3.2.1 Definities
* **Ondermijnende criminaliteit:** Criminaliteit die voortkomt uit strafbare feiten (art. 119ter, § 10, vijfde lid, NGW) die maatschappelijke structuren of het vertrouwen daarin schaadt, leidend tot maatschappelijke en/of economische ontwrichting [54](#page=54).
* **Integriteitsonderzoek (IO):** Een onderzoek door de gemeente, bedoeld in artikel 119ter NGW, met betrekking tot de vestiging of uitbating van publiek toegankelijke inrichtingen. Het doel is ondermijnende criminaliteit tegen te gaan [54](#page=54).
#### 3.2.2 Concrete casus: Barbiers
In een landelijke gemeente X met vier barbiers en zonder lokaal vergunningenbeleid, bestaat het vermoeden van één malafide uitbating. De burgemeester wil optreden door de integriteit van de uitbaters te checken via een integriteitsonderzoek, conform artikel 119ter NGW [56](#page=56).
* **Voorwaarde:** Een politieverordening op grond van art. 119ter NGW is vereist. De barbiers moeten, na risicoanalyse door DIOB, opgenomen zijn in de politieverordening als economische sector die vatbaar is voor ondermijnende criminaliteit. Dit kan ook met geografische differentiatie [57](#page=57).
* **Gevolg:** Alle barbiers kunnen aan een IO worden onderworpen onder gezag van de burgemeester. De burgemeester moet voor elke uitbater een individueel besluit tot opstart van het IO nemen en deze informeren. Het IO dient binnen 50 dagen te worden afgerond [58](#page=58).
* **Proces IO:** Het centraal register van integriteitsonderzoeken moet geraadpleegd worden (HIT/NO HIT). Lokale politie- en gemeentelijke databanken kunnen facultatief bevraagd worden; ARIEC kan hierbij een rol spelen. De burgemeester kan met motivering ook direct naar DIOB [58](#page=58).
#### 3.2.3 Gevolgen na Integriteitsonderzoek
* **NO HIT:** Indien er geen negatieve informatie is, krijgen de barbiers groen licht, wat resulteert in een positieve beslissing van het CBS (Centraal Bureau voor de Staatsveiligheid) [59](#page=59).
* **HIT & Negatieve informatie:** Indien er een HIT is en/of andere negatieve informatie uit diverse bronnen, kan dit leiden tot een oranje of rood licht voor de betreffende barbier [59](#page=59).
#### 3.2.4 Vervolgprocedure bij een negatief resultaat
* Voor de barbiers met een 'groen licht' kan de uitbating verdergaan [60](#page=60).
* Voor de barbier met een 'oranje/rood licht' kan het CBS, op basis van het voorstel van de burgemeester en eigen informatie, overgaan tot sluiting [60](#page=60).
* Er is een verplicht maar niet-bindend advies van DIOB. Het CBS kan afwijken van dit advies mits motivering [60](#page=60).
* De beslissing tot opheffing of schorsing wordt aan de betrokkene meegedeeld, samen met het advies van DIOB. De uitvoering van de beslissing vindt pas plaats na een hoorzitting en na een termijn van 15 dagen [60](#page=60).
#### 3.2.5 Integriteitsonderzoek in combinatie met lokaal vergunningenbeleid
Wanneer er een lokaal vergunningenbeleid is, zoals een uitbatingsvergunning voor handcarwashes, biedt dit de mogelijkheid om uitbatingen proactief tegen te houden indien ze niet voldoen aan de vergunningsvoorwaarden. Bestaande uitbatingen kunnen hun vergunning verliezen op basis van louter integriteit, waarbij het CBS de vergunning kan schorsen of opheffen [61](#page=61).
#### 3.2.6 Proactief en reactief optreden zonder vergunningenbeleid
Zonder een lokaal vergunningenbeleid is proactief optreden moeilijk of onmogelijk, hoewel een weigering van een drankvergunning wel mogelijk blijft. Reactief optreden is dan de enige optie [65](#page=65) [66](#page=66) [67](#page=67) [68](#page=68) [69](#page=69) [70](#page=70).
#### 3.2.7 Proactief en reactief optreden met vergunningenbeleid
Met een vergunningenbeleid zijn zowel proactieve als reactieve optredens mogelijk, wat de lokale handhaving versterkt [71](#page=71) [72](#page=72) [73](#page=73) [74](#page=74) [75](#page=75).
### 3.3 Gemeentelijke administratieve sancties (GAS)
Gemeentelijke administratieve sancties (GAS) geven gemeentebesturen meer armslag om zelf storende fenomenen en ongewenst gedrag aan te pakken, mits dit niet hoger is gereglementeerd. De GAS-wet werd ingevoerd op 24 juni 2013 [76](#page=76) [77](#page=77) [78](#page=78).
#### 3.3.1 Bestaansreden GAS
Het doel van GAS is om gemeenten de mogelijkheid te bieden hun eigen beleid te voeren en problemen zelf aan te pakken door hun politieverordeningen en reglementen te laten handhaven [78](#page=78).
#### 3.3.2 Soorten GAS
Er zijn verschillende soorten GAS-sancties mogelijk, waaronder [79](#page=79):
* **GAS 4 (Stilstaan en parkeren):** Gereguleerd door een KB van 9 maart 2014 en van kracht sinds 1 juli 2014. De bedragen zijn vastgelegd in het KB en een protocolakkoord met het parket is een voorwaarde [80](#page=80).
* **Beperkte snelheidsovertredingen:** Sinds 1 februari 2021 mogelijk (wet van 16 maart 1968, toevoeging art. 29 quater) voor overtredingen binnen zones met een snelheidslimiet van 30 of 50 km/u [81](#page=81).
#### 3.3.3 Actoren binnen GAS
De verschillende actoren binnen het GAS-systeem zijn cruciaal voor de correcte toepassing van de sancties [82](#page=82).
#### 3.3.4 Soorten sancties
De mogelijke sancties omvatten [83](#page=83):
* **Administratieve geldboete:** Variërend van GAS 1 tot en met GAS 5 [83](#page=83).
* **Administratieve schorsing of opheffing van toelating/vergunning en administratieve sluiting:** Mogelijk op basis van artikel 45 GAS-wet (GAS 1) [83](#page=83).
* **Alternatieve sancties:**
* Gemeenschapsdienst [83](#page=83).
* Bemiddeling [83](#page=83).
#### 3.3.5 Sancties GAS 4
De bedragen voor GAS 4 zijn vastgesteld in een Koninklijk Besluit:
* Eerste categorie: 58 euro [84](#page=84).
* Tweede categorie: 116 euro [84](#page=84).
Het is aanbevolen om boetes met uitstel op te leggen [84](#page=84).
### 3.4 Bestuurlijke verzegeling en dwangsom
Bestuurlijke verzegeling en dwangsom zijn instrumenten die de afdwingbaarheid van bestuurlijke maatregelen versterken [85](#page=85).
#### 3.4.1 Artikel 133ter NGW
* **Bestuurlijke verzegeling:** Mogelijk bij sluiting door de burgemeester (artikel 135 §2) of CBS (o.b.v. 119ter en GAS-wet) via een besluit van de burgemeester. Inbreuken op de verzegeling kunnen via GAS worden gesanctioneerd [86](#page=86).
* **Bestuurlijke dwangsom:** De burgemeester kan via een besluit een dwangsom opleggen wanneer de burgemeester zelf of het CBS een bestuurlijke politie-maatregel oplegt of heeft opgelegd [86](#page=86).
#### 3.4.2 Bestuurlijke dwangsom: Afweging
De burgemeester dient eerst een afweging te maken tussen bestuursdwang en een bevel:
* **Bestuursdwang:** Wordt gekozen bij eenvoudige maatregelen, in dringende situaties, of wanneer de gemeente geen risico wil nemen dat het bevel niet wordt nageleefd. De gemeente voert de maatregel dan zelf uit op kosten van de tegenpartij [87](#page=87).
* **Bevel met dwangsom:** Is geschikter wanneer medewerking van de tegenpartij nodig is, bijvoorbeeld bij eigen eigendom of omdat de betrokkene de situatie beter kent, en als de gemeente kan wachten tot de tegenpartij de kans krijgt het bevel na te leven [87](#page=87).
#### 3.4.3 Mogelijkheden voor de bestuurlijke dwangsom
Er zijn drie mogelijkheden voor de toepassing van een bestuurlijke dwangsom [88](#page=88):
1. De burgemeester beveelt de inhoudelijke maatregel direct en neemt hierin een dwangsbepaling op [88](#page=88).
2. De burgemeester versterkt een eerder gegeven bevel met een dwangsom [88](#page=88).
3. Enkel het CBS mag de inhoudelijke maatregel bevelen, en de burgemeester versterkt dit bevel met een dwangsom [88](#page=88).
#### 3.4.4 GAS versus dwangsom
Indien de dreiging met een GAS-boete voor het overtreden van een bevel van de burgemeester onvoldoende naleving waarborgt, is een dwangsom noodzakelijk [89](#page=89).
### 3.5 Besluit burgemeester
Een politiebesluit van de burgemeester is een eenzijdige, administratieve rechtshandeling van individuele strekking die een specifieke maatregel (verbod, verplichting, toestemming, vrijstelling) inhoudt om de openbare orde te handhaven of herstellen [90](#page=90) [91](#page=91).
#### 3.5.1 Belangrijke beginselen bij een politiebesluit
Bij de totstandkoming van een politiebesluit zijn de volgende beginselen van belang:
* **Hoorplicht:** In de meeste gevallen moet er een voorafgaand verhoor (hoorzitting) plaatsvinden, tenzij er sprake is van spoedgevallen die naar behoren gemotiveerd zijn [92](#page=92).
* **Redelijkheidsbeginsel (evenredigheidsbeginsel):** Afbreuk aan grondwettelijke vrijheden mag enkel als de openbare orde niet anders bewaard kan worden. De maatregelen moeten evenredig zijn met de onrust of de ernst van de dreiging [93](#page=93).
* **Zorgvuldigheidsbeginsel:** Toepassen van de juiste procedure [91](#page=91).
#### 3.5.2 Redelijkheidsbeginsel in de praktijk
Als de burgemeester de keuze heeft tussen meerdere maatregelen, mag hij niet de strengste maatregel goedkeuren indien deze niet evenredig is met de feiten of het beoogde doel [94](#page=94).
##### 3.5.2.1 Voorbeeld redelijkheidsbeginsel: Agressieve honden
Mogelijke maatregelen ten aanzien van agressieve honden omvatten [95](#page=95):
* Een waarschuwing geven [95](#page=95).
* Verplichten hond aan de leiband te laten wandelen [95](#page=95).
* Verplichten hond een muilband te laten dragen [95](#page=95).
* Verbieden met hond op de openbare weg te komen [95](#page=95).
* Verplichten hond een opleiding te laten volgen [95](#page=95).
* Verplichten hond aan een agressiviteitstest te onderwerpen [95](#page=95).
* Verplichten hond aan behandelingen te onderwerpen bij een gedragstherapeutische dierenarts [95](#page=95).
* Verplichten hond tijdelijk of definitief te plaatsen in een kennel [95](#page=95).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Regelgeving | Het proces van het opstellen van algemene, verbindende regels of voorschriften die gericht zijn op het beïnvloeden van het gedrag van burgers, bedrijven en overheden. |
| Handhaving | Het sluitstuk van regelgeving, waarbij handhavende instanties optreden nadat regels zijn vastgesteld, met als doel te zorgen dat de regelgeving haar beoogde doel bereikt en het gewenste gedrag stimuleert. |
| Rechtshandhaving | Het specifieke proces van het handhaven van rechtsregels, zoals verkeersregels, milieurecht, parkeerbeleid of brandveiligheidsnormen, om naleving te verzekeren. |
| Lokale regelgeving | Regels en voorschriften die op gemeentelijk niveau worden vastgesteld, zoals politiereglementen en vergunningsvoorwaarden, om het lokale bestuursbeleid te ondersteunen. |
| Openbare orde | Een concept dat drie componenten omvat: openbare rust (afwezigheid van wanorde), openbare veiligheid (afwezigheid van gevaar) en openbare gezondheid (hygiëne en leefmilieu). Sinds 1999 is hier ook openbare overlast aan toegevoegd. |
| Lokale bestuurlijke ordehandhaving | Het geheel van preventieve en repressieve bevoegdheden die lokale besturen krijgen om op te treden ter bescherming van de openbare orde, gebaseerd op wetten, decreten of ordonnanties. |
| Privaatrechtelijke handhaving | Een vorm van handhaving die betrekking heeft op geschillen tussen burgers onderling, zoals burenruzies, waarbij de vrederechter een rol speelt. |
| Strafrechtelijke handhaving | Het proces waarbij misdrijven worden vastgesteld en vervolgens via het parket worden voorgelegd aan de strafrechter voor berechting en bestraffing. |
| Bestuurlijke handhaving | Een categorie van handhaving die zich richt op het toepassen van bestuurlijke of reglementaire maatregelen door lokale overheden om de openbare orde te waarborgen en te herstellen. |
| Gemeentelijke administratieve sancties (GAS) | Sancties die door gemeenten zelf kunnen worden opgelegd voor overtredingen van gemeentelijke politieverordeningen en reglementen, zoals administratieve geldboetes, schorsing of intrekking van vergunningen, en tijdelijke of definitieve sluiting van inrichtingen. |
| Algemene bestuurlijke politiebevoegdheid | Een door de Grondwet toegekende bevoegdheid aan gemeenten om op te treden ter bescherming van de openbare orde in het algemeen, met een discretionaire ruimte voor maatregelen. |
| Bijzondere bestuurlijke politiebevoegdheid | Bevoegdheden die voortvloeien uit specifieke wetten of bepalingen die een welbepaalde activiteit of wanorde reguleren, waarbij de gemeente gebonden is aan de voorwaarden van die wetgeving. |
| Administratieve geldboete | Een geldstraf die binnen het kader van gemeentelijke administratieve sancties wordt opgelegd, met maximale bedragen die variëren afhankelijk van de leeftijd van de overtreder. |
| Administratieve schorsing | Een tijdelijke maatregel waarbij een door de gemeente verleende toelating of vergunning ongeldig wordt verklaard voor een bepaalde periode. |
| Administratieve intrekking | Een permanente maatregel waarbij een door de gemeente verleende toelating of vergunning definitief wordt ingetrokken. |
| Administratieve sluiting | De tijdelijke of definitieve sluiting van een inrichting als sanctie voor overtredingen. |
| Integriteitsonderzoek | Een onderzoek dat door de gemeente wordt uitgevoerd met betrekking tot de vestiging of uitbating van publiek toegankelijke inrichtingen om ondermijnende criminaliteit tegen te gaan. |
| Ondermijnende criminaliteit | Criminaliteit die maatschappelijke structuren en vertrouwen schaadt, met als gevolg maatschappelijke en/of economische ontwrichting, zoals gedefinieerd in specifieke wetgeving. |
| Bestuurlijke dwangsom | Een financiële maatregel die de burgemeester kan opleggen om de naleving van een opgelegde bestuurlijke maatregel af te dwingen, waarbij de kosten van de niet-naleving verhaald kunnen worden op de overtreder. |
| Verordenende bevoegdheid | De bevoegdheid om verordeningen (politieverordeningen) op te stellen, die door de burgemeester kan worden uitgeoefend in uitzonderlijke omstandigheden ter handhaving van de openbare orde. |
| Hoorplicht | Het principe dat een individu het recht heeft om gehoord te worden voordat een beslissing wordt genomen die ingrijpende gevolgen voor hem heeft, tenzij er sprake is van spoedeisende omstandigheden. |
| Redelijkheidsbeginsel | Het principe dat beslissingen en maatregelen proportioneel moeten zijn aan het beoogde doel en de dreiging die ze moeten verhelpen, en dat de minst ingrijpende middel te verkiezen is. |
Cover
gastcollege Paul Vansant 29102025.pdf
Summary
# Wat is handhaving en het verschil met gerechtelijke handhaving
Dit gedeelte definieert handhaving en legt de verschillen uit met gerechtelijke handhaving, inclusief de rechtsgevolgen en de procedurele aspecten [3](#page=3) [5](#page=5).
### 1.1 Wat is handhaving?
Handhaving is het proces van het bijsturen van verboden gedrag, het herstellen van publieke schade en het ontraden van verboden gedrag. Het beoogt rechtsgelijkheid, rechtszekerheid en het vermijden van publieke schade. Handhaving omvat sancties en maatregelen [4](#page=4).
### 1.2 Het verschil met gerechtelijke handhaving
Gerechtelijke handhaving vindt plaats via de rechterlijke macht, terwijl bestuurlijke handhaving door bestuursorganen wordt uitgevoerd [5](#page=5).
#### 1.2.1 Rechtsgevolgen van bestuurlijke handhaving
Het rechtsgevolg van bestuurlijke handhaving is vergelijkbaar met dat van gerechtelijke handhaving. Een straf kan vergelijkbaar zijn met een bestuurlijke sanctie, en een gerechtelijke herstel- of beveiligingsmaatregel kan gelijkstaan aan een bestuurlijke herstel- of beveiligingsmaatregel [6](#page=6).
#### 1.2.2 Procedurele aspecten van bestuurlijke handhaving
Een belangrijk procedureel verschil is dat bestuurlijke handhaving kan plaatsvinden zonder voorafgaande rechterlijke toetsing. Een vonnis of arrest kan uitvoerbaar zijn als bestuurlijke beslissing. Echter, bestuurlijke handhaving mag geen vrijheidsberoving inhouden [6](#page=6).
> **Tip:** Begrijp dat hoewel de *gevolgen* van handhaving vergelijkbaar kunnen zijn, de *procedure* en de *instantie* die handhaaft, de belangrijkste onderscheidende factoren zijn tussen gerechtelijke en bestuurlijke handhaving.
> **Example:** Een gemeente kan een dwangsom opleggen aan een eigenaar die illegaal een dakkapel heeft geplaatst (bestuurlijke handhaving). De rechter kan in een civiele procedure ook een schadevergoeding of een bevel tot afbraak opleggen (gerechtelijke handhaving), maar de initiële actie door de gemeente vindt plaats zonder tussenkomst van de rechter.
---
# Waarom bestuurlijk handhaven en het doel van het kaderdecreet
Bestuurlijke handhaving is een essentieel instrument geworden, met name voor de efficiënte afhandeling van kleine overtredingen en technische aangelegenheden. Het kaderdecreet, de opvolger van het eerdere KBH, heeft de reikwijdte en doelstellingen van bestuurlijke handhaving aanzienlijk uitgebreid en gemoderniseerd [16](#page=16) [8](#page=8).
### 2.1 De redenen voor bestuurlijke handhaving
De keuze voor bestuurlijke handhaving, in plaats van uitsluitend gerechtelijke handhaving, kent meerdere voordelen, vooral bij kleinere inbreuken. Deze voordelen omvatten [8](#page=8):
* **Geschiktheid voor kleine inbreuken:** Bestuurlijke procedures zijn doorgaans beter afgestemd op de afhandeling van minder complexe of omvangrijke overtredingen [8](#page=8).
* **Snelheid:** Bestuurlijke handhaving kan vaak sneller verlopen dan gerechtelijke procedures [8](#page=8).
* **Kosten:** Het is doorgaans goedkoper [8](#page=8).
* **Evenredigheid:** De sancties en procedures kunnen beter worden afgestemd op de proportionaliteit van de overtreding [8](#page=8).
* **Technische aangelegenheden:** Bestuurlijke handhaving is uitermate geschikt voor situaties met eenvoudig vast te stellen feiten en waar forfaitaire boetesystemen kunnen worden toegepast [8](#page=8).
In Vlaanderen is er uit pure noodzaak een bredere inzet van bestuurlijke handhaving gezien. Bovendien zijn de bevoegdheden binnen het strafrechtelijke spoor zeer beperkt, wat de noodzaak voor een volwaardige bestuurlijke handhavingsbevoegdheid onderstreept [8](#page=8).
### 2.2 Het doel van het kaderdecreet
Het oorspronkelijke Kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving (KBH) van 22 maart 2019 kende een beperkte focus, voornamelijk gericht op het vaststellen, opsporen en sanctioneren van overtredingen. Het had ook een beperkte visie op digitalisering en miste een concrete implementatiestrategie. Voorbeelden van wetgeving die hierop voortbouwde waren de Vlaamse Codex Wonen en het Scheepvaartdecreet [15](#page=15).
De evolutie naar het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 vertegenwoordigt een significante transformatie. Dit nieuwe kader integreert zowel gerechtelijke als bestuurlijke handhaving. Een cruciaal aspect is de noodzaak van implementatiebepalingen om de effectieve werking te garanderen. Het concept van een "toolbox" werd geïntroduceerd, wat duidt op een bredere waaier aan instrumenten en mogelijkheden voor handhaving [16](#page=16).
Het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving is in essentie een uitbreiding en modernisering van het KBH, en omvat nu:
* Het oorspronkelijke KBH [16](#page=16).
* Verdere digitalisering van handhavingsprocessen [16](#page=16).
* Een herstel- en beveiligingsluik, wat aangeeft dat het decreet niet alleen gericht is op sancties, maar ook op het herstellen van de situatie en het voorkomen van toekomstige inbreuken [16](#page=16).
> **Tip:** Begrijp de overgang van KBH naar KVH als een evolutie van een puur sanctionerend kader naar een meer omvattend en modern instrument voor integraal handhavingsbeleid, met aandacht voor digitalisering en herstel.
---
# Implementatie en overzicht van handhavingsbesluiten en decreten
Dit onderwerp behandelt de systematiek van implementatie van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving (KVH), de inhoudelijke bepalingen, de diverse opties voor Hoofdstuk 10, en een overzicht van de uitrol van dit kaderdecreet [17](#page=17).
### 3.1 Systematiek van implementatie
De implementatie van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving (KVH) omvat zowel procedurele regels als inhoudelijke bepalingen [18](#page=18).
#### 3.1.1 Inhoudelijk decreet
Het inhoudelijk decreet van het KVH bepaalt de procedurele regels, verboden gedragingen, strafsancties of bestuurlijke geldboetes, afwijkingen ten opzichte van het KVH, de keuze van optionele figuren, en de herstelinstanties. Een voorbeeld hiervan is Hoofdstuk 11 van het decreet betreffende de openbaredocumentclassificatie (OED), dat van 43 naar 7 artikelen werd gereduceerd [18](#page=18).
#### 3.1.2 Handhavingsbesluit
Het Handhavingsbesluit regelt de concrete aanstelling van functiehouders, opleidingen, regels voor monetaire waardering, herstelschikkingen voor lokale besturen, administratief beroep inzake bestuurlijke herstelbeslissingen, regels voor de Vlaamse Herstelraad (VCRO), de verdeling van handhavingsopbrengsten uit sanctionering, en regels voor beleidslijnen en het handhavingsprogramma [18](#page=18).
### 3.2 Opties hoofdstuk 10
Hoofdstuk 10 van het KVH kent diverse opties die van toepassing kunnen zijn op verschillende decreten, waaronder Dabm (Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid), Vcro (Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening), OED (Onroerenderfgoeddecreet), VED (Varenderfgoeddecreet), LD (Logiesdecreet) en DIHB (Decreet Integraal Handelsvestigingsbeleid). De volgende opties zijn relevant [19](#page=19):
* **Onmiddellijke inning**: Van toepassing op Dabm, Vcro, OED, VED, LD, DIHB [19](#page=19).
* **Bestuurlijk beslag**: Van toepassing op Dabm, Vcro, OED, VED, LD, DIHB [19](#page=19).
* **Probatievoorwaarden**: Van toepassing op Dabm, Vcro, OED, VED, LD, DIHB, PRO (vermoedelijk Decreet Publieke Ruimte of een soortgelijke decretale basis), en E-books [19](#page=19).
* **Uitbreiding vereenvoudigde sanctieprocedure**: Van toepassing op Dabm en Vcro [19](#page=19).
* **Financiële handhaving**: Van toepassing op Dabm, Vcro, OED, VED [19](#page=19).
* **Handhavingsverzoek**: Van toepassing op Dabm, Vcro, OED, VED [19](#page=19).
* **Politie van rechtswege toezichthouder**: Van toepassing op Dabm, Vcro, OED, VED [19](#page=19).
* **Administratief beroep herstelbeslissingen**: Van toepassing op Dabm, Vcro, OED, VED, LD, DIHB [19](#page=19).
* **Bijzondere modaliteiten uitvoering maatregelen**: Van toepassing op Dabm, Vcro, OED, VED, LD, DIHB, PRO, en E-books [19](#page=19).
* **Waarborgsom bij feitelijk herstel**: Van toepassing op Dabm, Vcro, OED, VED [19](#page=19).
* **Stakingsbevel bij verhindering toezicht**: Van toepassing op Dabm, Vcro, OED, VED, LD, DIHB [19](#page=19).
Deze opties worden aangevuld met een standaardkader [19](#page=19).
### 3.3 Overzicht uitrol Kaderdecreet Vlaamse Handhaving
Het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving is opgesteld op 14 juli 2023. De uitrol van de verschillende decreten en bijbehorende handhavingsbesluiten is gefaseerd en kent verschillende spildatums en ingangsdatums voor het handhavingsbesluit [20](#page=20).
* **Decreet E-boeken**: In voorbereiding, met een spildatum van 29 maart 2024 [20](#page=20).
* **Decreet Justitiehuizen**: Spilatum 3 augustus 2025, handhavingsbesluit 26 september 2025 [20](#page=20).
* **Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid**: Spilatum 1 april 2026, handhavingsbesluit 16 mei 2025 [20](#page=20).
* **Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening**: Spilatum 1 april 2026, handhavingsbesluit 16 mei 2025 [20](#page=20).
* **Onroerenderfgoeddecreet**: In voorbereiding, met een spilatum van 1 april 2026 [20](#page=20).
* **Varenderfgoeddecreet**: In voorbereiding, met een spilatum van 1 april 2026 [20](#page=20).
* **Logiesdecreet**: Spilatum 1 april 2026, handhavingsbesluit 26 september 2025 [20](#page=20).
* **Decreet Integraal Handelsvestigingsbeleid**: Spilatum 1 april 2026, handhavingsbesluit 26 september 2025 [20](#page=20).
* **Vlaamse Codex Wonen**: In voorbereiding, met een spilatum van 8 september 2026 [20](#page=20).
* **Scheepvaartdecreet**: In voorbereiding, met een spilatum van 8 september 2026 [20](#page=20).
* **Topstukkendecreet**: In voorbereiding, met een spilatum van 8 september 2026 [20](#page=20).
* **Havendecreet (Walstroom)**: In voorbereiding [20](#page=20).
* **Wapenhandeldecreet**: In voorbereiding [20](#page=20).
* **Decreet Bijzonder Wegtransport**: In voorbereiding [20](#page=20).
* **KLIP**: In voorbereiding [20](#page=20).
> **Tip:** Let op de verschillende datums van spildatum en de ingangsdatum van het handhavingsbesluit. Sommige besluiten zijn reeds ingegaan (bv. 16 mei 2025, 26 september 2025) terwijl andere nog in voorbereiding zijn of een latere spilatum hebben. Dit vereist een nauwgezette opvolging per specifiek decreet [20](#page=20).
---
# Concepten binnen bestuurlijke handhaving: functies, functieshouders en procedures
Dit onderdeel van het document beschrijft de kernfuncties binnen bestuurlijke handhaving, de rollen van de betrokken functionarissen en de procedures die bij deze handhaving komen kijken, inclusief de juridische waarborgen [22](#page=22) [24](#page=24) [25](#page=25) [30](#page=30) [32](#page=32) [34](#page=34) [37](#page=37) [38](#page=38) [41](#page=41).
### 4.1 De verschillende handhavingsfuncties
De bestuurlijke handhaving kent vijf hoofdfuncties, die elk een specifiek doel dienen binnen het naleven van wet- en regelgeving [24](#page=24).
#### 4.1.1 Toezicht
Toezicht is de functie gericht op het controleren of wet- en regelgeving wordt nageleefd. Het omvat een reeks rechten die, indien nodig, ook bruikbaar zijn voor strafrechtelijke opsporing [24](#page=24) [27](#page=27).
* **Rechten van de toezichthouder:**
* Medewerkingsplicht van de betrokkene [27](#page=27).
* Recht op bijstand [27](#page=27).
* Controle van vervoermiddelen [27](#page=27).
* Identiteitscontrole [27](#page=27).
* Recht op informatie en inlichtingen [27](#page=27).
* Controle van goederen en processen [27](#page=27).
* Gebruik van audiovisuele middelen [27](#page=27).
* Inbewaringneming ter ondersteuning van bewijs en verbeurdverklaring [27](#page=27).
* Betredingsrecht [27](#page=27).
* **Beperkingen en afdwingbaarheid:**
* De rechten zijn proportioneel en doelmatig in te zetten [27](#page=27).
* Tijdens de toezichtsfase kunnen deze rechten niet met geweld worden afgedwongen [27](#page=27).
* **Cascade van maatregelen:**
* Standaard: verhindering van toezicht kan leiden tot boetes, variërend van 20.000 tot 2.000.000 euro (penaal) of 10.000 tot 1.000.000 euro (bestuurlijk) conform artikel 104 KVH [27](#page=27).
* Optie (DABM): staking van de gecontroleerde activiteit, wat een uitvoerbare beveiligingsbeslissing is (artikel 102 KVH) [27](#page=27).
* Uiterste redmiddel: afwijken van artikel 11, tweede lid KVH [27](#page=27).
* **Waarschuwingsbevoegdheid:** De toezichthouder kan een termijn geven om de naleving te herstellen en hiervan bewijs te leveren [28](#page=28).
* **Bijkomende bestuurlijke rechten in de opsporingsfase:**
* Bestuurlijke visitatie [28](#page=28).
* Bestuurlijk verhoor [28](#page=28).
* Heterdaad [28](#page=28).
#### 4.1.2 Opsporing
Opsporing richt zich op het verzamelen van bewijs ten behoeve van een eventuele vervolging. In het geval van misdrijven wordt ook een Agent van Gerechtelijke Politie ingeschakeld [24](#page=24) [27](#page=27).
#### 4.1.3 Sanctioneren
Sanctioneren omvat het opleggen van bestuurlijke sancties aan overtreders. De procedure en aard van sancties zijn afhankelijk van de ernst van de normschending (misdrijf, inbreuk, normschending) [23](#page=23) [24](#page=24) [30](#page=30) [31](#page=31) [36](#page=36).
#### 4.1.4 Herstellen
De functie van herstellen is gericht op het ongedaan maken van publieke schade die is ontstaan als gevolg van een overtreding [24](#page=24) [34](#page=34) [35](#page=35) [37](#page=37).
#### 4.1.5 Beveiligen
Beveiligen heeft als doel het voorkomen van verboden gedragingen of het beperken van publieke verliezen. Dit kan zowel preventief als curatief worden ingezet [24](#page=24) [38](#page=38) [39](#page=39).
### 4.2 Functiehouders
Verschillende functionarissen dragen de verantwoordelijkheid voor specifieke handhavingsfuncties [25](#page=25).
* **Toezichthouder:** Bevoegd voor toezicht, opsporing en beveiliging. Toezichthouders kunnen door de politiedienst zelf worden aangesteld (artikel 8 KVH) of CALOG personeel zijn. Er zijn ook toezichthouders van rechtswege (artikel 97 KVH), maar deze zijn enkel operationeel in specifieke gevallen en kunnen geen vordering van de beboetingsinstantie doen [25](#page=25) [29](#page=29).
* **Herstelinstantie:** Verantwoordelijk voor beveiliging en herstel [25](#page=25).
* **Beboetingsinstantie:** Is bevoegd voor bestuurlijke vervolging en sanctionering. Er geldt een cumulverbod: de toezichthouder en de beboetingsinstantie kunnen niet in hetzelfde dossier optreden [25](#page=25).
### 4.3 Procedures binnen bestuurlijke handhaving
#### 4.3.1 Sanctieprocedures
De sanctieprocedure start na de vaststelling van een overtreding [32](#page=32).
* **Vaststellingsverslag:** Bij inbreuken en normschendingen wordt een verslag van vaststelling opgemaakt [23](#page=23).
* **Proces-verbaal (PV):** Bij misdrijven wordt een PV opgesteld. Bij een mengeling van overtredingen (misdrijf en inbreuk) wordt eveneens een PV opgesteld [23](#page=23).
* **Bestuurlijke sancties:**
* **Hoofdsanctie:** Een bestuurlijke geldboete is de primaire sanctie [33](#page=33).
* **Minima en maxima geldboete:**
* Bij inbreuken: bepaald in het inhoudelijk decreet [33](#page=33).
* Bij misdrijven: afgeleid van de minimum- en maximumstraffen (conform artikel 41 bis Sw.), tenzij anders bepaald in het inhoudelijk decreet [33](#page=33).
* **Facultatieve aanvullende sancties:**
* **Verbeurdverklaring:** Dit kan betrekking hebben op:
* Voorwerpen of instrumenten van het misdrijf/de inbreuk [33](#page=33).
* Producten van het misdrijf [33](#page=33).
* Een bedrag gelijk aan het brutovermogensvoordeel [33](#page=33).
* Expertisekosten voor de ontdekking van het misdrijf/de inbreuk [33](#page=33).
* **Uitsluiting van steun:** Geheel, gedeeltelijk of voorwaardelijk [33](#page=33).
* **Combinatie van beide:** Een combinatie van de hierboven genoemde aanvullende sancties [33](#page=33).
#### 4.3.2 Herstelprocedures
De bestuurlijke herstelprocedure is gericht op het corrigeren van de publieke schade [37](#page=37).
#### 4.3.3 Beveiligingsprocedures
Beveiligingsbeslissingen kunnen worden genomen om de uitvoering van handelingen te beëindigen, toegangsverboden op te leggen, gebruiksbeperkingen in te stellen, sluitingen te bevelen, zaken mee te nemen, te verwijderen of te vernietigen, en dieren elders onder te brengen of te euthanaseren. Een voorlopige beveiligingsbeslissing kan worden gevolgd door een definitieve beslissing na bekrachtiging [39](#page=39) [40](#page=40).
#### 4.3.4 Rechtsbescherming
Betrokkenen beschikken over juridische beschermingsmiddelen tegen bestuurlijke beslissingen [41](#page=41).
* **Rechtsmiddelen:**
* **Standaard:** Beroep bij de Raad van State (RvS) met reformatiebevoegdheid, met een schorsend effect voor de sanctiebeslissing [42](#page=42).
* **Optioneel:** Beroep bij het Handhavingscollege (HHC) met dezelfde bevoegdheden [42](#page=42).
* **Nalatenschap van het Grondwettelijk Hof (GWH):** Uitspraak GWH van 13 februari 2025 vernietigde alle verwijzingen naar het HHC [42](#page=42).
### 4.4 Overzicht van normschendingen en handhavingsinstrumenten
Verschillende wetgevende decreten en besluiten bepalen de concrete toepassing van handhavingsinstrumenten [45](#page=45).
* **DABM (Directe Aansturing Bestuurlijke Maatregelen):** Wordt op brede schaal ingevoerd vanaf eind 2023/begin 2024 [45](#page=45).
* **VCRO (Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening):** Toepassing wordt vanaf eind 2023/begin 2024 verwacht [45](#page=45).
* **VCW (Vlaamse Codex Wonen):** Toepassing wordt vanaf eind 2023/begin 2024 verwacht [45](#page=45).
* **OED / VED (Omgevingsvergunningsdecreet / Vergunningsdecreet):** Toepassing wordt vanaf eind 2023/begin 2024 verwacht [45](#page=45).
* **Scheepvaartdecreet:** Toepassing wordt vanaf eind 2023/begin 2024 verwacht [45](#page=45).
* **DIHB (Digitalisering van de handhaving):** Vanaf 1 april 2026 [45](#page=45).
* **Logies:** Vanaf 1 april 2026 [45](#page=45).
* **PRO (Programmering):** Vanaf 1 april 2026 [45](#page=45).
* **Terugkom:** Vanaf 1 april 2026 [45](#page=45).
* **E-books:** Vanaf september 2025 [45](#page=45).
* **Sociale Inspectie:** Wordt geïntegreerd [45](#page=45).
* **DIHB (Digitalisering van de handhaving):** Vanaf 31 december 2026 [45](#page=45).
* **Logies:** Vanaf 31 december 2026 [45](#page=45).
* **PRO (Programmering):** Vanaf 31 december 2026 [45](#page=45).
* **Terugkom:** Vanaf 31 december 2026 [45](#page=45).
* **GAS5:** Besluit van de Vlaamse Regering over de digitalisering van de handhaving van diverse Vlaamse regelgeving (17 november 2023, gewijzigd 26 september 2025) [45](#page=45).
* **Justitiehuizen (enkelbanden):** Ook van toepassing [45](#page=45).
> **Tip:** Begrijp de specifieke bevoegdheden en procedures die verbonden zijn aan elk van de vijf handhavingsfuncties. Let goed op de verschillen in aanpak en de instrumenten die per functie beschikbaar zijn [24](#page=24) [25](#page=25).
>
> **Tip:** De cumulatieverboden tussen functies (bv. toezichthouder en beboetingsinstantie) zijn cruciaal voor een correcte procesvoering [25](#page=25).
>
> **Tip:** Bestudeer de verschillende sanctietypes (geldboetes, verbeurdverklaringen, etc.) en de voorwaarden waaronder ze worden opgelegd [33](#page=33).
>
> **Tip:** De rechtsbescherming tegen bestuurlijke beslissingen is een belangrijk aspect. Wees op de hoogte van de beschikbare beroepsmogelijkheden en de bevoegdheden van de betrokken instanties [41](#page=41) [42](#page=42).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Handhaving | Het geheel van maatregelen en sancties dat gericht is op het verzekeren van de naleving van wetten en regelgeving, het herstellen van publieke schade en het voorkomen van verboden gedrag. |
| Rechtsgelijkheid | Het principe dat iedereen gelijk behandeld moet worden voor de wet, zonder discriminatie, wat een fundamenteel aspect is van een rechtvaardig handhavingssysteem. |
| Rechtszekerheid | Het principe dat burgers moeten kunnen vertrouwen op de bestaande wetgeving en de toepassing ervan, wat zorgt voor duidelijkheid en voorspelbaarheid in de rechtspositie van individuen. |
| Publieke schade | Schade die niet alleen individuele belangen treft, maar de gemeenschap als geheel, zoals milieuschade, aantasting van het erfgoed of verstoring van de openbare orde. |
| Bestuurlijke sanctie | Een maatregel die door een bestuursorgaan kan worden opgelegd ter sanctionering van een overtreding, zoals een geldboete of een intrekking van een vergunning, zonder voorafgaande tussenkomst van een rechter. |
| Gerechtelijke handhaving | Het proces waarbij wetten en regels worden nageleefd en overtredingen worden bestraft via de rechtbanken en het openbaar ministerie, inclusief strafrechtelijke procedures. |
| Vonnis / arrest | Een officiële beslissing genomen door een rechterlijke instantie, die bindend is en ten uitvoer gelegd kan worden, vergelijkbaar met een uitvoerbare bestuurlijke beslissing. |
| Bestuurlijke herstel- of beveiligingsmaatregel | Een maatregel die door een bestuursorgaan kan worden opgelegd om publieke schade te herstellen of om toekomstige overtredingen te voorkomen, bijvoorbeeld een verbod op bepaalde activiteiten. |
| Kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving (KBH) | Een initiële wetgevende tekst in Vlaanderen die de basis legde voor bestuurlijke handhaving, gericht op vaststelling, opsporing en sanctionering, met een beperkte visie op digitalisering. |
| Kaderdecreet Vlaamse Handhaving (KVH) | Een recenter decreet (juli 2023) dat het KBH uitbreidt met digitalisering en een herstel- en beveiligingsluik, en een meeromvattende aanpak van handhaving beoogt. |
| Handhavingsbesluit | Een uitvoerend besluit dat de specifieke regels en procedures vastlegt voor de implementatie van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving, zoals de aanstelling van functiehouders en opleidingsvereisten. |
| Toezicht | De functie binnen handhaving die gericht is op het controleren van de naleving van wet- en regelgeving door burgers en organisaties. |
| Opsporing | De functie binnen handhaving die gericht is op het ontdekken van bewijsmateriaal met het oog op vervolging van overtredingen, zowel strafrechtelijk als bestuurlijk. |
| Sanctionering | Het proces waarbij bestuurlijke sancties, zoals geldboeten of andere maatregelen, worden opgelegd aan overtreders na een vastgestelde inbreuk of misdrijf. |
| Herstellen | De functie binnen handhaving die erop gericht is om publieke schade die reeds is ontstaan, ongedaan te maken of te verminderen, bijvoorbeeld door het uitvoeren van herstelwerken. |
| Beveiligen | De functie binnen handhaving die gericht is op het voorkomen van toekomstige verboden gedragingen of publieke verliezen, vaak door middel van preventieve maatregelen of beveiligingsbeslissingen. |
| Toezichthouder | Een ambtenaar of aangewezen persoon belast met de functie van toezicht, opsporing en beveiliging in het kader van de handhaving van regelgeving. |
| Herstelinstantie | Een functionaris of orgaan dat bevoegd is om maatregelen te treffen ter herstel van publieke schade en het beveiligen tegen toekomstige schade. |
| Beboetingsinstantie | De instantie die bevoegd is om bestuurlijke vervolging in te stellen en de bijbehorende sancties op te leggen, doorgaans in de vorm van geldboetes. |
| Bestuurlijke geldboete | Een financiële sanctie die door een bestuursorgaan wordt opgelegd aan een overtreder als hoofdsanctie voor een inbreuk of misdrijf, met een vastgesteld minimum en maximum. |
| Verbeurdverklaring | Een sanctie waarbij de staat eigenaar wordt van objecten of gelden die direct of indirect verband houden met een misdrijf of inbreuk, of de opbrengsten daarvan. |
| Administratief beroep | Een rechtsmiddel waarbij een beslissing van een bestuursorgaan wordt voorgelegd aan een hogere instantie binnen hetzelfde bestuurskader, met het oog op een heroverweging van de beslissing. |
| Rechtsbescherming | De waarborgen die de wet biedt aan burgers om zich te verdedigen tegen beslissingen van het bestuur en om hun rechten te laten erkennen en beschermen, bijvoorbeeld via beroepsprocedures. |
Cover
Inleiding tot het migratierecht- en beleid.pdf
Summary
# Inleiding tot migratierecht en -beleid
Dit onderwerp behandelt de historische context en de huidige ontwikkelingen van migratie naar België en de Europese Unie, inclusief recente beleidswijzigingen zoals het EU-migratiepact.
### 1.1 Historische context van migratie naar België
Bevolkingsbewegingen en migratie hebben altijd plaatsgevonden, maar de opkomst van natiestaten in de 19e eeuw zorgde voor een dip in migratiestromen. Vanaf het begin van de 20e eeuw nam de migratie naar België toe door een tekort aan arbeidskrachten, voornamelijk vanuit buurlanden. De economische crisis van de jaren 1930 leidde tot een stijging van de werkloosheid en een afname van arbeidsmigratie, maar kende ook een toename van Joodse vluchtelingen en migratie. Dit markeerde een mondiale migratieommekeer waarbij Europa een immigratiecontinent werd in plaats van een emigratiecontinent, wat de huidige perceptie van migratie als een ongekende situatie kan verklaren [6](#page=6).
Na de Tweede Wereldoorlog zocht België naar goedkope arbeidskrachten voor de steenkoolindustrie. Aanvankelijk kwamen er veel Italianen naar België tussen 1946 en 1948, maar na het mijnbouwongeval in Marcinelle in 1956 stopte Italië deze migratie. België sloot vervolgens bilaterale overeenkomsten met diverse landen, waaronder Spanje Griekenland Marokko Turkije Tunesië Algerije en Joegoslavië. Het Verdrag van Rome legde de basis voor het vrije verkeer van werknemers binnen de EU [7](#page=7) [8](#page=8).
In 1974 werd een officiële "migratiestop" ingevoerd, waarbij de focus verschoof naar arbeidsmigranten met specifieke, gezochte profielen en studies. Gezinshereniging werd het voornaamste immigratietracé. Vanaf 1990 zag men een opkomst van asielmigratie en irreguliere arbeidsmigratie. Grootschalige collectieve regularisaties vonden plaats in de jaren 2000 en 2010, vaak vanwege langdurige procedures, gezondheidsredenen, humanitaire gronden, duurzame lokale verankering of regularisatie via werk [8](#page=8).
### 1.2 Huidige context van migratie
Momenteel is gedwongen migratie door onveilige situaties in het Midden-Oosten, Afrika en Zuid-Amerika sterk zichtbaar in de media. Arbeidsmigratie wordt hierbij vaak vergeten, ondanks de rol van economische ongelijkheid als push- en pullfactor [11](#page=11).
> **Tip:** Het is belangrijk om de verschillende migratieredenen (zoals economische motieven, gezinshereniging, asiel) te onderscheiden, aangezien deze elk hun eigen juridische kader en beleidsmatige benadering hebben.
### 1.3 Het nieuwe migratiepact van de EU .
Het nieuwe migratiepact van de EU, geïntroduceerd in 2023, is opgebouwd rond vier pijlers [12](#page=12):
1. **Veilige buitengrenzen:** Dit omvat strengere controles aan de buitengrenzen, een verscherpt identificatieproces bij aankomst (inclusief foto's en vingerafdrukken), en snellere asielprocedures. Personen bij wie de kans op asiel klein wordt geacht, komen in een versnelde procedure terecht en kunnen worden ondergebracht in gesloten opvangcentra aan de buitengrenzen om snellere terugzending mogelijk te maken [12](#page=12).
2. **Snelle en efficiënte procedures:** Dit beoogt een gestroomlijnd proces voor asielaanvragen en andere migratiestromen.
3. **Doeltreffend systeem van solidariteit en verantwoordelijkheid:** EU-lidstaten kunnen kiezen hoe zij willen bijdragen, bijvoorbeeld door herplaatsingen van migranten, financiële bijdragen, operationele steun, of door te verzoeken om bijdragevermindering of "verantwoordelijkheidscompensaties" [12](#page=12).
4. **Migratie integreren in internationale partnerschappen:** Dit punt benadrukt de noodzaak om migratiebeleid te verweven met internationale samenwerking.
### 1.4 Psychosociale aspecten van migratie
Vluchtelingen en migranten (VIB's) kunnen te maken krijgen met aanzienlijke psychosociale problemen, zoals traumatische vluchtervaringen, heimwee, sociaal verval en onzekerheid over de toekomst als gevolg van langdurige procedures. Het is echter belangrijk op te merken dat niet iedereen traumatische ervaringen meemaakt. Zelfs na de toekenning van een verblijfsstatuut kan er sprake zijn van een gevoel van leegte [17](#page=17).
> **Tip:** De psychische impact van migratie is complex en vereist een genuanceerde aanpak die rekening houdt met individuele ervaringen en behoeften.
### 1.5 Onderscheid reguliere migratie en migratie omwille van bescherming
Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen reguliere migratie en migratie omwille van bescherming [18](#page=18):
* **Reguliere migratie:** Dit wordt gekenmerkt als "klassieke" of geplande migratie, met heldere, in de wet verankerde voorwaarden en een gekend procedureverloop, wat rechtszekerheid biedt [18](#page=18).
* **Migratie omwille van bescherming:** Dit betreft situaties waar personen gevaar of dreiging lopen in hun herkomstland. De wetgeving is hier vaak vaag, en de inhoudelijke beoordeling gebeurt geval per geval, zonder strikte beslissingstermijnen [18](#page=18).
> **Example:** Een persoon die naar België komt om hier te werken in een sector met een tekort aan arbeidskrachten en waarvoor duidelijke visumprocedures bestaan, valt onder reguliere migratie. Een persoon die vlucht voor oorlog of vervolging in zijn thuisland en asiel aanvraagt, valt onder migratie omwille van bescherming.
---
# Publieke instanties en procedures rondom internationale bescherming
Dit gedeelte behandelt de verschillende overheidsinstanties die betrokken zijn bij het migratierecht en de procedures voor het aanvragen en behandelen van internationale bescherming in België [19](#page=19) [20](#page=20) [46](#page=46).
## 2. Publieke instanties betrokken bij het migratierecht
De procedure rondom internationale bescherming in België omvat verschillende overheidsinstanties die elk hun specifieke rol spelen [19](#page=19) [20](#page=20) [46](#page=46) [56](#page=56).
### 2.1 Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ)
De DVZ speelt een cruciale rol in de beginfase van de asielprocedure. Hun takenpakket omvat [19](#page=19) [56](#page=56):
* Het afgeven van visa voor kort verblijf voor toerisme, zakenreizen, familiebezoek of medische consulten [19](#page=19).
* Het behandelen van aanvragen voor langdurig verblijf voor studenten, werknemers en gezinsherenigers [19](#page=19).
* Het registreren van alle asielaanvragen [19](#page=19) [57](#page=57).
* Het beheer van gesloten centra voor personen zonder wettig verblijf [19](#page=19).
* Het onderzoeken van de bevoegdheid van de lidstaat voor de asielaanvraag volgens de Dublin III-verordening [63](#page=63).
* Het nemen van beslissingen inzake de ontvangst van de asielaanvraag [64](#page=64).
* Het organiseren van gedwongen terugkeer voor uitgeprocedeerde vreemdelingen [71](#page=71).
### 2.2 Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (CGVS)
Het CGVS is een onafhankelijke instantie die verantwoordelijk is voor de beoordeling van asielaanvragen. Hun taken omvatten [19](#page=19) [56](#page=56):
* Het uitvoeren van onderzoek naar de vluchtelingenstatus [19](#page=19).
* Het uitvoeren van onderzoek naar de subsidiaire beschermingsstatus [19](#page=19).
* Het beoordelen of het verzoek om internationale bescherming ontvankelijk is, bijvoorbeeld in het geval van een eerste land van asiel [64](#page=64).
* Het beslissen over de toekenning van het statuut van vluchteling of subsidiaire bescherming [64](#page=64) [65](#page=65).
### 2.3 Fedasil
Fedasil is verantwoordelijk voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming en andere doelgroepen. Hun verantwoordelijkheden omvatten [20](#page=20) [56](#page=56):
* Het garanderen van de kwaliteit en conformiteit binnen de verschillende opvangstructuren [20](#page=20).
* Het coördineren van de organisatie van vrijwillige terugkeer naar de herkomstlanden [20](#page=20) [68](#page=68).
* Het uitvoeren van medische onderzoeken, zoals een TBC-test [58](#page=58).
* Het toewijzen van opvangplaatsen, rekening houdend met individuele situaties zoals gezinssituatie, gezondheid, taal- en procedurekennis en kwetsbare groepen [59](#page=59) [61](#page=61).
* Het reserveren van plaatsen in collectieve centra voor specifieke begeleiding op het gebied van terugkeer (Open Terugkeerplaatsen - OTP) [68](#page=68).
### 2.4 Raad voor vreemdelingenbetwistingen (RvV)
De RvV is de instantie waar beroep kan worden aangetekend tegen een negatieve beslissing van het CGVS [56](#page=56).
* Het is de instantie waar beroep kan worden aangetekend tegen een negatieve beslissing van het CGVS [56](#page=56) [68](#page=68).
* Een schorsend beroep bij de RvV behoudt het attest van immatriculatie [68](#page=68).
* Een negatieve beslissing van de RvV leidt tot een tweede bevel om het grondgebied te verlaten [68](#page=68).
### 2.5 Raad van State
De Raad van State kan eventueel geraadpleegd worden na een negatieve beslissing van de RvV [68](#page=68).
## 4. Verzoek om internationale bescherming
Een verzoek om internationale bescherming gebeurt via een asielaanvraag, die twee vormen van onderzoek kent: onderzoek naar het vluchtelingenstatuut volgens de Conventie van Genève en onderzoek naar subsidiaire bescherming. Het is belangrijk om de terminologie correct te hanteren: verzoeker om internationale bescherming (kandidaat-vluchteling), (erkend) vluchteling en subsidiair beschermde [46](#page=46).
### 4.1 Algemene voorwaarden voor bescherming
#### 4.1.1 Vluchtelingenstatuut
Het statuut van vluchteling kan toegekend worden aan eenieder die voldoet aan de voorwaarden van de Conventie van Genève. Dit omvat elke persoon die buiten het land van nationaliteit (of herkomst indien staatloos) verblijft en de bescherming van dat land niet kan of wil inroepen vanwege vrees voor vervolging omwille van ras, religie, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep, of politieke overtuiging [49](#page=49).
> **Tip:** De definitie van vervolging volgens de Conventie van Genève is cruciaal. Het gaat om een individuele vrees die gegrond moet zijn [49](#page=49).
#### 4.1.2 Subsidiaire bescherming
Het statuut van subsidiaire bescherming kan worden toegekend wanneer er zwaarwegende gronden zijn om aan te nemen dat een persoon bij terugkeer naar het land van herkomst een reëel risico loopt op ernstige schade. Ernstige schade omvat [50](#page=50):
* Doodstraf of executie [50](#page=50).
* Foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing [50](#page=50).
* Ernstige bedreiging van het leven van een burger als gevolg van willekeurig geweld in geval van internationaal of binnenlands gewapend conflict [50](#page=50).
> **Tip:** Subsidiaire bescherming is een vangnet wanneer het vluchtelingenstatuut niet wordt toegekend, maar er toch een risico op ernstige schade bestaat [50](#page=50).
#### 4.1.3 Verschillen en overeenkomsten
| Vluchtelingenstatus | Subsidiaire bescherming |
| :--------------------------------------------------- | :------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| Gegronde vrees voor vervolging omwille van: | Reëel risico op ernstige schade bij terugkeer: |
| • Ras | • Doodstraf |
| • Religie | • Foltering, onmenselijke/vernederende behandeling |
| • Nationaliteit | • Willekeurig geweld in gewapend conflict |
| • Sociale groep | |
| • Politieke overtuiging | |
| Moet zich buiten het land van herkomst bevinden | Moet zich buiten het land van herkomst bevinden |
| Én geen bescherming in het land van herkomst | Én geen bescherming in het land van herkomst |
| (Er zijn ook uitsluitingsgronden!) | (Er zijn ook uitsluitingsgronden!) |
| **Bron:** | **Bron:** | [55](#page=55).
#### 4.1.4 Casuïstiek
* **Vluchtelingenstatus:** Een vrouw in El Salvador die slachtoffer is van huiselijk geweld en waarbij de autoriteiten niet reageren op verzoeken om hulp, kan onder de categorie 'getrouwde vrouwen in El Salvador die niet in staat zijn om hun relatie te verlaten' vallen en zo erkend worden op basis van behoren tot een bepaalde sociale groep. 'Verwesterde Afghanen' die terugkeren, kunnen ook als vluchteling erkend worden op basis van hun politieke of religieuze overtuiging indien ze westerse waarden en normen hebben overgenomen [51](#page=51) [52](#page=52).
* **Subsidiaire bescherming:** Een Palestijnse man uit Gaza die dreigt terecht te komen in extreme armoede en niet kan voorzien in zijn basisbehoeften, kan subsidiaire bescherming krijgen wegens onmenselijke en vernederende behandelingen. Na de machtsovername van de Taliban in Afghanistan is een individueel vluchtmotief nodig voor subsidiaire bescherming, waarbij aangetoond moet worden hoe persoonlijke omstandigheden het risico op slachtofferschap van willekeurig geweld verhogen [53](#page=53) [54](#page=54).
### 4.2 Procedure: De asielprocedure
De asielprocedure kent meerdere fasen, waarbij verschillende instanties betrokken zijn [56](#page=56).
#### 4.2.1 Fase 1: Registratie en eerste hoor (DVZ)
Het verzoek om internationale bescherming wordt geregistreerd bij de DVZ, idealiter zonder juridische bijstand [57](#page=57).
* Het verzoek moet worden ingediend binnen acht werkdagen na illegale binnenkomst in België [57](#page=57).
* De verzoeker kan de proceduretaal kiezen en er wordt voorzien in een tolk (Nederlands of Frans) [57](#page=57).
* Er wordt een woonplaatskeuze genoteerd, bijvoorbeeld een adres in een asielcentrum [57](#page=57).
* Foto's en vingerafdrukken worden afgenomen [57](#page=57) [58](#page=58).
* Er wordt een Bijlage 26 (attest van registratie asielaanvraag) opgemaakt [57](#page=57).
* Een eerste gehoor vindt plaats om de identiteit, herkomst en reisweg te verklaren. Verzamelen van documenten en medewerking van de verzoeker zijn hierbij van belang [57](#page=57).
* Een vragenlijst ter voorbereiding van het interview bij het CGVS wordt ingevuld [57](#page=57).
* Op de dag van de aanvraag worden basisgegevens genoteerd, vingerafdrukken en een foto afgenomen, een TBC-test uitgevoerd en informatie over de verdere procedure verstrekt [58](#page=58).
#### 4.2.2 Fase 1: Opvang en attest van immatriculatie (Fedasil)
Fedasil is verantwoordelijk voor de opvang van de verzoeker [56](#page=56) [59](#page=59).
* Een radiografie van de longen wordt uitgevoerd [59](#page=59).
* Een opvangplaats wordt toegewezen (code 207), waar de verzoeker verplicht moet inschrijven [59](#page=59).
* Een infobrochure over opvang wordt afgeleverd [59](#page=59).
* Binnen acht dagen wisselt de verzoeker de Bijlage 26 in bij de gemeente tegen een attest van immatriculatie (ook wel 'Oranje kaart' genoemd) [59](#page=59) [60](#page=60).
> **Tip:** De toewijzing van een opvangplaats gebeurt zo optimaal mogelijk, rekening houdend met de individuele situatie van de verzoeker en de beschikbare plaatsen [61](#page=61).
* **Criteria voor opvangtoewijzing door Fedasil:**
* Gezinssituatie [61](#page=61).
* Gezondheidstoestand [61](#page=61).
* Kennis van een van de landstalen [61](#page=61).
* Proceduretaal [61](#page=61).
* Behoren tot een kwetsbare groep [61](#page=61).
* Na zes maanden in collectieve opvang kan een plaats in individuele opvang worden aangevraagd, wat in de praktijk vaak enkel is toegestaan bij kwetsbaarheid of bij groepen met een hoge erkenningsgraad [62](#page=62).
#### 4.2.3 Fase 2: Dublin-onderzoek (DVZ)
De DVZ onderzoekt welke lidstaat bevoegd is voor de asielaanvraag, conform de Dublin III-verordening. De volgorde van bevoegdheid is als volgt [63](#page=63):
1. Staat waar een gezinslid al bescherming heeft of een lopende asielaanvraag heeft [63](#page=63).
2. Staat die reeds een visum heeft uitgereikt (indien nog geldig) [63](#page=63).
3. Staat van illegale binnenkomst (vervalt na 12 maanden) [63](#page=63).
4. Staat van asielaanvraag indien visumvrij voor dat land [63](#page=63).
5. Staat waar asiel wordt aangevraagd in de transitzone [63](#page=63).
6. Indien geen van bovenstaande van toepassing is, het land waar asiel wordt aangevraagd [63](#page=63).
> **Opgelet:** Andere criteria gelden voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV). Een lidstaat kan altijd afwijken om humanitaire redenen [63](#page=63).
#### 4.2.4 Fase 3: Beoordeling door het CGVS
Het CGVS onderzoekt de asielaanvraag [56](#page=56) [64](#page=64).
* Het CGVS kan het verzoek niet-ontvankelijk verklaren in bepaalde omstandigheden, zoals wanneer er een eerste land van asiel is [64](#page=64).
* Het CGVS beslist over de toekenning van het statuut door de definities van vluchteling en subsidiair beschermde te toetsen [64](#page=64).
* Een persoonlijk onderhoud (gehoor) vindt plaats om de coherentie en geloofwaardigheid van het verhaal na te gaan; een advocaat mag hierbij aanwezig zijn [64](#page=64).
* Er is geen minimumleeftijd om geïnterviewd te worden [64](#page=64).
* De behandelingstermijn bedraagt zes maanden, maar kan verlengd worden [64](#page=64).
* Er is een gedeelde bewijslast tussen de verzoeker en het CGVS [64](#page=64).
* **Samenhangende en geloofwaardige verklaringen zijn essentieel; leugens kunnen de geloofwaardigheid in gevaar brengen** [64](#page=64).
##### 4.2.4.1 Positieve beslissing
Indien de beslissing positief is, wordt het vluchtelingenstatuut of het subsidiaire beschermingsstatuut toegekend [65](#page=65).
* Na toekenning van een statuut moet de verzoeker de opvangstructuur verlaten binnen maximaal twee maanden [66](#page=66).
* Hulpverleningsorganisaties kunnen bij de zoektocht naar woonst assisteren [66](#page=66).
* De verzoeker wordt ingeschreven in het vreemdelingenregister door de gemeente [66](#page=66).
* In theorie kan een vluchteling verplicht worden terug te keren indien het conflict in het herkomstland is opgelost, maar dit komt in de praktijk zelden voor [66](#page=66).
##### 4.2.4.2 Negatieve beslissing
Na een negatieve beslissing is er de mogelijkheid tot schorsend beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) [68](#page=68).
* Het attest van immatriculatie blijft behouden tijdens het beroep [68](#page=68).
* Een negatieve beslissing van de RvV leidt tot een tweede bevel om het grondgebied te verlaten [68](#page=68).
* Nadien kan eventueel beroep ingesteld worden bij de Raad van State [68](#page=68).
* Na de beroepstermijn of een negatieve beslissing van de RvV volgt een bevel om het grondgebied te verlaten (BGV) en een Open Terugkeerplaats (OTP) voor maximaal 30 dagen voor vrijwillige terugkeer [68](#page=68).
* OTP-plaatsen zijn gereserveerd voor specifieke begeleiding bij terugkeer [68](#page=68).
* Verlenging van verblijf in een OTP kan mogelijk zijn om medische redenen [68](#page=68).
* Het Internationale Orgaan voor Migratie (IOM) onderzoekt de aanvraag om bijstand bij vrijwillige terugkeer en biedt financiële, administratieve en/of materiële ondersteuning [68](#page=68).
> **Tip:** Het niet vrijwillig verlaten van de OTP kan leiden tot gedwongen terugkeer [71](#page=71).
#### 4.2.5 Gedwongen terugkeer
Indien de verzoeker weigert de OTP te verlaten, kan de DVZ de lokale politie inschakelen [71](#page=71).
* De politie roept de verzoeker op zich te melden; indien dit niet gebeurt, wordt de verzoeker opgehaald [71](#page=71).
* De verbindingsambtenaar van de DVZ is verantwoordelijk voor het organiseren van de gedwongen terugkeer [71](#page=71).
* De DVZ kan uitgeprocedeerde verzoekers vasthouden in gesloten centra [71](#page=71).
* De terugkeer kan geforceerd plaatsvinden met het vliegtuig of de bus, individueel begeleid of op een speciale vlucht [71](#page=71).
---
# Toegang tot het grondgebied, verblijf en nationaliteit
Dit onderwerp onderzoekt de voorwaarden en procedures voor toegang tot het Belgische grondgebied, het verkrijgen van een verblijfsrecht, en de weg naar de Belgische nationaliteit.
### 3.1 Toegang tot het grondgebied en verblijf
#### 3.1.1 Kort verblijf
Een kort verblijf in België (maximaal 90 dagen) kan betrekking hebben op toerisme, familiebezoek of een zakenreis. Voor EU-burgers is er een recht op verblijf van maximaal 3 maanden. Derdelanders hebben in principe een Schengenvisum nodig, tenzij ze een verblijfsvergunning hebben in een ander Schengenland of een vrijstelling genieten [22](#page=22).
#### 3.1.2 Verblijf van langer dan 3 maanden voor EU-burgers
EU-burgers kunnen langer dan 3 maanden in België verblijven met diverse statuten, waaronder die van EU-werkzoekende, EU-werknemer, EU-zelfstandige, EU-student of economisch niet-actieve EU-burgers [23](#page=23).
#### 3.1.3 Arbeidsmigratie
Sinds 1974 geldt er in principe een arbeidsmigratiestop. EU-burgers genieten van het vrije verkeer van personen en hebben geen arbeidskaart nodig om te werken. Niet-EU-burgers die langer dan 90 dagen in België willen werken, hebben een gecombineerde vergunning nodig die zowel een arbeids- als een verblijfsvergunning omvat. Voor werkperiodes van maximaal 90 dagen moeten aparte aanvragen voor een arbeidskaart en een verblijfstitel worden ingediend, wat feitelijk een vorm van kort verblijf is [24](#page=24).
#### 3.1.4 Medische regularisatie ("9ter")
De medische regularisatie, ook wel bekend als "9ter", verleent een verblijfsvergunning van meer dan 3 maanden om medische redenen. Dit is mogelijk indien de ziekte een reëel risico inhoudt voor het leven of de fysieke integriteit, of indien er een reëel risico op een onmenselijke of vernederende behandeling bestaat bij gebrek aan adequate zorg in het land van herkomst. Een arts van de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) onderzoekt de medische toestand. Bij toekenning wordt een beperkt verblijfsrecht van één jaar verleend, telkens vernieuwbaar voor twee jaar, waarna na vijf jaar een onbeperkt verblijfsrecht kan worden verkregen. Deze procedure wordt zelden toegekend [25](#page=25).
#### 3.1.5 Humanitaire regularisatie ("9bis")
De humanitaire regularisatie, of "9bis", voorziet in een verblijfsvergunning van meer dan 3 maanden om humanitaire redenen. Hoewel een verblijfsvergunning in principe vanuit het buitenland wordt aangevraagd (bv. via een humanitair visum), kan deze vanuit België worden aangevraagd bij buitengewone omstandigheden, zoals onmogelijkheid om naar het land van herkomst te reizen of wanneer een minderjarige in België naar school gaat. Bij toekenning door DVZ wordt een beperkt of onbeperkt verblijfsrecht verleend, met na vijf jaar sowieso een onbeperkt verblijfsrecht. De aanvraag is niet-opschortend, wat betekent dat er tijdens de behandelingstermijn geen verblijfsrecht is [27](#page=27).
> **Tip:** De aanvraag voor een humanitaire regularisatie kost meer dan 300 euro per volwassene [29](#page=29).
De Staatssecretaris en DVZ beslissen over de gegrondheid van de aanvraag, wat een discretionaire bevoegdheid betreft; de "9bis" is dus een gunst. De Verblijfswet specificeert geen criteria voor deze beslissing, wat betekent dat elke aanvraag individueel moet worden beoordeeld, een weigering gemotiveerd moet zijn, en beslissingen mogen niet kennelijk onredelijk of willekeurig zijn. In de praktijk houdt DVZ rekening met de mate van integratie, ouderdom en kwetsbaarheid, zoals bij alleenstaande moeders die slachtoffer zijn van geweld [29](#page=29).
#### 3.1.6 Niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV)
Niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV) zijn minderjarige derdelanders zonder ouderlijk gezag of voogd. Zij komen vaak in de asielprocedure terecht. Helaas verdwijnen veel NBMV in de praktijk van de radar [32](#page=32) [33](#page=33).
#### 3.1.7 Humanitair visum
Het humanitair visum is een discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris en DVZ, het is een gunst en geen recht. Er is geen wettelijke basis voor de uitgifte ervan. In de praktijk hecht DVZ belang aan bijzondere affectieve en financiële banden met personen in België, en aan de humanitaire, precaire en/of geïsoleerde situatie van de verzoeker in het herkomstland. Praktijkvoorbeelden zijn uitzonderlijke reddingsoperaties, zoals voor christelijke minderheden in Syrië, en achtergebleven familieleden. Er geldt een administratiekost voor meerderjarigen [34](#page=34).
> **Example:** Een casus betreffende de meerderjarige dochter van een Afghaanse vluchteling in België illustreert de strenge criteria. DVZ weigerde het visum omdat er geen bewijs was van daadwerkelijke (financiële) afhankelijkheid, enkel gebruikelijke affectieve banden. Tevens werd opgemerkt dat, ondanks een eerdere melding van dreiging door de Taliban, er geen nieuwe bedreigingen waren en gedwongen huwelijken verboden zijn bij decreet [36](#page=36).
#### 3.1.8 Gezinshereniging
Gezinshereniging betreft het samenbrengen van familieleden die in verschillende staten verblijven. Er wordt onderscheid gemaakt tussen gezinshereniging met een Belg en met een derdelander [37](#page=37).
##### 3.1.8.1 Gezinshereniging met een Belg
Een Belg kan worden vervoegd door zijn echtgenoot of wettelijke partner (ouder dan 21 jaar), (klein)kinderen, en juridische ouders in geval van een minderjarige. De voorwaarden omvatten voldoende bestaansmiddelen (110% van het Gewaarborgd Gemiddeld Minimum Inkomen (GGMMI) plus 10% per ten laste gezinslid), huisvesting, een ziekteverzekering, en de intentie tot samenwoonst. Er geldt ook een administratiekost [39](#page=39).
##### 3.1.8.2 Gezinshereniging met een derdelander
Een derdelander kan worden vervoegd door zijn echtgenoot, wettelijke partner, minderjarig (stief)kind, meerderjarig (stief)kind met een beperking, en ouder. De voorwaarden zijn vergelijkbaar met die voor gezinshereniging met een Belg: voldoende bestaansmiddelen (110% van het GGMMI plus 10% per ten laste gezinslid), huisvesting, ziekteverzekering, samenwoonst, en een administratiekost [40](#page=40).
##### 3.1.8.3 Procedure gezinshereniging
Voor een derdelander die gezinsleden wil ontvangen, moeten de gezinsleden zich wenden tot een Belgische ambassade, wat in de praktijk vaak tot moeilijkheden leidt. Een Belg die gezinsleden wil ontvangen, kan ervoor zorgen dat zij de aanvraag indienen bij de Belgische ambassade of de gemeente [41](#page=41).
##### 3.1.8.4 Geregistreerde partner en andere familieleden
Een "geregistreerde partner" verwijst naar een officieel geregistreerd partnerschap. Indien dit niet geregistreerd is, kunnen een humanitair visum of een visum met het oog op huwelijk of wettelijke samenwoning mogelijk zijn. Polygamie is niet toegestaan in het kader van gezinshereniging. Andere familieleden kunnen de vluchteling niet vervoegen via gezinshereniging, maar er kan een beroep worden gedaan op een humanitair visum. Voor dit visum zijn stabiele en toereikende inkomsten (110% GGMMI + 10% extra per persoon ten laste) en voldoende huisvesting vereist. DVZ weigert vaak inkomsten uit uitzendarbeid. Een uitzondering geldt voor vluchtelingen: gedurende de eerste zes maanden zijn er geen materiële voorwaarden [78](#page=78) [79](#page=79).
##### 3.1.8.5 Bewijs van familiebanden
Het bewijzen van familiebanden verloopt via een cascadesysteem waarbij DVZ de beoordeling doet. Dit kan gebeuren met officiële documenten zoals buitenlandse rechterlijke beslissingen of authentieke akten. Indien officiële documenten niet voorhanden zijn, kunnen andere geldige bewijzen, een gesprek met DVZ, of een DNA-test worden overwogen. Moeilijkheden met het voorleggen van bewijsstukken, zoals niet-bestaande of onvindbare akten, komen vaak voor [80](#page=80).
> **Example:** In de praktijk wordt een humanitair visum vaak aangevraagd door echtgenoten met niet-erkende religieuze huwelijken, broers en zussen van NBMV, meerderjarige kinderen van derdelanders met wettig verblijf, of in andere uitzonderlijke situaties zoals voor een ouder op hoge leeftijd, geïsoleerde personen, of feitelijk geadopteerde kinderen [81](#page=81).
#### 3.1.9 Mensenhandel en -smokkel
Mensenhandel omvat het met dwang vervoeren of huisvesten van mensen met uitbuiting als doel, en valt onder het Strafwetboek. Mensensmokkel, het transporteren van mensen tussen landen, valt onder de Vreemdelingenwet. Smokkelbendes specialiseren zich hierin, en 90% van de migranten doet er beroep op. De winsten zijn hoog en de kans op betrapping laag. Betalingen gebeuren vaak in schijven, wat kan leiden tot schuldslavernij. Slachtoffers kunnen op basis van hun statuut tijdelijk en eventueel onbeperkt verblijfsrecht krijgen [42](#page=42).
##### 3.1.9.1 Vormen van mensenhandel
Vormen van mensenhandel omvatten seksuele uitbuiting (meest voorkomend, inclusief prostitutie en "loverboy"-praktijken), uitbuiting van bedelarij, en economische uitbuiting onder omstandigheden die indruisen tegen de menselijke waardigheid (bv. in de landbouw- of bouwsector). Ook de rekrutering voor illegale orgaandonatie of het plegen van misdrijven tegen de wil van het slachtoffer vallen hieronder. Mensensmokkel met verzwarende omstandigheden, zoals financieel gewin door illegale binnenkomst/vervoer of situaties met dwang, gevaar, of ernstig letsel, is eveneens relevant, ongeacht de instemming van het slachtoffer [43](#page=43).
##### 3.1.9.2 Voorwaarden voor slachtofferstatuut
Om in aanmerking te komen voor het slachtofferstatuut, moeten de contacten met de vermeende dader(s) verbroken zijn, moet het slachtoffer begeleid worden door een gespecialiseerd onthaalcentrum dat het verblijfsstatuut aanvraagt, en moet er samengewerkt worden met de gerechtelijke overheden door verklaringen af te leggen of een klacht in te dienen. De procedure omvat detectie, identificatie, voorlopig verblijf, verlengd verblijf, en uiteindelijk verblijf van onbepaalde duur onder bepaalde voorwaarden. Indien het Openbaar Ministerie de zaak seponeert, eindigt de verblijfsprocedure en verkrijgt het slachtoffer geen verblijfsstatuut, waarna eventueel een "9bis"-aanvraag kan worden overwogen [44](#page=44).
#### 3.1.10 "Transmigranten"
"Transmigranten" zijn (economische) migranten die nooit asiel aanvragen en zich zonder geldige verblijfspapieren op Belgisch grondgebied bevinden. Het non-refoulementbeginsel verbiedt het terugsturen van personen naar een land waar zij vervolging te vrezen hebben op grond van ras, godsdienst, politieke overtuiging, of lidmaatschap van een bepaalde sociale groep of nationaliteit. De Vreemdelingenwet (RVV) erkent ook een slechte socio-economische situatie in het herkomstland als reden. DVZ toetst vóór uitwijzing aan artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), wat losstaat van een eventuele asielaanvraag [45](#page=45).
### 3.2 Toegang tot de Belgische nationaliteit
#### 3.2.1 Inleiding tot de Belgische nationaliteit
De belangrijkste bron voor de Belgische nationaliteit is het Wetboek van de Belgische nationaliteit (WBN). Na wijzigingen in 2000 en 2012, beoogt de wet het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het *ius soli* (recht van de bodem) en *ius sanguinis* (recht van het bloed). Een vreemdeling kan Belg worden door automatische toekenning (voor minderjarigen) of door verkrijging (voor meerderjarigen) via een nationaliteitsverklaring of naturalisatie [91](#page=91) [92](#page=92).
#### 3.2.2 Automatische toekenning
Automatische toekenning van de Belgische nationaliteit kan gebeuren op basis van *ius sanguinis* (nationaliteit van de vader of moeder) of *ius soli* (geboorte in België) [95](#page=95).
##### 3.2.2.1 Hypothesen via *ius sanguinis* (art. 8, 9 & 12 WBN)
1. Kind geboren in België uit een Belgische ouder [95](#page=95).
2. Kind geboren in het buitenland uit een Belgische ouder die zelf in België is geboren [95](#page=95) [96](#page=96).
3. Kind geboren in het buitenland uit een Belgische ouder die zelf in het buitenland geboren is: het kind wordt pas Belg als de Belgische ouder een verklaring aflegt bij de Belgische ambassade vóór het kind 5 jaar is [95](#page=95) [96](#page=96).
4. Kind geboren in het buitenland uit een Belgische ouder die zelf in het buitenland is geboren, en het kind geen andere nationaliteit heeft tot het 18 jaar is (om staatloosheid te voorkomen) [95](#page=95) [96](#page=96).
5. Kind waarvan een ouder Belg wordt, wordt zelf ook Belg indien het kind hoofdverblijfplaats in België heeft en de ouder die Belg wordt, ouderlijk gezag over het kind bezit [95](#page=95) [97](#page=97).
6. Na adoptie [95](#page=95).
##### 3.2.2.2 Hypothesen via *ius soli* (art. 10, 11 & 11bis WBN)
7. Kind geboren in België dat geen andere nationaliteit bezit (tenzij een vreemde nationaliteit mogelijk is door registratie door ouders in hun herkomstland). Dit geldt ook voor VIBs, vluchtelingen en subsidiair beschermden [95](#page=95) [98](#page=98).
8. Kind geboren in België uit niet-Belgische ouders die de laatste 10 jaar 5 jaar hoofdverblijf in België hadden; dit betreft kinderen van de "3e generatie". Hoofdverblijfplaats is de inschrijving in het rijksregister [95](#page=95) [98](#page=98).
9. Kind geboren in België uit niet-Belgische ouders die een verklaring afleggen vóór het kind 12 jaar is, waarbij minstens één ouder de laatste 10 jaar hoofdverblijf in België had en beschikt over een onbeperkt verblijfsrecht; dit betreft kinderen van de "2e generatie". Het kind moet sinds zijn geboorte hoofdverblijfplaats in België hebben [95](#page=95) [98](#page=98).
#### 3.2.3 Verkrijging (voor meerderjarigen)
Verkrijging van de Belgische nationaliteit gebeurt via een nationaliteitsverklaring (de algemene regel) of naturalisatie (de uitzondering) [92](#page=92) [99](#page=99).
##### 3.2.3.1 Nationaliteitsverklaring
De voorwaarden voor een nationaliteitsverklaring zijn:
1. In België geboren en wettelijk verblijf sinds geboorte [99](#page=99).
2. Geïntegreerd zijn [99](#page=99).
3. Gehuwd zijn met een Belg of ouder zijn van een Belgisch minderjarig kind [99](#page=99).
4. Onmogelijkheid tot economische activiteit wegens beperking, invaliditeit, of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd [99](#page=99).
5. 10 jaar wettelijk verblijf in België [99](#page=99).
##### 3.2.3.2 Naturalisatie
Naturalisatie is een uitzonderingsprocedure en vereist buitengewone verdiensten of erkende staatloosheid [99](#page=99).
#### 3.2.4 Dubbele nationaliteit
Het bezitten van twee of meer nationaliteiten is mogelijk. Er zijn drie categorieën: Belgen die van rechtswege een vreemde nationaliteit bezitten (bv. kinderen uit gemengde huwelijken), Belgen die vrijwillig een andere nationaliteit kiezen maar hun Belgische nationaliteit behouden, en vreemdelingen die vrijwillig de Belgische nationaliteit hebben verkregen en hun oorspronkelijke nationaliteit behouden [100](#page=100).
---
# Sociale rechten en gezondheidszorg voor vreemdelingen
Dit thema behandelt de sociale rechten en de toegang tot gezondheidszorg voor verschillende categorieën van vreemdelingen in België.
## 4. Sociale rechten en gezondheidszorg voor vreemdelingen
### 4.1 Opvang van verzoekers om internationale bescherming
De opvang van verzoekers om internationale bescherming (VIBs) is gestructureerd via collectieve opvangstructuren, beheerd door instanties zoals Fedasil of het Rode Kruis, en individuele opvangstructuren, beheerd door OCMW's (via LOI's) of NGO's. Alle opvangstructuren zijn open, wat betekent dat bewoners vrij kunnen in- en uitlopen [72](#page=72).
Materiële hulp aan VIBs omvat onderdak, voeding, kledij, sociale, medische en psychologische begeleiding, leefgeld, juridische bijstand en diensten zoals tolken en opleidingen. In principe is er een bijdrageplicht van 50% van de beroepsinkomsten van de bewoners in het opvangcentrum. Personen die niet verblijven in hun toegewezen opvangstructuur worden beschouwd als "no-shows" (met code 207) en ontvangen geen materiële hulp [73](#page=73).
### 4.2 Verblijfstitels en kaarten
De verblijfstitels voor erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden worden weergegeven door middel van elektronische kaarten (#page=74, 75) [74](#page=74) [75](#page=75).
* **Erkend vluchteling**: Ontvangt een elektronische A kaart, die 5 jaar geldig is. Na deze periode verkrijgen zij een verblijfsrecht van onbeperkte duur, waarvoor een elektronische B kaart wordt afgegeven [74](#page=74).
* **Subsidiair beschermde**: Ontvangt eveneens een elektronische A kaart. Hun verblijfsrecht is aanvankelijk tijdelijk (1 jaar, daarna 2 jaar, gevolgd door nog eens 2 jaar). Na 5 jaar verkrijgen zij ook een verblijfsrecht van onbeperkte duur, waarvoor een elektronische B kaart wordt afgegeven [75](#page=75).
Een overzicht van diverse elektronische vreemdelingenkaarten is beschikbaar [88](#page=88):
* **Elektronische A kaart**: Bewijs van inschrijving in het Vreemdelingenregister voor derdelanders met beperkte duur [88](#page=88).
* **Elektronische B kaart**: Bewijs van inschrijving in het Vreemdelingenregister voor derdelanders met onbeperkte duur [88](#page=88).
* **Elektronische C kaart**: Verblijfskaart voor gevestigde vreemdeling of Zwitser met (duurzaam) verblijf [88](#page=88).
* **Elektronische D kaart**: Verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene [88](#page=88).
* **Elektronische E kaart**: Verklaring van inschrijving voor Unieburgers met verblijf van meer dan drie maanden [88](#page=88).
* **Elektronische E+ kaart**: Verblijfskaart voor Unieburgers met duurzaam verblijf [88](#page=88).
* **Elektronische F kaart**: Verblijfskaart voor derdelands familielid van Unieburger of Belg (gezinshereniging) [88](#page=88).
* **Elektronische F+ kaart**: Duurzaam verblijfskaart voor derdelands familielid van Unieburger of Belg [88](#page=88).
* **Elektronische H kaart**: Europese blauwe kaart voor hoogopgeleide werknemer [88](#page=88).
### 4.3 Sociale rechten voor vreemdelingen
Vluchtelingen en subsidiair beschermden genieten in België dezelfde sociale rechten als Belgen, waaronder het recht op maatschappelijke integratie, leefloon (IGO), Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen voor mensen met een beperking [82](#page=82).
#### 4.3.1 Recht op sociale huur
Erkend vluchtelingen en subsidiair beschermden hebben, in tegenstelling tot VIBs, recht op sociale huur. Zij dienen te voldoen aan de inkomens- en eigendomsvoorwaarden. Er is in principe geen voorrang, en ze worden opgenomen in de wachtlijst. Een taalkennisvereiste kan van toepassing zijn [83](#page=83).
#### 4.3.2 Overzicht van rechten per statuut
Het volgende overzicht schetst de rechten van verschillende categorieën vreemdelingen:
| Recht | Verzoeker om internationale bescherming | Erkend vluchteling | Subsidiair beschermde |
| :--------------------- | :----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- | :------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ | :------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ |
| Werken | 4 maanden na registratie verzoek, mits nog geen beslissing CGVS; schijvensysteem indien in opvangstructuur | Ja | Ja | [84](#page=84).
| Vrijwilligerswerk | Ja, melden aan opvangstructuur | Ja | Ja | [84](#page=84).
| Leefloon | Nee: basis is materiële opvang (bed, bad en brood) | Ja (leefloon) | Ja (leefloon) | [84](#page=84).
| Werkloosheidsuitkering | Melden aan OCMW indien leefloon; vragen aan RVA indien werkloosheidsuitkering | Melden aan OCMW indien leefloon; vragen aan RVA indien werkloosheidsuitkering | Melden aan OCMW indien leefloon; vragen aan RVA indien werkloosheidsuitkering | [84](#page=84).
| Onderwijs kinderen | Leerplicht voor alle kinderen met vreemde nationaliteit | Leerplicht voor alle kinderen met vreemde nationaliteit | Leerplicht voor alle kinderen met vreemde nationaliteit | [84](#page=84).
| Reizen buitenland | Nee | Ja (niet naar herkomstland) | Ja (niet naar herkomstland) | [84](#page=84).
| Inschrijving register Sociaal Wonen | Nee | Ja | Ja | [84](#page=84).
#### 4.3.3 Demografische en opleidingsgegevens
De belangrijkste herkomstlanden van VIBs die nieuw aankwamen in België zijn Syrië, Irak, Eritrea, Somalië en Afghanistan. De onderwijsniveaus van deze groepen variëren, met aanzienlijke percentages die hoger onderwijs, hoger secundair, lager secundair, lager onderwijs of geen diploma hebben [86](#page=86) [87](#page=87).
### 4.4 Toegang tot gezondheidszorg voor vreemdelingen
De toegang tot gezondheidszorg voor vreemdelingen hangt af van hun specifieke status. De volgende statuten worden besproken: verzoekers om internationale bescherming, no-shows, erkende vluchtelingen, personen met subsidiaire bescherming en personen zonder wettig verblijf .
#### 4.4.1 Verzekering en kosten
* **Verzoekers om internationale bescherming**:
* Indien verblijf in collectieve opvang: Fedasil is bevoegd en beschikt meestal over een eigen medische cel of centrumarts .
* Indien verblijf in een LOI: het OCMW is bevoegd .
* Indien werkzaam of persoon ten laste: het ziekenfonds is van toepassing .
* **No-shows**: Hebben recht op medische hulp via de 'Cel medische kosten' van Fedasil. Een dokter buiten het asielcentrum mag pas behandelen na toestemming van Fedasil, met uitzondering van spoedhulp .
* **Erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden**: Moeten zich aansluiten bij een ziekenfonds, gebaseerd op werk of inschrijving in het rijksregister. Indien behoeftig, kan het OCMW tussenkomen in medische kosten die niet onder de publieke ziekteverzekering vallen (maatschappelijke dienstverlening) .
#### 4.4.2 Personen zonder wettig verblijf
Personen zonder wettig verblijf hebben uitsluitend recht op dringende medische hulp (DMH) via het OCMW .
* **Definitie DMH**: Medische hulp die noodzakelijk is om de lichamelijke en geestelijke integriteit van de persoon te beschermen .
* **Voorwaarden voor DMH**:
* Onwettig verblijf in België .
* Behoeftig zijn .
* In het bezit van een attest 'dringende medische hulp' .
* **Procedure**: Het OCMW verricht een sociaal onderzoek om de bestaansmiddelen na te gaan en de eventuele verzekerbaarheid bij een ziekenfonds te bepalen. Soms gebeurt dit in overleg met CAW, voedselhulp, etc.. Het OCMW betaalt vervolgens het volledige bedrag terug .
#### 4.4.3 Kenmerken van 'Dringende medische hulp'
'Dringende medische hulp' betreft zorg die dringend noodzakelijk is en omvat zowel preventieve als curatieve medische zorgen, nazorg, ambulante zorg (door huisarts of kinesist) en zorg in verplegingsinstellingen (zoals ziekenhuizen). Kosten voor voeding, kledij en huisvesting vallen hier niet onder. Een arts stelt het attest DMH op .
#### 4.4.4 Jurisprudentie inzake DMH
Een arrest uit 2020 benadrukte dat de ziekte niet levensbedreigend hoeft te zijn en dat ook preventieve en niet-acute medische hulp onder DMH valt. Het arbeidshof oordeelde dat de beoordeling van DMH niet afhangt van de reden waarom de hulpvrager naar België komt, noch van het bestaan van behandelingsmogelijkheden elders. DMH kan niet geweigerd worden omdat de aandoening reeds bestond voor het verblijf in België. Verder stelde het arbeidshof dat beperkte inkomsten uit zwartwerk onvoldoende zijn om tot een menswaardig bestaan te besluiten, en dat niet-betaalde ziekenrekeningen een mensonwaardig bestaan bevestigen .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| ABS | Afkorting voor ambtenaar van de burgerlijke stand, een functionaris die verantwoordelijk is voor burgerlijke standzaken zoals geboorten, huwelijken en overlijdens. |
| BGV | Bevel om het grondgebied te verlaten, een officiële beslissing waarbij een vreemdeling wordt gelast het land te verlaten. |
| Derdelander | Een persoon die geen burger is van een lidstaat van de Europese Unie. |
| EU-burgers | Burgers van de lidstaten van de Europese Unie. |
| EU-migratiepact | Een recent migratiebeleid van de Europese Unie, gericht op vier pijlers: veilige buitengrenzen, snelle procedures, solidariteit en internationale samenwerking. |
| Fedasil | Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers, verantwoordelijk voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming en andere specifieke doelgroepen in België. |
| GGMMI | Gemiddeld gewaarborgd minimum maandinkomen, een referentiebedrag voor bestaansmiddelen in België. |
| Gezinshereniging | Het proces waarbij familieleden die in verschillende staten verblijven, worden samengebracht. |
| IOM | Internationale Organisatie voor Migratie, een intergouvernementele organisatie die zich bezighoudt met migratievraagstukken wereldwijd. |
| Ius soli | Het recht gebaseerd op de geboorteplaats, waarbij iemands nationaliteit wordt bepaald door het land waarin hij of zij is geboren. |
| Ius sanguinis | Het recht gebaseerd op afstamming, waarbij iemands nationaliteit wordt bepaald door de nationaliteit van de ouders. |
| LOI | Lokaal opvanginitiatief, initiatieven van lokale overheden, zoals OCMW's, voor de opvang van specifieke groepen. |
| Mensenhandel | Het met dwang transporteren of huisvesten van personen met het oog op uitbuiting, wat valt onder het Strafwetboek. |
| Mensensmokkel | Het heimelijk vervoeren van personen over grenzen heen, wat onder de Vreemdelingenwet valt. |
| NBMV | Niet-begeleide minderjarige vreemdeling, een minderjarige die zonder ouderlijk gezag of voogd het land binnenkomt. |
| NGO | Niet-gouvernementele organisatie, een organisatie die niet door de overheid wordt geleid en vaak opereert in sociale of humanitaire sectoren. |
| OTP | Open terugkeerplaats, een faciliteit waar uitgeprocedeerde vreemdelingen terecht kunnen voor begeleiding bij vrijwillige terugkeer. |
| RvV | Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, een administratief rechtscollege dat beroepsprocedures behandelt inzake vreemdelingenrecht. |
| Snel-Belgwet | Een wet die in 2000 werd ingevoerd en de procedure voor het verkrijgen van de Belgische nationaliteit vereenvoudigde. |
| SO | Slachtoffer, een persoon die schade heeft geleden door een misdrijf of uitbuiting. |
| VIB | Verzoeker om internationale bescherming, ook wel asielzoeker genoemd, iemand die bescherming zoekt in een ander land. |
| Vreemdeling | Een persoon die niet de Belgische nationaliteit bezit. |
| WBN | Wetboek van de Belgische nationaliteit, de wet die de regels rondom het verkrijgen en verlies van de Belgische nationaliteit vastlegt. |
| 9bis | Verwijst naar artikel 9bis van de Verblijfswet, dat de procedure voor humanitaire regularisatie regelt. |
| 9ter | Verwijst naar artikel 9ter van de Verblijfswet, dat de procedure voor medische regularisatie regelt. |
Cover
inleiding tot het publiek recht.pdf
Summary
# Federale staatsstructuur en bevoegdheidsverdeling in België
België is een federale staat die is samengesteld uit gemeenschappen en gewesten, met een specifieke verdeling van bevoegdheden die de autonomie van deze deelstaten waarborgt binnen het federale kader.
### 1.1 Oorsprong en evolutie van de Belgische federale staat
De oorsprong van de Belgische federale staat ligt in de onafhankelijkheid van België in 1830, gevolgd door een langdurige strijd voor taalvrijheid en ontvoogding, wat de basis legde voor de erkenning van deelstaten. Verschillende staatshervormingen, te beginnen in 1980 met de inrichting van de Gewesten en de transformatie van Cultuurgemeenschappen naar Gemeenschappen, hebben geleid tot de huidige federale structuur. Verdere hervormingen in 1988 (oprichting Brussels Hoofdstedelijk Gewest) en de Vlinderakkoord in 2014 markeren belangrijke stappen in deze evolutie, met oproepen tot verdere autonomie voor deelstaten die blijven klinken [3](#page=3).
#### 1.1.1 Constitutionele verankering
De federale structuur van België is vastgelegd in de Grondwet, die bepaalt dat België een federale staat is, samengesteld uit gemeenschappen en gewesten. Specifiek artikel 1 van de Grondwet erkent de federale aard van de staat, terwijl artikelen 2, 3 en 4 de drie Gemeenschappen (Vlaamse, Franse, Duitse), de drie Gewesten (Vlaamse, Waalse, Brusselse Hoofdstedelijke) en de vier taalgebieden (Nederlandse, Franse, tweetalige Brussel-Hoofdstad, Duitse) definiëren. Deze verankering van taalgebieden is cruciaal voor de bevoegdheidsverdeling en taalwetgeving, waarbij grenswijzigingen een bijzondere meerderheid vereisen [3](#page=3).
### 1.2 Autonomie van de federale entiteiten
Autonomie binnen de Belgische federale staat betekent de bevoegdheid om binnen bepaalde aangelegenheden normen met kracht van wet uit te vaardigen met een welbepaalde territoriale geldingssfeer. Deelstaten bezitten echter geen constitutionele autonomie, wat inhoudt dat ze de Grondwet niet kunnen aanpassen. Normen met kracht van wet verwijzen naar wetten, decreten en ordonnanties die op gelijke hoogte staan met de federale wetten, uitgevaardigd door de respectieve entiteiten op hun grondgebied [4](#page=4).
### 1.3 De federale staat en de deelstaten
De federale staat kent een scheiding der machten, waarbij de rechterlijke macht voornamelijk bij de federale overheid berust met de instelling van hoven en rechtbanken. De federale wetgevende macht is verantwoordelijk voor de totstandkoming van federale wetten, waarbij het voorstel kan uitgaan van de Kamer, de regering een ontwerp kan indienen na advies van de Raad van State, en parlementaire commissies deze kunnen aanpassen via amendementen. De federale uitvoerende macht is verantwoordelijk voor de vorming van de regering, waarbij een formateur een regeerakkoord opstelt en de regering vertrouwen moet krijgen van het parlement [4](#page=4) [5](#page=5).
#### 1.3.1 Deelstaten: Gewesten en Gemeenschappen
De deelstaten spelen een belangrijke rol, met name op het gebied van taalgebruik in de publieke sfeer, waar dit strikt gereglementeerd is [5](#page=5).
##### 1.3.1.1 Gemeenschappen
De Gemeenschappen zijn bevoegd voor aangelegenheden zoals cultuur, onderwijs en persoonsgebonden materies. De Vlaamse Gemeenschap is bijvoorbeeld bevoegd voor onderwijs en de Vlaamstalige scholen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, hoewel de bevoegdheden in dit gebied beperkt zijn voor zowel de Waalse als de Vlaamse Gemeenschap. De basis van de bevoegdheden van de Gemeenschappen ligt in de Grondwet (artikelen 127-130) en wordt verder uitgewerkt in de Bijzondere Wet tot Hervorming Instellingen (BWHI). Materiële bevoegdheden omvatten culturele aangelegenheden (schone kunsten, media, sport), persoonsgebonden aangelegenheden (gezondheidsbeleid, bijstand aan personen) en onderwijs, met uitzondering van diplomavoorwaarden, leerplicht en pensioenregeling. De territoriale bevoegdheid van de Gemeenschappen wordt bepaald door de territoria van de Gemeenschappen, waarbij in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad beide Gemeenschappen bevoegd zijn, maar burgers worden bereikt via specifieke instellingen [6](#page=6) [7](#page=7) [8](#page=8).
##### 1.3.1.2 Gewesten
De Gewesten zijn bevoegd voor voornamelijk grondgebonden aangelegenheden, zoals ruimtelijke ordening, leefmilieu, tewerkstelling, landbouw en economie, zoals opgesomd in artikel 6 BWHI. De territoriale bevoegdheid van de Gewesten correleert met de taalgebieden: het Nederlandse taalgebied voor het Vlaamse Gewest, de Franse en Duitse taalgebieden voor het Waalse Gewest, en het tweetalige gebied voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest [8](#page=8).
##### 1.3.1.3 Paritaire organen
België kent verschillende parlementen voor de deelstaten: het Vlaams Parlement (dat de bevoegdheden van het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap uitoefent), het Waals Parlement, het Parlement van de Franse Gemeenschap, het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie [6](#page=6).
### 1.4 Bevoegdheidsverdeling
De bevoegdheidsverdeling in België is verankerd in de Grondwet en de Bijzondere Wet tot Hervorming Instellingen (BWHI), wat leidt tot complexe wijzigingsprocedures [6](#page=6).
#### 1.4.1 Grondslagen van de bevoegdheidsverdeling
Drie fundamentele principes sturen de bevoegdheidsverdeling:
1. **Autonomie van de federale entiteiten:** De uitoefening van soevereine staatsmachten is verdeeld over autonome entiteiten, wat een gedifferentieerd bestuur mogelijk maakt en niet wordt beknot door het gelijkheidsbeginsel [6](#page=6).
2. **Gelijkheid van de federale entiteiten:** Er bestaat geen hiërarchische of toezichtsrelatie tussen de federale overheid en de deelstaten. Een federale wet kan een decreet of ordonnantie niet wijzigen binnen hun respectieve bevoegdheidsdomeinen, en vice versa, behalve na bevoegdheidsoverdracht. Dit omvat ook een substitutierecht voor internationale verplichtingen (art. 169 Gw.) [7](#page=7).
3. **Exclusiviteitsbeginsel:** Dit principe kent twee facetten:
* **Materiële exclusiviteit:** Slechts één entiteit is bevoegd om een specifieke aangelegenheid te regelen. Dit principe geldt verticaal voor zowel wetgevende als uitvoerende bevoegdheden. Nuances hierin zijn [7](#page=7):
* **Gedeeld exclusief:** Meerdere entiteiten zijn bevoegd voor onderdelen van een breder bevoegdheidspakket, zoals bij onderwijs [7](#page=7).
* **Concurrerende bevoegdheden:** Verschillende entiteiten mogen regels uitvaardigen over dezelfde aangelegenheid, zoals fiscaliteit, maar met specifieke voorwaarden rond voorafgaande regeling [7](#page=7).
* **Territoriale exclusiviteit:** Deelstaten stellen in beginsel geen handelingen buiten hun bevoegd territorium [7](#page=7).
De combinatie van materiële en territoriale exclusiviteit houdt in dat op een bepaalde plaats in beginsel slechts één entiteit bevoegd is om een specifieke aangelegenheid te regelen [7](#page=7).
#### 1.4.2 Toegewezen en residuaire bevoegdheden
De bevoegdheden worden toegewezen via:
* **Toegewezen bevoegdheden:** Deze worden rechtstreeks in de Grondwet toegewezen. Artikelen die een aangelegenheid toewijzen aan de 'wet' hebben een bevoegdheidsverdelend effect sinds de inwerkingtreding van de BWHI in 1980. Vóór deze datum hadden dergelijke toewijzingen geen bevoegdheidsverdelend effect [7](#page=7).
* **Residuaire bevoegdheden:** Dit zijn de bevoegdheden die de Grondwet en bijzondere wetten niet expliciet toewijzen aan de federale overheid of de deelstaten. Volgens artikel 35 van de Grondwet is de federale overheid enkel bevoegd voor de aangelegenheden die haar uitdrukkelijk worden toegekend. Deelstaten zijn bevoegd voor de overige aangelegenheden. Momenteel behoudt de federale overheid voorlopig de residuaire bevoegdheden, aangezien de wet bedoeld in artikel 35, tweede lid, nog niet in werking is getreden [7](#page=7).
Deelstaten hebben enkel toegewezen bevoegdheden (artikelen 38 en 39 Gw.). De Gemeenschappen baseren zich op de Grondwet (artikelen 127-130) en de BWHI, terwijl de Gewesten hun bevoegdheden volledig uit de BWHI halen [7](#page=7).
#### 1.4.3 Instrumentele bevoegdheden
Deelstaten beschikken ook over instrumentele bevoegdheden, die dienen als instrument bij hun eigen bevoegdheden. Een voorbeeld is de mogelijkheid tot verdragssluiting ('in foro interno, in foro externo') en de bevoegdheid om overtredingen van eigen normen strafbaar te stellen (art. 11 BWHI) [8](#page=8).
#### 1.4.4 Asymmetrie en samenwerking
De Belgische federale structuur kent asymmetrie, wat betekent dat niet alle deelstaten exact dezelfde bevoegdheden hebben. Er is ook sprake van samenwerking tussen de entiteiten, die soms verplicht is en vaak vrijwillig plaatsvindt om beleid te coördineren. Vormen van samenwerking variëren van informatie-uitwisseling en advies tot bindende akkoorden en gezamenlijke decreten [8](#page=8).
### 1.5 Bevoegdheidsconflicten
Een bevoegdheidsconflict ontstaat wanneer een overheid met een maatregel haar bevoegdheden overschrijdt. De controle hierop kan preventief zijn (advies afdeling Wetgeving RvS) of reactief, via vernietigingsprocedures bij het Grondwettelijk Hof of de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, en door gewone hoven en rechtbanken die bestuurlijke rechtshandelingen buiten toepassing kunnen laten. De focus ligt op de legaliteit van een maatregel, niet op de opportuniteit ervan [8](#page=8).
> **Tip:** Het onderscheid tussen de bevoegdheden van Gemeenschappen en Gewesten is cruciaal. Gemeenschappen richten zich meer op persoonsgebonden materies en cultuur, terwijl Gewesten zich concentreren op ruimtelijke en economische aangelegenheden.
> **Voorbeeld:** De bevoegdheid voor onderwijs ligt hoofdzakelijk bij de Gemeenschappen, met uitzondering van de leerplicht, die federaal blijft. Ruimtelijke ordening is daarentegen een bevoegdheid van de Gewesten [7](#page=7) [8](#page=8).
---
# Het bestuursrecht: organisatie, werking en beginselen
Dit gedeelte van de cursus introduceert het bestuursrecht, met een focus op de definitie, indelingen, organisatie, werking en de algemene beginselen die het bestuur dienen te leiden [15](#page=15) [9](#page=9).
### 2.1 Het bestuursrecht: definitie en indelingen
#### 2.1.1 Definitie van het bestuursrecht
Het bestuursrecht omvat het geheel van rechtsregels betreffende de organisatie, de bevoegdheden, de werking en het optreden van het bestuur, alsook de rechtsbescherming van de bestuurde tegen dit overheidsoptreden [9](#page=9).
* **Organiek oogpunt:** Hierbij wordt gekeken naar de 'machten'. Het bestuursrecht betreft de organisatie en werking van de 'uitvoerende macht', met uitsluiting van de wetgevende en rechterlijke macht [9](#page=9).
* **Functioneel oogpunt:** Hierbij wordt gekeken naar de 'functies'. Het bestuursrecht omvat het 'uitvoering geven' aan bijvoorbeeld wetgeving, wat een ruime invulling aan bestuur en bestuursrecht geeft [9](#page=9).
Het bestuur kan echter meer omvatten dan enkel de uitvoerende macht en het louter uitvoeren van wetten. Zo bezitten lokale besturen ook een regelgevende bevoegdheid (verordeningen) en kunnen besturen geschillen beslechten (bv. GAS-boetes). Bovendien kunnen ook de wetgevende en rechterlijke macht bestuurlijke handelingen stellen (bv. tuchtdisciplinaire beslissingen) [9](#page=9).
Voorbeelden van besturen zijn het OCMW, de NMBS, de FOD Justitie, SO Gent en De Lijn [9](#page=9).
#### 2.1.2 Indeling: algemeen vs. bijzonder bestuursrecht
* **Algemeen bestuursrecht:** Dit betreft de algemene regels en beginselen die gelden voor het gehele bestuursrecht. Het gaat hierbij om de organisatie en structuur van het bestuur, de rechtsbescherming van de burger tegen het bestuur, de bestuurlijke besluitvormingsprocedures en de beginselen van behoorlijk bestuur. De focus van de cursus ligt op dit deelgebied [9](#page=9).
* **Bijzonder bestuursrecht:** Dit omvat specifieke, sectorale regelingen binnen het bestuursrecht, die vaak technisch en gedetailleerd zijn, met een eigen begrippensysteem. Voorbeelden zijn kieswetgeving, overheidsopdrachten, migratierecht, omgevingsrecht en onderwijsrecht [9](#page=9).
### 2.2 Het bestuur
Het Belgische bestuur is georganiseerd op verschillende niveaus en kent een onderscheid tussen politiek en niet-politiek bestuur [10](#page=10) [13](#page=13).
#### 2.2.1 Het politieke bestuur
Het politieke bestuur staat aan het hoofd van de uitvoerende macht.
* **A. Op federaal niveau (Koning + Regering):**
* **Bevoegdheden:** De federale regering heeft enkel toegewezen bevoegdheden, die uitdrukkelijk in de Grondwet of een wet moeten staan. Ze hebben algemene bevoegdheden tot uitvoering en handhaving van wetten, en bijzondere bevoegdheden op het vlak van ambtenarij, staatsfinanciën, buitenlandse betrekkingen en de krijgsmacht, steeds met parlementaire tussenkomst [10](#page=10).
* **Algemene bevoegdheden:**
* **Uitvoering van federale wetten:** Dit gebeurt via verordenend (reglementair) optreden (een wet in materiële zin) binnen de draagwijdte van de formele wet, vaak met een uitdrukkelijke machtiging. Het kan ook via individueel (beschikkend) optreden, zoals het toekennen van subsidies. Koning mag wetten niet schorsen of vrijstelling verlenen [10](#page=10).
* **(Soms) handhaving van wetten:** Dit kan, naast de rechter, ook via het bestuur gebeuren (bestuurlijke handhaving) [10](#page=10).
* **Bijzondere bevoegdheden:**
* **Federaal overheidspersoneel:** Benoeming en vaststelling van het statuut van statutaire personeelsleden, met uitzonderingen voorzien in de wet [10](#page=10).
* **Staatsfinanciën (begroting):** Dit is een raming van inkomsten en uitgaven, maar staat onder controle van de wetgever [10](#page=10) [11](#page=11).
* **Leiding buitenlandse betrekkingen:** Het onderhouden van diplomatieke relaties en het sluiten van federale verdragen, mits instemming van de wetgever [11](#page=11).
* **Bevel over de krijgsmacht:** Inclusief het vaststellen van de staat van oorlog en het einde van vijandelijkheden, met controlemechanismen [11](#page=11).
* **Politie:** Zowel gerechtelijke als bestuurlijke politie, met controlemechanismen en wettelijke regeling van organisatie, bevoegdheid en statuut personeel [11](#page=11).
* **Procedure:** Optreden gebeurt via koninklijke besluiten, die steeds door minstens één minister medeondertekend moeten zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen reglementaire besluiten (algemene draagwijdte, wet in materiële zin) en individuele besluiten (toepassing van regels op individueel geval, hiërarchisch ondergeschikt). Reglementaire besluiten vereisen advies van de Raad van State (afdeling Wetgeving) en algemene bekendmaking via het Belgisch Staatsblad. Individuele besluiten kennen geen algemene procedure of adviesverplichting, volstaan met individuele kennisgeving [11](#page=11) [12](#page=12).
* **B. Op deelstatelijk niveau (deelstaatregeringen):**
* **Bevoegdheden:** Gemeenschaps- en gewestregeringen hebben enkel toegewezen bevoegdheden. Ze hebben algemene bevoegdheden tot uitvoering van decreten en soms handhaving ervan, en bijzondere bevoegdheden op het vlak van hun ambtenarij, de begroting en het sluiten van verdragen [12](#page=12).
* **Procedure:** Optreden gebeurt via regeringsbesluiten. Voor reglementaire besluiten is verplicht advies van de Raad van State (afdeling Wetgeving) en algemene bekendmaking vereist. Voor individuele besluiten is geen welbepaalde procedure voorzien [12](#page=12).
* **C. Op lokaal niveau (gemeentes en provincies):**
* **Uitvoerende organen:** Burgemeester/college van burgemeester en schepenen (gemeentelijk) en gouverneur/deputatie (provinciaal) [12](#page=12).
* **Bevoegdheden:** Algemene toegewezen bevoegdheden ter uitvoering van besluiten van de gemeenteraad of provincieraad, en soms handhaving ervan, alsook specifieke bevoegdheden (bv. omgevingsvergunning) [12](#page=12) [13](#page=13).
* **Procedure:** Optreden gebeurt via besluiten, principieel collegiaal. Voor reglementaire besluiten is algemene bekendmaking vereist (bv. via lokale website) [13](#page=13).
#### 2.2.2 Het niet-politieke bestuur
Het niet-politieke bestuur omvat entiteiten zoals de NMBS, Bpost, De Lijn, Fedasil, FOD Financiën en Kind & Gezin. Dit bestuur hangt nauw samen met het politieke bestuur, dat bevoegdheden delegeert [13](#page=13).
* **Overdracht van bevoegdheden ('gezagspreiding'):**
* **Deconcentratie:** Een hoger orgaan delegeert naar een hiërarchisch ondergeschikt orgaan binnen dezelfde rechtspersoon. Er blijft een hiërarchisch verband bestaan, met de mogelijkheid tot instructies en indeplaatsstelling [13](#page=13).
* **Decentralisatie:** Oprichting van autonome entiteiten met een eigen rechtspersoonlijkheid, die niet hiërarchisch ondergeschikt zijn. Er is wel bestuurlijk toezicht (schorsen of vernietigen van besluiten) [13](#page=13).
* **Territoriale decentralisatie:** Gemeenten en provincies behartigen een lokaal belang [13](#page=13).
* **Functionele decentralisatie:** Autonome entiteiten voor specifieke bestuurstaken, niet territoriaal gebonden (bv. NMBS) [13](#page=13).
* **Bevoegdheden van het niet-politieke bestuur:** In beginsel geen reglementaire besluiten, wel individuele besluiten [13](#page=13).
* **Aansturing via ministeriële omzendbrieven:**
* **Interpretatief:** Instructie aan ondergeschikte besturen over toepassing regels [13](#page=13).
* **Indicatief:** Richtlijn/aanbeveling aan gedecentraliseerde besturen [13](#page=13).
* **Verordenend:** Uitvaardigen van nieuwe algemene regels, maar vaak problematisch wegens procedures [13](#page=13).
### 2.3 De bestuurlijke rechtshandeling
De bestuurlijke rechtshandeling is een eenzijdige handeling van een bestuur die beoogt de rechtstoestand van de bestuurde te wijzigen of te beletten [14](#page=14).
#### 2.3.1 Kenmerken van een bestuurlijke rechtshandeling
* **Een rechtshandeling:** Een handeling die doelbewust gesteld wordt om rechtsgevolgen te creëren. Niet alle bestuurlijke handelingen zijn rechtshandelingen (bv. verschaffen van inlichtingen, louter uitvoerende handelingen) [14](#page=14).
* **Eenzijdig optreden:** Wijziging van de rechtstoestand zonder instemming van de bestuurde. Een contract is geen bestuurlijke rechtshandeling [14](#page=14).
* **Bestuur/ 'administratieve overheid':** Criteria hiervoor zijn:
* **Organiek:** Oprichting/erkenning door (Grond)wet of ander bestuur [14](#page=14).
* **Doelmatigheid:** Vervullen van een taak van algemeen belang [14](#page=14).
* **Gezag:** Stellen van eenzijdig bindende rechtshandelingen [14](#page=14).
* **Negatief criterium:** Wat het bestuur zeker niet is, tenzij... (bv. parlementen, hoven en rechtbanken) [14](#page=14).
#### 2.3.2 Privileges van de bestuurlijke rechtshandeling
* **'Privilège du préalable':** Verbindende kracht en dwingende kracht (vermoeden van wettigheid) [14](#page=14).
* **'Privilège de l'exécution d'office':** Uitvoerbare kracht, waardoor gedwongen uitvoering mogelijk is [14](#page=14).
#### 2.3.3 Indeling van bestuurlijke rechtshandelingen
* **Gebonden bevoegdheid:** Het bestuur kan geen eigen keuze maken; normale rechterlijke controle [15](#page=15).
* **Discretionaire bevoegdheid:** Het bestuur kan een eigen keuze maken; beperkte rechterlijke controle ('marginale toetsing') [15](#page=15).
#### 2.3.4 Werking in de tijd
* **Regel:** Werking voor de toekomst, in beginsel geen retroactieve werking [15](#page=15).
* **Opheffing:** Bestuurlijke rechtshandeling uit rechtsverkeer doen verwijderen door het bestuur zelf, met uitwerking voor de toekomst (ex nunc). Toelaatbaar voor reglementaire besluiten en individuele besluiten zonder verleende rechten, of wanneer de beslissing onwettig is [15](#page=15).
* **Intrekking:** Bestuurlijke rechtshandeling uit rechtsverkeer doen verwijderen door het bestuur zelf, met uitwerking in het verleden (ex tunc). Toelaatbaar voor besluiten zonder verleende rechten, of wanneer de beslissing onwettig is [15](#page=15).
### 2.4 Algemene principes en beginselen van bestuursrecht
Deze beginselen bieden rechtsbescherming tegen het bestuur en waarborgen tegen overheidswillekeur [15](#page=15) [16](#page=16).
#### 2.4.1 Wettigheidsbeginsel
Het bestuur staat niet boven de wet. Elk optreden van het bestuur moet een wettelijke grondslag hebben [16](#page=16).
* **Formele component:** Toegewezen aard van de bevoegdheid van het bestuur [16](#page=16).
* **Materiële component:** Respect voor de hiërarchie der normen en naleving van eigen reglementen [16](#page=16).
#### 2.4.2 Beginselen van behoorlijk bestuur
Deze beginselen zijn vooral van belang bij discretionaire bevoegdheden en vormen een waarborg tegen overheidswillekeur [16](#page=16).
* **Zorgvuldigheidsbeginsel:** Bestuur moet beslissingen zorgvuldig voorbereiden, nemen, ter kennis geven/bekendmaken en uitvoeren [16](#page=16).
* **Hoorplicht:** Gebaseerd op het principe van de tegenspraak ('audi et alteram partem'). Twee voorwaarden: een ernstige maatregel gebaseerd op persoonlijk gedrag. Vereist inlichting over de voorgenomen beslissing, recht op inzage in dossier en recht op bijstand van een advocaat. Uitzonderingen zijn mogelijk bij hoogdringendheid [16](#page=16).
* **Onpartijdigheidsbeginsel:** Het bestuur mag niet tegelijkertijd 'rechter en partij' zijn ('nemo judex in causa sua') en mag niet bevooroordeeld zijn [16](#page=16).
* **Motiveringsbeginsel (materiële motiveringsplicht):** Elke bestuurlijke beslissing moet gebaseerd zijn op voldoende motieven, zowel 'in feite' als 'in rechte' [16](#page=16).
* **Redelijkheids- en evenredigheidsbeginsel:** Grijzen bij discretionaire bevoegdheid. Beoordelingsvrijheid bestuur is geen synoniem van willekeur. Elk bestuur zou dezelfde beslissing hebben genomen [17](#page=17).
* **Rechtszekerheidsbeginsel:** Burgers moeten kunnen vertrouwen op de standvastigheid van het bestuur, inclusief het verbod op retroactiviteit en het honoreren van rechtmatige verwachtingen (vertrouwensbeginsel) [17](#page=17).
* **Gelijkheidsbeginsel:** Burgers in vergelijkbare omstandigheden moeten gelijk worden behandeld, met objectieve en redelijke verantwoording voor ongelijke behandeling (art. 10 en 11 Gw.) [17](#page=17).
#### 2.4.3 Formele motivering van bestuurshandelingen
De Wet Motivering Bestuurshandelingen (WMB) draagt bij aan zorgvuldigere besluitvorming [17](#page=17).
* **Toepassingsgebied:** Enkel bestuurlijke rechtshandelingen met een individuele strekking [17](#page=17).
* **Uitzonderingen:** Niet vereist bij bv. veiligheid van de staat [17](#page=17).
* **Draagwijdte:** Motivering moet in de akte zelf staan, afdoende zijn (geen vage, irrelevante of tegenstrijdige motieven) en evenredig met het belang van de beslissing [17](#page=17).
---
# Bestuurlijke handhaving en rechtsbescherming
Dit onderwerp behandelt de mechanismen en instrumenten van bestuurlijke handhaving, de betrokken actoren, en de rechtsbeschermingsmiddelen voor burgers tegenover het bestuur.
### 3.1 Openbaarheid van bestuur(documenten)
De openbaarheid van bestuur is gegrondvest op artikel 32 van de Grondwet. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen actieve en passieve openbaarheid [18](#page=18).
#### 3.1.1 Actieve openbaarheid
Bij actieve openbaarheid moet het bestuur op eigen initiatief informatie openbaar maken, zoals informatiebeleid, contactgegevens van dossierverantwoordelijken en beroepsmogelijkheden bij kennisgeving van een beschikkende bestuurshandeling. Ook moeten de contactgegevens van een dossierverantwoordelijke vermeld worden. Als het bestuur hierin tekortschiet, wordt de beroepstermijn voor burgers verlengd [18](#page=18).
#### 3.1.2 Passieve openbaarheid
Passieve openbaarheid houdt in dat elke burger het recht heeft op inzage, toelichting en eventueel een kopie van een bestuursdocument [18](#page=18).
* **Begrip ‘bestuursdocument’**: Dit omvat alle informatie waarover een bestuur beschikt of die het bezit, ongeacht wie het document heeft gemaakt, de vorm, of de inhoud. Dit begrip is zeer ruim [18](#page=18).
* **Ten aanzien van welk bestuur**: Volgens de WOB geldt dit voor alle federale ‘administratieve instanties’ en andere instanties die federale bevoegdheden uitoefenen. Het Bestuursdecreet heeft betrekking op alle ‘overheidsinstanties’ op Vlaams niveau [18](#page=18).
* **Ten aanzien van welke bestuurde**: Een belang is in beginsel niet vereist, tenzij het documenten van persoonlijke aard betreft, zoals beoordelingen of examenresultaten [18](#page=18).
* **Procedure**: Een schriftelijke aanvraag is vereist. Het bestuur heeft een doorverwijsplicht als het document bij een ander bestuur is [18](#page=18).
* **Uitzonderingen**: Deze zijn limitatief opgesomd in de WOB en het Bestuursdecreet en worden strikt geïnterpreteerd. Gedeeltelijke openbaarmaking door informatie te schrappen is mogelijk. Uitzonderingen kunnen facultatief (weigering mag) of verplicht (weigering is verplicht) zijn. Absolute uitzonderingsgronden vereisen geen belangenafweging (bv. privacygevoelige informatie) terwijl relatieve uitzonderingsgronden wel een belangenafweging vereisen (bv. opsporing van strafbare feiten) [18](#page=18) [19](#page=19).
* **Beroepsprocedure**: Burgers moeten eerst een bestuursrechtelijke beroepsprocedure doorlopen alvorens rechterlijk beroep mogelijk is [19](#page=19).
### 3.2 Bestuurlijke handhaving
Bestuurlijke handhaving beoogt de naleving van rechtsregels en besluiten af te dwingen. Er is geen wettelijke definitie van ‘handhaving’, maar er wordt onderscheid gemaakt tussen handhaving *sensu stricto* (toezicht en sanctionering) en *sensu lato* (het gehele proces van regelnaleving, inclusief sanctionering en uitvoering) [19](#page=19).
#### 3.2.1 Begrip, doel en vormen van handhaving
* **Begrip**: Handhaving is het gehele proces van het doen naleven van regelgeving, inclusief toezicht en optreden [19](#page=19).
* **Doel**: Het algemene doel is het doen naleven van geldende regels. Er is een onderscheid tussen bestraffende handhaving (persoon straffen voor een gepleegde inbreuk) en probleemverhelpende handhaving (voorkomen van problemen) [19](#page=19).
* **Vormen**: Hoewel strafrechtelijke handhaving de meest klassieke vorm is, is er een groeiende trend naar bestuurlijke handhaving, vaak in de vorm van een bestuurlijke sanctie [19](#page=19).
#### 3.2.2 Strafrechtelijke vs. bestuurlijke handhaving
De keuze tussen strafrechtelijke en bestuurlijke handhaving ligt bij de wetgever. Bestuurlijke handhaving kan dienen als substituut voor strafrechtelijke handhaving (exclusieve bestuurlijke handhaving) of als alternatief bij een gebrek aan strafrechtelijke handhaving (alternatieve bestuurlijke handhaving). De GAS-Wet is een voorbeeld van exclusieve en alternatieve bestuurlijke handhaving [19](#page=19) [20](#page=20).
#### 3.2.3 Naar een meer ‘gewapend’ bestuur
Er is een tendens waarbij naleving van regelgeving en individuele besluiten steeds vaker door een bestuur wordt afgedwongen, naast of in plaats van de strafrechter [20](#page=20).
#### 3.2.4 Instrumenten van de bestuurlijke handhaving
Het centrale instrument is de **bestuurlijke sanctie**: een sanctie die door een bestuur wordt opgelegd aan een bestuurde wegens het niet naleven van een publiekrechtelijk voorschrift. Hierbij staat leedtoevoeging centraal en is er sprake van bestraffende bestuurlijke handhaving. Voorbeelden zijn geldboetes, sluiting van inrichtingen, intrekking van erkenningen, en tuchtsancties [20](#page=20).
De gemeentelijke administratieve sancties (GAS) op basis van de GAS-Wet kunnen bestaan uit een bestuurlijke geldboete (maximaal EUR 175 voor minderjarigen of EUR 500 voor meerderjarigen), schorsing of opheffing van een gemeentegegeven toestemming of vergunning, en tijdelijke of definitieve sluiting van een inrichting. Deze kunnen worden opgelegd voor inbreuken op gemeentelijke reglementen of verordeningen, en voor zogenoemde ‘gemengde inbreuken’ [20](#page=20) [21](#page=21).
Naast bestuurlijke sancties bestaan er ook **bestuurlijke maatregelen**: maatregelen die door een bestuur worden opgelegd ter vrijwaring van de openbare orde, dienst, etc.. Hierbij is het risico op verstoring voldoende, zelfs als er nog geen inbreuk is gebeurd. Dit valt onder probleemverhelpende bestuurlijke handhaving. Een bestuurlijk plaatsverbod is een voorbeeld van een politiemaatregel en geen GAS-sanctie [21](#page=21).
Ook ‘zachte’ handhaving zoals raadgevingen en aanmaningen behoort tot het instrumentarium [21](#page=21).
#### 3.2.5 Actoren in de bestuurlijke handhaving
De actoren in de bestuurlijke handhaving zijn zeer uiteenlopend en omvatten inspecties, welbepaalde ambtenaren, het college van burgemeester en schepenen, en de burgemeester. De bevoegdheid hangt af van de specifieke regelgeving. De gemeentelijke administratieve geldboete wordt opgelegd door de sanctionerend ambtenaar, terwijl schorsing, opheffing en sluiting door het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege worden opgelegd [21](#page=21).
#### 3.2.6 Algemene principes van de bestuurlijke handhaving
De algemene principes van bestuurlijke handhaving omvatten selectiviteit, slagvaardigheid, onafhankelijkheid, transparantie, professionaliteit, samenwerking en evenredigheid. Bestraffende bestuurlijke handhaving valt in beginsel onder de waarborgen van artikel 6 EVRM wat betekent dat er geen dubbele bestraffing mag plaatsvinden (*ne bis in idem*) en dat er beroepsmogelijkheid is bij een rechter in volle rechtsmacht. Probleemverhelpende bestuurlijke handhaving valt hier doorgaans buiten, maar een concrete beoordeling blijft vereist [21](#page=21) [22](#page=22).
Een overtreder kan niet voor dezelfde inbreuk zowel een straf als een gemeentelijke administratieve sanctie opgelegd krijgen, door de waarborgen in de GAS-Wet [22](#page=22).
#### 3.2.7 Beroepsprocedures tegen gemeentelijke administratieve sancties
Tegen een gemeentelijke administratieve sanctie kan beroep worden ingesteld bij de jeugdrechtbank (indien minderjarig) of de politierechtbank (indien meerderjarig). Voor andere GAS-sancties blijft de Raad van State bevoegd [22](#page=22).
### 3.3 Rechtsbescherming
Rechtsbescherming kan curatief of preventief zijn. Curatieve rechtsbescherming betreft de middelen die een burger ter beschikking staan nadat een beslissing is genomen, vaak ook ‘rechtshandhaving’ genoemd. Er is een onderscheid tussen algemene en bijzondere rechtsbescherming [22](#page=22).
#### 3.3.1 Het onderscheid tussen subjectief en objectief contentieux
* **Subjectief contentieux**: Geschillen over burgerlijke en politieke rechten, waarvoor de gewone rechter bevoegd is. Dit betreft situaties waarin de toepasselijke regelgeving bepaalt welke beslissing het bestuur moet nemen, wat resulteert in een aanspraak voor de burger [23](#page=23).
* **Objectief contentieux**: Geschillen die niet over subjectieve rechten gaan, maar over de wettigheid van normen of het bestuursoptreden, waarvoor bijzondere rechtscolleges (zoals de Raad van State) bevoegd zijn. Dit is van toepassing wanneer het bestuur een beleidsvrijheid heeft en dus een discretionaire bevoegdheid [23](#page=23).
#### 3.3.2 De rechterlijke macht
De rechterlijke macht kan organiek worden begrepen als de hoven en rechtbanken (gewone rechter), en functioneel als ‘zij die rechtspreken’, waaronder de bestuursrechter en het Grondwettelijk Hof [23](#page=23).
#### 3.3.3 Controle op het bestuur
De controle op het bestuur kan plaatsvinden via klachtenbehandeling (bv. ombudsman) of via ‘echte’ beroepsmogelijkheden [23](#page=23).
* **Ombudsdienst**: De ombudsdienst kan bemiddelen en een advies uitbrengen, maar heeft geen beslissingsbevoegdheid [24](#page=24).
* **Bestuurlijk beroep**: Dit is een beroep bij een orgaan van het actief bestuur met als doel een beslissing te laten intrekken, vernietigen, wijzigen of nemen. Het gaat hierbij zowel om de wettigheid als de opportuniteit van de beslissing. Het is doorgaans goedkoop en weinig formalistisch. Er zijn verschillende vormen: willig beroep (bij hetzelfde bestuur), hiërarchisch beroep (bij een hoger bestuur) en beroep bij een toezichthoudend bestuur. Georganiseerd bestuurlijk beroep moet doorlopen worden alvorens rechterlijk beroep mogelijk is (uitputtingsvereiste) [24](#page=24).
* **Jurisdictioneel beroep**: Dit is bescherming door de gewone rechter of door bijzondere (bestuurs)rechtscolleges [25](#page=25).
* **Beroep op de gewone rechter**: Kan via de ‘exceptie van onwettigheid’ (art. 159 Gw.) een bestuurlijke rechtshandeling buiten toepassing laten verklaren, mits deze rechtshandeling in strijd is met de wet. Dit geldt voornamelijk voor reglementaire besluiten [25](#page=25).
* **Beroep op de bestuursrechter**: De belangrijkste bestuursrechter met algemene bevoegdheid is de Raad van State (RvS). De RvS heeft twee afdelingen: Wetgeving en Bestuursrechtspraak. De Afdeling Bestuursrechtspraak spreekt zich uit over de wettigheid van besluiten van administratieve overheden. De RvS kan bestuurlijke rechtshandelingen vernietigen of schorsen. Naast de RvS bestaan er ook andere specifieke bestuursrechtelijke rechtscolleges, zoals de Raad voor Vergunningsbetwistingen en het Handhavingscollege [25](#page=25).
#### 3.3.4 Controle op de wetgever
De controle op de wetgever geschiedt door het Grondwettelijk Hof (GwH), dat bevoegd is om wetten te vernietigen en/of te schorsen indien deze in strijd zijn met de Grondwet [25](#page=25).
---
# Wet gemeentelijke bestuurlijke handhaving en ondermijning
Dit deel behandelt de specifieke wetgeving rond gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de aanpak van ondermijnende criminaliteit, de rol van integriteitsonderzoeken, en de samenwerking tussen verschillende bestuursniveaus.
### 4.1 Van strafrecht naar bestuurlijke handhaving
De problematiek van ondermijnende criminaliteit wordt steeds complexer, wat leidt tot een noodzaak om verantwoordelijkheden deels door te schuiven naar steden en gemeenten voor bestuurlijke handhaving [26](#page=26).
#### 4.1.1 Gerechtelijke handhaving
Gerechtelijke handhaving treedt op bij inbreuken op de wet, zoals diefstal of oplichting, maar ook bij inbreuken op bijzondere wetten zoals belasting- of sociale fraude. Sancties hierbij zijn boetes, gevangenisstraffen en verbeurdverklaring [26](#page=26).
#### 4.1.2 Bestuurlijke handhaving
Bestuurlijke handhaving richt zich op inbreuken op lokale reglementen (zoals de politiecodex, terrassenreglementen, uitbatingsvergunningen) en op specifieke bepalingen in hogere wetgeving die lokale handhavingsinstrumenten ter beschikking stellen, zoals artikel 9bis van de Drugswet. Sancties kunnen bestaan uit boetes tot 500 euros, sluiting van een instelling, schorsing of intrekking van een vergunning, en preventieve maatregelen door de burgemeester, zoals plaatsverboden of preventieve sluitingen. De gemeente kan eigen reglementen uitvaardigen voor zaken die nog niet door hogere instanties zijn geregeld [26](#page=26) [27](#page=27).
De bestuurlijke handhaving kan worden onderverdeeld in:
* **Maatregelen van de burgemeester:** Dit omvat zowel bijzondere als algemene politionele maatregelen. Artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet geeft de burgemeester brede bevoegdheden om alle nodige maatregelen te nemen bij problemen in het kader van de openbare orde [27](#page=27).
* **Gemeentelijke administratieve sancties:** Deze worden opgelegd door een sanctionerend ambtenaar en kunnen leiden tot een administratieve geldboete, of tijdelijke of definitieve intrekking van een gemeentelijke vergunning, schorsing of sluiting. Dit laatste is een effectief instrument om naleving van reglementen te garanderen [27](#page=27).
* **Politiebesluiten (wetgevend):** Dit omvat het algemeen politiebesluit van de gemeenteraad en het politiebesluit van de burgemeester. In urgente gevallen kan de burgemeester de bevoegdheden van de gemeenteraad overnemen, waarbij de besluiten ter bevestiging aan de gemeenteraad worden voorgelegd [27](#page=27).
### 4.2 Aanleiding tot de Wet gemeentelijke bestuurlijke handhaving
De aanleiding voor de wet ligt in de steeds complexere problematiek van ondermijnende criminaliteit, de fragmentatie en versnippering van bevoegdheden en instrumenten, en de beperkte informatiepositie van gemeenten. Er was behoefte aan een vernieuwd wettelijk kader voor lokale handhaving met een integriteitscomponent [27](#page=27).
### 4.3 Ondermijnende criminaliteit
Ondermijnende criminaliteit is een breed begrip dat verder reikt dan specifieke criminele activiteiten en de fundamenten van de samenleving en sociale stelsels kan verzwakken of misbruiken. De definitie in de wet (artikel 2, 6° NGW) verwijst naar strafbare feiten uit artikel 119ter, § 10, vijfde lid van de Nieuwe Gemeentewet, die maatschappelijke structuren of het vertrouwen daarin schaden en kunnen leiden tot maatschappelijke en/of economische ontwrichting. Dit concept impliceert een negatieve invloed op de stabiliteit van de samenleving, een ander niveau van bedreiging dan klassieke overlast, en wijst op het ontoereikende karakter van bestaande instrumentaria. De aanpak is complex vanwege de verwevenheid tussen de illegale en legale wereld, waarbij illegale activiteiten zich soms voordoen als legaal [28](#page=28).
### 4.4 Krachtlijnen van de wet
De wet legt de nadruk op vier hoofdlijnen:
1. Gemeentelijk integriteitsonderzoek [28](#page=28).
2. Versterkte informatiepositie van de gemeente [28](#page=28).
3. Oprichting van de Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen (DIOB) en verankering van ARIEC's [28](#page=28).
4. Wettelijke regeling van bestuurlijke verzegeling en bestuurlijke dwangsom [28](#page=28).
#### 4.4.1 Gemeentelijk integriteitsonderzoek
De wet bepaalt dat het gemeentelijk integriteitsonderzoek, zoals geregeld in het nieuwe artikel 119ter van de Nieuwe Gemeentewet, van toepassing is op de vestiging of uitbating van publiek toegankelijke inrichtingen (PTI's) waar economische activiteiten plaatsvinden. Dit onderzoek beoogt ondermijnende criminaliteit tegen te gaan. De wet biedt echter geen regeling voor niet-publiek toegankelijke inrichtingen, de gunning van overheidsopdrachten, de toekenning van concessies, subsidies, of vastgoedtransacties waarbij de gemeente zelf partij is [28](#page=28) [29](#page=29).
**Voorwaarden voor integriteitsonderzoek:**
* Niet-discriminatoir: het onderzoek moet alle PTI's binnen de sector/betrokken activiteit omvatten op het grondgebied van de gemeente [29](#page=29).
* Duidelijk, ondubbelzinnig en objectief [29](#page=29).
* Transparant [29](#page=29).
**Focus van het onderzoek:**
Het onderzoek richt zich op de uitbater (in rechte of in feite), personen aan wie de uitbater leiding geeft, personen met een dominante positie, personen die vermogen verschaffen, en elke andere persoon die betrokken is bij de vestiging of uitbating, zoals aandeelhouders en UBO's [29](#page=29).
**Verloop van het onderzoek:**
Het onderzoek valt onder de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de burgemeester, die gemeentepersoneel aanwijst. Het onderzoek moet voltooid zijn binnen 50 dagen, verlengbaar met 30 dagen. Een nieuw onderzoek is mogelijk bij gewijzigde omstandigheden [29](#page=29).
**Verzamelde informatie:**
De gemeente kan informatie inwinnen uit het Centraal register van Integriteitsonderzoeken, HIT (afschrift van beslissingen van andere gemeenten), lokale politie, eigen diensten en databanken, strafregisters, publiek toegankelijke databanken (inclusief sociale media), het ARIEC (verslag met politionele en gerechtelijke gegevens), en gerechtelijke overheden. De burgemeester kan ook een casusoverleg organiseren waarbij afstand gedaan kan worden van het beroepsgeheim onder bepaalde voorwaarden [29](#page=29).
Indien de informatie een noodzaak voor verder onderzoek aangeeft, of een ernstig risico vaststelt, is het advies van de DIOB vereist. Zonder dit advies kan de vergunning niet worden geweigerd, geschorst of opgeheven, noch kan de inrichting worden gesloten. Dit advies is niet bindend [29](#page=29).
**Mogelijke gevolgen:**
Het college van burgemeester en schepenen kan bestuurlijke gevolgen nemen op voorstel van de burgemeester indien er een aanwijsbaar ernstig risico is dat de inrichting zal worden gebruikt om voordelen uit eerdere misdrijven te benutten, om misdrijven te plegen, of indien er ernstige aanwijzingen zijn dat misdrijven zijn gepleegd om de inrichting uit te baten. Mogelijke gevolgen zijn [30](#page=30):
* Vergunningsplichtig: vergunning weigeren, schorsen of opheffen (max. 6 maanden), schorsing onder voorwaarden [30](#page=30).
* Niet vergunningsplichtig (of deelstatelijke of federale vergunning): sluiting van de inrichting [30](#page=30).
Beslissingen worden aan de betrokkene meegedeeld, met beroepsmogelijkheid bij de Raad van State of verplichte intrekking indien de feiten niet langer vaststaand, geldig of relevant zijn [30](#page=30).
**Verhouding met strafrechtelijk onderzoek:**
Het integriteitsonderzoek doet geen afbreuk aan strafrechtelijke vervolgingen en waarborgen. Er kan een protocolakkoord gesloten worden tussen de gemeente en het parket. De beginselen van onschuldvermoeden en *ne bis in idem* blijven van kracht [30](#page=30).
#### 4.4.2 Versterkte informatiepositie
Hoewel artikel 119ter §6 van de Nieuwe Gemeentewet de gemeente toegang geeft tot bepaalde informatie, ontbreekt een grondslag voor intergemeentelijke uitwisseling van informatie (bv. sluitingen op basis van art. 134quater, quinquies, septies & 9bis NGW). Er is ook twijfel over de toegang tot fiscale informatie en informatie van inspectiediensten [30](#page=30).
Suggesties voor een versterkte informatiepositie omvatten directe toegang voor lokale besturen tot databanken zoals Dimona, Limosa, UBO en bestuurlijke informatie in ISLP, alsook de mogelijkheid om informatie op te vragen bij andere overheidsinstanties. Momenteel wordt dit als onvoldoende versterkt beschouwd [30](#page=30).
#### 4.4.3 Oprichting DIOB en verankering ARIEC
De **Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen (DIOB)** is opgericht en belast met risicoanalyses en adviesverlening, ter ondersteuning van het integriteitsonderzoek [30](#page=30).
* **Risicoanalyse:** De DIOB analyseert economische sectoren en activiteiten die kwetsbaar zijn voor ondermijnende criminaliteit, gebaseerd op gegevens uit het CRIO (een register beheerd door de DIOB), adviezen aan gemeenten, en objectieve wetenschappelijke data. Dit advies is niet-bindend en identificeert sectoren die onderworpen kunnen worden aan gemeentelijk integriteitsonderzoek [31](#page=31).
* **Adviesverlening:** De DIOB verstrekt gemotiveerd advies, gebaseerd op informatie van 9 partnerdiensten. Enkel strikt noodzakelijke persoonsgegevens worden gedeeld, met uitzondering van gegevens waarvan de mededeling schade kan veroorzaken of onevenredig de privésfeer aantast. Het advies van de DIOB is niet bindend, maar is wel vereist om een vergunning te kunnen weigeren, schorsen of intrekken, of een inrichting te sluiten, zelfs als er geen probleem wordt vastgesteld dat verder onderzoek vereist. Dit vormt een ernstige beperking voor gemeenten. Er zijn specifieke termijnen bepaald in de wet voor deze adviezen [31](#page=31).
De **Arrondissementele Informatie- en Expertisecentra (ARIEC)** fungeren als netwerkorganisaties die de bestuurlijke aanpak van ondermijnende criminaliteit op lokaal en arrondissementeel niveau coördineren en ondersteunen. De DIOB en lokale besturen adviseren inzake integriteitsonderzoeken, en de ARIEC's adviseren lokale besturen over een beperkt geografisch toepassingsgebied [31](#page=31).
#### 4.4.4 Bestuurlijke verzegeling en bestuurlijke dwangsom
De wet introduceert wettelijke regelingen voor de bestuurlijke dwangsom (nieuw art. 133ter, §1 NGW) en bestuurlijke verzegeling in het kader van de sluiting van inrichtingen (nieuw art. 133ter, §2 NGW). Dit maakt het makkelijker om sancties af te dwingen, bijvoorbeeld wanneer een uitbater een sluiting niet naleeft [31](#page=31).
### 4.5 Verhouding algemene bestuurlijke politie
De algemene bevoegdheid van de burgemeester om politiemaatregelen te nemen ter waarborging van de openbare orde (openbare veiligheid, rust en gezondheid) (art. 133, tweede lid juncto artikel 135 § 2 NGW) kan niet meer worden aangewend in domeinen die door de wetgever omvattend en gedetailleerd worden geregeld, ook al stelt de nieuwe art. 119ter NGW "onverminderd artikel 135, § 2". Niet alles dat een gemeente moet handhaven, valt immers onder ondermijnende criminaliteit [31](#page=31) [32](#page=32).
### 4.6 Evaluatie
**Positieve punten:**
* Voorafgaandelijke screening (integriteitsonderzoek) heeft nu een wettelijke basis [32](#page=32).
* Versterkte informatiepositie van de gemeente [32](#page=32).
* Inrichting van de DIOB [32](#page=32).
* De burgemeester krijgt het recht tot verzegeling en het opleggen van een bestuurlijke dwangsom [32](#page=32).
**Negatieve punten:**
* Beperking van het integriteitsonderzoek tot uitbatingen in welbepaalde sectoren (KB) en een specifieke lijst met strafbare feiten, terwijl de gemeente zelf een risicoanalyse zou moeten kunnen uitvoeren [32](#page=32).
* Voorafgaandelijke screening kent beperkingen, met name wat betreft directe informatiebronnen [32](#page=32).
* De lijst van instanties waar de DIOB gegevens kan opvragen, wordt als te beperkend ervaren (bv. KSC, nutsbedrijven) [32](#page=32).
* De mogelijkheid tot weigering/schorsing van vergunningen of sluiting van uitbatingen kan tot problemen leiden [32](#page=32).
* Indien gekozen wordt voor een politiereglement, is screening van de ganse sector noodzakelijk [32](#page=32).
* Het vereiste advies van de DIOB voor het weigeren/schorsen/intrekken van vergunningen, zelfs bij afwezigheid van verdere onderzoeksnoodzaak, is een beperking [32](#page=32).
* Er is onduidelijkheid over de samenloop met bestaande instrumenten, zoals de algemene bestuurlijke politie [32](#page=32).
### 4.7 Recente rechtspraak
Het Grondwettelijk Hof heeft in arrest nr. 142/2025 op 6 november 2025, artikel 35 van de Wet BH vernietigd in de mate dat het artikel 119ter, §12 van de Nieuwe Gemeentewet herstelt [32](#page=32) [33](#page=33).
* **Eerste middel:** Het Hof oordeelde dat de bestreden bepalingen geen strafrechtelijke sancties zijn in de zin van artikel 6 EVRM en artikel 14 van het BUPO-Verdrag, en dat het ondermijningsrisico centraal staat. Het eerste middel, gebaseerd op een tegengesteld uitgangspunt, werd daarom ongegrond verklaard [33](#page=33).
* **Tweede middel:** Het Hof erkende dat maatregelen verreikende gevolgen kunnen hebben, maar achtte het evenwicht tussen de doelstelling van de wet en de inmenging in eigendomsrechten en de vrijheid van ondernemen adequaat, daar de vrijheid van handel niet absoluut is. Echter, de evolutie van de situatie na de maatregel werd onvoldoende in aanmerking genomen. Specifiek werd opgemerkt dat, hoewel artikel 119ter, §12 NGW de mogelijkheid biedt om een beslissing in te trekken bij nieuwe elementen, er niet is bepaald dat gemeentelijke overheden beslissingen periodiek herbekijken, noch dat zij bij een verzoek tot intrekking verplicht zijn een nieuwe beslissing te nemen op basis van een geactualiseerde motivering. Dit leidt ertoe dat de bestreden bepaling, in die mate, op onevenredige wijze afbreuk doet aan de rechten van uitbaters [33](#page=33).
Het Grondwettelijk Hof heeft dus artikel 35 vernietigd, wat impliceert dat een periodieke herevaluatie van de DIOB-maatregel voorzien moet worden. Dit wijst op een noodzaak voor de wetgever om ook de andere pijnpunten aan te pakken [33](#page=33).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Federale Staat | Een staatsvorm waarin de macht is verdeeld tussen een centrale overheid en deelstaten (gewesten en gemeenschappen), die elk eigen bevoegdheden hebben. België is een federale staat, samengesteld uit gemeenschappen en gewesten. |
| Deelstaat | Een entiteit binnen een federale staat die een eigen autonomie en bevoegdheden bezit, zoals de gewesten en gemeenschappen in België. Deelstaten hebben niet de bevoegdheid om de grondwet te wijzigen. |
| Bevoegdheidsverdeling | Het proces waarbij de taken en macht van de overheid worden verdeeld tussen verschillende bestuursniveaus, zoals tussen de federale overheid, de gewesten en de gemeenschappen in België. Dit gebeurt via de Grondwet en bijzondere wetten. |
| Gewest | Een deelstaat in België met specifieke territoriale bevoegdheden, voornamelijk gericht op ruimtelijke ordening, leefmilieu, tewerkstelling en economie. De drie gewesten zijn het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. |
| Gemeenschap | Een deelstaat in België met bevoegdheden gericht op persoonsgebonden aangelegenheden zoals cultuur, onderwijs en gezondheidsbeleid. De drie gemeenschappen zijn de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitse Gemeenschap. |
| Autonomie | Het vermogen van een entiteit om zelf normen uit te vaardigen met kracht van wet binnen een bepaald territorium en voor specifieke aangelegenheden. Deelstaten in België bezitten constitutionele autonomie, maar geen grondwetgevende bevoegdheid. |
| Bestuursrecht | Het geheel van rechtsregels dat de organisatie, bevoegdheden, werking en het optreden van het bestuur regelt, alsmede de rechtsbescherming van burgers tegen overheidsoptreden. Het regelt de uitvoerende macht en het optreden van de overheid. |
| Bestuurlijke Rechtshandeling | Een eenzijdige handeling van een bestuur die gericht is op het creëren of wijzigen van rechtstoestanden van burgers, zonder hun instemming. Voorbeelden zijn het verlenen van een vergunning of het opleggen van een sanctie. |
| Wettigheidsbeginsel | Het principe dat elke optreden van het bestuur gebaseerd moet zijn op een wettelijke grondslag en de hiërarchie der normen moet respecteren. Het bestuur mag niet boven de wet staan en moet zijn bevoegdheden correct uitoefenen. |
| Beginselen van behoorlijk bestuur | Algemene rechtsbeginselen die waarborgen bieden tegen willekeur van het bestuur, zoals het zorgvuldigheidsbeginsel, de hoorplicht, en het onpartijdigheidsbeginsel. Ze zijn met name belangrijk bij discretionaire bevoegdheden. |
| Hoorplicht | Het beginsel dat het bestuur een burger het recht moet geven om zijn standpunt kenbaar te maken voordat een beslissing wordt genomen die hem raakt, vooral bij ernstige maatregelen of sancties. Dit omvat recht op inzage en bijstand. |
| Bestuurlijke Handhaving | Het proces en de instrumenten die het bestuur gebruikt om naleving van de geldende regels en besluiten te verzekeren, zowel door middel van toezicht als door het opleggen van sancties of maatregelen. Dit kan zowel bestraffend als probleemverhelpende finaliteit hebben. |
| Bestuurlijke Sanctie | Een sanctie die door een bestuur wordt opgelegd aan een burger wegens het niet naleven van een publiekrechtelijk voorschrift. Dit staat tegenover strafrechtelijke sancties en kan diverse vormen aannemen, zoals een geldboete of sluiting van een inrichting. |
| Bestuurlijk Plaatsverbod | Een bestuurlijke maatregel die een persoon verbiedt zich voor een bepaalde periode op een specifieke locatie te begeven. Dit heeft een probleemverhelpende finaliteit en is gericht op het voorkomen van overlast of verstoring van de openbare orde. |
| Ondermijnende Criminaliteit | Criminaliteit die de fundamenten van de samenleving en sociale stelsels verzwakt, zoals organisatiecriminaliteit en witteboordencriminaliteit. Het kan leiden tot maatschappelijke en economische ontwrichting en vereist specifieke handhavingsinstrumenten. |
| Integriteitsonderzoek | Een onderzoek dat door gemeenten wordt uitgevoerd bij de vestiging of uitbating van publiek toegankelijke inrichtingen om ondermijnende criminaliteit tegen te gaan. Het beoogt de integriteit van de uitbater en betrokkenen te beoordelen. |
| DIOB (Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen) | Een directie belast met risicoanalyses en adviesverlening inzake integriteitsonderzoeken voor openbare besturen. Het speelt een ondersteunende rol bij de beoordeling van entiteiten die kwetsbaar zijn voor ondermijning. |
| Curatieve Rechtsbescherming | De rechtsbescherming die een burger kan inroepen nadat een beslissing van het bestuur is genomen, in tegenstelling tot preventieve rechtsbescherming. Dit omvat de mogelijkheid tot beroep bij een bestuur of een rechter. |
| Jurisdictioneel Beroep | Een beroep dat wordt ingesteld bij een rechterlijke instantie, hetzij de gewone rechter (hoven en rechtbanken) voor subjectieve geschillen, hetzij de bestuursrechter (zoals de Raad van State) voor objectieve geschillen over de wettigheid van bestuursbeslissingen. |
| Raad van State (RvS) | Een belangrijk bestuursrechterlijk orgaan in België, bestaande uit een Afdeling Wetgeving (die adviezen geeft over wetten en reglementaire besluiten) en een Afdeling Bestuursrechtspraak (die oordeelt over de wettigheid van besluiten van de administratieve overheid). |
Cover
Jurisdictionele beroepen.pptx
Summary
# Definitie en kenmerken van een jurisdictioneel beroep
Een jurisdictioneel beroep is een proces dat wordt ingesteld bij een rechtsprekend orgaan, zoals een rechterlijke instantie, een administratief rechtscollege, het Rekenhof of zelfs een orgaan van het actief bestuur met rechtsprekende bevoegdheid. Het kenmerkt zich door het leiden tot een beslissing met een specifieke draagwijdte, die gebaseerd is op een rechtsregel en bekleed is met het gezag van gewijsde, teneinde een geschil te beëindigen.
### 1.1 Kenmerken van een jurisdictioneel beroep
Een jurisdictioneel beroep bezit diverse specifieke kenmerken die het onderscheiden:
#### 1.1.1 Rechtsprekende instanties
Deze beroepen worden aanhangig gemaakt bij organen die de bevoegdheid hebben om recht te spreken. Dit omvat:
* **Rechterlijke orde:** Traditionele rechtbanken en hoven.
* **Administratieve rechtscolleges:** Instellingen belast met het beslechten van geschillen met de overheid.
* **Buitengerechtelijke rechtscolleges:** Zoals het Rekenhof.
* **Orgaans van het actief bestuur met rechtsprekende bevoegdheid:** Specifieke kamers of commissies binnen bestuursinstanties, bijvoorbeeld de Kamer van beroep bij het RIZIV.
#### 1.1.2 Beslissing met specifieke draagwijdte
De uitkomst van een jurisdictioneel beroep is een beslissing die een concrete impact heeft. Deze beslissing:
* **Steunt op een rechtsregel:** De uitspraak is gebaseerd op geldende wetten, decreten, algemene beginselen, enzovoort.
* **Is bekleed met het gezag van gewijsde:** Zodra de beslissing definitief is, heeft zij bindende kracht en maakt zij een einde aan het specifieke geschil.
#### 1.1.3 Beëindiging van een geschil
Het primaire doel van een jurisdictioneel beroep is het oplossen en definitief beëindigen van een conflict tussen partijen.
### 1.2 Verschil met bestuurlijke beroepen
Hoewel de term "beroep" ook in de administratieve sfeer voorkomt, is een jurisdictioneel beroep specifieker gedefinieerd door zijn rechtsprekende karakter en de juridische finaliteit van zijn beslissingen. Bestuurlijke beroepen kunnen soms intern zijn binnen een administratieve hiërarchie en nog niet de finale rechtsprekende kracht hebben die een jurisdictioneel beroep kenmerkt. De definitie benadrukt de instelling bij een *rechtsprekend* orgaan, wat een cruciaal onderscheid vormt.
### 1.3 Rechtsmachtverdeling in België
De bevoegdheid om recht te spreken is in België strikt gereglementeerd, voornamelijk op basis van de Grondwet. Dit leidt tot een onderscheid tussen subjectief en objectief contentieux, wat essentieel is voor het bepalen welk orgaan rechtsmacht bezit.
#### 1.3.1 Subjectief contentieux
Dit type geschil heeft betrekking op de rechten en verplichtingen die individuele burgers ontlenen aan het objectief recht.
* **Burgerlijke rechten:** Verwijzen doorgaans naar private rechtsverhoudingen, zoals overeenkomsten, familiale aangelegenheden, eigendom, arbeidsovereenkomsten en aansprakelijkheid.
* **Politieke rechten:** Klassiek omvatten deze het kiesrecht, het recht om belastingen te betalen, het recht op een openbaar ambt, en dienstplicht. Ruimer geïnterpreteerd, vallen hier ook betwistingen onder waarbij de overheid optreedt in een functie die nauw verbonden is met de prerogatieven van het openbaar gezag, zoals geschillen in het kader van sociale zekerheid of de hoedanigheid van vluchteling.
**Artikel 144, eerste lid van de Grondwet** stelt dat geschillen over burgerlijke rechten uitsluitend tot de bevoegdheid van de rechtbanken behoren.
**Artikel 144, tweede lid van de Grondwet** voorziet echter in een uitzondering: de wet kan, onder bepaalde voorwaarden, de Raad van State of federale administratieve rechtscolleges machtigen om te beslissen over de burgerrechtelijke gevolgen van hun beslissingen (bijvoorbeeld schadevergoedingen tot herstel door de Raad van State).
**Artikel 145 van de Grondwet** bepaalt dat geschillen over politieke rechten tot de bevoegdheid van de rechtbanken behoren, met uitzondering van wettelijk vastgelegde gevallen.
#### 1.3.2 Objectief contentieux
Dit type geschil valt buiten de toepassing van artikel 144 en 145 van de Grondwet. Het zijn geschillen die geen betrekking hebben op subjectieve burgerlijke of politieke rechten en komen in beginsel toe aan de bestuurlijke rechtscolleges, waaronder de Raad van State.
#### 1.3.3 Wie bezit rechtsmacht?
De toewijzing van rechtsmacht is gebaseerd op wettelijke bepalingen.
* **Artikel 146 van de Grondwet** stelt dat geen rechtbank of met rechtspraak belast orgaan mag worden ingesteld zonder wettelijke basis.
* **Artikel 161 van de Grondwet** voorziet dat geen administratief rechtscollege mag worden opgericht zonder wettelijke grondslag.
Het bepalen van de bevoegde rechter (justitiële dan wel administratieve) is vaak complex en hangt af van het "werkelijk en rechtstreeks voorwerp van de vordering". Hierbij wordt onderzocht of de erkenning of vaststelling van een subjectief recht wordt gevorderd. Dit is met name het geval wanneer het bestuur over een gebonden bevoegdheid beschikt (en niet over een discretionaire bevoegdheid), aangezien in dat geval het subjectieve recht direct uit de rechtsregel kan worden afgeleid. De aard van de aangevoerde middelen speelt eveneens een rol.
De Raad van State heeft geen rechtsmacht wanneer een middel voortvloeit uit de schending van een rechtsregel die een verplichting voor het bestuur oplegt. Enkele voorbeelden die de onduidelijke scheidingslijn illustreren, zijn geschillen over de naleving van overeenkomsten, de toekenning of weigering van subsidies, en onteigeningen. Deze onduidelijkheid kan leiden tot "forumshopping".
Het Hof van Cassatie treedt op als attributierechter om conflicten tussen de bevoegdheden van de Raad van State en de justitiële rechter op te lossen, zoals geregeld in artikel 33 en 34 van de Wet op de Raad van State.
##### 1.3.3.1 De justitiële (of gewone) rechter
Verwijst naar de rechterlijke macht in België.
##### 1.3.3.2 De bestuursrechter
Krachtens artikel 161 GW kunnen administratieve rechtscolleges enkel bij wet worden opgericht.
* **Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak:** Heeft een algemene residuaire bevoegdheid indien geen andere rechter bevoegd is verklaard.
* **Rechtscolleges met specifieke bevoegdheid:** Hieronder vallen onder meer de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, de Raad voor Vergunningsbetwistingen, en de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen.
#### 1.3.4 Attributieconflict
Indien er onduidelijkheid bestaat over de bevoegdheid tussen een justitiële rechter en een bestuursrechter, kan een attributieconflict ontstaan, dat door specifieke procedures wordt opgelost.
### 1.4 Rechtsbescherming (tegen het bestuur) door de justitiële rechter
De justitiële rechter kan op verschillende manieren rechtsbescherming bieden tegen beslissingen van het bestuur.
#### 1.4.1 Via artikel 159 van de Grondwet
Dit artikel bepaalt dat hoven en rechtbanken besluiten en verordeningen enkel toepassen voor zover deze met de wetten overeenstemmen.
* **Toepassingsgebied:** Geldt voor alle individuele en reglementaire besluiten en verordeningen. Dit geldt ook voor bestuursrechters.
* **Toetsingscriterium:** De toetsing gebeurt aan "de wetten" in materiële zin.
* **Gevolg:** Een onwettige rechtshandeling wordt buiten toepassing gelaten.
* **Uitzonderingen:**
* Een dermate grove onwettigheid dat de bestuurshandeling als onbestaande moet worden beschouwd (bv. manifeste onbevoegdheid).
* Strijdigheid met direct werkend EU-recht.
* **Termijn:** De exceptie van onwettigheid kan ten allen tijde worden opgeworpen, tenzij in specifieke gevallen waarin de rechtspraak van de Raad van State een uitzondering maakt (bv. bij individuele besluiten indien de exceptie niet tijdig wordt opgeworpen).
* **Vergoeding:** Soms kan de rechter een rechtsherstel bevelen.
#### 1.4.2 Rechtsbescherming tegen overheidsaansprakelijkheid op grond van een fout
De overheid kan aansprakelijk zijn voor diverse fouten:
* **Foutief stilzitten:** Nalaten van een noodzakelijke handeling.
* **Foutief feitelijk handelen:** Handelen dat niet in overeenstemming is met de vereiste zorgvuldigheid.
* **Foutief handelen via besluitvorming:** Zowel individuele als reglementaire besluiten die onwettig zijn.
* **Rechtsgrond:** Artikel 1382 oud Burgerlijk Wetboek, thans artikel 6.5 en 6.6 van het Burgerlijk Wetboek.
* **Artikel 6.5 BW:** Eenieder is aansprakelijk voor schade die door zijn fout wordt veroorzaakt.
* **Artikel 6.6 BW:** Een fout bestaat uit de schending van een wettelijke regel of de algemene zorgvuldigheidsnorm. De algemene zorgvuldigheidsnorm vereist gedrag dat overeenkomt met dat van een voorzichtig en redelijk persoon onder dezelfde omstandigheden. Hierbij wordt rekening gehouden met voorzienbare gevolgen, risico's, de stand van de techniek, en de beginselen van goed bestuur.
* **Onwettigheid als fout:** Een door de bestuursrechter vastgestelde onwettigheid leidt tot aansprakelijkheid indien de onwettigheid voortvloeit uit de miskenning van een rechtsnorm die een welbepaald gedrag oplegt of verbiedt. Anders wordt getoetst aan de zorgvuldigheid van een normaal handelende overheid. Schendingen van algemene beginselen van behoorlijk bestuur (ABBB) kunnen als rechtsnorm worden beschouwd. De interpretatie van ABBB als een fout die leidt tot aansprakelijkheid kan echter evolueren.
#### 1.4.3 Rechtsbescherming tegen foutloze overheidsaansprakelijkheid
Dit betreft aansprakelijkheid die ontstaat ondanks rechtmatig handelen of stilzitten van het bestuur.
* **Voorbeelden:** Wegenwerken die leiden tot inkomensverlies, opgelegde bouwverboden.
* **Vergoedingsregelingen:** In sommige gevallen bestaan specifieke wettelijke regelingen voor vergoeding (bv. onteigening, planschadevergoeding).
* **GBOL-beginsel:** Indien geen wettelijke regeling is uitgewerkt, kan het gelijkheidsbeginsel voor de openbare lasten (GBOL) een rol spelen, wat inhoudt dat burgers niet onevenredig zwaarder belast mogen worden dan anderen.
---
# Rechtsmachtverdeling in België: subjectief en objectief contentieux
Dit deel van het document behandelt de principes van rechtsmachtverdeling in België, met een onderscheid tussen subjectieve geschillen (die burgerlijke en politieke rechten betreffen) en objectieve geschillen die buiten deze rechten vallen.
### 2.1 Basisprincipes van de rechtsmachtverdeling
De basis voor de rechtsmachtverdeling in België ligt in de Grondwet, met name in artikelen 144, 145, 146 en 161. Er wordt een fundamenteel onderscheid gemaakt tussen twee soorten geschillen:
#### 2.1.1 Het subjectief contentieux
Subjectieve geschillen hebben betrekking op rechten en verplichtingen die voortvloeien uit het objectief recht en die toebehoren aan een individu. Deze geschillen situeren zich op het vlak van burgerlijke en politieke rechten.
* **Burgerlijke rechten:** Deze betreffen doorgaans private verhoudingen, zoals overeenkomsten, familiale aangelegenheden, eigendom, arbeidsovereenkomsten en aansprakelijkheid.
* **Politieke rechten:** Klassiek omvatten deze het kiesrecht, het recht om belastingen te betalen, het recht om een openbaar ambt te bekleden en het recht om al dan niet het leger te dienen. Ruimer geïnterpreteerd, vallen hier ook betwistingen onder waarbij de overheid optreedt in uitoefening van publieke prerogatieven, zoals geschillen in het kader van de sociale zekerheid of de hoedanigheid van vluchteling.
Volgens artikel 144 van de Grondwet behoren geschillen over burgerlijke rechten bij uitsluiting tot de bevoegdheid van de rechtbanken. Artikel 145 van de Grondwet bepaalt hetzelfde voor geschillen over politieke rechten, tenzij de wet uitzonderingen voorziet.
Een belangrijke nuance is dat de wet, volgens artikel 144, tweede lid, de Raad van State of federale administratieve rechtscolleges kan machtigen om te beslissen over burgerrechtelijke gevolgen van hun beslissingen, zoals schadevergoedingen.
#### 2.1.2 Het objectief contentieux
Objectieve geschillen vallen buiten de toepassing van artikel 144 en 145 van de Grondwet. Dit betekent dat ze geen betrekking hebben op subjectieve burgerlijke of politieke rechten. In beginsel komen deze geschillen toe aan de bestuursrechtscolleges, waaronder de Raad van State.
### 2.2 Wie bezit rechtsmacht?
De instelling van rechtbanken, rechtsprekende organen en administratieve rechtscolleges is strikt gebonden aan een wettelijke basis, conform artikel 146 en 161 van de Grondwet.
#### 2.2.1 Het bepalen van de bevoegdheid
Het vaststellen van de bevoegdheid tussen de justitiële en de administratieve rechter is niet altijd eenvoudig en vereist een analyse van het 'werkelijk en rechtstreeks voorwerp van de vordering'. Hierbij spelen verschillende factoren een rol:
* **Onderwerp van de vordering:** Wordt de erkenning of vaststelling van een subjectief recht gevorderd? Dit is het geval wanneer het bestuur beschikt over een gebonden bevoegdheid (en niet een discretionaire), aangezien een subjectief recht dan rechtstreeks uit de rechtsregel kan worden afgeleid.
* **Inhoud van de middelen:** De Raad van State heeft geen rechtsmacht indien het middel wordt afgeleid uit de schending van een rechtsregel die een verplichting voor het bestuur vestigt.
> **Voorbeelden van geschillen:**
> * Naleving van overeenkomsten.
> * Toekennen of weigeren van subsidies.
> * Onteigeningen.
De niet altijd duidelijke scheidingslijn tussen de bevoegdheden kan leiden tot 'forum shopping', waarbij de formulering van het verzoekschrift en het moment waarop de procedure wordt ingeleid, bepalend kunnen zijn voor de bevoegde rechter.
#### 2.2.2 Conflicten van attributie
Het Hof van Cassatie treedt op als 'attributierechter' in gevallen van conflicten tussen de Raad van State en de justitiële rechter, conform artikel 158 van de Grondwet. De specifieke regeling hiervoor is te vinden in de artikelen 33 en 34 van de Wet op de Raad van State.
#### 2.2.3 Justitiële en administratieve rechters
* **De justitiële (of gewone) rechter:** Dit zijn de rechtbanken en hoven van de rechterlijke orde.
* **De bestuursrechter:** Krachtens artikel 161 van de Grondwet kan een administratief rechtscollege enkel bij wet worden ingesteld. De algemene residuaire bevoegdheid, indien geen andere rechter werd aangewezen, ligt bij de Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak. Er bestaan ook specifieke bestuursrechtscolleges, zoals de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, de Raad voor Vergunningsbetwistingen, en de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen.
### 2.3 Rechtsbescherming tegen het bestuur door de justitiële rechter
De justitiële rechter kan rechtsbescherming bieden tegen bestuurshandelingen via verschillende wegen:
#### 2.3.1 Via artikel 159 van de Grondwet
Artikel 159 van de Grondwet bepaalt dat hoven en rechtbanken algemene, provinciale en plaatselijke besluiten en verordeningen alleen toepassen voor zover ze met de wetten overeenstemmen. Dit geldt voor zowel individuele als reglementaire besluiten en kan door alle rechters, inclusief bestuursrechters, worden toegepast. De toetsing gebeurt aan 'de wetten' in materiële zin.
Het bestuur is gebonden door het principe 'patere legem quam ipse fecisti' (het bestuur moet zich houden aan de regels die het zelf heeft opgesteld), wat het rechtszekerheidsbeginsel primeert. Uitzonderingen hierop zijn:
* Een dermate grove onwettigheid dat de bestuurshandeling als onbestaande moet worden beschouwd (bv. manifeste onbevoegdheid).
* Strijdigheid met de rechtstreekse werking van het EU-recht.
In dergelijke gevallen kan een onwettige rechtshandeling buiten toepassing worden gelaten. Dit kan ten allen tijde, tenzij de exceptie wordt opgeworpen tegen een individueel besluit en dit onbestreden is. Soms kan de rechter een injunctie geven om rechtsherstel te bieden.
#### 2.3.2 Rechtsbescherming tegen overheidsaansprakelijkheid op grond van een fout
De overheid kan aansprakelijk zijn voor foutief stilzitten, feitelijk handelen of handelen via besluitvorming (individueel of reglementair). De rechtsgrond hiervoor is artikel 6.5 en 6.6 van het Burgerlijk Wetboek (voorheen artikel 1382 oud BW).
* **Artikel 6.5 BW:** Eenieder is aansprakelijk voor schade die hij door zijn fout aan een ander veroorzaakt.
* **Artikel 6.6 BW:** De fout bestaat uit de schending van een wettelijke regel of de algemene zorgvuldigheidsnorm. De algemene zorgvuldigheidsnorm vereist gedrag dat overeenkomt met dat van een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde omstandigheden.
Hof van Cassatie oordeelt dat een onwettigheid een fout oplevert die leidt tot aansprakelijkheid wanneer deze voortvloeit uit de miskenning van een rechtsnorm die een welbepaald gedrag oplegt of verbiedt. In andere gevallen wordt getoetst aan het gedrag van een normaal zorgvuldig handelende overheid.
> **Tip:** De nieuwe formulering van artikel 6.6 BW beschouwt de overtreding van algemene beginselen van behoorlijk bestuur (ABBB) slechts als een 'indicatie', waarvoor nog evoluties in de rechtspraak moeten worden afgewacht.
#### 2.3.3 Rechtsbescherming tegen foutloze overheidsaansprakelijkheid
In bepaalde gevallen kan de overheid aansprakelijk zijn voor rechtmatig handelen of stilzitten dat schade veroorzaakt (bv. door werken of een bouwverbod). Wanneer er geen wettelijke regeling voor vergoeding is uitgewerkt (zoals bij onteigening of planschade), kan het GBOL-beginsel (gelijkheid van de burgers voor de openbare lasten) een rol spelen.
---
# Bevoegdheid van de justitiële en administratieve rechter
Deze sectie behandelt de bepaling van de bevoegdheid van de rechterlijke of administratieve instantie in een geschil, inclusief de rol van het Hof van Cassatie als geschillenbeslechter.
## 3.1 Algemene principes inzake rechtsmacht
### 3.1.1 Het onderscheid tussen subjectief en objectief contentieux
De rechtsmachtverdeling in België is gebaseerd op het onderscheid tussen subjectief en objectief contentieux, zoals verankerd in de Grondwet.
* **Subjectief contentieux:** Dit betreft geschillen die betrekking hebben op subjectieve rechten en plichten die voortvloeien uit het objectief recht.
* **Burgerlijke rechten:** Deze hebben doorgaans betrekking op private verhoudingen, zoals overeenkomsten, familiezaken, eigendom, arbeidsovereenkomsten en aansprakelijkheid.
* **Politieke rechten:** Traditioneel omvat dit het kiesrecht, het recht om belastingen te betalen, het recht om een openbaar ambt te vervullen, en de dienstplicht. Ruimer geïnterpreteerd, omvat het ook betwistingen waarbij de overheid optreedt in uitoefening van prerogatieven van het openbaar gezag, zoals geschillen in het kader van de sociale zekerheid of vluchtelingenstatus.
* Artikel 144 van de Grondwet stelt dat geschillen over burgerlijke rechten exclusief tot de bevoegdheid van de rechtbanken behoren. Een uitzondering hierop is de mogelijkheid die de wet biedt aan de Raad van State of federale administratieve rechtscolleges om te beslissen over de burgerrechtelijke gevolgen van hun eigen beslissingen.
* Artikel 145 van de Grondwet bepaalt dat geschillen over politieke rechten tot de bevoegdheid van de rechtbanken behoren, met wettelijke uitzonderingen.
* **Objectief contentieux:** Dit omvat geschillen die buiten de reikwijdte van artikel 144 en 145 van de Grondwet vallen, en dus geen betrekking hebben op subjectieve burgerlijke of politieke rechten. In beginsel vallen deze geschillen toe aan administratieve rechtscolleges, waaronder de Raad van State.
### 3.1.2 Wie bezit rechtsmacht?
* Artikel 146 van de Grondwet stelt dat geen enkele rechtbank of rechtsprekend orgaan kan worden opgericht anders dan krachtens een wet. Dit geldt zowel voor de rechterlijke orde (gerechtelijk wetboek, wetboek van strafvordering) als voor administratieve rechtscolleges (artikel 161 van de Grondwet).
> **Tip:** De instelling van rechtscolleges, zowel rechterlijk als administratief, is dus strikt wettelijk geregeld.
## 3.2 Bepaling van de bevoegdheid: Justitiële of administratieve rechter?
Het bepalen van de bevoegdheid van de juiste rechter in een concreet geval is niet altijd eenvoudig en vereist een zorgvuldige analyse.
### 3.2.1 Het werkelijk en rechtstreeks voorwerp van de vordering
Het uitgangspunt bij de bevoegdheidsbepaling is het 'werkelijk en rechtstreeks voorwerp van de vordering'. Dit principe wordt gehanteerd door zowel het Hof van Cassatie als de Raad van State.
Bij de beoordeling van het voorwerp van de vordering moeten de volgende elementen in overweging worden genomen:
* **Vordering tot erkenning of vaststelling van een subjectief recht:** Dit is aan de orde wanneer het bestuur beschikt over een gebonden bevoegdheid (in tegenstelling tot een discretionaire bevoegdheid) bij het nemen van een beslissing. Bij gebonden bevoegdheid kan een subjectief recht immers rechtstreeks uit de rechtsregel worden afgeleid.
* **Inhoud van het/de middel(en) van de vordering:** De Raad van State is niet bevoegd wanneer het middel van de vordering steunt op de schending van een rechtsregel die een verplichting voor het bestuur oplegt.
### 3.2.2 Enkele voorbeelden ter illustratie
* Naleving en uitvoering van overeenkomsten.
* Toekennen of weigeren van subsidies.
* Onteigeningen.
### 3.2.3 Forumshopping en de rol van het Hof van Cassatie
De soms onduidelijke scheidingslijn tussen de bevoegdheden van de justitiële en de administratieve rechter kan leiden tot 'forumshopping', waarbij partijen proberen het geschil bij de voor hen meest gunstige rechter aanhangig te maken. Dit hangt vaak af van hoe het verzoekschrift inhoudelijk wordt geformuleerd.
Het **Hof van Cassatie** treedt op als **attributierechter** om dergelijke bevoegdheidsconflicten op te lossen, conform artikel 158 van de Grondwet. De specifieke regeling voor conflicten tussen de Raad van State en de justitiële rechter is uitgewerkt in de artikelen 33 en 34 van de Wet op de Raad van State.
## 3.3 De verschillende rechtscolleges
### 3.3.1 De justitiële (of gewone) rechter
Verwijst naar de rechtbanken en hoven binnen de rechterlijke orde.
### 3.3.2 De bestuursrechter
* De instelling van een administratief rechtscollege is, zoals vermeld, gebonden aan een wettelijke basis (artikel 161 Grondwet).
* **Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak:** Beschikt over een algemene residuaire bevoegdheid. Dit betekent dat hij bevoegd is indien geen andere specifieke rechter (justitieel of administratief) werd aangewezen.
* **Rechtscolleges met specifieke bevoegdheid:** Naast de Raad van State zijn er diverse gespecialiseerde bestuursrechtscolleges, zoals de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, de Raad voor Vergunningsbetwistingen, en de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen.
> **Tip:** Bij het bepalen van de bevoegde rechter is het essentieel om na te gaan of er een specifieke bestuursrechtscollege bestaat dat zich met het betreffende geschil bezighoudt. Indien niet, is de Raad van State (afdeling bestuursrechtspraak) vaak de aangewezen instantie.
## 3.4 Attributieconflicten
Een attributieconflict ontstaat wanneer er onduidelijkheid is over de bevoegdheid tussen de rechterlijke macht en de administratieve rechtscolleges. Het Hof van Cassatie, als attributierechter, beslecht deze conflicten.
## 3.5 Rechtsbescherming (tegen het bestuur) door de justitiële rechter
### 3.5.1 Via artikel 159 van de Grondwet
Artikel 159 van de Grondwet bepaalt dat hoven en rechtbanken algemene, provinciale en plaatselijke besluiten en verordeningen alleen toepassen voor zover deze met de wetten overeenstemmen.
* Dit principe geldt voor alle 'besluiten en verordeningen', zowel individuele als reglementaire.
* De toetsing gebeurt aan 'de wetten' in materiële zin.
* Besturen zijn gebonden door het principe 'patere legem quam ipse fecisti' (een bestuur moet zich aan de regels houden die het zelf heeft opgesteld), wat een aspect is van het rechtszekerheidsbeginsel.
**Uitzonderingen op het principe van artikel 159 Grondwet:**
1. **Grove onwettigheid:** Indien een bestuurshandeling dermate grof onwettig is dat deze voor onbestaande moet worden gehouden, primeert het wettigheidsbeginsel. Dit kan het geval zijn bij manifeste onbevoegdheid.
2. **Strijdigheid met rechtstreeks werkend EU-recht:** De onwettige rechtshandeling kan buiten toepassing worden gelaten bij strijdigheid met direct toepasbaar EU-recht.
De toepassing van artikel 159 Grondwet kan ten allen tijde, tenzij de rechtspraak van de Raad van State anders bepaalt met betrekking tot uitzonderingen die worden opgeworpen tegen individuele besluiten. Soms kan de rechter een injunctie geven om rechtsherstel te bieden.
### 3.5.2 Rechtsbescherming tegen overheidsaansprakelijkheid op grond van een fout
De overheid kan aansprakelijk zijn voor:
* Foutief stilzitten.
* Foutief feitelijk handelen.
* Foutief handelen via besluitvorming, zowel individueel als reglementair.
De rechtsgrond hiervoor is artikel 1382 oud Burgerlijk Wetboek, thans artikel 6.5 en 6.6 van het Burgerlijk Wetboek.
* **Artikel 6.5 BW:** Eenieder is aansprakelijk voor de schade die hij door zijn fout aan een ander veroorzaakt.
* **Artikel 6.6 BW:** Definieert de fout als de schending van een wettelijke regel of van de algemene zorgvuldigheidsnorm. De algemene zorgvuldigheidsnorm vereist een gedrag dat overeenkomt met dat van een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde omstandigheden.
**Is een door de bestuursrechter vastgestelde onwettigheid een fout die leidt tot aansprakelijkheid?**
Het Hof van Cassatie beschouwt een onwettigheid als een fout wanneer deze voortvloeit uit de miskenning van een rechtsnorm die het bestuur een welbepaald gedrag oplegt of verbiedt. In andere gevallen wordt getoetst aan het gedrag van een normaal zorgvuldig handelende overheid.
* **Praktijk:** Schendingen van algemene beginselen van behoorlijk bestuur (ABBB), zoals het beginsel van de redelijke termijn, onpartijdigheid of redelijkheid, kunnen als schending van een rechtsnorm worden beschouwd die een welbepaald gedrag oplegt.
* Het nieuwe artikel 6.6 BW beschouwt de overtreding van ABBB echter slechts als een 'indicatie' waar 'rekening mee gehouden kan worden'. Verdere evoluties in de rechtspraak moeten worden afgewacht.
### 3.5.3 Rechtsbescherming tegen foutloze overheidsaansprakelijkheid
Dit betreft aansprakelijkheid op grond van rechtmatig handelen of stilzitten van het bestuur, waarbij toch schade ontstaat.
* **Voorbeelden:** Wegenwerken die leiden tot inkomensverlies, of een opgelegd bouwverbod.
* In bepaalde gevallen zijn er wettelijke vergoedingsregelingen uitgewerkt, zoals voor onteigeningen, planschade of inkomenscompensatie voor zelfstandigen.
* Wanneer geen wettelijke regeling bestaat, kan het **GBOL-beginsel** (gelijkheid van de burgers voor de openbare lasten) een rol spelen, wat aansluit bij de beginselen van behoorlijk bestuur.
---
# Rechtsbescherming tegen het bestuur door de justitiële rechter
Dit hoofdstuk onderzoekt hoe de justitiële rechter rechtsbescherming biedt tegen bestuursbeslissingen, met focus op artikel 159 van de Grondwet, de leer van de overheidsaansprakelijkheid (zowel foutief als foutloos handelen), en de toepassing van nieuwe wetgeving inzake aansprakelijkheid.
### 4.1 Via artikel 159 van de Grondwet
Artikel 159 van de Grondwet bepaalt dat de hoven en rechtbanken algemene, provinciale en plaatselijke besluiten en verordeningen alleen toepassen voor zover deze met de wetten overeenstemmen. Dit beginsel geldt voor alle soorten besluiten en verordeningen, zowel individueel als reglementair of regelgevend. Niet alleen de rechterlijke orde, maar ook bestuursrechters passen dit principe toe.
De toetsing gebeurt aan 'de wetten' in materiële zin. Besturen zijn in beginsel gebonden door hun eigen opgestelde regels, conform het beginsel *patere legem quam ipse fecisti* (een bestuur moet zich aan de regels houden die het zelf heeft opgesteld), wat primeert uit hoofde van rechtszekerheid.
Er zijn echter twee belangrijke uitzonderingen waarbij de juistheid van een bestuursbeslissing door de rechter kan worden getoetst:
* **Dermate grove onwettigheid:** Wanneer een bestuursbeslissing zo ernstig onwettig is dat deze voor onbestaande moet worden gehouden, prevaleert het wettigheidsbeginsel. Dit is bijvoorbeeld het geval bij manifeste onbevoegdheid.
* **Strijdigheid met rechtstreekse werking EU-recht:** Bestuursbeslissingen die in strijd zijn met direct werkend Europees recht, kunnen door de rechter buiten toepassing worden gelaten.
De toepassing van artikel 159 van de Grondwet kan in principe ten allen tijde gebeuren. Echter, volgens de rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, kan een exceptie van onwettigheid ten aanzien van een individueel besluit slechts worden opgeworpen wanneer dit besluit zelf niet (tijdig) is bestreden. Soms kan de rechter een injunctie uitspreken om rechtsherstel te bieden.
### 4.2 Rechtsbescherming tegen overheidsaansprakelijkheid op grond van een fout
De overheid kan aansprakelijk worden gesteld voor verschillende soorten fouten:
* **Foutief stilzitten:** Nalaten om wettelijk vereiste handelingen te verrichten.
* **Foutief feitelijk handelen:** Onrechtmatig optreden in de praktijk.
* **Foutief handelen via besluitvorming:** Onrechtmatige individuele of reglementaire besluiten.
De rechtsgrond voor deze aansprakelijkheid is artikel 1382 van het oude Burgerlijk Wetboek, en thans de artikelen 6.5 en 6.6 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek.
**Artikel 6.5 BW** stelt: "Eenieder is aansprakelijk voor de schade die hij door zijn fout aan een ander veroorzaakt."
**Artikel 6.6 BW** definieert de fout nader:
* **§1.** De fout bestaat uit de schending van een wettelijke regel die een bepaald gedrag oplegt of verbiedt, of uit de schending van de algemene zorgvuldigheidsnorm die geldt in het maatschappelijk verkeer.
* **§2.** De algemene zorgvuldigheidsnorm vereist een gedrag dat overeenkomt met dat van een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde omstandigheden geplaatst. Bij de toepassing ervan kan onder meer rekening worden gehouden met:
1. de redelijkerwijze voorzienbare gevolgen van het gedrag;
2. de evenredigheid van het risico dat de schade zich voordoet, haar aard en haar omvang ten opzichte van de inspanningen en maatregelen nodig om haar te vermijden;
3. de stand van de techniek en van de wetenschappelijke kennis;
4. de eisen van goed vakmanschap en goede beroepspraktijken;
5. de beginselen van goed bestuur en goede organisatie.
De vraag of een door de bestuursrechter vastgestelde onwettigheid een fout oplevert die tot aansprakelijkheid leidt, is genuanceerd. Het Hof van Cassatie oordeelt dat een onwettigheid een fout oplevert wanneer deze voortvloeit uit de miskenning van een rechtsnorm die de overheid een welbepaald gedrag oplegt of verbiedt. In andere gevallen moet de toetsing gebeuren aan het gedrag van een normaal zorgvuldig handelende overheid.
In de praktijk kunnen schendingen van algemene beginselen van behoorlijk bestuur (ABBB), zoals het beginsel van de redelijke termijn, onpartijdigheid of redelijkheid, worden beschouwd als een schending van een rechtsnorm die welbepaald gedrag oplegt. Het nieuwe artikel 6.6 BW beschouwt de overtreding van ABBB echter slechts als een 'indicatie' waarvoor 'rekening gehouden' moet worden, wat een evolutie in de rechtspraak afwacht.
### 4.3 Rechtsbescherming tegen foutloze overheidsaansprakelijkheid
Naast aansprakelijkheid voor foutief handelen, kan de overheid ook aansprakelijk zijn op grond van rechtmatig handelen of stilzitten. Dit concept van foutloze overheidsaansprakelijkheid doet zich voor wanneer bestuursoptreden, hoewel wettig, toch aanzienlijke schade veroorzaakt, zoals inkomensverlies door wegenwerken of een opgelegd bouwverbod.
In specifieke gevallen zijn er wettelijke vergoedingsregelingen uitgewerkt, zoals voor onteigeningen, planschade, of inkomenscompensatievergoedingen voor zelfstandigen.
Wanneer er geen specifieke wettelijke regeling bestaat, kan het **GBOL-beginsel** (gelijkheid van de burgers voor de openbare lasten) een rol spelen. Dit principe, reeds besproken bij de beginselen van behoorlijk bestuur, stelt dat individuele burgers geen onevenredige lasten mogen dragen die voortvloeien uit een wettig optreden van de overheid, en dat deze lasten in principe gelijk verdeeld moeten worden. Dit kan leiden tot een vergoedingsplicht van de overheid, zelfs bij rechtmatig handelen.
> **Tip:** Bij het analyseren van een casus waarbij de overheid schade heeft veroorzaakt, is het cruciaal om eerst te bepalen of er sprake is van een foutief of een rechtmatig bestuursoptreden. Vervolgens dient nagegaan te worden of er specifieke wettelijke regelingen bestaan voor vergoeding, alvorens een beroep te doen op algemene aansprakelijkheidsprincipes of beginselen zoals GBOL.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Jurisdictioneel beroep | Een rechtsmiddel dat wordt ingesteld bij een rechtscollege van de rechterlijke orde, een administratief rechtscollege, een buitengerechtelijk rechtscollege of een orgaan van het actief bestuur met rechtsprekende bevoegdheid. Het leidt tot een beslissing met specifieke draagwijdte die, steunend op een rechtsregel en bekleed met het gezag van gewijsde, een einde maakt aan een geschil. |
| Rechtsmacht | De bevoegdheid die een rechtbank of een ander orgaan heeft om een geschil te behandelen en erover te oordelen. Dit kan betrekking hebben op specifieke soorten geschillen, gebieden of personen. |
| Subjectief contentieux | Geschillen waarbij het voorwerp van het geding betrekking heeft op rechten en verplichtingen die voor de burger uit het objectief recht volgen. Deze geschillen betreffen specifiek burgerlijke en politieke rechten. |
| Objectief contentieux | Geschillen die buiten de toepassing van de artikelen 144 en 145 van de Grondwet vallen. Dit zijn geschillen die geen betrekking hebben op subjectieve rechten en in beginsel worden toegewezen aan bestuurlijke rechtscolleges, waaronder de Raad van State. |
| Attributierechter | Een orgaan, zoals het Hof van Cassatie in België, dat bevoegd is om te beslissen over conflicten die ontstaan wanneer er onduidelijkheid bestaat over welk type rechter (bijvoorbeeld justitiële of administratieve rechter) bevoegd is om een bepaald geschil te behandelen. |
| Wetten in materiële zin | Hiermee worden alle algemene, abstracte rechtsregels bedoeld die bindende kracht hebben, ongeacht of ze afkomstig zijn van de wetgevende macht, de uitvoerende macht of de regelgevende organen. Artikel 159 van de Grondwet verwijst hiernaar. |
| Foutloos overheidsaansprakelijkheid | Een vorm van aansprakelijkheid van de overheid die kan ontstaan door rechtmatig handelen of stilzitten dat toch schade veroorzaakt bij burgers. Denk hierbij aan situaties zoals wegenwerken die leiden tot inkomensverlies, waarvoor compensatieregelingen bestaan. |
| GBOL-beginsel (Gelijkheid van de burgers voor de openbare lasten) | Een fundamenteel rechtsbeginsel dat stelt dat burgers gelijk moeten worden behandeld wat betreft de lasten die door de overheid worden opgelegd. Niemand mag onevenredig zwaarder worden belast dan anderen zonder wettelijke basis. |
| Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak | Het hoogste administratieve rechtscollege in België dat bevoegd is voor de berechting van geschillen die voortvloeien uit beslissingen van de overheid en die niet tot de bevoegdheid van een andere administratieve rechtscollege behoren. |
| Algemene beginselen van behoorlijk bestuur (ABBB) | Een reeks ongeschreven rechtsnormen die het gedrag van de overheid moeten sturen om een correct en rechtvaardig bestuur te garanderen. Voorbeelden zijn het beginsel van redelijke termijn, onpartijdigheid en redelijkheid. |
Cover
les 7
Summary
# De AI Act: aard, reikwijdte en doelstellingen
Hier is een gedetailleerde samenvatting voor het onderwerp "De AI Act: aard, reikwijdte en doelstellingen".
## 1. De AI Act: aard, reikwijdte en doelstellingen
De Europese AI Act is een baanbrekende verordening die tot doel heeft een geharmoniseerd wettelijk kader te creëren voor de ontwikkeling, het op de markt brengen en het gebruik van kunstmatige intelligentie (AI) systemen in de Europese Unie, met een risicogebaseerde aanpak om zowel de interne markt te verbeteren als fundamentele rechten te beschermen.
### 1.1 Aard van de AI Act
De AI Act is een **verordening**, wat betekent dat deze rechtstreeks van toepassing is in alle lidstaten zonder dat nationale implementatie nodig is. Dit garandeert een consistent niveau van bescherming in de gehele Europese Unie. Het is een **horizontale regulering**, wat inhoudt dat de Act van toepassing is op AI-systemen ongeacht de sector of het specifieke doel waarvoor ze worden gebruikt, en dit alles onder één overkoepelend juridisch kader.
### 1.2 Reikwijdte van de AI Act
De AI Act geldt voor:
* **Providers** die AI-systemen of modellen voor algemeen gebruik op de markt brengen of in gebruik nemen in de Unie.
* **Deployers** (gebruikers) van AI-systemen die gevestigd zijn in de Unie.
* **Providers en deployers** die gevestigd zijn buiten de Unie, indien de output van het systeem binnen de Unie wordt gebruikt. Dit principe van **extraterritorialiteit** is vergelijkbaar met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
* **Importeurs en distributeurs** van AI-systemen.
* **Productfabrikanten** die AI-systemen onder hun eigen merknaam op de markt brengen.
* **Gemachtigde vertegenwoordigers** van providers die niet in de Unie gevestigd zijn.
* **Betrokken natuurlijke personen** die zich in de Unie bevinden.
**Uitzonderingen:**
* Activiteiten gericht op onderzoek, testen of ontwikkeling van AI-systemen vóór het op de markt brengen, tenzij deze worden getest onder reële omstandigheden die personen beïnvloeden.
* Natuurlijke personen die AI-systemen gebruiken voor puur persoonlijke, niet-professionele doeleinden.
#### 1.2.1 Definitie van een AI-systeem
Een 'AI-systeem' is gedefinieerd als een machine-gebaseerd systeem dat ontworpen is om met wisselende mate van autonomie te opereren, adaptief kan zijn na implementatie en, op basis van de ontvangen input, outputs genereert zoals voorspellingen, content, aanbevelingen of beslissingen die fysieke of virtuele omgevingen kunnen beïnvloeden.
> **Tip:** De definitie van een AI-systeem is cruciaal en er is veel discussie geweest over de precieze invulling ervan.
### 1.3 Doelstellingen van de AI Act
De AI Act heeft twee hoofddoelen, die soms worden aangeduid als een "dubbelkoppig beest":
1. **Verbetering van de interne markt en bevordering van innovatie:**
* Het creëren van een geharmoniseerd wettelijk kader dat de vrije beweging van producten en diensten binnen de interne markt ondersteunt.
* Het stimuleren van de ontwikkeling en adoptie van mensgerichte en betrouwbare AI.
* De rechtsbasis voor de meeste bepalingen is Artikel 114 VWEU, dat gericht is op de verbetering van de interne markt.
2. **Waarborgen van een hoog niveau van bescherming van fundamentele rechten en veiligheid:**
* Bescherming van de gezondheid, veiligheid en fundamentele rechten van burgers, waaronder democratie, rechtsstaat, non-discriminatie, bescherming van persoonsgegevens en de rechten van het kind.
* Het voorkomen van schadelijke effecten van AI-systemen.
* De rechtsbasis omvat ook Artikel 16 VWEU met betrekking tot gegevensbescherming.
### 1.4 Risicogebaseerde aanpak
De AI Act hanteert een **risicogebaseerde benadering**, waarbij de verplichtingen proportioneel zijn aan het geïdentificeerde risiconiveau van een AI-systeem. Dit is de kern van de regulering en leidt tot de volgende categorieën:
* **Onacceptabel risico (Verboden AI-praktijken):** Systemen die de waarden van de Unie schenden en fundamentele rechten aantasten, zoals:
* Gebruik van subliminale technieken om gedrag te verstoren en schade te veroorzaken.
* Exploitatie van kwetsbaarheden van personen (bijv. leeftijd) om gedrag te verstoren.
* Sociale scoring door overheden en in bepaalde gevallen door private partijen.
* Profiling-gebaseerde voorspellende politie.
* Gerichte scraping van internet of CCTV voor biometrische data om databases op te bouwen.
* Emotieherkenning in werk- en onderwijsinstellingen, tenzij voor medische of veiligheidsredenen (bijv. vermoeidheidsniveaus van een piloot monitoren).
* Biometrische categorisatie op basis van biometrische gegevens om ras, politieke opvattingen, vakbondslidmaatschap, religieuze of filosofische overtuigingen of seksuele geaardheid af te leiden.
* Real-time externe biometrische identificatie in publiek toegankelijke ruimtes door wetshandhavers, met beperkte uitzonderingen (bijv. zoektocht naar ontvoeringsslachtoffers).
> **Voorbeeld:** AI-aangedreven speelgoed dat kinderen aanmoedigt risicovolle uitdagingen aan te gaan of een chatbot die een kind aanzet tot suïcidale gedachten, vallen onder de verboden praktijken omdat ze de kwetsbaarheden van kinderen exploiteren.
* **Hoog risico:** AI-systemen die een significant risico vormen voor de gezondheid, veiligheid of fundamentele rechten van natuurlijke personen. Deze systemen, opgenomen in Bijlage III van de Act, vallen onder strengere vereisten en verplichtingen voor zowel providers als deployers. Dit omvat onder andere systemen die gebruikt worden voor:
* Biometrische identificatie en categorisatie.
* Beheer van kritieke infrastructuur.
* Onderwijs en beroepsopleiding (bijv. bepaling van toelating, beoordeling van leerresultaten).
* Werkgelegenheid, personeelsbeheer en toegang tot zelfstandig ondernemerschap (bijv. werving, selectie, analyse van sollicitaties).
* Toegang tot essentiële privé- en publieke diensten en voordelen (bijv. kredietscore, risicobeoordeling en prijsstelling voor levens- en ziektekostenverzekeringen, classificatie van noodoproepen).
* Rechtshandhaving.
* Migratie-, asiel- en grensbeheer.
* Rechtspraak en democratische processen (bijv. hulp bij onderzoek naar feiten en wetgeving).
> **Voorbeeld:** AI-systemen die worden gebruikt voor de werving en selectie van personen worden als risicovol beschouwd omdat ze een aanzienlijke impact kunnen hebben op carrièrevooruitzichten, levensonderhoud en werknemersrechten, en bestaande vooroordelen kunnen versterken.
* **Specifieke transparantieverplichtingen:** AI-systemen die rechtstreeks interageren met natuurlijke personen of die synthetische content genereren. Deze systemen vereisen dat gebruikers worden geïnformeerd dat ze met een AI-systeem interageren of dat de content kunstmatig is gegenereerd of gemanipuleerd. Dit omvat onder andere:
* Chatbots en andere AI die direct met mensen interageren.
* Systemen die synthetische audio, beeld, video of tekst genereren (deepfakes).
* Bepaalde vormen van emotieherkenning en biometrische categorisatie.
> **Voorbeeld:** Bij het gebruik van een chatbot die bedoeld is om gebruikers te informeren over zaken van algemeen belang, moet transparant worden gemaakt dat de tekst kunstmatig is gegenereerd of gemanipuleerd, tenzij er sprake is van specifieke uitzonderingen zoals juridische autorisatie voor strafrechtelijk onderzoek of artistieke/satirische werken.
* **Minimaal of laag risico:** AI-systemen die geen bindinge verplichtingen opleggen onder de AI Act. Voor deze systemen worden vrijwillige gedragscodes op basis van ethische principes en verantwoord AI-ontwerp aanbevolen.
#### 1.4.1 AI-systemen met een systeemrisico (General-Purpose AI - GPAI)
Specifieke regels zijn opgenomen voor AI-modellen voor algemeen gebruik (GPAI), zoals grote taalmodellen (LLM's). Providers van GPAI-modellen hebben belangrijke transparantieverplichtingen, zoals het verstrekken van technische documentatie, informatie over trainingsdata en een samenvatting van de gebruikte content. Modellen met "systeemrisico's" (hoge impact, grote rekenkracht) kennen aanvullende verplichtingen, waaronder risicobeoordelingen en incidentenrapportage. De Europese Commissie heeft exclusieve toezichts- en handhavingsbevoegdheden voor GPAI-modellen.
#### 1.4.2 Impact op fundamentele rechten
Voor bepaalde categorieën van hoog-risico AI-systemen, met name die gebruikt worden door publieke instanties of bij het verlenen van publieke diensten, en in specifieke gevallen zoals kredietbeoordeling of risicoprijsstelling voor verzekeringen, is een **fundamentele rechtenimpactbeoordeling (FRIA)** verplicht vóór ingebruikname. Hierbij wordt ook de betrokkenheid van belanghebbenden en de melding bij markttoezichtautoriteiten gevraagd.
#### 1.4.3 Specifieke aandacht voor kinderen
De AI Act erkent de kwetsbaarheden van kinderen en bevat specifieke verwijzingen naar hun rechten, onder andere door de verboden praktijk van het exploiteren van kwetsbaarheden van personen vanwege hun leeftijd. Hoewel er geen algemene verplichting tot "specifieke bescherming" voor kinderen is opgenomen, zoals in de AVG, moeten providers van hoog-risico systemen rekening houden met mogelijke nadelige impact op personen onder de 18 jaar.
### 1.5 Dynamisch en evoluerend kader
De AI Act is ontworpen als een dynamisch en evoluerend instrument, met verschillende instrumenten om zich aan te passen aan technologische veranderingen:
* **Gedelegeerde en uitvoeringsbesluiten** van de Commissie.
* **Richtlijnen** voor duidelijkheid en naleving.
* **Gedragscodes** voor sectorspecifieke aanpassingen.
* Betrokkenheid van de **Europese Commissie, industrie-experts, academici en maatschappelijke organisaties**.
> **Tip:** Het "pacing problem" (het gat tussen snelle technologische verandering en langzame wetgevingsprocessen) wordt aangepakt door een flexibel kader dat continue ontwikkeling mogelijk maakt.
### 1.6 Governance en handhaving
De naleving van de AI Act wordt gecoördineerd en gehandhaafd door:
* De **Europese AI-dienst** (binnen de Commissie) op EU-niveau, met name voor GPAI.
* **Nationale bevoegde autoriteiten en markttoezichtautoriteiten** op nationaal niveau.
* Het **Europees Comité voor kunstmatige intelligentie** voor consistente toepassing.
* Een **wetenschappelijk panel** van experts om opkomende risico's te monitoren.
Er zijn aanzienlijke **boetes** voorzien voor inbreuken, die kunnen oplopen tot 7% van de jaarlijkse wereldwijde omzet van een onderneming.
### 1.7 Rechten van natuurlijke personen
De AI Act kent individuele rechten toe aan natuurlijke personen, waaronder:
* Het recht om **klacht in te dienen** bij nationale autoriteiten bij vermeende inbreuken op de Act.
* Het recht op een **duidelijke en begrijpelijke uitleg** van beslissingen die rechtseffecten produceren of hen significant beïnvloeden, wanneer deze gebaseerd zijn op de output van hoog-risico AI-systemen.
Deze rechten zijn breed en bieden bescherming voor individuen die getroffen worden door AI-systemen.
---
# Risicogebaseerde classificatie van AI-systemen
De Europese AI Act hanteert een risicogebaseerde benadering om AI-systemen te reguleren, variërend van verboden praktijken tot systemen met specifieke transparantie- en hoog-risicoverplichtingen.
## 2. Het risicogebaseerde benadering
Het centrale principe van de AI Act is de risicogebaseerde benadering, die een proportioneel en effectief regelgevend kader biedt op basis van de intensiteit en reikwijdte van de risico's die AI-systemen kunnen genereren. Dit model kan worden voorgesteld als een piramide met vier niveaus: verboden AI-praktijken, hoog-risico AI-systemen, AI-systemen met specifieke transparantieplichten en minimaal of laag-risico AI-systemen.
### 2.1 Verboden AI-praktijken
Bepaalde AI-praktijken worden verboden omdat ze als onaanvaardbaar risicovol worden beschouwd en in strijd zijn met de fundamentele rechten en waarden van de Unie, zoals menselijke waardigheid, vrijheid, gelijkheid, democratie, rechtsstaat en fundamentele rechten zoals vastgelegd in het Handvest.
#### 2.1.1 Categorieën verboden praktijken
De volgende categorieën AI-praktijken zijn expliciet verboden:
* **Subliminale technieken die gedrag vertekenen en schade veroorzaken:** AI-systemen die technieken gebruiken die onder het bewustzijn van een persoon vallen om hun gedrag materieel te vertekenen en fysieke of psychologische schade veroorzaken of waarschijnlijk veroorzaken. Dit omvat manipulatieve systemen die controle over de besluitvorming wegnemen.
* **Uitbuiting van kwetsbaarheden van personen:** AI-systemen die kwetsbaarheden van personen, waaronder kinderen, misbruiken vanwege hun leeftijd, handicap of specifieke sociale of economische situatie om hun gedrag materieel te vertekenen en aanzienlijke schade te veroorzaken.
* **Sociaal scoren door publieke of private instanties:** Het gebruik van AI-systemen om individuen te classificeren op basis van hun sociaal gedrag of kenmerken, wat kan leiden tot ongelijke behandeling en beperking van kansen, zoals toegang tot leningen of banen.
* **Profielgebaseerde voorspellende politie:** Het gebruik van AI om individuen te profileren en hun vermeende risico op het plegen van criminele feiten te voorspellen, zonder voldoende wettelijke grondslag of transparantie.
* **Niet-gerichte scraping van internet of CCTV voor gezichtsbeelden:** Het verzamelen van gezichtsbeelden van het internet of via bewakingscamera's zonder expliciete toestemming om databases op te bouwen of uit te breiden, zonder een duidelijke en proportionele noodzaak.
* **Emotieherkenning in de werkplek en onderwijsinstellingen:** Het gebruik van AI-systemen om emoties van personen te detecteren in de context van werk of onderwijs, tenzij het strikt noodzakelijk is voor medische of veiligheidsredenen (bijvoorbeeld het monitoren van de vermoeidheid van een piloot).
* **Biometrische categorisatie op basis van gevoelige kenmerken:** Het categoriseren van personen op basis van biometrische gegevens om hun ras, politieke meningen, vakbondslidmaatschap, religieuze of filosofische overtuigingen of seksuele geaardheid af te leiden of te infereren.
* **Real-time externe biometrische identificatie in publiek toegankelijke ruimtes door wetshandhavers:** Dit is onderworpen aan zeer strikte en beperkte uitzonderingen, zoals de opsporing van ontvoering.
> **Tip:** De Europese Commissie publiceert richtlijnen die verdere verduidelijking bieden over de interpretatie en toepassing van deze verboden praktijken, inclusief specifieke voorbeelden.
### 2.2 Hoog-risico AI-systemen
Hoog-risico AI-systemen zijn systemen die een aanzienlijk risico vormen voor de gezondheid, veiligheid of fundamentele rechten van personen. De AI Act legt strenge verplichtingen op aan zowel de providers als de gebruikers (deployers) van deze systemen.
#### 2.2.1 Criteria voor hoog-risico classificatie
Een AI-systeem wordt als hoog-risico geclassificeerd indien het voldoet aan een van de volgende criteria:
1. **Veiligheidscomponenten van producten onder specifieke EU-wetgeving:** Het AI-systeem is bedoeld als veiligheidscomponent van een product, of het systeem zelf is een product, dat reeds onder EU-harmonisatiewetgeving valt waarvoor een externe conformiteitsbeoordeling vereist is voor het in de handel brengen of in gebruik nemen. Voorbeelden hiervan zijn systemen die deel uitmaken van machines, speelgoed, liften, medische hulpmiddelen, en apparatuur voor potentieel explosieve atmosferen.
2. **AI-systemen op de lijst in Annex III van de AI Act:** AI-systemen die specifiek worden genoemd in Annex III, dat sectoren met een hoog risico omvat. Deze sectoren omvatten onder andere:
* **Biometrie en identiteitsbeheer:** Systemen voor biometrische identificatie en categorisatie.
* **Beheer van kritieke infrastructuur:** AI-systemen die worden gebruikt om vitale infrastructuur te beheren of te exploiteren (bv. verkeersbeheer, watervoorziening, elektriciteitsnetwerken).
* **Onderwijs en beroepsopleiding:** AI-systemen die worden gebruikt om toegang of toelating tot onderwijsinstellingen te bepalen, om leerresultaten te evalueren, of om studenten te monitoren tijdens examens (bv. proctoring-systemen).
* **Werkgelegenheid, personeelsbeheer en toegang tot zelfstandig ondernemerschap:** AI-systemen voor werving en selectie, analyse van sollicitaties, evaluatie van kandidaten, en monitoring van werknemers.
* **Toegang tot en genot van essentiële particuliere en openbare diensten en voordelen:** AI-systemen die worden gebruikt voor kredietbeoordeling, risicoanalyse en prijsstelling voor levens- en ziektekostenverzekeringen, classificatie van noodoproepen, en triage in de gezondheidszorg.
* **Rechtshandhaving:** AI-systemen die worden gebruikt door of namens wetshandhavingsinstanties voor risicobeoordeling, profileringsanalyses of het vaststellen van bewijs.
* **Migratie, asiel en grenscontrolebeheer:** AI-systemen voor het verwerken van asielaanvragen, het beoordelen van risico's bij grensoverschrijdingen.
* **Rechtspraak en democratische processen:** AI-systemen die gerechtelijke autoriteiten ondersteunen bij onderzoek naar feiten en recht, en bij de toepassing van het recht.
> **Belangrijk:** Een AI-systeem dat onder een van deze categorieën valt, kan nog steeds worden vrijgesteld als het geen significant risico op schade voor de gezondheid, veiligheid of fundamentele rechten vormt, bijvoorbeeld door de uitkomst van besluitvorming niet materieel te beïnvloeden. In dergelijke gevallen moet de beoordeling en registratie in een database plaatsvinden.
#### 2.2.2 Verplichtingen voor providers van hoog-risico AI-systemen
Providers moeten een reeks maatregelen implementeren om ervoor te zorgen dat hun hoog-risico AI-systemen voldoen aan de vereisten:
* **Risicobeheersingssysteem:** Een iteratief proces om redelijkerwijs te voorzien risico's te identificeren, analyseren en te beperken, en om het resterende risico acceptabel te maken.
* **Data kwaliteitsbeheer en governance:** Implementatie van passende maatregelen om mogelijke vooroordelen (biases) te detecteren, te voorkomen en te mitigeren. Identificatie van relevante gegevenslacunes.
* **Technische documentatie en gegevensregistratie:** Het bijhouden van gedetailleerde documentatie over het systeem, inclusief de trainingsdata, de werking en de beperkingen. Logging van systeemactiviteiten voor traceerbaarheid.
* **Transparantie en informatievoorziening aan gebruikers (deployers):** Duidelijke informatie verstrekken over de capaciteiten, beperkingen en beoogde gebruikswijzen van het systeem.
* **Menselijk toezicht:** Zorgen voor de mogelijkheid tot menselijk toezicht, zodat personen de werking en uitkomsten van het systeem kunnen controleren en indien nodig kunnen ingrijpen.
* **Nauwkeurigheid, cyberbeveiliging en robuustheid:** Het systeem moet betrouwbaar, veilig en bestand tegen cyberaanvallen zijn.
* **Kwaliteitsmanagementsysteem:** Schriftelijke beleidslijnen, procedures en instructies voor de ontwikkeling en het beheer van het AI-systeem.
* **Monitoring na marktplaatsing:** Een systeem opzetten om prestaties, incidenten en nieuwe risico's na ingebruikname te monitoren.
* **Rapportage van ernstige incidenten:** Onmiddellijke melding van ernstige incidenten aan de bevoegde autoriteiten.
#### 2.2.3 Verplichtingen voor gebruikers (deployers) van hoog-risico AI-systemen
Gebruikers hebben ook specifieke verantwoordelijkheden:
* **Gebruik conform instructies:** Het AI-systeem gebruiken in overeenstemming met de instructies van de provider.
* **Technische en organisatorische maatregelen:** Gepaste maatregelen treffen om het gebruik van het systeem te beheren en te controleren.
* **Toewijzen van menselijk toezicht:** Natuurlijke personen met de nodige competentie, training en autoriteit aanwijzen om toezicht te houden op het systeem.
* **Informeren van betrokkenen:** Natuurlijke personen informeren wanneer zij worden onderworpen aan het gebruik van een hoog-risico AI-systeem (bv. sollicitanten bij een AI-gestuurd aanwervingsproces).
* **Registratie in een EU-database:** Veel hoog-risico AI-systemen moeten worden geregistreerd in een publieke EU-database.
#### 2.2.4 Fundamentele rechtenimpactbeoordeling (FRIA)
Voordat hoog-risico AI-systemen worden ingezet, moeten bepaalde gebruikers (zoals publieke instanties, aanbieders van openbare diensten, en gebruikers in specifieke risicovolle sectoren zoals kredietbeoordeling) een beoordeling uitvoeren van de mogelijke impact op fundamentele rechten. Dit kan het betrekken van relevante belanghebbenden omvatten en het melden van de resultaten aan de markttoezichtautoriteit.
### 2.3 AI-systemen met specifieke transparantieplichten
Deze categorie betreft AI-systemen die een risico op misleiding of manipulatie met zich meebrengen, of waarbij het voor gebruikers niet direct duidelijk is dat zij interageren met een AI of met door AI gegenereerde inhoud.
#### 2.3.1 Categorieën systemen met transparantieplichten
De volgende soorten AI-systemen vallen onder deze verplichtingen:
* **AI-systemen die direct interageren met natuurlijke personen:** Zoals chatbots, virtuele assistenten of companion robots. Gebruikers moeten worden geïnformeerd dat zij interageren met een AI-systeem, tenzij dit evident is.
* **AI-systemen die synthetische inhoud genereren of manipuleren:** AI-systemen die beelden, audio, video of tekst genereren of manipuleren (zoals deepfakes). De outputs moeten als kunstmatig gegenereerd of gemanipuleerd worden gemarkeerd op een machine-leesbaar en detecteerbaar formaat.
* **Systemen voor emotieherkenning en biometrische categorisatie:** Gebruikers moeten worden geïnformeerd over de werking van deze systemen.
* **AI-gegenereerde of gemanipuleerde inhoud (deepfakes):** Gebruikers moeten worden geïnformeerd wanneer inhoud is gecreëerd of gemanipuleerd door AI, tenzij de inhoud duidelijk artistiek, creatief, satirisch, fictief is, of wanneer de inhoud onderworpen is aan wettelijke uitzonderingen (bv. opsporing van criminele feiten).
* **AI-gegenereerde tekst voor het publiek:** Tekst die is gegenereerd door AI en bedoeld is om het publiek te informeren over zaken van publiek belang, moet worden gemarkeerd als kunstmatig gegenereerd, tenzij de inhoud een menselijke redactie heeft ondergaan en iemand redactionele verantwoordelijkheid draagt.
> **Voorbeeld:** Bij het gebruik van een chatbot als 'companion' is het cruciaal dat de gebruiker weet dat hij met een AI praat. Dit voorkomt misleiding en de vorming van onrealistische emotionele banden, vooral bij kwetsbare gebruikers.
> **Tip:** De Europese Commissie kan praktijkcodes vaststellen om de implementatie van deze transparantieplichten, met name voor de detectie en markering van kunstmatig gegenereerde inhoud, te faciliteren.
### 2.4 Minimaal of laag-risico AI-systemen
AI-systemen die minimaal of laag risico inhouden, vallen niet onder specifieke bindende verplichtingen onder de AI Act. Voor deze systemen kunnen providers echter vrijwillig codes van gedrag naleven die gebaseerd zijn op de principes van betrouwbare AI.
#### 2.4.1 Vrijwillige maatregelen en ethische principes
Hoewel er geen wettelijke verplichtingen zijn, wordt het aanbevolen om de principes van betrouwbare AI toe te passen, waaronder:
* Menselijk handelen en toezicht.
* Technische robuustheid en veiligheid.
* Privacy en gegevensbeheer.
* Transparantie.
* Diversiteit, niet-discriminatie en eerlijkheid.
* Maatschappelijk en ecologisch welzijn.
* Verantwoording.
Daarnaast kunnen aanvullende vereisten worden overwogen, zoals milieuduurzaamheid, AI-geletterdheid, en inclusief en divers ontwerp, met aandacht voor kwetsbare personen en toegankelijkheid voor personen met een handicap.
### 2.5 Generieke AI-modellen (GPAI)
De AI Act erkent de opkomst van generieke AI-modellen (GPAI), zoals grote taalmodellen, en introduceert specifieke verplichtingen voor de providers daarvan, gezien hun brede toepasbaarheid en invloed op de AI-waardeketen.
#### 2.5.1 Verplichtingen voor providers van GPAI-modellen
* **Algemene verplichtingen:**
* Technische documentatie verstrekken aan downstream AI-providers, inclusief informatie over architectuur, trainingsproces, beperkingen en risicobeheer.
* Een beleid hanteren dat voldoet aan het auteursrecht, met een publiekelijk beschikbare samenvatting van de gebruikte trainingsdata.
* Informatie verstrekken over de typen en bronnen van trainingsdata, en hoe vooringenomenheid wordt aangepakt.
* **Aanvullende verplichtingen voor GPAI-modellen met systemische risico's:**
* Modellevaluaties uitvoeren en systemische risico's continu beoordelen en mitigeren.
* Systemische risico's en incidenten melden.
* Voldoen aan cybersecurity-eisen.
* Voldoen aan vereisten met betrekking tot het rekenvermogen voor training (bv. gebruik van een grote hoeveelheid rekenkracht).
> **Let op:** GPAI-modellen die worden geïntegreerd in hoog-risico AI-systemen moeten voldoen aan zowel de GPAI-verplichtingen als de specifieke verplichtingen voor hoog-risico systemen.
> **Tip:** De Europese Commissie kan codes van gedrag en implementatietools ontwikkelen om de naleving van de verplichtingen voor GPAI-modellen te faciliteren en te monitoren. De naleving van een code van gedrag kan de vertrouwensrelatie met toezichthouders versterken.
### 2.6 Rol van kinderen en hun rechten
De AI Act erkent expliciet de specifieke rechten en kwetsbaarheden van kinderen. Hoewel er geen apart, gedetailleerd regime voor kinderen is, worden hun rechten verwezenlijkt door de toepassing van de verboden praktijken (bv. uitbuiting van kwetsbaarheden), de verplichtingen voor hoog-risico systemen (waarbij rekening gehouden moet worden met impact op minderjarigen), en de algemene principes van de AI Act. Kritiek bestaat echter dat de bescherming van kinderen verder versterkt zou kunnen worden door specifieke waarborgen en een grotere participatie van kinderen in het regelgevingsproces.
### 2.7 Handhaving en sancties
De AI Act voorziet in een robuust handhavingskader met boetes die kunnen oplopen tot 7% van de jaarlijkse wereldwijde omzet van ondernemingen voor ernstige inbreuken. Er zijn nationale bevoegde autoriteiten en een Europees AI-bureau dat de naleving coördineert en toezicht houdt, met name op GPAI-modellen. Particulieren hebben het recht om een klacht in te dienen en, in het geval van beslissingen van hoog-risico AI-systemen die hen significant beïnvloeden, een duidelijke en betekenisvolle uitleg te eisen over de rol van het AI-systeem in het besluitvormingsproces.
---
# Regulering van algemene AI-modellen (GPAI)
Hieronder volgt een samenvatting over de regulering van algemene AI-modellen (GPAI) ter voorbereiding op uw examen.
## 3. Regulering van algemene AI-modellen (GPAI)
Dit gedeelte van de AI Act richt zich op de specifieke regelgeving voor algemene AI-modellen (GPAI), inclusief hun definities, de verplichtingen voor providers, en de aanpak van potentiële risico's.
### 3.1 Definitie van Algemene AI-modellen (GPAI)
De AI Act definieert twee gerelateerde concepten:
* **Algemeen AI-model (general-purpose AI model):** Dit verwijst naar een AI-model dat, vaak getraind met een grote hoeveelheid data via self-supervision op schaal, aanzienlijke algemeenheid vertoont en een breed scala aan verschillende taken competent kan uitvoeren, ongeacht hoe het model op de markt wordt gebracht. Het kan worden geïntegreerd in een verscheidenheid aan onderliggende systemen of toepassingen. Modellen die uitsluitend worden gebruikt voor onderzoeks-, ontwikkelings- of prototypingactiviteiten vóór hun marktintroductie, vallen hier niet onder.
* **Algemeen AI-systeem (general-purpose AI system):** Dit is een AI-systeem dat gebaseerd is op een algemeen AI-model en de mogelijkheid heeft om een verscheidenheid aan doeleinden te dienen, zowel voor direct gebruik als voor integratie in andere AI-systemen.
Voorbeelden van GPAI-modellen zijn grote taalmodellen (LLM's) zoals GPT-4, Gemini, Claude 3, Mistral Large, en DALL-E. Voorbeelden van GPAI-systemen zijn toepassingen als ChatGPT, Microsoft Copilot, Meta AI assistant, Perplexity AI, en AI-chatbots die in apps zijn geïntegreerd.
> **Tip:** Het is belangrijk om het onderscheid te maken tussen het model (de "hersenen" of het kernalgoritme) en het systeem (de toepassing waarin het model wordt ingebed). De AI Act gebruikt de term "generatieve AI" niet expliciet; het focust op "algemene AI".
### 3.2 Verplichtingen voor providers van GPAI-modellen
Providers van GPAI-modellen hebben specifieke verplichtingen vanwege hun centrale rol in de AI-waardeketen en hun potentieel brede impact. Deze verplichtingen zijn gelaagd:
#### 3.2.1 Algemene verplichtingen voor alle GPAI-modellen
Providers moeten de volgende algemene verplichtingen naleven:
* **Technische documentatie:** Het verstrekken van gedetailleerde technische documentatie over het GPAI-model. Dit omvat informatie over de architectuur, het trainingsproces, de beperkingen, de risicobeheersmaatregelen en de doelstellingen. Deze documentatie is bedoeld om onderliggende AI-providers te informeren die het model in hun producten willen integreren.
* **Beleid inzake auteursrecht:** Een beleid opstellen om te voldoen aan de wetgeving inzake auteursrecht. Aangezien GPAI-modellen vaak getraind worden op enorme datasets die mogelijk auteursrechtelijk beschermd materiaal bevatten, moeten providers zorgen voor naleving van de wetgeving, inclusief de uitzonderingen voor tekst- en datamijnbouw en eventuele opt-outs.
* **Samenvatting van trainingsdata:** Een publiek toegankelijke samenvatting verstrekken van de inhoud die is gebruikt voor training. Dit omvat informatie over de soorten, hoeveelheden en kenmerken van de trainingsdata, en hoe eventuele vooroordelen worden aangepakt. De Europese Commissie heeft hiervoor een sjabloon opgesteld dat gericht is op publieke transparantie zonder handelsgeheimen te schaden.
* **Informatie over veiligheid en robuustheid:** Informatie verstrekken over hoe zij de veiligheid en robuustheid van het model waarborgen.
#### 3.2.2 Extra verplichtingen voor GPAI-modellen met systemische risico's
GPAI-modellen die worden beschouwd als modellen met systemische risico's (vaak gedefinieerd door hun hoge rekenkracht en brede impactmogelijkheden) hebben aanvullende verplichtingen:
* **Model-evaluaties:** Continue evaluaties uitvoeren om potentiële risico's te beoordelen.
* **Beoordeling en beperking van systemische risico's:** Systemische risico's voortdurend beoordelen en maatregelen nemen om deze te beperken. Dit omvat het identificeren en aanpakken van vooroordelen, schadelijk gedrag en andere negatieve maatschappelijke effecten.
* **Melden van incidenten:** Incidenten, waaronder cybersecurity-incidenten, onmiddellijk melden aan de bevoegde autoriteiten.
* **Cybersecurity-eisen:** Voldoen aan strenge cybersecurity-eisen om de integriteit en veiligheid van het model te waarborgen.
* **Rekenkrachtberekening:** Het berekenen van de totale rekenkracht die is gebruikt voor training, aangezien dit een criterium is voor de classificatie als model met systemisch risico.
> **Tip:** De Europese Commissie heeft richtlijnen gepubliceerd om de toepassing van de verplichtingen voor GPAI-modellen te verduidelijken. Deze richtlijnen zijn niet bindend, maar volgen wordt beschouwd als een sterke indicator van naleving.
#### 3.2.3 GPAI-modellen die worden gebruikt voor hoog-risico doeleinden
Wanneer een GPAI-model wordt geïntegreerd in een hoog-risico AI-systeem (zoals een AI-hulpmiddel voor werving), moet de provider voldoen aan zowel de algemene en eventuele aanvullende verplichtingen voor GPAI-modellen, als aan de specifieke verplichtingen voor hoog-risico AI-systemen.
### 3.3 Aanpak van systemische risico's
GPAI-modellen met systemische risico's vereisen een proactieve en continue aanpak van potentiële maatschappelijke risico's. Dit omvat:
* **Model-evaluaties:** Regelmatige evaluaties om te controleren op ongewenste uitkomsten, vooroordelen en ethische bezwaren.
* **Risicobeheer:** Ontwikkelen en implementeren van robuuste risicobeheerssystemen specifiek gericht op de unieke uitdagingen die GPAI-modellen met zich meebrengen.
* **Transparantie en rapportage:** Duidelijke communicatie over de capaciteiten, beperkingen en trainingsdata van het model, en het rapporteren van kritieke incidenten.
#### 3.3.1 Rol van de European Commission en het AI Office
De Europese Commissie, met name via het nieuw opgerichte Europese AI-kantoor (AI Office), heeft exclusieve bevoegdheden voor toezicht en handhaving met betrekking tot GPAI-modellen met systemische risico's. Zij kunnen informatie opvragen, onderzoeken uitvoeren en aanzienlijke boetes opleggen.
### 3.4 Interactie met hoog-risicosystemen
Wanneer een GPAI-model wordt geïntegreerd in een hoog-risico AI-systeem, is er sprake van een dubbele laag van regelgeving. De provider van het GPAI-model moet voldoen aan de specifieke GPAI-verplichtingen, terwijl de ontwikkelaar van het uiteindelijke hoog-risico AI-systeem moet voldoen aan alle verplichtingen die gelden voor hoog-risico systemen (zoals risicobeheer, datakwaliteit, menselijk toezicht, enz.). Dit vereist een nauwe samenwerking en afstemming tussen de verschillende spelers in de AI-waardeketen.
### 3.5 Rol van codes van gedrag voor GPAI
De naleving van de verplichtingen voor GPAI kan worden aangetoond door middel van codes van gedrag. Hoewel deze codes niet verplicht zijn, moedigt de Europese Commissie providers sterk aan om deze te ondertekenen. Aansluiting bij een code van gedrag wordt gezien als een middel om vertrouwen bij de Commissie te wekken, mogelijk te leiden tot minder informatieverzoeken, en kan een factor zijn bij het bepalen van boetes.
#### 3.5.1 GPAI Code of Conduct
De Commissie heeft een specifieke gedragscode voor GPAI-modellen ontwikkeld. Providers die deze code ondertekenen, stemmen in met een reeks transparantie- en risicobeheersingsmaatregelen, waaronder gedetailleerde informatie over model-eigenschappen, gebruiksdoeleinden, trainingsprocessen en gebruikte data.
> **Tip:** De GPAI Code of Conduct is een belangrijk instrument dat de samenwerking tussen de Commissie en de industrie bevordert en dient als bewijs van inspanningen om transparantie en verantwoordelijkheid te garanderen.
### 3.6 GPAI en Gegevensbescherming (AVG/GDPR)
GPAI-systemen, vooral generatieve AI, verwerken vaak grote hoeveelheden persoonsgegevens, zowel tijdens de trainingsfase als tijdens het gebruik (bijvoorbeeld via gebruikersprompts). Dit betekent dat de regels inzake gegevensbescherming, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), strikt moeten worden nageleefd. Dit omvat kwesties als rechtmatige grondslagen, opslag, minimalisering van gegevens en het recht op vergetelheid. Het is essentieel om bij de analyse van systemen die GPAI gebruiken, niet alleen de AI Act, maar ook de bredere juridische kaders zoals de AVG te overwegen.
---
# Kinderrechten, handhaving en individuele rechten
Hier is een uitgebreide studiegids voor het onderwerp "Kinderrechten, handhaving en individuele rechten" binnen de context van de AI Act.
## 4. Kinderrechten, handhaving en individuele rechten
Dit onderwerp onderzoekt hoe de AI Act omgaat met AI-systemen die gericht zijn op kinderen, de handhavingsmechanismen inclusief boetes, en de rechten van individuen, zoals het recht op uitleg en het recht om een klacht in te dienen.
### 4.1 AI-systemen gericht op kinderen
De AI Act erkent expliciet de specifieke kwetsbaarheden van kinderen en hun rechten, zoals vastgelegd in het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Hoewel de Act geen apart, gedetailleerd regime voor kinderen heeft zoals de AVG of de Digitale Dienstenverordening, zijn er verschillende belangrijke overwegingen:
* **Exploitatie van kwetsbaarheden:** AI-systemen die de kwetsbaarheden van personen, waaronder kinderen vanwege hun leeftijd, misbruiken om hun gedrag te verstoren en potentieel schade te berokkenen, zijn verboden praktijken. Dit omvat systemen die gedrag kunnen manipuleren op een manier die tot aanzienlijke schade leidt.
* **Voorbeelden van verboden praktijken:**
* AI-speelgoed dat kinderen aanmoedigt tot risicovolle uitdagingen die tot letsel kunnen leiden.
* Spellen die beloningen en omgevingen personaliseren om verslaving bij kinderen te creëren en sterke afhankelijkheid op te bouwen.
* Chatbots die kinderen aanzetten tot zelfmoord of schadelijk advies geven.
* **Hoge risico's:** AI-systemen die worden gebruikt in de onderwijs- en beroepsopleidingssector (inclusief die gericht zijn op het bepalen van toegang, het evalueren van leerresultaten, het beoordelen van studenten, of monitoring tijdens tests) vallen onder de definitie van hoge-risico AI-systemen. Dit betekent dat er strengere verplichtingen gelden voor de providers en deployers.
* **Risicobeheer en kwetsbare groepen:** Bij de implementatie van het risicobeheersysteem voor hoge-risico AI-systemen moeten providers overwegen of het systeem waarschijnlijk een nadelige impact heeft op personen onder de 18 jaar en andere kwetsbare groepen. Dit moet worden opgenomen in hun risicobeheer en ontwerp.
* **Kritiek vanuit kinderrechtenperspectief:** Ondanks de vermelding van kinderlijke rechten, wordt bekritiseerd dat de AI Act geen specifiek, uitgebreid beschermingsregime voor kinderen bevat, zoals wel het geval is bij de AVG. Er wordt gepleit voor een sterkere toepassing van het voorzorgsbeginsel, specifiekere waarborgen, en de betrokkenheid van kinderen bij het regelgevingsproces.
### 4.2 Handhaving en sancties
De handhaving van de AI Act berust op een gelaagd systeem met zowel EU-brede als nationale autoriteiten, en omvat aanzienlijke boetes voor overtredingen.
* **EU-niveau:**
* **Europees AI-bureau (European AI Office):** Dit bureau, binnen de Europese Commissie, coördineert en ziet toe op de naleving van de regels, met name voor algemene AI-modellen (GPAI). Het heeft de exclusieve bevoegdheid om GPAI-modellen te superviseren en te handhaven.
* **Nationaal niveau:**
* **Nationale bevoegde autoriteiten en markttoezichtautoriteiten:** Deze autoriteiten zijn verantwoordelijk voor het toezicht op conformiteitsbeoordelingen, markttoezicht en handhaving richting providers en deployers op nationaal niveau.
* **Europees AI-bestuur (European Artificial Intelligence Board):** Vergelijkbaar met het Europees Comité voor gegevensbescherming (EDPB), geeft dit orgaan adviezen, aanbevelingen en bevordert het een consistente toepassing van de AI Act.
* **Wetenschappelijk panel van experts:** Onafhankelijke academici en specialisten monitoren continu opkomende risico's en informeren de Commissie, wat helpt bij het aanpakken van het "pacing problem" (de kloof tussen technologische ontwikkeling en wetgeving).
#### 4.2.1 Administratieve boetes
De AI Act voorziet in aanzienlijke administratieve boetes voor overtredingen, die kunnen oplopen tot een percentage van de wereldwijde jaaromzet van een bedrijf.
* **Boetebedragen:**
* Overtredingen van bepaalde bepalingen kunnen leiden tot boetes tot **zeven procent (7%)** van de totale wereldwijde jaaromzet van een bedrijf.
* Voor minder ernstige overtredingen kunnen boetes oplopen tot **drie procent (3%)** van de totale wereldwijde jaaromzet.
* Voor kleinere entiteiten kunnen aanzienlijke vaste bedragen gelden, afhankelijk van de overtreding.
* **Toepassing:** Boetes worden opgelegd voor overtredingen zoals:
* Het in strijd handelen met verboden praktijken.
* Het niet naleven van de vereisten voor hoge-risico AI-systemen.
* Overtredingen met betrekking tot algemene AI-modellen (GPAI).
#### 4.2.2 Consequenties voor GPAI-modellen
Specifieke handhavingsmechanismen gelden voor providers van GPAI-modellen:
* **Europese Commissie:** Heeft exclusieve toezicht- en handhavingsbevoegdheden voor GPAI-modellen.
* **Boetes voor GPAI-providers:** Kunnen oplopen tot **twee tot drie procent (2-3%)** of meer van de jaarlijkse wereldwijde omzet, met een hogere band tot **zeven procent (7%)** voor bepaalde ernstige inbreuken.
* **Acties van de Commissie:** Kan informatie opvragen, onderzoeken uitvoeren en boetes opleggen.
### 4.3 Individuele rechten
De AI Act kent specifieke rechten toe aan individuen die getroffen worden door AI-systemen, met name die welke beslissingen nemen met een aanzienlijke impact.
* **Recht om een klacht in te dienen:**
* Ieder natuurlijk of rechtspersoon die van mening is dat de AI Act is geschonden, kan een klacht indienen bij de nationale markttoezichtautoriteit.
* Dit recht heeft een brede persoonlijke reikwijdte; in tegenstelling tot sommige rechten onder de AVG is er geen strikte eis van directe persoonlijke impact om een klacht in te dienen.
* **Recht op uitleg van individuele beslissingen:**
* Wanneer beslissingen die natuurlijke personen significant beïnvloeden, gebaseerd zijn op de output van hoge-risico AI-systemen (genoemd in Bijlage III), hebben deze personen recht op een duidelijke en betekenisvolle uitleg.
* Deze uitleg moet omvatten:
* De rol van het AI-systeem in het besluitvormingsproces.
* De belangrijkste elementen en logica achter de genomen beslissing.
* **Voorbeelden:**
* Een sollicitant die wordt afgewezen op basis van een AI-ondersteund aanwervingssysteem.
* Een student wiens beoordeling wordt beïnvloed door een AI-examsysteem.
* In het geval van verzekeringen, waar AI wordt gebruikt voor kredietwaardigheid of risicobeoordeling, moeten de betrokkenen begrijpen hoe de beslissing tot stand is gekomen.
* Dit recht dient ter bevordering van transparantie en accountability wanneer AI-systemen invloedrijke beslissingen nemen.
* **Verhouding tot de AVG (GDPR):**
* De rechten onder de AI Act vullen de rechten onder de AVG aan, met name op het gebied van geautomatiseerde besluitvorming.
* Artikel 22 van de AVG geeft reeds rechten aan personen om niet onderworpen te worden aan uitsluitend geautomatiseerde besluitvorming die rechtsgevolgen heeft of hen significant treft. Dit omvat onder andere het recht op menselijke tussenkomst en het recht op betekenisvolle informatie over de logica van de geautomatiseerde besluitvorming.
* De AI Act versterkt deze bescherming specifiek voor hoge-risico AI-systemen door expliciete rechten op uitleg te introduceren voor beslissingen met een significante impact.
* **Tip:** Bij de analyse van AI-systemen die persoonsgegevens verwerken en beslissingen nemen, is het cruciaal om zowel de bepalingen van de AI Act als de AVG in acht te nemen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| AI Act | Een verordening van de Europese Unie die een geharmoniseerd wettelijk kader creëert voor de ontwikkeling, het op de markt brengen en het gebruik van AI-systemen, met als doel een consistent beschermingsniveau in de hele Unie te waarborgen. |
| Risicogebaseerde aanpak | Een methode waarbij de strengheid van de regelgeving wordt aangepast aan het niveau van risico dat een AI-systeem met zich meebrengt voor de fundamentele rechten, gezondheid of veiligheid van personen. |
| Horizontale regulering | Een regelgeving die van toepassing is op alle sectoren en toepassingen, in tegenstelling tot sectorale wetgeving die slechts op specifieke industrieën gericht is. |
| Brussels Effect | De neiging van EU-regelgeving om wereldwijd de norm te worden, doordat bedrijven die op de EU-markt actief willen zijn, zich aan de EU-standaarden moeten conformeren. |
| Pacing problem | Het fenomeen waarbij wetgeving en regelgeving trager evolueren dan de snelle technologische vooruitgang, wat leidt tot hiaten in de regulering. |
| Fundamentele rechten | Basisrechten en -vrijheden die inherent zijn aan alle menselijke wezens, zoals vastgelegd in de EU- 및 internationale wetgeving, waaronder non-discriminatie, privacy en de rechten van het kind. |
| Machine-based system | Een systeem dat op machines gebaseerd is en met verschillende gradaties van autonomie kan opereren, adaptief kan zijn na implementatie, en output genereert (zoals voorspellingen, inhoud, aanbevelingen of beslissingen) die fysieke of virtuele omgevingen kunnen beïnvloeden. |
| Autonomie (AI-systeem) | Het vermogen van een AI-systeem om zelfstandig te opereren en beslissingen te nemen zonder constante menselijke tussenkomst. |
| Implementatietools | Instrumenten zoals gedelegeerde en uitvoeringsbesluiten, richtlijnen en gedragscodes die worden gebruikt om de toepassing en naleving van de AI Act verder te specificeren en te faciliteren. |
| AI HLEG principes | De zeven principes opgesteld door de High-Level Expert Group on Artificial Intelligence van de Europese Commissie, die de basis vormen voor ethische en betrouwbare AI, waaronder menselijk toezicht, robuustheid, privacy, transparantie en non-discriminatie. |
| Systeemrisico (GPAI) | Een potentieel hoog risico dat voortkomt uit de omvang, capaciteit en impact van een general-purpose AI-model, dat aanzienlijke maatschappelijke effecten kan hebben. |
| GPAI (General-purpose AI) model | Een AI-model dat getraind is met grote hoeveelheden data en een breed scala aan taken kan uitvoeren, en dat geïntegreerd kan worden in diverse downstream systemen en applicaties. |
| GPAI (General-purpose AI) systeem | Een AI-systeem dat gebaseerd is op een GPAI-model en een verscheidenheid aan doeleinden kan dienen, zowel voor direct gebruik als voor integratie in andere AI-systemen. |
| Deepfake | AI-gegenereerde of -gemanipuleerde beeld-, audio- of video-inhoud die bestaande personen, objecten, plaatsen, entiteiten of gebeurtenissen nabootst en die als authentiek of waarheidsgetrouw kan worden beschouwd door een persoon. |
| Conformiteitsbeoordeling | Een proces dat door providers van hoog-risico AI-systemen moet worden uitgevoerd om aan te tonen dat het systeem voldoet aan de vereisten van de AI Act, resulterend in een CE-markering. |
| Fundamentele rechten impactbeoordeling (FRIA) | Een beoordeling die door bepaalde gebruikers van hoog-risico AI-systemen moet worden uitgevoerd om de mogelijke impact op fundamentele rechten van het gebruik van het systeem te evalueren. |
| Transparantieverplichtingen | Wettelijke vereisten om gebruikers te informeren wanneer zij interageren met een AI-systeem of wanneer inhoud is gegenereerd of gemanipuleerd door AI, om zo misleiding te voorkomen. |
| Social scoring | Een systeem waarbij individuen worden beoordeeld op basis van hun gedrag en sociale activiteiten, wat kan leiden tot beperkingen in toegang tot diensten of voordelen. |
| Sublieme technieken | Gebruik van methoden die buiten het bewustzijn van een persoon om hun gedrag beïnvloeden, met als doel of effect het veroorzaken van schade. |
| Kwetsbaarheden van personen | Kenmerken van individuen, zoals leeftijd, handicap of sociaaleconomische situatie, die hen vatbaarder maken voor manipulatie of uitbuiting door AI-systemen. |
| Biometrische categorisatie | Het indelen van personen op basis van biometrische gegevens (zoals gezichtskenmerken) om kenmerken zoals ras, politieke mening of seksuele geaardheid af te leiden. |
| Real-time remote biometric identification | Het in realtime identificeren van personen op afstand in openbaar toegankelijke ruimtes met behulp van biometrische gegevens, voornamelijk door wetshandhavingsinstanties. |
| AI-literacy | De vaardigheden, kennis en het begrip die nodig zijn om geïnformeerde beslissingen te nemen met betrekking tot AI-systemen, inclusief het begrijpen van hun werking en impact. |
| Menselijk toezicht | Het principe dat menselijke controle en interventie mogelijk moet zijn bij de ontwikkeling en het gebruik van AI-systemen, met name bij hoog-risicosystemen. |
| Data governance | Het beheer en de structurering van data om de kwaliteit, integriteit en beveiliging ervan te waarborgen, met speciale aandacht voor het voorkomen van vooroordelen in AI-trainingsdata. |
| Cyberbeveiliging | Maatregelen om AI-systemen te beschermen tegen ongeautoriseerde toegang, gebruik, openbaarmaking, verstoring, wijziging of vernietiging. |
| Markttoezicht | Het proces waarbij nationale autoriteiten toezien op de naleving van de AI Act door providers en distributeurs, en maatregelen nemen bij inbreuken. |
| AI Office | Een Europees orgaan dat belast is met de coördinatie en handhaving van de regels voor general-purpose AI-modellen, en dat als centrale autoriteit fungeert voor de toepassing van de AI Act. |
| Code of conduct (GPAI) | Een vrijwillig kader waarin providers van GPAI-modellen hun naleving van de AI Act kunnen aantonen, en dat de transparantie en betrouwbaarheid van GPAI-modellen bevordert. |
| GDPR | General Data Protection Regulation, de EU-verordening die de bescherming van persoonsgegevens regelt. |
| AVG | Algemene Verordening Gegevensbescherming, de Nederlandse vertaling van de GDPR. |
| Data subject rights | Rechten van individuen met betrekking tot hun persoonsgegevens, zoals het recht op inzage, rectificatie, verwijdering en dataportabiliteit, zoals vastgelegd in de GDPR/AVG. |
| Geautomatiseerde besluitvorming | Besluitvorming die uitsluitend is gebaseerd op geautomatiseerde verwerking, inclusief profilering, zonder menselijke tussenkomst, die juridische of significant anderszins beïnvloedende effecten heeft op een individu. |
| Precautionary principle | Het voorzorgsbeginsel, dat inhoudt dat wanneer er een risico op ernstige of onomkeerbare schade bestaat, gebrek aan volledige wetenschappelijke zekerheid geen reden mag zijn om kostenbesparende maatregelen uit te stellen om milieubescherming of de bescherming van de volksgezondheid te bewerkstelligen. |
Cover
les 8 (GC)
Summary
# Structuur en governance van de Digital Services Act
De Digital Services Act (DSA) introduceert een robuust bestuurskader voor digitale diensten binnen de Europese Unie, met gedefinieerde rollen voor nationale coördinatoren, een Europese Raad en de Commissie, teneinde een uniforme en effectieve handhaving te waarborgen.
## 1. Structuur en governance van de Digital Services Act
### 1.1 Algemene context en timing
De DSA bouwt voort op eerdere EU-regelgeving voor technologie en platforms, zoals de Audiovisual Media Services Directive (AVMSD) en de GDPR. De wetgeving heeft een evoluerend karakter gekend, met een intensieve wetgevingsfase die resulteerde in de DSA en de AI Act.
* **November 2022:** De DSA trad in werking, hoewel de meeste verplichtingen nog niet direct van toepassing waren.
* **Februari 2023:** De publicatie en verificatie van actieve gebruikersaantallen begon. Dit is cruciaal voor de classificatie van platforms als "zeer groot" (Very Large Online Platforms - VLOPs of Very Large Online Search Engines - VLOSEs), wat leidt tot de strengste DSA-verplichtingen. Na deze classificatie moesten VLOPs/VLOSEs hun eerste risicobeoordeling uitvoeren.
* **Februari 2024:** De Digital Services Coordinators (DSCs) in de lidstaten werden volledig operationeel. Elke lidstaat is verplicht er een aan te stellen.
* **2024:** De DSA werd volledig van toepassing op alle dienstverleners, inclusief kleinere platforms.
### 1.2 Governance structuur
De governance van het toezicht op digitale diensten is opgebouwd rond drie pijlers:
#### 1.2.1 Nationaal niveau: Digital Services Coordinator (DSC)
* **Rol en bevoegdheden:** DSCs zijn onafhankelijke nationale autoriteiten die direct toezicht houden op en handhaven ten aanzien van platforms met minder dan 45 miljoen maandelijkse gebruikers in de EU. Ze spelen een coördinerende rol met andere nationale bevoegde autoriteiten.
* **Harmonisatie:** De DSA streeft naar een uniform EU-regime om nationale fragmentatie en tegenstrijdige regels te vermijden. Dit is van kracht sinds 17 februari 2024.
* **Handhavingsacties door de Commissie:** De Europese Commissie heeft inbreukprocedures geopend tegen lidstaten die nalieten tijdig een DSC aan te stellen of deze volledig te bevoegdheden. Sommige lidstaten hebben dit later rechtgezet, terwijl andere gevallen door het Hof van Justitie van de EU (CJEU) worden behandeld. Het belang van de deelname van elke lidstaat is essentieel voor de effectiviteit van het systeem.
#### 1.2.2 Europees niveau: European Board for Digital Services
* **Samenstelling:** De Raad bestaat uit de nationale DSCs en staat onder voorzitterschap van de Europese Commissie.
* **Rol en functies:** Het is een onafhankelijke adviesgroep die:
* Advies verstrekt aan de DSCs en de Commissie.
* Zorgt voor een consistente toepassing van de DSA in de gehele Unie.
* Richtlijnen en analyses kan ontwikkelen.
* De Commissie ondersteunt bij het toezicht op VLOPs/VLOSEs.
* Functioneert via werkgroepen en maandelijkse plenaire vergaderingen voor informatie-uitwisseling en adoptie van documenten.
#### 1.2.3 Europees niveau: Europese Commissie
* **Rol en bevoegdheden:** De Commissie treedt op als het uitvoerend orgaan van de EU met exclusieve bevoegdheid voor de handhaving van de DSA-regels ten aanzien van VLOPs en VLOSEs.
* Zij treedt op bij grensoverschrijdende geschillen waar coördinatie vereist is.
* Zij adviseert en heeft initiatiefrechten voor nieuwe wetgeving en beleid.
* Zij monitort de implementatie en toepassing van de wetgeving.
* **Ondersteunende organen:** DG CONNECT (voor digitale beleid), ECAT (voor wetenschappelijke en technologische expertise) en het Joint Research Centre (JRC) (voor onderzoek en onderbouwing) ondersteunen de Commissie.
* **Financiering van toezicht:** De kosten voor het toezicht op VLOPs/VLOSEs worden gedekt door een toezichtsbijdrage die door deze platforms zelf wordt betaald. De hoogte van de bijdrage is evenredig aan het aantal maandelijkse actieve gebruikers. De berekening is gebaseerd op het aantal gemiddelde maandelijkse actieve ontvangers in miljoenen eenheden, afgerond naar beneden op honderdduizenden.
### 1.3 Handhaving ten aanzien van VLOPs en VLOSEs
De handhaving ten aanzien van VLOPs en VLOSEs rust op drie pijlers: het risicomanagement, de onderzoeksbevoegdheden van de Commissie en sancties bij niet-naleving.
#### 1.3.1 Risicomanagementcyclus
VLOPs en VLOSEs zijn onderworpen aan specifieke verplichtingen ter beheersing van systeemrisico's:
* **Risicobeoordeling en mitigerende maatregelen:** (Artikel 34 en 35 DSA) Platforms moeten systeemrisico's identificeren, beoordelen en mitigeren.
* **Rapportage:** (Artikel 15, 24 en 42 DSA) Periodieke rapportageverplichtingen.
* **Interne compliancefunctie:** (Artikel 41 DSA) Vergelijkbaar met de rol van een Data Protection Officer (DPO) onder de GDPR. Deze functie moet onafhankelijk zijn, over voldoende middelen en toegang tot het management beschikken, en de nodige expertise bezitten.
* **Onafhankelijke audit:** (Artikel 37 DSA) Jaarlijkse audits door gekwalificeerde externe auditors om de naleving van de DSA-verplichtingen te beoordelen. De auditrapporten identificeren tekortkomingen en bevatten operationele aanbevelingen waar de platforms op moeten reageren. VLOPs/VLOSEs dragen de kosten van deze audits.
#### 1.3.2 Onderzoeksbevoegdheden van de Commissie
De Commissie beschikt over uitgebreide onderzoeksbevoegdheden om de naleving te controleren:
* **Verzoek om informatie (RFI):** (Artikel 67 DSA) Kan informeel (vrijwillig) of via een bindend besluit worden verstuurd aan VLOPs/VLOSEs of andere relevante entiteiten. Dit is de meest gebruikte methode.
* **Interviews en verklaringen:** (Artikel 68 DSA)
* **Ter plaatse inspecties:** (Artikel 69 DSA) Inclusief toegang tot gebouwen, documenten en digitale materialen.
* **Voorlopige maatregelen (Interim measures):** (Artikel 70 DSA) In spoedeisende situaties om ernstige schade te voorkomen, kunnen tijdelijke maatregelen worden opgelegd. Dit vereist een prima facie bevinding van een risico en een urgentie.
* **Bindende toezeggingen:** (Artikel 71 DSA)
* **Monitoringacties:** (Artikel 72 DSA)
#### 1.3.3 Beslissingen bij niet-naleving en boetes
Bij vastgestelde schendingen van de DSA kan de Commissie beslissingen nemen en boetes opleggen:
* **Preliminaire bevindingen:** (Artikel 79 DSA) Voordat een beslissing wordt genomen, krijgen VLOPs/VLOSEs de gelegenheid gehoord te worden, wat de fundamentele rechten, waaronder het recht op een eerlijk proces, waarborgt.
* **Sancties:** Dit kunnen compliance maatregelen, boetes of periodieke dwangsommen zijn.
> **Tip:** De DSA bouwt voort op eerdere wetgeving zoals de GDPR, wat betekent dat de concepten van onafhankelijke compliance functies en uitgebreide onderzoeksbevoegdheden niet volledig nieuw zijn, maar wel worden uitgebreid en toegepast op een nieuw domein.
> **Voorbeeld:** De Commission heeft preliminair vastgesteld dat zowel TikTok als Meta (voor Instagram en Facebook) de DSA hebben geschonden met betrekking tot de toegang tot gegevens voor onderzoekers en de mechanismen voor het melden en aanvechten van inhoudsmoderatie.
### 1.4 Politiek en recht
De handhaving en interpretatie van de DSA zijn sterk beïnvloed door politieke prioriteiten zoals democratiebescherming, kinderveiligheid en concurrentievermogen. Er is een voortdurende spanning tussen de behoefte aan sterke regulering en de zorg voor een verhoogde regelgevingscomplexiteit en cumulatieve lasten voor bedrijven.
* **Gedragsverschillen tussen platforms:** Sommige platforms zijn gewend aan regelgevingsdialogen, terwijl andere, met name sommige Amerikaanse en Chinese bedrijven, historisch minder betrokken waren. Er is echter een groeiende trend om vertegenwoordiging in Brussel op te zetten en constructief met regelgevers in dialoog te treden.
* **Agendasetting:** De agendasetting voor handhaving wordt beïnvloed door de interactie tussen de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad, elk met hun eigen incentives en belangen. De bescherming van minderjarigen online wordt als een zeer urgente en belangrijke prioriteit gezien.
* **Regulering versus concurrentievermogen:** Een kernspanning is het vinden van een balans tussen effectieve bescherming van fundamentele rechten, consumenten en kinderen enerzijds, en het bevorderen van economisch concurrentievermogen anderzijds.
De DSA vertegenwoordigt een belangrijke verschuiving in de regulering van online platforms. Veel juridische kwesties zijn nog open en zullen worden gevormd door toekomstige rechtspraak, praktische handhavingservaring en politieke ontwikkelingen. Dit veld biedt juridische complexiteit, intellectuele diepgang en aanzienlijke kansen voor onderzoek en carrièreontwikkeling.
> **Voorbeeld:** Juridische uitdagingen bij het Hof van Justitie van de EU betreffen vaak de aanstelling als VLOP/VLOSE, de berekening van de toezichtsbijdrage en specifieke verplichtingen onder de DSA, zoals de transparantie van advertenties. Het CJEU heeft consistent de legitimiteit van deze verplichtingen bevestigd, waarbij de bescherming van maatschappelijke belangen zwaarder weegt dan de belangen van de platforms. De zaak T-367/23 (Amazon EU v Commission) illustreert hoe platforms, zoals grote marktplaatsen, wel degelijk systeemrisico's kunnen opleveren en dat de DSA-verplichtingen, hoewel administratieve lasten, gerechtvaardigd zijn ter voorkoming van systeemrisico's.
---
# Handhaving en toezicht op Very Large Online Platforms en Search Engines
Oké, hier is een gedetailleerde studiehandleiding voor het onderwerp "Handhaving en toezicht op Very Large Online Platforms en Search Engines", gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 2. Handhaving en toezicht op very large online platforms en search engines
Dit onderwerp behandelt de specifieke handhavingsinstrumenten en de risicobeheer-cyclus die van toepassing zijn op Very Large Online Platforms (VLOPs) en Very Large Online Search Engines (VLOSEs), inclusief onderzoeksbevoegdheden en sancties.
### 2.1 De Digital Services Act (DSA) in context
De DSA bouwt voort op eerdere EU-wetgeving met betrekking tot technologie en platforms, zoals de Audiovisual Media Services Directive (AVMSD) en de General Data Protection Regulation (GDPR). De DSA maakt deel uit van een bredere wetgevingsgolf die ook de AI Act omvat.
#### 2.1.1 Tijdlijn en definitie van VLOPs/VLOSEs
* **November 2022:** De DSA treedt in werking.
* **Februari 2023:** De verificatie van actieve gebruikersaantallen begint, cruciaal voor de classificatie van platforms.
* Minder dan 45 miljoen maandelijkse gebruikers: kleinere platformcategorie.
* Meer dan 45 miljoen maandelijkse gebruikers: potentiële VLOP/VLOSE-aanwijzing, met de strengste DSA-verplichtingen.
* **Februari 2024:** Digital Services Coordinators (DSCs) in lidstaten zijn volledig operationeel.
* **2024:** De DSA wordt volledig toepasselijk voor alle dienstverleners, inclusief kleinere platforms.
Na aanwijzing als VLOP/VLOSE moeten deze platforms de strengere verplichtingen naleven, waaronder hun eerste risicobeoordeling.
### 2.2 Governance van toezicht op digitale diensten
Het toezicht is georganiseerd op drie niveaus:
#### 2.2.1 Nationaal niveau: Digital Services Coordinators (DSCs)
* **Rol:** Onafhankelijke nationale autoriteiten die direct toezicht houden op platforms met minder dan 45 miljoen maandelijkse gebruikers in de EU.
* **Coördinatie:** Zij coördineren met andere nationale bevoegde autoriteiten en fungeren als centrale hub voor samenwerking.
* **Doel:** Garanderen van een uniforme EU-regelgeving en het vermijden van nationale fragmentatie en tegenstrijdige regels.
* **Handhaving:** De Europese Commissie heeft in diverse gevallen inbreukprocedures opgestart tegen lidstaten die hun DSCs niet tijdig hadden aangewezen of de nodige bevoegdheden hadden verleend.
> **Tip:** Het belang van een volledig operationele en bevoegde DSC in elke lidstaat is cruciaal voor de effectieve en uniforme handhaving van de DSA in de hele Unie.
#### 2.2.2 Europees niveau: European Board for Digital Services
* **Samenstelling:** Bestaat uit hooggeplaatste functionarissen van de nationale DSCs en staat onder voorzitterschap van de Commissie.
* **Rol:** Een onafhankelijke adviesgroep die de consistente toepassing van de DSA bevordert.
* **Activiteiten:** Draagt bij aan richtlijnen, analyses, ondersteunt de Commissie bij het toezicht op VLOPs/VLOSEs, faciliteert informatie-uitwisseling en peer support. Werkt via werkgroepen en maandelijkse plenaire vergaderingen.
#### 2.2.3 Europees niveau: Europese Commissie
* **Rol:** Het uitvoerende orgaan van de EU met exclusieve bevoegdheid voor de handhaving van de DSA-regels ten aanzien van VLOPs en VLOSEs.
* **Verantwoordelijkheden:** Directe handhaving, advisering bij grensoverschrijdende geschillen en interventie op verzoek van DSCs.
* **Organisatie:** Bestaat uit verschillende Directoraten-Generaal (DG's), waaronder DG CONNECT voor digitale beleidskwesties, met gespecialiseerde teams. Ondersteunende organen zoals ECAT en het Joint Research Centre (JRC) bieden expertise.
> **Voorbeeld:** De Europese Commissie heeft exclusieve bevoegdheid om de DSA-regels te handhaven tegen de grootste online platforms zoals Instagram, TikTok en Amazon.
##### 2.2.3.1 Financiering van toezicht
* Het toezicht op VLOPs/VLOSEs wordt niet gefinancierd via algemene belastingen, maar via een **toezichtvergoeding** die door de VLOPs/VLOSEs zelf wordt betaald.
* Het doel is om de geschatte kosten van het toezicht te dekken, inclusief personeel (juristen, economen, data scientists), technische studies en onderzoeken.
* De hoogte van de vergoeding is proportioneel aan het aantal gebruikers van het platform: hoe meer gebruikers, hoe hoger de vergoeding. De bedragen kunnen aanzienlijk zijn, oplopend tot tientallen miljoenen euros per jaar.
##### 2.2.3.2 Juridische uitdagingen
Diverse bedrijven hebben aspecten van de handhaving van de DSA aangevochten bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU). De belangrijkste geschilpunten betreffen:
* De aanwijzing als VLOP/VLOSE.
* De methodologie voor de berekening van de toezichtvergoeding.
* Specifieke verplichtingen onder de DSA, zoals het openbaar maken van advertentierepositoria.
Het Hof van Justitie heeft in meerdere zaken de aanwijzing van platforms als VLOP/VLOSE en de bijbehorende verplichtingen bevestigd, waarbij de proportionaliteit en de rechtvaardiging van eventuele inbreuken op fundamentele rechten zijn beoordeeld in het licht van de doelstellingen van de DSA om systemische risico's te voorkomen.
> **Voorbeeld:** In de zaak T-367/23 (Amazon EU v Commission) verwierp het HvJ de argumenten van Amazon tegen zijn aanwijzing als VLOPSE. Het Hof stelde dat grote marktplaatsen ook systemische risico's kunnen vormen en dat de 45 miljoen gebruikersdrempel een legitiem criterium is.
### 2.3 Handhaving ten aanzien van VLOPs/VLOSEs
De handhaving tegen VLOPs en VLOSEs rust op drie pijlers:
#### 2.3.1 Risicobeheer cyclus
VLOPs en VLOSEs moeten een cyclisch proces van risicobeheer hanteren, dat de volgende elementen omvat:
* **Risicobeoordeling (Artikel 34 DSA):** Identificeren van systemische risico's (bv. verspreiding van illegale inhoud, negatieve impact op fundamentele rechten, de verspreiding van desinformatie, risico's voor de volksgezondheid of veiligheid, risico's voor het maatschappelijk debat en verkiezingsprocessen, en risico's gerelateerd aan kindermisbruik).
* **Risicobeperkende maatregelen (Artikel 35 DSA):** Implementeren van maatregelen om de geïdentificeerde risico's te mitigeren.
* **Rapportage (Artikelen 15, 24 en 42 DSA):** Periodieke rapportage aan de autoriteiten over risicobeoordelingen, transparantie en naleving. Dit omvat specifieke transparantiemeldingsplichten via een uitvoeringsverordening.
* **Interne compliance functie (Artikel 41 DSA):** Vergelijkbaar met de rol van een Data Protection Officer (DPO) onder de GDPR. Deze functie moet onafhankelijk zijn, over voldoende middelen en bevoegdheden beschikken, en directe toegang hebben tot het management. Vereist specifieke expertise.
* **Onafhankelijke audit (Artikel 37 DSA):** Jaarlijkse audits uitgevoerd door gekwalificeerde externe auditors om de naleving van de DSA-verplichtingen te beoordelen. De kosten voor deze audits zijn voor rekening van de VLOPs/VLOSEs. De auditrapporten moeten de platforms voorzien van operationele aanbevelingen bij geconstateerde tekortkomingen.
> **Tip:** De onafhankelijke audit is een belangrijke innovatie van de DSA, die autoriteiten voorziet van betrouwbaar bewijs voor handhavingsprocedures.
#### 2.3.2 Onderzoeksbevoegdheden van de Commissie
De Europese Commissie beschikt over een breed scala aan onderzoeksbevoegdheden om naleving te controleren:
* **Verzoek om informatie (RFI - Request for Information) (Artikel 67 DSA):** Kan formeel (bindend) of informeel (vrijwillig) zijn. Betreft informatie gerelateerd aan vermoedelijke inbreuken. Kan gericht zijn aan VLOPs/VLOSEs of elke natuurlijke of rechtspersoon.
* **Ondervragingen en verklaringen (Artikel 68 DSA):** Mogelijkheid om personen te ondervragen en verklaringen af te nemen.
* **Ter plaatse inspecties (Artikel 69 DSA):** Inclusief toegang tot bedrijfsruimtes, documenten en digitale materialen.
* **Tussenmaatregelen (Interim Measure) (Artikel 70 DSA):** Kan worden opgelegd bij een voorlopige bevinding van een risico op ernstige schade voor dienstontvangers, voor een bepaalde periode en onder specifieke voorwaarden.
* **Bindende toezeggingen (Article 71 DSA):** Platforms kunnen vrijwillig toezeggingen doen om naleving te garanderen.
* **Monitoringacties (Artikel 72 DSA):** Systematische monitoring van de activiteiten van platforms.
> **Voorbeeld:** De Commissie kan een verzoek om informatie sturen naar een VLOP om details te verkrijgen over de algoritmes die worden gebruikt om inhoud te rangschikken, als onderdeel van een onderzoek naar potentiële risico's.
#### 2.3.3 Besluiten inzake niet-naleving en sancties
Wanneer overtredingen worden vastgesteld, volgt een procedure die fundamentele rechten waarborgt:
* **Voorlopige bevindingen (Artikel 79 DSA):** De Commissie informeert het platform over haar voorlopige bevindingen.
* **Recht om gehoord te worden:** Het VLOP/VLOSE krijgt de gelegenheid om zich te verdedigen en te reageren op de voorlopige bevindingen.
* **Besluit inzake niet-naleving:** Na het horen kan de Commissie een besluit nemen tot niet-naleving.
* **Boetes en periodieke dwangsommen:** De Commissie kan boetes opleggen die kunnen oplopen tot 6% van de wereldwijde jaaromzet van het bedrijf. Periodieke dwangsommen kunnen worden opgelegd om naleving te verzekeren.
> **Voorbeeld:** Na een onderzoek kan de Commissie voorlopige bevindingen uitsturen naar TikTok en Meta, waarin wordt gesproken over schendingen van de toegangsregels voor onderzoekers tot openbare gegevens, en de plicht om gebruikers eenvoudige mechanismen te bieden om illegale inhoud te melden.
##### 2.3.3.1 Lopende en opkomende handhavingskwesties
De handhaving richt zich op diverse prioriteiten, waaronder:
* Toegang tot platformgegevens voor onderzoekers.
* Productveiligheid op online marktplaatsen.
* Potentieel verslavende ontwerpkenmerken.
* Bescherming van minderjarigen.
* Mitigatie van schadelijke aanbevelingspatronen.
Enkele formele procedures zijn reeds gestart tegen platforms zoals Temu, Meta en TikTok, gericht op kwesties als de verkoop van illegale producten, verslavende ontwerpelementen, de bescherming van kinderen en de toegang van onderzoekers tot gegevens.
### 2.4 Politieke en juridische context
De handhaving van de DSA wordt beïnvloed door politieke prioriteiten zoals democratiebescherming, kinderrechten, concurrentievermogen van de EU en mondiale technologische concurrentie. Er is een spanning tussen de noodzaak van strenge regelgeving en de bezorgdheid over de regelgevingscomplexiteit en de cumulatieve lasten voor bedrijven.
* **Verschillen in gedrag van platforms:** Er zijn aanzienlijke verschillen in hoe bedrijven omgaan met regelgeving. Sommige Amerikaanse en Chinese bedrijven hebben historisch minder engagement getoond, maar dit verandert. Steeds meer bedrijven vestigen vertegenwoordiging in Brussel en gaan constructief in dialoog.
* **Wie bepaalt de agenda?:** De agenda wordt bepaald door de interactie tussen de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad, elk met hun eigen prikkels. De Commissie streeft naar een neutrale en onafhankelijke uitvoering.
* **Bescherming van minderjarigen:** Dit is een centrale politieke prioriteit vanwege de toenemende bewijzen van schade door excessief platformgebruik, blootstelling aan schadelijke inhoud en verslavende ontwerppraktijken.
* **Regulering versus concurrentievermogen:** Een belangrijk spanningsveld is het vinden van een balans tussen effectieve bescherming van fundamentele rechten en consumenten, en het bevorderen van innovatie en economische concurrentiekracht.
De DSA vertegenwoordigt een significante verschuiving in de regulering van online platforms. Het veld is juridisch complex, intellectueel rijk, en er zijn tal van toekomstige onderzoeks- en carrièremogelijkheden. De handhaving is actief, lopend en evoluerend, en veel juridische vragen zullen nog worden gevormd door toekomstige jurisprudentie en praktische handhavingservaring.
---
# Juridische context en politieke overwegingen van digitale regelgeving
Hier is een samenvatting van de "Juridische context en politieke overwegingen van digitale regelgeving", gebaseerd op de verstrekte documentatie en gericht op de specifieke pagina's.
## 3. Juridische context en politieke overwegingen van digitale regelgeving
Dit gedeelte onderzoekt de politieke prioriteiten die digitale regelgeving beïnvloeden, zoals de bescherming van democratie en kinderen, de spanning tussen regelgeving en concurrentievermogen, en de rol van verschillende EU-instellingen.
### 3.1 De evolutie en context van digitale regelgeving
De *Digital Services Act* (DSA) is niet uit het niets ontstaan, maar bouwt voort op een reeks EU-wetgeving die technologie en platforms reguleert. Belangrijke voorlopers zijn de *Audiovisual Media Services Directive* (AVMSD), die overlappende onderwerpen behandelt met online media en platforms, en de *General Data Protection Regulation* (GDPR), een baanbrekende wetgeving die de wereldwijde kijk op gegevensbescherming heeft veranderd. Andere relevante wetgeving, zoals de *Data Governance Act*, draagt bij aan deze juridische evolutie. De EU-wetgeving op dit gebied laat een duidelijke lijn zien: van vroege stappen naar een intensievere, "volle kracht vooruit" wetgevende fase met belangrijke instrumenten zoals de DSA en de *AI Act*.
De DSA trad in werking in november 2022, maar de volledige verplichtingen begonnen later van toepassing te worden. Sinds februari 2023 is de publicatie en verificatie van het aantal actieve gebruikers van start gegaan, een cruciale stap die bepaalt of een platform als "zeer groot" (Very Large Online Platform/Search Engine - VLOP/VLOSE) wordt aangemerkt. Platforms met minder dan 45 miljoen maandelijkse gebruikers vallen onder een lichtere categorie, terwijl platforms met meer dan 45 miljoen maandelijkse gebruikers onder de strengste DSA-verplichtingen vallen, waaronder de eerste systematische risicobeoordeling. In februari 2024 waren de *Digital Services Coordinators* (DSC's) in de lidstaten volledig operationeel. De volledige toepasselijkheid van de DSA voor alle aanbieders, inclusief kleinere platforms, is in 2024 gerealiseerd.
> **Tip:** Begrijpen van de doorlopende lijn van EU-digitale wetgeving is essentieel om de context van de DSA te waarderen.
### 3.2 Bestuur en toezicht op digitale diensten
Het toezicht op digitale diensten is gestructureerd op drie niveaus: nationaal, Europees en op EU-centraal niveau.
#### 3.2.1 Nationaal niveau: Digital Services Coordinator (DSC)
Elke lidstaat heeft een onafhankelijke *Digital Services Coordinator* (DSC) aangewezen. Deze DSC's zijn verantwoordelijk voor het directe toezicht en de handhaving van platforms die minder dan 45 miljoen maandelijkse gebruikers in de EU hebben. Ze fungeren als coördinatiepunten en bevorderen uitwisseling met andere nationale bevoegde autoriteiten. De DSA streeft naar een uniform EU-regime om nationale fragmentatie te beperken. Voordat de DSA van kracht werd, hadden veel lidstaten nationale regels voor platforms, maar de DSA is bedoeld om overlapping en conflicterende nationale initiatieven te vermijden.
Sinds 17 februari 2024 is de volledige harmonisatie met direct effect van kracht. De Europese Commissie heeft echter inbreukprocedures geopend tegen verschillende lidstaten die hun DSC niet tijdig of volledig hebben aangewezen of bevoegd gemaakt. Sommige lidstaten hebben dit inmiddels rechtgezet, terwijl andere lidstaten, zoals Cyprus, Tsjechië, en Portugal, doorverwezen zijn naar het Hof van Justitie van de EU om de naleving van EU-recht te beoordelen. Een effectieve en uniforme handhaving van digitale dienstverordeningen in de hele EU is cruciaal voor het functioneren van het systeem.
> **Voorbeeld:** In België is de telecomautoriteit (BIPT) aangewezen als DSC. Als er bijvoorbeeld illegale productverkoop plaatsvindt op een platform, kunnen meerdere autoriteiten betrokken zijn, en de DSC coördineert deze inspanningen.
#### 3.2.2 Europees niveau: European Board for Digital Services
De *European Board for Digital Services* (het "Bestuur") is een onafhankelijke adviesgroep die bestaat uit de nationale DSC's. Dit bestuur wordt voorgezeten door de Europese Commissie en heeft als doel een consistente toepassing van de DSA in de hele EU te waarborgen. Het biedt een platform voor discussie over belangrijke kwesties, peer support, en kan bijdragen aan richtlijnen, analyses en ondersteuning bij het toezicht op VLOP's en VLOSE's. Het werkt via werkgroepen en frequente informatie-uitwisseling tussen nationale instanties en de Commissie.
#### 3.2.3 EU-centraal niveau: European Commission
De Europese Commissie heeft de exclusieve bevoegdheid om de DSA-regels te handhaven tegen VLOP's en VLOSE's, zijnde de zeer grote online platforms die dagelijks door miljoenen gebruikers worden geraadpleegd. De Commissie treedt ook op bij grensoverschrijdende geschillen waar coördinatie nodig is. Het toezicht wordt gefinancierd door een toezichtsvergoeding die door de VLOP's en VLOSE's zelf wordt betaald, in plaats van uit algemene belastingen. De hoogte van deze vergoeding is proportioneel aan het aantal gebruikers van het platform en dekt de geschatte kosten van het toezicht, waaronder personeel, technische studies en onderzoek. Dit mechanisme, met aanzienlijke financiële implicaties, heeft geleid tot sterke tegenstand van betrokken bedrijven. De Commissie wordt ondersteund door DG CONNECT en gespecialiseerde teams, evenals door wetenschappelijke en technische expertise van instanties zoals ECAT en het Joint Research Centre (JRC).
### 3.3 Handhaving met betrekking tot VLOPSE's
De handhaving van de DSA ten opzichte van VLOP's en VLOSE's omvat meerdere instrumenten en processen.
#### 3.3.1 Risicobeheercyclus
VLOP's en VLOSE's zijn verplicht om een risicobeheercyclus te volgen. Dit houdt in:
* **Risicobeoordeling (Artikel 34 DSA):** Identificeren van systematische risico's, beoordelen van hun impact en waarschijnlijkheid.
* **Risicobeperkende maatregelen (Artikel 35 DSA):** Implementeren van maatregelen om de geïdentificeerde risico's te verminderen.
* **Rapportage (Artikelen 15, 24 en 42 DSA):** Regelmatige rapportage over risico's en genomen maatregelen.
* **Interne compliancefunctie (Artikel 41 DSA):** Aanwijzen van een onafhankelijke compliancefunctie met voldoende bevoegdheid, statuur en middelen, vergelijkbaar met een Functionaris voor Gegevensbescherming onder de GDPR.
* **Onafhankelijke audit (Artikel 37 DSA):** Jaarlijkse audits door onafhankelijke derde partijen om de naleving van de DSA-verplichtingen te beoordelen. De kosten hiervan worden gedragen door de VLOP/VLOSE.
> **Tip:** De onafhankelijke audit is een belangrijke innovatie van de DSA die zorgt voor externe verificatie van de naleving.
#### 3.3.2 Onderzoeksbevoegdheden van de Commissie
De Commissie beschikt over uitgebreide onderzoeksbevoegdheden, waaronder:
* **Verzoek om informatie (RFI - Artikel 67 DSA):** Vragen om informatie met betrekking tot vermoedelijke inbreuken, hetzij informeel (vrijwillig) of via een bindende beslissing.
* **Interviews en verklaringen (Artikel 68 DSA):** Het afnemen van interviews en verklaringen van natuurlijke of rechtspersonen.
* **Ter plaatse inspecties (Artikel 69 DSA):** Inspecties ter plaatse, inclusief toegang tot gebouwen, documenten en digitale materialen.
* **Voorlopige maatregelen (Artikel 70 DSA):** In urgente situaties, om direct ernstige schade voor gebruikers te voorkomen, kan de Commissie tijdelijke maatregelen opleggen.
* **Bindende toezeggingen (Artikel 71 DSA):** Het accepteren van toezeggingen van platforms om naleving te waarborgen.
* **Toezichtsacties (Artikel 72 DSA):** Het monitoren van de activiteiten van platforms.
#### 3.3.3 Beslissingen over niet-naleving en boetes
Indien inbreuken worden vastgesteld, volgt een procedure waarbij het platform gehoord wordt voordat er een beslissing over niet-naleving wordt genomen of boetes worden opgelegd. Dit proces respecteert fundamentele rechten, waaronder het recht op een eerlijk proces. De Commissie heeft preliminair bevindingen gedaan met betrekking tot datatoegang voor onderzoekers en transparantiemechanismen bij platforms zoals TikTok en Meta.
Enkele actieve en opkomende handhavingsonderwerpen omvatten: toegang tot platformgegevens voor onderzoekers, productveiligheid op online marktplaatsen, potentieel verslavende ontwerpkenmerken, bescherming van minderjarigen en het beperken van schadelijke aanbevelingspatronen. Formele procedures zijn gestart tegen onder andere Temu, Meta en TikTok met betrekking tot deze kwesties.
> **Voorbeeld:** De Commissie heeft preliminair vastgesteld dat Meta (Instagram en Facebook) in strijd handelt met verplichtingen inzake het bieden van eenvoudige mechanismen voor gebruikers om illegale inhoud te melden en om inhoudsmoderatiebeslissingen effectief aan te vechten.
### 3.4 Politiek en recht: de invloed op digitale regelgeving
Digitale regelgeving wordt sterk beïnvloed door politieke prioriteiten.
#### 3.4.1 Politieke prioriteiten en spanningen
Belangrijke politieke prioriteiten omvatten:
* **Bescherming van de democratie:** Voorkomen van desinformatie en manipulatie.
* **Bescherming van minderjarigen:** Aanpakken van schadelijke inhoud, verslavende ontwerppraktijken en de impact op mentale gezondheid en sociale ontwikkeling. De bescherming van minderjarigen wordt gezien als een zeer urgent thema, gedreven door incidenten en publieke bezorgdheid.
* **Concurrentievermogen van de EU:** De EU streeft ernaar concurrerend te blijven in de mondiale technologische concurrentie, met aandacht voor regelgevingscomplexiteit en de cumulatieve lasten voor bedrijven.
Een centrale spanning bestaat tussen de noodzaak van sterke digitale regelgeving voor de bescherming van fundamentele rechten, democratie en consumenten enerzijds, en de zorgen over het EU-concurrentievermogen anderzijds, vooral in vergelijking met de VS en China. Dit leidt tot debatten over het stroomlijnen van regelgeving en het vinden van een balans tussen effectieve bescherming, rechtszekerheid, innovatie en economische concurrentiekracht.
#### 3.4.2 Instituties en agendasetting
De agendasetting binnen de EU-digitale regelgeving is het resultaat van interactie tussen de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad. Elke instelling heeft eigen drijfveren:
* **Europees Parlement:** Gedreven door gekozen politici en publieke/politieke debatten.
* **Raad:** Vertegenwoordigt nationale belangen en diplomatieke onderhandelingen.
* **Europese Commissie:** Gericht op implementatie, handhaving en het algemeen belang van de EU.
De DSA wordt gezien als een voorbeeld van relatief sterke institutionele afstemming, waarbij alle instellingen in grote lijnen dezelfde richting op bewegen.
#### 3.4.3 Verschillen in platformgedrag en regelgevingscultuur
Er bestaan grote verschillen in hoe platforms reageren op regelgeving. Sommige platforms zijn al zeer bekend met regelgeving en de dialoog met regelgevers. Andere, met name sommige Amerikaanse en Chinese bedrijven, hebben historisch minder betrokkenheid getoond bij EU-regelgeving. Dit patroon is echter aan het veranderen, aangezien bedrijven steeds meer beseffen dat EU-regelgeving niet genegeerd kan worden. De neiging om sterke vertegenwoordiging in Brussel op te zetten en constructief met regelgevers in gesprek te gaan, groeit. Dialoog en samenwerking worden als effectiever beschouwd dan confrontatie.
#### 3.4.4 Juridische uitdagingen en toekomstige ontwikkelingen
Talrijke juridische uitdagingen met betrekking tot de DSA, met name met betrekking tot de aanmerking als VLOP/VLOSE, de berekening van toezichtsvergoedingen en specifieke verplichtingen, zijn voorgelegd aan het Hof van Justitie van de EU. Deze uitdagingen, zoals de Amazon-zaak, hebben de geldigheid en proportionaliteit van de DSA-verplichtingen, waaronder de transparantie van advertentieopslagplaatsen en de vrijheid van bedrijfsuitoefening, bevestigd.
De DSA vertegenwoordigt een significante verschuiving in de regulering van online platforms. Handhaving is actief, voortdurend en in ontwikkeling. Veel juridische vragen blijven open en zullen verder worden vormgegeven door toekomstige rechtspraak, praktische handhavingservaring en politieke ontwikkelingen. Dit gebied biedt aanzienlijke juridische complexiteit, intellectuele diepgang en toekomstige onderzoeks- en carrièremogelijkheden.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Digital Services Act (DSA) | Een verordening van de Europese Unie die is bedoeld om de online platformen, met name grote platformen, te reguleren en de verspreiding van illegale inhoud te bestrijden. Het streeft ernaar een veiliger en transparanter digitaal ecosysteem te creëren. |
| Very Large Online Platform (VLOP) | Een online platform dat naar schatting meer dan 45 miljoen maandelijkse actieve gebruikers heeft binnen de Europese Unie, wat resulteert in strengere verplichtingen onder de DSA, zoals risicobeoordelingen en audits. |
| Very Large Online Search Engine (VLOSE) | Een online zoekmachine die naar schatting meer dan 45 miljoen maandelijkse actieve gebruikers heeft binnen de Europese Unie. Deze vallen onder vergelijkbare, striktere regels als VLOPs onder de DSA. |
| Digital Services Coordinator (DSC) | Een onafhankelijke nationale autoriteit in elke EU-lidstaat die verantwoordelijk is voor het toezicht op en de handhaving van de DSA voor platforms met minder dan 45 miljoen maandelijkse gebruikers binnen de EU. |
| European Board for Digital Services | Een adviesorgaan dat bestaat uit vertegenwoordigers van de nationale Digital Services Coordinators en wordt voorgezeten door de Europese Commissie. Het bevordert de consistente toepassing van de DSA in de hele EU. |
| Europese Commissie | Het uitvoerende orgaan van de Europese Unie met exclusieve bevoegdheid voor de handhaving van de DSA-regels tegen VLOPs en VLOSEs. Zij stelt ook nieuwe wetgeving voor en monitort de implementatie. |
| Risicobeheer cyclus | Een proces waarbij VLOPs en VLOSEs systematische risico's moeten identificeren, beoordelen, beperken en rapporteren, conform de verplichtingen onder de DSA. Dit omvat risicobeoordelingen en mitigatiemaatregelen. |
| Onafhankelijke audit | Een jaarlijkse beoordeling van de naleving van de DSA-verplichtingen door VLOPs en VLOSEs, uitgevoerd door externe, gekwalificeerde auditors. De resultaten identificeren tekortkomingen en geven operationele aanbevelingen. |
| Interne compliance functie | Een verplichte functie binnen VLOPs en VLOSEs, vergelijkbaar met een functionaris voor gegevensbescherming, die onafhankelijk moet opereren met voldoende autoriteit, middelen en toegang tot het management. |
| Onderzoeksbevoegdheden | De bevoegdheden die de Europese Commissie heeft om informatie op te vragen, ter plaatse inspecties uit te voeren en toezichtsacties te ondernemen om naleving van de DSA te controleren, vooral bij VLOPs en VLOSEs. |
| Interimmaatregelen | Tijdelijke maatregelen die autoriteiten kunnen opleggen in urgente situaties waar een risico op ernstige schade bestaat, om de dienstontvangers te beschermen in afwachting van een definitieve beslissing. |
| Toezichtskosten | De kosten die gemaakt worden voor het toezicht op VLOPs en VLOSEs, die worden gedekt door een heffing die door deze platforms aan de Europese Commissie wordt betaald. |
| Systeemrisico | Een potentieel negatief effect dat een online platform kan hebben op de samenleving, zoals de verspreiding van illegale inhoud of de aantasting van fundamentele rechten, wat specifieke risicobeheermaatregelen vereist onder de DSA. |
| Bescherming van minderjarigen | Een centraal politiek prioriteit binnen de digitale regelgeving van de EU, gericht op het beschermen van kinderen tegen schadelijke inhoud, verslavende ontwerpelementen en andere online risico's. |
| Regelgevingscomplexiteit | De uitdaging die ontstaat door de vele overlappende en elkaar soms tegensprekende wetgevende regimes, wat een potentieel belemmering kan vormen voor innovatie en concurrentievermogen. |
Cover
Lesnota's GePuPo.docx
Summary
## Hoofdstuk I – Inleiding
Dit vak behandelt de geschiedenis van het publiekrecht en de politiek. Het benadrukt de wisselwerking tussen recht en macht, en hoe historische context, politieke beslissingen, technologische ontwikkelingen, religie en klimaat de evolutie van het recht hebben beïnvloed.
### Publiekrecht en zijn evolutie
* **Publiekrecht** regelt de verhoudingen tussen de overheid en de burger, en tussen overheden onderling.
* Het publiekrecht is dynamisch en in constante evolutie, aangepast aan veranderende maatschappelijke normen en waarden.
* Recht wordt gezien als een middel om de maatschappij te veranderen, maar de maatschappij verandert ook door het recht.
### De historische benadering van het recht
* De historische benadering van het recht, ook wel **rechtsgeschiedenis** genoemd, is een **metajuridische** benadering. Dit betekent dat het recht wordt bestudeerd vanuit een ander wetenschappelijk vakgebied, in dit geval de geschiedenis.
* Deze benadering biedt een **helikopterview**, waardoor men de context, de redenen voor het bestaan van bepaalde rechtsregels en de evolutie ervan kan begrijpen.
* De historische benadering is **contextualiserend** en **kritisch**, en stelt vragen bij de legitimiteit en de actualiteit van rechtsnormen.
* Rechtsgeschiedenis is **interdisciplinair** en wordt bestudeerd vanuit het paradigma van de geschiedeniswetenschap, in combinatie met de rechtswetenschap. Het verklaart de **wisselwerking tussen recht en macht**.
### Positief recht versus historisch recht
* **Positief recht** is het recht dat op een bepaald moment en op een bepaalde plaats geldt. De rechtsgeschiedenis onderzoekt hoe dit recht tot stand is gekomen.
* De historische benadering gaat verder dan het positieve recht en kijkt naar de **interactie van recht met macht, politiek, techniek, religie, klimaat**, enz.
### De rol van het recht in de maatschappij
* Recht kan worden gezien als **gestolde politiek**. Wat nu in het recht staat, is vaak het resultaat van politieke beslissingen en compromissen.
* De inhoud van het recht is ook afhankelijk van **technologische vooruitgang**, **religieuze invloeden** en de algemene maatschappelijke context.
* Recht is **niet statisch**, maar evolueert constant, hoewel **continuïteit** ook een belangrijke factor is. Principes die al duizenden jaren bestaan, zoals het verbod op wederzijds doden, blijven van kracht, terwijl specifieke regels (zoals verkeersregels) veranderen.
### Paradigma's in de rechtswetenschap
* Een **paradigma** is het geheel van aannames waarop een wetenschap is gebouwd.
* Rechtsgeschiedenis stapt uit het paradigma van het positieve recht om het recht vanuit een breder perspectief te bestuderen.
* Het **adagium** *Nemo censetur ignorare legem* (iedereen wordt geacht de wet te kennen) is binnen het positieve recht van toepassing, maar in de praktijk kennen we niet alle regels. Een metajurist bestudeert dit fenomeen.
### De plaats van rechtsgeschiedenis in de rechtenopleiding
* **Inleidende duiding:** Rechtsgeschiedenis helpt om het recht van vandaag te begrijpen.
* **Wetenschapsvorming:** Het verklaart waarom het recht is zoals het nu is.
* De **Historische Rechtsschule**, met Carl Friedrich von Savigny, benadrukte dat recht een uitdrukking is van de volksgeest (*Volksgeist*) en een historische evolutie volgt. Elk land heeft daardoor een eigen, nationaal gekleurd recht.
## Hoofdstuk II – De fundamenten uit de Oudheid
### De oudste bouwstenen van het publiekrecht
* De oudste rechtsteksten dateren uit Mesopotamië (Tweestromenland) en Egypte.
* Het **Codex Hammoerabi** (18e eeuw v. Chr.) is een vroege codificatie van wereldlijke regels, gebaseerd op het principe van vergelding ("oog om oog, tand om tand") en een standenmaatschappij. Het is geen echt wetboek volgens de moderne definitie, omdat het niet systematisch geordend is en uitgaat van casuïstiek.
### Het spontaan gegroeide recht: gewoonterecht
* **Gewoonterecht** is het oudste formele rechtsbereid dat grotendeels mondeling werd overgeleverd.
* Het is **ongeschreven**, **spontaan** gegroeid en **traag evoluerend**.
* De **legitimatie** ervan is **traditioneel** en **pragmatisch**, gebaseerd op de acceptatie door de gemeenschap en de overtuiging van de noodzaak van dwang.
* Gewoonterecht werd in de praktijk vastgesteld door **rechters** of **wijze mannen**, die de traditionele regels kenden.
* Het was **statisch geacht**, maar de facto evoluerend om zich aan te passen aan nieuwe maatschappelijke problemen.
* De **bestaansvoorwaarden** zijn herhaling (objectief) en dwang (subjectief, met sanctie).
* Het is **ongeschreven**, wat de bewijsvoering bemoeilijkt (tenzij *notoir*), maar ook zorgt voor flexibiliteit.
* Het was **versnipperd** door personaliteits- en territorialiteitsbeginselen, wat tot conflicten kon leiden.
### Het recht wordt een wetenschap: Rome
* Het **Romeinse recht** vormt de basis van de rechtswetenschap, met name voor het privaatrecht, en heeft de Europese rechtsontwikkeling sterk beïnvloed.
* De receptie van het Romeinse recht, voornamelijk via de universiteiten, leidde tot de ontwikkeling van het **ius commune** (gemeenschappelijk recht) en de **rechtswetenschap**.
* **Periodisering van het Romeinse recht:**
* **Oud-Romeins recht** (tot ca. 250 v.C.): stadstaat, agrarisch, militair karakter, basis: *familia* en *pater familias*. Instellingen: Koning, Republiek (Senaat, Volksvergaderingen, Magistraten). Rechtsbronnen: *mos maiorum* (gewoonte), Twaalftafelenwet.
* **Voor-klassiek recht** (ca. 250 v.C. – ca. 0): uitbouw wereldrijk, belang militair. Instellingen: Praetor (urbanus en peregrinus), provinciegouverneurs. Rechtsbronnen: Wetten (*leges*), *plebiscieten*, magistratenrecht (*ius honorarium* door edicten van Praetoren), *ius gentium* (recht der volkeren).
* **Klassiek recht** (ca. 0 – ca. 250): hoogtepunt macht en recht. Instellingen: Princeps (Keizer), Senaat, Praetor, administratie. Rechtsbronnen: Keizerrecht (*constitutiones*), juristenrecht (*ius respondendi*, scholen).
* **Na-klassiek recht** (ca. 250 – ca. 530): machtsverval, juridische epigonen, vulgariserung. Instellingen: Keizer en administratie (*Quod principi placuit legis habet vigorem*). Rechtsbronnen: Keizerrecht, *ius* (jurisprudentes), herordening (Citeerwet, Codex Theodosianus).
* **Justiniaans recht** (ca. 530): Keizer Justinianus, herstel orde, juridische codificatie (*Corpus Iuris Civilis*: Codex, Digesten, Instituten, Novellen).
### De Kerk als brug tussen Oudheid en Middeleeuwen
* De Kerk speelde een cruciale rol in het behoud en de overdracht van Romeinse kennis en cultuur naar de Middeleeuwen.
* De **Kerkelijke rechtspraak** en het **canonieke recht** ontwikkelden zich, met de *Decretum Gratiani* als belangrijkste tekst.
* De **Gregoriaanse hervorming** en de **Investituurstrijd** (11e-12e eeuw) versterkten de positie van de Kerk en leidden tot de scheiding van kerkelijke en wereldlijke macht (*tweezwaardenleer*).
* Het **canonieke recht** beïnvloedde het publieke recht op het gebied van familierecht, testamenten en de organisatie van de Kerk.
* De Kerk was een **superieure culturele elite** met eigen rechtbanken (officialiteiten) en administratie, die het Romeinse recht (indirect) via **legal transplants** en de ontwikkeling van universiteiten verspreidde.
## Hoofdstuk III – De (vroege en volle) Middeleeuwen
### De Germaanse invasies en de gevolgen voor het publiekrecht
* De val van het West-Romeinse Rijk leidde tot de instelling van **stamkoninkrijken** met beperkte macht, gekenmerkt door de **patrimoniumgedachte** (macht als privébezit) en een zwakke centrale staat [476](#page=476).
* Het Germaanse recht was grotendeels **gewoonterecht**, met een **personaliteitsbeginsel**, **familiale wraak** en een **gevolgsaansprakelijkheid**.
* De **Kerk** bleef een constante factor, met een eigen structuur, recht (canonieke recht) en culturele elite, die een brug vormde tussen de Oudheid en de Middeleeuwen.
* Het **Karolingische Rijk** (751-887) kende een poging tot herstel van de territoriale eenheid en een culturele renaissance, met een gecentraliseerd bestuur en wetgeving (*capitularia*), maar de **feodaliteit** (leenstelsel) zou later leiden tot een nieuwe verbrokkeling van de macht.
### De feodaliteit: ontstaan, structuur en evolutie
* **Ontstaan:** De feodaliteit ontstond uit de combinatie van de Germaanse *vassi* (vazallen) en *beneficia* (lenen), en werd versterkt door de noodzaak van militaire bescherming en economische stabiliteit.
* **Definitie:** Een leencontract is een plechtige, wederkerige overeenkomst die leidt tot persoonlijke (raad en daad, bescherming en onderhoud) en zakelijke (macht over een leen) rechten en plichten, waarbij de macht van de leenman geleidelijk toenam.
* **Belening:** Het formele proces van belening omvatte *hommage* (persoonlijke trouw), de leeneed en de belening met symbolen.
* **Verplichtingen:**
* **Leenheer:** Beschermen, onderhouden (beneficium), rechtspraak (leenhof/curia).
* **Leenman:** Auxilium (militaire en financiële hulp, o.a. de vier feodale gevallen) en Consilium (raad en zetelen in leenhoven/curia).
* **Ontwikkeling:** Van militaire dienst (*auxilium*) als belangrijkste verplichting naar de nadruk op **consilium** rond 1300. Verzaking van de feodaliteit, met erfelijkheid, verkoopbaarheid en pluraliteit van lenen.
* **Verbrokkeling van macht:** Het Karolingische Rijk viel uiteen (Verdrag van Verdun 843), wat leidde tot de opkomst van territoriale vorstendommen en heerlijkheden, met een verbrokkeling van recht en macht.
* **Heerlijkheden:** Gebaseerd op usurpatie van het banrecht, met eigen rechtspraak (hoog, middel, laag) en fiscaliteit. Dit leidde tot een kluwen van rechten en **machtsmisbruik** door de heer, met weinig bescherming voor de onderdanen.
* **Grenzen aan de verbrokkeling:** Territorialisering van het recht, de godsvredebeweging en het Heilig Roomse Rijk probeerden de machtsverbrokkeling tegen te gaan.
### De opkomst van de steden en het communalisme
* De late Middeleeuwen kenden een bloei van steden als **socio-economische entiteiten** die eigen **stadsrechten** en **privileges** verwierven door erkenning van een hogere macht (vorst, graaf).
* **Stadsrecht** omvatte zowel publiekrechtelijke (stadstructuur, bestuur) als privaatrechtelijke regels, en creëerde een aparte juridische status voor **stadspoorters** (burgers met politieke en juridische rechten).
* De steden hadden eigen **bestuurs- en rechtsprekende organen** (schepenbanken, burgemeesters) en een eigen autonomie, wat leidde tot een strijd met de vorstelijke macht.
* De **Staten** (standen) vertegenwoordigden de drie machten (clerus, adel, steden) en hadden inspraak in wetgeving en belastingen, wat een begin was van **constitutionalisme** en **parlementarisme**.
## Hoofdstuk IV – De Late Middeleeuwen
### De soevereiniteit van de vorst en de strijd tegen tegenmachten
* Het **soevereiniteitsstreven** van vorsten was gericht op het centraliseren van de macht, het monopoliseren van regalia (rechtspraak, wetgeving, muntrecht) en het inkrimpen van de macht van feodale heren, steden en de Kerk.
* **Absolutisme** werd theoretisch onderbouwd door denkers als Machiavelli en Bodin, en praktisch vormgegeven door vorsten als Filips IV de Schone en Lodewijk XIV.
* **Tegenkrachten** zoals de steden (met economische en militaire macht), de adel (met feodaal weerstandsrecht) en de Kerk (met kennis en spirituele macht) probeerden de vorstelijke macht te beperken.
* Het **constitutionalisme** en **parlementarisme** ontstonden als reactie op de vorstelijke macht, met documenten zoals de Magna Carta (Engeland) en de Blijde Inkomst (Brabant) die rechten en vrijheden vastlegden.
### Het Graafschap Vlaanderen en het soevereiniteitsstreven
* Het Graafschap Vlaanderen ontwikkelde zich tot een machtige entiteit met een eigen administratie (kasselrijen, burggraven, grafelijke curia) en een relatieve onafhankelijkheid ten opzichte van de Franse koning.
* De **Guldensporenslag ** was een symbolische overwinning van de steden en de graaf tegen de Franse koning, maar de feitelijke waarde was beperkt door latere Franse overwinningen en het verdrag van Athis-sur-Orge [1302](#page=1302).
* De **Vlaamse beweging** heeft de Guldensporenslag later heropgevist als symbool van Vlaamse identiteit en strijd.
### Parlementarisme en constitutionalisme
* **Parlementarisme** verwijst naar de vertegenwoordiging van het volk, terwijl **constitutionalisme** verwijst naar de juridische teksten die de macht beperken en de rechten vastleggen.
* In de Nederlanden ontstonden de **Staten** (provinciale parlementen) uit de standen, die inspraak hadden in belastingen, wetgeving en de benoeming van vorsten.
* De **Staten-Generaal** waren een overkoepelende vergadering van de provinciale Staten, die vooral een rol speelde bij financiële en buitenlandse aangelegenheden.
* De **Belgische Grondwet van 1831** was een **pragmatisch conservatief** document, geïnspireerd door de Franse en Amerikaanse revolutionaire ideeën, maar met behoud van tradities zoals de monarchie en het bicameralisme. Het kende een sterke scheiding der machten met checks and balances, en introduceerde fundamentele vrijheden en een onafhankelijke rechterlijke macht.
## Hoofdstuk V – (Her)geboorte van de Rechtswetenschap
### De renaissance van de twaalfde eeuw en de receptie van het Romeinse recht
* De **renaissance van de twaalfde eeuw** markeerde de heropleving van de rechtswetenschap door de herontdekking van het **Romeinse recht** (*Corpus Iuris Civilis*) en het **canonieke recht** (*Decretum Gratiani*) aan de universiteiten.
* Dit geleerde recht (*ius commune*) werd de basis voor de **rechtsleer** en had een grote invloed op de ontwikkeling van het recht, zowel publiek als privaat.
* De **receptie** van het Romeinse recht vond plaats via verschillende kanalen: wetgeving, rechtsleer (glossatoren en commentatoren), formulierboeken, onderwijs en de subsidiaire toepassing ervan bij het ontbreken van gewoonterecht.
* De rechtswetenschap leidde tot **verschriftelijking**, **professionalisering** (juristenberoepen zoals advocaten en procureurs), **specialisering** en de ontwikkeling van een **hiërarchie van rechtbanken** en een **inquisitoir proces**.
### De invloed op het strafrecht en de procedure
* De **romeins-canonieke invloed** leidde tot een **individueel schuldstrafrecht**, waarbij de intentie van de dader belangrijker werd dan het gevolg.
* Het **inquisitoire proces**, met een actieve rol voor het Openbaar Ministerie (vervolging namens de vorst) en een systeem van **legale bewijzen** (gebaseerd op rationele bewijsmiddelen zoals getuigenissen, geschriften en bekentenissen), verving het Germaanse systeem van familiale vergelding en irrationele bewijzen.
* De **humanisering van het strafrecht**, geïnitieerd door denkers als Cesare Beccaria, pleitte voor gelijkheid van straffen, proportionaliteit, het **legaliteitsbeginsel** (*nulla poena sine lege*), de afschaffing van de doodstraf en tortuur, en een meer rationele procedure.
### De codificatie en de eenmaking van het recht
* De **verschriftelijking** van gewoonterecht (*costumen*) door middel van **codificatie** (opschrift stellen) en **homologatie** (kracht van wet verlenen door de vorst) leidde tot rechtszekerheid en een **eengemaakt recht** op nationaal niveau.
* Dit proces werd gestimuleerd door de opkomst van de boekdrukkunst, de ontwikkeling van het notariaat en tabellionaat, en het streven van de vorsten naar centralisatie van de macht.
* De **"nationale" eenmaking van het recht** was meer een gevolg dan een doel, voortkomend uit de overname van Romeinse en canonieke terminologie en concepten, en de invloed van de gecentraliseerde wetgeving van de vorst.
## Hoofdstuk VI – De Vroegmoderne Tijd
### De Bourgondische, Spaanse en Oostenrijkse Nederlanden
* De **Bourgondiërs** (vanaf 1384) legden de basis voor een gecentraliseerd bestuur en recht in de Nederlanden, door middel van personele unies, huwelijken, koop en pand, en de modernisering van instellingen zoals de Staten-Generaal, de Rekenkamer en het Parlement van Mechelen.
* **Keizer Karel V** consolideerde deze eenmaking met de **Pragmatische Sanctie **, waardoor de Nederlanden een eigen entiteit vormden, los van Frankrijk en het Heilig Roomse Rijk [1549](#page=1549).
* De **scheuring van de Nederlanden** (1568-1648) vond plaats door fiscale druk, religieuze intolerantie en het tirannieke bewind van Filips II en de Hertog van Alva, wat leidde tot de oprichting van de Republiek der Verenigde Nederlanden in het Noorden en de pacificatie van Gent en de Unie van Utrecht in het Zuiden.
* Het tijdperk van **Albrecht en Isabella** (1598-1621) kende een periode van quasi-soevereiniteit voor de Zuidelijke Nederlanden, met eigen instellingen en wetgeving, maar bleef afhankelijk van Spanje op militair en buitenlands beleid.
* De **Spaanse periode** (tot 1713) werd gekenmerkt door oorlogen met Frankrijk (Lodewijk XIV) en de **Spaanse Successieoorlog**, die resulteerde in de overgang van de Zuidelijke Nederlanden naar de **Oostenrijkse Habsburgers**.
* De **Oostenrijkse periode** (1713-1795) kende relatieve rust en economische heropleving, met hervormingen door Maria-Theresia en Jozef II, maar ook met een toenemende bureaucratisering en centralisatie.
### De uitbouw van de staatsmacht en het absolutisme
* Het **absolutisme** werd theoretisch onderbouwd door denkers als Machiavelli en Bodin, en praktisch toegepast door vorsten die streefden naar ongebonden en ongelimiteerde macht, met een afkeer van middeleeuwse remmen zoals feodaliteit, constitutionalisme en parlementarisme.
* De **politiek-rechtsfilosofische component** van het absolutisme omvatte de ideeën van staatsbehoud (Machiavelli) en onbegrensde soevereiniteit (Bodin).
* In de praktijk uitte het absolutisme zich in het niet samenroepen van Staten-Generaal, de **codificatie van het recht** (ordonnanties van Lodewijk XIV), de centralisatie van instellingen en de controle van de Kerk.
* Het **verlicht absolutisme** probeerde de macht van de vorst te rationaliseren en te beperken door de ideeën van de Verlichting en het natuurrecht, met als doel de algemene welvaart en de fundamentele rechten van de mens.
### De evolutie van het recht
* De **verschriftelijking** van het recht, gestimuleerd door het humanisme, de boekdrukkunst en het Romeinse recht, leidde tot een stijgende rol van wetgeving, de codificatie van gewoonterecht (*costumen*), en de ontwikkeling van een meer systematische en wetenschappelijke benadering van het recht.
* De **eenmaking van het recht** was een gevolg van de centrale wetgeving van de vorst en de receptie van het Romeinse recht, wat leidde tot een geleidelijke afname van het versnipperde gewoonterecht.
* De **humanisering van het strafrecht** was een reactie op het wrede strafrecht van het Ancien Régime, met een focus op intentie, proportionaliteit, het legaliteitsbeginsel en de afschaffing van tortuur en brute straffen.
## Hoofdstuk VII – Revoluties luiden de doodsklok over het Ancien Régime
### De Verenigde Staten van Amerika: een nieuw staats- en burgerconcept
* De Amerikaanse Revolutie was een **revolutie** die leidde tot de oprichting van een nieuwe staat met een **federale structuur**, **scheiding der machten** met checks and balances, en de invoering van **fundamentele rechten** in de grondwet en de Bill of Rights [1776](#page=1776).
* De Amerikaanse grondwet van 1787, met de Bill of Rights van 1791, is de oudste nog geldende grondwet en een voorbeeld van **pragmatisch conservatisme** en **constitutioneel gedachtegoed**.
* Het **judicial review** (grondwettelijkheidstoetsing) via de Supreme Court, dat voortvloeit uit de scheiding der machten, is een cruciaal element van de Amerikaanse rechtsstaat.
### De Franse Revolutie en de Franse invloed in België
* De Franse Revolutie (1789-1799) bracht fundamentele veranderingen teweeg, zoals de afschaffing van feodaliteit en privileges, de invoering van **liberté, égalité** en de **Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger**.
* De Franse periode (1795-1815) had een grote impact op België, met de invoering van Franse wetboeken (Code Civil, Code Pénal, etc.), de centralisatie van bestuur en recht, en de verspreiding van de ideeën van de Verlichting.
* De **codificaties van Napoleon** legden de basis voor het hedendaagse recht in België, met een focus op rationaliteit, eenmaking en de bescherming van fundamentele rechten.
### Het einde van het Ancien Régime in de Zuidelijke Nederlanden
* De **Brabantse Omwenteling (1789-1790)** was een reactie op de te snelle en radicale hervormingen van Jozef II, waarbij de standen (adel, clerus, steden) hun oude rechten en privileges wilden herstellen.
* De **Belgische Revolutie **, geïnspireerd door de Franse Juli-revolutie en de ideeën van de Verlichting, leidde tot de onafhankelijkheid van België en de oprichting van een **parlementaire monarchie** met een **pragmatisch conservatieve grondwet** [1830](#page=1830).
* De Belgische grondwet van 1831 kenmerkte zich door **pragmatisch conservatisme**, met een scheiding der machten, ministeriële verantwoordelijkheid, een **bicameralisme**, en fundamentele vrijheden, maar met beperkte democratische inspraak (cijnskiesrecht).
## Hoofdstuk VIII – Een Grondwet voor het Jonge België
### Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830)
* Na de val van Napoleon werd het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden opgericht als bufferstaat tegen Frankrijk, waarbij Noord- en Zuid-Nederland onder het bestuur van Willem I werden verenigd.
* De **Grondwet van 1815** voorzag in een unitaire staat met een monarchie, ministeriële verantwoordelijkheid, een bicameralisme en fundamentele vrijheden, maar kende ook beperkingen op het gebied van taal, religie en politieke inspraak.
* Het **politieke ongenoegen** in het Zuiden, gevoed door de machtsverhoudingen, religieuze en taalkwesties, en economische grieven, leidde tot het **Monsterverbond** van liberalen en katholieken en uiteindelijk tot de Belgische Revolutie.
### De Belgische Revolutie en de Grondwet van 1831
* De **Belgische Revolutie **, ingegeven door politiek, religieus en institutioneel ongenoegen, leidde tot de onafhankelijkheid van België en de oprichting van een **parlementaire monarchie** [1830](#page=1830).
* De **Grondwet van 1831**, opgesteld door jonge juristen en geïnspireerd door de Franse en Amerikaanse voorbeelden, kenmerkte zich door **pragmatisch conservatisme**, met een sterke scheiding der machten, ministeriële verantwoordelijkheid, bicameralisme, fundamentele vrijheden (vrijheid van persoon, pers, vereniging, godsdienst) en een onafhankelijke rechterlijke macht.
* De **internationale context** (Congres van Wenen, Verdragen van Utrecht en Münster) speelde een rol in de vorming van België als neutrale bufferstaat.
### België tot aan de Eerste Wereldoorlog
* Het **politieke landschap** in het 19e-eeuwse België werd gekenmerkt door de strijd tussen **liberalen** (industriële ontwikkeling, handelsvrijheid) en **katholieken** (rol van de Kerk, vrijheid van onderwijs), en later de opkomst van het **socialisme** als reactie op de sociale kwestie.
* De **taalkwestie** en de **Vlaamse beweging** leidden tot geleidelijke vernederlandse bepalingen in wetgeving en onderwijs.
* De **democratisering** vorderde langzaam, met de geleidelijke uitbreiding van het stemrecht, de invoering van algemeen meervoudig stemrecht en evenredige vertegenwoordiging.
* De **verzorgingsstaat** ontwikkelde zich geleidelijk, met sociale wetgeving en collectief overleg tussen werkgevers en werknemers.
## Hoofdstuk IX – De Twintigste Eeuw
### België en de Wereldoorlogen
* De **Eerste Wereldoorlog** fungeerde als katalysator voor politieke hervormingen, waaronder democratisering, de sociale kwestie, de taalkwestie en de organisatie van nationale defensie.
* De **Duitse bezetting** tijdens WOI had beperkte juridische invloed, maar versnelde de realisatie van Vlaamse eisen en de administratieve splitsing. De Besluitwetten van de regering in ballingschap hadden een blijvende impact op het recht.
* Na WOI leidde het **Verdrag van Versailles** tot zware herstelbetalingen voor Duitsland en de vorming van nieuwe staten, terwijl België beheersmandaten kreeg over Rwanda en Burundi.
* De **Tweede Wereldoorlog** zag de opkomst van totalitaire regimes en de strijd tussen ideologieën. De bezetting in België kende verschillende fasen (hemel, hel, vagevuur) en leidde tot besluitwetten, collaboratie en repressie. Het **transitional justice** fenomeen (strafrechtelijke vervolging, zuivering, verzoening) werd ingevoerd om het verleden te verwerken.
### De Rechtsstaat en zijn uitbouw
* De **rechtsstaat** kenmerkt zich door het primaat van het recht, afdwingbare fundamentele rechten en de overheidsgebondenheid aan het recht.
* De **ontwikkeling van de rechtsstaat** verliep via **constitutionalisme**, **parlementarisme** en de **scheiding der machten**, met checks and balances om machtsmisbruik te voorkomen.
* De **constitutionele toetsing** (judicial review) door de rechterlijke macht, aanvankelijk beperkt, werd uitgebreid om de grondwettelijkheid van wetten en besluiten te controleren.
* De **juridische controle** op de uitvoerende macht ontwikkelde zich van de exceptie van illegaliteit naar annulatieberoepen (Raad van State) en de toetsing aan algemene rechtsbeginselen.
* De **verbreding en verdieping** van de rechtsstaat omvat de internationalisering van rechtsbescherming (EVRM, UVRM) en de uitbouw van de verzorgingsstaat via overlegdemocratie en sociale wetgeving.
## Hoofdstuk X – Europeanisering, Transatlantisering, Mondialisering
### De Europese integratie
* Na WOII ontstond de gedachte van een **verenigd Europa** als derde macht tussen de VS en de USSR, met als doel het voorkomen van oorlog en het bevorderen van economische en politieke samenwerking.
* Het **Schuman-plan ** en de **EGKS ** legden de basis voor de Europese Gemeenschappen, gevolgd door de **Verdragen van Rome ** die de EEG en Euratom oprichtten [1950](#page=1950) [1952](#page=1952) [1957](#page=1957).
* Het **Fusieverdrag ** voegde de instellingen van de verschillende Gemeenschappen samen [1965](#page=1965).
* De **Europese Akte ** realiseerde de interne markt met vrij verkeer van personen, diensten, goederen en kapitaal, en versterkte de rol van het Europees Parlement en de Raad van Ministers [1986](#page=1986).
* Het **Verdrag van Maastricht ** introduceerde de naam Europese Unie en legde de nadruk op politieke samenwerking, met de oprichting van de Europese Raad en de verdere ontwikkeling van gemeenschappelijke beleidsterreinen [1992](#page=1992).
* De **uitbreidingen** van de EU, vanaf 1973, hebben geleid tot een diversificatie van lidstaten en beleidsterreinen, met de Criteria van Kopenhagen als basis voor toetreding.
* België speelt een belangrijke rol in de Europese integratie, met **Paul-Henri Spaak** als een van de 'founding fathers' van de EU en de NAVO.
### Internationale samenwerking en organisaties
* De **Benelux** (1944-) ontstond als een economische en politieke samenwerking tussen België, Nederland en Luxemburg, en fungeerde als proeftuin voor de Europese integratie.
* De **NAVO (1949-)** is een militair verdedigingspact dat ontstond uit de noodzaak van collectieve veiligheid tegen de Sovjet-Unie, met als kernartikel artikel 5 (een aanval op één is een aanval op allen).
* De **OEES/OESO** (1947/1961-) bevordert economische samenwerking en studies tussen ontwikkelde landen, met als doel de welvaart en de levensstandaard te verbeteren.
* De **Raad van Europa (1949-)** zet zich in voor de bescherming van mensenrechten en democratie, met als belangrijkste realisatie het **EVRM **, dat directe werking heeft in de lidstaten [1950](#page=1950).
* De **Verenigde Naties (VN) (1945-)** is een mondiale organisatie die streeft naar vrede, veiligheid en internationale samenwerking, met een Veiligheidsraad met vetorecht voor de permanente leden.
### De Belgische (partij)politiek: een historisch overzicht
* Het **Belgische politieke systeem** evolueerde van een unionisme (1830-1846) naar een strijd tussen **liberalen** (industriële ontwikkeling) en **katholieken** (rol van de Kerk, vrijheid van onderwijs), gevolgd door de opkomst van het **socialisme** en **Vlaamse/taalpartijen**.
* De **taalkwestie** en de **Vlaamse beweging** leidden tot geleidelijke vernederlandse bepalingen in wetgeving en onderwijs.
* De **democratisering** vorderde met de uitbreiding van het stemrecht en de invoering van evenredige vertegenwoordiging.
* De **verzorgingsstaat** werd uitgebouwd via sociale wetgeving en collectief overleg, met een groeiende rol voor vakbonden en werkgeversorganisaties.
* De **staatshervormingen** hebben geleid tot een federale staat met verschillende gemeenschappen en gewesten, die bevoegdheden hebben op het gebied van cultuur, onderwijs, economie en ruimtelijke ordening.
* De **rol van de koning** is geëvolueerd van een quasi-soevereine monarch naar een constitutionele monarch met toegewezen bevoegdheden, die verantwoording verschuldigd is aan het parlement.
* De **Belgische grondwet** van 1831, een **pragmatisch conservatief** document, combineerde revolutionaire ideeën met behoud van tradities, en legde de basis voor de Belgische democratie.
Dit studiemateriaal biedt een uitgebreid overzicht van de geschiedenis van het publiekrecht en de politiek, met aandacht voor de juridische, historische en politieke context. Door de logische structuur, de heldere definities en de voorbeelden, is dit materiaal een waardevolle hulp bij de examenvoorbereiding.
Glossary
## Glossary
| Term | Definitie |
|---|---|
| **Absolutisme** | Een politiek systeem waarbij de vorst de hoogste, ongebonden en ongelimiteerde macht bezit, niet gebonden aan recht, feodale contracten of volksvertegenwoordiging. |
| **Canoniek recht** | Het recht dat voortkomt uit de organisatie en de beslissingen van de Kerk, met de Bijbel en geschriften van kerkvaders als basis, en de Paus als hoogste juridische autoriteit. |
| **Codificatie** | Het proces van het opschrijven en systematiseren van bestaande rechtsregels, vaak met als doel het creëren van wetboeken die de materie uitputtend en logisch ordenen. |
| **Common law** | Een rechtssysteem dat voornamelijk gebaseerd is op rechterlijke uitspraken en precedenten, waarbij de rechter een actieve rol speelt in de rechtsvorming, in tegenstelling tot wetgeving-gebaseerde systemen. |
| **Constitutionalisme** | Het principe dat de macht van de overheid wordt beperkt door een grondwet, die fundamentele rechten van burgers garandeert en de staatsstructuur bepaalt, en waaraan ook de overheid gebonden is. |
| **Delegatie** | Het overdragen van bevoegdheden van een hogere macht aan een lagere macht, wat leidt tot een hiërarchische structuur in het bestuur en het rechtssysteem. |
| **Feodaliteit** | Een politiek en sociaal systeem gebaseerd op leenverhoudingen, waarbij grond (leen) werd uitgedeeld in ruil voor militaire dienst, raad en daad, wat leidde tot een verbrokkeling van de macht. |
| **Geleerd recht** | Het recht dat voortkomt uit academische studie en juridische teksten, voornamelijk het Romeinse en canonieke recht, dat werd onderwezen aan universiteiten en een grote invloed had op de ontwikkeling van het recht. |
| **Gewoonterecht** | Ongeschreven recht dat spontaan ontstaat door langdurige en herhaalde gedragingen binnen een gemeenschap, met de overtuiging dat deze als bindend worden beschouwd (opinio iuris). |
| **Hiërarchie der normen** | Een systeem dat de onderlinge rangorde van rechtsnormen vastlegt, waarbij hogere normen voorrang hebben op lagere normen, wat zorgt voor consistentie en logica in het recht. |
| **Inquisitoir proces** | Een gerechtelijk proces waarbij de overheid, via het Openbaar Ministerie, actief de taak heeft om misdrijven op te sporen, verdachten te vervolgen en bewijzen te verzamelen, met als doel de schuld te bewijzen. |
| **Legalisme** | Een juridisch principe waarbij de wet als de hoogste rechtsbron wordt beschouwd en de rechter gehouden is om de wet strikt toe te passen, met weinig ruimte voor interpretatie of rechtsvorming. |
| **Legitimatie van de macht** | Het proces waarbij de macht van een heerser of overheid wordt aanvaard door de bevolking, gebaseerd op charisma, traditie of rationele argumenten, zoals uiteengezet door Max Weber. |
| **Materiële rechtsbron** | De inhoudelijke oorsprong van het recht, voortkomend uit maatschappelijke factoren zoals politiek, economie, religie, klimaat en techniek, die de basis vormen voor juridische regels. |
| **Metajuridica** | Een benadering die het recht bestudeert vanuit een ander wetenschappelijk perspectief, zoals geschiedenis, sociologie of filosofie, om een breder en kritischer begrip te ontwikkelen. |
| **Monopolie van de macht/geweld** | Het alleenrecht van de overheid om dwang en geweld te gebruiken, na een juridisch proces en veroordeling, als middel om het recht te handhaven en de openbare orde te garanderen. |
| **Paradigma** | Een geheel van basisveronderstellingen en methoden waarop een wetenschap is gebouwd, dat de manier waarop men naar het recht kijkt en het interpreteert, stuurt. |
| **Patrimoniumgedachte** | Het idee dat publieke macht en ambten als privébezit van de heerser werden beschouwd, verhandelbaar, erfelijk en overdraagbaar, wat leidde tot verbrokkeling en persoonlijke bindingen. |
| **Personaliteitsbeginsel** | Het principe waarbij het recht van de stam of nationaliteit van een persoon wordt toegepast, ongeacht de plaats waar de persoon zich bevindt, wat vaak voorkwam in de Germaanse periode. |
| **Positief recht** | Het recht dat op een bepaald moment en op een bepaalde plaats geldt, zoals vastgelegd in wetten, rechtspraak en rechtsleer, en dat voortdurend evolueert door maatschappelijke veranderingen. |
| **Publiekrecht** | Het recht dat de verticale relaties beheerst, tussen de overheid en burgers, en tussen verschillende overheden onderling, met als doel het algemeen belang te dienen. |
| **Receptie** | Het proces waarbij geleerd recht, zoals het Romeinse en canonieke recht, werd overgenomen en geïntegreerd in het lokale positieve recht, voornamelijk via universiteiten en juristen. |
| **Rechtsarcheologie** | De studie van materiële sporen en objecten die verband houden met het recht, zoals strafinstrumenten, rechtsgebouwen of kunstwerken, om inzicht te krijgen in de juridische praktijk en cultuur van het verleden. |
| **Rechtsgeschiedenis** | De studie van het recht vanuit een historisch perspectief, waarbij de nadruk ligt op de evolutie, context en wisselwerking van recht met andere maatschappelijke factoren. |
| **Rechtsstaat** | Een staat waarin de macht beperkt is door het recht, met afdwingbare fundamentele rechten voor burgers en waarbij de overheid gebonden is aan het recht, ter bescherming van het individu tegen willekeur. |
| **Rechtswetenschap** | De studie van het recht als een wetenschap, waarbij men tracht de inhoud, de context en de evolutie van het recht te begrijpen, met behulp van verschillende disciplines en benaderingen. |
| **Soevereiniteit** | De hoogste, ongebonden macht binnen een territorium, die zowel intern (geen concurrerende machten) als extern (onafhankelijk van andere staten) kan worden uitgeoefend, vaak geassocieerd met het absolutisme. |
| **Territorialisering van het recht** | Het principe waarbij het recht wordt toegepast op basis van het grondgebied waar men zich bevindt, ongeacht de afkomst of nationaliteit van de persoon, wat leidde tot de vorming van staten en eenmaking van het recht. |
| **Traditionele legitimatie** | Een vorm van machtslegitimatie gebaseerd op gewoonte, traditie en het idee dat de macht er altijd is geweest, wat vaak voorkomt bij koningshuizen en de toepassing van gewoonterecht. |
| **Verlicht absolutisme** | Een vorm van absolutisme waarbij de vorst, geleid door de ideeën van de Verlichting en het natuurrecht, vrijwillig zijn macht beperkt en hervormingen doorvoert ten gunste van de algemene welvaart en de rechten van de burger. |
| **Volksgeist (Volksgeest)** | Het idee, voorgesteld door Carl Friedrich von Savigny, dat recht de uitdrukking is van de geschiedenis en de wil van een volk, en dat elk land een eigen, nationaal gekleurd recht heeft. |
| **Vrije wil (wilsautonomie)** | Het principe dat individuen in privaatrechtelijke verhoudingen grote vrijheid hebben om te beslissen en overeenkomsten te sluiten, met beperkingen die voortkomen uit de openbare orde en dwingend recht. |
| **Willekeurige macht** | Macht die niet gebonden is aan het recht, waarbij de heerser willekeurig beslissingen neemt zonder rekening te houden met wettelijke procedures of fundamentele rechten, wat in strijd is met de beginselen van een rechtsstaat. |
| **Willekeurige straffen** | Strafmaatregelen die niet gebaseerd zijn op wettelijke bepalingen of de proportionaliteit van het misdrijf, maar op de grillen van de machthebber, wat leidt tot onrechtvaardigheid en instabiliteit. |
| **Wilsverklaring** | Een intentie of wilsuiting die juridische gevolgen kan hebben, zoals in een testament of een contract, waarbij de wil van de persoon de basis vormt voor de juridische handeling. |
Cover
Module II Openbare Diensten Administratie Toezicht.docx
Summary
# Definitie en beginselen van openbare diensten
Oké, hier is de gedetailleerde studiehandleiding voor het onderwerp "Definitie en beginselen van openbare diensten", geoptimaliseerd voor je examenvoorbereiding.
## 1. Definitie en beginselen van openbare diensten
Dit gedeelte legt de fundamentele concepten van openbare diensten uit, inclusief de verschillende benaderingen om ze te definiëren en de drie kernbeginselen die hun werking sturen.
### 1.1 Wat is een openbare dienst?
Een openbare dienst kan op twee manieren benaderd worden: functioneel en organiek.
#### 1.1.1 Functionele openbare dienst
Deze benadering focust op de *functie* of de taak die door de openbare dienst wordt uitgevoerd.
* **Klemtoon op functie:** De nadruk ligt op de algemene belangstaak die wordt waargenomen.
* **Taken van algemeen belang:** Het gaat om activiteiten die essentieel zijn voor het maatschappelijk welzijn en die door de overheid worden georganiseerd of gegarandeerd.
* **Uitoefening:** Deze taken kunnen worden uitgevoerd door zowel publiekrechtelijke als private personen.
> **Voorbeeld:** Een private concessiehouder die een openbare dienst beheert, zoals een telecommunicatiebedrijf dat telecommunicatiediensten aanbiedt onder concessie.
#### 1.1.2 Organieke openbare dienst
Deze benadering focust op het *orgaan* of de entiteit die de openbare dienst uitvoert.
* **Klemtoon op orgaan:** De nadruk ligt op de specifieke instelling die de taak uitvoert.
* **Oprichting door de overheid:** Het betreft een organisme dat is opgericht door de overheid.
* **Toewijzing van taak:** De overheid kent een taak van algemeen belang toe aan dit organisme.
* **Publiekrechtelijk organisme:** Het gaat doorgaans om een publiekrechtelijk organisme dat onder controle staat van de oprichtende overheid.
> **Voorbeeld:** De Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn, het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV), de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB).
### 1.2 De beginselen van openbare diensten
Er zijn drie fundamentele beginselen die de werking van openbare diensten sturen: veranderlijkheid, continuïteit en benuttigingsgelijkheid.
#### 1.2.1 Het beginsel van de veranderlijkheid
Dit beginsel geeft de overheid het recht om de regels rond openbare diensten aan te passen.
* **Algemeen:** De overheid heeft de inherente bevoegdheid om eenzijdig de statuten, de organisatie en de werking van een openbare dienst te wijzigen of zelfs af te schaffen.
* **Basis: Algemeen belang:** Deze aanpassingsmogelijkheid is ingegeven door het feit dat de openbare dienst in dienst staat van het algemeen belang, dat zelf aan verandering onderhevig is.
* **Nuancering:** De uitoefening van dit recht is niet absoluut. Er moet rekening worden gehouden met:
* Het rechtszekerheidsbeginsel.
* Het vertrouwensbeginsel.
* De materiële motiveringsplicht (waarom de wijziging noodzakelijk is).
* Het principe van collectief overleg.
#### 1.2.2 Het beginsel van de continuïteit
Dit beginsel garandeert dat een openbare dienst ononderbroken beschikbaar is.
* **Algemeen:** Zolang de overheid van oordeel is dat een openbare dienst beantwoordt aan een behoefte van algemeen belang, moet deze dienst voortdurend, regelmatig en zonder onderbrekingen worden verstrekt. Dit verzekert de duurzaamheid van de instelling en haar werking.
* **Toepassing:** Dit beginsel kan leiden tot beperkingen op bepaalde rechten, zoals het stakingsrecht voor bepaalde beroepen.
> **Voorbeelden:**
> * Het ontzeggen van het stakingsrecht aan militairen of brandweerlieden, met een opvorderingsregeling om de continuïteit te waarborgen.
> * Gegarandeerde dienstverlening bij de NMBS (bv. informatie over treinuitval) of in gevangenissen.
#### 1.2.3 Het beginsel van de benuttigingsgelijkheid
Dit beginsel garandeert dat alle burgers, onder dezelfde voorwaarden, gelijk toegang hebben tot openbare diensten.
* **Algemeen:** Burgers die voldoen aan de wettelijke of reglementaire eisen voor een openbare dienst, hebben recht op de werking ervan. Alle burgers moeten daarbij gelijk worden behandeld.
* **Toepassing van het gelijkheidsbeginsel:** Dit beginsel is nauw verbonden met het gelijkheidsbeginsel zoals verankerd in de grondwet.
* **Ongelijke behandeling mogelijk:** Een ongelijke behandeling is toegestaan mits er een objectieve en redelijke verantwoording voor bestaat.
> **Voorbeeld:** Het verlenen van gunsttarieven of kortingen is mogelijk, mits deze gebaseerd zijn op een objectieve rechtvaardiging.
> * ❌ NIET toegestaan: Een korting geven aan zwemmers "omdat je ze tof vindt" (intuïtu personae).
> * ✅ WEL toegestaan: Een korting geven aan studenten voor zwembeurten, omdat dit een objectieve categorie betreft die economisch kwetsbaarder kan zijn.
### 1.3 Beheer van openbare diensten
De organisatie van openbare diensten kan verschillen, voornamelijk door centrale of decentrale beheerstructuren.
#### 1.3.1 Gecentraliseerde openbare diensten
Bij gecentraliseerd beheer zijn de bevoegdheden geconcentreerd bij één centraal orgaan.
* **Kenmerken van Centralisatie:**
* **Volledig gecentraliseerde organisatie:** Eén centraal orgaan staat in voor alle administratieve taken over het gehele grondgebied. Dit is echter zeldzaam in de praktijk, omdat er vaak sprake is van bevoegdheidsverdeling en decentrale diensten.
* **Hiërarchisch gezag:** Bestuursorganen en personeelsleden zijn volledig ondergeschikt aan de hogere administratieve overheid. Dit omvat bevoegdheden als opportuniteit (of iets moet gebeuren), inhoud, voorwaarden, tijdstip en vorm.
* **Wijzigings- en indeplaatsstellingsbevoegdheid:** Hogere hiërarchische overheden kunnen bevelen geven, de acties van ondergeschikten wijzigen en zich zelfs in hun plaats stellen. Dit zorgt voor een eenheid van gezag en beleid.
* **Deconcentratie:** Soms is er geen sprake van "zuivere" centralisatie. Deconcentratie is een vorm van beheer waarbij de beslissingsbevoegdheid van een centrale dienst deels wordt overgedragen aan ondergeschikte diensten of ambtenaren. Deze ambtenaren blijven echter onderworpen aan het hiërarchisch gezag. Dit is een interne bevoegdheidsoverdracht binnen dezelfde rechtspersoon.
> **Voorbeeld:** De Federale Overheidsdienst (FOD) Financiën die afdelingen heeft in verschillende steden (Gent, Antwerpen, etc.) is een vorm van deconcentratie.
#### 1.3.2 Gedecentraliseerde openbare diensten
Bij decentralisatie worden openbare diensten opgericht die een eigen beslissingsrecht krijgen ten opzichte van de oprichtende overheid.
* **Kenmerken van Decentralisatie:**
* **Gezagspreiding:** De centrale overheid draagt bevoegdheden over aan afzonderlijke rechtspersonen met een eigen beslissingsmacht en vermogen. Dit onderscheidt zich van deconcentratie, waar slechts een beperkte beslissingsbevoegdheid wordt afgestaan binnen dezelfde rechtspersoon.
* **Rechtspersoonlijkheid:** De gedecentraliseerde dienst is een zelfstandige entiteit met eigen bevoegdheden, structuur en vermogen.
* **Autonomie:** Deze diensten oefenen hun bevoegdheden zelfstandig en in eigen naam uit. De centrale overheid kan hen geen bevelen geven en kan zich niet in hun plaats stellen.
* **Controlemiddelen:** De autonomie is niet onbeperkt. De centrale overheid oefent administratief of bestuurlijk toezicht uit (bv. RIZIV, VDAB, Le Forem).
* **Wie kan gedecentraliseerde diensten oprichten?** De federale overheid, gemeenschappen, gewesten en lokale overheden (provincies en gemeenten) kunnen, binnen hun bevoegdheid, gedecentraliseerde diensten oprichten.
#### 1.3.3 Functionele en territoriale decentralisatie
Decentralisatie kan zowel functioneel als territoriaal van aard zijn.
* **Functionele decentralisatie (dienstgewijze decentralisatie):**
* **Toewijzing:** Een specifiek omschreven taak van algemeen belang wordt toegewezen aan een publiekrechtelijk orgaan.
* **Geen territoriale beperking:** De bevoegdheid is niet geografisch afgebakend en kan zich over het hele territorium uitstrekken.
> **Voorbeelden:** De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS), Bpost, Universiteit Gent, VRT, Sport Vlaanderen.
* **Territoriale decentralisatie:**
* **Toewijzing:** Een algemeen omschreven taak van algemeen belang wordt toegewezen aan een publiekrechtelijk orgaan waarvan de bevoegdheid territoriaal is afgebakend of beperkt.
* **Leiding door politieke vertegenwoordigers:** Deze organen worden geleid door politieke vertegenwoordigers.
> **Voorbeelden:** Lokale overheden zoals gemeenten en provincies.
#### 1.3.4 Administratief toezicht (Bestuurlijk toezicht)
Dit is een vorm van controle die wordt uitgeoefend door een hogere of andere overheid op de beslissingen van een gedecentraliseerde dienst.
* **Begrip en doel:** Administratief toezicht is een vorm van controle om te zien of de beslissingen van een onder toezicht staand bestuur in overeenstemming zijn met de wet en het algemeen belang. Het algemeen belang is echter een vage term die door de toezichthoudende overheid zelf wordt ingevuld.
* **Wie is de toezichthoudende overheid (TO)?** Dit is afhankelijk van het bestuur tot bestuur en de toepasselijke regelgeving (bv. Decreet Lokaal Bestuur, Provinciedecreet). Gewesten zijn bevoegd voor het toezicht op territoriaal gedecentraliseerde diensten (gemeenten en provincies).
* **Draagwijdte:** Administratief toezicht heeft een negatief karakter; de TO oefent een passieve rol uit door het voorkomen dat rechtshandelingen rechtskracht krijgen. De TO kan zich echter niet in de plaats stellen van de gedecentraliseerde dienst en diens beslissingen niet wijzigen, tenzij dit uitdrukkelijk wettelijk is bepaald. De autonomie van de gedecentraliseerde dienst blijft de regel.
#### 1.3.5 Soorten Administratief Toezicht
Er zijn twee hoofdcategorieën: gewoon en buitengewoon administratief toezicht.
* **1) Gewoon Administratief Toezicht:**
* **Algemeen Administratief Toezicht:** Dit is de meest voorkomende vorm en geldt voor de meeste beslissingen van gedecentraliseerde besturen. Het kent een repressief karakter, waarbij beslissingen achteraf worden gecontroleerd.
* **Schorsing:** De TO verzet zich tijdelijk tegen de uitvoering van een beslissing omdat deze de wet schendt of het algemeen belang schaadt. Dit is een voorbereidende maatregel in afwachting van een mogelijke vernietiging.
* **Vernietiging:** De TO maakt de beslissing van het gedecentraliseerde bestuur ongedaan. Dit werkt als een ontbindende voorwaarde; de beslissing heeft gelding tot aan het moment van vernietiging. Vernietiging werkt retroactief, met terugwerkende kracht. Als de vernietigingstermijn verstrijkt, is de beslissing definitief.
* **Bijzonder Administratief Toezicht:** Dit toezicht is van toepassing op een beperkter aantal beslissingen en heeft een meer preventief karakter.
* **Voorafgaand Advies:** Het onder toezicht staande bestuur vraagt een advies aan de TO voordat de beslissing definitief wordt genomen.
* *Gewoon advies:* Niet-bindend, maar het vragen van advies is een substantiële vormvereiste.
* *Bindend advies (eensluidend advies):* De inhoud van het advies is bindend voor het gedecentraliseerde bestuur.
* **Machtiging:** De TO verklaart dat een voorgenomen beslissing niet in strijd is met de wet of het algemeen belang. Dit is een preventieve controle die vooraf aan de beslissing moet worden gevraagd. Een niet-gemachtigde beslissing kan achteraf worden gemachtigd. Sanctie: nietigheid bij het ontbreken van machtiging.
* **Goedkeuring:** De TO verklaart dat een beslissing uitwerking mag hebben. Dit werkt als een schorsende voorwaarde; de beslissing krijgt uitwerking vanaf het moment van goedkeuring. Retroactieve goedkeuring is mogelijk. Een weigering van goedkeuring betekent dat de beslissing geacht wordt nooit te hebben bestaan.
* **2) Buitengewoon Administratief Toezicht (Dwangtoezicht):**
* **Plaatsvervangend optreden of indeplaatsstelling:** De TO treedt op wanneer het onder toezicht staande bestuur onwillig is of verzaakt aan haar plichten. De TO kan optreden in de plaats van het bestuur. Dit gebeurt uitzonderlijk en onder strikte wettelijke beperkingen.
> **Voorbeeld:** Wanneer een gemeente weigert een meerjarenplan vast te stellen dat wettelijk verplicht is, kan de Vlaamse overheid een bijzondere commissaris aanstellen om dit alsnog te doen.
* **Hervormingsrecht:** De TO kan als "beroepsinstantie" optreden en een beslissing van een onder haar toezicht staand gedecentraliseerd bestuur vernietigen, en uitzonderlijk een eigen beslissing in de plaats stellen.
---
**Tip:** Onderscheid goed tussen de functionele en organieke benadering van openbare diensten. De beginselen van veranderlijkheid, continuïteit en benuttigingsgelijkheid zijn cruciaal en worden vaak in examenvragen getoetst. Vergeet ook niet de verschillen en de mechanismen van deconcentratie en decentralisatie te kennen, inclusief de verschillende vormen van administratief toezicht.
---
---
# Beheer en organisatie van openbare diensten
Dit hoofdstuk bespreekt de verschillende manieren waarop openbare diensten beheerd en georganiseerd kunnen worden, met nadruk op gecentraliseerde en gedecentraliseerde structuren, inclusief de concepten deconcentratie, functionele en territoriale decentralisatie.
### 2.1 De beginselen van openbare diensten
Openbare diensten zijn gebonden aan drie fundamentele beginselen:
1. **Het beginsel van de veranderlijkheid:** De overheid heeft het recht om eenzijdig de regels betreffende het statuut, de organisatie en de werking van een openbare dienst te wijzigen of af te schaffen, indien dit noodzakelijk is voor het algemeen belang. Dit dient wel te gebeuren met inachtneming van rechtszekerheid, het vertrouwensbeginsel en na collectief overleg.
2. **Het beginsel van de continuïteit:** Een openbare dienst die beantwoordt aan een behoefte van algemeen belang, moet voortdurend, regelmatig en zonder onderbreking worden verstrekt. Dit verzekert de duurzaamheid van de instelling en haar werking. Voorbeelden hiervan zijn de beperking van het stakingsrecht voor bepaalde beroepen (militairen, brandweer) met opvorderingsregelingen, en de gegarandeerde dienstverlening door de NMBS of in gevangenissen.
3. **Het beginsel van de benuttigingsgelijkheid:** Burgers die voldoen aan de wettelijke of reglementaire eisen van een openbare dienst, hebben recht op gelijke behandeling. Ongelijke behandeling is wel mogelijk indien er een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor is, zoals gunsttarieven voor specifieke groepen (bv. studenten).
### 2.2 De verschillende vormen van beheer van openbare diensten
Het beheer van openbare diensten kan grofweg worden ingedeeld in twee hoofdcategorieën: gecentraliseerde en gedecentraliseerde openbare diensten.
#### 2.2.1 Gecentraliseerde openbare diensten
**Centralisatie** is een beheersvorm waarbij alle bevoegdheden zijn geconcentreerd in één centraal orgaan. Een volledig gecentraliseerde organisatie, waarbij één centraal orgaan alle administratieve taken over het gehele grondgebied uitvoert, is zeldzaam. Vaak is er sprake van een bevoegdheidsverdeling met gedecentraliseerde diensten. Binnen gecentraliseerde overheden (zoals de federale overheid, de deelstaten, de Regering en de Raad van State) is er sprake van hiërarchisch gezag. Dit betekent een volledige ondergeschiktheid van bestuursorganen en personeelsleden aan de hogere administratieve overheid. De hiërarchische meerdere beschikt over de bevoegdheid om bevelen te geven, de opportuniteit, inhoud, voorwaarden en tijdstip van beslissingen te bepalen, en kan beslissingen wijzigen of indeplaatsstelling verrichten. Dit waarborgt de eenheid van gezag en beleid.
**Deconcentratie** is geen zuivere centralisatie, maar een vorm van beheer waarbij beslissingsbevoegdheid van een centrale dienst wordt overgedragen aan ondergeschikte diensten of ambtenaren. Deze ambtenaren blijven echter onderworpen aan het hiërarchisch gezag. De openbare dienst delegeert hierbij een deel van zijn beslissingsbevoegdheid. Dit kan zowel intern (binnen een FOD, bv. FOD Financiën met afdelingen in diverse steden) als extern gebeuren.
#### 2.2.2 Gedecentraliseerde openbare diensten
**Decentralisatie** is een beheersvorm waarbij de centrale overheid openbare diensten opricht die een eigen beslissingsrecht krijgen ten opzichte van de oprichtende overheid. Dit leidt tot gezagspreiding en de oprichting van afzonderlijke rechtspersonen met een eigen beslissingsmacht en vermogen. Gedecentraliseerde diensten kunnen worden opgericht door de federale overheid, gemeenschappen, gewesten en lokale overheden.
Kenmerken van decentralisatie zijn:
* **Rechtspersoonlijkheid:** de dienst is een zelfstandige overheid met eigen bevoegdheden, structuur en vermogen, in tegenstelling tot deconcentratie waarbij bevoegdheden binnen dezelfde rechtspersoon worden afgestaan.
* **Autonomie:** de dienst oefent zijn bevoegdheden zelfstandig en in eigen naam uit. De centrale overheid kan geen bevelen geven en zich niet indeplaats stellen. De autonomie is echter niet onbeperkt; deze wordt afgebakend door administratief en bestuursrechtelijk toezicht. Voorbeelden zijn het RIZIV, VDAB en Le Forem.
Er zijn twee vormen van decentralisatie:
##### 2.2.2.1 Functionele decentralisatie
Ook wel dienstgewijze decentralisatie genoemd. Hierbij wordt een specifiek omschreven taak van algemeen belang toegewezen aan een publiekrechtelijk orgaan wiens bevoegdheid niet territoriaal is afgebakend. De bevoegdheid geldt voor een bepaalde materie, ongeacht het grondgebied. Voorbeelden zijn de NMBS, Bpost, Universiteit Gent, de VRT en Sport Vlaanderen.
##### 2.2.2.2 Territoriale decentralisatie
Hierbij wordt een algemeen omschreven taak van algemeen belang toegewezen aan een publiekrechtelijk orgaan wiens bevoegdheid territoriaal is afgebakend of beperkt. De leiding berust bij politieke vertegenwoordigers. Lokale overheden, zoals gemeenten en provincies, zijn hier voorbeelden van.
#### 2.2.3 Administratief toezicht (Bestuurlijk toezicht)
Dit toezicht wordt uitgeoefend door een andere overheid dan de overheid die de beslissing heeft genomen, doorgaans een hogere overheid. De grondslag hiervoor is artikel 162 van de Grondwet. Het doel is te controleren of beslissingen overeenstemmen met het algemeen belang en de wet, waarbij de invulling van het "algemeen belang" vrijheid biedt aan de toezichthoudende overheid.
**Kenmerken van administratief toezicht:**
* **Negatief karakter:** de toezichthoudende overheid (TO) heeft een passieve rol en kan beslissingen van de gedecentraliseerde dienst niet wijzigen of zich indeplaats stellen. Zij voorkomt enkel dat rechtsonjuiste beslissingen rechtskracht krijgen.
* **Beperkingen:** beperkingen op de autonomie van de gedecentraliseerde dienst moeten berusten op een uitdrukkelijke wetsbepaling.
* **Bevoegdheid:** Gewesten zijn bevoegd voor administratief toezicht op gemeenten en provincies. De federale overheid en gemeenschappen kunnen specifiek toezicht organiseren m.b.t. hun bevoegdheden.
**Soorten administratief toezicht:**
##### 2.2.3.1 Gewoon administratief toezicht
Dit is het meest voorkomende type en omvat de schorsing en vernietiging van beslissingen.
* **Schorsing:** De TO verzet zich tijdelijk tegen de uitvoering van een beslissing omdat deze de wet schendt of het algemeen belang schaadt. Dit is een voorbereidende maatregel die de beslissing niet doet verdwijnen uit het rechtssysteem.
* **Vernietiging:** De TO doet de beslissing van het gedecentraliseerde bestuur teniet. Dit werkt als een ontbindende voorwaarde; de beslissing verdwijnt retroactief uit het rechtssysteem. Na de vernietigingstermijn is de beslissing definitief.
##### 2.2.3.2 Bijzonder administratief toezicht
Dit toezicht omvat controlemechanismen die op een beperkt aantal beslissingen worden toegepast en voornamelijk een preventief karakter hebben.
* **Voorafgaand advies:** Het bestuursorgaan dat een beslissing wil nemen, moet eerst advies inwinnen bij de TO. Dit advies kan *gewoon* (niet-bindend) zijn, waarbij de vraag om advies een vormvoorwaarde is, of *eensluidend* (bindend), waarbij de inhoud van het advies gevolgd moet worden. Een gewoon advies is geen administratieve rechtshandeling, maar het vragen ervan wel een substantiële vormvoorwaarde.
* **Machtiging:** De TO verklaart dat een voorgenomen beslissing niet in strijd is met de wet of het algemeen belang. Dit gebeurt voorafgaand aan de beslissing. Een beslissing zonder machtiging kan achteraf nog worden gemachtigd. De sanctie bij het ontbreken van een machtiging is nietigheid.
* **Goedkeuring:** De TO verklaart dat een beslissing uitwerking mag hebben omdat deze de wet en het algemeen belang niet schendt. Dit werkt als een schorsende voorwaarde; de beslissing werkt vanaf de goedkeuring. Een weigering van goedkeuring betekent dat de beslissing geacht wordt nooit te hebben bestaan.
#### 2.2.4 Buitengewoon administratief toezicht
Dit is een uitzonderlijke vorm van toezicht die ingrijpt wanneer het gedecentraliseerde bestuur nalatig is.
* **Dwangtoezicht (plaatsvervangend optreden/indeplaatsstelling):** De TO treedt zelf op of stelt iemand aan om de handelingen van het niet-optredende bestuur uit te voeren. Dit is een maatregel van ambtswege.
* **Bijzondere commissaris:** In uitzonderlijke gevallen, bij strenge wettelijke beperkingen, kan de TO een bijzondere commissaris aanstellen die optreedt in plaats van het gedecentraliseerde bestuur (bv. bij het vaststellen van meerjarenplannen of begrotingskosten die een gemeente weigert op te nemen).
* **Hervormingsrecht:** De TO kan als beroepsinstantie beslissingen die de wet schenden of het algemeen belang schaden tenietdoen en in uitzonderlijke gevallen haar eigen beslissing indeplaats stellen van de beslissing van het gedecentraliseerde bestuur.
> **Tip:** Het onderscheid tussen het gewoon en bijzonder administratief toezicht is cruciaal: het gewoon toezicht (schorsing en vernietiging) heeft een repressief karakter en geldt voor de meeste beslissingen, terwijl het bijzonder toezicht (advies, machtiging, goedkeuring) een preventief karakter heeft en slechts op een beperkt aantal beslissingen van toepassing is.
> **Voorbeeld:** Een gemeente wil een bouwvergunning verlenen die mogelijkerwijs in strijd is met de ruimtelijke ordening. De provincie (de TO) kan via een *voorafgaand advies* (bijzonder toezicht) aangeven dat de vergunning niet verleend mag worden. Indien de gemeente toch beslist de vergunning te verlenen, kan de provincie deze beslissing *vernietigen* (gewoon toezicht).
---
# Administratief toezicht op openbare diensten
Dit deel verklaart het begrip en doel van administratief toezicht, de draagwijdte, de verschillende soorten (gewoon en buitengewoon) en hun specifieke mechanismen zoals schorsing, vernietiging, voorafgaand advies en machtiging.
## 3.1 Begrip en doel van administratief toezicht
### 3.1.1 Begrip
Administratief toezicht, ook wel bestuurlijk toezicht genoemd, is een vorm van toezicht uitgeoefend door de ene overheid op de beslissingen van een andere, doorgaans lagere of gedecentraliseerde, overheid. De grondslag hiervan kan teruggevonden worden in artikel 162 van de Grondwet. Dit toezicht is in de meeste gevallen negatief van aard, wat betekent dat de toezichthoudende overheid niet de plaats kan innemen van de bestudeerde overheid, noch haar beslissingen kan wijzigen. Het behoud van de autonomie van de gedecentraliseerde dienst blijft hierbij de regel, tenzij specifieke wettelijke bepalingen beperkingen opleggen.
### 3.1.2 Doel
Het voornaamste doel van administratief toezicht is het waarborgen van de overeenstemming van de beslissingen van gedecentraliseerde overheden met het algemeen belang en de geldende wetgeving. Het 'algemeen belang' is een breed begrip dat door de toezichthoudende overheid zelf ingevuld wordt.
### 3.1.3 Kenmerken
* Het toezicht wordt uitgeoefend door een andere overheid dan degene die de beslissing heeft genomen.
* Meestal is de toezichthoudende overheid een hogere overheid. Een voorbeeld hiervan is het algemeen bestuurlijk toezicht op lokale en provinciale besturen, dat wordt uitgeoefend door de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur en de Provinciegouverneurs.
* Wie precies de toezichthoudende instantie is, hangt af van de specifieke bestuurlijke indeling en de toepasselijke regelgeving, zoals het Decreet Lokaal Bestuur of het Provinciedecreet.
### 3.1.4 Draagwijdte
Het administratief toezicht heeft een overwegend negatief karakter. De toezichthoudende overheid (TO) oefent een passieve rol uit en kan voorkomen dat rechtshandelingen van een gedecentraliseerde dienst rechtskracht krijgen. De TO kan zich echter niet in de plaats stellen van de gedecentraliseerde dienst of diens beslissingen wijzigen, in tegenstelling tot een hiërarchisch gezag. De autonomie van de gedecentraliseerde dienst blijft de norm, met beperkingen die expliciet in de wet moeten zijn vastgelegd.
> **Tip:** Het onderscheid tussen administratief toezicht en hiërarchisch gezag is cruciaal. Bij hiërarchisch gezag kan een hogere overheid bevelen geven, beslissingen wijzigen en de plaats innemen van een ondergeschikt orgaan. Bij administratief toezicht is deze macht veel beperkter en gericht op het controleren van de legaliteit en het algemeen belang.
Regelgeving met betrekking tot administratief toezicht op Vlaamse gemeenten en provincies valt onder de bevoegdheid van de gewesten. De federale overheid en de gemeenschappen kunnen eveneens specifiek administratief toezicht organiseren en uitoefenen binnen hun eigen bevoegdheidsdomeinen.
## 3.2 Soorten administratief toezicht
Het administratief toezicht kan worden onderverdeeld in gewoon en buitengewoon administratief toezicht, waarbij het onderscheid verband houdt met het repressieve of preventieve karakter van de controlemiddelen.
### 3.2.1 Gewoon administratief toezicht
Dit type toezicht kenmerkt zich door de repressieve aard van de middelen en geldt voor de meeste beslissingen van een gedecentraliseerd bestuur. Het principe is dat een beslissing van een gedecentraliseerd bestuur onmiddellijk uitvoerbaar is, tenzij deze nadien wordt geschorst of vernietigd. Dit toezicht wordt ambtshalve uitgeoefend, maar in de praktijk vaak na ontvangst van een klacht.
#### 3.2.1.1 Schorsing
* **Definitie:** De toezichthoudende overheid verzet zich tegen de uitvoering van een beslissing van een onder haar toezicht staand gedecentraliseerd bestuur omdat deze beslissing de wet schendt of het algemeen belang schaadt.
* **Karakter:** Het is een tijdelijke, voorbereidende maatregel die dient als voorportaal van de vernietigingsprocedure. De TO kan en moet in bepaalde gevallen een beslissing schorsen in afwachting van de definitieve uitspraak over de vernietiging.
* **Gevolg:** De beslissing blijft bestaan, maar kan tijdelijk niet worden uitgevoerd. Er kan geen beroep worden ingesteld bij de Raad van State tegen een schorsingsbeslissing op dit niveau.
#### 3.2.1.2 Vernietiging
* **Definitie:** De toezichthoudende overheid nietig verklaart een beslissing van een onder haar toezicht staand gedecentraliseerd bestuur omdat deze de wet schendt of het algemeen belang schaadt.
* **Karakter:** Vernietiging werkt als een ontbindende voorwaarde. Voor de datum van vernietiging heeft de beslissing gelding (indien niet geschorst) en kan deze worden uitgevoerd. Na de vernietiging verdwijnt de beslissing retroactief, met terugwerkende kracht.
* **Termijn:** Na het verstrijken van de vernietigingstermijn is de beslissing definitief.
* **Gevolg:** De beslissing wordt onuitvoerbaar en verdwijnt uit het rechtssysteem. Tegen een vernietigingsbeslissing kan wel beroep worden ingesteld bij de Raad van State.
### 3.2.2 Bijzonder administratief toezicht
Dit type toezicht heeft een preventief karakter en is van toepassing op een beperkt aantal beslissingen van het gedecentraliseerd bestuur. De controlemiddelen worden toegepast voordat een beslissing definitieve rechtskracht krijgt.
#### 3.2.2.1 Voorafgaand advies
* **Definitie:** Een bestuursorgaan dat een beslissing wil nemen, kan deze pas nemen nadat de toezichthoudende overheid (TO) daarover een voorafgaand advies heeft gegeven.
* **Binding:** In beginsel is de inhoud van het advies niet bindend (gewoon advies). Het vragen van het advies is echter een substantiële vormvoorwaarde voor de geldigheid van de beslissing. Schending hiervan kan leiden tot nietigheid. Een advies is een administratieve rechtshandeling.
* **Eensluidend advies:** Wanneer het advies bindend is (eensluidend rechtsadvies), is de inhoud ervan wel bindend voor het gedecentraliseerd bestuur. Een negatief advies moet gevolgd worden, terwijl het gedecentraliseerd bestuur bij een positief advies nog steeds vrij is om te handelen.
> **Voorbeeld:** Een gemeente die een burger wil verplichten om een perceel in originele staat te herstellen, dient hiervoor advies in te winnen bij een hogere overheid.
#### 3.2.2.2 Machtiging
* **Definitie:** De toezichthoudende overheid verklaart dat een voorgenomen beslissing van het gedecentraliseerd bestuur niet in strijd is met de wet of het algemeen belang. Dit gebeurt voorafgaand aan de beslissing.
* **Afwijking:** Een niet-gemachtigd beslissing kan echter ook nog achteraf door de TO worden gemachtigd.
* **Sanctie:** Een niet-gemachtigde beslissing is nietig. De machtiging impliceert dat de beslissing van het gedecentraliseerd bestuur uitwerking mag hebben vanaf het moment van goedkeuring door de TO. Dit werkt als een schorsende voorwaarde.
* **Gevolg:** De beslissing van het gedecentraliseerd bestuur komt tot stand. Bij weigering van de machtiging wordt de beslissing geacht nooit te hebben bestaan.
#### 3.2.2.3 Goedkeuring
De goedkeuring werkt als een soort schorsende voorwaarde. Als het akkoord wordt gegeven, mag de beslissing uitwerking krijgen.
## 3.3 Buitengewoon administratief toezicht
Dit type toezicht is uitzonderlijk en wordt enkel toegepast onder strikte wettelijke voorwaarden, vaak wanneer het gedecentraliseerd bestuur in gebreke blijft.
### 3.3.1 Dwangtoezicht (het plaatsvervangend optreden of de indeplaatsstelling)
* **Definitie:** De toezichthoudende overheid treedt op om het niet-optreden of de onwil van het gedecentraliseerd bestuur op te vangen. De TO kan, indien nodig, zelf in de plaats van het bestuur optreden.
* **Toepassing:** Dit is een maatregel van ambtswege.
* **Voorbeeld:** Wanneer een gemeente weigert een meerjarenplan op te stellen dat wettelijk verplicht is, kan de Vlaamse overheid (in uitzonderlijke gevallen) een bijzondere commissaris aanstellen om dit te doen. Dit is geregeld in o.a. artikel 345 van het Decreet Lokaal Bestuur en artikel 253 van het Provinciedecreet.
### 3.3.2 Hervormingsrecht
* **Definitie:** In uitzonderlijke gevallen kan de toezichthoudende overheid optreden als "beroepsinstantie". Als zij oordeelt dat een beslissing van een onder haar toezicht vallend bestuur de wet schendt of het algemeen belang schaadt, kan zij de beslissing vernietigen en vervolgens haar eigen beslissing in de plaats stellen.
* **Gevolg:** Meestal volgt hierop een hernieuwd beslissingsproces door het gedecentraliseerde bestuur.
---
**Overzicht van openbare diensten en beginselen:**
| Kenmerk | Functionele openbare dienst | Organieke openbare dienst |
| :-------------------------- | :------------------------------------------------ | :------------------------------------------------- |
| **Klemtoon** | Functie | Orgaan dat de openbare dienst waarneemt |
| **Taken** | Taken van algemeen belang | Door de overheid opgericht, taak van algemeen belang toegekend |
| **Uitvoering** | Publiekrechtelijke of private personen | Publiekrechtelijke rechtspersonen |
| **Controle/Invloed** | Beperkte invloed op verwezenlijking/vervulling | Blijft onder controle van oprichtende overheid, beleid kan door overheid bepaald worden |
| **Geldigheid beginselen** | Beginselen van openbare diensten van toepassing | Beginselen van openbare diensten van toepassing |
---
**Vergelijking van machten en instellingen:**
| Macht | Instelling | Bevoegdheid |
| :-------------- | :----------------------------- | :------------------------------------------------------------- |
| Wetgevende Macht | Parlement, Koning | Maken van wetten, controleren van de uitvoerende macht |
| Uitvoerende Macht| Koning, Regering | Leiden van het land, uitvoeren van wetten |
| Rechterlijke Macht| Hoven en rechtbanken | Uitspraak doen over geschillen |
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Openbare Dienst | Een dienst of activiteit die door de overheid wordt georganiseerd en uitgevoerd om aan een behoefte van algemeen belang te voldoen, vaak gekenmerkt door continuïteit, veranderlijkheid en gelijkheid in gebruik. |
| Functionele Openbare Dienst | Een benadering die de klemtoon legt op de specifieke functie of taak waarmee een organisme belast is, ongeacht de aard van het uitvoerende orgaan, en die tot doel heeft taken van algemeen belang te vervullen. |
| Organieke Openbare Dienst | Een benadering die de nadruk legt op het orgaan dat de openbare dienst uitvoert, waarbij een specifiek door de overheid opgericht organisme een taak van algemeen belang toegewezen krijgt en onder controle van de oprichtende overheid blijft. |
| Beginsel van de veranderlijkheid | Het principe dat de overheid het recht heeft om eenzijdig de regels betreffende het statuut, de organisatie en de werking van een openbare dienst te wijzigen of af te schaffen, indien dit noodzakelijk is voor het algemeen belang, met inachtneming van rechtszekerheid. |
| Beginsel van de continuïteit | Het principe dat een openbare dienst, zolang deze voorziet in een behoefte van algemeen belang, ononderbroken, regelmatig en zonder onderbreking moet worden verstrekt, om de duurzaamheid van de instelling en haar werking te verzekeren. |
| Beginsel van de benuttigingsgelijkheid | Het principe dat alle burgers die voldoen aan de wettelijke of reglementaire eisen van een openbare dienst, gelijk behandeld moeten worden bij de toegang tot en het gebruik van die dienst, tenzij er een objectieve en redelijke rechtvaardiging is voor ongelijke behandeling. |
| Gecentraliseerde Openbare Diensten | Een vorm van beheer waarbij alle bevoegdheden zijn geconcentreerd in één enkel centraal orgaan, dat verantwoordelijk is voor alle administratieve taken binnen de organisatie en hiërarchisch gezag uitoefent over ondergeschikte organen en personeel. |
| Deconcentratie | Een vorm van beheer waarbij de beslissingsbevoegdheid van een openbare dienst gedeeltelijk wordt overgedragen aan ondergeschikte diensten of ambtenaren binnen dezelfde rechtspersoon, terwijl het hiërarchisch gezag behouden blijft. |
| Gedecentraliseerde Openbare Diensten | Een vorm van beheer waarbij de centrale overheid openbare diensten opricht die als zelfstandige rechtspersonen opereren, met een eigen beslissingsrecht en vermogen, onafhankelijk van de oprichtende overheid, maar wel onderworpen aan toezicht. |
| Territoriale decentralisatie | De toewijzing van een algemeen omschreven taak van algemeen belang aan een publiekrechtelijk orgaan waarvan de bevoegdheid territoriaal is afgebakend, zoals gemeenten en provincies, die geleid worden door politieke vertegenwoordigers. |
| Functionele decentralisatie | De toewijzing van een specifiek omschreven taak van algemeen belang aan een publiekrechtelijk orgaan waarvan de bevoegdheid niet territoriaal is beperkt, maar betrekking heeft op een bepaalde materie die over het gehele grondgebied kan verspreid zijn. |
| Administratief toezicht | Een controlerecht dat wordt uitgeoefend door een hogere of andere overheid op beslissingen van gedecentraliseerde besturen, met als doel de overeenstemming met de wet en het algemeen belang te waarborgen, en dat zowel repressieve (schorsing, vernietiging) als preventieve (advies, machtiging) vormen kan aannemen. |
| Gewoon Administratief Toezicht | De standaard vorm van administratief toezicht, die repressief van aard is en zich richt op de schorsing en vernietiging van beslissingen van gedecentraliseerde besturen die de wet schenden of het algemeen belang schaden. |
| Buitengewoon Administratief Toezicht | Een uitzonderlijke vorm van administratief toezicht, zoals dwangtoezicht of hervormingsrecht, dat wordt toegepast wanneer gedecentraliseerde besturen nalaten hun taken uit te voeren of in strijd handelen met de wet, waarbij de toezichthoudende overheid ingrijpt. |
Cover
Openbaarheid van bestuur.pptx
Summary
# Passieve openbaarheid van bestuur
Passieve openbaarheid van bestuur verleent burgers het recht om bestuursdocumenten in te zien en er afschriften van te verkrijgen, onderworpen aan specifieke wettelijke voorwaarden en uitzonderingen.
### 1.1 Grondrecht op passieve openbaarheid
Het grondrecht op passieve openbaarheid is verankerd in artikel 32 van de Grondwet. Dit artikel stelt dat ieder het recht heeft elk bestuursdocument te raadplegen en er een afschrift van te krijgen, behoudens de gevallen en onder de voorwaarden die door de wet, het decreet of de regel bepaald zijn.
### 1.2 Uitvoeringswetgeving
De passieve openbaarheid van bestuur wordt op verschillende niveaus uitgewerkt:
#### 1.2.1 Bestuursdecreet van 7 december 2018 (Vlaanderen)
* **Organiek toepassingsgebied:** Titel II, Hoofdstuk 3 van het Bestuursdecreet regelt de openbaarheid van bestuur voor materie die tot de bevoegdheid van de Vlaamse overheid behoort.
* **Uitzonderingen:** Uitzonderingen op de openbaarheid zijn vastgelegd in afdeling 3 van Titel II, Hoofdstuk 3. Deze kunnen worden aangevuld door uitzonderingen uit andere wetten en decreten, zoals in het geval van auteursrecht op plannen.
#### 1.2.2 Wet van 11 april 1994 (Federaal)
* **Organiek toepassingsgebied:** Artikel 1 van deze wet bepaalt het toepassingsgebied.
* **Uitzonderingen:** Artikel 6 van de wet specificeert de uitzonderingen op de openbaarheid, die materiegebonden zijn.
#### 1.2.3 Gezamenlijk decreet en ordonnantie van 16 mei 2019 (Brussels Hoofdstedelijk Gewest)
* **Organiek toepassingsgebied:** Artikel 3 van dit decreet en deze ordonnantie regelt de openbaarheid van bestuur bij Brusselse instellingen.
* **Uitzonderingen:** Artikel 19 van deze regelgeving bevat materiegebonden uitzonderingen op de openbaarheid.
### 1.3 Belangrijke beoordelingselementen
Bij de beoordeling van een verzoek tot inzage of afschrift van een bestuursdocument, zijn de volgende elementen cruciaal:
* **Is het een bestuursdocument?** Dit wordt ruim geïnterpreteerd als elk document dat in het bezit is van de overheid, ongeacht de auteur of de vorm.
* **Welke vorm van openbaarheid wordt gevraagd?** De vraag kan betrekking hebben op inzage, het verkrijgen van een afschrift, of het verstrekken van uitleg.
* **Betreft het informatie van persoonlijke aard?** Definities in de regelgeving (zoals artikel II.40 van het Bestuursdecreet) zijn hierbij leidend. Informatie van persoonlijke aard wordt doorgaans aan openbaarheid onttrokken, maar het document zelf blijft in principe openbaar. Een belang moet hiervoor aangetoond worden.
* **Betreft het milieu-informatie?** Specifieke regelgeving kan ruimere openbaarheid garanderen voor milieu-informatie.
* **Zijn er uitzonderingen van toepassing?** Hierbij wordt onder meer gekeken naar rechtsmisbruik (kennelijk onredelijk verzoek), de toepasselijke materiële regelgeving, en de aanwezigheid van een *lex specialis*.
> **Tip:** Bij informatie van persoonlijke aard is het belangrijk om het onderscheid te maken tussen het document zelf en de inhoud ervan. Het document kan openbaar blijven, zelfs als persoonlijke gegevens eruit worden gehaald.
### 1.4 Soorten uitzonderingen op de openbaarheid
Uitzonderingen op de openbaarheid kunnen worden gecategoriseerd als:
* **Absolute uitzonderingen:** In principe moet de aanvraag worden geweigerd. Er kan soms een mildering zijn door een belangenafweging.
* **Relatieve uitzonderingen:** Een verplichte belangenafweging is vereist.
* **Facultatieve uitzonderingen:** De overheid heeft een discretionaire beoordelingsbevoegdheid.
#### Ruimere openbaarheid t.a.v. milieu-informatie
De Vlaamse regeling hiervoor is opgenomen in het Bestuursdecreet. Op federaal niveau geldt de wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang van het publiek tot milieu-informatie. Voor Brussel geldt het gezamenlijk decreet en de ordonnantie van 16 mei 2019.
### 1.5 De administratieve procedure (eerste aanleg)
De procedure voor de behandeling van verzoeken tot openbaarheid van bestuur is uitgewerkt in de respectievelijke organieke regelgeving.
* **Bestuursdecreet:** De procedure is te vinden op de website van de Vlaamse overheid.
* **Openbaarheidswet:** De procedure is gedocumenteerd op de website van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken.
### 1.6 Bestuurlijk beroep
Indien een verzoek wordt geweigerd of niet-ontvankelijk verklaard, kan beroep worden ingesteld:
* **In Vlaanderen:** Bij de Beroepsinstantie inzake de Openbaarheid van Bestuur, zoals bepaald in artikel II.48 e.v. van het Bestuursdecreet.
* **Op grond van de Openbaarheidswet:** Dit omvat een verzoek tot heroverweging en een verzoek om advies bij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten. Een stilzwijgende weigering is mogelijk.
> **Tip:** Controleer altijd de specifieke beroepsmogelijkheden en termijnen die van toepassing zijn op uw situatie, aangezien deze per gewest en per regelgeving kunnen verschillen.
### 1.7 Jurisdictioneel beroep
Na het uitputten van de georganiseerde administratieve beroepsmogelijkheden, kan men zich wenden tot de rechter (jurisdictioneel beroep).
## 2. Actieve openbaarheid van bestuur
Actieve openbaarheid van bestuur houdt in dat de overheid op eigen initiatief informatie verspreidt en burgers algemeen voorlicht en informeert.
### 2.1 Algemeen voorlichten en informeren
De overheid is proactief in het informeren van het publiek. Er is echter een beperking: informatie die krachtens de uitzonderingen bij passieve openbaarheid is onttrokken, mag niet verspreid worden.
### 2.2 Verplichting tot het vermelden van beroepsmogelijkheden
Bij beslissingen met individuele strekking is de overheid verplicht de beroepsmogelijkheden correct te vermelden. Dit omvat:
* De naam van de beroepsinstantie (georganiseerd bestuurlijk beroep of jurisdictioneel beroep).
* De geldende beroepstermijn.
* De vereiste vormvoorschriften.
#### Sanctie bij niet-naleving
Indien deze verplichting niet wordt nagekomen, start de beroepstermijn niet. Dit is een belangrijke mildering. Volgens de wetgeving, zoals geciteerd, nemen de verjaringstermijnen voor beroepen pas een aanvang indien de kennisgeving van de akte of beslissing deze elementen vermeldt. Bij niet-naleving beginnen de verjaringstermijnen vier maanden na de kennisgeving van de akte of beslissing aan te lopen. Dit geldt zowel voor administratieve als voor gerechtelijke beroepen.
> **Voorbeeld:** Een beslissing van een gemeente die aan een burger wordt betekend, moet vermelden hoe en binnen welke termijn daartegen beroep kan worden ingesteld. Als deze informatie ontbreekt, kan de burger pas vier maanden na de betekening worden geconfronteerd met verjaring van zijn beroepsrecht.
---
# Uitzonderingen op de openbaarheid van bestuur
Het recht op openbaarheid van bestuur, verankerd in de grondwet, kent uitzonderingen die de toegang tot bestuursdocumenten kunnen beperken. Deze uitzonderingen zijn cruciaal voor een correcte toepassing van het openbaarheidsrecht en worden onderscheiden in absolute, relatieve en facultatieve categorieën, met specifieke aandacht voor milieu-informatie.
### 2.1 Het grondrecht op passieve openbaarheid
Het recht op openbaarheid van bestuur, zoals verankerd in artikel 32 van de Grondwet, stelt dat ieder het recht heeft om bestuursdocumenten in te zien en er een afschrift van te krijgen. Dit recht geldt echter "behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden bepaald door de wet, het decreet of de regel bedoeld in artikel 134". Dit impliceert dat er wettelijke en decretale beperkingen bestaan op dit recht.
### 2.2 Toepasselijke regelgeving
De uitvoering van het recht op openbaarheid van bestuur en de bijbehorende uitzonderingen zijn geregeld in verschillende wetgevingen, afhankelijk van de bevoegdheid:
* **Bestuursdecreet van 7 december 2018 (Vlaamse Gemeenschap):** Titel II, Hoofdstuk 3 regelt de openbaarheid van bestuur. De uitzonderingen op de openbaarheid zijn gespecificeerd in Afdeling 3 van dit hoofdstuk en kunnen worden aangevuld door andere wetten, decreten of ordonnanties (artikel II.39). Dit decreet is organiek van toepassing op materie die tot de Vlaamse bevoegdheid behoort.
* **Wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur (Federaal):** Deze wet regelt de openbaarheid van bestuur voor de federale materies. De uitzonderingen zijn hierin opgenomen in artikel 6 en zijn materiegebonden.
* **Gezamenlijk decreet en ordonnantie van 16 mei 2019 (Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en Franse Gemeenschapscommissie):** Deze regelgeving is van toepassing op de Brusselse instellingen en kent eveneens uitzonderingen op de openbaarheid, vastgelegd in artikel 19. Ook deze uitzonderingen zijn materiegebonden.
### 2.3 Belangrijke beoordelingselementen bij een verzoek
Bij het beoordelen van een verzoek tot openbaarheid van bestuur zijn verschillende elementen van belang:
* **Is het een bestuursdocument?** De definitie van een bestuursdocument is ruim. Het omvat elk document dat zich in "bezit" van de overheid bevindt, ongeacht de auteur of de vorm waarin het is opgesteld.
* **Welke vorm van openbaarheid wordt gevraagd?** Dit kan variëren van inzage tot het verkrijgen van een afschrift of een uitleg.
* **Betreft het informatie van persoonlijke aard?** Regelgeving, zoals artikel II.40 van het Bestuursdecreet, bevat definities van informatie van persoonlijke aard. Wanneer informatie als persoonlijk wordt beschouwd, wordt deze aan de openbaarheid onttrokken, hoewel het document op zich wel openbaar kan blijven.
* **Is de ontvankelijkheid aangetoond?** De aanvrager moet belang kunnen aantonen.
* **Betreft het milieu-informatie?** Milieu-informatie geniet een ruimere openbaarheid, zowel in de Vlaamse regelgeving als in de federale wet van 5 augustus 2006 en de Brusselse regelgeving.
* **Is er sprake van rechtsmisbruik?** Kennelijk onredelijke verzoeken kunnen worden geweigerd.
* **Welke materiële regelgeving is van toepassing?**
* **Geldt er een *lex specialis*?** In sommige gevallen kan specifieke regelgeving voorrang hebben op de algemene openbaarheidsregels.
### 2.4 Soorten uitzonderingen op de openbaarheid
Uitzonderingen op de openbaarheid van bestuur kunnen worden onderverdeeld in drie categorieën, gebaseerd op de mate van discretionaire bevoegdheid die de overheid heeft bij de beslissing:
* **Absolute uitzonderingen:** Bij absolute uitzonderingen is de overheid in principe verplicht om de toegang te weigeren. Soms kan er echter een milderingsmogelijkheid bestaan door een belangenafweging.
* **Relatieve uitzonderingen:** Bij relatieve uitzonderingen is er een verplichte belangenafweging vereist. De overheid moet de belangen die door de openbaarmaking geschaad zouden worden afwegen tegen het belang van openbaarheid.
* **Facultatieve uitzonderingen:** Bij facultatieve uitzonderingen heeft de overheid een discretionaire beoordelingsbevoegdheid. De overheid kan de toegang weigeren, maar is daartoe niet verplicht.
#### 2.4.1 Ruimere openbaarheid voor milieu-informatie
Een belangrijk aspect van de uitzonderingen is de ruimere openbaarheid die geldt voor milieu-informatie. Dit principe is vastgelegd in:
* Het Vlaamse Bestuursdecreet.
* De federale wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang van het publiek tot milieu-informatie.
* Het Gezamenlijk decreet en de ordonnantie van 16 mei 2019 voor de Brusselse instellingen.
Deze specifieke regelgevingen bevatten vaak minder strenge voorwaarden voor de toegang tot milieu-gerelateerde informatie.
### 2.5 Administratieve en gerechtelijke procedures
Wanneer een verzoek tot openbaarheid van bestuur wordt geweigerd, kan de aanvrager beroep aantekenen.
* **Administratieve procedure (eerste aanleg):** Deze procedure is uitgewerkt in de toepasselijke organieke regelgeving.
* **Vlaanderen:** Bij de Beroepsinstantie inzake de Openbaarheid van Bestuur (artikel II.48 e.v. Bestuursdecreet).
* **Federaal:** Een verzoek tot heroverweging en een verzoek om advies bij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur (artikel 8 van de Openbaarheidswet). Stilzwijgende weigering is mogelijk.
* **Bestuurlijk beroep (Vlaanderen):** Na een beslissing van de overheid kan beroep ingesteld worden bij de Beroepsinstantie inzake de Openbaarheid van Bestuur.
* **Jurisdictioneel beroep:** Dit beroep kan ingesteld worden nadat de administratieve beroepsmogelijkheden zijn uitgeput. Dit gebeurt doorgaans bij de Raad van State.
> **Tip:** Het is cruciaal om de specifieke bepalingen van de toepasselijke wetgeving (Vlaams, federaal, Brussels) te raadplegen voor de exacte procedures en termijnen van beroep.
### 2.6 Actieve openbaarheid van bestuur
Naast de passieve openbaarheid, waarbij burgers zelf informatie opvragen, bestaat ook actieve openbaarheid. Dit houdt in dat de overheid zelf initiatieven neemt om burgers algemeen te informeren en voor te lichten. Hierbij geldt wel een beperking: de overheid mag geen informatie verspreiden die volgens de uitzonderingen bij passieve openbaarheid, aan openbaarheid is onttrokken.
#### 2.6.1 Verplichting tot vermelden van beroepsmogelijkheden
Bij beslissingen met individuele strekking is de overheid verplicht om de burger te informeren over de beroepsmogelijkheden. Dit omvat:
* De beroepsinstantie (georganiseerd bestuurlijk beroep of jurisdictioneel beroep).
* De beroepstermijn.
* De vormvoorschriften die in acht genomen moeten worden.
**Sanctie bij niet-naleving:** Indien deze informatie niet correct wordt vermeld, beginnen de beroepstermijnen niet te lopen. In dit geval nemen de verjaringstermijnen pas een aanvang vier maanden nadat de akte of beslissing ter kennis werd gebracht van de betrokkene. Dit is een belangrijke mildering voor de burger.
> **Example:** Een gemeente weigert een vergunning en de beslissing vermeldt niet correct de termijn waarbinnen men beroep kan aantekenen bij de provinciegouverneur. Hierdoor is de begunstigde van de beslissing niet gebonden aan de reguliere beroepstermijn en heeft hij langer de tijd om zijn beroep in te dienen.
---
# Procedure en beroepsmogelijkheden bij openbaarheid van bestuur
Dit onderdeel beschrijft de administratieve procedures en de mogelijkheden tot beroep die bestaan na een weigering tot openbaarheid van bestuur.
### 3.1 Het recht op openbaarheid van bestuur
Het recht op passieve openbaarheid van bestuur, het recht om bestuursdocumenten te raadplegen en er afschriften van te krijgen, is verankerd in de Belgische Grondwet. Dit grondrecht kent echter uitzonderingen en wordt nader uitgewerkt in specifieke wetgeving.
#### 3.1.1 Juridische basis en toepassingsgebied
De openbaarheid van bestuur wordt geregeld door diverse wetten en decreten, afhankelijk van de bevoegdheid van de bestuursinstantie:
* **Bestuursdecreet van 7 december 2018 (Vlaamse Gemeenschap):** Titel II, Hoofdstuk 3 regelt de openbaarheid. Het toepassingsgebied is organiek bepaald. Uitzonderingen kunnen ook voortvloeien uit andere wetten en decreten, zoals in geval van auteursrecht op plannen.
* **Wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur (Federale overheid):** Deze wet is van toepassing op federale instellingen. De uitzonderingen zijn materiegebonden.
* **Gezamenlijk decreet en ordonnantie van 16 mei 2019 (Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, Franse Gemeenschapscommissie):** Deze regeling geldt voor Brusselse instellingen. De uitzonderingen zijn materiegebonden.
#### 3.1.2 Belangrijke beoordelingselementen
Bij een verzoek tot openbaarheid zijn diverse elementen van belang:
* **Definitie van een bestuursdocument:** Dit is ruim en omvat elk document dat in het bezit is van de overheid, ongeacht de auteur of vorm.
* **Gevraagde vorm van openbaarheid:** Dit kan gaan om inzage, afschrift of uitleg.
* **Persoonlijke informatie:** Informatie van persoonlijke aard is in beginsel uitgesloten van openbaarheid. Het document zelf blijft wel openbaar. Soms is er een belang van de aanvrager vereist.
* **Milieu-informatie:** Milieu-informatie geniet een ruimere openbaarheid.
* **Rechtsmisbruik:** Kennelijk onredelijke verzoeken kunnen worden geweigerd.
* **Toepasselijke materiële regelgeving:** De specifieke regelgeving die van toepassing is op de gevraagde informatie is doorslaggevend.
* **Lex specialis:** Een specifieke wet die voorrang heeft op de algemene openbaarheidsregels.
#### 3.1.3 Soorten uitzonderingen
Uitzonderingen op de openbaarheid kunnen worden ingedeeld in:
* **Absolute uitzonderingen:** De overheid *moet* weigeren, tenzij er sprake is van een belangenafweging die tot openbaarheid leidt.
* **Relatieve uitzonderingen:** Een verplichte belangenafweging is noodzakelijk.
* **Facultatieve uitzonderingen:** De overheid heeft een discretionaire beoordelingsbevoegdheid.
### 3.2 De administratieve procedure
De procedure voor een verzoek tot openbaarheid is vastgelegd in de respectievelijke wet- en regelgeving. Bij een weigering tot openbaarheid volgt de administratieve procedure in eerste aanleg.
#### 3.2.1 Procedure bij weigering
Wanneer een verzoek tot openbaarheid wordt geweigerd, is er een specifieke procedure die gevolgd moet worden om hiertegen op te komen.
### 3.3 Beroepsmogelijkheden
Na een (al dan niet stilzwijgende) weigering tot openbaarheid, bestaan er verschillende beroepsmogelijkheden.
#### 3.3.1 Bestuurlijk beroep
Dit is het eerste niveau van beroep bij een beslissing van een bestuursinstantie.
* **In Vlaanderen:** Bij een weigering kan men zich richten tot de **Beroepsinstantie inzake de Openbaarheid van Bestuur** op grond van artikel II.48 e.v. van het Bestuursdecreet.
* **Op federaal niveau (Wet van 11 april 1994):** Er kan een verzoek tot heroverweging worden ingediend, en advies kan worden gevraagd aan de **Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten**, afdeling openbaarheid van bestuur. Een stilzwijgende weigering is hierbij mogelijk.
> **Tip:** Het is cruciaal om de specifieke procedure en de termijnen voor het indienen van een bestuurlijk beroep na te gaan, aangezien deze per gewest en per wetgeving kunnen verschillen.
#### 3.3.2 Jurisdictioneel beroep
Dit beroep kan worden ingesteld *nadat* het bestuurlijk beroep volledig is uitgeput. Dit kan leiden tot een procedure voor de rechter.
### 3.4 Actieve openbaarheid
Naast passieve openbaarheid bestaat er ook actieve openbaarheid, waarbij de overheid zelf initieert tot voorlichting en informatieverspreiding. Hierbij geldt echter een beperking: informatie die krachtens de uitzonderingen van passieve openbaarheid is onttrokken, mag niet worden verspreid.
#### 3.4.1 Verplichting tot vermelding van beroepsmogelijkheden
Bij beslissingen met een individuele strekking is de overheid verplicht om de betrokkenen te informeren over hun beroepsmogelijkheden. Deze vermelding moet correct zijn en bevat ten minste:
* De **beroepsinstantie** (zowel georganiseerd bestuurlijk beroep als jurisprudentieel beroep).
* De **beroepstermijn**.
* De **vormvoorschriften** die in acht genomen moeten worden.
> **Sanctie bij niet-naleving:** Indien deze verplichting niet wordt nageleefd, begint de beroepstermijn niet te lopen. De termijn begint pas vier maanden na kennisname van de beslissing te lopen, wat een mildering inhoudt. Dit is vastgelegd in de wetgeving betreffende de Raad van State.
Voor de cassatieberoepen geldt een vergelijkbare regel: de termijn begint pas te lopen nadat de beslissing in laatste aanleg ter kennis is gebracht, mits de beroepsmogelijkheden correct zijn vermeld. Bij niet-naleving vangt de termijn vier maanden na die kennisgeving aan.
---
# Actieve openbaarheid van bestuur
Actieve openbaarheid van bestuur omvat initiatieven van de overheid om burgers proactief te informeren en legt de nadruk op de specifieke verplichting om beroepsmogelijkheden te vermelden.
### 4.1 Algemene principes van actieve openbaarheid
Actieve openbaarheid richt zich op het algemene principe van het voorlichten en informeren van burgers, geïnitieerd door de overheid zelf.
Een belangrijk aandachtspunt hierbij is dat er geen verspreiding mag plaatsvinden van informatie die, krachtens de uitzonderingen die gelden bij passieve openbaarheid, aan openbaarheid is onttrokken. De concrete invulling hiervan is terug te vinden in de respectievelijke regelgeving.
### 4.2 Verplichting tot het vermelden van beroepsmogelijkheden
Een kernonderdeel van actieve openbaarheid is de verplichting voor bestuursinstanties om de beroepsmogelijkheden te vermelden bij beslissingen die een individuele strekking hebben.
#### 4.2.1 Vereiste vermeldingen
Bij beslissingen met individuele strekking dienen de volgende elementen correct te worden vermeld:
* **Beroepsinstantie:** Dit betreft de instantie waar men zich kan wenden voor een georganiseerd bestuurlijk beroep of een jurisditioneel beroep.
* **Beroepstermijn:** De precieze termijn waarbinnen een beroep moet worden ingesteld.
* **Vormvoorschriften:** De specifieke formele eisen die bij het instellen van beroep in acht genomen moeten worden.
#### 4.2.2 Sanctie bij niet-naleving
Indien de verplichting om de beroepsmogelijkheden te vermelden niet wordt nageleefd, heeft dit een significante consequentie: de beroepstermijn begint niet te lopen. Dit wordt beschouwd als een milde vorm van sanctie.
> **Tip:** Het niet vermelden van de beroepsmogelijkheden kan resulteren in een verlenging van de termijn waarbinnen men effectief beroep kan aantekenen.
Een citaat uit de wet illustreert dit: "De verjaringstermijnen voor de beroepen bedoeld bij artikel 14, § 1, nemen alleen een aanvang op voorwaarde dat de betekening door de administratieve overheid van de akte of van de beslissing met individuele strekking het bestaan van die beroepen alsmede de in acht te nemen vormvoorschriften en termijnen vermeldt. Indien aan die verplichting niet wordt voldaan dan nemen de verjaringstermijnen een aanvang vier maanden nadat aan de betrokkene de akte of de beslissing met individuele strekking ter kennis werd gebracht."
Voor cassatieberoepen geldt een soortgelijke regeling: "De verjaringstermijn voor de cassatieberoepen bedoeld in artikel 14, § 2, neemt alleen een aanvang op voorwaarde dat de kennisgeving door het administratief rechtscollege van de in laatste aanleg gewezen beslissing in betwiste zaken, het bestaan van die beroepen alsmede de in acht te nemen vormvoorschriften en termijn vermeldt. Indien aan die verplichting niet wordt voldaan dan neemt de verjaringstermijn een aanvang vier maanden nadat aan de betrokken partijen de in laatste aanleg gewezen beslissing in betwiste zaken ter kennis werd gebracht."
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Passieve openbaarheid van bestuur | Het recht van burgers om toegang te krijgen tot bestuursdocumenten en er afschriften van te verkrijgen, zoals vastgelegd in de wetgeving. |
| Bestuursdocument | Elk document dat in het bezit is van een overheid, ongeacht de auteur of de vorm waarin het is opgemaakt, en dat relevant is voor de uitoefening van bestuurstaken. |
| Grondrecht | Een fundamenteel recht dat is verankerd in de grondwet en dat burgers beschermt tegen willekeur van de overheid. |
| Juncto | Een Latijnse term die betekent 'in samenhang met' of 'verbonden met', gebruikt om aan te geven dat twee of meer juridische bepalingen samen moeten worden gelezen. |
| Lex specialis | Een juridisch principe dat stelt dat een specifieke wet voorrang heeft boven een algemene wet wanneer deze op hetzelfde onderwerp van toepassing zijn. |
| Mildering | Het versoepelen of verminderen van de strikte toepassing van een regel of wet, vaak op basis van billijkheidsoverwegingen of belangenafweging. |
| Jurisdictioneel beroep | Een juridische procedure die plaatsvindt voor een rechterlijke instantie, na het uitputten van de administratieve beroepsmogelijkheden. |
| Bestuurlijk beroep | Een procedure waarbij een beslissing van een administratieve overheid kan worden voorgelegd aan een hogere administratieve instantie voor heroverweging. |
| Gevolg | De uitkomst of het resultaat van een bepaalde juridische actie of regel, zoals het onttrekken van informatie van persoonlijke aard aan openbaarheid. |
| Rechtsmisbruik | Het op een kennelijk onredelijke of oneerlijke manier gebruik maken van een recht, met als doel iemand te schaden of oneigenlijke voordelen te behalen. |
| Organiek toepassingsgebied | Het bepalen van welke bestuursorganen of overheden onderworpen zijn aan een bepaalde wet of regelgeving, gebaseerd op hun structuur en bevoegdheden. |
| Facultatieve uitzondering | Een uitzondering op een regel die de overheid de discretionaire bevoegdheid geeft om al dan niet toe te passen, afhankelijk van de specifieke omstandigheden. |
| Relatieve uitzondering | Een uitzondering op een regel waarbij een belangenafweging verplicht is om te bepalen of de uitzondering kan worden toegepast. |
| Absolute uitzondering | Een uitzondering op een regel waarbij de regel in principe niet kan worden toegepast, hoewel soms mildeering mogelijk is na een belangenafweging. |
| Actieve openbaarheid van bestuur | De plicht van de overheid om proactief informatie te verstrekken en burgers te informeren over haar beleid en besluitvorming. |
Cover
Registratierechten_aangepast.pdf
Summary
# Inleiding tot registratierechten
Registratierechten zijn belastingen die worden geheven op specifieke rechtshandelingen die aanleiding geven tot een registratieformaliteit, met een focus op hun oorsprong, doel, gewestelijke status en bronnen van informatie.
## 1. Inleiding tot registratierechten
### 1.1 Het registratierecht
Registratierechten zijn zeer oude belastingen die hun oorsprong vinden in het feodale tijdperk. Ze worden geheven naar aanleiding van een registratieformaliteit waaraan bepaalde akten of geschriften verplicht of vrijwillig onderworpen zijn. Verplichte registratie geldt bijvoorbeeld voor notariële akten, exploten van gerechtsdeurwaarders, en akten van overdracht of verhuring van onroerende goederen in België. Vrijwillige registratie kan plaatsvinden voor een pacte adjoint bij een handgift of een eigenhandig geschreven testament. De materie wordt geregeld door het Wetboek van de registratie-, hypotheek- en griffierechten (W. Reg.), aangevuld en gewijzigd door de Gewesten, met name de Vlaamse Codex Fiscaliteit (VCF) voor het Vlaamse Gewest. Registratierechten zijn geen vergoeding voor de formaliteit zelf, maar belastingen op de rechtshandeling die aanleiding geeft tot de registratie. Ze worden geheven op rechtshandelingen onder de levenden, in tegenstelling tot successierechten. Het zijn indirecte belastingen die betrekking hebben op alleenstaande en toevallige handelingen, zoals de aankoop van een onroerend goed of een schenking. In principe zijn registratierechten contantbelastingen, die betaald moeten worden vóór de registratieformaliteit, behalve voor de vier Vlaamse registratiebelastingen die kohierbelastingen zijn geworden. Artikel 8bis W. Reg. voorziet in de mogelijkheid om bepaalde akten vrij te stellen van de registratieformaliteit, hoewel dit geen vrijstelling van het registratierecht inhoudt; de vermelding van registratie wordt dan vervangen door een vermelding van de betaling [3](#page=3).
### 1.2 De registratieformaliteit
De registratieformaliteit houdt in dat een akte of geschrift wordt afgeschreven, ontleed of vermeld in een register door de ontvanger der registratie bij de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie, of op een andere door de Koning bepaalde informatiedrager. Deze formaliteit is een federale aangelegenheid die wordt uitgevoerd door de administratie van de Patrimoniumdocumentatie, zelfs voor regionale registratierechten. Traditioneel gebeurde dit op papier, maar de Koning kan bepalen dat akten ook gedematerialiseerd ter registratie kunnen worden voorgelegd. Dit is reeds het geval voor notariële akten en akten opgesteld door ambtenaren bevoegd voor authentieke akten, en voor onderhandse huurcontracten. Sinds 1 januari 2015 is de Vlaamse Belastingdienst (VLABEL) bevoegd voor de inning van het verkooprecht, de schenkbelasting, het recht van hypotheekvestiging en het verdeelrecht, die nu gewestelijke belastingen zijn. De registratie zelf blijft een federale bevoegdheid. Na registratie op federale kantoren stuurt de FOD Financiën een afschrift aan VLABEL, die de belasting berekent en een aanslagbiljet opstuurt [4](#page=4).
### 1.3 Doel
Het primaire doel van registratierechten is fiscaal: het innen van belastingen en het genereren van overheidsinkomsten. Daarnaast biedt de registratie een belangrijke bron van informatie voor het bijhouden van de kadastrale legger en voor fiscale en niet-fiscale administraties. Partijen, hun rechthebbenden en derden met een wettig belang kunnen, mits een bevel van de vrederechter, afschriften of uittreksels bekomen uit de formaliteitsregisters. Een bijkomend effect van de registratie is dat onderhandse akten een vaste datum krijgen [4](#page=4).
### 1.4 Gewestelijke belasting
Oorspronkelijk waren registratierechten een federale belasting. Sinds 1 januari 2002 zijn echter vier belastingen volwaardige gewestbelastingen geworden [5](#page=5):
* Het registratierecht op de overdrachten (ten bezwarende titel) van onroerende goederen in België (verkooprecht) [5](#page=5).
* Het registratierecht op schenkingen onder levenden van roerende of onroerende goederen (schenkingsrecht) [5](#page=5).
* Het registratierecht op de vestiging of overdracht van een hypotheek op een in België gelegen onroerend goed [5](#page=5).
* Het verdelingsrecht op onroerende goederen in België, afstanden onder bezwarende titel, en omzettingen van vruchtgebruik [5](#page=5).
Vanaf 1 januari 2015 werd de wetgeving voor deze vier belastingen overgeheveld naar de Vlaamse Codex Fiscaliteit (VCF), waardoor VLABEL bevoegd werd voor de inning [5](#page=5).
De bevoegdheid van een Gewest (Vlaams, Brussels Hoofdstedelijk of Waals) wordt bepaald door een lokalisatiecriterium, vastgelegd in de Bijzondere Financieringswet. Dit criterium bepaalt niet alleen welke regels (heffingsgrondslag, tarief, vrijstellingen) van toepassing zijn, maar ook welk gewest recht heeft op de opbrengst [6](#page=6).
**Lokalisatiecriteria per registratierecht:**
* **Verkooprecht:** Het gewest waar het onroerend goed gelegen is. Bij ruil van onroerende goederen in meerdere gewesten, is het gewest bevoegd waar het deel met het hoogste federale kadastraal inkomen ligt [6](#page=6).
* **Schenkbelasting:**
* **Schenker is rijksinwoner:** Het gewest waar de schenker in de 5 jaar voorafgaand aan de schenking zijn fiscale woonplaats het langst had gevestigd. Fiscale woonplaats omvat de werkelijke, effectieve, voortdurende woonplaats met familie, centrum van bedrijvigheid en zaken. De werkelijke woonplaats primeert op de inschrijving in het bevolkingsregister [6](#page=6) [7](#page=7).
* **Schenker is geen rijksinwoner:**
* **Onroerende goederen:** De plaats waar het onroerend goed gelegen is [7](#page=7).
* **Roerende goederen:**
* Begiftigde is rijksinwoner: Fiscale woonplaats van de begiftigde is bepalend [7](#page=7).
* Begiftigde is geen rijksinwoner: Plaats waar de overeenkomst ter registratie wordt aangeboden [7](#page=7).
* De VCF (artikel 1.1.0.0.2, zevende lid) neemt de criteria uit Circulaire nr. 12/2005 over voor specifieke gevallen, zoals schenkingen door rechtspersonen en schenkingen tussen niet-rijksinwoners [7](#page=7).
* **Verdelingsrecht:** Het gewest waar het onroerend goed gelegen is. Bij onroerende goederen in meerdere gewesten, is het gewest bevoegd waar het deel met het hoogste federale kadastraal inkomen ligt [7](#page=7).
* **Recht op hypotheekvestiging of -overdracht:** Het gewest waar het onroerend goed gelegen is [7](#page=7).
**Voorbeelden:**
> **Example:** Tim woont sinds 4 jaar in Westende en daarvoor in Bergen. Hij koopt een onroerend goed in Oostende. Omdat het onroerend goed in het Vlaamse Gewest ligt, zijn de Vlaamse verkooprechten van toepassing [8](#page=8).
> **Example:** Marie woont sinds 1 jaar in Namen, voordien in Brugge. Ze schenkt een schilderij. Omdat haar fiscale woonplaats in de 5 jaar voorafgaand aan de schenking het langst in het Vlaams Gewest was gevestigd, zijn de Vlaamse schenkbelasting van toepassing [8](#page=8).
> **Example:** Leon woont sinds 3 jaar in Antwerpen, daarvoor in Nederland. Hij doet een schenking aan zijn zus. De schenking wordt onderworpen aan de Vlaamse schenkingsrechten, aangezien zijn fiscale woonplaats op het moment van de schenking in het Vlaamse Gewest is [8](#page=8).
> **Example:** Julie en Sarah erven een onroerend goed in Bergen. Julie wil het deel van haar zus overnemen. Op de akte tot uit onverdeeldheidtreding zijn de Waalse registratierechten van toepassing, omdat het goed in het Waalse Gewest ligt [8](#page=8).
Sinds 1 januari 2015 is de registratieformaliteit losgekoppeld van de betaling voor de vier Vlaamse registratiebelastingen. Akten worden aangeboden op het bevoegde federale registratiekantoor. Indien het een Vlaamse registratiebelasting betreft, worden de stukken doorgestuurd naar VLABEL voor inkohiering en betaling via een aanslagbiljet. Voor akten waarvoor geen specifiek recht is bepaald, zoals een huwelijkscontract met inbreng van onroerend goed in het Vlaamse Gewest, is het algemeen vast recht van 50,00 euro verschuldigd, geïnd door de federale ontvanger [6](#page=6).
### 1.5 Bronnen
#### 1.5.1 De wet
Het federale Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten (W. Reg.) vindt zijn oorsprong in de wet van 22 Frimaire, jaar VII, en werd later opgenomen in KB nr. 64 van 30 november 1939, bekrachtigd door de wet van 16 juni 1947. De online tekst is te vinden op www.fisconetplus.be. De Vlaamse Codex Fiscaliteit (VCF) vindt zijn oorsprong in het Decreet van het Vlaams Parlement van 13 december 2013 en is online beschikbaar op codex.vlaanderen.be [8](#page=8).
#### 1.5.2 De rechtspraak
Rechtspraak met betrekking tot registratierechten is terug te vinden in diverse fiscale tijdschriften, zoals Fiscoloog, Algemeen Fiscaal Tijdschrift (AFT), Tijdschrift Fiscaal Recht (TFR), Fiscale jurisprudentie (FJF), Fisc. Act., Fisc. Koerier, Nieuwsbr. Succ., Nieuwsbr. Not., Journal de droit fiscal (JDF), Revue générale de fiscalité (RGF) en Notoriaat: notarieel en fiscaal maandblad (NFM) [8](#page=8).
---
# Registratieplicht en termijnen
Hieronder volgt een gedetailleerd overzicht van de registratieplicht en de bijbehorende termijnen, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 2 Registratieplicht en termijnen
Dit gedeelte behandelt de verplichte registratie van akten en verklaringen, inclusief de specifieke gevallen waarin registratie vereist is, de geldende termijnen, de verantwoordelijke personen en de plaats van registratie.
### 2.1 Te registreren akten en verklaringen
Als grondregel geldt dat voor registratie steeds een geschrift vereist is; de registratieformaliteit en het registratierecht treffen enkel de rechtshandeling die tot stand wordt gebracht door, of waarvan blijk wordt gegeven in een geschrift. In een aantal specifieke gevallen verplicht het Wetboek Registratie (W.Reg.) de partijen van een mondelinge overeenkomst een schriftelijke verklaring af te leggen die dan wel aan registratie onderworpen is. Er bestaat geen algemene registratieplicht; het W.Reg. bepaalt in welke gevallen registratie wettelijk verplicht is [9](#page=9).
De registratieplicht geldt voor:
* **Bepaalde akten of geschriften die in artikel 19 W.Reg. limitatief worden opgesomd**. Deze zijn verplicht te registreren omwille van hun aard of hun voorwerp [9](#page=9).
* **Akten of geschriften die op zich niet onder de registratieplicht vallen, maar toch aan de formaliteit zijn onderworpen wegens het gebruik ervan** (Artikelen 26 en 29 W.Reg.) [9](#page=9).
* **Verklaringen voor sommige overeenkomsten die mondeling zijn vastgelegd en voor sommige feiten** (Artikelen 31 W.Reg. en artikel 2.9.4.2.5 §2 VCF) [9](#page=9).
#### 2.1.1 Te registreren akten
Volgens artikel 19 W.Reg. moeten de volgende akten binnen de bij artikel 32 gestelde termijnen geregistreerd worden [10](#page=10):
1. **Akten van notarissen; exploten en processen-verbaal van gerechtsdeurwaarders (met uitzondering van protesten); arresten en vonnissen der hoven en rechtbanken die bepalingen bevatten die aan een evenredig recht onderworpen worden** [10](#page=10).
* Alle in België verleden notariële akten zijn verplicht te registreren, ongeacht vorm, rechten, hoedanigheid van partijen [10](#page=10).
* Alle exploten en processen-verbaal opgemaakt door Belgische gerechtsdeurwaarders zijn in principe verplicht te registreren [10](#page=10).
* Arresten en vonnissen van Belgische hoven en rechtbanken zijn verplicht te registreren indien zij bepalingen bevatten die aan een evenredig recht onderworpen zijn. Dit geldt met name voor veroordelingen of vereffeningen betreffende sommen en roerende waarden boven 12.500 EUR, of rangregelingen van dergelijke waarden. Tevens geldt dit voor arresten en vonnissen die tot bewijs strekken van een overeenkomst tot overdracht of aanwijzing van eigendom of vruchtgebruik van in België gelegen onroerende goederen, indien deze niet aan de desbetreffende belasting werden onderworpen [10](#page=10).
2. **Akten waarbij de eigendom of het vruchtgebruik van in België gelegen onroerende goederen wordt overgedragen of aangewezen**. Dit betreft met name onderhandse akten, administratieve akten en buitenlands verleden akten. Overdrachten door overlijden of die enkel krachtens de wet gebeuren (zoals natrekking of verjaring) vallen hier niet onder [10](#page=10).
3. **Akten houdende verhuring, onderverhuring of overdracht van huur van in België gelegen onroerende goederen of gedeelten ervan**. Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen [11](#page=11):
* a) Akten die uitsluitend bestemd zijn tot huisvesting van een gezin of één persoon [11](#page=11).
* b) Andere akten die niet uitsluitend voor huisvesting bestemd zijn [11](#page=11).
* Deze bepaling is van toepassing op onderhandse akten, administratieve akten en in het buitenland verleden authentieke akten [11](#page=11).
* Indien de overeenkomst is vastgelegd bij een in België verleden notariële akte of gerechtsdeurwaardersaxploot, volgt de registratieverplichting uit artikel 19, 1° W.Reg. [11](#page=11).
* Het onderscheid tussen 3° a) en 3° b) is relevant voor de registratietermijn, de persoon gehouden tot registratie, en de verschuldigde rechten [11](#page=11).
* Een onroerend goed verhuurd voor gemengde bestemming (bv. bewoning en beroepsactiviteit) valt volledig onder artikel 19, 3° b) W.Reg.. Indien voor het woon- en werkgedeelte afzonderlijke contracten worden afgesloten, valt het woongedeelte onder 3° a) mits aanvaarding van burgerrechtelijke gevolgen van opsplitsing [11](#page=11).
* De in toepassing van artikel 1730 §1 BW verplichte omstandige plaatsbeschrijving moet geregistreerd worden [11](#page=11).
* Er is geen registratieverplichting voor de dwingende minimumvoorwaarden inzake veiligheid en gezondheid, verplichte bijlagen aan de woninghuurovereenkomst, en het energieprestatiecertificaat [11](#page=11).
4. **Processen-verbaal van openbare verkoping van lichamelijke roerende voorwerpen**. Deze moeten geregistreerd worden op grond van artikel 19, 1° W.Reg. indien opgemaakt door notarissen en gerechtsdeurwaarders. Artikel 19, 4° W.Reg. betreft processen-verbaal opgemaakt door andere personen, zoals ontvangers van registratie en andere ambtenaren [11](#page=11) [12](#page=12).
5. **Akten houdende inbreng van goederen in vennootschappen met rechtspersoonlijkheid**. Dit geldt indien de zetel der werkelijke leiding in België is gevestigd, of de statutaire zetel in België is en de zetel der werkelijke leiding buiten de EU. Een Belgische vennootschap is een vennootschap met zetel van werkelijke leiding in België, of statutaire zetel in België en zetel van werkelijke leiding buiten de EU. Vreemde vennootschappen hebben hun zetel van werkelijke leiding en statutaire zetel buiten België, of statutaire zetel in België en zetel van werkelijke leiding in een andere EU-lidstaat. Artikel 19, 5° W.Reg. is van toepassing op burgerlijke en handelsvennootschappen, niet op VZW's, mutualiteiten en stichtingen. Het betreft onderhandse akten, Belgische administratieve akten en in het buitenland verleden authentieke akten die inbreng van roerende goederen of buiten België gelegen onroerende goederen vaststellen. Inbrengen bij notariële akte en onderhandse akten van in België gelegen onroerende goederen vallen onder respectievelijk artikel 19, 1° en 2° W.Reg.. Deze overeenkomsten moeten geregistreerd worden, zelfs indien niet bij geschrift vastgelegd, door middel van een verklaring conform artikel 31 W.Reg. [12](#page=12).
6. **In het buitenland verleden notariële akten die titel vormen voor een schenking onder de levenden van roerende goederen door een rijksinwoner** [13](#page=13).
Tevens worden akten of geschriften die op zichzelf niet verplicht zijn te registreren, toch aan de formaliteit onderworpen wanneer zij het voorwerp uitmaken van welbepaalde verrichtingen in België, zoals:
* De aanhechting aan een notariële akte of aan een exploot/proces-verbaal van gerechtsdeurwaarder (artikel 26 W.Reg.) [12](#page=12).
* De neerlegging onder de minuten van een notaris (artikel 26 W.Reg.) [12](#page=12).
* De overschrijving, inschrijving, doorhaling of randvermelding in de registers van hypotheekbewaarders of voor het landbouwvoorrecht (artikel 29 W.Reg.) [13](#page=13).
#### 2.1.2 Te registreren verklaringen aan de formaliteit onderworpen (artikel 31 W.Reg.)
Er bestaat een verplichting tot het ondertekenen en aanbieden ter registratie van een verklaring binnen de bij artikel 33 gestelde termijnen in de volgende gevallen [13](#page=13):
1. **Wanneer een overeenkomst waarbij eigendom of vruchtgebruik van in België gelegen onroerende goederen wordt overgedragen of aangewezen, niet bij een akte is vastgesteld**. Dit heeft betrekking op mondelinge overeenkomsten [13](#page=13).
2. **Wanneer een inbreng van goederen in een vennootschap met rechtspersoonlijkheid niet bij een akte is vastgesteld**. Dit geldt onder dezelfde voorwaarden als bij punt 2.1.1, 5° [13](#page=13).
3. **Wanneer de voorwaarde die de heffing van een recht heeft geschorst, vervuld wordt** [13](#page=13).
4. **In de in artikelen 74 en 75 bedoelde gevallen** [13](#page=13).
Deze door de contracterende partijen ondertekende verklaring wordt in dubbel opgemaakt en bevat gegevens zoals aard en doel van de overeenkomst, datum, partijen, belastbare grondslag, etc.. Vanaf het verstrijken van de termijnen wordt de verklaring als van alle partijen uitgaande beschouwd [13](#page=13).
### 2.2 Termijnen
De belangrijkste termijnen voor registratie zijn als volgt [13](#page=13) [14](#page=14):
* **Notariële akten:** Binnen vijftien dagen vanaf de datum van de akte [13](#page=13).
* Uitzondering: Processen-verbaal van ontbreken van hoger bod en definitieve toewijzing bij openbare verkopingen van onroerend goed: binnen twee maanden [13](#page=13).
* Uitzondering: Notariële akten van uiterste wil (testamenten, schenkingen tussen echtgenoten tijdens het huwelijk etc.): binnen vier maanden vanaf de dag van het overlijden [13](#page=13).
* **Akten van gerechtsdeurwaarders:** Binnen vier dagen vanaf de datum van de akte [13](#page=13).
* Uitzondering: Exploten en processen-verbaal van gerechtsdeurwaarders die aan bepaalde voorwaarden voldoen, zijn vrijgesteld indien bij voorlegging en bijkomende inschrijving in het repertorium aan de ontvanger [14](#page=14).
* **Vonnissen en arresten:** Binnen tien dagen vanaf de datum van de akte [14](#page=14).
* **Overdragende of aanwijzende akten betreffende eigendom of vruchtgebruik van Belgische onroerende goederen:** Binnen vier maanden, te rekenen vanaf de datum van de akte [14](#page=14).
* **Akten van verhuring, onderverhuring of overdracht van huur van in België gelegen onroerende goederen:**
* Uitsluitend bestemd tot huisvesting: binnen twee maanden vanaf de datum van de akte [14](#page=14).
* Andere: binnen vier maanden vanaf de datum van de akte [14](#page=14).
* **Processen-verbaal van openbare verkopingen van lichamelijke roerende goederen door bestuursoverheden:** Binnen een maand vanaf de datum van het proces-verbaal [14](#page=14).
* **Akten houdende de inbreng van goederen in Belgische vennootschappen met rechtspersoonlijkheid:** Binnen vier maanden vanaf de datum van de akte [14](#page=14).
* **Akten of geschriften die – hoewel op zich niet registratieplichtig – toch aan de formaliteit zijn onderworpen wegens hun gebruik (Artikelen 26 en 29 W.Reg.):** De akten moeten geregistreerd worden voor het gebruik waaraan de registratieplicht is gekoppeld [14](#page=14).
* Uitzondering: Notarissen en gerechtsdeurwaarders mogen de aangehechte of neergelegde akte tegelijk met de desbetreffende akte ter registratie aanbieden [14](#page=14).
* **Verklaringen bedoeld in artikel 31 W.Reg.:**
* Verklaringen van een overeenkomst (artikel 19, 2° of 19, 5° W.Reg.): binnen vier maanden vanaf de datum van de overeenkomst [14](#page=14).
* Verklaringen van vervulling van opschortende voorwaarde: binnen vier maanden vanaf de datum van vervulling [14](#page=14).
* Verklaring van vereniging van grond/erf met opstal (artikelen 74 en 75 W.Reg.): binnen vier maanden vanaf de datum van de overeenkomst [14](#page=14).
> **Tip:** Als een overeenkomst is vervat in een notariële akte of deurwaardersexploot, moet de aanbieding gebeuren binnen de respectieve termijn van vijftien dagen of vier dagen, zelfs als de onderliggende verrichting een langere registratietermijn zou rechtvaardigen [14](#page=14).
### 2.3 Personen gehouden tot registratie en betaling van de rechten
Artikel 35 W.Reg. duidt de personen aan die verplicht zijn tot aanbieding van de registratie van akten en verklaringen. Dit betreft [15](#page=15):
* **Notarissen:** Verplicht de akten van hun ambt en akten die aan hun akten worden gehecht of in hun handen worden neergelegd, ter registratie aan te bieden [15](#page=15).
* **Gerechtsdeurwaarders:** Verplicht de akten van hun ambt en akten die aan hun akten worden gehecht, ter registratie aan te bieden [15](#page=15).
* **Bestuursoverheden van staat, provincies, gemeenten en openbare instellingen:** Verplicht de door hen opgemaakte akten ter registratie aan te bieden [15](#page=15).
* **Contracterende partijen:** Voor onderhandse of buitenlands verleden akten (artikel 19, 2°, 3° b) en 5°) en voor verklaringen (artikel 31 W.Reg.) [15](#page=15).
* **Verhuurder:** Voor onderhandse of buitenlands verleden akten van verhuring (artikel 19, 3° a)) [15](#page=15).
* **Griffiers:** Moeten vonnissen en arresten meedelen aan de ontvanger van het registratiekantoor, wat geldt als aanbieding ter registratie voor verplicht te registreren vonnissen en arresten [15](#page=15).
In principe moeten de registratierechten betaald worden door de personen die verplicht zijn de akte ter registratie aan te bieden [15](#page=15).
### 2.4 Plaats van registratie
Akten en verklaringen worden geregistreerd in de federale kantoren van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie, ook die welke onderworpen zijn aan de geherregionaliseerde registratierechten. In principe mogen zij in om het even welk kantoor ter registratie worden aangeboden, tenzij de wet anders voorschrijft (Artikel 39 W.Reg.). Specifieke gevallen zijn [15](#page=15):
* **Akten van notarissen:** In het kantoor van hun standplaats [15](#page=15).
* **Akten van gerechtsdeurwaarders:** In het kantoor van hun standplaats [15](#page=15).
* **Arresten en vonnissen:** In het kantoor waarin de zetel van het hof of de rechtbank is gelegen [15](#page=15).
* **Akten die moeten worden neergelegd of aangehecht conform artikel 26 W.Reg.:** In het kantoor waar de akte van neerlegging of de akte van de notaris/gerechtsdeurwaarder, waaraan de akte wordt gehecht, moet worden geregistreerd [15](#page=15).
* **Akten van bestuursoverheden:** In het kantoor in het gebied waarin hun zetel of de zetel van hun functie is gelegen [16](#page=16).
* **Onderhandse of in het buitenland verleden akten en verklaringen betreffende in België gelegen onroerende goederen:** In het registratiekantoor van het gebied waarin de onroerende goederen gelegen zijn [16](#page=16).
* **Verklaringen van vervulling van een opschortende voorwaarde:** In het kantoor waar de akte werd geregistreerd waarin de oorspronkelijke overeenkomst is vastgelegd [16](#page=16).
> **Opmerking:** De plaats van registratie bepaalt niet altijd welk tarief van toepassing is [16](#page=16).
---
# Soorten registratierechten en de schenkbelasting
Hieronder vind je een gedetailleerde studiehandleiding over de verschillende soorten registratierechten en de schenkbelasting, gebaseerd op de documentatie van pagina 17 tot 31.
## 3. Soorten registratierechten en de schenkbelasting
Dit onderdeel maakt een onderscheid tussen het algemeen vast recht, specifieke vaste rechten en evenredige rechten, waarna de schenkbelasting in detail wordt besproken, inclusief de definitie, belastbare basis, tarieven, verminderingen en vrijstellingen.
### 3.1 Het algemeen vast recht
Het algemeen vast recht is van toepassing indien er geen specifiek vast recht of evenredig recht van toepassing is. Het betreft een vast bedrag dat niet afhankelijk is van de waarde van de rechtshandeling. Dit recht bedraagt 50,00 euro en wordt beschouwd als een vergoeding voor bewezen diensten van de registratie, in plaats van een echte belasting [17](#page=17).
Het algemeen vast recht is van toepassing op:
* Alle akten of geschriften die niet onderworpen zijn aan een specifiek vast recht of evenredig recht, zoals huwelijkscontracten en testamenten [17](#page=17).
* Overeenkomsten waarbij het evenredig recht nog niet opeisbaar is omdat een opschortende voorwaarde nog niet vervuld is, bijvoorbeeld bij de verkoop van een onroerend goed onder de opschortende voorwaarde van het verkrijgen van een lening [17](#page=17).
* Akten of geschriften die vrijgesteld zijn van de registratieformaliteit, maar toch ter registratie worden aangeboden [17](#page=17).
### 3.2 De specifieke vaste rechten
Specifieke vaste rechten worden uitdrukkelijk opgelegd voor bepaalde rechtshandelingen of rechtsfeiten. Kenmerkend is dat het een vast bedrag betreft, onafhankelijk van de waarde van de rechtshandeling of het rechtsfeit [17](#page=17).
Voorbeelden van specifieke vaste rechten zijn:
* Open brieven van adeldom: 740,00 euro [17](#page=17).
* Vergunning om van naam of voornaam te veranderen: 140,00 euro [17](#page=17).
* Minnelijke ontbinding en vernieting van overdrachten onder bezwarende titel van onroerende goederen: 10,00 euro [17](#page=17).
### 3.3 De evenredige rechten
Evenredige rechten worden door de wet uitdrukkelijk opgelegd voor bepaalde rechtshandelingen en zijn een percentage dat wordt toegepast op de waarde van de rechtshandeling. In het Vlaams Gewest worden de schenkbelasting, het verkooprecht, het verdeelrecht en het recht op hypotheekvestiging onder de verzamelterm "Registratiebelasting" geplaatst. De meeste evenredige rechten worden geheven aan de hand van een vast percentage [18](#page=18).
Evenredige rechten zijn van toepassing op:
* Schenking onder levenden van roerende en onroerende goederen [18](#page=18).
* Overdrachten onder bezwarende titel van in België gelegen onroerende goederen [18](#page=18).
* Verdelingen en met verdeling gelijkgestelde afstanden van in België gelegen onroerende goederen [18](#page=18).
* Hypotheekvestigingen, inpandgevingen van een handelszaak en vestigingen van een landbouwvoorrecht [18](#page=18).
* Openbare verkopingen van lichamelijke roerende goederen [18](#page=18).
* Verhuring, onderverhuring en overdracht van huur van in België gelegen onroerende goederen [18](#page=18).
* Inbrengen in Belgische vennootschappen van roerende en onroerende goederen [18](#page=18).
* Vonnissen en arresten [18](#page=18).
### 4. Schenkbelasting
#### 4.1 Schenking
Een schenking onder levenden is een akte waarbij de schenker zich dadelijk en onherroepelijk van een zaak ontdoet ten voordele van de begiftigde die ze aanneemt. Krachtens artikel 931 van het Burgerlijk Wetboek dienen alle akten houdende schenking onder levenden voor notaris verleden te worden, in de gebruikelijke contractvorm. Voor schenkingen van roerende goederen, waarvoor bezit geldt als titel, kan van deze vormvereisten worden afgeweken. Er zijn drie alternatieven: de handgift, de onrechtstreekse schenking en de vermomde schenking [19](#page=19).
##### 4.1.1 De handgift
De handgift, of gift van hand tot hand, is een vormvrije schenking die tot stand komt door de loutere overhandiging van een roerend goed. Enkel "lichamelijke roerende goederen" die overhandigd kunnen worden, zoals bankbiljetten, muntstukken, meubels of kunstwerken, kunnen via handgift worden geschonken. Vanwege antiwitwaswetgeving is het schenken van grote bedragen in bankbiljetten niet meer mogelijk. Giraal geld, dat geen lichamelijke roerende goederen betreft, kan niet het voorwerp zijn van een handgift. Ook aandelen op naam en gedematerialiseerde vennootschapsaandelen kunnen niet via handgift geschonken worden, aangezien er geen lichamelijk roerend goed is dat overhandigd kan worden. Een handgift kan uitsluitend in volle eigendom gebeuren, dus niet met voorbehoud van vruchtgebruik [19](#page=19).
##### 4.1.2 De bankgift
Tegoeden op een bankrekening, effecten of gedematerialiseerde vennootschapsaandelen kunnen wel via een bankgift geschonken worden. Een bankgift is een schenking waarbij geld, effecten of aandelen van de rekening van de schenker naar die van de begiftigde worden overgeboekt. In de rechtsleer wordt dit beschouwd als een onrechtstreekse schenking, net als de schenking van een levensverzekering of de kwijtschelding van een schuld [19](#page=19) [20](#page=20).
> **Tip:** Hoewel een handgift of bankgift vormvrij is, is het vaak nuttig om een document op te maken (een 'pacte adjoint') dat de schenking bewijst. Dit document kan de begiftigde helpen bij het leveren van bewijs tegenover andere erfgenamen of de fiscus [20](#page=20).
#### 4.2 Schenkbelasting
De schenkbelasting is een belasting op schenkingen onder levenden van roerende en onroerende goederen. Ze wordt gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten die tot bewijs strekken van een schenking. De begiftigde is de belastingplichtige [20](#page=20).
Er wordt een onderscheid gemaakt in de registratieverplichting tussen schenkingen van roerende goederen en schenkingen van onroerende goederen:
* **Schenkingen van roerende goederen:**
* Notariële schenkingen opgemaakt door een Belgische of buitenlandse notaris (door een rijksinwoner) zijn verplicht registreerbaar [20](#page=20).
* Handgiften en onrechtstreekse schenkingen (zoals bankgiften) zijn niet verplicht registreerbaar [20](#page=20).
* Het is echter wel voordelig om een niet-notariële roerende schenking vrijwillig ter registratie aan te bieden [20](#page=20).
* **Schenkingen van onroerende goederen:**
* Schenkingen van in België gelegen onroerende goederen zijn steeds verplicht registreerbaar, hetzij omdat ze bij Belgische notariële akte zijn opgemaakt, hetzij omdat ze bij een andere dan Belgische notariële akte zijn opgemaakt [20](#page=20).
* Schenkingen van in het buitenland gelegen onroerende goederen zijn niet verplicht registreerbaar en leiden nooit tot evenredige registratierechten [21](#page=21).
#### 4.3 Belastbare basis
De heffingsgrondslag voor de schenkbelasting wordt bepaald op basis van het aandeel van elke begiftigde tegen de verkoopwaarde van de geschonken goederen, zonder aftrek van de lasten [21](#page=21).
##### 4.3.1 Waardering
In principe is de belastbare waarde de verkoopwaarde, maar er zijn specifieke waarderingsregels [21](#page=21):
* **Beursgenoteerde effecten:** Gewaardeerd volgens de beurswaarden op de eerste dag van de maand van de schenking, of de eerstvolgende beursdag indien er op die datum geen notering is [21](#page=21).
* **Vruchtgebruik of blote eigendom onroerend goed:** De grondslag wordt vastgesteld zoals bepaald in de artikelen 2.9.3.0.4 tot en met 2.9.3.0.7 VCF (zie verkooprecht) [21](#page=21).
* **Vruchtgebruik of blote eigendom roerend goed:** De jaarlijkse opbrengst wordt forfaitair vastgesteld op 4% van de waarde in volle eigendom.
* **Levenslang vruchtgebruik:** Deze forfaitaire opbrengst wordt vermenigvuldigd met een coëfficiënt gebaseerd op de leeftijd van de vruchtgebruiker [21](#page=21).
* **Tijdelijk vruchtgebruik:** De jaarlijkse opbrengst wordt tegen 4% gekapitaliseerd over de duur van het vruchtgebruik, met een plafond dat niet hoger mag zijn dan de waarde berekend volgens de regels voor volle eigendom (voor natuurlijke personen) of twintigmaal de opbrengst (voor rechtspersonen) [21](#page=21).
* **Schenking met voorbehoud van vruchtgebruik:** De belastinggrondslag is de verkoopwaarde van de volle eigendom van de goederen, om geveinsde vruchtgebruiken te voorkomen. Dit geldt voor zowel onroerende als roerende goederen [22](#page=22).
* **Schenking van de blote eigendom:** De belastinggrondslag is de verkoopwaarde van de volle eigendom, verminderd met de waarde van het vruchtgebruik, berekend volgens de relevante bepalingen [22](#page=22).
* **Lijfrente of levenslang pensioen:** Het recht wordt berekend over het jaarlijks bedrag van de uitkering, vermenigvuldigd met een leeftijdscoëfficiënt [22](#page=22).
* **Altijddurende rente:** Het recht wordt berekend over het jaarlijks bedrag van de rente vermenigvuldigd met twintig [22](#page=22).
##### 4.3.2 Zonder aftrek van de lasten
Het recht wordt in principe berekend over de verkoopwaarde van de geschonken goederen, zonder aftrek van lasten. Dit geldt voor lasten die ten bate van de schenker of een derde zijn bedongen, tenzij de last bestaat uit een som, rente of pensioen ten behoeve van een derde en deze door de begunstigde wordt aanvaard [22](#page=22).
> **Uitzondering (2.8.3.0.1 § 3 VCF): Schenking onder last, welke aanvaard wordt.**
> Indien de last bestaat uit een som, rente of pensioen ten voordele van een derde, en deze last wordt door de begunstigde aanvaard in de schenkingsakte, wordt het bij de begunstigde belaste bedrag afgetrokken van het bij de hoofdbegiftigde belaste bedrag (principe van 'non bis in idem') [22](#page=22).
>
> **Antimisbruikbepaling:** Om de omzeiling van hogere progressieve tarieven voor onroerende goederen te voorkomen, wordt de last in hoofde van een derde, in de mate dat de schenking betrekking heeft op onroerende goederen, belast volgens de tarieven voor onroerende goederen [23](#page=23).
##### 4.3.3 Progressievoorbehoud (Artikel 2.8.3.0.3. VCF)
Bij de schenkbelasting op onroerende goederen wordt rekening gehouden met de waarde van de geschonken goederen én de waarde van goederen die binnen de drie jaar vóór de schenking tussen dezelfde partijen zijn geschonken. De eerdere schenkingen worden niet opnieuw belast, maar enkel gebruikt om het tarief voor de nieuwe schenking te bepalen (opduweffect) [23](#page=23).
> **Voorbeeld:** Door de schenking in de tijd te spreiden met minimaal drie jaar tussen elke deelschenking (salamitechniek), kan de belastingdruk bij de schenking van onroerende goederen aanzienlijk worden verlaagd, doordat telkens lagere schijven worden belast [23](#page=23).
##### 4.3.4 Abattement als de begiftigde gehandicapt is (Artikel 2.8.3.0.4. VCF)
Op schenkingen aan personen met een handicap of een gehandicapt kind wordt een abattement toegepast aan de voet van de belastbare grondslag. De omvang van dit abattement is afhankelijk van het type verkrijging (rechte lijn/partners of andere personen) en de leeftijd van de verkrijger. Dit abattement geldt slechts indien er nog geen eerdere schenkingen zijn geweest waarbij van deze vermindering werd genoten [23](#page=23) [24](#page=24).
##### 4.3.5 Schenkingen vermeld in erfovereenkomsten
Om te voorkomen dat het vermelden van een eerder ontvangen schenking in een erfovereenkomst plots schenkbelasting zou uitlokken, is bepaald dat deze vermelding niet onderworpen is aan de schenkbelasting. Partijen kunnen er echter wel voor kiezen om expliciet aan te geven dat de vermelding wel tot bewijs strekt voor de toepassing van de schenkbelasting [24](#page=24).
#### 4.4 Tarief
De schenkbelasting wordt geheven per schenker en per begiftigde op wat iedere individuele begiftigde van een individuele schenker krijgt. Bij schenkingen van zowel onroerende als roerende goederen worden deze afzonderlijk belast. Het tarief is afhankelijk van de verwantschapsband en of het gaat om roerende of onroerende goederen [24](#page=24).
##### 4.4.1 Tarieven schenkbelasting onroerende goederen
Sinds 1 juli 2015 wordt er onderscheid gemaakt tussen twee categorieën:
* Verkrijgingen in rechte lijn en tussen partners.
* Alle andere personen (broers/zussen, ooms/tantes, neven/nichten, verdere familie, vreemden) [25](#page=25).
Voor onroerende goederen geldt een progressief tarief [25](#page=25).
**TABEL I: Verkrijging in rechte lijn en tussen partners** [25](#page=25).
| Gedeelte van de schenking (Schijf in euro) | Tarief in % | A (tarief, toepasselijk op totaalbedrag van de belasting op de voorgaande gedeelten, in euro) |
| :---------------------------------------- | :---------- | :------------------------------------------------------------------------------------------ |
| 0,01 tot en met 150.000 | 3% | - |
| 150.000,01 tot en met 250.000 | 9% | 4.500 |
| 250.000,01 tot en met 450.000 | 18% | 13.500 |
| 450.000,01 en hoger | 27% | 49.500 |
**TABEL II: Tarief tussen alle andere personen** [25](#page=25).
| Gedeelte van de schenking (Schijf in euro) | Tarief in % | A (tarief, toepasselijk op totaalbedrag van de belasting op de voorgaande gedeelten, in euro) |
| :---------------------------------------- | :---------- | :------------------------------------------------------------------------------------------ |
| 0,01 tot en met 150.000 | 10% | - |
| 150.000,01 tot en met 250.000 | 20% | 15.000 |
| 250.000,01 tot en met 450.000 | 30% | 35.000 |
| 450.000,01 en hoger | 40% | 95.000 |
##### 4.4.2 Tarieven schenkbelasting roerende goederen
Het tarief voor schenkingen van roerende goederen is een vlak tarief:
* 3% voor schenkingen 'in rechte lijn' en tussen 'partners' [26](#page=26).
* 7% voor schenkingen aan 'andere' personen [26](#page=26).
##### 4.4.3 Verminderingen
###### 4.4.3.1 Vermindering wegens kinderlast (artikel 2.8.5.0.1. VCF)
Een kleine vermindering van schenkbelasting wordt toegekend aan kinderen en begiftigde echtgenoten met minstens 3 kinderen onder de 21 jaar [26](#page=26).
* Kinderen: 2% per kind, met een maximum van 62 euro per kind [26](#page=26).
* Echtgenoot: 4% per kind, met een maximum van 124 euro per kind [26](#page=26).
Deze maatregel geldt enkel voor schenkingen van onroerende goederen [26](#page=26).
###### 4.4.3.2 Verminderd tarief voor schenkingen aan bepaalde rechtspersonen (artikel 2.8.4.1.1. §3 VCF)
Het tarief van de schenkbelasting bedraagt 0% voor schenkingen aan:
* Het Vlaamse Gewest, de Vlaamse Gemeenschap, gemeenschappen en gemeenschapscommissies [26](#page=26).
* Provincies en gemeenten in het Vlaamse Gewest [26](#page=26).
* Openbare instellingen van publiekrechtelijke rechtspersonen [26](#page=26).
* Erkende woonmaatschappijen en het Vlaams Woningfonds [26](#page=26).
* Dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen [26](#page=26).
* Verenigingen zonder winstoogmerk, ziekenfondsen, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen van openbaar nut [26](#page=26).
* Openbare centra voor maatschappelijk welzijn [27](#page=27).
Voor schenkingen aan beroepsverenigingen en private stichtingen bedraagt het tarief 5,5% [27](#page=27).
Indien de schenker zelf een rechtspersoon is zoals hierboven vermeld, bedraagt de schenkbelasting slechts 100 euro. Dit geldt ook voor gelijksoortige rechtspersonen opgericht onder de wetgeving van een andere staat van de Europese Economische Ruimte [27](#page=27).
##### 4.4.4 Vrijstellingen
###### 4.4.4.1 Vrijstellingen van artikel 2.8.6.0.1 VCF
De tekst verwijst naar vrijstellingen onder dit artikel zonder verdere specificatie [27](#page=27).
###### 4.4.4.2 Vrijstelling van artikel 2.8.6.0.2 VCF
De tekst verwijst naar vrijstellingen onder dit artikel zonder verdere specificatie [27](#page=27).
###### 4.4.4.3 Vrijstelling voor schenkingen van ondernemingen (artikel 2.8.6.0.3 e.v. VCF)
**4.4.4.3.1 Principe**
De schenking van de volle eigendom, blote eigendom of vruchtgebruik van activa die beroepsmatig zijn geïnvesteerd in een familiale onderneming is vrijgesteld van schenkbelasting. Deze vrijstelling geldt niet voor onroerende goederen die hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend. Ook de schenking van aandelen van een familiale vennootschap is vrijgesteld, mits de schenker en zijn familie ten minste 50% van de stemrechten vertegenwoordigen (of 30% in specifieke gevallen van gezamenlijke controle) [27](#page=27).
**4.4.4.3.2 Toepassingsgebied**
* **Familiale onderneming:** Omvat nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwbedrijven of vrije beroepen die persoonlijk door de schenker of partner worden geëxploiteerd. Een louter passief optreden, zoals het beheer van onroerende goederen, kwalificeert niet als familiale onderneming [28](#page=28).
* **Familiale vennootschap:** Een vennootschap die een economische activiteit uitoefent, of een vennootschap die minstens 30% van de aandelen houdt van een dochtervennootschap die aan deze voorwaarden voldoet [28](#page=28).
**4.4.4.3.3 Formaliteiten**
Het verkrijgen van de vrijstelling vereist cumulatieve formaliteiten, waaronder een authentieke akte en specifieke verklaringen [29](#page=29).
**4.4.4.3.4 Toepassingsvoorwaarden**
Er is geen specifieke graad van verwantschap vereist tussen schenker en begiftigde [29](#page=29).
* **Schenking van een familiale onderneming:** De vrijstelling blijft behouden als de activiteit gedurende drie jaar wordt voortgezet en de overgedragen onroerende goederen gedurende dezelfde periode niet hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend [29](#page=29).
* **Schenking van familiale vennootschap:** De vrijstelling blijft behouden indien de vennootschap gedurende drie jaar voldoet aan de activiteitsvoorwaarden, er jaarrekeningen worden opgemaakt, het kapitaal of eigen vermogen niet daalt door uitkeringen, en de zetel van werkelijke leiding niet wordt overgebracht naar een niet-EER staat [29](#page=29).
###### 4.4.4.4 Doorgeefschenking (artikel 2.8.6.0.9 VCF)
Sinds 1 september 2018 is een gedeeltelijke generatiesprong fiscaal mogelijk. Dit houdt in dat een erfgenaam die een nalatenschap aanvaardt, deze binnen een jaar belastingvrij kan doorschenken aan de volgende generatie [30](#page=30) [31](#page=31).
Voorwaarden voor de doorgeefschenking:
* Het overlijden dateert van na 31 augustus 2018, de nalatenschap valt open in het Vlaams Gewest, en de erfbelasting werd betaald [30](#page=30).
* De schenking gebeurt bij notariële akte, is niet gebonden aan een termijn of opschortende voorwaarde, en de vrijstelling wordt formeel gevraagd [30](#page=30).
De aanvaardende erfgenaam dient eerst zelf de verschuldigde erfbelasting te betalen. De doorgeefschenking is vrijgesteld tot het bedrag van de bruto-waarde van de met erfbelasting belaste goederen. Indien deze waarde lager is dan de betaalde erfbelasting, wordt het bedrag van de vrijstelling beperkt volgens een specifieke formule. Een doorgeefschenking van een onroerend goed dat geen deel uitmaakte van de nalatenschap, geeft geen aanleiding tot vrijstelling [31](#page=31).
---
# Verkooprecht en verdeelrecht
Dit deel van de studiehandleiding behandelt het verkooprecht en het verdeelrecht, waarbij de bepaling, belastbare basis, tarieven en teruggavemogelijkheden van het verkooprecht worden uiteengezet, gevolgd door een analyse van het verdeelrecht, inclusief de bepaling, heffingsgrondslag en tarieven.
## 4. Verkooprecht en verdeelrecht
### 4.1 Verkooprecht
#### 4.1.1 Bepaling
Het verkooprecht is een registratierecht dat wordt geheven op de overdracht ten bezwarende titel van onroerende goederen die in België gelegen zijn. Het wordt gevestigd bij de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die dienen als titel voor een overeenkomst die de eigendom of het vruchtgebruik van onroerende goederen onder bezwarende titel overdraagt, met uitzondering van inbrengen vermeld in artikel 115bis van het federale Wetboek der Registratierechten. De meest voorkomende overdracht die onderworpen is aan het verkooprecht is de verkoop, maar het begrip overdragende overeenkomst wordt ruim geïnterpreteerd en omvat ook de vestiging van zakelijke rechten die voorheen niet bestonden, zoals vruchtgebruik, zakelijk recht van gebruik of bewoning, of erfdienstbaarheden. Een verkoop is een consensueel contract dat ontstaat zodra partijen akkoord gaan over de zaak en de prijs [32](#page=32).
**Voorwaarden om onderworpen te zijn aan het verkooprecht:**
1. Het betreft uitsluitend **onroerende goederen** [32](#page=32).
2. Het gaat om **overeenkomsten ten bezwarende titel**; kosteloze overdrachten (zoals schenkingen) of wettelijke overdrachten (zoals het recht van natrekking) zijn uitgesloten [32](#page=32).
3. Het omvat niet alleen de overdracht van volle eigendom, maar ook van **vruchtgebruik, blote eigendom en andere zakelijke rechten** [32](#page=32).
4. De **ligging van de onroerende goederen** is cruciaal; ze moeten in België gelegen zijn. De Vlaamse regeling heeft specifiek betrekking op goederen in het Vlaamse Gewest [32](#page=32).
Bepaalde verrichtingen die niet strikt voldoen aan de algemene voorwaarden, kunnen toch onderworpen zijn aan het evenredig recht van artikel 2.9.4.1.1 VCF volgens specifieke wetsbepalingen, zoals de verkrijging van onverdeelde delen door een derde die reeds een deel bezat, verkrijging van onverdeelde delen tussen mede-eigenaars in geval van terugval of aanwas, of de verkrijging van onroerende goederen van een vennootschap door de vennoten [32](#page=32).
Er is geen specifieke definitie van onroerende goederen in het registratierecht; het burgerlijk recht is van toepassing. Roerende goederen die fiscaal als onroerend worden beschouwd door bestemming (bv. door gebruik van een onroerend goed) blijven fiscaal roerend [32](#page=32) [33](#page=33).
**Niet onderworpen aan het verkooprecht zijn:**
* Nieuwbouw met bijhorend terrein onderworpen aan btw [33](#page=33).
* Roerend bij vervroeging [33](#page=33).
#### 4.1.2 Belastbare basis
**4.1.2.1 Principe**
Voor verkopingen is de belastbare grondslag de overeengekomen prijs plus de bedongen lasten die door de verkrijger persoonlijk worden gedragen. Bij ruilingen is het de overeengekomen waarde van de in de prestaties begrepen goederen, waarbij de hoogste waarde die tot heffing leidt, de grondslag vormt. De belastbare grondslag mag echter nooit lager zijn dan de werkelijke verkoopwaarde van de overgedragen onroerende goederen [33](#page=33).
> **Voorbeeld:** Bij een verkoop van een woning voor 200.000 euro met een werkelijke verkoopwaarde van 250.000 euro, zal het verkooprecht geheven worden op 250.000 euro als minimale heffingsgrondslag. Bij een verkoop voor 150.000 euro waarbij de verkoper nog twee maanden mag blijven wonen, wordt de huurwaarde van die twee maanden bij de prijs van 150.000 euro opgeteld voor de berekening van het verkooprecht [33](#page=33).
**4.1.2.2 Overdracht vruchtgebruik**
Bij de verkoop van vruchtgebruik of blote eigendom wordt de belastbare grondslag berekend op de overeengekomen prijs en lasten, maar deze mag niet lager zijn dan de verkoopwaarde van die rechten. Het VCF voorziet in forfaitaire regels om de verkoopwaarde van vruchtgebruik of blote eigendom te bepalen [34](#page=34).
**4.1.2.2.1 Vervreemding van een levenslang vruchtgebruik**
De verkoopwaarde van een levenslang vruchtgebruik wordt forfaitair berekend als het product van de jaarlijkse bruto-opbrengst (of brutohuurwaarde) en een leeftijdscoëfficiënt dat afhangt van de leeftijd van de vruchtgebruiker op de dag van de akte [34](#page=34).
$$ \text{verkoopwaarde} = a \times b $$
Waarbij:
* $a$ = de jaarlijkse bruto-opbrengst of, bij gebrek daaraan, de brutohuurwaarde van het goed [34](#page=34).
* $b$ = de leeftijdscoëfficiënt [34](#page=34).
| Leeftijdscoëfficiënt | Leeftijd van degene op wiens hoofd het vruchtgebruik is gevestigd (in jaren) |
| :------------------- | :------------------------------------------------------------------------- |
| 18 | $\le$ 20 |
| 17 | > 20-30 |
| 16 | > 30-40 |
| 14 | > 40-50 |
| 13 | > 50-55 |
| 11 | > 55-60 |
| 9,5 | > 60-65 |
| 8 | > 65-70 |
| 6 | > 70-75 |
| 4 | > 75-80 |
| 2 | $\ge$ 80 |
In geen geval mag de waarde van het vruchtgebruik hoger zijn dan 4/5 van de verkoopwaarde van de volle eigendom [34](#page=34).
> **Voorbeeld:** Bij een volle eigendomswaarde van 100.000 euro en een jaarlijkse huurwaarde van 6.000 euro, met een vruchtgebruiker van 67 jaar:
> 1. Verkoop van vruchtgebruik voor 80.000 euro: De berekende verkoopwaarde via de forfaitaire methode (6.000 euro x 8 = 48.000 euro) is lager dan de prijs (80.000 euro) en ook lager dan de bovengrens (4/5 x 100.000 euro = 80.000 euro). De belastbare grondslag is 80.000 euro [34](#page=34).
> 2. Verkoop van vruchtgebruik voor 45.000 euro: De berekende verkoopwaarde via de forfaitaire methode (6.000 euro x 8 = 48.000 euro) is hoger dan de prijs (45.000 euro). De belastbare grondslag is dus 48.000 euro [35](#page=35).
**4.1.2.2.2 Tijdelijk vruchtgebruik**
Bij een vruchtgebruik voor beperkte duur wordt de verkoopwaarde berekend door de jaarlijkse opbrengst te kapitaliseren tegen 4%, rekening houdend met de duur van het vruchtgebruik [35](#page=35).
Kapitalisatietabel tegen een samengestelde intrest van 4% (een rente van 1 munteenheid te ontvangen gedurende):
| Duur (j) | Factor | Duur (j) | Factor | Duur (j) | Factor |
| :------- | :------ | :------- | :------ | :------- | :------- |
| 1 | 0,961538 | 11 | 8,760476 | 21 | 14,029159 |
| 2 | 1,886094 | 12 | 9,385073 | 22 | 14,451114 |
| 3 | 2,775090 | 13 | 9,985637 | 23 | 14,856840 |
| 4 | 3,629894 | 14 | 10,563122 | 24 | 15,246961 |
| 5 | 4,451821 | 15 | 11,118387 | 25 | 15,622078 |
| 6 | 5,242136 | 16 | 11,652295 | 26 | 15,982767 |
| 7 | 6,002054 | 17 | 12,165668 | 27 | 16,329584 |
| 8 | 6,732744 | 18 | 12,659296 | 28 | 16,663061 |
| 9 | 7,435331 | 19 | 13,133938 | 29 | 16,983712 |
| 10 | 8,110895 | 20 | 13,590325 | 30 | 17,292031 |
De aldus verkregen verkoopwaarde mag niet hoger zijn dan:
* De waarde berekend volgens paragraaf 1, indien het een vruchtgebruik ten voordele van een natuurlijke persoon betreft [35](#page=35).
* Het bedrag van twintig keer de opbrengst van het onroerend goed, indien het een vruchtgebruik ten voordele van een rechtspersoon betreft [35](#page=35).
Ook hier mag de verkoopwaarde van het vruchtgebruik niet meer bedragen dan vier vijfde van de verkoopwaarde van de volle eigendom [36](#page=36).
**4.1.2.3 Vervreemding van blote eigendom met voorbehoud van vruchtgebruik**
Bij de verkoop van de blote eigendom met voorbehoud van vruchtgebruik door de eigenaar, mag de belastbare grondslag niet lager zijn dan de verkoopwaarde van de volle eigendom. Bij een latere aankoop van het vruchtgebruik door de koper van de blote eigendom, is geen registratiebelasting verschuldigd [36](#page=36).
#### 4.1.3 Tarief
**4.1.3.1 Algemeen tarief in Vlaams Gewest**
Het verkooprecht bedraagt 12% (vanaf 1 januari 2022, voorheen 10%) [36](#page=36).
**4.1.3.2 Verlaagde tarieven in Vlaams Gewest (vanaf 1 januari 2025)**
| Artikel VCF | Verlaagd Tarief | Aard en voorwaarden (beknopt) |
| :---------------- | :-------------- | :------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ |
| Art. 2.9.4.2.3. VCF | 1,5% | Aankoop van een sociale woning verkocht door erkende maatschappij voor sociaal wonen. Gunst behouden als koper voldoet aan voorwaarden. |
| Art. 2.9.4.2.4. VCF | 6% | Aankoop door beroepspersoon (kopen en verkopen van onroerend goed). Vereist voldoende omzet (min. 3 wederverkopen/5 jaar) en wederverkoop binnen 8 jaar na aankoop. |
| Art. 2.9.4.2.7. VCF | 6% | Verkrijging door een maatschappij voor sociaal wonen. |
| Art. 2.9.4.2.8. VCF | 6% | Ruilovereenkomst van landbouwgronden met vastgestelde maximale waarde en opleg. |
| Art. 2.9.4.2.10 VCF | 6% | Beschermd monument mits verbintenis tot behoud- en herwaarderingsmaatregelen, soms met beheersplan. |
| Art. 2.9.4.2.11 VCF | 2% | Woning die zal dienen als hoofdverblijfplaats. Voorwaarde: geen eigenaar zijn van andere woning/bouwgrond en zich verbinden om binnen 3 jaar hoofdverblijf te vestigen. Tenzij bestaande woning/bouwgrond binnen 1 jaar verkocht wordt met causaal verband, of onteigend wordt. |
| Art. 2.9.4.2.12 VCF | 1% | Woning die zal dienen als hoofdverblijfplaats met als bijkomende voorwaarde energetische renovatie, aan te tonen met EPC binnen 6 jaar. |
| Art. 2.9.4.2.13 VCF | 7% | Woning die binnen 3 jaar verhuurd zal worden voor min. 9 jaar via een sociaal verhuurkantoor. |
| Art. 2.9.4.2.14 VCF | 1% | Beschermd monument waarin verkrijger zal gaan wonen. |
**4.1.3.3 Verlaagd tarief van 2% voor de enige woning (artikel 2.9.4.2.11 VCF)**
**4.1.3.3.1 Basisvermindering**
Het verkooprecht bedraagt 2% voor zuivere aankopen door natuurlijke personen die de gehele volle eigendom van een woning verkrijgen om er hun hoofdverblijfplaats te vestigen. Dit tarief geldt voor authentieke akten vanaf 1 januari 2025 [37](#page=37).
**Voorwaarden voor het verlaagd tarief van 2%:**
* **Aankoop door een natuurlijke persoon:** Rechtspersonen komen niet in aanmerking. Indien natuurlijke personen en rechtspersonen samen aankopen, komen enkel de natuurlijke personen in aanmerking voor het verlaagd tarief [37](#page=37).
* **Een zuivere aankoop:** Verdelingen en ruilingen komen niet in aanmerking [37](#page=37).
* **Aankoop van de gehele volle eigendom van een woning:** Aankoop van vruchtgebruik, blote eigendom of een deel van een onroerend goed is uitgesloten. Een woning wordt gedefinieerd als een huis of deel van een verdieping dat dient of zal dienen tot huisvesting van één gezin of persoon, inclusief aanhorigheden. Bouwgronden komen niet in aanmerking [37](#page=37).
* **Een aankoop van de enige woning:** De verkrijger mag op de datum van de authentieke aankoopakte niet voor de gehele volle eigendom van een andere woning of bouwgrond eigenaar zijn. Indien meerdere personen aankopen, mogen zij niet samen voor de gehele volle eigendom van een andere woning of bouwgrond eigenaar zijn. Deze voorwaarde wordt per persoon beoordeeld; het is mogelijk dat een medekoper die reeds eigenaar is, aan 12% wordt belast voor zijn aandeel, terwijl de andere medekoper aan 2% wordt belast [37](#page=37) [38](#page=38).
* **Causaal verband tolerantie:** Geen rekening gehouden met reeds bezeten woning/bouwgrond indien:
1. De verkrijger verbindt zich dit onroerend goed uiterlijk twee jaar na de authentieke akte volledig en ten bezwarende titel te vervreemden met aantoonbaar causaal verband [38](#page=38).
2. Het onroerend goed uiterlijk een jaar na de authentieke akte, gedwongen of niet, wordt onteigend [38](#page=38).
* **Vestiging van hoofdverblijfplaats:** De verkrijger moet zijn hoofdverblijfplaats vestigen in de woning binnen drie jaar na de datum van de authentieke akte. Dit houdt in dat de koper zich moet inschrijven in het bevolkings- of vreemdelingenregister op het adres van de aangekochte woning [38](#page=38).
* **Verklaring in de akte:** De partijen moeten de toepassing van artikel 2.9.4.2.11 VCF verklaren in de akte of een geschrift [38](#page=38).
* **Ligging in het Vlaamse Gewest:** De woning moet in het Vlaamse Gewest gelegen zijn [38](#page=38).
**4.1.3.3.2 Bijkomende rechtenvermindering voor ‘bescheiden woningen’ (artikel 2.9.5.0.5. VCF)**
Een rechtenvermindering van 1.867,00 euro (vanaf 1 januari 2025) wordt toegestaan op het totaal van de op de aankoop berekende rechten, indien het verlaagd tarief van 2% wordt toegepast. Voorwaarden zijn onder meer dat de totale belastbare grondslag niet hoger is dan 220.000 euro (of 240.000 euro voor kernsteden en gemeenten Vlaamse Rand rond Brussel) [38](#page=38).
> **Kernsteden:** Aalst, Antwerpen, Boom, Brugge, Dendermonde, Genk, Gent, Hasselt, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas, Turnhout, Vilvoorde [39](#page=39).
> **Gemeenten Vlaamse Rand rond Brussel:** Affligem, Asse, Beersel, Bertem, Bever, Dilbeek, Drogenbos, Galmaarden, Gooik, Grimbergen, Halle, Herne, Hoeilaart, Huldenberg, Kampenhout, Kapelle-op-den-Bos, Kortenberg, Kraainem, Lennik, Liedekerke, Linkebeek, Londerzeel, Machelen, Meise, Merchtem, Opwijk, Overijse, Pepingen, Roosdaal, Sint-Genesius-Rode, Sint-Pieters-Leeuw, Steenokkerzeel, Ternat, Tervuren, Vilvoorde, Wemmel, Wezembeek-Oppem, Zaventem, Zemst [39](#page=39).
Deze rechtenvermindering kan geen aanleiding geven tot teruggave. Als het verschuldigde verkooprecht lager is dan 1.867,00 euro, wordt de vermindering gelijkgesteld aan dit bedrag. Bij gedeeltelijke toepassing van het verlaagd tarief wordt de vermindering herleid tot het breukdeel dat overeenkomt met het aandeel van de betrokken verkrijgers [39](#page=39).
#### 4.1.4 Teruggave (art. 3.6.0.0.6. §2 VCF)
De registratiebelasting kan worden terugbetaald op voorwaarde van een verzoek binnen vijf jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin het recht tot teruggave is ontstaan, wanneer een onroerend goed dat eerder werd verkregen en waarvoor verkooprecht werd betaald, wordt wederverkocht. De ontheffing beperkt zich tot drie vijfde van het betaalde verkooprecht [39](#page=39).
**4.1.4.1 Voorwaarden van de teruggave**
1. **Voor de eerste koop:**
* Moet onderworpen zijn geweest aan het verkooprecht [39](#page=39).
* Moet een aankoop of gelijkgestelde verrichting zijn, vastgesteld bij authentieke akte [39](#page=39).
2. **Voor de wederverkoop:**
* Moet bij authentieke akte vastgesteld zijn binnen twee jaar na de datum van de authentieke akte van verkrijging. Bij een opschortende voorwaarde wordt de termijn berekend vanaf het vervullen van die voorwaarde [39](#page=39) [40](#page=40).
* Moet gaan om een wederverkoop of een daarmee gelijkgestelde verrichting (geen verdeling, schenking of ruiling) [40](#page=40).
* De wederverkoop mag gebeuren door de oorspronkelijke verkrijger of zijn rechtsverkrijgenden [40](#page=40).
* Teruggave is ook mogelijk bij wederverkoop van blote eigendom alleen [40](#page=40).
**4.1.4.2 Berekening van de teruggave**
De ontheffing bedraagt drie vijfde van het oorspronkelijk geheven verkooprecht [40](#page=40).
> **Voorbeeld:** Een onroerend goed wordt aangekocht voor 500.000 euro, waarbij 10% registratierechten (50.000 euro) is betaald. Indien het goed een jaar later wordt wederverkocht voor 600.000 euro, bedraagt de teruggave 3/5 van 50.000 euro, oftewel 30.000 euro [40](#page=40).
De teruggave is maximaal 3/5 van de belasting, berekend op de grondslag van de wederverkoop. Registratiebelasting die betrekking heeft op het deel van de prijs en lasten van de verkrijging dat hoger is dan de heffingsgrondslag van de akte van wederverkoop, wordt niet teruggegeven [40](#page=40).
> **Voorbeeld:** Bij een aankoop van 500.000 euro met 50.000 euro registratierechten, en een wederverkoop voor 400.000 euro, is de teruggave 3/5 van 40.000 euro (10% x 400.000 euro) [40](#page=40).
Bij gedeeltelijke wederverkoop moet het deel van de aanschaffingsprijs dat betrekking heeft op het wederverkochte gedeelte, gespecificeerd worden in het verzoek tot teruggave [40](#page=40).
### 4.2 Verdeelrecht
#### 4.2.1 Bepaling
Het verdeelrecht is een registratierecht op de gedeeltelijke of gehele verdelingen van in België gelegen onroerende goederen, de afstanden onder bezwarende titel van onverdeelde delen in soortgelijke goederen, en omzettingen van vruchtgebruik (bv. in eigendom, geldsom of rente) conform artikelen 745quater en 745quinquies van het Burgerlijk Wetboek, zelfs indien er geen onverdeeldheid is. Het wordt gevestigd bij de registratie of verplichting tot registratie van akten die deze verrichtingen vaststellen. Een omzetting wordt gelijkgesteld met een verdeling, ook zonder voorafgaande onverdeeldheid [41](#page=41).
**Niet onderworpen aan verdeelrecht, ondanks de aard van verdeling:**
* Verdeling of afstand aan een derde die vooraf reeds een onverdeeld deel had verkregen [41](#page=41).
* Afstand van onverdeelde delen tussen mede-eigenaars in uitvoering van een beding van terugval of aanwas [41](#page=41).
Deze verrichtingen zijn onderworpen aan het evenredig recht (verkooprecht) [41](#page=41).
**Voorwaarden van het verdelingsrecht:**
* Het voorafbestaan van een **onverdeeldheid** [41](#page=41).
* Een overeenkomst **onder bezwarende titel** [41](#page=41).
* Betrekking op **in België gelegen onroerende goederen** [41](#page=41).
* Een verrichting **tussen deelgenoten** [41](#page=41).
#### 4.2.2 Heffingsgrondslag
Het verdeelrecht wordt vastgesteld op basis van de overeengekomen waarde van de goederen, zoals blijkt uit de akte. De belastbare grondslag mag niet lager zijn dan de verkoopwaarde van de goederen [42](#page=42).
* Indien de onverdeeldheid onder alle mede-eigenaars eindigt, wordt het recht geheven op de waarde van de goederen [42](#page=42).
* Indien de onverdeeldheid niet onder alle mede-eigenaars eindigt, wordt het recht geheven op de waarde van de afgestane delen [42](#page=42).
#### 4.2.3 Tarief
Het algemeen evenredig verdelingsrecht bedraagt 2,5% (vanaf 1 augustus 2012, voorheen 1%) [42](#page=42).
Het recht wordt verlaagd tot 1% indien de verdeling of afstand:
1. Plaatsvindt tussen **ex-echtgenoten** na of door de echtscheiding [42](#page=42).
2. Plaatsvindt tussen **ex-wettelijke samenwonenden** binnen een termijn van drie jaar na de beëindiging van de wettelijke samenwoning, op voorwaarde dat de personen op de dag van beëindiging minstens een jaar ononderbroken wettelijk samenwoonden [42](#page=42).
Dit verlaagde tarief is ook van toepassing bij verdelingen of afstanden onder de wetgeving van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte onder vergelijkbare omstandigheden [42](#page=42).
> **Opmerking:** Feitelijk samenwonenden vallen onder het algemene tarief van 2,5% [42](#page=42).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Registratierecht | Belasting die geheven wordt naar aanleiding van de registratieformaliteit waaraan bepaalde akten of geschriften verplicht of vrijwillig onderworpen zijn. Het is een indirecte belasting die wordt geheven op een rechtshandeling die aanleiding geeft tot de registratieformaliteit. |
| Registratieformaliteit | Het proces van het afschrijven, ontleden of vermelden van een akte of geschrift door de ontvanger der registratie in een daartoe bestemd register. Dit is een federale aangelegenheid en wordt uitgevoerd door de administratie van de Patrimoniumdocumentatie. |
| Gewestelijke belasting | Een belasting die tot de bevoegdheid van de gewesten behoort, zoals de registratierechten op overdrachten, schenkingen, hypotheken en verdelingen van onroerende goederen in het Vlaamse Gewest. |
| Verkooprecht | Registratierecht dat wordt geheven op de overdracht ten bezwarende titel van onroerende goederen gelegen in België. Dit recht is sinds 2015 een gewestelijke belasting in het Vlaamse Gewest en wordt geïnd door VLABEL. |
| Schenkbelasting | Registratierecht dat wordt geheven op schenkingen onder levenden van roerende of onroerende goederen. Het is een gewestelijke belasting in het Vlaamse Gewest en de begiftigde is de belastingplichtige. |
| Verdeelrecht | Registratierecht dat wordt geheven op gedeeltelijke of gehele verdelingen van onroerende goederen, afstanden van onverdeelde delen onder bezwarende titel, en omzettingen van vruchtgebruik, ook indien er geen onverdeeldheid is. Dit is eveneens een gewestelijke belasting. |
| Algemeen vast recht | Een vast bedrag dat wordt geheven op akten of geschriften die niet onderworpen zijn aan een specifiek vast recht of een evenredig recht. Het betreft in de meeste gevallen een vergoeding voor de registratiediensten en bedraagt momenteel 50,00 euro. |
| Specifiek vast recht | Een vast bedrag dat uitdrukkelijk wordt opgelegd voor bepaalde rechtshandelingen of rechtsfeiten, zoals open brieven van adeldom of vergunningen om van naam te veranderen. Het bedrag is afhankelijk van de rechtshandeling, maar onafhankelijk van de waarde. |
| Evenredig recht | Een recht dat wordt geheven als een percentage van de waarde van de rechtshandeling. Voorbeelden zijn de schenkbelasting, het verkooprecht en het verdeelrecht, waarvoor specifieke tarieven gelden afhankelijk van de aard van de transactie en de verwantschap. |
| Belastbare basis | De waarde waarop de registratierechten worden berekend. Dit kan de overeengekomen prijs zijn, eventuele bedongen lasten, of de verkoopwaarde van het goed, afhankelijk van het specifieke recht en de aard van de transactie. |
| Vruchtgebruik | Het recht om gebruik te maken van een goed en de opbrengsten ervan te genieten, zonder eigenaar te zijn. Bij de overdracht van vruchtgebruik worden specifieke regels toegepast voor de berekening van de belastbare grondslag. |
| Blote eigendom | Het eigendomsrecht op een goed, waarbij de rechten om het goed te gebruiken en de opbrengsten te genieten (vruchtgebruik) bij een ander liggen. Bij de schenking of verkoop van blote eigendom gelden specifieke waarderingsregels. |
| Familiale onderneming | Een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwbedrijf of een vrij beroep dat door de schenker of zijn partner persoonlijk wordt geëxploiteerd. Schenkingen van activa uit een familiale onderneming kunnen vrijgesteld zijn van schenkbelasting. |
| Familiale vennootschap | Een vennootschap die een economische activiteit uitoefent en waaraan bepaalde voorwaarden met betrekking tot het maatschappelijk kapitaal en de stemrechten voldoen. Schenkingen van aandelen in een familiale vennootschap kunnen onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld zijn van schenkbelasting. |
| Progressievoorbehoud | Een bepaling die inhoudt dat bij de heffing van schenkbelasting op onroerende goederen, rekening wordt gehouden met eerdere schenkingen tussen dezelfde partijen binnen een bepaalde termijn (drie jaar) om het tarief te bepalen. |
| Abattement | Een vermindering van de belastbare grondslag die kan worden toegepast bij schenkingen aan personen met een handicap. De omvang van het abattement hangt af van de leeftijd van de begunstigde en het tarief dat van toepassing is. |
| Erfovereenkomst | Een overeenkomst die de erfgenamen kunnen sluiten om toekomstige geschillen te voorkomen, bijvoorbeeld met betrekking tot schenkingen die eerder zijn gedaan. Vermeldingen in erfovereenkomsten kunnen onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld zijn van schenkbelasting. |
| Woninghuurovereenkomst | Een contract voor de verhuring van een onroerend goed dat uitsluitend bestemd is tot huisvesting van een gezin of één persoon. De registratietermijn en het verschuldigde recht verschillen van andere huurovereenkomsten. |
| Causale verband | Een vereiste bij bepaalde verlaagde tarieven voor de aankoop van een woning, waarbij aangetoond moet worden dat er een direct verband is tussen de verkoop van een eerder bezeten onroerend goed en de nieuwe aankoop. |
| Kernsteden | Specifieke gemeenten in Vlaanderen die aangeduid worden voor bepaalde fiscale regelingen, waaronder een verhoogde belastbare grondslag voor de rechtenvermindering op ‘bescheiden woningen’. |
| Vlaamse Rand rond Brussel | Een groep gemeenten rond Brussel die eveneens aangeduid worden voor specifieke fiscale regelingen, vergelijkbaar met de kernsteden. |
| Teruggave | De teruggave van reeds betaalde registratierechten onder bepaalde voorwaarden, bijvoorbeeld bij de wederverkoop van een onroerend goed binnen een bepaalde termijn na de oorspronkelijke aankoop. |
| Openbare verkoping | Een verkoop van goederen die publiekelijk wordt gehouden, waarbij de hoogste bieder het goed verwerft. De registratierechten die van toepassing zijn, kunnen verschillen afhankelijk van het type goed (roerend of onroerend). |
| Onverdeeldheid | Een situatie waarin meerdere personen samen eigenaar zijn van een goed, zonder dat hun aandeel is afgebakend. Het verdeelrecht is van toepassing op de beëindiging van zo’n onverdeeldheid. |
| Omzetting van vruchtgebruik | Een juridische transactie waarbij het vruchtgebruik van een goed wordt omgezet in volle eigendom, een geldsom of een rente. Dit wordt gelijkgesteld met een verdeling en is onderworpen aan het verdeelrecht. |
Cover
Samenvatting Administratief recht - Céleste Vandeursen.docx
Summary
# Inleiding tot het administratief recht
Dit gedeelte introduceert het concept administratief recht, de rol van de overheid en de controlemechanismen op verschillende machten, met een focus op de definitie, kenmerken en uitvoerbare beslissingen die het beheerst.
## 1. Inleiding tot het administratief recht
### 1.1 Afbakening van het administratief recht
Administratief recht is het rechtsgebied dat het handelen van de overheid reguleert. Het wordt gekenmerkt door de specifieke positie van de overheid, die vaak een bevoorrechte positie inneemt om het algemeen belang te waarborgen. Dit leidt tot zwaardere verplichtingen voor de overheid, maar ook tot speciale rechtsregels die specifiek op haar van toepassing zijn. Het administratief recht beheerst voornamelijk uitvoerbare beslissingen.
#### 1.1.1 De rol van de overheid en controlemechanismen
De overheid opereert binnen een systeem van machtsverdeling, waarbij controlemechanismen de verschillende machten bewaken:
* **Constitutioneel Hof:** Controleert de wetgevende macht.
* **Hof van Cassatie:** Controleert de rechterlijke macht.
* **Administratiefrechtelijke rechtscolleges:** Controleren de uitvoerende macht.
De belangrijkste administratiefrechtelijke rechtscolleges zijn:
* De Raad van State (federaal, bevoegd voor het hele grondgebied).
* De Raad voor de Vreemdelingenbetwistingen (federaal).
* De Raad voor Vergunningsbetwistingen (enkel voor omgevingsvergunningen).
* De Raad voor Verkiezingsbetwistingen.
* De Raad voor de betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen.
* Het Handhavingscollege.
* De Dienst voor bestuursrechtscolleges (DBRC, enkel bevoegd in Vlaanderen).
De taak van deze rechtscolleges is het beschermen van de burger tegen het handelen van de overheid, zowel preventief (bv. via openbaarheid van bestuur) als curatief (via administratiefrechtelijke rechtscolleges).
#### 1.1.2 Handelen van de overheid: Administratieve beslissingen
Het handelen van de overheid uit zich in administratieve beslissingen, die variëren van specifieke materies zoals ruimtelijke ordening, goederen van de overheid, overheidsopdrachten, tuchtsancties en de aanstelling van ambtenaren, tot het beleid van de lokale overheid.
### 1.2 Kenmerken van administratieve beslissingen
Administratieve beslissingen worden gekenmerkt door:
* **Eenzijdigheid/gezagshalve:** Ze worden door de bestuursinstantie eenzijdig opgelegd.
* **Verricht door bestuurlijke overheid:** Ze komen van een overheidsinstantie.
* **Rechtshandeling:** Ze creëren rechtsgevolgen.
#### 1.2.1 Het voorrecht van bestuur
De overheid geniet bepaalde voorrechten bij het nemen van beslissingen:
* **Derdenbindend:** Ze binden ook derden.
* **Vermoeden van wettigheid:** Ze worden als wettig beschouwd, tenzij het tegendeel bewezen wordt (weerlegbaar).
* **Uitvoerbaar:** Ze kunnen bij voorbaat of gedwongen uitgevoerd worden.
> **Tip:** Een belangrijk onderscheid is dat sommige beslissingen niet onmiddellijk uitvoerbaar zijn, zoals een onteigeningsbeslissing (waarbij voorafgaandelijk een schadevergoeding moet worden betaald) of GAS-boetes (waarvoor een termijn van een maand geldt om in beroep te gaan, en gedurende die periode geen uitvoering kan plaatsvinden).
#### 1.2.2 Soorten uitvoerbare beslissingen
Er zijn drie hoofdcategorieën van uitvoerbare beslissingen:
1. **Reglementaire beslissingen:** Deze leggen algemene regels vast (bv. belastingsreglement). Ze vereisen een materiële motivering.
2. **Individuele beslissingen:** Deze richten zich tot specifieke personen (bv. een plaatsverbod). Ze vereisen zowel een materiële als een formele motivering.
3. **Rechtverlenende beslissingen:** Deze verlenen een recht en kunnen in principe niet zomaar ingetrokken worden (bv. een jachtvergunning).
4. **Niet-rechtverlenende beslissingen:** Dit zijn beslissingen die geen recht verlenen, zoals tuchtsancties.
> **Tip:** Beslissingen kunnen genomen worden met een discretionaire bevoegdheid (waarbij het bestuur een ruime beoordelingsvrijheid heeft, bv. een omgevingsvergunning) of met een gebonden bevoegdheid (waarbij de wet de beslissing bepaalt, bv. het verkrijgen van een rijbewijs na slagen voor de examens).
### 1.3 Administratieve sancties
Administratieve sancties zijn krachtens een wet opgelegd door het bestuur ter bestraffing van een inbreuk op een rechtsnorm. Ze betreffen vaak een geldboete en zijn geen preventieve veiligheidsmaatregel. De GAS-boete is een bijzonder voorbeeld van een administratieve sanctie. Hoger beroep hiertegen is geregeld in artikel 31 van de GAS-wet.
### 1.4 Eisen voor bestuurshandelen: Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur (ABBB)
Elke bestuurshandeling moet aan een aantal eisen voldoen:
* Verantwoord zijn in het algemeen belang.
* In overeenstemming zijn met de wet.
* Gesteld zijn binnen de grenzen van de toegewezen bevoegdheid.
* Gesteld zijn door het aangewezen bestuursorgaan.
Niet-naleving van deze regels kan leiden tot sancties. De **Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur (ABBB)** zijn ongeschreven rechtsregels, ontwikkeld uit de rechtspraak, die gedragsvoorschriften voor de overheid inhouden.
#### 1.4.1 Belangrijke ABBB
* **Hoorplicht:** Vereist dat wanneer het bestuur een ernstige maatregel wil nemen die iemands belangen zwaar aantast op basis van persoonlijk gedrag, de betrokkene de kans moet krijgen zijn standpunt uiteen te zetten over de feiten en de voorgenomen maatregel.
* De betrokkene moet weten welke feiten relevant zijn, welke maatregel het bestuur wenst te nemen, op basis van welke bevoegdheid dit gebeurt en welke regel concreet geschonden wordt.
* Dit geldt enkel voor individuele beslissingen, niet voor reglementaire beslissingen.
* Uitzonderingen op de hoorplicht zijn onder meer: weigering van een gevraagd voordeel, hoogdringendheid, vaststaande feiten en gebonden bevoegdheid, onbeschikbaarheid van de bestuurde, tweede beslissing na procedurefout, en tuchtzaken.
* **Recht van verdediging:** Gaat verder dan de hoorplicht en omvat modaliteiten zoals een uitnodiging, gehoord worden voor de beslissing, uiteenzetting van feiten en te nemen maatregel, en inzagerecht in het dossier.
* **Motiveringsplicht:**
* **Materiële motiveringsplicht:** Heeft betrekking op de inhoudelijke verantwoording van de beslissing en geldt voor alle bestuursbeslissingen. Er moet gemotiveerd worden of er motieven zijn, of deze feitelijk en juridisch juist zijn, en of er een redelijke verhouding bestaat tussen de motieven en de inhoud van de beslissing.
* **Formele motiveringsplicht:** Vereist dat de materiële motivering in de beslissing zelf wordt opgenomen. Dit is vastgelegd in de wet van 29 juli 1991.
* **Onpartijdigheidsbeginsel:**
* **Persoonlijke of subjectieve onpartijdigheid:** Het bestuur mag geen enkele partij bevoordelen of benadelen en moet zonder beïnvloeding of vooringenomenheid handelen.
* **Structurele of objectieve onpartijdigheid:** Het bestuur moet zelf garanties bieden voor onpartijdigheid op het vlak van zijn organisatie, samenstelling, procedure en besluitvorming. Het functioneren van het bestuur moet echter wel mogelijk blijven.
* **Fair play beginsel:** Het bestuur mag het verkrijgen van rechten door de burger niet moedwillig bemoeilijken en mag niet handelen met opzet, kwade trouw of moedwilligheid.
* **Gelijkheidsbeginsel:** Gelijke situaties moeten gelijk behandeld worden en ongelijke situaties ongelijk, tenzij er een objectieve en redelijke verantwoording voor is. Dit beginsel is van toepassing op alle bestuursbeslissingen, zowel bij gebonden als discretionaire bevoegdheid, en bij reglementaire beslissingen. Afwijkingen zijn uitzonderlijk mogelijk.
* **Rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel:**
* **Rechtszekerheidsbeginsel:** Zorgt voor zekerheid over de rechtspositie van de burger. Het recht moet kenbaar, duidelijk en voorzienbaar zijn. Dit betekent in principe een verbod op retroactiviteit (met uitzonderingen) en een beperkte mogelijkheid tot intrekking of opheffing van beslissingen.
* **Vertrouwensbeginsel:** De burger mag vertrouwen op toezeggingen, beloften of een vaste gedragslijn van het bestuur. Dit vertrouwen moet gewettigd en legitiem zijn, gebaseerd op het gedrag van het bestuur en de houding van de burger.
* **Redelijkheidsbeginsel:** Stelt grenzen aan de beleidsvrijheid van het bestuur, met als doel willekeur te voorkomen.
* **Marginale toetsing:** De rechter toetst of een beslissing "kennelijk onredelijk" is.
* Concrete toepassingen omvatten het evenredigheidsbeginsel, het zuinigheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel.
* **Zorgvuldigheidsbeginsel:** Beschouwd als de "moeder van alle ABBB", is dit principe geïnspireerd op de algemene zorgvuldigheidsplicht uit het Burgerlijk Wetboek. Het heeft zowel procedurele als inhoudelijke aspecten. Het bestuur moet handelen als een normaal voorzichtige en redelijke overheid, zorgvuldig feitelijke en juridische elementen vergaren, en alle betrokken belangen afwegen om nodeloze schade aan particuliere belangen te voorkomen.
### 1.5 Bestuursorganen op lokaal niveau
Het Bestuursdecreet regelt de werking van lokale besturen, waaronder gemeenten en OCMW's.
* **Gemeenteraad:** Het hoogste bestuursorgaan, met een volheid van bevoegdheid voor zaken van gemeentelijk belang die niet aan andere organen zijn toevertrouwd. De samenstelling varieert van 7 tot 55 leden, afhankelijk van de bevolking. De gemeenteraad stelt het meerjarenplan en de jaarrekening vast, en heeft exclusieve bevoegdheden zoals het vaststellen van reglementen en het toekennen van nominatieve subsidies.
* **College van burgemeester en schepenen (CBS):** Verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding en uitvoering van beslissingen.
* **Vast Bureau (VB):** Bestaat in gemeenten met meer dan 100.000 inwoners en deelt bepaalde taken met het CBS.
* **Burgemeester:** De stemmenkampioen van de grootste fractie binnen de meerderheid is automatisch burgemeester. De burgemeester vertegenwoordigt de gemeente in rechte.
#### 1.5.1 Integratie van Gemeente en OCMW
Sinds 2017 zijn gemeenten en OCMW's politiek, ambtelijk en beleidsmatig geïntegreerd, hoewel beide entiteiten als rechtspersoon blijven bestaan.
### 1.6 Rechtsbescherming
Rechtsbescherming tegen bestuurshandelen kan preventief of curatief zijn.
#### 1.6.1 Preventieve rechtsbescherming
Dit omvat onder meer de **openbaarheid van bestuur**. Burgers hebben het recht om bestuursdocumenten op te vragen en, onder bepaalde voorwaarden, te hergebruiken.
* Het Bestuursdecreet (Vlaamse Overheid) en de Wet openbaarheid van bestuur (federaal) regelen dit.
* Er zijn uitzonderingen op de openbaarheid, met name voor documenten van persoonlijke aard waarvoor de burger een belang moet aantonen, of wanneer de openbaarmaking de bescherming van persoonsgegevens of bedrijfsgeheimen zou schenden.
* De behandeltermijn voor een aanvraag tot openbaarheid bedraagt 20 dagen onder het Bestuursdecreet en 30 dagen onder de Wet openbaarheid van bestuur.
#### 1.6.2 Curatieve rechtsbescherming
Dit omvat beroepsprocedures na een beslissing. Er wordt onderscheid gemaakt tussen:
* **Administratief beroep:** Beroep instellen bij een hogere administratieve instantie.
* **Jurisdictioneel beroep:** Beroep instellen bij een rechterlijke instantie (bv. de Raad van State, de rechtbank van eerste aanleg).
> **Voorbeeld:** Een burger die ontslagen wordt als ambtenaar (tuchtsanctie) kan eerst administratief beroep instellen bij een beroepscommissie. Als hij het niet eens is met de uitspraak van die commissie, kan hij jurisdictioneel beroep instellen bij de Raad van State.
> **Tip:** Het is cruciaal om het verschil te kennen tussen procedurele (vormelijk) en inhoudelijke (materiële) gebreken van een beslissing. Procedurele fouten betreffen de vormvereisten van de besluitvorming, terwijl inhoudelijke fouten betrekking hebben op de kern van de beslissing zelf. De materiële motiveringsplicht heeft een ruimer toepassingsgebied dan de formele motiveringsplicht.
---
# Algemene beginselen van behoorlijk bestuur (ABBB)
Hieronder volgt een gedetailleerde studiegids over de Algemene beginselen van behoorlijk bestuur (ABBB).
## 2. Algemene beginselen van behoorlijk bestuur (ABBB)
De Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur (ABBB) vormen de fundamentele gedragsregels die de overheid dient te respecteren bij haar handelen, ontwikkeld uit de rechtspraak.
### 2.1 Introductie tot de ABBB
De overheid wordt geacht te handelen in overeenstemming met de wet, binnen de grenzen van haar bevoegdheid en steeds verantwoord in het algemeen belang. Elke bestuurshandeling moet gesteld zijn door het aangewezen bestuursorgaan. Bij niet-naleving van deze regels kunnen sancties worden opgelegd. De ABBB zijn ongeschreven rechtsregels die de burger beschermen tegen willekeurig of onjuist bestuurshandelen.
### 2.2 Hoorplicht
De hoorplicht houdt in dat het bestuur een persoon de mogelijkheid moet bieden om zijn standpunt kenbaar te maken alvorens een ernstige maatregel te nemen die zijn belangen zwaar aantast, wanneer deze maatregel gebaseerd is op persoonlijk gedrag.
#### 2.2.1 Vereisten voor de hoorplicht
* Het bestuur wil een ernstige maatregel nemen.
* De belangen van de betrokkene worden zwaar aangetast.
* De maatregel is gebaseerd op persoonlijk gedrag.
* De persoon moet vooraf zijn standpunt nuttig kunnen uiteenzetten.
* De betrokkene moet op de hoogte zijn van de relevante feiten, de voorgenomen maatregel, de bevoegdheid waaruit deze voortvloeit, en de concrete schending van een regel of verplichting.
#### 2.2.2 Situaties zonder hoorplicht
De hoorplicht geldt niet in de volgende gevallen:
* Weigering van een gevraagd voordeel.
* Hoogdringendheid.
* Vaststaande feiten en gebonden bevoegdheid.
* Onbeschikbaarheid van de bestuurde.
* Tweede beslissing na een procedurefout.
* Tuchtzaken (hier geldt specifiek het recht van verdediging).
### 2.3 Recht van verdediging
Het recht van verdediging, voornamelijk relevant in tuchtzaken, gaat verder dan de hoorplicht en omvat specifiekere modaliteiten.
#### 2.3.1 Modaliteiten van het recht van verdediging
* Uitnodiging tot een gehoor vooraleer een beslissing wordt genomen.
* Uiteenzetting van de feiten en de te nemen maatregel.
* Inzagerecht in het dossier.
### 2.4 Motiveringsplicht
De motiveringsplicht vereist dat bestuurshandelingen van een redelijke onderbouwing voorzien. Men maakt een onderscheid tussen de materiële en formele motiveringsplicht.
* **Materiële motiveringsplicht**: Heeft een ruimer toepassingsgebied en eist dat de beslissing inhoudelijk verantwoord wordt. Dit geldt voor alle bestuursbeslissingen en onderzoekt of er motieven zijn, of deze feitelijk en juridisch juist zijn, en of er een redelijke verhouding bestaat tussen de motieven en de beslissing.
* **Formele motiveringsplicht**: Eis dat de materiële motivering ook daadwerkelijk in de beslissing zelf wordt opgenomen. Dit is vastgelegd in de Wet van 29 juli 1991 ("Formele motiveringswet") en geldt specifiek voor de beschikkende delen van beslissingen.
### 2.5 Onpartijdigheidsbeginsel
Het onpartijdigheidsbeginsel garandeert dat bestuurshandelingen vrij van vooringenomenheid en discriminatie tot stand komen.
#### 2.5.1 Soorten onpartijdigheid
* **Persoonlijke of subjectieve onpartijdigheid**: Het bestuur mag geen enkele partij bevoordelen of benadelen, zonder beïnvloeding of vooringenomenheid.
* **Structurele of objectieve onpartijdigheid**: Het bestuur dient zelf garanties te bieden voor onpartijdigheid in zijn organisatie, samenstelling, procedureverloop en besluitvorming.
#### 2.5.2 Grenzen aan het onpartijdigheidsbeginsel
Het beginsel mag het functioneren van het bestuur niet onmogelijk maken.
### 2.6 Fair play beginsel
Het fair play beginsel houdt in dat het bestuur de verkrijging van rechten door een burger niet moedwillig mag bemoeilijken. Dit vereist een opzet, kwade trouw of moedwilligheid in hoofde van het bestuur.
### 2.7 Gelijkheidsbeginsel
Het gelijkheidsbeginsel stelt dat gelijke situaties gelijk behandeld moeten worden en ongelijke situaties ongelijk, tenzij er een objectieve en redelijke verantwoording is voor een afwijkende behandeling.
#### 2.7.1 Toepassing van het gelijkheidsbeginsel
* **Beschikkingen met gebonden bevoegdheid**: Het bestuur moet de wet toepassen zonder keuzemogelijkheid.
* **Beschikkingen met discretionaire bevoegdheid**: Het beginsel moet concreet worden toegepast gezien de beoordelingsvrijheid.
* **Reglementaire beslissingen**: De toepassing van het gelijkheidsbeginsel is hier ook van belang, hoewel afwijkingen uitzonderlijk mogelijk zijn.
### 2.8 Rechtszekerheidsbeginsel en vertrouwensbeginsel
Deze beginselen garanderen de burger zekerheid over zijn rechtspositie en de stabiliteit van bestuurshandelen.
#### 2.8.1 Rechtszekerheidsbeginsel
Het recht moet kenbaar, duidelijk en voorzienbaar zijn voor de burger. Dit principe verbiedt in principe retroactiviteit, al zijn hierop uitzonderingen mogelijk. Ook de mogelijkheid tot intrekking of opheffing van bestuursbeslissingen is beperkt.
#### 2.8.2 Vertrouwensbeginsel
Dit beginsel, dat nauwer is dan het rechtszekerheidsbeginsel, houdt in dat de burger moet kunnen vertrouwen op toezeggingen, beloften of een vaste gedragslijn van het bestuur. Het gewekte vertrouwen moet legitiem zijn, gebaseerd op het gedrag van de overheid en de houding van de burger. Schending hiervan wordt zelden door de rechter aanvaard omwille van het gevaar voor opportuniteitscontrole.
### 2.9 Redelijkheidsbeginsel
Het redelijkheidsbeginsel stelt grenzen aan de beleidsvrijheid van het bestuur en verbiedt willekeur.
#### 2.9.1 Concrete toepassingen van het redelijkheidsbeginsel
* **Evenredigheidsbeginsel**: De gekozen maatregel moet in verhouding staan tot het nagestreefde doel.
* **Zuinigheidsbeginsel**: Het bestuur dient de middelen op een efficiënte en doelmatige manier in te zetten.
### 2.10 Zorgvuldigheidsbeginsel
Dit beginsel wordt beschouwd als de "moeder van alle ABBB" en is geïnspireerd op de algemene zorgvuldigheidsplicht uit het Burgerlijk Wetboek.
#### 2.10.1 Toepassing van het zorgvuldigheidsbeginsel
* **Procedureel**: Het bestuur dient zorgvuldige vergaring van feitelijke en juridische elementen te verzekeren om met kennis van zaken te beslissen.
* **Inhoudelijk**: Het bestuur moet handelen als een normaal voorzichtige en redelijke overheid in dezelfde feitelijke omstandigheden en alle betrokken belangen zorgvuldig beoordelen en afwegen, zodat particuliere belangen niet nodeloos worden geschaad.
### 2.11 ABBB in het besluitvormingsproces
De ABBB spelen een cruciale rol in het gehele besluitvormingsproces van de overheid. Dit omvat zowel de procedurele aspecten (bv. het zorgvuldig verzamelen van informatie) als de inhoudelijke aspecten (bv. het afwegen van belangen en het motiveren van de beslissing).
> **Tip:** Zorg dat je het verschil kent tussen procedurele en inhoudelijke aspecten van de ABBB, aangezien dit een belangrijk onderscheid is in de beoordeling van bestuurshandelen.
### 2.12 Gebonden versus discretionaire bevoegdheid
Het is essentieel om het onderscheid te begrijpen tussen gebonden en discretionaire bevoegdheden, omdat dit de toepassing van diverse ABBB beïnvloedt.
* **Gebonden bevoegdheid**: De wet bepaalt strikt de inhoud of het voorwerp van de beslissing die het bestuur moet nemen zodra aan de voorwaarden is voldaan. Het bestuur heeft hier geen vrijheid.
* **Discretionaire bevoegdheid**: Het bestuur heeft een zekere beoordelings- of beleidsvrijheid over hoe het zijn bevoegdheid uitoefent.
> **Tip:** Begrijpen of een bevoegdheid gebonden of discretionair is, is cruciaal voor de beoordeling van de rechtmatigheid van een bestuurshandeling, met name bij de toetsing aan beginselen zoals het gelijkheidsbeginsel en het redelijkheidsbeginsel.
### 2.13 Procedurele versus inhoudelijke aspecten
ABBB kunnen zowel betrekking hebben op de procedure van besluitvorming als op de inhoud van de beslissing zelf.
* **Procedureel of vormelijk**: Betreft de procedure van besluitvorming en roept vormvereisten in het leven. Niet-naleving ervan leidt tot een vormgebrek (procedurefout), wat niet noodzakelijk het eindresultaat van de beslissing beïnvloedt.
* **Inhoudelijk of materieel**: Betreft de inhoud van de beslissing en beïnvloedt meestal het eindresultaat ervan.
### 2.14 De ABBB in de praktijk: Overzicht van rechtspraak
De toepassing van de ABBB wordt voortdurend verfijnd door de rechtspraak van de administratiefrechtelijke rechtscolleges, zoals de Raad van State.
> **Voorbeeld:** Een casus waarin de Raad van State een beslissing vernietigt wegens schending van het zorgvuldigheidsbeginsel toont aan hoe de ABBB een reële impact hebben op de beslissingen van de overheid en de rechtsbescherming van de burger.
Deze principes vormen de basis voor een correct en rechtvaardig bestuur, en hun correcte toepassing is van essentieel belang voor de rechtszekerheid van de burger.
---
# Lokale besturen en hun organisatie
Dit gedeelte behandelt de structuur, organisatie en werking van lokale besturen in België, met een specifieke focus op gemeenten en OCMW's. Het duikt in de samenstelling van de gemeenteraad, de bevoegdheden van diverse bestuursorganen en de relevante regelgeving die van toepassing is op deze lokale besturen.
## 3. Lokale besturen en hun organisatie
### 3.1 De gemeente en het OCMW: een geïntegreerd lokaal bestuur
Sinds 2017 zijn gemeenten en OCMW's politiek, ambtelijk en beleidsmatig geïntegreerd, hoewel beide entiteiten afzonderlijk blijven bestaan als rechtspersonen. Het Decreet Lokaal Bestuur (DLB) van 22 december 2017 vormt de primaire rechtsgrond voor de werking van deze lokale besturen, aangevuld met de Nieuwe Gemeentewet en de wet betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen van 29 juli 1991.
### 3.2 Bestuursorganen van een gemeente
Een gemeente wordt bestuurd door een reeks bestuursorganen, elk met specifieke bevoegdheden:
* **Gemeenteraad:**
* **Samenstelling:** Bestaat uit minimaal 7 en maximaal 55 gemeenteraadsleden, afhankelijk van het inwoneraantal van de gemeente. Leden worden om de zes jaar verkozen op de tweede zondag van oktober, tegelijk met de provincieraadsverkiezingen. Kandidaten moeten minstens 18 jaar oud zijn, in de gemeente wonen op het moment van indiening van de kiezerslijsten en er ook gedurende de legislatuur blijven wonen. De Belgische nationaliteit of die van een EU-lidstaat is vereist. De opkomstplicht is afgeschaft. De burgemeester wordt rechtstreeks verkozen als stemmenkampioen van de grootste fractie binnen de meerderheid.
* **Bevoegdheden:** Heeft een volheid van bevoegdheid voor alle zaken van gemeentelijk belang die niet aan een ander orgaan zijn toevertrouwd. Dit omvat het vaststellen van reglementen, het toekennen van nominatieve subsidies, het vaststellen van subsidiereglementen, daden van beschikking over onroerende goederen, het aanvaarden van schenkingen en legaten, en het sluiten van overeenkomsten. De gemeenteraad is ook bevoegd voor het vaststellen van het meerjarenplan en de jaarrekening.
* **Delegatie van bevoegdheden:** De gemeenteraad kan haar bevoegdheden delegeren aan andere organen, mits dit uitdrukkelijk voorzien is en binnen de beperkingen van artikel 41 DLB.
* **College van Burgemeester en Schepenen (CBS):**
* Dit orgaan bestaat uit de burgemeester en de schepenen. Het CBS heeft specifiek toegewezen bevoegdheden van gemeentelijk belang en bevoegdheden op basis van andere regelgeving.
* **Vast Bureau (VB):**
* Voert, samen met het CBS, de dagelijkse leiding van de gemeente.
* **Burgemeester:**
* De burgemeester vertegenwoordigt de gemeente in rechte, kan de gemeente in rechte vertegenwoordigen en is bevoegd voor het aanvaarden van schenkingen en legaten. De rechtsgrond voor de bevoegdheden van de burgemeester is terug te vinden in het DLB en de Nieuwe Gemeentewet.
* **Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst (BCSD):**
* Dit orgaan is verantwoordelijk voor de sociale dienstverlening binnen de gemeente, voorheen de taak van het OCMW.
### 3.3 Algemene beginselen van behoorlijk bestuur (ABBB)
De Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur zijn ongeschreven rechtsregels die de gedragingen van de overheid sturen en uit de rechtspraak voortvloeien. Belangrijke beginselen zijn:
* **Hoorplicht:** De burger moet de kans krijgen om zijn standpunt kenbaar te maken voordat een ernstige maatregel wordt genomen die zijn belangen zwaar aantast. Dit geldt enkel voor individuele beslissingen, niet voor reglementaire beslissingen. Er zijn uitzonderingen op de hoorplicht, zoals bij hoogdringendheid of vaststaande feiten.
* **Recht van verdediging:** Gaat verder dan de hoorplicht, met name in tuchtzaken. Het omvat het recht om te worden uitgenodigd, gehoord te worden voordat een beslissing wordt genomen, de feiten te kennen, de voorgestelde maatregel te kennen en inzage te krijgen in het dossier.
* **Motiveringsplicht:** Alle bestuursbeslissingen moeten materieel gemotiveerd worden. Dit betekent dat de beslissing feitelijk en juridisch juist moet zijn en dat er een redelijke verhouding moet zijn tussen de motieven en de inhoud van de beslissing. Formele motivering vereist dat de motivering expliciet in de beslissing zelf wordt opgenomen. De materiële motiveringsplicht heeft een ruimer toepassingsgebied dan de formele motiveringsplicht.
* **Onpartijdigheidsbeginsel:** Dit omvat zowel persoonlijke (geen begunstiging of benadeling van individuen) als structurele (garanties voor onpartijdigheid in de organisatie en procedures) onpartijdigheid.
* **Gelijkheidsbeginsel:** Gelijke situaties moeten gelijk behandeld worden, tenzij er een objectieve en redelijke verantwoording is voor ongelijke behandeling. Dit beginsel geldt voor alle bestuursbeslissingen, inclusief die met gebonden of discretionaire bevoegdheid.
* **Rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel:** Burgers moeten zekerheid hebben over hun rechtspositie. Wetten moeten kenbaar, duidelijk en voorzienbaar zijn. Er is in principe een verbod op retroactiviteit, met mogelijke uitzonderingen. Het vertrouwensbeginsel beschermt de burger tegen onverwachte wijzigingen in beleidslijnen of toezeggingen van de overheid.
* **Redelijkheidsbeginsel:** Stelt grenzen aan de beleidsvrijheid van het bestuur om willekeur te vermijden. Het vereist dat beslissingen redelijk zijn en evenredig met het nagestreefde doel. Dit omvat ook het zuinigheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel.
* **Zorgvuldigheidsbeginsel:** Wordt beschouwd als de "moeder van alle ABBB". De overheid moet handelen als een normaal zorgvuldige en redelijke overheid, zowel procedureel als inhoudelijk. Dit houdt in dat feitelijke en juridische elementen zorgvuldig moeten worden vergaderd en dat alle betrokken belangen afgewogen moeten worden.
### 3.4 Administratieve sancties en GAS
Administratieve sancties worden opgelegd krachtens een wet, ter bestraffing van een inbreuk op een rechtsnorm. Vaak gaat het om een geldboete en nooit om een vrijheidsstraf. Het Gemeentelijk Administratief Sanctiesysteem (GAS) is een voorbeeld van zo'n sanctie, waarbij burgers binnen een bepaalde termijn beroep kunnen instellen.
### 3.5 Rechtsbescherming tegen bestuurshandelen
Rechtsbescherming kan zowel preventief als curatief worden verleend:
* **Preventieve rechtsbescherming:** Richt zich op het voorkomen van schadelijke beslissingen, bijvoorbeeld via openbaarheid van bestuur en de ABBB.
* **Curatieve rechtsbescherming:** Treedt op nadat een beslissing is genomen. Dit kan via:
* **Administratief beroep:** Een beroep ingesteld bij een hogere bestuursinstantie.
* **Jurisdictioneel beroep:** Een beroep ingesteld bij een administratiefrechtelijk rechtscollege, zoals de Raad van State, of een gewone rechtbank.
#### 3.5.1 Soorten beroepen en rechtscolleges
* **Bestuursdocumenten:** Burgers hebben recht op inzage en kopie van bestuursdocumenten, onder bepaalde voorwaarden en met uitzonderingen (bv. bescherming van persoonlijke levenssfeer). Het Bestuursdecreet (Vlaamse Overheid) en de Wet openbaarheid van bestuur (federale overheid) regelen dit. De behandeltermijn voor een aanvraag tot openbaarheid bedraagt 20 dagen onder het Bestuursdecreet en 30 dagen onder de federale wet.
* **Administratieve rechtscolleges:**
* **Raad van State (RvS):** Federaal, bevoegd voor heel het grondgebied.
* **Raad voor Vergunningsbetwistingen:** Enkel bevoegd voor omgevingsvergunningen.
* **Andere gespecialiseerde raden:** Zoals de Raad voor de Vreemdelingenbetwistingen, de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, etc.
* **Procedurele vs. Inhoudelijke gebreken:**
* **Procedureel of vormelijk:** Betreft de procedure van besluitvorming en vormvereisten. Niet-naleving leidt tot een procedurefout.
* **Inhoudelijk of materieel:** Betreft de inhoud van de beslissing en beïnvloedt meestal het eindresultaat.
* **Gebonden vs. Discretionaire bevoegdheid:**
* **Gebonden bevoegdheid:** De wet bepaalt de inhoud van de beslissing die het bestuur moet nemen.
* **Discretionaire bevoegdheid:** Het bestuur heeft een zekere beoordelingsvrijheid over de wijze van uitoefening van de bevoegdheid.
> **Tip:** Begrijp het verschil tussen gebonden en discretionaire bevoegdheid goed, aangezien dit cruciaal is voor het beoordelen van de wettigheid van een bestuurshandeling.
#### 3.5.2 Categorieën van beslissingen en beroepen
De analyse van casestudies toont aan hoe verschillende soorten beslissingen (tuchtsancties, vergunningen, etc.) aanleiding geven tot specifieke administratieve of jurisdictionele beroepen bij de bevoegde rechtscolleges. Het type beroep hangt af van de aard van de bestreden beslissing en de regelgeving die van toepassing is. Beroepen bij de Raad van State zijn vaak gericht op cassatie, dit wil zeggen de toetsing van de uitspraak van een administratiefrechtelijk rechtscollege op wettigheid.
---
# Rechtsbescherming binnen het administratief recht
Hier is een gedetailleerde studiehandleiding over rechtsbescherming binnen het administratief recht, gebaseerd op de verstrekte tekst.
## 4. Rechtsbescherming binnen het administratief recht
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de middelen die de burger ter beschikking staan om zich te beschermen tegen het handelen van de overheid, zowel preventief als curatief.
### 4.1 Algemene principes van rechtsbescherming
Rechtsbescherming binnen het administratief recht heeft tot doel de burger te beschermen tegen het optreden van de overheid. Dit kan op twee manieren gebeuren:
* **Preventieve rechtsbescherming:** Deze vorm richt zich op het voorkomen van problemen en wordt in de eerste plaats gewaarborgd door de openbaarheid van bestuur.
* **Curatieve rechtsbescherming:** Deze vorm treedt op nadat een beslissing is genomen en biedt de mogelijkheid om deze aan te vechten, voornamelijk via administratieve en gerechtelijke beroepsmogelijkheden.
### 4.2 Openbaarheid van bestuur
De openbaarheid van bestuur is een fundamenteel beginsel dat burgers het recht geeft om inzage te krijgen in bestuursdocumenten. Dit beginsel is vastgelegd in de wet openbaarheid van bestuur en het Bestuursdecreet.
* **Wat zijn bestuursdocumenten?** Dit zijn alle documenten die in het bezit zijn van een bestuur en die betrekking hebben op de uitoefening van zijn taken. Dit omvat ook voorbereidende documenten die gebruikt worden bij de besluitvorming.
* **Wie kan openbaarheid vragen?** Iedere burger, ongeacht zijn woonplaats of nationaliteit, kan openbaarheid vragen van bestuursdocumenten.
* **Hergebruik van documenten:** Het verkrijgen van een kopie van een bestuursdocument impliceert niet automatisch het recht om dit document te hergebruiken voor andere doeleinden. Dit kan afhankelijk zijn van specifieke regelgeving.
* **Kosten:** Er kunnen kosten aangerekend worden voor het verkrijgen van kopieën van bestuursdocumenten, maar dit is niet altijd het geval.
* **Vorm van aanvraag:** Aanvragen tot openbaarheid moeten schriftelijk of via een vastgestelde procedure worden ingediend. Telefonische aanvragen zijn in principe niet mogelijk.
* **Uitzonderingen:** Er zijn uitzonderingen op het recht op openbaarheid, zoals documenten die de persoonlijke levenssfeer van personen raken, commerciële of industriële informatie, of documenten waarvan de openbaarmaking de goede werking van het bestuur zou schaden. Bij aanvragen van persoonlijke gegevens is er wel steeds een belang aan te tonen.
#### 4.2.1 Behandeltermijnen
De termijn waarbinnen een bestuur moet reageren op een aanvraag tot openbaarheid verschilt naargelang de toepasselijke regelgeving (Vlaams of federaal).
* **Bestuursdecreet (Vlaamse regelgeving):** Een termijn van 20 dagen vanaf de registratie van de aanvraag.
* **Wet openbaarheid van bestuur (Federale regelgeving):** Een termijn van 30 dagen vanaf de binnenkomst van de aanvraag.
Een stilzwijgende goedkeuring is niet automatisch van toepassing bij het uitblijven van een antwoord.
### 4.3 Beroepsmogelijkheden
De curatieve rechtsbescherming bestaat uit administratieve en jurisdictionele beroepen.
#### 4.3.1 Administratieve beroepen
Bij een administratief beroep wordt een beslissing aangevochten bij een hiërarchisch hoger administratief orgaan of een specifieke beroepsinstantie.
* **Kenmerken:**
* De beslissing wordt aangevochten bij een ander bestuursorgaan.
* De uitspraak van het beroep is zelf ook een administratieve beslissing.
* Het doel is om de oorspronkelijke beslissing te laten heroverwegen door de administratie zelf.
* **Voorbeelden:**
* Een tuchtzak waarbij een burger beroep instelt bij een beroepscommissie voor tuchtzaken tegen een disciplinaire beslissing. De redenen voor de vernietiging kunnen schending van beginselen zijn, zoals het zorgvuldigheidsbeginsel of onwettige delegatie van bevoegdheid.
#### 4.3.2 Jurisdictionele beroepen
Bij een jurisdictioneel beroep wordt een beslissing aangevochten bij een onafhankelijke rechterlijke instantie.
* **Kenmerken:**
* De beslissing wordt aangevochten bij een rechtbank of een administratief rechtscollege dat deel uitmaakt van de rechterlijke macht.
* De uitspraak van het beroep is geen administratieve beslissing meer, maar een rechterlijke uitspraak.
* De rechter toetst de wettigheid van de bestreden beslissing.
* **Voorbeelden:**
* Een beroep bij de Raad van State tegen een beslissing van een administratief rechtscollege, bijvoorbeeld bij materiële motivering die niet in orde is.
* Een beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen tegen een omgevingsvergunning, bijvoorbeeld wegens schending van het zorgvuldigheidsbeginsel. De uitspraak van dit college kan op zijn beurt aangevochten worden bij de Raad van State (cassatieberoep).
* Een beroep bij een gewone rechtbank (bv. Rechtbank van Eerste Aanleg) tegen een beslissing die niet door een specifiek administratief rechtscollege wordt behandeld, bijvoorbeeld een beslissing over de Belgische nationaliteit.
### 4.4 Procedurele versus inhoudelijke gebreken
Bij de beoordeling van beroepen wordt onderscheid gemaakt tussen procedurele en inhoudelijke gebreken:
* **Procedureel of vormelijk:** Betreft de procedure van besluitvorming en het naleven van vormvereisten. Niet-naleving leidt tot een procedurefout.
* **Inhoudelijk of materieel:** Betreft de inhoud van de beslissing zelf en heeft meestal invloed op het eindresultaat.
### 4.5 Gebonden versus discretionaire bevoegdheid
Het type bevoegdheid dat het bestuur uitoefent, is van belang voor de beoordeling van beslissingen.
* **Gebonden bevoegdheid:** De wet bepaalt de inhoud van de beslissing die het bestuur moet nemen zodra aan de voorwaarden is voldaan. Het bestuur heeft hierin geen vrijheid.
* **Discretionaire bevoegdheid:** Het bestuur heeft een zekere beoordelings- of beleidsvrijheid bij de uitoefening van zijn bevoegdheid.
### 4.6 Motiveringsplichten
De motivering van bestuurshandelingen is cruciaal voor rechtsbescherming.
* **Materiële motiveringsplicht:** Heeft betrekking op de inhoudelijke verantwoording van de beslissing. Alle bestuursbeslissingen moeten gemotiveerd zijn, waarbij de motieven feitelijk en juridisch juist moeten zijn en in een redelijke verhouding moeten staan tot de beslissing. Dit heeft een ruimer toepassingsgebied dan de formele motiveringsplicht.
* **Formele motiveringsplicht:** Vereist dat de materiële motivering daadwerkelijk in de beslissing zelf wordt opgenomen. Dit is vastgelegd in de wet van 29 juli 1991.
### 4.7 Algemene beginselen van behoorlijk bestuur (ABBB)
De ABBB zijn ongeschreven rechtsregels die gedragsvoorschriften vormen voor de overheid.
* **Hoorplicht:** Besturen moeten betrokkenen de mogelijkheid geven om hun standpunt uiteen te zetten voordat een ernstige maatregel wordt genomen die hun belangen zwaar aantast. Er zijn echter situaties waarin geen hoorplicht geldt (bv. hoogdringendheid, vaststaande feiten).
* **Recht van verdediging:** Gaat verder dan de hoorplicht en omvat onder andere het recht om gehoord te worden, inzage te krijgen in het dossier, en de feiten en de voorgenomen maatregel te kennen.
* **Onpartijdigheidsbeginsel:** Zorgt ervoor dat het bestuur zonder vooringenomenheid en op objectieve wijze beslist.
* **Gelijkheidsbeginsel:** Gelijke situaties moeten gelijk behandeld worden, tenzij er een objectieve en redelijke verantwoording is voor een ongelijke behandeling. Dit geldt voor alle bestuursbeslissingen.
* **Rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel:** Garandeert dat het recht kenbaar, duidelijk en voorzienbaar is, en dat burgers kunnen vertrouwen op toezeggingen of vaste gedragslijnen van het bestuur.
* **Redelijkheidsbeginsel:** Beperkt de beleidsvrijheid van het bestuur en stelt dat beslissingen niet willekeurig mogen zijn. Dit omvat ook het evenredigheidsbeginsel, zuinigheidsbeginsel en zorgvuldigheidsbeginsel.
* **Zorgvuldigheidsbeginsel:** Wordt beschouwd als de "moeder van alle ABBB". Het houdt in dat het bestuur moet handelen als een normaal voorzichtige en redelijke overheid, zowel procedureel (zorgvuldige vergaring van informatie) als inhoudelijk (zorgvuldige afweging van belangen).
#### 4.7.1 ABBB in het besluitvormingsproces
Deze beginselen spelen een cruciale rol tijdens het gehele besluitvormingsproces van het bestuur.
### 4.8 Administratieve sancties
Dit zijn maatregelen opgelegd door het bestuur ter bestraffing van een inbreuk op een rechtsnorm.
* **Kenmerken:** Krachtens een wet, opgelegd door het bestuur, ter bestraffing. Vaak een geldboete, nooit een vrijheidsstraf. Ze zijn geen preventieve veiligheidsmaatregel.
* **GAS-boetes:** Een bijzonder type administratieve sanctie waarbij een beroepsmogelijkheid bestaat (bv. art. 31 GAS-wet). De uitvoering van de GAS-boete is gedurende een bepaalde periode na het instellen van beroep niet mogelijk.
---
**Tip:** Begrijp het onderscheid tussen preventieve en curatieve rechtsbescherming. Preventieve bescherming is vaak via openbaarheid, curatieve via beroepen.
**Tip:** Wees kritisch bij het analyseren van casussen: welke beslissing wordt betwist, welk beroep wordt ingesteld, is de uitspraak administratief of jurisdictioneel, en wat is de reden voor de uitspraak? Dit zijn standaardexamenvragen.
**Tip:** De materiële motiveringsplicht heeft een ruimer toepassingsgebied dan de formele motiveringsplicht. Dit is een belangrijk onderscheid!
**Tip:** De ABBB zijn essentieel. Ken de verschillende beginselen en hun toepassingsgebied, met name het zorgvuldigheidsbeginsel als "moeder van alle ABBB".
---
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Administratief recht | Het rechtsgebied dat de relatie regelt tussen burgers en de overheid (het bestuur) en de interne organisatie van het bestuur zelf. Het beheerst de uitvoerende macht en haar beslissingen. |
| Bestuurlijke beslissing | Een eenzijdige, gezaghebbende rechtshandeling verricht door een bestuursinstantie, die rechtsgevolgen sorteert voor derden. Deze beslissingen zijn onderworpen aan specifieke regels en kunnen door rechtscolleges worden getoetst. |
| Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur (ABBB) | Een verzameling van ongeschreven rechtsregels, ontwikkeld uit de rechtspraak, die als gedragsvoorschriften dienen voor de overheid om een behoorlijk bestuur te waarborgen. Voorbeelden zijn de hoorplicht, motiveringsplicht en het gelijkheidsbeginsel. |
| Hoorplicht | Een beginsel van behoorlijk bestuur dat inhoudt dat een betrokkene het recht heeft om te worden gehoord alvorens een ernstige maatregel wordt genomen die zijn belangen raakt, vooral indien deze gebaseerd is op persoonlijk gedrag. |
| Motiveringsplicht | De verplichting voor een bestuursinstantie om de redenen die aan de basis liggen van een beslissing duidelijk en deugdelijk uiteen te zetten, zowel formeel als materieel. Dit zorgt voor transparantie en controleerbaarheid. |
| Onpartijdigheidsbeginsel | Een beginsel dat vereist dat een bestuursorgaan zowel persoonlijk (geen bevoordeling of benadeling) als structureel (organisatie en samenstelling) onpartijdig handelt. |
| Rechtszekerheidsbeginsel | Een beginsel dat burger zekerheid geeft over hun rechtspositie door te eisen dat rechtsregels kenbaar, duidelijk en voorzienbaar zijn. Het omvat ook beperkingen op retroactiviteit en de mogelijkheid tot intrekking van beslissingen. |
| Vertrouwensbeginsel | Een beginsel dat inhoudt dat burgers mogen vertrouwen op toezeggingen of een vaste gedragslijn van de overheid. Dit vertrouwen moet gewettigd zijn en voortvloeien uit het gedrag van de overheid. |
| Zorgvuldigheidsbeginsel | Het fundamentele beginsel van behoorlijk bestuur dat de overheid verplicht om te handelen als een normaal voorzichtige en redelijke overheid, door zorgvuldig feitelijke en juridische elementen te vergaren en alle betrokken belangen af te wegen. |
| Gemeenteraad | Het hoogste bestuursorgaan van een gemeente, dat de algemene leiding en het beleid van de gemeente bepaalt. De leden worden rechtstreeks verkozen door de burgers van de gemeente. |
| College van burgemeester en schepenen (CBS) | Het uitvoerend orgaan van een gemeente, belast met de dagelijkse leiding en de uitvoering van de beslissingen van de gemeenteraad. Het bestaat uit de burgemeester en de schepenen. |
| Preventieve rechtsbescherming | Rechtsbescherming die plaatsvindt voordat een beslissing definitief is, gericht op het voorkomen van nadelige gevolgen door bijvoorbeeld het recht op inzage van documenten of de mogelijkheid tot het indienen van bezwaren. |
| Curatieve rechtsbescherming | Rechtsbescherming die plaatsvindt nadat een beslissing is genomen, gericht op het ongedaan maken of wijzigen van die beslissing via administratieve of jurisdictionele beroepen. |
| Administratief beroep | Een rechtsmiddel waarbij een beslissing van een bestuursorgaan wordt voorgelegd aan een hogere of andere bestuursinstantie ter herziening. |
| Jurisdictioneel beroep | Een rechtsmiddel waarbij een beslissing van een bestuursorgaan wordt voorgelegd aan een onafhankelijke rechterlijke instantie voor een definitieve uitspraak. |
| Bestuursdocument | Elk document dat, ongeacht de vorm, bestemd is voor of wordt opgesteld door een bestuursorgaan en dat verband houdt met zijn taakuitvoering. Burgers hebben recht op inzage, kopie en hergebruik van deze documenten onder bepaalde voorwaarden. |
| Gebonden bevoegdheid | Een bevoegdheid waarbij de wet de inhoud of het voorwerp van de beslissing nauwkeurig bepaalt zodra aan de voorwaarden is voldaan, zonder enige beoordelingsvrijheid voor het bestuur. |
| Discretionaire bevoegdheid | Een bevoegdheid waarbij het bestuur een zekere beleids- of beoordelingsvrijheid heeft om te beslissen hoe de bevoegdheid wordt uitgeoefend binnen de wettelijke kaders. |
| Materiële motiveringsplicht | De plicht om de inhoudelijke redenen van een beslissing te verantwoorden, inclusief de feitelijke en juridische juistheid en de redelijke verhouding met de beslissing zelf. |
| Formele motiveringsplicht | De plicht om de materiële motivering op te nemen in de beslissing zelf, conform de Wet betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen. |
Cover
Samenvatting, bestuursrecht (1).docx
Summary
# Het bestuursrecht: definitie en indeling
Dit document geeft een overzicht van de definitie, indeling en beginselen van het bestuursrecht, alsook de bestuursrechtelijke handhaving en rechtsbescherming.
## 1. Het bestuursrecht: definitie en indeling
Het bestuursrecht definieert zich als het geheel van rechtsregels met betrekking tot de organisatie, bevoegdheden, werking en het optreden van het bestuur, evenals de rechtsbescherming van de burgers tegen dat overheidsoptreden. Het regelt het algemeen belang en onderscheidt zich van het privaatrecht, dat privégegevens regelt.
### 1.1 Definitie van bestuursrecht
Vanuit een **organiek oogpunt** focust de definitie op de uitvoerende macht: de organisatie en werking daarvan, met uitsluiting van de wetgevende en rechterlijke macht. Vanuit een **functioneel oogpunt** kijkt men naar de functie van 'uitvoering geven' aan wetgeving en beleid. Echter, de definitie van 'uitvoerende macht' is te beperkt. Het bestuursrecht omvat meer dan enkel uitvoeren; het bevat ook regelgevende bevoegdheden (reglementen, bv. lokale politie- en belastingreglementen), geschillenbeslechting door besturen (bv. GAS-boetes) en zelfs bestuurlijke handelingen van de wetgevende en rechterlijke macht (bv. tuchtdisciplinemaatregelen). Een **reglement** is een regel die even bindend is als een wet, maar niet door de wetgevende macht tot stand komt.
### 1.2 Algemeen en bijzonder bestuursrecht
* **Algemeen bestuursrecht**: Behandelt de algemene regels en principes die van toepassing zijn in het gehele bestuursrecht. Dit omvat de organisatie van het bestuur, de bestuurlijke besluitvormingsprocedures, en de beginselen van behoorlijk bestuur. Dit is de focus van deze cursus.
* **Bijzonder bestuursrecht**: Omvat specifieke, sectorale regelingen die vaak technisch en gedetailleerd zijn, met eigen begrippen en werkingen. Voorbeelden hiervan zijn kieswetgeving, overheidsopdrachten, migratierecht, omgevingsrecht en onderwijsrecht.
### 1.3 Het bestuur
'Het bestuur' is geen eenduidig begrip, maar omvat diverse besturen op verschillende niveaus.
#### 1.3.1 Het politieke bestuur
* **Federaal niveau**: Bestaat uit de Koning en de regering. Zij handelen op basis van grondwettelijke of wettelijke bevoegdheden (art. 37, 96 Gw.). Ze hebben algemene bevoegdheden voor de uitvoering en handhaving van wetten (art. 108 Gw.) en bijzondere bevoegdheden op het gebied van ambtenarij, staatsfinanciën, buitenlandse betrekkingen en de krijgsmacht (art. 107, 167, 174 Gw.). Koninklijke Besluiten (KB's) zijn het instrument hiervoor. Deze kunnen **organiek** (oprichting van instellingen), **reglementair** (met algemene draagwijdte, wet in materiële zin) of **individueel** (toepassing van regels in individueel geval, geen wet in materiële zin) zijn. Reglementaire KB's vereisen advies van de Raad van State en algemene bekendmaking.
* **Deelstatelijk niveau**: Regeringsbesluiten (bv. Besluit Vlaamse Regering) hebben hier een vergelijkbare functie voor de uitvoering van decreten. Voor reglementaire besluiten is advies van de Raad van State en algemene bekendmaking vereist.
* **Lokaal niveau**: De uitvoerende organen zijn de gemeenten en provincies, met hun respectievelijke uitvoerende organen (burgemeester/college van burgemeester en schepenen, gouverneur/deputatie). Zij voeren de besluiten van de gemeenteraad of provincieraad uit (art. 56, 57 DLB).
#### 1.3.2 Het niet-politieke bestuur
Dit betreft entiteiten die niet politiek verantwoordelijk zijn maar wel bevoegdheden hebben overgedragen gekregen.
* **Deconcentratie**: Overheidsbevoegdheden worden binnen een hiërarchisch verband overgedragen aan ambtenaren of diensten binnen de overheid zelf. Er is sprake van hiërarchisch toezicht.
* **Decentralisatie**: Bevoegdheden worden overgedragen aan autonome entiteiten met eigen rechtspersoonlijkheid, die niet hiërarchisch ondergeschikt zijn, maar wel onder bestuurlijk toezicht staan (bv. NMBS, De Lijn).
Het niet-politieke bestuur stelt in beginsel geen reglementaire besluiten op, maar wel individuele besluiten.
### 1.4 De bestuurlijke rechtshandeling
Dit is een eenzijdige rechtshandeling, gesteld door een bestuur, met het oogmerk de rechtstoestand van een bestuurde te wijzigen.
* **Vereisten**:
1. Een rechtshandeling (doelbewust gesteld om rechtsgevolgen te creëren).
2. Eenzijdig optreden (zonder instemming van de bestuurde).
3. Gesteld door een bestuur of 'administratieve overheid'. Criteria hiervoor zijn: oprichting door wet/bestuur (organiek), vervulling van een taak van algemeen belang (doelmatigheid), en het vermogen om eenzijdig bindende rechtshandelingen te stellen (gezag).
* **Kenmerken ("Privileges")**:
* **Privilège du préalable**: De bestuurlijke rechtshandeling heeft bindende kracht en wordt vermoed wettig te zijn, ook voor de rechter.
* **Privilège de l'exécution d'office**: Mogelijkheid tot gedwongen uitvoering.
* **Indeling**:
* **Gebonden bevoegdheid**: Het bestuur moet een specifieke beslissing nemen; rechterlijke controle is vol.
* **Discretionaire bevoegdheid**: Het bestuur heeft beoordelingsvrijheid; rechterlijke controle is marginaal (gericht op redelijkheid en evenredigheid).
* **Werking in de tijd**: Bestuurshandelingen werken in beginsel voor de toekomst. Retroactieve werking is uitzonderlijk.
* **Opheffing**: Bestuurshandeling uit rechtsverkeer verwijderen met uitwerking voor de toekomst (ex nunc).
* **Intrekking**: Bestuurshandeling uit rechtsverkeer verwijderen met uitwerking met inbegrip van het verleden (ex tunc).
### 1.5 Algemene beginselen van bestuursrecht
Deze beginselen bieden rechtsbescherming tegen het bestuur.
* **Wettigheidsbeginsel**: Bestuur moet handelen op basis van een wettelijke grondslag en de hiërarchie der normen respecteren.
* **Beginselen van behoorlijk bestuur**:
* **Zorgvuldigheidsbeginsel**: Grondige voorbereiding en feitelijke onderbouwing van beslissingen.
* **Hoorplicht**: De bestuurde moet zijn standpunt kenbaar kunnen maken, met recht op inzage en bijstand (geldt niet in strafzaken, tenzij een sanctie wordt opgelegd).
* **Onpartijdigheidsbeginsel**: Bestuur mag niet 'rechter en partij' zijn, ook geen schijn van partijdigheid.
* **Motiveringsbeginsel (materieel)**: Beslissingen moeten gebaseerd zijn op voldoende feitelijke en juridische gronden.
* **Redelijkheids- en evenredigheidsbeginsel**: Belangrijk bij discretionaire bevoegdheden; beoordelingsvrijheid mag geen willekeur zijn.
* **Rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel**: Burgers moeten kunnen vertrouwen op standvastigheid van het bestuur en hun rechtmatige verwachtingen worden gehonoreerd.
* **Gelijkheidsbeginsel**: Burgers in vergelijkbare situomen moeten gelijk worden behandeld.
* **Formele motivering van bestuurshandelingen (WMB)**: Bestuurshandelingen met individuele strekking moeten gemotiveerd zijn in de akte zelf, met afdoende juridische en feitelijke gronden.
* **Openbaarheid van bestuursdocumenten**: Burgers hebben recht op inzage, toelichting en kopie van bestuursdocumenten, met beperkte uitzonderingen. Dit geldt zowel voor actieve (bestuur publiceert zelf) als passieve openbaarheid (burger vraagt op).
## 2. Bestuurlijke handhaving
Bestuurlijke handhaving is essentieel voor de effectieve naleving van rechtsregels en besluiten.
### 2.1 Begrip, doel en vormen van handhaving
* **Begrip**: Handhaving is het proces van toezicht op naleving en sanctionering om rechtsregels effectief te maken. Het kan **sensu stricto** (toezicht en sanctie) of **sensu lato** (de hele keten van regelgeving, toezicht en optreden) worden begrepen.
* **Doel**: Het doen naleven van geldende regels, met onderscheid tussen bestraffende (sanctionering) en probleemverhelpende (oplossing van een probleem) handhaving.
* **Vormen**: Klassiek is strafrechtelijke handhaving, maar er is een groeiende trend naar **bestuurlijke handhaving**. Dit kan dienen als substituut voor strafrechtelijke handhaving (bv. GAS-wet) of als alternatief bij een gebrek aan strafrechtelijke handhaving (ook GAS-wet, gemengde inbreuken).
### 2.2 Naar een meer 'gewapend' bestuur
Er is een tendens om het bestuur meer instrumenten te geven voor de afdwinging van regelgeving, naast of in plaats van de strafrechter.
### 2.3 Instrumenten van de bestuurlijke handhaving
* **Bestuurlijke sanctie**: Een sanctie die door een bestuur wordt opgelegd wegens het niet naleven van publiekrechtelijke voorschriften. Dit omvat o.a. geldboetes, sluiting van inrichtingen, intrekking van erkenningen, en tuchtsancties.
* **Bestuurlijke maatregel**: Een maatregel ter vrijwaring van de openbare orde of dienstverlening, bijvoorbeeld een bestuurlijk plaatsverbod. Dit is vaak probleemverhelpende handhaving.
* **'Zachte' handhaving**: Raadgevingen en aanmaningen.
### 2.4 Actoren in de bestuurlijke handhaving
Dit omvat diverse actoren, afhankelijk van de regelgeving, zoals inspecties, college van burgemeester en schepenen, en burgemeesters.
### 2.5 Algemene beginselen van de bestuurlijke handhaving
Principes als selectiviteit, slagvaardigheid, onafhankelijkheid, transparantie en samenwerking zijn van belang. De beginselen van behoorlijk bestuur en de waarborgen van art. 6 EVRM (met name bij bestraffende handhaving) spelen een rol.
## 3. Curatieve rechtsbescherming
Dit omvat de bescherming van de burger nadat regels niet zijn nageleefd, via rechterlijke controle.
### 3.1 De rechterlijke macht
Omvat zowel de organieke (hoven en rechtbanken) als de functionele (zij die rechtspreken) betekenis. De rechtsmacht is verdeeld tussen:
* **Subjectief contentieux**: Geschillen over burgerlijke en politieke rechten, bevoegdheid van de gewone rechter. Dit gaat vaak samen met gebonden bevoegdheden van het bestuur.
* **Objectief contentieux**: Geschillen over de wettigheid van normen of bestuursoptreden, niet direct over subjectieve rechten. Dit betreft vaak discretionaire bevoegdheden.
### 3.2 Controle op het bestuur
* **Klachtenbehandeling**: Via ombudsdiensten die bemiddelen zonder beslissingsbevoegdheid.
* **Bestuurlijk beroep (administratief beroep)**: Beroep ingesteld bij een bestuursorgaan om een beslissing te laten intrekken, vernietigen of wijzigen. Dit kan **willig**, **hiërarchisch** of via een **toezichthoudend bestuur** gebeuren. Gevolg is de **uitputtingsvereiste** (eerst bestuurlijk beroep, dan rechterlijk beroep).
* **Jurisdictioneel beroep**:
* **Gewone rechter**: Kan bestuurlijke rechtshandelingen buiten toepassing verklaren via de 'exceptie van onwettigheid' (art. 159 Gw.), vooral ten aanzien van reglementaire besluiten.
* **Bestuursrechter**: De Raad van State (Afdeling Bestuursrechtspraak) is de algemene bestuursrechter en oordeelt over de wettigheid van besluiten van administratieve overheden. Andere specifieke bestuursrechters bestaan ook (bv. Raad voor Vergunningsbetwistingen). De RvS kan beslissingen **vernietigen** (alsof ze nooit bestaan hebben) of **schorsen** (tijdelijk niet uitvoeren).
### 3.3 Controle op de wetgever
Het **Grondwettelijk Hof** (voorheen Arbitragehof) kan wetten vernietigen of schorsen indien ze ongrondwettelijk zijn. Rechters kunnen prejudiciële vragen stellen over de grondwettigheid van wetten.
### 3.4 Controle op de rechter
* **Interne controle**: Via rechtsmiddelen tegen rechterlijke uitspraken (bv. hoger beroep).
* **Externe controle**: De **Hoge Raad voor de Justitie** controleert de werking van de rechterlijke macht en is betrokken bij de organisatie en vorming van magistraten.
---
# Het bestuur en de bestuurlijke rechtshandeling
Hier is een samenvatting over het bestuur en de bestuurlijke rechtshandeling, bedoeld als examenstof.
## 2. Het bestuur en de bestuurlijke rechtshandeling
Dit onderdeel behandelt de organisatie en werking van het bestuur, de verschillende bestuursniveaus, en de aard en procedure van bestuurlijke rechtshandelingen.
### 2.1 Het bestuur
Het bestuur omvat niet één entiteit, maar verschillende besturen op diverse niveaus. We onderscheiden politiek en niet-politiek bestuur.
#### 2.1.1 Het politieke bestuur
Het politieke bestuur bestaat uit de hoogste leiding van de uitvoerende macht.
##### 2.1.1.1 Op federaal niveau
Dit niveau wordt gevormd door de Koning en de regering. Hun bevoegdheden worden uitdrukkelijk toegewezen in de Grondwet of wetten.
* **Algemene bevoegdheden:**
* **Uitvoering van wetten:** De Koning maakt verordeningen en neemt besluiten die nodig zijn voor de uitvoering van wetten, zonder deze te mogen schorsen of de uitvoering ervan vrij te stellen. Dit gebeurt via verordenend (reglementair) optreden of individueel (beschikkend) optreden.
* **Handhaving van wetten:** Hoewel primair een taak van de rechterlijke macht, neemt ook het bestuur steeds vaker handhavende taken op zich.
* **Bijzondere bevoegdheden:**
* **Overheidspersoneel:** De Koning benoemt en bepaalt het statuut van statutaire personeelsleden bij het algemeen bestuur.
* **Staatsfinanciën:** De federale uitvoerende macht is bevoegd voor het opstellen van de begroting, onder controle van de wetgever.
* **Buitenlandse betrekkingen:** De Koning leidt de buitenlandse betrekkingen en sluit verdragen, mits instemming van de wetgever.
* **Krijgsmacht:** De Koning voert het bevel over de krijgsmacht en bepaalt de staat van oorlog, met controlemechanismen door de wetgever.
* **Politie:** Dit omvat zowel gerechtelijke als bestuurlijke politie, met controlemechanismen zoals Comité P. De organisatie en het statuut van de politiediensten worden door de wet geregeld.
* **Procedure:** Handelingen van de federale uitvoerende macht gebeuren via **Koninklijke Besluiten (KB)**. In principe volstaat medeondertekening door één minister, maar bij politiek gevoelige dossiers kan overleg in de Ministerraad vereist zijn.
* **Organieke besluiten:** Betreffen de oprichting en organisatie van instellingen.
* **Reglementaire (verordenende) besluiten:** Hebben een algemene draagwijdte en zijn wetten in materiële zin. Ze vereisen advies van de Raad van State (Afdeling Wetgeving) en algemene bekendmaking (Belgisch Staatsblad), tenzij hoogdringendheid geldt.
* **Individuele (beschikkende) besluiten:** Passen regels toe op een individueel geval en zijn geen wetten in materiële zin. Ze zijn hiërarchisch ondergeschikt aan hogere normen en reglementaire besluiten. Ze vereisen geen algemene procedure of bekendmaking, tenzij wettelijk voorzien.
##### 2.1.1.2 Op deelstatelijk niveau
Dit niveau omvat de deelstaatregeringen. Hun bevoegdheden zijn beperkt tot wat hen door de Grondwet, wetten en decreten is toegewezen.
* **Algemene bevoegdheden:** Uitvoering van decreten en soms handhaving ervan.
* **Bijzondere bevoegdheden:** Betreffen eigen ambtenarij, begroting en het sluiten van verdragen.
* **Procedure:** Handelingen gebeuren via **regeringsbesluiten** (bv. Besluit Vlaamse Regering). Voor reglementaire besluiten is advies van de Raad van State (Afdeling Wetgeving) en algemene bekendmaking vereist.
##### 2.1.1.3 Op lokaal niveau
Dit niveau wordt gevormd door gemeenten en provincies, met hun respectievelijke uitvoerende organen (burgemeester/college van burgemeester en schepenen; gouverneur/deputatie).
* **Bevoegdheden:** Uitvoering van besluiten van de gemeenteraad of provincieraad (wetgeving in materiële zin) en soms handhaving ervan. Ook specifieke bevoegdheden zoals omgevingsvergunningen.
* **Procedure:** Handelingen gebeuren via **besluiten** van de gemeente of provincie. Voor reglementaire besluiten is algemene bekendmaking vereist (bv. via lokale website).
#### 2.1.2 Het niet-politieke bestuur
Dit bestuur is niet politiek verantwoordelijk en omvat entiteiten waaraan bevoegdheden zijn overgedragen (gezagspreiding).
* **Deconcentratie:** Bevoegdheden worden overgedragen binnen een hiërarchisch verband. De regering of minister wijst een ambtenaar of dienst aan voor een bestuurstaak, die hiërarchisch ondergeschikt is. Instructies en indeplaatsstelling zijn mogelijk.
* **Decentralisatie:** Er wordt een autonome entiteit opgericht voor een bestuurstaak. Deze entiteit is niet hiërarchisch ondergeschikt, heeft eigen rechtspersoonlijkheid en valt onder bestuurlijk toezicht (bv. NMBS, De Lijn, Kind & Gezin).
* **Bevoegdheden niet-politiek bestuur:** In beginsel geen reglementaire besluiten, wel individuele besluiten. De aansturing gebeurt vaak via ministeriële omzendbrieven, die interpretatief, indicatief of (soms problematisch) verordenend kunnen zijn.
### 2.2 De bestuurlijke rechtshandeling
Dit betreft eenzijdige handelingen gesteld door een bestuur met de bedoeling de rechtstoestand van de bestuurde te wijzigen.
#### 2.2.1 Begrip en voorwaarden
Een bestuurlijke rechtshandeling is een eenzijdige rechtshandeling, gesteld door een bestuur, met als finaliteit de rechtstoestand van de bestuurde te wijzigen of te beletten dat die wordt gewijzigd. Er zijn drie voorwaarden:
1. **Een rechtshandeling:** Een handeling die doelbewust wordt gesteld om rechtsgevolgen te creëren. Louter uitvoerende handelingen (bv. ontruiming woning) of inlichtingen verschaffen zijn geen rechtshandelingen.
2. **Eenzijdig optreden:** De wijziging van de rechtstoestand gebeurt zonder instemming van de bestuurde. Contracten zijn geen bestuurlijke rechtshandelingen omdat ze niet eenzijdig zijn.
3. **Bestuur / ‘administratieve overheid’:** Een entiteit die:
* **Organiek** is opgericht door wet of bestuur.
* Een taak van **algemeen belang** vervult.
* Beschikt over het **gezag** om eenzijdig bindende rechtshandelingen te stellen.
Parlementen, hoven en rechtbanken zijn geen besturen, tenzij zij in een specifiek geval bestuurlijke handelingen stellen (bv. tuchtrechtspraak).
#### 2.2.2 Kenmerken ('Privileges')
Bestuurlijke rechtshandelingen hebben bijzondere 'privileges':
* **'Privilège du préalable':**
* **Verbindende kracht:** De rechtshandeling geldt zonder toestemming van de bestuurde of rechter.
* **Dwingende kracht (vermoeden van wettigheid):** Er is een wettigheidsvermoeden dat enkel door een specifieke actie kan worden weerlegd.
* **'Privilège de l'exécution d'office':** De mogelijkheid tot gedwongen uitvoering.
#### 2.2.3 Indeling
Bestuurlijke rechtshandelingen kunnen voortvloeien uit:
* **Gebonden bevoegdheid:** Het bestuur kan geen eigen keuze maken en moet de wet volgen. Normale rechterlijke controle is mogelijk.
* **Discretionaire bevoegdheid:** Het bestuur heeft een keuzevrijheid, maar deze is begrensd door beginselen van behoorlijk bestuur. Beperkte (marginale) rechterlijke toetsing is van toepassing.
#### 2.2.4 Werking in de tijd
In beginsel werken bestuurlijke rechtshandelingen voor de toekomst en hebben ze geen retroactieve werking. Ze kunnen onbepaald of bepaald/tijdelijk zijn.
#### 2.2.5 Opheffing en Intrekking
* **Opheffing:** Beëindigt de uitwerking van de rechtshandeling voor de toekomst (*ex nunc*).
* Reglementaire besluiten kunnen steeds worden opgeheven door het veranderlijkheidsbeginsel.
* Individuele besluiten zonder verleende rechten kunnen steeds worden opgeheven. Als wel rechten zijn verleend, is opheffing mogelijk indien de handeling wettig is (niet mogelijk), onwettig is (onder voorwaarden zoals bedrog of manifest onwettigheid), of binnen de beroepstermijn bij de Raad van State.
* **Intrekking:** Beëindigt de uitwerking van de rechtshandeling met inbegrip van het verleden (*ex tunc*).
* Individuele besluiten zonder verleende rechten kunnen steeds worden ingetrokken.
* Als wel rechten zijn verleend, is intrekking mogelijk indien de handeling wettig is (niet mogelijk), of onwettig is (onder voorwaarden zoals bedrog of klaarblijkelijk onrechtmatigheid).
### 2.3 Algemene principes en beginselen van bestuursrecht
Deze principes waarborgen de rechtsbescherming van de burger tegen het bestuur.
#### 2.3.1 Wettigheidsbeginsel
Dit principe omvat twee componenten:
* **Formeel:** Het bestuur mag enkel handelen indien de wetgever dit expliciet heeft toegestaan (wettelijke grondslag).
* **Materieel:** Het bestuur moet de hiërarchie der normen (bv. wetten) en eigen reglementen respecteren.
#### 2.3.2 Beginselen van behoorlijk bestuur
Deze beginselen zijn met name van belang bij discretionaire bevoegdheden en vormen een waarborg tegen overheidswillekeur.
* **Zorgvuldigheidsbeginsel:** Het bestuur moet beslissingen zorgvuldig voorbereiden, nemen, kenbaar maken en uitvoeren, gebaseerd op grondige feitenvinding en deskundig advies.
* **Hoorplicht ('audi et alteram partem'):** Geldt in bestuurszaken bij het opleggen van een 'sanctie' (geen strafzaken) en vereist dat de bestuurde inlicht wordt over de voorgenomen beslissing en de grondslag ervan, met recht op inzage en bijstand. Uitzonderingen mogelijk bij hoogdringendheid.
* **Onpartijdigheidsbeginsel:** Het bestuur mag niet 'rechter en partij' zijn en mag niet bevooroordeeld zijn.
* **Motiveringsbeginsel (materiële motiveringsplicht):** Elke bestuurlijke beslissing moet gebaseerd zijn op voldoende feitelijke en juridische motieven.
* **Redelijkheids- en evenredigheidsbeginsel:** De beoordelingsvrijheid van het bestuur mag geen willekeur worden. Dit is cruciaal bij discretionaire bevoegdheden.
* **Rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel:** Burgers moeten kunnen vertrouwen op de standvastigheid van het bestuur. Dit omvat het verbod op retroactiviteit en de plicht om wettige verwachtingen te honoreren.
* **Gelijkheidsbeginsel:** Burgers in vergelijkbare omstandigheden moeten gelijk worden behandeld, tenzij er een objectieve en redelijke verantwoording is voor ongelijke behandeling.
#### 2.3.3 Formele motivering van bestuurshandelingen
De Wet Motivering Bestuurshandelingen (WMB) legt de plicht op om bestuurlijke rechtshandelingen met individuele draagwijdte van een motivering te voorzien. De motivering moet in de akte zelf staan, afdoende zijn (niet vaag, irrelevant of tegenstrijdig) en evenredig met het belang van de beslissing. Er zijn uitzonderingen voorzien.
#### 2.3.4 Openbaarheid van bestuursdocumenten
Dit principe, gewaarborgd door de Grondwet en specifieke wetten (WOB, Bestuursdecreet), kent twee vormen:
* **Actieve openbaarheid:** Het bestuur moet zelf informatie openbaar maken (informatiebeleid, contactgegevens, vermelding beroepsmogelijkheden).
* **Passieve openbaarheid:** Burgers hebben recht op inzage, toelichting en kopie van bestuursdocumenten, ongeacht de vorm of herkomst, zonder belang te moeten aantonen (tenzij documenten van persoonlijke aard). Er zijn limitatief opgesomde uitzonderingen.
### 2.4 Bestuurlijke handhaving
Dit betreft het proces dat ervoor zorgt dat rechtsregels en besluiten daadwerkelijk worden nageleefd.
#### 2.4.1 Begrip, doel en vormen
* **Begrip:** Handhaving omvat het hele proces van toezicht, naleving en sanctionering.
* **Doel:** Het doen naleven van geldende regels, met een onderscheid tussen bestraffende (sanctionering) en probleem verhelpende (probleem oplossende) handhaving.
* **Vormen:**
* **Strafrechtelijke handhaving:** Klassieke vorm door de rechterlijke macht.
* **Bestuurlijke handhaving:** Een groeiende trend, waarbij het bestuur zelf optreedt.
* **Substituut:** Bestuurlijke handhaving vervangt strafrechtelijke handhaving voor lichte criminaliteit (bv. GAS-wet).
* **Alternatief:** Bestuurlijke handhaving dient als vangnet voor het strafrecht wanneer dit niet ingeschakeld wordt (bv. gemengde inbreuken).
#### 2.4.2 Het 'gewapende bestuur'
Dit verwijst naar de toenemende bevoegdheid van het bestuur om naleving van regels en besluiten af te dwingen, soms naast of in plaats van de strafrechter. De GAS-wet is hier een belangrijk voorbeeld van.
#### 2.4.3 Instrumenten van bestuurlijke handhaving
* **Bestuurlijke sanctie:** Een sanctie opgelegd door een bestuur wegens het niet naleven van publiekrechtelijke voorschriften, met leedtoevoeging (bv. geldboete, sluiting inrichting, intrekking erkenning, tuchtsanctie).
* **Bestuurlijke maatregel:** Een maatregel opgelegd ter vrijwaring van de openbare orde of dienst, met een probleemverhelpende finaliteit (bv. bestuurlijk plaatsverbod).
* **'Zachte' handhaving:** Raadgevingen en aanmaningen.
#### 2.4.4 Actoren in de bestuurlijke handhaving
Bevoegdheid hangt af van regelgeving en kan uiteenlopen (bv. inspecties, college van burgemeester en schepenen, burgemeester).
#### 2.4.5 Algemene beginselen van bestuurlijke handhaving
Deze beginselen (bv. selectief, slagvaardig, onafhankelijk, transparant, professioneel, samenwerking, evenredigheid) zijn verankerd in decreten. Bij bestraffende bestuurlijke handhaving zijn waarborgen van artikel 6 EVRM van toepassing. Bij probleem verhelpende handhaving is dit in beginsel niet zo, maar een concrete beoordeling is steeds vereist.
### 2.5 Controle op het bestuur
De controle op het bestuur kan op verschillende manieren gebeuren:
#### 2.5.1 Ombudsdienst
Een systeem voor klachtenbehandeling dat bemiddelt, maar geen beslissingsbevoegdheid heeft.
#### 2.5.2 Bestuurlijk beroep
Beroep instellen bij een ander orgaan van het bestuur (niet-rechtsprekend) om een beslissing te laten intrekken, vernietigen, wijzigen of nemen. Dit kan betrekking hebben op wettigheid en opportuniteit. Het is doorgaans goedkoop en weinig formalistisch. Het moet doorlopen worden alvorens een rechterlijke beroepsmogelijkheid openstaat ('uitputtingsvereiste').
#### 2.5.3 Jurisdictioneel beroep
Dit is de controle door de rechterlijke macht.
* **Gewone rechter:** Kan bestuurlijke rechtshandelingen buiten toepassing verklaren op basis van de 'exceptie van onwettigheid', enkel voor reglementaire besluiten.
* **Bestuursrechter:**
* **Raad van State:** Hoogste rechtscollege, met een afdeling Wetgeving (adviezen) en een afdeling Bestuursrechtspraak (uitspraak over wettigheid besluiten van administratieve overheden). Bevoegdheden omvatten vernietiging en schorsing van bestuurlijke rechtshandelingen.
* **Andere bestuursrechters:** Specifieke rechtscolleges (bv. Raad voor Vergunningsbetwistingen) voor bepaalde materies, ter ontlasting van de Raad van State.
#### 2.5.4 Controle op de wetgever
* **Grondwettelijk Hof (GwH):** Controleert de conformiteit van wetten en decreten met de Grondwet. Kan wetten vernietigen of schorsen. Rechters kunnen prejudiciële vragen stellen.
#### 2.5.5 Externe controle op de rechter
* **Hoge Raad voor de Justitie:** Een onafhankelijk orgaan dat toezicht houdt op de werking van de rechterlijke macht en een rol speelt in de vorming van magistraten.
### 2.6 Ondermijnende criminaliteit en het integriteitsonderzoek
Een recente ontwikkeling is de wet op de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, gericht op het tegengaan van ondermijnende criminaliteit.
* **Ondermijnende criminaliteit:** Criminaliteit die maatschappelijke structuren en vertrouwen schaadt of kan schaden, leidend tot maatschappelijke en/of economische ontwrichting.
* **Integriteitsonderzoek:** Een onderzoek door de gemeente naar de integriteit van personen die een uitbating wensen te starten, om ondermijnende criminaliteit te voorkomen. Dit onderzoek is van toepassing op bepaalde inrichtingen en activiteiten.
* **Procedure:** Het onderzoek verloopt via een aanvraag, informatie-uitwisseling (o.a. met ARIEC, DIOB) en een advies van de Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen (DIOB).
* **Gevolgen:** Mogelijke gevolgen zijn het weigeren, schorsen of opheffen van vergunningen, of het sluiten van inrichtingen.
* **Verhouding strafrechtelijk onderzoek:** Het integriteitsonderzoek doet geen afbreuk aan strafrechtelijke vervolging. Er is een protocolakkoord tussen gemeente en procureur.
* **Recente rechtspraak:** Het Grondwettelijk Hof heeft artikel 35 van de wet op de bestuurlijke handhaving (betreffende het integriteitsonderzoek) vernietigd in de mate dat het geen periodieke herevaluatie van maatregelen voorziet.
### 2.7 Bestuurlijke verzegeling en dwangsom
Nieuwe wetsbepalingen introduceren de mogelijkheid van bestuurlijke verzegeling bij sluiting van inrichtingen en het opleggen van een bestuurlijke dwangsom.
### 2.8 Verhouding met algemene bestuurlijke politie
De algemene bevoegdheid van de burgemeester om politiemaatregelen te nemen ter waarborging van de openbare orde kan niet meer worden aangewend in domeinen die door de wetgever omvattend en gedetailleerd worden geregeld, zelfs indien nieuwe artikelen van de Gemeentewet dit anders lijken te impliceren.
### 2.9 Evaluatie
Positieve punten van de nieuwe wetgeving zijn de voorafgaande screening (integriteitsonderzoek), de versterkte informatiepositie van gemeenten, de inrichting van DIOB, en de bevoegdheden tot verzegeling en dwangsom. Negatieve punten zijn onder meer de beperking tot bepaalde sectoren en de beperkte toegang tot informatiebronnen.
---
# Algemene beginselen en rechtsbescherming in het bestuursrecht
Dit document omvat de algemene beginselen die het bestuursrecht sturen en de rechtsbescherming die burgers genieten tegen het optreden van het bestuur.
## 3. Algemene beginselen en rechtsbescherming in het bestuursrecht
### 3.1 Het bestuur
Het "bestuur" is geen uniforme entiteit, maar omvat diverse besturen op verschillende niveaus.
#### 3.1.1 Het politieke bestuur
* **Federaal niveau:** Bestaat uit de Koning en de regering. Hun bevoegdheden zijn beperkt tot wat de Grondwet of wetten uitdrukkelijk toekennen. Ze voeren wetten uit, hebben bijzondere bevoegdheden op het vlak van ambtenarij, staatsfinanciën en buitenlandse betrekkingen, en bevelen over de krijgsmacht en politie. Beslissingen worden genomen via koninklijke besluiten (KB's), die organiek, reglementair of individueel kunnen zijn.
* **Deelstatelijk niveau:** Deelstaatregeringen voeren decreten uit en hebben eigen bijzondere bevoegdheden. Beslissingen worden genomen via regeringsbesluiten.
* **Lokaal niveau:** Uitvoerende organen zoals het college van burgemeester en schepenen en de deputatie voeren besluiten uit van de gemeenteraad of provincieraad en hebben specifieke bevoegdheden.
#### 3.1.2 Het niet-politieke bestuur
Dit zijn entiteiten waaraan bevoegdheden zijn overgedragen, zonder politieke verantwoordelijkheid. Er is een onderscheid tussen:
* **Deconcentratie:** Een hiërarchisch verband waarbij een ambtenaar of dienst een bestuurstaak uitvoert onder toezicht van de regering of minister.
* **Decentralisatie:** Oprichting van een autonome entiteit met rechtspersoonlijkheid voor een bepaalde bestuurstaak, zonder hiërarchisch verband maar wel onder bestuurlijk toezicht.
Het niet-politieke bestuur stelt in beginsel individuele besluiten, geen reglementaire.
#### 3.1.3 De bestuurlijke rechtshandeling
Een bestuurlijke rechtshandeling is een eenzijdige handeling gesteld door een bestuur, die de rechtstoestand van de bestuurde wijzigt of beoogt te wijzigen. Om geldig te zijn, moet ze:
1. Een rechtshandeling zijn (bedoeld om rechtsgevolgen te creëren).
2. Eenzijdig zijn (zonder instemming van de bestuurde).
3. Gesteld zijn door een administratieve overheid (op basis van oprichting door wet, taak van algemeen belang, en gezag om eenzijdig bindende beslissingen te nemen).
Kenmerken van bestuurlijke rechtshandelingen zijn het "privilège du préalable" (verbindende kracht en vermoeden van wettigheid) en het "privilège de l'exécution d'office" (uitvoerbare kracht).
* **Gebonden vs. discretionaire bevoegdheid:** Bestuurlijke rechtshandelingen kunnen voortvloeien uit een gebonden bevoegdheid (geen keuze voor het bestuur, volle rechterlijke controle) of een discretionaire bevoegdheid (keuze voor het bestuur, beperkte rechterlijke controle).
**Werking in de tijd:** Bestuurlijke rechtshandelingen werken in beginsel voor de toekomst en zijn niet retroactief.
**Opheffing en intrekking:**
* **Opheffing:** Beëindigt de uitwerking van de handeling voor de toekomst (ex nunc). Mogelijk voor reglementaire beslissingen en voor individuele beslissingen indien geen rechten verleend zijn of onder specifieke voorwaarden indien onwettig.
* **Intrekking:** Beëindigt de uitwerking met inbegrip van het verleden (ex tunc). Mogelijk voor individuele beslissingen indien geen rechten verleend zijn of onder specifieke voorwaarden indien onwettig.
### 3.2 Algemene beginselen van het bestuursrecht
Deze beginselen zijn essentieel voor behoorlijk bestuur, vooral bij discretionaire bevoegdheden.
* **Wettigheidsbeginsel:** Het bestuur mag enkel handelen op basis van een wettelijke grondslag en moet de hiërarchie van de normen respecteren.
* **Beginselen van behoorlijk bestuur:**
* **Zorgvuldigheidsbeginsel:** Vereist een zorgvuldige voorbereiding, besluitvorming, kennisgeving en uitvoering van beslissingen, gebaseerd op feiten en deskundig advies.
* **Hoorplicht (audi et alteram partem):** In bestuurszaken geldt dit enkel bij het opleggen van een sanctie, en vereist dat de bestuurde geïnformeerd wordt, inzage krijgt in het dossier en bijstand mag vragen.
* **Onpartijdigheidsbeginsel (nemo judex in causa sua):** Het bestuur mag niet "rechter en partij" zijn en mag niet bevooroordeeld zijn.
* **Motiveringsbeginsel (materiële motiveringsplicht):** Elke bestuurlijke beslissing moet voldoende gemotiveerd zijn, zowel feitelijk als juridisch.
* **Redelijkheids- en evenredigheidsbeginsel:** Dienen als grens bij discretionaire bevoegdheden, waarbij de beoordelingsvrijheid van het bestuur niet mag leiden tot willekeur.
* **Rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel:** Burgers moeten kunnen vertrouwen op de standvastigheid van het bestuur en op rechtsgeldige verwachtingen die gewekt zijn.
* **Gelijkheidsbeginsel:** Burgers in vergelijkbare omstandigheden moeten gelijk worden behandeld.
#### 3.2.1 Formele motivering van bestuurshandelingen
De Wet Motivering Bestuurshandelingen (WMB) legt de plicht op om bestuurlijke rechtshandelingen met een individuele draagwijdte formeel te motiveren in de akte zelf. De motivering moet afdoende, specifiek en evenredig zijn.
#### 3.2.2 Openbaarheid van bestuur(sdocumenten)
Dit principe, verankerd in de Grondwet en de Wet openbaarheid bestuur (WOB) en het Bestuursdecreet, garandeert het recht op inzage, toelichting en kopie van bestuursdocumenten.
* **Actieve openbaarheid:** Het bestuur publiceert proactief informatie.
* **Passieve openbaarheid:** Burgers hebben het recht om documenten op te vragen.
Het begrip "bestuursdocument" is zeer ruim. Uitzonderingen op de openbaarheid zijn limitatief en strikt te interpreteren.
### 3.3 Bestuurlijke handhaving
Bestuurlijke handhaving zorgt voor naleving van rechtsregels en besluiten, zowel straffend als probleemverhelpende.
* **Begrip:** Het gehele proces van toezicht, sanctionering en uitvoering ter naleving van regelgeving.
* **Doel:** Algemeen naleven van regels, specifiek bestraffen van inbreuken of oplossen van problemen.
* **Vormen:**
* **Strafrechtelijke handhaving:** Door de rechterlijke macht.
* **Bestuurlijke handhaving:** Steeds meer voorkomend, door het bestuur zelf. Dit kan een substituut zijn voor strafrechtelijke handhaving (bv. GAS-wet) of een alternatief bij gebrek aan strafrechtelijke handhaving.
#### 3.3.1 Instrumenten van bestuurlijke handhaving
* **Bestuurlijke sanctie:** Een sanctie opgelegd door een bestuur wegens het niet naleven van een publiekrechtelijk voorschrift. Dit omvat o.a. geldboetes, sluiting van inrichtingen, en tuchtsancties.
* **Bestuurlijke maatregel:** Een maatregel opgelegd ter vrijwaring van de openbare orde, zoals een plaatsverbod.
#### 3.3.2 Actoren en algemene beginselen van bestuurlijke handhaving
De bevoegdheid voor bestuurlijke handhaving varieert. Algemene beginselen zoals selectiviteit, slagvaardigheid, onafhankelijkheid en samenwerking zijn van belang. Bestraffende bestuurlijke handhaving kan onder het toepassingsgebied van artikel 6 EVRM vallen, wat procedurele waarborgen met zich meebrengt.
### 3.4 Rechtsbescherming tegen het bestuur
Burgers kunnen zich op verschillende manieren beschermen tegen het optreden van het bestuur.
#### 3.4.1 Preventieve rechtsbescherming
Dit omvat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, het wettigheidsbeginsel, de motiveringsplicht en de openbaarheid van bestuur.
#### 3.4.2 Curatieve rechtsbescherming
Dit betreft de bescherming die geboden wordt nadat een beslissing is genomen of een regel is geschonden.
* **De rechterlijke macht:** Omvat zowel de gewone hoven en rechtbanken als bijzondere rechtscolleges zoals de bestuursrechter.
* **Onderscheid subjectief vs. objectief contentieux:** Subjectieve geschillen over burgerlijke en politieke rechten vallen onder de bevoegdheid van de gewone rechter. Objectieve geschillen over de wettigheid van normen of bestuursoptreden worden behandeld door bijzondere rechtscolleges.
* **Controle op het bestuur:**
* **Klachtenbehandeling:** Via ombudsdiensten die bemiddelen, maar geen beslissingsbevoegdheid hebben.
* **Bestuurlijk beroep:** Een beroep ingesteld bij een ander bestuursorgaan, dat zowel de wettigheid als de opportuniteit van de beslissing kan toetsen. Dit is vaak een verplichte stap alvorens rechterlijke bescherming kan worden ingeroepen (uitputtingsvereiste).
* **Jurisdictioneel beroep:**
* **Gewone rechter:** Kan bestuurlijke rechtshandelingen buiten toepassing verklaren via de exceptie van onwettigheid.
* **Bestuursrechter:** De Raad van State is de hoogste bestuursrechter en beoordeelt de wettigheid van besluiten van administratieve overheden. Er bestaan ook specifieke bestuursrecherchencolleges voor bepaalde materies. De Raad van State kan besluiten vernietigen of schorsen.
* **Controle op de wetgever:** Het Grondwettelijk Hof toetst de conformiteit van wetten met de Grondwet.
* **Externe controle op de rechter:** De Hoge Raad voor de Justitie controleert de werking van de rechterlijke macht.
#### 3.4.3 De wet gemeentelijke bestuurlijke handhaving
Deze wet versterkt de mogelijkheden van lokale besturen om ondermijnende criminaliteit aan te pakken, onder meer via integriteitsonderzoeken en bestuurlijke sancties. Er is echter kritiek op de beperkingen van de toepassingsgebieden en de afhankelijkheid van adviezen van diensten zoals de DIOB. Recente rechtspraak heeft artikel 35 van de wet vernietigd vanwege onevenredigheid en het ontbreken van periodieke her-evaluatie van maatregelen.
---
# Bestuurlijke handhaving en bestrijding van ondermijnende criminaliteit
Dit onderwerp behandelt de verschuiving naar bestuurlijke handhaving, de instrumenten die hierbij worden ingezet, en de specifieke wetgeving rond gemeentelijke bestuurlijke handhaving en integriteitsonderzoek ter bestrijding van ondermijnende criminaliteit.
## 4. Bestuurlijke handhaving en bestrijding van ondermijnende criminaliteit
### 4.1 Evolutie naar bestuurlijke handhaving en het bestuur
Het bestuursrecht regelt het algemeen belang en omvat de organisatie, bevoegdheden, werking en optreden van het bestuur, evenals de rechtsbescherming van burgers hiertegen. Traditioneel werd handhaving primair gezien als een taak van de rechterlijke macht, met name via strafrechtelijke middelen. Er is echter een duidelijke tendens naar een "meer gewapend" bestuur, waarbij bestuursorganen steeds vaker zelf in staat worden gesteld om naleving van regelgeving af te dwingen, naast of in plaats van de strafrechter. Dit geldt voor diverse sectoren van het bestuursrecht, inclusief op lokaal niveau.
Het 'bestuur' is geen monolithisch concept. Het kan worden onderverdeeld in:
* **Politiek bestuur:** Dit omvat de leiding van de uitvoerende macht op federaal niveau (Koning en regering), deelstatelijk niveau (deelstaatregeringen) en lokaal niveau (burgemeester/college van burgemeester en schepenen, gouverneur/deputatie). Deze besturen oefenen taken uit gebaseerd op wettelijke bevoegdheden, met name ter uitvoering van wetten en decreten. Beslissingen worden genomen via Koninklijke Besluiten (KB), regeringsbesluiten, of gemeentelijke/provinciale besluiten.
* **Niet-politiek bestuur:** Dit betreft entiteiten waaraan bevoegdheden zijn overgedragen door het politiek bestuur. Dit kan gebeuren via deconcentratie (hiërarchisch verband, bv. binnen federale overheidsdiensten) of decentralisatie (autonome entiteiten met rechtspersoonlijkheid, bv. NMBS, De Lijn). Deze entiteiten hebben doorgaans geen reglementaire bevoegdheden, maar wel de mogelijkheid om individuele besluiten te nemen.
De bestuurlijke rechtshandeling is een cruciaal instrument. Dit is een eenzijdige handeling van een bestuur die de rechtstoestand van de bestuurde wijzigt. Er zijn drie voorwaarden: het moet een rechtshandeling zijn (beoogde rechtsgevolgen), eenzijdig (zonder instemming van de bestuurde), en gesteld door een 'administratieve overheid'. Deze laatste wordt bepaald door oprichting, het vervullen van een taak van algemeen belang, en het gezag om eenzijdig bindende beslissingen te nemen. Kenmerkend zijn het 'privilège du préalable' (bindende kracht zonder toestemming) en het 'privilège de l'exécution d'office' (uitvoerbare kracht).
#### 4.1.1 Algemene principes van bestuursrecht
Diverse algemene beginselen vormen de basis voor behoorlijk bestuur en rechtsbescherming:
* **Wettigheidsbeginsel:** Het bestuur mag enkel handelen binnen de grenzen van de aan hen toegewezen bevoegdheden en moet de hiërarchie van de normen en eigen reglementen respecteren.
* **Beginselen van behoorlijk bestuur:** Deze waarborgen tegen overheidswillekeur omvatten:
* **Zorgvuldigheidsbeginsel:** Grondige voorbereiding, feitenonderzoek en deskundig advies.
* **Hoorplicht:** Het recht om gehoord te worden, essentieel bij ernstige maatregelen gebaseerd op persoonlijk gedrag.
* **Onpartijdigheidsbeginsel:** Geen 'rechter en partij' zijn en geen schijn van partijdigheid.
* **Motiveringsbeginsel:** Beslissingen moeten voldoende gemotiveerd zijn in feite en recht.
* **Redelijkheids- en evenredigheidsbeginsel:** Grenzen aan de beoordelingsvrijheid van het bestuur.
* **Rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel:** Burgers moeten kunnen rekenen op standvastigheid en gehonoreerde rechtmatige verwachtingen.
* **Gelijkheidsbeginsel:** Gelijkwaardige situaties moeten gelijk worden behandeld.
* **Formele motiveringsplicht:** Bestuurshandelingen met individuele strekking moeten intern en afdoende gemotiveerd zijn, conform de Wet Motivering Bestuurshandelingen (WMB).
* **Openbaarheid van bestuursdocumenten:** Burgers hebben recht op inzage, toelichting en kopie van bestuursdocumenten, met beperkte uitzonderingen. Dit is geregeld via de federale Wet Openbaarheid Bestuur (WOB) en het Vlaamse Bestuursdecreet.
### 4.2 Instrumenten van bestuurlijke handhaving
Bestuurlijke handhaving is het proces om naleving van rechtsregels en besluiten te bewerkstelligen, gaande van toezicht tot sanctionering. De wetgever bepaalt of het bestuur hierin mag optreden.
* **Bestuurlijke sanctie:** Een sanctie die door een bestuur wordt opgelegd wegens het niet naleven van een publiekrechtelijk voorschrift. Dit staat centraal in bestraffende bestuurlijke handhaving en kan leiden tot leedtoevoeging. Voorbeelden zijn bestuurlijke geldboetes, sluiting van inrichtingen, intrekking van erkenningen, en tuchtsancties.
* **GAS-wet:** De Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS)-wet laat gemeenten toe om specifieke sancties op te leggen voor inbreuken op hun reglementen, tenzij voor dezelfde inbreuken al strafrechtelijke sancties bestaan. De wet voorziet in administratieve geldboetes, schorsing of intrekking van vergunningen, en sluiting van inrichtingen. De bevoegdheid tot oplegging ligt bij de sanctionerend ambtenaar of het college van burgemeester en schepenen.
* **Bestuurlijke maatregel:** Een maatregel ter vrijwaring van o.a. de openbare orde, die niet primair bestraffend is maar probleemverhelpende doelen dient. Een voorbeeld is een bestuurlijk plaatsverbod.
* **'Zachte' handhaving:** Instrumenten zoals raadgevingen en aanmaningen.
#### 4.2.1 Actoren in de bestuurlijke handhaving
De bevoegdheid tot handhaving kan rusten bij diverse actoren, zoals inspectiediensten, het college van burgemeester en schepenen, of de burgemeester zelf.
#### 4.2.2 Algemene beginselen van bestuurlijke handhaving
Deze beginselen, zoals vastgelegd in o.a. het Kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving, benadrukken selectiviteit, slagvaardigheid, onafhankelijkheid, transparantie, professionaliteit, samenwerking en evenredigheid. Bestraffende bestuurlijke handhaving valt in beginsel onder het toepassingsgebied van artikel 6 EVRM (rechten van verdediging, beroep bij een rechter in volle rechtsmacht), terwijl probleemverhelpende handhaving hier doorgaans buiten valt, maar steeds een concrete beoordeling vereist.
### 4.3 Bestrijding van ondermijnende criminaliteit
Ondermijnende criminaliteit betreft criminaliteit die de fundamenten van de samenleving en het vertrouwen daarin aantast, vaak door de vermenging van legale en illegale domeinen. De wet gemeentelijke bestuurlijke handhaving beoogt lokale besturen beter te wapenen tegen deze problematiek.
* **Definitie van ondermijnende criminaliteit:** Criminaliteit met oorsprong in specifieke strafbare feiten, die maatschappelijke structuren schaadt of kan schaden en leidt tot maatschappelijke of economische ontwrichting. Het gaat verder dan klassieke overlast en raakt de stabiliteit van de samenleving.
* **Integriteitsonderzoek:** Een cruciaal instrument binnen de wet gemeentelijke bestuurlijke handhaving. Dit onderzoek richt zich op personen die een uitbating wensen te starten en beoogt de kans op ondermijnende criminaliteit te beperken. Het onderzoek kan zich richten op de uitbater, personen die leiding geven, dominante personen, financiers, aandeelhouders en UBO's.
* **Verloop:** Het onderzoek wordt gevoerd door gemeentepersoneel, met een wettelijke termijn. Informatie kan worden ingewonnen uit diverse registers (bv. Centraal Register van Integriteitsonderzoeken, strafregisters), politionele en gerechtelijke bronnen (via ARIEC), en openbare databanken.
* **Mogelijke gevolgen:** Bij een aanwijsbaar ernstig risico op uitbating voor financiële of andere criminele voordelen, of voor het plegen van misdrijven, kan het gemeentecollege besluiten tot weigering, schorsing of opheffing van vergunningen, of zelfs tot sluiting van de inrichting. Deze beslissingen zijn vatbaar voor beroep bij de Raad van State.
* **Rol van DIOB (Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen):** De DIOB speelt een ondersteunende rol bij integriteitsonderzoeken door middel van risicoanalyses en adviesverlening. Het advies van de DIOB is niet bindend maar wel belangrijk en vereist voor bepaalde gemeentelijke acties.
* **Rol van ARIEC (Arrondissementele Informatie- en Expertisecentra):** ARIEC-centra coördineren en ondersteunen de bestuurlijke aanpak van ondermijnende criminaliteit op lokaal en arrondissementeel niveau, adviseren gemeenten en streven naar een uniforme aanpak om het 'waterbedeffect' te vermijden.
* **Verhouding met strafrecht:** De bestuurlijke handhaving tast de mogelijkheden tot strafrechtelijke vervolging niet aan. Protocolakkoorden tussen gemeenten en parketten kunnen de samenwerking regelen.
* **Recente ontwikkelingen en rechtspraak:** Het Grondwettelijk Hof heeft artikel 35 van de wet gemeentelijke bestuurlijke handhaving vernietigd in de mate dat het de periodieke herziening van integriteitsmaatregelen niet garandeert, wat een onevenredige inbreuk op de vrijheid van ondernemerschap kan betekenen.
#### 4.3.1 Verhouding tot algemene bestuurlijke politie
De algemene bevoegdheid van de burgemeester om politiemaatregelen te nemen ter waarborging van de openbare orde (veiligheid, rust, gezondheid) blijft bestaan, maar kan niet meer worden aangewend in domeinen die reeds door de wetgever omvattend en gedetailleerd zijn geregeld, zoals de nieuwe wet op de bestuurlijke handhaving.
#### 4.3.2 Evaluatie van de wet gemeentelijke bestuurlijke handhaving
**Positieve punten:**
* Wettelijke basis voor voorafgaande screening (integriteitsonderzoek).
* Versterkte informatiepositie van gemeenten.
* Oprichting van de DIOB.
* Burgemeester krijgt bevoegdheden tot verzegeling en opleggen van bestuurlijke dwangsom.
**Negatieve punten:**
* Beperking van de screening tot bepaalde sectoren en strafbare feiten.
* Voorlopig niet alle directe informatiebronnen voorzien.
* Beperkingen aan de instanties waar de DIOB gegevens kan opvragen.
* Verplicht advies van de DIOB voor bepaalde gemeentelijke beslissingen kan vertraging veroorzaken.
* Onduidelijkheden over de samenloop met bestaande instrumenten (bv. algemene bestuurlijke politie).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Bestuursrecht | Het geheel van rechtsregels dat de organisatie, bevoegdheden, werking en het optreden van het bestuur regelt, alsook de rechtsbescherming van de burger tegen dit overheidsoptreden. |
| Privaatrecht | Het rechtsgebied dat de rechtsbetrekkingen tussen burgers onderling regelt, gericht op het privaat belang. |
| Publiekrecht | Het rechtsgebied dat de rechtsbetrekkingen tussen burgers en de overheid regelt, of tussen overheidsorganen onderling, gericht op het algemeen belang. |
| Staatsrecht | Deel van het publiekrecht dat de organisatie, structuur en werking van de staat en zijn instellingen omvat, inclusief grondwettelijke principes. |
| Organiek oogpunt | Een benadering in het bestuursrecht die kijkt naar de organen en instellingen die bestuurlijke taken uitvoeren. |
| Functioneel oogpunt | Een benadering in het bestuursrecht die kijkt naar de functies en taken die door de overheid worden uitgeoefend, zoals het uitvoeren van wetgeving. |
| Algemeen bestuursrecht | De gemeenschappelijke regels en principes die van toepassing zijn op alle bestuursrechtelijke aangelegenheden, zoals procedures en beginselen van behoorlijk bestuur. |
| Bijzonder bestuursrecht | De specifieke, sectorale regelingen binnen het bestuursrecht die gedetailleerde regels bevatten voor bepaalde domeinen, zoals migratierecht of omgevingsrecht. |
| Politiek bestuur | Het leidinggevende gedeelte van de uitvoerende macht, zoals de regering, dat verantwoordelijk is voor het politieke beleid en de algemene leiding van de staatsorganen. |
| Niet-politiek bestuur | Bestuursorganen of diensten die niet politiek verantwoordelijk zijn, maar wel taken uitvoeren na deconcentratie of decentralisatie. |
| Deconcentratie | Een vorm van gezagspreiding waarbij bevoegdheden binnen dezelfde hiërarchische lijn worden overgedragen van een hoger naar een lager gelegen bestuursorgaan. |
| Decentralisatie | Een vorm van gezagspreiding waarbij bevoegdheden worden overgedragen aan entiteiten met een eigen rechtspersoonlijkheid, die niet hiërarchisch ondergeschikt zijn aan de overheid. |
| Bestuurlijke rechtshandeling | Een eenzijdige rechtshandeling gesteld door een bestuur met de bedoeling de rechtstoestand van een bestuurde te wijzigen of te beletten dat deze wordt gewijzigd. |
| Privilège du préalable | Een principe dat inhoudt dat een bestuurlijke rechtshandeling verbindend is en dwingend kan worden uitgevoerd, zelfs al is er geen voorafgaande toestemming van de bestuurde. |
| Privilège de l’exécution d’office | Het recht van het bestuur om zijn beslissingen zelf af te dwingen, eventueel met dwangmiddelen, zonder voorafgaande rechterlijke tussenkomst. |
| Gebonden bevoegdheid | Een bevoegdheid waarbij het bestuur geen beoordelingsvrijheid heeft en een specifieke beslissing moet nemen volgens de wet. |
| Discretionaire bevoegdheid | Een bevoegdheid waarbij het bestuur enige beoordelingsvrijheid heeft bij het nemen van een beslissing, binnen de grenzen van de wet en de algemene beginselen. |
| Opheffing | Het beëindigen van de uitwerking van een bestuurlijke rechtshandeling voor de toekomst (ex nunc), door het bestuur zelf. |
| Intrekking | Het ongedaan maken van een bestuurlijke rechtshandeling, met terugwerkende kracht tot het moment van totstandkoming (ex tunc), door het bestuur zelf. |
| Wettigheidsbeginsel | Het principe dat het bestuur gebonden is aan de hiërarchie der normen en enkel mag handelen op basis van een wettelijke grondslag. |
| Beginselen van behoorlijk bestuur | Algemene rechtsbeginselen die de burger beschermen tegen willekeur van het bestuur en die zorgvuldigheid, onpartijdigheid en redelijkheid waarborgen. |
| Zorgvuldigheidsbeginsel | Het beginsel dat vereist dat het bestuur beslissingen zorgvuldig voorbereidt, neemt en uitvoert, gebaseerd op feitelijke gegevens en deskundig advies. |
| Hoorplicht | Het recht van de bestuurde om zijn standpunt kenbaar te maken alvorens een beslissing die hem raakt, wordt genomen, vooral bij sancties. |
| Onpartijdigheidsbeginsel | Het beginsel dat vereist dat het bestuur objectief en onbevooroordeeld is en geen "rechter en partij" is in een besluitvormingsproces. |
| Motiveringsbeginsel | Het principe dat elke bestuurlijke beslissing moet zijn gebaseerd op voldoende feitelijke en juridische gronden. |
| Redelijkheids- en evenredigheidsbeginsel | Beginselen die de beoordelingsvrijheid van het bestuur begrenzen, waarbij beslissingen redelijk en evenredig moeten zijn met het nagestreefde doel. |
| Rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel | Beginselen die waarborgen dat burgers mogen vertrouwen op de standvastigheid van het bestuur en op hun rechtmatige verwachtingen. |
| Gelijkheidsbeginsel | Het principe dat burgers in vergelijkbare omstandigheden gelijk moeten worden behandeld, tenzij er een objectieve en redelijke verantwoording is voor ongelijke behandeling. |
| Formele motiveringsplicht | De wettelijke verplichting om de motivering van bestuurshandelingen, met name individuele besluiten, expliciet in de akte op te nemen. |
| Openbaarheid van bestuur | Het recht van burgers om bestuursdocumenten in te zien en er kopieën van te krijgen, onder bepaalde voorwaarden en uitzonderingen. |
| Passieve openbaarheid | Het recht van burgers om op aanvraag informatie van bestuursdocumenten te verkrijgen. |
| Actieve openbaarheid | De plicht van het bestuur om bepaalde informatie proactief openbaar te maken. |
| Bestuurlijke handhaving | Het proces waarbij het bestuur toeziet op de naleving van rechtsregels en besluiten, en indien nodig sanctioneert of maatregelen neemt. |
| Bestuurlijke sanctie | Een sanctie die door een bestuur wordt opgelegd aan een bestuurde wegens het niet naleven van een publiekrechtelijk voorschrift, vaak gericht op bestraffing. |
| Bestuurlijke maatregel | Een door het bestuur opgelegde maatregel ter vrijwaring van de openbare orde of dienst, die in beginsel probleemverhelpend is. |
| Ondermijnende criminaliteit | Criminaliteit die de fundamenten van de samenleving en het vertrouwen daarin verzwakt of misbruikt, vaak door vermenging van legale en illegale domeinen. |
| Integriteitsonderzoek | Een onderzoek door het bestuur naar de integriteit van personen of entiteiten, met name bij de aanvraag voor vergunningen of concessies, ter bestrijding van ondermijnende criminaliteit. |
| ARIEC (Arrondissementeel Informatie- en Expertisecentrum) | Een netwerkorganisatie die de bestuurlijke aanpak van ondermijnende criminaliteit coördineert en ondersteunt op lokaal en arrondissementeel niveau. |
| DIOB (Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen) | Een directie belast met risicoanalyses en adviesverlening met betrekking tot integriteitsonderzoeken door openbare besturen. |
| Verzegeling | Een bestuurlijke maatregel die de tijdelijke sluiting van een inrichting bewerkstelligt. |
| Bestuurlijke dwangsom | Een geldbedrag dat een bestuur kan opleggen om naleving van een verplichting af te dwingen. |
| Algemene bestuurlijke politie | De algemene bevoegdheid van de burgemeester om maatregelen te nemen ter waarborging van de openbare orde, rust en gezondheid. |
| Curatieve rechtsbescherming | Rechtsbescherming die een burger achteraf kan inroepen nadat een beslissing is genomen of een regel niet is nageleefd. |
| Rechterlijke macht | De organen die belast zijn met de rechtspraak, zowel de gewone hoven en rechtbanken als bijzondere rechtscolleges zoals de bestuursrechter. |
| Gewone rechter | De hoven en rechtbanken die bevoegd zijn voor burgerlijke, strafrechtelijke en soms ook administratieve geschillen. |
| Bestuursrechter | Een rechterlijk orgaan dat specifiek bevoegd is voor geschillen met betrekking tot het bestuursoptreden, zoals de Raad van State. |
| Raad van State (RvS) | Het hoogste administratieve rechtscollege in België, met een afdeling Wetgeving en een afdeling Bestuursrechtspraak. |
| Exceptie van onwettigheid | Een juridisch middel waarbij de onwettigheid van een besluit of verordening wordt ingeroepen om de toepassing ervan in een concreet geval te weigeren. |
| Grondwettelijk Hof (GwH) | Het orgaan dat waakt over de grondwettelijkheid van wetten en decreten, en dat prejudiciële vragen hierover kan behandelen. |
| Hoge Raad voor de Justitie | Een onafhankelijk orgaan dat toeziet op de werking van de rechterlijke macht en de organisatie en vorming van magistraten. |
| GAS-Wet (Gemeentelijke Administratieve Sancties) | Wetgeving die gemeenten de mogelijkheid geeft om administratieve sancties op te leggen voor inbreuken op hun reglementen. |
Cover
Samenvatting - GvB.docx
Summary
# Beginselen van behoorlijk bestuur
Hier is een gedetailleerde samenvatting van de Beginselen van behoorlijk bestuur, opgesteld als een examengeklaarde studiegids.
## 1. Beginselen van behoorlijk bestuur
De beginselen van behoorlijk bestuur vormen de ongeschreven rechtsbeginselen die de rechtsbescherming van burgers tegen willekeurige overheidsbeslissingen waarborgen en de kwaliteit van overheidsoptreden sturen.
### 1.1 Begripsomschrijving en situering
Algemene rechtsbeginselen zijn denkregels die, hoewel ze op zichzelf geen recht vormen, wel de grondslag van ons recht vormen. Ze worden door rechters afgeleid uit het geldende recht en zijn vaak verankerd in de Grondwet of specifieke wetten. De beginselen van behoorlijk bestuur vormen een bijzondere categorie binnen deze algemene rechtsbeginselen. Het zijn criteria waaraan behoorlijk – met name discreet – overheidshandelen moet voldoen en getoetst wordt. Deze beginselen zijn niet per se gewoonterecht, maar veelal 'praetoriaanse' criteria die door de rechtspraak zijn ontwikkeld. Hoewel ze ongeschreven zijn, worden ze steeds vaker gecodificeerd in wetgeving, waarbij ze echter als vormvereisten worden opgenomen, wat betekent dat er in principe niet van afgeweken kan worden, in tegenstelling tot de algemene beginselen zelf.
**Kenmerken van beginselen van behoorlijk bestuur:**
* **Algemeen karakter:** Ze gelden ongeacht het specifieke beleidsdomein.
* **Toepasbaarheid:** Ze zijn van toepassing wanneer de overheid optreedt als bestuurlijke overheid en een discretionaire bevoegdheid uitoefent. Ze gelden niet voor rechtscolleges die optreden in betwiste zaken, hoewel beginselen als onpartijdigheid hier wel van toepassing zijn, maar dan via specifieke procedurele regels zoals wraking.
* **Scheiding tussen bestuur en rechtspraak:** Een bestuursorgaan van een universiteit valt wel onder de beginselen van behoorlijk bestuur, terwijl een Raad voor examenbetwistingen, functionerend als rechtscollege, dat niet doet.
> **Tip:** Begrijp het onderscheid tussen een discretionaire bevoegdheid (waar de overheid beleidsvrijheid heeft) en een gebonden bevoegdheid (waar de inhoud van de beslissing vaststaat). De beginselen van behoorlijk bestuur zijn primair relevant bij de uitoefening van discretionaire bevoegdheden.
#### 1.1.1 Doel: Rechtsbescherming en Kwaliteitsverbetering
Het voornaamste doel van de beginselen van behoorlijk bestuur is de rechtsbescherming van burgers tegen willekeur van de overheid. Daarnaast dragen ze bij aan de kwaliteitsverbetering van het overheidsoptreden door een norm te stellen voor zorgvuldigheid, redelijkheid en efficiëntie.
### 1.2 De Beginselen van Behoorlijk Bestuur
De belangrijkste beginselen van behoorlijk bestuur zijn:
#### 1.2.1 Het zorgvuldigheidsbeginsel
Dit beginsel houdt in dat elk bestuur zich moet gedragen zoals een normaal voorzichtig en zorgvuldig handelend bestuur, geplaatst in dezelfde omstandigheden, zou handelen. De mate van zorgvuldigheid varieert naargelang de toepasselijke regelgeving en de concrete omstandigheden.
* **Zorgvuldige voorbereiding van een beslissing:**
* Beslissingen moeten steunen op werkelijk bestaande, concrete feiten die met de vereiste zorgvuldigheid werden vastgesteld.
* Dit impliceert het rekening houden met alle relevante aspecten van het dossier.
* Het inwinnen van adviezen die zelf zorgvuldig tot stand zijn gekomen, kan onderdeel zijn van deze zorgvuldigheid.
* Het organiseren van getuigenverhoren of het consulteren van belanghebbenden kan eveneens vereist zijn.
* Rekening houden met actuele gegevens is essentieel.
* **Zorgvuldige afweging van belangen:** De beslissing moet een zorgvuldige afweging bevatten van de bij het besluit betrokken belangen. Het afwijken van een ingewonnen (niet-bindend) advies is niet per definitie onzorgvuldig, maar moet wel redelijkerwijs te verantwoorden zijn, in samenhang met de motiveringsplicht.
* **Zorgvuldige bekendmaking of kennisgeving:** Het bestuur mag het voor een belanghebbende niet bemoeilijken om van een beslissing kennis te nemen. Een bewuste vertraging in de bekendmaking zonder redelijke verantwoording schendt dit beginsel. De onzorgvuldigheid van de kennisgevingsbrief zelf tast echter de wettigheid van de beslissing niet aan.
* **Zorgvuldige uitvoering van een beslissing:** Het niet zorgvuldig uitvoeren van een beslissing kan leiden tot aansprakelijkheid voor schade (art. 1382 Burgerlijk Wetboek).
* **Organisatie van het bestuur:** Het bestuur moet zich zodanig organiseren dat het zijn bevoegdheden conform de regels en beginselen kan uitoefenen.
#### 1.2.2 De hoorplicht
De overheid is verplicht om belanghebbenden individueel te horen alvorens een eenzijdige beslissing te nemen die hen rechtstreeks treft.
* **Evolutie:** Oorspronkelijk enkel van toepassing bij ernstige maatregelen gegrond op persoonlijk gedrag, nu erkend als algemeen rechtsbeginsel, ook binnen het EU-recht, en als onderdeel van de zorgvuldigheidsplicht.
* **Modaliteiten:**
* De bestuurde moet op een nuttige wijze voor zijn belangen kunnen opkomen.
* Vereist een behoorlijke oproeping, mededeling van de voorgenomen maatregel en juridische grondslag.
* Mogelijkheid tot kennisname van het dossier en een redelijke termijn om verweer voor te bereiden.
* Recht op bijstand of vertegenwoordiging door een raadsman.
* Schriftelijk 'horen' volstaat, met een verslag van de hoorzitting.
* **Uitzonderingen:**
* **Dringend karakter:** Wanneer snel handelen primeert op het individuele belang van de bestuurde (bv. bij onmiddellijke bedreiging voor volksgezondheid of openbare veiligheid). Het dringende karakter moet gemotiveerd worden en mag niet door eigen talmen van het bestuur worden tegengesproken.
* **Gebonden bevoegdheid met vaststaande feiten:** Als de feiten vaststaan en er geen beleidsvrijheid is (bv. weigering wapenvergunning na strafrechtelijke veroordeling). Echter, zelfs bij vaststaande feiten, dient soms gehoord te worden indien er keuze is tussen verschillende maatregelen.
* De bestuurde is onbereikbaar binnen een redelijke termijn.
#### 1.2.3 Het onpartijdigheidsbeginsel
Iemand met een rechtstreeks en persoonlijk belang bij een zaak mag zich niet mengen in het besluitvormingsproces.
* **Vereiste:** Pas sprake van partijdigheid indien de betrokkene invloed kon uitoefenen op de beslissing.
* **Toepassingsgebied:** Besturen die beslissingen nemen, adviesorganen, en bestuursorganen die voorstellen formuleren.
* **Vormen van partijdigheid:**
* **Morele/subjectieve partijdigheid:** Persoonlijke betrokkenheid of animositeit (bv. een lid van een tuchtorgaan dat persoonlijk betrokken is bij de feiten).
* **Structurele/functionele partijdigheid:** Vooringenomenheid ingevolge de organisatie, procedure of totstandkoming van beslissingen (bv. cumul van functies, beleidsmatige vooringenomenheid door voorafgaande verbintenissen).
* **Gevolgen:** Een schending leidt niet altijd tot onwettigheid, vooral niet bij gebonden bevoegdheden. Bij collegiale organen is er een dubbele bewijslast om aan te nemen dat het college een lid slaafs volgt.
#### 1.2.4 Het motiveringsbeginsel
Elke bestuurshandeling moet gedragen zijn door motieven die feitelijk en juridisch correct en deugdelijk zijn, en die blijken uit het dossier.
* **Toepassingsgebied:** Geldt voor elke bestuurshandeling, zowel individueel als reglementair.
* **Materiële motivering:** De motieven moeten in rechte en feite aanvaardbaar zijn en controleerbaar.
* **Formele motivering:** De motieven moeten worden opgenomen in de beslissing zelf of door verwijzing, mits de inhoud van het verwezen stuk bekend is, afdoende gemotiveerd is, en er geen tegenstrijdige stukken of adviezen zijn.
* **Afdoende motivering:** De motivering moet evenredig zijn aan de zwaarte van de sanctie of de omvang van de bevoegdheid, draagkrachtig zijn (niet tegenstrijdig, pertinent) en soms verstrengd indien er wordt afgeweken van een advies of beleidslijn.
#### 1.2.5 De beginselen van redelijkheid en evenredigheid
Deze beginselen begrenzen de discretionaire beslissingsbevoegdheid van het bestuur.
* **Redelijkheidsbeginsel:** Een discretionaire bevoegdheid heeft steeds de redelijkheid als grens. Bij een gebonden bevoegdheid kan dit beginsel niet geschonden worden. De toetsing gebeurt aan de hand van het gedrag van een zorgvuldige overheid in dezelfde omstandigheden.
* **Evenredigheidsbeginsel:** De verhouding tussen de aard van de beslissing en de voorliggende feiten moet proportioneel zijn, rekening houdend met het doel van de beslissing. De Raad van State toetst of het bestuur redelijkerwijs tot de beslissing is gekomen, niet de opportuniteit ervan.
#### 1.2.6 Het gelijkheidsbeginsel en non-discriminatiebeginsel
Personen in dezelfde omstandigheden moeten gelijk behandeld worden, en personen in wezenlijk verschillende omstandigheden anders. Dit is een fundamenteel beginsel, verankerd in de Grondwet (art. 10 en 11).
* **Vereiste voor ongelijke behandeling:** Er moet een objectieve verantwoording zijn, een wettig doel dat nagestreefd wordt, en de beslissing moet een middel zijn om dit doel te realiseren.
* **Gelijk(lasten)beginsel voor de openbare lasten (GBOL):** De overheid mag zonder vergoeding niet meer lasten opleggen dan een burger in het algemeen belang kan worden geacht te moeten verdragen. Vergoeding kan via de burgerlijke rechter.
#### 1.2.7 Het rechtszekerheidsbeginsel
Het recht moet voorzienbaar en toegankelijk zijn, zodat burgers de gevolgen van handelingen redelijkerwijs kunnen voorzien. De overheid mag niet zonder objectieve en redelijke verantwoording van een vaste gedragslijn afwijken.
* **Verbod op retroactieve werking:** Uitzonderingen zijn mogelijk indien er een wettelijke grondslag is, de retroactiviteit voordelen toekent met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel, en geen verkregen situaties aantast.
* **Vertrouwensbeginsel:** Kan worden ingeroepen wanneer de overheid afwijkt van een constante gedragslijn of duidelijke beloftes, zonder duidelijk motief, waarop de burger rechtmatig kon vertrouwen.
### 1.3 Openbaarheid van bestuur
Dit beginsel, een concrete toepassing van transparantie, houdt in dat bestuursdocumenten toegankelijk zijn voor burgers.
* **Passieve openbaarheid:** Documenten worden ter beschikking gesteld op verzoek. Dit is een grondrecht (art. 32 GW).
* **Regelgeving:** Vlaams Bestuursdecreet, Wet van 11 april 1994, Gezamenlijk decreet en ordonnantie van 16 mei 2019.
* **Uitzonderingen:** Gelden voor specifieke materies en kunnen absoluut, relatief (met belangenafweging) of facultatief zijn.
* **Beoordelingselementen:** Gaat het om een bestuursdocument? Welke vorm van openbaarheid wordt gevraagd? Betreft het informatie van persoonlijke aard? Is een belang aangetoond?
* **Actieve openbaarheid:** Documenten worden automatisch ter beschikking gesteld.
### 1.4 Bestuurlijke beroepen
Een beroep dat wordt ingesteld bij een orgaan van actief bestuur tegen een beslissing van een ander bestuur, met het oog op intrekking, wijziging of vernietiging.
* **Kenmerken:**
* **Georganiseerd beroep:** Vastgelegd door regelgeving (bij wie, vorm, termijn). Vereist uitputting alvorens naar de rechter te stappen. In principe devolutieve werking (volledige beslissingsmacht gaat over naar beroepsinstantie).
* **Niet-georganiseerd beroep:** Kan altijd worden ingesteld (bv. willig beroep, hiërarchisch beroep, beroep bij toezichthoudend bestuur). Kan stuitende werking hebben op de termijn voor een jurisdictioneel beroep onder bepaalde voorwaarden.
* **Gevolgen van het beroep:** In principe geen schorsende werking, tenzij specifiek voorzien in de regelgeving.
### 1.5 Jurisdictionele beroepen
Een beroep dat wordt ingesteld bij een rechtscollege (rechterlijke macht, administratieve rechtscolleges, buitengerechtelijke rechtscolleges) om een geschil definitief te beslechten.
* **Rechtsmachtverdeling:** Gevolgen van art. 144-146 GW. Onderscheid tussen subjectief (burgerlijke en politieke rechten) en objectief contentieux (rest).
* **Toetsingsmogelijkheid (art. 159 GW):** Hoven en rechtbanken toetsen besluiten en verordeningen aan de wet.
* **Rechtsbescherming tegen overheidsaansprakelijkheid:**
* **Foutaansprakelijkheid (art. 1382 BW):** Ook de overheid kan aansprakelijk zijn voor foutief handelen, inclusief schending van beginselen van behoorlijk bestuur.
* **Foutloze aansprakelijkheid:** In specifieke gevallen (bv. onteigening) of op basis van het GBOL-beginsel.
### 1.6 Bestuurlijke handhaving
Het geheel van maatregelen en sancties om de naleving van regels af te dwingen, verboden gedrag te ontraden en publieke schade te voorkomen of te herstellen.
* **Instrumentarium:**
* **Bestuurlijke sanctie:** Oplegd door een bestuur aan een bestuurde wegens een inbreuk, bedoeld als straf.
* **Bestuurlijke (politie)maatregel:** Meestal met een preventief doel.
* **Kwalificatie en EVRM:** De toepassing van waarborgen uit het EVRM hangt af van de kwalificatie van een maatregel als 'straf'.
* **Lokale bestuurlijke handhaving:** Bevoegdheden van lokale besturen ter bescherming van de openbare orde (rust, veiligheid, gezondheid, overlast).
* **Rechtsgronden:** o.a. art. 119, 119bis, 135 §2 Nieuwe Gemeentewet.
* **Vormen:** Administratieve geldboete, schorsing/intrekking vergunning, sluiting, dwangsommen.
* **Kaderdecreet Vlaamse Handhaving (KVH):** Stroomlijnt de Vlaamse handhavingsregels en omvat toezicht, opsporing, sanctionering, herstel en beveiliging.
### 1.7 De Raad van State als bestuursrechter
De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (RvS) behandelt beroepen tot nietigverklaring en schorsingsvorderingen.
* **Bevoegdheden:** Annulatie-, schorsings-, cassatiebevoegdheid, toekennen van schadevergoedingen.
* **Procedure:** Schriftelijk, met mogelijkheid tot een mondelinge zitting. Strikte termijnen zijn van toepassing.
* **Ontvankelijkheidsvoorwaarden:**
* **Voorwerp:** Een griefhoudende, definitieve administratieve rechtshandeling.
* **Partij:** De verzoeker moet belang hebben bij het beroep.
* **Termijn:** Meestal zestig dagen na bekendmaking of betekening.
* **Gevolgen van vernietigingsarresten:** Gezag van gewijsde erga omnes, met mogelijke handhaving van gevolgen of rechtsherstel door het bestuur. De RvS kan ook een injunctie of dwangsom opleggen.
### 1.8 Vlaamse Ombudsdienst
Een parlementscommissie die klachten over 'onbehoorlijk overheidsgedrag' behandelt.
* **Rol:** Bemiddelen, aanbevelingen formuleren (individueel en structureel). Beschikt niet over bindende beslissingsbevoegdheid.
* **Toetsingscriteria:** Voldoen aan wet, motivering, gelijke behandeling, rechtszekerheid, redelijkheid, correcte bejegening, etc.
> **Examentip:** Ken de verschillende soorten beroepen en de bijbehorende termijnen en gevolgen. Begrijp de rol van de Raad van State en de Vlaamse Ombudsdienst. Wees in staat om de beginselen van behoorlijk bestuur toe te passen op concrete casuïstiek.
---
# Bestuurlijke handhaving en sancties
Dit gedeelte verkent de verschillende mechanismen die de overheid gebruikt om de naleving van rechtsregels te waarborgen, inclusief bestuurlijke sancties, maatregelen, handhavingsactoren en specifieke regels voor lokale handhaving.
## 2. Bestuurlijke handhaving en sancties
### 2.1 Bestuurlijke handhaving: een overzicht
Bestuurlijke handhaving omvat elke handeling die gericht is op het bevorderen van de naleving van rechtsregels of het beëindigen van een overtreding. Dit kan preventief, herstellend of sanctionerend zijn. In tegenstelling tot gerechtelijke handhaving, wordt bestuurlijke handhaving door het bestuur zelf uitgevoerd, zonder voorafgaande rechterlijke toetsing, maar met de mogelijkheid van rechterlijke controle achteraf. Het belangrijkste verschil met gerechtelijke handhaving is dat bestuurlijke handhaving niet tot vrijheidsberoving kan leiden.
#### 2.1.1 Rechtsgrondslag en doelen
Het algemene juridische kader voor bestuurlijke handhaving ontbreekt in veel gevallen, en steunt voornamelijk op bestuursrechtelijke principes zoals het legaliteitsbeginsel en de beginselen van behoorlijk bestuur. Dit wordt aangevuld met specifieke federale en Vlaamse regelgeving per sector.
De doelen van bestuurlijke handhaving zijn divers:
* Een preventief of ontradend effect creëren.
* Overtredingen stoppen en terugkeren naar de wettelijke toestand.
* Schade vergoeden of herstellen.
* Bestraffen van overtredingen.
#### 2.1.2 Bestuurlijke sanctie versus bestuurlijke maatregel
* **Bestuurlijke sanctie:** Een sanctie die op grond van een wettelijke basis wordt opgelegd door een bestuursorgaan aan een bestuurde wegens een inbreuk op een publiekrechtelijk voorschrift. Het neemt de vorm aan van een eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling met individuele strekking en is bedoeld als straf of leedtoevoeging. Voorbeelden zijn GAS-boetes, de intrekking van een vergunning of een tuchtstraf.
* **Bestuurlijke (politie)maatregel:** Vergelijkbaar met een bestuurlijke sanctie wat betreft wettelijke grondslag en oplegging door het bestuur met mogelijke rechterlijke controle. Het hoofddoel is echter voornamelijk preventief, gericht op het vrijwaren van de openbare orde of de goede werking van de dienst. Voorbeelden zijn aanmaningen, waarschuwingen, of ordemaatregelen zoals een preventief huisarrest.
> **Tip:** Het is cruciaal om het onderscheid te kennen tussen een bestuurlijke sanctie en een bestuurlijke maatregel, zeker in het licht van de waarborgen die het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) biedt bij 'straffen'. Wanneer een maatregel als een 'straf' wordt gekwalificeerd (bv. via de Engel-criteria), zijn de waarborgen zoals het vermoeden van onschuld en de rechten van verdediging van toepassing.
#### 2.1.3 Handhavingsactoren
De handhavingsactoren variëren sterk per beleidsdomein en omvatten onder meer:
* **Toezichthouders (inspectie):** Met specifieke toezichtsbevoegdheden.
* **Sanctionerende instanties:** Zoals de sanctionerend ambtenaar voor GAS-boetes of het college van burgemeester en schepenen (CBS) voor de schorsing of intrekking van vergunningen.
* **Burgemeester:** Die optreedt ter handhaving van de openbare orde op basis van de Nieuwe Gemeentewet.
### 2.2 Lokale bestuurlijke handhaving
Lokale bestuurlijke handhaving is het geheel van preventieve en repressieve bevoegdheden die lokale besturen hebben om de openbare orde te beschermen of te herstellen. Dit omvat het doen naleven van regels via politiereglementen en administratieve sancties.
#### 2.2.1 Openbare orde als kernbegrip
De openbare orde omvat traditioneel openbare rust, veiligheid en gezondheid. Sinds 1999 is hier ook openbare overlast aan toegevoegd. De handhaving richt zich voornamelijk op de materiële openbare orde (tastbare verstoringen), niet op de morele openbare orde (zedelijkheid, normen en waarden).
#### 2.2.2 Rechtsgronden voor lokale handhaving
De belangrijkste rechtsgronden zijn:
* **Artikel 119 Nieuwe Gemeentewet (NGW):** Voor gemeentelijke politieverordeningen.
* **Artikel 119bis NGW:** Voor gemeentelijke administratieve sancties (GAS).
* **Artikel 135 §2 NGW:** Algemene bestuurlijke politiebevoegdheid, waarbij gemeenten als bestuurlijke politieoverheid moeten handhaven.
#### 2.2.3 Algemene versus bijzondere bestuurlijke politie
* **Algemene bestuurlijke politie (art. 135 §2 NGW):** Gericht op de bescherming van de openbare orde in het algemeen. Dit is een discretionaire bevoegdheid, wat betekent dat het bestuur beoordelingsvrijheid heeft, maar proportioneel moet handelen.
* **Bijzondere bestuurlijke politie:** Gebaseerd op specifieke wetgeving per sector (bv. Drugswet, milieuwetgeving). Dit is een gebonden bevoegdheid en heeft voorrang op de algemene politiebevoegdheid.
> **Tip:** Bij het toepassen van lokale handhaving moet steeds rekening worden gehouden met de grenzen van deze bevoegdheid. Zo vereist het wettelijke grondslag, respect voor grondrechten, mag het geen absolute of permanente verboden opleggen, is het beperkt tot de materiële openbare orde en moet het wijken voor bijzondere wetgeving.
#### 2.2.4 Handhavingsactoren op lokaal niveau
* **Gemeenteraad:** Stelt politiereglementen vast en bepaalt sancties.
* **College van burgemeester en schepenen (CBS):** Legt administratieve sancties op en kan vergunningen schorsen, opheffen of inrichtingen sluiten.
* **Burgemeester:** Centrale figuur in de bestuurlijke politie, met uitvoerende, verordenende en vorderende bevoegdheden.
#### 2.2.5 Gemeentelijke administratieve sancties (GAS)
GAS maakt het voor gemeentebesturen mogelijk om zelf storende fenomenen en ongewenst gedrag aan te pakken, met meer armslag voor hun eigen beleid.
* **Sancties:** Administratieve geldboete, schorsing of intrekking van een vergunning, sluiting van een inrichting. Alternatieven zoals bemiddeling en gemeenschapsdienst zijn ook mogelijk.
* **Bestuurlijke dwangsom en verzegeling:** Financiële of materiële middelen om naleving af te dwingen, waarbij de overheid de maatregel zelf kan uitvoeren op kosten van de betrokkene.
### 2.3 Vlaamse Handhaving (Kaderdecreet Vlaamse Handhaving)
Het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving (KVH) stroomlijnt de Vlaamse handhavingsregels en heeft als doelstellingen:
* Uniformisering van handhavingsregels.
* Digitalisering via het Vlaams Handhavingsplatform (VHP).
* Uitbreiding met een herstel- en beveiligingsluik.
#### 2.3.1 Begrippenkader KVH
* **Verboden gedragingen:** Kunnen strafrechtelijk of via alternatieve bestuurlijke sancties worden gesanctioneerd, vastgesteld via proces-verbaal.
* **Inbreuken:** Exclusief bestuurlijk gesanctioneerd, vastgesteld via een verslag van vaststelling.
* **Normschendingen:** Geen sancties, enkel maatregelen, vastgesteld via een verslag van vaststelling.
#### 2.3.2 Handhavingsfuncties
* **Toezicht:** Controle op naleving van regelgeving.
* **Opsporing:** Bewijs verzamelen voor vervolging.
* **Sanctioneren:** Opleggen van bestuurlijke sancties.
* **Herstellen:** Ongedaan maken van publieke schade.
* **Beveiligen:** Voorkomen van verder verboden gedrag of publieke verliezen.
#### 2.3.3 Handhavingsinstrumentarium
* **Bestuurlijke geldboete:** Als hoofdsanctie, bepaald in het decreet.
* **Aanvullende sancties:** Verbeurdverklaring, uitsluiting van steun, afroming van vermogensvoordeel, expertisekosten.
* **Herstel:** Gericht op terugkeer naar de referentietoestand of een feitelijk gelijkwaardige toestand, of financiële compensatie.
* **Beveiligingsbeslissing:** Preventieve maatregel om verdere schade te voorkomen of verboden gedrag stop te zetten (bv. sluiting, toegangsverbod).
#### 2.3.4 Rechtsbescherming binnen het KVH
De standaardrechtsbescherming is via de Raad van State met reformatiebevoegdheid. Sanctiebeslissingen kunnen via een schorsend beroep worden aangevochten. Een optioneel Handhavingscollege (HHC) kan ook een rol spelen, alhoewel de verwijzingen hiernaar door het Grondwettelijk Hof zijn vernietigd.
### 2.4 De Raad van State als bestuursrechter
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (RvS) fungeert als belangrijkste bestuursrechter.
#### 2.4.1 Bevoegdheden van de Afdeling Bestuursrechtspraak
* **Annulatiebevoegdheid (art. 14, §1 RvS-wet):** Vernietigen van onwettige administratieve rechtshandelingen.
* **Nevenbevoegdheden:** Schorsingsbevoegdheid en bevoegdheid tot het bevelen van voorlopige maatregelen (art. 17 RvS-wet).
* **Cassatiebevoegdheid (art. 14, §2 RvS-wet):** Beoordeling van rechtspraak in laatste aanleg.
* **Volle rechtsmacht (art. 16 RvS-wet):** Beslissen in bepaalde zaken met volledige beoordelingsmacht.
* **Schadevergoeding:**
* Bij buitengewone schade wegens rechtmatige overheidsdaad (art. 11 RvS-wet).
* Tot herstel na vaststelling van onwettigheid (art. 11bis RvS-wet).
* **Attributieconflicten (art. 13 RvS-wet):** Beslechten van geschillen tussen administratieve rechtscolleges.
#### 2.4.2 Procedurele kenmerken
* **Objectief contentieux:** De RvS is primair een wettigheidsrechter.
* **Autonomie:** Eigen procedurele regels, die afwijken van gerechtelijke procedures.
* **Inquisitoriaal en schriftelijk:** De procedure is ambtshalve en hoofdzakelijk schriftelijk, met een mondelinge fase.
* **Strikte termijnen:** Belang van het respecteren van de procedureregels en termijnen.
#### 2.4.3 Ontvankelijkheidsvoorwaarden
* **Betreffende de bestreden beslissing:** Moet een definitieve, griefhoudende administratieve rechtshandeling zijn. Complexe administratieve rechtshandelingen en impliciete beslissingen zijn hierbij relevant.
* **Betreffende de verzoekende partij:** Moet procesbevoegdheid en een voldoende belang hebben.
* **Betreffende de termijn:** Tijdige indiening van het beroep (in principe 60 dagen). De bekendmaking of betekening van de beslissing is cruciaal voor de aanvang van de termijn.
#### 2.4.4 De procedure: van verzoekschrift tot arrest
De procedure omvat de schriftelijke fase (verzoekschrift, memories, auditeurverslag) en een mondelinge fase (zitting). Belangrijk is de uiteenzetting van het middel, het belang bij het middel en de wettigheidskritiek.
* **Het verzoekschrift:** Moet de identiteit van partijen, feiten, middelen en belang bevatten.
* **De middelen:** Kunnen betrekking hebben op schending van substantiële vormen, machtsoverschrijding of machtsafwending.
* **Auditeurverslag:** Geeft een standpunt over ontvankelijkheid en gegrondheid.
* **Arrest:** Kan vernietigend, verwerpend of schorsend zijn.
#### 2.4.5 Bijzonderheden van het administratief kort geding
* **Spoedeisend karakter:** Vereist een dringende noodzaak voor een snelle beslissing.
* **Schorsingsbevoegdheid:** De tenuitvoerlegging van de beslissing kan worden geschorst.
* **Procedurekalender:** Korte en strikte termijnen.
#### 2.4.6 Gevolgen van vernietigingsarresten
* **Gezag van gewijsde:** Vernietiging werkt erga omnes en ex tunc.
* **Rechtsherstel:** Het bestuur moet de procedure heropenen of een nieuwe beslissing nemen.
* **Injunctiebevoegdheid:** De RvS kan het bestuur bevelen een beslissing te nemen of in te trekken.
* **Indeplaatsstelling:** De RvS kan in de plaats treden van het bestuur bij gebonden bevoegdheid.
* **Dwangsom:** Kan worden opgelegd bij niet-nakoming van een bevel.
* **Schadevergoeding:** Mogelijk na vaststelling van onwettigheid.
### 2.5 De Vlaamse Ombudsdienst
De Vlaamse Ombudsdienst is een para-parlementaire instelling die klachten van burgers en bedrijven behandelt over onbehoorlijk overheidsgedrag.
#### 2.5.1 Bevoegdheden en taken
* **Klachtenbehandeling:** Onderzoek naar de werking van de overheid.
* **Bemiddeling:** Zoeken naar een billijke oplossing.
* **Aanbevelingen:** Formuleren van niet-afdwingbare aanbevelingen voor individueel en structureel herstel.
* **Kwaliteitscontrole:** Beoordelen van de dienstverlening van de overheid.
#### 2.5.2 Ombudsnormen
De ombudsnormen omvatten o.a. overeenstemming met de wet, voldoende motivering, gelijke behandeling, rechtszekerheid, redelijkheid en proportionaliteit, correcte bejegening, actieve dienstverlening en bereikbaarheid.
> **Tip:** De Vlaamse Ombudsdienst is geen beroepsinstantie met bindende beslissingen, maar een bemiddelaar en aanbevelingsorgaan.
### 2.6 De rol van de burgemeester in bestuurlijke handhaving
De burgemeester is een centrale figuur in de bestuurlijke politie en heeft diverse bevoegdheden:
* **Politierechterlijke rol:** Handhaving van de openbare orde.
* **Verordenende bevoegdheid:** Uitvaardigen van politiebesluiten.
* **Informatieve rol:** Inwinnen van informatie.
Hij kan bijvoorbeeld een bevel uitvaardigen ter handhaving van de openbare orde, en dit bevel kan, indien onvoldoende nageleefd, worden versterkt met een bestuurlijke dwangsom.
### 2.7 Juridische basis van de Bestuurlijke Handhaving en Sancties
De juridische basis is divers en verspreid:
* **Nieuwe Gemeentewet (NGW):** Artikel 119 (politieverordeningen), 119bis (GAS), 133ter (dwangsom), 135§2 (algemene bestuurlijke politie).
* **Kaderdecreet Vlaamse Handhaving:** Biedt een uniform kader voor handhaving in Vlaanderen.
* **Specifieke sectorale wetgeving:** Vb. Drugswet, stedenbouwwetgeving.
### 2.8 Verschil tussen bestuurlijke beroepen en jurisdictionele beroepen
| Kenmerk | Bestuurlijk beroep | Jurisdictioneel beroep |
| :--------------------------- | :-------------------------------------------------- | :--------------------------------------------------- |
| **Bij welk orgaan?** | Bij een bestuur (hoger orgaan of toezichthoudend) | Bij een rechter (rechtbank, hof, RvS) |
| **Grondwettelijke verankering** | Geen expliciete grondwettelijke verankering | Grondwettelijk verankerd (art. 142, 144 e.v., 160, 161 GW) |
| **Soort toezicht** | Opportuniteitstoezicht (algemeen belang) | Legaliteitstoezicht |
| **Werking** | Devolutieve werking (meestal) | In principe geen ultra petita beoordeling |
| **Beginselen** | Beginselen van behoorlijk bestuur | Beginselen van behoorlijke rechtsbedeling |
| **Uitspraakverplichting** | Niet altijd verplicht tot uitspraak | Verplicht tot uitspraak (op straffe van rechtsweigering) |
| **Behandeling** | In principe niet openbaar | In principe openbaar |
| **Invloed op beslissing** | Mogelijkheid tot opheffing of intrekking | Gezag van gewijsde belet terugkomen op uitspraak |
> **Tip:** Let bij het beoordelen van de effecten van bestuurlijke beroepen op de termijn voor het instellen van een jurisdictioneel beroep. Een willig of hiërarchisch beroep kan een stuitende werking hebben, wat betekent dat de termijn opnieuw begint te lopen.
### 2.9 Integriteitsonderzoek en ondermijnende criminaliteit
* **Ondermijnende criminaliteit:** Criminaliteit die maatschappelijke structuren of vertrouwen schaadt.
* **Integriteitsonderzoek (art. 119ter NGW):** Preventief of reactief onderzoek bij risicovolle economische activiteiten, met mogelijke gevolgen zoals weigering van een vergunning, schorsing of sluiting. Het advies van de Dienst Integriteit en Ondermijning (DIO) is hierbij verplicht maar niet bindend.
---
# Jurisdictioneel en bestuurlijk beroep
Dit hoofdstuk gaat over de verschillende manieren waarop burgers zich kunnen verzetten tegen beslissingen van het bestuur, enerzijds via administratieve beroepen bij het bestuur zelf, en anderzijds via jurisdictionele beroepen bij een rechter.
## 3 Jurisdictioneel en bestuurlijk beroep
### 3.1 Inleiding tot beroepswegen
Een geschil ontstaat wanneer er een onenigheid is tussen een burger en het bestuur. Om deze geschillen te vermijden, moet het bestuur zorgvuldig besluitvorming toepassen en beginselen van behoorlijk bestuur respecteren. Wanneer een geschil zich toch voordoet, kan men zich wenden tot het bestuur via administratieve weg (klacht, ombudsdienst, bestuurlijk beroep, bestuurlijke handhaving) of via de gerechtelijke weg (jurisdictioneel beroep). Er bestaat ook een buitengerechtelijke weg zoals bemiddeling.
### 3.2 Bestuurlijk beroep
#### 3.2.1 Kenmerken van bestuurlijke beroepen
Bestuurlijke beroepen worden ingesteld bij een orgaan van het actief bestuur, in tegenstelling tot jurisdictionele beroepen die bij een rechter worden ingesteld. Ze zijn gericht tegen een (reële of fictieve) beslissing van een ander bestuur, met als doel de intrekking, wijziging, vernietiging of niet-goedkeuring ervan.
**Kernkenmerken:**
* **Opportuniteitstoezicht:** Bestuurlijke beroepen toetsen niet enkel de wettigheid, maar ook de opportuniteit van de beslissing. Het beroepsorgaan beoordeelt het algemeen belang en kan de beslissing dus wijzigen op basis van beleidsmatige overwegingen.
* **Devolutieve werking:** In principe gaat de volledige beslissingsmacht over naar de beroepsinstantie. De beslissing van de beroepsinstantie treedt in de plaats van de oorspronkelijke beslissing. Er zijn echter uitzonderingen op deze devolutieve werking.
* **Beginselen van behoorlijk bestuur:** Bestuurlijke beroepen zijn, net zoals de oorspronkelijke beslissingen, onderworpen aan de beginselen van behoorlijk bestuur en de formele motiveringsplicht. De beslissing op het beroep moet dus ook gemotiveerd zijn.
* **Verplichting tot beslissen:** In principe is de beroepsinstantie verplicht een beslissing te nemen, op straffe van rechtsweigering.
* **Geen openbare behandeling:** In tegenstelling tot de meeste gerechtelijke procedures, is er bij bestuurlijke beroepen doorgaans geen openbare behandeling.
* **Opheffing of intrekking mogelijk:** De beroepsinstantie kan de oorspronkelijke beslissing opheffen of intrekken.
* **Geen absolute gezag van gewijsde:** Hoewel de beslissing van een beroepsinstantie bindend is, is het niet uitgesloten dat er later opnieuw beroep kan worden ingesteld, bijvoorbeeld indien nieuwe feiten zich voordoen.
#### 3.2.2 Soorten bestuurlijke beroepen
Men onderscheidt georganiseerde en niet-georganiseerde bestuurlijke beroepen.
##### 3.2.2.1 Georganiseerd bestuurlijk beroep
Dit type beroep is 'georganiseerd' door de regelgeving, wat betekent dat de wet voorschrijft bij welk orgaan, onder welke vorm en binnen welke termijn beroep ingesteld kan worden. Een belangrijke ontvankelijkheidsvereiste voor het instellen van een jurisdictioneel beroep bij de bestuursrechter is de uitputting van het georganiseerd bestuurlijk beroep.
* **Bijkomende voorwaarden:** Het beroep moet tijdig worden ingesteld en aan de vormvoorschriften voldoen.
* **Schorsende werking:** In principe heeft een georganiseerd bestuurlijk beroep geen schorsende werking ten aanzien van de uitvoerbaarheid van de bestreden beslissing. Er zijn echter uitzonderingen voorzien in specifieke regelgeving.
* **Verplichting tot vermelden:** Besturen zijn vaak verplicht om de mogelijkheid van een beroep te vermelden bij beslissingen met individuele strekking, inclusief de beroepsinstantie, de termijn en de vormvoorschriften.
##### 3.2.2.2 Niet-georganiseerd bestuurlijk beroep
Dit beroep kan altijd worden ingesteld en is facultatief. Het bestuur is niet verplicht om erop te beslissen, en het hoeft niet vermeld te worden in het kader van actieve openbaarheid.
* **Soorten niet-georganiseerde beroepen:**
* **Willig beroep (verzoek tot heroverweging):** Een verzoek aan het bestuur om zijn eigen beslissing te heroverwegen.
* **Beroep bij de hiërarchische overste:** Beroep binnen dezelfde rechtspersoon, tenzij het een rechtstreeks toegewezen bevoegdheid betreft.
* **Beroep bij het toezichthoudend bestuur:** Beroep bij een ander rechtspersoon, enkel bij gedecentraliseerde besturen, met het oog op schorsing of vernietiging.
* **Stuitende werking op jurisdictioneel beroep:** Een niet-georganiseerd bestuurlijk beroep heeft onder bepaalde voorwaarden een stuitende werking op de beroepstermijn voor de bestuursrechter. Dit is het geval indien het beroep tijdig wordt ingesteld bij een bevoegde instantie, er nieuwe gegevens worden aangebracht, en het bestuur heeft toegezegd het dossier opnieuw te bekijken. Bij een beroep bij de toezichthoudende overheid is dit eveneens het geval indien het beroep tijdig is aangetekend verzonden en binnen de termijn waarover de toezichthoudende overheid beschikt om toezicht uit te oefenen.
### 3.3 Jurisdictioneel beroep
#### 3.3.1 Definitie en rechtsmachtverdeling
Een jurisdictioneel beroep wordt ingesteld bij een rechtscollege, waaronder de rechterlijke orde, administratieve rechtscolleges, of buitengerechtelijke rechtscolleges. Dit kan leiden tot een beslissing met gezag van gewijsde die een einde maakt aan een geschil. De rechtsmachtverdeling in België is gebaseerd op de Grondwet:
* **Subjectief contentieux (art. 144-145 Gw):** Geschillen over burgerlijke en politieke rechten behoren in principe tot de bevoegdheid van de rechtbanken van de rechterlijke orde. De wet kan echter bepalingen bevatten waarbij de Raad van State of federale administratieve rechtscolleges bevoegd worden gemaakt voor de burgerrechtelijke gevolgen van hun beslissingen.
* **Objectief contentieux:** Geschillen die buiten de toepassing van de artikelen 144 en 145 Gw vallen, komen in beginsel toe aan de administratieve rechtscolleges, waaronder de Raad van State.
De bevoegdheid van rechtscolleges is verankerd in de Grondwet (art. 146 Gw voor de rechterlijke macht, art. 161 Gw voor administratieve rechtscolleges).
#### 3.3.2 Bepaling van de bevoegde rechter
De bevoegdheid om te oordelen welk orgaan (justitieel of administratief) bevoegd is, hangt af van het "werkelijk en rechtstreeks voorwerp van de vordering". Hierbij wordt rekening gehouden met:
* **Het voorwerp van de vordering:** Wordt de erkenning of vaststelling van een subjectief recht gevorderd? Dit is vaak het geval bij beslissingen over een gebonden bevoegdheid, waaruit een subjectief recht rechtstreeks kan worden afgeleid.
* **De inhoud van de middelen:** Middelen die steunen op de schending van rechtsregels die een verplichting voor het bestuur vestigen, kunnen relevant zijn.
De scheidingslijn tussen bevoegdheden kan onduidelijk zijn, wat kan leiden tot forumshopping. Het Hof van Cassatie treedt op als attributierechter voor conflicten tussen de Raad van State en de justitiële rechter.
#### 3.3.3 Rechtsbescherming tegen overheidsaansprakelijkheid
* **Artikel 159 Gw:** Hoven en rechtbanken passen besluiten en verordeningen enkel toe in zoverre ze met de wet overeenstemmen. Dit geldt ook voor de Raad van State.
* **Artikel 1382 BW (foutaansprakelijkheid):** De overheid kan aansprakelijk zijn voor foutief stilzitten, feitelijk handelen of handelen via besluitvorming. Een door de bestuursrechter vastgestelde onwettigheid kan een fout opleveren die leidt tot aansprakelijkheid, afhankelijk van de aard van de geschonden rechtsnorm. Schending van beginselen van behoorlijk bestuur kan als een rechtsnorm worden beschouwd.
* **Foutloze overheidsaansprakelijkheid:** In bepaalde gevallen kan de overheid aansprakelijk zijn, zelfs zonder fout, bijvoorbeeld bij rechtmatig handelen dat nadeel berokkent (bv. onteigening). Het beginsel van gelijkheid van de burgers voor de openbare lasten (GBOL) speelt hierbij een rol.
### 3.4 De Raad van State als bestuursrechter
#### 3.4.1 Bevoegdheden van de Afdeling Bestuursrechtspraak
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (RvS) beschikt over diverse bevoegdheden:
* **Annulatiebevoegdheid (art. 14, §1 RvS-wet):** Vernietigen van administratieve rechtshandelingen. Hieraan gekoppeld zijn de schorsingsbevoegdheid en de bevoegdheid tot het bevelen van voorlopige maatregelen (art. 17 RvS-wet).
* **Cassatiebevoegdheid (art. 14, §2 RvS-wet):** Toetsen van uitspraken van lagere administratieve rechtscolleges op wettigheid.
* **Volledige rechtsmacht (art. 16 RvS-wet):** In bepaalde gevallen (bv. verkiezingsgeschillen) kan de RvS met volle rechtsmacht uitspraak doen.
* **Schadevergoeding:**
* **Buitengewone schadevergoeding wegens rechtmatige overheidsdaad (art. 11 RvS-wet):** Vergoeding voor rechtmatig toegebrachte schade, met inachtneming van het GBOL-beginsel.
* **Schadevergoeding tot herstel na vaststelling onwettigheid (art. 11bis RvS-wet):** Vergoeding voor nadeel geleden door een vastgestelde onwettigheid.
* **Attributieconflicten (art. 13 RvS-wet):** Beslechten van conflicten tussen administratieve rechtscolleges.
#### 3.4.2 Procedureregeling
De procedure bij de RvS wordt geregeld door verschillende wetten en koninklijke besluiten, waaronder de Wetten op de RvS, het Algemeen Procedurereglement (APR) en specifieke regels voor kort geding en cassatie.
**Kernkenmerken van de procedure:**
* **Objectief contentieux (wettigheidsrechter):** De RvS toetst primair de wettigheid van beslissingen.
* **Autonomie van de administratieve rechtspleging:** Specifieke regels en termijnen gelden.
* **Schriftelijke aard met mondelinge fase:** De procedure start schriftelijk, maar kent ook een mondelinge zitting.
* **Strikte termijnen:** Belangrijk om de termijnen voor het instellen van beroep nauwkeurig te respecteren.
* **Verplichting tot vermelden beroepsmogelijkheden:** Beslissingen moeten de beroepsmogelijkheden, termijnen en vormvereisten vermelden.
#### 3.4.3 Ontvankelijkheidsvoorwaarden
Om ontvankelijk te zijn bij de RvS, moet aan bepaalde voorwaarden worden voldaan:
* **Betreffende de bestreden beslissing:**
* Het moet gaan om een **administratieve rechtshandeling** die de rechtszoekende onmiddellijk en effectief kan benadelen. Zuiver informatieve of voorbereidende handelingen zijn in beginsel niet vatbaar voor beroep.
* De beslissing moet **definitief** zijn, dat wil zeggen dat er geen georganiseerd bestuurlijk beroep meer mogelijk is of dat dit is uitgewerkt. Bij **complexe administratieve rechtshandelingen** kan de onwettigheid van een voorbereidende handeling worden aangevochten via de eindbeslissing.
* Bij **impliciete beslissingen** (stilzwijgen van het bestuur na een aanmaning) wordt het stilzwijgen geacht een afwijzende beslissing te zijn die kan worden aangevochten, tenzij specifieke regelgeving anders bepaalt.
* **Betreffende de verzoekende partij:**
* **Procesbevoegdheid (hoedanigheid):** De verzoeker moet de wettelijke hoedanigheid hebben om het geschil aanhangig te maken. Dit geldt voor natuurlijke personen en rechtspersonen die via hun wettelijke vertegenwoordigers optreden. Feitelijke verenigingen kunnen onder bepaalde voorwaarden ontvankelijk zijn.
* **Belang:** De verzoeker moet door de bestreden beslissing een persoonlijk, direct, zeker, actueel en wettig nadeel lijden, en de nietigverklaring moet haar een direct en persoonlijk voordeel verschaffen. Bij beroep tegen een reglementaire akte wordt het belang soepeler beoordeeld.
* **Betreffende de termijn:**
* De algemene termijn voor een annulatieberoep is **60 dagen** na bekendmaking of betekening van de bestreden akte of reglement.
* Bekendmaking en betekening zijn cruciaal voor het aanvangen van de termijn. Indien een beroepsmogelijkheid wordt vermeld, is deze vermelding bindend voor de berekening van de termijn.
* De termijnberekening volgt specifieke regels (bv. weekeinden en feestdagen).
* **Stuiting en schorsing van de termijn** zijn mogelijk onder specifieke voorwaarden (bv. bij klacht bij toezichthoudend bestuur of ombudsman).
#### 3.4.4 Het verzoekschrift en de middelen
Het verzoekschrift moet de identiteit van de partijen, de feiten en de middelen uiteenzetten.
* **Middel:** Een middel bestaat uit de vermelding van de geschonden rechtsregel en de wijze waarop deze is overtreden. De schending moet een invloed kunnen hebben op de draagwijdte van de beslissing, een waarborg ontnemen, of de bevoegdheid van de steller beïnvloeden.
* **Vernietigingsgronden:** Middelen kunnen betrekking hebben op:
* Overtreding van substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen.
* Machtsoverschrijding (onbevoegdheid, schending van de wet in materiële zin).
* Machtsafwending (gebruik van bevoegdheid voor een ander doel dan beoogd).
* **Tijdstip aanvoeren van middelen:** Middelen moeten in beginsel binnen de verjaringstermijn worden aangevoerd, met uitzonderingen voor middelen die de openbare orde raken of gebaseerd zijn op informatie die pas later bekend werd.
#### 3.4.5 Procedurele fasen en arrest
De procedure kent een schriftelijke en een mondelinge fase. Na het auditoraatverslag volgt de zitting en het arrest.
* **Arrest:** Kan vernietigend (erga omnes, ex tunc), verwerpend (relatief gezag van gewijsde) of schorsend (ex nunc) zijn.
* **Gevolgen van vernietigingsarresten:** Vernietiging heeft in principe geen terugwerkende kracht, maar er zijn milderingen mogelijk. Het bestuur moet de procedure in principe herbeginnen. De RvS kan ook verduidelijkingen geven of een injunctie bevelen (dwingende beslissing binnen een termijn). Bij niet-nakoming kan een dwangsom worden opgelegd.
#### 3.4.6 Kort Geding en andere bijzondere procedures
* **Schorsingsprocedure (kort geding):** Gericht op de schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing. Vereist spoedeisendheid en een ernstig middel dat de nietigverklaring prima facie verantwoordt.
* **Vorderingen tot schadevergoeding tot herstel:** Na vaststelling van onwettigheid.
* **Doelloze vorderingen/korte debatten:** Snelle uitspraak bij duidelijk gegronde of ongegronde middelen.
### 3.5 Bestuurlijke handhaving
#### 3.5.1 Begrip en instrumentarium
Bestuurlijke handhaving omvat alle maatregelen en sancties om de naleving van rechtsregels af te dwingen, verboden gedrag te ontraden, publieke schade te voorkomen of te herstellen, en rechtszekerheid en rechtsgelijkheid te waarborgen. Dit gebeurt door het bestuur zelf, zonder voorafgaande rechterlijke toetsing, maar met mogelijke rechterlijke controle achteraf.
* **Instrumentarium:**
* **Bestuurlijke sanctie:** Een door een bestuur opgelegde sanctie wegens een inbreuk, met een straffend karakter (bv. GAS-boete, intrekking vergunning).
* **Bestuurlijke (politie)maatregel:** Een preventieve maatregel ter vrijwaring van de openbare orde of ter bevordering van de goede werking van de dienst (bv. preventief huisarrest, waarschuwing).
* **Bestuurlijke dwangsom:** Een financieel drukmiddel om naleving af te dwingen.
* **Bestuursdwang:** Het bestuur voert de maatregel zelf uit op kosten van de betrokkene.
#### 3.5.2 Lokale bestuurlijke handhaving
Gemeenten beschikken over algemene en bijzondere bestuurlijke politiebevoegdheden om de openbare orde te beschermen.
* **Rechtsgronden:** o.a. art. 119, 119bis, 135 §2 NGW.
* **Openbare orde:** Omvat rust, veiligheid, gezondheid en sinds 1999 ook overlast.
* **Handhavingsactoren:** Gemeenteraad (politiereglementen), College van Burgemeester en Schepenen (CBS) (opleggen sancties, sluiten inrichtingen), Burgemeester (centrale figuur in bestuurlijke politie).
* **Gemeentelijke administratieve sancties (GAS):** Geldboetes, schorsing/intrekking vergunningen, sluiting inrichtingen, alternatieven zoals bemiddeling en gemeenschapsdienst.
#### 3.5.3 Vlaamse handhaving
Het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving (KVH) stroomlijnt de Vlaamse handhavingsregels en voorziet in digitalisering en een herstel- en beveiligingsluik.
* **Handhavingsfuncties:** Toezicht, opsporing, sanctioneren, herstellen, beveiligen.
* **Functiehouders:** Toezichthouder, beboetingsinstantie, herstelinstantie. Er geldt een verbod op cumul in hetzelfde dossier.
* **Bestuurlijke sancties:** Geldboete, verbeurdverklaring, uitsluiting van steun, expertisekosten.
* **Herstel en beveiliging:** Gericht op het ongedaan maken van publieke schade en het voorkomen van verdere schade.
### 3.6 Openbaarheid van bestuur
#### 3.6.1 Passieve openbaarheid
Het recht van burgers om bestuursdocumenten te raadplegen. Dit is een grondrecht (art. 32 Gw).
* **Regelgevend kader:** Bestuursdecreet (Vlaanderen), Wet van 11 april 1994 (federaal), Gezamenlijk decreet en ordonnantie (Brussel).
* **Belangrijke beoordelingselementen:** Is het een bestuursdocument? Gaat het om informatie van persoonlijke aard? Is er een belang aangetoond (vooral bij persoonlijke informatie)?
* **Soorten uitzonderingen:** Absolute, relatieve en facultatieve uitzonderingen, met telkens een andere mate van belangenafweging.
* **Administratieve procedure:** Beroep bij een beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur.
#### 3.6.2 Actieve openbaarheid
De overheid stelt bestuursdocumenten automatisch ter beschikking.
* **Verplichting tot vermelden beroepsmogelijkheden:** Cruciaal bij beslissingen met individuele strekking.
### 3.7 De Vlaamse Ombudsdienst
De Vlaamse Ombudsdienst is een para-parlementaire instelling die klachten over 'onbehoorlijk overheidsgedrag' onderzoekt.
* **Taken:** Klachtenbehandeling, formuleren van aanbevelingen (individueel en structureel), bemiddeling.
* **Instrumenten:** Geen bindende beslissingen, maar een onderzoeks-, bemiddelings- en aanbevelingsbevoegdheid.
* **Ombudsnormen:** Toetsing aan wetgeving, beginselen van behoorlijk bestuur, rechtszekerheid, redelijkheid, proportionaliteit en correcte bejegening.
---
**Belangrijke tabellen en schema's ter samenvatting:**
| Bestuurlijk beroep | Jurisdictioneel beroep |
| :------------------------------------------------------- | :--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| Bij bestuur | Bij rechter |
| Geen grondwettelijke verankering | Grondwettelijke verankering (art. 142, 144 e.v., 160, 161 Gw) |
| Principe: opportuniteitstoezicht | Legaliteitstoezicht |
| Devolutieve werking | In principe geen ultra petita beoordeling (nuance: ambtshalve excepties, middelen RvS) |
| Beginselen van behoorlijk bestuur | Beginselen van behoorlijke rechtsbedeling |
| Niet altijd verplicht om uitspraak te doen | Verplicht uitspraak te doen, op straffe van rechtsweigering |
| Geen openbare behandeling | In principe openbare behandeling |
| In principe mogelijkheid tot opheffing of intrekking | Gezag van gewijsde belet dat er op uitspraak wordt teruggekomen (instellen rechtsmiddelen wel mogelijk) |
| Algemene bestuurlijke politie | Bijzondere bestuurlijke politie |
| :--------------------------------------------------------- | :------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| Nieuwe gemeentewet | Bijzondere wetgeving/sectoraal |
| Niet alle gedragingen in regelgeving vastleggen | Gedragingen precies vastgelegd in verboden en geboden |
| Handhaving openbare orde op algemene manier | Handhaving openbare orde in bijzondere domeinen (milieu, wegverkeer, stedenbouw, etc.) |
| Openbare orde | Ook andere doelen dan openbare orde: esthetiek, economische, morele orde, openbare zedelijkheid |
| Discretionaire bevoegdheid | Toegewezen/gebonden bevoegdheid |
| Als gemeentelijk orgaan | Als orgaan van het centrale bestuur |
| Aansprakelijkheid gemeente | Aansprakelijkheid centrale bestuur |
| Procedure rechtbank | Ombudsdienst |
| :--------------------------------------- | :--------------------------------------------------------------------------- |
| Procedureregels | Informele methode |
| Bijstand van een advocaat | Niet nodig |
| Rechter kan bemiddelaar aanstellen | 'Bemiddelt' zelf |
| Toepassing wet en B.B.B. | Ombudsnormen |
| Uitspraak + beroepsmogelijkheden | Beoordeling - verzoening |
| Afdwingbaar – zo nodig gedwongen uitvoering | Niet afdwingbaar (verslag aan de minister en voorlegging aan parlementaire commissie) |
| Geen precedentenwerking | Conflictoverschrijdende effecten: Aanbeveling om regelgeving/werking te verbeteren |
| | Jaarverslag van de ombudsman of -vrouw |
| | Weinig conflict-overschrijdend effect |
| | Wat | Wie |
| :----------- | :---------------------------------------------- | :------------------------------------------------ |
| Nulde lijn | Informatie | Vlaamse infolijn |
| Eerste lijn | Interne klachtenbehandeling | Klachtenvoorziening Vlaamse overheid |
| Tweede lijn | Externe klachtenbehandeling | Vlaamse ombudsdienst |
---
# Openbaarheid van bestuur
Het principe van openbaarheid van bestuur is een hoeksteen van democratische rechtsstaten, dat erop gericht is transparantie te waarborgen en burgers in staat te stellen deel te nemen aan en controle uit te oefenen op overheidsoptreden. Dit deelonderwerp behandelt de passieve en actieve openbaarheid, de juridische grondslagen, de uitzonderingen en de procedures voor het verkrijgen van bestuursdocumenten, alsmede de beroepsmogelijkheden tegen weigeringen.
## 4.1 Grondslag en beginselen van openbaarheid van bestuur
Openbaarheid van bestuur is een concrete toepassing van het transparantiebeginsel, dat essentieel is voor goed bestuur. Het principe is verankerd in de Grondwet en wordt verder uitgewerkt in specifieke wetgeving.
### 4.1.1 Constitutionele grondslag
Artikel 32 van de Grondwet stelt dat **ieder het recht heeft om elk bestuursdocument te raadplegen**. Dit grondrecht vormt de basis voor de openbaarheid van bestuur.
### 4.1.2 Passieve openbaarheid van bestuur
Passieve openbaarheid betekent dat de overheid bestuursdocumenten ter beschikking stelt **op verzoek** van de burger. Dit vereist dat de burger zelf actie onderneemt om de informatie op te vragen.
#### 4.1.2.1 Juridische kaders
Verschillende rechtsnormen regelen de passieve openbaarheid:
* **Bestuursdecreet van 7 december 2018 (Vlaanderen):** Titel II, Hoofdstuk 3 regelt de openbaarheid van bestuur met betrekking tot Vlaamse bevoegdheden. Het organieke toepassingsgebied (art. II.28 juncto art. I.3) bepaalt op welke organen de wetgeving van toepassing is.
* **Wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur (Federaal):** Regelt de openbaarheid op federaal niveau (organiek toepassingsgebied, art. 1).
* **Gemeenschappelijk decreet en ordonnantie van 16 mei 2019 betreffende de openbaarheid van bestuur bij de Brusselse instellingen:** Regelt de openbaarheid voor Brusselse instellingen (organiek toepassingsgebied, art. 3).
#### 4.1.2.2 Criteria voor een bestuursdocument
Om als bestuursdocument te worden beschouwd en dus onder de openbaarheidsregels te vallen, moet aan de volgende criteria worden voldaan:
* **"In bezit" van de overheid:** Het document moet zich bevinden in de administratie.
* **Ongeacht de auteur:** De oorsprong van het document is niet doorslaggevend.
* **Ongeacht de vorm:** Zowel geschreven documenten, digitale bestanden als andere dragers kunnen bestuursdocumenten zijn.
#### 4.1.2.3 Vorm van de aanvraag
De aanvrager kan de openbaarheid vragen op verschillende wijzen:
* Het verlenen van inzage.
* Het verschaffen van uitleg.
* Het overhandigen van een afschrift.
De aanvrager mag de vorm kiezen, tenzij de gevraagde wijze redelijkerwijs onverantwoord is.
#### 4.1.2.4 Uitzonderingen op de openbaarheid
Er gelden specifieke uitzonderingen op het recht op openbaarheid. Deze uitzonderingen kunnen worden ingedeeld in:
* **Absolute uitzonderingen:** Hierbij is geen belangenafweging vereist en moet de openbaarheid automatisch worden geweigerd.
* **Relatieve uitzonderingen (verplichte belangenafweging):** De overheid moet een reële belangenafweging maken die moet blijken uit de motivering van de weigeringsbeslissing.
* **Facultatieve uitzonderingen (discretionaire beoordeling):** De overheid heeft een keuze om openbaar te maken, maar is niet verplicht dit te weigeren.
Deze uitzonderingen zijn materiegebonden en worden aangevuld met bepalingen uit specifieke wetten, decreten en ordonnanties. Bij informatie van persoonlijke aard wordt een strikte interpretatie van het vereiste belang toegepast. Milieuinformatie kent specifieke regels.
#### 4.1.2.5 Administratieve procedure (eerste aanleg)
De procedure voor het aanvragen en verkrijgen van bestuursdocumenten is uitgewerkt in de toepasselijke organieke regelgeving.
* **Bestuurlijk beroep:**
* **In Vlaanderen:** Bij de Beroepsinstantie inzake de openbaarheid van bestuur (art. II.48 e.v. Bestuursdecreet).
* **Op grond van de Openbaarheidswet:** Verzoek tot heroverweging en advies bij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten (art. 8).
* **Stilzwijgende weigering:** Een stilzwijgende weigering is mogelijk indien er niet tijdig wordt geantwoord.
### 4.1.3 Actieve openbaarheid van bestuur
Actieve openbaarheid betekent dat de overheid bestuursdocumenten **automatisch ter beschikking stelt**, zonder dat dit op verzoek gebeurt. Dit gebeurt via publicatie op officiële kanalen. De verspreiding is beperkt tot informatie die niet onder de uitzonderingen valt.
### 4.1.4 Verplichting tot vermelden van beroepsmogelijkheden
Bij beslissingen met individuele strekking is het bestuur verplicht om de beroepsmogelijkheden correct te vermelden, inclusief de beroepsinstanties, de beroepstermijn en de vormvoorschriften.
* **Sanctie bij niet-vermelding (Federaal):** De beroepstermijn neemt geen aanvang.
* **Sanctie bij niet-vermelding (Decretaal):** De beroepstermijn neemt een aanvang vier maanden na betekening.
## 4.2 Bestuurlijke en jurisdictionele beroepen tegen weigeringsbeslissingen
Wanneer een aanvraag tot openbaarmaking wordt geweigerd, kan de burger zowel bestuurlijke als jurisdictionele beroepen instellen.
### 4.2.1 Bestuurlijke beroepen
Bestuurlijke beroepen worden ingesteld bij een orgaan van actief bestuur, tegen een beslissing van een ander bestuur. Ze controleren zowel de rechtmatigheid als de opportuniteit van de beslissing.
* **Kenmerken:**
* Ingesteld bij een orgaan van actief bestuur.
* Tegen een (reële of fictieve) beslissing van een (ander) bestuur.
* Doel: intrekking, wijziging, vernietiging of niet-goedkeuring.
* Rechtmatigheids- en opportuniteitscontrole (in principe devolutieve werking).
* Volledige beslissingsmacht gaat over naar de beroepsinstantie.
* Onderworpen aan beginselen van behoorlijk bestuur en formele motiveringsplicht.
* **Soorten:**
* **Georganiseerd beroep:** Uitgewerkt door de regelgeving (bij wie, onder welke vorm, termijn). Een uitputtingsvereiste is vaak een ontvankelijkheidsvereiste voor de bestuursrechter.
* **Niet-georganiseerd beroep:** Kan altijd worden ingesteld en is facultatief. Dit omvat:
* Willig beroep (verzoek tot heroverweging).
* Beroep bij de hiërarchische overste.
* Beroep bij het toezichthoudend bestuur.
* **Werking op jurisdictioneel beroep:**
* Een niet-georganiseerd bestuurlijk beroep heeft in principe geen schorsende noch stuitende werking ten aanzien van de jurisdictionele beroepstermijn, tenzij aan specifieke voorwaarden is voldaan (bv. bij willeg of hiërarchisch beroep indien nieuwe gegevens werden aangebracht).
### 4.2.2 Jurisdictionele beroepen
Jurisdictionele beroepen worden ingesteld bij een rechtscollege, zoals de Raad van State of een administratief rechtscollege.
* **Definitie:** Een beroep ingesteld bij een rechtscollege dat leidt tot een beslissing met het gezag van gewijsde en die een einde maakt aan een geschil.
* **Rechtsmachtverdeling:** Het Belgische rechtssysteem maakt een onderscheid tussen:
* **Subjectief contentieux:** Geschillen over burgerlijke en politieke rechten, in beginsel bevoegd voor de rechtbanken.
* **Objectief contentieux:** Geschillen die geen betrekking hebben op subjectieve rechten, in beginsel bevoegd voor de administratieve rechtscolleges zoals de Raad van State.
* **Bevoegde rechter:** De bevoegdheid van de rechter wordt bepaald aan de hand van het "werkelijk en direct voorwerp van de vordering".
* **Rechtsbescherming:**
* **Artikel 159 Grondwet:** Hoven en rechtbanken passen besluiten en verordeningen toe voor zover ze met de wet overeenstemmen.
* **Aansprakelijkheid overheid:** Op grond van art. 1382 BW (foutieve handelingen) en soms foutloze aansprakelijkheid.
* **Raad van State als bestuursrechter:**
* **Bevoegdheden:** Annulatie, schorsing, bewarende maatregelen, cassatie, schadevergoeding.
* **Procedure:** Schriftelijk, met een mogelijke mondelinge fase. Strikt getimed.
* **Ontvankelijkheidsvoorwaarden:**
* **Voorwerp:** Een administratieve rechtshandeling die definitief is en de verzoeker benadeelt.
* **Verzoekende partij:** Moet over procesbevoegdheid en een rechtens vereist belang beschikken (persoonlijk, direct, zeker, actueel, wettig nadeel).
* **Termijn:** Meestal zestig dagen na bekendmaking of betekening.
#### 4.2.2.1 Gevolgen van vernietigingsarresten
Een vernietigingsarrest van de Raad van State werkt in principe *erga omnes* (tegenover iedereen) en met terugwerkende kracht (*ex tunc*). De gevolgen kunnen echter worden beperkt op grond van het continuïteitsbeginsel en rechtszekerheid. De overheid kan verplicht worden een nieuwe beslissing te nemen.
#### 4.2.2.2 Kort geding
In spoedeisende gevallen kan een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging of tot het bevelen van voorlopige maatregelen worden ingesteld. Hierbij wordt een belangenafweging gemaakt.
> **Tip:** De specifieke termijnen en procedures voor beroepen zijn cruciaal. Controleer altijd de geldende regelgeving voor het concrete geval.
> **Voorbeeld:** Een burger vraagt een bouwvergunning aan. De gemeente weigert deze. De burger kan eerst een bestuurlijk beroep instellen bij een hogere overheid. Indien dit beroep wordt afgewezen, kan hij vervolgens een jurisdictioneel beroep instellen bij de Raad van State om de beslissing van de gemeente te laten vernietigen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Geschil | Een meningsverschil of ruzie, vaak tussen partijen met tegengestelde belangen. In de context van bestuursrecht verwijst het naar een conflict tussen een burger en een bestuurlijke overheid. |
| Behoorlijk bestuur | Een reeks ongeschreven rechtsbeginselen die de overheid moet naleven bij haar besluitvorming en handelen om willekeur te voorkomen en rechtsbescherming te bieden aan burgers. |
| Besluitvorming | Het proces waarbij een bestuurlijke instantie tot een definitieve beslissing komt, rekening houdend met feiten, rechtsregels en beginselen van behoorlijk bestuur. |
| Regelgeving | Verzameling van wettelijke voorschriften, decreten, ordonnanties, besluiten en andere bindende regels die van toepassing zijn op een bepaald rechtsgebied of een onbepaald aantal personen. |
| Wet in materiële zin | Een bepaling met een algemeen, abstract en onpersoonlijk karakter die van toepassing is op een onbepaald aantal personen en/of zaken, ongeacht of deze afkomstig is van de wetgevende of de uitvoerende macht. |
| Individueel besluit | Een beslissing die specifiek gericht is op één of meerdere welbepaalde personen of entiteiten, zoals een vergunning die aan een specifieke aanvrager wordt verleend. |
| Bestuurlijke sanctie | Een straf die wordt opgelegd door een bestuursorgaan, zonder tussenkomst van een rechter, als reactie op een inbreuk op publiekrechtelijke voorschriften. |
| Bestuurlijk beroep | Een rechtsmiddel waarbij een beslissing van een lager bestuursorgaan kan worden aangevochten bij een hoger bestuursorgaan of een specifieke beroepsinstantie. |
| Jurisdictioneel beroep | Een beroep dat wordt ingesteld bij een rechtscollege (gerechtelijk of administratief) om een beslissing van de overheid te laten toetsen aan het recht. |
| Buitengerechtelijke weg | Methoden om een geschil op te lossen buiten de formele gerechtelijke procedures om, zoals bemiddeling of arbitrage. |
| Rechtspersoon | Een entiteit die door de wet wordt erkend als drager van rechten en plichten, vergelijkbaar met een natuurlijk persoon. Dit kan een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke entiteit zijn. |
| Specialiteitsbeginsel | Het principe dat een rechtspersoon, met name een publiekrechtelijke, handelt binnen de grenzen van haar statutaire doelstellingen of de wettelijke bevoegdheden die haar zijn toegekend. |
| Publiekrechtelijke rechtspersoon | Een rechtspersoon die door de overheid is opgericht met het oog op het vervullen van een taak van algemeen belang, zoals gemeenten, provincies of autonome overheidsdiensten. |
| Privaatrechtelijke rechtspersoon | Een rechtspersoon die onderworpen is aan het privaatrecht, zoals een vennootschap (nv, bv) of een vereniging (vzw), ook al kan deze taken van publiek belang uitvoeren. |
| Administratieve overheid | Een orgaan van de uitvoerende macht, met uitzondering van de rechterlijke en wetgevende macht, dat belast is met een openbaar dienstverlening en het nemen van bestuurlijke beslissingen. |
| Raad van State (RvS) | Het hoogste administratieve rechtscollege in België, met een belangrijke rol in het toetsen van bestuurshandelingen aan de wet en het oplossen van geschillen tussen burgers en de overheid. |
| Jurisprudentiële criteria | Regels en interpretaties die rechters ontwikkelen via hun uitspraken om de toepassing van juridische begrippen in concrete gevallen te bepalen. |
| Zorgvuldigheidsbeginsel | Een algemeen rechtsbeginsel dat vereist dat de overheid zich gedraagt zoals een normaal voorzichtig en zorgvuldig handelend bestuur, geplaatst in dezelfde omstandigheden, zou handelen. |
| Hoorplicht | Het beginsel dat de overheid verplicht is om een individu de gelegenheid te geven om zijn standpunt kenbaar te maken voordat een beslissing wordt genomen die individuele belangen raakt. |
| Onpartijdigheidsbeginsel | Het beginsel dat vereist dat de besluitvormende ambtenaren vrij zijn van enige directe of indirecte invloed die hun oordeel zou kunnen kleuren, en dat zij geen persoonlijk of rechtstreeks belang hebben bij de zaak. |
| Motiveringsbeginsel | Het principe dat elke bestuurshandeling moet worden onderbouwd met redenen (motieven) die feitelijk en juridisch correct en deugdelijk zijn en die blijken uit het dossier. |
| Redelijkheidsbeginsel | Een beginsel dat het discretionaire optreden van de overheid begrenst door te eisen dat de beslissing logisch en aanvaardbaar is in het licht van de feiten en het nagestreefde doel. |
| Evenredigheidsbeginsel | Het beginsel dat stelt dat een overheidsmaatregel niet verder mag gaan dan noodzakelijk is om het nagestreefde doel te bereiken; er moet een redelijke verhouding bestaan tussen het middel en het doel. |
| Gelijkheidsbeginsel | Het principe dat gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden en ongelijke gevallen ongelijk, mits er een objectieve rechtvaardiging voor het verschil is. |
| Non-discriminatiebeginsel | Een specifieke uiting van het gelijkheidsbeginsel dat verbiedt te discrimineren op basis van beschermde kenmerken zoals ras, geslacht, leeftijd, etc. |
| Rechtszekerheidsbeginsel | Het principe dat het recht voorspelbaar en toegankelijk moet zijn, zodat burgers de gevolgen van hun handelen redelijkerwijs kunnen voorzien en de overheid niet zonder objectieve reden van bestaande regels mag afwijken. |
| Vertrouwensbeginsel | Het principe dat burgers erop mogen vertrouwen dat de overheid zich houdt aan duidelijke beloftes of een consistente gedragslijn, tenzij er gewichtige redenen zijn om hiervan af te wijken. |
| Openbaarheid van bestuur | Het recht van burgers om toegang te krijgen tot bestuursdocumenten en informatie van de overheid, als uitdrukking van transparantie en democratische controle. |
| Passieve openbaarheid | De plicht van de overheid om op verzoek informatie en documenten ter beschikking te stellen aan burgers. |
| Actieve openbaarheid | De plicht van de overheid om proactief bepaalde informatie en documenten automatisch publiek te maken, zonder dat er een specifiek verzoek voor nodig is. |
| Bestuursdocument | Elk document, ongeacht de vorm of auteur, dat in het bezit is van de overheid en gerelateerd is aan haar taken en bevoegdheden. |
| Bestuurlijke handhaving | Het geheel van maatregelen en sancties die de overheid inzet om de naleving van rechtsregels te bevorderen, overtredingen te beëindigen of te voorkomen, en publieke schade te herstellen. |
| Bestuurlijke sanctie | Een maatregel die door een bestuur wordt opgelegd aan een persoon of entiteit als reactie op een overtreding van een publiekrechtelijk voorschrift, bedoeld als bestraffing. |
| Bestuurlijke maatregel | Een door het bestuur opgelegde handeling die voornamelijk gericht is op het voorkomen van verder nadeel of het herstellen van de openbare orde, en die niet primair bestraffend is. |
| Openbare orde | Een breed concept dat de rust, veiligheid, gezondheid en in bredere zin ook de overlast binnen een gemeenschap omvat, en dat door de overheid beschermd moet worden. |
| GAS-boete | Een gemeentelijke administratieve sanctie die kan worden opgelegd voor bepaalde overtredingen die de openbare orde verstoren, zoals sluikstorten of geluidsoverlast. |
| Dwangsom | Een financiële sanctie die wordt opgelegd om naleving van een bestuurlijke beslissing of bevel af te dwingen. |
| Bestuursdwang | Een bevoegdheid van de overheid om een bepaalde maatregel zelf uit te voeren op kosten van de betrokkene, indien deze nalaat de maatregel uit te voeren. |
| Raad van State (afdeling bestuursrechtspraak) | De hoogste administratieve rechter die bevoegd is om beslissingen van bestuursorganen te vernietigen, schorsen of voorlopige maatregelen te bevelen. |
| Annulatieberoep | Een rechtsmiddel bij de Raad van State gericht op de vernietiging van een onwettige bestuurshandeling. |
| Schorsingsbevoegdheid | De bevoegdheid van de Raad van State om de uitvoerbaarheid van een bestreden beslissing tijdelijk te schorsen in afwachting van een definitieve uitspraak. |
| Cassatieberoep | Een beroep bij het Hof van Cassatie dat gericht is op de wettigheid van de uitspraak van een lagere rechter, niet op de feiten. |
| Ombudsdienst | Een onafhankelijke instelling die klachten van burgers over het optreden van de overheid onderzoekt en aanbevelingen doet ter verbetering van de dienstverlening en ter voorkoming van geschillen. |
| Bemiddeling | Een vorm van buitengerechtelijke geschillenbeslechting waarbij een neutrale derde partij partijen helpt om tot een wederzijds aanvaardbare oplossing te komen. |
| Rechtsmiddel | Een wettelijk voorzien middel om op te komen tegen een beslissing van een overheid of rechtscollege. |
| Rechtsonderhorige | Een persoon of entiteit die onderworpen is aan het recht en de beslissingen van de overheid. |
| Beslissing | Een eenzijdige rechtshandeling van de overheid die rechtsgevolgen beoogt te creëren of te wijzigen. |
| Bevoegdheidsoverschrijding | Het optreden van een bestuursorgaan buiten de grenzen van de wettelijk toegekende bevoegdheden. |
| Machtsafwending | Het gebruiken van een toegekende bevoegdheid voor een ander doel dan waarvoor deze oorspronkelijk is verleend. |
| Gevolgenschade | Schade die voortvloeit uit een onwettige beslissing van de overheid, waarvoor de overheid aansprakelijk kan worden gesteld. |
| Rechtmatige overheidsdaad | Een overheidsactie die, hoewel wettig uitgevoerd, toch leidt tot schade voor burgers, waarvoor in bepaalde gevallen een vergoeding kan worden toegekend. |
| Participatie | Het betrekken van burgers en belanghebbenden bij de besluitvorming van de overheid. |
| Integriteit | Het handelen van de overheid conform de geldende normen, waarden en wettelijke bepalingen, zonder corruptie of belangenverstrengeling. |
| Ondermijnende criminaliteit | Criminaliteit die maatschappelijke structuren, het vertrouwen in instituties of de rechtsstaat aantast. |
| Wettigheidscontrole | De toetsing door een rechtscollege of een bestuurshandeling in overeenstemming is met de geldende rechtsregels. |
| Opportuniteitscontrole | De beoordeling door de overheid of een bepaalde beslissing wenselijk is in het algemeen belang, rekening houdend met beleidsmatige overwegingen. |
| Devolutieve werking | Het principe dat bij een bestuurlijk beroep de volledige bevoegdheid om te beslissen overgaat op de beroepsinstantie, die de beslissing van de eerste instantie volledig vervangt. |
| Rechtsweigering | Het weigeren door een rechter om uitspraak te doen in een zaak waarvoor hij bevoegd is, wat in principe niet mag. |
| Prejudiciële vraag | Een vraag die een rechtscollege stelt aan een ander rechtscollege (bv. Grondwettelijk Hof) over de interpretatie van een wettelijke bepaling, alvorens zelf uitspraak te doen. |
| Openbaar onderzoek | Een procedure waarbij burgers de mogelijkheid krijgen om hun mening te geven over een voorgesteld plan of besluit van de overheid. |
| Bestuursdwang | Een maatregel waarbij de overheid een bepaalde handeling uitvoert op kosten van de betrokkene, indien deze nalaat dit zelf te doen. |
| Dwangsom | Een financiële sanctie die wordt opgelegd om naleving van een bestuurlijke beslissing of bevel af te dwingen. |
| Rechtsherstel | Het terugbrengen van de situatie naar de toestand zoals die zou zijn geweest indien de onwettige beslissing niet was genomen, of het compenseren van geleden schade. |
| Vergoeding tot herstel | Schadevergoeding toegekend na een vastgestelde onwettigheid, gericht op het herstellen van de schade veroorzaakt door de onwettige handeling. |
| Gelijkheidsbeginsel van de burgers voor de openbare lasten (GBOL) | Het principe dat de overheid geen buitensporige lasten mag opleggen aan individuen zonder vergoeding, en dat de lasten billijk verdeeld moeten worden. |
| Attributieconflict | Een conflict over de bevoegdheid tussen verschillende rechtscolleges of overheidsinstanties. |
| Rechtspleging | De procedurele gang van zaken voor een rechtscollege of een administratieve instantie. |
| Inquisitoriale procedure | Een procedure waarbij de rechter een actieve rol speelt in het verzamelen van bewijs en het vaststellen van de feiten. |
| Autonomie van de administratieve rechtspleging | Het principe dat de procedurele regels voor administratieve rechtscolleges (zoals de Raad van State) grotendeels eigen zijn en afwijken van de civiele procedure. |
| Kort geding | Een versnelde gerechtelijke of administratieve procedure voor dringende zaken. |
| Ambtshalve | Van ambtswege; de rechter of instantie treedt uit eigen beweging op, zonder dat een partij erom vraagt. |
| Openbare orde (als grond voor handhaving) | De fundamentele beginselen van orde, veiligheid en rust in de samenleving die door de overheid beschermd moeten worden. |
| Materiële openbare orde | Verstoringen van de openbare orde die tastbaar en direct schadelijk zijn voor personen of goederen, zoals lawaai, onveiligheid of hygiëneproblemen. |
| Morele openbare orde | Verstoringen van de openbare orde die verband houden met zedelijkheid, normen en waarden, die over het algemeen niet door lokale bestuurlijke handhaving kunnen worden aangepakt. |
Cover
Section 3 les sources formelles du droit .pdf
Summary
# Les ordonnances régionales et communautaires et leur procédure d'élaboration
Les ordonnances régionales et communautaires, bien que similaires aux lois fédérales, présentent des particularités notables concernant leur domaine d'application spatiale et, surtout, leur procédure d'adoption, notamment pour les ordonnances spéciales [1](#page=1).
### 1.1 Domaine spatial d'application
Le domaine d'application des ordonnances varie selon qu'elles émanent de la Région de Bruxelles-Capitale ou des communautés.
#### 1.1.1 Ordonnances de la Région de Bruxelles-Capitale
Les ordonnances régionales adoptées par la Région de Bruxelles-Capitale sont applicables sur le territoire de cette région, c'est-à-dire dans les 19 communes de la région bilingue de Bruxelles-Capitale [1](#page=1).
#### 1.1.2 Ordonnances communautaires
Les ordonnances communautaires, adoptées par la Commission communautaire commune (COCOM), s'appliquent dans plusieurs cas [1](#page=1):
* Aux institutions établies en région bilingue de Bruxelles-Capitale qui n'appartiennent ni à la Communauté française ni à la Communauté flamande, en tenant compte de la langue de leur organisation. Il s'agit des institutions bruxelloises bi-personnalisables [1](#page=1).
* Aux personnes physiques liées à ces institutions [1](#page=1).
* Dans les matières personnalisables (comme les prestations familiales: allocations familiales), elles s'appliquent directement aux personnes physiques, leur conférant des droits ou leur imposant des obligations [1](#page=1).
### 1.2 Procédure d'élaboration
La procédure d'élaboration des ordonnances bruxelloises (régionales et communautaires) est globalement comparable à celle des décrets et, par extension, à celle de la loi fédérale monocamérale. Cependant, deux particularités sont à souligner concernant les quorums de vote requis pour leur adoption [1](#page=1).
#### 1.2.1 Quorums spécifiques pour les ordonnances communautaires de la COCOM
Le texte mentionne un quorum de vote très spécifique pour l'adoption de toutes les ordonnances communautaires de la COCOM, sans toutefois le détailler dans les pages fournies [1](#page=1).
#### 1.2.2 Majorités particulières pour certaines ordonnances régionales
Certaines ordonnances régionales de la Région de Bruxelles-Capitale requièrent des majorités particulières pour leur adoption, notamment les ordonnances spéciales [1](#page=1).
##### 1.2.2.1 Adoption d'une ordonnance spéciale
L'adoption d'une ordonnance spéciale est soumise à deux conditions de majorité cumulatives [1](#page=1):
* **Quorum de présence:** La majorité absolue des membres du Parlement de la Région de Bruxelles-Capitale doit être présente. Ceci est considéré comme traditionnel [1](#page=1).
* **Quorum de vote double :**
* Une majorité des deux tiers des suffrages exprimés dans l'ensemble du Parlement de la Région de Bruxelles-Capitale [1](#page=1).
* Simultanément, une majorité absolue des suffrages exprimés dans chaque groupe linguistique du Parlement de la Région de Bruxelles-Capitale [1](#page=1).
> **Tip:** Il est crucial de bien distinguer les conditions de majorité pour les ordonnances ordinaires et les ordonnances spéciales, car ces dernières exigent un consensus linguistique plus marqué au sein du Parlement bruxellois.
### 1.3 Distinction avec les actes administratifs réglementaires
Il est important de noter que les ordonnances, en tant que textes législatifs, se distinguent des actes administratifs réglementaires, qui sont pris par les administrations et produisent des effets juridiques mais n'ont pas la même portée normative que les ordonnances. Les actes administratifs se divisent en contrats de l'administration et autres actes (non détaillés dans les pages fournies) [1](#page=1).
---
# Les arrêtés royaux d'exécution : notion, fondement et procédure
Ce chapitre explore les arrêtés royaux d'exécution, des actes administratifs unilatéraux pris pour la mise en œuvre concrète des lois fédérales, en détaillant leur nature, leur cadre juridique et leur processus d'élaboration.
### 2.1 Notion d'arrêté royal d'exécution
Les arrêtés royaux d'exécution se définissent par plusieurs considérations essentielles [2](#page=2):
* **Mise en œuvre d'une volonté législative:** Le terme "exécution" implique la concrétisation de la volonté exprimée par une autorité supérieure, en l'occurrence le législateur fédéral. Leur rôle est de prendre les mesures nécessaires pour que les règles générales et abstraites inscrites dans une loi fédérale puissent être appliquées dans la réalité [2](#page=2).
> **Example:** La loi relative à l'euthanasie du 28 mai 2002 a été mise en œuvre par des arrêtés royaux précisant les modalités de rédaction, de confirmation, de révision ou de retrait des déclarations anticipées relatives à l'euthanasie, ainsi que leur enregistrement et communication aux médecins [2](#page=2).
* **Auteur de l'acte:** Les Arrêtés Royaux sont adoptés par le Roi, mais politiquement parlant, il s'agit des ministres fédéraux. Leur pouvoir de signature repose sur une base constitutionnelle, spécifiquement l'article 108 de la Constitution, qui fait de la signature de ces actes un devoir pour le Roi. Tous les actes administratifs réglés par le Roi sont qualifiés d'arrêtés [3](#page=3).
* **Limites du pouvoir d'exécution:** Le pouvoir d'exécution n'est pas discrétionnaire; il est strictement encadré par la loi qu'il est censé mettre en œuvre. Le Roi, et donc les ministres fédéraux, doit se conformer à la loi [3](#page=3).
* L'arrêté royal ne peut étendre ni restreindre la portée de la loi qu'il exécute [3](#page=3).
* Il ne peut suspendre la loi qu'il exécute [3](#page=3).
* Il ne peut dispenser de l'exécution de la loi [3](#page=3).
* Il ne peut combler des lacunes de la loi qu'il exécute [3](#page=3).
> **Tip:** La règle fondamentale est que le Roi doit exécuter "la loi, toute la loi et rien que la loi" [3](#page=3).
* **Marge de manœuvre:** Bien qu'encadré, le pouvoir d'exécution du Roi n'est pas purement automatique. Il dispose d'une certaine marge de liberté sur deux plans [3](#page=3):
* **Choix des mesures d'exécution:** Le Roi a une liberté dans le choix des mesures les plus appropriées pour mettre en œuvre la loi [3](#page=3).
* **Moment d'adoption des mesures:** Il n'y a pas de délai général imposant l'adoption des mesures d'exécution à un moment précis, laissant au Roi une opportunité de choix quant au calendrier [3](#page=3).
### 2.2 Position dans la hiérarchie des normes de droit interne
Les arrêtés royaux d'exécution se situent immédiatement en dessous des lois fédérales dans la hiérarchie des normes de droit interne. Ils occupent le niveau 3 de cette hiérarchie [3](#page=3).
### 2.3 Domaine spatial
À l'instar des lois fédérales, les arrêtés royaux d'exécution ont vocation à s'appliquer sur l'ensemble du territoire national belge [3](#page=3).
### 2.4 Procédure d'élaboration
Trois règles principales gouvernent la procédure d'élaboration des arrêtés royaux d'exécution [3](#page=3):
#### 2.4.1 Avis du Conseil d'État
Au stade du projet, les projets d'arrêtés royaux d'exécution doivent être soumis à l'avis de la Section de législation du Conseil d'État, conformément à l'article 3 des Lois sur le Conseil d'État coordonnées du 12 janvier 1973 [3](#page=3).
* **Exception:** Un projet d'arrêté royal d'exécution n'a pas à être soumis à l'avis de la Section de législation en cas d'urgence spécialement motivée [3](#page=3).
Il existe deux types d'accélération de l'intervention de la Section de législation :
* **Accélération modérée:** L'avis de la Section de législation peut être demandé dans un délai de 60 jours, ou de 30 jours selon le cas. L'avis porte normalement sur tous les aspects du texte, mais peut être limité à trois questions spécifiques (compétence de l'auteur, fondement juridique, accomplissement des formalités prescrites) avec autorisation [4](#page=4).
* **Accélération maximale:** L'avis de la Section de législation peut être demandé dans un délai de 5 jours ouvrables, uniquement en cas d'urgence spécialement motivée. Cette procédure permet d'échapper à l'avis obligatoire, mais n'interdit pas de soumettre le projet à l'avis de la Section de législation. Dans ce cas, la Section de législation doit limiter son examen aux trois questions mentionnées précédemment [4](#page=4).
#### 2.4.2 Publication
Les arrêtés royaux d'exécution sont publiés au Moniteur Belge (M.B.) en français et en néerlandais. Ils sont généralement traduits en allemand, mais ces traductions n'ont pas la même valeur juridique que les versions originales [4](#page=4).
#### 2.4.3 Entrée en vigueur
Les arrêtés royaux d'exécution entrent en vigueur le 10ème jour qui suit celui de leur publication au Moniteur Belge, sauf disposition contraire spécifiée dans l'arrêté royal lui-même. Cette règle est précisée dans l'article 6 de la Loi du 31 mai 1961 [4](#page=4).
---
# Les arrêtés d'exécution des gouvernements de communautés ou de régions
Ces arrêtés sont des actes administratifs adoptés par les gouvernements communautaires ou régionaux pour mettre en œuvre la volonté des décrets ou ordonnances correspondants [4](#page=4).
### 3.1 Caractéristiques et comparaison avec les arrêtés royaux
Les arrêtés d'exécution des gouvernements de communautés ou de régions présentent des similitudes et des différences par rapport aux arrêtés royaux d'exécution [4](#page=4) [5](#page=5).
#### 3.1.1 Position hiérarchique
La position hiérarchique des arrêtés d'exécution des gouvernements de communautés ou de régions est exactement la même que celle des arrêtés royaux d'exécution, se situant au niveau 3 de la hiérarchie des normes [5](#page=5).
#### 3.1.2 Domaine spatial
Le domaine spatial des arrêtés d'exécution des gouvernements de communautés ou de régions est plus restreint que celui des arrêtés royaux. Il correspond au domaine des décrets ou ordonnances auxquels ils procurent exécution [5](#page=5).
#### 3.1.3 Procédure de consultation
La consultation de la Section de Législation du Conseil d'État (SLCE) pour les arrêtés d'exécution des gouvernements de communautés ou de régions suit un régime similaire à celui appliqué aux arrêtés royaux d'exécution, en procédant aux adaptations nécessaires (mutatis mutandis) [5](#page=5).
> **Tip:** Il est crucial de noter que, bien que la procédure soit similaire, le champ d'application spatial est intrinsèquement différent en raison de la nature décrétale ou ordonnancielle des actes qu'ils exécutent.
Le régime de consultation de la SLCE s'opère comme suit [5](#page=5):
* **Accélération Modérée:** L'avis de la SLCE peut être demandé dans un délai de 60 jours ou 30 jours, selon le cas. L'avis porte normalement sur tous les aspects du texte, mais peut être limité à trois questions: la compétence de l'auteur, le fondement juridique de l'arrêté, et l'accomplissement des formalités prescrites [4](#page=4).
* **Accélération Maximale:** En cas d'urgence spécialement motivée, l'avis de la SLCE peut être demandé dans un délai de 5 jours ouvrables. Cette procédure permet d'échapper à l'avis obligatoire, mais ne l'interdit pas. Dans ce cas, la SLCE doit limiter son examen aux trois questions mentionnées précédemment [4](#page=4).
#### 3.1.4 Comparaison avec les arrêtés royaux
| Caractéristique | Arrêtés royaux d'exécution | Arrêtés d'exécution des gouvernements de communautés ou de régions |
| :---------------------- | :-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- | :-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| **Nature** | Actes administratifs adoptés par le gouvernement fédéral pour mettre en œuvre des lois ou des arrêtés royaux de pouvoirs spéciaux. | Actes administratifs adoptés par les gouvernements communautaires ou régionaux, ainsi que par le collège de la COCOF et le collège réuni de la COCOM pour les matières personnalisables, pour mettre en œuvre des décrets ou ordonnances. | [4](#page=4).
| **Position hiérarchique** | Niveau 3. | Niveau 3. | [4](#page=4) [5](#page=5).
| **Domaine spatial** | National. | Régional ou communautaire, correspondant au domaine des décrets ou ordonnances qu'ils exécutent. | [5](#page=5).
| **Consultation SLCE** | Procédure standard avec possibilité d'accélération modérée ou maximale. | Similaire aux arrêtés royaux, mutatis mutandis, avec possibilité d'accélération modérée ou maximale. | [4](#page=4) [5](#page=5).
| **Publication** | Au Moniteur Belge (M.B.) en français, en néerlandais, et traductions en allemand (sans la même valeur juridique). | Non spécifiée dans les extraits fournis, mais implicitement soumise aux règles de publication des décrets et ordonnances qu'ils exécutent. | [4](#page=4).
| **Entrée en vigueur** | Le 10ème jour qui suit celui de leur publication au M.B., sauf disposition contraire (Art. 6, Loi du 31 mai 1961). | Non spécifiée dans les extraits fournis, mais probablement alignée sur les règles des décrets et ordonnances qu'ils exécutent. | [4](#page=4).
### 3.2 Le principe d'exclusivité et les risques associés
Un législateur donné n'est pas habilité à empiéter sur le champ d'élaboration d'un autre législateur ni à défaire ce qu'un autre a fait. Une règle de droit de valeur législative adoptée par une composante de l'État fédéral ne peut porter atteinte à une autre règle de droit de valeur législative adoptée par une autre composante. Les arrêtés d'exécution doivent rester dans les limites des compétences de la collectivité dont l'auteur relève [5](#page=5).
Il existe deux risques principaux liés à la méconnaissance de ce principe [5](#page=5):
1. **Excès de limites :** Des collectivités publiques méconnaissent les règles qui répartissent les compétences, au détriment des compétences d'autres entités de l'État fédéral.
2. **Non-respect de la hiérarchie des normes :** Une collectivité, tout en restant dans ses propres compétences, méconnaît des règles inscrites plus haut dans la hiérarchie des normes.
### 3.3 Mesures de contrôle préventif
Des mesures existent pour éviter ces situations, notamment des contrôles préventifs sur les avant-projets de loi, propositions de loi, projets d'arrêtés d'exécution, et projets d'arrêtés royaux ou communautaires/régionaux de pouvoirs spéciaux [5](#page=5).
---
# La hiérarchie des règles de droit positif belge et son contrôle
La hiérarchie des règles de droit positif belge repose sur le principe d'exclusivité des compétences entre les entités fédérées, nécessitant des mesures de contrôle préventif et curatif pour éviter les conflits de normes [5](#page=5).
### 4.1 Le principe d'exclusivité des compétences
Le législateur, qu'il soit fédéral ou fédéré, n'est pas habilité à empiéter sur le champ d'élaboration d'un autre législateur ni à défaire ce qu'un autre a fait. Chaque législateur doit intervenir dans le cadre strict de ses propres compétences. Une règle de droit de valeur législative adoptée par une composante de l'État fédéral ne peut porter atteinte à une règle de droit de valeur législative adoptée par une autre composante. Par exemple, une loi fédérale ne peut modifier un décret communautaire sur l'enseignement, ni inversement [5](#page=5).
Les arrêtés royaux d'exécution, tout en étant au même niveau hiérarchique que les arrêtés d'exécution des gouvernements de communautés ou de régions (niveau 3) ne peuvent excéder les limites des compétences de la collectivité dont l'auteur relève. Ces arrêtés fédéraux ou fédérés, bien qu'équivalents dans la hiérarchie, ne peuvent porter atteinte aux règles réglementaires ou législatives adoptées par d'autres autorités des différentes composantes de l'État fédéral dans le cadre de leurs compétences respectives. Ceci constitue le principe d'exclusivité [5](#page=5).
Il existe deux risques principaux liés à ce principe :
* Que des collectivités publiques méconnaissent les règles qui répartissent les compétences, empiétant sur celles d'autres entités de l'État fédéral, ce qui constitue un excès de limites [5](#page=5).
* Qu'une collectivité, tout en restant dans les limites de ses propres compétences, méconnaisse les règles inscrites plus haut dans la hiérarchie des normes [5](#page=5).
### 4.2 Mesures de contrôle
Pour prévenir et remédier à ces situations de conflits de normes ou d'empiètement de compétences, l'ordre juridique belge prévoit des mesures de contrôle. Ces mesures se divisent en deux catégories [5](#page=5):
#### 4.2.1 Mesures de contrôle préventif
Ces mesures visent à éviter l'apparition de conflits de normes ou d'atteintes à la hiérarchie avant même l'adoption des règles juridiques. Elles concernent notamment [5](#page=5):
* Les avant-projets de loi [5](#page=5).
* Les propositions de loi [5](#page=5).
* Les projets d'arrêtés d'exécution [5](#page=5).
* Les projets d'arrêtés royaux de pouvoirs spéciaux [5](#page=5).
* Les arrêtés de pouvoirs spéciaux communautaires ou régionaux [5](#page=5).
> **Tip:** Les mesures de contrôle préventif sont cruciales pour assurer la cohérence et le respect de la répartition des compétences au sein de l'État fédéral belge.
#### 4.2.2 Mesures de contrôle curatif
Ces mesures interviennent *a posteriori* pour remédier aux situations où des règles de droit seraient contraires à la hiérarchie établie ou porteraient atteinte aux compétences d'autres entités. Bien que non détaillées dans les pages fournies pour le contrôle curatif, elles visent à annuler ou modifier les normes litigieuses [5](#page=5).
> **Tip:** Le contrôle curatif, souvent exercé par les juridictions (comme le Conseil d'État en Belgique pour les conflits de compétences), est la dernière ligne de défense pour garantir le respect de la hiérarchie des normes.
---
## Erreurs courantes à éviter
- Révisez tous les sujets en profondeur avant les examens
- Portez attention aux formules et définitions clés
- Pratiquez avec les exemples fournis dans chaque section
- Ne mémorisez pas sans comprendre les concepts sous-jacents
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Ordonnance régionale | Acte législatif adopté par le Parlement de la Région de Bruxelles-Capitale, applicable sur le territoire de cette région bilingue. |
| Ordonnance communautaire | Acte législatif adopté par un organe décisionnel d'une communauté linguistique, applicable dans les matières personnalisables ou bi-personnalisables. |
| COCOM | Comité de concertation de l'agglomération bruxelloise, compétent pour certaines matières relevant de la Région de Bruxelles-Capitale. |
| Acte administratif unilatéral | Acte pris par une autorité administrative qui produit des effets juridiques sans nécessiter le consentement de son destinataire. |
| Acte administratif réglementaire | Acte administratif unilatéral de portée générale et abstraite, visant un ensemble de situations définies de manière impersonnelle. |
| Arrêté royal d'exécution | Acte administratif pris par le Roi (politiquement par les ministres fédéraux) pour mettre en œuvre une loi fédérale, en se conformant strictement à celle-ci. |
| Conseil d'État (section de législation) | Organe consultatif dont l'avis est requis pour certains projets d'actes législatifs et réglementaires, afin d'en vérifier la conformité juridique. |
| Arrêté d'exécution des gouvernements de communautés ou de régions | Acte administratif pris par un gouvernement communautaire ou régional pour appliquer un décret ou une ordonnance, dans le respect de ses compétences territoriales et matérielles. |
| Principe d'exclusivité | Principe selon lequel chaque entité fédérale ne peut empiéter sur les compétences des autres entités et doit respecter les règles établies par celles-ci dans leur domaine. |
| Contrôle préventif | Mesure visant à éviter qu'une règle de droit ne soit adoptée si elle contrevient à la hiérarchie des normes ou aux règles de répartition des compétences. |
| Contrôle curatif | Mesure visant à remédier à une situation où une règle de droit a été adoptée en violation de la hiérarchie des normes ou des compétences. |
Cover
Sociaal statuut Zelfstandigen.pptx
Summary
# Organisatie van de sociale zekerheid voor zelfstandigen
Dit onderwerp beschrijft de structuur van de sociale zekerheid voor zelfstandigen en de verschillen met die van werknemers, evenals de betrokken instellingen.
## 1. Organisatie van de sociale zekerheid voor zelfstandigen
De sociale zekerheid voor zelfstandigen vereist dat zij zelf initiatieven nemen, zoals aansluiting bij een sociaalverzekeringsfonds. In vergelijking met werknemers is de dekking voor zelfstandigen minder uitgebreid en omvat deze:
* Ziekte en invaliditeit (arbeidsongeschiktheid en gezondheidszorgen)
* Gezinsbijslag
* Pensioenen
* Overbruggingsrecht
De organisatie van de sociale zekerheid voor zelfstandigen is primair gebaseerd op de **erkende socialeverzekeringsfondsen**.
## 2. Wie is zelfstandige?
De volgende personen worden als zelfstandige beschouwd en dienen zich aan te sluiten bij een sociaalverzekeringsfonds:
### a) De zelfstandigen
Dit zijn natuurlijke personen die in België een beroepsactiviteit uitoefenen zonder verbonden te zijn door een arbeidsovereenkomst. Er zijn weerlegbare vermoedens die hierop wijzen, zoals het fiscale criterium van bedrijfswinsten. Mandatarissen van vennootschappen worden ook als zelfstandige beschouwd, tenzij hun mandaat kosteloos is.
Een zelfstandige kan optreden:
* **In hoofdberoep**: Dit is hun voornaamste of enige activiteit.
* **In bijberoep**: Dit is een activiteit naast een andere hoofdactiviteit.
### b) De helpers
Dit zijn natuurlijke personen die een zelfstandige bijstaan of vervangen in de uitoefening van diens beroep, zonder arbeidsovereenkomst. Zij kunnen ook in hoofd- of bijberoep opereren.
Er zijn enkele **uitsluitingen** van de verzekeringsplicht:
* **De "toevallige helper"**: Een niet-regelmatige en tijdelijke activiteit van minder dan 90 dagen per jaar. Studenten die recht hebben op kinderbijslag (tot maximaal 25 jaar) vallen hier ook onder.
* **De "ongehuwde helper"**: Tot 1 januari van het jaar waarin hij/zij 20 jaar wordt.
### c) De meewerkende echtgenoten
Dit is een bijzondere vorm van helper. Het betreft een partner (gehuwd of wettelijk samenwonend) van een zelfstandige die geen eigen beroeps- of vervangingsinkomen met sociale zekerheidsdekking heeft. Dit wordt wettelijk vermoed.
**Uitzonderingen** waarbij een meewerkende echtgenoot niet onder dit statuut valt:
* Wanneer de partner bedrijfsleider is van een vennootschap.
* Wanneer de echtgenoot niet effectief meehelpt in de zaak of dit slechts toevallig (onregelmatig en < 90 dagen per jaar) doet. Dit kan bevestigd worden via een verklaring op erewoord.
De **gevolgen** van het statuut meewerkende echtgenoot zijn:
* Aansluiting bij het sociaal verzekeringsfonds van de partner.
* Betalen van bijdragen zoals een zelfstandige in hoofdberoep.
* Genieten van dezelfde rechten als een zelfstandige.
### d) Vennootschappen
Vennootschappen zijn eveneens verplicht een vennootschapsbijdrage te betalen, afhankelijk van hun balanstotaal, ter solidariteit.
## 3. Verplichtingen van de zelfstandige
Zelfstandigen hebben de volgende verplichtingen:
### a) Aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds
* **Waar?** Men kan kiezen bij een erkend sociaalverzekeringsfonds of, indien nodig ambtshalve, bij de Nationale Hulpkas voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen.
* **Wanneer?** Vóór de aanvang van de zelfstandige activiteit.
* **Kosten?** De aansluiting is kosteloos, maar er zijn beheerskosten (maximaal 4,75%).
* **Stopzetting of wijziging activiteit?** Het sociaal verzekeringsfonds (SVF) moet binnen de 15 dagen op de hoogte worden gebracht.
### b) Aansluiten bij een ziekenfonds en kinderbijslagfonds
* **Waar?** Men kan kiezen bij een ziekenfonds of de Hulpkas ZIV, en bij een kinderbijslagfonds of FONS.
* **Waarom?** Dit is noodzakelijk voor tussenkomsten van de Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (ZIV) voor gezondheidszorgen en arbeidsongeschiktheid, en voor het ontvangen van gezinsbijslagen.
### c) Betalen van sociale bijdragen
Sociale bijdragen worden algemeen berekend op het **(geherwaardeerde) nettoberoepsinkomen**. Dit is het brutoberoepsinkomen min de bedrijfskosten en eventuele bedrijfsverliezen, zoals vastgesteld door de belastingadministratie.
* De bijdragen worden driemaandelijks betaald, op het einde van elk kwartaal.
* De kwartalen zijn ondeelbaar.
* De bijdragen zijn fiscaal aftrekbaar in het jaar van betaling.
* Er is een vergoeding voor beheerskosten (maximaal 4,75%) en nalatigheidsintresten bij laattijdige betaling.
#### Zelfstandige in hoofdberoep
De bijdrageberekening is gebaseerd op drie inkomensschijven (minimumdrempel, tussenplafond, maximumplafond) en twee percentages:
* Een minimumbijdrage van 20,5% op de minimumdrempel.
* 20,5% op het inkomen tot het tussenplafond.
* 14,16% op de inkomensschijf tussen het tussenplafond en het maximumplafond. Boven het maximumplafond is geen bijdrage meer verschuldigd.
De berekening van de kwartaalbijdrage luidt:
$$ \text{Kwartaalbijdrage} = \frac{\text{Geherwaardeerd nettobedrijfsinkomen} \times \text{bijdragepercentage} + \text{administratiekosten}}{4} $$
Sinds 2015 geldt het principe van **N op N** (voorlopige bijdrage berekend op inkomen van N-3 met regularisatie in N), wat verschilt van het vroegere N-3 op N-3.
* **Verhoging/Verlaging**: Men kan een verlaging van de voorlopige bijdrage aanvragen op basis van een geschat inkomen, mits bewijs van "objectieve elementen" en akkoord van het SVF.
* **Regularisatie**: Dit gebeurt in het jaar volgend op het inkomstenjaar. Men kan bijbetalen zonder verhoging, terugkrijgen zonder bonificatie, of bijbetalen met verhoging bij een te laag ingeschatte verlaging.
* **Vrijstelling van betaling**: Mogelijk bij bewijs van (quasi-)behoeftigheid. Rechten op ZIV en gezinsbijslag blijven behouden, maar er is geen opbouw van pensioenrechten.
#### Zelfstandige in bijberoep
* Bijdragen zijn alleen verschuldigd als het inkomen **boven de vrijstellingsdrempel** ligt.
* Er is geen minimumbijdrageplicht.
* De bijdragen leiden niet tot opbouw van rechten.
* Er is geen vrijstellingsmogelijkheid in geval van behoeftigheid.
* Gelijkstelling met zelfstandigen in hoofdberoep is mogelijk (artikel 37) indien het beroepsinkomen beperkt is en de socialezekerheidsrechten gevrijwaard blijven.
#### Startende zelfstandige
* **In hoofdberoep**: De eerste 3 volledige jaren worden voorlopige bijdragen berekend op de minimumdrempel (20,5%). Er volgt een regularisatie op het werkelijke inkomen, met mogelijkheid tot verhoging.
* **In bijberoep**: De eerste 3 volledige jaren worden voorlopige bijdragen berekend op de vrijstellingsdrempel (20,5%). Er volgt een regularisatie op het werkelijke inkomen, met mogelijkheid tot verhoging.
##### Primostarters (vanaf 2018)
De eerste 4 kwartalen genieten van een verlaagde bijdrage indien het jaarinkomen lager is dan een drempelbedrag. Een primostarter is iemand die gedurende de 20 kwartalen vóór de aanvang van de zelfstandige activiteit geen zelfstandige in hoofdberoep (of daarmee gelijkgesteld) is geweest. Dit kan automatisch verrekend worden of aangevraagd worden mits bewijs van objectieve elementen.
#### Meewerkende echtgenoot
Er zijn twee opties voor de bijdragen:
* **Ministatuut**: Bijdragen berekend op basis van de geglobaliseerde beroepsinkomsten van beide partners, zonder opsplitsing.
* **Maxistatuut**: Bijdragen berekend op basis van het afzonderlijke fiscaal meewerkinkomen, met opsplitsing. Let wel op de minimumbijdrageplicht.
Vrijstellingsmogelijkheid in geval van behoeftigheid bestaat, mits ook de partner-hoofdzelfstandige behoeftig is.
#### Student-zelfstandige
**Voorwaarden:**
* Leeftijd tussen 18 en 25 jaar (in het kwartaal van verjaardag en tot het einde van het derde kwartaal na 25 jaar, of einde kwartaal studies).
* Studies in een erkende onderwijsinstelling (minimaal 27 studiepunten of 17 lesuren per week).
* Regelmatige aanwezigheid bij lessen, deelname aan examens of erkenning als student-ondernemer.
* Uitoefening van een zelfstandige activiteit (geen gezagsverhouding).
**Bijdragen:**
* **Inkomen < grensbedrag** (helft minimumdrempel hoofdberoep): Vrijstelling.
* **Grensbedrag < inkomen < minimumdrempel hoofdberoep**: Enkel bijdrage op inkomen boven grensbedrag.
* **Inkomen > minimumdrempel hoofdberoep**: Identiek aan zelfstandige in hoofdberoep, inclusief opbouw sociale rechten.
Voor starters geldt een minimumbijdrage gelijk aan die van een zelfstandige in bijberoep, met vrijstelling mogelijk indien het geraamde inkomen lager is dan het grensbedrag.
## 4. Rechten van de zelfstandige
Zelfstandigen hebben recht op de volgende voordelen:
### a) Gezinsbijslagen
Sinds 1 juli 2014 zijn zelfstandigen volledig gelijkgeschakeld met werknemers wat betreft gezinsbijslagen.
### b) Ziekte- en invaliditeitsverzekering
* **Geneeskundige verzorging**: Volledige gelijkstelling met werknemers.
* **Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen**:
* **Primaire arbeidsongeschiktheid**:
* Een niet-vergoedbare periode van 7 dagen (carensperiode).
* Een vergoedbare periode van 7 dagen tot 12 maanden, beoordeeld ten aanzien van de eigen activiteit. Vergoeding vanaf de eerste dag na het ondertekenen van het getuigschrift.
* **Invaliditeit**: Na 12 maanden arbeidsongeschiktheid wordt de arbeidsongeschiktheid beoordeeld ten aanzien van equivalente jobs.
* **Verhoogde vergoeding**: Bij stopzetting van de zaak wordt een forfaitaire (dag)uitkering toegekend, afhankelijk van de gezinssituatie.
### c) Moederschap
* **Moederschapsrust**: Maximaal 12 weken, waarvan 3 verplicht (1 week prenataal, 2 weken postnataal). De resterende 9 weken zijn facultatief en kunnen (per week of veelvoud daarvan, en eventueel halftijds) opgenomen worden. Bij meerlingen geldt een verlenging van 1 week. Bij hospitalisatie van de pasgeboren baby kan de rust verlengd worden met de duur van de hospitalisatie (maximaal 24 weken). Gedurende de moederschapsrust is elke beroepsactiviteit verboden.
* **Moederschapsuitkering**: Een forfaitair bedrag per week: de eerste 4 weken bedraagt dit 872,87 euro, daarna 798,37 euro. De eerste betaling gebeurt uiterlijk op de 30e kalenderdag na de eerste dag van de moederschapsrust, daarna maandelijks.
* **Dienstencheques**: 105 gratis dienstencheques ("moederschapscheques").
* **Combinatie arbeid-gezin**: Aanvraag bij het sociaalverzekeringsfonds, geldigheidsduur van 8 maanden. Geen recht op belastingvermindering.
* **Vrijstelling van bijdragen**: Vrijstelling van betaling van sociale zekerheidsbijdragen voor het kwartaal na het kwartaal van de bevalling, met behoud van alle rechten.
### d) Geboorteverlof
* **Optie 1**: Maximaal 20 dagen verlof binnen 4 maanden na de geboorte, aaneensluitend of niet, eventueel halftijds. Een uitkering van 101,50 euro per dag.
* **Optie 2**: Maximaal 8 dagen verlof met een premie voor 15 dienstencheques (135 euro).
**Voorwaarden voor geboorteverlof:**
* Zelfstandige in hoofdberoep.
* Vader of meeouder van het kind (via huwelijk, erkenning, wettelijke samenwoonst, of feitelijke samenwoonst van minstens 3 jaar onafgebroken en affectief).
* Onderbreking van de activiteit.
* Aanvraag binnen het kwartaal volgend op het geboortekwartal bij het sociaalverzekeringsfonds.
### e) Adoptie- en pleegouderverlof
Dit verlof is gelijkgesteld met dat van werknemers (zie cursus).
### f) Mantelzorgverlof
Dit verlof is gelijkgesteld met dat van werknemers (zie cursus).
### g) Pensioen
* **Wettelijk pensioen**: Rustpensioen en overlevingspensioen. De pensioenleeftijd is 65 jaar, maar wordt geleidelijk verhoogd tot 67 jaar. De berekening is gebaseerd op het beroepsinkomen en de beroepsloopbaan (kwartalen als hoofdberoep). Er is een minimumpensioen.
* **Vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (VAPZ)**: Niet verplicht, wel raadzaam. Het biedt fiscale voordelen (storting aftrekbaar als bedrijfslast) en sociale voordelen (geen sociale bijdragen op de storting). Bij uitkering van het kapitaal is er een milde belasting. Er zijn twee formules:
* **Gewoon**: Maximaal 8,17% van het nettoberoepsinkomen, ter aanvulling op het rustpensioen (gegarandeerde interest plus eventuele winstdeling).
* **Sociaal**: Maximaal 9,40% van het nettoberoepsinkomen, ter aanvulling op het rustpensioen plus extra sociale voordelen (bv. rente bij invaliditeit).
### h) Overbruggingsrecht (basispakket)
Dit voorziet in een maandelijkse financiële uitkering gedurende maximaal 12 maanden (in de loopbaan):
* 1.606,15 euro (zonder personen ten laste).
* 2.007,06 euro (met minstens één persoon ten laste).
Daarnaast is er een kosteloos behoud van sociale rechten op gezinsbijslag en ZIV (gezondheidszorgen + uitkeringen) gedurende maximaal 4 kwartalen (in de loopbaan). De opbouw van pensioenrechten is tijdens deze periode niet voorzien. Verlenging van het basispakket is mogelijk indien er extra pensioenvormende kwartalen worden behaald.
**Voor wie?**
1. **Gefailleerde zelfstandigen/helpers/meewerkende echtgenoten**: Eenmanszaken, zaakvoerders, bestuurders en werkende vennoten van failliet verklaarde handelsvennootschappen.
2. **Zelfstandigen in collectieve schuldenregeling**: Niet-handelaars in kennelijk onvermogen.
3. **Zelfstandigen bij "gedwongen onderbreking"**: Inkomensverlies door gedwongen (en niet zelf veroorzaakte) onderbreking of stopzetting, ten gevolge van: natuurramp, brand, onbruikbaar gebouw/uitrusting door beschadiging, beroepsspecifieke allergie (geen ZIV-uitkering), beslissing van een derde economische actor, of gebeurtenis met economische impact.
4. **Stopzetting omwille van "economische moeilijkheden"**: Indien men een leefloon ontvangt, vrijstelling van bijdragen geniet, of de minimale bijdragedrempel niet behaald. Er is een minimum aantal bijdragekwartalen vereist.
**Voorwaarden voor het overbruggingsrecht:**
* Hoofdverblijfplaats in België.
* Aangesloten als zelfstandige in hoofdberoep gedurende de 4 kwartalen voorafgaand aan het relevante kwartaal.
* Effectief bijdragen betaald gedurende minstens 4 kwartalen in het tijdvak van 16 kwartalen voorafgaand aan het relevante kwartaal.
* Geen enkele beroepsactiviteit uitoefenen, noch een vervangingsinkomen genieten.
De aanvraag verloopt via het sociaalverzekeringsfonds.
---
# Identificatie van zelfstandigen en hun verplichtingen
Dit deel definieert wie als zelfstandige wordt beschouwd, inclusief helpers en meewerkende echtgenoten, en schetst de verplichtingen zoals aansluiting en betaling van sociale bijdragen.
### 2.1 Organisatie van de sociale zekerheid voor zelfstandigen
In tegenstelling tot werknemers moeten zelfstandigen zelf de initiatieven nemen voor hun sociale zekerheid, zoals aansluiting bij een sociaalverzekeringsfonds. De sociale zekerheid voor zelfstandigen is doorgaans minder uitgebreid dan die voor werknemers, en omvat dekking voor ziekte en invaliditeit (arbeidsongeschiktheid en gezondheidszorg), gezinsbijslag, pensioenen en het overbruggingsrecht. De betrokken instellingen zijn de erkende socialeverzekeringsfondsen.
### 2.2 Wie is zelfstandige?
Om als zelfstandige te worden beschouwd en verplicht te zijn tot aansluiting bij een sociaalverzekeringsfonds, zijn er verschillende categorieën:
#### 2.2.1 De zelfstandigen
Dit zijn alle natuurlijke personen die in België een beroepsactiviteit uitoefenen zonder verbonden te zijn door een arbeidsovereenkomst of een specifiek statuut. Er gelden weerlegbare vermoedens, zoals het fiscaal criterium van bedrijfswinsten. Mandatarissen van vennootschappen worden ook als zelfstandige beschouwd, tenzij hun mandaat kosteloos is. Een zelfstandige kan dit in hoofdberoep uitoefenen (als voornaamste of enige activiteit) of in bijberoep (naast een andere hoofdactiviteit).
#### 2.2.2 De helpers
Een helper is elke natuurlijke persoon die in België een zelfstandige bijstaat (of vervangt) in de uitoefening van diens beroep, zonder door een arbeidsovereenkomst verbonden te zijn met die persoon. Dit kan zowel in hoofdberoep als in bijberoep.
Er zijn echter uitsluitingen van de verzekeringsplicht:
* **De "toevallige helper"**: dit betreft een niet-regelmatige en tijdelijke activiteit van minder dan 90 dagen per jaar.
* **Studenten**: die recht geven op kinderbijslag tot een maximumleeftijd van 25 jaar.
* **"Ongehuwde helper"**: tot de eerste januari van het jaar waarin hij of zij 20 jaar wordt.
#### 2.2.3 De meewerkende echtgenoten
Dit is een bijzondere vorm van "helper". Het betreft de partner (gehuwd of wettelijk samenwonend) van een zelfstandige, die geen eigen beroeps- of vervangingsinkomen met sociale zekerheidsdekking geniet. Dit is een wettelijk vermoeden.
Uitzonderingen hierop zijn wanneer de partner bedrijfsleider is van een vennootschap, of wanneer de echtgenoot niet effectief meewerkt in de zaak of dit slechts toevallig (onregelmatig en minder dan 90 dagen per jaar) doet. Dit laatste kan bevestigd worden via een verklaring op erewoord.
De gevolgen van het statuut als meewerkende echtgenoot zijn:
* Aansluiting bij het sociaalverzekeringsfonds van de partner.
* Betaling van bijdragen zoals een zelfstandige in hoofdberoep.
* Zelfde rechten als een zelfstandige.
#### 2.2.4 Vennootschappen
Vennootschappen zijn onderworpen aan een verplichte vennootschapsbijdrage, die afhankelijk is van het balanstotaal en dient ter solidariteit.
### 2.3 Verplichtingen van de zelfstandige
De zelfstandige heeft de volgende verplichtingen:
#### 2.3.1 Aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds
* **Waar?**: Bij een door de zelfstandige naar keuze gekozen sociaalverzekeringsfonds, of bij de Nationale Hulpkas voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (desnoods ambtshalve).
* **Wanneer?**: Vóór de aanvang van de zelfstandige activiteit.
* **Kosten?**: De aansluiting is kosteloos, maar er zijn beheerskosten (maximaal 4,75%).
* **Wijziging/Stopzetting**: Het sociaalverzekeringsfonds moet binnen de 15 dagen op de hoogte worden gebracht.
#### 2.3.2 Aansluiten bij een ziekenfonds en kinderbijslagfonds
* **Waar?**: Bij een naar keuze gekozen ziekenfonds (of de Hulpkas ZIV) en een naar keuze gekozen kinderbijslagfonds (of FONS).
* **Waarom?**: Dit is noodzakelijk voor tussenkomsten van de Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (ZIV) voor gezondheidszorgen en arbeidsongeschiktheid, en voor het ontvangen van gezinsbijslagen.
#### 2.3.3 Betalen van sociale bijdragen
Sociale bijdragen worden berekend op het (geherwaardeerd) nettoberoepsinkomen. Dit inkomen wordt vastgesteld door de belastingadministratie en is gelijk aan het brutoberoepsinkomen min de bedrijfskosten en eventuele bedrijfsverliezen.
* **Betalingstermijn**: Drie-maandelijks, op het einde van elk kwartaal. De kwartalen zijn ondeelbaar.
* **Fiscale aftrekbaarheid**: De bijdragen zijn fiscaal aftrekbaar in het jaar van betaling.
* **Beheerskosten**: Een vergoeding voor beheerskosten is van toepassing, met een maximum van 4,75%.
* **Nalatigheidsintresten**: Zijn verschuldigd bij laattijdige betaling.
**Zelfstandige in hoofdberoep:**
De bijdragen worden berekend op basis van drie inkomensschijven (minimumdrempel, tussenplafond, maximumplafond) en twee percentages:
* Een minimumbijdrage van 20,5% op de minimumdrempel.
* 20,5% op het inkomen tot het tussenplafond.
* 14,16% op de inkomensschijf tussen het tussenplafond en het maximumplafond.
Boven het maximumplafond is geen bijdrage meer verschuldigd. De kwartaalbijdrage wordt berekend als: geherwaardeerd nettobedrijfsinkomen $\times$ bijdragepercentage + administratiekosten / 4.
Sinds 2015 is de berekening verschoven van N-3 naar N, wat betekent dat voorlopige bijdragen worden berekend op basis van het inkomen van het voorgaande jaar (N-3), met een latere regularisatie. Er is echter een mogelijkheid tot verhoging of verlaging van de voorlopige bijdrage, indien er bewijs van "objectieve elementen" is en met akkoord van het sociaalverzekeringsfonds. Regularisatie houdt in dat er bijbetaald wordt zonder verhoging, of dat er terugbetaald wordt zonder bonificatie. Bij te laag ingeschatte verlaging kan een bijbetaling met verhoging volgen. Vrijstelling van betaling is mogelijk bij bewijs van (quasi-)behoeftigheid, waarbij de rechten op ZIV en gezinsbijslag behouden blijven, maar er geen pensioenrechten worden opgebouwd.
**Zelfstandige in bijberoep:**
Bijberoepers betalen slechts bijdragen indien hun inkomen de vrijstellingsdrempel overschrijdt. Er is geen minimumbijdrageplicht en de bijdragen leiden niet tot opbouw van rechten. Er is geen vrijstellingsmogelijkheid in geval van behoeftigheid. Een gelijkstelling met zelfstandigen in hoofdberoep is mogelijk (art. 37) indien het beroepsinkomen beperkt is en de socialezekerheidsrechten gevrijwaard blijven.
**Startende zelfstandige:**
* **Hoofdberoep**: De eerste drie volledige jaren worden voorlopige bijdragen berekend op de minimumdrempel (20,5%). Ook hier volgt een regularisatie op het werkelijk inkomen met mogelijkheid tot verhoging.
* **Bijberoep**: De eerste drie volledige jaren worden voorlopige bijdragen berekend op de vrijstellingsdrempel (20,5%). Ook hier volgt een regularisatie op het werkelijk inkomen met mogelijkheid tot verhoging.
**Primostarters (vanaf 2018):**
Voor de eerste vier kwartalen geldt een verlaagde bijdrage, indien het jaarinkomen onder een drempelbedrag ligt. Een primostarter is iemand die gedurende de twintig kwartalen vóór de aanvang of herneming van de zelfstandige activiteit in hoofdberoep geen enkele keer als zelfstandige in hoofdberoep (of gelijkgesteld met bijberoep) is opgetreden. Automatische verrekening gebeurt bij de berekening van de definitieve bijdragen, of men kan een aanvraag tot verminderde bijdragen indienen op basis van objectieve elementen.
**Meewerkende echtgenoot:**
Er zijn twee statuten mogelijk:
* **Ministatuut**: Bijdragen berekend op basis van de geglobaliseerde beroepsinkomsten van de zelfstandige en zijn meewerkende echtgenoot, zonder opsplitsing.
* **Maxistatuut**: Bijdragen berekend op basis van een afzonderlijk inkomen (fiscaal meewerkinkomen), met opsplitsing. Hier geldt wel een minimumbijdrageplicht. Vrijstelling van betaling is mogelijk bij behoeftigheid, indien ook de partner-hoofdzelfstandige behoeftig is.
**Student-zelfstandige:**
Voorwaarden:
* Leeftijd tussen 18 (vanaf verjaardag kwartaal) en 25 jaar (tot einde derde kwartaal of einde studie).
* Studies in een erkende onderwijsinstelling (min. 27 studiepunten of 17 lesuren/week).
* Regelmatige aanwezigheid bij lessen, deelname aan examens, of erkenning als student-ondernemer.
* Uitoefening van een zelfstandige activiteit (geen gezag).
Bijdragen voor student-zelfstandigen:
* **Inkomen < grensbedrag** (helft minimumdrempel hoofdberoep): Vrijstelling.
* **Grensbedrag > inkomen < minimumdrempel hoofdberoep**: Enkel bijdrage op het inkomen boven het grensbedrag.
* **Inkomen > minimumdrempel hoofdberoep**: Identiek als zelfstandige in hoofdberoep, met opbouw van sociale rechten.
Voor starters geldt de minimumbijdrage als een zelfstandige in bijberoep, met vrijstelling mogelijk bij een raming van het inkomen lager dan het grensbedrag.
### 2.4 Rechten van de zelfstandige
Zelfstandigen genieten een reeks rechten, die steeds meer gelijkgeschakeld worden met die van werknemers:
#### 2.4.1 Gezinsbijslag
Sinds 1 juli 2014 is er een volledige gelijkschakeling met werknemers wat betreft gezinsbijslag.
#### 2.4.2 Ziekte- en invaliditeitsverzekering
* **Geneeskundige verzorging**: Volledig gelijkgesteld met werknemers.
* **Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen**:
* Niet-vergoedbare periode van primaire arbeidsongeschiktheid: 7 dagen (carensperiode).
* Vergoedbare periode van primaire arbeidsongeschiktheid (beoordeeld t.o.v. eigen activiteit): na 7 dagen tot 12 maanden, met vergoeding vanaf de eerste dag na ondertekening getuigschrift.
* Invaliditeitsperiode (na 12 maanden): beoordeeld t.o.v. equivalente jobs.
* Verhoogde vergoeding bij stopzetting van de zaak: forfaitaire (dag)uitkering, afhankelijk van de gezinssituatie.
#### 2.4.3 Moederschap
* **Moederschapsrust**: Maximaal 12 weken, waarvan 3 weken verplicht (1 week prenataal, 2 weken postnataal). De resterende 9 weken zijn facultatief en kunnen per week (of een veelvoud ervan), eventueel halftijds, opgenomen worden. Bij meerlingen of hospitalisatie van de pasgeboren baby is er verlenging mogelijk. Tijdens de moederschapsrust is elke beroepsactiviteit verboden.
* **Moederschapsuitkering**: Forfaitair bedrag per week: 872,87 euro voor de eerste 4 weken, daarna 798,37 euro. Betaling gebeurt de eerste keer uiterlijk op de 30e kalenderdag, daarna maandelijks.
* **Moederschapscheques**: 105 gratis dienstencheques, geldig gedurende 8 maanden.
* **Vrijstelling SZ-bijdragen**: Vrijstelling van betaling van sociale bijdragen voor het kwartaal na het kwartaal van de bevalling, met behoud van alle rechten.
#### 2.4.4 Geboorteverlof
Het vroegere "vaderschapsverlof" biedt de keuze tussen:
* Max. 20 dagen verlof binnen 4 maanden na geboorte, aaneensluitend of niet, eventueel halftijds, met een uitkering van 101,50 euro per dag.
* Max. 8 dagen verlof plus een premie voor 15 dienstencheques (135 euro).
Voorwaarden: Zelfstandige in hoofdberoep, vader of meeouder van het kind (via huwelijk, erkenning, wettelijke of feitelijke samenwoonst), en onderbreking van de activiteit. Aanvraag binnen het kwartaal volgend op het geboortekwartaal bij het sociaalverzekeringsfonds.
#### 2.4.5 Adoptie- en pleegouderverlof
Dit verlof is gelijkgesteld met dat van werknemers.
#### 2.4.6 Mantelzorgverlof
Dit verlof is gebaseerd op de regeling uit de cursus.
#### 2.4.7 Pensioen
* **Wettelijk pensioen**: Omvat rustpensioen en overlevingspensioen. De pensioenleeftijd bedraagt 65 jaar en zal stijgen tot 67 jaar. De berekening is gebaseerd op beroepsinkomen en beroepsloopbaan (kwartalen als hoofdberoep). Er is ook een minimumpensioen.
* **Vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (VAPZ)**: Niet verplicht, wel raadzaam. Het biedt fiscale voordelen (storting is aftrekbaar als bedrijfslast) en sociale voordelen (geen sociale bijdragen op de storting). De uitkering van het kapitaal kent een milde belasting. Er zijn twee formules:
* **Gewoon VAPZ**: Maximaal 8,17% van het nettoberoepsinkomen, ter aanvulling op het rustpensioen (gegarandeerde interest plus eventuele winstdeelname).
* **Sociaal VAPZ**: Maximaal 9,40% van het nettoberoepsinkomen, ter aanvulling op het rustpensioen met extra sociale voordelen zoals een rente bij invaliditeit.
#### 2.4.8 Overbruggingsrecht
* **Wat?**: Maandelijkse financiële uitkering gedurende maximaal 12 maanden (in de loopbaan). De bedragen zijn 1606,15 euro (zonder personen ten laste) en 2007,06 euro (met minstens één persoon ten laste). Dit recht omvat ook het kosteloos behoud van sociale rechten op gezinsbijslag en ZIV (gezondheidszorgen en uitkeringen) gedurende maximaal 4 kwartalen (in de loopbaan). Verlenging van het basispakket is mogelijk indien er extra pensioenvormende kwartalen zijn, maar dit leidt niet tot opbouw van pensioenrechten.
* **Voor wie?**:
1. **Gefailleerde zelfstandigen/helpers/meewerkende echtgenoten**: Zowel eenmanszaken als zaakvoerders, bestuurders en werkende vennoten van failliet verklaarde handelsvennootschappen.
2. **Zelfstandigen/helpers/meewerkende echtgenoten in collectieve schuldenregeling**: Niet-handelaars in kennelijk onvermogen.
3. **Zelfstandigen bij "gedwongen onderbreking"**: Inkomensverlies door gedwongen en niet zelf veroorzaakte onderbreking of stopzetting wegens natuurramp, brand, onbruikbaarheid van gebouw/uitrusting door beschadiging, beroepsspecifieke allergie (zonder ZIV-uitkering), of een beslissing van een derde met economische impact.
4. **Stopzetting omwille van "economische moeilijkheden"**: Wanneer het leefloon, de vrijstelling van bijdragen of de minimale bijdragedrempel niet worden behaald. Hierbij is een minimum aantal bijdragekwartalen vereist.
* **Voorwaarden?**: De betrokken zelfstandige moet:
* Hoofdverblijfplaats in België hebben.
* Aangesloten zijn als zelfstandige in hoofdberoep gedurende de 4 kwartalen voorafgaand aan het relevante feit.
* Effectief bijdragen hebben betaald gedurende minstens 4 kwartalen in de 16 kwartalen voorafgaand aan het kwartaal volgend op het relevante feit.
* Geen enkele beroepsactiviteit uitoefenen, noch een vervangingsinkomen genieten.
---
# Rechten van zelfstandigen binnen het sociale zekerheidssysteem
Dit gedeelte behandelt de diverse rechten waar zelfstandigen aanspraak op maken binnen het sociale zekerheidssysteem, waaronder gezinsbijslag, ziekte- en invaliditeitsuitkeringen, moederschaps-, geboorte- en adoptieverlof, pensioen en het overbruggingsrecht.
## 3. Rechten van zelfstandigen binnen het sociale zekerheidssysteem
Zelfstandigen genieten binnen het Belgische sociale zekerheidssysteem verschillende rechten, hoewel de organisatie en omvang hiervan afwijken van die voor werknemers. De zelfstandige dient zelf initiatieven te nemen voor zijn sociale zekerheid, zoals de aansluiting bij een sociaalverzekeringsfonds. De sociale zekerheid voor zelfstandigen is minder uitgebreid dan voor werknemers en omvat voornamelijk: ziekte en invaliditeit (arbeidsongeschiktheid en gezondheidszorgen), gezinsbijslag, pensioenen en het overbruggingsrecht.
### 3.1 Gezinsbijslagen
Sinds 1 juli 2014 hebben zelfstandigen recht op gezinsbijslagen die volledig gelijkgeschakeld zijn met die van werknemers. Dit betekent dat zij, mits aan de voorwaarden voldaan is, kinderbijslag ontvangen voor hun kinderen.
### 3.2 Ziekte- en invaliditeitsverzekering
De ziekte- en invaliditeitsverzekering voor zelfstandigen dekt twee hoofdelementen:
* **Recht op geneeskundige verzorging:** Dit is volledig gelijkgesteld aan dat van werknemers, wat betekent dat de kosten voor medische zorgen (doktersbezoek, ziekenhuisopname, medicatie, etc.) grotendeels worden terugbetaald door de ziekteverzekering.
* **Recht op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen:** Dit recht is opgesplitst in verschillende periodes:
* **Niet-vergoedbare periode (zorgperiode):** Dit is een periode van 7 dagen vanaf de eerste dag van arbeidsongeschiktheid.
* **Vergoedbare periode van primaire arbeidsongeschiktheid:** Indien de arbeidsongeschiktheid langer dan 7 dagen duurt en beoordeeld wordt ten opzichte van de eigen activiteit van de zelfstandige, ontvangt de zelfstandige een uitkering vanaf de eerste dag van arbeidsongeschiktheid (na het ondertekenen van een getuigschrift). Deze periode duurt tot maximaal 12 maanden.
* **Invaliditeitsperiode:** Na 12 maanden arbeidsongeschiktheid wordt de invaliditeit beoordeeld ten opzichte van vergelijkbare jobs. In geval van stopzetting van de zaak wordt de vergoeding verhoogd. De uitkering is een forfaitair dagbedrag, afhankelijk van de gezinssituatie.
### 3.3 Moederschap
Zelfstandige moeders hebben recht op moederschapsrust en een moederschapsuitkering.
* **Moederschapsrust:**
* Zelfstandige moeders hebben recht op maximaal 12 weken moederschapsrust.
* Hiervan zijn 3 weken verplicht (één week vóór de bevalling en twee weken na de bevalling).
* De resterende 9 weken zijn facultatief en kunnen per week (voltijds of halftijds) opgenomen worden.
* Bij een meerlingzwangerschap wordt de rustperiode verlengd met één week.
* Bij hospitalisatie van de pasgeboren baby na de zevende dag, kan de rustperiode verlengd worden met de duur van de hospitalisatie, met een maximum van 24 weken.
* Tijdens de moederschapsrust mag de zelfstandige geen enkele beroepsactiviteit uitoefenen.
* **Moederschapsuitkering:**
* De uitkering is een forfaitair bedrag per week. Voor de eerste 4 weken bedraagt dit 872,87 euro, daarna 798,37 euro.
* De eerste betaling gebeurt uiterlijk op de 30ste kalenderdag na de eerste dag van de moederschapsrust, en daarna maandelijks.
* **Moederschapscheques:** Zelfstandige moeders ontvangen 105 gratis dienstencheques, die 8 maanden geldig zijn. Deze cheques bieden geen recht op belastingvermindering.
* **Vrijstelling sociale bijdragen:** Voor het kwartaal dat volgt op het kwartaal van de bevalling zijn zelfstandige moeders vrijgesteld van betaling van sociale bijdragen, met behoud van alle sociale rechten.
### 3.4 Geboorteverlof
Het geboorteverlof, voorheen vaderschapsverlof genoemd, stelt zelfstandige vaders of meeouders in staat om verlof op te nemen na de geboorte van een kind. Er zijn twee opties:
* **Optie 1:** Maximaal 20 dagen verlof, op te nemen binnen 4 maanden na de geboorte. Dit verlof kan aaneensluitend of gespreid, voltijds of halftijds opgenomen worden. De uitkering bedraagt 101,50 euro per dag.
* **Optie 2:** Maximaal 8 dagen verlof, gecombineerd met een premie voor 15 dienstencheques (een waarde van 135 euro).
**Voorwaarden voor geboorteverlof:**
* De zelfstandige moet in hoofdberoep zijn.
* De zelfstandige moet vader of meeouder van het kind zijn (via huwelijk, erkenning, wettelijke samenwoonst of feitelijke samenwoonst gedurende minstens 3 jaar).
* De zelfstandige moet zijn activiteit onderbreken.
* De aanvraag moet gebeuren binnen het kwartaal volgend op het geboortekwartaal, bij het sociaalverzekeringsfonds.
### 3.5 Adoptie- en pleegouderverlof
Zelfstandigen hebben recht op adoptie- en pleegouderverlof dat vergelijkbaar is met dat voor werknemers. De specifieke details worden toegelicht in de cursus.
### 3.6 Mantelzorgverlof
Net als bij adoptie- en pleegouderverlof, is het mantelzorgverlof voor zelfstandigen vergelijkbaar met dat voor werknemers en wordt dit verder toegelicht in de cursus.
### 3.7 Pensioen
Zelfstandigen bouwen, net als werknemers, een wettelijk pensioen op.
* **Wettelijk pensioen:** Dit omvat het rustpensioen en het overlevingspensioen. De pensioenleeftijd is 65 jaar, maar zal stijgen tot 67 jaar. De berekening is gebaseerd op het beroepsinkomen en de beroepsloopbaan, waarbij kwartalen als hoofdberoep meetellen. Er is ook een minimumpensioen voorzien.
* **Vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (VAPZ):** Dit is geen verplichting, maar wel sterk aangeraden.
* **Fiscaal voordeel:** Stortingen zijn aftrekbaar als bedrijfslast.
* **Sociaal voordeel:** Er zijn geen sociale bijdragen verschuldigd op de stortingen.
* **Belasting bij uitkering:** De uitkering van het kapitaal wordt mild belast.
* Er bestaan twee formules voor VAPZ:
* **Gewoon VAPZ:** Maximaal 8,17% van het nettoberoepsinkomen. Dit is een aanvulling op het rustpensioen, met gegarandeerde rente en eventuele winstdeling.
* **Sociaal VAPZ:** Maximaal 9,40% van het nettoberoepsinkomen. Dit biedt een aanvulling op het rustpensioen en extra sociale voordelen, zoals een rente bij invaliditeit.
### 3.8 Overbruggingsrecht
Het overbruggingsrecht is een financiële ondersteuning voor zelfstandigen die hun activiteit moeten onderbreken omwille van specifieke omstandigheden, met behoud van bepaalde sociale rechten.
* **Basispakket (financieel):**
* Maandelijkse financiële uitkering gedurende maximaal 12 maanden (in de loopbaan).
* De uitkering bedraagt 1606,15 euro (zonder personen ten laste) of 2007,06 euro (met minstens één persoon ten laste).
* **Basispakket (behoud sociale rechten):**
* Kosteloos behoud van sociale rechten op gezinsbijslag en ziekte-invaliditeitsverzekering (gezondheidszorgen en uitkeringen) gedurende maximaal 4 kwartalen (in de loopbaan).
* **Verlenging:** Het basispakket kan verlengd worden, maar dit gebeurt zonder opbouw van nieuwe pensioenrechten.
**Voor wie is het overbruggingsrecht bedoeld?**
1. **Gefailleerde zelfstandigen/helpers/meewerkende echtgenoten:** Dit geldt voor eenmanszaken en voor zaakvoerders, bestuurders en werkende vennoten van failliet verklaarde handelsvennootschappen.
2. **Zelfstandigen/helpers/meewerkende echtgenoten in collectieve schuldenregeling:** Dit betreft niet-handelaars die kennelijk onvermogen vertonen.
3. **Zelfstandigen bij "gedwongen onderbreking":** Dit is van toepassing bij inkomensverlies door een gedwongen (en niet zelf veroorzaakte) onderbreking of stopzetting van de activiteit, wegens specifieke oorzaken zoals:
* Natuurramp
* Brand
* Onbruikbaar worden van gebouw en/of uitrusting door beschadiging
* Allergie die eigen is aan het beroep (en geen ZIV-uitkering biedt)
* Beslissing van een derde economische actor of een economische gebeurtenis met impact.
4. **Stopzetting omwille van "economische moeilijkheden":** Dit is van toepassing wanneer de zelfstandige geen leefloon ontvangt, vrijgesteld is van bijdragen, of de minimale bijdragedrempel niet behaalt. Hiervoor is een minimum aantal bijdragekwartalen vereist.
**Voorwaarden voor het overbruggingsrecht:**
* De zelfstandige moet zijn hoofdverblijfplaats in België hebben.
* De zelfstandige moet aangesloten zijn als zelfstandige in hoofdberoep gedurende de 4 kwartalen vóór het kwartaal van het relevante feit.
* Effectief bijdragen moeten betaald zijn gedurende minstens 4 kwartalen in de periode van 16 kwartalen vóór het kwartaal volgend op het kwartaal van het relevante feit.
* De zelfstandige mag geen enkele beroepsactiviteit uitoefenen en mag geen vervangingsinkomen genieten.
**Hoe aanvragen?** De aanvraag verloopt via het sociaalverzekeringsfonds.
---
# Specifieke regelingen voor startende, meewerkende en student-zelfstandigen
Dit onderdeel bespreekt de bijzondere sociale zekerheidsregelingen en berekeningsmethoden voor specifieke categorieën zelfstandigen, namelijk startende zelfstandigen, meewerkende echtgenoten en student-zelfstandigen.
### 4.1 Algemene organisatie van de sociale zekerheid voor zelfstandigen
De sociale zekerheid voor zelfstandigen verschilt van die voor werknemers doordat de zelfstandige zelf initiatieven moet nemen, zoals aansluiting bij een sociaalverzekeringsfonds. De dekking is minder uitgebreid en omvat doorgaans ziekte en invaliditeit (arbeidsongeschiktheid en gezondheidszorgen), gezinsbijslag, pensioenen en het overbruggingsrecht. De belangrijkste betrokken instelling is het erkend sociaalverzekeringsfonds.
#### 4.1.1 Wie is zelfstandige?
Onder zelfstandigen vallen natuurlijke personen die een beroepsactiviteit uitoefenen zonder verbonden te zijn door een arbeidsovereenkomst. Dit wordt vaak afgeleid uit fiscale criteria zoals bedrijfswinsten. Mandatarissen van vennootschappen worden ook als zelfstandige beschouwd, tenzij hun mandaat kosteloos is. Zelfstandigen kunnen dit in hoofdberoep (hun voornaamste of enige activiteit) of in bijberoep (naast een andere hoofdactiviteit) uitoefenen.
##### 4.1.1.1 De helpers
Helpers zijn natuurlijke personen die een zelfstandige bijstaan of vervangen in zijn beroep, zonder arbeidsovereenkomst. Ook zij kunnen dit in hoofd- of bijberoep doen. Uitzonderingen op de verzekeringsplicht zijn de "toevallige helper" (niet-regelmatige en tijdelijke activiteit van minder dan 90 dagen per jaar, of studenten tot 25 jaar die recht hebben op kinderbijslag) en de "ongehuwde helper" tot de eerste januari van het jaar waarin die 20 jaar wordt.
##### 4.1.1.2 De meewerkende echtgenoten
Meewerkende echtgenoten vormen een bijzondere categorie helpers. Het gaat om de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner van een zelfstandige die geen eigen beroeps- of vervangingsinkomen heeft met sociale zekerheidsdekking. Dit is een wettelijk vermoeden. Er zijn uitzonderingen: wanneer de partner bedrijfsleider is van een vennootschap, of wanneer de echtgenoot niet effectief meewerkt of dit slechts toevallig doet (onregelmatig en minder dan 90 dagen per jaar). In dat laatste geval moet dit bevestigd worden via een verklaring op erewoord. De meewerkende echtgenoot moet zich aansluiten bij het sociaalverzekeringsfonds van de partner, betaalt bijdragen zoals een zelfstandige in hoofdberoep en geniet dezelfde rechten.
#### 4.1.2 Verplichtingen van de zelfstandige
Zelfstandigen hebben de verplichting zich aan te sluiten bij een sociaalverzekeringsfonds en een ziekenfonds/kinderbijslagfonds, en sociale bijdragen te betalen.
##### 4.1.2.1 Aansluiten bij een sociaalverzekeringsfonds
De aansluiting gebeurt bij een erkend sociaalverzekeringsfonds naar keuze of, indien nodig, ambtshalve bij de Nationale Hulpkas voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen. Dit moet gebeuren vóór de aanvang van de zelfstandige activiteit. De aansluiting is kosteloos, maar er zijn beheerskosten verschuldigd, met een maximum van 4,75%. Bij stopzetting of wijziging van de activiteit moet het sociaalverzekeringsfonds binnen 15 dagen op de hoogte worden gebracht.
##### 4.1.2.2 Aansluiten bij een ziekenfonds en kinderbijslagfonds
Aansluiting bij een ziekenfonds naar keuze of de Hulpkas ZIV is vereist voor tussenkomsten in gezondheidszorgen en arbeidsongeschiktheid. Evenzo is aansluiting bij een kinderbijslagfonds naar keuze of FONS nodig om gezinsbijslagen te ontvangen.
##### 4.1.2.3 Betalen van sociale bijdragen
Sociale bijdragen worden berekend op het geherwaardeerde nettoberoepsinkomen. Dit inkomen is het brutoberoepsinkomen min de bedrijfskosten en eventuele bedrijfsverliezen, zoals vastgesteld door de belastingadministratie. De bijdragen worden driemaandelijks betaald aan het einde van elk kwartaal. De kwartalen zijn ondeelbaar. De bijdragen zijn fiscaal aftrekbaar in het jaar van betaling. Er wordt een vergoeding voor beheerskosten (max. 4,75%) aangerekend, en bij laattijdige betaling zijn nalatigheidsintresten verschuldigd.
###### 4.1.2.3.1 Zelfstandige in hoofdberoep
De berekening van de bijdragen voor zelfstandigen in hoofdberoep gebeurt op basis van drie inkomensschijven: een minimumdrempel, een tussenplafond en een maximumplafond. Er zijn twee bijdragepercentages: 20,5% op de minimumdrempel en 20,5% op het inkomen tot het tussenplafond, en 14,16% op de inkomensschijf tussen het tussenplafond en het maximumplafond. Boven het maximumplafond is geen bijdrage meer verschuldigd. De kwartaalbijdrage wordt berekend als: `geherwaardeerd nettobedrijfsinkomen x bijdragepercentage + administratiekosten / 4`.
Sinds 2015 wordt gewerkt met een voorlopige bijdrage gebaseerd op het inkomen van drie jaar voordien (N-3), met een regularisatie op basis van het werkelijke inkomen. Er is echter een mogelijkheid tot aanpassing van de voorlopige bijdrage (verhoging of verlaging) indien bewijs van "objectieve elementen" wordt geleverd en het sociaalverzekeringsfonds akkoord gaat. Regularisatie kan leiden tot bijbetaling zonder verhoging of terugbetaling zonder bonificatie. Bij te laag ingeschatte verlaging kan een bijbetaling met verhoging volgen. Vrijstelling van betaling is mogelijk bij bewijs van (quasi-)behoeftigheid, waarbij de rechten op ZIV en gezinsbijslag behouden blijven, maar er geen pensioenrechten worden opgebouwd.
###### 4.1.2.3.2 Zelfstandige in bijberoep
Zelfstandigen in bijberoep betalen enkel bijdragen als hun inkomen boven een vrijstellingsdrempel ligt. Er is geen minimumbijdrageplicht en de betaalde bijdragen leiden niet tot opbouw van rechten. Er is geen vrijstellingsmogelijkheid in geval van behoeftigheid. Een gelijkstelling met zelfstandigen in hoofdberoep is mogelijk onder bepaalde voorwaarden (art. 37), zoals een beperkt beroepsinkomen en vrijwaring van socialezekerheidsrechten.
#### 4.1.3 Specifieke regelingen voor bepaalde categorieën
##### 4.1.3.1 Startende zelfstandige
Startende zelfstandigen in hoofdberoep betalen de eerste drie volledige jaren voorlopige bijdragen berekend op de minimumdrempel met een percentage van 20,5%. Ook hier volgt regularisatie op het werkelijke inkomen, met de mogelijkheid tot verhoging.
Startende zelfstandigen in bijberoep betalen de eerste drie volledige jaren voorlopige bijdragen berekend op de vrijstellingsdrempel met een percentage van 20,5%, met eveneens regularisatie op het werkelijke inkomen en mogelijkheid tot verhoging.
Sinds 2018 zijn er "primostarters": gedurende de eerste vier kwartalen betalen zij een verlaagde bijdrage als hun jaarinkomen onder een bepaalde drempel blijft. Een primostarter is iemand die in de 20 kwartalen vóór aanvang/herneming/overstap van de zelfstandige activiteit in hoofdberoep op geen enkel moment een zelfstandige in hoofdberoep (of daarmee gelijkgesteld) is geweest. De verrekening gebeurt automatisch bij de definitieve bijdrageberekening of via een aanvraag tot verminderde bijdragen op basis van objectieve elementen.
##### 4.1.3.2 Meewerkende echtgenoot
Voor meewerkende echtgenoten bestaan twee regimes:
1. **Ministatuut:** Bijdragen worden berekend op de geglobaliseerde beroepsinkomsten van de zelfstandige en zijn meewerkende echtgenoot, zonder opsplitsing.
2. **Maxistatuut:** Bijdragen worden berekend op het afzonderlijke inkomen (fiscaal meewerkinkomen), met opsplitsing. Er geldt een minimumbijdrageplicht. Vrijstelling van betaling is mogelijk in geval van behoeftigheid, mits de partner-hoofdzelfstandige ook behoeftig is.
##### 4.1.3.3 Student-zelfstandige
Om als student-zelfstandige te worden beschouwd, moet aan volgende voorwaarden worden voldaan:
* Leeftijd tussen 18 (vanaf kwartaal verjaardag) en 25 jaar (tot einde derde kwartaal of einde studies).
* Studies volgen in een erkende onderwijsinstelling (België of buitenland), met minimaal 27 studiepunten of 17 lesuren per week.
* Regelmatig lessen volgen, deelnemen aan examens, of erkend zijn door de school als student-ondernemer.
* Uitoefenen van een zelfstandige activiteit zonder gezagsrelatie.
De bijdragen voor student-zelfstandigen zijn afhankelijk van het inkomen:
* **Inkomen lager dan een grensbedrag (helft van de minimumdrempel voor hoofdberoep):** vrijstelling van bijdragen.
* **Grensbedrag < Inkomen < minimumdrempel hoofdberoep:** bijdrage enkel op het inkomen boven het grensbedrag.
* **Inkomen hoger dan minimumdrempel hoofdberoep:** bijdragen zoals een zelfstandige in hoofdberoep, met opbouw van sociale rechten.
Voor starters onder studenten geldt een minimumbijdrage gelijk aan die van een zelfstandige in bijberoep, met vrijstelling mogelijk indien het raming van het inkomen lager is dan het grensbedrag.
### 4.2 Rechten van zelfstandigen
Zelfstandigen hebben recht op:
* Gezinsbijslagen
* Ziekte- en invaliditeitsverzekering (ziekteverzekering)
* Moederschap, geboorteverlof, adoptie- en pleegouderverlof, mantelzorgverlof
* Pensioen
* Overbruggingsrecht
#### 4.2.1 Gezinsbijslag
Sinds 1 juli 2014 is er een volledige gelijkschakeling van de gezinsbijslagen voor zelfstandigen met die van werknemers.
#### 4.2.2 Ziekte- en invaliditeitsverzekering
Zelfstandigen hebben recht op geneeskundige verzorging, volledig gelijkgesteld met werknemers. Ze hebben ook recht op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Dit is onderverdeeld in drie periodes:
1. **Niet-vergoedbare periode:** Een primaire arbeidsongeschiktheid van 7 dagen (carensperiode).
2. **Vergoedbare periode van primaire arbeidsongeschiktheid:** Beoordeling ten opzichte van de eigen activiteit, tot 12 maanden. De vergoeding start vanaf de eerste dag na ondertekening van het getuigschrift.
3. **Invaliditeit:** Na 12 maanden arbeidsongeschiktheid wordt de arbeidsongeschiktheid beoordeeld ten opzichte van equivalente jobs. Bij stopzetting van de zaak is er een verhoogde vergoeding, die forfaitair is (afhankelijk van de gezinssituatie) en geen percentage betreft.
#### 4.2.3 Moederschap
Zelfstandigen hebben recht op moederschapsrust, maximaal 12 weken, waarvan 3 weken verplicht (één week vóór de bevalling en twee weken na de bevalling). De resterende 9 weken zijn facultatief en kunnen per week (voltijds of halftijds) opgenomen worden. Bij meerlingen of hospitalisatie van de pasgeborene na 7 dagen is er een verlenging mogelijk. Tijdens de moederschapsrust is geen enkele beroepsactiviteit toegestaan.
Zij ontvangen een moederschapsuitkering, een forfaitair bedrag per week: 872,87 euro voor de eerste 4 weken en 798,37 euro daarna. De betaling gebeurt de eerste keer uiterlijk op de 30e kalenderdag na de start van de moederschapsrust, daarna maandelijks.
Daarnaast ontvangen zij 105 gratis dienstencheques ("moederschapscheques") met een geldigheidsduur van 8 maanden. Er is geen recht op belastingvermindering. Zelfstandigen zijn vrijgesteld van het betalen van SZ-bijdragen voor het kwartaal na het kwartaal van de bevalling, met behoud van alle rechten.
#### 4.2.4 Geboorteverlof
Het vroegere "vaderschapsverlof" is uitgebreid tot geboorteverlof. Zelfstandigen (vader of meeouder) kunnen kiezen tussen:
* Maximaal 20 dagen verlof binnen 4 maanden na de geboorte, aaneensluitend of niet, eventueel halftijds, met een uitkering van 101,50 euro per dag.
* Maximaal 8 dagen verlof plus een premie voor 15 dienstencheques (135 euro).
Voorwaarden zijn dat de aanvrager een zelfstandige in hoofdberoep is, vader of meeouder van het kind, de activiteit onderbreekt en de aanvraag wordt ingediend binnen het kwartaal volgend op het geboortekwartal bij het sociaalverzekeringsfonds.
#### 4.2.5 Adoptie- en pleegouderverlof, mantelzorgverlof
Voor adoptie-, pleegouder- en mantelzorgverlof verwijzen de regelingen naar die van werknemers en de inhoud van de cursus.
#### 4.2.6 Pensioen
Zelfstandigen hebben recht op een wettelijk pensioen (rust- en overlevingspensioen). De pensioenleeftijd is 65 jaar, maar wordt geleidelijk opgetrokken tot 67 jaar. De berekening is gebaseerd op het beroepsinkomen en de beroepsloopbaan (kwartalen als hoofdberoep). Er is een minimumpensioen voorzien.
Daarnaast bestaat het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen (VAPZ), dat niet verplicht is maar wel raadzaam. Het biedt fiscale voordelen (storting is aftrekbaar als bedrijfslast) en sociale voordelen (geen sociale bijdragen op de storting). Bij uitkering van het kapitaal is er een milde belasting. Er zijn twee formules:
* **Gewoon VAPZ:** Maximaal 8,17% van het nettoberoepsinkomen. Dit is een aanvulling op het rustpensioen.
* **Sociaal VAPZ:** Maximaal 9,40% van het nettoberoepsinkomen. Dit is een aanvulling op het rustpensioen met extra sociale voordelen, zoals een rente bij invaliditeit.
#### 4.2.7 Overbruggingsrecht
Het overbruggingsrecht biedt een maandelijkse financiële uitkering gedurende maximaal 12 maanden in de loopbaan. De bedragen zijn 1606,15 euro (zonder personen ten laste) of 2007,06 euro (met minstens één persoon ten laste). Daarnaast worden de sociale rechten op gezinsbijslag en ZIV (gezondheidszorgen en uitkeringen) kosteloos behouden gedurende maximaal 4 kwartalen in de loopbaan. Een verlenging van het basispakket is mogelijk als extra pensioenvormende kwartalen worden verworven, maar zonder opbouw van pensioenrechten.
Het overbruggingsrecht is van toepassing voor:
1. **Gefailleerde zelfstandigen/helpers/meewerkende echtgenoten:** Dit geldt voor eenmanszaken, zaakvoerders, bestuurders en werkende vennoten van failliet verklaarde handelsvennootschappen.
2. **Zelfstandigen in collectieve schuldenregeling:** Dit betreft niet-handelaars in kennelijk onvermogen.
3. **Zelfstandigen bij "gedwongen onderbreking":** Hieronder valt inkomensverlies door gedwongen (niet zelf veroorzaakte) onderbreking of stopzetting ten gevolge van natuurrampen, brand, onbruikbaarheid van professioneel vastgoed of uitrusting door beschadiging, allergie eigen aan het beroep (zonder ZIV-uitkering), of beslissingen van derden met economische impact.
4. **Stopzetting omwille van "economische moeilijkheden":** Dit is van toepassing indien het leefloon, de vrijstelling van bijdragen of de minimale bijdragedrempel niet behaald wordt.
Vereiste voorwaarden voor het overbruggingsrecht zijn:
* Hoofdverblijfplaats in België hebben.
* Aangesloten zijn als zelfstandige in hoofdberoep gedurende de 4 kwartalen vóór het relevante feit.
* Effectief bijdragen betaald hebben gedurende minstens 4 kwartalen in de 16 kwartalen vóór het kwartaal volgend op het kwartaal van het relevante feit.
* Geen enkele beroepsactiviteit uitoefenen, noch een vervangingsinkomen genieten.
De aanvraag verloopt via het sociaalverzekeringsfonds.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Sociaal statuut | De wettelijke en regelgevende bepalingen die de sociale rechten en plichten van een specifieke groep personen, zoals zelfstandigen of werknemers, regelen. Het omvat verzekeringen, bijdragen en uitkeringen. |
| Zelfstandige | Een natuurlijk persoon die in België een beroepsactiviteit uitoefent zonder gebonden te zijn door een arbeidsovereenkomst of een statuut dat hem als werknemer classificeert. Dit criterium omvat ook vennootschappen die een verplichte bijdrage betalen. |
| Sociaalverzekeringsfonds (SVF) | Een erkende instelling die verantwoordelijk is voor de inning van sociale bijdragen van zelfstandigen en de uitbetaling van bepaalde sociale uitkeringen, zoals pensioenen en overbruggingsrecht. |
| Meewerkende echtgenoot | Een bijzondere vorm van helper; de partner van een zelfstandige die meewerkt in de zaak zonder zelf een eigen beroeps- of vervangingsinkomen met sociale zekerheidsdekking te hebben. Er geldt een wettelijk vermoeden hiervoor. |
| Nettoberoepsinkomen | Het brutobedrijfsinkomen verminderd met de bedrijfskosten en eventuele bedrijfsverliezen, zoals vastgesteld door de belastingadministratie. Dit inkomen vormt de basis voor de berekening van sociale bijdragen. |
| Primaire arbeidsongeschiktheid | De initiële periode waarin een zelfstandige arbeidsongeschikt is, beoordeeld ten opzichte van zijn eigen specifieke beroepsactiviteit. Deze periode duurt in principe tot 12 maanden. |
| Carensperiode | Een periode van 7 dagen na de vaststelling van arbeidsongeschiktheid waarin een zelfstandige geen vergoeding ontvangt. Dit is de niet-vergoedbare periode van primaire arbeidsongeschiktheid. |
| Invaliditeitsperiode | De periode die volgt op 12 maanden van arbeidsongeschiktheid, waarbij de arbeidsongeschiktheid beoordeeld wordt ten opzichte van equivalente jobs. De vergoeding is forfaitair. |
| Moederschapsrust | De periode waarin een zelfstandige moeder verplicht is haar beroepsactiviteit te onderbreken voor en na de bevalling. Dit omvat zowel verplichte als facultatieve weken. |
| Dienstencheques | Een systeem waarbij huishoudelijke diensten betaald kunnen worden met speciale cheques die fiscaal aftrekbaar zijn en recht geven op sociale zekerheidsrechten. |
| Overbruggingsrecht | Een financiële uitkering en kosteloos behoud van sociale rechten voor zelfstandigen die hun activiteit noodgedwongen moeten onderbreken of stopzetten door bepaalde omstandigheden zoals faillissement of natuurrampen. |
| Vrijstellingsdrempel | Een inkomensgrens waaronder zelfstandigen in bijberoep geen sociale bijdragen hoeven te betalen. |
| Minimumbijdrage | Een verplichte minimale sociale bijdrage die betaald moet worden, ook indien het netto beroepsinkomen lager is dan een bepaalde drempel. Dit geldt met name voor zelfstandigen in hoofdberoep. |
Cover
sociale zekerheidsrecht deel 2.pdf
Summary
# Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)
Het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT), ook bekend als brugpensioen, voorziet in een aanvullende vergoeding voor ontslagen oudere werknemers tot de wettelijke pensioenleeftijd [4](#page=4).
### 1.1 Historische context en oorsprong
Het concept van het brugpensioen deed zijn intrede rond 1974/75. In de jaren 1970 werd werkgelegenheid beschouwd als een "taart die moest worden verdeeld". Om jongeren meer kansen te geven op de arbeidsmarkt, was het de bedoeling om de uitstroom van oudere werknemers te stimuleren via regelingen voor vervroegd vertrek. Op die manier werd er in zekere zin plaats gemaakt voor jongeren. Het brugpensioen was oorspronkelijk dus een brug tussen het actieve professionele leven en het pensioen [4](#page=4) [5](#page=5).
### 1.2 Voorwaarden voor het SWT
Om aanspraak te kunnen maken op het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, dienden de volgende voorwaarden vervuld te zijn:
* **Ontslag door de werkgever:** De werknemer moest ontslagen zijn door de werkgever, met uitzondering van ontslagen om dringende redenen. Dit sluit beëindiging door de werknemer zelf, beëindiging in onderling akkoord of wegens overmacht uit [6](#page=6).
* **Recht op werkloosheidsuitkering:** De werknemer moest recht hebben op een werkloosheidsuitkering, wat aangetoond moest worden op basis van het beroepsverleden [6](#page=6).
* **Vastgestelde leeftijd:** De werknemer moest een bepaalde leeftijd bereikt hebben, die werd vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst (cao) [6](#page=6).
* **Loopbaanvereiste:** Er moest een bepaalde loopbaan voltooid zijn, eveneens vastgesteld bij cao [6](#page=6).
### 1.3 Evolutie en verschillende stelsels
De term "brugpensioen" werd op 1 januari 2012 officieel vervangen door de term "stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag" (SWT). Om te voorkomen dat oudere werknemers te vroeg de arbeidsmarkt verlieten, werden de voorwaarden voor toegang tot het brugpensioen geleidelijk strenger gemaakt. Dit gebeurde onder andere door de leeftijds- en loopbaanvereisten vaker te verhogen en het statuut van werkloze met bedrijfstoeslag minder gunstig te maken [7](#page=7).
Er bestonden diverse SWT-stelsels, elk met eigen specifieke voorwaarden:
* Algemeen SWT (cao nr. 17) [7](#page=7).
* SWT voor zware beroepen (cao nr. 143) [7](#page=7).
* SWT voor lange loopbaan (cao nr. 167) [7](#page=7).
* SWT voor ondernemingen erkend in moeilijkheden of in herstructurering (Koninklijk Besluit van 3 mei 2007) [7](#page=7).
* Medisch SWT (cao nr. 173) [7](#page=7).
### 1.4 Afschaffing van het SWT
Het regeerakkoord van 31 januari 2025 kondigde de onmiddellijke afschaffing van het SWT aan, met uitzondering van het medisch SWT. De Groep van 10 bereikte nadien een akkoord waarbij de einddatum van de bestaande cao's inzake SWT gerespecteerd zou worden tot 30 juni 2025 [10](#page=10).
Op 15 september 2025 werd een Koninklijk Besluit gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad tot afschaffing van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT). Voor elk van de verschillende stelsels werd een uiterste datum vastgelegd waarop een werknemer nog kon instappen in het betreffende SWT-stelsel. Na deze datum was toetreding niet langer mogelijk, wat resulteerde in een geleidelijke uitdoving van het stelsel [11](#page=11).
Alleen het medisch SWT bleef behouden. Dit medische SWT werd behouden tot 30 juni 2029 [11](#page=11) [13](#page=13).
> **Tip:** Het is cruciaal om het onderscheid te maken tussen de verschillende SWT-stelsels, aangezien deze elk hun eigen specifieke voorwaarden en aflopende data hadden. De algemene afschaffing heeft geen retroactieve werking voor werknemers die reeds aan de voorwaarden voldeden en op SWT stonden of nog zouden gaan op basis van de oude regelgeving [14](#page=14).
#### 1.4.1 Gevolgen voor bestaande gevallen
Werknemers die aan alle voorwaarden voldeden en reeds in het SWT-stelsel zaten, of nog op SWT zouden gaan op basis van de oude regelgeving, blijven recht hebben op de bedrijfstoeslag tot aan het moment dat zij met pensioen gaan [14](#page=14).
### 1.5 Belangrijke definities
* **Brugpensioen:** Oudere term voor het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, dat oorspronkelijk bedoeld was als een overgang naar het pensioen [4](#page=4).
* **Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT):** De huidige, officiële term voor het brugpensioen [7](#page=7).
* **Collectieve Arbeidsovereenkomst (cao):** Overeenkomst die de voorwaarden en regels voor bepaalde werknemers of groepen werknemers vastlegt, inclusief leeftijds- en loopbaanvereisten voor SWT [6](#page=6).
> **Tip:** Houd de verschillende cao-nummers en bijbehorende stelsels goed uit elkaar bij het bestuderen van de materie, aangezien deze specifieke toepassingen en voorwaarden kennen [7](#page=7).
---
# Gezinsbijslag en het Groeipakket
Dit deel behandelt de gezinsbijslag, met een focus op de Vlaamse regeling, het Groeipakket, inclusief de basiswetgeving, actoren, en de verschillende prestaties [17](#page=17) [18](#page=18).
### 2.1 Algemeen
#### 2.1.1 Regionalisering van de gezinsbijslag
De gezinsbijslag was oorspronkelijk een federale bevoegdheid, vastgelegd in de Federale Algemene Kinderbijslagwet (AKBW). Sinds 1 juli 2014 werd deze bevoegdheid overgeheveld naar de deelstaten, die hierdoor eigen regelingen konden uitwerken. In de Vlaamse gemeenschap is sinds 1 januari 2019 de federale gezinsbijslagregeling vervangen door het Vlaamse Groeipakket. De juridische basis hiervoor is het Vlaams Decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid [19](#page=19) [26](#page=26).
De vroegere federale overheidsdienst FAMIFED werd opgeheven, en de taken worden nu uitgevoerd door regionale publieke kinderbijslagfondsen: FONS voor de Vlaamse gemeenschap, FAMIRIS voor Brussel en FAMIWALL voor het Waalse gewest [21](#page=21).
De bevoegde deelstaat wordt bepaald op grond van de wettelijke woonplaats van het rechtgevend kind, conform een samenwerkingsakkoord tussen de deelstaten van 6 september 2017 [22](#page=22).
De Algemene Kinderbijslagwet (AKBW) van 19 december 1939 werd in principe opgeheven door de regio's. Echter, voor kinderen geboren vóór 1 januari 2019 blijft de AKBW relevant voor de berekening van de maandelijkse kinderbijslag voor zolang er recht op bestaat. Dit omvat ook de berekening van de kinderbijslag volgens de rang van het kind in het gezin [23](#page=23).
#### 2.1.2 Administratieve organisatie
De uitbetaling van de gezinsbijslagen is gereglementeerd. De begunstigde(n) kiezen zelf een uitbetalingsinstelling. Sinds 1 januari 2019 zijn er vijf Vlaamse uitbetalers: FONS (het publieke kinderbijslagfonds, voorheen VUTG) en vier private organisaties. Verplichte aanvraag en aansluiting bij een uitbetalingsinstelling naar keuze van de begunstigde(n) is vereist [66](#page=66) [67](#page=67) [68](#page=68).
### 2.2 De Vlaamse gezinsbijslag
#### 2.2.1 Basiswetgeving
De basiswetgeving van de Vlaamse gezinsbijslag wordt gevormd door het Decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, ook wel het ‘Groeipakketdecreet’ genoemd [26](#page=26).
#### 2.2.2 Temporeel toepassingsgebied
Het Groeipakketdecreet is in principe van toepassing op alle kinderen geboren na 31 december 2018. Het creëert één universeel systeem voor alle kinderen, onafhankelijk van de professionele situatie van hun ouders [26](#page=26).
#### 2.2.3 Actoren
De actoren binnen het Groeipakket zijn het rechtgevend kind en de begunstigde [28](#page=28) [29](#page=29).
##### 2.2.3.1 Het rechtgevend kind
Om als kind recht te geven op gezinsbijslagen, moet het aan de volgende voorwaarden voldoen [30](#page=30):
* **Woonplaatsvereiste en nationaliteitsvereiste:** Het kind moet zijn woonplaats hebben in het Nederlandse taalgebied en de Belgische nationaliteit bezitten [31](#page=31).
* Kinderen die niet de Belgische nationaliteit bezitten, geven recht indien ze hun woonplaats in het Nederlandse taalgebied hebben en toegelaten of gemachtigd zijn om in België te verblijven of zich te vestigen. Indien het verblijfsrecht niet bewezen kan worden in hoofde van het kind, wordt het verblijfsrecht van de ouders beoordeeld [32](#page=32).
* **Voorbeeld:** Sammy (10 jaar) met Marokkaanse nationaliteit verblijft in België sinds 1/1/2021. Hij kan geen verblijfsrecht bewijzen. Zijn ouders verblijven in België sinds respectievelijk 1/7/2021 en 1/1/2022. De vader bezit sinds 1/5/2023 een vreemdelingenkaart type B (onbeperkt verblijfsrecht), waardoor de verblijfsvoorwaarde van het kind vervuld is vanaf 1/5/2023 [32](#page=32).
* **Leeftijd van het kind:**
* **Tot 18 jaar:** Onvoorwaardelijk recht [30](#page=30) [34](#page=34).
* **Voorbeeld:** Josephine wordt 18 op 15 mei 2025. Zij geeft recht op gezinsbijslagen tot 31 mei 2025 [34](#page=34).
* **Tot 21 jaar:** Kinderen met een specifieke ondersteuningsbehoefte [30](#page=30) [34](#page=34).
* **Voorbeeld:** Mats heeft een visuele beperking en geniet van een toeslag voor een specifieke ondersteuningsbehoefte tot hij 21 jaar wordt. Tot dan heeft hij een onvoorwaardelijk recht op het basisbedrag [34](#page=34).
* **Tot 25 jaar:** Voor leerlingen, studenten en stagiairs die aan bepaalde voorwaarden voldoen [30](#page=30) [35](#page=35).
* **Student hoger onderwijs:** Vereist inschrijving voor minstens 27 studiepunten in dat academiejaar [33](#page=33) [35](#page=35).
* **Winstgevende activiteit:** In principe mag geen winstgevende activiteit worden uitgeoefend, tenzij deze activiteit gedurende maximaal 650 uur (vanaf 2025) wordt uitgeoefend onder een studentenovereenkomst [33](#page=33) [35](#page=35).
##### 2.2.3.2 De begunstigde
De begunstigde is de natuurlijke persoon aan wie toelagen in het kader van het gezinsbeleid worden toegekend [37](#page=37).
* **Begunstigde startbedrag geboorte:** In principe is de zwangere persoon begunstigde bij aanvraag van het startbedrag voor het eerste rechtgevende kind vóór de geboorte [37](#page=37).
* **Begunstigde maandelijks basisbedrag (basisgezinsbijslag):**
* **Beide ouders:** In principe worden beide ouders van het rechtgevend kind aangewezen als begunstigden ('begunstigdenkern'). Dit geldt ook indien ouders gescheiden zijn. Gevolg hiervan is dat beide ouders samen de uitbetalingsinstelling en het rekeningnummer kiezen. Dit geldt ook na de meerderjarigheid van de kinderen [38](#page=38).
* **Oefening 1 (co-ouderschap):** Anna (6 jaar) woont afwisselend bij moeder Sofie en vader Jan. Met co-ouderschap in een notariële akte vastgelegd, zijn beide ouders begunstigden. Indien zij er niet uitkomen, beslist de rechter [44](#page=44).
* **Eén ouder:** Slechts één ouder wordt aangewezen als begunstigde in volgende situaties [40](#page=40) [41](#page=41):
* Eén ouder is overleden: de overlevende ouder [40](#page=40).
* De ouder met exclusief ouderlijk gezag [40](#page=40) [46](#page=46).
* Vermoeden van afwezigheid van één ouder vastgesteld door de vrederechter: de aanwezige ouder [40](#page=40).
* Eén ouder is uit de ouderlijke macht ontzet: de niet uit de ouderlijke macht ontzette ouder [40](#page=40) [41](#page=41).
* Eén ouder is niet bekend: de bekende ouder [40](#page=40).
* **Voorbeeld:** Na echtscheiding wordt Robrecht uit het ouderlijk gezag ontzet wegens zwaarwichtige feiten. Fien, de moeder, krijgt exclusief ouderlijk gezag en wordt de begunstigde [41](#page=41).
* **Het rechtgevend kind:** Het kind zelf is begunstigde in volgende gevallen [42](#page=42):
* Als het gehuwd is [42](#page=42).
* Als het ontvoogd is of minstens 16 jaar oud is én zijn woonplaats niet bij zijn ouders of werkelijke opvoeders heeft (met een afzonderlijke domicilie of dit kan met officiële documenten aangetoond worden). Officiële documenten zijn onder andere een attest van de politie, een beschikking van een rechtbank, of een attest van het OCMW [42](#page=42).
* Als het zelf begunstigde is voor zijn eigen kind(eren) [42](#page=42).
* **De werkelijke opvoeder:** Indien de ouder(s) het kind niet daadwerkelijk opvoeden, kan de werkelijke opvoeder als begunstigde worden aangewezen. De feitelijke gezinsband primeert boven de biologische [43](#page=43).
* **Voorbeeld:** Een ex-stiefvader wordt als werkelijke opvoeder begunstigde wanneer het kind bij hem blijft wonen na de scheiding van zijn moeder [43](#page=43).
* **Oefening 2 (kind woont bij grootouders):** Yusuf (15 jaar) woont bij zijn grootouders wegens langdurige afwezigheid van zijn ouders. De grootouders, als werkelijke opvoeders met een gedomicilieerd kind, komen in aanmerking als begunstigde [45](#page=45).
* **Oefening 3 (nieuw-samengesteld gezin):** Emma (10 jaar) woont bij haar moeder Karen en diens partner Liesbet. De vader is niet betrokken. De moeder (met exclusief ouderlijk gezag) of de werkelijke opvoeder (Liesbet) kan als begunstigde worden aangesteld [46](#page=46).
* **Oefening 4 (jongere woont zelfstandig):** Liam (19 jaar), student op kot, is nog gedomicilieerd bij zijn ouders maar voorziet zelf in zijn levensonderhoud. De ouders zijn de begunstigden op basis van de domicilie thuis [47](#page=47).
#### 2.2.4 De prestaties
Het Groeipakket omvat verschillende prestaties voor een rechtgevend kind [49](#page=49) [50](#page=50) [53](#page=53) [55](#page=55) [57](#page=57):
* **Sowieso basisbedrag (basisgezinsbijslag):** Dit is een maandelijks bedrag [49](#page=49).
* **Basisbedrag (kinderbijslag):** Vanaf 1 januari 2019 is dit een flat rate van EUR 180,19 per kind (geïndexeerd bedrag). Dit geldt universeel, ongeacht de rangorde of leeftijd van het kind in het gezin [51](#page=51).
* **Overgangsregeling voor kinderen geboren vóór 1 januari 2019:** Voor deze kinderen blijven de rechten op grond van de oude Algemene Kinderbijslagwet behouden, inclusief de koppeling van het basisbedrag aan de rangorde en leeftijd (leeftijdsbijslag op 6, 12 en 18 jaar) [62](#page=62).
* **Rangorde in AKBW:**
* Rang 1: Oudste rechtgevend kind, laagste bedrag [62](#page=62) [63](#page=63).
* Rang 2: Tweede oudste rechtgevend kind, hoger bedrag [62](#page=62) [63](#page=63).
* Rang 3: Alle andere rechtgevende kinderen, hoogste bedrag [62](#page=62) [63](#page=63).
* **Voorbeeld (AKBW):** Marc heeft 3 kinderen: Tom (oudste, rang 1), Elly (tweede, rang 2) en Lucie (jongste, rang 3). Als Tom gaat werken, schuiven Elly en Lucie een rang op [64](#page=64).
* **Bedragen (geïndexeerd, indicatief):** EUR 101,69 (1e rang), EUR 188,16 (2e rang), EUR 259,49 (3e rang) [63](#page=63).
* **Eenmalig startbedrag (kraamgeld):** Bij geboorte of adoptie van een rechtgevend kind [49](#page=49) [51](#page=51).
* Bedraagt EUR 1.100 (wettelijk bedrag), momenteel EUR 1.238,78 (geïndexeerd) [51](#page=51).
* **Jaarlijkse schoolbonus (‘universele participatietoeslag’):** Wordt eenmalig in augustus uitbetaald en hangt af van de leeftijd [49](#page=49) [51](#page=51).
* 0-4 jaar: circa EUR 20 [51](#page=51).
* 5-11 jaar: circa EUR 40 [51](#page=51).
* 12-17 jaar: circa EUR 55 [51](#page=51).
* 18+: circa EUR 68 [51](#page=51).
* **Eventuele toeslagen:** Dit zijn maandelijkse verhogingen van het basisbedrag ter extra ondersteuning voor sommige kinderen [49](#page=49) [53](#page=53) [54](#page=54) [55](#page=55) [57](#page=57).
* **Zorgtoeslagen:** Bijdragen aan extra zorgen voor wezen, pleegkinderen en kinderen met specifieke ondersteuningsbehoeften [54](#page=54).
* **Sociale toeslag:** Voor gezinnen die met hun inkomen de opvoedingskost moeilijker kunnen dragen. Deze toeslag is afhankelijk van het gezinsinkomen en de gezinsgrootte [56](#page=56).
* **Selectieve participatietoeslagen:** Stimuleren het gebruik van kinderopvang of onderwijs [59](#page=59).
1. **Kinderopvangtoeslag:** [59](#page=59).
2. **Schooltoeslag:** Voor kleuter-, lager- en secundair onderwijs. Voor gezinnen met een lager inkomen, waarbij de inkomensvoorwaarde automatisch wordt onderzocht [59](#page=59).
3. **Kleutertoeslag:** Geschrapt sinds 2025 en geïntegreerd in de schooltoeslag [59](#page=59).
#### 2.2.5 De uitbetaling
De uitbetaling gebeurt door een gekozen uitbetalingsinstelling, na verplichte aanvraag. Sinds 1 januari 2019 zijn er in Vlaanderen vijf uitbetalers: FONS (publiek) en vier private kinderbijslagfondsen [66](#page=66) [67](#page=67) [68](#page=68).
> **Tip:** Kinderen geboren vóór 1 januari 2019 behouden de regels van de Algemene Kinderbijslagwet (AKBW) met rangorde en leeftijdsbijslagen, wat een significant verschil is met het universele, 'flat rate' systeem van het Groeipakket voor nieuwgeboren kinderen [62](#page=62).
> **Voorbeeld:** Een student hoger onderwijs komt in aanmerking voor gezinsbijslag tot 25 jaar indien hij minstens 27 studiepunten opneemt en niet meer dan 650 uur per jaar werkt als student [33](#page=33) [35](#page=35).
---
# Pensioenen: rust- en overlevingspensioen
Dit hoofdstuk bespreekt de basisprincipes van het Belgische pensioenstelsel, met specifieke aandacht voor het wettelijke rustpensioen en het overlevingspensioen voor werknemers [72](#page=72) [73](#page=73).
### 3.1 Algemeen kader en pensioenpijlers
Het Belgische pensioenstelsel is een sociaal zekerheidsstelsel dat de financiële zekerheid van burgers na hun beroepsloopbaan waarborgt. Het financiële model van de pensioenen is gebaseerd op het **repartitiebeginsel**, waarbij de bijdragen van de actieve bevolking worden gebruikt om de pensioenen van de gepensioneerden te financieren. De huidige demografische trend van vergrijzing, met een dalende socio-economische ratio (het aantal werkenden per gepensioneerde), vormt een grote uitdaging voor dit systeem [72](#page=72) [74](#page=74) [75](#page=75) [76](#page=76) [77](#page=77) [78](#page=78) [80](#page=80) [82](#page=82).
Het pensioenstelsel kan worden opgedeeld in drie pijlers [83](#page=83):
1. **Wettelijk pensioen:** Dit is het basispensioen dat door de sociale zekerheid wordt verstrekt [83](#page=83).
2. **Aanvullend pensioen:** Dit wordt opgebouwd via de werkgever, vaak via pensioenfondsen of groepsverzekeringen [83](#page=83).
3. **Individueel pensioen:** Dit is een aanvullend pensioen dat de werknemer zelf individueel opbouwt, bijvoorbeeld door te sparen of te beleggen [83](#page=83).
De basiswetgeving voor de werknemerspensioenen omvat onder andere het Koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers en het Koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers [85](#page=85).
### 3.2 Rustpensioen werknemers
#### 3.2.1 Personeel toepassingsgebied
Het wettelijk rustpensioen voor werknemers is van toepassing op personen die als werknemer in België tewerkgesteld zijn geweest en wiens tewerkstelling aanleiding heeft gegeven tot het betalen van sociale bijdragen voor de pensioensector [87](#page=87).
#### 3.2.2 Toekenningsvoorwaarden
Om recht te hebben op een wettelijk rustpensioen, moet de werknemer aan drie voorwaarden voldoen [89](#page=89) [96](#page=96) [98](#page=98):
1. **Pensioenleeftijd bereiken:**
* **Algemene regel:** Het rustpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd. Deze leeftijd wordt trapsgewijs verhoogd: 66 jaar vanaf 1 januari 2025 en 67 jaar vanaf 1 januari 2030. Er is geen pensioenverplichting vanaf de pensioengerechtigde leeftijd; men mag bijverdienen [89](#page=89).
* **Vervroegd pensioen:** Dit is een pensioen vóór de wettelijke pensioenleeftijd. De voorwaarden voor vervroegd pensioen worden strenger naarmate men vroeger op pensioen gaat. Er is een minimumleeftijd en een minimum loopbaanduur vereist [93](#page=93).
* **Loopbaanvoorwaarden en minimumleeftijden voor vervroegd pensioen:**
* 44 loopbaanjaren, 60 jaar [93](#page=93).
* 43 loopbaanjaren, 61 jaar [93](#page=93).
* 43 loopbaanjaren, 62 jaar [93](#page=93).
* 42 loopbaanjaren, 63 jaar [93](#page=93).
* Een **loopbaanjaar** telt mee als er minstens 1/3 van een voltijds arbeidsregime (ongeveer 104 dagen voltijdse tewerkstelling) gewerkt is of gelijkgestelde dagen zijn opgenomen. Voor deeltijdse werknemers wordt een omrekening gemaakt [94](#page=94).
* **Pensioenbonus:** Stimuleert om langer door te werken door een extra uitkering te verlenen bij het langer blijven werken dan de wettelijke pensioenleeftijd .
* **Pensioenmalus:** In het regeerakkoord is voorzien in de invoering van een pensioenmalus bij uittreden vóór de wettelijke pensioenleeftijd, maar dit is nog geen wetgeving [95](#page=95).
2. **Stopzetting beroepsactiviteit:**
* In principe moet de beroepsactiviteit stopgezet worden om een rustpensioen te ontvangen [96](#page=96).
* **Cumulatie met een beroepsactiviteit:** Onder bepaalde voorwaarden is cumulatie toegestaan [96](#page=96).
* **Vanaf de wettelijke pensioenleeftijd of na minstens 45 loopbaanjaren:** Onbegrensd bijverdienen [97](#page=97).
* **Jonger dan de wettelijke pensioenleeftijd of minder dan 45 loopbaanjaren:** Er gelden inkomensgrenzen [97](#page=97).
* Zonder kinderlast: 10.117 euro bruto per jaar (werknemer) [97](#page=97).
* Met kinderlast: 15.175 euro bruto per jaar (werknemer) [97](#page=97).
* Flexi-job: 7.876 euro per jaar [97](#page=97).
* **Sancties bij overschrijding van de cumulatiegrenzen:** Het pensioen wordt proportioneel verminderd of geschorst [96](#page=96).
3. **Verblijfsvoorwaarde:**
* In principe wordt geen pensioen verstrekt aan personen die niet effectief in België verblijven [98](#page=98).
* Deze voorwaarde geldt niet voor Belgen en erkende vluchtelingen, die hun pensioen wereldwijd kunnen ontvangen [98](#page=98).
#### 3.2.3 Prestaties (pensioenberekening)
Het rustpensioen van werknemers wordt vastgesteld op grond van drie elementen: de loopbaan, het loon per loopbaanjaar, en de gezinstoestand, plus eventuele pensioenbonus .
De basisformule voor het rustpensioen per loopbaanjaar is :
$$ \text{Pensioen per loopbaanjaar} = \text{Pensioenbreuk} \times \text{Loon per loopbaanjaar} $$
De pensioenopbrengst van elk jaar wordt opgeteld om het pensioen op jaarbasis te bekomen, hoewel het maandelijks wordt uitbetaald. Er zijn drie sleutelvragen bij de berekening :
I. Welke periodes komen in aanmerking voor de loopbaanberekening?
II. Wat is het relevante loon voor elk jaar?
III. Heeft de gepensioneerde recht op 60% of 75%, en wat gebeurt er bij echtscheiding?
**I. Loopbaan:**
De loopbaan omvat periodes van werkelijke tewerkstelling, gelijkgestelde periodes, en periodes die na vrijwillige betaling van bijdragen gelijkgesteld worden .
* **Periodes van werkelijke tewerkstelling:** Alle jaren waarin een activiteit als werknemer werd uitgeoefend tellen mee vanaf 1955, zonder minimum aantal dagen of uren .
* **Gelijkgestelde periodes:** Periodes waarin geen eigenlijke tewerkstelling was maar die wel meetellen voor het pensioen. Voorbeelden zijn onvrijwillige werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, loopbaanonderbreking, tijdskrediet, deeltijdse arbeid met behoud van recht op werkloosheid, jaarlijkse vakantie, staking, afwezigheid om dwingende familiale redenen, geboorteverlof en pleegzorgverlof. Vanaf maart 2026 wordt langdurige werkloosheid beperkt in de tijd .
* **Periodes gelijkgesteld na betaling van bijdragen (Regularisatie):** Bepaalde studieperiodes na het behalen van een diploma hoger onderwijs kunnen geheel of gedeeltelijk meetellen voor de berekening van het pensioenbedrag. Dit is beperkt tot het aantal studiejaren vereist voor het diploma. De aanvraag moet voor de ingangsdatum van het rustpensioen worden ingediend. De kostprijs bedraagt forfaitair 1.902,39 euro per studieperiode van 10 maanden indien de aanvraag binnen 10 jaar na het behalen van het diploma gebeurt .
**II. Loon:**
Het totale jaarloon per loopbaanjaar is de som van:
* Werkelijke bezoldigingen voor effectief gewerkte periodes .
* Fictieve of forfaitaire lonen voor gelijkgestelde periodes, meestal gebaseerd op het loon van het voorgaande jaar (bv. bij ziekte, invaliditeit, werkloosheid). Deze zijn begrensd .
Het totale loon voor elk loopbaanjaar wordt vermenigvuldigd met een herwaarderingscoëfficiënt om het loon van vroeger af te stemmen op de huidige kosten van levensonderhoud .
**III. Gezinstoestand:**
De gezinstoestand bepaalt of men recht heeft op een gezinspensioen (75%) of een pensioen als alleenstaande (60%) .
* **Gezinspensioen (75%):** Voor gehuwde werknemers wiens echtgenoot geen beroepsactiviteit uitoefent, zelf geen eigen pensioen of vervangingsinkomen ontvangt, of wiens echtgenoot een pensioen ontvangt dat niet hoger is dan het verschil tussen het alleenstaande- en het gezinspensioen .
* **Pensioen voor alleenstaande (60%):** Voor gepensioneerden die geen recht hebben op een gezinspensioen .
* **Pensioen van de uit de echt gescheiden echtgenoot:** Kan onder voorwaarden recht hebben op een pensioen gebaseerd op de loopbaan van de ex-echtgenoot. Dit bedraagt 62,5% van het geïndexeerde en geherwaardeerde loon van de werknemer, in verhouding tot de duur van het huwelijk .
**Pensioenbonus:**
Dit is een extra netto bedrag dat bovenop het pensioen wordt uitbetaald. Het wordt opgebouwd vanaf de vroegst mogelijke pensioendatum gedurende maximaal drie kalenderjaren, op voorwaarde dat men effectief verder werkt. De uitbetaling is in principe kapitaal (eenmalig) .
**Bijzondere aspecten van de pensioenberekening:**
* **Gemengde loopbaan:** Pensioen wordt pro rata berekend over de verschillende stelsels waar een loopbaan is opgebouwd .
* **Eenheid van loopbaan:** De volledige loopbaan wordt in principe beperkt tot 45 jaren (voor mannen en vrouwen). Sinds 2019 geldt deze regel niet meer voor reëel gewerkte arbeidsprestaties. De berekening is gebaseerd op voltijdse dagequivalenten (45 x 312 = 14.040 dagen) .
#### 3.2.4 Administratieve organisatie en aanvraag wettelijk rustpensioen
De pensioenen worden geregeld door de Federale Pensioendienst (FPD), die opgericht werd in 2016 na de fusie van het Rijksinstituut voor de Pensioenen (RVP) en de Dienst voor de Overheidspersoneelsstelsels (FDOS). De FPD kent pensioenen toe, berekent ze en betaalt ze uit. Men kan het persoonlijke pensioendossier raadplegen via 'Mypension' .
* **Geen pensioenaanvraag nodig indien:**
* Men op de wettelijke pensioenleeftijd met pensioen gaat.
* Men gewerkt heeft als werknemer, zelfstandige of ambtenaar in België.
* Men 13 maanden vóór de wettelijke pensioenleeftijd in België woont .
* **Aanvraag indienen:** In alle andere gevallen moet een aanvraag worden ingediend bij de Pensioendienst (online mogelijk). De werkgever heeft nauwelijks verplichtingen inzake wettelijke pensioenen .
#### 3.2.5 Betaling rustpensioen
* Het pensioen wordt maandelijks uitbetaald door de Federal Pensioendienst .
* Vakantiegeld wordt samen met het pensioen van mei uitbetaald .
* **Schorsing van de betaling:** Als de gepensioneerde wordt opgesloten (detentie, voorlopige hechtenis of internering), blijft het genot behouden indien de duur minder dan 12 maanden is .
* **Stopzetting van de betaling:** Bij overlijden van de gepensioneerde .
### 3.3 Overlevingspensioen
Het overlevingspensioen is bedoeld voor de langstlevende echtgenoot of echtgenote van een overleden werknemer .
#### 3.3.1 Personeel toepassingsgebied
Het overlevingspensioen voor werknemers geldt voor weduwnaars of weduwen van werknemers. Feitelijk of wettelijk samenwonende partners hebben geen recht op een overlevingspensioen .
#### 3.3.2 Voorwaarden
Om recht te hebben op een overlevingspensioen, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan :
* **Huwelijk:** Men moet minstens één jaar wettelijk getrouwd zijn op het moment van het overlijden van de werknemer. Er zijn uitzonderingen mogelijk als het huwelijk minder dan een jaar oud was (bv. bij geboorte van een kind, kind ten laste, ongeval of beroepsziekte na huwelijk). Ook een voorafgaande wettelijke samenwoning die samen met het huwelijk minstens één jaar duurde en niet onderbroken werd, kan meetellen .
* **Geen nieuw huwelijk aangaan:** Het overlevingspensioen wordt geschorst bij hertrouwen .
* **Leeftijd:** Tot 2014 was de minimumleeftijd 45 jaar, dit wordt jaarlijks verhoogd tot 55 jaar in 2030 .
* **Stopzetting beroepsactiviteit:** Cumulatie met een beroepsactiviteit is toegestaan mits de inkomsten onder bepaalde grenzen blijven .
* **Verblijfsvoorwaarde:** Idem als voor de gerechtigden van het rustpensioen (verblijf in België) .
#### 3.3.3 Prestaties
Het overlevingspensioen wordt berekend op basis van het rustpensioen van de overleden werknemer .
* **Overlijden tijdens het rustpensioen:** Het overlevingspensioen bedraagt 80% van het rustpensioen dat de overleden werknemer zou hebben ontvangen berekend tegen het gezinsbedrag (dit komt overeen met 60% van het loon) .
* **Overlijden vóór ingangsdatum pensioen (maar minstens 20 jaar oud op 1 januari):** Het overlevingspensioen bedraagt 80% van het theoretisch rustpensioen dat de werknemer zou hebben verkregen als gezinsrustpensioen indien hij niet voortijdig was overleden .
#### 3.3.4 Administratieve organisatie en aanvraag
De aanvraag voor een overlevingspensioen moet ingediend worden bij de Federale Pensioendienst .
Het huidige regeerakkoord voorziet in de vervanging van het overlevingspensioen door een tijdelijke overgangsuitkering, hoewel dit nog geen wetgeving is .
---
# Sociale bijstand
Sociale bijstand fungeert als een residuair vangnet binnen de sociale bescherming, onderscheiden van de klassieke sociale zekerheid, en richt zich op personen die niet via de reguliere sociale zekerheidssystemen terechtkunnen .
### 4.1 Maatschappelijke integratie - leefloon
Het recht op maatschappelijke integratie, ingevoerd in 2002 met de Wet van 26 mei 2002, beoogt behoeftige personen te helpen integreren in de maatschappij door middel van tewerkstelling, het toekennen van een leefloon, of via een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie (GPMI) .
#### 4.1.1 Voorwaarden voor maatschappelijke integratie
Om aanspraak te maken op maatschappelijke integratie, moet men voldoen aan de volgende voorwaarden:
* **Leeftijd:** Meerderjarig zijn, of hiermee gelijkgesteld worden (bv. indien men kinderen ten laste heeft of zwanger is) .
* **Verblijfplaats:** Een werkelijke verblijfplaats in België hebben, met een mogelijke uitzondering voor maximaal vier weken per jaar voor vakantie of andere uitzonderlijke omstandigheden .
* **Nationaliteit:** Belg zijn, EU-burger met verblijfsrechten van meer dan drie maanden, een vreemdeling ingeschreven in het bevolkingsregister, of een erkende vluchteling of staatloze .
* **Onvoldoende bestaansmiddelen:** Dit vereist een sociaal onderzoek waarbij de inkomsten en het vermogen van de aanvrager en diens partner worden onderzocht. In principe wordt het vermogen niet in rekening gebracht, maar er wordt van uitgegaan dat dit inkomsten genereert. Bepaalde bestaansmiddelen, zoals gezinsbijslagen of studietoelagen, zijn vrijgesteld .
* **Werkbereidheid:** De aanvrager moet werkbereid zijn, tenzij dit om gezondheids- of billijkheidsredenen onmogelijk is. Dit wordt beoordeeld op basis van de concrete mogelijkheden en inspanningen van de betrokkene .
* **Rechten laten gelden op sociale uitkeringen:** Eerst moeten de rechten binnen het socialezekerheidsrecht worden uitgeoefend, aangezien maatschappelijke integratie een residuair karakter heeft .
* **Rechten laten gelden op onderhoudsgelden:** Het is mogelijk, maar geen verplichting, om rechten op onderhoudsgeld te laten gelden ten aanzien van echtgenoten, ex-echtgenoten, kinderen of ouders .
#### 4.1.2 Prestaties in het kader van maatschappelijke integratie
De prestaties zijn niet puur uitkeringsgericht en richten zich in eerste instantie op integratie door tewerkstelling. Ondergeschikt hieraan staat het leefloon, dat gekoppeld is aan een GPMI en gezien kan worden als een inkomen in ruil voor de inzet van de betrokkene tot maatschappelijke inschakeling .
* **Leeftijdscriterium:**
* Aanvragers jonger dan 25 jaar hebben recht op tewerkstelling binnen drie maanden via een middelenverbintenis. Een leefloon is slechts bij uitzondering mogelijk .
* Aanvragers van 25 jaar en ouder kunnen aanspraak maken op een leefloon of tewerkstelling, zonder discriminatie van ouderen .
* **Leefloon:** Dit is meestal gekoppeld aan een GPMI, wat specifieke voorwaarden met zich meebrengt. Niet-naleving kan leiden tot verlies van het leefloon. De bedragen zijn forfaitair en worden berekend op basis van de gezinssituatie :
* Samenwonend: 876,13 euro per maand (bedrag 2025) .
* Alleenstaand: 1.314,20 euro per maand .
* Gerechtigde met gezinslast: 1.776,07 euro per maand (bedrag 2025) .
* **Gevolgen voor sociaal statuut:** Personen die een leefloon ontvangen, betalen geen bijdragen voor de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, hebben recht op verhoogde tegemoetkomingen en een sociale toeslag in het kader van het Groeipakket .
### 4.2 OCMW-dienstverlening
De OCMW-dienstverlening, geregeld door de OCMW-Wet van 8 juli 1976, heeft een ruimer toepassingsgebied dan het recht op maatschappelijke integratie en valt onder het principe dat elke persoon recht heeft op maatschappelijke dienstverlening die hem in staat stelt een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid. Dit recht geldt ongeacht leeftijd, nationaliteit of verblijfplaats .
#### 4.2.1 Kenmerken van OCMW-dienstverlening
* **Menselijke waardigheid:** Vrijwaring voor armoede, zelfs als er geen recht (meer) is op maatschappelijke integratie .
* **Beperkingen:** De dienstverlening kan beperkt worden bij bedrog, indien eigen inspanning volstaat, of op voorwaarde van werkbereidheid, volgens beslissing van het OCMW .
* **Beperkingen voor bepaalde vreemdelingen:**
* Verzoekers om internationale bescherming ontvangen hulp via aparte opvangstructuren .
* Meerderjarige vreemdelingen met illegaal verblijf hebben enkel recht op dringende medische hulp .
* Minderjarige vreemdelingen met illegaal verblijf hebben recht op onontbeerlijke materiële hulp indien de ouders dit niet kunnen .
* **Financiële middelen:** Bij ontoereikende bestaansmiddelen worden de regels van de Wet Maatschappelijke Integratie vaak toegepast .
#### 4.2.2 Vormen van OCMW-dienstverlening
De dienstverlening is een subjectief recht waarbij het OCMW de noodzaak en de vorm bepaalt. Het kan van materiële, sociale, geneeskundige of psychologische aard zijn, en gericht op maatschappelijke participatie. Enkele vormen zijn :
* Financiële hulp (huisvesting, verwarming, …) .
* Dienstverlening in natura (huisvesting, verwarming, …) .
* Voorschotten op sociale uitkeringen .
* Sociale tewerkstelling .
* Begeleiding (budgetbegeleiding, schuldbemiddeling) .
* Informatieverschaffing en rechtshulp .
* Geneeskundige dienstverlening .
* Installatiepremie voor daklozen .
* Financiële dienstverlening aan onderhoudsplichtigen .
#### 4.2.3 Procedure
De bevoegde instantie is het OCMW van de gemeente waar de aanvrager gewoonlijk verblijft. Een sociaal onderzoek is niet altijd noodzakelijk, maar kan nuttig zijn. De beslissing wordt genomen door de OCMW-raad .
### 4.3 Inkomensgarantie voor ouderen (IGO)
De inkomensgarantie voor ouderen (IGO) is een sociaal vangnet voor personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, maar geen of een te laag pensioen ontvangen .
#### 4.3.1 Voorwaarden voor IGO
* **Leeftijd:** Pensioengerechtigd .
* **Nationaliteit:** In principe Belgisch, met uitzonderingen .
* **Verblijfsvoorwaarde:** Hoofdverblijfplaats in België, met een maximum van 29 kalenderdagen per jaar verblijf in het buitenland .
* **Onvoldoende bestaansmiddelen:** Minder dan een bepaald bedrag, afhankelijk van de gezinssituatie:
* 1.549,42 euro per maand voor alleenstaanden (op 01.11.2024) .
* 1.032,95 euro per maand voor samenwonenden (op 01.11.2024) .
* **Rechten laten gelden op pensioen:** De aanvrager moet aanspraak maken op een pensioen .
#### 4.3.2 Prestaties van IGO
De IGO kent forfaitaire bedragen toe, onderverdeeld in twee categorieën:
* Delen zelfde hoofdverblijfplaats: 1.053,58 euro per maand (bedrag 2025) .
* Alleenstaande, persoon met kinderen ten laste: 1.580,37 euro per maand (bedrag 2025) .
### 4.4 Tegemoetkomingen aan personen met een handicap (TPH)
Deze tegemoetkomingen zijn bedoeld voor personen die door een handicap aanzienlijk beperkt zijn in hun verdienvermogen of zelfredzaamheid .
#### 4.4.1 Typen tegemoetkomingen
* **Inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT):** Voor personen met een handicap wiens lichamelijke of psychische toestand het verdienvermogen vermindert tot één derde .
* **Integratietegemoetkoming (IT):** Voor personen met een handicap die bijkomende kosten moeten dragen wegens een vermindering van zelfredzaamheid .
#### 4.4.2 Voorwaarden voor TPH
* **Leeftijd:** Vanaf 18 jaar en vóór 65 jaar .
* **Nationaliteit:** Belg of behorend tot bepaalde andere categorieën .
* **Woonplaats en verblijf:** In België .
* **Inkomen:** Maximaal vastgestelde grenzen .
* **Handicap:**
* IVT: Verdienvermogen niet meer dan één derde van dat van een gezond persoon .
* IT: Bepaald via een puntensysteem dat de graad van zelfredzaamheid vaststelt .
#### 4.4.3 Bedragen van de tegemoetkomingen
* **IVT:** Kent drie categorieën toe op basis van de gezinssituatie, met jaarlijkse basisbedragen variërend van 10.778,55 euro tot 16.167,85 euro .
* **IT:** Kent vijf categorieën toe op basis van de graad van zelfredzaamheid, met jaarlijkse basisbedragen van 1.581,40 euro tot 13.705,66 euro .
### 4.5 Individuele materiële bijstand voor personen met een handicap
Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) verleent financiële tegemoetkomingen voor de meerkost van hulpmiddelen, aanpassingen of bijstand .
#### 4.5.1 Algemeen
* **Definitie persoon met handicap:** Elk langdurig en belangrijk participatieprobleem door functiestoornissen (mentaal, psychisch, lichamelijk, zintuiglijk), beperkingen bij activiteiten en persoonlijke/externe factoren .
* **Doelgroep:** Enkel meerderjarige personen met een handicap die werkelijk in België verblijven en een woonplaats in het Nederlandse taalgebied hebben .
* **Verblijfsvoorwaarde:** Minstens vijf jaar ononderbroken in België verblijven of tien jaar in de loop van het leven .
#### 4.5.2 Hulpmiddelen en procedure
Het VAPH hanteert een "refertelijst" met hulpmiddelen en aanpassingen, waarvoor een "refertebedrag" is bepaald. Voor minderjarigen verloopt de procedure via integrale jeugdhulp, voor meerderjarigen via het provinciaal kantoor van het VAPH .
### 4.6 Persoonlijk assistentiebudget voor personen met een handicap
Het persoonlijk assistentiebudget (PAB) is bedoeld om participatie, integratie en gelijke kansen van personen met een handicap te bevorderen .
#### 4.6.1 Algemeen
* **Doel:** Bevorderen van participatie, integratie en gelijke kansen in alle maatschappelijke domeinen .
* **Onderscheid:**
* "Persoonsvolgend budget": voor meerderjarigen .
* "Persoonlijk assistentiebudget": voor minderjarigen, zijnde een budget voor assistentie thuis, op school of op het werk .
* **Hoogte budget:** Bepaald door deskundigen, afhankelijk van de aard en ernst van de handicap .
---
# Payroll en bijdrageberekening
Dit hoofdstuk verkent de essentie van payrolladministratie, inclusief de opmaak van loonbrieven, de berekening van brutolonen naar nettolonen en loonkosten, de berekening van sociale zekerheidsbijdragen en de concepten van aantrekkelijk en flexibel verlonen met cafetariaplannen.
### 5.1 Wat is payroll?
Payroll, oftewel loonadministratie, omvat het proces dat zowel de arbeidsrelatie tussen werkgever en werknemer loontechnisch weergeeft als de financiële verplichtingen van de werkgever ten opzichte van de overheid uitvoert in het kader van tewerkstelling .
#### 5.1.1 Payroll als weergave van de arbeidsrelatie
Dit proces houdt in:
* De arbeidsovereenkomst .
* De uitbetaling van loon als tegenprestatie voor arbeid .
* Het behoud van loon tijdens schorsing van de arbeidsovereenkomst bij bepaalde afwezigheden .
* Andere verplichte betalingen voor de werkgever, zoals vakantiegeld voor bedienden of tussenkomst in woon-werkverkeer .
* Het tijdig uitbetalen van het loon .
* De opmaak van de loonbrief .
#### 5.1.2 Payroll als uitvoering van financiële verplichtingen
Dit aspect omvat twee hoofdpijlers:
1. **Werkgeversbijdragen (patronale bijdragen):** De werkgever betaalt deze bijdragen bovenop het brutoloon van de werknemer, wat de berekening van brutoloon naar loonkost beïnvloedt .
2. **Inhoudingen op het brutoloon:** De werkgever voert diverse inhoudingen uit op het brutoloon van de werknemer :
* Sociale zekerheidsbijdragen .
* Bedrijfsvoorheffing, wat een voorschot is op de belastingen .
De verantwoordelijkheid voor de correcte berekening en tijdige betaling van sociale bijdragen en bedrijfsvoorheffing ligt volledig bij de werkgever .
### 5.2 Loonbrief & loon
#### 5.2.1 De loonbrief
De loonbrief, ook wel loonfiche genoemd, is een verplichte afrekening die de werkgever aan de werknemer moet overhandigen. Het is een uittreksel van de individuele rekening en stelt de werknemer in staat de berekening van zijn loon en de ingehouden bedragen na te gaan. Deze afrekening dient bij elke definitieve loonbetaling te worden verstrekt .
#### 5.2.2 De individuele rekening
Op de individuele rekening vindt de werknemer alle prestaties, vergoedingen en bezoldigingen terug die hij gedurende het voorbije jaar bij de werkgever heeft verricht of ontvangen .
#### 5.2.3 Het begrip "loon"
Het begrip "loon" is niet eenduidig en de inhoud ervan kan variëren naargelang de toepasselijke wetgeving. Wetgevingen zoals de arbeidsovereenkomstenwet en de loonbeschermingswet hanteren elk hun eigen definitie, die specifiek is voor de toepassing van die wet .
Het loonpakket kan worden onderverdeeld in:
* Loon in geld .
* Financiële voordelen .
* Niet-financiële voordelen .
De RSZ- en fiscale behandeling van de bestanddelen van een loonpakket kunnen verschillen, waarbij elk voordeel zijn eigen RSZ- en fiscale behandeling heeft .
Loon op de loonbrief omvat alles wat de werkgever aan de werknemer toekent, zoals loon als tegenprestatie voor arbeid (maandloon, uurloon, stukloon), premies, loon in natura, eindejaarspremies, dubbel vakantiegeld, voordelen van alle aard, kosten eigen aan de werkgever en tussenkomsten in woon-werkverkeer .
* **Uurloon:** Het bruto maandloon van een arbeider is het basis uurloon vermenigvuldigd met het aantal gepresteerde arbeidsuren. Dit kan variëren naargelang het aantal werkdagen in de maand .
* **Voorbeeld uurloon:** Een arbeider met een bruto uurloon van 15,50 euro die 160 uur werkt in een maand, verdient 2.480,00 euro bruto. Bij 21 werkdagen en 1 feestdag in april, met 168 gewerkte uren en 8 uren voor de feestdag, komt het bruto loon op 2.728,00 euro .
* **Maandloon:** Voor bedienden blijft de maandwedde hetzelfde, ongeacht het aantal werkdagen in de maand .
#### 5.2.4 Uitbetaling van loon
Het loon moet wettelijk worden uitbetaald. Voor arbeiders geldt een voorschot halverwege de maand en een afrekening einde maand. Bedienden ontvangen hun loon één keer per maand, aan het einde van de maand. De uiterste betaaldatum is de 7e werkdag van de volgende maand, tenzij anders bepaald in de arbeidsovereenkomst of collectieve arbeidsovereenkomst, dan is het de 4e werkdag .
### 5.3 De loonberekening: basisoverzicht
Het loonproces kan worden voorgesteld als een stroom van brutoloon naar loonkost (werkgever) en brutoloon naar nettoloon (werknemer) .
De totale loonkost voor de werkgever omvat het brutoloon plus de werkgeversbijdrage RSZ .
De berekening van brutoloon naar nettoloon omvat:
* Brutoloon
* - Werknemersbijdrage RSZ
* - Bedrijfsvoorheffing
* - Bijzondere bijdrage sociale zekerheid
* = Nettoloon
Het belastbaar loon is het brutoloon na aftrek van de werknemersbijdrage RSZ en eventuele correcties zoals de werkbonus .
### 5.4 Berekening socialezekerheidsbijdragen
#### 5.4.1 Op welk loon?
Het loonbegrip voor de berekening van socialezekerheidsbijdragen is complex en omvat niet alle loonbestanddelen .
**Basis:** Het bijdrageplichtig loon is het loon krachtens artikel 2 van de Loonbeschermingswet .
**Artikel 2 Loonbeschermingswet:** Dit artikel definieert "loon" als elk geldelijk of in geld waardeerbaar voordeel, ten laste van de werkgever, ingevolge de dienstbetrekking, als tegenprestatie voor arbeid of datgene waarop de werknemer recht heeft krachtens wet, cao, ondernemingsregels, gebruik of eenzijdige verbintenis. Er zijn ook expliciete uitsluitingen, zoals vakantiegeld .
**Verruiming:** Volgens artikel 19 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 ("UB RSZ-Wet") vallen naast het directe loon ook diverse andere voordelen onder de bijdrageplicht. Dit omvat :
* Loon voor overwerk .
* Voordelen in geld waardeerbaar, zoals bedrijfswagen, pc, internet, telefoon (voordelen in natura of van alle aard) .
* Loon voor wettelijke feestdagen .
* Gewaarborgd loon bij arbeidsongeschiktheid .
* Loon voor educatief verlof .
* Vergoedingen n.a.v. een concurrentiebeding .
* Opzeggingsvergoedingen .
**Voordelen in natura (of voordelen/vergoedingen van alle aard):**
* **GSM:** Privégebruik wordt forfaitair gewaardeerd op 144 euro per jaar (12 euro per maand) voor toestel, internet en abonnement .
* **Laptop/iPad:** Privégebruik wordt forfaitair gewaardeerd op 72 euro per jaar (6 euro per maand) voor een pc en 36 euro per jaar (3 euro per maand) voor een tablet .
* **Internetverbinding:** Privégebruik wordt forfaitair gewaardeerd op 60 euro per jaar (5 euro per maand). Dit is anders dan een tegemoetkoming in professioneel gebruik van een privéabonnement, wat een kost eigen aan de werkgever is .
**Enkel Vakantiegeld:** Bij arbeiders wordt de RSZ-afhouding berekend op 108% van het brutoloon, ter compensatie van het ontbreken van RSZ op het enkel vakantiegeld uitbetaald door de vakantiekas. De RSZ-bijdragen (WN & WG) worden dus berekend op 108% van het loon .
* **Voorbeeld:** Op basis van 2.480 euro brutoloon, bedraagt de basis voor sociale bijdragen 2.480 euro x 108% = 2.678,40 euro .
**Dubbel Vakantiegeld:** Dit is niet onderworpen aan "gewone" socialezekerheidsbijdragen, maar wel aan bijzondere bijdragen. Extra aanvullingen van de werkgever op het wettelijk enkel en dubbel vakantiegeld zijn wel bijdrageplichtig .
**Beperkingen:** Bepaalde loonbestanddelen zijn uitgesloten van de berekening van socialezekerheidsbijdragen :
* **Bedragen bij beëindiging dienstbetrekking:** Vergoedingen die toegekend worden wanneer de dienstbetrekking beëindigd wordt zonder dat de werkgever zijn verplichtingen nakomt, zijn in beginsel niet bijdrageplichtig. Daarentegen vinden voordelen die de werkgever toekent bij beëindiging (bv. pensionering, met inachtneming van de opzegtermijn) hun grond in de dienstbetrekking en zijn ze bijdrageplichtig .
* **Kostenvergoedingen:** Bedragen die de werkelijke kosten dekken die ten laste van de werkgever vallen, zijn vrijgesteld. Dit kan via onkostennota's of via aanvaarde forfaits. Indien de vergoeding de werkelijke kosten overschrijdt, wordt het deel dat dit overschrijdt als "verdund loon" beschouwd en is het bijdrageplichtig .
* **Voorbeeld thuiswerkvergoeding:** Vergoeding voor kosten verbonden aan thuiswerk (materiaal, meubilair, algemene kantoorkosten) .
* **Cheques:**
* **Maaltijdcheques:** Vrijgesteld onder cumulatieve voorwaarden: werkgeversbijdrage max. 6,91 euro per cheque, werknemersbijdrage min. 1,09 euro, aantal cheques gelijk aan aantal gepresteerde werkdagen. Anders zijn sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd op het werkgeversaandeel .
* **Ecocheques:** Vrijgesteld tot een maximum van 250 euro per werknemer per jaar. Anders zijn gewone socialezekerheidsbijdragen verschuldigd op de totale waarde .
* **Geschenken/Geschenkcheques:** Vrijgesteld onder voorwaarden: ter gelegenheid van Sinterklaas, Kerstmis en/of Nieuwjaar, met een jaarlijks maximum van 40 euro per werknemer + 40 euro per kind ten laste. Anders zijn de gewone socialezekerheidsbijdragen verschuldigd op de totale waarde .
* **Terugbetaling kosten woon-werkverplaatsing:**
* **Fietsvergoeding:** Vrijgesteld tot 0,36 euro per kilometer in 2025, met een jaarlijks maximum van 3.610 euro. Overschrijding is bijdrageplichtig .
* **Privé-gebruik Bedrijfswagen:** Het voordeel uit privégebruik is niet onderworpen aan gewone socialezekerheidsbijdragen, maar wel aan een solidariteitsbijdrage (CO2-bijdrage) ten laste van de werkgever. Het ontbreken van privaat gebruik wordt strikt beoordeeld .
**Conclusie:** Een loonbestanddeel is onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen indien het voldoet aan de definitie van artikel 2 Loonbeschermingswet of onder de verruiming van artikel 19 UB RSZ-wet valt. Het is niet onderworpen indien het niet voldoet aan de definitie van artikel 2 LBW of onder de beperkingen van artikel 19 UB RSZ-wet valt .
#### 5.4.2 Soorten sociale bijdragen
Er zijn drie hoofdcategorieën van sociale bijdragen:
1. **Algemene bijdragen:** Dit zijn de werknemers- (13,07%) en werkgeversbijdragen (variërend, bv. 24,92%) die rechtstreeks bestemd zijn voor de takken van sociale zekerheid. Voor arbeiders geldt een extra bijdrage voor de regeling jaarlijkse vakantie .
2. **Bijzondere bijdragen:** Deze zijn niet rechtstreeks bestemd voor de takken van sociale zekerheid en worden enkel onder bepaalde omstandigheden verschuldigd. Ze dienen om het financieel evenwicht in de sociale zekerheid te behouden of specifieke sectoren te financieren. Ze kunnen ten laste zijn van de werkgever, werknemer of beiden. Voorbeelden zijn de bijzondere bijdrage op extralegale pensioenen, de solidariteitsbijdrage (CO2-bijdrage) voor bedrijfswagens (werkgever) de bijzondere bijdrage op dubbel vakantiegeld en de Bijzondere Bijdrage Sociale Zekerheid (BBSZ) (werknemer) .
* **Bijzondere Bijdrage Sociale Zekerheid (BBSZ):** Varies based on salary and family situation. The amounts paid to the RSZ are advances on the annual contribution .
* **Solidariteitsbijdrage op studentenarbeid:** Bedraagt 2,71% voor de werknemer en 5,42% voor de werkgever binnen een contingent van 650 uren .
3. **Bijdrageverminderingen:** Dit zijn overheidsmaatregelen om de werkgelegenheid te stimuleren door werkgeversbijdragen te verminderen (bv. structurele vermindering, doelgroepvermindering) of werknemersbijdragen te verminderen (bv. werkbonus) .
* **Sociale Werkbonus:** Garandeert werknemers met een laag loon een hoger nettoloon zonder het brutoloon te verhogen. De werkgever trekt dit bedrag af van de normale werknemersbijdragen .
* **Voorbeeld werkbonus:** Jan, met een loon van 3.017,85 euro, heeft recht op een werkbonus van 66,92 euro .
* **Fiscale Werkbonus:** Een belastingvermindering om het effect van de sociale werkbonus op het belastbaar loon te compenseren. Voor Jan bedraagt dit 33,14% van de sociale werkbonus, dus 22,18 euro .
### 5.5 Loonberekening: van brutoloon naar loonkost
De loonkost voor de werkgever bestaat uit het brutoloon plus de werkgeversbijdrage RSZ. Dit is niet de totale kost van de tewerkstelling; hierbij komen nog zaken als de inrichting van de werkplek, ter beschikking stellen van materiaal, verzekeringen, etc. .
**Werkgeversbijdrage RSZ:** Bedraagt 24,92% .
* Bij arbeiders wordt de RSZ berekend op 108% van het brutoloon, rekening houdend met de bijdrage voor de regeling jaarlijkse vakantie .
* **Voorbeeld:** Voor een arbeider met een bruto maandloon van 3.000 euro is de werkgeversbijdrage 24,92% van (3.000 x 1,08) = 807,41 euro. De loonkost bedraagt 3.000 + 807,41 = 3.807,41 euro .
* Voor een bediende met een bruto maandloon van 3.000 euro is de werkgeversbijdrage 24,92% van 3.000 = 747,60 euro. De loonkost bedraagt 3.000 + 747,60 = 3.747,60 euro .
**Loonbestanddelen vs. Maandloon:** Niet alle loonbestanddelen zijn onderworpen aan normale RSZ-bijdragen van de werkgever .
### 5.6 Loonberekening: van brutoloon naar nettoloon
#### 5.6.1 Van brutoloon naar belastbaar loon
Het belastbaar loon wordt verkregen na aftrek van de werknemersbijdrage RSZ (13,07%) van het brutoloon, eventueel gecorrigeerd door de werkbonus .
* **Voorbeeld Jan (arbeider):**
* Bruto maandloon: 168 uren x 21 euro/uur = 3.528 euro .
* RSZ-bijdrage (13,07%): (3.528 euro / 100 * 108) * 13,07% = 498 euro .
* Totaal belastbaar loon: 3.528 euro - 498 euro = 3.030 euro .
* **Voorbeeld Piet (bediende):**
* a) Bruto maandloon: 3.250 euro .
* RSZ-bijdrage (13,07%): 3.250 euro x 13,07% = 424,78 euro .
* Totaal belastbaar loon: 3.250 euro - 424,78 euro = 2.825,22 euro .
* b) Bruto maandloon: 2.150 euro, werkbonus: 272,95 euro .
* RSZ-bijdrage (13,07%): 2.150 euro x 13,07% = 281,01 euro .
* Totaal belastbaar loon: 2.150 euro - 281,01 euro + 272,95 euro (werkbonus) = 2.141,94 euro .
* **Specifieke loonbestanddelen:** Sommige loonbestanddelen, zoals het voordeel privégebruik smartphone, zijn wel onderworpen aan RSZ-bijdragen en worden in de berekening meegenomen .
#### 5.6.2 Van belastbaar loon naar netto loon
Van het belastbaar loon worden de bedrijfsvoorheffing en de bijzondere bijdrage sociale zekerheid (BBSZ) afgetrokken om het nettoloon te bekomen. De bedrijfsvoorheffing is een voorschot op de personenbelasting .
* **Voorbeeld Jan (arbeider):**
* Totaal belastbaar loon: 3.030 euro .
* Bedrijfsvoorheffing: 525 euro .
* BBSZ: 32,26 euro .
* Nettoloon: 3.030 euro - 525 euro - 32,26 euro = 2.472,66 euro .
* Indien er een voorschot van 750 euro is ontvangen, wordt dit afgetrokken van het voorlopige nettoloon .
* **Voorbeeld Piet (bediende):**
* a) Totaal belastbaar loon: 2.825,22 euro .
* Bedrijfsvoorheffing: 557,48 euro .
* BBSZ: 26,10 euro .
* Nettoloon: 2.825,22 euro - 557,48 euro - 26,10 euro = 2.241,64 euro .
* b) Totaal belastbaar loon: 2.141,94 euro .
* Bedrijfsvoorheffing: 143,62 euro .
* BBSZ: 12,07 euro .
* Nettoloon: 2.141,94 euro - 143,62 euro - 12,07 euro = 1.986,24 euro .
* **Fiscaal belastbaar vs. RSZ-plichtig:** Niet alle voordelen die fiscaal belastbaar zijn, zijn onderworpen aan RSZ-bijdragen, en omgekeerd. Het belastbaar voordeel alle aard voor privégebruik van bedrijfswagens wordt berekend met specifieke formules .
* **Voorbeeld VAA Bedrijfswagen:** Een VW Golf met een waarde van 28.600 euro en 98 g/km CO2-uitstoot heeft een voordeel van alle aard van 192,03 euro per maand. Dit voordeel is fiscaal belastbaar, maar niet onderworpen aan RSZ .
### 5.7 Loonberekening: wijziging nettoloon
Het nettoloon kan nog wijzigen door nettovergoedingen of netto-inhoudingen, zoals bijdragen van de werknemer voor maaltijdcheques, vergoedingen voor woon-werkverkeer, eigen bijdrage voor groepsverzekering, of kosten eigen aan de werkgever .
* **Voorbeeld:** Een werknemer met een voorlopig nettoloon van 2.166,92 euro ontvangt een tussenkomst voor woon-werkverkeer van 120 euro, een kost eigen aan de werkgever van 50 euro, en betaalt een eigen bijdrage voor een groepsverzekering van 12 euro en een bijdrage voor maaltijdcheques van 22,89 euro (21 dagen x 1,09 euro). Het definitieve nettoloon wordt dan 2.302,03 euro .
### 5.8 Loonberekening: oefeningen
De documentatie bevat diverse oefeningen met casussen van arbeiders en bedienden om de berekening van het nettoloon te oefenen, rekening houdend met verschillende factoren zoals gezinssituatie, werkbonus, bijzondere bijdragen, bedrijfsvoorheffing, en specifieke voordelen zoals maaltijdcheques, fietsvergoedingen en kostenvergoedingen .
### 5.9 Aantrekkelijk & flexibel verlonen
Aantrekkelijk en flexibel verlonen houdt in dat het loonpakket wordt geoptimaliseerd om fiscaal en parafiscaal interessant te zijn .
#### 5.9.1 Loonpakket
Een loonpakket kan worden opgebouwd uit:
* Loon in geld .
* Financiële voordelen .
* Niet-financiële voordelen .
Het omzetten van loon dat onderworpen is aan sociale zekerheidsbijdragen/belastingen in voordelen die vrijgesteld of gunstiger behandeld worden, is mogelijk en wordt beschouwd als het kiezen van de minst belaste weg, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan .
* **Voorbeeld effectiviteit:** Een voordeel X van 1.000 euro brutoloon leidt tot 435 euro netto voor de werknemer, terwijl de loonkost voor de werkgever 1.250 euro is. Een ander voordeel Y van 1.000 euro brutoloon leidt tot 600 euro netto en een loonkost van 1.250 euro. Voordeel Z van 1.000 euro brutoloon leidt tot 600 euro netto, maar met een lagere loonkost van 1.100 euro .
#### 5.9.2 Cafetariaplan
Een cafetariaplan biedt gepersonaliseerde verloning op maat, waarbij de inhoud van het loonpakket optimaal wordt afgestemd op de persoonlijke behoeften van de werknemer op een bepaald moment .
Het principe is om een brutobudget dat de werkgever ter beschikking stelt, om te zetten naar netto-inkomen voor de werknemer, waarbij de loonkost voor de werkgever constant blijft. Dit principe biedt voordelen zoals keuzevrijheid voor de werknemer (koopkracht), verbetering van de employer branding, en een onveranderde loonkost voor de werkgever .
Hervormingen op de arbeidsmarkt, fiscaliteit en pensioenen, inclusief de mogelijkheid om loon interessant te belonen, spelen een rol in het verhogen van de nettolonen en het stimuleren van de arbeidsmarkt. De wettelijk toegestane tussenkomst voor maaltijdcheques wordt verhoogd en de bestedingsmogelijkheden worden uitgebreid. Ook de invoering van een wettelijke omkadering voor cafetariaplannen reguleert dit systeem van flexibele verloning .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Arbeidsongeschiktheid | Een toestand waarbij een werknemer tijdelijk of permanent niet in staat is om zijn werk uit te voeren wegens ziekte of ongeval, waarvoor hij recht kan hebben op een uitkering. |
| Arbeidsongeval | Een ongeval dat gebeurt tijdens of door de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, met letsel tot gevolg, en dat kan leiden tot sociale en medische uitkeringen. |
| Bedrijfstoeslag | Een aanvullende vergoeding die wordt toegekend aan werknemers die gebruik maken van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT), ter compensatie van het verlies aan inkomen. |
| Bedrijfsvoorheffing | Een voorschot op de personenbelasting dat door de werkgever wordt ingehouden op het loon van de werknemer en doorgestort aan de fiscus. |
| Bestaansmiddelenonderzoek | Een onderzoek dat wordt uitgevoerd om de financiële situatie van een aanvrager van sociale bijstand te beoordelen, waarbij inkomsten en vermogen worden geanalyseerd. |
| Bijdrage | Een periodieke betaling die door werknemers en/of werkgevers wordt gedaan aan de sociale zekerheid, om aanspraak te maken op uitkeringen en diensten. |
| Bijzondere bijdragen | Bepaalde socialezekerheidsbijdragen die niet direct bestemd zijn voor de klassieke takken van de sociale zekerheid, maar worden ingevoerd om het financiële evenwicht te bewaren of specifieke sectoren te financieren. |
| Brugpensioen | Een vroegere benaming voor het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT), dat oudere werknemers toeliet om vroeger dan de wettelijke pensioenleeftijd te stoppen met werken. |
| Cafetariaplan | Een flexibel loonpakket waarbij werknemers keuzes kunnen maken uit een menu van vergoedingen, voordelen en diensten, afgestemd op hun individuele behoeften en fiscaal/parafiscaal gunstig kan zijn. |
| Dubbel vakantiegeld | Een jaarlijkse vergoeding die, bovenop het enkel vakantiegeld, door de werkgever wordt betaald aan bedienden en die meestal in mei of juni wordt uitgekeerd. |
| Gelijkgestelde periodes | Periodes waarin een werknemer niet daadwerkelijk heeft gewerkt, maar die toch meetellen voor de opbouw van sociale rechten, zoals periodes van ziekte, werkloosheid of loopbaanonderbreking. |
| Gezinsbijslag | Een financiële tegemoetkoming die wordt toegekend aan gezinnen met kinderen, bedoeld om de kosten voor de opvoeding en verzorging te helpen dekken. |
| Groeipakket | De huidige Vlaamse regeling voor gezinsbijslag, die de traditionele kinderbijslag heeft vervangen door een systeem met verschillende toeslagen en premies. |
| Inkomensgarantie voor ouderen (IGO) | Een sociaal vangnet dat zorgt voor een minimuminkomen voor gepensioneerden die geen of een te laag pensioen ontvangen. |
| Individuele rekening | Een document waarin de werkgever alle prestaties, vergoedingen en bezoldigingen die een werknemer heeft ontvangen gedurende het voorbije jaar, per uitbetalingsperiode, registreert. |
| Leefloon | Een uitkering die het OCMW toekent aan personen die onvoldoende bestaansmiddelen hebben en niet in aanmerking komen voor andere sociale zekerheidsuitkeringen, met als doel maatschappelijke integratie te bevorderen. |
| Loon | Elke geldelijke of in geld waardeerbare voordeel dat een werknemer ontvangt van de werkgever als tegenprestatie voor arbeid of als recht dat voortvloeit uit de dienstbetrekking. |
| Loonbrief | Een document dat de werkgever aan de werknemer moet overhandigen bij elke loonbetaling, waarop de berekening van het loon, de inhoudingen en andere relevante informatie staan vermeld. |
| Loonkost | De totale kosten die een werkgever maakt voor de tewerkstelling van een werknemer, inclusief het brutoloon, de werkgeversbijdragen en andere gerelateerde kosten. |
| Maatschappelijke integratie | Een recht dat voorziet in financiële steun (zoals het leefloon) en tewerkstelling om behoeftige personen te helpen opnieuw te integreren in de maatschappij. |
| Maaltijdcheques | Elektronische of papieren waardebonnen die de werkgever aan de werknemer toekent ter besteding in restaurants en supermarkten, vaak vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen onder bepaalde voorwaarden. |
| Omvang van de loopbaan | De totale duur van de periode waarin iemand heeft gewerkt en/of als gelijkgesteld heeft geteld, wat van belang is voor de berekening van pensioenen en andere sociale uitkeringen. |
| Overlevingspensioen | Een pensioen dat wordt toegekend aan de langstlevende echtgenoot van een werknemer na diens overlijden. |
| Payroll | Het proces van loonadministratie, inclusief het berekenen en uitbetalen van lonen, het inhouden van belastingen en sociale bijdragen, en het voldoen aan de financiële verplichtingen van de werkgever ten opzichte van de overheid. |
| Pensioenleeftijd | De leeftijd waarop men wettelijk recht heeft op een rustpensioen, die in België geleidelijk wordt verhoogd. |
| Pensioenfonds | Een fonds dat geld verzamelt en investeert om toekomstige pensioenuitkeringen te financieren. |
| Pensioensysteem | Het geheel van regels en instellingen die voorzien in inkomen voor personen die de arbeidsmarkt verlaten wegens leeftijd, ziekte of arbeidsongeschiktheid. |
| Personenbelasting | De belasting die geheven wordt op het inkomen van natuurlijke personen. |
| Privé-gebruik bedrijfswagen | Het voordeel dat een werknemer geniet door een bedrijfswagen ook voor privédoeleinden te mogen gebruiken, dat onderworpen kan zijn aan socialezekerheidsbijdragen en belastingen. |
| Reglementaire vakantie | De wettelijk bepaalde vakantiedagen waarop een werknemer recht heeft. |
| Repartitie (omslagstelsel) | Een financieringssysteem voor pensioenen waarbij de bijdragen van de actieve bevolking direct worden gebruikt om de pensioenen van de gepensioneerden uit te betalen. |
| Rechtgevend kind | Een kind dat voldoet aan de wettelijke voorwaarden om recht te geven op gezinsbijslag of andere kinderbijslagen. |
| Risicogroepen | Werkzoekenden die omwille van hun leeftijd, achtergrond of beperkingen extra moeilijkheden ondervinden op de arbeidsmarkt. |
| Rustpensioen | Het pensioen dat men ontvangt na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd en het voldoen aan de loopbaanvoorwaarden. |
| Sociale bijstand | Een vangnet van uitkeringen en diensten die worden verleend aan personen die niet kunnen voorzien in hun levensonderhoud via de sociale zekerheid, en die vaak afhankelijk zijn van een bestaansmiddelenonderzoek. |
| Sociale zekerheid | Een systeem dat burgers beschermt tegen inkomensverlies en kosten bij ziekte, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, ouderdom en andere sociale risico's, gefinancierd door bijdragen van werknemers en werkgevers. |
| Sociale werkbonus | Een premie die werknemers met een laag loon ontvangen om hun nettoloon te verhogen, zonder het brutoloon te beïnvloeden. |
| Solidariteitsbijdrage | Een bijdrage die soms wordt geheven om de sociale zekerheid te financieren, bijvoorbeeld bij het gebruik van een bedrijfswagen. |
| Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) | Een regeling die oudere werknemers toestaat om, onder bepaalde voorwaarden, met brugpensioen te gaan en aanvullende vergoedingen te ontvangen naast hun werkloosheidsuitkering. |
| Studietoelage | Een financiële tegemoetkoming voor studenten om de kosten van hun opleiding te ondersteunen. |
| Tewerkstellingsmaatregel | Een overheidsmaatregel die bedoeld is om de werkgelegenheid te bevorderen, bijvoorbeeld door een verlaging van werkgeversbijdragen. |
| Uitkering | Een periodieke financiële tegemoetkoming die wordt verleend door de overheid of een sociale zekerheidsinstelling aan personen die aan bepaalde voorwaarden voldoen (bv. werkloosheid, ziekte, pensioen). |
| Vakantiegeld | Een extra vergoeding die werknemers ontvangen in het kader van hun vakantie, bestaande uit enkel en dubbel vakantiegeld. |
| Verloning | Het geheel van financiële en niet-financiële voordelen die een werknemer ontvangt van de werkgever in ruil voor geleverde arbeid. |
| Werkbonus | Een premie voor werknemers met een laag loon die het nettoloon verhoogt. |
| Werkgever | Een persoon of rechtspersoon die werknemers in dienst neemt en loon betaalt voor geleverde arbeid. |
| Werknemer | Een persoon die onder gezag van een werkgever arbeid verricht in ruil voor loon. |
| Werkloosheid | Een toestand waarin een persoon die actief op zoek is naar werk, dit niet vindt en hiervoor een uitkering kan ontvangen. |
| Ziekte-uitkering | Een financiële tegemoetkoming die wordt verleend aan werknemers die tijdelijk niet kunnen werken wegens ziekte. |
| Zorgtoeslag | Een toeslag binnen het Groeipakket die bedoeld is om de extra kosten te dekken die gepaard gaan met de zorg voor kinderen met specifieke behoeften. |
Cover
Staats - en bestuurskunde.docx
Summary
Administratief recht, ook wel bestuursrecht genoemd, is de tak van het recht die de organisatie, de werking en de bevoegdheden van de publieke overheden in België regelt, evenals hun relaties met burgers en onderling.
## Situering van het administratief recht
Elke staat streeft naar een geordende samenleving via een gestructureerde organisatie. Deze organisatie is gebaseerd op rechtsregels die op verschillende niveaus opereren, waaronder nationaal, internationaal en Europees recht. Het administratief recht, hoewel primair nationaal, wordt sterk beïnvloed door Europese verdragen zoals het VEU en VWEU, en ook door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
### Publiekrecht
Publiekrecht regelt de werking en organisatie van overheden, hun onderlinge verhoudingen (horizontale werking, zoals tussen twee gemeenten) en hun verticale verhouding tot burgers. Een belangrijk kenmerk van publiekrecht is dat het grotendeels dwingend recht is, wat betekent dat partijen er niet zomaar van kunnen afwijken. In tegenstelling tot privaatrecht, waar partijen gelijkwaardig zijn, heeft de overheid in publiekrechtelijke verhoudingen vaak een bevoorrechte positie.
Het grondwettelijk recht en het administratief recht vormen samen de kern van het publiekrecht.
#### Grondwettelijk recht
Dit omvat de basisregels van de Belgische staatsinrichting, waaronder:
* De rechtsstaat
* Parlementaire democratie
* Constitutionele monarchie
* Federale staat
* Scheiding der machten
* Grondrechten
#### Administratief recht
Het administratief recht bouwt voort op deze basisregels van het grondwettelijk recht en werkt deze verder uit op het niveau van de uitvoerende macht. Het organiseert het openbaar bestuur, regelt de taakverdeling binnen de grenzen van het grondwettelijk recht en bepaalt de bevoegdheden van bestuurlijke overheden en diensten.
### Het openbaar bestuur
Openbaar bestuur omvat de bestuurlijke overheden ingericht door de Grondwet, zoals de federale en regionale uitvoerende macht, provincies en gemeenten. Dit omvat ook bijkomende bestuurlijke diensten die door deze overheden zijn opgericht of erkend, en die derden binden door middel van eenzijdige beslissingen.
## Het begrip administratief recht
Administratief recht organiseert het openbaar bestuur in België. Het regelt de taakverdeling en de oprichting en bevoegdheden van openbare diensten.
### Openbare diensten
Een openbare dienst valt onder de definitie wanneer zij:
* Een taak van algemeen belang uitoefent.
* Functioneert onder hiërarchisch of administratief toezicht van een bestuurlijke overheid.
* Derden kan verbinden aan de hand van eenzijdige beslissingen.
Het cruciale criterium hierbij is de bevoegdheid van de openbare dienst om eenzijdige beslissingen te nemen die bindend zijn voor derden, zelfs zonder hun inspraak.
## Het algemeen belang
Het algemeen belang is een dynamisch begrip dat voortdurend evolueert met maatschappelijke veranderingen en de verwachtingen van burgers. In een verzorgingsstaat wordt het begrip 'algemeen belang' steeds ruimer, wat leidt tot een toename van overheidsinterventie.
Bestuurlijke beslissingen kunnen worden ingedeeld in:
* **Individuele toepassingsbeslissingen:** Beslissingen in concrete dossiers, zoals de toekenning van een bouwvergunning.
* **Algemeen geldende reglementen/verordeningen:** Beslissingen van wetgevende aard die algemeen van toepassing zijn.
* **Jurisdictionele beslissingen:** Beslissingen van rechtbanken die tot de uitvoerende macht behoren (hoewel onafhankelijk), in geschillen met of binnen het bestuur.
Openbare diensten handelen steeds in het algemeen belang, zowel bij individuele als bij algemeen geldende beslissingen.
### Drie types beslissingen om wetten uit te voeren
1. **Individuele beslissingen:** Bijvoorbeeld een vergunning voor een gebouw of de benoeming van een rechter.
2. **Beslissingen van wetgevende aard:** Zoals gemeentelijke politieverordeningen.
3. **Jurisdictionele beslissingen:** Bijvoorbeeld een beslissing in een tuchtzak.
## Administratief recht is uitzonderingsrecht
Administratief recht wijkt af van het privaatrecht omdat het de overheid, in het belang van het algemeen belang, een bevoorrechte positie geeft ten opzichte van private belangen. Dit is noodzakelijk om de overheid de nodige slagkracht te geven om haar taken effectief te kunnen uitvoeren.
### Rechtvaardiging: Slagkracht – algemeen belang vs. privaat belang
Het privaatrecht gaat uit van gelijkwaardigheid van partijen, terwijl het administratief recht de overheid een voorsprong geeft. Dit uit zich in:
* Eigen rechtsregels voor administratieve overheden.
* Eigen ruimere rechten (voorrechten).
* Eigen zwaardere plichten.
* Eigen terminologie.
### Uitvoerbare beslissingen
Het bestuur neemt dagelijks uitvoerbare beslissingen die gericht zijn op het algemeen belang en worden genomen door middel van eenzijdige, gezagshalve beslissingen.
* **Gezagshalve:** Toestemming van de burger is niet nodig; het bestuur handelt uit eigen beweging.
* **Eenzijdige administratieve rechtshandelingen of uitvoerbare beslissingen:** Dit zijn handelingen met rechtsgevolgen.
#### **Onderscheid materiële handeling en eenzijdige administratieve rechtshandeling:**
* Een **materiële handeling** zonder rechtsgevolg is geen uitvoerbare beslissing (bv. het uploaden van een reglement op een website).
* Een **eenzijdige administratieve rechtshandeling** heeft rechtsgevolgen die het bestuur bewust heeft gewild en die derden kunnen binden (bv. de weigeringsbeslissing van een betoging).
#### Criterium voor eenzijdige administratieve rechtshandelingen:
De handeling moet rechtsgevolgen hebben die het bestuur bewust heeft gewild.
### Eenzijdige vs. meerzijdige administratieve handelingen
* **Eenzijdige administratieve rechtshandelingen:** Rechtsgevolgen zonder akkoord van de betrokkene (uitvoerbare beslissing). Deze kunnen vernietigd worden door de Raad van State bij onwettigheid (art. 14 RvS-wet).
* **Meerzijdige administratieve rechtshandelingen:** Tot stand gekomen met akkoord van de betrokken partijen. Hierbij is er echter nog steeds geen gelijkwaardigheid van partijen zoals in het privaatrecht. De Raad van State is hiervoor niet bevoegd.
### Kenmerken (voorrechten) van de uitvoerbare beslissing
1. **Eenzijdige totstandkoming:** Het bestuur verleent rechten of legt plichten op zonder het akkoord van de burger, optredend gezagshalve in het algemeen belang met ongelijke partijen.
2. **Worden geacht in overeenstemming te zijn met het recht:** Er geldt een weerlegbaar vermoeden van wettigheid. De burger draagt de bewijslast om aan te tonen dat de beslissing onwettig is.
3. **Uitvoerbaar:** Dit volgt uit het vermoeden van wettigheid en de noodzaak van continue openbare dienstverlening. Aanspraken uit de beslissing kunnen worden gerealiseerd zonder voorafgaande erkenning door de rechter.
#### **Uitvoerbaarheid bij voorbaat:**
Het bestuur kan de beslissing ten uitvoer leggen zonder voorafgaande erkenning door de rechter, zelfs als de wettigheid wordt betwist. Een jurisdictioneel beroep schorst de uitvoerbaarheid **niet** automatisch; een aparte vordering tot schorsing is nodig.
#### **Ambtshalve gedwongen uitvoerbaar:**
Het bestuur heeft het recht om eigen beslissingen met dwang uit te voeren, desnoods met fysieke kracht ('manu militari'), indien de burger een verplichting opgelegd krijgt waarvan de uitvoering van zijn initiatief afhangt. Dit vereist echter wel een wettelijke machtiging en geldt niet in alle gevallen (bv. onteigening vereist eerst een rechterlijke tussenkomst).
## Bestuurshandelen: Indelingen en Kenmerken
Bestuurshandelen kan op verschillende manieren worden ingedeeld, wat belangrijk is voor de beoordeling van hun wettigheid en de rechtsbescherming.
### 1e onderscheid: Reglementair vs. Individueel
* **Reglementair:** Toepasselijk op een niet-bepaalbaar aantal personen (bv. statuten van ambtenaren). Bekendmaking via publieke kanalen is vereist. Er is geen algemene motiveringsplicht.
* **Individueel:** Toepasselijk op een bepaald aantal personen (bv. benoemingsbeslissing). Kennisgeving (betekening) aan de betrokkene is vereist. Er geldt wel een motiveringsplicht om willekeur te vermijden.
### 2e onderscheid: Rechtsverlenend vs. Niet-rechtverlenend
* **Rechtsverlenend:** Kent een subjectief recht toe aan de burger (bv. bouwvergunning). Deze beslissingen kunnen na toekenning niet zomaar worden ingetrokken, de intrekkings- en opheffingsleer is hierop van toepassing.
* **Niet-rechtverlenend:** Weigert een subjectief recht of gunst (bv. weigering betogingsvergunning). Deze beslissingen kunnen soepeler worden gewijzigd of ingetrokken.
### 3e onderscheid: Discretionair vs. Gebonden beslissing
* **Discretionaire bevoegdheden:** Het bestuur krijgt beleidsvrijheid van de wetgever om de meest opportune maatregel te kiezen om een doel te bereiken. Dit is geen willekeur, maar wel een vrije appreciatie. Burgers moeten wel gelijk behandeld worden.
* **Gebonden bevoegdheden:** De wet bevat een nauwkeurig omschreven gedragslijn; er is slechts één wettige beslissing mogelijk.
Het onderscheid is cruciaal voor de beoordeling van de wettigheid door de rechter. Bij discretionaire bevoegdheden is er sprake van marginale toetsing (enkel bij kennelijke onredelijkheid), terwijl bij gebonden bevoegdheden de rechter strenger controleert of de wet correct is toegepast. De motiveringsplicht is uitgebreider bij discretionaire bevoegdheden.
### De administratieve sanctie
Een administratieve sanctie is een maatregel die een bestuur zelf oplegt ter bestraffing van overtredingen van zijn publiekrechtelijke rechtsregels.
* **Ontstaansreden:** Om rechten te ontlasten en de uitvoerende macht deels rechterlijke bevoegdheden te geven.
* **Wettelijke basis vereist:** De bevoegdheid om een sanctie op te leggen moet wettelijk verankerd zijn.
* **Verschillende vormen mogelijk:** Geen vrijheidsstraffen.
* **Niet te verwarren met preventieve veiligheidsmaatregelen:** Deze laatste zijn gericht op bescherming van de openbare orde, veiligheid etc., niet op bestraffing.
**Rechtsgevolgen van een administratieve sanctie:**
* Specifieke procedurevoorschriften (hoorplicht, formele motivering).
* Niet op het strafregister.
* Cumulatie met strafsanctie is mogelijk, tenzij de administratieve sanctie een punitief karakter heeft (Engel-criteria).
## Vereisten voor elk bestuurshandelen
Elk bestuurshandelen moet voldoen aan twee cumulatieve voorwaarden:
1. **Gesteld in het algemeen belang:** Dit is afgeleid uit de Grondwet en kan variëren afhankelijk van de hiërarchische niveaus en het specialiteitsbeginsel.
2. **In overeenstemming met het recht (wettigheid):**
* **Hiërarchie van rechtsregels:** Respecteren van geschreven en ongeschreven rechtsregels (Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur - ABBB).
* **Toegewezen bevoegdheid:** Het bestuur mag enkel optreden binnen de grenzen van de hem door de Grondwet en wetten toegewezen bevoegdheden.
* **Verbod op delegatie van bevoegdheid:** Een orgaan mag zijn bevoegdheden niet zomaar delegeren, tenzij de wet dit uitdrukkelijk toelaat voor detailmaatregelen.
### Bronnen van het administratief recht
* **Geschreven rechtsregels:** Grondwet, wetten, decreten, ordonnanties, koninklijke besluiten, ministeriële omzendbrieven, circulaires, etc.
* **Ongeschreven rechtsregels:**
* **Algemene beginselen van behoorlijk bestuur (ABBB):** Ontwikkeld door de rechtspraak, ongeschreven maar dwingend.
* **Rechtsgewoonte:** Ongeschreven, maar dwingend door langdurige, uniforme praktijk.
* **Pseudowetgeving:** Ministeriële omzendbrieven, circulaires, dienstorders die door het bestuur als bindend worden ervaren. Hun bindende kracht is echter beperkt.
#### Algemene beginselen van behoorlijk bestuur (ABBB)
Dit zijn ongeschreven rechtsregels die essentieel zijn voor correct bestuur. Ze zijn ontwikkeld door de rechtspraak, voornamelijk van de Raad van State, en dienen als toetsingskader voor bestuursbeslissingen. Ze bieden burgers rechtsbescherming en stimuleren zorgvuldige besluitvorming.
**Toepassingsgebied:** Alle bestuurlijke entiteiten, ongeacht niveau, inclusief diensten met eenzijdige beslissingsbevoegdheid, en voornamelijk gericht op discretionaire beslissingen.
**Indeling ABBB:**
* **Procedurele of vormelijke ABBB:** Betreffen de besluitvormingsprocedure (bv. hoorplicht, formele motivering). Cruciaal voor preventieve rechtsbescherming.
* **Inhoudelijke of materiële ABBB:** Betreffen de inhoud van de bestuursbeslissing (bv. gelijkheidsbeginsel, rechtszekerheidsbeginsel). Belangrijk voor curatieve rechtsbescherming.
**Belangrijke ABBB:**
* **Hoorplicht en recht van verdediging:** De burger moet de kans krijgen zijn standpunt kenbaar te maken, vooral bij ernstige maatregelen. Het recht van verdediging geldt specifiek in tuchtzaken.
* **Motiveringsplicht:**
* **Formele motivering (Wet van 29 juli 1991):** De beweegredenen moeten letterlijk worden opgenomen in de beslissing. Van toepassing op individuele eenzijdige administratieve rechtshandelingen.
* **Materiële motivering:** De beslissing moet inhoudelijk onderbouwd zijn door deugdelijke redenen die uit de beslissing of het dossier afleidbaar zijn. Dit is altijd verplicht als ABBB.
* **Onpartijdigheidsbeginsel:** Zowel subjectieve (persoonlijke) als objectieve partijdigheid moet worden vermeden. In principe mogen rechter en partij niet dezelfde persoon zijn, hoewel dit in uitzonderlijke gevallen aanvaard kan worden als de werking van het bestuur dit vereist.
* **Fair playbeginsel:** Het bestuur mag het verkrijgen van rechten door de burger niet moedwillig bemoeilijken met oneerlijke middelen.
* **Zorgvuldigheidsbeginsel:** Zowel procedureel (deugdelijke dossiervorming) als inhoudelijk (zorgvuldige belangenafweging) moet het bestuur zorgvuldig te werk gaan.
* **Gelijkheidsbeginsel:** Gelijke situaties gelijk behandelen, ongelijke situaties ongelijk behandelen. Dit geldt voor zowel gebonden als discretionaire bevoegdheden. Afwijkingen zijn toegestaan indien objectief verantwoord en proportioneel.
* **Rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel:** Het recht moet kenbaar, duidelijk en voorzienbaar zijn. Burgers mogen vertrouwen op toezeggingen en vaste beleidslijnen van de overheid.
* **Materiële beginselen:** Omvatten de inhoudelijke deugdelijkheid van bestuursbeslissingen.
* **Redelijkheidsbeginsel:** Elk bestuurshandelen moet redelijk en verenigbaar met gezond verstand zijn, met een marginale toetsing door de rechter.
## Module 2: De openbare diensten
### Begrip openbare diensten
Openbare diensten zijn organismen belast met taken van algemeen belang. Men maakt een onderscheid tussen:
* **Functionele openbare dienst:** Benadrukt de taak van algemeen belang, ongeacht wie deze uitvoert (publieke of private personen).
* **Organieke openbare dienst:** Benadrukt het orgaan dat de taak uitvoert, opgericht door de overheid en onder controle staande van die overheid. Voorbeelden zijn de RVA, NMBS, VDAB.
### Beginselen van openbare dienst
Drie beginselen sturen de werking van openbare diensten:
1. **Beginsel van de veranderlijkheid:** De overheid kan eenzijdig de regels van het statuut, de organisatie en werking van een openbare dienst aanpassen aan het algemeen belang, rekening houdend met rechtszekerheids- en vertrouwensbeginselen.
2. **Beginsel van de continuïteit:** De openbare dienst moet voortdurend en zonder onderbreking worden verstrekt zolang deze een behoefte van algemeen belang beantwoordt. Dit kan zelfs het ontzeggen van het stakingsrecht inhouden voor essentiële diensten.
3. **Beginsel van de benuttigingsgelijkheid:** Burgers die aan de eisen voldoen, hebben aanspraak op gelijke behandeling bij de toegang tot en het gebruik van openbare diensten, conform het gelijkheidsbeginsel.
### Beheer van openbare diensten
Het beheer kan gecentraliseerd of gedecentraliseerd zijn.
* **Gecentraliseerde openbare diensten:** Alle bevoegdheden zijn geconcentreerd in één centraal orgaan, met hiërarchisch gezag. Deconcentratie is een variant waarbij beslissingsbevoegdheid wordt overgedragen aan ondergeschikte diensten.
* **Gedecentraliseerde openbare diensten:** De centrale overheid richt diensten op met een eigen rechtspersoonlijkheid en zelfstandig beslissingsrecht ten opzichte van de oprichtende overheid (bv. VDAB). Dit kan functioneel (specifieke taak) of territoriaal (territoriumgebonden taak) zijn.
#### Administratief toezicht
Dit is een vorm van toezicht uitgeoefend door een hogere overheid op beslissingen van een gedecentraliseerd bestuur. Het kan zowel legaliteitscontrole als opportuniteitscontrole omvatten en is gericht op het algemeen belang.
* **Draagwijdte:** Het toezicht is overwegend negatief (de toezichthoudende overheid kan beslissingen tegenhouden, maar niet zelf vervangen of wijzigen), tenzij sprake is van buitengewoon administratief toezicht.
* **Gewoon administratief toezicht:** Omvat schorsing en vernietiging van beslissingen.
* **Bijzonder administratief toezicht:** Preventieve controle via voorafgaand advies, machtiging of goedkeuring.
* **Buitengewoon administratief toezicht:** Uitzonderlijke middelen zoals dwangtoezicht (plaatsvervangend optreden) en hervormingsrecht.
## Module 3: Goederen en Administratieve Contracten
### Het administratief contract
Dit zijn overeenkomsten gesloten door de overheid waarbij het algemeen belang centraal staat en de overheid een bevoorrechte positie kan innemen ten opzichte van de burger.
#### Soorten contracten:
* **Gewoon contract:** De overheid treedt op als private persoon, op gelijke voet met de burger. Gemeenrecht is van toepassing.
* **Administratief contract:** De overheid handelt in het algemeen belang, wat kan leiden tot ongelijkheid tussen partijen. Administratief recht is van toepassing.
#### Bevoegde rechter:
Afhankelijk van het geschil (contractuele verplichtingen of geldigheid) en de grondwettelijke bevoegdheidsverdeling (gewone rechter of administratieve rechtscolleges).
### Domeinconcessie en Concessieovereenkomst
* **Domeinconcessie:** Een administratief contract waarbij een concessiehouder exclusief gebruiksrecht krijgt op een deel van het openbaar domein, meestal tegen betaling. Beëindiging om redenen van algemeen belang is mogelijk, met recht op schadevergoeding voor de concessiehouder.
* **Concessieovereenkomst:** Contract voor het uitvoeren van werken of het verrichten van diensten, waarbij de concessiehouder het recht verwerft om het werk te exploiteren of een betaling ontvangt. Het cruciale onderscheid met overheidsopdrachten is de overdracht van het operationeel risico aan de concessiehouder.
### Openbaar en privaat domein
Overheidsgoederen kunnen behoren tot het openbaar domein (bestemd voor publiek gebruik of noodzakelijk voor openbare diensten) of het privaat domein (restcategorie). Goederen van het openbaar domein volgen publiekrechtelijke regels en genieten bijzondere bescherming (onvervreemdbaar, onverjaarbaar, niet vatbaar voor beslag, geen zakelijke rechten, specifieke ingebruiknameregeling).
### Onteigening, erfdienstbaarheid tot algemeen nut, opeising
Dit zijn publiekrechtelijke technieken waarmee de overheid privaat eigendom kan verwerven of beperken:
* **Onteigening:** Gedwongen overdracht van privaat eigendom in het algemeen belang, tegen billijke en voorafgaande schadevergoeding. Vereist wettelijke basis en respect voor procedurele en materiële waarborgen. Enkel voor onroerende goederen en zakelijke rechten (Vlaams decreet).
* **Erfdienstbaarheid tot algemeen nut:** Het bezwaren van privaat eigendom met beperkingen ten gunste van het algemeen belang (bv. gasleidingen). Recht op vergoeding indien voorzien in wet/verordening.
* **Opeising:** Tijdelijke vordering van privaat goederen of diensten in noodsituaties, soms leidend tot eigendomsoverdracht (verbruiksgoederen).
### Overheidsopdrachten
Strenge procedures en wetgeving, grotendeels Europees gestuurd, om belastinggeld correct en zuinig te gebruiken en concurrentie tussen ondernemers te waarborgen. Belangrijke beginselen zijn gelijkheid, niet-discriminatie, transparantie, proportionaliteit, en het verbod op belangenconflicten en concurrentievervalsing.
#### Toepassingsgebied overheidsopdrachten:
* **Materieel:** Overeenkomsten voor werken, leveringen of diensten, onder bezwarende titel, tussen aanbesteders en ondernemers.
* **Personeel:** De Staat, Gewesten, Gemeenschappen, lokale overheden, publiekrechtelijke instellingen met specifieke behoeften van algemeen belang die niet industrieel/commercieel zijn, en die afhankelijk zijn van de overheid (financiering, beheer of bestuur).
## Module 5: Rechtsbescherming
### Rechtsbeschermingstechnieken
Dit zijn middelen die burgers ter beschikking staan om zich te beschermen tegen benadeling door overheidshandelen. Men onderscheidt:
* **Preventieve rechtsbescherming:** Benadeling voorkomen (bv. procedurele ABBB, formele motivering, openbaarheid van bestuur).
* **Curatieve rechtsbescherming:** Benadeling herstellen (bv. administratief beroep, jurisdictioneel beroep).
### Jurisdictioneel beroep
Rechtstreekse aanvechting van een bestuursbeslissing bij een rechter (gewone rechter of administratieve rechtscolleges). Dit leidt tot een jurisdictionele beslissing met gezag van gewijsde en een wettigheidscontrole (geen opportuniteit).
#### Welke rechter is bevoegd?
Afhankelijk van het soort geschil (subjectief of objectief) en de aard van de rechten (burgerlijk of politiek).
* **Gewone rechter:** Bevoegd voor burgerlijke geschillen en politieke rechten, tenzij de wet anders bepaalt.
* **Administratieve rechtscolleges (bv. Raad van State):** Bevoegd voor specifieke geschillen, vaak politieke rechten of wettigheidstoetsing van administratieve beslissingen.
### De Raad van State
Speelt een centrale rol in de rechtsbescherming:
* **Afdeling Wetgeving:** Adviseert de regelgever (preventieve werking).
* **Afdeling Bestuursrechtspraak:** Hoogste administratieve rechtscollege, behandelt annulatieberoepen, kortgedingen, en cassatieberoepen (curatieve werking).
#### Annulatierechtbank:
Vernietigt onwettige administratieve beslissingen (eindbeslissingen) op basis van een annulatieberoep, met gevolgen erga omnes (voor iedereen).
### Intrekkings- en opheffingsleer
De mogelijkheid voor het bestuur om een eigen beslissing ongedaan te maken.
* **Intrekking:** Doet de beslissing teniet voor het verleden en de toekomst, mits wettigheids- en rechtszekerheidsbeginsel worden gerespecteerd.
* **Opheffing:** Doet de beslissing teniet enkel voor de toekomst.
* **Vernietiging:** Door een externe overheid of rechtbank, met gevolgen ex tunc (voor verleden en toekomst).
Deze leer kent beperkingen, met name door het rechtszekerheidsbeginsel en specifieke wettelijke regelingen.
---
*Deze studiehandleiding is een samenvatting en interpretatie van de documentatie. Raadpleeg altijd de originele teksten voor een volledig begrip.*
Glossary
## Lexicon
| Term | Definitie |
|---|---|
| Administratief recht (bestuursrecht) | Het recht dat van toepassing is op de administratieve overheden en diensten in België, en regelt hun organisatie, bevoegdheden en handelingen. |
| Algemeen belang | Het belang dat de samenleving als geheel dient en waar de overheid bij al haar handelen naar streeft, wat kan evolueren met maatschappelijke veranderingen en verwachtingen. |
| Bestuurlijke beslissingen | Individuele toepassingsbeslissingen die door het openbaar bestuur worden genomen in concrete dossiers. |
| Eenzijdige administratieve rechtshandelingen | Rechtshandelingen die het bestuur bewust heeft gewild en die rechtsgevolgen creëren zonder de noodzakelijke instemming van de burger, zoals een weigeringsbeslissing voor een vergunning. |
| Gebonden bevoegdheid | Een situatie waarin de wet een nauwkeurig omschreven gedragslijn voor het bestuur bevat, waardoor er slechts één wettige beslissing mogelijk is. |
| Grondwettelijk recht | De basisregels die de Belgische staatsinrichting, de rechtsstaat, de parlementaire democratie, de constitutionele monarchie en de federale staat met scheiding der machten bepalen. |
| Openbaar bestuur | Bestuurlijke overheden die door de Grondwet zijn ingericht, waaronder de federale en regionale uitvoerende machten, provincies en gemeenten, evenals bijkomende diensten die onder toezicht functioneren en derden kunnen binden via eenzijdige beslissingen. |
| Publiekrecht | Regels die betrekking hebben op de werking en organisatie van overheden, hun onderlinge verhoudingen (horizontaal) en hun verticale verhouding tot private personen. |
| Rechtsstaat | Een staat waarin de overheid en burgers gebonden zijn door het recht, met principes als scheiding der machten en grondrechten. |
| Reglementaire beslissingen | Beslissingen van wetgevende aard, zoals gemeentelijke politieverordeningen, die algemeen geldend van aard zijn. |
| Slippage | De onvoorziene en kostbare complicaties die kunnen ontstaan bij de uitvoering van overheidsopdrachten, ondanks zorgvuldige raming en planning. |
| Terugwerkende kracht (ex tunc) | Het principe waarbij een vernietigde beslissing geacht wordt nooit te hebben bestaan, met gevolgen voor het verleden en de toekomst. |
| Vertrouwensbeginsel | Een beginsel dat stelt dat burgers erop mogen vertrouwen dat de overheid standvastig handelt en gemaakte toezeggingen nakomt, met name in subjectieve situaties. |
| Vergunning | Een eenzijdige administratieve rechtshandeling die een burger toelating verleent om iets te doen, met de mogelijkheid tot intrekking. |
| Vormvereisten | Vereisten waaraan een besluit moet voldoen om geldig te zijn, zoals de hoorplicht of de motiveringsplicht. |
| Wettigheid | De vereiste dat elk bestuurshandelen in overeenstemming moet zijn met de hiërarchie van de rechtsregels, binnen de toegewezen bevoegdheid en door het aangewezen bestuursorgaan zelf gesteld moet zijn. |
Cover
Stuvia-6854905-volledige-samenvatting-bestuursrecht-aj-2024-25-prof.-de-somer.pdf
Summary
---
## Deel I: Bestuursrecht: Begrip, Indeling, Functies, Kenmerken en Bronnen
### Hoofdstuk 1: Begrip bestuursrecht
Het bestuursrecht regelt de werking en de relatie van de overheid tot burgers. Het onderscheidt zich van het privaatrecht, hoewel dit onderscheid vervaagt door de onderlinge toegroei op het vlak van grondslagen en beginselen. Het bestuursrecht kan op drie manieren worden omschreven: formeel-juridisch, vanuit de beheersde relaties, of vanuit de materiële bevoegdheid van het bestuur.
#### Afdeling 1: Formeel-juridische definitie
Deze definitie vertrekt vanuit een organieke benadering, waarbij het bestuursrecht wordt afgebakend op basis van de organen en instellingen die het reguleert, met name de organen belast met de uitvoerende macht.
* **Beperkingen van de organieke benadering**:
* De klassieke driemachtenleer geeft een te eenvoudig beeld van de moderne staat, met vervlechting van machten en gedeelde instellingen.
* Het omvat niet alle organen die tenuitvoerleggingstaken hebben (bv. parastatalen).
* De uitvoerende macht omvat meer dan enkel tenuitvoerlegging: ook normatieve taken, rechtshandhaving en geschiloplossing.
* Ook commerciële of industriële taken van de overheid vallen buiten deze enge definitie.
* Taken van ‘bestuurlijke aard’ van de wetgevende en rechterlijke macht vallen wel onder het bestuursrecht.
* Bestuursrechters worden gereguleerd door het bestuursrecht.
* **Conclusie van de formeel-juridische definitie**: Bestuursrecht omvat regels m.b.t. alle handelingen van de uitvoerende macht in ruime zin, ongeacht hun aard. Het reguleert niet alle overheidsactiviteiten (bv. zuiver commerciële) en omvat ook sommige handelingen van andere machten wanneer deze bestuurlijke taken uitoefenen. Lokale besturen en bestuursrechtspraak maken er deel van uit.
#### Afdeling 2: Omschrijving vanuit de relaties die door het bestuursrecht worden beheerst
Deze benadering focust op de relaties tussen de bestuurde, het bestuur en de rechter, bijvoorbeeld bij vergunningsaanvragen, bestuurlijk toezicht of ambtenarenzaken.
#### Afdeling 3: Omschrijving vanuit materiële (inhoudelijke) bevoegdheid bestuur
Dit wordt ook wel het ‘recht van de openbare dienst’ genoemd, omdat overheidshandelingen gericht zijn op het behartigen van een openbare dienst.
* **Openbare dienst**: Diensten die algemeen en voortdurend ter beschikking staan van de bevolking, met toegang voor iedereen. Wat als openbare dienst geldt, evolueert doorheen de tijd.
* **Rol van privé-instanties en liberalisering**: Privé-instanties verstrekken ook openbare diensten (bv. onderwijs, ziekenhuizen). Economische liberalisering, gedreven door Europese regelgeving, heeft geleid tot private spelers in nutssectoren, met nood aan regulering en universele dienstverplichtingen om het algemeen belang te waarborgen. Het bestuursrecht is hierdoor geëvolueerd naar markttoezicht en regulering.
### Hoofdstuk 2: Indeling van het bestuursrecht
#### Afdeling 1: Algemeen vs. bijzonder bestuursrecht
* **Algemeen bestuursrecht**: Behandelt globale, overkoepelende thema's, met een belangrijke rol voor de rechtspraak van de Raad van State.
* **Bijzonder bestuursrecht**: Omvat specifieke, sectorale regelingen (bv. ruimtelijke ordening, milieurecht), vaak technisch en gedetailleerd, met toenemend belang van bijzondere bestuursrechtscolleges.
* **Wisselwerking**: Beide vormen elkaar voortdurend, waarbij het algemeen bestuursrecht aanvullend werkt.
### Hoofdstuk 3: Functies van het bestuursrecht
* **Legitimerende functie**: Biedt een rechtsbasis voor het bestuur, conform het legaliteitsbeginsel.
* **Waarborgfunctie**: Garandeert rechten van bestuurden ten aanzien van het bestuur, bevordert zorgvuldigheid en respect voor rechten.
* **Instrumentele functie**: Helpt het overheidsbeleid te realiseren.
### Hoofdstuk 4: Kenmerken van het bestuursrecht
#### Afdeling 1: Autonomie en eigenheid van het bestuursrecht
1. **Bestuursrecht als uitzonderingsrecht**:
* **Prerogatieven van de overheid**: De overheid geniet voorrechten (bv. eenzijdige bestuurlijke rechtshandelingen (EBR) met dwingende en uitvoerbare kracht).
* **Wetten van de openbare dienst**: Principes als veranderlijkheid en continuïteit rechtvaardigen afwijkingen van het gemene recht.
* **Specifieke verplichtingen voor de overheid**: bv. overheidsopdrachtenregelgeving, vormvoorschriften, controle en rekenschap.
* **Afwijkingen van het gemene recht**: Specifieke statuten voor personeel, goederen, contracten, rechtspersonen en rechters.
* **Verklaring voor de uitzonderingspositie**: Ongelijkheid tussen partijen die gecorrigeerd wordt door verplichtingen en waarborgen, en de noodzaak tot vrijwaring van het algemeen belang (tegen NIMBY-syndroom).
* **Nuancering uitzonderingskarakter**: Interpenetratie met privaatrecht, contractualisering, gebruik van private rechtsvormen, en de groeiende rol van de gewone rechter.
2. **Meergelaagdheid van het bestuursrecht (Multilevel Governance)**:
* Evolutie van 'government' naar 'governance', met betrokkenheid van niet-statelijke actoren.
* Opschuiven van 'central level government' naar 'multilevel governance' met diverse politieke niveaus.
* Opmars van artificiële intelligentie en Europees bestuursrecht.
* Fragmentering van het Belgisch bestuursrecht door staatsstructuurhervormingen.
### Hoofdstuk 5: Bronnen van het bestuursrecht
#### Afdeling 1: Metaprincipes of -waarden
* **(Meta)constitutionele principes**: Constitutionalisme, rechtsstaatbeginsel, democratie.
* **Principes van good governance**: Accountability, participatie, transparantie, integriteit, effectiviteit. Deze hebben een interpretatieve en inspirerende waarde, maar zijn geen afdwingbaar hard recht.
#### Afdeling 2: Bronnen positief bestuursrecht
* **Internationaal en supranationaal recht**: EU-recht, EVRM.
* **Grondwet**: Bevoegdheidsverdeling, rechten burger, toegewezen aard uitvoerende macht, rechtsbescherming.
* **Bijzondere (meerderheids)wetten**: BWHI.
* **Wetten, decreten en ordonnanties**: Geen algemene wet bestuursrecht, maar een amalgaan van normen.
* **Beginselen van behoorlijk bestuur**: Gevormd door rechtspraak, soms opgenomen in regelgeving.
* **Reglementen (besluiten/verordeningen)**: Algemene, abstracte rechtsregels.
* **Pseudo-wetgeving**: Omzendbrieven, circulaires, etc.
* **Rechtspraak**: Cruciaal voor bestuursrecht, met name van de Raad van State en EHRM.
* **Gewoonte**: Steeds minder belangrijk.
* **Billijkheid**: Toegepast ter aanvulling, niet contra legem.
---
## Deel II: Besluitvormingsinstrumentarium
### Hoofdstuk 1: Inleiding: Publiek- versus Privaatrechtelijke Actiemiddelen van de Overheid
De overheid beschikt over rechtshandelingen (eenzijdig of contractueel) en feitelijke handelingen. Rechtshandelingen beogen rechtsgevolgen. De keuze tussen publiek- en privaatrechtelijk handelen is niet altijd vrij (bv. verplichting tot minnelijk akkoord). Pseudowetgeving (soft law) is een eenzijdig, publiekrechtelijk instrument zonder directe rechtsgevolgen.
### Hoofdstuk 2: De Eenzijdige Bestuurlijke Rechtshandeling (EBR) en de Pseudowetgeving
#### Afdeling 1: De Eenzijdige Bestuurlijke Rechtshandeling (EBR)
1. **Begrip**: Een eenzijdige handeling van een bestuur die de rechtstoestand van de bestuurde wijzigt of verhindert dat deze gewijzigd wordt.
* **Eenzijdig**: Zonder instemming van de bestuurde. Er zijn gradaties van eenzijdigheid, afhankelijk van de betrokkenheid van de bestuurde.
* **Bestuurlijke**: Afkomstig van een bestuur.
* **Rechtshandeling**: Beoogt rechtsgevolgen. Voorbereidende handelingen zijn in principe geen EBR, tenzij ze zelf rechtsgevolgen hebben.
* **Declaratieve vs. Constitutieve handelingen**: Declaratief bevestigt een reeds bestaand recht/plicht; Constitutief creëert het recht/plicht door de beslissing. Declaratieve handelingen zijn niet aanvechtbaar bij de Raad van State.
2. **Belang van het begrip 'EBR'**: Toegangspoort tot de bestuursrechter, criterium voor ‘administratieve overheid’ en toepassingsgebied publiekrechtelijke regelgeving.
3. **Privileges waarmee de EBR is bekleed**:
* **Privilège du préalable**: Dwingende kracht en vermoeden van wettigheid (weerlegbaar).
* **Privilège de l’exécution d’office**: Uitvoerbaarheid zonder voorafgaande rechterlijke tussenkomst.
4. **Typologie van de EBR**:
* **Naar inhoud**: Reglementair vs. individueel (beschikking), rechten verlenend vs. niet-rechten verlenend, gebonden vs. discretionaire bevoegdheid, bestaand vs. onbestaand, gezags- vs. andere handelingen, bestraffend vs. probleemverhelpende finaliteit.
* **Naar vorm**: Schriftelijk vs. mondeling, analoog vs. elektronisch, uitdrukkelijk vs. stilzwijgend (fictieve beslissing).
5. **Bekendmaking en kennisgeving van de EBR**: Nodig om besluiten verbindend of tegenstelbaar te maken en om de beroepstermijn te laten lopen. Niet-correcte bekendmaking tast de wettigheid van de EBR zelf niet aan, maar wel die van andere handelingen die erop steunen.
6. **Termijnregeling voor de EBR**:
* **Normatieve termijnen**: Beslissingstermijn, verzendingstermijn, ontvangsttermijn, uitvoeringstermijn. Onderscheid tussen verval- en ordetermijnen.
* **Ongeschreven redelijketermijneis**: Geldt bij afwezigheid van normatieve termijnen, essentieel voor rechtszekerheid en zorgvuldigheid.
7. **Werking in de tijd van de EBR**: Verbindend worden na bekendmaking/kennisgeving; verbod van terugwerkende kracht, tenzij wettelijk toegestaan of uit algemeen belang. Einde van de gelding door verval, intrekking, opheffing, schorsing of vernietiging.
#### Afdeling 2: Een bijzondere eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling: de bestuurlijke sanctie
* **Begrip en situering**: Een EBR met bestraffende finaliteit, kadert in bestuurlijke handhaving. Onderscheid met strafrechtelijke handhaving: oplegger (bestuur vs. strafrechter), registratie (strafregister vs. niet), waarborgen (minder streng). Mogelijkheden: exclusieve of alternatieve handhaving. Cumul met strafrechtelijke sanctie is verboden (non bis in idem), tenzij de bestuurlijke sanctie geen straf in de zin van art. 6 EVRM is.
#### Afdeling 3: Pseudo-wetgeving
* **Begrip**: Omzendbrieven, beleidsregels, richtlijnen etc. Vormt een eenzijdig optreden van de overheid, maar is in beginsel geen EBR.
* **Soorten**:
* **Interpretatieve**: Leggen regelgeving uit, bindend voor ambtenaren, niet voor burgers.
* **Indicatieve**: Stellen gedragsregels vast voor consistente uitoefening van discretionaire bevoegdheid, bindend voor ambtenaren, niet voor burgers.
* **Reglementaire (oneigenlijke)**: Formuleren een nieuwe, dwingende rechtsregel, herkwalificeerbaar tot reglementaire EBR en dus aanvechtbaar.
* **Bekendmaking**: Niet verplicht voor interpretatieve en indicatieve omzendbrieven; wel voor reglementaire omzendbrieven, wat de tegenstelbaarheid bepaalt.
### Hoofdstuk 3: Het Contractuele Spoor: de Overeenkomst met het Bestuur
#### Afdeling 1: Tweewegenleer
* **Principiële contractsvrijheid**: Besturen mogen contracten sluiten om resultaten te bereiken die ook via eenzijdige weg mogelijk zijn.
* **Beperkingen**: Geen schending van dwingend recht, eigen bevoegdheden of beginselen van behoorlijk bestuur (bv. verbod op afstand doen van discretionaire bevoegdheid).
#### Afdeling 2: Mogelijke Indelingen van de Overeenkomst met het Bestuur
* **Contrats de l’administration vs. contrats administratifs**: Onderscheid belangrijker voor rechtsmachtverdeling in andere landen. In België relevant voor toepassing bijzondere regels.
* **Contracten over personen, goederen, diensten vs. beleidsovereenkomsten**.
#### Afdeling 3: Algemene Beginselen inzake de Gunning van Aanbestedingsovereenkomsten
* **Gunning van overheidsopdrachten en concessies**: Gedomineerd door Europees recht.
* **Verschil opdracht vs. concessie**: Traditioneel door tegenprestatie overheid (betaling vs. exploitatierecht); thans door overdracht exploitatierisico bij concessie.
* **Doel**: Beste deal aan beste prijs, objectieve en transparante selectie.
* **Bronnen**: Europese richtlijnen, federale wetgeving, rechtsbeschermingswet.
* **Toepassingsgebied**: Ratione materiae (werken, leveringen, diensten) en personeae (‘aanbestedende overheid’ is ruimer dan ‘administratieve overheid’).
* **Algemene beginselen**: Mededinging, gelijkheid, transparantie; keuze van gunningsprocedure; selectie van kandidaten; vergelijking offertes; verbod van belangenvermenging. Bijzonderheden rechtsbescherming (wachttermijn).
### Hoofdstuk 4: De Leer van de Afsplitsbare Rechtshandeling
Sommige eenzijdige beslissingen die aan een contract voorafgaan of erop volgen, kunnen van het contract worden ‘afgesplitst’ en zijn dan EBR's en aanvechtbaar bij de Raad van State. Beslissingen over de uitvoering, wijziging of beëindiging van het contract zijn in beginsel contractueel en dus onderworpen aan de gewone rechter.
---
## Deel III: Mensen en Middelen
### Hoofdstuk 1: Regime van het Overheidspersoneel
Onderscheid tussen mandatarissen (politieke gezagsdragers) en overheidspersoneel (ambtenaren en contractuelen). Diverse rechtspositieregelingen bestaan, met een trend naar contractuele tewerkstelling en een versoepeling van het onderscheid.
#### Afdeling 1: Begrip ‘Ambtenaar’
In strikte zin: personen die administratieve taken verrichten voor de overheid. In ruimere zin: ook onderwijzend, politie-, militair en magistratelijk personeel. Juridisch: soms enkel statutaire personeelsleden (vast benoemd).
#### Afdeling 2: Diversiteit in de Rechtstoestand van het Overheidspersoneel: Statutaire vs. Contractuele Tewerkstelling
* **Statutaire benoeming**: Traditioneel de regel, met specifieke waarborgen (bv. bescherming tegen politieke willekeur).
* **Contractuele tewerkstelling**: Wordt steeds vaker de regel, onderworpen aan arbeidsrecht, met nuances inzake wijzigbaarheid en onderhandeling met vakbonden.
* **Belang van het onderscheid**: Verschillen in rechtsvorm, toepasselijke regelgeving, wijzigbaarheid arbeidsvoorwaarden, tuchtrecht, vastheid van betrekking en rechtsbescherming.
#### Afdeling 3: Diversiteit van Rechtspositieregelingen
Diversiteit naargelang het tewerkstellende bestuur (federaal, deelstatelijk, lokaal) en de juridische aard van het statuut (wettelijk, reglementair, gemengd).
#### Afdeling 4: Krachtlijnen van de Ambtenarenstatuten
* **Toelatings- en wervingsvoorwaarden**: Algemene en specifieke voorwaarden, die tijdens de loopbaan vervuld moeten blijven.
* **Objectieve wervingsprocedure**: Vacature, vergelijkende selectie via objectieve criteria, met toetsing aan beginselen van behoorlijk bestuur.
* **Rechten, plichten, nevenactiviteiten en onverenigbaarheden**: Deontologie, loyauteitsplicht, gehoorzaamheidsplicht, verbod van discriminatie en neutraliteit, geheimhouding, onomkoopbaarheid, bijscholingsplicht, aangifteplicht, waardigheid in privéleven, nevenactiviteiten en onverenigbaarheden.
* **Evaluatie**: Periodieke evaluaties met gevolgen voor loopbaan en potentieel ontslag wegens beroepsongeschiktheid.
* **Tuchtrecht**: Regels die de eer en waardigheid van het ambt handhaven, enkel van toepassing op statutairen. Tuchtfeiten en tuchtstraffen.
* **Ordemaatregelen**: Gericht op herstel van de dienstorde, niet op bestraffing van schuld.
* **Ambtsbeëindiging**: Diverse gronden, waaronder vrijwillig ontslag, beroepsongeschiktheid, tuchtrechtelijk ontslag en ambtshalve ontslag als ordemaatregel.
#### Afdeling 5: Syndicaat Statuut
Regels voor collectieve arbeidsverhoudingen in de publieke sector, met overleg met representatieve vakorganisaties als substantiële vormvereiste.
#### Afdeling 6: Vergelijkend Schema Statutair vs. Contractueel Overheidspersoneel
| Criterium | Statutairen | Contractanten |
| :----------------------------- | :------------------------------------------------------------------------------------------------------ | :---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| Toepasselijk recht | Eenzijdig opgestelde rechtspositieregeling | Arbeidsovereenkomst(enrecht), aangevuld met rechtspositieregeling voor zover van toepassing verklaard |
| Art. 6, lid 1 EVRM | Van toepassing | Van toepassing |
| Werving | Toelatings- en wervingsvoorwaarden, objectief wervingssysteem, via EBR | Toelatings- en wervingsvoorwaarden (kunnen verschillen), objectief wervingssysteem, via arbeidsovereenkomst |
| Deontologie | Van toepassing, sanctionering via tuchtrecht | Van toepassing, maar in beginsel geen sanctionering via tuchtrecht |
| Proefperiode/stage | Ja | Neen |
| Wijzigbaarheid arbeidsvoorwaarden | Ja (wel syndicaal overleg) | Beperkt (dwingende regels arbeidsrecht als grens) |
| Evaluatie | Ja, indien statuut het oplegt | Vaak afgestemd op regeling voor statutairen |
| Tucht | Ja | Slechts zeer beperkte toepassing mogelijk |
| Ontslag | In beginsel vastheid van betrekking (gesloten ontslagsysteem: beroepsongeschiktheid, tuchtrecht, ordemaatregel) | Geen vastheid van betrekking (open ontslagsysteem: opzegtermijn/vergoeding, dringende reden) |
| Toepassing hoorplicht | Ja | Ja (sinds arresten GwH en wet van 13 maart 2024) |
| Toepassing Wet Motivering Bestuurshandelingen | Niet van toepassing (uitzondering: ontslag statutairen kan wel onder wet vallen) | Ja (zie wet van 13 maart 2024) |
| Socialezekerheids-statuut | Aparte regeling (bv. afwijkend pensioenstelsel) | Regeling privésector |
| Syndicaal overleg | Specifieke overlegorganen, geen cao’s | Specifieke overlegorganen, geen cao’s (behoudens enkele uitzonderingen) |
| Rechtsmacht | In beginsel Raad van State (behalve geschillen over subjectieve rechten zoals loon of pensioen) | Arbeidsgerechten (met uitzondering van de leer van de afsplitsbare rechtshandeling) |
### Hoofdstuk 2: Rechtsregime van de Goederen in het Bestuursrecht
#### Afdeling 1: Rechtsregime van de Goederen van het Bestuur: het Domeingoederenrecht
* **Domeingoederenrecht**: Regels van toepassing op goederen die toebehoren aan de overheid.
* **Onderscheid openbaar vs. privaat domein**: Openbaar domein geniet een uitzonderlijk beschermingsstatuut (bv. onvervreemdbaarheid, geen beslag). Kwalificatie openbaar domein is gebaseerd op bestemming (gebruik van allen of openbare dienst).
* **Affectatie en desaffectatie**: Overgang naar openbaar/privaat domein.
* **Statuut goederen openbaar domein**: Traditioneel extracommercieel met vijf gevolgen, die echter steeds meer genuanceerd worden door rechtspraak en wetgeving (bv. mogelijkheid tot vestigen van persoonlijke of zakelijke gebruiksrechten).
* **Beslagregeling**: Goederen van publieke rechtspersonen zijn in beginsel niet vatbaar voor beslag, tenzij ze op een lijst staan of kennelijk niet nuttig zijn voor de uitoefening van de taak.
* **Statuut goederen privaat domein**: Zijn wel in de handel, onderhevig aan normale regels, maar met specifieke regels voor verhuur en vervreemding, en gebonden aan gelijkheids- en transparantiebeginsel.
#### Afdeling 2: Instrumentarium VH Bestuur met Betrekking tot de Goederen van Particulieren
* **Algemeen mensenrechtelijk kader**: Art. 1 Eerste Aanvullend Protocol EVRM en art. 16 Gw. beschermen eigendom en stellen voorwaarden aan inmenging (legaliteit, legitimiteit, proportionaliteit, billijke en voorafgaande schadeloosstelling).
* **Onteigening**: Gedwongen overdracht van eigendom in het algemeen belang, mits voorafgaande schadeloosstelling. Procedure omvat administratieve en gerechtelijke fase.
* **Opeising**: Tijdelijke toe-eigening of medewerking van burgers/zaken in uitzonderlijke omstandigheden.
* **Erfdienstbaarheid van algemeen nut**: Eigendomsbeperking in het algemeen belang, meestal zonder recht op integrale vergoeding, tenzij het GBOL-beginsel of art. 1 EAP EVRM van toepassing is.
---
## Deel IV: Bestuursorganisatie en het Begrip Bestuur
### Hoofdstuk 1: Bestuursorganisatie
De organisatie van het bestuur is geen vrije keuze, maar onderworpen aan rechtsregels en -beginselen, vaak geïnspireerd door metawaarden van het bestuursrecht zoals democratische legitimiteit en transparantie.
#### Afdeling 1: Algemeen Begrippenkader
* **Rechtspersoonlijkheid**: Juridische entiteit met eigen bestaan, vertegenwoordigd door organen, met eigen vermogen en die zelfstandig in rechte kan optreden. Verkrijging via wet/decreet/ordonnantie of krachtens wet.
* **Publiekrechtelijke vs. Privaatrechtelijke rechtspersonen**: Onderscheid wordt vaag, met toenemend gebruik van private rechtsvormen door de overheid (hybride rechtspersonen).
* **Centralisatie, Decentralisatie en Bestuurlijke Verzelfstandiging**:
* **Centralisatie**: Bevoegdheid berust bij centrale UM, met hiërarchisch gezag. Faciliteert politieke ministeriële verantwoordelijkheid.
* **Bestuurlijke verzelfstandiging**: Taken op afstand van politiek verantwoorde organen. Twee varianten:
* **Deconcentratie**: Geen eigen rechtspersoonlijkheid, ondergeschikt aan hiërarchisch gezag.
* **Decentralisatie**: Eigen rechtspersoonlijkheid. Territoriaal (bv. gemeenten, provincies) of functioneel (bv. specifieke materies).
* **Andere vormen**: Gepersonaliseerde besturen, onafhankelijke administratieve autoriteiten (AAI).
* **Kaderregelgeving**: Federaal en Vlaams bestuursdecreet regelen verzelfstandigde agentschappen.
#### Afdeling 2: Bestuurlijk Toezicht
* **Doel**: Zorgen dat gedecentraliseerde besturen recht en algemeen belang respecteren. Omvat preventieve, repressieve en dwangmaatregelen.
* **Toepassingsgebied en toetsingsbevoegdheid**: Vooral klassieke decentralisatie. Toetsing van wettigheid én opportuniteit (wettigheids- en opportuniteitstoezicht).
* **Termijnen**: Algemeen toezicht: vervaltermijnen. Bijzonder toezicht: in principe ordetermijnen, tenzij stilzwijgende goedkeuring (vervaltermijn).
* **Hiërarchisch gezag vs. Bestuurlijk toezicht**: Gekenmerkt door verschil in rechtsspersoonlijkheid, gezagsrelatie en toetsingsbevoegdheid.
* **Bestuurlijk toezicht vs. Jurisdictioneel toezicht**: Bestuurlijk toezicht controleert wettigheid én opportuniteit; rechter enkel wettigheid.
* **Beroepsmogelijkheden**: Tegen beslissingen van toezichthoudende overheid, met toegang tot de Raad van State.
#### Afdeling 3: Het Begrip ‘Bestuur’
* **Bestuur**: Generieke term, geen strikt juridisch begrip. Noodzaak van afbakening voor rechtszekerheid.
* **Federale 'Administratieve Overheid'**: Bepaalt rechtsmacht Raad van State en toepassingsgebied wetgeving. Geen wettelijke definitie, ingevuld door rechtspraak. Negatieve criteria (wetgevende en rechterlijke macht) en positieve criteria (organen uitvoerende macht). Dynamisch en evolutief begrip.
* **Vlaamse bestuursbegrippen**: Gedefinieerd in het Bestuursdecreet, met verschillende toepassingsgebieden per deel/hoofdstuk.
* **Bestuur in organieke en functionele zin**: Organiek = publiekrechtelijke rechtspersonen en hun organen; Functioneel = privaatrechtelijke rechtspersonen met overheidstaak.
---
## Deel V: Preventieve Rechtsbescherming tegen het Bestuur en Algemene Rechtsbeginselen
### Hoofdstuk 1: Inleiding: Het Ontbreken van een Algehele Wet Bestuursrecht
Bestuursrecht is grotendeels ongeschreven recht en beginselenrecht, met een toenemend belang van algemene rechtsbeginselen en deels gecodificeerd in wetgeving (bv. Bestuursdecreet).
### Hoofdstuk 2: Het Wettigheids- of Legaliteitsbeginsel
#### Afdeling 1: De Formele Component van het Wettigheidsbeginsel
* **Toegewezen aard van de bevoegdheid**: Besturen hebben enkel bevoegdheden die hen door de Grondwet of wetgever zijn toegekend. Geldt ook voor gedecentraliseerde besturen.
* **Principieel verbod van delegatie**: Een bevoegdheid mag niet worden afgestaan, tenzij de wet dit toelaat of voor detailmaatregelen. Onderscheid met plaatsvervanging en autorisation de signature. Toegelaten delegatie vereist bekendmaking.
#### Afdeling 2: Materiële Component van het Wettigheidsbeginsel
* **Respect voor de hiërarchie der normen**: Bestuurshandelingen moeten in overeenstemming zijn met hogere normen.
* **Naleving van de eigen reglementen**: Het bestuur moet zich houden aan zijn eigen regels ('patere legem quam ipse fecisti').
### Hoofdstuk 3: Beginselen van Behoorlijk Bestuur (BBB)
* **Functies**: Preventief (zorgvuldiger besluitvorming) en repressief (bescherming tegen willekeur, toetsingscriteria voor de rechter).
* **Codificatie**: Deels gecodificeerd in Grondwet en specifieke wetgeving.
* **Plaats in de hiërarchie**: Oorspronkelijk onder de wet, maar sommige beginselen hebben grondwettelijke status. Ze kunnen nooit contra legem werken, maar normeren wel de uitoefening van discretionaire bevoegdheden.
* **Toepassingsgebied**: Ruim, ook op privaatrechtelijk vormgegeven rechtspersonen met overheidsoptreden. Ook op beslissingen van wetgevende en rechterlijke macht indien deze bestuurlijke taken uitoefenen.
* **Procedurele vs. Inhoudelijke beginselen**: Vaak kunstmatig onderscheid; beginselen overlappen en hebben dubbele finaliteit.
* **Catalogus van BBB**: Zorgvuldigheid, hoorplicht, onpartijdigheid, motivering, redelijkheid & evenredigheid, gelijkheid & non-discriminatie, rechtszekerheid & vertrouwensbeginsel, redelijketermijneis.
#### Afdeling 1: Zorgvuldigheidsbeginsel
Het criterium van het normaal voorzichtig en zorgvuldig handelend bestuur. Betreft zorgvuldige voorbereiding (onderzoek feiten, advies), nemen (afweging belangen) en uitvoeren van beslissingen.
#### Afdeling 2: Hoorplicht (Audi et alteram partem)
* **Verschil met inspraak**: Hoorplicht is individueel en preventief; inspraak is collectief en politiek.
* **Verschil met rechten van verdediging**: Rechten van verdediging (strafrechtelijk) zijn strenger, met o.a. recht op mondeling horen.
* **Bronnen**: Normatief en als BBB.
* **Doel**: Vrijwaren belangen bestuurde en bestuur.
* **Toepassingsgebied**: Traditioneel bij ernstige maatregel gebaseerd op tekortkoming bestuurde. Verruimd door rechtspraak tot ernstig nadeel. Wordt ook toegepast op ontslag contractueel overheidspersoneel.
* **Uitzonderingen**: Gebonden bevoegdheid met feitelijk vaststaande feiten, dringende beslissingen, onbereikbaarheid bestuurde.
* **Modaliteiten**: Moet nuttig zijn, kan schriftelijk, vereist behoorlijke oproeping.
#### Afdeling 3: Onpartijdigheidsbeginsel
* **Onpartijdigheid vs. Onafhankelijkheid**: Onafhankelijkheid beperkt in bestuursrecht. Onpartijdigheid (subjectief en structureel) kan leiden tot wraking of onverenigbaarheden.
* **Bronnen**: Normatief en als BBB.
* **Bewijslast**: Ligt bij de verzoeker met concrete feiten.
* **Rol bestuurde**: Actieve houding, uitoefenen rechten (bv. wraking).
* **Grenzen**: Verenigbaarheid met eigen aard en structuur bestuur, en de letter van de wet.
#### Afdeling 4: Motiveringsbeginsel
* **Materieel**: Bestuurshandelingen moeten berusten op deugdelijke, afdoende, draagkrachtige en consistente juridische en feitelijke motieven. Betreft ook het motiveringsbeginsel sensu lato.
* **Formeel**: Verplichting om motieven schriftelijk in de beslissing op te nemen (Wet Motivering Bestuurshandelingen), met uitzonderingen.
* **Doel**: Informeren bestuurde, vergemakkelijken toezicht rechter, zorgvuldigere besluitvorming.
* **Bevoegdheidsverdeling**: Federale wetgever bepaalt minimum, deelstaten kunnen strenger zijn.
#### Afdeling 5: Redelijkheids- en Evenredigheidsbeginsel
* **Redelijkheid**: Verbod van willekeur bij uitoefening van discretionaire bevoegdheid.
* **Evenredigheid**: Beslissing moet in redelijke verhouding staan tot het doel (vooral bij sancties).
#### Afdeling 6: Gelijkheids- en Non-discriminatiebeginsel
* **Grondwettelijke waarde**: Art. 10 en 11 Gw. Gelijke gevallen gelijk behandelen, ongelijke gevallen ongelijk (mits objectieve en redelijke rechtvaardiging).
* **Doorwerking**: Bij gebonden bevoegdheid (wettigheidsbeginsel), bij discretionaire bevoegdheid (consistent beleid) en bij regelgevende bevoegdheid (behoorlijke regelgeving).
* **Transparantieplicht**: Afgeleid uit EU-recht (vrij verkeer) en gelijkheidsbeginsel, vooral bij schaarse publieke rechten.
#### Afdeling 7: Rechtszekerheids- en Vertrouwensbeginsel
* **Rechtszekerheid**: Normen moeten voorzienbaar en toegankelijk zijn.
* **Vertrouwen**: Burger mag op standvastigheid bestuur vertrouwen. Corrigeert veranderlijkheidsbeginsel. Verbod op retroactiviteit, tenzij wettelijk toegestaan of in algemeen belang.
#### Afdeling 8: De Redelijketermijneis
Verplichting voor het bestuur om binnen een redelijke termijn te handelen. Schending kan leiden tot schadevergoeding of soms matiging van de sanctie.
#### Afdeling 9: Beginselen van Behoorlijk Bestuur vs. Beginselen van Behoorlijk Burgerschap
Wederkerig bestuursrecht: naast rechten van burgers, ook plichten (zorgvuldigheid, medewerking, alertheid). Attentieplicht vernietigd door GwH.
#### Hoofdstuk 4: Wetten of Beginselen van de Openbare Dienst
* **Continuïteitsbeginsel**: Publieke diensten moeten voortdurend, regelmatig en zonder onderbreking verstrekt worden. Verklaart o.a. het verbod op faillissement van openbare instellingen.
* **Veranderlijkheidsbeginsel**: Statuut en organisatie van openbare diensten kunnen steeds worden gewijzigd in het algemeen belang, maar wel met correcties door rechtszekerheid en collectief overleg.
* **Benuttigingsgelijkheid**: Gelijke behandeling van burgers bij toegang tot en gebruik van openbare diensten.
### Hoofdstuk 5: Formele Motivering van Bestuurshandelingen
#### Afdeling 1: Wet Motivering Bestuurshandelingen (WMB)
* **Doelstellingen**: Informeren bestuurde, vergemakkelijken rechterlijk toezicht, zorgvuldigere besluitvorming.
* **Statuut**: Rechtsplicht, deels gecodificeerd. Grondwettelijke/quasi-grondwettelijke status wordt bepleit.
* **Bevoegdheidsverdeling**: Federaal bepaalt minimum, deelstaten kunnen strenger zijn.
* **Toepassingsgebied**: Administratieve overheden (ruim) en bestuurshandelingen (individuele, schriftelijke EBR's). Niet van toepassing op contracten en niet op alle ontslagen van contractueel personeel.
* **Draagwijdte**: Motivering moet in de beslissing zelf, juridische en feitelijke overwegingen vermelden, en afdoende zijn (evenredig met belang en beleidsvrijheid). Afwijking van advies vereist specifieke motivering.
#### Afdeling 2: Wisselwerking met Specifieke Regelgeving en EU-recht
De WMB geldt als algemene regel, tenzij specifieke regelgeving strengere plichten oplegt. EU-recht (bv. art. 296 VWEU, art. 41 Handvest) kent ook een formelemotiveringsplicht, die lidstaten bindt wanneer ze binnen het toepassingsgebied van EU-recht handelen.
### Hoofdstuk 6: Openbaarheid van Bestuurs(documenten)
#### Afdeling 1: Openbaarheid van Bestuur: Algemeen Kader, Begrippen en Oogmerk
Recht op inzage, afschrift en uitleg van bestuursdocumenten. Zowel actieve (informatie verschaffen) als passieve (informatie op verzoek) openbaarheid. Doel: meer inspraak en controle.
#### Afdeling 2: Regelgeving inzake Openbaarheid van Bestuur
* **Grondrecht**: Art. 32 Gw. en art. 10 EVRM waarborgen recht op toegang tot informatie.
* **Bevoedheidsverdelende regels**: Diverse wetgevers stellen uitzonderingen vast.
* **Uitvoeringswetgeving**: Wet Openbaarheid Bestuur, Bestuursdecreet. Verruimen recht op openbaarheid.
* **Verhouding algemene en specifieke wetgeving**: Lex specialis heeft voorrang.
#### Afdeling 3: Actieve Openbaarheid van Bestuur
Minimumverplichtingen: oprichten voorlichtingsdiensten, ter beschikking stellen van informatie, vermelden contactpersoon, vermelden beroepsmogelijkheden.
#### Afdeling 4: Passieve Openbaarheid van Bestuur
* **Draagwijdte**: Recht op inzage, afschrift en uitleg (kosteloos), recht op verbetering/aanvulling (kosteloos).
* **Begrip ‘bestuursdocument’**: Ruim geïnterpreteerd, ongeacht de vorm of auteur, tenzij uitzonderingen van toepassing zijn.
* **Wie heeft recht op openbaarheid**: Principe: iedereen. Uitzonderingen: enkel belanghebbenden voor documenten met persoonlijke informatie, of bij rechtsmisbruik.
* **Uitzonderingen**: Facultatief, imperatief en relatief (belangenafweging).
* **Procedure**: Schriftelijke aanvraag bij bevoegde instantie binnen termijn.
* **Beroepsmogelijkheden**: Verplicht bestuurlijk beroep alvorens naar de Raad van State te gaan.
### Hoofdstuk 7: Participatie en Inspraak
Verzacht het eenzijdige element in overheidsoptreden. Wordt soms afgedwongen (bv. openbaar onderzoek in omgevingsrecht). Het is een recht, geen sanctioneerbare plicht.
---
## Deel VI: Curatieve Rechtsbescherming tegen het Bestuur
### Hoofdstuk 1: Interne Klachtenbehandeling en Ombudsdiensten
* **Doel**: Aandacht vestigen op problemen, vaak dossieroverstijgend.
* **Eerstelijnsklachtenbehandeling**: Intern bij het bestuur zelf, vaak ambtelijk.
* **Tweedelijnsklachtenbehandeling (Ombudsdiensten)**: Onafhankelijke en onpartijdige instellingen, geen beroepsinstanties, maar met onderzoeks-, bemiddelings- en aanbevelingsbevoegdheid. Gericht op feitelijke handelingen.
* **Waarborgen**: Onafhankelijke benoeming, verbod op instructies, onderzoeksbevoegdheden.
* **Invloed op beroepstermijn**: Klacht bij ombudsman schorst beroepstermijn bij de Raad van State (enkel voor EBR's die bij de RvS aanvechtbaar zijn).
### Hoofdstuk 2: Bestuurlijke Beroepen
#### Afdeling 1: Onderscheid tussen Bestuurlijke en Jurisdictionale Beroepen
* **Bestuurlijk beroep**: Bij een bestuur, gericht op intrekking, wijziging, vernietiging of niet-goedkeuring van een EBR. Geen grondwettelijk recht.
* **Jurisdictionaal beroep**: Bij een rechter (grondwettelijk verankerd).
#### Afdeling 2: Indeling van de Bestuurlijke Beroepen
1. **Georganiseerde bestuurlijke beroepen**: Verplicht te doorlopen alvorens naar de rechter te stappen (uitputtingsvereiste). Heeft in beginsel devolutieve werking (volledige beslissingsmacht gaat over naar beroepsorgaan). Kan leiden tot vernietiging, hervorming of indeplaatsstelling. Geen schorsende werking tenzij expliciet voorzien.
2. **Niet-georganiseerde bestuurlijke beroepen**: Facultatief voor bestuurde en bestuur.
* **Willig beroep (heroverweging)**: Bij dezelfde overheid die beslissing nam. Kans op succes afhankelijk van aard geschil. Geen uitputtingsvereiste, geen schorsing beroepstermijn bij rechter.
* **Hiërarchisch beroep**: Bij hiërarchisch overste.
* **Beroep op toezichthoudende overheid**: Bij hogere overheid met toezichtsbevoegdheid. Heeft stuitende werking op beroepstermijn bij rechter onder voorwaarden.
3. **Vermenging van kwalificaties**: Georganiseerde beroepen kunnen hiërarchisch of willig zijn.
### Hoofdstuk 3: Jurisdictionale Beroepen
#### Afdeling 1: Rechtsmachtverdeling
* **Jurisdictioneel dualisme (België)**: Twee aparte rechtsordes (gewone rechter en bestuursrechter).
* **Geschillen over subjectieve rechten**: In beginsel bij gewone rechter, tenzij expliciet anders bepaald (bv. politieke rechten). Subjectief recht vereist welbepaalde juridische verplichting en belang bij uitvoering ervan.
* **Geschillen over objectief recht**: In beginsel bij bestuursrechter (Raad van State, bijzondere colleges), tenzij expliciet toegewezen aan gewone rechter.
* **Attributieconflicten**: Beslecht door Hof van Cassatie.
#### Afdeling 2: Rechtsbescherming door de Gewone Rechter
1. **Passieve censuur (art. 159 Gw.)**: Rechter laat onwettige bestuurshandelingen buiten toepassing (inter partes). Kan ambtshalve worden toegepast door alle rechters. Geen vernietigingsbevoegdheid. Termijn voor individuele EBR’s is beperkt door rechtszekerheid.
2. **Actieve censuur**: Rechter geeft bevelen/injuncties aan besturen om wettig te handelen. Geen autonoom vorderingsrecht, steeds gekoppeld aan subjectief recht (bv. art. 1382 BW).
3. **Overheidsaansprakelijkheid**: Voor foutief handelen (ook nalaten), feitelijk en rechtshandelen. Vernietiging door RvS leidt niet automatisch tot fout in zin van art. 1382 BW, tenzij schending rechtsnorm met dwingend karakter.
4. **Foutloze overheidsaansprakelijkheid**: Voor rechtmatig handelen met onevenredige gevolgen (bv. planschade). Bronnen: expliciete wetgeving of rechtspraak (GBOL-beginsel).
#### Afdeling 3: Rechtsbescherming door de Bestuursrechter
1. **Overzicht en indeling**: diverse bestuursrechters met algemene of specifieke bevoegdheid.
2. **Raad van State**: Hoogste bestuursrechter.
* **Bevoegdheden**: Annulatieberoep (objectief contentieux), kortgeding (schorsing, voorlopige maatregelen), cassatieberoep tegen uitspraken andere bestuursrechters, toekenning schadevergoeding wegens onwettigheid (art. 11bis RvS-Wet).
* **Procedure**: Schriftelijk, inquisitoriaal, met advies van auditor. Procedure in kort geding bij uiterste dringende noodzakelijkheid.
* **Gevolgen arresten**: Vernietiging (erga omnes, terugwerkend, met mogelijke handhaving gevolgen). Verwerping (gezag van gewijsde inter partes). Schorsing (tijdelijk, ex nunc).
* **Bestuurlijke lus**: Mogelijkheid voor bestuur om gebreken te herstellen (beperkt toepassingsgebied).
* **Cassatierechter**: Controleert enkel rechtmatigheid van arresten andere bestuursrechters.
3. **Rechtscolleges van de Dienst van de Bestuursrechtscolleges (DBRC)**: Vlaamse colleges met specifieke bevoegdheden (Vergunningsbetwistingen, Handhavingscollege, Studievoortgangsbeslissingen). Kunnen ook bemiddelen en hebben soms bestuurlijke lus.
---
## Deel VII: Alternatieve Conflictoplossing met de Overheid
* **Bemiddeling**: Vrijwillig proces met begeleiding door onafhankelijke derde. Moeilijk in publiekrecht door specifieke regels en mentaliteit, maar wel mogelijk en soms opgelegd.
---
Dit studiehandboek biedt een gestructureerd overzicht van de belangrijkste onderwerpen binnen het bestuursrecht, essentieel voor een grondige voorbereiding op examens. De diepgang en breedte van de besproken materie zijn bedoeld om een solide basis te leggen voor verder academisch succes.
Glossary
## Woordenlijst
| Term | Definitie |
| :-------------------------- | :------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ |
| **Bestuursrecht** | Het rechtsgebied dat de organisatie, de bevoegdheden en de werking van de organen die met de uitvoerende macht zijn bekleed regelt, inclusief hun relaties met burgers en andere entiteiten. |
| **Eenzijdige Bestuurlijke Rechtshandeling (EBR)** | Een eenzijdige handeling, uitgaande van een bestuur, die de rechtstoestand van de bestuurde wijzigt, dan wel belet dat deze wordt gewijzigd, en die bekleed is met dwingende kracht en uitvoerbare kracht. |
| **Publiek domein** | Goederen die door de overheid bestemd zijn voor het gebruik van allen, zonder onderscheid, of die noodzakelijk zijn voor de openbare dienst, genietend van een uitzonderlijk beschermingsstatuut dat hun vervreemding, beslag en de vestiging van zakelijke of persoonlijke rechten verhindert. |
| **Privaat domein** | Goederen die toebehoren aan de overheid maar niet bestemd zijn voor het gebruik van allen of de openbare dienst, en die in principe de normale regels van het gemene recht volgen, zoals vervreemding en beslag, tenzij specifieke wetgeving anders bepaalt. |
| **Privilège du préalable** | Het voorrecht van de eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling dat deze dwingend is, wat betekent dat zij verbindend is voor de bestuurde, zelfs zonder diens instemming, totdat zij wordt geschorst, vernietigd, ingetrokken of hervormd. |
| **Privilège de l’exécution d’office** | Het voorrecht van de eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling dat deze uitvoerbaar is zonder voorafgaande tussenkomst van de rechter, wat het bestuur toestaat de beslissing zelf ten uitvoer te leggen, mits wettelijke machtiging of dringende omstandigheden. |
| **Algemeen bestuursrecht** | Het deel van het bestuursrecht dat zich bezighoudt met globale, overkoepelende thema's en principes die op alle sectoren van het bestuursrecht van toepassing zijn, en dat aanvullend werkt waar bijzonder bestuursrecht tekortschiet. |
| **Bijzonder bestuursrecht** | De specifieke, sectorale regelingen binnen het bestuursrecht die betrekking hebben op afzonderlijke beleidsterreinen, zoals ruimtelijke ordening, milieurecht, vreemdelingenrecht, onderwijsrecht, en die vaak gedetailleerd en technisch van aard zijn. |
| **Pseudo-wetgeving** | Een verzamelnaam voor documenten zoals omzendbrieven, circulaires, richtlijnen en beleidsregels die door besturen worden gebruikt om hun interne werking te organiseren, de uitoefening van discretionaire bevoegdheden te sturen of om de interpretatie van regelgeving toe te lichten, maar die in beginsel geen bindende rechtsregels vormen ten aanzien van de burgers. |
Cover
Woonfiscaliteit 9.4.pdf
Summary
# Vlaamse woonbonus generatie 1 en 2: voorwaarden en toepassingen
Dit onderwerp behandelt de voorwaarden en toepassingen van de Vlaamse woonbonus voor leningen afgesloten tussen 2005 en 2014 (generatie 1) en in 2015 (generatie 2), inclusief de vereisten voor leningen en begunstigden, en de berekeningsmethoden [1](#page=1).
### 1. De Vlaamse woonbonus: generatie 1 en 2
De Vlaamse woonbonus is een fiscale tegemoetkoming voor interesten, kapitaalaflossingen en premies van individuele levensverzekeringen die betrekking hebben op de eigen woning. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen generatie 1 (leningen afgesloten tussen 1 januari 2005 en 31 december 2014) en generatie 2 (leningen afgesloten in 2015). De fiscale woonplaats van de belastingplichtige moet op 1 januari van het aanslagjaar in het Vlaamse gewest zijn [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 1.1 Voorwaarden voor interesten en kapitaalaflossingen
Om in aanmerking te komen voor de Vlaamse woonbonus, moeten volgende voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn voor interesten en kapitaalaflossingen van leningen:
* **Eigen woning:** De woning waarvoor de lening is aangegaan, moet op het moment van betaling de 'eigen woning' van de belastingplichtige zijn [2](#page=2).
* **Leningperiode:** De lening moet gesloten zijn tussen 1 januari 2005 en 31 december 2015 [2](#page=2).
* **Leningkenmerken:** De lening moet voldoen aan specifieke criteria [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4) [5](#page=5) [6](#page=6) [7](#page=7):
* Gewaarborgd zijn door een hypothecaire inschrijving [2](#page=2).
* Aangegaan zijn bij een in de Europese Economische Ruimte gevestigde instelling [2](#page=2).
* Een looptijd van minstens 10 jaar hebben [2](#page=2).
* Specifiek afgesloten zijn voor het verwerven of behouden van de enige woning [2](#page=2).
#### 1.2 Specifieke vereisten voor de 'enige woning'
De woning waarvoor de lening is aangegaan, moet op 31 december van het leningsjaar de **enige woning** van de belastingplichtige zijn. Dit betekent dat de belastingplichtige op die datum geen volle eigenaar, blote eigenaar, vruchtgebruiker, erfpachter, opstalhouder of bezitter mag zijn van een andere woning, tenzij bepaalde uitzonderingen van toepassing zijn [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4).
* **Uitzonderingen op het criterium 'enige woning':**
* Andere onroerende goederen die niet de aard van een woning hebben (bv. serre, fabrieksgebouw, handelspand zonder woongelegenheid) [3](#page=3).
* Andere woningen die door erfenis verkregen zijn (mede-eigendom, blote eigendom, vruchtgebruik) [3](#page=3).
* Een andere woning die op 31 december van het leningsjaar te koop werd aangeboden op de vastgoedmarkt. Deze woning moet wel vervreemd zijn tegen 31 december van het jaar volgend op het leningsjaar om de woonbonus te behouden [4](#page=4).
* **Zelfbewoning:** De belastingplichtige moet de woning op 31 december van het leningsjaar zelf betrekken met zijn gezin [5](#page=5).
* **Uitzonderingen op zelfbewoningsplicht:**
* Sociale of beroepsredenen (bv. verre afstand tot werk, ziekte, ouderdom, verhuizing naar rusthuis, echtscheidingsverwikkelingen) [6](#page=6).
* Wettelijke of contractuele belemmeringen (bv. huurder die nog in de woning woont, verkoper die er nog even mag wonen) [6](#page=6).
* Stand van (ver)bouwwerkzaamheden bij nieuwbouw of vernieuwbouw [6](#page=6).
#### 1.3 Voorwaarden voor premies van individuele levensverzekeringen
Premies van individuele levensverzekeringen komen in aanmerking voor de woonbonus indien aan de volgende voorwaarden is voldaan [8](#page=8):
* **Contractperiode:** Het verzekeringscontract is aangegaan vanaf 1 januari 2005 bij een in de EER gevestigde instelling [8](#page=8).
* **Afsluiting en leeftijd:** Het contract is door de belastingplichtige zelf afgesloten, verzekert zijn eigen leven, en is aangegaan vóór de leeftijd van 65 jaar [8](#page=8).
* **Premiedefinitie:** De premies moeten definitief gestort worden voor het vestigen van een rente of kapitaal [8](#page=8).
* **Looptijd:** Het contract moet een minimumlooptijd hebben van minstens tien jaar (indien voordelen bij leven) [8](#page=8).
* **Begunstigde:**
* Bij voordelen bij leven: de belastingplichtige zelf (vanaf 65 jaar) [8](#page=8).
* Bij voordelen bij overlijden: de persoon die door het overlijden de volle eigendom of het vruchtgebruik van de woning verwerft [8](#page=8).
* **Exclusiviteit:** De verzekering dient 'uitsluitend' voor het waarborgen of wedersamenstellen van een hypothecaire woonbonuslening [8](#page=8).
* **Eigen woning:** De woning waarvoor de uitgaven zijn gedaan, moet de eigen woning zijn van de belastingplichtige op het moment van de uitgave [8](#page=8).
> **Tip:** Een schuldsaldoverzekering die niet uitsluitend een hypothecaire lening waarborgt, komt niet in aanmerking voor de woonbonus, ook niet pro rata. De premie komt wel in aanmerking voor de gewestelijke belastingvermindering langetermijnsparen [8](#page=8).
#### 1.4 Begrenzing van de woonbonuskorf
De uitgaven die in aanmerking komen voor de woonbonus zijn begrensd tot een maximale "woonbonuskorf". Deze beperking moet de belastingplichtige zelf toepassen. Uitgaven die de korf niet volledig benutten, geven geen recht op andere gewestelijke belastingverminderingen (bv. gewone interesten, langetermijnsparen) [9](#page=9).
* **Maximale woonbonuskorf (aanslagjaar 2025):**
* **Lening tussen 2005 en 2014 (Generatie 1):** Basisbedrag 2.280,00 euro. Er zijn geen toeslagen meer mogelijk vanaf 2024 [13](#page=13) [9](#page=9).
* **Lening in 2015 (Generatie 2):** Basisbedrag 1.520,00 euro, met mogelijke toeslagen [13](#page=13) [9](#page=9):
* Toeslag enige woning: + 760,00 euro (voor zover de woning op 31 december van elk jaar volgend op 2015 de enige woning bleef) [13](#page=13) [9](#page=9).
* Toeslag kinderlast: + 80,00 euro (indien drie of meer kinderen ten laste op 1 januari 2016) [13](#page=13) [9](#page=9).
* **Maximale korf Generatie 2:** 2.360,00 euro [9](#page=9).
> **Tip:** Het verlies van de toeslag(en) voor leningen uit 2015 is definitief voor daaropvolgende aanslagjaren. Deze kunnen niet herwonnen worden. Vanaf 2025 zijn er sowieso geen toeslagen meer voor leningen uit 2015, aangezien deze niet meer toegekend worden vanaf het tiende jaar na de lening [10](#page=10).
#### 1.5 Verdeling van uitgaven en belastingvermindering
Bij een gezamenlijke lening en indien beide partners recht hebben op de woonbonus (gemeenschappelijke aanslag), mogen de uitgaven vrij onderling verdeeld worden, mits de maximale korf per echtgenoot niet wordt overschreden [11](#page=11).
* **Generatie 1 (2005-2014):** Belastingvermindering tegen het marginaal belastingtarief, met een minimum van 30% [12](#page=12).
* **Generatie 2:** Belastingvermindering tegen 40% [12](#page=12) .
> **Belangrijk:** Omdat de woonbonuskorf en het tarief verschillen per generatie, worden er aparte codes gebruikt in de aangifte voor leningen uit 2005-2014 en leningen uit 2015 [12](#page=12).
#### 1.6 Combinatie van generatie 1 en generatie 2 leningen
Het is mogelijk om gelijktijdig gebruik te maken van de Vlaamse woonbonus voor generatie 1 en generatie 2 leningen. Dit kan voorkomen wanneer er in 2015 een verbouwingslening werd aangegaan voor de eigen woning die reeds aangekocht was met een lopende woonbonuslening van vóór 2015 [19](#page=19).
* **Wettelijke opvulvolgorde:** De belastingplichtige behoudt zijn 'oude basiskorf' van 2.280,00 euro. Deze wordt eerst opgevuld met de uitgaven van de oude lening. Eventuele resterende ruimte in deze korf kan verder worden opgevuld met uitgaven van de nieuwe lening (maximaal 1.520,00 euro) [19](#page=19).
* **Toeslagen:** Toeslagen van 760,00 euro en 80,00 euro (voor leningen uit 2015) kunnen enkel opgevuld worden met uitgaven van de lening uit 2015 [19](#page=19).
> **Optimalisatie:** De wettelijke opvulvolgorde kan leiden tot optimalisatiekansen in de aangifte, waarbij de belastingplichtige soms beter niet de volledige woonbonusuitgaven vermeldt [19](#page=19) [20](#page=20).
#### 1.7 Specifieke toepassingen en voorbeelden
* **Lening in 2015, bijkomende blote eigendom verworven na 2015:** Dit telt niet mee als een bijkomende woning voor het behoud van de toeslag 'enige woning' [14](#page=14).
* **Lening van 2015, slechts één echtgenoot heeft recht op woonbonus:** De maximale korf wordt dan aangerekend bij de echtgenoot die recht heeft op de woonbonus. De andere echtgenoot kan eventueel wel gebruik maken van andere belastingverminderingen (bv. langetermijnsparen) [15](#page=15) [16](#page=16).
* **Lening tussen 2005-2014, beide echtgenoten maken aanspraak op woonbonus:** De maximale korf van 2.280,00 euro per echtgenoot kan vrij verdeeld worden, met een maximum per echtgenoot [17](#page=17).
* **Lening van 2014, één echtgenoot voldoet niet aan enige woning criterium:** De ene echtgenoot komt in aanmerking voor de woonbonus, de andere niet en kan hoogstens genieten van andere belastingverminderingen [18](#page=18).
De omzetting van de aftrek voor enige woning in een belastingvermindering kan voor bepaalde belastingplichtigen een negatief fiscaal effect hebben. Voor leningen afgesloten vóór 1 januari 2015 is er een mechanisme om deze impact te neutraliseren [20](#page=20).
---
# Begrenzing van de woonbonuskorf en maximale bedragen
Dit onderdeel behandelt de berekening van de maximale woonbonuskorf voor aanslagjaar 2025, inclusief basisbedragen, toeslagen voor een alleenstaande woning en kinderlast, en de toepassing ervan op basis van de leningafsluitingsdatum.
### 2.1 De woonbonuskorf
De tijdens het belastbare tijdperk werkelijk betaalde bestedingen (intresten, kapitaalaflossingen en premies individuele levensverzekering) voor de gewestelijke belastingvermindering woonbonus worden begrensd tot de woonbonuskorf. Deze beperking moet de belastingplichtige zelf toepassen. Bestedingen die door deze begrenzing geen vermindering opleveren, geven geen recht op andere gewestelijke belastingverminderingen voor intresten of langetermijnsparen. Intresten van een 'groene' hypothecaire lening die buiten de begrensde korf vallen, kunnen wel in aanmerking komen voor de belastingvermindering voor groene intresten [9](#page=9).
De maximale woonbonuskorf bestaat uit een basisbedrag, eventueel verhoogd met toeslagen voor een lening afgesloten in 2015. De korf wordt per kredietnemer en per belastbaar tijdperk bepaald [9](#page=9).
#### 2.1.1 Gewestelijke woonbonuskorf voor het Vlaamse gewest (aanslagjaar 2025)
Voor inwoners van het Vlaamse gewest op 1 januari 2025, gelden de volgende maximale korven:
| Categorie | Basisbedrag | Toeslag enige woning | Toeslag kinderlast | Maximale korf | Voordeel korf (tarief) |
| :----------------------------------------------- | :-------------- | :------------------ | :----------------- | :------------ | :--------------------- |
| Lening tussen 2005 en 2014 | 2.280,00 euros | - | - | 2.280,00 euros | Marginaal tarief (minstens 30%) |
| Lening in 2015 | 1.520,00 euros | + 760,00 euros | + 80,00 euros | 2.360,00 euros | 40% |
#### 2.1.2 Basisbedrag
Het basisbedrag van de gewestelijke woonbonus wordt per belastingplichtige beperkt tot een maximumbedrag dat verschilt per gewest en per periode waarin de lening is afgesloten. Voor het Vlaamse gewest bedraagt dit 2.280,00 euros voor leningen tussen 2005 en 2014, en 1.520,00 euros voor leningen in 2015 [9](#page=9).
#### 2.1.3 Toeslag(en)
Voor leningen afgesloten in 2015 wordt het basisbedrag voor inkomstenjaar 2024 voor de laatste keer verhoogd met 760,00 euros, op voorwaarde dat de belastingplichtige op 31 december van elk belastbaar tijdperk volgend op 2015 geen volle (mede)eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker van een andere woning is geworden. Het verwerven van de blote eigendom van een bijkomende woning is geen belemmering voor deze toeslag. De manier van verwerven (aankoop, erfenis, schenking) speelt strikt genomen geen rol. De administratie is echter toleranter en past de wettelijke tolerantie voor de beoordeling van het criterium 'enige woning' bij de instap in de woonbonus ook toe op het behoud van toeslagen [9](#page=9).
Een bijkomende toeslag van 80,00 euros wordt voor inkomstenjaar 2024, voor de laatste keer, toegekend indien de belastingplichtige op 1 januari 2016 drie of meer kinderen ten laste had. Kinderen die volledig ten laste zijn, alsook kinderen waarvan de helft wordt afgestaan aan de andere co-ouder, tellen mee. Gehandicapte kinderen tellen voor twee. De bijkomende toeslag wegens minstens drie kinderen ten laste is enkel bepaald door de situatie op 1 januari 2016 [10](#page=10) [9](#page=9).
Het verlies van de toeslag(en) op 31 december van een jaar na 2015 is definitief en kan niet herwonnen worden. Vanaf 2025 zijn er sowieso geen toeslagen meer voor leningen afgesloten in 2015, omdat de toeslagen niet meer worden toegekend vanaf het tiende jaar na de lening [10](#page=10).
> **Tip:** Het verwerven van de blote eigendom van een bijkomende woning na het leningsjaar telt niet mee als een bijkomende verworven woning voor het behoud van de toeslag(en). Ook een andere woning waarvan men door erfenis mede-eigenaar, blote eigenaar of vruchtgebruiker is geworden, telt hier niet mee [13](#page=13).
#### 2.1.4 Verdeling van kapitaalaflossingen, interesten en premie schuldsaldo
Indien de hypothecaire lening alleen is aangegaan, telt de belastingplichtige het totale bedrag van de betaalde interesten, kapitaalaflossingen en eigen verzekeringspremie mee [11](#page=11).
Bij een gezamenlijke lening met andere personen, wordt het gedeelte van de interesten en kapitaalaflossingen berekend door het totale bedrag te vermenigvuldigen met een breuk: teller is het aandeel in de woning, noemer is de som van de aandelen van alle leningnemers. De eigen verzekeringspremie wordt hierbij opgeteld [11](#page=11).
Bij een gemeenschappelijke aanslag mogen echtgenoten/wettelijk samenwonenden die beiden recht hebben op de woonbonus, de totale betaalde intresten, kapitaalaflossingen en levensverzekeringspremies vrij onder elkaar verdelen, zolang de maximale woonbonuskorf van elke echtgenoot niet wordt overschreden. Dit biedt een optimalisatiemogelijkheid, vooral bij verschillende marginale tarieven [11](#page=11).
> **Voorbeeld 1:** Een echtpaar zonder kinderen, samen belast, eigenaars van de gezinswoning, leenden in 2014 hoofdelijk voor 3.000,00 euros aan uitgaven die in aanmerking komen voor de Vlaamse woonbonus generatie 1. Bij een gemeenschappelijke aanslag kan dit bedrag vrij verdeeld worden, met een maximum van 2.280,00 euros per persoon. Een verdeling van 50/50 (elk 1.500,00 euros) is mogelijk, evenals een verdeling van 2.280,00 euros voor de ene en 720,00 euros voor de andere, rekening houdend met de marginale tarieven [11](#page=11).
> **Voorbeeld 2:** Twee wettelijk samenwonenden, samen belast. Eén van hen is eigenaar van de gezinswoning en heeft in 2024 uitgaven van 3.500,00 euros voor een lening uit 2015 (Vlaamse woonbonus generatie 2). Slechts één van beiden heeft recht op deze bonus. De vrije verdeling is niet van toepassing. 2.280,00 euros (basisbedrag 1.520,00 + toeslag 760,00) wordt aangerekend bij de belastingplichtige die recht heeft op de bonus [12](#page=12).
#### 2.1.5 Tarief van de gewestelijke belastingvermindering woonbonus
* **Leningen afgesloten tussen 01-01-2005 en 31-12-2014:** De belastingvermindering wordt berekend tegen het marginaal belastingtarief van de belastingplichtige, met een minimum van 30 procent [12](#page=12).
* **Leningen afgesloten in 2015:** De belastingvermindering wordt berekend tegen 40 procent [12](#page=12).
Vanwege de verschillende maximale korven en tarieven zijn er aparte codes voor leningen van 2005-2014 en leningen van 2015 [12](#page=12).
### 2.2 Aangifte van het bedrag en gegevens (Vlaamse gewest)
#### 2.2.1 Vlaams gewest: Lening afgesloten in 2015
1. **Eerste stap:** Bepaal het eigen deel van de werkelijk betaalde intresten en kapitaalaflossingen in 2024. Bij gezamenlijke leningen is dit het totaalbedrag vermenigvuldigd met de breuk van ieders aandeel in de woning [12](#page=12).
2. **Tweede stap:** Tel het eigen deel van de betaalde verzekeringspremies die in aanmerking komen voor de woonbonus op bij het resultaat van de eerste stap [12](#page=12).
3. **Derde stap:** Beperk dit totaalbedrag (per echtgenoot/partner) tot de maximale woonbonuskorf (1.520,00, 2.280,00 of 2.360,00 euros, afhankelijk van de toeslagen) [12](#page=12) [13](#page=13).
4. **Vierde stap:** Geldt enkel voor samen belaste echtgenoten/wettelijk samenwonenden die beiden recht hebben op de Vlaamse woonbonus generatie 2. Zij mogen hun gezamenlijke resultaat van stap drie vrij onder elkaar verdelen, zonder de individuele maximale korf van 2.360,00/2.280,00/1.520,00 euros per persoon te overschrijden [12](#page=12) [13](#page=13).
5. **Vijfde stap:** Verdeel het resultaat van stap vier vrij tussen de rubrieken voor intresten/kapitaalaflossingen en verzekeringspremies, met respect voor de werkelijk betaalde bedragen [13](#page=13).
> **Voorbeeld 1 (lening 2015):** Cis en Lotte, feitelijk samenwonenden, met Cis als hoofd van het gezin. Cis heeft 3 kinderen ten laste op 01-01-2016. Ze hebben een gezamenlijke lening. Cis is 75% eigenaar, Lotte 25%. In 2024 betaalden ze 2.650,00 euros intresten en 3.400,00 euros kapitaalaflossingen. Cis betaalde 175,00 euros premie, Lotte 160,00 euros. Cis verwierf na 2015 de blote eigendom van een bijkomende woning.
> * **Aangifte Cis:**
> * Stap 1: (2.650,00 + 3.400,00) x 75% = 4.537,50 euros [14](#page=14).
> * Stap 2: 4.537,50 + 175,00 = 4.712,50 euros [14](#page=14).
> * Stap 3: Max. korf voor Cis is 2.360,00 euros (basis 1.520,00 + 760,00 enige woning + 80,00 kinderlast). Dit wordt de beperking [14](#page=14).
> * **Aangifte Lotte:**
> * Stap 1: (2.650,00 + 3.400,00) x 25% = 1.512,50 euros [15](#page=15).
> * Stap 2: 1.512,50 + 160,00 = 1.672,50 euros [15](#page=15).
> * Stap 3: Max. korf voor Lotte is 2.280,00 euros (basis 1.520,00 + 760,00 enige woning). Haar bestedingen worden niet extra begrensd [15](#page=15).
> **Voorbeeld 2 (lening 2015):** Gehuwd echtpaar, samen belast. Ze hebben een gemeenschappelijke lening uit 2015 voor hun eigen woning. Op 1 januari 2016 hadden ze 3 kinderen ten laste. Echtgenoot 1 is eigenaar van een tweede woning (dus voldoet niet aan de enige woning voorwaarde). Echtgenoot 2 voldoet wel aan de voorwaarden.
> * Echtgenoot 1's kapitaalaflossingen komen wel in aanmerking voor langetermijnsparen en zijn interesten voor gewone interesten [16](#page=16).
> * Echtgenoot 2's kapitaalaflossingen en interesten komen in aanmerking voor de woonbonus generatie 2 [16](#page=16).
> * Stap 1 & 2 (gezamenlijk): (3.200,00 + 2.600,00) x 50% + 250,00 = 3.150,00 euros [16](#page=16).
> * Stap 3: Het totaalbedrag van 3.150,00 euros wordt begrensd tot 2.360,00 euros (basis 1.520,00 + 760,00 + 80,00) [16](#page=16).
> * Stap 4: Vrije verdeling vindt geen toepassing omdat slechts één echtgenoot recht heeft op de woonbonus [16](#page=16).
> * Stap 5: Het bedrag van 2.360,00 euros kan in hoofde van echtgenoot 2 vrij verdeeld worden over rubrieken 1.2 a) 1) en 1.2 a) 2), bij voorkeur enkel intresten en kapitaalaflossingen om latere belastbaarheid van de premie te vermijden [16](#page=16).
#### 2.2.2 Vlaams gewest: Lening afgesloten tussen 2005 en 2014
De te vermelden bedragen worden bepaald volgens dezelfde werkwijze als bij leningen afgesloten in 2015, met als verschil dat de maximale korf 2.280,00 euros (basisbedrag) bedraagt. Er zijn geen toeslagen meer mogelijk vanaf 2024. Een inwoner van het Vlaamse gewest op 01-01-2025 kan de maximale korf van de oude en de nieuwe Vlaamse woonbonus combineren, maar geniet effectief slechts van één maximale korf [13](#page=13).
> **Voorbeeld 1 (lening 2005-2014):** Een gehuwd echtpaar met gemeenschappelijke lening uit 2005-2014 voor hun enige woning. In 2024 betaalden ze 300,00 euros intresten en 3.000,00 euros kapitaalaflossingen. Marginaal tarief man: 50%, vrouw: 40%.
> * Stap 1 & 2: 300,00 + 3.000,00 = 3.300,00 euros [17](#page=17).
> * Stap 3: Het totaalbedrag van 3.300,00 euros wordt begrensd tot 2.280,00 euros per echtgenoot [17](#page=17).
> * Stap 4: Het bedrag van 3.300,00 euros mag vrij verdeeld worden, zodanig dat bij geen van beiden meer dan 2.280,00 euros wordt vermeld. De oudste echtgenoot krijgt 2.280,00 euros, de andere 1.020,00 euros [17](#page=17).
### 2.3 Combinatie woonbonuslening 2005-2014 met woonbonuslening 2015
Een gelijktijdige toepassing van de Vlaamse woonbonus generatie 1 (leningen 2005-2014) en generatie 2 (leningen 2015) is mogelijk. Dit kan zich voordoen bij een verbouwingslening in 2015 voor een woning die ook met een lopende woonbonuslening uit 2005-2014 is aangekocht [19](#page=19).
#### 2.3.1 Vlaamse gewest: wettelijke opvulvolgorde
Bij een gezamenlijke toepassing wordt de 'oude basiskorf' van 2.280,00 euros eerst opgevuld met de uitgaven van de 'oude lening' (2005-2014). Eventuele resterende ruimte in deze basiskorf wordt dan opgevuld met uitgaven van de 'woonbonuslening van 2015', met een maximum van 1.520,00 euros uit die lening. De toeslagen (760,00 + 80,00 euros) voor de lening van 2015 kunnen enkel worden opgevuld met uitgaven van de lening van 2015 [19](#page=19).
> **Voorbeeld (combinatie woonbonus):** Belastingplichtige (Vlaams gewest op 01-01-2025) met een lening tussen 2005-2014 en een lening in 2015. Hij had op 01-01-2016 drie kinderen ten laste. In 2024 betaalde hij 3.000,00 euros voor de oude lening en 4.000,00 euros voor de nieuwe lening.
> * **Aangifte lening 2015:** Max. 2.360,00 euros (basis 1.520,00 + 760,00 + 80,00) [19](#page=19).
> * **Aangifte lening 2005-2014:** Max. 2.280,00 euros [19](#page=19).
> * **Opmaak aanslagbiljet:**
> * 2.280,00 euros uitgaven voor de lening 2005-2014 leveren belastingvermindering op tegen marginaal tarief (minstens 30%) [20](#page=20).
> * 840,00 euros uitgaven voor de lening 2015 leveren belastingvermindering op tegen 40% [20](#page=20).
> **Optimalisatie opmerking:** Indien het marginaal tarief lager is dan 40%, kan de belastingplichtige zelf optimaliseren door meer uitgaven van de nieuwe woonbonus eerst in rekening te brengen (aan 40%). Dit door in de aangifte meer in code 3360 (lening 2015) te noteren en minder in code 3370 (lening 2005-2014) [20](#page=20).
### 2.4 Omzetting gewestelijke belastingvermindering woonbonus in terugbetaalbaar belastingkrediet
Door de omvorming van de aftrek voor enige woning naar een belastingvermindering, kan het gezamenlijk belastbaar inkomen stijgen en de mogelijkheid tot recuperatie van het voordeel verdwijnen. Om deze negatieve impact te neutraliseren voor leningen afgesloten vóór 1 januari 2015, werd een mechanisme ingevoerd [20](#page=20).
---
# Andere intresten dan woonbonus en hun belastingvermindering
Dit onderwerp behandelt de gewestelijke belastingverminderingen die van toepassing zijn op interesten die niet in aanmerking komen voor de woonbonus, specifiek gerelateerd aan de eigen woning [21](#page=21).
### 3.1 Algemene principes en toepassingsgebied
In rubriek 1.3 van de belastingaangifte mogen enkel interesten vermeld worden die op het moment van betaling betrekking hebben op de eigen woning van de belastingplichtige en die recht geven op een specifieke gewestelijke belastingvermindering [21](#page=21).
Het betreft hier intresten die in aanmerking komen voor de volgende gewestelijke belastingverminderingen:
* De gewestelijke belastingvermindering voor gewone interesten, zoals bepaald in artikel 145/43 WIB 1992 [21](#page=21).
* De gewestelijke belastingvermindering voor verrekening van het kadastraal inkomen (KI) van de eigen woning, zoals bepaald in artikel 145/44 WIB 1992 [21](#page=21).
* De gewestelijke belastingvermindering voor bijkomende interesten, zoals bepaald in artikel 145/45 WIB 1992 [21](#page=21).
**Belangrijk:** Hypothecaire interesten die al in aanmerking komen voor de gewone woonbonus of de geïntegreerde woonbonus, mogen hier **niet** vermeld worden, zelfs niet voor het deel dat de woonbonuskorf overschrijdt. Evenzo mogen niet-hypothecaire interesten van leningen aangegaan vanaf 2016 met betrekking tot de eigen woning hier ook niet worden opgenomen [21](#page=21).
### 3.2 Specifieke belastingverminderingen per type lening en aangangsdatum
De tabel op pagina 21 van het document toont een gedetailleerd overzicht van de toepasselijke belastingverminderingen voor 'gewone interesten die op tijdstip betaling betrekking hebben op de eigen woning (die niet in aanmerking komen voor de woonbonus)'. De fiscale woonplaats dient op 01-01-2025 in het Vlaamse Gewest te zijn gevestigd [21](#page=21).
Hieronder de uitsplitsing per periode van aangaan van de lening:
#### 3.2.1 Leningen aangegaan vóór 1 januari 2005
* **Belastingvermindering:** Belastingvermindering voor gewone interesten (aan marginaal tarief) plus de belastingvermindering voor verrekening van het OV van de eigen woning [21](#page=21).
* **Code:** [21](#page=21) .
* **Bijzonderheid:** Code is ook van toepassing indien er bij het aangaan van de lening nog een lening vóór 2005 bestond met betrekking tot dezelfde eigen woning [21](#page=21) .
#### 3.2.2 Leningen aangegaan tussen 01 januari 2005 en 31 december 2014
* **Belastingvermindering:** Belastingvermindering voor gewone interesten (aan marginaal tarief) plus de belastingvermindering voor verrekening van het OV van de eigen woning [21](#page=21).
* **Code:** [21](#page=21) .
#### 3.2.3 Leningen aangegaan in 2015
* **Belastingvermindering:** Belastingvermindering voor gewone interesten (aan 40%) plus de belastingvermindering voor verrekening van het OV van de eigen woning [21](#page=21).
* **Code:** [21](#page=21) .
#### 3.2.4 Leningen aangegaan vanaf 2016
* **Belastingvermindering:** Enkel de belastingvermindering voor gewone interesten (aan marginaal tarief) is van toepassing. Er is **geen** vermindering voor de verrekening van het OV van de eigen woning [21](#page=21).
* **Code:** [21](#page=21) .
* **Bijzonderheid:** Code is ook van toepassing indien er bij het aangaan van de lening nog een lening vóór 2005 bestond met betrekking tot dezelfde eigen woning [21](#page=21) .
### 3.3 Invullen van de aangifte
* **Vak 1.3 a):** Dit vak dient ingevuld te worden met input met betrekking tot het vrijgesteld inkomen van de eigen woning [21](#page=21).
* **Vak IX:** Hier worden de interesten en kapitaalaflossingen van leningen en schulden, alsook premies, vermeld [21](#page=21).
### 3.4 Omzetting naar terugbetaalbaar belastingkrediet (niet direct onderwerp van rubriek 1.3 maar gerelateerd)
Hoewel niet strikt onderdeel van rubriek 1.3, wordt de woonbonus omgezet in een terugbetaalbaar belastingkrediet voor specifieke situaties, met name voor belastingplichtigen met een gemeenschappelijke aanslag. Dit gebeurt onder voorwaarden zoals [21](#page=21):
1. De lening is aangegaan vóór 01-01-2015 [21](#page=21).
2. Er wordt een gemeenschappelijke aanslag gevestigd [21](#page=21).
3. Het gezamenlijk belast inkomen van de echtgenoot is lager dan zijn belastingvrije som plus de uitgaven voor de gewestelijke belastingvermindering woonbonus (begrensd tot zijn maximum korf) [21](#page=21).
Het belastingkrediet kan verder beperkt worden door interferentie met andere belastingverminderingen en tot de door de andere echtgenoot verschuldigde totale belasting. De omzetting gebeurt automatisch op het aanslagbiljet [21](#page=21).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Vlaamse woonbonus | Een gewestelijke belastingvermindering die van toepassing is op intresten, kapitaalaflossingen en premies van individuele levensverzekeringen die verband houden met hypothecaire leningen voor de eigen woning. Deze bonus kent verschillende generaties (1 en 2) afhankelijk van de afsluitingsdatum van de lening en heeft specifieke voorwaarden en beperkingen. |
| Eigen woning | De woning die de belastingplichtige op 31 december van het leningsjaar zelf betrekt en waarvoor de lening is aangegaan. Dit is een cruciale voorwaarde om in aanmerking te komen voor de woonbonus, met specifieke regels omtrent eigendom, bewoning en uitzonderingen. |
| Hypothecaire lening | Een lening waarbij de woning als onderpand dient. Deze leningen zijn essentieel om in aanmerking te komen voor de woonbonus, mits ze voldoen aan diverse voorwaarden zoals de looptijd, de instelling waar de lening is aangegaan, en de bestemming van het krediet (verwerven of behouden van de eigen woning). |
| Kapitaalaflossing | Het deel van de lening dat wordt terugbetaald om de hoofdsom af te lossen. Kapitaalaflossingen op hypothecaire leningen die voldoen aan de voorwaarden, kunnen in aanmerking komen voor de woonbonus of voor de belastingvermindering langetermijnsparen. |
| Levensverzekering (schuldsaldoverzekering) | Een verzekering die dient ter dekking van een lening. Een individuele levensverzekering, zoals een schuldsaldoverzekering, die exclusief dient ter waarborg of wedersamenstelling van een hypothecaire woonbonuslening, kan in aanmerking komen voor de woonbonus. |
| Woonbonuskorf | Het maximale bedrag dat in aanmerking komt voor de belastingvermindering woonbonus. Deze korf wordt begrensd en kan worden verhoogd met toeslagen, afhankelijk van de leningperiode, het aantal kinderen ten laste en of de woning de enige woning is. |
| Basisbedrag | Het minimale bedrag binnen de woonbonuskorf waarover belastingvermindering kan worden berekend. Dit bedrag varieert afhankelijk van de generatie van de lening en het gewest. |
| Toeslag enige woning | Een extra bedrag dat aan de woonbonuskorf kan worden toegevoegd wanneer de woning de enige woning van de belastingplichtige is op 31 december van het leningsjaar en de daaropvolgende jaren, onder bepaalde voorwaarden. |
| Toeslag kinderlast | Een extra bedrag dat aan de woonbonuskorf kan worden toegevoegd indien de belastingplichtige op een specifieke datum (bv. 1 januari 2016) een bepaald aantal kinderen ten laste had. |
| Marginaal tarief | Het belastingtarief dat van toepassing is op het laatst verdiende inkomen van een belastingplichtige. De belastingvermindering voor leningen van generatie 1 wordt berekend aan het marginale tarief, met een minimum van 30%. |
| Tarief 40% | Een vast belastingtarief dat van toepassing is op de belastingvermindering voor leningen van generatie 2 (afgesloten in 2015). |
| Gemeenschappelijke aanslag | Een belastingaanslag waarbij de inkomsten van beide echtgenoten of wettelijk samenwonenden worden samengevoegd en gezamenlijk belast. Dit kan invloed hebben op de verdeling van de woonbonus. |
| Overheveling belastingvrije som | Een mechanisme waarbij een deel van de belastingvrije som van de ene echtgenoot naar de andere kan worden overgedragen, wat vroeger mogelijk was bij een gemeenschappelijke aanslag. Dit mechanisme is grotendeels vervangen door de omzetting naar een terugbetaalbaar belastingkrediet. |
| Terugbetaalbaar belastingkrediet | Een belastingvermindering die, indien deze niet volledig kan worden aangerekend op de verschuldigde belasting, wordt uitbetaald aan de belastingplichtige. Dit mechanisme is van toepassing op de Vlaamse woonbonus onder bepaalde voorwaarden, met name voor leningen afgesloten vóór 01-01-2015. |
| Kadastraal inkomen (KI) | Een forfaitair inkomen dat door de overheid wordt toegekend aan onroerende goederen en dient als basis voor de berekening van belastingen. Het KI van de eigen woning is relevant voor bepaalde belastingverminderingen. |
| Belastingvermindering langetermijnsparen | Een fiscaal voordeel dat kan worden genoten voor kapitaalaflossingen op bepaalde leningen die zijn aangegaan voor de verwerving of verbouwing van de eigen woning, en die voldoen aan de voorwaarden voor langetermijnsparen. |
| Belastingvermindering voor gewone interesten | Een gewestelijke belastingvermindering die kan worden verkregen voor interesten op leningen die betrekking hebben op de eigen woning, maar niet in aanmerking komen voor de woonbonus. |
| Verrekening OV eigen woning | Een belastingvermindering die verband houdt met het vrijgestelde inkomen van de eigen woning en de daarop betaalde interesten. |
| Woonbonus generatie 1 | Verwijst naar leningen afgesloten tussen 01-01-2005 en 31-12-2014 die in aanmerking komen voor de Vlaamse woonbonus. |
| Woonbonus generatie 2 | Verwijst naar leningen afgesloten in 2015 die in aanmerking komen voor de Vlaamse woonbonus. |