Cover
Zacznij teraz za darmo Syllabus1_Inleiding Grieks-Romeins Borgeaud-Prescendi-polytheisme.pdf
Summary
# Religie en polytheïsme in de oudheid
Dit hoofdstuk onderzoekt de concepten van religie en polytheïsme in de oude Griekse en Romeinse beschavingen, met de nadruk op hun rituelen, mythen en opvattingen over goden [2](#page=2).
### 1.1 Algemene kenmerken van oude religies
#### 1.1.1 Afwezigheid van heilige teksten en dogma's
In het oude Griekenland en Rome bestonden er geen heilige of geopenbaarde teksten die als autoriteit golden, zoals een Bijbel of heilige wetten. Er waren ook geen dogma's waaraan men verplicht was te "geloven" [2](#page=2).
#### 1.1.2 Rol van rituelen en mythen
De nadruk lag op het naleven van bindende gewoonten en een nauwgezet respect voor traditionele rituele praktijken. Daarnaast waren er talrijke gemeenschappelijke verhalen, de mythen, die niet bedoeld waren om letterlijk te worden geloofd of als waarheid te gelden, maar wel betekenisvol waren en niet lichtvaardig werden aangepast [2](#page=2).
#### 1.1.3 De conceptie van polytheïsme
De Ouden beschouwden zichzelf niet als polytheïsten. Het concept van polytheïsme en de tegenstelling met monotheïsme ontstond pas later, met name door een joodse denker in de eerste eeuw na Christus, Philo van Alexandrië, die het woord *polytheia* (veelheid aan goden) creëerde. Het moderne woord "polytheïsme" verwijst naar een geloofssysteem en rituelen gericht op meerdere goden, in tegenstelling tot "monotheïsme" (één god). De Ouden aanbaden meervoudige goden, wat voor hen vanzelfsprekend was. Deze goden hadden overlappende domeinen en stijlen van handelen. Elke gemeenschap organiseerde zijn goden in een eigen pantheon [2](#page=2) [3](#page=3).
### 1.2 Religie: terminologie en praktijk
#### 1.2.1 Griekse equivalenten voor "religie"
Er bestond geen enkel Grieks woord dat exact overeenkwam met het moderne "religie". De belangrijkste uitdrukkingen waren [3](#page=3):
* *Ta hiera*: "de heilige dingen", verwijzend naar offers, heiligdommen, offerdieren of delen daarvan, en rituelen [3](#page=3).
* *Ta theia*: "de goddelijke dingen" [3](#page=3).
* *Ta nomaia* of *ta nomizomena*: wat in overeenstemming is met de gewoonte, regel of voorouderlijke norm (*nomos*) [3](#page=3).
*Eusebeia*, vertaald als "vroomheid" of "piëteit", beschreef de juiste houding ten opzichte van het bovennatuurlijke, met een mengeling van bewondering, respect en angst (*sebas*) [3](#page=3).
#### 1.2.2 Latijnse concepten van religie en piëteit
Het Franse woord "religion" is afgeleid van het Latijnse *religio*. Cicero associeerde *religio* met aandacht en scrupuleuze zorg bij het volbrengen van de godenverering. Het ging hierbij niet om afhankelijkheid van hogere machten, maar om het zorgvuldig uitvoeren van rituele handelingen. Voor een Romein omvatte religie niet alleen rituelen, maar ook divinatie en de interpretatie van goddelijke voortekenen [3](#page=3).
De Romeinen gebruikten *sacra* als generieke term voor hun praktijken ("heilige dingen", wat aan de goden toebehoort). *Caerimonia* kwam dicht in de buurt van het moderne "rite". Het Latijnse *ritus* had echter een andere betekenis; het verwees naar de *manier* waarop een religieuze handeling werd uitgevoerd, zonder informatie over de inhoud. Het recht dat zich met deze zaken bezighield was het *ius sacrum*, een onderdeel van het *ius publicum* (publiekrecht), omdat religie in Rome onlosmakelijk verbonden was met andere sferen van het gemeenschapsleven [3](#page=3).
Het Latijnse *pietas* omvatte respect voor goden, vaderland en familie, en de bereidheid om hen diensten en eerbewijzen te bewijzen. Het mythische voorbeeld hiervan is Aeneas. Een verhaal over de tempel van de godin Pietas illustreert dit principe van liefdevolle zorg, zelfs binnen een wrede context [4](#page=4).
### 1.3 Godenbeelden: antropomorfisme en aniconisme
#### 1.3.1 Antropomorfisme: de menselijke vorm van goden
Goden manifesteerden zich aan mensen (*epifanie*) door vormen aan te nemen die waarneembaar waren voor menselijke zintuigen. Deze vormen (*morphai*) waren vaak menselijk van aard (antropomorfisme). Goden werden beschreven met menselijke lichamen en gevoelens. In de cultus werd de aanwezigheid van een god bevestigd door zijn standbeeld. De Griekse tempel (*naos*) was letterlijk de verblijfplaats van de god (en zijn standbeeld). Romeinse standbeelden (*simulacrum* of *signum*) stonden ook in tempels (*aedes*). Deze standbeelden werden als personen behandeld, bijvoorbeeld tijdens circensische spelen, waar ze op gereserveerde plaatsen zaten. Theoxenië (Griekse "ontvangst van goden als gasten") en lectisternia (Romeinse "opstelling van banketbedden voor godenbeelden") benadrukten dit antropomorfisme, waarbij maaltijden werden bereid voor de godenbeelden die op bedden werden geplaatst als commensalen [4](#page=4).
#### 1.3.2 Goden als krachten, niet als personen
Hoewel goden een menselijke vorm konden aannemen, waren ze niet beperkt tot deze vorm. Goden waren eerder polymorfe krachten die in de wereld handelden, niet gebonden aan de beperkingen van menselijke personen [5](#page=5).
#### 1.3.3 Kritiek op antropomorfisme (aniconisme)
Er bestond kritiek op het antropomorfisme van goden, teruggaand tot Varro, die stelde dat de vroege Romeinse goden pure geesten waren. De antropomorfe voorstelling zou later uit Griekenland zijn overgenomen. Sommige Grieken, zoals Herodotus, meenden dat de oudste vroomheid goden zonder beelden en namen kende. Deze reflecties worden nu gezien als filosofische posities in plaats van historische feiten. Filosofen als Heraclitus en Xenophanes bekritiseerden de antropomorfische voorstelling van goden in de poëzie van Homerus en Hesiodus, die goden met menselijke, soms schandelijke, eigenschappen en uiterlijkheden beschreven. Xenophanes merkte op dat als dieren handen hadden, zij goden zouden afbeelden naar hun eigen soort. Deze kritiek was voornamelijk filosofisch van aard [4](#page=4) [5](#page=5).
#### 1.3.4 Mythevorming in Rome
De bewering dat Rome een "mytheloze" beschaving was, berust vaak op een enge definitie van mythe, gericht op oorsprongsverhalen zoals die van Hesiodus. Romeinse mythen concentreerden zich vaker op de geschiedenis van hun eigen land, Latium, en hun volk, met de mens centraal geplaatst in tijd en ruimte. De interventie van goden in het dagelijks leven van de Latijnen was constant. De Romeinse mythologie draaide sterk om de mythen van de stichting van Rome (Aeneas, Romulus en Remus, de koningen). Rome produceerde, anders dan Griekenland, minder mythen exclusief over de godenwereld [5](#page=5) [6](#page=6).
### 1.4 Religie in Griekenland
#### 1.4.1 Een veelheid aan lokale culten
De Griekse religie kan niet als een uniforme entiteit worden beschouwd. Er was geen "Griekse religie" die als geheel tegenover "niet-Griekse religies" kon worden geplaatst. De Griekse wereld was een theoretische entiteit; in de praktijk bestond er een veelheid aan politieke gemeenschappen met diverse rituele organisaties (steden, phratries, demes, families). Deze organiseerden elk op hun eigen manier, maar in overleg, de verhouding tot het goddelijke en het pantheon [6](#page=6).
#### 1.4.2 De rol van epicleses
De naam van een godheid werd lokaal vaak vergezeld van een specificatie (*epiclèse*) die een specifieke functie of binding aangaf, in tegenstelling tot poëtische epitheta. Zeus had bijvoorbeeld vormen als *Agoraios* (van de agora) en *Polieus* (van de stad), en Aphrodite had *Ourania* (hemels) en *Pandemos* (van het hele volk). Het incorrect aanroepen van een godheid kon de effectiviteit van het ritueel tenietdoen, zoals het geval was met Xenophon die Zeus Basileus aanriep in plaats van de meer huiselijke Zeus Melichios [6](#page=6) [7](#page=7).
#### 1.4.3 Rituele praktijk boven dogma
Wat de juiste keuze en praktijk bepaalde, was niet dogma of geloof, maar het ritueel, de automatische uitvoering en de traditionele overdracht van religieuze kennis binnen familie en gemeenschap. Hoewel sommige praktijken (mysterieculten, orakels) voor ingewijden waren, kon elke Griek een gebed richten en de basale rituelen uitvoeren [7](#page=7).
#### 1.4.4 Leven en evolutie van de religie
De Griekse religie was levend en evolueerde voortdurend, onder andere door de integratie van nieuwe goden en helden. Nieuwe culten moesten worden geïntroduceerd via een door de stad gecontroleerde procedure, met goddelijke goedkeuring, vaak na consultatie van orakels. De traditie werd ook ondersteund door inspiratie, zoals orakels die bestaande overtuigingen bevestigden of corrigeerden [7](#page=7).
#### 1.4.5 Kenmerken van Griekse goden
De goden, onderwezen door dichters als Homerus en Hesiodus, waren *athanatoi* (onsterfelijk) en *ageraoi* (niet onderworpen aan ouderdom). Ze voedden zich met ambrozijn en nectar, ontvingen van mensen de geuren van offers en hun bloed werd vervangen door ichor. Ondanks hun goddelijkheid konden ze lijden, verlangens en pijn kennen, lichamen aannemen, en zich met mensen vermengen in homo- of heteroseksuele verbintenissen. Ze deelden een oorsprong met de mensen, afkomstig van de Aardmoeder Gaia. Pindarus benadrukte dat hoewel er een verschil in macht is, mensen en goden gelijkenissen vertonen in denken en natuur [7](#page=7) [8](#page=8).
### 1.5 Religie in Rome
#### 1.5.1 Een ritualistische religie
De Romeinse religie wordt gekenmerkt als "ritualistisch", waarbij het ritueel centraal stond. De Romeinse plicht was het correct uitvoeren van religieuze praktijken volgens de *mos maiorum* (gewoonte van de voorouders). Er bestond geen dogma of concept van zonde. De Romeinen geloofden in het bestaan van de goden en de effectiviteit van hun culten, en zagen de grootsheid van Rome als bewijs van goddelijke gunst [8](#page=8).
#### 1.5.2 Het Romeinse pantheon
Het Romeinse pantheon was hiërarchisch georganiseerd, vergelijkbaar met een menselijke maatschappij. Aan de top stond Jupiter, de oppergod, geflankeerd door Junon en Minerva, die de Capitoline triade vormden. Verder waren er Mars en Venus (voorouderlijke beschermgoden), Vesta (godin van het haardvuur), en Janus (god van de overgangen). Daarnaast was er een menigte kleinere, "functionele" godheden (*Indigitamenta* of *Sondergötter*) die de hoofgoden ondersteunden in hun specifieke domeinen. Ovide beschrijft in de *Metamorphosen* een poëtisch beeld van de verblijfplaats van de goden in de hemel [8](#page=8) [9](#page=9).
#### 1.5.3 Aanroepen van goden
Bij het aanroepen van goden werd hun naam vaak gevolgd door een specificatie (*appellatio*) die hun specifieke functie in een bepaald context benadrukte (bv. Junon Reine, Junon Lucina). Als de naam van een godheid onbekend was, gebruikte men *sive deo sive dea* ("aan u, god of godin, wie u ook zij") [9](#page=9).
#### 1.5.4 De goden in het civiele leven
Romeinse goden deelden het civiele leven met de mensen. Ze werden geraadpleegd voor gemeenschappelijke ondernemingen, zoals oorlogvoering of de bouw van steden en tempels, via divinatoire praktijken [9](#page=9).
#### 1.5.5 Import en export van culten en interpretatio
Het Romeinse pantheon was niet statisch en breidde zich uit met diviniteiten van overwonnen volkeren, zoals Junon Reine uit Veii. Soms werden goden uit andere culturen geïmporteerd om crises op te lossen, zoals de Moeder der goden uit Klein-Azië. Tegelijkertijd werden Romeinse culten verspreid naar onderworpen gebieden; in Romeinse koloniën vond men vaak de cultus van de Capitoline triade in een tempel genaamd Capitolium. Het fenomeen van "vertaling" van godheden, waarbij Romeinse godennamen werden toegeschreven aan buitenlandse goden op basis van gedeelde kenmerken, heet *interpretatio*. Tacitus gebruikte de term *interpretatio romana* hierbij. Deze vertalingen waren intellectuele operaties die de cultus zelf niet veranderden [10](#page=10) [9](#page=9).
#### 1.5.6 Divi: menselijke goden
Het Romeinse pantheon omvatte ook goddelijke wezens met menselijke oorsprong, de *divi*. Dit waren voornamelijk gediviniseerde keizers en leden van de keizerlijke familie na hun dood, anders dan de Griekse "helden". Deze transitie werd gemarkeerd door een ceremonie (*consecratio*) [10](#page=10).
### 1.6 Verklaringen van religie: etiologie
#### 1.6.1 Vrijheid in interpretatie
Omdat er geen dogma's of heilige teksten waren, konden de verklaringen voor rituelen vrij en veelvoudig zijn. Individuen konden hun eigen interpretaties kiezen of creëren, mits ze voldoende theologische en mythologische kennis hadden [10](#page=10).
#### 1.6.2 Etiologie: het zoeken naar oorzaken
Deze verklaringen werden overgeleverd in de literatuur als "etiologieën", het nastreven van oorzaken. Etiologische werken, in proza of poëzie, onderzochten de oorsprong van religieuze, culturele en fysieke fenomenen. Ze presenteerden mythische of linguïstische verklaringen, zoals etymologieën [10](#page=10).
#### 1.6.3 Doel van etiologische geschriften
Deze savante werken waren geen wetenschap in moderne zin. Ze streefden ernaar de realiteit van het heden te begrijpen en te tonen hoe deze geworteld was in een culturele en identitaire traditie. Door rituelen en feesten te illustreren en hun oorsprong in het verleden te plaatsen, werd hun diepere betekenis begrepen [10](#page=10).
#### 1.6.4 Bekende etiologische auteurs
Bekende Griekse etiologen waren de atthidografen (geschiedschrijvers van Attica). In Rome en het Romeinse Rijk waren Varro, Plutarchus, Macrobius en Servius prominente figuren. Ook historici zoals Herodotus en Livius en dichters zoals Callimachus (*aitiai* - "De oorzaken") en Ovidius (*Fasti* - de oorsprong van de Romeinse kalenderfeesten) hielden zich bezig met etiologische exegese [11](#page=11).
---
# Vergelijking van Griekse en Romeinse religieuze praktijken
Dit gedeelte vergelijkt de specifieke kenmerken van religie in het oude Griekenland en Rome, waarbij verschillen in hun godenpanteons, rituelen en de rol van mythologie worden benadrukt.
### 2.1 Religie in Griekenland
De Griekse religie wordt niet als een harmonieuze eenheid beschouwd, maar eerder als een theoretische entiteit. Er bestond een algemeen gevoel van Griekse identiteit, vooral in tijden van crisis, en een gedeelde taal en cultuur onderscheidden hen van 'barbaren'. Echter, in de praktijk was er een veelheid aan politieke gemeenschappen met elk hun eigen rituele organisaties (steden, phratries, demoi, families) die elk op hun eigen manier een specifieke relatie met het pantheon vormden [6](#page=6).
#### 2.1.1 De specificiteit van goden
Een godheid werd zelden in absolute zin vereerd, maar altijd met een specifieke toevoeging (epiclèse) die een functie of specifieke rol aanduidde. Deze epiclesen, te onderscheiden van poëtische epitheta, bepaalden de precieze rol of macht van de godheid, zoals Zeus Agoraios (van de agora) of Zeus Polieus (van de stad). Ook Aphrodite kende vormen als Aphrodite Ourania (hemels) of Aphrodite Pandemos (van het hele volk). Godheden werden in wisselende netwerken van relaties met andere godheden geplaatst, wat resulteerde in verschillende pantheons, afhankelijk van de context [6](#page=6).
#### 2.1.2 De rol van ritueel en traditie
Het correct uitvoeren van rituelen, met de juiste epiclèse, was cruciaal voor de effectiviteit ervan. Een verkeerde benaming kon leiden tot negatieve gevolgen, zoals de financiële tegenspoed van Xénophon na het vergeten van Zeus Meilichios. De praktijk vereiste een specifieke definitie van zowel de individuele godheid als het bredere pantheon waarmee deze in relatie stond. De correcte praktijk werd niet gedicteerd door dogma of geloof, maar door ritueel, mechanische uitvoering en de gebruikelijke overdracht van religieuze kennis binnen familie en gemeenschap [7](#page=7).
Hoewel sommige religieuze praktijken, zoals mysteriecultussen of orakelconsultaties, voorbehouden konden zijn aan specifieke groepen, kon elke Griek, ongeacht sociale status, bidden en de essentiële offers brengen. Bewuste memorisatie en schrift werden pas religieuze praktijken in marginale stromingen zoals het orphisme en pythagorisme [7](#page=7).
#### 2.1.3 Inspiratie en godenperceptie
Inspiratie, met name via orakels, speelde een grote rol in het levend houden en corrigeren van religieuze tradities. De Griekse religie evolueerde door de integratie van nieuwe goden en helden, maar dit gebeurde via door de stad gecontroleerde procedures en met goddelijke goedkeuring, vaak na consultatie van orakels. Voorbeelden hiervan zijn de introductie van de cultus van Theseus na consultatie van de Pythia en de ontvangst van Asclepius in Athene, bevestigd door een orakel [7](#page=7).
De Griekse goden worden gekenmerkt door onsterfelijkheid (athanatoi) en eeuwige jeugd (ageraoi). Ze voeden zich met ambrozijn en nectar en ontvangen enkel de geuren van offers. Ondanks hun goddelijke status kunnen ze lijden, verlangens en pijnen ervaren, lichamen aannemen en liefhebben. Ze stammen af van de Aarde (Gaia), net als de mensen, wat aangeeft dat ze in essentie niet fundamenteel verschillen van mensen, behalve in macht en eeuwigheid [7](#page=7) [8](#page=8).
> **Tip:** De Griekse goden zijn niet almachtig en onveranderlijk, maar hebben menselijke emoties en eigenschappen, wat hen herkenbaar maakt voor de mens.
#### 2.1.4 Mythologie en de rol van dichters
De Grieken leerden hun goden kennen via de poëzie van Homerus en Hesiodus, die als religieuze onderwijzers werden beschouwd. Deze mythen beschreven goden die niet stierven en niet verouderden, in contrast met stervelingen zoals Tithonos, die na onsterfelijk te zijn geworden wel bleef verouderen [7](#page=7) [8](#page=8).
### 2.2 Religie in Rome
De Romeinse religie wordt beschreven als "ritualistisch", met de nadruk op de correcte uitvoering van religieuze praktijken, volgens de traditie van de vaders (mos maiorum). De Romeinse religie kende geen dogma's of het concept van zonde. Het bestaan en de grootsheid van Rome werden toegeschreven aan de gunst van de goden, die tevreden werden gehouden door de juiste rituelen [8](#page=8).
#### 2.2.1 Hiërarchische structuur van het Romeinse pantheon
Het Romeinse godenpantheon kende een hiërarchische structuur die vergeleken kan worden met die van een menselijke samenleving. Aan de top stond Jupiter, de soevereine god, geflankeerd door de belangrijkste goden Juno en Minerva, die samen de Capitoline triade vormden, het centrum van de staatsreligie. Andere belangrijke goden waren Mars en Venus (goden van oorsprong en bescherming), Vesta (godin van de haard, essentieel voor de duurzaamheid van Rome) en Janus (god van doorgangen en begin). Daarnaast was er een grote groep minder belangrijke 'functionele godheden' (Indigitamenta of Sondergötter) die de hoofgoden ondersteunden en hun functies deelden. Deze functionele godheden hadden vaak namen die direct hun specifieke taak aangaven, zoals de drie godinnen Adolenda, Commolenda en Deferunda, gerelateerd aan het bewerken en verbranden van een vijgenboom [8](#page=8).
#### 2.2.2 Het correct aanroepen van goden
Net als bij de Griekse goden, was het correct aanroepen van Romeinse goden essentieel. De hoofdnaam van de god duidde het algemene karakter en werkingsgebied aan (bijvoorbeeld Jupiter: soevereiniteit, Mars: verdediging). Een volgende appellatie preciseerde de specifieke functie waarvoor de god op dat moment werd aangeroepen, zoals Juno Regina (koningin) of Juno Lucina (die helpt bij bevallingen). Wanneer de precieze naam van een godheid onbekend was, werd de algemene formule "sive deo sive dea" ("aan u, wie u ook bent, god of godin") gebruikt, vergelijkbaar met "aan wie het aangaat". Dit toont het grote religieuze scrupule om niet de verkeerde godheid aan te spreken [9](#page=9).
#### 2.2.3 Integratie van nieuwe godheden en interpretatio
Het Romeinse pantheon was niet statisch en kon worden uitgebreid met nieuwe godheden, vaak afkomstig van overwonnen volkeren. Een bekend voorbeeld is de import van Juno Regina uit de Etruskische stad Veii, waarbij de legende vertelt dat het beeld zelf de wens uitte om naar Rome te komen. Andere godheden werden geïmporteerd om crises op te lossen, zoals de Moeder der goden uit Klein-Azië tijdens de oorlog tegen Carthago [9](#page=9).
Tegenover deze import stond de verspreiding van Romeinse culten naar onderworpen gebieden, waar in Romeinse kolonies de cultus van de Capitoline triade vaak werd aangetroffen in tempels genaamd Capitolium. Een belangrijk fenomeen was de "interpretatio", waarbij Romeinse goden namen gaven aan godheden van andere oorsprongen om ze te identificeren met hun Romeinse equivalenten. Tacitus introduceerde de term "interpretatio romana" voor de identificatie van Germaanse goden met de Grieks-Romeinse Castor en Pollux. Caesar identificeerde Gallische goden met Romeinse namen zoals Mercurius, Mars en Apollo, gebaseerd op overeenkomsten in hun trekken. Deze "vertalingen" waren echter intellectuele operaties en veranderden de cultus niet [10](#page=10) [9](#page=9).
#### 2.2.4 Goddelijkheid van menselijke oorsprong
Het Romeinse pantheon kende ook goddelijke wezens van menselijke oorsprong, de "divi". Dit waren geen helden in de Griekse zin (kinderen van god en mens, of uitzonderlijke stervelingen). In Rome en Latium waren heldencultussen zeldzaam, met mogelijke uitzonderingen als Aeneas in Lavinium en Hercules bij de Ara Maxima. De "divi" waren meestal geëerde keizers en leden van de keizerlijke familie die na hun dood werden vergoddelijkt via een spectaculaire "consecratio"-ceremonie, waarbij een adelaar de hemelvaart symboliseerde. Speciale priesters (flamines) zorgden voor hun cultus, en herdenkingsfeesten werden toegevoegd aan de kalender [10](#page=10).
#### 2.2.5 Uitleg van religie en etiologie
Zowel Grieken als Romeinen volgden de religieuze regels van hun voorouders, waarbij fysieke "zuiverheid" (schone kleding, handen wassen, soms seksuele onthouding) belangrijker was dan spirituele deugd. Men had de vrijheid om te denken wat men wilde, zolang de rituelen en formules correct werden uitgevoerd. Omdat er geen dogma's of heilige teksten waren, waren de verklaringen van rituelen vrij en divers [10](#page=10).
Deze verklaringen, die de oorsprong van religieuze, culturele en fysieke fenomenen onderzochten, werden "etiologieën" genoemd (van het Griekse 'aition' - oorzaak). Deze konden de vorm aannemen van mythen of taalkundige verklaringen (etymologieën). Dit soort geleerde onderzoek was niet te vergelijken met moderne wetenschap; het ging meer om het onderzoeken van de realiteit van het heden en de wortels ervan in traditie en identiteit [10](#page=10).
In Griekenland waren de atthidografen (4e-3e eeuw v.Chr.) belangrijke figuren die zich bezighielden met de religieuze tradities van Athene. In Rome en het Romeinse Rijk waren dit savanten zoals Varro, Plutarchus (met zijn Griekse en Romeinse Vragen), Macrobius (met zijn Saturnaliën) en Servius (met zijn commentaren op Vergilius). Ook historici als Herodotus en Livius, en dichters zoals Callimachus (met zijn 'aitiai', vertaald als 'De Oorzaken' of 'De Oorsprongen') en Ovidius (in zijn 'Fasti', over de oorsprong van Romeinse kalenderfeesten), droegen bij aan dit soort exegese [11](#page=11).
> **Tip:** Het concept van etiologie is cruciaal voor het begrijpen van hoe oude culturen hun gebruiken en wereldbeeld verklaarden door terug te grijpen naar hun verleden.
---
# Offerpraktijken in Griekenland en Rome
Offerpraktijken in Griekenland en Rome vormden een centraal ritueel om de relatie tussen mensen en goden te onderhouden door middel van een ritueel waarbij een gemeenschap, vertegenwoordigd door een leider, een offer aanbood aan bovennatuurlijke wezens [12](#page=12).
### 3.1 Definitie en doel van offerpraktijken
Een offer kan worden gedefinieerd als een rite die wordt uitgevoerd door een menselijke gemeenschap, zoals een stad, een vereniging of een familie. Deze gemeenschap wordt vertegenwoordigd door degene met de hoogste hiërarchische positie, zoals een magistraat, keizer, priester of hoofd van de huishouding, die verantwoordelijk is voor het offer. Het offer is gericht aan bovennatuurlijke wezens, typisch de goden van boven en helden die de goden van beneden vertegenwoordigen. Dit onderscheidt offers van bijvoorbeeld rituele executies, waarbij de dood van een levend wezen geen offer is aan hogere entiteiten [12](#page=12).
De communicatie tussen mensen en goden tijdens een offer verloopt via het aangeboden object, dat doorgaans een voedselproduct van plantaardige of dierlijke oorsprong is. Het offer is dus nauw verbonden met het idee om de godheid plechtig te voeden. Het kan worden beschouwd als een prestigieuze goddelijke maaltijd, vaak gevolgd door een menselijke maaltijd, met uitzondering van de volgeofferde dieren (holocausten) [12](#page=12).
> **Tip:** Het onderscheid tussen een offer en een rituele executie ligt in de intentie: bij een offer is er sprake van een overdracht aan een hogere macht, terwijl een executie gericht is op bestraffing of vernietiging zonder dit element [12](#page=12).
### 3.2 De rol van rituelen en goden
Offers waren intrinsiek verbonden met de Griekse en Romeinse religieuze praktijken en dienden als een cruciaal middel voor interactie met het goddelijke. De rituele handelingen waren niet willekeurig, maar volgden specifieke procedures om ervoor te zorgen dat de goden de aangeboden gaven aanvaardden en gunstig gezind waren. De goden, zowel de goden van de hemel als de helden die de onderwereld bevolkten, waren de ontvangers van deze offers. De aard van de aangeboden gaven, meestal voedsel, suggereert een concept van het voeden van de godheden, wat de wederkerige relatie tussen de menselijke en goddelijke wereld benadrukt. Dit weerspiegelt een kosmologie waarin het welzijn van de gemeenschap afhing van de gunst van de goden, die door middel van offers kon worden verkregen [12](#page=12).
### 3.3 Menselijke vertegenwoordiging in offers
De rol van de menselijke vertegenwoordiger bij een offer was essentieel. De leider van de gemeenschap, of dit nu een magistraat, keizer, priester of het hoofd van het huishouden was, droeg de verantwoordelijkheid voor de correcte uitvoering van het ritueel. Deze vertegenwoordiger trad op als intermediair tussen de gemeenschap en de goden, wat de hiërarchische structuur van zowel de menselijke samenleving als de goddelijke orde weerspiegelde. Het succes of falen van het offer kon direct worden toegeschreven aan de persoon die het leidde, wat de druk en het belang van hun rol onderstreepte. Door deze vertegenwoordiging werd de hele gemeenschap betrokken bij de interactie met het goddelijke, zelfs als niet iedereen fysiek aanwezig was bij het ritueel [12](#page=12).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Polytheïsme | Een geloofssysteem en een reeks rituelen die gericht zijn op talrijke goden, in tegenstelling tot het monotheïsme dat gelooft in de existentie van slechts één god. De oudheid kende dit fenomeen niet als een bewust onderscheid, maar het concept werd later gevormd om verschillende religieuze systemen te categoriseren. |
| Monotheïsme | Een religieus systeem dat postuleert dat er slechts één god bestaat. Dit concept werd later gedefinieerd in contrast met polytheïsme en werd essentieel in de moderne tijd. |
| Ta Hiera | Een Griekse term die letterlijk "de heilige dingen" betekent en verwijst naar offergaven, heiligdommen, offerdieren of delen daarvan, en rituelen. Het omvat de materiële en rituele aspecten van religieuze praktijken. |
| Ta Theia | Een Griekse term die "de goddelijke dingen" aanduidt, verwijzend naar alles wat met het goddelijke te maken heeft, inclusief concepten, entiteiten en verschijnselen. |
| Ta Nomia / Ta Nomizomena | Griekse termen die verwijzen naar dat wat in overeenstemming is met de gebruiken, regels of voorouderlijke normen. Ze zijn afgeleid van "nomos", wat uiteindelijk de betekenis van "wet" kreeg, en benadrukken het belang van traditie en conformiteit in religieuze praktijken. |
| Eusebeia | Een Griekse term die vertaald wordt als "vroomheid" en de juiste houding ten opzichte van het bovennatuurlijke beschrijft. Deze houding wordt gekenmerkt door een gevoel van bewondering, respect en angst (sebas). |
| Religio | Een Latijnse term waarvan de betekenis nauw verbonden is met "aandacht" en "zorgvuldigheid" bij het uitvoeren van godsdienstige plichten. Het omvatte het respecteren van rituele handelingen en het "cultiveren van de goden" door middel van deze daden. |
| Sacra | Een generieke Latijnse term die "heilige dingen" of "dat wat de goden toebehoort" aanduidt. Het is de verzamelnaam voor de Romeinse religieuze praktijken en objecten. |
| Caerimonia | Een Latijnse term die de betekenis van ons woord "rite" redelijk nauwkeurig dekt, en specifiek verwijst naar de correcte uitvoering van religieuze handelingen. |
| Ritus | In de context van het polytheïstische Rome betekende "ritus" de "manier van het uitvoeren van een religieuze handeling", zonder specifieke informatie over de inhoud van die handeling. Het accent lag op de procedurele aspecten van de rite. |
| Ius Sacrum | Het recht dat zich bezighoudt met religieuze kwesties. Het maakte deel uit van het "ius publicum" (publiek recht), aangezien religie in Rome onlosmakelijk verbonden was met andere aspecten van het gemeenschapsleven. |
| Pietas | Een Latijnse term die een gevoel van respect voor de goden, het vaderland en de familie beschrijft, evenals de bereidheid om hen diensten en eer te bewijzen. Het vertegenwoordigt een fundamentele Romeinse deugd, geïllustreerd door mythen zoals die van Aeneas. |
| Anthropomorphisme | De neiging om goden menselijke vormen en eigenschappen toe te kennen. In de oude Griekse en Romeinse religies werden goden vaak voorgesteld als menselijk in uiterlijk en emoties, hoewel ze intrinsiek machtiger en eeuwig waren. |
| Aniconisme | De praktijk of overtuiging waarbij religieuze beelden of afgodsbeelden worden vermeden. Sommige filosofische stromingen, zoals die van Xenophanes, bekritiseerden het antropomorfisme en suggereerden dat de goden oorspronkelijk zonder beelden en namen werden vereerd. |
| Epiphanie | De manifestatie van een god aan mensen, waarbij de god een waarneembare vorm aanneemt. Deze manifestaties konden leiden tot antropomorfe beelden of symbolische representaties. |
| Morphe | Een Griekse term voor "vorm". In de context van godenverering verwijst het naar de waarneembare verschijningsvorm die goden aannamen om zich aan mensen te tonen. |
| Naos | Het Griekse woord voor "tempel", letterlijk de plaats waar de god, of zijn standbeeld, woont. Het benadrukt de directe verbinding tussen het goddelijke en de fysieke ruimte van verering. |
| Aedes | Het Latijnse woord voor "tempel", oorspronkelijk met de betekenis van "huis van de god". Net als "naos" in het Grieks, duidt het op de woonplaats van de godheid op aarde. |
| Simulacrum / Signum | Latijnse termen voor "standbeeld". Deze beelden van goden werden met grote eerbied behandeld en speelden een centrale rol in de rituele praktijken, zelfs bij openbare evenementen zoals de circensische spelen. |
| Theoxenia | Een Griekse term die letterlijk "ontvangst van de goden als gasten" betekent. Dit waren rituelen waarbij goden werden uitgenodigd en vereerd als gasten, vaak via speciale maaltijden en ceremonies. |
| Lectisternium | Een Romeinse rituele ceremonie waarbij de beelden van goden op speciaal voor hen klaargemaakte bedden werden geplaatst om deel te nemen aan een banket. Dit benadrukte de actieve aanwezigheid van goden in menselijke aangelegenheden. |
| Agalmata | Een Griekse term voor "beelden" of "standbeelden". Filosofen zoals Heraclitus bekritiseerden het feit dat mensen hun gebeden richtten tot deze beelden, en zagen ze als slechts "verblijfplaatsen" van wezens die niet gevangen konden worden in materiële vormen. |
| Divinités fonctionnelles | Godheden met zeer specifieke, beperkte functies die hun naam weerspiegelen, zoals de drie godinnen geassocieerd met de oogst van vijgen in Rome. Ze assisteerden de hoofgoden en deelden de eer, en hun rollen waren nauw verbonden met concrete taken en processen. |
| Indigitamenta | Een Latijnse term die een soortgelijk concept beschrijft als "divinités fonctionnelles". Het verwijst naar godheden met specifieke, vaak utilitaire, taken binnen de godsdienstige structuur. |
| Sive Deo sive Dea | Een Latijnse formule die "aan jou, wie je ook bent, god of godin" betekent. Dit werd gebruikt wanneer de naam van een godheid onzeker was, om onbedoelde vergissingen bij het aanroepen te voorkomen. Het weerspiegelt het belang van nauwkeurigheid in de godsdienstige praktijk. |
| Interpretatio | Het proces waarbij Romeinen goden uit andere culturen identificeerden met hun eigen godheden, op basis van overeenkomsten in hun functies of kenmerken. Dit resulteerde in een "vertaling" van buitenlandse godheden naar Romeinse termen, wat de flexibiliteit van het Romeinse pantheon weerspiegelt. |
| Divi | Latijnse term voor "goddelijke wezens van menselijke oorsprong". In Rome verwees dit voornamelijk naar geëerde keizers en leden van de keizerlijke familie die na hun dood werden vergoddelijkt. |
| Consecratio | De ceremonie waarmee een persoon, zoals een keizer, na de dood als god werd ingewijd. Dit werd vaak gemarkeerd door spectaculaire begrafenissen en symbolische handelingen, zoals het laten opstijgen van een adelaar. |
| Etiologie | Een neologisme dat "de zoektocht naar oorzaken" betekent, afgeleid van het Griekse "aition". Etiologische werken onderzoeken de oorsprong van religieuze, culturele en natuurlijke fenomenen, vaak in de vorm van mythen of taalkundige verklaringen. |
| Atthiidographen | Collectieve benaming voor schrijvers die zich in het oude Griekenland bezighielden met de religieuze tradities van Athene. Hun werk, gericht op de geschiedenis van Attica, is vaak geciteerd door latere auteurs zoals Plutarchus. |
| Term | Definitie |
| **Épiclèsis (Epiclesis)** | Een cultische toevoeging aan de naam van een godheid die een specifieke functie, rol of eigenschap aanduidt, onderscheiden van poëtische bijvoeglijke naamwoorden. Deze specifieke benaming is cruciaal voor de effectiviteit van rituelen. |
| **Athanatos** | Een Griekse term die een godheid aanduidt als "niet vatbaar voor de dood", wat hun fundamentele verschil met stervelingen benadrukt en hun eeuwige bestaan garandeert. |
| **Agèraos** | Een Griekse term die een godheid beschrijft als "niet onderhevig aan ouderdom" of "nooit ouder wordend", wat hun eeuwige jeugd en onveranderlijkheid symboliseert, in tegenstelling tot de mortaliteit van mensen. |
| **Ichor** | Een specifieke vloeistof die door de aderen van de goden stroomt in de Griekse mythologie, verschillend van het bloed van stervelingen, wat hun goddelijke aard verder onderstreept. |
| **Mos maiorum** | Latijnse term die "de gewoonte van de voorouders" betekent en verwijst naar de traditionele Romeinse gebruiken en normen die de basis vormden voor religieuze praktijken en het maatschappelijke leven. |
| **Triade Capitoline** | Een centrale goddelijke groep in de Romeinse religie, bestaande uit Jupiter, Juno en Minerva. De verering van deze triade was representatief voor de Romeinse staat en stond centraal in veel staatsrituelen. |
| **Divinités fonctionnelles (Indigitamenta)** | Minder belangrijke godheden in het Romeinse pantheon die specifieke, vaak nauw gedefinieerde taken uitvoeren ter ondersteuning van de hoofgoden. Hun namen weerspiegelen hun beperkte domein van invloed. |
| **Sive deo sive dea** | Een Latijnse uitdrukking die "aan jou, wie je ook bent, god of godin" betekent. Deze algemene aanspreekvorm werd gebruikt wanneer men de precieze naam van een godheid niet kende, om een verkeerde aanroeping te vermijden. |
| **Interpretatio romana** | Het proces waarbij Romeinen godheden van andere culturen identificeerden met Romeinse of Griekse godheden op basis van overeenkomsten in hun functies of kenmerken. Dit fenomeen hielp bij de integratie van nieuwe culten in het Romeinse religieuze landschap. |
| **Divi** | Een Latijnse term die verwijst naar personen, vaak keizers of leden van de keizerlijke familie, die na hun dood werden vergoddelijkt. Hun verering was een belangrijk onderdeel van de Romeinse staatsreligie. |
| **Étiologieën** | Een neologisme afgeleid van het Griekse "aition" (oorzaak), dat verwijst naar verklaringen, vaak in de vorm van mythen of taalkundige analyses, die de oorsprong van religieuze, culturele of natuurlijke fenomenen proberen te achterhalen. |
| **Attidografen** | Geleerden uit de 4e en 3e eeuw voor Christus die zich toelegden op het schrijven van geschiedenissen van Attica, met speciale aandacht voor de religieuze tradities van Athene. Hun werk is vaak terug te vinden in latere geschriften. |
| Offer | Een ritueel uitgevoerd door een menselijke gemeenschap, vertegenwoordigd door iemand met een belangrijke hiërarchische rol, gericht aan bovennatuurlijke wezens zoals goden en helden. Het doel is communicatie met de godheid via het aangeboden object. |
| Rite | Een reeks geordende handelingen of ceremonies die deel uitmaken van een religieuze of sociale praktijk, zoals een offer. |
| Gemeenschap | Een groep mensen die samenleven en gemeenschappelijke belangen, culturen of tradities delen, in dit geval relevant voor het uitvoeren van religieuze rituelen. |
| Hiërarchische rol | De positie of rang van een persoon binnen een sociale of religieuze structuur, die bepaalt wie bevoegd is om bepaalde rituelen, zoals offers, uit te voeren. |
| Bovennatuurlijke wezens | Entiteiten die buiten de normale, waarneembare wereld van de natuur vallen, zoals goden, godinnen en helden in de context van de Griekse en Romeinse religie. |
| Offrande | Het object dat tijdens een ritueel wordt aangeboden aan een godheid of een andere bovennatuurlijke entiteit, vaak in de vorm van voedsel. |
| Holocaust | Een specifieke vorm van offer waarbij het aangeboden dier volledig aan de godheid wordt geofferd, zonder dat er een menselijke maaltijd volgt. |
| Voedsel | Substanties die worden geconsumeerd om voedingsstoffen te leveren aan levende organismen. In de context van offers vertegenwoordigt het vaak de essentie van wat het leven ondersteunt en wordt het aangeboden om de goden te voeden. |
| Magister | In de Romeinse context, een hooggeplaatst magistraat of functionaris die binnen de stad een leidinggevende rol had, en vaak bevoegd was om religieuze taken uit te voeren, inclusief offers. |
| Keizer | De hoogste heerser van het Romeinse Rijk, die ook religieuze autoriteit bezat en vaak betrokken was bij of leiding gaf aan belangrijke staatsrituelen en offers. |
| Priester | Een religieus leider die bevoegd is om godsdienstige ceremonies uit te voeren, waaronder het brengen van offers aan goden en andere goddelijke entiteiten. |
| Huishoudelijke leider | Het hoofd van een familie of huishouden, die in staat was om offers te brengen voor zijn eigen gezin, wat een belangrijk aspect vormde van de Romeinse religieuze praktijk. |
| Exectutie ritueel | Een rituele daad waarbij een levend wezen wordt gedood, maar die onderscheiden moet worden van een offer omdat het niet bedoeld is als een gift aan hogere wezens. |
| Communicatie | Het proces van het uitwisselen van informatie of ideeën. In religieuze contexten verwijst dit naar de interactie tussen mensen en godheden, vaak gefaciliteerd door offers. |