Ancient Religion
Cover
Syllabus1_Inleiding Grieks-Romeins Borgeaud-Prescendi-polytheisme.pdf
Summary
# Religie en polytheïsme in de oudheid
Dit hoofdstuk onderzoekt de concepten van religie en polytheïsme in de oude Griekse en Romeinse beschavingen, met de nadruk op hun rituelen, mythen en opvattingen over goden [2](#page=2).
### 1.1 Algemene kenmerken van oude religies
#### 1.1.1 Afwezigheid van heilige teksten en dogma's
In het oude Griekenland en Rome bestonden er geen heilige of geopenbaarde teksten die als autoriteit golden, zoals een Bijbel of heilige wetten. Er waren ook geen dogma's waaraan men verplicht was te "geloven" [2](#page=2).
#### 1.1.2 Rol van rituelen en mythen
De nadruk lag op het naleven van bindende gewoonten en een nauwgezet respect voor traditionele rituele praktijken. Daarnaast waren er talrijke gemeenschappelijke verhalen, de mythen, die niet bedoeld waren om letterlijk te worden geloofd of als waarheid te gelden, maar wel betekenisvol waren en niet lichtvaardig werden aangepast [2](#page=2).
#### 1.1.3 De conceptie van polytheïsme
De Ouden beschouwden zichzelf niet als polytheïsten. Het concept van polytheïsme en de tegenstelling met monotheïsme ontstond pas later, met name door een joodse denker in de eerste eeuw na Christus, Philo van Alexandrië, die het woord *polytheia* (veelheid aan goden) creëerde. Het moderne woord "polytheïsme" verwijst naar een geloofssysteem en rituelen gericht op meerdere goden, in tegenstelling tot "monotheïsme" (één god). De Ouden aanbaden meervoudige goden, wat voor hen vanzelfsprekend was. Deze goden hadden overlappende domeinen en stijlen van handelen. Elke gemeenschap organiseerde zijn goden in een eigen pantheon [2](#page=2) [3](#page=3).
### 1.2 Religie: terminologie en praktijk
#### 1.2.1 Griekse equivalenten voor "religie"
Er bestond geen enkel Grieks woord dat exact overeenkwam met het moderne "religie". De belangrijkste uitdrukkingen waren [3](#page=3):
* *Ta hiera*: "de heilige dingen", verwijzend naar offers, heiligdommen, offerdieren of delen daarvan, en rituelen [3](#page=3).
* *Ta theia*: "de goddelijke dingen" [3](#page=3).
* *Ta nomaia* of *ta nomizomena*: wat in overeenstemming is met de gewoonte, regel of voorouderlijke norm (*nomos*) [3](#page=3).
*Eusebeia*, vertaald als "vroomheid" of "piëteit", beschreef de juiste houding ten opzichte van het bovennatuurlijke, met een mengeling van bewondering, respect en angst (*sebas*) [3](#page=3).
#### 1.2.2 Latijnse concepten van religie en piëteit
Het Franse woord "religion" is afgeleid van het Latijnse *religio*. Cicero associeerde *religio* met aandacht en scrupuleuze zorg bij het volbrengen van de godenverering. Het ging hierbij niet om afhankelijkheid van hogere machten, maar om het zorgvuldig uitvoeren van rituele handelingen. Voor een Romein omvatte religie niet alleen rituelen, maar ook divinatie en de interpretatie van goddelijke voortekenen [3](#page=3).
De Romeinen gebruikten *sacra* als generieke term voor hun praktijken ("heilige dingen", wat aan de goden toebehoort). *Caerimonia* kwam dicht in de buurt van het moderne "rite". Het Latijnse *ritus* had echter een andere betekenis; het verwees naar de *manier* waarop een religieuze handeling werd uitgevoerd, zonder informatie over de inhoud. Het recht dat zich met deze zaken bezighield was het *ius sacrum*, een onderdeel van het *ius publicum* (publiekrecht), omdat religie in Rome onlosmakelijk verbonden was met andere sferen van het gemeenschapsleven [3](#page=3).
Het Latijnse *pietas* omvatte respect voor goden, vaderland en familie, en de bereidheid om hen diensten en eerbewijzen te bewijzen. Het mythische voorbeeld hiervan is Aeneas. Een verhaal over de tempel van de godin Pietas illustreert dit principe van liefdevolle zorg, zelfs binnen een wrede context [4](#page=4).
### 1.3 Godenbeelden: antropomorfisme en aniconisme
#### 1.3.1 Antropomorfisme: de menselijke vorm van goden
Goden manifesteerden zich aan mensen (*epifanie*) door vormen aan te nemen die waarneembaar waren voor menselijke zintuigen. Deze vormen (*morphai*) waren vaak menselijk van aard (antropomorfisme). Goden werden beschreven met menselijke lichamen en gevoelens. In de cultus werd de aanwezigheid van een god bevestigd door zijn standbeeld. De Griekse tempel (*naos*) was letterlijk de verblijfplaats van de god (en zijn standbeeld). Romeinse standbeelden (*simulacrum* of *signum*) stonden ook in tempels (*aedes*). Deze standbeelden werden als personen behandeld, bijvoorbeeld tijdens circensische spelen, waar ze op gereserveerde plaatsen zaten. Theoxenië (Griekse "ontvangst van goden als gasten") en lectisternia (Romeinse "opstelling van banketbedden voor godenbeelden") benadrukten dit antropomorfisme, waarbij maaltijden werden bereid voor de godenbeelden die op bedden werden geplaatst als commensalen [4](#page=4).
#### 1.3.2 Goden als krachten, niet als personen
Hoewel goden een menselijke vorm konden aannemen, waren ze niet beperkt tot deze vorm. Goden waren eerder polymorfe krachten die in de wereld handelden, niet gebonden aan de beperkingen van menselijke personen [5](#page=5).
#### 1.3.3 Kritiek op antropomorfisme (aniconisme)
Er bestond kritiek op het antropomorfisme van goden, teruggaand tot Varro, die stelde dat de vroege Romeinse goden pure geesten waren. De antropomorfe voorstelling zou later uit Griekenland zijn overgenomen. Sommige Grieken, zoals Herodotus, meenden dat de oudste vroomheid goden zonder beelden en namen kende. Deze reflecties worden nu gezien als filosofische posities in plaats van historische feiten. Filosofen als Heraclitus en Xenophanes bekritiseerden de antropomorfische voorstelling van goden in de poëzie van Homerus en Hesiodus, die goden met menselijke, soms schandelijke, eigenschappen en uiterlijkheden beschreven. Xenophanes merkte op dat als dieren handen hadden, zij goden zouden afbeelden naar hun eigen soort. Deze kritiek was voornamelijk filosofisch van aard [4](#page=4) [5](#page=5).
#### 1.3.4 Mythevorming in Rome
De bewering dat Rome een "mytheloze" beschaving was, berust vaak op een enge definitie van mythe, gericht op oorsprongsverhalen zoals die van Hesiodus. Romeinse mythen concentreerden zich vaker op de geschiedenis van hun eigen land, Latium, en hun volk, met de mens centraal geplaatst in tijd en ruimte. De interventie van goden in het dagelijks leven van de Latijnen was constant. De Romeinse mythologie draaide sterk om de mythen van de stichting van Rome (Aeneas, Romulus en Remus, de koningen). Rome produceerde, anders dan Griekenland, minder mythen exclusief over de godenwereld [5](#page=5) [6](#page=6).
### 1.4 Religie in Griekenland
#### 1.4.1 Een veelheid aan lokale culten
De Griekse religie kan niet als een uniforme entiteit worden beschouwd. Er was geen "Griekse religie" die als geheel tegenover "niet-Griekse religies" kon worden geplaatst. De Griekse wereld was een theoretische entiteit; in de praktijk bestond er een veelheid aan politieke gemeenschappen met diverse rituele organisaties (steden, phratries, demes, families). Deze organiseerden elk op hun eigen manier, maar in overleg, de verhouding tot het goddelijke en het pantheon [6](#page=6).
#### 1.4.2 De rol van epicleses
De naam van een godheid werd lokaal vaak vergezeld van een specificatie (*epiclèse*) die een specifieke functie of binding aangaf, in tegenstelling tot poëtische epitheta. Zeus had bijvoorbeeld vormen als *Agoraios* (van de agora) en *Polieus* (van de stad), en Aphrodite had *Ourania* (hemels) en *Pandemos* (van het hele volk). Het incorrect aanroepen van een godheid kon de effectiviteit van het ritueel tenietdoen, zoals het geval was met Xenophon die Zeus Basileus aanriep in plaats van de meer huiselijke Zeus Melichios [6](#page=6) [7](#page=7).
#### 1.4.3 Rituele praktijk boven dogma
Wat de juiste keuze en praktijk bepaalde, was niet dogma of geloof, maar het ritueel, de automatische uitvoering en de traditionele overdracht van religieuze kennis binnen familie en gemeenschap. Hoewel sommige praktijken (mysterieculten, orakels) voor ingewijden waren, kon elke Griek een gebed richten en de basale rituelen uitvoeren [7](#page=7).
#### 1.4.4 Leven en evolutie van de religie
De Griekse religie was levend en evolueerde voortdurend, onder andere door de integratie van nieuwe goden en helden. Nieuwe culten moesten worden geïntroduceerd via een door de stad gecontroleerde procedure, met goddelijke goedkeuring, vaak na consultatie van orakels. De traditie werd ook ondersteund door inspiratie, zoals orakels die bestaande overtuigingen bevestigden of corrigeerden [7](#page=7).
#### 1.4.5 Kenmerken van Griekse goden
De goden, onderwezen door dichters als Homerus en Hesiodus, waren *athanatoi* (onsterfelijk) en *ageraoi* (niet onderworpen aan ouderdom). Ze voedden zich met ambrozijn en nectar, ontvingen van mensen de geuren van offers en hun bloed werd vervangen door ichor. Ondanks hun goddelijkheid konden ze lijden, verlangens en pijn kennen, lichamen aannemen, en zich met mensen vermengen in homo- of heteroseksuele verbintenissen. Ze deelden een oorsprong met de mensen, afkomstig van de Aardmoeder Gaia. Pindarus benadrukte dat hoewel er een verschil in macht is, mensen en goden gelijkenissen vertonen in denken en natuur [7](#page=7) [8](#page=8).
### 1.5 Religie in Rome
#### 1.5.1 Een ritualistische religie
De Romeinse religie wordt gekenmerkt als "ritualistisch", waarbij het ritueel centraal stond. De Romeinse plicht was het correct uitvoeren van religieuze praktijken volgens de *mos maiorum* (gewoonte van de voorouders). Er bestond geen dogma of concept van zonde. De Romeinen geloofden in het bestaan van de goden en de effectiviteit van hun culten, en zagen de grootsheid van Rome als bewijs van goddelijke gunst [8](#page=8).
#### 1.5.2 Het Romeinse pantheon
Het Romeinse pantheon was hiërarchisch georganiseerd, vergelijkbaar met een menselijke maatschappij. Aan de top stond Jupiter, de oppergod, geflankeerd door Junon en Minerva, die de Capitoline triade vormden. Verder waren er Mars en Venus (voorouderlijke beschermgoden), Vesta (godin van het haardvuur), en Janus (god van de overgangen). Daarnaast was er een menigte kleinere, "functionele" godheden (*Indigitamenta* of *Sondergötter*) die de hoofgoden ondersteunden in hun specifieke domeinen. Ovide beschrijft in de *Metamorphosen* een poëtisch beeld van de verblijfplaats van de goden in de hemel [8](#page=8) [9](#page=9).
#### 1.5.3 Aanroepen van goden
Bij het aanroepen van goden werd hun naam vaak gevolgd door een specificatie (*appellatio*) die hun specifieke functie in een bepaald context benadrukte (bv. Junon Reine, Junon Lucina). Als de naam van een godheid onbekend was, gebruikte men *sive deo sive dea* ("aan u, god of godin, wie u ook zij") [9](#page=9).
#### 1.5.4 De goden in het civiele leven
Romeinse goden deelden het civiele leven met de mensen. Ze werden geraadpleegd voor gemeenschappelijke ondernemingen, zoals oorlogvoering of de bouw van steden en tempels, via divinatoire praktijken [9](#page=9).
#### 1.5.5 Import en export van culten en interpretatio
Het Romeinse pantheon was niet statisch en breidde zich uit met diviniteiten van overwonnen volkeren, zoals Junon Reine uit Veii. Soms werden goden uit andere culturen geïmporteerd om crises op te lossen, zoals de Moeder der goden uit Klein-Azië. Tegelijkertijd werden Romeinse culten verspreid naar onderworpen gebieden; in Romeinse koloniën vond men vaak de cultus van de Capitoline triade in een tempel genaamd Capitolium. Het fenomeen van "vertaling" van godheden, waarbij Romeinse godennamen werden toegeschreven aan buitenlandse goden op basis van gedeelde kenmerken, heet *interpretatio*. Tacitus gebruikte de term *interpretatio romana* hierbij. Deze vertalingen waren intellectuele operaties die de cultus zelf niet veranderden [10](#page=10) [9](#page=9).
#### 1.5.6 Divi: menselijke goden
Het Romeinse pantheon omvatte ook goddelijke wezens met menselijke oorsprong, de *divi*. Dit waren voornamelijk gediviniseerde keizers en leden van de keizerlijke familie na hun dood, anders dan de Griekse "helden". Deze transitie werd gemarkeerd door een ceremonie (*consecratio*) [10](#page=10).
### 1.6 Verklaringen van religie: etiologie
#### 1.6.1 Vrijheid in interpretatie
Omdat er geen dogma's of heilige teksten waren, konden de verklaringen voor rituelen vrij en veelvoudig zijn. Individuen konden hun eigen interpretaties kiezen of creëren, mits ze voldoende theologische en mythologische kennis hadden [10](#page=10).
#### 1.6.2 Etiologie: het zoeken naar oorzaken
Deze verklaringen werden overgeleverd in de literatuur als "etiologieën", het nastreven van oorzaken. Etiologische werken, in proza of poëzie, onderzochten de oorsprong van religieuze, culturele en fysieke fenomenen. Ze presenteerden mythische of linguïstische verklaringen, zoals etymologieën [10](#page=10).
#### 1.6.3 Doel van etiologische geschriften
Deze savante werken waren geen wetenschap in moderne zin. Ze streefden ernaar de realiteit van het heden te begrijpen en te tonen hoe deze geworteld was in een culturele en identitaire traditie. Door rituelen en feesten te illustreren en hun oorsprong in het verleden te plaatsen, werd hun diepere betekenis begrepen [10](#page=10).
#### 1.6.4 Bekende etiologische auteurs
Bekende Griekse etiologen waren de atthidografen (geschiedschrijvers van Attica). In Rome en het Romeinse Rijk waren Varro, Plutarchus, Macrobius en Servius prominente figuren. Ook historici zoals Herodotus en Livius en dichters zoals Callimachus (*aitiai* - "De oorzaken") en Ovidius (*Fasti* - de oorsprong van de Romeinse kalenderfeesten) hielden zich bezig met etiologische exegese [11](#page=11).
---
# Vergelijking van Griekse en Romeinse religieuze praktijken
Dit gedeelte vergelijkt de specifieke kenmerken van religie in het oude Griekenland en Rome, waarbij verschillen in hun godenpanteons, rituelen en de rol van mythologie worden benadrukt.
### 2.1 Religie in Griekenland
De Griekse religie wordt niet als een harmonieuze eenheid beschouwd, maar eerder als een theoretische entiteit. Er bestond een algemeen gevoel van Griekse identiteit, vooral in tijden van crisis, en een gedeelde taal en cultuur onderscheidden hen van 'barbaren'. Echter, in de praktijk was er een veelheid aan politieke gemeenschappen met elk hun eigen rituele organisaties (steden, phratries, demoi, families) die elk op hun eigen manier een specifieke relatie met het pantheon vormden [6](#page=6).
#### 2.1.1 De specificiteit van goden
Een godheid werd zelden in absolute zin vereerd, maar altijd met een specifieke toevoeging (epiclèse) die een functie of specifieke rol aanduidde. Deze epiclesen, te onderscheiden van poëtische epitheta, bepaalden de precieze rol of macht van de godheid, zoals Zeus Agoraios (van de agora) of Zeus Polieus (van de stad). Ook Aphrodite kende vormen als Aphrodite Ourania (hemels) of Aphrodite Pandemos (van het hele volk). Godheden werden in wisselende netwerken van relaties met andere godheden geplaatst, wat resulteerde in verschillende pantheons, afhankelijk van de context [6](#page=6).
#### 2.1.2 De rol van ritueel en traditie
Het correct uitvoeren van rituelen, met de juiste epiclèse, was cruciaal voor de effectiviteit ervan. Een verkeerde benaming kon leiden tot negatieve gevolgen, zoals de financiële tegenspoed van Xénophon na het vergeten van Zeus Meilichios. De praktijk vereiste een specifieke definitie van zowel de individuele godheid als het bredere pantheon waarmee deze in relatie stond. De correcte praktijk werd niet gedicteerd door dogma of geloof, maar door ritueel, mechanische uitvoering en de gebruikelijke overdracht van religieuze kennis binnen familie en gemeenschap [7](#page=7).
Hoewel sommige religieuze praktijken, zoals mysteriecultussen of orakelconsultaties, voorbehouden konden zijn aan specifieke groepen, kon elke Griek, ongeacht sociale status, bidden en de essentiële offers brengen. Bewuste memorisatie en schrift werden pas religieuze praktijken in marginale stromingen zoals het orphisme en pythagorisme [7](#page=7).
#### 2.1.3 Inspiratie en godenperceptie
Inspiratie, met name via orakels, speelde een grote rol in het levend houden en corrigeren van religieuze tradities. De Griekse religie evolueerde door de integratie van nieuwe goden en helden, maar dit gebeurde via door de stad gecontroleerde procedures en met goddelijke goedkeuring, vaak na consultatie van orakels. Voorbeelden hiervan zijn de introductie van de cultus van Theseus na consultatie van de Pythia en de ontvangst van Asclepius in Athene, bevestigd door een orakel [7](#page=7).
De Griekse goden worden gekenmerkt door onsterfelijkheid (athanatoi) en eeuwige jeugd (ageraoi). Ze voeden zich met ambrozijn en nectar en ontvangen enkel de geuren van offers. Ondanks hun goddelijke status kunnen ze lijden, verlangens en pijnen ervaren, lichamen aannemen en liefhebben. Ze stammen af van de Aarde (Gaia), net als de mensen, wat aangeeft dat ze in essentie niet fundamenteel verschillen van mensen, behalve in macht en eeuwigheid [7](#page=7) [8](#page=8).
> **Tip:** De Griekse goden zijn niet almachtig en onveranderlijk, maar hebben menselijke emoties en eigenschappen, wat hen herkenbaar maakt voor de mens.
#### 2.1.4 Mythologie en de rol van dichters
De Grieken leerden hun goden kennen via de poëzie van Homerus en Hesiodus, die als religieuze onderwijzers werden beschouwd. Deze mythen beschreven goden die niet stierven en niet verouderden, in contrast met stervelingen zoals Tithonos, die na onsterfelijk te zijn geworden wel bleef verouderen [7](#page=7) [8](#page=8).
### 2.2 Religie in Rome
De Romeinse religie wordt beschreven als "ritualistisch", met de nadruk op de correcte uitvoering van religieuze praktijken, volgens de traditie van de vaders (mos maiorum). De Romeinse religie kende geen dogma's of het concept van zonde. Het bestaan en de grootsheid van Rome werden toegeschreven aan de gunst van de goden, die tevreden werden gehouden door de juiste rituelen [8](#page=8).
#### 2.2.1 Hiërarchische structuur van het Romeinse pantheon
Het Romeinse godenpantheon kende een hiërarchische structuur die vergeleken kan worden met die van een menselijke samenleving. Aan de top stond Jupiter, de soevereine god, geflankeerd door de belangrijkste goden Juno en Minerva, die samen de Capitoline triade vormden, het centrum van de staatsreligie. Andere belangrijke goden waren Mars en Venus (goden van oorsprong en bescherming), Vesta (godin van de haard, essentieel voor de duurzaamheid van Rome) en Janus (god van doorgangen en begin). Daarnaast was er een grote groep minder belangrijke 'functionele godheden' (Indigitamenta of Sondergötter) die de hoofgoden ondersteunden en hun functies deelden. Deze functionele godheden hadden vaak namen die direct hun specifieke taak aangaven, zoals de drie godinnen Adolenda, Commolenda en Deferunda, gerelateerd aan het bewerken en verbranden van een vijgenboom [8](#page=8).
#### 2.2.2 Het correct aanroepen van goden
Net als bij de Griekse goden, was het correct aanroepen van Romeinse goden essentieel. De hoofdnaam van de god duidde het algemene karakter en werkingsgebied aan (bijvoorbeeld Jupiter: soevereiniteit, Mars: verdediging). Een volgende appellatie preciseerde de specifieke functie waarvoor de god op dat moment werd aangeroepen, zoals Juno Regina (koningin) of Juno Lucina (die helpt bij bevallingen). Wanneer de precieze naam van een godheid onbekend was, werd de algemene formule "sive deo sive dea" ("aan u, wie u ook bent, god of godin") gebruikt, vergelijkbaar met "aan wie het aangaat". Dit toont het grote religieuze scrupule om niet de verkeerde godheid aan te spreken [9](#page=9).
#### 2.2.3 Integratie van nieuwe godheden en interpretatio
Het Romeinse pantheon was niet statisch en kon worden uitgebreid met nieuwe godheden, vaak afkomstig van overwonnen volkeren. Een bekend voorbeeld is de import van Juno Regina uit de Etruskische stad Veii, waarbij de legende vertelt dat het beeld zelf de wens uitte om naar Rome te komen. Andere godheden werden geïmporteerd om crises op te lossen, zoals de Moeder der goden uit Klein-Azië tijdens de oorlog tegen Carthago [9](#page=9).
Tegenover deze import stond de verspreiding van Romeinse culten naar onderworpen gebieden, waar in Romeinse kolonies de cultus van de Capitoline triade vaak werd aangetroffen in tempels genaamd Capitolium. Een belangrijk fenomeen was de "interpretatio", waarbij Romeinse goden namen gaven aan godheden van andere oorsprongen om ze te identificeren met hun Romeinse equivalenten. Tacitus introduceerde de term "interpretatio romana" voor de identificatie van Germaanse goden met de Grieks-Romeinse Castor en Pollux. Caesar identificeerde Gallische goden met Romeinse namen zoals Mercurius, Mars en Apollo, gebaseerd op overeenkomsten in hun trekken. Deze "vertalingen" waren echter intellectuele operaties en veranderden de cultus niet [10](#page=10) [9](#page=9).
#### 2.2.4 Goddelijkheid van menselijke oorsprong
Het Romeinse pantheon kende ook goddelijke wezens van menselijke oorsprong, de "divi". Dit waren geen helden in de Griekse zin (kinderen van god en mens, of uitzonderlijke stervelingen). In Rome en Latium waren heldencultussen zeldzaam, met mogelijke uitzonderingen als Aeneas in Lavinium en Hercules bij de Ara Maxima. De "divi" waren meestal geëerde keizers en leden van de keizerlijke familie die na hun dood werden vergoddelijkt via een spectaculaire "consecratio"-ceremonie, waarbij een adelaar de hemelvaart symboliseerde. Speciale priesters (flamines) zorgden voor hun cultus, en herdenkingsfeesten werden toegevoegd aan de kalender [10](#page=10).
#### 2.2.5 Uitleg van religie en etiologie
Zowel Grieken als Romeinen volgden de religieuze regels van hun voorouders, waarbij fysieke "zuiverheid" (schone kleding, handen wassen, soms seksuele onthouding) belangrijker was dan spirituele deugd. Men had de vrijheid om te denken wat men wilde, zolang de rituelen en formules correct werden uitgevoerd. Omdat er geen dogma's of heilige teksten waren, waren de verklaringen van rituelen vrij en divers [10](#page=10).
Deze verklaringen, die de oorsprong van religieuze, culturele en fysieke fenomenen onderzochten, werden "etiologieën" genoemd (van het Griekse 'aition' - oorzaak). Deze konden de vorm aannemen van mythen of taalkundige verklaringen (etymologieën). Dit soort geleerde onderzoek was niet te vergelijken met moderne wetenschap; het ging meer om het onderzoeken van de realiteit van het heden en de wortels ervan in traditie en identiteit [10](#page=10).
In Griekenland waren de atthidografen (4e-3e eeuw v.Chr.) belangrijke figuren die zich bezighielden met de religieuze tradities van Athene. In Rome en het Romeinse Rijk waren dit savanten zoals Varro, Plutarchus (met zijn Griekse en Romeinse Vragen), Macrobius (met zijn Saturnaliën) en Servius (met zijn commentaren op Vergilius). Ook historici als Herodotus en Livius, en dichters zoals Callimachus (met zijn 'aitiai', vertaald als 'De Oorzaken' of 'De Oorsprongen') en Ovidius (in zijn 'Fasti', over de oorsprong van Romeinse kalenderfeesten), droegen bij aan dit soort exegese [11](#page=11).
> **Tip:** Het concept van etiologie is cruciaal voor het begrijpen van hoe oude culturen hun gebruiken en wereldbeeld verklaarden door terug te grijpen naar hun verleden.
---
# Offerpraktijken in Griekenland en Rome
Offerpraktijken in Griekenland en Rome vormden een centraal ritueel om de relatie tussen mensen en goden te onderhouden door middel van een ritueel waarbij een gemeenschap, vertegenwoordigd door een leider, een offer aanbood aan bovennatuurlijke wezens [12](#page=12).
### 3.1 Definitie en doel van offerpraktijken
Een offer kan worden gedefinieerd als een rite die wordt uitgevoerd door een menselijke gemeenschap, zoals een stad, een vereniging of een familie. Deze gemeenschap wordt vertegenwoordigd door degene met de hoogste hiërarchische positie, zoals een magistraat, keizer, priester of hoofd van de huishouding, die verantwoordelijk is voor het offer. Het offer is gericht aan bovennatuurlijke wezens, typisch de goden van boven en helden die de goden van beneden vertegenwoordigen. Dit onderscheidt offers van bijvoorbeeld rituele executies, waarbij de dood van een levend wezen geen offer is aan hogere entiteiten [12](#page=12).
De communicatie tussen mensen en goden tijdens een offer verloopt via het aangeboden object, dat doorgaans een voedselproduct van plantaardige of dierlijke oorsprong is. Het offer is dus nauw verbonden met het idee om de godheid plechtig te voeden. Het kan worden beschouwd als een prestigieuze goddelijke maaltijd, vaak gevolgd door een menselijke maaltijd, met uitzondering van de volgeofferde dieren (holocausten) [12](#page=12).
> **Tip:** Het onderscheid tussen een offer en een rituele executie ligt in de intentie: bij een offer is er sprake van een overdracht aan een hogere macht, terwijl een executie gericht is op bestraffing of vernietiging zonder dit element [12](#page=12).
### 3.2 De rol van rituelen en goden
Offers waren intrinsiek verbonden met de Griekse en Romeinse religieuze praktijken en dienden als een cruciaal middel voor interactie met het goddelijke. De rituele handelingen waren niet willekeurig, maar volgden specifieke procedures om ervoor te zorgen dat de goden de aangeboden gaven aanvaardden en gunstig gezind waren. De goden, zowel de goden van de hemel als de helden die de onderwereld bevolkten, waren de ontvangers van deze offers. De aard van de aangeboden gaven, meestal voedsel, suggereert een concept van het voeden van de godheden, wat de wederkerige relatie tussen de menselijke en goddelijke wereld benadrukt. Dit weerspiegelt een kosmologie waarin het welzijn van de gemeenschap afhing van de gunst van de goden, die door middel van offers kon worden verkregen [12](#page=12).
### 3.3 Menselijke vertegenwoordiging in offers
De rol van de menselijke vertegenwoordiger bij een offer was essentieel. De leider van de gemeenschap, of dit nu een magistraat, keizer, priester of het hoofd van het huishouden was, droeg de verantwoordelijkheid voor de correcte uitvoering van het ritueel. Deze vertegenwoordiger trad op als intermediair tussen de gemeenschap en de goden, wat de hiërarchische structuur van zowel de menselijke samenleving als de goddelijke orde weerspiegelde. Het succes of falen van het offer kon direct worden toegeschreven aan de persoon die het leidde, wat de druk en het belang van hun rol onderstreepte. Door deze vertegenwoordiging werd de hele gemeenschap betrokken bij de interactie met het goddelijke, zelfs als niet iedereen fysiek aanwezig was bij het ritueel [12](#page=12).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Polytheïsme | Een geloofssysteem en een reeks rituelen die gericht zijn op talrijke goden, in tegenstelling tot het monotheïsme dat gelooft in de existentie van slechts één god. De oudheid kende dit fenomeen niet als een bewust onderscheid, maar het concept werd later gevormd om verschillende religieuze systemen te categoriseren. |
| Monotheïsme | Een religieus systeem dat postuleert dat er slechts één god bestaat. Dit concept werd later gedefinieerd in contrast met polytheïsme en werd essentieel in de moderne tijd. |
| Ta Hiera | Een Griekse term die letterlijk "de heilige dingen" betekent en verwijst naar offergaven, heiligdommen, offerdieren of delen daarvan, en rituelen. Het omvat de materiële en rituele aspecten van religieuze praktijken. |
| Ta Theia | Een Griekse term die "de goddelijke dingen" aanduidt, verwijzend naar alles wat met het goddelijke te maken heeft, inclusief concepten, entiteiten en verschijnselen. |
| Ta Nomia / Ta Nomizomena | Griekse termen die verwijzen naar dat wat in overeenstemming is met de gebruiken, regels of voorouderlijke normen. Ze zijn afgeleid van "nomos", wat uiteindelijk de betekenis van "wet" kreeg, en benadrukken het belang van traditie en conformiteit in religieuze praktijken. |
| Eusebeia | Een Griekse term die vertaald wordt als "vroomheid" en de juiste houding ten opzichte van het bovennatuurlijke beschrijft. Deze houding wordt gekenmerkt door een gevoel van bewondering, respect en angst (sebas). |
| Religio | Een Latijnse term waarvan de betekenis nauw verbonden is met "aandacht" en "zorgvuldigheid" bij het uitvoeren van godsdienstige plichten. Het omvatte het respecteren van rituele handelingen en het "cultiveren van de goden" door middel van deze daden. |
| Sacra | Een generieke Latijnse term die "heilige dingen" of "dat wat de goden toebehoort" aanduidt. Het is de verzamelnaam voor de Romeinse religieuze praktijken en objecten. |
| Caerimonia | Een Latijnse term die de betekenis van ons woord "rite" redelijk nauwkeurig dekt, en specifiek verwijst naar de correcte uitvoering van religieuze handelingen. |
| Ritus | In de context van het polytheïstische Rome betekende "ritus" de "manier van het uitvoeren van een religieuze handeling", zonder specifieke informatie over de inhoud van die handeling. Het accent lag op de procedurele aspecten van de rite. |
| Ius Sacrum | Het recht dat zich bezighoudt met religieuze kwesties. Het maakte deel uit van het "ius publicum" (publiek recht), aangezien religie in Rome onlosmakelijk verbonden was met andere aspecten van het gemeenschapsleven. |
| Pietas | Een Latijnse term die een gevoel van respect voor de goden, het vaderland en de familie beschrijft, evenals de bereidheid om hen diensten en eer te bewijzen. Het vertegenwoordigt een fundamentele Romeinse deugd, geïllustreerd door mythen zoals die van Aeneas. |
| Anthropomorphisme | De neiging om goden menselijke vormen en eigenschappen toe te kennen. In de oude Griekse en Romeinse religies werden goden vaak voorgesteld als menselijk in uiterlijk en emoties, hoewel ze intrinsiek machtiger en eeuwig waren. |
| Aniconisme | De praktijk of overtuiging waarbij religieuze beelden of afgodsbeelden worden vermeden. Sommige filosofische stromingen, zoals die van Xenophanes, bekritiseerden het antropomorfisme en suggereerden dat de goden oorspronkelijk zonder beelden en namen werden vereerd. |
| Epiphanie | De manifestatie van een god aan mensen, waarbij de god een waarneembare vorm aanneemt. Deze manifestaties konden leiden tot antropomorfe beelden of symbolische representaties. |
| Morphe | Een Griekse term voor "vorm". In de context van godenverering verwijst het naar de waarneembare verschijningsvorm die goden aannamen om zich aan mensen te tonen. |
| Naos | Het Griekse woord voor "tempel", letterlijk de plaats waar de god, of zijn standbeeld, woont. Het benadrukt de directe verbinding tussen het goddelijke en de fysieke ruimte van verering. |
| Aedes | Het Latijnse woord voor "tempel", oorspronkelijk met de betekenis van "huis van de god". Net als "naos" in het Grieks, duidt het op de woonplaats van de godheid op aarde. |
| Simulacrum / Signum | Latijnse termen voor "standbeeld". Deze beelden van goden werden met grote eerbied behandeld en speelden een centrale rol in de rituele praktijken, zelfs bij openbare evenementen zoals de circensische spelen. |
| Theoxenia | Een Griekse term die letterlijk "ontvangst van de goden als gasten" betekent. Dit waren rituelen waarbij goden werden uitgenodigd en vereerd als gasten, vaak via speciale maaltijden en ceremonies. |
| Lectisternium | Een Romeinse rituele ceremonie waarbij de beelden van goden op speciaal voor hen klaargemaakte bedden werden geplaatst om deel te nemen aan een banket. Dit benadrukte de actieve aanwezigheid van goden in menselijke aangelegenheden. |
| Agalmata | Een Griekse term voor "beelden" of "standbeelden". Filosofen zoals Heraclitus bekritiseerden het feit dat mensen hun gebeden richtten tot deze beelden, en zagen ze als slechts "verblijfplaatsen" van wezens die niet gevangen konden worden in materiële vormen. |
| Divinités fonctionnelles | Godheden met zeer specifieke, beperkte functies die hun naam weerspiegelen, zoals de drie godinnen geassocieerd met de oogst van vijgen in Rome. Ze assisteerden de hoofgoden en deelden de eer, en hun rollen waren nauw verbonden met concrete taken en processen. |
| Indigitamenta | Een Latijnse term die een soortgelijk concept beschrijft als "divinités fonctionnelles". Het verwijst naar godheden met specifieke, vaak utilitaire, taken binnen de godsdienstige structuur. |
| Sive Deo sive Dea | Een Latijnse formule die "aan jou, wie je ook bent, god of godin" betekent. Dit werd gebruikt wanneer de naam van een godheid onzeker was, om onbedoelde vergissingen bij het aanroepen te voorkomen. Het weerspiegelt het belang van nauwkeurigheid in de godsdienstige praktijk. |
| Interpretatio | Het proces waarbij Romeinen goden uit andere culturen identificeerden met hun eigen godheden, op basis van overeenkomsten in hun functies of kenmerken. Dit resulteerde in een "vertaling" van buitenlandse godheden naar Romeinse termen, wat de flexibiliteit van het Romeinse pantheon weerspiegelt. |
| Divi | Latijnse term voor "goddelijke wezens van menselijke oorsprong". In Rome verwees dit voornamelijk naar geëerde keizers en leden van de keizerlijke familie die na hun dood werden vergoddelijkt. |
| Consecratio | De ceremonie waarmee een persoon, zoals een keizer, na de dood als god werd ingewijd. Dit werd vaak gemarkeerd door spectaculaire begrafenissen en symbolische handelingen, zoals het laten opstijgen van een adelaar. |
| Etiologie | Een neologisme dat "de zoektocht naar oorzaken" betekent, afgeleid van het Griekse "aition". Etiologische werken onderzoeken de oorsprong van religieuze, culturele en natuurlijke fenomenen, vaak in de vorm van mythen of taalkundige verklaringen. |
| Atthiidographen | Collectieve benaming voor schrijvers die zich in het oude Griekenland bezighielden met de religieuze tradities van Athene. Hun werk, gericht op de geschiedenis van Attica, is vaak geciteerd door latere auteurs zoals Plutarchus. |
| Term | Definitie |
| **Épiclèsis (Epiclesis)** | Een cultische toevoeging aan de naam van een godheid die een specifieke functie, rol of eigenschap aanduidt, onderscheiden van poëtische bijvoeglijke naamwoorden. Deze specifieke benaming is cruciaal voor de effectiviteit van rituelen. |
| **Athanatos** | Een Griekse term die een godheid aanduidt als "niet vatbaar voor de dood", wat hun fundamentele verschil met stervelingen benadrukt en hun eeuwige bestaan garandeert. |
| **Agèraos** | Een Griekse term die een godheid beschrijft als "niet onderhevig aan ouderdom" of "nooit ouder wordend", wat hun eeuwige jeugd en onveranderlijkheid symboliseert, in tegenstelling tot de mortaliteit van mensen. |
| **Ichor** | Een specifieke vloeistof die door de aderen van de goden stroomt in de Griekse mythologie, verschillend van het bloed van stervelingen, wat hun goddelijke aard verder onderstreept. |
| **Mos maiorum** | Latijnse term die "de gewoonte van de voorouders" betekent en verwijst naar de traditionele Romeinse gebruiken en normen die de basis vormden voor religieuze praktijken en het maatschappelijke leven. |
| **Triade Capitoline** | Een centrale goddelijke groep in de Romeinse religie, bestaande uit Jupiter, Juno en Minerva. De verering van deze triade was representatief voor de Romeinse staat en stond centraal in veel staatsrituelen. |
| **Divinités fonctionnelles (Indigitamenta)** | Minder belangrijke godheden in het Romeinse pantheon die specifieke, vaak nauw gedefinieerde taken uitvoeren ter ondersteuning van de hoofgoden. Hun namen weerspiegelen hun beperkte domein van invloed. |
| **Sive deo sive dea** | Een Latijnse uitdrukking die "aan jou, wie je ook bent, god of godin" betekent. Deze algemene aanspreekvorm werd gebruikt wanneer men de precieze naam van een godheid niet kende, om een verkeerde aanroeping te vermijden. |
| **Interpretatio romana** | Het proces waarbij Romeinen godheden van andere culturen identificeerden met Romeinse of Griekse godheden op basis van overeenkomsten in hun functies of kenmerken. Dit fenomeen hielp bij de integratie van nieuwe culten in het Romeinse religieuze landschap. |
| **Divi** | Een Latijnse term die verwijst naar personen, vaak keizers of leden van de keizerlijke familie, die na hun dood werden vergoddelijkt. Hun verering was een belangrijk onderdeel van de Romeinse staatsreligie. |
| **Étiologieën** | Een neologisme afgeleid van het Griekse "aition" (oorzaak), dat verwijst naar verklaringen, vaak in de vorm van mythen of taalkundige analyses, die de oorsprong van religieuze, culturele of natuurlijke fenomenen proberen te achterhalen. |
| **Attidografen** | Geleerden uit de 4e en 3e eeuw voor Christus die zich toelegden op het schrijven van geschiedenissen van Attica, met speciale aandacht voor de religieuze tradities van Athene. Hun werk is vaak terug te vinden in latere geschriften. |
| Offer | Een ritueel uitgevoerd door een menselijke gemeenschap, vertegenwoordigd door iemand met een belangrijke hiërarchische rol, gericht aan bovennatuurlijke wezens zoals goden en helden. Het doel is communicatie met de godheid via het aangeboden object. |
| Rite | Een reeks geordende handelingen of ceremonies die deel uitmaken van een religieuze of sociale praktijk, zoals een offer. |
| Gemeenschap | Een groep mensen die samenleven en gemeenschappelijke belangen, culturen of tradities delen, in dit geval relevant voor het uitvoeren van religieuze rituelen. |
| Hiërarchische rol | De positie of rang van een persoon binnen een sociale of religieuze structuur, die bepaalt wie bevoegd is om bepaalde rituelen, zoals offers, uit te voeren. |
| Bovennatuurlijke wezens | Entiteiten die buiten de normale, waarneembare wereld van de natuur vallen, zoals goden, godinnen en helden in de context van de Griekse en Romeinse religie. |
| Offrande | Het object dat tijdens een ritueel wordt aangeboden aan een godheid of een andere bovennatuurlijke entiteit, vaak in de vorm van voedsel. |
| Holocaust | Een specifieke vorm van offer waarbij het aangeboden dier volledig aan de godheid wordt geofferd, zonder dat er een menselijke maaltijd volgt. |
| Voedsel | Substanties die worden geconsumeerd om voedingsstoffen te leveren aan levende organismen. In de context van offers vertegenwoordigt het vaak de essentie van wat het leven ondersteunt en wordt het aangeboden om de goden te voeden. |
| Magister | In de Romeinse context, een hooggeplaatst magistraat of functionaris die binnen de stad een leidinggevende rol had, en vaak bevoegd was om religieuze taken uit te voeren, inclusief offers. |
| Keizer | De hoogste heerser van het Romeinse Rijk, die ook religieuze autoriteit bezat en vaak betrokken was bij of leiding gaf aan belangrijke staatsrituelen en offers. |
| Priester | Een religieus leider die bevoegd is om godsdienstige ceremonies uit te voeren, waaronder het brengen van offers aan goden en andere goddelijke entiteiten. |
| Huishoudelijke leider | Het hoofd van een familie of huishouden, die in staat was om offers te brengen voor zijn eigen gezin, wat een belangrijk aspect vormde van de Romeinse religieuze praktijk. |
| Exectutie ritueel | Een rituele daad waarbij een levend wezen wordt gedood, maar die onderscheiden moet worden van een offer omdat het niet bedoeld is als een gift aan hogere wezens. |
| Communicatie | Het proces van het uitwisselen van informatie of ideeën. In religieuze contexten verwijst dit naar de interactie tussen mensen en godheden, vaak gefaciliteerd door offers. |
Cover
Syllabus3_Griekse_religie_algemeen (1)_compressed.pdf
Summary
# De aard van Griekse religie en moderne studie
Dit onderwerp onderzoekt de Griekse definitie van religie, met nadruk op actie en ritueel, en hoe recente wetenschappelijke benaderingen de studie ervan hebben beïnvloed.
## 1. De definitie van Griekse religie door de oude Grieken
### 1.1 Nadruk op actie en ritueel
De oude Grieken herkenden het concept van 'religie' niet als een abstracte categorie; er was geen algemene term om het te identificeren. De nadruk lag meer op actie dan op ideeën. Rituele handelingen begeleidden vrijwel elke menselijke activiteit, en vroomheid werd gemeten aan de hand van zichtbaar getoonde actie. Mannen en vrouwen voerden rituelen uit om hun verwachting van goddelijke respons te tonen, maar men hoefde geen heiligdom of tempel te betreden om de macht van de goden te erkennen. Aandacht voor het goddelijke was een constante zorg, en omdat ritueel bijna altijd een sociale gebeurtenis was, konden aanwijzingen gevonden worden in elke antieke bron. Informatie is ingebed in de werken van dichters, filosofen, dramatisten en redenaars, evenals in de werken van kunstenaars, architectonische overblijfselen, inscripties en het puin van het dagelijks leven dat door archeologen is opgegraven [1](#page=1).
### 1.2 Historische ontwikkelingen in de studie van Griekse religie
De studie van Griekse religie heeft zich altijd gericht op fundamentele vragen, zoals de oorsprong, de aard van goddelijkheid, de relatie tussen mythe en ritueel, en de verbindingen tussen Griekse ideologie en andere geloofssystemen van hedendaagse culturen uit het Nabije Oosten [1](#page=1).
* **Achttiende eeuw:** Geleerden probeerden Griekse religie te laten lijken op het Christendom [1](#page=1).
* **Negentiende eeuw:** Er werd nauwkeurig aandacht besteed aan literaire bronnen die het Griekse geloofssysteem als uniek identificeerden [1](#page=1).
* **Begin twintigste eeuw:** De uitvinding van etnografisch onderzoek deed sommige klassieke geleerden geloven dat Griekse religie een fascinerende verzameling 'primitieve' reacties was op een verwarrende en instabiele omgeving [1](#page=1).
* **Twintigste eeuw:** Het slingerde tussen een nuchtere verzameling van bewijs en speculatie over universele patronen van ritueel [1](#page=1).
## 2. Moderne benaderingen en invloeden op de studie
De studie van Griekse religie heeft zich de afgelopen decennia aanzienlijk ontwikkeld, mede dankzij nieuwe ontdekkingen en multidisciplinaire samenwerking.
### 2.1 Vernieuwde aandacht voor ritueel
Het werk van Walter Burkert heeft de discussie over bredere kwesties gefocust en een hernieuwde interesse en bewustzijn voor het belang van ritueel in de oude Griekse ervaring geïnspireerd. Over het algemeen is de aandacht verschoven van de bezorgdheid van het midden van de twintigste eeuw over individuele godheden of het hele goddelijke pantheon, naar een beschrijving die grondiger is gefundeerd in de diversiteit van het bewijs [1](#page=1) [2](#page=2).
### 2.2 Interpretatieve modellen en focusgebieden
* **Ritueel als uitdrukking van gedachtenpatronen:** Marcel Detienne en Jean-Paul Vernant hebben ritueel geïnterpreteerd als een uitdrukking van cultureel bepaalde gedachtenpatronen [2](#page=2).
* **Relaties van macht:** Sommige geleerden merken op hoe rituelen voor de goden ook machtsrelaties tussen heersers en de geregeerden weerspiegelen [2](#page=2).
* **Antropologische inzichten:** Velen zoeken naar patronen die antropologen in andere samenlevingen hebben opgemerkt [2](#page=2).
* **Uitbreiding van de definitie van religie:** Anderen hebben de definitie van religie zelf verbreed om daden van heimelijke rituele geweldpleging op te nemen die Grieken tegen elkaar richtten in de vorm van vervloekingen en liefdescharms, evenals rituelen en middelen voor persoonlijke bescherming [2](#page=2).
### 2.3 Nieuwe ontdekkingen en hun impact
Nieuwe ontdekkingen blijven nieuwe discussieonderwerpen introduceren [2](#page=2).
* **Derveni papyrus:** De ontdekking van de verkoolde resten van een papyrus tekst in Derveni in 1964 heeft geleid tot een nieuwe interesse in theogonie en esoterische doctrine [2](#page=2).
* **Gouden tabletten:** Discussies over eschatologie moeten nu rekening houden met nieuw bewijs uit teksten die op gouden tabletten zijn ingeschreven en gevonden zijn in graven van volgelingen van de bacchische Dionysos [2](#page=2).
### 2.4 Methodologische uitdagingen en multidisciplinaire samenwerking
De publicatie van nieuw materieel bewijs heeft vragen opgeroepen over methodologie, en experts uit vele vakgebieden dragen nu bij aan de discussie [2](#page=2).
* **Systematische publicatie van materiaal:** Systematische publicatie van nieuw archeologisch en epigrafisch materiaal heeft regionale studies van lokale culten gefaciliteerd, maar het volume aan materiaal heeft ook verwachtingen gewekt [2](#page=2).
* **Verenigde benadering:** Christiana Sourvinou-Inwood benadrukt de noodzaak van een verenigde benadering voor de interpretatie van het bewijs door discussies over beeld, materieel bewijs en tekst samen te brengen [2](#page=2).
* **Thematische studies:** Pauline Schmitt Pantel's werk over de sociale betekenis van banketten demonstreert het belang van een thematische studie van epigrafisch bewijs voor een diachronische benadering van de sociale context van ritueel [2](#page=2).
* **Focus op specifieke thema's:** Literaire bronnen blijven de basis vormen voor intensieve studies van specifieke thema's, zoals die van Robert Parker over vervuiling en Simon Pulleyn over gebed, boeken die de rituele procedures illustreren die als noodzakelijk werden beschouwd voor het verkrijgen van de aandacht van de goden [2](#page=2).
* **Sacrifices en dierenoffer:** Andere benaderingen van ritueel concentreren zich op de sacrificial procedure of het systeem van het voorzien van het heiligdom van dierlijke offers [2](#page=2).
### 2.5 Syntheses en actuele discussies
Algemene studies blijven informeren. Syntheses worden geleverd door diverse vooraanstaande geleerden [2](#page=2) [5](#page=5).
* **Introducties tot recent onderzoek:** Overzichten van de recente bibliografie, thematisch georganiseerd, introduceren lezers in het nieuwe onderzoek [5](#page=5).
* **Verzamelingen van artikelen:** Verzamelingen van belangrijke artikelen uit de late twintigste eeuw bieden verschillende vertrekpunten [5](#page=5).
* **Groepsprojecten en conferentiebundels:** Deze zijn goede indicatoren van de reikwijdte van actuele controverses. Specifieke voorbeelden zijn studies over de organisatie van heilige ruimte in relatie tot de ontwikkeling van de Griekse stadstaat, de fysieke overblijfselen van Griekse heiligdommen, en gender en religie [5](#page=5).
* **Internationale samenwerking:** Tijdschriften en conferentiebundels brengen archeologisch bewijs onder internationale aandacht en rapporteren uitgebreid over nieuw onderzoek wereldwijd [5](#page=5).
Het onderzoek naar wat wij 'Griekse religie' noemen, heeft een nieuw focuspunt geboden voor levendige discussie waarin alle takken van het vakgebied betrokken zijn, en de productieve stroom van nieuw onderzoek zal waarschijnlijk niet snel opdrogen [5](#page=5).
### 2.6 Vroege geschiedenis van Griekse religie
De geschiedenis van de Griekse religie is grotendeels de geschiedenis van de Grieken zelf [5](#page=5).
* **Bronstijd (3000-1000 v.Chr.):** Er waren twee distincte culturen in het Egeïsche gebied: Minoïsch (niet Grieks) op Kreta en de zuidelijke Egeïsche eilanden, gevolgd door Myceens (definitief Grieks) op het vasteland, via de Cycladen tot aan de kust van Klein-Azië [5](#page=5).
* **Minoïsche religieuze rituelen:** Op Kreta in het tweede millennium v.Chr. waren deze georganiseerd rond verschillende paleizen, grote ommuurde complexen die functioneerden als regionale politieke centra. Deze paleizen waren geassocieerd met heiligdommen op bergtoppen en in natuurlijke grotten [5](#page=5).
* **Mogelijke Minoïsche praktijken:** Er zijn aanwijzingen dat de Minoërs, die een taal spraken die niet verwant was aan het Grieks, een vorm van dierlijke offerande beoefenden. Beeldmateriaal van dieren, met name stieren, domineert de Minoïsche decoratieve patronen, maar representaties van daadwerkelijke rituelen zijn zeldzaam en mogelijke resten van offers zijn dubbelzinnig. Overgeleverde rituele uitrusting wordt meestal beschouwd als geschikter voor libatie (het schenken van vloeibare offers) en donaties van landbouwproducten dan voor dierlijke slacht [5](#page=5).
---
# Ontwikkeling van Griekse heiligdommen en rituelen
De ontwikkeling van Griekse heiligdommen en rituelen vanaf de Bronstijd tot de polis illustreert een verschuiving van lokale, met de heerser verbonden praktijken naar publieke, godheid-gecentreerde religieuze centra die de kosmologische en maatschappelijke orde weerspiegelen.
### 2.1 Religieuze praktijken in de Bronstijd en vroege IJzertijd
Tijdens de Myceense periode (ca. 1900-1100 v.Chr.) waren heiligdommen in bergen of grotten zeldzaam. De religieuze praktijken waren georganiseerd rond de residentie van de lokale heerser, vaak een versterkt complex op een hoogte. Er zijn bewijzen voor dieroffers en de aanbidding van godheden, waarvan de helft ook later in de Griekse religie voorkomt. Na de val van de paleiseconomie aan het begin van de IJzertijd (ca. 1000 v.Chr.) verspreidde de bevolking zich, nam het aantal lokale leiders toe en verdween het schriftelijke bewijs. Dit leidde tot veranderingen in sociale structuur en politieke organisatie, wat innovaties in rituelen teweegbracht [6](#page=6).
* **Lokale gemeenschappen:** Kleinere, verspreide agrarische gemeenschappen vervingen gecentraliseerde bureaucratieën [6](#page=6).
* **Veneratie van helden:** De verering van lokale helden versterkte de band met thuisland en land [6](#page=6).
* **Externe invloeden:** Contacten met Egypte, Mesopotamië en Fenicië introduceerden ideeën over regeneratie, reiniging, divinatie en sympathische magie, die werden aangepast aan de groeiende gemeenschappen [7](#page=7).
* **Nieuwe materialiteit:** Innovaties in architectuur, beeldhouwkunst en metaalbewerking creëerden een nieuwe materiële context voor rituelen, die de gemeenschap benadrukten boven de autoriteit van een individuele heerser [7](#page=7).
### 2.2 De opkomst van publieke heiligdommen in de Archaïsche periode
Vanaf de achtste eeuw v.Chr. werd erkend dat ruimte voor publieke eredienst aan een god toebehoorde, niet aan een heerser. Goden werden de hoeders van overschot aan rijkdom en bemiddelaars in menselijke competitie. Rijkdom die voorheen in paleizen of graven werd opgeslagen, werd nu gedeeld met de goden en tentoongesteld in hun heiligdommen. Heiligdommen werden strategisch geplaatst waar aanbidders ze nodig hadden, binnen nederzettingen, op cultuurland of aan de grenzen van het territorium [7](#page=7).
### 2.3 Indeling van de kosmos en de rol van goddelijke territoria
De Grieken verdeelden de kosmos en de aarde met de goden. De stabiliteit en continuïteit van menselijke inspanning vereisten goddelijke goedkeuring [7](#page=7).
* **Tritopartiete kosmos:** In de *Ilias* wordt het universum verdeeld: Zeus (hemel), Poseidon (zee) en Hades (onderwereld), met de aarde gemeenschappelijk beheerd [7](#page=7).
* **Goddelijke patronen:** Speciale landschapselementen werden geassocieerd met specifieke godheden, bijvoorbeeld Zeus op bergtoppen (weer) en Demeter voor gewassen [7](#page=7).
* **Territoriale verdeling:** De goddelijke verdeling van territoria weerspiegelde de vestiging van nieuwe steden en nederzettingen [8](#page=8).
* **Mythevorming:** Stichtingsmythes, zoals die van Athene en Poseidon in Athene, verklaarden de status van godheden en de relatie met het land, en lieten regionale verschillen in interpretatie zien. Sommige gemeenschappen claimden autochtone oorsprong, andere migratie [8](#page=8).
### 2.4 Regionale verschillen in cultus en organisatie
Hoewel de Grieken een gemeenschappelijke familie van goden deelden, verschilden regionale heiligdommen en hun organisatie aanzienlijk [9](#page=9).
* **Internationale en regionale heiligdommen:** Belangrijke centra waren Delphi (Apollo) en Olympia (Zeus). Regionale heiligdommen, zoals die van Apollo in Kalapodi en Didyma, en Zeus in Dodona, hadden ook een brede aantrekkingskracht [9](#page=9).
* **Competitie en samenwerking:** Atletische wedstrijden in Olympia, Nemea, Isthmia en Delphi versterkten politieke banden en boden een neutrale ruimte voor interactie, waarbij de atletische competitie de oorlogsvoering imiteerde maar gericht was op samenwerking [9](#page=9).
* **Amphictyonieën:** Regionale bonden georganiseerd rond heiligdommen, zoals die rond Poseidon op Kalaureia, bevorderden samenwerking tussen concurrerende stadstaten [10](#page=10).
* **Wetgeving en stabiliteit:** Steden schreven hun vroegste wetten in heiligdommen van Apollo, gebruikmakend van de autoriteit van de god voor de geldigheid van wetten. De goden speelden een rol in het handhaven van orde en het legitimeren van politieke en rechterlijke instellingen [10](#page=10).
### 2.5 Temples en heilige plaatsen
Heiligheid kon voortkomen uit de natuurlijke eigenschappen van een plaats (bos, grot, bron) of door een consecratie die de plek afbakende van het dagelijks leven [16](#page=16).
* **Definitie van heiligdom:** Een *hieron* was een afgebakende heilige ruimte, al dan niet met gebouwen. Een *temenos* was een 'afgesneden' ruimte voor contact met het goddelijke [14](#page=14) [16](#page=16).
* **Afbakening:** Grensstenen (*horoi*), hekken, muren of teksten markeerden de scheiding met het profane [16](#page=16).
* **Zuiveringsrituelen:** Speciale vaten (*perirrhanteria*) met bronwater bij de ingang hielpen aanbidders zich te reinigen om deel te mogen nemen aan collectieve rituelen, omdat een vervuild individu de hele groep kon bedreigen [16](#page=16).
* **Tempelarchitectuur:** De typische Griekse tempel had een *cella* voor het cultusbeeld. Een altaar (*bomos*) stond meestal voor de tempel, als plaats van offer. Tempels waren bedoeld voor verering, zelden voor gemeenschappelijke eredienst [17](#page=17).
* **Cultusbeelden:** Variërend van kleine houten *xoana* tot grote stenen beelden, en later beelden van heersers [17](#page=17).
* **Ontwikkeling van tempels:** Vroege tempels waren van hout en moddersteen, later kwamen kalksteen en marmer. Tempelgrootte nam toe, met de meest magnifieke in Sicilië en Ionië. De grootte en pracht van tempels was een uiting van prestige [17](#page=17) [18](#page=18).
* **Godheden en tempels:** Apollo had de meeste grote stenen tempels, gevolgd door Hera, Poseidon en Athena. Zeus en Artemis hadden minder monumentale tempels. Ares, Dionysos en Aphrodite waren afwezig in grote tempelbouw, hoewel Hestia aanbeden werd bij het publieke haardvuur. De grootte van tempels weerspiegelde niet altijd de belangrijkheid van een godheid [18](#page=18).
### 2.6 De goden van de polis
Elke *polis* had een eigen contingent godheden, verbonden met specifieke locaties en functies binnen de stad en het omliggende land [18](#page=18).
* **Functionaliteit:** Goden werden vaak geassocieerd met natuurlijke landschappen (Demeter met velden, Artemis met grenzen, Poseidon met de zee) [19](#page=19).
* **Functies binnen de stad:** Sommige goden kregen functies gerelateerd aan stedelijke instellingen, zoals Athena en Zeus die ook de Raad (*Boule*) beschermden [19](#page=19).
* **De Atheneense eed:** Een eed van jonge mannen toonde de integratie van goden (Ares, Zeus, Athena), helden (Herakles), natuurlijke elementen (tarwe, olijven) en territoriale grenzen als fundamenteel voor het staatsbestel [19](#page=19).
* **Regionale variatie:** De organisatie van heiligdommen en pantheons verschilden per *polis*, beïnvloed door topografie, politiek en geografische omstandigheden. Eretria had heiligdommen voor Apollo, Demeter en Artemis aan de rand van het territorium. Mantineia, een binnenlandse stad, had heiligdommen verspreid in het bergachtige landschap. Thasos, een eilandkolonie, had een dubbele acropolis en demonstreerde een unieke mix van invloeden [20-23](#page=20-23) [20](#page=20).
* **Beschermingsmagie:** Op Thasos beschermden reusachtige ogen op de citadelmuur de stad tegen vijanden [22-23](#page=22-23).
### 2.7 Rituele handelingen: offer en gebed
Rituele handelingen, met name dieroffers, waren cruciaal voor communicatie met het goddelijke en voor het handhaven van de sociale orde [23](#page=23).
* **Doel van offer:** Eren, uitwisselen (tijd, *time*) en voordelen verkrijgen. Elk offer was een transactie waarbij de goden eer in de vorm van rook ontvingen, terwijl de mensen het vlees aten [24](#page=24).
* **Het offerritueel:** Bestond uit voorbereiding (water, gerst), gebed, het aanbieden van een eerste offer (haren in het vuur), libaties, het verdoven en slachten van het dier. Vrouwen initieerden de *ololuge* (rituele kreet) bij de dood van het dier. De innerlijke organen (*splanchna*) werden eerst geconsumeerd, gevolgd door de rest van het vlees na goddelijke goedkeuring [25](#page=25).
* **Specifieke offertypen:**
* *Sphagia*: Slachtingen waarbij het bloed van het dier speciaal betekenis had, vaak aan de grens van grondgebied of voor gevechten [26](#page=26).
* *Holocaust*: Volledige verbranding van het dier, gereserveerd voor speciale omstandigheden, zoals zuivering (#page=26, 27) [26](#page=26) [27](#page=27).
* **Eedoffer**: Delen van het dier werden gebruikt, met een bijbehorend vloekritueel bij overtreding van de eed [26](#page=26).
* **Aanbiedingen aan de doden en helden:** Delen van dieren werden soms geofferd aan helden, wiens graven als heilige plaatsen werden beschouwd [26](#page=26).
* **Vrouwenparticipatie:** Vrouwen participeerden direct in rituelen, maar voornamelijk in rituelen zonder mannen, zoals de *Thesmophoria*. Hun actieve rol beperkte zich vaak tot de *ololuge* [27](#page=27) [29](#page=29).
* **Gebed:** Gebeden konden een publieke verklaring zijn of een persoonlijke appeal. Ze bestonden uit aanroeping, rechtvaardiging en de specifieke vraag. Gebeden werden staand aangeboden (#page=27, 29) [27](#page=27) [29](#page=29).
* **Wederkerigheid:** Het concept van *charis* (genade/gunst) omvatte zowel de genereuze gift van de god als de dankbaarheid van de mens, wat leidde tot een cyclus van wederkerigheid [29](#page=29).
* **Votieve gaven:** Permanente tokens van dankbaarheid, variërend van beelden en reliëfs tot alledaagse voorwerpen, die de uitwisseling tussen mensen en goden documenteren. Ze boden inzicht in de interesses en zorgen van gewone mensen [30](#page=30) [31](#page=31).
### 2.8 Genezing en divinatie
Genezing, divinatie en orakels waren belangrijke aspecten van de Griekse religieuze praktijk, gericht op het verkrijgen van goddelijke leiding en hulp [32](#page=32).
* **Divinatie methoden:** Observatie van het verbranden van de staart van een offerdier, de conditie van inwendige organen (*hepatoscopie*, geleend uit Mesopotamië), de vlucht van vogels, dromen, natuurverschijnselen en klimaatrampen [32](#page=32).
* **Orakels:** Boodschappen in de stem van een god, meestal via een menselijke bemiddelaar. Belangrijke orakels waren die van Apollo in Delphi en Didyma, en Zeus in Dodona [33](#page=33).
* **Delphi:** De Pythia gaf ambigue antwoorden die interpretatie vereisten. De autoriteit van Delphi was verbonden met Apollo's expertise in zuiveringsprocedures en zijn reputatie als ondersteuner van wet en beraadslaging [33-34](#page=33-34).
* **Dodona:** De priesters, de Selloi, interpreteerden mogelijk het ruisen van de eikenbladeren of de kreten van duiven. Vragen werden opgeschreven op loden tabletten [34](#page=34).
* **Genezing en Asklepios:** De cultus van Asklepios, de god van de geneeskunde, werd populair. Sanctuaries boden behandelingen zoals zuivering, offers, baden en vooral incubatie (slapen in het heiligdom in de hoop op een droomvisioen) [38](#page=38).
* **Votieve lichaamsdelen:** Kleine gouden, electrum of ivoren lichaamsdelen, en keramische modellen, werden geofferd om genezing te vragen of te danken voor genezen specifieke kwalen [39](#page=39).
* **Rol van de stad:** De oprichting van nieuwe godheden en heiligdommen vereiste stadsgoedkeuring en sponsoring [39](#page=39).
### 2.9 De levenscyclus en rituelen
De Griekse levenscyclus, van geboorte tot dood, werd gemarkeerd door diverse rituelen die overgangen symboliseerden en goddelijke bescherming inriepen [41](#page=41).
* **Geboorte:** Een gevaarlijke periode, waarbij de moeder als vervuild werd beschouwd. Rituelen voor de pasgeborene, zoals de *amphidromia* (het ronddragen van het kind rond het haardvuur), markeerden de acceptatie in de familie. Theoforische namen, zoals Apollodoros, verbonden kinderen met goddelijke bescherming en identiteit [41-42](#page=41-42) [41](#page=41).
* **Rijpingsrituelen:**
* **Mannen:** De *phratriai* (mannen-verwantschapsgroepen) organiseerden festivals zoals de Apatouria, waar jongens werden geïntroduceerd, hun volwassenheid werd erkend, en huwelijken werden aangekondigd. Apollo Patroos speelde een rol bij het valideren van de paternalistische lijn en familiecontinuïteit [42-43](#page=42-43). De *ephebeia* (militaire training) betrof een eed op de acropolis en een introductie tot de grenzen van de stad. Dionysos was de god van de vroege kennismaking met wijn [42](#page=42) [43](#page=43).
* **Vrouwen:** Artemis, Hera, Demeter, Athena en Aphrodite beheersten de levenscyclus van jonge meisjes. Artemis, de godin van de maagdelijkheid, was populair. Hera vertegenwoordigde de volledige vrouwelijke levenscyclus. Rituelen zoals dansen, zingen en het weven en wijden van textiel demonstreerden de verwerving van vaardigheden voor huwelijk en moederschap. De *arkteia* scheidde jonge meisjes van de kindertijd [44](#page=44).
* **Huwelijken en begrafenissen:** Huwelijken waren familieaangelegenheden die goddelijke tussenkomst inriepen (Apollo, Artemis, Zeus, Hera, Peitho, Aphrodite). De bruid werd gezuiverd en er werd een rituele processie gehouden. Begrafenissen, die ook als vervuilend werden beschouwd, omvatten specifieke rituelen om de doden te scheiden van de levenden [45-46](#page=45-46). Er was weinig overeenstemming over de aard van het hiernamaals [44](#page=44) [48](#page=48).
* **Bescherming en vloeken:** Amuletten werden gebruikt voor bescherming tegen gevaren en boze geesten. Persoonlijke rituelen, zoals liefdesmagie en vloeken op loden tabletten, waren gericht op het dwingen van een ander of het vernietigen van een concurrent, maar werden vaak als geheimzinnig en oneerlijk beschouwd [46-47](#page=46-47). Publieke vloeken, uitgesproken namens de stad, dienden ter bescherming van de gemeenschap [47-48](#page=47-48).
### 2.10 Het hiernamaals en mysteriën
De reis na de dood en de mogelijke omstandigheden van het hiernamaals waren onderwerp van speculatie en esoterische kennis [48](#page=48).
* **Onderwereld:** Beschreven als een sombere plaats van duisternis en straf, of, voor de uitzonderlijken, een Elysium of Eilanden van de Gezegenden [49](#page=49).
* **Mysteriën van Eleusis:** Rituelen voor Demeter en Kore die een belofte van een betere toestand na de dood inhielden en die openstonden voor alle Griekssprekenden, ongeacht geslacht of status [49](#page=49).
* **Gouden tabletten:** Ingeschreven tabletten gevonden bij graven beschreven de reis naar de onderwereld en de keuze tussen water van vergetelheid en geheugen, wat leidde tot de weg van de gezegenden voor degenen die de rituelen van Bacchic Dionysos hadden ervaren [50](#page=50).
* **Individuele en collectieve rituelen:** Terwijl de *polis* collectieve rituelen benadrukte, focusten de gouden tabletten op de individuele ervaring en een nieuwe nadruk op privacy en persoonlijke doelen. De toename van de geletterdheid bevorderde directe participatie in eigen rituelen [50](#page=50).
---
# Griekse rituelen: offer, gebed, en votieve gaven
Dit onderdeel behandelt de centrale rol van rituelen, met name offers, gebeden en votieve gaven, in de Griekse religie als middelen voor communicatie en interactie met de goden, en voor bescherming en genezing.
### 3.1 Offerpraktijken
#### 3.1.1 Doel en aard van het offer
Offers vormden een cruciale vorm van communicatie met het goddelijke; geen enkele menselijke onderneming werd ondernomen zonder deze interactie. Het bracht de kloof tussen mens en godheid tegelijkertijd tot uiting en trachtte deze te overbruggen. De Griekse term *thusia*, vaak vertaald als 'offer', impliceert geen offerande in de zin van opgeven, maar verwijst specifiek naar het proces waarbij vlees en vet door vuur in rook werden omgezet. De rook, als gezuiverd deel van het dier dat opsteeg naar de hemel, was hetgeen de goden bereikte [23](#page=23) [24](#page=24).
#### 3.1.2 Redenen voor offers
De filosoof Theophrastos onderscheidde drie hoofredenen voor het brengen van offers:
* **Eerbetoon:** Om de goden te eren wat werd uitgedrukt met het woord *time* [23](#page=23) [24](#page=24).
* **Obligatie van uitwisseling:** Als onderdeel van een wederkerige transactie waarbij de goden, in ruil voor verering, iets terugverwachtten [23](#page=23) [24](#page=24).
* **Verkrijgen van voordelen:** Om welwillendheid en gunsten van de goden te verkrijgen [23](#page=23).
#### 3.1.3 De offerprocedure
Een typische offerprocedure omvatte de volgende stappen:
1. **Voorbereiding van het dier:** Het dier werd voorbereid op de slachting [25](#page=25).
2. **Zuivering en reiniging:** Attendanten brachten zuiver bronwater en gerst, en de betrokkenen wasten hun handen en strooiden gerst. De leider markeerde het altaar door er zuiver water en gerst omheen te strooien [25](#page=25).
3. **Eerste offerande:** De leider bad en wierp haren van de voorhoofd van het dier in het vuur als eerste offerande [25](#page=25).
4. **Libatie en bedwelming:** Een libatie van wijn werd gedaan, gerst werd in het vuur gestrooid, en het dier werd met een bijl bedwelmd [25](#page=25).
5. **Slachting:** De slachter sneed de keel van het dier door [25](#page=25).
6. **Ololege:** Op het moment van slachting verhieven aanwezige vrouwen de *olologe*, een rituele kreet die de dood van het dier aankondigde en specifieke situaties markeerde [25](#page=25) [29](#page=29).
7. **Verwerking van het karkas:** Het dier werd opgetild om het bloed te laten wegvloeien, het karkas werd geschroeid en gevild [25](#page=25).
8. **Offering van het goden-deel:** De dijbeen, omwikkeld met vet, werd op het altaar verbrand als deel voor de god [25](#page=25).
9. **Communale maaltijd:** De innerlijke organen (*splanchna*) werden geroosterd en verdeeld, gevolgd door de consumptie van de rest van het vlees door de gemeenschap, echter pas nadat de goden 'tevreden' waren [25](#page=25).
#### 3.1.4 Soorten offers en bijzonderheden
* **Gestandaardiseerde offers (*thusia*):** Waarbij het vlees gegeten kon worden door de menselijke deelnemers [24](#page=24).
* **Speciale offers:**
* **Sphagia:** Waarbij het bloed van het dier speciale betekenis had en in de grond vloeide, bijvoorbeeld bij militaire expedities [26](#page=26).
* **Holocaust:** De volledige verbranding van het dier door vuur, vaak gereserveerd voor speciale omstandigheden of als zuivering [26](#page=26) [27](#page=27).
* **Eedoffer:** Waarbij delen van het dier speciaal werden behandeld, mogelijk in verband met het afleggen van eden [26](#page=26).
* **Offers aan de doden en helden:** Deze werden in vloeibare vorm aan het graf gebracht, zoals water, wijn, honing, melk of bloed [26](#page=26).
#### 3.1.5 De rol van vrouwen bij offers
Vrouwen namen direct deel aan offers slechts in beperkte en specifieke rituelen, vaak wanneer deze niet voor mannen waren. Hun meest prominente rol was het uitstoten van de *olologe* bij de dood van het offerdier. Vrouwen vierden ook eigen feesten, zoals de Thesmophoria, waarbij mannen uitgesloten waren [23](#page=23) [25](#page=25) [27](#page=27) [29](#page=29).
#### 3.1.6 Ingrediënten en dieren
De belangrijkste ingrediënten voor een offer waren:
* **Dieren:** Runderen, schapen, geiten en varkens, waarbij schapen het meest voorkwamen en runderen het meest prestigieus waren [25](#page=25).
* **Vloeistoffen:** Zuiver water, wijn, melk, honing (als libatie, *sponde*) [25](#page=25).
* **Graan:** Gerst (en koeken) [25](#page=25).
* **Vuurhout:** Voor het altaar [25](#page=25).
### 3.2 Gebed en de verwachting van wederkerigheid
#### 3.2.1 De aard van het Griekse gebed
Het Griekse woord voor gebed, *euche*, kon ook 'trots publiekelijk maken' betekenen, wat de dunne lijn tussen een verzoek en een assertie aangaf. Grieken adresseerden hun goden staande, met het gezicht omhoog en de rechterarm uitgestrekt. Vrije vrouwen en meisjes (en in komedies ook slaven) knielden soms, maar alleen in kritieke situaties of voor familiezaken [27](#page=27).
#### 3.2.2 Structuur van formele gebeden
Formele gebeden bestonden uit drie delen:
1. **Aanroeping:** Een precieze identificatie van de godheid, vaak met specifieke epitheta [28](#page=28).
2. **Rechtvaardiging/Argument:** Een herinnering aan eerdere verering of een argument waarom het verzoek gerechtvaardigd is [28](#page=28).
3. **Verzoek:** Het expliciet geformuleerd verzoek zelf [28](#page=28).
> **Tip:** De 'als ik ooit'-formule (*ei pote*) in gebeden, zoals die van Chryses in de *Ilias*, is essentieel voor het tonen van een continue relatie met de godheid en de verwachting van reactie [28](#page=28).
#### 3.2.3 Variëteiten van gebed
Naast de algemene term *euche*, bestonden er andere woorden voor gebed met specifieke connotaties:
* **Ara:** Kon zowel 'gebed' als 'vloek' betekenen [28](#page=28).
* **Lite:** Urgentie verzoeken in crisissituaties [28](#page=28).
* **Hiketeia:** Formele smeekbeden, alleen door wanhopigen gericht aan iemand die verplicht is te reageren [28](#page=28).
#### 3.2.4 Gebed als wederkerigheid
Gebed werd gezien als het verbale tegenwicht van het offer, waarbij de wederzijdse verplichtingen duidelijk werden gemaakt. Het Griekse concept *charis* (genade, of beter: wederkerige gulheid) omvatte deze uitwisseling. Het beantwoorden van een gebed werd beschouwd als een wederdienst voor het geschenk van het offer [28](#page=28) [29](#page=29).
#### 3.2.5 Context en deelnemers van gebed
Gebeden konden in vrijwel elke context worden aangeboden, aan het begin van projecten, bij persoonlijke gebeurtenissen (dageraad, oogstseizoen), of bij publieke gelegenheden (vergaderingen, festivals, wedstrijden) [29](#page=29).
* **Vrije personen:** Konden bevelen geven aan goden en gebeden structureren [29](#page=29).
* **Slaven:** Konden slechts wensen uiten en baden zonder offer, en hun gebeden misten formele structuur [29](#page=29).
* **Vrouwen:** Konden thuis bidden, soms stil, en deelnamen aan festivals voor vrouwen. Hun gebeden concentreerden zich vaak op familiezaken zoals gezondheid, zwangerschap en kinderen. Ze konden echter ook tot mannelijke godheden bidden [29](#page=29) [30](#page=30).
### 3.3 Votieve gaven
#### 3.3.1 Doel van votieve gaven
Votieve gaven, ook wel dedicaties genoemd, waren tastbare uitingen van dankbaarheid na het beantwoorden van een gebed of het ontvangen van een gunst. Ze dienden als permanente herinneringen aan rituelen of dank voor ontvangen geschenken. Deze objecten vormden een cruciaal onderdeel van het systeem van uitwisseling tussen de menselijke en goddelijke sferen, gebaseerd op wederkerigheid [30](#page=30).
#### 3.3.2 Vormen en verscheidenheid van votieve gaven
De variëteit aan votieve gaven is enorm en varieert van dure, speciaal vervaardigde beelden en reliëfs tot eenvoudige, massaproductie keramiek. Ze konden ook functionele objecten of miniatuurmodellen van gereedschappen zijn [30](#page=30).
* **Dedicator:** Soldaat droegen wapens, ambachtslieden hun gereedschap, atleten hun sportuitrusting, en vrouwen juwelen en weefgereedschap [30](#page=30).
* **Reliëfs en beeldjes:** Beelden van de god, de aanbidder of het offerdier, of afbeeldingen van rituele handelingen [30](#page=30).
* **Lichamelijke modellen:** Keramische, gouden of ivoren modellen van lichaamsdelen, vaak gerelateerd aan de godheid of het deel dat genezing behoefde (bv. ogen voor Demeter, borsten voor Artemis) [39](#page=39).
#### 3.3.3 Donor en keuze van de gave
Hoewel lokale beambten de presentatie van de gaven in het heiligdom konden reguleren, lag de keuze van de individuele donatie bij de schenker zelf, onafhankelijk van de autoriteiten. Dit biedt een uniek inzicht in de interesses, zorgen en angsten van gewone mensen [31](#page=31).
* **Welgestelde individuen:** Lieten gebouwen en beelden vervaardigen, en objecten van kostbare materialen [31](#page=31).
* **Gewone mensen:** Dediceerden vaker massaproductie reliëfs, keramische beeldjes of eenvoudige alledaagse voorwerpen [31](#page=31).
#### 3.3.4 Votieve gaven en genezing
Genezigdommen zoals dat van Asklepios trokken veel votieve gaven aan, vaak in de vorm van lichaamsdelen die een genezen aandoening symboliseerden. Hoewel lokale heiligdommen niet per se specialiseerden in specifieke ziekten, toonden de gaven van mannen en vrouwen soms een verschil in focus. Vrouwen deden vaker donaties gerelateerd aan reproductieve gezondheid, terwijl mannen meer diverse medische problemen hadden [39](#page=39) [40](#page=40).
#### 3.3.5 Verdeling naar godheid
Er was een tendens dat bepaalde godheden vaker door mannen (bv. Zeus, Poseidon) of vrouwen (bv. Demeter, Hera) werden vereerd, hoewel deze scheiding niet altijd strikt was. Archeologisch bewijs, zoals bij Hera, toont aan dat de praktijk van dedicaties per heiligdom kon variëren en niet altijd overeenkwam met de literaire voorstellingen [31](#page=31) [32](#page=32).
### 3.4 Rituelen voor bescherming en genezing
#### 3.4.1 Beschermende magie
Rituelen konden gericht zijn op bescherming, zoals het geval van een beeld met reusachtige ogen dat bedoeld was om aanvallers te verlammen en af te schrikken [23](#page=23).
#### 3.4.2 Heiligdommen voor genezing
Heiligdommen gewijd aan godheden zoals Asklepios boden genezing door middel van rituelen, die reiniging, offers, afzondering, therapeutische baden en incubatie (slapen in het heiligdom in de hoop op een droomvisioen) omvatten [38](#page=38).
* **Therapeutische praktijken:** De procedures in Asklepios heiligdommen combineerden professionele medische technieken met de nadruk op aandacht voor symptomen en individuele ziektegeschiedenis, in lijn met de Hippocratische geneeskunde [39](#page=39).
* **Dromen als interventie:** In de *abaton* (een afgesloten ruimte in het heiligdom) hoopten pelgrims op dromen waarin de god hen bezocht en genas [38](#page=38).
> **Tip:** De verhalen van succesvolle genezingen, zoals die van Hermon, benadrukken het belang van het erkennen van de goddelijke gunst en het brengen van de bijbehorende 'retributie' of dankbetoon [38](#page=38).
* **Rol van heilige slangen:** Heilige slangen, geassocieerd met Asklepios, speelden een rol in de genezingsvisioenen [38](#page=38).
* **Votieve bewijzen van genezing:** Tabletjes (stenen of houten) met scènes van behandelingen, of keramische modellen van lichaamsdelen, dienden als bewijs van genezing en dank [38](#page=38) [39](#page=39).
---
# Divinatie, orakels en levenscyclusrituelen
Dit deel van de studie gaat in op de Griekse praktijken van waarzeggerij en het raadplegen van orakels, alsook de rituelen die belangrijke overgangen in het leven markeren, van geboorte tot dood, huwelijk en volwassenheid.
### 4.1 Divinatie en orakels
De Griekse religie kende een diepgewortelde behoefte aan communicatie met de goden, wat leidde tot diverse methoden van waarzeggerij en orakelraadpleging om goddelijke wil te achterhalen [32](#page=32).
#### 4.1.1 Methoden van waarzeggerij (divinatie)
De Grieken gebruikten diverse methoden om goddelijke inzichten te verkrijgen:
* **Observatie van offerdieren:** De manier waarop de staart van een offerdier krulde, draaide of bewoog tijdens het branden op het altaar, kon worden geïnterpreteerd als een teken van goddelijke gunst of afkeuring. De conditie van de inwendige organen, met name de lever en galblaas, werd door professionele zieners (manteis) nauwkeurig bestudeerd om goddelijke intenties te ontdekken. Deze praktijk, bekend als hepatoscopie, vertoonde sterke parallellen met Mesopotamische tradities [32](#page=32).
* **Tekenen in de natuur:** De vlucht van vogels, de inhoud van dromen, ongebruikelijke natuurlijke fenomenen zoals zons- of maansverduisteringen, en onweer op een heldere dag konden worden geïnterpreteerd als goddelijke boodschappen. Ook klimaatsrampen zoals droogte, hongersnood of pest konden als voortekenen worden gezien [32](#page=32).
* **Professionele zieners (manteis):** Steden stelden professionele zieners aan om voortekenen te duiden bij belangrijke beslissingen met grote risico's, zoals de stichting van een nieuwe stad, het besluit tot oorlog, het verlaten van het grondgebied van de polis voor een veldtocht, of het nemen van belangrijke wetgevende of bestuurlijke beslissingen. Het woord 'mantis' is verwant aan een oud woord voor 'weten'. De reputatie van de mantis was het hoogst in de archaïsche periode; zelfs in de vijfde eeuw BCE was het een respectabel ambt, hoewel het in de vierde eeuw BCE als gevolg van veel oplichters die valse profetieën verkochten, als overdreven bijgelovig kon worden beschouwd [32](#page=32) [33](#page=33).
#### 4.1.2 Orakels
Orakels waren boodschappen in de stem van een god, meestal geleverd via een menselijk medium, als antwoord op een specifieke vraag van een privépersoon of een publieke instantie. Vragen werden doorgaans zo geformuleerd dat ze een eenvoudig ja- of nee-antwoord uitlokten [33](#page=33).
* **Delphi:** Het orakel van Apollo in Delphi, gelegen in het centrum van Griekenland, was een van de belangrijkste orakelcentra. Apollo werd ook geassocieerd met talrijke lokale orakelheiligdommen. De Pythia, de priesteres die de reactie van de god overbracht, leverde vaak ambigue antwoorden, die als raadsels moesten worden geïnterpreteerd door de vrager. Steden en buitenlandse heersers raadpleegden Delphi om de haalbaarheid van beleid of plannen te bevestigen, en de autoriteit van het orakel werd gekoppeld aan Apollo's expertise in zuiveringsprocedures en zijn reputatie als ondersteuner van wetgeving [33](#page=33).
* **Politieke invloed van Delphi:** Delphi kon worden beïnvloed door politieke gebeurtenissen. Tijdens de Perzische invasie in 480 BCE zou de reactie van de Pythia aan de Atheners, die aanvankelijk pessimistisch was maar later een strategisch plan van Themistokles leek te ondersteunen, mogelijk na de gebeurtenissen zijn herschreven. Ondanks politieke druk en de latere opvatting dat de invloed van Delphi in de archaïsche periode piekte, bleef het heiligdom floreren tot in de Romeinse periode [34](#page=34) [35](#page=35).
* **Didyma:** Dit orakel van Apollo aan de kust van Klein-Azië was een ander groot orakelcentrum, waar mannelijke profeten de boodschappen overbrachten [33](#page=33).
* **Dodona:** Het orakel van Zeus in Dodona, gelegen in een afgelegen vallei in Epirus, stond bekend om zijn grote oudheid. Priesters genaamd 'Selloi' gingen er blootsvoets en ongewassen. Zeus werd mogelijk vertegenwoordigd door een grote eik, bijgestaan door drie priesteressen. Antwoorden werden mogelijk geïnterpreteerd uit het ruisen van de bladeren of het gekrijs van duiven. Aanvragers schreven hun vragen op kleine loden tabletten, waarop Zeus positieve of negatieve antwoorden kon geven. Dodona werd geraadpleegd over staatszaken, zakelijke deals, kleine misdrijven, en ook over persoonlijke kwesties zoals huwelijk, kinderen en familiezaken [33](#page=33) [34](#page=34).
* **Sibyllen:** In Grieks Klein-Azië ondersteunden lokale tradities een vorm van profetie geleverd door vrouwelijke profeten met de titel 'Sibyl' [33](#page=33).
#### 4.1.3 Oaths: calling the gods to witness
Oaths (eden) waren cruciaal in de vroege Griekse samenleving, die geen schriftelijke contracten kende. Ze bekrachtigden overeenkomsten tussen individuen, de gemeenschap, en tussen gemeenschappen [35](#page=35).
* **Rol in Athene:** Atheense burgers zwoeren eden om belangrijke levensfasen te markeren, zoals jonge mannen bij de aanvang van hun militaire training (ephebeia), en vaders bij de introductie van hun zoon in de phratrie. Magstraten en juryleden zwoeren eveneens eden bij het aantreden van hun ambt of het dienen in rechtszaken. Zowel de redenaar Lykourgos als Isokrates benadrukten het belang van eden voor de stabiliteit van de democratie en de piëteit. Zelfs historicus Thucydides, die niet in orakels geloofde, erkende de loyaliteit aan eden en respect voor heiligdommen als fundamenteel voor sociale stabiliteit [35](#page=35).
* **Gevolg van eedbreuk:** Herodotus citeert een orakel uit Delphi over Glaukos, die loog om de teruggave van geld dat hij onder ede had toevertrouwd te vermijden. De Pythia beschreef de onverbiddelijke straf voor eedbreuk: een kind van de Eed, naamloos en meedogenloos, dat de meineedige en zijn nageslacht zou vernietigen. Glaukos onderging uiteindelijk de voorspelde straf, wat de autoriteit van Delphi in het vaststellen van gedragsnormen illustreert. Elke eed omvatte een god en impliceerde een zelfvervloeking bij breuk [35](#page=35).
### 4.2 Levenscyclusrituelen
Het leven van geboorte tot dood werd georganiseerd door middel van diverse rituelen die belangrijke overgangen markeerden. Deze rituelen waren vaak een verantwoordelijkheid van de familie, hoewel goden een rol speelden en de stad belang had bij deze overgangen [41](#page=41).
#### 4.2.1 Geboorte
Geboorte was de eerste overgang en een periode van gevaar voor moeder en kind. Een barende vrouw werd als vervuild beschouwd en mocht pas na tien tot eenentwintig dagen, nadat de vervuiling was verdwenen, een heiligdom betreden [41](#page=41).
* **Rituelen voor de pasgeborene:** De eerste dagen na de geboorte waren een periode van stress voor de meeste zuigelingen. Kinderen werden niet onmiddellijk vernoemd; families wachtten om de overlevingskansen van de baby te beoordelen [41](#page=41).
* **Amphidromia:** Om tot de familie te behoren, werd het kind in ceremonies genaamd amphidromia ('lopen rond') rond de haard in huis gedragen, vergelijkbaar met de opname van een nieuwe slaaf of bruid [41](#page=41).
* **Naamgeving:** Bij de naamgeving (op de vijfde of tiende dag) kon de gekozen naam een band met een lokale god aangeven. Theofoor namen, namen samengesteld met de naam van een god, waren gebruikelijk. Apollo was, als beschermer van jonge jongens, de meest gebruikte godennaam (bv. Apollodoros: 'geschenk van Apollo'). Dergelijke namen werden meer gezien als een teken van Helleense identiteit dan van persoonlijke devotie [41](#page=41) [42](#page=42).
#### 4.2.2 Rituelen van maturatie
Politieke status en vaderschap waren belangrijk voor zowel de stad als de goden [42](#page=42).
* **Phratriai en Apatouria:** Volwassen mannen kwamen jaarlijks bijeen in groepen van uitgebreide mannelijke verwanten, genaamd phratriai (broederschappen). Tijdens de Apatouria, een driedaags festival ter ere van Apollo, kondigden de phratriai geboortes aan, erkenden ze de volwassenheid van zonen en hoorden ze huwelijksaankondigingen van jonge volwassenen [42](#page=42).
* **Meion:** Vaders van pasgeboren zonen boden een offer (meion) aan om hun zonen aan de groep te introduceren [42](#page=42).
* **Koureion:** Zonen die de adolescentie bereikten, boden de koureion aan, een tweede offer dat de aanvraag tot lidmaatschap markeerde. Phratry-leden stemden over de aanvraag [42](#page=42).
* **Gamelia:** Jonge mannelijke leden die op het punt stonden te trouwen, boden de gamelia aan om hun huwelijk aan te kondigen en de verbintenis te legitimeren [42](#page=42).
* **Apollo Patroos:** Apollo Patroos ('vaderlijke Apollo') speelde een rol bij het valideren van de vaderlijke lijn van individuen en bij het ratificeren van het burgerschap in de Attische familie. Bij eeden van magistraten werd Apollo Patroos aangeroepen als getuige van familie status en continuïteit [43](#page=43).
* **Dionysos en Choes:** Dionysos was de god wiens geschenk, wijn, commensaliteit aanmoedigde. Een ritueel waarbij jonge jongens van ongeveer drie jaar oud werden geïntroduceerd in het drinken van wijn, heette 'Choes' (kruiken). Dit markeerde hun eerste entree in de mannelijke samenleving [43](#page=43).
* **Ephebeia:** Rond achttienjarige leeftijd werden Atheense mannen ingeschreven in hun deme, waarna ze de eed van de ephebes zwoeren op de Akropolis. Deze eed markeerde hun acceptatie van burgerschapsverantwoordelijkheden en legde een gemeenschappelijke identiteit vast [43](#page=43).
#### 4.2.3 Vrouwelijk maturatieproces
Gelijk aan de mannelijke maturatie, werden jonge meisjes begeleid door godinnen als Artemis, Hera, Demeter, Athena en Aphrodite [44](#page=44).
* **Artemis:** Artemis, de godin van de vrouwelijke maturatie, was bijzonder populair. Mythes van Artemis benadrukten de strenge straffen voor premaritale seksuele ervaring [44](#page=44).
* **Hera:** In de Argolid nam Hera, vereerd als maagd, echtgenote en weduwe, een centrale plaats in en vertegenwoordigde de volledige vrouwelijke levenscyclus [44](#page=44).
* **Arktaia:** In Attica speelden meisjes de rol van beren in de arkteia, een festival dat hen scheidde van de kindertijd en hen voorbereidde op de volgende fase [44](#page=44).
* **Textielproductie:** Meisjes weefden en wijdde textiel aan godinnen als Kore, Hera en Artemis, wat zowel de verering van de godin als de verwerving van vaardigheden voor een goed huwelijk en moederschap demonstreerde [44](#page=44).
* **Zuiverheid en Artemis:** Godinnen die de vrouwelijke levenscyclus overzagen, vereisten vaak ongetrouwde en seksueel pure begeleiders, die als voorbeeld dienden voor de jonge meisjes. De tempels van Artemis legden gedetailleerde rituele instructies op en stelden boetes in voor niet-naleving, omdat de gezondheid van jonge vrouwen essentieel was voor de polis [44](#page=44).
#### 4.2.4 Bruiloften en begrafenissen
* **Bruiloften:** Bruiloften waren familieaangelegenheden waarbij goden zoals Apollo, Artemis, Zeus, Hera, Peitho en Aphrodite werden aangeroepen [44](#page=44).
* **Voorbereiding van de bruid:** De bruid onderging een rituele bad met water uit een speciaal hiervoor aangewezen bron, bewaakt door nimfen. Poppen en terracotta beeldjes van Eros, Aphrodite en andere godheden werden als offerandes achtergelaten, wat de nieuwe seksuele verantwoordelijkheden van de bruid symboliseerde [45](#page=45).
* **De ceremonie:** De ceremonie omvatte een processie, het zingen van een bruiloftslied ter ere van Hymen, en het rituele roepen van kreten om kwade geesten af te weren en vruchtbaarheid te bevorderen. De bruid ontsluierde haar gezicht pas vlak voor het losmaken van haar gordel, wat het geschenk van haar lichaam aan haar echtgenoot symboliseerde, beschermd door Artemis Lusizonos. De dag na de bruiloft brachten de ouders geschenken mee en bood de moeder een offer aan Hera, de godin van het huwelijk [45](#page=45).
* **Begrafenissen:** De dood werd beschouwd als een vervuilende gebeurtenis. Vrouwen hadden de leiding over de rituelen met de hoogste mate van vervuiling, zoals het wassen van het lichaam, de prothesis (het opbaren) en de rouwklachten [46](#page=46).
* **Ekphora:** De processie naar het kerkhof (ekphora) kondigde de dood aan de gemeenschap aan en imiteerde de reis van de ziel naar het hiernamaals. Steden probeerden overmatige publieke uitingen van rouw en persoonlijke rijkdom te beperken. Vrouwelijke deelname aan de publieke rouw werd problematisch geacht, waardoor alleen nauw verwante vrouwen konden deelnemen, en traditionele klaagzangen werden aan huis gebonden [46](#page=46).
* **Aanbiedingen aan de doden:** De begrafenis of crematie voldeed aan de claims van de doden op de levenden. Op de derde en negende dag na de begrafenis werden offers gebracht aan het graf. Op de dertiende dag werd een maaltijd gehouden die de familie als eenheid herstelde. Jaarlijkse ceremonies op de verjaardag van de dood volgden. Het voltooien van de rituelen verzekerde de rust van de doden in de onderwereld, omdat ze, eenmaal ontvangen door Hades en Persephone, niet konden terugkeren [46](#page=46).
#### 4.2.5 Rituelen van bescherming
Beschermingsmiddelen zoals amuletten en spreuken waren bekend. Hermes gaf Odysseus de plant molu om Circe te weerstaan, Demeter kende een plant tegen plotselinge kindersterfte, en mensen droegen amuletten om problemen te vermijden en succes te behalen. Vrouwen droegen amuletten voor conceptie, en Atheense moeders beschermden hun baby's met amuletten in de vorm van de slang die de jonge Erechtheus had beschermd [46](#page=46).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Polis | Een Griekse stadstaat, de fundamentele politieke en sociale eenheid in de klassieke oudheid, bestaande uit een stad en het omliggende platteland. |
| Theogonie | De oorsprong en afstamming van de goden, vaak beschreven in mythologische teksten die de hiërarchie en relaties binnen het goddelijke pantheon uiteenzetten. |
| Ritueel | Een reeks handelingen die volgens een vaste volgorde worden uitgevoerd, vaak met symbolische betekenis, om een religieus, sociaal of cultureel doel te bereiken, zoals communicatie met goden of het markeren van belangrijke gebeurtenissen. |
| Libatie | Een rituele schenking van vloeistof, zoals wijn, water, honing of olie, aan een godheid of aan de doden, vaak uitgevoerd als onderdeel van een groter ritueel of gebed. |
| Miasma | Een staat van rituele onreinheid of besmetting, veroorzaakt door contact met de dood, ziekte, geboorte of seksuele activiteit, die de toegang tot heilige plaatsen of deelname aan religieuze ceremonies kan verhinderen. |
| Eusebeia | Een Griekse term die verschillende aspecten van vroomheid, respect en eerbied omvat, zowel ten opzichte van de goden als ten opzichte van de gemeenschap, de doden en de familie. |
| Hieron | Een algemene term voor een heilige plaats of heiligdom, die kan variëren van een simpele grot of bron tot een uitgebreid tempelcomplex, gewijd aan een specifieke godheid. |
| Homologie | Een term die verwijst naar het proces van het indienen van wetten of beslissingen bij de goden voor goedkeuring, waarbij de goddelijke autoriteit werd gebruikt om de geldigheid en stabiliteit van menselijke wetten te versterken. |
| Theôroi | Officiële afgevaardigden van een stadstaat die werden gestuurd naar belangrijke panhelleense heiligdommen om namens hun gemeenschap te observeren, te offeren en deel te nemen aan festivals. |
| Orakel | Een boodschap of antwoord van een godheid, meestal geleverd door een priester of medium als reactie op een specifieke vraag, vaak met een dubbelzinnige of raadselachtige betekenis die interpretatie vereist. |
| Votief | Een geschenk of dedicatie die aan een godheid wordt aangeboden als uiting van dankbaarheid voor verleende gunsten, vervulde gebeden of in vervulling van een gelofte. |
| Theôphorische namen | Namen die een godheid bevatten of ernaar verwezen, zoals Apollodoros (gift van Apollo), wat aangeeft dat de ouders de bescherming van de god inriepen. |
| Amphidromia | Een ritueel waarbij een pasgeboren baby rond het huiselijke haardvuur werd gedragen om deel te worden van het gezin, vergelijkbaar met de opname van een nieuwe slaaf of bruid. |
| Sphagia | Een specifieke vorm van offer waarbij het bloed van het dier een speciale betekenis had en de consumptie van het vlees niet was toegestaan, vaak uitgevoerd in situaties van groot gevaar, zoals voor een veldslag. |
| Holocaust | Een volledige verbranding van het offerdier, waarbij het gehele dier aan de goden werd geofferd en niets werd gegeten door de menselijke deelnemers, gereserveerd voor speciale omstandigheden. |
| Asebeia | Een term die goddeloosheid, heiligschennis of onverschilligheid ten opzichte van de goden en religieuze rituelen aanduidt, en die strafbaar kon zijn, vooral als het gepaard ging met actieve schade aan heilige zaken. |
| Xenoi | Buitenlanders of vreemdelingen, die door de Grieken vaak met argwaan werden bekeken, maar wiens behandeling ook onderworpen was aan religieuze en sociale normen. |
| Chthonische goden | Godheden die verband houden met de onderwereld, de aarde en vruchtbaarheid, zoals Hades, Persephone, Demeter en Dionysos, en die vaak werden vereerd met specifieke rituelen die los stonden van de Olympusgoden. |
| Phratriai | Manlijke verwantschapsgroepen of broederschappen die een belangrijke sociale en religieuze rol speelden in de Griekse polis, waarbij ze de mannelijke afstamming en de volwassenheid van hun leden bekrachtigden door middel van rituelen. |
| Koureion | Een ritueel offer dat door vaders werd aangeboden om hun zonen te introduceren in de phratrie, waarmee de adolescentie werd gemarkeerd en de aanvraag voor lidmaatschap werd ingediend. |
| Gamellia | Een ritueel offer dat door jonge mannelijke leden van de phratrie werd aangeboden om hun huwelijk aan te kondigen en de verbintenis te legitimeren binnen de familiekring. |
| Ephebeia | De periode van militaire training en dienst voor jonge Atheense mannen, die gepaard ging met een eed aan de goden en de stad, en die hen voorbereidde op burgerschap. |
| Nymfe | In de Griekse mythologie, vrouwelijke natuurgeesten geassocieerd met bronnen, rivieren, bergen en wouden; ook de titel die een bruid kreeg vanaf haar trouwdag tot de geboorte van haar eerste kind. |
| Eidolon | Een schim, geest of beeld van een persoon, met name van de doden, die in de onderwereld zou verblijven; voor de levenden vaak slechts een vormeloze verschijning die niet kon worden aangeraakt. |
| Mysteria | Geheime rituelen of inwijdingsceremonies, waarvan de details niet mochten worden onthuld, zoals de mysteriën van Eleusis, die een bijzondere zegen of vorm van verlossing beloofden. |
| Bakchos | Een ingewijde in de Bacchische mysteriën, die door middel van de rituelen een verhoogde staat van extase en een speciale band met de god Dionysos bereikte. |
| Themata | Theoretische concepten of categorieën die de Grieken gebruikten om de wereld en hun relatie tot de goden te begrijpen, zoals de indeling van de kosmos, de begrippen heilig en onheilig, en de aard van de goddelijke macht. |
| Kourotrofisch | Een epitheton dat wordt gebruikt voor godheden, met name vrouwelijke, die de zorg voor kinderen op zich namen en hen beschermden, zoals Artemis en Demeter. |
| Genezingsheiligdommen | Heilige plaatsen gewijd aan genezende godheden, zoals Asklepios, waar zieken en gewonden kwamen om genezing te zoeken door middel van rituelen, therapieën en incubatie (dromen in het heiligdom). |
Cover
Termenlijst Culten Grieks Romeins 23.pdf
Summary
# Woordenlijst Grieks-Romeinse religieuze termen
Dit document biedt een overzicht van diverse Griekse en Latijnse termen gerelateerd aan religieuze praktijken, culten en godheden binnen de Grieks-Romeinse wereld.
### 1.1 Architectuur en Heilige Plaatsen
* **Aedes** (L): Term voor een tempelgebouw, te onderscheiden van *templum* [1](#page=1).
* **Cella** (L): De ruimte binnen een tempel waar het cultusbeeld stond [2](#page=2).
* **Fanum** (L): Een gewijd stuk land of een heiligdom. *Fanaticus* verwijst naar iemand of iets dat tot een fanum behoort en dus toegewijd is [2](#page=2).
* **Naos** (G): Griekse term voor een tempelgebouw, beschouwd als de woonplaats van de goden [5](#page=5).
* **Temenos** (G): Een door *temnein* (snijden) afgebakende ruimte voor de goden; een sacraal gebied met altaren en tempels, waar specifieke religieuze regels golden [6](#page=6).
* **Templum** (L): Kan verwijzen naar een deel van de hemel voor observatie van goddelijke tekenen, een ritueel afgebakend stuk grond, of een heiligdom dat een gebouw omvat [7](#page=7).
### 1.2 Offeren en Rituelen
* **Agalma** (G): Beeld van een godheid [1](#page=1).
* **Ara** (L): Altaar (vergelijk G *bomos*) [1](#page=1).
* **Bomos** (G): Altaar (vergelijk L *ara*) [2](#page=2).
* **Caerimonia** (L): Verwijst naar de handelingen of procedures van rituelen, vergelijkbaar met het moderne "ceremonieel" [2](#page=2).
* **Extispicium** (L): Vorm van divinatie door het observeren van de ingewanden van een offerdier, voornamelijk de lever [2](#page=2).
* **Holocaust** (G): Een offer waarbij het offerdier volledig werd verbrand [3](#page=3).
* **Immolatio** (L): Letterlijk het besprenkelen van een dier met *mola* (meel) voor een offer, maar ook algemeen gebruikt voor elk offer. Het voorbereiden en toewijden van een offerdier door bestrooien met *mola salsa* (mengsel van meel en zout) [3](#page=3) [4](#page=4).
* **Libatio** (L): Plengoffer; het uitgieten van wijn, melk of een honingmengsel voor de goden (vergelijk G *spondè*) [4](#page=4).
* **Sacrificium** (L): Het brengen van een offer (vergelijk G *thysia*) [6](#page=6).
* **Sive deo sive deae** (L): Formule die aangeeft of het offer aan een god of godin gericht is, bedoeld om procedurefouten te voorkomen en inclusief te zijn [6](#page=6).
* **Spondè** (G): Plengoffer; het meervoud *spondai* kan ook "bestand" of "verdrag" betekenen (vergelijk L *libatio*) [6](#page=6).
* **Supplicatio** (L): Offer van wierook en wijn als dank aan de goden of om gevaar af te wenden [6](#page=6).
* **Tauroctonie** (G): Het doden van de stier, een centrale mythe in de Mithras-cultus, niet een reële rite [6](#page=6).
* **Taurobolium** (G): Stierenoffer in de cultus van Magna Mater Cybele, mogelijk een ritueel van publiek offer met bloed om bescherming te bieden [6](#page=6).
* **Thysia** (G): Offer (vergelijk L *sacrificium*) [7](#page=7).
* **Votum** (L): Belofte of gelofte; *ex voto* betekent ter vervulling van een gelofte [7](#page=7).
### 1.3 Priesters en Religiëuzen
* **Archigallus** (G-L): Hoofdpriester van de cultus van Magna Mater [1](#page=1).
* **Arvales** (L): Gemeenschap van 12 priesters voor de cultus van Dea Dia, godin van landbouw en koren. Verbonden met het *carmen arvale* en later met Augustus [1](#page=1).
* **Augur** (L): Romeinse priesters die goddelijke tekenen interpreteerden om de wil van de goden te kennen, via observatie van vogels, kippen, etc. [1](#page=1).
* **Flamen** (L): Priester toegewijd aan een specifieke godheid, zoals de *flamen dialis* (Jupiter) of *flamen martialis* (Mars) [3](#page=3).
* **Gallus** (G): Eunuchen-priesters in de cultus van Cybele [3](#page=3).
* **Haruspex** (L): Persoon die *haruspicina* beoefent, het interpreteren van de ingewanden van offerdieren [3](#page=3).
* **Pontifex** (L): Romeinse priesters, aan het hoofd stond de *pontifex maximus*. Mogelijk etymologisch verbonden met "wegbereider" [5](#page=5).
* **Salii** (L): 12 dansende priesters die een schild bewaarden dat uit de hemel was gevallen en de voorspoed van Rome verzekerde [6](#page=6).
* **Vates** (L): Een zanger of profeet die de toekomst voorspelde in verzen; een dergelijke voorspelling is een *vaticinatio* [7](#page=7).
### 1.4 Divinatie en Voorspelling
* **Apotropaïsch**: Verwijst naar iets dat geacht wordt onheil af te wenden, zoals bij Apollo Apotropaios, rituelen of amuletten [1](#page=1).
* **Auspiciën** (L): Het observeren van goddelijke tekenen, met name door het kijken naar vogels (*avis* = vogel, *specere* = kijken), gebruikt bij belangrijke gebeurtenissen [2](#page=2).
* **Augurium oblativum** (L): Een spontaan door de goden aangeboden teken [1](#page=1).
* **Augurium impetrativum** (L): Een teken dat door de mens gevraagd wordt [1](#page=1).
* **Inauguratio** (L): Het inwijden, waarbij een positief goddelijk teken wordt gevraagd [4](#page=4).
* **Mantis** (G): Ziener; *mantiek* is de kunst van het voorspellen via diverse middelen zoals handlijnkunde (*cheiromantie*) of het oproepen van de doden (*necromantie*) [4](#page=4).
* **Monstrum** (L): Een teken dat als een goddelijke boodschap werd begrepen, vaak een geboorteafwijking [4](#page=4).
* **Numen** (L): "De wil van een godheid", etymologisch verwant aan "knikken". Kan ook algemeen "godheid" betekenen, oorspronkelijk gericht op wilsbeschikking [5](#page=5).
* **Omen** (L): Een voorteken, dat zowel positieve als negatieve zaken kon betekenen [5](#page=5).
* **Prodigium** (L): Een wonderlijk teken dat door de goden werd gezonden, vaak om aan te duiden dat de *pax deorum* verstoord was [5](#page=5).
* **Templum** (L): Deel van de hemel waarin goddelijke tekenen worden geobserveerd [7](#page=7).
### 1.5 Concepten van Religieuze Houding en Zuivering
* **Asebeia** (G): Onvreedheid, het niet of niet correct uitvoeren van rituelen, of een gebrek aan de juiste houding tegenover goden en familie [1](#page=1).
* **Eusebeia** (G): De juiste houding tegenover goden en familie, het correct uitvoeren van rituele handelingen (vergelijk G *asebeia* en L *pietas*) [2](#page=2).
* **Fastus** (L): Een dag in de Romeinse kalender waarop bepaalde juridische handelingen wel (*fastus*) of niet (*nefastus*) mochten plaatsvinden. *Fas* is toegestaan, *nefas* is verboden [3](#page=3).
* **Feriae** (L): Feestdag, religieuze feestdag [3](#page=3).
* **Katharsis** (G): Zuivering, reiniging, oorspronkelijk rituele reiniging [4](#page=4).
* **Miasma** (G): Rituele bezoedeling of pollutie [4](#page=4).
* **Nomizomena** (G): *Ta nomizomena* verwijst naar de traditionele riten zoals voorgeschreven door lokale gebruiken (*nomos* = wet, gebruik) [4](#page=4).
* **Patria** (G): *Ta patria* verwijst naar de gebruiken van de voorvaderen of voorouders, de traditionele riten (vergelijk G *ta nomizomena*) [5](#page=5).
* **Pietas** (L): De correcte houding en het vervullen van plichten tegenover goden en familie. Aeneas wordt *pius* genoemd [5](#page=5).
### 1.6 Beschermgeesten en Huisgoden
* **Genius** (L): Beschermgeest, etymologisch "de verwekker". Elke man had er een, en in familieculten werd de *genius* van de *pater familias* vereerd. Voor vrouwen sprak men van *Iuno* [3](#page=3).
* **Lar** (L): Beschermgod van landelijke streken, wegen, kruispunten en reizigers. Later ook huisgoden (*lar familiaris*) [4](#page=4).
* **Penates** (L): Beschermers van de voedselvoorraad en de voorraadkast, huisgoden naast de Lares [5](#page=5).
### 1.7 Andere Termen
* **Apotropaïsch**: Afwerend. Apollo kon zowel de pest brengen als afweren [1](#page=1).
* **Chthonios** (G): Aardse, grondse, onderaardse [2](#page=2).
* **Epiclese** (G): Aanroeping van een god voor hulp, of een toevoeging die specificeert welke rol of macht van de godheid wordt aangeroepen, bv. Zeus *agoraios* (van de agora) [2](#page=2).
* **Incubatio** (L) / *Enkoimèsis* (G): Slapen in een heiligdom, vooral in de cultus van Asklepios, in afwachting van een helende droom [4](#page=4).
* **Pomerium** (L): De grens tussen de stad en het omringende platteland, belangrijk voor religieuze en politieke afbakening [5](#page=5).
* **Xoanon** (G): Archaisch houten object, soms een beeltenis van een godheid, wat wijst op de mogelijkheid goden non-antropomorf te representeren [7](#page=7).
---
# Griekse en Romeinse godheden
Dit overzicht behandelt de belangrijkste Griekse en Romeinse goden, inclusief hun equivalenten en alternatieve identiteiten.
### 2.1 De twaalf Olympische goden
De kern van de Griekse en Romeinse pantheons wordt gevormd door de twaalf Olympische goden, die op de berg Olympus woonden. Hoewel er technisch gezien dertien goden worden genoemd, behoren deze tot de belangrijkste godheden [8](#page=8).
| Griekse godheid | Romeinse equivalent |
|---|---|
| Aphrodite | Venus |
| Apollo (Phoibos) | Apollo |
| Ares | Mars |
| Artemis | Diana |
| Athena | Minerva |
| Demeter | Ceres |
| (Dionysos) | Bacchus |
| Hephaistos | Vulcanus |
| Hera | Juno |
| Hestia | Vesta |
| Hermes | Mercurius |
| Poseidon | Neptunus |
| Zeus | Jupiter |
### 2.2 Pre-Olympische godheden
Voorafgaand aan de Olympische goden waren er oudere godheden die een belangrijke rol speelden in de mythologie.
* **Ouranos** (Griekse god van de hemel) correspondeert met **Uranus** (Romeins) [8](#page=8).
* **Gaia** (Griekse godin van de aarde) correspondeert met **Tellus** of **Terra Mater** (Romeins) [8](#page=8).
* **Kronos** (Griekse titaan, vader van Zeus) correspondeert met **Saturnus** (Romeins) [8](#page=8).
* **Rhea** (Griekse godin, moeder van Zeus) correspondeert met **Rhea**, ook geassocieerd met **Cybele** (Romeins) [8](#page=8).
### 2.3 Chthonische godheden
Deze godheden worden geassocieerd met de onderwereld en de aarde.
* **Hades** (Griekse god van de onderwereld) correspondeert met **Pluto** (Romeins) [9](#page=9).
* **Hecate** (Griekse godin van magie, kruispunten) correspondeert met **Hecate “trivia”** (van de driesprong, ook bekend als **Diana Trivia**) (Romeins) [9](#page=9).
* **Persephone (Korè)** (Griekse koningin van de onderwereld) correspondeert met **Proserpina** (Romeins) [9](#page=9).
### 2.4 Godheden "Minores"
Deze categorie omvat diverse goden met specifieke domeinen en functies.
* **Asclepius** (Griekse god van geneeskunde) correspondeert met **Aesculapius** (Romeins) [9](#page=9).
* **Bona Dea** (Romeinse godin van vruchtbaarheid en genezing), ook bekend als **Fauna** [9](#page=9).
* **Cybele** (Moedergodin, geassocieerd met bergen en natuur) wordt ook wel **Magna Mater** genoemd, en is soms gelijkgesteld aan **Rhea** en **Demeter** [9](#page=9).
* **Dikè** (Griekse godin van rechtvaardigheid) correspondeert met **Iustitia** (Romeins) [9](#page=9).
* **Erinyen** (Griekse wraakgodinnen) corresponderen met de **Furiae** (Romeins) [9](#page=9).
* **Eros** (Griekse god van liefde) correspondeert met **Cupido** (Romeins) [9](#page=9).
* **Fortuna** (Romeinse godin van het lot) correspondeert met **Tychè** (Grieks) [9](#page=9).
* **Helios** (Griekse zonnegod) correspondeert met **Sol** (Romeins) [9](#page=9).
* **Ianus** (Romeinse god van begin, eindes en overgangen) [9](#page=9).
* **Nikè** (Griekse godin van de overwinning) correspondeert met **Victoria** (Romeins) [9](#page=9).
* **Pan** (Griekse god van de natuur, herders en kuddes) correspondeert met **Faunus** (Romeins) [9](#page=9).
* **Selene** (Griekse godin van de maan) correspondeert met **Luna** (Romeins) [9](#page=9).
* **Tychè** (Griekse godin van het lot) correspondeert met **Fortuna** (Romeins) [9](#page=9).
### 2.5 Alternatieve identiteiten en assimilaties
In de loop der tijd werden godheden ook geïdentificeerd met of geassimileerd door lokale godheden, wat leidde tot alternatieve identiteiten.
* **Jupiter Dolichenus:** Een syncretische godheid die de Romeinse Jupiter combineerde met de Syrische god Baal van Doliche [9](#page=9).
* **Jupiter Heliopolitanus:** De Romeinse Jupiter in combinatie met de godheid van Heliopolis (Baalbek in Libanon) [9](#page=9).
* **Quirinus / Romulus:** Romulus, de stichter van Rome, werd vergoddelijkt als Quirinus, oorspronkelijk een Sabijnse godheid die in een trias (een groep van drie) met Jupiter en Mars werd geplaatst [9](#page=9).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Aedes | Latijns woord voor tempelgebouw, te onderscheiden van het Latijnse ‘templum’ en het Griekse ‘naos’. |
| Agalma | Grieks meervoud: agalmata. Betreft beelden van goden die in tempels werden geplaatst. |
| Apotropaïsch | Grieks ‘apotropaios’ betekent afwerend. Deze term verwijst naar alles wat geacht wordt onheil af te wenden, zoals rituelen, amuletten of specifieke goddelijke aanroepingen zoals Apollo Apotropaios. |
| Ara | Latijnse term voor altaar, equivalent aan het Griekse ‘bomos’. |
| Archigallus | Een Latijnse term (afgeleid van het Grieks) die de hoofdpriester van de cultus van Magna Mater aanduidt. |
| Arvales | Een Romeinse gemeenschap van 12 priesters, bekend als de ‘fratres arvales’, gewijd aan de cultus van Dea Dia, de godin van landbouw en koren. Hun ‘carmen arvale’ is een belangrijk voorbeeld van archaïsch Latijn. |
| Asebeia | Griekse term voor onvroomheid, wat duidt op de afwezigheid van het correct uitvoeren van rituele handelingen of een incorrecte attitude tegenover goden en familie. |
| Augur | Romeinse priester die de wil van de goden trachtte te kennen door het interpreteren van goddelijke tekenen, zoals de vlucht van vogels of het eetgedrag van kippen. |
| Auspiciën | Latijnse term die verwijst naar het observeren van vogels om goddelijke voortekenen te duiden. Dit werd gedaan door een augur bij belangrijke religieuze en publieke gelegenheden. |
| Bomos | Griekse term voor altaar, equivalent aan het Latijnse ‘ara’. |
| Caerimonia | Latijnse term die verwijst naar de handelingen en procedures binnen een ritus, vergelijkbaar met het moderne ‘ceremonieel’. |
| Cella | De ruimte binnen een Romeinse tempel waar het cultusbeeld van de godheid werd geplaatst. |
| Chthonios | Griekse term die verwijst naar de aarde, grond of het ondergrondse. Het wordt geassocieerd met godheden die verbonden zijn met de aarde, zoals in ‘autochtoon’. |
| Epiclese | Griekse term voor de aanroeping van een godheid met een specifieke functie of macht, zoals Zeus Agoraios (van de agora). Het onderscheidt zich van ‘epitheton’, een algemenere kenmerkende beschrijving. |
| Eusebeia | Griekse term die de correcte houding en het correct uitvoeren van rituele handelingen tegenover goden en familie omvat, tegenhanger van ‘asebeia’. |
| Extispicium | Vorm van Romeinse waarzeggerij waarbij de ingewanden van een offerdier, met name de lever, werden geobserveerd en geïnterpreteerd. |
| Fanum | Latijns woord voor een gewijd stuk land of een heiligdom. De term ‘fanaticus’ is hiervan afgeleid en betekende oorspronkelijk ‘toebehorend aan een fanum’. |
| Fastus | Latijnse term die een dag in de Romeinse kalender aanduidt waarop juridische handelingen mochten plaatsvinden (‘fas’ = toegelaten), in tegenstelling tot een ‘nefastus’ dag. |
| Feriae | Latijnse term voor feestdag, met name religieuze feestdagen. De ‘feriae Marti’ op 1 maart markeerde de traditionele start van het Romeinse jaar. |
| Flamen | Latijnse term voor een priester die specifiek aan een bepaalde godheid was toegewijd, zoals de flamen dialis (van Jupiter). |
| Gallus | Griekse term die verwijst naar eunuch-priesters in de cultus van Cybele. |
| Genius | Latijnse term voor een beschermgeest, oorspronkelijk geassocieerd met de ‘verwekker’. Elke man had er een, en in de familiecultus werd vooral de genius van de pater familias vereerd. |
| Haruspex | Romeinse priester die aan ‘haruspicina’ deed, het bestuderen van de ingewanden van offerdieren om de wil van de goden te voorspellen. |
| Holocaust | Griekse term voor een offer waarbij het gehele offerdier volledig werd verbrand. |
| Immolatio | Latijnse term die het bestrooien van een offerdier met meel en zout aanduidt, als voorbereiding op een offer. Het verwijst niet naar de daadwerkelijke doding. |
| Inauguratio | Latijnse term die het ritueel van inwijding van een nieuwe priester of een nieuwe stichting aanduidt, waarbij positieve goddelijke tekenen werden gevraagd. |
| Incubatio | Praktijk, vooral in de cultus van Asklepios, waarbij men in een heiligdom sliep in afwachting van een helende droom van de godheid. |
| Katharsis | Griekse term voor zuivering of reiniging, oorspronkelijk toegepast in rituele contexten en later door Aristoteles gebruikt om het effect van tragedie te beschrijven. |
| Lar | Latijnse term voor beschermgoden, oorspronkelijk van landelijke streken en wegen, later ook huisgoden (‘lar familiaris’). |
| Libatio | Latijnse term voor een plengoffer, waarbij vloeistoffen zoals wijn voor de goden werden uitgegoten. Gelijk aan het Griekse ‘spondè’. |
| Mantis | Griekse term voor ziener; ‘mantiek’ is de kunst van het voorspellen van de wil van de goden via diverse methoden. |
| Miasma | Griekse term voor rituele bezoedeling of vervuiling, waarvoor ‘katharsis’ de tegenhanger is. |
| Monstrum | Latijnse term voor een teken of boodschap van de goden, vaak een geboorteafwijking bij een dier, wat leidde tot de moderne betekenis van ‘monster’. |
| Nomizomena | Griekse term die verwijst naar traditionele riten zoals voorgeschreven door lokale gebruiken en gewoontes. |
| Naos | Griekse term voor een tempelgebouw, gezien als de woonplaats van de goden. |
| Numen | Latijnse term die ‘de wil van een godheid’ betekent, etymologisch verwant aan ‘knikken’. Het is een brede term voor goddelijkheid. |
| Omen | Latijnse term voor een voorteken, dat in de oudheid zowel positieve als negatieve betekenissen kon hebben. |
| Patria | Griekse term, meestal in het meervoud ‘ta patria’, die verwijst naar de gebruiken van de voorouders of voorvaders. |
| Penates | Latijnse term voor huisgoden die beschermers waren van de voedselvoorraad en de voorraadkast. |
| Pietas | Latijnse term die de correcte houding en het vervullen van plichten tegenover goden en familie omvat, essentieel voor helden zoals Aeneas. |
| Pomerium | Latijnse term die de grens aanduidt tussen de stad en het omliggende platteland, belangrijk voor religieuze en politieke afbakening in Rome. |
| Pontifex | Romeinse priester, aan het hoofd van een college van priesters, met brede religieuze bevoegdheden. ‘Pontifex maximus’ was de hoogste positie. |
| Prodigium | Latijnse term voor een wonderlijk teken dat door de goden werd gezonden, vaak om aan te duiden dat de ‘pax deorum’ (vrede met de goden) verstoord was. |
| Sacrificium | Latijnse term voor het brengen van een offer, het Griekse equivalent is ‘thysia’. |
| Salii | 12 dansende priesters in Rome die een heilig schild bewaarden dat uit de hemel zou zijn gevallen en de voorspoed van Rome verzekerde. |
| Sive deo sive deae | Latijnse formule die betekent "aan U, wezen U een god of een godin". Dit werd gebruikt om ervoor te zorgen dat riten zo volledig mogelijk waren en geen procedurefouten bevatten. |
| Spondè | Griekse term voor een plengoffer. Het meervoud ‘spondai’ kon ook ‘bestand’ of ‘verdrag’ betekenen. |
| Supplicatio | Latijnse term voor een offer van wierook en wijn, gebruikt als dank aan de goden of om gevaar af te wenden. |
| Tauroctonie | Griekse term die letterlijk "het doden van de stier" betekent. Dit is de centrale mythe in de Mithras-cultus, maar correspondeert niet met een daadwerkelijke rite. |
| Taurobolium | Een stierenoffer in de cultus van Magna Mater Cybele, vermoedelijk oorspronkelijk een vorm van stierenvechten of een publiek offer dat bescherming bood. |
| Temenos | Griekse term die een afgebakende ruimte voor de goden aanduidt, een sacraal gebied waar religieuze regels golden. |
| Templum | Latijnse term met meerdere betekenissen: een deel van de hemel voor observatie van goddelijke tekenen, een ritueel afgebakend stuk grond, of een heiligdom. |
| Thysia | Griekse term voor offer, equivalent aan het Latijnse ‘sacrificium’. |
| Vates | Latijnse term voor een profeet die voorspellingen in verzen deed; een dergelijke voorspelling heet ‘vaticinatio’. |
| Votum | Latijnse term voor een belofte of gelofte aan een godheid. ‘Ex voto’ betekent ter vervulling van een gelofte. |
| Xoanon | Grieks meervoud: xoana. Een archaïsch houten object, soms an-iconisch, soms een beeltenis van een godheid, dat wijst op de mogelijkheid van non-antropomorfe representaties van goden. |