Summary
# Anatomie en functie van de mond- en keelspieren
Dit onderwerp behandelt de verschillende spieren in het mond- en keelgebied, hun anatomie, functies en innervatie, essentieel voor willekeurige bewegingen zoals kauwen en spreken.
### 1.1 Inleiding tot orale myologie
Dwarsgestreepte spieren, ook wel skeletspieren genoemd, bevinden zich in het skelet en het bovenste deel van het spijsverteringsstelsel en zijn verantwoordelijk voor willekeurige bewegingen. Willekeurige bewegingen worden aangestuurd door het somatische zenuwstelsel. Dwarsgestreepte spieren kunnen op twee manieren contraheren: isotonisch (korter en dikker worden zonder verandering in spierspanning) en isometrisch (spanning vergroten zonder verandering in spierlengte). Meestal vindt contractie op isotonische wijze plaats [1](#page=1).
> **Tip:** Begrip van de anatomie en functie van deze spieren is cruciaal voor het begrijpen van afwijkend mondgedrag [1](#page=1).
### 1.2 Spieren van de faciale expressie
Alle spieren van de faciale expressie worden geïnnerveerd door de N. Facialis (VII) [1](#page=1).
#### 1.2.1 M. Orbicularis Oris
Dit is de kringspier (sfincter) rond de lippen en de mond. De functie omvat het sluiten van de mond, het op elkaar drukken en het tuiten van de lippen. De spierkracht in de onderlip is niet gelijk aan die in de bovenlip bij lipbewegingen [1](#page=1).
#### 1.2.2 M. Buccinator
Deze wangspier bedekt de gehele laterale mondwand. De functie is het drukken van de wang tegen de tanden en het coördineren van onderling verbonden spieractiviteiten. Activiteit in één spiergroep kan snel leiden tot nevenactiviteit in een antagonistische groep door de onderlinge verbinding van de lip- en wangspieren [2](#page=2).
#### 1.2.3 M. Mentalis
Dit is de enige aangezichtsspier die via vezels met de lip verbonden is. Normaal gesproken is dit een verwaarloosbare spier, maar bij afwijkend mondgedrag kan deze aanzienlijke activiteit vertonen, wat resulteert in een "speldenkussen kin". De functie is het optrekken en naar voren brengen van de onderlip [2](#page=2).
> **Example:** Een baby die spuugt of huilt, maakt gebruik van de M. Orbicularis Oris om de mond te sluiten en de N. Facialis voor de expressie [1](#page=1).
### 1.3 Kauwspieren
De kauwspieren worden geïnnerveerd door de mandibulaire tak van de N. Trigeminus. Bij contractie wordt de onderkaak verticaal tegen de bovenkaak geheven [2](#page=2).
#### 1.3.1 M. Pterygoideus externus
Deze spier is betrokken bij elke beweging van de mandibula en fungeert als geleidespier voor het kaakgewricht. De functie omvat het naar voren en naar beneden trekken van de mandibula, evenals het zijwaarts bewegen ervan [2](#page=2).
#### 1.3.2 M. Pterygoideus internus
De functie van deze spier is het heffen, naar voren en zijwaarts bewegen, en draaien van de mandibula [2](#page=2).
#### 1.3.3 M. Masseter
Deze spier bestaat uit een sterk oppervlakkig deel met schuine vezels en een dieper deel [2](#page=2).
#### 1.3.4 M. Temporalis
De functie van de M. Temporalis is het omhoog en naar achter trekken van de onderkaak [3](#page=3).
> **Tip:** De N. Trigeminus is essentieel voor de sensorische en motorische functies van het aangezicht, inclusief de kauwspieren [2](#page=2).
### 1.4 Tongspieren
De tongspieren worden onderverdeeld in intrinsieke en extrinsieke tongspieren. Beide groepen worden geïnnerveerd door de N. Hypoglossus (XII), met uitzondering van de m. palatoglossus, die door de N. Vagus (X) wordt geïnnerveerd. De extrinsieke spieren zijn verantwoordelijk voor de verplaatsing van de tong, terwijl de intrinsieke spieren zorgen voor veranderingen in de tongvorm [3](#page=3).
### 1.5 Supra- en infrahyoidspieren
Deze spiergroepen worden door verschillende hersenzenuwen geïnnerveerd. De suprahyoidspieren heffen het tongbeen en vernauwen de farynx tijdens het slikproces. De infrahyoidspieren brengen na het slikproces het tongbeen en de larynx terug naar hun neutrale stand [3](#page=3).
### 1.6 Keelspieren
Met uitzondering van de m. stylopharyngeus, die door de N. Glossopharyngeus (IX) wordt geïnnerveerd, worden alle keelspieren door de N. Vagus (X) geïnnerveerd [4](#page=4).
#### 1.6.1 Mm. Constrictores pharyngis
Deze groep keelspieren is van belang tijdens het eet- en drinkproces [4](#page=4).
### 1.7 Spieren van het zachte verhemelte
De spieren van het zachte verhemelte zijn voornamelijk gericht op het heffen van de huig, het heffen en naar beneden brengen van het velum, het heffen van de tong en het heffen van de farynx [4](#page=4).
---
# Tandontwikkeling, gebitstructuur en afwijkende occlusies
Dit onderwerp biedt een diepgaand inzicht in de ontwikkeling van het gebit, de terminologie die de positie van tanden beschrijft, en de classificatie van verschillende malocclusies, waaronder klasse I, II, III, open beet, kruisbeet en diastemen.
### 2.1 Basisprincipes van het gebit
Kennis van tandontwikkeling, gebitstructuur en gebitsafwijkingen is essentieel voor logopedisten die angst, mı nd en gezichtsstoornissen (AMG) behandelen, aangezien zij vaak samenwerken met tandartsen en orthodontisten/MKA-chirurgen. Een volwassen gebit telt 32 permanente tanden, terwijl een melkgebit 20 melktanden heeft. Een reeks tanden in één kaak wordt een tandenboog genoemd [5](#page=5).
#### 2.1.1 Terminologie voor tandpositie
De relatieve positie van tanden ten opzichte van de tandkas wordt beschreven met specifieke termen [5](#page=5):
* **Linguoversie**: naar de tong toe.
* **Labioversie**: naar de lippen toe.
* **Buccoversie**: naar de wang toe.
* **Distoversie**: naar achteren, weg van de middellijn.
* **Mesioversie**: naar voren, naar de middellijn toe.
Daarnaast worden de volgende termen gebruikt voor de snijtanden [5](#page=5):
* **Protrusie**: snijtanden neigen naar labiaal.
* **Retrusie**: snijtanden neigen naar linguaal.
#### 2.1.2 Internationale tandnummering
Het ISO 3950-systeem kent aan elke tand en kies een uniek tweecijferig nummer toe, waarbij de mond in vier kwadranten wordt verdeeld [6](#page=6):
* Rechtsboven: kwadrant 1 (melkgebit: 5).
* Linksboven: kwadrant 2 (melkgebit: 6).
* Linksonder: kwadrant 3 (melkgebit: 7).
* Rechtsonder: kwadrant 4 (melkgebit: 8).
De eenheden binnen elk kwadrant geven de tandsoort aan, met nummering van het midden naar achteren [6](#page=6):
* Incisieven (snijtanden): 1, 2.
* Cuspidaten (hoektanden): 3.
* Premolaren en melkmolaren: 4, 5.
* Molaren (kiezen): 6, 7, 8.
In schema's worden de tanden gepresenteerd zoals de patiënt ze aan de tandarts toont, waarbij links en rechts verwisseld worden. De nummers worden afzonderlijk gelezen (bv. "drie acht" voor 38) [6](#page=6).
> **Tip:** Dit nummeringssysteem zorgt voor ondubbelzinnige archivering en informatie-uitwisseling over specifieke tanden [6](#page=6).
#### 2.1.3 Tandontwikkeling en wisselen
Baby's worden geboren met een volledig melkgebit, waarvan de tanden verborgen zitten in de kaken en rond de zevende maand doorkomen. Het melkgebit is cruciaal voor het reserveren van ruimte in de groeiende kaken voor het permanente gebit en speelt een rol bij spraakontwikkeling en eten. Vanaf ongeveer het zesde levensjaar begint het wisselen, waarbij de wortels van melktanden oplossen, ze loslaten en het permanente gebit op de gereserveerde plaats doorkomt. Het wisselen duurt doorgaans 5 tot 7 jaar en kan leiden tot tijdelijke afwijkingen zoals diastemen en open beten. Malocclusies kunnen echter ook tijdens deze fase ontstaan door een verkeerde eruptievolgorde [6](#page=6) [7](#page=7) [8](#page=8).
Het doorkomen van tanden (eruptie) wordt beïnvloed door endocrinologische controle, erfelijkheid en pathologische condities [8](#page=8).
### 2.2 Occlusie en afwijkende occlusies (malocclusies)
#### 2.2.1 Normale occlusie
Occlusie verwijst naar het contact tussen elementen van de boven- en onderkaak. Bij een normale occlusie sluiten de palatinale knobbels van de bovenkiezen in de centrale fissuur van de onderkiezen. De hoeken van de onderkaak-snijtanden komen in contact met de linguale oppervlakken van de bovenkaak-snijtanden, waarbij ongeveer een derde van de mandibulaire kroon verborgen is achter de bovensnijtanden. Dit wordt verticale overbeet (VOB) genoemd. Daarnaast bestaat er ook een horizontale of sagittale overbeet (SOB) [8](#page=8).
> **Voorbeeld:** Een normale overlap van de bovensnijtanden over de ondersnijtanden is kenmerkend voor een gezonde occlusie [8](#page=8).
#### 2.2.2 Classificatie van malocclusies (Angle's indeling)
Malocclusies worden geclassificeerd op basis van de sagittale verhoudingen tussen de kaken, voornamelijk volgens de indeling van Angle [9](#page=9).
* **Klasse I (ideale gebitssituatie)**: De gebitselementen grijpen maximaal in elkaar (interdigiteren). Kenmerkend is een normale relatie van de eerste molaren, waarbij de knobbels van de onderkaak-molaar en de bovenkaak-molaar op elkaar aansluiten. Bij een klasse I malocclusie is er sprake van een normale molaire relatie, maar een verkeerde positie van individuele tanden [9](#page=9).
* **Klasse II-malocclusie**: Gekenmerkt door retrusie van de onderkaak. De knobbels van de eerste onderkaak-molaar staan achter de knobbels van de eerste bovenkaak-molaar, wat resulteert in een meer achterwaartse (dorsale) positie van de ondertanden ten opzichte van de boventanden. Dit kan worden aangeduid als retrognatie van de onderkaak [10](#page=10) [9](#page=9).
* **Klasse III-malocclusie**: Gekenmerkt door protrusie van de onderkaak. De knobbels van de eerste bovenkaak-molaar staan achter de knobbels van de eerste onderkaak-molaar. Dit kan worden aangeduid als progenie van de onderkaak of retrognatie van de bovenkaak [10](#page=10).
> **Tip:** Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen erfelijk bepaalde (skeletale) en functionele malocclusies [10](#page=10).
#### 2.2.3 Specifieke afwijkende beetsoorten
Naast de algemene klassen, zijn er specifieke benamingen voor afwijkende beetrelaties [10](#page=10):
* **Gesloten beet, diepe beet (verticale overbeet)**: De onderkaakelementen worden bijna volledig bedekt door de bovenelementen [10](#page=10).
* **Kop- of end-to-end beet**: De snijvlakken van de onder- en bovensnijtanden staan recht tegenover elkaar [10](#page=10).
* **Open beet**: Er is een opening tussen de elementen van de boven- en onderkaak. Dit kan frontaal (in het front), unilateraal (aan één zijde) of bilateraal (aan beide zijden van de molaren) voorkomen. Een bilaterale voorwaartse open beet combineert een opening vooraan met openingen aan beide zijden [10](#page=10).
* **Kruisbeet**: Aan één kant van de kaak raakt de labiale zijde van de boventanden de linguale kant van de ondertanden, terwijl aan de andere zijde het tegenovergestelde gebeurt [11](#page=11).
* **Diastemen**: Dit zijn openingen tussen de gebitselementen onderling [11](#page=11).
### 2.3 Krachten die op het gebit inwerken
Verschillende krachten beïnvloeden het gebit, variërend in constantheid en sterkte [11](#page=11):
* **Occlusiekrachten**: Aanzienlijk tijdens slikken en kauwen, maar gering in abnormale gevallen. Ze dragen bij aan mondgezondheid, vitaliteit, versterking van anti-zwaartekrachtspieren, het rechtop houden van tanden en het vormen van botweefsel. Tongpersen kan deze krachten verminderen [12](#page=12).
* **Tongkrachten**: Treden op bij kauwen, vermalen en slikken. Kracht op het palatum durum is nodig, terwijl de kracht bij rust en spreken beperkt is. Tongdruk op de processus alveolaris stimuleert verbreding, waardoor de processus alveolaris als adaptief bot kan worden beschouwd [12](#page=12).
* **Eruptiekrachten**: Dit proces gaat door, zij het langzamer, na occlusie. Het compenseert het verlies aan tandsubstantie op de kroon bij het ouder worden [12](#page=12).
* **Krachten van het faciale netwerk**: De spieren van het aangezicht zijn onderling verbonden; actie in de ene spier beïnvloedt de andere. Deze spiergroep werkt als antagonist van de tongkracht. Abnormaal slikgedrag of open mondgedrag vermindert de invloed van deze spierbundel, wat kan leiden tot labioversie van de voortanden en linguaversie van de onderste snijtanden door overmatige m. mentalis kracht [12](#page=12).
#### 2.3.1 Orthodontie
Orthodontie maakt gebruik van externe krachten om de stand van het gebit en de vorm van de tandenbogen te verbeteren. Moderne orthodontische apparatuur, zowel vast als uitneembaar, heeft tot doel tanden en kiezen in de tandkas te verplaatsen. Behandelingen kunnen enkele maanden tot enkele jaren duren [12](#page=12).
---
# Orale sensomotorische ontwikkeling en myofunctionele stoornissen
Dit hoofdstuk beschrijft de ontwikkeling van orale functies vanaf reflexen tot willekeurige motoriek, inclusief oorzaken, gevolgen en types van myofunctionele stoornissen zoals zuiggewoonten, mondademen en tongpersen [13](#page=13).
### 3.1 Orale sensomotorische ontwikkeling
De mondregio is het centrum van talrijke functies zoals zuigen, blazen, likken, slikken, kauwen en articuleren. Aanvankelijk worden deze functies gestuurd door reflexen, die later plaatsmaken voor bewuste, willekeurige motoriek. Ontwikkeling is een interactie tussen groei, leren, ervaring en de omgeving, waarbij prikkels worden verwerkt en leiden tot de vorming van nieuwe gewoonten, waaronder ook afwijkende [13](#page=13) [14](#page=14).
#### 3.1.1 Ontwikkeling in de perinatale periode
Kort na de geboorte domineren reflexactiviteit en niet-willekeurige bewegingen. Met rijping van het centrale zenuwstelsel (CZS), ervaring en oefening, ontwikkelt zich meer willekeurige motoriek. Sommige reflexen blijven levenslang bestaan, andere doven uit, en weer andere functioneren als automatische reacties die onder controle kunnen worden gehouden [14](#page=14).
**Voedingsreflexen:**
* **Tepelzoekreflex:** Aanwezig direct na geboorte. Stimulatie van de wang of mond leidt tot mondopening en hoofddraaiing naar de prikkel. Deze reflex verdwijnt rond 3 maanden [14](#page=14).
* **Palmomentaalreflex:** Wrijven over de muis van de duim veroorzaakt reacties in het mondgebied, variërend van lipcontracties tot zuigbewegingen. Deze reflex is aanwezig tot ongeveer 2-3 maanden [14](#page=14).
* **Zuig-slikreflex:** Essentieel voor voedselopname. Prikkeling in het mondgebied leidt tot tuiten van de lippen met zuigbewegingen. Vloeistof op de gehemeltebogen triggert de slikreflex. Deze reflex evolueert naar bewuste motoriek, waarbij rond 4-5 maanden enkel de slikreflex overblijft [14](#page=14).
* **Transverse tongreflex:** Stimulatie van de zijkant van de tong leidt tot een zijwaartse beweging naar de prikkel. Deze reflex verdwijnt tussen 9 en 12 maanden, maar blijft als automatische reactie bestaan [14](#page=14).
* **Bijtreflex:** Ritmeuze bijtbewegingen worden uitgelokt wanneer iets tussen de kaakranden wordt gebracht. Dit wordt nu beschouwd als onderdeel van het zuigen [15](#page=15).
**Orale beschermingsreflexen:**
* **Kokhalsreflex:** Aanwezig bij geboorte en levenslang. Voorkomt dat onverwerkbare substanties in de farynx of larynx terechtkomen. Zuigen remt deze reflex bij zuigelingen [15](#page=15).
* **Hoestreflex:** Beschermt de luchtwegen; treedt op wanneer voedsel of speeksel in de bovenste luchtwegen komt [15](#page=15).
#### 3.1.2 Ontwikkeling in de postnatale periode
In deze periode blijven sommige reflexen bestaan, terwijl andere geïnhibeerd worden. De mond wordt minder gevoelig voor prikkels door de ontwikkeling van visus en gehoor. Synkinesieën verminderen, en de tong, lippen, velum en kaken ontwikkelen zich tot onafhankelijk werkende structuren, wat leidt tot complexere en willekeurige mondgewoonten [15](#page=15).
**Passief mondgedrag:**
* **Tongpositie in rust:** De tong zoekt contact met de liplijsten. Na het doorbreken van de tanden trekt de tong zich terug uit het vestibulum oris naar het cavum oris, wat de ontwikkeling van de gebitselementen bevordert [16](#page=16).
* **Gebruik van ademhalingswegen:** Zuigelingen ademen in rust door de neus. Tijdens voeding wordt neusademhaling kort onderbroken door slikmomenten. Mondademen wordt mogelijk rond 6 maanden, maar heeft voornamelijk nadelen, zoals misvorming van het gebit en infectiegevoeligheid [16](#page=16).
* **Voeding:** De houding tijdens borst- of flessenvoeding beïnvloedt de spiertonus van mond en farynx. Een liggende voedingshouding wordt afgeraden; het kind dient op de arm gevoed te worden [16](#page=16).
**Actief mondgedrag:**
* **Zuigen:** Bij jonge kinderen wisselen expressie en suctie elkaar af. De kaak opent voor suctie, gevolgd door sluiting en tongdruk voor expressie. Niet-voedend zuigen bestaat uit reeksen zuigbewegingen zonder slik, met minder coördinatie tussen zuigen, slikken en ademhalen [17](#page=17).
* **Kauwen:** Vanaf ongeveer 7 maanden maakt de tong zijwaartse bewegingen mogelijk voor het vermalen van voedsel. Kauwen is een complex proces dat stapsgewijs ontwikkelt, waarbij voedsel tussen de tanden wordt vermalen, een bolus wordt gevormd en deze wordt doorgeslikt [17](#page=17).
* **Slikken:** Aanvankelijk reflexmatig, ingebed in de zuig-slikreflex. Het overgangsstadium kenmerkt zich door lip- en kaaksluiting en tongdruk. Het definitieve slikpatroon ontwikkelt zich met het gebit, waarbij lippen, tong en onderkaak onafhankelijk functioneren [17](#page=17).
**Kenmerken van het goed ontwikkelde slikpatroon:**
* Occlusie van de gebitselementen [18](#page=18).
* Tongpunt tegen de processus alveolaris [18](#page=18).
* Tongranden aangezogen tegen de kiezen van de bovenkaak [18](#page=18).
* Tongpunt heft zich in verticale richting; golfbeweging van het tongblad tijdens slikact [18](#page=18).
**Verloop van het normale slikpatroon:**
1. **Voorbereidende fase:** Afsnijden, pletten en malen van voedsel [18](#page=18).
2. **Orale (transport)fase:** Mondsluiting, transport van voedsel door de tong, bolusvorming en slikbeweging initiatie door tongranden en tongblad [18](#page=18).
3. **Faryngeale fase:** Eigenlijke slikbeweging, bolus in de slokdarm geduwd [18](#page=18).
4. **Oesofageale fase:** Bolus naar de maag door peristaltiek [18](#page=18).
#### 3.1.3 Orale motoriek – relaties tussen voeding en spraak
Logopedisten constateren verbanden tussen spraakstoornissen en verkeerd mondgedrag en voedingsaspecten, mogelijk uitgelokt door langdurig flesgebruik of uitstel van vast voedsel. Overmatig duim- of fopspeenzuigen kan ook gevolgen hebben voor de spraakontwikkeling. Hoewel onderzoeksresultaten inconsistent zijn, is er een duidelijk verband tussen de duur van niet-voedend zuiggedrag en spraakklankstoornissen. Bij afwijkend slikgedrag kunnen alveolaire klanken addentaal of interdentaal worden uitgesproken, wat grondig slikonderzoek noodzakelijk maakt [19](#page=19).
### 3.2 Definities, oorzaken en types van myofunctionele afwijkingen
Orofaciale myofunctionele stoornissen, of afwijkende mondgewoonten, zijn orale en orofaciale musculatuurpatronen die de normale groei, ontwikkeling of functie van structuren belemmeren of zelf afwijkend zijn. Functionele oorzaken zijn aangeleerde gewoonten die schadelijk kunnen zijn voor het tandstelsel en het orofaciale gebied, zoals zuiggewoonten, bijtgewoonten, habitueel mondademen, tongpersen, infantiel slikken en flesvoeding. Deze gewoonten kunnen leiden tot organische afwijkingen, waardoor een vicieuze cirkel ontstaat. Een complex van factoren houdt deze afwijkingen vaak in stand. Problemen met de bovenste luchtwegen, zoals allergieën of hypertrofische adenoïden, kunnen ook bijdragen aan mondademen, wat leidt tot een vicieuze cirkel van belemmerde neuspassage, mondademen en lage tongpositie. De negatieve gevolgen voor vorm en functie rechtvaardigen preventie en tijdig ingrijpen [20](#page=20) [21](#page=21).
#### 3.2.1 Oorzaken van myofunctionele stoornissen
Oorzaken van myofunctionele stoornissen (AMG) kunnen divers zijn:
* **Centrale stoornissen:** Schade aan delen van de hersenen kan leiden tot uitval of slecht functioneren van orale functies (bv. bij hersenverlamming, ziekte van Parkinson) [21](#page=21).
* **Ontwikkelingsstoornissen:** Vertraagd hersenfunctioneren (bv. bij minderbegaafdheid) kan leiden tot persistentie van primaire reflexen en vertraagde ontwikkeling van secundaire functies. Verkeerde gewoontevorming door stimulering van verkeerde gewoonten [21](#page=21).
* **Somatische factoren:**
* Spierziekten (bv. myasthenie) [21](#page=21).
* Functionele spierzwakte met open mondhouding, lage tongligging, en beperkte beweeglijkheid van lippen, tong en kauwspieren [21](#page=21).
* Bouw en vorm van organen: afwijkingen aan tong (micro-/macroglossie, aglossie, tongriempje), lippen (te korte bovenlip) of kaken (overontwikkeling onder-/bovenkaak) [21](#page=21).
* **Psychische factoren:** Fixatie op de orale fase, gebrek aan motivatie, bedreigde existentie, en negatieve reacties uit de omgeving die oude gedragingen versterken [22](#page=22).
* **Erfelijkheid:** Predispositie voor prognatie, progenie, allergieën, verstopte luchtwegen, hoog/smal gehemelte, macroglossie, en hypertonie van faciale spieren [22](#page=22).
* **Orthodontische behandeling:** Kan bijdragen aan terugval indien het onderliggende bewegingspatroon niet is aangepakt [22](#page=22).
#### 3.2.2 Types van myofunctionele stoornissen
**Zuiggewoonten:**
* **Duim- en/of vingerzuigen:** Vaak aanwezig bij 1-jarigen (50%) en verdwijnt op 4-5 jarige leeftijd, hoewel het bij oudere kinderen ook voorkomt. Duimzuigen ontstaat instinctief, maar kan na 18-24 maanden een nefaste gewoonte worden [23](#page=23).
* **Klinisch beeld:** In stand houden van verbinding vestibulum/cavum oris, lage tongligging, tongcontact met onderlip, tongpersgewoonte, belemmering eruptie frontale gebitselementen, verslapte lipspieren, open mond en mondademen [23](#page=23).
* **Redenen voor duimen:** Ontspannend, aangenaam, aandachtzoeken, geborgenheid/veiligheid, verwerken van gevoelens, stress [24](#page=24).
* **Momenten van duimen:** Bij inslapen, slapen, tandjes doorkomen, honger, ziekte, verveling, tv kijken [24](#page=24).
* **Lipzuigen/likken:** Kan alleen of in combinatie met duimzuigen voorkomen. Resultaat van chronische nervositeit of mondademen. Kan leiden tot droge, gebarsten lippen, ontsteking en foutieve vorming van plofklanken. Herhaaldelijk plaatsen van de onderlip linguaal van de bovensnijtanden kan leiden tot protrusie van gebitselementen en open beet [24](#page=24).
* **(Fop-)speenzuigen:** Bevredigt zuigbehoefte en kan negatieve gevolgen hebben. Ouders gebruiken het vaak om kinderen te kalmeren. De meeste kinderen stoppen rond 2-4 jaar. Te lang speengebruik verstoort mondmotoriek en kan kaakvorm en tandstand schaden. Het afleren kan vanaf het drinken uit een beker beginnen. Traditionele en orthodontische spenen lijken vergelijkbare negatieve gevolgen te hebben, afhankelijk van duur en frequentie van gebruik. Voordelen kunnen zijn vermindering wiegendood en effectievere flesvoeding bij premature baby's. Negatieve gevolgen omvatten tandbederf, en nadelige effecten op dento-orofaciale ontwikkeling [25](#page=25).
* **Flesvoeding t.o.v. borstvoeding:** Borstvoeding bevordert de ontwikkeling van mond-, kauwspieren, tanden en spraak. Flesvoeding kan leiden tot meer problemen bij spraak-, kauw- en tandontwikkeling, hoewel dit niet eenduidig is. Verschillen liggen in de stimulatie van de m. orbicularis oris, de manier van zuigen en de controle over melkstroom [26](#page=26).
* **Gevolgen van niet-voedende zuiggewoonten:** Afwijkende faciale ontwikkeling, verstoorde balans spierkrachten, open mondgedrag, habituele mondademhaling, nadelige invloed op kaakgroei (protrusie bovenste snijtanden, open beten), foutieve uitspraak alveolaire klanken, hoog smal verhemelte, psychische gevolgen, negatieve gevolgen voor de duim zelf, en gehoors- en houdingsproblemen [26](#page=26).
**Bijtgewoonten:**
* **Nagelbijten:** De tong zoekt de nagel op, wat leidt tot beschadiging van nagels, weefsel, gingiva en tanden. Gevolgen kunnen zijn vooruitschuiven onderkaak en hypertonie van kaken, met kaakgewrichtsklachten. Prevalentie is hoog bij kinderen en neemt af bij volwassenen, hoewel het bij 10% van de volwassenen voorkomt. Vaak een uiting van stress [27](#page=27).
* **Bijten op potloden en andere vreemde voorwerpen:** Veroorzaakt voorwaartse tongpositie en afwijkend slikken. Kan leiden tot ongewenste verplaatsingen van snijtanden en open beten [27](#page=27).
**Habitueel mondademen:**
* **Begripsafbakening:** Ademhaling gebeurt normaal door de neus. Neusademhaling heeft voordelen: lucht op lichaamstemperatuur brengen, bevochtigen en zuiveren. Mondademen wordt pas mogelijk bij daling van de larynx [27](#page=27) [28](#page=28).
* **Fysiologisch mondademen:** Normaal tijdens fysieke inspanning, spreken, zingen, voor grotere luchttoevoer [28](#page=28).
* **Habitueel mondademen:** Gewoonte om in rust deels door de mond te ademen, terwijl de neus toegankelijk is [28](#page=28).
* **Obstructie-mondademen:** Veroorzaakt door neusobstructie (tijdelijk: verkoudheid, allergie; permanent: septumdeformatie, adenoïd-/tonsilhyperplasie) [28](#page=28).
* **Open mondgedrag of lipincompetentie:** Mond open houden zonder noodzakelijk door de mond te ademen [29](#page=29).
* **Oorzaken van mondademen:** Grotere mondholte, lage tongligging (vanaf 6 maanden), slapen op rug zonder kussen, vernauwing nasofarynx/neus, hypotonie lippen, te korte bovenlip/tongriempje, foutieve tand-/kaakstand, anatomische vernauwing, duim-/vingerzuigen, afwijkend slikpatroon, NKO-problematiek, septumdeviatie [29](#page=29).
* **Gevolgen van mondademen:**
* Slappe lichaamshouding, negatieve invloed op diafragma en rompmusculatuur [30](#page=30).
* Vertraagde veneuze bloedtoevoer, verminderd regulerend vermogen bloedvaten in de neus [30](#page=30).
* Aankoeken slijm in neussinussen [30](#page=30).
* Verlies spanningsevenwicht lippen [30](#page=30).
* Verslechterde kwaliteit neusslijmvlies, ontstekingen [30](#page=30).
* Verminderde reuk [30](#page=30).
* Gehoorsproblemen (minder openen buis van Eustachius), wat leidt tot spraak- en taalontwikkelingsvertraging [30](#page=30).
* Stemproblemen (droge keel, heesheid) [30](#page=30).
* Dento-orofaciale afwijkingen (hoog/smal verhemelte, skeletale open beet) [30](#page=30).
* 'Long face syndrome' [30](#page=30).
* Resonantiestoornissen (open, gesloten, gemengde nasaliteit) [30](#page=30).
* Articulatiestoornissen (slappe consonanten, interdentaliteit) [30](#page=30).
* Verminderde concentratie [30](#page=30).
* Slaapstoornissen en apneu [30](#page=30).
**Afwijkende tongplaatsing in rust:** De tong rust normaal aangezogen tegen het palatum of de alveolaire rand. Foutieve plaatsing kan zijn tegen/tussen incisieven, tegen slijmvlies onderlip, op mondbodem, of tussen molaren. Permanente afwijkende tongplaatsing verstoort het oro-faciale evenwicht door voortdurende afwijkende kracht [31](#page=31).
**Tongpersen en/of infantiel slikken:** Slikken is een continue handeling die al bij foetussen aanwezig is. Bij normaal slikken is de tongpunt tegen de processus alveolaris, de m. masseter en m. orbicularis oris aangespannen, en de m. mentalis inactief. Bij infantiel slikken of tongpersen ligt de tongpunt tegen/tussen gebitselementen of lippen, de m. masseter en m. orbicularis oris functioneren afwijkend, en de m. mentalis is aangespannen [31](#page=31).
* **Classificatie van afwijkende slikpatronen:** Gebaseerd op tonggedrag: interdentale, addentale, unilaterale, bilaterale, volledige, mandibulaire en bimaxillaire tongpers [32](#page=32).
* **Interdentale tongpers:** Tong naar voor tussen tanden, protrusie snijtanden, spanning m. mentalis [32](#page=32).
* **Addentale tongpers:** Tong drukt tegen tanden, vaak met protrusie snijtanden [32](#page=32).
* **Unilaterale tongpers:** Tongpunt of rand perst tegen zijkant gebit, leidt tot zijdelingse open beet [33](#page=33).
* **Bilaterale tongpers:** Tongranden persen tussen molaren, leidt tot bilaterale zijdelingse open beet [33](#page=33).
* **Volledige tongpers:** Brede tong perst tussen molaren naar voren, kan leiden tot zijdelingse en frontale open beet [33](#page=33).
* **Mandibulaire tongpers:** Tong perst tegen ondersnijtanden of symphysis onderkaak [33](#page=33).
* **Bimaxillaire tongpers:** Tong perst tegen linguale kant van boven- en ondersnijtanden, met labiaal gerichte elementen en openingen ertussen [33](#page=33).
* **Oorzaken van tongpersen:** Vaak gevolg van ander afwijkend mondgedrag (duimzuigen, mondademen), langdurig flesvoeding, aangeboren structurele afwijkingen (macroglossie, smal gehemelte), en de tandenwisselperiode ('gap filling tendens') [33](#page=33).
* **Prevalentie tongpersen:** Komt voor bij bijna alle pasgeborenen, neemt af tot ongeveer 60% op 4 jaar, 40% op 8-12 jaar, en 25% op 13-18 jaar [33](#page=33).
* **Gevolgen van tongpersen:** Leidt vaak tot open beet door overtreffen van tongkrachten op faciale krachten. Kan ook leiden tot interdentale en addentale uitspraak van apico-alveolaren. De causale relatie met dento-faciale afwijkingen wordt deels in twijfel getrokken vanwege lagere kracht en frequentie dan gedacht [34](#page=34).
---
# Assessment en onderzoek van myofunctionele stoornissen
Het assessment en onderzoek van myofunctionele stoornissen omvat een systematische evaluatie van de mond- en kaakstructuren en hun functies, beginnend met anamnese en observatie, gevolgd door specifieke onderzoekstechnieken om een diagnose te stellen en een behandelplan op te stellen [35](#page=35).
### 4.1 Principes van assessment
Het doel van het assessment is het verkrijgen van een gedetailleerd beeld van de aard en omvang van een myofunctionele stoornis, wat essentieel is voor het stellen van een logopedische diagnose en het opstellen van een effectief behandelplan. Dit proces omvat anamnese, observatie en specifieke onderzoeken van anatomische structuren en hun functies [35](#page=35).
### 4.2 Observatie
Observatie van het gedrag van de zorgvrager is cruciaal gedurende het gehele onderzoek, zelfs al in de wachtzaal. Hierbij let men op de gezichtsspanning in rust en tijdens activiteiten zoals lachen en spreken, de rustpositie van de lippen en tong, de ademhaling, en eventuele aanwijzingen voor duimzuigen of nagelbijten [35](#page=35).
### 4.3 Anamnese
De anamnese verzamelt persoonlijke en zakelijke gegevens, gevolgd door gedetailleerde vragen om de aard en omvang van het probleem te begrijpen. De vragenlijst kan worden onderverdeeld in de volgende categorieën [35](#page=35):
* **Vragen m.b.t. de klacht:** aard, ontstaan, hulpvraag, eerdere hulp en resultaten [35](#page=35).
* **Vragen m.b.t. eerder verricht(e) onderzoek/behandeling:** door wie onderzocht/behandeld, bevindingen en resultaten [36](#page=36).
* **Vragen m.b.t. de algemene medische toestand:** ziektes, neusobstructies, tonsillen/adenoïden, allergieën, aangezichtspijnen, spierziekten, gehoorproblemen [36](#page=36).
* **Vragen m.b.t. vroege ontwikkeling:** zwangerschap, geboorte, zuigelingenperiode, motorische, sociale, emotionele en spraak- en taalontwikkeling [36](#page=36).
* **Vragen m.b.t. voedingsgedrag:** zuigen, slikken, borst-/flesvoeding, overgang naar vast voedsel, drinken uit beker/rietje, eten en drinken, hamsteren, eettempo, kauwen [36](#page=36).
* **Vragen m.b.t. mondgedrag:** kwijlen, open mondgedrag, neus-/mondademhaling, duimen, zuigen op andere objecten, fopspeengebruik, nagelbijten, snurken, tandenknarsen [37](#page=37).
* **Vragen m.b.t. spraak- en taalontwikkeling:** spraak-/taalproblemen, verstaanbaarheid, familiaire aanleg [37](#page=37).
* **Vragen m.b.t. emotionele en persoonlijkheidsontwikkeling:** angsten, dromen, sociale interactie, pesten, concentratie, activiteitenniveau, schoolprestaties, reactie op AMG, beroep/hobby, muziekinstrumenten [37](#page=37).
### 4.4 Onderzoek
Het myofunctioneel onderzoek maakt gebruik van diverse instrumenten zoals tongspatels, een keelspiegel, een lampje, steriel gaas, water, een droge koek, een Force Scale, Payne pasta en een myoscanner. Het onderzoek richt zich op zowel de structuren als de functies van de articulatieorganen [37](#page=37).
#### 4.4.1 Onderzoek op functieniveau (structuur articulatieorganen)
Dit deel van het onderzoek evalueert de anatomische eigenschappen van de mond- en kaakstructuren:
* **Neus:** Mogelijkheid tot luchtpassage via de neus [37](#page=37).
* **Lippen:** Vorm, grootte, aanwezigheid van groeven/barstjes, en rustpositie (gesloten, open, spanning m. mentalis) [37](#page=37).
* **Tong:** Aanwezigheid van een te kort tongriempje, dikte/logheid of spanning, en rustpositie (tegen alv. boog, laag/vooraan in de mond) [37](#page=37).
* **Onderkaak:** Stand ten opzichte van de bovenkaak in rust (progenie/prognatie) [38](#page=38).
* **Gebit:** Occlusie (normaal, kopbeet, open beet, kruisbeet, overbeet, Klasse I, II, III) en aanwezigheid van diastemen [38](#page=38).
* **Palatum durum:** Normale vorm of hoog (gotisch) verhemelte [38](#page=38).
* **Velum:** Lengte en/of asymmetrie van het velum en de huig [38](#page=38).
#### 4.4.2 Onderzoek op activiteitenniveau
Dit onderzoekt de functie van de articulatieorganen tijdens diverse activiteiten:
##### 4.4.2.1 Onderzoek van de articulatieorganen
Het onderzoek observeert de positie van tong, lippen en kaken in rust, bij slikken en bij spreken, en beoordeelt de algemene mobiliteit en vaardigheid [38](#page=38).
* **A/ In rust:**
* **Lippen:** Fysiologische rustpositie (gesloten, geopend, achter boventanden, interpositie), spanning van de m. mentalis (rimpeltjes op kin), en luchtstroom via mond/neus. De lipspanning kan gemeten worden met de Force Scale, waarbij de kracht wordt bepaald die nodig is om een knoop uit de mond te trekken. Belangrijke aandachtspunten bij het gebruik van de Force Scale zijn de lengte van het touwtje, de standaard knopen, de plaatsing van de knoop, de horizontale positie van het touwtje, de fixatie van de knoop, de druk van de m. mentalis, de occlusie van de kiezen, het trekken in één beweging, het vermijden van contact met de rode button/zwarte ring, en het nuttigen van snoep een half uur voor het onderzoek [38](#page=38) [39](#page=39).
* **Tong:** Positie van de tongpunt (tegen boven-/ondertanden, over ondertanden, tegen alveolairrand) en tongblad (aansluitend tegen verhemelte, vlak in de mond). Bij mondademers is dit gemakkelijk te beoordelen; bij neusademers kan dit achterhaald worden door gerichte vragen, hoewel de betrouwbaarheid hiervan beperkt is. Het bewust maken van tongdelen met een tongspatel of katoenstiftje is hierbij behulpzaam [40](#page=40).
* **Kaken:** Observatie of de onderkaak gezakt is met open lippen [40](#page=40).
* **B/ Bij slikken:**
* **Lippen:** Sluiten de lippen normaal zonder spanning, zuigen ze aan tegen de tanden, of worden ze op elkaar geperst? Wordt er interpositie van de boventanden waargenomen? Verschijnen er rimpels op de kin?. Dit wordt geobserveerd tijdens het drinken van vloeistof en het eten van halfvaste en vaste voeding [41](#page=41).
* **Tong:** De tongbeweging tijdens het slikken wordt beoordeeld. Het zichtbaar zijn hiervan hangt af van de kaak- en tandstand. De tong kan zich normaal gedragen (punt tegen boventandkassen, randen binnen boventandboog, aangetrokken tegen verhemelte), of afwijkend gedrag vertonen zoals addentaal, interdentaal of lateraal persen. Bij addentaal persen wordt gekeken naar diastemen waardoor de tong kan persen. De Payne-techniek, waarbij fluorescerende pasta op de tong wordt aangebracht en contactplekken met het palatum of andere monddelen zichtbaar worden gemaakt met een UV-lamp, kan helpen bij het visualiseren van de tongbeweging tijdens het slikken van speeksel. Aandachtspunten bij de Payne-techniek zijn de consistentie en hoeveelheid pasta, het gebruik van schone spateltjes, de afstand tussen de pastastippen, het drogen van de tong, de afsteuning van de kin, het naar beneden duwen van de kin, het voelen van de slik op de Adamsappel, en het draaibaar hoofd van de zorgvrager [41](#page=41) [42](#page=42).
* **Kaken:** Let op het kauwproces, met name of er sprake is van roterend kauwen en of de kaken elkaar actief benaderen. Dit wordt nagegaan door de masseterwerking te voelen tijdens het slikken; de spier spant aan en wordt dik [42](#page=42).
* **C/ Bij spreken:**
* **Lippen:** Articulatie van bilabialen (p, b, m) wordt beoordeeld tijdens een automatische reeks. Een labio-dentale afsluiting kan voorkomen bij grote sagittale overbeet en interpositie van boventanden bij slikken [42](#page=42).
* **Tong:** Articulatie van apico-alveolaren wordt nagegaan tijdens het benoemen van prenten of het lezen van een tekst. Het tonggedrag (normaal, addentaal, interdentaal, lateraal) wordt geobserveerd [43](#page=43).
* **Kaken:** De beweging van de onderkaak wordt beoordeeld. Een minimale beweging kan leiden tot een tandentoon in de spraak [43](#page=43).
* **D/ Mobiliteit / vaardigheid:**
* **Lippen:** Vaardigheid en kracht van de m. orbicularis oris worden nagegaan door middel van lipoefeningen [43](#page=43).
* **Tong:** Vaardigheid van de tongspieren wordt getest met tongoefeningen zoals tongslingeren, tong uitsteken met een puntje, en klakken [43](#page=43).
* **Kaken/kauwspieren:** Vaardigheid van de kauwspieren wordt onderzocht met kaakoefeningen [43](#page=43).
* **Velum:** De beweging van het velum wordt geobserveerd door orale klanken te laten uitspreken met een spiegeltje onder de neus. Een beslaand spiegeltje kan duiden op een slecht optrekken en afsluiten van het velum. Door de zorgvrager herhaaldelijk /a/ te laten zeggen, kan de op-en-neergaande beweging van het velum worden geobserveerd [43](#page=43).
> **Tip:** Het is van groot belang om het slik, het profiel en de occlusie van de cliënt vast te leggen met behulp van digitale foto's [43](#page=43).
#### 4.4.3 Fotodocumentatie
Digitale foto's zijn essentieel voor het documenteren van het slik, profiel en de occlusie. Een camera met portretfunctie en lippenspreiders (verkrijgbaar in verschillende maten) zijn hiervoor noodzakelijk [43](#page=43).
* **Techniek voor het inbrengen van de lippenspreider:** Maak de lippenspreider nat, laat de zorgvrager de mond wijd openen met slap gehouden wangen, breng eerst één zijde in, druk de spreider samen en breng dan de andere zijde in [43](#page=43) [44](#page=44).
* **Fotograferen:** De camera wordt op een afstand van ongeveer 20 tot 25 cm van de mond gehouden. Foto's dienen te worden gemaakt van de naam van de zorgvrager, het gezicht (vooraanzicht en zijaanzicht), en met de lippenspreider in de mond (vooraanzicht en zijaanzicht, waarbij de spreider bij het zijaanzicht iets opzij wordt getrokken om de molaarrelatie te zien). Intra-orale foto's worden ook van een afstand genomen zonder in te zoomen om onscherpte te vermijden; uitvergroting kan achteraf met fotobewerkingssoftware worden gedaan [44](#page=44).
> **Aandachtspunten bij het gebruik van de myoscanner en force scale:** Hoewel de Force Scale en myoscanner nuttig kunnen zijn, wordt hun wetenschappelijke waarde soms in vraag gesteld. Meer betrouwbare resultaten voor tongkrachtmetingen worden behaald met het Iowa Oral Performance Instrument Pro (IOPI), dat ook lipkrachtmetingen en uithoudingstesten mogelijk maakt [40](#page=40).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Dwarsgestreepte spieren | Skeletspieren die willekeurige bewegingen mogelijk maken door aan het skelet of delen van het spijsverteringsstelsel te hechten. Ze kunnen isotonisch (korter worden) of isometrisch (spanning verhogen zonder lengteverandering) contraheren. |
| Isotonische contractie | Spiercontractie waarbij de spierlengte verandert (korter of langer wordt) terwijl de spierspanning gelijk blijft. Dit type contractie is essentieel voor beweging. |
| Isometrische contractie | Spiercontractie waarbij de spierspanning toeneemt zonder dat de spierlengte verandert. Dit gebeurt wanneer de spier tegen een weerstand inwerkt. |
| N. Facialis (VII) | De aangezichtszenuw die de spieren van de gelaatsexpressie innerveert, verantwoordelijk voor mimiek en communicatie van emoties. |
| M. Orbicularis Oris | Een kringspier rond de lippen die de mond sluit, de lippen op elkaar drukt en tuiten mogelijk maakt. Cruciaal voor slikken, zuigen en spreken. |
| M. Buccinator | De wangspier die de wang tegen de tanden drukt en helpt bij het kauwen en het mondholte afsluiten tijdens het slikken. |
| M. Mentalis | Een spier in de kin die de onderlip optrekt en naar voren beweegt, belangrijk bij het uiten van emoties en soms overactief bij afwijkend mondgedrag. |
| N. Trigeminus | Een hersenzenuw met een belangrijke motorische tak (mandibulaire tak) die de kauwspieren innerveert en betrokken is bij het sluiten van de kaak. |
| M. Pterygoideus externus | Een kauwspier die de onderkaak naar voren en naar beneden beweegt en een geleidende functie heeft in het kaakgewricht. |
| M. Pterygoideus internus | Een kauwspier die helpt bij het heffen, naar voren en zijwaarts bewegen van de onderkaak, en bij het draaien van de mandibula. |
| M. Masseter | De krachtigste kauwspier, verdeeld in oppervlakkige en diepe delen, die de onderkaak omhoog heft tegen de bovenkaak tijdens het kauwen. |
| M. Temporalis | Een kauwspier gelegen aan de zijkant van het hoofd, die de onderkaak omhoog en naar achteren trekt. |
| Intrinsieke tongspieren | Spieren binnenin de tong die verantwoordelijk zijn voor het veranderen van de vorm van de tong, essentieel voor articulatie en het vormen van voedselbolussen. |
| Extrinsieke tongspieren | Spieren die de tong helpen verplaatsen binnen de mond, zoals het uitsteken, terugtrekken en bewegen van de tong naar verschillende posities. |
| N. Hypoglossus (XII) | De hersenzenuw die de meeste intrinsieke en extrinsieke tongspieren innerveert, cruciaal voor tongbewegingen en spraak. |
| N. Vagus (X) | Een hersenzenuw die de keelspieren en een deel van het zachte verhemelte innerveert, betrokken bij slikken en fonatie. |
| Suprahyoidspieren | Spiergroep boven het tongbeen die het tongbeen en de larynx heffen, essentieel voor slikken en vocalisatie. |
| Infrahyoidspieren | Spiergroep onder het tongbeen die het tongbeen en de larynx na het slikken terugbrengen naar de neutrale positie. |
| mm. Constrictores pharyngis | Keelspieren die de farynx vernauwen en samendrukken tijdens het slikproces, om de voedselbolus naar de slokdarm te transporteren. |
| Velum | Het zachte verhemelte, een beweegbaar deel van het dak van de mond dat de neusholte afsluit tijdens het slikken en betrokken is bij spraakklanken. |
| Huig | Een uitsteeksel aan het achterste deel van het zachte verhemelte, dat de neusholte afsluit tijdens het slikken. |
| Malocclusie | Een afwijking in de occlusie of beet, waarbij de tanden van de boven- en onderkaak niet correct op elkaar passen. |
| Linguoversie | De positie van een tand die meer naar de tong toe gericht is dan de normale positie. |
| Labioversie | De positie van een tand die meer naar de lippen toe gericht is dan de normale positie. |
| Bucoversie | De positie van een tand die meer naar de wang toe gericht is dan de normale positie. |
| Distoversie | De positie van een tand die meer naar het achterste deel van de mond (distaal) ligt dan de normale positie. |
| Mesioversie | De positie van een tand die meer naar het midden van de mond (mesiaal) ligt dan de normale positie. |
| Protrusie | De naar voren gerichte stand van tanden, vooral de snijtanden, in relatie tot de kaak. |
| Retrusie | De naar achteren gerichte stand van tanden, vooral de snijtanden, in relatie tot de kaak. |
| ISO 3950-systeem | Een internationale norm voor het nummeren van tanden en kiezen, waarbij elk gebitselement een uniek tweecijferig nummer krijgt toegekend. |
| Mondkwadranten | De vier delen van de mond (rechtsboven, linksboven, linksonder, rechtsonder) die worden gebruikt in tandheelkundige nummeringssystemen. |
| Incisieven | Snijtanden, gebruikt voor het afbijten van voedsel. |
| Cuspidaten | Hoektanden, gebruikt voor het vastpakken en scheuren van voedsel. |
| Premolaren | Voorkiezen, helpen bij het pletten en vermalen van voedsel. |
| Molaren | Kiezen, de belangrijkste kauwvlakken voor het vermalen van voedsel. |
| Occlusie | Het in contact komen van de tanden van de boven- en onderkaak wanneer de kaken gesloten zijn. |
| Verticale overbeet (VOB) | De mate waarin de snijtanden van de bovenkaak de snijtanden van de onderkaak overlappen in verticale zin. |
| Horizontale of sagittale overbeet (SOB) | De mate waarin de bovenkaak naar voren steekt ten opzichte van de onderkaak in horizontale zin. |
| Angle's classificatie | Een classificatiesysteem voor malocclusies gebaseerd op de sagittale relatie tussen de eerste boven- en ondermolaren. |
| Klasse I malocclusie | Een occlusie waarbij de relatie van de molaren normaal is, maar er mogelijk sprake is van verkeerde tandpositie. |
| Klasse II malocclusie | Een occlusie gekenmerkt door retrusie van de onderkaak ten opzichte van de bovenkaak. |
| Klasse III malocclusie | Een occlusie gekenmerkt door protrusie van de onderkaak ten opzichte van de bovenkaak. |
| Retrognatie | Een naar achteren gelegen kaak, vaak gebruikt om klasse II malocclusies te beschrijven. |
| Progenie | Een naar voren uitstekende onderkaak, vaak geassocieerd met klasse III malocclusies. |
| Gesloten beet | Een beet waarbij de elementen van de onderkaak vrijwel geheel bedekt worden door de elementen van de bovenkaak. |
| Diepe beet | Een andere term voor gesloten beet, waarbij er een grote verticale overlap is tussen boven- en ondertanden. |
| Kopbeet (end-to-end beet) | Een beet waarbij de snijvlakken van de onder- en bovensnijtanden recht op elkaar staan. |
| Open beet | Een beet waarbij er een opening bestaat tussen de elementen van de boven- en onderkaak. Kan frontaal, unilateraal of bilateraal zijn. |
| Kruisbeet | Een beet waarbij aan één kant van de kaak de labiale zijde van de bovenmolaren de linguale kant van de ondermolaren raakt, en aan de andere kant het omgekeerde gebeurt. |
| Diastemen | Openingen tussen de tanden onderling. |
| Occlusiekrachten | Krachten die worden uitgeoefend tijdens het kauwen en slikken, die bijdragen aan de mondgezondheid en structurele integriteit. |
| Tongkrachten | Krachten die door de tong worden uitgeoefend tijdens slikken, kauwen en spreken, essentieel voor de kaakontwikkeling en stabiliteit. |
| Eruptiekrachten | Krachten die zorgen voor het doorkomen van tanden en kiezen en het compenseren van tandsubstantieverlies bij het ouder worden. |
| Faciale kracht | Krachten uitgeoefend door de spieren van het aangezicht, die antagonistisch werken ten opzichte van de tongkrachten. |
| Orthodontie | Een tak van de tandheelkunde die zich bezighoudt met het corrigeren van de stand van de tanden en kaken met behulp van beugels. |
| Vaste apparatuur | Orthodontische beugels die permanent in de mond zijn bevestigd, zoals slotjes met bogen. |
| Uitneembare beugels | Orthodontische apparaten die de patiënt zelf uit de mond kan halen, zoals activatoren en plaatapparaten. |
| Retentiebeugels | Orthodontische apparaten die na een actieve behandeling worden gebruikt om de tanden en kiezen in de nieuwe stand te stabiliseren. |
| Orale sensomotorische ontwikkeling | Het proces waarbij de motorische controle over de mondfuncties zoals zuigen, kauwen, slikken en spreken zich ontwikkelt, van reflexen naar willekeurige bewegingen. |
| Perinatale periode | De periode kort na de geboorte, waarin reflexactiviteit de motoriek domineert. |
| Postnatale periode | De periode na de geboorte waarin reflexen geïnhibeerd worden en willekeurige motoriek zich ontwikkelt. |
| Voedingsreflexen | Reflexen die geassocieerd zijn met de opname van voedsel, zoals de zoekreflex, palmomentaalreflex en zuig-slikreflex. |
| Orale beschermingsreflexen | Reflexen die de luchtwegen en spijsverteringskanaal beschermen, zoals de kokhalsreflex en hoestreflex. |
| Zuig-slikreflex | Een primaire reflex bij zuigelingen die zuigen en slikken combineert voor voedselopname. |
| Transverse tongreflex | Een reflex waarbij de tong zijwaarts beweegt naar de prikkel; verdwijnt als reflex maar blijft als automatische reactie bestaan. |
| Bijtreflex | Een reflex die ritmische, bijtende bewegingen veroorzaakt wanneer iets tussen de kaakranden wordt gebracht; beschouwd als onderdeel van het zuigen. |
| Kokhalsreflex | Een beschermende reflex die voorkomt dat voedsel of andere objecten in de farynx of larynx terechtkomen. |
| Hoestreflex | Een reflex die de luchtwegen beschermt tegen ingeslikte deeltjes. |
| Synkinesieën | Onwillekeurige bijbewegingen die optreden tijdens een bewuste beweging, zoals het meebewegen van de neus bij het uitsteken van de tong. |
| Vestibulum oris | De ruimte tussen de lippen/wangen en de tanden/kaken. |
| Cavum oris | De eigenlijke mondholte, achter de tanden. |
| Craniofaciaal skelet | Het skelet van de schedel en het aangezicht. |
| Processus alveolaris | Het deel van de kaak dat de tandwortels omringt en ondersteunt. |
| Myofunctionele afwijkingen (AMG) | Orofaciaal myofunctionele stoornissen; disfunctionele mondgewoonten die de normale groei, ontwikkeling of functie van de orofaciale structuren belemmeren. |
| Habitueel mondademen | De gewoonte om in rust door de mond te ademen, terwijl neusademhaling mogelijk is. |
| Tongpersen | Het met de tong tegen de tanden of het tandvlees duwen tijdens slikken, spreken of in rust. |
| Infantiel slikken | Een slikpatroon dat kenmerkend is voor zuigelingen, waarbij de tong naar voren beweegt tussen de tanden. |
| Vicieuze cirkel | Een situatie waarbij een probleem zichzelf in stand houdt of verergert doordat oorzaak en gevolg elkaar wederzijds beïnvloeden. |
| Macroglossie | Een abnormaal grote tong. |
| Microglossie | Een abnormaal kleine tong. |
| Aglossie | Het ontbreken van een tong. |
| Ankyloglossie (vastliggend tongriempje) | Een te kort tongriempje dat de bewegingsvrijheid van de tong beperkt. |
| Progenie | Vooruitstekende onderkaak. |
| Prognatie | Vooruitstekende bovenkaak. |
| Hypertonie | Verhoogde spierspanning. |
| Hypotonie | Verminderde spierspanning. |
| Palatum durum | Harde verhemelte. |
| Palatum molle | Zachte verhemelte (velum). |
| Labiodentaal | Klanken gevormd door de lippen tegen de tanden te plaatsen (bv. /f/, /v/). |
| Bilabiaal | Klanken gevormd door de twee lippen te gebruiken (bv. /p/, /b/, /m/). |
| Apico-alveolaire klanken | Klanken gevormd met de tongpunt tegen de alveolaire rand achter de boventanden (bv. /t/, /d/, /n/). |
| Interdentale uitspraak | Het uitspreken van klanken met de tong tussen de tanden. |
| Addentale uitspraak | Het uitspreken van klanken met de tong tegen de tanden. |
| Fysiologisch mondademen | Mondademen dat plaatsvindt tijdens fysieke inspanning of intensieve vocale activiteit om een grotere luchttoevoer te garanderen. |
| Obstructie-mondademen | Mondademen veroorzaakt door een fysieke obstructie in de neusgangen of de bovenste luchtwegen. |
| Adenoïden | Neusamandelen, gelegen achter de neusholte. |
| Tonsillen | Keelamandelen, gelegen aan weerszijden van de keel. |
| Adenoïdhyperplasie | Vergroting van de neusamandelen. |
| Tonsilhyperplasie | Ontsteking en vergroting van de keelamandelen. |
| Septumdeviatie | Een afwijking van het neustussenschot, waardoor de neuspassage bemoeilijkt wordt. |
| Open mondgedrag | Het openhouden van de mond, ongeacht de manier van ademen. |
| Lipincompetentie | Onvermogen om de lippen volledig te sluiten in rust. |
| Kyfo-lordose | Een combinatie van een kromme rug (kyfose) en een holle onderrug (lordose). |
| Veneuze toevoer | De aanvoer van bloed naar het hart via de aderen. |
| Conchae | Neusschelpen, structuren in de neusholte die lucht filteren, verwarmen en bevochtigen. |
| Sinussen | Holtes in de schedel die verbonden zijn met de neusholte. |
| Buizen van Eustachius | Buizen die het middenoor verbinden met de nasofarynx, belangrijk voor drukregulatie en ventilatie. |
| Nasaliteit | De klankkwaliteit van spraak, beïnvloed door de resonantie in de neusholte. |
| Long face syndrome | Een gelaatskenmerk dat geassocieerd wordt met mondademen, gekenmerkt door een verlengd gezicht. |
| Apneu | Kortstondige ademstilstand tijdens de slaap. |
| Processus alveolaris | Het tanddragende deel van de kaak. |
| Symphysis | De naad waar de twee helften van de onderkaak samenkomen aan de voorkant. |
| Payne-techniek | Een diagnostische methode die fluorescerende pasta gebruikt om contactpunten van de tong tijdens het slikken zichtbaar te maken. |
| IOPI (Iowa Oral Performance Instrument Pro) | Een instrument voor het meten van orale spierkrachten, zoals tong- en lipkracht. |
| Frenulum | Een klein membraan dat een beweegbaar deel van het lichaam aan een ander deel hecht, zoals het tongriempje. |
| Velum | Het zachte verhemelte. |
| Anamnese | Het verzamelen van medische en persoonsgebonden informatie via gerichte vragen. |
| Articulatie | De productie van spraakklanken door de beweging van de mondorganen. |
| Bilabialen | Spraakklanken gevormd met beide lippen (bijv. /p/, /b/, /m/). |
| Labiodentaal | Spraakklanken gevormd met de onderlip tegen de boventanden (bijv. /f/, /v/). |
| Apico-alveolaren | Spraakklanken gevormd met de tongpunt tegen de alveolaire rand (bijv. /t/, /d/, /n/). |
| Tandentoon | Een spraakkenmerk waarbij de klanken een metaalachtig of nasale klank hebben, vaak geassocieerd met beperkte kaakbeweging. |
| Lipoefeningen | Oefeningen gericht op het verbeteren van de kracht, mobiliteit en spanning van de lippen en de orbicularis oris spier. |
| Tongoefeningen | Oefeningen gericht op het verbeteren van de mobiliteit, kracht en vaardigheid van de tong. |
| Kaakoefeningen | Oefeningen gericht op het verbeteren van de functie en beweging van de kauwspieren en het kaakgewricht. |
| Lippenspreiders | Instrumenten die worden gebruikt om de lippen opzij te houden tijdens intraorale foto's of onderzoeken. |
| Molaarrelatie | De occlusale relatie tussen de kiezen van de boven- en onderkaak. |
| Digitale foto's | Foto's gemaakt met een digitale camera, essentieel voor documentatie van de slik-, profiel- en occlusiepositie. |
| Intra-orale foto's | Foto's gemaakt binnen de mondholte om gebitselementen, occlusie en andere structuren te tonen. |