Cover
Start nu gratis PUB 2024 -Actualisering privaat (vermogens)recht - partim onrechtmatige daad - Tagged.pdf
Summary
# Algemene beginselen van buitencontractuele aansprakelijkheid
Dit onderwerp behandelt de fundamentele concepten van buitencontractuele aansprakelijkheid, inclusief de soorten aansprakelijkheid, de vereisten voor aansprakelijkheid en de opheffing van het samenloopverbod.
### 1.1 Uitgangspunt en soorten aansprakelijkheid
* De algemene regel is dat schade bij degene valt die deze lijdt, tenzij iemands civielrechtelijke aansprakelijkheid in het geding is. Aansprakelijkheid leidt tot een verbintenis tot schadeherstel en is daarmee een bron van verbintenissen [1](#page=1).
* Er worden twee soorten burgerlijke aansprakelijkheid onderscheiden: contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid [1](#page=1).
* **Contractuele aansprakelijkheid** ontstaat bij wanprestatie in het kader van een overeenkomst, waarbij het contract de bron van de verbintenis is [1](#page=1).
* **Buitencontractuele aansprakelijkheid** is niet-contractueel van aard en betreft de onrechtmatige daad. Dit omvat ook precontractuele aansprakelijkheid (art. 5.17 BW) [1](#page=1).
### 1.2 De Wet van 7 februari 2024 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek
* Deze wet heeft nieuwe regels inzake buitencontractuele aansprakelijkheid geïntroduceerd, die grotendeels een consolidatie en herschikking zijn van de vroegere regels uit artikel 1382 en volgende OBW. Er zijn echter ook vernieuwingen ten opzichte van de oude regels [1](#page=1).
* De nieuwe regels treden in werking op 1 januari 2025 en zijn enkel van toepassing op feiten die na die datum tot aansprakelijkheid leiden. Voor feiten die zich vóór 1 januari 2025 hebben voorgedaan, blijven de oude regels van artikel 1382 en volgende OBW van toepassing, ook voor de toekomstige gevolgen ervan [1](#page=1).
### 1.3 Samenloop van contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid
* Voorheen bestond er in het Belgische recht een principieel samenloopverbod. Contractanten konden bij wanprestatie jegens elkaar in beginsel enkel contractueel worden aangesproken [1](#page=1).
* De Wet van 7 februari 2024 heeft dit samenloopverbod opgeheven. Op grond van artikel 6.3 BW is samenloop tussen contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid principieel mogelijk [1](#page=1).
* Partijen kunnen deze samenloop echter contractueel uitsluiten. Ook de wetgever kan de mogelijkheid tot samenloop in specifieke situaties uitsluiten [1](#page=1).
* De contractueel overeengekomen bepalingen en de wetgeving inzake bijzondere contracten hebben steeds voorrang, zelfs wanneer een buitencontractuele aansprakelijkheidsvordering wordt ingesteld [2](#page=2).
### 1.4 Foutaansprakelijkheid versus objectieve aansprakelijkheid
* Foutaansprakelijkheid vormt het uitgangspunt in de buitencontractuele aansprakelijkheid [2](#page=2).
* Er zijn echter steeds meer gevallen van foutloze of objectieve aansprakelijkheid, waarbij de fout van de schadeverwekker niet vereist is (bv. art. 29 bis WAM, Wet Productaansprakelijkheid, burenhinder) [2](#page=2).
* Dit deel van de studie behandelt voornamelijk de foutaansprakelijkheid [2](#page=2).
### 1.5 Persoonlijke versus kwalitatieve aansprakelijkheid
Binnen de foutaansprakelijkheid kan een onderscheid gemaakt worden tussen:
* **Persoonlijke aansprakelijkheid**: Aansprakelijkheid voor eigen daden [2](#page=2).
* **Kwalitatieve aansprakelijkheid**: Aansprakelijkheid voor andermans gedrag, voor zaken of dieren [2](#page=2).
### 1.6 Vereisten voor aansprakelijkheid voor eigen daad
De aansprakelijkheid voor eigen daad, geregeld in artikelen 6.5-6.11 BW, vereist de vervulling van drie cumulatieve voorwaarden [2](#page=2):
1. Fout
2. Schade
3. Oorzakelijk verband
#### 1.6.1 Fout
De foutvereiste bestaat uit twee componenten: een objectieve en een subjectieve. Het bestaan van schade leidt niet automatisch tot het bestaan van een fout [2](#page=2).
##### 1.6.1.1 Objectieve component: onrechtmatig handelen
* Als objectieve component is een onrechtmatig handelen vereist. Artikel 6.5 BW bepaalt dat eenieder aansprakelijk is voor schade die hij door zijn fout aan een ander veroorzaakt [2](#page=2).
* Een fout bestaat volgens artikel 6.6, §1 BW uit:
* De schending van een wettelijke regel die een bepaald gedrag oplegt of verbiedt [2](#page=2).
* De schending van de algemene zorgvuldigheidsnorm die geldt in het maatschappelijk verkeer [2](#page=2).
* **Specifieke rechtsnorm**: Overtreding van een specifieke wettelijke of reglementaire regel (bv. verkeersregels) [2](#page=2).
* **Algemene zorgvuldigheidsnorm**: Handelen zoals een normaal voorzichtig en vooruitziend persoon, geplaatst in dezelfde concrete omstandigheden (de 'goede huisvader' of 'bonus pater familias'). Dit vereist een gedrag dat overeenkomt met dat van een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde omstandigheden [2](#page=2).
* Dit is een abstract criterium dat geconcretiseerd wordt door de concrete omstandigheden (bv. weersomstandigheden, tijdstip) [2](#page=2).
* Rekening wordt gehouden met de externe omstandigheden, niet met de zwakheden van de betrokkene zelf (bv. opvliegendheid) [2](#page=2).
* Vooruitziend betekent: redelijkerwijs proberen nadelige gevolgen te voorzien. Zorgvuldig betekent: ervoor zorgen dat deze nadelige gevolgen zich niet voordoen, eventueel door voorzorgsmaatregelen te nemen [2](#page=2).
* De fout kan bestaan uit een daad of een verzuim. Opzet is niet vereist; de lichtste fout leidt tot aansprakelijkheid [2](#page=2).
##### 1.6.1.2 Subjectieve component: verwijtbaarheid
* Het onrechtmatig handelen moet toerekenbaar zijn aan een schuldbekwaam persoon. Het onrechtmatig handelen moet de schadeverwekker kunnen worden verweten [3](#page=3).
* **Schuldbekwaamheid**: Vereist dat de persoon over voldoende geestesvermogen beschikt om de draagwijdte van zijn daden te beseffen en een oordeel te vormen over de aanvaardbaarheid ervan [3](#page=3).
* **Niet-schuldbekwame personen**:
* **Jonge kinderen**:
* Tot de Wet van 7 februari 2024 waren minderjarige personen in principe persoonlijk aansprakelijk, tenzij ze de vereiste onderscheidingsvermogen misten (bv. jonge kinderen). Er was geen wettelijke leeftijdsgrens, maar men ging er algemeen van uit dat een kind van 7 jaar in principe onderscheidingsvermogen had [3](#page=3).
* Artikel 6.9 BW introduceert nu dat kinderen **jonger dan twaalf jaar** niet aansprakelijk zijn voor schade veroorzaakt door hun fout [3](#page=3).
* Kinderen van **twaalf jaar of ouder** worden wel principieel aansprakelijk geacht (art. 6.10 BW). De rechter kan echter op grond van billijkheid de schade laten vergoeden door het minderjarig kind (12+) te laten vergoeden, bijvoorbeeld rekening houdend met de vermogenstoestand van partijen [3](#page=3).
* Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de handelingsbekwaamheid (procesbekwaamheid) van de minderjarige en de schuldbekwaamheid [3](#page=3).
* **Geesteszieke personen**: Personen die op het moment van het schadeverwekkende feit door een geestesstoornis niet in staat zijn de gevolgen van hun handelen in te schatten, missen de nodige schuldbekwaamheid. De geestesonbekwaamheid moet volledig zijn, ook al is ze tijdelijk [3](#page=3).
* Dit omvat o.a. psychisch gehandicapten, krankzinnigen, mensen met een verstandelijke handicap [3](#page=3).
* Personen die door een fysieke stoornis (bv. hartaanval, epilepsie) het bewustzijn verliezen en schade veroorzaken, zijn schuldonbekwaam, tenzij ze deze toestand vrijwillig hebben opgeroepen (bv. door dronkenschap of drugs) [3](#page=3).
* Artikel 6.11 BW laat de rechter toe de schade veroorzaakt door geestesgestoorden te laten vergoeden op grond van billijkheid, rekening houdend met de vermogenstoestand van de partijen. Een persoon die door een hartaanval de controle verliest, wordt niet beschouwd als een geesteszieke in de zin van art. 6.11 BW en het slachtoffer kan dan geen vergoeding verkrijgen op grond van dit artikel [3](#page=3).
* **Toerekenbaarheid**: Veronderstelt dat men wetens en willens heeft gehandeld, zonder overmacht, rechtvaardigings- of uitsluitingsgrond (bv. zelfverdediging, overheidsbevel, noodtoestand, onoverwinnelijke dwaling) [3](#page=3).
* De geldende uitsluitingsgronden zijn opgenomen in artikelen 6.7 en 6.8 BW [4](#page=4).
#### 1.6.2 Schade
* **Vereisten**: De toestand van het slachtoffer na het schadegeval wordt vergeleken met de toestand indien het schadegeval niet had plaatsgevonden. De schadevereiste wordt ruim ingevuld [4](#page=4).
* Schade komt in aanmerking indien het slachtoffer een persoonlijk (i), rechtmatig (ii) belang (iii) heeft (art. 6.24 BW). De schending van een subjectief recht is niet meer vereist; een belang hoeft niet specifiek beschermd te zijn door het objectieve recht [4](#page=4).
* De schade moet bovendien zeker (iv) zijn, hoewel toekomstige schade onder voorwaarden in aanmerking komt (art. 6.25 BW) [4](#page=4).
* **Soorten schade**:
* **Patrimoniale of materiële schade** (art. 6.26 BW): Omvat schade aan een goed (bv. deuk in wagen, gescheurde kledij) en materiële schade door lichamelijke schade (bv. inkomensverlies) [4](#page=4).
* **Extrapatrimoniale of morele schade**: Omvat bijvoorbeeld pijn, minderwaardigheidsgevoel, gevoelens van genegenheid [4](#page=4).
#### 1.6.3 Oorzakelijk verband
* **Begrip**: Er moet een oorzakelijk verband (causaliteit) bestaan tussen de fout en de schade. De fout moet een *conditio sine qua non* zijn voor de schade; zonder de fout zou de schade zich niet op dezelfde wijze hebben voorgedaan [4](#page=4).
* **Equivalentieleer**: In het Belgische recht geldt de equivalentieleer: elke fout zonder welke de schade zich niet zou hebben gerealiseerd, volstaat om volledig aansprakelijk te worden gesteld [4](#page=4).
* Een fout van een derde sluit de herstelplicht van de dader tegenover het slachtoffer niet uit (mogelijke *in solidum*-gehoudenheid) [4](#page=4).
* Tussen de daders onderling vindt wel een verdeling plaats (art. 6.19 BW) [4](#page=4).
* De Wet van 7 februari 2024 heeft de equivalentieleer als uitgangspunt bevestigd (art. 6.18, §1 BW) [4](#page=4).
* Op grond van artikel 6.18, §2 BW is er echter geen sprake van aansprakelijkheid indien het verband tussen het tot aansprakelijkheid leidende feit en de schade dermate verwijderd is dat het kennelijk onredelijk zou zijn de schade toe te rekenen. Hierbij wordt rekening gehouden met het onwaarschijnlijke karakter van de schade en de omstandigheid dat het feit niet op betekenisvolle wijze heeft bijgedragen tot het ontstaan van de schade [4](#page=4).
* **Fout van het slachtoffer**: Wanneer ook het slachtoffer zelf of een persoon voor wie hij moet instaan een fout maakte, kan dit leiden tot een verdeling van aansprakelijkheid tussen het slachtoffer en de dader(s) (art. 6.20 BW) [4](#page=4).
### 1.7 Kwalitatieve aansprakelijkheid
* Artikelen 6.12 tot en met 6.15 BW bevatten enkele gevallen van kwalitatieve aansprakelijkheid. Dit betreft aansprakelijkheid voor andermans daad, voor zaken of dieren [2](#page=2) [4](#page=4).
---
# Persoonlijke aansprakelijkheid voor eigen daad
Dit deel behandelt de vereisten voor aansprakelijkheid voor eigen handelen, bestaande uit fout, schade en oorzakelijk verband, waarbij zowel objectieve als subjectieve componenten van een fout worden belicht.
### 2.1 Aansprakelijkheid voor eigen daad
De aansprakelijkheid voor eigen daad is geregeld in de artikelen 6.5-6.11 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Om aansprakelijk te zijn voor eigen handelen, moeten drie vereisten vervuld zijn [2](#page=2):
* Fout
* Schade
* Oorzakelijk verband
#### 2.1.1 Fout
De foutvereiste bestaat uit twee componenten: een objectieve en een subjectieve. Het loutere bestaan van schade leidt niet automatisch tot de vaststelling van een fout [2](#page=2).
##### 2.1.1.1 Objectieve component
De objectieve component van de fout betreft onrechtmatig handelen. Artikel 6.5 BW stelt dat eenieder aansprakelijk is voor de schade die hij door zijn fout aan een ander veroorzaakt. Artikel 6.6, §1 BW preciseert dat een fout bestaat uit de schending van een wettelijke regel die een bepaald gedrag oplegt of verbiedt, of uit de schending van de algemene zorgvuldigheidsnorm die in het maatschappelijk verkeer geldt [2](#page=2).
* **Specifieke rechtsnorm:** Dit betreft de overtreding van een specifieke wettelijke of reglementaire regel, zoals de verkeersregels [2](#page=2).
* **Algemene zorgvuldigheidsnorm:** Dit is de norm die vereist dat men handelt zoals een normaal voorzichtig en vooruitziend persoon geplaatst in dezelfde concrete omstandigheden. Artikel 6.6, §2, lid 1 BW bepaalt dat dit gedrag overeenkomt met dat van een voorzichtig en redelijk persoon onder dezelfde omstandigheden. Het criterium van de "goede huisvader" (bonus pater familias) is abstract, maar wordt geconcretiseerd door de concrete omstandigheden van het geval (bv. weersomstandigheden, tijdstip) . Daarbij wordt geen rekening gehouden met de specifieke zwakheden van de betrokkene. Vooruitziend betekent redelijkerwijs proberen nadelige gevolgen te voorzien, en zorgvuldig betekent ervoor zorgen dat die gevolgen zich niet voordoen door eventueel voorzorgsmaatregelen te nemen. De fout kan bestaan uit een daad of een verzuim. Opzet is niet vereist; zelfs de lichtste fout kan leiden tot aansprakelijkheid [2](#page=2) [3](#page=3).
##### 2.1.1.2 Subjectieve component
De subjectieve component vereist dat het onrechtmatig handelen toerekenbaar is aan een schuldbekwaam persoon; met andere woorden, het moet de schadeverwekker verweten kunnen worden [3](#page=3).
* **Schuldbekwaamheid:** Schuldbekwaamheid impliceert dat de persoon over voldoende geestesvermogen beschikt om de draagwijdte van zijn daden te beseffen en een oordeel te vormen over de aanvaardbaarheid ervan [3](#page=3).
* **Niet-schuldbekwame personen:** Jonge kinderen en geesteszieke personen kunnen niet-schuldbekwaam zijn [3](#page=3).
* **Jonge kinderen:** Minderjarigen zijn in principe persoonlijk aansprakelijk voor schade veroorzaakt door hun fout. Een kind van 7 jaar werd vroeger algemeen geacht voldoende onderscheidingsvermogen te hebben. De Wet van 7 februari 2024 heeft een leeftijdsgrens ingevoerd: kinderen van minder dan twaalf jaar zijn niet aansprakelijk voor schade door hun fout (artikel 6.9 BW) . Kinderen van twaalf jaar en ouder worden wel principieel aansprakelijk geacht (artikel 6.10 BW), maar de rechter kan op billijkheidsgronden de schade laten vergoeden door rekening te houden met de vermogenstoestand van de partijen. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de handelingsbekwaamheid (procesbekwaamheid) van de minderjarige en de schuldbekwaamheid [3](#page=3).
* **Geesteszieke personen:** Indien de schadeverwekker op het moment van het feit door een geestesstoornis niet in staat is de gevolgen van zijn handelen in te schatten, mist hij de nodige schuldbekwaamheid. Dit vereist een volledige, al dan niet tijdelijke, geestesonbekwaamheid. Personen die door een fysieke stoornis het bewustzijn verliezen en schade veroorzaken, zijn schuldonbekwaam, tenzij deze toestand vrijwillig werd opgeroepen (bv. door dronkenschap of drugs) . Artikel 6.11 BW laat de rechter toe schade veroorzaakt door geestesgestoorden op billijkheidsgrond te laten vergoeden, rekening houdend met de vermogenstoestand van de partijen [3](#page=3).
* **Toerekenbaarheid:** Dit veronderstelt dat men wetens en willens heeft gehandeld, zonder aanwezigheid van overmacht, een rechtvaardigings- of uitsluitingsgrond (zoals zelfverdediging, overheidsbevel, noodtoestand of onoverwinnelijke dwaling) . De geldende uitsluitingsgronden zijn opgenomen in de artikelen 6.7 en 6.8 BW [3](#page=3) [4](#page=4).
#### 2.1.2 Schade
Voor de bepaling van schade wordt de toestand van het slachtoffer na het schadegeval vergeleken met de toestand waarin het slachtoffer zou verkeren als het schadegeval niet had plaatsgevonden. De schadevereiste wordt ruim ingevuld. Schade komt in aanmerking indien het slachtoffer een persoonlijk, wettig belang heeft bij het materieel of moreel voordeel dat verloren ging (artikel 6.24 BW). De schending van een subjectief recht is niet langer vereist, en een belang hoeft niet specifiek beschermd te worden door het objectieve recht. De schade moet bovendien zeker zijn, hoewel toekomstige schade onder voorwaarden in aanmerking komt (artikel 6.25 BW) [4](#page=4).
* **Patrimoniale en extrapatrimoniale schade:**
* **Patrimoniale schade (materieel):** Omvat schade aan goederen (bv. deuk in wagen) en materiële schade door lichamelijk letsel (bv. inkomensverlies) (artikel 6.26 BW) [4](#page=4).
* **Extrapatrimoniale schade (moreel):** Omvat immateriële schade zoals pijn, minderwaardigheidsgevoelens of gevoelens van genegenheid [4](#page=4).
#### 2.1.3 Oorzakelijk verband
Tussen de fout en de schade moet er een oorzakelijk verband (causaliteit) bestaan. Dit betekent dat de fout een *conditio sine qua non* moet zijn voor de schade, oftewel dat zonder de fout de schade zich niet op dezelfde wijze zou hebben voorgedaan [4](#page=4).
* **Equivalentieleer:** In het Belgische recht geldt de equivalentieleer: elke fout zonder welke de schade zich niet in concreto zou hebben gerealiseerd, is voldoende om volledig aansprakelijk gesteld te worden. De fout van een derde sluit de herstelplicht van de dader tegenover het slachtoffer niet uit (mogelijke *in solidum*-gehoudenheid). Tussen de daders onderling vindt wel een verdeling plaats (artikel 6.19 BW) [4](#page=4).
De Wet van 7 februari 2024 heeft de equivalentieleer bevestigd als uitgangspunt (artikel 6.18, §1 BW). Artikel 6.18, §2 BW introduceert echter een beperking: er is geen aansprakelijkheid indien het verband tussen het feit en de schade dermate verwijderd is dat het kennelijk onredelijk zou zijn de schade toe te rekenen. Hierbij wordt rekening gehouden met het onwaarschijnlijke karakter van de schade en of het feit betekenisvol heeft bijgedragen aan het ontstaan ervan [4](#page=4).
* **Fout van het slachtoffer:** Indien het slachtoffer zelf, of een persoon waarvoor het moet instaan, een fout beging, kan dit leiden tot een verdeling van aansprakelijkheid, ook in de verhouding tussen het slachtoffer en de dader(s) (artikel 6.20 BW) [4](#page=4).
---
# Kwalitatieve aansprakelijkheid voor andermans daad
Kwalitatieve aansprakelijkheid voor andermans daad houdt in dat iemand aansprakelijk wordt gesteld voor de schade veroorzaakt door een ander, zonder dat er een eigen fout van de aansprakelijke persoon hoeft te zijn aangetoond.
### 3.1 Algemene beginselen van kwalitatieve aansprakelijkheid voor andermans daad
De artikelen 6.12 tot en met 6.15 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voorzien in specifieke gevallen van kwalitatieve aansprakelijkheid voor andermans daad. Deze omvatten aansprakelijkheid van ouders voor minderjarige kinderen toezichthouders voor personen onder hun toezicht aanstellers voor hun aangestelden en rechtspersonen voor hun bestuursorganen. In tegenstelling tot de aansprakelijkheid voor zaken, bestaat er geen algemene wettelijke regeling voor kwalitatieve aansprakelijkheid voor personen in het algemeen [4](#page=4) [5](#page=5) [6](#page=6) [7](#page=7) [8](#page=8).
#### 3.1.1 Algemene vereisten
Voor alle specifieke gevallen van kwalitatieve aansprakelijkheid voor andermans daad gelden de volgende algemene vereisten:
* **Fout of objectieve onrechtmatigheid van de persoon voor wie men instaat**: Er moet sprake zijn van een fout, of althans een objectieve onrechtmatigheid, van degene wiens daad de schade heeft veroorzaakt [5](#page=5).
* **Schade**: Het slachtoffer moet schade hebben geleden. De schade wordt bepaald door de toestand na het schadegeval te vergelijken met de toestand zonder het schadegeval. Schade is ruim gedefinieerd en kan zowel materieel (patrimoniaal) als immaterieel (extrapatrimoniaal) zijn [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Oorzakelijk verband**: Er moet een oorzakelijk verband (causaliteit) bestaan tussen de fout (of objectieve onrechtmatigheid) van de persoon voor wie men instaat en de geleden schade. Dit betekent dat de fout een *conditio sine qua non* moet zijn voor de schade [4](#page=4) [5](#page=5).
> **Tip:** De equivalentieleer (een fout is een voorwaarde zonder welke de schade zich niet zou hebben voorgedaan) is het uitgangspunt voor causaliteit, maar de aansprakelijkheid wordt beperkt als het verband met de schade kennelijk onredelijk is [4](#page=4).
#### 3.1.2 Verhouding met persoonlijke aansprakelijkheid
Kwalitatieve aansprakelijkheid dient als een waarborg voor het slachtoffer en doet geen afbreuk aan de persoonlijke aansprakelijkheid van de directe dader, mits die dader zelf een fout heeft begaan [5](#page=5).
#### 3.1.3 Exclusiviteit van inroeping door het slachtoffer
De kwalitatieve aansprakelijkheid is enkel inroepbaar door het slachtoffer en geldt niet in de onderlinge verhouding tussen de dader en de kwalitatief aansprakelijke persoon [5](#page=5).
### 3.2 Aansprakelijkheid van ouders voor minderjarige kinderen (art. 6.12 BW)
Ouders zijn aansprakelijk voor schade veroorzaakt door hun minderjarige kinderen [5](#page=5).
#### 3.2.1 Personen die aansprakelijk zijn
De aansprakelijkheid rust op ouders, adoptieouders, voogden en pleegzorgers, mits zij het gezag hebben over de persoon van de minderjarige. Loutere bewaking, zoals bij een grootouder of een ouder van een ander kind op een feestje, valt hier niet onder [5](#page=5).
#### 3.2.2 Kinderen waarop de aansprakelijkheid van toepassing is
De aansprakelijkheid geldt enkel voor minderjarige kinderen. Ontvoogde minderjarige kinderen vallen hier, hoewel betwist, niet meer onder [5](#page=5).
#### 3.2.3 Vereiste van fout of objectieve onrechtmatigheid bij het kind
* **Kinderen jonger dan 12 jaar**: Voor kinderen onder de 12 jaar is er geen subjectieve fout vereist. Er volstaat een objectieve onrechtmatigheid, omdat het subjectieve element van de fout bij deze leeftijd nog niet aanwezig is [5](#page=5).
* **Kinderen van 12 tot 16 jaar**: De aansprakelijkheid van de ouders wordt gezien als een foutloze, niet-weerlegbare aansprakelijkheid [5](#page=5).
* **Kinderen vanaf 16 jaar**: Vanaf 16 jaar blijft de kwalitatieve aansprakelijkheid bestaan, maar geldt er een weerlegbaar foutvermoeden. Ouders kunnen het tegenbewijs leveren door aan te tonen dat de schade niet het gevolg is van een gebrek aan toezicht [5](#page=5).
### 3.3 Aansprakelijkheid van personen belast met het toezicht op anderen (art. 6.13 BW)
Artikel 6.13 BW regelt de aansprakelijkheid van onderwijsinstellingen en andere toezichthouders [6](#page=6).
#### 3.3.1 Aansprakelijkheid van onderwijsinstellingen (art. 6.13, lid 2 BW)
Onderwijsinstellingen zijn aansprakelijk voor schade die leerlingen veroorzaken terwijl zij onder toezicht van de instelling staan [6](#page=6).
* **Onderwijs**: Dit begrip wordt ruim opgevat en omvat elke vorm van kennisoverdracht, inclusief sport- of kunstonderwijs, en geldt ook bij kosteloos onderwijs [6](#page=6).
* **Leerlingen**: De aansprakelijkheid is niet beperkt tot minderjarige leerlingen [6](#page=6).
* **Fout of objectieve onrechtmatigheid**: Net als bij ouders, volstaat bij een schuldonbekwame leerling een objectieve onrechtmatigheid [6](#page=6).
* **(Weerlegbaar) foutvermoeden in toezicht**: Er geldt een weerlegbaar vermoeden van gebrek aan toezicht. De instelling kan zich bevrijden door aan te tonen dat de schade niet kon worden verhinderd, rekening houdend met alle concrete elementen [6](#page=6).
#### 3.3.2 Aansprakelijkheid van algemene toezichthouders (art. 6.13, lid 1 BW)
Personen die op grond van een wettelijke, reglementaire, gerechtelijke, administratieve of contractuele bepaling belast zijn met het organiseren en controleren van de levenswijze van anderen, zijn aansprakelijk voor schade veroorzaakt door die personen onder hun toezicht [6](#page=6).
* **Toezichthouder**: De aansprakelijkheid is beperkt tot personen die op een globale en duurzame wijze toezicht houden. Loutere oppas (bv. broer/zus, grootouder, ouder van ander kind) of kortdurende begeleiding (bv. babysit, sportcoach, jeugdbeweging) valt hier niet onder. Instellingen voor pleegzorg, jeugdinstellingen en pleegouders kunnen wel aansprakelijk zijn [6](#page=6).
* **Fout of objectieve onrechtmatigheid**: Bij de persoon onder toezicht volstaat een objectieve onrechtmatigheid [6](#page=6).
* **(Weerlegbaar) foutvermoeden in toezicht**: Er geldt een weerlegbaar vermoeden van gebrek aan toezicht, dat kan worden weerlegd door aan te tonen dat de schade niet kon worden verhinderd [6](#page=6).
### 3.4 Aansprakelijkheid van aanstellers voor aangestelden (art. 6.14 BW)
Aanstellers (werkgevers, rechtspersonen van publiek recht) zijn aansprakelijk voor schade die hun aangestelden (werknemers, personeelsleden) veroorzaken in de uitoefening van hun functie [7](#page=7).
#### 3.4.1 Onweerlegbaar aansprakelijkheidsvermoeden
Het vermoeden dat de aansteller een fout heeft begaan door de betreffende persoon aan te stellen of in het toezicht, is **onweerlegbaar**. De aansteller kan zich niet bevrijden door aan te tonen dat hij geen fout heeft begaan [7](#page=7).
#### 3.4.2 Band van aanstelling
Er moet sprake zijn van een feitelijke gezagsrelatie tussen de aansteller en de aangestelde. Dit is niet noodzakelijk een juridische ondergeschiktheid (bv. bij uitzendkrachten, waar de feitelijke werkgever aansprakelijk is) [7](#page=7).
#### 3.4.3 Fout, objectieve onrechtmatigheid of kwalitatieve aansprakelijkheid van de aangestelde
De aansprakelijkheid van de aansteller komt in het geding indien de aangestelde een fout begaat, een objectief onrechtmatige daad stelt, of op een andere grond aansprakelijk is [7](#page=7).
#### 3.4.4 In de bediening waartoe gebezigd
De fout van de aangestelde moet zijn begaan "in de bediening waartoe hij gebezigd werd" of "in de uitoefening van de functie". Dit wordt ruim geïnterpreteerd; er moet een band bestaan tussen de aanstelling en de fout, hoe onrechtstreeks ook. De aansteller kan zich enkel bevrijden als hij bewijst dat de aangestelde buiten de bediening handelde, zonder toestemming en met een doel vreemd aan zijn taak [7](#page=7).
> **Voorbeeld:** Een werknemer die tijdens zijn pauze brand sticht door een lucifer weg te gooien, handelt nog in de bediening, waardoor de aansteller aansprakelijk kan zijn. Een werknemer die zonder toestemming een bedrijfswagen leent voor een privérit en een ongeval veroorzaakt, handelt buiten de bediening [7](#page=7) [8](#page=8).
#### 3.4.5 Bijzondere bescherming voor werknemers en ambtenaren
Een derde kan zich richten tot zowel de werkgever (aansteller) als de werknemer (aangestelde). De aansprakelijkheid van de werknemer is echter beperkt tot bedrog, zware schuld, of lichtere schuld indien deze hem gewoonlijk overkomt. De aansteller blijft echter steeds aansprakelijk voor de volledige schade, zelfs bij een lichte fout van de werknemer [8](#page=8).
### 3.5 Aansprakelijkheid van rechtspersonen voor hun bestuursorganen (art. 6.15 BW)
Rechtspersonen zijn foutloos aansprakelijk voor schade die hun bestuursorgaan of de leden ervan veroorzaken aan derden tijdens en naar aanleiding van hun functie [8](#page=8).
* **Toepassingsvoorwaarden**: Deze aansprakelijkheid vertoont gelijkenissen met de aansprakelijkheid van aanstellers voor aangestelden, maar vereist geen band van aanstelling (ondergeschiktheid) [8](#page=8).
* **Niet-ondergeschikte leden**: De aansprakelijkheid richt zich op situaties waarin niet-ondergeschikte bestuursleden (bv. bestuurders) schade veroorzaken [8](#page=8).
---
# Aansprakelijkheid voor zaken en dieren
Dit hoofdstuk behandelt de specifieke aansprakelijkheidsregimes voor gebrekkige zaken onder iemands bewaring en voor dieren.
### 4.1 Aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken onder zijn bewaring (art. 6.16 BW)
Artikel 6.16 van het Burgerlijk Wetboek (BW) introduceert een algemene kwalitatieve aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken die zich onder iemands bewaring bevinden. Naast de algemene vereisten van schade en een oorzakelijk verband, moeten specifieke voorwaarden vervuld zijn [8](#page=8).
#### 4.1.1 Gebrekkige zaak
Er is een gebrekkige zaak vereist. Deze aansprakelijkheid geldt voor alle zaken, met uitzondering van dieren waarvoor artikel 6.17 BW van toepassing is. De benadeelde partij moet bewijzen dat de zaak een gebrek vertoont. Een zaak wordt als gebrekkig beschouwd wanneer deze, door een van haar kenmerken, niet de verwachte veiligheid biedt in de gegeven omstandigheden [8](#page=8).
> **Voorbeelden van gebrekkige zaken:** een instortende stoel, een exploderende computer, een auto waarvan een wiel loskomt [8](#page=8).
#### 4.1.2 Bewaarder van de zaak
Tevens is vereist dat de gebrekkige zaak onder de bewaring staat van degene die wordt aangesproken. Bewaring impliceert hier het vermogen om de zaak voor eigen rekening te gebruiken, er genot van te hebben, of deze te bewaren met de mogelijkheid van toezicht, leiding en controle op een niet-ondergeschikte manier [8](#page=8).
De eigenaar wordt vermoed de bewaarder te zijn, tenzij deze kan aantonen dat de bewaring op het moment van het voorval bij een ander berustte [8](#page=8).
> **Voorbeeld:** Een zaak in een huurhuis kan onder de bewaring van de huurder vallen [8](#page=8).
#### 4.1.3 Geen fout vereist
Voor deze aansprakelijkheid is geen fout van de bewaarder noodzakelijk; het betreft een foutloze aansprakelijkheid. De bewaarder van de gebrekkige zaak kan enkel aan zijn aansprakelijkheid ontsnappen door het bewijs te leveren van een vreemde oorzaak, zoals overmacht of de daad van een derde [9](#page=9).
### 4.2 Aansprakelijkheid voor dieren (art. 6.17 BW)
De bewaarder van een dier is aansprakelijk voor de schade die door het dier is veroorzaakt, ongeacht of het dier zich onder zijn bewaring bevond of dat het verdwaald of ontsnapt was. Naast de vereisten van schade en een oorzakelijk verband tussen de gedraging van het dier en de schade, gelden specifieke voorwaarden [9](#page=9).
#### 4.2.1 Een dier
De aansprakelijkheid geldt voor alle dieren die men zich heeft toegeëigend, inclusief verdwaalde dieren. Dit omvat huisdieren, maar ook bijvoorbeeld wilde dieren in een dierentuin. Wild dat niet in het bezit is genomen, valt buiten de toepassing van artikel 6.17 BW [9](#page=9).
#### 4.2.2 Bewaarder
Tevens is vereist dat het dier onder de bewaring staat van degene die wordt aangesproken. Bewaring houdt in dit geval in dat men op niet-ondergeschikte wijze de macht van leiding en controle over het dier heeft [9](#page=9).
De eigenaar wordt vermoed de bewaarder te zijn, tenzij hij kan bewijzen dat de bewaring op het moment van de feiten bij iemand anders berustte [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** Een dierenarts wordt niet als bewaarder beschouwd als de eigenaar tijdens de behandeling toezicht blijft houden. Een eigenaar die zijn dier voor onbepaalde tijd bij een vriend achterlaat zonder instructies, is niet aansprakelijk als het dier schade veroorzaakt; de vriend wordt dan als bewaarder beschouwd [9](#page=9).
#### 4.2.3 Geen foutvereiste
De aansprakelijkheid voor dieren is een objectieve of risicoaansprakelijkheid; de fout van de bewaarder speelt geen rol. Zodra vastgesteld is dat de gedraging van het dier schade heeft veroorzaakt aan derden, is de bewaarder aansprakelijk [9](#page=9).
#### 4.2.4 Vreemde oorzaak als bevrijdingsgrond
De bewaarder kan wel aantonen dat de gedraging van het dier werd uitgelokt door een vreemde oorzaak, zoals de fout van het slachtoffer of de fout van een derde [9](#page=9).
* **Enige oorzaak:** Indien de vreemde oorzaak de enige oorzaak is, ontbreekt een oorzakelijk verband tussen het gedrag van het dier en de schade. De bewaarder is dan niet aansprakelijk omdat aan een van de toepassingsvoorwaarden van artikel 6.17 BW niet is voldaan [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** Een eigenaar van een paard is niet aansprakelijk als het paard op hol sloeg nadat derden voetzoekers tussen zijn poten hadden gegooid [9](#page=9).
* **Gedeelde oorzaak:** Indien de schade zowel door de daad van het dier als door de vreemde oorzaak (bijvoorbeeld fout van het slachtoffer) is ontstaan, wordt de aansprakelijkheid verdeeld tussen de eigenaar/bewaarder en het slachtoffer [9](#page=9).
---
# Schadeloosstelling
Indien er sprake is van aansprakelijkheid wegens onrechtmatige daad, kan het slachtoffer schadeloosstelling vorderen, met als doel om het slachtoffer terug te plaatsen in de positie alsof de daad niet had plaatsgevonden [10](#page=10) [9](#page=9).
### 5.1 Bron van verbintenissen
Aansprakelijkheid wegens onrechtmatige daad (zowel voor eigen daad als kwalitatieve aansprakelijkheid) creëert een verbintenis tot schadeherstel [9](#page=9).
### 5.2 Integrale schadeloosstelling
Het principe van schadeloosstelling is integraal; het slachtoffer dient volledig te worden teruggeplaatst in de hypothetische situatie waarin de onrechtmatige daad niet had plaatsgevonden [10](#page=10) [9](#page=9).
#### 5.2.1 Herstel in natura
Het uitgangspunt is herstel in natura. Dit kan zelfs leiden tot de nietigheid van een rechtshandeling, zoals bij gekwalificeerde benadeling. In contractuele context kan het ook voortvloeien uit een situatie waarin een persoon schuld heeft aan de toestand van de onvolwaardige wil van een andere partij, en de wederpartij dit niet kon of behoorde te weten [10](#page=10).
#### 5.2.2 Herstel bij equivalent
Wanneer herstel in natura niet mogelijk is, of indien dit rechtsmisbruik zou uitmaken, geschiedt het herstel bij equivalent, wat inhoudt dat de schadevergoeding in geld wordt toegekend. Dit wordt ook wel de sanctie in het privaatrecht genoemd [10](#page=10).
### 5.3 Specifieke aansprakelijkheidsvormen die leiden tot schadeloosstelling
#### 5.3.1 Aansprakelijkheid voor zaken
* **Principe**: De bewaarder van een gebrekkige zaak is aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door dat gebrek [9](#page=9).
* **Bewaarder**: De eigenaar wordt vermoed de bewaarder te zijn, tenzij bewezen kan worden dat de bewaring op het moment van de feiten bij iemand anders berustte. Een voorbeeld hiervan is dat de huurder de bewaring van een zaak in een huurhuis kan hebben [9](#page=9).
* **Foutvereiste**: Er is geen fout van de bewaarder vereist; dit is een foutloze aansprakelijkheid [9](#page=9).
* **Ontsnapping aan aansprakelijkheid**: De bewaarder kan enkel aan aansprakelijkheid ontsnappen door het bewijs van een vreemde oorzaak, zoals overmacht of de daad van een derde [9](#page=9).
#### 5.3.2 Aansprakelijkheid voor dieren
* **Principe**: De bewaarder van een dier is aansprakelijk voor schade veroorzaakt door het dier, ongeacht of het dier onder bewaring stond, verdwaald of ontsnapt was [9](#page=9).
* **Vereisten**: Naast schade en een causaal verband tussen de gedraging van het dier en de schade, is vereist dat er sprake is van een dier dat men zich heeft toegeëigend, ook al is het verdwaald. Dit geldt voor huisdieren en bijvoorbeeld ook voor wilde dieren in een dierentuin, maar niet voor wild dat niet in bezit is genomen [9](#page=9).
* **Bewaarder**: Het dier dient onder de bewaring te staan van degene die wordt aangesproken, wat inhoudt dat deze persoon op niet-ondergeschikte wijze macht van leiding en controle over het dier heeft. De eigenaar wordt vermoed de bewaarder te zijn, tenzij de bewaring op het moment van de feiten bij iemand anders berustte. Een dierenarts die toezicht houdt terwijl de eigenaar toezicht blijft houden, wordt bijvoorbeeld niet als bewaarder beschouwd. Een vriend die een dier voor onbepaalde tijd krijgt zonder instructies, kan als bewaarder worden beschouwd als het dier schade veroorzaakt [9](#page=9).
* **Foutvereiste**: Dit is een objectieve of risicoaansprakelijkheid; de fout van de bewaarder speelt geen rol [9](#page=9).
* **Vreemde oorzaak**: De bewaarder kan aansprakelijkheid vermijden door aan te tonen dat de gedraging van het dier werd uitgelokt door een vreemde oorzaak (bv. fout van het slachtoffer of een derde) [9](#page=9).
* Indien de vreemde oorzaak de *enige* oorzaak is, is er geen causaal verband tussen het gedrag van het dier en de schade, waardoor de bewaarder niet aansprakelijk is. Een voorbeeld is een paard dat op hol slaat na voetzoekers tussen de poten [9](#page=9).
* Indien de schade is ontstaan door zowel het dier als de vreemde oorzaak, wordt de aansprakelijkheid verdeeld tussen de bewaarder en het slachtoffer [9](#page=9).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Onrechtmatige daad | Een handeling of nalaten die in strijd is met de wettelijke plicht of de algemene zorgvuldigheidsnorm, en die schade veroorzaakt bij een ander. Het is de basis voor buitencontractuele aansprakelijkheid. |
| Burgerlijke aansprakelijkheid | De verplichting om schade te vergoeden die door eigen handelen of nalaten is veroorzaakt, gebaseerd op het principe dat men aansprakelijk is voor de schade die men aan een ander toebrengt. |
| Contractuele aansprakelijkheid | Aansprakelijkheid die voortvloeit uit een schending van een contractuele verbintenis. Dit treedt op wanneer een partij een overeenkomst niet nakomt. |
| Buitencontractuele aansprakelijkheid | Aansprakelijkheid die niet voortvloeit uit een contract, maar uit een onrechtmatige daad. Dit omvat ook de precontractuele aansprakelijkheid. |
| Samenloopverbod | Een principe dat lange tijd gold in het Belgische recht, waarbij contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid niet tegelijkertijd konden worden ingeroepen voor dezelfde schade. Dit verbod is inmiddels opgeheven. |
| Foutaansprakelijkheid | Het principe dat iemand aansprakelijk is voor schade die hij door zijn eigen fout heeft veroorzaakt. Dit vereist een verwijtbaar en onrechtmatig handelen. |
| Objectieve aansprakelijkheid | Aansprakelijkheid die niet gebaseerd is op een persoonlijke fout van de schadeverwekker, maar op andere gronden zoals risico of de hoedanigheid waarin iemand handelt. |
| Kwalitatieve aansprakelijkheid | Aansprakelijkheid die voortvloeit uit de hoedanigheid waarin men zich bevindt, zoals de aansprakelijkheid van ouders voor hun kinderen of van aanstellers voor hun aangestelden. |
| Persoonlijke aansprakelijkheid | De aansprakelijkheid voor eigen daden en gedragingen. Dit is de basisvorm van aansprakelijkheid waarbij een fout van de dader vereist is. |
| Schuldbekwaamheid | Het vermogen van een persoon om de draagwijdte van zijn daden te beseffen en zich een oordeel te vormen over de aanvaardbaarheid ervan. Personen zonder voldoende geestesvermogen zijn schuldonbekwaam. |
| Algemene zorgvuldigheidsnorm | Een norm die vereist dat men handelt zoals een normaal voorzichtige en vooruitziende persoon (bonus pater familias) geplaatst in dezelfde omstandigheden zou handelen. |
| Oorzakelijk verband (causaliteit) | Het noodzakelijke verband tussen de fout van de dader en de geleden schade. Zonder de fout zou de schade zich niet op dezelfde wijze hebben voorgedaan. |
| Equivalentieleer | De leer die stelt dat elke fout zonder welke de schade zich niet zou hebben voorgedaan, voldoende is om aansprakelijkheid te vestigen. |
| Patrimoniale schade | Materiële schade die direct de economische of vermogenspositie van het slachtoffer aantast, zoals schade aan goederen of inkomensverlies. |
| Extrapatrimoniale schade | Immateriële schade, zoals pijn, leed, aantasting van eer of goede naam, die het slachtoffer lijdt. |
| Bewaarder van zaak | Degene die de feitelijke macht van leiding, controle en gebruik heeft over een zaak, niet noodzakelijk de eigenaar. |
| Gebrekkige zaak | Een zaak die door een bepaald kenmerk niet de veiligheid biedt die men ervan mag verwachten onder de gegeven omstandigheden. |
| Bewaarder van dier | Degene die de feitelijke macht van leiding en controle over een dier heeft, ook indien het dier ontsnapt of verdwaald is. |
| Schadeloosstelling | Het herstel van de schade die door een onrechtmatige daad is veroorzaakt, hetzij in natura, hetzij bij equivalent (geldelijke vergoeding). |