Cover
Start nu gratis 5 - History of Japan new Summary Lecture 5 (1).pdf
Summary
# De neergang van het ritsuryō-systeem in de Heian-periode
De neergang van het ritsuryō-systeem tijdens de Heian-periode (967–1185) kenmerkte zich door een verschuiving van centraal bestuur, de opkomst van nieuwe regeringsvormen en een toename van grootschalig landbezit, wat uiteindelijk leidde tot de opkomst van de krijgerklasse [1](#page=1).
### 1.1 De afbraak van het dajōkan
#### 1.1.1 Regering door keizerlijke adviseurs (sokkinsha)
De corruptie van het ritsuryō-systeem begon met het verdwijnen van de bevolkingsregistratie en landtoewijzing. Op het niveau van de centrale regering verschoof de politieke macht van de ritsuryō-gebaseerde ambten, zoals de dajōkan, naar keizerlijke adviseurs (sokkinsha). Hoewel dit formeel nog steeds de keizerlijke heerschappij intact liet, was het de facto een teken van verval van het gecodificeerde systeem [2](#page=2).
#### 1.1.2 Het sekkan-systeem van regering
Het sekkan-systeem, een overgangsfase na de regering door keizerlijke adviseurs, verving het dajōkan-systeem. Sekkan is een samentrekking van sesshō (regent) en kanpaku (hoofd keizerlijke adviseur). Een sesshō trad op als de minderjarige keizer niet meer volwassen was, terwijl een kanpaku de administratieve leiding overnam, zelfs bij een volwassen keizer. Na 967, met de invoering van de Engi-shiki, werd de sekkan-regentschap een permanente instelling. Het jaar 967 wordt daarom beschouwd als een keerpunt in de neergang van het ritsuryō-systeem [2](#page=2).
Kenmerken van de sekkan-regering:
* De keizer, of hij nu minderjarig was (sesshō) of meerderjarig (kanpaku), droeg alle politieke controle over aan de aangestelde persoon, wat een einde maakte aan het idee van directe keizerlijke heerschappij. Dit werd geïnterpreteerd als een terugkeer naar meer inheemse politieke instituties [3](#page=3).
* De posten van sesshō en kanpaku werden uitsluitend gevuld door leden van de Fujiwara-familie, met name afstammelingen van Fujiwara no Yoshifusa [3](#page=3).
* Beslissingen werden genomen in de kanselarij van de Fujiwara-familie, de mandokoro. De positie van de sesshō of kanpaku was vaak de vader van de moeder van de regerende keizer, wat resulteerde in een persoonlijke in plaats van een officiële institutionele relatie. Dit weerspiegelde de samensmelting van persoonlijke macht en officiële autoriteit [3](#page=3).
#### 1.1.3 Het insei-systeem van regering
In 1067 werd keizer Go-Sanjō de soeverein en probeerde het ritsuryō-systeem te herstellen. Hij verminderde de positie van de kanpaku en herstelde de directe keizerlijke heerschappij. Om dit te bestendigen, trad Go-Sanjō af ten gunste van zijn opvolger, Shirakawa. Shirakawa, en later ook de keizers Toba en Go-Shirakawa, bleven regeren als gepensioneerde keizers, een systeem dat bekend werd als insei-heerschappij ("heerschappij door gepensioneerde keizers") [3](#page=3).
Het insei-systeem markeerde het begin van de neergang van de Fujiwara-clan, maar vertoonde gelijkenissen met het sekkan-systeem. De gepensioneerde keizer oefende politieke macht uit vanuit zijn residentie buiten het hof, terwijl het hof zich bezighield met rituele en ceremoniële taken. Net als bij de sekkan-regering, waar de rol van de schoonvader van de keizer centraal stond, werd onder het insei-systeem de politieke macht uitgeoefend door de vader of grootvader van de keizer, wat opnieuw leidde tot een vervaging van publieke en persoonlijke belangen [4](#page=4).
#### 1.1.4 De kuge-buke-stijl van regering
Tijdens de pensionering van keizer Go-Shirakawa ging de insei-heerschappij over in een joint-hegemonie van de hofadel (kuge) en de krijgerhuizen (buke). De Taira-clan (Heike), onder leiding van Taira no Kiyomori, verkreeg grote invloed door hun financiële en militaire macht, in combinatie met hun officiële hofposities. Hun macht was gebaseerd op een fusie van de insei-institutie met hun eigen kracht, en kan worden gezien als een contaminatie van het insei-systeem door een nieuwe vorm van machtsuitoefening. Deze periode was een voorbode van de politieke dominantie van de krijgerklasse onder het Kamakura-bakufu [4](#page=4).
### 1.2 De toename van grootschalig landbezit
#### 1.2.1 De groei van de shōen
De basis van de lokale administratie onder het ritsuryō-systeem was landherverdeling en huishoudregisters, met als doel grootschalig landbezit te voorkomen. Dit systeem faalde echter door een ontoereikend landaanbod en vervalste huishoudregisters, waardoor de landherverdeling aan het einde van de Nara-periode stokte. Tegelijkertijd nam grootschalig landbezit weer toe [5](#page=5).
Al in 723 stond de regering toe dat nieuw geïrrigeerd land gedurende drie generaties privébezit kon zijn, en gedurende het leven van de pachter bij gebruik van bestaande irrigatie. In 743 werd bepaald dat nieuw ontgonnen land permanent privébezit was, wat leidde tot grootschalige inpoldering, met name door invloedrijke families, tempels en schrijnen. Deze percelen land werden *shō* genoemd, wat later "nieuw gecultiveerde velden" ging betekenen. In de latere Heian-periode werden *shōen* wettelijk vrijgesteld van belastingen en overheidsbezoek, oorspronkelijk om belastinginners te weren. Dit leidde ertoe dat de eigenaar van een *shōen* (ryōshu) volledige administratieve en juridische autoriteit verkreeg binnen zijn gebied [5](#page=5) [6](#page=6).
* **Tip:** De *shōen* werd een symbool voor de samensmelting van individuele macht en burgerlijke autoriteit in de latere Heian-periode [6](#page=6).
De eigenaren van *shōen* werden *ryōshu* genoemd. Zij reserveerden een deel van de *shōen* voor zichzelf en lieten boeren (shōmin) het bewerken. De rest werd verhuurd in ruil voor een deel van de oogst en diensten. De *ryōshu* gebruikte functionarissen om het land te beheren en de *shōmin* te controleren. Ambten binnen de *shōen* werden ook erfelijk en verkregen de status van gebruiksrecht en eigendomsrecht op onroerend goed [6](#page=6).
Twee andere groepen die verbonden waren met de *shōen* waren de *honke* (een invloedrijke familie die bescherming bood in ruil voor een deel van de oogst en diensten) en de *myōshu* (een wettelijk erkende eigenaar van nieuw ontwikkeld land buiten het ritsuryō-systeem). Tegen het einde van de Heian-periode waren *shōen* agglomeraties van dit soort landen, wat de basis vormde voor de opkomst van de krijgers (*bushi*) [7](#page=7).
#### 1.2.2 De opkomst van de bushi
Al in de Nara- en vroege Heian-perioden breidden regionale families hun invloed uit met militaire middelen. Door huwelijken met adel uit de hoofdstad die geen belangrijke posities konden bemachtigen, ontstond er een klasse van krijgers die profiteerde van de zwakte van de centrale regering en de lokale administratie om hun macht te vergroten [7](#page=7).
De *bushi* ontwikkelden nieuwe onderlinge relaties, bestaande uit:
1. **Shujin:** De leider van een groep [7](#page=7).
2. **Ie no ko:** "Kinderen van het huis", krijgers die als de "familie" van de *shujin* werden beschouwd [7](#page=7).
3. **Rōtō:** Minder nauw verwante personen die hun leider loyaal dienden, vooral in militaire zaken, in ruil voor land of rechten op landopbrengsten [7](#page=7).
Deze relaties tussen leider en bediende werden geformaliseerd met een certificaat. De verschillende groepen *bushi* vormden militaire allianties, vergelijkbaar met familieverbindingen. De leider van een *bushi*-groep was een militaire commandant, en de leiders van de takfamilies werden zijn officieren. Tegen het einde van de Heian-periode hadden de meeste van deze groepen zich verbonden met de Taira (Heike) of de Minamoto (Genji). De daaropvolgende Genpei-oorlogen en de nederlaag van de Genji markeerden het einde van de Heian-periode en het begin van de Kamakura-periode [7](#page=7) [8](#page=8).
#### 1.2.3 Het belang van de shōen
De *shōen* speelde een cruciale rol in het ontstaan van de nieuwe politieke orde. Hoewel het ritsuryō-systeem de lange levensduur van de Heia n-periode in stand hield, werden de instellingen die het ondersteunden uiteindelijk ook destructief. De *shōen* diende als een middel voor de heersende klasse om de rijkdom van het platteland te onttrekken, en bood tegelijkertijd onderdak, werk en levensonderhoud voor boeren en landgoedmanagers. De *shōen* was een van de meest significante instellingen voor de organisatie van het economische en politieke leven [8](#page=8) [9](#page=9).
De toenemende lacunes in controle, mede veroorzaakt door leden van de keizerlijke familie die *shōen* verworven om de macht van de Fujiwara te compenseren, droegen bij aan de centrale instabiliteit. Gepensioneerde keizers gebruikten hun macht als landeigenaren om de invloed van de keizerlijke linie te vergroten. Dit duwde het politieke proces echter uit beheersbare kanalen en in wanorde. De Fujiwara-hegemonie maakte plaats voor een patstelling waarin machtige individuen en groepen steeds vaker hun toevlucht namen tot militaire macht. De *bushi* leverden deze militaire kracht, kregen een landbasis binnen het *shōen*-systeem en een legitieme militaire rol, waardoor ze de aristocratische dominantie konden uitdagen en de voorhoede van een nieuw tijdperk werden [9](#page=9).
---
# De ontwikkeling van grootschalig landbezit en de opkomst van de bushi
Dit topic verklaart hoe de groei van privélandgoederen (shōen) leidde tot de opkomst van de militaire klasse (bushi) en hun organisatiestructuren.
### 2.1 De groei van de shōen (privélandgoederen)
Het ritsuryō-regeringssysteem was gebaseerd op landherverdeling en het bijhouden van bevolkingsregisters, met als doel grootschalige landbezit af te schaffen en directe keizerlijke heerschappij te verzekeren. Hoewel de landherverdeling initieel werkte, faalde het door een ontoereikend aanbod van land en frauduleuze bevolkingsregisters, waardoor grootschalige landbezit weer toenam na het einde van de Nara-periode [5](#page=5).
#### 2.1.1 Stimulansen voor privélandbezit
Al in 723 stond de overheid toe dat nieuw geïrrigeerd land privébezit werd voor drie generaties, en voor de levensduur van de gebruiker bij bestaande irrigatie. In 743 werd bepaald dat nieuw ontgonnen land eeuwigdurend privébezit zou zijn, vrij van confiscatie. Dit stimuleerde landontginning door invloedrijke families, tempels en schrijnen, wat leidde tot de heropleving van grootschalige landaggregatie [5](#page=5).
#### 2.1.2 De ontwikkeling van de shōen-instelling
Tijdens de Nara-periode namen grootgrondbezitters de Tang-praktijk over van het opzetten van opslagfaciliteiten voor onderhoud, die in Japan bekend werden als 'shō' (nieuwe cultuurvelden). Aanvankelijk een economische instelling, verkreeg de shōen later juridische vrijstelling van belastingen en overheidsfunctionarissen. Deze vrijstelling werd oorspronkelijk verkregen om belastinginning te voorkomen, maar breidde zich uit tot alle officiële jurisdictie, waardoor de eigenaar (ryōshu) volledige administratieve en juridische autoriteit over zijn territoria kreeg [5](#page=5).
> **Tip:** De shōen-instelling, hoewel bedoeld als economisch middel, evolueerde tot een politieke entiteit die de centralistische controle ondermijnde.
#### 2.1.3 Organisatie en rollen binnen de shōen
De *ryōshu* (eigenaar van de shōen) zette een deel van het land af voor eigen gebruik en liet dit bewerken door pachters of dwangarbeiders. De rest van het land werd aan anderen toegewezen in ruil voor een deel van de oogst en diensten, waaronder transport van lokale producten en arbeid voor de ryōshu. De *shōmin* waren de bewerkers van het land binnen de shōen. De ryōshu werd geassisteerd door ambtenaren zoals accountants, boekhouders, veldopzichters en politieagenten, die voor hun diensten land binnen de shōen ontvingen dat vrijgesteld was van heffingen. Net als bij centrale overheidsfuncties werden posities binnen de shōen erfelijk en geassocieerd met vastgoedrechten [6](#page=6).
Naast de ryōshu waren er twee andere belangrijke groepen verbonden aan de shōen:
* **Honke:** Een invloedrijke familie die bescherming bood in ruil voor een deel van de jaarlijkse oogst en diensten [6](#page=6).
* **Myōshu:** Een juridisch erkende eigenaar van nieuw ontwikkeld land buiten het ritsuryō-systeem [6](#page=6).
Tegen het einde van de Heian-periode waren shōen typisch aggregaties van dergelijk land [6](#page=6).
> **Voorbeeld:** De ontwikkeling van de shōen illustreert hoe private belangen geleidelijk de overheidsstructuren overnamen en ondermijnden.
### 2.2 De opkomst van de bushi
Regionale families breidden hun invloed uit via militaire middelen en trouwden met edelen die gefaald hadden in de centrale overheid. Deze fusie van lokaal militair geweld en nieuwe landadel vormde de basis voor een krijgersklasse (bushi) die profiteerde van de neergang van de centrale overheid en lokale administratieve chaos om hun macht te vergroten [7](#page=7).
#### 2.2.1 Nieuwe relaties binnen de bushi-klasse
De bushi ontwikkelden een nieuwe sociale structuur gebaseerd op drie componenten:
1. **Shujin:** De leider van een groep bushi [7](#page=7).
2. **Ie no ko:** Krijgers die als de "familie" van de shujin werden beschouwd [7](#page=7).
3. **Rōtō:** Krijgers die minder nauw aan de leider verbonden waren, maar trouw zwoeren, vooral in militaire zaken. In ruil daarvoor kregen zij land of rechten op de opbrengsten van land toegewezen [7](#page=7).
Deze leenheer-vazalrelatie werd geformaliseerd met een certificaat met de naam van de vazal. De banden tussen leider, vazal en land vormden de kern van private relaties onder de bushi [7](#page=7).
> **Tip:** De structuren binnen de bushi-klasse weerspiegelen een overgang van clan-gebaseerde loyaliteit naar meer gepersonaliseerde leenheer-vazalrelaties, verankerd in landbezit.
#### 2.2.2 Militaire allianties en clans
De gevormde groepen konden worden geïdentificeerd als militaire allianties tussen de hoofdlijn van een familie (honke) en haar takken. De leider van de hoofdlijn gaf militaire bevelen aan zijn volgelingen en de hoofden van de familiedochters. Hoewel deze relaties verschilden van eerdere ujichieftain-lid relaties, vertegenwoordigden ze een fusie van families met dezelfde naam binnen dezelfde clan [7](#page=7).
De leider van een bushi-groep was een militaire commandant; de leiders van de familiedochters werden zijn officieren, die elk hun eigen ie no ko en rōtō leidden. Tegen het einde van de Heian-periode hadden de meeste van deze familiale krijgersgroepen zich verbonden met ofwel de Taira (Heike) ofwel de Minamoto (Genji). De conflicten tussen deze twee groepen, bekend als de Genpei-oorlogen, en de uiteindelijke nederlaag van de Minamoto, markeerden het einde van de Heian-periode en het begin van de Kamakura-periode [7](#page=7).
### 2.3 De betekenis van de shōen voor politieke stabiliteit en disruptie
De shōen-instelling speelde een ambivalente rol: enerzijds droeg het bij aan de stabiliteit van de ritsuryō-orde, anderzijds was het de politieke instelling die deze uiteindelijk corruptie en ontwrichting veroorzaakte. Historici erkennen dat de shōen een efficiënte manier bood om een balans te vinden tussen de eisen van de heersende klasse en de behoefte van de bevolking aan een stabiel bestaan. De shōen faciliteerde niet alleen de welvaart van de heersende klasse door landbouwopbrengsten, maar bood ook huisvesting, werk en levensonderhoud aan boeren en landgoedbeheerders [8](#page=8).
> **Voorbeeld:** Productie van gespecialiseerde goederen zoals dakpannen of aardewerk, en de levering van gereedschappen voor boeren binnen de shōen, toonde de economische en organisatorische rol.
Ondanks de neergang van de ritsuryō-orde, creëerde de evolutie naar het shōen-systeem aanvankelijk geen controlelacunes van voldoende omvang om de gevestigde orde effectief uit te dagen. Ironisch genoeg droegen leden van de keizerlijke familie zelf bij aan de centrale instabiliteit door shōen te verwerven om de macht van de Fujiwara te compenseren. Gepensioneerde keizers gebruikten hun macht als landeigenaren om de invloed van de keizerlijke lijn te vergroten. Deze "keizerlijke heropleving" duwde het politieke proces echter buiten beheersbare kanalen en in wanorde, wat leidde tot een patstelling waarin machtige individuen en groepen steeds meer terugvielen op militair geweld. De bushi leverden deze militaire kracht. Met hun landbasis in het shōen-systeem en een legitieme militaire rol, konden zij de aristocratische suprematie uitdagen en werden zij de voorhoede van een nieuw tijdperk [8](#page=8) [9](#page=9).
---
# Verschillende bestuursvormen tijdens de Heian-periode
Na het verval van het ritsuryō-systeem ontstond er een opeenvolging van verschillende bestuursvormen in de centrale overheid van Japan tijdens de Heian-periode.
### 3.1 Regering door keizerlijke adviseurs (sokkinsha)
In een overgangsperiode, voordat nieuwe bestuursvormen volledig gevestigd waren, verschoof de politieke macht van de ritsuryō-gebaseerde ambten, zoals de dajōkan, naar keizerlijke adviseurs. Formeel bleef dit een vorm van directe keizerlijke heerschappij, maar in de praktijk duidde deze verschuiving op een beginnende corruptie van het gecodificeerde bestuurssysteem [2](#page=2).
### 3.2 Het sekkan-systeem van regering
Het sekkan-systeem, een samentrekking van *sesshō* (regent) en *kanpaku* (hoofd keizerlijke adviseur), volgde op de regering door keizerlijke adviseurs en markeert een belangrijke breuk met het ritsuryō-systeem [2](#page=2).
#### 3.2.1 Kenmerken van het sekkan-systeem
Het sekkan-systeem had drie hoofdkenmerken:
* **Einde van directe keizerlijke heerschappij:** De keizer, ofwel minderjarig (en dus onder regentschap van een *sesshō*) of meerderjarig (en dus met een *kanpaku* aan het hoofd), droeg alle politieke controle over aan de aangewezen persoon. Dit werd geïnterpreteerd als een terugkeer naar archaïsche, meer inheemse politieke instituties [2](#page=2) [3](#page=3).
* **Fujiwara-dominantie:** De posten van *sesshō* en *kanpaku* werden exclusief bekleed door leden van de Fujiwara-familie, met name afstammelingen van Fujiwara no Yoshifusa, de eerste niet-keizerlijke prins die *sesshō* werd [3](#page=3).
* **Mandokoro als besluitvormingscentrum:** De meeste politieke beslissingen werden genomen in de Fujiwara-familiekanzlerij, de mandokoro. Vaak was de houder van de *sesshō* of *kanpaku* post de vader van de moeder van de regerende keizer, wat resulteerde in een persoonlijke in plaats van een formeel geïnstitutionaliseerde relatie tussen het keizerlijke huis en de mandokoro. Dit benadrukte de samensmelting van persoonlijke macht met officiële autoriteit [3](#page=3).
Het jaar 967, waarin de *Engi-shiki* (een verzameling aanvullende overheidsreglementen en amendementen op de ritsuryō-codes) van kracht werd, wordt beschouwd als een redelijk startpunt voor het verval van het ritsuryō-systeem, gezien de permanente vestiging van de sekkan-regentschap [2](#page=2).
### 3.3 Het insei-systeem van regering
Het insei-systeem, ofwel "heerschappij door teruggetreden keizers", ontstond in 1067 toen keizer Go-sanjō, die geen banden had met de Fujiwara, plannen maakte om het ritsuryō-systeem te herstellen [3](#page=3).
#### 3.3.1 Ontstaan en kenmerken van het insei-systeem
Keizer Go-sanjō verminderde de positie van de *kanpaku* tot een betekenisloze post en herstelde de directe keizerlijke heerschappij. Om dit te bestendigen, trad Go-sanjō af ten gunste van zijn opvolger, Shirakawa. Shirakawa bleef na zijn aftreden de politieke macht uitoefenen, een praktijk die werd voortgezet door de daaropvolgende keizers Toba en Go-shirakawa over een periode van een eeuw [3](#page=3).
Het insei-systeem was de opvolger van het sekkan-systeem en markeerde het begin van de neergang van de Fujiwara-clan. Net als het sekkan-systeem, was het insei-systeem sterk gebaseerd op persoonlijke relaties. De zetel van de teruggetreden keizer bevond zich buiten het hof, en dit werd het centrum voor het beslissen van staatszaken, terwijl het hof zich voornamelijk bezighield met ceremoniële taken. Politieke macht werd uitgeoefend door de vader of grootvader van de keizer, vergelijkbaar met hoe de sekkan-heerschappij werd uitgeoefend door de zijdelingse grootvader van de keizer. Dit leidde tot een vervaging van de scheidslijnen tussen publieke en persoonlijke belangen [3](#page=3) [4](#page=4).
### 3.4 De kuge-buke stijl van regering
Tijdens het pensioen van keizer Go-shirakawa verving de kuge-buke stijl van regering het insei-systeem. Deze stijl kenmerkt de eindjaren van de Heian-periode en wordt gedefinieerd als een gezamenlijke politieke hegemonie van de hofadel (*kuge*) en de krijgershuizen (*buke*) [4](#page=4).
#### 3.4.1 De opkomst van de Taira (Heike)
Onder leiding van de Taira, of Heike-clan, hoofdzakelijk vertegenwoordigd door Taira no Kiyomori, verwierf de krijgersklasse aanzienlijke invloed. Taira no Kiyomori, van krijgerachtige oorsprong, steeg tot de positie van *dajō daijin*, terwijl zijn familieleden sleutelposities monopoliseerden [4](#page=4).
De Heike oefenden controle uit door hun immense financiële en militaire macht, alsook door hun officiële posities aan het hof. Deze macht was echter mede mogelijk gemaakt door allianties met teruggetreden keizers, zoals Go-shirakawa. De hegemonie van de Taira was daarom een fusie van de insei-instelling met de Heike-kracht, wat gezien kan worden als een besmetting van het insei-systeem met een nieuwe vorm van machtsuitoefening [4](#page=4).
De dominantie van de Heike was een voorbode van de politieke belangrijkheid van de krijgersklasse onder het politieke systeem van de Kamakura bakufu. Het kan dan ook worden beschouwd als een overgangsfase tussen het insei-systeem en de heerschappij van de krijgersklasse [4](#page=4).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Ritsuryō-systeem | Een Japanse wetgevings- en administratieve codificatie uit de 7e en 8e eeuw, gebaseerd op Chinese modellen, die een centraal geregeerd staatssysteem beoogde te vestigen met herverdeling van land en huishoudregisters. |
| Dajōkan | Het hoogste bestuursorgaan in het klassieke Japanse hof, dat oorspronkelijk toezicht hield op de belangrijkste regeringszaken, maar geleidelijk aan macht verloor aan keizerlijke adviseurs. |
| Sekkan-systeem | Een vorm van bestuur waarin de macht werd uitgeoefend door regenten (sesshō, aangesteld voor minderjarige keizers) of keizerlijke adviseurs (kanpaku, aangesteld voor meerderjarige keizers), die voornamelijk uit de Fujiwara-clan kwamen. |
| Sesshō | Een regent die werd aangesteld om namens een minderjarige keizer te regeren en alle officiële zaken af te handelen. |
| Kanpaku | Een hoofdkeizerlijke adviseur die de controle over het administratieve apparaat overnam, zelfs als de keizer de meerderjarigheid had bereikt. |
| Insei-systeem | Het systeem van "heerschappij door gepensioneerde keizers", waarbij voormalige keizers na hun aftreden politieke macht bleven uitoefenen vanuit hun eigen paleizen. |
| Kuge | De traditionele Japanse hofadel die een belangrijke rol speelde in het politieke leven, met name in de late Heian-periode. |
| Buke | Militaire huizen of krijgersclans die in de late Heian-periode aan invloed wonnen en uiteindelijk een dominante politieke rol gingen spelen. |
| Shōen | Privélandgoederen die in de Heian-periode ontstonden en geleidelijk aan belastingvrijstellingen en juridische autonomie verkregen, wat bijdroeg aan de groei van grootschalig landbezit. |
| Ryōshu | De eigenaar of beheerder van een shōen, die zowel administratieve als juridische autoriteit had binnen zijn territorium. |
| Bushi | Japanse krijgers, de voorlopers van de samurai, die in de late Heian-periode aan politieke macht wonnen door hun militaire vaardigheden en hun rol in de groeiende shōen. |
| Honke | Een invloedrijke familie die bescherming bood aan een shōen in ruil voor een deel van de jaarlijkse oogst en diensten. |
| Myōshu | Een legaal erkende eigenaar van nieuw ontgonnen land dat buiten het ritsuryō-systeem viel en vaak deel ging uitmaken van een shōen. |
| Shujin | De leider of heer van een bushi-groep, die militaire bevelen uitvaardigde en verantwoordelijk was voor zijn "familie" van krijgers. |
| Ie no ko | Krijgers die werden beschouwd als de "familie" van hun leider (shujin) en loyaal aan hem waren. |
| Rōtō | Krijgers die minder nauw verwant waren aan de leider, maar hem trouw beloofden, met name in militaire aangelegenheden, in ruil voor land of rechten op landopbrengsten. |
| Taira (Heike) | Een machtige krijgersclan die in de late Heian-periode een dominante politieke rol speelde, met name onder leiding van Taira no Kiyomori. |
| Minamoto (Genji) | Een andere belangrijke krijgersclan die in conflict kwam met de Taira, wat leidde tot de Genpei-oorlogen aan het einde van de Heian-periode. |