Cover
Start nu gratis printbare cursus M&M (1).pdf
Summary
# Tijdsbegrip en kalenders in de kleuterklas
Dit topic behandelt de ontwikkeling van het tijdsbegrip bij kleuters en hoe dit gestimuleerd kan worden aan de hand van kalenders en planningen [7](#page=7).
### 1.1 Tijdsbeleving en het belang van tijdoriëntatie
Kleuters zijn van nature nieuwsgierig en staan open voor de wereld om hen heen. Het oriënteren in de tijd, inclusief een begin van historisch besef, is een essentieel onderdeel van hun ontwikkeling. Het helpt hen hun eigen plaats in de wereld te begrijpen en zich te relateren aan anderen en gebeurtenissen. Hoewel kleuters egocentrisch kunnen zijn, onderschatten sommigen hun vermogen om zich in te leven in anderen en hun intelligentie. Het leren vanuit het verleden naar de toekomst is een cruciaal aspect van menselijke ontwikkeling, waarbij herinneringen een rol spelen bij het vormgeven van de toekomst. Het integreren van historische informatie in het eigen leven vereist een actief proces van het leggen van verbanden tussen gebeurtenissen en het eigen bestaan [7](#page=7).
### 1.2 Wat is tijd?
Tijd is een abstract, immaterieel, vloeiend en ongrijpbaar fenomeen dat indirect wordt waargenomen via veranderingen in de ruimte, zoals de lengte van een kaars of jaarringen van een boom. Mensen hebben meetinstrumenten ontwikkeld om grip op tijd te krijgen, zoals klokken, hoewel volledige grip een illusie blijft. Subjectieve tijdsbeleving kan sterk variëren van de objectieve kloktijd; momenten kunnen eeuwig duren of voorbijvliegen. Culturele normen bepalen de waarde die aan kloktijden wordt gehecht. Naast objectieve en subjectieve tijd wordt er ook een biologisch perspectief op tijd onderscheiden, met fysiologische tijdritmes of biologische klokken in levende organismen [7](#page=7) [8](#page=8).
#### 1.2.1 De basis van onze tijdrekening en kalender
De huidige kalender is geworteld in de Romeinse tijd, met door Julius Caesar vastgestelde lengtes van weken en maanden, en de invoering van het schrikkeljaar om de gemiddelde lengte van het jaar te benaderen. Paus Gregorius XIII paste in 1582 de kalender verder aan om de fout ten opzichte van het tropische jaar te minimaliseren, door specifieke eeuwjaren uit te zonderen van de schrikkeljaarregel [8](#page=8).
### 1.3 Wat is tijd voor een kleuter?
Kleuters ervaren tijd primair via de aaneenschakeling van dagelijkse activiteiten zoals spelen, eten en slapen. Ze leren woorden zoals 'etenstijd' en 'bedtijd' die verbonden zijn aan terugkerende gebeurtenissen. Het woord 'tijd' zelf wordt nog niet als een zelfstandig concept begrepen. Langzaamaan ontwikkelen ze een besef van opeenvolging en leren ze woorden als 'ochtend' en 'middag', wat hun tijdsbeeld gedetailleerder maakt. Ze beginnen los te komen van het 'hier en nu' en ontwikkelen een cyclisch besef van tijd, vergelijkbaar met biologische ritmes in de natuur [8](#page=8).
#### 1.3.1 Verschillen in tijdsbeleving tussen kleuter en volwassene
Volwassenen kunnen ver vooruit plannen en begrijpen de objectieve, gelijkmatige kloktijd, die onafhankelijk van ons handelen verloopt. Kleuters daarentegen overzien de toekomst niet ver, hun begrip van tijd is gebonden aan hun eigen handelen en nog niet duidelijk gescheiden van ruimtelijke concepten. Ze worden gedomineerd door waarneming en kunnen verschillende momenten in de tijd nog niet goed coördineren, waarbij tijd soms verward wordt met afstand of grootte [10](#page=10) [9](#page=9).
> **Tip:** Het experiment van Piaget met twee poppen die over tafel lopen, illustreert hoe kleuters afstand met tijd kunnen verwarren [10](#page=10).
### 1.4 Proces van ontwikkeling van tijdsbegrip
De ontwikkeling van tijdsbegrip is een langdurig proces dat gebaseerd is op de beleving en het besef van:
* **Opeenvolging:** het begrijpen dat gebeurtenissen elkaar opvolgen en een patroon vormen, wat kinderen helpt anticiperen en retrociperen [11](#page=11).
* **Tijdsduur:** het ervaren van de subjectiviteit van tijdsduur, bijvoorbeeld bij wachten of in wedstrijden [11](#page=11).
* **Verandering:** het waarnemen van veranderingen bij zichzelf, anderen en de omgeving [11](#page=11).
* **Verwoording:** het leren uitdrukken van ervaringen met tijd in woorden [11](#page=11).
* **Meting:** het leren vergelijken van oud en nieuw, en het kwantitatief meten van tijdsduur met natuurlijke tijdmeters [11](#page=11).
Het kunnen klokkijken betekent nog niet noodzakelijk dat er sprake is van echt tijdsbegrip. Door het ontdekken van continuïteit en verandering in de eigen levensgeschiedenis ontwikkelt zich geleidelijk een 'ontluikend historisch besef' [11](#page=11).
### 1.5 Begrippen in verband met tijd
Bij kleuters groeit het tijdsbegrip vanuit persoonlijke belevingen, waarbij ze tijd subjectief inschatten op basis van verwachting, stemming of interesse. Ze hebben een gevoel van tijdsbepaling, maar nog geen volledig begrip van tijd als iets continu en onafhankelijk [12](#page=12).
#### 1.5.1 Belangrijke tijdsbegrippen voor kleuters
* **Tijdsinterval:** De afstand tussen twee tijdstippen, vaak gesignaleerd met schoolbellen, fluitsignalen of muziek [13](#page=13).
* **Tijdsduur:** De tijd die iets duurt, ervaren door middel van instrumenten zoals een slinger, metronoom, zandloper, eierwekker of brandende kaarsen [13](#page=13) [14](#page=14).
* **Tijdstip:** Het moment waarop een gebeurtenis plaatsvindt. Kleuters hebben hulp nodig om tijdstippen te situeren, bijvoorbeeld door activiteiten te benoemen of te tekenen [14](#page=14).
* **Opeenvolging:** De chronologische of lineaire volgorde van handelingen of gebeurtenissen, voorgesteld door tekeningen, stappenplannen of dagplanningen [14](#page=14) [15](#page=15).
Het doel in het basisonderwijs is het ontwikkelen van dagelijks (cyclisch) en historisch (lineair) tijdsbewustzijn, waarbij kinderen leren gebeurtenissen te situeren, ordenen en hun eigen tijd te plannen. Erfgoededucatie speelt hierbij een rol door aandacht te vragen voor sporen uit het verleden [16](#page=16) [17](#page=17).
### 1.6 Minimumdoelen en vaardigheden
#### 1.6.1 Minimumdoelen Geschiedenis
* Kennis van het verleden: kinderen leren over het leven van mensen in de prehistorie, oudheid en hedendaagse tijd, inclusief ontwikkelingen, plaatsen en personen [18](#page=18).
* Kennis van geschiedenis: benoemen van bronnen en opnoemen van veranderingen tussen verleden en heden [18](#page=18).
* Chronologisch bewustzijn: kennen van begrippen als 'oud', 'nieuw', 'nu', 'later', en gebeurtenissen chronologisch ordenen [18](#page=18).
* Reflectie en dialoog: begrijpen waarom iets uit het verleden bewaard wordt en herkennen van sporen uit het verleden [18](#page=18).
#### 1.6.2 Minimumdoelen Wiskunde (dagelijkse tijd)
* Kennen van de dagen van de week [19](#page=19).
* Begrippen als 'eerder', 'later', 'straks', 'vandaag', 'gisteren', 'morgen' [19](#page=19).
* Zeggen welke dag het vandaag, gisteren of morgen is [19](#page=19).
* Gebeurtenissen tijdens de dag chronologisch ordenen [19](#page=19).
* Aftellen tot speciale gebeurtenissen binnen een week [19](#page=19).
* De duur van een activiteit meten met een meetinstrument, zoals een zandloper [19](#page=19).
#### 1.6.3 Vaardigheden
Aspecten van dagelijkse tijd worden geïntegreerd in diverse activiteiten, maar ook systematisch aangeboden tijdens vaste momenten zoals de 'onthaal en kalenders'-les. Vaardigheden omvatten waarnemen, verzamelen, meten, ordenen, illustreren, informeren, abstraheren en interpreteren [19](#page=19) [20](#page=20).
> **Tip:** De tabel met mogelijke opbouw van begrippen in functie van tijdaanduidingen voor K1, K2 en K3 toont de progressieve ontwikkeling van passief begrip naar actief gebruik van tijdgerelateerde woorden [20](#page=20).
### 1.7 De kalenders
Allerlei kalenders en takenborden ondersteunen kleuters bij het verwoorden van tijdsbegrippen in concrete, dagelijkse situaties. De start van de dag is een belangrijk moment om aandacht te besteden aan het groeiende tijdsbesef [21](#page=21).
#### 1.7.1 Dag- en weekkalender
* **Cyclische vs. lineaire voorstelling:** Cyclisch geeft het ritmische, terugkerende karakter van tijd weer, terwijl lineair het verloop van tijd als een lijn toont om unieke gebeurtenissen te plaatsen [21](#page=21) [22](#page=22).
* **Jongste kleuters (Onthaalklas, 2,5 jaar):** Werken met een daglijn opgebouwd per halve dag, met symbolen of foto's van activiteiten. Een dag-nachtklok kan gebruikt worden om het verschil tussen dag en nacht te duiden. Begrippen als 'eerst' en 'dan' worden gebruikt tijdens overgangsmomenten [22](#page=22) [23](#page=23).
* **Eerste kleuterklas (3 jaar):** Voortzetting van de daglijn per halve dag. Later in het schooljaar wordt de daglijn uitgebreider en blijven de afbeeldingen van de voormiddag aanwezig. De dagklok wordt op vergelijkbare wijze gebruikt als bij de jongsten [24](#page=24).
* **Tweede kleuterklas (4 jaar):** De daglijn wordt uitgebreid met meer vaste routines, voorgesteld door betekenisvolle tekeningen. Het onderscheid tussen voor- en namiddag wordt duidelijk gemaakt. Er wordt gestart met de weekkalender, die de week structureert in 7 dagen, met speciale kleuren voor weekenddagen. Weekdagen worden gekoppeld aan activiteiten of personen om betekenis te geven. Er worden geheugensteuntjes aangereikt voor het memoriseren van de weekdagen, zoals versjes en liedjes (akoestische associaties) of kleuren/afbeeldingen (visuele associaties) [25](#page=25) [26](#page=26) [27](#page=27) [28](#page=28).
* **Derde kleuterklas (5 jaar):** De daglijn wordt verder uitgebreid met pictogrammen en de volledige dag wordt opgebouwd. Het 'nu' wordt visueel voorgesteld. De dagklok krijgt duidelijke symbolen voor elk uur. De weekkalender krijgt genummerde dagen en pictogrammen. De ritmische/akoestische en visuele associaties voor weekdagen blijven louter geheugensteuntjes [29](#page=29) [31](#page=31).
#### 1.7.2 Maand- en jaarkalender
In de derde kleuterklas wordt gewerkt met maand- en jaarkalenders om kinderen te helpen de tijd te situeren over langere periodes. Elke maand kan een typisch kenmerk of symbool krijgen. Er wordt niet gewerkt aan het maandinzicht zelf, dit is voor de lagere school [32](#page=32).
> **Voorbeeld:** Een jaarkalender kan symbolen hebben zoals een boekentas voor september (terug naar school) of een kerstboom voor december (feesten) [32](#page=32).
#### 1.7.3 Themakalender of aftelkalender
Themakalenders en aftelkalenders, zoals een adventskalender, worden gebruikt om toe te werken naar speciale gebeurtenissen en oefenen het tellen [36](#page=36).
#### 1.7.4 Verjaardagskalender
Een verjaardagskalender, zoals een verjaardagstrein met wagons voor elke maand, helpt kinderen te zien wie er jarig is en in welke maand [37](#page=37).
#### 1.7.5 Aanwezigheidskalender
Deze "kalender" wordt gebruikt om bij de start van de dag aan te geven wie aanwezig is. Kinderen draaien hun kenteken om, wat hen in contact brengt met symbolen en hun eigen naam [37](#page=37) [38](#page=38).
#### 1.7.6 Takenbord
Takenborden gebruiken tekeningen of pictogrammen om taken voor te stellen en bevorderen het verantwoordelijkheidsgevoel en symboolbegrip bij kleuters [38](#page=38).
### 1.8 Planningen in de kleuterklas
Planningen, vaak thematisch, vormen de rode draad tussen verschillende leergebieden en worden gekoppeld aan tijd (maand, seizoen, feestdagen) of gebeurtenissen [41](#page=41).
#### 1.8.1 Thematische jaarplanning
Thema's kunnen variëren van 'Ik en mijn lichaam' in oktober tot 'Sinterklaas' en 'Kerstmis' in december [41](#page=41).
#### 1.8.2 Seizoensgebonden jaarplanning
De seizoensgebonden planning omvat de zomer, herfst, lente en winter, met bijbehorende activiteiten en natuurverschijnselen [42](#page=42).
#### 1.8.3 "Historische" themaplanning
Thema's kunnen ook gekoppeld worden aan historische periodes, zoals 'Dino's' voor de prehistorie of 'Ridders en burchten' voor de middeleeuwen [43](#page=43).
* * *
# Historisch tijdsbesef en geschiedenisonderwijs
Dit onderdeel bespreekt de ontwikkeling van historisch tijdsbesef bij jonge kinderen, het begin van geschiedenisonderwijs, en methoden om historisch besef te stimuleren, inclusief het gebruik van bronnen en historische redeneringen.
### 2.1 Historisch tijdsbesef
#### 2.1.1 Inleiding
Historisch tijdsbesef richt zich op het ordenen, inzichtelijk maken van ontwikkelingen, processen en veranderingen in historische periodes, met behulp van tijdsaanduidingen zoals jaartallen en eeuwen, en kennis van vroeger tijden. Dit is anders dan dagelijks tijdsbesef, dat focust op uren, dagen, maanden en seizoenen. Historisch tijdsbesef is een leerproces dat vanaf jonge leeftijd kan worden ontwikkeld. Het ontluikt in de kleuterklas en de 1ste graad van het lager onderwijs [46](#page=46).
#### 2.1.2 Historisch tijdsbesef versus historisch bewustzijn
* **Historisch tijdsbesef**: Het abstract kunnen omgaan met tijd, inclusief het besef van het verleden, het beheersen van begrippen om het verleden te vatten, het hanteren van middelen om het verleden te structureren (tijdvakken, tijdlijnen, jaartallen, periodes), het kunnen situeren van geschiedkundige feiten in de tijd, en een groeiend besef van de 'lengte van de tijd' [46](#page=46).
* **Historisch bewustzijn**: Het besef van het blijvende en het veranderende in het menselijk samenleven. Kinderen leren dat de tijd waarin ze leven invloed heeft op hun leven, dat deze tijd mede bepaald wordt door voorgaande generaties, en dat de wereld van nu anders is dan die van vroeger en morgen. De ontwikkeling hiervan komt goed op gang naarmate er meer kennis is opgebouwd en abstract denken beter ontwikkeld is [46](#page=46).
#### 2.1.3 Ontwikkelingsfasen van historisch tijdsbesef
Er worden drie ontwikkelingsfasen onderscheiden (volgens De Groot-Reuvekamp, 2016) [46](#page=46):
1. **Ontluikend historisch tijdsbesef**: Kleuterklassen (KK2) tot eerste leerjaar [46](#page=46).
2. **Aanvankelijk historisch tijdsbesef**: Tweede tot vierde leerjaar [46](#page=46).
3. **Voortgezet historisch tijdsbesef**: Vijfde en zesde leerjaar [46](#page=46).
In elke fase werken leerlingen op hun niveau aan tijdsaanduidingen, tijdsindeling en het plaatsen van gebeurtenissen en personen in chronologische volgorde. Ondanks het belang van vroege introductie, behaalt slechts 70% van de leerlingen in het zesde leerjaar de eindtermen voor 'historische tijd' [46](#page=46) [48](#page=48).
#### 2.1.4 Start van het geschiedenisonderwijs
Veel scholen in België starten geschiedenisonderwijs in het derde leerjaar. Onderzoek onder Nederlandse leerkrachten toont aan dat bijna driekwart denkt dat geschiedenis pas vanaf ongeveer negen jaar kan worden onderwezen en dat dagelijkse tijdsebegrippen een voorwaarde zijn. Dit is onterecht, aangezien de ontwikkeling van historisch tijdsbesef losstaat van dagelijks tijdsbesef [46](#page=46) [47](#page=47).
#### 2.1.5 Dagelijks en historisch tijdsbesef
* **Dagelijks tijdsbesef**: Betreft klok- en kalendertijd, cycli van dag, week, maand, jaar en seizoenen. In de kleuterklas en eerste graad wordt hier veel aandacht aan besteed met behulp van dagritmekaarten, liedjes en spelletjes [47](#page=47).
* **Historisch tijdsbesef**: Betreft het ordenen en inzichtelijk maken van ontwikkelingen, processen en veranderingen in de tijd, met terminologie als jaartallen en eeuwen, en kennis van het leven in vroegere periodes [47](#page=47).
Geschiedenisles is zinvol vanaf vijf jaar oud om een eenvoudig historisch tijdsbesef te ontwikkelen, dat later verdiept kan worden. Tijdbalken ondersteunen de leerling hierbij [47](#page=47).
#### 2.1.6 De ontwikkeling van historisch tijdsbesef bij kinderen
Vroege studies (eerste helft 20e eeuw) gingen uit van de noodzaak van alledaags tijdsbesef voor historisch tijdsbesef, en concludeerden dat kinderen pas rond hun elfde historische tijd konden bevatten, mede beïnvloed door Piagets fasetheorie. Recent onderzoek (jaren '70 en '80 in Engeland en de VS) toonde echter aan dat jonge kinderen (5-12 jaar) al in staat zijn afbeeldingen uit verschillende periodes chronologisch te plaatsen op basis van materiële kenmerken (kleding, vervoer). Ze gebruiken hierbij relatieve aanduidingen als 'lang geleden'. Dit vormt een waardevolle basis voor geschiedenisonderwijs [47](#page=47).
#### 2.1.7 De rol van de basisschool
* Kinderen zijn van nature nieuwsgierig naar het verleden; deze nieuwsgierigheid moet gevoed worden door een historische verkenning die vertrekt vanuit hun vragen en interesses [48](#page=48).
* Het verleden is altijd gelinkt aan het heden [48](#page=48).
* Historisch bewustzijn vereist een behoorlijk kennisarsenaal [48](#page=48).
* Kinderen exploreren het verleden, leren feiten, begrippen, toestanden en figuren, en leren deze in tijdvakken te situeren [48](#page=48).
* Het verkennen van het verleden gebeurt door betekenis te geven aan sporen van het verleden [48](#page=48).
* Sporen worden zowel buiten de school ('historische littekens') als in de klas (teksten, prenten, foto's, kaarten) verkend [48](#page=48).
* Geschiedenis krijgt voor basisschoolleerlingen vooral vorm in verhalen; het verleden moet tot leven worden gebracht [48](#page=48).
* Het leggen van verbanden is een aspect van historisch bewustzijn, maar dit is op basisschoolniveau nog beperkt. Systematisch opleggen van relaties die kinderen niet kunnen vatten, kan averechts werken. Daarom worden enkel eenvoudige, door alle leerlingen verstaanbare relaties aangeboden [48](#page=48).
#### 2.1.8 Historisch tijdsbesef leren en stimuleren
Een model met drie ontwikkelingsfasen en vijf doelen (tijdsaanduidingen, chronologische volgorde, tijdbalk, kenmerkende aspecten, continuïteit en verandering) beschrijft wat leerlingen gemiddeld in een bepaalde fase kunnen [48](#page=48).
**Tabel 1: Model met drie ontwikkelingsfasen van historisch tijdsbesef** [48](#page=48) [49](#page=49).
DoelenNiveau A: Ontluikend historisch tijdsbesef (KK2-1e lj)Niveau B: Aanvankelijk historisch tijdsbesef (2e-4e lj)Niveau C: Voortgezet historisch tijdsbesef (5e-6e lj)1. TijdsaanduidingenToepassen van onbepaalde aanduidingen (heel lang geleden, lang geleden, nu)Toepassen van namen van recente en langst verleden periodes; herkennen van jaartallen v.o.t. en o.t.Toepassen van namen van tijdvakken (prehistorie tot hedendaagse tijd); toepassen van jaartallen v.o.t./o.t. en relatie met eeuwen2. Chronologische volgordePlaatsen van afbeeldingen van voorwerpen en situaties (levenswijze, kleding, bouwstijl, vervoer)Plaatsen van tijdvakken, bekende personen en concrete gebeurtenissen (uitvindingen) in chronologische volgordePlaatsen van gebeurtenissen, personen en tijdvakken in chronologische volgorde3. TijdbalkGebruiken van een eenvoudige tijdbalk (heel lang geleden tot nu)Gebruiken van tijdbalk met namen van tijdvakkenGebruiken van tijdbalk met jaartallen v.o.t. en o.t.4. Kenmerkende aspectenGebruiken en herkennen van kenmerkende aspecten van het dagelijks leven (levenswijze, kleding, bouwstijl, vervoer)Gebruiken en herkennen van sociale en culturele aspecten van tijdvakkenGebruiken en herkennen van sociale, culturele, economische en politieke aspecten van tijdvakken (nationaal, Europees, wereldwijd)5. Continuïteit en veranderingHerkennen van verschillen in dagelijks leven (heden vs. verleden, met relatie tot generaties)Herkennen van veranderingen, verschillen en overeenkomsten tussen en binnen tijdvakkenHerkennen van veranderingen, verschillen en overeenkomsten tussen en binnen tijdvakken
Door vanaf de eerste groepen aan deze doelen te werken, kunnen leerlingen hun historisch tijdsbesef ontwikkelen. Winst is nog te behalen op het gebied van verbanden tussen jaartallen en eeuwen, plaatsing op de tijdbalk en vergelijking van historische verschijnselen [49](#page=49).
#### 2.1.9 Wat werkt om historisch tijdsbesef te stimuleren?
Onderzoek wijst uit dat tijdbalken, afbeeldingen en verhalen effectieve materialen zijn [49](#page=49).
* **Tijdbalken**: Bieden overzicht, maken chronologie zichtbaar en helpen bij het leggen van verbanden. Horizontale tijdbalken met jaartallen voor eeuwen lijken effectiever dan bijvoorbeeld spiraalvormige tijdbalken. Voorbeelden van tijdbanden voor kleuterklassen en lagere school zijn beschikbaar [49](#page=49).
* **Afbeeldingen en verhalen**: Integratie van afbeeldingen in tijdlijnen is effectief. Afbeeldingen helpen bij beeldvorming en vergelijkingen tussen tijdvakken. Verhalende teksten helpen kinderen (3-9 jaar) de chronologie en stappen in de tijd na te vertellen met de juiste terminologie [50](#page=50).
### 2.2 Geschiedenisactiviteiten in de kleuterklas
Formeel geschiedenisonderwijs start in de kleuterklas. Belangstellingspunten die de interesses van kleuters prikkelen, kunnen een historische link krijgen [50](#page=50).
#### 2.2.1 Belangstelling vanuit een historische periode
Minimumdoelen omvatten bijvoorbeeld tijdvakken zoals jagers-verzamelaars, het Oude Egypte, en 'Lang geleden' [50](#page=50).
#### 2.2.2 Belangstelling met een link naar geschiedenis
Thema's waarbij niet de geschiedenis centraal staat, maar wel een link wordt gelegd:
* Sinterklaas – oud speelgoed [51](#page=51).
* Bakker – wind- of watermolen [51](#page=51).
* Kermis – oude volksspelen [51](#page=51).
* De Post – postduiven en postkoetsen [51](#page=51).
* Archeologie [51](#page=51).
### 2.3 Bronnen
#### 2.3.1 Erfgoed
Plaatselijke sporen uit het verleden, zoals erfgoed, kunnen lessen verdieping geven [51](#page=51).
* **Cultureel erfgoed**: Alles wat door vorige generaties is gemaakt, nu nog bestaat en waarde heeft voor de gemeenschap [51](#page=51).
* **Roerend materieel erfgoed**: Tastbaar en verplaatsbaar erfgoed bewaard in musea, archieven, etc. (bv. oude bordenwisser, koffiemolen, oud speelgoed) [51](#page=51) [52](#page=52).
* **Immaterieel erfgoed**: Minder tastbare zaken zoals verhalen, tradities, feesten, liederen, dialecten (bv. carnavalstoet, oud recept, lokale legende) [52](#page=52).
* **Onroerend materieel erfgoed**: Monumenten, archeologische sites en landschappen die tastbaar maar niet verplaatsbaar zijn (bv. kerk, molen, standbeeld) [52](#page=52).
Het is nuttig om in de buurt van scholen te zoeken naar (im)materieel erfgoed, zoals gebouwen, landschappen, grondgebruik, straten, begraafplaatsen, overblijfselen van oude ambachten, publieke namen, historische verenigingen, schriftelijke en mondelinge bronnen [52](#page=52).
#### 2.3.2 Werken met (authentieke) bronnen in de klas
Leerkrachten zijn soms terughoudend met primaire bronnen, denkend dat ze moeilijk verkrijgbaar zijn. Echter, kinderen zijn omringd door primaire bronnen [52](#page=52).
* **Mondelinge bronnen**: Ouders of grootouders uitnodigen om te praten over veranderingen in het recente verleden is een vorm van mondeling bewijs uit een primaire bron [52](#page=52).
* **Historische objecten (Artefacten)**: Door mensen gemaakte, bewaard gebleven objecten die kleuters aanspreken. Het is belangrijk om kleuters zelf verklaringen te laten geven ("Raad wat dit zou kunnen zijn?", "Waarvoor werd dit gebruikt?"). Dit stimuleert historisch redeneren, maar de leerkracht moet de verbeelding binnen de historische context houden [53](#page=53).
Belangrijkste zaken om aan te denkenVerdere vragen om te stellen / Zaken om te ontdekken via waarnemingZaken die verder onderzocht moeten worden**Fysische eigenschappen**Hoe ziet het eruit en hoe voelt het? Kleur, geur. Natuurlijk/kunstmatig materiaal? Compleet? Aangepast/hersteld/veranderd? Versleten?**Constructie**Hoe is het gemaakt? Handgemaakt/machinaal? Gegoten/samengesteld? Hoe bevestigd?**Functie**Waar dient het object voor? Hoe is het gebruikt? Is het gebruik veranderd?**Ontwerp**Is het goed ontworpen? Doet het goed waarvoor het bedoeld was? Beste materialen? Versierd? Mooi?**Waarde**Welke waarde voor makers, gebruikers, jou, een bank/museum?
* **Visuele bronnen**: Schilderijen, kaarten, posters, portretten en foto's geven veel informatie. Ze bieden de gelegenheid tot geconcentreerde en analytische observatie. Kinderen moeten leren 'binnen' een afbeelding te gaan en gericht te kijken, eventueel met een vergrootglas [54](#page=54).
* **Geschreven bronnen**: Documenten en handschriften zijn het moeilijkst voor jonge kinderen vanwege taal-, lees- en handschriftproblemen en de geringe intrinsieke aantrekkelijkheid. Ze kunnen echter nuttig zijn als voorbeeld van een primaire bron, zelfs zonder de inhoud te begrijpen, door te letten op opmaak of tekenen van ouderdom [54](#page=54).
### 2.4 Historisch redeneren
Historisch denken en redeneren is een waarneembare activiteit die historische kennis, vaardigheden en besef van de aard van geschiedenis uitdrukt [55](#page=55).
#### 2.4.1 Gebruik van historische begrippen
Dit is de vaktaal van de geschiedenis (bv. rotstekening, farao). Deze begrippen zijn abstract en kunnen verwijzen naar situaties met andere betekenissen in het heden (bv. handel). In geschiedenislessen wordt vaak aandacht besteed aan de uitleg van begrippen, maar minder aan het correcte toepassen ervan [55](#page=55).
#### 2.4.2 Gebruik van structuurbegrippen
Structuurbegrippen gaan over oorzaak en gevolg, verandering en continuïteit, en worden gebruikt bij het onderzoeken van historische gebeurtenissen [55](#page=55).
* **Oorzaak en gevolg**: Essentiële vragen in geschiedenis draaien om 'waarom'-vragen, zoekend naar verklaringen, oorzaken en gevolgen. Gevolgen kunnen op hun beurt weer oorzaken zijn voor nieuwe gebeurtenissen [55](#page=55).
**Voorbeeld**: Ontstaan van de Egyptische samenleving [56](#page=56). | Oorzaak | Gevolg | | :-------------------------------------------- | :---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- | | Jager-verzamelaars merken wilde granen op aan vruchtbare oevers van de Nijl | Ontstaan van nederzettingen (sedentaire mens) aan de oevers; aanleg van akkers. | | Bewoners aan de oevers zaaien zaden (agrarische revolutie) | Overschotten aan granen en gewassen (landbouwmaatschappij); aanleg reserves, handel, regels en afspraken (bestuur), bevolkingsgroei, sociale verschillen. | | Sociale verschillen | Hiërarchische samenleving. |
Vergelijkbare ontwikkelingen vonden plaats op diverse locaties wereldwijd tussen circa 10000 v.o.t. en 2500 v.o.t. [56](#page=56).
* **Continuïteit en verandering**: Door de geschiedenis heen zijn er zowel veranderingen als continuïteiten. Verandering is een belangrijk aspect, waarbij elke verandering aanleidingen of oorzaken heeft. Het onderwijs kan gericht zijn op de aanleiding of bron van verandering. Kleuters leren onderscheid maken tussen verandering en continuïteit om later verbanden te kunnen leggen. Het begrijpen van veranderingen wordt gezien als het belangrijkste doel van geschiedenis. Historische veranderingen kunnen politiek, economisch, sociaal of cultureel zijn, en kunnen plotseling (revolutie) of langzaam (evolutie) plaatsvinden. Er is vaak geen eensgezindheid onder historici over de classificatie van een verandering als evolutie of revolutie [56](#page=56).
* **(R)evolutie**: Een **agrarische revolutie** verwijst naar de overgang van jager-verzamelaar naar agrarische samenleving, een fundamentele verandering in voedselverwerving [57](#page=57).
**Evolutie van de communicatie** [57](#page=57): \* Prehistorie (30.000 v.o.t.): Gebaren, lichaamstaal, rotstekeningen. \* 3500 v.o.t.: Spijkerschrift (Soemeriërs). \* 1500 v.o.t.: Hiërogliefen (Egyptenaren). \* 776 v.o.t.: Olympische Spelen (internationale communicatie). \* 1450: Boekdrukkunst (Gutenberg). \* 1837: Telegraaf (Morse). \* 1876: Telefoon (Bell). \* 1896: Draadloze telegrafie (Marconi). \* 1969: ARPANET (internet voorloper). \* 1973: Eerste mobiele telefoongesprek (Cooper). \* Jaren 1990: World Wide Web (Berners-Lee). \* 2004: Facebook (sociale media). \* 2007: iPhone (communicatie, computer, entertainment). \* Jaren 2020: AI en virtual reality (toekomst van communicatie).
Verklaringen van historische gebeurtenissen gaan niet uit van simpele oorzaak-gevolgrelaties, maar van complexe interacties over langere periodes [58](#page=58).
**Continuïteit en verandering in de kleuterklas (voorbeeld: speelgoed)** [58](#page=58): \* **Continuïteit**: Poppen werden voornamelijk door meisjes als speelgoed gebruikt. \* **Verandering**: Materiaal verandert (hout/stof → porselein/hout/stof → plastic/stof); zelfgemaakte/handgemaakte poppen → massaproductie.
* * *
# Weer en klimaatkunde in de kleuterklas
Hier volgt een gedetailleerde studiegids over weer en klimaatkunde in de kleuterklas, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 3 Weer en klimaatkunde in de kleuterklas
Dit topic verkent de basiselementen van weer en klimaat, hoe deze te observeren en te begrijpen zijn voor kleuters, inclusief weersvoorspelling, instrumenten en relevante minimumdoelen.
### 3.1 Het concept tijd in de kleuterklas
Kleuters oriënteren zich in de tijd door een proces dat begint met de directe beleving en zich langzaam ontwikkelt tot een abstracter begrip. Tijd is een fascinerend, maar abstract en ongrijpbaar fenomeen dat indirect wordt waargenomen via veranderingen [8](#page=8).
#### 3.1.1 Tijdsbeleving bij kleuters
Kleuters staan open voor de wereld om hen heen en ontwikkelen zich voortdurend. Hun tijdsbeleving is in eerste instantie gekoppeld aan hun activiteiten zoals spelen, eten en slapen. Ze leren geleidelijk woorden om momenten aan te duiden en de volgorde van gebeurtenissen te begrijpen. Het concept 'tijd' als een zelfstandig begrip is aanvankelijk afwezig, maar wordt langzaamaan geïntegreerd door te leren los te komen van het 'hier en nu' en te denken aan gebeurtenissen in het verleden en de toekomst. Ze beginnen ook het cyclische karakter van de tijd te herkennen, waarbij processen zich eindeloos opvolgen [7](#page=7) [9](#page=9).
#### 3.1.2 Verschillen in tijdsbeleving
Volwassenen kunnen ver vooruit plannen, terwijl kleuters doorgaans niet verder dan vandaag en morgen overzien. Volwassenen kennen het verschil tussen subjectieve en objectieve tijd, terwijl kleuters dit onderscheid nog niet hebben verworven. Hun begrip van tijd is gebonden aan hun eigen handelen en kan verward worden met ruimtelijke begrippen zoals afstand en grootte. Een experiment van Piaget illustreert hoe jonge kinderen afstand en tijd verwarren [10](#page=10) [9](#page=9).
#### 3.1.3 Het proces van tijdsbegripontwikkeling
De ontwikkeling van tijdsbegrip bij kleuters verloopt geleidelijk en is gebaseerd op de beleving en het besef van verschillende aspecten [12](#page=12):
* **Opeenvolging:** Het begrijpen dat de ene gebeurtenis de andere opvolgt, wat leidt tot patronen en ordening in het dagelijks leven (bv. na regen komt zonneschijn). Dit stelt kinderen in staat te anticiperen en te retrocipere in de tijd [12](#page=12).
* **Tijdsduur:** Het ervaren hoe lang iets duurt, zowel subjectief (een kort moment kan eeuwig lijken) als objectief via ervaringen zoals wachten of biologische behoeften (honger, slaap) [12](#page=12).
* **Verandering:** Het waarnemen van veranderingen bij zichzelf, anderen en de omgeving, variërend in snelheid (bv. zeepsopbellen versus stenen) [12](#page=12).
* **Verwoording:** Het gebruiken van woorden om ervaringen van opeenvolging, duur en verandering te beschrijven, wat helpt om grip te krijgen op het tijdsbegrip (bv. 'lang geleden', 'straks') [12](#page=12).
* **Meting:** Het leren vergelijken van oud en nieuw, en het kwantitatief meten van duur met natuurlijke tijdmeters zoals een zandloper [12](#page=12).
Het kunnen klokkijken betekent niet automatisch dat er echt tijdsbegrip is; kinderen kunnen wijzers aflezen zonder begrip van tijd. Het werken met de klok en kalender is essentieel in onze cultuur en kinderen raken er geleidelijk aan gewend. Het ontdekken van veranderingen bij zichzelf en anderen draagt bij aan het ontwikkelen van een 'ontluikend historisch besef' [12](#page=12).
#### 3.1.4 Belangrijke tijdsbegrippen voor kleuters
De tekst definieert vier cruciale tijdsbegrippen die relevant zijn voor kleuters [13](#page=13):
* **Tijdsinterval:** De afstand tussen twee tijdstippen, aangegeven door een signaal of instrument (bv. schoolbel, fluit, slag op een gong) [13](#page=13).
* **Tijdsduur:** De tijd die iets duurt, een fundamentele bouwsteen voor tijdsbegrip (bv. opruimen tot de slinger leeg is, meten van jas aantrekken met een metronoom, zandloper gebruiken) [13](#page=13).
* **Tijdstip:** Het moment waarop een gebeurtenis plaatsvindt. Kleuters hebben duiding nodig om tijdstippen te begrijpen; dit kan door activiteiten te koppelen aan specifieke momenten (bv. 'na het poppenspel gaan we naar huis') [14](#page=14).
* **Opeenvolging:** De chronologische of lineaire volgorde van handelingen of gebeurtenissen, die verwoord of voorgesteld kan worden door tekeningen, stappenplannen of dagplanningen [15](#page=15).
Het samenstellen van dag-, weer- en weekkalenders helpt kleuters bij het ervaren van de opeenvolging van dag en nacht, en de dagen van de week [16](#page=16).
#### 3.1.5 Algemene doelstellingen voor tijd
De algemene doelstelling in het basisonderwijs is het ontwikkelen van dagelijks (cyclisch) en historisch (lineair) tijdsbewustzijn. Kinderen moeten gebeurtenissen in hun eigen tijd kunnen situeren, ordenen en plannen, wat essentieel is voor zelfsturing en sociale redzaamheid. Historisch tijdsbewustzijn omvat het inzicht dat het leven van mensen wordt beïnvloed door de tijd waarin ze leven, en dat de wereld van nu bepaald wordt door het verleden en bepalend is voor de toekomst [16](#page=16).
### 3.2 Minimumdoelen en vaardigheden
De minimumdoelen voor tijd worden onderverdeeld in Geschiedenis en Wiskunde, en er worden specifieke vaardigheden benoemd die in het kleuteronderwijs ontwikkeld worden [18](#page=18).
#### 3.2.1 Minimumdoelen Geschiedenis
De minimumdoelen voor geschiedenis in de kleuterklas omvatten kennis van het verleden (prehistorie, oudheid, hedendaagse tijd), bronnengebruik, historisch redeneren en chronologisch bewustzijn. Belangrijke begrippen hierbij zijn: 'heel lang geleden', 'lang geleden', 'nu', 'later', 'oud', 'nieuw' [18](#page=18) [19](#page=19).
#### 3.2.2 Minimumdoelen Wiskunde (dagelijkse tijd)
Voor het onderdeel Wiskunde - Meten en metend rekenen (tijdstip en tijdsduur) zijn de volgende doelen geformuleerd [19](#page=19):
* Kinderen kennen de dagen van de week \[F [19](#page=19).
* Kinderen kennen begrippen als 'eerder', 'vroeger', 'later', 'straks', '(te) laat', '(te) vroeg', '(even) lang', '(even) kort', 'langer', 'korter', 'langst', 'kortst', 'vandaag', 'gisteren', 'morgen', 'de dag', 'de week', 'het jaar' [19](#page=19).
* Kinderen kunnen aangeven welke dag het vandaag, gisteren en morgen is [19](#page=19).
* Kinderen kunnen gebeurtenissen tijdens de dag chronologisch ordenen (seriëren) [19](#page=19).
* Kinderen kunnen aftellen naar speciale gebeurtenissen binnen een week [19](#page=19).
* Kinderen kunnen de duur van een activiteit meten met een meetinstrument (bv. zandloper) [19](#page=19).
#### 3.2.3 Ontwikkelde vaardigheden
In het kleuteronderwijs worden aspecten van dagelijkse tijd geïntegreerd in diverse activiteiten. Er is een systematisch aanbod van deze leerinhouden, vaak tijdens de les 'onthaal en kalenders'. Vaardigheden die ontwikkeld worden zijn onder andere: waarnemen, meten, ordenen, illustreren, formuleren, abstraheren, interpreteren en vertellen [20](#page=20).
De tabel met mogelijke opbouw van begrippen in functie van tijdsaanduidingen toont de progressie van passieve naar actieve kennis van begrippen per kleuterklas (P=passief begrijpen, A=actief gebruiken) [20](#page=20):
TijdmaatBegripP K1K2K3"dag"eerst, danAAAdaarna, daarvoorPAAstraks, middag, voormiddag, namiddag, ’s morgens, ’s middags, ’s avondsPPAvroeger, laterPAnuAAochtend, avond, nachtP"week"vandaagPAAdag, nachtPAAgisteren, morgenPAdeze weekPAweekendPApas gebeurd, lang geledenPAeergisteren, overmorgenPvolgende weekP
### 3.3 Kalenders en hun gebruik
Kalenders en takenborden zijn hulpmiddelen om kleuters in dagelijkse situaties verschillende tijdsbegrippen te laten verwoorden [21](#page=21).
#### 3.3.1 De daglijn en de weekkalender
* **Cyclische vs. Lineaire voorstelling:** De tijd kan cyclisch (ritmisch, steeds terugkerend) of lineair (verloop als een lijn met unieke gebeurtenissen) worden voorgesteld [22](#page=22).
* **Jongste kleuters (Onthaalklas, 2-3 jaar):** De focus ligt op het begrip 'dag'. Een daglijn wordt opgebouwd per halve dag met symbolen of foto's van activiteiten. Een dag-nachtklok kan worden gebruikt om het verschil tussen dag en nacht aan te duiden [22](#page=22) [23](#page=23) [24](#page=24).
* **Eerste kleuterklas (3 jaar):** De daglijn wordt verder uitgebouwd, waarbij de afbeeldingen van de voormiddag behouden blijven. Het retrocipere en anticiperen met begrippen als 'eerst' en 'dan' wordt geoefend [24](#page=24).
* **Tweede kleuterklas (4 jaar):** De daglijn wordt uitgebreid met meer momenten en een duidelijker onderscheid tussen voor- en namiddag. De dagklok brengt drie tijdstippen aan (ochtend, middag, avond). De weekkalender wordt geïntroduceerd, gestructureerd in 7 dagen, met kleuren om schooldagen en weekend te onderscheiden. Weekdagen worden gekoppeld aan activiteiten of personen om betekenis te geven. Er worden geheugensteuntjes gebruikt voor het opzeggen van de weekdagen, zoals versjes en liedjes (akoestische associaties) of kleuren/afbeeldingen (visuele associaties) [26](#page=26) [27](#page=27) [28](#page=28).
* **Derde kleuterklas (5 jaar):** De daglijn wordt verder geoptimaliseerd met meer pictogrammen en de horizontale schrijfrichting. De dagklok kan symbolen voor uren bevatten, vergeleken met een echt uurwerk. De weekkalender krijgt nummers voor de weekdagen en pictogrammen. Het onderscheid tussen middag (tijdstip) en middagpauze (dagdeel) wordt gemaakt [29](#page=29) [30](#page=30) [31](#page=31).
#### 3.3.2 De maand- en jaarkalender
In de derde kleuterklas wordt een maandkalender gebruikt om kinderen te leren situeren binnen de maand en vooruit te tellen naar toekomstige gebeurtenissen. Een jaarkalender kan elke maand een typisch kenmerk of symbool geven (bv. boekentas in september, zon in juli/augustus). Het geleidelijk opbouwen van maandkalenders (bv. als een gebundeld boek) helpt bij het ontwikkelen van inzicht in wat voorbij is [32](#page=32).
#### 3.3.3 Speciale dagen
Speciale dagen en feestdagen krijgen een plaats op de maandkalender en vereisen soms duiding voor kleuters. De tekst benoemt diverse feestdagen door het jaar heen [33](#page=33) [34](#page=34).
### 3.4 De weerkalender
Het bijhouden van het weer is een traditie in kleuterklassen [35](#page=35).
#### 3.4.1 Opbouw en gebruik van de weerkalender
* **Jongste kleuters:** Concrete voorwerpen (regenjas, paraplu) of tekeningen van weersymbolen worden gebruikt. Kleuters beslissen zelf wat bij de klaspop past en worden zo geconfronteerd met pictogrammen [35](#page=35).
* **Oudste kleuters:** Zij kunnen zelf symbolen kiezen, deze tekenen en op een kalender plaatsen. Ze kunnen ook weerman/weervrouw spelen en het weerbericht presenteren. Variaties zijn onder andere het gebruik van kleefstrips, kaartjes achter een venstertje, of tekenen en kleuren van het weer [35](#page=35).
* * *
# Ruimtelijke oriëntatie en topografie voor kleuters
Dit onderwerp verkent de ontwikkeling van ruimtelijk inzicht bij kleuters, inclusief de overgang van driedimensionale naar tweedimensionale representaties zoals kaarten, en de aanleer van topografische concepten.
### 4.1 Oriëntatie in de ruimte en tijd voor kleuters
Kleuters ontwikkelen hun ruimtelijk inzicht geleidelijk, beginnend met hun directe omgeving en uitbreidend naar abstractere concepten. Dit omvat het begrip van plaats, richting, afstand en de representatie van de ruimte.
#### 4.1.1 Het belang van ruimtelijke oriëntatie
Ruimtelijke oriëntatie is cruciaal voor de algemene ontwikkeling van een kind en heeft invloed op verschillende leergebieden, waaronder wiskunde, taal en sociaal-emotionele vaardigheden. Een goed ontwikkeld ruimtelijk inzicht helpt kinderen bij het navigeren in hun omgeving, het begrijpen van relaties tussen objecten en het oplossen van problemen [39](#page=39).
#### 4.1.2 Ontwikkeling van ruimtelijk inzicht
Het ruimtelijk inzicht van kleuters ontwikkelt zich in verschillende fasen. Aanvankelijk oriënteren kinderen zich op basis van hun eigen lichaam en directe waarneming. Ze leren de begrippen 'hier' en 'daar', 'dichtbij' en 'veraf'. Naarmate ze ouder worden, ontwikkelen ze het vermogen om objecten en plaatsen in relatie tot elkaar te zien en te beschrijven [39](#page=39).
> **Tip:** Moedig kleuters aan om hun omgeving te verkennen en te benoemen wat ze zien. Dit kan door spelletjes te spelen waarbij ze objecten moeten vinden of de weg moeten beschrijven.
#### 4.1.3 Overgang van 3D naar 2D representaties
Een belangrijke stap in de ontwikkeling van ruimtelijk inzicht is de overgang van het begrijpen van de driedimensionale (3D) werkelijkheid naar het interpreteren van tweedimensionale (2D) representaties, zoals kaarten. Dit proces begint met het begrijpen van plattegronden van hun eigen klaslokaal of huis, en evolueert naar het lezen van eenvoudigere kaarten [39](#page=39).
##### 4.1.3.1 Plattegronden en simpele kaarten
Kleuters kunnen beginnen met het tekenen van eenvoudige plattegronden van bekende ruimtes, zoals hun slaapkamer of de speelkamer. Dit helpt hen om de relatie tussen objecten in de ruimte en hun representatie op papier te begrijpen. Eenvoudige kaarten met duidelijke symbolen, zoals een schoolplein met pictogrammen voor de glijbaan en de schommel, kunnen worden geïntroduceerd [39](#page=39).
> **Voorbeeld:** Een leerkracht kan een plattegrond van de klas tekenen en de kleuters vragen om de tekening te vergelijken met de werkelijke klas. Vervolgens kunnen de kinderen hun eigen tekening van de klas maken.
##### 4.1.3.2 Topografische concepten
Het leren van topografische concepten, zoals 'links', 'rechts', 'voor', 'achter', 'boven', 'onder', 'naast', 'tussen', is fundamenteel voor ruimtelijke oriëntatie. Deze begrippen worden actief aangeleerd door middel van spelletjes en opdrachten waarbij kinderen hun positie ten opzichte van objecten en andere personen moeten beschrijven [39](#page=39).
> **Tip:** Gebruik bewegingsspelletjes waarbij kinderen instructies moeten volgen die ruimtelijke begrippen bevatten, zoals "ga naar de deur" of "pak de bal die naast de stoel ligt".
#### 4.1.4 Het takenbord als hulpmiddel
Het takenbord in de kleuterklas fungeert niet alleen als een middel voor taakverdeling, maar ook als een oefening in ruimtelijke oriëntatie en symbolisch begrip. De visuele voorstellingen van taken (pictogrammen) leren kleuters taken te herkennen en te koppelen aan concrete handelingen. Door het herkenningsteken naast een taak te plakken, oefenen kinderen met het terugkijken op wat voorbij is en vooruitkijken naar wie er aan de beurt is. Dit stimuleert ook het denken in termen van 'eerste', 'tweede', 'laatste', 'vandaag', 'morgen' en 'overmorgen' [39](#page=39).
> **Voorbeeld:** Een takenkaart met een zon kan betekenen dat het de taak is om de weerkalender bij te werken. Een mandje met papiertjes symboliseert de taak om de papiermand leeg te maken [39](#page=39).
#### 4.1.5 Kalenders en tijdsbesef
Hoewel de focus van dit hoofdstuk op ruimtelijke oriëntatie ligt, is het nauw verbonden met het begrip van tijd. Verschillende soorten kalenders worden gebruikt om kleuters te helpen bij het ontwikkelen van hun dagelijks tijdsbesef. Dit omvat dag- en weekkalenders, maand- en jaarkalenders, daglijnen en dagklokken. Het werken met deze kalenders helpt kinderen bij het structureren van hun dag en het begrijpen van cycli [40](#page=40) [46](#page=46).
##### 4.1.5.1 Dagelijkse en historische tijd
Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen dagelijks tijdsbesef (klok- en kalendertijd) en historisch tijdsbesef (besef van het verleden). Dagelijks tijdsbesef omvat begrippen als uren, dagen, maanden en seizoenen, terwijl historisch tijdsbesef gericht is op het ordenen van ontwikkelingen, processen en veranderingen in historische periodes met behulp van jaartallen en eeuwen [46](#page=46).
##### 4.1.5.2 Ontwikkeling van historisch tijdsbesef
Historisch tijdsbesef ontwikkelt zich niet vanzelf, maar is een leerproces dat kan beginnen vanaf de jonge kleuterklas. Er worden drie ontwikkelingsfasen onderscheiden: ontluikend, aanvankelijk en voortgezet historisch tijdsbesef. Kinderen kunnen al vroeg een elementair historisch tijdsbesef ontwikkelen door het herkennen van materiële, zichtbare kenmerken zoals kleding en voertuigen, en door het gebruik van relatieve aanduidingen als 'lang geleden' [46](#page=46) [47](#page=47).
> **Tip:** Gebruik verhalen, afbeeldingen en tijdbalken om het historische tijdsbesef te stimuleren. Dit helpt kinderen om gebeurtenissen in chronologische volgorde te plaatsen en verbanden te leggen [48](#page=48) [49](#page=49).
#### 4.1.6 Generatiebesef
Het begrijpen van generaties is voor kleuters een uitdaging. Ze kunnen zichzelf binnen het gezin plaatsen, maar hebben moeite met het voorstellen dat hun ouders zelf kinderen waren van grootouders. Het gebruik van foto's en het opstellen van eenvoudige stambomen, startend vanuit de kleuter zelf, kan hierbij helpen. Dit vereist het leggen van relaties als 'kind van', 'ouder van', 'grootouder van' en 'kleinkind van' [43](#page=43).
> **Voorbeeld:** Een eenvoudige stamboom kan getoond worden met de kleuter in het midden, daarboven de ouders en daarboven de grootouders.
### 4.2 Historische tijd en bronnen in de kleuterklas
Het introduceren van historische concepten op jonge leeftijd is zinvol en kan beginnen vanaf vijf jaar. Dit draagt bij aan het ontwikkelen van een eenvoudig historisch tijdsbesef [46](#page=46).
#### 4.2.1 Geschiedenisactiviteiten in de kleuterklas
Verschillende activiteiten kunnen worden ingezet om kleuters in aanraking te brengen met geschiedenis. Dit kan door [50](#page=50):
* **Thema's te koppelen aan een historische periode:** Zoals de tijd van jagers-verzamelaars, het Oude Egypte, of 'lang geleden' [50](#page=50).
* **Thema's met een historische link:** Hierbij staat de geschiedenis niet centraal, maar wordt er wel een verband mee gelegd. Voorbeelden zijn Sinterklaas en oud speelgoed, de bakker en molens, de kermis en oude volksspelen, of de post met postduiven en postkoetsen [51](#page=51).
> **Voorbeeld:** Een thema over "wonen" kan worden uitgebreid met het verkennen van hoe mensen vroeger woonden, bijvoorbeeld in een kasteel of een grot.
#### 4.2.2 Bronnen van de geschiedenis
Kleuters kunnen kennismaken met bronnen uit het verleden, met name via erfgoed [51](#page=51).
* **Cultureel erfgoed:** Dit omvat alles wat door vorige generaties is gemaakt en waarde heeft voor de gemeenschap [51](#page=51).
* **Roerend materieel erfgoed:** Tastbare en verplaatsbare objecten zoals oude gebruiksvoorwerpen, speelgoed of affiches [51](#page=51).
* **Immaterieel erfgoed:** Minder tastbare zaken zoals verhalen, tradities, feesten en liederen [51](#page=51).
* **Onroerend materieel erfgoed:** Monumenten, archeologische sites en landschappen die tastbaar zijn maar niet verplaatst kunnen worden, zoals kerken, molens of standbeelden [52](#page=52).
#### 4.2.3 Werken met bronnen in de klas
Leerkrachten kunnen effectief werken met verschillende soorten bronnen om geschiedenis tot leven te brengen [52](#page=52):
* **Mondelinge bronnen:** Het uitnodigen van grootouders of ouderen in de klas om te vertellen over vroeger is een waardevolle manier om primaire informatie te verkrijgen [52](#page=52).
* **Historische objecten (Artefacten):** Het tonen van oude voorwerpen stimuleert kinderen om te redeneren over hun mogelijke functie en betekenis. Leerkrachten kunnen vragen stellen om de observatie en analyse te begeleiden, zoals: "Hoe ziet het eruit en hoe voelt het?", "Hoe is het gemaakt?", "Waar diende het voor?" en "Welke waarde had het?" [53](#page=53).
* **Visuele bronnen:** Schilderijen, kaarten, posters, portretten en foto's bieden veel informatie en stimuleren geconcentreerde observatie. Het is essentieel dat kinderen leren om aandacht te besteden aan deze visuele bronnen [54](#page=54).
> **Tip:** Daag kleuters uit om zelf hypothesen te vormen over de functie en het gebruik van historische objecten. Dit bevordert hun kritisch denken en probleemoplossend vermogen.
* * *
# Verkeersopvoeding in de kleuterklas
Tijdsoriëntatie, inclusief een vroege vorm van historisch besef, is een essentieel onderdeel van de ontwikkeling van kleuters, waarbij zij leren hun plaats in de wereld te begrijpen door middel van ruimtelijke en tijdelijke dimensies [7](#page=7).
### 5.1 Het concept tijd
#### 5.1.1 Wat is tijd?
Tijd is een abstract, immaterieel, vloeiend en ongrijpbaar verschijnsel. Het verstrijken van tijd kan indirect worden waargenomen aan de hand van veranderingen, zoals het ouder worden van een persoon, de lengte van een kaars of de jaarringen van een boom. De mens heeft meetinstrumenten ontwikkeld om meer grip op tijd te krijgen, wat essentieel is in een complexe samenleving. Echter, grip op tijd blijft een illusie [7](#page=7) [8](#page=8).
Er zijn verschillende perspectieven op tijd:
* **Objectieve tijd:** De tijd zoals gemeten door klokken, die nauwkeurig is maar voor de mens relatief ongrijpbaar blijft [7](#page=7).
* **Subjectieve tijd:** De persoonlijke tijdsbeleving, die kan variëren van een "eeuwigheid" tot een "tel". Deze beleving is cultureel bepaald en kan afwijken van de objectieve tijd. Sommigen beweren dat de subjectieve tijd de meest echte vorm is, terwijl kloktijd een constructie is voor praktische doeleinden [7](#page=7).
* **Biologische tijd:** Fysiologische tijdritmes of biologische klokken in levende organismen, zoals dagelijkse en jaarlijkse ritmes [7](#page=7).
#### 5.1.2 Basis van onze tijdrekening en kalender
Onze huidige kalender vindt zijn oorsprong in de Romeinse tijd, waarbij Julius Caesar de lengte van weken en maanden vaststelde en het schrikkeljaar introduceerde om het jaar beter te laten overeenkomen met het tropische jaar. In de 16e eeuw paste paus Gregorius XIII de kalender aan door te bepalen dat een jaar deelbaar door 100, maar niet door 400, geen schrikkeljaar is om zo de fout met het tropische jaar te minimaliseren [8](#page=8).
### 5.2 Tijdsbegrip bij kleuters
#### 5.2.1 De beleving van tijd door kleuters
Voor kleuters is het leven een aaneenschakeling van activiteiten, en zij leren woorden om specifieke momenten aan te duiden, zoals etenstijd of bedtijd. Het woord 'tijd' wordt nog niet als apart concept begrepen, maar tijdsbegrippen zijn sterk gekoppeld aan hun activiteiten en terugkerende gebeurtenissen. Naarmate ze ouder worden, leren ze woorden zoals 'ochtend' en 'middag', en hun tijdsbeeld wordt gedetailleerder. Kleuters beginnen los te komen van het "hier en nu" en denken na over gebeurtenissen uit het verleden, en ze herkennen het cyclische karakter van tijd, zoals biologische ritmes [9](#page=9).
#### 5.2.2 Verschillen in tijdsbeleving tussen kleuter en volwassene
Volwassenen kunnen vooruit plannen, terwijl kleuters maximaal vandaag en morgen overzien. Volwassenen erkennen het onderscheid tussen subjectieve tijdsbeleving en objectieve kloktijd, terwijl kleuters dit besef nog niet hebben verworven. Voor kleuters is tijd gebonden aan hun eigen handelen en is het vaak verward met ruimte, afstand of grootte. Ze zijn nog niet in staat om verschillende momenten in tijd te coördineren, omdat hun denken gedomineerd wordt door waarneming [9](#page=9).
> **Tip:** Het experiment van Piaget met poppen die over tafel lopen illustreert hoe kleuters afstand met tijd kunnen verwarren, waarbij ze bijvoorbeeld zeggen dat een snellere pop langer heeft gelopen [10](#page=10).
### 5.3 Ontwikkeling van het tijdsbegrip
Het begrijpen van tijd is een langdurig proces dat gebaseerd is op het beleven en beseffen van:
* **Opeenvolging:** Het begrijpen dat de ene gebeurtenis de andere oproept, wat structuur brengt in het dagelijks leven (bv. na regen komt zonneschijn). Kinderen leren anticiperen en retrociperen [11](#page=11).
* **Tijdsduur:** Het ervaren hoe lang iets duurt, vaak subjectief beleefd, zoals bij wachten of honger hebben [11](#page=11).
* **Verandering:** Het herkennen van veranderingen bij zichzelf, anderen en de omgeving, van langzame (stenen) tot snelle (zeepsopbellen) processen [11](#page=11).
* **Verwoording:** Het benoemen van ervaringen om grip te krijgen op het begrip tijd, met woorden als 'later', 'nu', 'lang geleden' [11](#page=11).
* **Meting:** Het vergelijken van oud en nieuw ('kwalitatieve' meting) en het kwantitatief meten van duur met natuurlijke tijdmeters zoals een zandloper of klok [11](#page=11).
Het kunnen klokkijken betekent nog niet dat er sprake is van een echt tijdsbegrip. Het omgaan met de klok en kalender is cultureel belangrijk [11](#page=11).
Het ontwikkelen van "ontluikend historisch besef" gebeurt door het ontdekken en beleven van veranderingen, gekoppeld aan het plaatsen van gebeurtenissen in de eigen levensgeschiedenis [11](#page=11).
### 5.4 Kernbegrippen in verband met tijd bij kleuters
Bij kleuters groeit het tijdsbegrip vanuit persoonlijke belevingen. Ze schatten tijd subjectief in, afhankelijk van hun verwachting, stemming of interesse. Op driejarige leeftijd beginnen kleuters tijd te zien als iets doorlopend: 'nu', 'voor nu' en 'na nu' [12](#page=12).
#### 5.4.1 Tijdsinterval
Het tijdsinterval is de afstand tussen twee tijdstippen. Signalen zoals de schoolbel, een fluitje of handgeklap markeren het begin en einde van activiteiten. Ook het waarnemen van geluidsduur, zoals een slag op een gong versus een bloktrom, helpt dit te begrijpen [13](#page=13).
#### 5.4.2 Tijdsduur
Tijdsduur is de tijd die iets duurt en is een fundamentele bouwsteen van tijdsbegrip. Natuurlijke tijdmeters zoals een slinger, metronoom, zandloper of eierwekker kunnen worden gebruikt om tijdsduur te ervaren en te vergelijken. Het vergelijken van brandende kaarsen illustreert ook verschillende tijdsduren [13](#page=13).
#### 5.4.3 Tijdstip
Een tijdstip is het ogenblik waarop een gebeurtenis plaatsvindt. Voor kleuters is het moeilijk om tijdstippen te concretiseren. Het koppelen van tijd aan werkelijke gebeurtenissen ("Nu gaan we opruimen, dan spelen we poppenkast en daarna gaan we naar huis") of het gebruik van tekeningen/pictogrammen helpt hen hierbij [13](#page=13).
#### 5.4.4 Opeenvolging
Opeenvolging is de chronologische of lineaire volgorde van handelingen of gebeurtenissen. Dit kan worden gevisualiseerd met tekeningen of stappenplannen, zoals bij het plannen van vrije bezigheden of het aandoen van een jas. Het maken van dagplannen, waar activiteiten met een tekening naast elkaar worden gehangen, helpt kleuters om de opeenvolging van de dag te begrijpen. Het vertellen en rangschikken van ervaringen in de juiste chronologische volgorde, het leggen van losse prenten in logische volgorde, en het observeren van veranderingen in de natuur over de seizoenen heen dragen bij aan dit begrip [14](#page=14).
> **Voorbeeld:** Het samen opbouwen van een dag-, weer- en weekkalender helpt kleuters de opeenvolging van dag en nacht en de dagen van de week te ervaren [15](#page=15).
### 5.5 Algemene doelstellingen rond tijd in het onderwijs
De algemene doelstelling in het basisonderwijs is het ontwikkelen en vergroten van het dagelijks en historisch tijdsbewustzijn [15](#page=15).
* **Dagelijkse (cyclische) tijd:** Kinderen moeten greep krijgen op hun eigen tijd, gebeurtenissen kunnen situeren en ordenen, en hun eigen tijd kunnen plannen. Dit is essentieel voor zelfsturing en sociale redzaamheid [15](#page=15).
* **Historische (lineaire) tijd:** Kinderen moeten inzien dat het leven, inclusief hun eigen leven, sterk wordt beïnvloed door de tijd waarin men leeft. Ze leren hun eigen bestaan als historisch bepaald en bepalend te zien, en begrijpen dat de wereld van nu wordt gevormd door het verleden en bepalend is voor de toekomst [16](#page=16).
Erfgoededucatie speelt hierin een rol door kinderen aandacht en belangstelling te laten ontwikkelen voor cultureel erfgoed (materieel en immaterieel) en een positieve houding te ontwikkelen ten opzichte van het bewaren ervan [16](#page=16).
### 5.6 Minimumdoelen en vaardigheden
#### 5.6.1 Minimumdoelen Geschiedenis
* **Kennis van het verleden:** Kleuters moeten weten hoe mensen in de prehistorie, oudheid en hedendaagse tijd leefden en samenleefden, met aandacht voor ontwikkelingen, plaatsen, personen en groepen [18](#page=18).
* **Kennis van geschiedenis (Bronnengebruik):** Kleuters kunnen verschillende soorten bronnen uit het verleden benoemen [18](#page=18).
* **Historisch redeneren:** Kleuters kunnen veranderingen tussen verleden en heden benoemen [18](#page=18).
* **Chronologisch bewustzijn:** Kleuters kennen begrippen als 'heel lang geleden', 'lang geleden', 'nu', 'later', 'oud', 'nieuw' en kunnen gebeurtenissen en eigen ervaringen chronologisch ordenen [18](#page=18).
* **Reflectie en dialoog:** Kleuters kennen begrippen als 'mening', 'overleg', 'stemmen' en begrijpen waarom iets uit het verleden bewaard wordt [19](#page=19).
#### 5.6.2 Minimumdoelen Wiskunde (dagelijkse tijd)
* **Tijdstip en tijdsduur:** Kleuters kennen de dagen van de week en begrippen als 'eerder', 'vroeger', 'later', 'nu', 'gisteren', 'morgen', 'vandaag', 'de dag', 'de week', 'het jaar'. Ze kunnen gebeurtenissen chronologisch ordenen en de duur van een activiteit meten met een meetinstrument [19](#page=19).
#### 5.6.3 Vaardigheden
Aspecten van dagelijkse tijd worden geïntegreerd in diverse activiteiten en er is een systematisch aanbod, vaak in de 'onthaal en kalenders'-les. Dit omvat omgaan met herkenningstekens, vaste tijdskaders (daglijn, dagklok, weeklijn), verjaardagskalenders, weerkalenders en takenborden [20](#page=20).
Voor het ontwikkelen van historische tijd worden eerste essentiële begrippen aangereikt, zoals:
* Waarnemen, verzamelen, meten, identificeren [20](#page=20).
* Inventariseren, situeren, chronologisch ordenen, categoriseren [20](#page=20).
* Illustreren, construeren [20](#page=20).
* Informeren, rapporteren, formuleren, beschrijven [20](#page=20).
* Abstraheren, associëren, benoemen, verklaren [20](#page=20).
* Interpreteren [20](#page=20).
* Vertellen, dramatiseren [20](#page=20).
De volgende opbouw van begrippen in functie van tijdsaanduidingen wordt voorgesteld per kleuterklas (P=passief begrijpen, A=actief gebruiken):
Tijdmaat "dag"PK1K2K3eerst, danPAAAdaarna, daarvoorPPAAstraks, middag, voormiddag, namiddag, ’s morgens, ’s middags, ‘s avondsPPAAvroeger, laterPA--nu-AA-ochtend, avond, nacht-P--**Tijdmaat "week"**vandaagPPAAdag, nachtPAAAgisteren, morgenPA--deze weekPA--weekendPA--pas gebeurd, lang geledenPA--eergisteren, overmorgenP---volgende weekP---
#### 5.6.4 Kalenders en takenborden
Kalenders en takenborden nodigen kleuters uit om in concrete situaties tijdsbegrippen te verwoorden. Dagelijks wordt aandacht besteed aan het tijdsbesef, met vragen over welke dag, dagdeel, maand of week het is, en hoeveel nachten nog geslapen moet worden tot een speciale gebeurtenis. Spelen met de tijd aan het begin van de dag, met behulp van dagplannen, weekbanden, het vullen van flessen of het stapelen van dagdeelblokken, helpt kleuters houvast te vinden [21](#page=21).
##### 5.6.4.1 De daglijn en de weekkalender
* **Cyclische voorstelling van tijd:** Geeft het ritmische, steeds weerkerende karakter van tijd weer [22](#page=22).
* **Lineaire/chronologische voorstelling van tijd:** Stelt het verloop van tijd voor als een lijn waarop unieke gebeurtenissen worden weergegeven [22](#page=22).
Voor de jongste kleuters (onthaalklas, 2,5 jaar) is de tijdmaat "dag" centraal. De weekkalender overstijgt hun begripsvermogen. De daglijn wordt opgebouwd per halve dag, gevisualiseerd met symbolen (schoolfoto’s van activiteiten), waarbij begrippen als 'eerst' en 'dan' worden gebruikt. Na de middagpauze wordt de namiddag opgebouwd en verdwijnen de afbeeldingen van de voormiddag [22](#page=22) [23](#page=23).
Bij de allerjongsten kan een dag-nachtklok gebruikt worden, waarbij de wijzer overdag op 'dag' en 's avonds op 'nacht' wordt gezet [23](#page=23).
In de eerste kleuterklas (3-jarigen) wordt de daglijn, net als in de onthaalklas, per halve dag opgebouwd. Wanneer kinderen een volledige dag kunnen overzien, blijven de afbeeldingen van de voormiddag aanwezig [24](#page=24).
* * *
# Burgerschapszin en diversiteit in de kleuterklas
Dit onderwerp verkent de ontwikkeling van burgerschapszin bij kleuters, met nadruk op hun begrip van emoties, omgangsvormen, inspraak, kinderrechten en het belang van het omgaan met diversiteit in al haar vormen.
## 6.1 Tijdsbeleving en de ontwikkeling van tijdsbegrip
### 6.1.1 Oriëntatie in tijd en ruimte
Kleuters zijn van nature nieuwsgierig en staan open voor de wereld om hen heen. Deze openheid is essentieel voor hun ontwikkeling, waarbij ze zichzelf, anderen en de wereld leren kennen. Oriëntatie in de wereld omvat niet alleen ruimtelijke verkenning, maar ook het ontdekken van hun eigen plaats daarin. Tijd en geschiedenis spelen hierin een unieke rol, omdat geschiedenis het verhaal is van mensen die hun plaats in de wereld zoeken. Het vermogen van kleuters om zich in te leven in de handelingen van anderen is hierbij een belangrijk aandachtspunt, hoewel sommigen hen als egocentrisch beschouwen, onderschrijven anderen hun vermogen tot empathie. Het opgroeien naar volwassenheid is een proces van oriëntatie in het heden en de toekomst, waarbij het verleden een rol speelt in herinneringen en de vorming van de toekomst. Het is cruciaal om kinderen te helpen historische informatie en tijdsbeleving te integreren in hun eigen leven door verbanden te leggen tussen gebeurtenissen en hun eigen bestaan [7](#page=7).
### 6.1.2 Wat is tijd?
Tijd is een abstract, immaterieel en ongrijpbaar fenomeen dat indirect wordt waargenomen door veranderingen in de ruimte, zoals de lengte van een kaars of de jaarringen van een boom. Mensen hebben meetinstrumenten ontwikkeld om meer grip op tijd te krijgen, zoals klokken, die essentieel zijn in een complexe samenleving waar alles op elkaar moet worden afgestemd. Echter, echte grip op tijd blijft een illusie [8](#page=8).
Er wordt onderscheid gemaakt tussen:
* **Objectieve tijd:** De tijd gemeten door instrumenten, zoals klokken, die als nauwkeurig en voor iedereen gelijk wordt beschouwd [8](#page=8).
* **Subjectieve tijd:** De persoonlijke tijdsbeleving, waarin momenten een 'eeuwigheid' kunnen duren of juist 'in een tel' voorbij kunnen zijn. De tijdsbeleving van kinderen is vaak anders dan die van volwassenen; een schooljaar kan voor een kind langer lijken dan voor een volwassene. Deze cultureel bepaalde kloktijden staan soms haaks op het natuurlijke levensritme van mensen in andere culturen [8](#page=8).
* **Biologische tijd:** Fysiologische tijdritmes en biologische klokken in levende organismen, zoals dagelijkse, jaarlijkse of andere ritmes [8](#page=8).
### 6.1.3 De basis van onze tijdrekening en kalender
De huidige kalender is ontstaan in de Romeinse tijd, waarbij Julius Caesar de lengte van weken en maanden vaststelde en het schrikkeljaar introduceerde om het jaar te laten overeenkomen met het tropische jaar. In de 16e eeuw werd de kalender aangepast door paus Gregorius XIII om kleine fouten te corrigeren, waardoor jaren die deelbaar zijn door 100 maar niet door 400 geen schrikkeljaar worden [8](#page=8).
### 6.1.4 Tijd voor een kleuter
Voor kleuters is het leven een opeenvolging van activiteiten. Ze leren woorden zoals 'etenstijd' en 'bedtijd' om momenten aan te duiden, waarbij hun tijdsbegrippen sterk verbonden zijn met deze gebeurtenissen. Ze beginnen woorden als 'ochtend' en 'middag' te gebruiken en hun tijdsbeeld wordt gedetailleerder. Ze losser van het hier-en-nu en ontwikkelen een besef van de cyclische aard van tijd, wat zich uit in biologisch tijdsbesef door concrete ervaringen in de natuur [9](#page=9).
### 6.1.5 Verschillen in tijdsbeleving tussen kleuter en volwassene
Volwassenen kunnen vooruit plannen en begrijpen het concept van objectieve kloktijd, terwijl kleuters primair denken aan vandaag en morgen. Kleuters hebben nog geen concept van tijd als iets dat continu, gelijkmatig en onafhankelijk van hun handelen verloopt. Hun begrip van tijd is gebonden aan hun eigen handelen en is nog niet duidelijk onderscheiden van ruimtelijke begrippen, waarbij ze nog gedomineerd worden door waarneming en moeite hebben met het coördineren van verschillende tijdsmomenten. Piaget's experimenten met poppen illustreren hoe kleuters afstand en tijd kunnen verwarren [10](#page=10) [9](#page=9).
> **Tip:** Het is belangrijk om te beseffen dat het begrip tijd bij jonge kinderen nog in ontwikkeling is en sterk gekoppeld is aan concrete ervaringen en waarnemingen.
### 6.1.6 Proces van ontwikkeling van tijdsbegrip
Het ontwikkelen van tijdsbegrip is een langdurig proces dat gebaseerd is op de beleving van:
* **Opeenvolging:** Het besef dat gebeurtenissen elkaar opvolgen, wat ordening brengt in het dagelijks leven (bv. na regen komt zonneschijn). Dit stelt kinderen in staat te anticiperen [12](#page=12).
* **Tijdsduur:** Het ervaren dat iets kort of lang duurt, wat bijvoorbeeld tijdens wedstrijdjes, wachten op een verrassing of door honger en slaap wordt geleerd [12](#page=12).
* **Verandering:** Het waarnemen van veranderingen bij zichzelf, anderen en de omgeving, variërend in snelheid [12](#page=12).
* **Verwoording:** Het onder woorden brengen van ervaringen rondom opeenvolging, duur en verandering om meer grip te krijgen op het begrip tijd [12](#page=12).
* **Meting:** Het leren vergelijken van oud en nieuw, en het kwantitatief meten van duur met natuurlijke tijdmeters [12](#page=12).
Het kunnen klokkijken betekent niet automatisch dat er sprake is van echt tijdsbegrip; kinderen kunnen wijzers aflezen zonder het concept van tijd te begrijpen. Het omgaan met klok en kalender is echter cultureel onmisbaar en kleuters raken hier geleidelijk aan vertrouwd mee. Het ontwikkelen van 'ontluikend historisch besef' gebeurt door het ontdekken van continuïteit en verandering, gekoppeld aan het plaatsen van gebeurtenissen in de eigen levensgeschiedenis [12](#page=12).
### 6.1.7 Begrippen in verband met tijd
Kleuters schatten tijd subjectief in, afhankelijk van hun verwachting, stemming of interesse. Ze gebruiken soms woorden als 'uur' zonder een echt tijdsbegrip te hebben. Op driejarige leeftijd beginnen ze tijd als iets doorlopend te zien: 'nu', 'voor nu' en 'na nu'. Hun lichaampje is een hulpmiddel om tijd te ervaren door middel van beweging, tempoverschillen en vergelijkingen in verschillende spelen [13](#page=13).
#### 6.1.7.1 Vier belangrijke tijdsbegrippen
* **Tijdsinterval:** De afstand tussen twee tijdstippen, vaak gesignaleerd door instrumenten of materialen zoals de schoolbel, een fluit of handgeklap [13](#page=13).
* **Tijdsduur:** Hoe lang iets duurt, wat wordt aangegeven met instrumenten zoals een slinger, metronoom, zandloper of eierwekker. Vergelijkingen met brandende kaarsen kunnen ook helpen om tijdsduren te ervaren [14](#page=14).
* **Tijdstip:** Het moment waarop een gebeuren plaatsvindt. Kleuters hebben moeite met abstracte aanduidingen als 'straks' en hebben baat bij het koppelen van tijdstippen aan concrete gebeurtenissen. Het gebruik van pictogrammen en het visueel weergeven van het dagritme helpt [14](#page=14).
* **Opeenvolging:** De chronologische of lineaire volgorde van handelingen of gebeurtenissen. Dit kan worden uitgedrukt met tekeningen, stappenplannen of dagplanningen. Het terugkijken op gebeurtenissen, het navertellen van verhalen en het ordenen van prenten helpt bij het ontwikkelen van chronologisch bewustzijn. Het samen opbouwen van dag-, weer- en weekkalenders helpt bij het ervaren van de opeenvolging van dag en nacht en weekdagen [15](#page=15) [16](#page=16).
### 6.1.8 Minimumdoelen en vaardigheden
De minimumdoelen voor het ontwikkelen van tijdsbegrip omvatten zowel kennis van het verleden (geschiedenis) als vaardigheden in het omgaan met dagelijkse tijd (wiskunde) [18](#page=18) [19](#page=19).
#### 6.1.8.1 Geschiedenis minimumdoelen
* Kennis van het verleden: Inzicht in hoe mensen overleefden en samenleefden in de prehistorie, oudheid en hedendaagse tijd [18](#page=18).
* Bronnengebruik: Erkennen en benoemen van verschillende soorten bronnen uit het verleden [18](#page=18).
* Historisch redeneren: Opnoemen van veranderingen tussen verleden en heden [18](#page=18).
* Chronologisch bewustzijn: Kennis van begrippen als 'lang geleden', 'nu', 'oud', 'nieuw' en het chronologisch ordenen van gebeurtenissen en eigen ervaringen [19](#page=19).
* Reflectie en dialoog: Kennen van begrippen als 'mening', 'overleg', 'stemmen', en begrijpen waarom erfgoed bewaard wordt en dat sporen uit het verleden zichtbaar zijn in het heden [19](#page=19).
#### 6.1.8.2 Wiskunde (dagelijkse tijd) minimumdoelen
* Tijdstip en tijdsduur: Kennen van de dagen van de week, begrippen als 'eerder', 'later', 'vandaag', 'gisteren', 'morgen', en het kunnen chronologisch ordenen van gebeurtenissen en aftellen naar speciale gebeurtenissen. Kinderen moeten de duur van een activiteit kunnen meten met een meetinstrument [19](#page=19).
#### 6.1.8.3 Vaardigheden
In het kleuteronderwijs worden aspecten van dagelijkse tijd geïntegreerd in diverse activiteiten, zoals vertellen, poppenkast en kringmomenten. Een systematisch aanbod omvat het omgaan met herkenningstekens, vaste tijdskaders (daglijn, dagklok, weekkalender), verjaardagskalenders en takenborden. Het eerste begin voor het werken rond historische tijd wordt gelegd door het ontdekken dat er een leven 'voor hen' was en dat zijzelf, hun ouders en grootouders een 'verleden' hebben. Ontwikkelde vaardigheden omvatten waarnemen, verzamelen, meten, identificeren, inventariseren, situeren, ordenen, categoriseren, illustreren, construeren, informeren, rapporteren, formuleren, beschrijven, abstraheren, associëren, benoemen, elimineren, verklaren, interpreteren, vertellen en dramatiseren [20](#page=20).
### 6.1.9 De kalenders en tijdsindeling
Kalenders en takenborden worden gebruikt om kleuters in concrete situaties verschillende tijdsbegrippen te laten verwoorden. Bij de start van elke dag wordt aandacht besteed aan het groeiende tijdsbesef, zoals welke dag het is, welk dagdeel we starten, welke maand, en hoeveel nachten nog tot vakantie of een verjaardag. Het spelenderwijs omgaan met de tijd aan het begin van de dag helpt jonge kinderen houvast te vinden [21](#page=21).
Er zijn mogelijkheden om grote delen van de dag voor te stellen, zoals een dagplan met herkenning van het dagritme, een weekband, flessen vullen tot een bepaalde hoogte, dagdeelblokken stapelen of een venstertje openen voor elk volgend dagdeel [21](#page=21).
#### 6.1.9.1 Cyclische of lineaire voorstelling van de tijd
* **Cyclische voorstelling:** Benadrukt het ritmische, steeds terugkerende karakter van de tijd [21](#page=21).
* **Lineaire/chronologische voorstelling:** Stelt het verloop van tijd voor als een lijn waarop unieke gebeurtenissen worden weergegeven [21](#page=21).
Voor de jongste kleuters ligt de focus op de tijdmaat 'dag', omdat het begrip 'week' hun begripsvermogen nog overstijgt. De daglijn wordt gebruikt om functioneel en vaardig om te gaan met dag en nacht door middel van symbolen of pictogrammen die kinderen kunnen toepassen in spel en slaapmomenten. Het stapsgewijs ervaren van de opeenvolging van dag en nacht en van verschillende dagen (van maandagochtend tot vrijdagavond) helpt hen om zich bewust te worden van deze ritmes [22](#page=22).
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Tijdsbeleving | Het subjectieve ervaren van tijd, waarbij de waarneming van tijdsduur wordt beïnvloed door factoren zoals emoties, interesse of de aard van de activiteit. Dit staat tegenover objectieve tijdsmeting. |
| Cyclische voorstelling van tijd | Een manier om tijd weer te geven als een terugkerend ritme, zoals de opeenvolging van dag en nacht, de dagen van de week, of de seizoenen. Dit benadrukt het herhalende karakter van tijd. |
| Lineaire voorstelling van tijd | Een weergave van tijd als een voortschrijdende lijn, waarop unieke gebeurtenissen chronologisch worden geplaatst. Dit wordt vaak gebruikt voor historische tijdlijnen. |
| Tijdsinterval | De afstand tussen twee specifieke tijdstippen of gebeurtenissen. Dit concept helpt bij het structureren en meten van temporaliteit. |
| Tijdsduur | De lengte van de periode dat iets duurt. Dit kan zowel subjectief als objectief worden ervaren en gemeten. |
| Tijdstip | Het specifieke moment waarop een bepaalde gebeurtenis plaatsvindt of een toestand begint of eindigt. |
| Opeenvolging | De chronologische of logische volgorde waarin gebeurtenissen of handelingen elkaar opvolgen. Dit is een fundamentele bouwsteen voor het begrip van tijd. |
| Historisch tijdsbesef | Het vermogen om abstract te kunnen omgaan met tijd in de context van het verleden. Dit omvat het begrijpen van tijdsaanduidingen, tijdvakken en de chronologische ordening van historische feiten. |
| Historisch bewustzijn | Het besef van de blijvende en veranderende aspecten in het menselijk samenleven door de tijd heen. Het omvat inzicht in hoe de tijd het leven van mensen beïnvloedt. |
| Erfgoededucatie | Een vorm van educatie die cultureel erfgoed gebruikt als doel of middel, met als doel het ontwikkelen van aandacht en belangstelling voor het erfgoed en een positieve houding ten opzichte van het behoud ervan. |
| Weer | De toestand van de atmosfeer op een specifieke plaats en gedurende een korte periode, gekenmerkt door factoren zoals temperatuur, bewolking, wind en neerslag. |
| Klimaat | De gemiddelde toestand van de atmosfeer over een groot gebied en een lange periode, doorgaans gebaseerd op waarnemingen van minimaal 35 jaar. |
| Klimaatverandering | Een significante en langdurige verandering in de gemiddelde weerspatronen die het klimaat van een regio of de aarde als geheel bepalen, vaak toegeschreven aan menselijke activiteiten. |
| Duurzame ontwikkeling | Een ontwikkelingsmodel dat voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties in gevaar te brengen, gericht op het evenwicht tussen mens, milieu en economie. |
| Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG's) | Een reeks van 17 doelen, vastgesteld door de Verenigde Naties in de Agenda 2030, die wereldwijd gericht zijn op het creëren van een duurzamere maatschappij op economisch, sociaal en ecologisch vlak. |
| Weervoorspelling | Het proces van het voorspellen van de toekomstige toestand van het weer, gebaseerd op meteorologische waarnemingen, analyses van weerkaarten en computermodellen. |
| Weerwaarneming | Het systematisch registreren en analyseren van atmosferische verschijnselen, zoals temperatuur, luchtdruk, bewolking, neerslag en wind, met behulp van meetinstrumenten en zintuigen. |
| Fronten (meteorologie) | Grensgebieden tussen verschillende luchtmassa's met uiteenlopende eigenschappen zoals temperatuur en vochtigheid, die vaak weersveranderingen veroorzaken (bv. koufront, warmtefront). |
| Ruimte | Dat gedeelte van de omgeving dat door grenzen wordt bepaald en waarin men zich kan bevinden of bewegen. Dit kan concreet (werkelijke ruimte) of voorgesteld (afgebeelde, verkleinde, of abstracte ruimte) zijn. |
| Ruimtelijke oriëntatie | De vaardigheid om zich in de ruimte te oriënteren, inclusief het begrijpen van plaats, richting en afstand ten opzichte van zichzelf en objecten in de omgeving. |
| Lichaamsoriëntatie | Het proces waarbij het eigen lichaam wordt gebruikt als primair referentiepunt om ruimtelijke begrippen te ervaren en te begrijpen (subject-subject relatie). |
| Subject-object relatie | Een ruimtelijke relatie waarbij een voorwerp of locatie wordt beschreven ten opzichte van het eigen lichaam (het subject), met het subject als referentiepunt. |
| Object-object relatie | Een ruimtelijke relatie waarbij de positie, afstand of richting van een voorwerp wordt bepaald ten opzichte van een ander voorwerp, dat als referentiepunt dient (geocentrisch referentiesysteem). |
| Topografie | De studie van de kenmerken van de aarde en haar oppervlak, inclusief de beschrijving van landschappen, reliëfvormen en menselijke infrastructuur. |
| Verkeersopvoeding | Het proces van het aanleren van kennis, vaardigheden en attitudes die nodig zijn voor veilig en verantwoord gedrag in het verkeer, aangepast aan de ontwikkelingsfase van het kind. |
| Motorische vaardigheid | De bekwaamheid om bewegingen van het lichaam te coördineren en te beheersen, wat essentieel is voor deelname aan verkeerssituaties. |
| Ruimte- en tijdsperceptie | Het vermogen om ruimte en tijd correct te structureren en te interpreteren, wat cruciaal is voor het nemen van beslissingen in verkeerssituaties. |
| Burgerschapszin | Het geheel van waarden, kennis en vaardigheden die een individu in staat stellen om actief en verantwoord deel te nemen aan de samenleving. |
| Gender | Het sociale en culturele construct van mannelijkheid en vrouwelijkheid, inclusief de bijbehorende ideeën, verwachtingen en normen. Dit staat los van het biologische geslacht. |
| Seksesterotype | Vereenvoudigde en vaak overdreven ideeën over de kenmerken en gedragingen die typisch zijn voor mannen en vrouwen, wat kan leiden tot beperkingen in keuzes en kansen. |
| Gezin | Een sociale eenheid bestaande uit individuen die een verwantschapsband delen, zoals ouders en hun kinderen, en die samen een huishouden vormen. Er zijn diverse gezinsvormen mogelijk. |
| Huidskleur | De natuurlijke pigmentatie van de huid, die varieert tussen individuen en kan worden beïnvloed door genetische, geografische en omgevingsfactoren. |
| Cultuur | Een breed begrip dat verwijst naar gedeelde gewoonten, tradities, waarden, normen, geloofssystemen, taal en gedragingen van een groep mensen, die van generatie op generatie worden doorgegeven. |
| Handicap | Een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking die de normale ontwikkeling of deelname aan de maatschappij kan belemmeren. |
| Participatie | Het recht en de mogelijkheid van kinderen om hun mening te geven, deel te nemen aan besluitvorming en invloed uit te oefenen op zaken die hen aangaan. |
| Feit | Een uitspraak of gebeurtenis die objectief waarneembaar, meetbaar of bewijsbaar is en die niet afhankelijk is van persoonlijke opvattingen of interpretaties. |
| Mening | Een persoonlijke opvatting, oordeel of standpunt over iets, dat subjectief is en kan variëren tussen individuen. |
| Vooroordeel | Een mening die niet gebaseerd is op feiten of bewijs, maar op stereotypen of vooropgezette ideeën, en die vaak negatief of discriminerend van aard is. |