Cover
GEPUPO - 4,5,6.pdf
Summary
# De middeleeuwse stad als politieke en juridische entiteit
De middeleeuwse stad was een bloeiende socio-economische en politieke entiteit met een eigen juridische status, die steeds meer autonomie verwierf tegenover de landsheer.
## 1\. De middeleeuwse stad als politieke en juridische entiteit
### 1.1 De opkomst en bloei van steden
De stad was oorspronkelijk een centrum voor handel, wat al zichtbaar was in de Romeinse tijd met steden als Tongeren en Doornik. In de Germaanse periode ontstonden nieuwe kernen zoals Gent en Antwerpen, terwijl later in de middeleeuwen steden als Brugge, Brussel en Ieper een enorme bloei kenden. Deze bloei werd weerspiegeld in imposante architectuur zoals gotische stadhuizen, belforten en rijke kerken. De stedelijke bevolking groeide aanzienlijk; Gent was na Parijs de grootste stad ten noorden van de Alpen met ongeveer 50.000 inwoners [1](#page=1).
Vanaf de 11e eeuw werden nieuwe steden formeel erkend door vorsten of landsheren, met de oudste erkenningen in Hoei en Geraardsbergen. In de 12e en 13e eeuw verkregen steeds meer steden dergelijke keuren, wat bijdroeg aan een groeiend stedelijk zelfbewustzijn en fierheid, vaak uitgedrukt in symbolen en kunstwerken [1](#page=1).
### 1.2 Publiekrechtelijke erkenning en stadsrecht
De publiekrechtelijke erkenning van de stad was cruciaal en omvatte het "stadsrecht" en het specifieke statuut van de "stadsburgers" of "poorters". Dit statuut van steden bestaat in zekere zin nog steeds, zij het als een gewestbevoegdheid [1](#page=1).
Het stadsrecht kan formeel worden begrepen als het document of de gezegelde keure waarin de vorst of landsheer het statuut van de stad erkent. Materieel omvat het de juridische structuur van de stad, vastgelegd in charters en gewoonten, alsook het geheel van publiekrechtelijke en privaatrechtelijke regels die binnen de stad golden, met name voor poorters, ook buiten de stadsmuren [2](#page=2).
> **Tip:** Het principe "stadsrecht breekt landrecht" benadrukt de voorrang van stedelijke wetgeving boven regionale of landelijke wetten [1](#page=1).
De erkenning van het stadsrecht werd in principe door de keizer (Heilige Roomse Rijk) of koning (Frankrijk) verleend, maar in de praktijk oefenden de landsheren deze macht uit. De vorst of landsheer deed de iure afstand van bepaalde machten, wat feitelijk het vastleggen van een bestaande situatie betrof. Dit kon gebeuren door afgedwongen rechten, aankopen, of schenkingen. De verhouding tussen de vorst/landsheer en de stad was er een van een labiel evenwicht, waarbij steden in de Nederlanden en Italië aanzienlijke macht konden vergaren ten koste van de heer. Dit leidde tot frequente strijd tussen steden onderling en met hun graven [2](#page=2).
Voorbeelden van deze dynamiek zijn te zien in de Gentse stadskeure van 1191 en de latere opstanden van Gent tegen Filips de Goede en Karel V, die resulteerden in de Concessio Carolina, waarbij veel privileges werden afgenomen [2](#page=2).
### 1.3 De stadspoorter
De stadspoorter vormde de kern van de stedelijke gemeenschap en genoot een bijzonder statuut. De term "poorter" verwijst mogelijk naar de toegang tot waterwegen of de "burgt" waar de stad ontstond. Het poorterschap was niet primair gebaseerd op vermogen, maar kon verkregen worden door geboorte, huwelijk, koop, schenking door de vorst of stad, of door langdurig verblijf [2](#page=2).
Poorters waren dragers van politieke rechten en verkregen juridische voordelen, zoals berechting door de stedelijke schepenbank ("iudicium parium", oftewel rechtspraak door gelijken). Ze konden ook gebruikmaken van stedelijke voorzieningen en genoten fiscale voordelen, zoals vrijstelling van plattelandsbelastingen. Om hun statuut te behouden, konden er verplichtingen zijn zoals residentie, het betalen van poortersgeld, en militaire dienst voor mannen. Verlies van poorterschap kon optreden bij misdrijven of door elders poorter te worden. Het poorterschap werd vastgelegd in poortersboeken, wat genealogische opzoekingen vergemakkelijkte [2](#page=2).
Toegang tot bepaalde beroepen, zoals handelaar of lid van een ambacht of gilde, was vaak voorbehouden aan poorters [2](#page=2).
### 1.4 De machtsstructuren binnen de steden
De stedelijke organisatie vertoonde lokale verschillen, maar kende een grotendeels gelijkaardige structuur. Het bestuur was doorgaans in handen van burgemeesters en schepenen, die de iure door de vorst/landsheer werden aangesteld, maar de facto uit invloedrijke families, gilden of neringen kwamen. Deze benoemingen gebeurden vaak middels coöptatie of anciënniteit, met een jaarlijkse vernieuwing van het bestuur [3](#page=3).
Door de groeiende complexiteit ontstond er bureaucratisering met de inzet van juristen, raadspensionarissen en griffiers, vooral vanaf 1500 [3](#page=3).
De vorst of landsheer werd vertegenwoordigd door een baljuw, amman of meier, die fungeerde als "waakhond" van de vorst binnen de stad. Deze vertegenwoordiger werd door de vorst aangesteld en afgezet, rapporteerde aan de vorst en was verantwoordelijk voor de vervolging van misdrijven en de uitvoering van vonnissen. De opbrengsten van boetes werden vaak verdeeld tussen de stad en de vorst. De baljuw speelde ook een rol bij de eedaflegging van de schepenbank en had een belangrijke financiële functie via de baljuwsrekeningen, die een waardevolle bron van informatie vormen [3](#page=3).
De samenstelling van de schepenbank varieerde, maar bestond meestal uit zeven leden, soms uitgebreid naar negen. Deze schepenen konden worden onderverdeeld in verschillende soorten, zoals keurenschepenen en gedegen schepenen. Hun bevoegdheden waren onderverdeeld in eigenlijke of contentieuze zaken, en willige of oneigenlijke bestuurlijke taken [3](#page=3).
### 1.5 De steden in de politieke arena
Hoewel stedelijke autonomie bestond, was er altijd een vorstelijke vertegenwoordiger aanwezig. De steden speelden ook een belangrijke rol in de provinciale Staten, de volksvertegenwoordigingen die traditioneel bestonden uit geestelijkheid, adel en de derde stand (de steden). In Vlaanderen bestonden de Staten uit Brugge, Gent, Ieper en het Brugse Vrije. In Brabant waren dit Antwerpen, Brussel, Leuven en Den Bosch, samen met adel en clerus [3](#page=3).
De steden sloten vaak allianties voor de behartiging van hun gemeenschappelijke belangen, zoals te zien was in het Verdrag van 1339, een militaire en economische unie gericht tegen Franse dreiging. Dit illustreert de macht van steden om onafhankelijk van feodale banden politieke en militaire overeenkomsten te sluiten [3](#page=3).
> **Opmerking:** De Staten van Vlaanderen bestonden tot 1795, met wijzigingen in samenstelling door de eeuwen heen. De Staten van Brabant vertegenwoordigden de drie standen en vier steden. De rol van deze provinciale staten was significant in de bredere geschiedenis van de Nederlanden, vergelijkbaar met de Staten-Generaal [3](#page=3).
Er was echter ook aanzienlijke naijver tussen de verschillende steden, wat leidde tot conflicten, zoals de gebeurtenissen in Gent in 1302 en 1383, en de rivaliteit tussen grote en kleine steden, zoals tussen Gent en Brugge. Deze interne strijd kon leiden tot de neergang van invloedrijke steden zoals Ieper [3](#page=3).
* * *
# Het soevereiniteitsstreven van de vorst en de Graafschap Vlaanderen
Dit thema analyseert de pogingen van vorsten om hun macht te centraliseren en hun soevereiniteit te vestigen, met specifieke aandacht voor de strijd tegen concurrerende machten zoals de steden en de adel, en belicht de Guldensporenslag en de impact daarvan op het Graafschap Vlaanderen.
### 2.1 Het soevereiniteitsstreven van de vorst
Het streven naar soevereiniteit door vorsten kenmerkt zich door de poging om hun macht te centraliseren en concurrerende invloeden te onderdrukken. Vanaf de 11e eeuw, met de herontdekking van het Romeinse recht in Italië, namen vorsten geleerde juristen in dienst die de teksten zodanig interpreteerden dat de macht van de vorst werd benadrukt. Dit had als doel de territoriale vorst als de hoogste macht te positioneren, zowel extern als intern. Extern betekende dit dat er geen macht boven de soevereine vorst mocht staan (rex imperator in regno suo). Intern moest de vorst concurrerende machten binnen zijn territorium, zoals de adel en de steden, controleren. De vorst waande zich hierbij de machtigste (princeps legibus solutus), met Frankrijk als een typisch voorbeeld van een centralistische staat [4](#page=4).
#### 2.1.1 De koninklijke prerogatieven (regalia)
De koninklijke prerogatieven, ook wel regalia genoemd, omvatten de essentiële rechten en bevoegdheden die toebehoren aan de vorst. Deze omvatten onder andere het hoogste rechtgevende recht, het recht om wetten uit te vaardigen, het slaan van munten, het verlenen van genade en het uitgeven van adelbrieven. De vier leerlingen-glossatoren van Irnerius aan de Universiteit van Bologna hebben, met hun werk over de libri feudorum, bijgedragen aan de theorievorming rondom deze vorstelijke rechten. Naast deze "immateriële" regalia bestonden er ook "materiële" regalia, oftewel de koninklijke symbolen zoals de kroon, scepter en zwaard, die verbonden waren aan de koninklijke titel [4](#page=4).
#### 2.1.2 Het geval Filips IV van Frankrijk
Filips IV van Frankrijk (1285-1314) is een belangrijk voorbeeld van een vorst met een sterk soevereiniteitsstreven. Zijn regeerperiode werd gekenmerkt door diverse conflicten, waaronder met paus Bonifatius VIII en de Orde van de Tempeliers, alsook met Vlaanderen [4](#page=4).
* **Conflict met de Paus:** Filips IV slaagde erin om belastingen te heffen op de geestelijkheid en wist paus Bonifatius VIII te laten elimineren. Dit leidde tot een situatie waarin er een paus in Rome en een paus onder Franse controle in Avignon zetelde [4](#page=4).
* **Orde van de Tempeliers:** Filips IV beschuldigde de Tempeliers van ketterij, wat resulteerde in hun veroordeling en de confiscatie van hun goederen, die vervolgens naar de vorst gingen [4](#page=4).
* **Conflict met Vlaanderen:** De toenemende macht van de feodale onderdanen en de economisch sterke steden in Vlaanderen vormden een obstakel voor het absolute heerschappijstreven van Filips IV. De steden kozen in deze strijd de kant van de graaf van Vlaanderen, wat uiteindelijk leidde tot de Guldensporenslag [4](#page=4).
#### 2.1.3 Beperkingen van het vorstelijk absolutisme
Het vorstelijk absoluteitsstreven stuitte op aanzienlijke weerstand. De feodale gedachte, met het recht op verzet (ius resistendi) als onderdeel daarvan, hield in dat vorsten zich aan afspraken moesten houden. De economische macht van de steden en de blijvende invloed van de adel, die lid bleef van de vorstelijke raad, beperkten de absolute macht van de vorst. Ook ridderordes zoals de Johanieters en de Maltezers behielden hun invloed, evenals de Duitse Orde in de Baltische staten [4](#page=4).
### 2.2 Het Graafschap Vlaanderen en de Guldensporenslag
Het Graafschap Vlaanderen, met zijn sterke economische positie en zelfbewuste steden, vormde een complex gebied binnen de pogingen van de Franse koning om zijn soevereiniteit te consolideren.
#### 2.2.1 De Guldensporenslag .
De Guldensporenslag was een direct gevolg van het conflict tussen de Franse koning en de Vlaamse steden en graaf. De Franse koning beschouwde de graaf van Vlaanderen als een feodale vazal die niet langer trouw was, wat leidde tot een Frans-Vlaams conflict waarin de graaf en zijn zoon gevangen werden genomen. De stad Brugge, die onafhankelijkheid nastreefde, steunde de graaf en was de aanstichter van de Brugse Metten, waarbij Franse soldaten werden vermoord. Filips IV stuurde vervolgens een groot ridderleger naar Vlaanderen, wat de overgang van de feodaliteit naar de late middeleeuwen markeerde [5](#page=5).
> **Tip:** De Guldensporenslag is niet zomaar een gevecht, maar symboliseert de opkomst van stedelijke macht en het verzet tegen excessieve vorstelijke macht in de late middeleeuwen.
#### 2.2.2 Was het een "Vlaamse" zege?
Hoewel de Guldensporenslag de Vlaamse weerstand aantoonde, leidde deze niet tot volledige onafhankelijkheid van Frankrijk. Er bleven conflicten met Frankrijk, zoals blijkt uit het Verdrag van Athis-sur-Orge [5](#page=5).
* **Verdrag van Athis-sur-Orge:** Dit verdrag bepaalde dat een groot deel van het graafschap Vlaanderen onder Franse controle kwam te staan en legde zware herstelbetalingen op aan Vlaanderen. Dit betekende een aanzienlijke financiële last in de vorm van belastingen, georganiseerd via het "transport van Vlaanderen", een belastingsysteem waarbij elke stad diende bij te dragen. De indeling van het graafschap in stadskassen en kaselrijen, onderverdeeld onder dorpen, bleef grotendeels ongewijzigd [5](#page=5).
#### 2.2.3 Territorium van Vlaanderen en latere interpretaties
Het Verdrag van Athis-sur-Orge had ook tot gevolg dat Waals-Vlaanderen, inclusief steden als Rijsel, tijdelijk bij Frankrijk kwam. De strijd ging hierbij om macht en niet primair om taal. Het idee van de Guldensporenslag werd later, in de 19e eeuw tijdens de Romantiek, heropgevist door auteurs als Hendrik Conscience in zijn roman "De leeuw van Vlaanderen". Deze interpretaties, hoewel populair, kwamen niet altijd overeen met de historische realiteit [5](#page=5).
> **Example:** Hendrik Conscience's "De leeuw van Vlaanderen" was een bestseller die de Vlaamse identiteit versterkte, maar historisch gezien niet altijd accuraat was in zijn weergave van de gebeurtenissen en de motivaties van de betrokkenen.
De Vlaamse beweging en het IJzerfront in de 20e eeuw grepen terug op deze symboliek, wat de Vlaamse ontvoogding sterk beïnvloedde. De viering van de Vlaamse Feestdag op 6 juli (decreet van 6 juli 1973) is hier een direct gevolg van. De huidige symbolen van Vlaanderen, zoals de Vlaamse leeuw met rode tong en klauwen, de vlag en het lied, zijn direct verbonden met deze historische en culturele ontwikkelingen [5](#page=5).
#### 2.2.4 Betekenis van de naam en het territorium
De naam "Vlaanderen" is afgeleid van "Pagus Flandrensis", de oorspronkelijke streek rond Brugge. Het Graafschap Vlaanderen kende verschillende indelingen, waaronder Kroon-Vlaanderen (leen van de Franse koning) en Rijks-Vlaanderen (leen van het Duitse Rijk). Er bestond een onderscheid tussen Vlaanderen-flamingant en Vlaanderen-gallicant, waarbij het laatste verwijst naar Waals-Vlaanderen en de taal. Uiteindelijk verloor Vlaanderen Zeeuws-Vlaanderen in 1648 en Frans-Vlaanderen in 1713 [5](#page=5).
* * *
# Constitutionalisme en parlementarisme als machtsbeperkingen
Dit onderwerp onderzoekt hoe constitutionele en parlementaire ideeën zich hebben ontwikkeld als methoden om de vorstelijke macht in te perken, met specifieke aandacht voor historische documenten zoals de Magna Carta en de Blijde Inkomst, en de evolutie van het parlementarisme in de Nederlanden.
### 3.1 Constitutioneel: algemeen
Het concept van constitutioneel denken ontstond in de late middeleeuwen. Het werd gevoed door de weerstand van diverse groepen, waaronder steden, de hoge adel en de clerus, evenals stedelijke milities, tegen de toenemende macht van de vorst. Juridisch gezien vond dit zijn oorsprong in het feodale concept van het \_ius resistendi, het recht van het volk om zich tegen een vorst te verzetten [6](#page=6).
#### 3.1.1 Oorsprong en betekenis
Tussen 1500 en 1800 werd de vorstelijke soevereiniteit, zowel intern als extern, steeds sterker, wat kon leiden tot willekeur. Dit lokte weerstand uit van groepen die hun eisen formuleerden, zoals geïllustreerd door Jan zonder land en de Magna Carta. De relatie tussen overheid en burger werd gezien als een contract, waarbij minimale rechten schriftelijk werden vastgelegd en wederzijdse rechten en plichten in evenwicht moesten zijn [7](#page=7).
In het Romeinse recht was een 'constitutio' oorspronkelijk een algemene rechtsregel. Tegenwoordig kent men constitutioneel denken in twee betekenissen [7](#page=7):
* **Materiële zin:** Verwijst naar het territorium, de samenstelling van de staat en het samenspel tussen wetgeving, recht en bestuur [7](#page=7).
* **Formele zin:** Verwijst naar een grondwet die moeilijk te wijzigen is en fundamentele rechten en de staatsstructuur bevat [7](#page=7).
#### 3.1.2 Engeland: Magna Carta .
De Magna Carta, een voorloper van de Charter of Liberties uit 1100, ontstond uit een conflict tussen de prelaten en baronnen enerzijds en koning Jan I (Jan zonder land) anderzijds. De aanleiding was de weerstand tegen de pauselijke benoemingen, de dreiging met het opschorten van sacramenten en fiscale uitbuiting na de verloren slag bij Bouvines [7](#page=7).
##### Inhoud van de Magna Carta
De Magna Carta hield zich bezig met:
* Het stopzetten van concrete misbruiken, zoals successierechten [7](#page=7).
* Fundamentele vrijheden [7](#page=7).
* Het verbod op willekeurige straffen [7](#page=7).
* Het verbod op rechtsweigering of te hoge kosten voor toegang tot het gerecht, wat zorgde voor toegankelijkheid van het gerecht [7](#page=7).
* Het principe van 'due process of law', wat inhield dat er geen uitzonderingsprocedures waren en de gebruikelijke regels gevolgd moesten worden [7](#page=7).
##### Evaluatie van de Magna Carta
* **Negatief:** De tekst gold enkel voor "vrije" mannen en bood geen materiële garanties dat de koning zich aan de tekst zou houden. Hoewel er een 'enforcement clause' was met toezicht door de baronnen, werd deze nooit toegepast. De paus verklaarde de Magna Carta ongeldig omdat deze onder dwang was afgedwongen [8](#page=8).
* **Positief:** De Magna Carta markeerde het begin van een teksttraditie. Ze werd in de 17e eeuw heroverd door tegenstanders van de koning om toegevingen te verkrijgen. Engeland heeft geen formele grondwet, maar de Magna Carta en latere wetten hadden grote invloed op de Amerikaanse en Europese grondwetten rond 1800 [8](#page=8).
#### 3.1.3 Latere Engelse ontwikkelingen
De Magna Carta inspireerde latere belangrijke documenten:
* **Petition of Right:** Het parlement weigerde geld en vreesde voor de koninklijke macht. Deze petitie eiste dat de koning de wetten en gewoonten volgde [8](#page=8).
* **Habeas Corpus Act:** Verbod op willekeurige opsluiting en misbruik van voorlopige hechtenis, met een garantie dat zaken zo snel mogelijk voor de rechtbank komen [8](#page=8).
* **Bill of Rights:** Na de Glorious Revolution, waarbij de Stuarts werden verdreven en Willem III en Maria II aan de macht kwamen, werd de macht bij het parlement gelegd. De vorst mocht de wet niet schorsen, niet buiten de wet regeren, zichzelf niet boven de wet stellen, geen te hoge borgsommen vragen en geen wrede en ongewone straffen toepassen [8](#page=8).
#### 3.1.4 Constituties in de Zuidelijke Nederlanden
In Brabant waren er meer constitutionele initiatieven dan in Vlaanderen.
* **Blijde Inkomst/intrede:** Dit was een belangrijke tekst voor het hertogdom Brabant en bleef geldig tot 1795, hoewel niet altijd afdwingbaar. Het werd afgedwongen door steden en adel in ruil voor steun en wegens het uitsterven van de dynastie. De tekst werd bekrachtigd tijdens de inhuldigingsceremonie, wat een herbevestiging van de verdragsmonarchie inhield [8](#page=8).
##### Inhoud van de Blijde Inkomst
De Blijde Inkomst bevatte bepalingen zoals:
* Het niet splitsen van het hertogdom (vergoeding voor zusters) [9](#page=9).
* Het intact houden van het grondgebied (domeinen niet scheiden) [9](#page=9).
* Het voeren van oorlog enkel met toestemming van de clerus, adel en steden [9](#page=9).
* Niet-uitlevering van Brabanders en het gebruik van eigen (Brabantse) ambtenaren [9](#page=9).
* Een soevereine justitieraad (de Raad van Brabant) [9](#page=9).
De afdwingbaarheid was echter beperkt [9](#page=9).
* **Charter van Kortenberg:** Een voorloper van de Blijde Inkomst, dat redelijke belastingen, eerlijke rechtspraak en controle door de Raad van Kortenberg regelde. Het weerstandsrecht was van toepassing indien de hertogen zich er niet aan hielden [9](#page=9).
### 3.2 Parlementarisme
#### 3.2.1 Terminologie
De term 'parlement' heeft verschillende historische betekenissen:
* **Latijn "parliamentum":** Oorspronkelijk een plechtige bijeenkomst waar iets besproken werd, met een overlap met rechtbanken waar rechters overlegden [9](#page=9).
* **Frankrijk:** De Franse 'parlements' waren de hoogste vorstelijke gerechten, met functies als contentieuze en willige rechtspraak, advies en publicatie van wetgeving. Het Parlement de Paris was het belangrijkste [9](#page=9).
* **De Nederlanden:** De term 'parlement' ontstond uit de 'curia' (raad van leenmannen, familie, abten, bisschoppen) en evolueerde naar een grotere raad ('consilium'). Dit leidde tot specialisatie, zoals de oprichting van een rekenkamer en de 'Raad van Vlaanderen' [10](#page=10).
* **Parlement van Mechelen:** Ontstond in 1473 onder de Bourgondiërs en fungeerde als hoogste rechtbank in de Nederlanden tot de afschaffing in 1795, hoewel de Grote Raad van Mechelen vanaf 1506 de belangrijkste rechterlijke instantie werd [10](#page=10).
* **Parlement van Vlaanderen:** Bestond voor de door Lodewijk XIV veroverde delen van Vlaanderen (1668-1713/1790) [10](#page=10).
Historisch gezien heeft de term 'parlement' dus twee betekenissen: een rechtbank en een volksvertegenwoordiging [10](#page=10).
#### 3.2.2 Volksvertegenwoordigende vergadering
Een volksvertegenwoordigende vergadering heeft specifieke namen (bv. Doema, Knesset, Congress) en verschilt van een privaatrechtelijke voogd of handelsvertegenwoordiger. In publiekrechtelijke zin heeft de vertegenwoordiger een mandaat dat het gezag legitimeert. In het Ancien Régime was er geen vrije keuze van deze vertegenwoordigers [10](#page=10).
##### De Zuidelijke Nederlanden
In de Zuidelijke Nederlanden bestonden er drie standen (clerus, adel, derde stand) zonder tweekamerstelsel [11](#page=11).
* **Bevoegdheden:** Goedkeuren van beden (geldelijke middelen), controle op openbare werken, goedkeuren van oorlogsverklaringen en allianties, ceremoniële erkenning van de vorst en het verzekeren van privileges [11](#page=11).
* **Organisatie:** Bestonden uit gewestelijke staten (provinciaal) en de Staten-Generaal (voor de volledige Nederlanden) [11](#page=11).
* **Kenmerken:** Stugge instellingen, een imperatief mandaat (afgevaardigden waren gebonden aan instructies van hun achterban) en vereisten unanimiteit. Ze hadden geen permanent karakter, hoewel er vanaf 1674 een bestendige deputatie bestond [11](#page=11).
* **Staten van Vlaanderen:** Ontstonden in de 12e eeuw en bestonden oorspronkelijk uit de 'vier leden' (Brugge, Gent, Ieper en Brugse Vrije), later aangevuld met de clerus. Vanaf 1674 werd dit de 'bestendige deputatie' [11](#page=11).
* **Staten-Generaal:** Kwamen voor het eerst samen in 1464. Ze kwamen bijeen op bevel van de vorst, zelden, hadden een tijdelijk karakter, een imperatief mandaat en verbonden enkel hun eigen provincie [12](#page=12).
#### 3.2.3 Vertegenwoordiging en democratie
Het concept van vertegenwoordiging is niet per definitie democratisch. Het democratisch gehalte van een regime wordt bepaald door [12](#page=12):
* **Kiesrecht:** De mate waarin burgers aan het beleid kunnen deelnemen [12](#page=12).
* **Omvang van bevoegdheden:** De mate waarin de vertegenwoordiging invloed heeft op het beleid [12](#page=12).
* **Duur, aanstelling en aard van het mandaat:** Een vrij mandaat wordt als democratischer beschouwd dan een imperatief mandaat [12](#page=12).
Een materiële democratie vereist bovendien randvoorwaarden zoals minimale intellectuele ontwikkeling, vrije media, een publiek debat, effectief beschermde fundamentele rechten en interesse en engagement van de burgers [13](#page=13).
* * *
# De hergeboorte van de rechtswetenschap en de evolutie van het recht
Dit thema onderzoekt de heropleving van de rechtswetenschap vanaf de 12e eeuw, met een focus op de invloed van Romeins en canoniek recht, de ontwikkeling van wetgeving, bureaucratie en het strafrecht, evenals de processen van codificatie en humanisering van het recht.
### 4.1 De renaissance van de rechtswetenschap in de 12e eeuw
De 12e eeuw markeerde een aanzienlijke culturele omwenteling die ook de juridische wereld diepgaand beïnvloedde. De rechtswetenschap beleefde een wedergeboorte, gekenmerkt door de studie van het 'ius commune', het geleerde, gemeenschappelijke en geschreven recht [13](#page=13).
#### 4.1.1 De invloed van Romeins en canoniek recht
* **Herontdekking van het Romeinse Recht:** De studie van het Corpus Iuris Civilis (C.I.Civ.) werd in Bologna hervat door de school van de glossatoren, waaronder Irnerius, en later de commentatoren. Dit geleerde recht, afkomstig van de Romeinen, vormde de basis van het 'ius commune' [13](#page=13) [14](#page=14).
* **Canonistiek:** Gelijktijdig werd het canonieke recht bestudeerd, met het Decretum Gratiani als een belangrijke samenvatting van kerkelijke wetten (#page=13, 14). Gratianus' werk was fundamenteel voor de canonistiek en de studie van kerkelijk recht [13](#page=13) [14](#page=14) [18](#page=18).
* **Geleerd vs. Ongeschreven Recht:** Het onderscheid tussen het geschreven, geleerde recht (Romeins en canoniek) en het ongeschreven gewoonterecht werd cruciaal. Het 'ius commune' werd in subsidiaire orde toegepast wanneer het gewoonterecht tekortschoot [14](#page=14) [17](#page=17).
#### 4.1.2 De (her)geboorte van de wetgeving
* **Vroege Middeleeuwen:** Wetgeving speelde een beperkte rol, voornamelijk via capitularia ter bijsturing van gewoonterecht en ad hoc privileges (#page=13, 14) [13](#page=13) [14](#page=14).
* **Late Middeleeuwen:** Wetgeving werd een instrument voor soevereiniteitsstreven. Er was sprake van punctuele interventie door de vorst, ondersteund door de opkomst van vorstelijke kanselarijen en ambtenarij. De concepten van 'ius romanum' en 'ius civile' werden geïntegreerd in de wetgeving, waarbij de wil van de vorst als wet werd beschouwd [14](#page=14).
* **Centripetaal Karakter:** De wetgeving kreeg een centripetaal karakter, wat betekende dat macht steeds meer naar het centrum trok [14](#page=14).
#### 4.1.3 Begin van bureaucratisering
De groeiende hoeveelheid geschreven recht en de ontwikkeling van universiteiten met juridische faculteiten (romanisten, legisten, canonisten) droegen bij aan bureaucratisering [14](#page=14).
* **Universiteiten en Juridische Beroepen:** De oprichting van universiteiten en de studie van 'ius utriusque' (beide rechten) leidde tot de specialisering van juristen en het ontstaan van juridische beroepen [14](#page=14).
* **Verschriftelijking:** Het recht werd steeds meer schriftelijk vastgelegd, wat bijdroeg aan rechtszekerheid. Kerkelijke rechtbanken (officialiteiten) waren hierin voorlopers, gevolgd door wereldlijke rechtbanken [14](#page=14).
* **Specialisering en Instellingen:** Juristen specialiseerden zich, wat leidde tot de opsplitsing van rechtstakken zoals publiekrecht, privaatrecht en strafrecht. De ontwikkeling van centrale instellingen zoals raden (bv. Raad van Vlaanderen, Grote Raad van Mechelen) en het invoeren van hoger beroep waren instrumenten voor machtsuitoefening en centralisatie [14](#page=14) [15](#page=15).
* **Advocaat en Procureur:** De functies van advocaat en procureur evolueerden, waarbij de advocaat steeds meer een breder takenpakket kreeg, terwijl de procureur zich meer op administratief werk richtte [15](#page=15).
#### 4.1.4 Invloed op het strafrecht
De hergeboorte van de rechtswetenschap had een diepgaande invloed op het strafrecht, wat leidde tot de ontwikkeling van een individueel schuldstrafrecht [16](#page=16).
* **Reactie op Germaans Systeem:** De canonieke en Romeinse rechtspraak reageerden op het Germaanse systeem van familiale leedvergelding [16](#page=16).
* **Intentie belangrijker dan Gevolg:** De intentie ('will') van de dader werd belangrijker dan het gevolg van de daad, wat voortkwam uit het concept van 'zonde' in het canonieke recht en de Romeinse uitspraak 'in maleficiis voluntas spectatur, non exitus'. Dit leidde tot schuld- en wilsaansprakelijkheid [16](#page=16).
* **Individuele Schuld:** De focus verschoof naar de individuele schuld, in plaats van de straf van de hele familie [16](#page=16).
* **Functie van Straf:** Canonisten en romanisten verschilden van mening over de functie van straf. Romanisten benadrukten de exemplarische functie (afschrikking) via 'libri terribiles', terwijl canonisten inkeer en boetedoening (bv. strafbedevaarten, gevangenis) nastreefden [16](#page=16).
* **Romano-Canonieke Procedure:** De inquisitoire procedure, waarbij de overheid (Openbaar Ministerie) de vervolging initieert, werd geïntroduceerd [16](#page=16).
* **Systeem van Legale Bewijzen:** Het systeem van legale bewijzen verving irrationele bewijzen zoals godsbewijzen. Bekentenis, verkregen door middel van een pijnlijk verhoor (tortuur), werd beschouwd als vol bewijs. De waarde van bewijsmiddelen werd bij wet vastgelegd [17](#page=17).
#### 4.1.5 Oorzaken van het succes van het geleerde recht
Het succes van het Romeinse en canonieke recht was te danken aan een samenloop van factoren:
* **Vele Kanalen:** Terminologie, concepten, regels en indelingen werden via diverse kanalen overgenomen, waaronder wetgeving, rechtsleer (door manuscriptofilie en boekdrukkunst), en formulierboeken [17](#page=17).
* **Universeel Karakter:** Het 'gemeen recht' bood een gemeenschappelijke rechtstraditie die handel en interactie vergemakkelijkte [17](#page=17).
* **Politieke Invloed:** Vorsten maakten gebruik van het geleerde recht om hun macht te centraliseren ('princeps legibus (ab)solutus', 'quod principi placuit legis habet vigorem') [17](#page=17).
* **Culturele Idealen:** De Romeinse cultuur diende als ideaalbeeld [17](#page=17).
* **Economische Context:** Internationale handel speelde een rol [17](#page=17).
* **Professionele Belangen:** Juristen verdienden geld met het voeren van processen, wat de noodzaak van juridische kennis benadrukte [17](#page=17).
### 4.2 Een vernieuwde Kerk
De kerk onderging ingrijpende hervormingen die haar juridische en politieke rol versterkten.
#### 4.2.1 De Gregoriaanse hervorming en de investituurstrijd
* **Oorzaken:** De verbrokkeling door de feodaliteit, waarbij kerkelijke ambten op feodale basis werden verleend, maakte de kerk tot speelbal van adellijke macht [18](#page=18).
* **Gregoriaanse Hervorming:** Paus Gregorius leidt een interne hervorming tegen simonie, nepotisme en nicolaïsme, gericht op het uitbannen van misbruiken en het versterken van de hiërarchische organisatie van de kerk [18](#page=18).
* **Investituurstrijd:** De strijd over de investituur (het bekleden van kerkelijke ambten) markeerde de spanning tussen paus en keizer. De tweezwaardenleer, reeds beschreven door paus Gelasius in de 5e eeuw, legde het fundament voor de scheiding van kerk en staat, met spiritualia onder de paus en temporalia onder de keizer. Het Concordaat van Worms was een belangrijk compromis [18](#page=18).
#### 4.2.2 Het canonieke recht (van religie naar recht)
Het canonieke recht, aanvankelijk gebaseerd op 'geopenbaarde' teksten en geschriften van kerkvaders, ontwikkelde zich tot een juridisch systeem [18](#page=18).
* **Bouwstenen:** De Bijbel, geschriften van kerkvaders (bv. Augustinus' 'De Civitate Dei'), gewoonterecht en pauselijke beslissingen vormden de basis [18](#page=18).
* **Terminologie:** Aanvankelijk werd Romeinse terminologie gebruikt, later eigen termen zoals 'decretum', 'rescriptum', 'constitutio' en 'decretales'. Concilies produceerden 'canones' [18](#page=18).
* **Studie:** De studie vond plaats aan universiteiten, met het Decretum Gratiani als een sleutelwerk. Canoniek recht had zowel interne kerkelijke als wereldlijke nut, bijvoorbeeld op het gebied van personen- en familierecht, en testamenten [19](#page=19).
* **Ecclesia sub lege romana vivit:** De kerk organiseerde zich op Romeinse leest, met kanselarijen en een eigen procedure, de 'romano-canonieke' procedure [19](#page=19).
### 4.3 Codificatie en humanisering van het recht
De evolutie van het recht in de vroegmoderne tijd werd gekenmerkt door toenemende schriftuur, eenmaking en een geleidelijke humanisering van het strafrecht.
#### 4.3.1 Verschriftelijking
De verschriftelijking, zowel de facto (meer geschreven documenten) als de iure (verplichting tot schriftuur), speelde een cruciale rol [29](#page=29).
* **De Facto Verschriftelijking:** Invloeden zoals humanisme, renaissance, de overgang van zegeling naar handtekening, papierproductie en de boekdrukkunst leidden tot meer schriftelijke uitingen zoals registratie en archivering [29](#page=29).
* **De Iure Verschriftelijking:** Het recht zelf verplichtte verschriftelijking, zichtbaar in formele rechtsbronnen, kenbronnen, bewijsmiddelen en instellingen [29](#page=29).
* **Formele Rechtsbronnen:** De wetgeving nam een steeds prominentere rol in, met een toename van \_motu proprio wetgeving en een focus op privaatrecht. De rol van 'ius proprium' (eigen recht) werd belangrijker [29](#page=29).
* **Rechtspraak:** De romano-canonieke procedure bevorderde schriftelijke vastlegging, met name door het 'proces in scriptis' ter voorbereiding op hoger beroep. Het drukken van rechtspraakverzamelingen werd ook belangrijk [29](#page=29).
* **Rechtsleer:** De ontwikkeling van de rechtsleer, mede dankzij de boekdrukkunst, droeg bij aan de verspreiding en systematische ordening van juridische kennis [29](#page=29).
#### 4.3.2 Codificatie en homologatie van gewoonterecht
De codificatie en homologatie van gewoonterecht waren essentieel voor rechtszekerheid en eenmaking [30](#page=30).
* **Oorzaken:** De pijnpunten van gewoonte (moeilijk te bewijzen, versnipperd, niet wetenschappelijk, geen machtsgreep) noodzaakten een systematische optekening [30](#page=30).
* **Proces:** Diverse bevelen in Frankrijk en de Nederlanden (vanaf Karel V) leidden tot codificatie. Dit resulteerde in rechtszekerheid en eenmaking op verschillende niveaus (dorp, stad, gewest) [30](#page=30).
* **Verwetenschappelijking:** De codificatieprocedure en subsidiariteit droegen bij aan de wetenschappelijke benadering van het recht [30](#page=30).
#### 4.3.3 Eenmaking van het recht
De eenmaking van het recht was eerder een gevolg dan een doel, bewerkstelligd via diverse formele rechtsbronnen [30](#page=30).
* **Wet en Costume:** Gelijksoortige wetgeving en costume bevorderden de eenmaking [30](#page=30).
* **Rechtspraak:** De rol van hogere rechtbanken en rechtspraakverzamelingen speelde een sleutelrol [30](#page=30).
* **Rechtsleer:** De inwerking van Romeins recht op het eigen recht (ius proprium), zoals zichtbaar bij Zypaeus, Grotius en Pothier, droeg bij aan de eenmaking [30](#page=30).
#### 4.3.4 Evolutie van het strafrecht
Het strafrecht kende een ontwikkeling van een inhumaan naar een meer gehumaniseerd systeem.
* **Inhumaan Strafrecht:** In de late Middeleeuwen en de vroege Nieuwe Tijd kende het strafrecht een wreed karakter met tortuur, schand-, lijf- en doodstraffen. Oorzaken hiervan waren absolutisme, het geleerde recht (libri terribiles), de renaissance, sociologische breuklijnen, psychologische factoren, en institutionele gebreken (bv. venaliteit van ambten). De Criminele Ordonnanties van Filips II (Alva) betonneren de inquisitoire procedure [30](#page=30).
* **Humanisering:** Cesare Beccaria's werk "Over misdaden en straffen" was baanbrekend. Hij pleitte voor gelijkheid van straffen, proportionaliteit, \_nulla poena sine lege, afschaffing van de doodstraf en de wettelijke bewijzen en tortuur. Goswin De Fierlant had ook invloed op de humanisering in de Zuidelijke Nederlanden [31](#page=31).
> **Tip:** Begrijpen hoe de studie van het Romeinse en canonieke recht de basis legde voor moderne juridische concepten is cruciaal. Let op de overgang van familiaal naar individueel strafrecht en de rol van de intentie.
> **Example:** De invoering van het 'proces in scriptis' voor hoger beroep is een direct gevolg van de behoefte aan rechtszekerheid en controle, wat de verschriftelijking van het recht bevorderde [15](#page=15).
> **Example:** De kritiek van Beccaria op tortuur en wettelijke bewijzen is een hoogtepunt in de humanisering van het strafrecht, voortkomend uit Verlichtingsidealen [31](#page=31).
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Stadsrechten / Stadsprivileges | Dit zijn de officiële documenten en gewoonten die de juridische status van een stad en haar inwoners, de poorters, vastlegden. Ze verleenden de stad een aparte juridische status en de mogelijkheid tot zelfbestuur met eigen organen voor bestuur en rechtspraak, wat inhield dat het stadsrecht boven het landrecht ging. |
| Poorter | Een poorter was een inwoner van een middeleeuwse stad die genoot van speciale politieke en juridische rechten en plichten, vaak verworven door geboorte, huwelijk, koop of schenking. Dit statuut gaf hen toegang tot stedelijke voorzieningen, bepaalde beroepen en juridische voordelen, zoals berechting door de stedelijke schepenbank. |
| Stadskeure | Een stadskeure is het formele document, vaak een gezegelde oorkonde, waarin de vorst of landsheer het statuut van een stad erkende. Dit document vormde de basis voor de materiële constitutie van de stad en bevatte de publiek- en privaatrechtelijke regels die binnen de stad golden. |
| Stadsrecht (materieel) | Dit verwijst naar de juridische structuur van de stad, vastgelegd in charters en gewoonten. Het omvat het geheel van publiek- en privaatrechtelijke regels die binnen de stad gelden en van toepassing zijn op de poorters, zelfs buiten de stadsgrenzen. |
| Schepenbank | Een rechtbank binnen een stad, bestaande uit schepenen en soms gezworenen, die rechtsprak over geschillen en misdrijven. De schepenbank fungeerde als de stedelijke rechterlijke macht, vaak bestaande uit medepoorters, wat zorgde voor berechting door gelijken ("iudicium parium"). |
| Landsheer | De hoogste feodale heerser over een bepaald gebied, zoals een hertog of graaf, die zeggenschap had over de steden binnen zijn domein. De verhouding tussen de landsheer en de stad was vaak een complex en labiel evenwicht, waarbij de stad probeerde haar autonomie te behouden. |
| Baljuw | Een vertegenwoordiger van de vorst of landsheer in een stad, aangesteld om toezicht te houden op de naleving van het vorstelijk gezag. De baljuw trad op als "waakhond" van de vorst, rapporteerde aan hem, vervolgde misdrijven en voerde vonnissen uit. |
| Gemeenschappelijk | In de context van de middeleeuwse steden verwijst "gemeenschappelijk" naar de belangen die de steden deelden en die hen ertoe aanzetten om samen te werken, bijvoorbeeld via allianties of verdragen, om hun politieke en economische positie te versterken. |
| Staten (volksvertegenwoordiging) | De Staten waren vergaderingen van de vertegenwoordigers van de drie standen: geestelijkheid, adel en de derde stand (stedelijke burgerij). Deze provinciale Staten speelden een belangrijke rol in de politieke geschiedenis van de Nederlanden, waarbij de steden via hun vertegenwoordigers invloed uitoefenden. |
| Term | Definitie |
| Soevereiniteitsstreven | De poging van een vorst om zijn absolute macht te vestigen en te vergroten, door interne en externe concurrerende machten te onderdrukken en de eigen autoriteit als ultieme wetgever en machthebber te vestigen. |
| Regalia | De koninklijke voorrechten en symbolen die de macht en autoriteit van de vorst vertegenwoordigen, zoals het recht om wetten te maken, munten te slaan, gratie te verlenen en adel te verlenen. |
| Rex imperator in regno suo | Een Latijnse uitdrukking die betekent "koning is keizer in zijn eigen rijk". Dit principe benadrukt dat de vorst geen externe macht boven zich hoeft te erkennen en dat zijn autoriteit binnen zijn eigen territorium absoluut is. |
| Princeps legibus solutus | Een Latijnse uitdrukking die betekent "de vorst staat boven de wet". Dit concept stelt dat de vorst niet gebonden is aan de wetten die hij zelf heeft uitgevaardigd, wat zijn machtspositie verder versterkt. |
| Feodale gedachte (ius resistendi) | Het principe binnen het feodale systeem dat stelt dat leenmannen het recht hebben zich te verzetten tegen een vorst die zich niet aan de afspraken houdt, wat een belangrijke beperking vormde op het absolute machtsstreven van de vorst. |
| Guldensporenslag | Een veldslag die plaatsvond in 1302 tussen het Franse leger en de Vlaamse milities, waarbij de Vlamingen, gesteund door de steden en de graaf, een belangrijke overwinning behaalden tegen de pogingen van de Franse koning om zijn macht in Vlaanderen te versterken. |
| Verdrag van Athis-sur-Orge | Een verdrag gesloten in 1305 na de Guldensporenslag, dat tot gevolg had dat een groot deel van het graafschap Vlaanderen onder Franse controle kwam te staan en dat Vlaanderen zware herstelbetalingen moest doen aan Frankrijk. |
| Pagus flandrensis | De oorspronkelijke streek rond Brugge waar het Graafschap Vlaanderen is ontstaan; de naam Vlaanderen is hiervan afgeleid en verwijst primair naar dit kerngebied. |
| Kroon-Vlaanderen / Rijks-Vlaanderen | Een onderscheid binnen het historische Vlaanderen, waarbij Kroon-Vlaanderen leenroerig was aan de Franse koning en Rijks-Vlaanderen leenroerig was aan de keizer van het Heilige Roomse Rijk, wat leidde tot complexe politieke loyaliteiten. |
| Vlaanderen-flamingant / Vlaanderen-gallicant | Een onderscheid dat verwijst naar de culturele en taalkundige scheiding binnen het historische graafschap, waarbij "gallicant" verwees naar de Franstalige gebieden (zoals Waals-Vlaanderen) en "flamingant" naar de Nederlandstalige gebieden. |
| Constitutionalisme | Het idee dat de macht van de overheid beperkt moet worden door fundamentele rechten en een staatsstructuur die in een grondwet is vastgelegd, ter voorkoming van willekeur. |
| Parlementarisme | Een politiek systeem waarin een vertegenwoordigend orgaan, het parlement, een centrale rol speelt in de wetgeving en controle op de uitvoerende macht. |
| Magna Carta | Een Engelse oorkonde uit 1215, opgesteld na druk van baronnen op Koning Jan Zonder Land, die fundamentele rechten en vrijheden vastlegde en de willekeur van de vorst moest beperken. |
| Ius resistendi | Het feodale recht op verzet, dat inhield dat het volk zich tegen een vorst mocht verzetten wanneer deze zijn plichten verwaarloosde of te veel macht uitoefende. |
| Soevereiniteit | Het hoogste gezag van een staat, zowel intern (binnen de eigen grenzen) als extern (onafhankelijkheid van andere staten), wat na de middeleeuwen leidde tot willekeur door vorsten. |
| Charter of Liberties | Een Engelse oorkonde uit 1100, beschouwd als een voorloper van de Magna Carta, die de rechten van de kerk en de adel vastlegde en een begin markeerde van beperkingen op de koninklijke macht. |
| Petition of Right | Een Engelse wet uit 1628 waarin het parlement geld weigerde aan de koning en protesteerde tegen de machtsuitbreiding van de kroon, met nadruk op naleving van wetten en gewoonten. |
| Habeas Corpus Act | Een Engelse wet uit 1679 die willekeurige opsluiting moest voorkomen en bepaalde dat een gevangene zo spoedig mogelijk voor de rechter moest verschijnen. |
| Bill of Rights | Een Engelse wet uit 1689, voortkomend uit de Glorious Revolution, die de macht van het parlement versterkte en de macht van de monarch beperkte door specifieke rechten en verboden op te leggen. |
| Blijde Inkomst | Een belangrijke oorkonde uit 1356 voor het hertogdom Brabant, die bij de inhuldiging van een nieuwe hertog werd afgedwongen en de plichten van de vorst ten opzichte van de bevolking vastlegde. |
| Raad van Brabant | De hoogste rechtbank van het hertogdom Brabant, die een soevereine rol had en waarbij geen beroep kon worden aangetekend tegen hun arresten. |
| Charter van Kortenberg | Een oorkonde uit 1312 die redelijke belastingen en eerlijke rechtspraak voorzag en controle door een specifieke raad inhield, met een weerstandsrecht bij niet-naleving. |
| Parlement | Historisch een term met meerdere betekenissen: enerzijds een plaats waar gesproken en besloten wordt, anderzijds een hoogste gerechtelijke instantie of een vertegenwoordigende vergadering. |
| Curia | Een middeleeuwse raad die bestond uit leenmannen, familieleden, abten en bisschoppen, en die evolueerde naar gespecialiseerde raden voor recht en financiën. |
| Consilium | Een raad die de vorst adviseert, een ontwikkeling die voortkwam uit de curia en leidde tot specialisatie binnen de bestuurlijke organen. |
| Staten-Generaal | Een vergadering van vertegenwoordigers van de drie standen (clerus, adel, derde stand) van de Nederlanden, die voornamelijk belast was met fiscale en protocolaire zaken en opgeroepen werd door de vorst. |
| Imperatief mandaat | Een mandaat waarbij een afgevaardigde strikt gebonden is aan de instructies van de kiezers en deze niet mag overschrijden, wat kenmerkend was voor sommige historische vertegenwoordigende vergaderingen. |
| Vrij mandaat | Een mandaat waarbij een afgevaardigde de vrijheid heeft om naar eigen inzicht te handelen en te stemmen, zonder strikte instructies van de kiezers, wat een kenmerk is van moderne parlementaire systemen. |
| Vertegenwoordiging | Het concept waarbij personen of organen optreden namens een grotere groep (het volk), wat essentieel is voor de legitimatie van gezag en beleid in een vertegenwoordigingsregime. |
| Ius commune | Het geleerde, gemeenschappelijke en geschreven recht, voornamelijk gebaseerd op het Romeinse en canonieke recht, dat in de 12e eeuw herontdekt werd en aan universiteiten werd bestudeerd. |
| Canonistiek | De studie en toepassing van het kerkelijk recht, met de *Decretum Gratiani* als een belangrijk werk dat kerkelijke wetten verzamelde en samenvatte. |
| Glossatoren | Een school van juristen uit de 12e en 13e eeuw, gevestigd in Bologna, die zich toelegden op het bestuderen en interpreteren van het Romeinse recht, met name het *Corpus Iuris Civilis*. |
| Commentatoren | Een latere school van juristen die voortbouwde op het werk van de glossatoren, zich meer richtte op de praktische toepassing van het recht en de ideeën van de glossatoren uitbreidde. |
| Capitularia | Een type wetgevende akte dat werd uitgevaardigd door Frankische koningen in de vroege middeleeuwen, voornamelijk bedoeld om het gewoonterecht aan te vullen en bij te sturen. |
| Vorstelijke kanselarij | De administratieve dienst die de vorst ondersteunde bij het opstellen van wetten, decreten en andere officiële documenten, wat leidde tot een toename van geschreven recht. |
| Ius Romanum | Het Romeinse recht, dat na de herontdekking ervan in de 12e eeuw een grote invloed had op de ontwikkeling van het Europese recht. |
| Ius Civile | Het burgerlijk recht, een onderdeel van het Romeinse recht dat specifiek de relaties tussen burgers regelde. |
| Ius Ecclesiasticum | Het kerkelijk recht, de verzameling regels die de organisatie en activiteiten van de Katholieke Kerk regelen, ook wel canoniek recht genoemd. |
| Licentiatus/Doctor utriusque iuris | Een academische titel die aangeeft dat iemand gestudeerd heeft in zowel het Romeinse recht (*ius civile* of *ius romanum*) als het kerkelijk recht (*ius ecclesiasticum* of canoniek recht). |
| Clerici-klerken | Geestelijken die niet alleen religieuze taken uitoefenden, maar ook actief waren in administratieve en juridische functies, mede dankzij hun geletterdheid. |
| Justitieraad | Een gespecialiseerde raad die zich bezighield met rechtspraak, vaak voortgekomen uit de oorspronkelijke curia, en uiteindelijk leidde tot de vorming van hoge rechtbanken. |
| Hoger beroep | De mogelijkheid voor een partij om een uitspraak van een lagere rechtbank te laten toetsen door een hogere rechtbank, wat bijdroeg aan rechtszekerheid en centrale controle. |
| Proces in scriptis | Een gerechtelijke procedure die volledig schriftelijk werd gevoerd, wat de rechtszekerheid diende en de basis vormde voor hoger beroep. |
| Advocaat | Een juridische professional die optreedt als raadsman voor een cliënt, zowel in gerechtelijke procedures als daarbuiten, en de belangen van de cliënt vertegenwoordigt. |
| Procureur | Een juridisch medewerker die zich voornamelijk bezighield met administratieve taken binnen een gerechtelijke procedure, zoals het opstellen van documenten en het vertegenwoordigen van de partij in formele zin. |
| Leedvergelding | Een vorm van strafrecht uit de Germaanse periode waarbij de straf vaak werd gedragen door de gehele familie van de dader, in tegenstelling tot het individuele strafrecht dat later ontstond. |
| Schuld-/wilsaansprakelijkheid | Het principe waarbij de straf wordt afgemeten aan de intentie of schuld van de dader, in plaats van enkel aan het gevolg van de handeling. |
| Exemplarische functie van straf | Het idee dat straf bedoeld is om anderen af te schrikken door het voorbeeld te stellen van de veroordeelde dader. |
| Inkeer | Het interne proces van berouw en bezinning dat een veroordeelde persoon zou moeten doormaken, als onderdeel van de straf, wat leidde tot sancties zoals strafbedevaarten of kunstwerken maken. |
| Inquisitoir proces | Een gerechtelijke procedure waarbij de overheid (het Openbaar Ministerie) actief misdrijven onderzoekt, de verdachte aanhoudt en de zaak voor de rechter brengt. |
| Systeem van legale bewijzen | Een bewijssysteem waarbij de waarde van elk bewijsmiddel bij wet is voorgeschreven, ter vervanging van irrationele bewijzen zoals godsbewijzen. |
| Tortuur | Het gebruik van pijnlijke verhoren om een bekentenis te verkrijgen, wat werd toegepast binnen het inquisitoire systeem van het strafrecht. |
| Corpus Iuris Civilis | De monumentale verzameling van Romeins recht, samengesteld in de 6e eeuw onder keizer Justinianus, die een cruciale rol speelde in de heropleving van de rechtswetenschap. |
| Humanisering van het strafrecht | Een proces van hervorming van het strafrecht dat gericht was op het verminderen van wrede straffen, het afschaffen van foltering en het invoeren van proportionaliteit tussen misdrijf en straf. |
| Codificatie | Het systematisch vastleggen en ordenen van rechtsregels in wetboeken, met als doel rechtszekerheid en eenmaking van het recht te bevorderen. |
| Homologatie | De officiële goedkeuring en bekrachtiging van gewoonterecht door een hogere autoriteit, waardoor het de kracht van wet kreeg. |
| Absolutisme | Een staatsinrichting waarbij de vorst absolute en ongelimiteerde macht bezit, zonder controle van andere machten zoals parlementen of standen. |
| Vorstenspiegel (Specula principum) | Een literair genre dat raadgevingen bevatte voor vorsten over hoe zij zich moesten gedragen om een ideale en rechtvaardige heerser te zijn, vaak gebaseerd op historische voorbeelden en morele deugden. |
| Natuurrecht (Vernunftrecht) | Een juridische stroming die stelt dat er universele, rationele rechtsbeginselen bestaan die voortkomen uit de menselijke rede en de natuurlijke orde, onafhankelijk van goddelijke openbaring of positieve wetgeving. |
| Lex posterior derogat priori | Een rechtsbeginsel dat stelt dat een latere wet een eerdere wet opheft als beide regels bevatten voor hetzelfde onderwerp. |
| Lex specialis derogat generali | Een rechtsbeginsel dat stelt dat een specifieke wet voorgaat op een algemene wet wanneer beide van toepassing zouden kunnen zijn op een bepaald geval. |
| Jurisdictie | De bevoegdheid van een rechtbank of autoriteit om recht te spreken en bindende beslissingen te nemen in een bepaald gebied of over bepaalde zaken. |
| Gewoonterecht | Rechtsregels die ontstaan uit langdurige en algemeen aanvaarde praktijken binnen een gemeenschap, en die als bindend worden ervaren. |
| Privilegium | Een uitzonderlijke wettelijke regeling die aan een persoon, groep of plaats specifieke rechten of plichten verleende, afwijkend van het algemene recht. |
| Pragmatieke Sanctie | Een keizerlijk of koninklijk besluit dat de erfopvolging regelt, vaak met als doel de ondeelbaarheid van een gebied of een dynastie te verzekeren. |
| Collaterale Raden | Centrale adviesorganen ingesteld door Keizer Karel V in Brussel, waaronder de Raad van State, de Raad van Financiën en de Geheime Raad, die de bestuurlijke centralisatie bevorderden. |
| Raad van Beroerten (Bloedraad) | Een uitzonderingsrechtbank ingesteld door de Hertog van Alva in de 16e eeuw, die buitengewone bevoegdheden had om de opstandelingen te vervolgen en te bestraffen. |
| Plakkaat van Verlatinghe (Akte van Afzwering) | Een document uit 1581 waarin de Staten-Generaal van de Noordelijke Nederlanden hun trouw aan Filips II opzegden, wat leidde tot de afscheiding van de Republiek der Verenigde Nederlanden. |
| Volkenrecht | Het geheel van rechtsregels dat de betrekkingen tussen staten regelt, ontwikkeld vanuit het natuurrecht en de behoefte aan regels voor internationale relaties. |
| Staatsscholen | Scholen die door de staat worden georganiseerd en gefinancierd, vaak met als doel een neutrale en rationele opleiding te bieden, los van kerkelijke invloed. |
| Laïcisering | Het proces waarbij religieuze invloed uit de publieke sfeer wordt geweerd en overheidsinstellingen en maatschappelijke sectoren worden gescheiden van religieuze instituten. |
| Rationele bewijzen | Bewijsmiddelen die gebaseerd zijn op logica, waarneming en redenering, ter vervanging van godsbewijzen en andere irrationele methoden. |
| Nominaal recht | Een juridisch systeem of rechtstak die de algemene principes en structuren van het recht uiteenzet, vaak als basis voor verdere specialisatie. |
| Patrinomium | Het vermogen van een persoon of entiteit, bestaande uit goederen, rechten en plichten, dat kan worden nagelaten of overgedragen. |
| Civiele rechtbank | Een rechtbank die zich bezighoudt met burgerlijke geschillen, zoals contracten, eigendom en familierecht. |
| Stropdassen (De 17 Provinciën) | Een verzamelnaam voor de verschillende hertogdommen, graafschappen en heerlijkheden die onder de Bourgondische en Habsburgse heerschappij in de Nederlanden verenigd werden. |
| Gerechtelijke hervormingen | Veranderingen in de structuur, bevoegdheden en procedures van de rechtbanken, gericht op efficiëntie, rechtvaardigheid en centralisatie. |
| Administratieve hervormingen | Wijzigingen in de organisatie en werking van de overheidsadministratie, met als doel efficiënter bestuur, centralisatie en professionalisering te bereiken. |
| Gevolmachtigd minister | Een hoge ambtenaar die met speciale volmacht optreedt namens de vorst of regering, vaak om beleidsmaatregelen door te voeren of administratieve hervormingen te begeleiden. |
| Staatsbehoud | Het principe dat het voortbestaan en de stabiliteit van de staat voorrang hebben op andere belangen, wat soms het gebruik van middelen rechtvaardigt die anders onacceptabel zouden zijn. |
| Jus dominationis | Het recht van heerschappij of overheersing, dat door de vorst werd gebruikt om zijn macht te consolideren en te vergroten, soms ten koste van het bestaande recht (*ius ordinarium*). |
| Jus ordinarium | Het normale, gebruikelijke recht, in tegenstelling tot bijzondere rechten of privileges die door de vorst konden worden toegekend of ingetrokken. |
| Prejudiciële vraag | Een vraag die aan een hogere autoriteit wordt gesteld over de interpretatie of toepassing van een rechtsregel, wanneer er onduidelijkheid bestaat. |
| Motu proprio | Een Latijnse term die betekent "uit eigen beweging", gebruikt om aan te geven dat een vorst of autoriteit een beslissing neemt zonder daartoe gedwongen of aangezet te zijn door anderen. |
| Vestingmuren | Verdedigingswerken rond steden of strategische locaties, die werden gesloopt door centrale autoriteiten om de macht van lokale entiteiten in te perken en de controle te centraliseren. |
| Ambtsadel (Noblesse de robe) | Een adeldom die verkregen werd door het bekleden van hoge ambtelijke of rechterlijke functies, in tegenstelling tot de traditionele militaire adel. |
| Gallicanisme | Een politiek-kerkelijke stroming in Frankrijk die de autonomie van de Franse kerk ten opzichte van de paus en de invloed van de Franse koning op kerkelijke aangelegenheden benadrukte. |
| Ecclesia Belgica | De nationale kerkelijke organisatie in de Nederlanden, die streefde naar een zekere autonomie ten opzichte van de paus en onder invloed stond van de vorst. |
| Recusus ad principem | Het recht om beroep te doen op de vorst in bepaalde geschillen, wat de vorstelijke controle over juridische en kerkelijke aangelegenheden kon vergroten. |
| Pays d'élection / Pays d'états | Een onderscheid in Frankrijk tussen gebieden waar de belastingen door koninklijke ambtenaren werden geïnd (*pays d'élection*) en gebieden waar de Staten-Generaal medezeggenschap hadden in de belastingheffing (*pays d'états*). |
| Remonstrantierecht | Het recht van parlementen of gerechtelijke raden om wetten of koninklijke besluiten terug te sturen naar de vorst met bezwaren, wat een vorm van machtsbeperking inhield. |
| Mensenrechten | Fundamentele rechten die inherent zijn aan elk mens, zoals het recht op leven, vrijheid en gelijkheid, die centraal stonden in de Verlichting. |
| Staatsfunctie | Het idee dat het bestuur van de staat een publieke taak is die wordt uitgevoerd in het algemeen belang, en niet als persoonlijk bezit van de vorst. |
| Grote Raad van Mechelen | Een hoge rechtbank die in de 16e eeuw werd opgericht om als hoogste rechterlijke instantie te fungeren in de Nederlanden, met uitzondering van Brabant. |
| Deductief systeem | Een logisch redeneersysteem waarbij specifieke conclusies worden afgeleid uit algemene principes of axioma's. |
| Ius proprium | Het eigen recht van een bepaald gebied of een bepaalde gemeenschap, in tegenstelling tot het algemene of gemeenschappelijke recht (*ius commune*). |
| Libri terribiles | De "vreselijke boeken" uit het Romeinse strafrecht (boeken 47 en 48 van de *Digestae*) die bekend stonden om hun strenge straffen en die de basis vormden voor het harde strafrecht in de late middeleeuwen en vroege moderne tijd. |
| Null poena sine lege | Een fundamenteel rechtsbeginsel dat stelt dat er geen straf mag worden opgelegd zonder een voorafgaande wettelijke bepaling die de strafbaarstelling en de straf regelt. |