Cover
Mulai sekarang gratis Lesdia_s Histologie ZeZi 2025-2026.pdf
Summary
# Tau-proteïne en neurofibrillaire tangles bij neurologische aandoeningen
Dit onderwerp behandelt de rol van tau-proteïne en de vorming van neurofibrillaire tangles bij neurologische aandoeningen, met name de ziekte van Alzheimer .
### 1.1 De ziekte van Alzheimer
De ziekte van Alzheimer is de meest frequente oorzaak van dementie. De pathologie begint doorgaans in de CA1-regio van de hippocampus en breidt zich vervolgens uit naar de neocortex. De primaire motorische en sensorische cortex worden echter relatief gespaard. De fundamentele afwijkingen die ten grondslag liggen aan de ziekte van Alzheimer zijn de accumulatie van twee specifieke eiwitten :
1. Het Aβ-peptide, dat zich vormt tot seniele plaques in het neuropil (extracellulair) .
2. Het tau-proteïne, dat zich aggregeert tot neurofibrillaire tangles binnen de neuronen .
#### 1.1.1 Het Aβ-peptide en seniele plaques
Het Aβ-peptide is een klein peptide dat ontstaat uit het transmembraaneiwit APP (amyloid precursor proteïne), dat zich in het celmembraan van neuronen bevindt. Dit peptide aggregeert tot onoplosbare, toxische fibrillen in een 'β-pleated sheet' configuratie, wat bekend staat als amyloïde. Amyloïde is toxisch voor neuronen, zowel direct als indirect via de activatie van microglia en gliosis. Amyloïdoseringen zijn een heterogene groep ziekten die gekenmerkt worden door de depositie van eiwitten die zich vormen tot onoplosbare, toxische fibrillaire eiwitten in een 'β-pleated sheet' configuratie. Amyloïde kan gekleurd worden met Congorood en thioflavine S. De ziekte van Alzheimer is een gelokaliseerde amyloïdose, terwijl diabetes type 2 kan leiden tot systemische amyloïdose die meerdere organen aantast .
> **Tip:** Seniele plaques (SP) zijn amyloïde-aggregaten die zich voornamelijk in de grijze stof bevinden en bestaan uit eosinofiel materiaal. Ze zijn zichtbaar met technieken zoals immunohistochemie voor Aβ, thioflavine S kleuring, en elektronenmicroscopie (EM) .
#### 1.1.2 Het tau-proteïne en neurofibrillaire tangles
Tau-proteïne is een eiwit dat microtubuli bindt. Bij neurologische aandoeningen aggregeert tau-proteïne tot neurofibrillaire tangles. Ultrastructureel, zoals waargenomen met elektronenmicroscopie (EM), bestaan deze tangles uit 'paired helical filaments'. De accumulatie van tau-proteïne-filamenten in neuronen interfereert met hun normale functie. Eiwitaccumulatie binnen cellen is nooit gunstig. Een vergelijkbaar proces van eiwitaggregatie, hoewel met andere eiwitten, treedt ook op bij de ziekte van Parkinson .
> **Tip:** Neurofibrillaire tangles worden gevormd door geaggregeerd tau-proteïne, dat zich binnen de neuronen bevindt. Ze kunnen zichtbaar gemaakt worden met technieken zoals zilverkleuring, immunohistochemie voor Tau, en EM. De tangles bestaan uit 'paired helical filaments' .
### 1.2 Gerelateerde concepten (uit de documentatie)
De documentatie bevat ook informatie over de hersenvliezen (meningen), die de hersenen beschermen. De drie lagen zijn de dura mater, arachnoidea en pia mater. De subarachnoïdale ruimte tussen de arachnoidea en pia mater is gevuld met hersenvocht en bevat de grote hersenslagaders. Veranderingen in deze ruimte kunnen leiden tot hersenbloedingen, zoals epidurale, subduraal en subarachnoïdale bloedingen. Tumoren van de hersenvliezen, meningiomen, komen ook frequent voor. Deze gerelateerde informatie biedt context voor het begrijpen van de hersenstructuur waarin de pathologische processen van amyloïde en tau zich afspelen .
---
# Pathogenese van de ziekte van Alzheimer
De pathogenese van de ziekte van Alzheimer is een complex proces dat gekenmerkt wordt door de accumulatie van amyloïde plaques en neurofibrillaire tangles, wat leidt tot neuronale schade en uiteindelijk tot dementie .
### 2.1 Neurodegeneratieve processen
De ziekte wordt gekenmerkt door de vorming van seniele plaques en neurofibrillaire tangles .
#### 2.1.1 Amyloïde plaques
Amyloïde plaques, ook wel bekend als seniele plaques, zijn ophopingen van amyloïde-beta (Aβ) eiwitten buiten de neuronen. Deze plaques worden gevormd door de afbraak van het amyloïde precursor proteïne (APP). De precieze mechanismen achter de aggregatie van Aβ tot plaques zijn nog onderwerp van onderzoek, maar er wordt aangenomen dat de mate van Aβ-productie en de respons daarop bepalend zijn. Aβ is toxisch voor neuronen .
#### 2.1.2 Neurofibrillaire tangles
Neurofibrillaire tangles zijn intracellulaire ophopingen van het tau-eiwit. Tau is een eiwit dat normaal gesproken de microtubuli in neuronen stabiliseert, wat essentieel is voor het transport van voedingsstoffen en andere moleculen binnen de cel. Bij de ziekte van Alzheimer wordt tau hypergefosforyleerd, waardoor het zich aggregeert tot "paired helical filaments" (PHFs) die de tangles vormen. Deze tangles interfereren met de normale functie van het neuron .
### 2.2 Neuronale schade en ontsteking
De accumulatie van amyloïde plaques en neurofibrillaire tangles leidt tot beschadiging van neuronen. Deze schade kan resulteren in het afsterven van neuronen. In reactie op de neuronale schade en de aanwezigheid van plaques, wordt het immuunsysteem van de hersenen geactiveerd, wat leidt tot activatie van microglia en gliosis (een toename van gliacellen) .
### 2.3 Genetische factoren en vroege onset
#### 2.3.1 Syndroom van Down
Personen met het syndroom van Down (trisomie 21) hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van de ziekte van Alzheimer op jongere leeftijd. Dit komt doordat het gen voor APP zich op chromosoom 21 bevindt. Een extra kopie van dit chromosoom leidt tot een hogere expressie van APP, wat resulteert in meer Aβ-productie en een versnelde ontwikkeling van de ziekte .
#### 2.3.2 Vroege onset Alzheimer
De ziekte van Alzheimer kan ook op jongere leeftijd voorkomen, wat geassocieerd wordt met genetische mutaties die de productie of klaring van Aβ beïnvloeden. Deze vormen van vroege onset Alzheimer zijn zeldzamer maar kunnen significant zijn in hun impact .
### 2.4 Behandeling en preventie
De huidige behandelingsstrategieën richten zich vaak op het symptomatisch verbeteren van de cognitieve functie, bijvoorbeeld door het stimuleren van de cholinerge transmissie. Preventie en het vertragen van de ziekteprogressie zijn belangrijke doelen. Vroege interventie zou mogelijk voordelen kunnen bieden. Factoren zoals lichaamsbeweging, sociale contacten en het aanpakken van cardiovasculaire risicofactoren zoals atherosclerose, kunnen een rol spelen in de preventie of vertraging van de ziekte. Er wordt ook onderzoek gedaan naar antilichamen tegen Aβ .
> **Tip:** Begrip van de specifieke eiwitaggregaties (amyloïde plaques en tau-tangles) en hun impact op neuronale functie is cruciaal voor het begrijpen van de pathogenese van Alzheimer.
> **Tip:** De connectie tussen genetische aanleg, zoals bij het syndroom van Down, en de verhoogde kans op Alzheimer benadrukt het belang van genetische factoren in de ziekteontwikkeling.
---
# Corneosclerale junctie en drainage van kamervocht
Dit onderwerp behandelt de anatomische overgangszone tussen het hoornvlies en de harde oogrok, de limbus, en de mechanismen voor de drainage van kamervocht.
### 3.1 De buitenste oogrok (Tunica fibrosa)
De buitenste oogrok, ook wel de tunica fibrosa genoemd, bestaat uit twee delen: het voorste transparante deel, de cornea, en het achterste witte, ondeelbare deel, de sclera .
#### 3.1.1 Cornea
De cornea is het transparante voorste deel van de oogrok en speelt een cruciale rol in de refractie van licht. Het is avasculair, wat betekent dat het geen bloedvaten bevat. De voeding en afvoer van metabolieten gebeuren voornamelijk via het kamervocht en tranenvloeistof .
* **Structuur:** De cornea bestaat uit verschillende lagen:
* **Epitheel:** Een buitenste laag cellen die via tight junctions zorgen voor een barrière en actief ionen transporteert. Hierin bevinden zich ongemyeliniseerde zenuwvezels die voor pijnperceptie zorgen .
* **Lamellen:** De cornea bevat lamellen van collageenvezels die geordend, maar minder gedraaid zijn dan in de sclera. Deze vezels zijn omgeven door veel mucopolysachariden (glycosaminoglycanen) die veel vocht aantrekken, wat essentieel is voor de transparantie en zachtheid van de cornea. De geordende structuur en negatieve lading van de mucopolysachariden dragen bij aan de transparantie .
* **Endotheel:** De binnenste laag cellen is verantwoordelijk voor de opname van vocht en actief ionentransport .
* **Medische toepassingen:**
* **Keratitis:** Ontsteking van de cornea, die kan leiden tot ingroei van bloedvaatjes vanuit de limbus en littekens. De avasculariteit van de cornea maakt cornea transplantaties meestal succesvol .
* **Corneatransplantatie:** Meestal succesvol door de afwezigheid van bloedvaten in de cornea .
#### 3.1.2 Sclera
De sclera is het witte, ondoorzichtige, vezelige deel van de buitenste oogrok dat het grootste deel van de oogbol omhult .
* **Structuur:** De sclera bestaat uit dichte lagen collageenvezels die kriskras door elkaar lopen. Deze vezels zijn minder geordend dan in de cornea, wat bijdraagt aan de ondoorzichtigheid. De sclera bevat veel bloedvaten en pigmentcellen (melanocyten) .
#### 3.1.3 De corneosclerale junctie (limbus)
De limbus is de overgangszone van ongeveer 1,5 tot 2 millimeter breed tussen de cornea en de sclera. Het is een complex gebied dat verschillende structuren omvat :
* **Epitheel van de conjunctiva:** De buitenste laag die het oog bedekt .
* **Lamina propria van de conjunctiva:** Bindweefsel onder het epitheel .
* **Substantia propria van de sclera:** Bindweefsel dat overgaat in de sclera .
* **Trabeculair netwerk:** Een sponsachtig netwerk van bindweefseltrabekels, afgelijnd door afgeplat endotheel. Dit netwerk is essentieel voor de drainage van kamervocht .
* **Ruimten van Fontana:** De open ruimten tussen de trabekels van het trabeculair netwerk .
### 3.2 Drainage van kamervocht
Het kamervocht wordt geproduceerd door het corpus ciliare en circuleert in de voorste en achterste oogkamer. De drainage van kamervocht is essentieel voor het handhaven van de intra-oculaire druk.
#### 3.2.1 Ruimten van Fontana en het kanaal van Schlemm
* **Ruimten van Fontana:** Deze ruimten staan in verbinding met de voorste oogkamer en vormen de eerste stap in de drainage van het kamervocht .
* **Kanaal van Schlemm (sinus venosus sclerae):** Dit is een klein circulair kanaaltje dat zich in de limbus rond de cornea bevindt. Het kanaal van Schlemm is bekleed met endotheel en draineert het kamervocht verder naar venen in de limbus en episclera .
#### 3.2.2 Glaucoma
Glaucoma is een aandoening die wordt veroorzaakt door een onevenwicht tussen de productie en drainage van kamervocht, wat leidt tot een verhoogde intra-oculaire druk .
* **Gevolgen:** Onbehandeld kan glaucoom leiden tot visusdaling en blindheid .
* **Typen:**
* **Gesloten hoek-glaucoma:** Dit is een acute vorm van glaucoom en wordt beschouwd als een medische urgentie. Het wordt gekenmerkt door een plotselinge blokkade van de kamerhoek, wat leidt tot hevige pijn en roodheid van het oog. Dit komt vaker voor bij ouderen en bij mensen met hypermetropie .
* **Open hoek-glaucoma:** Dit is een chronische vorm van glaucoom. Het wordt gekenmerkt door een geleidelijke verstopping van de afvoerkanaaltjes, wat leidt tot een langzame, pijnloze toename van de intra-oculaire druk. Dit type kan aanvankelijk asymptomatisch zijn en wordt soms aangeduid als een "stille dief van het zicht". Het wordt vaker gezien bij oudere mensen en bij myopie .
> **Tip:** Het begrijpen van de anatomische structuur van de limbus en het trabeculaire netwerk is cruciaal voor het begrijpen van de pathofysiologie van glaucoom. Concentreer je op de overgangsgebieden en de drainagekanalen.
---
# Gespecialiseerde zones en cellen van de retina
De retina bevat gespecialiseerde zones en cellen die essentieel zijn voor het gezichtsvermogen, waaronder fotoreceptoren, pigmentepitheelcellen en specifieke retinale regio's.
### 4.1 Fotoreceptoren: staafjes en kegeltjes
Fotoreceptoren zijn lichtgevoelige cellen in de retina die lichtenergie omzetten in elektrische signalen. Er zijn twee hoofdtypen: staafjes en kegeltjes .
#### 4.1.1 Staafjes
* Staafjes zijn talrijker en overvallen de retina, met name in de periferie .
* Ze zijn verantwoordelijk voor zicht in omstandigheden met weinig licht (nachtzicht) en zijn zeer gevoelig voor licht .
* Staafjes bevatten het pigment rhodopsine, een derivaat van vitamine A .
* Bij veel licht worden staafjes "dood" geactiveerd en dragen ze niet meer bij aan het zicht .
#### 4.1.2 Kegeltjes
* Kegeltjes zijn verantwoordelijk voor kleurenzicht en scherp zicht bij fel licht .
* Er zijn drie soorten kegeltjes, elk gevoelig voor verschillende golflengtes van licht, wat de basis vormt voor kleurenperceptie .
* Kegeltjes bevinden zich geconcentreerd in de macula lutea en de fovea centralis .
* Onder pigment in kegeltjes is melanopsine, wat verband houdt met de nachtritmes .
#### 4.1.3 Lichtadaptatie en signaaltransductie
* Na blootstelling aan licht wordt all-trans-retinal teruggezet naar 11-cis-retinal .
* Dit proces, dat plaatsvindt in het endoplasmatisch reticulum van retinale pigmentepitheelcellen, is essentieel voor het herstellen van de lichtgevoeligheid .
* De geactiveerde fotoreceptoren leiden tot het sluiten van cyclisch GMP-kanalen .
* Nachtblindheid (hemeralopie) kan optreden bij vitamine A-tekort, omdat dit de aanmaak van rhodopsine beïnvloedt .
### 4.2 Retinale pigmentepitheel (RPE)
Het retinale pigmentepitheel is een laag cellen die zich aan de buitenkant van de retina bevindt, direct onder de fotoreceptoren .
* Het RPE speelt een cruciale rol bij de regeneratie van fotopigmenten en de opname van afvalproducten van de fotoreceptoren .
* Er zijn geen juncties tussen het pigmentepitheel en de fotoreceptoren .
### 4.3 Gespecialiseerde retinale zones
#### 4.3.1 Macula lutea
* De macula lutea is een gespecialiseerde centrale zone van de retina die verantwoordelijk is voor het scherpste zicht .
* Deze zone bevat een geel carotenoïde pigment, dat mogelijk een beschermende rol speelt tegen fototoxiciteit .
* In het midden van de macula lutea bevindt zich de fovea centralis .
#### 4.3.2 Fovea centralis
* De fovea centralis is het punt van maximale gezichtsscherpte .
* Het bevat uitsluitend kegeltjes en geen bloedvaten, wat de transparantie maximaliseert en de optische kwaliteit verbetert .
#### 4.3.3 Papilla nervi optici (blinde vlek)
* De papilla nervi optici, ook wel de blinde vlek genoemd, is de locatie waar de zenuwvezels van de retinale ganglioncellen de retina verlaten om de oogzenuw (nervus opticus) te vormen .
* Er bevinden zich geen fotoreceptoren op deze plek, waardoor er geen zicht mogelijk is .
* De niet-gemyeliniseerde zenuwvezels passeren hier de sclera via de lamina cribrosa .
* Vanaf de oogzenuw lopen de vezels verder naar het corpus geniculatum laterale en de primaire visuele cortex .
### 4.4 Medische toepassingen en aandoeningen
#### 4.4.1 Retinaloslating
* Retinaloslating treedt op wanneer de retina zich losmaakt van het onderliggende pigmentepitheel .
* Dit kan leiden tot een plotse daling van het gezichtsvermogen .
* Behandeling omvat vaak de repositie van de retina en laserbehandeling .
* Onbehandelde retinaloslating kan leiden tot permanente schade aan de fotoreceptoren .
* Bijziendheid (myopie) kan een risicofactor zijn voor retinaloslating .
#### 4.4.2 Retinoblastoma
* Retinoblastoma is een maligne tumor die uitgaat van precursorcellen van de neurale retina en voornamelijk voorkomt bij jonge kinderen .
* De ontwikkeling ervan wordt vaak verklaard door de "two-hit hypothesis" met betrekking tot het RB1-gen, een tumorsuppressorgen .
* Inactivatie van beide kopieën van dit gen kan leiden tot ongecontroleerde celgroei en tumoren .
* Deze tumor kan bilateraal voorkomen .
#### 4.4.3 Uveïtis anterior
* Uveïtis anterior is een ontsteking van de iris en het corpus ciliare, delen van het oog die geen directe rol spelen in het vormen van gespecialiseerde visuele zones, maar wel essentieel zijn voor de oogstructuur en functies zoals accommodatie .
---
# Gliacellen of steuncellen in het centrale en perifere zenuwstelsel
Gliacellen, of steuncellen, spelen een cruciale rol in de ondersteuning en bescherming van neuronen in zowel het centrale als het perifere zenuwstelsel [23](#page=23).
### 5.1 Gliacellen in het centrale zenuwstelsel (CZS)
De belangrijkste gliacellen in het CZS zijn oligodendrocyten, astrocyten, ependymcellen en microgliacellen [23](#page=23).
#### 5.1.1 Oligodendrocyten
Oligodendrocyten zijn de myeliniserende cellen van het CZS. Ze hebben weinig uitlopers en hun hoofdfunctie is het vormen van de myelineschede rond axonen, wat de witte stof van de hersenen vormt. De compacte structuur van myeline draagt bij aan de isolatie en de snellere geleiding van zenuwimpulsen [24](#page=24).
#### 5.1.2 Astrocyten
Astrocyten zijn de meest voorkomende gliacellen in het CZS en komen zowel in de grijze als in de witte stof voor. Er zijn twee typen astrocyten: protoplasmatische astrocyten, die voornamelijk in de grijze stof voorkomen en meer uitlopers hebben, en fibreuze astrocyten, die meer voorkomen in de witte stof en minder, maar langere uitlopers hebben [25](#page=25).
Belangrijke functies van astrocyten zijn:
1. **Regulatie van extracellulaire ionenconcentraties:** Astrocyten helpen bij het handhaven van een stabiele ionenomgeving rond neuronen [26](#page=26).
2. **Transport van metabolieten:** Ze faciliteren het transport van voedingsstoffen, afvalstoffen en andere metabolieten tussen bloedcapillairen en neuronen. Tevens metaboliseren ze neurotransmitters zoals glutamaat en GABA [26](#page=26).
3. **Gidsen van neuronale migratie:** Tijdens de embryogenese spelen astrocyten een rol bij het leiden van de migratie van neuronen [26](#page=26).
4. **Ondersteuning van uitlopers en bloed-hersenbarrière:** Hun uitlopers en eindvoetjes vormen een cruciaal onderdeel van de bloed-hersenbarrière, bedekken synapsen in het CZS, vormen de membrana limitans gliae superficialis en bedekken ependymcellen. De bloed-hersenbarrière is essentieel voor het beschermen van het CZS [27](#page=27).
5. **Vorming van littekenweefsel (gliosis):** Bij hersenletsel kunnen astrocyten prolifereren en een litteken vormen om het beschadigde gebied op te vullen, omdat neuronen zelf niet kunnen regenereren [28](#page=28).
Astrocyten zijn herkenbaar aan hun grote, heldere kernen en overvloedig cytoplasma. Ze bevatten specifieke intermediaire filamenten (GFAP) die gebruikt kunnen worden voor immunohistochemische detectie [29](#page=29) [31](#page=31).
> **Tip:** De aanwezigheid van astrocyten, herkenbaar aan hun morfologie, kan helpen bij het identificeren van neuronen en neuropil (het gebied rond neuronen dat bestaat uit axonen, dendrieten en gliacellen) in histologische preparaten [29](#page=29) [30](#page=30).
#### 5.1.3 Ependymcellen
Ependymcellen bekleden de ventrikels van de hersenen en het centrale kanaal van het ruggenmerg. Ze vormen een epitheelachtige laag die niet op een basaal membraan rust. Deze cellen zijn nauw betrokken bij de productie van cerebrospinaal vocht (CSV) [33](#page=33) [34](#page=34).
#### 5.1.4 Plexus choroideus en CSV-productie
De plexus choroideus, gelegen in de ventrikels, is opgebouwd uit gemodificeerde ependymcellen en capillairen. Hier wordt CSV gevormd door een ultrafiltratie van plasma, resulterend in vloeistoffen die de ventrikels vullen en het CZS omspoelen [34](#page=34) [35](#page=35).
#### 5.1.5 Microgliacellen
Microgliacellen zijn afkomstig van mesodermale voorlopers en vormen de immuuncellen van het CZS, vergelijkbaar met macrofagen in andere weefsels [23](#page=23).
### 5.2 Gliacellen in het perifere zenuwstelsel (PZS)
De belangrijkste gliacellen in het PZS zijn Schwann-cellen en satellietcellen [23](#page=23).
#### 5.2.1 Schwann-cellen
Schwann-cellen zijn analoog aan oligodendrocyten in het CZS. Ze zijn verantwoordelijk voor de vorming van de myelineschede rond axonen in het PZS [24](#page=24).
#### 5.2.2 Satellietcellen
Satellietcellen omringen de cellichamen van neuronen in de ganglia van het PZS en bieden ondersteuning en reguleren de extracellulaire omgeving [23](#page=23).
### 5.3 Axonaal transport
Axonaal transport is het proces waarbij moleculen en organellen langs het axon van het cellichaam naar de synaps (anterograad) of vice versa (retrograaf) worden getransporteerd [20](#page=20).
#### 5.3.1 Anterograad transport
* **Snel transport:** Vindt plaats met een snelheid van 0,5-4 cm per dag en transporteert vesikels en macromoleculen [20](#page=20).
* **Traag transport:** Gaat enkele millimeters per dag, vergelijkbaar met de snelheid van regeneratie en groei van een axon [20](#page=20).
#### 5.3.2 Retrograad transport
Dit transportmechanisme is belangrijk voor het terug transporteren van materiaal dat door endocytose is opgenomen, zoals toxines en virussen, van de synaps naar het cellichaam [20](#page=20) [21](#page=21).
#### 5.3.3 "Rails" en "Motoren"
Het axonaal transport vindt plaats langs microtubuli, die als "rails" dienen, en wordt aangedreven door motorproteïnen zoals kinesine (voor anterograad transport) en dyneïne (voor retrograad transport) [20](#page=20).
#### 5.3.4 Medische toepassingen van retrograad transport
Retrograad transport verklaart hoe bepaalde toxines, zoals tetanustoxine, en virussen (bv. Herpes simplex, polio, rabiës) zich vanuit perifere infectiehaarden naar het centrale zenuwstelsel kunnen verspreiden. Dit mechanisme kan de latentietijd tussen infectie en het optreden van symptomen verklaren, en is relevant voor de verspreiding van infecties naar hersenstamneuronen, wat kan leiden tot verlammingen [21](#page=21).
> **Voorbeeld:** Een infectie met het rabiësvirus kan via retrograad axonaal transport vanuit de periferie naar het centraal zenuwstelsel reizen, wat de symptomen en gevaarlijkheid van de ziekte verklaart.
### 5.4 Medische implicaties van neuronale structuren
Problemen met synapsvorming kunnen leiden tot mentale retardatie. Onderzoek aan de hersenen van kinderen met mentale retardatie toonde aan dat zij minder en dunner/langer gevormde dendritic spines hadden, wat wijst op een deficiëntie in de normale vorming van neuronale circuits [17](#page=17).
---
# Microglia en hun rol in het immuunsysteem van de hersenen
Microglia zijn de resident immuuncellen van het centrale zenuwstelsel en spelen een cruciale rol in de hersenimmuniteit [38](#page=38).
### 6.1 Oorsprong en kenmerken van microglia
Microglia worden oorspronkelijk afgeleid van voorlopercellen in het beenmerg en worden beschouwd als een type immuuncel dat aanwezig is in de hersenen. Om microglia zichtbaar te maken in weefselmonsters, is vaak een speciale kleuring, zoals voor CD68, nodig. Ze bezitten lysosomale structuren [36](#page=36) [37](#page=37) [38](#page=38).
### 6.2 Functies van microglia in het brein
Microglia worden omschreven als de belangrijkste immuuncellen in de hersenen. Ze zijn in staat om cytokinen te produceren, waardoor ze kunnen communiceren met andere immuuncellen zoals T-lymfocyten. Microglia kunnen lamellopodie-achtige bewegingen maken wat duidt op hun mobiliteit. Daarnaast zijn ze belangrijke antigenpresenterende cellen [38](#page=38).
### 6.3 Vergelijking met het perifere zenuwstelsel (PZS)
In het perifere zenuwstelsel worden gemyeliniseerde vezels gevormd door Schwanncellen. Deze cellen zijn niet omgeven door een basaal membraan. De axonen in het PZS worden omgeven door myeline [43](#page=43) [44](#page=44).
### 6.4 Vorming en compactie van de myelineschede
De vorming van de myelineschede, een proces dat periodiek plaatsvindt, omvat de interactie van microtubuli en axonen. Een uitloper van een cel (zoals een Schwanncel in het PZS) windt zich spiraalsgewijs om het axon. Het cytoplasma van deze uitloper verdwijnt grotendeels, waarbij de celmembranen aan de binnenkant van de winding aan elkaar kleven. Dit resulteert in de compactie van meerdere lagen membraan rond het axon, waardoor een myelineschede ontstaat. Bij Schwanncellen blijft er aan de buitenkant van de myeline nog wel cytoplasma aanwezig [44](#page=44).
De compactie van myeline is een gedetailleerd proces waarbij de dunne membraanlagen van de uitloper samensmelten. Het cytoplasma verdwijnt hierbij grotendeels, en de eiwitten aan de binnenzijde van de celmembranen versmelten [45](#page=45).
### 6.5 Ultrastructuur van de knoop van Ranvier
De knopen van Ranvier zijn onderbrekingen in de myelineschede rond het axon. Op deze plaatsen is het axon directer blootgesteld aan het extracellulaire milieu. Ionentransport is hier wel mogelijk, hoewel de knopen omgeven zijn door uitlopers van gliacellen die het axoplasma afsluiten door middel van 'lusjes'. De compactie van myeline is bij de knopen van Ranvier niet volledig [46](#page=46).
### 6.6 Invloed van myelinisatie op conductiesnelheid
Myelinisatie is essentieel voor het verhogen van de conductiesnelheid van actiepotentialen. Bij ongemeliniseerde axonen vindt depolarisatie plaats langs het gehele membraan. De voortgeleiding van een actiepotentiaal gebeurt hierbij via influx van natriumionen door het axoplasma [47](#page=47).
Bij gemyeliniseerde axonen vindt de depolarisatie voornamelijk plaats bij de knopen van Ranvier. Dit leidt tot saltatorische geleiding, waarbij de actiepotentiaal 'springt' van knoop naar knoop. Dit versnelt de geleiding aanzienlijk, met een snelheidsfactor die tot wel tien keer zo hoog kan zijn als bij ongemeliniseerde axonen. De snelheid van de actiepotentiaal is direct gerelateerd aan de diameter van het axon, volgens de relatie [47](#page=47):
$$ v \sim d $$
waarbij $v$ de snelheid en $d$ de diameter van het axon voorstelt [47](#page=47).
De actiepotentiaal wordt opgewekt door het openen en sluiten van spanningsafhankelijke ionkanalen in het membraan [47](#page=47).
> **Tip:** Onthoud dat de knopen van Ranvier cruciaal zijn voor de saltatorische geleiding, en dat de diameter van het axon een belangrijke factor is voor de conductiesnelheid, vooral in combinatie met myelinisatie.
---
# Demyelinisatie van het zenuwstelsel
Demyelinisatie is een proces waarbij de beschermende myelineschede rond zenuwuitlopers (axonen) beschadigd raakt, wat kan leiden tot diverse neurologische aandoeningen.
### 7.1 Demyelinisatie in het perifere zenuwstelsel (PZS)
#### 7.1.1 Syndroom van Guillain-Barré
Het syndroom van Guillain-Barré is een acute demyeliniserende aandoening van het perifere zenuwstelsel (PZS). Deze aandoening wordt doorgaans getriggerd door een infectie, meestal van virale aard, zoals een griepachtige infectie. De belangrijkste symptomen zijn spierzwakte, die ook de ademhalingsspieren kan aantasten, met een mortaliteit van ongeveer 5% [49](#page=49).
De pathogenese van het syndroom van Guillain-Barré is een T-cel-gemedieerde auto-immune respons gericht tegen myeline. Dit leidt tot de activering van macrofagen. Het gevolg is segmentale demyelinisatie in het PZS. Bij dit proces gaan T-cellen op zoek naar eigen myeline, wat leidt tot een verminderde aanvoer van myeline en de afscheiding van autoantistoffen. Hierdoor wordt de motorische functie aangetast, valt de myeline weg en vindt er remyelinisatie plaats, waarbij de axonen behouden blijven [49](#page=49).
### 7.2 Demyelinisatie in het centrale zenuwstelsel (CZS)
#### 7.2.1 Verschillen tussen CZS en PZS myeline
Er zijn verschillende belangrijke verschillen tussen de myelinevorming in het centrale zenuwstelsel (CZS) en het perifere zenuwstelsel (PZS):
1. In het CZS myeliniseert één oligodendrocyt meerdere axonen [50](#page=50).
2. De kern en het cellichaam van de oligodendrocyt bevinden zich centraal en omringen verschillende axonen [50](#page=50).
3. Het oppervlak van de oligodendrocyt is niet bedekt met een basale membraan [50](#page=50).
4. Niet-gemyeliniseerde axonen in het CZS bevinden zich volledig naakt in het neuropil [50](#page=50).
In het CZS worden de witte stof, die voornamelijk bestaat uit gemyeliniseerde axonen, en de grijze stof, die neuronen en gliacellen bevat, onderscheiden. De witte stof bevindt zich aan de buitenkant van de hersenen en binnenin het ruggenmerg, terwijl de grijze stof zich aan de buitenkant van het ruggenmerg en binnenin de hersenen bevindt. De axonen die de hersenen verlaten om de hersenzenuwen te vormen, komen uit de grijze stof [51](#page=51).
#### 7.2.2 Multiple Sclerose (MS)
Multiple Sclerose (MS) is een auto-immune demyeliniserende aandoening die zich specifiek in het CZS manifesteert. De ziekte verloopt doorgaans episodisch, met periodes van herstel en terugval, hoewel het meestal wel progressief is [52](#page=52).
De pathogenese van MS is vergelijkbaar met die van het syndroom van Guillain-Barré: het betreft een T-cel-gemedieerde auto-immune respons tegen myeline. Dit leidt tot de activering van microglia, wat vervolgens demyelinisatie in het CZS veroorzaakt. Dit is een chronisch proces waarbij lymfocyten betrokken zijn die het eigen lichaam aanvallen. Microscopisch onderzoek van een gedemyeliniseerd letsel in de hersenen bij MS toont actieve microglia aan die fagocyteren rondom de myeline [52](#page=52) [53](#page=53).
> **Tip:** Het begrijpen van de verschillen in myelinevorming tussen het CZS en PZS is cruciaal voor het onderscheiden van de pathologieën die deze gebieden treffen, zoals MS en het syndroom van Guillain-Barré.
> **Voorbeeld:** Bij MS wordt de myeline in de hersenen en het ruggenmerg aangetast, wat leidt tot uiteenlopende neurologische symptomen. Bij het syndroom van Guillain-Barré zijn de zenuwen buiten de hersenen en het ruggenmerg getroffen, wat zich primair uit in spierzwakte.
---
# Structuur en toepassing van zenuwbundels en perifere zenuwtumoren
Dit onderwerp behandelt de microscopische structuur van perifere zenuwbundels, hun bindweefselomhulsels en de medische toepassingen met betrekking tot tumoren van perifere zenuwen.
### 8.1 Microscopische structuur van perifere zenuwen
Perifere zenuwen zijn opgebouwd uit zenuwvezels die worden omgeven door verschillende bindweefselomhulsels. Deze structuren bieden ondersteuning en bescherming aan de zenuwvezels [54](#page=54).
#### 8.1.1 Bindweefselomhulsels van het perifere zenuwstelsel (PZS)
De bindweefselomhulsels van perifere zenuwen bestaan uit drie lagen:
* **Epineurium:** Dit is de buitenste laag en bestaat uit losmazig bindweefsel met collageencellen en bloedvaten. Het omringt de gehele zenuw en loopt door de zenuw heen, waarbij het individuele fascikels (bundels van zenuwvezels) scheidt. Het epineurium bevat ook vetweefsel en grotere bloedvaten die de zenuw van voedingsstoffen voorzien [54](#page=54).
* **Perineurium:** Deze laag bestaat uit perinerale cellen, die afgeplatte cellen zijn die via tight junctions met elkaar verbonden zijn. Het perineurium vormt de grens van de bloed-zenuwbarrière, wat de passage van stoffen naar de zenuwvezels reguleert. Elke fascikel wordt omgeven door het perineurium [54](#page=54) [55](#page=55).
* **Endoneurium:** Dit is het bindweefsel dat tussen de individuele zenuwvezels binnen een fascikel ligt. Het bestaat uit dunne collageenvezels en fibroblasten (endoneurale cellen) [54](#page=54).
##### 8.1.1.1 Micro-anatomische kenmerken
* **Gemyelinisde zenuwvezels:** Bestaan uit een axon omgeven door een myelineschede, gevormd door Schwanncellen. De myelineschede is onderbroken bij de insnoeringen van Ranvier [54](#page=54) [58](#page=58).
* **Ongemyelinisde zenuwvezels:** Deze vezels zijn ook omgeven door een dunne laag cytoplasma van Schwanncellen, maar missen de dikke myelineschede [57](#page=57).
* **Bloedvaten:** Capillairen zijn overvloedig aanwezig binnen de bindweefselomhulsels om de zenuwvezels van zuurstof en voedingsstoffen te voorzien [54](#page=54) [55](#page=55) [56](#page=56) [57](#page=57).
* **Schwanncellen:** Deze cellen spelen een cruciale rol bij de vorming en het onderhoud van de myelineschede rond axonen in het PZS. Ze kunnen ook ondersteuning bieden aan ongemyelinisde vezels [54](#page=54) [57](#page=57).
* **Golvende structuur:** Zenuwbundels kunnen een enigszins golvende structuur vertonen, met name in coupes die de zenuwvezels overlangs tonen [56](#page=56).
> **Tip:** Het is belangrijk om het onderscheid te maken tussen de drie bindweefsellagen (epineurium, perineurium, endoneurium) en hun specifieke functies, met name de rol van het perineurium in de bloed-zenuwbarrière.
### 8.2 Medische toepassing: tumoren van perifere zenuwen
Tumoren van perifere zenuwen ontstaan meestal uit de cellen die de zenuwvezels ondersteunen, met name Schwanncellen en perineurale cellen [60](#page=60).
#### 8.2.1 Tumoren afkomstig van Schwanncellen
* **Schwannoma:** Dit is een veelvoorkomende, benigne tumor die ontstaat uit Schwanncellen [60](#page=60).
* **Neurofibroma:** Een andere veelvoorkomende tumor die eveneens uit Schwanncellen kan ontstaan [60](#page=60).
* **Malignant Peripheral Nerve Sheath Tumor (MPNST):** Dit is de kwaadaardige tegenhanger van een neurofibroma en is een agressieve tumor van het perifere zenuwstelsel [60](#page=60).
* **Neurofibromatosis type 1 (NF1):** Dit is een genetische aandoening die gekenmerkt wordt door de ontwikkeling van multipele neurofibromen door het hele lichaam. Vaak zijn hierbij ook pigmentvlekken (cafe-au-lait vlekken) aanwezig en kan het erfelijk patroon autosomaal dominant zijn. NF1 leidt tot laaggradige tumoren [60](#page=60).
#### 8.2.2 Tumoren afkomstig van perineurale cellen
* **Perineurioma:** Een minder frequent voorkomende tumor die ontstaat uit perineurale cellen [60](#page=60).
> **Voorbeeld:** Een patiënt met neurofibromatosis type 1 kan talrijke neurofibromen ontwikkelen, die vaak subcutaan gelegen zijn en kunnen variëren in grootte. Hoewel de meeste neurofibromen goedaardig zijn, is er een verhoogd risico op de ontwikkeling van MPNST.
---
*(Noot: Secties 8.3 en verder (synapsen) vallen buiten het opgegeven bereik van 54-64 voor de specifieke vraag over zenuwbundels en perifere zenuwtumoren en worden daarom niet meegenomen in dit deel van de samenvatting.)*
---
# structuur en functie van de cerebrum cortex
De cerebrum cortex, het buitenste gedeelte van de cerebrum, is primair opgebouwd uit grijze stof en is verantwoordelijk voor hogere cognitieve functies [72](#page=72).
### 9.1 Grijze en witte stof in het centrale zenuwstelsel
Grijze stof bestaat voornamelijk uit de cellichamen van neuronen, hun dendrieten, en zowel gemyeliniseerde als niet-gemyeliniseerde zenuwvezels, samen met gliacellen. Grijze stof bevat interneuronen, die korte afstanden overbruggen, en bevat dendro-axonaal transport [71](#page=71).
Witte stof is daarentegen samengesteld uit gemyeliniseerde axonen en gliacellen [71](#page=71).
### 9.2 Cerebrum: algemene structuur
Het cerebrum bestaat uit grijze stof, die zowel de cortex als de hersenkernen omvat [72](#page=72).
#### 9.2.1 De cerebrale cortex
De cerebrale cortex wordt onderverdeeld in de iso- of neocortex (het recentere deel) en de allocortex (het oudere deel) [72](#page=72).
* **Allocortex** omvat:
* Archicortex: de hippocampus en de gyrus dentatus [72](#page=72).
* Paleocortex: de reukcortex [72](#page=72).
* **Neocortex**:
* Vormt ongeveer 90% van de cortex [73](#page=73).
* Kenmerkt zich door een 6-lagige structuur [73](#page=73).
* **Archicortex**:
* Heeft een 3-lagige structuur [73](#page=73).
* **Paleocortex**:
* Heeft een 3- tot 5-lagige structuur [73](#page=73).
Naast de organisatie in lagen is er ook een organisatie in kolommen. Deze kolommen, met een lengte van 0.5 mm, reiken door de corticale lagen en prikkelen alle cellen binnen die kolom [73](#page=73).
#### 9.2.2 Cytoarchitectuur van de neocortex
De neocortex wordt verder onderverdeeld in verschillende gebieden, bekend als de Areas van Brodmann, waarvan er 52 zijn geïdentificeerd. Voorbeelden hiervan zijn de primaire motorische cortex (area 4) en de primaire visuele cortex (area 17) [74](#page=74).
---
# Specifieke structuren in de neocortexlagen
Dit gedeelte bespreekt specifieke microscopische en macroscopische structuren binnen de verschillende lagen van de neocortex, zoals zichtbaar met histologische technieken en hun functionele implicaties.
### 10.1 Histologische kenmerken van neocortexlagen
De neocortex wordt histologisch onderverdeeld in zes lagen, elk met een uniek celtype en organisatie. Van boven naar beneden zijn dit de moleculaire laag (I), de externe granulaire laag (II), de externe piramidale laag (III), de interne granulaire laag (IV), de interne piramidale laag (V) en de multiforme laag (VI) [77](#page=77) [78](#page=78).
#### 10.1.1 Celtypen en hun verdeling
* **Piramidale neuronen:** Deze neuronen zijn kenmerkend voor de neocortex en komen prominent voor in lagen II, III en V. Ze zijn vaak groot en hebben een apicaal dendriet dat zich uitstrekt naar de oppervlakte van de cortex. In laag V van de primaire motorische cortex zijn de piramidale neuronen, bekend als cellen van Betz, uitzonderlijk groot en hebben ze een prominente Nissl-substantie. Hun axonen projecteren naar de hersenstam en het ruggenmerg om motorische commando's uit te voeren [79](#page=79) [80](#page=80).
* **Interneuronen:** Naast piramidale neuronen bevatten de corticale lagen een verscheidenheid aan interneuronen die een cruciale rol spelen in de lokale circuitverwerking. Deze interneuronen variëren in vorm en grootte, en kunnen zowel horizontaal als verticaal georiënteerd zijn [77](#page=77) [78](#page=78).
#### 10.1.2 Laag II en III: overgang en celmorfologie
De overgang tussen laag II en III toont een toename in de grootte van de piramidale neuronen. Deze lagen worden gekenmerkt door diverse celmorfologieën, waaronder afgeronde cellen en een mix van piramidale en interneuronen [79](#page=79).
#### 10.1.3 Laag V: de cellen van Betz
In de lamina pyramidalis interna (laag V) van de primaire motorische cortex bevinden zich de grote piramidale neuronen, de cellen van Betz. Deze neuronen zijn essentieel voor de controle van willekeurige bewegingen [80](#page=80).
### 10.2 Macroscopische structuren: de lijn van Gennari
#### 10.2.1 De lijn van Gennari in de primaire visuele cortex
De primaire visuele cortex (area striata) vertoont een opvallende microscopische band van myelinisatie die bekend staat als de lijn van Gennari. Deze lijn is zichtbaar als een witte streep en correspondeert met de ingangen van de thalamus (nucleus geniculatus lateralis) die in laag IV van de cortex projecteren. De aanwezigheid van deze lijn is een klassiek histologisch kenmerk van de visuele cortex [81](#page=81).
> **Tip:** De lijn van Gennari is een makkelijk te herkennen macroscopische structuur die de primaire visuele cortex onderscheidt van andere corticale gebieden.
---
# Rol van de hippocampus bij geheugen en hersenaandoeningen
De hippocampus speelt een cruciale rol bij geheugenprocessen en is gevoelig voor diverse hersenaandoeningen.
### 11.1 Cellulaire organisatie van de hippocampus
De hippocampus en de gyrus dentatus zijn complexe structuren met specifieke cellulaire lagen en verbindingen. De gyrus dentatus bevat een moleculaire laag en de granulaire cellen. De hippocampus zelf bestaat uit de regio's CA1, CA3 en het subiculum, en heeft ook een multiforme laag. Laxonen van de hersenschors verbinden met de corpora mammillaria, wat duidt op een bredere betrokkenheid van geheugennetwerken [90](#page=90) [91](#page=91).
### 11.2 Functionele organisatie: intrinsieke connecties
De intrinsieke connectiviteit van de hippocampus volgt een specifiek pad [92](#page=92):
1. **Entorhinale cortex naar gyrus dentatus:** via de perforant path [92](#page=92).
2. **Gyrus dentatus naar CA3:** via de mossy fibers [92](#page=92).
3. **CA3 naar CA1:** via de Schäffer-collateralen [92](#page=92).
4. **CA1 naar subiculum:** [92](#page=92).
5. **Subiculum naar entorhinale cortex:** [92](#page=92).
Deze intrinsieke verbindingen vormen de basis voor kortetermijngeheugen [92](#page=92).
#### 11.2.1 Long-term potentiation (LTP)
Long-term potentiation (LTP) is een belangrijk mechanisme voor geheugenconsolidatie in de hippocampus. Het treedt op drie niveaus op [93](#page=93):
* **Synaptische transmissie:** Een tetanusstimulatie (hoge frequentie prikkeling) leidt tot een verbeterde synaptische transmissie. Dit principe ligt ten grondslag aan de vorming van herinneringen [93](#page=93).
* **Outputversterking:** De output van de synaps wordt versterkt [93](#page=93).
* **Facilitatie:** Verhoogde efficiëntie van de commissie [93](#page=93).
Dit effect kan minuten tot uren aanhouden, wat essentieel is voor het omzetten van kortetermijngeheugen naar langetermijngeheugen [93](#page=93).
### 11.3 Functionele organisatie: extrinsieke connecties
Naast intrinsieke verbindingen zijn ook extrinsieke connecties essentieel voor de input en output van de hippocampus. Deze verbindingen omvatten directe paden met de temporale kwab en de amygdala [94](#page=94).
### 11.4 Rol van de hippocampus bij hersenaandoeningen
De piramidale neuronen in CA1 van de hippocampus zijn bijzonder kwetsbaar voor bepaalde hersenaandoeningen [95](#page=95).
#### 11.4.1 Ziekte van Alzheimer
Bij de ziekte van Alzheimer is de hippocampus een van de eerste gebieden die schade ondervindt [95](#page=95).
#### 11.4.2 Gevoeligheid voor ischemie en epilepsie
De hippocampus is zeer gevoelig voor ischemie (zuurstoftekort) en epilepsie. Koortsstuipen kunnen ernstige schade aan de hippocampus veroorzaken, waarbij de neuronen in de hippocampus zelfs grotendeels verdwijnen [95](#page=95).
#### 11.4.3 Chirurgie en geheugenverlies
Wanneer de hippocampus wordt verwijderd, bijvoorbeeld bij de behandeling van temporaalkwabepilepsie, kan dit leiden tot ernstig anterograad en retrograad geheugenverlies. Dit betekent dat nieuwe informatie niet meer kan worden opgeslagen in het langetermijngeheugen, en bestaande herinneringen ook aangetast kunnen worden. De hippocampus is dus cruciaal voor de transitie van kortetermijngeheugen naar langetermijngeheugen [96](#page=96).
> **Tip:** Begrijpen hoe de intrinsieke en extrinsieke connecties van de hippocampus werken, is essentieel om de rol ervan bij geheugenconsolidatie en de gevolgen van hersenbeschadiging te doorgronden. De processen zoals LTP zijn fundamenteel voor het aanleren van nieuwe informatie.
---
# Afferente en efferente vezels van het cerebellum
Dit deel van de studiehandleiding beschrijft de input (afferente vezels) en output (efferente vezels) van het cerebellum, alsook de circuits die hierin een rol spelen .
### 12.1 Algemene principes van het cerebellum
Het cerebellum, ook wel kleine hersenen genoemd, bestaat uit grijze stof (cortex en cerebellaire kernen) en witte stof (corpus medullare). De cortex van het cerebellum heeft een uniforme structuur, bestaande uit drie lagen: de moleculaire laag, de Purkinje-celllaag en de granulaire laag. De Purkinje-cellen zijn grote, inhibitorische neuronen die zich in de Purkinje-celllaag bevinden en vertakte dendrieten hebben die zich uitstrekken tot in de moleculaire laag. De granulaire laag bevat kleine neuronen, granulaatcellen, en interneuronen zoals Golgi-cellen en mandjescellen [97](#page=97) [98](#page=98) [99](#page=99).
### 12.2 Cerebellaire circuits
#### 12.2.1 Circuits en synaptische interacties
Het cerebellum is betrokken bij motorische controle en leren. Informatie over de eigen lichaamspositie (proprioceptie) en de geplande bewegingen komt binnen in het cerebellum via verschillende afferente vezels. Deze informatie wordt verwerkt in de circuits van het cerebellum, waarbij parallelle vezels exciterende synapsen maken met de dendrieten van Purkinje-cellen, terwijl klimvezels directe synapsen maken met zowel Purkinje-cellen als granulaatcellen. De Purkinje-cellen geven vervolgens een inhibitorische output naar de diepe cerebellaire kernen .
#### 12.2.2 Long-term depression (LTD) en motorisch leren
Een belangrijk mechanisme in het cerebellum is long-term depression (LTD), wat optreedt bij gelijktijdige stimulatie van parallelle vezels en klimvezels. Dit leidt tot een vermindering van de synaptische transmissie en is cruciaal voor motorisch leren .
### 12.3 Afferente vezels (input)
De input naar het cerebellum is divers en omvat proprioceptieve informatie vanuit het ruggenmerg via de tractus spinocerebellaris, informatie vanuit de formatio reticularis, en input vanuit de motorische cortex. Deze afferente vezels, waaronder mosvezels en klimvezels, projecteren op de granulaatcellen en Purkinje-cellen in de cerebellaire cortex .
* **Mosvezels:** Deze vezels, afkomstig uit de formatio reticularis en de pons, synapteren met granulaatcellen en geven een exciterende input. Ze geven collaterale takken af die direct naar de diepe kernen projecteren .
* **Klimvezels:** Deze vezels, afkomstig van de olijfkernen (nuclei olivares), synapteren direct met de Purkinje-cellen en hebben een sterk exciterende werking. Ze geven ook collaterale takken af naar de diepe kernen .
Het cerebellum ontvangt dus voornamelijk informatie over de motorische planning vanuit de cortex en informatie over de huidige lichaamspositie vanuit het ruggenmerg. De functie is hierbij het vergelijken van de geplande beweging met de daadwerkelijke uitvoering en het aanpassen van de motorische commando's .
### 12.4 Efferente vezels (output)
De belangrijkste efferente vezels van het cerebellum zijn de axonen van de Purkinje-cellen. Deze axonen vormen synapsen met de diepe cerebellaire kernen, zoals de nucleus vestibularis, nucleus fastigii, nucleus globosus en nucleus emboliformis. De Purkinje-cellen oefenen een remmende invloed uit op deze kernen. De diepe kernen projecteren vervolgens verder naar de hersenstam en het ruggenmerg om de motorische output te moduleren .
> **Tip:** Onthoud dat het cerebellum zelf geen directe bewegingsinitiatie doet, maar de bewegingen coördineert en verfijnt. Bij jonge kinderen functioneren de kleine hersenen nog niet volledig .
---
# Medische toepassingen van de retina
De medische toepassingen van de retina omvatten diverse aandoeningen en behandelingen die specifiek betrekking hebben op dit lichtgevoelige deel van het oog, variërend van scheidingen en tumoren tot degeneratieve processen.
### 13.1 Retinaloslating
Retinaloslating is een ernstige oogconditie waarbij het netvlies (retina) zich losmaakt van het onderliggende pigmentepitheel. Dit fenomeen treedt op omdat er geen natuurlijke juncties aanwezig zijn tussen het retinale pigmentepitheel en de fotoreceptoren .
* **Symptomen:** De belangrijkste klacht is een plotselinge daling van het gezichtsvermogen. Dit wordt veroorzaakt door de scheiding, waardoor de fotoreceptoren geen zuurstof en voedingsstoffen meer ontvangen .
* **Risicofactoren:** Myopie (bijziendheid) is een bekende risicofactor voor het ontwikkelen van retinaloslating .
* **Gevolgen:** Onbehandelde retinaloslating leidt tot permanente beschadiging van de fotoreceptoren, met als gevolg verlies van visuele functie. Aangetast wordt vaak het perifere gezichtsveld .
* **Behandeling:** De behandeling is gericht op het terugplaatsen van het netvlies op zijn oorspronkelijke positie en omvat vaak een laserbehandeling om de retinale lagen weer aan elkaar te hechten .
### 13.2 Retinoblastoma: Maligne tumor van de neurale retina
Retinoblastoma is een kwaadaardige tumor die uitgaat van precursorcellen van de neurale retina en voornamelijk voorkomt bij jonge kinderen. Het is een van de weinige maligniteiten die ontstaat vanuit de retina zelf .
* **Oorsprong:** De tumor ontwikkelt zich uit voorlopercellen van de neurale retina, die mogelijk afkomstig zijn van embryologische resten van het netvlies .
* **Genetische basis (Two-hit-hypothese):** De ontwikkeling van retinoblastoma is nauw verbonden met de 'two-hit-hypothese' en het RB1-gen. Dit gen fungeert als een tumorsuppressorgen, wat betekent dat het normaal gesproken de ongecontroleerde groei van cellen remt. Voor het ontstaan van de tumor moeten beide kopieën van dit tumorsuppressorgen inactief worden. Dit verklaart waarom de ziekte bij kinderen met een erfelijke aanleg (bilaterale gevallen) al op jonge leeftijd manifest wordt, omdat één 'hit' al aanwezig is bij de geboorte .
* **Vormen:** Retinoblastoma kan zowel aan één oog (unilateraal) als aan beide ogen (bilateraal) voorkomen .
### 13.3 Gespecialiseerde zones van de retina en hun medische implicaties
De retina kent gespecialiseerde zones die cruciaal zijn voor scherp zicht en die vatbaar zijn voor specifieke aandoeningen.
#### 13.3.1 Macula lutea en fovea centralis
* **Macula lutea:** Dit is de gespecialiseerde centrale zone van de retina die verantwoordelijk is voor het scherpste zicht. De macula lutea bevat een geel caroteenpigment .
* **Fovea centralis:** In het centrum van de macula lutea bevindt zich de fovea centralis. Dit gebied is essentieel voor gedetailleerd centraal zicht.
* Het bevat uitsluitend kegeltjes, de receptoren die verantwoordelijk zijn voor kleurenzien en scherp beeld bij daglicht .
* Opvallend is dat de fovea centralis geen bloedvaten bevat, wat bijdraagt aan de transparantie en de kwaliteit van het centrale zicht .
#### 13.3.2 Papilla nervi optici (blinde vlek)
* De papilla nervi optici, ook wel de blinde vlek genoemd, is de plaats waar de zenuwvezels van de binnenste laag van de retina samenkomen om de oogzenuw (nervus opticus) te vormen en het oog te verlaten .
* Dit gebied bevat geen fotoreceptoren (kegeltjes of staafjes) en is daarom ongevoelig voor licht .
* De niet-gemyeliniseerde zenuwvezels van de ganglioncellen lopen hier door de sclera (lamina cribrosa) om de oogzenuw te vormen. Binnen de oogzenuw zelf zijn de vezels wel gemyeliniseerd. De vezels lopen verder naar het corpus geniculatum laterale en de primaire visuele cortex in de hersenen .
### 13.4 Seniele maculadegeneratie (ARMD)
Seniele maculadegeneratie, ook bekend als leeftijdgebonden maculadegeneratie (Age-Related Macular Degeneration, ARMD), is een van de belangrijkste oorzaken van blindheid in ontwikkelde landen, met name bij ouderen .
* **Pathologie:** De aandoening wordt gekenmerkt door degeneratieve veranderingen in de retina, met name in het pigmentepitheel, de membraan van Bruch en de choriocapillaris. Deze veranderingen kunnen leiden tot degeneratie van de bloedvaten in de choriocapillaris, de membraan van Bruch en uiteindelijk het retinale pigmentepitheel .
* **Secundaire effecten:** Dit leidt secundair tot schade aan de fotoreceptoren .
* **Gevolgen:** ARMD tast primair het centrale gezichtsveld aan, wat resulteert in wazig zicht en moeilijkheden met lezen en herkenning van gezichten. In ernstige gevallen kan dit leiden tot centrale blindheid, waarbij het perifere zicht behouden blijft .
> **Tip:** Hoewel ARMD het centrale zicht aantast, blijft het perifere zicht vaak intact, wat betekent dat mensen met deze aandoening nog steeds in staat zijn om zich te oriënteren en beweging te detecteren. De aandoening wordt ook wel 'natte ARMD' of 'droge ARMD' genoemd, afhankelijk van de specifieke onderliggende processen .
---
# Histologie en medische toepassingen van de buis van Eustachius
De buis van Eustachius, ook bekend als de tuba auditiva of trompet van Eustachius, verbindt het middenoor met de nasofarynx en speelt een cruciale rol in de ventilatie en drukregulatie van het middenoor .
### 14.1 Histologie van de buis van Eustachius
De exacte histologische details van de buis van Eustachius zelf zijn niet in detail beschreven in het verstrekte documentmateriaal. Echter, het is bekend dat de buis bekleed is met mucosa, die bij infecties gezwollen kan raken .
### 14.2 Medische toepassingen van de buis van Eustachius
De functie van de buis van Eustachius is essentieel voor de gezondheid van het middenoor. Disfunctie kan leiden tot diverse medische aandoeningen.
#### 14.2.1 Otitis media
Otitis media, een ontsteking van het middenoor, komt met name veel voor bij kinderen. De buis van Eustachius kan ziekteverwekkers vanuit de nasofarynx naar het middenoor transporteren, vooral na een infectie van de bovenste luchtwegen. Dit kan leiden tot de accumulatie van etter in de trommelholte, resulterend in purulente otitis media. In ernstige gevallen kan de infectie zich verspreiden naar het mastoïd, wat leidt tot acute mastoïditis .
> **Tip:** Het begrijpen van de anatomische verbinding via de buis van Eustachius is cruciaal voor het verklaren van de hoge incidentie van middenooraandoeningen bij kinderen.
#### 14.2.2 Aerotitis
Aerotitis, ook wel bekend als 'vliegtuigoor', treedt op wanneer drukverschillen tussen het middenoor en de omgeving niet goed gecompenseerd kunnen worden door de buis van Eustachius .
* **Tijdens het dalen van een vliegtuig:** De toenemende omgevingsdruk kan de buis van Eustachius afsluiten. Hoewel slikken kan helpen de buis weer te openen, kan zwelling van de mucosa van de buis (vaak door verkoudheid) dit proces bemoeilijken .
* **Gevolgen:** Een aanhoudende onderdruk in het middenoor kan leiden tot pijn en vochtuitstorting (seromucosale otitis media) .
> **Example:** Een passagier met een verkoudheid die in een vliegtuig stapt, loopt een verhoogd risico op aerotitis omdat de ontstoken slijmvliezen van de buis van Eustachius moeilijker openen bij drukveranderingen.
### 14.3 Het binnenoor (labyrint)
Het binnenoor, ook wel het labyrint genoemd, bestaat uit twee hoofdcomponenten: het benige labyrint en het vliezige (membraneuze) labyrint. Deze structuren zijn verantwoordelijk voor het gehoor en het evenwicht .
#### 14.3.1 Het benige labyrint
Het benige labyrint is gelegen in het os petrosum (rotsbeen) en omvat drie hoofdgedeelten :
1. **Vestibulum:** Het centrale deel, dat samen met de semicirculaire kanalen het benige deel van het evenwichtsorgaan vormt .
2. **Semicirculaire kanalen:** Drie halfcirkelvormige buizen die betrokken zijn bij de detectie van hoofdbewegingen .
3. **Cochlea:** Het slakkenhuis, dat het benige deel van het gehoororgaan vormt .
#### 14.3.2 Het vliezige labyrint
Het vliezige labyrint bevindt zich binnen het benige labyrint. Tussen het benige en vliezige labyrint bevindt zich de perilymfe, die qua samenstelling vergelijkbaar is met extracellulair vocht. Binnen het vliezige labyrint bevindt zich de endolymfe, die qua samenstelling vergelijkbaar is met intracellulair vocht .
Het vliezige labyrint bestaat uit vier delen :
* **In het vestibulum:** De sacculus en de utriculus, die een rol spelen bij het detecteren van lineaire versnelling en de positie van het hoofd ten opzichte van de zwaartekracht .
* **In de semicirculaire kanalen:** De vliezige semicirculaire kanalen, die de beweging van het hoofd detecteren .
* **In de cochlea:** De ductus cochlearis, waarin het orgaan van Corti zich bevindt en waar geluidstrillingen worden omgezet in zenuwimpulsen .
> **Tip:** Het onderscheid tussen perilymfe en endolymfe is essentieel voor het begrijpen van de fysiologie van het gehoor en evenwicht, aangezien de ionensamenstelling van deze vloeistoffen cruciaal is voor de signaaltransductie.
---
# Proprioceptoren
Proprioceptoren zijn gespecialiseerde mechanosensoren in spieren, pezen en gewrichten die informatie verschaffen over de positie en beweging van het lichaam.
### 15.1 Spierspoelen
Spierspoelen zijn proprioceptoren die zich parallel aan de spiervezels bevinden en de lengte van de spier registreren. Ze zijn essentieel voor het handhaven van de spierspanning en het uitvoeren van reflexen, zoals de rekreflex. Een spierspoel bestaat uit intrafusale spiervezels, omgeven door een bindweefselkapsel. Binnen dit kapsel bevinden zich twee soorten intrafusale vezels: de **st KERNvezels** en de **st WOLVEZELVEZELS** .
* **Kernetvezels (nuclear bag fibers):** Deze vezels bevatten de celkernen in een verzameling in het midden van de vezel. Ze zijn geïnnerveerd door **type Ia afferente zenuwvezels**, die zeer gevoelig zijn voor veranderingen in spierlengte en de snelheid waarmee deze veranderingen plaatsvinden (dynamische informatie). Ze kunnen ook worden geïnnerveerd door **type II afferente zenuwvezels**, die voornamelijk gevoelig zijn voor de statische spierlengte (statische informatie) .
* **Wolvezelvezels (nuclear chain fibers):** Deze vezels hebben de celkernen gerangschikt in een rij. Ze worden voornamelijk geïnnerveerd door **type II afferente zenuwvezels** en zijn vooral gevoelig voor de statische spierlengte .
De **rekreflex** is een fundamenteel voorbeeld van de functie van spierspoelen. Wanneer een spier plotseling wordt uitgerekt, worden de spierspoelen in die spier geactiveerd. De type Ia afferente vezels sturen dan een signaal naar het ruggenmerg, waar ze direct synapsen maken met motorneuronen die dezelfde spier innerveren. Dit leidt tot een contractie van de spier, waardoor de oorspronkelijke rek wordt tegengegaan en de spierlengte wordt gehandhaafd .
> **Tip:** Denk aan de spierspoel als een "spierlengtemeter" die constant de rek van de spier bewaakt en feedback geeft aan het centrale zenuwstelsel.
### 15.2 Peesorganen van Golgi
Peesorganen van Golgi (Golgi tendon organs, GTOs) zijn proprioceptoren die zich bevinden in de overgangszone tussen spiervezels en pezen. Ze registreren de spanning in de pezen, die direct gecorreleerd is met de contractiekracht van de spier. Peesorganen van Golgi zijn geïnnerveerd door **type Ib afferente zenuwvezels** .
Wanneer een spier samentrekt en er spanning op de pezen komt te staan, worden de peesorganen van Golgi geactiveerd. De type Ib vezels sturen vervolgens signalen naar het ruggenmerg. In tegenstelling tot de rekreflex die door spierspoelen wordt opgewekt, leiden de signalen van de peesorganen van Golgi tot **inversie-innervatie (negatieve feedback)**. Dit betekent dat ze motorneuronen remmen die dezelfde spier innerveren, waardoor de spiercontractie wordt verminderd en de spanning op de pezen afneemt. Dit mechanisme voorkomt overmatige spanning en mogelijke blessures aan spieren en pezen .
> **Tip:** Peesorganen van Golgi werken als een "spanningsbegrenzer", die voorkomt dat de spier te veel kracht ontwikkelt. Ze werken tegengesteld aan de spierspoelen.
### 15.3 Vergelijking en Samenwerking
Spierspoelen en peesorganen van Golgi werken samen om een nauwkeurige regulatie van spierkracht en -positie te garanderen. De spierspoelen informeren over de lengte en de mate van rekking van de spier, terwijl de peesorganen van Golgi de spanning in de pezen meten. Deze complementaire informatie maakt fijne motorische controle mogelijk, zoals het aanpassen van de spierkracht tijdens het tillen van objecten van verschillende gewichten of het handhaven van een stabiele lichaamshouding .
> **Voorbeeld:** Wanneer je een zware tas oppakt, zullen eerst de spierspoelen aangeven dat de spier langer wordt. Vervolgens, als de spier kracht begint te leveren, zullen de peesorganen van Golgi de toenemende spanning meten en de spiercontractie reguleren om te voorkomen dat de spier beschadigd raakt.
---
# Kenmerken van dendrieten en axonen
Dit onderwerp beschrijft de morfologische en functionele verschillen tussen dendrieten en axonen, inclusief hun rol in neuronale communicatie en medische toepassingen.
### 16.1 Dendrieten
Dendrieten zijn neuronale uitlopers die elektrische signalen ontvangen van andere neuronen. Ze spelen een cruciale rol in synapsvorming en de plasticiteit van neurale circuits [17](#page=17) [22](#page=22).
#### 16.1.1 Dendritische spines
Dendritische spines zijn kleine uitstulpingen op dendrieten waar synapsen zich vormen. Ze zijn essentieel voor synaptische plasticiteit en informatieverwerking [17](#page=17) [19](#page=19).
* **Kenmerken bij mentale retardatie:** Bij kinderen met mentale retardatie zijn er minder dendritische spines, en deze zijn dunner en langer dan normaal. Dit wijst op een onderliggend probleem in de synapsvorming en de normale vorming van neuronale circuits [17](#page=17).
### 16.2 Axonen
Axonen zijn neuronale uitlopers die elektrische signalen, in de vorm van actiepotentialen (AP), weg van het cellichaam transporteren naar andere neuronen, spieren of klieren [22](#page=22).
* **Diameter:** De diameter van een axon is constant over de gehele lengte [18](#page=18).
* **Structuur:** Axonen worden omgeven door een axonhuls en bevatten vesikels in de eindknoppen die synapsen vormen met dendritische spines [19](#page=19).
#### 16.2.1 Axonaal transport
Axonaal transport is het proces waarbij moleculen en organellen langs het axon worden verplaatst. De "rails" voor dit transport zijn microtubuli, en de "motoren" zijn eiwitten zoals kinesine en dyneïne [20](#page=20).
* **Anterograad transport:** Dit transport vindt plaats van het cellichaam naar de synaps [20](#page=20).
* **Snel transport:** Verplaatst vesikels en macromoleculen met een snelheid van 0,5 tot 4 cm per dag [20](#page=20).
* **Traag transport:** Verplaatst materiaal langzamer, enkele millimeters per dag, en is gerelateerd aan de snelheid van regeneratie en groei van een axon. De snelheid van dit transport is ongeveer 1 mm per dag [20](#page=20).
* **Retrograad transport:** Dit transport vindt plaats van de synaps naar het cellichaam. Het transporteert materiaal dat door endocytose is opgenomen [20](#page=20).
#### 16.2.2 Medische toepassingen van retrograad transport
Retrograaf transport is medisch significant omdat het de verspreiding van toxines en virussen in het zenuwstelsel verklaart [20](#page=20).
* **Opname door endocytose:** Stoffen zoals tetanustoxine en virussen zoals herpes simplex, polio en rabiës kunnen via retrograad transport het neuronale systeem binnendringen [21](#page=21).
* **Verklaring latentietijd:** Dit mechanisme verklaart deels de latentietijd tussen infectie en het optreden van symptomen. Virussen kunnen via retrograd transport van zenuwen naar de hersenen reizen, wat kan leiden tot verlammingen. Het retrograd transport kan ook het immuunsysteem activeren. De tijd tussen infectie en symptomen kan variëren [21](#page=21).
### 16.3 Vergelijking dendriet en axon
Dendrieten ontvangen prikkels, terwijl axonen deze prikkels (als actiepotentialen) geleiden. Axonen kunnen, in tegenstelling tot dendrieten, (gedeeltelijk) regenereren. Synapsen vertonen normale elasticiteit [17](#page=17) [22](#page=22).
---
# De cytoarchitectuur van de neocortex
De cytoarchitectuur van de neocortex beschrijft de microscopische structuur en organisatie van de hersenschors, met name de specifieke indeling in lagen en celtypen [74](#page=74).
### 17.1 Algemene principes van corticale organisatie
De neocortex vormt ongeveer 90% van de cortex en kenmerkt zich door een zeslagige structuur. Dit staat in contrast met de archicortex (drie lagen) en de paleocortex (drie tot vijf lagen). Naast deze horizontale gelaagdheid is er ook een verticale organisatie in kolommen. Deze kolommen, die ongeveer 0,5 mm lang zijn, omvatten alle cellen die door een prikkel uit de witte stof worden gestimuleerd. De indeling van de cortex in verschillende gebieden, gebaseerd op hun cytoarchitectuur, werd in kaart gebracht door Brodmann, die 52 gebieden identificeerde. Voorbeelden hiervan zijn de primaire motorische cortex (area 4) en de primaire visuele cortex (area 17) [73](#page=73) [74](#page=74).
### 17.2 De zes lagen van de neocortex
De neocortex is opgedeeld in zes distincte lagen, elk met specifieke kenmerken qua celtypen en dichtheid [75](#page=75) [76](#page=76).
#### 17.2.1 Lamina molecularis (I)
De moleculaire laag, ook wel lamina molecularis of plexiformis genoemd, is de buitenste laag. Deze laag bevat voornamelijk horizontaal verlopende axonen en dendrieten, alsook de cellen van Cajal (horizontale cellen) [75](#page=75) [76](#page=76) [77](#page=77).
#### 17.2.2 Lamina granularis externa (II)
De buitenste granulaire laag (lamina granularis externa) kenmerkt zich door de aanwezigheid van veel kleine cellen met grote kernen en weinig cytoplasma [75](#page=75) [76](#page=76).
#### 17.2.3 Lamina pyramidalis externa (III)
De buitenste piramidale laag (lamina pyramidalis externa) bevat middelgrote piramidale cellen. De apicale dendrieten van deze cellen reiken tot in laag I [75](#page=75) [76](#page=76).
#### 17.2.4 Lamina granularis interna (IV)
De binnenste granulaire laag (lamina granularis interna) bevat een hoge dichtheid aan stellaire cellen, gekenmerkt door hun stervorm. Dit is de belangrijkste ontvangende laag voor afferente projecties vanuit de thalamus [75](#page=75) [76](#page=76).
#### 17.2.5 Lamina pyramidalis interna (V)
De binnenste piramidale laag (lamina pyramidalis interna) bevat grotere piramidale cellen, die in de primaire motorische cortex bijzonder goed ontwikkeld zijn. De axonen van deze cellen verlopen naar de hersenstam en het ruggenmerg [75](#page=75) [76](#page=76).
#### 17.2.6 Lamina multiformis (VI)
De multiforme of polymorfe laag (lamina multiformis) is de diepste laag en bevat verschillende celtypen, waaronder fusiforme cellen en neuronen van Martinotti. Deze laag ontvangt projecties van en zendt axonen naar de thalamus. Ook vindt hier synapsvorming plaats met dieper gelegen interneuronen [75](#page=75) [76](#page=76).
> **Tip:** Onthoud dat laag IV de primaire ontvangende laag is voor sensorische informatie uit de thalamus, terwijl laag V de belangrijkste outputlaag is voor motorische commando's [76](#page=76).
> **Tip:** Hoewel de zeslagenstructuur een algemeen principe is, kunnen de relatieve diktes en celtypes van de lagen variëren tussen verschillende corticale gebieden, wat de basis vormt voor Brodmann's cytoarchitectonische kaarten [74](#page=74) [76](#page=76).
### 17.3 Visuele representatie
De documentatie bevat illustraties die de verschillende lagen van de neocortex weergeven, zowel schematisch als histologisch met behulp van Hematoxyline en Eosine (HE) kleuring. Deze beelden tonen de dichtheid van cellichamen en de aanwezigheid van verschillende celvormen binnen elke laag. Op de beelden zijn de hersenvliezen en de witte stof zichtbaar die de grijze stof omkaderen [77](#page=77) [78](#page=78).
> **Example:** Een histologisch preparaat kan de compacte structuur van de granulaire lagen (II en IV) laten zien, in contrast met de meer verspreide piramidale cellen in lagen III en V. Ook de relatief celarme moleculaire laag (I) en de heterogene multiforme laag (VI) worden visueel duidelijk [77](#page=77) [78](#page=78).
---
# Anatomie en fysiologie van de ooginhoud
Dit onderwerp behandelt de anatomie en fysiologie van de belangrijkste componenten binnenin het oog: het kamervocht, de lens en het corpus vitreum.
### 18.1 Kamervocht
Het kamervocht is een transparante vloeistof die de voorste en achterste oogkamer vult. Het wordt geproduceerd door de processus ciliares. Vanuit de achterste oogkamer stroomt het kamervocht via de pupil naar de voorste oogkamer. Vervolgens wordt het afgevoerd via het trabeculaire netwerk en het kanaal van Schlemm. Hoewel niet expliciet beschreven, suggereert de vergelijking met hersenvocht de rol in drukregulatie en voeding .
> **Tip:** Het begrijpen van de productie en afvoer van kamervocht is cruciaal voor het begrijpen van intraoculaire druk.
### 18.2 Lens
De lens is een biconvexe, transparante structuur binnen het oog, gelegen achter de iris. Het is omgeven door een lenskapsel waaraan de zonulabanden (ligamenten van Zinn) vastzitten. Deze zonulabanden verbinden de lens met de musculus ciliaris, wat accommodatie mogelijk maakt .
* **Structuur:** De lens bestaat voornamelijk uit eiwit, genaamd kristalline, dat zich in het cytoplasma van lensvezels bevindt. Dit zorgt voor de transparantie en de specifieke brekingsindex van de lens .
* **Accommodatie:** De lens is plastisch en kan van vorm veranderen om zich aan te passen aan de afstand van het object dat bekeken wordt. Bij het bekijken van objecten op afstand wordt de lens platter, terwijl deze boller wordt bij het bekijken van nabije objecten. Dit proces, accommodatie genoemd, wordt gereguleerd door de musculus ciliaris en de zonulabanden .
* **Lengte:** De lens heeft een lengte van ongeveer 10 millimeter .
#### 18.2.1 Medische toepassingen: presbyopie en cataract
* **Presbyopie:** Dit is een leeftijdsgebonden aandoening waarbij de lens minder elastisch wordt, wat resulteert in een verminderd vermogen tot accommodatie. Dit maakt het moeilijker om objecten van dichtbij scherp te zien .
* **Cataract:** Cataract, ook wel staar genoemd, treedt op wanneer de lens troebel wordt. Dit kan verschillende oorzaken hebben, waaronder veroudering, blootstelling aan UV-licht, diabetes en het gebruik van corticosteroïden. Cataract is in sommige gevallen omkeerbaar .
> **Tip:** De flexibiliteit van de lens en de juiste werking van de musculus ciliaris zijn essentieel voor helder zicht op verschillende afstanden.
### 18.3 Corpus vitreum
Het corpus vitreum, ook wel glasvocht genoemd, is een gelatineuze substantie die het grootste deel van het volume van het oog vult, achter de lens .
* **Samenstelling:** Het bestaat microscopisch uit een gelei van mucopolysacchariden, waaronder hyaluronzuur, en is voor ongeveer 98% water. Er is ook weinig collageen aanwezig .
* **Productie:** Het glasvocht wordt geproduceerd door fibroblasten en hyalocyten .
* **Functie:** Het glasvocht is hydroscopisch, wat betekent dat het vocht aantrekt. Het draagt bij aan de transparantie van het oog en helpt de vorm van het oog te behouden. Het bevat ook de achterste oogslagader (arteria ophthalmica) in de embryonale fase .
> **Tip:** Het corpus vitreum is essentieel voor het behoud van de oogbolvorm en de optische helderheid. Veranderingen in de samenstelling kunnen leiden tot visuele problemen.
---
# Het traanapparaat en gerelateerde structuren
Het traanapparaat is een complex systeem verantwoordelijk voor de productie, distributie en afvoer van tranen, essentieel voor het bevochtigen, reinigen en beschermen van het oogoppervlak .
### 19.1 Anatomie van het traanapparaat
Het traanapparaat bestaat uit verschillende componenten die samenwerken om de traanproductie en -afvoer te faciliteren .
#### 19.1.1 De traanklier
De traanklier is een sereuze klier. Deze klier produceert een waterig vocht dat essentieel is voor de bevochtiging van het oog. De secreties van de traanklier bevatten enzymen, zoals lysozymen, die een antibacteriële werking hebben. De traanklier is verdeeld in verschillende lobjes .
#### 19.1.2 Canaliculi lacrimales
De canaliculi lacrimales zijn kleine kanaaltjes die het traanvocht afvoeren. Deze zijn bekleed met meerlagig plaveiselepitheel .
#### 19.1.3 Conjunctivale zak
De conjunctivale zak is de ruimte tussen de oogbol en de oogleden. De tranen die door de traanklier worden geproduceerd, bevochtigen het oogoppervlak en de conjunctivale zak .
#### 19.1.4 Puncta lacrimalia en de afvoerweg
De tranen worden opgevangen door de puncta lacrimalia, kleine openingen aan de binnenzijde van de oogleden. Van daaruit gaan de tranen via de canaliculi naar de traanzak (saccus lacrimalis) en vervolgens via de ductus nasolacrimalis naar de neusholte. De ductus nasolacrimalis is bekleed met pseudomeerlagig respiratoir epitheel, net als de luchtwegen .
### 19.2 Histologie van het traanapparaat
De histologische opbouw van de verschillende delen van het traanapparaat is cruciaal voor hun functie .
* **Traanklier**: Een sereuze klier bestaande uit acini, waaruit de kliercellen regenereren. Deze cellen bevatten enzymen en lysozomen in hun granula .
* **Canaliculi lacrimales**: Bekleed met meerlagig plaveiselepitheel .
* **Saccus en ductus nasolacrimalis**: Bekleed met pseudomeerlagig respiratoir epitheel .
### 19.3 Samenstelling en functie van tranen
Tranen bestaan uit verschillende componenten die bijdragen aan de bescherming en het onderhoud van het oog .
* **Waterig vocht**: Geproduceerd door de traanklier, essentieel voor bevochtiging .
* **Slijmlaag**: Rijk aan glycoproteïnen, draagt bij aan de continuïteit van de traanfilm .
* **Enzymen**: Inclusief lysozomen, met antibacteriële eigenschappen .
### 19.4 Medische toepassingen en gerelateerde aandoeningen
Afwijkingen van het traanapparaat kunnen leiden tot diverse medische problemen .
#### 19.4.1 Tumoren
Tumoren van de traanklier worden behandeld vergelijkbaar met tumoren van speekselklieren .
#### 19.4.2 Droge ogen en auto-immuunziekten
Auto-immuunziekten, zoals het syndroom van Sjögren, kunnen leiden tot een droge mond en droge ogen door aantasting van de traan- en speekselklieren .
#### 19.4.3 Infecties
Infecties van het bindvlies (conjunctiva) en het hoornvlies (cornea) kunnen het traanapparaat beïnvloeden .
#### 19.4.4 Systeemziekten
Problemen met het traanapparaat kunnen ook een symptoom zijn van een bredere systeemziekte .
> **Tip:** Begrip van de histologie van het traanapparaat helpt bij het verklaren van de symptomen en behandelingen van verschillende oogaandoeningen.
> **Voorbeeld:** Het meerlagig plaveiselepitheel in de canaliculi lacrimales biedt mechanische weerstand, terwijl het pseudomeerlagig respiratoir epitheel in de ductus nasolacrimalis helpt bij het transporteren van vocht en de bescherming tegen pathogenen in de neusholte.
---
# Het middenoor en zijn componenten
Het middenoor is een luchtgevuld compartiment dat de gehoorbeentjes bevat en een vitale rol speelt in de geluidstransmissie van het trommelvlies naar het binnenoor.
### 20.1 Trommelvlies
Het trommelvlies, ook wel membrana tympani genoemd, is een dunne, conische membraan die de gehoorgang scheidt van het middenoor. De histologie van het trommelvlies omvat verschillende lagen .
### 20.2 Trommelholte
De trommelholte is een met lucht gevuld deel van het middenoor dat de gehoorbeentjes herbergt .
### 20.3 Gehoorbeentjes
De gehoorbeentjes zijn drie kleine botjes: de malleus (hamer), incus (aambeeld) en stapes (stijgbeugel). Ze verbinden het trommelvlies met het ovale venster van het binnenoor en spelen een cruciale rol in de mechanische versterking van geluidstrillingen .
#### 20.3.1 Musculus tensor tympani en musculus stapedius
Deze spieren zijn verbonden met de gehoorbeentjes en vormen samen de middenoorreflex (tympanische reflex). Deze reflex wordt geactiveerd door luide geluiden en helpt het gehoororgaan te beschermen door de trillingen te dempen. De latentietijd van deze reflex is meer dan 50 milliseconden .
### 20.4 Buis van Eustachius
De buis van Eustachius, ook wel de tuba auditiva genoemd, is ongeveer 3,5 cm lang. Deze buis heeft een pars ossea (benig deel) en een pars cartilaginea (kraakbeenachtig deel). De binnenbekleding bestaat uit pseudomeerlagig respiratoir epitheel. Nabij de opening in het middenoor bevindt zich de tonsilla tubaria. De buis van Eustachius verbindt het middenoor met de nasofarynx en reguleert de luchtdruk in het middenoor. De histologie van de buis van Eustachius kan worden bestudeerd met behulp van hematoxyline en eosine (HE) kleuring .
---
# Medische toepassingen van het gehoororgaan
Dit onderwerp behandelt diverse medische toepassingen en aandoeningen gerelateerd aan het gehoororgaan, waaronder de ziekte van Ménière, presbyacusis en acusticusneurinoma, en de receptie van zintuiglijke prikkels.
### 21.1 Medische toepassingen van het gehoororgaan
#### 21.1.1 De ziekte van Ménière
De ziekte van Ménière is een aandoening die wordt veroorzaakt door overdruk in het vliezig labyrint, ook wel endolymfatische hydrops genoemd. Dit kan leiden tot een ruptuur van het vliezig labyrint en een lekken van endolymfe in de perilymfe. De ziekte wordt gekenmerkt door episodische aanvallen van duizeligheid, gehoorverlies, oorsuizen (tinnitus), en kan gepaard gaan met misselijkheid en braken .
#### 21.1.2 Presbyacusis
Presbyacusis is een progressieve sensorineurale doofheid die voorkomt bij alle personen boven de 65 jaar, met een specifieke aantasting van het gehoor voor hoge frequenties. Deze aandoening wordt geassocieerd met pathologie van de buitenste haarcellen, wat resulteert in verlies van deze cellen en hun gigantische stereocilia .
#### 21.1.3 Acusticusneurinoma
Een acusticusneurinoma is een veelvoorkomende tumor. Dit type tumor is een Schwannoma. Vaak komt het voor in het kader van neurofibromatose type 2, waarbij bilaterale acusticusneurinoma's het meest kenmerkende symptoom zijn .
### 21.2 Overige receptoren en zintuigen
Dit gedeelte van het document (hoofdstuk 5) introduceert de verschillende soorten receptoren en zintuigorganen die worden besproken, waaronder exteroreceptoren, proprioreceptoren, het reukorgaan en het smaakorgaan .
#### 21.2.1 Exteroreceptoren
Exteroreceptoren zijn gespecialiseerd in het registreren van prikkels uit de externe omgeving. Ze omvatten :
* **Mechanoreceptoren:** deze registreren aanraking (tastzin), druk en vibraties .
* **Thermoreceptoren:** deze registreren warmte en koude .
* **Pijn- (nocireceptoren) en jeukreceptoren:** deze detecteren respectievelijk pijn en jeuk .
#### 21.2.2 Receptie van prikkels
Prikkels kunnen worden gerecipieerd via twee hoofdstructuren:
* **Vrije zenuwuiteinden:** dit zijn niet-omkapselde sensibele zenuwuiteinden. Ze zijn het meest voorkomend en bevinden zich overal, maar met name in de huid. Thermo-, noci- en jeukreceptoren zijn voorbeelden van vrije zenuwuiteinden. Vrije zenuwuiteinden rond haarfollikels functioneren als mechanoreceptor .
* **Gespecialiseerde eindlichaampjes:** dit zijn omkapselde sensibele zenuwuiteinden .
#### 21.2.3 Specifieke receptoren
##### 21.2.3.1 Merkel-schijf
De Merkel-schijf is een type mechanoreceptor dat verantwoordelijk is voor fijne tast en discriminatiezin. Deze schijven bevinden zich zowel op behaarde als op niet-behaarde huid .
##### 21.2.3.2 Lichaampjes van Meissner
De lichaampjes van Meissner zijn gespecialiseerde eindlichaampjes die zich bevinden in de onbehaarde huid, met name op de vingertoppen, handpalmen en voetzolen. Ze functioneren als mechanoreceptoren en zijn gevoelig voor fijne tast, discriminatiezin en laagfrequente vibraties .
---
# Gespecialiseerde eindlichaampjes in de huid
Gespecialiseerde eindlichaampjes in de huid zijn receptoren die specifieke mechanische stimuli omzetten in zenuwsignalen .
### 22.1 Lichaampjes van Meissner
De lichaampjes van Meissner bevinden zich in de onbehaarde huid, specifiek in de vingertoppen, handpalmen en voetzolen. Ze functioneren als mechanoreceptoren voor fijne tast, discriminatiezin en laagfrequente vibraties .
> **Tip:** De histologie van de Meissner lichaampjes is cruciaal voor het begrijpen van hun functie .
### 22.2 Lichaampjes van Krause
Lichaampjes van Krause worden gevonden op overgangen tussen mucosa en huid, zoals bij de lippen en genitaliën. Ze fungeren als mechanoreceptoren voor zowel tastzin als drukzin .
### 22.3 Lichaampjes van Ruffini
Deze lichaampjes liggen in de diepe derm en hypoderm. Ze zijn mechanoreceptoren die vooral gevoelig zijn voor uitrekking van de huid .
### 22.4 Lichaampjes van Vater-Pacini
De lichaampjes van Vater-Pacini zijn gelegen in de hypoderm, met name van de handpalmen en voetzolen, maar ook in het bindweefsel van spieren, pezen, ligamenten en inwendige organen. Ze zijn mechanoreceptoren die reageren op grove tast, druk en vibraties .
> **Tip:** De histologische structuur van de lichaampjes van Vater-Pacini, vaak gevisualiseerd met HE-kleuring, verklaart hun gevoeligheid voor druk en vibraties .
---
# De hippocampus en het limbisch systeem
De hippocampus is een cruciaal onderdeel van het limbisch systeem, een complex netwerk van neuronen dat betrokken is bij overleving, emoties en met name het geheugen.
### 23.1 Het limbisch systeem
Het limbisch systeem is een functioneel hersensysteem dat bestaat uit een netwerk van neuronen die samenwerken over grote afstanden in de hersenen. Het speelt een rol in het voortbestaan van het individu, bijvoorbeeld bij voedsel zoeken, en in het voortbestaan van de soort, zoals bij voortplanting en seksualiteit. De afferentie van het limbisch systeem komt voornamelijk vanuit de reukcentra. Naast de beleving van emoties, is de hippocampus, als onderdeel van dit systeem, ook essentieel voor het geheugen [84](#page=84).
#### 23.1.1 Componenten en verbindingen
Het limbisch systeem omvat structuren zoals de amygdala en de hippocampus. De hippocampus bevindt zich in de archicortex, die diep in de mediale, binnengeplooide temporaalkwab ligt. De amygdala behoort ook tot het limbisch systeem en is verbonden met de thalamus en hypothalamus. De hippocampusformatie is een onderdeel van de cortex die rond het corpus callosum ligt [85](#page=85).
> **Tip:** Het limbisch systeem wordt ook wel de "emotionele hersenen" genoemd, maar het is belangrijker om te onthouden dat het een breder scala aan functies omvat, waaronder motivatie, leren en geheugen.
### 23.2 De hippocampale formatie
De hippocampale formatie is een specifieke anatomische regio die nauw verbonden is met de hippocampus en omvat meerdere structuren [86](#page=86):
* **Gyrus dentatus:** Een gekartelde structuur die deel uitmaakt van de hippocampale formatie [86](#page=86).
* **Eigenlijke hippocampus:** De kernstructuur, herkenbaar aan zijn karakteristieke vorm [86](#page=86).
* **Subiculum:** Een overgangsgebied tussen de hippocampus en de parahippocampale gyrus [86](#page=86).
* **Gyrus parahippocampalis (entorhinale cortex):** Deze cortex is de belangrijkste input- en outputzone voor de hippocampus [86](#page=86).
De entorhinale cortex wordt beschouwd als de poort naar de hippocampus, en ontvangt informatie van verschillende neocorticale gebieden. De archicortex, waartoe de hippocampus en gyrus dentatus behoren, heeft een eenvoudigere driedelige structuur in vergelijking met de neocortex [89](#page=89).
#### 23.2.1 Locatie en oriëntatie
De hippocampus is gelegen in de mediale zijde van de temporaalkwab. De vorm wordt vaak vergeleken met die van een zeepaardje, waar de naam vandaan komt (hippocampus = zeepaardje). De hippocampusformatie vormt een boogvormige structuur die rond het corpus callosum loopt. De fimbria fornicis is de structuur die de overgang markeert van de hippocampus naar de fornix [87](#page=87) [88](#page=88).
#### 23.2.2 Verbindingen met andere hersengebieden
De hippocampus is via de fornix verbonden met de corpora mammillaria. De corpora mammillaria zijn op hun beurt weer verbonden met de thalamus. Deze verbindingen leggen een circuit bloot dat cruciaal is voor geheugenconsolidatie [88](#page=88).
> **Example:** De connectie tussen de hippocampus en de corpora mammillaria, en vervolgens naar de thalamus en de cingulate gyrus, vormt een belangrijk circuit voor het opslaan van nieuwe herinneringen.
### 23.3 Cellulaire organisatie
De witte stof in de hippocampus bevat axonen van efferente projecties die de hippocampus verbinden met gebieden zoals de corpora mammillaria. Deze axonen zijn essentieel voor de communicatie van de hippocampus met andere hersengebieden, wat nodig is voor geheugenprocessen [90](#page=90).
---
# Opbouw en celtypes van de retina
Dit onderwerp behandelt de architectuur en de verschillende celtypen die samen de retina, of netvlies, vormen, en hun specifieke functies in de visuele waarneming.
### 24.1 De retina: algemene structuur
De retina is het lichtgevoelige deel van het oog en is essentieel voor het omzetten van visuele informatie in neurale signalen. Het wordt ook wel de "eigenlijke retina" genoemd. De retina bevindt zich aan de binnenkant van het oog .
### 24.2 Celtypes van de retina
De retina bestaat uit verschillende gespecialiseerde celtypen die nauw samenwerken .
#### 24.2.1 Pigmentepitheel
Het pigmentepitheel vormt de buitenste laag van de retina en bestaat uit epitheelcellen. Deze cellen zijn met elkaar verbonden via tight junctions, wat bijdraagt aan het vormen van de bloed-retina-barrière .
**Functies van het pigmentepitheel:**
* **Absorptie van licht:** Het pigmentepitheel absorbeert strooilicht, wat essentieel is voor een helder zicht. Bij albinisme, waar dit pigment ontbreekt, kan dit leiden tot troebel licht .
* **Bloed-retina-barrière:** De tight junctions tussen de cellen vormen een fysieke barrière die de bloedbaan scheidt van het netvlies, wat de homeostase in de retina helpt handhaven .
* **Fagocytose:** Het pigmentepitheel fagocyteert de afgestoten bovenste segmenten van de fotoreceptorcellen, met name die van de staafjes .
* **Isomerisatie van retinal:** Het speelt een cruciale rol in de vitamine A-cyclus door de isomerisatie van all-trans-retinal naar 11-cis-retinal, wat nodig is voor de lichtdetectie door fotopigmenten .
#### 24.2.2 Fotoreceptorcellen
Fotoreceptorcellen zijn de cellen die licht detecteren en omzetten in elektrische signalen. Er zijn twee hoofdtypen: staafjes en kegeltjes. Ze worden beschouwd als gemodificeerde bipolaire neuronen .
* **Staafjes:**
* Aantal: Ongeveer 120 miljoen .
* Locatie: Voornamelijk in de periferie van de retina .
* Pigment: Rhodopsine .
* Functie: Verantwoordelijk voor zicht bij weinig licht (schemerzicht) .
* **Kegeltjes:**
* Aantal: Ongeveer 6 miljoen .
* Locatie: Geconcentreerd in het centrale deel van de retina (fovea) .
* Pigmenten: Iodopsines (voor rood, groen en blauw licht) .
* Functie: Verantwoordelijk voor zicht bij veel licht en kleurperceptie .
De fotoreceptorcellen hebben een buitenste segment dat rijk is aan fotopigmenten en een binnenste segment dat metabool actief is. Het buitenste segment wordt continu vernieuwd door nieuwe membraanlamellen aan te maken .
#### 24.2.3 Direct geleidende neuronen
Deze neuronen vormen de directe paden voor signaaloverdracht binnen de retina. Hieronder vallen de bipolaire cellen en ganglioncellen .
* **Bipolaire cellen:** Deze ontvangen input van de fotoreceptorcellen (en in sommige gevallen van horizontale cellen) en sturen deze door naar de ganglioncellen. Hun celkernen bevinden zich in een specifieke laag van de retina .
* **Ganglioncellen:** Dit zijn de outputneuronen van de retina. Hun axonen vormen de optische zenuw (nervus opticus) die de visuele informatie naar de hersenen transporteert. Deze axonen zijn grotendeels niet-gemyelotiseerd binnen de retina .
#### 24.2.4 Associatie neuronen (Interneuronen)
Deze neuronen moduleren de signaaloverdracht binnen de retina door verbindingen te leggen tussen andere neuronen.
* **Horizontale cellen:** Deze cellen verbinden fotoreceptorcellen met elkaar en met bipolaire cellen, en spelen een rol in laterale inhibitie, wat contrastverbetering mogelijk maakt. Hun celkernen bevinden zich ook in een specifieke laag .
* **Amacriene cellen:** Deze cellen verbinden bipolaire cellen met ganglioncellen en met andere amacriene cellen. Ze zijn betrokken bij de complexe verwerking van visuele informatie, zoals bewegingsdetectie. Hun celkernen bevinden zich in een specifieke laag .
#### 24.2.5 Steuncellen
* **Müllercellen:** Dit zijn de belangrijkste steuncellen in de retina. Ze strekken zich uit over de gehele breedte van de retina, ondersteunen de neuronen en helpen bij het handhaven van de retinale structuur. Ze bezitten tight junctions .
### 24.3 Lagen van de retina
De retina is opgebouwd uit tien verschillende lagen, die een complexe structuur vormen voor visuele informatieverwerking. Hoewel de documentatie niet alle tien lagen gedetailleerd beschrijft, worden de belangrijkste celkernen en synaptische verbindingen wel benoemd, wat de opeenvolging van de signalering aangeeft :
* Fotoreceptorcellen verbinden met bipolaire cellen en horizontale cellen .
* Bipolaire cellen verbinden met ganglioncellen en amacriene cellen .
* Horizontale cellen verbinden fotoreceptorcellen en bipolaire cellen .
* Amacriene cellen verbinden bipolaire cellen met ganglioncellen .
> **Tip:** Begrijpen hoe deze verschillende celtypen en hun synaptische verbindingen zijn georganiseerd in de lagen van de retina is cruciaal voor het begrijpen van de stapsgewijze verwerking van visuele informatie.
> **Voorbeeld:** De input van vele staafjes convergeren op één bipolaire cel, wat de gevoeligheid voor zwak licht vergroot maar de resolutie vermindert. Daarentegen is er bij kegeltjes, vooral in de fovea, een meer één-op-één verbinding met bipolaire en ganglioncellen, wat resulteert in hogere resolutie en kleurscheiding.
---
# De conjunctiva en oogleden
Dit onderwerp behandelt de anatomie, histologie en klinische toepassingen van de oogleden en de conjunctiva, de slijmvlieslaag die het oog bedekt.
### 25.1 De conjunctiva
De conjunctiva is een dunne, doorzichtige slijmvlieslaag die de binnenzijde van de oogleden bekleedt (conjunctiva palpebrae) en zich uitstrekt over het voorste deel van de sclera (conjunctiva bulbi). Het wordt histologisch beschreven als een epitheel met daaronder een bindweefselmembraan (lamina propria). De conjunctiva speelt een rol in het produceren van mucus, wat helpt om het traanfilmpje stabiel te houden en verdamping te verminderen .
### 25.2 De oogleden
De oogleden bestaan uit huid, spieren, bindweefsel en klieren.
#### 25.2.1 Anatomie en histologie van de oogleden
* **Ooglidrand:** Dit is het zichtbare deel van het ooglid waar de wimpers zich bevinden .
* **Spieren:**
* **Musculus levator palpebrae superioris:** Deze spier verzorgt de elevatie van het bovenste ooglid .
* **Musculus tarsalis superior (Müllerse spier):** Deze gladde spier wordt geïnnerveerd door de orthosympathicus en zorgt voor een subtiele verhoging van het bovenste ooglid .
* **Musculus orbicularis oculi:** Deze kringspier is verantwoordelijk voor het sluiten van de oogleden en wordt geïnnerveerd door de nervus facialis .
* **Klierstructuren:**
* **Klier van Meibom (Meibomklier):** Dit zijn talgklieren die zich in de tarsus bevinden en vet produceren dat deel uitmaakt van de traanfilm .
* **Klier van Zeis:** Kleine talgklieren die uitmonden in de wimperhaarfollikel .
* **Klier van Moll:** Zweetklieren die ook uitmonden in de wimperhaarfollikel .
#### 25.2.2 Epitheel van de huid van het ooglid
Het epitheel van de huid van de oogleden, ook wel epidermis genoemd, bestaat uit vier lagen:
* Hoornlaag (stratum corneum)
* Korrellaag (stratum granulosum)
* Stekelcellaag (stratum spinosum)
* Basale laag (stratum basale) .
De dermis bevindt zich onder het epitheel en bevat bindweefsel .
#### 25.2.3 Klinische toepassingen
* **Verlamming van de musculus tarsalis superior (Müllerse spier):**
* **Innervatie:** Orthosympathicus .
* **Gevolg:** Ptosis (hangend ooglid), wat een kenmerk kan zijn van het syndroom van Horner. Bij het syndroom van Horner is er een onderbreking in de orthosympathische innervatie, wat kan leiden tot ptosis, miose (vernauwde pupil) en een verminderde zweetproductie aan dezelfde gelaatshelft. Dit kan veroorzaakt worden door tumoren in de longtop (apicaal) die de sympathische grensstreng of de plexus brachialis aantasten, leidend tot pijn .
* **Ontstekingsreacties aan de ooglidrand:**
* **Hordeolum:** Dit is een acute, gelokaliseerde, purulente infectie (abces) van de ooglidrand .
* **Hordeolum externum:** Een acute ontsteking van een wimperhaarfollikel, klier van Zeis of klier van Moll. Dit wordt vaak veroorzaakt door bacteriën .
* **Hordeolum internum:** Een acute ontsteking van een Meibomklier .
* **Chalazion:** Ontstaat door een ruptuur van een Meibomklier door obstructie van de afvoergang. Dit resulteert in een klein, verheven letsel dat een opruimingsreactie van het lichaam is op extravasatie van talg. Het wordt mechanisch gevormd en kan aanvoelen als een bolletje in het ooglid .
---
# Het vestibulair orgaan
Het vestibulair orgaan is cruciaal voor het waarnemen van de positie en beweging van het hoofd, wat essentieel is voor evenwicht en oriëntatie .
### 26.1 Structuren van het vestibulair orgaan
Het vestibulair orgaan bestaat uit sensorisch epitheel dat de informatie over hoofdpositie en beweging detecteert. De belangrijkste structuren zijn de maculae en de cristae ampullares .
#### 26.1.1 Macula utriculi en macula sacculi
De maculae bevinden zich in de utriculus en de sacculus .
##### 26.1.1.1 Functie van de maculae
De macula utriculi en de macula sacculi zijn verantwoordelijk voor het detecteren van lineaire acceleratie en de kantelingsgraad van het hoofd. Ze reageren op veranderingen in snelheid in een rechte lijn, zoals vooruit versnellen of achteruit gaan, en op het bewegen van het hoofd van de ene naar de andere kant .
#### 26.1.2 Cristae ampullares
De cristae ampullares bevinden zich in de ampullae van de semicirculaire kanalen .
##### 26.1.2.1 Functie van de cristae ampullares
De cristae ampullares detecteren rotatoire versnellingen van het hoofd. Dit betekent dat ze reageren op bewegingen zoals het knikken, schudden of draaien van het hoofd .
> **Tip:** Hoewel de tekst kort is over de precieze mechanismen, is het belangrijk te onthouden dat de maculae en cristae verschillende soorten beweging en positie detecteren. De maculae zijn gericht op lineaire bewegingen en statische kanteling, terwijl de cristae zich richten op rotatoire (draaiende) bewegingen.
> **Voorbeeld:** Als je in een auto zit die plotseling optrekt, detecteert de macula utriculi deze lineaire versnelling. Als je je hoofd naar links draait, reageert de crista ampullaris in het corresponderende semicirculaire kanaal.
Het document vermeldt kort het woord 'Bord' op pagina 207, maar zonder verdere context of uitleg is de specifieke relevantie voor het vestibulair orgaan onduidelijk .
---
# Samenstelling van het zenuwweefsel
Het zenuwweefsel is een complex communicatiesysteem dat verantwoordelijk is voor het opnemen, omvormen en overdragen van prikkels [10](#page=10).
### 27.1 Indeling van het zenuwweefsel
Het zenuwweefsel bestaat uit drie hoofdbestanddelen [11](#page=11):
1. **Neuronen**: de eigenlijke zenuwcellen, inclusief hun uitlopers (dendrieten en axonen, ook wel neurieten genoemd). Het menselijk brein bevat ongeveer 100 miljard neuronen [11](#page=11).
2. **Steuncellen of gliacellen**: deze ondersteunen de neuronen [11](#page=11).
3. **Beschermend bindweefsel met bloedvaten**: dit omvat de hersenvliezen (meningen) in het centraal zenuwstelsel (CZS) en het endoneurium, perineurium en epineurium in het perifeer zenuwstelsel (PZS) [11](#page=11).
#### 27.1.1 Neuronen
Neuronen zijn de functionele eenheden van het zenuwstelsel die prikkels opnemen en doorgeven. Ze kunnen worden ingedeeld op basis van hun functie (afferent of efferent) en op basis van het aantal uitlopers [10](#page=10) [12](#page=12) [13](#page=13).
**27.1.1.1 Indeling op basis van aantal uitlopers**
* **Unipolaire neuronen**: hebben één uitloper die zich opsplitst in een dendriet en een axon. Deze komen voornamelijk voor in de spinale ganglia [13](#page=13).
* **Bipolaire neuronen**: hebben twee uitlopers: één dendriet en één axon. Ze komen onder andere voor in de retina en het reukepitheel [13](#page=13).
* **Multipolaire neuronen**: hebben één axon en meerdere dendrieten. Dit is het meest voorkomende type neuron in het CZS [13](#page=13).
**27.1.1.2 Het cellichaam (perikaryon of soma)**
Het cellichaam van een neuron bevat de kern en de meeste organellen. Het is ook de plaats waar eiwitten worden gesynthetiseerd, met name door de goed ontwikkelde ribosomen en het ruw endoplasmatisch reticulum (RER). Deze eiwitten zijn essentieel voor membraanfuncties en worden getransporteerd naar synapsen in transportvesikels. Het cytoskelet van het neuron bestaat uit intermediaire filamenten, neurofilamenten genoemd [14](#page=14).
De Nissl-substantie, zichtbaar na kleuring met hematoxyline en eosine (HE), is een ophoping van RER en vrije ribosomen in het cytoplasma van neuronen en kleurt blauw. Deze substantie is met name opvallend in lower motor neurons [15](#page=15).
**27.1.1.3 De dendriet**
Dendrieten zijn uitlopers die prikkels opnemen en naar het cellichaam geleiden. Ze hebben vaak een vertakte structuur en kunnen meerdere dendritische spines hebben. Dendrieten bevatten geen glad endoplasmatisch reticulum, maar wel mitochondriën, vergelijkbaar met het cellichaam. Dendritische spines zijn kleine uitstulpingen op dendrieten waar synapsen worden gevormd en zijn cruciaal voor synapsvorming [12](#page=12) [16](#page=16).
> **Tip:** Onderzoek heeft aangetoond dat een verminderd aantal en dunner/langer zijn van dendritic spines geassocieerd kan zijn met mentale retardatie, wat duidt op problemen in de vorming van neuronale circuits [17](#page=17).
**27.1.1.4 Het axon**
Het axon is een uitloper die zenuwimpulsen weg van het cellichaam geleidt. Axonen hebben een constante diameter over hun lengte. Axonen kunnen al dan niet gemyeliniseerd zijn [12](#page=12) [18](#page=18).
#### 27.1.2 Steuncellen (Gliacellen)
Gliacellen bieden ondersteuning en bescherming aan neuronen. Hoewel de documentatie niet diep ingaat op specifieke typen gliacellen in dit gedeelte, wordt vermeld dat ze essentieel zijn voor het overleven en functioneren van neuronen. Voorbeelden zoals astrocyten en oligodendrocyten worden kort genoemd in de context van bescherming en myelinisatie [11](#page=11) [12](#page=12).
#### 27.1.3 Bindweefsel en bescherming
Het zenuwweefsel wordt omgeven door beschermend bindweefsel met bloedvaten. In het CZS omvat dit de hersenvliezen (meningen), en in het PZS het endoneurium, perineurium en epineurium. Dit bindweefsel biedt fysieke bescherming aan de delicate zenuwstructuren [11](#page=11).
---
# De middelste oogrok (vaatvlies of uvea)
De middelste oogrok, ook wel het vaatvlies of uvea genoemd, is een middelste laag van het oog die rijk is aan bloedvaten en pigmentcellen .
### 28.1 Structuur en componenten van de uvea
De uvea kan worden onderverdeeld in drie hoofdcomponenten: de choroidea, het corpus ciliare en de iris .
#### 28.1.1 Choroidea
De choroidea is het achterste deel van de uvea en wordt gekenmerkt door een losmazige structuur met veel pigmentcellen en bloedvaten. De bloedvaten in de choroidea zijn voornamelijk capillairen die essentieel zijn voor de voeding van het netvlies. Een specifiek onderdeel van de choroidea bij sommige dieren (zoals katten) is het tapetum lucidum, een reflecterend weefsel dat de lichtopvang in de schemering verbetert .
#### 28.1.2 Corpus ciliare
Het corpus ciliare is het middelste deel van de uvea en bevat geen laesie choroidea capillaris. Het heeft twee belangrijke functies: het ondersteunen van de lens door middel van fijne ligamentjes (zonulavezels) en het produceren van kamerwater. De binnenzijde van het corpus ciliare is bekleed met een tweelagig epitheel, waarvan de binnenste laag niet-gepigmenteerd is. Het corpus ciliare bevat ook de musculus ciliaris, een kringspier die door contractie en ontspanning de spanning op de lensbandjes verandert, wat essentieel is voor accommodatie (scherpstellen op verschillende afstanden). De processus ciliaris, een geplooide structuur van het corpus ciliare, is verantwoordelijk voor de productie van kamerwater en bevat veel pigmentcellen en bloedvaten .
#### 28.1.3 Iris
De iris is het voorste deel van de uvea en wordt gevormd door bloedplaatjes met bloedvaten en pigment. De kleur van de iris wordt bepaald door de hoeveelheid en de intensiteit van de pigmentatie. De iris bevat twee spieren die de pupilgrootte reguleren: de musculus sphincter pupillae, een kringspier die door parasympathische innervatie de pupil vernauwt (myosis), en de musculus dilatator pupillae, radiaal gerangschikte spiervezels die door sympathische innervatie de pupil verwijden. De iris speelt een rol in de accommodatiereflex en zorgt voor de adaptatie aan verschillende lichtintensiteiten. Bij albinisme is de iris lichtdoorlatend, wat leidt tot slecht zicht .
### 28.2 Medische toepassingen gerelateerd aan de uvea
#### 28.2.1 Ontstekingen van de tunica vasculosa (uveïtis)
Ontstekingen van de uvea worden uveïtis genoemd en kunnen verschillende delen van de uvea aantasten .
* **Voorste uveïtis:** Dit betreft ontstekingen van de iris (iritis) of van de iris en het corpus ciliare (iridocyclitis) .
* **Achterste uveïtis:** Dit betreft een ontsteking van de choroidea (choroiditis) .
* **Panuveïtis:** Dit is een ontsteking die zowel het voorste als het achterste deel van de uvea omvat .
Uveïtis kan veroorzaakt worden door infecties, maar ook door systeemziekten. Een voorbeeld hiervan is CMV-retinitis, waarbij het cytomegalovirus ook het netvlies kan aantasten .
#### 28.2.2 Pigmentletsels van de uvea
De uvea bevat pigmentcellen die kunnen leiden tot verschillende soorten letsels .
* **Nevus:** Een goedaardig pigmentcelletsel .
* **Melanoom:** Een maligne melanoom, wat de meest frequente maligne tumor in het oog is, komt vooral voor in de choroidea .
> **Tip:** Begrijpen van de anatomische onderverdelingen van de uvea en de specifieke functies van elk deel is cruciaal voor het begrijpen van de pathologieën die hiermee geassocieerd worden.
> **Tip:** Let goed op de bijdrage van de verschillende delen van de uvea aan het visuele proces, met name de rol van de iris bij lichtregulatie en de rol van het corpus ciliare bij accommodatie.
---
# De structuur van de cochlea en het orgaan van Corti
Deze sectie beschrijft de anatomische opbouw van de cochlea, het gehoororgaan, en het specifieke orgaan van Corti dat verantwoordelijk is voor geluidsperceptie.
### 29.1 De cochlea
De cochlea, of slakkenhuis, is een spiraalvormig gevormd botkanaal in het binnenoor dat verantwoordelijk is voor het omzetten van geluidstrillingen in zenuwsignalen. Het binnenste van de cochlea bevat de modiolus, een centrale spil van bot waar de cochlea omheen gewikkeld is .
### 29.2 De ductus cochlearis
Binnen de cochlea bevindt zich de ductus cochlearis (ook wel scala media genoemd), een met vloeistof gevuld kanaal dat een cruciale rol speelt in het gehoorproces. Dit kanaal scheidt de perilymfe van de endolymfe, de vloeistoffen die essentieel zijn voor de mechanische en elektrische processen van geluidsdetectie .
### 29.3 Het orgaan van Corti
Het orgaan van Corti is gelegen in de ductus cochlearis en is de primaire sensorische structuur voor het gehoor. Dit orgaan bevat de haarcellen, de receptoren die verantwoordelijk zijn voor het omzetten van mechanische vibraties naar elektrische signalen die de hersenen interpreteren als geluid .
#### 29.3.1 Anatomie van het orgaan van Corti
Het orgaan van Corti bestaat uit een complexe architectuur van ondersteunende cellen en de eigenlijke haarcellen. De haarcellen worden geplaatst op de basilaire membraan, die vibreert in reactie op geluidsgolven. Boven de haarcellen bevindt zich de tectoriale membraan, waartegen de stereocilia van de haarcellen rusten .
#### 29.3.2 Haarcellen
Er zijn twee hoofdtypen haarcellen: interne haarcellen en externe haarcellen. De interne haarcellen zijn de primaire afferente neuronen die geluidssignalen naar de hersenen sturen. De externe haarcellen daarentegen dienen voornamelijk voor de amplificatie van geluidstrillingen, waardoor het gehoor gevoeliger wordt voor zachte geluiden .
> **Tip:** Hoewel essentieel voor gehoor, is het orgaan van Corti een avasculair weefsel; het bevat geen bloedvaten. Dit benadrukt de unieke fysiologische omstandigheden waarin de haarcellen functioneren en hun gevoeligheid voor schade .
#### 29.3.3 De rol van vloeistoffen
De vloeistoffen binnen de cochlea, met name de endolymfe in de ductus cochlearis, spelen een cruciale rol. De ionensamenstelling van de endolymfe is uniek en essentieel voor het genereren van de elektrische potentialen die nodig zijn voor transductie van geluid naar zenuwimpulsen .
#### 29.3.4 Transductieproces
Wanneer geluidsgolven de cochlea binnenkomen, veroorzaken ze trillingen van de basilaire membraan. Deze trillingen buigen de stereocilia van de haarcellen, wat leidt tot de opening van ionenkanalen. De instroom van ionen depolariseert de haarcellen, wat resulteert in de afgifte van neurotransmitters en de activatie van de gehoorzenuw, die de informatie doorstuurt naar de hersenen .
> **Voorbeeld:** Een lage toon veroorzaakt een langzame, brede vibratie van de basilaire membraan aan het apicale uiteinde van de cochlea, terwijl hoge tonen snelle, korte vibraties aan het basale uiteinde veroorzaken. Dit tonotopische organisatie is fundamenteel voor onze perceptie van toonhoogte.
---
# Het buitenoor en zijn structuren
Het buitenoor is het deel van het gehoororgaan dat verantwoordelijk is voor het opvangen en doorgeven van geluidsgolven aan het middenoor.
### 30.1 Oorschelp (auricula)
De oorschelp is de uitwendige, zichtbare structuur van het oor .
* **Structuur:** Bestaat uit huid die elastisch kraakbeen omgeeft .
* **Huid:** De buitenkant wordt bedekt door epidermis, dermis en hypodermis, vaak met vellusharen en talgklieren .
* **Kraakbeen:** Het elastische kraakbeen, dat de vorm van de oorschelp bepaalt, is dun en bedekt door perichondrium .
### 30.2 Uitwendige gehoorgang (meatus acusticus externus)
De uitwendige gehoorgang is een kanaal dat de oorschelp verbindt met het trommelvlies .
* **Vorm en lengte:** De gehoorgang heeft een S-vorm en is ongeveer 3,5 cm lang bij volwassenen. Bij kinderen heeft deze een andere oriëntatie .
* **Opbouw:**
* **Buitenste deel:** Bestaat uit een benig deel, onderdeel van de temporale bot, en een kraakbenig deel .
* **Binnenste deel:** Bevat huid met epidermis en talgklieren .
* **Functies:**
* **Geleiding van geluid:** Brengt geluidsgolven naar het trommelvlies .
* **Bescherming:** De huid bevat talgklieren die talg produceren en cerumen (oorsmeer) afscheiden. Cerumen heeft een bacteriostatische werking en helpt bij thermoregulatie en het vasthouden van vuil. De secretoire cellen van de cerumenklieren scheiden apocriene secreties af .
---
> **Tip:** De huid van de uitwendige gehoorgang is dun en gevoelig, wat bijdraagt aan de kwetsbaarheid voor irritatie en infectie. De bacteriostatische eigenschappen van oorsmeer zijn cruciaal voor de gezondheid van de gehoorgang.
---
### 30.3 Verband met andere structuren
Het buitenoor vormt de eerste stap in de geluidstransmissie, waarbij geluidsgolven worden opgevangen door de oorschelp en door de gehoorgang worden geleid naar het trommelvlies, dat de grens vormt met het middenoor. De mechanische trillingen die door het trommelvlies worden opgevangen, worden vervolgens doorgegeven aan de gehoorbeentjes in het middenoor. Het functioneren van het buitenoor is essentieel voor de gehele luisterervaring .
---
# De plexus choroideus en de productie van cerebrospinaal vocht
De plexus choroideus is een structuur in de hersenen die verantwoordelijk is voor de productie van cerebrospinaal vocht (CSV), essentieel voor de bescherming en voeding van het centrale zenuwstelsel.
### 31.1 De plexus choroideus
De plexus choroideus is gelegen in de ventrikels van de hersenen en bestaat uit gemodificeerde ependymcellen die ultrafiltratie van plasma uitvoeren om CSV te produceren. Deze plexus vormt vlokken en is te vinden in de hersenventrikels. De cellen van de plexus choroideus zijn gespecialiseerd voor deze filtratiefunctie, wat resulteert in de productie van CSV [34](#page=34) [35](#page=35).
### 31.2 Cerebrospinaal vocht (CSV)
Cerebrospinaal vocht, afgekort CSV, is een heldere vloeistof die de hersenen en het ruggenmerg omgeeft en beschermt. Het speelt een cruciale rol in het onderhouden van de interne omgeving van het centrale zenuwstelsel [34](#page=34) [35](#page=35).
#### 31.2.1 Productie van CSV
De productie van CSV vindt plaats in de plexus choroideus via een proces van ultrafiltratie van plasma. Ependymcellen, die de ventrikels bekleden, zijn hierbij betrokken en vormen de plexus choroideus [34](#page=34) [35](#page=35).
#### 31.2.2 Rol en functie van CSV
CSV dient als een schokdemper, beschermt het hersenweefsel tegen fysiek trauma en zorgt voor een stabiel chemisch milieu voor de neuronen. Het transporteert voedingsstoffen naar het hersenweefsel en verwijdert afvalstoffen. Tevens speelt het een rol in het handhaven van de intracraniële druk [26](#page=26).
### 31.3 Gerelateerde celtypen en structuren
#### 31.3.1 Ependymcellen
Ependymcellen bekleden de ventrikels van de hersenen, die gevuld zijn met cerebrospinaal vocht. Ze hebben een apicaal deel dat naar het lumen van de ventrikel gericht is. In sommige gevallen bezitten ependymcellen trilharen om beweging van het vocht te faciliteren. Ze vormen de plexus choroideus, samen met andere cellen, voor de productie van CSV [32](#page=32) [34](#page=34).
#### 31.3.2 Ventrikels
De ventrikels van de hersenen zijn met CSV gevulde ruimtes die door de hersenen lopen. De plexus choroideus bevindt zich binnen deze ventrikels [32](#page=32) [34](#page=34).
#### 31.3.3 Bloed-hersenbarrière
Hoewel de plexus choroideus CSV produceert, is het belangrijk om te onderscheiden van de bloed-hersenbarrière, die gevormd wordt door de eindvoetjes van astrocyten en de capillairen in het centrale zenuwstelsel. De bloed-hersenbarrière reguleert de passage van stoffen van het bloed naar het hersenweefsel, terwijl de plexus choroideus actief CSV produceert door middel van filtratie [27](#page=27).
### 31.4 Medische toepassingen
Tumoren die voortkomen uit de plexus choroideus worden plexus choroideus papillomen (benigne) en plexus choroideus carcinomen (maligne) genoemd. Deze tumoren kunnen de normale productie en circulatie van CSV beïnvloeden [39](#page=39).
---
Het zenuwstelsel wordt omgeven door beschermende structuren, waaronder het cerebrospinaal vocht (CSV) dat cruciaal is voor de mechanische en chemische bescherming van de hersenen en het ruggenmerg. De productie van dit vocht vindt plaats in de plexus choroideus, een gespecialiseerde vasculaire structuur in de hersenventrikels .
### 31.1 Cerebrospinaal vocht (CSV)
Cerebrospinaal vocht is een heldere, kleurloze vloeistof die de hersenen en het ruggenmerg omgeeft en beschermt. Het dient als schokdemper, verwijdert metabole afvalproducten en handhaaft een stabiele chemische omgeving. Het wordt geproduceerd door de plexus choroideus en circuleert in de ventrikels en subarachnoïdale ruimte .
#### 31.1.1 Productie van cerebrospinaal vocht
De productie van CSV is een continu proces dat plaatsvindt in de plexus choroideus. De plexus choroideus is een netwerk van gespecialiseerde capillairen en ependymale cellen dat zich in de ventrikels van de hersenen bevindt. De ependymale cellen, die de plexus choroideus bekleden, scheiden vocht af dat rijk is aan ionen en andere stoffen. Dit proces is actief en energieafhankelijk .
De volgende structuren zijn betrokken bij de productie en circulatie van CSV:
* **Plexus choroideus:** Geproduceerd in de ventrikels van de hersenen .
* **Processus ciliares:** Dragen bij aan de productie van kamervocht. Kamervocht is een vorm van CSV binnen het oog .
* **Trabeculair netwerk:** Speelt een rol in de drainage van kamervocht .
* **Kanaal van Schlemm (sinus venosus sclerae):** Draineert kamervocht naar de venen .
#### 31.1.2 Samenstelling en eigenschappen van cerebrospinaal vocht
Het cerebrospinaal vocht is voornamelijk water, met daarin opgeloste elektrolyten, kleine hoeveelheden eiwitten, glucose en andere metabole producten. De samenstelling is vergelijkbaar met die van extracellulaire vloeistof, maar met een hogere concentratie natrium- en chloride-ionen en een lagere concentratie kalium- en calciumionen. Het is een gel-achtige substantie, bestaande uit mucopolysachariden zoals hyaluronzuur, en bevat weinig collageen. De transparantie van het CSV wordt gewaarborgd door de aanwezigheid van deze componenten .
#### 31.1.3 Medische toepassingen en implicaties
Afwijkingen in de productie of drainage van cerebrospinaal vocht kunnen leiden tot ernstige neurologische aandoeningen.
* **Glaucoma:** Een aandoening die wordt veroorzaakt door een onevenwicht tussen de productie en drainage van kamervocht, wat resulteert in een verhoogde intra-oculaire druk. Onbehandeld kan dit leiden tot visusdaling en blindheid .
* **Hydrocephalus:** Een aandoening waarbij er een abnormale ophoping van CSV is in de hersenen, wat leidt tot verhoogde intracraniële druk. Dit kan externe compressie op de hersenen veroorzaken .
### 31.2 De oogbol en zijn omhulsels in relatie tot vloeistoffen
Hoewel de focus van dit deel van de studie gids ligt op de plexus choroideus en CSV, is het relevant om kort de oogbol te benoemen aangezien de productie van kamervocht hier ook een rol speelt en de terminologie overlapt. De oogbol is opgebouwd uit drie concentrische lagen: de buitenste oogrok (tunica fibrosa), de middelste oogrok (tunica vasculosa of uvea) en de binnenste oogrok (tunica nervosa of retina) .
* **Kamervocht:** Binnen de oogbol bevindt zich het kamervocht, dat een belangrijke rol speelt in de voeding van de cornea en de lens, en bijdraagt aan de intra-oculaire druk. Het wordt geproduceerd door de processus ciliares .
Het principe van vochtproductie en -afvoer, zoals gezien bij het cerebrospinaal vocht en kamervocht, is essentieel voor het behoud van de juiste druk en homeostase binnen anatomische structuren.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Hersenvliezen (meningen) | Beschermende bindweefsellagen rond de hersenen en het ruggenmerg, bestaande uit de dura mater, arachnoidea en pia mater. |
| Dura mater | De buitenste, taaie laag van de hersenvliezen, bestaande uit vezelig bindweefsel met veel collageen, die de schedel bekleedt. |
| Arachnoidea | De middelste laag van de hersenvliezen, die eruitziet als een spinnenweb en de subarachnoïdale ruimte bevat, gevuld met hersenvocht. |
| Pia mater | De binnenste, dunne laag van de hersenvliezen (ook wel leptomeninx genoemd), die nauw verbonden is met het hersenoppervlak en bloedvaten bevat die de hersenen binnendringen. |
| Subarachnoïdale ruimte | De ruimte tussen de arachnoidea en de pia mater, gevuld met hersenvocht (cerebrospinaal vocht), waarin bloedvaten lopen. |
| Epidurale ruimte | De ruimte tussen het periost van de schedel en de dura mater; bij het ruggenmerg is deze ruimte gevuld met bindweefsel, vetweefsel en veneuze sinussen. |
| Subduraal hematoom | Een bloeding die zich vormt tussen de dura mater en de arachnoidea, vaak veroorzaakt door trauma, en die acuut of chronisch kan zijn. |
| Subarachnoïdale bloeding | Een bloeding in de subarachnoïdale ruimte, vaak veroorzaakt door een aneurysma van een grote arterie, wat leidt tot onmiddellijke symptomen. |
| Intracerebrale bloeding | Een bloeding binnenin het hersenweefsel zelf, vaak geassocieerd met trauma of hypertensie. |
| Atherosclerose | Een ziekte waarbij de binnenste laag van bloedvaten beschadigd raakt, wat leidt tot de afzetting van cholesterol en vernauwing van het lumen, wat de bloedtoevoer naar de hersenen kan belemmeren. |
| Meningioma | Een tumor die ontstaat uit de meningotheliale cellen van de hersenvliezen; deze tumoren zijn frequent en kunnen goedaardig of laaggradig zijn. |
| Ziekte van Alzheimer | De meest frequente oorzaak van dementie, gekenmerkt door de accumulatie van Aβ-peptiden (seniele plaques) en tau-proteïne (neurofibrillaire tangles) in de hersenen. |
| Term | Definitie |
| Neurofibrillaire tangle | Dit zijn abnormale aggregaties van het eiwit Tau die zich ophopen in neuronen. Ze interfereren met de normale functie van de cel en dragen bij aan neuronale schade en celdood, wat kenmerkend is voor de ziekte van Alzheimer. |
| Seniele plaques | Dit zijn extracellulaire ophopingen van amyloïde-bèta (Aβ) peptiden in de hersenen. De vorming van seniele plaques is een van de belangrijkste pathologische kenmerken van de ziekte van Alzheimer en leidt tot ontstekingsreacties en neuronale disfunctie. |
| Microglia | Dit zijn de immuuncellen van het centrale zenuwstelsel. Bij de ziekte van Alzheimer worden microglia geactiveerd door de aanwezigheid van amyloïde plaques en neurofibrillaire tangles, wat leidt tot een ontstekingsreactie (gliosis) die de neuronale schade kan verergeren. |
| Gliosis | Dit is een reactie van gliacellen, met name astrocyten en microglia, op neuronale schade of ziekte. Het omvat een toename van het aantal en de activiteit van deze cellen, wat vaak gepaard gaat met ontstekingen en bijdraagt aan de progressie van neurodegeneratieve ziekten zoals Alzheimer. |
| Amyloïde-bèta (Aβ) | Een peptide dat ontstaat uit de afbraak van het amyloïde precursor proteïne (APP). Ophoping van Aβ-peptiden in de hersenen vormt seniele plaques, een centraal kenmerk in de pathogenese van de ziekte van Alzheimer. |
| Tau-eiwit | Een eiwit dat normaal gesproken microtubuli stabiliseert in neuronen, wat essentieel is voor het transport van voedingsstoffen en andere moleculen binnen de cel. Bij de ziekte van Alzheimer wordt Tau abnormaal gefosforyleerd en aggregeert het tot neurofibrillaire tangles, wat leidt tot disfunctie en degeneratie van neuronen. |
| Amyloïde Precursor Proteïne (APP) | Een transmembraaneiwit waarvan de abnormale afbraak leidt tot de vorming van amyloïde-bèta (Aβ) peptiden. Mutaties in het gen dat codeert voor APP kunnen leiden tot een verhoogde productie van Aβ en een vroeg begin van de ziekte van Alzheimer. |
| Syndroom van Down | Een genetische aandoening veroorzaakt door de aanwezigheid van een extra kopie van chromosoom 21. Personen met het syndroom van Down hebben een significant verhoogd risico op het ontwikkelen van de ziekte van Alzheimer, waarschijnlijk door de overexpressie van het APP-gen op chromosoom 21. |
| Choline transmissie | Verwijst naar de overdracht van signalen in de hersenen via de neurotransmitter acetylcholine. Bij de ziekte van Alzheimer is er vaak een tekort aan acetylcholine, wat bijdraagt aan cognitieve achteruitgang. Medicijnen die de choline transmissie verbeteren, worden gebruikt om symptomen te behandelen. |
| Cornea | Het transparante voorste deel van het oog, dat geen bloedvaten bevat en zijn voeding ontvangt via het kamervocht. Het bestaat uit lamellen van collageenvezels die minder geordend zijn dan in de sclera, en bevat mucopolysachariden die zorgen voor transparantie. |
| Sclera | Het witte, ondoorzichtige buitenste omhulsel van het oog, ook wel de "harde oogrok" genoemd. Het bestaat uit dicht collageenweefsel met bloedvaten en pigmentcellen, en is niet transparant. |
| Corneosclerale junctie (Limbus) | De overgangszone tussen de cornea en de sclera, die ongeveer 1,5 tot 2 mm breed is. Deze zone bevat het epitheel van de conjunctiva, de lamina propria van de conjunctiva en de substantia propria van de sclera, en is de locatie van het trabeculaire netwerk. |
| Trabeculair netwerk | Een netwerk van bindweefseltrabekeltjes in de corneosclerale junctie, dat is afgelijnd door afgeplat endotheel. Dit netwerk speelt een cruciale rol in de drainage van kamervocht. |
| Ruimten van Fontana | De open ruimten tussen de trabekels van het trabeculaire netwerk. Deze ruimten verbinden de voorste oogkamer met het kanaal van Schlemm en faciliteren de doorstroming van kamervocht. |
| Kanaal van Schlemm (Sinus venosus sclerae) | Een klein, circulair kanaaltje dat zich in de limbus rond de cornea bevindt. Het is bekleed met endotheel en draineert het kamervocht naar de venen in de limbus en episclera. |
| Kamervocht | Vocht dat de voorste en achterste oogkamer vult en de cornea voedt. Het wordt geproduceerd in het corpus ciliare en wordt afgevoerd via het trabeculaire netwerk en het kanaal van Schlemm. |
| Glaucoma | Een oogaandoening die wordt veroorzaakt door een onevenwicht tussen de productie en drainage van kamervocht, wat leidt tot een verhoogde intra-oculaire druk. Onbehandeld kan dit leiden tot gezichtsverlies en blindheid. |
| Keratitis | Een ontsteking van de cornea, die kan worden veroorzaakt door bacteriën, virussen of parasieten. Dit kan leiden tot littekenvorming en, indien ernstig, tot ingroei van bloedvaatjes vanuit de limbus. |
| Corneatransplantatie | Een chirurgische ingreep waarbij beschadigd hoornvliesweefsel wordt vervangen door donorweefsel. Dit is vaak succesvol vanwege de afwezigheid van bloedvaten in de cornea. |
| All-trans-retinal | Een vorm van retinal die ontstaat na blootstelling aan licht en een cruciale rol speelt in de fototransductiecyclus van de retina. Het wordt in de pigmentcellen van de retina weer omgezet naar 11-cis-retinal. |
| Staafjes | Fotoreceptorcellen in de retina die verantwoordelijk zijn voor zicht bij weinig licht (nachtzicht). Ze bevatten het pigment rodopsine en zijn zeer gevoelig voor licht. |
| Kegeltjes | Fotoreceptorcellen in de retina die verantwoordelijk zijn voor kleurzicht en scherp zicht bij goed licht. Ze bevatten de pigmenten iodopsines en zijn geconcentreerd in de macula lutea en fovea centralis. |
| Rodopsine | Het lichtgevoelige pigment dat zich in de staafjes van de retina bevindt. Het is een derivaat van vitamine A en speelt een sleutelrol bij het omzetten van lichtsignalen in neurale signalen. |
| Iodopsines | De lichtgevoelige pigmenten die zich in de kegeltjes van de retina bevinden. Er zijn verschillende typen iodopsines die gevoelig zijn voor verschillende golflengtes van licht, wat kleurwaarneming mogelijk maakt. |
| Retinale pigmentcellen | Cellen in het retinale pigmentepitheel die een belangrijke rol spelen in de ondersteuning en het onderhoud van de fotoreceptoren. Ze zijn betrokken bij de regeneratie van fotopigmenten en het verwijderen van afvalstoffen. |
| Retina loslating | Een medische aandoening waarbij de retina zich losmaakt van het onderliggende retinale pigmentepitheel. Dit kan leiden tot plotseling verlies van zicht en vereist onmiddellijke medische behandeling. |
| Retinoblastoom | Een kwaadaardige tumor die uitgaat van voorlopercellen van de neurale retina, voornamelijk bij jonge kinderen. Het wordt geassocieerd met de "two hit"-hypothese van het RB1-gen, een tumorsuppressorgen. |
| Macula lutea | Een gespecialiseerde, centrale zone van de retina die verantwoordelijk is voor het scherpste zicht. Het bevat geel caroteenpigment en in het centrum bevindt zich de fovea centralis. |
| Fovea centralis | Het absolute centrum van de macula lutea, dat uitsluitend kegeltjes bevat en geen bloedvaten. Dit gebied is cruciaal voor de hoogste visuele resolutie. |
| Papilla nervi optici | De plaats waar de oogzenuw (nervus opticus) de retina verlaat. Dit gebied bevat geen fotoreceptoren en wordt daarom de "blinde vlek" genoemd. |
| Pigmentepitheel | De buitenste laag van de retina, bestaande uit pigmentcellen die de fotoreceptoren ondersteunen en voeden. |
| Dendritische stekels (dendritic spines) | Kleine uitsteeksels op dendrieten van neuronen die dienen als contactpunten voor synapsen. Bij mentale retardatie zijn deze stekels vaak dunner en langer dan normaal, wat duidt op problemen in de synapsvorming en neuronale circuitvorming. |
| Axon | Een lange, dunne uitloper van een neuron die elektrische impulsen (actiepotentialen) van het cellichaam naar andere neuronen, spieren of klieren geleidt. De diameter van het axon is constant over zijn lengte. |
| Axonale transport | Het proces waarbij moleculen en organellen langs het axon worden getransporteerd. Dit kan anterograad (van het cellichaam naar de synaps) of retrograad (van de synaps naar het cellichaam) plaatsvinden, met behulp van microtubuli als "rails" en motorproteïnen zoals kinesine en dyneïne. |
| Anterograad transport | Vorm van axonaal transport die materiaal van het cellichaam van het neuron naar de synaps transporteert. Dit transport kan snel (voor vesikels en macromoleculen) of langzaam (voor regeneratie en groei van het axon) zijn. |
| Retrograad transport | Vorm van axonaal transport die materiaal van de synaps terug naar het cellichaam van het neuron transporteert. Dit proces is belangrijk voor het afvoeren van afvalstoffen en het transporteren van signalen, en kan ook worden gebruikt door toxines en virussen om het centrale zenuwstelsel te bereiken. |
| Kinesine | Een motorproteïne dat fungeert als een "motor" voor anterograad axonaal transport, waarbij het ladingen langs de microtubuli van het axon verplaatst. |
| Dyneïne | Een motorproteïne dat fungeert als een "motor" voor retrograad axonaal transport, waarbij het ladingen langs de microtubuli van het axon verplaatst richting het cellichaam. |
| Gliacellen (steuncellen) | Cellen in het centrale en perifere zenuwstelsel die neuronen ondersteunen, voeden en beschermen. Ze spelen een cruciale rol in de hersenfunctie, synapsvorming, myelineproductie en immuunrespons. |
| Oligodendrocyten | Een type gliacel in het centrale zenuwstelsel (CZS) dat verantwoordelijk is voor de vorming van de myelineschede rond axonen. Dit proces, myelinevorming, versnelt de geleiding van zenuwimpulsen. |
| Astrocyten | Een type gliacel in het CZS met een stervormige structuur en talrijke uitlopers. Ze reguleren de extracellulaire ionenconcentraties, transporteren voedingsstoffen, ondersteunen neuronale migratie, vormen de bloed-hersenbarrière en dragen bij aan littekenvorming na letsel. |
| Ependymcellen | Cellen die de wanden van de hersenventrikels en het centrale kanaal van het ruggenmerg bekleden. Ze produceren en circuleren cerebrospinaal vocht (CSV) en hebben soms cilia om de vloeistofstroom te bevorderen. |
| Microgliacellen | De immuuncellen van het centrale zenuwstelsel, afkomstig van mesodermale voorlopers. Ze fungeren als macrofagen en ruimen celresten en ziekteverwekkers op, en spelen een rol bij ontstekingsreacties. |
| Cytokines | Moleculen die door immuuncellen, waaronder microglia, worden geproduceerd en die communicatie binnen het immuunsysteem mogelijk maken. Ze spelen een cruciale rol in de immuunrespons. |
| Antigenpresenterende cellen (APC's) | Cellen die antigenen (stukjes van ziekteverwekkers of abnormale cellen) presenteren aan andere immuuncellen, zoals T-lymfocyten, om een immuunrespons te activeren. |
| Perifeer zenuwstelsel (PZS) | Het deel van het zenuwstelsel dat buiten de hersenen en het ruggenmerg ligt. Het omvat de hersenzenuwen en de spinale zenuwen. |
| Gemyeliniseerde vezels | Zenuwvezels die omgeven zijn door een myelineschede, een isolerende laag die de geleiding van zenuwimpulsen versnelt. |
| Schwanncellen | Cellen in het perifere zenuwstelsel die de myelineschede vormen rondom axonen. Ze zijn essentieel voor de isolatie en bescherming van zenuwvezels. |
| Myelineschede | Een isolerende laag die rondom axonen van zenuwcellen wordt gevormd, voornamelijk bestaande uit lipiden en eiwitten. Deze schede verhoogt de geleidingssnelheid van elektrische impulsen. |
| Knoop van Ranvier | Periodieke onderbrekingen in de myelineschede langs een axon. Deze knopen zijn cruciaal voor de saltatoire geleiding van actiepotentialen. |
| Actiepotentiaal (AP) | Een snelle, tijdelijke verandering in het elektrische potentiaal over het membraan van een prikkelbare cel, zoals een zenuwcel. Het is de basis van zenuwsignalen. |
| Depolarisatie | Een verandering in het membraanpotentiaal van een cel, waarbij de binnenkant van de cel minder negatief wordt (of positiever). Dit is een sleutelstap in de totstandkoming van een actiepotentiaal. |
| Saltatoire geleiding | Een snelle vorm van zenuwimpulsgeleiding die optreedt in gemyeliniseerde axonen, waarbij de actiepotentiaal "springt" van knoop van Ranvier naar knoop van Ranvier. |
| Demyelinisatie | Het proces waarbij de myelineschede, een isolerende laag rondom zenuwvezels (axonen), wordt beschadigd of afgebroken. Dit kan leiden tot een verstoorde signaaloverdracht in het zenuwstelsel. |
| Syndroom van Guillain-Barré | Een acute auto-immune aandoening die het perifere zenuwstelsel aantast, gekenmerkt door segmentale demyelinisatie. Het wordt vaak getriggerd door een infectie en kan leiden tot spierzwakte, inclusief de ademhalingsspieren. |
| T-cel-gemedieerde auto-immune respons | Een immuunreactie waarbij T-cellen, een type witte bloedcel, specifiek antilichamen produceren tegen eigen lichaamseigen weefsels, in dit geval de myelineschede. |
| Macrofagen | Grote fagocyterende cellen van het immuunsysteem die betrokken zijn bij het opruimen van celresten, ziekteverwekkers en vreemde deeltjes. In het geval van demyelinisatie spelen ze een rol bij het afbreken van de beschadigde myeline. |
| Centraal zenuwstelsel (CZS) | Het centrale deel van het zenuwstelsel, bestaande uit de hersenen en het ruggenmerg. Hier bevinden zich de neuronen en gliacellen die verantwoordelijk zijn voor de verwerking van informatie. |
| Oligodendrocyt | Een type gliacel in het centrale zenuwstelsel dat verantwoordelijk is voor de vorming van de myelineschede rondom meerdere axonen. |
| Neuropil | Het netwerk van axonen, dendrieten en gliacellen dat de grijze stof van het centrale zenuwstelsel vormt. Niet-gemyeliniseerde axonen liggen hier vrij. |
| Witte stof | Het deel van het centrale zenuwstelsel dat voornamelijk bestaat uit gemyeliniseerde axonen. De myeline geeft de witte stof zijn kenmerkende kleur en zorgt voor snelle signaaloverdracht. |
| Grijze stof | Het deel van het centrale zenuwstelsel dat voornamelijk bestaat uit cellichamen van neuronen, dendrieten en niet-gemyeliniseerde axonen. Hier vindt de informatieverwerking plaats. |
| Multiple Sclerose (MS) | Een chronische auto-immune demyeliniserende aandoening van het centrale zenuwstelsel. Het wordt gekenmerkt door episodes van herstel en herval, met progressieve aantasting van de myelineschede. |
| Bindweefselhulzen | De omhullingen van bindweefsel die perifere zenuwen beschermen en ondersteunen, waaronder het epineurium, perineurium en endoneurium. |
| Epineurium | De buitenste, dikke laag bindweefsel die een complete zenuw omgeeft en beschermt, bestaande uit collageenvezels en fibroblasten. |
| Perineurium | Een laag bindweefsel die individuele zenuwbundels binnen een zenuw omgeeft, gevormd door afgeplatte cellen die via tight junctions verbonden zijn en de bloed-zenuwbarrière vormen. |
| Endoneurium | Het bindweefsel dat individuele zenuwvezels binnen een zenuwbundel omgeeft en ondersteunt, rijk aan collageenvezels en bloedvaten. |
| Zenuwbundel (fascikel) | Een groep zenuwvezels die samen worden gehouden door het perineurium, omgeven door bloedvaten en bindweefsel. |
| Gemyeliniseerde zenuwvezels | Zenuwvezels die omhuld zijn door een isolerende laag myeline, geproduceerd door Schwanncellen, wat zorgt voor snellere geleiding van zenuwimpulsen. |
| Schwanncel | Een type gliacel in het perifere zenuwstelsel die myeline vormt rond zenuwvezels of ondersteuning biedt aan niet-gemyeliniseerde vezels. |
| Schwannoma | Een goedaardige tumor die ontstaat uit Schwanncellen, vaak voorkomend in het perifere zenuwstelsel. |
| Neurofibroma | Een goedaardige tumor die ontstaat uit zenuwcellen en omringend bindweefsel, vaak geassocieerd met neurofibromatose. |
| Maligne perifere zenuwschedetumor (MPNST) | Een kwaadaardige tumor die ontstaat uit de cellen van de zenuwschedes, de maligne tegenhanger van een neurofibroma. |
| Neurofibromatose type 1 | Een erfelijke aandoening die gekenmerkt wordt door de ontwikkeling van multipel neurofibromen en andere tumoren, evenals pigmentvlekken op de huid. |
| Perineurioma | Een zeldzame tumor die ontstaat uit perineurale cellen, de cellen die het perineurium vormen. |
| Cortex | Het buitenste deel van de cerebrum, bestaande uit grijze stof, dat verder onderverdeeld kan worden in de iso- of neocortex (het nieuwere deel) en de allocortex (het oudere deel). |
| Neocortex | Dit is het grootste deel van de cortex, verantwoordelijk voor hogere cognitieve functies, en kenmerkt zich door een 6-lagige structuur en organisatie in kolommen. |
| Archicortex | Een ouder deel van de cortex, typisch 3-lagig, dat onder andere de hippocampus en de gyrus dentatus omvat en een rol speelt in geheugenprocessen. |
| Paleocortex | Een ander ouder deel van de cortex, met een 3- tot 5-lagige structuur, dat voornamelijk geassocieerd wordt met de verwerking van geur (reukcortex). |
| Cytoarchitectuur | De studie van de organisatie en structuur van cellen binnen de cortex, zoals de indeling in verschillende gebieden (Areas van Brodmann) die specifieke functies uitvoeren. |
| Areas van Brodmann | Een indeling van de cerebrale cortex in 52 verschillende gebieden, gebaseerd op verschillen in de cytoarchitectuur, die elk een specifieke functie kunnen hebben. |
| Neocortexlagen | De neocortex, het buitenste deel van de hersenschors, is opgebouwd uit zes verschillende lagen. Deze lagen verschillen in hun celstructuur, dichtheid en connectiviteit, wat cruciaal is voor de verwerking van informatie. |
| Moleculaire laag | Dit is de meest oppervlakkige laag van de neocortex, gekenmerkt door een lage dichtheid aan cellichamen en een hoge concentratie aan dendrieten en axonen van neuronen uit diepere lagen. |
| Lamina pyramidalis interna | Deze laag, ook wel bekend als de binnenste piramidale laag, is een van de kenmerkende lagen van de neocortex. Het bevat grote piramidale neuronen, waaronder de specifieke cellen van Betz in de primaire motorische cortex. |
| Cellen van Betz | Dit zijn uitzonderlijk grote piramidale neuronen die zich bevinden in de lamina pyramidalis interna van de primaire motorische cortex. Ze spelen een belangrijke rol in de controle van willekeurige bewegingen. |
| Lijn van Gennari | Een opvallende witte band die zichtbaar is in de primaire visuele cortex. Deze lijn bestaat uit een hoge concentratie van myelinisatie, wat duidt op een verhoogde activiteit en connectiviteit in dit specifieke visuele verwerkingsgebied. |
| Hippocampus | Een hersenstructuur die cruciaal is voor de vorming van nieuwe herinneringen en ruimtelijke navigatie. Het speelt een sleutelrol in het converteren van kortetermijnherinneringen naar langetermijnherinneringen. |
| Gyrus dentatus | Een deel van de hippocampus dat nauw verbonden is met de hippocampus zelf en een belangrijke rol speelt in de verwerking van nieuwe informatie en het onderscheiden van vergelijkbare herinneringen. |
| Piramidale neuronen | De belangrijkste exciterende neuronen in de hippocampus en andere corticale gebieden, gekenmerkt door hun piramidevormige cellichamen en de aanwezigheid van een apicale dendriet. Ze zijn essentieel voor informatieverwerking en geheugenvorming. |
| Entorhinale cortex | Een hersengebied dat fungeert als de belangrijkste poort voor informatie die de hippocampus binnenkomt en verlaat. Het is cruciaal voor het coderen en ophalen van herinneringen. |
| Perforant path | Een bundel axonen die de entorhinale cortex verbindt met de gyrus dentatus. Dit is een van de belangrijkste inputroutes naar de hippocampus. |
| Mossy fibers | Axonen die vanuit de gyrus dentatus naar de CA3-regio van de hippocampus lopen. Ze spelen een rol in de overdracht van informatie binnen de hippocampus. |
| Schäffer-collateralen | Axonen die vanuit de CA3-regio van de hippocampus naar de CA1-regio lopen. Deze verbindingen zijn belangrijk voor de consolidatie van herinneringen. |
| Subiculum | Een hersengebied dat direct verbonden is met de CA1-regio van de hippocampus en een belangrijke rol speelt in de output van de hippocampus naar andere hersengebieden. |
| Long-term potentiation (LTP) | Een langdurige versterking van synaptische transmissie die wordt beschouwd als een belangrijk cellulair mechanisme voor leren en geheugen. Het treedt op na herhaalde stimulatie van neuronen. |
| Kortetermijngeheugen | Het vermogen om informatie gedurende een korte periode vast te houden, meestal seconden tot minuten. De hippocampus is essentieel voor de overgang van kortetermijn- naar langetermijngeheugen. |
| Hersenaandoeningen | Pathologische toestanden van de hersenen die leiden tot cognitieve, motorische of emotionele stoornissen. De hippocampus is kwetsbaar voor verschillende aandoeningen zoals de ziekte van Alzheimer, ischemie en epilepsie. |
| Ischemie | Een aandoening waarbij de bloedtoevoer naar een deel van de hersenen wordt verminderd of onderbroken, wat leidt tot zuurstoftekort en schade aan hersencellen, inclusief die in de hippocampus. |
| Cerebellum | Het cerebellum, ook wel kleine hersenen genoemd, is een hersenstructuur die voornamelijk betrokken is bij motorische functies zoals coördinatie, precisie en timing. Het ontvangt input van verschillende delen van het lichaam en de hersenen om bewegingen te reguleren en te verfijnen. |
| Cerebellaire cortex | De buitenste laag van het cerebellum, bestaande uit grijze stof, die een sterk geplooide structuur heeft met sulci (groeven) en folia (windingen). Deze cortex is essentieel voor de verwerking van informatie binnen het cerebellum en is opgebouwd uit drie distincte lagen. |
| Witte stof (corpus medullare) | Het deel van het centrale zenuwstelsel dat voornamelijk bestaat uit gemyeliniseerde axonen, die de verbindingen tussen verschillende hersengebieden vormen. In het cerebellum vormt de witte stof het "medullaire lichaam" en geleidt het signalen naar en van de cerebellaire cortex en kernen. |
| Purkinje-cellaag | Een enkele laag van grote neuronen, de Purkinje-cellen, die zich in de middelste laag van de cerebellaire cortex bevindt. Deze cellen zijn de belangrijkste outputneuronen van de cortex en hebben uitgebreide dendritische bomen die synapsen vormen met vele parallelle vezels. |
| Granulaire laag | De binnenste laag van de cerebellaire cortex, gekenmerkt door een hoge dichtheid aan kleine neuronen, de granulaatcellen. Deze laag ontvangt input van de mossy vezels en stuurt deze door naar de Purkinje-cellen via parallelle vezels. |
| Afferente vezels | Zenuwvezels die informatie naar een centraal punt, zoals het cerebellum, geleiden. In het cerebellum brengen afferente vezels sensorische en motorische informatie vanuit diverse delen van het lichaam en de hersenen binnen. |
| Efferente vezels | Zenuwvezels die informatie weg van een centraal punt, zoals het cerebellum, geleiden. De efferente vezels van het cerebellum komen voornamelijk voort uit de Purkinje-cellen en projecteren naar de cerebellaire kernen en de hersenstam. |
| Parallelle vezels | Axonen van granulaatcellen in de granulaire laag van de cerebellaire cortex die zich horizontaal uitstrekken door de moleculaire laag. Ze vormen synapsen met de dendrieten van vele Purkinje-cellen en spelen een cruciale rol in de verwerking van informatie. |
| Klimvezels | Een type afferente vezel dat vanuit de olijfkern (olivarius) naar het cerebellum projecteert. Klimvezels exciteren Purkinje-cellen en spelen een rol in motorisch leren door hun invloed op de synaptische plasticiteit. |
| Long-term depression (LTD) | Een proces van synaptische plasticiteit waarbij de sterkte van synaptische verbindingen langdurig wordt verminderd. LTD in het cerebellum wordt geassocieerd met motorisch leren en treedt op wanneer zowel parallelle vezels als klimvezels tegelijkertijd Purkinje-cellen stimuleren. |
| Retinaloslating | Een medische aandoening waarbij de retina loskomt van het onderliggende pigmentepitheel, wat leidt tot een plotselinge daling van het gezichtsvermogen en, indien onbehandeld, schade aan de fotoreceptoren. Behandeling omvat het terugplaatsen van de retina en lasertherapie. |
| Retinoblastoma | Een kwaadaardige tumor van de neurale retina die voorkomt bij jonge kinderen en ontstaat uit precursorcellen. De aandoening wordt geassocieerd met de "two-hit-hypothese" van het RB1-gen, een tumorsuppressorgen. |
| Seniele maculadegeneratie (ARMD) | Leeftijdsgebonden maculadegeneratie, de belangrijkste oorzaak van blindheid in ontwikkelde landen bij ouderen. Het wordt gekenmerkt door afwijkingen van het pigmentepitheel, de membraan van Bruch en de choriocapillaris, wat leidt tot aantasting van het centrale gezichtsveld. |
| Buis van Eustachius | Een anatomische structuur die de nasofarynx verbindt met het middenoor, cruciaal voor het egaliseren van druk en drainage. |
| Otitis media | Een ontsteking van het middenoor, vaak veroorzaakt door de verspreiding van kiemen vanuit de nasofarynx via de buis van Eustachius, met name voorkomend bij kinderen. |
| Purulente otitis media | Een specifieke vorm van otitis media waarbij etter zich ophoopt in de trommelholte, wat kan leiden tot verdere complicaties. |
| Acute mastoïditis | Een infectie van het mastoïd, een botuitsteeksel achter het oor, die kan ontstaan als gevolg van een onbehandelde otitis media die zich verspreidt. |
| Aerotitis | Een medische aandoening die ontstaat door drukverschillen tussen het middenoor en de omgeving, vaak tijdens vliegreizen, waarbij de buis van Eustachius kan sluiten en pijn en vochtophoping kan veroorzaken. |
| Mucosa | Het slijmvlies dat de binnenkant van verschillende lichaamsorganen bekleedt, inclusief de buis van Eustachius, en dat bij zwelling de functie ervan kan belemmeren. |
| Labyrint (Binnenoor) | Het complexe deel van het oor dat verantwoordelijk is voor zowel het gehoor als het evenwicht, bestaande uit het benige en het vliezige labyrint. |
| Benig labyrint | Het buitenste, benige omhulsel van het binnenoor, gelegen in het os petrosum, dat drie hoofdgedeelten bevat: het vestibulum, de semicirculaire kanalen en de cochlea. |
| Vliezig (membraan) labyrint | Het binnenste, vliezige deel van het binnenoor dat zich binnen het benige labyrint bevindt en de structuren bevat die essentieel zijn voor gehoor en evenwicht. |
| Perilymfe | Een vloeistof die zich bevindt in de ruimte tussen het benige en het vliezige labyrint, vergelijkbaar met extracellulair vocht. |
| Endolymfe | Een vloeistof die zich bevindt binnen het vliezige labyrint, vergelijkbaar met intracellulair vocht, en die een cruciale rol speelt bij de signaaltransductie in het gehoor- en evenwichtsorgaan. |
| Vestibulum | Een centraal deel van het benige labyrint dat de sacculus en utriculus bevat, welke deel uitmaken van het evenwichtsorgaan. |
| Spierspoelen | Dit zijn gespecialiseerde receptoren die zich in skeletspieren bevinden en informatie doorgeven over de lengte van de spier en de snelheid waarmee deze verandert. Ze spelen een cruciale rol in de spiertonus en reflexen. |
| Peesorganen van Golgi | Deze receptoren zijn gelegen in de pezen, nabij de overgang naar de spiervezels. Ze detecteren veranderingen in de spierspanning en helpen bij het reguleren van de spierkracht om overmatige spanning te voorkomen. |
| Smaakorgaan | Het smaakorgaan is verantwoordelijk voor de waarneming van smaak. Het omvat de smaakknoppen, die voornamelijk op de tongpapillen zijn gelegen en reageren op verschillende smaakstoffen. |
| Smaakknoppen | Smaakknoppen zijn de sensorische receptoren voor smaak, die zich bevinden op de tongpapillen en andere delen van de mondholte. Ze bevatten gespecialiseerde cellen die reageren op chemische stoffen in voedsel. |
| Tongpapillen | Dit zijn kleine verhevenheden op het oppervlak van de tong die de smaakknoppen bevatten. Er zijn verschillende soorten tongpapillen, zoals filiforme, fungiforme, circumvallate en foliata papillen, elk met een specifieke structuur en distributie. |
| Smaakstoffen (tastants) | Dit zijn chemische verbindingen in voedsel die door de smaakknoppen worden gedetecteerd en verschillende smaaksensaties veroorzaken, zoals zout, zuur, zoet, bitter en umami. |
| Dendriet | Een dendriet is een vertakte uitloper van een neuron die elektrische signalen van andere neuronen ontvangt en deze naar het cellichaam van het neuron geleidt. Dendrieten hebben vaak kleine uitsteeksels genaamd dendritische spines, die cruciaal zijn voor synapsvorming. |
| Dendritische spines | Dendritische spines zijn kleine, stekelachtige uitsteeksels op de dendrieten van neuronen. Ze vormen de primaire ontvangende locaties voor synaptische input van axonen van andere neuronen en spelen een belangrijke rol in synaptische plasticiteit en informatieverwerking. |
| Synaps | Een synaps is de gespecialiseerde verbinding tussen twee neuronen, of tussen een neuron en een doelcel (zoals een spiercel of kliercel), waar informatie wordt overgedragen. Dit gebeurt meestal via neurotransmitters die vrijkomen uit het presynaptische neuron en binden aan receptoren op het postsynaptische neuron. |
| Axonaal transport | Axonaal transport is het proces waarbij moleculen en organellen langs het axon van een neuron worden vervoerd. Dit transport kan anterograad (van het cellichaam naar de synaps) of retrograad (van de synaps naar het cellichaam) plaatsvinden, met behulp van motorproteïnen zoals kinesine en dyneïne die zich voortbewegen over microtubuli. |
| Microtubuli | Microtubuli zijn holle cilindrische structuren die deel uitmaken van het cytoskelet van cellen, inclusief neuronen. Ze fungeren als "rails" waarlangs motorproteïnen zoals kinesine en dyneïne axonaal transport uitvoeren, en dragen bij aan de structurele ondersteuning van het axon. |
| Brodmann-gebieden | Regionale indelingen van de hersenschors die zijn gebaseerd op verschillen in cytoarchitectuur; deze gebieden worden aangeduid met nummers, zoals area 4 (primaire motorische cortex) en area 17 (primaire visuele cortex). |
| Moleculaire laag (Lamina molecularis) | De buitenste laag van de neocortex, gekenmerkt door een relatief lage dichtheid aan cellichamen en voornamelijk bestaande uit axonen, dendrieten en gliacellen. |
| Buitenste granulaire laag (Lamina granularis externa) | Een laag in de neocortex die rijk is aan kleine neuronen, waaronder ster-vormige (stellaire) cellen, en die input ontvangt van andere corticale gebieden. |
| Buitenste piramidale laag (Lamina pyramidalis externa) | Deze laag bevat middelgrote piramidale cellen waarvan de dendrieten zich uitstrekken naar de moleculaire laag, en de axonen projecteren naar andere corticale gebieden. |
| Binnenste granulaire laag (Lamina granularis interna) | Een laag die voornamelijk input ontvangt van de thalamus en die in sensorische gebieden, zoals de visuele cortex, bijzonder goed ontwikkeld is. |
| Binnenste piramidale laag (Lamina pyramidalis interna) | Deze laag bevat de grootste piramidale cellen en is cruciaal voor de output van de cortex naar subcorticale structuren; deze laag is prominent aanwezig in de primaire motorische cortex. |
| Multiforme laag (Lamina multiformis) | De diepste laag van de neocortex, die een verscheidenheid aan celvormen bevat, waaronder cellen van Martinotti en fusiforme cellen, en die projecteert naar de thalamus. |
| Horizontale cel van Cajal | Een type interneuron dat horizontaal georiënteerd is in de moleculaire laag van de neocortex en betrokken is bij lokale circuitvorming. |
| Lens | Een transparante, biconvexe structuur in het oog die licht focust op het netvlies. De lens kan van vorm veranderen (accommodatie) om objecten op verschillende afstanden scherp te stellen. De lens bestaat voornamelijk uit eiwitten genaamd crystallines en is omgeven door vezels die aan het zonulacollagenum zijn bevestigd. |
| Corpus vitreum | Dit is de gelatineuze substantie die de ruimte achter de lens en vóór het netvlies vult, ook wel glasvocht genoemd. Het bestaat voornamelijk uit water (ongeveer 98%) en mucopolysacchariden zoals hyaluronzuur, wat zorgt voor transparantie en de vorm van het oog helpt behouden. Het wordt geproduceerd door fibroblasten en bevat ook cellen zoals hyalocyten. |
| Processus ciliares | Deze structuren zijn verantwoordelijk voor de productie van kamervocht en spelen een rol bij de accommodatie van de lens. Ze bevatten spierweefsel dat de spanning op de zonulavezels kan aanpassen, waardoor de vorm van de lens verandert om de focus aan te passen. |
| Kanaal van Schlemm | Een circulair kanaal aan de rand van het hoornvlies dat het kamervocht uit het trabeculaire netwerk opneemt en afvoert naar de veneuze circulatie van het oog. Een verstopping van dit kanaal kan leiden tot verhoogde oogdruk (glaucoom). |
| Crystallines | Dit zijn de belangrijkste eiwitten die de lens van het oog vormen. Ze zijn essentieel voor de transparantie en de brekingsindex van de lens, waardoor licht correct op het netvlies kan worden gefocust. |
| Accommodatie | Het vermogen van de ooglens om van vorm te veranderen om objecten op verschillende afstanden scherp te stellen op het netvlies. Dit proces wordt gemedieerd door de ciliaire spier en de zonulavezels die aan de lens zijn bevestigd. |
| Presbyopie | Een leeftijdsgebonden aandoening waarbij de lens van het oog minder elastisch wordt, wat resulteert in een verminderd vermogen tot accommodatie en moeite met het scherpstellen van nabije objecten. |
| Cataract | Een aandoening waarbij de lens van het oog troebel wordt, wat leidt tot wazig zicht. Dit kan veroorzaakt worden door veroudering, diabetes, langdurig gebruik van corticosteroïden of blootstelling aan UV-licht. |
| Traanklier | Een sereuze klier die een vochtige component van de traanfilm produceert, essentieel voor de bevochtiging van het oogoppervlak en het verwijderen van vuil. |
| Canaliculi lacrimales | Kleine kanaaltjes die het traanvocht van het oogoppervlak afvoeren naar de traanzak. Deze kanaaltjes zijn bekleed met meerlagig plaveiselcelepitheel. |
| Saccus lacrimalis | De traanzak, een reservoir dat het traanvocht opvangt uit de canaliculi lacrimales voordat het verder wordt afgevoerd naar de neus via de ductus nasolacrimalis. |
| Ductus nasolacrimalis | De traanbuis die de traanzak verbindt met de neusholte, waardoor overtollig traanvocht wordt afgevoerd naar de neus. Deze ductus is bekleed met pseudomeerlagig respiratoir epitheel. |
| Conjunctiva | Het dunne, doorschijnende membraan dat de binnenzijde van de oogleden en het voorste deel van de oogbol bedekt, met uitzondering van het hoornvlies. Het speelt een rol bij het bevochtigen en beschermen van het oog. |
| Acini | Kleine zakvormige structuren binnen de traanklier die de secretoire eenheden vormen. Ze produceren en scheiden de sereuze component van het traanvocht af, rijk aan enzymen en lysozymen. |
| Lysozymen | Enzymen die aanwezig zijn in de secretoire granulen van de acini van de traanklier. Ze hebben antibacteriële eigenschappen en helpen bij de bescherming tegen infecties. |
| Uveïtis anterior | Een ontsteking van het voorste deel van de uvea, het middelste vaatvlies van het oog, specifiek de iris en het corpus ciliare. Dit kan gerelateerd zijn aan diverse oorzaken, waaronder auto-immuunziekten. |
| Respiratoir epitheel | Een type meerlagig epitheel dat de luchtwegen bekleedt, gekenmerkt door trilharen en slijmbekercellen. In de context van het traanapparaat bekleedt het de ductus nasolacrimalis en draagt het bij aan de afvoer van secreties. |
| Systeemziekte | Een ziekte die meerdere organen of systemen in het lichaam aantast. Aandoeningen zoals het syndroom van Sjögren kunnen het traanapparaat beïnvloeden als onderdeel van een bredere systeemziekte. |
| Trommelvlies | Een dun, membraanachtig weefsel dat de gehoorgang scheidt van het middenoor. Het trilt wanneer geluidsgolven het raken en zet deze trillingen om in mechanische energie voor de gehoorbeentjes. |
| Trommelholte | De met lucht gevulde ruimte in het middenoor, achter het trommelvlies. Deze holte bevat de gehoorbeentjes en staat in verbinding met de buis van Eustachius. |
| Gehoorbeentjes | Drie kleine botjes in de trommelholte: de hamer (malleus), het aambeeld (incus) en de stijgbeugel (stapes). Ze geleiden en versterken de geluidstrillingen van het trommelvlies naar het binnenoor. |
| Middenoorreflex (Tympanische reflex) | Een beschermende reflex waarbij de spieren musculus tensor tympani en musculus stapedius samentrekken om de beweging van de gehoorbeentjes te dempen bij luide geluiden. Deze reflex heeft een latentietijd van meer dan 50 milliseconden. |
| Pars ossea | Het benige deel van de buis van Eustachius, dat deel uitmaakt van het rotsbeen. |
| Pars cartilaginea | Het kraakbenige deel van de buis van Eustachius, dat zich aan het uiteinde bevindt dat naar de keelholte leidt. |
| Pseudomeerlagig respiratoir epitheel | Het type epitheel dat de binnenkant van de buis van Eustachius bekleedt. Dit epitheel heeft trilhaartjes die helpen bij het verwijderen van slijm en vuil. |
| Tonsilla tubaria | Lymfoid weefsel dat zich bevindt bij de opening van de buis van Eustachius in de nasofarynx. Het speelt een rol in het immuunsysteem. |
| Ziekte van Ménière | Een aandoening die wordt veroorzaakt door een overdruk in het vliezig labyrint (endolymfatische hydrops), wat leidt tot een ruptuur van het vliezig labyrint en het lekken van endolymfe in de perilymfe. Symptomen omvatten duizeligheid, gehoorverlies, oorsuizen (tinnitus), misselijkheid en braken. |
| Presbyacusis | Progressieve sensorineurale doofheid die optreedt bij personen ouder dan 65 jaar, met name voor hoge frequenties. Dit wordt gekenmerkt door pathologie van de buitenste haarcellen, resulterend in verlies van deze cellen en giant stereocilia. |
| Acusticusneurinoma | Een veelvoorkomende tumor, ook wel Schwannoma genoemd, die meestal ontstaat in de context van neurofibromatose type 2. Het belangrijkste kenmerk hiervan is bilateraal acusticusneurinoma. |
| Buitenste haarcellen | Gespecialiseerde cellen in het slakkenhuis die een cruciale rol spelen bij het omzetten van geluidstrillingen in elektrische signalen. Schade aan deze cellen, zoals bij presbyacusis, leidt tot gehoorverlies. |
| Nervus vestibulocochlearis | De gehoor- en evenwichtszenuw die informatie van het binnenoor naar de hersenen transporteert. Tumoren die hierop ontstaan, zoals acusticusneurinoma, kunnen leiden tot gehoorverlies en evenwichtsproblemen. |
| Lichaampjes van Meissner | Dit zijn gespecialiseerde mechanoreceptoren die zich bevinden in de onbehaarde huid, zoals de vingertoppen, handpalmen en voetzolen. Ze zijn verantwoordelijk voor de fijne tastzin en de discriminatie van aanraking, evenals voor het waarnemen van laagfrequente vibraties. |
| Lichaampjes van Krause | Deze mechanoreceptoren bevinden zich op de overgangen tussen slijmvlies en huid, zoals de lippen en de genitaliën. Ze spelen een rol bij het waarnemen van tastzin en drukzin. |
| Lichaampjes van Ruffini | Deze gespecialiseerde eindlichaampjes zijn gelegen in de diepere lagen van de dermis en de hypodermis. Ze fungeren als mechanoreceptoren en zijn met name gevoelig voor rekking van de huid. |
| Lichaampjes van Vater-Pacini | Deze mechanoreceptoren bevinden zich in de hypodermis, met name van de handpalmen en voetzolen, maar ook in het bindweefsel van spieren, pezen, ligamenten en inwendige organen. Ze zijn gespecialiseerd in het waarnemen van grove tast, druk en vibraties. |
| Mechanoreceptoren | Dit zijn gespecialiseerde zenuwuiteinden in de huid die reageren op mechanische prikkels zoals druk, aanraking, rekking en vibratie. Ze zetten deze mechanische energie om in elektrische signalen die naar de hersenen worden gestuurd voor interpretatie. |
| Limbisch systeem | Een functioneel hersensysteem dat bestaat uit een netwerk van neuronen die samenwerken over grote afstanden in de hersenen. Het is betrokken bij het voortbestaan van het individu en de soort, de beleving van emoties en de verwerking van geuren. |
| Hippocampale formatie | Een complex van hersenstructuren dat de gyrus dentatus, de eigenlijke hippocampus, het subiculum en de gyrus parahippocampalis (entorhinale cortex) omvat. Deze structuren werken nauw samen voor geheugenfuncties. |
| Gyrus parahippocampalis (entorhinale cortex) | Een hersengebied dat deel uitmaakt van de neocortex en nauw verbonden is met de hippocampus. Het fungeert als een belangrijke toegangspoort voor informatie die de hippocampus binnenkomt en verlaat. |
| Amygdala | Een amandelvormige structuur die deel uitmaakt van het limbisch systeem. Het is primair betrokken bij de verwerking van emoties, met name angst, en is verbonden met de thalamus en hypothalamus. |
| Corpora mammillaria | Kleine, ronde structuren gelegen aan de basis van de hersenen, die deel uitmaken van de thalamus. Ze ontvangen input van de hippocampus via de fornix en spelen een rol in het geheugen. |
| Fornix | Een gebogen zenuwbaan die de hippocampus verbindt met de corpora mammillaria en andere delen van het limbisch systeem. Het is een belangrijke uitvoerroute van de hippocampus. |
| Retina (Netvlies) | Het binnenste oogrok dat lichtgevoelige cellen bevat en verantwoordelijk is voor het omzetten van licht in zenuwsignalen die naar de hersenen worden gestuurd voor visuele waarneming. |
| Bloed-retina-barrière | Een selectieve barrière gevormd door de cellen van het pigmentepitheel, die de bloedtoevoer van de retina scheidt van het netvliesweefsel en de homeostase ervan handhaaft. |
| Fagocytose | Het proces waarbij cellen, zoals die van het pigmentepitheel, vreemde deeltjes of celresten opnemen en verteren, wat essentieel is voor het onderhoud van de retina. |
| Fotoreceptorcellen | Gespecialiseerde neuronen in de retina die licht detecteren en omzetten in elektrische signalen; dit omvat staafjes (voor zicht bij weinig licht) en kegeltjes (voor zicht bij veel licht en kleurwaarneming). |
| Rhodopsine | Het lichtgevoelige pigment in de staafjes van de retina, dat essentieel is voor het zien bij weinig licht. |
| Bipolaire cellen | Neuronen in de retina die de fotoreceptorcellen verbinden met de ganglioncellen; ze integreren signalen van meerdere fotoreceptoren en dragen bij aan de verwerking van visuele informatie. |
| Ganglioncellen | De outputneuronen van de retina; hun axonen vormen de oogzenuw (nervus opticus) en sturen verwerkte visuele informatie naar de hersenen. |
| Horizontale cellen | Interneuronen in de retina die signalen van fotoreceptorcellen horizontaal verwerken en de interactie tussen naburige fotoreceptoren moduleren, wat bijdraagt aan contrastversterking. |
| Oogleden | Beschermende huidplooien die de voorzijde van het oog bedekken en beschermen tegen uitdroging, vuil en letsel. Ze spelen een rol bij het verspreiden van de traanfilm en het produceren van secreties. |
| Ooglidrand | Het deel van het ooglid dat direct grenst aan de oogbol en de wimpers draagt. Hier bevinden zich de openingen van diverse klieren die bijdragen aan de traanfilm. |
| Conjunctiva palpebrae | Het deel van de conjunctiva dat de binnenzijde van de oogleden bekleedt. Dit slijmvlies is relatief dik en bevat veel klieren. |
| Conjunctiva bulbi | Het deel van de conjunctiva dat het voorste deel van de oogbol bedekt, met uitzondering van het hoornvlies. Dit deel is dun en transparant. |
| Corneosclerale junctie | De overgangszone tussen het hoornvlies (cornea) en de harde oogrok (sclera). Dit is een belangrijke anatomische grens in het voorste deel van het oog. |
| Musculus tarsalis superior | Een spier die verantwoordelijk is voor het optillen van het bovenste ooglid. De innervatie verloopt via de orthosympathicus. |
| Ptosis | Een aandoening waarbij het bovenste ooglid hangt, vaak veroorzaakt door verlamming van de musculus tarsalis superior. Dit kan een symptoom zijn van het syndroom van Horner. |
| Syndroom van Horner | Een syndroom dat wordt gekenmerkt door ptosis, miose (vernauwing van de pupil) en anhydrosis (verminderde zweetproductie) aan één zijde van het gezicht, veroorzaakt door een onderbreking in de sympathische zenuwbaan. |
| Hordeolum | Een acute, gelokaliseerde, etterige infectie van een klier aan de ooglidrand. Dit kan een wimperhaarfollikel, de klier van Zeis of de klier van Moll betreffen (externum), of een Meibomklier (internum). |
| Chalazion | Een chronische ontsteking en verheven letsel aan het ooglid, ontstaan door obstructie van de afvoergang van een Meibomklier. Het is een opruimingsreactie op de extravasatie van talg. |
| Vestibulair orgaan | Het vestibulair orgaan is een deel van het binnenoor dat verantwoordelijk is voor het waarnemen van evenwicht en beweging van het hoofd. Het bevat sensorisch epitheel dat reageert op lineaire en rotatoire versnellingen, evenals de kantelingsgraad van het hoofd. |
| Macula utriculi en macula sacculi | Dit zijn de sensorische gebieden binnen het vestibulair orgaan die gespecialiseerd zijn in het detecteren van lineaire acceleratie en de positie van het hoofd ten opzichte van de zwaartekracht. Ze spelen een cruciale rol bij het waarnemen van bewegingen in een rechte lijn en de oriëntatie van het hoofd. |
| Cristae ampullares | De cristae ampullares zijn sensorische structuren die zich bevinden in de ampullae van de semicirculaire kanalen. Hun primaire functie is het detecteren van rotatoire versnellingen, wat essentieel is voor het waarnemen van draaiende bewegingen van het hoofd. |
| Lineaire acceleratie | Lineaire acceleratie verwijst naar de verandering in snelheid van een object in een rechte lijn. Het vestibulair orgaan, specifiek de maculae, detecteert deze versnellingen, zoals wanneer men vooruit beweegt of remt. |
| Kantelingsgraad van het hoofd | Dit betreft de oriëntatie van het hoofd ten opzichte van de verticale as, oftewel de zwaartekracht. De maculae in het vestibulair orgaan zijn gevoelig voor deze veranderingen in positie, wat helpt bij het handhaven van het evenwicht. |
| Rotatoire versnellingen | Rotatoire versnellingen zijn veranderingen in de hoeksnelheid van een object, wat neerkomt op draaiende bewegingen. De cristae ampullares zijn specifiek ontworpen om deze draaibewegingen van het hoofd te registreren. |
| Zenuwweefsel | Een complex communicatiesysteem dat verantwoordelijk is voor het opnemen van prikkels, de omvorming ervan tot zenuwimpulsen en de overdracht van deze impulsen naar andere neuronen of effectorcellen. |
| Neuronen | De eigenlijke zenuwcellen, die bestaan uit een cellichaam en uitlopers zoals dendrieten en axonen, en die de fundamentele eenheden vormen voor de geleiding van zenuwimpulsen. |
| Neuroglia (Gliacellen) | Steuncellen in het zenuwweefsel die ondersteuning, voeding en bescherming bieden aan de neuronen, en essentieel zijn voor het overleven en functioneren van de neuronen. |
| Dendrieten | Uitlopers van een neuron die elektrische signalen ontvangen van andere neuronen en deze naar het cellichaam geleiden; ze kunnen meerdere vertakkingen hebben. |
| Axonen | Lange uitlopers van een neuron die zenuwimpulsen weg van het cellichaam geleiden naar andere neuronen of effectorcellen; ze kunnen omgeven zijn door een myelineschede. |
| Neurieten | Een algemene term die zowel dendrieten als axonen omvat, de uitlopers van een neuron. |
| Perikaryon (Soma) | Het cellichaam van een neuron, dat de celkern en de meeste organellen bevat, waaronder een goed ontwikkelde ruwe endoplasmatisch reticulum (RER) voor eiwitsynthese. |
| Nissl-substantie | Een basofiele kleuring die voorkomt in het cytoplasma van neuronen, voornamelijk bestaande uit ruw endoplasmatisch reticulum en vrije ribosomen, essentieel voor de eiwitproductie. |
| Neurilemma | De buitenste laag van een Schwanncel die een axon omgeeft in het perifere zenuwstelsel; het is essentieel voor axonregeneratie. |
| Middelste oogrok (vaatvlies of uvea) | De middelste laag van het oog, ook wel het vaatvlies of de uvea genoemd, die rijk is aan bloedvaten en pigmentcellen. Deze laag omvat de choroidea, het corpus ciliare en de iris. |
| Choroidea | Het achterste deel van de uvea, dat bestaat uit een losmazig bindweefsel met veel pigmentcellen en bloedvaten, voornamelijk capillairen. Het is gescheiden van het retina door een gemodificeerd basaalmembraan. |
| Tapetum | Een reflecterend weefsel dat bij sommige diersoorten in de choroidea aanwezig is en licht reflecteert om het zicht in omstandigheden met weinig licht te verbeteren. |
| Corpus ciliare | Het middelste deel van de uvea, dat bestaat uit epitheel, bindweefsel en spieren. Het is verantwoordelijk voor de productie van kamerwater en speelt een rol bij de accommodatie van de lens door middel van de ciliaire spier. |
| Iris | Het voorste deel van de uvea, dat de pupil omringt en de hoeveelheid licht reguleert die het oog binnenkomt. De kleur van de iris wordt bepaald door de hoeveelheid en het type pigmentcellen. |
| Processus ciliaris | Uitsteeksels van het corpus ciliare die bestaan uit losmazig bindweefsel en veel pigmentcellen. Ze produceren kamerwater en zijn via fijne ligamentjes verbonden met de lens. |
| Myosis | Vernauwing van de pupil, veroorzaakt door de samentrekking van de sfincter pupillae spier in de iris, die wordt geïnnerveerd door de parasympathicus. |
| Uveïtis | Een ontsteking van de uvea, die kan worden onderverdeeld in voorste uveïtis (iritis, iridocyclitis), achterste uveïtis (choroiditis) en panuveïtis (voorste en achterste uveïtis). |
| Nevus | Een goedaardige tumor van pigmentcellen, ook wel een moedervlek genoemd, die in de uvea kan voorkomen. |
| Melanoma | Een kwaadaardige tumor die ontstaat uit pigmentcellen (melanocyten). Een maligne melanoom in de choroidea is de meest voorkomende primaire kwaadaardige tumor in het oog. |
| Cochlea | De cochlea, ook wel het slakkenhuis genoemd, is een spiraalvormig, beenachtig orgaan in het binnenoor dat verantwoordelijk is voor het omzetten van geluidstrillingen in zenuwsignalen die naar de hersenen worden gestuurd. Het bevat de structuren die nodig zijn voor het gehoor. |
| Modiolus | De modiolus is de centrale, kegelvormige beenas van de cochlea. Hierin lopen de zenuwvezels van de gehoorzenuw, die de signalen van de haarcellen naar de hersenen transporteren. |
| Ductus cochlearis | De ductus cochlearis, ook wel de cochleaire kanaal genoemd, is een met vloeistof gevuld kanaal binnenin de cochlea. Het scheidt de scala vestibuli en de scala tympani en bevat het orgaan van Corti, de sensorische structuur voor het gehoor. |
| Orgaan van Corti | Het orgaan van Corti is de belangrijkste sensorische structuur voor het gehoor, gelegen in de ductus cochlearis. Het bevat de haarcellen, die door geluidstrillingen worden geactiveerd en zenuwsignalen genereren. |
| Haarcellen | Haarcellen zijn gespecialiseerde zenuwcellen die zich in het orgaan van Corti bevinden. Ze hebben stereocilia aan hun apicale oppervlak die bewegen als reactie op geluidstrillingen, wat leidt tot de omzetting van mechanische energie in elektrische signalen. |
| Oorschelp | Het zichtbare, uitwendige deel van het oor, bestaande uit huid en elastisch kraakbeen, dat geluidsgolven opvangt en naar de gehoorgang leidt. |
| Uitwendige gehoorgang | Een S-vormig kanaal dat de oorschelp verbindt met het trommelvlies. Het is bekleed met epidermis, talgklieren (sebum) en ceruminale klieren die oorsmeer produceren, wat een bacteriostatisch effect heeft. |
| Sebum | Een vettige substantie die wordt afgescheiden door de talgklieren in de huid van de gehoorgang. Het draagt bij aan de bescherming en reiniging van het kanaal. |
| Ceruminale klieren | Klieren in de huid van de uitwendige gehoorgang die oorsmeer (cerumen) produceren. Dit oorsmeer heeft een beschermende en reinigende functie. |
| Bacteriostatisch | Een eigenschap die de groei van bacteriën remt of stopt, zonder ze noodzakelijkerwijs te doden. Oorsmeer in de gehoorgang heeft deze eigenschap. |
| Vliezig (membraneus) labyrint | De vliezige structuren binnen het benige labyrint, die de vloeistoffen perilymfe en endolymfe bevatten en de sensorische receptoren voor gehoor en evenwicht huisvesten. |
| Cerebrospinaal vocht (CSV) | Een heldere, kleurloze vloeistof die de hersenen en het ruggenmerg omgeeft en beschermt. Het wordt geproduceerd door de plexus choroideus en speelt een rol in het verwijderen van afvalstoffen en het handhaven van een stabiele omgeving voor het centrale zenuwstelsel. |
| Gliacellen | Steuncellen van het zenuwstelsel die neuronen ondersteunen, voeden en beschermen. In het centrale zenuwstelsel omvatten gliacellen oligodendrocyten, astrocyten, ependymcellen en microgliacellen. |
| Plexus choroideus | Een netwerk van bloedvaten en gespecialiseerde ependymcellen dat zich in de ventrikels van de hersenen bevindt. De primaire functie is de productie van cerebrospinaal vocht door middel van ultrafiltratie van plasma. |
| Ventrikels | Holtes in de hersenen die gevuld zijn met cerebrospinaal vocht. Er zijn vier ventrikels: de twee laterale ventrikels, het derde ventrikel en het vierde ventrikel. De plexus choroideus bevindt zich in deze ventrikels. |