Summary
# Socrates, de sofisten en de aard van waarheid
Dit onderwerp onderzoekt de filosofische stromingen van de sofisten en Socrates, waarbij hun opvattingen over waarheid, kennis en ethiek worden afgewogen tegen de achtergrond van de opkomende rede en de complexiteit van de menselijke samenleving.
### 1.1 De sofisten: rondtrekkende leraars
De sofisten waren rondreizende leraren die betalende les gaven aan welgestelde jongeren met politieke ambities. Hun focus lag op vaardigheden zoals spreken (grammatica), argumenteren (dialectica) en overtuigen (retorica) [14](#page=14).
#### 1.1.1 Physis versus nomos
Een cruciaal onderscheid dat de sofisten maakten, was tussen *physis* (natuur) en *nomos* (wet, traditie, gewoonte). *Physis* verwijst naar wat vanzelf ontwikkelt, terwijl *nomos* verwijst naar wat door de mens is gemaakt. Dit onderscheid wordt gezien als een voorloper van de nature-nurture discussie [14](#page=14).
#### 1.1.2 Relativisme en agnosticisme
De sofisten concludeerden dat niemand kan beweren dat zijn eigen tradities en waarden de enige juiste zijn; ze zijn relatief aan de gemeenschap. Hieruit volgde het idee dat er geen absolute waarheid bestaat die voor iedereen geldt [14](#page=14).
* **Relativisme:** "De mens is de maat van alles". Dit betekent dat er geen absolute maatstaf is en dat uitspraken relatief zijn aan degene die ze doet [14](#page=14).
* **Agnosticisme:** "Van de goden weet ik niks, of ze al dan niet bestaan". Dit is een houding van niet-weten met betrekking tot goddelijke zaken [14](#page=14).
* **Scepticisme:** "Over elke zaak bestaan er twee opvattingen die tegenover elkaar staan en we nemen geen standpunt in". Dit is een houding van twijfel en het vermijden van een definitief standpunt [14](#page=14).
Protagoras, een leerling van Democritus, nam de materialistische visie over en is bekend om zijn uitspraak "de mens is de maat van alles", die het relativisme belichaamt [14](#page=14).
#### 1.1.3 Kritiek op de sofisten
Plato uitte kritiek op de sofisten en gaf hen een slechte reputatie, mede doordat ze volgens hem "recht praatten wat krom is" en macht belangrijker vonden dan waarheid. Plato stelde dat er wel een absolute fundering van grote waarden bestaat en had een te negatief beeld over de menselijke aard. De termen "sofisme" en "sofisterij" werden synoniemen voor drogredenen [14](#page=14).
### 1.2 Socrates: de ‘horzel’ van Athene
Socrates werd gezien als een "horzel" omdat hij mensen op straat lastigviel met vragen, wat hem tot een onruststoker maakte. Geld en aanzien waren voor hem niet belangrijk. Hij werd gedreven door een innerlijke dwang, zijn *daimon* [15](#page=15).
#### 1.2.1 Het uitgangspunt: ‘ik weet dat ik niets weet’
Socrates' filosofische houding begon met de erkenning "ik weet dat ik niets weet". Hij geloofde dat een beginnersgeest, gekenmerkt door onwetendheid, de basis vormt om tot eigen nieuwe inzichten en wijsheden te komen [15](#page=15).
#### 1.2.2 Filosofie als sociale activiteit en de socratische methode
Socrates beschouwde filosofie als een sociale activiteit: een gesprek tussen twee of meer mensen op zoek naar waarheid. De essentie van zijn methode ligt in het stellen van "een goede vraag" [15](#page=15).
> **Tip:** De socratische methode is erop gericht om anderen via een dialoog zelf tot nieuwe inzichten te laten komen, door hen te dwingen tot nadenken en het aanbrengen van nuances.
Goede vragen bereiken de volgende stappen:
1. **Ontdekken:** Het wegnemen van een "deksel" om de waarheid zichtbaar te maken en inzicht te verkrijgen [15](#page=15).
2. **Herkennen:** Erkennen dat men de waarheid al wist, maar deze nu opnieuw ontdekt (een "aha"-moment) [15](#page=15).
3. **Inzien:** Dieper graven in de eigen geest, naar binnen kijken om tot het "aha"-moment te komen door middel van doorvragen [15](#page=15).
In discussies ging Socrates op zoek naar waarheid door:
1. Deskundigen goede vragen te stellen [15](#page=15).
2. Door te vragen en tegenvoorbeelden te zoeken [15](#page=15).
3. De deskundige naar een betere waarheid te laten zoeken [15](#page=15).
4. Als er geen betere waarheid gevonden werd, was er toch vooruitgang doordat de deskundige zijn onwetendheid erkende en verder zocht [15](#page=15).
#### 1.2.3 Absolute waarheid
Socrates en Plato beschouwden de waarheid niet als een afspraak tussen mensen, maar als een vorm die los van de mens bestaat. Dit is de kern van het **universalisme** of **absolutisme** [15](#page=15) [17](#page=17).
#### 1.2.4 Mensbeeld: Eros en het Symposion
In het werk *Symposion* (drinkgelag) staat de lofrede op de god Eros centraal. Socrates, via de priesteres Diotima, ziet Eros als een verlangen naar Schoonheid en eenwording met het Absolute. Dit verlangen kan op twee manieren vervuld worden: via erotische liefde of door het streven naar de ware Eros en eenwording met het Absolute. Het werk verklaart ook de oorsprong van de uitdrukking "Platonische liefde", die verwijst naar liefde die niet lichamelijk wordt geuit maar een gedachte blijft [15](#page=15).
#### 1.2.5 De Phaedo: dood en onsterfelijkheid
In *Phaedo* wordt Socrates' doodstraf (het drinken van gif) behandeld. Hierin wordt de cirkel van het leven beschreven [16](#page=16):
1. Na de dood stijgt de ziel naar een tijd- en ruimteloos bestaan [16](#page=16).
2. Daarna krijgt de ziel de kans om het Absolute te aanschouwen; hoe meer wijsheid, hoe lichter en hoger de ziel stijgt, en hoe meer inzicht de ziel meeneemt naar de volgende incarnatie [16](#page=16).
3. De ziel zal dalen, incarneren in een nieuw lichaam, en de eerdere ervaringen zullen vergeten worden [16](#page=16).
4. Tijdens het leven blijft er een voortdurend verlangen naar waarheid en deugdzaamheid, aangeduid als de *daimon* [16](#page=16).
### 1.3 De dictatuur van het relativisme en post-truth
De discussie over de aard van waarheid raakt aan hedendaagse fenomenen zoals "post-truth", waar het bepalen van wat waar is van secundair belang wordt. Paus Benedictus bekritiseerde het relativisme omdat het geen absolute grond kent, wat ertoe leidt dat ieder zijn eigen regels stelt gebaseerd op eigenbelang ("zonder God, geen gebod") [16](#page=16).
#### 1.3.1 Kinderen van Apate
Apate is de Griekse godin van bedrog en misleiding. De hedendaagse toename van fake news, alternatieve feiten en complottheorieën wordt gezien als een periode waarin de westerse wereld deze concepten heeft omarmd [16](#page=16).
* De sofistische methode van inspelen op emoties en het presenteren van argumenten, in plaats van feiten, sluit aan bij post-truth, omdat mensen dan eerder een argument accepteren dan feiten [16](#page=16).
* Filosofe Gescinska stelt dat in tijden van post-truth eigenbelang primeert en waarheid geen belang lijkt te hebben. Hoewel bedrog altijd heeft bestaan, is fake news recent enorm toegenomen. Ze benadrukt dat het bestrijden van leugens niet enkel door het checken van feiten kan, maar ook door een oprechte "van aangezicht tot aangezicht" benadering (naar Levinas) [16](#page=16).
### 1.4 Universalisme versus relativisme
| Universalism | Relativisme |
| :----------------------------------- | :---------------------------------------- |
| Absolute waarheid gefundeerd in God of een metafysisch wezen. | Waarheid is relatief. | [17](#page=17).
| **Voordelen:** | **Voordelen:** |
| - Duidelijkheid | - Openheid |
| - Zekerheid | - Gelijkwaardigheid |
| **Nadelen:** | **Nadelen:** |
| - Geslotenheid | - Verlies van zekerheid en duidelijkheid |
| - Neiging tot dictatuur en absolutisme | - Macht en eigenbelang primeren |
### 1.5 Pluralisme als tussenweg
Pluralisme probeert elementen van universalisme en relativisme te combineren door te zoeken naar wat gemeenschappelijk is in verschillende verhalen. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) is een voorbeeld, waarbij rechten niet door God zijn gegeven, maar door dialoog en onderhandeling tot stand zijn gekomen, vanuit een zoektocht naar gemeenschappelijkheid. De combinatie van pluralisme en democratie wordt gezien als een antwoord om de waarheid al dan niet te verzoenen [17](#page=17).
---
# plato's leer van de vormen en de allegorie van de grot
Plato's leer van de vormen en de allegorie van de grot beschrijven de metafysische overtuiging dat de waarneembare wereld een imperfecte afspiegeling is van een perfecte, onveranderlijke wereld van ideeën of vormen.
### 2.1 De vormenleer
Plato's ideeënleer stelt dat alle zintuiglijk waarneembare objecten slechts imperfecte afspiegelingen zijn van perfecte, universele "Vormen" of "Ideeën". Dit concept deelt de werkelijkheid op in twee domeinen [18](#page=18):
* **De verstandelijk kenbare wereld (Vormenwereld):** Dit is de wereld van de perfecte, onveranderlijke en eeuwige Vormen. Deze wereld is enkel toegankelijk via het verstand en niet via de zintuigen [18](#page=18).
* **De zintuiglijk waarneembare wereld (wereld van het relatieve):** Dit is de wereld die we met onze zintuigen ervaren. Deze wereld is onvolmaakt, voortdurend in verandering, tijdelijk en eindig [18](#page=18).
**Kenmerken van beide werelden:**
| Veranderlijk kenbare wereld (Vormenwereld) | Zintuiglijk waarneembare wereld |
| :--------------------------------------- | :------------------------------- |
| Volmaakt | Onvolmaakt |
| Onveranderlijk (zijn van Parmenides) | Verandert (worden bij Herakleitos) |
| Eeuwig (tijdloos) | Tijdelijk |
| Oneindig (onbeperkt) | Eindig (beperkt) |
| Via verstand inzicht bereiken | Via de zintuigen te ervaren |
### 2.2 De allegorie van de grot
De allegorie van de grot is een beroemd beeld van Plato dat de relatie tussen de zintuiglijk waarneembare wereld en de verstandelijk kenbare wereld illustreert [19](#page=19).
* **Situering:** Een groep mensen zit hun hele leven vastgeketend in een grot, met hun rug naar de ingang. Ze kijken naar de achterwand, waar ze enkel schaduwen en echo's waarnemen, die zij aanzien voor de werkelijkheid. Achter hen bevindt zich een laaiend vuur dat de schaduwen veroorzaakt [19](#page=19).
* **Ontsnapping en bevrijding:** Eén van de gevangenen ontsnapt en klimt naar buiten. Eerst is hij verward door het felle licht, maar na verloop van tijd herkent hij de Zon als de bron van alles en de ultieme realiteit. Hij ervaart een heel andere wereld dan die in de grot [19](#page=19).
* **Terugkeer:** Wanneer de bevrijde gevangene terugkeert naar de grot om zijn medemensen zijn ontdekkingen te delen, geloven zij hem niet, omdat hun realiteit beperkt is tot wat ze gewend zijn te zien [19](#page=19).
**Symbolische betekenis:**
* De grot staat voor de **zintuiglijk waarneembare wereld** [19](#page=19).
* De tocht naar boven en de bevrijding symboliseren het bereiken van de **verstandelijk kenbare wereld van de Ideale Vormen** [19](#page=19).
* Het bereiken van inzicht in de Vormenwereld wordt beschouwd als het hoogste wat de mens kan bereiken [19](#page=19).
* De **Zon** staat symbool voor het **Absolute**, en meer specifiek voor "het Goede", "de Rechtvaardigheid" (dikaiosune) en "de absolute Waarheid". Dit is de bron van alles wat goed en schoon is, en schenkt waarheid en inzicht [19](#page=19).
#### 2.2.1 Niveaus van weten en ethiek
Plato onderscheidt drie niveaus van weten:
1. **Laagste niveau:** Meningen en onwetendheid [20](#page=20).
2. **Tweede trap:** Redenerend verstand en redelijk denken (logos/ratio) [20](#page=20).
3. **Hoogste niveau:** Hoogste inzicht in het absolute en de Vormen (nous) [20](#page=20).
**Ethiek:** Plato's ethische principe is dat "het goede kennen is het goede doen". Hij stelt een gelijkheid voor: "Gerechtigheid = Goedheid = Waarheid = Schoonheid" [20](#page=20).
* **Waarheid:** Verwijst naar weten en kennen [20](#page=20).
* **Goedheid en Gerechtigheid:** Verwijzen naar de omgang met anderen [20](#page=20).
* **Schoonheid:** Verwijst naar de beleving van de wereld [20](#page=20).
### 2.3 Mensbeeld en politieke utopie
Plato vergelijkt de menselijke ziel met een stel gevleugelde paarden en een menner [20](#page=20).
* **Menner (Filosofen/regenten):** Vertegenwoordigt het rationele deel van de ziel, met de deugd wijsheid [20](#page=20).
* **Wit paard (Soldaten/wachters):** Vertegenwoordigt het willende deel van de ziel, met de deugd moed en doorzettingsvermogen [20](#page=20).
* **Zwart paard (Boeren/handwerklui):** Vertegenwoordigt het verlangende deel van de ziel, met de deugd matigheid [20](#page=20).
De taak van de menner is om beide paarden in toom te houden en in harmonie te laten lopen [20](#page=20).
Deze opdeling van de ziel weerspiegelt Plato's ideaal van een **filosofiestaat**, de eerste utopie van een staatsmodel. In deze staat komen drie standen overeen met de drie zielsgebieden en drie lichaamsdelen [20](#page=20):
* **Rationeel deel (verstand):** Hoofd; vertegenwoordigd door **filosofen/regenten**. De deugd is wijsheid [20](#page=20) [21](#page=21).
* **Willende deel (wil):** Hart; vertegenwoordigd door **soldaten/wachters**. De deugd is moed en standvastigheid [20](#page=20) [21](#page=21).
* **Verlangende deel (begeerte):** Onderbuik/ingewanden; vertegenwoordigd door **boeren/ambachtslui**. De deugd is matigheid [20](#page=20) [21](#page=21).
De drie deugden zijn ondergeschikt aan de hoogste deugd van rechtvaardigheid (dikaiosune). Het bereiken van deze ideale staat vereist een goede opvoeding om de beste leiders op grond van kennis te selecteren. Plato's concept van een regering van wijzen wordt **sofocratie** genoemd [21](#page=21).
#### 2.3.1 De aard van de werkelijkheid
Plato's ideeënleer wordt geplaatst binnen discussies over de aard van de werkelijkheid, met verwante stromingen als dualisme, materialisme en idealisme. Hoewel Descartes de werkelijkheid opdeelde in geest en materie (dualisme), is de relatie tussen beide complex ("the hard problem of consciousness"). Materialisme stelt dat alles tot materie te herleiden is, idealisme dat alles in bewustzijn verschijnt [21](#page=21).
#### 2.3.2 Verbanden met religie, spiritualiteit, dood en zingeving
* **Materialisme:** Heeft geen plaats voor God, omdat enkel materie en energie bestaan [22](#page=22).
* **Dualisme:** Maakt ruimte voor een geestelijke component die na het lichaam kan blijven bestaan [22](#page=22).
* **Idealisme:** Biedt wel ruimte voor religie, aangezien alles bewustzijn is [22](#page=22).
Plato's filosofie vertoont zowel gelijkenissen met dualisme als idealisme. De overeenkomsten met het Christendom omvatten een dubbele wereld (ideale wereld/Vormenwereld en de waarneembare wereld) en het concept van "het goede" als goddelijk of het hoogste principe [22](#page=22).
**Verschillen tussen Plato en het Christendom:**
* **Plato:** Filosofie, roept op tot inzicht, klemtoon op wijsheid, cyclische tijd (reïncarnatie) [22](#page=22).
* **Christendom:** Religie, roept op tot bevrijding, klemtoon op naastenliefde, eschatologische tijd (einde der tijden, wederopstanding) [22](#page=22).
---
# Rationalisme, Empirisme en de Wetenschappelijke Revolutie
Dit hoofdstuk behandelt de opkomst van nieuwe manieren van kennisverwerving, de rol van rede en ervaring, en de fundamentele veranderingen in het wereldbeeld tijdens de wetenschappelijke revolutie.
### 3.1 Situering: de wetenschappelijke revolutie
De wetenschappelijke revolutie kenmerkte zich door een groeiende waardering voor instrumenten en experimenten, wat leidde tot nieuwe ontdekkingen en inzichten in de natuur. Galilei's bevestiging van Copernicus' ideeën met behulp van de telescoop is hier een voorbeeld van. Centraal stonden verlichtende ideeën zoals het twijfelende/denkende ik (Descartes), de vraag naar waarheid en zekerheid (epistemologie), het begrip van de wereld via rede (rationalisten) en het begrip van de wereld via ervaring (empiristen). Isaac Newton wordt beschouwd als de belangrijkste wetenschapper uit deze periode, die met zijn werk de fysica afsplitste van de filosofie en drie wetten van mechanica en de zwaartekracht beschreef [38](#page=38).
### 3.2 Rationalisten versus empiristen
De periode na de wetenschappelijke revolutie kenmerkte zich door een nieuwe focus op het menselijk denken als een instrument om de wereld te begrijpen en vorm te geven, zowel via rede als ervaring. Dit bereidde de weg voor de Verlichting [38](#page=38).
#### 3.2.1 Rationalisme
Rationalisten stellen dat zekere kennis voortkomt uit het denken, met name uit rede en logica. Via het denken bereikt men heldere ideeën die essentieel zijn voor verder begrip. Prominente rationalisten binnen de continentale filosofie zijn Descartes, Spinoza en Leibniz [38](#page=38).
##### 3.2.1.1 René Descartes
René Descartes wordt beschouwd als de vader van de moderne westerse filosofie. Hij ontwikkelde de analytische meetkunde en trachtte een verbinding te leggen tussen wetenschap en de kerk, hoewel hij inzag dat dit niet houdbaar was [38](#page=38).
Om tot zekerheid te komen, hanteerde Descartes de **methodische twijfel**. Dit houdt in dat men alles wat men zeker dacht te weten in twijfel trekt, onderzoekt, onzekerheden overboord gooit en zo overblijft met slechts de zaken waarover men onbetwijfelbaar zeker kan zijn. Descartes twijfelde aan [38](#page=38):
* Onze zintuigen, omdat deze ons kunnen bedriegen [39](#page=39).
* De wiskunde en gedachten, omdat een kwaadaardige geest ons verkeerde ideeën kan influisteren [39](#page=39).
* Ons lichaam, omdat we niet zeker weten of we niet dromen; in een droom beseffen we niet dat we dromen en denken we dat het echt is, waardoor het leven zelf ook een droom zou kunnen zijn [39](#page=39).
De enige zaak waaraan men niet kan twijfelen, is het feit dat men twijfelt. Twijfelen is de fundering van ons bestaan, wat leidt tot de beroemde uitspraak: "Je pense, donc je suis" of "Ik denk dus ik ben". Elk individu heeft de mogelijkheid om via eigen denken tot zekere kennis te komen [39](#page=39).
Descartes stelde dat mensen "denkende dingen" zijn, bestaande uit:
* Een denkende substantie: de geest [39](#page=39).
* Een uitgebreide substantie: de materie (het lichaam) [39](#page=39).
Dit leidde tot het **dualisme**, de opvatting dat we bestaan uit twee substanties: geest (wat kent en denkt) en uitgebreidheid (het lichaam, de materie) [39](#page=39).
#### 3.2.2 Empirisme
Empiristen stellen dat zekere kennis voortkomt uit zintuiglijke ervaring (empirie). Volgens hen is de mens bij de geboorte een onbeschreven blad (tabula rasa) en komt kennis tot stand door zintuiglijke waarneming. Belangrijke empiristen in de Angelsaksische traditie zijn Locke, Hume en Berkeley [38](#page=38).
##### 3.2.2.1 John Locke
John Locke introduceerde het concept van de **tabula rasa**, wat inhoudt dat de mens wordt geboren als een onbeschreven blad. Hij maakte een onderscheid tussen verschillende soorten ervaringen [40](#page=40):
* **Sensaties**: directe ervaringen door zintuiglijke gewaarwordingen [40](#page=40).
* **Reflecties**: indirecte ervaringen door activiteit van het denken, zoals beelden en herinneringen [40](#page=40).
Locke onderscheidde ook **enkelvoudige en complexe ideeën**. Een enkelvoudig idee kan niet verder worden ontleed (bv. "rood"). Daarnaast maakte hij een onderscheid tussen 'primaire kwaliteiten' en 'secundaire kwaliteiten' [40](#page=40):
* **Primaire kwaliteiten**: wat aanwezig is tijdens de waarneming (bv. vorm, omvang) [40](#page=40).
* **Secundaire kwaliteiten**: wat de waarnemer toevoegt tijdens de waarneming (bv. kleur, geluid) [40](#page=40).
Locke was ook een voorstander van het **sociaal contract**, een verbintenis tussen individuen en de soevereine staat. Hierbij geven individuen vrijwillig hun macht af aan de staat in ruil voor veiligheid en bescherming [40](#page=40).
##### 3.2.2.2 David Hume
David Hume stelde het **inductieprobleem** aan de orde, wat inhoudt dat men van een reeks waarnemingen geen absolute waarheid kan afleiden. De **vork van Hume** is een metafoor die verwijst naar twee soorten zekere kennis [40](#page=40):
* **A posteriori synthetische oordelen**: feitenkennis die gebaseerd is op zintuiglijke ervaring. Deze oordelen voegen iets toe, zijn afhankelijk van ervaring, en hun tegendeel is mogelijk (bv. "het is mooi weer vandaag", "de appel is groen") [40](#page=40).
* **A priori analytische oordelen**: relaties van ideeën die logische uitspraken zijn over verhoudingen tussen begrippen. Deze zijn niet afhankelijk van ervaring, zijn noodzakelijk (hun tegendeel is een contradictie), en vereisen geen ervaring (bv. "een cirkel is rond", "één plus één is twee") [40](#page=40).
Volgens Hume is het via de rede niet mogelijk om moreel gedrag te rechtvaardigen of bepaald gedrag te eisen [40](#page=40).
#### 3.2.3 Baruch de Spinoza
Baruch de Spinoza stelde dat er maar één substantie is: alles is God. Dit wordt ook wel **monisme** genoemd, in tegenstelling tot Descartes' dualisme. Zijn belangrijkste werken zijn het 'Theologisch-politiek traktaat' en de 'Ethica' [39](#page=39).
In het **'Theologisch-politiek traktaat'** bekritiseerde Spinoza de Bijbel, stellend dat deze niet het woord van God is maar door mensen geschreven is in een bepaalde tijd en met een bepaalde bedoeling. Politiek pleitte hij krachtig voor vrijheid van meningsuiting en tolerantie, als noodzakelijk voor democratie en vrede [39](#page=39).
De **'Ethica'** is een poging tot een ultieme levensfilosofie gericht op verbondenheid tussen mensen, vanuit het idee dat er maar één substantie is. Dit leidt tot "de intellectuele liefde tot God", een verlangen dat alle andere verlangens sublimeert [39](#page=39).
### 3.3 Thema: Ethiek
Volgens David Hume kan het goede niet op rationele argumenten worden gefundeerd, omdat er een kloof bestaat tussen feiten en waarden (de 'is-ought fallacy'). De rede kan enkel over feiten spreken en niet bewijzen wat behoort te zijn. Ethisch handelen komt voort uit een idee van sympathie, wat welwillendheid oproept, en nut. Emoties spelen een rol waar het verstand tekortschiet. Morele wezens worden we door ons karakter te ontwikkelen, door goede opvoeding, met aandacht voor de vorming van deugden en respect voor tradities [41](#page=41).
### 3.4 Thema: Wetenschap
Wetenschap wordt gedefinieerd als:
* Een specifieke methode om betrouwbare kennis te verwerven [41](#page=41).
* Het geheel van door onderzoek verkregen kennis, geordend in disciplines [41](#page=41).
* Een gemeenschap van wetenschappers en onderzoekers verbonden aan universiteiten en onderzoeksinstellingen [41](#page=41).
Francis Bacon legde in zijn werk 'Novum Organum' de grondslag voor de wetenschappelijke of **inductieve methode**, met de bekende uitspraak "Kennis is macht" [41](#page=41).
#### 3.4.1 De inductieve methode
De inductieve methode, zoals gepropageerd door Bacon, richt zich op het verzamelen van specifieke waarnemingen om vervolgens algemene conclusies te trekken [41](#page=41).
#### 3.4.2 Indeling van de wetenschappen
Wetenschappen kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld:
1. **Deductieve (formele) versus inductieve (empirische) wetenschappen**:
* **Deductieve wetenschappen**: doen geen beroep op ervaring en vertrekken vanuit apriori kennis (bv. logica en wiskunde) [41](#page=41).
* **Inductieve wetenschappen**: zijn opgedeeld in drie domeinen:
* Natuurwetenschappen (bètawetenschappen): bestuderen de natuur en kosmos [41](#page=41).
* Gedragswetenschappen (gammawetenschappen): bestuderen menselijk handelen [41](#page=41).
* Cultuurwetenschappen (alfawetenschappen): bestuderen cultuur als geheel van producten van menselijk handelen [41](#page=41).
2. **Fundamenteel onderzoek versus praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek**:
* **Fundamenteel onderzoek (Theoria)**: zaken onderzoeken uit nieuwsgierigheid, voor het plezier van het onderzoeken zelf ('weten om te weten') [41](#page=41).
* **Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek (Techné)**: richt zich op het aanpakken van praktische problemen en het creëren van toepassingen op basis van wetenschappelijke inzichten [41](#page=41).
---
# Plato's ideeënleer en de allegorie van de grot
Plato's ideeënleer stelt dat de werkelijkheid bestaat uit twee rijken: de zintuiglijk waarneembare wereld en de eeuwige, onveranderlijke wereld van de Vormen of Ideeën.
### 4.1 De sofisten en Plato's kritiek
* De sofisten waren rondreizende leraren die betalende lessen gaven aan welgestelde jongeren met politieke ambities [14](#page=14).
* Hun focus lag op spreken (grammatica), argumenteren (dialectiek) en overtuigen (retorica) [14](#page=14).
* Ze maakten een onderscheid tussen 'physis' (natuurlijke ontwikkeling) en 'nomos' (door mensen gemaakte wetten, tradities, gewoonten). Dit wordt gezien als een voorloper van de nature-nurture discussie [14](#page=14).
* Hun conclusie was dat er geen absolute waarheid bestaat; waarden en tradities zijn relatief aan de gemeenschap [14](#page=14).
* Protagoras, een invloedrijke sofist, verkondigde het relativisme met de uitspraak "de mens is de maat van alles". Hij nam ook een materialistische visie over [14](#page=14).
* Plato had kritiek op de sofisten omdat hij geloofde dat er wel een absolute fundering van waarden bestaat. Hij vond hun beeld van de menselijke aard te negatief en hun focus op macht belangrijker dan waarheid. Het woord 'sofisme' werd synoniem met drogreden [14](#page=14).
### 4.2 Socrates' filosofische benadering
* Socrates, die door velen werd gezien als een 'horzel', stelde constant vragen om mensen aan het denken te zetten [15](#page=15).
* Voor hem waren geld en aanzien niet belangrijk; hij werd gedreven door een innerlijke dwang, zijn 'daimon' [15](#page=15).
* Zijn uitgangspunt was "ik weet dat ik niets weet", wat de houding van een beginneling benadrukt die openstaat voor nieuwe inzichten [15](#page=15).
* Filosofie zag hij als een sociale activiteit, een gesprek tussen meerdere mensen op zoek naar waarheid [15](#page=15).
#### 4.2.1 De socratische methode
De socratische methode, ook wel socratische gespreksvoering genoemd, draait om het stellen van gerichte vragen die anderen tot nadenken dwingen en aanzetten tot nuances. Dit kan leiden tot het besef dat eerdere oordelen onjuist waren, waardoor men zelf tot nieuwe inzichten komt [15](#page=15).
Goede vragen doorlopen de volgende stappen:
1. **Ontdekken:** Het 'deksel wegnemen' zodat de waarheid zichtbaar wordt en inzicht ontstaat [15](#page=15).
2. **Herkennen:** De waarheid die men al wist, opnieuw herkennen ('aha'-moment) [15](#page=15).
3. **Inzien:** Dieper in de geest graven en naar binnen kijken om tot het inzicht te komen door middel van doorvragen [15](#page=15).
In discussies zoekt Socrates naar de waarheid via een methode:
1. Deskundigen worden goede vragen gesteld [15](#page=15).
2. Er wordt doorgevraagd en gezocht naar tegenvoorbeelden [15](#page=15).
3. De deskundige wordt geleid naar het zoeken naar een betere waarheid [15](#page=15).
4. Als er geen betere waarheid gevonden wordt, is er toch vooruitgang doordat de deskundige zijn onwetendheid erkent en verder zoekt [15](#page=15).
#### 4.2.2 Absolute waarheid en mensbeeld
Socrates en Plato beschouwden waarheid niet als een afspraak tussen mensen, maar als een vorm die los van de mens bestaat; dit is het absolutisme/universalisme [15](#page=15).
Volgens Plato, beschreven in 'Het Symposion' (Drinkgelag), verwijst de god Eros naar het verlangen naar Schoonheid en eenwording met het Absolute, zoals onderwezen door de priesteres Diotima. Dit verlangen kan op twee manieren vervuld worden: via erotische liefde of via het streven naar de ware Eros en eenwording met het Absolute. De uitdrukking 'Platonische liefde' stamt hieruit voort en verwijst naar liefde die niet lichamelijk wordt geuit, maar een gedachte blijft [15](#page=15).
In 'Phaedo' bespreekt Plato dood en onsterfelijkheid. Na de dood stijgt de ziel naar een tijd- en ruimteloos bestaan. Vervolgens krijgt de ziel de kans het Absolute te aanschouwen; hoe meer wijsheid, hoe hoger de ziel opstijgt en hoe meer inzicht deze meeneemt naar de volgende incarnatie. Daarna zal de ziel incarneren in een nieuw lichaam en de vorige tocht vergeten. Tijdens het leven blijft er een voortdurend verlangen naar waarheid en deugdzaamheid, gedreven door de 'daimon' [16](#page=16).
#### 4.2.3 De dictatuur van het relativisme
Paus Benedictus bekritiseerde het relativisme, stellend dat het zonder een Absolute grond geen geboden kent, wat leidt tot eigenregels die bepaald worden door eigenbelang. De hedendaagse discussie over 'post-truth', 'alternatieve feiten' en 'nepnieuws' past in dit kader, waarbij feiten van secundair belang zijn en ingespeeld wordt op emoties, net als bij de sofisten. Filosofe Gescinska benadrukt dat, hoewel bedrog altijd heeft bestaan, de bestrijding van leugens niet enkel door feitencontrole kan, maar door een oprechte, persoonlijke ontmoeting ('van aangezicht tot aangezicht') [16](#page=16).
### 4.3 Universalism versus relativisme
* **Universalism:** Absolute waarheid, gefundeerd in God of een metafysisch wezen [17](#page=17).
* Voordelen: Duidelijkheid, zekerheid [17](#page=17).
* Nadelen: Geslotenheid, neiging tot dictatuur en absolutisme [17](#page=17).
* **Relativisme:** Waarheid is relatief [17](#page=17).
* Voordelen: Openheid, gelijkwaardigheid [17](#page=17).
* Nadelen: Verlies van zekerheid en duidelijkheid, macht en eigenbelang primeren [17](#page=17).
#### 4.3.1 Pluralisme als tussenweg
Pluralisme integreert elementen van universalisme en relativisme door te zoeken naar wat gemeenschappelijk is in verschillende verhalen. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) is een voorbeeld, waarbij vanuit een waarachtige grondhouding overeenstemming is bereikt over regels, ondanks verschillende visies op de werkelijkheid. Een combinatie van pluralisme en democratie wordt gezien als een antwoord om de kwestie van het bestaan van waarheid te verzoenen [17](#page=17).
### 4.4 De grot van Plato
#### 4.4.1 Situering en invloeden
* De grot van Plato situeert zich in de 4e eeuw v.Chr. in Athene, de bloeiperiode van de klassieke filosofie [18](#page=18).
* Plato, oorspronkelijk toneelschrijver, beschreef zijn filosofie in dialogen. Hij was leerling van Socrates [18](#page=18).
* Hij trachtte Parmenides (onveranderlijkheid) en Herakleitos (verandering) te verzoenen [18](#page=18).
* De invloed van Pythagoras is merkbaar in zijn idee dat de onzichtbare wereld achter de waarneembare wereld verklaard kan worden via wiskunde [18](#page=18).
* Plato's werk is metafysisch, waarbij hij met de ene hand de 'Timaeus' (abstract, spiritueel) vasthoudt en met de andere naar boven wijst. Dit staat tegenover Aristoteles die de 'Ethica' vasthoudt en naar de grond wijst, als een man van de praktijk [18](#page=18).
#### 4.4.2 Zijn en schijn: de wereld van de Vormen
Plato's Vormenleer stelt dat alles wat we waarnemen een afspiegeling is van de 'Ideale' Vormen of ideeën. Er zijn twee werelden [18](#page=18):
1. **De verstandelijk kenbare wereld (Vormenwereld):** De wereld die enkel in gedachten kan worden gevat. Deze wereld is volmaakt, onveranderlijk, eeuwig (tijdeloos) en oneindig. Inzicht hierin wordt bereikt via het verstand. Dit is het 'zijn' van Parmenides [18](#page=18) [19](#page=19).
2. **De zintuiglijk waarneembare wereld (wereld van het relatieve):** De wereld die via de zintuigen kan worden waargenomen. Deze wereld is onvolmaakt, verandert constant, is tijdelijk en eindig. Dit is het 'worden' van Herakleitos [18](#page=18) [19](#page=19).
#### 4.4.3 De allegorie van de grot
De allegorie van de grot is een beroemd beeld dat het verband tussen de zintuiglijk waarneembare wereld en de verstandelijk kenbare wereld beschrijft [19](#page=19).
* Stel je een grot voor met een gang naar de buitenwereld, waar het donker is. Mensen zitten vastgeketend met hun rug naar de ingang, kijkend naar de achterwand [19](#page=19).
* Ze zien enkel schaduwen en horen echo's, wat hun enige waarneming en kennis is. Achter hen bevindt zich een vuur [19](#page=19).
* Een gevangene ontsnapt, ziet het licht van de Zon, de bron van ultieme realiteit [19](#page=19).
* Hij is eerst verward en heeft tijd nodig om te begrijpen, maar ziet een totaal ander beeld dan binnen de grot [19](#page=19).
* Bij terugkomst wil hij zijn inzicht delen, maar de anderen geloven hem niet [19](#page=19).
* **Essentie:** De gevangenschap symboliseert de beperking door zintuiglijke waarneming, omdat men niet anders gewend is. Pas wanneer men zelf meer ziet, beseft men dat er meer is, maar anderen moeten dit ook ervaren om het te geloven [19](#page=19).
* De grot = zintuiglijk waarneembare wereld [19](#page=19).
* De tocht naar boven = bevrijding naar de verstandelijk kenbare wereld van de Ideale Vormen [19](#page=19).
* Het hoogste dat de mens kan bereiken is inzicht in de Vormenwereld. De Zon symboliseert het Absolute, de bron van alles wat goed en schoon is, en de bron van waarheid en inzicht [19](#page=19).
* De Zon = "het Goede" = "de Rechtvaardigheid" (dikaiosune) = "de absolute Waarheid" [19](#page=19).
### 4.5 Kennisleer en ethiek
Plato onderscheidt drie niveaus van weten [20](#page=20):
1. **Laagste niveau:** Meningen en onwetendheid [20](#page=20).
2. **Tweede trap:** Redenerend verstand en rationeel denken ('logos'/'ratio') [20](#page=20).
3. **Hoogste niveau:** Hoogste inzicht in het absolute en de vormen ('nous') [20](#page=20).
**Ethiek:** "Het goede kennen is het goede doen" [20](#page=20).
De formule die dit verbindt is: Gerechtigheid = Goedheid = Waarheid = Schoonheid [20](#page=20).
* **Waarheid:** Het weten en kennen [20](#page=20).
* **Goedheid en Gerechtigheid:** De omgang met anderen [20](#page=20).
* **Schoonheid:** De beleving van de wereld [20](#page=20).
### 4.6 Mensbeeld en politiek
#### 4.6.1 Menner en paarden: visie op de menselijke ziel
Plato vergelijkt de menselijke ziel met een stel gevleugelde paarden en een menner [20](#page=20).
* **Menner:** Symboliseert het rationele deel van de ziel, het verstand. Deugd is wijsheid. Dit deel is te vinden bij filosofen/regenten [20](#page=20).
* **Wit paard:** Symboliseert het willende deel van de ziel. Deugd is moed en doorzettingsvermogen. Dit deel is te vinden bij soldaten/wachters [20](#page=20).
* **Zwart paard:** Symboliseert het verlangende deel van de ziel. Deugd is matigheid. Dit deel is te vinden bij boeren/handwerklui [20](#page=20).
De taak van de menner is om beide paarden in toom te houden en in harmonie te laten lopen [20](#page=20).
#### 4.6.2 Mensbeeld en politieke utopie
Plato schetste een model van een ideale maatschappijvorm, de 'Filosofiestaat', de eerste utopie van een staatsmodel. Hierin komen drie standen overeen met de drie zielsgebieden en drie lichaamsdelen [20](#page=20):
* **Rationele deel (verstand) - Hoofd:** Politiek wordt geleid door filosofen/regenten [20](#page=20).
* **Willende deel (wil) - Hart:** Militaire macht ligt bij de soldaten/wachters [20](#page=20).
* **Verlangende deel (begeerte) - Onderbuik/ingewanden:** De economische productie wordt verzorgd door boeren en ambachtslui [20](#page=20).
---
# Hellenistische en Romeinse filosofie: Epicurisme en Stoïcisme
Hier is de studiehandleiding voor "Hellenistische en Romeinse filosofie: Epicurisme en Stoïcisme", gebaseerd op de verstrekte documentinhoud.
## 5. Hellenistische en Romeinse filosofie: Epicurisme en Stoïcisme
Dit onderwerp verkent de hellenistische en Romeinse filosofische stromingen van het epicurisme en het stoïcisme, met de nadruk op hun visies op genot, zingeving, de rol van het lot en de menselijke vrijheid.
### 5.1 De hellenistische en Romeinse periode
De hellenistische periode, vanaf de machtsovername van Alexander de Grote in Athene (ongeveer 300 v.Chr.), markeerde een verval van de autonomie van Athene en een verschuiving van het culturele centrum naar Alexandrië. Deze periode wordt gekenmerkt door grote rijken en de ontwikkeling van filosofische scholen die zich richtten op levenskunst en zingeving in een veranderende wereld [28](#page=28).
### 5.2 Het epicurisme: de tuin van Epicurus
Het epicurisme, gesticht door Epicurus, stelt dat genot het hoogste goed is. Epicurus organiseerde een gemeenschap, 'de tuin' genaamd, met de leuze "Welkom vreemdeling, hier is genot het hoogste goed". Hij moedigde aan om "de dag te plukken" en "verborgen te leven", wat inhield dat men zich niet moest mengen in politiek, rijkdom of invloed en sociale verplichtingen moest minimaliseren. Ondanks kritiek en de term 'epicuristisch' die nu nog steeds gebruikt wordt voor iemand die van het leven geniet, had zijn leer veel aanhangers [28](#page=28).
#### 5.2.1 Kosmologie: Materialisme
Epicurus hing de atomenleer van Democritus aan, wat inhield dat de werkelijkheid terug te voeren is naar ondeelbare deeltjes (atomen) die samenkomen en uiteenvallen. Hij geloofde wel in goden, die volgens hem bestonden uit zeer vluchtige etheratomen, en dat de menselijke ziel ook uit fijne atomen was opgebouwd [28](#page=28).
#### 5.2.2 Het hedonisme van Epicurus
Het hedonisme van Epicurus beschouwt *hedonè* (lust, genot, geluk) als het uitgangspunt en doel van het leven. Dit omvat zowel lichamelijk genot, gedefinieerd als de afwezigheid van pijn, als geestelijke rust, oftewel *ataraxia* (gemoedsrust), bereikt door vrijheid, vriendschap en reflectie [28](#page=28) [29](#page=29).
##### 5.2.2.1 Voorwaarden tot blijvend geluk
Voor blijvend geluk onderscheidde Epicurus twee soorten behoeften:
* **Natuurlijke en noodzakelijke behoeften:** Basisbehoeften, vriendschap, vrijheid en zelfreflectie. Het niet vervullen hiervan veroorzaakt lichamelijk of psychisch lijden [28](#page=28).
* **Onnatuurlijke en niet-noodzakelijke behoeften:** Macht, prestige, roem. Het niet vervullen hiervan veroorzaakt echter geen lijden [28](#page=28).
##### 5.2.2.2 Levenskunst
De vraag naar het goede leven richt zich op de voorwaarden voor een goed leven:
* **Vriendschap:** Vrienden accepteren ons zoals we zijn en bevestigen onze identiteit. Het belang van vriendschap wordt benadrukt met de uitspraak "Enkel wolven eten alleen" [29](#page=29).
* **Vrijheid/autonomie:** Onafhankelijkheid, zoals een eigen moestuin, en het "jezelf" kunnen zijn [29](#page=29).
* **Reflectie:** Een manier om met angsten om te gaan, met name de angst voor de dood ("als de dood er is, dan ben ik er niet. En als ik er ben, is er geen dood") en de angst voor de goden (die zich niet met de menselijke wereld bemoeien) [29](#page=29).
De sleutel tot geluk ligt in het voldoen aan basisbehoeften, het hebben van vrienden, vrijheid en de mogelijkheid om samen te reflecteren [29](#page=29).
##### 5.2.2.3 Verschillende betekenissen van geluk
* **Hedonisme (Epicurus):** Geluk wordt geassocieerd met genieten en het vervullen van verlangens; geluk is vrij zijn van pijn [29](#page=29).
* **Eudaimonisme (Aristoteles):** Geluk hangt samen met zelfontwikkeling en het bereiken van de inherente vorm/doel [29](#page=29).
* **Stoïcijnen:** Bereiken *ataraxia* door te leren omgaan met emoties/frustratie, voortkomend uit de aanvaarding van de dingen zoals ze zijn [29](#page=29).
#### 5.2.3 Gedachte-experiment: De 'ervaringsmachine van Nozick'
Filosoof Nozick stelt de vraag of geluk wel het belangrijkste doel is, door middel van een 'experience-machine' die louter op basis van fysische en chemische processen geluk kan bieden. Weinigen zouden hiervoor kiezen omdat het kunstmatig is, contact met anderen mist en zelfbepaling/autonomie ontbreekt. Dit suggereert dat zelfbepaling belangrijker is dan geluk. Vergelijkbare thema's komen voor in Huxley's boek (pil voor eeuwig geluk) en de film 'The Matrix' (waarheid kennen en lijden versus onwetendheid en geluk) [30](#page=30).
> **Tip:** De vergelijking met Prozac en virtuele middelen in de hedendaagse samenleving werpt de vraag op of we onze identiteit behouden als geluk kunstmatig wordt nagestreefd [30](#page=30).
### 5.3 De Stoïcijnen en het lot
Het stoïcisme, gesticht door Zeno van Citium, benadrukt het principe van het niet meeslepen door emoties. De term "iets stoïcijns opvatten" verwijst nog steeds naar mensen die zich niet door emoties laten overspoelen. Beroemde aanhangers waren onder meer Marcus Aurelius, Cicero en Seneca. Het stoïcisme heeft diepe wortels in de Westerse cultuur, met kenmerken als de 'stiff-upper-lip-houding' en een afkeer van genot [31](#page=31).
#### 5.3.1 Kosmologie: Pantheïsme
Het stoïcisme kent een pantheïstisch wereldbeeld waarin de Kosmos wordt gezien als een levend, bezield organisme gebaseerd op het principe van de *logos* (van Herakleitos). Dit principe, ook wel aangeduid als oerelement vuur, levensadem, rede of lot, is de ziel van de wereld. Levende wezens bezitten deze *logos*, en alles keert cyclisch terug naar vuur. Het goddelijke is immanent (terug te vinden in het leven zelf), en de menselijke *logos* is identiek aan de goddelijke *logos*, wat ons in staat stelt deze te begrijpen [31](#page=31).
#### 5.3.2 Determinisme: Alles is bepaald, het lot bepaalt
Het stoïcisme is deterministisch: alles is bepaald door het lot in een voortdurende keten van oorzaak en gevolg. Het lot van mensen is voorbestemd, een onomkeerbare keten. Dit leidt tot het principe van "*Amor Fati*", de liefde voor het lot, waarbij men het lot leert kennen en aanvaarden zoals het is. De *logos* (rede) is het lot, dat tot op zekere hoogte kenbaar is maar nooit volledig. Het lot is moreel neutraal: het straft of beoordeelt niet [31](#page=31).
> **Tip:** De stoïcijnse visie op het lot staat in contrast met het islamitische concept "Inshallah" (als God het wil), dat ook een vorm van aanvaarding van het hogere plan impliceert [31](#page=31).
#### 5.3.3 Dame Fortuna
Dame Fortuna symboliseert het Lot in de stoïcijnse leer. Haar rechterhand met een hoorn des overvloeds en haar linkerhand met een roer of rad verwijzen naar de onvoorspelbaarheid en de abrupt wisselende koers van het leven, beheerst door het Lot. Het leven is onvoorspelbaar en beheerst door het Lot; aanvaarding leidt tot geestelijke rust. Kennis vergroot de acceptatie van het lot. Onze vrijheid ligt in het besef van de mate waarin we bepaald zijn en het meegaan met het lot, wat lijden voorkomt [32](#page=32).
#### 5.3.4 Levenskunst: Apatheia en acceptatie
Het doel van de stoïcijnse filosofie is wereldse en gevoelsmatige onverschilligheid (*apatheia*). De mens komt in overeenstemming met zichzelf door te leven in harmonie met de natuur en deze te kennen. Wie zich niet verzet tegen de aard der dingen, vindt zielenrust. Frustratie ontstaat niet door de feiten zelf, maar door de interpretatie ervan. Stoïcisme is dus *niet* fatalistisch, maar een actieve aanvaarding van het lot [32](#page=32).
> **Tip:** De stoïcijnse nadruk op het niet laten meeslepen door emoties kan vergeleken worden met het concept van de "stiff-upper-lip-houding" in onze cultuur [31](#page=31).
#### 5.3.5 Thema: Vrijheid
* **Epicuristen:** Beschouwen vrijheid als een noodzakelijke voorwaarde voor geluk [32](#page=32).
* **Stoïcijnen:** Stellen dat het lot bepaald is, waardoor onze vrijheid beperkt is. Hun deterministische wereldbeeld betekent dat alles van tevoren vastligt. De enige vrijheid is het besef van hoe alles gebeurt en de keuze om hiermee mee te gaan. Vrijheid is gekoppeld aan kennis: hoe meer men weet, hoe meer ruimte voor keuze [32](#page=32).
##### 5.3.5.1 Handelingsvrijheid en wilsvrijheid
* **Handelingsvrijheid:** Vrijheid om te bewegen, spreken en beleven zonder verplichtingen, zoals vrijheid van meningsuiting [32](#page=32).
* **Wilsvrijheid:** De vraag of men anders kan willen dan men wil, beïnvloed door opvoeding, genetische aanleg, ervaringen en omgevingsfactoren. Ondanks het gevoel dat onze verlangens echt van ons zijn, is de manier waarop we denken, verlangen en voelen beïnvloed door vroegere ervaringen [32](#page=32).
##### 5.3.5.2 Intern-extern perspectief op vrije wil
* **Extern perspectief:** Vrije wil is een illusie; alles wat we doen is bepaald [33](#page=33).
* **Intern perspectief:** We hebben een eigen keuze [33](#page=33).
#### 5.3.6 Vrijheid en verantwoordelijkheid
De toekenning van vrije wil gaat hand in hand met verantwoordelijkheid. Iemand die vrij is, is verantwoordelijk voor zijn daden. Personen die niet anders konden handelen dan ze deden (bv. een pasgeborene of iemand met dementie) worden niet als verantwoordelijk beschouwd en zijn wilsonbekwaam of ontoerekeningsvatbaar [33](#page=33).
#### 5.3.7 Compatibilisme
Compatibilisme stelt dat vrijheid en bepaaldheid naast elkaar kunnen bestaan, hoewel bepaalde personen hun vrije wil kunnen kwijtraken [33](#page=33).
#### 5.3.8 Spinoza en Libet omtrent vrije wil
Spinoza beschouwde vrije wil als een illusie (determinisme) en vergeleek de mens met een 'denkende steen'. Libets experiment toonde aan dat de hersenen een besluit initiëren voordat we ons bewust zijn van het nemen van dat besluit, wat dit determinisme bevestigt [33](#page=33).
#### 5.3.9 Het liberalisme
Liberalisme, een politieke stroming uit de Verlichting, stelt menselijke vrijheid centraal: de vrijheid van het individu is heilig zolang de vrijheid van een ander niet wordt ingeperkt [33](#page=33).
> **Tip:** De stelling van de stoïcijn Epictetus, "Het zijn de feiten die ons in verwarring brengen, maar onze interpretatie van de feiten", ligt aan de basis van Rationele Emotieve Therapie (RET). Dit sluit aan bij het stoïcijnse concept van *apatheia* en onvoorwaardelijke acceptatie [33](#page=33).
---
# Emmanuel Levinas en Hannah Arendt: Alteriteit en Pluraliteit
Dit hoofdstuk onderzoekt de filosofische concepten van alteriteit bij Emmanuel Levinas en pluraliteit bij Hannah Arendt, en hoe deze de relatie tussen mensen beïnvloeden, zowel op microniveau (ethiek) als op macroniveau (politiek) [53](#page=53).
### 12.1 Het appel van Emmanuel Levinas
Emmanuel Levinas, met zijn discipline ‘alterologie’, benadert het mens-zijn door de relatie met de Ander centraal te stellen, in tegenstelling tot egoïsme [53](#page=53).
#### 12.1.1 Levinas en ‘het gelaat van de Ander’
Het concept van 'totaliseren' beschrijft het proces waarbij men een ander niet in zijn uniciteit ziet, maar probeert aan te passen aan eigen wensen, wat leidt tot het maken van de ander gelijk aan zichzelf. Dit is kenmerkend voor de Westerse cultuur en draagt bij aan totalitaire regimes die overleven op angst en terreur [53](#page=53).
Daartegenover staat de intersubjectieve relatie met de Ander, zoals beschreven door Levinas. In het gelaat van de Ander, dat een appel doet op mij, herkent Levinas het gelaat van God. Vanuit dit appel ontstaat de plicht om zorg te dragen voor de Ander, waarbij de hulpvrager de plicht om verantwoordelijkheid op te nemen opeist [53](#page=53).
#### 12.1.2 Van appel tot effectieve hulp
Het appel van de Ander zet een denkproces in gang dat uit vier fasen bestaat [53](#page=53):
1. **Appel:** De Ander vraagt om hulp en aandacht [53](#page=53).
2. **Uitnodiging:** Dit is een uitnodiging om zich in te zetten en zorg te dragen [53](#page=53).
3. **Keuze:** Het appel dwingt de ontvanger om te kiezen en een beslissing te nemen [53](#page=53).
4. **Evaluatie:** Gevraagd wordt om te evalueren of de ondernomen actie de kwaliteit van leven van de Ander heeft verbeterd [53](#page=53).
Deze evaluatie kan plaatsvinden door de zorgverlener zelf, door de ontvanger van de zorg, en door een 'derde'. De derde verwijst naar de andere mensen in de maatschappij die ook getroffen zijn door een probleem, maar die de zorgverlener niet direct kan helpen [53](#page=53).
#### 12.1.3 De zorgethiek van Tronto
Joan Tronto's zorgethiek beschrijft vier fasen van het zorgproces [54](#page=54):
1. **‘Oog hebben voor’ (caring about):** Bewust worden van en openstaan voor noden en behoeften. Dit vereist aandachtige betrokkenheid, presentie en aandacht. Openstaan voor signalen van anderen en tegelijkertijd aan zelfzorg doen is essentieel, omdat zelfopoffering tot burn-out kan leiden [54](#page=54).
2. **‘Ervoor zorgen dat’ (taking care of):** Het nemen van verantwoordelijkheid en het overtuigen dat men in staat is iets te doen, inclusief het nemen van voorbereidingen. Dit gaat niet alleen over het voldoen aan afspraken en verplichtingen, maar ook over het ingaan op het appel van een ander [54](#page=54).
3. **Zorg verlenen (care giving):** Handelingen stellen om de behoefte te vervullen. Dit vereist competentie en deskundigheid, oftewel het vermogen om goede zorg toe te dienen en de eigen kundigheid in te zetten [54](#page=54).
4. **‘Reactie op de zorg’ (care receiving):** Reflectie en feedback om het resultaat van de zorg te evalueren. Dit vereist ontvankelijkheid voor feedback en zelfreflectie [54](#page=54).
### 12.2 Hannah Arendts interesse in totalitarisme en pluraliteit
Hannah Arendt onderzoekt hoe totalitaire regimes zoals het Nazisme en Stalinisme mogelijk werden [54](#page=54).
#### 12.2.1 Totalitarisme en het verdwijnen van pluraliteit
Totalitaire regimes kenmerken zich door angst en terreur, wat leidt tot wantrouwen tussen mensen. Iedereen valt terug op zichzelf, er heerst slechts één discours en één waarheid, waardoor pluraliteit verdwijnt [54](#page=54).
#### 12.2.2 De menselijke conditie volgens Arendt
Arendt onderscheidt drie manieren waarop de mens in de wereld staat, de ‘menselijke conditie’ [54](#page=54):
1. **Arbeid (labor):** De vervulling van noodzakelijke behoeften gericht op overleven. Arendt beschouwt dit als een noodzakelijk kwaad [54](#page=54).
2. **Werk (making):** Het creëren van dingen om het leven makkelijker en mooier te maken [54](#page=54).
3. **Handelen (action):** De politieke activiteit, beschouwd als de hoogste menselijke activiteit. Dit omvat het delen van meningen in de openbare ruimte, wat Arendt de ‘derde vergelijking’ noemt, en het actief bestaan in de wereld die we beleven [54](#page=54).
#### 12.2.3 Pluraliteit en het middenveld
Pluraliteit, het publiekelijk in gesprek gaan waarbij ieder mens een mening heeft, is cruciaal. De metafoor van de tafel illustreert dit: men legt meningen op tafel, maar deze tafel verbindt tegelijkertijd de meningen van verschillende personen [55](#page=55).
Arendt introduceert het concept ‘inter-esse’ (tussen-zijn), wat inhoudt dat gebeurtenissen en feiten steeds door anderen worden vastgesteld en beoordeeld. Oordelen worden gezien als ‘oordelen met de wereld’ [55](#page=55).
Politiek, volgens Arendt, veronderstelt discussie, een ‘agora’, uitmuntendheid en het vertellen van verhalen. Het ‘middenveld’ is de ruimte waar politiek plaatsvindt en is fundamenteel belangrijk voor een maatschappij. Een maatschappij die gebaseerd is op produceren en consumeren mist dit middenveld, dat daardoor uitgehold en beschadigd wordt [55](#page=55).
Arendt maakt een onderscheid tussen het contemplatieve leven (los van de praktijk) en het actieve leven (met handelen in de openbaarheid). Ze concludeert dat politiek van fundamenteel belang is voor een goed leven; het publieke debat is een doel op zich en we worden mens door in gesprek te gaan met anderen in een publieke ruimte [55](#page=55).
#### 12.2.4 De banaliteit van het kwaad
Volgens Arendt is kwaad te begrijpen, maar niet goed te keuren. Gebaseerd op haar analyse van Adolf Eichmann, stelt ze dat kwaad een routine kan worden, uitgevoerd door ‘denkloze’ individuen die orders opvolgen en weigeren mens te zijn. Kwaad is het vermogen missen om zelf na te denken en zichzelf in de leefwereld van anderen te plaatsen. Dit veroorzaakt het grootste kwaad, omdat het uitgevoerd wordt door niemand, iemand die weigert mens te zijn [55](#page=55).
---
# Filosofie van Schopenhauer: wil tot leven en de uitwegen uit lijden
Arthur Schopenhauer's filosofie, prominent in de Romantiek, stelt dat de wereld in essentie een blinde, doelloze "wil tot leven" is, wat leidt tot inherent lijden, maar biedt ook uitwegen via ontkoppeling door kunst en verzaking, met een ethiek gebaseerd op mededogen .
### 7.1 De wereld als wil en voorstelling
Schopenhauer's magnum opus, "Die Welt als Wille und Vorstellung", beschrijft de wereld vanuit twee perspectieven: als voorstelling en als wil .
#### 7.1.1 De wereld als voorstelling
Dit is de wereld zoals wij die kennen, ervaren via onze zintuigen en begrepen door ons intellect. Het is de wereld van fenomenen, de wereld van de verschijning, en is onderworpen aan ruimte, tijd en causaliteit .
#### 7.1.2 De wereld als wil
Onder de wereld van de voorstelling bevindt zich de ware essentie van de werkelijkheid: de wil. Deze wil is geen bewuste, intentionele wil, maar een blinde, doelloze, zich voortdurend herhalende kracht die ten grondslag ligt aan al het bestaan. Het is een objectivering van de wil op verschillende niveaus, van de meest elementaire natuurkrachten tot het menselijk verlangen .
> **Tip:** Denk aan de "wil tot leven" als een onophoudelijke drang, een diepe, instinctieve drijfveer die alles in het universum, van de kleinste microbe tot de meest complexe organisme, in beweging zet .
### 7.2 Pessimisme en het ontstaan van lijden
Het fundamentele pessimisme van Schopenhauer vloeit voort uit zijn concept van de wil. Omdat de wil een eindeloze drang is, worden verlangens voortdurend gevolgd door nieuwe verlangens, wat leidt tot een cyclus van onbevredigd zijn en dus lijden .
* **Verlangen als bron van lijden:** Geluk is slechts een tijdelijke afwezigheid van pijn of een kortstondige vervulling van een verlangen, waarna direct een nieuw verlangen ontstaat .
* **Verveling:** Wanneer alle verlangens bevredigd zijn, ontstaat er een leegte, een staat van verveling, die op zichzelf ook als een vorm van lijden wordt ervaren .
* **De hele wereld lijdt:** Dit lijden is geen exclusief menselijk fenomeen, maar doordringt de gehele natuur.
### 7.3 Uitwegen uit het lijden
Ondanks zijn pessimistische kijk, biedt Schopenhauer drie concrete wegen om aan het lijden te ontsnappen:
#### 7.3.1 Onthechting via kunst
Esthetische contemplatie, met name door het ervaren van kunst, biedt een tijdelijke ontsnapping aan de greep van de wil .
* **Doelloos aanschouwen:** In de kunstervaring wordt men een zuiver subject van kennis, losgekoppeld van de individuele wil. Men aanschouwt de eeuwige Vormen, de platonische ideeën, in hun zuiverheid, zonder dat er persoonlijke verlangens of doelen aan te pas komen .
* **Muziek als hoogste kunst:** Muziek wordt door Schopenhauer gezien als de hoogste kunstvorm, omdat het de wil zelf direct objectieveert, zonder bemiddeling van ideeën .
#### 7.3.2 Onthechting via verzaking aan de wil
De tweede, meer permanente uitweg, is de radicale verzaking aan de wil tot leven. Dit houdt een bewuste en actieve ontkenning van de eigen verlangens in .
* **Ascetisme:** Dit kan leiden tot een leven van zelfverloochening en afstand doen van aardse genoegens.
* **Overwinning van het egoïsme:** Door de wil te overwinnen, overwint men ook het egoïsme dat er inherent aan verbonden is.
#### 7.3.3 Ethiek gebaseerd op mededogen
Schopenhauer's ethiek is geworteld in mededogen (Mitleid) .
* **Identificatie met de ander:** Mededogen ontstaat wanneer men zich identificeert met het lijden van de ander, zich realiseert dat de wil in de ander dezelfde is als in zichzelf. Dit doorbreekt de illusie van individuele afscheiding (principium individuationis) .
* **Morele intuïtie:** Mededogen is een directe, intuïtieve gewaarwording van het lijden van anderen, die de basis vormt voor alle ware moraliteit .
* **Onbaatzuchtigheid:** Ware morele handelingen zijn onbaatzuchtig en gericht op het verminderen van het lijden van anderen, voortkomend uit mededogen .
> **Tip:** Schopenhauer's filosofie biedt een perspectief op de onvermijdelijkheid van lijden, maar benadrukt tegelijkertijd de mogelijkheid van verlossing door middel van innerlijke transformatie en empathie .
---
## 7. Schopenhauer: wil tot leven en de uitwegen uit lijden
Schopenhauer's filosofie stelt dat de wereld wordt aangedreven door een blinde, onbewuste 'wil tot leven', een fundamentele drijfveer die lijden veroorzaakt, maar waaruit men zich kan bevrijden [29](#page=29) [30](#page=30).
### 7.1 De wil tot leven als bron van lijden
* **De wereld als wil en voorstelling:** Schopenhauer ziet de wereld als een dualiteit van de fenomenale wereld (de wereld zoals wij die waarnemen, de voorstelling) en de noumenale wereld (de wereld zoals die op zichzelf is, de wil) [29](#page=29) [30](#page=30).
* **De wil:** Dit is de onbewuste, irrationele drijfveer die aan al het bestaan ten grondslag ligt. Het is een constante, onverzadigbare drang naar meer, een blind proces zonder doel of zin [29](#page=29) [30](#page=30).
* **Lijden als inherent aan de wil:** Omdat de wil altijd streeft naar meer en nooit volledig bevredigd kan worden, is lijden een onvermijdelijk gevolg van het bestaan. Elk moment van bevrediging is slechts een korte pauze voordat de wil opnieuw zijn tanden toont [29](#page=29) [30](#page=30).
* **De mens als manifestatie van de wil:** De mens is in de kern een uitdrukking van deze wil tot leven. Onze begeerten, verlangens en instincten zijn manifestaties van deze fundamentele drijfveer [29](#page=29) [30](#page=30).
### 7.2 De uitwegen uit lijden
Schopenhauer stelt dat er, ondanks de alomtegenwoordigheid van lijden, wegen zijn om eraan te ontsnappen of het te verzachten [29](#page=29) [30](#page=30).
#### 7.2.1 Esthetische contemplatie
* **Het loskoppelen van de wil:** Door te ontsnappen aan de greep van de wil en zich over te geven aan esthetische contemplatie, kan men tijdelijk de slavernij van de wil doorbreken [29](#page=29).
* **De rol van kunst:** Kunst, met name muziek, biedt een directe weg naar deze ontkoppeling. In het ervaren van kunst wordt de waarnemer een zuivere wil-loze subject van kennis, die de universele ideeën aanschouwt in plaats van de individuele fenomenen [29](#page=29).
* **Tijdelijkheid:** Deze toestand van bevrijding is echter tijdelijk. Zodra de esthetische ervaring is beëindigd, valt men terug in de greep van de wil [29](#page=29).
#### 7.2.2 Ascese en zelfverloochening
* **Bewuste ontkenning van de wil:** De meest radicale uitweg is de bewuste ontkenning van de wil tot leven. Dit is een proces van ascese en zelfverloochening [29](#page=29) [30](#page=30).
* **Gelijkmoedigheid:** Men streeft naar een staat van gelijkmoedigheid, waarbij alle persoonlijke verlangens en begeerten worden onderdrukt. Dit leidt tot een diepe innerlijke rust [30](#page=30).
* **Verlichting en Nirvana:** Dit proces kan leiden tot een staat van verlichting, die Schopenhauer vergelijkt met het boeddhistische concept van Nirvana – een staat van absolute stilte en leegte, waarin de wil tot leven volledig is uitgedoofd [30](#page=30).
#### 7.2.3 De rol van compassie
* **Identificatie met het lijden van anderen:** Compassie, het zich inleven in het lijden van anderen, is een andere belangrijke uitweg [30](#page=30).
* **Overstijgen van het individu:** Door compassie transcendeert men het egoïstische perspectief van de individuele wil en herkent men in het lijden van de ander het universele lijden dat inherent is aan het bestaan [30](#page=30).
> **Tip:** Schopenhauer's pessimisme is niet louter moedeloosheid, maar een erkenning van de fundamentele aard van het bestaan en een oproep tot het vinden van wegen naar innerlijke vrede, hoe uitdagend die ook mogen zijn [29](#page=29) [30](#page=30).
> **Voorbeeld:** De kunstenaar die zich volledig verliest in zijn creatie, de mysticus die zich terugtrekt uit de wereld, of de persoon die diep meevoelt met het lijden van een ander, ervaren momenten van ontsnapping aan de tirannie van de wil tot leven [29](#page=29) [30](#page=30).
---
## 10. Filosofie van Schopenhauer: wil tot leven en de uitwegen uit lijden
Dit hoofdstuk behandelt Arthur Schopenhauers visie op de wereld als wil en voorstelling, en zijn analyse van lijden als gevolg van individualisatie, met voorgestelde uitwegen via kunst, verzaking aan de wil en mededogen [47](#page=47).
### 10.1 De wereld als wil en voorstelling
Schopenhauer bouwt voort op Kants onderscheid tussen de fenomenale en noumenale wereld [47](#page=47).
#### 10.1.1 Fenomenale wereld
De fenomenale wereld, zoals wij die ervaren, is onze voorstelling ervan. Het lichaam verschijnt hierin als een object in ruimte en tijd, onderworpen aan het principe van oorzaak en gevolg [47](#page=47).
#### 10.1.2 Noumenale wereld: de wil tot leven
De noumenale wereld is voor Schopenhauer direct kenbaar vanuit de innerlijke, lichamelijke beleving. Deze directe ervaring is subjectief en wordt door hem aangeduid als de "wil tot leven". Deze wil is fundamenteel irrationeel, blind, zinloos en doelloos. Sigmund Freud vertaalde dit concept later als het "Es" [47](#page=47).
### 10.2 Pessimisme en het ontstaan van lijden
Lijden wordt door Schopenhauer gezien als een direct gevolg van individuatie, waarbij onze individuele wil zich afscheidt van de ene, overkoepelende wil. De voortdurende, onverzadigbare aard van deze wil veroorzaakt ondraaglijk lijden [48](#page=48).
### 10.3 Uitwegen uit het lijden
Schopenhauer identificeert drie belangrijke wegen om aan het lijden te ontsnappen [48](#page=48):
#### 10.3.1 Onthechting via kunst en muziek
Door middel van kunstvormen zoals schilderkunst, poëzie en muziek worden de kwellingen van de wil tijdelijk weggenomen. Dit biedt een moment van verlossing en onthechting van de driften [48](#page=48).
#### 10.3.2 Onthechting via verzaking aan de wil
Een andere uitweg is het proberen te verzaken aan de wil door minder te verlangen. Hoe minder men verlangt, hoe minder men zal lijden en hoe gelukkiger men zal worden. Dit houdt in dat men de wereld verwerpt door middel van onthechting en laat gebeuren wat er gebeurt [48](#page=48).
#### 10.3.3 Onthechting door mededogen
Het vermogen tot mededogen, het voelen en delen van elkaars lijden en vreugde, is cruciaal. Men moet beseffen dat het kwetsen van een ander ook een kwetsing van zichzelf inhoudt. Mensen die dit niet inzien, blijven slaaf van hun egoïstische wil en vergroten zo het lijden voor zichzelf en anderen [48](#page=48).
> **Tip:** Schopenhauers ethiek is gebaseerd op mededogen. Het besef dat we allemaal op dezelfde manier lijden en gedreven worden, leidt tot het inzicht dat het kwetsen van anderen ook zelfkwetsing is. Wie dit niet begrijpt, handelt vanuit een egoïstische wil en vergroot het algemene lijden [48](#page=48).
#### 10.3.4 Het genie als zuiver kennend subject
Een genie bezit de kracht om zichzelf te ontdoen van eigenbelang, wensen en doelen, en fungeert als een puur kennend subject met een heldere visie op de wereld [48](#page=48).
### 10.4 Romantiek versus Verlichting
Schopenhauers filosofie positioneert zich deels binnen de Romantiek, die contrasteert met de Verlichting [49](#page=49).
* **Verlichting:** Kenmerkt zich door ratio, het objectieve en wetenschappelijke, analyse en opdeling, nut, belang, kwantiteit, mechanisch-technische benaderingen, orde en regels, en de mens als boven of buiten de natuur geplaatst [49](#page=49).
* **Romantiek:** Benadrukt aandacht voor gevoel (liefde, passie, warmte), het subjectieve, synthese en holisme, kunst en spiritualiteit, zingeving en ontplooiing, kwaliteit, organische processen, spontaniteit en vrijheid, en ziet de mens als deel van de natuur [49](#page=49).
> **Tip:** Het concept "Sentir la vie" suggereert dat het leiden van een kwaliteitsvol leven belangrijker is dan een kwantiteitsvol leven. Leren moet primair van binnenuit ervaren worden, niet van buitenaf geleerd [49](#page=49).
---
## 7. Filosofie van Schopenhauer: wil tot leven en de uitwegen uit lijden
Dit onderdeel behandelt Schopenhauers concept van de 'wil tot leven' als oorzaak van lijden en de mogelijke ontsnappingswegen daaruit, met name via het herkennen van de Übermensch en het omarmen van de eeuwige wederkeer.
### 7.1 God is dood en twee vormen van nihilisme
Nihilisme wordt gedefinieerd als het besef dat de hoogste waarden hun waarde hebben verloren, waardoor er geen doel of antwoord is op de vraag naar het 'waarom'. Dit wordt gesymboliseerd door de uitspraak "God is dood". Profeet Zarathoestra daalt van de berg af en getuigt hiervan, niet letterlijk, maar als het wegvallen van een metafysische grond. Er wordt onderscheid gemaakt tussen zwak en sterk nihilisme [51](#page=51).
#### 7.1.1 Zwak nihilisme
Het zwakke nihilisme wordt gekenmerkt door een passieve houding, veroorzaakt door vermoeidheid. Mensen met zwak nihilisme zijn niet in staat oude waarden te verwerpen en nieuwe te scheppen. Ze ontkennen en ontvluchten het leven. Troost wordt gevonden in de belofte van een betere wereld in de toekomst, zoals een hiernamaals, waardoor de feitelijke wereld wordt misprijsd [51](#page=51).
#### 7.1.2 Radicaal of extatisch nihilisme
Het radicale, ook wel extatische nihilisme, houdt in dat men in vrijheid eigen waarden schept. De tragische mens is zich ervan bewust dat de tegenstelling tussen de ware en de schijnbare wereld niet bestaat. Dit leidt tot een volmondig "JA" tegen het leven. De platonisch-christelijke visie, die het leven ontkent, staat hiertegenover [51](#page=51).
### 7.2 De Übermensch
De mens wordt gezien als een koord dat gespannen is tussen dier en de Übermensch. Dit proces wordt beschreven via drie metamorfosen [51](#page=51).
#### 7.2.1 De drie metamorfosen
1. **Kameel:** Vertegenwoordigt een slaperige, volgzaam en dienende houding [51](#page=51).
2. **Leeuw:** Symboliseert kracht en reactie; de leeuw heeft er genoeg van en brult zijn frustratie uit met een "NEE" [51](#page=51).
3. **Kind:** Staat voor onschuld, spontaniteit, zuiverheid en trouw aan het eigen wezen, wat uitgedrukt wordt met een "JA" [51](#page=51).
### 7.3 Het idee van de eeuwige wederkeer
Dit concept biedt een alternatief voor een "vlucht" in geloof, hoop, zin of doel. Het idee is dat alles zich eeuwig herhaalt. Dit vereist een volledig "JA" tegen alles wat zich voordoet. De eeuwige wederkeer zinspeelt op de volledige aanvaarding van alles wat het leven inhoudt, inclusief de pijn [51](#page=51).
#### 7.3.1 De test van de eeuwige wederkeer
Deze gedachte fungeert als een test waarbij men zichzelf de vraag stelt: "Kan ik willen dat wat ik doe zich eeuwig herhaalt?". Als het antwoord "nee" is, duidt dit op weerstand en vastzitten. Een "ja" betekent acceptatie van alles [51](#page=51).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Wetenschap | Bestudeert fenomenen die objectiveerbaar, zichtbaar en meetbaar zijn, gericht op de materiële werkelijkheid en het vinden van verklarende wetten en theorieën. |
| Religie | Zoekt naar iets absoluuts, biedt troost en zingeving, en gaat voorbij zintuigen en verstand, met een domein dat zingeving, waarden en bewustzijn omvat. |
| Ratio | Het vermogen van de mens om te denken, te redeneren en te begrijpen; het verstand. |
| Empirie | Kennis verkregen door zintuiglijke waarneming en ervaring. |
| Ontologie | De leer van het zijn, die zich bezighoudt met vragen over wat bestaat en de aard van het bestaan. |
| Kosmologie | De tak van de filosofie die vraagt naar de oorsprong van de kosmos, de werking van de natuur en de krachten daarbinnen. |
| Metafysica | De tak van de filosofie die vraagt naar de achterliggende principes van de kosmos, dieper dan de waarneembare werkelijkheid. |
| Wijsgerige Antropologie | De tak van de filosofie die vraagt naar de aard van de mens en de plaats van de mens in het geheel. |
| Epistemologie | De kennisleer, die zich bezighoudt met vragen over waarheid en kennis, en hoe we tot kennis komen. |
| Ethiek | De tak van de filosofie die het goede onderzoekt, zich bezighoudt met vragen over goedheid en rechtvaardigheid. |
| Esthetica | De tak van de filosofie die zich bezighoudt met de aard van schoonheid en kunst. |
| Arché | Het oerbeginsel of de oorsprong van alles, zoals gezocht door de presocratische filosofen. |
| Term | Definitie |
| Vormenleer | Plato's leer die stelt dat alles wat we waarnemen een afspiegeling is van volmaakte, onveranderlijke en eeuwige 'Ideale' Vormen of ideeën, die enkel door het verstand te vatten zijn. |
| Verstandelijk kenbare wereld | De wereld van de Vormen, die niet zintuiglijk waarneembaar is, maar enkel door middel van het verstand begrepen kan worden. Deze wereld is volmaakt, onveranderlijk, eeuwig en oneindig. |
| Zintuiglijk waarneembare wereld | De wereld die we met onze zintuigen kunnen waarnemen. Deze wereld is onvolmaakt, verandert voortdurend, is tijdelijk en eindig. |
| Allegorie van de grot | Een beroemd filosofisch beeld van Plato dat het verband beschrijft tussen de zintuiglijk waarneembare wereld en de verstandelijk kenbare wereld. Het illustreert hoe gevangenen in een grot slechts schaduwen zien en hoe bevrijding leidt tot inzicht in de ware werkelijkheid. |
| dikaiosune | Het Griekse woord voor rechtvaardigheid, dat door Plato wordt beschouwd als de hoogste vorm van inzicht en de bron van al het goede, schone en ware. Het staat symbool voor het Absolute. |
| Nous | Het hoogste niveau van weten, dat overeenkomt met het directe inzicht in het absolute en de Vormenwereld. |
| Logos/Ratio | Het redenerend verstand en het logische denken, dat een hoger niveau van weten vertegenwoordigt dan meningen en onwetendheid, maar lager dan nous. |
| Filosofiestaat | Plato's model van een ideale maatschappij, waarin de heerschappij berust bij filosofen of regenten, die door hun wijsheid en inzicht in de Vormen de staat leiden. |
| Sofocratie | Een regeringsvorm gebaseerd op wijsheid, waarbij de macht in handen is van de wijzen. Plato probeerde dit model te realiseren, maar zonder succes. |
| Dualisme | De filosofische opvatting dat de werkelijkheid bestaat uit twee fundamenteel verschillende substanties, zoals geest en materie, of lichaam en ziel. |
| Idealisme/spiritualisme | De filosofische opvatting dat de werkelijkheid primair bestaat uit bewustzijn of geest, en dat de materiële wereld een manifestatie daarvan is. |
| Rationalisme | Een filosofische stroming die stelt dat zekere kennis voortkomt uit het denken, de rede en logica, waarbij heldere ideeën essentieel zijn voor begrip. |
| Empirisme | Een filosofische stroming die stelt dat zekere kennis voortkomt uit zintuiglijke ervaring, waarbij de mens bij de geboorte als een onbeschreven blad wordt beschouwd. |
| Wetenschappelijke Revolutie | Een periode waarin nieuwe wetenschappelijke methoden, instrumenten en inzichten in de natuur ontstonden, mede dankzij de bevestiging van ideeën zoals die van Copernicus door Galilei met behulp van de telescoop. |
| Heliocentrisme | Een wereldbeeld waarin de zon centraal staat en de aarde en andere planeten eromheen draaien, wat het eerdere geocentrische model verving. |
| Geocentrisme | Het wereldbeeld waarin de aarde centraal staat en de zon en andere hemellichamen eromheen draaien. |
| Humanisme | Een intellectuele en culturele beweging die de mens centraal stelt, de ontvoogding van het individu bevordert en pleit voor medemenselijkheid, kritische houding en het gebruik van het verstand. |
| Scepticisme | Een houding van twijfel ten aanzien van de mogelijkheid van zekere kennis, vaak gepaard gaande met een kritische bevraging van aannames. |
| Methodische twijfel | Een filosofische methode, toegepast door Descartes, waarbij alles waar men zeker van dacht te zijn in twijfel wordt getrokken om zo tot onbetwijfelbare zekerheden te komen. |
| Cogito ergo sum | De beroemde uitspraak van Descartes, "Ik denk, dus ik ben", die stelt dat het feit van twijfelen het onbetwijfelbare bewijs is van het eigen bestaan. |
| Tabula rasa | Een Latijnse term die "onbeschreven blad" betekent, gebruikt in het empirisme om aan te geven dat de mens bij de geboorte zonder aangeboren ideeën ter wereld komt en alle kennis via ervaring verwerft. |
| Inductieprobleem | Het filosofische probleem, geformuleerd door Hume, dat stelt dat men van een eindig aantal waarnemingen geen absolute waarheid kan afleiden voor algemene conclusies. |
| Sofist | Een rondtrekkende leraar die betalend lesgaf aan welgestelde jongeren met politieke ambitie, gericht op grammatica, dialectica en retorica. Zij maakten een onderscheid tussen 'physis' (natuur) en 'nomos' (mensgemaakte wet, traditie, gewoonte), en concludeerden dat waarheid relatief is aan de gemeenschap en absolute waarheid niet bestaat. |
| Physis | Het natuurlijke, datgene wat vanzelf ontwikkelt, in tegenstelling tot 'nomos' (wet, traditie, gewoonte) dat door de mens is gemaakt. |
| Nomos | De mensgemaakte wet, traditie of gewoonte, in tegenstelling tot 'physis' (natuur) dat vanzelf ontwikkelt. |
| Relativisme | De filosofische opvatting dat waarheid, kennis en waarden niet absoluut zijn, maar afhankelijk van de context, de mens of de gemeenschap. Protagoras' uitspraak "de mens is de maat van alles" is hier een voorbeeld van. |
| Agnosticisme | De opvatting dat het bestaan van God of goden onzeker is en niet bewezen kan worden; men weet niet of ze bestaan. |
| Socratische methode | Een gespreksmethode, ook wel socratische gespreksvoering genoemd, waarbij door middel van gerichte vragen mensen ertoe aangezet worden zelf tot nieuwe inzichten en waarheden te komen, vaak door het ontdekken van hun eigen onwetendheid. |
| Absolute waarheid | De waarheid die onafhankelijk van menselijke opvattingen of afspraken bestaat, vaak gefundeerd in een goddelijke of metafysische realiteit. Socrates en Plato beschouwden de waarheid als absoluut. |
| Eros | In de context van Plato's Symposion, verwijst Eros naar het verlangen naar Schoonheid en naar eenwording met het Absolute, wat op twee manieren vervuld kan worden: via erotische liefde en het streven naar de ware Eros. |
| Vormenleer (Ideeënleer) | Plato's centrale filosofische leer, die stelt dat alles wat we waarnemen een afspiegeling is van volmaakte, onveranderlijke en eeuwige 'Ideale' Vormen of ideeën. Deze vormenwereld is verstandelijk kenbaar, terwijl de zintuiglijk waarneembare wereld veranderlijk en onvolmaakt is. |
| Verstandelijk kenbare wereld (Vormenwereld) | De wereld van de volmaakte, onveranderlijke en eeuwige Vormen of ideeën, die enkel met het verstand te vatten is. |
| Zintuiglijk waarneembare wereld (wereld van het relatieve) | De wereld die we met onze zintuigen waarnemen, gekenmerkt door onvolmaaktheid, verandering, tijdelijkheid en eindigheid. |
| Ataraxia | Een staat van onverstoorbaarheid en gemoedsrust, die door Epicurus werd beschouwd als een essentieel onderdeel van geestelijk genot en geluk. |
| Catharsis | Het proces van loutering of reiniging van de ziel, vaak bereikt door zich in te leven in een tragedie, wat leidt tot emotionele betrokkenheid en empathie, en uiteindelijk tot een verrijking van het mens-zijn. |
| Determinisme | Het wereldbeeld dat stelt dat alles bepaald is door het lot in een onomkeerbare keten van oorzaak en gevolg, wat impliceert dat het lot van mensen voorbestemd is. |
| Eudaimonia | Een Grieks concept dat vaak wordt vertaald als geluk of gelukzaligheid, maar dat breder verwijst naar slagen, bloeien en het leiden van een deugdzaam leven door zelfrealisatie. |
| Hedonisme | De filosofische stroming die het streven naar plezier of genot beschouwt als het hoogste goed en het primaire doel van het leven. |
| Logos | Een centraal concept in het Stoïcisme, dat verwijst naar de goddelijke rede, het levensadem, of het principe dat de kosmos bezielt en ordent, en dat ook in levende wezens aanwezig is. |
| Onbewogen Beweger | In de filosofie van Aristoteles, het ultieme principe dat alles in beweging zet zonder zelf bewogen te worden, en dat wordt beschouwd als de eerste oorzaak en het einddoel van alles. |
| Pantheïsme | De opvatting dat de kosmos een levend en bezield organisme is, waarbij God of het goddelijke immanent is in de wereld en alles doordringt. |
| Poièsis | Verwijst naar het vervaardigen van iets met een duidelijk bepaald doel, waarbij de activiteit stopt zodra het doel is bereikt, zoals bij het maken van een object. |
| Praxis | Verwijst naar handelen zonder een extern doel, waarbij het doel in de handeling zelf ligt, zoals het spelen van een spel om het spel. |
| Stoïcisme | Een filosofische school die de nadruk legt op het ontwikkelen van zelfbeheersing en standvastigheid in het aangezicht van tegenspoed, door het accepteren van wat men niet kan veranderen en het leven in overeenstemming met de natuur. |
| Telos | Het Griekse woord voor doel, dat centraal staat in de teleologische visie van Aristoteles, waarbij elk ding of wezen streeft naar de vervolmaking van zijn inherente doel. |
| Alteriteit | Het principe dat de menselijke identiteit en ethiek fundamenteel gevormd worden door de relatie met de Ander, die altijd uniek en onherleidbaar blijft. Het erkent de radicale andersheid van de ander, die niet gereduceerd kan worden tot de eigen identiteit of concepten. |
| Pluraliteit | Het concept dat de menselijke wereld wordt gekenmerkt door de gelijktijdige aanwezigheid van vele, unieke individuen die elk hun eigen perspectief en mening hebben. Dit vormt de basis voor politieke interactie en het publieke debat. |
| Gelaat van de Ander | Het zichtbare en kwetsbare uiterlijk van de ander, dat een directe ethische oproep doet aan het subject. Het gelaat is de plaats waar de transcendentie van de ander zich manifesteert en waaruit de verantwoordelijkheid voor de ander voortkomt. |
| Totaliseren | Het proces waarbij de Ander wordt gereduceerd tot een concept binnen het eigen begripskader, waardoor de uniciteit en transcendentie ervan wordt ontkend. Dit leidt tot een egocentrische benadering die de ander gelijk wil maken aan zichzelf. |
| Intersubjectiviteit | De wederkerige relatie tussen subjecten, waarbij de ervaring van de ene persoon wordt gevormd door de aanwezigheid en interactie met de andere. Het is de basis voor het begrijpen van de ander en het ontstaan van ethische verplichtingen. |
| Appel | De ethische oproep die uitgaat van het gelaat van de Ander, die vraagt om hulp, aandacht en zorg. Dit appel is de oorsprong van de morele plicht en de verantwoordelijkheid van het subject jegens de Ander. |
| Zorgethiek | Een ethische benadering die de nadruk legt op zorg, verantwoordelijkheid en aandacht voor de noden van anderen. Het omvat verschillende fasen, van het "oog hebben voor" tot de "reactie op de zorg", en benadrukt de morele deugden die hierbij komen kijken. |
| Arbeid (labor) | De activiteit gericht op het vervullen van noodzakelijke behoeften en het overleven, beschouwd als een fundamenteel maar door Arendt als een noodzakelijk kwaad gezien aspect van de menselijke conditie. |
| Werk (making) | De activiteit gericht op het creëren van duurzame objecten die het leven gemakkelijker en mooier maken, en die een zekere mate van stabiliteit en betekenis aan de wereld toevoegen. |
| Handelen (action) | De hoogste menselijke activiteit volgens Arendt, die plaatsvindt in de openbare ruimte en bestaat uit het delen van meningen en het aangaan van politieke discussies. Het is de activiteit die de menselijke vrijheid en pluraliteit tot uitdrukking brengt. |
| Inter-esse (tussen-zijn) | Het concept dat de menselijke ervaring en oordelen altijd plaatsvinden in relatie tot anderen en de wereld. Gebeurtenissen en feiten worden vastgesteld en beoordeeld vanuit een gedeelde, maar toch unieke, perspectief. |
| Banaliteit van het kwaad | Het idee dat kwaad niet noodzakelijk voortkomt uit kwaadaardigheid, maar uit denkloosheid, het gebrek aan zelfreflectie en het blindelings volgen van orders. Dit kan leiden tot gruwelijke daden door individuen die weigeren mens te zijn. |
| Wil tot leven | Het fundamentele, blinde en irrationele principe dat volgens Schopenhauer ten grondslag ligt aan al het bestaande. Deze wil is een constante drang naar zelfbehoud en voortplanting, die leidt tot lijden omdat het nooit volledig bevredigd kan worden. |
| Pessimisme | De filosofische opvatting, kenmerkend voor Schopenhauer, die stelt dat het leven inherent gekenmerkt wordt door lijden en dat de wereld in essentie een plaats van pijn en teleurstelling is. Dit pessimisme vloeit voort uit de onverzadigbare aard van de wil tot leven. |
| Onthechting via kunst | Een van de uitwegen uit het lijden die Schopenhauer beschrijft. Door zich volledig op te laten gaan in kunst, kan het individu tijdelijk ontsnappen aan de greep van de wil tot leven en een staat van contemplatie bereiken, vrij van verlangens en lijden. |
| Onthechting via verzaking aan de wil | De hoogste vorm van onthechting volgens Schopenhauer, waarbij men bewust de wil tot leven ontkent en zich afkeert van alle verlangens en aardse bindingen. Dit leidt tot een staat van ascetisme en uiteindelijk tot het opheffen van het individuele bewustzijn. |
| Mededogen (ethiek gebaseerd op) | Schopenhauers ethiek is gebaseerd op mededogen, wat voortkomt uit het inzicht dat alle levende wezens deel uitmaken van dezelfde lijdende wil. Het herkennen van het lijden in de ander leidt tot een gevoel van eenheid en de wens om het lijden te verlichten. |
| De wereld als wil en voorstelling | Schopenhauers centrale metafysische these, die stelt dat de wereld die wij ervaren (de voorstelling) slechts een objectivering is van de onderliggende, blinde en irrationele Wil. De Wil is de ware realiteit, terwijl de wereld van onze ervaring een fenomeen is. |
| Lijden | Volgens Schopenhauer is lijden een inherent onderdeel van het bestaan, veroorzaakt door de constante, onvervulde drang van de wil tot leven. Elk verlangen dat bevredigd wordt, maakt plaats voor een nieuw verlangen, wat resulteert in een cyclus van pijn en onrust. |
| Ascetisme | Een levenswijze van zelfverloochening en onthouding, die Schopenhauer ziet als een middel om de wil tot leven te onderdrukken en zo onthechting van het lijden te bewerkstelligen. Dit omvat onder andere het afzien van genot en het cultiveren van innerlijke rust. |
| Vormenleer (Plato) | Hoewel niet direct van Schopenhauer, is de context van de tekst relevant. Plato's Vormenleer stelt dat de waarneembare wereld een afspiegeling is van een hogere, onveranderlijke wereld van Ideeën of Vormen. Schopenhauer daarentegen ziet de wereld als een manifestatie van de Wil. |