Cover
Aloita nyt ilmaiseksi Deel IV Cursus Inleiding tot het recht (2).pdf
Summary
# Gezamenlijke decreten en ordonnanties
Sedert de Zesde Staatshervorming kunnen deelstaten gezamenlijke decreten en ordonnanties uitvaardigen om bevoegdheden samen uit te oefenen [1](#page=1).
### 1.1 Introductie en wettelijke basis
De mogelijkheid voor deelstaten om gezamenlijke decreten en ordonnanties uit te vaardigen, werd geïntroduceerd na de Zesde Staatshervorming in 2014. Dit dient als alternatief voor het traditionele samenwerkingsakkoord [1](#page=1).
* **Wettelijke grondslag:**
* Artikel 92bis/1 van de Bijzondere Wet op de institutionele hervormingen (BWHI) [1](#page=1).
* Artikel 42 van de Bijzondere Wet met betrekking tot de Brusselse instellingen [1](#page=1).
### 1.2 Toepassingsgebied
* **Wie kan gezamenlijke decreten en ordonnanties uitvaardigen?**
* Enkel de gemeenschappen en de gewesten [1](#page=1).
* Niet de federale overheid [1](#page=1).
* **Doel van gezamenlijke decreten en ordonnanties:**
* Het gezamenlijk uitoefenen van bevoegdheden [1](#page=1).
* De gezamenlijke oprichting en het gezamenlijk beheer van gemeenschappelijke diensten en instellingen [1](#page=1).
* De gemeenschappelijke ontwikkeling van initiatieven [1](#page=1).
* Het vereenvoudigen van de samenwerking tussen de deelstaten [1](#page=1).
### 1.3 Praktische toepassing
De mogelijkheid tot het aannemen van gezamenlijke decreten of ordonnanties werd voor het eerst benut door het Waals Gewest en de Franse Gemeenschap. Zij vaardigden een gezamenlijk decreet uit betreffende hergebruik van overheidsinformatie en open data, gepubliceerd op 13 september 2017. Sindsdien zijn er nog meerdere gezamenlijke decreten uitgevaardigd [1](#page=1).
> **Tip:** Beschouw gezamenlijke decreten en ordonnanties als een instrument dat de institutionele samenwerking tussen de deelstaten efficiënter wil maken door een direct wetgevend kader te creëren voor gedeelde bevoegdheden [1](#page=1).
---
# Koninklijke besluiten en hun grondslagen
Dit onderwerp behandelt het begrip koninklijk besluit (KB), het onderscheid tussen reglementaire en individuele KB's, en de verschillende grondslagen van de verordeningsbevoegdheid van de Koning.
### 2.1 Het begrip "koninklijk besluit" (KB)
Een koninklijk besluit wordt gedefinieerd als een rechtshandeling waarbij de Koning een algemene bestuurlijke maatregel (verordening) of een individuele overheidshandeling stelt. Hieruit volgen twee soorten KB's [2](#page=2):
* **Reglementaire/verordenende KB's:** Deze formuleren een rechtsregel met een algemene draagwijdte en zijn daarmee wetgeving in materiële zin. Een voorbeeld hiervan is een KB dat de benoemingsvoorwaarden van ambtenaren vaststelt [2](#page=2).
* **Individuele/beschikkende KB's:** Dit zijn uitvoeringsbesluiten die een algemene rechtsregel toepassen op een concreet geval, oftewel op één of meerdere welbepaalde personen of zaken. Ze bevatten geen normen maar specifieke beschikkingen die gelden voor één situatie of persoon/groep personen, zoals een ontbindingsbesluit van de kamers of een benoemingsbesluit van een specifiek genoemde persoon. Deze zijn geen bronnen van rechtsregels en hebben geen normatieve draagwijdte [2](#page=2).
Deze cursus richt zich uitsluitend op reglementaire koninklijke besluiten. In de moderne samenleving behoort de normatieve bevoegdheid (het maken van algemeen geldende regels) niet exclusief toe aan de wetgevende macht. De Koning, gedekt door zijn ministers, bezit eveneens de bevoegdheid om via koninklijke besluiten materiële wetten uit te vaardigen. De bron van de reglementerende macht van de Koning is de wet. Een reglementair KB staat in beginsel onder de wet in de hiërarchie van rechtsnormen en mag hier nooit mee in strijd zijn [2](#page=2).
### 2.2 De grondslag voor de verordeningsbevoegdheid van de Koning
De verordeningsbevoegdheid van de Koning, dat wil zeggen de bevoegdheid om reglementaire of verordenende besluiten uit te vaardigen, vindt steun in de artikelen 108 en 105 van de Grondwet (Gw.), alsook in de zogenaamde autonome of zelfstandige verordeningsbevoegdheid van de Koning. De drie grondslagen zijn dus [3](#page=3):
* Artikel 108 Gw.
* Artikel 105 Gw.
* Autonome of zelfstandige verordeningsbevoegdheid van de Koning [3](#page=3).
#### 2.2.1 Artikel 108 Gw.: de rechtstreeks door de Grondwet verleende verordeningsbevoegdheid / uitvoeringsbevoegdheid
Artikel 108 Gw. stelt: “De Koning maakt de verordeningen en neemt de besluiten die voor de uitvoering van de wetten nodig zijn, zonder ooit de wetten zelf te mogen schorsen of vrijstelling van hun uitvoering te mogen verlenen.”. Deze bepaling verleent rechtstreeks een algemene uitvoeringsbevoegdheid aan de Koning. De Koning kan een wet uitvoeren zonder dat hem hiervoor noodzakelijkerwijs een expliciete wetsbepaling machtiging verleent. Wanneer een wet niet alle details kan regelen, komt het aan de Koning toe om de wet uit te voeren door nadere regels vast te stellen die de wet toepasbaar maken [3](#page=3).
Het Hof van Cassatie heeft hierover geoordeeld dat de Uitvoerende Macht, hoewel zij de draagwijdte van de wet niet mag uitbreiden noch beperken, wel uit het beginsel en de algemene opzet van de wet de gevolgen dient af te leiden die daaruit natuurlijk voortvloeien, naar de geest en de finaliteit van de wet. Anders gezegd, de Koning mag de draagwijdte van een wet niet verruimen of beperken, maar bij stilzwijgen van de wet heeft hij de vrije keuze van middelen om het door de wetgever bepaalde doel te bereiken [4](#page=4).
Artikel 108 Gw. legt ook de verplichting op aan de Koning om wetten uit te voeren, welke juridisch gesanctioneerd kan worden via overheidsaansprakelijkheid als een buitencontractuele fout. Een KB dat op grond van artikel 108 Gw. tot stand komt, kan in beginsel steeds worden gewijzigd door een ander KB en staat altijd onder de wet in de hiërarchie van rechtsnormen [4](#page=4).
#### 2.2.2 Artikel 105 Gw.: de verordeningsbevoegdheid gesteund op een (opdracht)wet - delegatie van normatieve bevoegdheid door de wetgever aan de Koning
Artikel 105 Gw. luidt: “De Koning heeft geen andere macht dan die welke de Grondwet en de bijzondere wetten, krachtens de Grondwet zelf uitgevaardigd, hem uitdrukkelijk toekennen.”. Hoewel de grondwetgever dit artikel aanvankelijk opvatte als een beperking van de koninklijke macht om de "koninklijke besluitenregering" van Willem I te bestrijden, heeft de grondwettelijke praktijk een andere draagwijdte toegekend [5](#page=5).
Artikel 105 Gw. impliceert dat de Koning slechts over normatieve bevoegdheid beschikt voor zover deze hem is toegewezen door de Grondwet of de wetgever. Hieruit volgt dat de wetgever de bevoegdheid van de uitvoerende macht kan verruimen en aan de Koning andere normatieve bevoegdheden kan toekennen dan die welke hij ontleent aan artikel 108 Gw., mits deze bevoegdheidstoekenningen restrictief worden geïnterpreteerd [5](#page=5).
##### De opdrachtwet
Het toekennen van normatieve bevoegdheid aan de Koning op grond van artikel 105 Gw. gebeurt via zogenaamde ‘opdrachtwetten’. Een opdrachtwet is een wet die aan de Koning andere normatieve bevoegdheden toekent dan die welke hij op grond van artikel 108 Gw. bezit [5](#page=5).
Een onderscheid wordt gemaakt tussen aan de wetgevende macht voorbehouden aangelegenheden en residuaire aangelegenheden [6](#page=6).
* **Aan de wetgevende macht voorbehouden aangelegenheden:** Deze worden door de Grondwet expliciet aan de wetgevende macht voorbehouden (bv. belastingen). Bij woordgebruik als "door" of "bij" de wet, kan de wetgever zijn bevoegdheid ter zake in beginsel niet delegeren aan de uitvoerende macht. Bij woordgebruik als "krachtens de wet" kan de wetgever zijn bevoegdheid wel aan de uitvoerende macht opdragen, mits hij de basisregels en grondbeginselen zelf regelt. Hoewel aan de wetgever voorbehouden aangelegenheden in beginsel nooit aan de Koning kunnen worden opgedragen, wordt hiervan in de praktijk afgeweken als het om 'niet essentiële' aspecten gaat, en onder bepaalde voorwaarden zelfs voor essentiële elementen [6](#page=6).
* **Residuaire aangelegenheden:** Dit zijn aangelegenheden die niet door de Grondwet aan de wetgever zijn voorbehouden. De wetgever staat vrij om de opdracht aan de Koning te verlenen om deze te regelen. Delegatie aan de Koning in residuaire aangelegenheden schendt de Grondwet niet, zelfs niet als het om essentiële bestanddelen van regelgeving gaat [6](#page=6).
Traditioneel worden vier types opdrachtwet onderscheiden, gebaseerd op de omvang van de aan de Koning toegekende bevoegdheden [7](#page=7):
* **Gewone opdrachtwet:** Een wet waarin de wetgever de Koning de bevoegdheid verleent om bij een gewoon, verordenend KB een welomschreven aangelegenheid te regelen die tot de residuaire bevoegdheid van de wetgever behoort. De wetgever geeft het te bereiken doel concreet aan, waardoor de bevoegdheid van de Koning strak omlijnd en voorzienbaar blijft. De Koning mag de beleidsopties en doelstellingen van de wetgever niet wijzigen. Een KB genomen ter uitvoering van een gewone opdrachtwet is enkel mogelijk met een uitdrukkelijke wetsbepaling, blijft verordenend van aard en staat onder de wet in de hiërarchie van rechtsnormen [7](#page=7) [8](#page=8).
* **Kader- of raamwet:** Een vorm van gewone opdrachtwet waarbij de wetgever in grote trekken de essentiële beginselen van de regelgeving formuleert en de verdere invulling aan de Koning overlaat. De wetgever legt het kader vast, en de Koning werkt dit uit en vult het aan binnen dit kader. Dit houdt een ruime delegatie van bevoegdheid in, maar de gedelegeerde bevoegdheid blijft louter verordenend; de Koning mag geen bestaande wetten wijzigen, opheffen of ervan afwijken. Het KB dat hieruit voortkomt, blijft een louter verordenend KB onder de wet [8](#page=8).
* **Bijzonderemachtenwet:** Een wet die de Koning bevoegdheid verleent om onder beperkte parlementaire controle de wetgevende bevoegdheid uit te oefenen in bepaalde maatschappelijke domeinen. Het objectief dat met de te nemen maatregelen bereikt moet worden, is dermate algemeen geformuleerd dat de Koning de concrete lijnen van dit objectief mag uitzetten, in plaats van de wetgever. Dit verleent een zeer ruime verordeningsbevoegdheid aan de Koning, vaak in sociaal-economische domeinen, gedurende een bepaalde periode. Een dergelijke wet verstoort de normale verhoudingen tussen wetgevende en uitvoerende macht en kan de democratische parlementaire controle ondermijnen. Om dit te temperen, worden de KB's (bijzonderemachtenbesluiten, ook genummerde KB's genoemd) vaak onderworpen aan parlementaire bekrachtiging binnen een bepaalde termijn, anders verliezen ze rechtskracht. Na bekrachtiging worden ze wetskrachtig en kunnen enkel nog bij wet gewijzigd worden. De bevoegdheid die een bijzonderemachtenwet verleent is niet louter verordenend, maar wetskrachtig; de Koning kan gedurende een bepaalde termijn geldende wetgeving opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen. Er zijn voorwaarden waaraan het toekennen van bijzondere machten moet voldoen: uitzonderlijke/crisisomstandigheden, een bepaalde tijdsperiode, nauwkeurige omschrijving van de machten, en eerbiediging van supranationale, internationale en grondwettelijke normen [10](#page=10) [9](#page=9).
* **Buitengewonemachtenwet:** Deze heeft dezelfde grondslag (artikel 105 Gw.) en draagwijdte als de bijzonderemachtenwet (KB kan wetten opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen). Buitengewone machten werden verleend voor en na WOII (wetten van 1939, 1944 en 1945). De verschillen met de bijzonderemachtenwet zijn: enkel in geval van nood of hoogdringendheid, een ruimer en minder nauwkeurig omschreven voorwerp, voor een langere periode, en meestal geen bekrachtiging van het KB vereist. Deze wet wordt soms ook een oneigenlijke besluitwet genoemd [11](#page=11).
#### 2.2.3 De autonome of zelfstandige verordeningsbevoegdheid van de Koning
In principe kan de Koning slechts verordenend optreden uit hoofde van artikel 108 Gw. (uitvoering van een wet) of artikel 105 Gw. (uitvoering van een opdrachtwet). Er lijken echter twee domeinen te zijn waar de Koning over een zelfstandige verordeningsbevoegdheid beschikt, die geen steun vindt in de artikelen 105 en 108 Gw. [11](#page=11):
* De interne organisatie en werking van de ministeriële departementen mogen door de Koning bij besluit worden geregeld. Dit omvat de bevoegdheid om de oprichting en organisatie van diensten van het algemeen bestuur te bepalen, alsook het statuut van het rijkspersoneel. Deze bevoegdheid kan gesteund worden op de artikelen 37, 96 (eerste lid) en 107 (tweede lid) Gw. [11](#page=11).
* De stelling wordt verdedigd dat de Koning, zonder een opdrachtwet nodig te hebben, de bevoegdheid heeft om politiemaatregelen te nemen ter handhaving van de openbare orde, veiligheid, gezondheid en rust (het gebied van de openbare zedelijkheid blijft bij de wetgever). Vaak wordt deze bevoegdheid gekoppeld aan artikel 37 Gw., dat de uitvoerende macht aan de Koning opdraagt [12](#page=12).
### 2.3 Schematische voorstelling
* **Onderscheid reglementaire/verordenende (o.m. organieke) – individuele/beschikkende KB.** [12](#page=12).
* **Onderscheid naargelang de grondslag van de verordeningsbevoegdheid:**
* Artikel 108 Gw.: ter uitvoering van een wet → uitvoeringsbesluiten, van verordenende aard [12](#page=12).
* Artikel 105 Gw.: ter uitvoering van een opdrachtwet [12](#page=12).
* Gewone opdrachtwet → verordenende besluiten [12](#page=12).
* Kaderwet → verordenende besluiten [12](#page=12).
* Bijzonderemachtenwet → wetskrachtige besluiten (genummerde KB) [12](#page=12).
* Buitengewonemachtenwet → wetskrachtige besluiten (oneigenlijke besluitwetten) [12](#page=12).
* Autonome/zelfstandige verordeningsbevoegdheid van de Koning: geen grondslag in de artikelen 105 en 108 Gw. → verordenende besluiten [12](#page=12).
### 2.4 Procedure van totstandkoming van een reglementair koninklijk besluit
De procedure start met een initiatief van de federale Regering. Hierna volgt de raadpleging van de Afdeling Wetgeving van de Raad van State [12](#page=12).
---
# Procedure en bekendmaking van koninklijke besluiten
Dit hoofdstuk beschrijft de totstandkomingsprocedure van reglementaire koninklijke besluiten, inclusief de raadpleging van de Raad van State, het overleg in de Ministerraad, en de regels voor bekendmaking en inwerkingtreding [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14).
### 3.1 Procedure van totstandkoming van een reglementair koninklijk besluit
De procedure voor de totstandkoming van een reglementair koninklijk besluit begint met het initiatief van de federale Regering [12](#page=12).
#### 3.1.1 Raadpleging Afdeling Wetgeving Raad van State
Ontwerpen van reglementaire koninklijke besluiten moeten verplicht voor advies worden voorgelegd aan de Afdeling Wetgeving van de Raad van State [13](#page=13).
* **Uitzondering:** Deze verplichte raadpleging geldt niet in geval van hoogdringendheid, mits deze redenen expliciet worden gemotiveerd of toegelicht [13](#page=13).
* **Vormvereiste:** De verplichte raadpleging is een substantiële vormvereiste [13](#page=13).
* **Sanctie:** Niet-naleving kan leiden tot nietigheid van het koninklijk besluit, met mogelijke vernietiging door de Raad van State of buiten toepassing laten door elke rechter op grond van artikel 159 Gw. [13](#page=13).
> **Tip:** Zorg ervoor dat je het verschil kent tussen de algemene regel en de uitzondering op de raadpleging van de Raad van State, alsook de juridische consequenties van niet-naleving.
#### 3.1.2 Overleg in de Ministerraad
Voor bepaalde koninklijke besluiten is het overleg in de Ministerraad een bijkomende vormvereiste. Dit geldt wanneer de wetgever of de grondwetgever dit expliciet voorschrijft [13](#page=13).
* **Inhoud:** Dit houdt in dat er voorafgaand overleg plaatsvindt over het ontwerp door alle ministers, verenigd in de Ministerraad [13](#page=13).
* **Praktijk:** In de praktijk vindt er niet alleen overleg plaats wanneer expliciet voorgeschreven, maar ook bij politiek gevoelige aangelegenheden [13](#page=13).
* **Vormvereiste:** Wanneer expliciet voorgeschreven, wordt dit beschouwd als een substantiële vormvereiste [13](#page=13).
* **Sanctie:** Niet-naleving kan leiden tot nietigheid van het koninklijk besluit, met mogelijke vernietiging door de Raad van State of buiten toepassing laten door elke rechter op grond van artikel 159 Gw. [13](#page=13).
> **Tip:** Merk op dat de sancties voor het niet-naleven van de raadpleging van de Raad van State en het overleg in de Ministerraad identiek zijn.
#### 3.1.3 Voorkoming en regeling van belangenconflicten
De procedure kan ook betrekking hebben op de voorkoming en regeling van belangenconflicten. Meer details hierover zijn te vinden in de cursus Grondwettelijk recht in de tweede Bachelor [13](#page=13).
### 3.2 Bekendmaking en inwerkingtreding
De regels voor bekendmaking en inwerkingtreding van koninklijke besluiten zijn afhankelijk van hun draagwijdte [14](#page=14).
#### 3.2.1 Koninklijke besluiten van algemeen belang
* **Bekendmaking:** Deze besluiten moeten integraal bekendgemaakt worden binnen één maand na de dagtekening in het Belgisch Staatsblad [14](#page=14).
* **Inwerkingtreding:** Ze treden in principe in werking op de tiende dag na publicatie [14](#page=14).
#### 3.2.2 Koninklijke besluiten die niet van algemeen belang zijn
* **Bekendmaking:** Deze mogen bij uittreksel (een samenvatting) worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad [14](#page=14).
* **Afzien van publicatie:** Indien publicatie geen openbaar nut heeft, mag er zelfs van worden afgezien [14](#page=14).
#### 3.2.3 Verslag aan de Koning
Aan belangrijke koninklijke besluiten gaat vaak een 'Verslag aan de Koning' vooraf [14](#page=14).
* **Inhoud:** Dit verslag dient als toelichting op de beweegredenen van de federale Regering en verduidelijkt de bepalingen van het koninklijk besluit [14](#page=14).
* **Bekendmaking:** Het Verslag aan de Koning wordt samen met het koninklijk besluit bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad [14](#page=14).
---
# Besluiten van deelstaatoverheden en andere normatieve akten
De besluiten van deelstaatoverheden en andere normatieve akten omvatten een breed scala aan regelgevende documenten die worden uitgevaardigd door diverse overheidsniveaus en instellingen binnen een staat, met verschillende rechtskrachten en hiërarchische posities.
## 4. Besluiten van deelstaatoverheden en andere normatieve akten
### 4.1 Besluiten van gemeenschaps- en gewestregeringen
De gemeenschaps- en gewestregeringen hebben de bevoegdheid om verordeningen te maken en besluiten te nemen die nodig zijn voor de uitvoering van decreten, zonder deze decreten te mogen schorsen of vrijstelling van hun uitvoering te verlenen. Deze besluiten hebben een normatieve inhoud en worden beschouwd als wetten in materiële zin. Voorontwerpen van deze besluiten moeten, net als koninklijke besluiten, ter advies worden voorgelegd aan de Afdeling Wetgeving van de Raad van State, tenzij er sprake is van hoogdringendheid. Na bekendmaking in het Belgisch Staatsblad worden ze verbindend vanaf de tiende dag na publicatie, tenzij anders bepaald. In de hiërarchie van rechtsnormen staan deze besluiten naast koninklijke besluiten en hebben ze dezelfde rechtskracht [15](#page=15).
### 4.2 Ministeriële besluiten (federaal)
Ministeriële besluiten worden uitgevaardigd door ministers van de federale Regering en kunnen, indien ze normen bevatten, worden beschouwd als wetten in materiële zin. Soms verlenen wetten of koninklijke besluiten een normatieve bevoegdheid aan een minister, hoewel de grondwettelijke basis hiervoor ter discussie staat. De regels voor bekendmaking en inwerkingtreding zijn dezelfde als voor koninklijke besluiten. Ministeriële besluiten staan hiërarchisch onder koninklijke besluiten [16](#page=16).
### 4.3 Besluiten van leden van de deelstaatregeringen
Leden van de deelstaatregeringen hebben, hoewel hun verordenende macht niet expliciet door of krachtens de Grondwet wordt toegekend, dezelfde bevoegdheid als leden van de federale Regering. Dit betekent dat zij, net als hun federale counterparts, besluiten kunnen nemen met een normatieve inhoud [17](#page=17).
### 4.4 Besluiten van federale staatssecretarissen
Federale staatssecretarissen kunnen verordenende bevoegdheid uitoefenen en reglementaire besluiten uitvaardigen, maar enkel met instemming van de minister waaraan zij zijn toegevoegd. Deze besluiten staan hiërarchisch onder ministeriële besluiten [18](#page=18).
### 4.5 Provinciale en gemeentelijke besluiten
Provincies en gemeenten hebben de taak om te zorgen voor zaken van provinciaal of gemeentelijk belang en beschikken hiervoor over een normatieve bevoegdheid. Zij kunnen provinciale respectievelijk gemeentelijke reglementen uitvaardigen met een algemene draagwijdte, zoals belastingreglementen, subsidiereglementen, personeelsstatuten of politieverordeningen [19](#page=19).
#### 4.5.1 Agglomeratienormen en normen van districtsraden
Uitsluitend voor de Brusselse agglomeratie bestaan er agglomeratienormen. Ook de normen van districtsraden, zoals in Antwerpen, vallen onder deze categorie [19](#page=19).
#### 4.5.2 Bekendmaking en inwerkingtreding
Provinciale reglementen worden bekendgemaakt op de website van de provincie of in het Bestuursmemoriaal en worden verbindend op de vijfde of achtste dag na bekendmaking, tenzij een andere termijn is vastgesteld. Gemeentelijke reglementen worden bekendgemaakt op de website van de gemeente of door aanplakking en worden verbindend op de vijfde dag na bekendmaking, tenzij anders bepaald [19](#page=19) [20](#page=20).
### 4.6 Besluiten van zelfstandige openbare instellingen
De wetgever kan specifieke overheidsinstellingen de bevoegdheid verlenen om reglementen uit te vaardigen. Voorbeelden hiervan zijn het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering, dat de bevoegdheid heeft om eigen reglementen uit te vaardigen, en onderwijsinstellingen die eigen onderwijs- en examenreglementen mogen opstellen. De Raad van State beschouwt de toekenning van normatieve bevoegdheid aan openbare instellingen echter als ongrondwettig, aangezien de Grondwet uitgaat van een eenheid van verordenende bevoegdheid die enkel toekomt aan de Koning en de deelregeringen [21](#page=21).
### 4.7 Pseudo-wetgeving en omzendbrieven
Pseudo-wetgeving omvat voorschriften die niet worden uitgevaardigd krachtens een specifieke wetgevende bevoegdheid, maar die wel lijken op wettelijke voorschriften en een beleidslijn of gedragsnorm uitstippelen voor de administratie. Het doel hiervan is een doelmatig en rechtmatig bestuur, en het bevordert de gelijke behandeling van soortgelijke gevallen. Pseudo-wetgeving kan verschillende vormen aannemen, zoals omzendbrieven, richtlijnen, circulaires, instructies, dienstnota's en dienstorders. Hoewel deze voorschriften niet dezelfde rechtskracht hebben als wettelijke regels, kunnen ze wel bindend zijn voor ambtenaren op basis van hun verplichting om bevelen van de hiërarchie op te volgen. De term "omzendbrieven" wordt doorgaans gebruikt om dit type regelgeving aan te duiden [22](#page=22).
> **Tip:** Het onderscheid tussen echte wetgeving en pseudo-wetgeving is cruciaal voor het begrip van de hiërarchie van rechtsnormen en de bindende kracht van verschillende documenten. Let goed op de bevoegdheidsgrondslag voor de uitvaardiging van een normatieve akte.
>
> **Tip:** De hiërarchie van rechtsnormen is belangrijk: Grondwet > Decreten/Ordonnanties > Koninklijke Besluiten/Besluiten van deelstaatregeringen > Ministeriële Besluiten > Pseudo-wetgeving. Provinciale en gemeentelijke besluiten hebben een eigen, lagere plaats in deze hiërarchie binnen hun bevoegdheidsdomein.
---
# Indeling van wetten en voorrangsregels
Deze sectie behandelt de classificatie van wetten op basis van hun inhoudelijke aard en de essentiële voorrangsregels die bepalen welke norm prevaleert bij tegenstrijdigheid.
### 5.1 Inhoudelijke indeling van wetten
Wetten kunnen worden ingedeeld op basis van hun aard en de mate waarin partijen ervan kunnen afwijken.
#### 5.1.1 Wetten van openbare orde
Wetten van openbare orde raken de essentiële belangen van de staat of de gemeenschap, of leggen juridische grondslagen vast voor de economische of morele orde van de maatschappij. Ze vormen een grens op de vrijheid om overeenkomsten te sluiten. Het begrip "openbare orde" is een open norm die door de rechter wordt ingevuld en evolueert [23](#page=23) [24](#page=24).
> **Voorbeeld:** De tienjarige aansprakelijkheid van de aannemer, die van openbare orde is, kan niet bij overeenkomst worden uitgesloten [23](#page=23).
De overtreding van een wet van openbare orde wordt gesanctioneerd met een **absolute nietigheid**. Dit betekent dat:
* Iedere belanghebbende (inclusief het Openbaar Ministerie) de nietigheid kan inroepen [24](#page=24).
* De rechter de absolute nietigheid ambtshalve kan opwerpen [24](#page=24).
* De partijen de rechtshandeling niet kunnen bevestigen [24](#page=24).
* De absolute nietigheid in elke stand van een geding kan worden ingeroepen [24](#page=24).
#### 5.1.2 Imperatieve of dwingende wetten
Dit zijn wetten die een rechtstoestand uitsluitend regelen, niettegenstaande strijdige bepalingen of overeenkomsten. Ze beschermen particuliere belangen, voornamelijk die van de zwakkere contractspartij, en geen openbare belangen [24](#page=24).
De sanctie voor het overtreden van een dwingende wet is **relatieve nietigheid**, die enkel door de beschermde partij kan worden ingeroepen. De beschermde partij kan ervoor kiezen zich wel of niet op deze bescherming te beroepen. Indien de beschermde partij afziet van de relatieve nietigheid, blijft de eigen contractuele regeling van kracht. De rechter kan de relatieve nietigheid niet ambtshalve opwerpen. De beschermde partij kan wel verzaken aan de mogelijkheid om relatieve nietigheid in te roepen. De vrijwillige uitvoering kan een relatief nietige akte geldig maken, maar partijen mogen niet op voorhand afstand doen van de bescherming van dwingend recht. De relatieve nietigheid moet **in limine litis** (bij het begin van het proces) worden opgeworpen [24](#page=24) [25](#page=25).
#### 5.1.3 Wilsaanvullende of suppletieve wetten
Bij deze wetten mag men bij overeenkomst afwijken. De wettelijke regeling speelt een aanvullende rol en geldt enkel wanneer partijen geen afwijkende regeling hebben getroffen [26](#page=26).
> **Voorbeeld:** Artikel 1583 van het Burgerlijk Wetboek stelt dat de koop voltooid is en eigendomsoverdracht plaatsvindt zodra partijen overeenstemming hebben bereikt over prijs en voorwerp. Partijen kunnen echter andere afspraken maken over het moment van eigendomsoverdracht [26](#page=26).
#### 5.1.4 Beschikkende wetten
Dit zijn geschreven rechtsregels die toestanden creëren waaruit verbintenissen ontstaan zonder dat daarvoor wilsovereenstemming is bereikt [26](#page=26).
Ze omvatten twee soorten verbintenissen:
* **Verbintenissen krachtens de wet:** Ontstaan rechtstreeks uit de wet, zonder tussenkomst van menselijke wil.
> **Voorbeeld:** Artikel 203, §1 BW, dat ouders verplicht te voorzien in de behoeften van hun kinderen [27](#page=27).
* **Verbintenissen ontstaan uit de eigen daad:** Ontstaan uit handelingen van personen.
> **Voorbeeld:** Artikel 1382 BW, dat iemand verplicht de schade te vergoeden die hij aan een ander heeft veroorzaakt door zijn schuld [27](#page=27).
### 5.2 Voorrangsregels in het recht
Bij tegenstrijdigheid tussen rechtsregels gelden specifieke voorrangsregels om te bepalen welke norm primeert.
#### 5.2.1 Lex superior derogat legi inferiori
Letterlijk: een hogere wet doet afbreuk aan een lagere wet. Bij een conflict tussen normen van ongelijke rechtskracht, heeft de hogere norm voorrang op de lagere. De rechtsregels zijn gehiërarchiseerd, waarbij een lagere regel slechts rechtskracht heeft indien deze in overeenstemming is met de hogere regel [28](#page=28).
> **Voorbeeld:** Een federale wet kan geen besluiten van gemeenschaps- of gewestregeringen opheffen indien deze betrekking hebben op een bevoegdheid van de gemeenschappen en gewesten [28](#page=28).
#### 5.2.2 De door de bevoegde overheid uitgevaardigde wet gaat voor op de door een onbevoegde overheid uitgevaardigde wet
Wanneer er een conflict is tussen rechtsregels van gelijke rang, die uitgaan van verschillende overheden, wordt dit opgelost door de bevoegdheidsverdelende regels. De regel uitgevaardigd door de bevoegde wetgever heeft voorrang op die van de onbevoegde. Wetten, decreten en ordonnanties staan hiërarchisch op hetzelfde niveau; conflicten worden opgelost via bevoegdheidsregels [29](#page=29).
#### 5.2.3 Lex posterior derogat legi priori
Letterlijk: de latere wet doet afbreuk aan de eerdere wet. Bij een conflict tussen normen met gelijke rechtskracht, primeert de norm van een latere datum, omdat deze geacht wordt de meest recente wil van de wetgever uit te drukken [29](#page=29).
#### 5.2.4 Lex specialis derogat legi generali
Letterlijk: een bijzondere wet doet afbreuk aan een algemene wet. Wanneer twee regels van toepassing zijn op een bepaald onderwerp, maar er tegenspraak bestaat, moet de meest specifieke norm worden toegepast [29](#page=29) [30](#page=30).
> **Voorbeeld:** Een specifieke regel over handelshuur prevaleert boven een algemene regel over de huur van onroerende goederen, indien de feiten betrekking hebben op handelshuur [30](#page=30).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Gezamenlijk decreet | Een wetgevend instrument dat door twee of meer deelstaten (gemeenschappen en gewesten) gezamenlijk wordt uitgevaardigd om bevoegdheden gezamenlijk uit te oefenen, als alternatief voor een samenwerkingsakkoord. |
| Koninklijk besluit (KB) | Een rechtshandeling van de Koning, vertegenwoordigd door zijn ministers, die een algemene bestuurlijke maatregel (verordening) of een individuele overheidshandeling inhoudt. |
| Reglementair/verordenend KB | Een Koninklijk Besluit dat een algemene rechtsregel formuleert en een algemene draagwijdte heeft; het betreft wetgeving in de materiële zin. |
| Individueel/beschikkend KB | Een Koninklijk Besluit dat een algemene rechtsregel toepast op een concreet geval of op welbepaalde personen of zaken; het bevat geen normen maar beschikkingen. |
| Verordeningsbevoegdheid | De bevoegdheid om algemeen geldende regels te maken, die zowel aan de wetgevende macht als aan de Koning (via ministers) kan toekomen. |
| Artikel 108 Gw. | Een bepaling in de Grondwet die de Koning de bevoegdheid verleent om verordeningen te maken en besluiten te nemen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van wetten, zonder deze te mogen schorsen of vrijstelling te verlenen. |
| Artikel 105 Gw. | Een bepaling in de Grondwet die stelt dat de Koning slechts over de macht beschikt die de Grondwet en bijzondere wetten hem uitdrukkelijk toekennen, wat de basis vormt voor de delegatie van normatieve bevoegdheid door de wetgever aan de Koning. |
| Autonome/zelfstandige verordeningsbevoegdheid | Een verordenende bevoegdheid van de Koning die geen directe steun vindt in artikel 108 of 105 van de Grondwet, zoals de interne organisatie van ministeriële departementen of bepaalde politiemaatregelen. |
| Opdrachtwet | Een wet waarbij de wetgever aan de Koning normatieve bevoegdheden toekent die verder reiken dan de loutere uitvoeringsbevoegdheid krachtens artikel 108 Gw. |
| Gewone opdrachtwet | Een wet waarbij de wetgever aan de Koning de bevoegdheid verleent om bij een gewoon, verordenend KB een welomschreven aangelegenheid te regelen, waarbij het te bereiken doel concreet is aangegeven. |
| Kader- of raamwet | Een vorm van gewone opdrachtwet waarbij de wetgever de krachtlijnen en essentiële beginselen van regelgeving vastlegt en aan de Koning een ruime opdracht geeft voor nadere invulling. |
| Bijzonderemachtenwet | Een wet die aan de Koning bevoegdheid verleent om onder beperkte parlementaire controle de wetgevende bevoegdheid uit te oefenen in bepaalde domeinen, wat kan leiden tot wetskrachtige besluiten. |
| Buitengewonemachtenwet | Een wet die aan de Koning buitengewone en zeer ruime bevoegdheden verleent, vergelijkbaar met die van een bijzonderemachtenwet, maar dan enkel in geval van nood of hoogdringendheid, vaak resulterend in oneigenlijke besluitwetten. |
| Pseudo-wetgeving | Voorschriften zoals omzendbrieven, richtlijnen en instructies die door overheden worden uitgevaardigd om hun beleid vorm te geven en een gedragslijn te volgen, die weliswaar geen wetten zijn maar wel bindend kunnen zijn voor ambtenaren. |
| Wetten van openbare orde | Wetten die als essentieel worden beschouwd voor de ordening van de maatschappij, die de fundamentele socio-economische en staatspolitieke opties weerspiegelen, en waarvan geen afwijking wordt geduld. |
| Imperatieve of dwingende wetten | Wetten die een rechtstoestand op uitsluitende wijze regelen ter bescherming van particuliere belangen, waarbij afwijking bij overeenkomst niet is toegestaan en de sanctie relatieve nietigheid is. |
| Wilsaanvullende of suppletieve wetten | Wetten waarvan wel bij overeenkomst mag worden afgeweken; de wettelijke regeling speelt enkel een aanvullende rol en geldt indien de partijen geen andere regeling treffen. |
| Beschikkende wetten | Geschreven rechtsregels waaruit verbintenissen ontstaan zonder dat wilsovereenstemming is bereikt, zoals verbintenissen die uitsluitend uit de wet voortvloeien of die ontstaan uit eigen daad van degene die verbonden is. |
| Lex superior derogat legi inferiori | Een voorrangsregel die stelt dat een hogere juridische norm primeert op een lagere, tegenstrijdige norm in de hiërarchie van rechtsregels. |
| Lex posterior derogat legi priori | Een voorrangsregel die stelt dat een juridische norm van een latere datum primeert op een norm die eerder werd uitgevaardigd, wanneer beide normen gelijke rechtskracht hebben. |
| Lex specialis derogat legi generali | Een voorrangsregel die stelt dat een meer specifieke juridische norm primeert op een tegenstrijdige algemene norm, wanneer beide van toepassing zijn. |