Mechanics
Cover
aantekening natuurkunde hfd 7 tot met 14.docx
Summary
# Lichtbronnen en hun eigenschappen
Dit onderwerp behandelt de verschillende soorten lichtbronnen, hoe licht zich voortplant, en concepten zoals terugkaatsing en schaduw, lichtbreking en de samenstelling van licht.
### 1.1 Lichtbronnen
Voorwerpen die licht geven, worden lichtbronnen genoemd. We onderscheiden twee soorten lichtbronnen:
* **Natuurlijke lichtbronnen:** Dit zijn lichtbronnen die van nature voorkomen. Voorbeelden zijn de zon en sterren.
* **Kunstmatige lichtbronnen:** Dit zijn lichtbronnen die door mensen zijn gemaakt. Voorbeelden zijn gloeilampen en kaarsen.
### 1.2 Voortplanting van licht
Licht verspreidt zich in rechte lijnen. Deze rechte lijnen worden lichtstralen genoemd. Lichtstralen zelf zijn onzichtbaar.
#### 1.2.1 Terugkaatsing
De meeste voorwerpen geven zelf geen licht. We zien deze voorwerpen doordat het licht dat op hen valt, door het voorwerp wordt teruggekaatst naar onze ogen.
De spiegelwet beschrijft de terugkaatsing van licht:
De hoek van inval is gelijk aan de hoek van terugkaatsing. Dit wordt wiskundig uitgedrukt als:
$$ \angle i = \angle t $$
Waarin:
* $\angle i$ de hoek van inval is.
* $\angle t$ de hoek van terugkaatsing is.
#### 1.2.2 Schaduw
Een schaduw ontstaat wanneer een deel van het licht van een lichtbron wordt tegengehouden door een voorwerp. Dit komt doordat licht zich in rechte lijnen voortplant.
#### 1.2.3 Spiegelbeeld
Een spiegelbeeld is even ver achter de spiegel als het voorwerp ervoor staat.
* De afstand van het voorwerp tot de spiegel wordt de voorwerpafstand genoemd.
* De afstand van het spiegelbeeld tot de spiegel wordt de spiegelbeeld-afstand genoemd.
Mathematisch geldt:
$$ \text{Beeldafstand} = \text{Voorwerpafstand} $$
### 1.3 Lichtbreking
De snelheid van licht is niet in alle stoffen gelijk. In lucht en vacuüm is de lichtsnelheid ongeveer 300.000 kilometer per seconde. In stoffen zoals water en glas is deze snelheid lager, ongeveer 200.000 kilometer per seconde. Wanneer licht van de ene stof naar de andere gaat, verandert de snelheid, waardoor de lichtstraal van richting verandert. Dit fenomeen heet lichtbreking.
#### 1.3.1 Lichtbreking door een prisma
Wit licht is een mengsel van verschillende kleuren. Wanneer wit licht door een prisma gaat, wordt het licht gebroken en valt het uiteen in de verschillende kleuren van het spectrum, vergelijkbaar met een regenboog.
#### 1.3.2 De samenstelling van licht
Van alle soorten straling kunnen wij slechts een klein deel waarnemen als kleur. Dit zichtbare deel van het spectrum omvat de kleuren van de regenboog en mengsels daarvan.
* **Primaire kleuren van het licht:** Rood, groen en blauw. Door deze kleuren in de juiste verhoudingen te mengen, ontstaat wit licht.
* **Secundaire kleuren van het licht:** Magenta (blauwachtig rood), cyaan (groenachtig blauw) en geel.
* **Primaire kleuren van verf:** Rood, geel en blauw. Door deze kleuren te mengen, ontstaat zwart.
* **Secundaire kleuren van verf:** Oranje, groen en violet.
### 1.4 Andere vormen van straling
Naast zichtbaar licht zijn er andere vormen van straling die we niet direct kunnen zien:
* **Ultraviolette straling (UV):** Deze straling, vaak afkomstig van de zon, kan zorgen voor verkleuring van de huid (bruin worden) en wordt gebruikt in blacklights.
* **Infraroodstraling:** Deze straling wordt gebruikt in afstandsbedieningen, bewegingsmelders en warmtebeeldcamera's. Het wordt geassocieerd met warmte.
### 1.5 Licht en lenzen
Het menselijk oog bevat een lens die de vorm kan aanpassen (boller of platter maken) om beelden van objecten op verschillende afstanden scherp te stellen. Dit aanpassingsvermogen van het oog heet **accommodatie**.
#### 1.5.1 Werking van een lens
Het **brandpunt** van een lens is het punt waar evenwijdige lichtstralen die op de lens vallen, achter de lens samenkomen. Dit punt wordt aangegeven met de letter $F$. Voor scherp zicht in het oog is het ideaal als het brandpunt op de gele vlek van het netvlies valt.
* **Bolle lens (convergerende lens):** De ooglens is een bolle lens. Een bolle lens is in het midden dikker dan aan de rand. Deze lens buigt lichtstralen naar elkaar toe. Een boller wordende lens heeft een kleinere brandpuntsafstand en buigt lichtstralen sterker af, wat nodig is om nabije objecten scherp te stellen. Een minder bolle lens is nodig voor verafgelegen objecten.
* **Holle lens (divergerende lens):** Een holle lens is in het midden dunner dan aan de rand. Deze lens buigt lichtstralen van elkaar af.
#### 1.5.2 Lichtbundels
Een lichtbundel is een verzameling van lichtstralen. Er zijn drie typen lichtbundels:
* **Divergerende bundel:** Lichtstralen lopen uiteen.
* **Convergente bundel:** Lichtstralen lopen naar elkaar toe.
* **Evenwijdige bundel:** Lichtstralen lopen parallel aan elkaar.
Lenzen kunnen de richting van lichtbundels veranderen. Een bolle lens zorgt voor een convergerende werking, terwijl een holle lens een divergerende werking heeft.
#### 1.5.3 Vergroten en verkleinen
De vergrotingsfactor geeft aan hoe groot een beeld is ten opzichte van het oorspronkelijke voorwerp. Bij gebruik van een holle spiegel kan het beeld groter zijn dan het voorwerp, waarbij de vergrotingsfactor groter is dan 1.
### 1.6 Krachten (introductie)
Hoewel dit deel van het document meer diepgaand ingaat op krachten, wordt het hier kort geïntroduceerd in relatie tot licht. Krachten worden gedefinieerd aan de hand van hun eigenschappen: aan- grijpingspunt, richting en grootte. Ze kunnen de vorm of de snelheid (grootte of richting) van een voorwerp veranderen.
#### 1.6.1 Krachteenheid
De eenheid van kracht is Newton (N). Krachten worden vaak aangeduid met de letter $F$.
#### 1.6.2 Verschillende soorten krachten
* **Kracht op afstand:** Zwaartekracht ($F_z$), elektrische kracht ($F_e$), magnetische kracht ($F_m$).
* **Tegenwerkende kracht:** Wrijvingskracht ($F_w$), luchtweerstand ($F_{w,l}$).
* **Krachten met contact:** Veerkracht ($F_v$), spankracht ($F_s$), spierkracht.
Magnetische krachten ontstaan rond een magneet en kunnen voorwerpen aantrekken of afstoten.
#### 1.6.3 Krachten tekenen
Krachten worden getekend als pijlen (vectoren). De lengte van de pijl geeft de grootte van de kracht aan. Bij het tekenen van meerdere krachten in één afbeelding moet dezelfde schaal worden gebruikt.
#### 1.6.4 Massa en gewicht
* **Massa** is de hoeveelheid materie waaruit een voorwerp bestaat.
* **Gewicht** is de aantrekkingskracht van een planeet op een voorwerp. Gewicht verandert afhankelijk van de planeet (bijvoorbeeld de maan ten opzichte van de aarde), terwijl massa constant blijft.
De relatie tussen massa en gewicht kan als volgt worden uitgedrukt:
$$ F_z = m \times g $$
Waarin:
* $F_z$ de zwaartekracht is.
* $m$ de massa is.
* $g$ de valversnelling is (ongeveer 9,81 N/kg in Nederland).
#### 1.6.5 Veerkracht
Veerkracht is de kracht die een veer uitoefent wanneer deze wordt uitgerekt of ingedrukt. De grootte van de veerkracht is direct gerelateerd aan de uitrekking. Dit verband wordt beschreven door de veerconstante $C$:
$$ F_v = C \cdot u $$
Waarin:
* $F_v$ de veerkracht is.
* $C$ de veerconstante is (in N/m).
* $u$ de uitrekking van de veer is (in meter).
> **Tip:** De veerconstante ($C$) geeft aan hoe stug een veer is. Een hogere $C$ betekent een stuggere veer die minder makkelijk uitrekt.
> **Belangrijk:** Bij een constante snelheid is de stuwkracht gelijk aan de tegenwerkende kracht, waardoor de resulterende kracht nul is.
---
# Krachten en hun effecten
Dit deel van het document introduceert het concept van krachten, hun eigenschappen en de effecten die ze kunnen hebben op voorwerpen, zoals vervorming en veranderingen in snelheid.
### 2.1 Wat is een kracht?
Een kracht is een onzichtbare invloed die de vorm of snelheid van een voorwerp kan veranderen.
#### 2.1.1 Eigenschappen van krachten
Krachten hebben de volgende eigenschappen:
* **Onzichtbaar:** Krachten zelf zijn niet direct zichtbaar, maar hun effecten wel.
* **Aangrijpingspunt:** Het punt waarop de kracht wordt uitgeoefend.
* **Richting:** De lijn waarin de kracht werkt.
* **Grootte:** De sterkte van de kracht.
#### 2.1.2 Effecten van krachten
Krachten kunnen verschillende effecten hebben op voorwerpen:
* **Verandering van vorm:** Een kracht kan een voorwerp blijvend of tijdelijk vervormen.
* **Verandering van snelheid:** Een kracht kan de grootte of richting van de snelheid van een voorwerp veranderen.
#### 2.1.3 Grootte en eenheid van krachten
* Krachten worden aangeduid met de letter $F$ (van het Engelse 'force').
* De eenheid van kracht is Newton, afgekort met de letter $N$.
#### 2.1.4 Soorten krachten
Er worden verschillende soorten krachten onderscheiden:
* **Krachten op afstand:**
* Zwaartekracht ($F_z$): De aantrekkingskracht tussen massa's.
* Elektrische kracht ($F_e$): Kracht tussen geladen deeltjes.
* Magnetische kracht ($F_m$): Kracht tussen magneten of magnetische velden.
* **Krachten met contact:**
* Veerkracht ($F_v$): De kracht die een veer uitoefent als hij wordt uitgerekt of ingedrukt.
* Spankracht ($F_s$): De kracht in een gespannen touw of kabel.
* Spierkracht: De kracht die door spieren wordt uitgeoefend.
* **Tegenwerkende krachten:**
* Wrijvingskracht ($F_w$): Kracht die de beweging tegengaat door contact tussen oppervlakken.
* Luchtweerstand ($F_{w,l}$): Wrijvingskracht veroorzaakt door lucht.
* Normaalkracht ($F_n$): De kracht van een ondersteunend oppervlak loodrecht op dat oppervlak.
### 2.2 Het tekenen en optellen van krachten
Krachten worden getekend als pijlen, waarbij de lengte van de pijl de grootte van de kracht aangeeft en de richting van de pijl de richting van de kracht. Bij het tekenen van meerdere krachten in één diagram wordt dezelfde schaal aangehouden.
* **Resulterende kracht:** Meerdere krachten kunnen worden vervangen door één enkele kracht, de resulterende kracht genaamd. Dit is de netto-effectieve kracht.
### 2.3 Massa en gewicht
* **Massa:** De hoeveelheid materie waaruit een voorwerp is opgebouwd. Massa is constant, ongeacht de locatie.
* **Gewicht:** De aantrekkingskracht die een planeet uitoefent op een voorwerp. Gewicht is afhankelijk van de zwaartekracht van de planeet.
* Op aarde is $1$ kilogram massa ongeveer gelijk aan een gewicht van $10$ Newton ($1$ kg $\approx 10$ N).
* Het gewicht van een astronaut op de maan is aanzienlijk kleiner dan op aarde, hoewel de massa gelijk blijft.
### 2.4 Veerkracht en de veerconstante
De veerkracht is de kracht die een veer uitoefent als deze wordt uitgerekt of ingedrukt. De grootte van deze kracht is evenredig met de uitrekking of indrukking van de veer.
* **Veerunster:** Een instrument om krachten te meten door de uitrekking van een veer te meten.
* **Veerconstante ($C$):** Een maat voor de stijfheid van een veer. Hoe groter de veerconstante, hoe stugger de veer.
* De relatie tussen de veerkracht ($F_v$), de veerconstante ($C$) en de uitrekking ($u$) wordt gegeven door de formule:
$$F_v = C \cdot u$$
Waarin:
* $F_v$ de kracht op/van de veer is in Newton ($N$).
* $C$ de veerconstante is in Newton per meter ($N/m$).
* $u$ de uitrekking van de veer is in meter ($m$).
#### **Tip:**
Onthoud dat bij een spiraalveer, tweemaal zo ver uitrekken ook een tweemaal zo grote kracht betekent.
### 2.5 De normaalkracht
De normaalkracht is de kracht die een ondersteunend oppervlak uitoefent op een voorwerp dat erop rust. Deze kracht staat altijd loodrecht op het ondersteunende vlak.
* Bij evenwicht (wanneer een voorwerp stilstaat op een horizontaal oppervlak) is de normaalkracht gelijk aan de zwaartekracht ($F_n = F_z$). De normaalkracht is een reactiekracht op de zwaartekracht.
### 2.6 Verandering van snelheid
Een resulterende kracht op een voorwerp zal leiden tot een verandering in snelheid.
* **Versnellen:** Wanneer de aandrijvende kracht groter is dan de tegenwerkende krachten, neemt de snelheid toe.
* **Vertragen (remmen):** Wanneer de tegenwerkende kracht groter is dan de aandrijvende kracht, neemt de snelheid af. Uiteindelijk kan het voorwerp tot stilstand komen.
* **Constante snelheid:** Als er geen netto kracht op een voorwerp werkt (de resulterende kracht is $0$), behoudt het voorwerp een constante snelheid. Om met een constante snelheid te fietsen, is een stuwkracht nodig die gelijk is aan de totale tegenwerkende krachten (zoals wrijvingskracht en luchtweerstand). In dit geval is de somkracht $0$ Newton.
#### **Voorbeeld:**
Als de spierkracht van een fietser $150$ N is en de weerstandskracht ook $150$ N, dan is de somkracht $150 \, N - 150 \, N = 0 \, N$. De fietser behoudt een constante snelheid. Als de spierkracht groter is dan de weerstandskracht, zal de fietser versnellen.
### 2.7 De derde wet van Newton (actie-reactie)
De derde wet van Newton stelt dat voor elke actie er een gelijke en tegengestelde reactie is. Dit betekent dat krachten altijd in paren optreden.
* **Voorbeeld:** De zwaartekracht die de aarde op een blok uitoefent, is de actie. De reactie is de kracht die het blok op de aarde uitoefent. De normaalkracht die het oppervlak op het blok uitoefent, is ook een reactiekracht.
### 2.8 Druk
Druk is de hoeveelheid kracht die op een bepaald oppervlak wordt uitgeoefend.
* De formule voor druk ($p$) is:
$$p = \frac{F}{A}$$
Waarin:
* $p$ de druk is.
* $F$ de kracht is in Newton ($N$).
* $A$ het oppervlak is in vierkante meters ($m^2$).
* Eenheden voor druk zijn Pascal ($Pa$).
#### **Tip:**
Een manometer geeft de overdruk of onderdruk weer ten opzichte van de luchtdruk. De absolute druk is de som van de luchtdruk en de overdruk, of het verschil tussen de luchtdruk en de onderdruk.
### 2.9 Hefbomen en de hefboomwet
Hefbomen kunnen de benodigde kracht om een taak uit te voeren verkleinen. Hoe verder de kracht van het draaipunt wordt uitgeoefend, hoe kleiner de kracht die nodig is.
* **Hefboomwet:**
$$kracht_1 \times arm_1 = kracht_2 \times arm_2$$
Waarin:
* $kracht_1$ en $kracht_2$ de krachten zijn.
* $arm_1$ en $arm_2$ de afstanden van de krachten tot het draaipunt zijn.
### 2.10 Tandwielen en overbrengingen
Tandwielen brengen beweging over van het ene deel van een machine naar het andere. De grootte van de tandwielen kan de beweging (kracht en snelheid) aanpassen.
* Wanneer twee tandwielen elkaar raken, draaien ze in tegengestelde richting.
* **Directe overbrenging:** Wanneer tandwielen elkaar raken, op verschillende assen zitten en in tegengestelde richting draaien.
* Fietsversnellingen maken gebruik van tandwielen om de weerstand van de trapbeweging aan te passen, waardoor efficiënter gefietst kan worden in verschillende omstandigheden.
### 2.11 Magnetische krachten
Rond een magneet bevindt zich een magnetisch veld dat magnetische krachten kan veroorzaken. Deze krachten kunnen zowel aantrekkend als afstotend werken.
### 2.12 Krachten bij botsingen
Veiligheidsvoorzieningen zoals kreukelzones en veiligheidsgordels in auto's verminderen de kracht die optreedt bij een botsing. Dit komt doordat ze de remtijd van de botsing verlengen, wat resulteert in een kleinere vertraging volgens de formule $a = \frac{\Delta v}{\Delta t}$. Aangezien de kracht ook wordt gegeven door $F = m \cdot a$, leidt een kleinere vertraging tot een kleinere botskracht.
### 2.13 Arbeid
Arbeid is de inspanning die nodig is om een voorwerp een bepaalde afstand te verplaatsen. Hoewel de tekst dit kort noemt, wordt de formule niet expliciet gegeven in dit deel.
### 2.14 Valversnelling
Elk hemellichaam heeft zijn eigen valversnelling. Dit is de versnelling waarmee voorwerpen naar het centrum van het hemellichaam worden getrokken. Op aarde is de valversnelling ongeveer $g = 9,81 \, N/kg$. Dit betekent dat $1$ kg massa wordt aangetrokken met een kracht van circa $9,81$ N.
### 2.15 Krachten en constructies
Bepaalde vormen zijn sterker en beter geschikt voor constructies omdat ze krachten beter verdelen.
* **Driehoeken:** Zijn erg sterk omdat de druk goed verdeeld wordt en de lijnen niet zomaar van richting kunnen veranderen.
* **Bogen:** Vangen duwkrachten goed op en verdelen de krachten gelijkmatig, wat ze erg stevig maakt.
* **Profielen:** Geven constructies extra stevigheid en sterkte, bijvoorbeeld koker-, buis-, staaf-, strip-, hoeklijn-, T-, I-, en U-profielen.
* **Composieten:** Materialen die bestaan uit verschillende componenten die elkaar verbeteren, zoals koolstofvezel (kunststof en koolstofvezels). Ze zijn vaak sterker en lichter dan traditionele materialen zoals staal of beton.
---
# Energie en energieomzettingen
Dit onderwerp verkent de fundamentele wet van behoud van energie, verschillende energievormen en hun omzettingen, evenals de bronnen van energie, zowel fossiele als hernieuwbare.
### 3.1 Wet van behoud van energie
De wet van behoud van energie stelt dat energie nooit verloren gaat; deze blijft altijd bestaan. Energie kan echter wel worden omgezet van de ene vorm naar de andere. Deze omzettingen worden vaak weergegeven in energievormschema's of energiestroomdiagrammen. Een energieomzetter neemt een bepaalde energievorm op en geeft één of meer andere energievormen terug.
### 3.2 Soorten energie
Er bestaan diverse vormen van energie:
* **Warmte-energie:** Energie geassocieerd met de temperatuur van een object.
* **Elektrische energie:** Energie die vrijkomt door de beweging van elektrische ladingen.
* **Magnetische energie:** Energie die geassocieerd wordt met magnetische velden.
* **Bewegingsenergie (kinetische energie):** Energie die een voorwerp bezit door zijn beweging.
* **Geluidsenergie:** Energie die wordt overgedragen door trillingen in een medium.
* **Stralingsenergie:** Energie die zich voortplant in de vorm van elektromagnetische golven (bv. licht, UV, infrarood).
* **Kernenergie:** Energie die vrijkomt bij kernreacties, zoals kernsplijting.
* **Potentiële energie (zwaarte-energie):** Energie die een voorwerp bezit door zijn positie in een zwaartekrachtveld.
De standaardeenheid voor energie is de Joule, afgekort als $J$.
### 3.3 Energieomzettingen
Energieomzettingen beschrijven hoe de ene energievorm wordt getransformeerd naar een andere.
**Voorbeelden van energieomzetters en hun omzettingen:**
* **Windmolen:** Zet bewegingsenergie van de wind om in elektrische energie en warmte.
* Inkomende energie: Bewegingsenergie (wind).
* Uitgaande energie: Elektrische energie, Warmte-energie.
* **Kerncentrale:** Splijt uranium, waarbij veel warmte vrijkomt die water verwarmt tot stoom. De stoom drijft een turbine aan, die een generator laat draaien om elektriciteit te produceren.
* Energiebron: Kernenergie (uraniumsplijting).
* Omzetting: Kernenergie $\rightarrow$ Warmte-energie $\rightarrow$ Bewegingsenergie (turbine) $\rightarrow$ Elektrische energie.
#### 3.3.1 Energieomzettingen in alledaagse voorbeelden
* **Zonnepanelen:** Zonne-energie wordt direct omgezet in elektrische energie.
* **Gloeilamp:** Elektrische energie wordt omgezet in licht- en warmte-energie.
### 3.4 Energiebronnen
Energiebronnen kunnen worden onderverdeeld in fossiele brandstoffen en hernieuwbare energiebronnen.
#### 3.4.1 Fossiele brandstoffen
Dit zijn brandstoffen die ontstaan zijn uit afgestorven organisch materiaal over miljoenen jaren. Voorbeelden zijn aardolie, aardgas en steenkool. Het verbranden van fossiele brandstoffen stoot koolstofdioxide ($CO_2$) uit, wat bijdraagt aan klimaatverandering.
#### 3.4.2 Hernieuwbare (groene) energie
Hernieuwbare energiebronnen raken niet op en zijn milieuvriendelijker. Ze worden ook wel duurzame energie genoemd.
* **Zonne-energie:** Energie afkomstig van de zon, vaak opgewekt met zonnepanelen.
* **Windenergie:** Energie opgewekt door windturbines.
* **Waterkracht:** Energie afkomstig van stromend water.
* **Geothermische energie:** Energie gewonnen uit de warmte in de aardbodem.
* **Biomassa (biobrandstoffen):** Energie uit organisch materiaal, zoals planten en afval.
**Nadelen van hernieuwbare energie:**
* Vaak afhankelijk van weersomstandigheden (bv. zon, wind).
* Er zijn nog steeds grondstoffen en energie nodig voor de productie van installaties (bv. windmolens).
### 3.5 Energie en fasenovergangen
Energie speelt ook een rol bij de overgang van de ene fase van materie naar de andere:
* **Smelten:** Overgang van vast naar vloeibaar.
* **Verdampen:** Overgang van vloeibaar naar gas.
* **Condenseren:** Overgang van gas naar vloeibaar.
* **Bevriezen:** Overgang van vloeibaar naar vast.
* **Rijpen:** Overgang van gas naar vast.
* **Vervluchtigen (sublimeren):** Overgang van vast naar gas.
### 3.6 Isolatie
Isolatie is het proces waarbij warmtetransport wordt tegengehouden, bijvoorbeeld in gebouwen om warmteverlies te beperken.
### 3.7 Energietransformaties in het dagelijks leven
Energie is overal aanwezig en wordt constant omgezet. Bij het fietsen bijvoorbeeld, wordt de chemische energie in voedsel omgezet in spierkracht, die vervolgens bewegingsenergie van de fiets creëert. Tegenwerkende krachten, zoals luchtweerstand en wrijvingskracht, zetten deze bewegingsenergie deels om in warmte.
---
# Constructies en materiaaleigenschappen
Hier is de samenvatting voor "Constructies en materiaaleigenschappen", opgesteld volgens de specificaties:
## 4. Constructies en materiaaleigenschappen
Dit onderwerp behandelt de sterke vormen en materialen die essentieel zijn voor de constructie van bouwwerken en andere structuren, met aandacht voor hun specifieke eigenschappen en toepassingen.
### 4.1 Sterke vormen in constructies
Bepaalde geometrische vormen bieden inherente structurele voordelen, waardoor ze ideaal zijn voor constructieve doeleinden.
#### 4.1.1 De driehoek
De driehoek wordt beschouwd als een van de sterkste vormen in constructies. De stabiliteit ervan is te danken aan het feit dat de hoeken van een driehoek niet kunnen verschuiven zonder de lengte van de zijden te veranderen. Dit zorgt voor een optimale verdeling van krachten en voorkomt inklappen. In tegenstelling tot een vierkant, dat door zijn vier hoeken wel kan inklappen, biedt de driehoek een robuuste en onvervormbare structuur.
#### 4.1.2 De boog
Bogen zijn vormen die uitstekend in staat zijn om duwkrachten op te vangen. De krachten die op een boogconstructie werken, worden gelijkmatig verdeeld, wat resulteert in een hoge mate van stevigheid. Deze eigenschap maakt bogen uitermate geschikt voor toepassingen zoals viaducten en bruggen. Historische voorbeelden, zoals bruggen gebouwd met bogen en gewelven in de Middeleeuwen, tonen de blijvende effectiviteit van deze constructievorm.
#### 4.1.3 Profielen
Profielen, staven met specifieke doorsnedevormen, worden veelvuldig gebruikt in bouwwerken. Ze combineren lichtheid met sterkte. Voorbeelden van profielen zijn:
* Koker
* Buis
* Staf
* Strip
* Hoeklijn
* T-profiel
* U-profiel
* I-profiel
Deze profielen worden vaak vernoemd naar hun doorsnedevorm, zoals I-profiel of U-profiel.
### 4.2 Materialen in constructies
De keuze van materialen is cruciaal voor de prestaties en duurzaamheid van constructies. Composieten en legeringen bieden verbeterde eigenschappen ten opzichte van traditionele materialen.
#### 4.2.1 Composieten
Composieten zijn samengestelde materialen die bestaan uit verschillende componenten die elkaars eigenschappen verbeteren. Een bekend voorbeeld is carbon fiber, dat is opgebouwd uit kunststof en koolstofvezels. Composieten zijn over het algemeen sterker en lichter dan materialen zoals staal, beton en hout, wat hen tot veelbelovende bouwmateriaalen voor de toekomst maakt.
#### 4.2.2 Legeringen
Een legering is een mengsel van metalen. Net als bij composieten is het doel van een legering om de eigenschappen van de individuele metalen te verbeteren, zodat het eindproduct beter aansluit bij het beoogde doel.
### 4.3 Soorten bruggen
Er zijn diverse soorten bruggen, elk ontworpen met specifieke structurele principes om verschillende overspanningen en belastingseisen te accommoderen. Enkele veelvoorkomende typen zijn:
* Vakwerkbrug
* Tuibrug
* Boogbrug
* Hangbrug
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Lichtbronnen | Voorwerpen die zelf licht uitstralen, zoals de zon, sterren, gloeilampen en kaarsen. Ze zijn essentieel om objecten te kunnen zien. |
| Natuurlijke lichtbron | Een lichtbron die van nature voorkomt, zoals de zon en sterren, en zelf licht produceert zonder menselijke tussenkomst. |
| Kunstmatige lichtbron | Een lichtbron die door de mens is gemaakt en licht produceert, zoals gloeilampen, kaarsen en LED-lampen. |
| Lichtstralen | De banen die licht volgt; licht verspreidt zich in rechte lijnen en deze worden voorgesteld als pijlen of lijnen. Lichtstralen zelf zijn onzichtbaar. |
| Terugkaatsing | Het verschijnsel waarbij licht dat op een voorwerp valt, een deel van dat licht weer terugkaatst, waardoor het voorwerp zichtbaar wordt voor onze ogen. |
| Spiegelwet | Een natuurkundige wet die stelt dat de hoek van inval gelijk is aan de hoek van terugkaatsing (/_i = /_t). Dit principe is fundamenteel voor het begrijpen van hoe spiegels werken. |
| Schaduw | Een gebied dat ontstaat wanneer een voorwerp het licht van een lichtbron blokkeert, omdat licht zich in rechte lijnen voortplant. |
| Spiegelbeeld | Een reflectie die in een spiegel wordt gezien; het lijkt alsof het beeld zich even ver achter de spiegel bevindt als het voorwerp ervoor. |
| Voorwerpafstand | De afstand tussen een object en een spiegel of lens. |
| Beeldafstand | De afstand tussen een spiegel of lens en het gevormde beeld. Volgens de wet geldt: Beeldafstand = Voorwerpafstand. |
| Lichtbreking | Het verschijnsel dat optreedt wanneer een lichtstraal van richting verandert bij het passeren van de ene stof naar de andere, doordat de lichtsnelheid verandert. |
| Spectrum | De reeks kleuren die zichtbaar wordt wanneer wit licht door een prisma valt, wat aantoont dat wit licht is samengesteld uit verschillende kleuren. |
| Primaire kleuren van het licht | Rood, groen en blauw. Door deze kleuren in verschillende verhoudingen te mengen, kan alle andere zichtbare kleuren worden gevormd, inclusief wit licht. |
| Primaire verfkleuren | Rood, geel en blauw. Deze kleuren zijn de basis voor het mengen van verf en kunnen, wanneer ze in de juiste verhoudingen worden gecombineerd, zwart vormen. |
| Straling | Energie die zich voortplant in de vorm van golven of deeltjes, zoals ultraviolette (UV) en infrarode (IR) straling, waarvan een deel onzichtbaar is voor het menselijk oog. |
| Accommoderen | Het proces waarbij de ooglens van vorm verandert om de focus aan te passen, zodat objecten op verschillende afstanden scherp kunnen worden waargenomen. |
| Brandpunt | Het punt waar evenwijdige lichtstralen samenkomen achter een bolle lens, of waar ze vandaan lijken te komen bij een holle lens. |
| Lichtbundel | Een verzameling van meerdere lichtstralen die zich samen voortplanten. Deze bundels kunnen divergerend (uit elkaar lopend), convergerend (naar elkaar toe lopend) of evenwijdig zijn. |
| Vergrotingsfactor | Een getal dat aangeeft hoe veel groter of kleiner een beeld is ten opzichte van het oorspronkelijke voorwerp. |
| Kracht | Een natuurkundige grootheid die de oorzaak is van een verandering in vorm of snelheid van een voorwerp. Krachten worden gemeten in Newton (N). |
| Aangrijpingspunt | Het punt op een voorwerp waar een kracht wordt uitgeoefend. |
| Resultante kracht | De enkele kracht die de plaats inneemt van meerdere krachten die op een voorwerp werken; de nettokracht. |
| Massa | De hoeveelheid materie waaruit een voorwerp bestaat. Massa blijft constant, onafhankelijk van de locatie. |
| Gewicht | De aantrekkingskracht die een planeet uitoefent op een voorwerp. Gewicht verandert afhankelijk van de zwaartekracht van de planeet. |
| Veerkracht | De kracht die een uitgerekte of samengedrukte veer uitoefent om terug te keren naar zijn oorspronkelijke vorm. |
| Veerconstante ($C$) | Een maat voor de stijfheid van een veer; hoe groter de veerconstante, hoe stugger de veer. De formule is $F_v = C \cdot u$. |
| Normaalkracht | De kracht die een oppervlak uitoefent op een voorwerp dat erop rust, loodrecht op het oppervlak. Bij evenwicht is deze gelijk aan de zwaartekracht. |
| Versnellen | Het proces waarbij de snelheid van een voorwerp toeneemt. |
| Vertragen | Het proces waarbij de snelheid van een voorwerp afneemt. |
| Constante snelheid | De situatie waarin de snelheid van een voorwerp niet verandert; de resulterende kracht is nul. |
| Derde wet van Newton | Stelt dat voor elke actie er een gelijke en tegengestelde reactie is; een wisselwerking tussen krachten. |
| Hefboomwet | Een principe dat stelt dat het product van kracht en armlengte aan weerszijden van een draaipunt gelijk is ($kracht1 \times arm1 = kracht2 \times arm2$). |
| Druk | De kracht per eenheid van oppervlakte ($p = F/A$). |
| Absolute druk | De werkelijke druk, inclusief de omgevingsdruk (bijvoorbeeld luchtdruk). |
| Overdruk | Het verschil tussen de absolute druk en de omgevingsdruk, wanneer de absolute druk hoger is. |
| Onderdruk | Het verschil tussen de omgevingsdruk en de absolute druk, wanneer de absolute druk lager is. |
| Energie | Het vermogen om arbeid te verrichten. Energie kan verschillende vormen aannemen en kan worden omgezet, maar gaat nooit verloren (wet van behoud van energie). |
| Wet van behoud van energie | Een fundamentele natuurwet die stelt dat energie in een gesloten systeem constant blijft; het kan alleen van vorm veranderen. |
| Energieomzetter | Een apparaat of systeem dat een vorm van energie omzet in een of meer andere vormen van energie. |
| Energiebronnen | Natuurlijke of kunstmatige bronnen waaruit energie kan worden verkregen, zoals fossiele brandstoffen en hernieuwbare bronnen. |
| Fossiele brandstoffen | Brandstoffen gevormd uit de resten van oude organismen, zoals aardolie, aardgas en steenkool. |
| Hernieuwbare energie | Energie uit bronnen die zichzelf continu aanvullen, zoals zon, wind en water. Deze bronnen zijn duurzaam en milieuvriendelijker. |
| Duurzame energie | Energie die op een milieuvriendelijke en efficiënte manier wordt geproduceerd en gebruikt, met minimale impact op het milieu. |
| Isolatie | Het proces of materiaal dat wordt gebruikt om warmtetransport tegen te houden, om warmte binnen of buiten te houden. |
| Snelheid/tijd diagram (v,t) | Een grafiek die de snelheid van een voorwerp weergeeft als functie van de tijd. |
| Afstand/tijd diagram (s/t) | Een grafiek die de afgelegde afstand van een voorwerp weergeeft als functie van de tijd. |
| Zwaartekracht ($F_z$) | De aantrekkingskracht tussen twee massa's, met name de kracht die de aarde uitoefent op objecten nabij het aardoppervlak. De formule is $F_z = m \times g$. |
| Valversnelling ($g$) | De versnelling die een object ondervindt door de zwaartekracht. Deze is afhankelijk van de massa van het hemellichaam (bijv. $g \approx 9,81$ N/kg op aarde). |
| Remkracht | De kracht die nodig is om een bewegend voorwerp te vertragen of tot stilstand te brengen. |
| Arbeid | Het verrichten van een kracht over een bepaalde afstand. De eenheid is Joule (J). |
| Tandwielen | Mechanische componenten met tanden die in elkaar grijpen om beweging en kracht over te brengen tussen assen, vaak met een verandering in snelheid of richting. |
| Constructies | Gebouwen of structuren die zijn opgebouwd uit verschillende onderdelen, ontworpen om krachten te weerstaan en stabiliteit te bieden. |
| Composiet | Een materiaal dat bestaat uit twee of meer samengestelde materialen met verschillende eigenschappen, zoals koolstofvezel (kunststof en koolstofvezels). |
| Legering | Een mengsel van twee of meer metalen, of een metaal met een ander element, om de eigenschappen van de metalen te verbeteren. |
Cover
fysica deel 1 H1,2,3.pdf
Summary
# Kinematica: de beschrijving van beweging
Kinematica is de tak van de mechanica die de beweging van objecten beschrijft zonder de oorzaken ervan (zoals krachten) te analyseren. Beweging is altijd relatief en wordt beschreven ten opzichte van een referentiepunt of -systeem [1](#page=1).
### 1.1 Vectoren
Vectoren zijn fundamentele wiskundige concepten in de kinematica omdat ze grootheden met zowel grootte als richting en zin vertegenwoordigen [2](#page=2).
#### 1.1.1 Scalairen en vectoren
* **Scalaire grootheden:** Deze worden volledig beschreven door een getal en een eenheid, zonder richting. Voorbeelden zijn temperatuur, massa en tijd [28](#page=28) [2](#page=2).
* **Vector grootheden:** Deze worden gekenmerkt door richting, zin en grootte. Ze worden vaak voorgesteld door een pijl. Voorbeelden zijn verplaatsing, snelheid en versnelling [28](#page=28) [2](#page=2).
#### 1.1.2 Notatie en voorstelling van vectoren
* **Notatie:** Vectoren worden aangeduid met een letter met een pijl erboven (bv. $\\vec{AB}$) of een schuingedrukte letter (bv. $\\vec{r}$). De grootte of absolute waarde wordt genoteerd als $|\\vec{AB}|$, $AB$, $|\\vec{r}|$, of $r$ [2](#page=2).
* **Voorstelling:** Een vector wordt grafisch voorgesteld door een pijl, waarbij de lengte de grootte voorstelt, de richting de oriëntatie in de ruimte en de punt de zin aangeeft [2](#page=2).
#### 1.1.3 Plaatsbepaling
Om de positie van een object te bepalen, wordt een oorsprong $O$ en een coördinatenstelsel (bv. een orthogonaal rechtshandig stelsel in 3D) gekozen [3](#page=3).
* **Locatie via coördinaten:** Een punt $P$ kan worden gelokaliseerd met zijn coördinaten $(x, y)$ in 2D of $(x, y, z)$ in 3D [3](#page=3).
* **Locatie via plaatsvector:** Een punt kan ook worden beschreven door zijn plaatsvector $\\vec{r}$, die vanuit de oorsprong $O$ naar het punt wijst. De componenten van de plaatsvector komen overeen met de coördinaten van het punt [3](#page=3).
* **Plaatsverandering (verplaatsingsvector):** De verandering in positie van een object, bijvoorbeeld van punt $A$ naar punt $B$, wordt beschreven door de verplaatsingsvector $\\vec{AB}$. Deze vector is onafhankelijk van de afgelegde baan [3](#page=3).
* **Baan:** De baan is de opeenvolging van punten die een lichaam tijdens zijn beweging doorloopt. De verplaatsing valt niet noodzakelijk samen met de baan [3](#page=3).
#### 1.1.4 Ontbinden van vectoren in componenten
Een vector kan worden ontbonden in componenten, wat de projecties van de vector op de assen van een coördinatenstelsel zijn [4](#page=4).
* **2D-ontbinding:** Een vector $\\vec{a}$ kan worden ontbonden in componenten $\\vec{a}\_x$ en $\\vec{a}\_y$ langs de x- en y-as [4](#page=4).
* $a\_x = a \\cos \\phi$
* $a\_y = a \\sin \\phi$
* $a^2 = a\_x^2 + a\_y^2$
* $\\tan \\phi = \\frac{a\_y}{a\_x}$ Met $a$ de grootte van de vector en $\\phi$ de hoek met de x-as [4](#page=4).
* **Eenheidsvectoren:** Eenheidsvectoren ($\\hat{i}$ voor de x-richting, $\\hat{j}$ voor de y-richting, $\\hat{k}$ voor de z-richting) hebben een grootte van 1 en geven de richting aan. Een vector kan worden geschreven als een som van zijn componenten vermenigvuldigd met de eenheidsvectoren: $\\vec{a} = a\_x \\hat{i} + a\_y \\hat{j}$ [4](#page=4).
* **3D-ontbinding:** In drie dimensies worden componenten langs de x-, y- en z-as bepaald: $\\vec{a} = a\_x \\hat{i} + a\_y \\hat{j} + a\_z \\hat{k}$ [4](#page=4).
#### 1.1.5 De som en het verschil van vectoren
* **Grafische methode:**
* **Som:** Om twee vectoren grafisch op te tellen ($\\vec{a} + \\vec{b}$), wordt het beginpunt van de tweede vector aangesloten aan het eindpunt van de eerste vector. De resulterende vector loopt van het beginpunt van de eerste naar het eindpunt van de tweede. $\\vec{a} + \\vec{b} = \\vec{b} + \\vec{a}$ (commutativiteit) [5](#page=5).
* **Verschil:** Het verschil $\\vec{a} - \\vec{b}$ wordt berekend door $\\vec{b}$ om te keren en dan op te tellen: $\\vec{a} - \\vec{b} = \\vec{a} + (-\\vec{b})$ [5](#page=5).
* **Algebraïsche methode:** Vectoren worden opgeteld door hun corresponderende componenten op te tellen:
* Als $\\vec{c} = \\vec{a} + \\vec{b}$, dan geldt:
* $c\_x = a\_x + b\_x$
* $c\_y = a\_y + b\_y$
* De grootte van de resulterende vector is $c = \\sqrt{c\_x^2 + c\_y^2}$ [5](#page=5).
#### 1.1.6 Producten met vectoren
* **Product van een scalair met een vector:** Het product van een scalair $k$ met een vector $\\vec{a}$ ($k\\vec{a}$) resulteert in een vector met dezelfde richting maar met een grootte die met $k$ wordt vermenigvuldigd. Als $k$ negatief is, draait de zin om [6](#page=6).
* **Scalair product (inproduct):** Het scalaire product van twee vectoren $\\vec{a}$ en $\\vec{b}$ geeft een scalair resultaat.
* $\\vec{a} \\cdot \\vec{b} = ab \\cos \\phi$, waarbij $a$ en $b$ de groottes van de vectoren zijn en $\\phi$ de kleinste hoek tussen hen [6](#page=6).
* Het scalaire product is maximaal als de vectoren evenwijdig zijn ($\\cos 0^\\circ = 1$).
* Het scalaire product is nul als de vectoren loodrecht op elkaar staan ($\\cos 90^\\circ = 0$) [6](#page=6).
* Eigenschappen: commutatief ($\\vec{a} \\cdot \\vec{b} = \\vec{b} \\cdot \\vec{a}$), associatief met scalaire vermenigvuldiging ($k\\vec{a} \\cdot \\vec{b} = k(\\vec{a} \\cdot \\vec{b})$), en distributief ($\\vec{a} \\cdot (\\vec{b} + \\vec{c}) = \\vec{a} \\cdot \\vec{b} + \\vec{a} \\cdot \\vec{c}$) [6](#page=6).
* **Vectorproduct (kruisproduct):** Het vectorproduct van twee vectoren $\\vec{a}$ en $\\vec{b}$ resulteert in een nieuwe vector $\\vec{c}$.
* De grootte is $c = ab \\sin \\phi$, waarbij $\\phi$ de kleinste hoek tussen $\\vec{a}$ en $\\vec{b}$ is [7](#page=7).
* De richting staat loodrecht op het vlak bepaald door $\\vec{a}$ en $\\vec{b}$. De zin wordt bepaald door de rechterhandregel (kurkentrekkerregel) [7](#page=7).
* Het kruisproduct is nul als de vectoren evenwijdig zijn ($\\sin 0^\\circ = 0$) [7](#page=7).
* Het kruisproduct is maximaal als de vectoren loodrecht op elkaar staan ($\\sin 90^\\circ = 1$).
* Eigenschappen: niet commutatief ($\\vec{a} \\times \\vec{b} = -\\vec{b} \\times \\vec{a}$), distributief ($\\vec{a} \\times (\\vec{b} + \\vec{c}) = \\vec{a} \\times \\vec{b} + \\vec{a} \\times \\vec{c}$) [7](#page=7).
### 1.2 Snelheid en versnelling
#### 1.2.1 Snelheid
Snelheid beschrijft hoe snel en in welke richting de positie van een object verandert [8](#page=8).
* **Gemiddelde snelheid:** De gemiddelde snelheid over een tijdsinterval $\\Delta t$ is de verplaatsing $\\Delta \\vec{r}$ gedeeld door de tijdsduur $\\Delta t$ [8](#page=8). $$ \\vec{v}\_{gem} = \\frac{\\Delta \\vec{r}}{\\Delta t} $$
* **Ogenblikkelijke snelheid:** De ogenblikkelijke snelheid is de snelheid op een specifiek tijdstip. Het is de limiet van de gemiddelde snelheid als de tijdsinterval naar nul gaat [8](#page=8). $$ \\vec{v} = \\lim\_{\\Delta t \\to 0} \\frac{\\Delta \\vec{r}}{\\Delta t} = \\frac{d\\vec{r}}{dt} $$
* De ogenblikkelijke snelheid is een vector die altijd raakt aan de baan van het object. De eenheid is meter per seconde (m/s) [8](#page=8).
#### 1.2.2 Versnelling
Versnelling beschrijft de mate waarin de snelheid van een object verandert in de tijd [9](#page=9).
* **Gemiddelde versnelling:** De gemiddelde versnelling over een tijdsinterval $\\Delta t$ is de verandering in snelheid $\\Delta \\vec{v}$ gedeeld door de tijdsduur $\\Delta t$ [9](#page=9). $$ \\vec{a}\_{gem} = \\frac{\\Delta \\vec{v}}{\\Delta t} $$
* **Ogenblikkelijke versnelling:** De ogenblikkelijke versnelling is de limiet van de gemiddelde versnelling als de tijdsinterval naar nul gaat [10](#page=10). $$ \\vec{a} = \\lim\_{\\Delta t \\to 0} \\frac{\\Delta \\vec{v}}{\\Delta t} = \\frac{d\\vec{v}}{dt} $$
* De versnelling is de afgeleide van de snelheidsvector naar de tijd. De eenheid is meter per seconde kwadraat (m/s²). De richting van de versnelling is rakend aan de hodograaf (de baan van het snelheidsvectorpunt) [10](#page=10).
### 1.3 Toepassingen: soorten beweging
#### 1.3.1 Eenparige, rechtlijnige beweging (ERB)
Bij een ERB is de snelheid constant ($\\vec{v} = \\text{constant}$) en de versnelling is nul ($\\vec{a} = 0$) [11](#page=11).
* **Vergelijking:** $x = x\_0 + vt$
* $x$: positie op tijdstip $t$ [11](#page=11).
* $x\_0$: beginpositie op $t=0$ [11](#page=11).
* $v$: constante snelheid [11](#page=11).
* $t$: tijd [11](#page=11).
#### 1.3.2 Eenparig versnelde rechtlijnige beweging (EURB)
Bij een EURB is de versnelling constant ($\\vec{a} = \\text{constant}$) [11](#page=11).
* **Kinematische vergelijkingen voor constante versnelling:**
* $v = v\_0 + at$
* $x = x\_0 + v\_0t + \\frac{1}{2}at^2$
* $v^2 = v\_0^2 + 2a(x - x\_0)$
* $v\_0$: beginsnelheid op $t=0$ [12](#page=12).
* $x\_0$: beginpositie op $t=0$ [12](#page=12).
* $a$: constante versnelling [12](#page=12).
* $v$: snelheid op tijdstip $t$ [12](#page=12).
* $x$: positie op tijdstip $t$ [12](#page=12).
> **Tip:** De formule $v^2 = v\_0^2 + 2a(x - x\_0)$ is handig wanneer de tijd $t$ niet bekend is of niet van belang is [12](#page=12).
* **Voorbeeld: Vrije val:** Een vrije val is een eenparig versnelde rechtlijnige beweging (verticaal) waarbij de versnelling de zwaartekrachtsversnelling $g \\approx 9.81 , m/s^2$ is, altijd naar beneden gericht [14](#page=14).
* Met de y-as naar boven gericht: $a\_y = -g$.
* Beginvoorwaarden: $y\_0 = h$, $v\_0 = 0$.
* Vergelijkingen:
* $v\_y = -gt$
* $y = h - \\frac{1}{2}gt^2$
* Tijd om de grond te bereiken ($y=0$): $t = \\sqrt{\\frac{2h}{g}}$ [14](#page=14).
* Snelheid bij grondcontact: $v = \\sqrt{2gh}$ [14](#page=14).
* **Voorbeeld: Verticale worp:** Een worp met een beginsnelheid omhoog.
* De beweging is een EURB met $a\_y = -g$.
* Beginvoorwaarden: $y\_0 = 0$.
* Vergelijkingen:
* $v\_y = v\_0 - gt$
* $y = v\_0t - \\frac{1}{2}gt^2$
* Op het hoogste punt is de verticale snelheid $v\_y = 0$. De tijd om dit punt te bereiken is $t\_{top} = \\frac{v\_0}{g}$ [16](#page=16).
#### 1.3.3 Beweging met constante versnelling in een vlak
Wanneer de bewegingsrichting niet gelijk is aan die van de versnelling, is een vectorbenadering in 2D noodzakelijk. De beweging kan worden opgesplitst in componenten langs de x- en y-as [16](#page=16).
* Als de versnelling $\\vec{a}$ constant is, dan zijn de componenten $a\_x$ en $a\_y$ ook constant [17](#page=17).
* **Kinematische vergelijkingen per component:**
* $v\_x = v\_{0x} + a\_x t$
* $x = x\_0 + v\_{0x}t + \\frac{1}{2}a\_x t^2$
* $v\_y = v\_{0y} + a\_y t$
* $y = y\_0 + v\_{0y}t + \\frac{1}{2}a\_y t^2$
* **Projectielbaan (kogelbaan):** Dit is een beweging van een voorwerp geprojecteerd in een willekeurige richting, waarbij de zwaartekracht de enige constante versnelling (verticaal neerwaarts, $a\_y = -g$) uitoefent en luchtweerstand wordt verwaarloosd [18](#page=18).
* Beginvoorwaarden op $t=0$: $\\vec{r}\_0 = x\_0 \\hat{i} + y\_0 \\hat{j}$, $\\vec{v}\_0 = v{0x} \\hat{i} + v{0y} \\hat{j}$, met $v\_{0x} = v\_0 \\cos \\theta\_0$ en $v\_{0y} = v\_0 \\sin \\theta\_0$ [19](#page=19).
* Versnelling: $\\vec{a} = -g\\hat{j}$ (met de y-as naar boven gericht) [18](#page=18).
* **Snelheid op tijdstip $t$:**
* $v\_x = v\_{0x}$ (constante horizontale snelheid) [19](#page=19).
* $v\_y = v\_{0y} - gt$ [19](#page=19).
* **Baabvergelijking ($y$ als functie van $x$):** $y = (\\tan \\theta\_0) x - \\frac{g}{2 v\_0^2 \\cos^2 \\theta\_0} x^2$. Dit beschrijft een parabool [19](#page=19).
* **Hoogste punt:** Bereikt wanneer $v\_y = 0$. De tijd is $t\_{top} = \\frac{v\_0 \\sin \\theta\_0}{g}$. De hoogte is $y\_{top} = \\frac{v\_0^2 \\sin^2 \\theta\_0}{2g}$ [20](#page=20).
* **Reikwijdte (draagwijdte):** De horizontale afstand afgelegd tot het object de grond raakt ($y=0$). De reikwijdte $R$ is maximaal bij een worp- of uittraphoek van $45^\\circ$ [21](#page=21).
* $R = \\frac{v\_0^2 \\sin(2\\theta\_0)}{g}$ [21](#page=21).
#### 1.3.4 Eenparige cirkelvormige beweging
Een punt dat met constante omloopsnelheid een cirkelbaan beschrijft, voert een eenparige cirkelvormige beweging uit [22](#page=22).
* **Hoeksnelheid:** Beschrijft hoe snel de hoekpositie verandert.
* Gemiddelde hoeksnelheid: $\\langle \\omega \\rangle = \\frac{\\Delta \\theta}{\\Delta t}$ [22](#page=22).
* Ogenblikkelijke hoeksnelheid: $\\omega = \\frac{d\\theta}{dt}$. Eenheid: rad/s [22](#page=22).
* Bij een eenparige cirkelvormige beweging is $\\omega$ constant. De hoek is $\\theta = \\omega t + \\theta\_0$ [22](#page=22).
* **Afgelegde weg langs de cirkelbaan:** $s = r\\theta$, waarbij $\\theta$ in radialen is [23](#page=23).
* **Lineaire snelheid ($v$):** De grootte van de snelheid langs de cirkelbaan. $v = \\omega r$ [23](#page=23).
* **Frequentie ($f$):** Aantal omwentelingen per seconde. Eenheid: Hertz (Hz). $f = \\frac{\\omega}{2\\pi}$ [23](#page=23).
* **Periode ($T$):** De tijd voor één volledige omwenteling. $T = \\frac{1}{f} = \\frac{2\\pi}{\\omega}$ [23](#page=23).
* **Versnelling:** Bij een eenparige cirkelvormige beweging is de grootte van de snelheid constant, maar de richting verandert voortdurend. Dit impliceert een versnelling.
* **Centripetale versnelling ($a\_c$):** Gericht naar het middelpunt van de cirkel. De grootte is $a\_c = \\frac{v^2}{r} = \\omega^2 r$ [24](#page=24) [25](#page=25).
#### 1.3.5 Rotatiebeweging van een star lichaam om een vaste as
Een star lichaam behoudt zijn vorm; de afstand tussen elk puntpaar is constant. Elk punt van het lichaam beschrijft een cirkelbaan rond de rotatie-as [25](#page=25).
* **Hoeksnelheid ($\\omega$):** Is voor alle punten van het star lichaam gelijk [25](#page=25).
* **Lineaire snelheid ($v$) van een punt P:** $v = \\omega r$, waarbij $r$ de afstand van het punt tot de rotatie-as is [26](#page=26).
* **Versnelling van een punt P:** Een punt op een roterend star lichaam kan twee soorten versnelling hebben:
* **Tangentiële versnelling ($a\_t$):** Verandert de grootte van de lineaire snelheid. $a\_t = \\frac{dv}{dt} = r \\frac{d\\omega}{dt} = r\\alpha$, waarbij $\\alpha$ de hoekversnelling is [26](#page=26).
* **Centripetale (radiale) versnelling ($a\_c$):** Verandert de richting van de lineaire snelheid. $a\_c = \\frac{v^2}{r} = \\omega^2 r$ [26](#page=26).
* De totale versnelling is de vectoriële som van deze twee componenten: $\\vec{a} = \\vec{a}\_t + \\vec{a}\_c$. Als de hoeksnelheid constant is ($\\alpha=0$), is er alleen centripetale versnelling [26](#page=26).
* * *
# Dynamica: de studie van krachten en beweging
Dynamica bestudeert het verband tussen krachten en beweging [30](#page=30).
## 2\. Dynamica: de studie van krachten en beweging
Dynamica onderzoekt de relatie tussen de krachten die op een voorwerp inwerken en de daaruit voortvloeiende beweging. Het omvat de wetten van Newton, verschillende soorten krachten en hun toepassingen [30](#page=30).
### 2.1 Basisbegrippen
* **Kracht**: Een grootheid die de vorm of de snelheid van een voorwerp kan veranderen [30](#page=30).
* **Massa**: Een eigenschap van materie, die recht evenredig is met de hoeveelheid materie en maatgevend is voor de traagheid van een voorwerp [30](#page=30).
* **Onderscheid massa en gewicht**: Massa is een intrinsieke eigenschap van een voorwerp, uitgedrukt in kilogram. Gewicht is een kracht (de aantrekkingskracht van bijvoorbeeld de aarde op een voorwerp), uitgedrukt in Newton [30](#page=30).
### 2.2 Meten van krachten
Krachten worden niet rechtstreeks vastgesteld, maar bepaald door de vervorming die ze veroorzaken op een niet-bewegende massa. Een dynamometer, een geijkte spiraalveer, wordt hiervoor gebruikt, gebaseerd op de wet van Hooke: $F = k \\Delta s$. Hierbij is $k$ de veerconstante en $\\Delta s$ de uittrekking van de spiraalveer [31](#page=31).
### 2.3 De wetten van Newton
De bewegingswetten van Newton zijn enkel geldig in inertiële referentiestelsels, dit zijn assenstelsels die zich in rust bevinden of een eenparig rechtlijnige beweging uitvoeren [33](#page=33).
#### 2.3.1 De eerste wet van Newton: de traagheidswet
Elk lichaam blijft in zijn rusttoestand of in de toestand van een eenparige rechtlijnige beweging, tenzij het verplicht wordt deze toestand te verlaten door een uitwendige oorzaak, de totale kracht (de som van alle krachten die op het lichaam werken) . Als de totale kracht nul is ($\\Sigma F = 0$), dan is de versnelling ook nul ($\\Sigma F = ma = 0 \\Rightarrow a = 0$) . Een voorwerp in beweging wil in beweging blijven, een voorwerp in rust wil in rust blijven. Krachten zorgen voor vervormingen of veranderingen in beweging (versnellingen) \] [31](#page=31).
#### 2.3.2 De tweede wet van Newton: verband tussen kracht en versnelling
De verhouding tussen een kracht en de daardoor veroorzaakte versnelling is constant voor een bepaald lichaam en is gelijk aan de massa van dat lichaam. Massa is een scalaire grootheid die aangeeft hoe een lichaam zich verzet tegen veranderingen in zijn bewegingstoestand. De tweede wet van Newton wordt wiskundig uitgedrukt als [33](#page=33):
$$ \\Sigma \\vec{F} = m\\vec{a} $$
waarbij $\\Sigma \\vec{F}$ de som van alle krachten is die op het lichaam inwerken, $m$ de massa is en $\\vec{a}$ de versnelling. De krachten zijn vectorgrootheden, en de richting van de versnelling is gelijk aan de richting van de nettokracht. De eenheid van kracht is Newton (N), wat gelijk is aan kg m/s² [33](#page=33).
#### 2.3.3 De derde wet van Newton: actie en reactie
Wanneer lichaam A een kracht uitoefent op lichaam B, oefent B ook een kracht uit op A. Deze actie-reactie krachtparen zijn even groot, werken langs dezelfde rechte lijn, maar in tegengestelde zin. Formeel: $\\vec{F}\_{AB} = -\\vec{F}{BA}$ . Belangrijk is dat actie- en reactiekrachten op verschillende lichamen aangrijpen [33](#page=33).
> **Voorbeeld**: Een raketmotor drukt gassen verticaal omlaag uit. De gassen oefenen een gelijke, tegengestelde kracht verticaal omhoog uit op de raket, waardoor deze opstijgt [34](#page=34).
### 2.4 Enkele belangrijke krachten
#### 2.4.1 Zwaartekracht
De aarde oefent op elk lichaam een aantrekkingskracht uit, de zwaartekracht ($G$), die wordt gegeven door $G = mg$ . Hierin is $g$ de gravitatieversnelling, ongeveer $9.81 , \\text{m/s}^2$ . De universele gravitatiekracht tussen twee massa's $m\_1$ en $m\_2$ op afstand $r$ is $F = G \\frac{m\_1 m\_2}{r^2}$, met $G = 6.673 \\times 10^{-11} , \\text{N m}^2/\\text{kg}^2$ . De waarde van $g$ is afhankelijk van de hoogte boven de zeespiegel [34](#page=34).
> **Belangrijk**: Gewicht is een kracht (vector), terwijl massa een maat voor traagheid is (scalair) \] [34](#page=34).
#### 2.4.2 De normaalkracht en de trekkracht
* **Normaalkracht ($F\_N$)**: Wordt veroorzaakt door contact met een steunvlak en werkt loodrecht op dit vlak. De grootte van de normaalkracht kan gelijk zijn aan, groter of kleiner zijn dan de zwaartekracht, afhankelijk van andere krachten die werken [35](#page=35).
* **Trekkracht ($T$)**: Ontstaat wanneer een lichaam hangt aan een touw of kabel, en werkt langs de richting van het touw [35](#page=35).
#### 2.4.3 Wrijvingskrachten
Wrijvingskrachten treden op tussen contactoppervlakken en hun richting is tegengesteld aan de relatieve bewegingsrichting. Ze zijn evenwijdig aan het contactoppervlak [36](#page=36).
* **Statische wrijvingskracht ($f\_s$)**: De wrijvingskracht die voorkomt dat een stilstaand voorwerp in beweging komt. Er is een maximale statische wrijvingskracht ($f\_{s,max}$) die overwonnen moet worden om beweging te initiëren. De richting is tegengesteld aan de aangelegde kracht [36](#page=36).
* **Kinetische wrijvingskracht ($f\_k$)**: De wrijvingskracht die optreedt wanneer een voorwerp in beweging is. Deze is meestal kleiner dan de maximale statische wrijvingskracht [36](#page=36) [37](#page=37).
Empirisch geldt dat wrijvingskrachten onafhankelijk zijn van de grootte van het contactoppervlak en evenredig zijn met de normaalkracht. Dit wordt uitgedrukt met wrijvingscoëfficiënten [36](#page=36):
* Statische wrijving: $f\_{s,max} = \\mu\_s N$ \] [37](#page=37).
* Kinetische wrijving: $f\_k = \\mu\_k N$ \] [37](#page=37). Meestal is $\\mu\_s > \\mu\_k$ \] [37](#page=37).
> **Voorbeeld**: Tabel met wrijvingscoëfficiënten voor diverse materiaalcombinaties [37](#page=37).
### 2.5 Pseudokrachten
Pseudokrachten (of fictieve krachten) worden geïntroduceerd om de wetten van Newton te kunnen blijven toepassen in niet-inertiële referentiestelsels. Een voorbeeld hiervan is de centrifugaalkracht, die een fictieve kracht is die de centripetale kracht compenseert in een roterend referentiestelsel [37](#page=37).
> **Opm.** In deze cursus worden fictieve krachten vermeden [37](#page=37).
### 2.6 Toepassingen
#### 2.6.1 Algemene werkwijze om oefeningen te maken
1. Identificeer het te onderzoeken lichaam [38](#page=38).
2. Bepaal alle krachten die door de omgeving op het lichaam worden uitgeoefend [38](#page=38).
3. Kies een geschikt assenstelsel [38](#page=38).
4. Teken een krachtendiagram van het lichaam en alle erop werkende krachten [38](#page=38).
5. Pas de wetten van Newton toe in vector- en componentenvorm [38](#page=38).
#### 2.6.2 Voorbeeld: Een voertuig in een vlakke bocht
Bij het nemen van een vlakke bocht beschrijft een auto een eenparig cirkelvormige beweging. De zijdelingse statische wrijvingskracht tussen de banden en het wegdek zorgt voor de benodigde centripetale kracht. De maximale snelheid om de bocht te kunnen nemen zonder uit te vliegen, wordt bepaald door de wrijvingskracht: $f\_{s,max} = \\mu\_s N = \\mu\_s mg$. De centripetale kracht is $F\_c = \\frac{mv\_{max}^2}{r}$. Door deze gelijk te stellen, vindt men $v\_{max} = \\sqrt{\\mu\_s gr}$ \] [39](#page=39) [40](#page=40).
#### 2.6.3 Voorbeeld van de dynamica van het hellend vlak
Een skiër glijdt een helling af. De krachten die op de skiër werken zijn de zwaartekracht ($G$), de normaalkracht ($N$) en de kinetische wrijvingskracht ($f\_k$) . Door de tweede wet van Newton ($ \\Sigma \\vec{F} = m\\vec{a} $) te ontbinden langs de helling en loodrecht erop, kan de versnelling langs de helling berekend worden: $a\_x = g(\\mu\_k \\cos\\theta - \\sin\\theta)$ . Aangezien de versnelling constant is, kan de eindsnelheid bepaald worden met de bewegingsvergelijking $v^2 = v\_0^2 + 2a\_x (x-x\_0)$ \] [41](#page=41) [42](#page=42).
* * *
# Arbeid en energie
Dit deel verkent de concepten van arbeid en energie, inclusief de stelling van arbeid en energie, kinetische en potentiële energie, en de wetten van behoud van mechanische en totale energie met diverse toepassingen [43](#page=43).
### 3.1 Het begrip arbeid
Mechanische arbeid $W$ wordt verricht wanneer een kracht $F$ op een lichaam inwerkt en dit lichaam over een afstand verplaatst [43](#page=43).
* Als de kracht en de verplaatsing $d$ dezelfde richting en zin hebben, wordt de arbeid berekend als: $W = Fd$ [43](#page=43).
* Als de richting van de kracht niet samenvalt met de verplaatsing, wordt alleen de component van de kracht in de richting van de verplaatsing meegenomen: $W = Fd \\cos(\\theta)$ [43](#page=43). waarbij $\\theta$ de hoek is tussen de krachtvector en de verplaatsingsvector [44](#page=44).
* **Positieve arbeid:** Als $0^\\circ \\le \\theta < 90^\\circ$, verricht de kracht positieve arbeid [44](#page=44).
* **Nul arbeid:** Als $\\theta = 90^\\circ$, is de verrichte arbeid nul [44](#page=44).
* **Negatieve arbeid:** Als $90^\\circ < \\theta \\le 180^\\circ$, verricht de kracht negatieve arbeid [44](#page=44).
De eenheid van arbeid is de Joule (J), waarbij $1 , \\text{J} = 1 , \\text{N} \\times 1 , \\text{m}$. Het fysieke begrip arbeid verschilt van de geleverde inspanning [44](#page=44).
#### 3.1.1 Arbeid verricht door een veranderlijke kracht
##### 3.1.1.1 Veranderlijke kracht met vaste richting
Voor een eendimensionale rechtlijnige beweging waarbij de kracht $F(x)$ verandert in grootte en gericht is volgens de bewegingsrichting, wordt de totale arbeid verricht bij een verplaatsing van $x\_1$ naar $x\_2$ berekend als de integraal van de kracht over de verplaatsing: $$W\_{12} = \\int\_{x\_1}^{x\_2} F(x) , dx$$ [46](#page=46). Deze arbeid komt overeen met de oppervlakte onder de kracht-verplaatsingscurve tussen de grenzen $x\_1$ en $x\_2$ [46](#page=46).
* **Voorbeeld:** Arbeid verricht om een veer uit te rekken. Volgens de Wet van Hooke is de kracht $F = kx$, waarbij $k$ de veerstijfheid is. De arbeid om de veer uit te rekken van $x=0$ naar $x=l$ is: $$W = \\int\_{0}^{l} kx , dx = \\frac{1}{2} kl^2$$ [47](#page=47).
##### 3.1.1.2 Veranderlijke kracht - Algemeen
In meerdimensionale gevallen, waar de kracht $F$ in grootte en richting kan veranderen tijdens een verplaatsing van punt $a$ naar punt $b$, wordt de arbeid berekend met het scalair product van de krachtvector en de infinitesimale verplaatsingsvector $d\\vec{r}$: $$W\_{ab} = \\int\_{a}^{b} \\vec{F} \\cdot d\\vec{r}$$ [48](#page=48). In Cartesische coördinaten wordt dit: $$W = \\int\_{x\_a}^{x\_b} F\_x , dx + \\int\_{y\_a}^{y\_b} F\_y , dy + \\int\_{z\_a}^{z\_b} F\_z , dz$$ [48](#page=48).
### 3.2 Stelling van arbeid en energie
De stelling van arbeid en energie stelt dat de totale arbeid die op een lichaam wordt verricht door de resultante van de krachten die op het lichaam werken, gelijk is aan de verandering in de kinetische energie van het lichaam [49](#page=49).
* De kinetische energie ($K$) van een lichaam met massa $m$ en snelheid $v$ is gedefinieerd als: $$K = \\frac{1}{2} mv^2$$ [48](#page=48) [49](#page=49).
* De stelling luidt: $$W = \\Delta K = K\_{\\text{eind}} - K\_{\\text{begin}}$$ [49](#page=49).
Dit geldt ook wanneer de kracht verandert in grootte en richting [49](#page=49).
* **Voorbeeld:** Bij een schuine worp met beginsnelheid $v\_0$ is de arbeid verricht door de zwaartekracht nul, omdat de zwaartekracht loodrecht staat op de horizontale component van de verplaatsing. Volgens de stelling is $\\Delta K = 0$, wat impliceert dat de eindsnelheid gelijk is aan de beginsnelheid qua grootte [50](#page=50).
### 3.3 Arbeidstempo of vermogen
Vermogen ($P$) is het tempo waarmee arbeid wordt verricht [50](#page=50).
* Het gemiddeld vermogen is: $$\\langle P \\rangle = \\frac{W}{\\Delta t}$$ [50](#page=50).
* Het ogenblikkelijk vermogen op een bepaald tijdstip is: $$P = \\frac{dW}{dt}$$ [50](#page=50).
Bij constant vermogen is $W = Pt$. De eenheid van vermogen is Watt (W), waarbij $1 , \\text{W} = 1 , \\text{J/s}$. Een praktische eenheid is paardekracht (PK) [50](#page=50).
### 3.5 Potentiële energie van een systeem
#### 3.5.1 Conservatieve en niet-conservatieve krachten
* **Conservatieve krachten:** Krachten waarbij de verrichte arbeid tussen twee punten onafhankelijk is van de gevolgde weg en de arbeid verricht bij een gesloten cyclus nul is. Voorbeelden zijn de zwaartekracht, veerkracht en de coulombkracht [52](#page=52).
* **Niet-conservatieve krachten:** Krachten waarbij de verrichte arbeid wel afhankelijk is van de gevolgde weg en de arbeid bij een gesloten cyclus niet nul is. Voorbeelden zijn wrijvingskracht en luchtweerstand [52](#page=52).
#### 3.5.2 Het begrip potentiële energie
Potentiële energie ($U$) is de "arbeid in voorraad" van een systeem. Het kan alleen gedefinieerd worden voor systemen met conservatieve krachten [53](#page=53) [54](#page=54).
* **Potentiële energie in het zwaartekrachtveld:** Voor een massa $m$ op hoogte $h$, met de potentiële energie op aardoppervlak ($h=0$) gelijk aan nul, is de potentiële energie: $$U = mgh$$ [53](#page=53). De verandering in potentiële energie is $\\Delta U = U\_B - U\_A = -W\_{AB}$, waarbij $W\_{AB}$ de arbeid is verricht door de zwaartekracht van A naar B [53](#page=53).
* **Potentiële energie bij eendimensionale systemen:** De verandering in potentiële energie is: $$\\Delta U = U(x) - U(x\_0) = - \\int\_{x\_0}^{x} F(x') , dx'$$ [53](#page=53). Hierbij is $F(x)$ de conservatieve kracht en $x\_0$ een referentiepunt waar de potentiële energie $U\_0$ wordt gedefinieerd [53](#page=53).
* **Potentiële energie bij meerdimensionale systemen:**$$\\Delta U = - \\int\_{r\_A}^{r\_B} \\vec{F}(\\vec{r}') \\cdot d\\vec{r}'$$ [54](#page=54).
Potentiële energie is een toestandsfunctie die hoort bij een systeem, niet bij een enkel voorwerp [54](#page=54).
### 3.6 Wet van behoud van mechanische energie
Deze wet geldt **enkel** voor systemen waarin alleen conservatieve krachten werkzaam zijn [54](#page=54).
* De mechanische energie ($E$) van een systeem is de som van de kinetische energie ($K$) en de potentiële energie ($U$): $$E = K + U$$ [55](#page=55).
* **Wet van behoud van mechanische energie:** In een systeem waar alleen conservatieve krachten werkzaam zijn, blijft de totale mechanische energie constant gedurende de beweging [55](#page=55). $$E\_A = E\_B \\quad \\text{of} \\quad K\_A + U\_A = K\_B + U\_B$$ [54](#page=54) [55](#page=55).
* **Voorbeeld:** Een vallende steen zet potentiële energie om in kinetische energie. Een kind op een slee op een wrijvingsloze helling [56](#page=56) [57](#page=57).
#### 3.6.1 Toepassing: de ideale veer
Voor een lichaam met massa $m$ onder invloed van een ideale veer op een wrijvingsloos horizontaal oppervlak, is de kracht gegeven door de Wet van Hooke: $F\_x = -kx$ [57](#page=57).
* De potentiële energie van het veersysteem bij een elongatie $x$ is: $$U(x) = \\frac{1}{2} kx^2$$ [57](#page=57). Hierbij wordt de potentiële energie bij een ongespannen veer ($x=0$) als nul gedefinieerd [57](#page=57).
* Tijdens de beweging van de veer wisselen potentiële en kinetische energie elkaar af, maar de totale mechanische energie blijft constant. De maximale kinetische energie wordt bereikt wanneer de potentiële energie minimaal is, en omgekeerd [58](#page=58). $$\\frac{1}{2} mv\_{\\text{max}}^2 = \\frac{1}{2} kx\_{\\text{max}}^2$$ [58](#page=58).
* **Slingerbeweging:** Voor kleine uitwijkhoeken is de tangentiële component van de zwaartekracht $F \\approx -mg\\theta$ de terugroepende kracht, analoog aan de veerkracht. De snelheid in de rusttoestand is dan $v = \\sqrt{2gh}$ [59](#page=59).
### 3.8 Wet van behoud van totale energie
Wanneer niet-conservatieve krachten (zoals wrijving) ook werkzaam zijn, treedt energieverlies op in de mechanische energie [59](#page=59).
* De stelling van arbeid en energie, uitgebreid met niet-conservatieve krachten, luidt: $$W\_{\\text{conservatief}} + W\_{\\text{niet-conservatief}} = \\Delta K$$ [59](#page=59). Of, uitgedrukt in energieën: $$\\Delta E\_{\\text{mechanisch}} = W\_{\\text{niet-conservatief}}$$ [59](#page=59).
* **Principe van het behoud van de totale energie:** Energie kan worden omgezet van de ene vorm naar de andere, maar kan niet worden vernietigd of gecreëerd. De verloren mechanische energie wordt omgezet in andere vormen, zoals inwendige energie (warmte) [59](#page=59) [60](#page=60). $$\\Delta E\_{\\text{mechanisch}} + \\Delta U\_{\\text{inwendig}} = 0$$ [60](#page=60).
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Kinematica | De tak van de mechanica die de beweging van voorwerpen bestudeert zonder rekening te houden met de oorzaken van die beweging, zoals krachten. Het beschrijft hoe dingen bewegen. |
| Vectoren | Wiskundige entiteiten die zowel een grootte (lengte) als een richting en zin hebben. Ze worden vaak gebruikt om grootheden zoals verplaatsing, snelheid en kracht weer te geven. |
| Scalaire | Een grootheid die alleen een grootte heeft en geen richting of zin. Voorbeelden zijn temperatuur, massa en afstand. |
| Snelheid | De mate waarin de positie van een voorwerp verandert in de tijd. Het is een vectorgrootheid, met zowel grootte als richting en zin. |
| Versnelling | De mate waarin de snelheid van een voorwerp verandert in de tijd. Het is een vectorgrootheid, met zowel grootte als richting en zin. |
| Referentiesysteem | Een coördinatensysteem met een oorsprong en assen, gebruikt om de positie, snelheid en versnelling van een voorwerp te beschrijven. |
| Plaatsvector | Een vector die de positie van een punt in de ruimte aangeeft ten opzichte van een gekozen oorsprong. |
| Componenten van een vector | De projecties van een vector op de assen van een coördinatenstelsel. Deze componenten geven de bijdrage van de vector in elke richting weer. |
| Scalair product | Een operatie tussen twee vectoren die resulteert in een scalair. Het wordt berekend als het product van de groottes van de vectoren en de cosinus van de hoek ertussen ($a \cdot b = ab\cos\phi$). |
| Vectorproduct | Een operatie tussen twee vectoren die resulteert in een nieuwe vector die loodrecht staat op het vlak van de oorspronkelijke vectoren. De grootte is $ab\sin\phi$. |
| Inertie | De weerstand van een voorwerp tegen verandering in zijn bewegingstoestand. Massa is een maat voor inertie. |
| Kracht | Een interactie die, indien niet gecompenseerd, de bewegingstoestand of vorm van een voorwerp kan veranderen. Het is een vectorgrootheid. |
| Massa | Een fundamentele eigenschap van materie die de inertie van een voorwerp bepaalt en de hoeveelheid materie in het voorwerp aangeeft. |
| Gewicht | De kracht die de zwaartekracht uitoefent op een voorwerp. Het is een vectorgrootheid en is afhankelijk van de massa en de lokale zwaartekrachtsversnelling. |
| Traagheidswet (Eerste wet van Newton) | Stelt dat een voorwerp in rust in rust blijft en een voorwerp in een eenparige rechtlijnige beweging die beweging voortzet, tenzij er een netto uitwendige kracht op inwerkt. |
| Tweede wet van Newton | Stelt dat de netto kracht die op een voorwerp werkt, gelijk is aan het product van de massa van het voorwerp en zijn versnelling ($\vec{F} = m\vec{a}$). |
| Derde wet van Newton (Actie-reactie) | Stelt dat voor elke actie er een gelijke en tegengestelde reactie is. Krachten komen altijd in paren voor die op verschillende lichamen aangrijpen. |
| Zwaartekracht | De aantrekkingskracht tussen twee voorwerpen met massa. Op aarde is dit de kracht die de aarde op een voorwerp uitoefent, vaak aangeduid als $\vec{G} = m\vec{g}$. |
| Normaalkracht | De kracht die een oppervlak uitoefent op een voorwerp dat erop rust, loodrecht op het oppervlak. |
| Trekkracht (Spankracht) | De kracht die door een touw, kabel of ketting wordt overgebracht wanneer deze wordt gespannen. |
| Wrijvingskracht | Een kracht die de relatieve beweging tussen twee contactoppervlakken tegenwerkt. Er zijn statische (voorkomt beweging) en kinetische (verzet zich tegen beweging) wrijvingskrachten. |
| Centripetale versnelling | De versnelling die nodig is om een voorwerp in een cirkelvormige baan te houden, gericht naar het centrum van de cirkel. De grootte is $a_c = v^2/r$. |
| Centripetale kracht | De netto kracht die nodig is om een voorwerp in een cirkelvormige baan te houden. Het is de oorzaak van de centripetale versnelling ($\vec{F}_c = m\vec{a}_c$). |
| Arbeid | De mechanische arbeid verricht door een kracht wanneer deze een verplaatsing veroorzaakt. Het is een scalair product van de kracht en de verplaatsing ($W = \vec{F} \cdot \vec{d}$). |
| Kinetische energie | De energie die een voorwerp bezit vanwege zijn beweging. Het wordt gegeven door de formule $K = \frac{1}{2}mv^2$. |
| Potentiële energie | De energie die een voorwerp bezit vanwege zijn positie in een krachtveld, zoals een zwaartekrachtveld of een elastisch veld. |
| Stelling van arbeid en energie | Stelt dat de netto arbeid verricht op een voorwerp gelijk is aan de verandering in zijn kinetische energie ($W_{netto} = \Delta K$). |
| Vermogen | Het tempo waarmee arbeid wordt verricht of energie wordt overgedragen. Het is de arbeid gedeeld door de tijd ($P = W/\Delta t$). |
| Conservatieve kracht | Een kracht waarbij de arbeid verricht tussen twee punten onafhankelijk is van het gevolgde pad. De arbeid verricht door een conservatieve kracht over een gesloten pad is nul. |
| Niet-conservatieve kracht | Een kracht waarbij de arbeid verricht tussen twee punten afhankelijk is van het gevolgde pad. Voorbeelden zijn wrijvingskracht en luchtweerstand. |
| Wet van behoud van mechanische energie | Stelt dat de totale mechanische energie (som van kinetische en potentiële energie) van een systeem constant blijft als alleen conservatieve krachten arbeid verrichten. ($E = K + U = \text{constant}$). |
| Wet van behoud van totale energie | Een fundamenteel principe dat stelt dat energie niet kan worden gecreëerd of vernietigd, maar alleen kan worden omgezet van de ene vorm in de andere. |
| Eenparige rechtlijnige beweging (ERB) | Een beweging met constante snelheid langs een rechte lijn; de versnelling is nul. |
| Eenparig versnelde rechtlijnige beweging (EURB) | Een beweging langs een rechte lijn met constante versnelling. |
| Eenparige cirkelvormige beweging | Een beweging langs een cirkelbaan met constante snelheid. De snelheidsvector verandert voortdurend van richting, wat resulteert in een constante centripetale versnelling. |
| Projectielbeweging | De beweging van een voorwerp dat wordt geworpen of geschoten en vervolgens alleen onder invloed van de zwaartekracht beweegt (luchtweerstand verwaarloosd). |
| Veerconstante (k) | Een maat voor de stijfheid van een veer. Hoe hoger de constante, hoe stijver de veer. |
| Wet van Hooke | Beschrijft de relatie tussen de kracht die nodig is om een veer uit te rekken of samen te drukken en de uitrekking of samendrukking. De kracht is evenredig met de verplaatsing vanuit de rustpositie ($F = -kx$). |
Cover
fysica deel 1 H1,2,3.pdf
Summary
# Kinematica
Kinematica beschrijft bewegingen zonder hun oorzaken, en omvat concepten zoals vectoren, snelheid en versnelling, evenals diverse bewegingstypes [1](#page=1).
### 1.1 Inleiding
Kinematica is de leer van bewegingen zonder hun oorzaken; het beschrijft de beweging zelf. Beweging is altijd relatief en wordt beschreven ten opzichte van een ander referentiepunt [1](#page=1).
### 1.2 Vectoren
#### 1.2.1 Scalairen en vectoren
* **Scalaire grootheden** hebben enkel een grootte (bv. temperatuur, massa) [2](#page=2).
* **Vectorgrootheden** hebben een richting, zin en grootte (bv. snelheid, kracht, verplaatsing) [2](#page=2).
Vectoren worden voorgesteld door pijlen, waarbij de richting, zin (aangegeven door de pijlpunt) en grootte (lengte van de pijl) essentieel zijn. Notatie kan zijn als $\vec{AB}$, $\vec{r}$ of $AB$. De grootte wordt genoteerd als $|AB|$, $AB$, $|r|$ of $r$. Vectoren volgen geen gewone algebraïsche rekenregels; de som van de groottes van twee opeenvolgende verplaatsingen is niet gelijk aan de grootte van de resulterende verplaatsing [2](#page=2).
#### 1.2.2 Plaatsbepaling
Om de positie van een punt te bepalen, kiest men een oorsprong $O$ en een assenstelsel (driedimensionaal: orthogonaal rechtshandig assenstelsel). Punten kunnen gelokaliseerd worden via coördinaten $(x, y, z)$ of via een plaatsvector $\vec{r}$ [3](#page=3).
De **plaatsverandering** wordt beschreven door de verplaatsingsvector $\vec{AB}$, die de richting en zin van de verplaatsing aangeeft. De **baan** is de verzameling punten die een lichaam doorloopt; de verplaatsing valt niet noodzakelijk samen met de baan [3](#page=3).
#### 1.2.3 Ontbinden van vectoren in componenten
Vectoren kunnen ontbonden worden in componenten, wat de projecties van de vector op de assen van een coördinatenstelsel zijn. In een 2D-systeem [4](#page=4):
* $a_x = a \cos \phi$ (component langs de x-as)
* $a_y = a \sin \phi$ (component langs de y-as)
* $a^2 = a_x^2 + a_y^2$
* $\tan \phi = \frac{a_y}{a_x}$
**Eenheidsvectoren** ($\vec{i}$ voor de x-richting, $\vec{j}$ voor de y-richting, $\vec{k}$ voor de z-richting) zijn vectoren met grootte 1 en dezelfde richting als de assen. Een vector $\vec{a}$ kan geschreven worden als $\vec{a} = a_x \vec{i} + a_y \vec{j}$ in 2D, of $\vec{a} = a_x \vec{i} + a_y \vec{j} + a_z \vec{k}$ in 3D [4](#page=4).
#### 1.2.4 De som en het verschil van vectoren
* **Grafische methode:**
* **Som:** De staart van de tweede vector wordt aan de kop van de eerste vector geplaatst. De resulterende vector loopt van de staart van de eerste naar de kop van de tweede. Vectoroptelling is commutatief: $\vec{a} + \vec{b} = \vec{b} + \vec{a}$ [5](#page=5).
* **Verschil:** $\vec{a} - \vec{b} = \vec{a} + (-\vec{b})$. De zin van de vector die afgetrokken wordt, wordt omgedraaid [5](#page=5).
* **Algebraïsche methode:** Vectoren worden opgeteld door hun corresponderende componenten op te tellen. Als $\vec{c} = \vec{a} + \vec{b}$, dan geldt:
* $c_x = a_x + b_x$
* $c_y = a_y + b_y$
De grootte van $\vec{c}$ is $|c| = \sqrt{c_x^2 + c_y^2}$ en de richting wordt bepaald door $\tan \phi = \frac{c_y}{c_x}$ [5](#page=5).
#### 1.2.5 Producten met vectoren
* **Product van een scalair met een vector:** Vermenigvuldigen van een vector $\vec{a}$ met een scalair $k$ verandert de grootte en/of zin, maar niet de richting. $\vec{b} = k\vec{a}$. Als $k>0$, is de zin gelijk; als $k<0$, is de zin tegengesteld [6](#page=6).
* **Scalair product (inwendig product) van 2 vectoren:** Het resultaat is een scalair [6](#page=6).
$\vec{a} \cdot \vec{b} = |\vec{a}| |\vec{b}| \cos \phi = ab \cos \phi$, waarbij $\phi$ de kleinste hoek tussen de twee vectoren is [6](#page=6).
* Eigenschappen:
* $\vec{a} \cdot \vec{b} = \vec{b} \cdot \vec{a}$ (commutatief) [6](#page=6).
* $k\vec{a} \cdot \vec{b} = k(\vec{a} \cdot \vec{b})$ [6](#page=6).
* $\vec{a} \cdot (\vec{b} + \vec{c}) = \vec{a} \cdot \vec{b} + \vec{a} \cdot \vec{c}$ (distributief) [6](#page=6).
* Speciale gevallen:
* Als $\vec{a}$ en $\vec{b}$ evenwijdig zijn: $\vec{a} \cdot \vec{b} = ab$ (maximaal) [6](#page=6).
* Als $\vec{a}$ loodrecht op $\vec{b}$ staat ($\phi = 90^\circ$): $\vec{a} \cdot \vec{b} = 0$ [6](#page=6).
* **Vectorproduct (uitwendig product) van 2 vectoren:** Het resultaat is een nieuwe vector $\vec{c}$ [7](#page=7).
$\vec{c} = \vec{a} \times \vec{b}$.
* Grootte: $|\vec{c}| = |\vec{a}| |\vec{b}| \sin \phi = ab \sin \phi$, waarbij $\phi$ de kleinste hoek tussen $\vec{a}$ en $\vec{b}$ is [7](#page=7).
* Richting: $\vec{c}$ staat loodrecht op het vlak bepaald door $\vec{a}$ en $\vec{b}$.
* Zin: Bepaald door de regel van de kurkentrekker bij draaiing over de kleinste hoek van $\vec{a}$ naar $\vec{b}$ [7](#page=7).
* Eigenschappen:
* $\vec{a} \times \vec{b} = -\vec{b} \times \vec{a}$ (niet commutatief) [7](#page=7).
* $\vec{a} \times (\vec{b} + \vec{c}) = \vec{a} \times \vec{b} + \vec{a} \times \vec{c}$ [7](#page=7).
* Speciale gevallen:
* Als $\vec{a}$ en $\vec{b}$ evenwijdig zijn: $\vec{a} \times \vec{b} = \vec{0}$ [7](#page=7).
* Als $\vec{a}$ loodrecht op $\vec{b}$ staat: $|\vec{a} \times \vec{b}| = ab$ (maximaal) [7](#page=7).
### 1.3 Snelheid en versnelling
#### 1.3.1 Snelheid
Snelheid is het tempo waarmee de plaats van een deeltje verandert in de tijd [8](#page=8).
* **Gemiddelde snelheid** ($ \vec{v}_{gem} $): Verplaatsing gedeeld door de tijdspanne [8](#page=8).
$$ \vec{v}_{gem} = \frac{\Delta \vec{r}}{\Delta t} $$
* **Ogenblikkelijke snelheid** ($\vec{v}$): De snelheid op een specifiek tijdstip, verkregen door de limiet te nemen wanneer $\Delta t \to 0$ [8](#page=8).
$$ \vec{v} = \lim_{\Delta t \to 0} \frac{\Delta \vec{r}}{\Delta t} = \frac{d\vec{r}}{dt} $$
Snelheid is een vector met een richting en zin rakend aan de baan. De dimensie is lengte per tijd en de eenheid is m/s [8](#page=8).
#### 1.3.2 Versnelling
Versnelling is het tempo waarmee de snelheid van een deeltje verandert in de tijd [9](#page=9).
* **Gemiddelde versnelling** ($\vec{a}_{gem}$): Verandering van snelheid gedeeld door de tijdspanne [9](#page=9).
$$ \vec{a}_{gem} = \frac{\Delta \vec{v}}{\Delta t} = \frac{\vec{v}_2 - \vec{v}_1}{t_2 - t_1} $$
* **Ogenblikkelijke versnelling** ($\vec{a}$): De versnelling op een specifiek tijdstip, verkregen door de limiet te nemen wanneer $\Delta t \to 0$ [10](#page=10).
$$ \vec{a} = \lim_{\Delta t \to 0} \frac{\Delta \vec{v}}{\Delta t} = \frac{d\vec{v}}{dt} $$
Versnelling is een vector. De dimensie is lengte per tijd kwadraat en de eenheid is m/s² [10](#page=10).
> **Tip:** De richting van de snelheidsvector is altijd rakend aan de baan. De richting van de versnellingsvector is rakend aan de "hodograaf" (de baan van de snelheid) [10](#page=10).
### 1.4 Toepassingen: enkele soorten beweging
#### 1.4.1 De eenparige, rechtlijnige beweging (ERB)
* Snelheid $\vec{v}$ is constant [11](#page=11).
* Versnelling $\vec{a} = 0$ [11](#page=11).
* Beschrijving in 1D: $x = x_0 + vt$ [11](#page=11).
#### 1.4.2 Eenparige, versnelde rechtlijnige beweging (EURB)
* Versnelling $\vec{a}$ is constant [12](#page=12).
* Beschrijving in 1D met beginpositie $x_0$ en beginsnelheid $v_0$:
* $v = v_0 + at$ [12](#page=12).
* $x = x_0 + v_0 t + \frac{1}{2}at^2$ [12](#page=12).
* $v^2 = v_0^2 + 2a(x - x_0)$ [12](#page=12).
> **Tip:** De formule $v^2 = v_0^2 + 2a(x - x_0)$ is nuttig wanneer de tijd niet gegeven of gevraagd is [12](#page=12).
Er zijn twee types constante versnelling:
* **Constante versnelling + stijgende snelheid:** De snelheid neemt toe, de versnelling heeft dezelfde zin als de snelheid [13](#page=13).
* **Constante versnelling + dalende snelheid (vertraging):** De snelheid neemt af, de versnelling heeft een tegengestelde zin als de snelheid [14](#page=14).
**Voorbeeld 1: De vrije val**
* Vrije val is een eenparig versnelde rechtlijnige beweging met constante versnelling $g \approx 9.81 \, \text{m/s}^2$ [14](#page=14).
* Beweging langs de y-as, met $a = -g$ (als de positieve y-as naar boven gericht is) [14](#page=14).
* Met beginvoorwaarden $y_0 = h$ en $v_0 = 0$:
* $v = -gt$ [14](#page=14).
* $y = h - \frac{1}{2}gt^2$ [14](#page=14).
* Tijd om de grond te bereiken ($y=0$): $t = \sqrt{\frac{2h}{g}}$ [14](#page=14).
* Snelheid bij het raken van de grond: $v = -\sqrt{2gh}$ [14](#page=14).
**Voorbeeld 2: De verticale worp**
* Een verticale worp opwaarts vanuit de grond ($y_0 = 0$) met beginsnelheid $v_0$.
* Versnelling is $a = -g$.
* Kinematische vergelijkingen:
* $v = v_0 - gt$ [16](#page=16).
* $y = v_0 t - \frac{1}{2}gt^2$ [16](#page=16).
* Hoogste punt $y_{max}$ wordt bereikt wanneer $v=0$. De tijd om dit punt te bereiken is $t_{top} = \frac{v_0}{g}$ [16](#page=16).
#### 1.4.3 Beweging met constante versnelling in een vlak
Wanneer de bewegingsrichting niet die van de versnelling is, is een vectorbenadering in 2D noodzakelijk. De beweging wordt opgesplitst in componenten langs de x- en y-as [16](#page=16).
* De beweging langs de x-as en y-as zijn onafhankelijk, maar delen dezelfde tijd $t$.
* Indien de versnelling $\vec{a}$ constant is ($a_x$ en $a_y$ constant), kunnen de volgende kinematische vergelijkingen per component worden toegepast:
* Volgens x-richting:
* $v_x = v_{0x} + a_x t$
* $x = x_0 + v_{0x} t + \frac{1}{2}a_x t^2$
* Volgens y-richting:
* $v_y = v_{0y} + a_y t$
* $y = y_0 + v_{0y} t + \frac{1}{2}a_y t^2$
* In vectorvorm: $\vec{r} = \vec{r}_0 + \vec{v}_0 t + \frac{1}{2}\vec{a} t^2$ [17](#page=17).
**Voorbeeld examenvraag: Raketlancering**
Een raket wordt verticaal omhoog gestuurd met een constante versnelling van $8 \, \text{m/s}^2$ gedurende 7 seconden. Daarna wordt de motor uitgezet en ondervindt de raket alleen de zwaartekracht ($g = 9.81 \, \text{m/s}^2$). De hoogte die de raket bereikt, moet berekend worden [17](#page=17).
* Fase 1 (motoren aan):
* $a_1 = 8 \, \text{m/s}^2$
* $v_1 = v_0 + a_1 t = 0 + 8 \times 7 = 56 \, \text{m/s}$
* $y_1 = y_0 + v_0 t + \frac{1}{2}a_1 t^2 = 0 + 0 + \frac{1}{2} \times 8 \times 7^2 = 196 \, \text{m}$
* Fase 2 (motoren uit):
* Beginvoorwaarden: $y_0 = 196 \, \text{m}$, $v_0 = 56 \, \text{m/s}$, $a_2 = -g = -9.81 \, \text{m/s}^2$.
* Hoogste punt wordt bereikt als $v = 0$. Tijd: $t_{top} = \frac{v_0}{g} = \frac{56}{9.81} \approx 5.708 \, \text{s}$.
* Maximale hoogte: $y_{max} = y_0 + v_0 t_{top} - \frac{1}{2}gt_{top}^2 = 196 + 56 \times 5.708 - \frac{1}{2} \times 9.81 \times (5.708)^2 \approx 356 \, \text{m}$ [17](#page=17).
#### 1.4.4 Projectielbaan (Kogelbaan)
* Een projectiel is een voorwerp dat met een initiële snelheid wordt geprojecteerd in een willekeurige richting, onder invloed van de zwaartekracht (en idealiter zonder luchtweerstand) [18](#page=18).
* De zwaartekracht zorgt voor een constante neerwaartse versnelling ($g \approx 9.81 \, \text{m/s}^2$) [18](#page=18).
* Bij verwaarlozing van luchtweerstand:
* Beweging langs de x-as: eenparig rechtlijnig ($a_x = 0$) [18](#page=18).
* Beweging langs de y-as: eenparig versneld rechtlijnig ($a_y = -g$) [18](#page=18).
* **Beginvoorwaarden op $t=0$**:
* Plaatsvector: $\vec{r}_0 = x_0 \vec{i} + y_0 \vec{j}$
* Snelheidsvector: $\vec{v}_0 = v_{0x} \vec{i} + v_{0y} \vec{j}$ met $v_{0x} = v_0 \cos \theta_0$ en $v_{0y} = v_0 \sin \theta_0$ [19](#page=19).
* **Snelheid op tijdstip $t$**:
* $v_x(t) = v_{0x} = v_0 \cos \theta_0$ [19](#page=19).
* $v_y(t) = v_{0y} - gt = v_0 \sin \theta_0 - gt$ [19](#page=19).
* Grootte: $|\vec{v}| = \sqrt{v_x^2 + v_y^2}$ [19](#page=19).
* Richting: $\tan \phi = \frac{v_y}{v_x}$ [19](#page=19).
* **De baanvergelijking** ($y$ als functie van $x$):
* $x(t) = x_0 + (v_0 \cos \theta_0) t$
* $y(t) = y_0 + (v_0 \sin \theta_0) t - \frac{1}{2}gt^2$
* Eliminatie van $t$ levert: $y = y_0 + (\tan \theta_0)(x - x_0) - \frac{g}{2v_0^2 \cos^2 \theta_0}(x - x_0)^2$ [19](#page=19).
Dit is de vergelijking van een parabool [19](#page=19).
* **Hoogste punt van de baan**:
* Bereikt wanneer $v_y = 0$ [20](#page=20).
* Tijdstip: $t_{top} = \frac{v_0 \sin \theta_0}{g}$ [20](#page=20).
* Hoogste punt coördinaten:
* $x_{top} = x_0 + \frac{v_0^2 \sin \theta_0 \cos \theta_0}{g} = x_0 + \frac{v_0^2 \sin(2\theta_0)}{2g}$ [20](#page=20).
* $y_{top} = y_0 + \frac{v_0^2 \sin^2 \theta_0}{2g}$ [20](#page=20).
* **Reikwijdte** ($R$): De horizontale afstand afgelegd alvorens het projectiel op dezelfde hoogte ($y=y_0$) terugkomt.
* $t_{land} = \frac{2v_0 \sin \theta_0}{g}$ (als $y_0=0$) [21](#page=21).
* Reikwijdte: $R = (v_0 \cos \theta_0) t_{land} = \frac{v_0^2 \sin(2\theta_0)}{g}$ [21](#page=21).
* De reikwijdte is maximaal bij $\theta_0 = 45^\circ$ [21](#page=21).
#### 1.4.5 De eenparige cirkelvormige beweging
* Een punt dat met constante omloopsnelheid een cirkelbaan beschrijft [22](#page=22).
* **Hoeksnelheid** ($\omega$): De snelheid waarmee de hoek verandert [22](#page=22).
* Gemiddelde hoeksnelheid: $\langle \omega \rangle = \frac{\Delta \theta}{\Delta t}$ [22](#page=22).
* Ogenblikkelijke hoeksnelheid: $\omega = \frac{d\theta}{dt}$. Eenheid: rad/s [22](#page=22).
* Voor een eenparige cirkelvormige beweging is $\omega$ constant. De hoek op tijdstip $t$ is $\theta(t) = \omega t + \theta_0$, met $\theta_0$ de beginhoek [22](#page=22).
* **Afgelegde weg** ($s$) langs de cirkelbaan: $s = r\theta$, waarbij $\theta$ in radialen is [23](#page=23).
* **Lineaire snelheid** ($v$): De snelheid langs de cirkelbaan.
* Grootte: $v = \omega r$. Eenheid: m/s [23](#page=23).
* Omtrek van de cirkel is $2\pi r$.
* Frequentie ($f$): Aantal omwentelingen per seconde (eenheid: Hertz, Hz) [23](#page=23).
* Periode ($T$): Tijd voor één complete omwenteling. $T = \frac{1}{f}$ [23](#page=23).
* $v = \frac{2\pi r}{T} = 2\pi r f$ [23](#page=23).
* **Versnelling**: Bij een eenparige cirkelvormige beweging verandert de richting van de snelheidsvector constant, wat leidt tot een versnelling [24](#page=24).
* **Grootte van de versnelling** ($a_c$): Deze is gericht naar het middelpunt van de cirkel (centripetale versnelling).
$$ a_c = \frac{v^2}{r} = \omega^2 r $$ [24](#page=24).
* **Richting van de versnelling**: Gericht naar het middelpunt $O$ van de cirkel [25](#page=25).
#### 1.4.6 Rotatiebeweging van een star lichaam om een vaste as
* Een **star lichaam** is een lichaam waarvan de afstand tussen elk puntpaar onveranderlijk is [25](#page=25).
* Elk punt van het lichaam beschrijft een cirkelbaan in een vlak loodrecht op de rotatieas [25](#page=25).
* De **ogenblikkelijke hoeksnelheid** $\omega$ is voor alle punten van het star lichaam gelijk: $\omega = \frac{d\theta}{dt}$ [25](#page=25).
* **Lineaire snelheid** ($v$) van een punt $P$ op afstand $r$ van de as: $v = \omega r$ [26](#page=26).
* **Ogenblikkelijke versnelling** ($a$):
* **Tangentiële versnelling** ($a_t$): Verandert de grootte van de lineaire snelheid. $a_t = \frac{dv}{dt} = r \frac{d\omega}{dt} = r \alpha$, waarbij $\alpha = \frac{d\omega}{dt}$ de hoekversnelling is [26](#page=26).
* **Centripetale (radiale) versnelling** ($a_c$): Verandert de richting van de lineaire snelheid. $a_c = \frac{v^2}{r} = \omega^2 r$ [26](#page=26).
* De totale versnelling is de vectoriële som van de tangentiële en centripetale versnelling: $\vec{a} = \vec{a}_t + \vec{a}_c$ [26](#page=26).
* Als $\omega$ constant is (eenparige cirkelvormige beweging), dan is $\alpha=0$ en $a_t=0$. De enige versnelling is de centripetale versnelling [26](#page=26).
* Als $\alpha \neq 0$, dan is er zowel tangentiële als centripetale versnelling [26](#page=26).
---
# Dynamica en de wetten van Newton
Dynamica bestudeert het verband tussen krachten en de daaruit voortvloeiende bewegingen van voorwerpen.
### 2.1 Basisbegrippen
* Een **kracht** is een grootheid die de vorm of de snelheid van een voorwerp kan veranderen [30](#page=30).
* **Massa** is een eigenschap van materie, recht evenredig met de hoeveelheid materie en een maat voor de traagheid van een voorwerp [30](#page=30).
* Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen massa en gewicht:
* Massa is een eigenschap van het voorwerp, uitgedrukt in gram [30](#page=30).
* Gewicht is een kracht, de aantrekkende kracht die de zwaartekracht uitoefent op een voorwerp, uitgedrukt in Newton [30](#page=30).
### 2.2 Meten van krachten
Krachten kunnen niet rechtstreeks worden vastgesteld. De grootte van krachten wordt bepaald door de vervorming die ze veroorzaken op een niet-bewegende massa. Dit gebeurt met een **dynamometer**, een geijkte spiraalveer, gebaseerd op de wet van Hooke: $F = k \Delta s$ [31](#page=31).
Hierin is:
* $k$ de veerconstante [31](#page=31).
* $\Delta s$ de uittrekking van de spiraalveer [31](#page=31).
### 2.3 De wetten van Newton
#### 2.3.1 De eerste wet van Newton: de traagheidswet
Elk lichaam blijft in zijn rusttoestand of in de toestand van een eenparig rechtlijnige beweging, tenzij het verplicht wordt deze toestand te verlaten door een uitwendige oorzaak, de totale kracht. Dit betekent dat een voorwerp in beweging wil blijven bewegen en een voorwerp in rust wil in rust blijven, tenzij een nettokracht anders bepaalt. Krachten zorgen voor vervormingen en veranderingen van bewegingen [31](#page=31).
Wiskundig: als $\sum F = 0$, dan $a = 0$ [31](#page=31).
#### 2.3.2 De tweede wet van Newton: verband tussen kracht en versnelling
De verhouding tussen een kracht en de daardoor veroorzaakte versnelling is voor een bepaald lichaam constant. Deze constante is de massa van het lichaam. De massa is een eigenschap die maatgevend is voor het verzet tegen verandering in bewegingstoestand [33](#page=33).
De tweede wet van Newton luidt:
$$ \sum \vec{F} = m \vec{a} $$
waarin:
* $\sum \vec{F}$ de som is van alle krachten die op het lichaam inwerken (de nettokracht) [33](#page=33).
* $m$ de massa van het lichaam is [33](#page=33).
* $\vec{a}$ de versnelling is, die dezelfde richting heeft als de nettokracht [33](#page=33).
De eenheid van kracht is de Newton (N), waarbij $1 \, \text{N} = 1 \, \text{kg} \cdot \text{m/s}^2$ [33](#page=33).
De wetten van Newton zijn alleen geldig in **inertiële referentiestelsels**, wat assenstelsels zijn die in rust zijn of een eenparig rechtlijnige beweging uitvoeren [33](#page=33).
#### 2.3.3 De derde wet van Newton: actie en reactie
Wanneer lichaam A een kracht uitoefent op lichaam B, oefent B ook een kracht uit op A. Deze actie-reactie krachtparen zijn even groot, werken langs dezelfde rechte lijn, maar in tegengestelde zin [33](#page=33).
Mathematisch: $\vec{F}_{AB} = -\vec{F}_{BA}$ [33](#page=33).
Belangrijke eigenschappen van actie- en reactiekrachten:
* Ze zijn tegengesteld [33](#page=33).
* Ze werken op verschillende lichamen [33](#page=33).
* Ze grijpen nooit op hetzelfde lichaam aan [33](#page=33).
> **Tip:** Een veelvoorkomende misvatting is dat actie- en reactiekrachten elkaar opheffen. Dit is onjuist omdat ze op verschillende lichamen aangrijpen. Ze heffen elkaar alleen op als ze op hetzelfde lichaam aangrijpen, zoals bij de nettokracht in de tweede wet van Newton.
**Voorbeeld:** De lancering van een raket. De raketmotor drukt gassen naar beneden, en de gassen oefenen een gelijke en tegengestelde kracht op de raket uit, waardoor deze omhoog beweegt [34](#page=34).
### 2.4 Enkele belangrijke krachten
#### 2.4.1 Zwaartekracht
De aarde oefent op elk lichaam een aantrekkingskracht uit, de **zwaartekracht**, die wordt gegeven door:
$$ G = m g $$
waarin $g$ de gravitatieversnelling is ($ \approx 9.81 \, \text{m/s}^2$) [34](#page=34).
De **universele gravitatiekracht** beschrijft de aantrekkingskracht tussen twee willekeurige lichamen met massa $m_1$ en $m_2$, op een afstand $r$ van elkaar:
$$ F = G \frac{m_1 m_2}{r^2} $$
Hierin is $G$ de universele gravitatieconstante ($6.673 \times 10^{-11} \, \text{N} \cdot \text{m}^2/\text{kg}^2$) [34](#page=34).
De gravitatieversnelling $g$ is afhankelijk van de hoogte boven de zeespiegel [34](#page=34).
> **Opm.:** Gewicht is een kracht (vector) en massa is een maat voor traagheid (scalair) [34](#page=34).
#### 2.4.2 De normaalkracht en de trekkracht
* De **normaalkracht** ($\vec{F}_N$) wordt veroorzaakt door het contact van een lichaam met een steunvlak. Het steunvlak oefent deze kracht uit op het lichaam, loodrecht op het steunvlak. De normaalkracht kan gelijk zijn aan, groter of kleiner zijn dan de zwaartekracht, afhankelijk van andere krachten die op het lichaam inwerken [35](#page=35).
* Voorbeeld (doos van 10 kg op een tafel):
* Als er geen andere verticale krachten zijn: $\sum F_y = F_N - mg = 0 \Rightarrow F_N = mg = 98 \, \text{N}$ [35](#page=35).
* Als er nog een kracht van 40.0 N naar beneden werkt: $\sum F_y = F_N - mg - 40.0 \, \text{N} = 0 \Rightarrow F_N = mg + 40.0 \, \text{N} = 98 \, \text{N} + 40.0 \, \text{N} = 138 \, \text{N}$ [35](#page=35).
* Als er nog een kracht van 40.0 N naar boven werkt: $\sum F_y = F_N - mg + 40.0 \, \text{N} = 0 \Rightarrow F_N = mg - 40.0 \, \text{N} = 98 \, \text{N} - 40.0 \, \text{N} = 58 \, \text{N}$ [35](#page=35).
* De **trekkracht** of **spankracht** ($\vec{T}$) wordt uitgeoefend door bijvoorbeeld een touw of kabel op een opgehangen lichaam. De richting van de trekkracht is langs het touw [35](#page=35).
#### 2.4.3 Wrijvingskrachten
Wrijvingskrachten werken tussen contactoppervlakken en zijn tegengesteld aan de relatieve bewegingsrichting [36](#page=36).
* **Statische wrijvingskracht** ($\vec{f}_s$): Deze kracht voorkomt dat een stilstaand voorwerp gaat bewegen. Er is een maximale statische wrijvingskracht ($f_{s,max}$) die overwonnen moet worden om het voorwerp in beweging te zetten [36](#page=36).
$$ f_{s,max} = \mu_s N $$
waarin $\mu_s$ de statische wrijvingscoëfficiënt is en $N$ de normaalkracht [37](#page=37).
* **Kinetische wrijvingskracht** ($\vec{f}_k$): Deze kracht werkt als het voorwerp al in beweging is. Eenmaal in beweging is er meestal een geringere kracht nodig om de kinetische wrijvingskracht te compenseren en het voorwerp in een eenparige beweging te houden [36](#page=36).
$$ f_k = \mu_k N $$
waarin $\mu_k$ de kinetische wrijvingscoëfficiënt is en $N$ de normaalkracht [37](#page=37).
Empirisch blijkt dat wrijvingskrachten:
* Onafhankelijk zijn van de grootte van het contactoppervlak [36](#page=36).
* In grootte evenredig zijn met de normaalkracht op het lichaam [36](#page=36).
De wrijvingscoëfficiënten ($\mu_s$ en $\mu_k$) zijn afhankelijk van de aard van de materialen en de toestand van de contactoppervlakken. Meestal is $\mu_s > \mu_k$ [37](#page=37).
> **Tip:** Wrijvingscoëfficiënten worden vaak gegeven in tabellen en zijn specifiek voor bepaalde materiaalcombinaties [37](#page=37).
### 2.5 Pseudokrachten
Pseudokrachten (of fictieve krachten) worden ingevoerd in niet-inertiële referentiestelsels om de wetten van Newton toch te kunnen toepassen. Een voorbeeld hiervan is de **centrifugaalkracht**, die in een roterend referentiekader wordt ingevoerd om de centripetale kracht te compenseren en het voorwerp in rust te laten lijken. In deze cursus wordt vermeden fictieve krachten te gebruiken [37](#page=37).
### 2.6 Toepassingen
#### 2.6.1 Algemene werkwijze om oefeningen te maken
1. Identificeer het lichaam waarvan de beweging onderzocht moet worden [38](#page=38).
2. Bepaal alle krachten die door de omgeving op dit lichaam worden uitgeoefend [38](#page=38).
3. Kies een geschikt assenstelsel [38](#page=38).
4. Teken een **krachtendiagram** (vrijlichaamdiagram) van het lichaam en alle inwerkende krachten [38](#page=38).
5. Pas de wetten van Newton toe, zowel in vectorvorm als in componentenvorm [38](#page=38).
#### 2.6.2 Voorbeeld: Een voertuig in een vlakke bocht
Bij het nemen van een vlakke bocht beschrijft een auto een eenparig cirkelvormige beweging. De **zijdelingse statische wrijvingskracht** tussen de banden en het wegdek zorgt voor de benodigde centripetale kracht om de beweging te onderhouden [39](#page=39).
* Gegeven: $r = 20 \, \text{m}$, $\mu_s = 0.6$.
* Gevraagd: Maximale snelheid ($v_{max}$) om niet uit de bocht te vliegen.
De maximale snelheid wordt bepaald door de maximale wrijvingskracht: $f_{s,max} = \mu_s N$. In dit geval is de normaalkracht gelijk aan de zwaartekracht ($N=mg$).
Dus: $f_{s,max} = \mu_s mg$.
De centripetale kracht is: $F_c = \frac{mv_{max}^2}{r}$.
Door de tweede wet van Newton toe te passen in de richting van de bocht: $f_{s,max} = F_c$.
$$ \mu_s mg = \frac{mv_{max}^2}{r} $$
$$ v_{max} = \sqrt{\mu_s g r} $$
$$ v_{max} = \sqrt{0.6 \times 9.81 \, \text{m/s}^2 \times 20 \, \text{m}} \approx 10.8 \, \text{m/s} \approx 39 \, \text{km/u} $$ [40](#page=40).
#### 2.6.3 Voorbeeld van de dynamica van het hellend vlak
Een skiër glijdt vanuit rust een helling af. De krachten die inwerken zijn de zwaartekracht ($\vec{G}$), de normaalkracht ($\vec{N}$) en de kinetische wrijvingskracht ($\vec{f}_k$).
* Gegeven: Hoek helling $\theta = 30^\circ$, lengte helling $x = 50 \, \text{m}$, kinetische wrijvingscoëfficiënt $\mu_k = 0.05$, startsnelheid $v_0 = 0$.
* Gevraagd: Snelheid beneden aan de helling ($v$).
Keuze assenstelsel: Oorsprong onderaan de helling, x-as langs de helling naar beneden, y-as loodrecht op de helling omhoog.
Ontbinding van krachten:
* Lang de y-as: $N - G \cos \theta = 0 \Rightarrow N = mg \cos \theta$ [41](#page=41).
* De wrijvingskracht: $f_k = \mu_k N = \mu_k mg \cos \theta$ [41](#page=41).
* Lang de x-as: $f_k - G \sin \theta = m a_x$. (Merk op: f_k is tegengesteld aan de bewegingsrichting, dus negatief in de formule) [41](#page=41).
$$ -f_k - mg \sin \theta = ma_x $$
$$ -\mu_k mg \cos \theta - mg \sin \theta = ma_x $$
$$ a_x = -g(\mu_k \cos \theta + \sin \theta) $$
Er lijkt hier een tekenfout te zijn in de originele documentatie. Als we aannemen dat de wrijvingskracht tegengesteld is aan de beweging en de zwaartekracht component de skiër naar beneden trekt, zou de vergelijking eerder moeten zijn:
$mg \sin \theta - f_k = ma_x$
$mg \sin \theta - \mu_k mg \cos \theta = ma_x$
$a_x = g(\sin \theta - \mu_k \cos \theta)$
Dit wordt ook bevestigd door de volgende berekening in de samenvatting die $a = g (\mu \cos\theta - \sin\theta)$ gebruikt (wat ook omgekeerd zou moeten zijn voor het omhoog gaan van de berg). Laten we uitgaan van de berekening die tot een positieve snelheid leidt [42](#page=42):
$a_x = g(\sin \theta - \mu_k \cos \theta)$ (#page=41, 42) [41](#page=41) [42](#page=42).
$a_x = 9.81 \, \text{m/s}^2 (\sin 30^\circ - 0.05 \cos 30^\circ)$
$a_x = 9.81 \, \text{m/s}^2 (0.5 - 0.05 \times 0.866) \approx 9.81 (0.5 - 0.0433) \approx 4.47 \, \text{m/s}^2$.
De skiër voert een eenparig versnelde, rechtlijnige beweging uit. De eindsnelheid $v$ kan berekend worden met: $v^2 = v_0^2 + 2 a_x (x - x_0)$ [41](#page=41) [42](#page=42).
Met $v_0=0$, $x_0=0$ en $x=50 \, \text{m}$:
$v^2 = 2 \times 4.47 \, \text{m/s}^2 \times 50 \, \text{m} = 447 \, \text{m}^2/\text{s}^2$
$v = \sqrt{447} \, \text{m/s} \approx 21.1 \, \text{m/s}$ [42](#page=42).
Omgerekend naar km/u: $21.1 \, \text{m/s} \times 3.6 \approx 76 \, \text{km/u}$ [42](#page=42).
> **Opm.:** De formule voor de versnelling $a = g(\mu \cos\theta - \sin\theta)$ in en lijkt omgekeerd te zijn voor een glijdend voorwerp naar beneden, waar $g \sin\theta$ de drijvende kracht is en $f_k = \mu_k mg \cos\theta$ de tegenwerkende kracht. Correct is waarschijnlijk $a = g(\sin\theta - \mu_k \cos\theta)$. De berekening leidt echter tot het resultaat van 21 m/s [41](#page=41) [42](#page=42).
---
# Arbeid en energie
Dit hoofdstuk onderzoekt het concept van arbeid, zowel door constante als veranderlijke krachten, en introduceert de stellingen van arbeid en energie, vermogen, potentiële en kinetische energie, en de wetten van behoud van mechanische en totale energie.
### 3.1 Het begrip arbeid
Mechanische arbeid ($W$) wordt verricht wanneer een kracht ($F$) op een lichaam werkt en dit lichaam over een bepaalde afstand ($d$) verplaatst [43](#page=43).
* **Constante kracht in dezelfde richting als verplaatsing:** Als de kracht en de verplaatsing dezelfde richting en zin hebben, wordt de arbeid berekend als $W = Fd$ [43](#page=43).
* **Constante kracht met hoek:** Indien de richting van de kracht niet samenvalt met de verplaatsing, wordt enkel de component van de kracht in de richting van de verplaatsing in rekening gebracht. De arbeid wordt dan gegeven door $W = Fd \cos \theta$, waarbij $\theta$ de hoek is tussen de krachtvector en de verplaatsingsvector [43](#page=43) [44](#page=44).
* Als $0^\circ \le \theta < 90^\circ$, verricht $F$ positieve arbeid [44](#page=44).
* Als $\theta = 90^\circ$, is $W = 0$ [44](#page=44).
* Als $90^\circ < \theta \le 180^\circ$, verricht $F$ negatieve arbeid [44](#page=44).
De eenheid van arbeid is de Joule (J), gedefinieerd als 1 Newton maal 1 meter ($1 \, \text{J} = 1 \, \text{N} \times 1 \, \text{m}$). Het fysieke begrip arbeid verschilt van de geleverde inspanning. Arbeid is een scalair product [44](#page=44).
**Voorbeeld:** De arbeid verricht door een bergwandelaar op een rugzak om deze de berg op te dragen is $W = Fh = mgh$, waarbij $m$ de massa, $g$ de zwaartekrachtversnelling en $h$ de hoogte is. De arbeid verricht door de zwaartekracht op de rugzak is $W_G = -mgh$. De verrichte arbeid is enkel afhankelijk van de verandering in hoogte. Een persoon die een boodschappentas met constante snelheid horizontaal draagt, verricht geen arbeid op de tas omdat de kracht loodrecht staat op de verplaatsingsvector [44](#page=44) [45](#page=45).
### 3.2 Arbeid verricht door een veranderlijke kracht
#### 3.2.1 Veranderlijke kracht met vaste richting
Bij een eendimensionale, rechtlijnige beweging waarbij de kracht $F$ van grootte verandert, maar de richting vast is, kan de arbeid berekend worden door de verplaatsing op te delen in kleine intervallen $\Delta x$. De arbeid over een interval is dan ongeveer $F(x) \Delta x$. In de limiet waarbij $\Delta x \to 0$, wordt de totale arbeid de integraal van de kracht over de verplaatsing [46](#page=46):
$$W = \int_{x_1}^{x_2} F(x) \, dx$$
Dit komt overeen met de oppervlakte onder de krachtcurve $F(x)$ tussen $x_1$ en $x_2$ [46](#page=46).
**Voorbeeld:** De arbeid nodig om een veer uit te rekken volgens de Wet van Hooke ($F = kx$) over een afstand $x_2$ (met $x_1 = 0$) is:
$$W = \int_{0}^{x_2} kx \, dx = \frac{1}{2} kx_2^2$$
Hierbij stelt de gearceerde oppervlakte de verrichte arbeid voor [47](#page=47).
#### 3.2.2 Veranderlijke kracht - Algemeen
Voor een algemeen geval in twee of drie dimensies, waar de kracht $F$ in grootte en richting kan veranderen, wordt de baan opgedeeld in kleine verplaatsingen $\Delta \vec{r}$. De arbeid over een klein interval is $AW = \vec{F} \cdot \Delta \vec{r}$. In de limiet waarbij $\Delta \vec{r} \to 0$, wordt de totale arbeid gegeven door de lijnintegraal [48](#page=48):
$$W = \int_{a}^{b} \vec{F} \cdot d\vec{r}$$
Voor een driedimensionaal geval met $\vec{F} = (F_x, F_y, F_z)$ en $d\vec{r} = (dx, dy, dz)$ wordt dit:
$$W = \int_{x_a}^{x_b} F_x \, dx + \int_{y_a}^{y_b} F_y \, dy + \int_{z_a}^{z_b} F_z \, dz$$
[48](#page=48).
### 3.3 Stelling van arbeid en energie
De stelling van arbeid en energie stelt dat de totale arbeid die op een lichaam wordt verricht door de resultante van de krachten die op het lichaam werken, gelijk is aan de verandering in de kinetische energie van het lichaam [49](#page=49).
* **Eendimensionaal geval met constante kracht:** $F = ma$. De arbeid is $W = Fx = max$. Met behulp van bewegingsvergelijkingen ($v = v_0 + at$ en $x = v_0t + \frac{1}{2}at^2$) kan men afleiden dat $W = \frac{1}{2}mv^2 - \frac{1}{2}mv_0^2 = \Delta K$, waarbij $K = \frac{1}{2}mv^2$ de kinetische energie is [48](#page=48).
* **Eendimensionaal geval met veranderlijke kracht:** Bij verplaatsing van $x_0$ naar $x$ is de arbeid $W = \int_{x_0}^{x} F(x) \, dx$. Omdat $F = ma = m \frac{dv}{dt} = m \frac{dv}{dx} \frac{dx}{dt} = mv \frac{dv}{dx}$, volgt dat $W = \int_{v_0}^{v} mv \, dv = \frac{1}{2}mv^2 - \frac{1}{2}mv_0^2 = \Delta K$ [49](#page=49).
* **Algemeen geval:** De totale arbeid $W = \int \vec{F} \cdot d\vec{r}$ is gelijk aan de verandering in kinetische energie: $W = K - K_0 = \Delta K$ [49](#page=49).
**Voorbeeld:** Bij een schuine worp met beginsnelheid $v_0$, is de arbeid verricht door de zwaartekracht ($W = -mgh$) gelijk aan de verandering in kinetische energie ($W = K_f - K_0$). Als $W=0$ (bij gelijke begin- en eindhoogte), dan is $K_f = K_0$, wat impliceert dat de eindsnelheid gelijk is aan de beginsnelheid qua grootte, maar niet qua richting en zin [50](#page=50).
### 3.4 Arbeidstempo of vermogen
Vermogen ($P$) is het tempo waarmee arbeid wordt verricht [50](#page=50).
* **Gemiddeld vermogen:** $\langle P \rangle = \frac{W}{\Delta t}$ [50](#page=50).
* **Ogenblikkelijk vermogen:** $P = \frac{dW}{dt}$ [50](#page=50).
Bij constant vermogen is $W = Pt$. De eenheid van vermogen is Watt (W), met $1 \, \text{W} = 1 \, \text{J/s}$. Een praktische eenheid is de paardekracht (PK) [50](#page=50).
### 3.5 Potentiële energie van een systeem
#### 3.5.1 Conservatieve en niet-conservatieve krachten
* **Conservatieve krachten:** Een kracht is conservatief als de arbeid verricht op een lichaam bij een verplaatsing tussen twee punten enkel afhangt van de ligging van deze punten, en niet van de gevolgde weg. Bovendien is de arbeid verricht door een conservatieve kracht bij het doorlopen van een gesloten cyclus nul. Voorbeelden zijn de zwaartekracht, veerkracht en de coulombkracht [52](#page=52).
* **Niet-conservatieve krachten:** Krachten zoals wrijvingskracht en luchtweerstand zijn niet-conservatief, omdat de verrichte arbeid afhangt van de gevolgde weg. De arbeid verricht door de wrijvingskracht bij een heen-en-weer beweging is niet nul [52](#page=52).
#### 3.5.2 Het begrip potentiële energie
Potentiële energie ($U$) is de hoeveelheid "arbeid in voorraad" in een systeem. De verandering in potentiële energie ($\Delta U$) tussen twee toestanden is gelijk aan de negatieve arbeid verricht door de conservatieve krachten: $\Delta U = -W_{conservatief}$ [53](#page=53).
* **Potentiële energie in het zwaartekrachtveld:** Op hoogte $h$ boven een referentiepunt is de potentiële energie $U = mgh$, waarbij $U=0$ op het referentieoppervlak [53](#page=53).
* **Potentiële energie bij eendimensionale systemen:** Voor een kracht $F(x)$ is de verandering in potentiële energie $\Delta U = U_b - U_a = -\int_{a}^{b} F(x) \, dx$. Als de veer ongespannen is ($x=0$) en de potentiële energie nul is ($U =0$), dan is de potentiële energie bij elongatie $x$: $U(x) = \frac{1}{2}kx^2$ (#page=53, 57) [53](#page=53) [57](#page=57).
* **Potentiële energie bij 2- en 3-dimensionale systemen:** $\Delta U = -\int_{a}^{b} \vec{F} \cdot d\vec{r}$ [54](#page=54).
Potentiële energie kan enkel gedefinieerd worden voor systemen waarin conservatieve krachten optreden. Het is een toestandsfunctie die hoort bij een systeem en gekoppeld is aan een kracht [54](#page=54).
### 3.6 Wet van behoud van mechanische energie
Voor een systeem waarin enkel conservatieve krachten werken, blijft de mechanische energie ($E$), de som van kinetische ($K$) en potentiële ($U$) energie, constant [55](#page=55).
$$E = K + U = \text{constant}$$
Dit volgt uit de stelling van arbeid en energie ($W_{conservatief} = \Delta K$) en de definitie van potentiële energie ($\Delta U = -W_{conservatief}$), wat leidt tot $W_{conservatief} = -\Delta U$. Dus $\Delta K = -\Delta U$, of $\Delta K + \Delta U = 0$, dus $K+U = \text{constant}$ [55](#page=55).
**Voorbeeld:** Een vallende steen zet potentiële energie om in kinetische energie. Bij een kind op een slee op een wrijvingsloos hellend vlak is de totale mechanische energie constant. De beginsnelheid wordt omgezet in hoogte, en vice versa [56](#page=56) [57](#page=57).
### 3.7 Toepassing: de ideale veer
Bij een ideaal systeem met een veer op een wrijvingsloos oppervlak, is de mechanische energie behouden. De terugroepende kracht van de veer wordt gegeven door de Wet van Hooke: $F_x = -kx$. De potentiële energie van de veer bij elongatie $x$ is $U(x) = \frac{1}{2}kx^2$. Tijdens de beweging wordt potentiële energie omgezet in kinetische energie en omgekeerd. De snelheid bij de evenwichtspositie ($x=0$) is maximaal ($K = \frac{1}{2}mv^2$), terwijl de potentiële energie minimaal is ($U=0$). De totale mechanische energie is $E = \frac{1}{2}kx_m^2$ (bij maximale uitwijking $x_m$) en $E = \frac{1}{2}mv_{max}^2$ (bij de evenwichtspositie), dus $\frac{1}{2}mv^2 = \frac{1}{2}kx^2$, wat leidt tot $v = \pm x \sqrt{\frac{k}{m}}$ [57](#page=57) [58](#page=58).
Bij een slingerbeweging is voor kleine uitwijkhoeken de tangentiële component van de zwaartekracht ($F = -mg\sin\theta \approx -mg\theta$) een terugroepende kracht die een oscillerende beweging veroorzaakt (#page=58, 59). De snelheid bij de evenwichtspositie kan berekend worden met de wet van behoud van mechanische energie [58](#page=58) [59](#page=59).
### 3.8 Wet van behoud van totale energie
Wanneer naast conservatieve krachten ook niet-conservatieve krachten (zoals wrijvingskrachten $F_f$) aanwezig zijn, wordt de stelling van arbeid en energie uitgebreid. De arbeid verricht door niet-conservatieve krachten zorgt voor een verandering in mechanische energie [59](#page=59).
$$W_{niet-conservatief} = \Delta K + \Delta U = \Delta E_{mechanisch}$$
De arbeid verricht door wrijvingskrachten is negatief, wat leidt tot een afname van de mechanische energie. Deze verloren mechanische energie wordt omgezet in andere vormen van energie, met name inwendige energie (warmte) (#page=59, 60) [59](#page=59) [60](#page=60).
Het principe van het behoud van totale energie stelt dat energie nooit vernietigd of gecreëerd kan worden, maar enkel kan worden omgezet van de ene vorm naar de andere [60](#page=60).
$$\Delta E_{totale} = 0$$
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Kinematica | De tak van de mechanica die de beweging van lichamen beschrijft zonder rekening te houden met de oorzaken die deze beweging teweegbrengen, zoals krachten. Het richt zich op grootheden als verplaatsing, snelheid en versnelling. |
| Vector | Een wiskundige entiteit die zowel een grootte als een richting heeft, en wordt vaak voorgesteld door een pijl. Vectoren worden gebruikt om grootheden zoals verplaatsing, snelheid en kracht te beschrijven. |
| Scalair | Een grootheid die enkel een grootte heeft en geen richting. Voorbeelden zijn massa, temperatuur en afstand. |
| Verplaatsing | De verandering in positie van een object, gespecificeerd door de richting en de afstand. Het is een vectorgrootheid. |
| Snelheid | De snelheid waarmee een object van positie verandert. Het is een vectorgrootheid en wordt gedefinieerd als de verandering in plaats gedeeld door de verandering in tijd. |
| Ogenblikkelijke snelheid | De snelheid van een object op een specifiek tijdstip, verkregen door de limiet te nemen van de gemiddelde snelheid als de tijdsinterval nul nadert. |
| Gemiddelde snelheid | De totale verplaatsing van een object gedeeld door de totale tijd die nodig was voor die verplaatsing. |
| Versnelling | De snelheid waarmee de snelheid van een object verandert. Het is een vectorgrootheid en wordt gedefinieerd als de verandering in snelheid gedeeld door de verandering in tijd. |
| Ogenblikkelijke versnelling | De versnelling van een object op een specifiek tijdstip, verkregen door de limiet te nemen van de gemiddelde versnelling als de tijdsinterval nul nadert. |
| Gemiddelde versnelling | De totale verandering in snelheid van een object gedeeld door de totale tijd die nodig was voor die snelheidsverandering. |
| Eenparige rechtlijnige beweging (ERB) | Een beweging waarbij de snelheid constant is en er geen versnelling optreedt. De afgelegde afstand is recht evenredig met de tijd. |
| Eenparig versnelde rechtlijnige beweging (EURB) | Een beweging waarbij de versnelling constant is. De snelheid neemt lineair toe met de tijd, en de afgelegde afstand neemt kwadratisch toe met de tijd. |
| Projectielbaan | De baan die een object volgt wanneer het in de lucht wordt geworpen onder invloed van alleen de zwaartekracht (en luchtweerstand verwaarloosd). Het is een parabolische baan. |
| Eenparige cirkelvormige beweging | Een beweging waarbij een object met constante omloopsnelheid een cirkelbaan beschrijft. Hoewel de lineaire snelheid constant is in grootte, verandert de richting voortdurend, wat resulteert in een centripetale versnelling. |
| Hoeksnelheid | De snelheid waarmee de hoekpositie van een object verandert. Het wordt gemeten in radialen per seconde (rad/s). |
| Centripetale versnelling | De versnelling die gericht is naar het middelpunt van een cirkelbaan en die nodig is om de richting van de snelheidsvector van een bewegend object te veranderen, zodat het langs een cirkelbaan beweegt. |
| Kracht | Een interactie die, wanneer niet tegengewerkt, de bewegingstoestand van een object verandert. Krachten zijn vectorgrootheden. |
| Massa | Een maat voor de traagheid van een object; de weerstand die het biedt tegen verandering in zijn bewegingstoestand. Massa is een scalaire grootheid. |
| Gewicht | De kracht die door de zwaartekracht op een object wordt uitgeoefend, gelijk aan het product van de massa van het object en de lokale zwaartekrachtsversnelling ($G = mg$). |
| Wet van Newton | Drie fundamentele wetten die de relatie tussen krachten en beweging beschrijven: de traagheidswet, de tweede wet (F=ma) en de derde wet (actie-reactie). |
| Traagheidswet (Eerste wet van Newton) | Elk lichaam blijft in zijn rusttoestand of in de toestand van een eenparige rechtlijnige beweging, tenzij het gedwongen wordt deze toestand te veranderen door een uitwendige kracht. |
| Tweede wet van Newton | De netto kracht die op een object werkt, is gelijk aan het product van de massa van het object en zijn versnelling ($F_{netto} = ma$). |
| Derde wet van Newton | Voor elke actie is er een gelijke en tegengestelde reactie. Als object A een kracht uitoefent op object B, oefent object B een gelijke en tegengesteld gerichte kracht uit op object A. |
| Zwaartekracht | De aantrekkingskracht tussen twee objecten met massa. Op aarde is dit de kracht die objecten naar het centrum van de aarde trekt. |
| Normaalkracht | De kracht die een oppervlak uitoefent op een object dat er contact mee maakt, loodrecht op het oppervlak. |
| Trekkracht | De kracht die door een touw of kabel wordt uitgeoefend wanneer het wordt aangespannen. |
| Wrijvingskracht | Een kracht die de relatieve beweging tussen twee contactoppervlakken tegenwerkt. |
| Statische wrijving | De wrijvingskracht die de beweging van een object tegenwerkt wanneer het in rust is. |
| Kinetische wrijving | De wrijvingskracht die de beweging van een object tegenwerkt wanneer het in beweging is. |
| Pseudokracht | Een schijnbare kracht die wordt geïntroduceerd in een niet-inertieel referentiestelsel om de wetten van Newton geldig te laten zijn. |
| Arbeid | De energie die door een kracht op een object wordt overgedragen. Het wordt gedefinieerd als het product van de krachtcomponent in de richting van de verplaatsing en de grootte van de verplaatsing ($W = Fd\cos\theta$). |
| Vermogen | Het tempo waarmee arbeid wordt verricht, gedefinieerd als arbeid gedeeld door tijd ($P = W/t$). |
| Potentiële energie | Energie die een object bezit vanwege zijn positie in een krachtveld (zoals zwaartekracht of een veer). |
| Kinetische energie | De energie die een object bezit vanwege zijn beweging, gedefinieerd als $K = \frac{1}{2}mv^2$. |
| Conservatieve kracht | Een kracht waarbij de arbeid die verricht wordt tussen twee punten onafhankelijk is van het pad dat gevolgd wordt. De netto arbeid over een gesloten pad is nul. |
| Niet-conservatieve kracht | Een kracht waarbij de arbeid die verricht wordt afhankelijk is van het pad dat gevolgd wordt. |
| Wet van behoud van mechanische energie | In een systeem waar alleen conservatieve krachten werken, blijft de som van de kinetische en potentiële energie constant ($E = K + U = \text{constant}$). |
| Wet van behoud van totale energie | Energie kan niet worden gecreëerd of vernietigd, alleen worden omgezet van de ene vorm naar de andere. |
Cover
fysica deel 1 H4,5.pdf
Summary
# Hoeveelheid van beweging en impuls
Dit hoofdstuk introduceert de concepten van hoeveelheid van beweging (lineair moment) en impuls, hun behoudswetten en toepassingen bij botsingen.
## 1\. Hoeveelheid van beweging en impuls
### 1.1 Soorten bewegingen
* **Translatie:** De beweging van een lichaam waarbij elk punt een gelijke verschuiving ondergaat, ongeacht of de baan rechtlijnig of kromlijnig is. De beweging van elk punt is representatief voor de beweging van het totale lichaam [3](#page=3).
* **Rotatie:** Een lichaam roteert als er op elk moment een as bestaat waarrond alle punten concentrische cirkels beschrijven [4](#page=4).
* Alle bewegingen van een star (onvervormbaar) lichaam kunnen beschreven worden als de samenstelling van een translatie en een rotatie [4](#page=4).
### 1.2 Het massamiddelpunt
Het massamiddelpunt (MM) is het punt waarin de volledige massa van een systeem geconcentreerd kan worden gedacht. Dit punt beweegt op dezelfde manier als een stoffelijk punt met de totale massa van het lichaam, onder invloed van de som van alle uitwendige krachten die op het lichaam inwerken. Voor een systeem van twee deeltjes met massa $m\_1$ en $m\_2$, onderworpen aan krachten $F\_1$ en $F\_2$, beweegt het massamiddelpunt $P$ alsof een puntmassa $M = m\_1 + m\_2$ onderworpen is aan de totale kracht $F = F\_1 + F\_2$ [5](#page=5).
#### 1.2.1 Het massamiddelpunt bij ééndimensionale verdeling van puntmassa's
Voor twee puntmassa's $m\_1$ en $m\_2$ met coördinaten $x\_1$ en $x\_2$ wordt de coördinaat van het massamiddelpunt gegeven door: $$x\_{mm} = \\frac{m\_1 x\_1 + m\_2 x\_2}{m\_1 + m\_2}$$ [5](#page=5). Voor meerdere puntmassa's $m\_i$ met coördinaten $x\_i$: $$x\_{mm} = \\frac{\\sum\_{i=1}^{n} m\_i x\_i}{\\sum\_{i=1}^{n} m\_i} = \\frac{\\sum\_{i=1}^{n} m\_i x\_i}{M}$$ [5](#page=5). waarbij $M$ de totale massa van het systeem is ($M = \\sum\_{i=1}^{n} m\_i$) [5](#page=5).
#### 1.2.2 Het massamiddelpunt bij een ruimtelijke verdeling van puntmassa's
De coördinaten van het massamiddelpunt $(x\_{mm}, y\_{mm}, z\_{mm})$ van een systeem van $n$ puntmassa's $m\_i$ op positie $r\_i = x\_i \\vec{i} + y\_i \\vec{j} + z\_i \\vec{k}$ zijn: $$x\_{mm} = \\frac{\\sum\_{i=1}^{n} m\_i x\_i}{M}$$ [6](#page=6). $$y\_{mm} = \\frac{\\sum\_{i=1}^{n} m\_i y\_i}{M}$$ [6](#page=6). $$z\_{mm} = \\frac{\\sum\_{i=1}^{n} m\_i z\_i}{M}$$ [6](#page=6). In vectornotatie is de plaatsvector van het massamiddelpunt: $$\\vec{r}\_{mm} = \\frac{\\sum{i=1}^{n} m\_i \\vec{r}\_i}{M}$$ [6](#page=6). Dit is onafhankelijk van de keuze van het assenstelsel en afhankelijk van de massa's en relatieve afstanden van de deeltjes [6](#page=6).
#### 1.2.3 Het massamiddelpunt van onvervormbare lichamen (continue massaverdeling)
Voor een continu lichaam kan de coördinaat van het massamiddelpunt worden berekend via integralen. Voor een lichaam met totale massa $M$: $$x\_{mm} = \\frac{1}{M} \\int x , dm$$ [7](#page=7). $$y\_{mm} = \\frac{1}{M} \\int y , dm$$ [7](#page=7). $$z\_{mm} = \\frac{1}{M} \\int z , dm$$ [7](#page=7). In vectornotatie: $$\\vec{r}\_{mm} = \\frac{1}{M} \\int \\vec{r} , dm$$ [7](#page=7). Indien het lichaam homogeen is met massadichtheid $\\rho$, dan is $dm = \\rho , dV$, en: $$\\vec{r}{mm} = \\frac{1}{M} \\int \\rho \\vec{r} , dV$$ [7](#page=7).
* **Bijzondere gevallen:**
* Bij puntsymmetrie is het massamiddelpunt het symmetriepunt [8](#page=8).
* Bij lijnsymmetrie ligt het massamiddelpunt op de symmetrielijn [8](#page=8).
### 1.3 Beweging van het massamiddelpunt
De beweging van het massamiddelpunt van een systeem van deeltjes of een vast lichaam wordt bepaald door de totale massa en de \_uitwendige krachten. Als $M$ de totale massa is en $\\vec{a}\_{mm}$ de versnelling van het massamiddelpunt, dan geldt [9](#page=9): $$M \\vec{a}{mm} = \\sum\_{i} \\vec{F}\_{i, \\text{uitw}}$$ [9](#page=9). Dit betekent dat het massamiddelpunt beweegt alsof de totale massa in dat punt is geconcentreerd en alle uitwendige krachten daar aangrijpen. In het zwaartekrachtveld valt het massamiddelpunt samen met het zwaartepunt [9](#page=9).
> **Tip:** Bij sporten zoals schoonspringen, duiken of hoogspringen, beschrijft het massamiddelpunt van de atleet een parabolische baan. Een correcte techniek maximaliseert de prestatie door de beweging van het massamiddelpunt optimaal te sturen. Bij hoogspringen kan het massamiddelpunt zelfs onder de lat door bewegen [10](#page=10) [15](#page=15) [9](#page=9).
### 1.4 Hoeveelheid van beweging of lineair moment
Het lineair moment (of hoeveelheid van beweging, impuls) van een deeltje is een vectoriële grootheid gedefinieerd als: $$\\vec{p} = m\\vec{v}$$ [10](#page=10). waarbij $m$ de massa en $\\vec{v}$ de snelheid is. De tweede wet van Newton kan worden geformuleerd in termen van het lineair moment: de afgeleide van het lineair moment naar de tijd is gelijk aan de netto kracht die op het deeltje inwerkt: $$\\frac{d\\vec{p}}{dt} = m\\vec{a} = \\vec{F}$$ [10](#page=10).
Voor een systeem van $n$ deeltjes is het totale lineaire moment $P$ de som van de individuele momenten: $$\\vec{P} = \\sum\_{i=1}^{n} \\vec{p}\_i = \\sum{i=1}^{n} m\_i \\vec{v}\_i$$ [10](#page=10). Dit totale moment kan ook geschreven worden als $P = M \\vec{v}{mm}$, waarbij $M$ de totale massa is en $\\vec{v}\_{mm}$ de snelheid van het massamiddelpunt [10](#page=10). De afgeleide van het totale lineaire moment naar de tijd is gelijk aan de som van de uitwendige krachten: $$\\frac{d\\vec{P}}{dt} = \\sum{i} \\vec{F}\_{i, \\text{uitw}}$$ [10](#page=10).
### 1.5 Wet van behoud van lineair moment of van hoeveelheid van beweging
De wet van behoud van lineair moment stelt dat indien de som van alle uitwendige krachten die op een systeem inwerken gelijk is aan nul ($\\sum \\vec{F}\_{i, \\text{uitw}} = 0$), het lineair moment van het systeem constant blijft [11](#page=11). $$\\text{Als } \\sum \\vec{F}{i, \\text{uitw}} = 0, \\text{ dan is } \\vec{P} = \\text{constant}$$ [11](#page=11). Dit impliceert dat de snelheid van het massamiddelpunt constant is ($\\vec{v}\_{mm} = \\text{constant}$). Inwendige krachten heffen elkaar op volgens de derde wet van Newton en hebben geen invloed op het totale moment van het systeem [11](#page=11).
> **Voorbeeld:** Een passagier verplaatst zich op een boot. Het systeem (passagier + boot) heeft een totaal lineair moment van nul als er geen uitwendige horizontale krachten zijn. Hoewel de passagier zich verplaatst, blijft het massamiddelpunt van het systeem op dezelfde positie. De boot beweegt tegengesteld aan de passagier om dit te compenseren [11](#page=11) [12](#page=12).
### 1.6 Botsingen: stoot van een kracht
Een botsing is een fysisch verschijnsel waarbij lichamen elkaar ontmoeten, wat leidt tot een plotselinge verandering in hun beweging. Tijdens een botsing werken er gedurende een korte tijd grote krachten, de zogenaamde impulsieve krachten of stootkrachten [13](#page=13).
#### 1.6.1 Stoot van een kracht
De stoot van een kracht is gedefinieerd als de integraal van de kracht over de tijd van de botsing. Als de netto uitwendige kracht op een systeem nul is tijdens een botsing, dan is de verandering in het lineair moment gelijk aan nul. Voor een tijdsinterval $dt$ tijdens de botsing geldt $dp = F , dt$. De totale verandering van het lineair moment ($p\_f - p\_i$) gedurende de gehele botsing is de stoot [13](#page=13): $$p\_f - p\_i = \\int\_{t\_i}^{t\_f} \\vec{F} , dt = \\text{Stoot}$$ [13](#page=13). De verandering van het lineair moment onder invloed van een stootkracht is dus gelijk aan de stoot van die kracht [13](#page=13).
### 1.7 Behoud van hoeveelheid van beweging bij botsing tussen lichamen
Bij een botsing tussen twee lichamen 1 en 2 werken er interne krachten $F\_{12}$ (kracht van 1 op 2) en $F\_{21}$ (kracht van 2 op 1). Volgens de derde wet van Newton geldt $F\_{12} = -F\_{21}$. De impuls van deze krachten tijdens de botsing is dan [14](#page=14): $$\\int\_{t\_i}^{t\_f} \\vec{F}\_{12} , dt = -\\int{t\_i}^{t\_f} \\vec{F}\_{21} , dt$$ [14](#page=14). Dit betekent dat de verandering in lineair moment van de lichamen door interne krachten elkaar opheffen: $\\Delta \\vec{p}\_1 = -\\Delta \\vec{p}\_2$, zodat $\\Delta \\vec{p}\_1 + \\Delta \\vec{p}\_2 = 0$ [14](#page=14). Als de som van de uitwendige krachten verwaarloosbaar klein is gedurende de korte duur van de botsing, blijft de totale hoeveelheid van beweging van het systeem behouden [14](#page=14).
#### 1.7.1 Classificatie van botsingsverschijnselen
Botsingen worden geclassificeerd op basis van het behoud van kinetische energie:
* **Elastische botsingen:** Kinetische energie blijft behouden [15](#page=15).
* **Niet-elastische botsingen:** Kinetische energie is niet behouden; deze wordt omgezet in warmte, geluid of vervorming [15](#page=15).
* **Volkomen inelastische botsingen:** De deeltjes kleven na de botsing aan elkaar en bewegen verder als één lichaam. Een groot deel van de kinetische energie gaat verloren [15](#page=15).
### 1.8 De ééndimensionale botsing van 2 lichamen
Bij een ééndimensionale botsing bewegen twee lichamen langs dezelfde lijn. Voor een elastische botsing zijn zowel het lineair moment als de kinetische energie behouden. De snelheden na de botsing kunnen berekend worden met behulp van deze twee behoudswetten [16](#page=16) [17](#page=17).
Voor de botsing geldt:
1. Behoud van lineair moment: $m\_1 v\_{1i} + m\_2 v\_{2i} = m\_1 v\_{1f} + m\_2 v\_{2f}$ [16](#page=16).
2. Behoud van kinetische energie: $\\frac{1}{2} m\_1 v\_{1i}^2 + \\frac{1}{2} m\_2 v\_{2i}^2 = \\frac{1}{2} m\_1 v\_{1f}^2 + \\frac{1}{2} m\_2 v\_{2f}^2$ [16](#page=16).
Uit deze vergelijkingen kan worden afgeleid dat de relatieve verwijderingssnelheid na de botsing gelijk is aan de relatieve naderingssnelheid vóór de botsing: $v\_{1i} - v\_{2i} = v\_{2f} - v\_{1f}$ [16](#page=16). De snelheden na de botsing kunnen berekend worden als: $$v\_{1f} = \\frac{m\_1 - m\_2}{m\_1 + m\_2} v\_{1i} + \\frac{2 m\_2}{m\_1 + m\_2} v\_{2i}$$ [17](#page=17). $$v\_{2f} = \\frac{2 m\_1}{m\_1 + m\_2} v\_{1i} + \\frac{m\_2 - m\_1}{m\_1 + m\_2} v\_{2i}$$ [17](#page=17).
#### 1.8.1 Bijzondere gevallen van elastische botsingen:
* **Gelijke massa's ($m\_1 = m\_2$):** De snelheden worden uitgewisseld: $v\_{1f} = v\_{2i}$ en $v\_{2f} = v\_{1i}$ [17](#page=17).
* **Zware massa botst met lichte massa in rust ($m\_2 \\gg m\_1$, $v\_{2i}=0$):** De lichte massa kaatst terug met bijna dezelfde snelheid ($v\_{1f} \\approx -v\_{1i}$), de zware massa blijft bijna in rust ($v\_{2f} \\approx 0$) [18](#page=18).
* **Lichte massa botst met zware massa in rust ($m\_2 \\ll m\_1$, $v\_{2i}=0$):** De lichte massa gaat door met vrijwel dezelfde snelheid ($v\_{1f} \\approx v\_{1i}$), de zware massa krijgt een snelheid die twee keer de oorspronkelijke snelheid van de lichte massa is ($v\_{2f} \\approx 2v\_{1i}$) [18](#page=18).
#### 1.8.2 Niet-elastische botsing
Bij een niet-elastische botsing gaat kinetische energie verloren. Bij een **volkomen inelastische botsing** is het verlies aan kinetische energie maximaal en bewegen de lichamen na de botsing als één geheel verder met een gemeenschappelijke snelheid $v\_f$. Het lineair moment blijft behouden: $m\_1 v\_{1i} + m\_2 v\_{2i} = (m\_1 + m\_2) v\_f$ [18](#page=18). De gemeenschappelijke snelheid is: $$v\_f = \\frac{m\_1 v\_{1i} + m\_2 v\_{2i}}{m\_1 + m\_2}$$ [18](#page=18).
### 1.9 Twee- en driedimensionale botsingen
Bij botsingen in twee of drie dimensies blijft de totale hoeveelheid van beweging behouden langs elke coördinaatrichting afzonderlijk [19](#page=19). Voor een botsing tussen twee lichamen met initiële momenten $\\vec{p}\_{1i}$ en $\\vec{p}{2i}$ geldt: $$\\vec{P}\_i = \\vec{p}{1i} + \\vec{p}\_{2i} = \\vec{p}{1f} + \\vec{p}\_{2f} = \\vec{P}\_f$$ [19](#page=19). Bij een tweedimensionale botsing met $m\_1, m\_2, v{1i}, v{2i}$ bekend, zijn er vier onbekenden ($v\_{1f}, v\_{2f}$ en hun richtingen). Twee vergelijkingen (momentbehoud in x- en y-richting) zijn niet voldoende om deze vier onbekenden te bepalen. Extra informatie, zoals het behoud van kinetische energie bij een elastische botsing, is nodig [19](#page=19).
#### 1.9.1 Speciaal geval: elastische botsing met een vaste wand
* **Loodrecht op de wand:** Dit is equivalent aan een ééndimensionale botsing met een zeer zware, stilstaande massa, waarbij de snelheid tegengesteld wordt aan de oorspronkelijke richting ($v\_{1f} = -v\_{1i}$) [19](#page=19) [20](#page=20).
* **Onder een hoek met de normaal:** De component van de snelheid parallel aan de wand blijft behouden. De component loodrecht op de wand keert om ($v\_{\\perp,f} = -v\_{\\perp,i}$). Hierdoor is de invalshoek gelijk aan de terugkaatsingshoek ($\\alpha = \\beta$). De grootte van de snelheid blijft gelijk na de botsing [20](#page=20).
> **Voorbeeld:** Een auto botst met een trein op een overweg. De botsing wordt als volkomen inelastisch beschouwd omdat de auto wordt meegesleurd door de trein. Door behoud van lineair moment in de x- en y-richtingen kan de onbekende snelheid van de trein voor de botsing berekend worden [21](#page=21).
* * *
# Dynamica van de rotatiebeweging
Dit hoofdstuk behandelt de principes die ten grondslag liggen aan de rotatiebeweging van objecten, inclusief krachten die rotatie veroorzaken, de weerstand tegen rotatie, de energie die aan rotatie is gerelateerd, en het behoud van draai-impuls [22](#page=22).
### 5.1 Krachtmoment
Het moment van een kracht, ook wel krachtmoment genoemd, is de maat voor het rotatie-effect dat een kracht uitoefent [22](#page=22).
* **Definitie:** Het moment van een kracht $\\vec{F}$ met aangrijpingspunt bepaald door de plaatsvector $\\vec{r}$ ten opzichte van een punt O is gedefinieerd als: $$ \\vec{\\tau} = \\vec{r} \\times \\vec{F} $$ [23](#page=23).
* **Vectoriële grootheid:** Het krachtmoment is een vector die loodrecht staat op het vlak bepaald door $\\vec{r}$ en $\\vec{F}$ [23](#page=23).
* **Grootte:** De grootte van het krachtmoment wordt gegeven door: $$ \\tau = r F \\sin\\theta $$ [23](#page=23). waarbij $\\theta$ de kleinste hoek is tussen $\\vec{r}$ en $\\vec{F}$ [23](#page=23). Dit kan ook geschreven worden als $\\tau = r\_{\\perp} F$ of $\\tau = r F\_{\\perp}$, waarbij $r\_{\\perp}$ de momentarm is (de loodrechte afstand van het draaipunt tot de werklijn van de kracht) en $F\_{\\perp}$ de component van de kracht loodrecht op $\\vec{r}$ [24](#page=24).
* **Richting:** De richting wordt bepaald door de rechterhandregel (kurkentrekkerregel) [23](#page=23).
* **Eenheid:** Newtonmeter (Nm) [23](#page=23).
* **Effect:** Een krachtmoment veroorzaakt een hoekversnelling [22](#page=22).
* **Speciale gevallen:** Als $\\vec{r} = 0$, $F = 0$, of $\\theta = 0^\\circ$ of $180^\\circ$, dan is het krachtmoment nul [24](#page=24).
> **Tip:** Het krachtmoment is cruciaal om te begrijpen hoe een kracht een object doet draaien. De effectiviteit hangt af van zowel de grootte van de kracht als waar deze wordt uitgeoefend ten opzichte van het draaipunt.
### 5.2 Het traagheidsmoment
Het traagheidsmoment ($I$) is de rotatie-analogon van massa bij translatie. Het is een maat voor de weerstand van een object tegen verandering in zijn rotatietoestand (hoekversnelling) [25](#page=25).
#### 5.2.1 Rotatie van een puntmassa rond een vaste as
Voor een puntmassa $m$ die met straal $R$ rond een as cirkelt: $$ F = ma $$ [25](#page=25). De tangentiële versnelling is $a\_t = R\\alpha$ [25](#page=25). Het krachtmoment is $\\tau = R F = R(ma\_t) = R(mR\\alpha) = mR^2\\alpha$ [25](#page=25). Hieruit volgt de relatie $\\tau = I\\alpha$, waarbij $I = mR^2$ het traagheidsmoment is [25](#page=25).
#### 5.2.2 Rotatie van een onvervormbaar lichaam om een vaste as
Voor een systeem van discrete puntmassa's: $$ I = \\sum\_{i=1}^{n} m\_i R\_i^2 $$ [26](#page=26). Voor een continu verdeelde massa: $$ I = \\int R^2 dm $$ [27](#page=27). waarbij $R$ de afstand is van het massadeeltje $dm$ tot de rotatie-as [27](#page=27). De tweede wet van Newton voor rotatie is: $$ \\sum \\vec{\\tau} = I \\vec{\\alpha} $$ (#page=26, 27) [26](#page=26) [27](#page=27). waarbij $\\sum \\vec{\\tau}$ het totale uitwendige krachtmoment is om de rotatie-as [27](#page=27).
#### 5.2.3 Berekening van traagheidsmomenten
Het traagheidsmoment hangt af van de massa én van de ruimtelijke verdeling van de massa ten opzichte van de rotatie-as [27](#page=27).
* **Volle cilinder (rotatie-as door het midden):**$$ I = \\frac{1}{2}MR^2 $$ (#page=28, 29) [28](#page=28) [29](#page=29).
* **Ring (rotatie-as loodrecht op het vlak door het midden):**$$ I = MR^2 $$ [29](#page=29).
* **Dunwandige holle bol (rotatie-as door het midden):**$$ I = \\frac{2}{3}MR^2 $$ [29](#page=29).
* **Volle bol (rotatie-as door het midden):**$$ I = \\frac{2}{5}MR^2 $$ [29](#page=29).
* **Balk (rotatie-as door het midden, evenwijdig aan zijde a):**$$ I = \\frac{1}{12}M(b^2+c^2) $$ [29](#page=29).
> **Tip:** Een groot traagheidsmoment betekent dat het moeilijker is om een object te laten roteren of te stoppen met roteren.
#### 5.2.4 Hoofdtraagheidsassen
Hoofdtraagheidsassen zijn onderling loodrechte assen door het massamiddelpunt van een object waarvoor de componenten van het traagheidsmoment het eenvoudigst zijn. Voor het menselijk lichaam in anatomische houding zijn dit de longitudinale, transversale en frontale/anteroposterior assen [27](#page=27).
> **Voorbeeld:** Een object met alle massa dicht bij de rotatie-as heeft een kleiner traagheidsmoment dan een object met dezelfde massa maar met de massa verder verspreid [27](#page=27).
### 5.3 Regel van Steiner (Parallelle-as theorema)
De regel van Steiner stelt dat het traagheidsmoment van een star lichaam om elke willekeurige as gelijk is aan het traagheidsmoment om een evenwijdige as door het massamiddelpunt, plus een term die afhangt van de massa van het lichaam en het kwadraat van de afstand tussen de assen [32](#page=32).
* **Formule:**$$ I\_P = I\_{MM} + Md^2 $$ [32](#page=32). waarbij:
* $I\_P$ het traagheidsmoment is om de willekeurige as.
* $I\_{MM}$ het traagheidsmoment is om de evenwijdige as door het massamiddelpunt.
* $M$ de totale massa van het lichaam is.
* $d$ de afstand is tussen de twee evenwijdige assen.
> **Tip:** Dit theorema is essentieel om het traagheidsmoment om elke as te berekenen, mits het traagheidsmoment om een parallelle as door het massamiddelpunt bekend is.
> **Voorbeeld:** De berekening van het traagheidsmoment van het hoofd t.o.v. de laatste cervicale wervel, benaderd als een bol [33](#page=33).
### 5.4 De kinetische rotatie-energie
De kinetische rotatie-energie is de energie die een object bezit als gevolg van zijn rotatie [33](#page=33).
* **Definitie:** Voor een star lichaam dat roteert rond een vaste as met hoeksnelheid $\\omega$, verdeeld in massa-elementen $m\_i$ met baansnelheden $v\_i$: $$ K = \\sum\_{i=1}^{n} \\frac{1}{2} m\_i v\_i^2 $$ [33](#page=33).
* **Relatie met hoeksnelheid:** Aangezien $v\_i = r\_i \\omega$, geldt: $$ K = \\sum\_{i=1}^{n} \\frac{1}{2} m\_i (r\_i \\omega)^2 = \\frac{1}{2} \\omega^2 \\sum\_{i=1}^{n} m\_i r\_i^2 $$ [34](#page=34).
* **Formule:** In de limiet van continu verdeelde massa: $$ K = \\frac{1}{2} I \\omega^2 $$ [34](#page=34). waarbij $I$ het traagheidsmoment van het lichaam is om de beschouwde rotatie-as [34](#page=34).
### 5.5 Kinetische energie bij rollende beweging
Een rollende beweging kan worden beschouwd als een combinatie van translatie van het massamiddelpunt en zuivere rotatie rond een as door het massamiddelpunt [35](#page=35).
* **Totale kinetische energie van een rollend lichaam:** De kinetische energie van een rollend lichaam is de som van de kinetische energie van de translatie van het massamiddelpunt en de kinetische energie van de rotatie rond het massamiddelpunt [35](#page=35). $$ K\_{totaal} = K\_{translatie} + K\_{rotatie} = \\frac{1}{2} M v\_{MM}^2 + \\frac{1}{2} I\_{MM} \\omega^2 $$ [35](#page=35). waarbij:
* $M$ de massa is.
* $v\_{MM}$ de snelheid van het massamiddelpunt is.
* $I\_{MM}$ het traagheidsmoment is rond de as door het massamiddelpunt.
* $\\omega$ de hoeksnelheid is.
> **Toepassing:** Deze benadering wordt gebruikt om de snelheid van een rollende cilinder die van een helling afrolt te bepalen met behulp van energiewetgeving. (#page=31, 36) [31](#page=31) [36](#page=36).
### 5.6 Het angulair moment (impulsmoment)
Het angulair moment, ook wel impulsmoment genoemd, is het rotatie-analoog van het lineaire momentum [37](#page=37).
#### 5.6.1 Angulair moment van een deeltje
* **Definitie:** Het angulair moment $\\vec{l}$ van een deeltje met lineair momentum $\\vec{p}$ en plaatsvector $\\vec{r}$ ten opzichte van een punt O is: $$ \\vec{l} = \\vec{r} \\times \\vec{p} $$ [37](#page=37).
* **Grootte:** $l = r p \\sin\\theta$, waarbij $\\theta$ de hoek is tussen $\\vec{r}$ en $\\vec{p}$ [37](#page=37).
* **Momentarm:** $l = p r\_{\\perp}$, waarbij $r\_{\\perp}$ de component van $\\vec{r}$ loodrecht op de actielijn van $\\vec{p}$ is [37](#page=37).
* **Eenheid:** kg m²/s [37](#page=37).
#### 5.6.2 Verband tussen angulair moment en krachtmoment
De verandering van het angulair moment van een deeltje per tijdseenheid is gelijk aan het krachtmoment dat op het deeltje inwerkt [38](#page=38).
* **Vectoriële relatie:**$$ \\frac{d\\vec{l}}{dt} = \\vec{\\tau}\_{ext} $$ [38](#page=38). waarbij $\\vec{\\tau}{ext}$ het uitwendige krachtmoment is [38](#page=38).
> **Tip:** Dit verband is analoog aan $\\frac{d\\vec{p}}{dt} = \\vec{F}$ voor translatie.
#### 5.6.3 Angulair moment van een star lichaam
Voor een star lichaam dat roteert om een vaste as, is de component van het angulair moment langs die as gelijk aan: $$ L\_{as} = I \\omega $$ (#page=40, 46, 47) [40](#page=40) [46](#page=46) [47](#page=47). waarbij $I$ het traagheidsmoment is ten opzichte van die as [47](#page=47).
### 5.7 Het angulair moment van een systeem van deeltjes
* **Totaal angulair moment:** Het totale angulair moment $\\vec{L}$ van een systeem van deeltjes ten opzichte van een vast punt O is de vectoriële som van de angulaire momenten van de individuele deeltjes: $$ \\vec{L} = \\sum\_{i=1}^{n} \\vec{l}\_i $$ [42](#page=42).
* **Verband met uitwendige krachtmomenten:** De verandering per tijdseenheid van het totale angulair moment van een systeem van deeltjes is gelijk aan de som van de uitwendige krachtmomenten om dat punt: $$ \\frac{d\\vec{L}}{dt} = \\sum\_{i=1}^{n} \\vec{\\tau}\_{uitw, i} $$ (#page=42, 44) [42](#page=42) [44](#page=44). De krachtmomenten van inwendige krachten heffen elkaar paarsgewijs op [42](#page=42).
> **Toepassing:** Dit principe is van toepassing op systemen van twee deeltjes en meer-deeltjes systemen. (#page=43, 44, 45) [43](#page=43) [44](#page=44) [45](#page=45).
### 5.8 Wet van behoud van angulair moment
De wet van behoud van angulair moment stelt dat als het totale uitwendige krachtmoment op een systeem nul is, het totale angulair moment van het systeem constant blijft [46](#page=46).
* **Formulering:** Indien $\\sum \\vec{\\tau}\_{uitw} = 0$, dan is $\\frac{d\\vec{L}}{dt} = 0$, wat impliceert dat $\\vec{L} = \\text{constant}$ [46](#page=46).
* **Voor rotatie om een as:** Voor rotatie om een vaste as geldt: Als $\\sum \\tau\_{uitw} = 0$, dan is $I \\omega = \\text{constant}$ [47](#page=47).
> **Tip:** Deze wet is zeer krachtig en verklaart veel natuurkundige fenomenen. Zorg dat je het verschil tussen $\\tau$ (krachtmoment) en $I$ (traagheidsmoment) goed begrijpt.
#### 5.8.1 Toepassingen
* **Schaatsen/Ballet (pirouette):** Door de armen en benen in te trekken, verkleint een schaatser of ballerina zijn/haar traagheidsmoment ($I$), waardoor de hoeksnelheid ($\\omega$) toeneemt om het angulair moment constant te houden ($I\_1\\omega\_1 = I\_2\\omega\_2$) [48](#page=48).
* **Salto:** Een turner kan door het intrekken van de benen het traagheidsmoment verkleinen, wat leidt tot een hogere hoeksnelheid en dus een snellere rotatie tijdens de salto [49](#page=49).
* **Val van een kat:** Een kat kan zijn lichaam zo manipuleren dat het, ondanks een initieel angulair moment van nul, toch op zijn poten landt door de rotatie van verschillende lichaamsdelen in tegengestelde richtingen te coördineren [50](#page=50).
* * *
# Massamiddelpunt en zijn beweging
Het massamiddelpunt is een conceptueel punt dat de beweging van een complex systeem of lichaam vereenvoudigt, en zijn beweging onder invloed van uitwendige krachten wordt beschreven alsof de totale massa in dit punt geconcentreerd is.
### 3.1 Het massamiddelpunt
Het massamiddelpunt (MM) is een punt dat zich op dezelfde manier gedraagt als een enkelvoudige puntmassa met de totale massa van het systeem, wanneer het onderworpen is aan de som van alle uitwendige krachten die op het systeem inwerken. Dit concept is nuttig om de beweging van samengestelde objecten, zoals een kind op een slee, te analyseren door het systeem voor te stellen als één enkel puntmassa waarop alle relevante krachten aangrijpen [5](#page=5).
#### 3.1.1 Het massamiddelpunt bij ééndimensionale verdeling van puntmassa's
Voor een systeem van discrete puntmassa's ($m\_i$) langs een lijn met coördinaten ($x\_i$), wordt de coördinaat van het massamiddelpunt ($x\_{mm}$) gegeven door de som van de producten van elke massa en zijn coördinaat, gedeeld door de totale massa ($M$) van het systeem [5](#page=5).
$$ x\_{mm} = \\frac{\\sum\_{i=1}^{n} m\_i x\_i}{\\sum\_{i=1}^{n} m\_i} $$
Waarbij $M = \\sum\_{i=1}^{n} m\_i$ de totale massa is [5](#page=5).
#### 3.1.2 Het massamiddelpunt bij een ruimtelijke verdeling van puntmassa's
Voor een systeem van puntmassa's in drie dimensies, worden de coördinaten van het massamiddelpunt ($x\_{mm}, y\_{mm}, z\_{mm}$) berekend met de volgende formules [6](#page=6):
$$ x\_{mm} = \\frac{\\sum\_{i=1}^{n} m\_i x\_i}{M} $$$$ y\_{mm} = \\frac{\\sum\_{i=1}^{n} m\_i y\_i}{M} $$$$ z\_{mm} = \\frac{\\sum\_{i=1}^{n} m\_i z\_i}{M} $$
In vectornotatie wordt de plaatsvector van het massamiddelpunt ($\\vec{r}\_{mm}$) gegeven door:
$$ \\vec{r}\_{mm} = \\frac{\\sum{i=1}^{n} m\_i \\vec{r}\_i}{M} $$
Waarbij $\\vec{r}\_i$ de plaatsvector is van de $i$\-de massa $m\_i$. De positie van het massamiddelpunt is onafhankelijk van de keuze van het assenstelsel en is afhankelijk van de massa's van de deeltjes en hun relatieve afstanden [6](#page=6).
#### 3.1.3 Het massamiddelpunt van onvervormbare lichamen (continue massaverdeling)
Voor lichamen met een continue massaverdeling kan het massamiddelpunt worden berekend door het lichaam te beschouwen als een stapeling van infinitesimale massa-elementen ($dm$). De coördinaten van het massamiddelpunt worden gegeven door integralen over het gehele lichaam [7](#page=7):
$$ x\_{mm} = \\frac{1}{M} \\int x , dm $$$$ y\_{mm} = \\frac{1}{M} \\int y , dm $$$$ z\_{mm} = \\frac{1}{M} \\int z , dm $$
In vectornotatie:
$$ \\vec{r}\_{mm} = \\frac{1}{M} \\int \\vec{r} , dm $$
Als het lichaam homogeen is met een constante massadichtheid ($\\rho$), dan is $dm = \\rho , dV$, en de formules worden:
$$ x\_{mm} = \\frac{\\int x \\rho , dV}{M} $$$$ y\_{mm} = \\frac{\\int y \\rho , dV}{M} $$$$ z\_{mm} = \\frac{\\int z \\rho , dV}{M} $$
> **Tip:** Voor homogene lichamen met symmetrie valt het massamiddelpunt samen met het symmetriepunt (bij puntsymmetrie) of ligt het op de symmetrielijn (bij lijnsymmetrie) [8](#page=8).
### 3.2 Beweging van het massamiddelpunt
De beweging van het massamiddelpunt van een systeem van deeltjes kan worden afgeleid door de plaatsvector van het massamiddelpunt tweemaal naar de tijd af te leiden [8](#page=8).
De plaatsvector van het massamiddelpunt ($\\vec{r}\_{mm}$) voor een systeem van $n$ deeltjes met massa's $m\_i$ en plaatsvectoren $\\vec{r}\_i$ is:
$$ M \\vec{r}\_{mm} = \\sum{i=1}^{n} m\_i \\vec{r}\_i $$
Waarbij $M = \\sum\_{i=1}^{n} m\_i$ de totale massa is [8](#page=8).
De snelheid van het massamiddelpunt ($\\vec{v}\_{mm}$) is:
$$ M \\vec{v}\_{mm} = \\sum{i=1}^{n} m\_i \\vec{v}\_i $$
De versnelling van het massamiddelpunt ($\\vec{a}\_{mm}$) is:
$$ M \\vec{a}\_{mm} = \\sum{i=1}^{n} m\_i \\vec{a}\_i $$
Volgens de tweede wet van Newton is $m\_i \\vec{a}\_i = \\vec{F}\_i$, de totale kracht op deeltje $i$. Dus:
$$ M \\vec{a}\_{mm} = \\sum{i=1}^{n} \\vec{F}\_i $$
Dit kan worden opgesplitst in uitwendige krachten ($\\vec{F}\_{i,uitw}$) en inwendige krachten ($\\vec{F}{i,inw}$):
$$ M \\vec{a}\_{mm} = \\sum{i=1}^{n} \\vec{F}\_{i,uitw} + \\sum{i=1}^{n} \\vec{F}\_{i,inw} $$
Volgens de derde wet van Newton heffen inwendige krachten elkaar paarsgewijs op. Daarom vereenvoudigt de vergelijking tot:
$$ M \\vec{a}\_{mm} = \\sum{i=1}^{n} \\vec{F}\_{i,uitw} $$
**Conclusie:** Het massamiddelpunt van een systeem van deeltjes beweegt alsof de totale massa geconcentreerd is in dat massamiddelpunt, en alle uitwendige krachten in dat punt aangrijpen. Alleen uitwendige krachten bepalen de bewegingsrichting van het massamiddelpunt. Dit geldt voor zowel systemen van deeltjes met complexe interne bewegingen als voor solide lichamen [9](#page=9).
> **Tip:** In een zwaartekrachtveld is het massamiddelpunt gelijk aan het zwaartepunt, het aangrijpingspunt van de zwaartekracht op het lichaam [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** Bij een schoonspringer beschrijft het massamiddelpunt een parabolische baan, onafhankelijk van de rotaties of sprongtechniek van de springer. Dit betekent dat het massamiddelpunt de baan volgt van een projectiel met dezelfde beginsnelheid en massa als de springer. Hetzelfde principe geldt voor atleten in sporten zoals hoogspringen, waar de techniek erop gericht is het massamiddelpunt onder de lat door te leiden, zelfs als delen van het lichaam boven de lat zijn [10](#page=10) [9](#page=9).
### 3.3 Hoeveelheid van beweging of lineair moment
Het lineair moment (ook wel impuls genoemd) van een deeltje met massa $m$ en snelheid $\\vec{v}$ is een vectorgrootheid:
$$ \\vec{p} = m \\vec{v} $$
De verandering van het lineair moment naar de tijd is gelijk aan de netto kracht die op het deeltje werkt (tweede wet van Newton):
$$ \\frac{d\\vec{p}}{dt} = m \\vec{a} = \\vec{F} $$
Voor een systeem van $n$ deeltjes met constante massa's, is het totale lineaire moment $P$ de vectoriële som van de individuele lineaire momenten:
$$ \\vec{P} = \\sum\_{i=1}^{n} \\vec{p}\_i = \\sum{i=1}^{n} m\_i \\vec{v}\_i $$
Dit kan ook worden uitgedrukt in termen van de totale massa $M$ en de snelheid van het massamiddelpunt $\\vec{v}\_{mm}$:
$$ \\vec{P} = M \\vec{v}\_{mm} $$
De afgeleide van het totale lineaire moment naar de tijd is gelijk aan de som van de uitwendige krachten die op het systeem inwerken:
$$ \\frac{d\\vec{P}}{dt} = \\sum\_{i=1}^{n} \\vec{F}\_{i,uitw} $$
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Hoeveelheid van beweging (Lineair moment) | De hoeveelheid van beweging van een deeltje, gedefinieerd als het product van zijn massa en zijn snelheid ($p = mv$). Het is een vectoriële grootheid die grootte, richting en zin heeft. |
| Impuls | De verandering van de hoeveelheid van beweging van een deeltje onder invloed van een kracht gedurende een tijdsinterval. Impuls wordt berekend als de integraal van de kracht over de tijd ($J = \int F dt$). |
| Wet van behoud van lineair moment | Stelt dat indien de netto uitwendige kracht op een systeem nul is, het totale lineaire moment van het systeem constant blijft. Dit is een fundamenteel principe in de mechanica. |
| Botsing | Een fysisch verschijnsel waarbij twee of meer lichamen elkaar ontmoeten en hun beweging plotseling verandert. Botsingen kunnen elastisch of niet-elastisch zijn, afhankelijk van de behoud van kinetische energie. |
| Elastische botsing | Een botsing waarbij zowel de hoeveelheid van beweging als de kinetische energie behouden blijven. Er treedt geen energieverlies op door vervorming of warmteontwikkeling. |
| Niet-elastische botsing | Een botsing waarbij de hoeveelheid van beweging behouden blijft, maar de kinetische energie niet. Een deel van de kinetische energie wordt omgezet in andere vormen van energie, zoals warmte of potentiële energie van vervorming. |
| Volkomen inelastische botsing | Een extreem geval van een niet-elastische botsing waarbij de botsende lichamen na de botsing aan elkaar kleven en met een gemeenschappelijke snelheid bewegen. Hierbij gaat het grootste deel van de kinetische energie verloren. |
| Krachtmoment (Moment van een kracht) | De draaiende invloed van een kracht op een voorwerp, bepaald door het product van de kracht en de loodrechte afstand tot het draaipunt (momentarm). Het is een vectoriële grootheid ($\tau = r \times F$). |
| Traagheidsmoment | De maat voor de inertie van een voorwerp bij een rotatiebeweging. Het hangt af van de massa van het voorwerp en de verdeling van die massa ten opzichte van de rotatie-as. |
| Regel van Steiner (Parallelle-as theorema) | Een stelling die het mogelijk maakt het traagheidsmoment van een voorwerp om een willekeurige as te berekenen, indien het traagheidsmoment om een parallelle as door het massamiddelpunt bekend is. De formule is $I_p = I_{MM} + Md^2$. |
| Kinetische rotatie-energie | De energie die een voorwerp bezit als gevolg van zijn rotatiebeweging. Het wordt berekend als de helft van het product van het traagheidsmoment en het kwadraat van de hoeksnelheid ($K_{rotatie} = \frac{1}{2}I\omega^2$). |
| Angulair moment (Impulsmoment) | Het analogon van lineair moment voor rotatiebewegingen. Het is de vectoriële grootheid die de draaiende bewegingstoestand van een deeltje of systeem beschrijft, gedefinieerd als $L = r \times p$. |
| Wet van behoud van angulair moment | Stelt dat indien het netto krachtmoment op een systeem nul is, het totale angulair moment van het systeem constant blijft. Dit principe is cruciaal voor het begrijpen van rotatiebewegingen zonder externe draaiende invloeden. |
| Massamiddelpunt (MM) | Het punt in een systeem waar de gehele massa van het systeem geconcentreerd kan worden beschouwd voor de beschrijving van de translatiebeweging. Het beweegt alsof het onderworpen is aan de som van alle uitwendige krachten op het systeem. |
| Rotatiebeweging | Beweging waarbij alle punten van een lichaam concentrische cirkels beschrijven rondom een gemeenschappelijke as. |
| Translatiebeweging | Beweging waarbij elk punt van een lichaam dezelfde verplaatsing ondergaat. |