Cover
Start now for free 25_Infectiepreventie
Summary
# Infectiepreventie en -bestrijding: doorbreken van de infectieketen
Hier is een gedetailleerde samenvatting van "Infectiepreventie en -bestrijding: doorbreken van de infectieketen", opgesteld voor studie-examens.
## 1\. Infectiepreventie en -bestrijding: doorbreken van de infectieketen
Infectiepreventie en -bestrijding, ook bekend als 'infection prevention and control' (IPC), is cruciaal voor patiëntveiligheid en zorgkwaliteit door de overdracht van micro-organismen te voorkomen en zo kolonisatie en zorginfecties te vermijden.
### 1.1 Transmissiewegen van micro-organismen
Micro-organismen (MO) kunnen op verschillende manieren worden overgedragen:
* **Via contact:**
* **Direct:** Meestal via handen.
* **Indirect:** Via besmet materiaal, oppervlakken, speelgoed, etc.
* **Via druppels:** Geproduceerd tijdens hoesten, niezen of spreken. Druppels zijn doorgaans groter dan 5 micrometer ($\\mu$m) en vallen binnen ongeveer 1,5 meter neer.
* **Via de lucht (aerogeen):** Kleine deeltjes (kleiner dan 5 $\\mu$m) die zich verder dan 1 meter kunnen verspreiden.
**Tip:** De strikte dichotomie tussen druppels en aerogene overdracht is post-COVID verlaten. Men spreekt nu over een continuüm van respiratoire partikels, waarbij zowel druppels (direct contact met slijmvliezen) als aerosolen (inhalatie) een rol spelen. De besmettelijkheid hangt af van factoren zoals afstand, ventilatie, duur van blootstelling en broncontrole (bv. gebruik van maskers).
### 1.2 Besmetting, kolonisatie en infectie
Indien overdracht plaatsvindt, kan dit leiden tot:
* **Besmetting:** Aanwezigheid van MO zonder vermenigvuldiging en zonder ziektetekenen.
* **Kolonisatie:** Vermenigvuldiging van MO zonder ziektetekenen.
* **Infectie:** Vermenigvuldiging van MO met ziektetekenen (dolor, tumor, rubor, calor, functio laesa).
Kennis van de specifieke overdrachtsweg van een MO is essentieel voor het kiezen van de juiste preventieve maatregelen.
### 1.3 Zorginfecties (Healthcare-Associated Infections - HAI)
Een zorginfectie is een infectie die patiënten oplopen tijdens zorg in een ziekenhuis of andere zorginstelling. Infecties in de incubatiefase bij opname, of infecties die na ontslag optreden (bv. gerelateerd aan implantaten), worden niet beschouwd als zorginfecties.
* **Operationele definitie:** Een infectie die optreedt bij een gehospitaliseerde patiënt minstens 48 uur na opname.
* **Vermijdbare proportie:** Naar schatting is 30% van de zorginfecties vermijdbaar door preventieve maatregelen.
**Bevorderende factoren in zorginstellingen:**
* **Kwetsbare patiënten:** Door ziekteproces en medisch handelen (bv. wonden, invasieve devices).
* **Virulente en resistente micro-organismen:** Zoals \_Clostridioides difficile, MRSA, VRE, en multiresistente gramnegatieven (MRGN).
* **Zorgcontacten en -handelingen:** Die de overdracht van MO faciliteren.
**Verwekkers:** Een breed spectrum, waaronder bacteriën (meest frequent \_Stafylokokken en \_E. coli), fungi en virussen (\_influenza, \_SARS-CoV-2, \_norovirus).
**Infectiebronnen:**
* **Exogeen (uit de omgeving):** Handen van zorgverstrekkers, materiaal, oppervlakken, lucht, water.
* **Endogeen (eigen microflora van de patiënt):** Kan leiden tot bv. postoperatieve wondinfecties.
**Impact van zorginfecties:** Zorgen voor aanzienlijke morbiditeit, mortaliteit, extra hospitalisatiedagen en hoge kosten.
> **Tip:** Handen zijn het belangrijkste 'instrument' voor overdracht. Minstens 30% van zorginfecties is vermijdbaar, met handhygiëne als belangrijkste maatregel.
### 1.4 Pijlers van infectiepreventie en -beheersing
Infectiepreventie kent een algemene en specifieke benadering:
1. **Algemene maatregelen:** Goede geneeskunde, aseptische technieken, vaccinaties, rationeel antibioticumbeleid, vermijden van overmatig gebruik van invasieve devices.
2. **Specifieke maatregelen:**
* **Horizontale infectiepreventie (niet-micro-organisme specifiek):**
* **Eliminatie van reservoirs:** Reiniging, desinfectie en sterilisatie van omgeving en materiaal.
* **Onderbreken van transmissie:** Standaard voorzorgsmaatregelen (handhygiëne, persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM), preventie van prikongevallen) en hoesthygiëne.
* **Verticale infectiepreventie (micro-organisme specifiek):** Gericht op epidemiologisch belangrijke MO (door resistentie of uitbraakpotentieel) via screening en isolatiemaatregelen (overdrachtsgebonden voorzorgsmaatregelen).
**Rationale horizontale vs. verticale benadering:** De horizontale aanpak is gericht op elke mogelijke overdracht. De verticale aanpak focust op specifieke gevaarlijke MO. Beide zijn vaak nodig omdat de naleving van horizontale maatregelen suboptimaal kan zijn en screening/isolatie nadelen kan hebben.
### 1.5 Reiniging, desinfectie en sterilisatie
Deze processen zijn essentieel om micro-organismen uit de omgeving en van zorgmateriaal te verwijderen.
* **Spaulding Classificatie:** Decontaminatieprocessen worden bepaald door de risicocategorie van medische voorwerpen:
* **Kritische voorwerpen:** Contact met bloed of steriele lichaamsholten. Vereisen sterilisatie (bv. chirurgisch instrumentarium, invasieve devices).
* **Semi-kritische voorwerpen:** Contact met niet-intacte huid of mucosae. Vereisen high-level desinfectie (HLD) (bv. endoscopen, anesthesiemateriaal).
* **Niet-kritische voorwerpen:** Contact met intacte huid. Vereisen reiniging of low-level desinfectie (bv. bloeddrukmanchet, thermometer).
* **Decontaminatiemethodes:**
* **Reiniging:** Verwijderen van organische bevuiling. Essentieel vóór desinfectie/sterilisatie, omdat organisch materiaal de werking van desinfectantia kan belemmeren en neutraliseren.
* **Desinfectie:** Sterke, maar niet volledige eliminatie van MO.
* **Thermische desinfectie:** Gebruik van hoge temperaturen (bv. 1 minuut op 90°C).
* **Chemische desinfectie:** Gebruik van desinfectantia (bv. alcoholen, chloor-, joodderivaten). Werking wordt beïnvloed door bioburden, concentratie, contacttijd, etc.
* **Antiseptica vs. Desinfectantia:** Antiseptica zijn voor levende weefsels, desinfectantia voor inert materiaal.
* **Sterilisatie:** Eliminatie van alle MO, inclusief bacteriële sporen.
* **Stoom (autoclaaf):** Meest gebruikte methode voor hittebestendig materiaal.
* **Droge lucht:** Hogere temperaturen en langere tijden nodig dan stoom.
* **Ethyleenoxide gas:** Geschikt voor warmtegevoelig materiaal, maar toxisch en vereist lange aeratietijd.
* **Gamma straling:** (Industriële sterilisatie van disposable materiaal).
**Gevoeligheid van micro-organismen:** Er is een hiërarchie; sporen en prionen zijn het meest resistent. Virussen zonder enveloppe zijn relatief resistent aan antiseptica.
**Principe van microbiële eliminatie:** Verloopt logaritmisch. Een reductie van 6-7 logaritmen (99.9999% - 99.99999%) wordt als efficiënt beschouwd. Reiniging is cruciaal om een acceptabele reductie te bereiken.
### 1.6 Standaard voorzorgsmaatregelen (Standard Precautions)
Maatregelen die altijd en bij alle patiënten worden toegepast, ongeacht hun microbiologische status, om zowel de zorgverstrekker als de patiënt te beschermen.
* **Rationale:** Patiënten kunnen asymptomatisch besmet of gekoloniseerd zijn, en testen zijn niet altijd direct beschikbaar.
* **Omvatten:**
* **Handhygiëne:** Wassen en ontsmetten van de handen.
* **Persoonlijke BeschermingsMiddelen (PBM):** Schorten, handschoenen, oogbescherming, maskers.
* **Hoesthygiëne en respiratoire etiquette.**
* **Preventie van prik- en spatongevallen.**
* **Aandacht voor de omgeving (reiniging en desinfectie).**
#### 1.6.1 Handhygiëne
De allerbelangrijkste maatregel. Omvat de timing, de methode (wassen/ontsmetten) en de techniek.
* **Microflora van de handen:**
* **Residente flora:** Blijvende bewoners, voornamelijk grampositieve bacteriën.
* **Transiënte flora:** Tijdelijke 'bezoekers', vaak pathogeen en verantwoordelijk voor kruisbesmetting.
* **Wanneer? De 5 momenten voor handhygiëne (WHO):**
1. Voor contact met de patiënt.
2. Voor een zuivere/aseptische handeling.
3. Na contact met lichaamsvloeistoffen.
4. Na contact met de patiënt.
5. Na contact met de omgeving van de patiënt. De momenten 1 en 2 zijn cruciaal voor de bescherming van de patiënt.
* **Wat?**
* **Handen wassen (water en zeep):** Mechanisch effect, verwijdert vuil en transiënte flora (1-2 log reductie). Indicaties: zichtbare bevuiling, contact met \_C. difficile sporen, na toiletbezoek, hoesten/niezen. Nadelen: tijdrovend, uitdrogend.
* **Hygiënische handontsmetting (alcoholische oplossing):** Gouden standaard. Snel, kiemdodend (5-6 log reductie), praktisch. Niet effectief tegen sporen.
* **Chirurgische handontsmetting:** Grondige en langdurige procedure, gevolgd door steriele handschoenen.
* **Hoe?** Correcte techniek (alle oppervlakken van de handen).
* **Basisvereisten:** Geen ringen/horloges/armbanden, korte mouwen, korte/propere nagels, geen gel-/kunstnagels.
* **Niet-steriele handschoenen:** Aanvulling, vervangen handhygiëne niet. Indicaties: contact met bloed/lichaamsvloeistoffen, niet-intacte huid/mucosae. Single use.
#### 1.6.2 Persoonlijke BeschermingsMiddelen (PBM)
* **Bescherming van de kledij:** Werkkledij (periodiek vervangen/gecontroleerd wassen), plastic spatschort (single use bij spatrisico), overschort met lange mouwen (als alternatief of bij isolatie).
* **Bescherming van de slijmvliezen van het gelaat:**
* **Spatbril/aangezichtsscherm:** Bescherming van ogen tegen druppels/spatten.
* **Maskers (procedure/chirurgisch):** Bescherming van neus/mond tegen druppels. Single use. Indicaties: patiëntencontact met spatrisico, eigen respiratoire infectie/koortsblaasje, tijdens isolatie. Hoogfiltratiemaskers (FFP2/FFP3) voor aerogene transmissie.
#### 1.6.3 Hoesthygiëne en respiratoire etiquette
* Mond en neus bedekken bij hoesten/niezen (papieren zakdoekje, elleboog). Handen ontsmetten/wassen.
* Voorzieningen (tissues, handalcohol, vuilnisbak) beschikbaar maken.
* Patiënten met respiratoire klachten isoleren of een masker laten dragen.
* Zorgverstrekkers met respiratoire klachten dragen een masker bij patiëntencontact.
* Jaarlijkse griepvaccinatie van zorgverstrekkers.
#### 1.6.4 Preventie van overdracht van bloedoverdraagbare aandoeningen (HBV, HIV, HCV)
* **Algemeen:** Veilige bloedproducten, PBM bij risico op contact met bloed/lichaamsvochten.
* **Materiaal:** Geen hergebruik van naalden/spuiten, onmiddellijk in naaldcontainer, geen recappen van naalden. Gebruik monodose vials.
* **Bij een prikongeval:** Laten bloeden, grondig wassen/ontsmetten, aangifte, serologie (zorgverstrekker en bronpatiënt), risico-analyse voor post-expositie profylaxe (PEP).
### 1.7 Overdrachtsgebonden voorzorgen: isolatiemaatregelen (Transmission-Based Precautions)
Deze maatregelen worden **aanvullend** op de standaard voorzorgsmaatregelen toegepast bij patiënten met bekende of vermoede infecties/kolonisaties die via specifieke routes worden overgedragen. Het is een onderdeel van de verticale benadering.
* **Bronisolatie:** Patiënt isoleren om omgeving te beschermen.
* **Beschermende isolatie ('omgekeerde' isolatie):** Kwetsbare patiënten isoleren om hen te beschermen tegen externe MO.
* **Universele isolatie:** Combinatie van bron- en beschermende isolatie.
**Isolatievormen (afhankelijk van transmissiewijze):**
1. **Contactisolatie:**
* **Overdracht:** Via direct of indirect contact.
* **Voorbeelden:** MRSA, VRE, MRGN, \_C. difficile.
* **Maatregelen:** Bij voorkeur eenpersoonskamer (deur mag open), nadruk op handhygiëne, handschoenen, schort bij kans op contaminatie. Voor \_C. difficile: handen wassen i.p.v. ontsmetten.
2. **Druppelisolatie:**
* **Overdracht:** Via druppeltjes (> 5 µm) op korte afstand.
* **Voorbeelden:** Meningokokkenmeningitis, bof.
* **Maatregelen:** Bij voorkeur eenpersoonskamer (deur mag open), mond-neusmasker dragen bij patiëntencontact. Patiënt draagt masker buiten de kamer.
3. **Aerogene isolatie:**
* **Overdracht:** Via kleine deeltjes (< 5 µm) die langer zweven.
* **Voorbeelden:** Open longtuberculose, mazelen, waterpokken.
* **Maatregelen:** Aparte kamer verplicht, afgesloten met negatieve druk en sas. Hoogfiltratiemasker (FFP2/FFP3) dragen vóór betreden van de kamer.
**Combinaties:**
* **Contact-druppelisolatie:** bv. influenza, RSV, SARS-CoV-2 (langer overleven op oppervlakken).
* **Contact-aerogeen isolatie:** bv. mazelen, varicella.
**Nieuw Beleid (bv. UZ Gent):** De dichotomie druppel/aerogeen is post-COVID verlaten; men spreekt nu van 'Isolatie LUCHT' en 'Isolatie LUCHT PLUS' om beter aan te sluiten bij wetenschappelijke inzichten.
#### 1.7.1 Beschermende isolatie
* **Doel:** Bescherming van zeer kwetsbare patiënten.
* **Maatregelen:** Kamer in overdruk, lucht gefilterd (kiemvrij). Stringente toepassing van standaard voorzorgsmaatregelen, extra aandacht voor reiniging en desinfectie.
### 1.8 Specifieke ‘ziekenhuisbacteriën’ (MRSA, VRE, MRGN)
* **MDRO (Multidrug-Resistant Organisms):** Vaak door verminderde weerstand van de patiënt, late documentatie van resistentie, en beperkte behandelingsopties.
* **Screening:** Gericht op risicopatiënten, detecteert multiresistente bacteriën (laboratorium of moleculair).
* **Decontaminatie (Dekolonisatie):** Mogelijk voor MRSA (huidbacterie), niet voor darmbacteriën zoals VRE.
* **Community verspreiding:** Door antibioticagebruik ook in de diergeneeskunde verspreiden deze bacteriën zich ook buiten het ziekenhuis, wat beheersing bemoeilijkt.
* **MRSA (Methicilline-Resistente \_Staphylococcus aureus):** Dragerschap in de neus. Kan zorginfecties veroorzaken. Verschillende types (HA-MRSA, CA-MRSA, LA-MRSA).
* **VRE (Vancomycine-Resistente Enterokokken):** Resistent tegen glycopeptiden. Dragerschap in de darm.
* **MRGN (Multiresistente Gramnegatieve staven):**
* **ESBL-producerende bacteriën:** Breken de meeste bèta-lactams af, maar niet carbapenems. Wijdverspreid in ziekenhuis en gemeenschap.
* **CPE (Carbapenemase-producerende Enterobacterales):** Breken ook carbapenems af. Actieve surveillance en isolatie aanbevolen.
### 1.9 Organisatie van infectiepreventie in België
* Gereguleerd door **Koninklijk Besluit (KB) van 26/04/2007**.
* Elk ziekenhuis heeft een **Team voor Ziekenhuishygiëne** (arts en verpleegkundigen) en een **Comité voor Ziekenhuishygiëne**.
* **Surveillance:** Verplicht deelnemen aan nationale surveillancemodules (bv. MRSA, MRGN, CLABSI).
* **Opdrachten:** Beleid, surveillance, epidemiebeleid, hygiëne bij bouw/verbouw, aankoop materialen, implementatie aanbevelingen.
### 1.10 Infectiepreventie buiten ziekenhuizen/zorginstellingen
* Principes van standaard voorzorgsmaatregelen gelden ook in de eerste lijn (huisartspraktijk, thuisverpleging).
* Aandacht voor PBM, handhygiëne, preventie prikongevallen, en materiaaldesinfectie/sterilisatie.
* **Aangifteplichtige infectieziekten:** Verplicht te melden aan Departement Zorg (Vlaamse Overheid) voor epidemiologisch onderzoek.
* **Woon- en zorgcentra (WZC):** Groeiend besef van belang van infectiepreventie, vooral na COVID-19 pandemie. Coördinerende en raadgevende artsen (CRA) spelen sleutelrol.
* * *
# Zorginfecties en hun risicofactoren
Hier is een gedetailleerde samenvatting over zorginfecties en hun risicofactoren, opgesteld volgens uw specificaties.
## 2\. Zorginfecties en hun risicofactoren
Zorginfecties (Healthcare-Associated Infections - HAI's) vormen een aanzienlijk deel van de vermijdbare morbiditeit en mortaliteit binnen de gezondheidszorg, waarbij het doorbreken van de infectieketen cruciaal is voor preventie.
### 2.1 Definitie en reikwijdte van zorginfecties
Een zorginfectie wordt gedefinieerd als een infectie die wordt opgelopen tijdens de zorgverlening in een ziekenhuis of een andere zorginstelling. Belangrijk is dat infecties die reeds in de incubatiefase waren bij opname en vervolgens doorbreken, niet als zorginfectie worden beschouwd. Tevens kan een zorginfectie optreden nadat de patiënt het ziekenhuis heeft verlaten, bijvoorbeeld bij infecties van lichaamsvreemd materiaal zoals een heupprothese. De term "zorginfectie" vervangt steeds meer de oudere termen "nosocomiale infectie" of "ziekenhuisinfectie". Voor surveillancedoeleinden wordt een zorginfectie operationeel gedefinieerd als elke infectie die optreedt bij een gehospitaliseerde patiënt, minstens 48 uur na opname.
### 2.2 Vermijdbare proportie en bevorderende factoren
Naar schatting is ongeveer 30% van de zorginfecties vermijdbaar door de consequente toepassing van preventieve maatregelen. Binnen zorginstellingen, zoals ziekenhuizen, zijn er specifieke factoren die de kans op het oplopen van infecties vergroten:
* **Kwetsbare patiënten:** Patiënten zijn vaker vatbaar door hun ziekteproces (verminderde algemene weerstand) of door medische interventies die de lokale weerstand aantasten, zoals wonden, brandwonden, of het gebruik van invasieve medische hulpmiddelen (bijvoorbeeld katheters).
* **Virulente micro-organismen:** De aanwezigheid van micro-organismen met een hoog pathogeen vermogen, zoals toxineproducerende bacteriën zoals \_Clostridioides difficile, verhoogt het risico.
* **Resistente micro-organismen:** Zorginstellingen zijn broeihaarden voor resistente micro-organismen zoals MRSA (methicilline-resistente \_Staphylococcus aureus) en multiresistente gramnegatieven (MRGN). De hoge druk van antibiotica in deze omgevingen kan de natuurlijke kolonisatieresistentie van de patiënt ondermijnen.
### 2.3 Verwekkers van zorginfecties
Het spectrum van verwekkers van zorginfecties is breed en omvat bacteriën, schimmels, virussen (zoals influenza, RSV, SARS-CoV-2, norovirus) en parasieten. De meest frequente bacteriële verwekkers zijn stafylokokken en \_E. coli. Een significant deel van deze bacteriën zijn multiresistente stammen, bekend als "ziekenhuisbacteriën". Hieronder vallen MRSA, vancomycine-resistente enterokokken (VRE) en multiresistente gramnegatieve staven (MRGN), waaronder \_extended-spectrum beta-lactamase (ESBL) producerende \_Enterobacterales en \_carbapenemase-producerende \_Enterobacterales (CPE).
### 2.4 Infectiebronnen van zorginfecties
De bronnen van infectie in de zorgomgeving kunnen endogeen of exogeen zijn:
* **Endogene infectiebronnen:** Deze zijn afkomstig uit de eigen microflora van de patiënt. Voorbeelden zijn postoperatieve wondinfecties veroorzaakt door \_Staphylococcus aureus die reeds op de huid van de patiënt aanwezig was.
* **Exogene infectiebronnen:** Deze zijn afkomstig uit de ziekenhuis- of zorgomgeving. Dit omvat een breed scala aan bronnen:
* **Handen van zorgverstrekkers:** Dit is de meest voorkomende transmissieroute.
* **Zorgmateriaal:** Denk aan stethoscopen, bedpannen, echoprobessensoren.
* **Omgeving:** Linnen, meubilair, oppervlakken.
* **Lucht:** Bijvoorbeeld patiënten met open longtuberculose of schimmelsporen tijdens bouwwerkzaamheden.
* **Water:** Bijvoorbeeld \_Legionella pneumophila of \_Pseudomonas aeruginosa.
* **Voeding:** Gecontamineerde voedingsmiddelen.
* **Infuusvloeistoffen:** Gecontamineerde oplossingen.
### 2.5 Impact van zorginfecties
Zorginfecties hebben aanzienlijke gevolgen:
* **Morbiditeit:** Naar schatting ontwikkelt 5% tot 10% van de gehospitaliseerde patiënten een zorginfectie, wat neerkomt op ongeveer 125.000 patiënten per jaar in België.
* **Mortaliteit:** Hoewel 18.000 patiënten per jaar overlijden met een infectie (ruwe mortaliteit), wordt de attribueerbare mortaliteit (overlijden als direct gevolg van de infectie) geschat op ongeveer 2.600 per jaar.
* **Extra ziekenhuisdagen:** Zorginfecties leiden tot een aanzienlijk aantal extra opnamedagen, geschat op 835.000 dagen per jaar, met bijbehorende financiële kosten van ongeveer 384 miljoen euro.
### 2.6 Meest frequente types zorginfecties en hun risicofactoren
De risicofactoren die vetgedrukt zijn in de oorspronkelijke brontekst zijn cruciaal omdat hierop preventief kan worden ingegrepen binnen een infectiepreventiebeleid. Hieronder worden de meest frequente zorginfecties en geassocieerde risicofactoren opgesomd, waarbij de vetgedrukte elementen de focus van preventie weergeven:
* **Urineweginfecties (kathetergerelateerd):** Risicofactoren zijn **het gebruik van urethrale katheters**, de duur van het kathetergebruik, de techniek bij het inbrengen en onderhouden van de katheter, en slechte handhygiëne.
* **Pneumonie (vooral geventileerde patiënten):** Risicofactoren omvatten **mechanische ventilatie (beademing)**, de duur van de beademing, slechte mondhygiëne, en het gebruik van nasogastrische sondes.
* **Bloedbaaninfecties (centraal veneuze kathetergerelateerd):** Risicofactoren zijn **het gebruik van centrale veneuze katheters**, de duur van het kathetergebruik, de locatie van de katheter, de techniek bij het inbrengen en verzorgen, en slechte handhygiëne.
* **Wondinfecties (chirurgisch gerelateerd):** Risicofactoren zijn **chirurgische ingrepen**, de duur van de operatie, de besmettingsgraad van de wond, **het gebruik van invasieve devices**, **de algemene weerstand van de patiënt**, en **slechte wondzorgtechnieken**.
* **Gastro-intestinale infecties (bv. \_Clostridioides difficile):** Risicofactoren zijn **antibiotica gebruik**, **leeftijd van de patiënt**, **verblijf in de zorginstelling**, en **een verminderde darmflora**.
* **Huidinfecties:** Risicofactoren omvatten **huidletsels**, **chirurgische wonden**, **decubitus**, **het gebruik van medische devices die de huid doorbreken (bv. injectieprikken)**, en **slechte hygiëne**.
> **Tip:** Handhygiëne wordt consequent benadrukt als de meest cruciale preventieve maatregel voor een aanzienlijk deel van de zorginfecties. De slogan "Minstens 30% van de zorginfecties zijn te voorkomen door toepassing van eenvoudige en goedkope preventieve maatregelen, waarvan handhygiëne maatregel nummer 1 is!" onderstreept dit belang.
* * *
# Pijlers van infectiepreventie en -beheersing
Dit document geeft een overzicht van de pijlers van infectiepreventie en -beheersing, met als doel de overdracht van micro-organismen te doorbreken en zorginfecties te voorkomen.
## 3\. Pijlers van infectiepreventie en -beheersing
Infectiepreventie en -beheersing, ook wel bekend als 'infection prevention and control' (IPC), is een essentieel onderdeel van patiëntveiligheid en zorgkwaliteit. Het primaire doel is het doorbreken van de infectiecyclus om de overdracht van micro-organismen (MO) te voorkomen, waardoor kolonisatie en zorginfecties worden tegengegaan.
### 3.1 Overdracht van micro-organismen
Micro-organismen kunnen op verschillende manieren worden overgedragen:
* **Via contact:**
* **Direct:** Direct contact tussen personen (bv. via handen).
* **Indirect:** Via besmette voorwerpen, materialen of oppervlakken in de omgeving (bv. zorgmateriaal, speelgoed).
* **Via druppels:** Geproduceerd tijdens hoesten, niezen of spreken. Druppels zijn doorgaans groter dan 5 µm en verspreiden zich maximaal 1,5 meter.
* **Via de lucht (aerogeen):** Kleine deeltjes (< 5 µm) die zich verder dan 1 meter kunnen verspreiden.
Indien overdracht plaatsvindt, kan dit leiden tot:
* **Besmetting:** Aanwezigheid van MO zonder vermenigvuldiging en zonder ziektetekenen.
* **Kolonisatie:** Vermenigvuldiging van MO zonder ziektetekenen.
* **Infectie:** Vermenigvuldiging van MO met ziektetekenen (dolor, tumor, rubor, calor, functio laesa).
De kennis van de specifieke overdrachtsweg van een micro-organisme is cruciaal voor het kiezen van de juiste preventieve maatregelen. Tegenwoordig wordt de strikte dichotomie tussen druppel- en luchttransmissie verlaten ten gunste van een continuüm van respiratoire deeltjes (druppels en aerosolen). Besmettelijkheid wordt beïnvloed door factoren zoals afstand, ventilatie, duur van blootstelling, broncontrole (bv. gebruik van maskers) en de fysicochemische eigenschappen van de MO.
### 3.2 Zorginfecties
Zorginfecties, ook wel 'healthcare-associated infections' (HAI) genoemd, zijn infecties die worden opgelopen tijdens zorg in een ziekenhuis of andere zorginstelling. Infecties die al in de incubatiefase waren vóór opname, worden niet als zorginfecties beschouwd. Een zorginfectie treedt op minstens 48 uur na opname. Naar schatting is 30% van de zorginfecties vermijdbaar door preventieve maatregelen.
Factoren die bijdragen aan zorginfecties in ziekenhuizen zijn:
* **Kwetsbare patiënten:** Door het ziekteproces en medisch handelen (bv. wonden, invasieve devices).
* **Virulente micro-organismen:** Zoals toxineproducerende \_Clostridioides difficile.
* **Resistente micro-organismen:** Zoals MRSA, VRE en MRGN, mede door de hoge antibioticadruk.
* **Zorgcontacten en zorgverleningshandelingen.**
De verwekkers van zorginfecties zijn divers en omvatten bacteriën, fungi, virussen (bv. influenza, SARS-CoV-2, norovirus) en parasieten. \_Stafylokokken en \_E. coli zijn veelvoorkomende verwekkers.
**Infectiebronnen in het ziekenhuis kunnen exogeen (uit de omgeving) of endogeen (uit de eigen microflora van de patiënt) zijn.**
De impact van zorginfecties is significant:
* **Morbiditeit:** 5-10% van de gehospitaliseerde patiënten ontwikkelt een zorginfectie.
* **Mortaliteit:** Een aanzienlijk aantal sterfgevallen wordt eraan toegeschreven.
* **Extra hospitalisatiedagen en kosten.**
### 3.3 Overzicht van de pijlers van infectiepreventie en -beheersing
Infectiepreventie is opgebouwd uit algemene en specifieke maatregelen, die verder onderverdeeld kunnen worden in horizontale en verticale benaderingen.
#### 3.3.1 Algemene maatregelen
Dit omvat goede medische praktijken zoals:
* Adequaat diagnostisch en therapeutisch handelen.
* Geen overbodige chirurgische ingrepen.
* Beperkt gebruik van invasieve devices (katheters, intubatie).
* Aseptische techniek.
* Vaccinaties.
* Een gedegen antibioticumbeleid.
#### 3.3.2 Specifieke maatregelen
Deze worden onderverdeeld in:
##### 3.3.2.1 Horizontale infectiepreventie
Dit zijn **niet-micro-organisme-specifieke maatregelen** die gericht zijn op het elimineren van reservoirs en het onderbreken van transmissie.
* **Eliminatie van reservoirs:**
* **Reiniging, desinfectie en sterilisatie:** Essentieel voor herbruikbaar medisch materiaal en de omgeving.
* **Onderbreken van transmissie:**
* **Standaard voorzorgsmaatregelen:** Toepasbaar bij alle patiënten, ongeacht hun status. Dit omvat onder andere handhygiëne, gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) en preventie van prikongevallen.
De horizontale benadering beoogt elke overdracht te vermijden, ongeacht het MO. Het is gebaseerd op het principe dat de status van elke patiënt niet altijd bekend of tijdig is.
##### 3.3.2.2 Verticale infectiepreventie
Dit zijn **micro-organisme-specifieke maatregelen** gericht op epidemiologisch belangrijke MO, vaak door actieve detectie (screening) en isolatie.
* **Isolatiemaatregelen (overdrachtsgebonden voorzorgsmaatregelen):** Specifiek voor bepaalde MO zoals MRSA, MRGN, SARS-CoV-2. Deze worden verder uitgewerkt in de isolatiemaatregelen.
Hoewel verticale preventie nuttig is, worden beide benaderingen meestal gecombineerd omdat de naleving van horizontale maatregelen in de praktijk vaak suboptimaal is. Surveillance en outbreak management zijn eveneens cruciale pijlers.
### 3.4 Reiniging, desinfectie en sterilisatie
Micro-organismen kunnen overleven op oppervlakken en materialen, wat een risico vormt voor overdracht. Het gebruik van disposable materiaal heeft daarom de voorkeur. Voor herbruikbaar medisch materiaal is een strikt beleid voor reiniging, desinfectie en sterilisatie noodzakelijk.
#### 3.4.1 Spaulding classificatie
Medische instrumenten en materialen worden ingedeeld in drie risicocategorieën, die bepalen welk decontaminatieproces nodig is:
* **Kritische voorwerpen:** Contact met bloed of steriele lichaamsholten. Vereisen **sterilisatie** (bv. chirurgische instrumenten).
* **Semi-kritische voorwerpen:** Contact met niet-intacte huid of slijmvliezen. Vereisen **high-level desinfectie (HLD)** (bv. endoscopen).
* **Niet-kritische voorwerpen:** Contact met de intacte huid. Vereisen **reiniging of low-level desinfectie** (bv. bloeddrukmanchet).
#### 3.4.2 Decontaminatiemethodes
* **Reiniging:** Verwijderen van organische bevuiling (bloed, mucus). Dit is een essentiële stap vóór desinfectie/sterilisatie, omdat organisch materiaal de werking van desinfectantia kan belemmeren en neutraliseren.
* **Desinfectie:** Proces dat leidt tot een sterke, maar niet volledige eliminatie van micro-organismen.
* **Thermische desinfectie:** Gebruik van hoge temperatuur (zeer effectief).
* **Chemische desinfectie:** Gebruik van desinfectantia (voor warmtegevoelig materiaal). De effectiviteit wordt beïnvloed door bioburden, temperatuur, contacttijd, concentratie, en de structuur van het voorwerp.
\_Cave: **Desinfectantia** worden gebruikt op inert materiaal, terwijl **antiseptica** worden gebruikt op levende weefsels.
* **Sterilisatie:** Proces dat alle micro-organismen, inclusief bacteriële sporen, elimineert.
* **M.b.v. stoom (autoclaaf):** Meest gebruikte methode voor hittebestendig materiaal.
* **M.b.v. droge lucht:** Hogere temperaturen en langere tijden nodig.
* **M.b.v. ethyleenoxide gas:** Geschikt voor warmtegevoelig materiaal, maar toxisch en vereist beluchting.
* **M.b.v. gammastraling:** Wordt toegepast voor wegwerpmateriaal.
#### 3.4.3 Gevoeligheid voor desinfectie en sterilisatie
Er is een hiërarchie in de gevoeligheid van micro-organismen. Sporen en cysten zijn het meest resistent, gevolgd door virussen (vooral naakte virussen), bacteriën, fungi en mycobacteriën. Prionen zijn extreem moeilijk te elimineren.
#### 3.4.4 Principe van microbiële eliminatie
De eliminatie van micro-organismen verloopt **logaritmisch**. Elke log-reductie staat voor een reductie van 90% van het kiemaantal (bv. 3 log = 99,9% reductie). Reiniging kan al een significante reductie van het kiemaantal bewerkstelligen (1-2 log). Desinfectie streeft naar een 5-6 log reductie, terwijl sterilisatie streeft naar een 6-7 log reductie. Reiniging is altijd een vereiste vóór desinfectie en sterilisatie.
### 3.5 Standaard voorzorgsmaatregelen
Deze maatregelen dienen **ten allen tijde bij alle patiënten** te worden toegepast, ongeacht hun microbiologische status, ter bescherming van zowel de zorgverstrekker als de patiënt.
De standaard voorzorgsmaatregelen omvatten:
* **Handhygiëne:** Het allerbelangrijkste wapen tegen de overdracht van ziektekiemen. Het omvat handen wassen (met water en zeep) en handen ontsmetten (met alcoholische oplossing).
* **Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM):** Bescherming van kledij (schorten) en slijmvliezen van het gelaat (bril, aangezichtsscherm, masker).
* **Hoesthygiëne en respiratoire etiquette:** Inclusief griepvaccinatie.
* **Preventie van overdracht van bloedoverdraagbare virussen:** Door het voorkomen van prikongevallen.
* **Aandacht voor de omgeving:** Reiniging en desinfectie van oppervlakken en materialen.
#### 3.5.1 Handhygiëne
De handen van zorgverstrekkers dragen bij aan de overdracht van MO. Goede handhygiëne omvat:
* **Wanneer? De 5 momenten voor handhygiëne (WHO):**
1. Voor contact met de patiënt.
2. Voor een zuivere/aseptische handeling.
3. Na contact met lichaamsvochten.
4. Na contact met de patiënt.
5. Na contact met de omgeving van de patiënt. (Momenten 1 en 2 zijn cruciaal voor patiëntbescherming).
* **Wat? Handen wassen versus handen ontsmetten:**
* **Handen wassen:** Mechanische verwijdering van vuil en transiënte flora (1-2 log reductie). Indicaties: zichtbare bevuiling, contact met \_C. difficile sporen. Tijdrovend en uitdrogend.
* **Hygiënische handontsmetting:** Gouden standaard met alcoholische oplossingen. Snel, kiemdodend (5-6 log reductie), spontaan drogend. Niet actief tegen sporen.
* **Chirurgische handontsmetting:** Grondige wassing/scrubben gevolgd door ontsmetting (of enkel grondige ontsmetting met alcoholische antisepticum).
* **Hoe? Techniek van handen ontsmetten (of wassen).**
* **Basisvereisten voor handhygiëne:**
* Geen horloges, armbanden, ringen.
* Mouwen tot maximaal aan de ellebogen ("bare below the elbows").
* Korte, propere nagels, geen gel- of kunstnagels.
* Gebruik van handschoenen is een aanvulling op handhygiëne, geen vervanging. Handschoenen zijn "single use".
#### 3.5.2 Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)
* **Bescherming van de kledij:**
* **Werkkledij:** Schorten, broekpakken ("scrubs").
* **Plastic spatschort ('apron'):** Bij risico op spatten.
* **Overschort met lange mouwen ('gown'):** Bij isolatiemaatregelen.
* **Bescherming van de slijmvliezen van het gelaat:**
* **Spatbril/aangezichtsscherm:** Beschermt ogen tegen druppels en spatten.
* **Maskers (proceduremasker, chirurgisch masker, hoogfiltratiemasker FFP2/FFP3):** Beschermen neus en mond tegen druppels en aerosolen. Gebruik is afhankelijk van de overdrachtswijze en het risico.
#### 3.5.3 Respiratoire hygiëne en hoestetiquette
Aanleren aan zorgverstrekkers, patiënten en bezoekers om bij hoesten of niezen de mond en neus te bedekken (zakdoekje of elleboog), de handen te ontsmetten/wassen en tissues/handalcohol te voorzien. Patiënten met respiratoire klachten dienen indien mogelijk gescheiden te worden of een masker te dragen. Jaarlijkse griepvaccinatie van zorgverstrekkers is belangrijk.
#### 3.5.4 Preventie van overdracht van bloedoverdraagbare aandoeningen (HBV, HCV, HIV)
Preventieve maatregelen gelden voor alle patiënten:
* Veiligheid van bloedproducten.
* Gebruik van bril, masker, aangezichtsscherm bij risico op spatten.
* Handschoenen bij contact met bloed of lichaamsvochten.
* **Geen hergebruik van naalden en spuiten (single use).**
* Direct na gebruik verwijderen in een naaldcontainer. **Nooit recap pen!**
* Gebruik van monodose vials.
Bij een prikongeval: laten bloeden, grondig wassen en ontsmetten, aangifte als arbeidsongeval, en serologie bepalen van patiënt en zorgverstrekker. Bij hoogrisico blootstelling: post-expositie profylaxe (PEP).
### 3.6 Overdrachtsgebonden voorzorgen: isolatiemaatregelen
Dit zijn **verticale maatregelen** die steeds aanvullend zijn op de standaard voorzorgsmaatregelen. Ze worden toegepast bij patiënten met een gekende infectie of kolonisatie met belangrijke micro-organismen om de omgeving te beschermen (bronisolatie).
#### 3.6.1 Isolatievormen
* **Contactisolatie:** Overdracht door direct of indirect contact.
* Voorbeelden: MRSA, VRE, MRGN, \_C. difficile.
* Maatregelen: Kamer alleen, handhygiëne, handschoenen, isolatieschort. Voor \_C. difficile is handen wassen i.p.v. ontsmetten nodig.
* **Druppelisolatie:** Overdracht via druppeltjes.
* Voorbeelden: Meningokokkenmeningitis, bof.
* Maatregelen: Kamer alleen, mond-neusmasker bij contact.
* **Aerogene isolatie:** Overdracht via de lucht.
* Voorbeelden: Open longtuberculose, mazelen, varicella.
* Maatregelen: Aparte kamer met negatieve druk (sas), hoogfiltratiemasker (FFP2/FFP3) te dragen vóór het betreden van de kamer.
* **Combinaties:** bv. contact-druppel (influenza, RSV), contact-aerogeen (mazelen, varicella).
* **Strikte isolatie:** Bij zeer ernstige infecties (bv. Ebola), met maximale barrièremaatregelen.
* **Beschermende isolatie ('omgekeerde' isolatie):** Ter bescherming van zeer vatbare patiënten (bv. na stamceltransplantatie). Kamer in overdruk, gefilterde lucht.
Het beleid kan per ziekenhuis verschillen, afhankelijk van de epidemiologie en de beschikbare faciliteiten.
### 3.7 Specifieke ‘ziekenhuisbacteriën’ (MRSA, VRE, MRGN)
Dit zijn meestal multiresistente micro-organismen die in de zorgomgeving worden opgelopen. Het gevaar komt niet zozeer van verhoogde virulentie, maar van hun resistentie tegen antibiotica.
* **Screening:** Gericht op specifieke risicopatiënten, met behulp van selectieve kweekbodems of moleculaire detectie.
* **Decontaminatie (dekolonisatie):** Mogelijk voor MRSA (huidbacterie), maar niet voor darmbacteriën zoals VRE of CPE.
#### 3.7.1 MRSA (methicilline-resistente \_Staphylococcus aureus)
* Dragerschap: voornamelijk in de neus.
* Verwekker van zorginfecties.
* Verschillende types (HA-MRSA, CA-MRSA, LA-MRSA).
#### 3.7.2 VRE (vancomycine-resistente enterokokken)
* Enterokokken resistent tegen glycopeptiden en meestal ook penicillines.
* Dragerschap in de darm.
* Grootschaliger probleem in bepaalde landen.
#### 3.7.3 MRGN (multiresistente gramnegatieve staven)
* Bacteriën die resistent zijn tegen meerdere antibioticaklassen (bv. \_E. coli, \_Klebsiella spp., \_Pseudomonas aeruginosa, \_Acinetobacter baumannii).
* ESBL-producerende bacteriën (resistent tegen de meeste bèta-lactams).
* CPE (carbapenemase-producerende enterobacterales) (resistent tegen carbapenems).
* Dragerschap in de darm (enterobacterales) of omgeving (non-fermenters). Screening gebeurt o.a. via rectale wisser.
### 3.8 Organisatie van infectiepreventie in België
* Gereguleerd door het Koninklijk Besluit van 26/04/2007.
* Elk ziekenhuis heeft een **Team voor ziekenhuishygiëne** (arts en verpleegkundigen) en een **Comité voor ziekenhuishygiëne**.
* Verplichte deelname aan surveillancemodules (MRSA, MRGN, CLABSI).
* Taken: beleidsontwikkeling, implementatie, surveillance, epidemiebeleid, opvolgen hygiëne bij bouwprojecten etc.
### 3.9 Infectiepreventie buiten de ziekenhuizen/zorginstellingen
Dezelfde principes van infectiepreventie (standaard voorzorgen, PBM, handhygiëne) gelden in de **eerste lijn** (huisartsenpraktijk, thuisverpleging). Echter, er is minder surveillance, ondersteuning door infectiepreventieteams en minder nazicht op procedures. Diensten zoals het Departement Zorg en het Outbreak Support Team van Sciensano bieden ondersteuning en adviseren bij meldingsplichtige infectieziekten en uitbraken. Ook in **woon- en zorgcentra** wordt het belang van infectiepreventie steeds meer erkend, mede door de COVID-19 pandemie. Coördinerende en raadgevende artsen (CRA) spelen hierbij een sleutelrol.
* * *
# Specifieke ziekenhuisbacteriën en isolatiemaatregelen
Dit deel van de studiehandleiding behandelt specifieke ziekenhuisbacteriën die van groot belang zijn voor infectiepreventie en de bijbehorende isolatiemaatregelen.
## 4\. Specifieke ziekenhuisbacteriën en isolatiemaatregelen
Ziekenhuizen en andere zorginstellingen zijn risico-omgevingen waar patiënten zorginfecties kunnen oplopen door diverse micro-organismen, waaronder multiresistente bacteriën zoals MRSA, VRE en MRGN. Een effectieve preventie en beheersing van deze infecties is cruciaal en vereist kennis van de transmissiewegen en de juiste preventieve maatregelen, waaronder isolatiemaatregelen.
### 4.1 Zorginfecties en hun verwekkers
Zorginfecties, ook wel 'healthcare-associated infections' (HAI) genoemd, zijn infecties die patiënten oplopen tijdens zorgverlening in een ziekenhuis of andere zorginstelling. Ongeveer 30% van deze infecties is vermijdbaar door het toepassen van preventieve maatregelen. Bevorderende factoren in ziekenhuizen zijn de concentratie van kwetsbare patiënten, de aanwezigheid van virulente en resistente micro-organismen, en de vele zorgcontacten en -handelingen.
Het spectrum van verwekkers van zorginfecties is breed en omvat bacteriën, fungi, virussen en parasieten. De meest frequente bacteriële verwekkers zijn stafylokokken en \_E. coli. Een specifieke groep betreft de zogenaamde 'ziekenhuisbacteriën', die gekenmerkt worden door resistentie tegen antibiotica. Hieronder vallen:
* **Methicilline-resistente \_Staphylococcus aureus (MRSA)**: Een huidbacterie, vaak voorkomend in de neus, die zorginfecties kan veroorzaken. Naast ziekenhuisgebonden (HA-MRSA) bestaan er ook community-acquired (CA-MRSA) en livestock-associated (LA-MRSA) varianten.
* **Vancomycine-resistente enterokokken (VRE)**: Enterokokken die resistent zijn aan glycopeptiden zoals vancomycine, wat de behandelingsopties sterk beperkt. VRE is doorgaans een darmbacterie.
* **Multiresistente gramnegatieve staven (MRGN)**: Deze groep omvat bacteriën zoals \_Enterobacterales (bv. \_E. coli, \_Klebsiella pneumoniae) en non-fermenters (bv. \_Pseudomonas aeruginosa, \_Acinetobacter baumannii) die resistent zijn tegen meerdere antibioticaklassen.
* **Extended-spectrum beta-lactamase (ESBL) producerende Enterobacterales**: Breken de meeste beta-lactams en cefalosporines af, maar niet carbapenems.
* **Carbapenemase producerende Enterobacterales (CPE)**: Breken ook carbapenem-antibiotica af, wat deze groep zeer moeilijk te behandelen maakt.
### 4.2 Pijlers van infectiepreventie
Infectiepreventie en -beheersing richt zich op het doorbreken van de infectieketen. Dit gebeurt middels:
1. **Algemene maatregelen**: Adequate medische praktijken, aseptische technieken, vaccinaties en een rationeel antibioticumbeleid.
2. **Specifieke maatregelen (horizontale infectiepreventie)**:
* **Eliminatie van reservoirs**: Reiniging, desinfectie en sterilisatie van omgeving en materiaal.
* **Onderbreken van transmissie**: Standaard voorzorgsmaatregelen, zoals handhygiëne en het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM).
3. **Verticale infectiepreventie**: Gerichte maatregelen voor epidemiologisch belangrijke micro-organismen, zoals screening en isolatie van patiënten.
### 4.3 Reiniging, desinfectie en sterilisatie
Deze processen zijn essentieel om micro-organismen van medisch materiaal en de omgeving te verwijderen. De Spaulding-classificatie bepaalt het benodigde decontaminatieproces:
* **Kritische voorwerpen**: Contact met bloed of steriele lichaamsdelen. Vereisen sterilisatie (bv. chirurgische instrumenten).
* **Semi-kritische voorwerpen**: Contact met niet-intacte huid of mucosae. Vereisen 'high level desinfectie' (HLD) (bv. endoscopen).
* **Niet-kritische voorwerpen**: Contact met intacte huid. Vereisen reiniging of 'low level desinfectie' (bv. bloeddrukmanchet).
**Decontaminatiemethodes:**
* **Reiniging**: Verwijderen van organisch materiaal, een noodzakelijke voorbereiding op desinfectie/sterilisatie.
* **Desinfectie**: Sterke eliminatie van micro-organismen, met uitzondering van potentieel veel bacteriële sporen. Kan thermisch (hoge temperatuur) of chemisch (met desinfectans) gebeuren.
* **Sterilisatie**: Eliminatie van alle micro-organismen, inclusief bacteriële sporen. Methoden omvatten stoom (autoclaveren), hete lucht, ethyleenoxidegas en gammastraling.
### 4.4 Standaard voorzorgsmaatregelen
Deze maatregelen worden bij \_alle patiënten toegepast, ongeacht hun microbiologische status, ter bescherming van zowel zorgverstrekkers als patiënten. Ze omvatten:
* **Handhygiëne**: Het allerbelangrijkste middel tegen kiemoverdracht. Omvat handwassen (met water en zeep) en handontsmetting (met alcoholische oplossing). De **5 momenten voor handhygiëne** (WHO) zijn cruciaal:
1. Voor contact met de patiënt.
2. Voor een aseptische handeling.
3. Na contact met lichaamsvochten.
4. Na contact met de patiënt.
5. Na contact met de omgeving van de patiënt. Handontsmetting met een alcoholische oplossing is de gouden standaard, tenzij er zichtbare bevuiling is of bij infectie met \_C. difficile sporen, waar handwassen noodzakelijk is. Basisvereisten voor handhygiëne zijn onder andere het dragen van korte mouwen, het verwijderen van sieraden en het hebben van korte, propere nagels.
* **Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)**:
* **Handschoenen**: Gebruikt bij kans op contact met bloed, lichaamsvochten, niet-intacte huid of slijmvliezen. Vervangen handhygiëne niet en zijn 'single use'.
* **Schorten**: Bescherming van kledij tegen bloed en lichaamsvochten.
* **Gelaatsbescherming**: Spatbril, aangezichtsscherm en maskers (proceduremaskers, hoogfiltratiemaskers FFP2/FFP3) ter bescherming van de slijmvliezen van ogen, neus en mond tegen druppels en aerosolen.
* **Respiratoire hygiëne en hoestetiquette**: Patiënten en zorgverstrekkers wordt geleerd de mond en neus te bedekken bij hoesten of niezen, het afval direct weg te gooien en de handen te desinfecteren. Jaarlijkse griepvaccinatie van zorgverstrekkers wordt sterk aangeraden.
* **Preventie van overdracht van bloedoverdraagbare aandoeningen**: Dit omvat het voorkomen van prikongevallen door veilig gebruik van naalden en spuiten, onmiddellijke verwijdering in naaldcontainers, en het dragen van PBM bij risico op contact met bloed. Na een prikongeval is onmiddellijke wondverzorging, aangifte en eventueel post-expositie profylaxe (PEP) vereist.
### 4.5 Overdrachtsgebonden voorzorgen: isolatiemaatregelen
Isolatiemaatregelen, ook wel 'transmission-based precautions' genoemd, zijn aanvullend op de standaard voorzorgsmaatregelen en worden toegepast bij patiënten met specifieke, epidemiologisch belangrijke micro-organismen. Ze richten zich op het isoleren van de patiënt als bron van besmetting (bronisolatie) om de omgeving te beschermen. De belangrijkste vormen zijn:
* **Contactisolatie**: Voor micro-organismen die via direct of indirect contact worden overgedragen (bv. MRSA, VRE, MRGN, \_C. difficile). Hierbij is nadruk op handhygiëne en het dragen van handschoenen en eventueel een isolatieschort. Bij \_C. difficile is handwassen essentieel vanwege de alcoholresistente sporen.
* **Druppelisolatie**: Voor micro-organismen die via grotere druppels worden verspreid (bv. meningokokkenmeningitis, bof). Een mond-neusmasker is vereist bij contact, en de patiënt draagt een masker indien hij de kamer verlaat.
* **Aerogene isolatie**: Voor micro-organismen die via kleine aerosolen over lange afstanden worden verspreid (bv. open longtuberculose). Dit vereist een aparte kamer met negatieve druk, afgesloten deur, en het dragen van een hoogfiltratiemasker (FFP2/FFP3) vóór betreding van de kamer.
**Combinaties van isolatievormen** (bv. contact-druppelisolatie voor influenza, RSV; contact-aerogene isolatie voor mazelen, varicella) en **strikt isolatie** (voor zeer ernstige infecties zoals virale hemorragische koorts) bestaan ook. Het beleid kan variëren per ziekenhuis, afhankelijk van de lokale epidemiologie en infrastructuur.
#### 4.5.1 Overzicht van isolatiemaatregelen per type micro-organisme (illustratief)
Micro-organismeOverdrachtswijzeIsolatiemaatregelen**MRSA, VRE, MRGN**ContactContactisolatie: Handhygiëne, handschoenen, isolatieschort bij kans op contaminatie. Masker aanbevolen voor MRSA ter preventie van zelfbesmetting.***Clostridioides difficile***Contact (sporen)Contactisolatie: Handen wassen (niet ontsmetten met alcohol), handschoenen, isolatieschort.**Meningokokken-meningitis, Bof**DruppelsDruppelisolatie: Mond-neusmasker bij contact. Patiënt draagt masker bij verlaten kamer.**Tuberculose (open long)**AerogeenAerogene isolatie: Aparte kamer met negatieve druk, deur gesloten. Hoogfiltratiemasker (FFP2/FFP3) vóór betreding kamer.**Mazelen, Varicella**Contact & AerogeenContact-aerogene isolatie: Combinatie van maatregelen voor contact- en aerogene isolatie.**Influenza, RSV, Pertussis**Contact & DruppelsContact-druppelisolatie: Combinatie van maatregelen voor contact- en druppelisolatie.**COVID-19**Contact, Druppels, AerosolenAfhankelijk van de procedure. Bij aerosolgenererende procedures (bv. bronchoscopie): hoogfiltratiemasker (FFP2/FFP3). Standaard voorzorgen met masker en oogbescherming bij risico op spatten.
### 4.6 Specifieke ziekenhuisbacteriën in detail
#### 4.6.1 MRSA
* **Dragerschap**: Voornamelijk in de neus, maar ook op andere huidlocaties.
* **Oorzaken van problemen**: Niet per se door verhoogde virulentie, maar door verminderde weerstand van de patiënt en de moeilijkheden bij behandeling met beschikbare antibiotica.
* **Aanpak**: Screening is vaak gericht bij risicopatiënten. Dekolonisatie (mupirocine neuszalf, antiseptische spoeling en zeep) is mogelijk voor MRSA.
* **Trend**: Internationale trend van dalende incidentie, mede door beleid in woon-zorgcentra.
#### 4.6.2 VRE
* **Kenmerken**: Enterokokken resistent tegen vancomycine en meestal ook penicillines.
* **Dragerschap**: Darm.
* **Voorkomen**: Gelokaliseerd in bepaalde ziekenhuizen, groter probleem in andere landen.
* **Aanpak**: Geen dekolonisatie mogelijk voor darmbacteriën.
#### 4.6.3 MRGN
* **Kenmerken**: Gramnegatieve staven resistent tegen veel antibioticaklassen door clustering van resistentiegenen.
* **Dragerschap**: Darm (Enterobacterales) of omgeving (bv. water bij \_P. aeruginosa).
* **Aanpak**: Screening gebeurt m.b.v. rectale wissers. Speciale aandacht voor CPE met actieve surveillance en isolatie.
### 4.7 Organisatie van infectiepreventie in België
In België is de infectiepreventie wettelijk vastgelegd in een Koninklijk Besluit. Elk ziekenhuis heeft een Team voor ziekenhuishygiëne dat onder aansturing staat van een Comité voor ziekenhuishygiëne. Verplichte deelname aan nationale surveillancemodules (MRSA, MRGN, CLABSI) is een kernonderdeel.
### 4.8 Infectiepreventie buiten ziekenhuizen
De principes van infectiepreventie, met name standaard voorzorgsmaatregelen, gelden ook in de eerstelijnszorg (huisartsenpraktijk, thuisverpleging). Echter, hier is er minder surveillance, ondersteuning door een infectiepreventieteam en minder controle op procedures. Bij vermoeden van epidemische verheffingen kan men een beroep doen op de diensten infectieziektenbestrijding van het Departement Zorg of het Outbreak Support Team (OST) van Sciensano. In woon- en zorgcentra wordt steeds meer aandacht besteed aan infectiepreventie, mede door de impact van de COVID-19 pandemie.
> **Tip:** De kennis van de specifieke transmissiewegen van bacteriën is essentieel om de juiste isolatiemaatregelen te kunnen kiezen. Raadpleeg steeds de lokale richtlijnen van uw instelling.
* * *
# Organisatie van infectiepreventie en zorg buiten het ziekenhuis
Dit document beschrijft de organisatie van infectiepreventie en -bestrijding in België, met speciale aandacht voor de rol van ziekenhuishygiëneteams en de toepassing van preventieprincipes buiten de ziekenhuisomgeving, zoals in woon- en zorgcentra en de eerste lijn.
## 5\. Organisatie van infectiepreventie en zorg buiten het ziekenhuis
### 5.1 Definitie en doelstellingen van infectiepreventie en -bestrijding
Infectiepreventie en -bestrijding (IPC) omvat een reeks maatregelen die gericht zijn op het doorbreken van de infectieketen en het voorkomen van de overdracht van micro-organismen (MO). Het uiteindelijke doel is het voorkomen van kolonisatie en zorginfecties. De term "ziekenhuishygiëne" wordt in de Belgische wetgeving nog gehanteerd, maar de principes van IPC gelden breder dan enkel in ziekenhuizen, ook voor andere zorginstellingen en de eerste lijn. IPC vormt een cruciaal onderdeel van patiëntveiligheid en zorgkwaliteit.
### 5.2 Transmissiewegen van micro-organismen
Micro-organismen kunnen op verschillende manieren worden overgedragen:
* **Via contact:**
* Direct contact (bv. via handen).
* Indirect contact (bv. via zorgmateriaal, speelgoed, oppervlakken).
* **Via druppels:** Geproduceerd tijdens hoesten, niezen of spreken. Druppels zijn doorgaans groter dan 5 µm en verspreiden zich over een afstand van maximaal 1,5 meter voordat ze neerslaan door zwaartekracht.
* **Via de lucht (aerogeen):** Kleine deeltjes (kleiner dan 5 µm) die zich over langere afstanden verspreiden.
Na overdracht kan dit leiden tot:
* **Besmetting:** Aanwezigheid van MO zonder vermenigvuldiging en zonder ziektetekenen.
* **Kolonisatie:** Vermenigvuldiging van MO zonder ziektetekenen.
* **Infectie:** Vermenigvuldiging van MO met ziektetekenen.
Het onderscheid tussen druppel- en aerogene overdracht wordt steeds meer gezien als een continuüm van respiratoire deeltjes. De besmettelijkheid wordt beïnvloed door factoren zoals afstand, ventilatie, duur van blootstelling en broncontrole.
### 5.3 Zorginfecties
Een zorginfectie (healthcare-associated infection - HAI) is een infectie die wordt opgelopen tijdens zorg in een ziekenhuis of andere zorginstelling. Infecties die reeds in de incubatiefase waren bij opname, of die optreden na ontslag (bv. infectie van lichaamsvreemd materiaal), worden niet als zorginfecties beschouwd. Operationeel wordt een zorginfectie gedefinieerd als elke infectie die optreedt bij een gehospitaliseerde patiënt, minstens 48 uur na opname.
Naar schatting is 30% van de zorginfecties vermijdbaar door preventieve maatregelen. Risicofactoren in zorginstellingen zijn de concentratie van kwetsbare patiënten (door ziekteproces of medisch handelen zoals invasieve devices) en de aanwezigheid van virulente of resistente micro-organismen (zoals MRSA, multiresistente gramnegatieven). De verwekkers kunnen divers zijn (bacteriën, fungi, virussen, parasieten). De belangrijkste verwekkers zijn stafylokokken en E. coli.
### 5.4 Pijlers van infectiepreventie en -beheersing
Infectiepreventie en -beheersing steunt op twee hoofdbenaderingen:
1. **Algemene maatregelen:**
* Goede diagnostische en therapeutische praktijken.
* Vermijden van overbodige chirurgische ingrepen en invasieve devices.
* Aseptische techniek.
* Vaccinaties.
* Een gedegen antibioticumbeleid (rationeel voorschrift, juiste dosering, zo veel mogelijk peroraal, downgrading, tijdig stoppen).
2. **Specifieke maatregelen:**
* **Horizontale infectiepreventie:** Algemene maatregelen die gericht zijn op het vermijden van elke overdracht, ongeacht het micro-organisme. Dit omvat:
* Reiniging, desinfectie en sterilisatie om reservoirs van MO in de omgeving en op materiaal te elimineren.
* Standaard voorzorgsmaatregelen (o.a. handhygiëne, gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, preventie van prik- en spatongevallen).
* **Verticale infectiepreventie:** Specifieke maatregelen gericht op epidemiologisch belangrijke micro-organismen, door actieve detectie (screening) en isolatie. Dit zijn de zogenaamde overdrachtsgebonden voorzorgsmaatregelen.
De horizontale benadering is essentieel omdat de status van elke patiënt niet altijd gekend is. Echter, door suboptimale naleving van deze maatregelen is verticale preventie vaak ook noodzakelijk. Surveillance (van zorginfecties en belangrijke MO) en outbreak management zijn eveneens cruciale pijlers.
### 5.5 Reiniging, desinfectie en sterilisatie
Micro-organismen kunnen overleven op oppervlakken en zorgmateriaal, wat een risico op overdracht vormt. Wegwerpbaar materiaal heeft de voorkeur. Voor herbruikbaar materiaal is een goed beleid voor reiniging, desinfectie en sterilisatie vereist.
**Spaulding classificatie:**
* **Kritische voorwerpen:** Contact met bloed of steriele lichaams-holten. Vereisen sterilisatie (bv. chirurgische instrumenten).
* **Semi-kritische voorwerpen:** Contact met niet-intacte huid of mucosae. Vereisen high-level desinfectie (bv. endoscopen).
* **Niet-kritische voorwerpen:** Contact met intacte huid. Vereisen reiniging of low-level desinfectie (bv. bloeddrukmanchet).
**Decontaminatiemethodes:**
* **Reiniging:** Verwijderen van organische bevuiling; een essentiële stap vóór desinfectie en sterilisatie.
* **Desinfectie:** Sterke, maar niet volledige eliminatie van micro-organismen. Kan thermisch (hoge temperatuur) of chemisch (met desinfectans) gebeuren.
* **Sterilisatie:** Eliminatie van alle micro-organismen, inclusief bacteriële sporen. Methoden omvatten stoom (autoclaveren), hete droge lucht, ethyleenoxide gas en gammastraling.
De gevoeligheid van micro-organismen aan desinfectie en sterilisatie varieert. Sporen en prionen zijn het meest resistent. Virussen zonder envelop zijn relatief resistent aan antiseptica. Het proces van microbiële eliminatie verloopt logaritmisch.
### 5.6 Standaard voorzorgsmaatregelen
Deze maatregelen worden te allen tijde bij alle patiënten toegepast, ongeacht hun microbiologische status, ter bescherming van zowel de zorgverstrekker als de patiënt.
Belangrijke componenten zijn:
* **Handhygiëne:** Het allerbelangrijkste middel tegen overdracht van ziektekiemen. Omvat handwassen (met water en zeep) en handontsmetting (met alcoholische oplossing). De 5 momenten voor handhygiëne (WHO) zijn cruciaal:
1. Voor contact met de patiënt.
2. Voor een aseptische handeling.
3. Na contact met lichaamsvochten.
4. Na contact met de patiënt.
5. Na contact met de patiëntomgeving.
* **Residente microflora:** Blijvend aanwezig, moeilijk te verwijderen.
* **Transiënte microflora:** Tijdelijk aanwezig, verantwoordelijk voor kruisbesmettingen. Handwassen verwijdert voornamelijk de transiënte flora; handontsmetting beïnvloedt ook de residente flora.
* **Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM):** Schorten, handschoenen, oogbescherming, maskers om kledij en slijmvliezen te beschermen.
* **Hoesthygiëne en respiratoire etiquette:** Instructies voor hoesten en niezen, en het gebruik van tissues. Jaarlijkse griepvaccinatie van zorgverstrekkers is aanbevolen.
* **Preventie van overdracht van bloedoverdraagbare virussen:** Door het voorkomen van prikongevallen en veilig omgaan met scherpe voorwerpen.
### 5.7 Overdrachtsgebonden voorzorgen: isolatiemaatregelen
Deze maatregelen zijn aanvullend op de standaard voorzorgen en worden toegepast bij patiënten met een gekende infectie of kolonisatie met belangrijke micro-organismen. Ze zijn gericht op bronisolatie om de omgeving te beschermen.
Vormen van isolatie omvatten:
* **Contactisolatie:** Voor overdracht via direct of indirect contact (bv. MRSA, VRE, C. difficile). Vereist nadruk op handhygiëne en dragen van handschoenen en eventueel schort. Bij C. difficile is handen wassen noodzakelijk omdat sporen alcoholresistent zijn.
* **Druppelisolatie:** Voor overdracht via druppeltjes (bv. meningokokkenmeningitis, bof). Vereist mond-neusmasker bij contact.
* **Aerogene isolatie:** Voor overdracht via lucht (bv. open longtuberculose). Vereist een aparte kamer met negatieve druk en het dragen van een hoogfiltratiemasker.
* **Combinaties:** Zoals contact-druppelisolatie (bv. influenza, SARS-CoV-2) of contact-aerogene isolatie (bv. mazelen, varicella).
* **Strikte isolatie:** Bij zeer ernstige infecties (bv. virale hemorragische koorts). Maximale barrièremaatregelen.
* **Beschermende isolatie ('omgekeerde' isolatie):** Ter bescherming van zeer kwetsbare patiënten (bv. na stamceltransplantatie). Vereist een kamer met overdruk en gefilterde lucht.
### 5.8 Organisatie van infectiepreventie (ziekenhuishygiëne) in België
De organisatie is vastgelegd in het Koninklijk Besluit van 26/04/2007. Elk ziekenhuis heeft een Team voor ziekenhuishygiëne (arts en gespecialiseerde verpleegkundigen) dat wordt aangestuurd door een Comité voor ziekenhuishygiëne.
**Opdrachten van het Team Ziekenhuishygiëne:**
* Ontwikkeling en implementatie van beleid m.b.t. standaard- en overdrachtsgebonden voorzorgen.
* Surveillance van ziekenhuisinfecties (verplicht deelname aan modules zoals MRSA, MRGN, CLABSI).
* Opzetten van een epidemiebeleid.
* Opvolgen van hygiëneaspecten bij bouw- en verbouwingswerken en bij aankoop van materialen.
* Implementatie van officiële aanbevelingen.
* Uitwisseling van informatie op regionaal niveau.
* Opstellen van strategische en jaarlijkse beleidsplannen.
### 5.9 Infectiepreventie buiten de ziekenhuizen/zorginstellingen
Ook in de **eerste lijn** (huisartspraktijk, thuisverpleging) zijn de principes van infectiepreventie van toepassing, met nadruk op standaard voorzorgen (PBM, handhygiëne, preventie prikongevallen) en zorgmateriaal. Er is echter geen surveillance of ondersteuning door een infectiepreventieteam. Artsen infectieziektenbestrijding van het Departement Zorg bieden hier ondersteuning en coördineren epidemiologisch onderzoek bij aangifteplichtige infectieziekten.
In **woon- en zorgcentra (WZC)** groeit het besef van het belang van infectiepreventie. Door de concentratie van kwetsbare personen en de toename van resistente bacteriën, worden de principes van IPC meer geïmplementeerd, inclusief de vorming van infectiebeheersingsteams. De COVID-19 pandemie heeft het belang van deze preventie benadrukt. Coördinerende en raadgevende artsen (CRA) spelen een sleutelrol bij het opzetten van beleid rond infectiepreventie en antimicrobial stewardship.
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Zorginfectie | Een infectie die wordt opgelopen tijdens zorgverlening in een ziekenhuis of andere zorginstelling. Infecties die reeds in de incubatiefase waren vóór opname en in het ziekenhuis doorbreken, vallen hier niet onder. |
| Nosocomiale infectie | Een verouderde term die verwijst naar een infectie die is opgelopen in een ziekenhuisomgeving, nu grotendeels vervangen door de term zorginfectie. |
| Kolonisatie | De aanwezigheid en vermenigvuldiging van micro-organismen op of in het lichaam zonder dat er ziekteverschijnselen optreden. Dit kan echter een voorstadium zijn van een infectie. |
| Besmetting | De aanwezigheid van micro-organismen op of in het lichaam zonder vermenigvuldiging en zonder ziektetekenen. Het is een eerste stap in het infectieproces. |
| Infectieketen | Een model dat de essentiële schakels beschrijft die nodig zijn voor de overdracht van een infectieus agens: bron, uitgangspoort, transmissieweg, toegangspoort, gastheer. Het doorbreken van een van deze schakels voorkomt de infectie. |
| Standaard voorzorgsmaatregelen | Een reeks algemene hygiënische en preventieve maatregelen die bij elke patiënt moeten worden toegepast, ongeacht de bekende microbiologische status, om zowel de zorgverstrekker als de patiënt te beschermen tegen overdracht van micro-organismen. |
| Overdrachtsgebonden voorzorgsmaatregelen | Specifieke isolatiemaatregelen die worden toegepast bovenop de standaard voorzorgsmaatregelen, gebaseerd op de specifieke wijze van overdracht van een infectieus agens (contact, druppel of lucht). |
| Reiniging | Het fysiek verwijderen van vuil, organisch materiaal en micro-organismen van oppervlakken en materialen, vaak met water en zeep. Dit is een essentiële voorbereidende stap voor desinfectie en sterilisatie. |
| Desinfectie | Een proces dat gericht is op het elimineren van de meeste micro-organismen, met uitzondering van resistente sporen. Het vermindert de hoeveelheid micro-organismen aanzienlijk, maar garandeert geen volledige steriele toestand. |
| Sterilisatie | Het proces waarbij alle micro-organismen, inclusief bacteriële sporen, worden gedood. Dit is de hoogste graad van decontaminatie en is essentieel voor kritische medische hulpmiddelen. |
| Antimicrobiële resistentie (AMR) | De weerstand van micro-organismen tegenover antimicrobiële middelen zoals antibiotica, antivirale middelen, schimmeldodende middelen en antiparasitaire middelen. Dit maakt infecties moeilijker te behandelen. |
| MRSA | Methicilline-resistente Staphylococcus aureus. Een bacteriesoort die resistent is tegenover methicilline en andere bètalactamantibiotica, wat de behandeling van infecties gecompliceerd maakt. |
| VRE | Vancomycine-resistente enterokokken. Enterokokken die resistent zijn tegenover glycopeptiden, zoals vancomycine, wat een belangrijke klasse antibiotica is voor de behandeling van ernstige infecties. |
| MRGN | Multiresistente gramnegatieve bacteriën. Gramnegatieve bacteriën die resistent zijn tegen meerdere klassen van antibiotica, wat hun behandeling extreem uitdagend maakt. |
| Spaulding classificatie | Een systeem dat medische instrumenten en zorgmaterialen indeelt in drie risicocategorieën (kritisch, semi-kritisch, niet-kritisch) op basis van hun contact met de patiënt. Dit bepaalt de vereiste decontaminatieprocedure (sterilisatie, high level desinfectie, low level desinfectie). |
| Handhygiëne | Het reinigen of ontsmetten van de handen om micro-organismen te verwijderen of te doden. Het is de belangrijkste maatregel ter voorkoming van de overdracht van infecties in de zorg. |
| PBM (Persoonlijke Beschermingsmiddelen) | Hulpmiddelen zoals handschoenen, schorten, mondmaskers en oogbescherming die zorgverstrekkers gebruiken om zich te beschermen tegen blootstelling aan biologische agentia of om te voorkomen dat zij zelf een bron van infectie zijn. |
| Isolatie | Het afzonderen van een patiënt met een besmettelijke ziekte of kolonisatie om verspreiding van micro-organismen naar anderen te voorkomen (bronisolatie), of het afzonderen van een patiënt met een verminderde weerstand om hem te beschermen tegen externe micro-organismen (beschermende isolatie). |
| Transmissieweg | De methode waarmee een infectieus agens van de bron naar een vatbare gastheer wordt overgedragen. Dit kan via direct contact, indirect contact, druppels of de lucht (aerosolen). |
| Bioburden | De hoeveelheid micro-organismen die aanwezig is op een object of oppervlak. Een hoge bioburden kan de effectiviteit van desinfectie en sterilisatie verminderen. |
| Antisepticum | Een antimicrobiële stof die gebruikt wordt voor het ontsmetten van levende weefsels, zoals de huid of slijmvliezen, om micro-organismen te doden of te inactiveren. |