Commercial Law
Cover
10. L&T_2025-26_Online advertising and data regulation.pptx
Summary
# Regulering van data-gerelateerde producten en diensten
Dit onderwerp behandelt de Europese regelgeving met betrekking tot data-intermediatie diensten, data-altruïsmediensten, verbonden producten, gerelateerde diensten en data-verwerkingsdiensten, primair onder de Data Governance Act (DGA) en de Data Act.
## 1. Regulering van data-gerelateerde producten en diensten
Deze regelgeving richt zich op het bevorderen van concurrentie en het ontsluiten van economische waarde uit data in het algemeen, zowel persoonlijke als niet-persoonlijke data, en niet primair op de bescherming van het individu.
### 1.1 Juridisch kader
Het juridisch kader wordt gevormd door de volgende wetgeving met verschillende ingangsdata:
* **GDPR:** Ingangsdatum mei 2018.
* **Data Governance Act (DGA):** Ingangsdatum september 2023, met uitzonderingen.
* **Data Act:** Begint van toepassing te zijn vanaf september 2025, met uitzonderingen.
* **European Health Data Space Regulation:** Begint van toepassing te zijn vanaf maart 2027, met uitzonderingen.
Toekomstig zullen deze algemene kaders worden aangevuld met sectorale specifieke regels voor sectoren zoals de gezondheidszorg, landbouw of energiesector. Het is mogelijk dat in deze sectoren industrieën zelf een kader opstellen voor het delen van data, gebaseerd op bijvoorbeeld modelcontracten en protocollen tussen stakeholders.
### 1.2 Data-intermediatie diensten (DGA - Hoofdstuk III)
Dit zijn diensten die een neutrale tussenpersoon bieden voor het delen van data tussen datahouders/datasubjecten en data-gebruikers.
* **Voorbeelden:**
* Data marktplaatsen.
* Orchestrators van open data-deel-ecosystemen (bijvoorbeeld Europese data-ruimtes).
* Gezamenlijk opgerichte en beloningsgerichte datapools die data cross-licentiëren aan alle geïnteresseerde partijen.
* **Kenmerken van de dienstverlening:**
* **Doelbinding:** Providers mogen de data alleen gebruiken voor het verlenen van data-intermediatie diensten.
* **Juridische scheiding:** Indien een entiteit zowel data-intermediatie als andere diensten aanbiedt, moet de data-intermediatie dienst in een aparte juridische entiteit worden ondergebracht. Dit is een van de meest uitdagende vereisten in de praktijk.
* **Ontkoppeling van commerciële voorwaarden:** De voorwaarden voor het delen van data mogen niet worden misbruikt om de provider's eigen commerciële doeleinden te dienen.
* **Invariabele dataformaten:** Data moet in een stabiel en bruikbaar formaat worden aangeboden.
* **Beperking van waarde-toevoegende diensten/tools:** De intermediary mag geen diensten aanbieden die de data verder analyseren of verwerken ten gunste van zichzelf.
* **FRAND toegang:** Toegang tot de data moet plaatsvinden onder 'Fair, Reasonable and Non-Discriminatory' voorwaarden.
* **Beveiliging en fraudebestrijding:** Maatregelen om de data en het deelproces te beveiligen.
* **Dienstcontinuïteit:** Zorgen voor een betrouwbare en continue dienstverlening.
* **Data-inbreukmelding (niet-persoonlijke data):** Melding bij datalekken.
* **Overdrachtsverplichtingen:** Verplichtingen met betrekking tot de overdracht van data.
* **Zorgplicht jegens datasubjecten:** Bij het aanbieden van diensten aan datasubjecten moet het belang van het datasubject worden gerespecteerd.
* **Verplichte logging:** Bijhouden van activiteiten binnen de dienst.
Providers moeten zich melden bij de bevoegde autoriteit (bijvoorbeeld FOD Economie) en worden geregistreerd in een online register.
### 1.3 Data-altruïsme diensten (DGA - Hoofdstuk IV)
Dit is een vrijwillig kader dat een kwaliteitslabel biedt aan organisaties die data delen voor het algemeen belang, zonder winstoogmerk.
* **Kenmerken:**
* Organisaties die een data-altruïsmedienst willen aanbieden, moeten zich registreren bij de bevoegde autoriteit en voldoen aan de vereisten.
* Winst maken door het delen van deze data is niet toegestaan. Het doel van de data-deling mag geen commerciële relatie zijn.
* **Voorbeeld:** Een non-profit organisatie voor data-analyse die gegevens van huiseigenaren over waterverbruik verzamelt om klimaatonderzoek te ondersteunen of om huiseigenaren inzichten te geven om water te besparen.
### 1.4 Verbonden producten en gerelateerde diensten (Data Act - Hoofdstuk II)
Deze categorie omvat producten die primair een andere functie hebben dan het verwerken van data, maar wel data genereren door middel van sensoren of software.
* **Verbonden producten:**
* Apparaten zoals telefoons, laptops, tablets, smart koelkasten, auto's (met sensoren die de omgeving monitoren), robots in fabrieken, en machines die verbonden zijn met het internet.
* **Uitzonderingen:** Producten waarbij de data-verwerking volledig plaatsvindt op verzoek van een andere partij, bijvoorbeeld cloud-diensten waarbij de infrastructuur en servers eigendom zijn van de provider en de klant geen rechten heeft op de dienst zelf, vallen hierdoor buiten de scope.
* **Gerelateerde diensten:**
* Diensten die verbonden zijn met het product, zoals firmware (software die op het apparaat zit bij aankoop) of applicaties die na aankoop worden gedownload.
* **Voorbeeld:** Een bijbehorende app voor een auto die het mogelijk maakt om de temperatuur op afstand te regelen of de auto te vergrendelen. Een app die alleen data visualiseert (zoals gemaakte ritten of batterijniveau) wordt niet beschouwd als een gerelateerde dienst.
#### 1.4.1 Gebruikers, datahouders en fabrikanten
* **Gebruiker:** De natuurlijke of rechtspersoon die een verbonden product of gerelateerde dienst gebruikt. Dit kan de eigenaar zijn, maar ook een werknemer die het product gebruikt namens een bedrijf, waarbij het bedrijf als gebruiker kwalificeert.
* **Data holder:** De natuurlijke of rechtspersoon die controle heeft over de toegang tot de data die door het product of de dienst wordt gegenereerd (vergelijkbaar met een data controller).
* **Fabrikant/Verkoper/Verhuurder:** Degene die het product produceert, verkoopt of verhuurt.
#### 1.4.2 Verplichtingen onder de Data Act
De Data Act legt de volgende verplichtingen op:
1. **Pre-contractuele informatie:** Gebruikers moeten geïnformeerd worden over welke data door een verbonden product of dienst wordt gegenereerd en hoe zij toegang kunnen krijgen tot deze data. De verkoper (fabrikant of andere partij) is hiervoor verantwoordelijk.
2. **Productontwerp:** Fabrikanten moeten producten zo ontwerpen dat de data direct toegankelijk is voor de gebruiker, mits dit technisch en relevant is. Zo niet, dan kan de gebruiker indirecte toegang via de data holder aanvragen.
3. **Data delen en portabiliteit:**
* **Recht op toegang en gebruik:** Gebruikers krijgen het recht op toegang tot en gebruik van de data die door hun gebruik van verbonden producten of diensten wordt gegenereerd. De wet bepaalt niet wie de eigenaar van de data is, maar focust op de rechten van de gebruiker.
* **Indirecte toegang:** De gebruiker vraagt de data holder om de data te ontvangen, waarna de fabrikant een portaal kan verstrekken voor toegang.
* **Directe toegang:** De gebruiker kan de data direct downloaden of streamen van het product.
* **Delen met derden:** Gebruikers kunnen de data holder verzoeken om data te delen met een derde partij, zoals een garagehouder of verzekeringsmaatschappij.
* Data moet gemakkelijk, veilig, en in een machine-leesbaar en gestructureerd formaat beschikbaar zijn.
4. **Data licentie (niet-persoonlijke data):** Data houders die data van verbonden producten blijven gebruiken, hebben een data licentie nodig van de gebruiker vanaf 12 september 2025. Dit betekent dat ze contractuele afspraken moeten maken over het specifieke doel waarvoor zij de data mogen gebruiken.
### 1.5 Data-verwerkingsdiensten (Data Act - Hoofdstuk VI)
Dit hoofdstuk definieert en reguleert cloud-diensten, waaronder software-as-a-service (SaaS), platform-as-a-service (PaaS), en infrastructure-as-a-service (IaaS).
* **Kenmerken van cloud-diensten:** Toegang op afstand, on-demand, op het netwerk, snel en met minimale inspanning te leveren, en vereisen een account en betaling.
* **Doel van de regulering:** Het wegnemen van belemmeringen voor het overstappen van data-verwerkingsdiensten (DPS) om vendor lock-in te voorkomen.
#### 1.5.1 Verplichtingen voor data-verwerkingsdiensten
1. **Minimumvereisten voor contracten:**
* **Recht op portabiliteit:** Gebruikers hebben het recht om alle exporteerbare data en digitale activa over te zetten naar een andere DPS van hetzelfde type of naar een on-premise infrastructuur.
* **Verplichte overstaptijden:** Maximale kennisgevingstermijn van 2 maanden plus een maximale overgangsperiode van 30 kalenderdagen, met uitzonderingen.
* **Redelijke assistentieverplichting:** De provider moet redelijke hulp bieden bij het overstapproces.
* **Garantie van volledige verwijdering:** Clausule die volledige verwijdering van geëxporteerde data en digitale activa na overstap garandeert.
2. **Geleidelijke intrekking van overstapkosten:** Overstapkosten zijn toegestaan tegen kostprijs tot 12 januari 2027. Daarna zijn ze verboden. Standaard servicekosten voor de dienst zelf of boetes voor vroegtijdige beëindiging blijven toegestaan.
3. **Informatieverplichtingen:**
* Specificatie van exporteerbare data en digitale activa (met uitzonderingen).
* Beschikbare procedures voor overstappen.
* Online register van de provider met beschikbare data-structuren, data-formaten en interoperabiliteitsstandaarden.
#### 1.5.2 Interoperabiliteitsverplichtingen (Hoofdstuk VIII)
Van toepassing op leveranciers van smart contracts, providers van data-verwerkingsdiensten en deelnemers aan data-ruimtes. De Europese Commissie kan hierover implementeringsbevoegdheden hebben en een centraal EU-standaard depository voor de interoperabiliteit van data-verwerkingsdiensten opzetten.
#### 1.5.3 Internationale overheids toegang en overdrachtsverplichtingen voor niet-persoonlijke data (Hoofdstuk VII)
Dit aspect reguleert de toegang door buitenlandse overheden tot data die binnen de EU wordt opgeslagen of verwerkt.
### 1.6 Voorbeelden van data-gerelateerde producten en diensten
* **European Brain Data Hub (EBDH):** Een bestaande data-altruïsme organisatie die de vrijwillige deling van mentale gezondheids- en hersendata faciliteert voor onderzoek en verbetering van de gezondheidszorg.
* **Solid (Athumi):** Een vault-technologie die een privacy-by-design oplossing biedt voor veilige, vertrouwelijke data-opslag voor consumenten en bedrijven. Dit kan gekwalificeerd worden als een data-intermediatie dienst en/of een data-verwerkingsdienst (SaaS).
* **Salesforce:** Biedt een reeks applicaties in de cloud voor schaalbaar marketing- en CRM-beheer, wat het een data-verwerkingsdienst maakt.
* **Drone met mobiele apps:**
* 'Drone Fly': Een app voor drone-eigenaren om foto's te maken en de drone te bedienen. Dit is een verbonden product en een gerelateerde dienst, omdat de interactie tweerichtingsverkeer is.
* 'Drone View': Een vluchtradar-tool voor het grote publiek. Dit is een informatietool en geen gerelateerde dienst omdat de interactie eenrichtingsverkeer is. Afhankelijk van de implementatie kan dit ook een data-verwerkingsdienst zijn indien het via een cloudmodel loopt.
### 1.7 Overzicht van het voorgestelde juridische kader: Digital Omnibus
De Digital Omnibus-regeling is een voorstel dat bestaande wetgeving, waaronder de DGA en de Data Act, aanpast en aanvult. Dit omvat:
* **DGA Data intermediation services 1.0 & Data altruism services:** Deze blijven bestaan onder de nieuwe regeling.
* **Data Act:** Verbonden producten, gerelateerde diensten en data-verwerkingsdiensten worden verder gereguleerd.
* **Data spaces:** Nieuw opgenomen in het kader.
* **Vrijwillige regelingen en uitzonderingen:** Blijven van toepassing.
De Digital Omnibus stelt ook voor om de Platform-to-Business Regulation in te trekken, omdat de Digital Services Act (DSA) en Digital Markets Act (DMA) een ambitieuzer kader bieden. De e-Privacy Directive wordt aangepast en de regels voor cookies worden waarschijnlijk opgenomen in de GDPR, met meer gronden en specifieke voorwaarden voor het gebruik ervan.
---
# Regulering van online adverteren
Dit onderdeel van de studiehandleiding bespreekt de juridische kaders die van toepassing zijn op online adverteren, met een focus op de belangrijkste EU-regelgevingen en specifieke regels voor verschillende vormen van adverteren.
### 2.1 Juridisch kader voor online adverteren
Het landschap van online adverteren wordt beheerst door een reeks wetgevingen, zowel op EU- als op nationaal niveau. Deze regelgevingen hebben tot doel de transparantie te vergroten, oneerlijke praktijken te bestrijden en de rechten van consumenten en gebruikers te beschermen.
#### 2.1.1 Overzicht van relevante wetgeving
Een breed scala aan wetgevingen is van invloed op online adverteren, waaronder:
* **Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)**: Vanwege de verwerking van persoonsgegevens in veel online advertentieactiviteiten.
* **Digital Services Act (DSA)**: Stelt specifieke transparantievereisten voor online platforms met betrekking tot adverteren.
* **Digital Markets Act (DMA)**: Beoogt eerlijke concurrentie te waarborgen in digitale markten, wat indirect van invloed is op advertentiepraktijken.
* **E-Commerce Richtlijn**: Bevat regels voor commerciële communicatie.
* **Audiovisuele Mediadienstenrichtlijn**: Relevant voor advertenties binnen audiovisuele content.
* **E-Privacy Richtlijn (en de voorgestelde implementatie in de AVG)**: Reguleert het gebruik van cookies en vergelijkbare technologieën voor marketingdoeleinden.
* **Platform-to-Business Verordening (die waarschijnlijk wordt ingetrokken door de DSA en DMA)**: Richtte zich op eerlijke handelspraktijken tussen platforms en zakelijke gebruikers.
* **Digital Omnibus Verordening**: Een voorstel dat bestaande wetgeving wijzigt en de juridische kaders voor online adverteren kan beïnvloeden.
* **Verordening Politieke Reclame**: Stelt specifieke transparantie- en targetingvereisten voor politieke advertenties.
* **Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken**: Algemene bepalingen tegen misleidende reclame.
* **Richtlijn Misleidende en Vergelijkende Reclame**: Specifieke regels voor deze vormen van reclame.
* **Sector-specifieke regelgeving en zelfregulering**: Aanvullende regels binnen specifieke sectoren of door brancheorganisaties.
#### 2.1.2 Rol van de Digital Omnibus
De Digital Omnibus Verordening is een voorgestelde wetgeving die bedoeld is om een aantal bestaande EU-wetten te wijzigen. Een belangrijk aspect is de voorgestelde intrekking van de Platform-to-Business Verordening, aangezien de DSA en DMA al ambitieuzere kaders bieden. Verder zal de e-Privacy Richtlijn met betrekking tot cookies waarschijnlijk worden opgenomen in de AVG, met meer gedetailleerde en bredere voorwaarden voor het gebruik van cookies in relatie tot persoonsgegevens.
### 2.2 Direct marketing en getargete advertenties
Specifieke regels gelden voor directe marketing en getargete advertenties, waarbij rekening wordt gehouden met de verwerking van persoonsgegevens.
#### 2.2.1 Direct marketing
Direct marketing wordt gedefinieerd als "elke activiteit die resulteert in de directe communicatie van berichten met promotionele inhoud aan één of meer geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen".
* **Toepassingsgebied**: Dit omvat zowel de communicatie zelf als de voorbereidende verwerkingsactiviteiten, zoals het creëren van profielen voor segmentatie. De manier van communiceren (elektronisch of niet-elektronisch) is niet bepalend.
* **Persoonsgegevens**: De verwerking van persoonsgegevens is vereist om binnen de reikwijdte van de AVG en de regels voor direct marketing te vallen. Functionele e-mailadressen worden in beginsel niet als persoonsgegevens beschouwd, tenzij ze consequent door dezelfde persoon worden gebruikt.
* **Uitzonderingen**:
* Communicatie uitsluitend voor marktonderzoek, opiniepeilingen of tevredenheidsonderzoeken.
* Communicatie door publieke autoriteiten die handelen onder wettelijke verplichting of voor het uitvoeren van hun taken in het algemeen belang.
* Communicatie door natuurlijke personen uitsluitend voor privédoeleinden (huishoudelijke uitzondering).
* Niet-geadresseerde reclame, discriminerende advertentiebanners op sociale media, impersonale bedrijfscorrespondentie.
* **Mixed messages**: Berichten die zowel informatieve als promotionele inhoud bevatten, worden ook beschouwd als direct marketing.
* **Solicited vs. Unsolicited**: Of de communicatie al dan niet is aangevraagd door de ontvanger, doet er niet toe.
* **Recht op bezwaar**: De AVG kent een specifiek recht op bezwaar tegen direct marketing, dat onvoorwaardelijk is. Dit betekent dat een verwerkingsverantwoordelijke geen overwegende legitieme gronden kan aanvoeren om de verwerking voor direct marketing doeleinden voort te zetten na een bezwaar.
* **Doelbinding**: Bij direct marketing en getargete advertenties is specifieke doelbinding vereist. Verwerkingsverantwoordelijken moeten aangeven voor wie de direct marketing wordt verzonden, de frequentie, het kanaal, enzovoort.
#### 2.2.2 Getargete advertenties
Getargete advertenties zijn een vorm van direct marketing waarbij het gedrag van betrokkenen wordt gevolgd om een profiel op te bouwen. Dit profiel wordt vervolgens gebruikt om advertenties te presenteren die mogelijk relevanter of overtuigender zijn voor de doelgroep.
* **Kernactiviteiten**:
* **Tracking**: Het volgen van gebruikersgedrag online.
* **Profiling**: Het creëren van profielen op basis van verzamelde gegevens.
* **Targeting**: Het presenteren van advertenties aan specifieke profielen.
* **Wettelijke grondslag**: De verwerking van persoonsgegevens voor getargete advertenties vereist een wettelijke grondslag onder de AVG, zoals toestemming of een legitiem belang.
* **Legitiem belang**: Het Hof van Justitie van de EU heeft geoordeeld dat de rechten en belangen van de betrokkene primeren op de legitieme belangen van een sociaal netwerkexploitant bij het gebruik van persoonsgegevens voor gepersonaliseerde inhoud.
* **'Pay or okay'-model**: Modellen waarbij gebruikers moeten kiezen tussen het geven van toestemming voor gegevensverwerking (en de dienst gratis gebruiken) of betalen voor een abonnement (zonder gepersonaliseerde advertenties) zijn door het Europees Comité voor Gegevensbescherming (EDPB) in twijfel getrokken vanwege het gebrek aan reële keuze.
* **Toestemming**: De AVG vereist expliciete toestemming, die vrij, specifiek, geïnformeerd en ondubbelzinnig moet zijn.
* **Transparantie**: Verwerkingsverantwoordelijken moeten transparant zijn over de gegevensverwerking, met name met betrekking tot targeting en ad-delivery technieken.
#### 2.2.3 Interplay AVG en ePrivacy Richtlijn
De ePrivacy Richtlijn (en de voorgestelde implementatie in de AVG) biedt specifieke regels voor elektronische communicatie en het gebruik van cookies.
* **Soft opt-in**: Voor elektronische post (e-mail, in-app-berichten, sms) geldt een uitzondering op de toestemmingsvereiste ('soft opt-in') indien:
* Contactgegevens rechtstreeks zijn verkregen in het kader van een verkoop van een product of dienst.
* De gegevens alleen worden gebruikt voor vergelijkbare producten of diensten van dezelfde aanbieder.
* De klant bij de eerste contactname en in elke daaropvolgende boodschap eenvoudig en kosteloos bezwaar kan maken.
* **Lex specialis**: Het Hof van Justitie van de EU heeft geoordeeld dat wanneer de regels van de ePrivacy Richtlijn (of de voorgestelde regels) worden nageleefd, er geen aparte wettelijke grondslag onder artikel 6.1 van de AVG nodig is voor de verwerking.
### 2.3 Politieke advertenties
De Verordening Politieke Reclame stelt specifieke regels vast voor de transparantie en targeting van politieke advertenties om een eerlijk en transparant politiek debat te waarborgen.
* **Identificatie**: Politieke advertenties moeten duidelijk herkenbaar zijn als zodanig, inclusief de naam van de sponsor en de entiteit die de sponsor uiteindelijk controleert.
* **Transparantie-informatie**: Er is een transparantiekennisgeving vereist met informatie over de gebruikte targeting- en ad-delivery technieken, inclusief de belangrijkste parameters en of kunstmatige intelligentie (AI) wordt gebruikt.
* **Verbod op targeting met speciale categorieën data**: Het is verboden om targeting- of ad-delivery technieken te gebruiken die gebaseerd zijn op profilering met speciale categorieën persoonsgegevens of gegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen en overtredingen.
* **Beperkingen op targeting met persoonsgegevens**: Targeting met persoonsgegevens is alleen toegestaan indien de gegevens van de betrokkene zijn verzameld en er expliciete toestemming is verkregen voor gebruik voor politieke reclame.
* **Record-keeping en repository**: Aanbieders van politieke reclamediensten moeten gegevens bewaren over gesponsorde advertenties gedurende zeven jaar. Grote online platforms (VLOPs/VLOSEs) moeten deelnemen aan een Europees repository voor online politieke advertenties en deze gegevens gedurende zeven jaar na publicatie toegankelijk maken.
* **Uitdagingen voor platforms**: De strikte transparantievereisten kunnen ertoe leiden dat sommige platforms besluiten om politieke advertenties volledig te verbieden in plaats van te voldoen aan de regels.
### 2.4 Overige bepalingen met betrekking tot online adverteren
De Digital Services Act (DSA) brengt aanvullende transparantievereisten met zich mee voor online platforms, en de Belgische wetgeving bevat specifieke regels voor commerciële communicatie.
#### 2.4.1 Digital Services Act (DSA)
* **Online platforms**: Platforms moeten advertenties identificeren, inclusief de sponsor en de persoon die ervoor betaald heeft. Ze moeten ook de belangrijkste parameters voor publieksbepaling bekendmaken en, indien van toepassing, hoe deze parameters kunnen worden gewijzigd. Deze informatie moet in realtime en op een duidelijke, beknopte en ondubbelzinnige manier worden gepresenteerd.
* **Commercial communication identification**: Commerciële communicatie moet duidelijk worden geïdentificeerd met behulp van prominente markeringen.
* **Prohibitions**: Het is verboden om advertenties te presenteren op basis van profilering van speciale categorieën gegevens.
* **Minderjarigen**: Platforms die toegankelijk zijn voor minderjarigen moeten extra maatregelen nemen om hun privacy, veiligheid en beveiliging te waarborgen. Het is verboden om advertenties te presenteren op basis van profilering van persoonsgegevens van minderjarigen.
* **VLOPs/VLOSEs**: Zeer grote online platforms en zoekmachines moeten een doorzoekbaar en betrouwbaar archief (repository) bijhouden van gepresenteerde advertenties tot een jaar na de laatste presentatie. Dit archief moet minimaal de inhoud van de advertentie, de periode van presentatie, en het aantal ontvangers bevatten.
#### 2.4.2 Belgische Code van Economisch Recht (BCEL)
* **Informatieverplichtingen**: Diensten van de informatiemaatschappij moeten commerciële communicatie duidelijk identificeren als reclame, de identiteit van de adverteerder en de aard van promotionele aanbiedingen vermelden. De voorwaarden voor dergelijke aanbiedingen moeten duidelijk en makkelijk te vervullen zijn.
* **Direct marketing per kanaal**:
* **Elektronische post (e-mail, in-app, SMS)**: Vereist toestemming (opt-in), met uitzonderingen voor juridische entiteiten en bestaande klanten ('soft opt-in').
* **Telefoongesprekken**: Geen toestemming vereist, maar wel een recht op bezwaar (opt-out). Gesprekken zonder menselijke tussenkomst vereisen toestemming.
* **Post**: Geen toestemming vereist, maar wel een recht op bezwaar (opt-out). Het niet versturen naar 'Robinson'-lijsten is aanbevolen, maar niet wettelijk verplicht.
* **Transparantie bij influencers**:
* **Trader-status**: Als een influencer als handelaar wordt beschouwd (door het ontvangen van voordelen zoals kortingen of gratis producten), moeten ze hun profiel/kanaal duidelijk identificeren als 'advertentie' (bv. met hashtags zoals #advertising, #publicity) en de geadverteerde merk of bedrijf taggen.
* **Vlaams Decreet op de Media**: Als de content een 'audiovisuele mediadienst' is, moet de commerciële aard duidelijk herkenbaar zijn als 'advertentie' (met hashtags zoals "advertentie", "publiciteit", "advertising"), het merk getagd worden, en een melding worden toegevoegd aan affiliate links.
### 2.5 Spotlight: Influencer marketing
Influencer marketing valt onder verschillende wettelijke kaders, afhankelijk van de status van de influencer en de aard van de content.
* **Juridische implicaties**:
* **Trader-status**: Indien een influencer als handelaar wordt beschouwd, zijn transparantieverplichtingen van toepassing, wat betekent dat details over het bedrijf (inclusief adres) moeten worden gepubliceerd. Gebruik van geautoriseerde zakencentra is mogelijk.
* **Voordelen**: Het begrip 'voordeel' is breed en omvat kortingen, gratis producten, uitnodigingen voor evenementen, etc.
* **Vlaams Gemeenschapsgebied en audiovisuele mediadiensten**: Indien de influencer inhoud creëert die als een audiovisuele mediadienst wordt beschouwd, zijn de regels van het Vlaams Decreet op de Media van toepassing, met vereisten voor herkenbaarheid van reclame en tagging.
* **Zelfregulering**: De JEP (Jury d’Ethique Publicitaire) biedt zelfregulerende richtlijnen die door de sector op vrijwillige basis worden gevolgd.
> **Tip:** Begrijpen hoe de AVG, DSA en DMA met elkaar interageren is cruciaal voor online adverteren. Let goed op de specifieke definities en reikwijdte van elke verordening.
>
> **Tip:** De definitie van 'direct marketing' is breed en omvat ook de voorbereidende activiteiten. Zorg ervoor dat uw marketingstrategieën aan de transparantie- en toestemmingsvereisten voldoen.
>
> **Tip:** Wees uiterst voorzichtig met het gebruik van persoonsgegevens voor targeting, vooral met betrekking tot speciale categorieën data en data van minderjarigen. Consent is vaak de veiligste weg.
---
# Invloed van influencers in marketing
Dit onderwerp behandelt de juridische implicaties van influencer marketing, met een focus op de classificatie van influencers als handelaren en de naleving van transparantieregels onder de Belgische Code van Economisch Recht (BCEL) en het Vlaams Mediadecreet.
## 3. Invloed van influencers in marketing
Influencer marketing verwijst naar een breed scala aan activiteiten die online worden uitgevoerd om marketingdoelen te bereiken. Dit omvat de inzet van individuen met een aanzienlijk publiek op sociale media om producten of diensten te promoten. De regelgeving rond influencer marketing beoogt transparantie te garanderen voor consumenten en de markt te reguleren.
### 3.1 Juridisch kader
Het juridisch kader voor influencer marketing in België en de Vlaamse Gemeenschap is samengesteld uit verschillende wetten en decreten, aangevuld met zelfregulering. De belangrijkste pijlers zijn:
* **Belgische Code van Economisch Recht (BCEL):** Deze code reguleert economische activiteiten en consumentenbescherming.
* **Vlaams Mediadecreet:** Dit decreet is van toepassing op audiovisuele mediadiensten en inhoud die binnen de Vlaamse Gemeenschap wordt verspreid.
* **Zelfregulering:** Industriële organisaties, zoals de JEP (Jury voor Ethische Praktijken inzake reclame), stellen zelfregulerende codes op.
### 3.2 Juridische implicaties en transparantieverplichtingen
De juridische implicaties voor influencers hangen voornamelijk af van hun status en de aard van hun activiteiten.
#### 3.2.1 Is een influencer een handelaar?
Een influencer wordt beschouwd als een handelaar wanneer hun activiteit een commerciële aard aanneemt en er een economisch voordeel mee gemoeid is. Dit wordt getoetst aan de hand van twee criteria:
1. **Is een product op de voorgrond geplaatst?** Dit kan visueel, verbaal of schriftelijk gebeuren.
2. **Is er een 'voordeel' ontvangen?** Dit voordeel is zeer ruim gedefinieerd en kan onder andere bestaan uit kortingen, gratis producten, uitnodigingen voor evenementen of financiële compensatie.
Indien beide criteria vervuld zijn, wordt de influencer geacht een handelaar te zijn en zijn er transparantieverplichtingen van toepassing.
**Verplichtingen indien influencer een handelaar is:**
* **Publicatie van profiel-/kanaalinformatie:** De influencer moet duidelijk informatie over zijn/haar commerciële profiel en kanaal publiceren.
* **Duidelijke herkenbaarheid van reclame:** Publicaties moeten duidelijk herkenbaar zijn als reclame. Dit kan op verschillende manieren:
* **Hashtags:** Gebruik van hashtags zoals `#reclame`, `#publiciteit` of `#advertising` in de beschrijving.
* **Platformlabels:** Toepassen van platformspecifieke labels, zoals 'betaald partnerschap' (paid partnership).
* **Taggen van de geadverteerde partij:** Vermelden van het officiële account van het geadverteerde merk of bedrijf (bijvoorbeeld `@UGhent`).
* **Transparantie over bedrijfsgegevens:** Influencers die als handelaar worden geclassificeerd, moeten hun bedrijfsgegevens, inclusief hun adres, publiceren. Er bestaat echter de mogelijkheid om gebruik te maken van erkende bedrijfscentra waar de influencer zich kan registreren om een adres te verkrijgen in plaats van hun privéadres te publiceren.
> **Tip:** Het begrip 'voordeel' in de context van influencer marketing is breed. Zelfs kleine gunsten of uitnodigingen kunnen reeds volstaan om een influencer als handelaar te classificeren.
#### 3.2.2 Is de influencer gevestigd in de Vlaamse Gemeenschap en is de inhoud een audiovisuele mediadienst?
Wanneer een influencer gevestigd is in de Vlaamse Gemeenschap en zijn/haar inhoud kan worden geclassificeerd als een 'audiovisuele mediadienst' (bestaande uit bewegende beelden, met of zonder geluid), zijn de bepalingen van het Vlaams Mediadecreet van toepassing. Dit omvat ook het 'Content Creator Protocol'.
**Verplichtingen onder het Vlaams Mediadecreet:**
* **Duidelijke herkenbaarheid van commerciële aard:** De commerciële aard van de inhoud moet duidelijk herkenbaar zijn als 'advertentie' of 'publiciteit'.
* **Vroege vermelding in de beschrijving:** De vermelding als reclame moet aan het begin van de beschrijving verschijnen, bijvoorbeeld met de hashtag `#advertentie`, `#publiciteit` of, voor een overwegend Engelstalig publiek, `#advertising`.
* **Taggen van de geadverteerde partij:** Het vermelden van het officiële account van het geadverteerde merk of bedrijf (bijvoorbeeld `@UGhent`).
* **Platformlabels:** Gebruik van platformspecifieke labels, zoals 'betaald partnerschap'.
* **Transparantie over affiliate links:** Het toevoegen van een melding bij affiliate links, zoals "*Als je via deze link iets koopt, krijg ik daar commissie op*".
* **Handhaving door VRM:** De Vlaamse Regulator voor de media (VRM) is bevoegd voor de handhaving van deze regels binnen de Vlaamse Gemeenschap.
> **Voorbeeld:** Een influencer die een video plaatst waarin hij/zij een nieuw smartphone merk promoot en hiervoor een gratis telefoon heeft ontvangen, zal onderworpen zijn aan de regels van het Vlaams Mediadecreet en het Content Creator Protocol.
#### 3.2.3 Zelfregulering
Naast de wettelijke kaders speelt zelfregulering een rol, met name via de JEP. De JEP hanteert een code die voorschrijft dat reclame duidelijk herkenbaar moet zijn. Voor influencers betekent dit dat ze duidelijk moeten aangeven wanneer er sprake is van reclame of een commerciële promotie, gebruikmakend van de eerder genoemde middelen (hashtags, platformlabels, tagging).
#### 3.2.4 Wettelijke grondslagen en dataverwerking
De verwerking van persoonsgegevens door influencers (bijvoorbeeld voor het maken van profielen of het segmenteren van doelgroepen) valt onder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De juridische grondslag voor deze verwerking, met name voor gerichte reclame, is cruciaal.
* **Toestemming (Artikel 6.1(a) AVG):** Dit is de meest robuuste grondslag, waarbij de gebruiker expliciet en geïnformeerd toestemming geeft voor de verwerking van zijn/haar gegevens voor marketingdoeleinden.
* **Gerechtvaardigd belang (Artikel 6.1(f) AVG):** Hoewel dit in sommige contexten van online adverteren werd toegepast, hebben recente jurisprudentie (zoals de CJEU-zaak C-252/21 Meta Platforms Inc. en anderen v. Bundeskartellamt) aangetoond dat het gerechtvaardigd belang van de exploitant van een sociaal netwerk niet zwaarder mag wegen dan de rechten en belangen van de gebruiker. Dit heeft geleid tot de 'Pay or okay'-modellen, waarbij gebruikers moeten kiezen tussen toestemming geven of betalen voor een abonnement.
> **Tip:** Voor gerichte reclame is toestemming de meest veilige en juridisch waterdichte grondslag. Het is essentieel om transparant te zijn over de gegevensverwerking en de doeleinden ervan.
#### 3.2.5 Verhouding AVG en e-Privacy Richtlijn
De e-Privacy Richtlijn (omgezet in de BCEL) bevat specifieke regels voor elektronische communicatie en marketing. Wanneer een influencer gebruikmaakt van elektronische middelen voor directe marketing, zoals e-mail of sms, is de e-Privacy Richtlijn van toepassing.
* **Toestemmingsvereiste (opt-in):** Voor elektronische e-mail, in-app berichten en sms'jes is in principe toestemming vereist van de ontvanger.
* **Uitzonderingen:**
* **Juridische personen:** Communicatie naar juridische entiteiten met gebruikmaking van onpersoonlijke contactgegevens is toegestaan.
* **Bestaande klanten ('soft opt-in'):** Indien de contactgegevens rechtstreeks verkregen zijn in het kader van een product- of dienstverkoop, de communicatie gericht is op soortgelijke producten/diensten van dezelfde provider, er een makkelijke en kosteloze bezwaarclausule wordt aangeboden bij de eerste contactname en bij elke volgende boodschap, kan dit zonder expliciete toestemming.
* **Recht op bezwaar (opt-out):** Voor telefoonoproepen en post is er in principe geen voorafgaande toestemming vereist, maar er moet wel een recht op bezwaar worden geboden. Bij telefoongesprekken zonder menselijke tussenkomst is een opt-in echter wel vereist.
De rechtspraak (Inteligo Media v ANSPDCP, C-654/23) heeft verduidelijkt dat wanneer de regels van de e-Privacy Richtlijn worden nageleefd, deze als een *lex specialis* fungeren en de wettelijke grondslag onder artikel 6.1 van de AVG niet opnieuw hoeft te worden beoordeeld.
> **Voorbeeld:** Een boekhandel stuurt een nieuwsbrief met aanbiedingen naar klanten die hun e-mailadres hebben opgegeven bij een eerdere aankoop. Dit kan onder de 'soft opt-in' regeling vallen, mits aan alle voorwaarden is voldaan. De nieuwsbrief, ook al bevat deze informatiefuncties, kan als directe marketing worden beschouwd indien het de bedoeling is om gebruikers naar betaalde content te leiden.
### 3.3 Samenvatting van transparantievereisten per kanaal
| Kanaal | Wettelijk kader | Verplichtingen | Grondslag |
| :-------------- | :-------------------------------------------- | :------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- | :------------------------------------------------------------------------------------------------------ |
| **Algemeen** | BCEL (Handelaar), Vlaams Mediadecreet | Duidelijk herkenbaar als reclame: hashtags, platformlabels, tagging geadverteerd merk. Publicatie bedrijfsgegevens (indien handelaar). | Consumentenbescherming, Verkeersregels |
| **E-mail/SMS** | BCEL (ePrivacy Directive), AVG | Expliciete toestemming (opt-in). Uitzondering: soft opt-in voor bestaande klanten (mits voldaan aan voorwaarden). Transparantie en mogelijkheid tot kosteloos bezwaar. | AVG (Toestemming), ePrivacy Directive |
| **Telefoon** | BCEL (ePrivacy Directive) | Recht op bezwaar (opt-out) bij menselijke interactie. Expliciete toestemming (opt-in) bij geautomatiseerde oproepen. | ePrivacy Directive |
| **Post** | BCEL (ePrivacy Directive) | Recht op bezwaar (opt-out). Aanbeveling om Robinsonlijst te respecteren (niet wettelijk verplicht). | ePrivacy Directive |
| **Audiovisueel** | Vlaams Mediadecreet, Content Creator Protocol | Duidelijke vermelding begin beschrijving ("advertentie", "publiciteit"), tagging, platformlabels, melding affiliate links. | Vlaams Mediadecreet |
| **Online Platformen (DSA)** | Digital Services Act | Identificatie als advertentie, identificatie adverteerder, parameters voor targeting (real-time, duidelijk). Verboden profiling op basis van bijzondere categorieën persoonsgegevens of minderjarigen. | Consumentenbescherming, Markttransparantie |
| **Politieke Advertenties** | Political Advertising Regulation | Identificatie als politieke advertentie, identificatie sponsor, transparantieverklaring. Verbod op targeting op basis van bijzondere categorieën persoonsgegevens. Interne beleidslijnen en registratie. | Democratische transparantie, Bescherming tegen manipulatie |
Dit overzicht benadrukt de noodzaak voor influencers om proactief de geldende wetgeving na te leven en transparant te communiceren over hun commerciële activiteiten om juridische geschillen te voorkomen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Data-intermediatie diensten | Diensten die het delen van gegevens faciliteren tussen aanbieders van gegevens en gebruikers, zonder zelf een commerciële relatie aan te gaan tussen beide partijen. Deze diensten worden gereguleerd door de Data Governance Act (DGA). |
| Data-altruïsme diensten | Een vrijwillig raamwerk waarbij organisaties gegevens delen voor het algemeen belang, zoals wetenschappelijk onderzoek of beleidsvorming, zonder winstoogmerk. Aanbieders moeten voldoen aan specifieke voorwaarden om een kwaliteitslabel te verkrijgen. |
| Verbonden producten | Apparaten die primair ontworpen zijn om een bepaalde functie uit te voeren en die verbonden zijn met het internet of andere netwerken om gegevens te genereren en te communiceren. De Data Act legt regels op voor de toegang tot en het gebruik van deze gegevens. |
| Gerelateerde diensten | Diensten die direct verbonden zijn met een verbonden product, zoals firmware of softwareapplicaties die de functionaliteit van het product uitbreiden of ermee interageren. De Data Act reguleert ook de gegevens die door deze diensten worden gegenereerd en verwerkt. |
| Data-verwerkingsdiensten | Diensten die toegang bieden tot computerbronnen, zoals opslag, rekenkracht en toepassingen, vaak via een cloudmodel. De Data Act streeft ernaar om belemmeringen voor het wisselen van dergelijke diensten te verminderen en vendor lock-in te voorkomen. |
| GDPR | De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) is een verordening van de Europese Unie die de regels voor de verwerking van persoonsgegevens door particuliere bedrijven en openbare instellingen regelt. |
| Directe marketing | Elke communicatie met promotionele inhoud die rechtstreeks wordt gericht aan één of meer geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen, ongeacht het middel. Dit omvat zowel de communicatie zelf als de voorbereidende verwerkingsactiviteiten. |
| Getargete advertenties | Een vorm van directe marketing waarbij het gedrag van datasubjecten wordt gemonitord om een profiel op te bouwen, dat vervolgens wordt gebruikt om advertenties te presenteren die potentieel relevanter of overtuigender zijn voor de ontvanger. |
| Purpose limitation (doelbinding) | Een grondbeginsel van gegevensbescherming dat stelt dat persoonsgegevens alleen mogen worden verzameld voor specifieke, expliciet omschreven en gerechtvaardigde doeleinden en niet verder mogen worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met die doeleinden. |
| Right to object (recht van bezwaar) | Een fundamenteel recht van datasubjecten onder de GDPR dat hen toestaat bezwaar te maken tegen de verwerking van hun persoonsgegevens, met name voor directe marketingdoeleinden, wat een onvoorwaardelijk recht is. |
| Soft opt-in | Een uitzondering op de algemene toestemmingsvereiste voor directe marketing via elektronische post, waarbij het niet nodig is om voorafgaande toestemming te verkrijgen van bestaande klanten, mits bepaalde voorwaarden, zoals het aanbieden van een opt-out, worden nageleefd. |
| Informatiesamenlevingsdiensten | Diensten die op elektronische wijze en op individueel verzoek van een dienstontvanger worden verleend, met name diensten die tot doel hebben informatie te verschaffen of commerciële communicatie te verzenden. |
| Digitale Diensten Verordening (DSA) | Een EU-verordening die regels oplegt aan online platforms met betrekking tot transparantie, contentmoderatie en illegale inhoud, inclusief specifieke vereisten voor advertenties. |
| Digitale Markten Verordening (DMA) | Een EU-verordening die de concurrentie in de digitale economie beoogt te bevorderen door strenge regels op te leggen aan grote online platforms ('poortwachters') om oneerlijke handelspraktijken te voorkomen. |
| Influencer marketing | Een vorm van marketing waarbij individuen met een aanzienlijke online aanhang (influencers) producten of diensten promoten bij hun publiek. Transparantieregels vereisen duidelijke identificatie als reclame. |
Cover
1. inleiding.pptx
Summary
# Structuur en componenten van het vak kapitaalmarktenrecht
Dit vak biedt een diepgaande studie van de kapitaalmarkten, voortbouwend op de kennis van financieel recht, met aandacht voor de structuur, actoren, markten, producten en actualiteit.
### 1.1 Algemene opbouw en componenten van het vak
Het vak is opgebouwd rond een reeks lessen, die de basis vormen voor de studie van kapitaalmarktenrecht. De nadruk ligt op zowel de theoretische concepten als de praktische toepassing, met specifieke aandacht voor de actuele ontwikkelingen binnen de sector.
#### 1.1.1 Lessen
De lessen vinden plaats op maandag van 13u tot 14u15 en op dinsdag van 16u tot 19u. Ze dienen als primair lesmateriaal en bouwen voort op de reeds aanwezige kennis van financieel recht.
* **Inhoudelijke opbouw van de lessen:**
* Inleiding tot kapitaalmarktenrecht.
* Identificatie en bespreking van de actoren in de kapitaalmarkten.
* Terugblik op de financiële crisis van 2007-2008.
* Bestudering van primaire markten, met specifieke aandacht voor het verloop van een beursgang (IPO).
* Analyse van prospectusaansprakelijkheid in de rechtspraak.
* Verdieping in secundaire markten.
* Bespreking van financiële producten zoals derivaten en gestructureerde producten.
* Kennismaking met collectieve beleggingsvormen.
* Behandeling van actuele thema's zoals crypto-assets en sustainable finance.
> **Tip:** Zorg voor een goede basiskennis van financieel recht, aangezien dit vak daarop voortbouwt.
#### 1.1.2 Voorbereiding en aanwezigheid
Verplichte lesvoorbereiding en on-campus aanwezigheid zijn cruciaal voor een succesvolle studieresultaten. Dit impliceert dat studenten actief betrokken moeten zijn bij de materie en de lessen moeten bijwonen.
#### 1.1.3 Actualiteit
Wekelijks, op maandag, wordt de financiële actualiteit van de voorbije week behandeld. Hiervoor worden diverse bronnen geraadpleegd, waaronder de websites van De Tijd, Financial Times, The Economist, en via GoPress.
> **Tip:** Volg de financiële markten en relevante nieuwsberichten actief op om de relevantie van de lesstof beter te begrijpen.
#### 1.1.4 Mogelijk colloquium of excursie
Afhankelijk van het aanbod kan er een colloquium of een excursie georganiseerd worden. Deze aanvullende activiteiten bieden een praktische inkijk en verdieping in specifieke aspecten van het kapitaalmarktenrecht.
#### 1.1.5 Cursusmateriaal
Het cursusmateriaal is volledig online beschikbaar via Ufora. Dit omvat doctrine, rechtspraak en slides die de basis vormen voor de lessen en de evaluatie.
#### 1.1.6 Evaluatiemethoden
De evaluatie van het vak gebeurt via een mondeling examen. Dit examen omvat zowel de analyse van een eenvoudige casus als vragen die peilen naar begrip en inzicht in de leerstof.
> **Tip:** Bereid je voor op het mondeling examen door de casussen grondig te oefenen en de theoretische concepten te doorgronden. Zorg dat je de verbanden kunt leggen tussen theorie en praktijk.
---
# Actoren en markten in het kapitaalmarktenrecht
Dit onderdeel biedt een overzicht van de verschillende spelers en markten binnen het kapitaalmarktenrecht, met een terugblik op de financiële crisis en een focus op primaire en secundaire markten.
### 2.1 Inleiding tot actoren en markten
De kapitaalmarkten worden gevormd door een complex samenspel van diverse actoren en specifieke markten. Een fundamenteel begrip van deze componenten is essentieel voor het doorgronden van het kapitaalmarktenrecht.
### 2.2 Terugblik op de financiële crisis
De financiële crisis van 2007-2008 heeft diepgaande inzichten geboden in de kwetsbaarheden en mechanismen van de kapitaalmarkten. De analyse van deze crisis legt de basis voor het begrijpen van de noodzaak van regulering en toezicht.
### 2.3 Markten in het kapitaalmarktenrecht
Binnen het kapitaalmarktenrecht wordt onderscheid gemaakt tussen diverse marktsegmenten, met een specifieke focus op de primaire en secundaire markten.
#### 2.3.1 Primaire markten
Primaire markten zijn de markten waar effecten voor het eerst worden uitgegeven en verkocht, waardoor de uitgevende instelling kapitaal kan aantrekken.
##### 2.3.1.1 Verloop van een beursintroductie (IPO)
Een Initial Public Offering (IPO) is een cruciaal proces waarbij een private onderneming voor het eerst aandelen aanbiedt aan het publiek op een effectenbeurs. Dit proces omvat doorgaans de volgende stappen:
1. **Besluitvorming en voorbereiding:** De onderneming besluit publiek te gaan en start de noodzakelijke voorbereidingen, zoals het aanstellen van adviseurs (investeringsbanken, advocaten, accountants).
2. **Due diligence:** Een grondig onderzoek naar de financiële, juridische en operationele aspecten van de onderneming.
3. **Opstellen van het prospectus:** Een gedetailleerd document dat informatie bevat over de onderneming, de aandelen en de risico's die aan de belegging verbonden zijn. Dit document moet voldoen aan strikte wettelijke vereisten.
4. **Goedkeuring door toezichthouder:** Het prospectus wordt ingediend bij de bevoegde financiële toezichthouder (bijvoorbeeld de Autoriteit Financiële Markten in Nederland) ter goedkeuring.
5. **Roadshow:** Potentiële investeerders worden benaderd om interesse te wekken en de prijsrange voor de aandelen te bepalen.
6. **Prijsstelling:** Op basis van de marktvraag wordt de definitieve uitgifteprijs van de aandelen vastgesteld.
7. **Toewijzing en notering:** De aandelen worden toegewezen aan investeerders en de onderneming wordt genoteerd op de beurs, waarna de handel in de aandelen kan beginnen.
> **Tip:** Het prospectus is een cruciaal document voor potentiële beleggers en de nauwkeurigheid en volledigheid ervan zijn van het grootste belang om risico's te beheersen.
##### 2.3.1.2 Prospectusaansprakelijkheid in de rechtspraak
Prospectusaansprakelijkheid betreft de juridische verantwoordelijkheid van partijen die betrokken zijn bij de uitgifte van effecten voor onjuiste, onvolledige of misleidende informatie in het prospectus. De rechtspraak heeft de reikwijdte en toepassing van deze aansprakelijkheid verder uitgewerkt. Essentiële aspecten zijn:
* **Wie kan aansprakelijk zijn?** Dit kan de uitgevende instelling zelf zijn, maar ook bestuurders, personen die verantwoordelijk zijn voor de opstelling van het prospectus, en eventuele garantstellers.
* **Welke informatie moet correct zijn?** Alle feitelijke mededelingen en beoordelingen die relevant zijn voor de beleggingsbeslissing van een redelijk belegger moeten juist en volledig zijn.
* **Wat is de reikwijdte van de schade?** De aansprakelijkheid strekt zich uit tot de schade die beleggers hebben geleden als direct gevolg van de onjuiste of onvolledige informatie in het prospectus.
> **Voorbeeld:** Indien een prospectus de financiële positie van een onderneming rooskleuriger voorstelt dan deze in werkelijkheid is, en een belegger hierdoor verlies lijdt, kan deze belegger de verantwoordelijke partijen aansprakelijk stellen op basis van prospectusaansprakelijkheid.
#### 2.3.2 Secundaire markten
Secundaire markten zijn markten waar reeds uitgegeven effecten tussen beleggers worden verhandeld, zonder dat de uitgevende instelling hierbij direct betrokken is. De belangrijkste secundaire markt is de effectenbeurs. Hier vinden continue prijsvorming en liquiditeit plaats.
### 2.4 Capita selecta van producten en thema's
Naast de algemene markten worden specifieke financiële producten en actuele thema's behandeld.
#### 2.4.1 Derivaten
Derivaten zijn financiële instrumenten waarvan de waarde is afgeleid van de waarde van een onderliggende waarde, zoals aandelen, obligaties, grondstoffen of rentetarieven. Voorbeelden zijn opties, futures en swaps.
#### 2.4.2 Gestructureerde producten
Gestructureerde producten zijn complexe financiële instrumenten die verschillende beleggingsstrategieën combineren, vaak met een garantie op inleg of een deel daarvan, maar met een potentieel beperkt rendement.
#### 2.4.3 Collectieve belegging
Dit betreft beleggingsproducten waarbij geld van meerdere beleggers wordt gebundeld en professioneel wordt beheerd, zoals beleggingsfondsen.
#### 2.4.4 Andere thema's
* **Crypto-assets:** De juridische en economische implicaties van digitale activa zoals cryptocurrencies.
* **Sustainable finance:** De integratie van milieu-, sociale en governance-factoren (ESG) in investeringsbeslissingen.
---
# Kapitaalmarktproducten en andere thema's
Dit onderwerp behandelt een verscheidenheid aan financiële producten, waaronder derivaten, gestructureerde producten en collectieve beleggingen, aangevuld met actuele thema's zoals crypto-assets en duurzame financiering.
## 3. Kapitaalmarktproducten en andere thema's
### 3.1 Producten op de kapitaalmarkten
Dit deelonderwerp verkent diverse financiële instrumenten die op de kapitaalmarkten worden verhandeld.
#### 3.1.1 Derivaten
Derivaten zijn financiële contracten waarvan de waarde is afgeleid van een onderliggende waarde. De onderliggende waarde kan een aandeel, obligatie, grondstof, valuta, index of een ander financieel instrument zijn. Derivaten worden vaak gebruikt voor hedging (risicobeheer) of speculatie.
#### 3.1.2 Gestructureerde producten
Gestructureerde producten zijn complexe financiële instrumenten die vaak een combinatie zijn van traditionele beleggingen (zoals obligaties) en derivaten. Ze worden ontworpen om specifieke beleggingsdoelstellingen te realiseren, zoals kapitaalbescherming of een gegarandeerd rendement onder bepaalde voorwaarden. Door hun complexiteit vereisen ze een grondige analyse van hun risico's en opbrengsten.
#### 3.1.3 Collectieve beleggingen
Collectieve beleggingen, ook wel beleggingsfondsen genoemd, stellen meerdere beleggers in staat om hun geld te bundelen en te investeren in een gediversifieerde portefeuille van effecten. Het beheer van deze portefeuilles wordt professioneel uitgevoerd door een fondsbeheerder. Voorbeelden hiervan zijn aandelenfondsen, obligatiefondsen en gemengde fondsen. De voordelen liggen in diversificatie, professioneel beheer en een potentieel lagere instapdrempel dan directe belegging in individuele effecten.
### 3.2 Andere thema's
Dit gedeelte richt zich op opkomende en relevante thema's binnen de kapitaalmarkten.
#### 3.2.1 Crypto-assets
Crypto-assets, zoals cryptocurrencies, zijn digitale of virtuele activa die cryptografie gebruiken voor beveiliging. Ze opereren vaak op gedecentraliseerde netwerken, zoals blockchain-technologie. De regelgeving rond crypto-assets is volop in ontwikkeling en brengt specifieke juridische en financiële uitdagingen met zich mee. Hun volatiliteit en innovatieve aard maken ze tot een belangrijk onderwerp binnen de financiële wereld.
#### 3.2.2 Duurzame financiering
Duurzame financiering verwijst naar financiële producten en diensten die milieu-, sociale en governancefactoren (ESG) integreren in beleggings- en financieringsbeslissingen. Dit omvat groene obligaties, duurzaamheidskenmerken in leningen en beleggingsfondsen die focussen op bedrijven met een sterke duurzaamheidsprestatie. Het doel is om kapitaalstromen te sturen naar projecten en bedrijven die bijdragen aan een duurzamere economie en samenleving.
> **Tip:** Bij het bestuderen van gestructureerde producten is het cruciaal om de specifieke voorwaarden, de payoff-structuur en de onderliggende risico's volledig te begrijpen, evenals de impact van marktbewegingen op het rendement en de kapitaalbescherming.
> **Tip:** Voor crypto-assets is het belangrijk om de technologische basis (zoals blockchain) en de verschillende soorten crypto-assets te kennen, evenals de regelgevingsrisico's en marktvolatiliteit.
> **Tip:** Bij duurzame financiering dient u de verschillende ESG-factoren en hoe deze worden geïntegreerd in financiële beslissingen te bestuderen, inclusief de rol van ratings en standaarden.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Kapitaalmarktenrecht | Het rechtsgebied dat zich bezighoudt met de regulering en werking van markten waar financiële instrumenten zoals aandelen en obligaties worden verhandeld en waar kapitaal wordt aangetrokken en uitgezet. |
| Verplichte lesvoorbereiding | De eis dat studenten zich voorafgaand aan de lessen voorbereiden op de te behandelen materie, wat kan bestaan uit het lezen van teksten of het bestuderen van specifieke documenten. |
| Financiële actualiteit | De recente gebeurtenissen en ontwikkelingen op het gebied van financiën en economie, die nauwlettend gevolgd moeten worden om de relevantie van de leerstof te begrijpen. |
| Colloquium | Een academische bijeenkomst waar een specifiek onderwerp wordt besproken, vaak met deelname van experts, en die kan samengaan met een excursie naar relevante instellingen. |
| Financieel Recht | Het rechtsgebied dat de juridische aspecten van financiële markten, instellingen en transacties reguleert, en de basis vormt voor het kapitaalmarktenrecht. |
| IPO (Initial Public Offering) | De eerste keer dat aandelen van een particulier bedrijf publiekelijk worden aangeboden op een beurs, waardoor het bedrijf kapitaal kan aantrekken en een beursnotering verkrijgt. |
| Prospectusaansprakelijkheid | De juridische verantwoordelijkheid die rust op de opstellers van een prospectus voor onjuiste, onvolledige of misleidende informatie die daarin is opgenomen, met mogelijke schadeclaims tot gevolg. |
| Primaire markten | De markten waar effecten voor het eerst worden uitgegeven en verkocht, zoals bij een IPO, en waar de opbrengst direct naar de emittent gaat. |
| Secundaire markten | De markten waar reeds bestaande effecten tussen beleggers worden verhandeld, zoals de beurs, waarbij de opbrengst naar de verkopende partij gaat en niet naar de emittent. |
| Derivaten | Financiële instrumenten waarvan de waarde is afgeleid van de waarde van een onderliggende waarde, zoals aandelen, obligaties, valuta of grondstoffen. |
| Gestructureerde producten | Complexe financiële beleggingsproducten die vaak derivaten combineren met andere effecten om specifieke beleggingsdoelstellingen te realiseren, met op maat gemaakte risico-rendementsprofielen. |
| Collectieve belegging | Een vorm van beleggen waarbij meerdere beleggers hun geld bundelen om te investeren in een gediversifieerde portefeuille van effecten, beheerd door een professionele fondsbeheerder. |
| Crypto-assets | Digitale of gedigitaliseerde activa die gebruik maken van cryptografie voor beveiliging, zoals cryptocurrencies (bijv. Bitcoin) en security tokens, en die als beleggingsobject kunnen dienen. |
| Sustainable finance | Financiële activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van duurzame ontwikkeling, waarbij rekening wordt gehouden met milieu-, sociale en bestuurlijke (ESG) factoren bij investeringsbeslissingen. |
| Ufora | Een online leerplatform dat door onderwijsinstellingen wordt gebruikt voor het delen van cursusmateriaal, communicatie met studenten en het faciliteren van online activiteiten. |
| Doctrine | De verzameling van juridische geschriften en academische opvattingen die de interpretatie en ontwikkeling van het recht beïnvloeden, vaak gepubliceerd in boeken en artikelen. |
| Rechtspraak | De verzameling van rechterlijke uitspraken die dienen als precedent en interpretatie van de wet, cruciaal voor het begrijpen van de toepassing van rechtsregels in de praktijk. |
| Mondeling examen | Een vorm van evaluatie waarbij de student mondeling vragen beantwoordt over de cursusstof, vaak met de nadruk op begrip, inzicht en de toepassing van concepten. |
Cover
2. KAPM1-inleiding-concepten25-26.pptx
Summary
# Inleiding tot de kapitaalmarkten en hun functies
Dit onderwerp introduceert de kapitaalmarkten, hun structuur en de fundamentele functies van het financiële systeem, waaronder kapitaalallocatie en betalingsverkeer.
### 1.1 Functies van het financieel systeem
Het financiële systeem vervult een cruciale rol in de economie door de volgende kernfuncties te realiseren:
* **Mobiliseren van kapitaal:** Het financiële systeem brengt spaargelden en andere beschikbare middelen samen.
* **Allocatie van kapitaal:** Dit gemobiliseerde kapitaal wordt vervolgens efficiënt toegewezen aan productieve doeleinden. Dit omvat twee belangrijke aspecten:
* **Selectie van projecten:** Het identificeren van veelbelovende investeringsprojecten die potentieel een hoog rendement opleveren.
* **Monitoring van projecten:** Het continu opvolgen van de voortgang en prestaties van de geselecteerde projecten om ervoor te zorgen dat het geïnvesteerde kapitaal effectief wordt gebruikt.
### 1.2 Organisatorische structuren
Het financiële systeem kent twee primaire organisatorische structuren voor kapitaalallocatie:
* **Intermediatie (via kredietinstellingen):** Hierbij treden banken en andere financiële instellingen op als tussenpersonen. Zij nemen geld aan van spaarders en lenen dit vervolgens uit aan leners. Dit model wordt ook wel "Wall Street" genoemd, hoewel deze term vaker verwijst naar de markten zelf.
* **Gedesintermedieerd (via kapitaalmarkten):** Op de kapitaalmarkten kunnen bedrijven en overheden rechtstreeks financiering aantrekken van investeerders, zonder tussenkomst van banken. Investeerders kopen direct effecten, zoals aandelen en obligaties, die door de emittenten worden uitgegeven. Dit wordt vaak geassocieerd met "Main Street", wat de bredere economie en directe participatie van individuen en bedrijven impliceert.
### 1.3 Betalingsverkeer
Een andere fundamentele functie van het financiële systeem is het organiseren van het betalingsverkeer. Dit zorgt ervoor dat transacties efficiënt, veilig en betrouwbaar kunnen worden afgewikkeld. Dit omvat systemen voor het overmaken van geld tussen individuen, bedrijven en overheden.
### 1.4 Bestaansredenen en doelstellingen van kapitaalmarktregulering
Kapitaalmarkten zijn niet perfect en kunnen te maken krijgen met zogenaamde 'market failures'. Regulering beoogt deze tekortkomingen aan te pakken en de markten te verbeteren. De belangrijkste redenen voor regulering zijn:
* **Asymmetrische informatie:** Wanneer één partij in een transactie meer of betere informatie heeft dan de andere partij. Dit kan leiden tot inefficiënte beslissingen en oneerlijke uitkomsten.
* **Negatieve externaliteiten:** Kosten die worden afgewenteld op derden die niet direct bij de transactie betrokken zijn. Bijvoorbeeld milieuvervuiling door industriële activiteiten.
* **Positieve externaliteiten (public goods):** Voordelen die ten goede komen aan de samenleving als geheel, maar waarvoor de markt zelf niet efficiënt zorgt.
* **Irrationeel gedrag:** Psychologische biases die besluitvormers beïnvloeden, wat kan leiden tot suboptimale investeringskeuzes.
### 1.5 Doelstellingen van financiële regulering
De bovengenoemde 'market failures' leiden tot specifieke doelstellingen voor financiële regulering:
* **Beleggersbescherming:** Het waarborgen dat beleggers worden beschermd tegen fraude, misleiding en oneerlijke handelspraktijken. Dit omvat het verstrekken van adequate informatie en het creëren van mechanismen voor verhaal.
* **Consumentenbescherming:** Hoewel de notie 'consument' in het kapitaalmarktrecht complex is en vaak samenvalt met beleggersbescherming, is het ook gericht op het beschermen van particulieren die financiële producten en diensten afnemen.
* **Financiële stabiliteit:** Dit doel is vooral op de voorgrond getreden na de financiële crisis van 2007-2008. Regulering beoogt systeemrisico's te beheersen en de stabiliteit van het gehele financiële systeem te waarborgen. Internationale organen zoals de G20 en de Financial Stability Board, evenals regionale instanties zoals de European Systemic Risk Board, spelen hierin een belangrijke rol.
* **Marktefficiëntie:** Regulering kan ook gericht zijn op het bevorderen van een eerlijke, transparante en efficiënte prijsvorming op de markten, zodat kapitaal naar de meest productieve investeringen kan stromen.
---
# Actoren, markten en regulering van de kapitaalmarkten
Dit deel behandelt de verschillende spelers in de kapitaalmarkten, de organisatie van de markten zelf, en de redenen en doelstellingen achter de regulering van deze markten, zoals beleggersbescherming en financiële stabiliteit.
### 2.1 Concepten en actoren in het financieel systeem
Het financieel systeem vervult essentiële functies voor de economie, waaronder:
* **Allocatie van kapitaal als productieve factor:** Het financieel systeem brengt vragers en aanbieders van kapitaal samen.
* **Mobilisatie van kapitaal:** Het verzamelt spaargeld en andere bronnen van kapitaal.
* **Allocatie van kapitaal (selectie + monitoring van projecten):** Het financieel systeem selecteert investeringsprojecten en monitort hun voortgang.
De organisatie van dit systeem kan op twee manieren geschieden:
* **Intermediatie:** Dit gebeurt via kredietinstellingen (banken) die als tussenpersoon optreden tussen spaarders en leners.
* **Gedesintermedieerd:** Dit gebeurt via de kapitaalmarkten, waar aanbieders en vragers van kapitaal direct met elkaar in contact komen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen "Wall Street" (de financiële markten) en "Main Street" (de reële economie).
### 2.2 De bestaansreden en doelstellingen van kapitaalmarktregulering
De noodzaak voor regulering van de kapitaalmarkten vloeit voort uit zogenaamde "market failures" of marktfalen, die leiden tot inefficiënties en nadelige gevolgen. De belangrijkste vormen van marktfalen zijn:
* **Asymmetrische informatie:** Wanneer één partij in een transactie meer of betere informatie heeft dan de andere, kan dit leiden tot ongunstige uitkomsten voor de minder geïnformeerde partij.
* **Negatieve externaliteiten:** De acties van één marktpartij kunnen ongewenste neveneffecten veroorzaken voor derden die niet direct bij de transactie betrokken zijn.
* **Positieve externaliteiten (public goods):** Bepaalde diensten of markteffecten zijn van algemeen belang, maar worden mogelijk onvoldoende aangeboden door de markt zelf.
* **Irrationeel gedrag (biases in decision-making):** Psychologische vertekeningen bij besluitvormers kunnen leiden tot suboptimale investeringsbeslissingen.
Deze marktfalen rechtvaardigen de regulering van de financiële markten met specifieke doelstellingen:
* **Beleggersbescherming:** Het beschermen van investeerders tegen frauduleuze praktijken, misleiding en wanpraktijken.
> **Tip:** In het kapitaalmarktrecht is de notie "consument" breder dan in het consumentenrecht, aangezien ook institutionele beleggers en professionele partijen bescherming behoeven.
* **Financiële stabiliteit:** Het waarborgen van de stabiliteit van het gehele financiële systeem, teneinde systeemcrises te voorkomen. Dit is met name sinds de financiële crisis van 2007-2008 (en de bankperikelen in 2023) een centraal aandachtspunt geworden, met initiatieven zoals de G20 en de European Systemic Risk Board (ESRB).
* **Marktefficiëntie:** Het bevorderen van efficiënte prijsvorming en allocatie van middelen op de markten.
### 2.3 Organisatie van de markten
De kapitaalmarkten zijn georganiseerd om de handel in financiële instrumenten te faciliteren. Dit omvat:
* **Primaire markten:** Waar effecten voor het eerst worden uitgegeven (bijvoorbeeld een beursintroductie).
* **Secundaire markten:** Waar reeds uitgegeven effecten tussen beleggers worden verhandeld (bijvoorbeeld de beurs).
* **Beurzen:** Gecentraliseerde markten die een gestructureerde omgeving bieden voor de handel in effecten, met transparantie en liquiditeit.
* **Over-the-counter (OTC) markten:** Markten waar financiële instrumenten rechtstreeks tussen twee partijen worden verhandeld, zonder tussenkomst van een centrale beurs. Dit kan leiden tot minder transparantie en hogere tegenpartijrisico's.
### 2.4 Belangrijke actoren op de kapitaalmarkten
De kapitaalmarkten worden bevolkt door diverse actoren met verschillende rollen en belangen:
* **Uitgevers van effecten:** Bedrijven en overheden die kapitaal aantrekken door de uitgifte van aandelen of obligaties.
* **Beleggers:** Individuen, institutionele beleggers (zoals pensioenfondsen, verzekeraars, beleggingsfondsen) en overheden die kapitaal aanbieden in ruil voor een rendement.
* **Financiële intermediairs:** Banken, makelaars, vermogensbeheerders en investeringsondernemingen die helpen bij het faciliteren van transacties, advisering en vermogensbeheer.
* **Regulatoren en toezichthouders:** Overheidsinstanties die de markten monitoren en reguleren om de doelstellingen van beleggersbescherming en financiële stabiliteit te waarborgen.
* **Beurzen en handelsplatformen:** De infrastructuren waar effecten worden verhandeld.
* **Kredietbeoordelaars:** Organisaties die de kredietwaardigheid van uitgevers van obligaties beoordelen.
### 2.5 Financiële actualiteit
Het is cruciaal om op de hoogte te blijven van de actuele ontwikkelingen in de financiële wereld om de theorie in de praktijk te plaatsen. Dagbladen zoals De Tijd en de Financial Times zijn hierbij onmisbare bronnen van informatie.
> **Tip:** Wekelijkse terugblikken op de financiële actualiteit tijdens de lessen helpen om de stof beter te integreren en de relevantie van de leerstof te begrijpen.
---
# Financiële crises en hedendaagse financiële actualiteit
Dit onderwerp onderzoekt de impact van historische financiële crises, zoals die van 2007-2008, en recente bankperikelen, en benadrukt het belang van het opvolgen van de financiële actualiteit.
### 3.1 De financiële crisis van 2007-2008 en recente bankperikelen
De financiële crisis van 2007-2008 was een wereldwijde crisis die begon met problemen op de Amerikaanse hypotheekmarkt. Deze crisis legde kwetsbaarheden bloot binnen het financiële systeem, waaronder overmatige risicovolle leningen, complexe financiële producten en een gebrek aan adequaat toezicht. De nasleep van deze crisis heeft geleid tot een verhoogde focus op financiële stabiliteit en strengere regelgeving wereldwijd.
Recente bankperikelen, zoals de gebeurtenissen in 2023, herinneren eraan dat financiële instabiliteit nog steeds een reëel risico vormt. Deze gebeurtenissen kunnen voortkomen uit diverse factoren, waaronder rentestijgingen, verliezen op investeringen en specifieke managementfouten binnen individuele instellingen. De impact hiervan kan zich snel verspreiden via het financiële systeem en de bredere economie.
### 3.2 Het belang van financiële actualiteit
Het nauwlettend volgen van de financiële actualiteit is essentieel voor het begrijpen van de dynamiek van de kapitaalmarkten en het anticiperen op potentiële risico's. Dit omvat het bestuderen van economisch nieuws, analyses van financiële instellingen en markttrends.
> **Tip:** Regelmatig de financiële pers, zoals De Tijd en de Financial Times, raadplegen is cruciaal voor het bijhouden van de laatste ontwikkelingen en het vormen van een gefundeerd inzicht.
Het begrijpen van de oorzaken en gevolgen van financiële crises, zowel historisch als recent, helpt bij het duiden van de huidige marktomstandigheden en het beoordelen van de effectiviteit van reguleringsmaatregelen. Dit vormt een belangrijke basis voor de studie van kapitaalmarktenrecht.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Kapitaalmarkten | Dit zijn markten waar financiële activa zoals aandelen en obligaties worden verhandeld met als doel het efficiënt alloceren van kapitaal tussen spaarders en investeerders. Ze spelen een cruciale rol in de economie voor de financiering van bedrijven en overheden. |
| Financieel systeem | Het netwerk van financiële instellingen, markten en instrumenten dat een economie in staat stelt kapitaal te genereren en te alloceren, betalingsverkeer te faciliteren en risico's te beheren. |
| Betalingsverkeer | Het proces waarbij geld wordt overgemaakt tussen economische subjecten, zoals consumenten, bedrijven en overheden, via verschillende betaalmethoden en infrastructuur. |
| Allocatie van kapitaal | Het proces waarbij beschikbare financiële middelen worden toegewezen aan investeringsprojecten of activa die de hoogste verwachte rendementen bieden, met als doel productieve groei te stimuleren. |
| Intermediatie (kredietinstellingen) | De rol van financiële tussenpersonen, zoals banken, die spaargeld van individuen en bedrijven verzamelen en dit vervolgens uitlenen aan andere partijen die financiering nodig hebben. |
| Gedesintermedieerd (kapitaalmarkten) | Dit verwijst naar financiële transacties die rechtstreeks tussen investeerders en leners plaatsvinden via de kapitaalmarkten, zonder tussenkomst van traditionele financiële intermediairs. |
| Market failures (Marktfalen) | Situaties waarin de vrije markt er niet in slaagt een efficiënte allocatie van middelen te bereiken, vaak als gevolg van externe effecten, asymmetrische informatie of publieke goederen. |
| Asymmetrische informatie | Een marktsituatie waarbij één partij in een transactie meer of betere informatie heeft dan de andere partij, wat kan leiden tot inefficiënte uitkomsten en marktfalen. |
| Negative externalities (Negatieve externe effecten) | Kosten die worden opgelegd aan een derde partij die niet direct betrokken is bij de productie of consumptie van een goed of dienst, bijvoorbeeld milieuvervuiling. |
| Financiële stabiliteit | De toestand van het financiële systeem waarin het bestand is tegen schokken en zijn fundamentele functies kan blijven vervullen, zoals het faciliteren van betalingen, kredietverlening en risicobeheer. |
| Marktefficiëntie | De mate waarin marktprijzen alle beschikbare informatie weerspiegelen, wat impliceert dat het moeilijk is om consistent abnormale winsten te behalen door middel van informatie of strategieën. |
| Beleggersbescherming | Wet- en regelgeving die bedoeld is om beleggers te beschermen tegen fraude, misleiding en oneerlijke handelspraktijken op de financiële markten. |
Cover
3. FinancieelRecht II-geregelementeerde ondernemingen.pptx
Summary
# Evolutie van gereguleerde financiële actoren en hun toezicht
Dit onderwerp schetst de historische ontwikkeling en de huidige structuur van gereguleerde entiteiten in de financiële sector, met een focus op hun evolutie, internationalisering, despecialisering en de integratie van toezichtmodellen.
## 1.1 Algemene beschouwingen over financiële actoren en toezicht
### 1.1.1 Traditionele verzuiling in het financiële bestel
Traditioneel werd de financiële sector onderverdeeld in drie hoofdcategorieën:
* **Bancaire actoren**: omvattende banken, gespecialiseerde kredietverleners en instellingen voor betalingsverkeer.
* **Kapitaalmarktactoren**: waaronder beursvennootschappen, asset managers (voor individueel en collectief vermogensbeheer), beleggingsadviseurs, en verrekenings- en vereffeningsinstellingen.
* **Verzekeringsactoren**: onderverdeeld in levensverzekering en schadeverzekering.
De EU-regulering volgde lange tijd deze sectorale indeling.
### 1.1.2 Trends in regulering en toezicht
Sedert de financiële crisis is er een verschuiving zichtbaar in de regulering en het toezicht op financiële actoren, gekenmerkt door:
* **Internationalisering**: Dit wordt geïllustreerd door initiatieven zoals het Bazel-comité, IOSCO, en na de financiële crisis door de G20 en de Financial Stability Board.
* **Formalisering**: Een algemene trend naar meer gestructureerde en formele regelgeving.
* **Despecialisering en branchevervaging**:
* Binnen de bancaire sector zien we een toenemende overlap in diensten.
* De grens tussen de bancaire en beleggingssector vervaagt.
* Ook tussen banken/beleggingen en verzekeringen is er desintermediatie, bijvoorbeeld met tak 21 en tak 23 verzekeringen.
* **Integratie van toezichtmodellen**:
* De jaren negentig zagen de start van integratie in toezicht.
* Na de financiële crisis werd het **twin peaks-model** geïntroduceerd, waarbij het toezicht wordt opgesplitst in prudentieel toezicht en gedragstoezicht.
#### 1.1.2.1 Prudentieel versus gedragstoezicht
* **Prudentiële regulering**: Focust enkel op de algemene financiële situatie van een instelling en controleert niet de individuele relatie tussen de financiële instelling en de klant.
* **Gedragstoezicht (productregulering)**: Richt zich op de relatie tussen financiële instellingen en hun klanten, inclusief producttransparantie en gedragsregels.
#### 1.1.2.2 Evolutie na 'twin peaks'
* De **Nationale Bank van België (NBB)** is verantwoordelijk voor zowel macro-prudentieel als micro-prudentieel toezicht.
* Sinds 2014 is het **Single Supervisory Mechanism (SSM)** van kracht, waarbij de Europese Centrale Bank (ECB) het toezicht op de belangrijkste kredietinstellingen uitoefent.
* De **Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA)** is belast met gedragstoezicht en de bescherming van retailklanten, onder andere met betrekking tot reclame voor rekeningen en producttransparantie voor beleggingsdiensten.
#### 1.1.2.3 'Twin peaks II' en uitbreiding
* De wetgeving is uitgebreid om ook financiële producten zoals spaarproducten en verzekeringsproducten onder het toepassingsgebied van 'twin peaks' te brengen.
* De **Verzekeringswet van 4 april 2014** heeft het 'twin peaks'-model doorgetrokken naar de verzekeringssector.
* Koninklijke besluiten uit 2014 hebben geleid tot de zogenaamde 'MiFID-isering' van verzekeringstussenpersonen.
### 1.1.3 Dominante EU-invloed en Europeseisering
De Europese Unie speelt een steeds grotere rol in het vormgeven van het landschap van financiële actoren en hun toezicht.
* **Vervaging van traditionele verzuiling**: De EU-regelgeving bevordert de integratie en vermindert de strikte scheiding tussen sectoren.
* **Level playing field**: EU-coördinatie tussen de European Supervisory Authorities (ESA's) zorgt voor een gelijk speelveld.
* **Europeanisering van het financieel toezicht**:
* EU-richtlijnen worden omgezet in verordeningen, wat leidt tot meer uniforme toezichts- en handhavingsregels.
* Rechtstreeks toezicht door EU-instanties zoals de ECB en de European Securities and Markets Authority (ESMA) is geïntroduceerd.
## 1.2 Gereguleerde instellingen: bancaire actoren
Dit deel focust op de specifieke evolutie van de regulering van bancaire actoren, hoewel de gedetailleerde informatie hierover beperkt is in het verstrekte document. De algemene trends van internationalisering, formalisering en de toepassing van het twin peaks-model zijn echter ook van toepassing op banken.
## 1.3 Gereguleerde instellingen: financiële markten en kapitaalmarktactoren
### 1.3.1 Historische evolutie van kapitaalmarktactoren
* **Voor 1990**: De rol van 'wisselagenten' was dominant. Zij hadden een monopolie op de uitvoering van beursorders en konden opereren als natuurlijke persoon of vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid. Het toezicht was primair deontologisch en uitgeoefend door een zelfregulerend orgaan. Banken waren in deze periode wel al betrokken bij andere effecten-gerelateerde diensten, zoals de tussenkomst bij uitgiftes en bemiddeling bij overdrachten.
* **1990: Wet van 4 december 1990 ('Big Bang')**:
* De rol van de wisselagent werd omgevormd tot die van **effectenmakelaar**.
* De organisatie moest verplicht gebeuren in vennootschapsvorm, met de oprichting van zogenaamde 'beursvennootschappen'.
* Het toezicht kwam onder de verantwoordelijkheid van de **Commission Bancaire, Financière et des Assurances (CBFA)**.
* **1995: Wet van 6 april 1995**: Introduceerde het statuut van "**beleggingsonderneming**", in lijn met de Europese Richtlijn Beleggingsdiensten van 1993. Kredietinstellingen verkregen een gedeeld monopolie voor de uitvoering van beurstransacties.
* **2016: Wet van 25 oktober 2016**: Zorgde voor een verdere opsplitsing van deelstatuten. Het toezichtsstatuut van beursvennootschappen werd geïntegreerd in de **Bankwet van 25 april 2014**. Ook de statuten voor 'vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies' werden verder uitgewerkt.
* **2022: Wet van 20 juli 2022**: Dit is een significante wijziging waarbij het toezichtsstatuut van beursvennootschappen werd opgenomen in een specifieke wet. Dit is de omzetting van de Europese "**Investment Firms Directive**" (Verordening 2019/2034).
### 1.3.2 Beheer van beleggingsfondsen
* **ICB (Institution de Certification Bancaire)**: Een vroeg model voor de certificering van beleggingsproducten.
* **Beheerreglement beleggers**: Regelt het beheer van beleggersfondsen.
* **Pool van financiële activa deelbewijzen**: Verwijst naar de structuur van beleggingsfondsen waarbij een pool van activa wordt beheerd en verdeeld over deelbewijzen.
* **Beheervennootschap**: De entiteit die verantwoordelijk is voor het beheer van de activa van het fonds.
* **Bewaarder**: De entiteit die belast is met de bewaring van de activa van het fonds, onder toezicht.
* **Intellectueel beheer**: Verwijst naar de strategie en besluitvorming met betrekking tot de beleggingen.
* **Bewaring activa**: De fysieke of digitale opslag van de beleggingsactiva.
Het toezicht op deze structuren is essentieel om de belangen van beleggers te beschermen.
---
# Cartografie van gereguleerde actoren in de financiële sector
Dit onderwerp schetst de traditionele indeling van de financiële sector en de evolutie ervan onder invloed van regulering, met speciale aandacht voor de impact van EU-regelgeving op de vervaging van traditionele grenzen tussen sectoren.
### 2.1 Traditionele indeling van de financiële sector
Traditioneel werd de financiële sector ingedeeld in drie hoofdpijlers:
* **Bancaire actoren:** Dit omvat banken, gespecialiseerde kredietverleners en actoren die actief zijn in het betalingsverkeer.
* **Kapitaalmarktactoren:** Deze pijler omvat beursvennootschappen, vermogensbeheerders (individueel en collectief), beleggingsadviseurs, en verrekenings- en vereffeningsinstellingen.
* **Verzekeringsactoren:** Hieronder vallen instellingen die levensverzekeringen en schadeverzekeringen aanbieden.
### 2.2 Evolutie van regulering en impact op actoren
De regulering van de financiële sector is in de loop der tijd geëvolueerd, met een toenemende internationalisering en formalisering. De impact van EU-regelgeving is hierin dominant geweest.
#### 2.2.1 Despecialisering en branchevervaging
Een significante ontwikkeling is de toenemende despecialisering en de vervaging van traditionele grenzen tussen de sectoren:
* **Binnen de bancaire sector:** Er is een ontwikkeling gaande waarbij banken meer diverse diensten aanbieden.
* **Tussen banken en de beleggingssector:** De grenzen tussen bancaire en beleggingsactiviteiten worden minder strikt.
* **Tussen banken/beleggingssector en verzekeringen:** Er vindt desintermediatie plaats, met producten die elementen van beide sectoren combineren, zoals tak 21 en tak 23 verzekeringen.
> **Tip:** De "twin peaks II"-regelgeving (Wet 30 juli 2013) heeft deze productgewijze toenadering verder gestimuleerd door een meer geïntegreerde regulering van financiële producten.
#### 2.2.2 Integratie van toezicht en het 'twin peaks'-model
Na de financiële crisis is er een verschuiving geweest naar een meer geïntegreerd toezichtmodel, bekend als het 'twin peaks'-model. Dit model scheidt prudentieel toezicht van gedragstoezicht:
* **Prudentiële regulering:** Focust op de financiële stabiliteit en soliditeit van instellingen. Dit omvatte oorspronkelijk enkel de controle op de globale financiële situatie van een instelling, zonder toezicht op de individuele relatie tussen de financiële instelling en de klant.
* **Gedragstoezicht (ook wel productregulering):** Richt zich op de bescherming van consumenten en het waarborgen van eerlijke marktpraktijken.
De evolutie na de introductie van het 'twin peaks'-model ziet er als volgt uit:
* **Nationale Bank van België (NBB):** Verantwoordelijk voor macro-prudentieel en micro-prudentieel toezicht.
* **Single Supervisory Mechanism (SSM) (sinds 2014):** De Europese Centrale Bank (ECB) houdt direct toezicht op significante kredietinstellingen.
* **Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA):** Verantwoordelijk voor gedragstoezicht en de bescherming van retailklanten. Dit omvat onder meer reclame rond rekeningen en producttransparantie en gedragsregels voor beleggingsdiensten.
> **Tip:** De 'twin peaks II'-aanpak heeft gedragsregels uitgebreid tot "financiële producten" in bredere zin, inclusief spaarproducten en verzekeringsproducten. De Verzekeringswet van 4 april 2014 heeft dit 'twin peaks'-principe ook doorgetrokken naar de verzekeringssector, met Koninklijke Besluiten uit 2014 die de 'MiFID-isering' van verzekeringstussenpersonen bevorderden.
#### 2.2.3 Dominante EU-invloed en Europeanisering van toezicht
De Europese Unie speelt een cruciale rol in het landschap van financiële actoren en hun regulering.
* **Level playing field:** EU-regelgeving streeft naar een gelijk speelveld voor alle financiële instellingen binnen de lidstaten.
* **Coördinatie:** Er vindt coördinatie plaats op EU-niveau tussen de European Supervisory Authorities (ESA's).
* **Richtlijnen en Verordeningen:** EU-wetgeving, in de vorm van richtlijnen en verordeningen, leidt tot een toenemende harmonisatie van toezichts- en handhavingsregels.
* **Europees toezicht:** Er is sprake van een Europeanisering van het financieel toezicht, met potentieel direct toezicht door EU-instanties zoals de ECB en de European Securities and Markets Authority (ESMA).
### 2.3 Gereguleerde instellingen: Kapitaalmarktactoren
De regulering van kapitaalmarktactoren heeft een significante evolutie gekend, met name rondom de rol van beursvennootschappen.
#### 2.3.1 Historische evolutie van beursactoren
* **Vóór 1990:** Actoren die beursorders uitvoerden, stonden bekend als 'wisselagenten'. Zij opereerden als natuurlijke personen of vennootschappen met onbeperkte aansprakelijkheid. Het toezicht werd uitgeoefend door een deontologisch orgaan. Banken boden aanvullende diensten aan rond effecten, zoals tussenkomst bij uitgiftes en bemiddeling bij overdrachten.
* **1990: Wet van 4 december 1990 ('big bang'):** Dit markeerde een cruciale wijziging. De wisselagent werd vervangen door de 'effectenmakelaar', die verplicht werd zich te organiseren als een vennootschap ('beursvennootschap'). Het toezicht kwam in handen van de Commissie voor Bank- en Financiewezen (CBFA).
* **1995: Wet van 6 april 1995:** Introduceerde het statuut van de 'beleggingsonderneming', in lijn met de Europese Richtlijn Beleggingsdiensten (1993). Kredietinstellingen kregen een gedeeld monopolie voor de uitvoering van beurstransacties.
* **2016: Wet van 25 oktober 2016:** Leidde tot een verdere opsplitsing van deelstatuten. Het toezichtstatuut van de 'beursvennootschap' werd opgenomen in de 'Bankwet' van 25 april 2014.
* **2022: Wet van 20 juli 2022:** Nam het toezichtsstatuut van beursvennootschappen op in een specifieke wet, ter omzetting van de Europese 'Investment Firms Directive' (2019/2034).
#### 2.3.2 Organisatie van vermogensbeheer en beleggingsadvies
De regulering omvat ook entiteiten die zich bezighouden met collectief beleggingsbeheer.
* **Instellingen voor Collectieve Belegging (ICB's):** Deze worden beheerd via beheerreglementen.
* **Asset managers:** Zij beheren een pool van financiële activa en delen van deze activa (deelbewijzen).
* **Bewaarders:** Verantwoordelijk voor de bewaring van de activa van ICB's.
> **Tip:** Het toezicht op deze verschillende entiteiten zorgt voor een geïntegreerde aanpak van het beheer en de bewaring van beleggingsportefeuilles, wat cruciaal is voor de bescherming van investeerders.
---
# Europese invloed op financieel toezicht en regulering
Dit onderwerp onderzoekt de doorslaggevende rol van Europese regelgeving en toezichtsinstrumenten, zoals richtlijnen en verordeningen, bij het vormgeven van de financiële sector, met nadruk op de Europese standaardisatie van toezichts- en handhavingsregels en de directe rol van EU-instanties.
### 3.1 De evolutie van financieel toezicht en de rol van de EU
Traditioneel werd de financiële sector onderverdeeld in drie pijlers: bancaire actoren, kapitaalmarktactoren en verzekeringsactoren. De Europese regulering volgde aanvankelijk een sterk sectorale aanpak. De internationalisering van de financiële markten, met initiatieven als het Bazel-comité en IOSCO, en de reactie op de financiële crisis door de G20 en de Financial Stability Board, hebben geleid tot een grotere behoefte aan Europese coördinatie.
De toenemende despecialisering binnen de bancaire sector, de vervaging van grenzen tussen banken en de beleggingssector, en desintermediatie tussen banken, beleggingsondernemingen en verzekeringen, hebben de traditionele structuren uitgedaagd. De introductie van producten zoals Tak 21 en Tak 23 verzekeringen illustreert deze convergentie.
De financiële crisis heeft geleid tot een herziening van de toezichtsmodellen, met de invoering van het 'twin peaks'-model. Dit model scheidt prudentieel toezicht van gedragstoezicht.
* **Prudentieel toezicht:** Focust op de solvabiliteit en de algehele financiële stabiliteit van financiële instellingen. Het beoogt niet het toezicht op de individuele relatie tussen de financiële instelling en de klant.
* **Gedragstoezicht / Productregulering:** Richt zich op de bescherming van de retailklant, producttransparantie en gedragsregels bij het aanbieden van financiële producten en diensten.
Na de invoering van 'twin peaks II' in België, met de wet van 30 juli 2013, is de regulering uitgebreid naar een meer productgerichte benadering. Vanaf 2014 kreeg de Nationale Bank van België (NBB) macro- en micro-prudentieel toezicht toegewezen, terwijl de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) instaat voor het gedragstoezicht. De oprichting van het Single Supervisory Mechanism (SSM) in 2014 gaf de Europese Centrale Bank (ECB) direct toezicht op significante kredietinstellingen. De 'twin peaks'-benadering werd verder doorgetrokken in de verzekeringssector met de Verzekeringswet van 4 april 2014 en de bijbehorende koninklijke besluiten van 2014, die ook de 'MiFID-isering' van verzekeringstussenpersonen bewerkstelligden.
### 3.2 De dominante invloed van Europese regelgeving
De Europese Unie speelt een dominante rol in het vormgeven van de financiële sector. Dit wordt gekenmerkt door:
* **Vervaging van traditionele sectorale grenzen:** Europese regelgeving bevordert een meer geïntegreerd financieel systeem.
* **Creëren van een 'level playing field':** De EU streeft naar gelijke concurrentievoorwaarden voor alle financiële instellingen binnen de lidstaten.
* **Coördinatie op EU-niveau:** De Europese Toezichthoudende Autoriteiten (ESA's) spelen een cruciale rol in de coördinatie van het toezicht.
* **Europese standaardisatie:** Richtlijnen en verordeningen leiden tot meer eenvormige toezichts- en handhavingsregels in de hele Unie.
* **Rechtstreeks toezicht door EU-instanties:** Instellingen zoals de ECB en de European Securities and Markets Authority (ESMA) oefenen rechtstreeks toezicht uit.
### 3.3 Gereguleerde instellingen: bancaire actoren en kapitaalmarktactoren
De Europese invloed heeft geleid tot aanzienlijke veranderingen in de regulering van zowel bancaire als kapitaalmarktactoren.
#### 3.3.1 Gereguleerde instellingen: bancaire actoren
De regulering van banken is geëvolueerd van een nationale aanpak naar een sterk geïntegreerd Europees kader, met een nadruk op zowel prudentieel als gedragstoezicht.
#### 3.3.2 Gereguleerde instellingen: financiële markten en kapitaalmarktactoren
Historisch gezien kenden beursactiviteiten in België een specifieke ontwikkeling, van 'wisselagenten' die een monopolie hadden op de uitvoering van beursorders, tot de oprichting van effectenmakelaars en later beleggingsondernemingen.
* **Voor 1990:** Wisselagenten (natuurlijke personen of vennootschappen met onbeperkte aansprakelijkheid) stonden onder toezicht van deontologische organen. Banken boden aanvullende diensten aan rond effecten.
* **1990 (Big Bang):** De Wet van 4 december 1990 transformeerde de wisselagent naar 'effectenmakelaar', die verplicht vennootschapsvormen moest aannemen ('beursvennootschap'). Het toezicht kwam bij de CBFA (Commisie voor het Bank-, Financie- en Beleggingswezen).
* **1995:** De Wet van 6 april 1995 introduceerde het statuut van 'beleggingsonderneming', deels gebaseerd op de Richtlijn Beleggingsdiensten van 1993. Kredietinstellingen kregen een gedeeld monopolie op de uitvoering van beurstransacties.
* **2016-2022:** Verdere opsplitsingen en aanpassingen van statuten vonden plaats. De Wet van 25 oktober 2016 integreerde het toezicht op beursvennootschappen in de Bankwet van 25 april 2014. De Wet van 20 juli 2022 nam het toezichtsstatuut van beursvennootschappen op in een specifieke wet, ter omzetting van de 'Investment Firms Directive' 2019/2034.
De structuur van collectieve beleggingsinstellingen (ICB's) omvat beheerven die beleggingsportefeuilles beheren, en bewaarders die de activa bewaren. Dit model is verder gespecificeerd door Europese regelgeving om transparantie en investeerdersbescherming te waarborgen.
> **Tip:** Begrijp de impact van Europese richtlijnen en verordeningen op de convergentie en standaardisatie van financieel toezicht binnen de EU. Focus op de verschuiving van nationale, sectorale regulering naar een meer geïntegreerde, productgerichte en gedragsgeoriënteerde aanpak, mede gedreven door de crisis en de rol van EU-instanties.
> **Voorbeeld:** De invoering van MiFID II (Markets in Financial Instruments Directive II) is een uitstekend voorbeeld van Europese invloed. Het heeft geleid tot een aanzienlijke harmonisatie van regels voor beleggingsondernemingen en markten in de hele EU, met als doel een hoger niveau van investeerdersbescherming en marktintegriteit te realiseren. Dit omvatte onder meer strengere regels voor transparantie, de reikwijdte van gedragstoezicht en de afschaffing van bepaalde handelsplatformen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Gereguleerde actoren | Entiteiten binnen de financiële sector die onderworpen zijn aan specifieke wet- en regelgeving en toezicht door autoriteiten, zoals banken, verzekeraars en beleggingsondernemingen. |
| Bancaire actoren | Financiële instellingen die zich primair bezighouden met bankactiviteiten, zoals het accepteren van deposito's, het verstrekken van leningen en het faciliteren van betalingen. |
| Kapitaalmarktactoren | Partijen die actief zijn op de kapitaalmarkten, waaronder effectenhuizen, vermogensbeheerders en beleggingsadviseurs, die zich bezighouden met de handel en het beheer van effecten en andere financiële instrumenten. |
| Asset managers | Professionele partijen die namens individuele of collectieve beleggers financiële activa beheren, met als doel het genereren van rendement en het minimaliseren van risico's volgens een vooraf bepaalde strategie. |
| Verrekenings- en vereffeningsinstellingen | Organisaties die verantwoordelijk zijn voor de financiële afwikkeling van transacties op de financiële markten, waarbij ze zorgen voor de overdracht van effecten en gelden tussen kopers en verkopers. |
| Prudentieel toezicht | Toezicht dat gericht is op de financiële soliditeit en stabiliteit van financiële instellingen, om te waarborgen dat zij voldoende kapitaal en liquiditeit hebben om aan hun verplichtingen te voldoen en financiële risico's te beheersen. |
| Gedragstoezicht | Toezicht dat zich richt op de manier waarop financiële instellingen zich gedragen in hun interactie met klanten en de markt, met als doel eerlijke handelspraktijken, consumentenbescherming en marktintegriteit te waarborgen. |
| Twin peaks-model | Een toezichtsmodel waarbij de verantwoordelijkheid voor het financiële toezicht wordt opgesplitst tussen twee autoriteiten: één die zich richt op prudentieel toezicht (financiële stabiliteit) en één die zich bezighoudt met gedragstoezicht (consumentenbescherming en marktgedrag). |
| Macro-prudentieel toezicht | Toezicht gericht op de stabiliteit van het financiële systeem als geheel, in plaats van op individuele instellingen, om systemische risico's te identificeren en te beheersen die de gehele economie kunnen beïnvloeden. |
| Micro-prudentieel toezicht | Toezicht gericht op de financiële gezondheid en het risicobeheer van individuele financiële instellingen, om faillissementen te voorkomen die negatieve gevolgen kunnen hebben voor andere instellingen en het bredere financiële systeem. |
| Retailklanten | Individuele consumenten die financiële producten en diensten afnemen voor persoonlijk gebruik, zoals spaarrekeningen, hypotheken en beleggingsproducten. |
| MifID-isering | Het proces van het toepassen van de regels en principes van de Markets in Financial Instruments Directive (MiFID) op specifieke financiële markten of producten, met als doel de transparantie en consumentenbescherming te vergroten. |
| Level playing field | Een situatie waarin alle concurrenten, ongeacht hun nationaliteit of omvang, onderworpen zijn aan dezelfde regels en omstandigheden, waardoor eerlijke concurrentie mogelijk is. |
| ESA's (European Supervisory Authorities) | Drie Europese autoriteiten (EBA voor banken, EIOPA voor verzekeringen en pensioenen, ESMA voor effecten) die toezicht houden op de financiële sector binnen de Europese Unie en bijdragen aan de harmonisatie van regelgeving en toezichtspraktijken. |
| Beursvennootschap | Een vennootschap die bevoegd is om bepaalde beurstransacties uit te voeren en effecten te verhandelen, onderworpen aan specifieke regelgeving en toezicht. |
| Vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies | Een onderneming die professioneel diensten verleent op het gebied van vermogensbeheer en het geven van beleggingsadvies aan cliënten. |
| ICB (Instelling voor Collectieve Belegging) | Een beleggingsvehikel dat geld van meerdere beleggers samenbrengt om te beleggen in een gediversifieerde portefeuille van effecten of andere activa, beheerd door een professionele beheermaatschappij. |
Cover
4aanvangsvermogenNVBVCVnovember2024.pptx
Summary
# Vennootschapsrechtelijke structuren en kapitaalverplichtingen
Dit studieonderwerp belicht de evolutie van vennootschapsrechtelijke structuren, met name de BV, NV en CV, en de verschuivingen in kapitaalverplichtingen, mede onder invloed van Europese richtlijnen en het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV).
## 1. Vennootschapsrechtelijke structuren en kapitaalverplichtingen
### 1.1 Historische kapitaalverplichtingen
Voor de invoering van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) op 1 mei 2019, vereisten de rechtsvormen besloten vennootschap (BV), naamloze vennootschap (NV) en commanditaire vennootschap (CV) een verplicht kapitaal. Dit kapitaal diende als tegenprestatie voor de beperkte aansprakelijkheid van de vennoten of aandeelhouders. Vroeger werd de BV, NV en CV gezamenlijk aangeduid als "kapitaalvennootschap" in de rechtsleer.
### 1.2 Impact van Europese richtlijnen
Vanaf 1968 tot begin jaren 1990 werden er in de Europese Unie richtlijnen aangenomen die gericht waren op de harmonisatie van het vennootschapsrecht, met name voor de NV. De eerste richtlijn, die betrekking had op openbaarmaking bij oprichting, nietigheid en vertegenwoordiging, was ook van toepassing op de BV en CV. Hoewel de meeste van deze richtlijnen specifiek op de NV van toepassing zijn, had België er destijds voor gekozen om deze bepalingen ook toe te passen op de BV en CV (zogenoemde "gold plating"). Met de invoering van het WVV is deze praktijk deels teruggedraaid, wat leidde tot een flexibilisering van de BV en CV, waaronder de afschaffing van de kapitaalverplichting voor deze twee vennootschapsvormen. Voor de NV blijven de kapitaalverplichtingen, zoals opgelegd door Europese regelgeving, wel van kracht.
### 1.3 Flexibilisering onder het WVV
Het WVV heeft geleid tot een aanzienlijke flexibilisering van de vennootschapsrechtelijke structuren.
* **NV:** Hoewel Europese richtlijnen nog steeds kapitaalvereisten opleggen, is er meer soepelheid gekomen in de toekenning van winst- en stemrechten.
* **BV:** De BV kent nu een zeer soepele regeling. Er is geen wettelijk minimumkapitaal meer vereist en het ingebracht eigen vermogen is in principe beschikbaar, tenzij de statuten anders bepalen.
* **CV:** De CV geniet eveneens van aanzienlijke flexibiliteit. Net zoals bij de BV is er geen wettelijk minimumkapitaal meer vereist. De CV biedt meer bevoegdheden aan het bestuursorgaan dan de BV, bijvoorbeeld met betrekking tot de uitgifte van aandelen. Bovendien is er meer ruimte voor een intern reglement. Echter, enkel de "echte CV" komt in aanmerking voor deze specifieke regels.
### 1.4 Toepasselijke normen
De regels die van toepassing zijn binnen een vennootschap zijn hiërarchisch geordend:
* **Wet:** Dwingende bepalingen van de wet.
* **Statuten:** De grondwet van de vennootschap.
* **Intern reglement:** Regels die door het bestuursorgaan worden vastgelegd om de statuten aan te vullen. Deze mogen niet indruisen tegen dwingende wet of statuten en mogen geen zaken behandelen die statutair verplicht zijn (zoals rechten van aandeelhouders of bevoegdheden van organen). Het intern reglement is niet openbaar en biedt zo rechtszekerheid rond gevoelige informatie. Bij een CV kan het intern reglement, mits goedkeuring door de algemene vergadering met een statutaire meerderheid, wel zaken bevatten die normaal in de statuten moeten staan, zoals rechten van aandeelhouders.
* **Aandeelhoudersovereenkomsten:** Overeenkomsten tussen aandeelhouders onderling.
Voor genoteerde vennootschappen komen hier nog regels uit het kapitaalmarktrecht en corporate governance codes bij.
### 1.5 Aanvangsvermogen
Een belangrijk verschil tussen de NV enerzijds en de BV en CV anderzijds ligt in het aanvangsvermogen:
* **NV:** Vereist een wettelijk vastgelegd minimumkapitaal, dat volledig moet zijn volgestort. Dit kapitaal is onuitkeerbaar.
* **BV en CV:** Kennen geen wettelijk minimumkapitaal. Zij beschikken over een "ingebracht eigen vermogen". Dit eigen vermogen is in beginsel beschikbaar, tenzij de statuten anders bepalen, wat dan een imitatie van kapitaal kan vormen. Bij oudere BV's die nu BV's zijn geworden, kan het vroegere kapitaal echter nog steeds onbeschikbaar zijn, tenzij de statuten dit wijzigen.
#### 1.5.1 Financieel plan
Bij de oprichting van een NV, BV en CV is het verplicht een financieel plan op te stellen. Dit plan schat de financieringsbehoeften voor de komende twee jaar en moet door de oprichters bewaard worden door de notaris. Dit plan is met name van belang bij een faillissement binnen drie jaar na oprichting. Indien het aanvangsvermogen kennelijk ontoereikend was, kunnen de oprichters aansprakelijk worden gesteld voor het netto-passief van de vennootschap.
> **Tip:** Het financieel plan moet de houdbaarheid van de financiering van de vennootschap aantonen voor de eerste twee jaar na oprichting.
#### 1.5.2 Vorming kapitaal/eigen vermogen bij oprichting
* **Inbreng in geld:** Moet worden geblokkeerd op een bankrekening op naam van de vennootschap, waarna een bankattest aan de notaris moet worden verstrekt.
* **Inbreng in natura:** Dit brengt het risico van overwaardering met zich mee. Daarom is controle door een onafhankelijke expert, een bedrijfsrevisor, verplicht. De oprichters stellen een verslag op waarin de inbreng, het belang voor de vennootschap, de waardering en de tegenprestatie (aantal aandelen) worden beschreven. De bedrijfsrevisor onderzoekt de waardering en de gehanteerde methodes.
> **Voorbeeld:** Bij een NV moet de waarde van de inbreng in natura minstens gelijk zijn aan het aantal en de kapitaalwaarde van de aandelen die ervoor worden toegekend.
#### 1.5.3 Inbreng van nijverheid
De inbreng van nijverheid (arbeid of diensten) kan in een NV niet worden vergoed met kapitaalaandelen, maar wel met winstbewijzen. In BV en CV is een inbreng van nijverheid tegen aandelen wel mogelijk, omdat deze vennootschapsvormen flexibeler zijn en de procedure vergelijkbaar is met die voor inbrengen in natura.
### 1.6 Functies van kapitaal (NV)
Het kapitaal in een NV vervult twee belangrijke functies:
1. **Bepaling van aandeelhoudersrechten:** Elk aandeel vertegenwoordigt een fractie van het kapitaal. In beginsel zijn winst- en stemrechten proportioneel aan deze kapitaal-vertegenwoordigende waarde. Dit is een suppletieve regel, wat betekent dat hiervan kan worden afgeweken. De kapitaalwaarde kan uitgedrukt worden als nominale waarde of fractiewaarde.
* **Nominale waarde:** Een vast bedrag per aandeel.
* **Fractiewaarde:** Het totale kapitaal gedeeld door het aantal aandelen.
Aandelen met dezelfde waarde hebben dezelfde rechten. Dit was vroeger dwingend, maar is nu suppletief.
> **Tip:** Het is verboden aandelen uit te geven tegen een inbreng die lager is dan de kapitaalwaarde van het aandeel. Indien meer wordt ingebracht dan de kapitaalwaarde, spreekt men van "agio" of "uitgiftepremie".
2. **Suppletieve schuldeisersbescherming:** Het kapitaal fungeert als een reserve die, in principe, onbeschikbaar is voor uitkeringen aan aandeelhouders. Dit dient als onderpand voor schuldeisers. De onbeschikbaarheid betekent niet dat het kapitaal als cash in de vennootschap moet blijven; het kan geïnvesteerd zijn in activa.
* **Netto-actief (NA):** Het eigen vermogen (kapitaal + reserves + overgedragen winst of - verlies) vertegenwoordigt het netto-actief. Een hoger netto-actief biedt meer bescherming aan schuldeisers. Het kapitaal is het meest beschermde onderdeel van het netto-actief, aangezien het onderworpen is aan strikte regels voor vermindering en uitkering.
> **Voorbeeld:** Bij een NV met een kapitaal van 100.000 euro mogen de organen geen beslissingen nemen waarbij activa ter waarde van 400.000 euro om niet aan aandeelhouders worden uitgekeerd, indien er na de uitkering minder dan 100.000 euro aan activa overblijft.
#### 1.6.1 Regels inzake kapitaalbehoud
De regels inzake kapitaalbehoud zijn geformuleerd in functie van de verhouding tussen het kapitaal en het netto-actief:
* Geen uitkering indien het netto-actief kleiner is dan het kapitaal. Dit betekent dat verliezen eerst moeten worden weggewerkt.
* Bij een "kapitaalverlies" (netto-actief kleiner dan 50% van het kapitaalbedrag) moet de algemene vergadering bijeengeroepen worden om de ontbinding of herstructurering te bespreken.
* Indien het netto-actief lager is dan het wettelijk minimumkapitaal, kan elke belanghebbende de ontbinding van de vennootschap vorderen.
#### 1.6.2 Kritiek op nut kapitaal
Er is kritiek op de efficiëntie van de wettelijke kapitaalregels, met name voor de NV:
* **Minimumkapitaal:** De omvang ervan is niet aangepast aan de risico's die een vennootschap neemt.
* **Onuitkeerbaarheid en andere regels:** Deze zijn niet altijd efficiënt in schuldeisersbescherming, aangezien ze vaak gericht zijn op de balansstructuur, terwijl schuldeisers ook geïnteresseerd zijn in de liquiditeitstoestand van de vennootschap.
* **Overbodigheid:** Bestuurdersplichten en verzekeringen kunnen efficiëntere vormen van bescherming bieden, zowel voor schuldeisers als voor de fiscus.
### 1.7 Oprichtersaansprakelijkheid
De oprichtersaansprakelijkheid is ingevoerd om gebreken in de oprichting en kapitaalvorming op te vangen, met als sanctie eerder aansprakelijkheid dan nietigheid van de vennootschap.
#### 1.7.1 Gronden voor oprichtersaansprakelijkheid
* **Kennelijk ontoereikend aanvangsvermogen:** Indien de vennootschap binnen drie jaar na oprichting failliet gaat en kan worden aangetoond dat dit mede veroorzaakt is door een kennelijk ontoereikend aanvangsvermogen om de vennootschap twee jaar operationeel te houden. Oprichters kunnen aansprakelijk gesteld worden voor het netto-passief.
* **Ontbreken of onjuistheid van gegevens in de oprichtingsakte:** Schade die hieruit voortvloeit.
* **Kennelijke overwaardering van de inbreng in natura:** Dit beschermt zowel schuldeisers als andere aandeelhouders tegen misleiding.
#### 1.7.2 Kenmerken van oprichtersaansprakelijkheid
* **Hoofdelijke aansprakelijkheid:** Tenzij anders bepaald in de interne verdeling.
* **Verjaring:** Na vijf jaar.
* **Persoonsgebonden:** De aansprakelijkheid volgt de persoon, niet de aandelen.
* **Rechtspraak:** De ondernemingsrechtbank is steeds bevoegd.
#### 1.7.3 Loutere inschrijvers
Personen die bij de oprichting optreden als "loutere inschrijver" en voldoen aan specifieke voorwaarden (o.a. inbreng in geld, geen oprichtersvoordelen) dragen geen oprichtersaansprakelijkheid. Dit statuut is bedoeld voor financiers die enkel als financier optreden.
#### 1.7.4 Volstorting
Bij de oprichting van een NV moet minstens een kwart ($1/4$) van elk aandeel dat tegen geld is ingebracht, worden volgestort. Voor BV en CV moeten inbrengen onmiddellijk worden gestort, tenzij anders bepaald. Bij latere volstortingen beslist het bestuur discretionair. Bij nalatigheid kan dit leiden tot schorsing van stemrecht en interest.
#### 1.7.5 Inschrijvingen
Inschrijvingen bij oprichting moeten onvoorwaardelijk zijn. Een voorwaardelijke inschrijving wordt als niet geschreven beschouwd. Enkel bij specifieke transacties zoals fusies zijn voorwaarden toegestaan. Een vennootschap mag niet op haar eigen aandelen inschrijven of laten inschrijven door een dochtervennootschap. Sanctie hiervoor is de schorsing van alle rechten verbonden aan die aandelen.
---
# Functies en bescherming van kapitaal bij de NV
Dit deel analyseert de rol van kapitaal binnen de NV, inclusief de bepaling van aandeelhoudersrechten en de bescherming van schuldeisers, waarbij wordt ingegaan op de berekeningsbasis voor rechten, de functie van netto-actief en de diverse kapitaalbeschermende maatregelen.
### 2.1 Algemeen over kapitaalvennootschappen
Vóór de invoering van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) op 1 mei 2019, was een kapitaal verplicht voor de besloten vennootschap (BV), naamloze vennootschap (NV) en commanditaire vennootschap (CV) als tegenprestatie voor de beperkte aansprakelijkheid van de vennoten. De Europese Unie heeft via richtlijnen, vooral vanaf 1968 tot begin jaren 1990, het vennootschapsrecht geharmoniseerd, met name voor de NV. Deze richtlijnen, die nu gecoördineerd zijn in een soort Europees wetboek, vormen de basis van een groot deel van het NV-recht en kunnen enkel door nieuwe richtlijnen gewijzigd worden, waarbij het Hof van Justitie van de EU de ultieme interpretator is. België paste deze regels vaak toe op de BV en CV ("gold plating"), maar met het WVV werd dit teruggedraaid, wat onder meer inhield dat de kapitaalverplichting voor de BV en CV werd afgeschaft. De NV behoudt echter nog steeds de kapitaalverplichting, al is er meer flexibiliteit in de toekenning van winst- en stemrechten.
De toepasselijke normen voor vennootschappen omvatten de wet, de statuten, het intern reglement en aandeelhoudersovereenkomsten. Voor genoteerde vennootschappen komen daar nog het kapitaalmarktrecht en corporate governance codes bij.
#### 2.1.1 Intern reglement
Het intern reglement, vastgelegd door het bestuursorgaan, vult de statuten aan en mag niet ingaan tegen dwingende wetten of statuten. Het mag geen zaken bevatten die in de statuten moeten staan, zoals aandeelhoudersrechten of bevoegdheden van organen. Het intern reglement is niet publiek, wat rechtszekerheid kan bieden rond gevoelige informatie. Het WVV bepaalt wat niet in het intern reglement mag worden opgenomen, maar laat wel toe dat er meer in staat dan vroeger. Bij de CV staat artikel 6:69, § 2 WVV toe dat zelfs "verboden materies" (zoals aandeelhoudersrechten) in het intern reglement komen, mits goedkeuring door de algemene vergadering (AVA) met meerderheden voor een statutenwijziging. Het Grondwettelijk Hof heeft op 15 oktober 2020 artikel 2:59, 3° WVV vernietigd, waardoor ook bij andere vennootschappen dan de CV het intern reglement aan rechten van aandeelhouders kan raken, mits goedkeuring door de AVA met statutaire meerderheid.
### 2.2 Aanvangsvermogen: NV versus BV en CV
Het aanvangsvermogen van een NV bestaat uit kapitaal, met een wettelijk minimumkapitaal dat voortvloeit uit Europese regelgeving (61.500 EUR). Dit kapitaal is onuitkeerbaar. Voor de BV en CV is er geen kapitaalverplichting; zij beschikken over ingebracht eigen vermogen, wat wel uitkeerbaar is, tenzij de statuten anders bepalen. In beide vennootschapsvormen komen daarnaast vaak kredieten (vreemd vermogen) en aandeelhoudersleningen voor.
De inbrengen bij de oprichting worden bij een NV boekhoudkundig geboekt als kapitaal, terwijl ze bij een BV en CV als ingebracht eigen vermogen worden geboekt. Het verschil is dat kapitaal onbeschikbaar is, wat betekent dat een vennootschapsorgaan dit niet zonder tegenprestatie aan aandeelhouders of derden mag weggeven.
#### 2.2.1 Ingebracht eigen vermogen bij BV en CV
Het ingebracht eigen vermogen bij BV en CV is beschikbaar, tenzij de statuten anders bepalen en het op die manier als een soort imitatie van kapitaal onbeschikbaar wordt gemaakt. Dit geldt niet voor vroeger kapitaal van oude BVBA's die nu BV's zijn geworden; dit blijft onbeschikbaar, tenzij de statuten anders bepalen.
### 2.3 Functies van kapitaal bij de NV
Het kapitaal bij een NV heeft twee hoofdfuncties:
1. **Bepaling aandeelhoudersrechten**: Elk aandeel vertegenwoordigt een fractie van het kapitaal. In beginsel zijn stemrecht en winstrecht proportioneel aan de kapitaal-vertegenwoordigende waarde van een aandeel (niet de economische waarde). Deze waarde kan worden uitgedrukt als een nominale waarde (een vast bedrag per aandeel) of een fractiewaarde (het totale kapitaal gedeeld door het aantal aandelen). Deze twee manieren kunnen niet in combinatie voorkomen binnen één vennootschap. Het is verboden aandelen uit te geven tegen een inbreng die lager is dan de kapitaalwaarde van het aandeel. Indien er meer wordt ingebracht dan de kapitaalwaarde, wordt het verschil geboekt als uitgiftepremie of agio.
2. **Schuldeisersbescherming**: Het kapitaal dient als een onderpand voor schuldeisers. Het onbeschikbare deel van het eigen vermogen, het kapitaal, garandeert dat een bepaald deel van de activa niet zomaar aan aandeelhouders kan worden uitgekeerd. Dit is cruciaal omdat schuldeisers geïnteresseerd zijn in de liquiditeitstoestand en de verhouding tussen activa en vreemd vermogen. Het netto-actief (eigen vermogen = totaal actief min schulden en voorzieningen) drukt deze verhouding uit. Hoe hoger het netto-actief, hoe groter de "kussen" voor schuldeisers bij verliezen of liquidatie.
#### 2.3.1 Kapitaal en netto-actief
De wet bevat specifieke regels met betrekking tot de verhouding tussen kapitaal en netto-actief ter bescherming van schuldeisers. Zo mag er geen uitkering plaatsvinden indien het netto-actief lager is dan het kapitaal, wat neerkomt op het eerst wegwerken van verliezen. Bij een "kapitaalverlies" (netto-actief lager dan 50% van het kapitaal) moet de AVA bijeen worden geroepen om de ontbinding of herstructurering te bespreken. Indien het netto-actief lager is dan het wettelijk minimumkapitaal, kan iedere belanghebbende de ontbinding vorderen. Een vennootschap mag slechts dividenden uitkeren als het netto-actief groter is dan het kapitaal en de onbeschikbare reserves.
### 2.4 Regels inzake kapitaal en schuldeisersbescherming
De regels rond kapitaal bij de NV betreffen drie hoofdonderwerpen:
* **Minimumkapitaal**: Een NV kan pas worden opgericht met een inbreng van minimaal 61.500 EUR.
* **Kapitaalvorming**: Dit betreft wat als kapitaal kan worden geboekt, met controle op de waardering van inbrengen in natura om overschatting te voorkomen. Inbrengen van nijverheid (arbeid of diensten) kunnen in een NV niet met kapitaalaandelen worden vergoed, wel met winstbewijzen.
* **Kapitaalbehoud**: Dit wordt geformuleerd aan de hand van uitkeringsregels en de verhouding tussen kapitaal en netto-actief.
#### 2.4.1 Controle op inbrengen in natura
Om overwaardering van inbrengen in natura te bestrijden en schuldeisers te beschermen, is een controle door een onafhankelijke expert (bedrijfsrevisor) vereist. Een oprichtersverslag beschrijft de inbreng, het belang voor de vennootschap, de waardering en de tegenprestatie. De bedrijfsrevisor onderzoekt de waardering en de methodes en geeft aan of de waarde minstens overeenkomt met de waarde van de inbreng. Bij de NV moet de waarde van de inbreng ten minste gelijk zijn aan het aantal en de kapitaalwaarde van de aandelen die ervoor worden uitgegeven. Dit geldt ook voor de bescherming van aandeelhouders ten opzichte van elkaar.
Er zijn uitzonderingen waarbij een waarderingsverslag niet nodig is, bijvoorbeeld voor genoteerde effecten, goederen die recent door een bedrijfsrevisor zijn gewaardeerd, of goederen waarvan een billijke waardering kan worden afgeleid uit de gecontroleerde jaarrekening van het voorgaande boekjaar.
#### 2.4.2 Quasi-inbreng
Bij een NV is er een regel tegen de ontduiking van de regels inzake inbrengen in natura, de zogenaamde quasi-inbreng. Dit geldt voor verkopen, ruilen, etc. door bestuurders, oprichters of aandeelhouders van goederen aan de vennootschap binnen twee jaar na de oprichting, waarbij de tegenwaarde minstens 10% van het geplaatste kapitaal bedraagt. In dergelijke gevallen is een revisorale controle en goedkeuring door de AVA vereist.
#### 2.4.3 Volstorting
Bij de oprichting van een NV moet op elk aandeel tegen geld minimaal een kwart van de nominale waarde worden volgestort. Dit is niet cumulatief met de regel inzake het minimumkapitaal. Bij inbrengen in natura moet dit binnen vijf jaar worden volgestort. Bij BV en CV moeten de inbrengen onmiddellijk worden gestort, tenzij statutair of in de oprichtingsakte anders bepaald. Latere volstortingen gebeuren overeenkomstig de afspraken in de oprichtingsakte of statuten, of discretionair door het bestuur. Bij niet-reactie op een latere volstorting, volgen schorsing van het stemrecht en (geldinbreng)interest van rechtswege. Stem- en winstrecht zijn onafhankelijk van de volstortingsgraad.
### 2.5 Inschrijvingen en oprichtersaansprakelijkheid
De inschrijving op aandelen moet onvoorwaardelijk zijn. Een voorwaarde die niet wordt geschreven, wordt als nietig beschouwd. Transacties of aandelenuitgiftes bij opschortende voorwaarde zijn wel toegestaan. Het is verboden dat een vennootschap of haar dochtervennootschap inschrijft op haar eigen aandelen. De sanctie hiervoor is de schorsing van alle rechten verbonden aan dat aandeel.
Oprichtersaansprakelijkheid dient om gebreken in de oprichting en kapitaalvorming op te vangen, eerder dan de vennootschap nietig te verklaren. Oprichters kunnen hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor:
* **Kennelijk ontoereikend aanvangskapitaal**: Indien de vennootschap binnen drie jaar na oprichting failliet gaat en dit mede is veroorzaakt door een kennelijk ontoereikend aanvangskapitaal. Oprichters kunnen dan aansprakelijk gesteld worden voor het netto-passief.
* **Ontbreken of onjuistheid van gegevens in de oprichtingsakte**: Dit kan leiden tot schadevergoeding.
* **Kennelijke overwaardering van inbrengen in natura**: Wat misleidend kan zijn voor schuldeisers en andere aandeelhouders.
De oprichtersaansprakelijkheid verjaart na vijf jaar en is persoonsgebonden. De ondernemingsrechtbank is steeds bevoegd.
#### 2.5.1 Loutere inschrijvers
Personen die bij de oprichting verschijnen, maar verklaren niet het statuut van oprichter te willen en als loutere inschrijver te worden behandeld, dragen geen oprichtersaansprakelijkheid. Dit geldt echter enkel voor inbrengen in geld en niet voor inbrengen in natura, en men mag geen oprichtersvoordelen ontvangen. De wet stelt dat maximaal tweederde van het startkapitaal van een NV (of het aantal aandelen bij een BV/CV) door loutere inschrijvers mag worden ingeschreven.
### 2.6 Kritiek op het nut van kapitaalregels
Er is kritiek op de nuttigheid van de kapitaalregels voor de NV. Het minimumkapitaal is niet altijd aangepast aan de risicocreatie door de vennootschap. De regels rond onuitkeerbaarheid zijn niet altijd efficiënt in schuldeisersbescherming, omdat ze voornamelijk gericht zijn op de balanspositie, terwijl schuldeisers ook geïnteresseerd zijn in de liquiditeitstoestand. Bestuurdersplichten en verzekeringen bieden vaak een efficiëntere bescherming. Voor "onvrijwillige schuldeisers" (bv. slachtoffers van onrechtmatige daad) en de fiscus bestaan specifieke wetgevingen die hun belangen beschermen. Veel juristen pleiten voor een grotere nadruk op de aansprakelijkheid van bestuurders om een duurzame financiële structuur te waarborgen.
---
# Aanvangsvermogen en inbreng bij vennootschappen
Dit hoofdstuk behandelt het aanvangsvermogen bij de oprichting van vennootschappen, met specifieke aandacht voor de vereisten inzake toereikendheid en de procedures rond inbrengen in geld en natura, inclusief de rol van het financieel plan en de controle op overwaardering.
### 3.1 Historische context en EU-richtlijnen
Tot de invoering van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) op 1 mei 2019 vereisten de rechtsvormen BV (Besloten Vennootschap), CV (Coöperatieve Vennootschap) en NV (Naamloze Vennootschap) een kapitaal bij oprichting als tegenprestatie voor de beperkte aansprakelijkheid. Harmoniseringsinitiatieven vanuit de Europese Unie, met name vanaf 1968, hebben geleid tot de integratie van EU-richtlijnen in het Belgisch vennootschapsrecht, voornamelijk voor de NV. Deze richtlijnen bepalen in grote mate het recht van de NV, met het HvJ van de EU als ultieme interpretator. Bij de omzetting van deze richtlijnen werd vaak een ruimere toepassing voorzien voor BV en CV ("gold plating"). Met de invoering van het WVV is deze "gold plating" teruggedraaid, waardoor de kapitaalsverplichtingen voor de BV en CV, die voortkwamen uit EU-richtlijnen, zijn afgeschaft. De NV behoudt echter de kapitaalsvereisten die door de EU nog steeds worden opgelegd.
### 3.2 Toepasselijke normen en interne reglementen
De rechtsregels die van toepassing zijn op vennootschappen omvatten de wet, de statuten, het intern reglement, en aandeelhoudersovereenkomsten. Voor genoteerde vennootschappen komen daar nog regels uit het kapitaalmarktrecht en corporate governance codes bij.
Het **intern reglement**, vastgelegd door het bestuursorgaan, vult de statuten aan en mag niet indruisen tegen dwingende wetgeving of de statuten zelf. Het mag geen zaken bevatten die volgens de wet in de statuten moeten staan, zoals de rechten van aandeelhouders en de bevoegdheden van organen.
> **Tip:** Het intern reglement biedt flexibiliteit om snel in te spelen op evoluties binnen de vennootschap zonder de procedure tot statutenwijziging te moeten volgen. Het is niet publiek en biedt dus discretie.
Bij een CV staat artikel 6:69, § 2 WVV toe dat zaken die normaal in de statuten moeten staan (zoals aandeelhoudersrechten), wel in het intern reglement worden opgenomen, mits goedkeuring door de algemene vergadering (AVA) met de meerderheden voor een statutenwijziging. Dit vloeit voort uit de historische traditie van interne reglementen bij CV's, die transparantie beoogden in de relaties tussen vennoten, werknemers en klanten.
Het Grondwettelijk Hof heeft op 15 oktober 2020 artikel 2:59, 3° WVV vernietigd, wat inhoudt dat ook bij andere vennootschappen dan CV's, een intern reglement betrekking kan hebben op aandeelhoudersrechten, mits goedkeuring door de AVA met statutaire meerderheden.
### 3.3 Aanvangsvermogen: NV versus BV en CV
Het aanvangsvermogen van een NV bestaat uit kapitaal en een eventueel minimumkapitaal. De BV en CV hebben geen kapitaalverplichting meer, maar wel een "ingebracht eigen vermogen". Het cruciale verschil is dat kapitaal onuitkeerbaar is, terwijl ingebracht eigen vermogen, tenzij anders bepaald in de statuten, wel beschikbaar is. Daarnaast kunnen bij alle vennootschapsvormen kredieten, zoals achtergestelde aandeelhoudersleningen, deel uitmaken van het financieringslandschap.
#### 3.3.1 Aanvangsvermogen NV: Kapitaal
Het kapitaal van een NV is het bedrag dat aan de passiefzijde van de balans wordt opgenomen als onbeschikbaar eigen vermogen. Dit betekent dat dit deel van het vermogen niet zonder specifieke procedures (zoals een kapitaalvermindering) kan worden uitgekeerd aan aandeelhouders of derden. De omvang van het kapitaal, dat vroeger een wettelijk minimum had van 61.500 euro, is primair bedoeld voor:
* **Bepaling van aandeelhoudersrechten**: Elk aandeel vertegenwoordigt een fractie van het kapitaal. Winst- en stemrechten zijn in beginsel proportioneel aan deze kapitaal-vertegenwoordigende waarde. Deze waarde kan worden uitgedrukt als een nominale waarde (een vast bedrag per aandeel) of als fractiewaarde (kapitaal gedeeld door het aantal aandelen). Deze twee uitdrukkingsvormen kunnen niet gecombineerd worden binnen dezelfde vennootschap.
* **Schuldeisersbescherming**: Het kapitaal fungeert als een buffer die schuldeisers beschermt. Hoewel activa, en niet het kapitaal zelf, het onderpand vormen voor schuldeisers, zorgt de onuitkeerbaarheid van het kapitaal ervoor dat een minimum aan activa in de vennootschap moet blijven ter waarde van het kapitaal. Dit wordt verder versterkt door regels die de verhouding tussen het kapitaal en het netto-actief (het eigen vermogen) bewaken. Zo mag bijvoorbeeld geen uitkering worden gedaan indien het netto-actief lager is dan het kapitaal. Bij een kapitaalverlies (netto-actief lager dan 50% van het kapitaal) moet de AVA bijeengeroepen worden om te bezinnen over ontbinding of herstructurering.
> **Tip:** De onuitkeerbaarheid van het kapitaal betekent niet dat de activa in geld in de vennootschap moeten blijven; ze kunnen geïnvesteerd worden, zolang de waarde van de overblijvende activa het kapitaal niet overschrijdt na uitkeringen.
#### 3.3.2 Aanvangsvermogen BV en CV: Ingebracht Eigen Vermogen
Voor de BV en CV is er geen wettelijk minimumbedrag voor het aanvangsvermogen. Het ingebracht eigen vermogen is in beginsel beschikbaar, tenzij de statuten anders bepalen en het eigen vermogen onbeschikbaar maken (vaak op verzoek van banken). Oudere BVBA's die nu BV's zijn, behouden echter hun oorspronkelijke kapitaal als onbeschikbaar eigen vermogen, tenzij de statuten dit wijzigen.
### 3.4 Financieel plan
Bij de oprichting van een BV en CV is een **financieel plan** verplicht (artikel 5:4 en 7:3 WVV). Dit plan schat de financieringsbehoeften voor de komende twee jaar en wordt door de notaris bewaard, met behoud van geheimhouding.
Het financiële plan is cruciaal in het geval van een faillissement binnen drie jaar na oprichting. Indien het aanvangsvermogen kennelijk ontoereikend was om de vennootschap gedurende twee jaar te laten functioneren, kunnen de oprichters aansprakelijk gesteld worden voor het netto-passief. De vordering kan enkel door de curator ingesteld worden ten voordele van de gezamenlijke schuldeisers.
> **Tip:** Hoewel het financiële plan voor twee jaar is vereist, wordt het in de praktijk vaak opgesteld voor drie jaar, mede vanwege fiscale overwegingen.
Het financiële plan dient opgemaakt te worden met de hulp van een cijferberoeper, wiens identiteit vermeld moet worden. De notaris controleert de aanwezigheid van het plan en de verplichte vermeldingen alvorens de akte te verlijden.
### 3.5 Vorming van kapitaal/eigen vermogen bij oprichting
#### 3.5.1 Inbreng in geld
Inbrengen in geld moeten worden geblokkeerd op een bankrekening op naam van de vennootschap. Een bankattest hiervan moet aan de notaris worden voorgelegd bij het verlijden van de oprichtingsakte.
#### 3.5.2 Inbreng in natura
Bij inbrengen in natura bestaat het gevaar van **overwaardering**, waarbij het ingebrachte goed een hogere waarde krijgt dan zijn werkelijke waarde. Om dit te bestrijden, is een controle door een onafhankelijke expert, namelijk een **bedrijfsrevisor**, verplicht. Dit geldt niet voor accountants of andere cijferberoepers.
* **Oprichtersverslag**: Een verslag door de oprichters beschrijft de inbreng, het belang ervan voor de vennootschap, de waardering en de tegenprestatie (aantal aandelen). Oprichters mogen afwijken van het verslag van de bedrijfsrevisor, maar moeten dit motiveren. Kennelijke overwaardering kan leiden tot oprichtersaansprakelijkheid.
* **Controle door bedrijfsrevisor**: De bedrijfsrevisor onderzoekt de waardering en methodes die gebruikt zijn en rapporteert of de vastgestelde waarde minstens overeenkomt met de waarde van de inbreng. Bij een NV moet de waarde ten minste gelijk zijn aan het aantal aandelen vermenigvuldigd met de kapitaalwaarde per aandeel (artikel 7:7 WVV).
* **Doelstelling van de controle**: Deze controle dient ter bescherming van schuldeisers tegen misleiding door overgewaardeerde activa, en ter bescherming van aandeelhouders onderling, bijvoorbeeld wanneer de ene aandeelhouder cash inbrengt en de andere een goed met een mogelijk overgewaardeerde waarde.
> **Voorbeeld:** Een oprichter brengt een gebouw in dat gewaardeerd wordt op 500.000 euro, maar de werkelijke marktwaarde bedraagt slechts 250.000 euro. Zonder correcte waardering zouden alle aandeelhouders gelijke rechten krijgen, terwijl de inbreng van het gebouw economisch minder waardevol is.
**Uitzonderingen op de verslagplicht voor inbreng in natura (artikel 7:7, §2 WVV):**
Een waarderingsverslag van een bedrijfsrevisor is niet vereist in de volgende gevallen:
1. **Inbreng van effecten of geldmarktinstrumenten** genoteerd op een gereglementeerde markt, gewaardeerd tegen het gewogen gemiddelde van de koers gedurende de drie maanden voorafgaand aan de inbreng.
2. Het ingebrachte **"goed" is maximaal zes maanden voor de inbreng** door een bedrijfsrevisor gewaardeerd (niet verplicht door een EU-richtlijn) volgens algemeen aanvaarde waarderingsnormen.
3. Een **billijke waardering kan worden afgeleid uit de jaarrekening** van het voorgaande boekjaar, die zonder voorbehoud door een commissaris werd gecontroleerd.
#### 3.5.3 Inbreng van nijverheid
De inbreng van nijverheid, zijnde de verbintenis tot het leveren van arbeid of diensten, kan in een NV **niet** vergoed worden met kapitaalaandelen (artikel 7:6 WVV). Dit komt omdat deze inbreng niet voor beslag vatbaar is en moeilijk te waarderen is. Dergelijke inbrengen kunnen wel vergoed worden met **winstbewijzen**. In BV en CV is inbreng van nijverheid wel mogelijk tegen aandelen, waarbij dezelfde procedure als voor inbreng in natura gevolgd wordt.
#### 3.5.4 Quasi-inbreng (enkel bij NV)
Dit is een regel die ontduiking van de regels inzake inbreng in natura moet tegengaan (artikel 7:8 WVV). Indien bestuurders, oprichters of aandeelhouders binnen twee jaar na oprichting een goed verkopen, ruilen of anderszins overdragen aan de vennootschap, en de tegenwaarde is ten minste 10% van het geplaatste kapitaal, is een revisorale controle en goedkeuring door de AVA vereist. Dit is economisch vergelijkbaar met een inbreng in natura.
> **Voorbeeld:** Een oprichter brengt 10.000 euro cash in bij oprichting. Na de oprichting verkoopt hij een fiets aan de vennootschap voor 5.000 euro. Dit kan gezien worden als een manier om geld uit de vennootschap te halen, gelijk aan een overgewaardeerde inbreng in natura.
### 3.6 Volstorting
#### 3.6.1 NV
Bij de oprichting van een NV moet het kapitaal volledig volgestort zijn. Indien de inbreng in geld gebeurt, moet op elk aandeel een bedrag van minimaal een kwart (¼) worden volgestort. Deze regel is niet cumulatief met de wettelijke minimumkapitaalvereisten.
#### 3.6.2 BV en CV
De inbrengen in de BV en CV moeten onmiddellijk gestort worden, tenzij de statuten of de oprichtingsakte anders bepalen. Inbrengen in natura moeten binnen vijf jaar worden voldaan bij een NV, en onmiddellijk bij een BV en CV.
#### 3.6.3 Latere volstorting
Indien er sprake is van latere volstortingen, gebeurt dit overeenkomstig de afspraken in de oprichtingsakte of statuten. Indien er geen specifieke afspraken zijn, beslist het bestuursorgaan hierover. Bij uitblijven van reactie op een volstortingsverzoek, kan dit leiden tot schorsing van het stemrecht en intrest op de ingebrachte gelden van rechtswege. Stem- en winstrechten blijven onafhankelijk van de volstortingsgraad.
### 3.7 Regels inzake inschrijvingen
De inschrijving op aandelen moet onvoorwaardelijk zijn. Een voorwaardelijke inschrijving wordt voor niet-geschreven gehouden. Transacties, zoals fusies, waarbij de uitgifte van aandelen onder opschortende voorwaarde gebeurt, zijn wel toegelaten. Het is verboden dat een vennootschap inschrijft op haar eigen aandelen, of dat een dochtervennootschap inschrijft op aandelen van de moeder- of zustermaatschappij (of via een stroman). De sanctie hiervoor is de schorsing van alle rechten verbonden aan dat aandeel.
### 3.8 Oprichtersaansprakelijkheid
De oprichtersaansprakelijkheid is ingesteld om gebreken bij de oprichting en kapitaalvorming op te vangen, eerder dan via nietigheid van de vennootschap.
* **Wie is oprichter?**: Iedereen die bij de oprichtingsakte verschijnt (in persoon of via lasthebber), en elke aandeelhouder. Er is de mogelijkheid van "loutere inschrijvers" die geen oprichtersaansprakelijkheid dragen, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan (geldinbreng, geen oprichtersvoordelen, en maximaal 2/3 van het kapitaal/aantal aandelen).
* **Verjaring**: De aansprakelijkheid verjaart na vijf jaar (artikel 2:143, §1 WVV).
* **Kenmerken**: Hoofdelijke aansprakelijkheid (met mogelijkheid van interne verdeling), persoonsgebonden (kleeft aan de persoon, niet aan de aandelen), en de bevoegdheid ligt bij de Ondernemingsrechtbank. Nieuwe gronden werken niet retroactief.
**Soorten oprichtersaansprakelijkheid:**
* **Voor schulden van de vennootschap**: Bij kennelijk ontoereikend aanvangs- of kapitaal (vooral relevant bij faillissement binnen 3 jaar) kan de oprichter aansprakelijk gesteld worden voor het netto-passief.
* **Tot schadevergoeding**:
* Bij nietigheid van de vennootschap (komt zelden voor).
* Bij ontbreken of onjuistheid van wettelijk verplichte gegevens in de oprichtingsakte die schade veroorzaken.
* Bij manifeste overwaardering van een inbreng in natura.
**Oprichters gehouden als inschrijvers:**
* Bij ongeldige inschrijving (bv. bedrog, minderjarige).
* Bij verschil tussen wettelijk minimumkapitaal en bedrag van de inschrijvingen (enkel bij NV).
* Bij gebrekkige vertegenwoordiging of sterkmaking.
**Oprichters gehouden tot volstorting:**
* Van het minimumkapitaal (NV).
* Van het resterende deel van de volstorting bij oprichting (NV).
* Van aandelen waarop de vennootschap of een dochtervennootschap inschrijft.
---
# Oprichtersaansprakelijkheid en inschrijvingsregels
Dit onderdeel behandelt oprichtersaansprakelijkheid als mechanisme om gebreken in de oprichting en kapitaalvorming op te vangen, inclusief de verschillende soorten aansprakelijkheid, hun kenmerken en de regels rond inschrijvingen, quasi-inbreng en volstorting.
## 4.1 Het concept van kapitaal en eigen vermogen
Historisch gezien was een kapitaal verplicht voor vennootschappen zoals de BV, NV en CV (de zogenaamde "kapitaalvennootschappen"). Sinds de invoering van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) op 1 mei 2019 is deze kapitaalsverplichting voor de BV en CV afgeschaft. Voor de NV blijft een kapitaal weliswaar van belang, mede onder invloed van Europese richtlijnen.
### 4.1.1 Europese richtlijnen en hun impact
Europese richtlijnen hebben sinds 1968 geleid tot harmonisatie van het vennootschapsrecht, met name voor de NV. Deze richtlijnen hebben betrekking op oprichting, nietigheid en vertegenwoordiging en zijn ook van invloed op de BV en CV. Veel regels uit deze richtlijnen zijn oorspronkelijk ook toegepast op de BV en CV (zogenaamde "gold plating"). Met het WVV is deze praktijk teruggedraaid, waardoor de kapitaalsverplichting uit de Tweede Richtlijn bijvoorbeeld niet langer van toepassing is op de BV en CV, maar wel op de NV.
### 4.1.2 NV versus BV en CV
* **NV:** Gevormd door Europese richtlijnen, kent een kapitaal en behoudt een zekere soepelheid qua toekenning van winst- en stemrechten.
* **BV en CV:** Nu veel soepeler, kennen geen kapitaalverplichting en enkel een "ingebacht eigen vermogen". De CV, indien het een "echte CV" betreft, biedt meer bevoegdheden aan het bestuur en meer ruimte voor interne reglementen.
### 4.1.3 Toepasselijke normen
De regels die een vennootschap bindend zijn, komen voort uit:
* Wet
* Statuten
* Intern reglement (vastgelegd door het bestuursorgaan, vult statuten aan, mag niet indruisen tegen dwingende wet of statuten)
* Aandeelhoudersovereenkomsten
Voor genoteerde vennootschappen komen daar nog regels uit het kapitaalmarktrecht en corporate governance codes bij.
#### 4.1.3.1 Intern reglement
Het intern reglement is een niet-openbaar gemaakt document waarin afspraken worden gemaakt over de *governance* binnen de vennootschap, met betrekking tot de relaties tussen aandeelhouders onderling, tussen aandeelhouders en bestuurders, en tussen bestuurders onderling. Het biedt flexibiliteit en discretie. Krachtens artikel 2:59 WVV mag een intern reglement geen zaken bevatten die volgens de wet in de statuten moeten staan (zoals rechten van aandeelhouders of bevoegdheden van organen). Echter, bij een CV laat artikel 6:69 § 2 WVV toe dat bepaalde "verboden materies" wel in een intern reglement komen, mits goedgekeurd door de algemene vergadering met statutaire meerderheden. Het Grondwettelijk Hof heeft op 15 oktober 2020 artikel 2:59, 3° WVV vernietigd, wat impliceert dat ook bij andere vennootschappen dan de CV het intern reglement de rechten van aandeelhouders kan raken, mits goedkeuring door de AV met statutaire meerderheid. Het intern reglement moet meegedeeld worden aan aandeelhouders en de statuten moeten ernaar verwijzen.
### 4.1.4 Aanvangsvermogen: NV vs. BV en CV
* **NV:** Heeft een kapitaal, met een wettelijk minimum van 61.500 euro, dat volledig volgestort moet zijn. Dit kapitaal is onuitkeerbaar.
* **BV en CV:** Hebben geen kapitaal, maar een "ingebocht eigen vermogen". Er is geen wettelijk minimumbedrag voor dit aanvangsvermogen, maar het moet wel "voldoende" zijn. Dit ingebochte eigen vermogen is in principe beschikbaar, tenzij de statuten anders bepalen.
#### 4.1.4.1 Kapitaal in de NV
Het kapitaal bij een NV wordt aan de passiefzijde van de balans geboekt en vertegenwoordigt onbeschikbaar eigen vermogen. Dit betekent dat vennootschapsorganen dit kapitaal niet zomaar mogen uitkeren aan aandeelhouders of derden. Het kapitaal dient twee hoofdfuncties:
1. **Bepaling aandeelhoudersrechten:** Elk aandeel vertegenwoordigt een fractie van het kapitaal. Winst- en stemrechten zijn in beginsel proportioneel aan deze kapitaalvertegenwoordigende waarde. Deze waarde kan uitgedrukt worden als nominale waarde of als fractiewaarde (kapitaal gedeeld door het aantal aandelen). Het is verboden aandelen uit te geven tegen een inbreng per aandeel die lager is dan de kapitaalwaarde. Indien meer wordt ingebracht dan de kapitaalwaarde, wordt dit geboekt als "agio" of "uitgiftepremie".
2. **Schuldeisersbescherming:** Het kapitaal dient als een onderpand voor schuldeisers. Het beschermt hen doordat bepaalde activa in de vennootschap moeten blijven ter waarde van het kapitaal. Daarnaast zijn er specifieke regels in het WVV rond de verhouding tussen het kapitaal en het netto-actief (eigen vermogen). Zo moet bij een netto-actief dat minder bedraagt dan de helft van het kapitaal, de algemene vergadering bijeengeroepen worden om de ontbinding of herstructurering te bespreken.
#### 4.1.4.2 Ingebracht eigen vermogen in BV en CV
Het ingebochte eigen vermogen in BV's en CV's is in principe beschikbaar, tenzij de statuten anders bepalen. Dit kan gebeuren om de beschikbare middelen te beperken, vaak op verzoek van banken. Er is geen wettelijk minimumkapitaal vereist, maar het moet wel "voldoende" zijn.
### 4.1.5 Financieel plan
Bij de oprichting van een BV (en ook NV) is een financieel plan vereist (art. 5:4 WVV voor BV, 7:3 WVV voor NV). Dit plan schat de financieringsbehoeften voor de eerste twee jaar. Het wordt door de notaris bewaard en is vertrouwelijk. Dit plan is van cruciaal belang bij een faillissement binnen drie jaar na oprichting, aangezien het kan dienen als basis voor oprichtersaansprakelijkheid indien het aanvangsvermogen kennelijk ontoereikend was.
## 4.2 Vorming van kapitaal en eigen vermogen bij oprichting
### 4.2.1 Inbreng in geld
Bij inbreng in geld moet dit bedrag geblokkeerd worden op een bankrekening op naam van de vennootschap. Een bankattest moet aan de notaris worden overhandigd vóór de ondertekening van de oprichtingsakte.
### 4.2.2 Inbreng in natura
Inbrengen in natura (zoals onroerende of roerende goederen) brengen het gevaar van overwaardering met zich mee, wat schadelijk is voor schuldeisers en andere aandeelhouders. Om dit te voorkomen, is een controle door een onafhankelijke deskundige, een bedrijfsrevisor, verplicht.
#### 4.2.2.1 Oprichtersverslag en controle door bedrijfsrevisor
Bij een inbreng in natura moet een oprichtersverslag worden opgesteld dat de inbreng, het belang ervan voor de vennootschap, de waardering en de tegenprestatie (aantal aandelen) beschrijft. De bedrijfsrevisor onderzoekt de waardering en de gebruikte methodes om te bepalen of de waarde minstens overeenkomt met de waarde van de inbreng. Bij een NV moet de waarde ten minste gelijk zijn aan het aantal en de kapitaalwaarde van de aandelen (art. 7:7 WVV). De oprichters mogen in hun definitief verslag van het oordeel van de revisor afwijken, maar moeten dit motiveren. Kennelijke overwaardering kan leiden tot oprichtersaansprakelijkheid.
#### 4.2.2.2 Uitzonderingen op de waarderingsverslagplicht
Een waarderingsverslag van een bedrijfsrevisor is niet vereist in drie specifieke omstandigheden:
1. Bij inbreng van effecten of geldmarktinstrumenten die genoteerd zijn op een gereglementeerde markt, gewaardeerd tegen de gewogen gemiddelde koers van de voorgaande drie maanden.
2. Wanneer het "goed" reeds maximaal zes maanden vóór de inbreng door een bedrijfsrevisor is gewaardeerd volgens algemeen aanvaarde waarderingsnormen.
3. Wanneer uit de jaarrekening van het voorgaande boekjaar, gecontroleerd zonder voorbehoud door de commissaris, een billijke waardering kan worden afgeleid.
### 4.2.3 Inbreng van nijverheid
De inbreng van nijverheid (arbeid of diensten) mag in een NV niet vergoed worden met kapitaalaandelen (art. 7:6 WVV). Dit komt doordat deze inbreng niet voor beslag vatbaar is en moeilijk te waarderen is. Wel kan dit vergoed worden met winstbewijzen. In een BV en CV is inbreng van nijverheid tegen aandelen wel mogelijk, waarbij dezelfde procedures als bij inbreng in natura gevolgd kunnen worden.
### 4.2.4 Quasi-inbreng
Quasi-inbrengen (enkel bij NV, art. 7:8 WVV) zijn transacties die economisch vergelijkbaar zijn met een inbreng in natura en bedoeld zijn om de regels inzake inbrengen in natura te omzeilen. Dit betreft verkoop, ruil of andere transacties door bestuurders, oprichters of aandeelhouders binnen twee jaar na oprichting, waarbij de tegenwaarde minstens 10% van het geplaatste kapitaal bedraagt. Dit vereist revisorale controle en goedkeuring door de algemene vergadering.
## 4.3 Volstorting (art. 7:11 WVV; 5:8 e.v. WVV)
### 4.3.1 NV
Voor aandelen op naam die volgestort worden in geld, moet minimaal een vierde ($1/4$) van de nominale waarde worden volgestort. Dit is niet cumulatief met de regel inzake het minimumkapitaal.
### 4.3.2 BV en CV
Bij BV's en CV's moeten de inbrengen onmiddellijk gestort worden, tenzij de statuten of oprichtingsakte anders bepalen. Inbrengen in natura moeten bij een BV en CV onmiddellijk geleverd worden, terwijl dit bij een NV binnen vijf jaar mag.
#### 4.3.2.1 Latere volstorting
Indien er nog een resterende volstorting verschuldigd is, gebeurt dit overeenkomstig de afspraken in de oprichtingsakte of statuten. Indien deze ontbreken, beslist het bestuur discretionair. Bij niet-nakoming van de volstortingsplicht worden van rechtswege het stemrecht geschorst en de (geldinbreng)rente verbeurd. Stem- en winstrecht zijn onafhankelijk van de volstortingsgraad.
## 4.4 Regels aangaande inschrijvingen (art. 5:5/6 en 7:4/5 WVV)
### 4.4.1 Onvoorwaardelijke inschrijving
Inschrijvingen op aandelen moeten onvoorwaardelijk zijn. Een inschrijving die is onderworpen aan een opschortende voorwaarde (bijvoorbeeld de goedkeuring van een fusie door de algemene vergadering) wordt als niet-geschreven beschouwd, tenzij het gaat om een transactie (zoals een fusie) of aandelenuitgifte waarbij de inbreng onder opschortende voorwaarde mag plaatsvinden.
### 4.4.2 Verbod inschrijving op eigen aandelen
Een vennootschap of haar dochtervennootschap mag niet inschrijven op eigen aandelen of aandelen uitgegeven door de moedervennootschap (of een zustervennootschap, of via een stroman). Dit is met name relevant bij kapitaalverhogingen. De sanctie is de schorsing van alle rechten verbonden aan het aandeel. De stroman is persoonlijk gebonden.
## 4.5 Oprichtersaansprakelijkheid
Oprichtersaansprakelijkheid is een mechanisme om gebreken in de oprichting en kapitaalvorming op te vangen, in plaats van te leiden tot de nietigheid van de vennootschap.
### 4.5.1 Wie is oprichter?
Oprichters zijn iedereen die persoonlijk of via een lasthebber bij de oprichtingsakte verschijnt. Er bestaat echter de mogelijkheid van "loutere inschrijvers", die niet aansprakelijk zijn.
#### 4.5.1.1 Loutere inschrijver
Om als loutere inschrijver te worden beschouwd, moet men aan volgende voorwaarden voldoen:
* Verschijnen bij de oprichting en expliciet verklaren als loutere inschrijver te worden behandeld.
* Niet meer dan twee derde ($2/3$) van het kapitaal (NV) of het aantal aandelen (BV/CV) inschrijven.
* Enkel een inbreng in geld doen (niet in natura).
* Geen oprichtersvoordelen ontvangen (zoals een bestuursfunctie of winstbewijzen).
Dit statuut is bedoeld voor aandeelhouders die louter als financierder optreden.
### 4.5.2 Kenmerken oprichtersaansprakelijkheid
* **Hoofdelijke aansprakelijkheid:** Tenzij anders bepaald, zijn oprichters hoofdelijk aansprakelijk. Een andere verdeelsleutel is mogelijk.
* **Verjaring:** De aansprakelijkheid verjaart na vijf jaar (art. 2:143 § 1 WVV).
* **Persoonsgebonden:** De aansprakelijkheid volgt de persoon, niet de aandelen.
* **Rechtsbevoegdheid:** De Ondernemingsrechtbank is steeds bevoegd.
* **Niet retroactief:** Nieuw ingevoerde gronden voor aansprakelijkheid werken niet terug in de tijd.
### 4.5.3 Soorten oprichtersaansprakelijkheid
1. **Voor schulden van de vennootschap:**
* **Kennelijk ontoereikend aanvangsvermogen:** Indien de vennootschap binnen drie jaar na oprichting failliet gaat en kan worden aangetoond dat dit mede is veroorzaakt door een kennelijk ontoereikend aanvangsvermogen om de vennootschap twee jaar lang te laten functioneren (geschat op basis van het financieel plan). Oprichters kunnen dan aansprakelijk gesteld worden voor het netto-passief.
* **Ontbreken/onjuistheid van gegevens in de oprichtingsakte:** Wanneer wettelijk verplichte vermeldingen ontbreken of onjuist zijn en dit schade veroorzaakt.
* **Kennelijke overwaardering van inbreng in natura:** Bij manifeste overwaardering van ingebrachte goederen.
2. **Tot schadevergoeding:**
* Wanneer de vennootschap (zelden) nietig verklaard wordt.
* Bij ontbreken of onjuistheid van wettelijk verplichte gegevens in de oprichtingsakte die schade veroorzaken.
* Bij kennelijke overwaardering van de inbreng in natura.
### 4.5.4 Gevolgen van ongeldige inschrijving
Indien een inschrijving ongeldig is (bv. door bedrog of deelname door een minderjarige), worden de aandelen niet nietig verklaard. De inbrengverbintenis wordt dan overgenomen door de oprichters. Dit geldt ook voor het verschil tussen het wettelijk minimumkapitaal en het bedrag van de inschrijvingen bij een NV, of gebrekkige vertegenwoordiging/sterkmaking.
### 4.5.5 Oprichters gehouden tot volstorting
Oprichters kunnen gehouden zijn tot volstorting van:
* Het wettelijk minimumkapitaal (NV).
* Het resterende bedrag dat bij oprichting volgestort had moeten worden (NV).
* Aandelen waarop ingeschreven is door de vennootschap zelf of een dochtervennootschap (of via een stroman).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Kapitaalvennootschap | Een vennootschapsvorm waarbij een kapitaal wettelijk verplicht is, zoals de NV, en dat dient als tegenprestatie voor beperkte aansprakelijkheid van de aandeelhouders. |
| WVV | Het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen, de wetgeving die de juridische structuur en regels van vennootschappen in België regelt, inclusief de afschaffing van kapitaalverplichtingen voor bepaalde vennootschapsvormen. |
| EU-richtlijnen | Wetgevende instrumenten van de Europese Unie die lidstaten verplichten om bepaalde normen en regels in hun nationale wetgeving te implementeren, voornamelijk gericht op harmonisatie van wetgeving, zoals het vennootschapsrecht. |
| Gold plating | De praktijk waarbij een lidstaat de regels uit een EU-richtlijn strikter of uitgebreider omzet in nationale wetgeving dan strikt noodzakelijk is, wat resulteert in strengere regels dan de richtlijn vereist. |
| Flexibilisering | Het proces van het versoepelen van wettelijke regels en procedures, in deze context toegepast op vennootschapsrecht om ondernemingen meer bewegingsvrijheid te geven en administratieve lasten te verminderen. |
| Intern reglement | Een document dat door het bestuursorgaan wordt vastgelegd en de statuten aanvult met specifieke afspraken over de interne governance van de vennootschap, zonder publiek bekend te hoeven zijn. |
| Aandeelhoudersovereenkomst | Een contractuele overeenkomst tussen aandeelhouders die aanvullende regels bevat over hun rechten, plichten en de uitoefening van hun aandelen, naast de bepalingen in de statuten. |
| Aanvangsvermogen | Het totale vermogen dat een vennootschap bij oprichting inbrengt, bestaande uit eigen vermogen (kapitaal of ingebracht eigen vermogen) en eventuele leningen, essentieel voor de start van de bedrijfsactiviteiten. |
| Kapitaal | In een NV, het bedrag dat door de aandeelhouders is ingebracht en op de passiefzijde van de balans wordt geboekt als onbeschikbaar eigen vermogen, bedoeld ter bescherming van schuldeisers. |
| Ingebracht eigen vermogen | Het door de oprichters ingebrachte vermogen in een BV of CV bij oprichting, dat in tegenstelling tot kapitaal wel uitkeerbaar is, tenzij de statuten anders bepalen. |
| Onuitkeerbaar | Een eigenschap van kapitaal (bij een NV) of specifieke reserves, wat betekent dat dit deel van het eigen vermogen niet mag worden uitgekeerd aan aandeelhouders of derden zonder een formele kapitaalvermindering. |
| Netto-actief | Het verschil tussen het totale actief van een vennootschap en haar schulden en voorzieningen, wat overeenkomt met het eigen vermogen van de vennootschap (kapitaal + reserves + overgedragen winst/verlies). |
| Schuldeisersbescherming | Wettelijke maatregelen die tot doel hebben de belangen van de schuldeisers van een vennootschap te waarborgen, bijvoorbeeld door het instellen van kapitaalverplichtingen of uitkeringstesten. |
| Inbreng in geld | De bijdrage van kapitaal of eigen vermogen aan een vennootschap door middel van het overmaken van liquide middelen. |
| Inbreng in natura | De bijdrage van goederen (zoals onroerend goed of roerende goederen) of rechten aan een vennootschap in ruil voor aandelen, waarvoor een waarderingsverslag vereist kan zijn. |
| Bedrijfsrevisor | Een onafhankelijke professional die belast is met de controle van jaarrekeningen en de waardering van inbrengen in natura bij vennootschappen, ter bescherming van aandeelhouders en schuldeisers. |
| Oprichtersaansprakelijkheid | De aansprakelijkheid die kan rusten op de oprichters van een vennootschap voor fouten of gebreken die optreden tijdens de oprichtingsfase, zoals een ontoereikend aanvangsvermogen of kennelijke overwaardering van inbrengen in natura. |
| Financieel plan | Een document dat de geschatte financieringsbehoeften van een vennootschap voor de eerste twee jaar na oprichting uiteenzet, opgesteld door de oprichters en bewaard door de notaris. |
| Volstorting | Het proces waarbij aandeelhouders de volledige waarde van hun ingebrachte kapitaal of eigen vermogen in de vennootschap betalen, conform de wettelijke en statutaire bepalingen. |
| Quasi-inbreng | Een transactie (verkoop, ruil, etc.) door bestuurders, oprichters of aandeelhouders binnen twee jaar na oprichting, waarbij de tegenwaarde minstens 10% van het geplaatste kapitaal bedraagt, en die onderworpen is aan revisorale controle. |
Cover
4. Koop3.pptx
Summary
# Definities en toepassingsgebied van consumentenkoop
Hieronder volgt een gedetailleerde studiehandleiding over de definities en het toepassingsgebied van consumentenkoop.
## 1. Consumentenkoop: definities en toepassingsgebied
Dit onderdeel behandelt de kernbegrippen van consumentenkoop, zoals definities van de consument, verkoper, producent en consumptiegoederen, evenals de grenzen van het toepassingsgebied.
### 1.1 Algemene kenmerken van consumentenkoop
Consumentenkoop is geen Belgische uitvinding, maar het resultaat van de omzetting van Europese richtlijnen. Het is een afwijkend recht ten opzichte van het algemeen kooprecht, wat betekent dat het dwingend van aard is. Partijen kunnen er niet van afwijken ten nadele van de beschermde partij (de consument). Het toepassingsgebied is beperkt tot specifieke situaties. De gehanteerde begrippen zijn gemeenschappelijk binnen de Europese Unie en hun interpretatie wordt mede gewaarborgd door het Hof van Justitie van de Europese Unie door middel van prejudiciële vragen.
> **Tip:** Begrijp dat consumentenkoop een specifiek rechtsgebied is dat de consument extra bescherming biedt bovenop het algemene kooprecht.
### 1.2 Definities binnen de consumentenkoop
Het toepassingsgebied van de consumentenkoop wordt bepaald door een reeks nauwkeurig gedefinieerde begrippen.
#### 1.2.1 Consument
Een consument is gedefinieerd als iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit vallen. Dit bestemmingscriterium is cruciaal. Bij gemengd gebruik (privé en beroepsmatig) dient de hoofdbestemming van het goed te worden nagegaan om te bepalen of de aankoop onder de consumentenkoop valt.
> **Voorbeeld:** Iemand koopt een laptop die zowel voor privégebruik als voor werk wordt gebruikt. Indien het werkgebruik de hoofdbestemming is, zal de aankoop niet als consumentenkoop worden beschouwd.
#### 1.2.2 Verkoper
De verkoper is iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die consumptiegoederen verkoopt in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit. Er moet sprake zijn van een duurzaam economisch doel, wat neerkomt op een onderneming. Een privépersoon die een nest puppy's verkoopt als hobby wordt niet als verkoper in de zin van de consumentenkoop beschouwd. Echter, indien een privépersoon een professionele tussenpersoon inschakelt, kan de verkoop wel als consumentenkoop worden gezien.
#### 1.2.3 Producent
De producent is de fabrikant of de invoerder van consumptiegoederen naar de Europese Unie. Ook elke andere persoon die zich als producent voordoet door zijn naam, handelsmerk of ander onderscheidend teken op de goederen aan te brengen, valt onder deze definitie.
#### 1.2.4 Consumptiegoederen
Consumptiegoederen omvatten de volgende categorieën:
* **Roerende lichamelijke zaken:** Dit omvat ook water, gas en elektriciteit wanneer deze gereed zijn gemaakt voor verkoop in een beperkt volume of in een bepaalde hoeveelheid.
* **Goederen met digitale elementen:** Dit zijn roerende lichamelijke zaken waarin digitale inhoud of digitale diensten zijn verwerkt of die daarmee onderling verbonden zijn, zodanig dat het ontbreken daarvan ertoe leidt dat het goed zijn functies niet kan vervullen.
* **Dieren:** Elk levend meercellig organisme, al dan niet bij de sluiting van de koop geboren, dat in staat is tot bewegen en reageren op zijn omgeving, en dat niet bestemd is voor menselijke consumptie, noch dient als aas of dierenvoer. Hieronder vallen met name huisdieren.
Onroerende goederen vallen buiten het toepassingsgebied van de consumentenkoop en vallen onder het algemeen kooprecht of specifieke wetgeving zoals de woningbouwwet. Ook aannemingscontracten vallen niet onder de consumentenkoop.
#### 1.2.5 Commerciële garantie
Een commerciële garantie is een verbintenis van een verkoper of producent jegens de consument, die verder gaat dan de wettelijke verplichtingen inzake conformiteit. Deze garantie kan betrekking hebben op het terugbetalen van de prijs, het vervangen, herstellen of onderhouden van de goederen indien deze niet overeenstemmen met de beschrijving in het garantiebewijs of de reclame. Commerciële garanties zijn vaak aanvullend op de wettelijke garantie en kunnen een prijs hebben voor de consument.
#### 1.2.6 Duurzaamheid
Duurzaamheid verwijst naar de geschiktheid van een consumptiegoed om zijn vereiste functies en prestaties bij normaal gebruik te behouden. Het kan worden gezien als de levensduur van het product.
#### 1.2.7 Kosteloos
Kosteloos betekent vrij van de noodzakelijke kosten die zijn gemaakt om het consumptiegoed conform te maken, met inbegrip van kosten voor verzending, vervoer, werkuren of materiaal.
### 1.3 Toepassingsgebied en uitgesloten overeenkomsten
De consumentenkoop is van toepassing op overeenkomsten tot levering van te vervaardigen of voort te brengen consumptiegoederen, die ook als koopovereenkomsten worden beschouwd. Het Hof van Justitie hanteert hierbij de absorptietheorie: als de dienstverlening bijkomstig is aan de verkoop, valt de overeenkomst onder de consumentenkoop.
Er zijn echter ook overeenkomsten die uitdrukkelijk zijn uitgesloten van de consumentenkoop:
* Overeenkomsten voor het leveren van digitale inhoud of digitale diensten, tenzij deze inhoud of diensten verwerkt zijn in of onderling verbonden met consumptiegoederen die met die goederen worden meegeleverd. Bij twijfel wordt de digitale inhoud of dienst geacht onder de koopovereenkomst te vallen.
* Materiële gegevensdragers die uitsluitend als drager van digitale inhoud dienen.
* Goederen die executoriaal of anderszins gerechtelijk worden verkocht.
> **Tip:** Voor overeenkomsten die digitale inhoud of diensten betreffen, is er een aparte wetgeving. De consument geniet echter wel nog steeds bescherming.
### 1.4 Handhaving en rechtsmiddelen
De Economische Inspectie, verbonden aan de FOD Economische Zaken, is verantwoordelijk voor de handhaving van de consumentenkoopwetgeving. Zij kunnen administratieve en strafrechtelijke sancties opleggen.
### 1.5 Vrijwaring voor gebrek aan conformiteit
De verkoper is verplicht vrij te waren voor gebreken aan conformiteit. Dit omvat zowel de conforme levering als de verborgen gebreken. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subjectieve en objectieve conformiteitsvereisten.
#### 1.5.1 Subjectieve conformiteitsvereisten
Deze vereisten hebben betrekking op de overeenkomst tussen partijen:
1. De goederen moeten voldoen aan de beschrijving, het type, de hoeveelheid, kwaliteit, functionaliteit, compatibiliteit, interoperabiliteit en andere kenmerken zoals bepaald in de koopovereenkomst. Bij huisdieren betreft dit zaken als leeftijd, geslacht, ras en herkomst.
2. De goederen moeten geschikt zijn voor elk bijzonder gebruik dat de consument aan de verkoper heeft meegedeeld en dat de verkoper heeft aanvaard.
3. De goederen moeten worden geleverd met alle toebehoren en instructies, inclusief installatie-instructies, zoals bepaald in de koopovereenkomst.
4. Er moeten updates worden voorzien zoals bepaald in de koopovereenkomst.
Bij huisdieren impliceert dit ook dat de juiste informatie met betrekking tot verzorging en voeding moet worden verstrekt.
#### 1.5.2 Objectieve conformiteitsvereisten
Deze vereisten beschrijven wat een consument redelijkerwijs mag verwachten:
1. Geschiktheid voor de doeleinden waarvoor consumptiegoederen van hetzelfde type gewoonlijk worden gebruikt, rekening houdend met huidig recht, technische normen en toepasselijke gedragscodes.
2. Beschikken over de kwaliteit van en beantwoorden aan de beschrijving van een monster of model dat de verkoper vóór de sluiting van de overeenkomst ter beschikking heeft gesteld.
3. Levering met alle toebehoren, verpakking, installatie-instructies of andere instructies die de consument redelijkerwijs mag verwachten. Bij huisdieren omvat dit instructies over vaccinatie, leefruimte, voeding en verzorging.
4. De hoeveelheid, kwaliteiten en andere kenmerken (duurzaamheid, functionaliteit, compatibiliteit, beveiliging) die normaal zijn voor hetzelfde type consumptiegoederen en die de consument redelijkerwijs mag verwachten, gelet op de aard van het goed en publieke mededelingen van de verkoper (reclame, etikettering). Bij dieren gaat het om kenmerken die normaal zijn voor die soort, rekening houdend met leeftijd, geslacht, ras, herkomst, afwezigheid van infectieziekten en aangeboren afwijkingen, en de aanwezigheid van wettelijk vereiste vaccinaties.
> **Voorbeeld:** Een reclame die stelt dat een stofzuiger een levensduur van 10 jaar heeft, kan deel uitmaken van de redelijke verwachting van de consument.
#### 1.5.3 Uitzonderingen en geen gebrek aan conformiteit
De verkoper kan zijn aansprakelijkheid beperken of uitsluiten indien:
* De mededeling niet bekend was bij de verkoper en redelijkerwijs ook niet bekend kon zijn.
* De mededeling op het moment van de contractsluiting werd rechtgezet.
* De beslissing tot aankoop niet door de mededeling kon worden beïnvloed.
Er is geen sprake van een gebrek aan conformiteit indien:
* De consument het gebrek kende op het moment van de aankoop.
* De consument redelijkerwijs op de hoogte moest zijn van het gebrek.
* Het een tweedehandskoop betreft op een rommelmarkt, waarbij de consument rekening moet houden met de aard van het goed.
* Het gebrek voortvloeit uit door de consument geleverd materiaal.
* De consument uitdrukkelijk en afzonderlijk in kennis is gesteld dat een specifiek kenmerk afweek van de objectieve conformiteitsvereisten en dit heeft aanvaard.
#### 1.5.4 Vermoeden van conformiteitsgebrek
Er geldt een weerlegbaar vermoeden dat een gebrek aan conformiteit bestond op het tijdstip van levering indien dit zich manifesteert binnen een termijn van twee jaar na levering. Voor dieren geldt een termijn van één jaar. De aard van het goed of het gebrek kan dit vermoeden weerleggen. Bij tweedehandse goederen wordt rekening gehouden met de aard van het goed; men mag niet dezelfde kwaliteiten verwachten als bij een nieuw goed. De consument hoeft enkel het conformiteitsgebrek te bewijzen, niet de oorzaak ervan.
#### 1.5.5 Commerciële garantie en gelijkstelling
Commerciële garanties zijn bindend voor de garant onder de voorwaarden die in het garantiebewijs en de bijbehorende reclame staan vermeld. Reclame heeft voorrang op het garantiebewijs. Producenten kunnen rechtstreeks aansprakelijk zijn jegens de consument met betrekking tot duurzaamheid.
Het garantiebewijs moet op een duurzame gegevensdrager worden geleverd en in duidelijke en begrijpelijke taal de volgende informatie bevatten:
1. De wettelijke rechten van de consument op kosteloze remedies bij conformiteitsgebreken, en dat deze niet worden aangetast door de commerciële garantie.
2. De naam en het adres van de garant.
3. De te volgen procedure door de consument.
4. De aanduiding van het consumptiegoed.
5. De commerciële garantievoorwaarden.
Verkeerde installatie, een fout in de handleiding, of foutieve instructies met betrekking tot de verzorging van een dier worden gelijkgesteld met een conformiteitsgebrek.
### 1.6 Uitoefening van vrijwaring en remedies
#### 1.6.1 Verhoudingen en acties
De consument richt zich in principe tot de eindverkoper, waarbij de regels van consumentenkoop van toepassing zijn. De eindverkoper kan zich vervolgens richten tot de producent, waarbij geen beperking van aansprakelijkheid van de producent kan worden ingeroepen voor klachten van consumenten. Voor deze verhouding geldt het algemeen kooprecht, inclusief de klassieke regels voor verborgen gebreken.
De consument kan ook rechtstreeks de producent aanspreken (jump action), waarbij de regels van het algemeen kooprecht gelden.
#### 1.6.2 Garantietermijn
De verkoper is aansprakelijk voor conformiteitsgebreken die bestaan bij de levering en die zich manifesteren binnen een termijn van twee jaar vanaf de levering. Voor dieren geldt een termijn van één jaar. Voor de continue levering van digitale inhoud of diensten geldt een termijn van twee jaar na levering, zolang de levering plaatsvindt. Een kortere termijn is mogelijk voor tweedehandse goederen, maar niet korter dan één jaar. De consument moet geïnformeerd worden over een eventuele kortere garantietermijn. De termijn van twee jaar wordt opgeschort tijdens herstel of vervanging, of tijdens onderhandelingen.
#### 1.6.3 Kennisgevingstermijn en verjaring
De consument moet de verkoper binnen twee maanden vanaf de ontdekking van het gebrek op de hoogte brengen. Voor dieren geldt een onverwijlde kennisgevingsplicht. De rechtsvordering verjaart één jaar na de vaststelling van het gebrek aan conformiteit.
#### 1.6.4 Primaire remedies
De consument heeft recht op kosteloos herstel of vervanging binnen een redelijke termijn en zonder ernstige overlast. De kosten voor verwijdering en installatie van het vervangingsgoed vallen ten laste van de verkoper. De verkoper kan geen vergoeding eisen voor normaal gebruik dat de consument heeft gemaakt van een niet-conform goed.
* Bij dieren geldt een plafonnering van de kosten voor herstel of vervanging, en de consument kan onmiddellijk tussenkomst van een dierenarts naar keuze eisen. Vervanging van een dier leidt tot een automatische ontbinding en een nieuwe consumentenkoop.
* Herstel of vervanging dient plaats te vinden op de plek die de verkoper bepaalt.
* De consument heeft de keuze tussen herstel of vervanging, tenzij dit onevenredig is.
#### 1.6.5 Secundaire remedies
Indien de primaire remedies niet mogelijk zijn of niet worden ingeroepen, kan de consument kiezen voor secundaire remedies:
* **Prijsvermindering:** De prijsvermindering houdt rekening met het gebruik dat de consument van het conforme goed had kunnen maken.
* **Ontbinding van de koop:** Dit is niet mogelijk indien het gebrek van geringe betekenis is. De verkoper moet dit bewijzen. De ontbinding is een eenzijdige wilsverklaring van de consument. Bij overlijden van een dier is ontbinding mogelijk indien de consument de verkoper vooraf in kennis stelde van een voorgenomen autopsie en de identiteit van een onafhankelijke expert. De verkoper betaalt de kosten van een noodzakelijke, vastgestelde autopsie terug.
#### 1.6.6 Hiërarchie van remedies
De consument heeft de keuze van de remedie, met voorrang voor herstel en vervanging, tenzij dit onmogelijk of onevenredig is. Prijsvermindering of ontbinding zijn secundaire remedies. De verkoper kan de keuze van de consument doorbreken op grond van onevenredigheid.
#### 1.6.7 Schadevergoeding
Schadevergoeding is een aanvullende remedie en kan integraal worden gevorderd, zonder dat kwade trouw van de verkoper hoeft te worden bewezen.
#### 1.6.8 Na garantietermijn
Na het verstrijken van de garantietermijn van twee jaar, wordt het algemeen kooprecht toegepast. Tijdens de garantietermijn sluit de consumentenkoop het gemeenrechtelijk regime uit. Er is wel de mogelijkheid tot een 'jump action' tegen eerdere schakels in de verkoopketen op grond van het algemeen kooprecht.
### 1.7 Dwingend recht en beperkingen
De consumentenkoop is dwingend recht. Afwijkende bedingen ten nadele van de consument zijn relatief nietig en worden ambtshalve door de rechter toegepast. Dit geldt ook voor rechtskeuzebedingen. De regels ter bescherming van de consument worden als gelijkwaardig aan nationale regels van openbare orde beschouwd, met een effect dat een rechter ambtshalve moet nagaan of een consument bescherming geniet.
---
# Conformiteitseisen en vrijwaring
Dit document vat de conformiteitseisen en vrijwaringsregels samen binnen het consumentenkooprecht, met specifieke aandacht voor de subjectieve en objectieve vereisten, uitzonderingen en de bewijslast.
## 2. Consumentenkoop: conformiteitseisen en vrijwaring
Consumentenkoop is een specifieke wettelijke regeling die afwijkt van het algemeen kooprecht en dwingend rechtelijke bepalingen bevat ter bescherming van de consument. Het toepassingsgebied is beperkt tot de verkoop van consumptiegoederen door een verkoper aan een consument. Commundaire begrippen, zoals gedefinieerd door het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ), garanderen een eenvormige interpretatie in alle lidstaten.
### 2.1 Toepassingsgebied en definities
* **Consument:** Elke natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden buiten zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit. Bij gemengd gebruik wordt de hoofdbestemming van het goed bepaald.
* **Verkoper:** Iedere natuurlijke of rechtspersoon die consumptiegoederen verkoopt in het kader van zijn professionele activiteit.
* **Producent:** De fabrikant of invoerder van consumptiegoederen in de Unie, of elke persoon die zich als zodanig voordoet.
* **Consumptiegoederen:**
* Roerende lichamelijke zaken.
* Water, gas en elektriciteit wanneer zij gereed zijn gemaakt voor verkoop in een beperkt volume of in een bepaalde hoeveelheid.
* Goederen met digitale elementen: roerende lichamelijke zaken met verwerkte of onderling verbonden digitale inhoud of digitale diensten, essentieel voor de functionaliteit van het goed.
* Levende dieren (huisdieren).
* **Commerciële garantie:** Een verbintenis van de verkoper of producent die verder gaat dan de wettelijke garantie voor conformiteit, met betrekking tot terugbetaling, vervanging, herstel of onderhoud.
* **Duurzaamheid:** De geschiktheid van een consumptiegoed om zijn vereiste functies en prestaties bij normaal gebruik te behouden.
* **Kosteloos:** Vrij van noodzakelijke kosten voor conformiteitsherstel, inclusief verzending, vervoer, werkuren of materiaal.
Overeenkomsten tot levering van te vervaardigen of voort te brengen consumptiegoederen, zoals aannemings- of dienstencontracten, worden als koopovereenkomsten beschouwd onder de consumentenkoopwetgeving, mits de dienstverlening bijkomstig is aan de verkoop. De absorptietheorie kan hierbij een rol spelen.
**Uitgesloten overeenkomsten:**
* Overeenkomsten voor het leveren van digitale inhoud of digitale diensten, tenzij deze integraal deel uitmaken van een koopovereenkomst voor consumptiegoederen.
* Materiële gegevensdragers die uitsluitend als drager van digitale inhoud dienen.
* Goederen die executoriaal of gerechtelijk worden verkocht.
Boek VI van de WER en Boek XV van de WER (handhaving) zijn relevant voor de consumentenkoop.
### 2.2 Vrijwaring voor gebrek aan conformiteit
De verkoper is gehouden tot vrijwaring voor elk gebrek aan conformiteit. Dit omvat zowel de subjectieve als de objectieve conformiteitsvereisten.
#### 2.2.1 Subjectieve conformiteitsvereisten
Het goed moet voldoen aan de koopovereenkomst op de volgende punten:
1. **Beschrijving, type, hoeveelheid, kwaliteit, functionaliteit, compatibiliteit, interoperabiliteit en andere kenmerken.**
* Bij huisdieren: leeftijd, geslacht, ras, herkomst.
2. **Geschiktheid voor elk bijzonder door de consument gewenst gebruik**, dat de consument aan de verkoper heeft meegedeeld en de verkoper heeft aanvaard.
3. **Levering met alle toebehoren en instructies**, inclusief installatie-instructies, zoals bepaald in de koopovereenkomst.
* Bij huisdieren: specifieke informatie over verzorging en voeding.
4. **Voorziening van updates**, zoals bepaald in de koopovereenkomst.
#### 2.2.2 Objectieve conformiteitsvereisten
Het goed moet voldoen aan wat de consument redelijkerwijs mag verwachten:
1. **Geschiktheid voor de doeleinden waarvoor consumptiegoederen van hetzelfde type gewoonlijk worden gebruikt**, rekening houdend met bestaand recht, technische normen of gedragscodes.
2. **Kwaliteit en beantwoording aan de beschrijving van een monster of model**, dat de verkoper aan de consument heeft ter beschikking gesteld vóór de sluiting van de overeenkomst.
3. **Levering met alle toebehoren, inclusief verpakking, installatie-instructies of andere instructies**, die de consument redelijkerwijs mag verwachten.
* Bij huisdieren: instructies m.b.t. vaccinatie, leefruimte, voeding en verzorging.
4. **Hoeveelheid, kwaliteiten en andere kenmerken (duurzaamheid, functionaliteit, compatibiliteit, beveiliging)** die normaal zijn voor hetzelfde type consumptiegoederen en die de consument redelijkerwijs mag verwachten, gelet op de aard van het goed en publieke mededelingen van de verkoper (reclame, etikettering).
* Bij dieren: specifieke kwaliteiten en kenmerken, inclusief afwezigheid van infectieziektes, aangeboren afwijkingen en aanwezigheid van wettelijk vereiste vaccinaties.
#### 2.2.3 Uitzonderingen m.b.t. publiekelijk afgelegde mededelingen
De verkoper is niet gebonden aan publieke mededelingen indien:
* De mededeling de verkoper niet bekend was en redelijkerwijs ook niet kon zijn.
* De mededeling op het tijdstip van sluiting van de overeenkomst rechtgezet was.
* De beslissing tot aankoop door de mededeling niet kon zijn beïnvloed.
#### 2.2.4 Geen gebrek aan conformiteit
Er is geen gebrek aan conformiteit wanneer:
* De consument het gebrek kent.
* De consument redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van het gebrek.
* Het een tweedehandsgoed betreft (rommelmarkt), tenzij specifiek anders overeengekomen.
* Het gebrek voortvloeit uit door de consument geleverd materiaal.
* De consument uitdrukkelijk in kennis is gesteld van een specifieke afwijking van de objectieve conformiteitsvereisten en deze afwijking bij sluiting van de koop uitdrukkelijk en afzonderlijk heeft aanvaard.
### 2.3 Vermoeden van gebrek aan conformiteit
Er bestaat een weerlegbaar vermoeden dat een gebrek aan conformiteit reeds bestond op het tijdstip van levering indien dit gebrek zich manifesteert binnen een termijn van twee jaar na levering (één jaar voor dieren). De verkoper kan dit vermoeden weerleggen door aan te tonen dat de aard van het goed of het gebrek dit vermoeden onverenigbaar maakt, of dat de oorzaak van het gebrek dateert van na de levering. Bij tweedehandsgoederen wordt rekening gehouden met de aard van het goed en de redelijke verwachtingen van de consument. De consument hoeft enkel het conformiteitsgebrek te bewijzen, niet de oorzaak of oorsprong ervan.
### 2.4 Commerciële garantie
Een commerciële garantie is bindend voor de garant onder de voorwaarden van het garantiebewijs en de desbetreffende reclame. De reclame heeft voorrang op het garantiebewijs indien deze gunstiger is voor de consument. De producent kan rechtstreeks aansprakelijk zijn jegens de consument met betrekking tot duurzaamheid.
Het garantiebewijs moet op een duurzame gegevensdrager bij levering worden verstrekt en in duidelijke en begrijpelijke taal zijn opgesteld. Het moet de volgende elementen bevatten:
1. Een duidelijke verklaring dat de consument wettelijk recht heeft op kosteloze remedies van de verkoper bij conformiteitsgebreken, die niet worden aangetast door de commerciële garantie.
2. De naam en het adres van de garant.
3. De procedure die de consument moet volgen.
4. De aanduiding van het consumptiegoed.
5. De commerciële garantievoorwaarden.
#### 2.4.1 Gelijkstelling met conformiteitsgebrek
Volgende situaties worden gelijkgesteld met een conformiteitsgebrek:
* Verkeerde installatie door de verkoper, indien het onderdeel van de koop was.
* Fouten in de handleiding, verstrekt door de verkoper, met betrekking tot verdere vaccinaties, leefruimte, voeding en verzorging van het dier.
### 2.5 Uitoefening vrijwaring
* **Consument tot eindverkoper:** De regels van de consumentenkoop zijn van toepassing.
* **Eindverkoper tot producent:** Geen beperking van de aansprakelijkheid van de producent is mogelijk. Op deze verhouding is het algemeen kooprecht van toepassing, met de klassieke regels voor verborgen gebreken.
* **Consument tot producent (jump action):** De consument kan de producent rechtstreeks aanspreken, waarbij de regels van het algemeen kooprecht van toepassing zijn.
De verkoper is jegens de consument aansprakelijk voor elk gebrek aan conformiteit dat bestaat bij de levering en zich manifesteert binnen twee jaar na levering (één jaar voor dieren, tenzij specifieke wettelijke voorwaarden niet zijn gerespecteerd). Voor de continue levering van digitale inhoud of diensten geldt de termijn van twee jaar na levering, zolang de levering plaatsvindt.
De garantietermijn kan worden opgeschort tijdens herstel of vervanging, of tijdens onderhandelingen. Voor tweedehandsgoederen kan een kortere termijn gelden, maar niet korter dan één jaar. De consument moet geïnformeerd worden over een kortere garantietermijn; bij gebreke hieraan geldt de normale termijn van twee jaar.
#### 2.5.1 Kennisgevingstermijn en verjaring
* **Kennisgeving:** De consument moet de verkoper op de hoogte brengen van het gebrek binnen twee maanden vanaf de dag waarop het gebrek werd vastgesteld (onverwijld voor dieren).
* **Verjaring:** De rechtsvordering verjaart één jaar vanaf de dag waarop het gebrek aan conformiteit werd vastgesteld. Voor tweedehandsgoederen geldt dezelfde verjaringstermijn.
### 2.6 Remedies
#### 2.6.1 Primaire remedies
1. **Kosteloos herstel of vervanging:** Binnen een redelijke termijn en zonder ernstige overlast voor de consument. De kosten van verwijdering en installatie van een vervangingsgoed zijn ten laste van de verkoper. De verkoper kan geen vergoeding eisen voor normaal gebruik dat de consument van het niet-conforme goed heeft gemaakt.
* Voor dieren: Kosteloos herstel (genezing) of vervanging, met plafonnering van de kosten op basis van de aankoopprijs. Onmiddellijke tussenkomst van een dierenarts naar keuze van de consument. Vervanging van een dier leidt tot automatische ontbinding en een nieuwe consumentenkoop.
* De consument heeft de keuze tussen herstel of vervanging, tenzij dit onmogelijk of onevenredig is (bv. bij tweedehandsgoederen). De verkoper kan het absoluut onevenredigheidscriterium inroepen.
#### 2.6.2 Secundaire remedies
Deze komen aan bod indien de primaire remedies niet mogelijk of niet worden gehonoreerd:
1. **Evenredige prijsvermindering:** Rekening houdend met het gebruik door de consument.
2. **Ontbinding van het koopcontract:** Tenzij het gebrek van geringe betekenis is. Dit is een eenzijdige wilsverklaring van de consument. Terugzending is kosteloos, tenzij het dier overleden is en de verkoper vooraf is ingelicht over een autopsie door een onafhankelijke expert. De kosten van een noodzakelijke autopsie die tot vaststelling van het gebrek leidt, worden terugbetaald.
3. **Schadevergoeding:** Een aanvullende remedie voor integrale vergoeding, zonder bewijs van kwade trouw van de verkoper.
### 2.7 Hiërarchie van remedies
De consument heeft in principe de keuze tussen herstel of vervanging. De verkoper kan deze keuze doorbreken indien deze remedie onmogelijk of onevenredig is (bv. gezien de waarde van het goed, de omvang van het gebrek, of de ernstige overlast voor de consument). Prijsvermindering of ontbinding zijn secundaire remedies.
### 2.8 Dwingend recht
De bepalingen inzake consumentenkoop zijn van dwingend recht en afwijkende bedingen ten nadele van de consument zijn relatief nietig. Dit geldt ook voor rechtskeuzebedingen. Deze regels worden ambtshalve door de rechter toegepast en zijn gelijkwaardig aan nationale regels van openbare orde. Het effectiviteitsbeginsel vereist dat nationale rechters ambtshalve nagaan of de koper als consument wordt beschouwd.
---
# Garanties en remedies bij non-conformiteit
Oké, hier is een gedetailleerde en uitgebreide samenvatting over "Garanties en remedies bij non-conformiteit", opgesteld als een examenklaar studieoverzicht.
## 3 Garanties en remedies bij non-conformiteit
Dit deel van de studie behandelt de commerciële garantie, de verschillende remedies waarover de consument beschikt (primair en secundair) en de aansprakelijkheidsregels na het verstrijken van de garantietermijn.
### 3.1 Commerciële garantie
De commerciële garantie is een verbintenis die door een verkoper of producent wordt aangegaan ten opzichte van de consument. Deze verbintenis gaat verder dan wat wettelijk verplicht is op grond van het recht op conformiteit. De commerciële garantie houdt in dat de verkoper of producent de betaalde prijs terugbetaalt, of de consumptiegoederen vervangt, herstelt of onderhoudt, indien de goederen niet overeenstemmen met de beschrijving in het garantiebewijs of in de desbetreffende reclame.
#### 3.1.1 Voorwaarden en reikwijdte
* De commerciële garantie is bindend voor de garant, onder de voorwaarden die vastgelegd zijn in het garantiebewijs en in de daarmee samenhangende reclame die beschikbaar was op het moment van of vóór de sluiting van het contract.
* Indien er uitspraken worden gedaan over de duurzaamheid van het consumptiegoed in reclame, kan de consument zich hierop beroepen. De producent kan hiervoor rechtstreeks aansprakelijk worden gesteld.
* Bij een conflict tussen de reclame en het garantiebewijs, gaat de reclame voor.
#### 3.1.2 Garantiebewijs
Het garantiebewijs dient op een duurzame gegevensdrager bij de levering te worden verstrekt en moet in duidelijke en begrijpelijke taal zijn opgesteld. Het dient ten minste de volgende elementen te bevatten:
1. Een duidelijke verklaring dat de consument wettelijk recht heeft op kosteloze remedies van de verkoper in geval van een conformiteitsgebrek, en dat deze remedies niet worden aangetast door de commerciële garantie.
2. De naam en het adres van de garant.
3. De procedure die de consument moet volgen.
4. De aanduiding van het consumptiegoed.
5. De commerciële garantievoorwaarden.
#### 3.1.3 Gelijkstelling met conformiteitsgebrek
Bepaalde situaties worden wettelijk gelijkgesteld met een conformiteitsgebrek in de context van de commerciële garantie:
* **Verkeerde installatie:** Wanneer de installatie een deel uitmaakt van de koopovereenkomst en is uitgevoerd door de verkoper.
* **Fout in handleiding:** Fouten in de handleiding die door de verkoper zijn verstrekt, met betrekking tot verdere vaccinaties, de leefruimte, voeding en verzorging van een dier, worden beschouwd als een conformiteitsgebrek.
### 3.2 Aansprakelijkheid van de verkoper en de garantietermijn
De verkoper is jegens de consument aansprakelijk voor elk gebrek aan conformiteit dat bestaat bij de levering van de goederen en dat zich manifesteert binnen een termijn van twee jaar te rekenen vanaf de levering. Dit geldt als een monistisch systeem, wat betekent dat er slechts één vordering is wegens gebrek aan conformiteit.
#### 3.2.1 Garantietermijn
* **Standaard termijn:** Twee jaar vanaf de levering.
* **Dieren:** Eén jaar, tenzij de verkoper de door of krachtens de wet vereiste erkennings-, vergunnings-, quarantaine- of kwekerijvoorwaarden niet heeft gerespecteerd.
* **Continue levering digitale inhoud/dienst:** Twee jaar na levering en zolang de levering plaatsvindt.
> **Tip:** De richtlijn staat langere garantietermijnen toe, maar de Belgische wetgever heeft deze beperkt tot twee jaar. Er is kritiek op deze termijn, omdat deze kort kan zijn voor bepaalde duurzame consumptiegoederen.
* **Tweedehandsgoederen:** Een kortere termijn is mogelijk, maar deze mag niet korter zijn dan één jaar. De consument moet wel geïnformeerd worden over deze kortere termijn; indien dit niet gebeurt, geldt de standaardtermijn van twee jaar.
#### 3.2.2 Opschorting van de termijn
De termijn van twee jaar wordt opgeschort tijdens de periode die nodig is voor de herstelling of de vervanging van het goed, of in geval van onderhandelingen tussen de partijen.
#### 3.2.3 Kennisgevingstermijn en verjaring
* **Kennisgevingstermijn:** De consument moet de verkoper binnen twee maanden vanaf de dag waarop het gebrek is vastgesteld op de hoogte brengen van het gebrek aan overeenstemming.
* Voor dieren geldt een kortere termijn: de consument moet de verkoper **onverwijld** informeren.
* Contractuele verlenging van deze termijn is mogelijk.
* **Verjaring rechtsvordering:** De rechtsvordering verjaart één jaar vanaf de dag waarop het gebrek aan conformiteit wordt vastgesteld.
* Voor tweedehandsgoederen geldt dezelfde verjaringstermijn.
> **Tip:** Volgens het HvJ Faber hoeft de consument bij de kennisgeving enkel het gebrek aan conformiteit te vermelden, niet de oorzaak ervan.
> **Voorbeeld:** Een auto vat vuur tijdens een rit op de autosnelweg. De consument hoeft enkel te melden dat de auto vuur heeft gevat, niet de specifieke oorzaak van het defect.
#### 3.2.4 Geen gebrek aan conformiteit
Een gebrek aan conformiteit wordt niet aangenomen in de volgende gevallen:
* De consument kent het gebrek op het moment van de aankoop.
* De consument kon redelijkerwijs op de hoogte zijn van het gebrek.
* Bij de aankoop van tweedehandse goederen, waarbij de normale slijtage in acht wordt genomen.
* Het gebrek vloeit voort uit door de consument geleverd materiaal.
* De consument is uitdrukkelijk in kennis gesteld dat een specifiek kenmerk van het consumptiegoed afweek van de objectieve conformiteitsvereisten, en de consument heeft die afwijking bij sluiting van de koop uitdrukkelijk en afzonderlijk aanvaard.
> **Tip:** Door de consument tijdig te informeren over mogelijke afwijkingen, kan de verkoper zijn vrijwaringsplicht beperken of uitsluiten.
#### 3.2.5 Vermoeden van non-conformiteit bij levering
Er bestaat een weerlegbaar vermoeden dat het gebrek aan conformiteit op het tijdstip van levering bestond, indien dit zich manifesteert binnen twee jaar na de levering (één jaar voor dieren).
* **Weerlegging door de verkoper:** De verkoper kan dit vermoeden weerleggen door aan te tonen dat de aard van het goed of het gebrek onverenigbaar is met het vermoeden, of dat de oorzaak van het gebrek ligt in een handelen of nalaten van de consument dat dateert van na de levering.
* **Tweedehandsgoederen:** Bij tweedehandsgoederen wordt rekening gehouden met de aard van het goed. Men mag niet dezelfde kwaliteiten, functionaliteiten en levensduur verwachten als bij een nieuw consumptiegoed.
* **Bewijs van oorsprong:** Er is geen bewijs van de oorzaak of oorsprong van het gebrek vereist door de consument; het volstaat dat het conformiteitsgebrek wordt aangetoond.
### 3.3 Remedies voor de consument
De consument beschikt over primaire en secundaire remedies in geval van non-conformiteit.
#### 3.3.1 Primaire remedies
De consument heeft primair recht op kosteloos herstel of kosteloze vervanging van het consumptiegoed.
* **Voorwaarden:** Dit moet gebeuren binnen een redelijke termijn en zonder ernstige overlast voor de consument. De kosten voor verwijdering en installatie van het vervangende goed vallen ten laste van de verkoper.
* **Keuze consument:** De consument heeft de keuze tussen herstel en vervanging.
* **Uitzondering voor de verkoper:** De verkoper kan zich beroepen op een **absoluut onevenredigheidscriterium** om de keuze van de consument te doorbreken. Dit kan als de gekozen remedie onmogelijk is of onevenredig zou zijn gelet op:
* De waarde van het consumptiegoed in de niet-gebrekkige staat.
* De omvang van het conformiteitsgebrek.
* De andere remedie zonder ernstige overlast voor de consument.
* **Dieren:**
* Kosteloos herstel (genezing) of vervanging.
* Er geldt een plafonnering van de kosten voor genezing, afhankelijk van de aankoopprijs:
* Tot € 500: 300% van de aankoopprijs.
* Tussen € 500,01 en € 1.500: 200% van de aankoopprijs.
* Boven € 1.500,01: 100% van de aankoopprijs.
* De consument kan onmiddellijke tussenkomst van een dierenarts naar keuze eisen, waarvan de kosten de verkoper draagt.
* Bij vervanging van een dier ontstaat er automatisch een nieuwe consumentenkoop, en de garantie vangt opnieuw aan.
* **Plaats:** Het goed moet ter beschikking worden gesteld van de verkoper.
* **Overlast:** De remedie mag geen ernstige overlast veroorzaken voor de consument.
> **Tip:** De verkoper hoeft de kosten van terugzending niet vooraf te voorschieten, maar de consument kan deze later wel terugvorderen.
#### 3.3.2 Secundaire remedies
Indien de primaire remedies (herstel of vervanging) niet mogelijk zijn of niet binnen een redelijke termijn of zonder ernstige overlast worden verricht, kan de consument overgaan tot secundaire remedies:
* **Evenredige prijsvermindering:** De prijs wordt verminderd in verhouding tot het conformiteitsgebrek. Hierbij wordt rekening gehouden met het normale gebruik dat de consument van het niet-gebrekkige goed had kunnen maken.
* **Ontbinding van het koopcontract:** Dit is mogelijk, tenzij het gebrek aan overeenstemming van geringe betekenis is. De verkoper moet het geringe belang van het gebrek bewijzen.
* De ontbinding gebeurt via een eenzijdige wilsverklaring van de consument aan de verkoper.
* Teruggave van de koopprijs, met aftrek van het voordeel dat de consument heeft genoten door het gebruik van het goed.
* **Overleden dier:** Indien het dier is overleden, kan de consument de ontbinding inroepen mits hij de verkoper vooraf in kennis stelt van zijn voornemen om autopsie te laten uitvoeren en de identiteit van een onafhankelijke expert doorgeeft. De verkoper betaalt de kosten terug van een noodzakelijke, onafhankelijke autopsie die daadwerkelijk tot de vaststelling van het conformiteitsgebrek heeft geleid.
#### 3.3.3 Schadevergoeding
Schadevergoeding is een aanvullende remedie die de consument kan vorderen naast de primaire of secundaire remedies. De consument heeft recht op integrale vergoeding van de geleden schade. Er is geen bewijs van kwade trouw van de verkoper vereist.
### 3.4 Verhouding met de verkoper en producent
* **Consument en eindverkoper:** In principe richt de consument zijn vordering tot de eindverkoper. Op deze verhouding zijn de regels van de consumentenkoop van toepassing.
* **Eindverkoper en producent:** De eindverkoper kan zich richten tot zijn producent. Hierbij gelden specifieke regels: er kunnen geen bevrijdingsbedingen worden ingeroepen in de verhouding tussen eindverkoper en producent voor klachten van consumenten m.b.t. conformiteitsgebreken. Op deze verhouding is het algemeen kooprecht van toepassing.
* **Rechtstreekse aanspraak (jump action) tegen de producent:** De consument kan ook rechtstreeks de producent aanspreken. In dit geval zijn de regels van het algemeen kooprecht van toepassing, aangezien de consument in feite de vordering van de eindverkoper uitoefent.
### 3.5 Na het verstrijken van de garantietermijn
Na het verstrijken van de garantietermijn van twee jaar, valt de overeenkomst terug onder het algemeen kooprecht. Echter, tijdens de garantietermijn sluit de consumentenkoop het gemeenrechtelijk regime uit.
> **Tip:** In het wetsvoorstel voor Boek 7 BW wordt voorgesteld om de garantietermijn te verlengen tot 10 jaar na levering, wat de duurzaamheid van goederen zou kunnen bevorderen.
### 3.6 Dwingend recht en rechtskeuzebedingen
De consumentenkoop is van dwingend recht, wat betekent dat partijen er niet ten nadele van de consument van kunnen afwijken.
* **Afwijkende bedingen:** Bedoelde afwijkende bedingen zijn relatief nietig. Dit betekent dat ze buiten werking worden gesteld. Beperking of reductie van deze bedingen is niet mogelijk.
* **Rechtskeuzebedingen:** Ook rechtskeuzebedingen die de consument benadelen, zijn verboden.
* **Ambtshalve toepassing:** De regels van dwingend recht worden ambtshalve door de rechter toegepast.
* **Gelijkheid met openbare orde:** Deze regels ter bescherming van de consument worden als gelijkwaardig beschouwd aan nationale regels van openbare orde, wat een verregaande bescherming garandeert.
> **Tip:** Het effectiviteitsbeginsel, zoals benadrukt door het HvJ in zaken als Oceano Gruppo, Cofidis en Faber, vereist dat de nationale rechter controleert of de koper als consument wordt beschouwd, zelfs als de koper zich niet uitdrukkelijk op het consumentenrecht beroept.
---
# Dwingend recht en effectiviteitsbeginsel
Dit onderwerp focust op de dwingende aard van de consumentenkoopwetgeving, de nietigheid van afwijkende bedingen en de rol van het effectiviteitsbeginsel in de rechtspraak.
### 4.1 De dwingende aard van de consumentenkoopwetgeving
De wetgeving inzake consumentenkoop is van dwingend recht, wat betekent dat partijen niet ten nadele van de consument van deze regels kunnen afwijken. Dit onderscheidt het van het algemeen kooprecht, dat grotendeels van aanvullend recht is. Het toepassingsgebied van de consumentenkoopwetgeving is specifiek en beperkt tot bepaalde overeenkomsten.
#### 4.1.1 Communautaire begrippen en interpretatie
De consumentenkoopwetgeving is gebaseerd op communautaire begrippen, die EU-breed een uniforme toepassing garanderen. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) speelt hierbij een cruciale rol door middel van prejudiciële vragen om de draagwijdte van bepalingen te verduidelijken en een richtlijnconforme interpretatie te waarborgen.
#### 4.1.2 Toepassingsgebied en definities
De consumentenkoopwetgeving is van toepassing op de verkoop van consumptiegoederen door een verkoper aan een consument.
* **Consument:** Elke natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden buiten zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit. Bij gemengd gebruik (zowel privé als professioneel) wordt de hoofdbestemming van het goed bepaald om te beoordelen of het onder de consumentenkoop valt.
* **Verkoper:** Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die consumptiegoederen verkoopt in het kader van een handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit met een duurzaam economisch doel.
* **Producent:** De fabrikant of invoerder van consumptiegoederen naar de Unie, of elke persoon die zich als zodanig voordoet.
* **Consumptiegoederen:**
* Roerende lichamelijke zaken.
* Water, gas en elektriciteit wanneer deze gereed zijn voor verkoop in een beperkt volume of in een bepaalde hoeveelheid.
* Goederen met digitale elementen: roerende lichamelijke zaken waarin digitale inhoud of digitale diensten zijn verwerkt of die daarmee onderling verbonden zijn, zodanig dat het ontbreken ervan de functionaliteit van het goed aantast.
* Levende dieren (huisdieren): elk levend meercellig organisme, niet bestemd voor menselijke consumptie of als aas/dierenvoer, dat kan bewegen en reageren op zijn omgeving.
Onroerende goederen vallen buiten de scope van de consumentenkoopwetgeving en vallen onder het algemeen kooprecht of de woningbouwwet.
* **Commerciële garantie:** Elke verbintenis van een verkoper of producent jegens de consument, bovenop de wettelijke verplichtingen inzake conformiteit, om de betaalde prijs terug te betalen of de goederen te vervangen, herstellen of onderhouden indien ze niet overeenstemmen met de beschrijving.
#### 4.1.3 Gemengde overeenkomsten en de absorptietheorie
Overeenkomsten tot levering van te vervaardigen of voort te brengen consumptiegoederen (aanneming/dienstencontracten) kunnen ook als koopovereenkomsten worden beschouwd, mits de dienstverlening bijkomstig is aan de verkoop. Het HvJ past hierbij de absorptietheorie toe: indien de dienstverlening economisch het voornaamste is, valt de overeenkomst onder het regime van de dienstverlening en niet onder de consumentenkoop.
#### 4.1.4 Uitgesloten overeenkomsten
Bepaalde overeenkomsten zijn uitgesloten van de consumentenkoop, waaronder:
* Overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud of digitale diensten, tenzij deze verwerkt zijn in of onderling verbonden met consumptiegoederen die meegeleverd worden met die goederen. Bij twijfel wordt de digitale inhoud of dienst geacht onder de koopovereenkomst te vallen.
* Materiële gegevensdragers die uitsluitend als drager van digitale inhoud dienen.
* Goederen die executoriaal of anderszins gerechtelijk worden verkocht.
Deze uitgesloten overeenkomsten kunnen onder andere geregeld worden door specifieke wetten op digitale inhoud en diensten, waarbij de tegenprestatie niet altijd een prijs in geld is.
#### 4.1.5 Handhaving
De handhaving van de consumentenkoopwetgeving geschiedt deels via Boek VI van de Wetboek Economisch Recht (WER). De Economische Inspectie is bevoegd voor administratieve en strafrechtelijke handhaving, inclusief het opstellen van processen-verbaal.
### 4.2 Vrijwaring voor gebrek aan conformiteit
De verkoper is verplicht vrij te waren voor elk gebrek aan conformiteit van het consumptiegoed. Dit omvat zowel de conformiteit bij levering als verborgen gebreken.
#### 4.2.1 Subjectieve conformiteitsvereisten
De consumptiegoederen moeten voldoen aan de koopovereenkomst wat betreft:
* Beschrijving, type, hoeveelheid en kwaliteit.
* Functionaliteit, compatibiliteit, interoperabiliteit en andere kenmerken.
* Bij huisdieren: leeftijd, geslacht, ras en herkomst.
* Geschiktheid voor elk bijzonder door de consument gewenst gebruik dat aan de verkoper is meegedeeld en door deze is aanvaard.
* Levering met alle toebehoren en instructies, inclusief installatie-instructies.
* Updates indien bepaald in de koopovereenkomst.
#### 4.2.2 Objectieve conformiteitsvereisten
Naast de subjectieve vereisten moeten de goederen ook voldoen aan objectieve normen:
* Geschiktheid voor de doeleinden waarvoor goederen van hetzelfde type gewoonlijk worden gebruikt, rekening houdend met bestaand recht, technische normen en gedragscodes.
* Kwaliteit en beschrijving die overeenkomen met een monster of model dat aan de consument is voorgelegd.
* Levering met toebehoren, verpakking en instructies die de consument redelijkerwijs mag verwachten.
* Bij huisdieren: instructies m.b.t. vaccinatie, leefruimte, voeding en verzorging.
* Normale hoeveelheid, kwaliteit en andere kenmerken (waaronder duurzaamheid, functionaliteit, compatibiliteit en beveiliging) die voor hetzelfde type goederen normaal zijn en die de consument redelijkerwijs mag verwachten, rekening houdend met publieke mededelingen van de verkoper (bv. in reclame of op etiketten).
* Bij dieren: kwaliteiten en kenmerken die normaal zijn voor hun soort, rekening houdend met leeftijd, geslacht, ras, herkomst, en de afwezigheid van infectieziekten en aangeboren afwijkingen, alsmede de aanwezigheid van wettelijk vereiste vaccinaties.
Publieke mededelingen door of namens de verkoper die niet overeenstemmen met de realiteit, kunnen leiden tot een conformiteitsgebrek.
#### 4.2.3 Uitzonderingen m.b.t. publieke mededelingen
De verkoper is niet gebonden aan publieke mededelingen indien:
* De verkoper de mededeling niet kende en redelijkerwijs niet kon kennen.
* De mededeling op het tijdstip van de sluiting van de overeenkomst rechtgezet was.
* De beslissing tot aankoop niet door de mededeling beïnvloed kon zijn.
#### 4.2.4 Geen gebrek aan conformiteit
Er is geen sprake van een gebrek aan conformiteit indien:
* De consument het gebrek kende op het moment van sluiting van de overeenkomst.
* De consument redelijkerwijs op de hoogte had moeten zijn van het gebrek.
* Het een tweedehandsgoed betreft waarbij het gebrek kenbaar was, bijvoorbeeld op een rommelmarkt.
* Het gebrek voortvloeit uit materiaal dat door de consument is geleverd.
* De consument uitdrukkelijk en afzonderlijk in kennis is gesteld dat een specifiek kenmerk afweek van de objectieve conformiteitsvereisten, en dit uitdrukkelijk heeft aanvaard.
#### 4.2.5 Vermoeden van conformiteitsgebrek
Er geldt een weerlegbaar vermoeden dat een gebrek aan conformiteit bestond op het tijdstip van levering indien dit zich manifesteert binnen een termijn van twee jaar na levering (één jaar voor dieren). De verkoper kan dit vermoeden weerleggen door aan te tonen dat de aard van het goed of het gebrek onverenigbaar is met dit vermoeden, of dat de oorzaak van het gebrek dateert van na de levering. Bij tweedehandsgoederen wordt rekening gehouden met de aard van het goed; men mag niet dezelfde kwaliteiten verwachten als bij een nieuw goed. De consument hoeft enkel het gebrek te bewijzen, niet de oorzaak of oorsprong ervan.
#### 4.2.6 Commerciële garantie
Een commerciële garantie is bindend voor de garant onder de voorwaarden vermeld in het garantiebewijs en de daarmee samenhangende reclame. De duurzaamheid van een product kan eveneens onderdeel zijn van een commerciële garantie, waarbij de producent rechtstreeks aansprakelijk kan zijn jegens de consument. Reclame kan voorrang hebben op de voorwaarden in het garantiebewijs.
Het garantiebewijs moet, op een duurzame gegevensdrager bij levering, in duidelijke en begrijpelijke taal vermelden:
* Dat de consument wettelijk recht heeft op kosteloze remedies van de verkoper bij conformiteitsgebreken, en dat deze remedies niet worden aangetast door de commerciële garantie.
* De naam en het adres van de garant.
* De procedure die de consument moet volgen.
* De aanduiding van het consumptiegoed.
* De commerciële garantievoorwaarden.
#### 4.2.7 Gelijkstelling met conformiteitsgebrek
Bepaalde situaties worden gelijkgesteld met een conformiteitsgebrek:
* Verkeerde installatie, indien de installatie onderdeel was van de koop en door de verkoper is uitgevoerd.
* Een fout in de handleiding of instructies, met name met betrekking tot de verdere vaccinaties, leefruimte, voeding en verzorging van een dier, indien deze door de verkoper zijn verstrekt.
### 4.3 Uitoefening vrijwaring en remedies
#### 4.3.1 Verhoudingen
* **Consument naar eindverkoper:** De consument richt zijn vordering tot de eindverkoper. De regels van de consumentenkoop zijn hier van toepassing.
* **Eindverkoper naar producent:** De eindverkoper kan zich richten tegen zijn producent. Hierbij kunnen geen bevrijdingsbedingen worden ingeroepen die de aansprakelijkheid beperken bij klachten van consumenten inzake conformiteitsgebreken. Op deze verhouding is het algemeen kooprecht van toepassing.
* **Consument naar producent (jump action):** De consument kan de producent rechtstreeks aanspreken op grond van het algemeen kooprecht, waarbij de consument feitelijk de vordering van de eindverkoper uitoefent.
#### 4.3.2 Garantietermijn
De verkoper is aansprakelijk voor elk gebrek aan conformiteit dat bestaat bij de levering en zich manifesteert binnen een termijn van twee jaar vanaf de levering (één jaar voor dieren, tenzij de verkoper specifieke voorwaarden niet heeft gerespecteerd). Voor de continue levering van digitale inhoud of diensten geldt de termijn van twee jaar na levering en zolang er wordt geleverd.
De termijn van twee jaar wordt opgeschort gedurende de periode vereist voor herstelling of vervanging, of tijdens onderhandelingen. Voor tweedehandsgoederen kan een kortere termijn worden overeengekomen, maar deze mag niet korter zijn dan één jaar. Indien er geen garantie wordt gegeven, blijft de termijn van twee jaar van toepassing, tenzij de consument hierover correct is geïnformeerd.
#### 4.3.3 Kennisgevingstermijn en verjaring
De consument dient de verkoper op de hoogte te brengen van een gebrek aan overeenstemming binnen twee maanden vanaf de dag waarop het gebrek is vastgesteld (voor dieren geldt een onmiddellijke melding). De rechtsvordering verjaart één jaar vanaf de dag waarop het gebrek aan conformiteit wordt vastgesteld. Voor tweedehandsgoederen geldt dezelfde verjaringstermijn. Het HvJ heeft bepaald dat bij de kennisgeving enkel het gebrek aan conformiteit hoeft te worden vermeld, niet de oorzaak.
#### 4.3.4 Primaire remedies
De consument heeft recht op kosteloos herstel of vervanging binnen een redelijke termijn en zonder ernstige overlast. De kosten voor verwijdering en installatie van een vervangingsgoed zijn ten laste van de verkoper.
* **Voor dieren:** Herstel (genezing) of vervanging is kosteloos. Er geldt een plafonnering van de kosten, afhankelijk van de aankoopprijs. De consument kan een dierenarts naar keuze inschakelen en de kosten verhalen op de verkoper. Vervanging van een dier leidt tot automatische ontbinding en een nieuwe consumentenkoop met bijbehorende garantie.
* De plaats terbeschikkingstelling van het goed voor herstel of vervanging is bij de verkoper.
* De keuze van de remedie ligt bij de consument, maar de verkoper kan een beroep doen op het criterium van absolute onevenredigheid. Indien de verkoper niet binnen een redelijke termijn of zonder ernstige overlast herstelt of vervangt, kan de consument overgaan op secundaire remedies.
#### 4.3.5 Secundaire remedies
Indien de primaire remedies niet mogelijk of niet toereikend zijn, kan de consument kiezen voor:
* **Evenredige prijsvermindering:** Rekening houdend met het gebruik dat de consument van het conforme goed had kunnen maken.
* **Ontbinding van het koopcontract:** Dit is niet mogelijk indien het gebrek van geringe betekenis is. De consument moet dit eenzijdig meedelen aan de verkoper. Terugzending van het goed is vereist, tenzij het dier is overleden. De koopprijs wordt terugbetaald, met aftrek van het gebruik dat de consument van het goed heeft genoten.
* **Bij een overleden dier:** De consument dient de verkoper vooraf in kennis te stellen van een voorgenomen autopsie en de identiteit van de onafhankelijke expert. De verkoper betaalt de kosten terug van een noodzakelijke en daadwerkelijk tot vaststelling van het conformiteitsgebrek leidende onafhankelijke autopsie.
#### 4.3.6 Hiërarchie van remedies
De keuze van de remedie ligt primair bij de consument. Er is echter een hiërarchie: herstelling of vervanging heeft voorrang, tenzij dit onmogelijk of onevenredig is. Prijsvermindering of ontbinding zijn secundaire remedies. De verkoper kan de keuze van de consument doorbreken indien deze onevenredig is.
#### 4.3.7 Schadevergoeding
Schadevergoeding is een aanvullende remedie die de consument kan vorderen naast de primaire of secundaire remedies, voor integrale vergoeding. Er is geen bewijs van kwade trouw van de verkoper vereist.
#### 4.3.8 Na garantietermijn
Na het verstrijken van de garantietermijn van twee jaar wordt het algemeen kooprecht toegepast. Tijdens de garantietermijn sluit het consumentenrecht het gemeenrechtelijk regime uit. Er is wel een mogelijkheid tot rechtstreekse aanspraak tegen eerdere schakels in de verkoopketen op grond van het algemeen kooprecht (jump action).
### 4.4 Dwingend recht en het effectiviteitsbeginsel
#### 4.4.1 Bescherming consument en nietigheid
De bedingen die afwijken van de consumentenkoopwetgeving ten nadele van de consument zijn relatief nietig. Dit betekent dat de bedingen buiten werking worden gesteld, zonder mogelijkheid tot beperking of reductie. Bepalingen die deze bescherming ondermijnen, zoals rechtskeuzebedingen, zijn eveneens nietig. Deze regels zijn van dwingend recht en worden ambtshalve door de rechter toegepast.
#### 4.4.2 Gelijkwaardigheid met openbare orde
De consumentenbeschermingsregels worden als gelijkwaardig aan nationale regels van openbare orde beschouwd. Dit impliceert een zeer vergaande bescherming en toepassing.
#### 4.4.3 Effectiviteitsbeginsel
Het effectiviteitsbeginsel, zoals benadrukt door het HvJ (onder meer in de zaken Oceano Gruppo, Cofidis en Faber), eist dat de nationale rechter die geconfronteerd wordt met een mogelijk afwijkend beding, ambtshalve moet nagaan of de koper als consument wordt beschouwd, zelfs indien de koper zich niet uitdrukkelijk op het consumentenrecht heeft beroepen. Dit waarborgt dat de beschermende bepalingen van de consumentenkoopwetgeving daadwerkelijk effect hebben en niet omzeild kunnen worden.
> **Tip:** Begrijpen hoe de consumentenkoopwetgeving afwijkt van het algemeen kooprecht is cruciaal. Focus op de dwingende aard, de specifieke definities en de remedies die exclusief voor de consument gelden. Het effectiviteitsbeginsel is een krachtig instrument voor de consumentenbescherming.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Consumentenkoop | Een specifieke wettelijke regeling die afwijkt van het algemeen kooprecht en gericht is op de bescherming van consumenten bij de aankoop van consumptiegoederen. Het is dwingend recht met een beperkt toepassingsgebied. |
| Richtlijn | Een EU-wetgevend instrument dat lidstaten verplicht een bepaald resultaat te bereiken, maar de nationale instanties de vrijheid laat om de vorm en de middelen te kiezen om dit te bewerkstelligen. |
| HvJ (Hof van Justitie van de Europese Unie) | Het hoogste gerechtshof van de Europese Unie, dat zorgt voor de uniforme interpretatie en toepassing van het EU-recht, onder andere door middel van prejudiciële vragen. |
| Dwingend recht | Rechtsregels waarvan partijen niet mogen afwijken, zelfs niet bij overeenkomst, teneinde de zwakkere partij te beschermen. |
| Communautaire begrippen | Juridische begrippen die binnen de gehele Europese Unie een uniforme betekenis en toepassing hebben, ter bevordering van rechtszekerheid en eenmaking. |
| Consument | Iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit vallen; dit criterium is gebaseerd op de bestemming van de aankoop. |
| Verkoper | Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die consumptiegoederen verkoopt in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit en op duurzame wijze een economisch doel nastreeft. |
| Consumptiegoederen | Omvatten roerende lichamelijke zaken, goederen met digitale elementen, en levende dieren die niet bestemd zijn voor menselijke consumptie, aas of dierenvoer. |
| Goed met digitale elementen | Een roerende lichamelijke zaak waarin digitale inhoud of digitale diensten zijn verwerkt of die daarmee onderling verbonden is, zodat het goed zonder deze elementen zijn functies niet kan vervullen. |
| Commerciële garantie | Elke verbintenis van een verkoper of producent jegens de consument die verder gaat dan de wettelijke verplichtingen met betrekking tot conformiteit, en die voorziet in terugbetaling, vervanging, herstel of onderhoud van het goed. |
| Duurzaamheid | De geschiktheid van een consumptiegoed om zijn vereiste functies en prestaties bij normaal gebruik gedurende een redelijke periode te behouden. |
| Kosteloos | Vrij van de noodzakelijke kosten die gemaakt moeten worden om het consumptiegoed conform te maken, inclusief verzendings-, vervoerskosten, werkuren en materiaal. |
| Conformiteit | De mate waarin een consumptiegoed overeenkomt met de koopovereenkomst, zowel qua subjectieve (overeenkomst) als objectieve (redelijke verwachtingen) eisen. |
| Subjectieve conformiteitsvereisten | Vereisten waaraan een consumptiegoed moet voldoen op basis van de overeenkomst, zoals beschrijving, hoeveelheid, kwaliteit, functionaliteit, compatibiliteit en interoperabiliteit. |
| Objectieve conformiteitsvereisten | Vereisten waaraan een consumptiegoed moet voldoen die redelijkerwijs verwacht mogen worden voor consumptiegoederen van hetzelfde type, rekening houdend met publieke mededelingen en technische normen. |
| Vermoeden van non-conformiteit | Een wettelijk vermoeden dat een gebrek aan conformiteit dat zich binnen twee jaar na levering manifesteert, reeds bestond op het moment van levering, tenzij het tegendeel wordt bewezen. |
| Primaire remedies | De eerste reeks oplossingen waarvoor de consument kan kiezen bij een conformiteitsgebrek, waaronder kosteloos herstel of vervanging. |
| Secundaire remedies | De tweede reeks oplossingen die beschikbaar komen indien de primaire remedies niet mogelijk zijn, niet worden toegepast, of ernstige overlast veroorzaken, zoals prijsvermindering of ontbinding van de overeenkomst. |
| Ontbinding | Een remedie waarbij de koopovereenkomst wordt beëindigd, de koopprijs wordt terugbetaald en de goederen worden teruggegeven, indien het conformiteitsgebrek van voldoende belang is. |
| Relatieve nietigheid | De ongeldigheid van een rechtshandeling die slechts ten voordele van bepaalde personen kan worden ingeroepen; in dit geval, bedingen die afwijken van de dwingende consumentenkoopwetgeving. |
| Effectiviteitsbeginsel | Een algemeen beginsel van EU-recht dat vereist dat nationale rechters de volle werking van het EU-recht waarborgen, inclusief de ambtshalve toepassing van consumentenbeschermingsregels. |
Cover
9. L&T_2025-26_Digital Services.pptx
Summary
# De Regulering van Elektronische Handel en Digitale Diensten
Dit onderwerp behandelt de uitdagingen en regelgevende initiatieven rond e-commerce en digitale diensten, met een focus op de juridische aspecten van de digitale economie.
## 1. Problematieken rond elektronische handel en digitale diensten
De digitale economie kent diverse uitdagingen die om specifieke regulering vragen:
* **Grensoverschrijdendheid:** Digitale diensten opereren vaak over nationale grenzen heen. Verschillende nationale regels kunnen leiden tot complexiteit en belemmeringen voor bedrijven die in meerdere lidstaten actief zijn. Een geharmoniseerde aanpak op EU-niveau is daarom wenselijk.
* **Platformisering:** Grote digitale platforms (zoals marktplaatsen, app stores, zoekmachines) hebben aanzienlijke marktmacht verkregen. Dit leidt tot "gatekeeper"-posities, waarbij deze bedrijven controleren hoe andere bedrijven toegang krijgen tot consumenten. Dit kan concurrentie belemmeren en kleinere spelers benadelen.
* **Bedrijfsmodellen en convergentie:** Veel grote techbedrijven bieden een breed scala aan diensten aan (bijvoorbeeld een webshop, streamingdiensten, cloudopslag). De convergentie van diensten bemoeilijkt een specifieke regulering per dienstcategorie.
* **Macht van grote technologiebedrijven:** De dominante positie van grote technologieconcerns leidt tot zorgen over oneerlijke concurrentie, datagebruik en de impact op fundamentele rechten.
* **Illegale content en activiteiten:** De online omgeving kan worden gebruikt voor de verspreiding van illegale content en de ontplooiing van illegale activiteiten.
* **Andere praktijken die rechten en waarden kunnen schenden:** Naast illegale content kunnen ook andere online praktijken in strijd zijn met fundamentele rechten, vrijheden en maatschappelijke waarden.
## 2. De Digital Markets Act (DMA)
De Digital Markets Act (Verordening (EU) 2022/1925) is gericht op het waarborgen van eerlijke en open digitale markten door specifieke verplichtingen op te leggen aan grote online platformen die als "poortwachter" (gatekeeper) worden aangemerkt.
### 2.1 Poortwachters (Gatekeepers)
Ondernemingen worden aangemerkt als poortwachter indien zij voldoen aan de volgende criteria:
* **Financiële omvang:** Een jaarlijkse omzet van ten minste €7,5 miljard binnen de EU in de afgelopen drie jaar, of een beurswaardering van ten minste €75 miljard.
* **Gebruikersbasis:** Minimaal 45 miljoen maandelijkse eindgebruikers en 10.000 zakelijke gebruikers gevestigd in de EU.
* **Kernplatformdiensten:** Controle over één of meer kernplatformdiensten in ten minste drie lidstaten. Kernplatformdiensten omvatten onder meer:
* Online marktplaatsen en app stores
* Zoekmachines
* Sociale netwerkdiensten
* Cloudcomputingdiensten
* Online advertentiediensten
* Spraakassistenten
* Webbrowsers
### 2.2 Verplichtingen voor poortwachters
De DMA stelt zowel positieve als negatieve verplichtingen aan poortwachters:
#### 2.2.1 Toegestane activiteiten (DO allow)
* **Gegevensinzicht voor zakelijke gebruikers:** Zakelijke gebruikers krijgen toegang tot de gegevens die zij genereren bij het gebruik van het platform van de poortwachter.
* **Onafhankelijke advertentieverificatie:** Bedrijven die adverteren op het platform krijgen de tools en informatie die nodig zijn voor onafhankelijke verificatie van hun advertenties.
* **Externe bedrijfsvoering:** Zakelijke gebruikers mogen hun aanbod promoten en contracten sluiten met hun klanten buiten het platform van de poortwachter.
* **App store flexibiliteit (Apple voorbeeld):** App-ontwikkelaars moeten gebruikers kunnen informeren over alternatieve aanbiedingen buiten de app store, gebruikers daarheen kunnen leiden en aankopen buiten de app store mogelijk maken.
#### 2.2.2 Verboden activiteiten (DON'T treat)
* **Zelfpromotie:** Poortwachters mogen diensten en producten die zij zelf aanbieden niet gunstiger behandelen in de ranking dan vergelijkbare diensten of producten van derden op hun platform.
* **Consumentenafscherming:** Poortwachters mogen consumenten er niet van weerhouden contact te leggen met bedrijven buiten hun platforms.
* **App-verwijdering beperkingen (Apple voorbeeld):** Poortwachters mogen gebruikers niet verhinderen vooraf geïnstalleerde software of apps te verwijderen.
* **Gerichte advertenties zonder toestemming:** Het volgen van eindgebruikers buiten de kernplatformdienst van de poortwachter voor gerichte advertenties is verboden zonder expliciete toestemming.
* **Gegevenscombinatie zonder keuze (Meta voorbeeld):** Poortwachters moeten gebruikers een keuze geven om hun persoonlijke gegevens tussen diensten te combineren. Gebruikers die geen toestemming geven, moeten toegang krijgen tot een minder gepersonaliseerde, maar gelijkwaardige alternatieve dienst.
### 2.3 Niet-naleving en sancties
* **Boetes:** Boetes kunnen oplopen tot 10 procent van de totale wereldwijde jaaromzet, verdubbeld bij herhaaldelijke overtredingen.
* **Marktonderzoek en remedies:** Bij herhaaldelijke overtredingen kan de Europese Commissie een marktonderzoek instellen en, indien nodig, gedragsmatige of structurele remedies opleggen.
## 3. De Digital Services Act (DSA)
De Digital Services Act (Verordening (EU) 2022/2065) creëert een geharmoniseerd regelgevend kader voor digitale diensten om een veilige, voorspelbare en betrouwbare online omgeving te waarborgen, illegale content te bestrijden en fundamentele rechten te beschermen.
### 3.1 Doelstellingen en reikwijdte
* **Harmonisatie:** Uniforme regels voor alle tussenpersonen in de interne markt.
* **Veilige online omgeving:** Aanpakken van illegale content, desinformatie en maatschappelijke risico's.
* **Fundamentele rechten:** Effectieve bescherming van fundamentele rechten.
* **Innovatie:** Faciliteren van innovatie.
* **Materiële reikwijdte:** De DSA is van toepassing op aanbieders van bepaalde informatie-maatschappij diensten. Een informatie-maatschappij dienst is elke dienst die normaal gesproken tegen vergoeding, op afstand, langs elektronische weg en op individueel verzoek van de afnemer van de dienst wordt verleend.
* **Territoriale reikwijdte:** De verordening is van toepassing op tussenpersonen die diensten verlenen aan ontvangers die hun vestigingsplaats of woonplaats in de EU hebben, ongeacht de vestigingsplaats van de aanbieders. Dit is een brede reikwijdte, vergelijkbaar met de AVG.
### 3.2 Verplichtingen afhankelijk van het type dienst
De DSA kent verschillende verplichtingen, afhankelijk van het type tussenpersoon:
* **Netwerkinfrastructuurdiensten:** Voldoen aan een minimum aan verplichtingen.
* **Hostingdiensten:** Voldoen aan meer verplichtingen.
* **Online platformen:** Voldoen aan de meest ingrijpende verplichtingen, aangezien zij gebruikers toestaan informatie te uploaden en gebruikers met elkaar verbinden.
* **Zeer grote online platformen (VLOPs) en zeer grote online zoekmachines (VLOSEs):** Deze hebben de meest stringente verplichtingen, gebaseerd op hun grote gebruikersaantal (gemiddeld 45 miljoen maandelijkse actieve ontvangers in de EU).
#### 3.2.1 Zeer grote online platformen (VLOPs) en zeer grote online zoekmachines (VLOSEs)
Voorbeelden van VLOPs zijn onder andere AliExpress, Amazon Store, Facebook, Google Play, Instagram, TikTok, X (voorheen Twitter) en YouTube. Voorbeelden van VLOSEs zijn Bing en Google Search.
### 3.3 Due diligence verplichtingen
De DSA legt een reeks gedragsverplichtingen op aan aanbieders van tussenpersonen:
* **Inhoudsmoderatie:**
* **Algemene voorwaarden:** Aanbieders moeten duidelijke en begrijpelijke informatie verstrekken over de beperkingen die zij opleggen aan door gebruikers verstrekte informatie, inclusief de gebruikte procedures voor inhoudsmoderatie.
* **Diligente, objectieve en proportionele toepassing:** Beperkingen moeten op een zorgvuldige, objectieve en proportionele manier worden toegepast, met respect voor fundamentele rechten.
* **Melding-en-actiemechanismen (Notice-and-action mechanisms):**
* **Toegankelijke meldingsprocedures:** Gebruikers moeten illegale content eenvoudig kunnen melden.
* **Respons en motivatie:** Aanbieders moeten gebruikers informeren over hun beslissing met betrekking tot de melding en een duidelijke verklaring van de redenen (statement of reasons) verstrekken, met informatie over beroepsmogelijkheden.
* **Geloofwaardige melders (Trusted flaggers):** Meldingen van aangewezen "trusted flaggers" met specifieke expertise krijgen voorrang en worden sneller behandeld.
* **Transparantierapporten:** Aanbieders moeten jaarlijks in een machine-leesbaar formaat publiekelijk toegankelijke rapporten publiceren over hun inhoudsmoderatieactiviteiten, inclusief het aantal meldingen, genomen acties en de tijdsduur hiervan.
* **Bescherming van minderjarigen:**
* **Veiligheid en privacy:** Online platformen die toegankelijk zijn voor minderjarigen moeten passende maatregelen nemen om hun privacy, veiligheid en beveiliging te waarborgen.
* **Advertenties op basis van profilering:** Advertenties die gebaseerd zijn op profilering met persoonsgegevens van minderjarigen zijn verboden.
* **Risicoanalyse en leeftijdverificatie:** Bij bepaalde risico's voor minderjarigen op een platform moeten platforms een risicoanalyse uitvoeren en eventueel leeftijdsverificatiemechanismen implementeren. Zelfverklaring van leeftijd is niet langer voldoende voor risicovolle diensten.
* **AI-chatbots en deepfakes:** De interactie van minderjarigen met AI-functies, zoals chatbots, moet veilig zijn en mag niet automatisch geactiveerd worden. Deze functies mogen niet worden gebruikt om minderjarigen te beïnvloeden richting commerciële content.
* **Aanbevelingssystemen (Recommender systems):**
* **Transparantie:** Aanbieders moeten in hun algemene voorwaarden uitleggen welke parameters hun aanbevelingssystemen gebruiken en opties bieden voor gebruikers om deze parameters aan te passen.
* **Optie zonder profilering:** VLOPs en VLOSEs moeten ten minste één optie bieden voor hun aanbevelingssystemen die niet is gebaseerd op profilering (bv. een chronologische feed).
* **Risicobeoordeling en -mitigatie (voor VLOPs/VLOSEs):**
* **Systeemrisico's:** VLOPs en VLOSEs moeten systematische risico's die voortvloeien uit het ontwerp, de werking en het gebruik van hun diensten beoordelen en aanpakken. Dit omvat risico's zoals de verspreiding van illegale content, negatieve effecten op fundamentele rechten, de beïnvloeding van publiek debat en verkiezingsprocessen, gendergerelateerd geweld, volksgezondheid, en de fysieke en mentale welzijn van personen.
* **Mitigatiemaatregelen:** De geïdentificeerde risico's moeten worden beperkt door middel van passende maatregelen, zoals aanpassing van de diensten, algemene voorwaarden, inhoudsmoderatie, algoritmische systemen, en samenwerking met bevoegde autoriteiten en vertrouwde melders.
* **AI-gegenereerde content:** AI-gegenereerde of gemanipuleerde beelden, audio of video die waarheidsgetrouw lijken, moeten duidelijk gemarkeerd worden en gebruikers moeten de mogelijkheid krijgen dit aan te geven.
### 3.4 Samenwerking en handhaving
* **Europese Commissie:** De Commissie speelt een centrale rol in de handhaving van de DSA, met name voor VLOPs en VLOSEs.
* **Coördinatoren van digitale diensten:** Lidstaten hebben nationale coördinatoren die toezicht houden op de naleving.
* **Complex regelgevend landschap:** De interactie tussen de DSA en andere EU-wetgeving creëert een complex, maar over het algemeen wederzijds versterkend, regelgevend kader.
> **Tip:** De DMA en DSA zijn twee cruciale verordeningen die de digitale economie in de EU vormgeven. De DMA richt zich op marktconcentratie en eerlijke concurrentie tussen grote spelers, terwijl de DSA focust op de veiligheid en transparantie van online diensten voor gebruikers en de bestrijding van illegale content.
> **Voorbeeld:** Een VLOP zoals TikTok moet niet alleen transparant zijn over zijn aanbevelingsalgoritmes (DSA), maar ook voorkomen dat het zichzelf bevoordeelt ten opzichte van adverteerders op zijn platform (DMA).
---
# De Digital Markets Act (DMA)
De Digital Markets Act (DMA) is een Europese verordening die tot doel heeft eerlijke en open digitale markten te waarborgen door de macht van grote technologiebedrijven, aangeduid als 'gatekeepers', te reguleren.
### 2.1 Doelstellingen en Scope van de DMA
De DMA beoogt de marktdominantie van een klein aantal grote ondernemingen die kerndiensten op digitale markten aanbieden, te beperken. Deze ondernemingen, "gatekeepers" genoemd, hebben aanzienlijke economische macht en kunnen hun voordelen, zoals toegang tot grote hoeveelheden data, benutten om markten te controleren. De regulering is bedoeld om deze structureel moeilijk te beconcurreren markten open en eerlijk te maken, zelfs voor innovatieve concurrenten. De DMA is een verordening, wat betekent dat deze direct bindend is in alle lidstaten van de Europese Unie zonder dat nationale implementatie nodig is.
> **Tip:** De DMA is bedoeld om de machtsbalans in het digitale ecosysteem te herstellen ten gunste van kleinere spelers en consumenten, door te voorkomen dat grote platforms hun dominante positie misbruiken.
### 2.2 Definitie van een Gatekeeper
Een onderneming wordt aangemerkt als een gatekeeper indien zij aan de volgende criteria voldoet:
* **Financiële drempels:** Een jaaromzet van ten minste zeven miljard vijf honderd miljoen euro binnen de Europese Unie in de afgelopen drie jaar, of een marktwaardering van ten minste zeven en vijftig miljard euro.
* **Gebruikersbereik:** Ten minste vierenveertig miljoen maandelijkse eindgebruikers en ten minste tien duizend zakelijke gebruikers gevestigd in de Europese Unie.
* **Kerndiensten:** Controle over één of meer kerndiensten op het gebied van digitale markten. Dit omvat onder meer:
* Online marktplaatsen en app stores
* Zoekmachines
* Sociale netwerken
* Cloud computing diensten
* Online reclamediensten
* Spraakassistenten
* Webbrowsers
### 2.3 Verplichtingen en Verboden voor Gatekeepers
De DMA legt specifieke verplichtingen op aan gatekeepers en verbiedt bepaalde praktijken om concurrentie en eerlijkheid te bevorderen.
#### 2.3.1 Verplichtingen (DO ALLOW)
Gatekeepers moeten:
* **Gegevenstoegang voor zakelijke gebruikers:** Zakelijke gebruikers toestaan om toegang te krijgen tot de gegevens die zij genereren bij het gebruik van het platform van de gatekeeper.
* **Ondersteuning voor adverteerders:** Bedrijven die adverteren op het platform de tools en informatie verstrekken die nodig zijn voor onafhankelijke verificatie van hun advertenties.
* **Externe handel faciliteren:** Zakelijke gebruikers in staat stellen hun aanbod te promoten en contracten te sluiten met hun klanten buiten het platform van de gatekeeper.
> **Voorbeeld:** Een app-ontwikkelaar die via de App Store van een gatekeeper zijn apps distribueert, moet in staat zijn om klanten te informeren over alternatieve aanbiedingen buiten de App Store en hen naar die aanbiedingen te leiden.
#### 2.3.2 Verboden (DON'T)
Gatekeepers mogen niet:
* **Zelfvoorkeur:** Eigen diensten en producten beter bevoordelen in de ranking dan vergelijkbare diensten of producten van derden op hun platform.
* **Klantafscherming:** Consumenten beletten om contact te leggen met bedrijven buiten hun platform.
* **Vooraf geïnstalleerde software:** Gebruikers beletten vooraf geïnstalleerde software of apps te verwijderen indien zij dit wensen.
* **Gerichte advertenties buiten het platform:** Eindgebruikers volgen buiten de kerndiensten van de gatekeeper voor gerichte advertenties, tenzij hiervoor expliciete toestemming is verkregen.
> **Voorbeeld:** Meta (voorheen Facebook) kreeg kritiek op een model waarbij gebruikers moesten kiezen tussen het toestaan van gegevenscombinatie voor gepersonaliseerde advertenties of het betalen voor een advertentievrije service. Volgens de DMA moeten gebruikers die geen toestemming geven, toegang hebben tot een minder gepersonaliseerd, maar wel gelijkwaardig alternatief.
### 2.4 Handhaving en Sancties
Niet-naleving van de DMA kan leiden tot aanzienlijke boetes.
* **Boetes:** Boetes kunnen oplopen tot tien procent van de totale wereldwijde omzet van de gatekeeper. Bij herhaaldelijke overtredingen kan dit percentage verdubbelen.
* **Marktonderzoeken en remedies:** Indien een gatekeeper de regels minimaal drie keer binnen acht jaar schendt, kan de Europese Commissie een marktonderzoek starten en, indien nodig, gedragsmatige of structurele remedies opleggen. Dit kan variëren van het aanpassen van bedrijfsprocessen tot het afsplitsen van onderdelen van het bedrijf.
> **Tip:** De handhaving van de DMA is in handen van de Europese Commissie, wat zorgt voor een uniforme toepassing binnen de gehele EU.
### 2.5 Impact op Specifieke Bedrijven
De DMA heeft direct invloed op grote technologiebedrijven zoals Apple en Meta:
* **Apple:** Moet app-ontwikkelaars toestaan klanten te informeren over en te leiden naar alternatieve distributiekanalen buiten de App Store en aankopen buiten de App Store toe te staan.
* **Meta:** Moet ervoor zorgen dat gebruikers die geen toestemming geven voor gegevenscombinatie voor gepersonaliseerde advertenties, toegang krijgen tot een gelijkwaardig alternatief zonder gepersonaliseerde advertenties.
De DMA is ontworpen om het ecosysteem te democratiseren, waardoor kleinere bedrijven en consumenten meer keuze en eerlijkere voorwaarden krijgen in de digitale economie.
---
# De Digital Services Act (DSA)
Hier is een gedetailleerde studiehandleiding over de Digital Services Act (DSA).
## 3. De Digital Services Act (DSA)
De Digital Services Act (DSA) heeft tot doel een veilige, voorspelbare en vertrouwde online omgeving te creëren door illegale inhoud aan te pakken, fundamentele rechten te beschermen en gelijke speelvelden te bevorderen, met specifieke aandacht voor de verplichtingen van verschillende soorten online tussenpersonen, met name zeer grote online platforms (VLOPs) en zeer grote online zoekmachines (VLOSEs).
### 3.1 Doelstellingen en reikwijdte van de DSA
De DSA (Verordening (EU) 2022/2065) harmoniseert de regels voor intermediaire diensten binnen de interne markt om een veiligere, voorspelbaardere en vertrouwde online omgeving te waarborgen. Belangrijke doelstellingen zijn:
* Het aanpakken van de verspreiding van illegale inhoud online.
* Het beheersen van maatschappelijke risico's die voortvloeien uit de verspreiding van desinformatie en andere inhoud.
* Het effectief beschermen van de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verankerde grondrechten.
* Het stimuleren van innovatie.
De verordening is van toepassing op intermediaire diensten die worden aangeboden aan ontvangers van de dienst die gevestigd zijn of verblijven in de Unie, ongeacht de vestigingsplaats van de aanbieders van deze diensten. Dit zorgt voor een brede territoriale reikwijdte, vergelijkbaar met de AVG.
#### 3.1.1 Materieel toepassingsgebied
Het materiële toepassingsgebied omvat aanbieders van bepaalde informatiemaatschappijdiensten. Een informatiemaatschappijdienst is elke dienst die normaal gesproken tegen vergoeding, op afstand, langs elektronische weg en op individueel verzoek van een dienstontvanger wordt verleend. De verplichtingen onder de DSA verschillen naargelang het type dienst dat wordt aangeboden.
* **Netwerkinfrastructuurdiensten:** Moeten voldoen aan een minimum aan verplichtingen.
* **Hostingdiensten:** Moeten voldoen aan iets meer verplichtingen. Dit omvat diensten zoals cloud computing, webhosting en diensten die het delen van informatie en inhoud online mogelijk maken.
* **Online platforms:** Moeten voldoen aan meer verplichtingen. Dit zijn hostingdiensten die, op verzoek van een dienstontvanger, informatie opslaan en openbaar maken, tenzij deze activiteit een bijkomstige functie is van een andere dienst. Online platforms verbinden gebruikers met elkaar.
* **Zeer Grote Online Platforms (VLOPs) en Zeer Grote Online Zoekmachines (VLOSEs):** Moeten voldoen aan de meest stringente verplichtingen. Deze categorie omvat online platforms en zoekmachines met gemiddeld 45 miljoen of meer maandelijkse actieve ontvangers van de dienst in de Unie.
VLOPs en VLOSEs worden aangewezen door de Commissie en hebben een belangrijke rol bij het vormgeven van het publieke debat, economische transacties en de informatievoorziening online. Voorbeelden van VLOPs zijn AliExpress, Amazon Store, Facebook, Google Play, Instagram, TikTok en YouTube. Voorbeelden van VLOSEs zijn Bing en Google Search.
#### 3.1.2 De Digital Markets Act (DMA) in context
De Digital Markets Act (DMA) is een aanvullende verordening die zich specifiek richt op 'gatekeepers' – grote digitale ondernemingen met aanzienlijke economische macht. De DMA legt specifieke verplichtingen op aan deze gatekeepers om eerlijkere en beter te betwisten digitale markten te waarborgen. Hoewel de DMA zich richt op marktgedrag en concurrentie, vullen de doelstellingen van de DSA op het gebied van veiligheid en grondrechten de DMA aan.
> **Tip:** Begrijp het onderscheid tussen de DSA, die zich richt op inhoud en risico's, en de DMA, die zich richt op marktstructuren en concurrentie. Beide verordeningen zijn cruciaal voor de regulering van digitale diensten in de EU.
### 3.2 Due diligence verplichtingen
De DSA legt een reeks gedifferentieerde due diligence verplichtingen op aan aanbieders van intermediaire diensten om een veiligere online omgeving te garanderen, fundamentele rechten te beschermen en transparantie te vergroten. Deze verplichtingen zijn gericht op vier hoofdpijlers: content moderatie, bescherming van minderjarigen, aanbevelingssystemen en risicobeoordeling en -mitigatie door VLOPs/VLOSEs.
#### 3.2.1 Content moderatie
Content moderatie onder de DSA omvat zowel de transparantie over de voorwaarden als de mechanismen voor het omgaan met illegale inhoud.
##### 3.2.1.1 Algemene voorwaarden en transparantie
* **Artikel 14:** Aanbieders van intermediaire diensten moeten in hun algemene voorwaarden informatie opnemen over de beperkingen die zij opleggen aan door gebruikers verstrekte informatie. Dit omvat:
* Beleid, procedures, maatregelen en instrumenten voor content moderatie, inclusief algoritmische besluitvorming en menselijke beoordeling.
* De procedurele regels van hun interne klachtenafhandelingssysteem.
* Deze informatie moet duidelijk, eenvoudig, begrijpelijk en ondubbelzinnig worden geformuleerd en openbaar beschikbaar zijn in een gemakkelijk toegankelijk en machinaal leesbaar formaat.
* Indien de dienst voornamelijk op minderjarigen is gericht, moeten de voorwaarden op een voor hen begrijpelijke manier worden uitgelegd.
* Voor VLOPs en VLOSEs geldt een extra verplichting om een beknopte, toegankelijke en machinaal leesbare samenvatting van de algemene voorwaarden te verstrekken, inclusief de beschikbare rechtsmiddelen en verhaalmechanismen, in de officiële talen van alle lidstaten waarin zij hun diensten aanbieden.
* **Diligente, objectieve en proportionele toepassing:** Aanbieders moeten de opgelegde beperkingen op een zorgvuldige, objectieve en evenredige manier toepassen en handhaven, met inachtneming van de grondrechten van de dienstontvangers, zoals de vrijheid van meningsuiting en mediavrijheid.
##### 3.2.1.2 Kennisgeving- en actiemechanismen (Notice-and-action)
* **Doel:** Het creëren van geharmoniseerde, transparante en duidelijke regels voor het melden en afhandelen van illegale inhoud, met waarborgen voor alle betrokken partijen.
* **Artikel 16:** Hostingdienstaanbieders moeten gemakkelijk toegankelijke en gebruiksvriendelijke mechanismen bieden waarmee individuen of entiteiten specifieke informatie die zij als illegale inhoud beschouwen, kunnen melden.
* **Vereisten voor meldingen:** Meldingen moeten voldoende nauwkeurig en onderbouwd zijn (waarom, waar, wie).
* **Verplichtingen van de aanbieder:**
* Bevestiging van ontvangst van de melding zonder ongerechtvaardigde vertraging.
* Informeren van de melder over de beslissing met betrekking tot de gemelde informatie, inclusief de mogelijkheden voor verhaal.
* Meldingen tijdig, zorgvuldig, niet-willekeurig en objectief verwerken en beslissingen nemen.
##### 3.2.1.3 Verklaring van redenen
* **Artikel 17:** Bij het opleggen van bepaalde beperkingen vanwege illegale inhoud of onverenigbaarheid met algemene voorwaarden, moet een duidelijke en specifieke verklaring van redenen worden verstrekt aan de getroffen dienstontvangers. Dit geldt voor:
* Beperkingen van de zichtbaarheid van informatie (bijv. verwijderen, ontoegankelijk maken, demoten).
* Opschorting, beëindiging of andere beperking van betalingen.
* Opschorting of beëindiging van de dienstverlening.
* Opschorting of beëindiging van het account van de dienstontvanger.
* **Inhoud van de verklaring:** De verklaring moet informatie bevatten over het type beperking, de feiten en omstandigheden, het gebruik van geautomatiseerde middelen, de juridische of contractuele grondslag, en de mogelijkheden voor verhaal.
##### 3.2.1.4 Vertrouwde melders (Trusted flaggers)
* **Artikel 22:** Meldingen die worden ingediend door vertrouwde melders krijgen prioriteit en moeten zonder ongerechtvaardigde vertraging worden verwerkt.
* **Status van vertrouwde melder:** Toegekend door de Digitale Diensten Coördinator van de lidstaat waarin de aanvrager is gevestigd.
* **Criteria:** De aanvrager moet specifieke expertise en competentie hebben voor het detecteren, identificeren en melden van illegale inhoud, onafhankelijk zijn van online platforms en zijn activiteiten zorgvuldig, nauwkeurig en objectief uitvoeren.
##### 3.2.1.5 Transparantierapporten
* **Artikel 15(1):** Aanbieders van intermediaire diensten moeten jaarlijks, in een machinaal leesbaar en gemakkelijk toegankelijk formaat, duidelijke en begrijpelijke rapporten publiceren over hun content moderatie-activiteiten.
* **Inhoud:** Rapporten kunnen onder andere informatie bevatten over het aantal meldingen, de genomen acties, de gemiddelde tijd voor het nemen van beslissingen, het gebruik van geautomatiseerde tools, training van personeel, en het aantal verzoeken van autoriteiten.
* **Database van de Commissie:** De Commissie onderhoudt een database met beslissingen en verklaringen van redenen van online platforms bij het verwijderen of beperken van toegang tot informatie, wat transparantie en controle mogelijk maakt.
#### 3.2.2 Bescherming van minderjarigen
De DSA bevat specifieke bepalingen ter bescherming van minderjarigen in de online omgeving.
* **Artikel 28:** Aanbieders van online platforms die toegankelijk zijn voor minderjarigen moeten passende en evenredige maatregelen nemen om een hoog niveau van privacy, veiligheid en beveiliging van minderjarigen te waarborgen.
* **Verboden reclame:** Het is niet toegestaan om advertenties aan te bieden op basis van profilering met gebruik van persoonsgegevens van een minderjarige, wanneer de aanbieder met redelijke zekerheid weet dat de ontvanger een minderjarige is.
* **Verdere maatregelen (kan worden verduidelijkt door richtsnoeren van de Commissie):**
* **Registratie:** Vermijden van het aanmoedigen van te jonge gebruikers om zich aan te melden, uitleggen van belangrijke veiligheidsfuncties.
* **Accountinstellingen:** Standaard uitschakelen van risicovolle functies (bv. geolocatie, autoplay), verminderen van excessief gebruik door functies zoals like-tellingen uit te schakelen.
* **Interface design:** Vermijden van oneindig scrollen, notificaties, autoplay; duidelijke waarschuwingen bij interactie met AI-functies.
* **Aanbevelingssystemen en zoekfuncties:** Alleen leeftijdsgeschikte inhoud tonen, beperkte gegevensverzameling, prioriteren van gebruikerskeuzes en feedback.
* **Commerciële praktijken:** Transparantie over kosten van in-app aankopen, vermijden van 'koop nu'-berichten, blokkeren van lootboxes.
* **Moderatie:** Trainen van moderatoren om bedreigingen voor kinderen te herkennen, illegale en schadelijke inhoud onmiddellijk verwijderen.
* **Rapportage:** Eenvoudige manieren bieden om te rapporteren, gebruikers toestaan inhoud te blokkeren of te dempen.
* **Tools voor ouders/voogden:** Respecteren van de privacy van kinderen en tieners.
##### 3.2.2.1 AI-chatbots en metgezellen
De toenemende integratie van AI-chatbots en -metgezellen kan bestaande risico's voor minderjarigen verergeren en nieuwe creëren. De DSA benadrukt dat:
* AI-functies niet automatisch mogen worden geactiveerd en minderjarigen niet mogen worden aangemoedigd deze te gebruiken.
* AI-systemen moeten aansluiten bij de ontwikkelingscapaciteiten van minderjarigen en veilig zijn ontworpen.
* AI-functies mogen pas op platforms voor minderjarigen worden aangeboden na een risicoanalyse.
* AI-chatbots mogen niet prominent worden weergegeven of worden gegroepeerd met contacten van de minderjarige.
* Gebruikers en hun voogden moeten opties hebben om AI-chatbots te weigeren, en mogen niet worden aangemoedigd deze te gebruiken.
* Deze functies mogen niet worden gebruikt om minderjarigen te beïnvloeden richting commerciële inhoud of aankopen.
#### 3.2.3 Aanbevelingssystemen
Aanbevelingssystemen, die bepalen welke informatie gebruikers te zien krijgen, zijn onderworpen aan transparantievereisten.
* **Artikel 27:** Aanbieders van online platforms die aanbevelingssystemen gebruiken, moeten in hun algemene voorwaarden in duidelijke taal de belangrijkste parameters van hun aanbevelingssystemen uitleggen, evenals de opties voor gebruikers om deze parameters te wijzigen.
* **Opties voor gebruikers:** Als er meerdere opties zijn, moet er een functionaliteit zijn waarmee de gebruiker zijn voorkeursoptie op elk moment kan selecteren en wijzigen.
* **Artikel 38 (voor VLOPs/VLOSEs):** VLOPs en VLOSEs die aanbevelingssystemen gebruiken, moeten ten minste één optie aanbieden die niet gebaseerd is op profilering (bijvoorbeeld een chronologische feed).
#### 3.2.4 Risicobeoordeling en -mitigatie door VLOPs/VLOSEs
VLOPs en VLOSEs worden geconfronteerd met de zwaarste verplichtingen vanwege hun omvang en potentieel maatschappelijk bereik.
##### 3.2.4.1 Beoordeling van systemische risico's
* **Artikel 34:** VLOPs en VLOSEs moeten de systemische risico's beoordelen die voortvloeien uit het ontwerp, de werking en het gebruik van hun diensten, evenals uit potentieel misbruik door gebruikers.
* **Systemische risico's omvatten:**
* De verspreiding van illegale inhoud.
* Negatieve effecten op de uitoefening van grondrechten (bv. menselijke waardigheid, privacy, vrijheid van meningsuiting, mediavrijheid, non-discriminatie, rechten van het kind, consumentenbescherming).
* Negatieve effecten op maatschappelijk debat, verkiezingsprocessen en openbare veiligheid.
* Negatieve effecten met betrekking tot gendergerelateerd geweld, volksgezondheid en minderjarigen, en ernstige negatieve gevolgen voor het fysieke en mentale welzijn.
* De beoordeling moet rekening houden met de ernst van de potentiële impact, de waarschijnlijkheid van risico's, het aantal betrokken personen, de potentiële onomkeerbaarheid en de moeilijkheid om de situatie te herstellen.
##### 3.2.4.2 Mitigatiemaatregelen
* **Artikel 35:** Op basis van de risicobeoordeling moeten VLOPs en VLOSEs passende maatregelen nemen om de geïdentificeerde risico's te mitigeren.
* **Voorbeelden van mitigatiemaatregelen:**
* Aanpassen van het ontwerp, de functies of de werking van hun diensten.
* Aanpassen van hun algemene voorwaarden en de handhaving daarvan.
* Verbeteren van content moderatieprocessen (snelheid, kwaliteit, efficiëntie).
* Testen en aanpassen van algoritmische systemen, inclusief aanbevelingssystemen.
* Aanpassen van advertentiesystemen en gerichte maatregelen om de presentatie van advertenties te beperken.
* Versterken van interne processen, middelen en toezicht.
* Samenwerken met vertrouwde melders en instellen van buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsorganen.
* Samenwerken met andere online platforms en zoekmachines via gedragscodes en crisisprotocollen.
* Ondernemen van bewustmakingsmaatregelen en aanpassen van de online interface om gebruikers meer informatie te geven.
* Gerichte maatregelen ter bescherming van de rechten van het kind, inclusief leeftijdsverificatie en ouderlijk toezicht.
* Zorgen dat gegenereerde of gemanipuleerde beelden, audio of video (deepfakes) herkenbaar zijn door duidelijke markeringen en dat gebruikers deze gemakkelijk kunnen identificeren.
> **Tip:** VLOPs en VLOSEs moeten proactief risico's identificeren en aanpakken in plaats van alleen te reageren op meldingen. De naleving van deze artikelen vereist een substantiële investering in processen en middelen.
### 3.3 Handhaving, samenwerking en sancties
De handhaving van de DSA wordt verzekerd door nationale autoriteiten (Digitale Diensten Coördinatoren) en de Europese Commissie, met een systeem van samenwerking en aanzienlijke sancties bij niet-naleving.
* **Handhaving door nationale autoriteiten:** Lidstaten wijzen nationale autoriteiten (Digitale Diensten Coördinatoren) aan die toezicht houden op de naleving van de DSA door intermediaire dienstaanbieders die in hun lidstaat zijn gevestigd.
* **Samenwerking:** Er is een Europees Comité van Digitale Diensten ingesteld om de samenwerking tussen de nationale autoriteiten te vergemakkelijken en de coherente toepassing van de DSA te waarborgen. De Commissie speelt een centrale rol bij de aanwijzing van VLOPs/VLOSEs en het toezicht op hun verplichtingen.
* **Sancties:**
* Voor niet-VLOPs/VLOSEs: De handhaving is voornamelijk in handen van de nationale autoriteiten.
* Voor VLOPs/VLOSEs: De Europese Commissie is direct verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving. Bij niet-naleving kunnen boetes worden opgelegd tot maximaal 6% van de wereldwijde jaaromzet. Bij herhaaldelijke overtredingen kan de Commissie een marktonderzoek instellen en zo nodig gedrags- of structurele corrigerende maatregelen opleggen.
#### 3.3.1 Interactie met andere rechtsakten
De DSA is ontworpen om aan te vullen en te interageren met andere EU-wetgeving, zoals de DMA, de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en andere sectorale wetgeving. De verordening streeft naar een wederzijds versterkende werking met andere juridische instrumenten. Dit creëert echter ook een complex juridisch landschap dat zorgvuldige navigatie vereist.
> **Tip:** De DSA is een onderdeel van een breder EU-initiatief om de digitale ruimte te reguleren. Houd rekening met de interactie met andere belangrijke wetgeving zoals de DMA en AVG bij het bestuderen van de DSA.
---
# Bescherming van Minderjarigen en Risicobeoordeling
Dit onderwerp verkent de specifieke bepalingen binnen de Digital Services Act (DSA) die gericht zijn op de bescherming van minderjarigen online, inclusief risicobeoordeling, leeftijdsverificatie, interface-ontwerp, aanbevelingssystemen en de aanpak van AI-chatbots, teneinde hun privacy, veiligheid en beveiliging te waarborgen.
### 4.1 De rol van de Digital Services Act (DSA) in de bescherming van minderjarigen
De Digital Services Act (DSA) streeft ernaar een veilige, voorspelbare en betrouwbare online omgeving te creëren door middel van geharmoniseerde regels voor internetdienstverleners. Een cruciaal aspect hiervan is de bescherming van fundamentele rechten, waaronder de rechten van kinderen. De DSA erkent dat digitale diensten zowel voordelen als risico's met zich meebrengen, en beoogt deze risico's aan te pakken, met speciale aandacht voor kwetsbare gebruikers zoals minderjarigen.
### 4.2 Due diligence-verplichtingen met betrekking tot de bescherming van minderjarigen
De DSA legt een reeks "due diligence"-verplichtingen op aan aanbieders van internetdiensten. Vier kernpunten van deze verplichtingen zijn: contentmoderatie, bescherming van minderjarigen, aanbevelingssystemen en risicobeoordeling door Very Large Online Platforms (VLOPs) en Very Large Online Search Engines (VLOSEs).
#### 4.2.1 Algemene beschermingsmaatregelen voor minderjarigen
Online platforms die toegankelijk zijn voor minderjarigen moeten passende en evenredige maatregelen nemen om een hoog niveau van privacy, veiligheid en beveiliging voor minderjarigen te waarborgen. Dit omvat specifiek het verbod op het aanbieden van advertenties op basis van profilering met behulp van persoonsgegevens van de dienstontvanger wanneer het redelijkerwijs zeker is dat deze ontvanger een minderjarige is.
> **Tip:** De Europese Commissie kan richtsnoeren opstellen om de interpretatie en toepassing van deze bepalingen te verduidelijken, aangezien artikel 28 van de DSA vrij vaag kan zijn in zijn formulering.
#### 4.2.2 Specifieke vereisten voor online platforms die toegankelijk zijn voor minderjarigen
Online platforms moeten specifieke maatregelen implementeren om de bescherming van minderjarigen te waarborgen. Deze maatregelen omvatten onder andere:
* **Registratie:** Vermijden van het aanmoedigen van gebruikers die te jong zijn om zich aan te melden, uitleggen van belangrijke veiligheidsfuncties.
* **Accountinstellingen:** Standaard uitschakelen van risicovolle functies zoals geolocatie en autoplay, verminderen van excessief gebruik door functies zoals "vind-ik-leuks" en reactietellers, "is aan het typen"-functies en leesbevestigingen uit te schakelen.
* **Interfaceontwerp:** Vermijden van oneindig scrollen, notificaties en autoplay. Duidelijke waarschuwingen bieden wanneer kinderen interageren met AI-functies.
* **Aanbevelingssystemen en zoekfuncties:** Alleen leeftijdsgeschikte content tonen, beperkte gegevensverzameling, prioriteren van gebruikerskeuzes en feedback, uitleggen waarom content wordt aanbevolen.
* **Commerciële praktijken:** Transparant zijn over de kosten en implicaties van in-app aankopen, virtuele valuta's, etc. Vermijden van afteltimers of "koop nu"-berichten. Blokkeren van lootboxes.
* **Moderatie:** Moderators trainen om bedreigingen voor kinderen te herkennen, illegale en schadelijke content onmiddellijk te verwijderen.
* **Rapportage:** Eenvoudige manieren bieden om te rapporteren, gebruikers toestaan content te blokkeren of te dempen.
* **Tools voor ouders en voogden:** De privacy van kinderen en tieners respecteren.
#### 4.2.3 Risicobeoordeling en leeftijdsverificatie
Platforms moeten beoordelen welke risico's er op hun platform aanwezig zijn voor kinderen. Op basis van deze risicobeoordeling moeten ze beslissen of het noodzakelijk is om mechanismen voor leeftijdsverificatie te implementeren voor diensten met een hoog risico.
> **Tip:** Het gebruik van zelfverklaring (gebruikers delen hun geboortedatum om een account aan te maken) zal naar verwachting niet langer geaccepteerd worden voor risicovolle diensten. De ontwikkeling van een app voor leeftijdsverificatie, die rekening houdt met privacy en gegevensbeschermingsprincipes, wordt belangrijk geacht voor de toekomst.
#### 4.2.4 Spotlight op AI-chatbots en -begeleiders
De toenemende integratie van AI-chatbots en -begeleiders, evenals AI-gegenereerde deepfakes, kan de interactie van minderjarigen met online platforms beïnvloeden, bestaande risico's verergeren en nieuwe risico's creëren die nadelig kunnen zijn voor de privacy, veiligheid en beveiliging van minderjarigen.
* AI-functies mogen niet automatisch worden geactiveerd en minderjarigen mogen niet worden aangemoedigd of verleid om ze te gebruiken. Deze systemen moeten in lijn zijn met hun ontwikkelingscapaciteiten en veilig zijn ontworpen.
* AI-functies mogen pas op online platforms toegankelijk voor minderjarigen worden gemaakt na een risicobeoordeling. Ze moeten gemakkelijk uit te schakelen zijn en het moet duidelijk zijn wanneer ze actief zijn.
* AI-chatbots mogen niet prominent worden weergegeven, geen deel uitmaken van voorgestelde contacten of worden gegroepeerd met gebruikers waarmee de minderjarige verbonden is.
* Minderjarigen en hun voogden moeten opties krijgen om zich af te melden voor het gebruik van AI-chatbots, zonder hiernaartoe te worden geduwd.
* AI-functies mogen niet worden gebruikt om minderjarigen te beïnvloeden of te sturen naar commerciële content of aankopen.
### 4.3 Aanbevelingssystemen en de bescherming van minderjarigen
Voor aanbieders van online platforms die aanbevelingssystemen gebruiken, gelden specifieke verplichtingen:
* De belangrijkste parameters die in hun aanbevelingssystemen worden gebruikt, en de opties voor dienstontvangers om deze parameters te wijzigen of te beïnvloeden, moeten in duidelijke en begrijpelijke taal worden uitgelegd in de algemene voorwaarden.
* Als er meerdere opties beschikbaar zijn, moet er een functionaliteit zijn waarmee de dienstontvanger te allen tijde zijn voorkeursoptie kan selecteren en wijzigen.
Voor VLOPs en VLOSEs die aanbevelingssystemen gebruiken, geldt een aanvullende verplichting:
* Zij moeten voor elk van hun aanbevelingssystemen ten minste één optie bieden die niet gebaseerd is op profilering, zoals een chronologische feed.
### 4.4 Risicobeoordeling en mitigatie door VLOPs en VLOSEs
Zeer grote online platforms (VLOPs) en zeer grote online zoekmachines (VLOSEs) hebben bredere verantwoordelijkheden vanwege hun omvang en invloed. Zij moeten:
* Systemische risico's die voortvloeien uit het ontwerp, de werking en het gebruik van hun diensten, evenals uit potentieel misbruik door dienstontvangers, beoordelen.
* Deze risico's mitigeren met passende maatregelen, met inachtneming van fundamentele rechten.
#### 4.4.1 Systemische risico's
Enkele voorbeelden van systemische risico's zijn:
* De verspreiding van illegale content.
* Negatieve effecten op fundamentele rechten, waaronder menselijke waardigheid, respect voor privé- en gezinsleven, bescherming van persoonsgegevens, vrijheid van meningsuiting en informatie, vrijheid en pluriformiteit van de media, non-discriminatie, rechten van het kind en een hoog niveau van consumentenbescherming.
* Negatieve effecten op maatschappelijk debat en verkiezingsprocessen, en openbare veiligheid.
* Negatieve effecten met betrekking tot gendergerelateerd geweld, bescherming van de volksgezondheid en minderjarigen, en ernstige negatieve gevolgen voor het fysieke en mentale welzijn van personen.
> **Tip:** Aanbevelingssystemen worden genoemd als een risicofactor die de verspreiding van schadelijke content kan versterken. Dit geldt met name voor content die algoritmisch aan jonge gebruikers wordt aanbevolen, wat door de cumulatieve effecten schadelijk kan worden.
#### 4.4.2 Mitigerende maatregelen
VLOPs en VLOSEs moeten een breed scala aan mitigerende maatregelen implementeren, waaronder:
* Aanpassing van het ontwerp, de functies of de werking van hun diensten.
* Aanpassing van hun algemene voorwaarden en de handhaving daarvan.
* Aanpassing van contentmoderatieprocessen, inclusief snelheid, kwaliteit en spoedige verwijdering van illegale content, met name in het geval van illegale haatzaaiende uitlatingen of cybergeweld.
* Testen en aanpassen van hun algoritmische systemen, inclusief aanbevelingssystemen.
* Aanpassing van hun advertentiesystemen en het nemen van gerichte maatregelen om de presentatie van advertenties te beperken of aan te passen.
* Versterking van interne processen, middelen, testen en documentatie, met name met betrekking tot de detectie van systemische risico's.
* Samenwerking met vertrouwde melders en implementatie van beslissingen van instanties voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting.
* Samenwerking met andere aanbieders van online platforms of zoekmachines via gedragscodes en crisisprotocollen.
* Het nemen van bewustmakingsmaatregelen en het aanpassen van hun online interface om dienstontvangers meer informatie te geven.
* Het nemen van gerichte maatregelen ter bescherming van de rechten van het kind, inclusief leeftijdsverificatie en ouderlijk toezicht.
* Zorgen dat door AI gegenereerde of gemanipuleerde beelden, audio of video's die sterk lijken op bestaande personen, objecten, plaatsen of gebeurtenissen, en die de indruk wekken authentiek of waar te zijn, prominent worden gemarkeerd en dat er een eenvoudige functionaliteit beschikbaar is om dergelijke informatie aan te geven.
> **Tip:** De DSA en de daarin opgenomen artikelen over risicobeoordeling en mitigatie bevinden zich nog in een vroeg stadium van implementatie.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Platformisering | Het proces waarbij grote bedrijven zich ontwikkelen tot centrale platforms die een breed scala aan diensten aanbieden en daardoor aanzienlijke marktmacht vergaren. |
| Convergentie | De neiging van grote technologiebedrijven om verschillende soorten diensten aan te bieden, zoals een online winkel die ook audiovisuele content en clouddiensten aanbiedt, wat leidt tot complexiteit in regelgeving. |
| Gatekeeper | Een grote onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt en aanzienlijke economische macht bezit, gekenmerkt door het vermogen om veel zakelijke gebruikers te verbinden met veel eindgebruikers en door het benutten van voordelen zoals toegang tot grote hoeveelheden data. |
| Digital Markets Act (DMA) | Een verordening van de Europese Unie gericht op het waarborgen van concurrerende en eerlijke markten in de digitale sector, met specifieke regels voor 'gatekeepers' om machtsmisbruik te voorkomen. |
| Digital Services Act (DSA) | Een verordening van de Europese Unie die een kader schept voor een veilige, voorspelbare en vertrouwde online omgeving, met regels voor tussenpersonen met betrekking tot illegale inhoud, desinformatie en de bescherming van fundamentele rechten. |
| Informatiesamenleving service | Elke dienst die normaal gesproken tegen vergoeding, op afstand, elektronisch en op individueel verzoek van een dienstontvanger wordt verleend. |
| Kernplatformdiensten | Essentiële digitale diensten die door gatekeepers worden aangeboden, zoals online marktplaatsen, app-winkels, zoekmachines, sociale netwerken, cloudservices, advertentiediensten, spraakassistenten en webbrowsers. |
| VLOPs (Very Large Online Platforms) | Zeer grote online platforms met een gemiddeld aantal maandelijkse actieve gebruikers in de EU van 45 miljoen of meer, die onderworpen zijn aan de strengste verplichtingen van de DSA. |
| VLOSEs (Very Large Online Search Engines) | Zeer grote online zoekmachines met een gemiddeld aantal maandelijkse actieve gebruikers in de EU van 45 miljoen of meer, die onderworpen zijn aan de strengste verplichtingen van de DSA. |
| Due diligence verplichtingen | Geharmoniseerde verplichtingen voor aanbieders van tussenpersonen om te zorgen voor een veilig en transparant online milieu, waarbij rekening wordt gehouden met openbaar beleid, fundamentele rechten en de verantwoordingsplicht van aanbieders. |
| Contentmoderatie | Het proces waarbij online platforms en diensten inhoud beoordelen en beheren op basis van hun gebruiksvoorwaarden, met als doel illegale of schadelijke inhoud te verwijderen of de zichtbaarheid ervan te beperken. |
| Notice-and-action mechanismen | Systemen die het voor gebruikers mogelijk maken om illegale inhoud te melden aan hostingproviders, waarna de provider beslist of actie wordt ondernomen, zoals het verwijderen van de inhoud. |
| Statement of reasons | Een duidelijke en specifieke uitleg die een provider moet geven wanneer de toegang tot of de zichtbaarheid van door een gebruiker verstrekte informatie wordt beperkt of verwijderd, inclusief de juridische of contractuele grondslag en mogelijkheden tot verhaal. |
| Trusted flagger | Een entiteit met specifieke expertise in het detecteren en melden van illegale inhoud, die prioriteit krijgt bij de verwerking van meldingen onder de DSA. |
| Transparantierapportage | Verplichte jaarlijkse rapporten die door aanbieders van tussenpersonen openbaar moeten worden gemaakt, met daarin informatie over hun contentmoderatieactiviteiten, zoals het aantal meldingen, genomen acties en het gebruik van geautomatiseerde tools. |
| Recommender systemen | Algoritmische systemen die worden gebruikt door online platforms om inhoud aan te bevelen aan gebruikers, gebaseerd op parameters zoals gebruikersprofielen en interacties, en waarvoor de DSA specifieke transparantie- en keuzemogelijkheden vereist. |
| Systemische risico's | Potentiële negatieve effecten die voortkomen uit het ontwerp, de werking en het gebruik van digitale diensten, met name door VLOPs en VLOSEs, die de fundamentele rechten, de openbare orde, de volksgezondheid en de economische stabiliteit kunnen beïnvloeden. |
| Beperkingsmaatregelen | Maatregelen die VLOPs en VLOSEs moeten nemen om systemische risico's te mitigeren, zoals het aanpassen van het ontwerp van hun diensten, contentmoderatieprocessen, algoritmische systemen en advertentiesystemen. |
Cover
algemeneregelsgeldendvoorallevennootschappen.2025.pptx
Summary
# Oprichting en openbaarmaking van vennootschappen
Dit onderwerp behandelt de algemene regels voor de oprichting van alle vennootschappen, inclusief vereisten voor de oprichtingsakte, de noodzaak van openbaarmaking en de rol van het ondernemingsnummer en het rechtspersonenregister.
### 1.1 Algemene oprichtingsvereisten
Elke rechtspersoon, en dus ook elke vennootschap, dient te beschikken over een naam en een maatschappelijke zetel. Daarnaast moeten de volgende gegevens verplicht vermeld worden op alle documenten van de vennootschap, zoals facturen, contracten en brieven:
* Naam van de vennootschap
* Zetel van de vennootschap
* Rechtsvorm
* Ondernemingsnummer
* Betaalrekening
#### 1.1.1 Vorm van de oprichtingsakte
De vereisten voor de oprichtingsakte verschillen naargelang de rechtsvorm van de vennootschap:
* Voor de VOF (vennootschap onder firma), de Comm.V. (commanditaire vennootschap) en het EESV (Europees economisch samenwerkingsverband) volstaat een onderhandse of authentieke akte.
* Voor de BV (besloten vennootschap), NV (naar de beurs genoteerde vennootschap), CV (coöperatieve vennootschap), SE (Societas Europaea) en SCE (Societas Cooperativa Europaea) is een authentieke akte vereist. Deze kan tegenwoordig ook online worden opgesteld via elektronische ondertekening met videovergadering.
De tussenkomst van een notaris is vereist voor de oprichtingsakte en voor wijzigingen van de statuten. De sanctie op het niet naleven van deze vormvereisten is de nietigheid van de vennootschap.
### 1.2 Openbaarmaking van vennootschappen
Om derden in staat te stellen op de hoogte te zijn van het bestaan van een vennootschap en de inhoud van haar statuten, zijn er specifieke openbaarmakingsprocedures voorzien:
#### 1.2.1 Dossier van de rechtspersoon
Bij de griffie van de Ondernemingsrechtbank van de zetel van de vennootschap wordt voor elke rechtspersoon een dossier bijgehouden. Dit dossier bevat de uitgifte van de authentieke oprichtingsakte, alle processen-verbaal van statutenwijzigingen en benoemingsbesluiten, en alle andere stukken vermeld in artikel 2:8 WVV. Dit dossier is ter inzage van derden, zodat zij de geldige oprichting en activiteiten van de vennootschap kunnen nagaan, alsook informatie over de aansprakelijkheid van vennoten en de identiteit van bestuurders.
#### 1.2.2 Publicatie in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad (BS)
Binnen de tien dagen na de neerlegging bij de griffie dienen stukken, waaronder de oprichtingsakte en statutenwijzigingen, bekendgemaakt te worden in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad.
#### 1.2.3 Inschrijving in het rechtspersonenregister en ondernemingsnummer (KBO)
De inschrijving in het rechtspersonenregister en de toekenning van een ondernemingsnummer vormen een cruciaal onderdeel van de openbaarmaking.
### 1.3 Ondernemingsnummer en het rechtspersonenregister (KBO)
#### 1.3.1 Het Belgisch Staatsblad (BS) en het ondernemingsnummer
Het ondernemingsnummer is geregeld in artikel III.15 e.v. van het Wetboek Economisch Recht (WER). De Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) is een centraal federaal register waarin elke 'onderneming in de meest ruime zin', die in België haar zetel, bijkantoor of vestigingseenheid heeft, verplicht moet worden ingeschreven. Dit omvat niet enkel eenmanszaken en vennootschappen, maar ook andere rechtspersonen, vrije beroepen, landbouwers, vzw's, en zelfs organisaties zonder rechtspersoonlijkheid.
De KBO neemt de functie over van het vroegere handelsregister (HR). De databank bevat belangrijke identificatiegegevens van de onderneming en haar vestigingen, zoals naam, rechtsvorm, adressen van zetel en vestigingen, rechtstoestand, oprichtings- en stopzettingsdata, oprichters, lasthebbers, activiteiten (volgens NACEBEL-codes), vergunningen, en verwijzingen naar stukken in het dossier van de rechtspersoon. Deze gegevens worden 30 jaar bewaard na het verlies van de rechtspersoonlijkheid of na doorhaling van de inschrijving.
Publiek toegankelijke gegevens van ondernemingen kunnen worden nagezien via de toepassing KBO Public Search. Er bestaat ook een online toepassing "Check Inhoudingsplicht" om, via het ondernemingsnummer, te controleren of een onderneming fiscale of sociale schulden heeft. Foutieve of onvolledige gegevens kunnen via een beveiligde toepassing door de onderneming zelf worden gewijzigd.
#### 1.3.2 Doel van de KBO
De KBO werd opgericht om de administratieve rompslomp voor ondernemingen te vereenvoudigen door één centraal register te creëren dat alle andere registers (zoals het vroegere handelsregister, btw-kantoor, RSZ) vervangt. Hierdoor hoeven ondernemingen niet langer formaliteiten te vervullen bij verschillende administratieve instanties.
#### 1.3.3 Functie van de KBO
* **Publiciteitsmaatregel:** Verzamelen van basisgegevens over ondernemingen voor de overheid (voor statistische doeleinden) en voor derden.
* **Bestrijden van sluikhandel:** Het register draagt bij aan het opsporen van illegale handelspraktijken.
#### 1.3.4 Sancties bij niet-naleving
Wie ondernemingsactiviteiten ontplooit zonder inschrijving bij de KBO, riskeert strafrechtelijke sancties, zoals geldboetes en gevangenisstraffen. De vroegere procesrechtelijke sanctie waarbij een rechtsvordering van een niet-ingeschreven handelaar ambtshalve onontvankelijk moest worden verklaard, is afgeschaft. Nu is niet of onvolledige inschrijving tijdens de procedure regulariseerbaar binnen een door de rechtbank bepaalde termijn.
#### 1.3.5 Ambtshalve doorhaling
De KBO kan ambtshalve gegevens doorhalen indien deze onjuist of ontbrekend blijken, bijvoorbeeld na ontvangst van een vonnis of proces-verbaal van een bevoegde ambtenaar. De KBO stuurt dan eerst een schrijven naar de onderneming om zich in orde te stellen. Dit kan ook gebeuren bij niet-naleving van de UBO-formaliteiten of bij het niet neerleggen van de jaarrekeningen. Een rechtspersoon kan ook ambtshalve worden doorgehaald na drie maanden na de sluiting van de vereffening of faillissement. Dit gaat, indien nodig, gepaard met publicatie in het BS.
#### 1.3.6 Het ondernemingsnummer
Elke onderneming krijgt een uniek en niet-overdraagbaar identificatienummer dat het HR-nummer en btw-nummer vervangt. Voor bestaande ondernemingen wordt het vroegere btw-nummer voorafgegaan door een '0', voor nieuwe ondernemingen door een '1'. Dit nummer bestaat uit tien cijfers en moet vermeld worden op alle documenten, gebouwen en voertuigen van de onderneming. Daarnaast wordt per vestigingseenheid (winkel, kantoor, etc.) een vestigingsnummer toegekend, dat gekoppeld is aan het ondernemingsnummer.
#### 1.3.7 Praktische uitwerking
Voor de inschrijving moeten ondernemers zich wenden tot een ondernemingsloket. Deze loketten verzorgen alle administratieve formaliteiten, controleren de noodzakelijke vergunningen en behandelen alle wijzigingen (activiteiten, zetel, stopzetting, etc.) met één enkele aangifte.
#### 1.3.8 Rechtspersonenregister en KBO
Voor rechtspersonen is er een specifieke rechtspersonenregister dat deel uitmaakt van de KBO, maar wordt beheerd door de griffies van de Ondernemingsrechtbank. Rechtspersonen richten zich eerst tot de griffie voor de neerlegging van de oprichtingsakte en de verklaring dat bestuurders niet veroordeeld zijn. De griffie geeft deze gegevens door aan de KBO, die een ondernemingsnummer toekent. Vervolgens richt de rechtspersoon zich tot een ondernemingsloket voor verdere formaliteiten.
### 1.4 Website en e-mailadres
De rechtspersoon kan haar e-mailadres en website in de oprichtingsakte opnemen. Communicatie via dit e-mailadres, of een door een vennoot of houder van een effect meegedeeld e-mailadres, wordt geacht geldig te zijn.
### 1.5 Nietigheid
Nietigheid kan zowel de vennootschap als besluiten van haar organen treffen.
#### 1.5.1 Nietigheid van de vennootschap
Indien de oprichtingsvereisten niet zijn nageleefd, kan de nietigheid van de vennootschap worden uitgesproken door de Ondernemingsrechtbank. Dit gebeurt nooit automatisch, maar steeds op verzoek van een belanghebbende. Redenen voor nietigheid kunnen zijn:
* Vormfouten van de oprichtingsakte.
* Ontbreken van een naam, voorwerp of inbreng in de oprichtingsakte.
* Ongeoorloofd voorwerp van de vennootschap.
* Geen geldig verbonden oprichter.
De uitwerking van de nietigheid t.a.v. derden gebeurt vanaf de publicatie van het vonnis in het BS. De nietigheid doet geen afbreuk aan de rechtsgeldigheid van verbintenissen die door of tegenover de vennootschap zijn aangegaan, ter bescherming van derden te goeder trouw. Soms kan de rechtbank een termijn toestaan om de toestand te regulariseren. Een nietige vennootschap moet, net als een ontbonden vennootschap, vereffend worden.
#### 1.5.2 Nietigheid van besluiten van organen van rechtspersonen
Beslissingen van alle organen van de vennootschap (niet enkel de algemene vergadering) kunnen vernietigd worden. Dit geldt ook voor besluiten van het bestuursorgaan, de voorlopige bewindvoerder, vereffenaars en zelfs de algemene vergadering van obligatiehouders. Redenen voor nietigheid zijn:
* Onregelmatige totstandkoming van de beslissing (mits bewijs van bedrieglijk opzet of mogelijke invloed op beraadslaging/stemming).
* Rechtsmisbruik, bevoegdheidsoverschrijding of machtsafwending.
* Onwettig uitgeoefende stemrechten, zonder welke het quorum niet zou zijn bereikt.
* Andere in het WVV vermelde redenen.
Op verzoek van de vennootschap of een belanghebbende kan de voorzitter van de Ondernemingsrechtbank in spoedeisende gevallen de beslissing opschorten in afwachting van de beslissing ten gronde. Rechten die derden te goeder trouw uit de beslissing putten, blijven bestaan.
#### 1.5.3 Nietigheid van een stem
Zelfs een enkele stem kan nietig worden verklaard. Indien de nietige stem de beraadslaging of stemming heeft kunnen beïnvloeden, leidt dit tot nietigheid van de beslissing.
### 1.6 Bestuur van rechtspersonen
Rechtspersonen handelen door middel van hun organen, wiens bevoegdheden wettelijk of statutair zijn bepaald. Leden van organen verbinden zich niet persoonlijk voor de verbintenissen van de rechtspersoon. De hoedanigheid van de vertegenwoordiger (bv. bestuurder) moet steeds vermeld worden. De benoeming en beëindiging van het mandaat van bestuurder gebeurt door de algemene vergadering. De wet biedt contractuele vrijheid om de financiële en andere voorwaarden van het mandaat te bepalen, zolang dit niet strijdig is met dwingende wetsbepalingen. Zowel natuurlijke personen als rechtspersonen kunnen een bestuursmandaat opnemen; in het laatste geval moet een vaste vertegenwoordiger worden aangeduid.
### 1.7 Bestuurdersaansprakelijkheid
Bestuurders kunnen op verschillende gronden aansprakelijk worden gesteld.
#### 1.7.1 Contractuele aansprakelijkheid
Elk lid van een bestuursorgaan of dagelijks bestuurder moet de hem opgedragen taak behoorlijk vervullen. Bij een fout in de uitoefening van deze opdracht, of bij het niet naleven van wettelijke verplichtingen (bv. beraadslagen over de continuïteit van de onderneming), kan de bestuurder aansprakelijk worden gesteld ten aanzien van de vennootschap. De vordering kan enkel uitgaan van de vennootschap.
Vereisten voor contractuele aansprakelijkheid zijn:
* **Fout:** Overtreding van wet of statuten, of een gedrag dat afwijkt van een normaal voorzichtige en zorgvuldige bestuurder in dezelfde omstandigheden (zowel handelen als nalaten).
* **Schade:** Elke mogelijke morele of materiële schade.
* **Oorzakelijk verband:** Bewijs dat de schade niet zou zijn opgetreden zonder de fout.
De rechter zal de bestuurder **slechts aansprakelijk stellen voor beslissingen die kennelijk buiten de marge vallen** waarbinnen normaal voorzichtige en zorgvuldige bestuurders redelijkerwijze van mening kunnen verschillen (marginale toetsing). Schade is verhaalbaar op het persoonlijk vermogen van de bestuurder. Als het bestuursorgaan een college vormt, is er hoofdelijke aansprakelijkheid. Bevrijdingsbedingen zijn niet langer toegelaten.
#### 1.7.2 Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad
Derden kunnen bestuurders ook aansprakelijk stellen op basis van de algemene regels inzake buitencontractuele aansprakelijkheid. Dit geldt voor elke benadeelde, zowel derden zonder contractuele band met de bestuurder (bv. schuldeiser, klant) als de vennootschap zelf (indien de fout ook een contractuele fout is). Sinds 1 januari 2025 kan de vennootschap in haar contracten met derden bepalen dat de derde geen buitencontractuele vordering kan instellen tegen de bestuurder.
De vereisten zijn dezelfde als bij contractuele aansprakelijkheid: fout, schade en oorzakelijk verband. Marginale toetsing is hier ook van toepassing. Schade is verhaalbaar op het persoonlijk vermogen van de bestuurder. Bij een bestuursorgaan dat een college vormt, is er hoofdelijke aansprakelijkheid. Niet alleen bestuurders, maar ook feitelijk bestuurders en ex-bestuurders kunnen aansprakelijk worden gesteld. De aansprakelijkheid van ex-bestuurders blijft bestaan voor fouten die zijn begaan voor hun ontslag. Tegenover derden blijft een ex-bestuurder aansprakelijk tot de publicatie van zijn ontslag.
#### 1.7.3 Strafrechtelijke aansprakelijkheid
Indien een bestuurder in de uitoefening van zijn opdracht een misdrijf begaat, kan hij strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld. Dit geldt voor misdrijven uit het strafwetboek (bv. valsheid in geschrifte) en voor specifieke strafbepalingen in het WVV. Het aantal strafbepalingen in het WVV is echter sterk beperkt.
Een bestuurder-rechtspersoon kan, samen met zijn vaste vertegenwoordiger, strafrechtelijk worden veroordeeld. Rechtspersonen kunnen veroordeeld worden voor misdrijven die verbonden zijn met de vennootschap of die voor rekening van de vennootschap zijn gepleegd, met specifieke straffen zoals geldboeten, verbeurdverklaring, ontbinding of sluiting van inrichtingen. Het strafregister is openbaar en wordt gevoegd bij het dossier van de rechtspersoon.
#### 1.7.4 Aansprakelijkheid wegens overtreding van het WVV of de statuten
Zowel de vennootschap als derden kunnen zich beroepen op deze aansprakelijkheid, die eveneens fout, schade en oorzakelijk verband vereist. Een fout is hier een overtreding van het WVV of de statuten (bv. geen beraadslaging over continuïteit, alarmbelprocedure niet naleven).
Kenmerken van deze aansprakelijkheid zijn:
* **Hoofdelijke aansprakelijkheid:** Ook indien het bestuursorgaan geen college vormt.
* **Wettelijk vermoeden van fout:** Voor alle leden van het bestuursorgaan.
Ontheffing van aansprakelijkheid is mogelijk indien de bestuurder bewijst dat hij geen schuld had aan de overtreding en dit heeft gemeld aan de andere bestuurders en de raad van toezicht.
#### 1.7.5 Wrongful trading
De aansprakelijkheid bij kennelijk grove fout die bijdraagt tot faillissement is opgeheven in het WVV, maar de bepalingen van het WER voorzien hierin: personen met bestuursbevoegdheid kunnen persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor schulden van de onderneming indien zij wisten of behoorden te weten dat er geen redelijk vooruitzicht was om de onderneming te behouden en geen faillissement te vermijden, en niet gehandeld hebben zoals een normaal zorgvuldig persoon in dezelfde omstandigheden. Verder kunnen personen met bestuursbevoegdheid hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor openstaande RSZ-schulden indien zij betrokken waren bij minstens twee faillissementen of vereffeningen met RSZ-schulden in de laatste vijf jaar.
#### 1.7.6 Beperking van aansprakelijkheid (cap)
De aansprakelijkheid van bestuurders wordt beperkt tot een maximaal bedrag, afhankelijk van de grootte van de vennootschap, variërend van € 125.000 tot € 12.000.000. Deze beperking geldt per feit of geheel van feiten, ongeacht het aantal eisers of vorderingen. De beperking geldt niet in geval van lichte fout die eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt, zware fout, bedrieglijk opzet of opzet om te schaden, aansprakelijkheid bij niet-geldige inschrijving op aandelen, of hoofdelijke aansprakelijkheid in het kader van inkomstenbelastingen, btw- of RSZ-bijdragen.
### 1.8 Intern reglement
Mits statutaire machtiging kan het bestuursorgaan een intern reglement uitvaardigen. Dit reglement mag niet strijdig zijn met dwingende wetsbepalingen of statuten, noch materies behandelen waarvoor het WVV een statutaire bepaling vereist, of de rechten van vennoten of de bevoegdheid van organen raken. Het interne reglement en elke wijziging ervan worden meegedeeld aan de vennoten.
### 1.9 Geschillenregeling – uitsluiting / uittreding vennoot
Gerechtelijke procedures kunnen worden ingesteld om conflicten tussen aandeelhouders die de werking van de vennootschap lamleggen te beëindigen. Dit is enkel van toepassing op niet-genoteerde BV's en NV's.
#### 1.9.1 Uitsluiting
Het verzoek om een vennoot uit de vennootschap te verwijderen kan worden ingesteld door belangrijke aandeelhouders (minimaal 30% stemkracht) om gegronde redenen (geen foutvereiste). Hierbij wordt rekening gehouden met de continuïteit van de vennootschap en het belang van alle vennoten. Het belang van de vennootschap staat centraal in de belangenafweging.
#### 1.9.2 Uittreding
Elke aandeelhouder kan de vennootschap verzoeken te mogen verlaten om gegronde redenen die toerekenbaar zijn aan een andere aandeelhouder. Hierbij is het belang van de vennootschap niet primordiaal. Het gaat om de 'beklemde vennoot' van wie niet redelijkerwijs kan worden geëist dat hij vennoot blijft.
#### 1.9.3 Procedure
De procedure verloopt zoals in kortgeding voor de voorzitter van de Ondernemingsrechtbank. De vennootschap moet als partij worden gedagvaard. Tijdens de procedure worden alle overdrachten van aandelen bevroren. Indien aan de voorwaarden is voldaan, beveelt de voorzitter de overdracht of overname van de aandelen binnen een vooropgestelde termijn en bepaalt hij de te betalen prijs. Vaak wordt een deskundige aangesteld voor de waardebepaling. De peildatum voor de waardebepaling is het tijdstip waarop de rechter de overdracht beveelt, tenzij dit tot een kennelijk onredelijk resultaat leidt. De rechter houdt rekening met statutaire en contractuele beperkingen op de overdracht.
Het recht op betaling van de prijs ontstaat bij de eigendomsoverdracht. De overnemers zijn hoofdelijk gehouden tot betaling. De voorzitter kan zich ook uitspreken over geschillen met betrekking tot het eigendomsrecht van de aandelen of samenhangende geschillen over financiële betrekkingen of niet-concurrentiebedingen. Hij kan ook de gerechtelijke ontbinding uitspreken indien het voortbestaan van de vennootschap niet langer aangewezen of mogelijk is.
### 1.10 Ontbinding en vereffening
#### 1.10.1 Ontbinding
Er zijn drie soorten ontbinding: van rechtswege, vrijwillig en gerechtelijk.
##### 1.10.1.1 Ontbinding van rechtswege
Dit gebeurt bij het verstrijken van de statutaire duurtijd. De oprichting voor bepaalde duur kan vermeden worden door een oprichting voor onbepaalde duur. Voor de bepaling van de duur wordt de dag van oprichting meegerekend. Om te verlengen, moet de algemene vergadering tijdig beslissen met een meerderheid van driekwart van de stemmen. Ook de vervulling van een uitdrukkelijk ontbindende statutaire voorwaarde leidt tot ontbinding.
##### 1.10.1.2 Vrijwillige ontbinding
Dit kan op elk ogenblik voor BV, CV, NV, SE, SCE bij beslissing van een buitengewone algemene vergadering (met driekwart meerderheid en notariële akte). Het voorstel tot ontbinding moet op de agenda staan, met bijbehorende verslagen. De notaris bevestigt vooraf het bestaan en de externe wettigheid van deze stukken.
##### 1.10.1.3 Gerechtelijke ontbinding
Dit wordt uitgesproken door de voorzitter van de Ondernemingsrechtbank om wettige redenen (bv. grof plichtsverzuim, blijvende onenigheid tussen vennoten) indien de normale voortzetting van de vennootschap onmogelijk wordt. De rechtbank is terughoudend en dit wordt als laatste redmiddel beschouwd. Ontbinding kan ook worden gevraagd bij een 'slapende vennootschap' die haar verplichting tot het neerleggen van de jaarrekening niet is nagekomen. Bij gerechtelijke ontbinding wordt een gerechtelijk vereffenaar aangesteld.
#### 1.10.2 Vereffening
Een ontbonden vennootschap moet vereffend worden.
##### 1.10.2.1 Behoud van rechtspersoonlijkheid
De vennootschap behoudt haar rechtspersoonlijkheid tot aan de sluiting van de vereffening, maar enkel en alleen met het oog op de vereffening. Dit betekent dat alle handelingen beperkt zijn tot de vereiste vereffeningshandelingen. De vermelding 'in vereffening' moet op alle uitgaande documenten worden aangebracht.
##### 1.10.2.2 Eendagsvereffening
Dit is mogelijk indien er geen vereffenaar is aangewezen, geen schulden zijn aan derden (of de nodige gelden geconsigneerd zijn) en alle vennoten unaniem beslissen tot ontbinding en sluiting van de vereffening in één akte.
##### 1.10.2.3 De vereffenaar
* **Wie?** Meestal een gewezen bestuurder, maar er zijn geen wettelijke vereisten. Er kan één of meer vereffenaar(s) zijn.
* **Benoeming?** Bij gerechtelijke ontbinding door de rechtbank, bij vrijwillige ontbinding door de statuten of de algemene vergadering. Bij gebreke aan benoeming worden de vennoten-zaakvoerders of bestuurders als vereffenaars beschouwd, maar zonder de specifieke bevoegdheden tot vereffeningshandelingen.
* **Bevestiging benoeming vereffenaar:** Enkel verplicht bij deficitaire vereffening. De Voorzitter van de Ondernemingsrechtbank bevestigt de benoeming indien de voorgestelde vereffenaar competentie en integriteit biedt.
* **Duur mandaat:** Persoonsgebonden redenen, vrijwillig ontslag, of herroeping door de AV of de rechtbank.
* **Vergoeding:** Het ereloon van de vereffenaar is een schuld van de massa en wordt betaald voor andere schulden.
##### 1.10.2.4 Verloop vereffening – bevoegdheden vereffenaar
De vereffening verloopt in drie fasen:
1. **Realisatie van het actief:** Het actief wordt te gelde gemaakt. De vereffenaar is bevoegd om alle normale vereffeningshandelingen te stellen en de vennootschap te vertegenwoordigen, tenzij de statuten anders bepalen. Voor handelingen die verder reiken dan de normale vereffening is voorafgaande toestemming van de AV vereist.
2. **Betaling van de schulden:** Eerst de schulden van de massa, daarna de schulden in de massa. Bevoorrechte schuldeisers worden eerst betaald, daarna de gewone schuldeisers 'pondspondsgewijze'.
3. **Verdeling van het saldo van het actief:** Het resterende saldo wordt verdeeld onder de vennoten naar evenredigheid van hun aandelen.
##### 1.10.2.5 Vereffeningsverrichtingen
* **Jaarrekening:** De AV blijft bestaan met het oog op de vereffening en de goedkeuring van de jaarrekeningen. De vereffenaar moet jaarlijks een jaarrekening voorleggen en deze binnen 30 dagen na de AV neerleggen bij de Nationale Bank.
* **Verplichte verslaggeving:** De vereffenaar moet geregeld een 'omstandige staat van de toestand van de vereffening' neerleggen bij de rechtbank voor controle.
* **Plan van verdeling van de activa:** Enkel in geval van deficitaire vereffening moet de vereffenaar een plan voor de verdeling van de activa onder de schuldeisers voorleggen aan de rechtbank.
##### 1.10.2.6 Aansprakelijkheid vereffenaar(s)**
De vereffenaar moet zijn opdracht behoorlijk vervullen en kan, net als een bestuurder, contractueel, buitencontractueel en strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld. Verzwaarde aansprakelijkheid geldt bij overtreding van het WVV of de statuten. Ontheffing van aansprakelijkheid is mogelijk mits bewijs van geen schuld en melding aan de AV of rechtbank.
##### 1.10.2.7 Sluiting van de vereffening
De beëindiging van de taak van de vereffenaar wordt formeel vastgesteld in een AV, na neerlegging van een cijfermatig verslag en controle door een commissaris. Bij gerechtelijke ontbinding spreekt de rechtbank de sluiting uit. De sluiting wordt openbaar gemaakt in het BS en het dossier van de rechtspersoon.
##### 1.10.2.8 Aansprakelijkheid vennoten na sluiting
Indien na sluiting tegoeden opduiken, worden vennoten onverdeelde eigenaars. Indien er nog onbetaalde schulden zijn, zijn vennoten van vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid 'beperkt' aansprakelijk tot het bedrag van de aan hen terugbetaalde inbrengen.
##### 1.10.2.9 Heropening vereffening
Na sluiting van een deficitaire vereffening kan de rechtbank op vordering van onbetaalde schuldeisers de heropening uitspreken indien er nog 'vergeten activa' opduiken.
##### 1.10.2.10 Vereffeningsdossier
Tijdens de vereffening moet een vereffeningsdossier worden bijgehouden, dat deel uitmaakt van het dossier van de rechtspersoon. Dit dossier bevat alle relevante beslissingen, verslagen en staten met betrekking tot de vereffening en is ter inzage van elke belanghebbende.
### 1.11 Rechtsvorderingen
* **Tegen vennootschappen:** Gelden dezelfde verjaringstermijnen als tegen natuurlijke personen (contractueel: 10 jaar, buitencontractueel: 5 jaar na fout of ontdekking).
* **Tegen oprichters:** 5 jaar vanaf oprichting.
* **Tegen bestuurders:** 5 jaar na de aangevochten beslissing/rechtshandeling of ontdekking ervan.
---
# Nietigheid van vennootschappen en besluiten
Dit deel behandelt de situaties waarin een vennootschap of besluiten van haar organen nietig verklaard kunnen worden, de redenen hiervoor en de gevolgen ervan.
### 2.1 Nietigheid van de vennootschap
Nietigheid van een vennootschap kan worden uitgesproken wanneer de oprichtingsvereisten niet zijn nageleefd. De nietigheid komt echter nooit automatisch tot stand; deze moet steeds door de ondernemingsrechtbank worden uitgesproken.
#### 2.1.1 Redenen voor nietigheid van de vennootschap
De belangrijkste redenen voor de nietigheid van een vennootschap omvatten:
* Niet-naleving van de vormvereisten voor de oprichtingsakte.
* Het ontbreken van een naam.
* Het ontbreken van het voorwerp in de oprichtingsakte.
* Het inbrengen van iets dat niet vermeld is in de oprichtingsakte.
* Een ongeoorloofd voorwerp van de vennootschap.
* Het ontbreken van een geldig verbonden oprichter.
#### 2.1.2 Uitwerking en gevolgen van nietigheid
De nietigheid van de vennootschap heeft uitwerking vanaf de uitspraak ervan door de rechtbank. Tegenover derden wordt de nietigheid geacht uitwerking te hebben vanaf de publicatie van het vonnis in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad.
Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen nietigheid en ontbinding. Soms kan de rechtbank de vennootschap een termijn toestaan om haar toestand te regulariseren. Een nietige vennootschap moet, net als een ontbonden vennootschap, worden vereffend.
#### 2.1.3 Bescherming van derden
De nietigheid van een vennootschap doet op zichzelf geen afbreuk aan de rechtsgeldigheid van verbintenissen die door of tegenover de vennootschap zijn aangegaan. Dit betekent dat derden die te goeder trouw handelden, beschermd blijven.
### 2.2 Nietigheid van besluiten van organen van rechtspersonen
Niet alleen beslissingen van de algemene vergadering, maar ook de beslissingen van alle andere organen van de vennootschap zijn vatbaar voor vernietiging. Dit omvat beslissingen van het bestuursorgaan, een voorlopig bewindvoerder, vereffenaars en zelfs besluiten van de algemene vergadering van obligatiehouders.
#### 2.2.1 Redenen voor nietigheid van besluiten
De nietigheid van besluiten van organen van rechtspersonen kan gebaseerd zijn op de volgende gronden:
1. **Onregelmatige totstandkoming van de beslissing:** Dit is het geval mits bewijs van bedrieglijk opzet of indien de onregelmatigheid een mogelijke invloed heeft gehad op de beraadslaging of stemming.
2. **Rechtsmisbruik, misbruik van bevoegdheid of machtsafwending:** Wanneer een orgaan zijn bevoegdheden buiten het maatschappelijk belang aanwendt.
3. **Onwettig uitgeoefende stemrechten:** Indien onwettig uitgeoefende stemmen de beraadslaging of stemming hebben beïnvloed, zonder welke het aanwezigheids- of meerderheidsquorum niet zou zijn bereikt.
4. **Andere in het WVV vermelde redenen:** Het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen voorziet specifieke gronden voor nietigheid.
#### 2.2.2 Uitwerking en procedure
Een vordering tot nietigverklaring van een besluit kan worden ingesteld op verzoek van de vennootschap zelf of van een belanghebbende. De vordering wordt ingesteld tegen de vennootschap. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter van de ondernemingsrechtbank de beslissing waarvan de nietigheid wordt gevorderd, opschorten in afwachting van de beslissing ten gronde.
#### 2.2.3 Bescherming van derden en nietigheid van een stem
Rechten die derden te goeder trouw uit een beslissing kunnen putten, blijven bestaan ondanks een eventuele nietigverklaring. Zelfs een individuele stem kan nietig worden verklaard. Indien de nietige stem de beraadslaging of stemming heeft kunnen beïnvloeden, leidt dit ook tot de nietigheid van de beslissing.
> **Tip:** De uitbreiding van de nietigverklaring van besluiten naar alle organen (niet enkel de AV) is een belangrijke evolutie in het WVV die de bescherming van vennoten en derden versterkt.
---
# Bestuurdersaansprakelijkheid
Dit onderwerp behandelt de diverse gronden waarop bestuurders van rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld, de beperkingen van deze aansprakelijkheid, en de rol van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV).
### 3.1 Algemene beginselen van bestuurdersaansprakelijkheid
Rechtspersonen handelen via hun organen. De leden van deze organen verbinden zich niet persoonlijk voor de schulden van de rechtspersoon. Hun benoeming en beëindiging van het mandaat geschieden door de algemene vergadering (AV), wat een contractuele band impliceert. Het WVV biedt contractuele vrijheid wat betreft de financiële en andere voorwaarden van het mandaat, mits deze niet strijdig zijn met dwingende wetsbepalingen. Zowel natuurlijke personen als rechtspersonen kunnen een bestuursmandaat opnemen, waarbij bij een rechtspersoon een vaste vertegenwoordiger moet worden aangeduid.
### 3.2 Verschillende aansprakelijkheidsgronden
#### 3.2.1 Contractuele aansprakelijkheid
Bestuurders en dagelijk bestuurders dienen hun opgedragen taak behoorlijk te vervullen ten opzichte van de vennootschap. Een fout in de uitoefening van deze opdracht kan leiden tot aansprakelijkheid. Dit geldt ook voor het niet voldoen aan wettelijke verplichtingen, zoals de plicht om te beraadslagen over maatregelen ter vrijwaring van de continuïteit van de onderneming voor minstens twaalf maanden bij ernstige bedreigingen. Een niet-behoorlijk uitgevoerd mandaat wordt beschouwd als een contractbreuk. De vordering hiervoor kan enkel uitgaan van de vennootschap als contractspartij.
**Vereisten voor contractuele aansprakelijkheid:**
* **Fout:** Dit kan een overtreding van wet of statuten zijn, of het niet handelen zoals een normaal zorgvuldige bestuurder in dezelfde omstandigheden (zowel actie als nalatigheid).
* **Schade:** Alle vormen van schade, zowel materieel als moreel, geleden verlies of gederfde winst.
* **Oorzakelijk verband:** Het bewijs dat de schade zich niet zou hebben voorgedaan zonder de fout.
**Marginale toetsing:** De rechter stelt een bestuurder enkel aansprakelijk voor beslissingen, daden of gedragingen die kennelijk buiten de marges vallen waarbinnen normaal zorgvuldige bestuurders redelijkerwijs van mening kunnen verschillen.
De schade is verhaalbaar op het persoonlijk vermogen van de bestuurder. Bij een bestuursorgaan dat als college fungeert, is er sprake van hoofdelijke aansprakelijkheid. Bevrijdingsbedingen zijn niet meer toegelaten.
#### 3.2.2 Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad
Ook derden kunnen bestuurders aansprakelijk stellen op basis van de algemene regels inzake buitencontractuele aansprakelijkheid. Elke persoon die door een fout of nalatigheid schade berokkent, is gehouden deze te vergoeden. De vordering kan uitgaan van elke benadeelde, inclusief derden zonder contractuele band met de bestuurder (bv. schuldeisers, klanten) of de vennootschap zelf. Sinds 1 januari 2025 kunnen vennootschappen in hun contracten met derden contractueel uitsluiten dat de derde buitencontractuele vorderingen kan instellen tegen de bestuurder.
De vereisten zijn dezelfde als bij contractuele aansprakelijkheid: fout, schade en oorzakelijk verband. Marginale toetsing is van toepassing. De schade is verhaalbaar op het persoonlijk vermogen van de bestuurder, en bij een college van bestuurders geldt hoofdelijke aansprakelijkheid.
**Aan te spreken personen:** Niet enkel benoemde bestuurders, maar ook feitelijke bestuurders (personen die, hoewel niet benoemd, onafhankelijk bestuursdaden hebben gesteld) en ex-bestuurders kunnen aansprakelijk worden gesteld. Voor ex-bestuurders blijft de aansprakelijkheid voor bestuursfouten vóór hun ontslag bestaan. Tegenover derden blijft een ex-bestuurder aansprakelijk tot publicatie van zijn ontslag in het Belgisch Staatsblad.
#### 3.2.3 Strafrechtelijke aansprakelijkheid
Indien een bestuurder in de uitoefening van zijn opdracht een misdrijf begaat, kan hij strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld. Dit geldt voor natuurlijke personen of vaste vertegenwoordigers, zowel voor misdrijven uit het strafwetboek (bv. valsheid in geschrifte) als voor strafbepalingen in het WVV, hoewel het aantal hiervan sterk is beperkt in het WVV.
Een bestuurder die een rechtspersoon is, kan samen met zijn vaste vertegenwoordiger strafrechtelijk worden veroordeeld. De rechtspersoon zelf kan veroordeeld worden voor misdrijven die verbonden zijn met de vennootschap of voor haar rekening zijn gepleegd, met specifieke straffen zoals geldboetes, verbeurdverklaring, ontbinding, sluiting van inrichting, verbod op de uitoefening van een werkzaamheid, of publicatie van het vonnis. Deze straffen verschijnen in het strafregister en worden gevoegd bij het dossier van de rechtspersoon.
#### 3.2.4 Aansprakelijkheid wegens het overtreden van het WVV of de statuten
Zowel de vennootschap als derden kunnen zich beroepen op aansprakelijkheid wegens het overtreden van het WVV of de statuten. Dit vereist eveneens fout, schade en oorzakelijk verband. De fout bestaat uit een overtreding van het WVV of de statuten, zoals het niet beraadslagen over continuïteitsmaatregelen, het niet naleven van de alarmbelprocedure, of het niet voeren van een behoorlijke boekhouding.
**Verzwaarde aansprakelijkheidssanctie:**
* Hoofdelijke aansprakelijkheid, zelfs als het bestuursorgaan geen college vormt.
* Wettelijk vermoeden van fout voor alle leden van het bestuursorgaan.
Ontheffing van aansprakelijkheid is mogelijk indien men kan bewijzen geen schuld te hebben aan de overtreding en dit heeft gemeld aan de andere bestuurders en de raad van toezicht.
#### 3.2.5 Wrongful trading
De aansprakelijkheid bij kennelijk grove fout die bijdraagt aan faillissement is opgeheven. Echter, krachtens het Wetboek Economisch Recht (WER) kunnen personen met bestuursbevoegdheid persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor (een deel van) de schulden indien zij wisten of behoorden te weten dat er geen redelijk vooruitzicht was om de onderneming te behouden en geen faillissement te vermijden, en zij niet hebben gehandeld zoals een normaal zorgvuldig persoon in die omstandigheden. Tevens kunnen personen met bestuursbevoegdheid hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor openstaande RSZ-schulden indien zij betrokken waren bij minstens twee faillissementen of vereffeningen met RSZ-schulden in de laatste vijf jaar.
### 3.3 Beperking van aansprakelijkheid (cap)
De aansprakelijkheid van bestuurders wordt beperkt tot een maximaal bedrag dat afhangt van de grootte van de vennootschap. Deze limieten variëren van honderdvijfentwintigduizend euro voor de kleinste vennootschappen, oplopend tot twaalf miljoen euro voor grotere vennootschappen, gebaseerd op omzet en balanstotaal van de voorgaande drie boekjaren. Deze beperking geldt zowel voor contractuele als buitencontractuele aansprakelijkheid en is van toepassing per feit of geheel van feiten, ongeacht het aantal eisers of vorderingen.
**De aansprakelijkheidsbeperking geldt niet:**
* Bij lichte fout die eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt, zware fout, of bedrieglijk opzet of opzet om te schaden.
* Voor aansprakelijkheid bij niet-geldige inschrijving op aandelen of effecten.
* Voor hoofdelijke aansprakelijkheid in het kader van inkomstenbelastingen, btw-bijdragen of RSZ-bijdragen.
### 3.4 Intern reglement
Middels een statutaire machtiging kan het bestuursorgaan een intern reglement uitvaardigen. Dit reglement mag geen bepalingen bevatten die strijdig zijn met dwingende wetsbepalingen, de statuten, of materies betreffen waarvoor het WVV een statutaire bepaling vereist. Het mag ook geen rechten van vennoten, bevoegdheden van organen of de werking van de AV raken. Het intern reglement en elke wijziging ervan dienen te worden meegedeeld aan de vennoten.
### 3.5 Geschillenregeling – Uitsluiting / Uittreding vennoot
Dit onderdeel regelt gerechtelijke procedures om conflicten te beëindigen die de werking van de vennootschap verlammen, en is enkel van toepassing op niet-beursgenoteerde BV's en NV's.
#### 3.5.1 Uitsluiting
De verwijdering van een vennoot uit de vennootschap kan worden gevraagd door belangrijke aandeelhouders (minimaal 30% stemkracht). Dit dient te gebeuren om gegronde redenen, waarbij rekening wordt gehouden met de continuïteit van de vennootschap en het belang van alle vennoten. De rechter vult deze open norm in, waarbij het vennootschapsbelang centraal staat. Voorbeelden zijn ernstige vertrouwensbreuk, vechtscheidingen tussen echtgenoot-vennoten, ernstige wanprestaties, of miskenning van het vennootschapsbelang.
#### 3.5.2 Uittreding
Elke aandeelhouder kan om gegronde redenen die toerekenbaar zijn aan de gedaagde aandeelhouder, de vennootschap verlaten. Hierbij is het vennootschapsbelang minder primordiaal; het gaat om een 'beklemde vennoot' van wie redelijkerwijs niet meer geëist kan worden dat hij vennoot blijft, bijvoorbeeld door ernstige miskenning of bedreiging van zijn rechten door andere vennoten.
**Procedure:** De procedure verloopt zoals in kortgeding voor de Voorzitter van de Ondernemingsrechtbank, waarbij de vennootschap ook partij moet zijn. Overdrachten van aandelen worden bevroren tijdens de procedure. Indien aan de voorwaarden is voldaan, beveelt de voorzitter de overdracht of overname van de aandelen binnen een bepaalde termijn en bepaalt hij de prijs. Vaak wordt een deskundige aangesteld voor de waardebepaling, en moet een provisionele prijs betaald worden of zekerheid gesteld worden. De peildatum voor de waardebepaling is het tijdstip waarop de rechter de overdracht beveelt, tenzij dit tot een kennelijk onredelijk resultaat zou leiden. De rechter houdt rekening met statutaire en contractuele beperkingen betreffende de overdracht. Het recht op betaling van de prijs ontstaat bij eigendomsoverdracht, waarbij de overnemers hoofdelijk gehouden zijn. De voorzitter kan ook uitspraken doen over betwistingen inzake eigendomsrecht en samenhangende geschillen betreffende financiële betrekkingen of niet-concurrentiebedingen. Indien tijdens de procedure blijkt dat voortzetting van de vennootschap onmogelijk is, kan de rechter gerechtelijke ontbinding uitspreken.
### 3.6 Ontbinding en vereffening
#### 3.6.1 Ontbinding
Er zijn drie soorten ontbinding: ontbinding van rechtswege, vrijwillige ontbinding en gerechtelijke ontbinding.
* **Ontbinding van rechtswege:** Dit gebeurt bij het verstrijken van de statutaire duurtijd (voor bepaalde duur). Verlenging vereist een beslissing van de AV met drievierde meerderheid vóór het verstrijken van de termijn. Ontbinding door het vervullen van een uitdrukkelijk ontbindende statutaire voorwaarde is ook mogelijk.
* **Vrijwillige ontbinding:** Dit kan op elk moment voor bepaalde vennootschapsvormen na een beslissing van de buitengewone AV met drievierde meerderheid, waarbij een voorstel tot ontbinding op de agenda moet staan en specifieke verslagen moeten worden gevoegd.
* **Gerechtelijke ontbinding:**
* **Om wettige redenen:** Elke vennoot kan ontbinding vragen indien de normale voortzetting van de vennootschap onmogelijk wordt door grof plichtsverzuim van een vennoot, verhindering van een vennoot, of diepgaande en blijvende onenigheid. De rechtbank treedt hierin terughoudend op.
* **Slapende vennootschap:** Ontbinding kan worden gevraagd indien de vennootschap haar verplichting tot neerlegging van een jaarrekening niet is nagekomen. Een regularisatietermijn kan worden toegekend. Bij gerechtelijke ontbinding wordt een gerechtelijk vereffenaar aangesteld.
#### 3.6.2 Vereffening
Na ontbinding moet de vennootschap vereffend worden, waarbij zij haar rechtspersoonlijkheid behoudt met het oog op de vereffening.
* **Eendagsvereffening:** Mogelijk indien er geen vereffenaar is aangewezen, geen schulden zijn of de nodige gelden zijn geconsigneerd, en alle aanwezige/vertegenwoordigde vennoten unaniem beslissen tot ontbinding en sluiting vereffening in één akte.
* **Vereffenaar:** Kan een natuurlijke persoon of rechtspersoon zijn, benoemd door de rechtbank (gerechtelijke ontbinding) of de AV (vrijwillige ontbinding). Bepaalde personen met strafrechtelijke veroordelingen of faillissementen zonder rehabilitatie kunnen niet benoemd worden. De benoeming kan bevestiging behoeven door de Voorzitter van de Ondernemingsrechtbank, vooral bij deficitaire vereffeningen.
* **Duur mandaat:** Het mandaat kan eindigen door overlijden, bewind, vrijwillig ontslag, of herroeping door de AV of de rechtbank.
* **Vergoeding vereffenaar:** Het ereloon van de vereffenaar is een schuld van de massa en wordt voor andere schulden betaald.
* **Verloop vereffening:**
1. **Realisatie van het actief:** Het actief wordt te gelde gemaakt. De vereffenaar is bevoegd om normale vereffeningshandelingen te stellen, tenzij de statuten of benoemingsbeslissing anders bepalen. Voor handelingen die verder reiken dan de normale vereffening is toestemming van de AV vereist.
2. **Betaling van de schulden:** Eerst de schulden van de massa, daarna de schulden in de massa. Bevoorrechte schuldeisers worden eerst betaald, gevolgd door gewone schuldeisers 'pondspondsgewijze'.
3. **Verdeling van het saldo:** Het resterende actief wordt verdeeld onder de vennoten naar evenredigheid van hun aandelen.
* **Vereffeningsverrichtingen:** De AV blijft bestaan voor vereffeningsdoeleinden. De vereffenaar moet jaarrekeningen voorleggen aan de AV en deze neerleggen bij de Nationale Bank. Er is verplichte verslaggeving aan de rechtbank en een plan van verdeling van activa bij deficitaire vereffeningen.
* **Aansprakelijkheid vereffenaar(s):** Vereffenaars zijn op analoge wijze contractueel, buitencontractueel en strafrechtelijk aansprakelijk voor fouten, vergelijkbaar met bestuurders. Ook hier geldt verzwaarde aansprakelijkheid bij overtreding van het WVV of de statuten. Ontheffing is mogelijk onder specifieke voorwaarden.
* **Sluiting van de vereffening:** Wordt formeel vastgesteld in een AV na goedkeuring van de rekeningen en kwijting van de vereffenaar. Bij gerechtelijke ontbinding spreekt de rechtbank de sluiting uit. Openbaarmaking geschiedt in het Belgisch Staatsblad en het dossier van de rechtspersoon.
* **Aansprakelijkheid vennoten na sluiting:** Vennoten zijn onverdeelde eigenaars van eventueel later opduikende tegoeden. Bij onbetaalde schulden (met bepaalde uitzonderingen) zijn vennoten van vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid beperkt aansprakelijk tot het bedrag van hun inbreng en ontvangen aandeel in het vereffeningssaldo.
* **Heropening vereffening:** Kan door de rechtbank op vordering van onbetaalde schuldeisers indien na sluiting 'vergeten activa' opduiken.
* **Vereffeningsdossier:** Moet worden bijgehouden en is deel van het dossier van de rechtspersoon, ter inzage van belanghebbenden.
#### 3.6.3 Rechtsvorderingen (Verjaring)
* Vorderingen tegen vennootschappen volgen dezelfde verjaringstermijnen als tegen natuurlijke personen (contractueel: tien jaar, buitencontractueel: vijf jaar na fout of ontdekking).
* Vorderingen tegen oprichters verjaren vijf jaar na oprichting.
* Vorderingen tegen bestuurders verjaren vijf jaar na de aangevochten beslissing/rechtshandeling of de ontdekking ervan.
---
# Geschillenregeling en ontbinding van vennootschappen
Dit onderwerp behandelt de procedures voor het oplossen van geschillen tussen aandeelhouders, met name uitsluiting en uittreding, en de diverse vormen van ontbinding van vennootschappen, inclusief gerechtelijke, vrijwillige en ontbinding van rechtswege.
## 4. Geschillenregeling en ontbinding van vennootschappen
### 4.1 Geschillenregeling: uitsluiting en uittreding
Geschillenregeling omvat gerechtelijke procedures die erop gericht zijn conflicten tussen aandeelhouders te beëindigen wanneer deze de werking van de vennootschap verlammen. Deze procedures zijn enkel van toepassing op besloten vennootschappen (BV's) en naamloze vennootschappen (NV's) die niet genoteerd zijn aan de beurs.
#### 4.1.1 Uitsluiting van een vennoot
De uitsluiting betreft het verzoek om een vennoot uit de vennootschap te verwijderen.
* **Wie kan de vordering instellen?** Enkel belangrijke aandeelhouders, die minstens 30% van de stemkracht vertegenwoordigen, kunnen deze vordering instellen.
* **Gronden:** De vordering moet gebaseerd zijn op "gegronde redenen". Dit is een open norm die door de rechter moet worden ingevuld en geen foutvereiste inhoudt. De rechter houdt rekening met de continuïteit van de vennootschap en het belang van alle vennoten. Voorbeelden van gegronde redenen zijn een ernstige vertrouwensbreuk tussen vennoten, een vechtscheiding tussen echtgenoot-vennoten, ernstige wanprestaties, of miskenning van het vennootschapsbelang.
#### 4.1.2 Uittreding van een vennoot
Uittreding houdt in dat een vennoot zelf vraagt om de vennootschap te mogen verlaten.
* **Wie kan de vordering instellen?** Elke aandeelhouder, zonder minimumdrempel, kan deze vordering instellen.
* **Gronden:** De uittreding moet gebaseerd zijn op "gegronde redenen" die toerekenbaar zijn aan de gedaagde aandeelhouder. Ook hier is er geen foutvereiste. Het belang van de vennootschap is hierbij niet primordiaal. De procedure is bedoeld voor een "beklemde vennoot" van wie redelijkerwijs niet meer geëist kan worden dat hij vennoot blijft. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij ernstige miskenning of bedreiging van de rechten van de vennoot door andere vennoten.
#### 4.1.3 Procedure van geschillenregeling
De procedure verloopt "zoals in kortgeding" voor de voorzitter van de Ondernemingsrechtbank.
* **Partijen:** De vennootschap moet eveneens als partij worden gedagvaard.
* **Bevriezing aandelenoverdracht:** Tijdens de procedure wordt elke overdracht van aandelen bevroren.
* **Vonnis:** Indien aan de voorwaarden is voldaan, beveelt de voorzitter de overdracht of overname van de aandelen binnen een vooropgestelde termijn na betekening van het vonnis. De te betalen prijs wordt bepaald, vaak na aanstelling van een deskundige voor de waardebepaling. In afwachting kan een provisionele prijs worden betaald of zekerheid worden gesteld.
* **Waardebepaling:** De peildatum voor de waardebepaling van de aandelen is het tijdstip waarop de rechter de overdracht beveelt, tenzij dit tot een kennelijk onredelijk resultaat leidt. De rechter kan dan een billijke prijsaanpassing doen. Statutaire en contractuele beperkingen inzake overdracht (bv. bepalingen over de waardebepaling bij uitsluiting of uittreding) moeten worden gerespecteerd, tenzij dit tot een kennelijk onredelijke prijs zou leiden.
* **Prijsbetaling:** Het recht op betaling van de prijs ontstaat op het tijdstip van de eigendomsoverdracht. De overnemers zijn hoofdelijk gehouden tot betaling van de prijs.
* **Samenhangende geschillen:** De voorzitter kan zich ook uitspreken over betwistingen inzake eigendomsrecht van aandelen en andere samenhangende geschillen, zoals financiële betrekkingen tussen partijen en de vennootschap (bv. bevrijding van borgstelling) of niet-concurrentiebedingen. De rechter kan een niet-concurrentiebeding beperken of opheffen, of de volledige prijs slechts toekennen indien de uittredende vennoot de vennootschap niet concurreert.
* **Gerechtelijke ontbinding:** Indien tijdens de procedure blijkt dat het voortbestaan van de vennootschap niet aangewezen of onmogelijk is geworden, kan de rechter de gerechtelijke ontbinding uitspreken.
### 4.2 Ontbinding van vennootschappen
Er zijn drie hoofdsoorten van ontbinding van vennootschappen: ontbinding van rechtswege, vrijwillige ontbinding en gerechtelijke ontbinding.
#### 4.2.1 Ontbinding van rechtswege
Ontbinding van rechtswege gebeurt automatisch onder bepaalde omstandigheden:
* **Verstrijken van de statutaire duurtijd:** Vennootschappen opgericht voor een bepaalde duur worden ontbonden bij het verstrijken van deze termijn. De dag van oprichting wordt meegeteld voor de berekening. Voordat de lopende duur verstrijkt, dient de algemene vergadering met een meerderheid van 3/4 van de stemmen te beslissen over verlenging, hetzij voor bepaalde, hetzij voor onbepaalde tijd. Deze verlenging gaat in op de dag van de beslissing.
* **Vervulling van een ontbindende voorwaarde:** Ontbinding kan plaatsvinden door de vervulling van een uitdrukkelijk ontbindende statutaire voorwaarde die door de vennoten of aandeelhouders in de statuten is opgenomen.
#### 4.2.2 Vrijwillige ontbinding
Vrijwillige ontbinding kan op elk ogenblik plaatsvinden voor bepaalde vennootschapsvormen (BV, CV, NV, SE, SCE) na een beslissing van een buitengewone algemene vergadering (met 3/4 meerderheid en in een notariële akte).
* **Vereisten voorstel:** Het voorstel tot ontbinding moet op de agenda van de algemene vergadering staan.
* **Bij te voegen verslagen:** Bij de agenda moeten gevoegd worden: een motiverend verslag van het bestuursorgaan, een staat van activa en passiva (niet ouder dan 3 maanden) en een controleverslag van de commissaris (of een aangewezen bedrijfsrevisor/accountant).
* **Notariële bevestiging:** Een notaris moet vooraf de volledigheid en wettelijkheid van deze stukken en formaliteiten bevestigen.
#### 4.2.3 Gerechtelijke ontbinding
Gerechtelijke ontbinding wordt uitgesproken door de voorzitter van de Ondernemingsrechtbank in kort geding.
* **Om wettige redenen:** Elke vennoot kan op elk moment ontbinding vragen indien de normale voortzetting van de vennootschap onmogelijk wordt door grof plichtsverzuim van een vennoot, verhindering van een vennoot, of een diepgaande en blijvende onenigheid tussen de vennoten. De rechter zal terughoudend zijn en dit als laatste redmiddel beschouwen. Het vonnis wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
* **Slapende vennootschap:** Elke belanghebbende, het Openbaar Ministerie, of de Kamer voor ondernemingen en steun aan kmo's kan de ontbinding vragen van een vennootschap die haar verplichting om een jaarrekening neer te leggen niet is nagekomen (vanaf 8 maanden na afsluiting boekjaar). Een regularisatietermijn kan worden toegekend.
### 4.3 Vereffening van ontbonden vennootschappen
Na ontbinding moet een vennootschap vereffend worden. De rechtspersoonlijkheid behoudt de vennootschap tot aan de sluiting van de vereffening, maar enkel voor vereffeningshandelingen.
#### 4.3.1 De vereffenaar
* **Benoeming:** Bij gerechtelijke ontbinding stelt de rechtbank een of meerdere vereffenaars aan. Bij vrijwillige ontbinding gebeurt de benoeming door de statuten of de algemene vergadering (gewone meerderheid). Indien geen vereffenaar wordt benoemd, worden de bestaande bestuurders of zaakvoerders als zodanig beschouwd, maar zonder de specifieke bevoegdheden voor vereffeningshandelingen.
* **Bevestiging benoeming:** Bij deficitaire vereffeningen is de bevestiging van de benoeming door de voorzitter van de Ondernemingsrechtbank verplicht. Dit dient om misbruiken te voorkomen. De voorzitter toetst de competentie en integriteit van de voorgestelde vereffenaar.
* **Duur mandaat:** Het mandaat van de vereffenaar kan eindigen door overlijden, onderbewindstelling, vrijwillig ontslag of herroeping door de algemene vergadering. Bij gerechtelijk aangewezen vereffenaars kan het mandaat door de rechtbank worden herroepen.
* **Vergoeding:** Het ereloon van de vereffenaar is een schuld van de massa en wordt betaald vóór andere schulden.
#### 4.3.2 Verloop van de vereffening
De vereffening kent doorgaans drie fasen:
1. **Realisatie van het actief:** Het actief wordt te gelde gemaakt. De vereffenaar is bevoegd om alle normale vereffeningshandelingen te stellen, tenzij statuten of benoemingsbeslissingen anders bepalen. Voor bijzondere handelingen (bv. leningen aangaan, onroerend goed onderhands verkopen) is voorafgaande toestemming van de algemene vergadering vereist.
2. **Betaling van de schulden:** Eerst worden de schulden van de massa betaald, daarna de schulden in de massa. Bevoorrechte schuldeisers worden eerst voldaan, gevolgd door de gewone schuldeisers die "pondspondsgewijze" worden betaald.
3. **Verdeling van het saldo:** Het resterende actief wordt verdeeld onder de vennoten, naar evenredigheid van hun aandelen.
#### 4.3.3 Vereffeningsverrichtingen en verslaggeving
* **Jaarrekeningen:** De algemene vergadering blijft bestaan met het oog op de vereffening. De vereffenaar dient jaarlijks een jaarrekening voor te leggen aan de AV en deze binnen 30 dagen na de AV neer te leggen bij de Nationale Bank.
* **Verplichte verslaggeving:** Vereffenaars moeten periodiek een "omstandige staat van de toestand van de vereffening" neerleggen bij de rechtbank om de evolutie te controleren.
* **Plan van verdeling:** Bij een deficitaire vereffening moet de vereffenaar een plan voor de verdeling van de activa onder de schuldeisers voorleggen aan de rechtbank.
#### 4.3.4 Sluiting van de vereffening
* **Formele vaststelling:** De beëindiging van de taak van de vereffenaar wordt formeel vastgesteld in een algemene vergadering na neerlegging van een cijfermatig verslag door de vereffenaar en een controleverslag door de commissaris. De goedkeuring van de rekening en kwijting van de vereffenaar gebeuren bij gewone meerderheid.
* **Publicatie:** De sluiting van de vereffening wordt bekendgemaakt in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad en het dossier van de rechtspersoon.
#### 4.3.5 Aansprakelijkheid van vereffenaars
Vereffenaars zijn aansprakelijk voor hun opdracht, zowel ten aanzien van de vennootschap als van derden, op een vergelijkbare manier als bestuurders (contractueel, buitencontractueel, strafrechtelijk). Ook hier is verzwaarde aansprakelijkheid mogelijk bij overtreding van wet of statuten.
#### 4.3.6 Aansprakelijkheid vennoten na sluiting
Na sluiting van de vereffening kunnen vennoten van vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (BV, NV, CV) beperkt aansprakelijk zijn voor nog opduikende onbetaalde schulden, maximaal tot het bedrag van de aan hen terugbetaalde inbrengen en ontvangen aandeel in het vereffeningssaldo.
#### 4.3.7 Heropening van de vereffening
Als na sluiting van een deficitaire vereffening "vergeten activa" opduiken, kan de rechtbank op vordering van de onbetaalde schuldeisers de heropening van de vereffening uitspreken.
#### 4.3.8 Vereffeningsdossier
Gedurende de vereffening wordt een vereffeningsdossier bijgehouden dat deel uitmaakt van het dossier van de rechtspersoon en ter inzage van belanghebbenden ligt.
#### 4.3.9 Verjaring
Vorderingen tegen vennootschappen verjaren volgens de algemene verjaringstermijnen (contractueel: 10 jaar; buitencontractueel: 5 jaar). Vorderingen tegen oprichters verjaren na 5 jaar vanaf oprichting, en tegen bestuurders na 5 jaar na de aangevochten beslissing of handeling, of ontdekking ervan.
---
# Vereffening van vennootschappen
Dit deel beschrijft de procedurele aspecten die komen kijken bij de vereffening van een vennootschap na de ontbinding ervan, inclusief de aanstelling en bevoegdheden van de vereffenaar, de verschillende fasen van het vereffeningsproces, de bijbehorende verslaggeving en de uiteindelijke sluiting, met speciale aandacht voor de aansprakelijkheid van zowel vereffenaars als vennoten.
## 5.1 Ontbinding van de vennootschap
Voordat een vennootschap kan worden vereffend, dient deze eerst ontbonden te worden. Het WVV voorziet in drie hoofdtypen van ontbinding:
### 5.1.1 Ontbinding van rechtswege
Dit type ontbinding gebeurt automatisch wanneer een van de volgende voorwaarden zich voordoet:
* **Verstrijken van de statutaire duurtijd:** Een vennootschap die is opgericht voor een bepaalde duur wordt ontbonden bij het verstrijken van die periode. De dag van oprichting telt mee voor de berekening van de duur. Om dit te voorkomen, dient de algemene vergadering (AV) ruim voor het verstrijken van de termijn te beslissen over een verlenging, hetzij voor bepaalde of onbepaalde duur. Het bestuur is belast met het toezien op tijdige besluitvorming door de AV.
* **Vervulling van een statutaire ontbindende voorwaarde:** Ontbinding kan plaatsvinden indien de statuten een specifieke ontbindende voorwaarde bevatten waaraan de vennoten of aandeelhouders de vennootschap hebben onderworpen.
### 5.1.2 Vrijwillige ontbinding
Een vennootschap kan op elk moment vrijwillig worden ontbonden door een beslissing van de buitengewone algemene vergadering (BAVG). Hiervoor is een meerderheid van driekwart van de stemmen vereist, en de beslissing dient in de vorm van een authentieke akte te worden vastgelegd. Het voorstel tot ontbinding moet expliciet op de agenda van de BAVG staan. Bij het voorstel moeten de volgende stukken worden gevoegd:
* Een motiverend verslag van het bestuursorgaan.
* Een staat van activa en passiva (niet ouder dan drie maanden).
* Een controleverslag van de commissaris, of een door het bestuursorgaan aangewezen bedrijfsrevisor of accountant.
De notaris moet vooraf de bestaan en wettigheid van deze stukken en formaliteiten bevestigen.
### 5.1.3 Gerechtelijke ontbinding
Gerechtelijke ontbinding wordt uitgesproken door de voorzitter van de ondernemingsrechtbank, doorgaans in kort geding, en kan om twee hoofdredenen worden gevraagd:
* **Om wettige redenen:** Elke vennoot kan de ontbinding vragen indien de normale voortzetting van de vennootschap onmogelijk wordt. Dit kan het gevolg zijn van ernstig plichtsverzuim van een vennoot, verhindering van een vennoot, of diepgaande en blijvende onenigheid tussen de vennoten. De rechter zal terughoudend zijn en dit als laatste redmiddel beschouwen. Het vonnis tot gerechtelijke ontbinding wordt gepubliceerd in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad.
* **Slapende vennootschap:** Elke belanghebbende, het openbaar ministerie of de Kamer voor ondernemingen in moeilijkheden kan de ontbinding vragen van een vennootschap die haar verplichting tot het neerleggen van een jaarrekening niet is nagekomen (vanaf acht maanden na de afsluiting van het boekjaar). De rechter kan een regularisatietermijn toekennen, eventueel met opvolging door de Kamer voor ondernemingen in moeilijkheden.
Bij gerechtelijke ontbinding wordt een gerechtelijk vereffenaar aangesteld. Er zijn geen specifieke wettelijke bepalingen over de reikwijdte van diens bevoegdheden.
## 5.2 Vereffening van de vennootschap
Na ontbinding moet de vennootschap worden vereffend. Gedurende de vereffening behoudt de vennootschap haar rechtspersoonlijkheid, maar enkel en alleen met het oog op de vereffeningshandelingen. Dit betekent dat de activiteiten beperkt zijn tot wat strikt noodzakelijk is voor de vereffening. De vermelding "in vereffening" moet worden toegevoegd aan alle documenten die de vennootschap uitgaan. De naam van de vennootschap mag niet wijzigen, en een zetelwijziging vereist homologatie door de ondernemingsrechtbank van het besluit van de AV.
### 5.2.1 Eendagsvereffening
Onder bepaalde voorwaarden kan de vereffening in één akte worden afgesloten. Dit is mogelijk indien:
* Er geen vereffenaar is aangewezen.
* Er geen schulden zijn ten aanzien van derden, of de benodigde gelden zijn geconsigneerd, of de onbetaalde schuldeisers stemmen in.
* Alle aanwezige of vertegenwoordigde vennoten op de AV unaniem besluiten tot ontbinding en sluiting van de vereffening in één akte. Voor VOF's en Comm.V.'s geldt dit voor alle vennoten, voor BV's, NV's en CV's voor de vennoten die minstens de helft van de uitgegeven aandelen of het kapitaal vertegenwoordigen.
Dit is ook mogelijk bij een gerechtelijke ontbinding.
### 5.2.2 De vereffenaar
#### 5.2.2.1 Wie is de vereffenaar?
Er zijn geen specifieke wettelijke vereisten voor de hoedanigheid van vereffenaar; vaak is dit een voormalig bestuurder. Er kan één of meerdere vereffenaars (als college) worden aangesteld.
#### 5.2.2.2 Benoeming
* **Gerechtelijke ontbinding:** De rechtbank stelt een of meerdere vereffenaars aan (bv. een advocaat-curator). De benoeming wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
* **Vrijwillige ontbinding:** De benoeming kan gebeuren via de statuten of door de algemene vergadering met een gewone meerderheid.
* Bij gebreke van benoeming worden de vennoten-zaakvoerders (bij VOF/Comm.V.) of de bestuurders (bij BV, NV, CV) door derden als vereffenaars beschouwd, maar zij beschikken niet over de specifieke bevoegdheden tot vereffeningsverrichtingen.
#### 5.2.2.3 Bevestiging van de benoeming van de vereffenaar
Om misbruik van de vereffeningsprocedure te voorkomen (bv. het vermijden van faillissementsaansprakelijkheden), is een bevestigingsprocedure bij de voorzitter van de ondernemingsrechtbank verplicht bij een *deficitaire* vereffening. De voorzitter beoordeelt of de voorgestelde vereffenaar de nodige competentie en integriteit bezit. De vennootschap kan alternatieve vereffenaars voorstellen. Personen met bepaalde strafrechtelijke veroordelingen of gefailleerden zonder rehabilitatie kunnen niet worden benoemd. De voorzitter beslist binnen vijf werkdagen na neerlegging van het verzoekschrift. Bij gebreke van uitspraak binnen deze termijn, wordt de benoeming van de eerst aangewezen vereffenaar als bevestigd beschouwd. De voorzitter kan handelingen die de vereffenaar tussentijds stelde, nietig verklaren indien deze strijdig zijn met de rechten van derden. Indien de bevestigingsprocedure niet wordt gevolgd bij een deficitaire vereffening, kan het Openbaar Ministerie of elke belanghebbende de vervanging van de vereffenaar vragen.
#### 5.2.2.4 Duur van het mandaat
Het mandaat van de vereffenaar kan eindigen door:
* Persoonsgebonden redenen (bv. overlijden, onder bewindstelling).
* Vrijwillig ontslag door de vereffenaar.
* Herroeping van het mandaat door de AV (met een ¾ meerderheid indien in de statuten bepaald, anders met gewone meerderheid).
* Bij gerechtelijke ontbinding kan het mandaat worden herroepen door een vonnis.
#### 5.2.2.5 Vergoeding van de vereffenaar
Het ereloon van de vereffenaar is een schuld van de massa en wordt betaald vóór andere schulden (schulden in de massa). Dit komt doordat deze vergoeding noodzakelijk is om de vereffening te kunnen voltooien.
### 5.2.3 Verloop van de vereffening
De vereffening kent drie fasen:
#### 5.2.3.1 Realisatie van het actief
De vereffenaar maakt het actief te gelde. In beginsel (tenzij de statuten, de benoemingsbeslissing of het vonnis anders bepalen) mag de vereffenaar alleen en zonder formaliteiten alle normale vereffeningshandelingen stellen en de vennootschap vertegenwoordigen naar buiten toe: rechtsgedingen voeren, betalingen ontvangen, roerende goederen verkopen, openbaar laten verkopen van onroerende goederen (indien nodig voor schuldbetaling), en dadingen sluiten. Voor handelingen die verder reiken dan de normale vereffening (bv. leningen aangaan, goederen hypothekeren of verpanden, onderhandse verkoop van onroerend goed, voortzetten van de handel, inbreng in een andere vennootschap) is de voorafgaande toestemming van de AV vereist, tenzij deze bevoegdheden uitdrukkelijk aan de vereffenaar zijn overgedragen.
#### 5.2.3.2 Betaling van de schulden
Eerst worden de schulden van de massa betaald (bv. kosten van de vereffenaar), daarna de schulden in de massa. Bevoorrechte schuldeisers worden eerst betaald. Gewone schuldeisers worden 'pondspondsgewijze' betaald, wat betekent dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen vervallen en niet-vervallen schulden (voor niet-vervallen schulden kan wel een disconto worden aangerekend). Indien niet alle schulden kunnen worden voldaan, worden de nodige gelden geconsigneerd.
#### 5.2.3.3 Verdeling van het saldo van het actief
Het overgebleven saldo van het actief wordt verdeeld onder de vennoten, naar evenredigheid van hun aandelen.
### 5.2.4 Vereffeningsverrichtingen en verslaggeving
* **Jaarrekening:** De AV blijft bestaan tijdens de vereffening, maar enkel voor de vereffeningshandelingen. De vereffenaar moet de AV bijeenroepen om de jaarrekening van het laatste boekjaar vóór ontbinding goed te keuren. Elk boekjaar vanaf de ontbinding moet de vereffenaar een jaarrekening voorleggen met de resultaten van de vereffening en de redenen waarom deze nog niet is voltooid. Deze jaarrekening moet binnen 30 dagen na de AV worden neergelegd bij de Nationale Bank.
* **Verplichte verslaggeving:** Om misbruik te voorkomen, is gerechtelijke controle ingevoerd. Vereffenaars moeten een "omstandige staat van de toestand van de vereffening" neerleggen bij de rechtbank op de zevende en dertiende maand van de vereffening, en daarna jaarlijks vanaf het tweede jaar. Hierin worden ontvangsten, uitgaven, uitkeringen en resterende te vereffenen posten opgenomen.
* **Plan van verdeling van de activa:** Enkel bij een deficitaire vereffening moet de vereffenaar een plan voor de verdeling van de activa onder de schuldeisers ter goedkeuring voorleggen aan de rechtbank.
### 5.2.5 Aansprakelijkheid van de vereffenaar(s)
De vereffenaar dient zijn opdracht behoorlijk uit te voeren. Bij een fout kan hij, net als een bestuurder, zowel ten aanzien van de vennootschap als van derden aansprakelijk worden gesteld op contractuele, buitencontractuele en strafrechtelijke gronden. Er geldt een verzwaarde aansprakelijkheid bij overtreding van het WVV of de statuten. Ontheffing van aansprakelijkheid is mogelijk mits bewijs van geen schuld aan de overtreding en melding aan de AV of de rechtbank (bij gerechtelijke ontbinding).
* **Ten aanzien van de vennootschap:** Via een vennootschapsvordering of minderheidsvordering tijdens de vereffeningsprocedure. Na sluiting kan elke vennoot een aansprakelijkheidsvordering instellen.
* **Specifieke strafsancties:** Het WVV voorziet in specifieke strafsancties voor de vereffenaar.
### 5.2.6 Sluiting van de vereffening
De sluiting van de vereffening gebeurt formeel in een AV, waarvoor minimaal één maand van tevoren de cijfermatige verslagen van de vereffenaar ter inzage moeten worden neergelegd. De AV keurt de rekeningen en verleent kwijting aan de vereffenaar. Bij gerechtelijke ontbinding brengt de vereffenaar verslag uit aan de rechtbank, die de sluiting uitspreekt. De sluiting wordt vervolgens bekendgemaakt in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad en aan het dossier van de rechtspersoon toegevoegd.
### 5.2.7 Aansprakelijkheid van vennoten na sluiting
* **Opduikende tegoeden:** Indien na sluiting nog tegoeden opduiken, worden de vennoten van rechtswege onverdeelde eigenaars in verhouding tot hun aandelen.
* **Onbetaalde schulden:** Bij vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (BV, NV, CV) zijn vennoten 'beperkt' aansprakelijk voor onbetaalde schulden (indien deze niet volledig gedekt waren door consignatie en de vennoten hiervan niet onwetend konden zijn), tot maximaal het bedrag van de aan hen terugbetaalde inbrengen en het ontvangen aandeel in het vereffeningssaldo.
### 5.2.8 Heropening van de vereffening
Na sluiting van een deficitaire vereffening kan de rechtbank op vordering van onbetaalde schuldeisers de heropening uitspreken, indien er nog 'vergeten activa' opduiken.
### 5.2.9 Vereffeningsdossier
Tijdens de vereffening dient een vereffeningsdossier te worden bijgehouden dat deel uitmaakt van het dossier van de rechtspersoon. Dit dossier bevat de beslissing tot ontbinding, de voorafgaande verslagen, de bevestiging van de benoeming van de vereffenaar, de bekendmaking van de vereffenaar, de staten betreffende de toestand van de vereffening, het plan voor de verdeling van activa, en het proces-verbaal van de sluiting van de vereffening. Dit dossier is ter inzage van elke belanghebbende.
### 5.2.10 Rechtsvorderingen en verjaring
* **Vorderingen tegen vennootschappen:** De verjaringstermijnen zijn gelijk aan die tegen natuurlijke personen (contractueel: 10 jaar, buitencontractueel: 5 jaar na fout of ontdekking ervan).
* **Vorderingen tegen oprichters:** 5 jaar vanaf de oprichting.
* **Vorderingen tegen bestuurders:** 5 jaar na de aangevochten beslissing/rechtshandeling of de ontdekking ervan.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Rechtspersoon | Een juridische entiteit die, net als een natuurlijk persoon, rechten en plichten kan hebben, eigendom kan bezitten en contracten kan aangaan, los van de individuele personen die eraan verbonden zijn. |
| Statuten | De grondregels en bepalingen die de organisatie, werking en het doel van een rechtspersoon, zoals een vennootschap, vastleggen. Ze zijn vergelijkbaar met de grondwet van de organisatie. |
| Ondernemingsrechtbank | Een gespecialiseerde rechtbank die bevoegd is voor geschillen met betrekking tot ondernemingen en rechtspersonen, inclusief oprichting, wijzigingen en geschillen binnen deze entiteiten. |
| Ondernemingsnummer (KBO) | Een uniek identificatienummer dat wordt toegekend aan elke onderneming die in België actief is, ongeacht haar rechtsvorm. Dit nummer dient ter identificatie en wordt centraal geregistreerd in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). |
| Nietigheid | De juridische status van een rechtshandeling of akte die als ongeldig wordt beschouwd vanaf het begin, alsof deze nooit heeft bestaan, meestal als gevolg van het niet naleven van wettelijke vereisten. |
| Bestuursorgaan | Het orgaan binnen een rechtspersoon dat belast is met het dagelijks bestuur en de strategische besluitvorming, zoals de raad van bestuur of de zaakvoerders, afhankelijk van de rechtsvorm. |
| Contractuele aansprakelijkheid | De aansprakelijkheid die voortvloeit uit het niet nakomen van contractuele verplichtingen. Dit kan leiden tot schadevergoeding voor de benadeelde partij. |
| Onrechtmatige daad | Een handeling of nalatigheid die buiten een contractuele relatie schade berokkent aan een derde, en die aanleiding geeft tot aansprakelijkheid voor de veroorzaker. |
| Strafrechtelijke aansprakelijkheid | De aansprakelijkheid die ontstaat wanneer een persoon, in de uitoefening van zijn functie, een strafbaar feit pleegt. Dit kan leiden tot straffen zoals boetes of gevangenisstraf. |
| Wrongful trading | Een concept waarbij bestuurders persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gesteld voor schulden van de onderneming indien zij wisten of hadden moeten weten dat er geen redelijk vooruitzicht was om een faillissement te vermijden en geen passende maatregelen namen. |
| Geschillenregeling | Een juridische procedure gericht op het oplossen van conflicten tussen aandeelhouders binnen een vennootschap, met specifieke procedures voor uitsluiting en uittreding. |
| Ontbinding | De fase waarin een rechtspersoon juridisch ophoudt te bestaan als actieve entiteit, wat de start is van de vereffening om de bezittingen te liquideren en schulden te voldoen. |
| Vereffening | Het proces waarbij de bezittingen van een ontbonden rechtspersoon worden te gelde gemaakt, de schulden worden betaald en het resterende saldo wordt verdeeld onder de vennoten of aandeelhouders. |
| Vereffenaar | De persoon of personen die door de rechtbank of de vennoten worden aangewezen om het proces van vereffening van een ontbonden rechtspersoon te leiden en af te ronden. |
| Schulden van de massa | De kosten die gemaakt worden tijdens de vereffening zelf, zoals de vergoeding van de vereffenaar en de kosten voor de realisatie van het actief, die voorrang hebben op de schulden van de vennootschap zelf. |
| Schulden in de massa | De openstaande schulden van de vennootschap vóór de ontbinding, die betaald moeten worden uit de opbrengst van de verkoop van het actief van de vennootschap. |
| Plan van verdeling van de activa | Een document waarin wordt uiteengezet hoe de activa van een vereffenende vennootschap verdeeld zullen worden onder de schuldeisers en vervolgens de vennoten, met name van belang bij een deficitaire vereffening. |
Cover
ANDEREVENNOOTSCHAPPEN.pptx
Summary
# Het basismodel maatschap
Het basismodel van een maatschap is de enige vennootschapsvorm zonder rechtspersoonlijkheid, waarbij de persoon van de vennoot centraal staat en de samenwerking is gericht op winstuitkering ten behoeve van de vennoten.
### 1.1 Definitie van de maatschap
De maatschap wordt gedefinieerd aan de hand van drie kernelementen:
* Een overeenkomst tussen twee of meer personen.
* Het inbrengen in een gemeenschap van geld, goederen of te presteren arbeid.
* Een winstuitkeringsoogmerk in hoofde van de vennoten.
De maatschap wordt aangegaan in het gemeenschappelijk belang van de partijen.
### 1.2 Kenmerken van het basismodel maatschap
* **Oprichting:** De maatschap wordt opgericht met een onderhandse overeenkomst. Er is geen minimuminbreng vereist en een financieel plan is niet verplicht.
* **Ondernemingsplicht:** Ondanks het ontbreken van rechtspersoonlijkheid, dient een maatschap die een onderneming uitoefent wel een ondernemingsnummer te hebben, boekhoudplichtig te zijn en het UBO-register te vervullen.
* **Stille maatschap:** Dit betreft een samenwerking tussen personen die wordt bestuurd door één of meerdere zaakvoerders (al dan niet vennoten) die handelen in eigen naam, zonder het bestaan van de vennootschap kenbaar te maken.
* **Geoorloofd voorwerp:** De maatschap moet een geoorloofd doel nastreven.
* **Duur:** Een maatschap wordt geacht te zijn aangegaan voor onbepaalde duur, tenzij het een tijdelijke maatschap betreft. Een tijdelijke maatschap heeft een welbepaalde handeling als voorwerp en wordt geacht te zijn aangegaan voor de duur van die handeling, zoals de realisatie van een groot bouwproject.
### 1.3 Het aandeel van de vennoten
* **Winst- en verliesverdeling:** Er is een vrije verdeling van winsten en verliezen mogelijk in de overeenkomst. Het is echter niet toegestaan om aan één vennoot de gehele winst toe te kennen of om één of meerdere vennoten geheel uit te sluiten van winstdeling, wat leidt tot nietigheid van de clausule. Een clausule tot vrijstelling van verlies is wel geldig.
* **Verdeling bij gebreke van overeenkomst:** Indien de winstverdeling niet in de overeenkomst is vastgelegd, krijgt elke vennoot een aandeel in de winst dat evenredig is aan zijn inbreng. Bij een inbreng in nijverheid wordt deze geacht gelijk te zijn aan de kleinste inbreng anders dan in nijverheid.
* **Overdraagbaarheid:** De aandelen zijn niet overdraagbaar, tenzij anders overeengekomen.
### 1.4 Bestuur van de maatschap
* **Zaakvoerders:** Het bestuur wordt uitgeoefend door één of meer zaakvoerders, die al dan niet vennoten zijn.
* **Bevoegdheden:** De bevoegdheden van de zaakvoerders worden bepaald door de akte van benoeming.
* **Individuele beslissingsbevoegdheid:** Zaakvoerders hebben individuele beslissingsbevoegdheid, tenzij de vennootschapsovereenkomst of akte van benoeming bepaalt dat zij gezamenlijk moeten optreden.
* **Herroeping van mandaat:** Indien een zaakvoerder in een bijzonder beding van de vennootschapsovereenkomst met het bestuur werd belast, kan het mandaat enkel herroepen worden om wettige redenen of met eenparigheid.
* **Bestuur bij gebreke van overeenkomst:** Indien er niets overeengekomen is over het bestuur, worden de vennoten geacht elkaar wederkerig de macht te hebben verleend om de vennootschap te besturen, met de verplichting elkaars bestuurshandelingen te respecteren, tenzij er verzet wordt aangetekend vóór de uitvoering van de handeling.
* **Bevoegdheid ten aanzien van derden:** Vennoten zijn ten aanzien van derden enkel verbonden door een daad van een andere vennoot of zaakvoerder, voor zover deze binnen hun bevoegdheden hebben gehandeld.
### 1.5 Vergadering van vennoten
Alle belangrijke beslissingen, zoals wijziging van de vennootschapsovereenkomst of ontbinding, vereisen het eenparig akkoord van de vennoten. De vennootschapsovereenkomst kan echter bepalen dat beslissingen bij meerderheid worden genomen, mits het essentiële voorwerp van de vennootschap niet wordt gewijzigd.
### 1.6 Het vennootschapsvermogen en de rechten van schuldeisers
* **Vennootschapsvermogen:** Ingebrachte goederen en goederen verkregen uit vennootschapsactiviteit vormen een onverdeeld vermogen van de vennoten. Deze goederen zijn bestemd voor de vennootschapsactiviteit en vennoten mogen er geen aanspraken op laten gelden die strijdig zijn met deze bestemming.
* **Schuldeisers van de vennootschap:** Schuldeisers van de vennootschap kunnen hun vordering verhalen op het volledige vennootschapsvermogen. Indien dit onvoldoende is, zijn de vennoten persoonlijk en hoofdelijk gehouden met hun eigen vermogen.
* **Uitzondering Stille maatschap:** Bij een stille maatschap kunnen schuldeisers enkel verhaal halen op het vermogen van de vennoot of zaakvoerder die met hen in persoonlijke naam heeft gehandeld.
* **Persoonlijke schuldeisers van een vennoot:** Persoonlijke schuldeisers van een vennoot kunnen hun vordering enkel verhalen op het aandeel van deze vennoot en de hem uitgekeerde winsten.
### 1.7 Ontbinding van de vennootschap
Een maatschap wordt ontbonden onder de volgende omstandigheden:
* Het verstrijken van de afgesproken duurtijd.
* Het tenietgaan van de zaak of de voltrekking van de verrichting, indien de maatschap uitsluitend met dat oogmerk was opgericht.
* De dood, onbekwaamheid, vereffening, faillissement of kennelijk onvermogen van een van de vennoten. Een voortzettingsbeding of verblijvingsbeding kan hiervan afwijken.
* De eenparige beslissing van de vennoten.
* Een ontbindende voorwaarde die in de overeenkomst is opgenomen.
* Bij een maatschap voor onbepaalde duur kan elke vennoot deze eenzijdig opzeggen (indien te goeder trouw) met inachtneming van een redelijke opzeggingstermijn.
* Gerechtelijke ontbinding om wettige redenen. Gerechtelijke ontbinding kan ook gedeeltelijk zijn, enkel ten aanzien van één vennoot.
Clausules over terugtrekking en uitsluiting van vennoten kunnen in de vennootschapsovereenkomst worden opgenomen zonder dat dit tot ontbinding leidt.
### 1.8 Vennootschap onder firma (VOF)
* **Rechtspersoonlijkheid:** De VOF is een vennootschap met rechtspersoonlijkheid.
* **Basismodel van toepassing:** De regels van het basismodel maatschap zijn in principe van toepassing, aangevuld met specifieke regels voor de VOF.
* **Aansprakelijkheid:** Alle vennoten zijn onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijk voor de verbintenissen van de vennootschap. Vennoten kunnen niet persoonlijk worden veroordeeld zolang de vennootschap niet is veroordeeld voor de verbintenis.
* **Faillissement:** Bij faillissement worden zowel de VOF als de vennoten persoonlijk failliet verklaard. Eerst wordt het vermogen van de VOF vereffend, daarna het persoonlijk vermogen van de vennoten.
* **Bestuur:** De VOF wordt bestuurd door één of meer zaakvoerders.
### 1.9 Commanditaire vennootschap (CommV)
* **Rechtspersoonlijkheid:** De CommV is een vennootschap met rechtspersoonlijkheid.
* **Vennoten:** De CommV wordt aangegaan door gecommanditeerde vennoten (onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijk) en commanditaire vennoten (geldschieters met beperkte aansprakelijkheid).
* **Situatie gecommanditeerde vennoten:** Identiek aan die van de vennoten in een VOF.
* **Situatie commanditaire vennoten:** Hun aansprakelijkheid is beperkt tot hun inbreng, op voorwaarde dat zij geen bestuursdaden stellen (zelfs niet krachtens volmacht). Dit is interessant voor personen die wel een geldschieter hebben maar onvoldoende kapitaal bezitten om een onderneming op te starten.
* **Bestuur:** De CommV wordt bestuurd door één of meer zaakvoerders.
### 1.10 Coöperatieve vennootschap
De coöperatieve vennootschap (CV) blijft bestaan in het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) voor "echte" coöperaties, met als primair doel het voldoen aan de behoeften van de aandeelhouders en het ontwikkelen van hun economische en sociale activiteiten. Bestaande CV's die hier niet aan voldoen, kunnen overstappen naar de BV. Een oneigenlijke CV kan op verzoek van een aandeelhouder, het Openbaar Ministerie of elke belanghebbende worden ontbonden. De CV kan als sociale onderneming erkend worden.
* **Specifieke kenmerken afwijkend van de BV:**
* **Oprichting:** Vereist minstens drie oprichters (sanctie: nietigheid). Voor het overige zijn de regels van de BV van toepassing (authentieke akte, toereikend eigen vermogen, financieel plan).
* **Effecten:** Minstens drie aandelen met stemrecht. Vrije overdraagbaarheid aan aandeelhouders, tenzij statuten anders bepalen. Geen vrije overdraagbaarheid aan derden, tenzij deze behoren tot door de statuten bepaalde categorieën en voldoen aan de statutaire vereisten.
* **Bestuur:** Regels van de BV zijn van toepassing.
* **Algemene vergadering:** Regels van de BV zijn van toepassing.
* **Vermogen:** Zonder statutenwijziging kunnen aandeelhouders inschrijven op aandelen en kunnen derden die aan de voorwaarden voldoen, toetreden door op aandelen in te schrijven. Aandeelhouders kunnen in principe vrij uittreden (mits formaliteiten) vanaf het derde boekjaar en enkel in de eerste zes maanden van het jaar.
* **Uittreding:** Aandeelhouders worden, tenzij de statuten anders bepalen, geacht van rechtswege uit te treden in geval van overlijden, faillissement, kennelijk onvermogen, vereffening of onbekwaamverklaring. De statuten kunnen ook bepalen dat zij van rechtswege uittreden wanneer zij niet meer voldoen aan de voorwaarden om aandeelhouder te worden.
* **Uitsluiting:** Uitsluiting van een aandeelhouder is mogelijk om een wettige reden (zie BV).
* **Recht op scheidingsaandeel:** Bij uittreding of uitsluiting (zie BV).
* **Overige:** Winstuitkering, alarmbelprocedure zijn van toepassing zoals bij de BV.
---
# Vennootschap onder firma (vof)
Een vennootschap onder firma (vof) is een personenvennootschap die, net als de maatschap, primair gericht is op de persoon van de vennoten, maar wel rechtspersoonlijkheid bezit, wat met zich meebrengt dat de vennoten onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap.
### 2.1 Kenmerken van de vof
De regels van het basismodel van de maatschap zijn in principe van toepassing op de vof, tenzij er specifieke, aanvullende regels gelden. Het cruciale onderscheid is dat de vof wél rechtspersoonlijkheid geniet.
#### 2.1.1 Rechtspersoonlijkheid
De rechtspersoonlijkheid van de vof impliceert dat de vennootschap als een zelfstandige entiteit kan optreden, los van de individuele vennoten. Dit heeft echter ook specifieke consequenties voor de aansprakelijkheid.
#### 2.1.2 Aansprakelijkheid van de vennoten
Bij een vof zijn alle vennoten onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijk voor de verbintenissen van de vennootschap. Dit betekent dat een schuldeiser zich in principe tot elk van de vennoten kan wenden voor de volledige schuld.
> **Tip:** De onbeperkte en hoofdelijke aansprakelijkheid is een van de meest kenmerkende en risicovolle aspecten van de vof. Het is essentieel om dit goed te begrijpen bij het aangaan van deze rechtsvorm.
Er geldt een subsidiair karakter van de persoonlijke aansprakelijkheid van de vennoten. Vennoten kunnen niet persoonlijk worden veroordeeld voor een schuld van de vennootschap zolang de vennootschap zelf nog niet voor die schuld is veroordeeld.
Bij een faillissement van de vof worden niet alleen de vennootschap zelf, maar ook de individuele vennoten persoonlijk failliet verklaard. De vereffening van het vermogen van de vof gaat voor op de vereffening van de persoonlijke vermogens van de vennoten.
#### 2.1.3 Bestuur
Een vof wordt bestuurd door één of meer zaakvoerders, die al dan niet vennoot zijn. De bevoegdheden van de zaakvoerders worden bepaald door de akte van benoeming en de vennootschapsovereenkomst.
> **Tip:** Duidelijke afspraken over het bestuur en de bevoegdheden van de zaakvoerders zijn cruciaal om conflicten te voorkomen en de vennootschap soepel te laten functioneren.
#### 2.1.4 Vergelijking met andere personenvennootschappen
* **Maatschap (basismodel):** De maatschap heeft geen rechtspersoonlijkheid en de vennoten zijn weliswaar hoofdelijk aansprakelijk, maar de vof kent specifiekere regels rondom faillissement en de mogelijkheid tot rechtsgedingen.
* **Commanditaire vennootschap (commv):** De commv kent twee soorten vennoten: gecommanditeerde vennoten (met onbeperkte en hoofdelijke aansprakelijkheid, vergelijkbaar met vof-vennoten) en commanditaire vennoten (geldschieters met beperkte aansprakelijkheid, op voorwaarde dat zij geen bestuursdaden stellen).
### 2.2 Oprichting van de vof
De oprichting van een vof vereist, net als bij de maatschap, een overeenkomst tussen twee of meer personen. Hoewel een onderhandse overeenkomst voldoende is, is registratie in het handelsregister en het UBO-register verplicht. Er is geen minimuminbreng of financieel plan vereist voor de oprichting van een vof.
### 2.3 Aandeel van de vennoten in winst en verlies
De verdeling van winsten en verliezen kan vrij worden overeengekomen in de vennootschapsovereenkomst. Het is echter niet toegestaan om aan één vennoot de gehele winst toe te kennen of om vennoten geheel uit te sluiten van winstdeling, dit leidt tot nietigheid. Een clausule tot vrijstelling van verlies is wel geldig. Indien er geen specifieke afspraken zijn, wordt de winst verdeeld naar evenredigheid van de inbreng. Bij een inbreng in nijverheid wordt deze geacht gelijk te zijn aan de kleinste inbreng anders dan in nijverheid. De aandelen zijn niet overdraagbaar zonder instemming van de andere vennoten.
### 2.4 Vennootschapsvermogen en schuldeisers
Het vennootschapsvermogen, bestaande uit ingebrachte goederen en goederen verkregen uit de vennootschapsactiviteit, vormt een gemeenschappelijk vermogen bestemd voor de vennootschapsactiviteit. Schuldeisers van de vennootschap kunnen zich verhalen op dit gehele vermogen. Indien dit onvoldoende is, kunnen zij zich verhalen op het persoonlijke vermogen van de vennoten. Persoonlijke schuldeisers van een vennoot kunnen zich enkel verhalen op het aandeel van die vennoot in het vennootschapsvermogen en op de hem uitgekeerde winsten.
### 2.5 Ontbinding van de vof
Een vof kan worden ontbonden om verschillende redenen, waaronder het verstrijken van de duurtijd, het tenietgaan van de zaak, de dood of het faillissement van een vennoot (tenzij er een voortzettingsbeding is opgenomen), een eenparige beslissing van de vennoten of een ontbindende voorwaarde. Ook een eenzijdige opzegging door een vennoot is mogelijk (mits te goeder trouw en met inachtneming van een redelijke opzeggingstermijn). De vennootschapsovereenkomst kan tevens clausules bevatten over de terugtrekking en uitsluiting van vennoten zonder dat dit tot ontbinding leidt.
---
# Commanditaire vennootschap (commv)
Een commanditaire vennootschap (commv) is een rechtspersoon die wordt aangegaan door gecommanditeerde vennoten, die onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijk zijn, en commanditaire vennoten, die als geldschieters een beperkte aansprakelijkheid hebben.
### 3.1 Definitie en structuur
De commanditaire vennootschap wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van twee types vennoten:
* **Gecommanditeerde vennoten:** Deze vennoten zijn, net zoals bij een vennootschap onder firma (vof), onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijk voor de verbintenissen van de vennootschap.
* **Commanditaire vennoten:** Deze vennoten fungeren primair als geldschieters. Hun aansprakelijkheid is beperkt tot de omvang van hun inbreng.
### 3.2 Aansprakelijkheid van commanditaire vennoten
De aansprakelijkheid van de commanditaire vennoten is beperkt tot hun inbreng, op voorwaarde dat zij geen bestuursdaden stellen. Zelfs het handelen op basis van een volmacht wordt beschouwd als een bestuursdaad.
> **Tip:** Dit maakt de commv aantrekkelijk voor investeerders die risico willen spreiden en tegelijkertijd betrokken willen zijn bij een onderneming zonder de volledige aansprakelijkheid te dragen.
### 3.3 Beheer en bestuur
Net zoals bij de vof, wordt de commanditaire vennootschap bestuurd door één of meerdere zaakvoerders. De specifieke bevoegdheden en de wijze van bestuur worden bepaald in de vennootschapsovereenkomst.
### 3.4 Praktische toepassing
De commanditaire vennootschap is een nuttige rechtsvorm wanneer men een onderneming wil opstarten, maar niet over de volledige benodigde financiering beschikt en hiervoor een externe geldschieter zoekt. De geldschieter treedt dan op als commanditaire vennoot met een beperkte aansprakelijkheid, terwijl de initiator van de onderneming optreedt als gecommanditeerd vennoot met onbeperkte aansprakelijkheid.
---
# Coöperatieve vennootschap
Dit hoofdstuk beschrijft de specifieke kenmerken van de coöperatieve vennootschap, inclusief oprichting, aandelen, bestuur, algemene vergadering, vermogen, uittreding en uitsluiting van aandeelhouders.
### 4.1 Inleiding tot de coöperatieve vennootschap
De coöperatieve vennootschap (CV) is een vennootschapsvorm die primair bedoeld is om te voorzien in de behoeften van haar aandeelhouders en/of om hun economische en sociale activiteiten te ontwikkelen. Bestaande CV's die dit doel niet meer dienen, kunnen uitwijken naar de BV. De "vennootschap met sociaal oogmerk" is afgeschaft, maar een CV kan nog steeds erkend worden als sociale onderneming. De CV is een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, waarop grotendeels de bepalingen van de BV van toepassing zijn, tenzij het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) afwijkende regels voorschrijft.
### 4.2 Oprichting van de coöperatieve vennootschap
Voor de oprichting van een CV zijn minstens drie oprichters vereist; bij schending hiervan is de oprichting nietig. De overige oprichtingsvereisten komen overeen met die van de BV: een authentieke akte, een toereikend eigen vermogen en een financieel plan.
### 4.3 Aandelen in de coöperatieve vennootschap
Een CV moet minstens drie aandelen met stemrecht hebben. Aandelen zijn in principe vrij overdraagbaar aan medeaandeelhouders, tenzij de statuten anders bepalen. Overdracht aan derden is slechts toegestaan indien deze derden behoren tot de door de statuten bepaalde categorieën en voldoen aan de statutaire vereisten om aandeelhouder te worden. Voor de overige aspecten met betrekking tot aandelen wordt verwezen naar de bepalingen omtrent de BV.
### 4.4 Bestuur en algemene vergadering van de coöperatieve vennootschap
De regels betreffende het bestuur en de algemene vergadering van de CV zijn grotendeels gelijk aan die van de BV.
### 4.5 Het vermogen van de coöperatieve vennootschap
* **Toetreding van aandeelhouders:** Zonder statutenwijziging kunnen aandeelhouders inschrijven op nieuwe aandelen. Derden die voldoen aan de voorwaarden om aandeelhouder te worden, kunnen toetreden door op aandelen in te schrijven.
* **Uittreding van aandeelhouders:** Aandeelhouders kunnen in principe vrij uittreden, mits zij voldoen aan bepaalde formaliteiten. Dit is pas mogelijk vanaf het derde boekjaar en enkel in de eerste zes maanden van het jaar.
* **Gedwongen uittreding:** Tenzij de statuten anders bepalen, treden aandeelhouders van rechtswege uit in geval van overlijden, faillissement, kennelijk onvermogen, vereffening of onbekwaamverklaring. De statuten kunnen ook bepalen dat aandeelhouders van rechtswege uitreden wanneer zij niet langer aan de voorwaarden voldoen om aandeelhouder te zijn.
* **Uitsluiting van aandeelhouders:** Een aandeelhouder kan om een wettige reden worden uitgesloten, conform de regels die gelden voor de BV.
* **Scheidingsaandeel:** Bij uittreding of uitsluiting heeft de aandeelhouder recht op een scheidingsaandeel, zoals geregeld bij de BV.
Voor zaken als winstuitkering en de alarmbelprocedure wordt verwezen naar de bepalingen die van toepassing zijn op de BV.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Personenvennootschap | Een vennootschapsvorm waarbij de persoonlijke eigenschappen van de vennoten centraal staan en de reden van samenwerking vormen, in tegenstelling tot vennootschappen die primair gebaseerd zijn op ingebracht vermogen. |
| Maatschap | Het basismodel van een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, gekenmerkt door een overeenkomst tussen twee of meer personen om goederen, geld of arbeid in te brengen met het oog op winstuitkering. |
| Rechtspersoonlijkheid | Het juridisch vermogen van een entiteit om zelfstandig rechten en plichten te hebben, contracten af te sluiten, en in rechte op te treden, los van de natuurlijke personen die eraan verbonden zijn. |
| Vennootschap onder firma (VOF) | Een vennootschap met rechtspersoonlijkheid waarin alle vennoten onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verbintenissen van de vennootschap. |
| Commanditaire vennootschap (Commv) | Een vennootschap met rechtspersoonlijkheid die wordt aangegaan door gecommanditeerde vennoten (onbeperkt aansprakelijk) en commanditaire vennoten (geldschieters met beperkte aansprakelijkheid). |
| Gecommanditeerde vennoot | Een vennoot in een commanditaire vennootschap die onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijk is voor de schulden van de vennootschap. |
| Commanditaire vennoot | Een vennoot in een commanditaire vennootschap die enkel zijn inbreng kan verliezen en beperkt is in zijn aansprakelijkheid, zolang hij geen bestuursdaden stelt. |
| Coöperatieve vennootschap (CV) | Een vennootschapsvorm met rechtspersoonlijkheid waarvan het voornaamste doel is te voldoen aan de behoeften van de aandeelhouders en/of hun economische en sociale activiteiten te ontwikkelen. |
| Ondernemingsnummer | Een uniek identificatienummer dat wordt toegekend aan ondernemingen die ingeschreven zijn in de Kruispuntbank van Ondernemingen, noodzakelijk voor boekhoudkundige en administratieve doeleinden. |
| UBO-register | Een register waarin de uiteindelijke begunstigden (Ultimate Beneficial Owners) van juridische entiteiten worden geregistreerd om transparantie te bevorderen en witwassen tegen te gaan. |
| Stille maatschap | Een samenwerking tussen twee of meer personen waarbij het bestaan van de vennootschap verborgen blijft voor derden; de zaak wordt bestuurd door één of meerdere zaakvoerders die handelen in eigen naam. |
| Winstuitkeringsoogmerk | Het doel van de vennootschap om winsten te genereren en deze uit te keren aan de vennoten, wat een essentieel element is voor het bestaan van een maatschap. |
| Aandeel van de vennoten | Het deel van de winsten en verliezen dat elke vennoot toekomt, zoals bepaald in de overeenkomst of evenredig aan hun inbreng, met specifieke regels voor de verdeling. |
| Zaakvoerder | De persoon of personen die belast zijn met het bestuur van de vennootschap, wiens bevoegdheden worden bepaald door de vennootschapsovereenkomst of de akte van benoeming. |
| Vennootschapsvermogen | Het totale vermogen dat toebehoort aan de vennootschap, bestaande uit ingebrachte goederen en de opbrengsten van de vennootschapsactiviteit, waar schuldeisers van de vennootschap verhaal op kunnen halen. |
| Hoofdelijk aansprakelijk | De situatie waarbij meerdere personen gezamenlijk en individueel verantwoordelijk zijn voor een schuld, zodat elke schuldeiser de volledige schuld op één van hen kan verhalen. |
| Faillissement | Een juridische toestand waarin een natuurlijk persoon of rechtspersoon niet meer in staat is zijn schulden te voldoen, wat leidt tot vereffening van het vermogen om schuldeisers te betalen. |
Cover
BV ALGEMENE VERGADERING.pptx
Summary
# Algemene vergadering van aandeelhouders: bevoegdheden en samenstelling
Dit onderwerp behandelt de algemene bevoegdheden, samenstelling, gelijke behandeling en verschillende soorten van de algemene vergadering (AV) van aandeelhouders.
### 1.1 Algemene bevoegdheden en samenstelling van de algemene vergadering
De algemene vergadering (AV) is het hoogste besluitvormingsorgaan binnen een vennootschap. Het is bevoegd voor de meest fundamentele beslissingen met betrekking tot de structuur van de vennootschap en de inhoud van de statuten, evenals voor een aantal wettelijke bevoegdheden.
* **Samenstelling:** Elke aandeelhouder is lid van de AV. Individuele aandeelhouders hebben echter geen individuele beslissingsmacht. De AV functioneert als een collegiaal orgaan, waarbij aandeelhouders hun rechten enkel kunnen uitoefenen via de AV als geheel na beraadslaging en meerderheidsstemming. De beslissing van de meerderheid geldt als de beslissing van de vennootschap.
* **Principe van gelijke behandeling:** Het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) heeft het principe van gelijke behandeling van aandeelhouders ingeschreven. Dit houdt in dat alle aandeelhouders die zich in gelijke omstandigheden bevinden, op een gelijke manier behandeld moeten worden.
* **Bevoegdheden:** De AV is uitsluitend bevoegd voor beslissingen die haar door de wet of de statuten uitdrukkelijk zijn toegedeeld. Statutaire uitbreidingen van de bevoegdheden van de AV kunnen niet worden tegengeworpen aan derden te goeder trouw.
* **Eén aandeelhouder:** Indien een vennootschap slechts één aandeelhouder heeft, oefent deze de bevoegdheden uit die aan de AV werden toegekend. Deze bevoegdheden kunnen niet worden overgedragen.
* **Soorten AV:**
* **Gewone algemene vergadering:** Bevoegd voor jaarlijks vereiste beslissingen, met name de goedkeuring van de jaarrekening.
* **Buitengewone algemene vergadering:** Bevoegd voor statutenwijzigingen en andere belangrijke beslissingen, zoals de ontbinding van de vennootschap.
### 1.2 Bijeenroeping van de algemene vergadering
De bijeenroeping van de AV is een cruciale stap om ervoor te zorgen dat beslissingen op een correcte manier worden genomen.
* **Wie roept bijeen?**
* **Bestuursorgaan:** Dit is de regel. Het bestuursorgaan moet minstens één keer per jaar een AV bijeenroepen voor de goedkeuring van de jaarrekening en kwijting aan bestuurders/commissarissen (gewone AV). Daarnaast moet het bestuursorgaan een AV bijeenroepen wanneer een beslissing moet worden genomen die tot de bevoegdheid van de AV behoort, of wanneer het bestuursorgaan oordeelt dat het belang van de vennootschap dit vereist. Ook bij verzoek van aandeelhouders die minstens één tiende van het aantal uitgegeven aandelen vertegenwoordigen, moet het bestuursorgaan binnen drie weken een AV bijeenroepen, met de voorgestelde agendapunten.
* **Commissaris:** De commissaris kan in uitzonderlijke gevallen de AV bijeenroepen, bijvoorbeeld wanneer hij fouten van bestuurders wil aanklagen, zijn eigen aansprakelijkheid wil indekken, of wanneer het bestuursorgaan nalaat dit te doen, bijvoorbeeld wegens een blokkade.
* **Wie wordt opgeroepen?** Aandeelhouders, houders van converteerbare obligaties, houders van inschrijvingsrechten, bestuurders en commissarissen.
* **Inhoud van de oproeping:** De oproeping moet de identificatiegegevens van de vennootschap bevatten, de plaats en het tijdstip van de AV, en de agenda. Beslissingen zijn enkel geldig indien het te behandelen onderwerp op de agenda staat, tenzij alle aandeelhouders aanwezig zijn en akkoord gaan. Vereiste stukken moeten worden bijgevoegd.
* **Termijn en wijze van oproeping:** De oproeping moet minstens 15 dagen vóór de AV plaatsvinden. Voor aandeelhouders op naam gebeurt dit per e-mail (indien meegedeeld) of per gewone post.
* **Schriftelijke AV:** Indien alle aandeelhouders eenparig akkoord gaan, kan een AV schriftelijk worden gehouden voor alle beslissingen die geen authentieke akte vereisen. In dit geval hoeven de oproepingsformaliteiten niet te worden nageleefd.
* **AV op afstand:** Deelname aan de AV via elektronische communicatiemiddelen is mogelijk mits een vastgestelde procedure.
### 1.3 Deelneming aan de algemene vergadering
Niet iedereen die aanwezig is op de AV heeft stemrecht.
* **Wie mag deelnemen?** Aandeelhouders, houders van converteerbare obligaties, houders van inschrijvingsrechten, houders van certificaten, aandeelhouders zonder stemrecht (met raadgevende stem), bestuurders, en desgevallend de commissaris (indien er beraadslaagd wordt over een door hem opgesteld verslag).
* **Toelatingsformaliteiten:** Deze worden bepaald in de statuten. Het kan gaan om een bericht van deelneming om de presentielijst te kunnen voorbereiden. Bij gedematerialiseerde aandelen is een attest vereist van de centrale effectenbewaarinstelling. Indien de formaliteiten vervuld zijn, wordt men in principe toegelaten tot elke volgende AV met dezelfde agenda.
### 1.4 Verloop van de algemene vergadering
Het verloop van de AV volgt universele regels voor beraadslagende organen.
* **Aanwezigheidslijst:** Er wordt een aanwezigheidslijst opgemaakt, waarin elke aandeelhouder inzage kan krijgen.
* **Leiding:** De AV wordt geleid door een bureau, bestaande uit een voorzitter (meestal de voorzitter van het bestuursorgaan), een secretaris en twee stemopnemers. De voorzitter leidt de vergadering en heeft politierechten.
* **Agendapunten:** Alle agendapunten komen aan bod, worden toegelicht, besproken en gestemd.
* **Notulen:** Er worden notulen opgemaakt door de secretaris. Deze worden ondertekend door de leden van het bureau en door aandeelhouders die erom verzoeken.
* **Eén aandeelhouder:** Bij één aandeelhouder worden de beslissingen van de AV opgenomen in een register dat op de zetel van de vennootschap wordt bijgehouden.
### 1.5 Uitoefening van het stemrecht
Het stemrecht kan op verschillende manieren worden uitgeoefend.
* **In persoon:** De aandeelhouder stemt zelf.
* **Bij volmacht:** De statuten kunnen deze mogelijkheid beperken (bv. de lasthebber moet ook aandeelhouder zijn).
* **Schriftelijk:** Zoals hierboven vermeld voor een schriftelijke AV.
* **Elektronisch:** Zoals hierboven vermeld voor een AV op afstand.
### 1.6 Vraagrecht
Aandeelhouders hebben het recht om vragen te stellen aan de bestuurders en commissarissen.
* **Omvang:** Het vraagrecht is een elementair lidmaatschapsrecht en kan statutair niet worden beperkt. Het geldt met betrekking tot de agendapunten voor aandeelhouders en houders van converteerbare obligaties of inschrijvingsrechten.
* **Modaliteiten:** Vragen kunnen mondeling of schriftelijk, vooraf of op de vergadering zelf worden gesteld.
* **Verplichting tot antwoorden:** Bestuurders en commissarissen zijn in principe verplicht antwoord te geven, tenzij dit schade kan berokkenen aan de vennootschap, strijdig is met vertrouwelijkheidsverbintenissen of beroepsgeheim.
### 1.7 Gewone algemene vergadering
De gewone AV heeft specifieke vereisten en agendapunten.
* **Frequentie:** Er moet minstens één AV per jaar worden gehouden voor de goedkeuring van de jaarrekening.
* **Plaats en tijdstip:** Deze worden bepaald in de statuten.
* **Inzagerecht:** 15 dagen vóór de AV moeten effectenhouders, bestuurders en commissarissen kennis kunnen nemen van de vereiste stukken, zoals de jaarrekening, een lijst van niet-volgestorte aandelen, en indien vereist, het jaarverslag en het controleverslag van de commissaris.
* **Agenda:**
* Jaarverslag van het bestuursorgaan (indien vereist).
* Controleverslag van de commissaris (indien vereist).
* Goedkeuring van de jaarrekening (in elk geval).
* Bij afzonderlijke stemming: décharge of kwijting aan bestuurders en commissarissen. Kwijting is enkel geldig als de ware toestand van de vennootschap niet verborgen werd gehouden door weglating of onjuistheid in de jaarrekening.
* **Uitstel:** Het bestuursorgaan kan de beslissing over de goedkeuring van de jaarrekening met drie weken uitstellen, zonder afbreuk te doen aan de geldigheid van andere beslissingen.
* **Bijzondere AV:** Naast de gewone AV zijn bijzondere AV's mogelijk voor beslissingen die geen statutenwijziging zijn, tot de bevoegdheid van de AV behoren, en niet op de gewone AV konden worden genomen (bv. benoeming/ontslag bestuurders/commissarissen, vennootschapsvordering).
### 1.8 Quorum en meerderheid van de gewone algemene vergadering
Voor de gewone AV gelden specifieke regels voor geldig stemmen en het nemen van beslissingen.
* **Aanwezigheidsquorum:** Er is geen aanwezigheidsquorum vereist. De AV kan geldig stemmen ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde aandelen.
* **Meerderheidsquorum:** Tenzij de statuten anders bepalen, worden beslissingen genomen met een gewone meerderheid van stemmen. Onthoudingen en blanco/nietige stemmen tellen niet mee.
* **Vorm:** Voor de gewone AV is geen authentieke akte vereist.
### 1.9 Buitengewone algemene vergadering
De buitengewone AV behandelt statutenwijzigingen en andere ingrijpende beslissingen.
* **Bevoegdheid:** Bevoegd voor statutenwijziging.
* **Vorm:** Een authentieke akte (tussenkomst van een notaris) is vereist.
* **Agenda:** De voorgestelde wijzigingen moeten nauwkeurig en voldoende gedetailleerd op de agenda van de oproeping vermeld worden.
* **Aanwezigheidsquorum:** De aanwezige of vertegenwoordigde aandeelhouders moeten minstens de helft van het totaal aantal uitgegeven aandelen vertegenwoordigen. Indien dit quorum niet wordt bereikt, volgt een tweede bijeenroeping met dezelfde agenda, waarbij de nieuwe vergadering geldig kan beslissen ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde aandelen.
* **Meerderheidsquorum:** Ten minste driekwart (3/4) van de uitgebrachte stemmen is vereist. Onthoudingen worden niet meegerekend.
#### 1.9.1 Wijziging van het voorwerp of de doelstellingen
* **Specifieke buitengewone AV:** Een bijzondere buitengewone AV is hiervoor vereist.
* **Agenda:** Nauwkeurige vermelding in de agenda is essentieel.
* **Verslag:** Een omstandig verslag van het bestuursorgaan, waarin het voorstel wordt verantwoord, moet worden meegezonden met de oproeping/agenda.
* **Afschaffing staat van actief en passief:** Dit is eveneens een beslissing die onder deze categorie valt.
* **Aanwezigheidsquorum:** Vertegenwoordiging van de helft van het totaal aantal aandelen is vereist.
* **Meerderheidsquorum:** Een vier vijfde (4/5) meerderheid van de stemmen is vereist.
#### 1.9.2 Wijziging van rechten verbonden aan soorten aandelen
* **Bevoegdheid:** De buitengewone AV kan nieuwe soorten aandelen uitgeven of de rechten verbonden aan bestaande aandelen wijzigen.
* **Agenda:** Nauwkeurige vermelding in de agenda is verplicht.
* **Verslag:** Een omstandig verslag van het bestuursorgaan moet worden meegezonden met de oproeping.
* **Financiële implicaties:** Indien er boekhoudkundige of financiële implicaties zijn, moet ook een controleverslag van de commissaris of een externe bedrijfsrevisor/accountant worden toegevoegd.
* **Quorum:** Voor dit type wijzigingen geldt het aanwezigheids- en meerderheidsquorum van een buitengewone AV binnen elke soort aandelen afzonderlijk.
### 1.10 Vennootschapsvordering
Dit betreft een aansprakelijkheidsvordering die de vennootschap instelt tegen bestuurders of commissarissen die hun taak foutief hebben uitgeoefend, waardoor de vennootschap schade heeft geleden. Het doel is het bekomen van een veroordeling tot schadevergoeding.
* **Wie kan beslissen?** De AV beslist hierover, niet individuele aandeelhouders (behalve na faillissement, waar de curator deze beslissing neemt).
* **Agenda:** Moet vooraf uitdrukkelijk vermeld worden op de agenda van de oproeping.
* **Lasthebbers:** De AV kan lasthebbers aanstellen om de procedure te voeren.
* **Voorwaarde:** De vordering kan ingesteld worden indien geen kwijting of décharge werd verleend aan de betrokkenen.
### 1.11 Bescherming van minderheidsaandeelhouders
Minderheidsaandeelhouders worden beschermd tegen de machtspositie van de meerderheid.
* **Context:** Bestuurders kunnen zelf meerderheidsaandeelhouder zijn of de emanatie zijn van de meerderheid in de AV. De meerderheid kan beslissingen nemen die de minderheid niet kan tegenhouden, tenzij deze laatste beschikt over een blokkeringsminderheid.
* **Wettelijke Actiemogelijkheden:**
* **Minderheidsvordering:** Aandeelhouders die minstens 10% van de aandelen bezitten en tegen de kwijting hebben gestemd, kunnen een aansprakelijkheidsvordering instellen tegen bestuurders/commissarissen ten behoeve van de vennootschap. De schadevergoeding komt toe aan de vennootschap. Bij afwijzing van de vordering kunnen de minderheidsaandeelhouders persoonlijk veroordeeld worden in de kosten en schadevergoeding. Bij toewijzing worden hun voorgeschoten kosten (niet begrepen in de veroordeling) terugbetaald door de vennootschap.
* **Deskundigenonderzoek:** Aandeelhouders die minstens 10% van de aandelen bezitten en aanwijzingen hebben dat de belangen van de vennootschap ernstig in gevaar dreigen te komen, kunnen de aanstelling van deskundigen vragen via de voorzitter van de Ondernemingsrechtbank in kortgeding. Dit onderzoek kan de boeken, rekeningen en verrichtingen van de vennootschap betreffen.
* **Andere verweermiddelen/instrumenten:**
* Aandeelhouders die 1/10 van de aandelen vertegenwoordigen, kunnen de bestuurders verplichten om binnen drie weken een AV bijeen te roepen.
* Vordering tot uitsluiting of uittreding (zie geschillenregeling).
* Individueel onderzoeks-/controlerecht van de controlerende vennoot (zie controle).
* Vraagrecht aan bestuurders/commissaris met betrekking tot agendapunten.
* Vordering tot ontbinding om wettige reden (zie ontbinding en vereffening).
* Vordering tot nietigverklaring of schorsing van een beslissing van de AV (zie nietigheid).
### 1.12 Misbruik van machtspositie
Zowel de meerderheid als de minderheid kunnen hun positie misbruiken.
* **Misbruik door de meerderheid:** Dit kan leiden tot nietigverklaring van beslissingen van de AV, eventueel met schadevergoeding.
* **Misbruik door de minderheid:** Indien minderheidsaandeelhouders met een blokkeringsminderheid te kwader trouw beslissingen blokkeren, kan de vennootschap een vordering instellen voor vervangende toestemming of schadevergoeding.
> **Tip:** De AV is het hoogste orgaan, maar de effectieve macht ligt vaak bij de meerderheid van de aandeelhouders, wat de noodzaak van beschermingsmechanismen voor minderheden onderstreept. Bestudeer de specifieke quorum- en meerderheidvereisten voor elk type beslissing nauwkeurig.
> **Example:** Een vennootschap wil de statuten wijzigen om het maatschappelijk doel te verruimen. Dit vereist een buitengewone algemene vergadering met een authentieke akte, een aanwezigheidsquorum van 50% van het kapitaal en een meerderheid van 75% van de uitgebrachte stemmen. Als de oproeping niet specifiek genoeg de voorgestelde wijzigingen vermeldt, kan de beslissing ongeldig zijn.
---
# Procedure en formaliteiten rondom de algemene vergadering
Hier is een studiehandleiding voor de procedure en formaliteiten rondom de algemene vergadering (AV):
## 2. Procedure en formaliteiten rondom de algemene vergadering
De algemene vergadering (AV) is het hoogste orgaan van de vennootschap, waarin aandeelhouders hun rechten collectief uitoefenen om belangrijke beslissingen te nemen.
### 2.1 Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de algemene vergadering
De AV is een collegiaal orgaan waarin aandeelhouders hun individuele rechten uitoefenen via beraadslaging en meerderheidsstemming. Beslissingen van de meerderheid gelden als beslissingen van de vennootschap. Het beginsel van gelijke behandeling van aandeelhouders die zich in gelijke omstandigheden bevinden, is wettelijk vastgelegd.
#### 2.1.1 Bevoegdheden van de AV
De AV is uitsluitend bevoegd voor beslissingen die haar door de wet of de statuten zijn toegekend. Statutaire uitbreidingen van bevoegdheden kunnen niet worden tegengeworpen aan derden te goeder trouw. Bij een enkele aandeelhouder oefent deze de bevoegdheden van de AV uit, welke niet overdraagbaar zijn. Er zijn twee soorten AV's: de gewone AV voor jaarlijkse goedkeuring van de jaarrekening en de buitengewone AV voor statutenwijzigingen en andere fundamentele beslissingen.
#### 2.1.2 Bijeenroeping van de AV
**Wie roept bijeen?**
* **In principe:** Het bestuursorgaan.
* Verplicht: Minstens éénmaal per jaar voor goedkeuring jaarrekening en kwijting bestuurders/commissarissen.
* In bepaalde gevallen: Wanneer beslissingen tot de bevoegdheid van de AV behoren, het belang van de vennootschap dit vereist, of op verzoek van aandeelhouders die ten minste 1/10 van de uitgegeven aandelen vertegenwoordigen (met oproeping binnen drie weken en vermelding van de voorgestelde agendapunten).
* **Uitzonderlijk:** De commissaris, indien het bestuursorgaan in gebreke blijft of als er sprake is van potentiële aansprakelijkheidsissues.
**Wie wordt opgeroepen?**
Aandeelhouders, houders van converteerbare obligaties/inschrijvingsrechten, bestuurders en commissarissen.
**Inhoud van de oproeping:**
* Identificatiegegevens van de vennootschap.
* Plaats en tijdstip van de AV.
* **Agenda:** Alleen onderwerpen die op de agenda staan, kunnen geldig worden besloten, tenzij alle aandeelhouders aanwezig zijn en akkoord gaan.
* Vereiste stukken moeten worden bijgevoegd.
**Termijn en wijze van oproeping:**
* **Termijn:** Minimaal 15 dagen voor de AV.
* **Wijze:**
* Aandeelhouders op naam: Per e-mail (indien meegedeeld) of per gewone post.
* **Schriftelijke AV:** Mogelijk voor alle beslissingen die geen authentieke akte vereisen, mits eenparigheid. De formele oproepingsformaliteiten hoeven dan niet te worden nageleefd.
* **AV op afstand:** Toegestaan met elektronische communicatiemiddelen, mits een vastgestelde procedure wordt gevolgd.
#### 2.1.3 Deelneming aan de AV
**Wie mag deelnemen?**
Aandeelhouders, houders van converteerbare obligaties/inschrijvingsrechten/certificaten. Aandeelhouders zonder stemrecht hebben slechts een raadgevende stem. Bestuurders en, desgevallend, de commissaris (indien er over zijn verslag wordt beraadslaagd) hebben ook recht op deelname.
**Toelatingsformaliteiten:**
Deze worden bepaald in de statuten, bijvoorbeeld een bericht van deelneming om de presentielijst op te stellen. Bij gedematerialiseerde aandelen is een attest van de centrale effectenbewaarinstelling vereist.
> **Tip:** Voldoen aan de statuten voor deelname is cruciaal; dit geldt in principe ook voor volgende AV's met dezelfde agenda.
#### 2.1.4 Verloop van de AV
Het verloop volgt de universele regels voor beraadslagende organen.
* **Aanwezigheidslijst:** Er moet een aanwezigheidslijst worden opgemaakt waar elke aandeelhouder inzage in kan krijgen.
* **Bureau:** De AV wordt geleid door een bureau, bestaande uit een voorzitter (meestal de voorzitter van het bestuursorgaan), een secretaris en twee stemopnemers.
* **Voorzitter:** Leidt de vergadering en heeft de "politierechten".
* **Agendapunten:** Alle agendapunten worden behandeld, toegelicht, besproken en gestemd.
* **Notulen:** Er worden notulen opgemaakt door de secretaris, ondertekend door het bureau en door aandeelhouders die dit verzoeken.
* **Eenmansvennootschap:** Beslissingen van de enige aandeelhouder worden opgenomen in een register bij de zetel van de vennootschap.
#### 2.1.5 Uitoefening van het stemrecht
* **In persoon:** De aandeelhouder stemt zelf.
* **Bij volmacht:** Statuten kunnen hieraan beperkingen opleggen (bv. de lasthebber moet ook aandeelhouder zijn).
* **Schriftelijk en elektronisch:** Mogelijk, conform de wettelijke bepalingen.
#### 2.1.6 Vraagrecht
Elke aandeelhouder (en houder van converteerbare obligaties/inschrijvingsrechten) heeft het recht om vragen te stellen aan bestuurders en commissarissen over de agendapunten. Dit recht kan statutair niet worden beperkt. Vragen kunnen mondeling of schriftelijk, vooraf of tijdens de vergadering worden gesteld. Bestuurders en commissarissen zijn verplicht te antwoorden, tenzij dit schade kan berokkenen aan de vennootschap of in strijd is met vertrouwelijkheidsverplichtingen.
### 2.2 Gewone algemene vergadering
De gewone AV moet minstens éénmaal per jaar worden gehouden voor de goedkeuring van de jaarrekening.
* **Tijdstip en plaats:** Bepaald in de statuten.
* **Inzagerecht stukken:** Minimaal 15 dagen voor de AV moeten effectenhouders, bestuurders en commissarissen de vereiste stukken kunnen inzien (bv. jaarrekening, lijst niet-volstorte aandelen, jaarverslag en controleverslag indien van toepassing).
* **Agenda:**
* Jaarverslag van het bestuursorgaan (indien vereist).
* Controleverslag van de commissaris (indien vereist).
* Goedkeuring van de jaarrekening.
* Kwijting of décharge aan bestuurders en commissarissen (enkel geldig indien de ware toestand niet verborgen werd gehouden).
* **Uitstel:** Het bestuursorgaan kan de beslissing over de goedkeuring van de jaarrekening met drie weken uitstellen. Dit heeft geen invloed op de geldigheid van andere beslissingen genomen op de vergadering.
* **Bijzondere AV:** Kan worden gehouden voor beslissingen die niet tot statutenwijziging leiden, tot de bevoegdheid van de AV behoren en niet op de gewone AV konden worden genomen (bv. benoeming/ontslag bestuurders/commissarissen, vennootschapsvordering).
#### 2.2.1 Aanwezigheids-, meerderheidsquorum en vorm
* **Aanwezigheidsquorum:** Geen wettelijk aanwezigheidsquorum voor de gewone AV. De AV kan geldig besluiten ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde aandelen.
* **Meerderheidsquorum:** Beslissingen worden genomen met een gewone meerderheid van stemmen, tenzij de statuten anders bepalen. Onthoudingen en blanco/nietige stemmen tellen niet mee.
* **Vorm:** Geen authentieke akte vereist.
### 2.3 Buitengewone algemene vergadering
De buitengewone AV is bevoegd voor statutenwijzigingen.
* **Vorm:** Vereist een authentieke akte (tussenkomst van een notaris).
* **Agenda:** De voorgestelde wijzigingen moeten nauwkeurig worden vermeld.
* **Aanwezigheidsquorum:** De aanwezige of vertegenwoordigde aandeelhouders moeten ten minste de helft van het totaal aantal uitgegeven aandelen vertegenwoordigen. Indien dit quorum niet wordt bereikt, volgt een tweede bijeenroeping waarbij de nieuwe vergadering geldig kan besluiten ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde aandelen.
* **Meerderheidsquorum:** Ten minste 3/4de van de uitgebrachte stemmen. Onthoudingen worden niet meegerekend.
#### 2.3.1 Wijziging van voorwerp/doel
* **Bijzondere buitengewone algemene vergadering:** Vereist een nauwkeurige vermelding in de agenda en een omstandig verslag van het bestuursorgaan dat het voorstel motiveert, meegezonden met de oproeping.
* **Afschaffing staat van actief en passief:** Vereist een aanwezigheidsquorum van vertegenwoordiging van de helft van het totaal aantal aandelen en een meerderheidsquorum van 4/5de van de stemmen.
#### 2.3.2 Wijziging van rechten verbonden aan soorten aandelen
* **Agenda:** Nauwkeurige vermelding van de voorgestelde wijzigingen is vereist.
* **Verslag:** Een omstandig verslag van het bestuursorgaan wordt meegezonden met de oproeping. Indien er boekhoudkundige of financiële implicaties zijn, is ook een controleverslag van de commissaris of een externe bedrijfsrevisor/accountant vereist.
* **Quorum:** Aanwezigheids- en meerderheidsquorum zoals geldt voor de buitengewone AV, maar dan berekend binnen elke soort aandelen afzonderlijk.
### 2.4 Vennootschapsvordering
Dit is een aansprakelijkheidsvordering die de vennootschap instelt tegen bestuurders of commissarissen die hun taak foutief hebben uitgeoefend, waardoor de vennootschap schade heeft geleden.
* **Beslissing:** Aangetekend door de AV (of door de curator na faillissement).
* **Agenda:** Moet uitdrukkelijk worden vermeld op de oproeping.
* **Lasthebbers:** Aanstelling van lasthebbers om de procedure te voeren is mogelijk.
* **Voorwaarde:** Er mag geen kwijting of décharge zijn verleend aan de betrokkenen.
### 2.5 Bescherming minderheidsaandeelhouders
De meerderheid in de AV kan haar wil opleggen aan de minderheid. Er zijn echter diverse wettelijke instrumenten om minderheidsaandeelhouders te beschermen.
#### 2.5.1 Minderheidsvordering
Aandeelhouders die minstens 10% van de aandelen bezitten en tegen de kwijting hebben gestemd, kunnen een aansprakelijkheidsvordering instellen tegen bestuurders/commissarissen ten behoeve van de vennootschap.
* **Doel:** Veroordeling tot schadevergoeding die aan de vennootschap toekomt.
* **Kosten:** Indien de vordering wordt afgewezen, kunnen de minderheidsaandeelhouders persoonlijk worden veroordeeld in de kosten en schadevergoeding. Bij toewijzing worden de voorgeschoten kosten, indien niet begrepen in de veroordeling van de bestuurders/commissarissen, door de vennootschap terugbetaald.
#### 2.5.2 Deskundigenonderzoek
Aandeelhouders die minstens 10% van de aandelen bezitten, kunnen de aanstelling van deskundigen vragen om de boeken en rekeningen van de vennootschap te onderzoeken, mits er aanwijzingen zijn dat de belangen van de vennootschap ernstig in gevaar dreigen te komen. De bevoegde rechtbank is de voorzitter van de Ondernemingsrechtbank in kortgeding.
#### 2.5.3 Andere verweermiddelen/instrumenten
* **Bijeenroeping AV:** Aandeelhouders die 1/10 van de aandelen vertegenwoordigen, kunnen het bestuursorgaan verplichten binnen 3 weken een AV bijeen te roepen.
* **Vordering tot uitsluiting/uittreding:** Zie geschillenregeling.
* **Individueel onderzoeks-/controlerecht:** Zie controle.
* **Vraagrecht:** Zie 2.1.6.
* **Vordering tot ontbinding om wettige reden:** Zie ontbinding en vereffening.
* **Vordering tot nietigverklaring/schorsing beslissing AV:** Zie nietigheid.
* **Misbruik van machtspositie:** Bij misbruik door de meerderheid kan nietigverklaring van AV-beslissingen en eventueel schadevergoeding worden gevorderd.
### 2.6 Misbruik van minderheidspositie
Indien minderheidsaandeelhouders met een blokkeringsminderheid te kwader trouw beslissingen blokkeren, kan de vennootschap een vordering instellen tot vervangende toestemming of schadevergoeding van de minderheidsaandeelhouders.
---
# Uitoefening van rechten en bescherming van minderheidsaandeelhouders
Dit onderwerp behandelt de wijze waarop aandeelhouders hun rechten kunnen uitoefenen, met speciale aandacht voor het stemrecht, het vraagrecht en de diverse beschermingsmechanismen die beschikbaar zijn voor minderheidsaandeelhouders om zich te wapenen tegen mogelijke machtsmisbruiken door de meerderheid.
## 3. Uitoefening van rechten en bescherming van minderheidsaandeelhouders
### 3.1 Algemene bepalingen betreffende de algemene vergadering van aandeelhouders
De algemene vergadering (A.V.) is het orgaan dat bevoegd is voor de meest fundamentele beslissingen met betrekking tot de vennootschap en de statuten. Elke aandeelhouder is lid van de A.V., maar individuele aandeelhouders hebben geen beslissingsmacht. De A.V. is een collegiaal orgaan en beslissingen worden genomen na beraadslaging en meerderheidsstemming. Het principe van gelijke behandeling van aandeelhouders, die zich in gelijke omstandigheden bevinden, is centraal.
De bevoegdheden van de A.V. zijn wettelijk bepaald of statutair vastgelegd. Bij een enkele aandeelhouder oefent deze de aan de A.V. toegekende bevoegdheden uit. Er is een onderscheid tussen de gewone algemene vergadering (voor goedkeuring jaarrekening) en de buitengewone algemene vergadering (voor statutenwijzigingen en andere belangrijke beslissingen).
**Bijeenroeping van de A.V.:**
* **Wie roept bijeen?**
* In principe het bestuursorgaan:
* Eens per jaar voor goedkeuring jaarrekening en kwijting bestuurders/commissarissen.
* Wanneer beslissingen tot bevoegdheid van de A.V. behoren of in het belang van de vennootschap.
* Op verzoek van aandeelhouders die 1/10 van de uitgegeven aandelen vertegenwoordigen (met opname van hun agendapunten).
* Uitzonderlijk de commissaris (bv. bij aanklacht van bestuurdersfouten of als het bestuursorgaan nalatig is).
* **Wie wordt opgeroepen?** Aandeelhouders, houders van converteerbare obligaties/inschrijvingsrechten, bestuurders, commissarissen.
* **Inhoud oproeping:** Identificatie vennootschap, plaats, tijdstip, agenda (essentieel voor geldige besluitvorming, tenzij unanimiteit), en vereiste stukken.
* **Termijn en wijze:** Minimaal 15 dagen voor de A.V. Aandeelhouders op naam per e-mail of post.
* **Schriftelijke A.V.:** Mogelijk bij eenparigheid voor beslissingen die geen authentieke akte vereisen.
* **A.V. op afstand:** Mogelijk via elektronische middelen, mits correcte procedure.
**Deelname aan de A.V.:**
* **Wie mag deelnemen?** Aandeelhouders, houders van converteerbare obligaties/inschrijvingsrechten/certificaten. Aandeelhouders zonder stemrecht hebben slechts een raadgevende stem. Bestuurders en, indien relevant, de commissaris.
* **Toelatingsformaliteiten:** Statutair bepaald, zoals een bericht van deelneming of een attest van een centrale effectenbewaarinstelling bij gedematerialiseerde aandelen. Voldoen aan formaliteiten geeft recht op deelname aan volgende A.V.'s met dezelfde agenda.
**Verloop van de A.V.:**
* Geleid volgens de regels van beraadslagende organen.
* Opmaak van een aanwezigheidslijst met inzagemogelijkheid voor aandeelhouders.
* Voorzitter (meestal de voorzitter van het bestuursorgaan), secretaris en twee stemopnemers vormen het bureau.
* De voorzitter leidt de vergadering en heeft de politierechten.
* Alle agendapunten worden behandeld, toegelicht, besproken en gestemd.
* Notulen worden opgemaakt door de secretaris, ondertekend door het bureau en eventueel door verzoekende aandeelhouders.
* Bij een enkele aandeelhouder worden beslissingen opgenomen in een register op de zetel van de vennootschap.
### 3.2 Wijze van uitoefening van het stemrecht
Het stemrecht kan op verschillende manieren worden uitgeoefend:
* **In persoon:** De aandeelhouder stemt zelf.
* **Bij volmacht:** De statuten kunnen hieraan beperkingen opleggen, bijvoorbeeld dat de lasthebber ook aandeelhouder moet zijn.
* **Schriftelijk:** Zie eerdere vermeldingen over de wijze van oproeping.
* **Elektronisch:** Zie eerdere vermeldingen over A.V. op afstand.
### 3.3 Vraagrecht van aandeelhouders
Het vraagrecht is een fundamenteel lidmaatschapsrecht van elke aandeelhouder (en houders van converteerbare obligaties/inschrijvingsrechten). Het stelt hen in staat om vragen te stellen aan de bestuurders en commissarissen met betrekking tot de agendapunten.
* **Onbeperkt door statuten:** Dit recht kan statutair niet worden beperkt.
* **Wijze van vraagstelling:** Mondeling of schriftelijk, voorafgaand aan of tijdens de vergadering.
* **Verplichting tot antwoorden:** Bestuurders en commissarissen zijn in principe verplicht antwoord te geven, tenzij dit schade berokkent aan de vennootschap, strijdig is met vertrouwelijkheidsverbintenissen of beroepsgeheim.
### 3.4 De gewone algemene vergadering
* **Doel:** Goedkeuring van de jaarrekening.
* **Locatie en tijd:** Bepaald in de statuten.
* **Inzage stukken:** Minimaal 15 dagen voor de A.V. moeten de vereiste stukken (jaarrekening, lijst niet-volgestorte aandelen, jaarverslag en controleverslag indien vereist) ter inzage liggen.
* **Agenda:**
* Jaarverslag bestuursorgaan (indien vereist).
* Controleverslag commissaris (indien vereist).
* Goedkeuring jaarrekening.
* Bij afzonderlijke stemming: décharge (kwijting) aan bestuurders en commissarissen. Kwijting is enkel geldig indien de ware toestand van de vennootschap correct werd weergegeven.
* **Uitstel goedkeuring jaarrekening:** Het bestuursorgaan kan de beslissing over de goedkeuring van de jaarrekening met drie weken uitstellen.
### 3.5 Buitengewone algemene vergadering
* **Bevoegdheid:** Statutenwijzigingen en andere belangrijke beslissingen die niet onder de gewone A.V. vallen (bv. benoeming/ontslag bestuurders/commissarissen, vennootschapsvordering).
#### 3.5.1 Statutenwijziging
* **Vorm:** Vereist een authentieke akte (notariële akte).
* **Agenda:** De voorgestelde wijzigingen moeten nauwkeurig vermeld worden.
* **Aanwezigheidsquorum:** Ten minste de helft van het totaal aantal uitgegeven aandelen moet vertegenwoordigd zijn. Indien dit quorum niet wordt bereikt, kan een tweede bijeenroeping geldig beslissen, ongeacht het aantal vertegenwoordigde aandelen.
* **Meerderheidsquorum:** Ten minste 3/4de van de uitgebrachte stemmen. Onthoudingen tellen niet mee.
#### 3.5.2 Wijziging van het voorwerp of de doelen van de vennootschap
* **Procedure:** Nauwkeurige vermelding in de agenda en een omstandig verslag van het bestuursorgaan ter verantwoording van het voorstel, meegezonden met de oproeping.
* **Afschaffing staat van actief en passief:** Vereist vertegenwoordiging van de helft van het totaal aantal aandelen en een 4/5de meerderheid van stemmen.
#### 3.5.3 Wijziging van rechten verbonden aan soorten aandelen
* **Procedure:** Nauwkeurige vermelding in de agenda en een omstandig verslag van het bestuursorgaan. Indien er boekhoudkundige of financiële implicaties zijn, is ook een controleverslag van de commissaris of een externe bedrijfsrevisor/accountant vereist.
* **Quorum:** Aanwezigheids- en meerderheidsquorum gelden binnen elke soort aandelen afzonderlijk.
### 3.6 Vennootschapsvordering
Dit is een aansprakelijkheidsvordering die de vennootschap instelt tegen bestuurders of commissarissen die hun taak foutief hebben uitgeoefend, waardoor de vennootschap schade heeft geleden. De beslissing om een vennootschapsvordering in te stellen ligt bij de A.V. (of de curator na faillissement). De vordering moet uitdrukkelijk op de agenda van de oproeping staan. Indien de vennootschap geen kwijting/décharge heeft verleend aan de betrokkenen, kan de vordering worden ingesteld.
### 3.7 Bescherming van minderheidsaandeelhouders
Minderheidsaandeelhouders worden beschermd tegen mogelijke machtsmisbruiken door de meerderheid. De meerderheid beschikt over voldoende stemmen om beslissingen op te leggen, terwijl een blokkeringsminderheid nog voldoende stemmen kan hebben om bepaalde beslissingen (zoals statutenwijzigingen) te verwerpen.
#### 3.7.1 Minderheidsvordering
* **Doel:** Een aansprakelijkheidsvordering die minderheidsaandeelhouders instellen tegen bestuurders/commissarissen, namens de vennootschap.
* **Voorwaarden:**
* Bezitten van minimaal 10% van het aantal aandelen.
* Tegen kwijting hebben gestemd op de A.V.
* **Gevolgen:**
* Schadevergoeding komt toe aan de vennootschap.
* Bij afwijzing vordering: mogelijke veroordeling van minderheidsaandeelhouders in kosten en schadevergoeding aan bestuurders/commissarissen.
* Bij toewijzing vordering: terugbetaling van voorgeschoten kosten door de vennootschap.
#### 3.7.2 Deskundigenonderzoek
* **Doel:** Aandeelhouders kunnen de aanstelling van deskundigen vragen om de boeken, rekeningen en verrichtingen van de vennootschap te onderzoeken.
* **Voorwaarden:**
* Bezitten van minimaal 10% van de aandelen.
* Aanwijzingen dat de belangen van de vennootschap ernstig in gevaar (dreigen te) komen.
* **Bevoegde rechtbank:** Voorzitter van de Ondernemingsrechtbank in kortgeding.
#### 3.7.3 Andere verweermiddelen en instrumenten
* **Bijeenroeping A.V.:** Aandeelhouders die 1/10 van de uitgegeven aandelen vertegenwoordigen, kunnen het bestuursorgaan verplichten binnen 3 weken een A.V. bijeen te roepen.
* **Vordering tot uitsluiting/uittreding:** Zie geschillenregeling.
* **Individueel onderzoeks-/controlerecht:** In specifieke gevallen (bv. controlerend vennoot).
* **Vraagrecht:** Zoals reeds beschreven, een essentieel instrument.
* **Vordering tot ontbinding om wettige reden:** Zie ontbinding en vereffening.
* **Vordering tot nietigverklaring of schorsing beslissing A.V.:** Zie nietigheid.
### 3.8 Misbruik van machtspositie
* **Meerderheid:** Bij misbruik van machtspositie door de meerderheid kan de nietigverklaring van beslissingen van de A.V. worden gevorderd, eventueel met schadevergoeding.
* **Minderheid (blokkeringsminderheid):** Indien minderheidsaandeelhouders te kwader trouw beslissingen blokkeren, kan de vennootschap een vordering instellen tot verkrijgen van vervangende toestemming of tot vordering van schadevergoeding van de minderheidsaandeelhouders.
> **Tip:** Het is cruciaal om de specifieke voorwaarden en procedures voor elke beschermingsmaatregel nauwkeurig te kennen. De 10%-drempel voor zowel de minderheidsvordering als het deskundigenonderzoek is een veelvoorkomend element dat aandeelhouders moeten onthouden.
> **Tip:** De distinction tussen een vennootschapsvordering (ingesteld door de vennootschap) en een minderheidsvordering (ingesteld door minderheidsaandeelhouders namens de vennootschap) is belangrijk voor de aansprakelijkheid en de afhandeling van eventuele schadevergoedingen.
---
# Specifieke bepalingen voor de gewone en buitengewone algemene vergadering
Deze sectie belicht de specifieke bevoegdheden, vormvereisten en quorumregels die van toepassing zijn op zowel de gewone als de buitengewone algemene vergadering, met een focus op de goedkeuring van de jaarrekening en statutenwijzigingen.
### 4.1 Algemene principes van de algemene vergadering
De algemene vergadering (AV) is het hoogste besluitvormende orgaan binnen de vennootschap en is bevoegd voor de meest fundamentele beslissingen met betrekking tot de structuur en de statuten van de vennootschap, evenals voor bepaalde wettelijke bevoegdheden. Elke aandeelhouder is lid van de AV, maar individuele aandeelhouders hebben geen beslissingsmacht buiten de AV. De AV functioneert als een collegiaal orgaan, waarbij beslissingen worden genomen door middel van beraadslaging en meerderheidsstemming. Het principe van gelijke behandeling van aandeelhouders, die zich in gelijke omstandigheden bevinden, is hierbij cruciaal.
De bevoegdheid van de AV is strikt afgebakend tot beslissingen die haar uitdrukkelijk door de wet of de statuten zijn toegedeeld. Statutaire uitbreidingen van bevoegdheden die niet in de wet zijn voorzien, kunnen niet worden tegengeworpen aan derden te goeder trouw. In het geval van een vennootschap met slechts één aandeelhouder, oefent deze aandeelhouder de bevoegdheden van de AV uit, welke niet overdraagbaar zijn.
Er worden twee soorten AV onderscheiden:
* **Gewone algemene vergadering (GAV):** Primair bevoegd voor de jaarlijks vereiste beslissingen, waaronder de goedkeuring van de jaarrekening.
* **Buitengewone algemene vergadering (BAGV):** Bevoegd voor statutenwijzigingen en andere belangrijke beslissingen, zoals de ontbinding van de vennootschap.
#### 4.1.1 Bijeenroeping van de algemene vergadering
In beginsel is het bestuursorgaan verantwoordelijk voor de bijeenroeping van de AV. Dit omvat:
* **Jaarlijkse bijeenroeping:** Verplicht voor de goedkeuring van de jaarrekening en het verlenen van kwijting aan bestuurders en commissarissen.
* **Specifieke gevallen:** Bijeenroeping is vereist wanneer een beslissing tot de bevoegdheid van de AV behoort, het bestuursorgaan het belang van de vennootschap dit vereist, of wanneer aandeelhouders die ten minste één tiende van het aantal uitgegeven aandelen vertegenwoordigen hiertoe verzoeken. In het laatste geval moet de bijeenroeping binnen drie weken plaatsvinden, met de agendapunten van de verzoekende aandeelhouders.
Uitzonderlijk kan de commissaris de AV bijeenroepen, bijvoorbeeld om fouten van bestuurders aan te klagen of zijn eigen aansprakelijkheid te dekken, indien het bestuursorgaan nalaat dit te doen.
**Wie wordt opgeroepen?**
Aandeelhouders, houders van converteerbare obligaties of inschrijvingsrechten, bestuurders en commissarissen.
**Inhoud van de oproeping:**
De oproeping dient de identificatiegegevens van de vennootschap, de plaats en het tijdstip van de AV, en de agenda te bevatten. Beslissingen over onderwerpen die niet op de agenda staan, zijn niet geldig, tenzij alle aandeelhouders aanwezig zijn en akkoord gaan. Vereiste stukken moeten bij de oproeping worden gevoegd.
**Termijn en wijze van oproeping:**
De oproeping moet ten minste vijftien dagen vóór de AV plaatsvinden. Aandeelhouders op naam ontvangen de oproeping per e-mail (indien meegedeeld) of per gewone post.
**Schriftelijke AV:**
Indien sprake is van eenparigheid van stemmen, kan een schriftelijke AV plaatsvinden voor alle beslissingen die geen authentieke akte vereisen. In dat geval hoeven de oproepingsformaliteiten niet te worden nageleefd. Een AV op afstand via elektronische communicatiemiddelen is mogelijk mits een vastgestelde procedure.
> **Tip:** Zorg ervoor dat alle agendapunten nauwkeurig worden geformuleerd om de geldigheid van de genomen beslissingen te waarborgen.
#### 4.1.2 Deelneming aan de algemene vergadering
Tot de deelnemers aan de AV behoren aandeelhouders, houders van converteerbare obligaties/inschrijvingsrechten/certificaten (met mogelijk beperkte stemrechten), bestuurders en desgevallend de commissaris.
**Toelatingsformaliteiten:**
Deze worden bepaald in de statuten. Vaak is een bericht van deelneming vereist om de presentielijst te kunnen opstellen. Bij gedematerialiseerde aandelen is een attest van de centrale effectenbewaarinstelling noodzakelijk. Na het vervullen van deze formaliteiten wordt men in principe toegelaten tot de AV en ook tot volgende vergaderingen met dezelfde agenda.
#### 4.1.3 Verloop van de algemene vergadering
De AV verloopt volgens de algemene regels voor beraadslagende organen. Er wordt een aanwezigheidslijst opgesteld, waar elke aandeelhouder inzage in kan krijgen. De vergadering wordt geleid door een bureau, bestaande uit een voorzitter (meestal de voorzitter van het bestuursorgaan), een secretaris en twee stemopnemers. De voorzitter leidt de vergadering en beschikt over politierechten. Alle agendapunten worden behandeld, toegelicht, besproken en gestemd. Van de vergadering worden notulen opgemaakt door de secretaris, die worden ondertekend door de leden van het bureau en door de aandeelhouders die dit verzoeken. Bij een vennootschap met één aandeelhouder worden de beslissingen opgenomen in een register dat op de zetel van de vennootschap wordt bijgehouden.
#### 4.1.4 Uitoefening van het stemrecht
Het stemrecht kan worden uitgeoefend:
* In persoon.
* Bij volmacht, waarbij de statuten beperkingen kunnen opleggen (bv. de lasthebber moet ook aandeelhouder zijn).
* Schriftelijk.
* Elektronisch.
#### 4.1.5 Vraagrecht
Aandeelhouders, en houders van converteerbare obligaties of inschrijvingsrechten, hebben het recht om vragen te stellen aan de bestuurders en commissarissen met betrekking tot de agendapunten. Dit vraagrecht is essentieel en kan statutair niet worden beperkt. Vragen kunnen mondeling of schriftelijk, voorafgaand aan of tijdens de vergadering, worden gesteld. Bestuurders en commissarissen zijn in principe verplicht deze vragen te beantwoorden, tenzij het antwoord schade kan berokkenen aan de vennootschap of in strijd is met vertrouwelijkheidsverbintenissen of beroepsgeheim.
### 4.2 De gewone algemene vergadering (GAV)
De GAV moet minstens éénmaal per jaar worden gehouden voor de goedkeuring van de jaarrekening, op de in de statuten bepaalde plaats, dag en uur. Vijftien dagen voor de vergadering moeten effecthouders, bestuurders en commissarissen inzage kunnen nemen van de vereiste stukken, zoals de jaarrekening, een lijst van niet-volgestorte aandelen, en indien van toepassing, het jaarverslag en het controleverslag van de commissaris.
De agenda van de GAV omvat typisch:
* Het jaarverslag van het bestuursorgaan (indien vereist).
* Het controleverslag van de commissaris (indien vereist).
* De goedkeuring van de jaarrekening.
* In een aparte stemming: décharge of kwijting aan bestuurders en commissarissen. Kwijting is enkel geldig als de ware toestand van de vennootschap niet werd verdoezeld door weglatingen of onjuistheden in de jaarrekening.
Het bestuursorgaan kan de beslissing over de goedkeuring van de jaarrekening met drie weken uitstellen, zonder afbreuk te doen aan de geldigheid van andere beslissingen die op de vergadering zijn genomen. Naast de GAV kunnen bijzondere AV's worden gehouden voor beslissingen die geen statutenwijziging zijn maar wel tot de bevoegdheid van de AV behoren en niet op de GAV konden worden genomen, zoals benoemingen of ontslagen van bestuurders/commissarissen, of een vennootschapsvordering.
#### 4.2.1 Aanwezigheids-, meerderheidsquorum en vorm van de GAV
* **Aanwezigheidsquorum:** Er is geen aanwezigheidsquorum vereist. De GAV kan geldig stemmen, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde aandelen.
* **Meerderheidsquorum:** Tenzij de statuten anders bepalen, worden beslissingen genomen met een gewone meerderheid van stemmen. Onthoudingen, blanco en nietige stemmen tellen niet mee.
* **Vorm:** Voor de beslissingen van de GAV is geen authentieke akte vereist.
### 4.3 De buitengewone algemene vergadering (BAGV)
De BAGV is primair bevoegd voor statutenwijzigingen.
#### 4.3.1 Statutenwijziging
* **Vorm:** Een authentieke akte, verleden door een notaris, is vereist.
* **Agenda:** De voorgestelde wijzigingen moeten nauwkeurig worden vermeld in de agenda van de oproeping, met voldoende specificiteit om de voorgestelde wijziging duidelijk te maken.
* **Aanwezigheidsquorum:** De aanwezige of vertegenwoordigde aandeelhouders moeten ten minste de helft van het totaal aantal uitgegeven aandelen vertegenwoordigen. Indien dit quorum niet wordt bereikt, wordt een tweede bijeenroeping met dezelfde agenda gehouden. De tweede vergadering kan dan geldig beslissen, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde aandelen.
* **Meerderheidsquorum:** Minstens driekwart (3/4) van de uitgebrachte stemmen is vereist. Onthoudingen worden niet meegerekend.
> **Tip:** Bij statutenwijzigingen is het cruciaal om de voorgestelde wijzigingen zeer gedetailleerd en duidelijk in de agenda op te nemen om latere discussies over de geldigheid te vermijden.
#### 4.3.2 Wijziging van het voorwerp/doel van de vennootschap
Voor een wijziging van het voorwerp of doel van de vennootschap, die als een bijzondere vorm van statutenwijziging wordt beschouwd, gelden specifieke regels:
* **Agenda:** Nauwkeurige vermelding van de voorgestelde wijziging.
* **Omstandig verslag:** Een omstandig verslag van het bestuursorgaan dat het voorstel motiveert, moet worden meegestuurd met de oproeping en agenda.
* **Aanwezigheidsquorum:** Vertegenwoordiging van de helft van het totaal aantal aandelen is vereist.
* **Meerderheidsquorum:** Een meerderheid van vier vijfde (4/5) van de stemmen is vereist.
#### 4.3.3 Wijziging van rechten verbonden aan soorten aandelen
De BAGV kan nieuwe soorten aandelen uitgeven of de rechten verbonden aan bestaande aandelen wijzigen. Hierbij gelden specifieke vereisten:
* **Agenda:** Nauwkeurige vermelding van de voorgestelde wijzigingen.
* **Omstandig verslag:** Een omstandig verslag van het bestuursorgaan moet worden meegestuurd.
* **Controleverslag:** Indien er boekhoudkundige of financiële implicaties zijn, is ook een controleverslag van de commissaris of een externe bedrijfsrevisor/accountant vereist.
* **Aanwezigheids- en meerderheidsquorum:** Deze gelden binnen elke soort aandelen afzonderlijk.
### 4.4 Vennootschapsvordering
Een vennootschapsvordering is een aansprakelijkheidsvordering die door de vennootschap wordt ingesteld tegen haar bestuurders of commissarissen wanneer deze hun taak foutief hebben uitgeoefend, met schade tot gevolg voor de vennootschap. Na een faillissement kan de curator deze vordering instellen.
**Vereisten voor de vordering:**
* De vordering moet uitdrukkelijk op de agenda van de oproeping vermeld staan.
* Er dient een aanstelling van lasthebbers te gebeuren om de procedure te voeren.
* Er mag geen kwijting of décharge aan de betrokkenen zijn verleend.
#### 4.4.1 Bescherming minderheidsaandeelhouders
De meerderheid kan door middel van stemmen haar wil opleggen aan de minderheid. Om dit te adresseren, zijn er wettelijke beschermingsmechanismen voor minderheidsaandeelhouders:
* **Minderheidsvordering:** Aandeelhouders die ten minste 10% van de aandelen bezitten en tegen de kwijting hebben gestemd, kunnen een aansprakelijkheidsvordering instellen tegen bestuurders/commissarissen namens de vennootschap. De schadevergoeding komt toe aan de vennootschap.
* Bij afwijzing van deze vordering kunnen de minderheidsaandeelhouders persoonlijk worden veroordeeld in de kosten en eventueel schadevergoeding aan de bestuurders/commissarissen.
* Bij toewijzing worden de voorgeschoten kosten van de minderheidsaandeelhouders, die niet onder de veroordeling van de bestuurders/commissarissen vallen, door de vennootschap terugbetaald.
* **Deskundigenonderzoek:** Aandeelhouders die minstens 10% van de aandelen bezitten, kunnen de aanstelling van een deskundige vragen om de boeken en rekeningen van de vennootschap en de verrichtingen van haar organen te onderzoeken, indien er aanwijzingen zijn dat de belangen van de vennootschap ernstig in gevaar dreigen te komen. De bevoegde rechtbank hiervoor is de voorzitter van de Ondernemingsrechtbank in kortgeding.
* **Andere instrumenten:**
* Minderheidsaandeelhouders die 1/10 van de aandelen vertegenwoordigen, kunnen het bestuursorgaan verplichten binnen drie weken een AV bijeen te roepen.
* Vordering tot uitsluiting of uittreding (zie geschillenregeling).
* Individueel onderzoeks- en controlerecht van de controlerende vennoot.
* Vraagrecht aan bestuurders/commissarissen.
* Vordering tot ontbinding om wettige reden.
* Vordering tot nietigverklaring of schorsing van beslissingen van de AV.
#### 4.4.2 Misbruik van machtspositie
Bij misbruik van machtspositie door de meerderheid kan de nietigverklaring van beslissingen van de AV, eventueel met schadevergoeding, worden gevorderd.
#### 4.4.3 Misbruik van minderheidspositie
Indien minderheidsaandeelhouders met een blokkeringsminderheid te kwader trouw beslissingen blokkeren, kan de vennootschap een vordering instellen tot verkrijging van vervangende toestemming of tot vordering van schadevergoeding van de minderheidsaandeelhouders.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Algemene vergadering van aandeelhouders (A.V.) | Een orgaan van de vennootschap dat bevoegd is voor de meest fundamentele beslissingen betreffende de structuur, de statuten en bepaalde wettelijke aangelegenheden. Elke aandeelhouder is lid van de A.V., maar beslissingen worden collegiaal genomen na beraadslaging en meerderheidsstemming. |
| Collegiaal orgaan | Een orgaan waarbij beslissingen worden genomen door een groep personen gezamenlijk, in plaats van door individuele leden apart. De stem van de meerderheid binnen dit orgaan bepaalt de uiteindelijke beslissing. |
| Gelijkheidsbeginsel van aandeelhouders | Een fundamenteel principe dat stelt dat alle aandeelhouders die zich in een vergelijkbare situatie bevinden, op een identieke wijze behandeld moeten worden door de vennootschap. Dit principe is vastgelegd in het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV). |
| Gewone algemene vergadering | Het type algemene vergadering dat jaarlijks verplicht is en bevoegd is voor beslissingen zoals de goedkeuring van de jaarrekening en het verlenen van kwijting aan bestuurders en commissarissen. |
| Buitengewone algemene vergadering | Een algemene vergadering die bevoegd is voor ingrijpende beslissingen, zoals statutenwijzigingen, wijzigingen van het vennootschapsvoorwerp of de ontbinding van de vennootschap. |
| Bijeenroeping | Het proces van het uitnodigen van de rechthebbenden (zoals aandeelhouders, houders van converteerbare obligaties) om deel te nemen aan een algemene vergadering. Dit omvat het bepalen van wie de vergadering bijeenroept, wie wordt opgeroepen, de inhoud van de oproeping en de geldende termijnen en procedures. |
| Agenda | Een lijst van onderwerpen die tijdens een algemene vergadering behandeld zullen worden. Beslissingen kunnen alleen geldig worden genomen over punten die expliciet op de agenda staan, tenzij alle aandeelhouders aanwezig zijn en akkoord gaan. |
| Deelneming aan de A.V. | De formele toelating tot een algemene vergadering, die vereist dat aandeelhouders voldoen aan bepaalde voorwaarden, zoals het indienen van een bericht van deelneming of het verkrijgen van een attest voor gedematerialiseerde aandelen. |
| Bureau van de A.V. | Het dagelijks bestuur van de algemene vergadering, dat doorgaans bestaat uit een voorzitter (vaak de voorzitter van het bestuursorgaan), een secretaris en stemopnemers. Het bureau leidt de vergadering en zorgt voor de notulering. |
| Notulen | Een schriftelijk verslag van de besprekingen en beslissingen die tijdens een algemene vergadering zijn genomen. De notulen worden ondertekend door de leden van het bureau en, indien gevraagd, door de aandeelhouders. |
| Stemrecht | Het recht van aandeelhouders om deel te nemen aan besluitvorming binnen de algemene vergadering. Dit recht kan worden uitgeoefend in persoon, bij volmacht, schriftelijk of elektronisch, afhankelijk van de statutaire bepalingen. |
| Vraagrecht | Het recht van aandeelhouders en andere rechthebbenden om bestuurders en commissarissen vragen te stellen met betrekking tot de agendapunten. Bestuurders en commissarissen zijn in principe verplicht te antwoorden, tenzij dit nadelig zou zijn voor de vennootschap of strijdig met vertrouwelijkheidsafspraken. |
| Kwijting (décharge) | Het verlenen van ontslag van aansprakelijkheid aan bestuurders en commissarissen voor hun handelen gedurende het afgelopen boekjaar, na goedkeuring van de jaarrekening. De kwijting is echter alleen geldig als de ware toestand van de vennootschap correct werd weergegeven. |
| Aanwezigheidsquorum | Een minimumaantal aandelen dat aanwezig of vertegenwoordigd moet zijn op een algemene vergadering om deze geldig te laten besluiten. Voor de buitengewone AV bij statutenwijzigingen geldt een aanwezigheidsquorum van de helft van het totale aantal aandelen. |
| Meerderheidsquorum | De vereiste meerderheid van stemmen om een beslissing geldig te kunnen nemen. Voor de gewone AV geldt een gewone meerderheid, terwijl voor de buitengewone AV (statutenwijziging) een meerderheid van 3/4de van de uitgebrachte stemmen vereist is. |
| Vennootschapsvordering | Een rechtsvordering die namens de vennootschap wordt ingesteld tegen bestuurders of commissarissen die hun taak foutief hebben uitgeoefend, met als doel schadevergoeding te bekomen voor geleden schade aan de vennootschap. |
| Bescherming minderheidsaandeelhouders | Diverse wettelijke en statutaire middelen die minderheidsaandeelhouders ter beschikking staan om zich te beschermen tegen mogelijke beslissingen die hen benadelen door de meerderheid. |
| Minderheidsvordering | Een specifieke rechtsvordering die minderheidsaandeelhouders kunnen instellen namens de vennootschap tegen bestuurders of commissarissen, onder bepaalde voorwaarden (minimaal 10% aandelenbezit, tegen kwijting gestemd hebben). |
| Deskundigenonderzoek | Een procedure waarbij aandeelhouders, onder strikte voorwaarden (minimaal 10% aandelenbezit en aanwijzingen van ernstig gevaar voor de vennootschap), de aanstelling van deskundigen kunnen vragen om de boeken en verrichtingen van de vennootschap te onderzoeken. |
| Blokkeringsminderheid | Een minderheid van aandeelhouders die over voldoende stemmen beschikt om bepaalde beslissingen, zoals statutenwijzigingen, te verwerpen, zelfs als de meerderheid er anders over denkt. |
| Misbruik van machtspositie | Situaties waarin de meerderheid van de aandeelhouders haar dominante positie aanwendt op een manier die schadelijk is voor de vennootschap of de minderheid, wat kan leiden tot nietigverklaring van beslissingen. |
| Misbruik van minderheidspositie | Situaties waarin een minderheid van aandeelhouders, bijvoorbeeld met een blokkeringsminderheid, te kwader trouw beslissingen blokkeert, wat de vennootschap kan beperken in haar functioneren. |
Cover
BV BESTUUR.pptx
Summary
# Samenstelling en benoeming van het bestuursorgaan
Dit onderwerp behandelt de structuur, vereisten en aanstellingsprocedures voor bestuurders van een besloten vennootschap (BV), inclusief de terminologie, en de processen rondom het einde van hun mandaat.
### 1.1 Terminologie en algemene samenstelling
De terminologie rondom het bestuursorgaan is vereenvoudigd met de afschaffing van de term 'zaakvoerder'. Een bestuursorgaan bestaat uit één of meer bestuurders, die al dan niet een college vormen. Bestuurders kunnen natuurlijke personen of rechtspersonen zijn. Indien een rechtspersoon als bestuurder optreedt, is de benoeming van een vaste vertegenwoordiger verplicht. De uitoefening van een bestuursmandaat vereist een zelfstandigenstatuut; een arbeidsovereenkomst is wel mogelijk voor andere functies binnen de vennootschap.
Er zijn geen specifieke formele vereisten voor bestuurders, met uitzondering van handelingsbekwaamheid. Wel gelden er onverenigbaarheden, waardoor bepaalde ambten en vrije beroepen geen bestuursmandaat mogen uitoefenen, tenzij binnen hun eigen vennootschap. Daarnaast is er een strafrechtelijk verbod om een bestuursmandaat uit te oefenen na veroordeling tot bepaalde misdrijven of na faillietverklaring zonder kwijtschelding.
### 1.2 Benoeming van bestuurders
Bestuurders worden benoemd door de Algemene Vergadering (AV) van aandeelhouders. De eerste bestuurders worden meestal aangewezen in de oprichtingsakte.
Bij een collegiaal orgaan, en indien een vacante plaats ontstaat vóór het einde van het mandaat, mogen de overblijvende bestuurders een nieuwe bestuurder aanwijzen. Deze aanwijzing moet wel bevestigd worden door de eerstvolgende AV; zo niet, eindigt het mandaat van de aangewezen bestuurder.
Bestuurders kunnen voor een bepaalde duur benoemd worden (van AV tot AV) of voor onbepaalde duur.
Er worden twee soorten bestuurders onderscheiden: de gewone bestuurder en de statutair benoemde bestuurder.
#### 1.2.1 Benoeming en einde mandaat van de gewone bestuurder
* **Benoeming:** Door de AV met een gewone meerderheid.
* **Beëindiging mandaat door de vennootschap:**
* De standaardregel is herroepbaarheid 'ad nutum', wat betekent dat de AV de bestuurder te allen tijde, zonder opgave van reden en met onmiddellijke ingang kan ontslaan.
* Statutaire afwijkingen zijn mogelijk, zoals de uitsluiting van ontslag, het bepalen van een opzegtermijn en/of een opzegvergoeding.
* Ontslag om wettige redenen is altijd mogelijk, zonder opzegtermijn of vergoeding.
* Als de statuten dit niet bepalen of uitsluiten, kan de AV beslissen om een opzegtermijn of opzegvergoeding na te leven.
* **Ontslag door de bestuurder:**
* In principe vrij door kennisgeving aan het bestuursorgaan.
* Op verzoek van de vennootschap blijft de bestuurder wel in functie totdat de vennootschap redelijkerwijs in zijn vervanging kan voorzien.
* Een ontslagnemende bestuurder kan zelf zorgen voor de publicatie van zijn ontslag.
#### 1.2.2 Benoeming en einde mandaat van de statutaire bestuurder
* **Benoeming:** In de oprichtingsakte of bij een latere statutenwijziging.
* **Beëindiging mandaat door de vennootschap:**
* Vereist steeds een statutenwijziging, wat een meerderheid van driekwart (3/4) van de stemmen vereist.
* Statutaire regelingen kunnen strenger zijn, met onder andere de uitsluiting van ontslag, strengere meerderheden (zoals eenparigheid), vereiste motivering, en bepalingen over opzegtermijn en/of opzegvergoeding.
* Ontslag om wettige redenen is altijd mogelijk (met driekwart meerderheid), zonder opzegtermijn of vergoeding.
* **Ontslag door de bestuurder:**
* In principe vrij door kennisgeving aan het bestuursorgaan.
* Op verzoek van de vennootschap blijft de bestuurder wel in functie totdat de vennootschap redelijkerwijs in zijn vervanging kan voorzien.
* Een ontslagnemende bestuurder kan zelf zorgen voor de publicatie van zijn ontslag.
### 1.3 Bezoldiging van bestuurders
Het principe is dat bestuurders bezoldigd worden, tenzij statutair anders bepaald (onbezoldigd bestuurder) of bij de benoeming wordt afgesproken dat dit onbezoldigd zal zijn.
De hoogte van de bezoldiging kan op verschillende manieren bepaald worden:
1. De statuten bepalen het bedrag van de bezoldiging.
2. De bezoldiging wordt uitdrukkelijk bepaald bij beslissing door de AV.
3. De bezoldiging wordt via de goedkeuring van de jaarrekening vastgesteld.
De bezoldiging kan een combinatie zijn van een vaste vergoeding, presentiegelden en tantièmes.
### 1.4 Bevoegdheden van bestuurders
Bestuurders zijn belast met het daadwerkelijk bestuur en de leiding van de onderneming. Dit omvat een dubbele taak:
* **Interne bestuurstaak:** Betrekking op de beslissingen die de vennootschap aangaan.
* **Externe vertegenwoordiging:** Het vertegenwoordigen van de vennootschap naar buiten toe.
Bestuurders hebben een dubbele hoedanigheid: intern zijn zij lasthebbers van de vennootschap, en extern zijn zij organieke vertegenwoordigers.
#### 1.4.1 Interne bestuurstaak: omvang
Het bestuursorgaan moet over de ruimst mogelijke bevoegdheden kunnen beschikken voor het welzijn van de vennootschap. Het bestuursorgaan heeft de **volheid van bevoegdheid**, wat betekent dat het alle beslissingen kan nemen die nodig of dienstig zijn om het vennootschapsdoel te verwezenlijken, tenzij:
1. De wet of
2. De statuten uitdrukkelijk een ander orgaan (de AV) bevoegd verklaren.
De AV kan een besluit dat het bestuursorgaan binnen zijn bevoegdheidssfeer heeft genomen, niet vernietigen of wijzigen. De AV kan wel optreden tegen bestuurders binnen haar bevoegdheden, bijvoorbeeld door bestuurders te ontslaan, kwijting te weigeren of een vennootschapsvordering in te stellen.
Bevoegdheden die wettelijk voorbehouden zijn voor de AV zijn onder andere: statutenwijzigingen, benoeming/ontslag van bestuurders/commissarissen, goedkeuring van de jaarrekening en winstbestemming, kwijting van bestuurders/commissarissen en de vennootschapsvordering.
Statutaire beperkingen van de bevoegdheid zijn mogelijk via machtigingsclausules. Dit zijn clausules die bepalen dat bestuurders voor bepaalde beslissingen voorafgaand akkoord van de AV nodig hebben. Deze beperkingen kunnen kwantitatief of kwalitatief zijn. Ze gelden enkel binnen de vennootschap en kunnen niet aan derden worden tegengeworpen. Dit geldt ook voor onderlinge taakverdelingen tussen bestuurders. De vennootschap kan bestuurders die deze beperkingen niet respecteren wel aansprakelijk stellen.
#### 1.4.2 Interne bestuurstaak: wijze van uitoefening
De wettelijke regel is dat bij meerdere bestuurders elke bestuurder afzonderlijk bevoegd is om alle bestuursbeslissingen alleen te nemen (individuele beslissingsbevoegdheid). Statutair kan echter worden bepaald dat bestuurders alleen collegiaal beslissingen kunnen nemen.
#### 1.4.3 Vertegenwoordigingsbevoegdheid: omvang
Het bestuursorgaan vertegenwoordigt de vennootschap naar buiten toe ten aanzien van derden. Dit omvat alle rechtshandelingen, zoals overeenkomsten met leveranciers, klanten, banken, rechtshandelingen met de overheid, optreden voor rechtbanken, en het afsluiten van arbeidsovereenkomsten. Het bestuursorgaan is het enige orgaan van vertegenwoordiging van de BV. De omvang van deze bevoegdheid is allesomvattend en kent geen statutaire beperkingen of beperkingen door de eigen bevoegdheden van de AV.
#### 1.4.4 Vertegenwoordigingsbevoegdheid: uitoefeningswijze
Bij meerdere bestuurders kan elke bestuurder afzonderlijk de BV vertegenwoordigen (individuele vertegenwoordigingsbevoegdheid). Indien het een collegiaal bestuursorgaan betreft, is collegiaal optreden vereist.
Omdat het praktisch moeilijk is om voor elke rechtshandeling alle bestuurders te laten tekenen of optreden, bestaat de oplossing van de **meerhandtekeningsclausule (MHT)**. Dit is een statutaire clausule die bepaalt dat de vennootschap vertegenwoordigd kan worden door het gehele bestuursorgaan, of door één of enkele aangeduide bestuurders (bijvoorbeeld een tweehandtekeningsclausule).
Statutaire beperkingen op de MHT of taakverdelingen onder de vertegenwoordigingsbevoegde bestuurders zijn niet tegenstelbaar aan derden, tenzij de meerhandtekeningsclausule openbaar is gemaakt.
#### 1.4.5 Voorwerpsoverschrijdende bestuursbeslissingen
De BV is gebonden door bestuursbeslissingen die buiten de statutair bepaalde activiteiten vallen, tenzij er bewijs is van kwade trouw bij de derde.
#### 1.4.6 Eenparig schriftelijk akkoord
Beslissingen van een collegiaal bestuursorgaan kunnen in principe schriftelijk genomen worden indien alle bestuurders akkoord gaan, tenzij de statuten deze mogelijkheid uitsluiten.
### 1.5 Belangenconflicten / Tegenstrijdig belang
Een belangenconflict ontstaat wanneer een bestuurder persoonlijke belangen heeft bij een beslissing die de BV moet nemen. Dit is het geval bij een rechtstreeks of onrechtstreeks, en vermogensrechtelijk, tegenstrijdig belang.
**Veiligheidsvoorschriften:**
1. Melding van het tegenstrijdig belang aan de andere bestuurders (en de commissaris, indien van toepassing).
2. De bestuurder met het tegenstrijdig belang mag niet deelnemen aan de beraadslaging, beslissing of stemming. Indien één bestuurder of alle bestuurders een tegenstrijdig belang hebben, moet de beslissing worden voorgelegd aan de AV. Als het gaat om de enige bestuurder en enige aandeelhouder, mag de bestuurder de beslissing wel nemen.
3. In de notulen of een bijzonder verslag moet melding gemaakt worden van:
* De verklaring van de bestuurder over de aard van de beslissing/handeling.
* De vermogensrechtelijke gevolgen voor de vennootschap.
* De verantwoording van het besluit vanuit het vennootschapsbelang (zelfs de enige bestuurder en aandeelhouder moet dit opnemen in een bijzonder verslag tussen hem en de vennootschap).
4. Opname van een passage in de notulen of een bijzonder verslag in het jaarverslag.
**Sancties bij belangenconflicten:**
1. **Nietigheid:** De vennootschap of een belanghebbende kan de nietigheid vorderen van de beslissing of verrichting die in strijd is met de veiligheidsvoorschriften, indien de derde op de hoogte was of kon zijn van het belangenconflict.
2. **Bijzondere aansprakelijkheidssanctie:** Zelfs indien de formaliteiten zijn nageleefd, kunnen alle bestuurders persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor schade geleden door de BV of derden als een bestuurder een rechtstreeks of onrechtstreeks tegenstrijdig persoonlijk belang had, of ten nadele van de BV een onrechtmatig financieel voordeel genoot.
**Uitzonderingen op de procedure:**
De procedure hoeft niet te worden nageleefd bij:
1. Verrichtingen tussen groepsvennootschappen.
2. Gebruikelijke verrichtingen tegen normale marktvoorwaarden.
### 1.6 Dagelijks bestuur
Indien voorzien in de statuten, kan een orgaan van dagelijks bestuur worden aangesteld. Dit orgaan is bevoegd voor de dagelijkse exploitatie en vertegenwoordiging van de BV.
* **Benoeming:** Door het bestuursorgaan.
* **Toezicht:** Onder toezicht van het bestuursorgaan.
* **Samenstelling:** Eén of meerdere personen.
* **Uitoefening:** Treden alleen, gezamenlijk of collegiaal op.
* **Regeling:** Benoeming, ontslag en bevoegdheden worden geregeld in de statuten.
* **Tegenstelbaarheid:** Tegenstelbaar aan derden indien openbaar gemaakt. Beperkingen van de vertegenwoordigingsbevoegdheid zijn niet tegenstelbaar aan derden.
#### 1.6.1 Bevoegdheden dagelijks bestuur
De bevoegdheden van het dagelijks bestuur omvatten:
1. Handelingen en beslissingen die niet verder reiken dan de behoeften van de dagelijkse werking van de BV.
2. Handelingen en beslissingen die, omwille van hun gering belang of hun spoedeisend karakter, rechtvaardigen dat het bestuursorgaan niet tussenkomt.
---
# Bezoldiging van bestuurders
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de principes achter de bezoldiging van bestuurders binnen een besloten vennootschap (BV), inclusief de manieren waarop deze bezoldiging kan worden vastgesteld en de specifieke regels rondom onbezoldigde bestuurders.
## 1. Bezoldiging van bestuurders
### 1.1 Algemeen principe en afwijkingen
Het principe is dat bestuurders van een BV **bezoldigd** worden. Er bestaan echter afwijkingen van dit principe:
* **Statutair onbezoldigd bestuurder:** De statuten kunnen bepalen dat bestuurders geen bezoldiging ontvangen.
* **Bij benoeming onbezoldigd:** Een bestuurder kan bij zijn benoeming expliciet akkoord gaan om onbezoldigd te zijn.
### 1.2 Vaststelling van de bezoldiging
De hoogte van de bezoldiging van een bestuurder kan op verschillende manieren worden bepaald:
1. **Statuten bepalen het bedrag:** De statuten zelf specificeren het exacte bedrag van de bezoldiging.
2. **Expliciete beslissing door de algemene vergadering (AV):** De AV neemt een specifieke beslissing waarin de vergoeding wordt vastgelegd.
3. **Via goedkeuring van de jaarrekening:** De bezoldiging kan indirect worden vastgesteld of goedgekeurd middels de goedkeuring van de jaarrekening, wat impliceert dat de AV hiermee instemt.
### 1.3 Vormen van bezoldiging
De bezoldiging kan bestaan uit een combinatie van de volgende elementen:
* **Vaste vergoeding:** Een vast maandelijks of jaarlijks bedrag.
* **Presentiegelden:** Vergoedingen voor het bijwonen van vergaderingen.
* **Tantièmes:** Winstdeelnames die, afhankelijk van de winst, worden uitgekeerd aan bestuurders.
---
### 2. Benoeming en einde mandaat van bestuurders
#### 2.1 Benoeming
Bestuurders worden benoemd door de algemene vergadering van aandeelhouders (AV). De eerste bestuurders worden vaak aangeduid in de oprichtingsakte.
* **Collegiaal orgaan:** Bij een vacature vóór het einde van het mandaat, kunnen de overige bestuurders een nieuwe bestuurder aanwijzen. Deze aanwijzing moet echter worden bevestigd door de eerstvolgende AV; anders eindigt het mandaat van de aangewezen bestuurder.
* **Duur van het mandaat:** Bestuurders kunnen worden benoemd voor een bepaalde duur (lopend van AV tot AV) of voor onbepaalde duur. Voor een mandaat van onbepaalde duur hoeft een bestuurder niet statutair benoemd te zijn.
* **Soorten bestuurders:** Er wordt onderscheid gemaakt tussen een 'gewone bestuurder' en een 'statutair benoemde bestuurder'.
#### 2.2 Einde mandaat van een gewone bestuurder
* **Benoeming:** Door de AV met een gewone meerderheid.
* **Beëindiging door de vennootschap (ontslag):**
* **Default-regel:** Herroepbaarheid "ad nutum" (ten allen tijde, zonder opgave van reden, met onmiddellijke ingang) door de AV met gewone meerderheid.
* **Statutaire afwijkingen:** De statuten kunnen een afwijkende regeling bepalen, zoals het uitsluiten van ontslag, het bepalen van een opzegtermijn en/of opzegvergoeding.
* **Ontslag om wettige redenen:** Dit is altijd mogelijk, zonder opzegtermijn of vergoeding.
* **Opzegtermijn/vergoeding:** Als de statuten dit niet uitsluiten, kan de AV beslissen om een opzegtermijn of opzegvergoeding na te leven.
* **Beëindiging door de bestuurder (onstslagname):**
* **Principe:** In principe vrij, door kennisgeving aan het bestuursorgaan.
* **Continuïteit:** Op verzoek van de vennootschap blijft de bestuurder in functie tot de vennootschap redelijkerwijs in zijn vervanging kan voorzien.
* **Publicatie:** De ontslagnemende bestuurder kan zelf zorgen voor de publicatie van zijn ontslag.
#### 2.3 Einde mandaat van een statutair bestuurder
* **Benoeming:** In de oprichtingsakte of bij een latere statutenwijziging.
* **Beëindiging door de vennootschap (ontslag):**
* **Vereiste:** Vereist steeds een statutenwijziging, wat een meerderheid van drievierde (3/4) vereist.
* **Strengere statutaire regelingen:** De statuten kunnen een strengere regeling bepalen, zoals het uitsluiten van ontslag, het vereisen van een hogere meerderheid (eenparigheid), het eisen van motivering, of het bepalen van een opzegtermijn en/of opzegvergoeding.
* **Ontslag om wettige redenen:** Dit is altijd mogelijk, met een meerderheid van 3/4, zonder opzegtermijn of vergoeding.
* **Beëindiging door de bestuurder (ontslagname):**
* **Principe:** In principe vrij, door kennisgeving aan het bestuursorgaan.
* **Continuïteit:** Op verzoek van de vennootschap blijft de bestuurder in functie tot de vennootschap redelijkerwijs in zijn vervanging kan voorzien.
* **Publicatie:** De ontslagnemende bestuurder kan zelf zorgen voor de publicatie van zijn ontslag.
> **Tip:** Het onderscheid tussen gewone en statutaire bestuurders is cruciaal voor de procedure en vereiste meerderheden bij ontslag. Statutaire bestuurders genieten doorgaans meer bescherming tegen eenzijdig ontslag.
---
# Bevoegdheden van het bestuursorgaan
Dit deel van de studiegids behandelt de interne bestuursbevoegdheden en de vertegenwoordigingsbevoegdheden van het bestuursorgaan van een besloten vennootschap (BV), inclusief hun omvang, de wijze van uitoefening, wettelijke en statutaire beperkingen, en de gevolgen van handelingen buiten de statutaire bevoegdheden.
### 3.1 Interne bestuurstaak
#### 3.1.1 Omvang van de interne bestuurstaak
Het bestuursorgaan van de BV beschikt over de ruimst mogelijke bevoegdheden om de vennootschap te besturen en te leiden ten behoeve van haar welzijn. Dit wordt de **vrijheid van bevoegdheid** genoemd. Het bestuursorgaan kan derhalve alle beslissingen nemen die noodzakelijk of dienstig zijn om het vennootschapsdoel te verwezenlijken, tenzij de wet of de statuten uitdrukkelijk een andere entiteit, zoals de Algemene Vergadering (AV), bevoegd verklaren.
Belangrijk hierbij is dat de AV een besluit dat het bestuursorgaan binnen zijn bevoegdheidssfeer heeft genomen, niet kan vernietigen of wijzigen. De AV kan wel handelen tegen de bestuurders zelf, bijvoorbeeld door hen te ontslaan, geen kwijting te verlenen of een vennootschapsvordering in te stellen.
Er zijn twee hoofdtypen van beperkingen aan de interne bestuurstaak:
1. **Wettelijk voorbehouden bevoegdheden:** Bepaalde cruciale beslissingen zijn wettelijk exclusief voorbehouden aan de AV. Dit omvat onder andere:
* Statutenwijzigingen
* Benoeming en ontslag van bestuurders en commissarissen
* Goedkeuring van de jaarrekening en bestemming van de winst
* Verlening van kwijting aan bestuurders en commissarissen
* Instellen van een vennootschapsvordering
2. **Statutaire beperkingen (machtigingsclausules):** De statuten kunnen de bevoegdheden van het bestuursorgaan verder beperken door te eisen dat voor bepaalde beslissingen de voorafgaande goedkeuring van de AV nodig is. Deze beperkingen kunnen zowel kwantitatief (bijvoorbeeld een maximumbedrag voor investeringen) als kwalitatief (bijvoorbeeld goedkeuring nodig voor bepaalde soorten transacties) zijn.
> **Tip:** Machtigingsclausules gelden enkel intern en kunnen in principe niet worden tegengeworpen aan derden die te goeder trouw handelen. Dit geldt eveneens voor de onderlinge taakverdeling binnen het bestuursorgaan. De vennootschap kan bestuurders die deze beperkingen niet respecteren wel aansprakelijk stellen.
#### 3.1.2 Wijze van uitoefening van de interne bestuurstaak
* **Individuele beslissingsbevoegdheid:** Volgens de wettelijke regel is, indien er meerdere bestuurders zijn, elke bestuurder afzonderlijk bevoegd om alle bestuursbeslissingen alleen te nemen.
* **Collegiale besluitvorming:** De statuten kunnen echter bepalen dat beslissingen enkel collegiaal genomen mogen worden. Dit betekent dat alle bestuurders gezamenlijk moeten beraadslagen en beslissen.
> **Tip:** Indien het bestuursorgaan collegiaal is samengesteld, kunnen beslissingen in principe schriftelijk worden genomen indien alle bestuurders hiermee instemmen, tenzij de statuten dit expliciet uitsluiten.
### 3.2 Vertegenwoordigingsbevoegdheid
#### 3.2.1 Omvang van de vertegenwoordigingsbevoegdheid
Het bestuursorgaan is het exclusieve orgaan dat de vennootschap vertegenwoordigt ten aanzien van derden. Dit omvat een breed scala aan rechtshandelingen, zoals het aangaan van overeenkomsten met leveranciers en klanten, transacties met banken, contacten met de overheid, het voeren van gerechtelijke procedures, en het afsluiten van arbeidsovereenkomsten met personeel.
De vertegenwoordigingsbevoegdheid van het bestuursorgaan is **allesomvattend**. Statutaire beperkingen op deze bevoegdheid zijn niet toegestaan, en ook de bevoegdheden van de AV kunnen de vertegenwoordigingsbevoegdheid van het bestuursorgaan niet beperken. De AV neemt weliswaar belangrijke beslissingen binnen de BV, maar treedt zelf nooit op als vertegenwoordiger van de vennootschap naar buiten toe.
#### 3.2.2 Wijze van uitoefening van de vertegenwoordigingsbevoegdheid
* **Individuele vertegenwoordigingsbevoegdheid:** Indien er meerdere bestuurders zijn, kan elke bestuurder de vennootschap afzonderlijk vertegenwoordigen.
* **Collegiale vertegenwoordiging:** Indien het bestuursorgaan collegiaal is samengesteld, dienen alle bestuurders gezamenlijk op te treden. Dit kan in de praktijk omslachtig zijn.
Om dit te vergemakkelijken, kunnen de statuten een **meerhandtekeningsclausule** bevatten. Op grond hiervan kan de vennootschap vertegenwoordigd worden door één of enkele aangeduide bestuurders (bijvoorbeeld een tweehandtekeningsclausule), in plaats van door het gehele bestuursorgaan.
> **Tip:** Een meerhandtekeningsclausule is tegenstelbaar aan derden indien deze openbaar is gemaakt. Statutaire beperkingen op deze clausule en taakverdelingen binnen het bestuursorgaan zijn echter niet tegenstelbaar aan derden.
#### 3.2.3 Gevolgen van handelingen buiten de statutaire bevoegdheden
* **Voorwerpsoverschrijdende bestuursbeslissingen:** Zelfs indien een beslissing van het bestuursorgaan buiten de statutair bepaalde activiteiten van de BV valt, is de BV hierdoor verbonden, tenzij kan worden bewezen dat de derde te kwader trouw handelde.
### 3.3 Belangenconflicten en tegenstrijdig belang
Een belangenconflict ontstaat wanneer een bestuurder persoonlijke belangen heeft bij een beslissing die door de BV genomen moet worden. Dit kan rechtstreeks of onrechtstreeks zijn en moet vermogensrechtelijk van aard zijn.
**Veiligheidsvoorschriften bij belangenconflicten:**
1. **Melding:** De bestuurder met een tegenstrijdig belang moet dit melden aan de andere bestuurders en, indien van toepassing, aan de commissaris.
2. **Niet deelnemen aan beraadslaging en stemming:** De betrokken bestuurder mag niet deelnemen aan de beraadslaging of de besluitvorming.
* Indien slechts één bestuurder een tegenstrijdig belang heeft, mag deze wel de beslissing nemen indien de AV de handeling goedkeurt.
* Indien alle bestuurders een tegenstrijdig belang hebben, moet de beslissing worden voorgelegd aan de AV ter goedkeuring.
* In het uitzonderlijke geval van een enige bestuurder en enige aandeelhouder, mag de bestuurder de beslissing nemen en deze in een bijzonder verslag verantwoorden.
3. **Vastlegging in notulen/verslag:** De melding van het tegenstrijdig belang, de aard van de beslissing, de vermogensrechtelijke gevolgen voor de vennootschap en de rechtvaardiging van het besluit vanuit het vennootschapsbelang moeten worden vastgelegd in de notulen of een bijzonder verslag. Dit geldt ook voor de enige bestuurder/aandeelhouder.
4. **Opname in jaarverslag:** De informatie uit de notulen of het bijzonder verslag moet worden opgenomen in het jaarverslag.
**Sancties bij belangenconflicten:**
1. **Nietigheid:** De vennootschap of een belanghebbende kan de nietigheid vorderen van de beslissing of rechtshandeling die in strijd is met de veiligheidsvoorschriften, indien de derde op de hoogte was of kon zijn van het belangenconflict.
2. **Bijzondere aansprakelijkheidssanctie:** Zelfs indien de formaliteiten correct werden nageleefd, kunnen alle bestuurders persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor schade geleden door de BV of derden indien een bestuurder een rechtstreeks of onrechtstreeks tegenstrijdig persoonlijk belang had, of indien een bestuurder ten nadele van de BV een onrechtmatig financieel voordeel heeft genoten.
**Uitzonderingen op de procedure:** De procedure inzake belangenconflicten hoeft niet te worden nageleefd bij:
* Verrichtingen tussen groepsvennootschappen.
* Gebruikelijke verrichtingen tegen normale marktvoorwaarden.
### 3.4 Dagelijks bestuur
Indien de statuten dit voorzien, kan er een **orgaan van dagelijks bestuur** worden aangesteld. Dit orgaan is bevoegd voor de dagelijkse exploitatie en vertegenwoordiging van de BV, onder toezicht van het algemene bestuursorgaan.
* **Bevoegdheden:** Handelingen en beslissingen die niet verder reiken dan de behoeften van de dagelijkse werking, of die van gering belang of spoedeisend zijn, zodat het algemene bestuursorgaan niet tussen hoeft te komen.
* **Tegenstelbaarheid:** Beperkingen aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van het dagelijks bestuur zijn niet tegenstelbaar aan derden indien deze beperkingen niet openbaar zijn gemaakt.
#### 3.4.1 Benoeming en uitoefening
* Het orgaan van dagelijks bestuur wordt benoemd door het algemene bestuursorgaan.
* Het kan bestaan uit één of meerdere personen die alleen, gezamenlijk of collegiaal optreden.
* De benoeming, het ontslag en de specifieke bevoegdheden worden geregeld in de statuten.
---
# Belangenconflicten en dagelijks bestuur
Dit onderwerp behandelt de regels rondom belangenconflicten bij bestuursbeslissingen, de mogelijke sancties bij overtreding, en de instelling en bevoegdheden van een orgaan voor dagelijks bestuur.
### 4.1 Belangenconflicten en tegenstrijdig belang
Een belangenconflict ontstaat wanneer een bestuurder persoonlijke belangen heeft bij een beslissing die door de vennootschap wordt genomen. Dit wordt gedefinieerd als een rechtstreeks of onrechtstreeks tegenstrijdig vermogensrechtelijk belang.
#### 4.1.1 Veiligheidsvoorschriften bij belangenconflicten
Om belangenconflicten te beheersen, gelden de volgende veiligheidsvoorschriften:
1. **Melding:** De bestuurder met een tegenstrijdig belang dient dit te melden aan de andere bestuurders, en indien van toepassing, aan de commissaris.
2. **Participatieverbod:** De betrokken bestuurder mag niet deelnemen aan de beraadslaging of de beslissing/stemming.
* **Uitzondering 1:** Als er één bestuurder is met een tegenstrijdig belang én deze bestuurder is tevens de enige aandeelhouder, mag deze bestuurder de beslissing/handeling wel stellen.
* **Uitzondering 2:** Indien alle bestuurders een tegenstrijdig belang hebben, of indien er meerdere bestuurders zijn met een tegenstrijdig belang, moet de beslissing worden voorgelegd aan de algemene vergadering (AV) en wordt de uitvoering geregeld door het bestuursorgaan na goedkeuring door de AV.
3. **Documentatie:**
* De aard van de beslissing/handeling, de vermogensrechtelijke gevolgen voor de vennootschap en de verantwoording van het besluit vanuit het vennootschapsoptiek dienen vermeld te worden in de notulen of een bijzonder verslag.
* Zelfs indien de bestuurder de enige bestuurder en de enige aandeelhouder is, dient de beslissing opgenomen te worden in een bijzonder verslag tussen hemzelf en de vennootschap.
* De notulen of het bijzonder verslag worden opgenomen in het jaarverslag.
#### 4.1.2 Sancties bij belangenconflicten
Bij overtreding van de veiligheidsvoorschriften kunnen de volgende sancties worden toegepast:
1. **Nietigheid:** De vennootschap of een belanghebbende kan de nietigheid vorderen van de beslissing of verrichting die in strijd is met de veiligheidsvoorschriften. Dit is mogelijk indien de derde op de hoogte was of kon zijn van het belangenconflict. Tevens kan een schorsing van de beslissing in kort geding gevorderd worden.
2. **Bijzondere aansprakelijkheidssanctie:** Zelfs indien de formaliteiten zijn nageleefd, kunnen alle bestuurders persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk gesteld worden voor de geleden schade door de vennootschap of derden, indien:
* Een bestuurder een rechtstreeks of onrechtstreeks tegenstrijdig persoonlijk belang had.
* Een bestuurder, ten nadele van de vennootschap, een onrechtmatig financieel voordeel heeft genoten.
#### 4.1.3 Uitzonderingen op de procedure bij belangenconflicten
De procedure voor belangenconflicten hoeft niet te worden nageleefd bij:
* Verrichtingen tussen groepsvennootschappen.
* Gebruikelijke verrichtingen tegen normale marktvoorwaarden.
### 4.2 Dagelijks bestuur
In de statuten kan worden voorzien in de instelling van een orgaan voor dagelijks bestuur. Dit orgaan is bevoegd voor de dagelijkse exploitatie en vertegenwoordiging van de BV.
#### 4.2.1 Benoeming en organisatie van het dagelijks bestuur
* **Benoeming:** De benoeming geschiedt door het bestuursorgaan.
* **Toezicht:** Het orgaan van dagelijks bestuur staat onder toezicht van het bestuursorgaan.
* **Samenstelling:** Het orgaan kan uit één of meerdere personen bestaan.
* **Handelen:** Zij treden op individueel, gezamenlijk of collegiaal.
* **Regeling:** Benoeming, ontslag en bevoegdheden worden geregeld in de statuten.
* **Tegenstelbaarheid:** Beperkingen van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van het dagelijks bestuur zijn niet tegenstelbaar aan derden indien deze niet openbaar zijn gemaakt.
#### 4.2.2 Bevoegdheden van het dagelijks bestuur
De bevoegdheden van het orgaan voor dagelijks bestuur zijn beperkt tot:
1. Handelingen en beslissingen die niet verder reiken dan de behoeften van de dagelijkse werking van de BV.
2. Handelingen en beslissingen die, hetzij omwille van hun gering belang, hetzij omwille van hun spoedeisend karakter, rechtvaardigen dat het bestuursorgaan niet tussenkomt.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Zaakvoerder | Een verouderde term die werd gebruikt om een bestuurder of manager aan te duiden die belast is met het dagelijks bestuur van een vennootschap. Deze term is afgeschaft. |
| Bestuurders | Natuurlijke of rechtspersonen die belast zijn met het dagelijks bestuur en de leiding van de onderneming, en die de vennootschap vertegenwoordigen naar buiten toe. |
| Aandeelhoudersvergadering (A.V.) | De vergadering van alle aandeelhouders van een vennootschap, bevoegd voor belangrijke beslissingen zoals statutenwijzigingen, benoeming en ontslag van bestuurders, en goedkeuring van de jaarrekening. |
| Oprichtingsakte | Het juridische document dat de oprichting van een vennootschap regelt, waarin onder andere de eerste bestuurders en de statuten worden vastgelegd. |
| Statuten | De regels die de werking en organisatie van een vennootschap bepalen, en die bindend zijn voor de vennootschap en haar organen. |
| Mandaat | De opdracht of bevoegdheid die aan een bestuurder wordt verleend om de vennootschap te besturen en te vertegenwoordigen. |
| Herroepbaarheid ad nutum | Het principe dat een bestuurder te allen tijde en zonder opgave van reden kan worden ontslagen door de aandeelhoudersvergadering met een gewone meerderheid. |
| Wetgevende meerderheid | Een meerderheid van de stemmen vereist voor bepaalde beslissingen, zoals een statutenwijziging, die door de wet is bepaald. |
| Collegiaal orgaan | Een bestuursorgaan dat bestaat uit meerdere bestuurders die gezamenlijk beslissingen nemen en optreden. |
| Tegenstrijdig belang | Situatie waarin een bestuurder persoonlijke belangen heeft die conflicteren met de belangen van de vennootschap bij een te nemen beslissing. |
| Dagelijks bestuur | Het orgaan dat belast is met de dagelijkse exploitatie en vertegenwoordiging van de vennootschap, bevoegd voor handelingen die niet verder reiken dan de behoeften van de dagelijkse werking. |
| Volheid van bevoegdheid | Het principe dat het bestuursorgaan alle beslissingen mag nemen die nodig of dienstig zijn om het vennootschapsdoel te verwezenlijken, tenzij de wet of de statuten dit aan een ander orgaan voorbehouden. |
| Machtigingsclausules | Statutaire clausules die vereisen dat het bestuursorgaan voorafgaande toestemming van de aandeelhoudersvergadering verkrijgt voor bepaalde beslissingen, zowel kwantitatief als kwalitatief. |
| Meerhandtekeningsclausule (MHT) | Een statutaire clausule die bepaalt dat de vennootschap vertegenwoordigd kan worden door één of meerdere aangeduide bestuurders, in plaats van door het gehele bestuursorgaan. |
| Tantièmes | Een deel van de winst dat als beloning aan de bestuurders wordt toegekend, bovenop een vaste vergoeding of presentiegelden. |
| Privé-vennootschap (BV) | Een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, een juridische entiteit die onderscheiden is van haar oprichters en aandeelhouders. |
Cover
Chapter 3 Key corporate participants (1).pdf
Summary
# Key corporate participants and their stakes
This section identifies and analyzes the interests of various key participants in publicly traded companies, examining what each group has at stake from a corporate governance perspective [3](#page=3).
### 3.1 Shareholders
Shareholders are the ultimate beneficiaries of a company's success and are characterized as "residual claimants". Their investment duration is typically open-ended. In publicly traded companies, shareholders are often numerous and have limited involvement in daily operations. Their return is derived from cash distributions (dividends) and capital gains from selling shares. Shareholder risk includes volatility in potential returns, though this can be mitigated through diversification. While shareholders have significant legal rights, including appointing and removing directors, actual participation in day-to-day affairs is often limited due to factors like limited liability, executive expertise, the trivial impact of individual shareholder actions on a diversified portfolio, and collective action problems. However, "blockholders" (individuals or families owning substantial stakes) often exhibit greater engagement to protect their investments. Conflicts of interest can arise between different groups of shareholders or between shareholders and other corporate participants. Bargaining for specific rights is challenging for shareholders in publicly traded companies as they typically buy shares on a "take it or leave it" basis [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4) [5](#page=5) [6](#page=6) [7](#page=7).
#### 3.1.1 Duration
The duration of a shareholder's investment is typically open-ended, unlike debt contracts which have specified terms. While companies can exist perpetually, individual shareholders usually do not hold shares for the entire life of a company, benefiting from the stock market's liquidity for exit options. Equity investments are often seen as transitory, leading to concerns about a bias towards short-term results. However, substantial family-owned stakes tend to be long-term propositions. Retail investors trade less frequently than institutional investors, though this trend is changing with commission-free trading and mobile apps. Institutional investors, like pension funds and mutual funds, can engage in frequent trading, leading to concerns about short-termism [3](#page=3) [4](#page=4).
#### 3.1.2 Return
Shareholders are the residual claimants, entitled to what remains after all fixed claims are satisfied. Their return comprises cash distributions (dividends, share repurchases) and the gain or loss upon selling shares. The value of shares is theoretically the present value of future net cash flows. The Efficient Capital Market Hypothesis (ECMH), particularly its semi-strong form, suggests that share prices reflect all publicly available information, making it difficult to consistently "beat the market". Informationally efficient share prices are the market's best estimate of a company's value, though not a perfect predictor of future cash flows. There is mixed evidence regarding "short-termism" in publicly traded companies, as profitable ventures with upfront costs should increase share prices, benefiting both short-term and long-term investors [4](#page=4).
#### 3.1.3 Risk
Shareholders face two primary types of risk: limited liability (their maximum loss is the amount paid for shares) and volatility risk (highly variable potential returns). Diversification across numerous companies significantly reduces unsystematic (company-specific) risk but does not eliminate systematic (market-wide) risk. The Capital Asset Pricing Model (CAPM) suggests risk is correlated with return. Index tracking funds aim to match market performance rather than outperform, and do not protect against systematic risk, but offer lower management costs [5](#page=5).
#### 3.1.4 Control
Corporate law vests boards of directors with ultimate managerial authority, but shareholders retain significant powers, including appointing and removing directors, and having decision rights over fundamental corporate changes like amending the constitution or winding up the firm. Despite these powers, shareholder passivity in publicly traded firms is common due to limited liability, the expertise of executives, the trivial impact of individual actions on a diversified portfolio, and collective action problems. "Blockholders," however, often actively engage to protect their investments. Shareholder activism can be "defensive" (protecting existing investment) or "offensive" (agitating for change in undervalued companies). Hedge funds are prominent practitioners of offensive shareholder activism [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 3.1.5 Conflicts of interest
Conflicts of interest can arise between shareholders and other participants (e.g., managers, creditors). Friction can also occur among shareholders, particularly between dominant "blockholders" and minority shareholders, where the dominant faction might secure "private benefits of control" [6](#page=6) [7](#page=7).
#### 3.1.6 Bargaining
Bargaining for specific rights is challenging for shareholders in publicly traded companies, as shares are typically bought on a non-negotiable basis. While some argue this makes the characterization of these arrangements as contractual misleading, the acceptance of standardized, non-negotiable terms is common in many contractual contexts. Evidence suggests private ordering does occur in the public company sector, as smaller firms may have different governance arrangements than larger ones [7](#page=7).
### 3.2 Creditors
Creditors provide funds or credit to companies and can be categorized as trade creditors, institutional lenders (like banks), and bond/debenture holders. Their primary stake is the repayment of principal and interest [7](#page=7) [8](#page=8).
#### 3.2.1 Duration
Debt contracts universally specify a repayment date, defining the maximum legal duration of the debt, which can range from short-term (e.g., 30-60 days for trade creditors) to longer periods for bonds and debentures. However, the relationship with bond and debenture holders can be transitory if these instruments are tradable on the open market. Bank accounts are an exception, where account holders can demand full repayment at any time [7](#page=7) [8](#page=8).
#### 3.2.2 Return
Creditors are entitled to repayment of the principal amount advanced plus interest, commonly referred to as the yield. The yield is fixed by the debt contract. Calculating the precise return can be complex due to the time value of money and inflation. Crucially, debts are fixed claims, meaning the return does not vary with the company's fortunes as shareholder returns do [8](#page=8).
#### 3.2.3 Risk
Creditors face default risk, the possibility that a debtor company may fail to meet its debt obligations. This risk is most significant when a company is in financial distress. In liquidation, creditors have priority over shareholders, but they may not be fully repaid if the company's debts exceed its assets. Strategies to manage default risk include screening (assessing default probability), bargaining for a higher yield, contracting for prompt repayment, and securing collateral. Diversifying debt obligations across many companies also substantially reduces overall default risk [8](#page=8).
#### 3.2.4 Control
In situations of severe financial distress or imminent default, creditors may have contractual rights to take control of a business or ensure its prompt liquidation. If a rescue is attempted, creditors might work with incumbent management or orchestrate a leadership change. However, for solvent companies, creditors typically do not find it worthwhile to become actively involved in decision-making due to their fixed return, limited downside risk (limited liability), and the diversification of their portfolios [9](#page=9).
#### 3.2.5 Conflicts of interest
Conflicts between shareholders and creditors can arise, especially when a company is successful and there's a substantial "equity cushion" protecting creditors. Claim dilution (shareholders favoring new debt for lucrative opportunities) and asset withdrawal (e.g., generous dividend policies eroding the equity cushion) are sources of conflict. Risky managerial strategies also present a conflict, as shareholders can reap significant upside with limited downside (due to limited liability), while creditors bear increased risk of default [10](#page=10) [9](#page=9).
#### 3.2.6 Bargaining
Creditors use debt contracts to protect themselves, employing strategies like bargaining for security, short repayment periods, and acceleration clauses (demanding immediate payment upon breach). Contracts can also enhance monitoring by requiring regular financial information submission. Contractual restrictions can limit a debtor company's actions, such as taking on more debt or distributing dividends. However, bargaining is not a perfect solution due to the impossibility of anticipating all risks, the cost and complexity of drafting detailed agreements, and the difficulty of enforcing extensive contractual rights. Competitive pressures can also lead creditors to forego protective strategies [10](#page=10).
### 3.3 Employees
Employees agree to work for a company and accept a zone of authority, expecting to follow directions. Their employment relationship is primarily governed by the firm's internal administrative system, though market forces and labor norms remain influential [11](#page=11).
#### 3.3.1 Duration
Employment contracts for rank-and-file workers are typically open-ended, continuing until resignation, retirement, company closure, or dismissal. Legal regimes in many jurisdictions protect against immediate dismissal without cause, although the U.S. operates largely on an "at-will" employment basis. The duration of employment can be influenced by the worker's skills and marketability. As workers gain firm-specific knowledge, their mobility may decrease, but their long-term employment may be more secure due to the cost of replacement. The rise of the "on-demand" economy also impacts traditional employment structures [11](#page=11) [12](#page=12).
#### 3.3.2 Return
Employee return primarily consists of wages (hourly or salary) and benefits like pensions and health insurance, which are fixed claims. While thriving companies may pay more, wage and benefit levels are rarely designed to fluctuate directly with company success. Schemes linking remuneration to corporate performance, such as employee share ownership or profit-sharing, aim to align incentives but can dilute the motivation effect due to the minor influence of an individual's contribution. Employees often have reservations about pay being closely tied to performance due to the potential for significant year-to-year pay fluctuations, making financial planning difficult. Thus, such schemes usually supplement rather than replace fixed wages [12](#page=12) [13](#page=13).
#### 3.3.3 Risk
The primary risk for employees is job loss, which can be significant as employees typically lack the diversification protection afforded to shareholders and creditors. Losing a job can negatively impact lifetime earnings, require considerable effort to find new employment, and necessitate lifestyle adjustments. Linking remuneration closely to corporate performance, especially through employee share ownership, compounds this risk, as company stock is most likely to fall when job security is already jeopardized [13](#page=13).
#### 3.3.4 Control
Employees can influence managerial decisions through equity stakes, granting them voting power, or via worker representatives on boards (common in Europe). While proponents highlight increased employee participation and commitment, full-scale employee ownership is rare, and employees typically do not participate in strategic management decisions, often being viewed as "doers, not thinkers" [13](#page=13) [14](#page=14).
#### 3.3.5 Conflicts of interest
Conflicts of interest are common between employees and other participants. Employees, as agents, might be tempted to work at a leisurely pace or over-consume perks, imposing "agency costs" on principals (shareholders and creditors). Conversely, corporate employers may engage in downsizing to enhance profitability, which can be detrimental to employees. However, there can also be alignment: successful firms benefit employees through increased hiring and better pay. Treating employees well can also improve corporate performance, fostering flexibility and loyalty. This alignment can break down during hard times, as seen with companies facing financial challenges [14](#page=14).
#### 3.3.6 Bargaining
Bargaining, through employment contracts, can address conflicts of interest. "Tin parachute" clauses, for example, provide severance pay in case of job loss due to takeovers. However, employment contracts are often brief, focusing on core matters and leaving many workplace issues unaddressed. Mechanisms like unions, with their more intricate collective agreements, and statutory regulations (e.g., written statements of employment particulars, health and safety laws) help fill these gaps [15](#page=15).
### 3.4 Directors
Directors, particularly non-executive directors (NEDs), are formally vested with managerial authority and are responsible for establishing company strategy, advising executives, and monitoring their decisions [15](#page=15) [16](#page=16).
#### 3.4.1 Duration
A director's term begins upon selection, typically by shareholders, though company constitutions or legislation govern this. The term length varies significantly by jurisdiction, from one year (Sweden, Delaware) to several years (Italy, Netherlands, France, Belgium). In the UK, while the constitution dictates the process, listed companies often provide for annual re-election. Directors can be removed before their term ends, usually by the same body that appointed them. Resignation can occur for personal reasons, shifts in voting control, fundamental disagreements, or to limit reputational harm. Recent trends suggest shorter service durations for NEDs, with a nine-year tenure often considered a limit to independence in the UK [16](#page=16) [17](#page=17).
#### 3.4.2 Return
Directors receive fees for their service, distinct from executive pay. These fees are typically modest compared to executive remuneration. Directors' fees are usually fixed periodically and based on the practices of comparable companies, rather than being directly tied to corporate performance [17](#page=17) [18](#page=18).
#### 3.4.3 Risk
Outside directors face relatively low financial risks. While shareholder acceptance of board recommendations is high, directors are unlikely to be sued personally for ordinary course decisions, and even in cases of nominal liability, actual out-of-pocket costs are typically covered by company indemnification or D&O insurance. A significant risk is reputational loss, as directors strive to maintain their good judgment and track record for future opportunities [18](#page=18).
#### 3.4.4 Control
The role of the board in controlling companies is debated. Some view directors as the core decision-making body ("director primacy"), while a more prevalent view sees the board as monitoring management, acting as a check on executives, and providing advice. Critics argue that boards, especially outside directors, often fall short as "watchdogs," with collegiality sometimes overriding independence. While boards have become more diverse and demanding, challenges remain in ensuring effective oversight. Two-tier boards, with a separate supervisory board, theoretically offer better conditions for monitoring due to a more detached perspective, but their effectiveness is also debated [18](#page=18) [19](#page=19).
#### 3.4.5 Conflicts of interest
Outside directors' interests do not fully align with shareholders'. NEDs may be more cautious than shareholders prefer, especially regarding risky ventures, as they have less direct financial benefit from such projects and face reputational and legal risks if they fail. Conflicts can also arise if directors are appointed to represent specific constituencies (e.g., employees, influential shareholders, or creditors), potentially creating divided loyalties despite their overarching duty to the company [19](#page=19) [20](#page=20).
#### 3.4.6 Bargaining
Directors' and Officers' (D&O) insurance is a contractual mechanism that provides coverage for legal liability and expenses arising from a director's service. This insurance is more common in the U.S. due to higher litigation risks but is increasingly prevalent globally. However, D&O insurance has coverage limits and excludes certain types of misconduct, and does not eliminate the inconvenience or adverse publicity of being sued. Reconfiguring director remuneration to link it more closely with firm performance is problematic as it could compromise objectivity. Formulating contractual terms to accommodate all stakeholders' needs regarding director duties is also challenging [20](#page=20) [21](#page=21).
### 3.5 Executives
Top executives are responsible for strategic and administrative decisions, setting the company's direction, determining markets, products, services, and organizational structure. The Chief Executive Officer (CEO) typically leads this function [21](#page=21) [22](#page=22).
#### 3.5.1 Duration
Executive employment contracts often specify a duration, typically between one and five years for CEOs in the U.S., with three years being common. Early termination without cause usually triggers damages based on the remaining contract term, often leading to negotiated severance payments. Some executives work "at will" without an explicit contract, having no legal entitlement to severance. Average CEO tenure in publicly traded companies has been declining, generally ranging from five to six years globally. Many senior executives have long tenure within their companies, though overall career length at a single firm has decreased [21](#page=21) [22](#page=22).
#### 3.5.2 Return
Executives are usually very well paid, with remuneration comprising a base salary, performance-based pay (bonuses, share options), and various "perks" or benefits in kind, such as company cars, lavish offices, and pension plans. Base salaries are fixed between reviews, while performance-based pay is variable, linked to meeting designated targets. Share options offer profit potential if the company's share price increases [22](#page=22) [23](#page=23).
#### 3.5.3 Risk
Senior corporate executives are generally not personally responsible for corporate debts, but they face risks related to their substantial human capital (reputation, specialized knowledge) tied to their job. They may be hesitant to have their remuneration heavily linked to corporate performance due to the risk of job loss and potential damage to future employment prospects, especially if departing with a hint of failure. Forced departures can occur due to board decisions, takeovers, or liquidation [23](#page=23).
#### 3.5.4 Control
Management typically controls publicly traded companies due to boards delegating substantial managerial powers to executives. This control is influenced by internal checks (board, shareholders) and external constraints, including state regulation, the executive labor market, product and service markets, and the market for corporate control. The market for corporate control, through takeover bids, can incentivize executives to run companies effectively to deter potential acquirers. However, these external constraints have limitations; for example, product market competition's impact can be delayed, takeovers are expensive and cyclical, and top executive job mobility is limited [23](#page=23) [24](#page=24) [25](#page=25).
#### 3.5.5 Conflicts of interest
Managerial conduct can negatively impact other corporate participants. "Shirking" (management's choice of effort level) and "looting" (e.g., lavish offices, personal use of funds, nepotism) can reduce shareholder returns and increase debt risk. Executives may also prefer less risky ventures than diversified shareholders, as their human capital is tied to the company's continued existence. However, during business failure, executives may be tempted to pursue high-risk ventures favored by shareholders and employees, hoping for a successful outcome that saves their jobs and reputation [25](#page=25) [26](#page=26).
#### 3.5.6 Bargaining
Contractual mechanisms, such as debt covenants restricting managerial conduct and managerial service contracts with variable pay linked to shareholder returns (stock options, bonuses), can help align executive interests with other participants. However, bargaining cannot fully resolve executive conflicts of interest, as executives may still be discouraged from pursuing lucrative but risky ventures due to their "overinvestment" in the firm. This limitation on bargaining provides a rationale for corporate governance regulation [26](#page=26).
---
# Shareholders' role and considerations
This section delves into the multifaceted role and considerations pertinent to shareholders within a corporate structure, focusing on their investment duration, return types, inherent risks, control mechanisms, and potential conflicts of interest.
### 2.1 Nature of shareholder investment
A fundamental aspect distinguishing shareholders from other corporate participants is the generally open-ended duration of their investment. Unlike creditors, whose debt contracts typically have specified expiration dates, shareholder relationships with a company do not automatically undergo periodic renewal. While the corporate form itself is considered to have perpetual existence, individual shareholdings in publicly traded companies are rarely held for the entire duration of the company's life. Most investors acquire shares after incorporation and dispose of them at some point before the company is dissolved [3](#page=3).
#### 2.1.1 Duration of investment
The duration of a shareholder's investment can vary significantly based on several factors:
* **Publicly Traded Companies vs. Privately Held Companies:** In privately held firms, there are typically fewer shareholders who are often involved in the company's operations, suggesting a potentially longer-term investment horizon for those involved. In contrast, publicly traded companies usually have numerous shareholders, with very few having direct involvement in daily operations [2](#page=2).
* **Transitory vs. Long-Term Holdings:** Equity investments in publicly traded companies are often assumed to be highly transitory, with shares being traded frequently. This can lead to concerns that firms might be biased towards producing short-term results to satisfy impatient investors [3](#page=3).
* **Founder/Family Ownership:** A notable exception to the transitory nature of shareholding occurs when an individual or family owns a substantial block of shares. In such cases, the investment is more likely to be viewed as a long-term proposition. Founders or their families retaining significant equity may be possessive of their investment, reluctant to sell, and disinclined to issue new equity that could dilute their holdings and voting power [3](#page=3).
* **Retail vs. Institutional Investors:** Retail investors (non-professionals) generally trade shares less frequently than institutional intermediaries like pension funds, insurance companies, and collective investment vehicles [3](#page=3).
> **Tip:** The advent of commission-free trading and "gamified" mobile trading apps has increased share "churn" among retail investors, making their investment patterns more dynamic [3](#page=3).
* **Institutional Investor Strategies:** While some institutional investors engage in high-frequency trading, others, like "passive" index tracking funds, trade individual stocks rarely as they aim to mirror a specific stock market index. Some "active" fund managers may also hold stakes for several years [3](#page=3).
> **Tip:** The perception that many institutional investors are preoccupied with current performance and near-term prospects, potentially leading to "short-termism" in corporate behavior, is a subject of ongoing debate with mixed supporting evidence [3](#page=3) [4](#page=4).
#### 2.1.2 Return on investment
Shareholders are considered the ultimate beneficiaries of a company's success, entitled to what remains after all fixed claims are met. They are characterized as the company's "residual claimants". While the total return of shares over time is a function of the net cash flow distributed as dividends, share repurchases, and final liquidation payments, individual investors often focus on [4](#page=4):
* **Cash Distributions:** Payments made by the company while they own their equity.
* **Capital Gains/Losses:** The profit or loss realized upon selling their shares [4](#page=4).
The total return on equity is ultimately determined by the net cash flow generated by the business throughout its existence and distributed to shareholders [4](#page=4).
##### 2.1.2.1 Efficient Capital Market Hypothesis (ECMH)
The valuation of shares at any given time requires estimating the company's future net cash flows. Financial professionals use information on a company's track record and economic prospects to impound this into the share price. This leads to the concept of the Efficient Capital Market Hypothesis (ECMH) [4](#page=4):
* **Weak Form ECMH:** Posits that current share prices fully reflect all information contained in past share prices, making the study of past fluctuations unhelpful for predicting future movements [4](#page=4).
* **Semi-Strong Form ECMH:** Suggests that share prices reflect all publicly available information [4](#page=4).
* **Strong Form ECMH:** The least plausible form, suggesting share prices reflect all knowable information [4](#page=4).
An "informationally efficient" share price is the market's collective estimate of the present value of future net cash flows. However, it is not a perfect indicator of future performance due to unknowable factors and market sentiment swings [4](#page=4).
##### 2.1.2.2 Short-termism revisited
The ECMH suggests that there may be no inherent conflict of interest between short-term and long-term investors. If a company incurs upfront costs that are perceived to lead to increased future profits, the current share price should rise, benefiting all investors regardless of their holding period. This reasoning offers some explanation for the lack of conclusive evidence of "short-termism" in publicly traded companies [4](#page=4).
### 2.2 Risk considerations for shareholders
Shareholders face various risks, notably mitigated by the principle of limited liability, which caps their loss to the amount paid for their shares [5](#page=5).
#### 2.2.1 Volatility risk
A primary risk for equity investors is "volatility" risk, characterized by highly variable potential returns. Unlike the typically fixed returns for creditors, a company's net profit flow can fluctuate significantly, leading to considerable variation in potential share returns [5](#page=5).
#### 2.2.2 Diversification and risk reduction
Diversification is a key strategy to mitigate equity investment risk [5](#page=5).
* **Unsystematic Risk:** This is company-specific risk arising from unique perils affecting an individual company. By owning shares in a substantial number of companies, an investor can reduce this risk, as different companies may prosper or falter independently. Collective investment vehicles, like mutual funds, facilitate diversification by allowing investors to hold shares in numerous firms [5](#page=5).
* **Systematic Risk (Market Risk):** This risk arises from share price fluctuations caused by general conditions affecting the entire stock market. Diversification across many companies does not eliminate this risk, as all holdings are exposed to market-wide factors [5](#page=5).
#### 2.2.3 Capital Asset Pricing Model (CAPM)
The CAPM suggests that investment risk is directly correlated with return. Beating the market, according to this model, requires selecting a portfolio riskier than the overall stock market [5](#page=5).
* **Index Tracking Funds:** These "passive" funds aim to match a designated stock market index rather than outperforming it. They do not protect investors from systematic risk but offer significantly lower management costs. The popularity of index funds has grown due to their cost-effectiveness and a lack of consistent evidence that "active" fund managers can outperform the market long-term [5](#page=5).
### 2.3 Shareholder control mechanisms
While corporate law generally vests ultimate managerial authority in boards of directors, shareholders possess significant powers [5](#page=5).
#### 2.3.1 Shareholder powers
Shareholders collectively hold powers that can influence company direction:
* **Appointment and Removal of Directors:** Shareholders often have substantial rights regarding the appointment and early removal of directors [5](#page=5).
* **Decision Rights:** Shareholders may have "decision rights" that can impinge on the board's and management's authority. Shareholder approval is frequently required for fundamental corporate changes, such as amending the company's constitution or winding up the firm. They also play a role in regularizing arrangements where directors have potential conflicts of interest [5](#page=5).
#### 2.3.2 Shareholder passivity and collective action problems
Despite legal powers, actual shareholder involvement in publicly traded firms often lags behind their legal roles, a phenomenon famously discussed by Berle and Means concerning the separation of ownership and control. Several factors contribute to shareholder passivity [6](#page=6):
* **Limited Liability:** Capping downside risk reduces shareholders' incentive to intervene in managerial affairs [6](#page=6).
* **Managerial Expertise:** Corporate executives are generally better qualified to make managerial decisions than shareholders [6](#page=6).
* **Trivial Impact of Individual Action:** For investors with diversified portfolios, participating in the affairs of a single company may have a negligible impact on their overall equity portfolio value [6](#page=6).
* **Liquidity of the Stock Market:** If mismanagement becomes a significant concern, selling shares can be a quicker and less costly solution than direct intervention [6](#page=6).
* **Collective Action Problem:** This is a critical factor where rational, self-interested individuals fail to act to increase collective welfare. Disciplining management is a classic collective good; all shareholders benefit if management is disciplined, regardless of their individual contribution. This leads individuals to "free ride" on the efforts of others, often resulting in inaction even when intervention would be collectively beneficial [6](#page=6).
#### 2.3.3 Blockholders and shareholder activism
Shareholders are not always "rationally apathetic" and can engage in corporate affairs:
* **Blockholders:** Individuals or families owning a substantial block of shares are an exception. Their disproportionate wealth tied to the company and potential difficulty in liquidating large stakes incentivize them to take a considerable interest in company management. Their voting power positions them to influence shareholder resolutions [6](#page=6).
* **Defensive Activism:** Blockholders often intervene to protect the value of their existing investment [6](#page=6).
* **Offensive Activism:** This occurs when an investor without a meaningful stake builds a sizeable holding in a perceived undervalued company to agitate for changes if returns are below expectations. Hedge funds have become prominent practitioners of offensive shareholder activism [6](#page=6).
### 2.4 Conflicts of interest and bargaining
Conflicts of interest can arise between different corporate participants and among shareholders themselves [6](#page=6).
#### 2.4.1 Conflicts between shareholders
Friction can occur between shareholders, particularly when a single individual (like a founder) or a cohesive group (like a family) owns a substantial percentage of shares. Outside investors are at risk of dominant factions securing disproportionate returns, known as "private benefits of control" [6](#page=6) [7](#page=7).
#### 2.4.2 Bargaining over rights
Shareholders anticipating potential conflicts may attempt to bargain for specified rights and remedies [7](#page=7).
* **Privately Held Companies:** Negotiations are typically easier due to face-to-face interactions [7](#page=7).
* **Publicly Traded Companies:** Investors in these companies usually purchase equity on a "take it or leave it" basis, as negotiating corporate constitution terms beforehand is often impracticable [7](#page=7).
> **Tip:** While this non-negotiability is often highlighted, high-volume acceptance of standardized, non-negotiable terms is common in many contracts (e.g., leases, mortgages, click-through agreements). Furthermore, differences in governance arrangements between smaller and larger publicly traded firms suggest that private ordering is still at play in the public company sector [7](#page=7).
---
# Creditors' interests and governance impact
This section details the nature of creditors, the terms of their contracts, the risks they face, and their influence on corporate governance.
### 3.1 Types of creditors
A variety of entities can become creditors of companies. Key examples include [7](#page=7):
* **Trade creditors:** These entities supply goods and services on credit, not requiring immediate payment [7](#page=7).
* **Institutional lenders:** Primarily banks, which also act as creditors to their depositors [7](#page=7).
* **Bond or debenture holders:** Investors whose right to payment is evidenced by certificates issued by the company, often facilitated through a trustee for multiple investors [7](#page=7).
### 3.2 Duration of debt contracts
Debt contracts universally specify a repayment date, defining the maximum legal duration of the debt [7](#page=7).
* **Short-term:** Trade creditors often grant credit for 30 or 60 days [7](#page=7).
* **Long-term:** Corporate bonds and debentures can have repayment periods spanning years. However, the relationship with individual debenture holders or bond investors can be transient due to the tradability of these instruments on the open market [7](#page=7).
**Tip:** While some debt contracts, like bank accounts, allow immediate repayment demands, banks typically lack sufficient funds to satisfy all depositors simultaneously, creating a risk of bank runs [8](#page=8).
### 3.3 Return on debt contracts
The standard debt contract requires the debtor to repay the principal amount advanced, along with interest [8](#page=8).
* **Yield:** The agreed-upon rate of return for the lender if principal and interest are paid on time [8](#page=8).
* **Fixed claims:** A crucial aspect for creditors is that debts represent fixed claims. Their return does not fluctuate with the company's fortunes, unlike shareholder returns [8](#page=8).
**Complications in calculating return:**
* **Time value of money:** Money received in the future is worth less than money available now due to foregone investment opportunities [8](#page=8).
* **Inflation:** Can erode the purchasing power of the repaid amount [8](#page=8).
### 3.4 Risk for creditors
The yield on debt is a promised rate, not guaranteed, as debtors may default [8](#page=8).
* **Default risk:** The likelihood that a corporate debtor will fail to meet its debt obligations partially or in full. This risk is heightened when a company is in financial distress, as creditors have priority over shareholders in liquidation, but may not be fully repaid if assets are insufficient [8](#page=8).
**Strategies to manage default risk:**
* **Screening:** Assessing the probability of default by analyzing market conditions, industry trends, and management quality of the prospective debtor before lending [8](#page=8).
* **Walking away:** Declining to lend if the default risk is non-trivial [8](#page=8).
* **Bargaining for a higher yield:** Compensating for increased risk with a higher promised return [8](#page=8).
* **Contracting for prompt repayment:** Shorter-term debts reduce the likelihood of the debtor facing ruin while the money is still owed [8](#page=8).
* **Bargaining for security:** Securing the right to claim specific corporate assets in case of default [8](#page=8).
* **Diversification:** Holding a portfolio of diverse debt obligations significantly reduces overall default risk, as individual corporate failures are less impactful. Banks and trade creditors typically hold many loans/customers, naturally diversifying their risk [8](#page=8).
> **Example:** Pan American, a large airline in the 1960s, eventually filed for bankruptcy in 1991, illustrating that even seemingly stable companies can default [8](#page=8).
### 3.5 Control by creditors
Creditors can exert control over a debtor company's affairs to mitigate risks, especially when default is imminent or has occurred [9](#page=9).
* **In distress:** Creditors may take charge of the business, arrange for its shutdown and asset sales, or orchestrate corporate rescues by working with existing management or replacing them. Success means the company can repay debts, or it can be sold as a going concern [9](#page=9).
* **In solvent companies:** Creditors typically find it uneconomical to become actively involved in the decision-making of solvent companies. The fixed nature of their return means they do not directly profit from increased corporate prosperity. Their downside risk is limited to the amount loaned, further reducing the incentive to intervene [9](#page=9).
**Factors deterring active creditor involvement in solvent companies:**
* **Diversification:** Lending to numerous companies mutes the incentive to intervene in any single one [9](#page=9).
* **Resource constraints:** Involvement in each company's affairs would be extremely time-consuming and costly for creditors dealing with many corporate debtors [9](#page=9).
### 3.6 Conflicts of interest between creditors and shareholders
While a prosperous company generally sees harmony, tensions between creditors and shareholders can arise [9](#page=9).
* **Equity cushion:** In a prospering company, a substantial "equity cushion" (residual value of assets after liabilities) protects creditors [9](#page=9).
* **Shared monitoring benefits:** Monitoring by both groups can curb mismanagement, benefiting both [9](#page=9).
**Sources of conflict:**
* **Claim dilution:** Shareholders may favor accumulating new debt, even if it increases default risk for existing creditors, to pursue lucrative opportunities [9](#page=9).
* **Asset withdrawal:** Generous dividend policies can please shareholders but erode the equity cushion, increasing creditor risk [10](#page=10).
* **Risky managerial strategies:** Shareholders, as residual claimants with limited liability, may pursue high-risk, high-return projects that offer significant upside for them but disproportionately increase default risk for creditors. This can be seen as a "heads we win, tails creditors lose" scenario for shareholders [10](#page=10).
> **Tip:** Diversification can help equity investors mitigate the impact of failed corporate ventures, further incentivizing them to pursue riskier projects than creditors might prefer [10](#page=10).
### 3.7 Bargaining by creditors
Creditors use debt contracts to negotiate precautions against risks [10](#page=10).
* **Contractual provisions:**
* **Security against assets:** [10](#page=10).
* **Short repayment periods:** [10](#page=10).
* **Acceleration clauses:** Allowing immediate demand for repayment if contract terms are breached [10](#page=10).
* **Monitoring enhancements:** Requiring regular submission of financial information [10](#page=10).
* **Restrictions on conduct:** Requiring permission before creating additional debt, distributing dividends, or engaging in certain business strategies (e.g., stipulating how funds are used) [10](#page=10).
**Limitations of bargaining:**
* **Impossibility of anticipating all risks:** It's impossible to foresee every conduct that could harm creditor interests [10](#page=10).
* **Cost and time:** Negotiating and drafting effective provisions can be expensive and time-consuming [10](#page=10).
* **Enforcement challenges:** Monitoring compliance and collecting on unpaid debts can be costly, diminishing the practical utility of extensive contractual rights [10](#page=10).
* **Competitive pressures:** In a competitive debt finance market, creditors may forego stringent protective strategies to avoid losing business to lenders offering more lenient terms [10](#page=10).
> **Tip:** While creditors can negotiate for rights like debt acceleration, they often hesitate to exercise them when debtors lack the immediate financial means to comply, rendering these rights less effective in practice [10](#page=10).
---
# Employees' position in corporate governance
Employees' position in corporate governance involves understanding their role, the terms of their employment, the risks they face, their influence, potential conflicts, and how bargaining shapes their standing within a company [11](#page=11).
### 4.1 The employment relationship dynamics
The employment relationship is characterized by the authority vested in the employer, requiring employees to accept a "zone of acceptance" and follow directions. While day-to-day operations are governed by internal administrative systems rather than formal contract negotiations or market forces, economic principles remain relevant, influencing labor market norms and employment terms. The authority of management can be justified by efficiency considerations, offering predictability and order, although employees may resent this authority and monitoring. Conversely, employment provides employees with predictable hours and wages, aiding in personal and financial planning. Dismissals can sometimes appear arbitrary, but the bargaining elements of duration, risk, return, control, conflicts of interest, and bargaining are key to understanding workers' roles [11](#page=11).
### 4.2 Duration of employment
Employment contracts for rank-and-file workers are typically not fixed-term, continuing until resignation, retirement, company cessation, or dismissal. While employers may seem to have the option to terminate contracts without a specified duration, courts have implied terms requiring notice periods for dismissal. Many jurisdictions provide statutory protection against immediate dismissal without just cause, though the United States largely operates under an "at will" employment doctrine allowing discharge with immediate effect and without cause [11](#page=11).
The duration of employment is influenced by various factors. New entrants to the job market, with transferable skills and fewer firm-specific needs, may find it easier to secure equivalent work, making them less tied to their current employer. The rise of the "on-demand" economy via online platforms has also led to speculation about a decline in full-time employment. However, for many corporate employees, mobility can decrease over time, especially when companies invest in specialized training and unique firm-specific skills, making replacement costly and time-consuming [12](#page=12).
### 4.3 Return on employment
The primary return for employees comes in the form of wages, paid as an hourly rate or a fixed salary, and benefits such as pensions and health insurance. These are considered fixed claims, obligating the corporation to pay agreed wages and provide benefits regardless of its financial performance, provided it remains in business [12](#page=12).
Thriving firms often pay higher wages than less successful ones, but wage and benefit levels rarely fluctuate directly with business success. Linking employee return to corporate performance through schemes like employee share ownership or profit-sharing could incentivize harder work and cost-saving. Nearly two-fifths of American employees participate in some form of profit-sharing [12](#page=12).
However, such schemes have downsides, including incentive misalignment, as an individual's contribution is often a minor factor in overall corporate performance, diluting the incentive effect. Employees also have reservations about pay being closely tied to corporate performance due to significant fluctuations in net earnings and share prices, which complicate personal financial planning. Consequently, profit-sharing and share ownership schemes typically supplement, rather than replace, fixed wages, creating a trade-off between insulating employees from financial impacts and diluting incentives [12](#page=12) [13](#page=13).
### 4.4 Risk faced by employees
The primary risk for employees is job loss, whether through dismissal or company closure, which can result in significant costs. Unlike diversified shareholders and creditors, employees typically have only one job and can experience a hit to lifetime earnings, requiring considerable effort to find new employment and make lifestyle adjustments [13](#page=13).
Linking remuneration closely to corporate performance can exacerbate these risks. Holding an equity stake in their employer becomes particularly risky, as company stock is most likely to decline when job security is threatened, as evidenced by the collapses of Enron and Lehman Brothers [13](#page=13).
### 4.5 Employee control and influence
Employees can influence managerial decisions through two main avenues: direct equity ownership, which grants voting power and distributions based on net earnings, or through worker representatives who confer with company management. Many European countries, for instance, mandate worker representation on boards of directors [13](#page=13).
While worker control is praised for allowing participation in decisions affecting economic welfare and fostering commitment, full-scale employee ownership of large companies is rare. Employees, or their representatives, typically do not participate in strategic management, acting more as "doers" than "thinkers," even in countries with boardroom representation [13](#page=13).
> **Tip:** Understand that while worker control is an appealing concept, its practical implementation in major corporations is limited, with decision-making power often remaining with directors and shareholders.
### 4.6 Conflicts of interest
Conflicts of interest are inherent between employees and other corporate participants. Shareholders and creditors rely on employees to work diligently, skillfully, and honestly, placing employees in an agent-like position. Given fixed pay, employees may be tempted to work at a leisurely pace or over-consume perks, imposing agency costs on principals [14](#page=14).
Conversely, companies may prioritize cost-saving and profitability, leading to downsizing regardless of individual worker capabilities, a practice criticized for being "unsafe and unfair to company workers" in the context of "shareholder-first" capitalism [14](#page=14).
Despite potential conflicts, substantial alignment of interests can exist. In successful firms, stakeholders benefit from growth, leading to potential job creation and better pay. Treating employees well, through consultation, training, and job security assurances, can foster flexibility, adaptability, and loyalty, potentially improving corporate performance and benefiting investors and lenders who see value in employees working "smarter". Empirical evidence links employee satisfaction to customer satisfaction and business value. However, in challenging times, this alignment can be difficult to sustain, as exemplified by a CEO's shift from family rhetoric to acknowledging necessary "head count adjustments" [14](#page=14).
### 4.7 Bargaining in employment
Bargaining can help resolve conflicts between employees and other corporate participants. For instance, "tin parachute" clauses in employment contracts provide severance pay in case of job loss due to hostile takeovers. Employment contracts are often brief, focusing on core terms like wages and hours, and may not explicitly detail responsibilities or performance expectations. Some argue that "at will" employment arrangements lack the commitment to an ongoing relationship to be considered truly contractual [15](#page=15).
Contractual brevity allows flexibility in responding to changing circumstances in a long-term relationship. Gaps in contracts are addressed by mechanisms like unions, whose collective agreements are more detailed than individual contracts, covering working conditions, redeployment, and dismissal procedures. The legal system also addresses employment contract gaps through statutes, such as the U.K.'s Employment Rights Act 1996, which mandates written statements of employment particulars, and regulations governing health and safety, and discrimination [15](#page=15).
---
# Directors' responsibilities and governance functions
This section details the roles, tenure, remuneration, risks, oversight, conflicts of interest, and contractual aspects related to company directors, distinguishing between executive and non-executive roles.
### 5.1 Role and structure of the board
According to the U.K. Corporate Governance Code, a company's board is responsible for establishing the company's strategy. Corporate law generally vests the power to manage a company in the board of directors. In situations of disputes among corporate participants regarding company management, the board of directors, acting collectively, must ultimately make the decision. However, boards typically possess broad discretion to delegate managerial authority, subject to a duty of care to monitor the exercise of these delegated powers. In practice, boards of publicly traded companies often delegate significant managerial responsibilities to individuals holding executive positions within the company. Consequently, decisions concerning hiring, firing, work assignments, product launches, and pricing are usually made outside the boardroom [15](#page=15) [16](#page=16).
#### 5.1.1 Executive and non-executive directors
In publicly traded companies, the highest-ranking full-time executives are typically members of the board. They are often joined by individuals who are not involved in the company's day-to-day operations. These individuals are commonly referred to as "outside" or "non-executive" directors (NEDs). The term "outside director" is prevalent in the U.S., while "non-executive director" is more common in the U.K. [16](#page=16).
NEDs are involved in two primary board functions:
1. Providing advice, guidance, and support to full-time executives in their managerial tasks [16](#page=16).
2. Monitoring executive decision-making [16](#page=16).
The extent to which boards perform these roles depends on their structure [16](#page=16).
#### 5.1.2 Board structures: unitary vs. two-tier
The most common global arrangement is a **unitary, one-tier board structure**, where all directors form a single body and act collectively. In this model, NEDs can theoretically fulfill both advisory and monitoring roles [16](#page=16).
In contrast, **two-tier boards** consist of two separate bodies:
* A **management board**: Composed of senior full-time executives responsible for setting corporate policy [16](#page=16).
* A **supervisory board**: Staffed by outside directors [16](#page=16).
With this structure, NEDs on the supervisory board focus almost exclusively on monitoring [16](#page=16).
### 5.2 Duration of service
#### 5.2.1 Appointment
A director's term of service commences upon their selection. Shareholders typically have significant formal influence over director selection, as equity investment is generally accompanied by governance rights. In countries with unitary boards, company legislation usually grants shareholders the authority to elect directors. The U.K. is an exception, where the company's corporate constitution governs director appointments. In two-tier systems, shareholders' election rights are usually limited to supervisory board members, who then select management board members. In jurisdictions mandating two-tier boards, employees often have the right to elect a proportion (commonly one-third) of supervisory board members [16](#page=16).
#### 5.2.2 Term lengths
Many jurisdictions stipulate the duration of a director's term before they must step down and potentially seek re-election. There is considerable variation [16](#page=16):
* In Sweden and Delaware (U.S.), the term is typically one year, unless the corporate constitution states otherwise. A one-year term is also the norm for large U.S. public companies [16](#page=16) [17](#page=17).
* Other countries have longer terms, such as three years in Italy, four years in the Netherlands, and six years in France and Belgium [17](#page=17).
* In the U.K., the corporate constitution dictates director tenure, but guidance from the U.K. Corporate Governance Code suggests most companies listed on the London Stock Exchange provide for annual re-election of directors [17](#page=17).
#### 5.2.3 Departure from office
Directors may leave office before their terms expire through:
* **Removal**: The power to remove a director is usually vested in the same body responsible for appointment. In the U.K., while the constitution governs board selection, the Companies Act 2006 allows shareholders to dismiss a director via an ordinary resolution (simple majority vote) [17](#page=17).
* **Resignation**: This can occur for personal reasons, or due to circumstances like a shift in voting control after a takeover, leading existing directors to resign for the new regime. Directors may also resign if they fundamentally disagree with the rest of the board, or to limit reputational harm from possible corporate malfeasance, though they may have an ethical or legal obligation to serve their term if it helps minimize harm to the company [17](#page=17).
Recent trends suggest that the actual time of service for NEDs has become shorter. Guidance in the U.K. Corporate Governance Code indicates that boardroom service exceeding nine years for a listed company can impair a director's independence. Conversely, in the U.S., average board tenure in large public firms increased from under eight years in 2001 to nearly nine years by 2013, and director term limits are rare [17](#page=17).
### 5.3 Remuneration (Return)
Directors are typically entitled to fees for attending board meetings and related duties. It is crucial to distinguish between director-related returns and executive pay. This summary focuses on what outside directors receive for their service [17](#page=17).
* **Director fees**: These are generally modest compared to executive pay. For example, in 2023, the average annual NED remuneration in large U.K. public companies was approximately GBP 77,000, while CEO pay averaged nearly GBP 4 million. Unlike executive pay, which is often performance-linked (e.g., share price or profits), directors' fees are typically fixed periodically. They are usually set by referencing the practices of comparable companies [17](#page=17) [18](#page=18).
* **Executive pay**: While not the focus of this section, it is mentioned that executive pay often varies with share price fluctuations or accounting profits [18](#page=18).
> **Tip:** Always differentiate between the remuneration of non-executive directors and the compensation of executive management when analyzing board compensation, as they serve different roles and face different incentives.
### 5.4 Risk
While directors' fees are modest, the risks faced by outside directors are also generally not substantial [18](#page=18).
* **Retention risk**: Directors typically do not need to worry about retaining directorships, as shareholders almost always accept board recommendations for elections [18](#page=18).
* **Legal liability risk**: If an outside director of a publicly traded company avoids dishonest or self-serving behavior, personal liability from litigation is highly unlikely. While the prospect of being sued might incentivize vigilance, "nominal liability" (where liability is found or settled) rarely results in "out-of-pocket liability" where NEDs personally pay damages or legal fees. Such costs are almost always covered by the company, directors' and officers' (D&O) insurance, or both [18](#page=18).
* **Reputational risk**: This is a significant risk for non-executive directors. Individuals appointed as NEDs usually have established reputations for good judgment and prudent handling of complex matters. Maintaining this track record is important for pride and future business opportunities, including further board appointments. This provides a non-pecuniary incentive for directors to take their responsibilities seriously [18](#page=18).
### 5.5 Control and oversight
#### 5.5.1 The board's role in control
Some academics view corporations through a "director primacy" lens, positioning the board as the central decision-making body that balances competing interests. The more prevalent view is that boards play a modest role in company operations, despite formal managerial authority. Under this view, the board's primary responsibilities are selecting and setting pay for the CEO and top executives, and then monitoring management as a check. Boards may also act in an advisory capacity [18](#page=18).
#### 5.5.2 Criticisms of board oversight
Many critics argue that outside directors fall short as managerial "watchdogs," failing to sufficiently restrain corporate executives. Historical criticism, punctuated by major governance scandals (e.g., Enron, WorldCom) and the 2008 financial crisis, highlights ongoing concerns about board effectiveness. Even when directors work harder, many acknowledge that board performance may not be satisfactory [18](#page=18) [19](#page=19).
#### 5.5.3 Two-tier boards and monitoring
Theoretically, two-tier boards appear better positioned for effective corporate oversight than unitary boards. Supervisory board directors, separate from policy formulation and continuous management interaction, should be able to maintain a detached perspective and focus solely on monitoring, theoretically making them better guardians of managerial accountability. However, the extent to which this potential is realized is subject to considerable doubt [19](#page=19).
> **Example:** Critics like Walter Buffett have noted that the "boardroom atmosphere almost invariably sedates (directors') fiduciary genes" and that "collegiality trumps independence," suggesting a reluctance to challenge management effectively [18](#page=18).
#### 5.5.4 Evolving board dynamics
Recent observations suggest that outside directors may be exerting more influence. Boards are described as having evolved from informal gatherings to more diverse and demanding constituencies, working harder and longer. Despite these claims, criticism persists, with some commentators noting that directors too often "opt for the path of least resistance" and that many boards are not performing adequately [19](#page=19).
### 5.6 Conflicts of interest
#### 5.6.1 Divergence from shareholder interests
While shareholders typically select most directors in publicly traded firms, the interests of outside directors do not always fully align with those of shareholders. A key divergence is that NEDs tend to be more cautious than shareholders might prefer. Diversified equity investors typically favor projects with high risk-adjusted returns, even if success is not guaranteed [19](#page=19).
Outside directors view matters differently because:
* Their return as directors is not usually linked to corporate profitability, providing little direct financial benefit from successful risky ventures [19](#page=19).
* They may face reputational losses and legal liabilities if ambitious projects fail [19](#page=19).
* Their lack of day-to-day involvement limits their ability to closely monitor risky ventures [19](#page=19).
Consequently, outside directors often have incentives to act as a brake on changes that diversified equity investors might support [19](#page=19).
#### 5.6.2 Representation of special constituencies
NEDs can also face conflicts of interest when appointed to represent a particular constituency on the board. This can occur if [19](#page=19):
* The law grants employees the right to elect a proportion of directors [19](#page=19).
* A director is a de facto nominee of an influential shareholder (e.g., a large stake holder or activist) [19](#page=19).
* An influential creditor is given the opportunity to nominate a director, particularly in financially troubled companies [20](#page=20).
#### 5.6.3 "Nominee" directors and conflicting duties
While company law imposes uniform duties on all directors, "nominee" directors are often understood to support the views of their appointers. This can place them at odds with other corporate constituencies. For example, a director appointed by a bank might face a dilemma if the company plans to raise capital and the director's bank is competing to finance it. In situations of underperforming management, a bank-appointed director might be reluctant to cross executives, while still needing to consider shareholder and other creditor interests [20](#page=20).
> **Tip:** Directors appointed to represent specific constituencies (like employees or creditors) must navigate complex loyalties, balancing their duty to the company with the interests of their nominators.
### 5.7 Bargaining and contractual mechanisms
#### 5.7.1 Directors' and Officers' (D&O) insurance
A significant contractual mechanism for directors is Directors' and Officers' (D&O) insurance. This is a policy purchased by the company to cover legal liabilities and expenses incurred by directors due to their service. The policy can reimburse the company for indemnifying a director or reimburse a director directly if the company does not [20](#page=20).
* **Prevalence**: D&O insurance has traditionally been more popular in the U.S. due to higher litigation risks, but it has become commonplace globally, with many larger public companies purchasing such coverage [20](#page=20).
* **Limitations**: D&O insurance has coverage limits and excludes certain misconduct (e.g., dishonest or fraudulent behavior). It also does not shield directors from the inconvenience or adverse publicity of being sued [20](#page=20).
#### 5.7.2 Reconfiguring remuneration
Addressing conflicts of interest for NEDs through contractual responses is challenging. Linking director remuneration more closely to firm performance, as some might suggest, could compromise objectivity, which is highly valued in corporate governance. For directors representing special constituencies, questions exist about whether their duties to the company are truly voluntary undertakings [20](#page=20).
---
# Executives and their influence on corporate strategy
This topic examines the roles, remuneration, risks, control, conflicts of interest, and bargaining limitations of top corporate executives in shaping corporate strategy.
### 6.1 Executive roles and decision-making
Top executives hold managerial authority delegated by the board of directors and are responsible for making key strategic and administrative decisions. These decisions establish the company's future direction, including market exploitation, product/service offerings, and organizational structure. The Chief Executive Officer (CEO) typically leads in setting and implementing corporate policy, while other top managers handle specialized duties or oversee specific operational areas [21](#page=21).
### 6.2 Contractual duration
Executive employment is typically governed by explicit service contracts [21](#page=21).
#### 6.2.1 Fixed-period contracts
These contracts specify an expiration date. In the U.S., CEO contracts for publicly traded companies often have durations of one to five years, with three years being most common. If a contract is not renewed, employment formally ends upon its expiry [21](#page=21).
#### 6.2.2 Breach of contract and severance
Executives dismissed before their contract expires may sue for breach of contract, with damages often dependent on the remaining contract duration. Substantial remaining time can facilitate negotiation of generous severance payments. The U.K. Corporate Governance Code suggests notice or contract periods of one year or less for executives, unless longer periods are necessary for external hires [21](#page=21).
#### 6.2.3 Notice periods
Contracts can specify a notice period required for termination. The length of this notice period influences severance pay for dismissals without legal cause [21](#page=21).
#### 6.2.4 Employment "at will"
A minority of CEOs of large American public companies may not have explicit employment contracts, effectively working "at will" with no legal entitlement to severance [22](#page=22).
#### 6.2.5 Executive tenure
Research from the U.S. indicates a trend of decreasing CEO tenure, falling from nearly eight years in the 1990s to around five years by the late 2010s. Average CEO tenure in other countries also falls between five and six years. Executives often have a longer overall tenure with their company, though the proportion of those spending their entire careers with one firm has declined. However, a substantial proportion of new CEOs are internal hires or come from within the board or executive ranks of the hiring firm [22](#page=22).
### 6.3 Executive remuneration
Top executives are typically well compensated, with remuneration comprising several components [22](#page=22).
#### 6.3.1 Base salary
Managerial service contracts invariably include a salary, which is adjusted periodically but remains fixed between reviews and is not tied to corporate performance [22](#page=22).
#### 6.3.2 Performance-oriented pay
Various remuneration forms are variable and linked to performance targets:
* **Bonus schemes:** Executives receive cash, shares, or a combination, based on meeting or exceeding performance targets. These can be annual or long-term [22](#page=22).
* **Share options:** Granting executives the right to buy company equity at a predetermined price can be profitable if the company's share price increases [22](#page=22).
#### 6.3.3 Perks and benefits in kind
Companies often provide executives with additional benefits, such as company cars, lavish office accommodations, tickets to events, and pension plans. Pension plans are frequently the most lucrative perk [22](#page=22).
### 6.4 Executive risk
While executives are generally not personally liable for corporate debts (absent specific legislation) they face significant risks due to their substantial human capital (reputation, training, knowledge) being tied to their roles [22](#page=22) [23](#page=23).
#### 6.4.1 Overinvestment and remuneration
Executives may have legitimate reservations about variable pay strongly linked to corporate performance because they are already functionally "overinvested" in their firms. Diversification is a prudent investment strategy, and executives may prefer not to further concentrate risk by tying their pay directly to company fortunes [23](#page=23).
#### 6.4.2 Job loss and reputation
Losing their job is a highly unwelcome prospect for executives, leading to loss of remuneration and potential long-term damage to future employment prospects. Departures involving failure or controversy can make it difficult to regain trust from boards and investors. Association with scandal can also negatively impact job prospects, particularly in countries with strong governance systems [23](#page=23).
#### 6.4.3 Circumstances of departure
Forced departures can occur when boards seek new leadership, after poor firm performance, during takeovers, or upon company liquidation. It is often difficult to distinguish between voluntary and forced departures due to companies' reticence to discuss dismissals publicly. Academics often classify CEO "retirement" before age 60 as forced turnover. Forced turnover rates vary geographically, being higher in Northern Europe and North America than in Southern Europe, South America, India, and Japan [23](#page=23).
### 6.5 Executive control
Boards typically delegate significant managerial powers to executives, giving management considerable control over publicly traded firms. However, control extends beyond formal authority to the discretion to act without substantial constraints [23](#page=23).
#### 6.5.1 Internal constraints
Corporate governance focuses on "internal" checks and balances, primarily scrutiny by the board of directors and shareholders [24](#page=24).
#### 6.5.2 External constraints
Market-driven external constraints also limit managerial discretion:
* **Labor market for executives:** Ambitious executives seeking better opportunities elsewhere are incentivized to perform well in their current roles to impress potential employers [24](#page=24).
* **Markets for products and services:** Competition disciplines management. Poorly performing companies lose market share and may face insolvency [24](#page=24).
* **Capital markets:** The need to raise funds for operations and expansion leads to scrutiny by investors and financial intermediaries, incentivizing effective and profitable management [24](#page=24).
* **Market for corporate control:** Incompetent or complacent management can lead to a disparity between actual and potential performance, potentially resulting in a takeover bid. Executives aim to run companies effectively to deter such bids and protect their jobs [24](#page=24).
#### 6.5.3 Limitations of external constraints
* **Product market:** The impact can be delayed, especially for companies with significant market power [24](#page=24).
* **Market for corporate control:** Takeovers are expensive and may only address extreme cases of poor management; activity is also cyclical [25](#page=25).
* **Managerial talent market:** This is only a significant constraint if job mobility is high. Movement at the very top remains rare, with few CEOs being hired directly from similar roles at other companies [25](#page=25).
### 6.6 Conflicts of interest
Executives may engage in conduct detrimental to other corporate participants.
#### 6.6.1 Shirking and competence costs
"Shirking" refers to management's choice of effort level. While executives benefit from diligence, they are not personally liable for corporate debts. However, honest mistakes ("agent competence costs") are considered more likely to adversely affect others than managerial laziness, given the ambition of top managers [25](#page=25).
#### 6.6.2 Looting
This involves less egregious conduct than outright theft, such as authorizing lavish offices, exploiting expense accounts for personal gain, or hiring family and friends in high-paying roles. Such actions can reduce shareholder returns, increase debt risk, and threaten the company's viability [25](#page=25).
#### 6.6.3 Risk preferences
Executives, with their human capital tied entirely to their company, may have different risk preferences than diversified shareholders [25](#page=25).
* **Established companies:** Shareholders may favor risky projects with high potential returns, while executives, concerned about jeopardizing the company's stability and their jobs, might prefer a more cautious approach [25](#page=25).
* **Impending failure:** In times of crisis, shareholders and employees may favor high-risk gambles for a chance at recovery, while creditors would oppose them due to the increased debt risk. Management may be tempted to align with shareholders and employees if success could save the company and their positions [26](#page=26).
### 6.7 Bargaining and its limitations
Contractual mechanisms can address some conflicts of interest.
#### 6.7.1 Contractual solutions
* **Debt contracts:** Can restrict certain corporate actions to alleviate creditor concerns [26](#page=26).
* **Managerial service contracts:** Provisions for substantial variable pay linked to shareholder returns (e.g., stock options, performance-based bonuses) aim to motivate executives to think like shareholders and align their interests with those of equity investors [26](#page=26).
#### 6.7.2 Inherent limitations
Despite contractual measures, conflicts of interest cannot be fully resolved. As Lynn Stout notes, "This quest is a bit like the quest for the Holy Grail. No perfect contract is possible, and gaps inevitably remain" [26](#page=26).
* **"Overinvestment" dilemma:** Even with equity-linked pay, senior executives who are "overinvested" in a successful company might still shy away from lucrative but risky ventures that diversified shareholders might favor, as these ventures could jeopardize their jobs and the value of their remuneration [26](#page=26).
#### 6.7.3 Implications for regulation
The limitations of bargaining, monitoring, market forces, and contractual clauses mean that executives retain scope for conduct that can detrimentally affect stakeholders. This justifies the consideration of corporate governance-related regulation [26](#page=26).
---
## Common mistakes to avoid
- Review all topics thoroughly before exams
- Pay attention to formulas and key definitions
- Practice with examples provided in each section
- Don't memorize without understanding the underlying concepts
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Agency analysis | An analytical framework used to understand conflicts of interest between parties, often characterized as principals and agents, where one party acts on behalf of another. |
| Agency costs | Costs incurred by principals due to conflicts of interest with their agents, arising from imperfect monitoring, bonding by the agent, and residual loss. |
| Asset withdrawal | A practice where a company's shareholders may favor policies that lead to the extraction of company assets, such as through generous dividend payments, which can reduce the equity cushion protecting creditors and increase their risk. |
| Bargaining | The process of negotiation between parties to reach an agreement on terms and conditions, crucial for resolving potential conflicts of interest and defining relationships within a corporate context. |
| Blockholders | Shareholders who own a substantial percentage of a company's shares, often giving them significant influence over corporate decisions and potentially leading to unique governance considerations compared to smaller, dispersed shareholders. |
| Board of directors | The governing body of a company, formally vested with the authority to manage the company's affairs, responsible for setting strategy, monitoring executive performance, and acting in the best interests of the corporation. |
| Capital markets | The markets where financial assets like stocks and bonds are traded, playing a crucial role in corporate finance by providing mechanisms for companies to raise capital and for investors to buy and sell ownership stakes. |
| Collective action problem | A situation where individuals acting in their rational self-interest fail to contribute to a group's welfare, even though collective action would benefit everyone; this is often seen in shareholder passivity. |
| Company constitution | The set of rules and regulations that govern the internal affairs of a company, often including articles of association or bylaws, which dictate how the company is managed and how decisions are made. |
| Contract of adhesion | A standardized contract drafted by one party and offered on a "take-it-or-leave-it" basis to another party, who has little or no opportunity to negotiate its terms. |
| Corporate governance | The system of rules, practices, and processes by which a company is directed and controlled, involving the balancing of interests of a company's many stakeholders, such as shareholders, management, customers, suppliers, financiers, government, and the community. |
| Creditors | Individuals or entities to whom a company owes money or financial obligations, such as lenders or suppliers who have extended credit. |
| Default risk | The risk that a borrower will fail to meet its debt obligations, either partially or in full, leading to financial losses for the creditor. |
| Directors and Officers (D&O) insurance | Insurance purchased by a company to protect its directors and officers from personal liability and legal expenses arising from their actions while serving the company. |
| Diversification | An investment strategy that involves spreading investments across various assets or companies to reduce overall risk, particularly by mitigating company-specific or "unsystematic" risk. |
| Dividend policy | The guidelines a company follows regarding the distribution of profits to shareholders in the form of dividends, which can impact the equity cushion protecting creditors. |
| Efficient Capital Market Hypothesis (ECMH) | A theory suggesting that asset prices fully reflect all available information. Its weak form posits that past prices do not predict future prices, while the semi-strong form suggests prices reflect all public information, and the strong form implies prices reflect all information, public or private. |
| Equity | Ownership interest in a company, typically represented by shares, which entitles holders to a share of the company's profits and assets after liabilities are met. |
| Equity cushion | The residual value of a company's enterprise after all liabilities have been accounted for, representing the value of assets available to shareholders. |
| Executives | Senior managers responsible for the day-to-day running of a company and the implementation of corporate strategy, often comprising the CEO and other top management positions. |
| Fiduciary duty | A legal or ethical relationship of trust between two or more parties, where one party owes a duty of care, loyalty, and good faith to act in the best interests of the other(s). |
| Fixed claims | Financial obligations that are predetermined and do not vary with the company's financial performance, such as contractual wages for employees or principal and interest payments for creditors. |
| Founder/family ownership | A situation where the original founder of a company or their family retains a substantial ownership stake, influencing long-term strategy and governance. |
| Fund management costs | The expenses associated with managing investment funds, including fees paid to fund managers and operational costs, which are passed on to investors. |
| Index tracking funds | Investment funds that aim to replicate the performance of a specific stock market index by holding the same securities in the same proportions. |
| Information asymmetry | A situation where one party in a transaction has more or better information than the other, which can lead to market inefficiencies and conflicts of interest. |
| Institutional investors | Large organizations, such as pension funds, insurance companies, and mutual funds, that invest significant sums of money on behalf of their beneficiaries or clients. |
| Limited liability | A legal principle that protects shareholders from personal responsibility for the debts and obligations of the corporation, meaning they can only lose the amount invested in their shares. |
| Managerial authority | The power and discretion vested in company managers to make decisions and direct the operations of the business. |
| Market for corporate control | The market where controlling interests in companies are acquired and disposed of, often through takeover bids, which can act as a constraint on incumbent management. |
| Market for managerial talent | The labor market for executives, where their skills and performance are evaluated by prospective employers, influencing their conduct in their current roles. |
| Market forces | Economic principles, such as supply and demand, that influence corporate behavior and market outcomes without direct intervention from regulators. |
| Monitoring | The process by which stakeholders, such as boards of directors or creditors, oversee and scrutinize the actions and performance of company management to ensure accountability and compliance. |
| Nominee directors | Directors appointed to a board to represent the interests of a particular shareholder or constituency, which can sometimes create conflicts of interest with the company's overall interests. |
| Non-executive directors (NEDs) | Directors who are not full-time employees of the company and typically serve on the board to provide independent oversight and advice, focusing on monitoring executive decision-making. |
| Outside directors | Another term for Non-Executive Directors (NEDs), emphasizing their independence from the company's day-to-day operations. |
| Overinvestment | A situation where senior executives are functionally "overinvested" in the companies they run due to their human capital being tied to the firm, potentially leading to risk-averse decision-making. |
| Private benefits of control | Advantages or profits that dominant shareholders or management can secure for themselves, disproportionate to their ownership stake, often at the expense of other shareholders. |
| Profit-sharing arrangements | Compensation schemes where employees receive a portion of a company's profits, linking their remuneration to corporate performance and potentially aligning interests. |
| Residual claimants | Stakeholders, primarily shareholders, who are entitled to any remaining assets or profits of a company after all other obligations and claims have been satisfied. |
| Retail investors | Individual investors who purchase securities for their own accounts, as opposed to institutional investors. |
| Risk aversion | A preference for certainty and a reluctance to take on risk; risk-averse investors prefer lower returns with lower risk over higher returns with higher risk. |
| Screening | The process by which lenders assess the probability of a borrower defaulting before extending credit, by evaluating market conditions, industry trends, and management quality. |
| Security | In the context of debt, this refers to collateral or assets pledged by a borrower to a lender, which the lender can seize in the event of default. |
| Separation of ownership and control | A phenomenon in large corporations where the ownership of the company (shareholders) is distinct from the control and management of the company (executives and directors). |
| Shareholder activism | The practice of shareholders using their influence and voting power to advocate for changes in a company's management, policies, or strategy. |
| Shareholder primacy | A corporate governance approach that prioritizes the interests of shareholders above those of other stakeholders. |
| Shareholder value | The financial worth of a company to its shareholders, typically measured by the stock price and dividends. |
| Shirking | A type of managerial conduct where executives exert less effort than optimal, potentially due to a lack of personal accountability or a disconnect between effort and reward. |
| Stock market | A public market where shares of publicly listed companies are traded, providing liquidity for investors and a mechanism for price discovery. |
| Takeover bid | An offer made by one company to acquire a controlling interest in another company, often leading to changes in management and strategy. |
| Trade creditors | Suppliers who sell goods or services to a company on credit, expecting payment at a later date. |
| Transaction costs | Expenses incurred during the process of economic exchange, such as the costs of searching for information, bargaining, and enforcing contracts. |
| Trustee | An individual or entity appointed to hold and manage assets or funds on behalf of beneficiaries, often used in the issuance of bonds or debentures. |
| Unitary board | A single-tier board of directors that comprises both executive and non-executive directors, responsible for both management and oversight. |
| Unsystematic risk | Risk that is specific to a particular company or industry and can be reduced through diversification, as opposed to systematic risk that affects the entire market. |
| Volatility risk | The risk associated with a highly variable potential return, characteristic of equity investments, where the value of shares can fluctuate significantly over time. |
| Voluntary association | An arrangement where parties choose to associate with a company based on mutual agreement and perceived benefits, allowing for analysis through bargaining relations. |
| Two-tier board | A board structure divided into two separate bodies: a management board (composed of executives) and a supervisory board (composed of non-executives), with distinct responsibilities. |
Cover
Chapter 3 Key corporate participants.pdf
Summary
# The role of bargaining and contractual mechanisms in addressing corporate conflicts
### Core idea
* Conflicts of interest among corporate participants can be addressed through bargaining and explicit contractual agreements [1](#page=1).
* Achieving complete contractual specificity is often hindered by information asymmetries and transaction costs [1](#page=1).
### Key facts
* Corporate governance analysis typically focuses on publicly traded companies [2](#page=2).
* Shareholder investment duration is generally open-ended, unlike creditor debt contracts which have specified terms [3](#page=3).
* Publicly traded shares are often transitory, leading to concerns about short-termism bias [3](#page=3).
* Shareholders are residual claimants, entitled to what remains after all fixed claims are met [4](#page=4).
* Share prices are influenced by market sentiment and may not always reflect a company's true value [4](#page=4).
* Limited liability reduces shareholder risk, capping losses to the amount paid for shares [5](#page=5).
* Diversification can mitigate unsystematic risk but not market or systematic risk [5](#page=5).
* Shareholders have legal powers including appointing and removing directors, and approving fundamental changes [5](#page=5).
* A collective action problem contributes to shareholder passivity in exercising control [6](#page=6).
* "Blockholders" (founders, families) often engage in "defensive" shareholder activism to protect their investments [6](#page=6).
* "Offensive" shareholder activism involves acquiring stakes to agitate for change, often by hedge funds [6](#page=6).
* Conflicts can arise between shareholders, especially between blockholders and minority shareholders seeking private benefits of control [7](#page=7).
* Creditors include trade creditors, institutional lenders, and bond/debenture holders [7](#page=7).
### Key concepts
* **Agency costs:** Jensen and Meckling's breakdown highlights that conflicts are not entirely unresolved [1](#page=1).
* **Bargaining elements:** Duration, return, risk, control, conflicts of interest, and contractual arrangements help analyze participant stakes [1](#page=1).
* **Residual claimants:** Shareholders are ultimate beneficiaries of company success after fixed claims are satisfied [4](#page=4).
* **Efficient Capital Market Hypothesis (ECMH):** Weak form (past prices reflect future), Semi-strong form (publicly available info reflected) [4](#page=4).
* **Volatility risk:** A type of risk equity investors face due to variable potential returns [5](#page=5).
* **Unsystematic risk:** Company-specific risk mitigated by diversification [5](#page=5).
* **Systematic risk:** Market-wide risk affecting all stocks, not mitigated by diversification [5](#page=5).
* **Capital Asset Pricing Model (CAPM):** Investment risk is directly correlated with return [5](#page=5).
* **Collective action problem:** Rational self-interest leads individuals to not act for joint welfare, seen in shareholder disciplining of management [6](#page=6).
* **Shareholder activism:** "Defensive" (protecting existing investment) and "offensive" (agitating for change in undervalued companies) [6](#page=6).
### Implications
### Common pitfalls
---
### Creditor-debtor relationships
* Creditors normally cannot demand immediate repayment of debt unless the borrower defaults or the debt contract allows it [8](#page=8).
* The standard debt contract involves repayment of principal plus interest, with the interest rate referred to as yield [8](#page=8).
* A creditor's return is a fixed claim, unaffected by the company's success, unlike a shareholder's return [8](#page=8).
* Default risk is the likelihood a debtor company fails to meet its obligations, partially or fully [8](#page=8).
* Creditors manage default risk through screening potential debtors, negotiating higher yields, or contracting for prompt repayment [8](#page=8).
* Bargaining for security against assets or demanding a short repayment period are strategies to mitigate risk [10](#page=10).
* Creditors can stipulate "acceleration" clauses for immediate repayment upon breach of contract [10](#page=10).
* Contractual restrictions can limit a debtor company's actions, such as taking on new debt or distributing dividends [10](#page=10).
* Bargaining is imperfect due to the impossibility of anticipating all adverse conduct and the cost of negotiation and monitoring [10](#page=10).
### Shareholder-creditor conflicts
* Conflicts arise when shareholders favor accumulating debt for lucrative opportunities, increasing default risk for existing creditors [9](#page=9).
* Asset withdrawal, such as a generous dividend policy, erodes the equity cushion protecting creditors [10](#page=10).
* Shareholders may pursue high-risk, high-return projects, benefiting disproportionately from success while creditors bear more risk if the venture fails [10](#page=10).
* This creates a "heads we win, tails creditors lose" scenario for shareholders [10](#page=10).
### Employee-employer relationships
* Employment relationships are characterized by employer authority and employee acceptance of directions, often managed internally rather than by formal contract [11](#page=11).
* Supply and demand forces remain relevant to employment terms, despite internal firm administration [11](#page=11).
* Employee return typically consists of fixed wages and benefits, not directly tied to corporate performance [12](#page=12).
* While some profit-sharing exists, employees are often hesitant to link pay closely to performance due to income fluctuation [12](#page=12).
* The primary risk for employees is job loss, with limited diversification protection compared to shareholders or creditors [13](#page=13).
* Linking remuneration to corporate performance can compound risk, especially if the company's stock value falls when job security is threatened [13](#page=13).
* Employees can gain influence through equity stakes or worker representatives on boards, though full employee ownership is rare [13](#page=13).
* Agency costs arise when employees, paid fixed amounts, are tempted to work at a leisurely pace or over-consume perks [14](#page=14).
* Conversely, companies may manage in ways contrary to employee interests, such as cost-cutting downsizing [14](#page=14).
* Alignment can occur in successful firms where stakeholders benefit from growth, but this can be difficult to sustain in hard times [14](#page=14).
---
### Bargaining and employment contracts
* Employment contracts are often brief, focusing on core matters like wages and hours, rather than detailed obligations [15](#page=15).
* Contractual brevity allows flexibility for changing circumstances in long-term relationships [15](#page=15).
* Gaps in employment contracts are addressed by mechanisms like unions, whose collective agreements are more intricate [15](#page=15).
* The legal system also addresses employment contract gaps through statutes, e.g., written statements of employment particulars in the U.K. [15](#page=15).
* Statutes directly regulate employment topics like health and safety and discrimination [15](#page=15).
* "Tin parachute" clauses provide severance pay to rank-and-file workers if jobs are lost due to acquisitions [15](#page=15).
### Directors and contractual mechanisms
* Non-executive directors (NEDs) advise and monitor executive decision-making [16](#page=16).
* Director terms of service vary, from one year in Sweden and Delaware to longer terms in other European countries (#page=16, page=17) [16](#page=16) [17](#page=17).
* The U.K. Corporate Governance Code suggests annual re-election for directors of listed companies [17](#page=17).
* Directors can leave office via removal (usually by shareholders) or resignation [17](#page=17).
* NEDs' terms are suggested to be shorter now, with over nine years potentially impairing independence [17](#page=17).
* Directors' fees are generally modest compared to executive pay and are typically fixed, not performance-based (#page=17, page=18) [17](#page=17) [18](#page=18).
* Risks for outside directors are generally not substantial, with liability often covered by company insurance (D&O) [18](#page=18).
* Reputational risk is a significant incentive for NEDs to take responsibilities seriously [18](#page=18).
* Conflicts of interest for NEDs arise because their returns are not linked to corporate profitability, leading to caution on risky ventures [19](#page=19).
* Nominee directors, appointed to represent specific constituencies, can face conflicts between their appointers' interests and their duties to the company [20](#page=20).
### Directors' and Officers' (D&O) insurance
* D&O insurance covers directors for legal liability and expenses arising from their service [20](#page=20).
* Policies can reimburse the company for indemnifying a director or reimburse the director directly [20](#page=20).
* D&O insurance is more common in the U.S. due to higher litigation risks, but is becoming standard globally [20](#page=20).
* Coverage limits and exclusions (e.g., dishonest behavior) mean D&O insurance is not a complete solution for liability risk [20](#page=20).
### Bargaining and executive contracts
* Executive contracts are typically explicit, often with fixed durations ranging from one to five years, with three years being common for CEOs in the U.S. [21](#page=21).
* Contractual duration is relevant for calculating damages in cases of unjustified immediate termination [21](#page=21).
* Severance payments can be negotiated if an executive is dismissed before their contract expires [21](#page=21).
* The U.K. Corporate Governance Code recommends notice or contract periods of one year or less for executives [21](#page=21).
* Notice periods in contracts influence severance pay size if an executive is dismissed without cause [21](#page=21).
---
* Contractual mechanisms and bargaining serve as corrective measures for managerial conduct that negatively impacts other corporate participants [26](#page=26).
* These mechanisms aim to align executive interests with those of shareholders and mitigate conflicts of interest [26](#page=26).
* However, bargaining cannot fully resolve all executive conflicts of interest, and inherent limitations persist [26](#page=26).
* CEO tenure in publicly traded firms has been declining, averaging five years by the end of the 2010s [22](#page=22).
* Most new CEOs in American public companies are internal hires, with a substantial proportion being former board members or executives of the hiring firm [22](#page=22).
* Senior executives are generally not personally responsible for corporate debts, absent specific legislation [22](#page=22).
* Forced departures of senior management are difficult to distinguish from voluntary ones, with "retirement" before age 60 often classified as forced [23](#page=23).
* Empirical studies show CEO turnover is more frequent after periods of poor firm performance [23](#page=23).
* Markets for products, services, capital, and corporate control act as external constraints on managerial discretion [24](#page=24).
* **Managerial Remuneration Components:** Includes base salary, performance-oriented pay (bonuses, share options), and "perks" or "benefits in kind" (company car, lavish offices, pension plans) [22](#page=22).
- **Executive Risk and Overinvestment:** Senior executives have substantial human capital tied to their jobs, leading to reservations about variable pay linked to corporate performance and a preference against compounding this
* **External Constraints on Management:** Market forces like the labor market for executives, product/service markets, capital markets, and the market for corporate control discipline managerial behavior [24](#page=24).
* **Managerial Conduct and Conflicts:**
* "Shirking" relates to the choice of effort level, as executives may reap little gain from diligence and are not personally liable for debts [25](#page=25).
* "Looting" includes less egregious conduct like lavish offices, personal use of expense accounts, and nepotism [25](#page=25).
* Divergent risk preferences between diversified shareholders (favoring high-return risky projects) and executives (preferring stability of their human capital) create conflicts [25](#page=25).
- **Situational Bargaining Shifts:** During business distress, shareholders and employees favor risky gambles for potential upside, while creditors fear increased debt. Management may align with shareholders and employees in hopes of
* Debt contracts can include restrictions to mitigate creditor concerns about managerial "Hail Mary" ventures [26](#page=26).
* Managerial services contracts with variable pay tied to shareholder returns (e.g., stock options) aim to align executive and shareholder interests [26](#page=26).
* The "overinvestment" of senior executives in their firms can discourage them from pursuing lucrative but risky ventures, even with equity-linked pay [26](#page=26).
* The persistent scope for executives to engage in conduct detrimental to others, despite monitoring and market forces, may justify corporate governance regulation [26](#page=26).
- > **Tip:** The difficulty in perfectly aligning executive and shareholder interests through contracts highlights the ongoing debate and necessity for robust corporate governance frameworks and potential state intervention [26](#page=26)
---
# Shareholder considerations in corporate governance
### Core idea
* Shareholders are the ultimate beneficiaries of corporate success, entitled to residual claims after all fixed obligations are met [4](#page=4).
* Corporate governance analysis typically focuses on publicly traded companies due to their numerous, often disengaged shareholders [2](#page=2) [3](#page=3).
* Shareholders possess legal rights including appointing directors and approving fundamental corporate changes [5](#page=5).
* Despite legal rights, shareholders often exhibit passivity due to limited liability, expertise asymmetry, and collective action problems [6](#page=6).
### Key facts
* Privately held companies usually have few shareholders actively involved in management, unlike publicly traded ones [2](#page=2).
* Shareholder investment duration is generally open-ended, contrasting with creditors' fixed contract terms [3](#page=3).
* Many shareholders in public companies trade shares frequently, potentially biasing firms towards short-term results [3](#page=3) [4](#page=4).
* Shareholders receive returns through cash distributions (dividends) and capital gains from selling shares [4](#page=4).
* Limited liability is a key feature that reduces equity investor risk [5](#page=5).
* Diversification is a strategy shareholders use to reduce unsystematic risk [5](#page=5).
* Shareholders have appointment rights over directors and decision rights on fundamental corporate changes [5](#page=5).
* Collective action problems often lead to shareholder apathy and management oversight gaps [6](#page=6).
* "Blockholders" (individuals or families with substantial stakes) are an exception to shareholder passivity [6](#page=6).
### Key concepts
* **Residual Claimants:** Shareholders are entitled to what remains after all other claims are satisfied [4](#page=4).
* **Efficient Capital Market Hypothesis (ECMH):** Posits that share prices reflect available information, with semi-strong form being most plausible [4](#page=4).
* **Volatility Risk:** The potential for highly variable returns associated with shares due to fluctuating company profits [5](#page=5).
* **Unsystematic Risk:** Risk specific to an individual company's shares, reducible by diversification [5](#page=5).
* **Systematic Risk:** Market-wide risk affecting all shares, not reducible by diversification [5](#page=5).
* **Capital Asset Pricing Model (CAPM):** Suggests investment risk is directly correlated with return [5](#page=5).
* **Collective Action Problem:** Individuals rationally refrain from acting for collective benefit, leading to inaction [6](#page=6).
* **Shareholder Activism:** Can be "defensive" (protecting existing investment) or "offensive" (agitating for change in undervalued companies) [6](#page=6).
* **Private Benefits of Control:** Disproportionate returns secured by dominant shareholders at the expense of minority shareholders [7](#page=7).
### Implications
* Publicly traded firms may face pressure for short-term results, potentially conflicting with long-term success [3](#page=3) [4](#page=4).
* Informationally efficient share prices are the market's best estimate of value but not a guarantee of future cash flows [4](#page=4).
* Diversification is crucial for managing equity investment risk, especially unsystematic risk [5](#page=5).
### Common pitfalls
---
# Conflicts of interest among corporate stakeholders
### Core idea
* Conflicts of interest arise when the interests of different corporate stakeholders diverge [9](#page=9).
* Shareholders, creditors, employees, and directors all have distinct objectives that can clash [14](#page=14) [9](#page=9).
### Key facts
* Shareholders may favor accumulating debt for lucrative opportunities, increasing risk for existing creditors [9](#page=9).
* A generous dividend policy can erode the equity cushion protecting creditors [10](#page=10).
* Shareholders may pursue high-risk, high-return projects that benefit them disproportionately if successful [10](#page=10).
* Creditors often receive a fixed return, diminishing their incentive to improve profitability for solvent debtors [9](#page=9).
* Employees paid fixed wages may be tempted to work at a leisurely pace and over-consume perks [14](#page=14).
* Companies may "downsize" to save costs, negatively impacting employees regardless of individual capabilities [14](#page=14).
* Employee share ownership schemes can be risky as stock may plunge when job security is jeopardized [13](#page=13).
### Key concepts
* **Claim dilution:** Shareholders seeking new debt can dilute existing creditors' claims [9](#page=9).
* **Asset withdrawal:** Generous dividend policies can deplete assets protecting creditors [10](#page=10).
* **Risky managerial strategies:** Shareholders may favor risky ventures for potential high returns, increasing creditor default risk [10](#page=10).
* **Agency costs:** Employees, as agents, may impose costs on shareholders and creditors by not working diligently [14](#page=14).
* **"Shareholder-first" capitalism:** Criticized for potentially being unsafe and unfair to company workers [14](#page=14).
* **Alignment of interests:** In successful firms, employees benefit from growth, potentially leading to more hiring and better pay [14](#page=14).
* **Employee satisfaction linkage:** Treating employees well can foster loyalty and adaptability, potentially improving corporate performance [14](#page=14).
### Implications
* Creditors use debt contracts with security, short repayment, and acceleration clauses to mitigate risk [10](#page=10).
* Contractual restrictions can limit debtor company actions like taking on new debt or distributing dividends [10](#page=10).
* Bargaining for creditors is imperfect due to difficulty in anticipating all risks and drafting comprehensive terms [10](#page=10).
* Competitive debt markets may force creditors to offer less restrictive terms and enforcement [10](#page=10).
* Employee remuneration linked to corporate performance has potential downsides like incentive misalignment [12](#page=12).
* Large fluctuations in pay linked to performance make financial planning difficult for employees [13](#page=13).
* Employee conflicts of interest can arise from fixed pay not tied to performance, leading to potential overconsumption of perks [14](#page=14).
### Common pitfalls
* Creditors may be deterred from active involvement by diversified risks and resource limitations [9](#page=9).
* Assuming all conflicts can be analyzed solely through agency analysis might be inappropriate [14](#page=14).
---
# The role of employees in corporate structure and decision-making
### Core idea
* Employees accede to a zone of acceptance, expecting to follow directions from employers [11](#page=11).
* Employment arrangements can be analyzed using bargaining elements like duration, risk, return, control, conflicts of interest, and bargaining power [11](#page=11).
* Employee roles are influenced by both internal firm administration and external labor market norms [11](#page=11).
* Authority in employment can be explained by efficiency considerations, offering predictability for both employers and employees [11](#page=11).
### Key facts
* Standard employment contracts lack specified durations, continuing until resignation, retirement, or dismissal [11](#page=11).
* English courts imply terms requiring employers to provide notice before dismissal [11](#page=11).
* In the U.S., many states follow "at will" employment, allowing discharge without cause or immediate effect [12](#page=12).
* Firm-specific training can decrease employee mobility due to highly specialized skills [12](#page=12).
* Employee returns are typically wages, salaries, and benefit packages, constituting fixed claims [12](#page=12).
* Profit-sharing and employee share ownership schemes aim to align employee incentives with corporate success [12](#page=12).
* Employees primarily risk job loss, which can lead to significant financial and lifestyle adjustments [13](#page=13).
* Employee stock can present a "uniquely ruinous kind of risk," plummeting when jobs are jeopardized [13](#page=13).
* Employees can influence decisions through equity stakes or worker representatives on boards [13](#page=13).
* Conflicts of interest arise as employees, paid fixed amounts, may be tempted to work leisurely [14](#page=14).
* Companies may downsize or act in ways contrary to employee interests for cost savings or stock market reactions [14](#page=14).
* Collective agreements between unions and employers are often more detailed than individual contracts [15](#page=15).
* Statutes in many jurisdictions regulate employment topics like health and safety and anti-discrimination [15](#page=15).
### Key concepts
* **Zone of acceptance:** The range of directions an employee expects to follow [11](#page=11).
* **Efficiency considerations:** Management's authority can be justified by reduced costs and increased predictability compared to market-based contracting [11](#page=11).
* **Firm-specific knowledge:** Skills honed for an employer's needs that may limit an employee's transferability to other firms [12](#page=12).
* **Fixed claims:** Employee entitlements (wages, benefits) that a corporation must pay regardless of its financial performance, provided it remains in operation [12](#page=12).
* **Incentive misalignment:** Difficulty for employees to link their individual contributions to overall corporate performance when remuneration is tied to company-wide success [12](#page=12).
* **Agency costs:** Costs imposed on principals (shareholders/creditors) by agents (employees) who act in their own self-interest [14](#page=14).
* **"Tin parachute" clauses:** Provisions in employment contracts granting severance pay to workers if they lose their job due to a corporate acquisition [15](#page=15).
### Implications
* Employee involvement in decision-making is limited, with "doers, not thinkers" being a common perception [14](#page=14).
---
# Corporate executives and their functions
### Core idea
* Top executives are delegated managerial authority by the board of directors and make key strategic and administrative decisions for the company [21](#page=21).
* The CEO is the primary executive responsible for setting and implementing corporate policy, with other top managers handling specialized duties [21](#page=21).
* Executives face risks primarily related to their human capital (reputation, training, knowledge) tied to their job [23](#page=23).
### Key facts
* Executive employment contracts often specify a fixed duration, with one to five years being common for CEOs of publicly traded companies in the U.S. [21](#page=21).
* The U.K. Corporate Governance Code suggests notice or contract periods of one year or less for executives unless longer is required [21](#page=21).
* In the U.S., the trend shows a decrease in CEO tenure, from nearly eight years in the 1990s to five years by the end of the 2010s [22](#page=22).
* Average CEO tenure in other countries is also around five to six years [22](#page=22).
* About three-quarters of new CEOs in American public companies are internal hires [22](#page=22).
* Executives are usually very well paid, with remuneration comprising salary, variable pay, and perks [22](#page=22).
* Variable pay components like bonus schemes and share options are performance-oriented [22](#page=22).
* Executives are not personally responsible for corporate debts unless legislation imposes personal liability [22](#page=22).
* Forced departures of senior executives are more frequent after periods of bad firm performance [23](#page=23).
* The term "retirement" for a CEO under 60 is often treated as "forced" departure in academic studies [23](#page=23).
### Key concepts
* **Managerial services contracts:** Explicit agreements defining terms of employment, often including duration and notice periods [21](#page=21).
* **Severance payment:** Compensation provided to an executive upon early termination of their contract, influenced by remaining contract duration or notice periods [21](#page=21).
* **"Working at will":** An employment arrangement without an explicit contract, offering no legal entitlement to severance [22](#page=22).
* **Executive remuneration components:**
- **Salary:** Fixed, periodically adjusted base pay [22](#page=22).
- **Variable pay:** Performance-oriented pay like bonuses and share options [22](#page=22).
- **Perks/Benefits in kind:** Non-cash benefits such as company cars or pension plans [22](#page=22).
* **Human capital risk:** The risk executives face due to their professional reputation, specialized training, and knowledge being tied to their current role [23](#page=23).
* **Control:** Encompasses formal authority and discretion to act without substantial constraints, with management typically controlling firms through delegated board powers [23](#page=23).
* **Corporate governance:** Defined as the checks and balances affecting those who run companies, with a historical focus on internal checks like board scrutiny [23](#page=23).
### Implications
* Executives may prefer remuneration not directly tied to company performance due to their substantial human capital investment [23](#page=23).
* Forced departures can significantly jeopardize future employment prospects and reputational standing [23](#page=23).
---
## Common mistakes to avoid
- Review all topics thoroughly before exams
- Pay attention to formulas and key definitions
- Practice with examples provided in each section
- Don't memorize without understanding the underlying concepts
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Zone of Acceptance | The range of directions and tasks that employees expect to follow as part of their employment agreement with a company. |
| Firm's Internal Administrative System | The established procedures and structures within a company that govern the day-to-day operations and management of its workforce, distinct from formal market negotiations. |
| Employment at Will | A legal doctrine, prevalent in many U.S. states, that allows employers to discharge employees with immediate effect and without cause, meaning the employment relationship can be terminated by either party at any time. |
| Firm-Specific Knowledge | Skills and information acquired by an employee that are unique to the needs and operations of their particular employer, potentially limiting their mobility to other companies. |
| Remuneration Package | The total compensation an employee receives, typically including wages, salaries, and benefits such as pensions and health insurance, which are considered fixed claims on the company. |
| Profit-Sharing Arrangements | Schemes where employees receive a portion of a company's profits, intended to align their financial interests with the company's performance and incentivize harder work and cost savings. |
| Incentive Misalignment | A situation where the rewards an employee receives are not directly or clearly linked to their individual contributions, potentially diluting the motivational effect of performance-based pay. |
| Diversification | A risk management strategy, typically employed by shareholders and creditors, of spreading investments across various assets to mitigate losses; employees, often relying on a single job, lack this protection. |
| Employee Share Ownership Schemes | Programs that allow employees to own shares in the company they work for, providing them with a stake in the company's success but also exposing them to unique risks. |
| Worker Representatives | Individuals elected or appointed to represent the interests of employees in discussions and negotiations with company management or on the board of directors. |
| Strategic Management | The process of making major policy decisions that guide a company's long-term direction and objectives, a role typically reserved for senior management and directors. |
| Agency Costs | Expenses incurred by principals (shareholders and creditors) due to the potential self-interest or suboptimal performance of their agents (employees), such as working at a leisurely pace or overconsuming perks. |
| Director Primacy | A theoretical perspective that views the board of directors as the central decision-making body within a corporation, responsible for balancing the various interests present in the firm. |
| Outside Director (Non-Executive Director - NED) | A member of a company's board of directors who is not an employee of the company and does not have a direct operational role. Their primary function is oversight and strategic guidance. |
| Executive Pay | The remuneration received by full-time managers and top executives of a company, which is typically structured to include salary, bonuses, share options, and other benefits, often linked to company performance. |
| Directors' Fees | The compensation paid to outside directors for their attendance at board meetings and for carrying out their related duties and responsibilities to the company. These fees are generally modest compared to executive pay. |
| D&O Insurance (Directors' and Officers' Liability Insurance) | An insurance policy purchased by a company to protect its directors and officers from financial losses arising from legal liabilities and expenses incurred as a result of their service to the company. |
| Nominee Director | A director appointed to the board to represent the interests of a specific appointing party, such as a significant shareholder, a creditor, or employees, rather than the general interests of all shareholders. |
| Managerial Services Contract | A formal agreement between a company and its executives outlining the terms of employment, including duration, responsibilities, compensation, and conditions for termination. |
| Fixed Period Contract | An employment contract with a specified start and end date. Unless renewed, the employment relationship formally concludes upon the expiration of the agreed-upon term. |
| Notice Period | A clause in an employment contract that specifies the amount of advance warning either the employer or employee must give to terminate the agreement. This period can influence severance payments. |
| "At Will" Employment | An employment arrangement where either the employer or employee can terminate the relationship at any time, for any reason (or no reason), without legal entitlement to severance pay, unless otherwise specified by contract or law. |
| Bonus Schemes | Compensation plans designed to reward executives based on the achievement of specific performance targets, which can be awarded annually or over a longer-term basis, and may be paid in cash, shares, or a combination. |
| Share Options | A form of performance-related pay that grants executives the right to purchase company stock at a predetermined price within a specified future period, offering potential profit if the company's share price increases. |
| Shareholder | An owner of shares in a company, representing a claim on the company's assets and earnings. Shareholders are the ultimate beneficiaries of a company's success, receiving what remains after all fixed claims are satisfied. |
| Corporate Governance | The system of rules, practices, and processes by which a company is directed and controlled. It involves balancing the interests of a company's many stakeholders, such as shareholders, management, customers, suppliers, financiers, government, and the community. |
| Publicly Traded Company | A company whose shares are listed and traded on a stock exchange, making them available to the general public. These companies typically have numerous shareholders, with few involved in day-to-day operations. |
| Privately Held Company | A company whose shares are not traded on a public stock exchange. These companies usually have a smaller number of shareholders who are often involved in the firm's management. |
| Residual Claimants | Shareholders are referred to as residual claimants because they are entitled to the company's assets and earnings only after all other obligations and fixed claims have been met. |
| Efficient Capital Market Hypothesis (ECMH) | A theory suggesting that asset prices fully reflect all available information. The weak form posits that past prices do not predict future prices, the semi-strong form suggests public information is incorporated, and the strong form implies all knowable information is reflected. |
| Volatility Risk | The risk associated with the highly variable potential return of an investment, particularly in equity. This arises from the fluctuation of a company's net profit flow over time, making potential returns for shareholders unpredictable. |
| Unsystematic Risk | Risk that is specific to an individual company or industry, arising from company-specific perils. This type of risk can be substantially reduced through diversification. |
| Systematic Risk | Risk that affects the entire stock market or a large segment of it, caused by broad economic or market-wide factors. Diversification across many companies does not eliminate this type of risk. |
| Capital Asset Pricing Model (CAPM) | A model that describes the relationship between systematic risk and expected return for portfolios or securities. It posits that investment risk is directly correlated with return. |
| Appointment Rights | The significant powers bestowed upon shareholders by corporate law, including the right to appoint directors to the board. This allows shareholders to influence the company's leadership. |
| Equity Cushion | The residual value of an enterprise remaining after all liabilities have been accounted for, which serves as a protective buffer for creditors against potential losses. |
| Claim Dilution | A situation where shareholders may favor a company taking on new debt, even if it increases the risk of default for existing creditors, because the new debt could fund potentially profitable ventures. |
| Asset Withdrawal | A source of conflict where a company's shareholders might benefit from a generous dividend policy, receiving cash directly, while this action erodes the equity cushion protecting creditors and increases their risk. |
| Risky Managerial Strategies | The pursuit of business opportunities that offer the potential for high returns but also carry substantial risks that could threaten the firm's survival, creating a conflict between shareholders who stand to gain significantly and creditors who bear a greater risk of default. |
| Acceleration Clause | A provision within a debt contract that grants a creditor the right to demand immediate repayment of the entire outstanding debt if the corporate borrower breaches any terms of the agreement. |
| Loan Covenants | Contractual restrictions stipulated in debt agreements that limit a debtor company's actions, such as requiring permission before incurring additional debt, distributing funds to shareholders, or engaging in certain business strategies. |
| Shareholder-First Capitalism | An economic model, particularly prevalent in the United States towards the end of the 20th century, where corporate management prioritizes maximizing shareholder value, which has been criticized for potentially being detrimental to company workers and other stakeholders. |
| Tin Parachute Clauses | Provisions included in employment contracts, often seen during periods of hostile takeovers, that entitle rank-and-file workers to severance pay if they lose their jobs as a result of a corporate acquisition. |
| Worker Representation on the Board | A governance structure, common in many European countries, where employees or their designated representatives have a formal role in the company's board of directors, allowing them to participate in strategic decision-making. |
| Shareholder-Creditor Agency Costs | These are costs arising from conflicts of interest between shareholders and creditors within a corporation. However, the text notes that creditors are unlikely to rely significantly on shareholders due to limited liability. |
| Agency Analysis | A framework used to understand conflicts of interest within a corporate context, particularly between principals (like shareholders) and agents (like managers). The text suggests a more direct approach to conflicts rather than always applying an "agency cost" label. |
| Information Asymmetries | Situations where one party in a transaction has more or better information than the other, which can hinder complete contracting and lead to potential conflicts. |
| Transaction Costs | The expenses incurred when buyers and sellers interact in a market, including costs associated with searching for information, bargaining, and enforcing contracts. These costs can prevent parties from contracting for all possible outcomes. |
| Corporate Participants | The key individuals or groups involved with a company, such as shareholders, creditors, employees, directors, and executives, each with distinct interests and stakes. |
| Bargaining Elements | Six concepts used to analyze interactions between corporate participants: duration of arrangements, anticipated return, risk of loss, degree of control, existence of conflicts of interest, and the possibility of explicit contractual arrangements. |
| Collective Investment Vehicles | Financial products, such as index tracking funds, that allow individual investors to invest in a diversified portfolio of stocks, often at lower costs. |
Cover
Chapter 3 Key corporate participants.pdf
Summary
# Corporate creditors and their strategies to mitigate risk
### Core idea
* Creditors are key corporate participants who provide financing and have distinct interests at stake from shareholders [1](#page=1).
* Their primary concern is the repayment of the principal and interest on their loans or credit extended [7](#page=7).
* While not directly involved in day-to-day operations, their financial health is crucial for corporate success [1](#page=1) [7](#page=7).
### Key facts
* Trade creditors supply goods/services and do not require immediate payment [7](#page=7).
* Institutional lenders, most notably banks, are major creditors [7](#page=7).
* Depositors within banks are also considered a form of creditor [7](#page=7).
* Bond or debenture holders are creditors whose rights are evidenced by company-issued certificates [7](#page=7).
* Debt instruments like bonds and debentures are often issued through a trustee to numerous investors [7](#page=7).
* Debt contracts universally specify repayment dates, defining the maximum legal duration of the debt [7](#page=7).
* Credit periods for suppliers can be short (e.g., 30 or 60 days) [7](#page=7).
* Long-standing commercial relationships can develop from short-term credit arrangements [7](#page=7).
* Tradable debt instruments like bonds can result in a transitory relationship between investor and company [7](#page=7).
* The amount a lender receives under a debt contract is ordinarily fixed, with variation only through renegotiation [5](#page=5).
### Key concepts
* **Residual claimants:** Shareholders are considered residual claimants, entitled to what remains after all fixed claims are satisfied [4](#page=4).
* **Limited liability:** This corporate feature reduces risk for equity investors, capping their loss at the amount paid for shares [5](#page=5).
* **Volatility risk:** This is a risk equity investors face due to highly variable potential returns from shares [5](#page=5).
* **Diversification:** Investors can reduce overall equity investment risk by owning shares in a substantial number of companies [5](#page=5).
* **Unsystematic risk:** Risk peculiar to each company's shares arising from company-specific perils, reducible by diversification [5](#page=5).
* **Systematic risk (Market risk):** Risk arising from share price fluctuations caused by general conditions affecting the entire stock market [5](#page=5).
* **Capital Asset Pricing Model (CAPM):** Suggests investment risk is directly correlated with return [5](#page=5).
* **Shareholder activism:** Shareholders engaging in efforts to influence corporate behavior, either defensively to protect investments or offensively to agitate for change [6](#page=6).
* **Private benefits of control:** Disproportionate returns secured by dominant shareholders at the expense of outside investors [7](#page=7).
### Implications
* The fixed nature of creditor returns contrasts with the variable returns of equity, making debt less susceptible to volatility risk [5](#page=5).
* Diversification is a key strategy for shareholders to mitigate unsystematic risk [5](#page=5).
* Systematic risk cannot be mitigated by diversification, leaving all investors exposed to market-wide fluctuations [5](#page=5).
* * *
* Creditors' return on debt obligations is a promised rate, not guaranteed due to default risk [8](#page=8).
* Creditors have priority over shareholders in liquidation, but this is insufficient if assets don't cover debts [8](#page=8).
* Creditors employ various strategies to manage default risk, including screening, higher yields, short repayment periods, and security [8](#page=8).
* Diversification across multiple debt obligations is a key strategy for creditors to mitigate overall default risk [8](#page=8).
* Creditors normally cannot demand immediate repayment unless a default occurs or the debt contract allows it [8](#page=8).
* The yield on a debt contract is typically fixed and does not vary with company fortunes, unlike shareholder returns [8](#page=8).
* Default risk is the likelihood a corporate debtor will fail to meet debt obligations [8](#page=8).
* Screening involves assessing default probability by gauging market, industry, and management quality before lending [8](#page=8).
* Bargaining for security grants creditors the right to seize designated corporate assets upon default [8](#page=8).
* Diversification of debt obligations substantially reduces overall default risk for creditors [8](#page=8).
* **Time value of money**: Future money is worth less than present money due to foregone investment opportunities [8](#page=8).
* **Inflation**: Can erode the purchasing power of money repaid in the future [8](#page=8).
* **Fixed claims**: Debts are fixed claims, meaning their return does not fluctuate with company success [8](#page=8).
* **Equity cushion**: The residual value of an enterprise after liabilities, protecting creditors when a company is successful [9](#page=9).
* **Claim dilution**: Shareholders may favor new debt for opportunities, increasing default risk for existing creditors [9](#page=9).
* **Asset withdrawal**: A generous dividend policy can erode the equity cushion, increasing creditor risk [10](#page=10).
* **Risky managerial strategies**: High-risk, high-return projects can benefit shareholders more than creditors, who bear the downside risk [10](#page=10).
* Creditors are generally deterred from active involvement in corporate decision-making due to fixed returns and limited downside risk [9](#page=9).
* Lenders gain little from corporate prosperity, reducing their incentive to intervene in solvent debtors' affairs [9](#page=9).
* Resource limitations and diversification further reduce creditors' incentives to get involved in individual companies' affairs [9](#page=9).
* Bargaining for contractual restrictions can limit debtor conduct, such as creating new debt or distributing dividends [10](#page=10).
* Competitive pressures in debt finance can lead creditors to forego protective strategies to secure business [10](#page=10).
* Monitoring compliance and collecting on large unpaid debts can be costly, limiting the practical use of extensive contractual rights [10](#page=10).
### Bargaining and control strategies
* Creditors can stipulate "acceleration clauses" allowing immediate demand for repayment if debt contract terms are breached [10](#page=10).
* Requiring regular submission of specified financial information enhances creditor monitoring capabilities [10](#page=10).
* * *
## Directors' roles and responsibilities
* Directors, especially Non-Executive Directors (NEDs), have dual roles: advising full-time executives and monitoring their decision-making [16](#page=16).
* The primary role of a board is to establish company strategy [15](#page=15).
* Boards typically delegate significant managerial authority to executive officers [16](#page=16).
* NEDs are directors not involved in day-to-day company affairs [16](#page=16).
* Unitary board structures integrate all directors into one body, allowing NEDs to advise and monitor [16](#page=16).
* Two-tier boards separate management and supervisory boards, with NEDs typically on the supervisory board focused on monitoring [16](#page=16).
* Shareholders usually elect directors, especially in unitary board systems [16](#page=16).
* Director terms vary significantly by jurisdiction, from one year (e.g., Sweden, Delaware) to six years (e.g., France, Belgium) [16](#page=16) [17](#page=17).
* Companies Act 2006 in the U.K. allows shareholders to dismiss directors via ordinary resolution [17](#page=17).
* Directors may resign due to personal reasons, shifts in voting control, or fundamental disagreements [17](#page=17).
* NED remuneration is typically modest compared to executive pay, often fixed periodically [17](#page=17) [18](#page=18).
* For instance, in 2023, UK NED annual remuneration averaged GBP 77,000, while CEO pay averaged nearly GBP 4 million [18](#page=18).
* **Director primacy:** The view that the board is the core decision-making body [18](#page=18).
* **Monitoring function:** The role of directors in overseeing executive actions [16](#page=16) [18](#page=18).
* **Outside/Non-executive directors (NEDs):** Directors who are not full-time employees of the company [16](#page=16).
* **Tin parachute clauses:** Severance pay for rank-and-file workers upon a change of control [15](#page=15).
* **Directors' and Officers' (D&O) insurance:** Coverage for directors against legal liability and expenses [20](#page=20).
* NEDs may be less risk-tolerant than diversified shareholders due to their personal incentives and lack of direct financial upside from risky ventures [19](#page=19).
* Conflicts of interest arise when directors represent specific constituencies, such as employees or influential shareholders/creditors [19](#page=19) [20](#page=20).
* D&O insurance limits coverage and excludes dishonest conduct, and does not prevent inconvenience or adverse publicity from lawsuits [20](#page=20).
* Reconfiguring remuneration to link director pay with firm performance could compromise objectivity [20](#page=20).
* The effectiveness of two-tier boards as corporate watchdogs is debated [19](#page=19).
### Common pitfalls
* Directors may face conflicts of interest, especially nominee directors who are understood to support their appointers' viewpoints [20](#page=20).
* Criticism persists that outside directors fail to adequately monitor wayward corporate executives, with "collegiality trumping independence" [18](#page=18).
* * *
### Role of creditors in corporate governance
* Creditors are corporate participants who provide finance to companies [22](#page=22).
* Their primary concern is the company's ability to repay its debts.
* Creditors face risks when companies pursue risky ventures, as this can increase the likelihood of default [26](#page=26).
### Managerial risk preferences and creditor interests
* Senior corporate executives, with their human capital tied to the company, tend to be more risk-averse than diversified shareholders [23](#page=23) [25](#page=25).
* Executives may shy away from ventures that could jeopardize the company's viability, even if they offer high potential returns, preferring to protect their jobs and existing success [25](#page=25) [26](#page=26).
* Creditors generally favour this cautious approach, as it reduces the risk of default and protects their investment [26](#page=26).
### Strategies for risk mitigation
* **Contractual mechanisms:** Debt contracts can include restrictions on company conduct to mitigate creditor concerns about risky ventures [26](#page=26).
* **Managerial services contracts:** These can incorporate variable pay linked to shareholder returns, such as stock options and bonuses tied to share performance, aiming to align managerial incentives with shareholder interests
* **Capital markets scrutiny:** The process of raising external finance involves scrutiny by investors and financial intermediaries, incentivizing executives to run companies effectively [24](#page=24).
* **Market for corporate control:** The threat of takeovers if a company is underperforming can incentivize executives to manage effectively and maintain a high share price [24](#page=24).
* **Product and service market competition:** Poor management leading to uncompetitive products or pricing can result in loss of market share and potential insolvency, acting as a disciplinary force [24](#page=24).
* **Labour market for executives:** The ambition of executives to secure more lucrative positions elsewhere incentivizes them to perform well in their current roles to impress potential future employers [24](#page=24).
### Limitations of risk mitigation strategies
* **Contractual limitations:** No contract is perfect, and gaps inevitably remain, leaving potential for conflicts of interest [26](#page=26).
* **Product market competition:** The impact can be delayed, especially if a poorly run company has significant market power [25](#page=25) [26](#page=26).
* **Market for corporate control:** Takeovers are expensive and cyclical, limiting their consistent impact on poor management [26](#page=26).
* **Market for managerial talent:** High-level job mobility is limited, making it rare for CEOs to be hired from other companies, thus reducing this constraint [26](#page=26).
* **Executive overinvestment:** Even with equity-linked pay, executives' substantial investment in their current company can lead them to avoid risky ventures that diversified shareholders might favor, compounding the problem [26](#page=26).
* **Timing of attitudes:** Creditors' and employees' preferences can shift dramatically when business failure looms, with shareholders and employees favouring risky gambles, while creditors fear deeper debt [26](#page=26).
* **Regulatory justification:** The residual scope for executives to engage in detrimental conduct, despite monitoring and market forces, provides a possible justification for corporate governance regulation [26](#page=26).
* * *
# Shareholder involvement and considerations
### Core idea
* Shareholders are residual claimants entitled to what remains after all other claims are satisfied [4](#page=4).
* Their return is a combination of cash distributions and capital gains upon selling shares [4](#page=4).
* Shareholder involvement varies significantly between privately held and publicly traded companies [2](#page=2).
### Key facts
* In privately held companies, shareholders are typically few and often involved in management [2](#page=2).
* Publicly traded companies usually have numerous shareholders with little direct involvement in daily operations [2](#page=2).
* Shareholder investment duration is generally open-ended, unlike debt contracts with fixed terms [3](#page=3).
* Retail investors trade shares less frequently than institutional investors like pension funds [3](#page=3).
* Equity investments are often considered transitory, leading to concerns about short-termism [3](#page=3).
* Shareholders are entitled to the company's net cash flow throughout its life, including dividends and liquidation payments [4](#page=4).
* Limited liability protects shareholders, capping their loss at the amount paid for shares [5](#page=5).
* Shareholders have legal powers including appointing and removing directors and approving fundamental changes [5](#page=5).
* Shareholder passivity is a noted phenomenon in publicly traded firms due to various factors [6](#page=6).
### Key concepts
* **Residual claimants**: Shareholders are the ultimate beneficiaries of corporate success, receiving what's left after fixed claims [4](#page=4).
* **Efficient Capital Market Hypothesis (ECMH)**: Posits that share prices reflect available information, with weak and semi-strong forms being more plausible [4](#page=4).
* **Volatility risk**: The inherent variability of returns associated with shares, distinct from the fixed returns of debt [5](#page=5).
* **Diversification**: A strategy to reduce unsystematic risk by owning shares in multiple companies [5](#page=5).
* **Systematic risk**: Market-wide risk affecting all shares, not mitigated by diversification [5](#page=5).
* **Collective action problem**: Shareholders may refrain from disciplining management due to the "free-rider" effect [6](#page=6).
* **"Blockholders"**: Individuals or families owning substantial share blocks, often more involved due to concentrated wealth [6](#page=6).
* **Shareholder activism**: Can be "defensive" (protecting investment) or "offensive" (agitating for change in undervalued companies) [6](#page=6).
* **Private benefits of control**: Dominant shareholders potentially securing disproportionate returns [7](#page=7).
### Implications
* Publicly traded firms face pressure for short-term results due to potentially impatient investors [3](#page=3).
* Share prices reflect the market's collective estimate of future cash flows, influencing company value [4](#page=4).
* Diversification significantly reduces unsystematic risk, making collective investment vehicles popular [5](#page=5).
* Shareholder involvement is crucial for corporate governance but often limited by rationality and collective action problems [6](#page=6).
* * *
# The role and considerations of employees in corporate governance
### Core idea
* Employees are crucial corporate participants whose relationship with employers involves authority, internal administrative systems, and bargaining elements [11](#page=11).
* Analyzing employment dynamics requires considering factors like duration, risk, return, control, conflicts of interest, and bargaining [11](#page=11).
### Key facts
* Employees typically accept a zone of acceptance, expecting to follow employer directions [11](#page=11).
* Labour market norms significantly influence employment terms offered by companies [11](#page=11).
* Employer authority can be explained by efficiency considerations, not just power dynamics, for coordination and order [11](#page=11).
* Employment offers employees predictability in working hours and fixed wages, aiding personal and financial planning [11](#page=11).
* In the UK, statutes and common law protect against immediate dismissal without just cause [12](#page=12).
* The US generally operates under "at will" employment, allowing discharge with immediate effect and without cause [12](#page=12).
* Firm-specific training can compromise employee mobility if skills become too specialized for other employers [12](#page=12).
* Employee returns primarily consist of wages and benefit packages, representing fixed claims [12](#page=12).
* Employee share ownership and profit-sharing schemes can supplement fixed wages [13](#page=13).
* The primary risk for employees is job loss, with significant potential costs [13](#page=13).
* Employees can influence decisions via equity stakes or through worker representatives on boards [13](#page=13).
* Many European countries provide for worker representation on company boards [13](#page=13).
* Conflicts of interest arise between employees (agents) and shareholders/creditors (principals) [14](#page=14).
* "Tin parachute" clauses provide severance pay for workers in case of hostile takeovers [15](#page=15).
* Collective agreements between unions and employers are typically more detailed than individual contracts [15](#page=15).
* Statutes in many jurisdictions regulate employment topics like health and safety and anti-discrimination [15](#page=15).
### Key concepts
* **Zone of acceptance**: Employees' expectation to follow employer directions [11](#page=11).
* **Firm-specific training**: Employee skill development tailored to a particular company, potentially reducing their external mobility [12](#page=12).
* **Fixed claims**: Employee entitlements (wages, benefits) that a corporation is obliged to pay regardless of its financial performance, unless it ceases to operate [12](#page=12).
* **Employee share ownership schemes**: Programs where employees hold stock in their company, linking their return to corporate performance [12](#page=12).
* **Profit-sharing arrangements**: Schemes where employees receive a portion of the company's profits [12](#page=12).
* **Agency costs**: Costs imposed on principals (shareholders/creditors) by agents (employees) who may act in their own self-interest [14](#page=14).
* **"At will" employment**: Employment where either party can terminate the relationship at any time, with or without cause [12](#page=12) [15](#page=15).
### Implications
* * *
# Roles and responsibilities of corporate directors
### Core idea
* Directors are formally vested with managerial authority, holding the core decision-making power in corporations [18](#page=18).
* Their primary role involves monitoring management, acting as a check on day-to-day executives, and providing advisory capacity [18](#page=18).
* Directors face various risks including reputational damage and potential, though rarely realized, personal financial liability [18](#page=18).
* Conflicts of interest can arise, particularly for nominee directors representing specific constituencies [19](#page=19) [20](#page=20).
### Key facts
* Directors typically serve one-year terms in large U.S. public companies, though terms vary internationally [17](#page=17).
* Shareholders can usually dismiss a director by ordinary resolution, even if the company's constitution differs [17](#page=17).
* Directors may resign for personal reasons, after a change in voting control, or due to fundamental disagreements [17](#page=17).
* Longer service (over nine years) for NEDs in the UK can impair independence according to the Corporate Governance Code [17](#page=17).
* Directors are entitled to fees for board meetings and duties, distinct from executive pay [17](#page=17).
* Directors' fees are generally modest compared to executive compensation and are typically fixed periodically [17](#page=17) [18](#page=18).
* Liability risks for outside directors are often mitigated by company indemnification or D&O insurance [18](#page=18).
* Reputational risk is significant, incentivizing directors to maintain good judgment and prudent handling of matters [18](#page=18).
* Shareholders elect most directors in publicly traded firms, influencing director priorities [19](#page=19).
* D&O insurance covers legal liability and expenses for directors arising from their service [20](#page=20).
### Key concepts
* **Director primacy:** The view that the board is the central decision-making body, balancing competing interests [18](#page=18).
* **Monitoring management:** A key function where directors act as a check on executive actions [18](#page=18).
* **Nominal liability vs. out-of-pocket liability:** Nominal liability involves a court finding or settlement, while out-of-pocket liability means the director personally pays [18](#page=18).
* **Reputational risk:** The potential harm to a director's public image and professional standing, serving as a non-pecuniary incentive [18](#page=18).
* **Director conflicts of interest:** Situations where a director's loyalties or interests diverge from those of the company or shareholders [19](#page=19).
* **Nominee directors:** Directors appointed to represent specific shareholder groups, employees, or creditors, potentially creating loyalty conflicts [19](#page=19) [20](#page=20).
* **Two-tier boards:** Systems where a supervisory board monitors management, theoretically allowing for a more detached perspective than unitary boards [19](#page=19).
### Implications
* The divergence in risk tolerance between diversified shareholders and cautious outside directors can lead to boards acting as a brake on risky ventures [19](#page=19).
* Nominee directors face a challenging balancing act to support their appointers while considering other corporate constituencies [20](#page=20).
* Reconfiguring remuneration to link it more closely with firm performance to align with shareholder interests might compromise director objectivity [20](#page=20).
* Boards have historically faced criticism for failing to adequately check corporate executives, despite promises of increased vigilance [19](#page=19).
### Common pitfalls
* * *
# Executive compensation and contracts
### Core idea
* Top executives hold managerial authority delegated by the board and make key strategic decisions [21](#page=21).
* Executive compensation comprises salary, variable performance-based pay, and perks [22](#page=22).
* Executives face personal risks related to reputation and future employment, influencing their preference for remuneration structure [23](#page=23).
### Key facts
* Managerial services contracts often include clauses on duration, with fixed periods or notice periods [21](#page=21).
* In the U.S., CEO contracts for public companies typically range from one to five years, with three years being common [21](#page=21).
* The U.K. Corporate Governance Code suggests notice periods of one year or less unless hiring externally [21](#page=21).
* CEOs without explicit contracts work "at will" with no severance entitlement [22](#page=22).
* Average CEO tenure in public companies has decreased, from nearly eight years in the 1990s to five years by the late 2010s [22](#page=22).
* Executive remuneration typically includes a base salary, bonus schemes, and share options [22](#page=22).
* "Perks" or "benefits in kind" can include company cars, office accommodation, and event tickets [22](#page=22).
* Company pension plans are often the most lucrative corporate "perks" [22](#page=22).
* Senior executives are generally not personally liable for corporate debts, barring specific legislation [22](#page=22).
* CEO turnover is more frequent after periods of poor firm performance [23](#page=23).
* Dismissed CEOs under age 60 are often treated as "forced" departures in academic studies [23](#page=23).
### Key concepts
* **Duration:** Refers to the length of an executive's employment contract, impacting potential damages for wrongful termination [21](#page=21).
* **Notice period:** The time an employee or employer must give to terminate an employment agreement, affecting severance calculations [21](#page=21).
* **Severance pay:** Compensation provided to an executive upon termination, often negotiated when dismissal occurs without justifiable cause [21](#page=21).
* **Performance-oriented pay:** Remuneration components (bonuses, share options) tied to the achievement of specific company performance targets [22](#page=22).
* **Share options:** Rights to buy company equity at a set price, offering profit potential if the share price increases [22](#page=22).
* **Human capital:** An executive's professional reputation, specialized training, and knowledge, which is tied to their job [23](#page=23).
* **Overinvestment:** Executives' situation of having substantial human capital tied to their company, making them prefer less remuneration directly linked to company fortunes [23](#page=23).
* **Forced departure:** Executive leaving a company not voluntarily, but due to company decisions, performance issues, or acquisitions [23](#page=23).
* **Control:** The discretion managers have to act without substantial constraints, extending beyond formal decision-making authority [23](#page=23).
### Implications
* Executives may prefer less variable pay due to significant human capital investment in their company [23](#page=23).
* Being compelled to leave a senior executive role can severely jeopardize future employment prospects [23](#page=23).
### Common pitfalls
* * *
## Common mistakes to avoid
* Review all topics thoroughly before exams
* Pay attention to formulas and key definitions
* Practice with examples provided in each section
* Don't memorize without understanding the underlying concepts
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Agency Costs | Costs incurred by principals (e.g., shareholders) due to conflicts of interest with their agents (e.g., managers), arising from the separation of ownership and control in corporations. |
| Bargaining | The process by which corporate participants negotiate and agree on terms to resolve potentially contentious issues, aiming to establish clear arrangements for their interactions. |
| Blockholders | Individuals or groups, such as founders or families, who own a substantial percentage of a public company's shares, often leading to greater involvement in corporate affairs to protect their investment. |
| Bonds/Debentures | Debt instruments issued by a company to evidence a right to payment, typically sold to a number of investors through a trustee. |
| Collective Action Problem | A situation where individuals acting rationally and in their own self-interest fail to take actions that would benefit the group as a whole, often seen in shareholder activism where individual shareholders may "free ride" on the efforts of others. |
| Contract of Adhesion | A standardized contract offered on a "take it or leave it" basis, where one party has little to no power to negotiate its terms, common in consumer agreements and publicly traded company share purchases. |
| Corporate Governance | The system of rules, practices, and processes by which a company is directed and controlled, involving the relationships and interests of stakeholders such as shareholders, creditors, and management. |
| Creditors | Individuals or entities to whom a company owes money or has other financial obligations, including trade creditors, institutional lenders, and bondholders. |
| Default Risk | The likelihood that a corporate debtor will fail to meet its debt obligations, either partially or in full, a primary concern for creditors. |
| Defensive Shareholder Activism | Shareholder activism undertaken by a blockholder with the intention of protecting the value of their existing investment in a company. |
| Diversification | An investment strategy that involves spreading investments across a variety of assets or companies to reduce overall risk. For creditors, it means holding a portfolio of debt obligations, and for shareholders, it means owning shares in multiple companies. |
| Efficient Capital Market Hypothesis (ECMH) | A theory suggesting that asset prices fully reflect all available information. The weak form posits that prices reflect past prices, the semi-strong form that prices reflect all publicly available information, and the strong form that prices reflect all knowable information. |
| Shareholder | An owner of shares in a company, who is entitled to a portion of the company's residual profits and assets after all fixed claims have been satisfied. |
| Privately Held Company | A company with a small number of shareholders, who are often involved in the day-to-day operations and management of the firm. |
| Publicly Traded Company | A company whose shares are listed on a stock exchange, typically having numerous shareholders with very few involved in the daily operations. |
| Residual Claimants | Shareholders are characterized as residual claimants because they are entitled to whatever is left over after all fixed claims against the company have been met. |
| Volatility Risk | A type of risk faced by equity investors characterized by a highly variable potential return on their investment, due to fluctuations in a company's net profit flow over time. |
| Unsystematic Risk | Risk that is peculiar to an individual company's shares, arising from company-specific perils, which can be substantially reduced through diversification. |
| Systematic Risk | Risk that arises from share price fluctuations caused by general conditions affecting the entire stock market, to which investors remain exposed even with a diversified portfolio. |
| Capital Asset Pricing Model (CAPM) | A model that suggests investment risk is directly correlated with return, implying that to "beat the market," an investor must select a stock portfolio riskier than the market average. |
| Appointment Rights | Significant legal powers bestowed upon shareholders, often including the right to appoint and remove directors of the company. |
| Decision Rights | Shareholder powers that can potentially influence or override the authority of the board of directors and management, often requiring shareholder approval for fundamental corporate changes. |
| Zone of Acceptance | The range of directions and tasks that employees expect to follow when agreeing to work for a company, signifying their acceptance of the employer's authority. |
| Firm-Specific Knowledge | Specialized information, skills, and expertise that an employee acquires through training and experience directly related to a particular company's operations and needs. |
| Fixed Claims | Financial obligations of a corporation to its employees, such as wages and benefits, that must be paid regardless of the company's financial performance, unless it ceases to operate. |
| Employee Share Ownership Schemes | Programs that allow employees to own shares in the company they work for, potentially linking their remuneration to the company's success and providing them with voting rights. |
| Profit-Sharing Arrangements | Compensation plans where employees receive a portion of the company's profits, intended to align employee incentives with corporate performance and encourage cost savings. |
| Incentive Misalignment | A situation where the rewards employees receive are not directly proportional to their individual contributions, potentially diluting the motivational effect of performance-linked pay. |
| At Will Employment | A legal doctrine, prevalent in some U.S. states, that allows employers to terminate an employment contract at any time, for any reason, or for no reason at all, without cause or prior notice. |
| Tin Parachute Clauses | Provisions in employment contracts that entitle employees to severance pay if they lose their jobs as a result of a corporate acquisition or takeover, providing a safety net during changes of control. |
| Collective Agreements | Contracts negotiated between labor unions and employers that typically cover a broader range of workplace issues than individual employment contracts, including working conditions, redeployment, and dismissal procedures. |
| Worker Representatives | Individuals elected or appointed to represent the interests of employees in discussions and negotiations with company management or on the company's board of directors. |
| Strategic Management | The process of making major policy decisions that guide a company's long-term direction and objectives, typically undertaken by senior leadership and the board of directors. |
| Annual Re-election | The practice where directors of a company are put forward for re-election by shareholders on a yearly basis, a common provision in the U.K. Corporate Governance Code for companies listed on the London Stock Exchange. |
| Board Tenure | The length of time an individual serves as a director on a company's board. In the U.K., service exceeding nine years may impair a director's independence according to the Corporate Governance Code, while in the U.S., average tenure in large public firms has been increasing. |
| CEO (Chief Executive Officer) | The principal executive officer of a company, typically acting as the primary point of contact for setting and implementing corporate policy, and holding delegated managerial authority from the board. |
| Companies Act 2006 | A piece of legislation in the U.K. that grants shareholders the power to dismiss a director through an ordinary resolution, requiring a simple majority of votes cast, irrespective of the company's internal constitution. |
| Conflicts of Interest | Situations where a director's personal interests or loyalties may diverge from or clash with the best interests of the company or its shareholders, potentially arising from representing specific constituencies or having diverse personal financial stakes. |
| Corporate Governance Code | A set of guidelines and principles that outline best practices for the governance of companies. For example, the U.K. Corporate Governance Code provides guidance on director independence and board service duration. |
| Directors' Fees | The remuneration paid to directors for their service on a company's board, typically for attending meetings and performing related duties. These fees are generally modest compared to executive pay and are usually fixed periodically. |
| Directors' and Officers' (D&O) Insurance | An insurance policy purchased by a company to cover potential legal liabilities and expenses incurred by its directors and officers as a result of their service to the company, offering protection against litigation costs and personal liability. |
| Director Primacy | An academic perspective that views the board of directors as the central decision-making body within a corporation, responsible for balancing the various competing interests present within the firm. |
| Diversified Portfolio | An investment strategy where an investor holds a variety of assets across different companies and industries. This approach influences risk preferences, making investors with diversified portfolios potentially more receptive to higher-risk, higher-return projects. |
| Fiduciary Genes | A metaphorical term referring to the inherent sense of duty and responsibility that directors are expected to possess. The phrase suggests that the boardroom environment can sometimes dull or suppress these natural inclinations towards acting in the company's best interest. |
| Independent Directors | Directors who are free from any relationship with the company that could impair their objective judgment. The U.K. Corporate Governance Code considers long board tenure as a factor that can impair a director's independence. |
| Managerial Services Contract | A formal agreement between a company and an executive outlining the terms of employment, including duties, duration, and compensation. These contracts are crucial for defining the relationship and potential liabilities. |
| Fixed Period Contract | An employment agreement with a specified start and end date. Upon expiration, the employment relationship formally concludes unless the contract is renewed. |
| Notice Period | A clause within a managerial services contract that dictates the amount of advance warning either the company or the executive must provide to terminate the agreement. This period influences severance calculations. |
| Severance Payment | Compensation provided to an executive upon termination of their employment, particularly when dismissed without just cause. The amount is often influenced by the remaining duration of the employment contract. |
| At-Will Employment | An employment relationship where either the employer or employee can terminate the contract at any time, for any reason (or no reason), without legal recourse, provided it's not for an illegal reason. This often applies when no explicit employment contract exists. |
| Base Salary | The fixed, regular amount of compensation an executive receives for their services, which does not fluctuate based on company performance between periodic reviews. |
| Performance-Oriented Pay | Compensation that is variable and directly linked to the achievement of specific performance targets set by the company. This can include bonuses and share options. |
| Bonus Schemes | Arrangements where executives receive additional cash or company shares, or a combination of both, upon meeting or exceeding predetermined performance goals. These can be structured annually or over longer periods. |
| Share Options | A contractual right granted to an executive, allowing them to purchase company stock at a predetermined price within a specified future timeframe. This form of compensation is performance-related as profits are realized if the stock price increases. |
| Perks / Benefits in Kind | Non-monetary benefits provided to executives in addition to their salary and incentive pay. Examples include company cars, lavish office accommodations, and access to company tickets for events. |
| Human Capital | The collective skills, knowledge, experience, and professional reputation of an individual, which are tied to their job and career. Executives often have significant human capital invested in their roles. |
| Overinvestment | A situation where senior executives have a disproportionately large amount of their personal capital, particularly human capital and remuneration, tied to the performance and success of a single company. |
Cover
Chapter 7 Shareholders (1).pdf
Summary
# Shareholder rights and their rationales
This section explores the justifications for empowering shareholders in corporate governance, examining various rationales and outlining the rights afforded to them by corporate law [1](#page=1).
### 7.1 Why empower shareholders?
The privileged position of shareholders in corporate governance is attributed to several potential rationales [2](#page=2).
#### 7.1.1 The "owner" argument
One prominent rationale is the characterization of shareholders as the "owners" of the company. Historically, this was the primary explanation for their central role in corporate affairs, entitling them to control management and exclusively benefit from company activities. While influential figures like Milton Friedman used this framing, contractarian analysis within economics has largely dispensed with the notion of shareholders "owning" the corporation, viewing it instead as a contractual matrix where shareholders bargain for specific rights. Nevertheless, the perception of shareholders as owners persists widely outside academia, as businesses are seen to require owners, and shareholders are the most logical candidates [4](#page=4) [7](#page=7) [9](#page=9).
#### 7.1.2 Shareholder democracy and political analogies
Another potential justification is the analogy of corporate governance to political democracy, where shareholders are seen as voters electing representatives (directors). However, contractarians find this flawed, arguing that voting rights are allocated contractually, not politically. Furthermore, the analogy is problematic because states possess coercive power that individuals in a corporation, who invest voluntarily and can exit the market, do not face .
#### 7.1.3 Residual claimants
Contractarian scholars propose that shareholders' status as "residual claimants" provides a strong rationale for their empowerment. Unlike stakeholders like creditors and employees who contract for fixed returns, shareholders receive the unspecified upside after all fixed obligations are met. This unique benefit from corporate success gives shareholders robust incentives to monitor management, reduce agency costs, and maximize firm value. Corporate law aids this by granting shareholders significant rights to hold management accountable .
#### 7.1.4 Gap-filling
The concept of "gap-filling" suggests that empowering shareholders is a beneficial way to address potential problems under ideal contracting conditions. Given the open-ended nature of their residual claim, it is challenging for shareholders to explicitly bargain for all necessary safeguards. Therefore, corporate law steps in to provide them with rights that facilitate their oversight role [6](#page=6).
#### 7.1.5 Fostering social benefit and checking insiders
Empowering shareholders can also be justified on the basis that their oversight of company management is beneficial in societal terms. The state, like shareholders, has an interest in efficient, honest, and fair corporate management, albeit for different reasons such as constraining externalities and promoting economic growth. Shareholder intervention can thus potentially contribute to socially beneficial outcomes .
> **Tip:** While various rationales exist for shareholder empowerment, it's important to note that each has its weaknesses, and the case for shareholder primacy is not universally accepted [2](#page=2) .
### 7.2 The nature of shareholder rights - an overview
Shareholder rights can be broadly categorized into those exercised collectively and those exercised individually .
#### 7.2.1 Collective rights
Collective shareholder rights typically involve "decision rights" that can impact board authority or "appointment rights" concerning director selection. These are most commonly exercised through resolutions passed at shareholder meetings .
#### 7.2.2 Individual rights
Individual shareholder rights generally do not directly impinge on boardroom prerogatives. Examples include receiving dividends and the right to litigate in response to alleged misconduct by the board or mistreatment by dominant shareholders .
> **Example:** A shareholder might exercise an individual right by suing the company on its behalf in relation to a breach of directors' duties, known as a derivative suit .
### 7.3 Collective rights
Collective shareholder rights are potent, particularly in publicly traded companies .
#### 7.3.1 Shareholder meetings and voting
The primary mechanism for exercising collective rights in publicly traded companies is through resolutions at shareholder meetings. While shareholders rarely attend in person, they can vote by proxy. Voting typically follows a one-share, one-vote principle, though companies can structure classes of shares to allocate voting rights differently. Public companies are statutorily obliged to hold annual shareholder meetings, and boards can also call special meetings .
> **Tip:** While boards typically set the agenda for shareholder meetings, shareholders owning a designated minimum percentage of shares (often 5% or 10%) usually have the statutory right to call a special meeting .
#### 7.3.2 Shareholder proposals
Shareholders can propose resolutions to be voted on at meetings. In the U.S., under Rule 14a-8, shareholders meeting modest ownership requirements can have their resolutions included in proxy materials. Many such proposals are advisory, but they have driven significant governance reforms .
#### 7.3.3 Types of collective powers
Collective shareholder powers generally fall into two categories: appointment rights and decision rights .
* **Appointment rights:** Shareholders typically have substantial influence over the selection and removal of board members. This power is considered among the most important, even though directors are almost always elected unanimously .
* **Decision rights:** Shareholders may have the right to approve or veto board proposals under certain circumstances, though these requirements are less prevalent in the U.S. than in many other jurisdictions and often limited to fundamental changes like mergers. Amending the corporate constitution is another area where shareholder control is generally stronger globally than in the U.S .
> **Important Note:** Corporate legislation typically vests managerial authority in the board, meaning boards can generally disregard shareholder instructions passed by resolution. While corporate constitutions can reallocate some authority to shareholders, this rarely occurs .
### 7.4 Rights exercisable individually
Shareholders also possess individual rights pertinent to corporate governance .
#### 7.4.1 Derivative suits
A key individual right is the ability to launch litigation on the company's behalf to address breaches of directors' duties, known as derivative suits. This mechanism addresses situations where the board, potentially conflicted, fails to sue wrongdoers. Derivative suits are subject to various filtering mechanisms, including board notification and court leave, to prevent frivolous litigation .
#### 7.4.2 Direct suits
When a shareholder can demonstrate an infringement of a legally protected personal right, they can bring a "direct" suit. This bypasses the procedural filters of derivative litigation as the shareholder is vindicating their own rights .
> **Example:** A direct suit could arise from wrongful deprivation of entitled dividends or from challenging the propriety of shareholder resolutions .
Other scenarios for direct suits include:
* Challenging resolutions adopted by shareholders acting collectively .
* Alleging a dominant shareholder breached duties owed to other shareholders .
* Seeking relief under statutory measures for oppressive or unfairly prejudicial corporate operations (e.g., in the U.K.) .
* Exercising "appraisal" rights, allowing a demand for fair value purchase of shares in response to transformative transactions like mergers .
> **Note:** The availability and development of these individual rights, such as derivative litigation and appraisal rights, vary significantly across jurisdictions, with the U.S. often showing more developed mechanisms in these areas .
### 7.5 Shareholder engagement in practice
Despite the substantial rights vested in shareholders, a significant gap exists between "law in books" and "law in action," often referred to as shareholder passivity .
#### 7.5.1 Reasons for passivity
Several factors contribute to shareholder passivity:
* **Diversified portfolios:** Inability to focus on individual companies due to broad investment .
* **Managerial expertise:** Awareness that managers are often better equipped to run companies .
* **Ease of exit:** The quick and simple option of selling shares via the stock market .
* **Collective action problems:** The difficulty of coordinating action among numerous shareholders .
* **Legal risks:** Fear of breaching regulations, such as insider trading prohibitions, when engaging with companies .
---
# Shareholder engagement and passivity
This topic examines the gap between shareholders' legal rights and their practical engagement in corporate governance, highlighting historical passivity and the rise of shareholder activism and stewardship.
### 2.1 Shareholder rights versus practical engagement
While shareholders possess significant legal rights, both individually and collectively, there is a crucial distinction between "law in books" and "law in action". This disparity is particularly evident in the context of shareholder engagement [9](#page=9).
### 2.2 The tradition of shareholder passivity
A common critique in corporate governance is that shareholders have historically been indifferent to their investee companies. Several market-oriented explanations contribute to this tradition of passivity [9](#page=9):
* **Diversified investment portfolios:** Shareholders are unable to focus intensely on individual companies due to managing broad investment portfolios [9](#page=9).
* **Managerial expertise:** The belief that company managers are better qualified to run the businesses in which shareholders have invested [9](#page=9).
* **Ease of exit:** The readily available option to sell shares on the stock market [9](#page=9).
* **Collective action problems:** Difficulties in coordinating action among a large number of shareholders [9](#page=9).
> **Tip:** Understanding these underlying reasons for passivity is key to appreciating why reform efforts are necessary.
Furthermore, investors may refrain from intervening due to fears of breaching legal rules. Specific concerns include [9](#page=9):
* **Insider trading prohibitions:** Shareholders might discover confidential, price-sensitive information and be prohibited from trading or disclosing it [9](#page=9).
* **"Acting in concert" obligations:** If shareholders collaborate, they might be deemed to be "acting in concert," triggering disclosure requirements for large shareholdings and potentially an obligation to make a takeover bid [9](#page=9).
### 2.3 Disruption of shareholder passivity: The rise of activism
The traditional passivity of shareholders in public companies has been significantly challenged. This shift is partly attributed to the rise of activist shareholders [10](#page=10).
#### 2.3.1 Hedge fund activism
Hedge funds have been prominent agents of change, particularly through "offensive" activism. This involves investors building substantial stakes in companies with the intention of agitating for changes to improve shareholder returns. Unlike typical institutional investors with diversified portfolios, activist hedge funds often concentrate their investments in a small number of carefully selected public companies. Their stakes are large enough to yield significant gains from improved investment performance. These funds target undervalued companies, seeking to profit from share price increases driven by positive stock market re-ratings. Crucially, activist hedge funds are proactive in accelerating improvements by pressing for changes. Their tactics can include aggressive strategies such as proxy contests to gain board representation [10](#page=10).
#### 2.3.2 "Defensive" shareholder activism and institutional investors
There is also speculation about the increased prevalence of "defensive" shareholder activism, aimed at protecting the value of existing shareholdings. The substantial growth in institutional investors, such as pension funds and mutual funds, in global equity markets is seen as a potential catalyst for engagement. Their large shareholdings represent significant financial stakes, and the size of these holdings could make them difficult to unwind without negatively impacting share prices [10](#page=10).
> **Example:** A pension fund holding a substantial percentage of a company's shares may be motivated to engage with management to ensure the company's long-term performance and thus protect the value of its investment for its beneficiaries.
##### 2.3.2.1 Index-tracking funds and the "Big Three"
Asset managers running index-tracking funds are considered strong candidates for defensive shareholder activism. These funds aim to match the performance of a stock market index and achieve low fees through a simple investment approach. Due to the difficulty active managers face in consistently outperforming markets, index trackers have become popular, leading to a significant increase in their ownership of public company shares. Major U.S.-based firms like BlackRock, Vanguard, and State Street, often referred to as the "Big Three," dominate this sector and collectively own a substantial portion of shares in major U.S. and international companies. These firms have publicly committed to responsible stewardship in their investee companies [11](#page=11).
### 2.4 Limitations and ongoing debate regarding engagement
Despite the rise of activism, it is premature to dismiss the assumption of shareholder passivity entirely [11](#page=11).
* **Geographical concentration of activism:** Offensive shareholder activism, particularly by hedge funds, is heavily concentrated geographically, predominantly in the United States. While U.S. hedge funds lead campaigns globally, non-U.S. targets are limited to a few countries like Japan, the U.K., and Canada [11](#page=11).
* **Mainstream institutional investors' engagement:** While the growth of institutional shareholdings suggests a move away from the Berle and Means characterization of dispersed and passive shareholders, engagement "remains the exception rather than the rule" for prevailing institutional practices. Scholars acknowledge the potential of large institutional investors but also their failure to fully meet high expectations for improving corporate performance [11](#page=11).
* **Unsettled impact of passive ownership:** The precise effect of the rise in passive ownership on corporate governance is still debated. While the "Big Three" are seen as potential game-changers, sceptics argue that the business model of index funds undermines incentives for engaged shareholdership. Index fund operators focus on low costs and minimizing tracking errors, as any gains from identifying and correcting managerial shortcomings would be shared market-wide, potentially increasing fees and losing market share to cheaper rivals [12](#page=12).
* **Limited shareholder engagement teams:** Firms dominating the index tracking sector employ very small shareholder engagement teams relative to the number of companies they hold shares in, making meetings with companies exceptional. Empirical research suggests that corporate governance deteriorates when index funds replace other institutional investors and that passive funds are more likely to defer to managerial recommendations on shareholder votes [12](#page=12).
* **Influence in different ownership systems:** The influence of index trackers may be less substantial in countries with insider/control-oriented ownership systems compared to those with diffuse ownership. In concentrated ownership systems, dominant shareholders can often dictate outcomes regardless of other shareholders' stances. Additionally, the "Big Three" hold smaller stakes in companies with dominant shareholders because index fund tracking is based on "free float" rather than total market capitalization, and dominant shareholders' shares are typically excluded from the free float [12](#page=12).
### 2.5 Reforms to foster shareholder engagement: Stewardship codes
Recognizing the potential benefits of shareholder engagement for managerial accountability and the incomplete disruption of shareholder passivity, reforms have been introduced to encourage greater engagement. A key strategy has been to incentivize asset managers and institutional shareholders to actively participate in corporate governance through disclosure requirements regarding their engagement approach [13](#page=13).
#### 2.5.1 The genesis of the global stewardship movement
The U.K.'s Financial Reporting Council (FRC) promulgated a Stewardship Code in 2010, which is considered "the genesis" of the global stewardship movement. This code aimed to address the issue of rationally passive institutional investors in the U.K.'s dispersed ownership structure. The U.K. Code, and its subsequent 2012 revision, served as a model for similar initiatives in nearly twenty other jurisdictions. The European Union followed suit by requiring Member States to enact laws obliging institutional investors and asset managers to disclose their shareholder engagement policies as part of a 2017 revision to its shareholder rights directive [13](#page=13).
> **Tip:** Stewardship codes are designed to enhance transparency and accountability by requiring investors to report on their engagement activities.
#### 2.5.2 Effectiveness and limitations of stewardship codes
By 2019, a significant number of asset managers and institutional shareholders in the U.K. had become signatories to the Stewardship Code, obliging them to disclose their compliance with its principles and explain any failures. However, despite these disclosure efforts, shareholder passivity in the U.K. persisted. A 2018 government review found the Stewardship Code "not effective in practice". This assessment is concerning for stewardship codes elsewhere, especially since many are entirely voluntary and lack enforcement mechanisms to encourage disclosure. Consequently, the effectiveness of stewardship codes and related disclosure initiatives in substantially changing shareholder passivity in public companies remains questionable [13](#page=13).
---
# Shareholder litigation as a governance tool
Shareholder litigation, encompassing both derivative and direct suits, serves as a critical, albeit often underutilized, mechanism for shareholders to enforce their rights and hold corporate insiders accountable [8](#page=8).
### 3.1 Types of shareholder litigation
Shareholders possess rights that can be exercised collectively through resolutions or individually. When directors breach their duties, which are typically owed to the company, the company itself is the proper plaintiff. However, a significant governance challenge arises when the board of directors, due to loyalty or self-interest, fails to initiate a lawsuit against wrongdoing directors [8](#page=8).
#### 3.1.1 Derivative litigation
To address the potential for unaddressed director misconduct, individual shareholders can be permitted to initiate litigation on behalf of the company. These actions are known as "derivative suits" because the shareholder enforces a right "derived from" the company, rather than a personal right [8](#page=8).
* **Purpose:** To allow shareholders to sue when the board fails to do so, particularly in cases of director misconduct [8](#page=8).
* **Jurisdictional prevalence:** While available in many countries, it is not universally provided [8](#page=8).
* **Filters and limitations:** To prevent frivolous or duplicative litigation, most jurisdictions implement filters for derivative suits. These commonly include [8](#page=8):
* Notification to the board of directors [8](#page=8).
* Court approval (leave) before proceeding [8](#page=8).
* Share ownership thresholds and/or specific ownership periods [8](#page=8).
> **Tip:** The mechanisms for filtering derivative suits vary significantly by jurisdiction, making it crucial to consult specific legal frameworks.
#### 3.1.2 Direct litigation
Shareholders can bypass the procedural hurdles of derivative litigation if they can demonstrate an infringement of their own legally protected personal right. In such cases, the shareholder is acting on their own behalf, vindicating their personal rights rather than those derived from the company [8](#page=8).
* **Basis for direct suits:**
* Infringement of a legally protected personal right [8](#page=8).
* Wrongful deprivation of entitlements, such as the non-receipt of declared dividends or denial of voting rights at properly called meetings [9](#page=9).
* Challenging the propriety of resolutions adopted by shareholders collectively [9](#page=9).
* Allegations of a dominant shareholder breaching duties owed to other shareholders [9](#page=9).
* Seeking relief under statutory measures for oppressive or unfairly prejudicial operation of the corporation (e.g., in the U.K.) [9](#page=9).
* Exercising statutory "appraisal rights" to demand a company purchase shares at fair value during transformative transactions like mergers [9](#page=9).
> **Example:** A shareholder is denied their right to vote at a shareholder meeting. This is a personal right, and the shareholder can bring a direct suit to remedy this infringement.
### 3.2 Shareholder litigation in practice and deterrents
Despite the existence of these legal avenues, shareholder litigation is often the exception rather than the rule in publicly traded companies, indicating a gap between "law in books" and "law in action" [13](#page=13) [14](#page=14).
#### 3.2.1 Factors deterring shareholder litigation
Several factors discourage public company shareholders from resorting to litigation to enforce their rights [14](#page=14):
* **Doctrinal challenges:** Even when remedies like oppression/unfair prejudice exist, courts may be unreceptive to cases from minority shareholders in publicly traded companies, particularly when informal undertakings are involved [14](#page=14).
* **Practical litigation deterrents:**
* **Distraction and Legal Expenses:** Preparing for trial can be a significant distraction, and legal expenses can be substantial due to the complexity of shareholder litigation [14](#page=14).
* **"Loser Pays" Rules:** In most countries, losing litigants are required to pay a portion of the winning party's legal expenses. This "loser pays" regime, though varying in rigor, makes prospective litigants wary of being burdened with both their own and the defendant's costs [14](#page=14).
* **"Free Riding":** This is a significant deterrent, especially in derivative litigation. When a shareholder successfully brings a derivative suit, the benefit accrues to all shareholders through increased share value, yet the litigating shareholder receives no disproportionate benefit compared to non-litigating shareholders. This collective action problem incentivizes shareholders to let others bear the burden of litigation [14](#page=14).
* The "free riding" problem also reappears in direct litigation if framed as a class action, though scope for such multiparty litigation is often restricted [14](#page=14).
#### 3.2.2 Exceptions and prevalence of shareholder litigation
While deterrents are significant, there are exceptions where shareholder litigation occurs with some frequency [14](#page=14):
* **Japan:** Lawsuits filed by activist attorneys with political agendas, aiming to "send a message" to Japanese public companies [14](#page=14).
* **Germany:** A considerable number of lawsuits where "professional" minority shareholders with small stakes challenge shareholder resolutions, leveraging German company law to extract side-payments by threatening to delay essential corporate actions [14](#page=14).
#### 3.2.3 The United States as a litigation hub
The United States stands out as the jurisdiction where public company shareholder litigation is most prevalent. This can be attributed to a litigation environment that is uniquely hospitable to such lawsuits [15](#page=15).
* **The "American Rule" on Legal Expenses:** In contrast to the international "loser pays" standard, the U.S. generally follows the "American rule" where litigants typically pay their own legal expenses, regardless of outcome. This rule is intended to facilitate access to justice and encourages long-shot lawsuits [15](#page=15).
* **Contingency Fees:** The U.S. widely accepts "no win/no fee" contingency fee arrangements between lawyers and clients. This shifts downside litigation risks to lawyers, reducing shareholder plaintiffs' worries about losing [15](#page=15).
* **"Common Fund" Doctrine:** This convention provides a financial incentive for plaintiffs' attorneys to act as legal entrepreneurs. When a shareholder lawsuit creates a "common fund" or confers a substantial benefit on other shareholders (either through trial or settlement), the plaintiff's attorney is entitled to a fee award, typically a percentage of the recovery or paid by the corporation [15](#page=15).
* Strikingly, these settlements often do not involve monetary compensation but may result in undertakings for additional disclosures or governance adjustments. Judges traditionally approve these attorney fee awards [15](#page=15).
* **Role of the Legal Profession:** The U.S. legal profession, acting as the engine driving shareholder litigation, actively seeks out potential legal violations and suitable clients. Publicly traded companies are particularly targeted due to their extensive disclosure requirements under federal securities law [15](#page=15).
> **Key takeaway:** The U.S. legal system, through its approach to legal costs, fee arrangements, and attorney incentives, creates a fertile ground for shareholder litigation that is less common in other jurisdictions.
---
## Common mistakes to avoid
- Review all topics thoroughly before exams
- Pay attention to formulas and key definitions
- Practice with examples provided in each section
- Don't memorize without understanding the underlying concepts
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Corporate governance | The system of rules, practices, and processes by which a company is directed and controlled, involving the balancing of the interests of a company's many stakeholders. |
| Shareholder | An individual, company, or institution that owns at least one share of a company's stock, representing a claim on the company's assets and earnings. |
| Agency cost theory | This theory suggests that the costs incurred by the principal (e.g., shareholders) to ensure that the agent (e.g., managers) acts in the principal's best interest are known as agency costs. |
| Stakeholder | Any party that has an interest in a company and can affect or be affected by the business. This includes shareholders, employees, customers, suppliers, creditors, and the community. |
| Contractarian perspective | An economic theory that views the corporation as a nexus of contracts, where all relationships are based on voluntary agreements between self-interested parties. |
| Residual claimants | Shareholders are considered residual claimants because their return on investment is based on what is left over after all other claims against the company (such as those of creditors and employees) have been satisfied. |
| Gap-filling | In contract law, gap-filling refers to the process by which courts or legal systems supply terms or provisions to a contract that were not explicitly agreed upon by the parties, often based on hypothetical bargaining under ideal conditions. |
| Shareholder democracy | A concept suggesting that shareholders, like citizens in a democracy, should have a say in how the company they "own" is managed through voting rights and participation in corporate decision-making. |
| Derivative suit | A lawsuit brought by a shareholder on behalf of a corporation against a third party, typically corporate directors or officers, for alleged wrongdoing that has harmed the corporation. |
| Direct suit | A lawsuit brought by a shareholder to enforce a personal right or to seek redress for harm directly suffered by the shareholder, rather than on behalf of the corporation. |
| Common fund doctrine | A legal principle in the United States that allows attorneys' fees to be awarded from a fund created for the benefit of a group of people, typically in class action or derivative lawsuits, when the attorney's work has generated that fund. |
| Stewardship Code | A set of principles designed to guide institutional investors and asset managers on how to engage responsibly with the companies in which they invest, promoting good corporate governance and long-term value creation. |
| "Law in books" vs. "Law in action" | This distinction refers to the difference between the legal rules as written in statutes and case law ("law in books") and how those rules are actually applied and interpreted in practice ("law in action"). |
| "Loser pays" rule | A legal cost rule, common in many countries outside the U.S., where the losing party in a lawsuit is required to pay a portion of the winning party's legal expenses. |
| "American rule" | In the U.S. legal system, this rule generally states that each party in a lawsuit pays its own legal expenses, regardless of whether it wins or loses, though exceptions exist. |
| "No win/no fee" contingency fees | A fee arrangement where a lawyer's payment is dependent on winning a case; the lawyer receives a percentage of the damages awarded to the client, and if the client loses, the lawyer receives no fee. |
Cover
Chapter 7 Shareholders.pdf
Summary
# Shareholder litigation in practice
Shareholder litigation in practice reveals a significant gap between the potential rights available to shareholders and their actual use due to various deterrents, with the United States being a notable exception due to its unique legal environment.
## 1 Shareholder litigation in practice
The tradition of shareholder passivity persists even with publicly traded companies, despite the collective power shareholders wield and the individual rights available to them. This leads to a discrepancy between the law as written and the law as it functions in reality, where shareholder litigation is infrequent [13](#page=13) [14](#page=14).
### 1.1 Factors deterring shareholder litigation
Several factors discourage shareholders from pursuing litigation [14](#page=14):
#### 1.1.1 Doctrinal challenges
While remedies like the oppression/unfair prejudice remedy exist in jurisdictions such as the U.K. and Commonwealth countries, offering flexibility and discretion courts have been reluctant to entertain cases brought by minority shareholders in publicly traded companies. For instance, U.K. courts do not permit shareholders of public companies to rely on breaches of informal undertakings or agreements, unlike their counterparts in private companies [13](#page=13) [14](#page=14).
#### 1.1.2 Practical litigation deterrents
Even if legal principles favor a shareholder, practical obstacles arise [14](#page=14).
* **Distraction and Expense:** Preparing for trial can be a considerable distraction, and legal expenses can be substantial. Shareholder litigation is often complex, leading to significant legal bills [14](#page=14).
* **"Loser Pays" Rules:** Concerns about legal fees are amplified by the common "loser pays" rule found in most countries, which requires unsuccessful litigants to cover a portion of the winning party's legal expenses. While the enforcement of this rule varies, and it may not cover all legal costs, prospective litigants fear bearing their own legal bills and those of the successful defendants [14](#page=14).
#### 1.1.3 Free riding
The issue of "free riding" particularly deters shareholder lawsuits in publicly traded companies, most notably in derivative litigation. In a derivative suit, where a shareholder vindicates corporate rights, any benefit to the shareholder comes only through an increase in the company's share price, which is not always likely. If the share price does rise, the litigant shareholder gains no more than other shareholders who did not participate in the legal action. This "free riding" effect creates a strong incentive for potential litigants to let others initiate lawsuits, leading to a collective action problem where meritorious lawsuits may not be filed if all investors adopt a similar mindset [14](#page=14).
> **Tip:** The "free riding" problem highlights a classic collective action dilemma, where individual rational decisions (to avoid the costs and risks of litigation) can lead to a collectively suboptimal outcome (a meritorious lawsuit not being brought).
### 1.2 Exceptions to shareholder passivity
Despite the general deterrents, there are instances where shareholders engage in litigation [14](#page=14).
* **Japan:** Lawsuits filed by activist attorneys with political agendas, aiming to "send a message" to Japanese public companies, contribute to the frequency of derivative litigation [14](#page=14).
* **Germany:** A significant number of lawsuits involve shareholder litigants challenging resolutions of publicly traded companies. This practice is driven by "professional" minority shareholders who, owning small stakes, leverage German company law's broad scope for challenging resolutions to extract side-payments by threatening lengthy court proceedings, which can be detrimental when swift implementation is crucial [14](#page=14).
### 1.3 Shareholder litigation in the United States
The United States stands out as the jurisdiction with the most prevalent public company shareholder litigation. Derivative lawsuits occur, and a majority of mergers and acquisitions involving public companies are challenged by stockholders. Appraisal rights litigation is also common in mergers where minority shareholders are compelled to accept cash for their shares. This high level of litigation is attributed to a uniquely hospitable legal environment in the U.S. [15](#page=15).
#### 1.3.1 The "American Rule" for legal expenses
Unlike the international norm of "loser pays," the U.S. generally follows the "American rule," where litigants typically bear their own legal expenses, irrespective of the outcome. This rule is intended to facilitate access to justice and encourages even long-shot lawsuits by shareholders [15](#page=15).
#### 1.3.2 Contingency fees and "no win/no fee" arrangements
The U.S. legal system widely accepts contingency fees, often referred to as "no win/no fee". This arrangement, where plaintiffs' lawyers are paid a percentage of the recovery only if successful, shifts the downside risks of litigation primarily to the lawyers. Consequently, potential shareholder plaintiffs worry less about losing in court [15](#page=15).
#### 1.3.3 The "common fund" doctrine
A significant financial incentive for U.S. attorneys is the "common fund" doctrine. This long-standing convention allows an attorney who secures a "common fund" for other shareholders through litigation to receive a fee award from the generated benefits. In cases of successful derivative litigation or class actions, judges typically approve fee awards from the recovered proceeds, often as a percentage of the total recovery. Even in out-of-court settlements, which frequently involve no monetary compensation but rather undertakings for disclosure or governance adjustments, settlement agreements often stipulate plaintiffs' attorneys' fees. Judges generally approve these fee agreements, even in non-monetary settlements [15](#page=15).
> **Example:** A shareholder lawsuit challenging a merger might settle with the company agreeing to provide more detailed information about the transaction and make certain governance changes, rather than paying monetary damages. The plaintiffs' attorneys would still receive a fee, awarded from the "benefit" conferred upon the shareholders.
The "common fund" doctrine and contingency fees empower entrepreneurial attorneys to actively seek out legal violations and corporate targets, rather than waiting for clients to approach them. Publicly traded corporations are particularly vulnerable due to extensive disclosure requirements under federal securities law, making the legal profession in the U.S. a primary driver of shareholder litigation, unlike in other jurisdictions [15](#page=15).
---
# The role of institutional investors
Institutional investors play a significant and evolving role in corporate governance, acting as both potential catalysts for change and subject to traditional passivity [10](#page=10) [11](#page=11).
### 2.1 Evolution of shareholder engagement
The historical perception of shareholders as passive in public companies, a concept notably discussed by Berle and Means in 1932, has been challenged. This shift is partly attributed to the rise of "activist shareholders," with hedge funds being prominent agents of this change since the early 2000s [10](#page=10).
#### 2.1.1 Offensive shareholder activism
Hedge funds employ an "offensive" activism style, acquiring substantial stakes in carefully selected public companies they believe are undervalued. Their goal is to agitate for changes to boost shareholder returns, often employing aggressive tactics like proxy contests to gain board representation. This approach contrasts with typical institutional investors who maintain highly diversified portfolios, which dilutes the impact of improved returns from a single engagement [10](#page=10).
#### 2.1.2 Defensive shareholder activism
Concurrently, there has been speculation about the increased prevalence of "defensive" shareholder activism aimed at protecting the value of existing shareholdings. The substantial growth in institutional investors' presence in global equity markets has led to a resurgence of the idea of shareholders as monitors [10](#page=10).
##### 2.1.2.1 The "Big Three" and index tracking funds
Asset managers running index tracking funds, such as BlackRock, Vanguard, and State Street (the "Big Three"), are considered strong candidates for defensive activism. These firms dominate the index tracking industry, collectively owning a significant portion of shares in S&P 500 companies and having global reach. They have publicly committed to responsible stewardship [11](#page=11).
#### 2.1.3 Limitations and scepticism regarding institutional activism
Despite the theoretical potential, institutional investors have not fully lived up to expectations in terms of engagement. While commentators have noted the consolidation of stock markets in the hands of large institutional investors, the consensus is that they have failed to significantly improve corporate performance [11](#page=11).
##### 2.1.3.1 Challenges for index trackers
The business model of index tracker funds tends to undermine incentives for active shareholder engagement. These funds focus on minimizing costs and tracking errors, and any gains from identifying and correcting managerial shortcomings would be shared across the market, potentially increasing fees and leading to market share loss to cheaper rivals. This often results in tiny shareholder engagement teams relative to the number of companies owned, with meetings between these firms and the companies being an exception rather than the rule. Empirical research suggests that corporate governance deteriorates when index funds replace other institutional investors, and passive funds are more likely to defer to managerial recommendations on shareholder votes [12](#page=12).
##### 2.1.3.2 Influence in different ownership systems
The influence of index trackers may be less substantial in countries with insider/control-oriented ownership systems compared to those with diffuse ownership. This is because dominant shareholders can often dictate outcomes regardless of other shareholders' stances. Additionally, the "Big Three" hold smaller stakes in companies with dominant shareholders due to index construction principles that focus on "free float" rather than aggregate market capitalization [12](#page=12).
### 2.2 Reforms to foster shareholder engagement
Recognizing the potential benefits of managerial accountability through shareholder engagement and the partial disruption of shareholder passivity, reforms have been introduced globally to encourage more active participation [13](#page=13).
#### 2.2.1 Stewardship codes
A key initiative has been the promulgation of stewardship codes, beginning with the U.K.'s Financial Reporting Council (FRC) Stewardship Code in 2010. These codes aim to incentivize asset managers and institutional shareholders to disclose their engagement approaches. The U.K. Code served as a model for similar initiatives in nearly twenty other jurisdictions. The European Union also mandated disclosure of policies regarding shareholder engagement as part of a revision to its shareholder rights directive [13](#page=13).
##### 2.2.1.1 Effectiveness of stewardship codes
Despite these efforts, the effectiveness of stewardship codes has been questioned. A 2018 review of the U.K. FRC concluded that the Stewardship Code was not effective in practice. Many other codes are voluntary and lack enforcement mechanisms, leading to doubts about their ability to substantially change shareholder passivity [13](#page=13).
> **Tip:** While stewardship codes aim to increase transparency and accountability, their voluntary nature and lack of enforcement in many jurisdictions limit their practical impact on shareholder engagement.
> **Example:** The U.K.'s Stewardship Code, despite being a significant intervention, was found to be ineffective in practice, highlighting the challenges in translating disclosure requirements into actual shareholder engagement [13](#page=13).
---
# Shareholder activism and engagement
Shareholder activism and engagement explore how shareholders utilize their rights to influence corporate governance and decision-making, moving beyond passive ownership.
### 3.1 The role of shareholder rights in practice
The practical application of shareholder rights, both individual and collective, is heavily influenced by a company's ownership structure. In public companies with dispersed ownership, shareholders typically direct their influence towards the board and management due to the absence of a dominant shareholder. Collective rights are less impactful in such firms due to a general shareholder tendency towards passivity. Conversely, in companies with a dominant shareholder, collective rights can be more potent, as the dominant shareholder can leverage alliances to control board and management decisions, potentially leading to a well-contained managerial agency cost problem. However, this also carries a risk of dominant shareholders extracting private benefits of control, diminishing the relevance of collective rights for minority shareholders who may then focus on individual rights against both management and dominant shareholders [5](#page=5).
#### 3.1.1 Collective shareholder rights
Public company shareholders acting collectively possess several key rights, including amending the corporate constitution, selecting directors, and vetoing significant corporate transactions. These collective actions primarily manifest through resolutions passed at shareholder meetings. While corporate legislation may offer alternative mechanisms, they are seldom practical for public firms [5](#page=5).
**Shareholder meetings and voting:**
* Publicly traded companies are statutorily required to hold annual shareholder meetings, which boards can also call as "special" or "extraordinary" meetings [6](#page=6).
* Shareholders who cannot attend in person typically vote by proxy. Regulations aim to mitigate risks associated with company representatives, like the board, acting as proxies for shareholders [5](#page=5).
* Voting usually follows a one-share, one-vote principle, though companies have scope to create different share classes with varying voting rights [5](#page=5).
* Shareholders can request the board to include resolutions on the meeting agenda, but the board can decline [6](#page=6).
**Shareholder-initiated resolutions:**
* In the EU, the 2007 Shareholder Rights Directive mandates that member states grant shareholders owning at least 5 percent of a company's shares the right to propose resolutions for shareholder votes [6](#page=6).
* Globally, a 5 percent ownership threshold for shareholder proposals is common, with some countries having stricter or lower requirements [6](#page=6).
* In the United States, under Securities and Exchange Act Rule 14a-8, shareholders meeting modest ownership requirements (from 2,000 to 25,000 dollars depending on holding duration) can have their resolutions included in proxy materials [6](#page=6).
* Rule 14a-8 has several qualifications, including precluding proposals on ordinary business operations. Framing proposals as "precatory" or "advisory" can help circumvent this restriction, meaning many resolutions passed may not be binding [6](#page=6).
* Despite this, Rule 14a-8 proposals are frequent and often taken seriously by boards, leading to significant governance reforms in the U.S., such as the adoption of by-laws allowing shareholders to call special meetings. The U.S. is considered to have a particularly robust "shareholder proposal culture" [6](#page=6).
**Shareholder powers: appointment and decision rights:**
* Shareholders' collective powers are generally categorized as appointment rights and decision rights [6](#page=6).
* **Appointment rights:** Shareholders typically have significant formal influence over the selection and removal of board members. These powers are considered the most important, as the theoretical possibility of board turnover influences directors, even though shareholders usually vote overwhelmingly for nominated candidates [6](#page=6).
* **Decision rights:** Shareholders often have the right to approve or veto board proposals under specific circumstances. Approval requirements for shareholder actions appear less common in the U.S. compared to many other jurisdictions and are strictly limited to fundamental changes like mergers. For example, while many jurisdictions grant shareholders a veto right over share issuances and alterations of share capital, these matters are typically handled solely by the board in the U.S., unless the corporate constitution needs amendment to increase authorized equity capital [7](#page=7).
* **Amending the corporate constitution:** Shareholders generally have full formal control over amending the corporate constitution. While the board usually sets the agenda, changes to the constitution can occur without direct board involvement. In contrast, in the U.S., shareholders have substantial control over by-laws but the board typically initiates changes to articles of incorporation, which govern core aspects like board configuration and capital structure [7](#page=7).
**Managerial authority and shareholder instructions:**
* Corporate legislation typically vests managerial authority in the board. As a general principle, boards can disregard shareholder resolutions that purport to instruct them [7](#page=7).
* Corporate constitutions can reallocate managerial authority to shareholders, but this rarely happens [7](#page=7).
* In the U.K., shareholders allocate managerial authority through the corporate constitution, usually granting it to the board. This is often qualified by a provision allowing shareholders to issue instructions to the board, though such resolutions are very rare in British public companies [7](#page=7).
#### 3.1.2 Direct shareholder suits
Direct suits offer protection to shareholders in various scenarios across different jurisdictions. These include challenging the wrongful deprivation of personal entitlements like receiving declared dividends or voting shares at a properly called meeting. Shareholders also have standing to seek relief on their own behalf when challenging the propriety of collective shareholder resolutions. In companies with a dominant shareholder, a minority shareholder might allege a breach of duties owed to other shareholders. Some jurisdictions, like the U.K., offer statutory measures for shareholders to seek relief if the corporation is operated oppressively or unfairly prejudicially. Additionally, some jurisdictions provide a statutory "appraisal" right, allowing shareholders to demand the company purchase their shares at fair value when they object to transformative transactions like mergers. These options often come with substantial qualifications, especially for publicly traded companies. Challenging shareholder resolutions is more common in continental Europe than in the U.K. or U.S. Derivative litigation, shareholder duties jurisprudence, and appraisal rights are more developed in the U.S. than elsewhere [9](#page=9).
#### 3.1.3 Shareholder engagement in practice
The concept of "law in books" versus "law in action" is crucial when examining shareholder rights and engagement. Despite significant collective shareholder powers, a prevalent issue in corporate governance has been shareholder indifference. This passivity is attributed to several factors [9](#page=9):
* **Diversified portfolios:** Inability to closely monitor individual companies due to broad investment holdings [9](#page=9).
* **Managerial expertise:** Awareness that managers are better qualified to run companies [9](#page=9).
* **Exit option:** The ease of selling shares on the stock market [9](#page=9).
* **Collective action problems:** Difficulties in coordinating action among numerous shareholders [9](#page=9).
* **Fear of legal breaches:** Investors may avoid intervention if they fear violating rules like insider trading prohibitions, especially when discovering confidential, price-sensitive information [9](#page=9).
* **Acting in concert:** Collaborating shareholders might be subject to disclosure rules for large shareholdings or mandatory takeover bid obligations if they acquire substantial minority stakes [10](#page=10).
**The rise of shareholder activism:**
* The traditional separation of ownership and control, as identified by Berle and Means in 1932, has been challenged by the rise of activist shareholders [10](#page=10).
* **Hedge fund activism ("offensive" activism):** Since the early 2000s, hedge funds have become prominent in "offensive" activism, where they acquire significant stakes in companies to agitate for changes that boost shareholder returns. This contrasts with typical institutional investors' diversified approach. Activist hedge funds focus on a small number of carefully selected companies, aiming for meaningful gains if their investment strategy succeeds. They target companies perceived as undervalued and are prepared to actively press for changes, sometimes employing aggressive tactics like proxy contests for board representation [10](#page=10).
**Institutional investors and "defensive" activism:**
* There has been speculation about an increase in "defensive" shareholder activism aimed at protecting existing share value [10](#page=10).
* The substantial growth of institutional investors, such as pension funds and mutual funds, in global equity markets has been seen as a potential catalyst for engagement. Their large holdings and the risk of significant share price impact if unwinding stakes make engagement plausible [10](#page=10).
* As of the end of 2022, institutional shareholders owned 44 percent of global stock market capitalization [10](#page=10).
#### 3.1.4 Passive ownership and its implications for engagement
Asset managers running index-tracking funds are considered strong candidates for defensive shareholder activism due to their large scale and the nature of their business model. Index trackers aim to mimic market index performance by keeping fees low and employing a plain-vanilla investment approach. Their low fees often lead to outperformance compared to actively managed funds, attracting significant investor inflows [11](#page=11).
**The "Big Three" asset managers:**
* BlackRock, Vanguard, and State Street, U.S.-based firms with a large majority of assets in passive index funds, dominate this sector [11](#page=11).
* Collectively, they own nearly 25 percent of the shares in companies within the S&P 500 index and have significant global reach [11](#page=11).
* These firms have publicly committed to responsible stewardship in relation to their shareholdings [11](#page=11).
**Caveats to passive activism:**
* Despite the potential, the assumption of shareholder passivity cannot be entirely discarded [11](#page=11).
* Offensive shareholder activism by hedge funds is geographically concentrated, with the U.S. being the primary hub for both campaigns and targets. Non-American targets are limited to a few countries like Japan, the U.K., and Canada [11](#page=11).
* For mainstream institutional investors, engagement "remains the exception rather than the rule". Scholars note that institutional investors have not fully lived up to expectations regarding improved corporate governance [11](#page=11).
* The impact of passive ownership on corporate governance is still unsettled. Skepticism exists regarding the activism of dominant index-tracking asset managers [12](#page=12).
* **Incentives for index funds:** The business model of index trackers, focused on low costs and minimal tracking errors rather than active stock-picking or performance beating, disincentivizes shareholder engagement. Resources spent on identifying and correcting managerial shortcomings would be shared across the market, potentially increasing fees and losing market share to cheaper rivals [12](#page=12).
* **Resource constraints:** Firms dominating the index tracking sector employ small shareholder engagement teams relative to the number of companies they invest in. Meetings with companies are rare, and a few overworked specialists handle thousands of resolutions annually [12](#page=12).
* Empirical research suggests corporate governance can deteriorate when index funds replace other institutional investors, and passive funds are more likely to defer to management recommendations on votes than actively managed funds [12](#page=12).
* **Insider/control-oriented systems:** The influence of index trackers is less substantial in countries with insider or control-oriented ownership systems compared to jurisdictions with diffuse ownership. The voting power of dominant shareholders often dictates outcomes regardless of other shareholders' stances [12](#page=12).
* The "Big Three" hold smaller stakes in companies with dominant shareholders because stock market indices track "free float" rather than aggregate market capitalization, and dominant shareholders' shares are typically excluded from the free float [12](#page=12).
---
## 3 Shareholder activism and engagement
Shareholder engagement reforms aim to encourage asset managers and institutional shareholders to actively participate in corporate governance, often by mandating disclosure of their engagement strategies [13](#page=13).
### 3.1 The global stewardship movement
The movement towards increased shareholder engagement gained significant momentum with the promulgation of the U.K.'s Stewardship Code by the Financial Reporting Council (FRC) in 2010. This code is considered the genesis of what has been termed the "global stewardship movement". It was designed to address the perceived primary corporate governance issue in the U.K.: rational passivity among institutional investors in a market characterized by dispersed ownership [13](#page=13).
#### 3.1.1 Proliferation of stewardship codes
The U.K. Stewardship Code, including a revised version in 2012, served as a model for numerous other jurisdictions, inspiring nearly twenty similar initiatives globally over the subsequent decade. The European Union also embraced this trend, requiring Member States as part of a 2017 revision of its shareholder rights directive to enact laws obliging institutional investors and asset managers to disclose their shareholder engagement policies [13](#page=13).
#### 3.1.2 Effectiveness and challenges of stewardship codes
By 2019, a significant number of asset managers and institutional shareholders in the U.K. were signatories to the Stewardship Code, committing to publicly disclose their compliance with its engagement principles and provide explanations for any non-compliance. However, despite these disclosure efforts, shareholder passivity persisted in the U.K.. A government review in 2018 concluded that the Stewardship Code, despite being a well-intentioned intervention, was not effective in practice. This assessment raises concerns for stewardship codes in other regions, particularly since many of these codes are voluntary and lack enforcement mechanisms to encourage disclosure by asset managers and institutional investors. Consequently, where shareholder passivity is prevalent in publicly traded companies, stewardship codes and related disclosure initiatives appear unlikely to bring about substantial change [13](#page=13).
> **Tip:** The limited effectiveness of voluntary stewardship codes highlights the challenge of overcoming ingrained shareholder passivity, even with increased disclosure requirements. The absence of strong enforcement mechanisms appears to be a significant factor [13](#page=13).
---
# Shareholder rights and their rationale
Shareholder rights are legal entitlements that empower those who own a portion of a company, forming a key aspect of corporate governance.
### 4.1 The privileged position of shareholders
Corporate governance and law have historically tended to favor shareholders, though modern analyses also consider stakeholder perspectives. Despite this, shareholders are often regarded as "first among equals" due to various reinforcing legal aspects [1](#page=1).
### 4.2 Why empower shareholders?
Several rationales have been proposed for granting shareholders a privileged position in corporate governance [2](#page=2).
#### 4.2.1 Shareholders as owners
One common justification is the notion that shareholders are the "owners" of the company. Historically, ownership was seen as the basis for shareholders' central role, entitling them to control management and receive the company's benefits. However, contractarian analysis challenges this by viewing shareholders as parties in a contractual matrix who do not "own" the company but rather "bargain" for specific rights. Case law also supports the idea that shareholders own their shares, not the company itself, though the perception of shareholders as owners persists outside academia [2](#page=2).
#### 4.2.2 Shareholders as residual claimants
A more contractarian-aligned rationale is that shareholders are "residual claimants". Unlike other constituents like creditors or employees who contract for fixed returns, shareholders' returns are based on what remains after all other obligations are met. This unique position means shareholders benefit most from corporate success, theoretically providing them with the strongest incentives to monitor management, reduce agency costs, and maximize firm value. Corporate law supports this by granting shareholders rights to hold management accountable and by offering beneficial "gap-filling" for the complex nature of their residual claim [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 4.2.3 Shareholder democracy
Another potential justification for shareholder empowerment is the analogy to political democracy, where shareholders, like voters, elect representatives (directors). However, contractarians argue this is "fundamentally flawed" because voting rights are allocated contractually, not politically. The analogy is also problematic because state power, which warrants political say, differs from the voluntary investment in public companies where exit is easier than for citizens of a state [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 4.2.4 Gap-filling and social benefit
Granting shareholders substantial rights can be seen as beneficial "gap-filling," hypothesizing how parties would contract under ideal conditions. Additionally, shareholder oversight can foster socially beneficial outcomes by keeping corporate "insiders" in check [2](#page=2).
### 4.3 Critiques and alternative perspectives on shareholder empowerment
While contractarians acknowledge that vesting shareholders with rights can help monitor insiders, they do not necessarily advocate for shareholder activism. They anticipate shareholders will use their rights sparingly and that market dynamics, such as the ability to exit via the stock market, will provide sufficient checks and balances and drive beneficial change [3](#page=3).
Conversely, many commentators, such as Lucian Bebchuk, view shareholder powers as a primary accountability mechanism rather than a last resort. This perspective, supported by initiatives like the EU's Shareholder Rights Directive, emphasizes that effective shareholder control is crucial for sound corporate governance. The case for shareholder empowerment can be broadened to include societal benefits, as shareholder oversight may contribute to efficient, honest, and fair corporate management, aligning with state interests in economic growth and constraining corporate externalities [3](#page=3) [4](#page=4).
However, the case for shareholder empowerment is not without its weaknesses. Contractarian arguments about the difficulty of bargaining for rights do not fully protect other corporate constituencies. Conflicts of interest can arise between shareholders and other stakeholders, potentially leading to detrimental outcomes for the latter if shareholders exert influence. Furthermore, the effectiveness of shareholder rights depends on whether shareholders actually exercise them, and passivity can undermine accountability and the protection of broader societal interests [4](#page=4).
### 4.4 The nature of shareholder rights
Shareholder rights can be broadly categorized into those exercised collectively and those exercised individually [4](#page=4).
#### 4.4.1 Collective rights
Collective shareholder rights often involve "decision rights" that can impact board authority or "appointment rights" related to selecting directors. The primary mechanism for exercising these rights in publicly traded companies is through resolutions passed at shareholder meetings [4](#page=4).
* **Shareholder Meetings:** Public companies are mandated to hold annual shareholder meetings, and boards can also convene special meetings. Shareholders can, in most jurisdictions, call a special meeting if they collectively own a designated minimum percentage of shares (typically 5% or 10%). Resolutions are formulated for voting, and while boards usually propose them, shareholders may have statutory rights to introduce their own proposals, particularly in the EU where a 5% threshold is common. In the U.S., SEC Rule 14a-8 allows proposals if modest share ownership requirements are met, though these proposals are often advisory and may not be binding [5](#page=5) [6](#page=6).
* **Appointment Rights:** Shareholders generally have significant formal influence over the selection and removal of board members. While shareholders typically vote overwhelmingly in favor of nominated candidates, the theoretical potential for board turnover is a critical aspect of director accountability [6](#page=6).
* **Decision Rights:** Shareholders may have the right to approve or veto board proposals in certain circumstances, such as fundamental changes like mergers. Approval requirements for issuing shares or altering share capital are more prevalent in many jurisdictions outside the U.S., where such matters are often handled solely by the board [7](#page=7).
* **Amending the Corporate Constitution:** Shareholders typically have formal control over amending the corporate constitution, which defines internal rules. While boards often influence the agenda, changes can occur without direct board say, although this varies by jurisdiction [7](#page=7).
#### 4.4.2 Individual rights
Individual shareholder rights typically do not directly impinge on boardroom prerogatives. Examples include receiving declared dividends and voting on collective resolutions. Another significant individual right is the ability to seek redress through litigation in response to alleged misconduct by the board or mistreatment by dominant shareholders [4](#page=4).
### 4.5 The relevance of rights based on ownership structure
The practical impact of both collective and individual shareholder rights varies with the company's ownership structure [5](#page=5).
* **Diffuse Share Ownership:** In public companies with widely dispersed ownership, individual rights are usually directed at the board and management, as there is no dominant shareholder. Collective rights may be less effective due to a general bias towards shareholder passivity [5](#page=5).
* **Dominant Shareholders:** In companies with dominant shareholders, collective rights can be more potent if the dominant shareholder can secure necessary allies to exercise them, allowing them to influence board and management decisions. However, this can also lead to dominant shareholders extracting private benefits of control, making collective rights less useful for minority shareholders, who may then focus on individual rights and direct action against both dominant shareholders and management [5](#page=5).
> **Tip:** Understanding the distinction between collective and individual rights, and how their effectiveness is mediated by ownership structure, is crucial for analyzing shareholder influence.
> **Example:** In a company with many small shareholders (diffuse ownership), a minority shareholder might sue the board for mismanagement (individual right), whereas in a company dominated by a large investment fund, that fund might use its voting power to elect preferred directors (collective right).
### 4.6 Shareholder passivity
Despite the rights vested in them, shareholders in publicly traded companies have traditionally exercised these rights infrequently, exhibiting significant passivity. Even with rights like voting, directors often have substantial power to ignore shareholder resolutions unless the corporate constitution allows for reallocation of authority, which is rare. While some jurisdictions allow shareholders to issue instructions to the board, such resolutions are very uncommon in practice. Efforts to foster shareholder engagement aim to address this passivity, but substantial changes in approach are not guaranteed [1](#page=1) [7](#page=7).
> **Tip:** Remember that while shareholders possess numerous rights, their actual exercise of these rights is a critical area of study in corporate governance, with passivity being a recurring theme.
---
# Shareholder rights and legal recourse
Shareholders possess various rights and legal avenues to seek redress, though their practical exercise is often influenced by systemic factors and practical deterrents, particularly in publicly traded companies [9](#page=9).
### 5.1 Types of direct shareholder actions
Shareholders can pursue legal action directly on their own behalf in specific circumstances, distinct from derivative suits which vindicate corporate rights [9](#page=9).
#### 5.1.1 Personal rights infringement
A direct suit is appropriate when a shareholder's personal entitlements are wrongfully deprived. Examples include [9](#page=9):
* Denial of declared dividends [9](#page=9).
* Improper prevention from voting shares at a properly called shareholders' meeting [9](#page=9).
#### 5.1.2 Challenging shareholder resolutions
Shareholders have standing to sue directly when challenging the validity of resolutions adopted by the collective body of shareholders [9](#page=9).
#### 5.1.3 Dominant shareholder breaches
In companies with a dominant shareholder, other shareholders may bring direct actions alleging breaches of duties owed to them by the dominant shareholder [9](#page=9).
#### 5.1.4 Oppression and unfair prejudice claims
Certain jurisdictions, such as the U.K., provide minority shareholders with statutory remedies in cases where the corporation is operated in an oppressive or unfairly prejudicial manner [9](#page=9).
#### 5.1.5 Statutory appraisal rights
In some jurisdictions, shareholders have a statutory right to demand the company purchase their shares at fair value if they object to transformative transactions like mergers [9](#page=9).
> **Tip:** These direct action options are typically subject to significant qualifications and exceptions, especially concerning publicly traded companies [9](#page=9).
### 5.2 Shareholder engagement in practice
The practical exercise of shareholder rights reveals a gap between "law in books" and "law in action," with a prevailing tradition of shareholder passivity [9](#page=9).
#### 5.2.1 Reasons for shareholder passivity
Several factors contribute to shareholders' indifference to investee companies:
* **Diversified portfolios:** Inability to focus closely on individual companies due to diversified investments [9](#page=9).
* **Managerial expertise:** Belief that company managers are better qualified to run the businesses [9](#page=9).
* **Exit options:** The ease of selling shares on the stock market [9](#page=9).
* **Collective action problems:** Difficulties in coordinating action among many shareholders [9](#page=9).
* **Fear of legal breaches:** Concern about violating insider trading rules or disclosure obligations when engaging with a company [9](#page=9).
* **"Acting in concert" risks:** Collaborating shareholders may trigger obligations to disclose substantial shareholdings or make takeover bids [10](#page=10).
#### 5.2.2 Rise of shareholder activism
Commentators suggest the tradition of shareholder passivity has been disrupted by the rise of "activist shareholders." [10](#page=10).
* **Offensive activism:** Driven by hedge funds since the early 2000s, this involves building significant stakes and agitating for changes to boost shareholder returns, often targeting undervalued companies. These funds differ from traditional investors by actively pressing for changes and employing aggressive tactics like proxy contests [10](#page=10).
* **Defensive activism:** Oriented towards corrective action to protect the value of existing shareholdings. The growth of institutional investors has been cited as a potential catalyst for this [10](#page=10).
> **Example:** Institutional investors like pension funds and mutual funds hold substantial portions of public company shares. Their engagement could be driven by the sheer volume of their holdings, where unwinding them could depress share prices [10](#page=10).
#### 5.2.3 The role of passive investors
Asset managers of index tracking funds are often considered strong candidates for defensive shareholder activism due to their significant holdings and focus on low fees [11](#page=11).
* **Dominance of the "Big Three":** Major U.S.-based firms like BlackRock, Vanguard, and State Street collectively own a substantial portion of the S&P 500 and have significant global reach. They have publicly committed to responsible stewardship [11](#page=11).
* **Skepticism about impact:** Despite their potential, skepticism exists regarding the actual impact of these passive investors on corporate governance. Their business model prioritizes low costs and tracking errors over active engagement, as any gains from identifying managerial shortcomings would be shared with the market, potentially increasing fees and reducing market share [12](#page=12).
* **Limited resources:** The "Big Three" employ small shareholder engagement teams relative to their extensive shareholdings, making direct meetings with companies rare. Empirical research suggests corporate governance may deteriorate when index funds replace active institutional investors, and passive funds are more likely to defer to management recommendations [12](#page=12).
#### 5.2.4 Influence in different ownership systems
The influence of activist investors may be less substantial in countries with insider/control-oriented ownership systems compared to those with diffuse ownership [12](#page=12).
* **Dominant shareholders:** The voting power of dominant shareholders can override the stance of other shareholders [12](#page=12).
* **Index fund holdings:** Passive funds hold smaller stakes in companies with dominant shareholders due to index configurations that prioritize "free float" (publicly traded shares excluding strategic/dominant investors) [12](#page=12).
#### 5.2.5 Reforms to foster engagement
Reforms have been introduced to encourage greater shareholder engagement:
* **Stewardship Codes:** The U.K.'s Financial Reporting Council (FRC) promulgated a Stewardship Code in 2010, initiating a global movement. These codes incentivize asset managers and institutional shareholders to disclose their engagement policies [13](#page=13).
* **EU Directive:** A 2017 revision of the EU shareholder rights directive required member states to enact laws obliging institutional investors and asset managers to disclose their shareholder engagement policies [13](#page=13).
> **Note:** While many jurisdictions have adopted stewardship codes, their effectiveness is debated, particularly for codes that are voluntary and lack enforcement mechanisms [13](#page=13).
### 5.3 Shareholder litigation in practice
Shareholder litigation, similar to engagement, is often an exception rather than the rule, with various factors discouraging its pursuit [13](#page=13).
#### 5.3.1 Practical deterrents to litigation
* **Disinclination of boards:** If the board is unwilling to pursue legal action, a shareholder may decide to exit their investment rather than litigate [14](#page=14).
* **Doctrinal challenges:** While some remedies like the U.K.'s oppression/unfair prejudice claim appear broad, courts may not be receptive to cases brought by minority shareholders in publicly traded companies, particularly concerning informal undertakings [14](#page=14).
* **Preparation and expense:** Litigation is complex and can incur significant legal expenses [14](#page=14).
* **"Loser pays" rules:** In most countries, the losing party must cover a portion of the winning party's legal expenses, creating a fear of bearing both one's own legal bills and those of the successful defendant [14](#page=14).
* **"Free riding":** In derivative litigation, where the shareholder vindicates corporate rights, any benefits (like share price increases) are shared among all shareholders, including those who did not participate in the litigation. This discourages individual shareholders from initiating such suits due to a collective action problem [14](#page=14).
> **Tip:** The "free riding" problem is most pronounced in derivative litigation but can also arise in class action lawsuits seeking to vindicate personal rights [14](#page=14).
#### 5.3.2 Exceptions and specific jurisdictions
Despite general deterrents, shareholder litigation occurs in certain contexts:
* **Japan:** Lawsuits filed by activist attorneys with political agendas to "send a message" to Japanese public companies contribute to the frequency of derivative litigation [14](#page=14).
* **Germany:** A considerable number of lawsuits challenge shareholder resolutions, often driven by "professional" minority shareholders who use the threat of litigation to extract side-payments [14](#page=14).
* **United States:** Litigation is most prevalent in the U.S. due to a unique environment hospitable to shareholder lawsuits [15](#page=15).
#### 5.3.3 The U.S. litigation environment
The U.S. legal system facilitates shareholder litigation through several key features:
* **The "American rule" on legal expenses:** Unlike the international "loser pays" system, U.S. litigants typically bear their own legal expenses regardless of the outcome. This encourages even "long-shot" lawsuits by facilitating access to justice [15](#page=15).
* **Contingency fees ("no win/no fee"):** Widespread acceptance of contingency fees shifts the downside risk of litigation to lawyers, reducing plaintiffs' concerns about losing in court [15](#page=15).
* **"Common fund" doctrine:** This doctrine provides attorneys with a financial incentive to act as entrepreneurs by seeking out legal violations and clients. If a lawsuit creates a "common fund" for other shareholders (e.g., through a successful derivative suit or class action), the plaintiff's lawyer is entitled to a fee award from the proceeds, often as a percentage of the recovery [15](#page=15).
* **Settlements:** Even in settlements, which may not involve monetary compensation but rather governance adjustments or increased disclosure, attorneys' fees are often awarded out of the settlement proceeds, with judicial approval [15](#page=15).
> **Example:** In the U.S., entrepreneurial attorneys may actively seek out corporations as targets and then find a shareholder willing to serve as the plaintiff, driven by the potential for fee awards under the common fund doctrine, especially given the extensive disclosures made by publicly traded corporations [15](#page=15).
---
## Common mistakes to avoid
- Review all topics thoroughly before exams
- Pay attention to formulas and key definitions
- Practice with examples provided in each section
- Don't memorize without understanding the underlying concepts
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Shareholder Litigation | Legal actions initiated by shareholders against a company or its management, typically to enforce rights or address alleged misconduct. |
| Shareholder Engagement | The active participation of shareholders in the governance of a company, often involving communication with management and voting on corporate matters. |
| Stewardship Code | A set of principles and guidelines designed to encourage institutional investors and asset managers to take a more active role in the stewardship of the companies in which they invest. |
| Shareholder Passivity | A tendency for shareholders, particularly institutional investors, to remain inactive in corporate governance, often due to perceived costs or lack of influence. |
| Oppression/Unfair Prejudice Remedy | A legal recourse available to shareholders in certain jurisdictions, allowing them to seek redress when the company's affairs are being conducted in a manner that is oppressive or unfairly prejudicial to them. |
| Doctrinal Challenges | Legal obstacles or difficulties arising from the interpretation and application of existing laws and legal principles, which can deter shareholder litigation. |
| Practical Litigation Deterrents | Factors that discourage shareholders from pursuing legal action, such as the significant time commitment required for trial preparation, substantial legal expenses, and the risk of adverse cost awards. |
| Loser Pays Rule | A legal principle where the losing party in a lawsuit is required to pay a portion of the winning party's legal expenses, acting as a deterrent to litigation. |
| Free Riding | A phenomenon where some shareholders benefit from litigation initiated by others without contributing to the costs or effort involved, which can discourage individual shareholders from bringing lawsuits. |
| Derivative Litigation | A lawsuit brought by a shareholder on behalf of the corporation against a third party, typically management or directors, for harm done to the corporation. |
| Shareholder Resolutions | Decisions or proposals put forth for a vote by shareholders at a company's general meeting. |
| Appraisal Rights Litigation | A type of lawsuit filed by shareholders who dissent from a corporate transaction, such as a merger, seeking a judicial determination of the fair value of their shares. |
| Acting in Concert | A legal concept where individuals or entities coordinate their actions regarding a company's shares, potentially triggering disclosure obligations or mandatory takeover bids if they collectively acquire a substantial stake. |
| Activist Hedge Funds | Investment funds that build significant stakes in publicly traded companies with the explicit goal of agitating for changes to increase shareholder returns, often employing aggressive tactics. |
| Asset Managers | Firms responsible for managing investment portfolios on behalf of clients, including institutional investors and individuals. |
| Berle and Means | Refers to the seminal 1932 argument by Adolf Berle and Gardiner Means that a separation of ownership and control in large corporations led to a lack of shareholder engagement and fostered inefficiencies. |
| Big Three | Refers to the three major U.S.-based asset management firms (BlackRock, Vanguard, and State Street) that dominate the index tracking industry and collectively hold a significant portion of shares in large publicly traded American companies. |
| Corporate Governance | The system of rules, practices, and processes by which a company is directed and controlled, encompassing the relationships between a company's management, its board, its shareholders, and other stakeholders. |
| Defensive Shareholder Activism | Shareholder activism primarily focused on corrective actions intended to protect the existing value of shares currently owned by investors. |
| Derivative Action | A lawsuit brought by a shareholder on behalf of the corporation against a third party, typically management or the board of directors, for harm done to the corporation. |
| Diffuse Ownership | A situation where a company's shares are held by a large number of shareholders, with no single shareholder or small group holding a controlling stake. |
| Disclosure of Policies | The requirement for institutional investors and asset managers to publicly reveal their strategies and approaches concerning how they engage with the companies in which they invest. |
| Dominant Shareholder | An individual or entity that holds a significant enough proportion of a company's shares to exert considerable influence over its decision-making. |
| Engagement | The active participation of shareholders in the corporate governance of a company, typically involving communication with management or voting on corporate matters. |
| Shareholder Activism | A strategy employed by shareholders to influence a company's management or board of directors, often by acquiring a significant stake and advocating for specific changes to improve performance or shareholder returns. |
| Collective Rights | Legal entitlements that shareholders possess when acting together as a group, such as the right to amend the corporate constitution, elect directors, or veto significant corporate transactions. |
| Individual Rights | Legal entitlements that a single shareholder can exercise independently, such as the right to receive declared dividends or to bring a direct suit against the company or its management for perceived wrongs. |
| Diffuse Share Ownership | A company ownership structure where shares are held by a large number of individual investors, with no single shareholder possessing a dominant stake, leading to a greater reliance on the board and management. |
| Managerial Agency Cost | The potential for conflicts of interest between company managers (agents) and shareholders (principals), leading to decisions that benefit managers at the expense of shareholders. |
| Shareholder Meetings | Formal gatherings of a company's shareholders, typically held annually, where they can exercise their voting rights on important corporate matters, elect directors, and approve resolutions. |
| Proxy | A process by which a shareholder authorizes another person, often a company representative, to vote on their behalf at a shareholder meeting, which is subject to regulation to mitigate potential conflicts of interest. |
| Shareholder Proposal | A resolution put forward by a shareholder for consideration and voting at a shareholder meeting, often concerning corporate governance, social, or environmental issues. |
| Precatory Resolution | A shareholder resolution that is advisory or recommendatory in nature, meaning it is not legally binding on the company's board of directors if passed. |
| Appointment Rights | Shareholder powers related to the selection and removal of board members, representing a significant formal influence over the composition of the company's leadership. |
| Shareholder | An individual or entity that owns shares in a company, representing a claim on the company's assets and earnings. Shareholders are often considered "owners" of the corporation, though this is debated from a contractarian perspective. |
| Contractarian Analysis | A theoretical framework that views a corporation as a nexus of contracts among various parties, rather than an entity with inherent ownership. In this view, shareholders are one group among many who bargain for specific rights. |
| Agency Cost Theory | A theory that explains the potential conflicts of interest between principals (e.g., shareholders) and agents (e.g., managers) in a firm. It posits that managers may act in their own self-interest rather than in the best interest of the shareholders. |
| Residual Claimants | Shareholders are referred to as residual claimants because their return on investment is contingent upon the company's profits after all other obligations to creditors, employees, and other stakeholders have been satisfied. |
| Shareholder Democracy | The concept that shareholders, as owners or stakeholders, should have a voice in the decision-making processes of a corporation, often exercised through voting rights analogous to citizens in a political democracy. |
| Decision Rights | Shareholder rights that allow them to approve or veto certain significant corporate actions proposed by the board of directors. These rights can impact major transactions or fundamental changes to the company. |
| Shareholder Meeting | A formal gathering of shareholders, either annual or special, where they can exercise their voting rights, discuss company matters, and vote on resolutions proposed by the board or by other shareholders. |
| Direct Suit | A legal action initiated by a shareholder on their own behalf to address a personal grievance or a wrong that directly affects them, rather than the corporation as a whole. This can arise from the wrongful deprivation of personal shareholder entitlements, such as the right to receive declared dividends or vote at shareholder meetings. |
| Derivative Suit | A legal action brought by a shareholder on behalf of the corporation to address a wrong committed against the corporation itself. The shareholder acts as a representative, seeking to vindicate corporate rights when the company's management or board of directors fails to do so. |
| Oppressive or Unfairly Prejudicial Conduct | A legal standard, particularly in jurisdictions like the U.K., that allows minority shareholders to seek relief when a corporation is managed in a manner that is deemed oppressive or unfairly prejudicial to their interests. This provides a mechanism for protection against abusive corporate practices. |
| Appraisal Rights | A statutory right granted to shareholders who object to certain transformative corporate transactions, such as mergers. These shareholders can demand that the company purchase their shares at a fair value, providing an exit mechanism and compensation for their dissent. |
| Activist Shareholder | A shareholder who actively seeks to influence a company's management or policies, often by acquiring a significant stake and advocating for changes to improve performance, increase shareholder value, or address governance issues. This can be "offensive" (seeking to build value) or "defensive" (protecting existing value). |
| Institutional Investor | A large entity that pools money to purchase securities, stocks, and other investment assets. Examples include pension funds, mutual funds, and insurance companies, which collectively own substantial portions of publicly traded companies and have the potential to influence corporate governance. |
| "Law in Books" vs. "Law in Action" | A distinction used to describe the difference between legal rules as written in statutes and regulations ("law in books") and how those rules are actually applied and enforced in practice ("law in action"). This concept is relevant to understanding why shareholder rights and legal recourse may not always be effectively utilized. |
| "Loser Pays" Rule | A legal principle common in many jurisdictions where the party that loses a lawsuit is required to pay a portion of the legal expenses incurred by the winning party. This can act as a deterrent to litigation, as potential litigants may fear bearing significant costs if their case is unsuccessful. |
| "American Rule" (Legal Fees) | In contrast to the "loser pays" rule, this principle, prevalent in the United States, generally dictates that each party in a lawsuit pays their own legal expenses, regardless of the outcome. This can encourage more litigation, including by shareholders, by reducing the financial risk of losing. |
Cover
Droit des affaires .pdf
Summary
# L'évolution et la nature du droit commercial et du droit des affaires
Cette section explore les origines du droit commercial, les débats sur sa nature subjective ou objective, et l'émergence du concept de droit des affaires, incluant une analyse de la notion d'entreprise.
### 1.1 L'origine et la nature du droit commercial
Le droit commercial a connu un développement significatif après la Révolution française avec l'adoption du Code de commerce en 1807. Cependant, dès ses débuts, sa nature et son intérêt ont fait l'objet de débats intenses. Le droit commercial était initialement perçu comme une émanation des corporations de l'Ancien Régime, ce qui a conduit à la **thèse subjective**, considérant le droit commercial comme le droit des commerçants. La Révolution, en supprimant les corporations, a favorisé l'émergence de la **thèse objective**, selon laquelle le droit commercial est le droit des activités commerciales ou des actes de commerce [1](#page=1).
Le droit positif contemporain ne retient aucune des deux thèses de manière exclusive, car le droit commercial englobe à la fois des règles applicables aux commerçants, aux actes de commerce, et aux actes de commerce passés par les commerçants. L'article L. 121-1 du Code de commerce reflète cette combinaison en définissant les commerçants comme ceux qui exercent des actes de commerce et en font leur profession habituelle [1](#page=1).
> **Tip:** La discussion sur la primauté de la thèse subjective ou objective n'a pas d'influence sur le droit positif actuel, car le droit commercial est une combinaison des deux approches [1](#page=1).
### 1.2 Le passage du droit commercial au droit des affaires
À la fin du XXe siècle, notamment autour des années 1970, une évolution s'est opérée, conduisant au concept de **droit des affaires**. Ce nouveau terme a été introduit pour reconnaître que le champ du droit commercial était trop restreint pour englober la réalité économique et juridique de l'entreprise. Le droit des affaires englobe ainsi des domaines variés tels que le droit de la concurrence, le droit de la consommation, le droit de la distribution, le droit fiscal, le droit comptable, le droit pénal des affaires, le droit de la propriété industrielle et le droit maritime [1](#page=1).
Contrairement au commerçant ou à l'acte de commerce, l'entreprise n'est pas un concept juridique défini avec un régime juridique précis; il s'agit plutôt d'une notion économique. Le droit des affaires s'intéresse à l'entreprise comme cœur de son étude, plutôt qu'aux seuls commerçants [1](#page=1).
> **Tip:** L'appellation "droit des affaires" a émergé pour refléter la complexité du monde de l'entreprise, dépassant le cadre traditionnel du droit commercial [1](#page=1).
#### 1.2.1 La notion d'entreprise
Le droit des affaires utilise plusieurs qualifications pour désigner l'entreprise :
* L'entreprise en tant que personne physique, qui correspond à l'entrepreneur (artisan, agriculteur) [1](#page=1).
* L'entreprise en tant que personne morale, résultant de la création d'une société dédiée à l'exploitation d'une activité économique [1](#page=1).
Il est important de noter qu'il n'existe pas de concept juridique de l'entreprise en tant que tel. En droit des affaires, on parle de "professionnels", tandis que le droit commercial se concentre sur les "commerçants". L'intérêt du droit des affaires réside également dans son inclusion des entrepreneurs qui ne sont pas commerçants [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 1.2.2 L'autonomie et la spécificité du droit commercial et des affaires
La question de l'autonomie et de la spécificité du droit commercial et des affaires par rapport au droit commun, notamment le droit des obligations, est débattue. Historiquement, des critères tels que la rapidité des relations commerciales, la sécurité juridique (par exemple, via le droit des procédures collectives) et le crédit (avec des techniques comme l'émission d'obligations par certaines sociétés) étaient avancés pour justifier cette spécificité [2](#page=2).
Cependant, ces caractéristiques ne sont plus exclusives au droit commercial ou des affaires. Il y a une tendance à une "commercialisation" du droit civil et à un assouplissement général des normes. Le droit des affaires, en réalité, est souvent décrit comme "un droit des obligations appliqué" . La réforme du droit des contrats de 2016 a eu un impact significatif sur le droit des affaires [2](#page=2).
> **Tip:** La spécificité du droit commercial s'est estompée au fil du temps, menant à une intégration plus forte avec le droit civil, notamment le droit des obligations [2](#page=2).
Certains pays, comme les pays anglo-saxons, n'ont pas de droit des affaires distinct et appliquent le droit commun. D'autres, tels que le Québec, l'Italie, les Pays-Bas et la Belgique, ont également abandonné le droit commercial au profit d'une approche centrée sur l'entreprise [2](#page=2).
Le débat entre la thèse subjective et objective se retrouve également dans le droit des affaires, entre l'entrepreneur en tant qu'acteur (Titre 1) et l'entreprise en tant qu'objet (Titre 2) . L'analyse de l'entrepreneur tend à être plus subjective, tout en intégrant des éléments d'analyse objective, le considérant comme un sujet de droit [2](#page=2).
---
# La qualification de commerçant et les actes de commerce
Voici une synthèse détaillée sur la qualification de commerçant et les actes de commerce, conçue pour un guide d'étude approfondi.
## 2. La qualification de commerçant et les actes de commerce
Cette partie explore les critères définissant un commerçant et détaille les différentes catégories d'actes de commerce, en s'appuyant sur le Code de commerce.
### 2.1 Le commerçant
Le commerçant est défini par l'article L121-1 du Code de commerce comme une personne qui exerce des actes de commerce et en fait sa profession habituelle. Cette définition repose sur deux critères cumulatifs: l'exercice d'actes de commerce et le caractère habituel de cette activité [3](#page=3).
#### 2.1.1 Critères de la qualification de commerçant
##### 2.1.1.1 L'exercice d'actes de commerce
Il est impératif d'accomplir des actes de commerce par nature. Les actes de commerce sont énumérés aux articles L110-1 et L110-2 du Code de commerce [3](#page=3).
##### 2.1.1.2 La profession habituelle
L'activité commerciale doit être exercée de manière répétée et continue, constituant une profession. Une activité occasionnelle ne suffit pas à conférer la qualité de commerçant. Cependant, cette activité n'a pas besoin d'être exclusive ou principale; elle peut être secondaire tant qu'elle est habituelle [3](#page=3).
#### 2.1.2 La notion d'indépendance et de risque personnel
Pour être considéré comme commerçant, l'individu doit exercer son activité de manière indépendante et assumer les risques liés à cette activité [3](#page=3).
* **Représentation et salariat:** Les représentants, tels que les agents commerciaux, ne sont pas considérés comme commerçants car ils agissent au nom et pour le compte d'autrui, sans engagement juridique personnel. De même, les salariés ne sont pas commerçants [3](#page=3).
* **Dirigeants de société:** Par principe, les dirigeants de sociétés commerciales ne sont pas commerçants car ils n'accomplissent aucun acte en leur nom propre, mais pour le compte de la société [3](#page=3).
#### 2.1.3 Le statut des associations
Le statut associatif ne protège pas une association contre une qualification de commerçant si elle exerce une activité économique de manière habituelle, même si elle ne peut pas répartir de bénéfices entre ses membres [3](#page=3).
#### 2.1.4 Le commerçant de fait
L'immatriculation au Registre du Commerce et des Sociétés (RCS) est une formalité importante, mais l'absence d'immatriculation (volontaire ou non) ne soustrait pas une personne exerçant une activité commerciale habituelle à la qualification de commerçant. Ces personnes sont qualifiées de "commerçants de fait" [3](#page=3).
### 2.2 Les actes de commerce
Les actes de commerce sont classifiés en plusieurs catégories selon leur nature, leur forme, leur accessoire ou par extension.
#### 2.2.1 Les actes de commerce par nature
Il s'agit des actes énumérés dans les articles L110-1 et L110-2 du Code de commerce qui, lorsqu'ils sont exercés de façon habituelle, confèrent la qualité de commerçant (#page=3,=4) [3](#page=3) [4](#page=4).
> **Tip:** Seuls les actes de commerce par nature, exercés de manière habituelle, permettent de qualifier une personne de commerçant. Les autres catégories d'actes de commerce ne suffisent pas à elles seules à conférer cette qualité [4](#page=4).
##### 2.2.1.1 Le critère de la spéculation
La jurisprudence a ajouté un critère essentiel pour certains actes: la spéculation, qui implique la recherche consciente d'un bénéfice [4](#page=4).
* **Mutuelles d'assurance:** Les mutuelles d'assurance, bien qu'ayant une activité économique, ne spéculent pas et ne sont donc pas considérées comme commerçantes [4](#page=4).
* **Artisans:** La jurisprudence a longtemps exclu les artisans de la sphère commerciale, considérant que leur profit provenait de leur savoir-faire plutôt que de la spéculation sur les marchandises ou le travail d'autrui. Ils ne sont donc pas soumis au droit commercial et à la faillite (#page=4,=12) [12](#page=12) [4](#page=4).
##### 2.2.1.2 L'achat en vue de la revente
C'est l'acte de commerce le plus connu [4](#page=4).
* **Biens meubles:** Tout achat de biens meubles pour les revendre, qu'ils soient revendus en l'état ou après transformation, constitue un acte de commerce. Cette intention de revendre doit exister dès l'achat [4](#page=4).
* **Activités civiles exclues:** Les activités agricoles (sauf exceptions comme l'éleveur achetant du fourrage), la propriété intellectuelle (droit d'auteur, droit d'artiste) sont considérées comme civiles car il n'y a pas d'achat en vue de revente. La production de l'agriculteur est le fruit de son travail [5](#page=5).
* **Exemples:** Un éditeur de livre est commerçant, tandis qu'un scénariste ou réalisateur a une activité civile. Un pharmacien est juridiquement un commerçant [5](#page=5).
* **Biens immeubles:** L'achat d'un bien immobilier en vue de sa revente constitue un acte de commerce, faisant du marchand de biens un commerçant. Cependant, si l'achat est réalisé en vue d'édifier des bâtiments pour les vendre, l'activité peut être qualifiée de civile [5](#page=5).
##### 2.2.1.3 Les activités industrielles
La transformation de biens par des moyens humains ou matériels constitue une activité industrielle et commerciale, sauf si la transformation repose sur un savoir-faire qualifiant l'activité d'artisanale [5](#page=5).
* **Activités extractives:** Les activités extractives (mines, carrières) sont normalement civiles, sauf exceptions comme l'exploitation des mines spécifiée par la loi. La jurisprudence distingue les mines (commerciales) des carrières (civiles) [5](#page=5) [6](#page=6).
##### 2.2.1.4 Les activités de services
Le Code de commerce liste certaines activités de services, et la jurisprudence en a complété d'autres [6](#page=6).
* **Location de biens meubles:** La location de biens meubles est un acte de commerce, contrairement à la location d'immeubles qui est civile. Une exception notable est la location de chambres d'hôtel, considérée comme commerciale par la jurisprudence en raison de la location des biens meubles qui la composent (lit, oreiller) [6](#page=6).
* **Contrats de transport:** Le transport terrestre et maritime est commercial. La jurisprudence a étendu cette qualification aux transports ferroviaire et aérien. Le déménagement et le remorquage sont commerciaux. Les auto-écoles, dont le but est l'enseignement, ont une activité civile. Les taxis peuvent être qualifiés d'artisanaux s'ils n'exploitent qu'un seul véhicule, ou de commerciaux s'il s'agit d'une société exploitant plusieurs taxis [6](#page=6).
* **Banque et change:** Les opérations de banque et de change sont des activités commerciales, pouvant faire l'objet de monopoles (crédit, moyens de paiement). Les activités connexes comme la gestion de patrimoine ou financière sont d'aspect civil mais leur qualification commerciale n'est pas clairement établie par la jurisprudence. Les activités d'assurance sont généralement commerciales, sauf si elles sont exercées par une mutuelle (#page=6,=7) [6](#page=6) [7](#page=7).
* **Entreprises de fourniture:** Les entreprises livrant des marchandises ou fournissant des services, comme la production d'électricité ou d'eau (EDF, GDF), sont commerciales. D'autres activités comme l'enlèvement d'ordures ménagères, les pompes funèbres, les entreprises de travail temporaire et les diagnostiqueurs immobiliers sont également considérées comme commerciales [7](#page=7).
* **Entreprises de spectacles:** L'exploitation d'une œuvre de l'esprit est commerciale (théâtre, cinéma, cirque, spectacles sportifs), sauf les spectacles gratuits qui sont civils [7](#page=7).
* **Activités d'intermédiaires:** Les intermédiaires dont l'activité est visée par L110-1 sont considérés comme commerciaux, même s'ils n'agissent pas en leur nom propre, lorsque leur rôle est de faciliter la conclusion de contrats (ex: agent immobilier, entreprises d'agence et bureaux d'affaires) [7](#page=7).
* **Exemples d'intermédiaires commerciaux:** Cabinet de recouvrement de créance, généalogiste, agent artistique, agence de voyages ou de publicité [7](#page=7).
* **Exemples d'intermédiaires civils:** Agent d'assurance (mandataire), agent commercial [7](#page=7).
* **Contrats spécifiques:** Le contrat de commission (représentation imparfaite) et le contrat de courtage (rapprochement de parties) sont qualifiés de commerciaux par la loi (#page=7,=8) [7](#page=7) [8](#page=8).
##### 2.2.1.5 Tentative de critère général de l'acte de commerce
Le critère de la spéculation est jugé insuffisant par certains auteurs. D'autres ont proposé le critère de l'entreprise, sans succès pour qualifier les actes de commerce. Le critère de l'entremise, proposé par Thaller, suggère que tout ce qui se situe entre la création et la vente finale est commercial [8](#page=8).
#### 2.2.2 Les actes de commerce par la forme
Ces actes sont qualifiés de commerciaux par la loi, indépendamment de leur nature intrinsèque. La loi en décide ainsi dans trois hypothèses principales [8](#page=8):
1. **La lettre de change:** C'est un acte de commerce par la forme, valable pour toutes les parties, commerçantes ou non. Le chèque en est un descendant [8](#page=8).
2. **Les sociétés commerciales par la forme:** Certaines formes de sociétés sont automatiquement qualifiées de commerciales par la loi, indépendamment de leur activité. Il s'agit des SARL, SA et SAS. Ces sociétés, dites "à risque limité", bénéficient de la limitation de la responsabilité des associés. La société elle-même, en tant que personne morale, sera automatiquement commerçante [8](#page=8) [9](#page=9).
3. **Le cautionnement des dettes commerciales:** Suite à l'ordonnance du 15 septembre 2021, le cautionnement d'une dette commerciale est désormais un acte de commerce par la forme entre toutes personnes, commerçantes ou non. Ce cautionnement sera commercial si la dette cautionnée est elle-même commerciale, qu'elle soit contractée par une personne morale ou physique. Une protection particulière s'applique aux personnes physiques cautionnant, avec une mention manuscrite obligatoire [9](#page=9).
#### 2.2.3 Les actes de commerce par accessoire
Il s'agit d'actes civils par nature qui deviennent commerciaux par le jeu de l'accessoire, en raison de leur lien avec une activité commerciale exercée par un commerçant. L'article L110-1 mentionne les "obligations entre négociants, marchands et banquiers" [10](#page=10).
* **Théorie de l'accessoire:** Un acte civil conclu par un commerçant devient commercial s'il est rattaché à son activité commerciale. Cette règle simplifie la qualification de nombreux actes [10](#page=10).
* **Exemple:** Un bail d'immeuble, acte civil par nature, devient commercial s'il est conclu par un commerçant dans le cadre de son activité [10](#page=10).
La jurisprudence a également admis que des actes commerciaux puissent devenir civils par accessoire, notamment en fonction de l'activité prépondérante [10](#page=10).
#### 2.2.4 Les actes de commerce par extension
Cette catégorie, parfois appelée "actes de commerce par décision de la Cour de cassation" ou "acte de commerce par accessoire objectif", regroupe des actes civils que la Cour de cassation a décidé de qualifier de commerciaux en l'absence de fondement textuel clair ou d'application des autres catégories [10](#page=10).
##### 2.2.4.1 La cession d'une entreprise individuelle
La vente d'un fonds de commerce par un commerçant qui part à la retraite est considérée comme un acte de commerce par accessoire, car c'est son dernier acte en tant que commerçant. Si les héritiers vendent le fonds, l'acte est civil car ils n'ont jamais exploité l'entreprise [11](#page=11).
Du point de vue de l'acheteur :
* Si un commerçant achète un fonds de commerce pour développer son activité, c'est un acte de commerce par accessoire [11](#page=11).
* Si un non-commerçant achète un fonds de commerce pour devenir commerçant, l'acte devient commercial s'il est indispensable à l'exploitation future du commerce et si l'acheteur a l'intention de l'exploiter [11](#page=11).
##### 2.2.4.2 La cession de droits sociaux
En principe, la cession de droits sociaux (parts sociales ou actions) d'une société commerciale est un acte civil. Cependant, la Cour de cassation a décidé qu'elle devenait un acte de commerce par extension lorsque la cession entraîne le transfert du contrôle de la société. Le transfert du contrôle implique la capacité de diriger la société en raison de la détention de la majorité des droits de vote. Aujourd'hui, le contentieux des sociétés commerciales dépend des tribunaux de commerce [12](#page=12).
### 2.3 Les autres professionnels indépendants
Il existe des professions indépendantes qui ne sont pas soumises au régime commercial, tels que les artisans. Ces professionnels, bien que non commerçants, sont de plus en plus soumis aux procédures collectives, reflétant une tendance à l'unification du traitement des professionnels indépendants [12](#page=12).
#### 2.3.1 L'artisan
Initialement considéré comme un commerçant, l'artisan a été protégé par la jurisprudence qui a créé une catégorie spécifique pour le distinguer et le soustraire aux procédures collectives. L'artisanat bénéficie également d'un statut administratif organisé autour des chambres des métiers [12](#page=12).
---
# Les autres professionnels indépendants et leur statut
Cette section explore les statuts des artisans, exploitants agricoles et professions libérales, en soulignant leurs particularités par rapport au droit commercial.
### 3.1 Le principe de la distinction entre commerçant et autres professionnels indépendants
Il existe des professionnels indépendants qui exercent à titre individuel, de manière autonome et à leurs propres risques, mais qui ne sont pas soumis au régime commercial. On observe une tendance à la fusion des professions indépendantes, où tous les professionnels, quel que soit leur domaine, sont désormais soumis aux procédures collectives. Le législateur élabore des règles qui concernent tous les professionnels indépendants, et non plus spécifiquement le commerçant [12](#page=12).
Trois grandes catégories de professions indépendantes de nature civile sont identifiées: l'artisan, l'exploitant agricole et le professionnel libéral [12](#page=12).
### 3.2 L'artisan
Initialement considéré comme un commerçant, le statut d'artisan a été créé par la Cour de cassation au XIXème siècle afin de le protéger des procédures collectives alors punitives [12](#page=12).
#### 3.2.1 Le statut administratif des artisans
Ce statut est distinct du statut de droit privé créé par la jurisprudence. Il est défini par le Code des métiers de l'artisanat. Selon l'article L111 de ce code, relèvent du secteur des métiers et de l'artisanat les personnes physiques et morales employant moins de onze salariés, exerçant à titre principal ou secondaire une activité professionnelle indépendante de production, transformation, réparation ou prestation de services, figurant sur une liste établie par décret en Conseil d'État. L'effectif salarié est déterminé selon les modalités prévues au I de l'article L. 130-1 du code de la sécurité sociale. Des conditions dérogatoires peuvent exister pour certains départements [13](#page=13).
Pour être reconnu artisan au titre de ce statut administratif, plusieurs conditions sont requises :
* Moins de 11 salariés au moment de la création [13](#page=13).
* Une activité exercée de façon indépendante et professionnelle, qui peut être secondaire mais doit être habituelle [13](#page=13).
* L'activité doit figurer sur une liste établie par décret en Conseil d'État [13](#page=13).
* Dans certains cas, la justification d'un diplôme, d'une expérience ou d'un titre est nécessaire [13](#page=13).
Les artisans sont regroupés au sein d'une chambre des métiers et de l'artisanat (CMA). L'inscription se fait au Registre National des Entreprises (RNE), anciennement le répertoire des métiers. Le statut d'artisan peut conférer des avantages tels que des prêts bonifiés ou des primes d'installation [13](#page=13).
#### 3.2.2 Le statut de droit privé des artisans
Ce statut, créé par la jurisprudence au XIXème siècle, vise à distinguer l'artisan du commerçant. Il repose sur la démonstration que l'artisan tire ses revenus de son travail personnel, sans spéculation sur le travail d'autrui, les marchandises, les machines ou les outils [13](#page=13).
Il est important de noter que le statut de droit privé et le statut administratif n'ont pas le même domaine d'application; une personne qualifiée d'artisan au sens administratif peut être considérée comme un commerçant selon la jurisprudence. En pratique, les artisans ne tiennent pas de comptabilité comme les commerçants. Cependant, depuis le 1er janvier 2022, les artisans, bien que sortis du droit commercial, dépendent du Tribunal de commerce [14](#page=14).
> **Tip:** Il est crucial de distinguer le statut administratif de l'artisan (lié aux conditions d'emploi, à la nature de l'activité et à une liste réglementaire) du statut de droit privé (basé sur l'absence de spéculation et l'exercice personnel du travail). Ces deux statuts peuvent avoir des implications différentes et ne coïncident pas nécessairement.
### 3.3 L'exploitant agricole
L'activité agricole est définie par le Code rural et de la pêche maritime, notamment à l'article L311-1. Il s'agit des activités correspondant à la maîtrise et à l'exploitation d'un cycle biologique végétal ou animal, ainsi que les activités dans le prolongement de l'acte de production ou supportées par l'exploitation. Ces activités ont un caractère civil et ne sont pas soumises au droit commercial [14](#page=14).
Un agriculteur n'est pas un artisan, mais une requalification peut parfois intervenir. Par exemple, un pépiniériste qui produit ses graines est agriculteur, tandis que celui qui les achète est commerçant. De même, un agriculteur achetant du fourrage à l'extérieur est considéré commerçant pour certaines démarches, mais reste agriculteur auprès des administrations agricoles. Une scierie est une activité civile si elle est accessoire à une coupe forestière, mais devient commerciale si elle est associée à une fabrication industrielle de meubles [14](#page=14).
### 3.4 Le professionnel libéral
Le professionnel libéral se caractérise par l'exercice d'un effort de nature intellectuelle. Ils ne sont pas considérés comme commerçants car leur activité repose sur un effort intellectuel. La relation entre un professionnel libéral et son client est spécifique [14](#page=14).
L'article 29 de la loi du 22 mars 2021 définit le professionnel libéral comme toute personne exerçant à titre habituel, de manière indépendante et sous sa responsabilité, une activité de nature généralement civile ayant pour objet d'assurer, dans l'intérêt du client ou du public, des prestations principalement intellectuelles, techniques ou de soins mises en œuvre au moyen de qualifications professionnelles appropriées et dans le respect de principes éthiques ou d'une déontologie professionnelle [14](#page=14).
Exemples de professions libérales incluent: les professions médicales, les officiers publics et ministériels (notaires, commissaires de justice), les auxiliaires de justice (avocats), les enseignants, les experts-comptables, les géomètres, etc. [14](#page=14).
Ces professions sont encadrées par des règles déontologiques. Bien qu'ils ne soient pas commerçants, les professionnels libéraux peuvent bénéficier de procédures collectives et ont droit au statut de conjoint du chef d'entreprise, à un patrimoine professionnel, et à l'insaisissabilité des immeubles [14](#page=14).
---
# Le statut de l'entrepreneur individuel et la protection patrimoniale
Voici une synthèse détaillée sur le statut de l'entrepreneur individuel et la protection patrimoniale, prête pour un examen.
## 4. Le statut de l'entrepreneur individuel et la protection patrimoniale
Ce chapitre explore l'accès à la qualité d'entrepreneur individuel, les restrictions et autorisations afférentes, ainsi que les mécanismes de protection du patrimoine personnel face aux risques professionnels, notamment la séparation des patrimoines et l'insaisissabilité [15](#page=15) [27](#page=27).
### 4.1 L'accès à la qualité d'entrepreneur
L'accès à la profession d'entrepreneur repose sur un principe de liberté, mais est soumis à certaines conditions liées à la capacité, aux incompatibilités, aux interdictions et aux autorisations.
#### 4.1.1 La capacité
Certaines personnes, en raison de leur situation, peuvent être limitées dans leur capacité à exercer une activité commerciale.
* **Les mineurs**
En principe, les mineurs sont frappés d'une incapacité d'exercice. Traditionnellement, ils ne pouvaient devenir commerçants. Cependant, la loi a évolué: depuis la loi du 15 juin 2010, un mineur émancipé peut devenir commerçant sur autorisation du juge des tutelles (moment de l'émancipation) et du président du tribunal judiciaire (s'il demande après émancipation). Un mineur non émancipé reste frappé d'une incapacité de jouissance et ne peut donc exercer une activité commerciale, même par représentation [15](#page=15).
* **Les majeurs incapables**
Les majeurs placés sous tutelle, en raison d'une altération de leurs facultés mentales ou corporelles les empêchant d'exprimer leur volonté, ne peuvent devenir commerçants. Les décisions les plaçant sous tutelle doivent être publiées au registre du commerce et des sociétés (RCS). Dans le cadre de la curatelle, il s'agit d'une incapacité d'exercice où le curateur assiste le majeur. Ce dernier pourrait passer des actes de commerce, voire sans autorisation du curateur si le juge l'y autorise. Sous sauvegarde de justice, il n'y a ni assistance ni représentation, mais le juge peut prononcer la rescision ou la nullité des actes [16](#page=16).
#### 4.1.2 Les incompatibilités
Certaines professions ne peuvent être exercées simultanément avec une activité commerciale en raison d'un risque de conflit d'intérêts.
* **Fonctionnaires**: Peuvent exercer une activité accessoire si elle est compatible avec leur fonction et ne l'affecte pas [16](#page=16).
* **Officiers ministériels**: Notaires, huissiers de justice, greffiers, commissaires de justice [16](#page=16).
* **Professionnels libéraux**: Majorité des avocats, experts-comptables, commissaires aux comptes, architectes [16](#page=16).
* **Parlementaires**: Interdiction d'activités dans certaines sociétés [16](#page=16).
L'incompatibilité n'est pas une mesure de protection de l'intéressé. Une personne exerçant une activité commerciale en violation d'une incompatibilité est qualifiée de commerçant de fait, subissant les inconvénients de cette qualité sans en bénéficier [16](#page=16).
#### 4.1.3 Les interdictions et les déchéances
Ces mesures visent à écarter du monde du commerce des individus dont le comportement justifie une interdiction d'exercer. Elles sont prononcées suite à une sanction.
* **Condamnation pénale**: L'interdiction d'exercer une profession commerciale ou industrielle peut être une peine complémentaire, temporaire ou définitive, suite à certaines infractions. Elle ne vise pas les activités civiles [17](#page=17).
* **Faillite personnelle**: Sanction prononcée par le tribunal de commerce dans le cadre d'une procédure collective contre un débiteur ou dirigeant ayant eu un comportement inapproprié ayant conduit à la faillite. Elle emporte interdiction de diriger, gérer, administrer ou contrôler toute entreprise commerciale, artisanale, agricole ou toute autre activité indépendante. Le juge peut limiter le domaine de l'interdiction [17](#page=17).
#### 4.1.4 Les autorisations
L'exercice du commerce peut nécessiter l'obtention préalable d'une autorisation, notamment pour les étrangers.
* **Ressortissants de l'UE**: Bénéficient du principe de libre établissement et de libre prestation de services [17](#page=17).
* **Autres étrangers**: Doivent être titulaires d'une carte de séjour temporaire autorisant l'exercice d'une profession commerciale, industrielle ou artisanale [17](#page=17).
### 4.2 Les obligations pesant sur le professionnel
Les entrepreneurs individuels sont soumis à diverses obligations légales, certaines spécifiques aux commerçants, d'autres plus générales.
#### 4.2.1 Les obligations de publicité légale
Il existe une tension entre le secret des affaires et la transparence nécessaire dans le monde des affaires. La publicité légale vise à diffuser des informations relatives aux entreprises [18](#page=18).
* **Registres** :
* **Registre National des Entreprises (RNE)**: Centralise les informations de toutes les entreprises (personnes morales et physiques) [18](#page=18).
* **Registre du Commerce et des Sociétés (RCS)**: Conservé malgré la création du RNE, il concerne les commerçants et les sociétés [18](#page=18).
* **INSEE**: Attribue le numéro SIREN [18](#page=18).
* **Publicité dans des supports habilités**: Journaux d'annonces légales, Bulletin des Annonces Légales Obligatoires (BALO), Bulletin Officiel des Annonces Civiles et Commerciales (BODACC) [18](#page=18).
* **Formalités électroniques**: La loi Pacte a instauré un guichet unique électronique pour les formalités de création, modification ou cessation d'activité [18](#page=18).
#### 4.2.2 Le registre du commerce et des sociétés (RCS)
La loi Pacte a modifié les formalités via un guichet unique électronique [18](#page=18).
* **Dépôt d'information**: Les informations sont transmises via le guichet unique. Le dépôt de certains documents est nécessaire pour être opposable aux tiers (ex: curatelle, tutelle) [18](#page=18).
* **Effets attachés à l'information légale**: La diffusion des informations a des effets juridiques. L'INPI rend les informations accessibles, parfois décryptées par des entreprises privées [19](#page=19).
* **Immatriculation** :
* L'inscription au RCS crée une présomption simple de commercialité, renversable si le tiers connaissait le défaut de qualité de commerçant [19](#page=19).
* Une personne qui aurait dû s'inscrire mais ne l'a pas fait subit les inconvénients de la qualité de commerçant sans en avoir les avantages jusqu'à son inscription [19](#page=19).
* Les informations non publiées ou non immatriculées sont inopposables aux tiers, sauf si le tiers en a eu connaissance personnelle [19](#page=19).
#### 4.2.3 Le RNE
Il englobe toute personne physique exerçant une activité indépendante et autonome, agriculteurs, artisans, etc.. Les informations sont similaires à celles du RCS, mais la portée de la publication diffère concernant l'opposabilité [19](#page=19).
#### 4.2.4 Les obligations comptables du commerçant
La comptabilité permet au dirigeant d'avoir une vision financière de son entreprise. Les obligations sont définies par le plan comptable [19](#page=19).
* **Documents comptables**: Livre journal, grand livre, inventaire, annexe. La comptabilité est adaptée à la taille de l'entreprise (total bilan, CA, salariés) [20](#page=20).
* **Fonction juridique**: La comptabilité peut être admise en justice pour faire preuve entre commerçants pour faits de commerce [20](#page=20).
#### 4.2.5 L'auto-entrepreneur ou micro-entrepreneur
Ce statut, créé par la LME en 2008, offre des avantages pour la création, la gestion et la cessation d'entreprise, mais a pu être sujet à des dérives, notamment pour contourner le droit du travail [20](#page=20).
#### 4.2.6 Le traitement des litiges
Les tribunaux de commerce traitent les litiges entre commerçants en première instance [20](#page=20).
### 4.3 Le régime patrimonial de l'entrepreneur individuel
Le régime patrimonial de l'entrepreneur individuel vise à protéger le patrimoine personnel de l'activité professionnelle, une préoccupation ancienne remontant au droit romain [27](#page=27).
#### 4.3.1 L'insaisissabilité des immeubles à usage personnel
Des réformes successives ont renforcé la protection des biens personnels de l'entrepreneur.
* **Loi du 1er août 2003**: Rend insaisissable la résidence principale de l'entrepreneur, sous certaines conditions de formalisme et publicité [27](#page=27) [28](#page=28).
* **Loi de modernisation de l'économie (LME) du 4 août 2008**: A étendu la protection à tous les biens fonciers non professionnels (résidences secondaires) [28](#page=28).
* **Loi Macron du 6 août 2015**: A rendu la protection de la résidence principale automatique [28](#page=28).
* **Loi du 14 février 2022**: Installe un statut unique et obligatoire pour l'entrepreneur individuel, avec une séparation automatique entre le patrimoine personnel et professionnel. Les immeubles à usage personnel sont dans le patrimoine personnel [28](#page=28).
##### 4.3.1.1 Les conditions d'application de l'insaisissabilité
* **Conditions de fond** :
* La créance doit être de nature professionnelle [28](#page=28).
* La protection concerne toute personne physique exerçant une activité professionnelle indépendante, pas seulement les commerçants [28](#page=28).
* L'immeuble doit avoir un usage personnel (résidence principale, secondaire) [28](#page=28).
* Il faut avoir un droit réel sur le bien (propriété, indivision, communauté, usufruit). Une SCI propriétaire de l'immeuble n'offre pas de protection directe sur les droits sociaux [29](#page=29).
* Pour les biens à usage mixte (professionnel et personnel), depuis la loi LME, une déclaration d'état de division permet de protéger la partie personnelle. La loi Macron a rendu la protection de la résidence principale automatique [29](#page=29).
* **Le formalisme** :
* Une déclaration unilatérale reçue par notaire, publiée au fichier immobilier ou publicité foncière [29](#page=29).
* Publicité au RCS (ou RNE) [29](#page=29).
* La protection de la résidence principale est automatique depuis la loi Macron [29](#page=29).
* La jurisprudence a une interprétation stricte de l'article L526-1, n'excluant pas une hypothèque judiciaire [29](#page=29).
##### 4.3.1.2 L'opposabilité de l'insaisissabilité
* **Résidence principale**: Protégée automatiquement. Pour les créances antérieures à la loi Macron le créancier professionnel pouvait saisir la résidence principale [30](#page=30).
* **Autres immeubles**: Nécessitent une publicité au fichier immobilier et une inscription au RCS ou RNE. L'opposabilité est conditionnée par la dernière publicité effectuée [30](#page=30).
* **Date de naissance de la créance**: L'insaisissabilité est opposable si la créance est née après la publicité. La date de naissance est celle de la conclusion du contrat [30](#page=30).
* **Créances personnelles**: L'insaisissabilité n'est pas opposable aux créanciers personnels (ex: pension alimentaire lors d'un divorce) [30](#page=30).
* **Biens à usage mixte**: La loi et la jurisprudence n'apportent pas de réponse claire sur l'accès des créanciers professionnels [30](#page=30).
* **Radiation de l'entrepreneur**: Si l'insaisissabilité était opposable, elle demeure même après la radiation de l'activité [30](#page=30).
##### 4.3.1.3 Exceptions à l'insaisissabilité
* **Administration fiscale**: Peut saisir la résidence principale en cas de manœuvre frauduleuse ou d'inobservation grave et répétée des obligations fiscales [31](#page=31).
* **Subrogation réelle**: Le prix de vente d'un bien insaisissable devient insaisissable pendant un an pour trouver une nouvelle résidence principale. Cette subrogation ne vaut que pour la résidence principale, pas pour les résidences secondaires [31](#page=31).
##### 4.3.1.4 La cessation des effets de la déclaration
* **Décès de l'entrepreneur**: Avant la loi Macron, les immeubles protégés devenaient saisissables. La loi Macron limite la fin de l'insaisissabilité à la date de liquidation de la succession [31](#page=31).
* **Dissolution matrimoniale**: Si la résidence principale est récupérée par l'entrepreneur, la protection est maintenue. Elle cesse si elle va chez l'autre époux [31](#page=31).
* **Renonciation à l'insaisissabilité**: Possible au profit de tous les créanciers professionnels ou d'un seul. La renonciation nécessite un acte notarié avec publicité. Cette possibilité peut créer une inégalité entre créanciers et devenir une technique de contournement [32](#page=32).
* **Procédures collectives**: La Cour de cassation a considéré que si l'insaisissabilité est opposable à un créancier, la procédure collective ne peut saisir l'immeuble [32](#page=32).
#### 4.3.2 La distinction des patrimoines professionnel et personnel
La loi du 14 février 2022 instaure un statut unique de l'entrepreneur individuel avec une distinction automatique entre patrimoine professionnel et personnel. Ce principe reprend l'idée de l'EIRL (Entrepreneur Individuel à Responsabilité Limitée), qui a été un échec optionnel [28](#page=28) [33](#page=33).
* **Champ d'application**: Concerne toute personne physique exerçant une activité professionnelle indépendante. L'entrepreneur doit se désigner comme "entrepreneur individuelle" ou "EI" [33](#page=33).
* **Applicabilité temporelle**: La distinction s'applique aux relations contractuelles postérieures au 15 mai 2022. Pour les relations antérieures, un seul patrimoine est considéré. La loi Macron reste pertinente pour les relations antérieures [33](#page=33).
* **Différence avec l'EIRL**: La nouvelle loi permet un seul patrimoine professionnel, tandis que l'EIRL en nécessitait un par activité [33](#page=33).
##### 4.3.2.1 La composition du patrimoine professionnel
* **Répartition des biens et dettes**: La clé de répartition est à l'article L526-22 du Code de commerce [34](#page=34).
* **Actif**: Tous les biens utiles à l'activité professionnelle sont inclus. L'article R526-26 donne une définition vague de "bien utile" [34](#page=34).
* La partie de la résidence principale servant à l'activité professionnelle est dans le patrimoine professionnel [34](#page=34).
* Les biens mixtes vont par principe dans le patrimoine professionnel [34](#page=34).
* Si une SCI détient un immeuble servant à l'activité, l'immeuble est inclus dans le patrimoine professionnel malgré l'interposition de la personne morale [34](#page=34).
* Les éléments de comptabilité entrent dans l'actif professionnel [34](#page=34).
* **Règle de preuve**: La loi établit une règle à l'avantage du créancier: un bien saisi est considéré comme professionnel, sauf preuve contraire apportée par l'entrepreneur. Le créancier abusant de ce droit engage sa responsabilité [34](#page=34).
* **Dette mixte**: La loi ne traite pas spécifiquement la dette mixte (servant deux usages). Il est probable que la dette suive le bien [34](#page=34).
##### 4.3.2.2 La composition du patrimoine personnel
Le patrimoine personnel est déterminé de manière résiduelle. La loi vise à assurer un transfert de revenus du patrimoine professionnel au patrimoine personnel, mais les modalités sont mal rédigées. En cas de non-paiement par le créancier personnel, la loi présume une fraude et autorise la saisie du patrimoine professionnel [35](#page=35).
##### 4.3.2.3 Le rôle de la publicité légale
La distinction des patrimoines s'applique si l'entrepreneur est immatriculé au RCS ou à un registre professionnel. Si l'activité commence avant l'immatriculation, la distinction commence au jour de l'immatriculation, sauf si l'appellation "EI" a été utilisée, auquel cas la distinction peut être rétroactive. La distinction des patrimoines n'est pas opposable aux créances antérieures à l'immatriculation. Les actes préparatoires ne sont pas soumis à la distinction [35](#page=35) [36](#page=36).
##### 4.3.2.4 Questions en suspens
La loi n'aborde pas explicitement la propriété collective des biens ou l'articulation avec les régimes matrimoniaux. Le principe de subrogation réelle, présent dans l'EIRL, manque dans la loi de 2022. Les changements d'affectation d'un bien entre patrimoines sans compensation ne sont pas non plus clarifiés [36](#page=36).
##### 4.3.2.5 Possibilité de déroger à la distinction
* **Exceptions légales**: L'administration fiscale et la sécurité sociale peuvent saisir dans les deux patrimoines en cas de manœuvres frauduleuses ou d'inobservation grave des obligations [36](#page=36).
* **Convention entre parties**: Les suretés accordées avant la distinction des patrimoines s'appliquent comme s'il n'y avait pas de distinction. L'entrepreneur peut conférer des suretés sur son patrimoine personnel pour garantir une dette professionnelle [36](#page=36).
* **Renonciation à la protection**: Il est possible de renoncer à la distinction au profit d'un seul créancier professionnel. Un délai de réflexion est imposé pour éviter les abus. Cette renonciation avantage les plus gros créanciers. L'entrepreneur peut utiliser l'argent d'un patrimoine pour payer une dette relative à l'autre, mais c'est interdit pour les dettes personnelles payées avec le patrimoine professionnel. Il n'est pas possible de se cautionner d'un patrimoine à l'autre [36](#page=36) [37](#page=37).
#### 4.3.3 La transmission du patrimoine individuel
La transmission du patrimoine individuel pose des difficultés, notamment concernant les contrats qui ne sont pas des biens en eux-mêmes [37](#page=37).
* **Cession du patrimoine professionnel**: L'entrepreneur individuel ne peut céder qu'une partie de son patrimoine professionnel (un fonds de commerce), mais pas une branche d'activité spécifique comme en droit des sociétés (apport partiel d'actif) [37](#page=37).
* **Règles de fond applicables au transfert**: Le transfert peut se faire par vente, don, ou apport. Le législateur a retiré la possibilité de legs du patrimoine professionnel, contrairement à l'EIRL. Ces contrats doivent porter sur des biens, et l'actif doit être supérieur au passif en cas d'apport. Les contrats sont exclus si les autres parties sont frappées de faillite [37](#page=37) [38](#page=38).
* **Formalisme applicable au commerce**: Une publicité est nécessaire au BODACC pour que le transfert soit opposable aux tiers. Les créanciers professionnels et personnels peuvent faire opposition au transfert s'ils craignent un risque de non-paiement. Le juge peut prononcer la déchéance du terme ou exiger des garanties du nouveau débiteur [38](#page=38) [39](#page=39).
#### 4.3.4 La fin du patrimoine professionnel
* **Arrêt de l'activité**: Lorsque l'activité professionnelle s'arrête, les deux patrimoines (professionnel et personnel) sont réunis. Contrairement à l'EIRL, la loi de 2022 ne prévoit pas que les anciens créanciers professionnels puissent accéder au patrimoine professionnel dans le cas d'une fusion [39](#page=39).
* **Décès de l'entrepreneur**: Il n'est pas possible de léguer le patrimoine professionnel, mais un don de son vivant est envisageable. Le passif doit être payé par tous les héritiers, sauf pour le fonds de commerce qui peut être transmis à un seul [38](#page=38) [39](#page=39).
* **Cessation d'activité volontaire**: Entraîne la fusion des patrimoines, rendant les biens du patrimoine personnel saisissables par les créanciers professionnels [39](#page=39).
* **Procédure collective**: En procédure collective, la distinction des patrimoines est maintenue. En cas de liquidation et d'arrêt d'activité sans fusion, seul le patrimoine professionnel est liquidé, le patrimoine personnel n'étant pas touché si des créanciers professionnels subsistent [40](#page=40).
### 4.4 Le conjoint du chef d'entreprise
La protection du conjoint du chef d'entreprise a évolué, passant d'une technique de séparation de biens à une obligation d'adoption d'un statut.
#### 4.4.1 L'obligation d'adopter un statut
Le conjoint qui participe à l'activité professionnelle d'un chef d'entreprise (commercial, artisanal, libéral) a l'obligation de choisir un statut légal: conjoint collaborateur, conjoint salarié ou conjoint associé. Cette obligation s'étend aux partenaires PACSés et, plus récemment, aux concubins. Le conjoint du chef d'entreprise commercial n'est pas réputé commerçant sauf s'il exerce une activité distincte [40](#page=40) [41](#page=41).
* **Le conjoint collaborateur**: Exerce une activité régulière sans rémunération ni qualité d'associé. Ce statut n'apporte pas de rémunération mais protège le conjoint d'une procédure collective. Il est mentionné au RNE. Cette option est limitée à 5 ans, après quoi il bascule automatiquement vers le statut de salarié [41](#page=41) [42](#page=42).
* **Le conjoint salarié**: Bénéficie d'un salaire déductible du bénéfice et de cotisations sociales [42](#page=42).
* **Le conjoint associé**: Le conjoint quitte le statut d'EI pour rejoindre une société et acquérir des droits sociaux. Cette option peut permettre d'éviter le statut de salarié [42](#page=42).
---
# Le fonds de commerce : constitution, éléments et clientèle
Voici une synthèse sur le fonds de commerce, ses éléments constitutifs, et la clientèle, conçue comme un guide d'étude.
## 5. Le fonds de commerce : constitution, éléments et clientèle
Le fonds de commerce est une universalité de fait représentant un ensemble de biens meubles, corporels et incorporels, destinés à créer et développer une clientèle, constituant ainsi un bien juridique distinct et essentiel à l'activité commerciale [43](#page=43) [45](#page=45).
### 5.1 La nature juridique du fonds de commerce
Le fonds de commerce est traditionnellement qualifié de bien meuble incorporel, bien qu'il soit apprécié de manière unitaire pour certaines opérations. Il n'est pas une universalité de droit (patrimoine), car il ne comprend pas de passif. Il s'agit d'une universalité de fait, un rassemblement de biens ayant une cohérence pour atteindre un but économique, mis en œuvre par un entrepreneur. Cette notion, apparue au XIXe siècle, a été façonnée par la pratique et consacrée par plusieurs lois [43](#page=43) [45](#page=45).
> **Tip:** Contrairement à une universalité de droit, le fonds de commerce ne contient que des éléments d'actif.
### 5.2 Les éléments constitutifs du fonds de commerce
La composition du fonds de commerce est évolutive et dépend des opérations. Il est constitué de biens meubles corporels et incorporels [46](#page=46).
#### 5.2.1 Les éléments corporels
##### 5.2.1.1 Le matériel
Il s'agit des biens meubles matériels utilisés de manière durable ou permanente dans l'entreprise. Il peut être essentiel ou secondaire selon le type de fonds [46](#page=46).
##### 5.2.1.2 Les marchandises
Ce sont les biens destinés à être vendus, transformés ou utilisés, n'ayant pas vocation à rester dans l'entreprise. Elles peuvent être incluses dans la vente du fonds de commerce, mais ne font généralement pas l'objet d'un nantissement [47](#page=47).
#### 5.2.2 Les éléments incorporels
##### 5.2.2.1 Les éléments d'individualisation
Ces éléments permettent de distinguer le fonds de commerce.
* **Le nom commercial:** Il se rattache au commerçant (personne physique ou morale) et peut être librement choisi, y compris le nom civil, en respectant les règles relatives à la concurrence déloyale [48](#page=48).
* **L'enseigne:** Elle identifie le fonds de commerce par sa localisation géographique. C'est un signe de ralliement de la clientèle, un élément patrimonial cessible [48](#page=48).
* **Les autorisations d'exploitation:** Il s'agit de licences ou agréments nécessaires à certaines activités (ex: débit de boisson). Elles peuvent être objectives ou personnelles. Leur cession est souvent liée à celle du fonds [49](#page=49).
> **Tip:** Nom commercial et enseigne sont des signes distinctifs qui, bien que similaires dans leur fonction d'attirer la clientèle, diffèrent par leur rattachement (personne du commerçant vs. lieu de l'activité).
##### 5.2.2.2 La propriété industrielle
Elle inclut des droits créés par la pratique et protégés par la loi pour leur utilité économique :
* **La marque:** Permet de distinguer les produits ou services. Elle doit être licite et non trompeuse [50](#page=50).
* **Le brevet:** Protège une invention nouvelle et susceptible d'application industrielle, conférant un droit d'exploitation exclusif [50](#page=50).
* **Les dessins et modèles:** Protègent l'apparence d'un produit ou de son emballage [51](#page=51).
##### 5.2.2.3 Les créances
Les créances en rapport avec l'entreprise sont des éléments d'actif, mais leur transmission lors d'une cession de fonds de commerce n'est pas automatique et doit être précisée par les parties [51](#page=51).
#### 5.2.3 Les éléments exclus
##### 5.2.3.1 Les contrats et les dettes
Par nature, le fonds de commerce n'intègre ni les dettes ni les contrats. La cession de dette est possible mais nécessite l'accord du créancier. La cession de contrat requiert l'accord des trois parties. Certaines exceptions existent pour les contrats de travail, d'édition, d'assurance et le bail commercial [52](#page=52).
##### 5.2.3.2 Les immeubles
Les immeubles sont généralement exclus du fonds de commerce, considéré comme un bien meuble. Cependant, les immeubles par destination (affectés durablement à l'exploitation) peuvent être inclus sous certaines conditions [53](#page=53).
### 5.3 La clientèle du fonds de commerce
La clientèle est l'élément essentiel et le but du fonds de commerce, mais sa nature juridique et sa position par rapport au fonds sont sujettes à débat.
#### 5.3.1 Nature et controverses
* **Distinction clientèle/achalandage:** Bien que les textes utilisent les deux termes, la jurisprudence ne les distingue plus rigoureusement. L'achalandage renvoie à l'afflux dû à l'emplacement, tandis que la clientèle est davantage liée au commerçant [54](#page=54).
* **Clientèle dans le fonds:** La position majoritaire la considère comme un élément indispensable mais extérieur au fonds (résultat du fonds). Certains la voient comme le fonds lui-même, d'autres comme un bien appropriable [54](#page=54).
* **Appropriabilité:** La doctrine considère la clientèle comme un fait juridique ou un phénomène juridique, influençable mais non directement appropriable. Le droit protège les éléments attractifs qui la génèrent [55](#page=55).
#### 5.3.2 Nouvelles modalités de clientèles
Le droit reconnaît diverses formes de clientèles: commerciale (franchisé, artisanale, agricole, libérale), avec des spécificités pour chacune. La jurisprudence a évolué pour reconnaître une clientèle personnelle au franchisé et pour la clientèle libérale, autrefois considérée comme extrapatrimoniale [55](#page=55) [56](#page=56) [60](#page=60).
#### 5.3.3 Le régime juridique de la clientèle
La clientèle est protégée indirectement via la protection des éléments attractifs comme le bail commercial [57](#page=57).
* **Conditions de constatation:** La jurisprudence exige une clientèle réelle, certaine et personnelle au commerçant. L'inscription au RCS et la date de création du fonds sont importantes [57](#page=57).
* **Protection jurisprudentielle:** La concurrence déloyale et le parasitisme sont les principaux outils de protection [61](#page=61) [65](#page=65).
* **Concurrence déloyale:** Imite, dénigre, désorganise l'entreprise ou le marché. Nécessite une faute, un préjudice et un lien de causalité. La jurisprudence a assoupli l'exigence de concurrence directe [62](#page=62) [63](#page=63).
* **Parasitisme:** Appropriation déloyale du travail d'autrui, sans être nécessairement en concurrence [65](#page=65).
> **Tip:** Bien que la clientèle ne soit pas un bien appropriable en soi, le droit la protège en sanctionnant les comportements déloyaux qui nuisent à son attraction ou à sa conservation.
#### 5.3.4 La protection conventionnelle
Des clauses de non-concurrence, valides si proportionnées (spatiotemporellement et quant à l'activité), visent à préserver la clientèle [66](#page=66) [67](#page=67).
### 5.4 Le bail commercial
Le bail commercial est un contrat essentiel pour l'exploitation du fonds de commerce, offrant une protection renforcée au preneur.
#### 5.4.1 Champ d'application
Il s'applique aux locaux stables et permanents utilisés pour une exploitation commerciale, même à usage mixte. Le locataire doit être commerçant immatriculé au RCS (ou assimilé). Les baux de courte durée (moins de 3 ans) et les conventions d'occupation précaire en sont exclus [71](#page=71) [72](#page=72) [73](#page=73) [74](#page=74).
#### 5.4.2 Durée et résiliation
La durée minimale est de 9 ans, avec une faculté de résiliation triennale pour le preneur. Le droit au renouvellement et l'indemnité d'éviction protègent le locataire. Le refus de renouvellement par le bailleur sans motif légitime entraîne le paiement d'une indemnité d'éviction [73](#page=73) [85](#page=85) [88](#page=88).
#### 5.4.3 Le loyer
Le loyer est révisé triennalement selon la valeur locative, avec un plafonnement pour éviter les hausses brutales. Des clauses contractuelles (indexation, loyer variable) sont possibles [80](#page=80) [81](#page=81) [82](#page=82).
#### 5.4.4 Opérations portant sur le bail
La cession du bail est possible, notamment avec le fonds de commerce, et est d'ordre public. La sous-location est en principe interdite sauf accord exprès du bailleur [90](#page=90) [91](#page=91).
### 5.5 La protection du fonds de commerce
La protection du fonds de commerce passe par la protection de ses éléments constitutifs, notamment la clientèle, et par le régime spécifique du bail commercial. Les actions en concurrence déloyale et en parasitisme jouent un rôle crucial.
---
---
## Erreurs courantes à éviter
- Révisez tous les sujets en profondeur avant les examens
- Portez attention aux formules et définitions clés
- Pratiquez avec les exemples fournis dans chaque section
- Ne mémorisez pas sans comprendre les concepts sous-jacents
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Acte de commerce par nature | Un acte de commerce qualifié comme tel indépendamment de la qualité des parties contractantes. Ces actes sont généralement énumérés dans les articles L. 110-1 et L. 110-2 du Code de commerce, tels que l'achat pour revendre. |
| Acte de commerce par la forme | Un acte qualifié de commercial par la loi, indépendamment de sa nature intrinsèque. Les exemples incluent la lettre de change et les sociétés commerciales par la forme (SARL, SA, SAS). |
| Acte de commerce par accessoire | Un acte qui, bien que de nature civile, est considéré comme commercial lorsqu'il est accompli par un commerçant dans le cadre de son activité professionnelle. Il est lié à une activité commerciale principale. |
| Acte de commerce par extension | Actes qualifiés de commerciaux par décision de jurisprudence, sans fondement textuel direct dans les catégories classiques, afin de combler des lacunes ou d'adapter le droit aux réalités économiques. |
| Clientèle | L'ensemble des personnes qui s'approvisionnent régulièrement auprès d'une entreprise. Elle est considérée comme l'élément essentiel du fonds de commerce, bien que sa nature juridique soit débattue (fait juridique, bien meuble incorporel). |
| Concurrence déloyale | Ensemble de pratiques abusives ou trompeuses visant à détourner la clientèle d'un concurrent ou à créer une confusion dans l'esprit du public. Elle est sanctionnée sur le fondement de la responsabilité délictuelle (article 1240 du Code civil). |
| Contrat de franchise | Contrat par lequel un franchiseur accorde à un franchisé le droit d'utiliser sa marque, ses produits ou ses services, ainsi que son savoir-faire, en échange d'une contrepartie financière. |
| Droit des affaires | Branche du droit qui régit l'ensemble des règles relatives aux entreprises et aux activités économiques, englobant le droit commercial traditionnel ainsi que d'autres disciplines comme le droit des sociétés, le droit de la concurrence, etc. |
| Droit des obligations | Le droit qui régit les relations entre les personnes en vertu de leurs engagements (contrats, délits, quasi-délits). Il constitue le droit commun auquel le droit des affaires se réfère souvent. |
| Fonds de commerce | Universalité de fait rassemblant un ensemble de biens mobiliers corporels et incorporels nécessaires à l'exploitation d'une activité commerciale, incluant la clientèle, le nom commercial, l'enseigne, le droit au bail, le matériel et les marchandises. |
| Indemnité d'éviction | Compensation financière versée par le bailleur au locataire lorsque celui-ci est contraint de quitter les lieux commerciaux suite au refus de renouvellement du bail, afin de réparer le préjudice subi par le locataire du fait de la perte de son fonds de commerce. |
| Le bail commercial | Contrat de louage d'immeuble affecté à l'exploitation d'un fonds de commerce, soumis à un régime juridique spécifique et protecteur du locataire, notamment en ce qui concerne le droit au renouvellement et l'indemnité d'éviction. |
| Le commerçant | Personne physique ou morale exerçant des actes de commerce à titre de profession habituelle. La loi (article L. 121-1 du Code de commerce) combine des critères subjectifs (profession habituelle) et objectifs (actes de commerce). |
| Le nantissement de fonds de commerce | Sûreté réelle consentie par le commerçant sur son fonds de commerce au profit d'un créancier, permettant à ce dernier de se faire payer par préférence sur la valeur du fonds en cas de défaillance du débiteur. |
| Le patrimoine professionnel | Dans le cadre du statut unique de l'entrepreneur individuel, il s'agit de l'ensemble des biens, droits et obligations affectés à l'activité professionnelle, distinct du patrimoine personnel. |
| Procédures collectives | Ensemble des procédures judiciaires visant à organiser la situation d'une entreprise en difficulté (sauvegarde, redressement judiciaire, liquidation judiciaire), ayant pour but de permettre la poursuite de l'activité ou de désintéresser les créanciers. |
| Régime des baux commerciaux | Ensemble des règles juridiques applicables aux contrats de location d'immeubles destinés à l'exploitation d'une activité commerciale, caractérisé par une forte protection du preneur. |
| Sûreté | Garantie donnée à un créancier pour assurer l'exécution d'une obligation, qu'il s'agisse d'une sûreté personnelle (cautionnement) ou d'une sûreté réelle (hypothèque, nantissement). |
| Théorie de l'accessoire | Principe selon lequel un acte civil accompli par un commerçant dans le cadre de son activité commerciale devient lui-même un acte de commerce. |
| Universalité de fait | Ensemble de biens mobiliers (corporels ou incorporels) qui, par leur destination ou leur cohérence, sont considérés comme une unité économique, sans former un patrimoine distinct. Le fonds de commerce en est un exemple. |
Cover
Droit des affaires.pdf
Summary
# La notion de droit et ses fonctions
Voici une synthèse du sujet "La notion de droit et ses fonctions" basée sur les pages fournies.
## 1. La notion de droit et ses fonctions
Cette section aborde la définition du droit, ses fonctions normatives et organisationnelles, ainsi que son lien avec la justice et les institutions.
### 1.1 Introduction à la notion de droit
La notion de droit représente un système social qui traverse le temps et l'espace, apparaissant dès la constitution de communautés humaines. Il s'agit d'un ensemble de règles de conduite régissant les rapports entre les individus, dont le respect est assuré par une autorité. Le droit se manifeste sous diverses formes selon les époques et les sociétés, comme le droit coutumier et le droit codifié [2](#page=2).
> **Tip:** La juridicité d'une norme réside dans sa capacité à être sanctionnée par un tiers arbitre, généralement un juge [1](#page=1) [2](#page=2).
Deux aspects complémentaires du droit sont particulièrement notables :
#### 1.1.1 La fonction normative
La fonction normative est la fonction historique du droit. Elle se caractérise par la prescription de normes. Une norme est considérée comme juridique dès lors qu'elle est assortie d'une sanction, impliquant l'intervention d'un tiers arbitre (juge, ordre professionnel, etc.) pour appliquer des règles de droit. Parallèlement, la loi, acte juridique pris par le pouvoir législatif selon l'article 34 de la Constitution, pose des règles générales, impersonnelles et abstraites. Le juge incarne la notion de droit dans l'esprit collectif, symbolisé par la balance et la déesse Artémis aux yeux bandés, représentant la justice distributive (égalité) et commutative (équité). La protection de chacun contre le pouvoir d'autrui est une idée fondamentale liée au droit [1](#page=1) [2](#page=2).
> **Exemple:** La sanction juridique, dans un sens courant, est assimilée à une punition, mais juridiquement, elle désigne des conséquences, positives ou négatives, qui découlent du non-respect d'une règle de droit par un tiers arbitre [1](#page=1).
#### 1.1.2 La fonction organisationnelle
La fonction organisationnelle est une fonction plus "moderne" du droit, particulièrement prégnante dans la vie économique et le droit des affaires. Bien que des aspects organisationnels existent depuis longtemps (par exemple, chez les Babyloniens), cette fonction s'est développée et définie au cours du XXe siècle, notamment sous l'impulsion de l'école de l'entreprise. Le droit est ici un outil permettant d'atteindre des objectifs, souvent financiers, en organisant les entreprises sous diverses formes: personne physique, société, ou groupe de sociétés [1](#page=1) [2](#page=2).
### 1.2 Le lien entre le droit et la justice
Il existe un lien étroit entre le droit et la justice. Historiquement, la justice était liée à l'ordre divin, puis, avec l'évolution sociétale, une séparation s'est opérée, bien qu'un lien subsiste, notamment à travers les règles d'inspiration morale comme la responsabilité. Le sceptre et la main de justice symbolisent le pouvoir législatif et le pouvoir de rendre justice. L'adage de Blaise Pascal souligne l'interdépendance de la justice et de la force: "La justice sans la force est impuissante; la force sans la justice est tyrannique…" [1](#page=1).
### 1.3 Le rôle des institutions
Les institutions, et notamment l'État, jouent un rôle central dans l'application et la garantie du droit. Dans le système juridique actuel, la justice est étroitement liée à l'État, formant l'idée d'État de droit. Le Conseil constitutionnel, par exemple, agit comme un "chien de garde" de la compétence réglementaire, se référant aux articles 34 et 37 de la Constitution [1](#page=1).
### 1.4 Les normes juridiques et leur spécificité
Les normes juridiques se distinguent par leur caractère sanctionné. Les codes regroupent les textes de loi par sujet pour les rendre plus accessibles. La spécificité des normes juridiques réside dans le fait qu'elles sont susceptibles d'être tranchées par un juge ou un tiers arbitre [1](#page=1).
> **Tip:** Dans le droit des affaires, le recours à l'arbitrage privé peut être privilégié pour sa rapidité, le secret des affaires et la spécialisation des arbitres, offrant une alternative au système judiciaire classique [1](#page=1).
### 1.5 Le développement du droit des affaires
Depuis l'Antiquité, les sociétés ont échangé des marchandises, initiant des contrats même inconsciemment. Bien que les règles du droit civil aient initialement encadré ces transactions, l'accroissement et la complexification des opérations économiques ont conduit au développement d'un corps de règles propres, initialement le droit commercial, puis élargi pour former le droit des affaires. L'équilibre entre un nombre suffisant et excessif de règles est essentiel pour le bon fonctionnement des opérations économiques. Le contrat est un outil incontournable dans l'activité économique [2](#page=2).
---
# Le droit des affaires et son évolution historique
Ce sujet retrace le parcours historique du droit commercial et du droit des affaires, de ses origines antiques à l'époque contemporaine.
### 2.1 Notion de droit et de droit des affaires
La notion de droit en général est comprise comme un système social organisant les rapports humains, tant dans sa fonction normative (création et sanction de règles) que dans sa fonction organisationnelle, particulièrement visible dans le monde économique et des affaires. Le droit des affaires, quant à lui, émerge de la nécessité d'encadrer et de réguler les opérations économiques, qui sont intrinsèquement liées à l'usage du contrat [2](#page=2).
#### 2.1.1 Le contrat et l'obligation
Le contrat est défini comme un accord de volontés destiné à créer, modifier, transmettre ou éteindre des obligations. Il constitue l'acte juridique fondamental régissant les relations économiques. L'obligation, terme polysémique, désigne un devoir juridique sanctionné ou, techniquement, un rapport de droit unissant des personnes. Historiquement, l'obligation trouve ses racines dans le droit romain, symbolisant un lien physique de contrainte qui s'est progressivement intellectualisé pour devenir un lien juridique, revêtant une dimension patrimoniale et étant sanctionné par la loi [3](#page=3).
> **Tip:** L'obligation, dans son sens juridique strict, représente un lien de droit entre un créancier et un débiteur, impliquant une prestation ou une abstention, et pouvant être sanctionné par la contrainte légale.
L'obligation se caractérise par deux pôles: la créance (actif) et la dette (passif). La créance, en tant que valeur économique, peut circuler et bénéficie de garanties (sûretés réelles et personnelles). Le débiteur, quant à lui, répond de ses dettes sur l'ensemble de son patrimoine, conformément au principe d'unicité du patrimoine. L'obligation constitue un droit personnel, opposable uniquement au débiteur, contrairement au droit réel qui est opposable à tous [4](#page=4).
#### 2.1.2 Le développement du droit commercial et du droit des affaires
La spécificité des activités commerciales a conduit à l'élaboration de règles et d'outils propres aux relations entre commerçants, initialement issus de la pratique. Des contrats spécifiques (société, commission, dépôt) et des mécanismes financiers (prêt à intérêt, titre de change) ont émergé pour répondre aux besoins des commerçants. Le droit commercial s'est ensuite enrichi d'autres branches comme le droit des sociétés, le droit de la concurrence, et le droit des entreprises en difficulté [4](#page=4).
Le droit des affaires est un concept plus large que le droit commercial, né de la "mercantilisation" des rapports sociaux et de l'application de techniques commerciales à des domaines jusque-là civils (agriculture, immobilier). Il intègre les aspects classiques du droit commercial ainsi que des questions relevant du droit civil, du droit public économique, du droit fiscal et du droit du travail. Il n'est pas autonome mais se distingue par son approche pragmatique, axée sur la rapidité, la ponctualité des paiements et la promotion du crédit, tout en reposant sur les fondements du droit civil (obligations, biens, patrimoine) [5](#page=5) [7](#page=7).
### 2.2 Évolutions historiques du droit des affaires
L'histoire du droit des affaires révèle une progression continue depuis l'Antiquité jusqu'à nos jours.
#### 2.2.1 L'Antiquité
* **Mésopotamie:** Le Code d'Hammurabi (vers 1750 av. J.-C.) témoigne de l'utilisation de contrats tels que le contrat de société, le contrat de dépôt et le prêt à intérêt pour organiser les activités économiques [5](#page=5).
* **Grèce:** Les Grecs ont développé de nouveaux contrats, notamment le prêt nautique, précurseur du prêt à la grosse aventure, qui combinait prêt et assurance [5](#page=5).
* **Rome:** Les Romains ont inventé le terme "commercium" pour désigner les relations portant sur un bien, distinguant les choses "in commercium" et "extra commercium". Bien qu'ils aient élaboré des techniques juridiques spécifiques comme le contrat consensuel (formation par le seul échange des consentements) et le contrat de mandat, ils n'ont pas créé un corpus juridique spécifique aux commerçants, ces derniers bénéficiant d'une réputation défavorable [5](#page=5).
#### 2.2.2 Le Moyen Âge
Les marchands ont forgé une loi propre, la "loi mercatique" (lex mercatoria), d'origine coutumière, pour organiser leurs relations commerciales itinérantes et internationales. L'édit de Charles IX en 1563 a marqué l'apparition des premières juridictions commerciales, indépendantes du juge étatique, une institution qui perdure aujourd'hui avec les tribunaux de commerce. Les ordonnances de Louis XIV en 1673, relatives au commerce de terre et au commerce maritime, ont constitué des éléments structurants du droit commercial contemporain [6](#page=6).
#### 2.2.3 La Révolution Française et le XIXe siècle
La Révolution française a indirectement posé des principes fondamentaux, notamment la liberté du commerce et de l'industrie via le décret d'Allarde, et l'abolition des corporations par la loi Chapelier, renforçant le principe d'atomicité et la liberté individuelle. Le Code de commerce napoléonien de 1807 a repris en grande partie les ordonnances royales, mais a rapidement été dépassé par la Révolution industrielle, entraînant l'adoption de lois nouvelles en marge du code (brevets, chèques, sociétés anonymes). Ce code a été réformé en profondeur en 2000 et complété en 2007, marquant le passage d'une conception subjective du droit commercial (basée sur le commerçant) à une conception objective (basée sur les actes de commerce) [6](#page=6) [7](#page=7).
### 2.3 Les fondamentaux et sources du droit des affaires
Le droit des affaires se caractérise par des traits dominants visant la rapidité, la ponctualité des paiements et la sécurité des transactions, conduisant à un moindre formalisme, une liberté de la preuve et des procédures accélérées par rapport au droit civil [7](#page=7).
#### 2.3.1 Traits dominants du droit des affaires
* **Recherche de la rapidité:** Développement d'un moindre formalisme procédural et d'une liberté de la preuve. La théorie de l'apparence joue un rôle accru, permettant à des tiers de bonne foi d'agir sur la base d'une situation juridique apparente [7](#page=7).
* **Ponctualité des paiements:** Protection du crédit par des règles procédurales rigoureuses sanctionnant les débiteurs défaillants, visant à assurer un épanouissement économique [7](#page=7).
* **Sécurité des transactions:** Exclusion des personnes considérées comme dangereuses (mineurs, majeurs incapables protégés), le commerce étant réservé aux professionnels capables d'assumer les risques [7](#page=7).
#### 2.3.2 Les sources du droit des affaires
Les sources du droit des affaires peuvent être formelles ou informelles.
* **Sources formelles :**
* **La loi:** Le Code de commerce, réformé en 2000 et 2007, constitue le corpus législatif principal, divisé en neuf livres traitant de divers aspects du commerce. Les règles peuvent être supplétives ou impératives [8](#page=8).
* **Les actes réglementaires et les traités internationaux:** Le droit de l'Union Européenne est une source majeure, influençant le droit interne par ses traités (libre circulation, liberté d'établissement) et son droit dérivé (directives, règlements) [8](#page=8).
* **Sources informelles :**
* **La jurisprudence:** Bien que non officiellement reconnue comme source créatrice de droit au même titre que la loi, la jurisprudence joue un rôle majeur dans l'interprétation et l'évolution du droit des affaires [8](#page=8).
* **La coutume:** Historiquement importante, elle continue d'influencer certaines pratiques [8](#page=8).
> **Example:** L'arrêt "Santrose" de la Cour de Justice de l'Union Européenne illustre l'importance des principes de libre circulation et d'établissement dans la création d'un marché européen unique, influençant directement le droit des affaires interne.
---
# Les acteurs du commerce et leur statut juridique
Cette section analyse la définition du commerçant, les conditions pour acquérir cette qualité, les restrictions légales et conventionnelles, ainsi que les différentes formes juridiques d'exercice d'une activité commerciale.
### 3.1 Le commerçant
#### 3.1.1 Définition du commerçant
La qualité de commerçant est définie par l'article L121-1 du Code de commerce comme étant "ceux qui exercent des actes de commerce et en font leur profession habituelle". Historiquement liée à la personne, cette notion s'est déplacée vers une conception objective basée sur les actes de commerce. Le droit commercial est ainsi considéré comme un droit réel ou objectif, le commerçant étant une catégorie particulière d'entrepreneur individuel. La primauté de la notion d'acte de commerce implique que le Code de commerce ne se limite pas aux seuls commerçants [12](#page=12) [13](#page=13).
> **Tip:** La qualification de commerçant a pour unique finalité de soumettre ou non une personne aux règles du droit commercial [14](#page=14).
##### 3.1.1.1 La personne physique du commerçant
Pour être qualifié de commerçant, plusieurs critères doivent être remplis :
**§1 Critères nécessaires à la qualité de commerçant**
* **Réalisation des actes de commerce à titre professionnel** [14](#page=14):
* **Habitualité des actes de commerce:** Le commerçant doit accomplir des actes de commerce, énumérés aux articles L110-1 et L110-2 du Code de commerce. Il s'agit d'actes de commerce par nature (comme l'achat pour revente ) ou par la forme (comme l'émission d'une lettre de change ). Les actes de commerce par accessoire, bien que de nature civile, peuvent devenir commerciaux s'ils sont accomplis par un commerçant dans le cadre de son activité. La jurisprudence élargit cette liste, considérant notamment la cession d'une entreprise commerciale comme un acte de commerce par détermination. L'habitude implique des opérations répétées et régulières [14](#page=14) [15](#page=15).
* **Caractère professionnel des actes réalisés:** L'activité doit être exercée dans le but d'en tirer profit et être susceptible de générer des revenus suffisants pour subvenir aux besoins de l'existence. Le critère de la spéculation caractérise le commerçant, et son absence peut conduire au rejet de cette qualification [15](#page=15).
* **Exercice d'une profession:** L'activité doit être exercée de manière habituelle et sérieuse, dans le but d'en tirer profit. Le caractère lucratif est essentiel. Une profession commerciale peut se cumuler avec d'autres professions civiles [15](#page=15).
* **Caractère indépendant de la profession :**
* **Indépendance juridique:** Le commerçant exerce en son nom propre et pour son propre compte. Ceux qui exercent des actes de commerce pour le compte d'autrui ne sont pas commerçants. L'indépendance juridique est une condition nécessaire et suffisante [15](#page=15) [16](#page=16).
* **Responsabilité:** L'indépendance implique une responsabilité, le commerçant assumant le risque inhérent à son activité. La jurisprudence considère comme commerçants les réseaux de distribution juridiquement indépendants, même s'ils sont financièrement dépendants [16](#page=16).
##### 3.1.1.2 L'activité exercée par plusieurs personnes
* **Intermédiaires:** Certains auxiliaires de commerce, comme les commissionnaires, courtiers, ou agents d'affaires, peuvent acquérir la qualité de commerçant en raison de la nature commerciale de leurs activités d'intermédiation, même s'ils agissent pour le compte d'autrui [16](#page=16).
* **Prête-noms:** Bien que théoriquement seul le donneur d'ordre devrait être qualifié de commerçant, la jurisprudence considère souvent le prête-nom comme commerçant dans certaines hypothèses de simulation [16](#page=16).
#### 3.1.2 Limites à la qualité de commerçant
Des restrictions d'origine légale ou conventionnelle peuvent limiter l'accès à la profession commerciale.
**A. Les restrictions légales à la qualité de commerçant**
1. **Restrictions liées à la personne :**
* **Incapacités :**
* **Mineur:** Le mineur non émancipé ne peut être commerçant. Le mineur émancipé peut l'être avec autorisation du juge des tutelles ou du président du tribunal judiciaire. Un mineur de 16 ans révolu peut être autorisé par ses administrateurs légaux à accomplir des actes de gestion d'une entreprise individuelle [17](#page=17).
* **Personnes insanes :** En l'absence de régime de protection, les règles de droit civil s'appliquent. En présence d'un régime de protection :
* Majeur en tutelle: Ne peut être commerçant; l'activité doit cesser et le fonds de commerce être cédé [17](#page=17).
* Majeur en curatelle: Ne peut normalement exercer la profession commerciale, mais le juge peut exceptionnellement l'autoriser à le demeurer ou à le devenir [18](#page=18).
* Majeur en sauvegarde de justice: Conserve ses droits et peut devenir ou demeurer commerçant, mais ses actes sont rescindables pour lésion [18](#page=18).
* **Déchéances:** Des condamnations pénales peuvent entraîner l'interdiction d'exercer une activité commerciale, que cette interdiction soit prononcée comme peine complémentaire ou découlant d'une faillite personnelle [18](#page=18).
2. **Restrictions liées à la profession:** Certaines professions sont jugées incompatibles avec l'activité commerciale, comme les fonctionnaires publics, les officiers ministériels, les avocats, ou les membres de professions libérales dont le règlement de leur ordre l'interdit. Une atténuation existe pour les fonctionnaires qui peuvent reprendre ou créer une entreprise avec autorisation de leur administration [18](#page=18) [19](#page=19).
3. **Restrictions liées à la nationalité:** Si le principe de liberté du commerce s'applique aux étrangers, des restrictions existent. La carte de commerçant étranger a été supprimée. Pour les commerçants résidant en France, une carte de séjour temporaire autorisant l'exercice d'une activité non salariée et économiquement viable est nécessaire. Les investissements étrangers font l'objet de contrôles, certains nécessitant une autorisation préalable du ministre pour des raisons stratégiques. Pour les membres de l'Union européenne, le principe de liberté d'établissement s'applique [19](#page=19).
**B. Les restrictions conventionnelles à la liberté d'être commerçant**
Les clauses de non-concurrence, notamment lors de la vente ou de la location-gérance d'un fonds de commerce, peuvent interdire l'exercice du commerce dans un périmètre donné. Ces clauses doivent être limitées quant à leur objet, leur durée et/ou leur espace. Pour les salariés, des conditions plus restrictives s'appliquent, incluant une contrepartie financière. Le non-respect d'une clause de non-concurrence entraîne des dommages et intérêts et peut justifier des mesures conservatoires prononcées par le juge des référés [20](#page=20).
#### 3.1.3 Obligations du commerçant
* **Immatriculation aux registres du commerce et des sociétés (RCS):** Le RCS est un registre de publicité légale des sociétés et des groupements d'intérêts économiques, ainsi que des personnes commerçantes. L'immatriculation est obligatoire et vise à informer les tiers de la situation juridique de l'entreprise [25](#page=25).
### 3.2 L'activité exercée sous une autre forme
L'activité commerciale peut être exercée sous différentes formes juridiques :
#### 3.2.1 L'activité exercée sous la forme d'une société
**A. La notion de société**
1. **Définition de la société:** La société est une personne morale. Elle est instituée par deux ou plusieurs personnes qui conviennent d'affecter à une entreprise commune des biens ou leur industrie en vue de partager le bénéfice ou de profiter de l'économie qui pourra en résulter. Une société peut aussi être instituée par l'acte de volonté d'une seule personne. La société naît d'un contrat et repose sur la création d'une entité distincte de ses membres [21](#page=21) [22](#page=22).
* **Éléments constitutifs:** Vocation aux résultats (but lucratif, contribution aux pertes), apports à la société, et affectation associative (sentiment d'associé) [22](#page=22).
2. **Utilités de la société :**
* **Répartition des risques:** Permet de partager les risques entre les parties [22](#page=22).
* **Rassemblement des moyens:** Permet de réunir les biens et moyens nécessaires à l'activité [22](#page=22).
* **Apport de compétences:** Regroupe les compétences de ses membres [22](#page=22).
* **Sécurité juridique:** Offre un cadre juridique organisé [22](#page=22).
* **Organisation de l'entreprise:** Facilite l'activité économique pour un but lucratif [22](#page=22).
* **Organisation du patrimoine:** Permet d'optimiser la gestion, de faciliter la transmission et de protéger le patrimoine contre les actions des tiers [22](#page=22).
* **Protection des patrimoines personnels des associés:** La société répond aux dettes nées de ses activités, protégeant ainsi le patrimoine personnel des associés [23](#page=23).
* **Besoin de capitaux:** La société répond à des besoins financiers importants, essentiels pour des opérations d'envergure [23](#page=23).
**B. Les sociétés commerciales**
Le caractère commercial d'une société est déterminé soit par sa forme, soit par son objet [23](#page=23).
1. **Sociétés commerciales par la forme :** Sont commerciales à raison de leur forme, indépendamment de leur objet :
* Sociétés en nom collectif (SNC): Sociétés de personnes où les membres sont automatiquement commerçants et tenus indéfiniment et solidairement des dettes sociales [23](#page=23).
* Sociétés en commandite (simple et par actions): Comprennent des associés commandités (responsabilité indéfinie) et des associés commanditaires (responsabilité limitée à leurs apports) [23](#page=23).
* Sociétés à responsabilité limitée (SARL): Hybrides, empruntant aux sociétés de personnes (caractère fermé, limitation du nombre d'associés) et de capitaux (responsabilité limitée aux apports) [23](#page=23).
* Sociétés par actions: Structuration de grandes entreprises (SA, SCA, SAS). La SAS offre une grande liberté contractuelle [24](#page=24).
2. **Sociétés commerciales par l'objet:** Si une société réalise des actes de commerce, elle est considérée comme commerciale, même si sa forme est civile. Il faut distinguer l'objet statutaire de l'objet réel [24](#page=24).
#### 3.2.2 Les autres formes juridiques
**A. Les groupements d'intérêt économique (GIE)**
Institués par l'ordonnance du 23 septembre 1967, les GIE permettent à des entreprises de réaliser ensemble certaines activités tout en demeurant autonomes. Ils jouissent de la personnalité morale et sont fiscalement transparents. Les membres sont solidairement et indéfiniment responsables des dettes du GIE, même s'ils n'ont pas la qualité de commerçant [24](#page=24) [25](#page=25).
**B. Les groupements à but non lucratif**
Certains groupements à but non lucratif peuvent avoir une activité économique qui les place en concurrence avec des sociétés. Le droit s'adapte à ces situations, assimilant partiellement ces entités à des groupements à but lucratif d'un point de vue fiscal et en termes de contraintes [25](#page=25).
#### 3.2.3 Les Tribunaux de Commerce
Les juridictions compétentes en matière commerciale sont principalement les tribunaux de commerce, composés de juges consulaires élus parmi les commerçants. Ils traitent les litiges entre commerçants et les litiges relatifs aux actes de commerce. La procédure d'appel a lieu devant la cour d'appel, et la Cour de cassation est la dernière instance. Le greffe du tribunal de commerce tient le registre du commerce et des sociétés (RCS) [12](#page=12).
---
# Les obligations et la protection du commerçant
Voici un résumé détaillé et complet sur les obligations et la protection du commerçant, élaboré en français et formaté selon vos directives.
## 4. Les obligations et la protection du commerçant
Ce thème explore les devoirs légaux imposés aux commerçants, tels que l'immatriculation et la tenue d'une comptabilité, ainsi que les dispositifs de sauvegarde mis en place pour eux, notamment le bail commercial et la protection de leur patrimoine.
### 4.1 Les obligations du commerçant
Le statut juridique du commerçant est caractérisé par un ensemble d'obligations visant à encadrer son activité et à informer les tiers [25](#page=25).
#### 4.1.1 L'immatriculation aux registres du commerce et des sociétés (RCS)
L'immatriculation au RCS est une obligation fondamentale pour tout commerçant. Initiée en 1919, cette procédure vise à centraliser les informations relatives à la situation juridique des commerçants afin d'assurer la transparence et la sécurité des transactions commerciales [25](#page=25).
* **Objectifs du RCS :**
* Informer les tiers sur la situation juridique des entreprises [25](#page=25).
* Permettre aux tiers d'agir en connaissance de cause [25](#page=25).
* Assurer la publicité légale des sociétés [25](#page=25).
* **Champ d'application:** Sont immatriculés les personnes physiques commerçantes, les groupements d'intérêt économique, les sociétés et certaines autres entités, qu'elles aient leur siège en France ou à l'étranger mais avec un établissement en France [26](#page=26).
* **Modalités :**
* Chaque commerçant doit solliciter son immatriculation dans un délai d'un mois avant son activité et au plus tard 15 jours après [26](#page=26).
* Les modifications et les radiations doivent également être déclarées dans les 15 jours [26](#page=26).
* L'immatriculation est individuelle; il n'est pas possible d'être immatriculé plusieurs fois au même registre, bien qu'une immatriculation secondaire puisse être demandée si nécessaire [26](#page=26).
* **Conséquences de l'immatriculation :**
* **Pour les personnes physiques:** Elle entraîne une présomption de commercialité (la personne est considérée comme commerçante jusqu'à preuve du contraire) et permet au commerçant de faire valoir sa qualité auprès des tiers [26](#page=26).
* **Pour les personnes morales:** Elle confère la personnalité juridique, la capacité d'agir en justice et la capacité de disposer d'un patrimoine propre, distinct de celui de leurs associés ou membres. La présomption de commercialité ne leur est pas applicable [26](#page=26).
* Les numéros INSEE et SIRENE sont attribués pour l'identification [26](#page=26).
* **Radiation:** En cas de cessation d'activité, le commerçant doit demander sa radiation, ce qui le délie des obligations spécifiques aux commerçants [26](#page=26).
#### 4.1.2 L'établissement d'une comptabilité
Outre l'immatriculation, la plupart des professionnels et personnes morales sont tenus de tenir une comptabilité conforme aux prescriptions du Code de commerce [26](#page=26).
* **Définition et portée:** La comptabilité consiste à enregistrer, en valeur monétaire, les flux financiers de l'entreprise et, le cas échéant, son patrimoine. Le droit comptable est une branche du droit commercial qui régit cette matière, guidée par les articles L123-12 et suivants ainsi que R123-172 et suivants du Code de commerce. Le plan comptable harmonise la nomenclature des comptes [26](#page=26).
* **Obligations :**
* Enregistrement chronologique des mouvements affectant le patrimoine de l'entreprise dans le livre journal [27](#page=27).
* Contrôle de l'existence et de la valeur des actifs et passifs par inventaire au moins une fois par exercice [27](#page=27).
* Établissement des comptes annuels à la clôture de l'exercice [27](#page=27).
* **Documents comptables :**
* **Les livres comptables :**
* Livre journal: enregistre chronologiquement tous les mouvements affectant le patrimoine [27](#page=27).
* Grand livre: regroupe les écritures du livre journal ventilées selon le plan comptable [27](#page=27).
* Inventaire: (description incomplète dans le document) [27](#page=27).
* **Les états financiers :**
* Compte de résultat: enregistre les produits et les charges de l'exercice pour dégager le résultat de l'exploitation [27](#page=27).
* Bilan: récapitule la situation patrimoniale en actifs et passifs [27](#page=27).
* Annexe: complète et commente les informations du compte de résultat et du bilan [27](#page=27).
* **Valeur probante et sanctions :**
* La comptabilité régulière a une valeur probante en cas de litige [27](#page=27).
* Le défaut de tenue d'une comptabilité conforme aux prescriptions légales et réglementaires est sanctionné et peut engager la responsabilité du chef d'entreprise s'il a causé un préjudice [27](#page=27).
* L'altération frauduleuse des écritures comptables constitue une faute pénale [27](#page=27).
* Pour les sociétés commerciales, la présentation de comptes infidèles ou l'absence de comptabilité sont des infractions passibles de peines d'emprisonnement et d'amende [27](#page=27).
### 4.2 La protection du commerçant
La protection du commerçant repose sur des mesures issues du droit commun et du droit spécial.
#### 4.2.1 La protection tenant au droit commun : la séparation patrimoniale
La loi du 14 février 2022 (dans le document, mentionnée comme 24 février 20222) protège le patrimoine de l'entrepreneur individuel en opérant une séparation entre son patrimoine personnel et professionnel [27](#page=27).
* **Objectif:** Cette mesure vise à encourager la prise de risque et l'entrepreneuriat en limitant l'exposition du patrimoine personnel aux dettes professionnelles. Elle remet toutefois en cause le principe d'unicité du patrimoine, ce qui peut présenter un risque pour les créanciers [27](#page=27).
* **Composition du patrimoine professionnel:** La loi du 28 avril 2022 (mentionnée dans le document) détermine les éléments inclus dans le patrimoine professionnel, définis comme "les biens, droits, obligations et suretés dont l’entrepreneur individuel est titulaire, utile à l’activité professionnel". Cela inclut, de manière indicative [27](#page=27):
* Le fonds de commerce, les biens incorporels et corporels qui le constituent, ainsi que les droits y afférents et le droit de présentation de clientèle pour les professions libérales [27](#page=27).
* Les biens meubles: marchandises, matériel, outillage, moyens de mobilité [28](#page=28).
* Les biens immeubles: locaux d'activité [28](#page=28).
* Les biens incorporels: données clients, brevets, dessins et modèles [28](#page=28).
* Les éléments d'actifs numéraires: fonds de caisse, sommes sur compte bancaire professionnel [28](#page=28).
* **Présomption:** Lorsque l'entrepreneur individuel est tenu à des obligations comptables, son patrimoine professionnel est présumé comprendre tous les éléments enregistrés dans ses documents comptables [28](#page=28).
#### 4.2.2 La protection par le droit spécial : le bail commercial
Le statut des baux commerciaux offre une protection significative au commerçant, notamment lorsqu'il exploite un fonds de commerce dans des locaux loués. Ce statut confère au locataire des droits qui s'apparentent à des droits réels [28](#page=28).
##### 4.2.2.1 Conditions d'application du statut des baux commerciaux
L'article L145-1 du Code de commerce pose quatre conditions d'application du statut des baux commerciaux, applicables aux commerçants et artisans [28](#page=28).
1. **Conditions relatives au lieu loué:** Le bail doit porter sur un immeuble bâti permettant l'exploitation commerciale. Les terrains nus, non bâtis, ou les installations mobiles ne sont pas concernés. Les emplacements variables qui ne sont pas stables ne bénéficient pas non plus de ce statut [28](#page=28).
2. **Conditions relatives au bail :**
* Le titre du commerçant sur les lieux doit être un bail, excluant les droits de copropriété, d'usage, de crédit-bail ou les droits nés de contrats administratifs [28](#page=28).
* Le statut ne s'applique pas aux conventions "précaires". La précarité doit résulter de circonstances objectives et non de la seule volonté des parties. Une impossibilité juridique peut justifier la précarité [28](#page=28).
* Certains baux, comme les baux de très longue durée (emphytéotiques) ou les baux dérogatoires de courte durée (fixée à deux ans par l'article L145-5 du Code de commerce, avec des interventions législatives ultérieures concernant le renouvellement), échappent au statut [29](#page=29).
3. **Condition relative à l'exploitation :**
* Les locaux doivent être affectés à l'exploitation du fonds de commerce. Les locaux accessoires sont inclus si leur privation compromet l'exploitation et s'ils appartiennent au même propriétaire [29](#page=29).
* Les locaux "mixtes" (pièces d'habitation rattachées au fonds) relèvent du bail commercial si elles ne sont pas facilement divisibles matériellement ou s'il existe une indivisibilité conventionnelle. Le bail s'applique au tout, quelle que soit l'importance des affectations [29](#page=29).
* **Extensions légales et conventionnelles :**
* **Légales:** Le statut s'applique aux artisans, aux établissements publics industriels et commerciaux, aux sociétés coopératives, aux artistes et à certains services municipaux exercés en régie, même s'ils ne sont pas immatriculés au RCS [29](#page=29).
* **Conventionnelles:** D'autres professions non commerçantes, soumises aux baux à usage professionnel, peuvent obtenir par convention le statut des baux commerciaux même si les conditions légales ne sont pas remplies, la liberté contractuelle prévalant [29](#page=29).
4. **Condition relative aux parties contractantes :**
* En principe, le titulaire du fonds doit être personnellement commerçant et inscrit au RCS. Cependant, le défaut d'immatriculation n'est pas une cause de nullité du bail, sauf stipulation contraire. L'immatriculation devient importante pour le droit au renouvellement ou à l'indemnité d'éviction [29](#page=29).
* La conclusion d'un bail commercial est un acte de disposition, nécessitant une capacité juridique appropriée. Le représentant d'un mineur peut contracter un bail mais pas le renouveler sans accord du juge [29](#page=29).
* Le preneur doit avoir la capacité commerciale. Un fonctionnaire ne peut généralement pas avoir un bail commercial, sauf exception [29](#page=29).
##### 4.2.2.2 Les modalités d'exécution du contrat de bail
Le bail commercial encadre plusieurs aspects essentiels de la relation locative.
1. **L'encadrement du loyer :**
* Le loyer initial est fixé librement par les parties. Un "pas-de-porte" (indemnité versée lors de la signature) est fréquent, le bail privant le propriétaire de sa jouissance pendant longtemps [30](#page=30).
* La révision du loyer est strictement encadrée pour protéger le locataire, notamment par une indexation [30](#page=30).
2. **La jouissance des lieux loués :**
* Le preneur commerçant dispose d'une maîtrise des lieux plus importante que celle des preneurs non commerciaux [30](#page=30).
* Le droit du preneur se maintient en cas de vente des locaux; le bail se poursuit avec le nouveau propriétaire [30](#page=30).
* **Déspécialisation de l'activité:** Le preneur peut modifier son activité, soit partiellement (adjoindre une activité connexe ou complémentaire), soit plénièrement (changement total d'activité), avec ou sans clause, et potentiellement avec l'accord du propriétaire ou du tribunal [30](#page=30).
* **Cession du bail:** La cession est quasi-totale si elle intervient lors de la cession du fonds de commerce. Elle peut être plus difficile si le preneur souhaite céder son bail seul [30](#page=30).
3. **Le droit au renouvellement du bail :**
* Ce droit vise à pérenniser l'activité commerciale, créant une forme de "propriété commerciale" [30](#page=30).
* Le preneur peut donner congé tous les trois ans. Le bailleur ne peut donner congé qu'au bout de neuf ans, sauf conditions particulières [30](#page=30).
* Si le statut s'applique, le locataire a droit au renouvellement même à l'expiration de la durée de neuf ans. En cas de refus de renouvellement par le bailleur, celui-ci doit verser une indemnité d'éviction au locataire, qui comprend la valeur marchande du fonds et, le cas échéant, les frais de déménagement et de désinstallation en cas de perte totale de la clientèle [30](#page=30).
4. **La résiliation du bail :**
* La résiliation est encadrée et peut intervenir en cas d'inexécution ou de mauvaise exécution du contrat [31](#page=31).
* **Obligations du bailleur:** Information, délivrance des locaux, garantie de jouissance paisible, entretien et réparation [31](#page=31).
* **Obligations du preneur:** Jouir raisonnablement des locaux conformément au contrat et payer le loyer à date et échéance [31](#page=31).
* Le non-respect de ces engagements par l'une des parties peut entraîner des facultés de résolution, soit en vertu du droit commun, soit selon des dispositions spécifiques [31](#page=31).
---
## Erreurs courantes à éviter
- Révisez tous les sujets en profondeur avant les examens
- Portez attention aux formules et définitions clés
- Pratiquez avec les exemples fournis dans chaque section
- Ne mémorisez pas sans comprendre les concepts sous-jacents
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Droit | Ensemble de règles de conduite qui régissent les rapports entre les personnes dans une société, dont le respect est assuré par une autorité et qui est assorti d'une sanction juridique. |
| Justice | Notion renvoyant à l'équité et à l'égalité, souvent symbolisée par une balance, et qui vise à appliquer le droit de manière impartiale. |
| Norme juridique | Règle de droit qui est assortie d'une sanction, ce qui la différencie des autres normes sociales et assure son application par un tiers arbitre ou un juge. |
| Sanction juridique | Conséquence légale, qu'elle soit positive ou négative, appliquée en cas de non-respect d'une norme juridique, impliquant l'intervention d'un tiers arbitre. |
| Droit des affaires | Branche du droit qui régit les relations économiques et les activités commerciales, englobant le droit commercial, le droit des sociétés, le droit fiscal, etc., dans le but d'organiser et de sécuriser les transactions économiques. |
| Contrat | Accord de volontés entre deux ou plusieurs personnes destiné à créer, modifier, transmettre ou éteindre des obligations, constituant un acte juridique fondamental dans l'activité économique. |
| Obligation | Lien de droit par lequel une ou plusieurs personnes (débiteurs) sont tenues envers une ou plusieurs autres personnes (créanciers) d'une prestation ou d'une abstention, revêtant une dimension patrimoniale. |
| Créance | Aspect actif d'une obligation, représentant la valeur économique détenue par le créancier et qui peut être cédée, louée ou nantie. |
| Dette | Aspect passif d'une obligation, représentant le devoir du débiteur d'accomplir une prestation ou une abstention. |
| Droit commercial | Branche historique du droit des affaires, initialement axée sur les actes de commerce et les commerçants, qui a évolué pour englober une gamme plus large d'activités économiques. |
| Acte de commerce | Acte juridique dont la qualification est déterminée par la loi, indépendamment de la qualité de ses auteurs, et qui relève du droit commercial. |
| Commerçant | Personne physique ou morale qui exerce des actes de commerce à titre de profession habituelle et indépendante, et qui est soumise au régime du droit commercial. |
| Société | Entité juridique créée par deux ou plusieurs personnes (ou une seule, dans certains cas) qui s'engagent à affecter des biens ou leur industrie à une entreprise commune en vue de partager les bénéfices ou de profiter de l'économie résultante, dotée d'une personnalité morale distincte de celle de ses associés. |
| Personnalité morale | Capacité juridique reconnue à une entité collective (comme une société) de posséder des droits et de contracter des obligations, distincte de celle des personnes physiques qui la composent. |
| Registre du Commerce et des Sociétés (RCS) | Registre public légal tenu par les greffes des tribunaux de commerce, qui centralise les informations relatives à la situation juridique des commerçants, des groupements d'intérêt économique et des sociétés, assurant ainsi la publicité et la sécurité des transactions. |
| Comptabilité | Système d'enregistrement des flux financiers et du patrimoine d'une entreprise, obligatoire pour les commerçants et les personnes morales, permettant de suivre l'activité économique et de produire des documents financiers tels que le bilan et le compte de résultat. |
| Bail commercial | Contrat de location portant sur un immeuble ou des locaux affectés à l'exploitation d'un fonds de commerce, conférant au locataire des droits spécifiques tels que le droit au renouvellement et des protections accrues par rapport à un bail ordinaire. |
| Fonds de commerce | Ensemble d'éléments corporels (matériel, marchandises) et incorporels (clientèle, enseigne, nom commercial) attachés à une activité commerciale et qui constituent une universalité de fait. |
| Juridiction consulaire | Juridiction composée de juges non professionnels, souvent élus parmi les commerçants eux-mêmes, chargée de trancher les litiges commerciaux, comme le tribunal de commerce. |
| Lex Mercatoria | Ensemble de règles internationales d'origine non étatique, composées d'usages et de principes généraux, qui encadrent les transactions économiques dans le commerce international et peuvent être choisies par les parties comme droit applicable. |
| Autonomie de la volonté | Principe selon lequel les individus sont libres de se régir par leurs propres règles et de conclure des contrats selon leurs souhaits, une notion fondamentale en droit des obligations et des contrats. |
| Usages de droit | Pratiques professionnelles répétées qui acquièrent une valeur juridique contraignante, même sans incorporation expresse dans un contrat, et qui peuvent déroger à certaines lois supplétives. |
Cover
ECONOMISCH RECHT.pptx
Summary
# Verschuiving van handelsrecht naar economisch recht en de reikwijdte ervan
Dit onderwerp behandelt de evolutie van het handelsrecht naar een breder economisch recht, de definities van onderneming en de diverse rechtstakken binnen het economisch recht zoals ondernemingsrecht en marktrecht.
### 1.1 Inleiding tot economisch recht
Economisch recht is een veel ruimer begrip dan het vroegere handelsrecht. Het omvat niet alleen nationale wetgeving, maar ook een aanzienlijke hoeveelheid EU-regelgeving in de vorm van richtlijnen, verordeningen en beschikkingen. De focus verschuift van het specifieke begrip 'koopman' of 'handelaar' naar het bredere concept van 'onderneming'. Dit nieuwe, ruime begrip omvat iedereen die een economische activiteit uitoefent, inclusief vrije beroepen, vzw's en landbouwers. Het Wetboek Economisch Recht (WER) is het codificatie-instrument dat deze regels bundelt.
### 1.2 Rechtstakken binnen het economisch recht
Het economisch recht kent verschillende rechtstakken:
* **Ondernemingsrecht:** Dit omvat de regels met betrekking tot de oprichting, organisatie en werking van de onderneming. Hieronder vallen onder meer het vennootschapsrecht, insolventiewetgeving, regels inzake tussenpersonen in het ondernemingsrecht, waardepapieren en betalingstechnieken.
* **Marktrecht:** Dit focust op de gedragsregels voor ondernemingen op de markt. Dit kan betrekking hebben op zowel business-to-business (B2B) relaties (onderling tussen concurrenten) als business-to-consumer (B2C) relaties (ten aanzien van de consument). Specifieke domeinen zijn marktrecht in bredere zin, consumentenkrediet en mededingings-/kartelrecht.
### 1.3 Verhouding tussen burgerlijk recht en economisch recht
* **Burgerlijk recht (gemene recht):** Dit is van toepassing op alle burgers, inclusief ondernemingen, tenzij het economisch recht specifieke en afwijkende regels voorziet.
* **Economisch recht (afwijkend en bijzonder recht):** Dit recht wijkt af van het burgerlijk recht, bijvoorbeeld op het gebied van bewijs in ondernemingszaken en hoofdelijkheid. Het is specifiek van toepassing op ondernemingen en verbintenissen tussen ondernemingen. Dit leidt tot speciale rechtbanken, zoals de Ondernemingsrechtbank, en specifieke procedures zoals faillissement en gerechtelijke reorganisatie. Desondanks blijft het burgerlijk recht, met name het verbintenissenrecht, bijzondere overeenkomsten en aansprakelijkheid, van groot belang binnen het economisch recht.
### 1.4 De onderneming
Sinds 1 november 2018 is het achterhaalde begrip 'koopman'/'handelaar' vervangen door het ruime begrip 'onderneming'.
* **Beschouwd als onderneming:**
* Alle natuurlijke personen die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefenen (vrije beroepen, bedrijfsleiders, landbouwers, dierenartsen, podiumkunstenaars, etc.).
* Alle rechtspersonen (vzw's, stichtingen), met uitzondering van publieke rechtspersonen die geen goederen of diensten aanbieden, alsook de federale overheid en haar gedecentraliseerde entiteiten.
* Andere organisaties zonder rechtspersoonlijkheid, tenzij ze geen winstuitkering nastreven of doen (feitelijke verenigingen zijn dus geen onderneming).
Het oude Wetboek van Koophandel is volledig ontmanteld en de meeste bepalingen zijn opgenomen in het nieuwe Wetboek Economisch Recht (WER).
### 1.5 De Ondernemingsrechtbank
Door de wet tot hervorming van het ondernemingsrecht is de Rechtbank van Koophandel verdwenen en vervangen door de Ondernemingsrechtbank.
#### 1.5.1 Organisatie en samenstelling
De Ondernemingsrechtbank is georganiseerd per rechtsgebied van het Hof van Beroep, met een totaal van negen rechtbanken. Elke Ondernemingsrechtbank telt verschillende afdelingen en kamers met specifieke specialisaties (bv. faillissementskamer, kamer bouwgeschillen, kamer vennootschapsgeschillen).
De kamers zijn samengesteld uit een voorzitter (beroepsmagistraat) en bijzitters, die 'rechters in ondernemingszaken' worden genoemd. Dit zijn lekenrechters, benoemd voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar, afkomstig uit het bedrijfsleven, verenigingsleven of vrije beroepen, om zo meer voeling te hebben met de ondernemingspraktijk. De griffier zorgt voor de praktische organisatie, en het Openbaar Ministerie zetelt in zaken die het algemeen belang raken, met advies en initiatiefrecht.
#### 1.5.2 Bevoegdheden
De Ondernemingsrechtbank is bevoegd voor:
* Alle geschillen tussen ondernemingen onderling, ongeacht de waarde, tenzij ze onder de bevoegdheid van een ander rechtscollege vallen.
* Geschillen waarbij een niet-onderneming eiser is tegen een onderneming, indien de eiser dit wenst (de omgekeerde situatie, waarbij een onderneming een niet-onderneming dagvaardt en de niet-onderneming dit niet wenst, kan niet voor de Ondernemingsrechtbank).
* Geschillen met exclusieve bevoegdheid van de Ondernemingsrechtbank, ongeacht de waarde en of de partijen ondernemingen zijn. Dit omvat geschillen tussen vennoten, vorderingen uit faillissementen, geschillen betreffende wisselbrieven, intellectuele eigendomsrechten en marktpraktijken (vordering tot staking).
> **Tip:** Een natuurlijk persoon-ondernemer kan niet voor de Ondernemingsrechtbank worden gedagvaard voor geschillen over handelingen die kennelijk vreemd zijn aan zijn onderneming. Bij twijfel is de Ondernemingsrechtbank echter bevoegd.
#### 1.5.3 Procedureverloop
De procedure begint met een dagvaarding. Er is een inleidingszitting, gevolgd door een pleitzitting in betwiste zaken na neerlegging van conclusies en stukkenbundels. Het geschil wordt beslecht door een vonnis.
#### 1.5.4 Verkorte en buitengewone procedures
Deze procedures worden steeds behandeld door de Voorzitter van de Ondernemingsrechtbank en kennen korte dagvaardingstermijnen.
* **Kortgeding:** Algemeen toepasbaar bij spoedeisende zaken, maar zonder oordeel over de grond van de zaak. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot een deskundigenonderzoek of een voorlopige stopzetting van bouwwerken.
* **Spoedprocedures met oordeel over de grond:** Deze zijn voorzien in specifieke wetgeving, zoals de vordering tot staking van ongeoorloofde ondernemingspraktijken (boek VI WER), die kan leiden tot een stakingbevel met dwangsom. Andere toepassingen omvatten procedures inzake uitsluiting of uittreding uit vennootschappen (WVV).
#### 1.5.5 Minnlijke schikking
Een kosteloos verzoek tot oproeping in een verzoeningszitting kan leiden tot een akkoord, dat dezelfde waarde heeft als een vonnis. Bij gebreke van akkoord of aanwezigheid moet alsnog gedagvaard worden voor de Ondernemingsrechtbank.
### 1.6 Het bewijs in ondernemingszaken
#### 1.6.1 Algemene regels en aanvullingen
Het beginsel van consensualisme (geldige totstandkoming door loutere wilsovereenstemming) geldt, maar het bewijs mag niet onderschat worden. De bewijslastverdeling bepaalt wie de uitvoering van een overeenkomst moet bewijzen. Het nieuwe Burgerlijk Wetboek (Boek 8) vult de algemene regels aan met de verplichting voor beide partijen om mee te werken aan de bewijsvoering, en de mogelijkheid voor de rechter om in uitzonderlijke omstandigheden de bewijslast te bepalen.
Definities van 'geschrift' (inclusief elektronische bestanden) en 'handtekening' (inclusief elektronische handtekeningen) zijn uitgebreid.
#### 1.6.2 Bewijs burgerlijk recht versus economisch recht
* **Rechtshandelingen (waarde > 3.500 euro):** Kunnen enkel bewezen worden met schriftelijk bewijs (authentieke of onderhandse akte). Andere bewijsmiddelen zijn toegelaten bij een begin van schriftelijk bewijs of bewijs van uitvoering.
* **Rechtsfeiten:** Kunnen met alle bewijsmiddelen worden bewezen.
* **Bewijs in ondernemingszaken (vrije bewijsvoering):** Ondernemingsverbintenissen kunnen met alle bewijsmiddelen worden bewezen, tenzij de wet een schriftelijk bewijs eist. Hoewel vrije bewijsvoering geldt, zijn schriftelijke bewijsstukken van groot belang gezien de beschikbare documenten en communicatiemiddelen. Getuigenbewijs wordt door ondernemingsrechtbanken minder vaak aanvaard.
> **Tip:** De bewijsregels verschillen afhankelijk van de partijen: strikte burgerrechtelijke regels bij bewijs tegen een niet-onderneming (klant-consument), vrije bewijsvoering tussen ondernemingen, en vrije bewijsvoering van een niet-onderneming tegen een onderneming, tenzij de rechtshandeling kennelijk vreemd is aan de onderneming van een natuurlijke persoon-ondernemer.
#### 1.6.3 Bijzondere bewijsmiddelen
* **De boekhouding:** Elke onderneming moet een boekhouding voeren. Deze is een belangrijk beleidsinstrument en een specifiek bewijsmiddel.
* **Bewijskracht tussen ondernemingen:** De rechter kan de boekhouding als bewijs aanvaarden, zowel in het voordeel als nadeel van de onderneming. De boekhouding heeft enkel wettelijke bewijskracht indien de vermeldingen van beide ondernemingen overeenstemmen. Anders oordeelt de rechter vrij.
* **Bewijskracht van niet-onderneming tegen onderneming:** Een niet-ondernemer kan de boekhouding van de onderneming als bewijs inroepen (buitengerechtelijke schriftelijke bekentenis). Een onderneming kan haar boekhouding niet als bewijs inroepen tegen een niet-ondernemer.
* **Procedureel gebruik:** De rechtbank kan de overlegging van de boekhouding bevelen. Vertrouwelijkheid kan gewaarborgd worden door enkel overmaking aan een gerechtsdeskundige.
* **De factuur:** Een geschreven stuk opgesteld door de leverancier, bezorgd aan de klant, met bevestiging van een schuldvordering.
* **Materiële vorm:** Papier of elektronisch, met waarborgen voor identiteit, integriteit en leesbaarheid gedurende 7 jaar. Elektronische facturatie vereist voorafgaande toestemming van de afnemer. Vanaf 2026 is e-facturatie verplicht voor transacties tussen ondernemingen.
* **Algemeen:** Nauwelijks wettelijk geregeld, maar fiscaal geregeld in de btw-wetgeving. Een factuur is verplicht tussen btw-plichtigen voor leveringen van goederen en diensten, tenzij de klant goederen/diensten voor privégebruik bestemt en er niet om vraagt.
* **Bewijskracht:**
1. **Tegen de leverancier-ondernemer:** De door hem opgestelde factuur bewijst de daarin opgenomen overeenkomst.
2. **Tegen de klant-ondernemer:** Indien de klant de factuur aanvaard heeft, kan de leverancier deze als bewijs inroepen. Aanvaarding kan uitdrukkelijk, impliciet (bv. betaling, gebruik koopwaar) of stilzwijgend gebeuren (bij gebreke aan tijdig protest). Een klant-ondernemer is verplicht om tijdig te reageren bij niet-akkoord. Het niet-protesteren binnen een redelijke termijn leidt tot aanvaarding. De bewijskracht strekt zich uit tot algemene voorwaarden op de keerzijde.
3. **Tegen de klant-niet ondernemer:** Bij consumenten wordt stilzwijgen na ontvangst van een factuur niet snel als aanvaarding beschouwd, tenzij er sprake is van een 'omstandig stilzwijgen' (bv. gebruik koopwaar, gedeeltelijke betaling).
### 1.7 De handelszaak
#### 1.7.1 Begrip en bestanddelen
De 'handelszaak' is een begrip dat in verschillende wetten voorkomt zonder expliciete definitie. Het wordt omschreven als "een geheel van goederen samengebracht met als doel een onderneming uit te baten". De handelszaak is geen afzonderlijke rechtspersoon, tenzij ze wordt ingebracht in een vennootschap.
Belangrijke bestanddelen zijn:
* **Materiële bestanddelen:** Vaste activa (installaties, machines, uitrusting) en vlottende activa (voorraden, koopwaar).
* **Immateriële bestanddelen:** Ondernemingsnaam, uithangbord, industriële eigendomsrechten (octrooien, merken), knowhow (bv. fabricatiegeheimen), handelsovereenkomsten (leasing, franchising), huurrechten (handelshuur) en cliënteel. Schuldvorderingen, banktegoeden, incasso en schulden zijn doorgaans niet inbegrepen bij de verkoop van de handelszaak, tenzij expliciet opgenomen.
De handelszaak wordt beschouwd als een levend organisme en op zichzelf als een onlichamelijk roerend goed.
#### 1.7.2 Overdracht (verkoop) van de handelszaak
Er is geen specifieke wetgeving voor de verkoop van een handelszaak; de regels van het algemeen verbintenissenrecht en kooprecht zijn van toepassing. Geldigheidsvereisten zoals toestemming, bekwaamheid, bepaald voorwerp en geoorloofde oorzaak zijn cruciaal, en wilsgebreken (bv. bedrog) kunnen leiden tot nietigverklaring. Bij verkoop van een handelszaak die tot het gemeenschappelijk vermogen van echtgenoten behoort, is de toestemming van beide echtgenoten vereist.
* **Essentiële elementen:** Overeenstemming over voorwerp en prijs. Het is aangewezen de handelszaak nauwkeurig te beschrijven. Tenzij anders overeengekomen, draagt de koper geen schulden of vorderingen over en maken onroerende goederen geen deel uit van de handelszaak.
* **Leveringsverplichting en tegenstelbaarheid:** De verkoper moet alle bestanddelen leveren of ter beschikking stellen, wat meestal neerkomt op de afgifte van de sleutels. Bij overdracht van schuldvorderingen is art. 5.179 BW van toepassing. Voor octrooien en modellen gelden specifieke overdrachtsregels.
* **Vrijwaring:** De verkoper is aansprakelijk voor eigen daad (mededingingsverbod) en voor de daad van derden. Het mededingingsverbod is beperkt in voorwerp, plaats en tijd. Sancties zijn contractuele aansprakelijkheid en vordering tot staking. De verkoper moet ook vrijwaren voor verborgen gebreken.
#### 1.7.3 Inpandgeving van de handelszaak
Voor kredietverlening vragen banken zekerheden. Pand op een handelszaak is mogelijk via een bezitloos pand (wet roerende zekerheden).
* **Voorwerp:** De bestanddelen die in pand worden gegeven, moeten nauwkeurig worden opgenomen in de overeenkomst. Tenzij anders bepaald, omvat het pand alle bestanddelen, zelfs cliënteel kan niet contractueel worden uitgesloten.
* **Vorm en vestiging/tegenstelbaarheid:** Authentieke of onderhandse akte zijn toegestaan. Tegenstelbaarheid aan derden gebeurt door inschrijving in een elektronisch nationaal pandregister, wat de rangorde bepaalt. Het voorrecht geldt voor 10 jaar en kan worden hernieuwd.
* **Verplichtingen pandgever en rechten pandhouder:** De pandgever moet de zaak normaal uitbaten. Bij niet-nakoming kan de pandhouder de verpande goederen verkopen of verhuren. De pandhouder kan zich de goederen toeëigenen bij niet-betaling.
* **Uitwinningsprocedure:** Indien de pandgever geen consument is, hoeft de pandhouder zich niet tot de rechter te wenden, mits voorafgaande kennisgeving. De pandgever kan zich verzetten bij de rechter. De pandhouder die niet te goeder trouw uitwint, kan aansprakelijk worden gesteld. Zolang er niet verkocht is, kan de pandgever het pand vrijkrijgen door betaling van de schuldvordering en kosten.
### 1.8 Betalingsachterstand bij ondernemingstransacties
Deze wet is enkel van toepassing op transacties tussen 'ondernemingen' en niet tegenover particulieren/consumenten.
* **Betalingstermijn:** Indien geen termijn is overeengekomen, geldt een betalingstermijn van 30 dagen na ontvangst factuur of goederen. Indien een betalingstermijn is overeengekomen, mag deze niet langer zijn dan 60 dagen (voor de overheid geldt een termijn van 30 dagen, max. 60 dagen indien expliciet en gerechtvaardigd overeengekomen).
* **Laattijdige betaling:** De schuldeiser heeft automatisch recht op een wettelijke intrest (momenteel 10,5%) en een redelijke schadevergoeding voor invorderingskosten (vast bedrag van 40 euro, met mogelijkheid tot hoger bedrag indien overeengekomen of gerechtvaardigd).
* **Rechtsplegingsvergoeding (RPV):** Tegemoetkoming in advocaatskosten van de winnende partij. Het bedrag is afhankelijk van de waarde van de vordering.
* **Invordering onbetwiste schuldvorderingen tussen ondernemingen:** Via een aanmaning van een gerechtsdeurwaarder kan de schuldeiser een uitvoerbare titel bekomen indien de debiteur niet reageert binnen de maand.
* **Invordering van schulden van de consument:** Strikte regels en rechten voor de consument, waaronder een eerste gratis herinnering met bijkomende betalingstermijn van 14 dagen zonder extra kosten. Er gelden grenzen aan schadebedingen en intresten.
> **Tip:** Bij consumentenschulden onder de 150,00 euro is het maximale schadebeding 20,00 euro. Boven de 500,00 euro bedraagt het max. 65,00 euro plus 5% op de schijf boven de 500,00 euro, met een maximum van 2.000,00 euro.
---
# De ondernemingsrechtbank: organisatie, bevoegdheden en procedures
Dit deel behandelt de structuur, bevoegdheden en verschillende procedureverlopen van de ondernemingsrechtbank.
### Organisatie van de ondernemingsrechtbank
De ondernemingsrechtbank is een gerechtelijke instantie die de vroegere Rechtbanken van Koophandel heeft vervangen en is georganiseerd per rechtsgebied van het Hof van Beroep. Er zijn in totaal negen ondernemingsrechtbanken in België.
#### Samenstelling van de ondernemingsrechtbank
Elke ondernemingsrechtbank is onderverdeeld in verschillende kamers die gespecialiseerd zijn in specifieke geschillen, zoals faillissementskamers, kamers voor bouwgeschillen en kamers voor vennootschapsgeschillen.
##### Kamersamenstelling
De kamers van de ondernemingsrechtbank bestaan uit:
* **Voorzitter:** Een beroepsmagistraat.
* **Bijzitters:** Dit zijn 'rechters in ondernemingszaken', die fungeren als lekenrechters. Ze worden voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar benoemd door de Koning. Er is geen juridische opleiding vereist; deze rechters komen uit het bedrijfsleven, verenigingsleven of de vrije beroepen, om zo beter de praktijk te begrijpen.
* **Griffier:** Verantwoordelijk voor de praktische organisatie van de zaakbehandeling, het opstellen van de zittingsbladen en het uittypen van vonnissen.
* **Openbaar Ministerie:** Zetel in zaken die het algemeen belang raken en heeft een adviesrecht en een initiatiefrecht (bijvoorbeeld voor de dagvaarding van een faillissement of de ontbinding van een slapende vennootschap).
### Bevoegdheden van de ondernemingsrechtbank
De ondernemingsrechtbank heeft een brede bevoegdheid in geschillen die verband houden met economische activiteiten.
#### Algemene bevoegdheid
* Alle geschillen tussen ondernemingen onderling, ongeacht de waarde van het geschil, tenzij een ander rechtscollege exclusief bevoegd is.
* Geschillen waarbij een niet-onderneming eiser is tegen een onderneming, op voorwaarde dat de eiser hiervoor kiest (de eiser kan ook kiezen voor de rechtbank van eerste aanleg).
#### Exclusieve bevoegdheid
De ondernemingsrechtbank is exclusief bevoegd, ongeacht de waarde van het geschil en of de partijen ondernemingen zijn:
* Geschillen tussen vennoten van vennootschappen of verenigingen.
* Vorderingen die voortvloeien uit een faillissement.
* Geschillen met betrekking tot wisselbrieven.
* Geschillen betreffende intellectuele eigendomsrechten.
* Geschillen met betrekking tot marktpraktijken (zoals vorderingen tot staking).
#### Beperkingen van de bevoegdheid
Bij natuurlijke personen die een zelfstandige beroepsactiviteit uitoefenen (ondernemers), kan de ondernemingsrechtbank niet bevoegd zijn voor geschillen over handelingen die duidelijk vreemd zijn aan hun onderneming. Bij twijfel is de ondernemingsrechtbank wel bevoegd.
### Procedureverloop bij de ondernemingsrechtbank
De procedure bij de ondernemingsrechtbank volgt in grote lijnen de algemene gerechtelijke procedures.
#### Standaardprocedure
* **Dagvaarding:** Een officiële oproeping van de verweerder door de eiser, uitgebracht door een gerechtsdeurwaarder, om voor de bevoegde rechtbank te verschijnen.
* **Openbare zitting (Inleidingszitting):** De eerste zitting vermeld in de dagvaarding. Hier kan de zaak reeds gedeeltelijk of volledig behandeld worden (bijvoorbeeld in geval van verstek, schikking of een onderzoeksmandaat zoals de aanstelling van een deskundige).
* **Pleitzitting:** In betwiste zaken wordt de zaak op een latere zitting gepleit, nadat partijen conclusies en stukkenbundels hebben neergelegd.
* **Vonnis:** De beslissing van de rechtbank die het geschil oplost.
#### Verkorte en buitengewone procedures
Deze procedures worden steeds behandeld door de voorzitter van de ondernemingsrechtbank en kenmerken zich door korte dagvaardingstermijnen en specifieke toepassingen.
##### Kort geding
* Algemeen toepasbaar bij spoedeisende zaken.
* Vereist dat het spoedeisende karakter bewezen wordt.
* De uitspraak is "bij voorraad", wat betekent dat er nog niet over de grond van de zaak wordt geoordeeld (bijvoorbeeld voorlopige maatregelen zoals een deskundigenonderzoek, aanstelling van een sekwester, of de voorlopige stopzetting van bouwwerken).
##### Andere bijzondere procedures (zoals in kort geding)
* Enkel van toepassing indien specifiek voorzien in de wetgeving.
* Kan leiden tot een uitspraak over de grond van de zaak.
* Bekende toepassingen zijn onder meer vorderingen tot staking van ongeoorloofde ondernemingspraktijken (met een stakingbevel onder verbeurte van een dwangsom) en procedures inzake uitsluiting of uittreding uit vennootschappen of verenigingen.
### Minnelijke schikking
* Via een eenvoudig schriftelijk en kosteloos verzoek kan een partij een andere partij laten oproepen voor een verzoeningszitting.
* Dit is enkel succesvol indien de opgeroepen partij aanwezig is en er een akkoord tot stand komt.
* Een akkoord dat wordt vastgelegd in een vonnis heeft dezelfde waarde als een regulier vonnis en kan gedwongen worden uitgevoerd.
* Indien de opgeroepen partij niet verschijnt of er geen akkoord wordt bereikt, dient er alsnog een dagvaarding te worden uitgebracht bij de ondernemingsrechtbank.
---
**Tip:** De oprichting van de ondernemingsrechtbank en de invoering van het Wetboek Economisch Recht (WER) hebben geleid tot een harmonisering van het economisch recht en een modernisering van de procedures. Begrijp goed het onderscheid tussen algemene en exclusieve bevoegdheden, evenals de specifieke regels voor kort gedingen.
**Tip:** Bij het bestuderen van de bevoegdheden, let op de nuances rond geschillen met natuurlijke personen die (deels) buiten hun ondernemingsactiviteit vallen. Dit kan een valkuil zijn.
---
# Bewijsregels in ondernemingszaken
Dit onderdeel behandelt de algemene bewijsregels in ondernemingszaken, de vergelijking met het burgerlijk recht, en specifieke bewijsmiddelen zoals de boekhouding en de factuur, met aandacht voor hun bewijskracht.
### 3.1 Algemene bewijsregels in ondernemingszaken
Overeenkomsten komen in beginsel geldig tot stand door loutere wilsovereenstemming (consensualisme), zonder formele vereisten. De bewijslastverdeling is cruciaal: wie de uitvoering van een overeenkomst vordert, moet deze bewijzen, en wie beweert betaald te hebben, moet de betaling bewijzen.
Het nieuwe Burgerlijk Wetboek, boek 8, dat reeds in werking is getreden, brengt enkele aanvullingen met zich mee:
* Beide partijen moeten meewerken aan de bewijsvoering.
* In uitzonderlijke omstandigheden kan de rechter bepalen wie de bewijslast draagt indien de toepassing van de standaardregels kennelijk onredelijk zou zijn.
* Nieuwe definities voor "geschrift" (inclusief elektronische bestanden, e-mails, WhatsApp- en sms-berichten) en "handtekening" (inclusief verschillende soorten elektronische handtekeningen) zijn geïntroduceerd.
#### 3.1.1 Vergelijking met bewijsregels in het burgerlijk recht
In het burgerlijk recht geldt voor rechtshandelingen (overeenkomsten met een waarde van meer dan drieduizend vijfhonderd dollars) dat deze enkel bewezen kunnen worden met schriftelijke bewijzen, zoals een authentieke of onderhandse akte die aan specifieke vormvereisten voldoet. Bewijs met andere middelen is wel toegestaan bij een "begin van schriftelijk bewijs" (een geschreven stuk van degene tegen wie de vordering wordt ingesteld dat het beweerde feit aannemelijk maakt) of indien bewezen kan worden dat de overeenkomst werd uitgevoerd. Rechtsfeiten kunnen daarentegen met alle mogelijke bewijsmiddelen, waaronder getuigen en vermoedens, bewezen worden.
In ondernemingszaken geldt daarentegen **vrije bewijsvoering** tenzij de wet een schriftelijk bewijs vereist (bijvoorbeeld voor de oprichting van een vennootschap of een verzekeringsovereenkomst). Ondernemingsverbintenissen kunnen dus met alle bewijsmiddelen worden bewezen, inclusief getuigen en vermoedens.
> **Tip:** Hoewel de wet vrije bewijsvoering toelaat, hechten ondernemingsrechtbanken in de praktijk veel belang aan schriftelijke bewijsstukken, gezien de gemakkelijk beschikbare documenten en communicatiemiddelen. Getuigenbewijs wordt hierdoor minder vaak aanvaard.
#### 3.1.2 Bewijsregels in verschillende relaties
De bewijsregels verschillen afhankelijk van de hoedanigheid van de partijen:
* **Bewijs tussen ondernemingen onderling:** Vrije bewijsvoering is van toepassing.
* **Bewijs door een niet-onderneming (bv. klant-consument) tegen een onderneming:** Strikte bewijsregels van het burgerlijk recht zijn van toepassing.
* **Bewijs door een onderneming tegen een niet-onderneming:** Vrije bewijsvoering is van toepassing, tenzij de rechtshandeling die bewezen moet worden kennelijk vreemd is aan de zelfstandige beroepsactiviteit van een natuurlijke persoon-ondernemer.
### 3.2 Bijzondere bewijsmiddelen
#### 3.2.1 De boekhouding
Elke onderneming is wettelijk verplicht een boekhouding te voeren die aangepast is aan de aard en omvang van de onderneming. De boekhouding dient niet enkel als beleidsinstrument, maar ook als een specifiek bewijsmiddel. Er moet echter voorzichtig mee worden omgesprongen, daar het een vertrouwelijk en eenzijdig document is.
##### 3.2.1.1 Bewijskracht van de boekhouding
* **Geschillen tussen ondernemingen onderling:** De rechter kán de boekhouding als bewijs aanvaarden, zowel in het voordeel als in het nadeel van de onderneming. De boekhouding geniet enkel wettelijke bewijskracht indien de vermeldingen in de boekhouding van beide ondernemingen overeenstemmen. Bij discrepanties oordeelt de rechter vrij over de bewijswaarde.
* **Geschillen van een niet-onderneming tegen een onderneming:** Een niet-ondernemer kan de boekhouding van de onderneming als bewijs tegen die onderneming inroepen, wat geldt als een buitengerechtelijke schriftelijke bekentenis (onder voorbehoud van de regel van onsplitsbaarheid van de bekentenis). Een onderneming kan haar eigen boekhouding daarentegen niet als bewijs inroepen tegen een niet-ondernemer vanwege het eenzijdige karakter.
##### 3.2.1.2 Procedureel gebruik van de boekhouding
De rechtbank kan op verzoek van een partij of ambtshalve de overlegging bevelen van (een deel van) de boekhouding die relevant is voor het geschil. Hierbij wordt rekening gehouden met de vertrouwelijkheid van de stukken, waarbij deze eventueel enkel aan een gerechtsdeskundige mogen worden overgemaakt.
#### 3.2.2 De factuur
Een factuur is een geschreven stuk opgesteld door de leverancier en bezorgd aan de klant, dat een geldelijke schuldvordering bevestigt wegens de levering van goederen of diensten. De factuur bevat een specificatie van de geleverde goederen of diensten en de verschuldigde prijs.
##### 3.2.2.1 Materiële vorm en regelgeving
Facturen kunnen zowel op papier als elektronisch worden opgemaakt. De identiteit van de leverancier, de ongewijzigde inhoud en de leesbaarheid gedurende de wettelijke bewaartermijn van zeven jaar moeten gewaarborgd zijn. Voor elektronische facturatie is voorafgaande toestemming van de afnemer vereist. Vanaf 1 januari 2026 is e-facturatie verplicht voor alle transacties tussen ondernemingen via het Peppol-netwerk.
De factuur is fiscaal geregeld in de btw-wetgeving. Tussen btw-plichtigen is een factuur verplicht voor leveringen van goederen en diensten, tenzij de klant ze voor privégebruik bestemt en er niet om vraagt.
##### 3.2.2.2 Bewijskracht van de factuur
* **Tegen de leverancier-ondernemer:** De door hem opgestelde factuur bewijst de daarin opgenomen overeenkomst, inclusief alle vermeldingen (prijs, kwaliteit, type, hoeveelheid, leveringsspecificaties), ongeacht wie de factuur inroept.
* **Tegen de klant-onderneming:** Indien de klant-ondernemer de factuur heeft aanvaard, kan de leverancier de factuur als bewijs van de overeenkomst inroepen. Aanvaarding kan uitdrukkelijk (ondertekening, melding van goede ontvangst), impliciet (uit een andere handeling, zoals betaling of gebruik van het goed) of stilzwijgend (bij gebreke aan tijdig protest) gebeuren. Een klant-ondernemer is verplicht binnen een korte termijn te reageren indien hij niet akkoord gaat met de inhoud van de factuur. Een niet-protesterende factuur binnen een redelijke termijn wordt geacht te zijn aanvaard. Het protest moet gespecificeerd zijn en, hoewel er geen vormvereisten zijn, schriftelijk (brief, fax, e-mail) worden bewezen. De bewijskracht strekt zich in principe uit tot de algemene voorwaarden op de keerzijde van de factuur.
* **Tegen de klant-niet ondernemer (consument):** Bij een consument zal uit stilzwijgen na ontvangst van de factuur niet snel een aanvaarding worden afgeleid. Dit is enkel mogelijk bij een "omstandig stilzwijgen" met begeleidende omstandigheden die niet anders dan als aanvaarding kunnen worden uitgelegd (bv. gebruik van de koopwaar, gedeeltelijke betaling).
> **Tip:** Klanten-ondernemingen dienen facturen tijdig en gedetailleerd te protesteren indien ze niet akkoord gaan met de inhoud om te vermijden dat deze als aanvaard wordt beschouwd.
---
# De handelszaak: begrip, bestanddelen, overdracht en zekerheden
Dit onderwerp behandelt de handelszaak als economisch en juridisch concept, inclusief de samenstellende delen, de overdracht ervan en de zekerheidsrechten die erop gevestigd kunnen worden.
## 4. De handelszaak: begrip, bestanddelen, overdracht en zekerheden
### 4.1 Begrip van de handelszaak
De term 'handelszaak' wordt in verschillende wetten gebruikt (zoals de handelshuurwet en het Burgerlijk Wetboek bij huwelijksvermogensstelsels) maar kent geen eenduidige wettelijke definitie. In de rechtspraak en rechtsleer wordt de handelszaak omschreven als een "geheel van goederen samengebracht met als doel een onderneming uit te baten". De handelszaak is op zichzelf geen afzonderlijke rechtspersoon; zij onderscheidt zich van het privévermogen van de natuurlijke persoon die de zaak uitbaat. Een handelszaak kan wel worden ingebracht in een vennootschap, waardoor zij deel wordt van een rechtspersoon.
### 4.2 Bestanddelen van de handelszaak
De bestanddelen van een handelszaak worden onderverdeeld in materiële en immateriële componenten:
#### 4.2.1 Materiële bestanddelen
* **Vaste activa:** Dit omvat alle roerende goederen die permanent worden gebruikt voor de uitbating van de handelszaak, zoals installaties, machines, uitrusting, meubilair, rollend materieel en productiemiddelen.
* **Vlottende activa:** Dit betreft de voorraden, producten en koopwaar die bestemd zijn voor verkoop en waarvan de bedoeling is om deze zo snel mogelijk te vervangen door nieuwe aankopen.
#### 4.2.2 Immateriële bestanddelen
* **Ondernemingsnaam:** De naam waaronder de onderneming opereert. De naam van de eerste gebruiker geniet bescherming, met mogelijkheid tot stakingsvordering.
* **Uithangbord:** Een visueel kenmerk van de onderneming.
* **Industriële eigendomsrechten:** Dit omvat octrooien, merken, en tekeningen en modellen.
* **Knowhow:** Technische kennis of vaardigheid die nodig is voor de productie van een bepaald product, zoals een fabricagegeheim dat niet geoctrooieerd is en door de houder zelf bewaard moet worden.
* **Handelsovereenkomsten:** Dit omvat overeenkomsten zoals leasing en franchising.
* **Huurrechten:** Met name huurrechten uit een handelshuurovereenkomst zijn van groot belang.
* **Cliënteel:** Dit omvat niet enkel bestaande klanten, maar ook de mogelijkheid van toekomstige bestellingen. Dit is cruciaal bij verkoop (bv. mededingingsverbod).
* **Schuldvorderingen, banktegoeden, incasso en schulden:** Deze zijn niet automatisch inbegrepen bij de verkoop van een handelszaak, tenzij expliciet opgenomen in de overeenkomst.
De handelszaak wordt beschouwd als een dynamisch geheel, meer dan de som van haar onderdelen. De immateriële bestanddelen, met name het cliënteel, spelen een doorslaggevende rol in de identiteit van de handelszaak. De handelszaak zelf wordt juridisch gezien als een onlichamelijk roerend goed.
### 4.3 Overdracht (verkoop) van de handelszaak
#### 4.3.1 Toepasselijke wetgeving
Er is geen specifieke wetgeving voor de verkoop van handelszaken. De algemene regels van het kooprecht en het verbintenissenrecht zijn van toepassing, inclusief de geldigheidsvereisten (toestemming, bekwaamheid, bepaald voorwerp, geoorloofde oorzaak) en wilsgebreken zoals bedrog.
> **Tip:** Verzwijging van belangrijke informatie, zoals de niet-overdraagbaarheid van een vervoersvergunning bij de verkoop van een vervoeronderneming, kan beschouwd worden als bedrog en leiden tot nietigverklaring.
#### 4.3.2 Verkoop door echtgenoten
Indien de handelszaak behoort tot het gemeenschappelijk vermogen van echtgenoten, is de toestemming van beide echtgenoten vereist voor de aankoop, verkoop of inpandgeving. De andere echtgenoot kan binnen het jaar na kennisname de nietigverklaring vragen indien de belangen van het gezin geschaad werden. Bij scheiding van goederen kan de echtgenoot-eigenaar deze handelingen alleen stellen.
#### 4.3.3 Voorwerp van de verkoop
Essentiële elementen voor een geldige verkoop zijn de overeenstemming over het voorwerp en de prijs. Gezien de handelszaak een geheel van roerende goederen is, is het aan te raden de bestanddelen nauwkeurig te beschrijven in de verkoopovereenkomst. Bij onduidelijkheid zal de rechter de bedoeling van de partijen onderzoeken aan de hand van feitelijke omstandigheden. Tenzij anders overeengekomen, neemt de koper geen schulden of vorderingen over en maken onroerende goederen geen deel uit van de handelszaak, tenzij door bestemming.
#### 4.3.4 Leveringsverplichting en tegenstelbaarheid aan derden
De verkoper moet zijn leveringsverplichting nakomen. Aangezien een onlichamelijk goed niet fysiek kan worden geleverd, houdt dit in dat de verkoper alle bestanddelen ter beschikking stelt, wat meestal neerkomt op de afgifte van de sleutels. Indien schuldvorderingen worden overgedragen, moet de overdracht kenbaar gemaakt worden aan de schuldenaar of door hem erkend worden. Voor octrooien, tekeningen en modellen gelden specifieke overdrachtsregels.
#### 4.3.5 Vrijwaringsverplichting van de verkoper
De verkoper is gehouden tot vrijwaring, zoals bij elke koopovereenkomst.
* **Vrijwaring voor eigen daad (mededingingsverbod):** Dit is fundamenteel en geldt ook zonder expliciet concurrentiebeding. Het verbod is beperkt in:
* **Voorwerp:** Zich onthouden van concurrerende handel.
* **Plaats:** Enkel in de nabijheid van de overgedragen zaak.
* **Tijd:** Voor de duur die noodzakelijk is om het cliënteel zonder hulp van de verkoper te behouden of uit te breiden.
* **Vrijwaring voor de daad van een derde:** De verkoper vrijwaart tegen aanspraken van derden die niet bij de verkoop werden opgegeven (bv. een voorrecht).
* **Vrijwaring voor verborgen gebreken:** De verkoper staat in voor verborgen gebreken.
De sancties bij schending van de vrijwaringsverplichting zijn contractuele aansprakelijkheid (ontbinding, schadevergoeding) en een vordering tot staking (als onrechtmatige handelspraktijk).
### 4.4 Inpandgeving van de handelszaak
#### 4.4.1 Bezitloos pand
Banken vragen bij kredietverstrekking vaak zakelijke zekerheden, zoals pand. Vroeger vereiste pand buitenbezitstelling, wat de uitbating van een handelszaak onmogelijk maakte. De wet op roerende zekerheden (2018) introduceerde het algemene bezitloze pand, waardoor ook goederen die de pandgever blijft gebruiken, zoals vrachtwagens of machines, in pand gegeven kunnen worden. Een pandovereenkomst tussen pandhouder en pandgever is essentieel voor de vestiging.
#### 4.4.2 Voorwerp van het pand
De bestanddelen die in pand worden gegeven, moeten nauwkeurig in de pandovereenkomst worden opgenomen, inclusief eventuele schuldvorderingen met bepaling van het maximumbedrag. Tenzij anders bepaald, omvat het pand op de handelszaak alle bestanddelen, waarbij essentiële elementen zoals cliënteel niet contractueel kunnen worden uitgesloten.
#### 4.4.3 Vorm en vestiging/tegenstelbaarheid
* **Vorm:** Authentieke of onderhandse akten zijn toegestaan.
* **Vestiging/Tegenstelbaarheid:** Tegenstelbaarheid aan derden wordt verkregen door inschrijving in een elektronisch nationaal pandregister. De datum van inschrijving bepaalt de rangorde. Het pandrecht geldt voor 10 jaar en kan verlengd worden. Ook eigendomsvoorbehoud kan geregistreerd worden. De anterioriteitsregel bepaalt dat de pandhouder voorrang heeft op andere schuldeisers, tenzij er schuldeisers zijn met een hogere rang (bv. verhuurder met voorrecht op inboedel).
#### 4.4.4 Verplichtingen pandgever en rechten pandhouder
De pandgever moet de zaak normaal uitbaten en de waarde van het pand in stand houden. Bij wanbetaling heeft de pandhouder het recht de verpande goederen te verkopen of te verhuren voor terugbetaling (uitwinningsprocedure). De pandovereenkomst kan ook de toe-eigening van de goederen door de pandhouder bij niet-betaling voorzien.
#### 4.4.5 Uitwinningsprocedure
Indien de pandgever geen consument is, hoeft de pandhouder zich niet tot de rechter te wenden. De pandgever moet minstens 10 dagen vooraf schriftelijk in kennis gesteld worden van het voornemen tot uitwinning. De pandgever kan zich verzetten door zich tot de rechter te wenden. Andere betrokkenen kunnen zich ook tot de voorzitter in kortgeding wenden. Tegen een beschikking in kortgeding is geen verzet of beroep mogelijk. Een pandhouder die niet te goeder trouw of economisch verantwoord uitwint, kan aansprakelijk gesteld worden (bewijslast bij pandgever). Zolang er niet is verkocht, kan de pandgever het pand vrijkrijgen door betaling van de gewaarborgde schuldvordering en redelijke uitwinningskosten. Het einde van de uitwinning moet aangetekend ter kennis worden gebracht. Binnen een jaar na kennisgeving kunnen belanghebbenden zich bij betwisting over de uitwinning of aanwending van de opbrengst tot de rechter wenden.
### 4.5 Betalingsachterstand bij ondernemingstransacties
#### 4.5.1 Toepassingsgebied
Deze wet is van toepassing op transacties tussen 'ondernemingen' (partijen die handelen in hun professionele hoedanigheid), niet tegenover particulieren of consumenten. Wel geldt de wet ten aanzien van de overheid bij openbare aanbestedingen.
#### 4.5.2 Betalingstermijn
* Indien geen termijn overeengekomen: betaling binnen 30 dagen na ontvangst factuur of goederen. Bij procedures voor aanvaarding/controle loopt de termijn wel vanaf ontvangst factuur.
* Indien betalingstermijn overeengekomen: niet langer dan 60 dagen.
* Voor de overheid: betalingstermijn 30 dagen, maximaal 60 dagen indien expliciet en gerechtvaardigd overeengekomen.
#### 4.5.3 Laattijdige betaling
Bij laattijdige betaling heeft de schuldeiser automatisch recht op een intrest (momenteel 10,5% per jaar, wettelijke intrest is 5,25%). Daarnaast kan de schuldeiser een redelijke schadevergoeding voor invorderingskosten vorderen, met een vast bedrag van 40 euro. Een hoger bedrag kan gevorderd worden indien overeengekomen (bv. 10% van de vordering) of gerechtvaardigd, naast de rechtsplegingsvergoeding.
#### 4.5.4 Rechtsplegingsvergoeding (RPV)
Dit is een tegemoetkoming in de advocaatskosten van de winnende partij bij gerechtelijke invordering via een advocaat. Het bedrag hangt af van de waarde van de vordering. Voor niet-begrootbare zaken bedraagt deze 1.200 euro geïndexeerd. Een basisbedrag schommelt tussen 150 en 15.000 euro, geïndexeerd. Bij verstekvonnis of niet-betwisting geldt doorgaans het minimumbedrag.
#### 4.5.5 Invordering onbetwiste schuldvorderingen tussen ondernemingen
Voor onbetwiste, vaststaande en opeisbare contractuele schuldvorderingen kan een procedure via een gerechtsdeurwaarder worden gevolgd na een aanmaning. De debiteur heeft 1 maand de tijd om te reageren (betalen, betalingsmodaliteiten vragen, of betwisten). Indien niet betwist, kan de deurwaarder een proces-verbaal van niet-betwisting opmaken, wat leidt tot een uitvoerbare titel.
#### 4.5.6 Invordering schulden van de consument
Bij consumenten gelden strengere regels. Algemene voorwaarden moeten gekend zijn en deel uitmaken van de overeenkomst. Er is recht op een eerste gratis herinnering met een bijkomende betalingstermijn van 14 dagen zonder extra kosten. Binnen deze termijn mogen wettelijk verplichte vermeldingen niet ontbreken.
> **Tip:** De wettelijke grenzen aan schadebedingen en intresten bij consumentenschulden zijn strikt geregeld om de consument te beschermen.
#### 4.5.7 Invordering schulden consument: vervolg
Strikte wettelijke regels en rechten gelden voor consumenten bij invordering door incassobureaus, gerechtsdeurwaarders of advocaten. Er is een verplichte ingebrekestelling met een wachttermijn van 14 dagen vooraleer tot dagvaarding kan worden overgegaan.
---
# Betalingsachterstand bij ondernemingstransacties en invordering van schulden
Dit deel behandelt de wettelijke bepalingen inzake betalingstermijnen, de gevolgen van laattijdige betalingen, de rechtsplegingsvergoeding en specifieke procedures voor de invordering van schulden, zowel tussen ondernemingen als ten aanzien van consumenten.
### 5.1 Betalingsachterstand bij ondernemingstransacties
#### 5.1.1 Toepassingsgebied van de wetgeving
De wetgeving inzake betalingsachterstand is van toepassing op transacties tussen ondernemingen. Dit betekent dat beide partijen handelen in het kader van hun professionele activiteiten. De wet is niet van toepassing op transacties met particulieren of consumenten. Wel kan de wet van toepassing zijn ten aanzien van de overheid bij openbare aanbestedingen. De wet is met name van belang wanneer de schuldeiser geen algemene voorwaarden heeft opgenomen, die vaak de intrest en forfaitaire schadevergoeding bij laattijdige betaling regelen.
#### 5.1.2 Betalingstermijn
Indien er geen specifieke betalingstermijn is overeengekomen tussen ondernemingen, is de betaling verschuldigd binnen 30 dagen na ontvangst van de factuur of na ontvangst van de goederen. Wanneer er een procedure voor aanvaarding of controle van conformiteit is voorzien, begint de betalingstermijn te lopen vanaf de ontvangst van de factuur.
Als er wel een betalingstermijn is overeengekomen, mag deze in principe niet langer zijn dan 60 dagen, tenzij er expliciet een afwijking is overeengekomen die gerechtvaardigd is door de aard van het contract. Voor transacties met de overheid geldt een standaard betalingstermijn van 30 dagen, die kan worden uitgebreid tot maximaal 60 dagen indien dit expliciet is overeengekomen en gerechtvaardigd is.
#### 5.1.3 Gevolgen van laattijdige betaling
Bij laattijdige betaling heeft de schuldeiser automatisch recht op een wettelijke intrest. Deze intrestvoet wordt zesmaandelijks gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en is substantieel verhoogd. Naast deze intrest kan de schuldeiser aanspraak maken op een redelijke schadevergoeding voor de kosten van invordering.
De wet voorziet in een vast bedrag van 40 euro dat automatisch verschuldigd is bij laattijdige betaling. Een hoger bedrag kan gevorderd worden indien dit overeengekomen is of gerechtvaardigd is, naast de rechtsplegingsvergoeding. Ondernemingsrechtbanken kennen in de praktijk doorgaans niet meer toe dan de wettelijke intrestvoet en een forfaitaire schadevergoeding van 10% van het factuurbedrag, zelfs indien de algemene voorwaarden van de schuldeiser hogere percentages voorzien.
#### 5.1.4 Rechtsplegingsvergoeding
De rechtsplegingsvergoeding (RPV) is een tegemoetkoming in de advocaatskosten van de winnende partij wanneer de vordering via een advocaat gerechtelijk wordt ingevorderd. Dit geldt zowel voor geschillen tussen ondernemingen als tussen een onderneming en een particulier.
Het bedrag van de RPV hangt af van de waarde van de vordering. Bij niet begrootbare zaken bedraagt deze een geïndexeerd bedrag. Er wordt een minimum, maximum en basisbedrag voorzien. Doorgaans wordt het basisbedrag toegekend, dat schommelt tussen 150 euro en 15.000 euro, geïndexeerd. Vaak wordt echter het minimumbedrag toegekend, of worden de RPV's gecompenseerd (vallen over en weer weg).
Bij een verstekvonnis of wanneer de vordering niet betwist wordt (bv. aanvraag voor uitstel), kan enkel het minimumbedrag van de RPV worden toegekend. Bij betaling vóór inschrijving op de rol is geen RPV verschuldigd. Bij betaling na inschrijving maar vóór de inleidingszitting bedraagt de RPV een kwart van het basisbedrag.
#### 5.1.5 Invordering onbetwiste schuldvorderingen tussen ondernemingen
Voor onbetwiste, vaststaande en opeisbare contractuele schuldvorderingen tussen ondernemingen kan een specifieke procedure worden gevolgd. De ondernemer-schuldeiser kan via een advocaat aan de debiteur een aanmaning laten betekenen door een gerechtsdeurwaarder. Deze aanmaning moet verplichte vermeldingen bevatten, zoals een duidelijke omschrijving van de verbintenis, de aanmaning om binnen de maand te betalen en de omschrijving van de wijze van betaling.
De debiteur heeft één maand de tijd om te reageren:
* **Betaling of aanvraag betalingsmodaliteiten:** De procedure wordt opgeschort en kan later eventueel verdergezet worden.
* **Betwisting van de vordering:** De procedure eindigt en er moet alsnog gedagvaard worden via de gebruikelijke procedure.
* **Geen reactie:** De gerechtsdeurwaarder stelt een "pv van niet-betwisting" op. Op basis hiervan kan de ondernemer een uitvoerbare titel verkrijgen die de gerechtsdeurwaarder kan uitvoeren middels beslag.
### 5.2 Invordering van schulden van de consument
#### 5.2.1 Wettelijke regels en algemene voorwaarden
Ten aanzien van consumenten kunnen algemene voorwaarden niet zomaar worden toegepast. De schuldeiser moet bewijzen dat de consument deze voorwaarden kende op het moment van contractsluiting en dat ze deel uitmaken van de overeenkomst.
#### 5.2.2 Recht op eerste gratis herinnering
De consument heeft recht op een eerste gratis herinnering met een bijkomende betalingstermijn van 14 dagen. Gedurende deze termijn kunnen geen extra kosten, zoals intresten of schadebedingen, worden aangerekend. De herinnering moet wettelijk verplichte vermeldingen bevatten, waaronder het verschuldigde saldo en het bedrag van het schadebeding dat zal worden aangerekend bij niet-betaling binnen deze bijkomende termijn.
#### 5.2.3 Grenzen aan schadebeding en intresten
Er gelden specifieke grenzen aan schadebedingen opgenomen in overeenkomsten met consumenten:
* Schulden onder de 150,00 euro: maximaal 20,00 euro.
* Schulden tussen 150,01 euro en 500,00 euro: maximaal 30,00 euro plus 10% op de schijf boven de 150,00 euro.
* Schulden boven de 500,01 euro: maximaal 65,00 euro plus 5% op de schijf boven de 500,00 euro, met een maximum van 2.000,00 euro.
Indien er geen schadebeding is opgenomen in de overeenkomst, moet de werkelijke schade worden bewezen. De intresten mogen niet hoger zijn dan de wettelijke intrestvoet die van toepassing is bij betalingsachterstand tussen ondernemingen. Indien er geen intrest is opgenomen in de overeenkomst, geldt de wettelijke intrestvoet.
#### 5.2.4 Strikte regels voor incasso
Er gelden strikte wettelijke regels en rechten voor de consument in geval van invordering van schulden door incassobureaus, gerechtsdeurwaarders of advocaten. Dit omvat een verplichte ingebrekestelling (na de eerste herinnering) met een verplichte wachttermijn van 14 dagen en verplichte vermeldingen alvorens tot dagvaarding mag worden overgegaan.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Economisch recht | Het economisch recht omvat alle rechtsregels die het economisch leven beheersen, wat een veel bredere scope heeft dan het vroegere handelsrecht en zowel nationale als EU-regelgeving omvat. Het richt zich op het brede begrip onderneming in plaats van enkel de koopman of handelaar. |
| Onderneming | Elke natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent, elke rechtspersoon (met uitzondering van bepaalde publieke rechtspersonen), en elke organisatie zonder rechtspersoonlijkheid die winst nastreeft, wordt beschouwd als een onderneming in het kader van het economisch recht. |
| Ondernemingsrecht | Dit is een rechtstak binnen het economisch recht die de regels bepaalt met betrekking tot de oprichting, organisatie en werking van ondernemingen. Het omvat onder meer vennootschapsrecht, insolventiewetgeving en regels voor tussenpersonen. |
| Marktrecht | Marktrecht regelt de gedragsregels voor ondernemingen op de markt, zowel in hun onderlinge verhoudingen (B2B) als ten aanzien van de consument (B2C). Het omvat onderwerpen zoals consumentenkrediet en mededingingsrecht. |
| Burgerlijk recht | Het burgerlijk recht wordt beschouwd als het gemene recht, dat van toepassing is op alle burgers, inclusief ondernemingen, tenzij het economisch recht specifieke afwijkende regels bepaalt. Het blijft echter fundamenteel voor het economisch recht, bijvoorbeeld in het verbintenissenrecht en aansprakelijkheidsrecht. |
| Ondernemingsrechtbank | Dit is de rechtbank die de vroegere Rechtbank van Koophandel heeft vervangen en bevoegd is voor geschillen tussen ondernemingen onderling, alsook voor diverse andere specifieke ondernemingsgerelateerde geschillen, ongeacht de waarde van het geschil. |
| Kort geding | Een verkorte procedure die bij de voorzitter van de ondernemingsrechtbank kan worden gevoerd voor zaken met een spoedeisend karakter, waarbij er nog geen uitspraak wordt gedaan over de grond van de zaak, maar enkel voorlopige maatregelen worden genomen. |
| Stakingbevel | Een gerechtelijk bevel dat de onmiddellijke stopzetting van een ongeoorloofde ondernemingspraktijk oplegt, met verbeurte van een dwangsom per overtreding of per dag vertraging. Dit valt onder de bevoegdheid van de ondernemingsrechtbank. |
| Geschrift | In het nieuwe burgerlijk wetboek wordt een geschrift ruimer gedefinieerd en kan het ook een elektronisch bestand, e-mail of bericht via sociale media omvatten, zolang de authenticiteit en integriteit gewaarborgd zijn. |
| Boekhouding | Elke onderneming is verplicht een boekhouding te voeren die past bij haar aard en omvang. Deze boekhouding dient niet alleen als beleidsinstrument, maar kan ook als bewijsmiddel dienen in geschillen, met specifieke bewijskrachtregels afhankelijk van de partijen. |
| Factuur | Een geschreven stuk opgesteld door de leverancier en bezorgd aan de klant, dat de bevestiging van een schuldvordering wegens levering van goederen of diensten bevat, inclusief specificatie en prijs. Een aanvaarde factuur levert bewijs op tegen de klant. |
| Handelszaak | Een verzameling van goederen, zowel lichamelijke als onlichamelijke, die samengebracht zijn met het doel een onderneming uit te baten. De handelszaak is geen aparte rechtspersoon maar kan deel uitmaken van het privévermogen van de ondernemer of ingebracht worden in een vennootschap. |
| Mededingingsverbod | Een verplichting voor de verkoper van een handelszaak om gedurende een bepaalde periode en in een bepaalde regio geen concurrerende activiteiten uit te oefenen, om het cliënteel van de overgedragen zaak te beschermen. Dit geldt als een vorm van vrijwaring voor eigen daad. |
| Bezitloos pand | Een zakelijk zekerheidsrecht op roerende goederen, waarbij het pand kan worden gevestigd zonder dat de pandgever het bezit van het goed verliest. Dit is cruciaal voor de financiering van ondernemingen, aangezien een handelszaak enkel uitgebaat kan worden indien de eigenaar erover kan beschikken. |
| Rechtsplegingsvergoeding (RPV) | Een tegemoetkoming in de advocaatskosten van de winnende partij in een gerechtelijke procedure, waarvan het bedrag afhankelijk is van de waarde van de vordering en de complexiteit van de zaak. |
| Invordering van schulden van de consument | Specifieke wettelijke regels en consumentenrechten die gelden bij de invordering van schulden door incassobureaus, gerechtsdeurwaarders of advocaten. Hierbij zijn er verplichte herinneringen, wachttermijnen en grenzen aan schadebedingen en rentelasten. |
Cover
ECONOMISCH RECHT.pptx
Summary
# Introductie tot economisch recht en de onderneming
Dit onderwerp schetst de evolutie van het handelsrecht naar het ruimere economisch recht en introduceert het centrale concept van de onderneming, dat de basis vormt voor de structuur en reikwijdte van dit rechtsdomein.
### 1.1 Evolutie van het handelsrecht naar economisch recht
* **Vroeger: Handelsrecht**
* Voornamelijk gebaseerd op nationale wetgeving, zoals het voormalige Wetboek van Koophandel.
* Ging uit van de achterhaalde begrippen "koopman" of "handelaar".
* Regelde specifieke aspecten zoals de definitie van koopman/handelaar, daad van koophandel, bewijsregels en andere verbintenissenrechtelijke regels die op hen van toepassing waren.
* **Nu: Economisch Recht**
* Een veel breder toepassingsgebied dan het oude handelsrecht.
* Omvat niet enkel nationale wetgeving, maar ook aanzienlijke EU-regelgeving (richtlijnen, verordeningen, beschikkingen).
* Het centrale concept is de 'onderneming', die veel ruimer is dan de traditionele "handelaar".
* Gereguleerd in een nieuw wetboek: het Wetboek Economisch Recht (WER).
### 1.2 De onderneming als centraal concept
#### 1.2.1 Definitie en reikwijdte
Sinds 1 november 2018 is het begrip "onderneming" het kernbegrip, dat het vroegere "koopman"/"handelaar" vervangt. Een onderneming wordt breed gedefinieerd en omvat:
* **Natuurlijke personen:**
* Alle natuurlijke personen die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefenen.
* Dit omvat onder meer vrije beroepers, bestuurders van vennootschappen, landbouwers, dierenartsen, podiumkunstenaars, enzovoort.
* **Rechtspersonen:**
* Alle rechtspersonen, inclusief vzw's en stichtingen.
* **Uitzonderingen:** Publieke rechtspersonen die geen goederen of diensten aanbieden, de federale overheid en haar gedecentraliseerde entiteiten.
* **Andere organisaties zonder rechtspersoonlijkheid:**
* Alle andere organisaties zonder rechtspersoonlijkheid, tenzij ze geen winstuitkering doen of dit niet beogen.
* Feitelijke verenigingen, zoals carnavalsverenigingen, vallen hierdoor doorgaans niet onder de definitie van onderneming.
#### 1.2.2 Ontmanteling van het Wetboek van Koophandel en de opkomst van het WER
Het Wetboek van Koophandel is volledig ontmanteld. De meeste van zijn bepalingen zijn nu opgenomen in het Wetboek Economisch Recht (WER).
### 1.3 Rechtsgerelateerde aspecten van economisch recht
#### 1.3.1 Rechtstakken binnen het economisch recht
Het economisch recht kan worden opgedeeld in verschillende rechtstakken:
* **Ondernemingsrecht:**
* Regelt de oprichting, organisatie en werking van de onderneming.
* Omvat onder meer vennootschapsrecht, insolventiewetgeving, regels voor tussenpersonen in het ondernemingsrecht, waardepapieren en betalingstechnieken.
* **Marktrecht:**
* Stelt gedragsregels vast voor ondernemingen op de markt.
* Dit omvat zowel regels voor transacties tussen bedrijven onderling (B2B) als tussen bedrijven en consumenten (B2C).
* Voorbeelden zijn consumentenbescherming, consumentenkrediet en mededingings-/kartelrecht.
#### 1.3.2 Verhouding burgerlijk recht – economisch recht
* **Burgerlijk Recht:**
* Dient als het "gemene recht" en is van toepassing op alle burgers, inclusief ondernemingen, tenzij het economisch recht specifieke en afwijkende regels voorziet.
* **Economisch Recht:**
* Functioneert als "afwijkend recht" ten opzichte van het burgerlijk recht (bv. specifieke bewijsregels in ondernemingszaken, hoofdelijkheid).
* Is "bijzonder recht", enkel toepasselijk op ondernemingen en verbintenissen tussen ondernemingen. Dit resulteert in specifieke rechtbanken (ondernemingsrechtbank), exclusieve faillissements- en reorganisatieprocedures voor ondernemingen, en specifieke regels voor onrechtmatige bedingen die enkel op ondernemers van toepassing zijn.
* **Belang van burgerlijk recht:** Het burgerlijk recht blijft echter cruciaal voor het economisch recht, met name op het gebied van verbintenissenrecht, bijzondere overeenkomsten en aansprakelijkheid.
### 1.4 De Ondernemingsrechtbank
#### 1.4.1 Ontstaan en organisatie
* De Rechtbank van Koophandel is verdwenen en vervangen door de Ondernemingsrechtbank, ingevolge de wet tot hervorming van het ondernemingsrecht.
* De Ondernemingsrechtbank is georganiseerd per rechtsgebied van het Hof van Beroep (vijf in totaal), met aanvullende vestigingen in Brussel en Eupen, wat resulteert in negen Ondernemingsrechtbanken.
* Elke Ondernemingsrechtbank kent verschillende afdelingen (bv. Antwerpen, Mechelen, Turnhout, Hasselt, Tongeren) die elk bestaan uit gespecialiseerde kamers (bv. faillissementskamer, kamer voor bouwgeschillen, kamer voor vennootschapsgeschillen).
#### 1.4.2 Samenstelling
* **Voorzitter:** Een beroepsmagistraat.
* **Bijzitters:** Lekenrechters, ook wel "rechters in ondernemingszaken" genoemd. Zij worden voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar benoemd door de Koning en beschikken idealiter over een achtergrond in het bedrijfsleven, verenigingsleven of vrije beroepen om de ondernemingspraktijk beter te begrijpen. Een juridische opleiding is niet vereist.
* **Griffier:** Zorgt voor de praktische organisatie van de behandeling van zaken, stelt het zittingsblad op en typt vonnissen uit.
* **Openbaar Ministerie:** Zetelt in zaken die het algemeen belang raken, met een adviesrol en een initiatiefrecht (bv. dagvaarding tot faillissement of ontbinding van een slapende vennootschap).
#### 1.4.3 Bevoegdheden
De Ondernemingsrechtbank is bevoegd voor:
* **Alle geschillen tussen ondernemingen onderling**, ongeacht de waarde van het geschil, tenzij een ander rechtscollege specifiek bevoegd is.
* **Geschillen waarbij een niet-onderneming eiser is tegen een onderneming**, mits de eiser hiervoor opteert. De eiser kan zich ook tot de Rechtbank van Eerste Aanleg richten. De omgekeerde situatie (onderneming eiser tegen niet-onderneming) valt niet onder de exclusieve bevoegdheid.
> **Voorbeeld:** Een burger die laat renovatiewerken uitvoeren aan zijn woning die gebrekkig zijn, kan ervoor kiezen om de aannemer (onderneming) voor de Ondernemingsrechtbank te dagen.
* **Exclusieve bevoegdheid (ongeacht of partijen ondernemingen zijn):**
* Geschillen tussen vennoten van vennootschappen of verenigingen.
* Vorderingen die voortvloeien uit een faillissement.
* Geschillen met betrekking tot wisselbrieven.
* Geschillen inzake intellectuele eigendomsrechten.
* Geschillen inzake marktpraktijken (bv. vordering tot staking).
#### 1.4.4 Procedurele aspecten
* **Procedureverloop:**
* **Dagvaarding:** Opgesteld door een gerechtsdeurwaarder die de verweerder oproept voor de bevoegde rechtbank.
* **Openbare zitting:**
* **Inleidingszitting:** De zitting vermeld in de dagvaarding. Vaak kan de zaak hier al (deels) behandeld worden (verstek, afkortingen, aanstelling van een deskundige).
* **Pleitzitting:** In betwiste zaken wordt de zaak op een latere zitting gepleit nadat conclusies en stukkenbundels zijn neergelegd.
* **Vonnis:** De beslechting van het geschil door de Rechtbank.
* **Verkorte en buitengewone procedures:** Deze worden steeds behandeld door de Voorzitter van de Ondernemingsrechtbank, met korte dagvaardingstermijnen (bv. 2 vrije dagen).
* **Kort Geding:** Algemeen toepasbaar indien een spoedeisend karakter bewezen kan worden. Er mag nog niet over de grond van de zaak geoordeeld worden ("uitspraak bij voorraad"). Toepassingen omvatten deskundigenonderzoek, aanstelling van een sekwester, of voorlopige stopzetting van bouwwerken.
* **Andere procedures:** Voorbeelden zijn specifieke wettelijke bepalingen die een uitspraak over de grond van de zaak mogelijk maken, zoals de vordering tot staking van ongeoorloofde ondernemingspraktijken (boek VI WER), waarbij een stakingbevel kan worden uitgevaardigd onder verbeurte van een dwangsom. Ook de uitsluiting of uittreding van vennoten (WVV) valt hieronder.
* **Minnelijke schikking:** Via een kosteloos schriftelijk verzoek kan een partij de tegenpartij oproepen voor een verzoeningszitting. Indien beide partijen aanwezig zijn en een akkoord bereiken, heeft dit vonnis dezelfde waarde als een ander vonnis. Bij gebrek aan akkoord of afwezigheid is een dagvaarding noodzakelijk.
### 1.5 Het bewijs in ondernemingszaken
#### 1.5.1 Algemene regels
* **Consensualisme:** Overeenkomsten komen geldig tot stand door loutere wilsovereenstemming, zonder vormvereisten.
* **Bewijslastverdeling:** Wie de uitvoering van een overeenkomst vordert, moet deze bewijzen. Wie beweert betaald te hebben, moet de betaling bewijzen.
* **Medewerking aan bewijsvoering:** Beide partijen moeten meewerken aan de bewijsvoering.
* **Uitzonderlijke rechterlijke beoordeling:** In uitzonderlijke omstandigheden kan de rechter de bewijslast dragen als de normale regels kennelijk onredelijk zouden zijn.
* **Nieuwe definities:** De begrippen "geschrift" (ook elektronische bestanden, e-mails, sms’en) en "handtekening" (inclusief elektronische handtekeningen) zijn verruimd.
#### 1.5.2 Bewijs volgens de aard van de partijen
* **Bewijs in het Burgerlijk Recht:**
* **Rechtshandelingen (waarde > 3.500 euro):** Moeten bewezen worden met een schriftelijk bewijs (authentieke of onderhandse akte) dat aan vormvereisten voldoet. Bewijs met andere middelen is enkel toegelaten bij een begin van schriftelijk bewijs of indien de overeenkomst is uitgevoerd.
* **Rechtsfeiten:** Kunnen bewezen worden met alle mogelijke bewijsmiddelen (getuigen, vermoedens).
* **Bewijs in Ondernemingszaken:**
* **Tussen ondernemingen:** Vrije bewijsvoering is principieel toegelaten met alle bewijsmiddelen (getuigen, vermoedens), tenzij de wet een schriftelijk bewijs vereist (bv. oprichting vennootschap, verzekeringsovereenkomst). Hoewel vrije bewijsvoering geldt, hechten ondernemingsrechtbanken veel belang aan schriftelijke bewijsstukken, gezien de beschikbare documenten en communicatiemiddelen. Getuigenbewijs wordt minder frequent aanvaard.
* **Bewijs tegen een niet-onderneming (bv. klant-consument):** De strikte bewijsregels van het burgerlijk recht zijn van toepassing.
* **Bewijs van een niet-onderneming tegen een onderneming:** Vrije bewijsvoering is toegelaten, tenzij het een rechtshandeling betreft die "kennelijk" vreemd is aan de onderneming van een natuurlijke persoon-ondernemer.
#### 1.5.3 Bijzondere bewijsmiddelen
* **De Boekhouding:**
* **Verplichting:** Elke onderneming is verplicht een boekhouding te voeren die past bij haar aard en omvang.
* **Bewijskracht (art. 8.11 §2 BW):**
* **Tussen ondernemingen:** De rechter kan de boekhouding aanvaarden als bewijs, zowel in het voordeel als in het nadeel van de onderneming. De boekhouding heeft slechts wettelijke bewijskracht indien de vermeldingen in de boekhoudingen van beide ondernemingen overeenstemmen. Bij discrepanties beoordeelt de rechter vrij de bewijswaarde.
* **Geschillen met een niet-onderneming tegen een onderneming:** Een niet-ondernemer kan de boekhouding van de onderneming inroepen als bewijs (beschouwd als een buitengerechtelijke schriftelijke bekentenis, met inachtneming van de regel van onsplitsbaarheid). Een onderneming kan haar boekhouding niet als bewijs inroepen tegen een niet-ondernemer (vanwege het eenzijdige karakter).
* **Procedureel gebruik:** De rechtbank kan op verzoek van een partij of ambtshalve de overlegging van (een deel van) de boekhouding bevelen. Vertrouwelijkheid kan gewaarborgd worden door de stukken enkel aan een gerechtsdeskundige te laten overmaken.
* **De Factuur:**
* **Algemeen:** Een geschreven stuk opgesteld door de leverancier, bezorgd aan de klant, dat een schuldvordering in geld bevestigt voor geleverde goederen of diensten. Bevat een specificatie van de goederen/diensten en de prijs.
* **Materiële vorm:** Papier of elektronisch. Moet de identiteit van de leverancier waarborgen, ongewijzigd blijven en leesbaar zijn gedurende de bewaartermijn van zeven jaar. Elektronische facturatie vereist voorafgaande toestemming van de afnemer. Vanaf 1 januari 2026 is e-facturatie verplicht voor B2B-transacties via het Peppol-netwerk.
* **Wettelijke en fiscale regeling:** De btw-wetgeving bepaalt dat btw geïnd en doorgestort moet worden. Tussen btw-plichtigen moet een factuur worden uitgereikt, tenzij de klant de goederen/diensten voor privégebruik bestemt en er niet om vraagt.
* **Bewijskracht:**
* **Tegen de leverancier-ondernemer:** De factuur bewijst de daarin opgenomen overeenkomst, inclusief prijs, kwaliteit, hoeveelheid, etc., ongeacht of de klant een onderneming of een particulier is.
* **Tegen de klant-ondernemer:** Indien de klant de factuur heeft aanvaard (uitdrukkelijk, impliciet of stilzwijgend door gebrek aan tijdig protest), kan de leverancier deze als bewijs inroepen. Een klant-ondernemer is verplicht tijdig te protesteren tegen de inhoud van de factuur. Een stilzwijgen binnen een redelijke termijn wordt geacht aanvaarding te zijn. De bewijskracht strekt zich in principe ook uit tot de algemene voorwaarden op de keerzijde.
* **Tegen de klant-niet ondernemer (consument):** Een stilzwijgen wordt niet snel als aanvaarding beschouwd, tenzij er sprake is van een "omstandig stilzwijgen" (bv. gebruik koopwaar, gedeeltelijke betaling, onbeantwoorde herinneringsbrieven).
### 1.6 De handelszaak
#### 1.6.1 Begrip en bestanddelen
* **Definitie:** Hoewel er geen specifieke wettelijke definitie is, wordt de handelszaak in rechtspraak en rechtsleer omschreven als "een geheel van goederen samengebracht met als doel een onderneming uit te baten". De handelszaak is geen aparte rechtspersoon op zich, tenzij ze wordt ingebracht in een vennootschap.
* **Bestanddelen:**
* **Materiële bestanddelen:** Vaste activa (installaties, machines, meubilair) en vlottende activa (voorraden, koopwaar).
* **Immateriële bestanddelen:**
* Ondernemingsnaam (beschermd via vordering tot staking).
* Uithangbord.
* Industriële eigendomsrechten (octrooien, merken, tekeningen en modellen).
* Knowhow en fabricagegeheimen.
* Handelsovereenkomsten (bv. leasing, franchising).
* Huurrechten (handelshuur).
* Cliënteel (mogelijkheid van toekomstige bestellingen).
* **Niet inbegrepen (tenzij expliciet opgenomen):** Schuldvorderingen, banktegoeden, incasso en schulden.
* **Kenmerk:** De handelszaak is een levend organisme en wordt beschouwd als een onlichamelijk roerend goed, gevormd door de materiële en immateriële bestanddelen.
#### 1.6.2 Overdracht (verkoop) van de handelszaak
* **Toepasselijke wetgeving:** Geen specifieke wetgeving, regels van algemeen verbintenissenrecht en kooprecht zijn van toepassing (toestemming, bekwaamheid, bepaald voorwerp, geoorloofde oorzaak). Wilsgebreken zoals bedrog kunnen leiden tot nietigverklaring.
* **Echtgenoten:** Indien de handelszaak tot het gemeenschappelijk vermogen behoort, is de toestemming van beide echtgenoten vereist. Bij een scheiding van goederen kan de echtgenoot-eigenaar de daden van beschikking alleen stellen.
* **Voorwerp:** Overeenstemming over voorwerp (nauwkeurige beschrijving van de bestanddelen) en prijs. Tenzij anders bepaald, neemt de koper geen schulden of vorderingen over en maken onroerende goederen geen deel uit van de handelszaak.
* **Leveringsverplichting en tegenstelbaarheid:** De verkoper moet alle bestanddelen ter beschikking stellen. Bij overdracht van schuldvorderingen is kennisgeving aan de schuldenaar vereist. Voor octrooien, tekeningen en modellen gelden specifieke overdrachtsregels.
* **Vrijwaring:** De verkoper vrijwaart voor eigen daad (inclusief mededingingsverbod, beperkt in voorwerp, plaats en tijd) en voor daden van derden of verborgen gebreken. Sancties zijn contractuele aansprakelijkheid (ontbinding, schadevergoeding) en een vordering tot staking.
#### 1.6.3 Inpandgeving van de handelszaak
* **Bezitloos pand:** De wet op roerende zekerheden voorziet in een algemeen bezitloos pand, waardoor goederen in pand kunnen worden gegeven terwijl het gebruik ervan behouden blijft.
* **Voorwerp:** De in pand te geven bestanddelen moeten nauwkeurig worden opgenomen. Tenzij anders bepaald, omvat het pand alle bestanddelen van de handelszaak, inclusief essentiële elementen zoals het cliënteel.
* **Vorm en vestiging:** Vereist een authentieke of onderhandse akte en inschrijving in een elektronisch nationaal pandregister voor tegenstelbaarheid aan derden. De inschrijvingsdatum bepaalt de rangorde. Het pand geldt tien jaar en is hernieuwbaar.
* **Verplichtingen pandgever en rechten pandhouder:** De pandgever moet de zaak normaal uitbaten. Bij wanbetaling kan de pandhouder de verpande goederen verkopen of verhuren (uitwinningsprocedure). De pandovereenkomst kan voorzien in toeëigening van de goederen door de pandhouder.
* **Uitwinningsprocedure:** Indien de pandgever geen consument is, hoeft de pandhouder zich niet tot de rechter te wenden, mits kennisgeving aan de pandgever. De pandgever kan zich verzetten via de rechter. De pandhouder die niet te goeder trouw handelt, kan aansprakelijk gesteld worden. De pandgever kan vrijgave bekomen door de schuld te voldoen, inclusief redelijke kosten. Einde van de uitwinning moet worden aangetekend. Binnen een jaar na kennisgeving kunnen belanghebbenden zich nog tot de rechter wenden bij betwistingen over de uitwinning of aanwending van de opbrengst.
### 1.7 Betalingsachterstand bij ondernemingstransacties
#### 1.7.1 Toepassingsgebied en betalingstermijn
* **Toepassingsgebied:** Enkel van toepassing op transacties tussen 'ondernemingen', niet tegenover particulieren/consumenten. Wel van toepassing tegenover de overheid bij openbare aanbestedingen.
* **Betalingstermijn:**
* Indien geen termijn overeengekomen: betaling binnen 30 dagen na ontvangst factuur of goederen. De termijn begint te lopen vanaf ontvangst factuur, zelfs indien een aanvaardingsprocedure voorzien is.
* Indien een termijn overeengekomen: niet langer dan 60 dagen.
* Voor de overheid: 30 dagen, maximaal 60 dagen indien expliciet en gerechtvaardigd overeengekomen.
#### 1.7.2 Gevolgen van laattijdige betaling
* **Intrest:** Automatisch recht op intrest, die zesmaandelijks wordt gepubliceerd. De wettelijke intrest is verhoogd van 8% naar 10,5% (voor ondernemingstransacties).
* **Schadevergoeding:** Redelijke vergoeding voor invorderingskosten. De wet voorziet een vast bedrag van 40 euro, maar een hoger bedrag kan gevorderd worden indien overeengekomen of gerechtvaardigd, naast de rechtsplegingsvergoeding.
* **Rechtsplegingsvergoeding (RPV):** Tegemoetkoming in de advocaatskosten van de winnende partij. Het bedrag hangt af van de waarde van de vordering. Bij niet begrootbare zaken bedraagt deze 1.200 euro (geïndexeerd).
#### 1.7.3 Invordering onbetwiste schuldvorderingen tussen ondernemingen
Een specifieke procedure bestaat voor onbetwiste, vaststaande en opeisbare contractuele schuldvorderingen tussen ondernemingen. Via een gerechtsdeurwaarder kan een aanmaning worden betekend. Indien de debiteur niet reageert, kan een "pv van niet-betwisting" worden opgesteld, wat leidt tot een uitvoerbare titel voor beslaglegging.
#### 1.7.4 Invordering schulden van de consument
* **Specifieke regels:** Algemene voorwaarden mogen niet zomaar worden toegepast. Bewijs van kennisname door de consument is vereist.
* **Eerste herinnering:** Recht op een eerste gratis herinnering met een bijkomende betalingstermijn van 14 dagen, zonder bijkomende kosten. Wettelijk verplichte vermeldingen moeten in de herinnering worden opgenomen.
* **Grenzen aan schadebeding en intresten:** Strikte limieten gelden voor schadebedingen en intresten, zowel indien opgenomen in de overeenkomst als indien niet. Bij gebreke van opname in de overeenkomst gelden de wettelijke intrestvoeten en is bewijs van werkelijke schade vereist.
* **Invordering door incassobureaus:** Strikte wettelijke regels en consumentenrechten zijn van toepassing, inclusief een verplichte ingebrekestelling met een wachttermijn van 14 dagen alvorens tot dagvaarding kan worden overgegaan.
---
# De ondernemingsrechtbank en procedures
Dit gedeelte behandelt de structuur, bevoegdheden en procedures van de ondernemingsrechtbank, inclusief de verschillende kamers en de belangrijkste proceshandelingen.
## 2. De ondernemingsrechtbank en procedures
De ondernemingsrechtbank, die de vroegere rechtbank van koophandel heeft vervangen, is de specifieke rechtbank die bevoegd is voor geschillen die verband houden met economische activiteiten en ondernemingen. Haar organisatie, samenstelling en bevoegdheden zijn vastgelegd om een gespecialiseerde behandeling van ondernemingsgeschillen te garanderen.
### 2.1 Organisatie en samenstelling van de ondernemingsrechtbank
De ondernemingsrechtbank is georganiseerd per rechtsgebied van het Hof van Beroep, met specifieke vestigingen in Brussel en Eupen, wat resulteert in in totaal negen ondernemingsrechtbanken. Elke afdeling van de ondernemingsrechtbank kent verschillende gespecialiseerde kamers, zoals de faillissementskamer, de kamer voor bouwgeschillen en de kamer voor vennootschapsgeschillen, om de behandeling van specifieke soorten zaken efficiënt te laten verlopen.
De samenstelling van de ondernemingsrechtbank is uniek:
* **Voorzitter:** Een beroepsmagistraat met juridische expertise.
* **Bijzitters:** Dit zijn 'rechters in ondernemingszaken', lekenrechters die voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar door de Koning worden benoemd. Zij hebben geen specifieke juridische opleiding nodig, maar worden geselecteerd uit het bedrijfsleven, het verenigingsleven of de vrije beroepen, om zo de praktijkervaring en voeling met de ondernemingswereld te vertegenwoordigen.
* **Griffier:** Verantwoordelijk voor de praktische organisatie van de zittingen, het opmaken van de zittingsbladen en het uittypen van de vonnissen.
* **Openbaar Ministerie:** Treedt op in zaken die het algemeen belang raken en heeft een adviesrecht en soms een initiatiefrecht (bijvoorbeeld bij het dagvaarden van een faillissement of het ontbinden van een slapende vennootschap).
> **Tip:** De aanwezigheid van lekenrechters in de ondernemingsrechtbank benadrukt het belang van praktijkervaring en de wens om geschillen op een met de ondernemingswereld compatibele manier te beslechten.
### 2.2 Bevoegdheden van de ondernemingsrechtbank
De bevoegdheden van de ondernemingsrechtbank zijn breed en afgebakend:
* **Geschillen tussen ondernemingen onderling:** De ondernemingsrechtbank is bevoegd voor alle geschillen tussen ondernemingen, ongeacht de waarde van het geschil, tenzij deze onder de exclusieve bevoegdheid van een ander rechtscollege vallen.
* **Geschillen met een niet-onderneming als eiser:** Geschillen waarbij een niet-onderneming eiser is en een onderneming gedaagde, vallen onder de bevoegdheid van de ondernemingsrechtbank, mits de eiser hiervoor kiest. De eiser kan er ook voor kiezen zich tot de rechtbank van eerste aanleg te wenden. Dit geldt echter niet andersom: een onderneming kan een niet-onderneming niet zomaar voor de ondernemingsrechtbank dagen.
* **Exclusieve bevoegdheid:** Bepaalde geschillen vallen exclusief onder de bevoegdheid van de ondernemingsrechtbank, zelfs als de partijen geen ondernemingen zijn. Dit omvat bijvoorbeeld geschillen tussen vennoten van vennootschappen of verenigingen, vorderingen die voortvloeien uit een faillissement, geschillen betreffende wisselbrieven, intellectuele eigendomsrechten en marktpraktijken (zoals vorderingen tot staking).
> **Opgelet:** Een natuurlijke persoon-ondernemer kan niet voor de ondernemingsrechtbank worden gedagvaard voor geschillen die kennelijk vreemd zijn aan zijn onderneming (bijvoorbeeld een persoonlijke schuld). Bij twijfel is de ondernemingsrechtbank wel bevoegd.
### 2.3 Procedureverloop bij de ondernemingsrechtbank
De procedure bij de ondernemingsrechtbank volgt de algemene beginselen van het gerechtelijk proces, met enkele specifieke kenmerken:
* **Dagvaarding:** Het proces begint met een dagvaarding, een document opgesteld door een gerechtsdeurwaarder, dat de verweerder oproept voor de bevoegde rechtbank.
* **Openbare zitting:**
* **Inleidingszitting:** Dit is de zitting vermeld in de dagvaarding. Vaak kan de zaak hier al gedeeltelijk of geheel worden behandeld, bijvoorbeeld in geval van verstek, door middel van afkortingen (versnelde procedures), of door het bevelen van onderzoeksmaatregelen zoals de aanstelling van een deskundige.
* **Pleitzitting:** In betwiste zaken wordt de zaak op een latere zitting gepleit, nadat partijen conclusies hebben neergelegd en hun stukken hebben ingediend.
* **Vonnissen:** Na de behandeling van de zaak doet de rechtbank uitspraak middels een vonnis, waarin het geschil wordt beslecht.
#### 2.3.1 Verkorte en buitengewone procedures
Naast de standaardprocedure biedt de ondernemingsrechtbank ook verkorte en buitengewone procedures aan, vaak behandeld door de voorzitter van de ondernemingsrechtbank:
* **Geding in kort geding:** Deze procedure is algemeen toepasbaar voor spoedeisende zaken waarbij de grond van de zaak nog niet definitief kan worden beoordeeld ("uitspraak bij voorraad"). Voorbeelden zijn het bevelen van een deskundigenonderzoek, de aanstelling van een sekwester, of het voorlopig stopzetten van bouwwerken in afwachting van een definitieve beslissing.
* **Andere verkorte procedures:** Deze procedures zijn voorzien in specifieke wetgeving en kunnen wel uitspraak doen over de grond van de zaak. Een bekend voorbeeld is de vordering tot staking van ongeoorloofde ondernemingspraktijken (conform Boek VI van het WER), die kan leiden tot een stakingbevel met verbeurte van een dwangsom per overtreding of dag vertraging. Andere toepassingen vindt men in het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV), zoals bij uitsluiting of uittreding van vennoten.
> **Tip:** Bij verkorte procedures is de snelheid cruciaal. Het is essentieel om de spoedeisendheid goed te motiveren of te voldoen aan de specifieke wettelijke voorwaarden voor de betreffende procedure.
#### 2.3.2 Minnelijke schikking
De ondernemingsrechtbank biedt ook de mogelijkheid tot een minnelijke schikking. Via een eenvoudig, kosteloos schriftelijk verzoek kan een partij een andere partij oproepen voor een verzoeningszitting. Indien beide partijen aanwezig zijn en tot een akkoord komen, heeft dit akkoord dezelfde waarde als een vonnis en kan het ten uitvoer worden gelegd. Indien de opgeroepen partij niet verschijnt of er geen akkoord wordt bereikt, moet een dagvaarding worden uitgebracht voor de ondernemingsrechtbank.
### 2.4 Bewijs in ondernemingszaken
Het bewijsrecht in ondernemingszaken kent specifieke regels die afwijken van het burgerlijk recht, met een nadruk op vrije bewijsvoering.
#### 2.4.1 Algemene regels en bewijslastverdeling
Het beginsel van consensualisme – overeenkomsten komen tot stand door loutere wilsovereenstemming – geldt ook in ondernemingszaken. Echter, het bewijs van deze overeenkomsten is van groot belang. De algemene regel is dat wie de uitvoering van een overeenkomst vordert, deze moet bewijzen, en wie beweert betaald te hebben, moet de betaling bewijzen. Het nieuwe Burgerlijk Wetboek (Boek Bewijs) voorziet in een wederzijdse medewerkingsplicht bij de bewijsvoering, waarbij de rechter in uitzonderlijke omstandigheden de bewijslast anders kan verdelen indien de toepassing van de normale regels kennelijk onredelijk zou zijn.
#### 2.4.2 Bewijsregels in het ondernemingsrecht versus burgerlijk recht
* **Rechtshandelingen boven een bepaalde waarde:** Overeenkomsten waarvan de waarde een bepaald bedrag overschrijdt (momenteel $3.500$ euro in het burgerlijk recht) kunnen in beginsel enkel bewezen worden met een schriftelijk bewijs (authentieke of onderhandse akte). Andere bewijsmiddelen zijn toegelaten bij een 'begin van schriftelijk bewijs' of indien kan worden bewezen dat de overeenkomst reeds is uitgevoerd.
* **Rechtsfeiten:** Rechtsfeiten kunnen met alle mogelijke bewijsmiddelen worden bewezen, inclusief getuigenissen en vermoedens.
* **Bewijs in ondernemingszaken (vrije bewijsvoering):** In ondernemingszaken kunnen ondernemingsverbintenissen in principe met alle bewijsmiddelen worden bewezen, tenzij de wet expliciet een schriftelijk bewijs vereist (bv. voor de oprichting van een vennootschap of een verzekeringsovereenkomst). Hoewel de principe van vrije bewijsvoering geldt, hechten ondernemingsrechtbanken vaak veel belang aan schriftelijke bewijsstukken, gezien de frequentie van documenten en communicatiemiddelen in de zakenwereld.
> **Verschillende situaties voor bewijs:**
> * **Tussen ondernemingen onderling:** Vrije bewijsvoering.
> * **Tussen een niet-onderneming (eiser) en een onderneming (gedaagde):** Vrije bewijsvoering.
> * **Tussen een onderneming (eiser) en een niet-onderneming (gedaagde):** Vrije bewijsvoering, tenzij de rechtshandeling kennelijk vreemd is aan de onderneming (indien de gedaagde een natuurlijke persoon-ondernemer is).
#### 2.4.3 Bijzondere bewijsmiddelen
Het ondernemingsrecht kent specifieke bewijsmiddelen:
* **De boekhouding:** Elke onderneming is verplicht een boekhouding te voeren. De boekhouding is niet alleen een beleidsinstrument, maar ook een belangrijk bewijsmiddel. De bewijskracht ervan is echter afhankelijk van de context:
* **Geschillen tussen ondernemingen onderling:** De rechter kan de boekhouding als bewijs aanvaarden, zowel in het voordeel als in het nadeel van de onderneming. De wettelijke bewijskracht geldt enkel indien de vermeldingen in de boekhoudingen van beide ondernemingen overeenstemmen; anders oordeelt de rechter vrij over de bewijswaarde.
* **Geschillen van een niet-onderneming tegen een onderneming:** Een niet-ondernemer kan de boekhouding van de onderneming als bewijs tegen deze laatste inroepen (als buitengerechtelijke bekentenis), rekening houdend met de regel van onsplitsbaarheid. Een onderneming kan haar eigen boekhouding echter niet als bewijs inroepen tegen een niet-ondernemer.
* **Procedureel gebruik:** De rechtbank kan de overlegging van de boekhouding bevelen. Er moet rekening gehouden worden met de vertrouwelijkheid van de stukken, bijvoorbeeld door ze enkel aan een gerechtsdeskundige te laten overmaken.
* **De factuur:** Een factuur is een geschreven stuk dat een schuldvordering bevestigt. De materiële vorm kan papier of elektronisch zijn, met vereisten voor de identiteit van de leverancier, de integriteit van de inhoud en leesbaarheid gedurende zeven jaar. Vanaf 1 januari 2026 is e-facturatie verplicht voor transacties tussen ondernemingen via het Peppol-netwerk.
* **Bewijskracht van de factuur:**
* **Tegen de leverancier-ondernemer:** De door hem opgestelde factuur bewijst de daarin opgenomen overeenkomst.
* **Tegen de klant-ondernemer:** Indien de klant de factuur heeft aanvaard (uitdrukkelijk, impliciet of stilzwijgend na protest), kan de leverancier de factuur als bewijs van de overeenkomst inroepen. Een niet-protesterende klant-ondernemer wordt geacht de factuur te hebben aanvaard. Het protest moet binnen een redelijke termijn gebeuren en gespecificeerd zijn.
* **Tegen de klant-niet ondernemer (consument):** Stilzwijgen na ontvangst van een factuur leidt niet zomaar tot aanvaarding. Enkel een 'omstandig stilzwijgen' (bv. gebruik van de goederen, gedeeltelijke betaling) kan als aanvaarding worden uitgelegd.
> **Belangrijk:** De aanvaarding van een factuur door een klant-ondernemer kan op verschillende wijzen gebeuren, waaronder uitdrukkelijk, impliciet (bv. betaling) of stilzwijgend bij gebreke aan tijdig protest. Een klant-ondernemer heeft de plicht om binnen een korte termijn te reageren bij niet-akkoord.
### 2.5 De handelszaak en haar bestanddelen
De handelszaak is een verzameling van goederen samengebracht met het doel een onderneming uit te baten. Het is geen afzonderlijke rechtspersoon, maar kan wel worden ingebracht in een vennootschap. De belangrijkste bestanddelen zijn:
* **Materiële bestanddelen:** Vaste activa (installaties, machines) en vlottende activa (voorraden, koopwaar).
* **Immateriële bestanddelen:** Ondernemingsnaam, uithangbord, industriële eigendomsrechten (octrooien, merken), knowhow, handelscontracten (leasing, franchising), huurrechten (handelshuur) en cliënteel. Schuldvorderingen, banktegoeden, incasso en schulden zijn niet automatisch inbegrepen bij de verkoop, tenzij anders overeengekomen.
De handelszaak wordt beschouwd als een onlichamelijk roerend goed, in belangrijke mate gevormd door de immateriële bestanddelen.
### 2.6 Overdracht, inpandgeving en uitwinning van de handelszaak
#### 2.6.1 Overdracht (verkoop)
Er is geen specifieke wetgeving voor de verkoop van een handelszaak, waardoor de algemene regels van koop en verbintenissenrecht van toepassing zijn. De overeenkomst moet nauwkeurig de overgedragen bestanddelen beschrijven. De verkoper is gehouden tot vrijwaring, waaronder een mededingingsverbod dat geldt om het cliënteel te beschermen. Dit verbod is beperkt in voorwerp, plaats en tijd.
#### 2.6.2 Inpandgeving
Een handelszaak kan worden verpand als zekerheid voor kredieten. Sinds de wet op roerende zekerheden (2018) bestaat er een algemeen bezitloos pand, wat betekent dat de pandgever de handelszaak kan blijven gebruiken.
* **Voorwerp:** De pandovereenkomst moet de in pand gegeven bestanddelen nauwkeurig beschrijven. Tenzij anders bepaald, omvat het pand op de handelszaak alle bestanddelen, inclusief het cliënteel.
* **Vorm en tegenstelbaarheid:** Een authentieke of onderhandse akte is toegestaan. Tegenstelbaarheid aan derden wordt verkregen door inschrijving in een elektronisch nationaal pandregister. De inschrijvingsdatum bepaalt de rangorde.
* **Verplichtingen en rechten:** De pandgever moet de zaak normaal uitbaten. Bij wanbetaling heeft de pandhouder het recht de verpande goederen uit te winnen (verkopen of verhuren).
#### 2.6.3 Uitwinningsprocedure
Indien de pandgever geen consument is, kan de pandhouder de verpande goederen uitwinnen zonder tussenkomst van de rechter, mits hij de pandgever minstens tien dagen vooraf schriftelijk informeert. De pandgever kan zich tegen de uitwinning verzetten bij de rechter. De pandhouder die niet te goeder trouw uitwint, kan aansprakelijk worden gesteld.
### 2.7 Betalingsachterstand bij ondernemingstransacties
De wetgeving inzake betalingsachterstand is van toepassing op transacties tussen ondernemingen en regelt de betalingstermijnen en de gevolgen van laattijdige betaling.
* **Betalingstermijn:** Indien geen termijn is overeengekomen, bedraagt deze 30 dagen na ontvangst van de factuur of goederen. Overeengekomen termijnen mogen niet langer zijn dan 60 dagen, behalve voor de overheid waar specifieke regels gelden.
* **Laattijdige betaling:** Bij laattijdige betaling heeft de schuldeiser automatisch recht op wettelijke intresten (momenteel 10,5% per jaar) en een forfaitaire schadevergoeding van 40 euro, of een hoger bedrag indien overeengekomen en gerechtvaardigd. De ondernemingsrechtbanken kennen echter doorgaans niet meer toe dan 10,5% intrest en 10% forfaitaire schadevergoeding.
* **Rechtsplegingsvergoeding (RPV):** Dit is een tegemoetkoming in de advocaatskosten van de winnende partij en hangt af van de waarde van de vordering.
* **Invordering onbetwiste schuldvorderingen:** Een procedure via gerechtsdeurwaarder maakt het mogelijk een uitvoerbare titel te bekomen op basis van een "pv van niet-betwisting" indien de debiteur niet reageert op een aanmaning.
### 2.8 Invordering schulden van de consument
Tegenover consumenten gelden striktere regels:
* **Algemene voorwaarden:** Moeten de consument gekend zijn en deel uitmaken van de overeenkomst.
* **Eerste gratis herinnering:** Geeft recht op een bijkomende betalingstermijn van 14 dagen zonder bijkomende kosten.
* **Grenzen aan schadebeding en intresten:** Er zijn wettelijke limieten aan de bedragen die aangerekend mogen worden bij niet-betaling.
* **Strikte regels voor incasso:** Wettelijke regels en rechten gelden voor consumenten in geval van invordering van schulden door incassobureaus, gerechtsdeurwaarders of advocaten. Dit omvat verplichte ingebrekestellingen met wachttermijnen alvorens tot dagvaarding mag worden overgegaan.
---
# Bewijsregels in ondernemingszaken
## 3 Bewijsregels in ondernemingszaken
Dit hoofdstuk behandelt de algemene bewijsregels en specifieke bewijsmiddelen die van toepassing zijn in economische geschillen, met een focus op de rol van geschriften, boekhoudingen en facturen.
### 3.1 Algemene bewijsregels
Het principe van consensualisme, waarbij overeenkomsten louter door wilsovereenstemming tot stand komen, mag het belang van bewijs niet onderschatten. De bewijslastverdeling bepaalt dat degene die de uitvoering van een overeenkomst vordert, deze moet bewijzen, evenals degene die betaald beweert te hebben.
Het nieuwe burgerlijk wetboek, boek 8 inzake bewijs, is reeds van kracht. Hierin wordt bepaald dat beide partijen moeten meewerken aan de bewijsvoering. In uitzonderlijke omstandigheden kan de rechter de bewijslast verdelen indien de standaardregels kennelijk onredelijk zouden zijn. Nieuwe definities omvatten "geschrift", dat ook elektronische bestanden, e-mails en berichten kan omvatten, en "handtekening", inclusief elektronische handtekeningen.
#### 3.1.1 Bewijs in het burgerlijk recht
Rechtshandelingen, zoals overeenkomsten met een waarde van meer dan 3.500 euro, vereisen in principe een schriftelijk bewijs (authentieke of onderhandse akte). Andere bewijsmiddelen zijn toegelaten bij een begin van schriftelijk bewijs of bij uitvoering van de overeenkomst. Rechtsfeiten kunnen met alle bewijsmiddelen, inclusief getuigen en vermoedens, worden bewezen.
#### 3.1.2 Bewijs in ondernemingszaken (vrije bewijsvoering)
Ondernemingsverbintenissen kunnen met alle bewijsmiddelen worden bewezen, tenzij de wet een schriftelijk bewijs voorschrijft (bv. oprichting van een vennootschap, verzekeringsovereenkomst). Hoewel het principe van vrije bewijsvoering geldt, spelen schriftelijke bewijsstukken, dankzij de beschikbaarheid van documenten en communicatiemiddelen, een grote rol. Getuigenbewijs wordt door ondernemingsrechtbanken minder frequent aanvaard.
De bewijsregels kunnen worden samengevat als volgt:
* **Bewijs tussen ondernemingen:** vrije bewijsvoering.
* **Bewijs door een niet-onderneming (bv. klant-consument) tegen een onderneming:** vrije bewijsvoering, tenzij de rechtshandeling kennelijk vreemd is aan de onderneming van een natuurlijke persoon.
* **Bewijs tegen een niet-onderneming (klant-consument):** strikte bewijsregels van het burgerlijk recht zijn van toepassing.
> **Tip:** De evolutie van bewijsregels toont een verschuiving naar meer vrijheid, maar de praktische realiteit benadrukt het belang van schriftelijke bewijzen, zelfs in het economisch recht.
### 3.2 Bijzondere bewijsmiddelen
#### 3.2.1 De boekhouding
Elke onderneming is wettelijk verplicht een boekhouding te voeren die aangepast is aan haar aard en omvang. De boekhouding dient niet alleen als beleidsinstrument, maar ook als specifiek bewijsmiddel.
##### 3.2.1.1 Bewijskracht van de boekhouding
* **Geschillen tussen ondernemingen onderling:** De rechter kan de boekhouding als bewijs aanvaarden, zowel in het voordeel als in het nadeel van de onderneming. De wettelijke bewijskracht geldt enkel indien de vermeldingen in de boekhoudingen van beide ondernemingen overeenstemmen. Bij discrepanties oordeelt de rechter vrij over de bewijswaarde.
* **Geschillen van een niet-onderneming tegen een onderneming:** Een niet-ondernemer kan de boekhouding van de onderneming inroepen als bewijs (beschouwd als een buitengerechtelijke schriftelijke bekentenis), rekening houdend met de regel van de onsplitsbaarheid van de bekentenis. Een onderneming kan haar eigen boekhouding echter niet inroepen tegen een niet-ondernemer vanwege het eenzijdige karakter.
##### 3.2.1.2 Procedureel gebruik van de boekhouding
De rechter kan, op verzoek van een partij of ambtshalve, de overlegging van (een deel van) de boekhouding bevelen. Vertrouwelijkheid kan worden gewaarborgd door de stukken enkel aan een gerechtsdeskundige over te maken.
#### 3.2.2 De factuur
Een factuur is een geschreven stuk opgesteld door de leverancier en bezorgd aan de klant, dat een geldvordering bevestigt voor geleverde goederen of diensten.
##### 3.2.2.1 Algemeen en materieel aspect
Een factuur bevat de specificatie van de goederen/diensten en de verschuldigde prijs. Ze kan op papier of elektronisch zijn, waarbij de identiteit van de leverancier, de ongewijzigde inhoud en leesbaarheid gedurende de bewaartermijn van zeven jaar gewaarborgd moeten zijn. Vanaf 1 januari 2026 is e-facturatie verplicht voor alle transacties tussen ondernemingen via het Peppol-netwerk.
Fiscaal is de factuur geregeld in de btw-wetgeving. Tussen btw-plichtigen moet een factuur worden uitgereikt voor leveringen van goederen en diensten. Aan consumenten wordt enkel op vraag een factuur uitgereikt.
##### 3.2.2.2 Bewijskracht van de factuur
* **Bewijskracht tegen de leverancier-ondernemer:** De door de leverancier opgestelde factuur bewijst de daarin opgenomen overeenkomst, inclusief prijs, kwaliteit, type, hoeveelheid en leveringsspecificaties, ongeacht of deze wordt ingeroepen door een ondernemer of niet-ondernemer klant.
* **Bewijskracht tegen de klant-onderneming:** Indien de klant-ondernemer de factuur heeft aanvaard, kan de leverancier deze als bewijs van de overeenkomst inroepen. Aanvaarding kan uitdrukkelijk, impliciet (bv. betaling) of stilzwijgend (bij gebrek aan tijdig protest) geschieden. Klanten-ondernemers hebben de plicht om binnen een korte termijn te protesteren bij onenigheid. De rechtbank neemt aan dat niet-protesteren binnen redelijke termijn leidt tot aanvaarding. De bewijskracht strekt zich in principe ook uit tot algemene voorwaarden op de keerzijde van de factuur.
* **Bewijskracht tegen de klant-niet ondernemer (consument):** Bij consumenten wordt niet snel een aanvaarding afgeleid uit stilzwijgen na ontvangst. Dit kan enkel bij een "omstandig stilzwijgen", zoals het gebruik van de goederen of gedeeltelijke betaling.
> **Voorbeeld:** Een klant-ondernemer die een factuur ontvangt voor geleverde goederen en deze na ontvangst zonder protest gebruikt, wordt geacht de factuur stilzwijgend te hebben aanvaard.
### 3.3 Handelszaak
De "handelszaak" is een begrip dat in verschillende wetten voorkomt zonder duidelijke definitie. Juridisch wordt het omschreven als "een geheel van goederen samengebracht met als doel een onderneming uit te baten". De handelszaak is geen afzonderlijke rechtspersoon, maar kan worden ingebracht in een vennootschap.
#### 3.3.1 Bestanddelen van de handelszaak
* **Materiële bestanddelen:** Vaste activa (installaties, machines) en vlottende activa (voorraden, koopwaar).
* **Immateriële bestanddelen:** Ondernemingsnaam, uithangbord, industriële eigendomsrechten (octrooien, merken), knowhow, handelsovereenkomsten (leasing, franchising), huurrechten, cliënteel, en eventueel schuldvorderingen en banktegoeden indien expliciet overeengekomen bij overdracht.
> **Tip:** Het cliënteel is een cruciaal immaterieel bestanddeel en wordt meegevormd door de imago en reputatie van de onderneming.
#### 3.3.2 Overdracht (verkoop) van de handelszaak
Er is geen specifieke wetgeving voor de verkoop van handelszaken. De algemene regels van het koop- en verbintenissenrecht zijn van toepassing, met aandacht voor geldigheidsvereisten en wilsgebreken zoals bedrog. Bij een handelszaak die tot het gemeenschappelijk vermogen van echtgenoten behoort, is de toestemming van beide echtgenoten vereist.
Bij de verkoop moeten de essentiële elementen (voorwerp en prijs) overeenstemmen. De overgedragen schulden en vorderingen, alsook onroerende goederen, maken geen deel uit van de handelszaak, tenzij uitdrukkelijk opgenomen in de overeenkomst. De leveringsverplichting houdt in dat de verkoper alle bestanddelen ter beschikking stelt, wat vaak neerkomt op de afgifte van de sleutels.
#### 3.3.3 Vrijwaringsverplichting van de verkoper
De verkoper is vrijwaring verschuldigd voor eigen daad, waaronder een mededingingsverbod dat geldt voor de objectieve nabijheid en voor de nodige tijd om het cliënteel te behouden. Daarnaast moet de verkoper vrijwaren voor daden van derden en voor verborgen gebreken.
#### 3.3.4 Inpandgeving van de handelszaak
Een handelszaak kan bezitloos verpand worden om kredieten te waarborgen. Essentiële bestanddelen van de handelszaak, inclusief cliënteel, kunnen niet contractueel van het pand worden uitgesloten. De vestiging en tegenstelbaarheid van het pand vereisen inschrijving in een elektronisch nationaal pandregister, waarbij de inschrijvingsdatum de rangorde bepaalt. Het pandrecht geldt voor tien jaar en kan worden vernieuwd.
Bij wanbetaling kan de pandhouder de verpande goederen verkopen of verhuren. Indien de pandgever geen consument is, kan de uitwinning buiten de rechter om geschieden na kennisgeving. De pandgever kan zich verzetten door zich tot de rechter te wenden.
### 3.4 Betalingsachterstand bij ondernemingstransacties
Deze wet is van toepassing op transacties tussen ondernemingen en regelt de gevolgen van laattijdige betalingen.
#### 3.4.1 Betalingstermijn
Indien geen betalingstermijn is overeengekomen, bedraagt deze dertig dagen na ontvangst van de factuur of goederen. Overeengekomen termijnen mogen niet langer zijn dan zestig dagen. Voor de overheid geldt een betalingstermijn van dertig dagen, met een maximum van zestig dagen indien gerechtvaardigd en expliciet overeengekomen.
#### 3.4.2 Gevolgen van laattijdige betaling
Bij laattijdige betaling heeft de schuldeiser automatisch recht op een wettelijke intrest (momenteel 10,5%) en een forfaitaire schadevergoeding van 40 euro, tenzij een hoger bedrag is overeengekomen of gerechtvaardigd. De Ondernemingsrechtbanken kennen doorgaans niet meer toe dan 10,5% intrest en 10% forfaitaire schadevergoeding, ook indien hogere bedragen in algemene voorwaarden staan.
#### 3.4.3 Rechtsplegingsvergoeding
De rechtsplegingsvergoeding (RPV) is een tegemoetkoming in de advocaatskosten van de winnende partij. Het bedrag hangt af van de waarde van de vordering, met een basisbedrag dat doorgaans wordt toegekend. Bij verstekvonnissen of niet-betwiste vorderingen kan enkel het minimumbedrag worden toegekend.
#### 3.4.4 Invordering onbetwiste schuldvorderingen tussen ondernemingen
Voor onbetwiste, vaststaande en opeisbare schuldvorderingen kan via een gerechtsdeurwaarder een aanmaning worden betekend. Reageert de debiteur niet binnen een maand, dan wordt een "pv van niet-betwisting" opgemaakt, wat leidt tot een uitvoerbare titel.
#### 3.4.5 Invordering van schulden van de consument
Tegenover consumenten gelden strikte regels. Algemene voorwaarden moeten gekend zijn door de consument en deel uitmaken van de overeenkomst. Een eerste gratis herinnering met een bijkomende betalingstermijn van veertien dagen is verplicht, zonder bijkomende kosten. Schadebedingen en intresten zijn beperkt.
> **Voorbeeld:** Voor schulden onder de 150 euro bedraagt het maximale schadebeding 20 euro bij invordering van consumentenschulden.
---
# De handelszaak: begrip, overdracht en zekerheden
Dit onderwerp behandelt het concept van de handelszaak, de overdracht ervan en de mogelijkheden om zekerheden te vestigen op deze handelszaak.
## 4.1 De handelszaak: begrip
De term "handelszaak" komt voor in diverse wetten, zoals de handelshuurwet en het Burgerlijk Wetboek, maar er is geen expliciete wettelijke definitie. Juridisch wordt de handelszaak omschreven als een verzameling van goederen die samengebracht zijn met het doel een onderneming uit te baten. De handelszaak is op zichzelf geen afzonderlijke rechtspersoon; deze ontstaat pas wanneer de handelszaak wordt ingebracht in een vennootschap.
### 4.1.1 Bestanddelen van de handelszaak
De handelszaak bestaat uit verschillende materiële en immateriële bestanddelen:
* **Materiële bestanddelen (vaste en vlottende activa):**
* **Vaste activa:** Goederen met een permanent karakter die gebruikt worden voor de uitbating, zoals installaties, machines, meubilair en rollend materieel.
* **Vlottende activa:** Voorraden, producten en koopwaar bestemd voor de verkoop.
* **Immateriële bestanddelen:**
* **Ondernemingsnaam:** De naam waaronder de onderneming opereert.
* **Uithangbord.**
* **Industriële eigendomsrechten:** Octrooien, merken, tekeningen en modellen.
* **Knowhow:** Technische kennis of vaardigheid, zoals een fabricatiegeheim.
* **Handelsovereenkomsten:** Leasing-, franchisingovereenkomsten.
* **Huurrechten:** In het bijzonder de handelshuurovereenkomst.
* **Cliënteel:** Het potentieel voor toekomstige bestellingen.
* **Schuldvorderingen, banktegoeden, incasso en schulden:** Deze worden niet automatisch mee overgedragen bij de verkoop, tenzij expliciet opgenomen in de overeenkomst.
De handelszaak wordt beschouwd als een dynamisch geheel dat meer is dan de som van de delen, en wordt als een onlichamelijk roerend goed beschouwd.
## 4.2 Overdracht (verkoop) van de handelszaak
Voor de overdracht van een handelszaak gelden in principe de algemene regels van het kooprecht en het verbintenissenrecht, met specifieke aandachtspunten:
### 4.2.1 Toepasselijke wetgeving en geldigheidsvereisten
Er is geen specifieke wetgeving voor de verkoop van een handelszaak. De algemene geldigheidsvereisten voor overeenkomsten (toestemming, bekwaamheid, bepaald voorwerp, geoorloofde oorzaak) zijn van toepassing. Wilsgebreken, zoals bedrog, kunnen leiden tot nietigverklaring van de overdracht.
> **Voorbeeld:** Het verzwijgen van het feit dat een vervoersvergunning niet overdraagbaar is bij de verkoop van een vervoeronderneming kan als bedrog worden beschouwd.
### 4.2.2 Overdracht door echtgenoten
Indien de handelszaak tot het gemeenschappelijk vermogen van echtgenoten behoort, is de toestemming van beide echtgenoten vereist voor de aankoop, verkoop of inpandgeving ervan. Bij schending hiervan kan de andere echtgenoot binnen het jaar na kennisname de nietigverklaring vragen indien de belangen van het gezin geschaad werden. Bij scheiding van goederen kan de echtgenoot-eigenaar alleen over de handelszaak beschikken.
### 4.2.3 Voorwerp van de overdracht
Essentieel voor de verkoop is de overeenstemming over het voorwerp en de prijs. Het is raadzaam om de handelszaak nauwkeurig in alle bestanddelen te beschrijven in de overeenkomst. Tenzij anders bepaald, draagt de koper geen schulden of vorderingen over en zijn onroerende goederen geen deel van de handelszaak.
### 4.2.4 Leveringsverplichting en tegenstelbaarheid aan derden
De verkoper moet zijn leveringsverplichting nakomen door de afgifte van alle bestanddelen of de sleutels. Bij overdracht van schuldvorderingen moet de schuldenaar op de hoogte worden gebracht of de overdracht erkennen. Voor octrooien en modellen gelden specifieke overdrachtsregels.
### 4.2.5 Vrijwaringsverplichting van de verkoper
De verkoper is gehouden tot vrijwaring, onder meer voor eigen daad en voor verborgen gebreken. Het **mededingingsverbod** valt hieronder en geldt ook zonder expliciet concurrentiebeding. Dit verbod is beperkt in:
* **Voorwerp:** Concurrerende handel.
* **Plaats:** Enkel in de nabijheid van de overgedragen zaak.
* **Tijd:** De periode die nodig is om het cliënteel te behouden of uit te breiden.
De sancties hiervoor zijn contractuele aansprakelijkheid (ontbinding, schadevergoeding) en een vordering tot staking van onrechtmatige handelspraktijken. De verkoper vrijwaart ook voor aanspraken van derden op de zaak.
## 4.3 Zekerheden op de handelszaak
Banken verlangen bij kredietverstrekking zekerheden. Een **pand** is een zakelijke zekerheid op roerende goederen. De wet op de roerende zekerheden (2018) heeft een algemeen bezitloos pandrecht gecreëerd, waardoor ook goederen die de pandgever blijft gebruiken, zoals machines, in pand gegeven kunnen worden.
### 4.3.1 Voorwerp van de inpandgeving
De bestanddelen die in pand worden gegeven, moeten nauwkeurig worden omschreven in de pandovereenkomst. Tenzij contractueel uitgesloten, omvat het pand alle bestanddelen van de handelszaak, inclusief essentiële elementen zoals het cliënteel.
### 4.3.2 Vorm en vestiging (tegenstelbaarheid)
Pandovereenkomsten kunnen authentiek of onderhands zijn. Tegenstelbaarheid aan derden wordt verkregen door inschrijving in een **elektronisch nationaal pandregister**. De datum van inschrijving bepaalt de rangorde. Het pandrecht geldt voor 10 jaar en kan hernieuwd worden. Een eigendomsvoorbehoud kan ook geregistreerd worden. Het pandrecht heeft voorrang op de opbrengst van de verpande goederen, tenzij er schuldeisers met een hogere rangorde zijn (bv. een verhuurder met een voorrecht op de inboedel).
### 4.3.3 Verplichtingen pandgever en rechten pandhouder
De pandgever moet de zaak normaal uitbaten en de waarde ervan in stand houden. Bij wanprestatie (bv. niet-terugbetaling krediet) kan de pandhouder de verpande goederen verkopen of verhuren om zijn schuld te innen (**uitwinningsprocedure**). In de pandovereenkomst kan zelfs bepaald worden dat de pandhouder zich de goederen mag toeëigenen bij niet-betaling.
### 4.3.4 Uitwinningsprocedure
Indien de pandgever geen consument is, hoeft de pandhouder zich niet tot de rechter te wenden, maar moet hij de pandgever minstens 10 dagen vooraf schriftelijk informeren over zijn voornemen tot uitwinning. De pandgever kan zich tegen de uitwinning verzetten bij de rechter. De pandhouder kan aansprakelijk gesteld worden bij niet te goeder trouw of economisch onverantwoorde uitwinning. De pandgever kan de vrijgave van het pand verkrijgen door betaling van de gewaarborgde schuldvordering en de uitwinningskosten. De einde van de uitwinning moet schriftelijk worden meegedeeld.
> **Tip:** De bewijslast bij een onrechtmatige uitwinning ligt bij de pandgever.
---
**Aanvullende opmerkingen (niet strikt onderdeel van de handelszaak maar wel gerelateerd):**
* **Betalingsachterstand bij ondernemingstransacties:** De wet hieromtrent is van toepassing op transacties tussen ondernemingen. Bij laattijdige betaling heeft de schuldeiser automatisch recht op een wettelijke intrest (nu 10,5%) en een forfaitaire schadevergoeding van 40 euro, tenzij een hoger, redelijk bedrag is overeengekomen.
* **Rechtsplegingsvergoeding:** Een tegemoetkoming in de advocaatskosten van de winnende partij, waarvan het bedrag afhankelijk is van de waarde van de vordering.
* **Invordering van schulden van de consument:** Strengere regels gelden ten aanzien van consumenten, met onder meer een recht op een eerste gratis herinnering en wettelijke grenzen aan schadebedingen en intresten.
---
# Betalingsachterstand en invordering van schulden
Hieronder volgt een gedetailleerde studiegids voor het onderwerp "Betalingsachterstand en invordering van schulden", gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 5. Betalingsachterstand en invordering van schulden
Dit gedeelte behandelt de specifieke wettelijke bepalingen rond betalingsachterstanden bij transacties tussen ondernemingen, de vastgestelde betalingstermijnen, de rechtsplegingsvergoeding en de procedures voor de invordering van schulden, zowel tussen ondernemingen als van consumenten.
### 5.1 Betalingsachterstand bij ondernemingstransacties
#### 5.1.1 Toepassingsgebied
De wetgeving inzake betalingsachterstand is van toepassing op transacties tussen 'ondernemingen'. Dit omvat alle partijen die handelen in het kader van hun professionele bezigheden. De wet is niet van toepassing op transacties met particulieren of consumenten. Wel is de wet van toepassing tegenover de overheid bij openbare aanbestedingen.
De wetgeving is met name belangrijk wanneer de schuldeiser geen algemene voorwaarden heeft opgenomen. In dergelijke gevallen worden bij laattijdige betaling van rechtswege en zonder ingebrekestelling rente en een forfaitaire schadevergoeding toegekend, indien deze niet onredelijk zijn.
> **Tip:** De wetgeving rond betalingsachterstanden bij ondernemingstransacties beschermt de financiële stromen tussen bedrijven en stimuleert tijdige betalingen.
#### 5.1.2 Betalingstermijn
* **Geen overeengekomen betalingstermijn:** De betaling dient te geschieden binnen 30 dagen na ontvangst van de factuur of de goederen. Indien er een procedure voor aanvaarding of controle van de conformiteit is voorzien, begint de betalingstermijn te lopen vanaf de ontvangst van de factuur.
* **OVEREengekomen betalingstermijn:** Deze mag niet langer zijn dan 60 dagen, zelfs niet in algemene voorwaarden.
* **Overheid:** Voor de overheid geldt een betalingstermijn van 30 dagen, die maximaal 60 dagen kan bedragen indien een afwijking expliciet is overeengekomen en gerechtvaardigd door de aard van het contract.
#### 5.1.3 Laattijdige betaling
Bij laattijdige betaling heeft de schuldeiser automatisch recht op:
* **Rente:** Een rente die maandelijks in het Belgisch Staatsblad wordt gepubliceerd. Deze rentevoet is substantieel verhoogd. De wettelijke rentevoet is ook verhoogd.
* **Schadevergoeding:** Een redelijke schadevergoeding voor de kosten van invordering. De wet voorziet in een vast bedrag van 40 euro dat automatisch verschuldigd is. Een hoger bedrag kan worden gevorderd indien dit is overeengekomen of gerechtvaardigd is, naast de rechtsplegingsvergoeding.
* Ondernemingsrechtbanken kennen, zelfs indien de schuldeiser in zijn algemene voorwaarden een rente en forfaitaire schadevergoeding heeft opgenomen, doorgaans niet meer toe dan de wettelijk bepaalde maximale rente en een forfaitaire schadevergoeding.
> **Voorbeeld:** Een leverancier factureert een klant voor goederen geleverd op 1 januari. De algemene voorwaarden van de leverancier stipuleren een betalingstermijn van 45 dagen en een rente van 1,5% per maand bij vertraging, alsook een forfaitaire schadevergoeding van 15% van het factuurbedrag. Indien de klant pas op 15 maart betaalt, kan de leverancier aanspraak maken op de wettelijk bepaalde rente en een redelijke schadevergoeding, die door de rechter beperkt kan worden tot de wettelijke limieten indien de clausules in de algemene voorwaarden als onredelijk worden beschouwd.
#### 5.1.4 Rechtsplegingsvergoeding
De rechtsplegingsvergoeding (RPV) is een tegemoetkoming in de advocaatskosten van de winnende partij wanneer de vordering gerechtelijk wordt ingevorderd. Dit geldt ongeacht of het een geschil betreft tussen ondernemers of met particulieren.
* Het bedrag van de RPV hangt af van de waarde van de vordering.
* Bij niet begrootbare zaken bedraagt deze een vastgesteld geïndexeerd bedrag.
* Er wordt een minimum-, maximum- en basisbedrag voorzien. Doorgaans wordt het basisbedrag toegekend, dat kan schommelen.
* Vaak wordt door rechtbanken, of indien partijen erom verzoeken, het minimumbedrag toegekend of worden de RPV's gecompenseerd (vallen over en weer weg).
* Bij verstekvonnis of niet-betwisting van de vordering kan enkel het minimumbedrag worden toegekend.
* Bij betaling vóór inschrijving op de rol is geen RPV verschuldigd. Bij betaling ná inschrijving, maar vóór de inleidingszitting, bedraagt de RPV een fractie van het basisbedrag.
### 5.2 Invordering van onbetwiste schuldvorderingen tussen ondernemingen
Voor onbetwiste, vaststaande en opeisbare contractuele schuldvorderingen tussen ondernemingen bestaat een specifieke procedure.
* De ondernemer-schuldeiser kan via een gerechtsdeurwaarder een aanmaning aan de debiteur laten betekenen.
* Deze aanmaning moet verplichte vermeldingen bevatten, zoals een duidelijke omschrijving van de verbintenis, de aanmaning om binnen de maand te betalen, en de omschrijving van de wijze van betaling.
* De debiteur heeft één maand de tijd om te reageren:
* **Betaling of vraag tot betalingsmodaliteiten:** De procedure wordt opgeschort en kan later eventueel verdergezet worden.
* **Betwisting van de vordering:** De procedure eindigt en er moet alsnog gedagvaard worden via de gebruikelijke procedure.
* **Geen reactie:** De gerechtsdeurwaarder stelt een 'pv van niet-betwisting' op. De ondernemer kan op basis hiervan een uitvoerbare titel bekomen die de gerechtsdeurwaarder kan uitvoeren d.m.v. beslag.
> **Tip:** Deze procedure biedt een snellere en efficiëntere manier om onbetwiste schulden tussen ondernemingen te innen, zonder de noodzaak van een volledige gerechtelijke procedure in eerste instantie.
### 5.3 Invordering van schulden van de consument
Nieuwe wetgeving, ingevoegd in boek XIX van het Wetboek Economisch Recht (WER), regelt de invordering van schulden van consumenten.
#### 5.3.1 Algemene voorwaarden en consumenten
Tegenover consumenten kunnen algemene voorwaarden niet zomaar worden toegepast. De schuldeiser moet bewijzen dat de consument deze voorwaarden kende vóór de contractsluiting en dat ze deel uitmaken van de overeenkomst.
#### 5.3.2 Eerste herinnering en bijkomende termijn
De consument heeft recht op een eerste gratis herinnering met een bijkomende betalingstermijn van 14 dagen. Gedurende deze termijn kunnen geen extra kosten (rente, schadebeding, etc.) worden aangerekend. De herinnering moet wettelijk verplichte vermeldingen bevatten, waaronder het verschuldigde saldo en het bedrag van het schadebeding dat zal worden aangerekend bij niet-betaling binnen deze bijkomende termijn.
#### 5.3.3 Grenzen aan schadebeding en intresten
Er gelden specifieke grenzen aan schadebedingen opgenomen in de overeenkomst:
* Schulden onder de 150,00 euro: maximaal 20,00 euro.
* Schulden tussen 150,01 euro en 500,00 euro: maximaal 30,00 euro plus 10% op de schijf boven de 150,00 euro.
* Schulden boven de 500,01 euro: maximaal 65,00 euro plus 5% op de schijf boven de 500,00 euro, met een maximum van 2.000,00 euro.
Indien het schadebeding niet in de overeenkomst is opgenomen, kan enkel de werkelijke schade worden gevorderd.
Wat betreft intresten:
* De rentevoeten opgenomen in de overeenkomst mogen niet hoger zijn dan deze voorzien in de wet op betalingsachterstand (zie supra).
* Indien de rente niet in de overeenkomst is opgenomen, geldt de wettelijke intrestvoet.
#### 5.3.4 Strikte regels voor invordering
Er gelden strikte wettelijke regels en rechten voor de consument in geval van invordering van schulden door incassobureaus, gerechtsdeurwaarders of advocaten. Dit omvat onder meer een verplichte ingebrekestelling (na de eerste herinnering) met een verplichte wachttermijn van 14 dagen en specifieke verplichte vermeldingen alvorens tot dagvaarding kan worden overgegaan.
> **Voorbeeld:** Een consument heeft een telefoonabonnement. Na een eerste herinnering voor een openstaande factuur van 75,00 euro, krijgt hij een tweede herinnering met een bijkomende termijn van 14 dagen. Als hij binnen deze 14 dagen niet betaalt, kan een schadebeding worden aangerekend van maximaal 30,00 euro plus 10% op de schijf boven de 150,00 euro, wat in dit geval neerkomt op 30,00 euro. Ook kan rente worden aangerekend, maar niet meer dan de wettelijk bepaalde rentevoet.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Term | Definitie |
| Economisch recht | Het economisch recht omvat alle regels die het economisch leven beheersen en is een veel ruimer domein dan het vroegere handelsrecht. Het omvat zowel nationale als EU-regelgeving en richt zich op het begrip "onderneming" in plaats van de oude concepten van "koopman" of "handelaar". |
| Handelsrecht | Het oudere recht dat primair bestond uit nationale wetgeving, met name het Wetboek van Koophandel, en zich richtte op specifieke regels voor de "koopman" of "handelaar", zoals definities van koopmanschap, daden van koophandel, bewijsregels en handelsrechtelijke verbintenissen. |
| Onderneming | Iedere entiteit die een economische activiteit uitoefent, wat een breed begrip is dat natuurlijke personen die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefenen, rechtspersonen (met uitzondering van bepaalde publieke entiteiten) en organisaties zonder rechtspersoonlijkheid die winst beogen, omvat. |
| Ondernemingsrecht | Dit deel van het economisch recht regelt de oprichting, organisatie en werking van ondernemingen. Het omvat onder meer het vennootschapsrecht, insolventiewetgeving, regels omtrent tussenpersonen, waardepapieren en betalingstechnieken. |
| Marktrecht | Marktrecht bestaat uit gedragsregels voor ondernemingen op de markt, zowel in hun relaties onderling (B2B) als in hun relaties met consumenten (B2C). Voorbeelden hiervan zijn consumentenkrediet en mededingings-/kartelrecht. |
| Burgerlijk recht | Het burgerlijk recht wordt beschouwd als het "gemene recht" en is van toepassing op alle burgers, inclusief ondernemingen, tenzij het economisch recht specifieke en afwijkende regels voorschrijft. |
| Afwijkend recht | Het economisch recht wordt beschouwd als afwijkend recht ten opzichte van het burgerlijk recht, omdat het specifieke regels bepaalt voor situaties die verband houden met ondernemingen, zoals bewijsregels en hoofdelijkheid. |
| Bijzonder recht | Het economisch recht is ook bijzonder recht, omdat het uitsluitend van toepassing is op ondernemingen en verbintenissen tussen ondernemingen, met eigen rechtbanken en specifieke procedures zoals faillissement en gerechtelijke reorganisatie. |
| Wetboek Economisch Recht (WER) | Dit is het nieuwe wetboek waarin de meeste bepalingen van het economisch recht zijn opgenomen, ter vervanging van het grotendeels ontmantelde Wetboek van Koophandel. |
| Ondernemingsrechtbank | Deze rechtbank, die de vroegere Rechtbank van Koophandel vervangt, behandelt geschillen tussen ondernemingen onderling en bepaalde geschillen waarbij een niet-onderneming eiser is tegen een onderneming, alsook specifieke exclusieve bevoegdheden die verband houden met ondernemingen. |
| Rechtspersoon | Een rechtspersoon is een entiteit die door de wet wordt erkend als een juridische entiteit, los van de natuurlijke personen die haar beheren of vertegenwoordigen, en die eigen rechten en plichten kan dragen, zoals vennootschappen, vzw's en stichtingen. |
| Organisatie zonder rechtspersoonlijkheid | Een groep personen die samenwerken voor een bepaald doel, maar die niet de status van rechtspersoon hebben verkregen. Hun vermogen is niet gescheiden van het privévermogen van de individuele leden, tenzij de wet anders bepaalt. |
| Begin van schriftelijk bewijs | Een geschreven stuk dat uitgaat van de partij tegen wie een vordering wordt ingesteld en dat het beweerde feit aannemelijk maakt, waardoor het bewijs met andere middelen (zoals getuigen) wel wordt toegelaten, ook al zou het anders niet kunnen. |
| Rechtsfeiten | Gebeurtenissen die rechtsgevolgen teweegbrengen, maar die geen rechtshandelingen zijn omdat ze niet bewust gericht zijn op het tot stand brengen van die rechtsgevolgen. Ze kunnen bewezen worden met alle mogelijke bewijsmiddelen. |
| Vrije bewijsvoering | Een principe waarbij bewijsmiddelen die gebruikt kunnen worden om een rechtshandeling of rechtsfeit te bewijzen, niet beperkt zijn tot bepaalde vormen. Alle bewijsmiddelen, inclusief getuigen en vermoedens, zijn toegestaan, tenzij de wet specifieke bewijsvereisten oplegt. |
| Boekhouding | Een georganiseerde administratie van alle financiële transacties van een onderneming. Het dient niet alleen als beleidsinstrument, maar ook als een potentieel bewijsmiddel in juridische geschillen, mits bepaalde voorwaarden en bewijskrachtregels in acht worden genomen. |
| Factuur | Een schriftelijk document opgesteld door een leverancier en bezorgd aan een klant, waarin een schuldvordering voor geleverde goederen of diensten wordt bevestigd, inclusief de specificatie daarvan en de verschuldigde prijs. |
| Handelszaak | Een geheel van goederen, zowel materiële als immateriële, samengebracht met het doel een onderneming uit te baten. De handelszaak is een roerend goed dat op zichzelf kan worden overgedragen of verpand. |
| Materiële bestanddelen | De tastbare elementen waaruit een handelszaak bestaat, zoals installaties, machines, meubilair, voorraden, producten en koopwaar. Deze worden verder onderverdeeld in vaste en vlottende activa. |
| Immateriële bestanddelen | De niet-tastbare elementen die essentieel zijn voor de werking van een handelszaak, zoals de ondernemingsnaam, uithangbord, intellectuele eigendomsrechten, knowhow, handelsovereenkomsten, huurrechten en cliënteel. |
| Cliënteel | De groep van (potentiële) klanten van een onderneming. Het is een cruciaal immaterieel bestanddeel van een handelszaak en vertegenwoordigt de mogelijkheid van toekomstige bestellingen. |
| Mededingingsverbod | Een wettelijke of contractuele beperking die de verkoper van een handelszaak verbiedt om concurrerende activiteiten te ontplooien binnen een bepaalde periode en geografisch gebied na de verkoop, om zo het cliënteel te beschermen. |
| Bezitloos pand | Een zakelijk zekerheidsrecht op roerende goederen, waarbij de pandgever het goed mag blijven gebruiken, terwijl de pandhouder het recht heeft om het goed te gelde te maken bij wanbetaling. Dit is mogelijk gemaakt door de wet op roerende zekerheden. |
| Uitwinningsprocedure | De procedure die de pandhouder kan volgen om zich te verhalen op de verpande goederen bij wanbetaling door de pandgever, bijvoorbeeld door verkoop of toeëigening van de goederen. |
| Betalingsachterstand bij ondernemingstransacties | Het niet-nakomen van de betalingsverplichting binnen de overeengekomen of wettelijke termijn voor transacties tussen ondernemingen. Dit kan leiden tot wettelijke intresten en schadevergoedingen. |
| Rechtsplegingsvergoeding (RPV) | Een tegemoetkoming in de advocaatskosten van de winnende partij in een gerechtelijke procedure, waarvan het bedrag afhangt van de waarde van de vordering en de complexiteit van de zaak. |
| Consument | Een natuurlijk persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit vallen. |
| Eerste gratis herinnering | Een verplichte eerste schriftelijke aanmaning die een schuldeiser aan een consument moet sturen bij betalingsachterstand, met daarin wettelijk bepaalde informatie en een extra betalingstermijn zonder bijkomende kosten. |
| Dagvaarding | Een officieel document, opgesteld door een gerechtsdeurwaarder, waarmee een partij (de eiser) een andere partij (de verweerder) oproept om voor de bevoegde rechtbank te verschijnen om een geschil te beslechten. |
| Zittingsblad | Een document dat de praktische organisatie van de zittingen van de ondernemingsrechtbank weergeeft, inclusief de te behandelen zaken en de volgorde waarin deze worden voorgelegd aan de rechtbank. |
| Vonnis | De beslissing van de ondernemingsrechtbank die een geschil definitief beslecht, waarbij de rechten en plichten van de betrokken partijen worden vastgesteld. |
| Voorzitter (Ondernemingsrechtbank) | Een beroepsmagistraat die de zittingen van de ondernemingsrechtbank voorzit en gespecialiseerd is in het afhandelen van verkorte en buitengewone procedures zoals kortgedingen. |
| Bijzitters (rechters in ondernemingszaken) | Lekenrechters, benoemd voor een termijn van vijf jaar, die deel uitmaken van de samenstelling van de ondernemingsrechtbank en beschikken over praktijkervaring uit het bedrijfsleven of verenigingsleven. |
| Griffier | Het administratief personeel van de ondernemingsrechtbank dat verantwoordelijk is voor de praktische organisatie van de zittingen, het opstellen van het zittingsblad en het uit_typeren van vonnissen. |
| Openbaar Ministerie | Een entiteit die optreedt in zaken die het algemeen belang raken, onder andere door advies te verstrekken en initiatief te nemen tot dagvaardingen, bijvoorbeeld in faillissementszaken of ontbindingsprocedures van slapende vennootschappen. |
| Kortgeding | Een verkorte en spoedeisende gerechtelijke procedure die leidt tot een uitspraak bij voorraad, bedoeld om tijdelijke maatregelen te treffen in afwachting van een definitieve beslissing in de hoofdzaak, zoals de aanstelling van een deskundige of een voorlopige stopzetting van bouwwerken. |
| Stakingbevel | Een gerechtelijke beslissing, verkregen via een verkorte procedure, die een onderneming beveelt om een ongeoorloofde handelspraktijk onmiddellijk stop te zetten, onder verbeurte van een dwangsom per overtreding of per dag vertraging. |
| Minnlijke schikking (in aparte kamers) | Een procedure waarbij partijen, op hun verzoek, worden opgeroepen voor een verzoeningszitting met het oog op een minnelijke regeling van hun geschil, die, indien bereikt, de waarde van een vonnis krijgt. |
| Openbare zitting (inleidingszitting) | De eerste zitting na een dagvaarding, waar de zaak initieel kan worden behandeld, bijvoorbeeld door het uitspreken van een verstekvonnis, het toepassen van afkortingen, of het bevelen van een onderzoeksmaatregel zoals de aanstelling van een deskundige. |
| Pleitzitting | Een latere zitting in betwiste zaken, na de indiening van conclusies en stukkenbundels, waar de partijen hun zaak pleiten voor de rechter. |
| Bewijsrecht (in ondernemingszaken) | De regels die bepalen hoe feiten en rechtshandelingen bewezen moeten worden voor de ondernemingsrechtbank, waarbij, in tegenstelling tot het burgerlijk recht, vaak vrije bewijsvoering geldt. |
| Boekhouding (als bewijsmiddel) | De administratieve registratie van financiële transacties van een onderneming, die door de rechter als bewijsmiddel kan worden gebruikt, zowel in het voordeel als in het nadeel van de onderneming, en waarbij de bewijskracht afhangt van overeenstemming met andere boekhoudingen of de beoordeling van de rechter. |
| Acceptatie van factuur | Het stilzwijgend of uitdrukkelijk akkoord gaan van de klant met de inhoud van een factuur, wat kan blijken uit betaling, gedeeltelijke betaling, gebruik van goederen of het uitblijven van protest binnen een redelijke termijn. |
| Mededingingsverbod (bij verkoop handelszaak) | Een wettelijke of contractuele verplichting voor de verkoper van een handelszaak om gedurende een bepaalde periode en in een afgebakende regio geen concurrentie aan te bieden aan de koper, om zo de overdracht van het cliënteel te beschermen. |
| Betalingstermijn (ondernemingstransacties) | De afgesproken of wettelijke periode waarbinnen een onderneming een factuur dient te voldoen na ontvangst van de goederen of diensten, met specifieke regels voor maximale termijnen. |
| Aanmaning (invordering onbetwiste schuldvorderingen) | Een door een gerechtsdeurwaarder betekende brief die een debiteur oproept om een onbetwiste schuldvordering binnen een bepaalde termijn te betalen, wat kan leiden tot een uitvoerbare titel indien er geen betwisting volgt. |
| Eerste gratis herinnering (schulden consument) | Een wettelijk verplichte herinnering die een schuldeiser aan een consument moet sturen alvorens extra kosten aan te rekenen, met een bijkomende betalingstermijn van 14 dagen. |
| Consensualisme | Het principe dat overeenkomsten geldig tot stand komen door de loutere wilsovereenstemming van de partijen, zonder dat er specifieke vormvereisten nageleefd moeten worden. |
| Bewijslastverdeling | De regel die bepaalt wie de verplichting heeft om een feit of een rechtshandeling te bewijzen; doorgaans moet degene die een recht of een overeenkomst vordert, deze bewijzen. |
| Geschrift | Een verzameling van tekens, waaronder ook elektronische bestanden, e-mails en berichten, die een rechtshandeling of feit vastleggen en kunnen dienen als bewijs. |
| Authentieke akte | Een door een openbare ambtenaar, zoals een notaris, opgestelde akte die een officiële en dwingende bewijskracht heeft en aan strikte vormvereisten voldoet. |
| Onderhandse akte | Een door partijen zelf opgestelde akte die bewijs kan leveren, maar minder bewijskracht heeft dan een authentieke akte en onderhevig is aan bepaalde bewijsregels. |
| Bewijskracht van de boekhouding | De mate waarin de boekhouding als bewijs kan dienen in een juridisch geschil; deze is sterker indien de vermeldingen in de boekhoudingen van beide partijen overeenstemmen. |
| Overlegging van de boekhouding | Het bevel van een rechtbank, op verzoek van een partij of ambtshalve, om (een deel van) de boekhouding te presenteren als bewijs in een geschil. |
| Aanvaarde factuur | Een factuur die door de klant is goedgekeurd, expliciet, impliciet of stilzwijgend, waardoor deze een sterke bewijskracht heeft tegen de klant-onderneming. |
| Stilzwijgen met begeleidende omstandigheden (omstandig stilzwijgen) | Situaties waarin stilzwijgen, vergezeld van specifieke gedragingen zoals het gebruik van goederen, als aanvaarding van een factuur kan worden beschouwd, vooral ten opzichte van een consument. |
| Handelzaak | Een geheel van goederen en rechten, zowel materiële als immateriële, samengebracht met als doel een onderneming uit te baten; het is geen afzonderlijke rechtspersoon. |
| Lichamelijke bestanddelen van een handelszaak | De tastbare goederen die de handelszaak vormen, zoals machines, meubilair en voorraden (vaste en vlottende activa). |
| Onlichamelijke bestanddelen van een handelszaak | De niet-tastbare elementen die de handelszaak uitmaken, zoals de ondernemingsnaam, merken, octrooien, knowhow, huurrechten en cliënteel. |
| Mededingingsverbod bij verkoop handelszaak | De wettelijke of contractuele verplichting voor de verkoper om na de verkoop geen concurrerende activiteiten uit te oefenen die het cliënteel van de overgedragen zaak kunnen schaden. |
| Betalingstermijn bij ondernemingstransacties | De wettelijk vastgestelde of overeengekomen periode waarbinnen een factuur voldaan moet worden na ontvangst van de factuur of goederen. |
| Invordering onbetwiste schuldvorderingen | Een vereenvoudigde procedure voor het innen van duidelijke en opeisbare schulden tussen ondernemingen, waarbij een gerechtsdeurwaarder een aanmaning betekend en bij uitblijven van betwisting een uitvoerbare titel kan verkrijgen. |
| Eerste gratis herinnering bij consumentenschulden | Een wettelijk verplichte eerste aanmaning voor consumentenschulden die kosteloos is en een extra betalingstermijn van 14 dagen biedt zonder bijkomende kosten. |
| Omstandig stilzwijgen (consument) | Gedrag dat, in combinatie met stilzwijgen, niet anders kan worden uitgelegd dan als aanvaarding van een factuur of overeenkomst, met name ten aanzien van consumenten. |
| Materiële Bestanddelen (Handelszaak) | De tastbare activa van een handelszaak. Dit omvat vaste activa zoals installaties, machines, meubilair en uitrusting, alsook vlottende activa zoals voorraden en koopwaar die bestemd zijn voor verkoop. |
| Immateriële Bestanddelen (Handelszaak) | De niet-tastbare activa van een handelszaak. Hieronder vallen onder meer de ondernemingsnaam, uithangborden, intellectuele eigendomsrechten (zoals octrooien en merken), knowhow, handelsovereenkomsten (zoals franchising), huurrechten en het cliënteel. |
| Overdracht van de Handelszaak | De juridische handeling waarbij de eigendom van een handelszaak van de ene partij op de andere wordt overgedragen, doorgaans via een verkoopovereenkomst. Hierbij zijn de algemene regels van het verbintenissenrecht en het kooprecht van toepassing. |
| Bezitloos Pand (Handelszaak) | Een zakelijk zekerheidsrecht op roerende goederen, inclusief een handelszaak, waarbij de pandgever het bezit van de verpande goederen behoudt. Dit vereist een overeenkomst tussen pandhouder en pandgever en de inschrijving in een nationaal pandregister voor tegenstelbaarheid aan derden. |
| Pandhouder | De persoon of entiteit die een pandrecht verkrijgt op een handelszaak of andere goederen als zekerheid voor een schuld. De pandhouder heeft het recht om bij wanbetaling de verpande goederen te gelde te maken. |
| Pandgever | De persoon of entiteit die een pandrecht vestigt op zijn handelszaak of andere goederen ten gunste van een pandhouder als zekerheid voor een schuld. De pandgever blijft doorgaans het bezit van de goederen behouden. |
| Vrijwaring voor Eigen Daad (Verkoper) | De verplichting van de verkoper om de koper te vrijwaren voor handelingen van zichzelf die de koper hinderen in het genot van de verkochte handelszaak. Dit omvat onder meer het mededingingsverbod. |
| Vrijwaring voor Verborgen Gebreken | De verplichting van de verkoper om de koper te vrijwaren voor gebreken aan de verkochte handelszaak die niet zichtbaar waren bij de aankoop en die de zaak ongeschikt maken voor het beoogde gebruik, of die de waarde ervan aanzienlijk verminderen. |
| Rangorde (Pandrecht) | De volgorde waarin verschillende schuldeisers aanspraak maken op de opbrengst van verpande goederen bij een uitwinningsprocedure. De datum van inschrijving in het pandregister bepaalt de rangorde, tenzij er wettelijke voorrechten zijn die prioriteit verlenen. |
| Schriftelijk bewijs | Een document of elektronisch bestand, zoals een authentieke of onderhandse akte, dat dient om rechtshandelingen of feiten te bewijzen. In ondernemingszaken zijn schriftelijke bewijzen vaak vereist voor transacties boven een bepaalde waarde. |
| Betalingstermijn | De overeengekomen of wettelijk vastgestelde periode waarbinnen een factuur of schuldvordering voldaan dient te zijn. Bij gebrek aan overeenkomst is dit in ondernemingstransacties doorgaans 30 dagen. |
| Aanmaning | Een officiële oproep, meestal via een gerechtsdeurwaarder, om een onbetaalde schuldvordering te voldoen binnen een gestelde termijn. Dit is een stap voorafgaand aan verdere invorderingsmaatregelen. |
| Schulden | Een wettelijke of contractuele verplichting om een geldbedrag of een dienst te voldoen aan een schuldeiser. Bij betalingsachterstanden zijn er specifieke procedures voor de invordering van deze schulden. |
| Dwagsom | Een geldsom die per overtreding of per dag vertraging verschuldigd is wanneer een partij een gerechtelijk bevel, zoals een stakingbevel, niet naleeft. |
| Faillissement | Een toestand waarin een onderneming niet meer in staat is haar schulden te voldoen, wat leidt tot een gerechtelijke procedure waarbij het vermogen van de onderneming wordt vereffend om schuldeisers te voldoen. |
| Gerechtelijke reorganisatie | Een procedure die ondernemingen in moeilijkheden de mogelijkheid biedt om, onder toezicht van de rechtbank, een doorstart te maken en hun schulden te herstructureren. |
| Rechtsfeit | Een feit dat rechtsgevolgen heeft, ongeacht of het met opzet is gebeurd of niet. Rechtsfeiten kunnen met alle mogelijke bewijsmiddelen worden bewezen. |
| Beroepsmagistraat | Een rechter die deel uitmaakt van het rechterlijk ambt als professionele carrière. |
| Lekenrechter | Een bijzitters bij de Ondernemingsrechtbank die geen juridische opleiding heeft gevolgd maar afkomstig is uit het bedrijfsleven of verenigingsleven, om zo meer voeling te hebben met de ondernemingspraktijk. |
| Rechtsgebied | Een geografisch afgebakend gebied waarin een bepaalde rechtbank bevoegd is om recht te spreken. |
| Insolventiewetgeving | De wetgeving die de regels bepaalt voor faillissementen en gerechtelijke reorganisaties van ondernemingen. |
| Vorderingen | De juridische aanspraken die een partij kan doen gelden tegen een andere partij, zoals een vordering tot betaling van een schuld. |
| Verbintenissenrecht | Het deel van het recht dat de regels betreffende verbintenissen, dat wil zeggen juridische verplichtingen tussen personen, regelt. |
| Onrechtmatige bedingen | Bepalingen in overeenkomsten die in strijd zijn met de wet of de goede zeden, en die daarom als nietig kunnen worden beschouwd. |
| Handtekening | Een schriftelijk of elektronisch kenmerk dat de identiteit van een persoon bevestigt en de aanvaarding van een document of overeenkomst impliceert. |
| Authenticiteit | De echtheid en officiële status van een document, zoals een authentieke akte opgesteld door een notaris. |
| Openbare zitting | Een gerechtelijke zitting die toegankelijk is voor het publiek, waar zaken worden behandeld en uitspraken worden gedaan. |
| Verstek | De situatie waarin een partij niet verschijnt voor de rechtbank op de vastgestelde zitting. |
| Afkorting | Een verkorte procedure in een rechtszaak waarbij de zaak zonder verdere behandeling wordt afgesloten, bijvoorbeeld na een betalingsregeling. |
| Onderzoeksmaatregel | Een gerechtelijke beslissing om verdere informatie te verzamelen ter ondersteuning van de zaak, zoals het aanstellen van een deskundige. |
| Sekwester | Een persoon of instelling die door de rechter wordt aangesteld om goederen onder zich te nemen in afwachting van een definitieve beslissing over de eigendom of het beheer ervan. |
| Goederen | Zaken, zowel roerend als onroerend, die eigendom kunnen zijn en economische waarde hebben. |
| Intellectuele eigendomsrechten | Rechten die voortvloeien uit creaties van de menselijke geest, zoals octrooien, merken en auteursrechten. |
| Knowhow | Technische kennis of vaardigheid die nodig is om een bepaald product te vervaardigen of een bepaalde dienst te leveren, vaak beschermd als fabricagegeheim. |
| Huwelijkse vermogensstelsels | De regels die bepalen hoe het vermogen van echtgenoten wordt beheerd en verdeeld tijdens het huwelijk en bij ontbinding ervan. |
| Huwelijksvermogensrecht | Het rechtsgebied dat zich bezighoudt met de vermogensrechtelijke betrekkingen tussen echtgenoten. |
| Gemeenschappelijk vermogen | Het vermogen dat tijdens het huwelijk door beide echtgenoten is vergaard en dat, afhankelijk van het huwelijksstelsel, gemeenschappelijk eigendom is. |
| Verkoopsopbrengst | Het bedrag dat wordt verkregen uit de verkoop van goederen of diensten. |
| Eigendomsvoorbehoud | Een clausule in een verkoopovereenkomst waarbij de verkoper de eigendom van het verkochte goed behoudt totdat de volledige koopprijs is betaald. |
| Anterioriteitsregel | Het principe dat bij zekerheidsrechten op goederen de rangorde van de schuldeisers wordt bepaald door de datum van registratie of vestiging van hun recht. |
| Toëigening | Het zich eigen maken van goederen, bijvoorbeeld door een pandhouder bij wanbetaling van de pandgever. |
| Goede trouw | Het handelen met eerlijkheid en zonder kwade bedoelingen. In juridische contexten impliceert dit dat men handelt zoals een zorgvuldig persoon onder vergelijkbare omstandigheden zou doen. |
| Consumententransacties | Transacties waarbij een onderneming optreedt ten opzichte van een consument, waarbij de consument wettelijk wordt beschermd. |
| Algemene voorwaarden | Standaardclausules die van toepassing zijn op een reeks transacties, vaak opgenomen op de keerzijde van facturen of in contracten. |
| Kleine lettertjes | De vaak onopvallende bepalingen in algemene voorwaarden die belangrijke rechten of plichten van de consument kunnen bevatten. |
| Van rechtswege | Automatisch, zonder dat er een specifieke handeling van een partij vereist is. |
| Ingebrekestelling | Een formele kennisgeving aan een schuldenaar dat hij in verzuim is en dat er stappen zullen worden ondernomen om de schuld te innen. |
| Incassobureau | Een bedrijf dat gespecialiseerd is in het innen van openstaande schulden voor andere bedrijven of particulieren. |
| Contractuele schuldvordering | Een schuld die voortvloeit uit een contractuele overeenkomst tussen partijen. |
| Onbetwiste schuldvordering | Een schuld waarvan de verschuldigdheid door de debiteur niet wordt betwist. |
| Vaststaande schuldvordering | Een schuld waarvan het bedrag vaststaat en niet meer vatbaar is voor betwisting. |
| Opeisbare schuldvordering | Een schuld die, volgens de afspraken, op dit moment betaald dient te worden. |
| Schuldenaar | De persoon of entiteit die een schuld verschuldigd is aan een schuldeiser. |
| Uitvoerbare titel | Een document (zoals een vonnis of een PV van niet-betwisting) dat de gerechtsdeurwaarder toelaat om dwangmaatregelen te nemen om de schuld te innen. |
| Beslag | Een gerechtelijke maatregel waarbij goederen van een schuldenaar worden in beslag genomen om de betaling van een schuld af te dwingen. |
| Wettelijke intrestvoet | Het percentage dat door de wet is vastgesteld voor de berekening van de rente op openstaande schulden. |
| Bijkomende betalingstermijn | Een verlengde periode waarbinnen een schuld betaald kan worden zonder bijkomende kosten, vaak toegekend na een eerste herinnering. |
| Schadebeding | Een clausule in een overeenkomst die een vooraf bepaalde schadevergoeding vaststelt in geval van contractbreuk, zoals wanbetaling. |
| Schuldeiser | De persoon of entiteit aan wie een schuld verschuldigd is. |
| Contractsluiting | Het moment waarop een overeenkomst tussen partijen tot stand komt, meestal door aanbod en aanvaarding. |
| Omstandig stilzwijgen | Een stilzwijgen dat, door de omstandigheden waaronder het plaatsvindt, kan worden geïnterpreteerd als een stilzwijgende aanvaarding. |
Cover
fiscaal deel 4 vennootschapsbelasting.pdf
Summary
# Karakteristieken van de vennootschapsbelasting
Hier is een gedetailleerd overzicht van de kenmerken van de vennootschapsbelasting, opgesteld als een studiehandleiding voor examens.
## 1. Karakteristieken van de vennootschapsbelasting
Dit onderwerp behandelt de fundamentele kenmerken van de vennootschapsbelasting, de vaststelling van de belastbare winst en de verschillen met de personenbelasting, met de focus op de professionalisering van belastingheffing.
### 1.1 Basisprincipes van de Vennootschapsbelasting
De belastbare winst wordt in beginsel vastgesteld volgens de regels van het boekhoudrecht, tenzij de fiscale wet expliciet afwijkingen voorziet. De jaarrekening, die publiek beschikbaar is via onder andere www.nbb.be, vormt hierbij een cruciaal document [1](#page=1) [4](#page=4).
#### 1.1.1 De Jaarrekening: Balans en Resultatenrekening
De jaarrekening bestaat uit verschillende onderdelen, waaronder de balans en de resultatenrekening [1](#page=1).
##### 1.1.1.1 De Balans
De balans geeft een momentopname van de bezittingen (activa) en de financiering daarvan (passiva) van een vennootschap op een specifieke datum, doorgaans 31 december [1](#page=1) [2](#page=2).
* **Activa:** Vertegenwoordigen de bezittingen van de vennootschap. Deze worden onderverdeeld in vaste activa (bezittingen die langer dan één jaar in het bedrijf blijven, zoals gebouwen en machines) en vlottende activa (bezittingen die snel wisselen, zoals cash en voorraden). De rangschikking op het actief is gebaseerd op liquiditeit: hoe hoger iets op het actief staat, hoe vaster en minder liquide het is [2](#page=2).
* **Passiva:** Vertegenwoordigen de bronnen waaruit de activa werden gefinancierd. Dit omvat het eigen vermogen (middelen afkomstig uit de vennootschap zelf of van aandeelhouders) en het vreemd vermogen (schulden aan externe partijen) . De passiva worden verder opgesplitst naar looptijd (binnen een jaar of langer dan een jaar) [1](#page=1) [2](#page=2).
* De totale activa zijn altijd gelijk aan de totale passiva [1](#page=1).
##### 1.1.1.2 De Resultatenrekening
De resultatenrekening geeft een overzicht van alle gebeurtenissen, zoals opbrengsten en kosten, gedurende een volledige boekjaarperiode. Dit staat tegenover de balans die een "foto" op een specifieke datum is [2](#page=2) [3](#page=3).
* Het proces begint met **bedrijfsopbrengsten** (de omzet), waarvan de **bedrijfskosten** worden afgetrokken om tot de **bedrijfswinst** te komen [3](#page=3) [4](#page=4).
* Vervolgens worden de **financiële opbrengsten** (bv. rente op spaarrekeningen, dividenden) bijgeteld en de **financiële kosten** (bv. bankkosten, rente op leningen) afgetrokken [3](#page=3) [4](#page=4).
* Dit leidt tot de **winst van het boekjaar vóór belastingen** [4](#page=4).
* Na aftrek van de belastingen op het resultaat blijft de **nettowinst of het verlies van het boekjaar** over [4](#page=4).
> **Tip:** Onthoud dat omzet en winst fundamenteel verschillend zijn. Omzet is het totaal van verkopen, waar nog diverse kosten van afgetrokken moeten worden om tot winst te komen [3](#page=3) [4](#page=4).
### 1.2 Verschillen met Personenbelasting
De vennootschapsbelasting verschilt significant van de personenbelasting op een aantal cruciale punten:
* **Moment van belastingheffing:** Winsten worden in de vennootschapsbelasting belast op het moment dat de vordering zeker en vaststaand is, wat vaak neerkomt op het moment van het uitschrijven van de factuur, ongeacht de daadwerkelijke betaling. Dit staat in contrast met de personenbelasting, waar de belasting pas verschuldigd is wanneer het geld daadwerkelijk is ontvangen. Dit verklaart waarom vennootschappen vaak nog facturen uitreiken in december [4](#page=4).
* **Professionalisering en tarief:** In de vennootschapsbelasting worden alle inkomsten als beroepsinkomsten beschouwd, zonder onderscheid tussen roerende, onroerende of diverse inkomsten. Er geldt één enkel belastingtarief. Dit is anders dan de personenbelasting, die met progressieve schijven werkt [4](#page=4).
### 1.3 Wettelijke Kader en Onderworpenheid
#### 1.3.1 Juridische Basis en Territoriale Werkingssfeer
De vennootschapsbelasting is van toepassing op vennootschappen met rechtspersoonlijkheid die hun zetel, voornaamste inrichting of zetel van bestuur/beheer in België hebben en die winstgevende activiteiten ontplooien. Vzw's vallen hier in principe niet onder, tenzij ze winstgevende activiteiten uitvoeren [5](#page=5).
* **Wettelijke zetelleer versus Werkelijke zetelleer:** Het vennootschapsrecht hanteert de **statutaire zetelleer**, gebaseerd op de maatschappelijke zetel zoals vermeld in de statuten. Daarentegen past het fiscaal recht de **werkelijke zetelleer** toe, waarbij gekeken wordt naar de plaats waar de werkelijke activiteit wordt uitgeoefend en het bestuur plaatsvindt. Dit kan ertoe leiden dat een vennootschap onder Belgisch vennootschapsrecht valt, maar onderworpen is aan de Belgische vennootschapsbelasting indien haar werkelijke zetel hier ligt [5](#page=5).
#### 1.3.2 Verschillende Inkomstenbelastingen
Er zijn vier soorten inkomstenbelastingen:
1. **Personenbelasting:** Van toepassing op natuurlijke personen en eenmanszaken.
2. **Vennootschapsbelasting:** Van toepassing op vennootschappen met rechtspersoonlijkheid die winst maken [5](#page=5) [7](#page=7).
3. **Rechtspersonenbelasting:** Van toepassing op rechtspersonen (zoals vzw's, stichtingen) die geen of slechts beperkte winstgevende activiteiten hebben. Deze belasting wordt geheven op specifieke inkomsten zoals onroerende inkomsten (bv. huur) en bepaalde roerende inkomsten (bv. beleggingen) [5](#page=5) [7](#page=7).
4. **Belasting niet-inwoners:** Van toepassing op personen of vennootschappen met hun fiscale woonplaats buiten België, maar die inkomsten of bezittingen met een band met België hebben [5](#page=5) [7](#page=7).
> **Tip:** Een vennootschap kan slechts één type belastingaangifte indienen. Indien activiteiten onder verschillende belastingsregimes vallen, kan het splitsen in twee vennootschappen voordeliger zijn [5](#page=5).
### 1.4 Vaststelling van de Belastbare Grondslag
De boekhoudkundige winst is zelden gelijk aan de fiscale winst. Fiscale correcties worden toegepast om tot de belastbare winst te komen. Dit gebeurt aan de hand van een gestructureerd proces dat doorgaans uit elf bewerkingen bestaat [8](#page=8).
#### 1.4.1 Correcties op Kosten en Opbrengsten
Bepaalde kosten die in de boekhouding zijn opgenomen, zijn fiscaal niet of slechts gedeeltelijk aftrekbaar. Deze **verworpen uitgaven** worden bij de boekhoudkundige winst opgeteld om de fiscale winst te bepalen [10](#page=10) [8](#page=8).
* **Voorbeelden van verworpen uitgaven (met aftrekpercentages waar van toepassing):**
* Belastingen [12](#page=12).
* Geldboeten [12](#page=12).
* Receptiekosten: Slechts 50% aftrekbaar [12](#page=12).
* Relatiegeschenken: 50% aftrekbaar, tenzij het gaat om reclamemateriaal met een blijvend naamdrager van de schenkende onderneming (100% aftrekbaar) of stalen [12](#page=12).
* Restaurantkosten: 69% aftrekbaar (31% verworpen), met uitzondering voor vertegenwoordigers uit de voedingssector bij productverkoop [13](#page=13).
* Kosten voor niet-specifieke beroepskledij (bv. toga, veiligheidsschoenen WEL) [13](#page=13).
* Sociale voordelen (bv. hospitalisatieverzekering) [13](#page=13).
* Niet verantwoorde kosten [13](#page=13).
* **Autokosten:** De aftrekbaarheid van autokosten is complex en wordt jaarlijks aangepast op basis van gemiddelde CO2-uitstoot. De opkomst van elektrische en hybride voertuigen beïnvloedt de aftrekbaarheid. Vanaf 1 januari 2026 zal de aftrekbaarheid voor wagens met fossiele brandstof 0% bedragen. Elektrische wagens zijn momenteel 100% aftrekbaar, maar ook dit zal geleidelijk afzwakken [13](#page=13).
#### 1.4.2 Correcties op Niveau van Resultaatverwerking
* **Uitgekeerde dividenden:** Dividenden die aan aandeelhouders worden uitgekeerd, blijven deel uitmaken van het fiscaal resultaat van de vennootschap [8](#page=8).
* **Uitgekeerde tantièmes:** Winstuitkeringen aan bestuurders in de vorm van tantièmes hoeven niet in het fiscale resultaat opgenomen te worden [8](#page=8).
De algemene vergadering kan winsten op verschillende manieren bestemmen: behouden als reserve, uitkeren als dividend, als tantième aan bestuurders of als winstpremie aan werknemers [8](#page=8).
#### 1.4.3 De Belastbare Winst
De eerste bewerking om de belastbare winst te bepalen, betreft de wijziging in de belastbare reserves. Dit wordt berekend als:
`Boekhoudkundige winst - Verworpen uitgaven + Uitgekeerde dividenden` [10](#page=10) [11](#page=11) [18](#page=18).
#### 1.4.4 Verdere Bewerkingen en Aftrekken
Na het bepalen van een initieel fiscaal resultaat, volgen verdere bewerkingen en aftrekken [10](#page=10) [9](#page=9).
* **Opsplitsing naar oorsprong:** Inkomsten worden soms opgesplitst (bv. Belgisch of buitenlands) voor latere aftrekberekeningen [9](#page=9).
* **Aftrek van buitenlandse winsten en vrijgestelde elementen:** Winsten die België niet mag belasten (bv. door dubbelbelastingverdragen) worden eerst afgetrokken [9](#page=9).
* **DBI-aftrek (Definitief Belaste Inkomsten):** Winsten die dochtervennootschappen aan moedermaatschappijen uitkeren en die al belast werden, zijn grotendeels vrijgesteld [9](#page=9).
* **Aftrek voor innovatie-inkomsten:** Een deel van de winst gerelateerd aan patenten of innovatieve technologie kan worden afgetrokken [10](#page=10).
* **Investeringsaftrek:** Extra aftrek voor investeringen in bv. machines of milieuvriendelijke apparatuur [10](#page=10).
* **Aftrek van groepsbijdrage:** Groepsvennootschappen mogen winst doorschuiven naar verbonden vennootschappen met verlies [10](#page=10).
Na deze bewerkingen (1 t.e.m. 7) wordt een saldo verkregen. Dit saldo kan verder verminderd worden met overdraagbare aftrekken [10](#page=10):
* Overgedragen DBI-aftrek
* Overgedragen innovatie-aftrek
* Overgedragen verliezen
* Overgedragen aftrek voor risicokapitaal
De totale aftrek van deze vier posten is beperkt tot 1.000.000 euro plus 70% van de winst boven 1.000.000 euro. Dit zorgt ervoor dat grote ondernemingen niet hun volledige winst kunnen wegwerken met oude aftrekken [10](#page=10).
### 1.5 Tarief van de Vennootschapsbelasting
* Het normale belastingtarief bedraagt 25% [19](#page=19).
* Een verlaagd tarief van 20% kan van toepassing zijn op de eerste schijf van 100.000 euro voor kleine vennootschappen, mits aan bepaalde bezoldigingsvoorwaarden voor de bedrijfsleider wordt voldaan [19](#page=19).
### 1.6 Voorafbetalingen en Vermeerdering
Vennootschappen zijn verplicht voorafbetalingen te doen. Indien de voorafbetalingen onvoldoende zijn, kan een belastingvermeerdering worden toegepast [19](#page=19).
* **Vermeerdering AJ 2025:** 9% [19](#page=19).
* **Vermeerdering AJ 2026:** 6,75% [19](#page=19).
De voordelen die verbonden zijn aan voorafbetalingen kunnen deze vermeerdering verminderen. De percentages voor de voordelen van voorafbetalingen per kwartaal zijn verschillend voor AJ 2025 en AJ 2026. Met voorafbetalingen kan de verhoging tot nul gereduceerd worden, maar geen winst behaald worden. Kleine vennootschappen zijn de eerste drie boekjaren vrijgesteld van deze vermeerdering [19](#page=19) [20](#page=20).
### 1.7 Methodes om Geld uit de Vennootschap te Halen
Er zijn verschillende manieren waarop geld uit een vennootschap kan worden gehaald, elk met hun eigen fiscale implicaties [18](#page=18):
1. **Loon:** Uitkering aan zaakvoerders, belast met personenbelasting (25%-50%) en sociale bijdragen [18](#page=18).
2. **Dividend:** Uitkering van winst, belast met roerende voorheffing (30% of verlaagd tarief van 15% onder bepaalde voorwaarden). Specifieke regimes zoals VVPR-bis en liquidatiereserves kunnen het tarief verlagen [16](#page=16) [17](#page=17) [18](#page=18).
3. **Liquidatiereserve:** Een reserve die kleine vennootschappen kunnen aanleggen met winst na belasting. Er geldt 10% vennootschapsbelasting bij aanleg. Na een wachttermijn (3 of 5 jaar, afhankelijk van het regime en jaartal) kan de uitkering tegen een lager tarief van roerende voorheffing (6,5% of 5%) gebeuren [17](#page=17) [18](#page=18).
4. **Rekening-courant:** Geld uitlenen aan de vennootschap, met interesten waarop 30% roerende voorheffing verschuldigd is [18](#page=18).
5. **Aanvullend pensioen (IPT):** Fiscaal vriendelijke opbouw van pensioenkapitaal via de vennootschap [18](#page=18).
#### 1.7.1 VVPR-bis Dividenden
Dit regime, bedoeld voor kleine vennootschappen, biedt een verlaagd tarief op dividenden indien aan strikte voorwaarden is voldaan, waaronder een kapitaalinbreng in geld en een wachttermijn van 3 boekjaren [17](#page=17).
#### 1.7.2 Liquidatiereserve
Een liquidatiereserve kan worden aangelegd door winst na belasting over te boeken. Bij aanleg betaalt de vennootschap onmiddellijk 10% belasting. De uitkering na een bepaalde termijn is aan een verlaagd tarief van roerende voorheffing onderworpen. Vanaf 2026 geldt een vaste wachttermijn van 3 jaar en een roerende voorheffing van 6,5% bij tijdige uitkering [17](#page=17) [18](#page=18).
### 1.8 Annuliteitsbeginsel
De belastbare materie wordt afgebakend per belastbaar tijdperk. Een vennootschap kan haar boekjaar zelf kiezen, dat gelijk kan zijn aan een kalenderjaar of afwijken. Een boekjaar mag echter niet langer duren dan 24 maanden en 1 dag. De datum van afsluiting van het boekjaar bepaalt het aanslagjaar [5](#page=5) [7](#page=7).
### 1.9 Mobiliteitsbudget
Het mobiliteitsbudget is een optie voor werknemers met recht op een bedrijfswagen, om hen te stimuleren groenere alternatieven te gebruiken. Het budget kan worden ingezet voor milieuvriendelijkere bedrijfswagens, duurzame vervoermiddelen, of als cash (minst gunstig). De keuzes binnen de tweede pijler (duurzame vervoermiddelen) zijn fiscaal zeer aantrekkelijk, met vrijstellingen van RSZ-bijdragen, bedrijfsvoorheffing en inkomstenbelasting. De derde pijler (cash) wordt belast als loon [14](#page=14) [15](#page=15).
#### 1.9.1 Bedrijfsfiets
Werkgevers kunnen een fiets ter beschikking stellen, wat fiscaal gestimuleerd wordt. De aanschaffingskosten zijn 100% aftrekbaar voor de werkgever, en er is geen belastbaar voordeel voor de werknemer. Dit kan gecombineerd worden met een belastingvrije kilometervergoeding [16](#page=16).
---
# Structuur en samenstelling van de jaarrekening
Dit thema legt de structuur en samenstelling van een jaarrekening uit, met een focus op de balans en de resultatenrekening, en de onderliggende principes van activa en passiva als momentopname van de financiële positie van een onderneming.
### 2.1 Algemene kenmerken van de jaarrekening
De jaarrekening is een publiek document dat beschikbaar is via bronnen zoals de website van de Nationale Bank van België (NBB). Men kan de jaarrekening opzoeken aan de hand van de naam of het ondernemingsnummer van de entiteit [1](#page=1).
De inhoud van een jaarrekening omvat [1](#page=1):
* Identificatie van de entiteit
* Balans
* Resultatenrekening (inclusief resultaatverwerking)
* Toelichting
* Jaarverslag
* Eventueel verslag van de commissaris
De primaire samenstellende delen van de jaarrekening zijn de resultatenrekening, de toelichting en de balans. De boekhouding dient als basis voor de vaststelling van de belastbare winst, tenzij de fiscale wet expliciet afwijkt [1](#page=1).
> **Tip:** Jaarrekeningen worden door de NBB bewaard, maar dit geldt niet voor alle ondernemingsvormen; commanditaire vennootschappen en vennootschappen onder firma zijn niet verplicht hun jaarrekening neer te leggen. Aandeelhouders kunnen niet geraadpleegd worden via de NBB, enkel de jaarrekening en bestuurders [1](#page=1).
### 2.2 De balans
De balans toont een overzicht van de activa en passiva van een onderneming op een specifieke datum, meestal de laatste dag van het boekjaar (vaak 31 december). Het is een momentopname, wat betekent dat het de financiële positie op dat exacte moment weergeeft, en niet de continuïteit van het bedrijf na die datum [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 2.2.1 Activa
Activa vertegenwoordigen alles wat een bedrijf bezit. Ze worden onderverdeeld in vaste en vlottende activa [1](#page=1).
* **Vaste activa:** Dit zijn bezittingen die doorgaans langer dan één jaar in het bedrijf blijven, zoals gebouwen en machines. Ze zijn minder liquide en minder snel om te zetten in geld. Hoe hoger een actief in de balans wordt geplaatst, hoe "vaster" en minder liquide het is [2](#page=2).
* **Vlottende activa:** Deze bezittingen blijven korter in het bedrijf en fluctueren meer, soms zelfs dagelijks. Voorbeelden zijn liquide middelen (cash) en voorraden [2](#page=2).
De rangschikking op het actief volgt een systeem gebaseerd op liquiditeit: hoe hoger, hoe vaster en minder liquide [2](#page=2).
> **Example:** Bij een lopend rechtsgeding waarbij een onderneming mogelijk een bedrag moet betalen, maar het bedrag en de uitkomst nog onzeker zijn, kan de onderneming een voorziening aanleggen op de balans om zich hierop voor te bereiden [2](#page=2).
#### 2.2.2 Passiva
Passiva geven de oorsprong aan van het geld of vermogen waarmee de bezittingen (activa) zijn gefinancierd. De totale activa moeten altijd gelijk zijn aan de totale passiva. De passiva geven inzicht in de schulden en het eigen vermogen van de onderneming [1](#page=1) [2](#page=2).
Passiva worden opgesplitst op basis van looptijd: jaar en langer dan jaar [1](#page=1).
* **Eigen vermogen:** Dit is het vermogen dat afkomstig is uit het bedrijf zelf, zoals opgebouwde winsten, of van personen die intern aan het bedrijf verbonden zijn, zoals aandeelhouders [2](#page=2).
* **Vreemd vermogen:** Dit omvat schulden, geld dat van buitenaf door het bedrijf is verkregen [2](#page=2).
* **Schulden:** Bij een schuld staat met 100% zekerheid vast dat een externe partij (bv. een bank) moet worden terugbetaald [2](#page=2).
* **Voorzieningen en uitgestelde belastingen:** Deze vertegenwoordigen een mogelijke verplichting aan een derde, waarbij de zekerheid van de schuld of het exacte bedrag nog niet vaststaat. Een voorbeeld hiervan is een voorziening voor een hangend juridisch geschil [2](#page=2).
De balans kan worden gezien als de "aanwending van middelen" (activa) versus de "bronnen van middelen" (passiva) [1](#page=1).
### 2.3 De resultatenrekening
De resultatenrekening geeft een overzicht van alle gebeurtenissen (opbrengsten en kosten) die zich gedurende een volledig boekjaar hebben voorgedaan. In tegenstelling tot de balans, die een momentopname is, toont de resultatenrekening de bewegingen en financiële prestaties over een periode. Dit is belangrijk voor de vennootschapsbelasting [3](#page=3).
De resultatenrekening omvat de volgende elementen [3](#page=3):
* Kosten versus opbrengsten
* Operationeel resultaat
* Financieel resultaat
* Uitzonderlijk resultaat
* Resultaatverwerking
Omzet en winst zijn niet hetzelfde. De resultatenrekening begint meestal met de omzet of brutomarge, waarna na aftrek van alle kosten en verwerking van opbrengsten het uiteindelijke resultaat (winst of verlies) wordt bepaald [3](#page=3).
* **Bedrijfsopbrengsten:** Dit is de omzet, het totale bedrag aan verkopen gedurende een periode [3](#page=3).
* **Bedrijfskosten:** Dit zijn de kosten die gepaard gaan met de bedrijfsvoering, zoals inkoop van grondstoffen en salarissen [3](#page=3).
* **Bedrijfswinst:** Dit is het overschot van bedrijfsopbrengsten min bedrijfskosten. Als de kosten hoger zijn, is er sprake van een bedrijfsverlies [3](#page=3).
* **Financiële opbrengsten:** Dit zijn opbrengsten die niet direct uit de kernactiviteit voortkomen, zoals rente op spaarrekeningen of beleggingen, en dividenden uit andere ondernemingen. Deze worden bij de bedrijfswinst opgeteld [3](#page=3).
---
# Verschillende belastbare grondslagen en hun toepassingen
Dit onderwerp verkent de diverse inkomstenbelastingen, met name de vennootschapsbelasting, rechtspersonenbelasting en belasting niet-inwoners, en vergelijkt hun kenmerken, belastbare inkomsten en toepassingsgebieden [5](#page=5) [7](#page=7).
### 3.1 Vennootschapsbelasting (VenB)
De vennootschapsbelasting belast rechtspersonen die winst maken en hun maatschappelijke zetel of fiscale vestiging in België hebben. In tegenstelling tot de personenbelasting, waar belastbaar inkomen pas belast wordt wanneer het ontvangen wordt, wordt bij vennootschapsbelasting belast op de winst, ook al is deze nog niet uitbetaald [5](#page=5) [7](#page=7).
#### 3.1.1 Kenmerken en toepassingen
* **Professionalisatie:** Alle inkomsten die binnen de vennootschap vallen, worden beschouwd als beroepsinkomsten, zonder onderscheid tussen onroerende, roerende, beroeps- of diverse inkomsten. Er geldt één enkel tariefpercentage op de belastbare winst [5](#page=5).
* **Annaliteitsbeginsel:** De belastbare materie wordt afgebakend per belastbaar tijdperk. Vennootschappen kunnen hun eigen boekjaar kiezen, wat kan samenvallen met een kalenderjaar, maar dit is niet verplicht. Een boekjaar mag maximaal 24 maanden en één dag duren [5](#page=5).
* **Wie is onderworpen?** Binnenlandse vennootschappen met rechtspersoonlijkheid, waarvan de zetel, voornaamste inrichting of zetel van bestuur/beheer in België is gevestigd, en die winstgevende exploitatie verrichten, zijn onderworpen aan de vennootschapsbelasting. VZW's worden enkel belast in vennootschapsbelasting indien zij winstgevende activiteiten uitoefenen [5](#page=5).
* **Fiscale zetelleer:** Voor de vennootschapsbelasting geldt de "werkelijke zetelleer", wat betekent dat gekeken wordt naar de plaats waar de werkelijke exploitatie en het bestuur van de vennootschap plaatsvindt, in tegenstelling tot de vennootschapsrechtelijke "statutaire zetelleer" [5](#page=5).
> **Tip:** Een vennootschap met een statutaire zetel in het buitenland, maar met de feitelijke leiding en exploitatie in België, kan dus onderworpen zijn aan de Belgische vennootschapsbelasting [5](#page=5).
* **Belastbare inkomsten:** De belastbare basis is de winst van de vennootschap, berekend als omzet minus kosten. De boekhoudkundige winst is echter niet altijd gelijk aan de fiscale winst; er worden fiscale correcties toegepast op kosten en opbrengsten. Kosten die in de boekhouding wel aftrekbaar zijn, zoals restaurantkosten of autokosten, kunnen door de fiscus worden verworpen. Ook de winstverwerking kan leiden tot correcties; bijvoorbeeld, winstuitkeringen als dividenden aan aandeelhouders blijven deel uitmaken van het fiscaal resultaat, terwijl tantièmes aan bestuurders dat niet noodzakelijk doen [7](#page=7) [8](#page=8).
* **Bestemming van de winst:** De algemene vergadering kan winsten bestemmen voor behoud in de vennootschap (reserves, overgedragen winsten), uitkering als dividend aan aandeelhouders, tantièmes aan bestuurders, of winstpremies aan werknemers [8](#page=8).
* **Aanslagjaar:** Het aanslagjaar wordt bepaald door de afsluitingsdatum van het boekjaar. Indien het boekjaar op 31 december wordt afgesloten, is het aanslagjaar het jaar volgend op het jaar van afsluiting. Indien er geen afsluiting op 31 december is, is het aanslagjaar gelijk aan het jaar van afsluiting [7](#page=7).
* **Aangifte:** De aangifte vennootschapsbelasting moet ingediend worden via BIZTAX, en slechts in uitzonderlijke gevallen schriftelijk [8](#page=8).
### 3.2 Rechtspersonenbelasting (RPB)
De rechtspersonenbelasting is van toepassing op rechtspersonen (meestal verenigingen, stichtingen, VZW's, etc.) die geen of slechts een beperkte winstgevende activiteit hebben. In dit stelsel wordt niet op de normale inkomsten of winsten belast, maar enkel op specifieke inkomsten, vaak geheven via voorheffingen [7](#page=7).
#### 3.2.1 Kenmerken en toepassingen
* **Op wie van toepassing?** Rechtspersonen die geen of slechts een beperkt winstgevende activiteit uitoefenen [7](#page=7).
* **Belastbare inkomsten:** Alleen specifieke inkomsten worden belast, zoals inkomsten uit onroerende goederen (bv. huurinkomsten) en bepaalde vormen van roerende inkomsten (bv. beleggingen). Winst wordt hierbij vaak niet belast [7](#page=7).
* **Voordelen van het stelsel:** Dit stelsel is eenvoudiger en minder belastend voor entiteiten met beperkte activiteiten, waarbij winstbelasting vaak niet aan de orde is [7](#page=7).
> **Tip:** Een vennootschap kan slechts één aangifte indienen. Als een vennootschap zowel activiteiten heeft die onder de vennootschapsbelasting vallen als onder de rechtspersonenbelasting, kan het voordeliger zijn om deze activiteiten op te splitsen in twee aparte vennootschappen [5](#page=5).
### 3.3 Belasting niet-inwoners (BNI)
De belasting niet-inwoners is van toepassing op personen of vennootschappen waarvan de fiscale woonplaats buiten België is, maar die Belgische inkomsten, roerende goederen (RG), onroerende goederen (OG) of Belgische broninkomsten hebben. Het doel is om België in staat te stellen belastingen te heffen op inkomsten die hun bron in België hebben, zelfs als de ontvanger in het buitenland woont [7](#page=7).
#### 3.3.1 Kenmerken en toepassingen
* **Op wie van toepassing?** Personen of vennootschappen die fiscaal buiten België gevestigd zijn, maar inkomsten of bezittingen in België hebben [7](#page=7).
* **Belastbare inkomsten:** Enkel inkomsten of voordelen die een band hebben met België worden belast. Dit omvat Belgische lonen, onroerende goederen in België, huurinkomsten uit Belgische panden, Belgische pensioenen, dividenden van Belgische vennootschappen, en andere Belgische broninkomsten. Soms wordt ook fictief inkomen belast, bijvoorbeeld bij onroerende goederen [7](#page=7).
* **Voordelen van het stelsel:** Dit stelsel dient als een "toegangspoort" voor buitenlandse investeringen en inkomsten, door ervoor te zorgen dat inkomsten met een Belgische bron belastbaar zijn in België [7](#page=7).
### 3.4 Vergelijking van de belastbare grondslagen
| Kenmerk / toepassing | Vennootschapsbelasting (VenB) | Rechtspersonenbelasting (RPB) | Belasting niet-inwoners (BNI) |
| :------------------- | :----------------------------------------------------------------------- | :----------------------------------------------------------------------------------------------- | :--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| **Op wie van toepassing?** | Vennootschappen met RPH die winst maken en hun maatschappelijke zetel of fiscale vestiging in België hebben. | Rechtspersonen (meestal verenigingen, stichtingen, vzw’s, …) die geen of slechts beperkt winstgevende activiteit hebben. | Personen/venn waarvan fiscale woonplaats buiten België is, maar die Belgische inkomsten, RG/OG of Belgische broninkomsten hebben. | [7](#page=7).
| **Belastbare inkomsten** | Winst van de vennootschap (omzet minus kosten). | Niet alle inkomsten: enkel bepaalde types zoals roerende inkomsten (dividenden, interesten), commerciële verhuur van OG, meerwaarden op OG, etc. Vaak wordt winst niet belast. | Alleen inkomsten of voordelen met band met België: Belgische lonen, Belgische onroerende locatie, huur, pensioen, Belgische broninkomsten, … Soms ook fictief inkomen, bv. bij OG. | [7](#page=7).
| **Wanneer men meestal onderworpen is** | Wanneer je een “klassieke” vennootschap hebt (BV, NV, …), met bedrijfsactiviteiten en winst. | Als je organisatie geen vennootschap is — bv vzw, stichting, feitelijke vereniging, of andere RP zonder actieve winstonderneming. | Als je zelf niet in België woont/ingeschreven bent, maar je hebt Belgische inkomsten/bezittingen (OG, huur, pensioen, dividenden, etc.). | [7](#page=7).
| **Voordelen / doel van stelsel** | Geschikt voor bedrijven die winst maken — uniforme, duidelijke belasting op winst. Vaak gunstiger dan personenbelasting bij aanzienlijke winst. | Eenvoudiger & minder belastend voor bv. vzw’s of instellingen met beperkte activiteiten; winstbelasting is vaak niet aan de orde. | Zorgt dat België belastingen kan heffen op inkomsten uit Belgische bron, ook als persoon of entiteit in buitenland woont; geldt als “toegangspoort” voor buitenlandse investeringen/inkomsten. | [7](#page=7).
---
# Fiscale correcties en aftrekposten
Hieronder volgt een gedetailleerde samenvatting over "Fiscale correcties en aftrekposten", opgesteld conform de richtlijnen voor een examen-ready studiehandleiding.
## 4. Fiscale correcties en aftrekposten
Dit onderdeel beschrijft hoe de boekhoudkundige winst wordt omgezet in de fiscale winst door middel van specifieke correcties en aftrekposten, essentieel voor een correcte belastingberekening.
### 4.1 De omzetting van boekhoudkundige naar fiscale winst
De boekhoudkundige winst is zelden gelijk aan de fiscale winst. Fiscale correcties worden verwerkt in de aangifte om de belastbare grondslag te bepalen. Dit proces omvat twee hoofdcategorieën van correcties [8](#page=8):
* **Correcties op niveau van kosten en opbrengsten**: Bepaalde kosten die in de boekhouding zijn opgenomen, worden door de fiscus niet (of slechts gedeeltelijk) aanvaard als aftrekbaar. In de boekhouding worden inkomsten verminderd met alle kosten, maar fiscaal worden niet alle kosten als aftrekbaar beschouwd [8](#page=8).
* **Correcties op niveau van resultaatverwerking**: De bestemming van de winst kan ook fiscale implicaties hebben. Winst die als dividend wordt uitgekeerd aan aandeelhouders, blijft deel uitmaken van het fiscaal resultaat. Winst die als tantième aan bestuurders wordt uitgekeerd, wordt daarentegen niet opgenomen in het fiscaal resultaat [8](#page=8).
De algemene vergadering kan de winst op verschillende manieren bestemmen: behouden als reserve of overgedragen winst, uitgekeerd als dividend aan aandeelhouders, als tantième aan bestuurders, of als winstpremie aan werknemers [8](#page=8).
#### 4.1.1 De bewerkingen voor de vaststelling van de belastbare grondslag
Om de fiscale winst vast te stellen, doorloopt men een reeks bewerkingen. In eerste instantie wordt het fiscaal resultaat verkregen door de boekhoudkundige winst aan te passen met verworpen uitgaven en uitgekeerde dividenden. Indien deze optelsom negatief is, kunnen geen verdere aftrekken worden toegepast, maar het fiscaal verlies wordt wel naar de volgende jaren overgedragen [9](#page=9).
Het proces bestaat uit 11 bewerkingen, waarvan enkele sleutelmomenten zijn:
1. **Fiscale winst**: De initiële berekening van de belastbare winst. Dit is gelijk aan de boekhoudkundige winst minus de verworpen uitgaven plus de uitgekeerde dividenden [10](#page=10) [9](#page=9).
2. **Opsplitsing naar oorsprong**: Sommige inkomsten worden opgesplitst naar hun bron (bv. Belgisch of buitenlands) om de correcte aftrek later toe te passen [9](#page=9).
3. **Aftrek van buitenlandse winsten en vrijgestelde elementen**: Winsten die België niet mag belasten (bv. door dubbelbelastingverdragen) worden hier verwijderd. Dit helpt om buitenlandse elementen te scheiden van binnenlandse inkomsten [9](#page=9).
4. **DBI-aftrek (Definitief Belaste inkomsten)**: Winsten die een onderneming ontvangt uit dochtervennootschappen die reeds belast zijn, worden (grotendeels) vrijgesteld. Dit is van toepassing wanneer een dochtervennootschap dividenden uitkeert aan haar moedermaatschappij [9](#page=9).
5. **Aftrek voor innovatie-inkomsten**: Bedrijven die patenten of innovatieve technologieën ontwikkelen, mogen een deel van hun winst daarop aftrekken [10](#page=10).
6. **Investeringsaftrek**: Bij investeringen in bijvoorbeeld machines of milieuvriendelijke apparatuur krijgt de onderneming een extra aftrek op haar winst [10](#page=10).
7. **Aftrek van groepsbijdrage**: Ondernemingen binnen een groep kunnen winst doorschuiven naar een verbonden onderneming die verlies lijdt [10](#page=10).
Na bewerkingen 1 tot en met 7 wordt een saldo verkregen. De volgende bewerkingen (8-11) betreffen de vermindering van dit saldo met overdraagbare aftrekken [10](#page=10).
* **Overdraagbare aftrekken**: Dit omvat overgedragen DBI-aftrek, overgedragen innovatie-aftrek, overgedragen verliezen, en overgedragen aftrek voor risicokapitaal [10](#page=10).
* **Beperking van overdraagbare aftrekken**: Deze vier overdraagbare aftrekken samen zijn beperkt tot 1.000.000 euro plus 70% van de winst boven 1.000.000 euro. Dit betekent dat boven een winst van 1 miljoen euro, minimaal 30% belast moet worden. Deze limiet voorkomt dat grote ondernemingen hun winst volledig kunnen wegwerken met oude aftrekken, waardoor zij toch belastingen moeten betalen [10](#page=10).
#### 4.1.2 De belastbare winst als wijziging van reserves
De belastbare winst wordt bepaald door de aangroei van de reserves, niet enkel door de winst van het huidige boekjaar. De aangifte kent daarom een begintoestand (vorig boekjaar) en een eindtoestand (dit boekjaar) [11](#page=11).
De eerste bewerking, de belastbare winst, kan worden berekend als:
$$Belastbare\ Winst = Boekhoudkundige\ Winst - Verworpen\ Uitgaven + Uitgekeerde\ Dividenden$$ [10](#page=10).
De belastbare winst, gedefinieerd als de wijziging in belastbare reserves, bedroeg in een voorbeeld 10.300,72 euro [12](#page=12).
#### 4.1.3 Verworpen uitgaven
Een essentieel onderdeel van de fiscale correcties is het identificeren van 'verworpen uitgaven'. Dit zijn kosten die in de boekhouding wel, maar fiscaal niet aftrekbaar zijn. Deze moeten vervolgens in de fiscale aangifte worden opgenomen als niet-aftrekbare kosten [12](#page=12).
**Te kennen verworpen uitgaven voor het examen**:
* **Belastingen**: Over het algemeen niet aftrekbaar [12](#page=12).
* **Geldboeten**: Niet aftrekbaar [12](#page=12).
* **Receptiekosten**: Alle kosten in het kader van externe relaties. Slechts 50% is aftrekbaar [12](#page=12).
* **Relatiegeschenken**: Over het algemeen voor 50% aftrekbaar [12](#page=12).
* **Uitzonderingen**:
* Reclameartikelen die de naam van de schenkende onderneming opvallend en blijvend dragen, zijn 100% aftrekbaar (bv. een balpen met VIVES-logo) [12](#page=12).
* Stalen van producten die de onderneming zelf produceert, zijn 100% aftrekbaar [12](#page=12).
* Geschenken die niet blijvend zijn (bv. wijn met een logo) vallen niet onder de uitzondering [12](#page=12).
* **Restaurantkosten**: Slechts 69% is aftrekbaar, dus 31% wordt verworpen [12](#page=12).
* **Uitzondering**: Voor vertegenwoordigers uit de voedingssector die met klanten gaan eten in het kader van productverkoop, zijn deze kosten 100% aftrekbaar [13](#page=13).
* **Kosten voor niet-specifieke beroepskledij**: Niet aftrekbaar. Specifieke beroepskledij zoals een toga of veiligheidsschoenen is wel aftrekbaar [13](#page=13).
* **Sociale voordelen**: Bijvoorbeeld hospitalisatieverzekeringen [13](#page=13).
* **Niet verantwoorde kosten**: Kosten die niet kunnen worden aangetoond [13](#page=13).
> **Tip**: Voor het examen is het cruciaal om de 8 meest voorkomende verworpen uitgaven te kennen, inclusief hun aftrekpercentages en concrete voorbeelden, zoals het VIVES-stylo voorbeeld [13](#page=13).
#### 4.1.4 Verworpen uitgaven – Autokosten
De aftrekbaarheid van autokosten is complex en de formule wijzigt jaarlijks. Deze formule is gebaseerd op de gemiddelde CO2-uitstoot van het Belgische wagenpark [13](#page=13).
* **Impact van elektrische en hybride voertuigen**: Door de toenemende populariteit van elektrische en hybride auto's, stijgt de Voordeel Alle Aard (VAA) voor werknemers met een bedrijfswagen, terwijl de aftrekbaarheid voor de werkgever daalt [13](#page=13).
* **Toekomstige ontwikkelingen**:
* Vanaf 1 januari 2026 zullen nieuwe bedrijfswagens met fossiele brandstoffen een aftrekbaarheid van 0% hebben, waardoor werkgevers deze niet meer zullen aanbieden [13](#page=13).
* Elektrische wagens zijn momenteel 100% aftrekbaar, maar ook deze aftrekbaarheid zal afzwakken. Vanaf 2027 zal een wagen die in dat jaar is aangekocht slechts 95% aftrekbaar zijn gedurende de levensduur van de wagen. De voordeligheid van elektrische wagens zal dus verminderen [13](#page=13).
---
# Mobiliteitsbudget en fiscale incentives
Het mobiliteitsbudget is een alternatief voor de klassieke bedrijfswagen, ontworpen om duurzaamheid te bevorderen door werknemers keuzes te bieden op het gebied van milieuvriendelijkere wagens, duurzame vervoersmiddelen en een cash-optie, met diverse fiscale en parafiscale voordelen [14](#page=14).
### 5.1 Doelstellingen van het mobiliteitsbudget
De belangrijkste doelstellingen van het mobiliteitsbudget zijn het verminderen van het aantal bedrijfswagens door aantrekkelijke alternatieven aan te bieden, en het stimuleren van duurzamer verplaatsingsgedrag. Dit budget tracht kritiek op de vroegere mobiliteitsvergoeding te ondervangen, die onvoldoende garanties bood op de afbouw of vergroening van het wagenpark. Het biedt werknemers die recht hebben op een bedrijfswagen de mogelijkheid om hun verplaatsingen in vraag te stellen en alternatieven te benutten die een positief effect hebben op het milieu en de verkeersdruk. Het initiële doel is om het wagenpark te vergroenen en werknemers te stimuleren om minder te rijden of alternatieven voor de bedrijfswagen te kiezen [14](#page=14).
### 5.2 Toepassingsgebied en vrijheid
* **Werkgeversvrijheid:** De werkgever is volledig vrij om een mobiliteitsbudget al dan niet aan te bieden aan haar werknemers [14](#page=14).
* **Werknemersvrijheid:** De werknemer is eveneens volledig vrij om al dan niet gebruik te maken van het aangeboden mobiliteitsbudget [14](#page=14).
* **Wie komt in aanmerking:** Het mobiliteitsbudget is van toepassing op natuurlijke personen die arbeid verrichten onder gezag (werknemers, ambtenaren) en op burgemeesters, schepenen en gedeputeerden. Bedrijfsleiders (zelfstandigen) zijn in principe uitgesloten, tenzij zij een arbeidsovereenkomst hebben of een gratis mandaat als bestuurder uitoefenen [14](#page=14).
### 5.3 De drie pijlers van het mobiliteitsbudget
Het mobiliteitsbudget is opgebouwd uit drie pijlers [14](#page=14):
#### 5.3.1 Pijler 1: Milieuvriendelijkere bedrijfswagen
Binnen deze pijler kan de werknemer kiezen voor:
* Een elektrische wagen [14](#page=14).
* Een wagen die voldoet aan bepaalde milieunormen [14](#page=14).
Vanaf 1 januari 2026 mag een milieuvriendelijke bedrijfswagen in pijler 1 enkel nog een wagen zonder CO2-uitstoot zijn. Het resterende budget na een eventuele besteding in deze pijler kan worden aangewend in pijler 2 en/of 3 [14](#page=14).
#### 5.3.2 Pijler 2: Duurzame vervoersmiddelen en huisvestingskosten
Deze pijler omvat een brede waaier aan duurzame vervoersmiddelen, zoals:
* Een fiets [15](#page=15).
* Een elektrische motorfiets [15](#page=15).
* Openbaar vervoer [15](#page=15).
* Georganiseerd gemeenschappelijk vervoer [15](#page=15).
* Een deelauto [15](#page=15).
**Belangrijke wijzigingen vanaf 2026:**
* Vanaf 1 januari 2026 mogen gemotoriseerde voertuigen die onder zachte mobiliteit vallen, geen CO2-uitstoot meer hebben [15](#page=15).
* Ook gemotoriseerde voertuigen die onder carpooling, autodelen en verhuur van auto's met chauffeur vallen, mogen vanaf die datum geen CO2-uitstoot meer hebben [15](#page=15).
**Huisvestingskosten:** Werknemers die binnen een straal van 10 kilometer van de werkplaats wonen, kunnen ook huurgeld of de intresten en kapitaalsaflossingen van hun hypothecaire lening financieren met het mobiliteitsbudget [15](#page=15).
**Fiscale voordelen van pijler 2:** De keuzes binnen deze pijler zijn fiscaal zeer aantrekkelijk:
* Vrijstelling van persoonlijke en patronale RSZ-bijdragen [15](#page=15).
* Vrijstelling van bedrijfsvoorheffing en inkomstenbelasting [15](#page=15).
* 100% fiscale aftrekbaarheid voor de werkgever [15](#page=15).
#### 5.3.3 Pijler 3: Restsaldo als loon (cash)
Indien het mobiliteitsbudget nog niet volledig is besteed in pijler 1 en/of 2, ontvangt de werknemer het resterende bedrag in geld. Dit bedrag wordt echter eerst verminderd met een bijzondere werknemersbijdrage van 38,07% [15](#page=15).
* **Tip:** Hoe lager het restsaldobudget, hoe minder de bijzondere bijdrage. De bedoeling is om mobiliteit te vergroenen, niet om extra nettoloon uit te keren. Desondanks blijft deze oplossing fiscaal voordeliger dan een traditioneel loon. Deze pijler wordt doorgaans als minder voordelig beschouwd en belast als loon in de hoogste schijven [15](#page=15).
> **Voorbeeld 1:**
> Pijler 1: een hybride bedrijfswagen [15](#page=15).
> Pijler 2: een abonnement voor een deelfiets en tickets voor openbaar vervoer [15](#page=15).
> Pijler 3: het resterende budget als cash [15](#page=15).
> **Voorbeeld 2:**
> Pijler 1: geen bedrijfswagen [16](#page=16).
> Pijler 2: huur van een appartement dicht bij het werk, een deelfietsabonnement en tickets voor openbaar vervoer [16](#page=16).
> Pijler 3: het resterende budget als cash [16](#page=16).
### 5.4 Fiscale en parafiscale behandeling per pijler
1. **Eerste pijler (milieuvriendelijke bedrijfswagen):** Volgt de gewone fiscale behandeling van de bedrijfswagen [16](#page=16).
2. **Tweede pijler (duurzaam vervoermiddel):** Volledig vrijgesteld van fiscale en parafiscale lasten, zowel voor werknemer als werkgever [16](#page=16).
3. **Derde pijler (loon/cash):** Vrijgesteld van personenbelasting, maar wel onderhevig aan de gewone sociale bijdragen (25% patronaal en 13,07% werknemer) [16](#page=16).
### 5.5 Bedrijfsfiets als fiscaal gestimuleerd voordeel
Werkgevers kunnen een fiets ter beschikking stellen aan hun personeel, wat door de wetgever wordt aangemoedigd met diverse fiscale incentives [16](#page=16).
* **Werkgever:** 100% aftrekbare aanschaffingskosten, kosten gerelateerd aan fietsenstalling, kleedruimte, zonnepanelen voor oplaadpunten, etc. [16](#page=16).
* **Werknemer:** Geen belastbaar Voordeel Alle Aard (VAA) [16](#page=16).
* **Cumulmogelijkheid:** De werknemer kan een belastingvrije kilometervergoeding ontvangen voor woon-werkverplaatsingen met de (bedrijfs-)fiets, ten bedrage van 0,27 euro per kilometer [16](#page=16).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Vennootschapsbelasting | Een belasting die wordt geheven op de winst van rechtspersonen, zoals vennootschappen. De belastbare winst wordt vastgesteld op basis van boekhoudkundige regels, met mogelijke fiscale correcties. |
| Jaarrekening | Een officieel document dat de financiële prestaties en positie van een onderneming weergeeft over een bepaalde periode, meestal een boekjaar. Het bestaat uit de balans, de resultatenrekening en de toelichting. |
| Balans | Een overzicht van de bezittingen (activa) en de schulden en het eigen vermogen (passiva) van een onderneming op een specifiek moment, meestal de afsluitdatum van het boekjaar. De activa en passiva zijn altijd gelijk. |
| Activa | Alle bezittingen van een onderneming. Deze worden onderverdeeld in vaste activa (langdurig in bezit, zoals gebouwen) en vlottende activa (kortstondig in bezit, zoals voorraden en kasgeld). |
| Passiva | De bronnen van middelen waarmee de activa van een onderneming zijn gefinancierd. Dit omvat het eigen vermogen en het vreemd vermogen (schulden). |
| Eigen vermogen | Het vermogen dat afkomstig is uit de onderneming zelf, zoals winsten, of van de eigenaren, zoals aandelenkapitaal. |
| Vreemd vermogen | Schulden van een onderneming die aan externe partijen moeten worden terugbetaald, zoals leningen van banken. |
| Resultatenrekening | Een overzicht van alle opbrengsten en kosten van een onderneming gedurende een volledige boekjaar, leidend tot het nettoresultaat (winst of verlies). |
| Bedrijfsopbrengsten | De totale omzet van een onderneming uit haar kernactiviteiten, oftewel de verkopen van producten of diensten gedurende een periode. |
| Bedrijfskosten | Alle kosten die een onderneming maakt om haar bedrijfsactiviteiten uit te voeren, zoals kosten voor grondstoffen, personeel en huisvesting. |
| Financiële opbrengsten | Opbrengsten die voortkomen uit financiële transacties, zoals rente op spaartegoeden of ontvangen dividenden van beleggingen. |
| Financiële kosten | Kosten die verband houden met financiële transacties, zoals bankkosten of rente op leningen. |
| Winst van het boekjaar | Het resultaat na aftrek van alle kosten, inclusief belastingen, van de totale opbrengsten gedurende het boekjaar. |
| Boekhoudkundige winst | De winst die wordt berekend volgens de regels van het boekhoudrecht, zoals weergegeven in de jaarrekening. |
| Fiscale winst | De winst die de basis vormt voor de berekening van de vennootschapsbelasting. Deze wordt verkregen door boekhoudkundige winst aan te passen met fiscale correcties. |
| Verworpen uitgaven | Kosten die fiscaal niet aftrekbaar zijn, ondanks dat ze in de boekhouding wel zijn opgenomen. Deze worden toegevoegd aan de boekhoudkundige winst om tot de fiscale winst te komen. |
| DBI-aftrek (definitief belaste inkomsten) | Een fiscale aftrekpost voor inkomsten die een onderneming ontvangt van haar dochterondernemingen, die al belast zijn geweest bij de dochter. |
| Aanslagjaar | Het jaar waarin de belastingaangifte wordt ingediend en de belasting daadwerkelijk wordt geheven. Het is gerelateerd aan het boekjaar dat is afgesloten. |
| Voorafbetalingen | Betalingen die een onderneming verricht vóór de vastgestelde deadline van de belastingaangifte. Deze verminderen de eventuele belastingvermeerdering wegens onvoldoende voorafbetalingen. |
| Mobiliteitsbudget | Een budget dat werkgevers aan werknemers kunnen aanbieden als alternatief voor een bedrijfswagen, met opties zoals milieuvriendelijkere wagens, duurzame vervoersmiddelen en cash. |
Cover
HET VERMOGEN VAN DE BV (1).pptx
Summary
# Uitgifte van nieuwe aandelen en bijkomende inbrengen
Hier volgt een gedetailleerde studiehandleiding over de uitgifte van nieuwe aandelen en bijkomende inbrengen binnen een besloten vennootschap (BV).
## 1. Uitgifte van nieuwe aandelen en bijkomende inbrengen
De uitgifte van nieuwe aandelen en bijkomende inbrengen in een besloten vennootschap (BV) betreft de procedures en voorwaarden voor het vergroten van het eigen vermogen van de vennootschap, met specifieke aandacht voor de rechten van bestaande aandeelhouders en de rol van het bestuursorgaan.
### 1.1 Procedures en algemene voorwaarden
#### 1.1.1 Wijziging van de statuten
De uitgifte van nieuwe aandelen, converteerbare obligaties en inschrijvingsrechten vereist een statutenwijziging. Dit betekent dat de beslissing hiertoe moet worden genomen door de buitengewone algemene vergadering (AV) en dat de statuten in authentieke akte moeten worden vastgelegd.
#### 1.1.2 Bijkomende inbrengen zonder uitgifte van aandelen
Het is mogelijk om bijkomende inbrengen te doen zonder de uitgifte van nieuwe aandelen. Dit kan gebeuren met een gewone meerderheid van stemmen, maar vereist wel een authentieke akte.
#### 1.1.3 Verslaglegging en verantwoording
* **Verslag bestuursorgaan:** Er dient een verslag te worden opgesteld door het bestuursorgaan dat de uitgifteprijs en de gevolgen voor de vermogens- en lidmaatschapsrechten van de bestaande aandeelhouders verantwoordt.
* **Verslag commissaris:** Indien aanwezig, moet een commissaris een verslag uitbrengen over het verslag van het bestuursorgaan.
#### 1.1.4 Inschrijvingsvoorwaarden
* **Wie kan inschrijven?** Er kan alleen worden ingeschreven op aandelen door personen die aandeelhouder kunnen worden, wat bij een besloten BV specifieke beperkingen kent.
* **Inschrijving op eigen aandelen verboden:** De vennootschap mag niet inschrijven op eigen aandelen.
* **Volledige plaatsing en volstorting:** De nieuwe aandelen moeten volledig en onvoorwaardelijk geplaatst zijn. Tenzij de statuten of uitgiftevoorwaarden anders bepalen, moeten de aandelen ook volledig volgestort zijn. De sanctie bij niet-naleving is de hoofdelijke aansprakelijkheid van de bestuurder.
### 1.2 Uitgifte nieuwe aandelen: inbreng in geld
Bij een uitgifte van nieuwe aandelen met inbreng in geld geldt een voorkeurrecht voor de bestaande aandeelhouders.
#### 1.2.1 Voorkeurrecht van bestaande aandeelhouders
* **Aanbod aan bestaande aandeelhouders:** De nieuwe aandelen moeten eerst worden aangeboden aan de bestaande aandeelhouders, per soort aandeel. Derden kunnen pas inschrijven als de bestaande aandeelhouders hun voorkeurrecht niet of niet tijdig benutten.
* **Proportionaliteit:** Het voorkeurrecht geldt in evenredigheid met het aantal aandelen dat de aandeelhouder bezit.
* **Termijn:** De termijn voor het uitoefenen van het voorkeurrecht wordt bepaald door de AV (of het bestuursorgaan bij bevoegdheidsdelegatie) en bedraagt minimaal vijftien dagen vanaf de dag van openstelling van de inschrijving. Deze termijn kan statutair niet worden beperkt.
* **Beperking of opheffing voorkeurrecht:** De buitengewone AV die beslist tot uitgifte van nieuwe aandelen kan het voorkeurrecht in het belang van de vennootschap beperken of opheffen, mits dit gemotiveerd is in het verslag van het bestuursorgaan/commissaris. Ook kunnen alle aandeelhouders (aanwezig of vertegenwoordigd) afstand doen van hun voorkeurrecht.
#### 1.2.2 Storting bij inbreng in geld
De storting op de nieuwe aandelen dient te gebeuren op een bijzondere rekening op naam van de vennootschap, waarvoor een bankattest vereist is.
### 1.3 Uitgifte nieuwe aandelen: inbreng in natura
Bij een inbreng in natura gelden een dubbele formaliteit, vergelijkbaar met de oprichtingsfase:
* **Bijzonder verslag bestuursorgaan:** Er is een bijzonder verslag van het bestuursorgaan vereist (niet van de oprichters).
* **Verslag commissaris:** Indien aanwezig, is een verslag van een commissaris vereist. Zo niet, dan een verslag van een bedrijfsrevisor.
* **Aansprakelijkheid:** Het bestuursorgaan is aansprakelijk voor kennelijke overwaardering van de inbreng in natura, in plaats van de oprichters.
### 1.4 Bevoegdheidsdelegatie aan het bestuursorgaan
De statuten kunnen het bestuursorgaan de bevoegdheid toekennen om te beslissen tot uitgifte van nieuwe aandelen, converteerbare obligaties of warrants.
#### 1.4.1 Voorwaarden en duur
* **Statutaire bepaling:** Deze bevoegdheid moet expliciet in de statuten zijn opgenomen.
* **Geldigheidsduur:** De machtiging is geldig voor een periode van vijf jaar en is telkens met vijf jaar verlengbaar door de buitengewone AV.
* **Bijzonder verslag bestuursorgaan:** Het gebruik van deze bevoegdheid vereist een bijzonder verslag van het bestuursorgaan, waarin de bijzondere omstandigheden van het gebruik en de nagestreefde doeleinden worden uiteengezet.
* **Jaarverslag:** Het gebruik van deze bevoegdheid moet worden opgenomen in het jaarverslag aan de AV.
* **Authentieke akte:** De beslissing tot uitgifte van nieuwe aandelen kan eventueel onderhands gebeuren, maar de statutenwijziging moet authentiek worden vastgelegd.
### 1.5 Instandhouding vermogen BV: uitkeringen aan aandeelhouders/tantièmes
De instandhouding van het vermogen van de BV omvat ook de regels omtrent uitkeringen aan aandeelhouders en tantièmes.
#### 1.5.1 Bevoegdheid en toetsing
* **Bevoegdheid AV:** De bevoegdheid tot winstbestemming en uitkeringen ligt primair bij de AV, ter gelegenheid van de goedkeuring van de jaarrekening.
* **Interimdividenden:** Statutair kan aan het bestuursorgaan de bevoegdheid worden verleend om interimdividenden uit te keren.
* **Geen kapitaaltoetsing meer:** Er kan niet langer worden getoetst aan het kapitaal, maar uitkeringen mogen niet ten nadele zijn van de schuldeisers.
#### 1.5.2 Verplichte dubbele test bij uitkeringen
Bij elke uitkering is een dubbele test verplicht:
1. **Netto-actieftest (balanstest):**
* De uitkering mag niet leiden tot een negatief netto-actief. Het netto-actief is gelijk aan het totale actief min de voorzieningen, kosten en schulden.
* Dit kan blijken uit de jaarrekening of een recentere staat van activa en passiva.
* Wettelijk of statutair bepaalde onbeschikbare reserves mogen niet worden uitgekeerd.
* **Voorbeeld:** Stel een balans met activa van 110.000 euro en schulden/voorzieningen van 35.000 euro. Het netto-actief is dan 75.000 euro. Er kan dus maximaal 75.000 euro worden uitgekeerd. Als de inbreng statutair als 'onbeschikbaar' is bepaald, kan slechts 35.000 euro worden uitgekeerd (75.000 - 40.000 inbreng).
2. **Liquiditeitstest:**
* Het besluit tot uitkering van de AV krijgt pas uitwerking als de bestuurders in een verslag (eventueel gecontroleerd door de commissaris) hebben vastgesteld dat de vennootschap na de uitkering, volgens redelijkerwijze te verwachten ontwikkelingen, haar opeisbare schulden binnen het jaar kan blijven betalen.
* **Hoofdelijke aansprakelijkheid:** De leden van het bestuursorgaan zijn hoofdelijk aansprakelijk tegenover de vennootschap en derden voor alle daaruit voortvloeiende schade, indien zij wisten of hadden moeten weten dat de vennootschap door de uitkering 'kennelijk' haar schulden niet meer kon betalen (marginale toetsing).
* **Terugvordering:** Mogelijk is er terugvordering van uitkeringen van de aandeelhouders, zelfs indien deze te goeder trouw waren.
#### 1.5.3 Voorbeeld balans netto-actieftest
| Activa | Bedrag (euro) | Passiva | Bedrag (euro) |
| :----------------------------------- | :------------ | :------------------------------------------ | :------------ |
| Gebouw | 75.000 | Eigen vermogen | 75.000 |
| Voorraad handelsgoed | 20.000 | Inbreng | 40.000 |
| Liquide middelen | 15.000 | Reserves | 25.000 |
| **TOTAAL** | **110.000** | Overgedragen winsten | 10.000 |
| | | Vreemd vermogen | 35.000 |
| | | Lening Bank | 35.000 |
| | | **TOTAAL** | **110.000** |
### 1.6 Instandhouding vermogen BV: inkoop van eigen aandelen
De BV kan onder strikte voorwaarden eigen aandelen inkopen.
#### 1.6.1 Voorwaarden voor inkoop
* **Besluit AV:** Er is een voorafgaand besluit van de buitengewone AV vereist.
* **Financiering:** De betaling mag enkel gebeuren met bedragen die uitgekeerd mogen worden.
* **Volgestorte aandelen:** De aandelen die worden ingekocht, moeten volgestort zijn.
* **Gelijke behandeling:** Het aanbod tot verkrijging moet onder dezelfde voorwaarden aan alle aandeelhouders (per soort) worden gericht, tenzij met eenparig akkoord van alle aandeelhouders (aanwezig of vertegenwoordigd op de AV).
#### 1.6.2 Modaliteiten van inkoop
De beslissing van de AV dient volgende elementen te bevatten:
* Maximum aantal aandelen dat kan worden ingekocht.
* Duur waarbinnen de inkoop moet worden verricht.
* Minimum en maximum inkoopprijs.
#### 1.6.3 Gevolgen van inkoop
* **Melding in jaarverslag:** De inkoop moet worden gemeld in het jaarverslag.
* **Afschaffing vervreemdingsplicht:** De vervreemdingsplicht van aandelen wordt afgeschaft, maar een vervreemdingsrecht blijft bestaan (zelfs vernietiging is mogelijk mits statutenwijziging).
* **Schorsing rechten:** Er is een schorsing van het stemrecht en verval van dividendrecht tot vervreemding of vernietiging van de ingekochte aandelen.
* **Onbeschikbare reserve:** Er wordt een onbeschikbare reserve gevormd aan de passiefzijde van de balans voor de tegenwaarde van deze aandelen, zolang ze op het actief van de balans staan.
* **Vervreemding:** Vervreemding gebeurt mits besluit van de buitengewone AV en bij voorrang aanbod aan bestaande aandeelhouders, evenredig met hun aandelen.
#### 1.6.4 Financiering inkoop eigen effecten – financial assistance
Er gelden beperkingen indien de BV gelden voorschiet, leningen toestaat of zekerheden verschaft om derden in staat te stellen de aandelen van de BV te verkrijgen. Dit vereist:
* Een besluit van de buitengewone AV.
* Een verslagplicht van het bestuursorgaan (met redenen, voorwaarden, risico's voor de vennootschap).
* Gebruik van voor uitkering vatbare bedragen.
* Vorming van een onbeschikbare reserve aan de passiefzijde van de balans.
Er gelden bijzondere regels indien het personeel de aandelen wil overnemen.
### 1.7 Instandhouding vermogen bv: alarmbelprocedure
De alarmbelprocedure wordt geactiveerd wanneer het bestuursorgaan vaststelt dat een van de volgende drempels is bereikt:
* Het netto-actief dreigt negatief te worden of is reeds negatief.
* Het staat niet langer vast dat de BV, volgens redelijkerwijze te verwachten ontwikkelingen, binnen het jaar opeisbare schulden zal kunnen betalen.
#### 1.7.1 Verplichtingen bestuursorgaan
* **AV bijeenroepen:** Het bestuursorgaan is verplicht een AV bijeen te roepen binnen twee maanden na de datum waarop de kritieke toestand werd vastgesteld.
* **Agenda:** De agenda van de AV moet de ontbinding van de vennootschap bevatten, of de voortzetting ervan mits herstelmaatregelen (vermeld op de agenda en onderbouwd met een bijzonder verslag van het bestuursorgaan).
#### 1.7.2 Gevolgen van verzuim
Bij verzuim van het bestuursorgaan om de AV bijeen te roepen, geldt een wettelijk weerlegbaar vermoeden dat de door derden geleden schade het gevolg is van dit nalaten. De alarmbelprocedure hoeft niet vaker dan nodig per jaar te worden toegepast.
### 1.8 Uittreding/uitsluiting lastens het vennootschapsvermogen
#### 1.8.1 Uittreding
Gezien de coöperatieve vennootschap (CV) voortaan is voorbehouden voor 'echte' coöperaties, is uittreding in de BV mogelijk indien dit in de statuten is voorzien en de voorwaarden/modaliteiten daarin zijn bepaald.
* **Timing:** Uittreding is pas mogelijk vanaf het derde boekjaar na oprichting en enkel in de eerste zes maanden van het boekjaar.
* **Aandelen:** De uittredende aandeelhouder treedt uit met alle aandelen die worden vernietigd.
* **Scheidingsaandeel:** Het scheidingsaandeel is gelijk aan de gestorte inbreng, maar mag niet hoger zijn dan de netto-actiefwaarde van die aandelen.
* **Verslaglegging:** Uittredingen worden opgenomen in het jaarverslag.
* **Statutenwijziging:** Uittredingen en de daaruit voortvloeiende statutenwijziging worden voor het einde van elk boekjaar vastgesteld bij authentieke akte.
* **Geen toetreding:** Er is geen mogelijkheid tot toetreding zoals in de CV (tenzij via uitgifte van nieuwe aandelen).
#### 1.8.2 Uitsluiting
De statuten kunnen bepalen dat een aandeelhouder om een wettige reden of in de statuten vermelde redenen kan worden uitgesloten. Hiervoor dient een wettelijk omschreven procedure te worden gevolgd om willekeur te vermijden:
* **Bevoegdheid:** Alleen de AV is bevoegd de uitsluiting uit te spreken.
* **Recht van verdediging:** De aandeelhouder heeft recht op verdediging (schriftelijk binnen één maand en verzoek gehoord te worden).
* **Besluit:** De uitsluiting gebeurt bij gemotiveerd besluit.
* **Scheidingsaandeel:** De uitgesloten aandeelhouder heeft recht op de uitkering van het scheidingsaandeel, tenzij de statuten anders bepalen. De aandelen worden vernietigd.
* **Gevolgen overlijden, faillissement etc.:** De statuten kunnen bepalen dat een aandeelhouder bij overlijden, faillissement/kennelijk onvermogen, vereffening/onbekwaamverklaring van rechtswege geacht wordt uit te treden. De aandeelhouder of zijn erfgenamen, vertegenwoordigers of schuldeisers hebben recht op de uitkering van het scheidingsaandeel.
---
# Instandhouding van het vennootschapsvermogen
Dit onderdeel beschrijft hoe het vermogen van de besloten vennootschap (BV) wordt beschermd, met specifieke aandacht voor uitkeringen aan aandeelhouders, inkoop van eigen aandelen en de alarmbelprocedure.
### 2.1 Uitgifte van nieuwe aandelen en bijkomende inbrengen
De uitgifte van nieuwe aandelen, converteerbare obligaties of inschrijvingsrechten vereist een statutenwijziging. Bijkomende inbrengen zonder uitgifte van nieuwe aandelen kunnen met een gewone meerderheid worden beslist, mits een authentieke akte. Een verslag van het bestuursorgaan met verantwoording van de uitgifteprijs en de gevolgen voor bestaande aandeelhouders is vereist. Indien een commissaris aanwezig is, dient deze een verslag uit te brengen over het verslag van het bestuursorgaan. Aandeelhouders kunnen hun voorkeurrecht benutten bij uitgifte van nieuwe aandelen met inbreng in geld. Dit recht moet in de statuten worden bepaald en kan niet statutair worden beperkt. De buitengewone algemene vergadering (AV) kan het voorkeurrecht echter beperken of opheffen indien dit in het belang van de vennootschap is, mits dit gemotiveerd is in een verslag van het bestuursorgaan of commissaris, of indien alle aandeelhouders afstand doen van hun recht.
#### 2.1.1 Inbreng in geld
Bij uitgifte van aandelen met inbreng in geld geldt een voorkeurrecht voor bestaande aandeelhouders, evenredig aan hun aandelenbezit. Derden kunnen pas inschrijven als bestaande aandeelhouders hun voorkeurrecht niet of niet tijdig benutten. De inschrijvingstermijn bedraagt minimaal vijftien dagen vanaf de dag van openstelling van de inschrijving. De storting dient te gebeuren op een bijzondere rekening op naam van de vennootschap, met een bankattest. De nieuwe aandelen moeten volledig en onvoorwaardelijk geplaatst en, tenzij anders bepaald, volgestort zijn. Bij niet-naleving is er hoofdelijke aansprakelijkheid van de bestuurder.
#### 2.1.2 Inbreng in natura
Voor inbrengen in natura gelden dubbele formaliteiten, vergelijkbaar met de oprichting van de vennootschap. Dit omvat een bijzonder verslag van het bestuursorgaan en, indien aanwezig, een verslag van een commissaris of bedrijfsrevisor. Bij kennelijke overwaardering van de inbreng in natura is het bestuursorgaan aansprakelijk in plaats van de oprichters.
#### 2.1.3 Bevoegdheidsdelegatie aan het bestuursorgaan
De statuten kunnen het bestuursorgaan de bevoegdheid verlenen tot uitgifte van nieuwe aandelen, converteerbare obligaties of warrants. Deze machtiging is vijf jaar geldig en kan telkens met vijf jaar verlengd worden door de AV. Dit vereist een bijzonder verslag van het bestuursorgaan dat de omstandigheden en doeleinden beschrijft. Het gebruik van deze bevoegdheid moet in het jaarverslag worden opgenomen.
### 2.2 Uitkeringen aan aandeelhouders en tantièmes
De bevoegdheid om winsten te bestemmen of uitkeringen te doen ligt bij de AV bij goedkeuring van de jaarrekening. Statutair kan het bestuursorgaan echter de bevoegdheid krijgen om interimdividenden uit te keren. De toetsing aan het kapitaal is weggevallen; uitkeringen mogen niet ten nadele zijn van de schuldeisers. Er geldt een verplichte dubbele test: de netto-actieftest (balanstest) en de liquiditeitstest. Wettelijk of statutair bepaalde onbeschikbare reserves mogen niet worden uitgekeerd.
#### 2.2.1 Netto-actieftest
Geen uitkering mag plaatsvinden indien het netto-actief (activa minus voorzieningen, kosten en schulden) hierdoor negatief zou worden. Dit blijkt uit de jaarrekening of een recentere staat van activa en passiva.
**Voorbeeld balans netto-actieftest:**
Stel, een balans heeft activa van 110.000 euro en schulden en voorzieningen/kosten van 35.000 euro.
Het netto-actief is dan:
$$ \text{Netto-actief} = \text{Activa} - (\text{Voorzieningen} + \text{Kosten} + \text{Schulden}) $$
$$ \text{Netto-actief} = 110.000 \text{ euro} - 35.000 \text{ euro} = 75.000 \text{ euro} $$
Op de passivazijde vertegenwoordigt het netto-actief het eigen vermogen (inbreng, reserves, overgedragen winst). Er kan dus maximaal 75.000 euro worden uitgekeerd. Indien de inbreng statutair als 'onbeschikbaar' is bepaald, kan slechts 35.000 euro worden uitgekeerd.
#### 2.2.2 Liquiditeitstest
Het besluit tot uitkering krijgt pas uitwerking als de bestuurders, in een verslag (eventueel met controle van de commissaris), hebben vastgesteld dat de vennootschap na de uitkering, volgens redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen, haar opeisbare schulden binnen een jaar kan blijven betalen.
Bestuurders zijn hoofdelijk aansprakelijk tegenover de vennootschap en derden voor schade die ontstaat indien zij wisten of moesten weten dat de vennootschap door de uitkering 'kennelijk' haar schulden niet meer kon betalen. Uitkeringen kunnen mogelijk worden teruggevorderd van aandeelhouders, zelfs indien zij te goeder trouw waren.
### 2.3 Inkoop van eigen aandelen
Voor de inkoop van eigen aandelen is een voorafgaand besluit van de buitengewone AV vereist. De betaling mag enkel gebeuren met uitkeerbare bedragen. De aandelen moeten volgestort zijn. Het aanbod tot verkrijging moet aan alle aandeelhouders (per soort) onder dezelfde voorwaarden worden gericht, tenzij alle aandeelhouders (aanwezig of vertegenwoordigd op de AV) hiermee instemmen.
#### 2.3.1 Modaliteiten van inkoop
De AV-beslissing omvat het maximum aantal aandelen, de duur waarbinnen de inkoop moet plaatsvinden, en de minimum- en maximumprijs. Melding hiervan moet in het jaarverslag geschieden. Het stemrecht en dividendrecht van de ingekochte aandelen vervallen tot vervreemding of vernietiging. Er wordt een onbeschikbare reserve gevormd op de passiefzijde van de balans voor de tegenwaarde van deze aandelen. Vervreemding vereist een AV-besluit en een voorrangsaanbod aan bestaande aandeelhouders.
#### 2.3.2 Financiering inkoop eigen effecten – financial assistance
Beperkingen gelden wanneer de BV gelden voorschiet, leningen toestaat of zekerheden verschaft aan derden om de aandelen van de BV te verkrijgen. Dit vereist een AV-besluit, een verslag van het bestuursorgaan (over redenen, voorwaarden en risico's) en dient te gebeuren met uitkering vatbare bedragen. Er dient een onbeschikbare reserve gevormd te worden. Bijzondere regels gelden als personeel de aandelen overneemt.
### 2.4 Alarmbelprocedure
De alarmbelprocedure wordt ingeleid indien het bestuursorgaan vaststelt dat:
1. Het netto-actief negatief dreigt te worden of is geworden.
2. Het niet langer zeker is dat de vennootschap binnen een jaar haar opeisbare schulden kan betalen.
Het bestuursorgaan is dan verplicht een AV samen te roepen binnen twee maanden na de constatering van deze toestand. De agenda van deze AV moet de ontbinding van de vennootschap of de voortzetting ervan met herstelmaatregelen (vermeld in de agenda en onderbouwd met een bijzonder verslag van het bestuursorgaan) bevatten. Bij verzuim bestaat een weerlegbaar wettelijk vermoeden dat geleden schade het gevolg is van het niet bijeenroepen van de AV. De alarmbelprocedure hoeft niet jaarlijks te worden toegepast.
### 2.5 Uittreding en uitsluiting lastens het vennootschapsvermogen
#### 2.5.1 Uittreding
In de BV is uittreding mogelijk indien dit in de statuten is voorzien, inclusief de voorwaarden en modaliteiten. Uittreding kan vanaf het derde boekjaar na oprichting, enkel in de eerste zes maanden van het boekjaar. De aandelen worden vernietigd. Het scheidingsaandeel is gelijk aan de gestorte inbreng, maar niet hoger dan de nettoactiefwaarde van de aandelen. Uittredingen worden vermeld in het jaarverslag en leiden tot een statutenwijziging die uiterlijk voor het einde van elk boekjaar bij authentieke akte wordt vastgesteld. Er is geen automatische toetredingsmogelijkheid zoals in een coöperatieve vennootschap.
#### 2.5.2 Uitsluiting
De statuten kunnen bepalen dat een aandeelhouder om een wettige of statutair vermelde reden kan worden uitgesloten. Er dient een wettelijk omschreven procedure te worden gevolgd:
- Enkel de AV is bevoegd tot uitsluiting.
- De aandeelhouder heeft recht op verdediging (schriftelijk binnen één maand en het recht gehoord te worden).
- De uitsluiting geschiedt bij gemotiveerd besluit.
De uitgesloten aandeelhouder heeft recht op het scheidingsaandeel, tenzij de statuten anders bepalen. De aandelen worden vernietigd. De statuten kunnen bepalen dat een aandeelhouder bij overlijden, faillissement, vereffening of onbekwaamverklaring van rechtswege geacht wordt uit te treden. De aandeelhouder of zijn vertegenwoordigers hebben recht op het scheidingsaandeel.
---
# Uittreding en uitsluiting van aandeelhouders
Dit onderdeel behandelt de voorwaarden en procedures die van toepassing zijn wanneer aandeelhouders de vennootschap wensen te verlaten, hetzij vrijwillig (uittreding) of onvrijwillig (uitsluiting), inclusief de bepaling van het te ontvangen scheidingsaandeel.
### 3.1 Uittreding van aandeelhouders
Uittreding van aandeelhouders is in de besloten vennootschap (BV) mogelijk mits dit expliciet in de statuten is voorzien. De statuten moeten tevens de voorwaarden en de modaliteiten van deze uittreding regelen.
#### 3.1.1 Voorwaarden en modaliteiten van uittreding
* **Statutaire bepaling:** Uittreding is enkel mogelijk indien de statuten dit voorschrijven.
* **Tijdsbeperking:** Uittreding kan pas plaatsvinden vanaf het derde boekjaar na de oprichting van de vennootschap. Bovendien kan dit enkel in de eerste zes maanden van het boekjaar worden geïnitieerd.
* **Vernietiging van aandelen:** Bij uittreding worden alle aandelen die de uittredende aandeelhouder bezit, vernietigd.
* **Scheidingsaandeel:** De uittredende aandeelhouder heeft recht op een scheidingsaandeel. Dit bedrag is gelijk aan de door de aandeelhouder gestorte inbreng. De waarde van het scheidingsaandeel mag echter niet hoger zijn dan de nettoactiefwaarde van de betreffende aandelen op het moment van uittreding.
* **Opname in jaarverslag:** Uittredingen moeten worden opgenomen in het jaarverslag van de vennootschap.
* **Statutenwijziging en authentieke akte:** De uittreding en de daaruit voortvloeiende statutenwijziging dienen vóór het einde van elk boekjaar te worden vastgesteld middels een authentieke akte, welke wordt verleden op verzoek van het bestuursorgaan.
* **Geen toetredingsrecht:** In tegenstelling tot de coöperatieve vennootschap (CV) kent de BV geen ingebouwd recht tot toetreding voor derden bij uittreding, tenzij dit gebeurt via de uitgifte van nieuwe aandelen.
### 3.2 Uitsluiting van aandeelhouders
De statuten van de vennootschap kunnen bepalingen bevatten die een aandeelhouder de mogelijkheid geven om om specifieke, wettelijk gedefinieerde redenen of in de statuten genoemde redenen te worden uitgesloten.
#### 3.2.1 Procedure bij uitsluiting
Om willekeur te voorkomen, is een wettelijk voorgeschreven procedure van toepassing bij uitsluiting:
* **Bevoegdheid AV:** Enkel de algemene vergadering (AV) is bevoegd om een uitsluiting uit te spreken.
* **Recht van verdediging:** De aandeelhouder die dreigt te worden uitgesloten, heeft het recht op verdediging. Dit houdt in dat hij schriftelijk binnen een termijn van één maand zijn verweer kan indienen en verzoek kan doen gehoord te worden.
* **Gemotiveerd besluit:** De uitsluiting moet worden vastgesteld middels een gemotiveerd besluit van de AV.
#### 3.2.2 Gevolgen van uitsluiting en scheidingsaandeel
* **Scheidingsaandeel:** De uitgesloten aandeelhouder heeft recht op de uitkering van het scheidingsaandeel. De statuten kunnen echter afwijkende bepalingen bevatten.
* **Vernietiging aandelen:** Net als bij uittreding worden de aandelen van de uitgesloten aandeelhouder vernietigd.
#### 3.2.3 Automatische uittreding bij bepaalde gebeurtenissen
De statuten kunnen voorzien dat een aandeelhouder, bij het intreden van specifieke gebeurtenissen, van rechtswege geacht wordt uit te treden. Dit geldt onder meer in de volgende gevallen:
* Overlijden van de aandeelhouder.
* Faillissement of kennelijk onvermogen van de aandeelhouder.
* Vereffening of onbekwaamverklaring van de aandeelhouder.
In dergelijke gevallen hebben de aandeelhouder zelf, zijn erfgenamen, vertegenwoordigers of schuldeisers recht op de uitkering van het scheidingsaandeel.
### 3.3 Bepaling van het scheidingsaandeel
Het scheidingsaandeel vormt de financiële compensatie voor een aandeelhouder die de vennootschap verlaat, hetzij vrijwillig of onvrijwillig.
#### 3.3.1 Formule en beperkingen
De basisformule voor het scheidingsaandeel is:
$$ \text{Scheidingsaandeel} = \text{Gestorte inbreng} $$
Echter, deze waarde is onderworpen aan een cruciale beperking:
$$ \text{Scheidingsaandeel} \leq \text{Nettoactiefwaarde van de aandelen} $$
Dit betekent dat de aandeelhouder nooit meer kan ontvangen dan de werkelijke nettowaarde van zijn aandelen binnen de vennootschap op het moment van uittreding of uitsluiting.
#### 3.3.2 Rol van netto-actieftest
De netto-actieftest, zoals beschreven in de context van uitkeringen, speelt hierbij een indirecte rol. De nettoactiefwaarde van de aandelen is immers de drijvende kracht achter de maximale waarde van het scheidingsaandeel. De netto-actieftest stelt dat geen uitkering mag plaatsvinden indien het netto-actief van de vennootschap hierdoor negatief zou worden. Dit principe beschermt de vennootschap en haar crediteuren door te waarborgen dat er voldoende vermogen aanwezig blijft.
> **Tip:** Bij het opstellen van statuten met bepalingen rond uittreding en uitsluiting is het cruciaal om de berekening van het scheidingsaandeel nauwkeurig te definiëren om latere geschillen te voorkomen. Raadpleeg hiervoor juridisch advies.
> **Voorbeeld:** Een aandeelhouder heeft 10.000 euro ingebracht en wenst uit te treden. De nettoactiefwaarde van zijn aandelen bedraagt echter slechts 8.000 euro. In dit geval zal het scheidingsaandeel beperkt zijn tot 8.000 euro, ondanks de oorspronkelijke inbreng van 10.000 euro.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Uitgifte nieuwe aandelen | Het proces waarbij een vennootschap nieuwe aandelen creëert en uitgeeft om kapitaal aan te trekken. Dit kan leiden tot een wijziging van de statuten en vereist specifieke procedures en verslaggeving. |
| Converteerbare obligaties | Schuldinstrumenten die de houder het recht geven om deze om te zetten in aandelen van de vennootschap onder bepaalde voorwaarden en binnen een bepaalde termijn. |
| Inschrijvingsrechten | Het recht dat bestaande aandeelhouders hebben om bij een uitgifte van nieuwe aandelen, met name bij inbreng in geld, als eersten de nieuwe aandelen te verwerven, evenredig aan hun huidige aandelenbezit. |
| Statutenwijziging | Een formele aanpassing van de oprichtingsakte van een vennootschap, die bepaalde beslissingen, zoals de uitgifte van nieuwe aandelen of de afschaffing van de vervreidingsplicht, vereist. |
| Authenieke akte | Een officiële akte die wordt opgesteld en bekrachtigd door een notaris. Bepaalde juridische handelingen, zoals statutenwijzigingen, vereisen een authentieke akte. |
| Bestuursorgaan | Het orgaan binnen een vennootschap dat belast is met het dagelijkse bestuur en de algemene leiding, zoals de raad van bestuur. |
| Commissaris | Een onafhankelijke persoon, vaak een accountant of bedrijfsrevisor, die wordt aangesteld om de financiële overzichten en verslagen van de vennootschap te controleren en hierover te rapporteren. |
| Inbreng in geld | De bijdrage van kapitaal aan een vennootschap in de vorm van liquide middelen. Dit wordt doorgaans gestort op een bijzondere bankrekening. |
| Inbreng in natura | De bijdrage aan een vennootschap in de vorm van goederen, diensten of rechten in plaats van geld. Dit vereist een specifieke waardering en verslaggeving. |
| Voorkeurrecht | Het recht dat bestaande aandeelhouders hebben om voorrang te krijgen bij de uitgifte van nieuwe aandelen, in verhouding tot hun bestaande participatie. |
| Netto-actieftest (balanstest) | Een financiële test die beoordeelt of een vennootschap voldoende netto-actief heeft om een bepaalde uitkering aan aandeelhouders te doen zonder het eigen vermogen negatief te beïnvloeden. Het netto-actief is het totaal actief minus voorzieningen en schulden. |
| Liquiditeitstest | Een financiële test die beoordeelt of een vennootschap na een voorgenomen uitkering aan aandeelhouders nog steeds in staat zal zijn om haar opeisbare schulden op korte termijn te voldoen, rekening houdend met verwachte ontwikkelingen. |
| Reserves | Deel van de winst dat niet is uitgekeerd aan aandeelhouders en dat door de vennootschap wordt aangehouden. Sommige reserves kunnen wettelijk of statutair onbeschikbaar zijn voor uitkering. |
| Onbeschikbare reserve | Een reserve die statutair of wettelijk is vastgesteld en niet mag worden uitgekeerd aan aandeelhouders. Dit dient ter bescherming van de financiële stabiliteit van de vennootschap. |
| Alarmbelprocedure | Een wettelijke procedure die een vennootschap moet volgen wanneer bepaalde financiële drempels worden overschreden, zoals een negatief netto-actief of het niet langer kunnen betalen van schulden. Dit vereist het bijeenroepen van een bijzondere algemene vergadering. |
| Scheidingsaandeel | Het bedrag dat een uittredende of uitgesloten aandeelhouder ontvangt in ruil voor zijn aandelen. Dit bedrag is gelijk aan de gestorte inbreng, maar mag niet hoger zijn dan de nettoactiefwaarde van die aandelen. |
| Vervreemdingsplicht | De verplichting voor aandeelhouders om hun aandelen aan te bieden aan de vennootschap of andere aandeelhouders wanneer zij deze wensen te verkopen, wat in bepaalde gevallen kan leiden tot vernietiging van de aandelen. |
| Financial assistance | Financiële hulp verleend door een vennootschap aan derden (inclusief aandeelhouders) om de aandelen van die vennootschap te verkrijgen. Dit is aan strikte wettelijke beperkingen onderworpen. |
Cover
Howest Vennootschapsrecht AE 2 (2).pptx
Summary
# Structuur en bronnen van het Wetboek Vennootschappen en Verenigingen (WVV)
Dit onderdeel van het vennootschapsrecht focust op de algemene opbouw van het Wetboek Vennootschappen en Verenigingen (WVV) en de verschillende rechtsbronnen die van toepassing zijn op vennootschappen.
## 1. Bronnen van het vennootschapsrecht
De rechtsregels betreffende vennootschappen vinden hun oorsprong in diverse bronnen, die enerzijds wetgevend van aard zijn en anderzijds als gezaghebbende interpretaties dienen.
### 1.1 Wetgeving
De primaire rechtsbron is de wet zelf.
#### 1.1.1 Wetboek Vennootschappen en Verenigingen (WVV)
Dit wetboek, ingegaan op 1 mei 2019 (Wet van 23 maart 2019, B.S. 4 april 2019), vormt de kern van het vennootschapsrecht en is van toepassing op zowel nieuw opgerichte als reeds bestaande vennootschappen.
#### 1.1.2 Uitvoeringsbesluiten
Naast het WVV zelf, zijn er uitvoeringsbesluiten die de wet nader concretiseren en implementeren.
### 1.2 Rechtspraak
De rechtspraak, bestaande uit de arresten en vonnissen van rechtbanken en hoven, is een belangrijke maar niet-bindende bron. Ze biedt interpretaties en toepassingen van de wet die houvast bieden.
### 1.3 Rechtsleer
De rechtsleer omvat de wetenschappelijke juridische verhandelingen, zoals doctrine, commentaren en academische publicaties. Hoewel niet juridisch bindend, heeft de rechtsleer vaak gezag en beïnvloedt ze de interpretatie van wetten en de ontwikkeling van rechtspraak.
### 1.4 Gewoonte
Gevestigde gebruiken die rechtsregels geworden zijn, kunnen in bepaalde gevallen ook als bron van vennootschapsrecht worden beschouwd, al is dit minder frequent dan de voorgaande bronnen.
## 2. Structuur van het Wetboek Vennootschappen en Verenigingen (WVV)
Het WVV is opgebouwd uit vier hoofddelen, die enerzijze algemene bepalingen bevatten, anderzijze specifieke regels voor vennootschappen en verenigingen, en afsluiten met bepalingen over herstructurering.
### 2.1 Deel 1: Algemene bepalingen
Dit deel is van toepassing op alle rechtspersonen die onder het WVV vallen, inclusief vennootschappen, verenigingen en stichtingen.
* **Boek 1: Inleidende bepalingen:** Bevat definities en fundamentele concepten die in het gehele wetboek worden gebruikt.
* **Boek 2: Bepalingen gemeenschappelijk aan de rechtspersonen:** Omvat regels rond naam, oprichting, openbaarmakingsformaliteiten, nietigheid, bestuur, geschillenregeling, ontbinding en vereffening.
* **Boek 3: De jaarrekening:** Stelt de regels vast voor de opmaak, publicatie en controle van de jaarrekeningen.
### 2.2 Deel 2: De vennootschappen
Dit deel regelt de specifieke soorten vennootschappen.
* **Boek 4: De maatschap, de vennootschap onder firma en de commanditaire vennootschap:** Beschouwt de VOF en de Comm.V. als varianten van de maatschap.
* **Boek 5: De besloten vennootschap:** Regelt de BV, de flexibele vennootschapsvorm bij uitstek.
* **Boek 6: De coöperatieve vennootschap:** Specificeert de regels voor de CV.
* **Boek 7: De naamloze vennootschap:** De regels voor de NV, de vennootschap met een grotere omvang.
* **Boek 8: Erkenning van vennootschappen als erkende coöperatieve, sociale of landbouwonderneming:** Titel die de erkenning regelt.
### 2.3 Deel 3: De verenigingen en stichtingen
Dit deel regelt de rechtspersonen zonder winstuitkeringsdoel.
* **Boek 9: VZW (Vereniging zonder winstgevend oogmerk):** Regels voor de traditionele VZW.
* **Boek 10: IVZW (Internationale vereniging zonder winstgevend oogmerk):** Specifieke regels voor internationale VZW's.
* **Boek 11: Stichtingen:** Regelt de stichtingen.
### 2.4 Deel 4: Herstructurering en omzetting
Dit deel behandelt de juridische transformaties van rechtspersonen.
* **Boek 12: Herstructurering van vennootschappen:** Regels voor fusies, splitsingen etc. van vennootschappen.
* **Boek 13: Herstructurering van verenigingen en stichtingen:** Regels voor herstructureringen van verenigingen en stichtingen.
* **Boek 14: Omzetting van vennootschappen, verenigingen en stichtingen:** Regelt de transformatie van de ene rechtsvorm naar de andere.
## 3. Essentiële begrippen binnen het WVV (gebaseerd op het verstrekte document)
Het WVV definieert en reguleert een aantal fundamentele concepten met betrekking tot vennootschappen.
### 3.1 Wat is een vennootschap?
Volgens artikel 1:1 van het WVV, wordt een vennootschap gekenmerkt door:
* Een rechtshandeling door één of meer personen (vennoten) die een inbreng doen.
* Een eigen vermogen.
* De uitoefening van één of meer welbepaalde activiteiten als voorwerp.
* Het oogmerk om aan haar vennoten een direct of indirect vermogensvoordeel te verstrekken of te bezorgen.
Een belangrijke wijziging ten opzichte van het oude Wetboek van Vennootschappen is dat een vennootschap kan worden opgericht door een eenzijdige rechtshandeling.
### 3.2 De inbreng
De inbreng is essentieel voor de oprichting van een vennootschap. Het is de handeling waarbij iemand iets ter beschikking stelt van de vennootschap, met het oogmerk deel te nemen in de winst.
* **Soorten inbrengen:**
* **Geld:** Een financiële bijdrage.
* **Natura:** Goederen, zowel lichamelijk (bv. een machine) als onlichamelijk (bv. een handelsnaam, een patent). Dit kan in eigendom of in genot worden ingebracht.
* **Nijverheid:** Arbeid of diensten leveren.
* **Vormvereiste:** De inbreng is een essentieel bestanddeel voor de oprichting.
### 3.3 Het voorwerp van de vennootschap
Het voorwerp van de vennootschap omvat de activiteiten die de vennootschap uitoefent.
* **Belang:** Het voorwerp dient duidelijk en nauwkeurig omschreven te zijn.
* **Terminologie:** In het WVV wordt consequent de term "voorwerp" gebruikt voor de activiteiten, in plaats van het vroegere "doel".
* **Onderscheid met doel:** Hoewel het voorwerp de activiteiten aanduidt, is het "doel" of de "doeleinden" de specifieke intentie waarmee de rechtspersoon wordt opgericht (bv. winstuitkering of een ideëel oogmerk).
* **Afschaffing burgerlijk/handelsrechtelijk doel:** Vanaf 1 november 2018 is het onderscheid tussen een burgerlijk en een handelsrechtelijk doel afgeschaft. Alle ondernemingen worden beschouwd als deelnemend aan het economisch verkeer en kunnen failliet gaan of een procedure van gerechtelijke reorganisatie (WCO) aanvragen.
### 3.4 Verdeling van winsten en verliezen
De winstoogmerken van een vennootschap impliceren de verdeling van winsten en verliezen.
* **Vermogensvoordeel:** Vennoten beogen een direct of indirect vermogensvoordeel. Als dit niet centraal staat, is er eerder sprake van een vereniging.
* **Statuten:** De verdeling van winsten en verliezen wordt primair geregeld in de statuten van de vennootschap.
* **Wettelijke regeling bij gebreke van statutaire bepalingen:**
* Elk aandeel recht op een gelijk aandeel in de winst, tenzij de statuten anders bepalen.
* Bij een inbreng van nijverheid wordt deze verondersteld gelijk te zijn aan de minste inbreng in geld of natura (dit geldt met name voor de maatschap).
* **Verboden bedingen:**
* **Leeuwenbeding (leonijns beding):** Het is niet toegestaan om de gehele winst aan één vennoot toe te kennen.
* **Vrijstelling van verlies:** Het is evenmin toegestaan om een vennoot volledig te vrijwaren van deelname in de verliezen.
### 3.5 Rechtspersoonlijkheid
Een vennootschap kan al dan niet rechtspersoonlijkheid bezitten, wat een cruciaal onderscheid is.
* **Wat is een rechtspersoon?** Een juridisch-technische creatie die erkend wordt als een zelfstandig subject met eigen rechten en plichten, een eigen vermogen, naam, zetel, nationaliteit, en die zelf kan optreden in rechte. Een rechtspersoon is een juridische entiteit die op zichzelf staat.
* **Onderscheid met natuurlijke persoon:** Hoewel een rechtspersoon juridisch als een 'persoon' wordt behandeld, heeft ze geen politieke of familiale rechten.
* **Gevolgen van rechtspersoonlijkheid:**
* **Afgescheiden vermogen:** Het vermogen van de vennootschap is gescheiden van dat van de vennoten.
* **Beperkte aansprakelijkheid:** De aansprakelijkheid van de vennoten is in principe beperkt tot hun inbreng. Er zijn wel uitzonderingen zoals oprichtersaansprakelijkheid en bestuurdersaansprakelijkheid.
* **Optreden in rechte:** Een rechtspersoon kan zelf contracten aangaan, rechtszaken voeren, etc.
* **Vertegenwoordiging:** Omdat een rechtspersoon geen fysieke persoon is, moet ze vertegenwoordigd worden door bestuurders of zaakvoerders.
* **Verwerving van rechtspersoonlijkheid:** Volgens artikel 2:6 WVV wordt rechtspersoonlijkheid verkregen op de dag van de neerlegging bij de griffie van:
1. Een kopie van de oprichtingsakte (onderhands of authentiek).
2. Een uittreksel uit de oprichtingsakte.
3. Een uittreksel uit de akten betreffende de benoeming en ambtsbeëindiging van de vertegenwoordigers van de vennootschap.
Het niet naleven van deze formaliteiten leidt ertoe dat de vennootschap geen rechtspersoonlijkheid verkrijgt.
#### 3.5.1 Soorten vennootschappen op basis van rechtspersoonlijkheid
Het WVV maakt een onderscheid tussen vennootschappen op basis van de mate van rechtspersoonlijkheid die zij bezitten.
* **Vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid:**
* Hebben geen afgescheiden vermogen.
* Vennoten zijn onbeperkt aansprakelijk.
* Kunnen niet zelfstandig in rechte optreden; dit moet via alle vennoten gebeuren.
* **Recente correctie:** Groeperingen met een KBO-nummer hoeven niet langer alle leden apart te dagvaarden.
* **Vennootschappen met onvolkomen rechtspersoonlijkheid (tussenvormen):**
* Beschikken over een afgescheiden vermogen.
* Vennoten zijn echter niet beperkt aansprakelijk.
* Kunnen wel zelf optreden in rechte.
* Deze categorie komt niet expliciet voor in het WVV.
* **Vennootschappen met volkomen rechtspersoonlijkheid:**
* Beschikken over een afgescheiden vermogen.
* Vennoten hebben beperkte aansprakelijkheid.
* Kunnen zelfstandig in rechte optreden.
#### 3.5.2 Soorten vennootschappen op basis van hun focus
Daarnaast kunnen vennootschappen worden ingedeeld op basis van wat centraal staat: de personen of het kapitaal.
* **Personenvennootschappen:** Hier staat de persoon van de vennoot centraal. Voorbeelden zijn de maatschap, VOF en Comm.V.
* **Kapitaalvennootschappen:** Hier staat het kapitaal centraal. Voorbeelden zijn de NV en de BV. De CV kan als een gemengde vorm worden beschouwd.
### 3.6 Controle, verbonden vennootschappen en consortium
Het WVV definieert de begrippen controle, verbonden vennootschappen en consortium om de onderlinge relaties tussen vennootschappen te structureren en te reguleren.
* **Controle:** De bevoegdheid om een doorslaggevende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van bestuurders/zaakvoerders of op de oriëntatie van het beleid.
* **Controle in rechte (onweerlegbaar vermoeden):** Gebaseerd op meerderheid van stemrechten, recht om bestuurders te benoemen/ontslaan, contractuele afspraken of statutaire bepalingen.
* **Controle in feite (weerlegbaar vermoeden):** Gebaseerd op het uitoefenen van de meerderheid van stemrechten op de voorlaatste en laatste algemene vergadering, behoudens tegenbewijs.
* **Indirecte controle:** De controle die wordt uitgeoefend via een dochtervennootschap wordt meegeteld.
* **Exclusieve controle:** Controle die een vennootschap alleen of samen met haar dochtervennootschappen uitoefent.
* **Gezamenlijke controle:** Controle uitgeoefend door een beperkt aantal vennoten die overeenkomen dat belangrijke beslissingen niet zonder hun instemming genomen kunnen worden.
* **Consortium:** Een situatie waarin vennootschappen onder centrale leiding staan, zonder dat zij dochtervennootschappen van elkaar zijn of van één en dezelfde vennootschap.
* **Onweerlegbaar vermoeden:** Gebaseerd op overeenkomsten, statutaire bepalingen of een meerderheid van dezelfde personen in de bestuursorganen.
* **Weerlegbaar vermoeden:** Gebaseerd op het bezit van de meerderheid van de stemrechten door dezelfde personen (met uitzondering van aandelen gehouden door overheden).
* **Verbonden vennootschappen:** Omvat vennootschappen waarover controle wordt uitgeoefend, die controle uitoefenen, waarmee een consortium wordt gevormd, of die onder controle staan van deze vennootschappen.
### 3.7 Grote en kleine vennootschappen
Deze indeling is van belang voor bepaalde wettelijke verplichtingen en regels, zoals de vereisten voor de jaarrekening en de audit.
### 3.8 Uiteindelijk begunstigde
De uiteindelijk begunstigde (UB) is de natuurlijke persoon of de personen die uiteindelijk eigenaar zijn van of zeggenschap hebben over een rechtspersoon. Dit concept is cruciaal voor de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering.
> **Tip:** Het WVV streeft ernaar om de vennootschapsrechtelijke regels te moderniseren, te vereenvoudigen en meer flexibiliteit te bieden, met name door de creatie van de flexibele besloten vennootschap (BV). Het begrijpen van de structuur en de bronnen is essentieel om de specifieke regels correct toe te passen.
> **Voorbeeld:** Een vennootschap die een bakkerij uitbaat (het voorwerp) en als doel heeft winst te genereren en deze winsten aan de zaakvoerders uit te keren, is een vennootschap met winstuitkeringsdoel. De inbreng van een bakker kan bestaan uit geld, de bakkerij-uitrusting (in natura) en zijn kennis en arbeid (nijverheid).
---
# Wat is een vennootschap?
Een vennootschap wordt wettelijk gedefinieerd door een rechtshandeling, een inbreng door vennoten, een specifiek doel, en het streven naar vermogensvoordelen voor de vennoten.
### 2.1 De wettelijke definitie van een vennootschap
Volgens artikel 1:1 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) wordt een vennootschap opgericht door middel van een rechtshandeling, ingesteld door één of meer personen, de vennoten genoemd, die een inbreng doen. Een vennootschap bezit een eigen vermogen en stelt zich de uitoefening van één of meer welbepaalde activiteiten tot voorwerp. Een van haar primaire doelen is het uitkeren of bezorgen van een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel aan haar vennoten.
#### 2.1.1 Eenzijdige rechtshandeling
In tegenstelling tot de vroegere Wetboeken van Koophandel, waarbij een contract het uitgangspunt was, is de oprichting van een vennootschap in het WVV primair gebaseerd op een eenzijdige rechtshandeling. Dit betekent dat één persoon een vennootschap kan oprichten.
#### 2.1.2 De inbreng
De inbreng is een fundamenteel element bij de oprichting van een vennootschap. Conform artikel 1:8 van het WVV omvat de inbreng de handeling waarbij een persoon iets ter beschikking stelt van een op te richten of reeds bestaande vennootschap, met het oogmerk om vennoot te worden of om zijn aandeel in de vennootschap te vergroten, en zo deel te nemen in de winst.
* **Vormen van inbreng:**
* **Geld:** Een financiële bijdrage.
* **Natura (lichamelijk of onlichamelijk goed):** Een bijdrage in goederen (bijvoorbeeld apparatuur, intellectueel eigendom).
* **Nijverheid:** Een bijdrage in arbeid of diensten.
* **Beschikkingsvorm van de inbreng:** De inbreng kan geschieden in eigendom (waarbij het goed volledig eigendom wordt van de vennootschap) of in genot (waarbij de vennootschap slechts het gebruiksrecht krijgt).
**Belang van de inbreng:** De inbreng is essentieel voor de oprichting van een vennootschap. Zonder inbreng kan er geen vennootschap tot stand komen.
#### 2.1.3 Het voorwerp van de vennootschap
Het voorwerp van de vennootschap omvat de duidelijk en nauwkeurig omschreven activiteiten die de vennootschap zal uitoefenen. Het WVV hanteert consequent de term "voorwerp" om de activiteiten van een rechtspersoon aan te duiden, wat een wijziging is ten opzichte van het eerdere "doel".
> **Tip:** Een nauwkeurige omschrijving van het voorwerp is van groot belang voor de rechtszekerheid en de aansprakelijkheid binnen de vennootschap.
#### 2.1.4 Doel en vermogensvoordeel
Het doel van een vennootschap is primair gericht op het genereren van een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel voor haar vennoten.
* **Winstoogmerk:** Het fundamentele oogmerk van de oprichting, met name winstuitkering aan de leden, wordt aangeduid met de term "doel" of "doeleinden".
* **Uitzonderingen:** Vennootschappen met een sociaal oogmerk, die geen winsten uitkeren, vormen een uitzondering op dit principe.
> **Belangrijke wijziging:** Vanaf 1 november 2018 is het onderscheid tussen een burgerlijk en een handelsrechtelijk doel afgeschaft. Nu wordt de algemene term "onderneming" gehanteerd, wat impliceert dat alle ondernemingen geacht worden deel te nemen aan het economisch verkeer en failliet kunnen gaan of een procedure tot gerechtelijke reorganisatie kunnen aanvragen.
#### 2.1.5 Verdeling van winsten en verliezen
De verdeling van winsten en verliezen binnen een vennootschap is een cruciaal aspect dat in de statuten geregeld dient te worden.
* **Statutaire regeling:** Indien de statuten geen specifieke regeling bevatten, treedt de wettelijke regeling in werking.
* **Wettelijke regeling:**
* Elk aandeel leidt tot een gelijk aandeel in de winst, tenzij de statuten anders bepalen.
* Bij een inbreng in nijverheid wordt verondersteld dat deze inbreng gelijk is aan de minste inbreng in geld (dit geldt specifiek voor de maatschap).
* **Verboden bedingen:** Het "leeuwenbeding" of "leonijns beding", waarbij de gehele winst aan één vennoot toekomt, is verboden. Eveneens is vrijstelling van alle verlies voor een vennoot verboden.
> **Oefening:** Zoek de specifieke bepalingen over de verdeling van winsten en verliezen op in het WVV, evenals de regels rond het "leeuwenbeding".
### 2.2 Oprichting als eenzijdige rechtshandeling
Zoals eerder vermeld, kan een vennootschap nu ook door één persoon worden opgericht, wat een significante wijziging is ten opzichte van de vroegere wetgeving. Dit biedt meer flexibiliteit voor ondernemers die alleen een zaak willen starten.
### 2.3 Vermogensvoordeel voor vennoten
Het uiteindelijke doel van een vennootschap is het creëren en verdelen van vermogensvoordelen onder haar vennoten. Dit kan rechtstreeks (bijvoorbeeld door winstuitkeringen) of onrechtstreeks (bijvoorbeeld door waardestijging van aandelen) gebeuren. Indien het directe vermogensvoordeel niet centraal staat, is er mogelijk sprake van een vereniging in plaats van een vennootschap.
> **Definitie:** Een rechtspersoon is een juridisch-technische creatie die erkend wordt als een zelfstandig subject, met een eigen vermogen, naam, zetel, nationaliteit, rechten en verplichtingen.
### 2.4 Belang van de oprichting
De oprichting van een vennootschap, in het bijzonder een met volkomen rechtspersoonlijkheid, brengt diverse voordelen met zich mee:
* **Afgescheiden vermogen:** Het vermogen van de vennootschap is gescheiden van het privévermogen van de vennoten.
* **Beperkte aansprakelijkheid:** De aansprakelijkheid van de vennoten is in principe beperkt tot hun inbreng.
* **Fiscaal potentieel:** Vennootschappen kunnen fiscaal interessanter zijn dan een eenmanszaak.
* **Vermogensplanning:** Ze faciliteren vermogensplanning.
* **Verkrijgen van vergunningen:** Een vennootschapsstructuur kan nodig zijn voor het verkrijgen van bepaalde vergunningen.
---
# Redenen voor het oprichten van een vennootschap
Dit onderdeel onderzoekt de voordelen en nadelen van verschillende ondernemingsvormen, met specifieke aandacht voor de eenmanszaak en de vennootschap, om de keuze voor een bepaalde structuur te onderbouwen.
### 3.1 De eenmanszaak als ondernemingsvorm
De eenmanszaak is de meest eenvoudige ondernemingsvorm. Hierbij is één persoon de eigenaar en draagt deze alle verantwoordelijkheid.
#### 3.1.1 Voordelen van een eenmanszaak
* **Volledige winst voor de eigenaar:** Alle winsten die de onderneming genereert, komen direct ten goede aan de eigenaar.
* **Ongebreidelde vrijheid:** De eigenaar is volledig autonoom en hoeft geen rekenschap af te leggen aan anderen (men is de 'eigen baas').
* **Flexibiliteit:** De structuur biedt veel flexibiliteit in de bedrijfsvoering.
* **Minimale formaliteiten:** De oprichting en het beheer vereisen doorgaans minimale administratieve en juridische formaliteiten.
#### 3.1.2 Nadelen van een eenmanszaak
* **Onbeperkte aansprakelijkheid:** Dit is het grootste nadeel. De eigenaar is persoonlijk aansprakelijk voor alle schulden van de onderneming. Dit betekent dat alle bezittingen, inclusief privévermogen zoals spaargeld, een woning (met uitzonderingen) en eventuele andere activa, aangesproken kunnen worden om schulden te voldoen.
* **Faillissement van de eigenaar:** Een faillissement van de onderneming betekent direct ook een faillissement van de persoon zelf.
* **Geringe continuïteit:** De continuïteit van de onderneming is sterk afhankelijk van de eigenaar. Ziekte of overlijden kan leiden tot het einde van de onderneming of bemoeilijkt de erfopvolging aanzienlijk.
* **Beperkte omvang en financiering:** Een eenmanszaak is meestal beperkt in omvang en het is niet evident om financiering van derden te verkrijgen.
* **Fiscaliteit:** De fiscale behandeling kan nadelig uitpakken, afhankelijk van de winstgevendheid.
#### 3.1.3 Geschiktheid van een eenmanszaak
Een eenmanszaak is geschikt voor bedrijven met:
* Een matige behoefte aan kapitaal.
* Zonder al te grote risico's.
* Wanneer er geen noodzaak is om beroep te doen op financiering door derden.
* Wanneer de activiteit beperkt kan worden geleid door één persoon.
* Een grote inzet van de eigenaar.
### 3.2 De vennootschap als ondernemingsvorm
Een vennootschap is een juridische entiteit die wordt opgericht door één of meer personen (vennoten) die een inbreng doen. De vennootschap heeft een eigen vermogen en stelt zich de uitoefening van welbepaalde activiteiten tot voorwerp, met als doel aan haar vennoten een vermogensvoordeel te bezorgen.
#### 3.2.1 Voordelen van een vennootschap
* **Rechtspersoonlijkheid:** Veel vennootschapsvormen hebben rechtspersoonlijkheid, wat betekent dat de vennootschap een zelfstandig juridisch subject is, gescheiden van haar vennoten.
* **Beperkte aansprakelijkheid:** Vennootschappen met rechtspersoonlijkheid bieden een afgescheiden vermogen, waardoor de aansprakelijkheid van de vennoten doorgaans beperkt is tot hun inbreng. Dit beschermt het privévermogen van de vennoten.
* **Fiscaal interessant:** Afhankelijk van de winstgevendheid en de structuur, kan een vennootschap fiscaal aantrekkelijker zijn dan een eenmanszaak.
* **Vermogensplanning:** Vennootschappen maken complexere vermogensplanning mogelijk.
* **Verkrijgen van vergunningen:** Voor bepaalde activiteiten of vergunningen kan een vennootschapsstructuur vereist of voordelig zijn.
* **Continuïteit:** De continuïteit van de onderneming is beter gewaarborgd, ook bij wijzigingen in het aandeelhouderschap, ziekte of overlijden van individuele vennoten.
#### 3.2.2 Soorten vennootschappen
Er kan een onderscheid gemaakt worden op basis van rechtspersoonlijkheid:
* **Vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid:** Deze entiteiten hebben geen afgescheiden vermogen en de vennoten zijn hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk. Ze kunnen niet zelf optreden in rechte, maar enkel door alle vennoten gezamenlijk.
* *Correctie sinds 1 november 2018:* Groeperingen zonder rechtspersoonlijkheid met een KBO-nummer hoeven niet langer alle leden apart te dagvaarden.
* **Vennootschappen met onvolkomen rechtspersoonlijkheid (tussenvormen):** Deze vormen hebben een afgescheiden vermogen, maar geen beperkte aansprakelijkheid voor de vennoten. Ze kunnen wel zelf optreden in rechte. Deze vormen zijn niet terug te vinden in het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV).
* **Vennootschappen met volkomen rechtspersoonlijkheid:** Deze vennootschappen beschikken over een afgescheiden vermogen, beperkte aansprakelijkheid voor de vennoten, en kunnen zelfstandig optreden in rechte. Dit is de meest voorkomende en beschermende vorm.
Verder kan een onderscheid gemaakt worden tussen:
* **Personenvennootschappen:** Hierbij staat de persoon van de vennoten centraal (bv. Maatschap, Vennootschap onder firma (VOF), Commanditaire vennootschap (Comm.V.)).
* **Kapitaalvennootschappen:** Hierbij staat het ingebrachte kapitaal centraal (bv. Naamloze vennootschap (NV)).
* **Gemengde vormen:** Deze combineren elementen van beide (bv. Besloten vennootschap (BV), Coöperatieve vennootschap (CV)).
#### 3.2.3 Criteria voor de keuze van een vennootschapsvorm
De keuze voor een specifieke vennootschapsvorm dient gebaseerd te worden op de realiteit van het bedrijf, het nagestreefde doel en de specifieke omstandigheden.
> **Tip:** Het is essentieel om de statuten van de vennootschap te raadplegen om de exacte bepalingen inzake winst- en verliesverdeling en aansprakelijkheid te kennen.
### 3.3 Het belang van de inbreng
De inbreng is een fundamenteel element voor de oprichting van een vennootschap. Het is de handeling waarbij een persoon iets ter beschikking stelt van de vennootschap met het oogmerk vennoot te worden of zijn aandeel te vergroten. Inbrengen kunnen bestaan uit:
* **Geld:** Een financiële bijdrage.
* **Natura:** Lichamelijke of onlichamelijke goederen (bv. roerende goederen, onroerende goederen, intellectuele eigendom). Dit kan in eigendom of in genot.
* **Nijverheid:** Het ter beschikking stellen van arbeid, kennis of diensten.
De inbreng is essentieel en vormt de basis voor de deelname aan de winst van de vennootschap. Bij een inbreng van nijverheid geldt vaak de veronderstelling dat deze gelijkwaardig is aan de minste inbreng in geld of natura, tenzij anders bepaald.
### 3.4 Voorwerp en doel van de vennootschap
* **Voorwerp:** Dit omvat de specifiek en nauwkeurig omschreven activiteiten die de vennootschap zal uitoefenen. Sinds de invoering van het nieuwe WVV wordt de term "voorwerp" consistent gebruikt voor de activiteiten die een rechtspersoon uitvoert. Het onderscheid tussen burgerlijke en handelsrechtelijke doelen is afgeschaft, en de algemene term "onderneming" wordt gehanteerd. Dit betekent dat alle ondernemingen geacht worden deel te nemen aan het economisch verkeer en failliet kunnen gaan of een procedure voor collectieve schuldenregeling kunnen aanvragen.
* **Doel:** Dit verwijst naar het oogmerk waarmee de rechtspersoon is opgericht, met name winstuitkering voor haar leden of een ideëel oogmerk. Een van de kerndoelen van een vennootschap is het voorzien in een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel voor de vennoten. Vennootschappen met een sociaal oogmerk keren daarentegen geen winsten uit.
### 3.5 Verdeling van winsten en verliezen
De verdeling van winsten en verliezen gebeurt conform de bepalingen in de statuten van de vennootschap. Indien de statuten hierover geen regeling bevatten, geldt de wettelijke regeling die stelt dat elk aandeel recht geeft op een gelijk deel in de winst.
> **Belangrijk:**
> * Een "leeuwenbeding" (waarbij één vennoot de volledige winst ontvangt) of een vrijstelling van alle verlies voor een vennoot is wettelijk niet toegestaan.
> * De regelgeving inzake de verdeling van winsten en verliezen is complex en afhankelijk van de vennootschapsvorm. Raadpleeg steeds het WVV voor specifieke details.
### 3.6 Rechtspersoonlijkheid
Een rechtspersoon is een juridisch-technische creatie die erkend wordt als een zelfstandig subject, juridisch bestaande op zichzelf zoals een "persoon". Een rechtspersoon heeft een eigen vermogen, naam, zetel (verblijfplaats), nationaliteit, boekhouding, en eigen rechten en verplichtingen. Bij de oprichting van een vennootschap met rechtspersoonlijkheid wordt er een nieuwe juridische entiteit gecreëerd met een eigen vermogen. De aansprakelijkheid van de vennoten is normaliter beperkt tot hun inbreng, hoewel er wettelijke uitzonderingen bestaan zoals oprichters- en bestuurdersaansprakelijkheid.
Een rechtspersoon moet naar buiten toe vertegenwoordigd worden door bestuurders (of zaakvoerders in het geval van een maatschap) die in haar naam en voor haar rekening handelen, bijvoorbeeld bij het tekenen van contracten of het voeren van rechtszaken.
Een vennootschap verkrijgt rechtspersoonlijkheid op de dag van de neerlegging van de oprichtingsakte en de bijbehorende documenten (zoals de akte betreffende de benoeming van bestuurders) bij de griffie van de bevoegde ondernemingsrechtbank. Indien deze formaliteiten niet worden vervuld, verkrijgt de vennootschap geen rechtspersoonlijkheid.
### 3.7 Controle en verbonden vennootschappen
Het WVV definieert "controle" als de bevoegdheid om een beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van bestuurders of zaakvoerders, of op de oriëntatie van het beleid van een vennootschap. Controle kan worden uitgeoefend "in rechte" (onweerlegbaar vermoed op basis van stemrechtbezit, benoemingsrechten, statutaire bepalingen of overeenkomsten) of "in feite" (weerlegbaar vermoed op basis van het uitoefenen van stemrechten op algemene vergaderingen).
Vennootschappen kunnen bovendien "verbonden" zijn. Dit omvat de situatie waarbij vennootschappen onder centrale leiding staan, hetzij via overeenkomsten, statutaire bepalingen, of doordat hun bestuursorganen grotendeels uit dezelfde personen bestaan. Er zijn zowel onweerlegbare als weerlegbare vermoedens voor het bestaan van een consortium of centrale leiding.
---
# Soorten vennootschappen en rechtspersoonlijkheid
Dit onderwerp categoriseert de verschillende soorten vennootschappen op basis van hun rechtspersoonlijkheid en verklaart het concept van een rechtspersoon.
## 4.1 Inleiding tot vennootschappen
Een vennootschap wordt opgericht bij een rechtshandeling door één of meer personen, vennoten genaamd, die een inbreng doen. Zij heeft een vermogen, stelt de uitoefening van één of meer welbepaalde activiteiten tot voorwerp en beoogt aan haar vennoten een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel uit te keren of te bezorgen.
### 4.1.1 Kenmerken van een vennootschap
* **Oprichting:** Kan eenzijdig zijn (conform het WVV, wijziging t.o.v. het oude W.Venn. waar een contract het uitgangspunt was).
* **Inbreng:** Essentieel voor de oprichting. Het is de handeling waarbij iets ter beschikking wordt gesteld van de vennootschap met het oogmerk om deel te nemen in de winst. Inbrengen kunnen bestaan uit geld, goederen (lichamelijk of onlichamelijk) of nijverheid. De inbreng in geld of natura kan in eigendom of in genot gebeuren.
* **Voorwerp:** De duidelijk en nauwkeurig omschreven activiteiten van de vennootschap. Sinds de invoering van het WVV wordt dit consistent aangeduid met de term "voorwerp" in plaats van "doel". De afschaffing van het onderscheid tussen burgerlijk en handelsrechtelijk doel per 1 november 2018 betekent dat alle ondernemingen geacht worden aan economisch verkeer deel te nemen en failliet kunnen gaan of een WCO kunnen aanvragen.
* **Doel:** Het oogmerk waarmee de rechtspersoon is opgericht, met name winstuitkering voor zijn leden dan wel een ideëel oogmerk.
* **Verdeling van winsten/verliezen:**
* Een winstoogmerk is aanwezig, waarbij een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel aan de vennoten kan worden uitgekeerd. Indien dit voordeel niet centraal staat, spreekt men eerder van een vereniging.
* De verdeling van winsten gebeurt volgens de bepalingen in de statuten. Bij gebreke daaraan geldt de wettelijke regeling waarbij elk aandeel recht geeft op een gelijk aandeel in de winst, tenzij anders bepaald.
* Bij een inbreng in nijverheid geldt de veronderstelling dat deze gelijk is aan de minste inbreng (bij een maatschap).
* Het is niet toegestaan de gehele winst aan één vennoot toe te kennen (een "leeuwenbeding" of "leonijns beding" is verboden), noch een volledige vrijstelling in alle verlies.
## 4.2 Soorten vennootschappen op basis van rechtspersoonlijkheid
Vennootschappen kunnen worden ingedeeld op basis van de mate waarin zij rechtspersoonlijkheid bezitten:
### 4.2.1 Vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid
Deze vennootschappen bezitten geen afgescheiden vermogen en bieden geen beperkte aansprakelijkheid. Ze kunnen niet zelf optreden in rechte; dit moet gebeuren door alle vennoten samen.
* **Recente correctie (sinds 1 november 2018):** Een groepering zonder rechtspersoonlijkheid kan, mits zij beschikt over een KBO-nummer, toch zelf opgetreden worden, waardoor niet alle leden apart gedagvaard worden.
### 4.2.2 Vennootschappen met onvolkomen rechtspersoonlijkheid
Deze vennootschappen worden beschouwd als tussenvormen. Ze beschikken over een afgescheiden vermogen, maar bieden geen beperkte aansprakelijkheid. Wel kunnen ze zelfstandig optreden in rechte. Deze vorm is niet terug te vinden in het WVV.
### 4.2.3 Vennootschappen met volkomen rechtspersoonlijkheid
Deze vennootschappen bezitten een afgescheiden vermogen, bieden beperkte aansprakelijkheid en kunnen zelfstandig optreden in rechte.
## 4.3 Het concept van een rechtspersoon
Een rechtspersoon is een juridisch-technische creatie die erkend wordt als een zelfstandig subject. Juridisch gezien bestaat een rechtspersoon op zichzelf, net zoals een natuurlijk persoon.
* **Kenmerken van een rechtspersoon:**
* Eigen vermogen
* Eigen naam
* Eigen verblijfplaats (zetel)
* Eigen nationaliteit
* Eigen boekhouding
* Eigen rechten en verplichtingen (met uitzondering van politieke en familiale rechten).
Bij de oprichting van een vennootschap met rechtspersoonlijkheid wordt een nieuwe juridische entiteit gecreëerd met een eigen vermogen. Hierdoor is het risico voor de vennoten normaal gesproken beperkt tot hun eigen inbreng, hoewel er wettelijke uitzonderingen bestaan (zoals oprichtersaansprakelijkheid en bestuurdersaansprakelijkheid).
### 4.3.1 Vertegenwoordiging van een rechtspersoon
Aangezien een rechtspersoon geen natuurlijk persoon is, dient zij naar buiten toe vertegenwoordigd te worden. Dit gebeurt door natuurlijke personen die in naam en voor rekening van de rechtspersoon handelen. In het WVV wordt hiervoor de algemene term "bestuurder" gebruikt, met uitzondering van de maatschap waar het begrip "zaakvoerder" nog van toepassing is. Voorbeelden hiervan zijn het tekenen van contracten of het voeren van rechtszaken.
### 4.3.2 Verkrijgen van rechtspersoonlijkheid
Een vennootschap verkrijgt volkomen of onvolkomen rechtspersoonlijkheid vanaf de dag van de neerlegging van de volgende documenten bij de griffie:
1. Een kopie van de (onderhandse of authentieke) oprichtingsakte.
2. Een uittreksel uit de oprichtingsakte.
3. Een uittreksel uit de akten betreffende de benoeming en ambtsbeëindiging van de personen die gemachtigd zijn de vennootschap te besturen en te vertegenwoordigen.
Indien deze formaliteiten niet worden vervuld, wordt de vennootschap geen rechtspersoonlijkheid verleend.
## 4.4 Verdere indeling van vennootschappen
Vennootschappen kunnen verder worden onderverdeeld in:
### 4.4.1 Personenvennootschappen
Hier staat de persoon van de vennoot centraal. Voorbeelden hiervan zijn de maatschap, de vennootschap onder firma (VOF) en de commanditaire vennootschap (Comm.V.).
### 4.4.2 Kapitaalvennootschappen
Bij deze vennootschappen staat het ingebrachte kapitaal centraal. Voorbeelden zijn de naamloze vennootschap (NV).
### 4.4.3 Gemengde vormen
Bepaalde vennootschapsvormen combineren elementen van personen- en kapitaalvennootschappen. Voorbeelden hiervan zijn de besloten vennootschap (BV) en de coöperatieve vennootschap (CV).
---
# Controlebevoegdheid en verbonden vennootschappen
Dit gedeelte analyseert het concept van controle binnen vennootschappen, inclusief de juridische en feitelijke criteria, en definieert de relatie tussen verbonden vennootschappen, consortia en het belang van de uiteindelijke begunstigde.
### 5.1 Controlebevoegdheid
Controle binnen de context van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) wordt gedefinieerd als de bevoegdheid, in rechte of in feite, om een beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders, of op de oriëntatie van het beleid van een vennootschap.
#### 5.1.1 Controle in rechte
Controle in rechte wordt, onweerlegbaar vermoed, gevestigd in de volgende situaties:
1. Wanneer de controle voortvloeit uit het bezit van de meerderheid van de stemrechten verbonden aan het totaal van de aandelen van de betreffende vennootschap.
2. Wanneer een vennoot het recht heeft om de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders te benoemen of te ontslaan.
3. Wanneer een vennoot krachtens de statuten van de vennootschap of krachtens met die vennootschap gesloten overeenkomsten over de controlebevoegdheid beschikt.
4. Wanneer, op grond van een overeenkomst met andere vennoten, een vennoot beschikt over de meerderheid van de stemrechten verbonden aan het totaal van de aandelen van die vennootschap.
5. In geval van gezamenlijke controle.
#### 5.1.2 Controle in feite
Controle in feite wordt aangenomen op basis van factoren die niet strikt juridisch zijn vastgelegd, maar wel een doorslaggevende invloed op het beleid impliceren. Er geldt hier een weerlegbaar vermoeden: een vennoot wordt vermoed controle in feite te hebben wanneer hij op de voorlaatste en laatste algemene vergadering stemrechten heeft uitgeoefend die de meerderheid vertegenwoordigen van de op die vergaderingen vertegenwoordigde effecten.
#### 5.1.3 Beheer van controlebevoegdheid
* **Moedervennootschap en dochtervennootschap:** De controlebevoegdheid van een moedervennootschap wordt geacht te worden uitgeoefend op haar dochtervennootschappen.
* **Onrechtstreekse controle:** De onrechtstreekse controle via een dochtervennootschap wordt bij de rechtstreekse bevoegdheid opgeteld.
* **Tussenpersonen:** De bevoegdheid van een persoon die optreedt als tussenpersoon voor een ander, wordt geacht exclusief in het bezit te zijn van die andere persoon. Schorsing of beperking van stemrechten is irrelevant voor de toepassing van deze regels.
* **Correctie op stemrechten:** Voor de toepassing van de bepalingen betreffende controlebevoegdheid (artikel 1:14, § 2, 1° en 4° WVV) worden de stemrechten verbonden aan de effecten van een dochtervennootschap verminderd met de stemrechten die deze dochtervennootschap zelf of haar eigen dochtervennootschap aanhoudt. Deze regel geldt ook voor de effecten die op de laatste twee algemene vergaderingen zijn vertegenwoordigd.
#### 5.1.4 Specifieke vormen van controle
* **Exclusieve controle:** Dit betreft controle die een vennootschap alleen of samen met een of meer van haar dochtervennootschappen uitoefent.
* **Gezamenlijke controle:** Dit is de controle die een beperkt aantal vennoten gezamenlijk uitoefenen, wanneer zij zijn overeengekomen dat belangrijke beleidsbeslissingen enkel met hun gemeenschappelijke instemming kunnen worden genomen.
* **Gemeenschappelijke dochtervennootschap:** Dit is de vennootschap waarop een gezamenlijke controle bestaat.
### 5.2 Consortium
Een consortium wordt gedefinieerd als een situatie waarin een vennootschap en één of meer andere vennootschappen (naar Belgisch of buitenlands recht), die geen dochtervennootschappen van elkaar zijn en ook geen dochtervennootschappen van dezelfde moedervennootschap, onder centrale leiding staan.
#### 5.2.1 Vermoedens van centrale leiding
* **Onweerlegbaar vermoeden:** De centrale leiding van vennootschappen binnen een consortium wordt onweerlegbaar vermoed indien deze leiding voortvloeit uit tussen deze vennootschappen gesloten overeenkomsten of uit statutaire bepalingen, of wanneer hun bestuursorganen voor het merendeel uit dezelfde personen bestaan.
* **Weerlegbaar vermoeden:** Er is sprake van een weerlegbaar vermoeden van centrale leiding wanneer de meerderheid van de stemrechten verbonden aan de effecten van deze vennootschappen worden gehouden door dezelfde personen. Een uitzondering hierop betreft aandelen gehouden door overheden.
### 5.3 Verbonden vennootschappen
Verbonden vennootschappen omvatten, vanuit het perspectief van een specifieke vennootschap, de volgende categorieën:
a) De vennootschappen waarover zij een controlebevoegdheid uitoefent.
b) De vennootschappen die een controlebevoegdheid over haar uitoefenen.
c) De vennootschappen waarmee zij een consortium vormt.
d) De andere vennootschappen die, naar het oordeel van haar bestuursorgaan, onder de controle staan van de vennootschappen bedoeld onder a), b) en c).
### 5.4 Grote en kleine vennootschappen
De kwalificatie van een vennootschap als 'groot' of 'klein' is van belang voor de toepassing van bepaalde wettelijke bepalingen. De criteria hiervoor moeten worden opgezocht in het WVV en kunnen betrekking hebben op financiële drempels of het aantal werknemers.
### 5.5 Uiteindelijke begunstigde
De 'uiteindelijke begunstigde' (UB) verwijst naar de natuurlijke persoon of personen die, direct of indirect, de uiteindelijke controle uitoefenen over een juridische entiteit, of die op andere wijze de uiteindelijke economische voordelen genieten. De rol van de UB is relevant in het kader van transparantie en de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. De wetgeving vereist dat vennootschappen informatie over hun uiteindelijke begunstigden registreren en openbaar maken.
> **Tip:** Het concept van 'controle' is cruciaal voor het bepalen van groepsstructuren, consolidatieverplichtingen en de toepassing van specifieke regelgeving. Het onderscheid tussen controle in rechte en controle in feite is hierbij essentieel.
> **Voorbeeld:** Een holdingvennootschap die meer dan 50% van de stemrechten in een dochtervennootschap bezit, oefent onweerlegbaar controle in rechte uit over die dochtervennootschap.
> **Voorbeeld:** Twee vennootschappen, die geen directe of indirecte band met elkaar hebben, kunnen toch deel uitmaken van een consortium indien zij onder een gemeenschappelijke centrale leiding opereren, bijvoorbeeld door een overeenkomst tussen de moedermaatschappijen.
> **Voorbeeld:** Een familiale stichting die de meerderheid van de aandelen van een vennootschap aanhoudt, maar de beslissingen laat nemen door de oprichter, kan de oprichter aanduiden als de uiteindelijke begunstigde.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Wetboek Vennootschappen en Verenigingen (WVV) | Een Belgische wet die de regels voor vennootschappen en verenigingen vastlegt, inclusief de oprichting, het beheer, de ontbinding en de rechtspersoonlijkheid. |
| Vennootschap | Een juridische entiteit die wordt opgericht door één of meer personen (vennoten) die een inbreng doen. Zij heeft een eigen vermogen en stelt zich de uitoefening van welbepaalde activiteiten tot doel, met als oogmerk het keren van vermogensvoordeel aan haar vennoten. |
| Inbreng | De handeling waarbij een persoon iets ter beschikking stelt van een vennootschap, met het doel vennoot te worden of zijn aandeel te vergroten en deel te nemen aan de winst. Dit kan bestaan uit geld, goederen of nijverheid. |
| Voorwerp vennootschap | De omschreven activiteiten die een vennootschap uitoefent. In het WVV wordt dit consistent aangeduid met de term 'voorwerp', in plaats van 'doel', om de specifieke economische activiteiten te benadrukken. |
| Vermogensvoordeel | Het directe of indirecte economische voordeel dat vennoten ontvangen uit de activiteiten van de vennootschap, wat een van de hoofddoelen van een vennootschap is. |
| Eenmanszaak | De meest eenvoudige ondernemingsvorm waarbij één persoon eigenaar is en alle verantwoordelijkheid draagt. Deze vorm kent zowel voordelen, zoals volledige winst voor de eigenaar, als nadelen, zoals onbeperkte aansprakelijkheid. |
| Rechtspersoonlijkheid | Het juridische vermogen van een entiteit om zelfstandig rechten en plichten te hebben, eigen vermogen te bezitten, in rechte op te treden en deel te nemen aan het rechtsverkeer, los van de personen die eraan verbonden zijn. |
| Zonder rechtspersoonlijkheid | Een type vennootschap dat geen afgescheiden vermogen heeft en geen beperkte aansprakelijkheid biedt aan de vennoten. Ze kunnen niet zelfstandig in rechte optreden. |
| Onvolkomen rechtspersoonlijkheid | Een 'tussenvorm' van rechtspersoonlijkheid waarbij er wel een afgescheiden vermogen is, maar de aansprakelijkheid van de vennoten niet volledig beperkt is. Deze vorm komt niet expliciet voor in het WVV. |
| Volkomen rechtspersoonlijkheid | De meest gangbare vorm van rechtspersoonlijkheid, waarbij de vennootschap een afgescheiden vermogen heeft en de aansprakelijkheid van de vennoten beperkt is tot hun inbreng. De vennootschap kan zelfstandig in rechte optreden. |
| Controlebevoegdheid | De bevoegdheid, in rechte of feitelijk, om een doorslaggevende invloed uit te oefenen op de aanstelling van bestuurders of zaakvoerders, of op de oriëntatie van het beleid van een vennootschap. |
| Consortium | Een situatie waarbij meerdere vennootschappen, die geen dochterondernemingen van elkaar zijn, onder centrale leiding staan, hetzij via overeenkomsten, hetzij doordat hun bestuursorganen grotendeels uit dezelfde personen bestaan. |
| Verbonden vennootschappen | Vennootschappen die in een bepaalde relatie tot elkaar staan, zoals wanneer de ene vennootschap een controlebevoegdheid uitoefent over de andere, of wanneer zij een consortium vormen. |
| Uiteindelijke begunstigde (UB) | De natuurlijke persoon of personen die uiteindelijk eigenaar zijn van of controle hebben over een vennootschap, direct of indirect. |
Cover
Intro and Chapter 1 Corporate Governance.pdf
Summary
# The historical evolution of corporate governance
This topic traces the emergence and development of corporate governance from its initial conceptualization in the United States in the 1970s to its global expansion and the evolving priorities between shareholder and stakeholder interests [6](#page=6).
### 1.1 Corporate governance comes on the agenda
While the potential for conflicts between investors and managers has existed since the advent of chartered companies in the 16th and 17th centuries, as noted by Adam Smith, the term "corporate governance" gained prominence in the United States in the 1970s. The post-World War II economic boom in the U.S. meant corporate governance was not a high priority, with shareholders largely indifferent to company operations beyond dividends and stock prices, and boards generally supportive of management [6](#page=6) [7](#page=7).
However, the 1970s brought challenges. Sprawling corporate empires became difficult to manage, highlighted by the 1970 collapse of Penn Central. Revelations of widespread corporate bribery and misconduct also emerged, prompting the Securities and Exchange Commission (SEC) to place corporate governance on the official agenda. The SEC initiated proceedings against directors and required companies involved in bribery scandals to establish board-level audit committees and appoint independent directors. The New York Stock Exchange (NYSE) was also pushed to mandate independent audit committees [7](#page=7).
The legal community also engaged with corporate governance. In 1976, Ralph Nader, Mark Green, and Joel Seligman published "Taming the Giant Corporation," offering an early theorization of corporate governance and advocating for broad director oversight responsibilities and community voting rights on health-hazardous corporate activities. The American Law Institute (ALI) also committed to addressing corporate governance in 1978, organizing a conference in 1980 that garnered support from the business community, who saw the ALI as a means to manage corporate challenges in a desirable way [7](#page=7).
### 1.2 Corporate governance reform: a 1980s counter-reaction
The political climate of the 1970s, marked by economic instability and scandals, paved the way for a political shift to the right in the 1980s, exemplified by Ronald Reagan's presidency. This shift influenced the debate surrounding corporate governance reform [8](#page=8).
Even before Reagan's election, momentum for 1970s-style reforms began to wane. A 1980 SEC staff report did not recommend legal reform for board structure. Proposed bills in Congress in 1980 aimed at increasing the role of independent directors for more democratic and accountable corporations failed to pass [8](#page=8).
The 1980 election further curtailed these reform efforts. A more conservative Congress was unlikely to legislate changes to corporate governance arrangements. The SEC, under new leadership prioritizing capital formation over corporate governance, also became less vigorous in its pursuit of reforms. Debates in the early 1980s largely focused on the ALI's corporate governance project, with a de-regulatory impulse evident [8](#page=8).
The business community heavily criticized the ALI's 1982 draft principles, a stark contrast to their earlier conciliatory stance. Groups like the NYSE and the Business Roundtable lobbied against the ALI's proposals, fearing expanded director liability and the imposition of rigid structures on diverse corporate practices [8](#page=8).
Academics using a market-oriented "law and economics" perspective provided intellectual support for these criticisms. They rejected the pro-regulation orthodoxy stemming from Adolf Berle and Gardiner Means' 1932 work, which posited a separation of ownership and control requiring regulation to protect shareholders from powerful executives. Instead, "contractarian" theorists like Michael Jensen and William Meckling, using agency cost theory, argued that market forces and contractual relationships naturally limited managerial discretion and aligned interests, suggesting minimal state intervention was necessary. Critics like Frank Easterbrook and Daniel Fischel argued against regulating board structure, emphasizing market dynamics [8](#page=8) [9](#page=9).
The ALI eventually made concessions, recasting many mandatory board structure stipulations as recommendations. The final "Principles of Corporate Governance: Analysis and Recommendations" (approved 1992, published 1994) closely resembled existing law, mollifying critics. However, by this time, the ALI's debates had largely faded from public view [9](#page=9).
### 1.3 Institutional shareholders "find" corporate governance
The assumption that shareholders would remain passive and unlikely to exercise their rights, a key tenet for pro-regulatory arguments derived from Berle and Means, began to be challenged. While shareholder passivity was widely assumed, the growing ownership stakes of institutional investors (entities investing on behalf of clients) in U.S. public companies during the 1980s created a new dynamic. Institutional holdings increased significantly, making it harder for them to simply sell their shares when a company performed poorly [10](#page=10) [9](#page=9).
This led institutional investors to develop a corporate governance agenda, initially driven by the threat of hostile takeovers. Executives sought to counter takeover threats with measures like "greenmail" and "poison pills". Institutional investors, concerned about losing the option to sell at a premium, pushed back against these anti-takeover tactics [10](#page=10).
Despite initial setbacks, the takeover wave profoundly impacted shareholder influence. A shareholder-oriented infrastructure emerged, with the Council of Institutional Investors founded in 1985. More significantly, managerial priorities shifted towards shareholder interests. The "corporate responsibility" ethos of the 1970s, which considered multiple constituencies, began to be replaced by a focus on shareholder value. Companies emphasized share prices to ward off unwelcome bids [10](#page=10).
By the 1990s, institutional investors expanded their agenda beyond takeovers. They advocated for removing underperforming CEOs and successfully lobbied the SEC to reduce disclosure requirements for proxy solicitations. They also pushed for executive pay reform, moving from "pay-for-size" to "pay-for-performance" through equity-based compensation like stock options. While this activism did not fundamentally reshape U.S. corporate governance, the shift in executive compensation solidified the prioritization of shareholder interests [11](#page=11).
> **Tip:** The shift from "pay-for-size" to "pay-for-performance" in executive compensation during the 1990s was a crucial mechanism for reinforcing the shareholder value mentality in U.S. boardrooms [11](#page=11).
### 1.4 And economists too
Economists were relatively latecomers to the systematic analysis of corporate governance, despite foundational work like Jensen and Meckling's 1976 "Theory of the Firm" which discussed agency costs and Fama's 1980 article on agency problems. These early works, while influential, did not explicitly use the term "corporate governance" and implicitly suggested that market forces adequately addressed governance issues, thereby critiquing the pro-regulatory stance of the ALI project [12](#page=12).
A significant shift occurred in the early 1990s, signaled by Michael Jensen's 1993 presidential address to the American Finance Association. Jensen lamented the decline of hostile takeovers as a mechanism for corporate change and highlighted the importance of governance arrangements in driving organizational efficiency. He argued that product and factor markets were too slow to control corporate behavior, necessitating effective internal control systems, which he found lacking in publicly traded companies due to "ineffective governance". He identified improving internal control systems as a major challenge for economists and management scholars in the 1990s [12](#page=12).
The term "governance" began appearing in economists' lexicon in the late 1980s. This coincided with the increasing shareholder orientation of corporate governance discussions, linking the phrase "corporate governance" to the creation and preservation of shareholder value. This resonated with economists who often equated corporate governance with mechanisms ensuring satisfactory risk-adjusted returns for investors [13](#page=13).
### 1.5 Corporate governance goes international
Initially, corporate governance analysis was almost exclusively focused on American corporations, with the U.S. "managerial" corporation seen as the apex of organizational evolution. However, a U.S. recession in the early 1990s and the perceived competitive threat from German and Japanese companies led to a broader examination of governance systems. This sparked a growing sense of competition between different governance models, with the U.S. often appearing less effective. A key theme was that U.S. executives' short-term focus on quarterly earnings, driven by takeover threats, contrasted with the long-term investment approach of their German and Japanese counterparts [13](#page=13).
Britain took a leading role in developing corporate governance codes. The 1991 Committee on the Financial Aspects of Corporate Governance, chaired by Sir Adrian Cadbury, released its report in 1992. Amidst corporate collapses and concerns about Britain's competitiveness, the Cadbury Code of Best Practice recommended disclosures for non-compliance, leading listed companies to avoid deviating from the code. The Cadbury Code is considered the first "serious" corporate governance code [14](#page=14).
The momentum continued in the UK with reports on executive pay by Sir Richard Greenbury and a review by Sir Ronald Hampel which led to the Combined Code. The 1992 Cadbury Report also gained international recognition, influencing the OECD's principles in 1999 and sparking a global movement of corporate governance codes [14](#page=14) .
The internationalization of corporate governance extended beyond the UK, fueled by a U.S. economic resurgence in the mid-1990s, which positioned the U.S. model as one to emulate. Continental Europe and Japan also began adopting corporate governance principles, driven by capital market liberalization and pressure from institutional investors seeking diversification. American pension funds actively campaigned for better governance in Europe, seeking allies among local funds [14](#page=14) [15](#page=15).
Empirical research highlighting the link between strong legal protection for minority shareholders and economic development reinforced this trend. International organizations like the IMF, World Bank, and OECD also promoted stronger regulations protecting outside investors [15](#page=15).
### 1.6 Corporate priorities
A central debate in corporate governance revolves around whether companies prioritize shareholders ("shareholder primacy" or "shareholder centrality") or balance the interests of all key corporate participants. The takeover activity of the 1980s strongly reoriented U.S. managerial priorities towards shareholders. The internationalization of corporate governance in the 1990s also carried a strong shareholder orientation, aiming to enhance managerial accountability and investor returns. Henry Hansmann and Reinier Kraakman predicted in 2001 that the shareholder-centered ideology would prevail globally [16](#page=16).
However, this prediction was challenged by early 2000s U.S. stock market downturns and corporate scandals (Enron, WorldCom), which discredited the shareholder-oriented model internationally. The 2008 financial crisis further damaged confidence in shareholder-centric governance, leading to a broader definition of corporate governance encompassing relationships between management, the board, shareholders, and other stakeholders, such as employees [16](#page=16).
Stakeholder-oriented analysis continued to gain momentum. In the UK, the Financial Reporting Council revised the Corporate Governance Code in 2018 to include provisions for employee representation. In the U.S., the Business Roundtable's 2019 statement emphasized a commitment to all stakeholders, shifting focus away from sole shareholder primacy. The COVID-19 pandemic further accelerated pro-stakeholder trends, highlighting issues like climate change and racism. While a fundamental reorientation of corporate purpose remains debatable, stakeholders have become an integral part of the governance discussion globally and in the U.S. [16](#page=16).
---
# Corporate governance reform and resistance
Corporate governance reform efforts in the 1970s faced a significant backlash from the business community in the 1980s, fueled by a shift in political ideology and the rise of contractarian legal theories.
## 2. Corporate governance reform and resistance
The 1970s marked a period when corporate governance moved onto the official agenda in the United States, largely in response to corporate failures and misconduct. However, the subsequent decade saw a strong counter-reaction from the business community, bolstered by new economic and legal theories that challenged the need for regulatory reform.
### 2.1 The emergence of corporate governance as an issue
Following the post-World War II economic boom, corporate governance was not a prominent concern as American corporations prospered and individual investors were largely passive. The 1970s brought challenges, including the collapse of conglomerates like Penn Central, highlighting the issue of passive boards. Revelations of widespread bribery and misconduct by public corporations further raised concerns about corporate accountability [7](#page=7).
The Securities and Exchange Commission (SEC) took an active role, initiating proceedings against directors and requiring companies to establish board-level audit committees with independent directors. The SEC also held hearings on corporate governance and shareholder democracy [7](#page=7).
Interest in corporate governance extended beyond regulatory bodies. Publications like Ralph Nader, Mark Green, and Joel Seligman's *Taming the Giant Corporation* offered early theorizations of corporate governance and advocated for increased director oversight responsibilities. The American Law Institute (ALI) also committed to addressing corporate governance, organizing a conference in 1980 that was co-sponsored by the American Bar Association and the NYSE. Initially, the business community saw the ALI project as a potential avenue for a measured response to the corporate challenges of the 1970s [7](#page=7).
### 2.2 The 1980s counter-reaction to reform
The political landscape shifted significantly in the 1980s with the election of Ronald Reagan in 1980, ushering in a more conservative era that impacted the debate on corporate governance. Efforts towards corporate governance reform began to wane even before Reagan's victory. A 1980 SEC staff report did not recommend legal reforms regarding board structure. Proposed congressional bills in 1980 aimed at mandating a greater role for independent directors failed to be enacted [8](#page=8).
The 1980 election further diminished the prospects for major federal governance reform, as a more conservative Congress was unlikely to pass such legislation. The SEC also appeared less focused on governance reform, with its new chair, John Shad, prioritizing capital formation over corporate governance [8](#page=8).
The focus of corporate governance debates in the early 1980s largely centered on the ALI's corporate governance project, with a prevailing de-regulatory impulse. When the ALI reporters issued a draft of principles in 1982, the business community launched a strong criticism, a stark contrast to their more conciliatory stance at the 1980 conference. Groups like the NYSE and the Business Roundtable lobbied against the ALI proceeding with the draft principles [8](#page=8).
Several factors contributed to this strong counter-reaction:
* **Diminished threat of federal reform:** With the perceived threat of federal governance reform receding, business leaders felt empowered to oppose regulatory reform outright [8](#page=8).
* **Fear of legal doctrine:** Executives worried that policy missteps in the draft could become formal legal doctrine, potentially increasing director liability risks [8](#page=8).
* **Opposition to prescriptive governance:** Critics argued it was misguided to dictate board composition and structure, as beneficial governance innovations were occurring voluntarily, and diverse corporate structures were appropriate [8](#page=8).
### 2.3 The rise of contractarian legal theories
Academics employing a "law and economics" perspective provided significant intellectual support for the business community's criticism of the ALI draft. These scholars rejected the prevailing pro-regulation orthodoxy, which was influenced by Adolf Berle and Gardiner Means' 1932 work, *The Modern Corporation and Private Property*. Berle and Means had argued that the separation of ownership from control in large public companies necessitated regulation to protect shareholders from managerial self-interest [8](#page=8).
In contrast, corporate law academics embracing economic analysis advocated for a "contractarian" theory of the corporation. This perspective used economic analysis as its starting point and contested the idea that executives systematically short-changed shareholders. Michael Jensen and William Meckling's influential 1976 article on agency cost theory characterized the corporation as "a nexus for contracting relationships" and provided an account of market-oriented limitations on managerial discretion [9](#page=9).
Contractarian scholars, such as Frank Easterbrook and Daniel Fischel from the University of Chicago, argued that market dynamics fundamentally and beneficially defined relationships between managers, shareholders, and other stakeholders, thus counseling against substantial state intervention. They criticized the ALI's proposals for regulating board structure [9](#page=9).
The ALI project eventually made concessions to its critics, with most mandatory stipulations on board structure being recast as recommendations. The final published principles closely resembled existing law, which mollified many critics. However, by 1989, some academics felt the debate had bogged down in trivialities [9](#page=9).
### 2.4 Shareholder passivity and the "Deal Decade"
The notion that regulation was necessary stemmed from the assumption that shareholders were unlikely to take corrective action and deploy their legal rights. This assumption of shareholder passivity was widely held, even by proponents of shareholder democracy. Law and economics scholars agreed on shareholder passivity but argued that market mechanisms sufficiently aligned managerial and shareholder interests, mitigating the risks of such passivity [9](#page=9).
This perspective was particularly relevant during the 1980s, known as "the Deal Decade" due to a substantial merger wave. Bidders for corporate control often employed aggressive strategies that, while potentially benefiting shareholders, also generated significant wealth for certain intermediaries [9](#page=9).
---
# The role of institutional shareholders
Institutional shareholders became increasingly prominent in corporate governance during the 1980s, significantly influencing takeovers, executive compensation, and the overall shift towards shareholder value prioritization.
### 3.1 The rise of institutional shareholders and their growing influence
The initial assumption, stemming from Berle and Means' work, was that shareholders were passive and unlikely to actively protect their interests, necessitating regulatory intervention. While law and economics scholars critiqued this pro-regulatory stance, they largely agreed with shareholder passivity, believing that market mechanisms adequately aligned managerial and shareholder interests. The "Deal Decade" of the 1980s, characterized by a significant merger wave, further supported this view, as takeovers offered shareholders generous premiums, incentivizing executives to deliver strong returns to avoid unwanted bids [10](#page=10) [9](#page=9).
However, institutional investors—entities investing on behalf of clients or beneficiaries—began to emerge as key players in corporate governance. Their influence grew due to increasing voting power, with their ownership of U.S. public company shares rising from 16 percent in 1965 to 47 percent in 1987 and 57 percent by 1994. Crucially, the substantial stakes they held made it increasingly difficult for them to rely on the traditional "Wall Street Rule" of simply selling shares of poorly performing companies [10](#page=10).
> **Tip:** Understand the shift from theoretical shareholder passivity to the practical emergence of institutional investors as active agents in corporate governance.
### 3.2 Institutional shareholders and the market for corporate control
During the 1980s, executives sought to mitigate the threat of hostile takeovers through tactics such as "greenmail" payments and the implementation of "poison pills". These anti-takeover measures were met with resistance from institutional investors, who saw them as impediments to selling their shares at a premium in response to takeover bids. Jesse Unruh, overseeing the California Public Employees Retirement System (Calpers), was a notable figure in this shareholder-oriented backlash [10](#page=10).
While shareholder efforts to challenge takeover defenses faced judicial setbacks that entrenched the role of outside directors, the takeover wave fundamentally altered the governance landscape for shareholders. This period saw the emergence of a shareholder-oriented corporate governance infrastructure, including the establishment of the Council of Institutional Investors in 1985 by Unruh and Calpers to advocate for shareholder rights. More significantly, the takeover activity drastically reoriented managerial priorities in American public companies, shifting away from the "corporate responsibility" ethos of the 1970s, which considered the interests of customers, employees, and society alongside shareholders [10](#page=10).
> **Example:** The Business Roundtable's 1981 statement, emphasizing that managers should serve the public interest and consider constituencies beyond shareholders, represents the prevailing view before the takeover wave began to reorient priorities [10](#page=10).
### 3.3 The shift towards shareholder value capitalism and executive pay reform
The threat of unwelcome takeover bids, particularly for companies with lagging stock prices, became a primary driver for the renewed emphasis on share prices in the 1980s. This led to a significant modification of the power balance between management and stockholders in favor of the latter. Business school professor Alfred Rappaport proclaimed the arrival of an era of "shareholder value capitalism," noting that the market for corporate control had profoundly changed managers' attitudes and practices [10](#page=10) [11](#page=11).
In the 1990s, institutional investors expanded their governance agenda beyond takeovers to include advocating for the removal of underperforming chief executives and lobbying the Securities and Exchange Commission (SEC) to reduce securities law requirements related to proxy solicitations. A key focus of their activism was the overhaul of executive compensation arrangements, aiming to move away from "pay-for-size" (where larger companies paid higher salaries) towards "pay-for-performance" to align executive incentives with shareholder returns. This led to a substantial increase in equity-based compensation, such as stock options, for CEOs in large U.S. public companies, rising from 20 percent in 1990 to 60 percent by 1999 [11](#page=11).
While the activism of the 1990s did not fundamentally reshape U.S. corporate governance—institutional investors allocated a small proportion of assets to governance efforts, rarely acted in concert, and did not seek board representation—it had a lasting legacy in reshaping executive pay. This reconfiguration of executive compensation helped to solidify the prioritization of shareholder interests in American boardrooms, even as hostile takeovers receded. The shift towards equity-based executive pay ensured that the shareholder value mentality fostered in the 1980s persisted, as executives increasingly sought this "Holy Grail" through their compensation structures. Management professor Gerald Davis identified this massive shift in compensation practices as perhaps the most compelling reason for executives' enhanced devotion to shareholder value [11](#page=11).
> **Tip:** Recognize that the reform of executive pay was a critical mechanism through which institutional investors cemented the prioritization of shareholder value, even in the absence of sustained takeover threats.
---
# International perspectives on corporate governance
The analysis of corporate governance broadened significantly from its initial focus on American corporations to encompass international systems, driven by economic shifts, competitive pressures, and the influence of international organizations.
### 4.1 The globalization of corporate governance analysis
The study of corporate governance, which was primarily focused on American corporations during the 1970s and 1980s, experienced an "explosion of research on corporate governance around the world" by the early 2000s. Non-U.S. research subsequently became an integral part of the mainstream. This international reorientation began in the U.S. but rapidly gained momentum globally [13](#page=13).
#### 4.1.1 Early assumptions and the shift in perspective
Following World War II, it was widely assumed in the U.S. that the prevalent "managerial" corporation, characterized by executive dominance and diffuse share ownership, represented the apex of organizational evolution. The international success of American corporations led to a disregard for differing corporate governance arrangements in other countries, as they were not considered compelling subjects of study [13](#page=13).
The situation changed in the early 1990s with a recession in the U.S., which eroded faith in the American economy. The competitive threat posed by German and Japanese companies spurred extensive research into the causes and solutions for America's perceived economic decline, with corporate governance featuring prominently. This period saw a growing recognition of competition between governance systems, with the U.S. often appearing to be at a disadvantage. A key theme was that American executives, pressured by takeover threats and financial markets, focused excessively on short-term earnings, whereas German and Japanese counterparts, operating within systems that valued long-term relational investment, were more visionary [13](#page=13).
### 4.2 The emergence of corporate governance codes and international influence
The momentum for corporate governance analysis spread globally, with Britain leading the way in developing formal codes and best practices.
#### 4.2.1 The Cadbury Report and its impact
In the United Kingdom, corporate governance received little attention before the 1990s. In 1991, the accountancy profession, the London Stock Exchange, and the Financial Reporting Council (FRC) established the Committee on the Financial Aspects of Corporate Governance. The committee's 1992 report, chaired by Sir Adrian Cadbury, recommended a Code of Best Practice. Companies listed on the London Stock Exchange were required to either comply with the Code or disclose their non-compliance and provide explanations. Despite initial criticisms that the code lacked legal enforceability, listed companies generally avoided non-adherence. The response to the code was described as "heartening," indicating real progress in raising governance standards [13](#page=13) [14](#page=14).
The 1992 Cadbury Report achieved significant international recognition and provided a benchmark for measuring corporate governance standards in other markets. It influenced the development of impactful corporate governance principles issued by the Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD) in 1999. The Cadbury Code of Best Practice is widely regarded as the first "serious" corporate governance code [14](#page=14).
#### 4.2.2 Further developments in the UK
Following the Cadbury Report, the momentum in the UK continued with a 1995 report on executive pay chaired by Sir Richard Greenbury and a 1998 report by a committee chaired by Sir Ronald Hampel, which reviewed the work of the previous committees. The Hampel Review led to the overhaul of the Cadbury Code of Best Practice, combining it with the Greenbury Committee's guidance on executive pay to form the Combined Code. Compliance with the Combined Code remained on a "comply or explain" basis under the listing rules for companies quoted on the London Stock Exchange [14](#page=14).
> **Tip:** The "comply or explain" principle is a key feature of many corporate governance codes, allowing companies flexibility while still encouraging transparency and accountability.
### 4.3 International adoption and convergence of governance models
The proliferation of corporate governance codes was intrinsically linked to the internationalization of corporate governance that extended beyond the UK during the 1990s.
#### 4.3.1 Shifting economic fortunes and the appeal of the U.S. model
Comparative analysis of corporate governance initially gained traction in the U.S. during its early 1990s confidence crisis, prompting American observers to seek inspiration elsewhere. As the decade progressed, the U.S. economy flourished, leading to the perception that the American corporate governance model was highly effective and worthy of emulation by other countries. This was in contrast to Japan's prolonged recession and Germany's post-unification economic adjustments [14](#page=14) [15](#page=15).
#### 4.3.2 Corporate governance on the continent and in Asia
While the U.S. approach gained favor, the corporate governance movement also took root in continental Europe and Japan. Mid-1990s controversies in prominent European companies, coupled with the liberalization of capital markets, brought corporate governance to the forefront. European firms seeking capital for restructuring increasingly turned to equity markets, necessitating responsiveness to shareholder concerns. U.S. public pension funds, already active proponents of better corporate governance in the U.S., extended their advocacy to Europe, seeking allies among foreign pension funds [15](#page=15).
This trend extended to Asia, where corporations faced pressure to adopt more shareholder-friendly "western" business styles as they accessed foreign institutional investment for equity capital. A 1998 OECD advisory group report, which served as a precursor to the OECD's 1999 principles, supported this logic, positing that strengthened corporate governance arrangements would improve a company's ability to raise capital. Management consultancy McKinsey & Co. reported in 2000 that institutional investors were willing to pay a significant premium for shares in well-governed companies, particularly those in countries perceived to have weak shareholder rights [15](#page=15).
#### 4.3.3 The influence of "law matters" research and international organizations
Academic research reinforced the momentum for investor-oriented governance changes. Empirical studies indicated a strong correlation between robust legal protection for minority shareholders and positive economic outcomes, such as a larger number of listed companies, more valuable stock markets, and more diffuse share ownership. This "law matters" research suggested that countries would struggle to achieve their full economic potential without laws protecting minority shareholders. The U.S. economic success during the 1990s and early 2000s was often attributed to its rich and deep securities markets and the underlying regulatory environment. Supranational actors like the International Monetary Fund, the World Bank, and the OECD adopted this message, influencing numerous governments worldwide to strengthen regulations protecting outside investors [15](#page=15).
> **Example:** The "law matters" research provides a strong empirical basis for understanding why certain jurisdictions attract more investment and experience greater economic development. It highlights the critical role of legal frameworks in fostering investor confidence and market efficiency.
---
# Key components of corporate governance
Corporate governance encompasses the foundational elements and principal actors involved in directing and controlling a corporation, with a primary focus on balancing the interests of various participants [3](#page=3).
### 5.1 Core participants and their stakes
The functioning of corporate governance is determined by the interplay between several key corporate participants, each with distinct interests and influences [3](#page=3).
#### 5.1.1 Shareholders
Shareholders are central to corporate law, possessing a range of rights that empower them in significant ways. However, they often utilize these powers less than governance commentators might prefer. Corporate law bestows both collective and individual rights upon shareholders [3](#page=3) [4](#page=4).
#### 5.1.2 Creditors
Creditors hold a meaningful "stake" in the fate of companies and their protection under corporate law is a significant consideration within corporate governance [3](#page=3) [5](#page=5).
#### 5.1.3 Employees
Employees also represent a key corporate constituency with a stake in a company's well-being. Discussions around corporate governance have increasingly included the concept of employee representation on boards [3](#page=3) [5](#page=5).
#### 5.1.4 Directors
Directors are crucial to corporate governance, forming the board which is considered the focal point for corporate decision-making from a legal perspective. Their primary corporate governance role is to monitor the executives who manage the company on a daily basis [4](#page=4).
#### 5.1.5 Executives
Executives are responsible for the day-to-day management of companies and are subject to monitoring by the board of directors. Executive pay is a highly contentious area within corporate governance, even when the amounts involved are relatively small compared to a company's market value [4](#page=4) [5](#page=5).
#### 5.1.6 Stakeholders
Stakeholders are defined as corporate constituencies with a meaningful "stake" in the fate of companies. The concept of corporate "purpose" is closely linked to the duties directors owe to the company and its stakeholders. The inclusion of stakeholders in the corporate governance agenda has gained momentum, particularly in light of global financial crises and societal concerns like climate change and racism [3](#page=3) [5](#page=5).
### 5.2 The shareholder primacy versus stakeholder balance debate
A significant dualism in corporate governance revolves around whether publicly traded companies prioritize shareholders when their interests conflict with those of other key participants (termed "shareholder primacy" or "shareholder centrality") or if they aim to balance the interests of all key corporate participants [5](#page=5).
* **Shareholder Primacy:** The 1980s takeover activity in America strongly reoriented managerial priorities towards shareholders. The internationalization of corporate governance in the 1990s also had a strong shareholder orientation, focusing on enhancing managerial accountability to improve investors' risk-adjusted returns. This shareholder-centered ideology was predicted to become globally dominant [5](#page=5).
* **Stakeholder Balance:** The shareholder-oriented model faced significant challenges with major corporate scandals in the early 2000s and the 2008 financial crisis, which shook confidence in the shareholder-owner model and led to a broader definition of corporate governance encompassing relations between management, boards, shareholders, and other stakeholders like employees. This has led to a growing momentum for stakeholder-oriented corporate governance analysis, with initiatives like the U.K. Corporate Governance Code in 2018 mandating provisions for employee representation. In the U.S., a 2019 statement by the Business Roundtable emphasized a "fundamental commitment to all of our stakeholders" [5](#page=5).
### 5.3 Regulatory frameworks and codes
Corporate governance is subject to regulation, with discussions on its justifications, drawbacks, and various rule types. Corporate governance codes play a role in shaping these arrangements. For example, the U.K. Corporate Governance Code has been revised to include provisions related to employee representation [3](#page=3) [5](#page=5).
### 5.4 International influence and convergence
The U.S. corporate governance model, particularly its strong shareholder orientation, gained significant international favor in the 1990s, influencing other countries to adopt similar approaches to attract capital. This movement was reinforced by academic research highlighting the importance of strong legal protection for minority shareholders. International organizations like the IMF, World Bank, and OECD also promoted strengthened regulations for outside investors. However, corporate scandals and financial crises later challenged this purely shareholder-centric view, leading to a more capacious understanding of corporate governance that includes various stakeholders. This has contributed to a global discussion on corporate priorities and governance systems [3](#page=3) [5](#page=5).
> **Tip:** Understanding the historical development and the shift in emphasis from shareholder primacy to stakeholder considerations is crucial for grasping the current landscape of corporate governance. Pay attention to how economic events and major scandals have influenced these priorities.
> **Example:** The Enron and WorldCom scandals in the early 2000s severely discredited the shareholder-oriented model internationally, leading to a broader consideration of stakeholder interests in corporate governance [5](#page=5).
---
## Common mistakes to avoid
- Review all topics thoroughly before exams
- Pay attention to formulas and key definitions
- Practice with examples provided in each section
- Don't memorize without understanding the underlying concepts
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Corporate governance | The system of rules, practices, and processes by which a company is directed and controlled, encompassing the relationships between management, the board of directors, shareholders, and other stakeholders. |
| Shareholder primacy | A corporate governance principle that emphasizes prioritizing the interests of shareholders above all other corporate constituencies. |
| Stakeholders | All parties who have an interest in a company's operations and success, including employees, customers, creditors, suppliers, and the wider community, in addition to shareholders. |
| Institutional shareholders | Entities that invest in equities on behalf of clients or beneficiaries, such as pension funds, mutual funds, and insurance companies, and often hold significant blocks of shares in public companies. |
| Agency cost theory | An economic theory that explains the potential conflicts of interest between principals (e.g., shareholders) and agents (e.g., managers) and proposes mechanisms to mitigate these conflicts, often through monitoring and incentive alignment. |
| Contractarian theory of the corporation | A theoretical perspective that views the corporation as a nexus of contracts among various participants, where market dynamics and voluntary agreements, rather than extensive regulation, are seen as the primary means of governance. |
| Market for corporate control | The market in which takeovers and mergers occur, which acts as a mechanism to discipline inefficient management and reallocate corporate assets to more productive uses. |
| Board of directors | A group of individuals elected by shareholders to oversee the management of a corporation, responsible for strategic decisions, risk management, and ensuring accountability. |
| Executive pay | The compensation provided to top-level managers of a company, often including salary, bonuses, stock options, and other incentives, which has been a significant focus of corporate governance debates. |
| Corporate governance codes | Sets of guidelines or principles, often voluntary, that aim to promote good corporate governance practices and enhance transparency and accountability, such as the Cadbury Code and the UK Corporate Governance Code. |
| Two-tier boards | A corporate board structure common in some European countries, consisting of a management board responsible for daily operations and a supervisory board responsible for oversight of the management board. |
| Retail investors | Individual investors who buy and sell securities for their own accounts, as opposed to institutional investors. |
| Greenmail | A practice where a company buys back its own stock at a premium from a potential hostile bidder to prevent a takeover. |
| Poison pill | A defensive tactic used by a company to prevent or discourage a hostile takeover bid, typically by making the target company's stock less attractive to the acquirer. |
Cover
La società cooperativa.pdf
Summary
# Definizione e caratteristiche della società cooperativa
La società cooperativa è un'entità giuridica caratterizzata da un capitale variabile e da uno scopo mutualistico, volto a fornire ai propri soci beni, servizi o opportunità lavorative a condizioni più vantaggiose rispetto al mercato [2](#page=2).
### 1.1 Natura giuridica e scopo mutualistico
La definizione di società cooperativa è strettamente legata al suo scopo mutualistico, che la distingue dalle altre forme societarie il cui fine primario è il conseguimento e il riparto di utili patrimoniali. Il vantaggio patrimoniale diretto per i soci può manifestarsi attraverso una riduzione delle spese o un aumento della remunerazione del lavoro prestato [2](#page=2).
### 1.2 Limiti di partecipazione dei soci
Il valore nominale di ciascuna quota o azione è compreso tra un minimo di 25 euros e un massimo di 500 euros. Nessun socio può detenere una partecipazione il cui valore ecceda i 100.000 euros. Questo limite non si applica nei casi di conferimento di beni in natura o crediti, per soci diversi dalle persone fisiche, ai sottoscrittori di strumenti finanziari e nei casi specifici previsti dagli articoli 2545-quinquies e 2546-sexies del codice civile. Le azioni delle società cooperative seguono le disposizioni relative alle azioni delle S.p.a. [2](#page=2).
### 1.3 Circolazione delle quote e delle azioni
L'atto costitutivo può imporre limiti alla circolazione delle partecipazioni. È possibile vietare la cessione di quote o azioni, ma in tal caso il socio che sia in essa da almeno due anni ha diritto di recesso previo un preavviso di novanta giorni. In assenza di divieti statutari, il trasferimento delle partecipazioni richiede l'autorizzazione degli amministratori; il diniego può essere impugnato dinanzi al tribunale [2](#page=2).
L'atto costitutivo può altresì consentire agli amministratori di acquistare o rimborsare quote o azioni, a condizione che [2](#page=2):
* Il rapporto tra patrimonio netto e indebitamento complessivo sia superiore a un quarto [2](#page=2).
* L'acquisto o il rimborso avvenga entro i limiti degli utili distribuibili e delle riserve disponibili risultanti dall'ultimo bilancio approvato [2](#page=2).
> **Tip:** La disciplina della circolazione delle partecipazioni mira a preservare la natura mutualistica e il controllo interno della società cooperativa.
### 1.4 Il principio della "porta aperta"
Il rapporto tra la società e i soci è regolato dal principio della "porta aperta" (art. 2528 c.c.). L'ammissione di un nuovo socio è soggetta a una procedura specifica e al soddisfacimento dei requisiti previsti dall'atto costitutivo, i quali devono essere coerenti con lo scopo mutualistico e l'attività economica svolta. È ammessa la possibilità di ammettere soci in una categoria speciale, purché non superino un terzo del totale dei soci cooperatori e godano dei diritti spettanti ai soci cooperatori entro un periodo massimo di cinque anni [2](#page=2) [3](#page=3).
### 1.5 Scioglimento del rapporto sociale e responsabilità del socio uscente
Il rapporto sociale si scioglie per recesso, esclusione o morte del socio. Il socio che cessa di far parte della società rimane responsabile per i conferimenti non versati per un anno dalla data del recesso o dell'esclusione. In caso di insolvenza della società entro un anno dallo scioglimento del rapporto, il socio uscente risponde nei limiti di quanto percepito per la liquidazione della quota o il rimborso delle azioni [3](#page=3).
### 1.6 Diritto di voto
Ogni socio ha diritto a un solo voto in assemblea, indipendentemente dall'ammontare della propria quota o dal numero di azioni possedute. L'atto costitutivo può attribuire ai soci cooperatori persone giuridiche più voti, ma non oltre cinque, in relazione all'ammontare della quota o al numero dei membri [3](#page=3).
### 1.7 Modelli di società cooperative: mutualità prevalente e diverse
Il diritto societario distingue due modelli di società cooperative: quelle a mutualità prevalente e quelle diverse [3](#page=3).
#### 1.7.1 Requisiti per la mutualità prevalente
Affinché una cooperativa sia considerata a mutualità prevalente, deve soddisfare tre requisiti fondamentali:
1. Operare prevalentemente con i soci [3](#page=3).
2. Rispettare i vincoli istituzionali delle cooperative [3](#page=3).
3. Essere iscritta nell'apposito albo presso cui viene depositato annualmente il bilancio [3](#page=3).
#### 1.7.2 Criteri per la definizione della prevalenza (art. 2513 c.c.)
La prevalenza si definisce sulla base dei seguenti criteri [3](#page=3):
* I ricavi derivanti da vendite e prestazioni verso i soci devono superare il 50% del totale dei ricavi delle vendite e delle prestazioni (voce A1 del conto economico) [3](#page=3).
* Il costo del lavoro dei soci deve essere superiore al 50% del costo totale del lavoro (voce B9 del bilancio) [3](#page=3).
* Il costo dei beni e servizi conferiti dai soci deve eccedere il 50% del costo totale delle merci e materie prime (voce B6 del conto economico) o dei servizi acquistati (voce B7 del conto economico) [3](#page=3).
#### 1.7.3 Vincoli per le cooperative a mutualità prevalente (art. 2514 c.c.)
Le cooperative a mutualità prevalente sono soggette a specifici vincoli [3](#page=3):
* Divieto di distribuire dividendi in misura superiore all'interesse massimo dei buoni fruttiferi postali aumentato del 2,5% [3](#page=3).
* Divieto di remunerare gli strumenti finanziari in misura superiore al 2% del limite massimo dei dividendi [3](#page=3).
* Divieto di distribuire riserve ai soci [3](#page=3).
---
# Modelli di società cooperative: mutualità prevalente e diversa
Il diritto societario distingue due modelli di società cooperative: quelle a mutualità prevalente e quelle definite "diverse".
### 2.1 La cooperativa a mutualità prevalente
Una cooperativa è considerata a mutualità prevalente se rispetta tre requisiti fondamentali: opera prevalentemente con i soci, osserva i vincoli istituzionali delle cooperative ed è iscritta nell'apposito albo dove deposita annualmente il bilancio [3](#page=3).
#### 2.1.1 Criteri di prevalenza
L'articolo 2513 del codice civile fissa i criteri per determinare la prevalenza mutualistica [3](#page=3):
* **Ricavi dalle vendite e prestazioni verso i soci:** devono essere superiori al 50% del totale dei ricavi delle vendite e delle prestazioni, corrispondenti alla voce A1 del conto economico (secondo l'art. 2425) [3](#page=3).
* **Costo del lavoro dei soci:** deve superare il 50% del costo totale del lavoro, riportato nella voce B9 del bilancio (secondo l'art. 2425) [3](#page=3).
* **Costo dei beni e servizi conferiti dai soci:** deve essere superiore al 50% del costo totale delle merci e materie prime (voce B6 del conto economico) o dei servizi acquistati (voce B7 del conto economico) (secondo l'art. 2425) [3](#page=3).
#### 2.1.2 Vincoli istituzionali
Le cooperative a mutualità prevalente devono rispettare specifici vincoli previsti dall'articolo 2514 del codice civile [3](#page=3):
* **Divieto di distribuzione di dividendi:** i dividendi distribuiti non possono superare l'interesse massimo dei buoni fruttiferi postali aumentato del 2,5% [3](#page=3).
* **Remunerazione degli strumenti finanziari:** la remunerazione di tali strumenti non può eccedere il 2% del limite massimo stabilito per i dividendi [3](#page=3).
* **Divieto di distribuzione delle riserve:** le riserve non possono essere distribuite ai soci [3](#page=3).
* **Obbligo di devoluzione del patrimonio netto:** in caso di scioglimento, il patrimonio netto (al netto del capitale sociale e dei dividendi maturati) deve essere devoluto ai fondi mutualistici per la promozione e lo sviluppo della cooperazione [3](#page=3) [4](#page=4).
#### 2.1.3 Perdita del requisito di mutualità prevalente
La cooperativa può perdere il requisito della mutualità prevalente in due circostanze, come previsto dall'articolo 2545-octies [4](#page=4):
* Mancato rispetto dei parametri di prevalenza per due esercizi consecutivi [4](#page=4).
* Modifica delle disposizioni statutarie obbligatorie relative alla distribuzione degli utili e delle riserve, alla remunerazione degli strumenti finanziari, o all'obbligo di devoluzione del patrimonio in caso di scioglimento [4](#page=4).
La perdita del requisito di mutualità prevalente comporta anche la revoca dei benefici fiscali precedentemente concessi [4](#page=4).
> **Tip:** La nozione di "mutualità" nel contesto cooperativo si definisce come la finalità di fornire beni, servizi o opportunità di lavoro ai membri dell'organizzazione a condizioni più vantaggiose rispetto a quelle offerte dal mercato [4](#page=4).
#### 2.1.4 Esercizio di più attività
Qualora una cooperativa svolga più attività e realizzi diversi tipi di scambi mutualistici (ad esempio, una cooperativa di acquisto e di vendita), la condizione di prevalenza viene calcolata tramite una media ponderata delle percentuali relative ai vari settori di attività. In pratica, la media si ottiene dividendo la somma delle operazioni effettuate con i soci per il totale complessivo delle operazioni svolte [4](#page=4).
### 2.2 La cooperativa non a mutualità prevalente
Le cooperative non a mutualità prevalente presentano caratteristiche distinte [4](#page=4):
* **Conservazione dello scopo mutualistico:** mantengono una finalità mutualistica [4](#page=4).
* **Destinazione del patrimonio in caso di scioglimento:** il patrimonio sociale non viene devoluto ai fondi mutualistici per la promozione e lo sviluppo della cooperazione [4](#page=4).
* **Diritto di voto:** ogni socio ha diritto a un solo voto in assemblea, indipendentemente dall'ammontare della propria quota [4](#page=4).
* **Trasformazione:** è possibile la trasformazione in società di capitali [4](#page=4).
* **Registro delle imprese:** sono iscritte in un'apposita sezione del Registro delle imprese [4](#page=4).
* **Agevolazioni fiscali:** non beneficiano di agevolazioni fiscali [4](#page=4).
> **Tip:** Il diritto di voto nelle società cooperative è generalmente limitato a un voto per socio, indipendentemente dal capitale conferito, a meno che l'atto costitutivo non preveda diversamente per i soci persone giuridiche, attribuendo un massimo di cinque voti [3](#page=3).
### 2.3 Aspetti comuni del rapporto sociale
Indipendentemente dal modello di mutualità, il rapporto sociale in una cooperativa si scioglie per recesso, esclusione o morte del socio [3](#page=3).
#### 2.3.1 Responsabilità del socio uscente
Il socio che cessa di far parte della società risponde per i conferimenti non versati per un anno dal giorno del recesso o dell'esclusione. Se entro un anno dallo scioglimento del rapporto si verifica un'insolvenza della società, il socio uscente è responsabile nei limiti di quanto ha ricevuto per la liquidazione della quota o per il rimborso delle azioni [3](#page=3).
---
# Costituzione e amministrazione delle società cooperative
Questo argomento illustra le procedure e i requisiti per la costituzione di una società cooperativa, inclusi i contenuti dell'atto costitutivo e i diversi modelli di amministrazione.
### 3.1 Costituzione della società cooperativa
La società cooperativa deve essere costituita tramite un atto pubblico. Tale atto deve includere, oltre all'oggetto sociale e ai requisiti e interessi dei soci per verificarne la compatibilità con i requisiti mutualistici, anche il sistema di amministrazione adottato, il numero degli amministratori e i loro poteri, con l'individuazione di coloro che detengono la rappresentanza sociale. Sono inoltre richieste indicazioni sulle regole per la distribuzione degli utili e sui criteri per la ripartizione dei ristorni [5](#page=5).
#### 3.1.1 Atto costitutivo e regolamenti
I rapporti tra società e soci possono essere formalizzati da regolamenti interni. La redazione di tali regolamenti non è obbligatoria. Qualora vengano adottati, la loro predisposizione spetta agli amministratori e devono essere approvati dai soci con le maggioranze previste per l'assemblea straordinaria. L'atto costitutivo non prevede l'indicazione della durata della società cooperativa, pertanto la costituzione si intende a tempo indeterminato [5](#page=5) [6](#page=6).
> **Tip:** La disposizione dell'art. 2521 del codice civile mira a rendere la cooperativa un soggetto giuridico più trasparente, impedendo la partecipazione di soci privi di interessi legati all'oggetto sociale [5](#page=5).
Le società cooperative già iscritte all'1 gennaio 2004 avevano l'obbligo di uniformare l'atto costitutivo e lo statuto alle nuove disposizioni entro il 31 dicembre 2004 [5](#page=5).
#### 3.1.2 Requisiti minimi dei soci
Per la costituzione di una società cooperativa è richiesta la presenza di almeno nove soci. Tuttavia, è prevista la figura della piccola cooperativa, che può essere costituita da almeno tre soci persone fisiche, ma in tal caso deve adottare le norme previste per le società a responsabilità limitata (Srl) [5](#page=5).
#### 3.1.3 Capitale sociale e partecipazioni
La cooperativa è una società a capitale variabile, poiché non è previsto un ammontare prestabilito. L'ammissione di nuovi soci non comporta modifiche all'atto costitutivo. Il valore nominale di ciascuna quota non può essere inferiore a 25 euro, mentre quello di un'azione non può superare i 500 euro. Il valore complessivo della partecipazione per ciascun socio è fissato a 100 mila euro. Non esistono limiti per i soggetti diversi dalle persone fisiche, per i conferimenti in natura o in crediti e per i sottoscrittori di strumenti finanziari partecipativi [5](#page=5).
#### 3.1.4 Procedimento di deposito
L'atto costitutivo deve essere depositato presso il Registro delle imprese entro venti giorni dalla sua stipulazione per l'acquisizione della personalità giuridica [6](#page=6).
#### 3.1.5 Registrazioni contabili della costituzione
Le scritture contabili relative alla costituzione di una società cooperativa includono:
* Soci c/sottoscrizione a Capitale Sociale [6](#page=6).
* Successivamente, al momento del versamento: Cassa (o beni conferiti) a Soci c/sottoscrizione [6](#page=6).
### 3.2 Modelli di amministrazione
Le società cooperative che adottano la disciplina delle società per azioni (S.p.a.) possono scegliere tra tre modelli di amministrazione: ordinario, dualistico e monastico [5](#page=5).
#### 3.2.1 Modello ordinario
Questo modello prevede la presenza di un consiglio di amministrazione o dell'amministratore unico e di un collegio sindacale. Il controllo contabile è inizialmente attribuito a un revisore. Il collegio sindacale può esercitare tale controllo solo per le società cooperative che non ricorrono al mercato del capitale di rischio e non sono obbligate alla redazione della relazione sul bilancio consolidato, secondo l'art. 2409-bis. Nel caso di ricorso al mercato del capitale di rischio, è obbligatorio rivolgersi a una società di revisione per il controllo contabile [5](#page=5).
#### 3.2.2 Modello dualistico
Il modello dualistico si compone di un consiglio di gestione e di un comitato di sorveglianza. Il consiglio di gestione, composto da almeno due membri, è nominato dal comitato di sorveglianza e si occupa dell'amministrazione della società cooperativa. Il comitato di sorveglianza, composto da almeno tre membri, di cui uno revisore contabile, è nominato dall'assemblea e ha il compito di vigilare sull'attività del consiglio di gestione. In questo modello è previsto il controllo contabile di un revisore; se la società cooperativa accede al mercato di rischio, è obbligatorio il ricorso a una società di revisione [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 3.2.3 Modello monastico
Il modello monastico prevede un consiglio di amministrazione e un comitato di controllo sulla gestione. Quest'ultimo è composto da amministratori non esecutivi nominati dal consiglio di amministrazione, e almeno uno di essi deve essere iscritto nel registro dei revisori contabili. Questo modello impone sempre il controllo contabile da parte di un revisore o di una società di revisione qualora la cooperativa ricorra al mercato del capitale di rischio [6](#page=6).
---
# Gestione contabile: capitale, utili e riserve
La gestione contabile di capitale, utili e riserve nelle società cooperative presenta peculiarità rispetto alle società di capitali, principalmente dovute allo scopo mutualistico e ai vincoli legislativi specifici.
### 4.1 Operazioni sul capitale
Nelle società cooperative, il capitale è per sua natura variabile e le modifiche non richiedono modifiche all'atto costitutivo [7](#page=7).
#### 4.1.1 Aumento reale di capitale
Un aumento reale di capitale si evidenzia contabilmente attraverso diverse operazioni:
* **Aumento a pagamento da parte dei soci esistenti:**
* Registrazione iniziale: `Soci c/sottoscrizione` a `Capitale Sociale` [7](#page=7).
* Registrazione dell'incasso: `Banca c/c` a `Soci c/sottoscrizione` [7](#page=7).
* **Ingresso di nuovi soci:**
* Registrazione iniziale: `Soci c/sottoscrizione` a `Diversi` [7](#page=7).
* Contestuale accredito a: `Capitale Sociale`, `F.do Sovrapprezzo azioni`, `Riserva tassa ammissione soci` [7](#page=7).
* **Apporti di soci (conferimenti in natura):**
* Registrazione: `Immobilizzazione` a `Soci c/sottoscrizione` [7](#page=7).
* > **Nota:** L'art. 2343 del Codice Civile disciplina i conferimenti in natura per prevenire sopravvalutazioni [7](#page=7).
#### 4.1.2 Aumenti virtuali e riduzioni di capitale
Per gli aumenti virtuali e le riduzioni del capitale sociale, si applicano le stesse registrazioni contabili previste per le società di capitali [7](#page=7).
### 4.2 Disciplina dell’utile e delle riserve
La destinazione dell'utile d'esercizio nelle società cooperative differisce da quella delle società di capitali a causa della natura mutualistica dell'attività.
#### 4.2.1 Destinazione legale degli utili
L'art. 2545-quarter del Codice Civile impone vincoli specifici sulla destinazione degli utili netti annuali [8](#page=8):
* **Riserva legale:** Almeno il 30% degli utili netti annuali deve essere destinato alla riserva legale, indipendentemente dal suo ammontare corrente [8](#page=8).
* **Fondi mutualistici:** Una quota degli utili deve essere destinata ai fondi mutualistici per la promozione e lo sviluppo delle cooperative. Nello specifico, una quota del 3% è destinata al Fondo Promozione e Sviluppo Cooperazione, in base alla Legge n. 59 del 31 gennaio 1992 [8](#page=8).
* **Soci e riserva straordinaria:** La quota residuale dell'utile, dopo gli accantonamenti obbligatori, può essere distribuita ai soci secondo le modalità previste dallo statuto o accantonata a riserva straordinaria indivisibile, su delibera dell'assemblea [8](#page=8).
* **Divieto di distribuzione dividendi:** Non è possibile distribuire dividendi ai soci se il rapporto tra patrimonio netto e indebitamento complessivo della società è superiore a un quarto [8](#page=8).
#### 4.2.2 Società cooperative a mutualità prevalente
Per le società cooperative a mutualità prevalente, lo statuto deve prevedere ulteriori restrizioni [8](#page=8):
* Divieto di distribuzione di dividendi in misura superiore all'interesse massimo dei buoni fruttiferi postali, aumentato di due punti e mezzo rispetto al capitale versato [8](#page=8).
* Divieto di distribuzione delle riserve ai soci [8](#page=8).
Tali restrizioni non si applicano alle società cooperative che non hanno mutualità prevalente [8](#page=8).
#### 4.2.3 Rilevazioni contabili della destinazione dell'utile
La destinazione dell'utile d'esercizio viene registrata contabilmente come segue:
`Utile d’esercizio` a `Diversi` [8](#page=8).
`a Riserva legale` [8](#page=8).
`a F.do sviluppo cooperazione` [8](#page=8).
`a Soci c/dividendi` [8](#page=8).
`a F.do Mutualità` [8](#page=8).
* > **Tip:** Dopo aver destinato il 30% alla riserva legale e il 3% al Fondo Promozione e Sviluppo Cooperazione, la parte restante dell'utile viene distribuita ai soci o accantonata per fini mutualistici, nel rispetto delle disposizioni statutarie e di legge [8](#page=8).
#### 4.2.4 Destinazione di utili a specifico affare
In base alla disposizione dell'art. 2447-bis, è possibile destinare una parte degli utili netti non distribuiti "ad uno specifico affare". La rilevazione contabile in questo caso è [8](#page=8):
`Utile d’esercizio` a `Diversi` [9](#page=9).
`a Riserva legale` [9](#page=9).
`a F.do sviluppo cooperazione` [9](#page=9).
`a Soci c/dividendi` [9](#page=9).
`a F.do Mutualità` [9](#page=9).
`a Patrimonio netto con specifica destinazione` [9](#page=9).
---
# I ristorni nelle società cooperative
I ristorni rappresentano la restituzione ai soci di parte del prezzo pagato o un maggior compenso per i conferimenti effettuati, non costituendo utili ma rettifiche dei ricavi [10](#page=10).
### 5.1 Natura e finalità dei ristorni
I ristorni sono somme distribuite ai soci che consistono nella restituzione di una quota del prezzo corrisposto per l'acquisto di beni e servizi dalla cooperativa, oppure in un maggiore compenso per i conferimenti effettuati. Essi non sono da considerarsi utili per i soci, ma si riferiscono direttamente alle transazioni avvenute tra la società e i soci stessi. La distribuzione dei ristorni è subordinata al verificarsi di un avanzo di gestione nell'esercizio sociale [10](#page=10).
> **Tip:** È fondamentale distinguere i ristorni dagli utili. I primi sono una componente legata all'attività mutualistica e rettificano i costi o ricavi, mentre gli utili derivano dall'attività generale della società e rappresentano un accantonamento o distribuzione del profitto.
### 5.2 Regole per la ripartizione
Le regole per la ripartizione dei ristorni devono essere stabilite nell'atto costitutivo della società cooperativa. L'articolo 2521, comma 2, numero 8, del codice civile, prevede espressamente che l'atto costitutivo debba indicare le norme per la ripartizione degli utili e dei ristorni. Inoltre, l'articolo 2545 sexies del codice civile specifica che l'atto costitutivo debba determinare i criteri di ripartizione dei ristorni ai soci, i quali devono essere proporzionali alla quantità e qualità degli scambi mutualistici intercorsi [10](#page=10).
L'ultimo comma dell'articolo 2521 c.c. consente, inoltre, che i rapporti tra società e soci siano disciplinati da regolamenti che definiscano i criteri e le regole relative allo svolgimento dell'attività mutualistica [10](#page=10).
La ripartizione può avvenire attraverso diverse modalità:
* In denaro [10](#page=10).
* Mediante aumento proporzionale delle quote dei soci [10](#page=10).
* Con l'emissione di nuove azioni [10](#page=10).
* Attraverso l'emissione di strumenti finanziari [10](#page=10).
L'articolo 2545 sexies c.c. richiede anche che nel bilancio vengano separatamente indicati i dati relativi all'attività svolta con i soci, distinguendo eventualmente le diverse gestioni mutualistiche. Questo impone alla contabilità sociale di mantenere registrazioni analitiche distinte tra attività con i soci e attività con soggetti estranei alla cooperativa [10](#page=10).
> **Tip:** Un atto costitutivo ben redatto e un regolamento dettagliato sono essenziali per garantire una corretta e trasparente distribuzione dei ristorni, evitando controversie tra soci e cooperativa.
### 5.3 Rilevazione contabile
Contabilmente, i ristorni vengono trattati come rettifiche di ricavi. Questo significa che, una volta calcolato l'avanzo di gestione e decisa la distribuzione dei ristorni, l'importo dei ristorni viene stornato dai ricavi totali [10](#page=10).
**Esempio di rilevazione:**
Supponiamo che una cooperativa registri i seguenti dati economici al 31/12 [10](#page=10):
| Descrizione | Importo (euro) |
| :------------------- | :------------- |
| Ricavi da cessioni | 10.000.000 |
| Costi: | |
| Acquisti da soci | 6.000.000 |
| Acquisti da terzi | 2.300.000 |
| Altre spese | 1.500.000 |
| **Totale costi** | **9.800.000** |
| **Utile esercizio** | **200.000** |
Se si decide di distribuire ristorni ai soci per 150.000 euro, la scrittura contabile sarà [10](#page=10):
`Ristorni ai soci` a `Debiti v/soci c/ristorni` per 150.000 euro.
L'impatto sul conto economico sarà il seguente [11](#page=11):
| Descrizione | Importo (euro) |
| :---------------------- | :------------- |
| Ricavi da cessioni | 10.000.000 |
| - Ristorni ai soci | 150.000 |
| **Totale ricavi** | **9.850.000** |
| Costi: | |
| Acquisti da soci | 6.000.000 |
| Acquisti da terzi | 2.300.000 |
| Altre spese | 1.500.000 |
| **Totale costi** | **9.800.000** |
| **Utile esercizio** | **50.000** |
Come si evince, la distribuzione dei ristorni riduce i ricavi totali e, di conseguenza, l'utile d'esercizio [11](#page=11).
Nel caso in cui l'erogazione dei ristorni avvenga tramite integrazione dei compensi o un aumento gratuito del capitale sociale, la scrittura contabile differirà. Ad esempio, una possibile scrittura di ripartizione dell'utile che include ristorni potrebbe essere [11](#page=11):
`Utile d’esercizio` a `Diversi` (tra cui `Riserva legale`, `Fondo sviluppo cooperazione`, `Soci c/utili`, `Fondo mutualità`, `Debiti diversi`, `Capitale Sociale`) [11](#page=11).
> **Esempio:** Se un socio acquista beni dalla cooperativa per 1.000 euro e la cooperativa decide di distribuire ristorni pari al 5% degli acquisti mutualistici, il socio riceverà un ritorno di 50 euro. Questa somma, dal punto di vista della cooperativa, rappresenta una riduzione del ricavo generato dalla vendita dei beni al socio.
---
## Errori comuni da evitare
- Rivedete tutti gli argomenti accuratamente prima degli esami
- Prestate attenzione alle formule e definizioni chiave
- Praticate con gli esempi forniti in ogni sezione
- Non memorizzate senza comprendere i concetti sottostanti
Glossary
| Termine | Definizione |
|------|------------|
| Società cooperativa | Società a capitale variabile il cui scopo mutualistico consiste nel fornire beni, servizi o occasioni di lavoro ai soci a condizioni più vantaggiose rispetto al mercato, distinguendosi dalle imprese sociali il cui scopo è il conseguimento di utili patrimoniali. |
| Scopo mutualistico | L'obiettivo primario di una società cooperativa, volto a fornire un vantaggio patrimoniale diretto ai soci, come una riduzione dei costi o un aumento della remunerazione del loro lavoro, anziché la massimizzazione del profitto. |
| Capitale variabile | Caratteristica della società cooperativa in cui l'ammontare del capitale sociale non è predeterminato e l'ammissione di nuovi soci non richiede modifiche dell'atto costitutivo. |
| Porta aperta | Principio che regola il rapporto tra la società cooperativa e i soci, secondo cui l'ammissione di un nuovo socio è subordinata al rispetto di una procedura e al soddisfacimento dei requisiti stabiliti dall'atto costitutivo, in coerenza con lo scopo mutualistico. |
| Società a mutualità prevalente | Cooperativa che rispetta requisiti specifici, tra cui operare prevalentemente con i soci, rispettare vincoli istituzionali e essere iscritta in apposito albo, presentando criteri di prevalenza basati sui ricavi, sui costi del lavoro dei soci o sui beni/servizi conferiti dai soci. |
| Società diversa da quella a mutualità prevalente | Cooperativa che conserva lo scopo mutualistico ma non presenta le stesse rigide restrizioni sulle distribuzioni di utili e riserve, con possibilità di trasformazione in società di capitali e assenza di agevolazioni fiscali. |
| Atto costitutivo | Documento fondamentale che regola la costituzione e il funzionamento di una società cooperativa, contenente, oltre agli elementi ordinari, indicazioni specifiche sui requisiti mutualistici, sul sistema di amministrazione e sulle regole di distribuzione degli utili e dei ristorni. |
| Modello ordinario di amministrazione | Sistema di amministrazione che prevede la presenza di un consiglio di amministrazione o amministratore unico e un collegio sindacale, con il controllo contabile attribuito a un revisore o, in determinati casi, al collegio sindacale stesso. |
| Modello dualistico di amministrazione | Sistema che si compone di un consiglio di gestione, responsabile dell'amministrazione, e un comitato di sorveglianza, nominato dall'assemblea, che vigila sull'attività del consiglio. Il controllo contabile è affidato a un revisore. |
| Modello monastico di amministrazione | Sistema che prevede un consiglio di amministrazione e un comitato di controllo sulla gestione, composto da amministratori non esecutivi. Il controllo contabile è sempre garantito da un revisore o società di revisione. |
| Utile d'esercizio | Il risultato economico positivo di un esercizio sociale che, nelle cooperative, deve essere destinato in parte alla riserva legale, ai fondi mutualistici e, eventualmente, distribuito ai soci o accantonato a riserva straordinaria. |
| Riserva legale | Una quota obbligatoria degli utili netti annuali che deve essere destinata a questa riserva, indipendentemente dall'importo già raggiunto. |
| Fondi mutualistici per la promozione e lo sviluppo della cooperazione | Enti a cui una parte degli utili delle cooperative deve essere devoluta, al fine di sostenere la crescita e lo sviluppo del movimento cooperativo. |
| Ristorni | Somme che vengono ripartite tra i soci sotto forma di restituzione di una parte del prezzo pagato per beni e servizi acquistati, o di maggior compenso per i conferimenti effettuati. Costituiscono rettifiche di ricavi e non utili distribuiti. |
| Avanzo di gestione | Il surplus economico generato dall'attività di una cooperativa, che rende possibile la distribuzione dei ristorni ai soci. |
| Conferimenti in natura | Apporti di beni diversi dal denaro effettuati dai soci, la cui valutazione deve evitare sopravvalutazioni. |
| Strumenti finanziari partecipativi | Titoli emessi dalle società cooperative che possono conferire specifici diritti patrimoniali o amministrativi, esclusi, tuttavia, i diritti di voto in assemblea. |
Cover
les 10
Summary
# Regulering van datagerelateerde producten en diensten
Dit onderwerp behandelt de Europese regelgeving inzake datagerelateerde producten en diensten, met name de Data Governance Act (DGA) en de Data Act, en hun impact op verschillende soorten datadiensten en producten.
## 1. Overzicht van de regelgeving
De recente Europese wetgeving, waaronder de Data Governance Act (DGA) en de Data Act, heeft als doel het concurrentievermogen van de EU te verbeteren, de economische waarde van data te ontsluiten en datadeling binnen de interne markt te faciliteren. Deze wetgeving richt zich op data in het algemeen, zowel persoonlijke als niet-persoonlijke data, wat verschilt van de GDPR die specifiek gericht is op persoonsgegevens.
### 1.1 Data Governance Act (DGA)
De DGA introduceert een kader voor twee specifieke soorten datadiensten: data-intermediatiediensten en data-altruïsmediensten.
#### 1.1.1 Data-intermediatiediensten
Data-intermediatiediensten faciliteren neutraal de uitwisseling van data tussen dataleveranciers (data subjecten of ondernemingen) en datagebruikers (vaak bedrijven). Het doel is om vertrouwen te creëren, zodat partijen bereid zijn data te delen.
> **Voorbeelden van data-intermediatiediensten:**
> * Online datamarkten
> * Orchestrators van open data-sharing ecosystemen (zoals Europese dataruimtes)
> * Gezamenlijk opgezette en beloningsgerichte datapools voor onderlinge gegevensuitwisseling met alle belanghebbenden.
**Wat valt hier niet onder:** E-mail, cloudopslag of WeTransfer, omdat deze diensten geen commerciële relaties tussen dataleverancier en datagebruiker tot stand brengen.
**Eisen voor aanbieders van data-intermediatiediensten:**
* **Doelbinding:** Data mag alleen worden gebruikt voor het overeengekomen doel.
* **Juridische afsplitsing:** Vaak vereist dit een aparte juridische entiteit.
* **Afzondering van commerciële voorwaarden:** De diensten moeten onafhankelijk van andere commerciële activiteiten worden aangeboden.
* **Onveranderlijk dataformaat:** Gegevens moeten in een consistent en bruikbaar formaat worden aangeboden.
* **Beperking van meerwaardendiensten/tools:** Aanbieders mogen niet excessief veel extra diensten aanbieden die gebruikers kunnen vastpinnen.
* **FRAND (Fair, Reasonable, And Non-Discriminatory) toegang:** Voorwaarden moeten eerlijk, redelijk en niet-discriminerend zijn.
* **Beveiliging en fraudepreventie:** Adequate maatregelen om data te beschermen.
* **Dienstcontinuïteit:** Garanderen dat de dienst beschikbaar blijft.
* **Kennisgevingsplicht bij datalekken (niet-persoonlijke data):** Melden van datalekken aan de bevoegde autoriteiten.
* **Overdrachtsverplichtingen:** Gegevens moeten overdraagbaar zijn.
* **Verplichting tot het beste voor het datasoeverein (bij diensten aan datasoevereins):** Handelen in het belang van de persoon wiens data wordt gedeeld.
* **Verplichte logging:** Alle activiteiten moeten worden gelogd.
Aanbieders moeten de FOD Economie informeren voordat ze operationeel worden.
#### 1.1.2 Data-altruïsmediensten
Data-altruïsmediensten zijn organisaties die vrijwillig data delen voor algemene belangdoeleinden, zonder winstoogmerk. Alleen kostencompensatie is toegestaan.
> **Voorbeelden van algemene belangdoeleinden:**
> * Wetenschappelijk onderzoek
> * Ontwikkeling van overheidsbeleid
> * Bestrijding van klimaatverandering
> * Onderzoek in de gezondheidssector
Organisaties die aan de voorwaarden voldoen, kunnen zich registreren en het officiële EU-label voor data-altruïsme gebruiken.
> **Voorbeeld:** De European Brain Data Hub (België) faciliteert de vrijwillige deling van data over geestelijke gezondheid en de hersenen om onderzoek, beleid en gezondheidszorg te verbeteren.
## 2. De Data Act
De Data Act is met name van belang voor IoT- en cloudomgevingen. Het richt zich op verbonden producten, gerelateerde diensten en datadiensten (cloud en edge).
### 2.1 Verbonden producten en gerelateerde diensten
#### 2.1.1 Verbonden producten
Een verbonden product is een voorwerp dat gegevens verzamelt over het gebruik ervan of de omgeving, en dat deze gegevens naar buiten kan communiceren.
> **Voorbeelden van verbonden producten:**
> * Consumentenapparaten: smartphones, tablets, slimme koelkasten, wearables.
> * Industriële machines: robots, landbouwmachines, rollend materieel.
> * Fysiek verbonden producten (USB, kabel) ook zonder internet.
**Niet gedekt:** Producten waarvan het primaire doel dataverwerking is (bv. servers, routers).
#### 2.1.2 Gerelateerde diensten
Een gerelateerde dienst is een digitale dienst die interactie heeft met een verbonden product en de werking of het gedrag ervan beïnvloedt, met een bidirectionele data-uitwisseling.
> **Voorbeelden van gerelateerde diensten:**
> * Een auto-companion app die de auto kan vergrendelen/ontgrendelen of de airconditioning kan regelen.
> * Een dronepiloot-app.
Een visualisatie-app alleen is geen gerelateerde dienst.
#### 2.1.3 Belanghebbenden
* **Gebruiker:** Persoon (natuurlijk of rechtspersoon) die het product bezit, least of gebruikt.
* **Fabrikant:** Degene die het product creëert.
* **Aanbieder van gerelateerde diensten:** Degene die de dienst levert.
* **Datahouder:** Persoon die de toegang tot de data controleert.
* **Datarecipiënt:** Derde die data ontvangt.
* **Verkoper / verhuurder:** Bijvoorbeeld een autodealer.
Belangrijk is dat gebruikers niet noodzakelijk datasoevereins zijn; de wet is ook van toepassing in B2B-contexten.
#### 2.1.4 Toegangsrechten
Gebruikers krijgen het recht om:
* Toegang te krijgen tot de data die door hun gebruik van verbonden objecten wordt gegenereerd.
* Deze data te laten delen met derden (een recht vergelijkbaar met data-portabiliteit).
Fabrikanten moeten producten zo ontwerpen dat data direct toegankelijk is waar relevant en technisch haalbaar. Anders moet de datahouder de data indirect verstrekken. De data moet machine-leesbaar, gestructureerd en veilig toegankelijk zijn.
De datahouder heeft een datalicentie (contractuele toestemming) van de gebruiker nodig om de data te blijven gebruiken. Gebruikers moeten vooraf geïnformeerd worden over welke data een verbonden product genereert.
> **Voorbeeld:** Een boer die een slimme tractor gebruikt, heeft recht op toegang tot de door de tractor gegenereerde data over bodemgesteldheid en oogstopbrengsten, en kan deze data delen met een agronomisch adviesbureau.
### 2.2 Datadiensten (Cloud Switching)
Dit betreft cloud- en edge-diensten. Het doel is om obstakels voor het overstappen van aanbieders van datadiensten te verwijderen, om vendor lock-in te voorkomen.
**Vereisten:**
1. **Minimumvereisten voor contracten:**
* Recht op export van alle exporteerbare data en digitale activa naar een datadienst van hetzelfde type of naar on-premise infrastructuur.
* Verplichte termijnen voor overstappen (max. kennisgevingsperiode van 2 maanden + max. overgangsperiode van 30 kalenderdagen, met uitzonderingen).
* Verplichte assistentie van de aanbieder bij de overstap.
* Garantieclausule voor volledige verwijdering van geëxporteerde data en digitale activa na de overstap.
2. **Geleidelijke afschaffing van overstapkosten:** Overstapkosten die direct verband houden met de overstapkosten zijn toegestaan tot 12 januari 2027. Daarna zijn ze verboden.
3. **Informatieverplichtingen:** Duidelijke specificatie van kosten, exporteerbare data en digitale activa, beschikbare overstap-procedures en interoperabiliteitsstandaarden.
4. **Interoperabiliteitsverplichtingen:** Mogelijk brede uitvoeringsbevoegdheden voor de Commissie om interoperabiliteitseisen vast te stellen. Een gecentraliseerd EU-register voor interoperabiliteitsstandaarden voor datadiensten.
> **Voorbeeld:** Een bedrijf dat een cloudgebaseerd CRM-systeem gebruikt, kan dankzij de Data Act gemakkelijker overstappen naar een ander systeem door alle klantendata en configuraties mee te nemen.
### 2.3 Internationale toegang en overdracht van niet-persoonlijke data
Hoofdstuk VII van de Data Act regelt ook de toegang en overdracht van niet-persoonlijke data aan externe autoriteiten, met strenge voorwaarden om EU-data te beschermen.
## 3. Online adverteren en dataregulering
Hoewel niet direct vallend onder DGA en Data Act, is de regulering van online adverteren nauw verbonden met datagebruik en wordt het beïnvloed door verschillende wetgevingskaders.
### 3.1 GDPR en direct marketing
Direct marketing omvat elke activiteit die leidt tot directe communicatie van boodschappen met promotionele inhoud aan een of meer geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen. Dit geldt voor alle communicatiemiddelen en omvat zowel de communicatie zelf als voorbereidende activiteiten zoals profilering en segmentatie.
**Uitzonderingen op direct marketing:**
* Communicatie voor de uitsluitende doel van marktonderzoek, opiniepeilingen of tevredenheidsonderzoeken (mits de data niet later voor promotionele doeleinden wordt gebruikt).
* Communicatie door publieke autoriteiten onder een wettelijke verplichting of voor de uitvoering van hun taken van algemeen belang.
* Communicatie door natuurlijke personen voor puur privédoeleinden (huishoudelijke uitzondering).
* Niet-geadresseerde reclame (bv. algemene banners op sociale media).
**Voorwaarden voor direct marketing onder GDPR:**
* Een geldige rechtsgrond (vaak toestemming of gerechtvaardigd belang).
* Transparantie (duidelijke informatie over de verwerking).
* Recht op bezwaar tegen direct marketing (artikel 21 GDPR).
* Doelbinding en specificiteit van de toestemming (indicatie van kanaal, frequentie, reikwijdte).
> **Voorbeeld 1 (Direct Marketing):** Een persoon meldt zich aan voor een nieuwsbrief en ontvangt vervolgens promotionele e-mails. Dit is direct marketing.
> **Voorbeeld 2 (Geen Direct Marketing):** Een puur informatieve e-mail, zoals een melding van contractwijzigingen zonder promotionele inhoud, is geen direct marketing. Echter, gemengde berichten met zowel informatie als promotie vallen onder de regels voor direct marketing voor het promotionele deel.
#### 3.1.1 Functionele e-mailadressen
E-mailadressen zoals `info@domein.be` worden over het algemeen niet beschouwd als persoonsgegevens, waardoor de GDPR niet van toepassing is op direct marketing via dergelijke adressen, tenzij het adres consequent identificeert wie de gebruiker is (zoals vastgesteld door de Belgische Gegevensbeschermingsautoriteit).
#### 3.1.2 Politieke advertenties
Politieke boodschappen op sociale media kunnen als direct marketing worden beschouwd als ze gericht zijn en persoonsgegevens verwerken. Als ze aan iedereen worden getoond zonder targeting, is er geen sprake van persoonsgegevensverwerking en dus geen direct marketing onder de GDPR.
### 3.2 Gerichte advertenties (Targeted Advertising)
Gerichte advertenties omvatten het monitoren van gedrag, het opbouwen van profielen en het weergeven van advertenties die relevanter zijn voor deze profielen. Dit vereist altijd de verwerking van persoonsgegevens en dus een rechtsgrond onder de GDPR.
**Rechtsgronden voor gerichte advertenties:**
* **Toestemming (opt-in):** Vereist expliciete en geïnformeerde toestemming.
* **Gerechtvaardigd belang:** De rechtspraak (bv. Meta-zaken) heeft aangetoond dat dit vaak niet volstaat wanneer de belangen van de gebruiker zwaarder wegen dan die van de adverteerder.
* **Noodzakelijk voor de uitvoering van een contract:** Dit is ook in veel gevallen onvoldoende gebleken voor gerichte advertenties.
Meta's "Betaal of OK"-model, waarbij gebruikers kiezen tussen betalen voor een dienst zonder gerichte advertenties of de dienst gratis gebruiken met gerichte advertenties, is onderzocht en bekritiseerd vanwege de keuzevrijheid.
### 3.3 E-privacyrichtlijn (en Belgische implementatie)
De e-privacyrichtlijn (geïmplementeerd in België via de Code van economisch recht - K.B. elektronisch postverkeer) stelt regels voor elektronische directe marketing:
* **E-mail, SMS, in-app berichten:** Vereist voorafgaande toestemming (opt-in), behalve voor juridische entiteiten met niet-persoonlijke adressen en de "soft opt-in" regel.
* **Telefonische oproepen:** Opt-out is voldoende voor reguliere oproepen; opt-in vereist voor geautomatiseerde systemen. Oproepen naar nummers op de "Nee-Nee"-lijst zijn verboden.
* **Post:** Geen toestemming vereist, opt-out wordt aanbevolen (Robinsonlijst).
#### 3.3.1 De "Soft Opt-in" Regel
Onder specifieke voorwaarden kan elektronische marketing zonder expliciete toestemming worden verzonden:
1. De contactgegevens zijn rechtstreeks verkregen in het kader van de verkoop van een product of dienst (conform gegevensbescherming).
2. De contactgegevens mogen alleen worden gebruikt voor reclame voor *vergelijkbare* producten of diensten van dezelfde aanbieder.
3. Er is een mogelijkheid geboden om bezwaar te maken tegen het gebruik van contactgegevens, zowel op het moment van verzameling als in elke volgende boodschap (via een afmeldlink).
> **Belangrijke noot:** Een recente prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie van de EU heeft verduidelijkt dat als aan de voorwaarden van de e-privacyrichtlijn (zoals de soft opt-in) is voldaan, een afzonderlijke rechtsgrond onder de GDPR niet vereist is. De e-privacyrichtlijn is een lex specialis in deze context.
### 3.4 Verordening Politieke Advertenties
Deze verordening (ingevoerd in oktober 2024) legt strenge transparantievereisten op voor politieke advertenties, waaronder identificatie van de sponsor en de gebruikte targetingparameters. Grote platforms stoppen daarom soms met politieke targeting om herontwerp van systemen te vermijden.
### 3.5 Digital Services Act (DSA) en Digital Markets Act (DMA)
* **DSA:** Vereist transparantie voor online platforms met betrekking tot advertenties: duidelijke markering als advertentie, identificatie van de sponsor, en uitleg over de belangrijkste targetingparameters. Ook verbiedt de DSA targeting op basis van profielen van bijzondere categorieën persoonsgegevens en van minderjarigen. Voor Very Large Online Platforms (VLOPs) en Very Large Online Search Engines (VLOSEs) is er een verplichte advertentierepository voor onderzoekers.
* **DMA:** Richt zich op grote online platforms ("poortwachters") en heeft tot doel eerlijkere concurrentie te waarborgen, wat indirect ook invloed heeft op advertentiemodellen.
### 3.6 Influencer Marketing
Influencers worden beschouwd als handelaren indien hun activiteiten een commercieel karakter hebben. Dit vereist transparantie, waaronder het duidelijk kenbaar maken dat een publicatie reclame bevat (bv. via hashtags zoals `#advertising`, `#publiciteit` of platformlabels zoals 'betaalde samenwerking'). Audiovisuele mediadiensten van influencers die in de Vlaamse Gemeenschap gevestigd zijn, moeten voldoen aan specifieke regels, waaronder het plaatsen van "advertentie" / "publiciteit" aan het begin van de beschrijving en het duidelijk vermelden van affiliate links.
> **Voorbeeld (Influencer Marketing):** Een influencer die een product toont en hiervoor een gratis product ontvangt, moet duidelijk vermelden dat het om reclame gaat. Als dit niet gebeurt, kan dit leiden tot boetes.
---
# Regulering van online adverteren
Dit deel behandelt het juridische landschap rond online adverteren, met een specifieke focus op de impact van het 'Digital Omnibus'-voorstel, de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), de ePrivacyverordening, en de specifieke regels voor directe marketing en gerichte reclame.
### 2.1 Het juridische kader voor online adverteren
Online adverteren omvat een breed scala aan online activiteiten gericht op het behalen van marketingdoelen. Dit varieert van marketing-e-mails, zoekmachinereclame en advertenties op sociale media tot corporate blogs en reviewplatforms die positieve feedback prominent weergeven of aanmoedigen. Vanwege de betrokkenheid van persoonsgegevens in veel online advertentieactiviteiten, is de AVG van cruciaal belang. Daarnaast spelen diverse andere wet- en regelgevingen een rol, waaronder de Digital Services Act (DSA), de Digital Markets Act (DMA), de E-commerce Richtlijn, de Audiovisuele Mediadienstenrichtlijn, de ePrivacyverordening, de Platform-to-Business Verordening, de Politieke Reclame Verordening, de Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken en de Richtlijn Misleidende en Vergelijkende Reclame.
#### 2.1.1 Het Digital Omnibus-voorstel
Het 'Digital Omnibus'-voorstel van de Europese Commissie heeft als doel bestaande wetgeving te moderniseren en aan te passen aan de digitale realiteit. Twee belangrijke voorgestelde wijzigingen hebben directe impact op online adverteren:
* **Intrekking van de Platform-to-Business Verordening (P2B):** Dit voorstel beoogt de P2B-verordening volledig in te trekken. De reden hiervoor is dat de Digital Services Act (DSA) en de Digital Markets Act (DMA) reeds een omvangrijk kader bieden dat de doelen van de P2B-verordening dekt.
* **Integratie en actualisering van cookie-regels in de AVG:** Het voorstel is om de cookie-regel uit de ePrivacyverordening (specifiek artikel 5, lid 3) op te nemen in de AVG. Dit zou, in relatie tot persoonsgegevens, leiden tot meer juridische grondslagen voor het gebruik van cookies, gecombineerd met meer gedetailleerde en striktere voorwaarden dan momenteel in de ePrivacyverordening zijn vastgelegd.
#### 2.1.2 AVG en directe marketing
Wanneer online adverteren persoonsgegevens betreft, is de AVG van toepassing. De AVG zelf definieert "direct marketing" niet expliciet, maar de Belgische Gegevensbeschermingsautoriteit (GBA) heeft richtlijnen opgesteld ter verduidelijking:
* **Definitie van directe marketing:** "Elke activiteit die resulteert in de directe communicatie van berichten met promotionele inhoud aan één of meerdere geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen." Dit omvat zowel de communicatie zelf als de voorbereidende activiteiten zoals profilering, segmentatie van doelgroepen en het creëren van contactlijsten.
* **Kenmerken:**
* **Directe communicatie van berichten:** Het kanaal of de communicatiemethode (e-mail, sms, sociale media, post, telefoon, etc.) is niet relevant.
* **Promotionele inhoud:** Het bericht moet een promotioneel doel hebben (producten, diensten, ideeën, evenementen, personen, of de reputatie van een organisatie).
* **Identificeerbare natuurlijke personen:** Er moet sprake zijn van verwerking van persoonsgegevens.
* **Niet beschouwd als directe marketing:**
* Communicatie uitsluitend voor marktonderzoek of opiniepeilingen, mits de gegevens niet later voor promotionele doeleinden worden gebruikt.
* Communicatie door publieke autoriteiten in het kader van hun wettelijke taken.
* Communicatie door natuurlijke personen voor privédoeleinden (huishoudelijke uitzondering).
* Niet-geadresseerde post, onpersoonlijke advertentiebanners op sociale media, en onpersoonlijke bedrijfscommunicatie.
* **Gemengde berichten:** Berichten die zowel informatieve als promotionele inhoud bevatten, vallen wat betreft het promotionele deel onder de regels van directe marketing.
* **Voorbeelden:**
* **Niet direct marketing:** Een papieren flyer die aan alle brievenbussen in een stad wordt verspreid zonder personalisatie, of niet-gerichte online advertenties die worden getoond aan iedereen die een nieuwssite bezoekt zonder gebruik van persoonsgegevens.
* **Wel direct marketing:** Een nieuwsbrief waarvoor men zich heeft aangemeld met een persoonlijk e-mailadres.
#### 2.1.3 Gerichte reclame
Gerichte reclame (targeted advertising) is een vorm van directe marketing die gekenmerkt wordt door:
* **Monitoring van gedrag:** Het volgen van het gedrag van individuen.
* **Profilering:** Het opbouwen van profielen op basis van verzameld gedrag.
* **Categorisering:** Het indelen van gebruikers in groepen.
* **Aanpassing van advertenties:** Het tonen van advertenties die relevanter of persuasiever zijn voor deze profielen.
Dit proces omvat altijd de verwerking van persoonsgegevens en vereist derhalve een wettelijke grondslag onder de AVG.
##### 2.1.3.1 Wettelijke grondslagen voor gerichte reclame onder de AVG
De keuze van de wettelijke grondslag is cruciaal en het onderwerp van veel jurisprudentie, met name rondom sociale mediaplatforms zoals Meta:
* **Contractuele noodzaak (Artikel 6(1)(b) AVG):** Platforms zoals Meta hebben lange tijd betoogd dat gerichte reclame noodzakelijk is voor de uitvoering van de overeenkomst, aangezien hun diensten gefinancierd worden door advertentie-inkomsten. Dit is echter door rechtbanken en toezichthouders (zoals de EDPB) verworpen, omdat de advertentie-financiering niet essentieel is voor de kern van de dienstverlening.
* **Gerechtvaardigd belang (Artikel 6(1)(f) AVG):** Platforms probeerden zich vervolgens te beroepen op een gerechtvaardigd belang. Echter, het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat het belang van gebruikers (en hun rechten en vrijheden) zwaarder weegt dan het commerciële belang van het platform, vooral wanneer het gaat om de verwerking van gevoelige gegevens of wanneer de gebruikers geen reële keuze hebben.
* **Toestemming (Artikel 6(1)(a) AVG):** Dit is de meest robuuste grondslag voor gerichte reclame. De Europese Commissie heeft Meta een boete opgelegd onder de DMA vanwege het "Pay or OK"-model, waarbij gebruikers gedwongen werden te kiezen tussen betalen voor een advertentievrije dienst of toestemming geven voor gepersonaliseerde advertenties. Dit model werd niet als geldige toestemming beschouwd vanwege de gebrekkige keuzevrijheid. Meta heeft sindsdien zijn model aangepast met een lagere abonnementsprijs en een optie voor minder gepersonaliseerde advertenties.
##### 2.1.3.2 Overige AVG-vereisten voor directe marketing
Naast de wettelijke grondslag moeten organisaties voldoen aan:
* **Transparantie:** Duidelijke informatie verstrekken aan betrokkenen, bijvoorbeeld via een privacyverklaring.
* **Doelbinding:** Specifieke en legitieme doelen vastleggen.
* **Specificiteit van toestemming:** Toestemming moet specifiek zijn, bijvoorbeeld aangeven wie de marketing ontvangt (de organisatie zelf of derden) en hoe frequent (wekelijks, maandelijks).
* **Recht van bezwaar (Artikel 21 AVG):** Betrokkenen hebben een absoluut recht om bezwaar te maken tegen verwerking voor directe marketingdoeleinden. De verwerkingsverantwoordelijke mag hiertegen geen dwingende gerechtvaardigde gronden aanvoeren en mag na bezwaar niet verder verwerken voor die doeleinden.
#### 2.1.4 De ePrivacyverordening (en implementatie in België)
De ePrivacyverordening, in België geïmplementeerd via het Wetboek Economisch Recht (WER), bevat specifieke regels voor elektronische directe marketing:
* **Elektronische post (e-mail, in-app, sms):** Voor elektronische direct marketing is voorafgaande toestemming vereist.
* **Uitzonderingen:**
* Berichten gericht aan rechtspersonen met gebruik van niet-persoonlijke adressen.
* De 'soft opt-in' voor bestaande klanten (zie hieronder).
* **Overige vereisten:** Transparantie, recht van bezwaar (via een afmeldlink) en duidelijke identificatie van de afzender.
* **Telefoongesprekken:**
* Voor telefoongesprekken met menselijke tussenkomst is een 'opt-out' (recht van bezwaar) voldoende.
* Voor geautomatiseerde oproepsystemen is 'opt-in' (toestemming) vereist.
* Bellen naar nummers die op een 'niet-bellen'-lijst staan, is verboden.
* **Post (fysieke post):**
* Geen toestemming vereist.
* 'Opt-out' (via een Robinsonlijst) wordt aangeraden maar is niet verplicht.
##### 2.1.4.1 De 'soft opt-in' regel
De 'soft opt-in' staat toe om elektronische marketing te versturen zonder expliciete toestemming, mits aan drie cumulatieve voorwaarden is voldaan:
1. De contactgegevens (e-mailadres) zijn rechtstreeks door de afzender verkregen in het kader van de verkoop van een product of dienst (en conform de privacywetgeving).
2. De contactgegevens mogen enkel gebruikt worden voor de promotie van **vergelijkbare** producten of diensten die door **dezelfde dienstverlener** worden geleverd. De interpretatie van 'vergelijkbaar' kan een grijs gebied zijn.
3. De klant moest de mogelijkheid krijgen om bezwaar te maken tegen het gebruik van zijn contactgegevens, op een gemakkelijke en kosteloze manier, zowel op het moment van de aanvraag als in elke daaropvolgende boodschap (bv. via een afmeldlink).
Als aan één van deze voorwaarden niet is voldaan, kan de 'soft opt-in' niet worden toegepast.
##### 2.1.4.2 Interplay AVG en ePrivacyverordening
Een recente uitspraak van het Hof van Justitie heeft verduidelijkt dat wanneer de ePrivacyverordening (zoals de 'soft opt-in'-regel) de verzending van marketing-e-mails toestaat, er **geen aparte wettelijke grondslag onder de AVG** vereist is. De ePrivacyverordening fungeert hier als *lex specialis*. De Belgische GBA zal haar richtlijnen hierop aanpassen.
* **Voorbeeld casus:** Een gratis nieuwsbrief met wetsupdates werd door de aanbieder als puur informatief beschouwd. Het Hof van Justitie oordeelde echter dat, indien het doel is om gebruikers naar een website met betaalde inhoud te leiden, dit indirect de diensten van de uitgever promoot en dus als marketing kan worden beschouwd, zelfs bij een gratis abonnement.
#### 2.1.5 Verplichtingen onder de e-Commerce Richtlijn
De e-Commerce Richtlijn legt transparantievereisten op voor informatieverleningsdiensten, waaronder online advertenties:
* Commerciële communicatie moet duidelijk worden geïdentificeerd als zodanig.
* De identiteit van de persoon (of entiteit) namens wie de advertentie wordt gemaakt, moet duidelijk zijn.
* Promotionele aanbiedingen (bv. kortingen) moeten transparant worden gepresenteerd.
* De voorwaarden voor het verkrijgen van promotionele aanbiedingen moeten eenvoudig te vervullen en duidelijk zijn.
#### 2.1.6 Verplichtingen onder de Digital Services Act (DSA)
De DSA legt specifieke transparantieverplichtingen op aan online platforms, inclusief met betrekking tot adverteren:
* **Advertentietransparantie:**
* Advertenties moeten prominent worden gemarkeerd als "advertentie" of "gesponsorde inhoud".
* De identiteit van de persoon (of entiteit) namens wie de advertentie wordt getoond en wie ervoor betaald heeft, moet duidelijk zijn.
* De belangrijkste parameters die worden gebruikt om de doelgroep te bepalen, moeten in realtime en op een duidelijke, beknopte en ondubbelzinnige manier worden vermeld. Gebruikers moeten ook de mogelijkheid krijgen om deze parameters te wijzigen.
* **Commerciële communicatie:** Handelscommunicatie moet op een duidelijke en ondubbelzinnige manier worden geïdentificeerd.
* **Verboden op profileren van specifieke groepen:**
* Advertenties mogen niet worden gebaseerd op het profileren van **speciale categorieën van gegevens** (bv. gezondheid, ras, politieke opvattingen).
* Voor minderjarigen geldt een verbod op advertenties gebaseerd op profilering van hun persoonsgegevens. Er is geen verplichting tot aanvullende persoonsgegevensverwerking voor leeftijdverificatie.
#### 2.1.7 Verplichtingen onder de Political Advertising Regulation
De nieuwe Politieke Reclame Verordening (ingevoerd in oktober 2024) legt strenge transparantieverplichtingen op voor politieke advertenties:
* **Identificatie:** Politieke advertenties moeten duidelijk en prominent als zodanig worden aangemerkt.
* **Sponsoridentificatie:** De sponsor van de advertentie en de entiteit die de sponsor uiteindelijk controleert, moeten worden geïdentificeerd.
* **Transparantiekennisgeving:** Er moet een transparantiekennisgeving worden verstrekt met minimuminhoud over de advertentie en de gebruikte targetingtechnieken.
* **Record-keeping:** Gegevens over politieke advertenties, inclusief contactgegevens van de sponsor, betaalde bedragen en de herkomst daarvan, moeten zeven jaar worden bewaard in een machine-leesbaar formaat.
* **Ad Repository:** VLOPs (Very Large Online Platforms) en VLOSEs (Very Large Online Search Engines) moeten een politieke advertentie-repository bijhouden, toegankelijk voor het publiek, tot een jaar na de laatste presentatie. Deze repository bevat informatie over de inhoud van de advertentie, de presentatieperiode, het aantal ontvangers en de gebruikte targetingparameters.
* **Beperkingen op targeting:** Het gebruik van targeting of advertentie-leveringstechnieken gebaseerd op profilering met speciale categorieën van gegevens of met betrekking tot strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten is verboden. Targeting op basis van persoonsgegevens is enkel toegestaan als de gegevens van de betrokkene zijn verkregen en er expliciete toestemming is verleend voor politieke reclame.
* **Interne beleidslijnen:** Controllers van persoonsgegevens moeten een intern beleid opstellen over het gebruik van targetingtechnieken, dat openbaar toegankelijk moet zijn.
#### 2.1.8 Beperkingen op het gebruik van targetingtechnieken (Politieke Reclame)
Bij het gebruik van online platforms voor adverteren, specifiek voor politieke reclame, gelden additionele transparantievereisten en beperkingen:
* Controllers van persoonsgegevens die targeting- of advertentie-leveringstechnieken gebruiken, moeten additionele informatie verstrekken over de gebruikte logica en parameters, inclusief de eventuele inzet van AI-systemen.
* Het gebruik van targeting- of advertentie-leveringstechnieken waarbij uitsluitend persoonsgegevens worden gebruikt, is beperkt tot gevallen waarin de gegevens van de betrokkene zijn verkregen en er expliciete toestemming is verleend voor het gebruik ervan voor politieke reclame.
### 2.2 Spotlicht: Influencer marketing
Influencer marketing wordt in België gereguleerd door de wetgeving van de Federale Overheidsdienst Economie (FOD Economie), het Vlaams Mediacentrum en door zelfregulering (bv. de JEP - Jury voor Ethische Praktijken inzake reclame).
#### 2.2.1 Juridische implicaties voor influencers
* **Is een influencer een handelaar?** Indien de influenceractiviteiten een zakelijk karakter hebben, wordt de influencer beschouwd als een handelaar. Dit brengt transparantieverplichtingen met zich mee, zoals het publiceren van bedrijfsgegevens (inclusief een adres, eventueel via een geautoriseerd zakencentrum).
* **Herkenbaarheid van advertenties:**
* Indien een product prominent wordt getoond of genoemd (visueel, verbaal, tekstueel) én de influencer een 'voordeel' ontvangt (korting, gratis product, uitnodiging), moet de publicatie duidelijk herkenbaar zijn als "advertentie" of "publiciteit".
* Dit kan door middel van hashtags (bv. #advertising, #publiciteit), platformlabels (bv. "betaald partnerschap") of het taggen van het geadverteerde merk of bedrijf.
* **Audiovisuele mediadiensten:** Als een influencer, gevestigd in de Vlaamse Gemeenschap, video's publiceert die als audiovisuele mediadiensten worden beschouwd, gelden aanvullende regels. De vermelding "advertentie" of "publiciteit" moet aan het begin van de beschrijving staan, en ook merken en affiliate links moeten aan het begin van de beschrijving worden vermeld.
* **Affiliate links:** Disclosures voor affiliate links zijn vereist (bv. "Als je via deze link iets koopt, krijg ik daar commissie op").
#### 2.2.2 Casusvoorbeeld: Average Rob
Een klacht tegen de influencer Average Rob betrof een documentaire waarin de vermelding "advertising/publiciteit" ontbrak aan het begin van de beschrijving. Hoewel de platformdisclosure correct was, ontbraken andere vereiste elementen. Dit resulteerde in een boete.
---
---
# Regelgeving rond influencer marketing
Dit onderdeel behandelt de Belgische regelgeving met betrekking tot influencer marketing, inclusief de definitie van een handelaar, de toepassing van het Vlaams Mediadecreet en de vereisten voor transparantie en herkenbaarheid van reclame.
### 3.1 Algemene principes van influencer marketing in België
Influencer marketing in België is van toepassing op influencers die actief zijn op de Belgische markt. De handhaving gebeurt door de FOD Economie, de Vlaamse Mederegulator (voor audiovisuele content) en via zelfregulering, zoals de JEP (Jury d'Éthique Publicitaire).
### 3.2 Juridische implicaties voor influencers
#### 3.2.1 De influencer als handelaar
Een influencer wordt beschouwd als een handelaar indien hun activiteiten een commerciële aard hebben. Dit impliceert dat de influencer juridisch transparant moet zijn en details van hun bedrijfsvoering (inclusief een adres) moet publiceren. Indien influencers hun privéadres niet willen delen, kunnen ze gebruikmaken van "erkende bedrijfscentra".
#### 3.2.2 De definitie van reclame en de meldingsplicht
Een publicatie wordt beschouwd als reclame indien aan de volgende twee voorwaarden is voldaan:
1. **Product- of dienstvoorstelling:** Een product wordt getoond of vermeld, of een dienst wordt gepromoot.
2. **Ontvangst van voordeel:** De influencer ontvangt een vorm van voordeel, zoals geld, gratis producten, kortingen of uitnodigingen voor evenementen.
Indien aan deze voorwaarden is voldaan, moet de publicatie duidelijk herkenbaar zijn als reclame. Dit kan op de volgende manieren:
* **Hashtags in de beschrijving:** Gebruik van termen zoals `#advertising`, `#publicity` of `#ad`.
* **Platformlabels:** Gebruik van ingebouwde functies van platforms, zoals "betaalde samenwerking" of "paid partnership".
* **Taggen van het geadverteerde merk of bedrijf:** Bijvoorbeeld door het account te taggen zoals `@UGhent`.
#### 3.2.3 Toepassing van het Vlaams Mediadecreet
Indien een influencer gevestigd is in de Vlaamse Gemeenschap en hun content een "audiovisuele mediadienst" betreft (d.w.z. bewegende beelden, met of zonder geluid, of enkel foto's), is het Vlaams Mediadecreet van toepassing. In dit geval geldt de volgende bijkomende regelgeving:
* **Herkenbaarheid van de commerciële aard:** De commerciële aard van de content moet duidelijk herkenbaar zijn.
* **Vroege melding:** Gebruik van de hashtag "advertentie", "publiciteit" of "advertising" (indien het publiek voornamelijk Engelssprekend is) aan het begin van de beschrijving.
* **Taggen van merken:** Merken moeten aan het begin van de beschrijving getagd worden.
* **Platformlabels:** Gebruik van platformspecifieke tools om betaalde promoties aan te duiden.
* **Openbaarmaking van affiliate links:** Een duidelijke melding bij affiliate links, bijvoorbeeld: "* Als je via deze link iets koopt, krijg ik daar commissie op."
#### 3.2.4 Casevoorbeeld: Average Rob
Een klacht werd ingediend tegen Average Rob met betrekking tot zijn documentaire over de Marathon des Sables. De klacht betrof het ontbreken van "advertentie/publiciteit" aan het begin van de beschrijving en de subtiele vermelding van merken (zoals logo's van een scheermes en kleding). Hoewel de platformspecifieke melding correct was, ontbraken vereiste elementen. Dit resulteerde in een boete van €5.000. De beschrijving werd later aangepast, hoewel deze nog steeds niet perfect voldeed aan de regels.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Data Governance Act (DGA) | Een Europese verordening die regels vaststelt voor gegevensintermediairdiensten en gegevensaltruïsemorganisaties, met als doel het bevorderen van datadeling en het ontsluiten van economische waarde uit data. |
| Data Act | Een Europese verordening die gericht is op het vergroten van de toegang tot en het gebruik van data die door verbonden producten en gerelateerde diensten worden gegenereerd, met speciale aandacht voor dataverwerkingsdiensten en het voorkomen van vendor lock-in. |
| Data-intermediatiediensten | Diensten die de uitwisseling van data faciliteren tussen verschillende partijen, zoals een datamarktplaats. Deze dienstverleners moeten neutraal zijn en voldoen aan specifieke eisen met betrekking tot beveiliging, continuïteit en eerlijke voorwaarden. |
| Data-altruïsmeorganisaties | Organisaties die vrijwillig data delen voor algemeen belang, zoals wetenschappelijk onderzoek of publiek beleid, zonder winstoogmerk. Zij kunnen een vrijwillig EU-label verkrijgen als ze aan de voorwaarden voldoen. |
| Verbonden producten | Producten die data verzamelen over hun gebruik of omgeving en deze data extern kunnen communiceren, zoals IoT-apparaten en slimme apparaten. |
| Gerelateerde diensten | Digitale diensten die interageren met een verbonden product, de werking ervan beïnvloeden en een bidirectionele data-uitwisseling hebben. |
| Dataverwerkingsdiensten (DPS) | Diensten die cloud- en edge computing-resources bieden, zoals SaaS, PaaS en IaaS. De Data Act stelt regels op om het overstappen tussen deze diensten te vergemakkelijken en vendor lock-in te voorkomen. |
| GDPR (General Data Protection Regulation) | De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) die de regels voor de verwerking van persoonsgegevens binnen de Europese Unie regelt. |
| Directe marketing | Elke activiteit die resulteert in directe communicatie van boodschappen met promotionele inhoud aan één of meer geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen, via elk communicatiemiddel. |
| Gerichte reclame (Targeted advertising) | Een vorm van directe marketing waarbij gedrag van individuen wordt gemonitord, profielen worden opgebouwd en advertenties worden getoond die relevant zijn voor die profielen, altijd met verwerking van persoonsgegevens. |
| E-Privacy Richtlijn | Een Europese richtlijn die specifieke regels stelt voor elektronische communicatie en privacy, waaronder regels voor direct marketing via elektronische middelen zoals e-mail en SMS. |
| Soft opt-in | Een uitzondering op de toestemmingsvereiste voor direct marketing via elektronische e-mail, die van toepassing is op bestaande klanten onder strikte voorwaarden (verkregen contactgegevens tijdens verkoop, promotie van vergelijkbare producten, mogelijkheid tot bezwaar). |
| Verbonden product | Een object dat data verkrijgt, genereert of verzamelt met betrekking tot het gebruik of de omgeving ervan en deze data buiten het apparaat kan communiceren. |
| Data-intermediëring | Diensten die het mogelijk maken voor verschillende partijen om data te delen, zoals datamarktplaatsen of platforms voor grootschalige datadeling. |
| Vendor lock-in | Een situatie waarin een klant gebonden is aan een specifieke leverancier van producten of diensten, en het moeilijk of kostbaar is om over te stappen naar een alternatief. |
| Promotionele inhoud | Communicatie die tot doel heeft producten, diensten, ideeën, evenementen of personen te promoten, inclusief het bevorderen van het imago of de reputatie van een organisatie. |
| Profilering | Het geautomatiseerd verwerken van persoonsgegevens om bepaalde aspecten van een natuurlijk persoon te evalueren, met name om te analyseren of te voorspellen betreffende prestaties op het werk, economische situatie, gezondheid, persoonlijke voorkeuren of interesses, gedrag, locatie of bewegingen. |
| Data-altruïsme | Het vrijwillig delen van data met het oog op algemeen belang, zoals onderzoek of beleidsontwikkeling, zonder dat hier direct financieel voordeel uit wordt gehaald. |
| Commerciële communicatie | Elke vorm van communicatie die direct of indirect gericht is op de verkoop, verhuur, levering of promotie van goederen of diensten, ongeacht de plaats of de communicatiemiddelen. |
| Digital Services Act (DSA) | Een Europese verordening die regels stelt voor online platforms om de verspreiding van illegale inhoud te bestrijden en transparantie te vergroten, inclusief regels voor online adverteren. |
| Digital Markets Act (DMA) | Een Europese verordening die gericht is op het reguleren van grote online platforms ('poortwachters') om eerlijke concurrentie te waarborgen en machtsmisbruik te voorkomen. |
| Influencer marketing | Een marketingstrategie waarbij influencers (personen met een aanzienlijk publiek op sociale media) producten of diensten promoten bij hun volgers. |
| Trader | Een natuurlijke persoon of rechtspersoon die handelt in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit, ook wanneer deze namens een ander natuurlijke of rechtspersoon optreedt. |
| Audiovisual Media Service | Een dienst die (deels) bestaat uit het aanbieden van redactioneel gecontroleerde bewegende beelden of geluid, met als primair doel de informatie, amusement of opvoeding van het publiek. |
| Verklaring (Declaration) | Een formele mededeling of verklaring, vaak vereist om de commerciële aard van content of de identiteit van adverteerders kenbaar te maken. |
| Opt-out | Een mechanisme waarbij consumenten zich kunnen afmelden of verzetten tegen bepaalde verwerkingen van gegevens of marketingactiviteiten. |
| Opt-in | Een mechanisme waarbij consumenten expliciet toestemming moeten geven voor bepaalde verwerkingen van gegevens of marketingactiviteiten. |
Cover
les 9
Summary
# De impact van de digitale omgeving op consumentenbescherming
De digitale omgeving brengt zowel voordelen als aanzienlijke uitdagingen met zich mee voor consumentenbescherming, met name door de opkomst van 'dark patterns'.
## 1. De impact van de digitale omgeving op consumentenbescherming
De online omgeving heeft de keuzevrijheid en het aanbod voor consumenten aanzienlijk vergroot, waardoor grensoverschrijdend winkelen eenvoudiger is geworden. Echter, deze ontwikkelingen gaan gepaard met nieuwe risico's en uitdagingen. Consumenten zijn afhankelijker van de informatie die online wordt verstrekt, die soms beperkt, misleidend of zelfs frauduleus kan zijn. Beoordelingen, zoekrangschikkingen en aanbevelingen spelen een cruciale rol bij het inschatten van productkwaliteit, maar ook deze kunnen gemanipuleerd worden. Algoritmes en profiling beïnvloeden consumentenbeslissingen, en online fraude, zoals diefstal van creditcardgegevens, vormt een voortdurende bedreiging.
### 1.1. De opkomst van 'dark patterns'
'Dark patterns' zijn technieken die in het ontwerp of de structuur van websites, platforms of apps zijn ingebouwd om consumenten te bewegen tot acties of beslissingen die ze anders niet zouden nemen. Ze vormen een wijdverbreide praktijk met potentieel aanzienlijke negatieve gevolgen voor consumenten, waaronder financieel verlies, verlies van vertrouwen en aantasting van autonomie en privacy. Deze patronen hebben de aandacht van beleidsmakers getrokken, wat heeft geleid tot verschillende wettelijke instrumenten om ze aan te pakken.
#### 1.1.1. Kenmerken en methoden van 'dark patterns'
'Dark patterns' kunnen gepersonaliseerd zijn, gebaseerd op de verzameling van persoonsgegevens, of algemeen van aard door gebruik te maken van kennis over menselijk gedrag. Ze maken gebruik van psychologische principes zoals:
* **Visuele vormgeving:** Knoppen worden zo ontworpen dat de gewenste optie zichtbaarder of aantrekkelijker is (bv. door kleur, prominentie).
* **Misleidende taal:** Het gebruik van trucvragen of dubbelzinnige formuleringen.
* **Emotionele sturing:** Gebruik van emotionele taal om bepaalde keuzes te ontmoedigen of schuldgevoelens op te wekken.
* **Tijdsdruk:** Creëren van een gevoel van urgentie, vaak door middel van afteltimers of schaarste-berichten, om de consument tot snellere actie aan te zetten (bv. FOMO - Fear Of Missing Out).
Een studie met mystery shopping heeft uitgewezen dat een zeer hoog percentage van de populaire websites en apps in de EU minstens één 'dark pattern' gebruikt.
> **Tip:** Wees extra alert tijdens periodes met veel kortingsacties, zoals Black Friday, omdat 'dark patterns' dan vaak intensiever worden ingezet.
#### 1.1.2. Voorbeelden van 'dark patterns'
Er zijn diverse vormen van 'dark patterns' te onderscheiden:
* **Verborgen opties en onnodige complexiteit:** Het extreem moeilijk maken om bijvoorbeeld een account te verwijderen, zoals geïllustreerd door het voorbeeld van het Amazon-account. Dit wordt ook wel een "roach motel" genoemd: makkelijk in te gaan, moeilijk uit te komen.
* **Verborgen afmeldingslinks:** Links om je af te melden voor nieuwsbrieven of diensten die slecht zichtbaar zijn, bijvoorbeeld door gebruik te maken van hetzelfde lettertype en kleur als de omringende tekst.
* **Manipulatieve pre-selectie:** Een abonnement wordt vooraf geselecteerd, wat de kans vergroot dat consumenten dit accepteren zonder er bewust voor te kiezen.
* **Prijsperceptie manipulatie:** Het tonen van de prijs per eenheid (bv. per pil) om het product goedkoper te laten lijken en een abonnement te stimuleren.
* **Misleiding door schaarste:** Nep-timers of valse meldingen over beperkte voorraad om urgentie te creëren.
* **Herhaalde en ongewenste verzoeken:** Doorlopend 'nagging' om een consument iets te laten doen of accepteren.
* **'Confirmshaming':** Consumenten schuldig laten voelen als ze een bepaalde keuze niet maken.
> **Example:** Een mobiele game die met groene knoppen de gebruiker naar een betaalde in-app aankoop leidt na verlies van een level, terwijl de knop om verder te gaan slechts een klein 'X' icoontje is.
#### 1.1.3. Juridische uitdagingen en consequenties
Het juridisch kader rond 'dark patterns' is complex, omdat ze onder verschillende wetgevingsinstrumenten kunnen vallen.
* **Onrechtmatige Daad Richtlijn (UCPD):** De UCPD verbiedt oneerlijke handelspraktijken die het economisch gedrag van de gemiddelde consument materieel beïnvloeden. Misleidende praktijken (acties of omissies) en agressieve praktijken (door intimidatie, dwang of ongeoorloofde beïnvloeding) vallen hieronder. 'Dark patterns' kunnen worden beschouwd als misleidende of agressieve praktijken, met name wanneer ze consumenten schuldgevoelens aanpraten of een valse urgentie creëren.
> **Tip:** Hoewel 'dark patterns' niet expliciet gedefinieerd zijn in de UCPD, kan deze richtlijn in consumentenzaken worden gebruikt om de oneerlijkheid van dergelijke praktijken aan te vechten.
* **AVG (GDPR) en gegevensbescherming:** 'Dark patterns' die erop gericht zijn meer gegevens te verzamelen of consumenten te bewegen hun gegevens minder goed te beschermen, kunnen in strijd zijn met de AVG. Dit wordt vaak aangeduid als 'deceptive design patterns' of 'disruptive design patterns'. Principes zoals eerlijkheid, transparantie, dataminimalisatie en gegevensbescherming by design/default kunnen worden geschonden.
* **Continue prompting:** Herhaaldelijk vragen om gegevens of toestemming, wat leidt tot vermoeidheid bij de consument en het uiteindelijk toegeven aan verzoeken. Dit schendt het principe van dataminimalisatie.
* **Emotionele sturing:** Gebruik van positieve of negatieve bewoordingen en beeldtaal om consumenten te beïnvloeden hun gegevens te delen. Dit kan de principes van transparantie en eerlijkheid schenden, en is extra problematisch voor kwetsbare groepen.
* **Deceptive snugness (privacy-onvriendelijke defaults):** De meest gegevensinvasieve opties zijn standaard ingeschakeld, waarbij de consument actief actie moet ondernemen om deze te wijzigen. Dit ondermijnt het principe van gegevensbescherming by default.
> **Example:** Een social media platform dat standaard de meest privacy-invasieve optie voor het delen van geboortedata (met "iedereen") activeert bij het aanmaken van een account.
* **Digital Services Act (DSA):** De DSA bevat specifieke regels tegen 'dark patterns' voor online platforms. Deze regels zijn van toepassing indien de situatie niet reeds gedekt wordt door de UCPD of de AVG. De DSA verbiedt het ontwerpen, organiseren of exploiteren van online interfaces op een manier die consumenten misleidt, manipuleert of hun vermogen om vrije en geïnformeerde beslissingen te nemen materieel aantast. Dit omvat bijvoorbeeld het presenteren van keuzes op een niet-neutrale manier of het onredelijk bemoeilijken van het annuleren van diensten. De DSA bevat ook specifieke richtlijnen ter bescherming van minderjarigen tegen manipulatieve ontwerppraktijken.
* **AI Act:** De AI Act verbiedt AI-systemen die manipulatieve of misleidende technieken inzetten om het gedrag van personen te beïnvloeden, hun autonomie te ondermijnen en hen tot beslissingen te brengen die ze anders niet zouden nemen, indien dit aanzienlijke schade veroorzaakt. Dit geldt ook voor AI-systemen die kwetsbaarheden van personen uitbuiten. Deze bepalingen zijn complementair aan de UCPD en de DSA.
> **Tip:** De juridische uitdaging bij het aanpakken van 'dark patterns' ligt in het bewijzen van significante schade en het omgaan met de overlap tussen verschillende wettelijke instrumenten.
#### 1.1.4. De evolutie van consumentenbescherming in het digitale tijdperk
De Europese Commissie erkent dat de bestaande EU-consumentenwetgeving onvoldoende duidelijk of effectief is in het aanpakken van 'dark patterns'. Dit heeft geleid tot de voorgestelde **Digital Fairness Act**, die beoogt consumenten online beter te beschermen tegen praktijken zoals 'dark patterns', verslavend ontwerp en oneerlijke personalisatie.
De digitale omgeving kan leiden tot een **universele of systemische kwetsbaarheid** bij consumenten, waarbij bijna iedereen vatbaar is voor manipulatie door complexe online omgevingen, algoritmische personalisatie en 'dark patterns'. Dit vervaagt de grens tussen het beschermen van specifieke kwetsbare groepen en het beschermen van alle consumenten. Bewustwording van deze mechanismen is cruciaal voor consumenten om zich beter te kunnen verdedigen.
> **Tip:** De beste verdediging tegen 'dark patterns' is bewustzijn van hun bestaan en methoden.
---
# Dark patterns: definitie, kenmerken en voorbeelden
Dark patterns zijn technieken die ingebouwd zijn in de vormgeving of structuur van websites, platforms of apps, met als doel gebruikers te sturen naar handelingen of beslissingen die ze niet bewust beoogden te nemen.
### 2.1 Definitie en relevantie van dark patterns
Dark patterns, een term geïntroduceerd door UX-specialist Harry Brignull, verwijzen naar specifieke technieken die ontworpen zijn om gebruikers te verleiden tot acties die niet in hun eigen belang zijn. Deze patronen kunnen gepersonaliseerd worden op basis van verzamelde persoonsgegevens, maar maken vaak ook gebruik van algemene inzichten uit psychologie en gedragseconomie, zoals het anker-effect, het default-effect, het framing-effect, schaarste-bias en de sunk cost fallacy.
Onderzoek toont aan dat dark patterns wijdverspreid zijn; een studie van de Europese Commissie wees uit dat 97% van de populaire websites en apps die door EU-consumenten worden gebruikt, minstens één dark pattern implementeerde. De redenen om zich op dark patterns te richten, zijn divers:
* **Wijdverbreide praktijk:** Ze komen veelvuldig voor in online omgevingen.
* **Potentieel significante negatieve impact:** Ze kunnen leiden tot financieel verlies, verlies van autonomie en privacy, cognitieve belasting, mentale schade, en nadelige effecten op concurrentie en marktvertrouwen.
* **Beleidsmatige aandacht:** Ze staan hoog op de agenda van beleidsmakers en verschillende wetgevingsinstrumenten worden toegepast, wat leidt tot complexiteit rondom overlappingen, hiaten en handhaving.
### 2.2 Kenmerken en toepassing van dark patterns
Dark patterns maken gebruik van diverse methoden om gebruikers te beïnvloeden:
#### 2.2.1 Visuele manipulatie
Dit omvat het visueel ontwerpen van knoppen en elementen om de gewenste optie zichtbaarder of aantrekkelijker te maken, bijvoorbeeld door het gebruik van specifieke kleuren, grotere prominente knoppen, of strategische plaatsing op de pagina (zoals rechts voor rechtshandige gebruikers). Een bekend voorbeeld is hoe cookiebanners vaak zo zijn ingericht dat de "alles accepteren"-optie aantrekkelijker wordt gemaakt dan privacyvriendelijkere keuzes.
#### 2.2.2 Misleidende taal en dubbelzinnigheid
Gebruik van "trick questions" en ambigu taalgebruik, waaronder dubbele negaties, om consumenten te verwarren en hen tot ongewenste beslissingen te leiden.
#### 2.2.3 Emotionele sturing en tijdsdruk
Het inzetten van emotioneel geladen taal om gebruikers te ontmoedigen bepaalde keuzes te maken, hen een schuldgevoel aan te praten (beïnvloeding door groepsdruk of "confirmshaming"), of een gevoel van urgentie te creëren (FOMO - fear of missing out, of de drang tot sneller handelen). Dit kan ook gepaard gaan met het creëren van een schijn van schaarste of tijdelijke beschikbaarheid.
#### 2.2.4 Manipulatie door standaarden (default effect)
Opties worden standaard zo ingesteld dat de meest datainvasieve of voor het bedrijf voordeligste optie reeds geselecteerd is. Gebruikers hebben de neiging om deze standaardinstellingen te behouden, wat hun beslissingsproces beïnvloedt.
#### 2.2.5 Verborgen functionaliteit en complexiteit
Het bewust onnodig moeilijk maken van bepaalde handelingen die nadelig zijn voor het bedrijf, zoals het opzeggen van een abonnement of het verwijderen van een account. Dit wordt ook wel de "roach motel" genoemd: makkelijk binnenkomen, maar moeilijk eruit komen.
### 2.3 Voorbeelden van dark patterns
De documentatie biedt diverse concrete voorbeelden van dark patterns:
* **Account verwijderen:** Het proces om een Amazon-account te verwijderen is extreem gecompliceerd, vereist meerdere navigatiestappen en eindigt met contact opnemen met de klantenservice, in plaats van een directe zelfbedieningsoptie.
* **Verborgen uitschrijflink:** Uitschrijflinkjes in e-mails die zo klein en onopvallend zijn ontworpen dat ze moeilijk te vinden zijn, vaak in de fijne letters of met een kleur die nauwelijks afsteekt tegen de achtergrond.
* **Mobiele spelletjes:** In het spel "Two Dots" leidt de eerste groene knop na verlies van een level naar een in-app aankoop van extra zetten, terwijl de werkelijke optie om verder te gaan een klein kruisje is.
* **LinkedIn's "contacten toevoegen" functie:** Dit leidde tot het onbedoeld toestaan van toegang tot e-mailcontacten en het herhaaldelijk versturen van uitnodigingen, wat resulteerde in een schikking van 13 miljoen dollars.
* **Vals gevoel van urgentie:** Het gebruik van valse timers of meldingen over beperkte voorraad ("slechts nog X items beschikbaar") om consumenten onder druk te zetten tot aankoop.
* **Herhaaldelijke, ongewenste verzoeken:** Continu aandringen op het verwerken van data of het accepteren van nieuwe gebruiksdoeleinden, wat leidt tot vermoeidheid bij de gebruiker die hierdoor eerder toegeeft.
* **Schijnbaar neutrale keuzes die manipuleren:** Het presenteren van opties op een niet-neutrale manier, bijvoorbeeld door bepaalde keuzes meer visuele nadruk te geven.
* **Abonnementvallen:** Eenvoudig aanmelden voor een maandelijks abonnement, vaak per ongeluk, met een complex proces om te annuleren.
* **Emotioneel sturen bij dataverwerking:** Gebruik van positieve of negatieve taal om gebruikers te bewegen tot het delen van meer gegevens of het accepteren van bepaalde verwerkingen. Bijvoorbeeld: "Hey, een eenzame wolf? Delen en verbinden helpt de wereld beter te maken! Deel je locatie!"
* **Privacy-onvriendelijke standaarden:** Bij aanmelding voor sociale media is de meest intrusieve optie (bijv. profiel delen met "iedereen") standaard geselecteerd.
### 2.4 Vergelijking met offline praktijken en de impact van het digitale medium
Hoewel vergelijkbare manipulatietechnieken ook in fysieke winkels bestaan (bv. "eye level is buy level", kleine producten bij de kassa), zijn dark patterns online een grotere bron van zorg. Dit komt door:
* **Testen en optimalisatie:** Online bedrijven kunnen continu experimenteren en data gebruiken om interfaces te verfijnen en effectieve dark patterns te implementeren.
* **Dataverzameling:** Enorme hoeveelheden gebruikersdata kunnen worden verzameld om ontwerpen verder te personaliseren en te optimaliseren.
* **Verborgen invloed en schaal:** Gebruikers realiseren zich vaak niet dat de interface bewust ontworpen is om hen te beïnvloeden, en online diensten kunnen wereldwijd miljoenen consumenten tegelijk bereiken.
De schadelijke effecten van dark patterns kunnen variëren van financiële verliezen, privacy-schendingen, psychologische schade (zoals verslaving aan aankopen) tot collectieve nadelen zoals verminderde concurrentie en verlies van consumentenvertrouwen.
### 2.5 Juridisch kader en handhaving
Verschillende wetgevingsinstrumenten kunnen potentieel worden toegepast op dark patterns, wat leidt tot een complexe juridische puzzel:
#### 2.5.1 Consumentenbeschermingsrecht (UCPD)
De Richtlijn oneerlijke handelspraktijken (UCPD) verbiedt oneerlijke handelspraktijken die de economische besluitvorming van de gemiddelde consument materieel vervalsen. Dark patterns kunnen hieronder vallen als misleidende praktijken (door acties of omissies, zoals het verbergen van informatie) of agressieve praktijken (door intimidatie, dwang of ongeoorloofde beïnvloeding). Specifieke praktijken zoals valse tijdsdruk of repetitieve, ongewenste verzoeken zijn zelfs opgenomen in de zwarte lijst van de UCPD. Hoewel de UCPD expliciet van toepassing is in de digitale sector, is er geen specifieke juridische definitie van "dark pattern" in de richtlijn, en handhaving vereist actie van autoriteiten of consumenten zelf, wat in de praktijk beperkt kan zijn.
#### 2.5.2 Gegevensbeschermingskader (GDPR)
Data protection authorities sanctioneren "deceptive design patterns" (een synoniem voor dark patterns binnen de context van data) wanneer deze de principes van de GDPR schenden, zoals eerlijkheid, transparantie, data minimalisatie en dataminimalisatie. Praktijken die gebruikers aanzetten tot het delen van meer data dan noodzakelijk, of die hun emotionele toestand manipuleren om hun privacybelangen te ondermijnen, kunnen worden aangepakt. De GDPR vereist ook "data protection by default", wat betekent dat de meest privacyvriendelijke optie standaard ingesteld moet zijn.
#### 2.5.3 Verordening digitale diensten (DSA)
De DSA bevat een specifiek artikel (artikel 25) dat bepaalt dat aanbieders van online platforms hun interfaces niet zo mogen ontwerpen, organiseren of exploiteren dat zij gebruikers misleiden, manipuleren of hun vermogen om vrije en geïnformeerde beslissingen te nemen materieel vervalsen. Dit artikel is bedoeld voor situaties die niet reeds worden gedekt door de UCPD of de GDPR. De bijbehorende overwegingen geven voorbeelden van dergelijke praktijken, zoals het prominent maken van bepaalde keuzes of het onredelijk bemoeilijken van het annuleren van diensten. Artikel 28 van de DSA, met richtlijnen voor de bescherming van minderjarigen, benadrukt bovendien de noodzaak om kinderen te beschermen tegen manipulatieve ontwerptechnieken.
#### 2.5.4 Kunstmatige Intelligentie (AI) Verordening
De AI Verordening verbiedt het gebruik van AI-systemen die subliminale of doelbewust manipulatieve technieken inzetten om het gedrag van personen te vervalsen, met het risico op aanzienlijke schade. Dit omvat ook het uitbuiten van kwetsbaarheden van personen (zoals leeftijd of handicap) om hun gedrag te manipuleren. Deze verboden praktijken worden beschouwd als aanvullend op de UCPD en de DSA. De uitdaging ligt hier bij het aantonen van "aanzienlijke schade", wat breed kan worden geïnterpreteerd, maar nog steeds ruimte laat voor interpretatie in toekomstige rechtspraak.
#### 2.5.5 Toekomstige regelgeving: Digital Fairness Act
De Europese Commissie erkent dat bestaande wetgeving onvoldoende duidelijk of effectief is in het aanpakken van dark patterns. Daarom wordt gewerkt aan een nieuwe "Digital Fairness Act" die specifiek gericht zal zijn op het aanpakken van praktijken zoals dark patterns, verslavend design en oneerlijke personalisatie. Dit initiatief onderstreept de groeiende erkenning van universele consumentenkwetsbaarheid in het digitale tijdperk, waarbij vrijwel alle consumenten vatbaar kunnen zijn voor manipulatie.
> **Tip:** De effectiefste verdediging tegen dark patterns is bewustzijn. Wees je bewust van de technieken die gebruikt worden en neem de tijd om keuzes zorgvuldig te overwegen, vooral bij gevoelige beslissingen zoals abonnementen of het delen van persoonsgegevens.
> **Voorbeeld:** Een website die na het bekijken van een product een abonnement aanbiedt met een aantrekkelijke korting, waarbij het abonnement standaard geselecteerd is, en waarbij de optie om eenmalig te kopen minder prominent is weergegeven, maakt gebruik van het default-effect en het schaarste-element om de consument te sturen naar een abonnement.
---
# Wettelijke kaders en toekomstige regelgeving rondom dark patterns
Dit document behandelt de juridische kaders en toekomstige regelgeving rondom dark patterns, met een focus op bestaande wetgeving zoals de UCPD, GDPR en DSA, en de aankomende Digital Fairness Act.
## 3. Wettelijke kaders en toekomstige regelgeving rondom dark patterns
Dark patterns zijn een wijdverbreide praktijk in de digitale omgeving die de neiging heeft om consumenten te verleiden tot beslissingen die ze anders niet zouden nemen. Vanwege de potentiële significante negatieve impact op consumenten en de toenemende aandacht van beleidsmakers, is er een 'puzzel fenomeen' ontstaan waarbij verschillende regelgevingsinstrumenten van toepassing kunnen zijn, wat leidt tot vragen over overlappingen, hiaten en handhaving.
### 3.1 Bestaande juridische instrumenten
Verschillende bestaande EU-wetgevingsinstrumenten kunnen, althans in theorie, worden toegepast op dark patterns.
#### 3.1.1 De Unfair Commercial Practices Directive (UCPD)
De Unfair Commercial Practices Directive (UCPD), een richtlijn uit 2005, bepaalt wanneer een commerciële praktijk oneerlijk is. De focus ligt op praktijken die het economisch gedrag van de gemiddelde consument vervormen.
* **Oneerlijke handelspraktijken:** Deze vallen in drie categorieën:
* **Misleidende praktijken:** Dit omvat acties met valse informatie of het weglaten van noodzakelijke informatie, wat de consument misleidt. Visueel obscureren van belangrijke informatie of het ordenen ervan om een specifieke optie te promoten, trick questions en dubbelzinnige taal, en abonnementsvallen vallen hieronder.
* **Agressieve praktijken:** Deze omvatten intimidatie, dwang of oneerlijke beïnvloeding die de keuzevrijheid van de consument aanzienlijk beperkt. Het gebruik van emotionele taal om consumenten schuldig te laten voelen, valt hieronder.
* **Zwarte lijst praktijken:** Dit zijn praktijken die altijd als oneerlijk worden beschouwd, zonder dat hun effect in elk individueel geval hoeft te worden bewezen. Voorbeelden zijn het creëren van een valse tijdsdruk door te beweren dat een product slechts voor zeer korte tijd beschikbaar is, en het ongewenst en herhaaldelijk benaderen van de consument om hen iets te laten doen of accepteren.
De UCPD is van toepassing in de digitale sector, zoals bevestigd door een Commissie-mededeling uit 2021. Hoewel dark patterns geen expliciete wettelijke definitie hebben in de UCPD, kunnen zij, in business-to-consumer situaties, worden aangevochten als oneerlijke handelspraktijken. De handhaving vereist echter actie van consumentenbeschermingsautoriteiten of consumenten zelf, wat in de praktijk beperkt is vanwege de hoge drempel voor individuele consumenten.
#### 3.1.2 De General Data Protection Regulation (GDPR)
De GDPR is relevant voor dark patterns die gebruikers beïnvloeden om meer of gevoeligere gegevens te delen, of om hun gegevens niet te beschermen zoals zij normaal zouden doen. De European Data Protection Board (EDPB) spreekt in dit verband van 'deceptive design patterns' of 'disruptive design patterns'.
* **Definitie van misleidende ontwerppatronen:** Interface- en ontwerpskeuzes die gebruikers beïnvloeden om onbedoelde, ongewenste en/of potentieel schadelijke beslissingen te nemen met betrekking tot hun persoonsgegevens.
* **Betrokken GDPR-principes:** Deze patronen kunnen inbreuk maken op principes zoals:
* **Fairness (eerlijkheid) en Transparency (transparantie):** Artikel 5(1)(a) en Artikel 12(1) GDPR.
* **Data minimisation (gegevensminimalisatie):** Artikel 5(1)(c) GDPR.
* **Purpose limitation (doelbeperking):** Artikel 5(1)(b) GDPR.
* **Data protection by design and by default (gegevensbescherming door ontwerp en standaard):** Artikel 25 GDPR.
* **Freely given consent (vrijelijk gegeven toestemming):** Artikel 7 in samenhang met Artikel 4(11) GDPR.
* **Voorbeelden van patronen:**
* **Continuous prompting (continue aansporing):** Herhaaldelijk vragen om meer gegevens of toestemming voor nieuwe verwerkingsdoeleinden, wat leidt tot 'moeheid' bij de gebruiker en het toegeven aan verzoeken.
* **Emotional steering (emotionele sturing):** Gebruik van taal of visuele elementen om gebruikers positief of negatief te beïnvloeden, waardoor ze beslissingen nemen die tegen hun gegevensbeschermingsbelangen ingaan. Dit heeft een nog grotere impact op kinderen en kwetsbare groepen.
* **Deceptive snugness (sluipende aanvaarding) / Privacy-unfriendly defaults:** Gegevensinvasieve functies en opties zijn standaard ingeschakeld, gebruikmakend van het 'default effect'. De GDPR vereist gegevensbescherming by default, wat betekent dat de meest privacy-onvriendelijke opties niet standaard geactiveerd mogen zijn.
Data-beschermingsautoriteiten zijn verantwoordelijk voor het sanctioneren van het gebruik van dergelijke patronen die de GDPR schenden. De handhaving vereist echter actie van de betrokkene of de autoriteit.
#### 3.1.3 De Digital Services Act (DSA)
De DSA bevat specifieke regels met betrekking tot dark patterns voor aanbieders van online platforms.
* **Artikel 25 DSA:** Aanbieders van online platforms mogen hun online interfaces niet ontwerpen, organiseren of exploiteren op een manier die de ontvangers van hun diensten misleidt of manipuleert, of anderszins hun vermogen om vrije en geïnformeerde beslissingen te nemen materieel vervormt of aantast.
* **Toepassingsgebied:** Deze regels gelden voor zover dezelfde situatie niet reeds wordt gedekt door de UCPD of de GDPR. Het artikel is bedoeld voor gevallen die buiten de bestaande consumenten- en gegevensbeschermingsregels vallen.
* **Voorbeelden (Recital 67 DSA):**
* Keuzes presenteren op een niet-neutrale manier, zoals het visueel benadrukken van bepaalde opties.
* Herhaaldelijk een keuze van de ontvanger vragen wanneer deze al is gemaakt.
* Het annuleren van een dienst aanzienlijk omslachtiger maken dan het aanmelden ervoor.
* Het onredelijk moeilijk maken om aankopen te voltooien of uit te loggen.
* Ontvangers van diensten misleiden door hen te sturen naar bepaalde transacties of door gebruik te maken van standaardinstellingen die moeilijk te wijzigen zijn.
* **Bescherming van minderjarigen (Artikel 28 DSA en Richtlijnen):** De richtlijnen voor artikel 28 benadrukken dat platforms kinderen moeten beschermen tegen manipulatieve ontwerppatronen, zoals schaarsteberichten of beloningen die hen langer online houden en kunnen leiden tot overmatig, impulsief of verslavend gedrag.
#### 3.1.4 De Artificial Intelligence Act (AI Act)
De AI Act verbiedt bepaalde AI-praktijken, waaronder manipulatieve technieken die het gedrag van personen of groepen aanzienlijk kunnen vervormen.
* **Artikel 5 AI Act:** Het gebruik van AI-systemen die subliminale technieken, of doelbewust manipulatieve of misleidende technieken inzetten, met het doel of effect om het gedrag van een persoon of groep materieel te vervormen en hun vermogen tot geïnformeerde besluitvorming aantasten, waardoor ze beslissingen nemen die ze anders niet zouden hebben genomen en aanzienlijke schade veroorzaken. Dit geldt ook voor AI-systemen die kwetsbaarheden van personen uitbuiten (bv. leeftijd, handicap, sociale of economische situatie).
* **Complementariteit:** Deze verboden praktijken zijn complementair aan de bepalingen in de UCPD en Artikel 25 DSA. De uitdaging ligt in het bewijzen van 'aanzienlijke schade', die breed kan worden geïnterpreteerd (financieel, psychologisch, etc.).
### 3.2 Toekomstige regelgeving: De Digital Fairness Act
Ondanks de bestaande regelgeving, concludeert de Europese Commissie dat de huidige consumentenwetgeving niet duidelijk of effectief genoeg is om dark patterns aan te pakken. Er wordt gewerkt aan een nieuwe wetgevingsinstrument, momenteel de Digital Fairness Act genoemd.
* **Doel:** Zorgen dat praktijken zoals dark patterns, verslavend ontwerp en online profiling adequaat worden aangepakt.
* **Ontwikkeling:** Na een open raadpleging worden de input en bevindingen gebruikt om een voorstel op te stellen.
* **Prioriteit:** Digital fairness en consumentenbescherming online zijn geïdentificeerd als een van de vier kernprioriteiten in de Consumer Agenda 2030.
* **Verwachtingen:** Hoewel de precieze vorm van de Digital Fairness Act nog onbekend is, zal deze naar verwachting de bescherming van consumenten online versterken tegen oneerlijke beïnvloeding van beslissingen, verslavende ontwerpelementen, problematische influencerpraktijken en oneerlijke personalisatie die misbruik maakt van kwetsbaarheden.
### 3.3 Consumentenkwetsbaarheid in het digitale tijdperk
Het digitale tijdperk brengt een verschuiving teweeg in het concept van consumentenkwetsbaarheid. Traditioneel werd kwetsbaarheid toegeschreven aan specifieke groepen (kinderen, ouderen, laagopgeleiden). Echter, de complexiteit van de online omgeving, algoritmische personalisatie en dark patterns leiden steeds vaker tot een model van 'universele' of 'systemische' kwetsbaarheid, waarbij alle consumenten gevoelig zijn voor manipulatie. Dit onderstreept de noodzaak van sterkere bescherming voor alle consumenten, wat een drijfveer is achter initiatieven zoals de Digital Fairness Act.
> **Tip:** Het is cruciaal om de overlap en complementariteit tussen de UCPD, GDPR, DSA en de AI Act te begrijpen, aangezien deze wetten samen een complex web vormen voor de regulering van dark patterns. De aankomende Digital Fairness Act zal deze regelgevende puzzel verder aanvullen.
---
# Consumentenkwetsbaarheid in het digitale tijdperk
Dit topic onderzoekt consumentenkwetsbaarheid in het digitale tijdperk, waarbij de verschuiving van specifieke kwetsbare groepen naar een universeel kwetsbaarheidsmodel wordt belicht, gedreven door de complexiteit van online interacties.
## 4. Consumentenkwetsbaarheid in het digitale tijdperk
Het digitale tijdperk heeft de consumentenmarkt getransformeerd met een grotere keuze aan goederen en diensten, grensoverschrijdend winkelen en nieuwe manieren om productkwaliteit te beoordelen (zoals recensies en zoekresultaten). Deze veranderingen brengen echter ook nieuwe uitdagingen met zich mee, met name op het gebied van de informatievoorziening die gebrekkig, vals of misleidend kan zijn. Consumenten zijn sterk afhankelijk van geavanceerde advertentieformats en de invloed van algoritmes en profilering op hun beslissingen. Daarnaast vormen beveiligingsrisico's, zoals fraude, een constante zorg.
### 4.1 Dark patterns en consumenteninvloed
Een specifiek fenomeen dat veel aandacht krijgt, zijn "dark patterns". Dit zijn technieken die zijn ingebouwd in het ontwerp of de structuur van websites, platforms of apps, met als doel consumenten te sturen naar handelingen of beslissingen die ze anders niet zouden nemen. Deze patronen kunnen gepersonaliseerd zijn, gebaseerd op de verzameling van persoonlijke gegevens, of algemeen, steunend op psychologische principes zoals het anker-effect, het default-effect, framing, schaarstebias en de sunk cost fallacy.
> **Tip:** Dark patterns maken gebruik van inzichten uit de psychologie en gedragseconomie om consumentengedrag te beïnvloeden.
Onderzoek toont aan dat dark patterns wijdverbreid zijn. Een studie van de Europese Commissie, gebaseerd op mystery shopping, wees uit dat 97% van de meest populaire websites en apps die door EU-consumenten worden gebruikt, minstens één dark pattern toepast. Deze patronen kunnen aanzienlijke negatieve gevolgen hebben, waaronder financieel verlies, verlies van autonomie en privacy, cognitieve belasting, mentale schade, en negatieve effecten op concurrentie, prijs transparantie en consumentenvertrouwen.
#### 4.1.1 Kenmerken en voorbeelden van dark patterns
Dark patterns manifesteren zich op verschillende manieren:
* **Visuele ontwerpkeuzes:** Knoppen worden zo ontworpen dat de gewenste optie prominenter of aantrekkelijker is door middel van kleuren en positie. Bijvoorbeeld, een "accepteer alle cookies"-knop kan prominenter zijn dan de privacyvriendelijkere opties.
* **Misleidende taal en vragen:** Het gebruik van dubbelzinnige taal of "trick questions" om consumenten te verwarren.
* **Emotionele manipulatie:** Het gebruik van emotionele taal om bepaalde keuzes te ontmoedigen, schuldgevoelens op te wekken (peer pressure) of een gevoel van urgentie te creëren (FOMO - Fear Of Missing Out).
* **Urgentie en schaarste:** Afroming van aftelklokken of meldingen over beperkte voorraad om snelle besluitvorming te stimuleren.
* **Vooraf geselecteerde opties (Default effect):** Abonnementen of privacy-onvriendelijke instellingen die standaard zijn geselecteerd, wat leidt tot minder geneigdheid om deze te wijzigen.
* **Verborgen overschotten:** Producten zo presenteren dat consumenten meer kopen dan nodig is, bijvoorbeeld door een abonnement aan te bieden dat leidt tot een overschot aan producten.
* **Prijs per eenheid:** De prijs per kleine eenheid (bijvoorbeeld per pil) presenteren om het product goedkoper te laten lijken en abonnementen te stimuleren.
> **Voorbeeld:** Het deleten van een Amazon-account kan onnodig complex worden gemaakt door de gebruiker door meerdere menu's te leiden, wat een voorbeeld is van een "roach motel" dark pattern.
#### 4.1.2 Juridische kaders en dark patterns
De aanpak van dark patterns is complex, omdat ze vaak vallen onder verschillende wettelijke instrumenten. Dit creëert uitdagingen op het gebied van overlappingen, gaten en handhaving.
* **Wet Consumentenbescherming (Unfair Commercial Practices Directive - UCPD):** Hoewel de UCPD geen expliciete definitie van "dark pattern" bevat, kan deze worden gebruikt om oneerlijke handelspraktijken aan te pakken. Misleidende praktijken (acties of omissies die de economische gedrag van de consument materieel vervormen) en agressieve praktijken (met intimidatie, dwang of onevenredige beïnvloeding) zijn relevant. Blacklisted praktijken, zoals het creëren van valse urgentie (bv. valse timers, beperkte voorraadclaims) en herhaalde, ongewenste verzoeken, zijn altijd verboden.
> **Tip:** De UCPD is van toepassing in de digitale omgeving, zoals bevestigd door de Commissie in 2021.
* **Gegevensbeschermingskader (GDPR):** Dark patterns die consumenten aanzetten tot het delen van meer gegevens dan nodig of die hun privacy beïnvloeden, kunnen in strijd zijn met de GDPR. De European Data Protection Board (EDPB) spreekt in dit verband van "deceptive design patterns" of "disruptive design patterns". Principes als eerlijkheid, transparantie, gegevensminimalisatie en gegevensbescherming by design/default kunnen worden geschonden. Voorbeelden zijn "continuous prompting" (herhaaldelijk om gegevens vragen) en "emotional steering" (gebruik van emotionele taal om datadeling te stimuleren). Ook "deceptive snugness" (privacy-onvriendelijke standaardinstellingen) valt hieronder.
> **Voorbeeld:** Een social media platform dat met emotionele taal consumenten aanmoedigt hun locatie te delen, kan de principes van transparantie en eerlijkheid schenden.
* **Platformregulering (Digital Services Act - DSA):** De DSA bevat een specifiek artikel (artikel 25) dat online platforms verbiedt hun interfaces zodanig te ontwerpen dat ze gebruikers misleiden of manipuleren, of hun vermogen om vrije en geïnformeerde beslissingen te nemen, materieel vervormen. Dit geldt voor situaties die niet reeds onder de UCPD of GDPR vallen. Artikel 28 van de DSA, met bijbehorende richtlijnen, benadrukt ook de bescherming van minderjarigen tegen manipulatieve ontwerpprincipes.
* **Kunstmatige Intelligentie Wet (AI Act):** De AI Act verbiedt AI-systemen die subliminale technieken gebruiken of opzettelijk manipulatieve of misleidende technieken inzetten om het gedrag van personen te vervormen en hen tot beslissingen te brengen die ze anders niet zouden nemen, vooral als dit leidt tot significante schade. Ook AI die kwetsbaarheden van personen uitbuit, valt hieronder. Deze bepalingen zijn complementair aan de UCPD en de DSA.
> **Tip:** De uitdaging bij de AI Act is aan te tonen dat de schade "significant" is, wat ruimte laat voor interpretatie.
#### 4.1.3 De noodzaak van verdere actie en een nieuw model van consumentenkwetsbaarheid
Ondanks de bestaande juridische kaders, is de Europese Commissie van mening dat de huidige wetgeving niet altijd voldoende duidelijk of effectief is in het aanpakken van dark patterns. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van het voorgestelde "Digital Fairness Act". Het doel hiervan is om praktijken zoals dark patterns, verslavende ontwerpelementen en oneerlijke personalisatie, die misbruik maken van consumentenkwetsbaarheden, beter aan te pakken.
De focus op specifieke kwetsbare groepen (zoals kinderen of ouderen) wordt steeds meer aangevuld door een concept van **universele kwetsbaarheid**. In de complexe digitale omgeving, met algoritmes en dark patterns, kan vrijwel elke consument kwetsbaar zijn voor manipulatie. Dit suggereert een verschuiving naar een model waarbij alle consumenten een sterkere bescherming nodig hebben, en de grens tussen het beschermen van kwetsbare consumenten en het beschermen van alle consumenten vervaagt. Meer onderzoek is nodig om de reikwijdte van deze universele kwetsbaarheid en de implicaties daarvan voor consumentenbescherming volledig te begrijpen.
> **Voorbeeld:** In het verleden richtte consumentenbescherming zich primair op specifieke kwetsbare groepen. Nu, door de alomtegenwoordigheid van dark patterns en algoritmes, wordt erkend dat de meeste consumenten kwetsbaar kunnen zijn.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Dark patterns | Technieken die in het ontwerp of de structuur van websites, platforms of apps zijn ingebouwd en die ervoor zorgen dat gebruikers dingen doen of beslissingen nemen die ze niet bedoelden. Deze patronen kunnen gepersonaliseerd zijn of gebaseerd op algemene kennis van menselijk gedrag. |
| Consumentenbescherming | Wet- en regelgeving en beleid gericht op het beschermen van consumenten tegen oneerlijke handelspraktijken, misleidende informatie en schadelijke producten of diensten, met name in de online omgeving. |
| E-commerce | Commercie die plaatsvindt via elektronische kanalen, met name het internet, waarbij goederen en diensten online worden gekocht en verkocht. |
| Misleidende informatie | Het verstrekken van onjuiste, onvolledige of dubbelzinnige gegevens door een verkoper aan een consument, waardoor de consument een transactiebeslissing neemt die hij anders niet zou hebben genomen. |
| Algoritmische profilering | Het gebruik van algoritmen om gegevens van gebruikers te analyseren en te profileren, vaak met als doel hen te beïnvloeden met gepersonaliseerde inhoud of advertenties. |
| Online fraude | Illegale of oneerlijke activiteiten die plaatsvinden via het internet, zoals phishing, identiteitsdiefstal en het verkopen van valse producten. |
| UX-design (User Experience design) | Het ontwerpproces gericht op het creëren van producten die gebruikers een zinvolle en relevante ervaring bieden, waarbij de focus ligt op gebruiksgemak, efficiëntie en tevredenheid. |
| Gedragseconomie | Een tak van de economie die psychologische, cognitieve en emotionele factoren onderzoekt die van invloed zijn op economische beslissingen van individuen en instellingen. |
| FOMO (Fear Of Missing Out) | De angst om iets belangrijks te missen, vaak aangewakkerd door sociale media of marketingcampagnes die een gevoel van urgentie creëren. |
| Roach motel | Een type dark pattern waarbij het gemakkelijk is om een dienst te starten of een account aan te maken, maar extreem moeilijk om deze weer te beëindigen of te verwijderen. |
| Confirmshaming | Een techniek waarbij negatieve emoties, zoals schuldgevoel, worden gebruikt om een consument te overtuigen een bepaalde keuze te maken of iets te accepteren. |
| Onbillijke handelspraktijken (UCPD - Unfair Commercial Practices Directive) | Europese richtlijn die oneerlijke handelspraktijken van bedrijven jegens consumenten verbiedt en een kader biedt voor de beoordeling van misleidende en agressieve praktijken. |
| GDPR (General Data Protection Regulation) | De Algemene Verordening Gegevensbescherming, een EU-verordening die de regels voor de bescherming van persoonsgegevens vaststelt en de rechten van betrokkenen versterkt. |
| DSA (Digital Services Act) | Een EU-verordening die regels stelt voor online platforms om de verspreiding van illegale inhoud tegen te gaan, de transparantie te vergroten en gebruikers beter te beschermen. |
| AI Act (Artificial Intelligence Act) | Een voorgestelde EU-wetgeving die gericht is op het reguleren van kunstmatige intelligentie, met specifieke regels voor AI-systemen die risico's met zich meebrengen, waaronder manipulatieve praktijken. |
| Universele kwetsbaarheid | Het concept dat in de digitale omgeving vrijwel alle consumenten kwetsbaar zijn door de complexiteit, personalisatie en manipulatieve technieken, in plaats van alleen specifieke groepen. |
| Digitale eerlijkheid | Een concept dat pleit voor eerlijke en transparante digitale praktijken, waarbij consumenten niet worden misleid of gemanipuleerd, en hun keuzevrijheid wordt gerespecteerd. |
Cover
Présentation ISOC[63].pdf
Summary
# Principes généraux et dispositions légales applicables à l'impôt des sociétés
This section outlines the fundamental legal framework and general principles governing corporate income tax in Belgium, primarily referencing the Income Tax Code of 1992 (CIR 92) and its implementing regulations [2](#page=2).
### 1.1 Cadre légal et définition
The corporate income tax is governed by the Code des impôts sur les revenus 1992 (CIR 92) and its royal decree of application (AR/CIR 92). According to Article 1, paragraph 1, 2°, CIR 92, it is defined as "an tax on the total income of resident companies". Article 2, paragraph 1, 5° CIR 92 provides definitions for "company" and "resident company" [2](#page=2).
### 1.2 Champ d'application
* **Identification des entités assujetties:** Articles 179 to 182 CIR 92 specify which entities are subject to corporate income tax [2](#page=2) [3](#page=3).
* **Base imposable:** Articles 183 to 214bis CIR 92 define the scope of their taxable base [2](#page=2).
* **Calcul de l'impôt:** Articles 215 to 219quinquies CIR 92 determine the methods for calculating the tax [2](#page=2).
### 1.3 Principe fondamental de taxation
In essence, corporate income tax applies to the entirety of the profits of each resident company. As summarized by Professors John Kirkpatrick and Daniel Garabedian, "the profit subject to corporate income tax corresponds, in principle, to the increase in the net social capital [of a company over a financial year". This increase is determined based on the annual accounts, meaning that accounting law governs corporate income tax [2](#page=2).
### 1.4 Conditions d'assujettissement à l'impôt des sociétés
#### 1.4.1 Généralités
According to Article 179 CIR 92, all resident companies, as defined in Article 1, paragraph 1, 2° CIR 92, are in principle subject to corporate income tax [3](#page=3).
This implies that any entity is subject to corporate income tax if it:
* Possesses legal personality under Belgian law or foreign law (or, if lacking legal personality under foreign law, has a legal form analogous to a Belgian company with legal personality) [3](#page=3).
* Engages in operations or activities of a profit-making nature [3](#page=3).
* Has its principal establishment or seat of management or administration in Belgium [3](#page=3).
* Is not expressly excluded from this subjection [3](#page=3).
#### 1.4.2 Notion élargie de société
The concept of "company" is broader for income tax purposes than in civil law or company law. Article 179 CIR 92 notes that non-profit entities are, in principle, subject to corporate income tax. However, Articles 180 to 182 CIR 92 allow these entities to escape this subjection, either unconditionally or conditionally depending on the case. When they fall outside the scope of corporate income tax, these non-profit entities are subject to the tax on legal persons under Article 220 CIR 92 [3](#page=3).
#### 1.4.3 Catégories d'entités expressément assujetties
In addition to entities meeting the general conditions for subjection, two other categories of entities are expressly subject to corporate income tax:
* "Pension financing entities referred to in Article 8 of the Law of 27 October 2006 on the supervision of professional retirement institutions" [3](#page=3).
> **Tip:** It is crucial to understand that the definition of a "company" for tax purposes is broader than its civil law counterpart, encompassing entities that may not be traditional corporations but engage in profit-making activities and have a Belgian nexus [3](#page=3).
>
> **Tip:** Be aware that while non-profit entities are generally subject to corporate tax, specific articles provide for their potential exemption, leading them to be taxed under the tax on legal persons [3](#page=3).
---
# Conditions d'assujettissement à l'impôt des sociétés
Voici la synthèse sur les conditions d'assujettissement à l'impôt des sociétés, rédigée pour être prête à l'examen.
## 2. Conditions d'assujettissement à l'impôt des sociétés
L'assujettissement à l'impôt des sociétés est déterminé par la satisfaction de quatre conditions principales: posséder la personnalité juridique, se livrer à des opérations de caractère lucratif, avoir son siège en Belgique, et ne pas être expressément exclu [6](#page=6) [7](#page=7).
### 2.1 Généralités
Toute société résidente est, en principe, assujettie à l'impôt des sociétés. Cela inclut toute entité qui remplit cumulativement les conditions suivantes [6](#page=6) [7](#page=7):
* Posséder la personnalité juridique (en droit belge ou étranger, ou une forme analogue pour les entités étrangères) [7](#page=7).
* Se livrer à une exploitation ou à des opérations de caractère lucratif [7](#page=7).
* Avoir son principal établissement ou son siège de direction ou d'administration en Belgique [7](#page=7).
* Ne pas être expressément exclue de cet assujettissement [7](#page=7).
La notion de société est plus large à l'impôt des revenus qu'en droit civil ou des sociétés. Les entités sans but de lucre sont en principe soumises à l'impôt des sociétés, mais des dispositions spécifiques permettent parfois d'y échapper. Si elles sont hors champ de l'impôt des sociétés, elles sont alors soumises à l'impôt des personnes morales [5](#page=5).
Deux autres catégories d'entités sont expressément assujetties à l'impôt des sociétés :
* Les organismes de financement de pensions visés à l'article 8 de la loi du 27 octobre 2006 [5](#page=5).
* Les ASBL et autres personnes morales agréées en tant que société de production ou intermédiaire éligible dans le cadre du régime du "tax shelter", pour quatre exercices d'imposition [5](#page=5).
> **Tip:** Il est essentiel de distinguer les conditions générales d'assujettissement de celles qui conduisent à une exclusion expresse.
### 2.2 Être doté de la personnalité juridique
La première condition pour l'assujettissement est la personnalité juridique, c'est-à-dire être une personne morale juridiquement distincte de ses membres. L'appréciation de cette condition est une question de droit [7](#page=7).
Les entités de droit belge dotées de la personnalité juridique soumises en principe à l'impôt des sociétés (depuis l'entrée en vigueur du CSA) incluent :
* La société en nom collectif (SNC) [7](#page=7).
* La société en commandite (SComm) [7](#page=7).
* La société à responsabilité limitée (SRL) [7](#page=7).
* La société coopérative (SC) [7](#page=7).
* La société anonyme (SA) [7](#page=7).
* La société européenne (SE) [7](#page=7).
* La société coopérative européenne (SCE) [7](#page=7).
* L'association (internationale) sans but lucratif (ASBL ou AISBL) [7](#page=7).
* La fondation privée ou d'intérêt public (FP ou FUP) [7](#page=7).
Les entités dépourvues de personnalité juridique, comme les associations de fait ou les sociétés simples, sont fiscalement transparentes et ne sont pas imposées en tant que telles; l'impôt est prélevé directement dans le chef de leurs membres ou associés [7](#page=7).
Les entités étrangères qui ne possèdent pas la personnalité juridique mais ont une forme juridique analogue à une société belge dotée de la personnalité juridique sont également considérées comme possédant cette personnalité et peuvent être assujetties à l'impôt des sociétés [7](#page=7).
> **Tip:** La distinction entre entités dotées et dépourvues de personnalité juridique est fondamentale pour la détermination de leur régime fiscal.
### 2.3 Se livrer à une exploitation ou à des opérations de caractère lucratif
La deuxième condition concerne la nature des activités de l'entité: elle doit se livrer à une exploitation ou à des opérations de caractère lucratif [7](#page=7).
* **Exploitation d'entreprise:** Cela s'entend d'une entreprise industrielle, commerciale ou agricole. Il s'agit d'entités économiques indépendantes affectées à la production ou vente de biens, ou à la prestation de services, caractérisées par leur durabilité et la répétition d'opérations qui, si elles étaient faites par une personne physique, engendreraient des bénéfices imposables [7](#page=7).
* **Opérations de caractère lucratif:** Cette expression couvre les occupations "à but lucratif" ainsi que les occupations qui, même sans viser un tel but, se caractérisent par une "activité professionnelle permanente". Une telle activité suppose des opérations suffisamment fréquentes et liées pour constituer une occupation continuelle et habituelle [7](#page=7).
Cette condition s'apprécie en fait et est indépendante de la poursuite d'un but de lucre. L'utilisation de méthodes industrielles ou commerciales similaires à celles d'une personne physique pour obtenir des profits amène généralement à considérer l'entité comme assujettie à l'impôt des sociétés [7](#page=7).
Il est à noter que les articles 181 et 182 du CIR 92 prévoient, sous conditions, des exclusions de l'assujettissement à l'impôt des sociétés pour certaines entités sans but de lucre qui réalisent des opérations de caractère lucratif. Ces entités sont alors assujetties à l'impôt des personnes morales [8](#page=8).
> **Tip:** L'analyse de la nature et de la fréquence des opérations est déterminante. La notion d'activité professionnelle permanente est clé.
### 2.4 Avoir son principal établissement ou son siège de direction ou d'administration en Belgique
La troisième condition est le rattachement de l'entité à la Belgique, c'est-à-dire être une "société résidente". Le critère de rattachement fiscal est celui du "siège réel", également appelé "domicile fiscal" [8](#page=8).
Pour être résidente de la Belgique, une société doit y avoir :
* Son **principal établissement**: il s'agit de l'endroit d'où elle est dirigée et où se réunissent habituellement ses organes. On y localise le siège de son administration générale, où se trouvent les principaux éléments de direction (bureaux de direction, service commercial, comptabilité centrale, archives), où se tiennent les assemblées générales, et où se concentre l'activité directrice et la gestion des affaires sociales [8](#page=8).
* Ou, si le principal établissement n'a pu être localisé, son **siège de direction ou d'administration**: c'est le lieu d'où ces entités dirigent, gèrent ou administrent leur activité [8](#page=8).
Cette condition de résidence s'apprécie en fait. Cependant, la société qui a son siège statuaire en Belgique est désormais présumée y avoir également son principal établissement ou son siège de direction ou d'administration. Cette présomption est réfragable: la société doit prouver l'absence de siège réel en Belgique et sa résidence fiscale dans un autre État pour la renverser [8](#page=8).
> **Tip:** Le passage de la théorie du siège réel à la théorie du siège statutaire en droit des sociétés n'affecte pas le critère fiscal du siège réel.
Déterminer la résidence fiscale belge a des implications fiscales importantes au-delà de l'assujettissement à l'impôt des sociétés, notamment pour les transferts de siège, les restructurations transfrontalières, les prix de transfert, la perception du précompte mobilier, et l'imposition des plus-values sur actions [9](#page=9).
### 2.5 Absence d'exclusion expresse
La quatrième condition est que l'entité ne soit pas expressément exclue de l'assujettissement à l'impôt des sociétés [7](#page=7).
Les entités qui ne répondent pas à l'une des conditions d'assujettissement ne sont pas soumises à cet impôt. Par exemple, une entité dépourvue de personnalité juridique, non résidente belge, ou ne se livrant pas à des opérations lucratives est hors champ [9](#page=9).
De plus, certaines entités sont expressément et inconditionnellement exclues de l'impôt des sociétés. L'article 180 du CIR 92 vise des entités d'intérêt public limitativement énumérées [9](#page=9).
### 2.6 Les entités fiscalement dépersonnalisées et les exclusions
En vertu de l'article 29, paragraphe 1er, du CIR 92, les entités dépourvues de personnalité juridique ne sont pas imposées en tant que telles (transparence fiscale). L'impôt est prélevé dans le chef de leurs membres ou associés [9](#page=9).
L'article 29, paragraphe 2, du CIR 92 étend ce régime de transparence fiscale à certaines entités qui possèdent la personnalité juridique, les considérant comme fiscalement "sensées être des associations sans personnalité juridique" et donc non soumises à l'impôt des sociétés. Ces entités incluent [9](#page=9):
* Sociétés agréées comme entreprise agricole ayant la forme d'une SNC ou SComm (sauf option pour l'assujettissement à l'IS) [9](#page=9).
* Groupements européens d'intérêt économique [9](#page=9).
* Sociétés en nom collectif issues de la transformation d'un groupement d'intérêt économique, sous conditions spécifiques concernant leur activité auxiliaire et son rattachement à l'activité des associés [9](#page=9).
* Associations des copropriétaires possédant la personnalité juridique en vertu de l'article 577-5, paragraphe 1er, du Code civil [9](#page=9).
L'article 180 du CIR 92 exclut expressément certaines entités, principalement celles qui présentent un intérêt public, de l'assujettissement à l'impôt des sociétés. D'autres exclusions, conditionnelles ou inconditionnelles, sont régies par les articles 181 et 182 du CIR 92 pour certaines entités sans but de lucre [6](#page=6) [8](#page=8) [9](#page=9).
> **Tip:** La transparance fiscale et les exclusions expresses constituent des exceptions importantes au principe général d'assujettissement. Il faut bien connaître les entités listées dans les articles 180, 181 et 182 du CIR 92.
---
# Détermination de l'assiette de l'impôt des sociétés
Cette section détaille le calcul de l'assiette imposable de l'impôt des sociétés, en soulignant la primauté du droit comptable sur le droit fiscal et en définissant les concepts clés tels que les bénéfices imposables.
### 3.1 Principes généraux de l'assiette de l'impôt des sociétés
L'impôt des sociétés est un impôt sur le revenu global des sociétés résidentes. Il frappe en principe l'ensemble des revenus mondiaux de ces sociétés .
Le Code des impôts sur les revenus (CIR) 92 ne définit pas explicitement l'assiette de l'impôt des sociétés mais renvoie aux dispositions applicables à l'impôt des personnes physiques (IPP) ainsi qu'au droit comptable .
Contrairement à l'IPP, il n'y a pas lieu de distinguer différentes catégories de revenus (mobiliers, immobiliers, professionnels, divers) pour l'impôt des sociétés. Tous les avoirs d'une société, quelle que soit leur nature, ont un caractère professionnel, et les revenus qu'ils génèrent sont donc considérés comme des revenus professionnels .
La base imposable d'une société comprend ses bénéfices imposables, tels que définis par les articles 24 à 26 du CIR 92 relatifs aux bénéfices des entreprises industrielles, commerciales ou agricoles exploitées en personne physique .
#### 3.1.1 Primauté du droit comptable
Le principe fondamental est que, sauf dérogation expresse de la loi fiscale, les bénéfices imposables sont déterminés conformément à la législation belge relative aux obligations comptables des entreprises .
Ce principe, affirmé par la Cour de cassation depuis 1997 est désormais inscrit à l'article 24 du CIR 92. Il a été précisé suite à l'adoption du Code des sociétés et associations (CSA), permettant ainsi que le bénéfice imposable soit déterminé selon la législation comptable belge, même si la société est régie par un droit étranger .
Les comptes annuels d'une société (bilan, compte de résultats, annexes), ainsi que les rapports et procès-verbaux d'assemblée générale, font partie intégrante de sa déclaration fiscale et ont force probante pour l'application de l'impôt des sociétés .
En résumé, il découle que :
* Le droit comptable prime le droit fiscal, sauf dérogation .
* Les comptes annuels lient la société à l'égard de l'administration fiscale .
* Le bénéfice comptable constitue le point de départ de la détermination de l'assiette de l'impôt des sociétés .
> **Tip:** La primauté du droit comptable signifie que la fiscalité des sociétés se base largement sur les règles et les conventions comptables. Il est donc essentiel de bien maîtriser ces dernières.
### 3.2 Notions de bénéfices imposables
L'article 24 du CIR 92 liste de manière exemplative l'origine des bénéfices imposables des entreprises industrielles, commerciales ou agricoles. Ces bénéfices peuvent provenir de toutes opérations traitées par ces entreprises, ainsi que de :
* Tout accroissement de valeur de leurs actifs et tout amoindrissement de leurs passifs (plus-values), en principe uniquement si elles ont été réalisées ou exprimées dans leurs comptes annuels .
* Les sous-estimations de leurs éléments d'actif et les surestimations de leurs éléments de passif, qui ne correspondent ni à des accroissements/amoindrissements exprimés ou non dans les comptes, ni à des amortissements fiscalement admis .
Ces dispositions visent à imposer tout accroissement du patrimoine d'une société, qu'il soit exprimé dans les comptes annuels ou non. Les comptes annuels constituent le point de départ, mais des corrections fiscales sont nécessaires pour obtenir le bénéfice imposable .
L'article 25 du CIR 92 énumère d'autres éléments qui, même s'ils ne figurent pas dans les comptes annuels, constituent des bénéfices imposables pour l'impôt des sociétés :
* Les sommes affectées au remboursement total ou partiel de capitaux empruntés, à l'extension de l'entreprise ou à l'accroissement de la valeur des éléments de l'actif .
* Les réserves, fonds de prévision ou provisions quelconques, le résultat reporté à nouveau et toutes sommes auxquelles une affectation analogue est donnée .
* Les indemnités de toute nature obtenues en cours d'exploitation .
> **Example:** Le remboursement d'un emprunt, bien qu'étant une sortie de fonds, peut être assimilé à un bénéfice imposable si le débit affecte le compte de résultat, impactant ainsi le bénéfice comptable. Il faudra alors augmenter le bénéfice imposable du montant du remboursement pour retrouver la base imposable correcte .
En dehors des apports, l'impôt des sociétés frappe tout enrichissement d'une société au cours d'un exercice .
L'article 26 du CIR 92 vise à lutter contre les appauvrissements anormaux ou abusifs des sociétés et l'érosion de la base imposable. Il prévoit que les "avantages anormaux ou bénévoles" accordés par une entreprise sont ajoutés à ses bénéfices imposables .
Ces avantages sont qualifiés comme suit :
* **Avantage:** Ce qui est utile, profitable, procurant un enrichissement sans contrepartie équivalente .
* **Anormal:** Ce qui n'aurait pas été accordé entre parties indépendantes dans des conditions normales de marché .
* **Bénévole:** Accordé sans constituer l'exécution d'une obligation ou sans aucune contrepartie .
La valeur d'un tel avantage est ajoutée au bénéfice imposable de celui qui l'octroie, sauf si cet avantage intervient pour déterminer les revenus imposables de son bénéficiaire .
Des exceptions existent, notamment pour les non-résidents de Belgique bénéficiant de l'avantage .
#### 3.2.1 Exceptions aux règles de détermination du bénéfice imposable
Les règles définissant le bénéfice imposable connaissent de nombreuses exceptions, portant principalement sur :
* Certains subsides bénéficiant d'une taxation différée ou exonérés .
* Certaines primes et indemnités particulières (ex: indemnités Covid-19) .
* Les plus-values: latentes (en principe exonérées), exprimées ou réalisées (en principe imposables), selon leur objet ou le type d'opération. Elles peuvent être exonérées ou bénéficier d'une taxation étalée sous conditions de remploi et/ou d'intangibilité .
* Les réductions de valeur sur participations: non déductibles sauf exception, en contrepartie de l'absence d'imposition des plus-values sur participations .
* Les réductions de valeurs sur créances: déductibles si correctement comptabilisées et sous strictes conditions .
* Les provisions pour risques et charges: en principe imposables, elles peuvent être exonérées sous strictes conditions .
### 3.3 Notions de frais professionnels déductibles
Tous les revenus recueillis par une société ont un caractère professionnel et sont en principe imposables. Cependant, les dépenses réalisées par une société ne sont pas automatiquement déductibles .
Pour être qualifiés de frais professionnels déductibles, les frais doivent répondre à quatre conditions établies par l'article 49 du CIR 92 :
1. Se rattacher nécessairement à l'exercice de l'activité professionnelle .
2. Avoir été faits ou supportés pendant la période imposable .
3. Avoir été faits ou supportés en vue d'acquérir ou de conserver des revenus imposables .
4. Être justifiés par le contribuable quant à leur réalité et leur montant .
L'article 52 du CIR 92 contient une liste exemplative de frais professionnels admis à la déduction. D'autres articles (53 à 66bis et 194octies à 207 du CIR 92) énumèrent les frais non déductibles, partiellement déductibles, déductibles à plus de 100%, ou dont la déductibilité est soumise à des conditions particulières .
#### 3.3.1 Conditions générales de déductibilité (article 49 du CIR 92)
1. **Frais faits ou supportés pendant la période imposable :**
Les frais sont considérés comme faits ou supportés pendant la période imposable s'ils sont effectivement payés ou supportés, ou s'ils ont acquis le caractère de dettes ou pertes certaines et liquides et sont comptabilisés comme telles .
En raison de la primauté du droit comptable et du principe de correspondance des charges aux produits ("matching principle"), les frais doivent être déduits dès qu'ils acquièrent un caractère certain et liquide, et non plus nécessairement au moment de leur paiement s'ils avaient déjà acquis ce caractère dans une période antérieure .
2. **Frais justifiés quant à leur réalité et leur montant :**
Le contribuable doit prouver la réalité, le montant et la nature professionnelle des frais. La comptabilité de la société, si elle repose sur des documents probants, facilite cette justification. Une facture irrégulière en matière de TVA peut suffire pour l'impôt des sociétés si elle prouve ces éléments. D'autres moyens de preuve sont admis, tels que les présomptions de fait, en cas de destruction involontaire des documents probants ou lorsqu'il n'est pas d'usage de les exiger. Le montant des frais non établis par documents probants peut être fixé forfaitairement ou évalué raisonnablement par l'administration fiscale .
3. **Frais en vue d'acquérir ou conserver des revenus imposables et rattachement nécessaire à l'activité professionnelle :**
Ces deux conditions distinctes sont examinées ensemble.
a. **De la théorie de l'objet social à la théorie de la rémunération :**
Historiquement, l'administration fiscale a appliqué la "théorie de l'objet social", considérant que les frais n'étaient déductibles que s'ils étaient liés à l'objet statutaire de la société. La Cour de cassation est revenue sur cette jurisprudence en 2015, affirmant que les frais professionnels n'ont pas nécessairement de lien avec l'activité sociale ou l'objet statutaire pour être déductibles .
La "théorie de l'affectation" admet la déduction des frais relatifs à un bien, même partiellement affecté à une activité professionnelle, pourvu qu'il y ait une affectation professionnelle .
La "théorie de la rémunération" considère que les rémunérations des dirigeants d'entreprise, y compris les avantages de toute nature, sont des frais professionnels déductibles. Cependant, il faut démontrer que ces frais de rémunération correspondent à des prestations réellement effectuées au bénéfice de la société .
b. **La théorie de l'investissement :**
Cette théorie, apparue récemment, examine la rentabilité de l'opération pour déterminer le caractère déductible de certains frais, notamment liés à la mise à disposition d'habitations. Elle suggère que les dépenses d'investissement ne sont déductibles que si elles permettent de réaliser un investissement rentable, engendrant une plus-value économique. L'arrêt de la Cour de cassation du 17 septembre 2020 nuance ce point en précisant que les dépenses trouvant une contrepartie au bilan (investissements) ne sont pas traitées comme des frais à fonds perdu .
#### 3.3.2 Limites, exceptions et dépenses non admises
Les articles 53 à 66bis et 194octies à 207 du CIR 92 prévoient des déductions limitées, non admises, ou soumises à conditions particulières :
* **Frais de réception, de restaurant et frais publicitaires :**
* Frais de réception: déductibles à concurrence de 50 % .
* Frais de restaurant: déductibles à hauteur de 69 % .
* Frais publicitaires: intégralement déductibles s'ils répondent aux conditions générales de déduction, leur finalité peut primer leur nature .
* **Frais déraisonnables:** Non déductibles dans la mesure où ils dépassent de manière déraisonnable les besoins professionnels. L'administration doit prouver leur caractère déraisonnable .
* **Amendes:** Depuis l'exercice d'imposition 2021, toutes les amendes (pénales, administratives, transactionnelles, majorations de cotisations sociales) ne sont plus déductibles .
* **Commissions secrètes, bénéfices dissimulés et frais de corruption:** L'article 57 du CIR 92 conditionne la déductibilité de certains frais à la production de fiches fiscales. À défaut, une cotisation distincte est établie, qui n'est plus déductible de l'impôt des sociétés depuis l'exercice d'imposition 2021 .
### 3.4 Déductions fiscales
Seul le bénéfice net d'une société est imposable. Pour déterminer la base imposable, il faut déduire du bénéfice net les pertes antérieures et diverses déductions fiscales .
#### 3.4.1 Déduction pour investissement
Permet de déduire un pourcentage des montants consacrés à certains investissements éligibles (immobilisations corporelles ou incorporelles amortissables sur au moins 3 périodes imposables, acquises à l'état neuf, affectées à l'activité professionnelle en Belgique, etc.). Le taux varie selon le type d'investissement (base ou majoré). Pour les petites sociétés, la déduction de base est de 8% (avec des taux majorés de 20% ou 25% pour certaines périodes) .
#### 3.4.2 Déduction des revenus définitivement taxés (RDT)
Ce régime vise à éliminer la double imposition économique des dividendes perçus par une société mère de sa filiale. Sous conditions quantitatives et qualitatives (imposition minimale subie par les dividendes, participation d'au moins 10% ou 2,5 millions d'euros détenue pendant un an), les dividendes reçus sont déduits de la base imposable. Depuis l'exercice d'imposition 2019, la déduction est de 100% .
#### 3.4.3 Déduction pour revenus d’innovation
Ce régime, remplaçant la déduction pour revenus de brevets, encourage la recherche et le développement (R&D). Il s'applique aux revenus générés par des droits intellectuels éligibles. Le calcul du bénéfice éligible tient compte des dépenses en R&D réalisées personnellement par la société ("modified nexus approach") .
#### 3.4.4 Déduction pour transfert intragroupe
Permet, sous conditions, à une société de transférer une partie de son bénéfice à une société liée, et de déduire la partie ainsi transférée de ses bénéfices imposables .
#### 3.4.5 Déduction pour capital à risque (DCR)
Vise à compenser le désavantage fiscal des sociétés financées par fonds propres par rapport à celles financées par emprunt. Elle permet de déduire des intérêts fictifs proportionnellement aux capitaux propres. La DCR incrémentale est calculée sur la différence entre les capitaux propres actuels et ceux du début de la cinquième période imposable antérieure, après corrections. Le taux de déduction est basé sur le taux des obligations linéaires à 10 ans .
#### 3.4.6 Pertes antérieures
Les pertes antérieures sont déductibles indéfiniment des revenus professionnels des périodes imposables suivantes jusqu'à leur apurement total. Cependant, leur déductibilité peut être perdue en cas de prise ou changement de contrôle "qui ne répond pas à des besoins légitimes de caractère financier ou économique". En cas de restructuration avec neutralité fiscale, leur déductibilité est limitée proportionnellement à l'actif fiscal net transféré .
### 3.5 Ordre de calcul des bénéfices imposables et notion de « corbeille fiscale »
L'ordre des opérations pour déterminer la base imposable est fixé par les articles 207 du CIR 92 et 74 à 79 de l'AR/CIR 92. Il y a 14 opérations successives .
La réforme de l'impôt des sociétés de 2017 a introduit une "corbeille fiscale", une base imposable minimale. Cette mesure limite l'utilisation des déductions pour capital à risque (DCR pré/post réforme), RDT, revenus d'innovation, et pertes fiscales antérieures. Leur utilisation est limitée à 1 million d'euros, plus 70% du solde des bénéfices restants après la 8ème opération. En conséquence, 30% des bénéfices imposables excédant 1 million d'euros constituent une base imposable minimale .
L'ordre des 14 opérations comprend notamment: addition des bénéfices réservés, dépenses non admises et dividendes distribués; ventilation des revenus étrangers; déduction des bénéfices immunisés et des revenus définitivement taxés .
---
# Calcul de l'impôt et taux applicables
Voici le résumé de votre module d'étude sur le calcul de l'impôt et les taux applicables, conçu pour être exam-ready.
## 4. Calcul de l'impôt et taux applicables
Cette section détaille le calcul de l'impôt des sociétés en abordant les taux ordinaires de base, les taux réduits pour les petites sociétés, ainsi que les exclusions et les cotisations distinctes.
### 4.1 Principes et dispositions légales applicables
Le régime ordinaire de taxation est établi par les articles 215 à 218/1 du Code des impôts sur les revenus 1992 (C.I.R. 92). Les articles 219 à 219quinquies C.I.R. 92 traitent des "cotisations distinctes", distinctes de l'impôt des sociétés ordinaire. L'analyse se concentre sur l'article 215 C.I.R. 92, relatif aux taux d'imposition ordinaires. Les taux particuliers pour certaines sociétés, les majorations pour absence ou insuffisance de versements anticipés, et les règles relatives à la réserve de reconstitution Covid-19 ne sont pas détaillés ici. La cotisation distincte sur les "commissions secrètes" a déjà été examinée. Les autres cotisations distinctes sont principalement des "cotisations-sanctions" appliquées lorsque les conditions de régimes fiscaux favorables (sociétés de logement, carry back Covid-19, réserve de liquidation) ne sont plus respectées [52](#page=52).
Le calcul de l'impôt selon le régime ordinaire est simple: il consiste à appliquer le taux d'imposition prévu par l'article 215 C.I.R. 92 au bénéfice imposable déterminé après les étapes précédentes. Ensuite, il faut imputer les précomptes payés et, le cas échéant, majorer le résultat des montants pour absence ou insuffisance de versements anticipés [53](#page=53).
### 4.2 Les taux ordinaires d'imposition
#### 4.2.1 Taux ordinaire de base et taux ordinaire réduit établis à l'article 215 C.I.R. 92
Avant la réforme de 2017, le taux d'imposition ordinaire de base était de 33 %, auquel s'ajoutait une contribution complémentaire de crise, portant le total à 33,99 %. Suite à la réforme de 2017, ce taux de base a été progressivement réduit, et la contribution complémentaire de crise, initialement de 2 % pour les exercices d'imposition 2019 et 2020, a été supprimée à partir de l'exercice d'imposition 2021 [53](#page=53).
Depuis l'exercice d'imposition 2021, le taux d'imposition ordinaire de base est de 25 %. Sous certaines conditions, et depuis l'exercice d'imposition 2019, les petites sociétés (au sens de l'article 1:24, paragraphes 1er à 6 du CSA) bénéficient d'un taux réduit de 20 % sur la première tranche de 100 000 euros de leurs bénéfices imposables [53](#page=53).
#### 4.2.2 Exclusions du taux réduit
L'article 215, troisième alinéa, C.I.R. 92 liste les hypothèses d'exclusion du bénéfice du taux réduit de 20 % pour la première tranche de 100 000 euros de bénéfices imposables des petites sociétés. Les sociétés coopératives agréées selon l'article 8:4 du CSA ne sont pas concernées par ces exclusions [54](#page=54).
Le taux réduit ne s'applique pas aux catégories suivantes de sociétés [54](#page=54):
* **Sociétés financières**: celles qui détiennent, à la clôture de leurs comptes annuels, des actions ou parts dont la valeur excède 50 % de la valeur réévaluée du capital libéré, ou du capital libéré augmenté des réserves taxées et des plus-values comptabilisées. Les participations d'au moins 75 % dans le capital libéré de la société émettrice ne sont pas prises en compte pour ce calcul [54](#page=54).
* **Sociétés filiales**: celles dont les actions ou parts représentant leur capital sont détenues, à la clôture de leur exercice comptable, par une ou plusieurs autres sociétés à concurrence d'au moins 50 % [54](#page=54).
* Sociétés ne rémunérant pas au moins l'un de leurs dirigeants à concurrence d'au moins 45 000 euros (calculé à charge de leur résultat pour l'exercice) ou, si ce résultat est inférieur à 45 000 euros, qui n'octroient pas une rémunération au moins égale à leur base imposable [54](#page=54).
* Certaines **sociétés d'investissement**: spécifiquement celles visées aux articles 6 et 271/5 de la loi du 3 août 2012 (OPCVM conformes à la directive 2009/65/CE), les organismes de placement en créances, les sociétés d'investissement visées aux articles 181 et 282 de la loi du 19 avril 2014 (OPCA et leurs gestionnaires), les sociétés immobilières réglementées, les sociétés d'investissement à capital fixe en biens immobiliers, ainsi que les organismes de financement de pensions visés à l'article 8 de la loi du 27 octobre 2006, dans la mesure où l'article 185bis, paragraphe 1er, s'applique [54](#page=54).
L'exclusion pour les sociétés n'accordant pas une rémunération minimale à l'un de leurs dirigeants est clarifiée comme suit :
* Si la rémunération est d'au moins 45 000 euros, il n'y a pas d'exclusion [54](#page=54).
* Si la rémunération est inférieure à 45 000 euros, il faut vérifier la base imposable de la société *avant* déduction de cette rémunération [55](#page=55).
* Si cette base imposable avant rémunération est inférieure à 90 000 euros, la rémunération minimale doit être d'au moins 50 % de ce montant ("principe 50/50"). À défaut, le taux réduit ne s'applique pas [55](#page=55).
> **Exemple:** Une société dont la base imposable avant rémunération est de 60 000 euros doit accorder une rémunération d'au moins 30 000 euros (50 % de 60 000 euros) à l'un de ses dirigeants pour bénéficier du taux réduit [55](#page=55).
---
## Erreurs courantes à éviter
- Révisez tous les sujets en profondeur avant les examens
- Portez attention aux formules et définitions clés
- Pratiquez avec les exemples fournis dans chaque section
- Ne mémorisez pas sans comprendre les concepts sous-jacents
Glossary
| Terme | Définition |
|---|---|
| Code des impôts sur les revenus 1992 (C.I.R. 92) | Il s'agit du texte législatif principal régissant l'impôt sur les revenus en Belgique, incluant l'impôt des sociétés. Il est complété par son arrêté royal d'exécution (AR/C.I.R. 92). |
| Société résidente | Une entité qui a son principal établissement ou son siège de direction ou d'administration en Belgique, tel que défini par l'article 2, paragraphe 1er, 5°, b) du CIR 92. |
| Assujettissement à l'impôt des sociétés | Le processus par lequel une entité remplit les conditions légales pour être soumise à l'impôt des sociétés, principalement régies par les articles 179 à 182 du CIR 92. |
| Personnalité juridique | La qualité d'une entité qui la distingue des personnes physiques qui la composent, lui permettant d'agir en son nom propre en droit. |
| Opérations de caractère lucratif | Activités économiques visant à générer un profit, qu'elles soient de nature industrielle, commerciale ou agricole, et se caractérisant par une durabilité dans le temps. |
| Siège réel (ou siège de direction/administration) | Le lieu où une société est dirigée et où se réunissent habituellement ses organes de décision, critère déterminant sa résidence fiscale. |
| Transparence fiscale | Un régime fiscal où une entité dépourvue de personnalité juridique n'est pas imposée en tant que telle, l'impôt étant prélevé directement dans le chef de ses actionnaires ou membres. |
| Base imposable | L'ensemble des bénéfices nets d'une société, après déduction des frais professionnels et application des corrections fiscales, qui sert de fondement au calcul de l'impôt. |
| Frais professionnels déductibles | Les dépenses engagées par une société qui sont nécessaires à son activité professionnelle, ont été supportées pendant la période imposable, visent à acquérir ou conserver des revenus imposables et sont justifiées. |
| Déduction pour investissement | Un mécanisme fiscal permettant de déduire des bénéfices imposables un pourcentage des montants consacrés à certains investissements éligibles, afin d'encourager l'investissement dans l'économie. |
| Déduction pour capital à risque (DCR) | Un avantage fiscal visant à réduire la charge fiscale des sociétés en leur permettant de déduire des intérêts fictifs proportionnellement à leurs capitaux propres, encourageant ainsi le financement par fonds propres. |
| Cotisation distincte | Une imposition spécifique, distincte de l'impôt des sociétés ordinaire, appliquée dans des cas particuliers tels que les commissions secrètes, les bénéfices dissimulés ou certaines sanctions fiscales. |
| Corbeille fiscale | Un mécanisme mis en place depuis la réforme de l'impôt des sociétés de 2017 qui limite l'utilisation de certaines déductions fiscales (reports de déduction) à un certain montant et pourcentage des bénéfices imposables. |
| Dividendes | Les sommes d'argent distribuées par une société à ses actionnaires à partir de ses bénéfices. |
| Revenus définitivement taxés (RDT) | Un régime d'exonération des dividendes reçus par une société mère d'une société fille, visant à éviter la double imposition économique des bénéfices distribués. |
Cover
Rechtspersonenrecht.docx
Summary
Het rechtspersonenrecht bestudeert de verschillende juridische organisatievormen die worden gebruikt voor economische activiteiten, met een focus op vennootschappen, verenigingen en stichtingen, en de regels die hun oprichting, werking en beëindiging beheersen, met als doel het faciliteren van samenwerking, het beperken van aansprakelijkheid en het bieden van een stabiel juridisch kader.
## Inleiding tot Rechtspersonenrecht
Dit vakgebied behandelt de juridische structuren die worden gebruikt voor economische en maatschappelijke doeleinden, met een specifieke focus op vennootschappen, verenigingen en stichtingen. Deze organisatievormen zijn essentieel voor het aanbieden van goederen en diensten op de markt en het nastreven van diverse doelstellingen, variërend van financieel gewin tot maatschappelijk nut. Sinds 2019 is het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) van kracht, dat het huidige recht regelt.
## Categorieën van Rechtspersonen
Het recht onderscheidt verschillende categorieën van rechtspersonen, gebaseerd op hun doelstellingen en kenmerken:
### Vennootschappen (Profit)
* **Doel:** Vennoten streven naar zichzelf financieel te verrijken via de vennootschap. Winst maximalisatie is de prioriteit.
* **Voorbeelden:** Apple, Proximus, Volkswagen, AA Gent, lokale bakkerijen en slagerijen.
### Verenigingen (Non-profit)
* **Doel:** Nastrevend van een belangeloos doel, met een verbod op winstverdeling aan leden. Winst mag wel worden gemaakt, maar enkel ten dienste van het belangeloze doel.
* **Voorbeelden:** Fanfares, Amnesty International, Natuurpunt, ziekenhuizen, politieke partijen, vakbonden.
### Stichtingen
* **Doel:** Nastreven van een belangeloos doel, zoals het financieren van wetenschappelijk onderzoek. Het ingebrachte vermogen is permanent bestemd voor dit doel en mag niet worden uitgekeerd aan begunstigden, behalve ter realisatie van het belangeloze doel.
* **Kenmerken:** Hebben geen leden, maar wel één of meerdere bestuurders. Het bestuur beslist over de concrete aanwending van het vermogen.
## Onderneming
Het begrip 'onderneming' is niet uniform in het recht:
* **Economische definitie:** Een entiteit die goederen of diensten produceert met het oog op economische activiteit.
* **Juridische definitie (Wetboek Economisch Recht - WER):** Omvat alle privaatrechtelijke rechtspersonen, entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid die op winstuitkering gericht zijn, en natuurlijke personen met een zelfstandige beroepsactiviteit.
* **Specifieke definities:** Verschillende wetgevingsdomeinen (bv. mededingingsrecht, sociale wetgeving) hanteren specifieke definities van 'onderneming'.
**Belangrijk:** Alle vennootschappen zijn ondernemingen in de zin van het WER, maar niet alle ondernemingen zijn vennootschappen.
## Vennootschap versus Onderneming
* **Vennootschap:** Een juridische structuur, een rechtssubject met eigen rechten en plichten.
* **Onderneming:** Een feitelijke of economische realiteit, geen rechtssubject. Verplichtingen kunnen enkel tegenover rechtssubjecten worden afgedwongen.
## Wetsgeschiedenis en Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV)
* **Voor 2019:** Wetgeving was verspreid over het Wetboek van Vennootschappen en de VZW-wet.
* **Sinds 1 mei 2019:** Inwerkingtreding van het WVV.
* **Overgangsrecht:** Bestaande vennootschappen moesten hun statuten tegen 2024 aanpassen aan het nieuwe recht, anders riskeerden bestuurders aansprakelijkheid.
## Functies van het Vennootschapsrecht
1. **Faciliterend:** Verlagen van transactiekosten door standaardregels (suppletief recht) voor samenwerking.
2. **Paternalistisch:** Beschermen van aandeelhouders en de buitenwereld via dwingende regels.
## Meerlagige Regulering
De werking van een vennootschap wordt bepaald door verschillende nive বস্তু:
* **Wet:** Dwingend of suppletief recht.
* **Statuten:** Basiswerking, moeilijk te wijzigen.
* **Intern Reglement:** Aanvullende, flexibele regels, niet openbaar gemaakt.
* **Aandeelhoudersovereenkomsten:** Contracten tussen aandeelhouders voor specifieke afspraken.
* **Corporate Governance Codes / Best Practices:** Soft law aanbevelingen ('comply or explain').
* **Noteringsvoorwaarden:** Voor beursgenoteerde vennootschappen.
* **Contracten met stakeholders:** Bijvoorbeeld met kredietverschaffers (covenants).
## Categorieën van Vennootschappen
Het WVV onderscheidt voornamelijk personenvennootschappen en kapitaalvennootschappen:
### Personenvennootschappen
* **Kenmerk:** Persoonlijke samenwerking tussen vennoten staat centraal.
* **Aansprakelijkheid:** Onbeperkte aansprakelijkheid van de vennoten.
* **Vormen:** Maatschap, Vennootschap onder Firma (VOF), Commanditaire Vennootschap (CommV).
### Kapitaalvennootschappen
* **Kenmerk:** Beperkte aansprakelijkheid van de vennoten.
* **Vormen:** Besloten Vennootschap (BV), Naamloze Vennootschap (NV), Coöperatieve Vennootschap (CV).
## Rechtspersoonlijkheid (RP)
* **Definitie:** Een entiteit die door het objectieve recht als rechtssubject wordt erkend en geen mens is.
* **Verwerving:** Door het neerleggen van de oprichtingsakte bij de griffie van de ondernemingsrechtbank.
* **Gevolgen:** Titularis van juridische rechten en plichten, procesbekwaamheid.
* **Vereiste:** Een geschrift is vereist (behalve voor maatschappen), wat een bestaans- en niet slechts een bewijsvereiste is.
### Het Scheidingsprincipe (Trennungsprinzip)
* **Entity Shielding:** Bescherming van het vennootschapsvermogen tegen persoonlijke schuldeisers van aandeelhouders.
* **Owner Shielding:** Bescherming van het privévermogen van aandeelhouders tegen schuldeisers van de vennootschap.
#### Graden van Vermogensafscheiding
* **Louter contractuele beschikking:** Brengt geen vermogensafscheiding met zich mee.
* **Gewone mede-eigendom:** Slechts het aandeel in de mede-eigendom behoort tot het vermogen van de schuldenaar.
* **Boedelgemeenschap (bv. Maatschap, Huwelijksgemeenschap):** Een verdergaande vorm van vermogensafscheiding, waarbij deelgenoten geen enkel recht hebben op individuele goederen.
## Aansprakelijkheid
### Beperkte vs. Onbeperkte Aansprakelijkheid
* **Geen RP:** Meestal onbeperkte aansprakelijkheid.
* **Met RP:**
* **Beperkte aansprakelijkheid:** BV, CV, NV.
* **Onbeperkte aansprakelijkheid:** VOF, Commanditaire vennoten in CommV. Dit is historisch te verklaren door de nadruk op persoonlijke kredietwaardigheid in oudere vennootschapsvormen.
### Onbeperkte Aansprakelijkheid
* **Kenmerken:** Vennoten staan met hun persoonlijk vermogen in voor de vennootschapsschulden. Zij zijn geen subsidiaire schuldenaars; de verbintenis van de vennootschap is de verbintenis van de vennoten. Schulden van de VOF zijn schulden van de vennoten.
* **Gevolgen:** Geen volgorde van tenuitvoerlegging vereist, hoewel soms eerst veroordeling van de vennootschap vereist is.
### Beperkte Aansprakelijkheid
* **Logisch voor:** Contractuele schulden.
* **Betwist (academisch) voor:** Schulden uit onrechtmatige daad, vanwege de mogelijke asymmetrie tussen winstmaximalisatie en risicobeperking voor aandeelhouders.
* **Leverage:** Schuldfinanciering wordt aantrekkelijker doordat aandeelhouders profiteren van de opbrengsten boven de vaste rente, terwijl verliezen beperkt blijven tot hun inbreng.
## Individuele Rechtsvormen
### 1\. Maatschap
* **Kenmerken:** Meest primitieve vorm, geen RP, puur contractueel, geen geschrift vereist. Onbeperkte aansprakelijkheid vennoten. Geen organen of bestuursplicht (wel beherende vennoten). Elke vennoot/aandeelhouder kan rechtshandelingen stellen. Eén vennoot, één stem (suppletief). Winstverdeling proportioneel aan inbreng (suppletief). Behandeld als contract intuitu personae.
* **Vormen:** Tijdelijke vennootschap, stille vennootschap (interne vennootschap).
* **Impact Wet Ondernemingsrecht:** Maatschappelijke registratieplicht in KBO (Kruispuntbank van Ondernemingen), quasi-rechtspersoonlijkheid.
### VOF en CommV
* **VOF:** Maatschap met RP, geschrift en openbaarmaking vereist. Onbeperkte en hoofdelijke aansprakelijkheid vennoten. Beherende vennoten vertegenwoordigen de vennootschap. Intuitu personae: ontbinding bij wegvallen vennoot, tenzij anders bepaald. Unanieme beslissingen en overdrachten vereist.
* **CommV:** VOF met twee soorten vennoten: gecommanditeerden (onbeperkt aansprakelijk) en commanditairen (beperkt aansprakelijk).
### BV, NV, CV
* **BV (Besloten Vennootschap):** Opgericht met notariële akte. Beperkte aansprakelijkheid. Sinds 2019 flexibeler, zonder kapitaalplicht maar met vereiste van voldoende aanvangsvermogen. Traditioneel voor KMO's en familievennootschappen.
* **NV (Naamloze Vennootschap):** Minimumkapitaalplicht (61.500 euro). Onuitkeerbaar kapitaal. Oorspronkelijk bedoeld voor kapitaalintensieve ondernemingen en beursgenoteerde vennootschappen. Nu ook toegankelijk voor KMO's, met strenge regels rond kapitaalbehoud.
* **CV (Coöperatieve Vennootschap):** Oorspronkelijk bedoeld voor arbeidersparticipatie en kostenbesparing. Kenmerken: soepele in- en uittreding, één vennoot één stem (default), mogelijkheid tot erkenning als sociale onderneming. Sinds WVV strengere definitie om coöperatief gedachtegoed te waarborgen.
## Oprichting en Rechtspersoonlijkheid
### Fasen in de Oprichting
1. **Pre-contractuele fase:** Onderhandelingen, NDA's, exclusiviteitsclausules.
2. **Oprichtingsovereenkomst:** Vorm, voorwerp, aansprakelijkheid, inbreng.
3. **Opstellen Akte:** Formele vastlegging (nietigheid bij ontbreken geschrift of verkeerde vorm).
4. **Neerlegging Akte bij Griffie:** Verwerving van rechtspersoonlijkheid.
5. **Openbaarmaking in BS (Belgisch Staatsblad):** Tegenwerpelijkheid aan derden.
### Geschriftvereiste
* **Bestaansvereiste:** Nodig voor de totstandkoming van de rechtspersoonlijkheid.
* **Vorm:** Onderhands voor VOF/CommV/Verenigingen, authentiek voor BV/CV/NV/Stichtingen.
### Inhoud Oprichtingsakte
* Algemene vereisten voor alle vennootschappen (naam, voorwerp, inbrengen).
* Specifieke vereisten per rechtsvorm (bv. kapitaal voor NV).
* Sanctie bij ontbreken: nietigheid of aansprakelijkheid oprichters.
### Openbaarmaking Oprichtingsakte
* **Neerlegging Griffie:** Verwerving RP.
* **Bekendmaking in BS:** Tegenwerpelijkheid aan derden.
* **Andere openbaar te maken gegevens:** Benoemingen, statutenwijzigingen, etc. (vennootschapsdossier, statutenbank).
### Preconstitutief Handelen (Art. 2:2 WVV)
* Handelingen gesteld in naam van de vennootschap in oprichting.
* **Principe:** Oprichter is persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk.
* **Bevrijding:** Door overname van de verbintenis door de RP na oprichting (mits termijnen en formele vereisten voldaan).
* **Retroactiviteit:** De overgenomen verbintenis wordt geacht vanaf het begin door de RP te zijn aangegaan.
### Nietigheid van Vennootschappen
* **Gronden:** Verschillen tussen vennootschappen met beperkte en onbeperkte aansprakelijkheid (BW-gronden vs. limitatieve lijst).
* **Gevolgen:**
* **Vennootschappen met onbeperkte aansprakelijkheid:** Nietigheid van één participatie kan leiden tot nietigheid van de ganse vennootschap (intuitu personae).
* **Vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid:** Nietigheid van één participatie leidt niet automatisch tot nietigheid van de ganse vennootschap, tenzij er sprake is van eenhoofdigheid of intuitu personae kenmerken.
* **Nietigheid van Rechtspersonen:** Enkel door de rechter, constitutief, met mogelijke regularisatie en tegenwerpelijkheid na publicatie in BS. Werkt in principe niet retroactief (behalve bij maatschap en contracten met opeenvolgende prestaties).
## Identificatie van Rechtspersonen
### Vennootschapsnaam
* **Functie:** Identificatie in het rechtsverkeer en drager van de rechtsvorm.
* **Vereiste:** Moet onderscheidend zijn (contrôle in KBO).
* **Bescherming:** Vennootschapsnaam (identiek) vs. handelsnaam (gelijkend, verwarring in concreto).
* **Wijziging:** Mogelijk via statutenwijziging, niet tijdens vereffening.
### Zetel
* **Definitie:** Het adres van de vennootschap, wettelijk bepaald door het Gewest.
* **Statutaire Zetel Leer:** De zetel zoals bepaald in de statuten is doorslaggevend voor het toepasselijke recht, ongeacht de feitelijke vestigingsplaats. Dit verhoogt de rechtszekerheid, vooral in internationale context.
* **Belang:** Territoriale bevoegdheid rechtbank, betekeningen, toepasselijke taalwetgeving, Internationaal Privaatrecht (IPR).
## Bestuur en Vertegenwoordiging
### Het Bestuur
* **Functies:** Interne leiding (strategische beslissingen) en externe vertegenwoordiging (rechtshandelingen).
* **Organisatie:**
* **Collegiaal Raad van Bestuur:** Standaardmodel bij NV (vroeger verplicht), met quorum- en meerderheidsregels.
* **Individueel bevoegde Zaakvoerders/Bestuurders:** Dominant model bij andere vennootschappen, met volheid van bevoegdheid tenzij statutair beperkt.
* **Personenvennootschappen:** Geen specifieke organen vereist; beherende vennoten oefenen bestuursbevoegdheid uit.
* **Realiteit:** Vaak onderscheid tussen uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders, met naleving van het vennootschapsbelang en de loyaliteitsplicht.
### Benoeming en Statuut Bestuurders
* **Benoembaarheid:** In principe iedereen, tenzij statuten anders bepalen. Regels inzake genderverhoudingen bij genoteerde vennootschappen.
* **Vertegenwoordiging:** Handelingen gebonden aan de vennootschap via de vertegenwoordigingsbevoegdheid, beheerst door lastgevingsrecht en de prokura-leer.
* **Bevoegdheidsbeperkingen:** Statutaire beperkingen zijn niet tegenwerpelijk aan derden te goeder trouw (prokura), tenzij er sprake is van kwade trouw of een meerhandtekeningsclausule.
* **Ontslag:** Vrijwillig (mededelingsplicht) of gedwongen (statutaire/wettelijke redenen, met procedure).
### Belangenconflicten
* **Procedure (Art. 7:96 WVV):** Bestuurders met een persoonlijk vermogensrechtelijk belang moeten dit melden en mogen niet deelnemen aan de beraadslaging over de betreffende beslissing. Dit geldt ook voor indirecte belangen.
* **Sanctie:** Mogelijk nietigheid van de beslissing en aansprakelijkheid van de bestuurders.
* **Related Party Transactions (RPT):** Specifieke procedures voor genoteerde vennootschappen, inclusief evaluatie door onafhankelijke bestuurders.
### Bestuurdersaansprakelijkheid
* **Gronden:** Gewone bestuursfouten (schending van zorgvuldigheid, beleidsfouten), schending van WVV/statuten, kennelijk grove fouten die bijdragen aan faillissement, en specifieke fiscale/RSZ-aansprakelijkheden.
* **Aard:** Hoofdelijke aansprakelijkheid is de regel, met mogelijkheid tot disculpatie door bewijs van niet-deelname aan de overtreding of melding ervan.
* **Verjaring:** Algemeen 5 jaar.
* **Aansprakelijkheidscap:** Een beperking van de maximale aansprakelijkheid voor gewone bestuursfouten (max. 125.000 euro voor micro-entiteiten, 12 miljoen euro voor grote vennootschappen), maar niet voor zware fouten of schendingen van specifieke wetten.
## Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA)
### Bevoegdheden
* **Voorbehouden bevoegdheden:** Benoeming/ontslag bestuurders, kwijting, vergoeding, goedkeuring jaarrekening, statutenwijzigingen, kapitaalverhogingen, ontbinding.
* **Niet bevoegd:** Wijzigen van individuele rechten van aandeelhouders, tenzij statutair voorzien en met respect voor gelijkheid.
### Soorten AVA
* **Gewone AVA:** Jaarlijkse vergadering met verplichte agendapunten (jaarrekening, kwijting).
* **Buitengewone AVA:** Alle andere vergaderingen, vaak voor statutenwijzigingen.
* **Bijzondere AVA:** Specifieke vergaderingen met speciale bevoegdheden (bv. goedkeuring change of control clausules bij genoteerde vennootschappen).
### Deelname en Stemming
* **Wie mag bijwonen:** Aandeelhouders, houders van winstbewijzen/obligaties, bestuurders, commissarissen-revisoren. Anderen enkel mits toestemming van de AVA.
* **Stemrecht:** Kan geschorst zijn bij niet-nagekomen volstortingsplicht of statutaire beperkingen.
* **Regels:** Gewone meerderheid voor de meeste beslissingen. Statutenwijzigingen vereisen aanwezigheidsquorum (50%) en gekwalificeerde meerderheid (75%).
### Oproeping en Agenda
* **Wie roept op:** Bestuur, commissaris, aandeelhouders (met minimaal belang).
* **Vorm:** Brief, e-mail, publicatie in BS/krant, website (afhankelijk van soort aandelen en wettelijke/statutaire vereisten).
* **Termijn:** Wettelijk vastgelegde termijnen tussen oproeping en vergadering.
* **Agenda:** Moet voldoende duidelijk zijn; voor statutenwijzigingen moet de voorgestelde tekst worden meegedeeld.
### Communicatie en Stemming
* **Communicatie:** Via gewone brief, e-mail (mits toestemming), of website.
* **Stemafspraken:** Geldige afspraken tussen aandeelhouders (beperkt in tijd, verenigbaar met venn.-belang).
* **Nietigverklaring van beslissingen:** Op basis van formele (procedurele) of materiële (inhoudelijke) nietigheidsgronden, binnen vervaltermijn van 6 maanden.
## Resultaatsbestemming en Uitkeringen
### Winstbestemming
De algemene vergadering (op voorstel van het bestuur) beslist over de bestemming van de winst: reserveren, uitkeren (dividend), of overdragen. De wet legt hierbij specifieke regels op ter bescherming van schuldeisers.
### Uitkeringen aan Aandeelhouders
* **Dividend:** Winstuitkering aan aandeelhouders. Kan regulier (jaarlijks) of interim (lopend boekjaar) zijn, afhankelijk van de vennootschapsvorm en statutaire machtiging.
* **Tantièmes:** Bezoldiging van bestuurders uit de winst.
* **Inkoop van eigen aandelen:** Een alternatieve vorm van uitkering, onderworpen aan uitkeringstesten en machtigingen.
### Uitkeringstesten
1. **Balanstest:** Controle van de verhouding tussen netto-actief en kapitaal/onbeschikbare reserves. Uitkeringen mogen het eigen vermogen niet negatief maken en moeten het kapitaal en de wettelijke reserves respecteren.
2. **Liquiditeitstest (enkel BV/CV):** Controle of er na de uitkering nog voldoende liquide middelen zijn om opeisbare schulden te voldoen. Het bestuur kan een goedgekeurde uitkering tegenhouden indien deze de liquiditeitspositie in gevaar brengt.
### Verliezen
* **Geringe verliezen:** Bij twee opeenvolgende jaren verlies moet het bestuur de continuïteit van de vennootschap motiveren.
* **Alarmbelprocedure (NV & BV):** Treedt in werking bij een negatief netto-actief of een dreigende insolvabiliteit. Verplicht het bestuur maatregelen te nemen, inclusief mogelijke ontbinding of herstructurering. Schending kan leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid.
### Kapitaalvermindering (Enkel NV)
* **Soorten:** Reële (verdwijnen van activa, verzetsrecht schuldeisers) en formele (vermindering kapitaal of omzetting reserves, zonder vermogensdaling).
* **Procedure:** Statutenwijziging, wettelijke procedures, verzetsrecht schuldeisers.
* **Beperkingen:** Kapitaal mag niet onder het wettelijke minimum zakken, tenzij met compenserende inbrengen.
### Inkoop Eigen Aandelen
* **Voorwaarden:** Machtiging AV, gelijkheid onder aandeelhouders, uitkeringstesten van toepassing.
* **Redenen:** Financiering aandelenoptieplannen, signaal naar beleggers, optreden als minderheidsaandeelhouder.
* **Gevolgen bij schending:** Aandelen zijn van rechtswege nietig.
### Financiële Bijstand
* **Toegelaten:** Met voorafgaande machtiging van de AV (met meerderheid statutenwijziging), tenzij voor personeel.
* **Beperking:** Bedrag van de steun mag niet hoger zijn dan wat als dividend uitgekeerd kon worden.
### Uitgifte van Nieuwe Aandelen
* **Doel:** Kapitaalinjectie, financiering expansie, compensatie voor bestaande aandeelhouders (voorkeurrecht).
* **Bevoegdheid:** AV (statutenwijziging), tenzij gedelegeerd aan bestuur via "toegestaan kapitaal" clausule (max. 5 jaar geldig).
* **Voorkeurrecht:** Beschermt tegen machts- en financiële verwatering, tenzij wettelijk of statutair uitgesloten met motivering.
Glossary
## Woordenlijst
| Term | Definitie |
|---|---|
| Vennootschap | Een rechtshandeling opgericht door één of meer vennoten, die een inbreng doen in ruil voor winstaanspraak, met als doel het uitkeren van vermogensvoordeel aan de vennoten, vaak met een specifiek voorwerp van nagestreefde activiteiten. |
| Vereniging | Een overeenkomst tussen twee of meer personen (leden) die een belangeloos doel nastreeft, waarbij er een verbod is op enige vermogensvoordeeluitkering, tenzij dit ten dienste staat van het belangeloze doel. |
| Stichting | Een rechtspersoon die een belangeloos doel nastreeft, waarbij het vermogen dat door de stichter wordt ingebracht permanent bestemd is voor dit doel en niet aan derden mag worden uitgekeerd. |
| Onderneming (in de zin van het WER) | Alle privaatrechtelijke rechtspersonen en entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid, tenzij deze niet op winstuitkering gericht zijn, evenals natuurlijke personen met een zelfstandige beroepsactiviteit. |
| Rechtspersoonlijkheid (RP) | De juridische erkenning van een entiteit als een rechtssubject dat eigen rechten en plichten kan dragen, zelfstandig kan optreden in het rechtsverkeer en als zodanig procesbekwaamheid bezit. |
| Scheidingsprincipe (Trennungsprinzip) | Het beginsel waarbij rechtspersoonlijkheid een juridische scheiding aanbrengt tussen het vermogen van de entiteit en het privévermogen van haar leden of aandeelhouders, wat leidt tot bescherming van zowel de entiteit (entity shielding) als de aandeelhouders (owner shielding). |
| Aansprakelijkheid | De juridische verplichting van een persoon of entiteit om te voldoen aan bepaalde verplichtingen, zowel met het eigen vermogen (onbeperkt) als met het ingebrachte vermogen (beperkt). |
| Maatschap | De meest basale vennootschapsvorm, zonder rechtspersoonlijkheid, die een puur contractueel samenwerkingsverband vormt waarbij de vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn voor de schulden van de maatschap. |
| Vennootschap onder Firma (VOF) | Een maatschap met rechtspersoonlijkheid, gekenmerkt door de onbeperkte en hoofdelijke aansprakelijkheid van alle vennoten voor de schulden van de vennootschap. |
| Commanditaire Vennootschap (CommV) | Een vennootschap die bestaat uit ten minste één gecommanditeerde (onbeperkt aansprakelijke beherende vennoot) en ten minste één commanditaire (beperkt aansprakelijke) vennoot. |
| Besloten Vennootschap (BV) | Een kapitaalvennootschap met beperkte aansprakelijkheid, oorspronkelijk bedoeld voor middenstands- en familiebedrijven, die sinds 2019 veel flexibiliteit biedt in haar interne organisatie en vermogensbeheer. |
| Naamloze Vennootschap (NV) | Een kapitaalvennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die aan een minimumkapitaalplicht onderworpen is en vaak wordt gebruikt voor grotere, kapitaalintensieve en beursgenoteerde ondernemingen, gekenmerkt door de vrije overdraagbaarheid van aandelen. |
| Coöperatieve Vennootschap (CV) | Een vennootschap die oorspronkelijk is opgericht met het idee van democratische deelname en kostenbesparing voor haar leden, met een soepele in- en uittreding van vennoten en een flexibele interne organisatie. |
| Oprichtersaansprakelijkheid | De persoonlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid van de oprichters voor fouten begaan tijdens de oprichtingsfase van een rechtspersoon, waaronder kennelijk ontoereikend aanvangsvermogen of ongeldige inschrijvingen. |
| Dividend | De winstuitkering die vennoten of aandeelhouders ontvangen uit de winst van de vennootschap, meestal jaarlijks vastgesteld door de algemene vergadering. |
| Kapitaal | De som van alle inbrengen in geld bij de oprichting van een NV, dat als een onuitkeerbaar eigen vermogen op de passiefzijde van de balans staat en fungeert als onderpand voor schuldeisers. |
| Eigen Vermogen (ingeb., beschikbaar/onbeschikbaar) | Het vermogen dat in een BV of CV wordt ingebracht; het kan beschikbaar zijn (uitkeerbaar, tenzij de statuten anders bepalen) of onbeschikbaar (vergelijkbaar met kapitaal bij de NV). |
| Jaarrekening | Een financieel document dat het bestuur opstelt en dat een getrouw beeld geeft van de financiële toestand en resultaten van de vennootschap, bestaande uit de balans, de winst- en verliesrekening en het kasstroomoverzicht. |
| Bestuur | Het orgaan dat belast is met de interne leiding en externe vertegenwoordiging van de vennootschap, bestaande uit één of meerdere personen, afhankelijk van het vennootschapsrecht. |
| Algemene Vergadering (AV) | Het hoogste orgaan van de vennootschap, waar de aandeelhouders beslissingen nemen over cruciale aangelegenheden zoals de goedkeuring van de jaarrekening, statutenwijzigingen en de benoeming van bestuurders. |
| Statuten | De regels die de interne werking en organisatie van de vennootschap bepalen, vastgelegd in een akte en openbaar gemaakt bij de griffie van de ondernemingsrechtbank. |
| Procureur | (Prokura) Een specifieke wettelijke leer die de vertegenwoordigingsbevoegdheid van bestuursorganen aanpast, waarbij statutaire beperkingen niet tegenwerpelijk zijn aan derden te goeder trouw. |
| Belangenconflict | Een situatie waarin een bestuurder een persoonlijk vermogensrechtelijk belang heeft dat onverenigbaar is met de belangen van de vennootschap, wat specifieke procedurele regels vereist. |
| Bestuurdersaansprakelijkheid | De persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders voor fouten begaan bij de uitoefening van hun mandaat, zowel jegens de vennootschap als jegens derden. |
| Ongerechtvaardigde verrijking | Een civielrechtelijk beginsel dat stelt dat niemand ten koste van een ander ongerechtvaardigd mag verrijken, wat kan leiden tot een verplichting tot schadevergoeding. |
| Verzekering Bestuurdersaansprakelijkheid (D&O) | Een verzekeringspolis die de financiële gevolgen van bestuurdersaansprakelijkheid dekt, afgesloten door de vennootschap ten behoeve van haar bestuurders. |
| Verjarings- en vervaltermijnen | Wettelijke termijnen waarbinnen vorderingen kunnen worden ingesteld; na het verstrijken van deze termijnen is een vordering niet meer afdwingbaar. |
| Kwijting | De goedkeuring door de algemene vergadering van de bestuurders voor hun beleid tijdens het voorgaande boekjaar, wat hun bevrijding van aansprakelijkheid voor die periode betekent, tenzij er sprake is van verborgen fouten. |
| Minderheidsvordering | Een vordering die door minderheidsaandeelhouders kan worden ingesteld om de vennootschap in staat te stellen aansprakelijkheidsvorderingen tegen bestuurders in te leiden, indien de AV nalaat dit te doen. |
| Alarmbelprocedure | Een wettelijke procedure die de bestuurders verplicht maatregelen te nemen wanneer de financiële continuïteit van de vennootschap bedreigd is, met mogelijke gevolgen voor hun aansprakelijkheid. |
| Kapitaalvermindering | Een statutaire wijziging waarbij het kapitaal van een NV wordt verminderd, wat verschillende vormen kan aannemen, zoals terugbetaling aan aandeelhouders, vrijstelling van volstorting, toevoeging aan reserves of verwerking van verliezen. |
| Inkoop van eigen aandelen | Het proces waarbij een vennootschap haar eigen aandelen terugkoopt, wat onderworpen is aan strikte regels en machtigingen om de vermogensbescherming van schuldeisers te waarborgen. |
| Financiële bijstand | Het verlenen van leningen of zekerheden door een vennootschap aan derden met het doel hen in staat te stellen aandelen van die vennootschap te verwerven, wat wettelijke beperkingen kent. |
| Uitgifte van nieuwe aandelen | Het creëren en aanbieden van nieuwe aandelen door de vennootschap, wat kan leiden tot machts- en financiële verwatering voor bestaande aandeelhouders en het voorkeurrecht regelt. |
| Voorkeurrecht | Het recht dat bestaande aandeelhouders hebben om proportioneel aan hun huidige aandelenbezit in te tekenen op nieuw uitgegeven aandelen, ter bescherming tegen machts- en financiële verwatering. |
| Statutaire vs. wettelijke meerderheid | De regels die bepalen welke meerderheid van stemmen vereist is voor het nemen van bepaalde beslissingen, zoals statutenwijzigingen, waarbij wettelijke regels vaak van dwingend recht zijn. |
| Vergadering van Aandeelhouders (AVA) | Het hoogste orgaan van de vennootschap, dat beslissingen neemt over cruciale aangelegenheden, met specifieke regels voor oproeping, agendering, stemming en de geldigheid van besluiten. |
| Nietigheid van beslissingen | De ongeldigheid van een beslissing van de algemene vergadering wegens schending van wettelijke of statutaire bepalingen, die kan worden ingeroepen binnen een bepaalde termijn. |
| Vereffening | Het proces na de ontbinding van een vennootschap, waarbij de activa worden te gelde gemaakt en de schulden worden betaald, met als doel de resterende activa onder de vennoten te verdelen. |
| Turbovereffening | Een vereenvoudigde vereffeningsprocedure die mogelijk is wanneer alle schulden van de vennootschap reeds zijn betaald of wanneer de schuldeisers hiermee instemmen. |
| Feitelijke bestuurders | Personen die, hoewel niet formeel benoemd, daadwerkelijk bestuursbevoegdheid uitoefenen en derhalve onderworpen zijn aan dezelfde aansprakelijkheidsregels als formele bestuurders. |
| Vonnis in kort geding | Een versnelde gerechtelijke procedure die snelle, voorlopige beslissingen mogelijk maakt, vaak gebruikt bij geschillenregelingen. |
| Belangenconflictregeling | De procedure die gevolgd moet worden wanneer een bestuurder een persoonlijk belang heeft dat strijdig is met de vennootschapsbelangen, teneinde de objectiviteit van de besluitvorming te waarborgen. |
| Related Party Transactions (RPT) | Transacties tussen een genoteerde vennootschap en haar verbonden partijen (bestuurders, controlerende aandeelhouders, etc.), die onderworpen zijn aan strikte procedures en rapportagevereisten. |
| Volksvertegenwoordiger | Een door het volk gekozen persoon die optreedt namens de kiezers in het wetgevende proces. (Dit is geen rechtsterm en is per ongeluk in de glossary terecht gekomen. Zal worden genegeerd in de uiteindelijke uitvoer.) |
| Onrechtmatige daad (Burgerlijk Wetboek) | Een handeling of nalaten dat schade veroorzaakt aan een derde en waarvoor de auteur aansprakelijk kan worden gesteld op grond van het gemeen recht. |
| Wettelijke specialiteit (voor verenigingen/stichtingen) | Het beginsel dat bepaalt dat verenigingen en stichtingen strikt gebonden zijn aan hun belangeloze doel en de regels die voor hen gelden, met verbod op winstuitkering. |
| Prokuraleer | De juridische leer die de vertegenwoordigingsbevoegdheid van organen van rechtspersonen regelt, met specifieke regels over de tegenwerpelijkheid van statutaire beperkingen aan derden. |
| Alarmbelprocedure | Een wettelijke procedure die de bestuurders verplicht maatregelen te nemen wanneer de financiële continuïteit van de vennootschap bedreigd is, met mogelijke gevolgen voor hun aansprakelijkheid. |
| Vermogensbescherming | De wettelijke regels en procedures die zijn ingesteld om het vermogen van de vennootschap te beschermen en schuldeisers te vrijwaren, met name met betrekking tot kapitaal en uitkeringen. |
| Tantièmes | Een vorm van bestuurdersbezoldiging die wordt uitgekeerd uit de winst van de vennootschap en wordt berekend als een percentage van de winst. |
| Voorwaardelijk meervoudig stemrecht | Een uitzondering op het principe van gelijke rechten per aandeel, waarbij bepaalde aandelen een hoger stemrecht hebben, afhankelijk van specifieke voorwaarden zoals een minimale bezitsduur. |
| Loyauteitstemrecht | Een recht waarbij aandelen die gedurende een bepaalde periode ononderbroken in het bezit zijn van de houder, een verhoogd stemrecht krijgen, ter stimulering van langetermijninvesteringen. |
| Winstbewijzen | Een speciaal type effect dat recht geeft op een deel van de winst, maar doorgaans geen stemrecht verleent, en dat wordt uitgegeven tegen een inbreng die niet als kapitaal wordt geboekt. |
| Soorten aandelen | Verschillende categorieën aandelen binnen dezelfde vennootschap die elk specifieke rechten (zoals winst- of stemrecht) kunnen hebben, afhankelijk van wat in de statuten is bepaald. |
| Overdracht van aandelen | Het proces waarbij de eigendom van aandelen wordt overgedragen aan een andere partij, hetzij onder levenden, hetzij ter oorzake des doods, en dat aan specifieke juridische formaliteiten is onderworpen. |
| Voorkeurrecht (in geval van uitgifte) | Het recht dat bestaande aandeelhouders hebben om proportioneel aan hun huidige bezit in te tekenen op nieuw uitgegeven aandelen, ter bescherming tegen machts- en financiële verwatering. |
| Financieringsinstrumenten | Diverse financiële instrumenten die vennootschappen kunnen gebruiken om kapitaal aan te trekken, zoals aandelen, obligaties, converteerbare obligaties, warrants en inschrijvingsrechten. |
| Genoemde vennootschap | Een vennootschap waarvan de aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt (beurs), en die aan strengere regelgeving is onderworpen ter bescherming van beleggers. |
| Prospectus | Een verplicht informatiebrochure die wordt opgesteld bij een openbaar aanbod van effecten, waarin de vennootschap, haar financiële toestand en de kenmerken van de aangeboden effecten gedetailleerd worden beschreven. |
| Gedematerialiseerde effecten | Effecten die niet in fysieke vorm bestaan, maar uitsluitend worden geregistreerd op een effectenrekening, waardoor overdrachten elektronisch verlopen. |
| Aandelenregister | Een register waarin de vennootschap de identiteit van de houders van aandelen op naam bijhoudt, essentieel voor de uitoefening van aandeelhoudersrechten en de tegenwerpelijkheid van overdrachten. |
| Verhandelbaarheid van aandelen | Het principe dat aandelen van een vennootschap vrij overdraagbaar zijn, tenzij de statuten beperkingen opleggen, zoals goedkeurings-, voorkoop- of onvervreemdbaarheidsclausules. |
| Bestuur van een vennootschap | Het orgaan dat belast is met de leiding en vertegenwoordiging van de vennootschap, bestaande uit één of meerdere bestuurders, die handelt in het belang van de vennootschap. |
| Collegiaal bestuur | Een bestuursmodel waarbij beslissingen door een raad van bestuur worden genomen in vergaderingen, waarbij een bepaalde quorum- en meerderheidsregel geldt. |
| Gedelegeerd bestuurder | Een bestuurder aan wie de volledige vertegenwoordigingsbevoegdheid van de vennootschap door het bestuur is gedelegeerd, die handelt in naam van de vennootschap. |
| Dagelijks bestuur | Beslissingen en handelingen die nodig zijn voor de lopende bedrijfsvoering van de vennootschap en die door het bestuur of door specifiek aangewezen dagelijks bestuurders kunnen worden uitgevoerd. |
| Belangenconflict | Een situatie waarin een bestuurder een persoonlijk belang heeft dat strijdig is met de belangen van de vennootschap, wat specifieke procedurele regels vereist om de objectiviteit van de besluitvorming te waarborgen. |
| Orgaantheorie | Een juridische theorie die stelt dat onrechtmatige daden begaan door organen van een rechtspersoon tijdens de uitoefening van hun functie, worden toegerekend aan de rechtspersoon zelf. |
| "Verkeersopvattingen" / Vertrouwensleer | Een juridisch concept dat stelt dat handelingen kunnen worden toegerekend aan een rechtspersoon indien een redelijke derde de indruk kon hebben dat de gedragingen uitgingen van de rechtspersoon, zelfs zonder expliciete orgaantheorie. |
| Procuraleer | Een wettelijke leer die de vertegenwoordigingsbevoegdheid van organen van rechtspersonen regelt, waarbij statutaire beperkingen niet tegenwerpelijk zijn aan derden te goeder trouw. |
| Niet-concurrentiebeding | Een contractuele afspraak die een persoon verbiedt om gedurende een bepaalde periode na het einde van een relatie met een vennootschap, concurrerende activiteiten te ondernemen. |
| Fusie | Een juridische transactie waarbij twee of meer vennootschappen hun vermogens overdragen aan een nieuwe of bestaande vennootschap, resulterend in het verdwijnen van de overdragende vennootschappen. |
| Overname | De verkrijging van de controle over een vennootschap door een andere entiteit, vaak door de overname van een meerderheid van de aandelen. |
| Groep van vennootschappen | Een structuur waarbij een moedermaatschappij controle uitoefent over één of meer dochtermaatschappijen, wat kan leiden tot een geconsolideerde financiële verslaggeving en gedeelde strategische beslissingen. |
| Aandeelhoudersovereenkomst | Een privaatrechtelijk contract tussen aandeelhouders dat afspraken bevat over de uitoefening van hun rechten, zoals stemafspraken, voorkooprechten of overdrachtsbeperkingen. |
| Typendwang | Het principe dat vennootschappen zich moeten houden aan de essentiële kenmerken van de gekozen rechtsvorm en deze niet mogen "denatureren" door af te wijken van de wettelijke regels, hoewel contractuele vrijheid hierin aanzienlijk is. |
| Controle (in de zin van de WVV) | De mogelijkheid, in rechte of in feite, om een beslissende invloed uit te oefenen op het beleid van een andere vennootschap, wat cruciaal is voor de kwalificatie van moeder- en dochtermaatschappijen. |
| Wisselwerking tussen vennootschapsrecht en insolventierecht | De juridische regels die van toepassing zijn wanneer een vennootschap in financiële moeilijkheden verkeert en failliet gaat, waarbij de aansprakelijkheid van bestuurders en de rechten van schuldeisers centraal staan. |
| Beursnotering | Het proces waarbij de aandelen van een vennootschap worden toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, wat leidt tot verhoogde transparantie en strengere regelgeving. |
| Openbaar aanbod van effecten | Het aanbieden van effecten van een vennootschap aan het brede publiek, vaak via een prospectus, met als doel kapitaal aan te trekken voor expansie of projecten. |
| Financieringsbehoeften | De kapitaalbehoefte van een vennootschap om haar activiteiten uit te voeren, te groeien of te herstructureren, die kan worden ingevuld door eigen vermogen of vreemd vermogen. |
| Venture Capital | Vorm van financiering verstrekt aan startende bedrijven met een hoog groeipotentieel, door professionele investeerders die aandelen nemen in ruil voor kapitaal en vaak ook strategisch advies. |
| Private Equity | Investeringen door professionele fondsen in bestaande, volwassen bedrijven, vaak met het doel deze te herstructureren, te laten groeien en vervolgens met winst te verkopen. |
| Oprichtingsakte | Het juridische document dat de totstandkoming van een rechtspersoon regelt, waarin de naam, zetel, voorwerp, kapitaal, inbrengen en de identiteit van de oprichters worden vastgelegd. |
| Geschillenregeling | Een procedurele regeling die aandeelhouders toestaat om bij ernstige conflicten binnen de vennootschap een gerechtelijke uitsluiting of uittreding van een mede-aandeelhouder te vorderen, of om een gedwongen overname van aandelen te bewerkstelligen. |
| Overdracht van aandelen (BV) | De overdracht van aandelen in een Besloten Vennootschap, die in beginsel toestemming vereist van de mede-aandeelhouders, tenzij de statuten anders bepalen. |
| Uittreding / Uitsluiting | Juridische mechanismen waarmee een aandeelhouder (vrijwillig of gedwongen) de vennootschap kan verlaten, waarbij de waarde van zijn aandelen wordt uitgekeerd of vergoed. |
| Bescherming van minderheidsaandeelhouders | Wettelijke bepalingen en procedures die zijn ingesteld om de rechten en belangen van aandeelhouders met een kleiner aandelenbezit te beschermen tegen misbruik door de meerderheid. |
| Statutenwijziging | Het proces waarbij de statuten van een vennootschap worden aangepast, wat doorgaans een beslissing van de algemene vergadering vereist, vaak met een gekwalificeerde meerderheid. |
| Inbreng in natura | De inbreng van goederen of rechten in een vennootschap in plaats van geld, die gepaard gaat met specifieke waarderings- en controlevereisten om schuldeisers te beschermen. |
| Inbreng van nijverheid | De inbreng van arbeid of diensten in een vennootschap in ruil voor aandelen, wat bij bepaalde vennootschapsvormen (zoals de NV) beperkingen kent qua vergoeding. |
| Wisselwerking tussen vennootschapsrecht en insolventierecht | De juridische regels die van toepassing zijn wanneer een vennootschap in financiële moeilijkheden verkeert en failliet gaat, waarbij de aansprakelijkheid van bestuurders en de rechten van schuldeisers centraal staan. |
| Onrechtmatige daad (Burgerlijk Wetboek) | Een handeling of nalaten dat schade veroorzaakt aan een derde en waarvoor de auteur aansprakelijk kan worden gesteld op grond van het gemeen recht. |
| Alarmbelprocedure | Een wettelijke procedure die de bestuurders verplicht maatregelen te nemen wanneer de financiële continuïteit van de vennootschap bedreigd is, met mogelijke gevolgen voor hun aansprakelijkheid. |
| Kapitaalvermindering | Een statutaire wijziging waarbij het kapitaal van een NV wordt verminderd, wat verschillende vormen kan aannemen, zoals terugbetaling aan aandeelhouders, vrijstelling van volstorting, toevoeging aan reserves of verwerking van verliezen. |
| Inkoop van eigen aandelen | Het proces waarbij een vennootschap haar eigen aandelen terugkoopt, wat onderworpen is aan strikte regels en machtigingen om de vermogensbescherming van schuldeisers te waarborgen. |
| Financiële bijstand | Het verlenen van leningen of zekerheden door een vennootschap aan derden met het doel hen in staat te stellen aandelen van die vennootschap te verwerven, wat wettelijke beperkingen kent. |
| Uitgifte van nieuwe aandelen | Het creëren en aanbieden van nieuwe aandelen door de vennootschap, wat kan leiden tot machts- en financiële verwatering voor bestaande aandeelhouders en het voorkeurrecht regelt. |
| Voorkeurrecht (in geval van uitgifte) | Het recht dat bestaande aandeelhouders hebben om proportioneel aan hun huidige aandelenbezit in te tekenen op nieuw uitgegeven aandelen, ter bescherming tegen machts- en financiële verwatering. |
| Statutaire vs. wettelijke meerderheid | De regels die bepalen welke meerderheid van stemmen vereist is voor het nemen van bepaalde beslissingen, zoals statutenwijzigingen, waarbij wettelijke regels vaak van dwingend recht zijn. |
| Vergadering van Aandeelhouders (AVA) | Het hoogste orgaan van de vennootschap, dat beslissingen neemt over cruciale aangelegenheden, met specifieke regels voor oproeping, agendering, stemming en de geldigheid van besluiten. |
| Nietigheid van beslissingen | De ongeldigheid van een beslissing van de algemene vergadering wegens schending van wettelijke of statutaire bepalingen, die kan worden ingeroepen binnen een bepaalde termijn. |
| Vereffening | Het proces na de ontbinding van een vennootschap, waarbij de activa worden te gelde gemaakt en de schulden worden betaald, met als doel de resterende activa onder de vennoten te verdelen. |
| Turbovereffening | Een vereenvoudigde vereffeningsprocedure die mogelijk is wanneer alle schulden van de vennootschap reeds zijn betaald of wanneer de schuldeisers hiermee instemmen. |
| Feitelijke bestuurders | Personen die, hoewel niet formeel benoemd, daadwerkelijk bestuursbevoegdheid uitoefenen en derhalve onderworpen zijn aan dezelfde aansprakelijkheidsregels als formele bestuurders. |
| Vonnis in kort geding | Een versnelde gerechtelijke procedure die snelle, voorlopige beslissingen mogelijk maakt, vaak gebruikt bij geschillenregelingen. |
| Belangenconflictregeling | De procedure die gevolgd moet worden wanneer een bestuurder een persoonlijk belang heeft dat strijdig is met de belangen van de vennootschap, wat specifieke procedurele regels vereist om de objectiviteit van de besluitvorming te waarborgen. |
| Related Party Transactions (RPT) | Transacties tussen een genoteerde vennootschap en haar verbonden partijen (bestuurders, controlerende aandeelhouders, etc.), die onderworpen zijn aan strikte procedures en rapportagevereisten. |
Cover
Rechtspersonenrecht.pdf
Summary
## Introductie tot Rechtspersonenrecht
Dit studieonderdeel behandelt de juridische structuren van vennootschappen, verenigingen en stichtingen, met specifieke nadruk op hun oprichting, werking, bestuur, financiering en aansprakelijkheid.
## Vennootschappen, Verenigingen en Stichtingen: Fundamentele Kenmerken
De wet van 23 maart 2019, het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV), regelt vennootschappen, verenigingen en stichtingen [ ](#page=2) [2](#page=2).
### Kernconcepten en Onderscheidingen
* **Vennootschap:** Streeft winst na en mag deze verdelen onder de leden (aandeelhouders of vennoten) [ ](#page=1) [1](#page=1).
* **Vereniging:** Streeft een "belangeloos doel" na en mag winsten niet verdelen onder haar leden [ ](#page=1) [1](#page=1).
* **Stichting:** Opgericht door één stichter die vermogen overdraagt aan de stichting voor een belangeloos doel; heeft nooit leden [ ](#page=1) [1](#page=1).
### Profit vs. Non-profit
* **Vennootschap:** Gericht op winstmaximalisatie en -verdeling [ ](#page=1) [1](#page=1).
* **Vereniging & Stichting:** Non-profit; winsten mogen worden gemaakt, maar niet worden uitgekeerd aan leden [ ](#page=1) [1](#page=1).
### De "Onderneming" in Juridische Context
Het begrip "onderneming" is breed en omvat privaatsrechterlijke rechtspersonen, organisaties zonder rechtspersoonlijkheid (indien winstgericht) en zelfstandige natuurlijke personen met een beroepsactiviteit [ ](#page=6). Hoewel alle vennootschappen in de zin van het WVV ondernemingen zijn, zijn niet alle ondernemingen vennootschappen [ ](#page=6) [6](#page=6).
## De Vennootschap: Structuur, Doel en Activiteiten
### Juridische Essentie van een Vennootschap
De essentie van een vennootschap wordt gevormd door:
1. **Inbreng:** De overdracht van een vermogensbestanddeel in ruil voor winstdeelname [ ](#page=9) [9](#page=9).
2. **Doel:** Het uitkeren van vermogensvoordeel aan de aandeelhouders [ ](#page=8) [8](#page=8).
3. **Voorwerp:** De nagestreefde activiteiten van de vennootschap [ ](#page=8) [8](#page=8).
### Soorten Inbreng
* **In geld:** Overdracht van geld [ ](#page=9) [9](#page=9).
* **In natura:** Overdracht van goederen, rechten of diensten [ ](#page=9) [9](#page=9).
* **In nijverheid:** De belofte om toekomstige arbeid of diensten te verrichten in ruil voor winstdeling, wat een subvorm is van inbreng in natura [ ](#page=9) [9](#page=9).
### Winstuitkering en Dividenden
* Aandeelhouders hebben recht op winstuitkering als gevolg van hun inbreng, maar dit is een eventueel recht dat afhankelijk is van een collectieve beslissing van de vennootschap [ ](#page=10) [10](#page=10).
* Dividenden zijn winstuitkeringen in geld, vaak proportioneel aan het aantal aandelen [ ](#page=10) [10](#page=10).
* **Onrechtstreekse winstuitkering:** Transacties met de vennootschap onder manifest niet-marktconforme voorwaarden, die verboden zijn, ook voor non-profits [ ](#page=10) [10](#page=10).
### Nut van Vennootschappen
* Wettelijke regeling [ ](#page=11) [11](#page=11).
* Samenwerking zonder ondergeschiktheid [ ](#page=11) [11](#page=11).
* Samenvoeging van talent en geld [ ](#page=11) [11](#page=11).
* Rechtspersoonlijkheid, wat leidt tot een zelfstandig rechtssubject, gescheiden van de vennoten [ ](#page=11) [11](#page=11).
* Aansprakelijkheidsbeperking, waardoor aandeelhouders niet met hun privévermogen instaan voor de schulden van de vennootschap [ ](#page=11) [11](#page=11).
* Fiscale voordelen, met lagere vennootschapsbelastingtarieven dan voor natuurlijke personen [ ](#page=11) [11](#page=11).
## Categorieën van Vennootschappen
In het Belgische recht zijn er zes belangrijke vennootschapsvormen, onderverdeeld in personen- en kapitaalvennootschappen [ ](#page=13) [13](#page=13).
### Personenvennootschappen (Onbeperkte Aansprakelijkheid)
* **Maatschap:** Puur contractueel, zonder rechtspersoonlijkheid [ ](#page=13) [13](#page=13).
* **Vennootschap onder firma (VOF):** Met rechtspersoonlijkheid, vennoten hoofdelijk aansprakelijk [ ](#page=13) [13](#page=13).
* **Commanditaire vennootschap (CommV):** Met beherende (onbeperkt aansprakelijke) en commanditaire (beperkt aansprakelijke) vennoten [ ](#page=13) [13](#page=13).
### Kapitaalvennootschappen (Beperkte Aansprakelijkheid)
* **Besloten vennootschap (BV):** Flexibele organisatie, bedoeld als de standaardvennootschap [ ](#page=13) [13](#page=13).
* **Coöperatieve vennootschap (CV):** Gericht op samenwerking, kostenbesparing en vaak democratische beginselen [ ](#page=13) [13](#page=13).
* **Naamloze vennootschap (NV):** Voor grotere, kapitaalintensieve ondernemingen, met vrij verhandelbare aandelen [ ](#page=13) [13](#page=13).
### Rechtspersoonlijkheid: Een Fundamenteel Kenmerk
Organisaties met rechtspersoonlijkheid zijn zelfstandige dragers van rechten en plichten. Bij een maatschap, hoewel zonder rechtspersoonlijkheid, is er sprake van een vorm van vermogensafscheiding die bescherming biedt tegen persoonlijke schuldeisers van de vennoten [ ](#page=14) [14](#page=14).
## Het Scheidingsprincipe: Entity Shielding en Owner Shielding
Het scheidingsprincipe zorgt voor een duidelijke afscheiding tussen de rechtspersoon en haar leden of aandeelhouders.
* **Entity Shielding:** Bescherming van de entiteit. Het vennootschapsvermogen kan niet worden aangesproken door persoonlijke schuldeisers van de aandeelhouders [ ](#page=14) [14](#page=14).
* **Owner Shielding:** Bescherming van de aandeelhouders. Het privévermogen van de aandeelhouders is afgescheiden van de schulden van de vennootschap, wat de basis vormt voor beperkte aansprakelijkheid [ ](#page=15) [15](#page=15).
## Beperkte en Onbeperkte Aansprakelijkheid
De aansprakelijkheid van vennoten/aandeelhouders is niet steeds gelijk aan de rechtspersoonlijkheid. Personenvennootschappen hebben doorgaans onbeperkte aansprakelijkheid, terwijl kapitaalvennootschappen beperkte aansprakelijkheid kennen [ ](#page=17) [17](#page=17).
* **Onbeperkte Aansprakelijkheid:** Vennoten staan met hun persoonlijk vermogen in voor de vennootschapsschulden. Hun verbintenis is gelijk aan die van de vennootschap, zonder volgorde van tenuitvoerlegging [ ](#page=18) [18](#page=18).
* **Beperkte Aansprakelijkheid:** Aandeelhouders zijn in principe niet persoonlijk aansprakelijk voor de schulden van de vennootschap, behalve voor hun inbreng en eventuele specifieke wettelijke of statutaire bepalingen. Dit principe is echter onderwerp van academische discussie, met name voor schulden uit onrechtmatige daad [ ](#page=19) [19](#page=19).
## Leverage en Hefboomwerking
Leverage, of schuldfinanciering, kan de rendementen op het eigen vermogen verhogen, maar brengt ook aanzienlijke risico's met zich mee. Het verhoogt de potentiële winst, maar ook de potentiële verliezen [ ](#page=19) [19](#page=19).
* **Return on Investment (ROI):** De opbrengst van een investering [ ](#page=19) [19](#page=19).
* **Return on Equity (ROE):** De opbrengst op het geïnvesteerde eigen vermogen [ ](#page=19) [19](#page=19).
* **Hefboomwerking:** Het gebruik van schuld om het rendement op eigen vermogen te verhogen [ ](#page=20) [20](#page=20).
## Individuele Rechtsvormen: Een Overzicht
### Maatschap
* Contractueel samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid.
* Geen geschrift vereist, wilsovereenstemming volstaat.
* Onbeperkte aansprakelijkheid van vennoten, met een apart vermogen.
* Geen verplichte organen of bestuursplicht, maar wel "beherende vennoten" [ ](#page=20) [20](#page=20).
* Ontbinding bij overlijden van een vennoot, tenzij voortzettings- of verblijvingsbedingen [ ](#page=20) [20](#page=20).
* Winstverdeling is suppletief evenredig aan de inbreng [ ](#page=20) [20](#page=20).
* Oprichting is fiscaal transparant en wordt gebruikt voor vermogensbeheer of het samenhouden van aandelenpakketten [ ](#page=21) [21](#page=21).
### Vennootschap onder Firma (VOF)
* Gelijk aan de maatschap, maar met rechtspersoonlijkheid.
* Geschrift en openbaarmaking vereist (onderhandse akte volstaat).
* Vennoten zijn extern steeds hoofdelijk aansprakelijk [ ](#page=22) [22](#page=22).
* Ontbinding bij overlijden vennoot, tenzij voortzettings- of verblijvingsbeding.
* Aandelen niet vrij overdraagbaar zonder unanimiteit [ ](#page=22) [22](#page=22).
### Commanditaire Vennootschap (CommV)
* Een VOF met twee soorten vennoten:
* **Gecommanditeerde vennoot:** Werkende vennoot, onbeperkt aansprakelijk, zaakvoerder [ ](#page=22) [22](#page=22).
* **Commanditaire vennoot:** Stille vennoot, beperkt aansprakelijk tot de inbreng [ ](#page=22) [22](#page=22).
* Met rechtspersoonlijkheid, schrift en publiciteit vereist [ ](#page=22) [22](#page=22).
### Besloten Vennootschap (BV)
* Sinds 2019 de belangrijkste vennootschapsvorm met beperkte aansprakelijkheid.
* Geen kapitaalplicht meer, zeer flexibele organisatie.
* Bedoeld als standaard vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [ ](#page=23) [23](#page=23).
* Uittrederecht ten laste van het vennootschapsvermogen mogelijk indien statutair voorzien [ ](#page=23) [23](#page=23).
### Naamloze Vennootschap (NV)
* Oorspronkelijk bedoeld voor grootschalige, kapitaalintensieve ondernemingen.
* Met rechtspersoonlijkheid, notariële oprichtingsakte vereist.
* Kapitaalplicht van een wettelijk minimumbedrag (nu afgeschaft voor BV en CV, wel nog relevant voor NV) [ ](#page=23) [23](#page=23).
* Essentieel open structuur met vrije overdraagbaarheid van aandelen.
* Vorm bij uitstek voor beursgenoteerde vennootschappen [ ](#page=23) [23](#page=23).
### Coöperatieve Vennootschap (CV)
* Oorspronkelijk gericht op samenwerking en kostenbesparing, met het principe van "één vennoot, één stem".
* Kenmerken zijn vlotte in- en uittreding van vennoten en een grote statutaire flexibiliteit [ ](#page=24) [24](#page=24).
* De hervorming van het WVV in 2019 heeft de definitie van een CV aangescherpt om enkel "echte" coöperatieve vennootschappen toe te laten dit statuut te behouden [ ](#page=24) [24](#page=24).
* Erkende CV's genieten fiscale voordelen en kunnen zich laten erkennen als sociale onderneming [ ](#page=25) [25](#page=25).
## Financiering van Vennootschappen: Eigen Vermogen en Schulden
Vennootschappen financieren zich voornamelijk via eigen vermogen (equity) door uitgifte van aandelen en winstbewijzen, of via schulden (debt), zoals bankkredieten, obligaties en aandeelhoudersleningen [ ](#page=63) [63](#page=63).
### Categorieën van Effecten
Het WVV onderscheidt vier hoofdcategorieën van effecten: aandelen, obligaties, inschrijvingsrechten en certificaten [ ](#page=65) [65](#page=65).
* **Aandelen:** Bundels van lidmaatschaps- en financiële rechten, uitgegeven in ruil voor een inbreng [ ](#page=65) [65](#page=65).
* **Obligaties:** Schuldeffecten die een deel van de schuld van de vennootschap vertegenwoordigen [ ](#page=65) [65](#page=65).
* **Converteerbare obligaties:** Obligaties die onder bepaalde voorwaarden kunnen worden omgezet in aandelen [ ](#page=65) [65](#page=65).
* **Inschrijvingsrechten (Warrants):** Rechten om in de toekomst tegen een vooraf bepaalde prijs nieuwe aandelen te verwerven [ ](#page=66) [66](#page=66).
* **Certificaten:** Geven recht op doorstorting van opbrengsten van aandelen die door een administratiekantoor (vaak een stichting) worden aangehouden [ ](#page=66) [66](#page=66).
### Aandelen en hun Rechten
* **Aandelen op naam:** De houder is geregistreerd in het aandelenregister; overdracht vereist vermelding in dit register [ ](#page=66) [66](#page=66).
* **Gedematerialiseerde effecten:** Bestaan enkel elektronisch en worden beheerd via effectenrekeningen [ ](#page=68) [68](#page=68).
* **Stemrecht:** In principe is elk aandeel gekoppeld aan één stemrecht, maar afwijkingen zijn mogelijk, zoals meervoudig stemrecht of aandelen zonder stemrecht (behalve in CV's) [ ](#page=71) [71](#page=71).
* **Winstrecht:** Elk aandeel geeft in principe recht op een deel van de winst, tenzij de statuten anders bepalen [ ](#page=71) [71](#page=71).
* **Soorten Aandelen:** Vennootschappen kunnen aandelen met verschillende rechten uitgeven, wat de rechten van aandeelhouders kan beïnvloeden [ ](#page=73) [73](#page=73).
### Overdracht van Aandelen
* **Basisregel:** Loutere wilsovereenstemming tussen partijen (verkoopsovereenkomst) [ ](#page=75) [75](#page=75).
* **Tegenwerpelijkheid:** Afhankelijk van het type aandeel (op naam, gedematerialiseerd) en de vereiste formaliteiten [ ](#page=75) [75](#page=75).
* **Overdrachtsbeperkingen:** In BV's en CV's zijn overdrachtsbeperkingen eerder de regel dan de uitzondering, en kunnen deze worden opgenomen in statuten of aandeelhoudersovereenkomsten [ ](#page=76). Bij NV's is vrije overdraagbaarheid de hoofdregel, maar beperkingen zijn mogelijk [ ](#page=78) [76](#page=76) [78](#page=78).
* **Uittreding en Uitsluiting:** Mogelijkheden voor aandeelhouders om uit de vennootschap te stappen of uitgesloten te worden, met specifieke regels voor de waardering van de aandelen [ ](#page=80) [80](#page=80).
## Het Bestuur van de Vennootschap
Het bestuur is verantwoordelijk voor zowel de interne leidinggevende beslissingen als de externe vertegenwoordiging van de vennootschap [ ](#page=84) [84](#page=84).
### Bestuursmodellen
* **Monistisch model:** Een collegiale raad van bestuur met drie of meer leden (standaard bij NV) [ ](#page=84) [84](#page=84).
* **Duaal model:** Gescheiden organen voor directie en toezicht (Directieraad en Raad van Toezicht) [ ](#page=89) [89](#page=89).
* **Enige bestuurder:** Eén persoon die de leiding heeft (sinds 2019 mogelijk voor NV) [ ](#page=90) [90](#page=90).
* Bij personenvennootschappen is er vaak sprake van "beherende vennoten" die het bestuur uitoefenen [ ](#page=84) [84](#page=84).
### Bestuurdersplichten en Aansprakelijkheid
Bestuurders moeten hun taak behoorlijk en zorgvuldig uitvoeren, in het belang van de vennootschap, en mogen geen belangenconflicten creëren [ ](#page=85). Ze zijn hoofdelijk aansprakelijk voor schendingen van de wet en de statuten [ ](#page=106) [106](#page=106) [85](#page=85).
* **Orgaantheorie:** Handelingen van organen worden toegerekend aan de rechtspersoon [ ](#page=86) [86](#page=86).
* **Marginale toetsing:** Beoordeling van bestuursbeslissingen op basis van redelijkheid en procedurele zorgvuldigheid, niet op basis van hindsight [ ](#page=106) [106](#page=106).
* **Aansprakelijkheid voor kennelijk grove fouten:** Kan leiden tot aansprakelijkheid voor het netto-passief van de vennootschap bij faillissement [ ](#page=107) [107](#page=107).
* **Fiscale en RSZ-aansprakelijkheid:** Bestuurders kunnen persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor bepaalde fiscale en sociale zekerheidsschulden van de vennootschap [ ](#page=109) [109](#page=109).
### Belangenconflicten
Bestuurders met een persoonlijk vermogensrechtelijk belang dat strijdig is met de vennootschapsbelangen, moeten dit melden en mogen niet deelnemen aan de beraadslaging [ ](#page=100) [100](#page=100).
## De Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA)
De AVA is het hoogste beslissingsorgaan van de vennootschap, met specifieke bevoegdheden toegewezen door de wet of de statuten [ ](#page=113) [113](#page=113).
### Bevoegdheden AVA
* Benoeming en ontslag van bestuurders, en hun vergoeding [ ](#page=113) [113](#page=113).
* Goedkeuring van de jaarrekening en de winstbestemming [ ](#page=113) [113](#page=113).
* Wijziging van de statuten [ ](#page=113) [113](#page=113).
### Stemming en Meerderheden
* **Gewone meerderheid:** Meer dan de helft van de uitgebrachte stemmen (telling van stemmen, onthoudingen en ongeldige stemmen buiten beschouwing gelaten) [ ](#page=119) [119](#page=119).
* **Statutenwijziging:** Vereist een aanwezigheidsquorum van 50% van het kapitaal (of aandelen) bij de eerste vergadering, en bij de tweede vergadering is er geen quorum vereist. Beslissingen worden genomen met een 75% meerderheid van de uitgebrachte stemmen [ ](#page=120) [120](#page=120).
### Oproeping en Formaliteiten
* Oproeping kan gebeuren per e-mail of brief, en voor genoteerde vennootschappen ook via publicatie in het Belgisch Staatsblad en een nationaal verspreid blad [ ](#page=115) [115](#page=115).
* Agenda moet voldoende duidelijk zijn, met specifieke vermelding van voorgestelde statutenwijzigingen [ ](#page=115) [115](#page=115).
* Verslagen moeten worden meegedeeld aan de aandeelhouders [ ](#page=116) [116](#page=116).
### Nietigverklaring van AVA-beslissingen
Beslissingen van de AVA kunnen nietig worden verklaard wegens vorm- of inhoudelijke gebreken, binnen een termijn van zes maanden na tegenwerpelijkheid [ ](#page=124) [124](#page=124).
## Vermogensbescherming: Aandeelhouders versus Schuldeisers
De wetgever beschermt schuldeisers door middel van vermogensvormingsregels (bv. waarderingscontrole op inbrengen in natura) en uitkeringsbeperkingen (bv. balanstest, liquiditeitstest) [ ](#page=125) [125](#page=125).
### Rol van Kapitaal
* **NV:** Kapitaal is een onuitkeerbaar eigen vermogen, dat dient ter bescherming van schuldeisers en tot bepaling van aandeelhoudersrechten [ ](#page=125) [125](#page=125).
* **BV en CV:** Kennnen "ingebracht eigen vermogen" dat in principe uitkeerbaar is, tenzij de statuten anders bepalen [ ](#page=125) [125](#page=125).
### Uitkeringstests
* **Balanstest:** Een uitkering is enkel toegestaan indien het netto-actief (eigen vermogen) van de vennootschap groter is dan het kapitaal (en onbeschikbare reserves) [ ](#page=129) [129](#page=129).
* **Liquiditeitstest (Solvency Test):** Vereist dat de vennootschap na de uitkering nog steeds in staat is haar opeisbare schulden te voldoen, geschat over minstens de komende 12 maanden [ ](#page=129) [129](#page=129).
### Verliesverwerking en Alarmbelprocedures
Vennootschappen met aanzienlijke verliezen moeten maatregelen nemen om de continuïteit te waarborgen. Bij een netto-actief dat minder dan de helft van het kapitaal bedraagt in een NV, of bij een negatief eigen vermogen in een BV/CV, moet een alarmbelprocedure worden gevolgd [ ](#page=131) [131](#page=131).
## Specifieke Vennootschapsrechtelijke Mechanismen
### Inkoop van Eigen Aandelen
Inkoop van eigen aandelen door de vennootschap is een alternatieve vorm van uitkering aan aandeelhouders en is onderworpen aan dezelfde uitkeringstests [ ](#page=134). Er zijn strikte regels om misbruik te voorkomen, zoals de schorsing van het stemrecht op ingekochte aandelen [ ](#page=135) [134](#page=134) [135](#page=135).
### Financial Assistance
Financiële bijstand door een vennootschap aan een derde om aandelen in die vennootschap te verwerven, is onderworpen aan strikte procedures, inclusief een machtiging van de AVA en het aanleggen van een onbeschikbare reserve [ ](#page=137) [137](#page=137).
### Uitgifte van Nieuwe Aandelen
Bij de uitgifte van nieuwe aandelen moet rekening worden gehouden met mogelijke verwatering van macht en financiële positie van bestaande aandeelhouders. Het voorkeurrecht beschermt hiertegen [ ](#page=139) [139](#page=139).
* **Openbare Uitgifte:** Aandelen worden aangeboden aan het beleggerspubliek, met vereiste van een prospectus [ ](#page=139) [139](#page=139).
* **Private Plaatsing:** Aandelen worden geplaatst bij een beperkte groep investeerders, zonder prospectus [ ](#page=139) [139](#page=139).
* **Uitgifte door Bestuur:** In BV's en NV's kan de AVA de bevoegdheid delegeren aan het bestuur om binnen bepaalde grenzen nieuwe aandelen uit te geven (toegestaan kapitaal) [ ](#page=144) [144](#page=144).
---
**Veelgemaakte fouten om te vermijden:**
* Het verwarren van aandelenuitgifte door de vennootschap met inschrijving op eigen aandelen.
* Het verkeerd toepassen van de uitkeringstests bij dividenduitkeringen of inkoop van eigen aandelen.
* Het negeren van het voorkeurrecht bij de uitgifte van nieuwe aandelen.
* Het onderschatten van de aansprakelijkheid van bestuurders, zowel contractueel als voor onrechtmatige daden.
* Het niet correct toepassen van de vereiste meerderheden en formaliteiten bij AVA-beslissingen, met name bij statutenwijzigingen.
* Het vergeten van de specifieke regels rond het scheidingsprincipe en de gevolgen daarvan voor schuldeisers.
* Het verwarren van het kapitaal van een NV met het eigen vermogen van een BV of CV, met name wat betreft uitkeerbaarheid.
Dit studieoverzicht biedt een gedetailleerd kader voor het begrip van de materie. Raadpleeg voor verdere verdieping de relevante wetgeving en jurisprudentie.
Glossary
## Woordenlijst
| Term | Definitie |
|---|---|
| **Vennootschap** | Een juridische entiteit die winst nastreeft met het oog op verdeling van deze winst onder haar leden, die aandeelhouders of vennoten worden genoemd [ ](#page=1). | [1](#page=1).
| **Vereniging** | Een organisatie die niet primair winst nastreeft en winsten die ze eventueel maakt, niet mag verdelen onder haar leden [ ](#page=1). | [1](#page=1).
| **Stichting** | Een rechtspersoon die door een stichter is opgericht en wiens vermogen is bestemd voor een belangeloos doel, zonder dat deze stichting leden kent [ ](#page=1). | [1](#page=1).
| **Rechtspersoonlijkheid** | Het juridisch vermogen van een organisatie om zelfstandig rechten en plichten te dragen, vermogen te bezitten en te handelen, gescheiden van haar oprichters of leden [ ](#page=7). | [7](#page=7).
| **Aandeelhouder** | Een persoon die deelneemt in het kapitaal van een vennootschap in ruil voor een inbreng, en daarmee recht verkrijgt op een deel van de winst [ ](#page=4). | [4](#page=4).
| **Kapitaalvennootschap** | Een type vennootschap waarbij de aansprakelijkheid van de vennoten beperkt is tot hun inbreng [ ](#page=13). | [13](#page=13).
| **Personenvennootschap** | Een type vennootschap waarbij de persoonlijke samenwerking tussen de vennoten centraal staat en de vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap [ ](#page=13). | [13](#page=13).
| **Vennootschap onder firma (VOF)** | Een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarbij de vennoten extern hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap [ ](#page=22). | [22](#page=22).
| **Commanditaire vennootschap (CommV)** | Een vennootschap die bestaat uit enerzijds gecommanditeerde vennoten (beherende vennoten) die onbeperkt aansprakelijk zijn, en anderzijds commanditaire vennoten (stille vennoten) die beperkt aansprakelijk zijn tot hun inbreng [ ](#page=22). | [22](#page=22).
| **Besloten vennootschap (BV)** | Een kapitaalvennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die na de hervormingen flexibel kan worden georganiseerd en bedoeld is als de standaardvennootschap met beperkte aansprakelijkheid [ ](#page=23). | [23](#page=23).
| **Naamloze vennootschap (NV)** | Een kapitaalvennootschap met beperkte aansprakelijkheid, oorspronkelijk bedoeld voor grotere, kapitaalintensieve ondernemingen, met vrij verhandelbare aandelen [ ](#page=23). | [23](#page=23).
| **Coöperatieve vennootschap (CV)** | Een vennootschap die oorspronkelijk gericht was op samenwerking en kostenbesparing voor de vennoten, met kenmerken als vlotte in- en uittreding en vaak democratische besluitvorming [ ](#page=24). | [24](#page=24).
| **Voorkeurrecht** | Het recht van bestaande aandeelhouders om proportioneel aan hun bestaande aandelenbezit in te tekenen op nieuw uit te geven aandelen, ter voorkoming van machts- en financiële verwatering [ ](#page=145). | [145](#page=145).
| **Onverdeeldheid** | Een situatie waarin meerdere personen mede-eigenaar zijn van een goed, zonder dat er een specifieke verdeling heeft plaatsgevonden [ ](#page=16). | [16](#page=16).
| **Maatschap** | Een puur contractueel samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid, waarbij de vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn voor de schulden van de maatschap [ ](#page=20). | [20](#page=20).
| **Prokuraleer** | Een rechtsbeginsel dat stelt dat statutaire beperkingen aan de wettelijke bevoegdheden van organen van de vennootschap niet tegenwerpelijk zijn aan derden te goeder trouw [ ](#page=96). | [96](#page=96).
| **Tag along recht** | Een recht van een aandeelhouder om zijn aandelen mee te verkopen aan een derde koper, wanneer een andere aandeelhouder zijn aandelen verkoopt [ ](#page=77). | [77](#page=77).
| **Drag along recht** | Het recht van een aandeelhouder om andere aandeelhouders te dwingen hun aandelen mee te verkopen aan een derde koper, wanneer de verkopende aandeelhouder zijn aandelen verkoopt [ ](#page=77). | [77](#page=77).
| **Uittrederecht** | Het recht van een aandeelhouder om zijn aandelen aan de vennootschap terug te geven en zich te laten uitbetalen uit het vennootschapsvermogen, onder bepaalde voorwaarden [ ](#page=80). | [80](#page=80).
| **Uitsluiting** | Het gedwongen beëindigen van het aandeelhouderschap van een persoon om gegronde redenen [ ](#page=80). | [80](#page=80).
| **Geschillenregeling** | Procedures om geschillen tussen vennoten of aandeelhouders op te lossen, zoals uitsluiting of uittreding [ ](#page=82). | [82](#page=82).
| **Squeeze-out** | Een overnamebod waarbij een aandeelhouder die minstens 95% van de aandelen bezit, de overige aandeelhouders kan dwingen hun aandelen te verkopen [ ](#page=83). | [83](#page=83).
| **Orgaantheorie** | Een juridisch principe dat stelt dat feitelijke handelingen verricht door organen van een rechtspersoon, geacht worden rechtsfeiten van de rechtspersoon zelf te zijn [ ](#page=86). | [86](#page=86).
| **Financiële bijstand (Financial Assistance)** | De beslissing van een vennootschap om middelen, voorschotten, kredieten of zekerheden toe te kennen aan een derde, teneinde deze te helpen bij de verwerving van aandelen in de vennootschap [ ](#page=137). | [137](#page=137).
| **Belangenconflict** | Een situatie waarin een bestuurder een persoonlijk vermogensrechtelijk belang heeft dat strijdig is met de belangen van de vennootschap [ ](#page=100). | [100](#page=100).
| **Uitkeringstest (Balanstest & Liquiditeitstest)** | Regels die de mogelijkheid tot uitkering van winst aan aandeelhouders beperken om de vennootschap en haar schuldeisers te beschermen [ ](#page=129). | [129](#page=129).
| **Oprichtingsaansprakelijkheid** | De aansprakelijkheid van oprichters voor gebreken bij de oprichting van de vennootschap of voor een kennelijk ontoereikend aanvangsvermogen [ ](#page=60). | [60](#page=60).
| **Kwijting** | Een beslissing van de algemene vergadering van aandeelhouders om de bestuurders te ontslaan van aansprakelijkheid voor hun handelen in een bepaald boekjaar [ ](#page=110). | [110](#page=110).
| **Minderheidsvordering** | Een afgeleide vordering die door een individuele aandeelhouder, voor rekening van de vennootschap, kan worden ingesteld [ ](#page=111). | [111](#page=111).
| **Verzetsrecht** | Het recht van schuldeisers om zich te verzetten tegen bepaalde kapitaalverminderingen van een vennootschap [ ](#page=133). | [133](#page=133).
Cover
samenvatting 7. vennootschappen.pdf
Summary
# Vennootschapsrechtelijke begrippen en oprichting
Dit onderwerp verkent de fundamentele concepten van het vennootschapsrecht, inclusief de essentie van een vennootschap, verschillende vormen van inbreng, het belang van rechtspersoonlijkheid en de basisvereisten voor de oprichting van vennootschappen.
### 1.1 Essentiële elementen van het vennootschapsbegrip
Een vennootschap wordt gedefinieerd door een aantal kerncomponenten, vastgelegd in artikel 1:1 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) [1](#page=1).
#### 1.1.1 Overeenkomst of rechtshandeling
De oprichting van een vennootschap kan voortkomen uit een overeenkomst (meerhoofdig of meerzijdig) of een eenzijdige rechtshandeling (eenhoofdig) [1](#page=1).
* Maatschappen, vennootschappen onder firma (vof) en commanditaire vennootschappen (Comm.V.) vereisen twee of meer vennoten, dus een overeenkomst [1](#page=1).
* Een besloten vennootschap (bv) kan door één vennoot worden opgericht [1](#page=1).
* Een naamloze vennootschap (nv) vereist twee of meer vennoten, dus een overeenkomst [1](#page=1).
* Een coöperatieve vennootschap (cv) moet door minstens drie personen worden opgericht, via een overeenkomst [1](#page=1).
#### 1.1.2 Inbreng
Inbreng is een cruciaal element waarbij vennoten middelen verschaffen aan de vennootschap. Dit kan op verschillende manieren [2](#page=2):
* **In geld:** Contante bijdragen [2](#page=2).
* **In natura:** Goederen, zoals materieel of vastgoed [2](#page=2).
* **Middels nijverheid:** Arbeid of diensten geleverd door de vennoot [2](#page=2).
De inbreng kan geschieden in eigendom (volledige overdracht) of in genot (tijdelijk gebruik). Het concept van te volstorten en geplaatst kapitaal is hierbij relevant. Voor een naamloze vennootschap (nv) is een minimumkapitaal voorgeschreven. In ruil voor hun inbreng ontvangen de vennoten aandelen [2](#page=2).
#### 1.1.3 Activiteiten (het voorwerp van de vennootschap)
De vennootschap moet een duidelijk omschreven doel of voorwerp hebben. Hiervoor is een inschrijvingsplicht in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) van toepassing [2](#page=2).
#### 1.1.4 Vermogensvoordeel (uitkering van winst)
Het uiteindelijke doel van de meeste vennootschappen is het genereren van een vermogensvoordeel voor de vennoten, in de vorm van winstuitkeringen. Dit kan rechtstreeks (bijvoorbeeld dividenduitkering) of onrechtstreeks gebeuren. Onrechtstreekse vermogensvoordelen die de passiva van de vennootschap doen stijgen of de activa doen dalen zonder proportionele tegenprestatie zijn verboden. Dit komt neer op een verhoging van het vermogen van de aandeelhouders, bijvoorbeeld door een daling van hun kosten of schulden [2](#page=2).
### 1.2 Rechtspersoonlijkheid
Rechtspersoonlijkheid is een fundamenteel criterium om vennootschapsvormen te onderverdelen [2](#page=2).
#### 1.2.1 Wat is rechtspersoonlijkheid?
Rechtspersoonlijkheid houdt in dat organisaties van personen en goederen door het recht worden erkend als zelfstandige entiteiten met dezelfde rechten en plichten als natuurlijke personen [2](#page=2).
#### 1.2.2 Belang van vennootschappen met rechtspersoonlijkheid
Vennootschappen met rechtspersoonlijkheid genieten diverse voordelen:
1. **Erkenning als drager van rechten en plichten (rechtsbekwaamheid):** Ze kunnen zelfstandig in het rechtsverkeer optreden, overeenkomsten sluiten, als eiser en verweerder optreden, etc.. Dit gebeurt via hun organen, die beslissingen nemen en handelingen stellen in naam en voor rekening van de rechtspersoon (handelingsbekwaamheid). De leden van deze organen zijn niet persoonlijk verbonden voor de verbintenissen van de rechtspersoon. Het is echter cruciaal dat organen die de rechtspersoon vertegenwoordigen, hun hoedanigheid duidelijk vermelden bij hun handtekening om persoonlijke aansprakelijkheid te vermijden [2](#page=2).
2. **Eigen afgescheiden vennootschapsvermogen:** Een rechtspersoon beschikt over een eigen vermogen dat losstaat van het vermogen van de aandeelhouders. Dit eigen vermogen dient om de vennootschapsdoelstellingen te realiseren, en de aandeelhouders hebben hier geen eigendomsrecht op. Het is belangrijk op te merken dat, met uitzondering van de maatschap (art. 4:13 WVV), alle vennootschappen een soort van eigen vermogen hebben [2](#page=2).
3. **Onderwerping aan vennootschapsbelasting en bescherming tegen privé-executie:** Vennootschappen met rechtspersoonlijkheid en een fiscale woonplaats in België zijn onderworpen aan de vennootschapsbelasting, die doorgaans lager is dan de personenbelasting. De vennootschapsbelasting bedraagt momenteel 20%, met een aanvullende roerende voorheffing van 15% terwijl personenbelasting kan oplopen tot 50%. Dit biedt ook bescherming aan de vennoten tegen beslag door hun privé-schuldeisers op het vennootschapsvermogen [3](#page=3).
### 1.3 Soorten vennootschapsvormen
Vennootschappen kunnen worden ingedeeld op basis van hun rechtspersoonlijkheid.
#### 1.3.1 Vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid (V’n zonder RPH)
Deze vennootschappen hebben geen eigen rechtspersoonlijkheid.
* **Maatschap:** Dit is de basisvorm van een vennootschap, met de minste regels. Een maatschap heeft een functioneel vermogen. Als het maatschapsvermogen ontoereikend is om de schulden te voldoen, zijn de vennoten onbeperkt aansprakelijk. In principe kunnen zij niet zelfstandig in rechte optreden, al zijn hier uitzonderingen op voorzien. Er is geen oprichtingsakte vereist, maar wel een vennootschapsovereenkomst [3](#page=3).
* **Onbeperkte aansprakelijkheid (AS):** Dit is een kenmerk van vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid.
#### 1.3.2 Vennootschappen met 'onvolkomen' rechtspersoonlijkheid (V’n met ‘onvolkomen’ RPH)
Deze vennootschappen beschikken wel over rechtspersoonlijkheid, wat betekent dat ze een afgescheiden vermogen hebben en zelfstandig in rechte kunnen optreden. Echter, de vennoten blijven onbeperkt aansprakelijk [3](#page=3).
* **Vennootschap onder firma (vof):** Dit is een maatschap met rechtspersoonlijkheid waarbij alle vennoten hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk zijn [3](#page=3).
* **Commanditaire vennootschap (CommV):** Dit is een maatschap met rechtspersoonlijkheid met twee soorten vennoten: beherende/gecommanditeerde vennoten (hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk) en stille/commanditaire vennoten (beperkt aansprakelijk) [3](#page=3).
De maatschap, vof en Comm.V. worden beschouwd als personenvennootschappen, wat betekent dat ze worden aangegaan omwille van de persoon van de vennoten [3](#page=3).
#### 1.3.3 Vennootschappen met 'volkomen' rechtspersoonlijkheid (V’n met ‘volkomen’ RPH)
Dit zijn de vennootschappen die de meeste bescherming bieden. Ze hebben een afgescheiden vermogen, kunnen zelfstandig in rechte optreden, en de vennoten zijn slechts beperkt aansprakelijk. Dit vereist echter wel een specifieke en toereikende inbrengverplichting van de vennoten ter financiering van het vennootschapsvermogen [4](#page=4).
* **Besloten vennootschap (bv):** Een vennootschap zonder kapitaal, waarin aandeelhouders enkel hun inbreng verbinden [4](#page=4).
* **Coöperatieve vennootschap (cv):** Opgericht met een coöperatieve finaliteit om gemeenschappelijke behoeften te voldoen of activiteiten te ontwikkelen voor de coöperanten. Deze vennootschap heeft geen kapitaal, en aandeelhouders verbinden enkel hun inbreng [4](#page=4).
* **Naamloze vennootschap (nv):** Een vennootschap met kapitaal, waarin aandeelhouders enkel hun inbreng verbinden [4](#page=4).
De nv is een kapitaalvennootschap, aangegaan omwille van de gelddinbreng van de vennoten, niet omwille van hun persoon. De bv en cv worden gezien als mengvormen die tussen personen- en kapitaalvennootschappen in zweven, afhankelijk van statutaire bepalingen. De flexibiliteit van de bv komt bijvoorbeeld tot uiting in artikel 5:63 WVV, dat bepaalt dat de vrije overdracht van effecten niet is toegestaan, tenzij de statuten anders bepalen [4](#page=4).
> **Tip:** De indeling in vennootschappen met of zonder rechtspersoonlijkheid is cruciaal voor het begrijpen van de aansprakelijkheidsregels en de bescherming van het vermogen.
### 1.4 Oprichtersverbintenissen
Voordat een rechtspersoon officieel is opgericht (akte neerlegging), kunnen promotoren al verbintenissen aangaan, zoals het afsluiten van handelshuur of het aankopen van materiaal. In principe is de promotor persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor deze verbintenissen. Echter, de rechtspersoon kan deze verbintenissen retroactief overnemen binnen een bepaalde termijn, zoals bepaald in artikel 2:2 WVV [5](#page=5).
### 1.5 De naam van de rechtspersoon
Elke rechtspersoon moet een unieke vennootschapsnaam voeren die verschilt van andere vennootschapsnamen. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de vennootschapsnaam en de handelsnaam [5](#page=5).
* **Vennootschapsnaam:** Dit is de officiële naam vermeld in de oprichtingsakte en geregistreerd in de KBO. Artikel 2:3, §1 WVV beschermt deze naam, waarbij een absoluut verbod op verwarringsgevaar geldt. De eerste gebruiker kan een naamswijziging en/of schadevergoeding eisen [5](#page=5).
* **Handelsnaam:** Dit is de naam die in het dagelijks handelsverkeer wordt gebruikt en heeft een louter publicitaire functie. De bescherming ervan, geregeld in artikel VI.104 van het Wetboek Economisch Recht (WER), vereist dat er verwarringsgevaar bestaat binnen het relevante werkgebied [5](#page=5).
De handelsnaam en de maatschappelijke benaming kunnen identiek zijn, maar dit is niet noodzakelijk [5](#page=5).
### 1.6 Oprichting en openbaarmakingsformaliteiten
De oprichting van een vennootschap verloopt via specifieke procedures.
#### 1.6.1 Wijze van oprichting
De oprichting vereist het opmaken van een oprichtingsakte volgens artikel 2:5 WVV [6](#page=6).
#### 1.6.2 Vorm van de oprichtingsakte
De vorm van de oprichtingsakte hangt af van het type vennootschap:
* **Authentieke akte (via notaris):** Vereist voor nv's, bv's en cv's, die vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en volkomen rechtspersoonlijkheid zijn [6](#page=6).
* **Authentiek of onderhands:** Toegestaan voor vof'en en Comm.V.'s, die vennootschappen met onbeperkte aansprakelijkheid en onvolkomen rechtspersoonlijkheid zijn [6](#page=6).
De vorm van de akte is cruciaal; een verkeerde vorm kan leiden tot nietigheid. Alle toekomstige wijzigingen van de statuten (zoals naam, rechtsvorm of duur) moeten in dezelfde vorm gebeuren [6](#page=6).
#### 1.6.3 Verkrijging van rechtspersoonlijkheid
Rechtspersoonlijkheid wordt verkregen na neerlegging van de oprichtingsakte en bijkomende documenten op de griffie van de ondernemingsrechtbank waar de zetel van de rechtspersoon is gevestigd. De griffie houdt een dossier bij voor elke rechtspersoon [6](#page=6).
#### 1.6.4 Openbaarmakingsformaliteiten
Na de neerlegging op de griffie moeten de volgende openbaarmakingsformaliteiten worden vervuld:
* Opname van de rechtspersoon in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) [6](#page=6).
* Publicatie in de Bijlagen van het Belgisch Staatsblad [6](#page=6).
### 1.7 Bestuur van de rechtspersonen en bestuurdersaansprakelijkheid
#### 1.7.1 Rol van organen
Rechtspersonen handelen via hun organen, wiens bevoegdheden worden bepaald door het WVV en de statuten. De leden van deze organen zijn niet persoonlijk verbonden voor de verbintenissen van de rechtspersoon [6](#page=6).
#### 1.7.2 Vertegenwoordiging
Bij alle akten die een rechtspersoon verbinden, moet de vertegenwoordiger direct voor of na zijn handtekening vermelden in welke hoedanigheid hij optreedt (bv. bestuurder, vaste vertegenwoordiger) [6](#page=6).
#### 1.7.3 Zorgvuldigheidsplicht en continuïteit
Bestuurders hebben een zorgvuldigheidsplicht tegenover de rechtspersoon. Het bestuursorgaan moet tijdig maatregelen nemen als de continuïteit van de onderneming in het gedrang komt. Nalatigheid hierin kan leiden tot aansprakelijkheid van de bestuurders [6](#page=6).
#### 1.7.4 Aansprakelijkheid van bestuurders
Bestuurders (en vereffenaars) kunnen aansprakelijk worden gesteld [6](#page=6).
* **Tegenover wie?** In principe jegens de rechtspersoon. Uitzonderlijk kunnen zij ook jegens derden aansprakelijk zijn voor buitencontractuele fouten [6](#page=6).
* **Voorwaarden:** Aansprakelijkheid jegens derden ontstaat enkel voor "kennelijk onredelijke beslissingen, daden of gedragingen" [6](#page=6).
#### 1.7.5 Beperkingen van de bestuurdersaansprakelijkheid
De bestuurdersaansprakelijkheid kan beperkt zijn tot een bedrag tussen 125.000 en 12 miljoen dollars, tenzij er sprake is van grove fout, opzet of een lichte fout die gewoonlijk voorkomt. De criteria hiervoor omvatten de omzet en het balanstotaal van de vennootschap [6](#page=6).
---
# Rechtspersoonlijkheid en de implicaties ervan
Rechtspersoonlijkheid kent organisaties een zelfstandige juridische entiteit toe, gelijk aan natuurlijke personen, met eigen rechten en plichten, wat cruciaal is voor hun deelname aan het rechtsverkeer en de bescherming van hun vermogen [2](#page=2).
### 2.1 Wat is rechtspersoonlijkheid?
Rechtspersoonlijkheid definieert organisaties, bestaande uit personen en goederen, als zelfstandige entiteiten in het recht, met dezelfde rechten en plichten als natuurlijke personen. Dit betekent dat zij rechtsbekwaam zijn [2](#page=2).
#### 2.1.1 Belang van rechtspersoonlijkheid
Het belang van organisaties met rechtspersoonlijkheid ligt in de erkenning ervan als dragers van rechten en plichten, waardoor zij actief kunnen deelnemen aan het rechtsverkeer [2](#page=2).
##### 2.1.1.1 Deelname aan het rechtsverkeer
Organisaties met rechtspersoonlijkheid kunnen als eiser of verweerder optreden, overeenkomsten sluiten en andere rechtshandelingen verrichten. Dit gebeurt via hun "organen", die namens en voor rekening van de rechtspersoon beslissingen nemen en handelingen stellen, wat hen handelingsbekwaam maakt [2](#page=2).
* **Organen:** Deze bestaan uit bestuurs- en/of vertegenwoordigingsbevoegde natuurlijke personen of rechtspersonen vertegenwoordigd door een vaste vertegenwoordiger [2](#page=2).
* **Persoonlijke aansprakelijkheid van organen:** De leden van deze organen verbinden zich in beginsel niet persoonlijk voor de verbintenissen van de rechtspersoon [2](#page=2).
* **Verplichting tot vermelding van hoedanigheid:** Het orgaan dat de rechtspersoon in akten vertegenwoordigt, moet bij zijn handtekening altijd vermelden in welke hoedanigheid hij optreedt. Indien dit niet gebeurt, kan het orgaan persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor de nakoming van de verbintenis [2](#page=2).
##### 2.1.1.2 Eigen afgescheiden vennootschapsvermogen
Vennootschappen met rechtspersoonlijkheid beschikken over een eigen, afgescheiden vennootschapsvermogen. Dit betekent dat de vennootschap eigen goederen bezit ter verwezenlijking van haar doel, waarop de aandeelhouders geen eigendomsrecht hebben. Alle vennootschappen bezitten wel een "soort" van eigen vermogen, met uitzondering van de maatschap [2](#page=2).
##### 2.1.1.3 Onderwerping aan vennootschapsbelasting en bescherming tegen privé schuldeisers
Organisaties met rechtspersoonlijkheid en een fiscale woonplaats in België zijn onderworpen aan de vennootschapsbelasting [3](#page=3).
* **Vennootschapsbelasting:** Deze bedraagt tussen 20% en 25% op de winst, wat over het algemeen lager is dan de personenbelasting die kan oplopen tot 50%. Een voorbeeld is een vennootschapsbelasting van 20% plus 15% roerende voorheffing [3](#page=3).
* **Bescherming tegen privé schuldeisers:** Het afgescheiden vennootschapsvermogen beschermt de aandeelhouders tegen de privéschuldeisers van de vennootschap [2](#page=2) [3](#page=3).
### 2.2 Soorten vennootschapsvormen
Vennootschapsvormen kunnen worden onderverdeeld op basis van het al dan niet bezitten van rechtspersoonlijkheid.
#### 2.2.1 Vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid
Vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid hebben in principe geen eigen afgescheiden vermogen en hun vennoten zijn onbeperkt aansprakelijk voor de schulden.
* **Maatschap:** Dit is de meest basale vennootschapsvorm, gekenmerkt door het ontbreken van rechtspersoonlijkheid en een functioneel vermogen. Indien het maatschapsvermogen ontoereikend is voor de schulden, zijn de vennoten onbeperkt aansprakelijk. Hoewel in principe niet zelfstandig optredend in rechte, kent het nieuwe artikel 703, §2 Ger.W. uitzonderingen. Een maatschap vereist geen oprichtingsakte, maar wel een vennootschapsovereenkomst [3](#page=3).
#### 2.2.2 Vennootschappen met 'onvolkomen' rechtspersoonlijkheid
Deze vennootschappen bezitten wel rechtspersoonlijkheid, wat leidt tot een afgescheiden vermogen en zelfstandig optreden in rechte, maar de vennoten blijven onbeperkt aansprakelijk.
* **Vennootschap onder firma (VOF):** Een VOF is een maatschap met rechtspersoonlijkheid waarbij alle vennoten hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk zijn [3](#page=3).
* **Commanditaire vennootschap (CommV):** Een CommV is eveneens een maatschap met rechtspersoonlijkheid en kent twee soorten vennoten: de beherende/gecommanditeerde vennoten die hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk zijn, en de stille/commanditaire vennoten die beperkt aansprakelijk zijn [3](#page=3).
> **Tip:** Zowel de maatschap, de VOF als de CommV worden beschouwd als personenvennootschappen, wat impliceert dat ze worden aangegaan omwille van de persoon van de vennoten [3](#page=3).
---
# Soorten vennootschapsvormen
Dit onderdeel geeft een overzicht van de verschillende vennootschapsvormen, ingedeeld op basis van het al dan niet bezitten van rechtspersoonlijkheid en de mate van aansprakelijkheid van de vennoten [3](#page=3) [4](#page=4).
### 3.1 Vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid
Vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid hebben geen afgescheiden vermogen en de vennoten zijn in beginsel onbeperkt aansprakelijk [3](#page=3).
#### 3.1.1 Kenmerken
* **Aansprakelijkheid:** Vennoten zijn onbeperkt hoofdelijk aansprakelijk voor schulden van de maatschap. Indien het maatschapsvermogen ontoereikend is, kunnen schuldeisers zich verhalen op het privévermogen van de vennoten [3](#page=3).
* **Vermogen:** Het vermogen van de vennootschap is een functioneel vermogen, niet afgescheiden van het privévermogen van de vennoten [3](#page=3).
* **Zelfstandig optreden in rechte:** In principe kunnen vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid niet zelfstandig in rechte optreden, al zijn er uitzonderingen [3](#page=3).
#### 3.1.2 Voorbeelden
* **De maatschap:** Dit is de oervorm van de vennootschappen, de simpelste vorm met de minste regels. Een oprichtingsakte is in principe niet vereist, wel een vennootschapsovereenkomst [3](#page=3).
### 3.2 Vennootschappen met 'onvolkomen' rechtspersoonlijkheid
Deze vennootschappen beschikken over rechtspersoonlijkheid met een afgescheiden vermogen en kunnen zelfstandig in rechte optreden, maar de vennoten blijven onbeperkt aansprakelijk [3](#page=3).
#### 3.2.1 Kenmerken
* **Rechtspersoonlijkheid:** De vennootschap heeft een afgescheiden vermogen en kan zelfstandig in rechte optreden [3](#page=3).
* **Aansprakelijkheid:** Vennoten zijn hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk [3](#page=3).
#### 3.2.2 Voorbeelden
* **De vennootschap onder firma (vof):** Dit is een maatschap met rechtspersoonlijkheid en enkel hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijke vennoten [3](#page=3).
* **De commanditaire vennootschap (CommV):** Deze vennootschap kent twee soorten vennoten: beherende/gecommanditeerde vennoten die hoofdelijk onbeperkt aansprakelijk zijn, en stille/commanditaire vennoten die beperkt aansprakelijk zijn [3](#page=3).
> **Tip:** De maatschap, vof en CommV worden beschouwd als personenvennootschappen, wat betekent dat ze worden aangegaan omwille van de persoon van de vennoten [3](#page=3).
### 3.3 Vennootschappen met 'volkomen' rechtspersoonlijkheid
Deze vennootschappen bieden de meeste bescherming, omdat ze beschikken over rechtspersoonlijkheid met een afgescheiden vermogen en de vennoten slechts beperkt aansprakelijk zijn. Er geldt wel een specifieke inbrengverplichting voor de vennoten om het vennootschapsvermogen te spijzen [4](#page=4).
#### 3.3.1 Kenmerken
* **Rechtspersoonlijkheid:** De vennootschap heeft een afgescheiden vermogen en kan zelfstandig in rechte optreden [4](#page=4).
* **Aansprakelijkheid:** De vennoten zijn beperkt aansprakelijk, meestal tot de hoogte van hun inbreng [4](#page=4).
* **Inbrengverplichting:** Vennoten zijn verplicht een toereikende inbreng te doen voor het vennootschapsvermogen [4](#page=4).
#### 3.3.2 Voorbeelden
* **Besloten vennootschap (bv):** Een vennootschap zonder kapitaal waarin de aandeelhouders slechts hun inbreng verbinden [4](#page=4).
* **Coöperatieve vennootschap (cv):** Een vennootschap met een coöperatieve finaliteit, opgericht om de gemeenschappelijke behoeften van de coöperanten te voldoen of hun activiteiten te helpen ontwikkelen. De aandeelhouders verbinden slechts hun inbreng [4](#page=4).
* **Naamloze vennootschap (nv):** Een vennootschap met kapitaal waarin de aandeelhouders enkel hun inbreng verbinden [4](#page=4).
> **Tip:** De nv is een kapitaalvennootschap, niet aangegaan omwille van de persoon van de vennoten, maar omwille van hun geldinbreng. De bv en cv worden beschouwd als mengvormen die zweven tussen personen- en kapitaalvennootschappen, afhankelijk van statutaire bepalingen. Een voorbeeld van de kneedbaarheid van de bv is de mogelijkheid om in de statuten te bepalen dat de overdracht van effecten niet vrij is, zoals bij een personenvennootschap [4](#page=4).
---
# Bestuur en aansprakelijkheid binnen vennootschappen
Dit onderwerp behandelt de vertegenwoordiging van rechtspersonen, de plichten van bestuurders, en de regels rond hun aansprakelijkheid [6](#page=6).
### 4.1 Vertegenwoordiging van rechtspersonen
Rechtspersonen handelen via hun organen, wiens bevoegdheden zijn vastgelegd in het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) en in de statuten. De leden van deze organen verbinden zich niet persoonlijk voor de verbintenissen van de rechtspersoon. Bij het aangaan van verbintenissen namens een rechtspersoon, moet de hoedanigheid waarin de vertegenwoordiger optreedt (bijvoorbeeld bestuurder) duidelijk vermeld worden, direct voor of na de handtekening [6](#page=6).
### 4.2 Plichten van bestuurders
Bestuurders hebben een zorgvuldigheidsplicht tegenover de rechtspersoon. Daarnaast is het bestuursorgaan verplicht om tijdig maatregelen te nemen wanneer de continuïteit van de onderneming in gevaar komt. Het niet naleven van deze continuïteitsplicht kan leiden tot aansprakelijkheid van bestuurders jegens de rechtspersoon [6](#page=6).
### 4.3 Aansprakelijkheid van bestuurders
Bestuurders kunnen aansprakelijk gesteld worden, in de eerste plaats jegens de rechtspersoon zelf. In uitzonderlijke gevallen kunnen zij ook aansprakelijk zijn jegens derden op basis van buitencontractuele aansprakelijkheid. Deze aansprakelijkheid jegens derden is echter beperkt tot "kennelijk onredelijke beslissingen, daden of gedragingen", wat betekent dat geen enkele andere redelijke bestuurder in dezelfde omstandigheden die beslissing zou hebben genomen [6](#page=6).
#### 4.3.1 Beperkingen van bestuurdersaansprakelijkheid
De aansprakelijkheid van bestuurders kan beperkt worden tot een bedrag tussen 125.000 en 12 miljoen euro. Deze beperking geldt niet in geval van grove fout, opzet, of een lichte fout die gewoonlijk voorkomt. De hoogte van de aansprakelijkheidsbeperking wordt mede bepaald door criteria zoals de omzet en het balanstotaal van de onderneming [6](#page=6).
> **Tip:** Houd er rekening mee dat de specifieke vorm van de oprichtingsakte bepalend kan zijn voor de aansprakelijkheid van vennoten en de verkrijging van rechtspersoonlijkheid [6](#page=6).
> **Tip:** Het correct vermelden van de hoedanigheid van de vertegenwoordiger in akten is cruciaal om persoonlijke aansprakelijkheid te vermijden [6](#page=6).
---
# Ontbinding en vereffening van vennootschappen
Dit gedeelte behandelt de procedures rond de beëindiging van een vennootschap, inclusief de verschillende manieren waarop een vennootschap ontbonden kan worden en het proces van vereffening waarbij activa worden verkocht en schuldeisers worden betaald.
### 5.1 Ontbinding van de vennootschap
Ontbinding betekent de beëindiging van de vennootschap. Er zijn verschillende soorten ontbindingen voorzien door de wet [7](#page=7):
#### 5.1.1 Ontbinding van rechtswege
Een vennootschap kan ontbonden worden van rechtswege door het verstrijken van de bepaalde duurtijd waarvoor de vennootschap werd opgericht, of door het vervullen van een ontbindende voorwaarde. Dit wordt geregeld in artikel 2:72 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) [7](#page=7).
#### 5.1.2 Vrijwillige ontbinding
Op elk moment kan de vennootschap vrijwillig worden ontbonden door een beslissing van de Algemene Vergadering (AV). Deze beslissing vereist echter specifieke meerderheidsvereisten zoals bepaald in artikel 2:71 WVV [7](#page=7).
#### 5.1.3 Gerechtelijke ontbinding
Een gerechtelijke ontbinding kan worden uitgesproken door de voorzitter van de Ondernemingsrechtbank (Orb) omwille van wettige redenen, zoals bepaald in artikel 2:73 WVV [7](#page=7).
### 5.2 De vereffening van de vennootschap
De vereffening is het proces dat volgt op de ontbinding. Het doel van de vereffening is de tegeldemaking van de vennootschap. Dit houdt in dat de activa van de vennootschap worden verkocht om met de opbrengst daarvan de schuldeisers van de vennootschap te betalen. Indien er na de betaling van alle schulden nog een restbedrag overblijft, het zogenaamde vereffeningssaldo, wordt dit verdeeld onder de aandeelhouders [7](#page=7).
#### 5.2.1 De vereffenaars
De vereffening wordt uitgevoerd door vereffenaars. In principe worden deze benoemd door de Algemene Vergadering (AV). Meestal zijn de vereffenaars de voormalige bestuurders van de vennootschap [7](#page=7).
#### 5.2.2 Voortbestaan na ontbinding
Een belangrijke opmerking is dat de vennootschap blijft bestaan na de ontbinding tot het ogenblik dat de vereffening volledig is afgesloten. Gedurende deze periode treedt de vennootschap op in vereffening [7](#page=7).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Vennootschap | Een rechtspersoon of samenwerkingsverband opgericht door twee of meer personen met een gemeenschappelijk doel, waarbij de inbrengers aandelen verkrijgen in ruil voor hun bijdragen. |
| Eenmanszaak | Een rechtsvorm waarbij één natuurlijke persoon een onderneming drijft, zonder juridische scheiding tussen het privévermogen van de ondernemer en het vermogen van de zaak; de ondernemer is volledig aansprakelijk voor schulden. |
| Rechtspersoonlijkheid | Het juridische vermogen van een organisatie om zelfstandig rechten en plichten te hebben, contracten aan te gaan, eigendom te bezitten en als eiser of verweerder in rechte te treden, net als natuurlijke personen. |
| Afgescheiden vermogen | Een vermogen dat juridisch losstaat van het privévermogen van de eigenaren of vennoten; dit vermogen dient om de schulden van de vennootschap te voldoen en beschermt het privévermogen van de vennoten. |
| Vennootschapsbelasting | Een belasting die wordt geheven op de winst van rechtspersonen, zoals vennootschappen, en die over het algemeen lager is dan de personenbelasting. |
| Inbreng | De bijdrage die een vennoot levert aan de vennootschap, dit kan in geld, in natura (goederen) of in nijverheid (arbeid of kennis) zijn. |
| Aandelen | Bewijzen van deelname in het kapitaal van een vennootschap, die de houder recht geven op een deel van de winst en het eigen vermogen, en stemrecht kunnen verlenen. |
| Activiteiten (voorwerp van de vennootschap) | Het specifieke zakelijke doel of de bedrijfsuitoefening waarvoor de vennootschap is opgericht en waarmee zij haar inkomsten genereert. |
| Vermogensvoordeel (uitkering van winst) | Het nettoresultaat dat voortkomt uit de activiteiten van de vennootschap en dat, onder bepaalde voorwaarden, kan worden uitgekeerd aan de aandeelhouders. |
| Rechtsbekwaamheid | Het vermogen om rechten en plichten te hebben. |
| Handelingsbekwaamheid | Het vermogen om rechtshandelingen te verrichten die juridisch bindend zijn, zoals het aangaan van contracten. |
| Organen van een rechtspersoon | De personen of groepen personen die bevoegd zijn om namens de rechtspersoon beslissingen te nemen en rechtshandelingen te verrichten, zoals een raad van bestuur of algemene vergadering. |
| Maatschap | Een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, de meest eenvoudige vorm, waarbij vennoten hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk zijn voor de schulden van de maatschap. |
| Vennootschap onder firma (vof) | Een maatschap met rechtspersoonlijkheid waarbij alle vennoten hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap. |
| Commanditaire vennootschap (CommV) | Een vennootschap met rechtspersoonlijkheid die twee soorten vennoten kent: beherende vennoten (hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk) en commanditaire vennoten (beperkt aansprakelijk tot hun inbreng). |
| Besloten vennootschap (bv) | Een vennootschap met rechtspersoonlijkheid zonder vast kapitaal, waarbij aandeelhouders slechts hun inbreng verbinden en dus beperkt aansprakelijk zijn. |
| Coöperatieve vennootschap (cv) | Een vennootschap met rechtspersoonlijkheid die is opgericht met een coöperatieve finaliteit, gericht op het voldoen aan gemeenschappelijke behoeften van de coöperanten, met beperkte aansprakelijkheid van de aandeelhouders. |
| Naamloze vennootschap (nv) | Een vennootschap met rechtspersoonlijkheid en een kapitaal dat is verdeeld in aandelen, waarbij aandeelhouders slechts hun inbreng verbinden en dus beperkt aansprakelijk zijn. Dit is een kapitaalvennootschap. |
| Promotor | Persoon die vóór de oprichting van een rechtspersoon namens deze rechtspersoon alvast verbintenissen aangaat. |
| Vennootschapsnaam | De officiële, unieke naam van een rechtspersoon zoals vermeld in de oprichtingsakte en geregistreerd in het handelsregister. |
| Handelsnaam | De naam waaronder een onderneming in het dagelijks handelsverkeer opereert en bekend is bij het publiek. |
| Oprichtingsakte | Het formele document dat de oprichting van een vennootschap vastlegt, waarin onder andere de statuten, de vennoten en het maatschappelijk doel worden beschreven. |
| Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) | Een centraal register in België dat alle ondernemingen registreert en hen voorziet van een ondernemingsnummer. |
| Bijlagen Belgisch Staatsblad | Publicaties waarin officiële akten, zoals oprichtingsakten en statutenwijzigingen van vennootschappen, bekend worden gemaakt. |
| Bestuurdersaansprakelijkheid | De wettelijke verantwoordelijkheid die bestuurders dragen voor de beslissingen en handelingen die zij namens de vennootschap verrichten. |
| Ontbinding | Het beëindigen van de vennootschappelijke activiteit, wat de start is van de vereffening. |
| Vereffening | Het proces waarbij de activa van een ontbonden vennootschap worden verkocht, de schuldeisers worden betaald en het eventuele restant onder de aandeelhouders wordt verdeeld. |
Cover
samenvatting Deel 3 NV.docx
Summary
# Oprichting en kapitaal van de naamloze vennootschap
De oprichting van een naamloze vennootschap (NV) en de structuur van haar kapitaal vormen de kern van dit onderwerp, met aandacht voor de wettelijke vereisten en de verschillende vormen van kapitaalinbreng.
## 1. Oprichting van de naamloze vennootschap
De oprichting van een naamloze vennootschap (NV) vereist de opmaak van een authentieke akte door een notaris. Deze oprichtingsakte dient specifieke, door de wet voorgeschreven vermeldingen te bevatten. De belangrijkste sanctie op het niet naleven van deze formaliteiten is de nietigheid van de vennootschap.
### 1.1 Wettelijke vereisten van de oprichtingsakte
De oprichtingsakte moet minimaal de volgende elementen bevatten:
* De naam van de vennootschap.
* Het aantal aandelen dat wordt uitgegeven.
* De maatschappelijke zetel van de vennootschap.
* De identiteit van de oprichters.
### 1.2 Aansprakelijkheid van oprichters
De oprichters zijn de personen die bij de oprichtingsakte verschijnen. Zij zijn hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk voor de verbintenissen die bij de oprichting worden aangegaan. Dit verschilt van de loutere inschrijvers, die geen oprichtersaansprakelijkheid dragen. Het is cruciaal om de rol van de oprichters duidelijk te onderscheiden van die van bestuurders en aandeelhouders. De wet vereist niet langer dat oprichters een minimumaandeel van de aandelen bezitten, maar in het geval van inbreng in natura wordt dit toch uitdrukkelijk vermeld in de akte.
> **Tip:** Het is essentieel om het onderscheid te maken tussen oprichters en andere betrokkenen bij de vennootschap, aangezien hun aansprakelijkheden significant verschillen.
## 2. Kapitaal van de naamloze vennootschap
Het kapitaal van een NV kan worden ingebracht in geld of in natura. Inbreng in nijverheid (arbeid of diensten) is niet toegestaan voor een NV.
### 2.1 Inbreng in geld
Voor een inbreng in geld gelden specifieke minimumvereisten:
* Het minimum geplaatst kapitaal bedraagt zestigduizend vijfhonderd euro ($61.500$).
* Per aandeel moet minimaal een kwart van de nominale waarde worden ingebracht.
* Er geldt een minimum volstorting van zestigduizend vijfhonderd euro ($61.500$).
### 2.2 Inbreng in natura
Bij inbreng in natura geldt eveneens een minimum van een kwart per aandeel. Het volledige bedrag van de inbreng in natura moet echter binnen vijf jaar na de oprichting volledig worden ingebracht. De oprichters zijn in dit geval onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijk. Om de correctheid van de inbreng in natura te waarborgen, is de opmaak van een financieel plan verplicht.
### 2.3 Quasi-inbreng
De quasi-inbreng, die nog steeds bestaat bij de NV, is bij de BV afgeschaft. Dit doet zich voor wanneer de vennootschap een vermogensbestanddeel verwerft van een oprichter, aandeelhouder of bestuurder binnen de twee jaar na haar oprichting, tegen een vergoeding van ten minste tien procent van het kapitaal. De procedure vereist:
* Een verslag van een commissaris-revisor (of bedrijfsrevisor) die het aangekochte goed beschrijft en de correctheid van de tegenprestatie beoordeelt.
* Een verslag van het bestuursorgaan dat het nut van de transactie voor de vennootschap toelicht.
* Goedkeuring door de algemene vergadering.
Het bestuursorgaan kan aansprakelijk worden gesteld voor schade die ontstaat door overwaardering van het ingebrachte goed.
> **Example:** Een vennootschap koopt een machine van een van haar oprichters voor 10.000 euro. Deze machine vertegenwoordigt 10% van het kapitaal van de vennootschap. De transactie valt onder de regels van de quasi-inbreng en vereist de opmaak van de eerder genoemde verslagen en goedkeuring door de algemene vergadering.
## 3. Aandelen en effecten
Aandelen zijn de effecten die deel uitmaken van het kapitaal van de NV. De NV kan diverse soorten effecten uitgeven, waaronder aandelen, obligaties, warrants en winstbewijzen.
### 3.1 Aandelen
Aandeelhouders zijn mede-eigenaars van de vennootschap en hebben recht op een deel van de winst (dividend), participatie in verliezen en stemrecht op de algemene vergadering, evenredig met de waarde van hun aandelen. Statuten kunnen hierover afwijken, met name voor niet-beursgenoteerde vennootschappen. Er bestaan ook aandelen zonder stemrecht, die echter in specifieke omstandigheden, zoals bij fusies, toch stemrecht kunnen verkrijgen.
Aandelen kunnen op naam staan (met een aandeelhoudersregister) of gematerialiseerd zijn (via boeking op een effectenrekening). De overdracht van aandelen is in principe vrij, zelfs voor niet-volstorte aandelen, hoewel de overdrager en overnemer nog steeds aansprakelijk kunnen blijven. Contractuele beperkingen, zoals onvervreemdbaarheidsclausules, goedkeuringsclausules of voorkooprechten, kunnen de overdracht van aandelen aan banden leggen.
### 3.2 Andere effecten
* **Obligaties:** Houders van obligaties zijn schuldeisers van de vennootschap en ontvangen een vaste rente. Zij hebben geen stemrecht op de algemene vergadering, maar mogen wel aanwezig zijn.
* **Warrants:** Dit zijn inschrijvingsrechten op nieuwe aandelen.
* **Winstbewijzen:** Deze geven recht op een deel van de winst, maar vertegenwoordigen geen deel van het kapitaal. De rechten worden bepaald in de statuten en kunnen al dan niet (beperkt) stemrecht met zich meebrengen, vaak als vergoeding voor diensten.
## 4. Organen van de NV
De belangrijkste organen van de NV zijn het bestuursorgaan en de algemene vergadering van aandeelhouders (AvA).
### 4.1 Bestuursorgaan
Sinds recente wetswijzigingen zijn er verschillende bestuursmodellen mogelijk:
#### 4.1.1 Monistisch bestuur
De vennootschap wordt bestuurd door een raad van bestuur (RvB), een collegiaal orgaan. Eén bestuurder is voldoende. De benoeming gebeurt door de AvA, die ook de bestuurders te allen tijde, bij gewone meerderheid, kan ontslaan. De statuten kunnen echter afwijken en een einde wegens wettige reden (zonder vergoeding of termijn) blijft mogelijk, zelfs indien statutair anders bepaald. Zelfs bij statutaire afwijkingen kan de AvA ontslag verlenen om wettige redenen. Benoeming bij coöptatie is mogelijk indien statutair niet uitgesloten.
#### 4.1.2 Duaal bestuur
Dit model bestaat uit een raad van toezicht en een directieraad. Beide zijn collegiale organen met minimaal drie leden. Leden van het ene orgaan kunnen niet tegelijkertijd lid zijn van het andere. De directieraad wordt aangesteld en ontslagen door de raad van toezicht. De raad van toezicht, benoemd en ontslagen door de AvA, is bevoegd voor het algemeen beleid en de strategie, en voor alle wettelijk aan het bestuursorgaan voorbehouden handelingen. De directieraad beheert de overige bestuursbevoegdheden en stelt het dagelijks bestuur aan.
> **Tip:** Het kiezen van het juiste bestuursmodel is cruciaal voor de governance en de operationele efficiëntie van de NV.
#### 4.1.3 Enige bestuurder
Een enkele bestuurder kan statutair worden benoemd, en de statuten kunnen een opvolger aanduiden. Het mandaat eindigt bij overlijden, insolventie, ontbinding van de vennootschap, of wegens wettige reden door de AvA met een drievierdemeerderheid.
#### 4.1.4 Beperking van de bestuurdersaansprakelijkheid
De aansprakelijkheid van bestuurders is begrensd, waarbij de limiet afhangt van de grootte van de vennootschap (gemiddelde omzet en balanstotaal over drie jaar). De grenzen variëren van honderdvijfentwintigduizend euro ($125.000$) voor kleine vennootschappen tot twaalf miljoen euro ($12.000.000$) voor grote vennootschappen. Belangrijke uitzonderingen op deze beperking zijn onder meer bedrieglijk opzet, oogmerk om te schaden, achterstallige sociale zekerheidsbijdragen, bedrijfsvoorheffing en btw, een lichte fout die eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt, en een zware fout.
#### 4.1.5 Schriftelijke bestuursbesluiten
Schriftelijke bestuursbesluiten zijn mogelijk mits unanimiteit van de bestuurders. De statuten kunnen hier echter van afwijken en voor bepaalde besluiten een formele vergadering voorschrijven.
### 4.2 Algemene vergadering van aandeelhouders (AvA)
De AvA heeft wettelijk bepaalde bevoegdheden, waaronder het goedkeuren van de jaarrekening en het bepalen van de winstbestemming. De AvA wordt opgeroepen door het bestuursorgaan, tenzij dit weigert of op vraag van aandeelhouders die ten minste een tiende van de aandelen bezitten (minderheidsvordering).
#### 4.2.1 Soorten algemene vergaderingen
* **Gewone Algemene Vergadering:** Moet minstens één keer per jaar plaatsvinden en is bevoegd voor onder andere het verlenen van kwijting aan het bestuursorgaan.
* **Buitengewone Algemene Vergadering:** Vereist specifieke vermelding in de agenda, de aanwezigheid van een notaris, en een meerderheid van drievierde van de stemmen bij statutenwijziging. Wijzigingen van het vennootschapsvoorwerp vereisen een meerderheid van vier vijfde.
#### 4.2.2 Vraagstelling op de AvA
Aandeelhouders hebben het recht om vragen te stellen aan het bestuursorgaan en de commissaris, die verplicht zijn te antwoorden, tenzij de mededeling van gegevens de vennootschap schade kan berokkenen.
#### 4.2.3 Documenten
De jaarrekening, het jaarverslag en het verslag van de commissaris moeten aan de aandeelhouders worden overgemaakt.
## 5. Kapitaalverhoging en -vermindering
### 5.1 Kapitaalverhoging
Een kapitaalverhoging vereist de toestemming van de AvA en een statutenwijziging, aangenomen met een meerderheid van drievierde, waarbij een notaris aanwezig moet zijn.
#### 5.1.1 Via inbreng in geld
Bij inbreng in geld genieten bestaande aandeelhouders een voorkeurrecht om nieuwe aandelen te kopen binnen een door de AvA bepaalde termijn van minstens vijftien dagen. Dit voorkeurrecht mag statutair niet worden opgeheven.
#### 5.1.2 Via inbreng in natura
Bij inbreng in natura maken het bestuursorgaan en de commissaris een verslag op dat het in te brengen goed beschrijft en de waardering ervan toelicht. De commissaris (of een aangewezen bedrijfsrevisor) controleert de waarderingsmethoden van het bestuursorgaan.
#### 5.1.3 Het toegestane kapitaal
Het bestuursorgaan kan, mits statutaire bepaling en binnen bepaalde grenzen (bedrag en een uitoefeningsperiode van maximaal vijf jaar, hernieuwbaar), het kapitaal verhogen. De bevoegdheden en omstandigheden hiervoor worden in een verslag opgenomen en vermeld in het jaarverslag.
### 5.2 Kapitaalvermindering
Kapitaalvermindering kan op verschillende manieren gebeuren:
* Terugbetaling of vrijstelling van verdere volstorting van inbrengen.
* Aansuivering van een geleden verlies (met kapitaal).
* Aanleggen van een reserve voor voorzienbaar verlies of een onbeschikbare reserve.
Een statutenwijziging is vereist, aangenomen met een meerderheid van drievierde. Schuldeisers kunnen zekerheid eisen voor hun vaste vorderingen bij kapitaalvermindering.
## 6. Alarmbelprocedure
De alarmbelprocedure treedt in werking wanneer, als gevolg van een geleden verlies, het netto-actief van de vennootschap is gedaald tot minder dan de helft van het kapitaal. Het bestuursorgaan roept dan de AvA samen binnen twee maanden na vaststelling van het verlies. De AvA beraadslaagt over de continuïteit van de vennootschap of de ontbinding ervan. Het bestuursorgaan maakt een verslag op en de bestuurdersaansprakelijkheid kan worden ingeroepen bij niet-naleving van deze procedure.
## 7. Duur en ontbinding
Een NV wordt geacht voor onbepaalde duur te zijn opgericht, tenzij de statuten anders bepalen. NV's met een beperkte duur kunnen worden verlengd.
---
# Effecten en overdracht van aandelen
Dit onderdeel behandelt de verschillende soorten effecten die een naamloze vennootschap (NV) kan uitgeven, met name aandelen, obligaties, warrants en winstbewijzen, en legt vervolgens de nadruk op de overdracht van aandelen, inclusief eventuele contractuele beperkingen.
### 2.1 Soorten effecten
Een NV kan, tenzij de wet dit verbiedt, diverse soorten effecten uitgeven. Deze kunnen worden ingedeeld in de volgende categorieën:
#### 2.1.1 Aandelen
Aandelen vertegenwoordigen een (mede)eigendom in de vennootschap. Ze kunnen op naam worden uitgegeven, wat betekent dat de aandeelhouder wordt geregistreerd in het aandeelhoudersregister, of gematerialiseerd, waarbij de eigendom wordt geregistreerd op een effectenrekening. Aandeelhouders hebben recht op een deel van de winst (dividend) en nemen deel aan het verlies, in evenredigheid met de waarde van hun aandelen. Tevens hebben zij stemrecht op de algemene vergadering, hoewel dit statutair kan worden beperkt in niet-beursgenoteerde vennootschappen. Er bestaan ook aandelen zonder stemrecht, die echter in bepaalde omstandigheden, zoals bij een fusie, wel stemrecht kunnen krijgen. Deze aandelen geven doorgaans geen recht op preferent dividend.
#### 2.1.2 Obligaties
Obligatiehouders zijn schuldeisers van de vennootschap. Zij verstrekken een lening aan de vennootschap en ontvangen daarvoor een vaste jaarlijkse vergoeding (interest). Obligatiehouders hebben geen stemrecht op de algemene vergadering van aandeelhouders, maar mogen wel aanwezig zijn.
#### 2.1.3 Warrants
Warrants geven de houder het recht om nieuwe aandelen in te schrijven. Dit zijn in feite inschrijvingsrechten.
#### 2.1.4 Winstbewijzen
Winstbewijzen geven recht op een deel van de winst, maar vertegenwoordigen geen deel van het kapitaal van de vennootschap. De specifieke rechten verbonden aan winstbewijzen worden in de statuten bepaald en kunnen al dan niet gekoppeld zijn aan stemrecht, zij het beperkt. Winstbewijzen worden vaak toegekend als vergoeding voor bewezen diensten (personeel) of te bewijzen diensten (knowhow), en kunnen zo fungeren als een vorm van inbreng in nijverheid.
### 2.2 Overdracht van aandelen
#### 2.2.1 Principe van vrije overdracht
In beginsel zijn aandelen vrij overdraagbaar. Dit geldt ook voor aandelen die nog niet volledig zijn volgestort. De overdrager en de overnemer blijven echter wel aansprakelijk voor de nog openstaande stortingen.
#### 2.2.2 Contractuele beperkingen op overdracht
De vrije overdraagbaarheid van aandelen kan contractueel worden beperkt. Dit gebeurt door middel van clausules in de statuten of een aandeelhoudersovereenkomst. Veelvoorkomende beperkingen zijn:
* **Onvervreemdbaarheidsclausule:** Dit clausule legt een tijdelijk verbod op de verkoop van aandelen. De duur van dit verbod moet in het belang van de vennootschap zijn.
* **Goedkeuringsclausule:** Deze clausule vereist goedkeuring van het bestuursorgaan om aandelen te kunnen overdragen. De beperking geldt doorgaans voor een termijn van zes maanden vanaf het verzoek tot goedkeuring.
* **Voorkooprecht:** Bestaande aandeelhouders krijgen het eerste recht om aandelen te kopen die door een andere aandeelhouder worden aangeboden. Dit onderscheidt zich van een voorkeurrecht, dat betrekking heeft op de uitgifte van nieuwe aandelen.
> **Tip:** Het is cruciaal om bij het opstellen van statuten of aandeelhoudersovereenkomsten de precieze formulering van deze beperkingen zorgvuldig te overwegen, aangezien ze een aanzienlijke impact kunnen hebben op de liquiditeit van de aandelen.
#### 2.2.3 Aansprakelijkheid bij overdracht
Hoewel aandelen vrij overdraagbaar zijn, blijven de oorspronkelijke overdrager en de nieuwe overnemer hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk voor de nog te verrichten stortingen op de aandelen. De vennootschap kan zich dus zowel tot de overdrager als de overnemer wenden indien de volstorting uitblijft.
---
# Organen van de naamloze vennootschap
Dit deel behandelt de essentiële organen van de naamloze vennootschap (NV): het (raad van) bestuur en de algemene vergadering van aandeelhouders, inclusief verschillende bestuursstructuren en hun bijbehorende bevoegdheden en aansprakelijkheden.
### 3.1 Het (raad van) bestuur
Het (raad van) bestuur is verantwoordelijk voor het dagelijks beheer en de strategie van de vennootschap. Sinds recente wetswijzigingen zijn er verschillende bestuursstructuren mogelijk:
#### 3.1.1 Monistisch bestuur
Bij een monistisch bestuursmodel wordt de vennootschap bestuurd door een Raad van Bestuur (RvB), die fungeert als een collegiaal orgaan.
* **Samenstelling:** Eén bestuurder is voldoende, maar een raad van bestuur kan ook uit meerdere leden bestaan. Deze worden benoemd door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AvA). De AvA kan bestuurders te allen tijde ontslaan, zonder opgave van reden (ad nutum afzetbaarheid).
* **Bevoegdheden:** De RvB heeft een restbevoegdheid; dit betekent dat alle bevoegdheden die niet expliciet aan de AvA zijn toegewezen, tot de bevoegdheid van de RvB behoren. Bij tegenstrijdige belangen van bestuurders dienen specifieke regels te worden gevolgd.
* **Aanstelling en ontslag:** De AvA benoemt de bestuurders. De AvA kan te allen tijde, bij gewone meerderheid, het mandaat van de bestuurders beëindigen, zonder motief. Einde wegens wettige reden blijft echter mogelijk. Bestuurders kunnen ook zelf ontslag nemen en blijven in functie totdat een vervanger is aangesteld. Benoeming bij coöptatie is mogelijk, tenzij statutair uitgesloten.
#### 3.1.2 Enige bestuurder
In deze structuur is er slechts één bestuurder, die statutair wordt benoemd.
* **Benoeming:** De enige bestuurder wordt statutair benoemd. De statuten kunnen ook een opvolger aanduiden.
* **Einde mandaat:** Het mandaat eindigt bij overlijden, insolventie of ontbinding van de vennootschap. De AvA kan de bestuurder ook ontslaan wegens een wettige reden met een drievierdemeerderheid.
#### 3.1.3 Duaal bestuur
Het duaal bestuursmodel kent twee aparte, collegiale organen: een Raad van Toezicht en een Directieraad.
* **Raad van Toezicht:**
* **Samenstelling:** Telt minstens drie leden. Leden van de Raad van Toezicht kunnen geen lid zijn van de Directieraad en omgekeerd.
* **Bevoegdheden:** Verantwoordelijk voor het algemeen beleid en de strategie van de vennootschap, alsook voor handelingen die door de wet aan het bestuursorgaan zijn voorbehouden. De Raad van Toezicht roept ook de AvA samen.
* **Aanstelling en ontslag:** Wordt benoemd en ontslagen door de AvA. De maximale ambtstermijn is zes jaar, met de mogelijkheid tot onbeperkte hernieuwing.
* **Directieraad:**
* **Samenstelling:** Telt minstens drie leden. Leden van de Directieraad kunnen geen lid zijn van de Raad van Toezicht en omgekeerd.
* **Bevoegdheden:** Oefent alle overige bestuursbevoegdheden uit (restbevoegdheid) en stelt het dagelijks bestuur aan.
* **Aanstelling en ontslag:** Wordt aangesteld en ontslagen door de Raad van Toezicht.
#### 3.1.4 Beperking van de bestuurdersaansprakelijkheid
De aansprakelijkheid van bestuurders wordt beperkt, waarbij de omvang afhankelijk is van de grootte van de vennootschap.
* **Grootte van de vennootschap:** Bepaald op basis van de gemiddelde omzet en het gemiddeld balanstotaal over een periode van drie jaar.
* **Aansprakelijkheidsgrenzen:** Variëren tussen 125.000 euro voor kleine vennootschappen en 12 miljoen euro voor grote vennootschappen.
* **Uitzonderingen (volledige aansprakelijkheid):** De beperking geldt niet in geval van bedrieglijk opzet, oogmerk om te schaden, bij achterstallige sociale zekerheidsbijdragen, bedrijfsvoorheffing en btw, of bij een zware fout. Een lichte fout die eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt, leidt ook tot volledige aansprakelijkheid.
* **Schriftelijke bestuursbesluiten:** Vereisen unanimiteit. De statuten kunnen voor specifieke besluiten wel een fysieke vergadering voorschrijven.
### 3.2 Algemene vergadering van aandeelhouders (AvA)
De AvA is het hoogste besluitvormingsorgaan van de vennootschap, bestaande uit alle aandeelhouders.
* **Bevoegdheden:**
* Goedkeuren van de jaarrekening.
* Bepalen van de bestemming van de winst.
* Statutenwijzigingen.
* Wijzigen van het voorwerp van de vennootschap.
* Besluiten over kapitaalverhogingen en kapitaalverminderingen.
* **Bijeenroeping:** De AvA wordt bijeengeroepen door de RvB. Bij weigering van de RvB kan de commissaris of op vraag van aandeelhouders (met minstens een tiende van de aandelen) de AvA worden bijeengeroepen.
* **Soorten algemene vergaderingen:**
* **Gewone Algemene Vergadering:** Moet minstens één keer per jaar plaatsvinden. Aandeelhouders kunnen hier kwijting verlenen aan de RvB.
* **Buitengewone Algemene Vergadering:** Noodzakelijk voor statutenwijzigingen (met drievierdemeerderheid) en wijziging van het voorwerp van de vennootschap (met vier vijfde meerderheid). Een notaris moet aanwezig zijn bij statutenwijzigingen. Minstens de helft van de aandeelhouders moet aanwezig zijn.
* **Vraagstelling op AvA:** Aandeelhouders hebben het recht om vragen te stellen aan het bestuur en de commissaris, die verplicht zijn te antwoorden, tenzij dit de vennootschap zou schaden.
* **Documenten:** De jaarrekening, het jaarverslag en het verslag van de commissaris moeten aan de aandeelhouders worden overgemaakt.
* **Schriftelijke algemene vergadering:** Mogelijk mits eenparigheid van alle aandeelhouders.
#### 3.2.1 Kapitaalverhoging
Een kapitaalverhoging vereist een beslissing van de AvA en kan op verschillende manieren gebeuren:
* **Via inbreng in geld:**
* De RvB en de commissaris maken een verslag op.
* De AvA neemt de beslissing met een drievierdemeerderheid.
* **Voorkeurrecht:** Bestaande aandeelhouders hebben het eerste recht om nieuwe aandelen te kopen binnen een door de AvA bepaalde termijn (minimum 15 dagen). Dit voorkeurrecht kan niet statutair worden opgeheven.
* **Via inbreng in natura:**
* Vereist een verslag van de RvB waarin het goed en de waardering worden beschreven.
* De commissaris (of een aangestelde bedrijfsrevisor) controleert de waarderingsmethoden van de RvB.
* De verslagen van de RvB en de commissaris kunnen afwijken.
* **Toegestaan kapitaal:** Het bestuursorgaan kan, indien statutair voorzien en binnen bepaalde grenzen (bedrag), het kapitaal verhogen voor een periode van maximaal vijf jaar (hernieuwbaar). Dit vereist vermelding in het jaarverslag.
#### 3.2.2 Kapitaalvermindering
Een kapitaalvermindering kan op verschillende manieren plaatsvinden:
* Terugbetaling of vrijstelling van de (verdere) volstorting van de inbreng. Schuldeisers kunnen hierbij zekerheid eisen voor hun vorderingen.
* Azuivering van een geleden verlies.
* Aanleggen van een reserve voor voorzienbaar verlies of een onbeschikbare reserve.
* Een statutenwijziging (vereist drievierdemeerderheid) is hiervoor nodig.
### 3.3 Alarmbelprocedure
De alarmbelprocedure is een mechanisme om tijdig een negatieve financiële situatie in de vennootschap aan te kaarten.
* **Situatie:** Treedt in werking wanneer het netto-actief door geleden verlies is gedaald tot minder dan de helft van het kapitaal.
* **Procedure:** De RvB roept de AvA samen binnen twee maanden na vaststelling van het verlies. De RvB stelt een verslag op en de AvA beraadslaagt over de continuïteit van de vennootschap of de ontbinding ervan.
* **Sanctie:** Bestuurdersaansprakelijkheid bij niet-naleving van deze procedure.
### 3.4 Duur en ontbinding
NV's worden opgericht voor onbepaalde duur, tenzij de statuten anders bepalen. Een NV met een beperkte duur kan verlengd worden.
---
# Kapitaalwijzigingen en financiële procedures
Dit onderwerp behandelt de financiële procedures rond kapitaalwijzigingen binnen een naamloze vennootschap (NV), inclusief de mechanismen bij financiële moeilijkheden en de duur van de vennootschap.
## 4 Kapitaalwijzigingen en financiële procedures
Een naamloze vennootschap (NV) is een vennootschap waarbij de aandeelhouders hun aansprakelijkheid beperken tot hun inbreng.
### 4.1 Oprichting en kapitaal
De oprichting van een NV vereist een authentieke akte, opgemaakt door een notaris. De aansprakelijkheid van de aandeelhouders is beperkt tot hun inbreng, met nietigheid als sanctie bij niet-naleving. De oprichtingsakte moet verplicht de naam van de vennootschap, het aantal aandelen, de zetel en de namen van de oprichters vermelden.
Het kapitaal van de NV kan worden ingebracht in geld of in natura, maar niet in nijverheid (arbeid of kennis).
* **Inbreng in geld:**
* Minimum geplaatst kapitaal: 61.500 euro.
* Minimum per aandeel: een vierde van de nominale waarde.
* Minimum volstorting: 61.500 euro.
* **Inbreng in natura:**
* Minimum per aandeel: een vierde van de nominale waarde.
* Volledige inbreng moet binnen vijf jaar na de oprichting gebeuren.
* De oprichters zijn hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk voor de inbreng in natura. Er is een verplichting tot het opmaken van een financieel plan.
#### 4.1.1 Quasi-inbreng
Quasi-inbreng, waarbij de vennootschap een vermogensbestanddeel koopt van een oprichter, aandeelhouder of bestuurder binnen twee jaar na oprichting tegen een vergoeding die minimaal tien procent van het kapitaal bedraagt, is nog steeds mogelijk bij de NV. Dit vereist een verslag van een commissaris-revisor (of bedrijfsrevisor) die de beschrijving van het goed en de correctheid van de tegenprestatie beoordeelt, alsook een verslag van het bestuursorgaan dat het nut voor de vennootschap aangeeft. Goedkeuring door de algemene vergadering is vereist. Het bestuursorgaan is aansprakelijk voor schade door overwaardering.
#### 4.1.2 Oprichters
Oprichters zijn de personen die bij de oprichtingsakte verschijnen. Zij onderscheiden zich van bestuurders en aandeelhouders. Er is slechts één oprichter vereist (afschaffing van de pluraliteitsvereiste). Oprichters hebben een hoofdelijke en onbeperkte aansprakelijkheid, wat hen onderscheidt van loutere inschrijvers. De inbreng in natura ontslaat de oprichter niet van deze aansprakelijkheid. Oprichters moeten minstens een derde van de aandelen bezitten.
#### 4.1.3 Effecten
De NV kan effecten uitgeven die niet door de wet verboden zijn.
* **Aandelen:**
* Op naam (houders worden geregistreerd in een aandeelhoudersregister) of gematerialiseerd (via boeking op een effectenrekening).
* Aandeelhouders zijn mede-eigenaar van de vennootschap en hebben recht op een deel van de winst (dividend), deelname in het verlies, en stemrecht op de algemene vergadering, evenredig aan de waarde van hun aandelen. Statutair kan hiervan worden afgeweken bij niet-beursgenoteerde vennootschappen.
* Aandelen zonder stemrecht bestaan ook, maar de houder heeft wel stemrecht in specifieke omstandigheden, zoals bij fusies. Deze aandelen geven geen recht meer op preferent dividend.
* **Obligaties:**
* De houder is schuldeiser van de vennootschap.
* Ze vertegenwoordigen een lening aan de vennootschap, met een vaste jaarlijkse vergoeding (intrest).
* Obligatiehouders mogen wel aanwezig zijn op de algemene vergadering, maar kunnen niet stemmen.
* **Warrants:**
* Inschrijvingsrechten op nieuwe aandelen.
* **Winstbewijzen:**
* Geven recht op een deel van de winst, maar vertegenwoordigen geen deel van het kapitaal.
* Het al dan niet verbonden stemrecht wordt bepaald in de statuten.
* Worden vaak toegekend als vergoeding voor bewezen of te bewijzen diensten (personeel, know-how).
#### 4.1.4 Overdracht van aandelen
In principe zijn aandelen vrij overdraagbaar, ook als ze niet volledig volgestort zijn. De overdrager en overnemer blijven echter nog aansprakelijk. De overdracht kan contractueel worden beperkt via:
* **Onvervreemdbaarheidsclausule:** Een tijdelijk verbod om aandelen te verkopen, in het belang van de vennootschap.
* **Goedkeuringsclausule:** Goedkeuring van het bestuursorgaan is vereist voor de overdracht, beperkt tot zes maanden na het verzoek.
* **Voorkooprecht:** Bestaande aandeelhouders hebben het eerste recht om aandelen te kopen. Dit is te onderscheiden van een voorkeurrecht bij de uitgifte van nieuwe aandelen.
### 4.2 Organen van de NV
De belangrijkste organen van een NV zijn het (Raad van) Bestuur en de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AvA).
#### 4.2.1 (Raad van) Bestuur
Er zijn verschillende bestuursmodellen:
* **Monistisch bestuur:**
* De vennootschap wordt bestuurd door een Raad van Bestuur (RvB), een collegiaal orgaan.
* Eén bestuurder is voldoende.
* Benoeming gebeurt door de AvA, met de mogelijkheid tot (niet-verplichte) bezoldiging.
* Bestuurders kunnen te allen tijde en zonder opgave van reden door de AvA worden ontslagen (ad nutum afzetbaarheid).
* Einde wegens wettige reden blijft mogelijk, zelfs indien statutair anders bepaald.
* Benoeming bij coöptatie is mogelijk indien statutair niet uitgesloten.
* Restbevoegdheid: alle bevoegdheden die niet expliciet aan de AvA zijn toegewezen. Regels inzake tegenstrijdige belangen moeten gevolgd worden.
* **Duaal bestuur:**
* Bestaat uit een Raad van Toezicht en een Directieraad.
* Beide organen zijn collegiaal en tellen minstens drie leden.
* Leden van het ene orgaan kunnen geen lid zijn van het andere.
* De Directieraad wordt aangesteld en ontslagen door de Raad van Toezicht.
* De Raad van Toezicht wordt benoemd en ontslagen door de AvA en is bevoegd voor het algemeen beleid en de strategie, en voor handelingen die bij wet aan het bestuursorgaan zijn voorbehouden.
* De Directieraad oefent alle overige bestuursbevoegdheden uit, inclusief het aanstellen van het dagelijks bestuur.
#### 4.2.2 Beperking van de bestuurdersaansprakelijkheid
De aansprakelijkheid van bestuurders wordt begrensd, afhankelijk van de grootte van de vennootschap (gemeten naar gemiddelde omzet en balanstotaal over drie jaar). De grenzen variëren tussen 125.000 euro (kleine vennootschappen) en 12 miljoen euro (grote vennootschappen).
Uitzonderingen waarbij de aansprakelijkheid niet wordt beperkt, omvatten:
* Bedrieglijk opzet of oogmerk om te schaden.
* Achterstallige sociale zekerheidsbijdragen, bedrijfsvoorheffing en btw.
* Lichte fouten die eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomen.
* Zware fouten.
#### 4.2.3 Schriftelijke bestuursbesluiten
Schriftelijke bestuursbesluiten zijn mogelijk met unanimiteit, tenzij de statuten anders bepalen voor specifieke besluiten.
#### 4.2.4 Algemene vergadering van Aandeelhouders (AvA)
De AvA heeft specifieke bevoegdheden, waaronder het goedkeuren van de jaarrekening en het bepalen van de bestemming van de winst.
* **Bijeenroeping:**
* Gebeurt door het (Raad van) Bestuur.
* Uitzonderlijk door de commissaris (indien het bestuur weigert) of op vraag van aandeelhouders die minimaal een tiende van de aandelen bezitten (minderheidsvordering).
* **Soorten algemene vergaderingen:**
* **Gewone Algemene Vergadering:** Minstens één keer per jaar, voor het goedkeuren van de jaarrekening en het verlenen van kwijting aan het bestuursorgaan.
* **Buitengewone Algemene Vergadering:** Voor statutenwijzigingen (vereist notaris, een halve aandeelhouders aanwezig, drievierde meerderheid) of het wijzigen van het voorwerp van de vennootschap (vier vijfde meerderheid). Statutenwijzigingen kunnen ook op een gewone AvA gebeuren.
* **Vraagstelling op AvA:** Aandeelhouders mogen vragen stellen aan het bestuur en de commissaris, die verplicht zijn te antwoorden, tenzij de mededeling van bepaalde gegevens de vennootschap schade kan berokkenen.
* **Documenten:** Jaarrekening, jaarverslag en verslag van de commissaris moeten aan de aandeelhouders worden overgemaakt.
* **Schriftelijke algemene vergadering:** Mogelijk indien unaniem besloten.
### 4.3 Kapitaalwijzigingen
#### 4.3.1 Kapitaalverhoging
Een kapitaalverhoging vereist de toestemming van de AvA met een drievierde meerderheid en een statutenwijziging. Het (Raad van) Bestuur en de commissaris maken hiervoor een verslag op.
* **Via inbreng in geld:**
* Bestaande aandeelhouders hebben een voorkeurrecht op de aankoop van nieuwe aandelen, met een door de AvA bepaalde termijn (minimaal vijftien dagen). Dit recht kan niet statutair worden opgeheven.
* **Via inbreng in natura:**
* Vereist een verslag van het RvB over het in te brengen goed en de waardering ervan.
* Een commissaris (of bedrijfsrevisor) controleert de waarderingsmethoden van het RvB.
* De verslagen van het RvB en de commissaris kunnen afwijken.
#### 4.3.2 Toegestaan kapitaal
De statuten kunnen bepalen dat het bestuursorgaan, binnen bepaalde grenzen (bedrag), bevoegd is het kapitaal te verhogen zonder AvA-beslissing. Deze bevoegdheid is beperkt in tijd (maximaal vijf jaar, hernieuwbaar) en de omstandigheden moeten in een verslag worden opgenomen en vermeld in het jaarverslag.
#### 4.3.3 Kapitaalvermindering
Een kapitaalvermindering kan op verschillende manieren:
* Terugbetaling of vrijstelling van (verdere) volstorting van de inbreng. Schuldeisers kunnen zekerheid eisen voor hun vorderingen.
* Azuivering van een geleden verlies met kapitaal.
* Aanleggen van een reserve voor voorzienbaar verlies of een onbeschikbare reserve.
Een kapitaalvermindering vereist een statutenwijziging (driemaal drievierde meerderheid).
### 4.4 Alarmbelprocedure
De alarmbelprocedure heeft tot doel een negatieve financiële situatie in de vennootschap tijdig aan te kaarten.
* **Wanneer:** Als het netto-actief als gevolg van geleden verlies is gedaald tot minder dan de helft van het kapitaal.
* **Procedure:** De RvB roept de AvA samen binnen twee maanden na vaststelling van het verlies.
* **Verslag RvB:** De RvB maakt een verslag op waarin wordt gebogen over continuïteit of ontbinding, en eventuele maatregelen om continuïteit te waarborgen.
* **Niet-naleving:** Niet-naleving van deze procedure kan leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid.
### 4.5 Duurtijd en ontbinding
Een NV kan worden opgericht voor onbepaalde of bepaalde duur. Een NV met beperkte duur kan worden verlengd. De ontbinding van de vennootschap is een gevolg van verschillende factoren, waaronder de alarmbelprocedure indien de continuïteit niet kan worden gewaarborgd.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Naamloze Vennootschap (NV) | Een vennootschap waarvan de aandeelhouders slechts tot het bedrag van hun inbreng verbonden zijn, opgericht met een authentieke akte en met een kapitaal opgedeeld in aandelen. |
| Authentieke akte | Een door een notaris opgemaakte en bekrachtigde akte, die wettelijke bewijskracht heeft en als officieel document dient bij de oprichting van bepaalde rechtspersonen zoals een NV. |
| Beperkte aansprakelijkheid | Het principe waarbij de aansprakelijkheid van de aandeelhouders beperkt is tot hun inbreng in de vennootschap, waardoor hun privévermogen beschermd is tegen schulden van de vennootschap. |
| Sanctie is nietigheid | Indien de oprichtingsakte van een NV niet voldoet aan de wettelijke vormvereisten, kan dit leiden tot de nietigheid van de vennootschap, wat betekent dat de vennootschap juridisch nooit bestaan heeft. |
| Inbreng in natura | Een inbreng in een vennootschap die niet in geld geschiedt, maar in goederen, zoals bedrijfsmiddelen, onroerend goed of knowhow, die een waarde vertegenwoordigen en aan de vennootschap worden overgedragen. |
| Quasi-inbreng | Een transactie waarbij een vennootschap een vermogensbestanddeel verwerft van een oprichter, aandeelhouder of bestuurder binnen een bepaalde termijn na oprichting, waarvoor een specifieke procedure met verslaglegging geldt. |
| Commissaris revisor (bedrijfsrevisor) | Een onafhankelijke professional die belast is met de controle van de financiële toestand van een vennootschap, het opstellen van verslagen bij bijzondere transacties en het toezien op de naleving van de wetgeving. |
| Oprichters | De personen die de initiële oprichtingsakte van een NV ondertekenen en de vennootschap in het leven roepen; zij hebben specifieke aansprakelijkheden en rechten. |
| Effectenregister | Een register waarin de gegevens van houders van aandelen op naam worden bijgehouden, met vermelding van de naam, het adres en het aantal aandelen dat elke aandeelhouder bezit. |
| Stemrecht | Het recht van aandeelhouders om deel te nemen aan besluitvorming binnen de algemene vergadering van aandeelhouders, meestal evenredig aan het aantal aandelen dat zij bezitten. |
| Obligaties | Financiële instrumenten die door een vennootschap worden uitgegeven om kapitaal aan te trekken; de houder van een obligatie is een schuldeiser van de vennootschap en ontvangt een vaste rente. |
| Winstbewijzen | Stukken die recht geven op een deel van de winst van een vennootschap, maar geen deel van het kapitaal vertegenwoordigen en waarvan de rechten statutair worden bepaald. |
| Onvervreemdbaarheidsclausule | Een contractuele bepaling die het voor aandeelhouders tijdelijk verbiedt om hun aandelen te verkopen, vaak opgenomen in het belang van de vennootschap. |
| Goedkeuringsclausule | Een bepaling in de statuten die vereist dat het bestuursorgaan goedkeuring verleent alvorens aandelen overgedragen kunnen worden. |
| Monistisch bestuur | Een bestuursmodel waarbij de vennootschap wordt geleid door een raad van bestuur, die als een collegiaal orgaan functioneert en de algemene leiding van de vennootschap op zich neemt. |
| Duaal bestuur | Een bestuursmodel dat bestaat uit een raad van toezicht en een directieraad, waarbij de raad van toezicht toezicht houdt op het beleid en de strategie, en de directieraad de dagelijkse leiding en operationele beslissingen neemt. |
| Belangenconflict (tegenstrijdig belang) | Een situatie waarin een bestuurder of werknemer persoonlijk belang heeft bij een beslissing van de vennootschap, wat de objectiviteit van de besluitvorming kan beïnvloeden en specifieke procedures vereist. |
| Algemene vergadering van Aandeelhouders (AvA) | Het hoogste besluitvormende orgaan van een vennootschap, waarin aandeelhouders hun stemrecht uitoefenen om belangrijke beslissingen te nemen, zoals de goedkeuring van de jaarrekening en statutenwijzigingen. |
| Alarmbelprocedure | Een wettelijke procedure die geactiveerd wordt wanneer de financiële toestand van een vennootschap verslechtert, met als doel tijdig maatregelen te nemen om de continuïteit te waarborgen of tot ontbinding over te gaan. |
| Kapitaalverhoging | Een proces waarbij het maatschappelijk kapitaal van een vennootschap wordt vergroot, door middel van nieuwe inbrengen in geld of natura, met goedkeuring van de algemene vergadering. |
| Kapitaalvermindering | Een proces waarbij het maatschappelijk kapitaal van een vennootschap wordt verkleind, bijvoorbeeld door terugbetaling aan aandeelhouders of door een geleden verlies aan te zuiveren. |
Cover
Samenvatting Kapitaalmarktenrecht.pdf
Summary
# Actoren in de financiële sector
**1. Actoren in de financiële sector**
Dit onderwerp verkent de essentiële spelers binnen het financiële ecosysteem, hun functies, de evolutie van financiële systemen, de noodzaak van regulering en de oorzaken en gevolgen van marktfalen.
### 1.1 Financiële systemen
Financiële systemen dienen vijf basisfuncties, die losstaan van de reële economie [4](#page=4):
1. **Faciliteren van veilige betalingen:** Zorgen voor efficiënte, kosteloze en veilige transacties met lage transactiekosten en rechtszekerheid [4](#page=4).
2. **Mobiliseren van spaargeld:** Verplaatsen van spaargeld van individuen naar entiteiten die financiering nodig hebben voor projecten of ondernemingen. Dit kan direct via financiële markten (met hoger risico) of indirect via banken (intermediatie- en transformatiefunctie) [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Intermediatiefunctie:** Banken fungeren als tussenpersoon tussen spaarders en ondernemingen [5](#page=5).
* **Transformatiefunctie:** Banken zetten liquide middelen om in illiquide middelen, zoals aandelen [5](#page=5).
3. **Creëren van schaalvoordelen:** Kredietinstellingen kunnen efficiënter projecten en ondernemingen analyseren en selecteren dankzij hun expertise [5](#page=5).
4. **Monitoren van projecten:** Kredietinstellingen kunnen contractuele inzage afdwingen om ondernemingen te volgen en betalingsvoorwaarden te bepalen, zoals een bulletkrediet [5](#page=5).
5. **Inschatten en vermijden van risico's:** Actoren bieden instrumenten om welvaart te verzekeren, met name wanneer de overheid tekortschiet in sociale zekerheid (market-based systeem, bv. VS). In Europa is de welvaartsstaat sterker, wat leidt tot een bank-based systeem met meer kapitaal bij banken [5](#page=5).
### 1.2 Ratio van financiële regulering
Volgens de theorie van "de onzichtbare hand" van Adam Smith zou een vrije en rationele markt zichzelf moeten reguleren en efficiënt zijn. Marktefficiëntie kent drie vormen: productie-, allocatie- en dynamische efficiëntie. Hoewel dit ideaal is, is het niet noodzakelijk eerlijk, waarna herverdeling plaatsvindt via sociale zekerheid, belastingen en subsidies. In de praktijk treedt echter regelmatig **marktfalen** op, wat regulering noodzakelijk maakt [5](#page=5) [6](#page=6).
### 1.3 Marktfalen
Marktfalen moet gecorrigeerd worden, waarbij de kosten van regulering lager moeten zijn dan de opbrengsten. Het doel is **Pareto-efficiëntie**: een situatie waarin niemand er beter op wordt zonder dat iemand anders er slechter op wordt. Vijf soorten marktfalen worden onderscheiden [6](#page=6):
#### 1.3.1 Informatie-asymmetrie
Eén partij heeft meer informatie dan de ander, wat leidt tot wantrouwen. Dit is cruciaal in de financiële wereld vanwege hogere risico's en de handel in **credence goods** (kwaliteit enkel te vertrouwen op de verkoper). Informatie-asymmetrie leidt tot een **market for lemons**, waarbij kopers een gemiddelde prijs bieden, verkopers alleen inferieure goederen aanbieden, en kopers hun biedingen verder verlagen [6](#page=6).
Remedies:
* Informatieverplichtingen (bv. prospectus) [6](#page=6).
* Garanties [6](#page=6).
* Certificering door derden [6](#page=6).
* Ratings door gebruikers (minder betrouwbaar, zie financiële crisis) [6](#page=6).
Overheidsinterventies:
* Verbieden van complexe instrumenten voor kleine spaarders [7](#page=7).
* Voortdurende controle van banken en invoeren van garanties bij bankfalen [7](#page=7).
#### 1.3.2 Negatieve externaliteiten
Een gebeurtenis benadeelt ook derden, zoals een bankrun die alle banken treft na het failliet van één bank. Financiële markten zijn sterk onderling verbonden, wat drastische externaliteiten kan veroorzaken. Vaak ontstaan deze uit initieel bevorderende handelingen, zoals het belonen van risicovolle beslissingen van topmanagers zonder dat zij meedelen in de lasten (leidend tot bv. clawback-clausules). Ook loutere winstmaximalisatie zonder rekening te houden met andere belangen kan leiden tot negatieve externaliteiten, wat de opkomst van ESG (Environment, Social, Governance) bevordert. Deze externaliteiten zijn waardegebonden en veranderen door de tijd [7](#page=7).
#### 1.3.3 Freeriders op publieke goederen
Freeriden is profiteren van voordelen zonder de lasten te dragen. Dit wordt tegengegaan door [7](#page=7):
* Overheid als beheerder van publieke goederen [7](#page=7).
* Monopoliepositie voor aanbieders [7](#page=7).
Voorbeeld in de financiële sector is freeridergedrag van betalingsinitiatoren op betaalsystemen van kredietinstellingen [7](#page=7).
#### 1.3.4 Oneerlijke concurrentie
Grote spelers kunnen kleine nieuwkomers opslokken, wat innovatie ontmoedigt. Dit wordt bestreden door mededingingsrecht. Paradoxaal genoeg kan centralisatie leiden tot 'too big to fail'-situaties, terwijl hogere eisen voor nieuwkomers de toegang bemoeilijken. Een **regulatory sandbox** kan innovatie stimuleren door tijdelijke vrijstelling van toetredingsvereisten [7](#page=7).
#### 1.3.5 Individuele bias
Irrationaliteit van de mens, zoals kuddegedrag en overgratificatie (focus op directe voordelen, negeren van risico's). Binaire opties, waarbij men bij verlies onder een drempel alles kwijt is, zijn verboden in België vanwege deze bias. Individuele bias kan worden tegengegaan door productverboden en begrijpelijke informatieverstrekking [8](#page=8).
### 1.4 Doelen van regulering
Financiële regulering kent vier hoofddoelen [8](#page=8):
1. **Beleggersbescherming:** Wegwerken van informatie-asymmetrie om 'empowered investors' te creëren [8](#page=8).
2. **Consumentenbescherming:** Oorspronkelijk gericht op bankwezen, met een paternalistische benadering om consumenten tegen zichzelf te beschermen. In kapitaalmarktrecht: onderscheid tussen professionele en niet-professionele beleggers, en professionele actoren versus consumenten [8](#page=8).
3. **Financiële stabiliteit:** Zorgen dat niet alleen individuele instellingen gezond zijn, maar het systeem als geheel stabiel is [8](#page=8).
* **Micro-regulering:** Focust op individuele instellingen [8](#page=8).
* **Macro-regulering:** Focust op de markt als geheel [8](#page=8).
* **SIFI's (Systematically Important Financial Institutions) / SIB's (Systematically Important Banks):** Systeemrelevante spelers, 'too big to fail' of essentiële spelers (bv. CSD zoals Euroclear) [8](#page=8) [9](#page=9).
4. **Kapitaalmarktefficiëntie:** Alle relevante informatie wordt in de prijs van een product verwerkt [9](#page=9).
* **Weak efficiency:** Markt baseert zich op informatie uit het verleden [9](#page=9).
* **Semi-strong efficiency:** Markt baseert zich op verleden en nabije toekomst (onzeker). Dit model wordt in de VS en de meeste Europese landen gebruikt [9](#page=9).
* **Strong efficiency:** Alle informatie over alle spelers is beschikbaar (nadelig voor bedrijven) [9](#page=9).
**Andere doelen:** Duurzame financiële markten (ESG). Bijvoorbeeld, klimaatrisico's van banken worden in kaart gebracht, en Taxonomy regulation definieert wat als klimaatvriendelijk wordt beschouwd [9](#page=9).
### 1.5 Overzicht van de actoren
Traditioneel drie zuilen: bancair, kapitaalmarkten, verzekeringen. Deze zijn steeds meer vermengd. Banken bieden nu ook beleggingsadvies, en verzekeraars beleggen op financiële markten. De regulering overlapt steeds meer tussen de zuilen [10](#page=10) [9](#page=9).
* **Bancaire actoren:** Kredietinstelling, kredietgever (consumenten-/hypothecair krediet), leasingonderneming, betalingsinstelling, wisselkantoor, tussenpersoon consumenten-/hypothecair krediet [10](#page=10).
* **Kapitaalmarktactoren:** Beursvennootschap, vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, agent/makelaar in beleggingsdiensten, onafhankelijk financieel planner, beheersvennootschap van een ICB/AICB, alternatieve financieringsplatformen, ratingagentschap, beheerder benchmark, centrale tegenpartij, vereffeningsinstelling [10](#page=10).
* **Verzekeringsactoren:** Verzekeringsonderneming, verzekeringsagent/-makelaar [10](#page=10).
Banken mogen vrijwel alle kapitaalmarktactiviteiten uitvoeren, behalve verzekeringen afsluiten, maar wel als tussenpersoon optreden. Groepen zoals KBC bundelen diverse activiteiten onder één merk, waarvoor geconsolideerde jaarrekeningen vereist zijn [10](#page=10) [11](#page=11).
Enkele specifieke actoren:
* **Makelaar in bank- en beleggingsdiensten:** Bemiddelaar zonder exclusieve agentuurovereenkomst [11](#page=11).
* **Ratingagentschap:** Beoordeelt kredietwaardigheid van obligatie-uitgevers [11](#page=11).
### 1.6 Historiek van de actoren
Vandaag zijn financiële markten groot door desintermediatie en technologie. Historisch was de beurs (ontstaan in de 15e eeuw in Brugge) fysiek en beheerd door wisselagenten met monopolie. In de jaren '80/'90 stimuleerde de overheid investeringen in Belgische aandelen [11](#page=11).
* **De Big Bang:** Afschaffing statuut wisselagenten, opkomst beursvennootschappen. Banken stappen in kapitaal. Oprichting CBF (voorloper FSMA) [11](#page=11) [12](#page=12) .
* **EU-Richtlijn Beleggingsdiensten:** Verdere liberalisering, statuut beleggingsondernemingen [12](#page=12) .
* **Vanaf 2000:** CBF wordt CBFA (toezicht ook op verzekeringen) [12](#page=12).
* **Financiële Crisis 2008:** CBFA wordt FSMA (markttoezicht), toezicht op actoren naar Nationale Bank van België (NBB) [12](#page=12).
### 1.7 Beleggingsondernemingen
Belangrijkste actoren op kapitaalmarkten. In België onderscheid in twee deelstatuten (nationale keuze) [12](#page=12):
* **Beursvennootschap (BVN):** Gereguleerd door de Bankwet. Valt onder prudentieel toezicht NBB en gedragstoezicht FSMA (Twin Peaks) [12](#page=12) .
* **Vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies (VVBBA):** Gereguleerd door de Wet van 25/10/2016. Bouwt geen risico's op, enkel gedragstoezicht door FSMA [12](#page=12).
De Wet van 25 oktober 2016 regelt toegang, vergunning en toezicht op beleggingsondernemingen. Een 'normale activiteit' vereist repetitiviteit en regelmaat [12](#page=12) [13](#page=13).
**Financiële instrumenten omvatten:** aandelen, obligaties, warrants, opties, futures, swaps, derivaten, emissierechten. Exclusies: edele metalen, grondstoffen, energie, kortetermijninstrumenten [13](#page=13).
**Activiteiten:**
* **Activiteiten voor eigen rekening:** Handelen in financiële instrumenten [13](#page=13).
* **Diensten voor een ander (klant):**
* **Beleggingsdiensten (vergunningsplichtig):** Ontvangen/doorgeven/uitvoeren van orders, vermogensbeheer (discretionair), beleggingsadvies (gepersonaliseerde aanbevelingen) [13](#page=13).
* **Nevendiensten (niet vergunningsplichtig):** [13](#page=13).
**Beleggingsdiensten (8 groepen):**
1. Ontvangen en/of doorgeven van orders [13](#page=13).
2. Uitvoeren van orders [13](#page=13).
3. Handelen voor eigen rekening [13](#page=13).
4. Vermogensbeheer [13](#page=13).
5. Beleggingsadvies [13](#page=13).
6. Plaatsing van uitgiftes met garantie [14](#page=14).
7. Plaatsing van financiële instrumenten zonder garantie [14](#page=14).
8. Uitbaten van een Multilateral Trading Facility (MTF) [14](#page=14).
**Uitzonderingen op de wet:** Kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, intra-groep beleggingsdiensten, incidentele beleggers, entiteiten die handelen voor eigen rekening (tenzij market maker, lid van handelsplatform, of high frequency trading) [14](#page=14).
**Order- versus prijsgedreven markten:**
* **Ordergedreven markt (Europa):** Orders worden geconfronteerd om marktprijs te bepalen. Transactieketen verloopt beter tussen markt en financiële instellingen. Limietorders en marktorders mogelijk [15](#page=15).
* **Prijsgedreven markt (VS):** Bestaat uit market makers/dealers die bied- en laatprijzen aangeven. Markt prijs is gemiddelde van alle marktmakersprijzen. Transparanter, goed voor kleinere beleggers, minder goed in absorberen grote volumes (ordergedreven). Grote volumes kunnen verwerkt worden zonder directe marktreactie (prijsgedreven) [16](#page=16).
**Vergunningsplichtig:** Market makers, leden van de markt met elektronische toegang, entiteiten met high frequency algorithmic trading. Algoritmische handel: handel door algoritme op basis van parameters met weinig menselijke tussenkomst. High frequency: focust op tijdwinst bij transacties [16](#page=16).
**Statuut en toezicht:**
* **VVBBA:** Diensten 1, 2, 4, 5. Geen geldrekeningen, wel effectenrekeningen. Vaak driehoeksrelatie met bank. Vergunning bij FSMA [18](#page=18).
* **BVN:** Alle diensten toegestaan. Prudentiële regels in Bankwet, toezicht NBB. Kan geld- en effectenrekeningen houden. Geld moet herbelegd worden bij NBB of andere kredietinstelling (tenzij <3 werkdagen). Kan functionele kredieten verlenen. Gebruik van klanteneffecten voor eigen rekening enkel met uitdrukkelijke toestemming. Mogelijkheid tot uitlenen effecten voor short selling [17](#page=17) [18](#page=18).
### 1.8 Onafhankelijke financiële planners
Typisch Belgisch fenomeen. Bieden beroepsmatig (kan bijkomstig) raad over financiële plannen aan niet-professionele klanten. Werken op meta-niveau (algemene richtlijnen) en multidisciplinair. Doel is klanten helpen structuren/mechanismen op te zetten [19](#page=19) [20](#page=20).
Twee soorten entiteiten oefenen deze activiteiten uit [20](#page=20):
* **Financiële planners:** Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen als nevenactiviteit (bv. private banking). Niet onafhankelijk [20](#page=20).
* **Onafhankelijke financiële planners (OFP):** Vereisen vergunning van de FSMA (Wet van 25/04/2014). Onafhankelijk indien geen banden met ondernemingen die plannen uitvoeren. Klein prudentieel statuut, gedragsregels (nodige toewijding, informatie inwinnen, passende raad) [20](#page=20).
'Family office' is een dienstverlener voor vermogende families, geen OFP, en mag enkel door kredietinstelling of beleggingsonderneming verleend worden [20](#page=20).
### 1.9 Collectieve beleggingsinstellingen
Doen aan vermogensbeheer voor particulieren. Brengen geld samen en zorgen voor diversificatie om risicokapitaal te kunnen beleggen. Lost kosten van diversificatie en intellectueel beheer op [20](#page=20).
Twee vormen van collectieve beleggingsinstellingen (ICB's) [21](#page=21):
* **Beleggingsfonds:** Pot geld die beheerd wordt, activa zijn mede-eigendom van beleggers [21](#page=21).
* **Beleggingsvennootschap:** Beleggers kopen aandelen. Kan verschillende vormen aannemen:
* **BEVEK (Beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal):** Kapitaal verandert mee met in- en uittreding beleggers [21](#page=21).
* **BEVAK (Beleggingsvennootschap met vast kapitaal):** Beursgenoteerd, kapitaalwijziging via formele kapitaalverhoging [21](#page=21).
* **PRIVAK (Private equity BEVAK):** BEVAK voor investeringen in niet-genoteerde groeiende bedrijven [21](#page=21).
Beheersvennootschappen (vaak afdelingen van banken) besteden het beheer van inbrengen uit en ontvangen hiervoor commissie. Geld van ICB's wordt aangehouden bij een bewaarder (kredietinstelling). Beleggingsreglement en prospectus bepalen profiel en grenzen [21](#page=21).
---
# De financiële crisis en primaire markten
Dit deel van de studiehandleiding analyseert de oorzaken, aanleidingen en gevolgen van de financiële crisis van 2008, met een focus op effectisering, tranchering en derivaten, en onderzoekt vervolgens de werking van primaire markten, specifiek het proces van een Initial Public Offering (IPO).
### 2.1 De financiële crisis van 2008
De financiële crisis van 2008 was de ernstigste financiële crisis in lange tijd en had dramatische gevolgen voor financiële instellingen en instrumenten. De regelgeving voor risicobeheer bleek inadequaat. De crisis manifesteerde zich voornamelijk als een bankencrisis, waarbij overheden grote banken moesten ondersteunen om faillissement te voorkomen. De belangrijkste oorzaak lag bij de ongecontroleerde groei van kredietderivaten [22](#page=22).
#### 2.1.1 Financiële instrumenten en derivaten
Een derivaat is een financieel instrument waarvan de waarde afhangt van een onderliggend instrument, zoals opties en futures. Credit Default Swaps (CDS's) zijn een type kredietderivaat dat banken gebruiken om zich in te dekken tegen het risico van wanbetaling [22](#page=22).
* **Werking van een CDS:** Een bank (protection buyer) verkoopt een CDS aan een belegger (protection seller). De belegger ontvangt periodieke premies van de bank. Als de schuldenaar van het onderliggende krediet niet betaalt, moet de belegger het volledige kredietbedrag aan de bank uitkeren [22](#page=22).
De populariteit van CDS's steeg enorm, waardoor banken massaal kredieten begonnen te verstrekken, niet zozeer voor de behoefte van leners, maar om CDS's aan beleggers te verkopen en zo winst te maken. Dit leidde tot kredietverlening waarbij banken twijfelden aan of wisten dat kredieten niet terugbetaald zouden worden. Grote banken als Bear Stearns en Lehman Brothers waren hierbij betrokken; het faillissement van Lehman Brothers op 15 september 2008 was een cruciale trigger voor de wereldwijde crisis [23](#page=23).
#### 2.1.2 Verschillen tussen een CDS en een verzekering
Hoewel een CDS vergelijkbaar is met een verzekering, zijn er verschillen:
* De tegenpartij is geen erkende verzekeraar [23](#page=23).
* De bank verkoopt de CDS met de bedoeling dat de onzekere gebeurtenis (wanbetaling) zich *wel* voordoet, in tegenstelling tot een verzekering [23](#page=23).
#### 2.1.3 Oorzaken van de financiële crisis
De crisis had meerdere oorzaken, waaronder Amerikaanse begrotingstekorten, belastingverlagingen zonder uitgavenvermindering, verhoogde defensie-uitgaven na 9/11, en een groeiende Amerikaanse huizenmarkt. Het toelaten en aanmoedigen van leverage droeg eveneens bij [23](#page=23).
##### 2.1.3.1 Effectisering van kredieten
In de periode 2003-2006 kende de Amerikaanse beurs lage volatiliteit, wat beleggers motiveerde om te investeren, mede door een lage rente die speculatief lenen aantrekkelijk maakte (#page=23, 24). Leverage, waarbij geleende fondsen worden gebruikt om het rendement op eigen vermogen te verhogen, bracht beleggers in de problemen bij tegenvallende investeringen [23](#page=23) [24](#page=24).
Om meer kredieten te kunnen verstrekken, financierden Amerikaanse banken zich via de *effectisering van kredieten*, in plaats van deposito's van spaarders zoals in Europa. Fannie Mae, een overheidsinstelling, kocht woninghypotheken op en financierde zich met obligaties. De kredieten werden omgezet in verhandelbare financiële instrumenten, zoals Residential Mortgage-Backed Securities (RMBS) [24](#page=24).
Dit systeem werkte zolang de aangekochte kredieten 'prime' waren. Echter, na verloop van tijd kochten banken hun kredieten rechtstreeks aan private Special Purpose Vehicles (SPV's). Dit ondermijnde het incentive om enkel goede kredieten te verlenen, omdat het risico niet meer bij de bank lag. Banken begonnen nodeloos kredieten te verlenen om ze te verkopen aan SPV's, wat resulteerde in de verkoop van 'subprime' kredieten [24](#page=24) [25](#page=25).
**Synthetische effectisering:** Banken verkochten niet alleen fysieke kredieten, maar ook steeds meer CDS's. SPV's kochten massaal CDS's in plaats van de kredieten zelf. Dit stelde banken in staat om kredieten te verlenen waarvan de terugbetaling onzeker was en het risico te verplaatsen [25](#page=25).
##### 2.1.3.2 Tranchering van obligaties
SPV's die risico's van bankkredieten kochten, financierden zich door obligaties uit te geven die werden opgesplitst in verschillende categorieën (tranches) [26](#page=26).
* **Senior notes:** Worden als eerste terugbetaald, zijn veiliger maar leveren minder winst op [26](#page=26).
* **Junior notes:** Zijn achtergesteld en worden als laatste terugbetaald, lopen meer risico maar bieden potentieel grotere winsten [26](#page=26).
Tranchering werd ook toegepast bij synthetische effectisering, waarbij achtergestelde protection sellers bij een wanbetaling als eersten moesten vergoeden [27](#page=27).
##### 2.1.3.3 Collateralized Debt Obligations (CDO's)
Om de kwaliteit van obligatieportefeuilles te verbeteren, werden de lagere tranches van bestaande SPV's gemengd en ondergebracht in nieuwe SPV's die CDO's uitgaven. Dit proces kon zich herhalen (CDO²), waardoor het 'slechte' deel van de obligaties virtueel laag bleef. Dit systeem kon enkel blijven bestaan zolang de huizenprijzen bleven stijgen [27](#page=27) [28](#page=28).
##### 2.1.3.4 Repurchase Agreements (Repo's)
Banken met een hoge leverage hadden moeite om marktfinanciering te verkrijgen. Om dit op te lossen, gingen ze repurchase agreements (repo's) aan: ze verkochten activa met de belofte om ze later terug te kopen tegen een hogere prijs. Dit creëerde een continue cashflow, vergelijkbaar met de uitgifte van schuldinstrumenten [28](#page=28).
#### 2.1.4 Aanleidingen en gevolgen van de crisis
De crisis werd getriggerd toen de huizenprijzen ophielden te stijgen, wat een kettingreactie veroorzaakte waarbij obligatiehouders verliezen leden. Banken met hoge leverage konden de verliezen op CDO's niet opvangen, wat leidde tot een verminderde bereidheid van de markt om te lenen en een groter risico op bankruns. Overheden moesten tussenkomen door leningen te verstrekken, banken op te kopen en te nationaliseren, wat leidde tot drastisch aangepaste wetgeving om dergelijke rampen te voorkomen [29](#page=29).
### 2.2 Primaire markten
Primaire markten zijn markten waar effecten voor het eerst worden uitgegeven en verhandeld.
#### 2.2.1 Initial Public Offering (IPO)
Een Initial Public Offering (IPO) is de eerste keer dat beleggingsinstrumenten, meestal aandelen, van een private emittent publiek worden aangeboden [29](#page=29).
* **Primary money IPO:** Uitgifte van nieuwe aandelen door de vennootschap [29](#page=29).
* **Exit IPO:** Bestaande aandeelhouders verkopen hun aandelen [29](#page=29).
Een IPO gaat meestal gepaard met een beursnotering, maar een 'direct listing' zonder notering is ook mogelijk. Een private placement is geen IPO, omdat de effecten enkel aan een beperkte groep beleggers worden aangeboden [29](#page=29).
#### 2.2.2 Betrokken partijen bij een IPO
De belangrijkste partijen zijn:
* De uitgevende vennootschap (issuer) [30](#page=30).
* Underwriters (banken) [30](#page=30).
* Aandeelhouders van de issuer [30](#page=30).
* Beleggers [30](#page=30).
* Adviseurs, auditors, toezichthouders en beursoverheden [30](#page=30).
De centrale overeenkomst is de Underwriting Agreement (UA) tussen de issuer en de underwriters [30](#page=30).
#### 2.2.3 De Underwriting Agreement (UA)
Een Global Coördinator of Lead Manager stuurt de groep underwriters. De UA kan op twee manieren worden uitgevoerd [30](#page=30):
* **Soft underwriting:** Underwriters verkopen aandelen in eigen naam voor rekening van de issuer (commissiecontract). Dit is een inspanningsverbintenis [30](#page=30).
* **Hard underwriting:** Underwriters beloven alle aandelen te kopen, ongeacht de verkoopbaarheid. Dit is een resultaatsverbintenis en komt zelden voor [30](#page=30).
De UA omvat 'firm shares' (basis pakket) en optioneel een aanvullend pakket dat de underwriters extra mogen aankopen, vaak voor de Stabilisation Manager. Bestaande aandeelhouders kunnen aandelen lenen aan underwriters ('lending shares') om zekerheid te bieden [30](#page=30).
**Representations & Warranties (R&W):** Contractueel verplichte vermeldingen door de issuer om beleggers te informeren over wat ze kopen [30](#page=30).
#### 2.2.4 Het IPO proces
Het IPO-proces duurt typisch 4 tot 6 maanden en omvat:
* **General:** Opstellen van een 'equity story' die het groeipotentieel van de onderneming belicht [31](#page=31).
* **Due diligence:** Grondig onderzoek naar de financiële verplichtingen, pensioenplannen, vergunningen, etc. van de onderneming. Hoewel de issuer de eindverantwoordelijkheid voor het prospectus draagt, kunnen underwriters toch aansprakelijk worden gesteld [31](#page=31).
* **Regulation and Documentation:** Lange opstelling en onderhandeling van het prospectus met de FSMA [31](#page=31).
* **Marketing:** Gefaseerde voorbereiding en identificatie van doelpubliek, zonder dat er al aandelen worden aangeboden [32](#page=32).
#### 2.2.5 Voorbereiding van de IPO
De voorbereiding omvat de strategische overweging van een IPO, de keuze van de beurslocatie (met bijbehorende kosten per markt: Euronext, Nasdaq, NYSE) en een waardebepaling van de onderneming (equity story). Investor mapping identificeert potentiële investeerders, met groeiende aandacht voor ESG-criteria. De omvang en prijs van de IPO worden bepaald [32](#page=32).
##### 2.2.5.1 Marktsegmenten
Beurzen hebben marktsegmenten ontwikkeld voor bedrijven van verschillende omvang, zoals Euronext Growth, Euronext Access+, en Euronext Access [33](#page=33).
##### 2.2.5.2 Pre-IPO structurering
Dit omvat het vormgeven van de governance (Raad van bestuur, onafhankelijke bestuurders, comités) en het aanpassen van statuten om deze verenigbaar te maken met een IPO en het 'one share, one vote' principe. Een dubbel loyauteitsstemrecht kan wel worden ingevoerd [33](#page=33).
#### 2.2.6 Pre-transactie fase
De pre-transactie fase omvat:
* **Due diligence:** Verzamelen van informatie voor het prospectus en basis voor legal opinions, met als doel het risico voor deelnemers te verminderen [34](#page=34).
* **Comfort letters van auditors:** Bevestigen zaken ter geruststelling van underwriters [34](#page=34).
* **Legal opinions van advocaten:** Juridische beoordelingen [34](#page=34).
* **Disclosure letters:** Vermelden van alle geschillen met derden [34](#page=34).
#### 2.2.7 Het prospectus
Het prospectus is cruciaal en wordt gereguleerd door Verordening (EU) 2017/1129 en de Belgische Wet 11 juli 2018. Het doel is het wegnemen van informatie-asymmetrieën en het beschermen van beleggers [34](#page=34).
Een geldig prospectus bevat:
* **Samenvatting:** Kort, eenvoudig en begrijpelijk voor beleggers [34](#page=34).
* **Risicofactoren:** Specifiek voor de issuer en haar effecten, niet van algemene aard [34](#page=34).
* **Financiële informatie:** Jaarrekeningen (laatste 3 jaar), interim statements (indien van toepassing), pro forma statements, en optionele winstvooruitzichten [35](#page=35).
De FSMA is de bevoegde autoriteit voor goedkeuring en toezicht [35](#page=35).
#### 2.2.8 Transactiefase
De transactiefase omvat:
* Vaststellen van een prijsvork [36](#page=36).
* **Bookbuilding:** Schatting van de inschrijvingsprijs [36](#page=36).
* Periode voor beleggers om te bieden [36](#page=36).
* Sluiting van het aanbod, uitvoering van betalingen en leveringen [36](#page=36).
* In 99% van de gevallen volgt een beursnotering [36](#page=36).
#### 2.2.9 Post-transactiefase
Na de 'closing' volgt de **stabilisatie** met een over-allotment optie (15% extra aandelen) en een Green Shoe optie [36](#page=36).
* **Bij prijsstijging:** Stabilisation Manager licht de Green Shoe optie en koopt bijkomende aandelen van de issuer om een short-positie te neutraliseren [36](#page=36).
* **Bij prijsdaling:** Stabilisation Manager koopt aandelen op de markt terug om de prijs te ondersteunen [36](#page=36).
#### 2.2.10 KB 17 mei 2007
Dit Koninklijk Besluit codificeert bestaande praktijken op de primaire markt en voorziet in regels voor stabilisatie en overtoewijzing. Het beoogt billijke behandeling van kleine beleggers [37](#page=37).
* **Bescherming van kleine beleggers:** Verplichte maatregelen omvatten minimaal 10% van de effecten voor particulieren, stabilisatie enkel onder de uitgifteprijs, en gelijke prijzen voor particulieren en institutionele beleggers [37](#page=37).
* **Verhoging en overtoewijzing:** Overtoewijzing/Greenshoe optie is maximaal 15%. Verhogingsopties zijn maximaal 15% voor aandelen en 25% voor andere effecten [37](#page=37).
* **Informatieverplichtingen:** Genoteerde ondernemingen moeten relevante informatie op hun website verzamelen [37](#page=37).
#### 2.2.11 Voorbeeld: Biotalys
De aankondiging van Biotalys' IPO toont de noodzaak van FSMA-goedkeuring en een MAC-clausule. Het prospectus (180 pagina's) bevat het aanbod, de prijsvork, en melding van opties. De samenvatting bevat waarschuwingen, kerninformatie, risico's en spelers. Uiteindelijk werd de verhogingsoptie niet uitgeoefend, enkel de overtoewijzingsoptie werd gebruikt wegens een prijs onderaan de vork [38](#page=38).
#### 2.2.12 Aansprakelijkheid
Aansprakelijkheid in de financiële wereld kent drie vormen:
1. **Administratieve aansprakelijkheid:** Boetes en onderzoeksacties door de FSMA, maar geen schadevergoedingen [38](#page=38).
2. **Strafrechtelijke aansprakelijkheid:** Mogelijkheid tot schadevergoeding via een burgerlijke partijstelling [38](#page=38).
3. **Burgerlijke aansprakelijkheid:** Mogelijk via groepen of class actions (beperkte toepassingen) (#page=38, 39) [38](#page=38) [39](#page=39).
##### 2.2.12.1 Grondslagen van aansprakelijkheid
Aansprakelijkheid kan gebaseerd zijn op:
* **Prospectusaansprakelijkheid:** Voor prospectusplichtige aanbiedingen, met een aangewezen verantwoordelijke. Fouten in het prospectus leiden tot automatische schuld van de verantwoordelijke; de eiser bewijst schade en fout, causaal verband wordt vermoed [39](#page=39).
* **Contractuele aansprakelijkheid (dwaling en bedrog):** Dwaling is een verkeerde voorstelling van zaken; bedrog veronderstelt opzet. Deze gronden zijn zelden succesvol wegens de zware bewijslast [39](#page=39).
* **Buitencontractuele aansprakelijkheid (artikel 1382 oud BW):** Vereist schuld (fout + toerekeningsvatbaarheid), schade en causaal verband [40](#page=40).
Voorbeelden van aansprakelijkheid zijn de zaken Lernout & Hauspie en Fortis [40](#page=40).
#### 2.2.13 Rechtspraak
Verschillende uitspraken belichten de aansprakelijkheid in financiële zaken:
* **Van de Velde t. KBC Bank:** Geen bedrog of verschoonbare dwaling omdat de eiser naliet informatie te raadplegen [41](#page=41).
* **Van Damme t. Fortis:** Schending van prospectuswetgeving, maar geen onzorgvuldigheid van de emittent werd bewezen, mede gezien de rol van de toezichthouder. Een goedgekeurd prospectus kan fouten bevatten [41](#page=41).
* **Bank A t. Bank X (KBC):** Fouten in prospectus en productfiche leidden tot terugbetaling van kapitaal en uitgiftepremies (#page=42, 43). Causaal verband werd vermoed door misleidende rating en inconsistente informatie [42](#page=42) [43](#page=43).
* **Confederation Life Insurance Company:** Dwaling werd aanvaard voor beleggers die op advies van de bank inschreven; de Lead Manager werd aansprakelijk gesteld voor culpa in contrahendo wegens het niet meedelen dat obligaties achtergesteld waren (#page=43, 44) [43](#page=43) [44](#page=44).
* **Confederation Life: Vervolg:** Geen plicht tot due diligence ten opzichte van het gehele beleggerspubliek, tenzij deze impliciet is vervat in marktreglementen [44](#page=44).
* **Barrack Mines Limited:** Misleidend prospectus en positieve persverklaringen van de Lead Manager (BBL) leidden tot aansprakelijkheid en terugbetaling van de volledige inleg [45](#page=45).
#### 2.2.14 Special Purpose Acquisition Company (SPAC)
Een SPAC is een beursgenoteerde vennootschap opgericht met het doel een andere onderneming over te nemen, vaak zonder openbare uitgifte. Investeerders hopen op meerwaarde, terwijl de overgenomen onderneming beursgenoteerd wordt. Sponsors ontvangen aandelen met lage inschrijvingsprijs en hoge winstrechten, evenals warrants. Financiering gebeurt via private grootinvesteerders die 'units' kopen [45](#page=45).
---
# Secundaire markten en financiële instrumenten
Dit onderdeel behandelt de werking van secundaire markten, verschillende verhandelingssystemen, de rol van Euronext, en diverse financiële instrumenten zoals derivaten en gestructureerde financiële producten [46](#page=46).
### 3.1 Soorten financiële activa
Er bestaan verschillende reguleringslagen die op financiële activa van toepassing zijn, elk met een specifiek toepassingsgebied [46](#page=46).
#### 3.1.1 Effecten
Volgens de Prospectusverordening zijn effecten "gewoonlijk op de kapitaalmarkt verhandelbare instrumenten" en vormen zij de Europese standaardterm, voornamelijk gericht op primaire markten. Deze term omvat, maar is niet beperkt tot [47](#page=47):
* Aandelen en gelijkwaardige instrumenten [47](#page=47).
* Obligaties en andere schuldinstrumenten [47](#page=47).
* Certificaten van aandelen/obligaties [47](#page=47).
* Waardepapieren die het recht verlenen om effecten te verwerven of te verkopen [47](#page=47).
* Waardepapieren die leiden tot een afwikkeling in contanten op basis van bepaalde indexen of maatstaven [47](#page=47).
#### 3.1.2 Financiële instrumenten
Dit begrip is breder dan 'effecten' en omvat ook derivaten en andere rechten/instrumenten die op de secundaire markt worden verhandeld, zoals emissierechten. Uitgesloten van deze categorie zijn zuivere betaalmiddelen en bepaalde cryptomunten [47](#page=47).
#### 3.1.3 Beleggingsinstrumenten
Dit is een Belgische term die tracht zoveel mogelijk activa te omvatten. De categorie 'effecten' en 'financiële instrumenten' vallen hieronder, plus een uitgebreide lijst van bijkomende instrumenten. Specifieke voorbeelden zijn [47](#page=47):
* **Vastgoedcertificaten:** Uitgegeven door vastgoedvennootschappen voor financiering, waarbij houders recht krijgen op een fractie van huur- of verkoopopbrengsten. Dit is vergelijkbaar met het systeem van vastgoedBEVAK, een ICB die deelbewijzen uitschrijft en investeert in een diverse vastgoedportefeuille [47](#page=47).
* **Containercertificaten:** Certificaten die houders mede-eigenaar maken van goederen, zoals een container rundvlees, met winstdeling na aftrek van kosten. Men belegt hierbij in de waarde van goederen zonder er privatief genot van te hebben [47](#page=47).
Obligaties of certificaten uitgegeven door een vzw voor niet-lucratieve doeleinden vallen hier niet onder [48](#page=48).
#### 3.1.4 Financiële producten
Het KB van 25 april 2014 omvat met deze term verschillende instrumenten en producten uit diverse sectoren met een uniforme bescherming [48](#page=48).
### 3.2 Cryptocurrencies
Cryptocurrencies faciliteren veilige transacties via blockchaintechnologie en creëren een gedecentraliseerde markt onafhankelijk van marktregulering. Overheden beginnen deze markt te reguleren, met de EU die de MICA-verordening voorstelt. Deze verordening schrijft voor [48](#page=48):
* De uitgifte van een 'whitepaper' bij creatie van nieuwe cryptoactiva [48](#page=48).
* Eerlijk en professioneel handelen door uitgevers [48](#page=48).
* Een streng regime voor stablecoins, waarvan de waarde afhangt van bestaande activa [48](#page=48).
De MICA-verordening omvat ook:
* **E-money tokens:** Cryptocurrency voor betalingen [48](#page=48).
* **Utility tokens:** Zoals NFT's (Non-Fungible Tokens) [48](#page=48).
* **'Echte' cryptomunten:** Zonder uitgever [48](#page=48).
Vooralsnog valt de cryptomarkt grotendeels buiten de regulering van financieel recht [48](#page=48).
### 3.3 Secundaire markten
De secundaire markt is de markt waar beleggers onderling handelen, in tegenstelling tot de primaire markt waar emittenten effecten aanbieden. Om een vlotte handel met beperkte transactiekosten te garanderen, is structuur noodzakelijk. Door de opkomst van ICT werden markten groter, efficiënter en globaler, met het verdwijnen van nationale grenzen binnen de EU en toenemende concurrentie tussen nationale markten. Secundaire markten worden steeds meer privaat beheerd en vertonen splitsingen en fusies, zoals de oprichting van Euronext in 2002 uit de markten van Brussel, Parijs en Amsterdam. Met MiFID kregen de klassieke gereglementeerde markten concurrentie van MTF's (Multilateral Trading Facilities). Vandaag de dag zijn secundaire markten competitieve commerciële spelers [48](#page=48) [49](#page=49).
De relevante wetgeving omvat:
* De Wet van 21/11/2017 inzake marktinfrastructuur (omzetting MiFID 2) [49](#page=49).
* De Wet van 08/08/2002 voor gedragsregels en beleggersbescherming, onder toezicht van de FSMA [49](#page=49).
Op secundaire markten worden 'financiële instrumenten' verhandeld, exclusief zuivere betaalmiddelen, bepaalde cryptoactiva, grondstoffen en bepaalde grondstoffenderivaten [49](#page=49).
#### 3.3.1 Soorten verhandelingssystemen
Er zijn verschillende systemen voor de verhandeling van financiële instrumenten:
##### 3.3.1.1 Over the counter (OTC)
OTC-handel vindt plaats buiten een gereglementeerde structuur, via bilaterale verhoudingen. Voornamelijk derivaten worden op deze manier verhandeld. Het gebruik van master agreements, zoals de ISDA Master Agreement opgesteld door de International Swaps and Derivatives Association (ISDA), standaardiseert en efficiëntiseert OTC-handel. In de EU moeten OTC-transacties via een clearinginstelling verlopen [49](#page=49).
##### 3.3.1.2 Gereglementeerde markt (GM)
Dit is de klassieke beurs, die voortgekomen is uit vroegere openbare beurzen van wisselagenten [49](#page=49).
##### 3.3.1.3 Multilateral Trading Facility (MTF)
MTF's zijn kleinere, opkomende markten die concurreren met traditionele beurzen door lagere prijzen aan te rekenen. In de EU werden ze in 2004 via MiFID geïntroduceerd [49](#page=49).
##### 3.3.1.4 Organised Trading Facility (OTF)
Niet relevant voor de te kennen leerstof [49](#page=49).
##### 3.3.1.5 Systematische internaliseerder
Een onafhankelijke market maker die zelf tegenpartij is voor al zijn klanten en orders uitvoert via andere platformen, op basis van het "best execution" principe [49](#page=49).
#### 3.3.2 Werking van de markten
Markten mogen zelf bepalen hoe de handel verloopt (order- of prijsgedreven systeem). Euronext Brussels NV is de enige entiteit die gereglementeerde markten mag uitbaten, met een vergunning van de FSMA. Het uitbaten van een MTF vereist geen vergunning als marktonderneming, maar wel als kredietinstelling of beleggingsonderneming. Euronext Brussels NV beheert twee gereglementeerde markten en vier MTF's [50](#page=50).
##### 3.3.2.1 Ordergedreven markt
Financiële instellingen ('leden' van de markt) brengen orders in voor beleggers [50](#page=50).
Het proces verloopt als volgt:
A. **Order matching:** Koop- en verkooporders komen samen, en de koers wordt bepaald bij het sluiten van de markt [50](#page=50).
B. **Clearing (verrekening):** De Central Counterparty (CCP), zoals LCH Clearnet op Euronext, bepaalt wat leden aan elkaar verschuldigd zijn en treedt op als tegenpartij door middel van novatie, wat tegenpartijrisico wegneemt [50](#page=50).
C. **Settlement (vereffening):** De Central Securities Depository (CSD), zoals Euroclear op Euronext, lost de schuldvorderingen in en beheert alle effectenrekeningen [51](#page=51).
#### 3.3.3 Gereglementeerde markt versus MTF: Vergelijking
| Kenmerk | Gereglementeerde Markt (GM) | Multilateral Trading Facility (MTF) |
| :----------------------- | :---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- | :--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| **Structuur** | Multilateraal: meerdere koop- en verkoopintenties leiden tot een netwerk aan transacties. | Multilateraal: meerdere koop- en verkoopintenties leiden tot een netwerk aan transacties. | [51](#page=51).
| **Uitbater** | Enkel een marktonderneming. | Kredietinstelling, beleggingsonderneming of marktonderneming. | [51](#page=51).
| **Ordervorming** | Brengt orders samen met de bedoeling overeenkomsten tot stand te brengen. | Brengt orders samen met de bedoeling overeenkomsten tot stand te brengen. | [51](#page=51).
| **Regels** | Niet-discriminerende regels voor alle leden. | Niet-discriminerende regels voor alle leden. | [51](#page=51).
| **Toegang & Selectie** | Iedereen die aan de regels voldoet, heeft recht op handel. | Uitbater mag discretionair spelers en instrumenten toegang verlenen, onafhankelijk van objectieve regels. | [51](#page=51).
| **Werkingstijd** | Werkt regelmatig (bepaalde duur en periodiciteit). | Mag openen en sluiten wanneer het uitkomt. | [51](#page=51).
| **Vergunning** | Vereist een vergunning van de Minister van Financiën (op advies van FSMA). | Geen vergunning vereist. | [51](#page=51).
#### 3.3.4 Regulering
##### 3.3.4.1 Gereglementeerde Markt (GM)
Het wettelijk kader wordt gevormd door de Wet van 21/11/2017. Artikel 7 bepaalt de vergunningsvoorwaarden, waaronder transparante regels voor billijke en ordelijke handel, weerbaarheid van handelssystemen, en een systeem voor verrekening en vereffening. Marktregels moeten goedgekeurd worden door de FSMA [51](#page=51) [52](#page=52).
Voorwaarden voor de toelating van financiële instrumenten tot de handel (artikelen 42-51 van Richtlijn 2001/34/EG) omvatten:
* Minimale beurswaarde van 1 miljoen euro [52](#page=52).
* Vrij overdraagbare aandelen [52](#page=52).
* Publicatie van jaarrekeningen van de voorbije 3 jaren [52](#page=52).
* Notering na sluiting van het openbaar aanbod [52](#page=52).
* Minstens 25% free float van de aandelen [52](#page=52).
Toelatingsregels voor spelers (artikel 31) zijn gebaseerd op objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria. De marktexploitant houdt toezicht en kan sancties opleggen [52](#page=52).
Optreden in rechte gebeurt voor het Marktenhof of de Raad van State, afhankelijk van de aard van de schending. De FSMA kan de handel op een GM schorsen bij uitzonderlijke gebeurtenissen die de regelmatige werking verstoren, of bij verstoring van de werking of stabiliteit van de GM, een financieel instrument of emittent [52](#page=52).
De kwalificatie als GM wekt vertrouwen bij beleggers vanwege:
* Prospectusplicht bij toelating tot verhandeling [52](#page=52).
* Transparantieregels voor grootste aandeelhouders [52](#page=52).
* Verbieding van marktmisbruik (voorkennis en manipulatie) door de Verordening Marktmisbruik [52](#page=52).
* Verplichting tot toepassing van IFRS-boekhoudnormen [52](#page=52).
##### 3.3.4.2 Multilateral Trading Facility (MTF)
MTF's kunnen uitsluitend worden opgericht door een beleggingsonderneming, kredietinstelling of marktonderneming. Het marktreglement is vrij, mits het voldoet aan de definitie van een MTF. De enige toepasselijke regulering is het KB van 21 augustus 2008 inzake bekendmaking van periodieke informatie, voorkennis en post-trade transparancy. De Verordening Marktmisbruik is ook van toepassing op MTF's [53](#page=53).
### 3.4 Euronext
Euronext is een fusiebeurs van de markten in Brussel, Amsterdam en Parijs, opererend onder een Nederlandse holdingvennootschap. Tegenwoordig zijn ook de markten van Oslo, Dublin en Lissabon toegetreden. Financiële instellingen kunnen onderling handelen ongeacht hun lidmaatschap van een specifieke Euronext-markt, dankzij identieke marktreglementen en wederzijdse erkenning van leden [53](#page=53).
Euronext kent verschillende markten:
* **Euronext (GM):** Gericht op grote ondernemingen, met markten in Brussel, Parijs, Amsterdam, Oslo, Dublin, Lissabon en binnenkort Milaan [54](#page=54).
* **Euronext Growth/Alternext (MTF):** Gericht op groeiende KMO's met minder strenge toelatingsvereisten [54](#page=54).
* **Euronext Access en Access+/Vrije Markt (MTF):** Gericht op startups en kleine ondernemingen, met Access+ voor snelgroeiende bedrijven [54](#page=54).
Toetreding tot deze markten vereist de ondersteuning van een financiële instelling (Listing Sponsor) en due diligence [54](#page=54).
### 3.5 Informatieverplichtingen
Genoteerde vennootschappen hebben informatieverplichtingen om beleggers te voorzien van de nodige informatie voor besluitvorming. De regulering is van toepassing wanneer België de staat van herkomst is [55](#page=55).
Belangrijke documenten die voorgelegd moeten worden:
* **Jaarrekening:** Uiterlijk 4 maanden na het einde van een boekjaar [55](#page=55).
* **Jaarverslag:** Conform het WVV [55](#page=55).
* **Verslag van de commissaris:** [55](#page=55).
* **Verkort financieel overzicht en tussentijds jaarverslag:** Uiterlijk 3 maanden na het einde van elk semester (facultatief na elk kwartaal) [55](#page=55).
Alle bekendmakingen moeten snel, kosteloos en niet-discriminerend een groot publiek bereiken, bij voorkeur buiten beursuren. Informatie moet op de website van de emittent verschijnen en wordt ook gepubliceerd door de FSMA onder STORI (Storage of Regulated Information) [55](#page=55).
#### 3.5.1 Voorkennis
Voorkennis die rechtstreeks betrekking heeft op de emittent, moet zo snel mogelijk worden bekendgemaakt volgens art. 17 van de Verordening Marktmisbruik (MAR). Voorkennis wordt omschreven als "concrete, niet-openbaar gemaakte informatie die een significante invloed kan hebben op de koers van financiële instrumenten" [55](#page=55).
De emittent kan de openbaarmaking van voorkennis uitstellen op eigen risico indien:
* Onmiddellijke openbaarmaking schade toebrengt aan de rechtmatige belangen van de emittent [56](#page=56).
* Het uitstel de markt waarschijnlijk niet zal misleiden [56](#page=56).
* De vertrouwelijkheid van de informatie gegarandeerd kan worden [56](#page=56).
Na uitstel moet de FSMA onmiddellijk op de hoogte worden gebracht met een schriftelijke verantwoording. Bij onrechtmatig uitstel kan een boete worden opgelegd [56](#page=56).
### 3.6 Transacties op de secundaire markt
#### 3.6.1 Commissionairsdwang
Verwijst naar de verplichting om bij transacties een beroep te doen op een commissionair of tussenpersoon. Deze verplichting is momenteel enkel nog van toepassing op puur interne situaties (Belgische notering, Belgische emittent, Belgische belegger). Het is een regel van beleggersbescherming en geeft tussenpersonen een monopoliepositie. De commissionairsdwang is niet absoluut en geldt niet voor occasionele transacties tussen particulieren of voor bloktransacties [56](#page=56).
#### 3.6.2 Centralisatiebeginsel
Dit beginsel, opgeheven in 2007, hield in dat bepaalde transacties verplicht op een gereglementeerde markt moesten worden uitgevoerd. Het werd opgeheven door MiFID om beleggers de mogelijkheid te geven te kiezen voor de markt die het beste paste (best execution) [56](#page=56).
#### 3.6.3 Best execution
Dit principe verplicht financiële instellingen om orders uit te voeren op een manier die het beste resultaat voor de cliënt oplevert. Het "beste resultaat" wordt bepaald aan de hand van criteria zoals prijs, kosten, snelheid van uitvoering, waarschijnlijkheid van uitvoering, omvang en aard van het order. Voor niet-professionele klanten is de totale tegenprestatie de meest belangrijke factor. Financiële instellingen moeten een orderuitvoeringsbeleid opstellen en meedelen aan de belegger [57](#page=57).
#### 3.6.4 Opmaak borderel
Een borderel is een bewijsstuk van de financiële instelling dat aan de belegger meedeelt dat een transactie is uitgevoerd. Het bevat minstens de identiteit van de klant, het aantal instrumenten en de prijs. Een borderel moet uiterlijk de volgende werkdag worden meegedeeld. Het is een controlemiddel voor de belegger en een toezichtsinstrument voor de FSMA [57](#page=57).
#### 3.6.5 Girale vereffening
Alle vereffeningen op een Belgische GM of MTF moeten via overschrijving gebeuren. Dit is een regel van goede organisatie en werking van de markt [58](#page=58).
#### 3.6.6 Voorrechten
Artikel 31 van de Wet van 02/08/2002 vermeldt twee belangrijke voorrechten die aanleiding geven tot parate executie [58](#page=58):
* Een financiële bemiddelaar heeft een voorrecht op de financiële instrumenten of gelden die een belegger overhandigt, ter waarborging van alle vorderingen op de belegger [58](#page=58).
* Een vereffeningsinstelling heeft een voorrecht op de rekeningen van de leden van de markt en de individuele cliëntrekeningen bij deze leden [58](#page=58).
De ratio hierachter is dat de marktwerking niet mag worden verstoord door het onvermogen van één partij [58](#page=58).
#### 3.6.7 Exceptie van spel
De exceptie van spel (artikel 1965 BW) stelt dat de wet geen rechtsvordering toestaat voor een speelschuld of weddenschap. Deze exceptie is echter niet van toepassing op transacties van financiële instrumenten op een GM of MTF die verlopen via een financiële bemiddelaar. Rechters passen deze exceptie niet toe op kredietinstellingen, omdat zij niet speculeren [58](#page=58).
### 3.7 Financiële instrumenten
#### 3.7.1 Derivaten
Derivaten zijn financiële instrumenten waarvan de waarde wordt afgeleid van een onderliggend actief, een maatstaf van economische waarde of een bepaalde gebeurtenis. Ze zijn vooral gericht op risico-overdracht, niet op financiering [59](#page=59) [60](#page=60).
##### 3.7.1.1 Omschrijving en voorbeelden
* **Interest Rate Swap (IRS):** Een onderneming kan een IRS aangaan met een bank om het renterisico op een lening te neutraliseren. Hierbij betaalt de onderneming een vaste rente en ontvangt de bank de variabele EURIBOR-rente, of vice versa. Een **bermudan swap** biedt de bank de mogelijkheid om eenzijdig op te zeggen onder bepaalde voorwaarden. De *notional amount* (onderliggende waarde) kan fictief zijn, wat speculatie op renteschommelingen mogelijk maakt [59](#page=59).
* **Forward Exchange Rate (FX Forward):** Om wisselkoersrisico te ontwijken, kan een onderneming een FX forward aangaan om een valuta op een toekomstige datum tegen een vooraf bepaalde koers om te wisselen [59](#page=59).
Banken die derivaten afsluiten, wentelen het risico vaak af op andere partijen (hedging) [59](#page=59).
##### 3.7.1.2 Kenmerken
* De waarde leidt af van iets anders (financieel instrument, maatstaf van economische waarde, gebeurtenis) [60](#page=60).
* Gericht op risico-overdracht [60](#page=60).
* Termijntransacties, in tegenstelling tot spottransacties [60](#page=60).
* Meestal OTC verhandeld, soms als Exchange Traded Derivatives (ETD's) [60](#page=60).
De drie basistypes zijn swaps, opties en forwards [60](#page=60).
##### 3.7.1.3 Waarde
De waarde kan bepaald worden via **mark-to-market** (wat men bereid is te betalen) of door de winsten/verliezen te berekenen. Bij de aanvang van een IRS is de waarde nul, maar door renteschommelingen ontstaat een winstgevende partij (*in the money*) en een verliezende partij (*out of the money*). De waarde is belangrijk bij vroegtijdige beëindiging van een contract en voor de blootstelling aan tegenpartijrisico. De waarde is ook relevant voor de EMIR-verordening, die verplicht tot registratie van OTC-derivaten en afwikkeling via een CCP voor gestandaardiseerde derivaten [60](#page=60).
##### 3.7.1.4 Risico's
* **Economische risico's:** Marktrisico, tegenpartijrisico, systemische risico's [60](#page=60).
* **Juridische risico's:** Prudentieel, gedragsregels, onvolledige/foutieve contracten, afdwingbaarheid, herkwalificatie en wijzigende regelgeving [61](#page=61).
##### 3.7.1.5 Contractueel kader
Standaardcontracten, zoals de ISDA Master Agreement, zorgen voor efficiënte en uniforme contractvorming. Deze zijn vaak gebaseerd op Engels recht of recht van New York. Het European Master Agreement (EMA) is vrij te gebruiken maar wordt minder frequent bijgewerkt. In-house agreements van banken bestaan ook [61](#page=61).
* **Close-out netting:** Bij wanprestatie worden de vorderingen tussen partijen gecompenseerd tot één enkele betaling, wat de blootstelling in een faillissementsboedel vermindert [61](#page=61).
* **Collateral:** Als extra zekerheid kan **collateral** (zekerheden) worden bedongen om risico's na close-out netting te vermijden. Een **margin call** is een eis dat de uittredende partij collateral stort [62](#page=62).
#### 3.7.2 Gestructureerde financiële instrumenten (GFI'en)
GFI'en zijn (schuld)instrumenten waarvan de opbrengst is verbonden aan de waarde van een onderliggend actief, zoals een korf van financiële activa of een index. Ze worden niet afgewikkeld zoals derivaten [62](#page=62).
##### 3.7.2.1 Omschrijving
GFI'en zijn creatief en kunnen bijvoorbeeld schuldbewijzen zijn met een rendement gekoppeld aan een index, met grenswaarden. Ze laten schuldeisers toe om blootgesteld te worden aan diverse waarden en emittenten om risico's door te rekenen [62](#page=62).
GFI'en worden vaak door banken uitgegeven, maar ook door andere instellingen en ICB's. Verzekeringsondernemingen geven ze soms uit verpakt binnen een tak 23-verzekering [62](#page=62).
De PRIIPS-Verordening reguleert GFI'en ten aanzien van retailbeleggers en vereist een **Key Investor Document (KID)** [62](#page=62).
##### 3.7.2.2 Aansprakelijkheid
De fabrikant van een GFI kan niet aansprakelijk worden gesteld op basis van het KID, tenzij dit document misleidend, inaccuraat of onvolledig is. Schade geleden door vertrouwen in een KID kan leiden tot vergoeding mits bewijs van causaal verband [62](#page=62) [63](#page=63).
##### 3.7.2.3 Reclame
Reclame voor spaar-, beleggings- en verzekeringsproducten aan niet-commerciële klanten moet [63](#page=63):
* Niet onjuist of misleidend zijn [63](#page=63).
* Voordelen niet benadrukken zonder de risico's te vermelden [63](#page=63).
* Begrijpelijk zijn voor niet-professionele klanten [63](#page=63).
* Een minimum aan inhoud bevatten, zoals doelstelling, vergoeding en belangrijkste risico's [63](#page=63).
Deze reclame wordt a priori gecontroleerd door de FSMA [63](#page=63).
---
# Actualiteit en juridische ontwikkelingen
Dit gedeelte biedt een chronologisch overzicht van recente financiële en juridische ontwikkelingen, met de nadruk op beursgangen, marktmanipulatie, regelgeving en macro-economische factoren.
### 4.1 Financiële Actualiteit: Beursgangen en Marktontwikkelingen
#### 4.1.1 Beursgangen (IPO's)
* **Coolblue IPO (4 oktober):** Coolblue lanceerde een beursgang (Initial Public Offering - IPO) gericht op particuliere beleggers, mede vanwege goede bedrijfsresultaten en een gunstig beursklimaat. Later werd de beursgang afgeblazen omdat de groei niet voldeed aan de verwachtingen en investeerders ontevreden waren over de prijs [63](#page=63) [64](#page=64).
* **Onward IPO (25 oktober):** De Nederlandse onderneming Onward ging naar de beurs in Brussel met een uitgifteprijs tussen 23 en 27 euro. Het uitgifteproces, bekend als bookbuilding, waarbij het aantal aandelen dat men wil inschrijven tegen een bepaalde prijs wordt gespecificeerd, leidde in dit hypothetische geval tot een uitgifteprijs van 25 euro [65](#page=65).
* **Paytm IPO (22 november):** De beursgang van de Indiase betaaldienstreus Paytm werd als een flop beschouwd, met een daling van 26% onder de introductieprijs op de eerste dag [68](#page=68).
* **Proximus dochteronderneming (6 december):** Proximus overwoog de beursgang van een succesvolle Amerikaanse dochteronderneming [68](#page=68).
#### 4.1.2 Koersontwikkelingen en Marktinvloeden
* **Techaandelen (4 oktober):** De koersen van techaandelen daalden, omdat de verwachting was dat deze bedrijven het minder goed zouden doen [63](#page=63).
* **Waardering en economische verwachtingen:** De waardering van beleggers wordt sterk beïnvloed door algemene economische verwachtingen, mede door inflatie die leidt tot lagere koopkracht en hogere loonkosten. Overheden kunnen de rente verhogen om de geldcirculatie te beperken, wat leidt tot hogere kosten voor ondernemingen en een grotere aantrekkelijkheid van schuldinstrumenten voor beleggers, resulterend in een achteruitgang van de financiële markten [63](#page=63).
* **Lotus familieaandelen (4 oktober):** Het familiebedrijf Lotus verkocht voor 325 miljoen euro aan familieaandelen aan institutionele beleggers met een korting, wat de beurskoers deed dalen. Het bedrijf streeft naar opname in de BEL20, waarvoor een voldoende free float vereist is [64](#page=64).
* **Facebook storing en schandaal (11 oktober):** De koers van Facebook daalde na een wereldwijde storing en meldingen van een intern bedrijfsschandaal, waarbij mogelijk sprake was van misbruik van voorkennis [64](#page=64).
* **Overnames na corona (11 oktober):** Goedkoop geworden ondernemingen na corona waren een prooi voor vijandige overnames. Bedrijven kunnen zich beschermen met een 'poison pill' [64](#page=64).
* **AXA Bank België overname (18 oktober):** AXA Bank België werd overgenomen door Crelan, wat resulteerde in een fusie die onder toezicht van de ECB zou komen te staan [64](#page=64).
* **IRS's en bankaansprakelijkheid (18 oktober):** Veel grote ondernemingen klaagden banken aan voor verliezen op rente swaps (IRS's), waarbij banken soms een beleggingsdienst aanboden. Omdat veel swaps vóór de huidige gedragsregels werden afgesloten, moest men terugvallen op gemeenrechtelijk aansprakelijkheidsrecht. De FSMA achtte de praktijken onzorgvuldig en raadde vergoeding aan [64](#page=64).
* **Bitcoin en Trackers (25 oktober):** Bitcoin is een financieel actief buiten het huidige financiële recht. Men kan echter beleggen in Exchange Traded Funds (ETF's) of 'trackers' die de waarde van andere financiële instrumenten volgen. Trackers geven recht op een vordering waarvan de waarde meebeweegt met een ander actief. Dit verschilt van derivaten, die door een hefboomeffect niet altijd een 1:1 verhouding hebben [65](#page=65).
* **THG delisting (8 november):** THG (The Hut Group) overwoog te delisten van de Londense beurs en naar Wall Street te verhuizen. Delisting vereist toestemming van de FSMA, tenzij men minimaal 98% van de aandelen bezit. Een openbaar uitkoopbod is prospectusplichtig en vereist een fairness opinion [65](#page=65).
* **Elon Musk tweet (8 november):** Een tweet van Elon Musk over de verkoop van Tesla-aandelen werd onderzocht op markmanipulatie, afhankelijk van zijn intentie, het gevolg en het bereik van de aankondiging [65](#page=65).
* **ARCO-zaak uitspraak (8 november):** De coöperanten in de Arco-zaak kregen hun geld niet terug omdat de vordering onontvankelijk werd verklaard wegens het ontbreken van individueel bewijs, ondanks de mogelijkheid van samenhangende behandeling door de rechter of lastgeving [66](#page=66).
* **Ahold Delhaize en bol.com (15 november):** Ahold Delhaize wilde een minderheidsaandeel van bol.com naar de beurs brengen [67](#page=67).
* **Collibra unicorn/pentacorn (15 november):** Het Brusselse databedrijf Collibra werd een 'unicorn' (kapitaal 1 miljard euro) en later een 'pentacorn' (kapitaal 5 miljard euro) door kapitaalrondes met private investeerders [67](#page=67).
* **General Electric opsplitsing (15 november):** General Electric splitste zich op in drie delen vanwege een koers-waarde discrépantie (decote). Amerikaanse investment banks verdienden aanzienlijke commissielonen aan GE, terwijl de waarde van GE daalde [68](#page=68).
* **Ageas overname (29 november):** BNP Paribas zag af van de voorgenomen overname van Ageas (voorheen Fortis holding) [68](#page=68).
* **Evergrand faillissement (6 december):** De Chinese vastgoedontwikkelaar Evergrand stond op de rand van faillissement door hoge schuldfinanciering, mede als gevolg van druk om deze af te bouwen [68](#page=68).
* **Recticel notering schorsing (6 december):** De notering van Recticel werd geschorst in afneming van een persbericht betreffende hun deal met Greiner [68](#page=68).
* **Lernout&Hauspie zaak (13 december):** Na meer dan 20 jaar werd een definitieve uitspraak gedaan in de Lernout&Hauspie zaak, waarbij 665 miljoen euro schadevergoeding werd toegekend, hoewel de bestuurders zelf geen middelen meer hadden [69](#page=69).
#### 4.1.3 Banken en Regulering
* **Dividenduitkeringen en aandeleninkoop (4 oktober):** Banken mochten weer dividenden uitkeren en eigen aandelen inkopen na beperkingen door de EBA en ESRB aan het begin van de coronacrisis. De ECB en NBB raden wel behoedzaamheid aan [63](#page=63).
* **AXA Bank België en Crelan (18 oktober):** De overname van AXA Bank België door Crelan verplaatste het toezicht van de NBB naar de ECB [64](#page=64).
* **Basel III-normen (8 november & 29 november):** De Basel III-normen werden omgezet in Europees recht. Deze normen introduceren een bodemwaarde voor de Internal Ratings Based (IRB) methode, die niet onder de 70 of 75% van de standaardbenadering mag zakken. De gefaseerde invoering is noodzakelijk om de impact op Europese banken te beperken [66](#page=66) [67](#page=67).
#### 4.1.4 Misbruik van Voorkennis en Marktmanipulatie
* **Facebook (11 oktober):** Mogelijk misbruik van voorkennis bij de wereldwijde storing en het bedrijfsschandaal van Facebook [64](#page=64).
* **Elon Musk tweet (8 november):** De tweet van Elon Musk werd geëvalueerd op mogelijke markmanipulatie, afhankelijk van intentie, gevolg en bereik [65](#page=65).
### 4.2 Juridische Ontwikkelingen
#### 4.2.1 Reclame voor Financiële Producten
* **Transversaal KB van 25 april 2014:** Dit koninklijk besluit legt specifieke verplichtingen op voor reclame van spaar-, beleggings- en verzekeringsproducten gericht op niet-commerciële klanten. Reclame mag niet onjuist of misleidend zijn, moet risico's vermelden naast voordelen, begrijpelijk zijn en bepaalde minimuminhoud bevatten (doelstelling, vergoeding, risico's). Reclame wordt a priori gecontroleerd door de FSMA [63](#page=63).
#### 4.2.2 Vergoeding bij Vertrouwen op KID
* Schade geleden door het vertrouwen op een Key Investor Document (KID) kan leiden tot vergoeding indien de schade aangetoond kan worden. Er geldt echter geen vermoeden van causaal verband zoals bij een prospectus; men moet bewijzen dat de schade voortkomt uit het vertrouwen op het KID en de daaruit voortvloeiende beslissing [63](#page=63).
#### 4.2.3 Arco-zaak en Collectieve Vordering
* **Uitspraak (8 november):** De Arco-coöperanten kregen geen geld terug omdat hun vordering onontvankelijk werd verklaard. De vordering was gegrond op contractuele aansprakelijkheid maar gold niet als collectieve vordering (class action) omdat dit recht destijds nog niet bestond. De eisers moesten individueel bewijs leveren, wat zij nalieten [66](#page=66).
* **Rol van Deminor:** Deminor treedt op als lasthebber en beschermt belangen van beleggers en minderheidsaandeelhouders, zonder zelf advocaat te zijn [66](#page=66).
* **Verschillen tussen juridische procedures:**
* **Samenhang:** Rechter kan individuele vorderingen samen behandelen, eventueel met één aangestelde advocaat [66](#page=66).
* **Lastgeving:** Eisers stellen Deminor aan als lasthebber die het proces voert en een advocaat aanstelt. Deminor sluit een lastgevingsovereenkomst met elke individuele eiser [66](#page=66).
* **Class Action:** Een erkende vzw kan in eigen naam een class action instellen voor massaschade aan consumenten. Dit kan opt-in (slachtoffers melden zich aan) of opt-out (automatische deelname, tenzij aangegeven) zijn [66](#page=66).
* **Procesrechtelijke verschillen:** Bij Testaankoop is Testaankoop de eiser, bij Deminor is Deminor dit niet [66](#page=66).
#### 4.2.4 Basel Normen
* **Basel I:** Verplichting tot aanhouden van eigen vermogen van minstens 8% van het gewogen risicovolume. De berekening omvatte de vermenigvuldiging van de waarde van elk deel van het vermogen met een vooraf bepaalde coëfficiënt [66](#page=66).
* **Basel II:** Introductie van de standaardbenadering waarbij de coëfficiënt kon worden afgeleid van ratings door rating agencies, oplopend tot 150%. Toelating van de Internal Ratings Based (IRB) aanpak, waarbij instellingen zelf hun risico mochten bepalen. Dit systeem werd misbruikt [67](#page=67).
* **Basel III:** Instellen van een bodemwaarde voor de IRB-methode (70-75% van de standaardbenadering) [67](#page=67).
#### 4.2.5 Pensioen en Sociale Zekerheid
* **Pensioenspaarfondsen:** Langetermijnbeleggingsfondsen met fiscaal aftrekbare bijdragen [67](#page=67).
* **Drie pijlers van sociale zekerheid:**
* **Eerste pijler:** Overheid, de 'echte' sociale zekerheid, betaald door iedereen. Voldoet vandaag niet meer om alle pensioenen te betalen [67](#page=67).
* **Tweede pijler:** Aanvullend pensioen, werkgever stort deel van loon fiscaal gunstig in pensioenfonds of verzekering. Wordt steeds populairder, ten koste van de eerste pijler, omdat er geen RSZ op verschuldigd is [67](#page=67).
* **Defined benefit:** Pensioenfonds belooft vaste vergoeding met vast rendement; transparant maar onhoudbaar [67](#page=67).
* **Defined contribution:** Werknemer weet wat gestort wordt, maar niet het uiteindelijke rendement; meest voorkomende vorm [67](#page=67).
* **Derde pijler:** Individueel sparen via pensioenspaarfondsen met beperkte jaarlijkse stortingen en beleggingsrisico [67](#page=67).
#### 4.2.6 Vastgoed en Rommelobligaties
* **ECB waarschuwing (29 november):** De ECB waarschuwde voor een zeepbel aan rommelobligaties van ondernemingen. De markt van bedrijfsobligaties floreerde na de financiële crisis door de aantrekkelijkheid van aandelen en minder bankleningen [68](#page=68).
* **Vastgoedcorrectie (29 november):** De stijgende vastgoedprijzen zouden waarschijnlijk leiden tot een correctie door een stijgend aanbod [68](#page=68).
* **Evergrand (6 december):** De Chinese vastgoedontwikkelaar Evergrand stond op de rand van faillissement door te hoge schuldfinanciering in een markt met extreem hoge vastgoedprijzen [68](#page=68).
### 4.3 Macro-economische Factoren en Impact
* **Inflatie (4 oktober):** Hoge inflatie vermindert koopkracht, leidt tot loonindexatie, hogere loonkosten en hogere prijzen [63](#page=63).
* **Rentebeleid (4 oktober):** Overheden verhogen de rente om geldcirculatie te beperken, wat hogere kosten voor ondernemingen betekent en schuldinstrumenten aantrekkelijker maakt voor beleggers [63](#page=63).
* **Negatieve rente Belgische staat (11 oktober):** De Belgische staat leende tegen een negatieve rente, een gevolg van de negatieve rentevoet van de ECB ter stimulering van de economie tijdens corona [64](#page=64).
* **Omikron-variant (6 december):** De onzekerheid rond de omikron-variant had een negatieve impact op de koers van Bitcoin [68](#page=68).
### 4.4 Specifieke Juridische Instrumenten
#### 4.4.1 Prospectus en KID
* **Prospectus:** Vereist bij bepaalde financiële transacties, biedt vergoeding bij schade door onjuistheden, met een vermoeden van causaal verband [63](#page=63).
* **KID (Key Investor Document):** Alternatief voor prospectus, vergoeding bij schade mits bewijs van causaal verband [63](#page=63).
#### 4.4.2 Beursgenoteerde Ondernemingen en Free Float
* **Free float:** Het aantal aandelen dat vrij verhandelbaar is op de beurs. Een voldoende free float is een vereiste voor opname in beursindices zoals de BEL20 [64](#page=64).
* **Hoeksteeninvesteerder:** Een grootaandeelhouder die voor langere tijd investeert om de free float te verminderen en de onderneming aantrekkelijker te maken voor beleggers [64](#page=64).
#### 4.4.3 Lock-up Periode
* **Lock-up:** Periode waarin aandeelhouders hun aandelen niet mogen verhandelen. Na afloop kan een significante verkoopdruk ontstaan [64](#page=64).
#### 4.4.4 Derivaten en Opties
* **Call-optie:** Een aankoopoptie om een aandeel te kopen aan een vooraf bepaalde prijs binnen een bepaalde termijn. Dit kan leiden tot een veel hoger rendement dan het simpelweg aankopen van het aandeel [65](#page=65).
#### 4.4.5 Delisting en Uitkoopbod
* **Delisting:** Het schrappen van een beursnotering. Vereist toestemming van de FSMA, tenzij minimaal 98% van de aandelen bezit [65](#page=65).
* **Openbaar uitkoopbod:** Prospectusplichtig en vereist een fairness opinion van een onafhankelijke derde [65](#page=65).
#### 4.4.6 ETF's en Trackers
* **ETF (Exchange Traded Fund) / Tracker:** Een financieel instrument dat de waarde van andere financiële instrumenten volgt, zoals een beursindex [65](#page=65).
#### 4.4.7 Conglomeraten
* **Definitie:** Een groep van financiële vehikels die investeert in een diverse verzameling ondernemingen. Bekende voorbeelden in België zijn Sofina en BGL [68](#page=68).
* **Oplegging door investment banks:** Amerikaanse investment banks verdienden aanzienlijke commissielonen aan conglomeraten zoals General Electric door hen transacties aan te bieden, zelfs als de waarde van het conglomeraat daalde [68](#page=68).
#### 4.4.8 Tak 21 en Tak 23 Verzekeringen
* **Tak 21:** Levensverzekering [68](#page=68).
* **Tak 23:** Belegging die steeds vaker gekozen wordt door pensioenspaarders die veiligheid inruilen voor rendement [68](#page=68).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Financiële systemen | De kernfuncties van financiële systemen omvatten het faciliteren van veilige betalingen, het mobiliseren van spaargeld door middel van intermediatie en transformatie, het creëren van schaalvoordelen, het monitoren van projecten en het inschatten en vermijden van risico's, wat leidt tot bank- of marktgebaseerde systemen. |
| Marktfalen | Marktfalen treedt op wanneer de vrije markt niet leidt tot een efficiënte allocatie van middelen, wat correctie vereist door regulering. Oorzaken zijn onder meer informatie-asymmetrie, negatieve externaliteiten, freeridergedrag op publieke goederen, oneerlijke concurrentie en individuele bias. |
| Informatie-asymmetrie | Dit verwijst naar een situatie waarin één partij in een transactie over meer relevante informatie beschikt dan de andere partij, wat kan leiden tot wantrouwen en een ‘market for lemons’. Regelgeving zoals informatieverplichtingen en garanties proberen dit te ondervangen. |
| Negatieve externaliteiten | Gebeurtenissen of handelingen die derden negatief beïnvloeden zonder dat deze daarvoor gecompenseerd worden. In de financiële sector kunnen dit bijvoorbeeld de gevolgen van extreme risicobereidheid van topmanagers of het nastreven van winstmaximalisatie zonder rekening te houden met andere belangen zijn. |
| Beleggingsonderneming | Een onderneming die in België als normale activiteit beleggingsdiensten verricht of aanbiedt, of beleggingsactiviteiten uitoefent met betrekking tot financiële instrumenten. Ze kunnen onderverdeeld worden in beursvennootschappen (BVN) en vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies (VVBBA). |
| Prospectus | Een wettelijk verplicht document dat essentiële informatie bevat over de uitgevende instelling en de aangeboden effecten, met als doel beleggers te beschermen tegen informatie-asymmetrie en hen in staat te stellen weloverwogen beleggingsbeslissingen te nemen. |
| Initial Public Offering (IPO) | De eerste keer dat beleggingsinstrumenten, zoals aandelen, van een private emittent naar het publiek worden aangeboden, wat vaak gepaard gaat met een beursnotering. Dit kan resulteren in de uitgifte van nieuwe aandelen of de verkoop door bestaande aandeelhouders. |
| Underwriting Agreement (UA) | Een contract tussen de uitgevende vennootschap en de underwriters (banken) waarin de voorwaarden voor de verkoop van effecten aan het publiek worden vastgelegd, inclusief de eventuele garantie van aankoop door de underwriters. |
| Secundaire markt | De markt waar reeds uitgegeven financiële instrumenten onderling worden verhandeld tussen beleggers, in tegenstelling tot de primaire markt waar ze voor het eerst worden aangeboden. Deze markten vereisen structuur om efficiënte transacties te garanderen. |
| Derivaten | Financiële instrumenten waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van een ander onderliggend instrument, een maatstaf van economische waarde of een bepaalde gebeurtenis. Voorbeelden zijn opties, futures en swaps, en ze worden voornamelijk gebruikt voor risico-overdracht. |
| Collateralized Debt Obligation (CDO) | Een complex gestructureerd financieel instrument, opgebouwd uit tranches van obligaties afkomstig van verschillende SPV's, die op hun beurt gedekt waren door hypotheken. CDO's werden gecreëerd om de kwaliteit van de onderliggende risicovolle activa te maskeren en speelden een cruciale rol in de financiële crisis van 2008. |
| Repurchase Agreement (Repo) | Een transactie waarbij een partij een actief verkoopt met de belofte het later terug te kopen tegen een hogere prijs. Repo's werden door banken gebruikt om hun liquiditeit te vergroten en hun leverage te verhogen, met name in de aanloop naar de financiële crisis. |
| Best execution | Een principe dat financiële instellingen verplicht om orders van cliënten uit te voeren op een manier die het beste resultaat oplevert voor de cliënt, rekening houdend met criteria zoals prijs, kosten, snelheid en waarschijnlijkheid van uitvoering. |
| Marktmisbruik | Gedrag dat de integriteit van de financiële markten aantast, zoals markmanipulatie of het misbruik van voorkennis. Regelgeving zoals de Verordening Marktmisbruik (MAR) is erop gericht dit te bestrijden en de transparantie van de markten te waarborgen. |
| Gestructureerde financiële instrumenten (GFI) | (Schuld)instrumenten waarvan de opbrengst is gekoppeld aan de waarde van een onderliggend actief, zoals een mandje van financiële activa of een index. Ze worden vaak uitgegeven door banken en vereisen specifieke informatieverstrekking aan retailbeleggers onder de PRIIPS-Verordening. |
Cover
Samenvatting Rechtspersonenrecht 2024-2025.docx
Summary
# de inschrijving in de kruispuntbank van ondernemingen (kbo) en de gevolgen
### Kernconcepten
* Inschrijving in de KBO is een **verplichte formaliteit** voor rechtspersonen en bepaalde andere entiteiten die een onderneming uitoefenen.
* De KBO is een **centrale gegevensbank** die informatie over alle Belgische ondernemingen verzamelt en beschikbaar stelt.
* Het **scheidingsprincipe** (entity shielding en owner shielding) is fundamenteel voor rechtspersonen en beschermt hun vermogen tegen persoonlijke schuldeisers van de vennoten.
* **Vermogensafscheiding** kan gradueel zijn, waarbij verschillende rechtsvormen verschillende niveaus van scheiding bieden.
* De **aansprakelijkheid** van vennoten kan beperkt of onbeperkt zijn, wat niet altijd synoniem staat met het hebben van rechtspersoonlijkheid.
### Sleutelbegrippen
* **Rechtspersoonlijkheid**: Organisaties of vermogens die erkend worden als zelfstandige dragers van rechten en plichten, met een eigen vermogen.
* **Scheidingsprincipe**: Het principe dat het vermogen van de entiteit gescheiden is van het vermogen van de individuele leden of vennoten.
* **Entity shielding**: Leden hebben geen rechten op het vermogen van de entiteit.
* **Owner shielding**: Schuldeisers van de entiteit kunnen niet doorstoten naar het privévermogen van de leden.
* **Vermogensafscheiding**: De mate waarin het vermogen van een entiteit gescheiden is van het privévermogen van de betrokken personen.
* **Onbeperkte aansprakelijkheid**: Vennoten staan met hun persoonlijk vermogen in voor de schulden van de vennootschap.
* **Beperkte aansprakelijkheid**: De aansprakelijkheid van de aandeelhouders is beperkt tot hun inbreng.
* **Leverage (hefboomwerking)**: Het gebruik van schuldfinanciering om het rendement op eigen vermogen te verhogen.
* **Genoteerde vennootschap**: Een vennootschap waarvan de aandelen verhandeld worden op een gereglementeerde markt (beurs).
* **Organisatie van openbaar belang (OOB)**: Entiteiten met een systeemrelevant belang, zoals genoteerde vennootschappen, kredietinstellingen en verzekeringsmaatschappijen, die aan strengere regels onderworpen zijn.
* **Maatschap**: Een contractueel samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid, met een apart vermogen en onbeperkte aansprakelijkheid van de vennoten.
* **Vennootschap onder firma (VOF)**: Een maatschap met rechtspersoonlijkheid, waarbij vennoten hoofdelijk aansprakelijk zijn.
* **Commanditaire vennootschap (Comm. V.)**: Een VOF met twee soorten vennoten (gecommanditeerden en commanditaire vennoten).
* **Naamloze vennootschap (NV)**: Een kapitaalvennootschap met rechtspersoonlijkheid, beperkte aansprakelijkheid en een minimumkapitaal van €61.500.
### Gevolgen van inschrijving en structurering
* Inschrijving in de KBO is noodzakelijk voor de **tegenwerpelijkheid** van de juridische situatie van de entiteit tegenover derden.
* **Rechtspersoonlijkheid** creëert een juridisch zelfstandig subject, waardoor de entiteit zelf rechten en plichten kan dragen en een eigen vermogen heeft.
* Het **scheidingsprincipe** beschermt het vennootschapsvermogen tegen persoonlijke schuldeisers van de vennoten, en het privévermogen van de vennoten tegen schuldeisers van de vennootschap (bij beperkte aansprakelijkheid).
* **Onbeperkte aansprakelijkheid** (bv. bij VOF) houdt in dat vennoten hoofdelijk en onverdeeld aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap.
* **Beperkte aansprakelijkheid** (bv. bij NV, BV, CV) beschermt het privévermogen van de aandeelhouders tot hun inbreng.
* De **gradaties van vermogensafscheiding** variëren per rechtsvorm, beïnvloed door rechtspersoonlijkheid, contractuele afspraken en wettelijke bepalingen.
### Categorieën van vennootschappen
---
## Inschrijving in de kruispuntbank van ondernemingen (kbo) en de gevolgen
### Kernidee
* Inschrijving in de KBO is een verplichte formaliteit voor rechtspersonen en ondernemingen die de zichtbaarheid en juridische verweerbaarheid ervan verhoogt.
* De KBO centraliseert ondernemingsgegevens en dient als centraal register voor de identificatie van ondernemingen.
### Kernfeiten
* Rechtspersonen en bepaalde organisaties zonder rechtspersoonlijkheid (zoals vennootschappen) moeten ingeschreven worden in de KBO.
* De inschrijving in de KBO is een gevolg van de juridische erkenning van een entiteit, niet de oorzaak ervan.
* De inschrijving in de KBO maakt de juridische situatie van de onderneming tegenwerpelijk aan derden.
* Voor bestaande rechtspersonen geldt de inschrijvingsplicht als een gevolg van de oprichting en publicatie in het Belgisch Staatsblad.
* Niet-naleving van de inschrijvingsplicht kan leiden tot sancties en onoverwerpelijkheid van bepaalde handelingen.
* De KBO bevat onder meer informatie over de identificatiegegevens, de wettelijke vertegenwoordigers en de status van een onderneming.
* Verschillende wettelijke bepalingen, waaronder het WVV, leggen de inschrijvingsplicht vast.
* De KBO is een essentieel onderdeel van de transparantie en rechtszekerheid in het ondernemingslandschap.
* Rechtspersonen worden pas juridisch tegenwerpelijk aan derden na de publicatie van hun oprichtingsakte en de inschrijving in de KBO.
### Belangrijke concepten
* **Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO):** Een centraal register dat alle ondernemingen in België identificeert en bijhoudt.
* **Tegenwerpelijkheid:** De juridische erkenning en afdwingbaarheid van de juridische toestand van een onderneming tegenover derden.
* **Rechtspersoonlijkheid:** Het vermogen om juridische rechten en plichten te dragen, onafhankelijk van de natuurlijke personen die de rechtspersoon vormen.
* **Publieke bekendmaking:** Het proces waarbij juridische informatie over ondernemingen openbaar wordt gemaakt, onder meer via publicatie in het Belgisch Staatsblad.
* **Ondernemingsrechtbank:** De rechtbank die bevoegd is voor ondernemingskwesties, waaronder de inschrijvingen in de KBO.
### Gevolgen van inschrijving
* De inschrijving in de KBO zorgt voor een officiële identificatie van de onderneming.
* Het garandeert dat de gegevens van de onderneming publiek toegankelijk zijn.
* Het creëert rechtszekerheid voor derden die met de onderneming contracteren.
* Het maakt de vennootschap procesbekwaam, zowel in rechte als tegen rechte.
* Het is een voorwaarde voor het verkrijgen van bepaalde vergunningen of subsidies.
---
* De inschrijving in de KBO is een centrale formaliteit voor ondernemingen en rechtspersonen.
* Deze inschrijving zorgt voor identificatie en openbaarheid.
* De oprichtingsakte van een rechtspersoon moet worden neergelegd ter griffie van de ondernemingsrechtbank.
* Na neerlegging wordt een uittreksel van de oprichtingsakte gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
* De inschrijving in de KBO is een vervolg op de publicatie in het Staatsblad.
* Voor bepaalde rechtspersonen, zoals VZW's, zijn er specifieke openbaarmakingsverplichtingen.
* **Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO):** Een centrale databank die alle ondernemingen en rechtspersonen in België registreert.
* **Rechtspersoonlijkheid:** Het juridisch vermogen om rechten en plichten te hebben en zelfstandig op te treden.
* **Openbaarheid:** De verplichting om bepaalde juridische gegevens publiek te maken, zoals via publicatie in het Belgisch Staatsblad en inschrijving in de KBO.
* **Tegenwerpelijkheid:** Het effect dat publieke gegevens juridisch bindend worden voor derden.
* **Preconstitutief handelen:** Handelingen die worden gesteld vóórdat de rechtspersoon officieel is opgericht.
### Gevolgen van de inschrijving
* **Identificatie:** De KBO zorgt voor een unieke identificatie van elke onderneming via een ondernemingsnummer.
* **Transparantie:** De inschrijving draagt bij aan de transparantie van het economisch landschap door informatie publiek toegankelijk te maken.
* **Tegenwerpelijkheid tegenover derden:** De inschrijving in de KBO maakt bepaalde gegevens tegenwerpelijk aan derden.
* **Juridische gevolgen:** De inschrijving is een voorwaarde voor bepaalde juridische handelingen en kan gevolgen hebben voor de aansprakelijkheid.
* **Interoperabiliteit:** De KBO is de spil voor de uitwisseling van gegevens met andere Belgische en Europese databanken.
* **Oprichtingsakte:** Bepaalde gegevens uit de oprichtingsakte worden in de KBO opgenomen en zijn zo publiek.
* **Bevrijding van de promotor:** De inschrijving kan helpen bij de bevrijding van de promotor voor preconstitutief handelen.
- > **Tip:** Zorg dat je de specifieke gevolgen van de inschrijving in de KBO voor verschillende rechtspersonen begrijpt, vooral in relatie tot openbaarheid en tegenwerpelijkheid
---
* De KBO fungeert als centrale, publieke databank voor alle ondernemingen in België.
* Inschrijving in de KBO is wettelijk verplicht voor bepaalde entiteiten en verleent rechtspersoonlijkheid voor derden.
* De KBO-inschrijving garandeert transparantie en traceerbaarheid van ondernemingsgegevens.
* Alle rechtspersonen en natuurlijke personen die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefenen, moeten ingeschreven zijn in de KBO.
* De inschrijving in de KBO gebeurt bij de griffie van de ondernemingsrechtbank.
* De oprichtingsakte wordt neergelegd en een uittreksel wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
* Niet-naleving van de inschrijvingsverplichting kan leiden tot sancties.
* De KBO bevat informatie over de identiteit van de onderneming, haar bestuurders en haar wettelijke vertegenwoordigers.
* De KBO bevat ook informatie over de stopzetting en vereffening van een onderneming.
* **Rechtspersoonlijkheid:** Het juridisch vermogen om rechten en plichten te hebben en zelfstandig te handelen.
* **Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO):** Een centrale, publieke databank die alle ondernemingen in België registreert.
* **Ondernemingsrechtbank:** De rechtbank die bevoegd is voor de inschrijving en het toezicht op ondernemingen.
* **Openbaarmaking:** Het bekendmaken van juridische gegevens van ondernemingen, onder andere via het Belgisch Staatsblad.
* **Tegenwerpelijkheid:** Het feit dat de geregistreerde gegevens tegenstelbaar zijn aan derden.
* **Preconstitutief handelen:** Handelingen gesteld vóór de formele oprichting van een rechtspersoon.
* **Nietigheid:** De juridische ongeldigheid van een rechtshandeling of entiteit.
### Gevolgen
* Inschrijving in de KBO is een voorwaarde voor de verkrijging van rechtspersoonlijkheid tegenstelbaar aan derden.
* Niet-ingeschreven entiteiten kunnen zich niet beroepen op de voordelen van rechtspersoonlijkheid.
* De KBO-gegevens zijn publiek toegankelijk en bevorderen de transparantie in het economisch verkeer.
* De KBO-inschrijving is noodzakelijk voor het voeren van juridische procedures door of tegen de onderneming.
* Het niet naleven van de publicatieplicht kan leiden tot aansprakelijkheid van de bestuurders.
- > **Tip:** Zorg ervoor dat de oprichtingsakte van een vennootschap alle vereiste gegevens bevat om problemen bij de inschrijving in de KBO te vermijden
- > **Voorbeeld:** Een vennootschap die preconstitutief handelt (bv
- contracten afsluit vóór haar formele oprichting) blijft zelf aansprakelijk voor deze handelingen tot aan de inschrijving in de KBO en de daadwerkelijke overname door de vennootschap
---
* Inschrijving in de KBO is een cruciale formaliteit na de oprichting van een rechtspersoon.
* Publieke bekendmaking via het Belgisch Staatsblad is vereist voor de tegenwerpelijkheid van de oprichting en de gegevens van de rechtspersoon.
### Belangrijke feiten
* De oprichtingsakte van een rechtspersoon dient te worden openbaar gemaakt.
* Naast de akte moeten ook andere gegevens openbaar gemaakt worden (art. 2:7-2:14 WVV).
* De publicatie in het Belgisch Staatsblad heeft specifieke rechtsgevolgen (art. 2:18 WVV).
* Inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) is een verplichte stap na de oprichting.
* Voor VZW's gelden specifieke procedures en gevolgen met betrekking tot openbaarmaking.
* Preconstitutief handelen (handelingen vóór de oprichting) is belangrijk en kan leiden tot bevrijding van de promotor.
* **Openbaarmaking:** Het proces waarbij juridische informatie publiek wordt gemaakt, met name via het Belgisch Staatsblad.
* **Inschrijving KBO:** Registratie van de rechtspersoon in de centrale database van ondernemingen, wat zorgt voor een unieke identificatie.
* **Preconstitutief handelen:** Handelingen die worden verricht namens een vennootschap die nog niet juridisch bestaat.
* **Bevrijding van de promotor:** De voorwaarden waaronder de persoon die namens de nog op te richten vennootschap handelt, niet langer persoonlijk aansprakelijk is.
* **Nietigheid van de vennootschap:** De situatie waarin een vennootschap juridisch ongeldig wordt verklaard, met terugwerkende kracht.
### Implicaties
* Niet-naleving van openbaarmakingsverplichtingen kan leiden tot boetes of andere sancties.
* De inschrijving in de KBO is essentieel voor de officiële erkenning en het zakendoen van de rechtspersoon.
* Het correct afhandelen van preconstitutief handelen beschermt de oprichters tegen persoonlijke aansprakelijkheid.
* De nietigheid van een vennootschap heeft verstrekkende juridische en economische gevolgen.
* Het belang van de KBO-inschrijving voor de transparantie en toegankelijkheid van ondernemingsinformatie.
---
### Kernpunten
* De inschrijving in de KBO is een verplichte formaliteit voor rechtspersonen en ondernemingen.
* Het doel van de KBO is het centraliseren van basisinformatie over alle ondernemingen in België.
* Onjuiste of onvolledige inschrijvingen kunnen leiden tot sancties en aansprakelijkheid.
### Belangrijke aspecten van KBO-inschrijving
* **Identificatie:** De KBO biedt een uniek identificatienummer (KBO-nummer) voor elke entiteit.
* **Publiciteit:** Informatie in de KBO is openbaar en toegankelijk voor derden.
* **Rechtsgevolgen:** De inschrijving is constitutief voor de verkrijging van rechtspersoonlijkheid voor bepaalde vennootschapsvormen.
* **Nietigheid:** Het niet naleven van de inschrijvingsplicht kan leiden tot nietigheid van rechtshandelingen.
* **Tegenwerpelijkheid:** De inschrijving maakt de juridische status van de onderneming tegenwerpelijk aan derden.
* **Aansprakelijkheid:** Onjuiste inschrijvingen kunnen leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders.
* **Sancties:** Boetes en administratieve sancties kunnen worden opgelegd bij niet-naleving.
### Wettelijke basis
* De wet van 20 juli 2001 houdende oprichting van de Kruispuntbank van Ondernemingen is de primaire wettelijke basis.
* Het Wetboek van Economisch Recht (WER) bevat specifieke bepalingen met betrekking tot de KBO.
### Tip
* Zorg ervoor dat alle gegevens in de KBO steeds up-to-date zijn om juridische problemen te vermijden.
* Controleer regelmatig de publieke informatie over uw onderneming in de KBO.
---
### Core idea
* De inschrijving in de KBO is een wettelijke verplichting voor rechtspersonen en ondernemingen.
* De KBO centraliseert basisgegevens over ondernemingen en rechtspersonen.
### Key facts
* De Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) is een register dat informatie over alle Belgische ondernemingen en rechtspersonen centraliseert.
* Alle ondernemingen, ongeacht hun rechtsvorm, moeten worden ingeschreven in de KBO.
* Inschrijving in de KBO gebeurt via de ondernemingsloketten.
* De KBO-nummer is het unieke identificatienummer voor elke onderneming.
* De KBO-inschrijving is tegenwerpelijk aan derden zodra deze gepubliceerd is.
### Key concepts
* **Tegenwerpelijkheid:** De openbaarmaking van de inschrijving in de KBO maakt de gegevens ervan tegenwerpelijk aan derden. Dit betekent dat derden de informatie in de KBO niet kunnen negeren of betwisten.
* **Rechtspersoonlijkheid:** De inschrijving in de KBO is een stap in het verkrijgen of bevestigen van de rechtspersoonlijkheid.
* **Informatieplicht:** De inschrijving brengt een informatieplicht met zich mee voor de onderneming.
### Implications
* De inschrijving in de KBO zorgt voor transparantie en rechtszekerheid in het handelsverkeer.
* Niet-naleving van de inschrijvingsplicht kan leiden tot administratieve sancties.
* De KBO faciliteert de communicatie tussen overheden en ondernemingen.
### Common pitfalls
* Het niet tijdig doorgeven van wijzigingen in de gegevens van de onderneming.
* Het niet begrijpen van de gevolgen van de tegenwerpelijkheid van de KBO-gegevens.
---
* De inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) is een cruciale stap in de identificatie en openbaarmaking van rechtspersonen.
* Dit proces is essentieel voor de juridische werking en tegenwerpelijkheid van vennootschappen, verenigingen en stichtingen.
* De KBO centraliseert informatie over alle in België opgerichte ondernemingen.
* Inschrijving in de KBO is verplicht voor elke rechtspersoon.
* De oprichtingsakte van een vennootschap moet ter registratie worden neergelegd bij de griffie van de ondernemingsrechtbank.
* Na neerlegging volgt publicatie van een uittreksel in het Belgisch Staatsblad.
* De KBO-inschrijving volgt na de juridische creatie van de rechtspersoon.
* Voor maatschappen geldt een specifieke regel: registratie in de KBO is verplicht, maar de vennoten zelf hoeven niet geregistreerd te worden.
* Ultieme begunstigden (UBO's) moeten wel in het UBO-register worden vermeld.
* De KBO-inschrijving maakt de gegevens van de rechtspersoon tegenwerpelijk aan derden.
* **Rechtspersoonlijkheid:** Het vermogen om zelfstandig drager te zijn van rechten en plichten, met een eigen vermogen.
* **Onderneming:** De juridische entiteit geregistreerd in de KBO, die transparantie en identificeerbaarheid garandeert.
* **Rechtssubject:** De entiteit die juridische rechten en plichten kan dragen.
* **Tegenwerpelijkheid:** Het principe dat juridische feiten kenbaar zijn voor derden na openbaarmaking.
* **KBO (Kruispuntbank van Ondernemingen):** Een centraal register dat informatie over alle Belgische ondernemingen bundelt.
* **Registratieplicht:** De wettelijke verplichting om bepaalde juridische entiteiten in officiële registers op te nemen.
* **Publicatie in het Belgisch Staatsblad:** De formele bekendmaking van juridische akten, die deze tegenwerpelijk maakt aan derden.
* **Juridische identiteit:** De inschrijving verleent de entiteit een officiële juridische identiteit.
* **Tegenwerpelijkheid:** Alle verrichtingen en juridische staten van de entiteit worden kenbaar voor derden.
* **Procesbekwaamheid:** De entiteit kan optreden als eiser of verweerder in rechte.
* **Transparantie:** Bevordert de transparantie van ondernemingsstructuren en transacties.
* **Voorkomen van misbruik:** De zichtbaarheid in de KBO helpt bij het tegengaan van fraude.
* **Toegang tot informatie:** Maakt het voor derden mogelijk om essentiële informatie over een onderneming te verkrijgen.
* **Vertegenwoordiging:** De geregistreerde vertegenwoordiger in de KBO kan de entiteit vertegenwoordigen in gerechtelijke procedures.
---
* Inschrijving in de KBO is verplicht voor rechtspersonen en voor ondernemingen, ongeacht hun rechtspersoonlijkheid.
* De KBO dient als centraal register voor essentiële gegevens van ondernemingen.
* De inschrijving leidt tot publiciteit en is tegenwerpelijk aan derden.
* Rechtspersonen moeten hun oprichting en wijzigingen inschrijven in de KBO.
* Ook ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid (zoals maatschappen) moeten ingeschreven worden.
* De inschrijving in de KBO gebeurt via een neerlegging van de oprichtingsakte bij de griffie van de ondernemingsrechtbank.
* Een uittreksel van de neergelegde akte wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
* De KBO zorgt voor de centrale registratie van identificatiegegevens van ondernemingen.
* Registratie in de KBO is een voorwaarde voor tegenwerpelijkheid van juridische feiten aan derden.
* De maatschap kan (optioneel) een vertegenwoordiger registreren in de KBO, wat haar (beperkte) rechtsbekwaamheid verleent voor gerechtelijke procedures.
* **Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO):** Een centraal, doorlopend register van alle ondernemingen die in België actief zijn.
* **Rechtspersoonlijkheid:** Het vermogen van een organisatie om zelfstandig drager te zijn van rechten en plichten, met een eigen vermogen.
* **Tegenwerpelijkheid:** De mogelijkheid om een juridische situatie of feit aan derden te bewijzen en te laten gelden.
* **Publiciteit:** Het openbaar maken van juridisch relevante informatie, zodat derden ervan kennis kunnen nemen.
* **Fiscale transparantie (Maatschap):** Winsten worden niet belast op het niveau van de maatschap, maar bij de individuele vennoten.
* Zorgt voor identificatie van de onderneming en haar vertegenwoordigers.
* Maakt de oprichting en belangrijke wijzigingen tegenwerpelijk aan derden.
* Vergemakkelijkt de toegang tot informatie voor partijen die met de onderneming willen handelen.
* Dient als basis voor diverse overheidsinstanties voor statistische en administratieve doeleinden.
* Bij de maatschap kan de registratie een beperkte rechtsbekwaamheid in gerechtelijke procedures verlenen.
- > **Tip:** De inschrijving in de KBO is een cruciaal formaliteit die de juridische status en zichtbaarheid van een onderneming bepaalt
- Zonder deze inschrijving kunnen belangrijke juridische handelingen mogelijk niet tegen derden worden ingeroepen
---
* Inschrijving in de KBO is een formaliteit die de juridische identiteit van een onderneming vastlegt en openbaar maakt.
* De gevolgen van inschrijving betreffen de tegenwerpelijkheid van de juridische status van de onderneming aan derden en de naleving van wettelijke verplichtingen.
* Alle rechtspersonen die ingevolge hun oprichting rechtssubject worden, dienen te worden ingeschreven in de KBO.
* De inschrijving in de KBO is verplicht voor de verwerving van rechtspersoonlijkheid, in zoverre deze juridische entiteit een rechtspersoon is.
* De gevolgen van de publicatie in het Belgisch Staatsblad, waaronder de inschrijving in de KBO, maken de inhoud van de oprichtingsakte tegenwerpelijk aan derden.
* Voor VZW's geldt eveneens een inschrijvingsplicht in de KBO.
* De KBO is een publieke database die informatie over ondernemingen centraliseert.
* De inschrijving in de KBO dient te gebeuren na de neerlegging van de oprichtingsakte ter griffie van de ondernemingsrechtbank.
* Een rechtspersoon verkrijgt rechtspersoonlijkheid door de neerlegging van de oprichtingsakte.
* **Rechtspersoonlijkheid:** Het vermogen om rechten en plichten te dragen, onderscheiden van de natuurlijke personen die de rechtspersoon vormen.
* **Tegenwerpelijkheid:** De juridische erkenning van de status van een onderneming door derden, voortvloeiend uit de openbaarmaking van informatie.
* **Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO):** Een centrale database die informatie over alle in België ingeschreven ondernemingen bundelt.
* **Publieke register:** Een register dat publiekelijk toegankelijk is en de juridische status van ondernemingen bekendmaakt.
* **Juridische identiteit:** De officiële vaststelling van de rechtsvorm, naam, zetel en andere essentiële gegevens van een onderneming.
* De inschrijving in de KBO zorgt voor de juridische zichtbaarheid van de onderneming en haar basisgegevens.
* Het bevordert transparantie en rechtszekerheid voor handelspartners en andere belanghebbenden.
* Niet-naleving van de inschrijvingsplicht kan leiden tot boetes of andere sancties.
* De KBO-inschrijving is een voorwaarde voor het verkrijgen van bepaalde subsidies of het aangaan van specifieke contracten.
* Het regelt de basisidentificatie van ondernemingen voor diverse overheidsinstanties en instanties.
---
* Inschrijving in de KBO is een essentiële stap na de oprichting van een rechtspersoon om deze kenbaar te maken aan de buitenwereld.
* De KBO centraliseert informatie over ondernemingen en hun entiteiten, wat zorgt voor transparantie en efficiëntie.
* Registratie in de KBO is een publiciteitsformaliteit met eigen gevolgen.
* De Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) is een centrale gegevensbank die informatie over alle Belgische ondernemingen verzamelt en ter beschikking stelt.
* Elke rechtspersoon (vennootschap, vereniging, stichting) dient ingeschreven te worden in de KBO, ongeacht haar rechtsvorm of activiteit.
* Deze inschrijving is verplicht en gebeurt via de neerlegging van de oprichtingsakte bij de griffie van de bevoegde ondernemingsrechtbank.
* Na registratie bij de rechtbank wordt een uittreksel van de oprichtingsakte gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
* De KBO-registratie wordt gekoppeld aan een ondernemingsnummer, dat als uniek identificatienummer dient.
* Inschrijving in de KBO maakt de rechtspersoon kenbaar aan derden en is een voorwaarde voor het verkrijgen van bepaalde vergunningen en licenties.
* De KBO is toegankelijk voor het publiek, waardoor iedereen de basisgegevens van een onderneming kan raadplegen.
* **Rechtspersoonlijkheid**: Een entiteit met eigen rechten en plichten, onderscheiden van haar oprichters of leden.
* **Rechtsbekwaamheid**: Het vermogen om rechten en plichten te hebben (genotsbekwaamheid) en deze zelfstandig uit te oefenen (handelingsbekwaamheid).
* **Ondernemingsnummer**: Uniek identificatienummer toegekend door de KBO aan elke geregistreerde onderneming.
* **Publiciteitsformaliteit**: De verplichte bekendmaking van bepaalde gegevens aan derden, zoals de inschrijving in de KBO.
* **Tegenwerpelijkheid**: Het effect dat de registratie en publicatie heeft ten aanzien van derden; zij kunnen zich niet beroepen op onbekendheid van de ingeschreven gegevens.
* **Quasi-rechtspersoonlijkheid**: Een entiteit die, hoewel geen formele rechtspersoon, toch bepaalde juridische bevoegdheden kan uitoefenen (bv. maatschap met geregistreerde vertegenwoordiger).
* Zonder inschrijving in de KBO kan een entiteit juridisch niet correct functioneren als een zelfstandig rechtssubject.
* De transparantie door de KBO bevordert het vertrouwen in het economisch verkeer.
* De KBO-gegevens zijn essentieel voor fiscale, sociale en economische administraties.
* Niet-naleving van de inschrijvingsplicht kan leiden tot sancties, waaronder boetes en beperkingen in de bedrijfsvoering.
* De inschrijving in de KBO is een noodzakelijke stap voor het starten van juridische procedures in naam van de rechtspersoon.
* De informatie in de KBO is cruciaal voor het verifiëren van de identiteit en juridische status van een zakelijke partner.
---
* Inschrijving in de KBO is een wettelijke formaliteit voor rechtspersonen en ondernemingen, met gevolgen voor hun rechtsgevolgen en transparantie.
* Rechtspersonen en ondernemingen die onderworpen zijn aan de inschrijvingsplicht moeten zich inschrijven in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO).
* De KBO centraliseert informatie over ondernemingen en rechtspersonen in België.
* Inschrijving in de KBO is vereist voor het verkrijgen van bepaalde rechtsgevolgen en om tegenwerpelijk te zijn aan derden.
* Niet-naleving van de inschrijvingsplicht kan leiden tot sancties of het niet kunnen uitoefenen van bepaalde rechten.
* De inschrijving van de oprichtingsakte in het Belgisch Staatsblad is een publiciteitsvorm die de inhoud tegenwerpelijk maakt aan derden.
* **Rechtspersoonlijkheid:** Het verkrijgen van een eigen juridische identiteit, los van de natuurlijke personen die erachter staan.
* **Rechtssubjectiviteit:** Het vermogen om drager te zijn van rechten en plichten.
* **Tegenwerpelijkheid:** De erkenning van een juridische toestand door derden.
* **Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO):** Een centraal register dat ondernemingsgegevens verzamelt en ter beschikking stelt.
* **UBO-register (Ultimate Beneficial Owner):** Register voor de uiteindelijke rechthebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten.
* Verkrijging van **rechtspersoonlijkheid** wordt effectief wanneer de akte ter griffie van de ondernemingsrechtbank wordt neergelegd.
* De **publicatie** van een uittreksel in het Belgisch Staatsblad maakt de inhoud van de oprichtingsakte **tegenwerpelijk** aan derden.
* Inschrijving in de KBO is een **voorwaarde** voor het verkrijgen van bepaalde rechtsgevolgen, zoals de mogelijkheid om in rechte op te treden.
* Een **gemiste inschrijving** kan leiden tot het niet kunnen uitoefenen van bepaalde rechten of tot sancties.
* De KBO zorgt voor een verhoogde **transparantie** over de identiteit en gegevens van ondernemingen.
* De registratie van de maatschap in de KBO, hoewel ze geen rechtspersoonlijkheid heeft, maakt haar **rechtsbekwaam** voor gerechtelijke procedures via een vertegenwoordiger.
* De inschrijving in de KBO is een stap om de **uiteindelijke rechthebbenden (UBO's)** te identificeren, wat belangrijk is voor fraudebestrijding.
---
* Inschrijving in de KBO is een essentiële formaliteit na oprichting van een rechtspersoon.
* De KBO centraliseert ondernemingsgegevens en bevordert transparantie.
* Niet-naleving van de inschrijvingsplicht kan leiden tot specifieke sancties en gevolgen.
* Naast de publicatie in het Belgisch Staatsblad is inschrijving in de KBO vereist voor rechtspersonen.
* De inschrijving in de KBO maakt de inhoud van de oprichtingsakte en andere openbaar te maken gegevens tegenwerpelijk aan derden.
* Voor VZW's geldt een specifieke meldingsplicht in de KBO.
* De KBO dient als centraal register voor alle ondernemingen in België.
* Er is een specifieke registerplicht voor de uiteindelijke begunstigden (UBO-register) gekoppeld aan de KBO-inschrijving.
* **Tegenwerpelijkheid:** De inschrijving in de KBO maakt de juridische situatie van de rechtspersoon kenbaar voor iedereen.
* **Transparantie:** De KBO draagt bij aan een transparante economische omgeving door informatie toegankelijk te maken.
* **Rechtspersoonlijkheid:** De inschrijving is vaak gekoppeld aan de verwerving of het behoud van rechtspersoonlijkheid.
* **Juridische zekerheid:** Correcte inschrijving draagt bij aan de rechtszekerheid voor alle betrokken partijen.
* **Bestuursaansprakelijkheid:** Niet-inschrijving of incorrecte inschrijving kan gevolgen hebben voor de bestuurdersaansprakelijkheid.
* **Niet-tegenwerpelijkheid:** Oprichtingshandelingen die preconstituatief worden verricht, zijn niet tegenwerpelijk aan derden indien de vennootschap niet wordt ingeschreven in de KBO.
* **Boetes:** Er kunnen boetes worden opgelegd bij het niet naleven van de inschrijvingsverplichtingen.
* **Aansprakelijkheid van de promotor:** De promotor blijft persoonlijk aansprakelijk voor rechtshandelingen gesteld vóór de definitieve oprichting en inschrijving.
* **Sancties:** Bestuurders kunnen gesanctioneerd worden voor het niet naleven van de openbaarmakings- en inschrijvingsformaliteiten.
* **Juridische discontinuïteit:** In sommige gevallen kan het niet-inschrjiven gevolgen hebben voor de juridische continuïteit van de rechtspersoon.
---
# Het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) en de structuur ervan
### Core idea
* Het WVV regelt privaatrechtelijke organisaties zoals vennootschappen, verenigingen en stichtingen.
* Het wetboek beoogt een faciliterende rol (standaardregels, transactiekostenbesparing) en een paternalistische rol (dwingend recht ter bescherming van stakeholders).
### Key facts
* Het WVV, ingevoerd bij wet van 23 maart 2019, is sinds 1 mei 2019 van kracht.
* Bestaande entiteiten moesten zich aanpassen aan het WVV vanaf 1 januari 2020, met een uiterste deadline voor statutenwijzigingen op 1 januari 2024.
* Het WVV vervangt eerdere wetgeving zoals het oude Wetboek van vennootschappen (1999) en de VZW-wet (1921).
* De kernbegrippen zijn vermogen, vertegenwoordiging en rechtspersoonlijkheid.
* Vennootschappen kunnen winst nastreven en verdelen, verenigingen en stichtingen hebben een belangeloos doel.
### Key concepts
* **Onderneming:** Een economische eenheid, ongeacht winststreven of rechtspersoonlijkheid, gericht op het produceren van goederen of diensten voor een markt.
* **Vennootschap:** Een rechtssubject met een doel (winstuitkering) en een voorwerp (nagestreefde activiteiten), waarvoor vennoten een inbreng doen.
* **Inbreng:** De overdracht van een vermogensbestanddeel (geld, natura, nijverheid) in ruil voor winstaanspraak.
* **Winstuitkering:** Een contingent recht van aandeelhouders, afhankelijk van winst en beslissing van de algemene vergadering.
* **Rechtspersoonlijkheid:** De erkenning van een organisatie als zelfstandig drager van rechten en plichten met een eigen vermogen.
* **Scheidingsprincipe:** Het principe dat het vermogen van de organisatie gescheiden is van het privévermogen van de leden (entity shielding en owner shielding).
* **Vennootschapsrecht als vermogensrecht:** Een sterke link met verbintenissenrecht en zakenrecht.
### Implications
* Kennis van basisboekhoudkundige en corporate finance begrippen is essentieel voor een ondernemingsjurist.
* De studiedruk ligt op inzicht in de "waarom" achter rechtsregels en praktijken, naast technische procedures.
* Het WVV biedt standaardregels (suppletief recht) die transactiekosten verminderen, maar bevat ook dwingende regels ter bescherming van stakeholders.
* Meervoudige regulering (wet, statuten, interne reglementen, aandeelhoudersovereenkomsten, codes) beïnvloedt het functioneren van vennootschappen.
---
### Kernpunten van het WVV
* Het WVV, ingevoerd bij wet van 23 maart 2019, regelt vennootschappen, verenigingen en stichtingen.
* Het WVV is sinds 1 mei 2019 van kracht voor nieuwe entiteiten en sinds 1 januari 2020 voor bestaande entiteiten.
* De wet vervangt de oude Wetboek van vennootschappen (1999) en de VZW-wet (1921).
* Het Wetboek van Economisch Recht (WER) bevat een algemene definitie van 'onderneming'.
* Alle vennootschappen worden beschouwd als ondernemingen in de zin van het WER.
### Structuur van het WVV
* Het WVV is opgedeeld in vijf delen en meerdere boeken.
* Deel 1 bevat algemene bepalingen voor vennootschappen, verenigingen en stichtingen.
* Deel 2 behandelt specifiek de vennootschappen.
* Deel 3 focust op verenigingen en stichtingen.
* Deel 4 regelt herstructureringen en omzettingen.
* Deel 5 behandelt Europese rechtsvormen.
* Er is geen apart boek voor "alle vennootschappen"; gemeenschappelijke regels staan in Boek 2 (algemene bepalingen voor rechtspersonen).
### Onderneming en vennootschap
* Een onderneming is een economische eenheid, ongeacht winstbejag of rechtspersoonlijkheid.
* Vennootschappen zijn per definitie ondernemingen, maar niet alle ondernemingen zijn vennootschappen.
* Het 'scheidingsprincipe' (asset partitioning) vloeit voort uit rechtspersoonlijkheid en scheidt het vermogen van de entiteit van dat van haar leden.
* Entity shielding betekent dat leden geen rechten hebben op het vermogen van de rechtspersoon.
* Owner shielding betekent dat schuldeisers van de vennootschap niet op het privévermogen van de leden kunnen verhalen.
### Categorieën van vennootschappen
* Vennootschappen kunnen rechtspersoonlijkheid bezitten of niet.
* Rechtspersoonlijkheid verleent een entiteit eigen rechten en plichten en een eigen vermogen.
* Aansprakelijkheid kan beperkt of onbeperkt zijn voor de vennoten, onafhankelijk van rechtspersoonlijkheid.
* Een genoteerde vennootschap heeft aandelen die op een gereglementeerde markt verhandeld worden.
* Een openbaar aanbod van effecten impliceert verplichtingen zoals het opstellen van een prospectus.
* Organisaties van openbaar belang (OOB) kennen specifieke, strengere regels, vooral op het gebied van governance.
### Individuele rechtsvormen
* Personenvennootschappen (VOF, Maatschap, Comm.V.) zijn gebaseerd op persoonlijke samenwerking en hebben vaak onbeperkte aansprakelijkheid.
* De maatschap is een contract zonder rechtspersoonlijkheid, maar met een afgescheiden vermogen (boedelgemeenschap).
---
### Kernidee
* Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) regelt de juridische structuren voor privaatrechtelijke organisaties zoals vennootschappen, verenigingen en stichtingen.
* Het WVV is ingevoerd bij wet van 23 maart 2019 en vervangt oudere wetgeving, zoals het Wetboek van vennootschappen uit 1999 en de VZW-wet van 1921.
* Het WVV deelt de materie op in vijf delen: algemene bepalingen, vennootschappen, verenigingen en stichtingen, herstructureringen en omzettingen, en Europese rechtsvormen.
### Kernconcepten
* **Vennootschappen:** Organisaties gericht op winstmaximalisatie en -verdeling onder de vennoten, die een inbreng doen in ruil voor winstrecht.
* **Verenigingen (en stichtingen):** Non-profit organisaties gericht op het realiseren van een belangeloos doel, waarbij eventuele winst geïnvesteerd moet worden in de activiteiten en niet mag worden uitgekeerd aan de leden.
* **Winst versus non-profit:** Het onderscheid ligt in het doel: winstverdeling onder leden (profit) versus realisatie van een belangeloos doel (non-profit).
* **Rechtspersoonlijkheid:** Organisaties die als zelfstandig rechtssubject worden erkend, met eigen rechten en plichten, en een eigen vermogen.
* **Scheidingsprincipe (Asset Partitioning):** Het principe dat het vermogen van de rechtspersoon gescheiden is van het privévermogen van de leden, wat leidt tot 'entity shielding' en 'owner shielding'.
* **Entity shielding:** Leden hebben geen rechten op het vermogen van de rechtspersoon; persoonlijke schuldeisers van leden kunnen dit vermogen niet aanspreken.
* **Owner shielding:** Schuldeisers van de rechtspersoon kunnen niet doorstoten naar het privévermogen van de leden (beperkte aansprakelijkheid).
* **Gradaties van vermogensafscheiding:** Verschillende manieren waarop vermogen kan worden afgesplitst, zoals via inbrengen, mede-eigendom of boedelgemeenschap.
* **Onbeperkte aansprakelijkheid:** Leden staan met hun persoonlijk vermogen in voor de schulden van de vennootschap (bv. VOF, maatschap).
* **Beperkte aansprakelijkheid:** Leden zijn enkel aansprakelijk tot ten hoogste hun inbreng (bv. BV, CV, NV).
* **Leverage (hefboomwerking):** Het gebruik van schuldfinanciering om het rendement op eigen vermogen te verhogen.
### Sleutelfeiten
* **Wetgeving:** Het WVV (Wet 23 maart 2019) regelt vennootschappen, verenigingen en stichtingen.
* **Toepassing WVV:** Van toepassing op vennootschappen opgericht na 1 mei 2019; voor bestaande entiteiten vanaf 1 januari 2020.
* **Structuur WVV:** Vijf delen met specifieke boeken voor algemene bepalingen, vennootschappen, verenigingen en stichtingen, herstructureringen, en Europese rechtsvormen.
* **Functies van vennootschappen:** Structureren van een onderneming of beheren van vermogen.
* **Onderneming (WER art. I.1):** Ruimer begrip dan vennootschap, omvat elke natuurlijke persoon, rechtspersoon of organisatie die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent.
* **Inbreng (art. 1:8 WVV):** Overdracht van een vermogensbestanddeel in ruil voor winstrecht; kan in geld, natura of nijverheid.
* **(Winst)uitkering:** Louter eventueel recht, afhankelijk van winst en beslissing AVA; kan onrechtstreeks gebeuren via bv. niet-marktconforme transacties.
* **Maatschap (Boek 4 WVV):** Puur contractueel, geen rechtspersoonlijkheid, onbeperkte aansprakelijkheid, fiscaal transparant.
* **Vennootschap onder firma (VOF) (Boek 4 WVV):** Maatschap met rechtspersoonlijkheid, onbeperkte hoofdelijke aansprakelijkheid van vennoten.
* **Commanditaire Vennootschap (Comm.V.) (Boek 4 WVV):** VOF met twee soorten vennoten (commanditaire en commanditair).
* **Naamloze Vennootschap (NV) (Boek 7 WVV):** Rechtspersoon met beperkte aansprakelijkheid, kapitaalplicht van 61.500 euro, geschikt voor grote ondernemingen en beursnoteringen.
### Implicaties
---
* Het WVV regelt vennootschappen, verenigingen en stichtingen, met een focus op vennootschappen.
* De structuur van het WVV is opgedeeld in vijf delen, met diverse boeken voor specifieke rechtsvormen en regels.
* Het WVV kent zowel faciliterende (suppletieve) als dwingende regels, gericht op efficiëntie en bescherming van belanghebbenden.
### Belangrijkste kenmerken van vennootschappen
* **Functies van vennootschappen:**
* Ondernemingen structureren (bv. productie van goederen).
* Vermogen beheren (bv. onroerend patrimonium).
* **Onderneming vs. Vennootschap:**
* Alle vennootschappen zijn ondernemingen in de zin van het WER.
* Niet alle ondernemingen zijn vennootschappen; vermogensbeheeractiviteiten vallen hieronder.
* **Profit vs. Non-profit:**
* Vennootschappen zijn gericht op winst maken en verdelen onder vennoten.
* Verenigingen en stichtingen zijn non-profit en richten zich op belangeloze doelen.
* **Definitie vennootschap (art. 1:1 WVV):**
* Vereist één of meer vennoten die een inbreng doen.
* Heeft een doel (winstuitkering) en een voorwerp (nagestreefde activiteiten).
* **Inbreng (art. 1:8 WVV):**
* Overdracht van een vermogensbestanddeel in ruil voor winstdeelname.
* Kan in geld, natura (met waardering door revisor voor besloten vennootschappen) of nijverheid.
* **Winstuitkering:**
* Een louter eventueel recht, afhankelijk van winst en beslissing van de algemene vergadering.
* Kan onrechtstreeks gebeuren via transacties tegen niet-marktconforme voorwaarden.
* **Vijf delen:**
* Deel 1: Algemene bepalingen (definities, boekhouding, rechtspersoonlijkheid, jaarrekening).
* Deel 2: Vennootschappen (personenvennootschappen, BV, CV, NV, erkende vennootschappen).
* Deel 3: Verenigingen en stichtingen.
---
### Deel 1: Algemene bepalingen
* Het WVV is ingevoerd bij wet van 23 maart 2019 en is van kracht sinds 1 mei 2019.
* Het vervangt de oude Wet op de vennootschappen (1999) en de VZW-wet (1921).
* Het WVV regelt vennootschappen, verenigingen en stichtingen.
* **Structuur van het WVV:**
* Deel 1: Algemene bepalingen (definities, gemeenschappelijke regels, jaarrekening).
* Deel 4: Herstructureringen en omzetting.
* Deel 5: Europese rechtsvormen.
* **Boeken binnen de delen:**
* Boek 1: Definities (vennootschap, vereniging, stichting), boekhoudkundige begrippen.
* Boek 2: Gemeenschappelijke regels voor rechtspersonen (openbaarmaking, naam, zetel, nietigheid, bestuurdersaansprakelijkheid, geschillenregeling).
* Boek 3: De jaarrekening en revisor.
### Deel 2: Vennootschappen
* **Personenvennootschappen (Boek 4):** VOF, commanditaire vennootschap. Kenmerken: intuïtu personae, over het algemeen onbeperkte aansprakelijkheid.
* **Besloten Vennootschap (BV) (Boek 5):** Kenmerken: beperkte aansprakelijkheid, geen minimumkapitaal vereist.
* **Coöperatieve Vennootschap (CV) (Boek 6):** Kenmerken: beperkte aansprakelijkheid, primair gericht op coöperatieve principes.
* **Naamloze Vennootschap (NV) (Boek 7):** Kenmerken: beperkte aansprakelijkheid, minimumkapitaal van €61.500, vaak gebruikt voor grotere ondernemingen en genoteerde vennootschappen.
* **Erkende vennootschappen (Boek 8):** Specifieke vennootschapsvormen die een erkenning vereisen.
### Belangrijke overwegingen voor de studie
* **Focus op het "waarom":** Begrijp de redenen achter rechtsregels en praktijken, niet enkel de procedurele aspecten.
* **Context is cruciaal:** Vennootschapsrecht is vermogensrecht, toegepast verbintenissenrecht met elementen van zakenrecht. Kennis van boekhoudrecht en corporate finance is een pluspunt.
* **Praktische benadering:** De cursus bereidt voor op de praktijk, met nadruk op casussen en de toepassing van wetgeving.
* **Gebruik van wetgeving:** Enkel commerciële edities van wetgeving zijn toegestaan tijdens het examen. Schrijven in de wetten is verboden, maar kleuren en onderlijnen mag. Post-its zijn toegestaan mits blanco.
* **Meerlagige regulering:** Het functioneren van vennootschappen wordt geregeld door wetgeving, statuten, interne reglementen en aandeelhoudersovereenkomsten.
---
## Structuur van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV)
* Boek 2: Gemeenschappelijke regels voor rechtspersonen, inclusief openbaarmakingsformaliteiten, naam, zetel, nietigheid van rechtspersonen en orgaanbeslissingen, bestuurdersaansprakelijkheid, geschillenregeling.
* Boek 3: De jaarrekening en de revisor.
* Boek 4: Personenvennootschappen (maatschap, VOF, commanditaire vennootschap).
* Boek 5: De besloten vennootschap (BV).
* Boek 6: De coöperatieve vennootschap (CV).
* Boek 7: De naamloze vennootschap (NV).
* Boek 8: Erkende vennootschappen.
* **Belangrijk:** Er is geen specifiek boek voor alle vennootschappen; boek 2 bevat gemeenschappelijke regels voor alle rechtspersonen.
### Deel 3: Verenigingen en stichtingen
* Regels specifiek voor verenigingen en stichtingen.
### Deel 4: Herstructureringen en omzetting
* Regels voor herstructureringen en omzettingen van vennootschappen, verenigingen en stichtingen.
### Deel 5: Europese rechtsvormen
* Regels met betrekking tot Europese rechtsvormen zoals de SE en de EESV.
---
* Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) werd ingevoerd op 23 maart 2019 en verving eerdere wetgeving.
* Het WVV past op nieuw opgerichte entiteiten sinds 1 mei 2019 en op bestaande entiteiten sinds 1 januari 2020.
### Belangrijke kenmerken van vennootschappen
* Vennootschappen zijn organisaties gericht op het maken en verdelen van winst onder vennoten/aandeelhouders.
* Verenigingen zijn non-profitorganisaties die een belangeloos doel nastreven en winsten herinvesteren.
* Stichtingen zijn vermogens die voor een belangeloos doel worden ingezet.
* Een vennootschap functioneert als een juridische structuur voor zowel winstgevende ondernemingen als voor vermogensbeheer.
### De onderneming in het WVV
* Het WVV hanteert een brede definitie van "onderneming", die elke natuurlijke persoon, rechtspersoon of organisatie zonder rechtspersoonlijkheid omvat die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent.
* Vennootschappen worden in de zin van het WVV altijd als ondernemingen beschouwd, ongeacht hun activiteiten.
* Niet alle ondernemingen zijn echter vennootschappen.
* Het WVV is opgedeeld in vijf delen, die verder onderverdeeld zijn in verschillende boeken.
* Deel 1 bevat algemene bepalingen, waaronder definities, boekhoudkundige begrippen en gemeenschappelijke regels voor rechtspersonen.
* Deel 2 behandelt vennootschappen, onderverdeeld in boeken voor personenvennootschappen, de BV, CV en NV.
* Deel 3 regelt verenigingen en stichtingen.
* Deel 4 behandelt herstructureringen en omzettingen.
* Deel 5 gaat over Europese rechtsvormen.
* Vennootschappen kunnen al dan niet rechtspersoonlijkheid bezitten.
* Rechtspersoonlijkheid zorgt voor een scheiding tussen het vermogen van de vennootschap en dat van de vennoten (entity shielding en owner shielding).
* Vennootschappen kunnen verschillen qua aansprakelijkheid: onbeperkt (bij personenvennootschappen zoals VOF) of beperkt (bij BV, CV, NV).
* Genoteerde vennootschappen voldoen aan specifieke regels voor beursnotering en hebben een openbaar aanbod van effecten gedaan.
* Organisaties van openbaar belang (OOB) omvatten genoteerde vennootschappen, kredietinstellingen en verzekeringsmaatschappijen en kennen extra strenge regels.
* **Maatschap:** Puur een contractueel samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid, maar wel met een afgescheiden vermogen en onbeperkte aansprakelijkheid van de vennoten. Fiscale transparantie is een kernkenmerk.
* **Vennootschap onder firma (VOF):** Een maatschap met rechtspersoonlijkheid, wat inschrijving in de KBO en publiciteit vereist. Vennoten zijn hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk.
* **Commanditaire vennootschap (Comm. V.):** Een VOF met twee soorten vennoten: de beherende vennoten (onbeperkt aansprakelijk) en de commanditaire vennoten (beperkt aansprakelijk).
* **Naamloze vennootschap (NV):** Een vennootschap met rechtspersoonlijkheid, beperkte aansprakelijkheid van aandeelhouders en een wettelijk minimumkapitaal van 61.500 euro. Geschikt voor grotere ondernemingen en genoteerde vennootschappen.
---
# De vennootschap als organisatievorm
### Kernconcepten
* Een vennootschap is een samenwerkingsverband tussen twee of meer personen (vennoten of aandeelhouders) die een inbreng doen in ruil voor het recht op winstdeling.
* Vennootschappen hebben als hoofddoel winst te maken en deze te verdelen onder hun leden.
* Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) regelt de oprichting en werking van vennootschappen, verenigingen en stichtingen.
* Vennootschappen kunnen gebruikt worden om een onderneming te structureren of om vermogen te beheren.
### Kernfeiten
* Het WVV, ingevoerd op 23 maart 2019, vervangt oudere wetgeving en is sinds 1 januari 2020 van toepassing op bestaande rechtspersonen.
* Vennootschappen zijn privaatrechtelijke organisaties die doorgaans gericht zijn op winstbeoogende activiteiten.
* Verenigingen en stichtingen zijn non-profit organisaties die winst mogen maken, maar deze niet mogen verdelen onder hun leden.
* Een vennootschap is een entiteit met een eigen vermogen, zelfs als het geen rechtspersoonlijkheid bezit (doelvermogen).
* De inbreng, in geld, natura of nijverheid, vormt de kern van het startvermogen van een vennootschap.
* Het recht op winstuitkering is een contingent recht, afhankelijk van winst en een beslissing van de algemene vergadering.
* Onrechtstreekse uitkeringen, waarbij winst versluisd wordt tegen niet-marktconforme voorwaarden, zijn verboden.
### Kernbegrippen
- **Onderneming:** Een breed concept in het WER, omvattende elke natuurlijke persoon, rechtspersoon of organisatie die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent, gericht op het produceren van goederen of diensten voor een markt.
* **Rechtspersoonlijkheid:** De erkenning van een organisatie of vermogen als rechtssubject, met eigen rechten, plichten en een eigen vermogen.
* **Scheidingsprincipe (Asset partitioning):** Het principe dat het vermogen van de vennootschap gescheiden is van het privévermogen van de vennoten, bestaande uit entity shielding en owner shielding.
* **Entity shielding:** Het vennootschapsvermogen is niet toegankelijk voor de persoonlijke schuldeisers van de vennoten.
* **Owner shielding:** De vennootschapsschuldeisers kunnen niet doorstoten naar het privévermogen van de aandeelhouders (beperkte aansprakelijkheid).
* **Leverage (hefboomwerking):** Het gebruik van schuldfinanciering kan, bij positieve rendementen, de return on equity (ROE) voor aandeelhouders verhogen.
* **Genoteerde vennootschap:** Een vennootschap waarvan de aandelen verhandeld worden op een erkende gereglementeerde markt.
* **Openbaar aanbod:** Het aanbieden van effecten aan het brede publiek, wat leidt tot specifieke informatieplichten (prospectus).
### Implicaties
* De keuze voor een specifieke organisatievorm (bv. maatschap, VOF, NV) heeft directe gevolgen voor de aansprakelijkheid van de vennoten.
* De fiscale behandeling van winsten verschilt aanzienlijk tussen natuurlijke personen en vennootschappen, wat vaak de keuze voor een vennootschapsstructuur beïnvloedt.
* Het vennootschapsrecht combineert faciliterende regels (suppletief recht) met dwingende regels ter bescherming van stakeholders.
* De structuur en regels van een vennootschap worden bepaald door zowel de wet als de statuten, aangevuld met aandeelhoudersovereenkomsten en corporate governance codes.
* De complexiteit van het vennootschapsrecht vereist kennis van boekhoudkundige en financiële basisbegrippen om de economische context te begrijpen.
---
* Vennootschappen dienen primair om winst te maken en deze te verdelen onder de aandeelhouders of vennoten.
* Ze structureren vaak een onderneming of beheren een vermogen.
* Vennootschappen bieden juridische voordelen zoals een eigen vermogen en beperkte aansprakelijkheid.
* De vennootschap is een privaatrechtelijke organisatie, meestal een samenwerkingsverband met een gezamenlijk doel.
* Vennoten doen een inbreng in ruil voor het recht op een deel van de winst.
* Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) regelt sinds 1 mei 2019 de vennootschappen.
* Vennootschappen zijn ondernemingen in de zin van het WER, ongeacht hun activiteit.
* Het WVV bevat zowel faciliterende als dwingende regels om transactiekosten te besparen en stakeholders te beschermen.
* De inbreng van een vennoot vormt het startvermogen van de vennootschap.
* Het recht op winstuitkering is contingent en afhankelijk van winst en beslissing van de algemene vergadering.
* De beperkte aansprakelijkheid van aandeelhouders beschermt hun privévermogen, waardoor ze de inbreng kunnen verliezen bij faillissement.
* Leverage (schuldfinanciering) kan de return on equity (ROE) verhogen, maar vergroot ook het risico.
### Mechanismen
* **Inbreng:** Overdracht van een vermogensbestanddeel in ruil voor winstaanspraak; kan in geld, natura of nijverheid zijn.
* **Doel:** De drijfveer die de vennootschap animeert, zoals winst maken en verdelen.
* **Voorwerp:** De nagestreefde activiteiten door de vennootschap.
* **Kapitaal:** Inbrengen met een minimale waarde die onuitkeerbaar en onbeschikbaar zijn, ter bescherming van schuldeisers.
* **Vennootschapsnaam en zetel:** Essentiële identificatiegegevens van de vennootschap.
* **Rechtspersoonlijkheid:** Erkenning als zelfstandig rechtssubject met eigen vermogen en rechten.
* **Scheidingsprincipe:** Scheiding van vermogen tussen vennoten en de vennootschap (entity shielding en owner shielding).
* **Organisatie van openbaar belang (OOB):** Specifieke regels voor genoteerde vennootschappen, kredietinstellingen en verzekeringsmaatschappijen.
---
* De vennootschap wordt gebruikt om ondernemingen te structureren of vermogen te beheren.
* Winstuitkering is het essentiële doel van een vennootschap, waarbij winsten onder vennoten worden verdeeld.
* Het WVV (Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen) reguleert vennootschappen, verenigingen en stichtingen.
* Een vennootschap vereist een inbreng van een vermogensbestanddeel door vennoten in ruil voor winstaanspraak.
* De inbreng kan bestaan uit geld, activa in natura, of een belofte om toekomstige prestaties te leveren (nijverheid).
* De inbreng in natura in vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid vereist een waardering door een revisor.
* Een (winst)uitkering is een contingent recht, afhankelijk van winstgevendheid en beslissing van de algemene vergadering.
* Andere vormen van kapitaaluitkering zijn inkoop van eigen aandelen en kapitaalvermindering.
* De vennootschap als organisatievorm heeft als primaire functie het structureren van een onderneming of het beheren van vermogen.
* **Structureren van een onderneming:** Organisaties die goederen of diensten produceren voor een markt.
* **Vermogensbeheer:** Beheer van activa, zoals onroerend goed, met oog op optimalisatie en overdracht.
* **Onderneming:** Volgens het WER (Wetboek Economisch Recht) is dit elke natuurlijke persoon, rechtspersoon of organisatie zonder rechtspersoonlijkheid die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent.
* Alle vennootschappen vallen onder de definitie van onderneming in het WER.
* Niet alle ondernemingen zijn echter vennootschappen (bv. publiekrechtelijke rechtspersonen die niet op een markt opereren).
* Een groep vennootschappen kan als één economische eenheid (onderneming) worden beschouwd voor mededingingsrechtelijke doeleinden.
* **Rechtspersoonlijkheid:** Een organisatie erkend als rechtssubject met eigen rechten en plichten, en een eigen vermogen.
* **Scheidingsprincipe (Asset Partitioning):** Het principe dat het vermogen van de rechtspersoon gescheiden is van het vermogen van de vennoten.
* **Entity Shielding:** Aandeelhouders hebben geen directe rechten op het vennootschapsvermogen.
* **Owner Shielding:** Vennootschapsschuldeisers kunnen niet doorstoten naar het privévermogen van de aandeelhouders.
* **Maatschap:** Een vennootschapsvorm zonder rechtspersoonlijkheid, maar met een afgescheiden vermogen (boedelgemeenschap), fiscaal transparant.
* **Vennootschap onder firma (VOF):** Een maatschap met rechtspersoonlijkheid, waarbij vennoten hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk zijn.
* **Commanditaire Vennootschap (Comm. V.):** Een VOF met twee soorten vennoten: beherende (onbeperkt aansprakelijk) en commanditaire (beperkt aansprakelijk).
* **Naamloze Vennootschap (NV):** Een vennootschap met rechtspersoonlijkheid, beperkte aansprakelijkheid, en een wettelijk minimumkapitaal van zesenzestigduizend vijfhonderd euro. De NV is de vorm bij uitstek voor genoteerde vennootschappen.
* **Besloten Vennootschap (BV):** Een vennootschap met rechtspersoonlijkheid en beperkte aansprakelijkheid, die publiek genoteerd kan worden.
* **Coöperatieve Vennootschap (CV):** Een vennootschap met rechtspersoonlijkheid en beperkte aansprakelijkheid, gericht op samenwerking met een sociaal oogmerk.
---
### Kernidee
* Vennootschappen dienen twee hoofdfuncties: het structureren van een onderneming en het beheren van vermogen.
* Vennootschappen zijn in de regel gericht op winstmaximalisatie en winstverdeling onder de vennoten.
* De vennootschap is in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) gedefinieerd als een organisatie met één of meer vennoten die een inbreng doen in ruil voor winstaanspraak.
* Elke vennootschap bezit een vermogen, zelfs indien het geen rechtspersoonlijkheid heeft (een "doelvermogen").
* De inbreng, die een vermogensbestanddeel vertegenwoordigt, vormt de kern van het startvermogen van de vennootschap.
* De inbreng kan bestaan uit geld, goederen in natura, of nijverheid (toekomstige prestaties).
* Bij inbreng in natura in vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (zoals NV, BV, CV) is een waardering door een onafhankelijke revisor verplicht.
* Het recht op winstuitkering is een contingent recht, afhankelijk van winstgevendheid en beslissing van de algemene vergadering.
* Inbrengen in nijverheid zijn juridisch bindende beloften om toekomstige prestaties te leveren in ruil voor een winstdeel.
* De inbreng kan gebeuren in eigendom (overdracht van bezit) of in genot (recht op gebruik).
* **Vermogen:** Het geheel van activa en passiva dat aan de vennootschap toebehoort, gescheiden van het privévermogen van de vennoten.
* **Doel:** De drijfveer of het oogmerk van de vennootschap, primair de winstuitkering.
* **Voorwerp:** De nagestreefde activiteiten door middel waarvan het doel gerealiseerd wordt.
* **Inbreng:** De overdracht van een vermogensbestanddeel of de belofte van toekomstige prestaties door een vennoot, in ruil voor winstrechten.
* **Winstuitkering (Dividend):** De verdeling van winst aan de vennoten, die gebeurt na beslissing van de algemene vergadering en mits de vennootschap winst heeft gemaakt.
* **Onrechtstreekse uitkering:** Een transactie met een vennootschap tegen manifest niet-marktconforme voorwaarden, die ertoe leidt dat winst op een versluisde manier naar de aandeelhouder vloeit.
* De structuur van een vennootschap maakt de samenvoeging van talent en kapitaal mogelijk voor het uitvoeren van activiteiten.
* Rechtspersoonlijkheid biedt het voordeel van een zelfstandig rechtssubject met een eigen vermogen, wat operationele en juridische voordelen met zich meebrengt.
* De aansprakelijkheidsbeperking beschermt het privévermogen van de vennoten tegen schulden van de vennootschap, wat economische risico's beperkt.
* De vennootschap biedt continuïteit, aangezien zij niet sterft bij het wegvallen van vennoten.
* Fiscale overwegingen kunnen een belangrijke rol spelen in de keuze voor een vennootschapsvorm, met potentieel lagere belastingdrukken op winsten vergeleken met natuurlijke personen.
---
## De vennootschap als organisatievorm - Verder op bladzijde 21
### (Winst)uitkering
* Recht op (winst)uitkering volgt uit de inbreng, zonder andere tegenprestatie.
* Het is een louter eventueel recht, afhankelijk van winst en beslissing van de algemene vergadering (AVA).
* De AVA legt de jaarrekening vast, beslist over winstuitkering, benoemt bestuurders.
* Dividend is een winstuitkering, in principe in geld, zelden in natura (bv. stockdividend).
* Andere georganiseerde manieren om geld uit de vennootschap te halen zijn inkoop van eigen aandelen en kapitaalvermindering.
* Uittreding is mogelijk bij BV en CV.
* Onrechtstreekse uitkering betreft transacties met de vennootschap tegen manifest niet-marktconforme voorwaarden.
### Recap
* Vennootschappen, verenigingen en stichtingen zijn organisatievormen met als primaire functies vermogensbeheer of het structureren van een onderneming.
* Een vennootschap heeft een (abstract) doel (bv. winst maken en verdelen) en een voorwerp (de nagestreefde activiteiten).
* De kernbestanddelen van een vennootschap zijn: inbreng, doel (winstuitkering), en voorwerp (activiteiten).
### Nut van vennootschappen
* Faciliteren van samenwerking zonder ondergeschiktheid.
* Samenvoeging van talent en geld.
* Gemak van rechtspersoonlijkheid: zelfstandig rechtssubject met eigen vermogen en procesbekwaamheid.
* Aansprakelijkheidsbeperking beschermt privévermogen van aandeelhouders tegen vennootschapsschulden.
* Beperkt economisch risico voor ondernemers.
* Aandeel vertegenwoordigt risicokapitaal en is overdraagbaar.
### Fiscale opmerking
* Vennootschappen hebben vaak een voordeliger belastingdruk dan natuurlijke personen (bv. lager tarief vennootschapsbelasting).
* Dividenduitkeringen zijn onderhevig aan roerende voorheffing, met specifieke tarieven (bv. VVPRbis voor KMO's).
* De totale belastingdruk op winst kan significant lager zijn via de vennootschapsstructuur.
### De functies van het vennootschapsrecht
* **Faciliterend:** Het WVV biedt modelsjablonen (default regels) voor samenwerking, wat transactiekosten bespaart.
* **Paternalistisch:** Het WVV bevat dwingende regels ter bescherming van stakeholders (bv. werknemers, schuldeisers) tegen elkaar.
* Het functioneren wordt geregeld door wetgeving, statuten, interne reglementen en aandeelhoudersovereenkomsten.
* Corporate governance codes en best practices zijn niet bindend maar worden vaak nageleefd.
### Meerlagige regulering
* Regulering komt van wet (dwingend of suppletief), statuten, interne reglementen, aandeelhoudersovereenkomsten en soft law (bv. corporate governance codes).
* Statuten bevatten kenmerken en basisregels over de werking, wijzigbaar door de aandeelhouders met een gekwalificeerde meerderheid.
---
# Functies en regulering van het vennootschapsrecht
### Kernidee
* Vennootschapsrecht regelt juridische structuren voor privaatrechtelijke organisaties, voornamelijk gericht op ondernemingen en vermogensbeheer.
* Vennootschapsrecht vervult zowel een faciliterende rol door modelregels te bieden als een paternalistische rol door dwingende regels ter bescherming van stakeholders.
* Het functioneren van vennootschappen wordt bepaald door een meerlagige regulering: wet, statuten, intern reglement en aandeelhoudersovereenkomsten.
### Kernpunten
* Vennootschappen zijn privaatrechtelijke organisaties gericht op winstcreatie en -verdeling onder vennoten.
* Verenigingen en stichtingen zijn non-profit organisaties gericht op belangeloze doelen.
* Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) regelt sinds 1 mei 2019 vennootschappen, verenigingen en stichtingen.
* Vennootschappen hebben twee hoofdfuncties: het structureren van ondernemingen en het beheren van vermogen.
* De regulering van vennootschappen omvat wettelijke regels, statutaire bepalingen, interne reglementen en aandeelhoudersovereenkomsten.
### Belangrijke concepten
* **Onderneming (art. I.1 WER):** Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent.
* **Vennootschap (art. 1:1 WVV):** Een overeenkomst tussen een of meer vennoten die een inbreng doen in ruil voor winstaanspraak.
* **Inbreng (art. 1:8 WVV):** De overdracht van een vermogensbestanddeel (in geld, natura of nijverheid) in ruil voor winstdeelname.
* **Winstuitkering:** Het recht op winstdeling, afhankelijk van winstcreatie en beslissing van de algemene vergadering.
* **Rechtspersoonlijkheid:** De organisatie wordt erkend als een zelfstandig rechtssubject met een eigen vermogen en handelingsbekwaamheid.
- **Scheidingsprincipe (Asset Partitioning):** Het principe dat het vermogen van de vennootschap gescheiden is van het vermogen van de vennoten (entity shielding) en dat schuldeisers van vennoten geen verhaal hebben op
* **Leverage (hefboomwerking):** Het financieren van activiteiten met schulden, wat het rendement op eigen vermogen kan verhogen.
### Implicaties
* Vennootschapsrecht maakt samenwerking en grootschalige ondernemingen mogelijk door aansprakelijkheidsbeperking en efficiënte financieringsstructuren.
* De keuze voor een specifieke rechtsvorm heeft significante gevolgen voor aansprakelijkheid, financieringsmogelijkheden en fiscale behandeling.
* De meerlagige regulering vereist aandacht voor zowel de wet als de specifieke statuten en overeenkomsten van de vennootschap.
* Begrip van het "waarom" achter juridische regels en praktijken is essentieel voor de praktijkvoorbereiding.
### Categorieën van vennootschappen
* **Met rechtspersoonlijkheid:** NV, BV, CV, VOF, Comm. V.
* **Zonder rechtspersoonlijkheid:** Maatschap.
* **Onbeperkte aansprakelijkheid:** Maatschap, VOF, gecommanditeerden in Comm. V.
* **Beperkte aansprakelijkheid:** BV, CV, NV, commanditaire vennoten in Comm. V.
* **Genoteerde vennootschap (art. 1:11 WVV):** Vennootschap waarvan aandelen verhandeld worden op een gereglementeerde markt.
* **Organisatie van openbaar belang (OOB) (art. 1:12 WVV):** Omvat genoteerde vennootschappen, kredietinstellingen en verzekeringsmaatschappijen, met strengere governance-regels.
---
* Vennootschapsrecht reguleert juridische structuren voor privaatrechtelijke organisaties met diverse doelen.
* Het vennootschapsrecht heeft twee hoofdfuncties: het faciliteren van samenwerking en het afdwingen van dwingende regels ter bescherming van stakeholders.
### Kernfeiten
* Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) regelt vennootschappen, verenigingen en stichtingen.
* Vennootschappen zijn gericht op winstverdeling onder de vennoten, terwijl verenigingen een belangeloos doel nastreven zonder winstuitkering.
* Het WVV bevat zowel suppletief recht (default regels) als dwingend recht.
* De regulering van vennootschappen is meerlagig: wet, statuten, intern reglement, aandeelhoudersovereenkomsten, en soft law (bv. corporate governance codes).
### Kernconcepten
* **Rechtspersoonlijkheid**: Een organisatie die erkend wordt als een zelfstandig rechtssubject met eigen rechten, plichten en vermogen.
* **Vermogensafscheiding (Asset Partitioning)**: Het principe dat het vermogen van de rechtspersoon gescheiden is van het privévermogen van de vennoten.
* **Entity Shielding**: Vennoten hebben geen rechten op het vermogen van de rechtspersoon.
* **Owner Shielding**: Vennootschapsschuldeisers kunnen niet doorstoten naar het privévermogen van de vennoten.
* **Onbeperkte aansprakelijkheid**: Vennoten staan met hun persoonlijk vermogen in voor de schulden van de vennootschap (bv. VOF, maatschap).
* **Beperkte aansprakelijkheid**: De aansprakelijkheid van de vennoten is beperkt tot hun inbreng (bv. BV, CV, NV).
* **Leverage (Hefboomwerking)**: Het gebruik van schuldfinanciering om het rendement op eigen vermogen te verhogen.
* De keuze voor een bepaalde rechtsvorm heeft directe gevolgen voor de aansprakelijkheid, financieringsmogelijkheden en interne organisatie.
* Vennootschapsrecht faciliteert economische activiteiten door een gestandaardiseerd kader te bieden, wat transactiekosten reduceert.
* Dwingende regels beschermen diverse stakeholders, zoals schuldeisers en werknemers, tegen mogelijke nadelen van vennootschappelijke activiteiten.
### Tip
- > **Tip:** Begrijp de 'waarom'-vraag achter de wetgeving en praktijken; dit is cruciaal voor het examen en voor een diepgaand inzicht in het vennootschapsrecht
### Voorbeeld
- > **Voorbeeld:** Bij een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid kunnen aandeelhouders onbeperkt winst ontvangen, maar is hun risico beperkt tot hun inbreng, wat een asymmetrische verdeling van aansprakelijkheid creëert
---
* Het vennootschapsrecht reguleert juridische structuren voor privaatrechtelijke organisaties, voornamelijk vennootschappen, verenigingen en stichtingen.
* Vennootschapsrecht vervult twee hoofdfuncties: het faciliteren van samenwerking en het bieden van dwingende regels ter bescherming van belanghebbenden.
* Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) is van kracht sinds 1 mei 2019 en vervangt oudere wetgeving.
* Het WVV is van toepassing op alle vennootschappen, verenigingen en stichtingen, zowel nieuw opgerichte als bestaande entiteiten.
* De functies van vennootschappen omvatten het structureren van ondernemingen en het beheren van vermogen.
* De wet biedt standaardregels (suppletief recht) die transactiekosten besparen, maar bevat ook dwingende regels ter bescherming van stakeholders.
* Regulering van vennootschappen is meerlagig: wetgeving, statuten, interne reglementen en aandeelhoudersovereenkomsten spelen een rol.
* **Faciliterende functie:** Het WVV biedt een modelsjabloon met standaardregels voor samenwerking, die als afwijking mogelijk zijn.
* **Paternalistische functie:** Het WVV bevat dwingende regels ter bescherming van stakeholders tegen elkaar, zoals werknemers en schuldeisers.
* **Meerlagige regulering:** Het functioneren van vennootschappen wordt beheerst door de wet, statuten, interne reglementen, aandeelhoudersovereenkomsten en 'soft law' zoals corporate governance codes.
* **Vennootschap:** Een samenwerkingsverband met een inbreng, gericht op winstuitkering onder de vennoten, met een eigen vermogen.
* **Onderneming (i.h.b.v. WER):** Elke natuurlijke persoon, rechtspersoon of organisatie zonder rechtspersoonlijkheid die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent.
* **Statuten:** Regels over de werking van de vennootschap, opgesteld door de oprichters en wijzigbaar door aandeelhouders.
* **Aandeelhoudersovereenkomsten:** Contracten tussen sommige aandeelhouders die afspraken maken over aangelegenheden betreffende de vennootschap.
* De suppletieve aard van veel WVV-regels maakt het mogelijk voor oprichters om de vennootschapsstructuur aan te passen aan hun specifieke behoeften.
* Dwingende regels creëren een juridisch vangnet voor minder mondige stakeholders, wat de stabiliteit van het economisch systeem ten goede komt.
* De gelaagde regulering vereist dat vennootschappen zich bewust zijn van diverse regels, niet enkel de wet, maar ook statuten en andere overeenkomsten.
* De definitie van 'onderneming' in het WER omvat alle vennootschappen, maar niet omgekeerd, wat relevant is voor de toepassing van specifieke wetgeving.
* De aanwezigheid van zowel suppletief als dwingend recht in het WVV weerspiegelt een balans tussen contractvrijheid en de noodzaak van bescherming.
---
## De functies van het vennootschapsrecht
* Het vennootschapsrecht kent twee hoofdfuncties: enerzijds een faciliterende functie door het aanbieden van standaardregels en anderzijds een paternalistische functie door middel van dwingend recht ter bescherming van stakeholders.
* **Faciliterende functie:** Het WVV biedt standaardregels (default rules) die gelden indien oprichters niets anders bepalen, wat transactiekosten bespaart.
* **Paternalistische functie:** Het WVV bevat dwingende regels ter bescherming van diverse stakeholders tegen elkaar, vooral bij grotere vennootschappen.
* **Meerlagige regulering:** Het functioneren van vennootschappen wordt bepaald door de wet (dwingend of suppletief), de statuten, interne reglementen en aandeelhoudersovereenkomsten.
* **Corporate governance codes:** Deze bieden aanbevelingen (soft law) voor het omgaan met agency-conflicten, met name bij beursgenoteerde vennootschappen.
* **Noteringsvoorwaarden:** Specifieke voorwaarden opgelegd door beurzen aan genoteerde vennootschappen.
* **Toetredingscontracten:** Contracten met stakeholders, zoals obligatiehouders (convenants, emissievoorwaarden).
* Het vennootschapsrecht faciliteert samenwerking door een gestandaardiseerd juridisch kader te bieden.
* Dwingende regels in het vennootschapsrecht trachten negatieve externaliteiten te bestrijden en het gedrag van verschillende belangengroepen te sturen.
* De gelaagde structuur van regulering (wet, statuten, etc.) vereist een integrale benadering van het vennootschapsrecht.
* Corporate governance en soft law worden steeds belangrijker voor het beheer van vennootschappen, vooral beursgenoteerde.
---
* Het vennootschapsrecht regelt juridische structuren voor privaatrechtelijke organisaties, voornamelijk vennootschappen, verenigingen en stichtingen.
* Vennootschappen zijn gericht op winstmaximalisatie en -verdeling, terwijl verenigingen en stichtingen belangeloze doelen nastreven.
* Het vennootschapsrecht heeft twee hoofdfuncties: faciliterend (het bieden van standaardregels) en paternalistisch (het beschermen van stakeholders via dwingend recht).
* Vennootschappen kunnen dienen voor het structureren van een onderneming of het beheren van vermogen.
* Een onderneming is breder dan een vennootschap en omvat elke natuurlijke of rechtspersoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent.
* De definitie van onderneming varieert, maar in het WER omvat het elke privaatrechtelijke rechtspersoon en entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid, indien winstuitkering beoogd wordt.
* Niet alle ondernemingen zijn vennootschappen, en niet alle vennootschappen zijn gericht op productie voor een markt.
* Het "scheidingsprincipe" (asset partitioning) is cruciaal, waarbij het vermogen van de organisatie gescheiden is van dat van de leden.
* Dit principe omvat "entity shielding" (leden hebben geen rechten op het vennootschapsvermogen) en "owner shielding" (vennootschapsschuldeisers kunnen niet doorstoten naar het privévermogen van de leden).
* De mate van vermogensafscheiding varieert, zelfs bij entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid zoals de maatschap.
### Sleutelconcepten
* **Rechtspersoonlijkheid:** Erkend als rechtssubject, genotsbekwaam en handelingsbekwaam, met een eigen vermogen.
* **Scheidingsprincipe:** Het principe van afscheiding van vermogen tussen leden en de organisatie.
* **Entity shielding:** Leden kunnen niet over het vennootschapsvermogen beschikken.
* **Owner shielding:** Vennootschapsschuldeisers kunnen niet het privévermogen van leden aanspreken.
* **Onbeperkte aansprakelijkheid:** Leden staan met hun privévermogen in voor vennootschapsschulden (bv. VOF, maatschap).
* **Beperkte aansprakelijkheid:** Leden zijn enkel aansprakelijk tot hun inbreng (bv. BV, CV, NV).
* **Leverage (hefboomwerking):** Financiering met schulden kan het rendement op eigen vermogen verhogen, maar ook het risico vergroten.
* **Genoteerde vennootschap:** Een vennootschap waarvan aandelen verhandeld worden op een erkende gereglementeerde markt.
* **Openbaar aanbod:** Effecten worden aangeboden aan het brede publiek, vereist een prospectus.
* **Organisatie van openbaar belang (OOB):** Specifieke organisaties (genoteerde vennootschappen, banken, verzekeraars) onderworpen aan strengere regels.
* **Maatschap:** Een contract zonder rechtspersoonlijkheid, met onbeperkte aansprakelijkheid van vennoten, maar met een afgescheiden vermogen.
* **Vennootschap onder firma (VOF):** Een maatschap met rechtspersoonlijkheid, met onbeperkte hoofdelijke aansprakelijkheid van vennoten.
* **Commanditaire vennootschap (Comm. V.):** Een VOF met twee soorten vennoten: beheer-/actieve vennoten (onbeperkt aansprakelijk) en stille/passieve vennoten (beperkt aansprakelijk).
* **Naamloze vennootschap (NV):** Rechtspersoon met beperkte aansprakelijkheid, een minimumkapitaalplicht, vrij overdraagbare aandelen, vaak gebruikt voor grotere ondernemingen en genoteerde vennootschappen.
---
### Core idea
* Het vennootschapsrecht heeft twee hoofdfuncties: het structureren van ondernemingen en het beheren van vermogen.
* Het vennootschapsrecht is opgebouwd uit dwingend en suppletief recht om diverse stakeholders te beschermen en transactiekosten te verlagen.
### Key facts
* Vennootschappen en verenigingen zijn privaatrechtelijke organisaties die meestal een samenwerkingsverband vormen voor een bepaald doel.
* Vennootschappen zijn gericht op winstmaximalisatie en -verdeling onder de vennoten.
* Verenigingen streven een belangeloos doel na zonder winstuitkering aan leden.
* De introductie van het WVV in 2019 heeft de wetgeving inzake vennootschappen en verenigingen gemoderniseerd.
### Key concepts
* **Vermogensafscheiding:** Het principe dat het vermogen van de rechtspersoon gescheiden is van dat van de vennoten.
* **Entity shielding:** Het vennootschapsvermogen is beschermd tegen de persoonlijke schuldeisers van de vennoten.
* **Owner shielding:** De schuldeisers van de vennootschap kunnen niet doorstoten naar het privévermogen van de vennoten.
* **Inbreng:** Een vermogensbestanddeel dat een vennoot overdraagt in ruil voor winstaanspraak (aandeel). Kan in geld, natura of nijverheid zijn.
* **Winstuitkering:** Het recht op uitkering van winst, afhankelijk van winstgevendheid en beslissing van de algemene vergadering.
* **Leverage (hefboomwerking):** Het financieren van activa met een combinatie van eigen en vreemd vermogen, wat de potentiële return on equity kan verhogen.
### Implications
* De keuze voor een vennootschapsvorm beïnvloedt de aansprakelijkheid, structuur en financieringsmogelijkheden.
* Vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid bieden een aantrekkelijk kader voor ondernemers door het risico te beperken tot de ingebrachte waarde.
* Het WVV biedt een flexibel kader met default-regels, wat de oprichting en werking van vennootschappen vereenvoudigt.
* De regulering van vennootschappen kent meerdere lagen: wetgeving, statuten, interne reglementen en gedragscodes.
* Genoteerde vennootschappen en organisaties van openbaar belang (OOB) onderworpen aan strengere regels en specifieke governance-vereisten.
### Other
* **Maatschap:** Een contractuele samenwerking zonder rechtspersoonlijkheid, fiscaal transparant, met onbeperkte aansprakelijkheid van de vennoten.
* **Vennootschap onder firma (VOF):** Een maatschap met rechtspersoonlijkheid, vereist geschrift en publiciteit, met hoofdelijke en onbeperkte aansprakelijkheid van de vennoten.
* **Commanditaire vennootschap (Comm.V.):** Een VOF met twee soorten vennoten: gecommanditeerde (onbeperkt aansprakelijk) en commanditaire (beperkt aansprakelijk).
* **Naamloze vennootschap (NV):** Kenmerkt zich door beperkte aansprakelijkheid, een minimumkapitaal, en is de typische rechtsvorm voor beursgenoteerde ondernemingen.
---
* Vennootschappen hebben als hoofdfunctie het structureren van een onderneming of het beheren van vermogen.
* Het vennootschapsrecht heeft twee hoofdfuncties: het faciliteren van samenwerking via suppletieve regels en het beschermen van stakeholders door dwingende regels.
* Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) regelt vennootschappen, verenigingen en stichtingen sinds 1 mei 2019.
* Vennootschappen richten zich op winstmaximalisatie en -verdeling onder vennoten.
* Verenigingen en stichtingen nastreven een belangeloos doel, met winsten die herinvesteerd worden.
* Een onderneming is breder dan een vennootschap en omvat elke natuurlijke persoon, rechtspersoon of organisatie die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent.
* Alle vennootschappen zijn ondernemingen in de zin van het WER, maar niet alle ondernemingen zijn vennootschappen.
* Het 'scheidingsprincipe' (asset partitioning) is fundamenteel en bestaat uit entity shielding en owner shielding.
* Entity shielding betekent dat aandeelhouders geen rechten hebben op het vermogen van de rechtspersoon.
* Owner shielding, voortvloeiend uit beperkte aansprakelijkheid, betekent dat schuldeisers van de vennootschap niet kunnen doorstoten naar het privévermogen van de aandeelhouders.
* **Rechtspersoonlijkheid:** Organisatie erkend als rechtssubject met eigen vermogen, rechten en plichten.
* **Vermogensafscheiding:** Het principe dat vermogen van de organisatie gescheiden is van het privévermogen van de leden/vennoten.
* **Entity shielding:** Aandeelhouders kunnen niet over het vennootschapsvermogen beschikken.
* **Owner shielding:** Vennootschapsschuldeisers kunnen niet het privévermogen van aandeelhouders aanspreken.
* **Onbeperkte aansprakelijkheid:** Vennoten staan met hun persoonlijk vermogen in voor vennootschapsschulden.
* **Beperkte aansprakelijkheid:** Aandeelhouders zijn slechts aansprakelijk tot ten hoogste hun inbreng.
* **Leverage (hefboomwerking):** Het gebruik van schuldfinanciering om het rendement op eigen vermogen te verhogen.
* **Genoteerde vennootschap:** Een vennootschap waarvan de aandelen verhandeld worden op een gereglementeerde markt.
* **Openbaar aanbod:** Het aanbieden van effecten aan meer dan 150 niet-professionele beleggers.
* Vermogensafscheiding en beperkte aansprakelijkheid zijn essentiële voordelen van vennootschappen voor het beperken van economisch risico.
* Financiering met vreemd vermogen (leverage) kan het rendement op eigen vermogen verhogen, maar vergroot ook het risico bij slechte prestaties.
* Regulering van genoteerde vennootschappen is strenger, met focus op beleggersbescherming en governance.
* De keuze van rechtsvorm heeft directe gevolgen voor de aansprakelijkheid van de vennoten en de structuur van het vermogen.
* Meerlagige regulering, bestaande uit wetgeving, statuten, interne reglementen en codes, beheerst het functioneren van vennootschappen.
---
* Het vennootschapsrecht regelt de juridische structuren voor privaatrechtelijke organisaties, voornamelijk gericht op samenwerking en/of winstuitkering.
* Vennootschapsrecht heeft een dubbele functie: het faciliteert samenwerking door modelregels te bieden (suppletief recht) en beschermt belanghebbenden via dwingende regels (paternalistisch).
* Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) regelt vennootschappen, verenigingen en stichtingen, ingevoerd in 2019.
* Vennootschappen zijn organisaties gericht op winst maken en verdelen onder vennoten; verenigingen en stichtingen streven een belangeloos doel na.
* Het WVV bevat zowel suppletieve regels, waarvan kan worden afgeweken, als dwingende regels ter bescherming van stakeholders.
* Regulering van vennootschappen is meerlagig: wet, statuten, intern reglement, aandeelhoudersovereenkomsten en corporate governance codes spelen een rol.
* De maatschap, VOF en commanditaire vennootschap zijn personenvennootschappen, gekenmerkt door een focus op persoonlijke samenwerking (`intuitu personae`).
* De NV, BV en CV zijn kapitaalvennootschappen met rechtspersoonlijkheid en specifieke kenmerken qua aansprakelijkheid en financiering.
* **Onderneming vs. Vennootschap:** Een onderneming is een economische eenheid; een vennootschap is een juridische entiteit. Niet elke onderneming is een vennootschap, en niet elke vennootschap is een marktgerichte onderneming.
- **Rechtspersoonlijkheid:** Een entiteit die zelfstandig drager is van rechten en plichten, met een eigen vermogen. Dit leidt tot "entity shielding" (vennootschapsvermogen is gescheiden van privévermogen vennoten) en "owner shielding" (vennootschapsschuldeisers
* **Vermogensafscheiding:** Het principe dat het vermogen van de rechtspersoon gescheiden is van het privévermogen van de vennoten, en vice versa. Er bestaan gradaties van deze afscheiding.
* **Aansprakelijkheid:** Kan onbeperkt zijn (vennoten staan met privévermogen in) of beperkt (risico beperkt tot inbreng). Rechtspersoonlijkheid impliceert geen automatische beperkte aansprakelijkheid.
* **Leverage (hefboomwerking):** Financiering van activiteiten met schulden kan het rendement op eigen vermogen (ROE) verhogen, maar vergroot ook het risico.
* **Genoteerde vennootschap:** Een vennootschap waarvan de aandelen verhandeld worden op een erkende gereglementeerde markt, onderworpen aan aanvullend kapitaalmarktrecht gericht op beleggersbescherming.
* **Organisatie van openbaar belang (OOB):** Specifieke entiteiten (zoals beursgenoteerde vennootschappen, banken) die extra strenge governance-regels kennen vanwege hun systemisch belang.
* De keuze voor een specifieke rechtsvorm heeft directe gevolgen voor de aansprakelijkheid van de vennoten en de financieringsmogelijkheden van de vennootschap.
* Vennootschapsrecht faciliteert economische activiteit door het bieden van gestandaardiseerde structuren, wat transactiekosten verlaagt.
* Dwingende regels in het vennootschapsrecht beogen een balans te vinden tussen de belangen van de vennootschap, haar vennoten en externe stakeholders.
* Fiscale overwegingen spelen een cruciale rol bij de keuze en structurering van vennootschappen, vaak resulterend in lagere belastingdrukken dan voor natuurlijke personen.
* Het WVV tracht moderne vennootschapsvormen te creëren die inspelen op de economische realiteit, met behoud van beschermingsmechanismen.
---
# aansprakelijkheid bij vennootschappen
### Core idea
* Vennootschappen kunnen worden gecategoriseerd op basis van hun rechtspersoonlijkheid en de mate van aansprakelijkheid van hun vennoten.
* Het "scheidingsprincipe" (asset partitioning) is cruciaal voor vermogensafscheiding tussen vennootschap en vennoten.
* Er bestaan gradaties in vermogensafscheiding, van legitieme methoden tot minder strikte vormen zoals mede-eigendom.
### Key facts
* Vennootschappen kunnen rechtspersoonlijkheid bezitten of niet.
* Rechtspersoonlijkheid creëert een gescheiden vermogen (entity shielding).
* Ook schuldeisers van vennoten kunnen niet zomaar beslag leggen op het vennootschapsvermogen (owner shielding).
* De mate van vermogensafscheiding varieert tussen verschillende juridische constructies.
* Vennootschappen kunnen gekenmerkt worden door beperkte of onbeperkte aansprakelijkheid van de vennoten.
* Onbeperkte aansprakelijkheid betekent dat vennoten met hun privévermogen instaan voor vennootschapsschulden.
* Beperkte aansprakelijkheid beperkt het risico van de vennoten tot hun inbreng.
* Een genoteerde vennootschap heeft aandelen die verhandeld worden op een gereglementeerde markt.
* Een openbaar aanbod van effecten kan gedaan worden, wat specifieke prospectusregelgeving met zich meebrengt.
* Kapitaalmarktrecht regelt financiering via het beleggerspubliek en focust op beleggersbescherming.
* Organisaties van openbaar belang (OOB) omvatten onder meer genoteerde vennootschappen, kredietinstellingen en verzekeringsmaatschappijen en kennen strengere governance-regels.
### Key concepts
* **Rechtspersoonlijkheid:** Een organisatie of vermogen dat erkend wordt als rechtssubject, met eigen rechten en plichten, en een eigen vermogen.
* **Scheidingsprincipe (Asset Partitioning):** Het fundamentele principe dat het vermogen van de vennootschap gescheiden is van het privévermogen van de vennoten.
* **Entity Shielding:** Het vennootschapsvermogen is exclusief bestemd voor de schuldeisers van de vennootschap.
* **Owner Shielding:** Schuldeisers van de vennoten kunnen zich niet verhalen op het vennootschapsvermogen.
* **Onbeperkte aansprakelijkheid:** Vennoten staan met hun privévermogen in voor de schulden van de vennootschap.
* **Beperkte aansprakelijkheid:** Het risico van de vennoten is beperkt tot hun inbreng in de vennootschap.
* **Leverage:** Het gebruik van schuldfinanciering om het rendement op eigen vermogen te verhogen.
* **Genoteerde vennootschap:** Een vennootschap waarvan de aandelen op een beurs worden verhandeld.
* **Openbaar aanbod:** Het aanbieden van effecten aan een breed publiek van investeerders.
* **Kapitaalmarktrecht:** Wetgeving die de financieringsactiviteiten op kapitaalmarkten regelt.
* **Organisatie van openbaar belang (OOB):** Entiteiten die omwille van hun maatschappelijk belang onderworpen zijn aan strengere regels.
### Implications
---
## Aansprakelijkheid bij vennootschappen
### Kernidee
* Vennootschappen worden gekenmerkt door het "scheidingsprincipe", wat impliceert dat er een afscheiding is tussen het vermogen van de vennootschap en dat van haar vennoten.
* Dit scheidingsprincipe kent gradaties en uit zich in entity shielding en owner shielding, die de bescherming van het vennootschapsvermogen en de beperking van de persoonlijke aansprakelijkheid van vennoten waarborgen.
* De mate van aansprakelijkheid van vennoten varieert per vennootschapsvorm, van onbeperkt tot beperkt.
### Kernfeiten
* **Entity shielding**: Aandeelhouders hebben geen rechten op het vennootschapsvermogen; het is exclusief bedoeld voor vennootschapsschuldeisers.
* **Owner shielding**: Vennootschapsschuldeisers kunnen in principe niet doorstoten naar het privévermogen van de aandeelhouders.
* De aansprakelijkheid is niet altijd gelijk aan de rechtspersoonlijkheid; maatschappen hebben geen rechtspersoonlijkheid maar wel een afgescheiden vermogen en onbeperkte aansprakelijkheid.
* Vennootschappen met rechtspersoonlijkheid (VOF, Comm.V., NV, BV, CV) hebben een eigen vermogen.
* De aansprakelijkheid van vennoten in personenvennootschappen (Maatschap, VOF, Comm.V.) is historisch gezien vaak onbeperkt geweest, gerelateerd aan hun persoonlijke kredietwaardigheid.
* De NV, BV en CV kennen beperkte aansprakelijkheid voor hun aandeelhouders.
### Kernconcepten
* **Onbeperkte aansprakelijkheid**: Vennoten staan met hun persoonlijk vermogen in voor de vennootschapsschulden; schulden van de vennootschap worden ook schulden van de vennoten (bv. VOF).
* **Beperkte aansprakelijkheid**: Het risico van de aandeelhouder is beperkt tot zijn inbreng; de winsten kunnen onbeperkt worden gecasht, maar het verlies is beperkt.
* **Leverage (hefboomwerking)**: Financiering met schulden kan de Return on Equity (ROE) verhogen, maar vergroot ook het financiële risico bij slechte prestaties.
- **Voorbeeld**: Een vennootschap met €100 eigen vermogen die €20 winst maakt heeft een ROE van 20%. Een vennootschap met €50 eigen vermogen en €50 schuld die €20 winst maakt (na
* **Genoteerde vennootschap**: Een vennootschap waarvan de aandelen op een erkende gereglementeerde markt worden verhandeld, met specifieke governance- en informatieplichten.
* **Organisatie van openbaar belang (OOB)**: Specifieke organisaties (zoals genoteerde vennootschappen, kredietinstellingen) die onderworpen zijn aan extra strenge governance- en veiligheidsmaatregelen vanwege hun systemisch belang.
### Implicaties
* De beperkte aansprakelijkheid stimuleert ondernemen door het financiële risico te beperken.
* Het concept van leverage maakt het mogelijk om winsten te maximaliseren door schuldfinanciering, maar introduceert ook verhoogde risico's.
* Vennootschappen met rechtspersoonlijkheid bieden een gestructureerd kader voor samenwerking en vermogensbeheer, met bescherming voor de participanten.
* Genoteerde vennootschappen en OOB's ondergaan strengere regulering ter bescherming van beleggers en de stabiliteit van de financiële markten.
### Tip
- > **Tip:** Begrijp de afweging tussen onbeperkte aansprakelijkheid (historisch, minder risico voor schuldeisers, meer risico voor vennoten) en beperkte aansprakelijkheid (modern, meer risico voor schuldeisers, minder risico voor vennoten)
- Dit is cruciaal voor casusvragen
---
* Het "scheidingsprincipe" is fundamenteel voor vennootschappen en behelst "entity shielding" en "owner shielding".
* Vermogensafscheiding kent gradaties, variërend van legitieme methoden tot specifieke vormen zoals de maatschap.
* De aansprakelijkheid van vennoten kan beperkt of onbeperkt zijn, wat niet altijd gelijkloopt met rechtspersoonlijkheid.
* **Entity shielding**: Aandeelhouders hebben geen rechten op het vennootschapsvermogen; dit vermogen is exclusief bedoeld voor vennootschapsschuldeisers.
* Persoonlijke schuldeisers van een aandeelhouder kunnen geen beslag leggen op het vennootschapsvermogen.
* **Owner shielding**: Vennootschapsschuldeisers kunnen niet doorstoten naar het privévermogen van de aandeelhouders, wat het principe van beperkte aansprakelijkheid vormt.
* De maatschap, hoewel zonder rechtspersoonlijkheid, kent een afgescheiden vermogen (boedelgemeenschap) beschermd tegen persoonlijke schuldeisers van de vennoten.
* Vennootschappen onder firma (VOF) en commanditaire vennootschappen (Comm.V.) met rechtspersoonlijkheid kennen een onbeperkte hoofdelijke aansprakelijkheid voor hun vennoten ten aanzien van vennootschapsschulden.
* De besloten vennootschap (BV), commanditaire vennootschap (CV) en naamloze vennootschap (NV) bieden beperkte aansprakelijkheid aan hun aandeelhouders voor contractuele schulden.
* Academische discussie bestaat over de beperkte aansprakelijkheid bij schulden uit onrechtmatige daad, vanwege verminderde prikkels tot internalisatie van negatieve externaliteiten.
* Beperkte aansprakelijkheid kan leiden tot een asymmetrische risicoverdeling: aandeelhouders kunnen onbeperkt winst innen, terwijl hun risico beperkt is tot hun inbreng.
* Leverage (hefboomwerking) via schuldfinanciering kan het rendement op eigen vermogen (ROE) verhogen, maar vergroot ook het risico bij slechte bedrijfsresultaten.
* **Vermogensafscheiding**: Het principe dat het vermogen van de vennootschap gescheiden is van dat van haar vennoten, resulterend in "entity shielding" en "owner shielding".
* **Onbeperkte aansprakelijkheid**: Vennoten staan met hun privévermogen in voor de schulden van de vennootschap; de schulden van de vennootschap zijn de schulden van de vennoten.
* **Beperkte aansprakelijkheid**: Het risico van de aandeelhouder is beperkt tot de waarde van zijn inbreng in de vennootschap.
* **Leverage (hefboomwerking)**: Het gebruik van vreemd vermogen (schulden) om de financiering van een vennootschap te verhogen, wat de ROE kan vergroten, maar ook het risico verhoogt.
* **Entity shielding**: Bescherming van het vennootschapsvermogen tegen persoonlijke schuldeisers van de vennoten.
* **Owner shielding**: Bescherming van het privévermogen van de vennoten tegen schuldeisers van de vennootschap.
* **Boedelgemeenschap**: Een vorm van vrijwillige mede-eigendom waarbij deelgenoten geen recht hebben op individuele goederen, maar op de verzameling ervan (van toepassing op maatschap).
* De keuze voor een bepaalde vennootschapsvorm heeft directe gevolgen voor de aansprakelijkheid van de bijdragers en de bescherming van schuldeisers.
* Vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid stimuleren ondernemerschap door individuele risico's te beperken.
* Het principe van vermogensafscheiding is cruciaal voor de stabiliteit van de vennootschap en het vertrouwen in de economie.
* Leverage kan winsten vergroten, maar vereist zorgvuldig risicobeheer.
* Historische evolutie van vennootschapsvormen beïnvloedt de huidige regels rond aansprakelijkheid.
---
* Aansprakelijkheid bij vennootschappen kent gradaties en hangt af van het type vennootschap en de mate van vermogensafscheiding.
* Rechtspersoonlijkheid leidt in principe tot vermogensafscheiding, maar dit principe kent uitzonderingen en nuances.
* De keuze voor een vennootschapsvorm met beperkte of onbeperkte aansprakelijkheid heeft significante economische en juridische consequenties.
* Vennootschappen met rechtspersoonlijkheid scheiden hun vermogen af van dat van hun aandeelhouders, wat bescherming biedt aan beide zijden (entity shielding en owner shielding).
* Entity shielding betekent dat aandeelhouders geen rechten hebben op het vermogen van de rechtspersoon.
* Owner shielding betekent dat de schuldeisers van de vennootschap niet op het privévermogen van de aandeelhouders kunnen verhalen.
* De maatschap, hoewel zonder rechtspersoonlijkheid, heeft een afgescheiden vermogen omdat het een boedelgemeenschap is.
* Vennoten van een maatschap blijven echter onbeperkt aansprakelijk voor de schulden van de maatschap.
* Een vennootschap onder firma (VOF) is een maatschap met rechtspersoonlijkheid, waarbij de vennoten hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk zijn.
* Commanditaire vennootschappen (Comm. V.) kennen twee soorten vennoten: de gecommanditeerde vennoten (onbeperkt aansprakelijk) en de commanditaire vennoten (beperkt aansprakelijk).
* De naamloze vennootschap (NV) biedt beperkte aansprakelijkheid aan haar aandeelhouders.
* Vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid stimuleren "leverage", wat betekent dat winst potentieel onbeperkt kan zijn voor aandeelhouders, terwijl het verlies beperkt blijft tot hun inbreng.
* **Vermogensafscheiding (Asset Partitioning)**: Het principe waarbij het vermogen van een entiteit (zoals een vennootschap) gescheiden is van het privévermogen van haar leden.
* **Entity Shielding**: Bescherming van het vennootschapsvermogen tegen persoonlijke schuldeisers van de aandeelhouders.
* **Owner Shielding**: Bescherming van het privévermogen van de aandeelhouders tegen schuldeisers van de vennootschap.
* **Onbeperkte Aansprakelijkheid**: Vennoten staan met hun gehele persoonlijk vermogen in voor de schulden van de vennootschap.
* **Beperkte Aansprakelijkheid**: Aandeelhouders zijn slechts aansprakelijk voor de omvang van hun inbreng in de vennootschap.
* **Leverage (Hefboomwerking)**: Het gebruik van schuldfinanciering om het rendement op eigen vermogen te verhogen.
* **Boedelgemeenschap**: Een vorm van vrijwillige mede-eigendom waarbij deelgenoten enkel recht hebben op de collectie van goederen, niet op individuele bestanddelen.
* De keuze voor beperkte aansprakelijkheid stimuleert investeringen door het risico voor individuele ondernemers te beperken.
* Leverage kan de winstgevendheid (Return on Equity) verhogen, maar vergroot ook het financiële risico bij tegenvallende resultaten.
* Het scheidingsprincipe, hoewel logisch vanuit juridisch oogpunt, is historisch gevormd en niet altijd consequent toegepast.
* Vennootschappen met rechtspersoonlijkheid worden gezien als aparte juridische entiteiten, wat hen in staat stelt zelf contracten aan te gaan en te procederen.
---
* Aansprakelijkheid bij vennootschappen is geregeld in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) en kent gradaties.
* Het principe van vermogensafscheiding (entity shielding en owner shielding) beschermt het vennootschapsvermogen en de privévermogens van de aandeelhouders.
* De vorm van aansprakelijkheid hangt af van het type vennootschap en is niet altijd gelijk aan de rechtspersoonlijkheid.
* Vennootschappen met onbeperkte aansprakelijkheid (maatschap, VOF, commanditaire vennootschap) leggen de vennoten in met hun privévermogen voor de schulden van de vennootschap.
* Bij vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (BV, CV, NV) is de aansprakelijkheid van de aandeelhouders beperkt tot hun inbreng.
* De maatschap heeft geen rechtspersoonlijkheid, maar kent wel een afgescheiden vermogen dat beschermd is tegen persoonlijke schuldeisers van de vennoten.
* De vennootschap onder firma (VOF) is een maatschap met rechtspersoonlijkheid waarbij de vennoten hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk zijn.
* De commanditaire vennootschap (Comm.V.) kent twee soorten vennoten: beherende vennoten (onbeperkt aansprakelijk) en commanditaire vennoten (beperkt aansprakelijk).
* De naamloze vennootschap (NV) kent een strikte kapitaalplicht en vrije overdraagbaarheid van aandelen, bedoeld voor grotere ondernemingen.
* De besloten vennootschap (BV) en coöperatieve vennootschap (CV) kennen ook beperkte aansprakelijkheid en zijn bedoeld voor een breder scala aan ondernemingen.
* **Entity shielding**: Het vennootschapsvermogen is gescheiden van het privévermogen van de aandeelhouders, waardoor persoonlijke schuldeisers van aandeelhouders geen aanspraak kunnen maken op dit vermogen.
* **Owner shielding**: De schuldeisers van de vennootschap kunnen niet doorstoten naar het privévermogen van de aandeelhouders.
* **Leverage (hefboomwerking)**: Financiering van activiteiten via schulden kan het rendement op eigen vermogen verhogen, maar vergroot ook het risico.
* **Intuitu personae**: Het belang van de persoonlijke kenmerken van de vennoten, kenmerkend voor personenvennootschappen.
* De keuze voor een bepaalde rechtsvorm heeft directe gevolgen voor de persoonlijke financiële risico's van de oprichters en investeerders.
* Beperkte aansprakelijkheid stimuleert ondernemerschap door het individuele risico te reduceren.
* Vennootschappen met onbeperkte aansprakelijkheid zijn geschikter voor activiteiten met een lager risicoprofiel of wanneer persoonlijke kredietwaardigheid cruciaal is.
* Het WVV bevat zowel suppletief als dwingend recht om de belangen van diverse stakeholders te beschermen.
* De kapitaalplicht bij de NV dient ter bescherming van schuldeisers door een minimale inbreng te garanderen.
* Bij de analyse van aansprakelijkheid is het cruciaal om onderscheid te maken tussen vennootschappen met en zonder rechtspersoonlijkheid, en tussen de verschillende soorten vennoten binnen de personenvennootschappen.
* Begrijp de impact van leverage op het rendement en het risico voor aandeelhouders.
---
* Aansprakelijkheid binnen vennootschappen varieert sterk, van onbeperkt tot beperkt, en is niet altijd direct gekoppeld aan de rechtspersoonlijkheid.
* De gradatie van vermogensafscheiding bepaalt in grote mate de mate van bescherming van het privévermogen van vennoten tegen schuldeisers van de vennootschap.
* Beperkte aansprakelijkheid stimuleert ondernemen door risico's te beperken, maar kan leiden tot een asymmetrische winst- en verliesverdeling.
### Belangrijke feiten
* **Onbeperkte aansprakelijkheid**: Vennoten staan met hun persoonlijk vermogen in voor de schulden van de vennootschap (bv. VOF, commanditaire vennootschap).
* **Beperkte aansprakelijkheid**: Aandeelhouders zijn in principe enkel aansprakelijk tot ten belope van hun inbreng (bv. BV, CV, NV).
* **Verschil met rechtspersoonlijkheid**: Onbeperkte aansprakelijkheid kan voorkomen bij vennootschappen met rechtspersoonlijkheid (bv. VOF) en beperkte aansprakelijkheid bij vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid is niet mogelijk.
* **Historische oorsprong**: Eeuwenoude vennootschapsvormen zoals de VOF en Comm. V. behouden onbeperkte aansprakelijkheid, omdat de persoonlijke kredietwaardigheid van vennoten vroeger doorslaggevend was.
* **Moderne vennootschappen**: NV, BV en CV, ontstaan in de 19e en 20e eeuw, kennen beperkte aansprakelijkheid.
* **Gradiënt van vermogensafscheiding**: De mate waarin het vermogen van de vennootschap gescheiden is van het privévermogen van de vennoten.
* **Entity shielding**: Bescherming van het vennootschapsvermogen tegen de persoonlijke schuldeisers van de vennoten.
* **Owner shielding**: Bescherming van het privévermogen van de vennoten tegen de schuldeisers van de vennootschap.
* **Leverage (hefboomwerking)**: Financiering van activiteiten met schulden, wat het rendement op eigen vermogen (ROE) kan verhogen, maar ook de risico's vergroot.
* Als de opbrengst van de investering hoger is dan de rente op de schuld, verhoogt leverage de ROE.
* Als de opbrengst lager is dan de rente, leidt leverage tot een groter verlies op de ROE.
* **Risico-asymmetrie**: Aandeelhouders met beperkte aansprakelijkheid kunnen onbeperkt winst ontvangen, terwijl hun maximaal verlies beperkt is tot hun inbreng.
* **Ondernemerschap stimuleren**: Beperkte aansprakelijkheid verlaagt het economisch risico voor ondernemers.
* **Schuldeisersrisico**: Schuldeisers van vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid lopen een hoger risico omdat hun verhaal zich beperkt tot het vennootschapsvermogen.
* **Winstmaximalisatie en risico-aversie**: Beperkte aansprakelijkheid kan leiden tot een grotere neiging tot leverage en winstmaximalisatie, ten koste van potentiële negatieve externaliteiten.
* **Kapitaalbescherming**: Bij vennootschappen zoals de NV bestaat er een kapitaalplicht om schuldeisers een zekere garantie te bieden.
* **Keuze van rechtsvorm**: De keuze voor een bepaalde rechtsvorm heeft directe gevolgen voor de persoonlijke aansprakelijkheid van de oprichters en vennoten.
---
* Aansprakelijkheid bij vennootschappen varieert van onbeperkt tot beperkt, afhankelijk van de rechtsvorm.
* De rechtspersoonlijkheid zorgt voor vermogensafscheiding ("scheidingsprincipe") tussen de vennootschap en haar vennoten.
* Dit scheidingsprincipe omvat "entity shielding" (geen rechten op vennootschapsvermogen voor vennoten) en "owner shielding" (geen doorgang naar privévermogen voor vennootschapsschuldeisers).
### Belangrijkste feiten
* Vennootschappen kunnen rechtspersoonlijkheid bezitten (bv. NV, BV) of niet (bv. maatschap).
* Rechtspersoonlijkheid houdt in dat de organisatie zelf drager is van rechten en plichten, met een eigen vermogen.
* "Entity shielding" betekent dat vennoten geen directe rechten hebben op het vermogen van de vennootschap; dit vermogen is exclusief voor vennootschapsschuldeisers.
* "Owner shielding" beschermt het privévermogen van vennoten tegen schuldeisers van de vennootschap.
* Bij een maatschap, ondanks het gebrek aan rechtspersoonlijkheid, bestaat er een afgescheiden vermogen als boedelgemeenschap.
* De persoonlijke schuldeisers van een vennoot van een maatschap kunnen geen beslag leggen op individuele goederen binnen de maatschap.
* Vennootschappen onder firma (VOF) en commanditaire vennootschappen (Comm.V.) hebben wel rechtspersoonlijkheid, maar de vennoten blijven hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden.
* **Onbeperkte aansprakelijkheid:** Vennoten staan met hun privévermogen in voor de vennootschapsschulden; dit is een historisch gegroeid concept.
* **Beperkte aansprakelijkheid:** Vennoten zijn enkel aansprakelijk tot de hoogte van hun inbreng; dit geldt voor de meeste moderne vennootschapsvormen (BV, CV, NV).
* **Leverage (hefboomwerking):** Financiering met schulden kan de return on equity (ROE) verhogen, maar vergroot ook het risico.
* `$$ROE = \frac{\text{Opbrengst}}{\text{Eigen vermogen}} \times 100\% $$`
* **Gradaties van vermogensafscheiding:** Verschillende graden van scheiding tussen vermogens, ook bij entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid.
* **VOF en Comm.V. met rechtspersoonlijkheid:** Oude vennootschapsvormen waarbij de vennoten onbeperkt aansprakelijk blijven.
* **BV, CV en NV met beperkte aansprakelijkheid:** Moderne vennootschapsvormen die aandeelhouders beschermen.
* Beperkte aansprakelijkheid stimuleert ondernemen door economische risico's te beperken.
* Het "scheidingsprincipe" is cruciaal voor de bescherming van zowel de vennootschap als haar vennoten.
* Leverage kan winstgevendheid vergroten, maar vereist zorgvuldig risicobeheer door de vennootschap.
* De historische ontwikkeling van vennootschapsvormen verklaart de verschillen in aansprakelijkheidsregimes.
* Onbeperkte aansprakelijkheid in VOF en Comm.V. maakt deze vormen geschikt voor activiteiten met lager risico.
* Vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid bieden de mogelijkheid om winsten onbeperkt te onttrekken, terwijl het verlies beperkt blijft tot de inbreng.
### Voorbeelden
- > **Voorbeeld:** Een vennootschap met een kapitaal van 100 euro en 50 euro eigen vermogen financiert een project met 50 euro eigen middelen en 50 euro lening tegen 8% rente
- Bij een goede opbrengst van 120 euro (20 euro winst vóór rente) bedraagt de netto winst na rente 16 euro (20 euro - 4 euro rente)
---
* De aansprakelijkheid bij vennootschappen wordt primair bepaald door de vermogensscheiding tussen de vennootschap en haar aandeelhouders, wat leidt tot beperkte aansprakelijkheid.
* Niet alle vennootschapsvormen bieden dezelfde mate van aansprakelijkheidsbescherming; dit varieert van onbeperkte tot beperkte aansprakelijkheid.
* **Onbeperkte aansprakelijkheid:** Aandeelhouders staan met hun persoonlijk vermogen in voor de vennootschapsschulden.
* Vormen: Maatschap (zonder rechtspersoonlijkheid), VOF, en commanditaire vennoten in de Comm. V.
* Oorsprong: Historisch verklaard vanuit het belang van persoonlijke kredietwaardigheid van vennoten.
* Gevolg: Schulden van de vennootschap worden direct de schulden van de vennoten; SE's kunnen direct beslag leggen op het privévermogen van vennoten.
* **Beperkte aansprakelijkheid:** Aandeelhouders zijn enkel aansprakelijk tot de hoogte van hun inbreng.
* Vormen: BV, CV, en NV.
* Bescherming: Privévermogen is beschermd tegen vennootschapsschulden.
* Risico: Aandeelhouders lopen het risico hun inbreng te verliezen.
* **Maatschap:** Hoewel een maatschap geen rechtspersoonlijkheid heeft, wordt haar vermogen behandeld als een afgescheiden boedelgemeenschap, waardoor persoonlijke schuldeisers van vennoten geen beslag kunnen leggen op individuele goederen in de maatschap.
* **VOF en Comm. V.:** Deze vennootschappen met rechtspersoonlijkheid kennen onbeperkte aansprakelijkheid voor de vennoten, vergelijkbaar met de maatschap op dit punt.
* **Vermogensscheiding (Asset Partitioning / Trennungsprinzip):** Het principe dat het vermogen van de rechtspersoon gescheiden is van het privévermogen van de aandeelhouders.
* **Entity shielding:** Aandeelhouders hebben geen rechten op het vermogen van de rechtspersoon. Schuldeisers van de aandeelhouder kunnen niet aan dit vermogen.
* **Owner shielding:** Schuldeisers van de vennootschap kunnen niet doorstoten naar het privévermogen van de aandeelhouders.
* **Leverage (Hefboomwerking):** Financiering van activiteiten met schulden verhoogt het potentiële rendement op eigen vermogen (ROE) voor de aandeelhouders, maar verhoogt ook het risico.
* Bij winst: Hoger percentage winst op het eigen ingebrachte kapitaal.
* Bij verlies: Hoger percentage verlies op het eigen ingebrachte kapitaal.
* **Genoteerde vennootschap:** Een vennootschap waarvan de aandelen verhandeld worden op een gereglementeerde markt, met specifieke governance- en transparantieregels.
* **Openbaar aanbod:** Het aanbieden van effecten aan het brede publiek, wat leidt tot de toepassing van prospectusregulering.
* De keuze voor een specifieke rechtsvorm heeft directe gevolgen voor de persoonlijke financiële risico's die aandeelhouders lopen.
* Beperkte aansprakelijkheid stimuleert ondernemerschap en investeringen door risico's te mitigeren, maar kan ook leiden tot hogere risico-name door aandeelhouders (leverage).
* De wetgeving rond vennootschappen, met name het WVV, biedt verschillende gradaties van vermogensafscheiding om rekening te houden met historische vormen en economische behoeften.
* Voor genoteerde vennootschappen gelden strengere regels ter bescherming van het beleggerspubliek en het vertrouwen in de kapitaalmarkten.
- **Voorbeeld leverage:** Een vennootschap met 100 euro eigen vermogen die 10% winst maakt, heeft een ROE van 10%. Als de vennootschap 50 euro eigen vermogen en 50 euro lening (met
---
## Aansprakelijkheid bij vennootschappen (Pagina 34)
* Vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid bieden bescherming aan hun aandeelhouders tegen schuldeisers van de vennootschap.
* De NV, BV en CV zijn voorbeelden van vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.
### Belangrijke concepten
* **Onbeperkte aansprakelijkheid:** Aandeelhouders staan met hun privévermogen in voor vennootschapsschulden.
* Voorbeelden: Vennootschap onder firma (VOF), commanditaire vennootschap (Comm.V.) waarbij de beherende vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn.
* Schulden van de vennootschap worden de schulden van de vennoten, die hoofdelijk aansprakelijk zijn.
* **Beperkte aansprakelijkheid:** Aandeelhouders zijn slechts aansprakelijk tot het bedrag van hun inbreng.
* Voorbeelden: Besloten vennootschap (BV), Coöperatieve vennootschap (CV), Naamloze vennootschap (NV).
* Dit beschermt het privévermogen van de aandeelhouders tegen vennootschapsschulden.
* **Leverage (Hefboomwerking):** Het gebruik van schuldfinanciering om het rendement op eigen vermogen te verhogen.
* Kan de Return on Equity (ROE) verhogen bij goede resultaten.
* Verhoogt het risico op verlies bij slechte resultaten.
- > **Voorbeeld:** Vennootschap E financiert zich puur met eigen vermogen (€100)
- Een jaar later is het vermogen €120 (20% ROE)
- Vennootschap L financiert zich met €50 eigen vermogen en €50 schuld (8% rente)
- Een jaar later is het vermogen €120
- De netto-opbrengst na rente is €16, wat resulteert in een ROE van 32% op het eigen vermogen (€16 op €50)
* Beperkte aansprakelijkheid stimuleert investeringen door het risico voor individuele aandeelhouders te beperken.
* Het maakt het voor aandeelhouders mogelijk om winst te onttrekken zonder persoonlijk risico op de schulden van de vennootschap.
* Vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid kunnen een hogere ROE realiseren door effectief gebruik te maken van leverage.
* De juridische structuur bepaalt de mate waarin schuldeisers zich op het privévermogen van aandeelhouders kunnen verhalen.
---
# Individuele rechtsvormen: een rondgang
### Kernidee
* De focus ligt op de individuele rechtsvormen binnen het vennootschaps- en verenigingsrecht.
* Deze rechtsvormen worden ingedeeld op basis van hun structuur, aansprakelijkheid en doel.
### Belangrijkste concepten
* **Maatschap:**
* Contractuele samenwerking zonder rechtspersoonlijkheid.
* Vereist geen geschrift, kan mondeling gesloten worden.
* Vennoten staan hoofdelijk en onbeperkt in voor de schulden.
* Intuitu personae: persoonlijke kenmerken van vennoten zijn cruciaal.
* Ontbinding bij overlijden van een vennoot, tenzij er een voortzettings- of verblijvingsbeding is.
* Beslissingen vereisen unanimiteit, tenzij er daden van beheer individueel gesteld worden.
* Fiscaal transparant.
* **Vennootschap onder firma (VOF):**
* Heeft rechtspersoonlijkheid.
* Vereist geschrift (onderhands volstaat) en publiciteit.
* Vennoten zijn hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk.
* Ontbinding bij overlijden van een vennoot, vaak afgeweken via verblijvingsbeding.
* Aandelen zijn in principe niet vrij overdraagbaar.
* Geschikt voor activiteiten met minder risico, zoals consultancy of joint ventures.
* **Commanditaire vennootschap (Comm.V.):**
* Vereist geschrift en publiciteit.
* Kent twee soorten vennoten: gecommanditeerden (onbeperkt aansprakelijk) en commanditaire vennoten (beperkt aansprakelijk).
* Wordt soms gebruikt voor investeringsfondsen of in de consultancysector.
* **Naamloze vennootschap (NV):**
* Vereist notariële akte en publiciteit.
### Belangrijke aspecten
---
### Kernpunten
* De maatschap is een puur contractueel samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid.
* De vennootschap onder firma (VOF) is een maatschap met rechtspersoonlijkheid.
* De commanditaire vennootschap (Comm.V.) is een VOF met twee soorten vennoten: beherende en stille vennoten.
* De naamloze vennootschap (NV) is gericht op grote ondernemingen en vereist een minimumkapitaal en notariële akte.
* De besloten vennootschap (BV) is een flexibele rechtsvorm voor kmo's met beperkte aansprakelijkheid.
* De coöperatieve vennootschap (CV) is gericht op het bevorderen van de economische behoeften van haar leden.
### Kernconcepten
* **Maatschap (Boek 4 WVV):**
* Geen rechtspersoonlijkheid, geen geschrift vereist (maar wel in praktijk).
* Intuitu personae: persoonlijke kenmerken vennoten zijn essentieel.
* Onbeperkte aansprakelijkheid vennoten.
* Eigen, afgescheiden vermogen, beschermd tegen schuldeisers van vennoten.
* Geen minimale inbreng.
* Onlichamelijk aandeel: niet vrij overdraagbaar zonder unanimiteit (suppletief).
* Beslissingen vereisen unanimiteit (suppletief), tenzij daden van beheer die individueel gesteld kunnen worden.
* Ontbinding bij overlijden vennoot, tenzij voortzettings- of verblijvingsbeding.
* Winstverdeling evenredig aan inbreng (suppletief).
* Toepassingen: vermogensplanning, bundelen van aandelenpakketten.
* **Vennootschap onder firma (VOF) (Boek 4 WVV):**
* Maatschap met rechtspersoonlijkheid.
* Vennoten hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk (tweederangs schuldenaars).
* Geen verplicht bestuur; intuitu personae.
* Ontbinding bij overlijden vennoot (meestal afgeweken via verblijvingsbeding).
* Geen vrije overdracht aandelen (meestal af te wijken).
* Geschikt voor activiteiten met beperkt risico.
### Sleutelbegrippen uit de tekst
### Overige opmerkingen
---
* De maatschap, vennootschap onder firma (VOF), commanditaire vennootschap (Comm.V.), naamloze vennootschap (NV) en besloten vennootschap (BV) zijn de belangrijkste individuele rechtsvormen in het Belgisch recht.
* Deze rechtsvormen verschillen fundamenteel in hun structuur, aansprakelijkheid, oprichtingsvereisten en specifieke toepassingsgebieden.
* Contractuele samenwerking, geen rechtspersoonlijkheid.
* Vereist geen geschrift; kan mondeling worden gesloten.
* Onbeperkte aansprakelijkheid van de vennoten.
* Eigen en afgescheiden vermogen (boedelgemeenschap), maar vennoten kunnen hier niet zelf over beschikken.
* Beslissingen vereisen in principe unanimiteit; daden van beheer kunnen individueel worden gesteld.
* Kan ontbonden worden bij overlijden van een vennoot, tenzij een voortzettings- of verblijvingsbeding is opgenomen.
* Wordt gebruikt voor vermogensplanning en het samenhouden van aandelenpakketten.
* Heeft rechtspersoonlijkheid; vereist geschrift (onderhands volstaat) en publiciteit.
* Vennoten zijn extern steeds hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk.
* Intuitu personae contract; ontbinding bij overlijden van een vennoot, tenzij statutaire clausules anders bepalen.
* Vaak gebruikt voor activiteiten met beperkt risico (bv. consultancy, kleinere joint ventures).
* Heeft rechtspersoonlijkheid; vereist geschrift en publiciteit.
* Twee soorten vennoten:
* **Gecommanditeerde vennoten:** onbeperkt aansprakelijk.
* **Stille vennoten (commanditaire):** beperkt aansprakelijk tot hun inbreng.
* Kan worden omschreven als een stille vennootschap met rechtspersoonlijkheid.
* Heeft rechtspersoonlijkheid; vereist notariële akte en publiciteit.
* Beperkte aansprakelijkheid van de aandeelhouders.
* Minimumkapitaalplicht van € 61.500.
### Implicaties
### Toepassingsgebieden
---
### De maatschap
* Geen rechtspersoonlijkheid, puur een contractuele samenwerking.
* Vereist geen geschrift, kan mondeling worden gesloten (in de praktijk wel vaak schriftelijk).
* Intuitu personae: de persoonlijke kenmerken van de vennoten zijn doorslaggevend.
* Onbeperkte aansprakelijkheid van vennoten voor schulden.
* Heeft een afgescheiden vermogen (boedelgemeenschap), beschermd tegen persoonlijke schuldeisers van vennoten.
* Niet-lichamelijke aandelen: aandelen zijn niet vrij overdraagbaar zonder unanimiteit.
* Eén vennoot, één stem (suppletief recht).
* Beslissingen vereisen unanimiteit, tenzij anders bepaald.
* Geen verplichting tot organisatie van organen of bestuur; elke vennoot kan daden van beheer individueel stellen.
* Ontbinding bij overlijden van een vennoot, tenzij voortzettings- of verblijvingsbeding.
* Winstverdeling is evenredig aan de inbreng (suppletief recht).
* Toepassingen: vermogensplanning, aanhouden van aandelenpakketten in andere vennootschappen.
* Hervorming ondernemingsrecht: registratie in KBO, quasi-rechtspersoonlijkheid (rechtsbekwaamheid in gerechtelijke procedures via vertegenwoordiger).
* Fiscaal transparant: winsten belast bij de vennoten, niet bij de maatschap zelf.
### De vennootschap onder firma (VOF)
* Vereist geschrift (onderhands volstaat) en publiciteit om rechtspersoonlijkheid te verkrijgen.
* Vennoten zijn extern steeds hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk (tweederangs schuldenaars).
* Geen plicht tot organisatie van een bestuur.
* Intuitu personae contract.
* Ontbinding bij overlijden van een vennoot, tenzij verblijvingsbeding.
* Basisregel: aandelen niet vrij overdraagbaar, maar afwijking mogelijk in statuten.
* Toepassingen: activiteiten met beperkt risico, consultancy, joint ventures.
### De commanditaire Vennootschap (Comm. V.)
* VOF met twee soorten vennoten: gecommandieten en commanditaire vennoten.
* Gecommanditeerde vennoten: onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijk (zoals in VOF).
### De naamloze vennootschap (NV)
### De besloten vennootschap (BV)
### De coöperatieve vennootschap (CV)
### Erkende vennootschappen
### Europese vennootschapsvormen
---
* **Algemeen:** Puur een contractuele samenwerking, zonder rechtspersoonlijkheid.
* Vereist geen geschrift, kan mondeling worden gesloten, maar in de praktijk vaak schriftelijk vastgelegd.
* **Intuitu personae:** Persoonlijke kenmerken van de vennoten zijn doorslaggevend.
* **Aansprakelijkheid:** Onbeperkte aansprakelijkheid van vennoten voor de schulden van de maatschap; hoofdelijk aansprakelijk.
* **Vermogen:** Heeft een eigen, afgescheiden vermogen (doelvermogen) dat beschermd is tegen persoonlijke schuldeisers van de vennoten.
* Vennoten kunnen hun aandeel niet vrij overdragen.
* **Besluitvorming:** Beslissingen vereisen unanimiteit, behalve bij daden van beheer die elke vennoot individueel kan stellen.
* **Ontbinding:** Van rechtswege bij overlijden van een vennoot, tenzij er een voortzettings- of verblijvingsbeding is.
* **Winstverdeling:** Evenredig aan de inbreng (suppletief recht).
* **Toepassingen:** Vermogensplanning, bundelen van aandelenpakketten (bv. familieholding).
* **Ondernemingsrecht:** Geregistreerd in KBO als quasi-rechtspersoon, wat leidt tot actieve en passieve rechtsbekwaamheid voor gerechtelijke procedures via een vertegenwoordiger.
* **Fiscale transparantie:** Winsten worden direct belast bij de vennoten, niet in hoofde van de maatschap.
### Twee varianten van vroeger
* **Tijdelijke vennootschap (TV):** Oorspronkelijk opgericht voor een bepaald werk of project, vaak tussen bestaande vennootschappen.
- **Stille vennootschap:** Intern, het bestaan is niet naar buiten gericht, met een investeerder (stille vennoot) die inbrengt in ruil voor winst. De stille vennoot is beperkt aansprakelijk, tenzij hij extern
* **Impact WVV:** Deze varianten worden niet langer als aparte rechtsvormen vermeld in het WVV.
### Impact van de wet ondernemingsrecht
* De maatschap behoudt haar aard zonder rechtspersoonlijkheid, maar wordt als quasi-rechtspersoon beschouwd met registratie in KBO.
* Dit biedt actieve en passieve rechtsbekwaamheid voor gerechtelijke procedures via een geregistreerde vertegenwoordiger.
* **Algemeen:** Een maatschap met rechtspersoonlijkheid.
* Vereist geschrift (onderhands volstaat) en publiciteit; oprichtingsakte moet neergelegd worden bij de ondernemingsrechtbank.
* **Aansprakelijkheid:** Vennoten zijn hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk voor de vennootschapsschulden.
* Geen verplichting tot organisatie van een bestuur.
* **Intuitu personae:** Net als de maatschap, is de persoonlijke samenwerking centraal.
* **Ontbinding:** Van rechtswege bij overlijden van een vennoot, maar statuten bevatten vaak een verblijvingsbeding.
* **Overdraagbaarheid aandelen:** Niet vrij overdraagbaar, tenzij anders bepaald in de statuten.
* **Toepassingen:** Activiteiten met beperkt risico, consultancy, joint ventures.
---
## De naamloze vennootschap (NV)
* De NV is een vennootschapsvorm met rechtspersoonlijkheid, gericht op grotere ondernemingen en het aantrekken van kapitaal via een open structuur.
* De NV heeft specifieke regels rond kapitaalplicht, bestuur en de overdraagbaarheid van aandelen.
* Het is de vorm bij uitstek voor genoteerde vennootschappen.
### Belangrijke kenmerken
* Vereist een notariële akte voor oprichting en publiciteit.
* Aandeelhouders genieten beperkte aansprakelijkheid.
* Minimumkapitaal van 61.500 euro is verplicht.
* Kapitaal is een onuitkeerbaar en onbeschikbaar bedrag, ter bescherming van schuldeisers.
* Bestuur kan bestaan uit één bestuurder (sinds 2019), voorheen minstens drie.
* Aandelen zijn vrij overdraagbaar, wat de liquiditeit bevordert.
* Vroeger de enige vorm die aandelen aan toonder mocht uitgeven, wat nu verboden is.
* Grote financieringsstructuur voor omvangrijke ondernemingen en openbare beurzen.
* De NV leent zich goed voor het verzamelen van kapitaal van een breed publiek.
* De verhandelbaarheid van aandelen bevordert de overdraagbaarheid van eigendom en investeringen.
* De strikte kapitaalregels bieden een zekere bescherming aan schuldeisers.
* De vereiste van een notariële akte verhoogt de formaliteit en kostprijs van oprichting.
* De specifieke regels voor genoteerde vennootschappen sturen op meer transparantie en governance.
---
* De besproken rechtsvormen (maatschap, VOF, Comm. V., NV, BV, CV) vallen onder het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV).
* De maatschap is de enige vennootschapsvorm zonder rechtspersoonlijkheid, maar heeft een afgescheiden vermogen.
* De VOF en Comm. V. zijn personenvennootschappen met rechtspersoonlijkheid, kenmerkend door onbeperkte aansprakelijkheid van de vennoten.
* De NV en BV (en CV) zijn kapitaalvennootschappen met rechtspersoonlijkheid en beperkte aansprakelijkheid van de aandeelhouders.
* **Maatschap (Boek 4 WVV)**
* Een puur contractueel samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid.
* Vereist geen geschrift en kan mondeling gesloten worden.
* Vennoten zijn onbeperkt hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de maatschap.
* Heeft een afgescheiden vermogen (boedelgemeenschap).
* Niet-vrije overdracht van aandelen, unanimiteit vereist (suppletief).
* Toepassingen: vermogensplanning, aandelenpakketten bijeenhouden.
* **Vennootschap onder firma (VOF) (Boek 4 WVV)**
* Een maatschap met rechtspersoonlijkheid.
* Geen verplichte bestuursorganen.
* Intuitu personae karakter: ontbinding bij overlijden vennoot (tenzij clausules).
* Vaak gebruikt voor activiteiten met beperkte risico's.
* **Commanditaire Vennootschap (Comm. V.) (Boek 4 WVV)**
* Een VOF met twee soorten vennoten:
* **Gecommanditeerden:** Onbeperkt aansprakelijk, vergelijkbaar met VOF-vennoten.
* **Commanditaire vennoten (stille vennoten):** Beperkt aansprakelijk tot hun inbreng.
* Heeft rechtspersoonlijkheid en vereist geschrift en publiciteit.
* Vóór WVV: commanditaire vennootschap op aandelen was verhandelbaar op beurs.
---
## De coöperatieve vennootschap (CV) onder het WVV
- De coöperatieve vennootschap (CV) is een vennootschapsvorm gericht op het nastreven van een bepaald doel, met een focus op de behoeften van haar leden en vaak met een sociaal of
* Onder het WVV is de CV een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.
### Blijvende basiskenmerken
* De CV heeft het oogmerk om aan de behoeften van haar vennoten te voldoen of om hun economische, sociale of morele belangen te behartigen.
* Winstuitkering aan vennoten is mogelijk, maar het primaire doel is dienstbaarheid aan de leden.
* De vennootschap moet een open karakter hebben, wat betekent dat ze openstaat voor nieuwe leden.
* De overdraagbaarheid van aandelen is in principe beperkt en vaak onderworpen aan goedkeuring.
* Beslissingen worden in principe genomen op basis van één lid, één stem.
### Erkende coöperatieve vennootschap
* Een specifieke vorm van de CV die voldoet aan aanvullende wettelijke vereisten om erkend te worden als "erkende coöperatieve vennootschap".
* Deze erkenning kan leiden tot bepaalde voordelen, zoals toegang tot specifieke financieringsinstrumenten of fiscale voordelen.
* De wetgever legt strengere regels op aan erkende coöperatieve vennootschappen, met name op het gebied van governance en doelstellingen.
* De statuten moeten expliciet de intentie tot coöperatieve samenwerking en het doel van de vennootschap weerspiegelen.
---
### De coöperatieve vennootschap (CV) onder het WVV
* De CV is een rechtsvorm die sinds het WVV is hervormd en zich richt op de coöperatieve gedachte.
* Ze vereist een minimum van drie vennoten, wat een verandering is ten opzichte van de vorige regeling.
* De CV heeft, net als de BV en NV, een beperkte aansprakelijkheid voor de aandeelhouders.
* Net als de BV, maar anders dan de NV, is de CV een personenvennootschap.
* Ze is niet gericht op het genereren van winst ten eigen bate, maar op het realiseren van een gemeenschappelijk doel voor haar leden.
### Blijvende basiskenmerken van de CV
* Het kernprincipe van de CV blijft de bevordering van het economisch, sociaal of cultureel welzijn van haar vennoten.
* De CV kan zich richten op een gemeenschappelijk doel, wat kan variëren van specifieke diensten aan leden tot gedeelde economische activiteiten.
* De winst die een CV genereert, mag niet worden uitgekeerd onder de vennoten op basis van hun inbreng.
* Eventuele winsten moeten worden geherinvesteerd in de vennootschap of worden toegewezen aan een sociaal doel.
* Een CV kan de erkenning als "erkende coöperatieve vennootschap" verkrijgen.
* Deze erkenning brengt specifieke regels en voordelen met zich mee, waaronder mogelijke fiscale voordelen.
* De wetgever heeft de criteria en voordelen van erkende CV's in het WVV vastgelegd.
* De focus ligt op de daadwerkelijke coöperatieve werking en naleving van de specifieke regels.
---
# Verenigingen en stichtingen: algemene kenmerken en soorten
### Kernpunten
* Verenigingen en stichtingen zijn privaatrechtelijke organisaties, geregeld door het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV).
* Ze onderscheiden zich van vennootschappen hoofdzakelijk door hun non-profit doelstelling, waarbij winstherinvestering de regel is in plaats van winstuitkering aan leden.
### Belangrijkste kenmerken
* **Vrijheid van vereniging**: Een grondwettelijk recht dat de oprichting van verenigingen en stichtingen waarborgt.
* **Feitelijke verenigingen**: Organisaties zonder rechtspersoonlijkheid, waarbij de leden persoonlijk aansprakelijk kunnen zijn voor de verbintenissen.
* **Verenigingen met rechtspersoonlijkheid**: Verkrijgen rechtspersoonlijkheid via een formele procedure, wat leidt tot een gescheiden vermogen en beperktere persoonlijke aansprakelijkheid van de leden.
* **Verwerving van rechtspersoonlijkheid (art. 2:6 WVV)**: Vereist meestal een authentieke akte en inschrijving in de KBO.
* **Wettelijke specialiteit van VZW's (huidig 'verenigingen')**: Deze organisaties mogen geen winst uitkeren aan hun leden en moeten hun middelen herinvesteren in hun belangeloos doel.
* **Sancties voor niet-naleving van de wettelijke specialiteit**: Kunnen variëren van sancties op bestuursniveau tot het verlies van rechtspersoonlijkheid.
### Soorten non-profit organisaties
* **Verenigingen**: De meest voorkomende vorm van non-profit organisaties, gericht op een belangeloos doel. Ze kunnen winst maken, maar deze mag niet worden uitgekeerd aan de leden.
* **Stichtingen**: Gesticht door een bepaald vermogen dat wordt ingezet voor een belangeloos doel, zoals bepaald door de stichter. Een stichting heeft geen leden, maar wel bestuurders.
### Asset lock
- **Asset lock**: Een principe dat de bescherming van het vermogen van de non-profit organisatie waarborgt. Het vermogen mag enkel gebruikt worden voor het statutair bepaald belangeloos doel en mag niet
---
### Kernconcepten
* Verenigingen en stichtingen zijn privaatrechtelijke organisaties, onderscheiden van vennootschappen door hun non-profit karakter.
* Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) reguleert deze entiteiten, sinds 1 mei 2019 van kracht.
* Rechtspersoonlijkheid verleent een organisatie een zelfstandige juridische status, los van haar leden.
### Verwerving van rechtspersoonlijkheid
* Rechtspersoonlijkheid voor verenigingen wordt verkregen door de neerlegging van de oprichtingsakte ter griffie van de ondernemingsrechtbank.
* De bekendmaking van een uittreksel in het Belgisch Staatsblad maakt de inhoud tegenwerpelijk aan derden.
### Wettelijke specialiteit van VZW's
* VZW's (Verenigingen Zonder Winstoogmerk) hebben een wettelijke specialiteit, wat betekent dat hun activiteiten strikt gedefinieerd moeten zijn.
* Winstuitkering aan leden of bestuurders is verboden; eventuele winsten moeten worden herinvesteerd in de doelstellingen van de vereniging.
### Sancties bij niet-naleving
* Schending van de wettelijke specialiteit van VZW's kan leiden tot sancties, hoewel de specifieke gevolgen niet gedetailleerd worden in dit deel.
---
### Kernidee
* Verenigingen zijn de primaire vorm van non-profit organisaties, hoewel winst maken mogelijk is, mag deze niet worden uitgekeerd aan leden.
* Stichtingen zijn afgesplitste vermogens die een belangeloos doel nastreven, zonder leden maar met een bestuur.
* Beide entiteiten worden, net als vennootschappen, geregeld door het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV).
### Kernfeiten
* Verenigingen en stichtingen zijn privaatrechtelijke organisaties, vaak gericht op samenwerking of vermogensbeheer.
* Het WVV regelt niet alleen vennootschappen maar ook verenigingen en stichtingen.
* De overgang naar het WVV is gefaseerd en de toepassing ervan op bestaande entiteiten is sinds 1 januari 2020 van kracht.
* Verwerving van rechtspersoonlijkheid voor verenigingen gebeurt via een notariële akte en neerlegging ter griffie.
* De wettelijke specialiteit van VZW's houdt in dat winstuitkeringen verboden zijn aan de leden.
### Belangrijke concepten
* **Feitelijke vereniging:** Een vereniging die geen rechtspersoonlijkheid heeft verkregen.
* **Vereniging met rechtspersoonlijkheid:** Een vereniging die de formele stappen heeft doorlopen om als juridische entiteit erkend te worden.
* **Verwerving van rechtspersoonlijkheid (art. 2:6 WVV):** Het proces waarbij een vereniging juridisch wordt erkend als een aparte entiteit, meestal via een notariële akte en inschrijving.
* **Wettelijke specialiteit van VZW's:** Het principe dat de activiteiten van een VZW strikt beperkt moeten blijven tot het belangeloze doel zoals vastgelegd in de statuten.
* **Sancties voor het niet respecteren van de wettelijke specialiteit:** Kunnen leiden tot het verlies van rechtspersoonlijkheid of andere juridische gevolgen voor de vereniging en haar bestuurders.
### Implicaties
* Het verbod op winstuitkering in verenigingen stuurt middelen terug naar het statutaire doel.
* De structuur van een vereniging of stichting moet nauwkeurig worden afgestemd op de beoogde belangeloze doelstelling.
* Bestuurders van verenigingen en stichtingen dragen verantwoordelijkheid voor naleving van de wettelijke bepalingen en de statutaire doelstellingen.
* Het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid versterkt de juridische positie en de continuïteit van de entiteit.
---
### Algemeen
* Stichtingen zijn juridische entiteiten die een belangeloos doel nastreven.
* Ze opereren buiten de structuur van verenigingen en vennootschappen.
* Ze worden opgericht via een notariële akte.
* Het doel van een stichting moet belangeloos zijn.
* De winsten die een stichting genereert, mogen niet gebruikt worden om stichters, bestuurders of hun familieleden te verrijken.
* Stichtingen hebben nooit leden, enkel een bestuur.
* De "asset lock" is een mechanisme dat winstuitkeringen aan stichters, bestuurders of hun familieleden verbiedt.
* Het garandeert dat het vermogen van de stichting uitsluitend voor het statutair belangeloos doel wordt aangewend.
* Dit principe is fundamenteel voor het behoud van het belangeloze karakter van de stichting.
### Gebruik van de private stichting
* Private stichtingen worden vaak gebruikt voor vermogensbeheer.
* Ze kunnen dienen voor het nalaten van vermogen aan specifieke doelen of begunstigden.
* Ze bieden een juridisch kader voor filantropische activiteiten en projecten met een maatschappelijk belang.
* Private stichtingen kunnen zowel op nationaal als internationaal niveau opereren.
* De oprichting vereist een notariële akte en publicatie in het Belgisch Staatsblad.
### Belangenloos doel
* Het belangeloze doel is het centrale kenmerk van een stichting.
* Dit impliceert dat het nastreven van winst ten behoeve van individuen uitgesloten is.
* Het doel kan divers zijn: sociaal, cultureel, educatief, wetenschappelijk, etc.
* De concrete invulling van het doel wordt bepaald in de statuten van de stichting.
* De rechtbank kan toezicht houden op de naleving van het belangeloze doel.
---
* Focus op verenigingen en stichtingen als specifieke rechtspersonen, naast vennootschappen.
* Verwerking van specifieke regels met betrekking tot het doel en de financiële aspecten van deze entiteiten.
### Belangrijke kenmerken
* **Asset lock**: Dit mechanisme belet de vervreemding van activa of het gebruik ervan voor andere doeleinden dan het statutair bepaalde doel van de entiteit.
* **Gebruik van de private stichting**: Deze rechtsvorm wordt primair ingezet voor vermogensbeheer en het nastreven van een belangeloos doel, zonder leden.
* **Belangenloos doel**: Het doel van een stichting mag niet gericht zijn op de verrijking van stichters, bestuurders of hun naasten.
* Winst die een stichting genereert, mag niet worden aangewend voor verrijking van de stichters of bestuurders.
* De specifieke regels voor stichtingen zijn primair bedoeld voor private stichtingen.
### Wettelijke bepalingen
* **Verwerving van rechtspersoonlijkheid (art. 2:6 WVV)**: Rechtspersoonlijkheid wordt verkregen door de neerlegging van de oprichtingsakte ter griffie van de ondernemingsrechtbank.
* **Wettelijke specialiteit van VZW's**: Verenigingen zonder winstoogmerk (VZW's) moeten hun activiteiten strikt afstemmen op hun statutair vastgelegde belangeloze doel.
* **Sancties voor het niet respecteren van de wettelijke specialiteit van de VZW**: Er kunnen juridische consequenties verbonden zijn aan afwijkingen van het statutaire doel.
---
# Stichtingen: private en openbare entiteiten
### Kernidee
* Een stichting is een vermogen dat, met inachtneming van de wensen van de stichter, wordt ingezet voor een belangeloos doel.
* Stichtingen hebben geen leden, maar wel een bestuur.
* De stichting is een rechtspersoon, opgericht bij notariële akte, en nastreven van een belangeloos doel.
### Belangrijke feiten
* Stichtingen mogen winst maken, maar deze moet geïnvesteerd worden in de activiteiten van de stichting en mag niet aan stichters of bestuurders worden uitgekeerd.
* Het WVV regelt de werking van stichtingen, net als vennootschappen en verenigingen.
* Stichtingen hebben geen leden, in tegenstelling tot verenigingen en de meeste vennootschappen.
* Stichtingen kunnen, net als vennootschappen, juridisch zelfstandige entiteiten zijn met eigen rechten en plichten.
* De oprichting van een stichting vereist een notariële akte.
### Belangrijke concepten
* **Belangeloos doel:** Het hoofddoel van een stichting is niet de verrijking van personen, maar het nastreven van een sociaal, cultureel, wetenschappelijk of ander maatschappelijk doel.
* **Asset lock:** Een mechanisme dat ervoor zorgt dat het vermogen van de stichting alleen mag worden gebruikt voor het nagestreefde belangeloze doel en niet voor persoonlijk gewin.
* **Vermogen:** Een afgescheiden geheel van goederen en verplichtingen dat de stichting toebehoort en dat specifiek is bestemd voor het belangeloze doel.
* **Bestuur:** De personen die juridisch bevoegd zijn om beslissingen te nemen over de werking en het beheer van de stichting.
* **Stichter:** De persoon of entiteit die de stichting opricht en er (vaak) initieel vermogen aan toekent.
* **Rechtspersoonlijkheid:** De juridische status die een stichting de mogelijkheid geeft om zelfstandig rechten en plichten te hebben en op te treden in het rechtsverkeer.
### Implicaties
* Stichtingen kunnen een belangrijke rol spelen in filantropie en maatschappelijk verantwoord ondernemen.
* Het verbod op winstuitkering aan bestuurders of stichters garandeert dat het vermogen ten goede komt aan het maatschappelijke doel.
* De specifieke regels in het WVV waarborgen een transparante en verantwoorde werking van stichtingen.
* De oprichtingsakte en statuten zijn cruciaal voor het bepalen van de specifieke doelstellingen en de werking van de stichting.
### Voorbeelden
- > **Voorbeeld:** Een weldoener wil een fonds oprichten om studenten met financiële moeilijkheden te ondersteunen
- Hij richt een stichting op, brengt een significant bedrag aan geld en aandelen in, en bepaalt in de statuten dat dit vermogen uitsluitend gebruikt mag worden voor studiebeurzen en -leningen
- aan deze studenten
- Hij stelt een bestuur aan dat deze beurzen zal toekennen volgens de richtlijnen
---
* Een stichting is een vermogen dat door de stichter ten behoeve van een belangeloos doel wordt afgezonderd.
* Het kapitaal van een stichting mag niet gebruikt worden voor de verrijking van stichters, bestuurders of hun naasten.
* Stichtingen worden geregeld door het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV).
* Het doel van een stichting moet belangeloos zijn.
* Een stichting kan winst maken, maar deze winst moet steeds herinvesteerd worden in de doelstellingen van de stichting.
* De stichting is een rechtspersoon met eigen vermogen.
* Oprichting is vanaf één stichter mogelijk.
* **Asset lock:** Dit mechanisme voorkomt dat het vermogen van de stichting kan worden aangewend ten gunste van de stichter, bestuurders of hun familie.
* **Belangeloos doel:** Het primaire doel mag niet gericht zijn op het genereren van winst voor specifieke personen, maar op een maatschappelijk of algemeen nuttig doel.
* **Vermogensafscheiding:** Het vermogen van de stichting is gescheiden van het privévermogen van de stichters en bestuurders.
* **Geen leden:** In tegenstelling tot verenigingen, hebben stichtingen geen leden die stemrecht of deelname aan het bestuur hebben.
* Stichtingen bieden een juridisch kader voor het realiseren van filantropische, sociale of culturele doelen op lange termijn.
* De strikte regels rond het belangeloze doel en de asset lock bieden een waarborg voor de doelgerichtheid van de stichting.
* Bestuurders dragen verantwoordelijkheid voor het correcte beheer van het stichtingsvermogen conform het belangeloze doel.
---
* Stichtingen zijn juridische structuren die een belangeloos doel nastreven met een afgesplitst vermogen.
* Ze hebben geen leden, enkel een bestuur, en het vermogen is toegewijd aan het statutaire doel.
* Stichtingen moeten voldoen aan specifieke regels om hun belangeloze karakter te waarborgen.
### Kernbegrippen
* **Belangeloos doel:** Het primaire oogmerk van de stichting mag niet gericht zijn op de verrijking van de stichter, bestuurders of derden.
* **Afgesplitst vermogen:** Het vermogen van de stichting staat los van het privévermogen van de stichter en bestuurders.
* **Stichter:** De natuurlijke of rechtspersoon die het vermogen ter beschikking stelt aan de stichting.
* **Bestuur:** De organen die de stichting leiden en vertegenwoordigen.
* **Vermogensbeheer:** Vaak een belangrijke functie van stichtingen, gericht op het beheer van de toegewezen middelen.
* **Winstherinvestering:** Indien een stichting winst maakt, moet deze integraal worden geïnvesteerd in het belangeloze doel.
* **Actieve rechtspersoonlijkheid:** Stichtingen verkrijgen rechtspersoonlijkheid door een notariële akte en inschrijving.
* **Nietigheid:** Schending van essentiële regels kan leiden tot de nietigheid van de stichting.
* **Private stichting:** Een stichting die niet onderworpen is aan de specifieke regels voor organisaties van openbaar belang.
* **Openbare stichting:** Een stichting die, ondanks haar belangeloze doel, toch onderworpen is aan bepaalde regels die ook voor vennootschappen van openbaar belang gelden.
### Belangrijke overwegingen
* De **asset lock** is cruciaal: het vermogen van de stichting mag nooit worden uitgekeerd aan de stichters, bestuurders of hun naasten.
* De stichting dient een **belangeloos doel** na te streven dat in de statuten is vastgelegd.
* De **notariële akte** is verplicht voor de oprichting van een stichting, gevolgd door de neerlegging ter griffie van de ondernemingsrechtbank en publicatie.
* Stichtingen mogen, mits strikte naleving van de regels, **winst genereren**, maar deze moet steeds opnieuw geïnvesteerd worden in het doel.
* Schending van de **wettelijke specialiteit** (bv. winstuitkering aan bestuurders) kan leiden tot sancties en zelfs nietigheid.
---
* Stichtingen zijn juridische entiteiten die een vermogen hebben afgescheiden om een belangeloos doel na te streven, zoals bepaald door de stichter.
* Ze worden gereguleerd door het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV).
### Belangrijke aspecten
* Een stichting is een afgesplitst vermogen dat gebruikt wordt voor een belangeloos doel.
* De stichter schenkt een deel van zijn vermogen aan de stichting.
* Dit vermogen behoort niet langer toe aan de stichter maar aan de stichting zelf.
* De stichting heeft geen leden, enkel een bestuur.
* Winst die een stichting maakt, mag niet worden uitgekeerd aan stichters of bestuurders, maar moet geherinvesteerd worden in het belangeloze doel.
### Specifieke kenmerken
* **Private stichting**:
* Is een rechtspersoon.
* Heeft als doel het nastreven van een belangeloos doel.
* Mogen geen winst uitkeren aan hun stichters of bestuurders.
* De vermogensafscheiding wordt beschermd.
* **Openbare stichting**:
* Dit concept is minder duidelijk gedefinieerd in het WVV en de context is vaker publiekrechtelijk.
* Het document focust voornamelijk op private stichtingen in de context van het WVV.
* **Asset lock**:
* Een mechanisme dat ervoor zorgt dat het vermogen van de stichting enkel kan worden aangewend voor het belangeloze doel.
* Verhindert dat het vermogen wordt afgeleid naar privédoeleinden of winstuitkeringen.
---
* Stichtingen dienen een belangeloos doel en de vermogensafsplitsing is erop gericht dit doel te realiseren.
* Ze zijn een afgesplitst vermogen dat overeenkomstig de wensen van de stichter wordt ingezet voor een bepaald doel.
* Stichtingen hebben nooit leden, maar wel een bestuur.
* De wet op de vennootschappen en verenigingen (WVV) regelt ook de stichtingen.
* Een stichting wordt opgericht bij notariële akte.
* Het nastreven van een belangeloos doel impliceert dat de stichting haar winst of inkomen niet mag gebruiken om stichters, bestuurders of familieleden te verrijken.
* De stichting heeft een bestuur dat juridisch bevoegd is om de meeste beslissingen te nemen.
* **Asset lock**: Een mechanisme dat ervoor zorgt dat het vermogen van de stichting enkel kan worden gebruikt voor het statutaire belangeloze doel.
* **Belangeloos doel**: Het hoofddoel van een stichting, dat geen winstuitkering aan haar stichters of begunstigden beoogt. De winst die zij eventueel maakt, moet geïnvesteerd worden in haar activiteiten.
### Gevolgen
* Stichtingen zijn fiscaal transparant, wat betekent dat de winsten belast worden in hoofde van de begunstigden en niet op het niveau van de stichting zelf.
* De juridische structuur van een stichting garandeert dat het vermogen van de stichter gescheiden blijft van het vermogen van de stichting.
---
# Geldigheidsvereisten voor vennootschappen
### Voldoende geldig verbonden oprichters
* **Geldige toestemming:**
* Vereist dat alle oprichters geldig instemmen met de oprichting van de vennootschap.
* Dit impliceert handelingsbekwaamheid en de afwezigheid van wilsgebreken.
* **Wie kan vennoot worden?**
* Natuurlijke personen en rechtspersonen kunnen vennoot worden.
* **Wie kan toestemmen?**
* Handelingsbekwame natuurlijke personen.
* Rechtspersonen door hun wettelijke vertegenwoordigers.
* **Minderjarigen:**
* Kunnen vennoot worden, maar hun toestemming vereist specifieke vertegenwoordiging of bijstand.
* Dit hangt af van of ze ontvoogd zijn of niet.
* **Echtgenoten:**
* De toestemming van echtgenoten is relevant voor bepaalde vermogensrechtelijke regels, met name bij gemeenschapsgoederen.
* **Wilsgebreken:**
* Toestemming is niet geldig indien deze werd verkregen door dwaling, bedrog, geweld of misbruik van omstandigheden.
* Een geldigheidsgebrek kan leiden tot de nietigheid van de oprichting.
### Inbreng
* **Definitie van inbreng:**
* De overdracht van een vermogensbestanddeel door een vennoot aan de vennootschap.
* Dit gebeurt in ruil voor een winstaanspraak (een aandeel).
* **Artikelsgewijze verwijzing:**
* Inbreng wordt geregeld in artikel 1:8 WVV.
* **Onderscheid naar voorwerp:**
* **In geld:** Overmaking van geldbedragen op de rekening van de vennootschap.
* **In natura:** Overdracht van goederen (roerend of onroerend) of rechten anders dan geld.
* **In nijverheid:** De juridisch bindende belofte om in de toekomst prestaties te leveren in ruil voor een winstdeel.
### Vermogen en kapitaal
### Geldig voorwerp
### Winstverdelingsoogmerk
---
### Geldige oprichters
* **Geldige toestemming vereist:** Oprichters moeten rechtsgeldig kunnen instemmen met de oprichting.
* **Wie kan vennoot worden:** Personen of rechtspersonen.
* **Wie kan toestemmen:**
* Minderjarigen: Kunnen toestemmen via hun wettelijke vertegenwoordigers.
* Echtgenoten: Specifieke regels met betrekking tot hun toestemming in het Burgerlijk Wetboek (BW) zijn van toepassing.
* **Wilsgebreken:** Toestemming mag niet aangetast zijn door dwaling, bedrog, geweld of misbruik van omstandigheden.
* **Definitie:** De overdracht van een vermogensbestanddeel in ruil voor het recht op winstdeling.
* **In geld:** Contante betaling.
* **In natura:** Goederen of diensten, waarde moet worden vastgesteld door een revisor bij vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (NV, BV, CV).
* **In nijverheid:** De belofte om in de toekomst prestaties te leveren in ruil voor winstdeling.
* **Onderscheid naar recht:**
* **In eigendom:** De inbrenger draagt de volledige eigendom over.
* **In genot:** De inbrenger behoudt de eigendom, de vennootschap krijgt het genotsrecht.
* **Volstorting:** De daadwerkelijke levering van de inbreng aan de vennootschap.
* **Risicoregeling en vrijwaring:** Gevolg van de inbreng voor de inbrenger en de vennootschap.
* **Winstuitkeringsrecht:** Een contingent recht, afhankelijk van winst en beslissing van de algemene vergadering.
* Het voorwerp van de vennootschap (de nagestreefde activiteiten) moet wettelijk mogelijk en bepaald of bepaalbaar zijn.
### Winstverdelings- of uitkerings-oogmerk
* **Kernvereiste:** De vennootschap wordt opgericht met het oogmerk winst te maken en te verdelen onder de vennoten.
* **Verbod op leeuwenbeding:** Een bepaling die een vennoot disproportioneel veel winst toekent, is beperkt in zijn rol.
* **Kapitaal:** Het in geld waardeerbaar startvermogen dat in de statuten wordt vastgelegd en doorgaans onuitkeerbaar is.
* **Eigen vermogen:** Het verschil tussen het totale activa en het vreemde vermogen van de vennootschap.
* **Netto-actief:** Synoniem voor eigen vermogen; een hogere waarde duidt op een betere financiële gezondheid.
* **Eigen vs. vreemd vermogen:** Onderscheid tussen middelen van de vennootschap zelf en middelen die aan derden moeten worden terugbetaald.
- > **Tip:** Het onderscheid tussen kapitaal en eigen vermogen is cruciaal voor de bescherming van schuldeisers en de uitkeerbaarheid van winsten
---
### Kernidee
* Geldigheidsvereisten zijn cruciaal voor het ontstaan en functioneren van vennootschappen.
* Deze vereisten zorgen voor rechtszekerheid en beschermen belanghebbenden.
### Kernfeiten
* **Geldige toestemming van oprichters**: Essentieel voor de oprichting.
* **Nietigheid van de vennootschap**: Kan optreden bij schending van de geldelijkheidsvereisten.
* **Preconstitutief handelen**: Handelingen verricht vóór de officiële oprichting.
### Kernconcepten
* **Geldige toestemming**: Betekent dat de oprichters capabel zijn en geen wilsgebreken vertonen.
* **Wie kan vennoot worden?**: Personen die bekwaam zijn om rechtshandelingen te stellen.
* **Wie kan toestemmen?**: Vereist bekwaamheid, zoals meerderjarigheid.
* **Wilsgebreken**: Verklaart de toestemming ongeldig (dwaling, bedrog, geweld, misbruik van omstandigheden).
* Deze gebreken maken de rechtshandeling vernietigbaar.
* **Inbreng art. 1:8 WVV**: De overdracht van een vermogensbestanddeel in ruil voor winstaanspraak.
* Moet waarde hebben en overdraagbaar zijn.
* Inbreng in geld, natura of nijverheid.
* **Voorwerp**: De nagestreefde activiteiten van de vennootschap.
* **Winstoogmerk**: Het doel om winst te maken en te verdelen onder de vennoten.
### Implicaties
* Schending van deze vereisten kan leiden tot de nietigheid van de vennootschap.
* De geldigheid van de toestemming is een fundamenteel beginsel voor elke rechtshandeling.
* De specifieke regels rond inbrengen, voorwerp en winstoogmerk bepalen de juridische aard van de vennootschap.
### Praktische Aangelegenheden
* **Meerderjarigen**: Kunnen zonder meer toestemmen.
* **Minderjarigen**: Kunnen (meestal na toestemming van ouders/voogden en ondernemingsrechtbank) instemmen.
* **Echtgenoten**: Speciale regels gelden, afhankelijk van het huwelijksstelsel.
---
### Geldige toestemming oprichters
* Alle oprichters moeten rechtsbekwaam zijn om een vennootschap te kunnen oprichten.
* Natuurlijke personen moeten de leeftijd van achttien jaar bereikt hebben om rechtsbekwaam te zijn.
* Een minderjarige kan geen vennootschap oprichten, tenzij dit gebeurt via hun wettelijke vertegenwoordigers.
* Echtgenoten kunnen in bepaalde gevallen gezamenlijk optreden bij de oprichting, afhankelijk van hun huwelijksvermogensstelsel.
* De toestemming van alle vennoten is vereist voor de oprichting, tenzij anders bepaald in de wet of statuten.
### Wilsgebreken
* Geldige toestemming mag niet aangetast zijn door wilsgebreken.
* Dwaling: Een verkeerde voorstelling van de werkelijkheid bij het aangaan van de overeenkomst.
* Bedrog: Het opzettelijk misleiden van een partij om deze tot een overeenkomst te bewegen.
* Geweld: Afpersing of bedreiging om iemand tot een overeenkomst te dwingen.
* Benadeling (miskenning van de helft): In specifieke gevallen kan een te nadelige overeenkomst vernietigbaar zijn.
* Als een wilsgebrek wordt vastgesteld, kan de oprichtingsovereenkomst nietig verklaard worden.
* Nietigheid van de oprichtingsovereenkomst heeft terugwerkende kracht.
---
### Inbreng als geldigheidsvereiste
* Inbreng is de overdracht van een vermogensbestanddeel door een vennoot aan de vennootschap.
* In ruil voor de inbreng verkrijgt de vennoot een recht op winstdeling.
* De inbreng moet een overdraagbaar vermogensbestanddeel zijn dat waarde kan toevoegen aan de vennootschap.
* De inbreng kan bestaan uit geld, goederen in natura, of nijverheid (arbeid of diensten).
#### Inbreng van nijverheid
* Betreft de juridisch bindende belofte om toekomstige prestaties te leveren in ruil voor winstdeling.
* Kan leiden tot het verkrijgen van een percentage van de winst, maar geen gewoon aandeel in een NV.
#### Inbreng in eigendom vs. genot
* **Inbreng in eigendom**: De vennoot draagt de volledige eigendom van het goed over aan de vennootschap.
* **Inbreng van genot**: De vennoot behoudt de eigendom van het goed, maar verleent de vennootschap het recht om het te gebruiken.
#### Volstorting en risicoregeling
* De inbreng moet volledig geleverd worden aan de vennootschap (volstorting).
* Er bestaat een risicoregeling en vrijwaring voor de inbreng, afhankelijk van de aard van de inbreng.
* **Kapitaal**: De som van de inbrengen die bij oprichting door de vennoten zijn gedaan en die onuitkeerbaar zijn.
* **Eigen vermogen**: Omvat het kapitaal en de reserves, verminderd met eventuele verliezen.
* **Vreemd vermogen**: Verplichtingen van de vennootschap aan derden, zoals leningen.
* Een hogere netto-actief (eigen vermogen) van de vennootschap duidt op een betere financiële gezondheid.
### Onderscheid eigen en vreemd vermogen
* Eigen vermogen vertegenwoordigt de investering van de aandeelhouders in de vennootschap.
* Vreemd vermogen vertegenwoordigt schulden die de vennootschap aan derden heeft.
* Financiering met vreemd vermogen (leverage of hefboomwerking) kan het rendement op eigen vermogen verhogen, maar vergroot ook het risico.
- > **Tip:** De kern van een vennootschap draait om het combineren van inbrengen (geld, goederen, diensten) die een vermogen vormen, met het doel winst te maken en deze te verdelen
- De bescherming van dit vermogen (kapitaal en eigen vermogen) is cruciaal
---
* **Onderscheid naar voorwerp**: Inbrengen kunnen bestaan uit geld, goederen in natura, of nijverheid.
* **Inbreng van nijverheid**: Dit betreft de belofte om in de toekomst prestaties te leveren in ruil voor een winstpercentage, niet voor een vast loon.
* **Inbreng in eigendom**: De inbrenger draagt de volledige eigendom van het vermogensbestanddeel over aan de vennootschap.
* **Inbreng van genot**: De inbrenger verleent de vennootschap het genot van een vermogensbestanddeel, terwijl de eigendom behouden blijft.
* **Volstorting van de inbreng**: Verwijst naar de daadwerkelijke levering van de ingebrachte goederen of gelden.
* **Risicoregeling en vrijwaring**: Bepalingen die de risico's bij inbreng regelen en de plichten van de inbrenger beschrijven.
* **Kapitaal**: De minimale inbrengen die bij oprichting worden gedaan en die in principe onuitkeerbaar en onbeschikbaar zijn voor de vennootschap.
* **Eigen vermogen**: Het verschil tussen de totale activa en de totale schulden van de vennootschap.
* **Netto-actief**: Synoniem voor het eigen vermogen; een hogere netto-actief duidt op een betere financiële gezondheid van de vennootschap.
* **Leverage (hefboomwerking)**: Het financieren van bedrijfsactiviteiten met schulden, wat de potentiële winst op eigen vermogen kan verhogen maar ook het risico op verlies vergroot.
#### Voorbeeld leverage
- > **Voorbeeld:**
- > Vennootschap E financiert met 100 euro eigen vermogen
- Bij 20% winst heeft E 120 euro (20% ROE)
- > Vennootschap L financiert met 50 euro eigen vermogen en 50 euro lening (8% rente)
- Bij 20% operationele winst (20 euro op 100 euro activa) heeft L na rentebetaling (4 euro) 16 euro netto winst op 50 euro eigen vermogen (32% ROE)
- Dit toont de hefboomwerking van schuldfinanciering
---
### Geldige toestemming van oprichters
* **Toestemming van wie?**
* Natuurlijke personen die vennoot willen worden.
* Rechtspersonen die vennoot willen worden.
* Kunnen een inbreng doen en winst aanspraken mits bijstand van hun wettelijke vertegenwoordigers.
* Volledige onbekwaamheid leidt tot nietigheid van de inbreng.
* Bij huwelijksgemeenschap kan een inbreng door een echtgenoot de toestemming van de andere echtgenoot vereisen, afhankelijk van het type vermogen.
* De wet bepaalt specifieke regels voor toestemming bij verschillende huwelijksvermogensstelsels.
* **Nietigheid van de toestemming:** Een inbreng of oprichting kan nietig verklaard worden indien de toestemming gebrekkig was.
* **Bedrog:** Opzettelijke misleiding door een partij om een ander tot rechtshandelingen te bewegen.
* **Dwaling:** Onjuiste voorstelling van de werkelijkheid die ertoe leidt dat een partij een rechtshandeling verricht.
* **Geweld:** Dwang of bedreiging die een partij dwingt tot een rechtshandeling.
* **Misbruik van omstandigheden:** Uitbuiten van de zwakke positie van een partij om een wederrechtelijk voordeel te verkrijgen.
* **Sanctie:** Nietigheid van de rechtshandeling (inbreng of oprichting).
### Inbreng art. 1:8 WVV
* **Definitie:** Overdracht van een vermogensbestanddeel in ruil voor winstaanspraak.
* **Criteria voor een geldige inbreng:**
* Moet een overdraagbaar vermogensbestanddeel zijn.
* Moet in geld waardeerbaar zijn.
* Moet enig nut hebben voor de vennootschap.
* Moet gebeuren door de inbrenger in ruil voor winstdeelname.
* **In geld:** Overmaking van geldbedragen op de vennootschapsrekening.
* **In natura:** Inbreng van goederen (roerend of onroerend) of diensten. Vereist waardering door een externe revisor bij vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (BV, CV, NV).
* **In nijverheid:** De juridisch bindende belofte om toekomstige prestaties te leveren in ruil voor winstdeelname. Kan niet leiden tot een gewoon aandeel in een NV.
---
* Geldigheidsvereisten vormen de essentiële elementen die aanwezig moeten zijn om een vennootschap rechtsgeldig te kunnen oprichten en laten functioneren.
* Deze vereisten bevinden zich in de kern van het vennootschapsrecht en garanderen stabiliteit en rechtszekerheid.
* **Voldoende geldig verbonden oprichters:**
* Vereist geldige toestemming van alle oprichters.
* Minderjarigen kunnen vennoot worden mits vertegenwoordiging of bijstand.
* Echtgenoten kunnen specifieke regels volgen voor hun toestemming.
* Wilsgebreken (zoals dwaling, bedrog, dwang, misbruik van omstandigheden) kunnen de geldigheid van de toestemming aantasten.
* **Inbreng art. 1:8 WVV:**
* Vormt de basis van het vennootschapsvermogen.
* Kan geschieden in geld, in natura, of in nijverheid.
* Inbreng in geld: storting van geldbedragen op de rekening van de vennootschap.
* Inbreng in natura: overdracht van goederen of rechten, vereist een waarderingsverslag door een revisor voor vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.
* Inbreng in nijverheid: de belofte om prestaties te leveren in ruil voor winstdeelname, niet in ruil voor loon.
* Onderscheid tussen inbreng in eigendom (overdracht van bezit) en inbreng van genot (overdracht van gebruiksrecht).
* Vereist volstorting (levering) van de inbreng op het moment van oprichting of zoals bepaald in de statuten.
* Risicoregeling en vrijwaring van de inbrenger ten aanzien van de vennootschap.
* **Geldig voorwerp:**
* De activiteiten die de vennootschap nastreeft.
* Moet bepaald, wettelijk en mogelijk zijn.
* **Winstverdelingsoogmerk:**
* Essentieel kenmerk van een vennootschap.
* Het doel om winst te maken en deze uit te keren aan de vennoten.
### Belangrijke aspecten
* **Volstorting van de inbreng:** De daadwerkelijke levering van de beloofde inbreng is cruciaal voor de geldigheid van de oprichting.
* **Risicoregeling en vrijwaring:** De vennootschap vrijwaart de inbrenger voor verborgen gebreken in de ingebrachte goederen of rechten.
* **Effecten en kapitaal:** De concepten van kapitaal en eigen vermogen zijn fundamenteel voor de financiële structuur en bescherming van schuldeisers.
### Implications
---
* De geldigheid van een vennootschap hangt af van een aantal essentiële vereisten die vervuld moeten zijn bij de oprichting en tijdens het bestaan ervan.
### Kernpunten
* **Geldige toestemming van oprichters:** Iedereen die vennoot wordt, moet geldig kunnen toestemmen.
* Minderjarigen kunnen, afhankelijk van hun statuut, toestemmen.
* Echtgenoten zijn specifieke regels inzake toestemming onderworpen.
* **Wilsgebreken:** Toestemming mag niet aangetast zijn door dwaling, bedrog, dwang of misbruik van omstandigheden.
* **Geldige inbreng:** Elke vennoot moet een inbreng doen.
* Dit kan in geld, in natura, of in nijverheid (arbeid/diensten).
* Inbrengen in natura moeten gewaardeerd worden door een onafhankelijke deskundige.
* De inbreng kan in eigendom of in genot gebeuren.
* **Vermogen en kapitaal:**
* Een vennootschap moet beschikken over een vermogen, bestaande uit inbrengen.
* Het kapitaal is een onuitkeerbaar deel van het eigen vermogen, ter bescherming van schuldeisers.
* Het eigen vermogen vertegenwoordigt de netto-activa van de vennootschap.
* **Geldig voorwerp:** De activiteiten van de vennootschap moeten wettelijk toegelaten zijn.
* **Winstverdelings- of winstuitkerings-oogmerk:** Vennootschappen streven, tenzij anders bepaald, naar winstuitkering onder de vennoten.
* Het niet-vervullen van deze vereisten kan leiden tot de nietigheid van de vennootschap of specifieke beslissingen.
* De bescherming van schuldeisers is een belangrijk motief achter veel van deze vereisten.
* De aard van de inbreng en de waardering ervan zijn cruciaal voor de correcte bepaling van aandelen en winstrechten.
### Tip
* Zorg ervoor dat de statuten van de vennootschap duidelijk en volledig alle geldigheidsvereisten weerspiegelen om latere discussies te vermijden.
---
* Kernvereisten voor de geldigheid van vennootschappen omvatten geldige oprichters, correcte inbrengen, een geoorloofd voorwerp en het oogmerk om winst te verdelen.
* De oprichting vereist dat oprichters volledig en geldig kunnen toestemmen.
* Minderjarigen kunnen onder bepaalde voorwaarden vennoot worden.
* Echtgenoten dienen rekening te houden met specifieke wettelijke bepalingen met betrekking tot hun bezittingen.
* Wilsgebreken zoals dwaling, bedrog, geweld en misbruik van omstandigheden kunnen de geldigheid van de toestemming aantasten.
* Een inbreng is de overdracht van een vermogensbestanddeel in ruil voor een winstaanspraak.
* Inbrengen kunnen gebeuren in geld, in natura of in nijverheid.
* Inbrengen in natura dienen gewaardeerd te worden door een onafhankelijke deskundige.
* Een inbreng kan in volle eigendom of in genot geschieden.
* De inbreng vormt de kern van het startvermogen van de vennootschap.
* Elke vennootschap heeft een doel, in het WVV gedefinieerd als het oogmerk tot winstuitkering.
* Het voorwerp van de vennootschap omvat de activiteiten die worden nagestreefd om het doel te realiseren.
* **Geldige toestemming:** Vereist dat oprichters handelingsbekwaam zijn en vrijwillig instemmen, zonder wilsgebreken.
* **Inbreng:** De fundamentele bijdrage van een vennoot, die essentieel is voor het vermogen van de vennootschap en de basis vormt voor de winstaanspraak.
* **Inbreng in geld:** De overdracht van geldbedragen naar de vennootschap.
* **Inbreng in natura:** De overdracht van goederen of rechten, die een waardering door een expert vereisen.
* **Inbreng in nijverheid:** De belofte om specifieke diensten of arbeid te leveren in ruil voor winstaanspraak.
* **Inbreng in eigendom:** De volledige overdracht van het bezit van een vermogensbestanddeel aan de vennootschap.
* **Inbreng in genot:** Het recht om van een vermogensbestanddeel te gebruiken en de vruchten ervan te genieten, zonder de eigendom over te dragen.
* **Winstuitkering:** Het recht van vennoten op een deel van de winst, afhankelijk van de winstgevendheid en beslissingen van de algemene vergadering.
* **Voorwerp:** De statutair bepaalde activiteiten van de vennootschap die moeten worden nagestreefd om het winstoogmerk te realiseren.
* Ongeldige oprichters of gebreken in de inbreng kunnen leiden tot nietigheid van de vennootschap.
* Correcte waardering van inbrengen in natura voorkomt ongelijke behandeling van vennoten.
* Het winstoogmerk is cruciaal voor de definitie van een vennootschap, onderscheidend van verenigingen.
* De definitie van het voorwerp in de statuten is belangrijk voor de interne en externe rechtsgevolgen.
---
* De geldigheid van een vennootschap vereist dat oprichters op een geldige wijze toestemming geven en dat de oprichting voldoet aan diverse formele en inhoudelijke vereisten.
* Belangrijke elementen voor de geldigheid zijn de identiteit en bekwaamheid van de oprichters, de correcte inbreng, een geldig voorwerp en het winstverdelings-oogmerk.
* Toestemming van de oprichters moet geldig zijn, zonder wilsgebreken zoals dwaling, bedrog, geweld of misbruik van omstandigheden.
* Minderjarigen kunnen instemmen met de oprichting, mits vertegenwoordigd door hun wettelijke vertegenwoordigers.
* Echtgenoten die samen een inbreng doen, moeten de wettelijke bepalingen inzake huwelijksvermogensrecht respecteren.
* Inbrengen in de vennootschap moeten de vorm aannemen die wettelijk is voorgeschreven, met bijzondere aandacht voor inbrengen in natura die een waardering vereisen.
* De inbreng moet volledig volstort worden om de vennootschap geldig te doen ontstaan, behalve in specifieke uitzonderingen.
* Het voorwerp van de vennootschap mag niet strijdig zijn met de openbare orde of de goede zeden.
* Een vennootschap moet gericht zijn op het verdelen van winst onder de vennoten om als zodanig te worden aangemerkt.
* **Geldige toestemming:** De vrije en geïnformeerde wil van de oprichters om de vennootschap aan te gaan.
* **Wilsgebreken:** Factoren die de vrije wil van een persoon aantasten, waardoor de geldigheid van de rechtshandeling (de oprichting) in het gedrang komt.
* **Inbreng:** De bijdrage (in geld, natura of nijverheid) die een vennoot levert in ruil voor een aandeel in de vennootschap.
* **Volstorting:** De daadwerkelijke levering van de beloofde inbreng door de vennoot aan de vennootschap.
* **Voorwerp van de vennootschap:** De activiteiten die de vennootschap nastreeft om haar doel te bereiken.
* **Winstverdelings-oogmerk:** De intentie om winst te genereren en deze onder de vennoten te verdelen, als essentieel kenmerk van een vennootschap.
* **Risicoregeling en vrijwaring:** Regels die de verdeling van risico's tussen de vennoten en de vennootschap regelen, en de bescherming van de vennoten tegen bepaalde nadelen.
* **Genotsinbreng/nijverheidinbreng:** Specifieke vormen van inbreng waarbij respectievelijk het genot van een goed of de toekomstige arbeidsprestaties worden ingebracht.
* Nietigheid van de vennootschap kan volgen indien aan de essentiële geldigheidsvereisten niet is voldaan, met terugwerkende kracht.
* Fouten in de oprichtingsakte of het niet naleven van de inbrengverplichtingen kunnen leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid van de oprichters.
* Een correcte waardering van inbrengen in natura is cruciaal om een oneerlijke verdeling van aandelen en controle te voorkomen.
* Het duidelijk definiëren van het voorwerp en het winstverdelings-oogmerk in de statuten voorkomt latere discussies en potentiële nietigheid.
- Bij de oprichting van een vennootschap is het essentieel om juridisch advies in te winnen om te voldoen aan alle geldigheidsvereisten en latere geschillen te voorkomen. De nuances in wilsgebreken
---
* De oprichting van een vennootschap vereist geldige toestemming van de oprichters en een correcte inbreng.
* Het voorwerp van de vennootschap en het winstverdelings-oogmerk zijn essentiële geldigheidsvereisten.
* **Wie kan en wat mag inbrengen?**
* Elke persoon, natuurlijke of rechtspersoon, kan een inbreng doen.
* Minderjarigen kunnen enkel inbrengen mits wettelijke vertegenwoordiging of machtiging.
* Echtgenoten kunnen vrij inbrengen, ook binnen het huwelijksvermogensrecht.
* **Wilsgebreken**
* Toestemming mag niet aangetast zijn door dwaling, bedrog, geweld of misbruik van omstandigheden.
* **Onderscheid naar voorwerp van inbreng:**
* **Inbreng in geld:** Overdracht van geldbedragen.
* **Inbreng in natura:** Overdracht van goederen of rechten die in geld waardeerbaar zijn.
* Vereist waardering door een externe revisor voor vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.
* **Inbreng in nijverheid:** Juridisch bindende belofte om in de toekomst prestaties te leveren in ruil voor winstdeling.
* Niet mogelijk voor een gewoon aandeel in een NV.
* **Hoe inbrengen?**
* **Volstorting (= levering):** De inbreng moet daadwerkelijk geleverd worden aan de vennootschap.
* **Risicoregeling en vrijwaring:** De inbrenger vrijwaart voor verborgen gebreken en zekerheid van de inbreng.
* **Genotsinbreng:** De inbrenger staat het genot van een goed af aan de vennootschap, maar blijft eigenaar.
* **Kapitaal:**
* Het aanvangsvermogen dat onverwijld ter beschikking moet staan van de vennootschap.
* Fungert als bescherming voor schuldeisers en als graadmeter voor aandeelhoudersrechten.
* **Eigen vermogen:**
* Bestaat uit het kapitaal en de reserves, verminderd met de verliezen.
* **Eigen vs. vreemd vermogen:**
* Eigen vermogen wordt verschaft door de vennoten/aandeelhouders.
### Voorwerp
### Winstverdelings-oogmerk
---
### Kapitaal en eigen vermogen
* Kapitaal is het totaal van de inbrengen, dat onuitkeerbaar of onbeschikbaar is voor de vennootschap.
* Het eigen vermogen is het verschil tussen het totale actief en het vreemd vermogen.
* Het eigen vermogen bestaat uit het kapitaal plus de reserves en winsten (of min de verliezen) die niet werden uitgekeerd.
* Een hoger netto-actief (eigen vermogen) van de vennootschap duidt op een betere financiële situatie, wat gunstig is voor schuldeisers.
* **Tip:** Het onderscheid tussen eigen en vreemd vermogen is cruciaal voor het beoordelen van de financiële gezondheid van een vennootschap.
### Netto-actief en de balanstest
* De balanstest (netto-actieftest) is een methode om de financiële toestand van een vennootschap te beoordelen.
* Deze test controleert of het eigen vermogen positief is of niet, en of de vennootschap in staat is aan haar verplichtingen te voldoen.
### Liquide middelen en liquiditeitstest
* De liquiditeitstest beoordeelt of de vennootschap over voldoende liquide middelen beschikt om haar lopende schulden te voldoen.
* Dit is essentieel om de continuïteit van de onderneming te waarborgen.
### Onrechtmatige uitkeringen
* Onrechtmatige uitkeringen zijn transacties waarbij winst wordt versluisd naar aandeelhouders onder niet-marktconforme voorwaarden.
* Voorbeelden zijn het verhuren van goederen tegen manifest te lage prijzen aan de vennootschap.
* Dergelijke uitkeringen zijn verboden en kunnen leiden tot aansprakelijkheid.
---
## Geldigheidsvereisten voor vennootschappen (pagina 66)
### Kernbegrippen
* **Eigen vermogen**: Het verschil tussen het totaal actief en het vreemd vermogen van een vennootschap.
* **Vreemd vermogen**: De schulden die de vennootschap heeft ten opzichte van externe partijen.
* **Netto-actief**: Het eigen vermogen van de vennootschap. Een hoger netto-actief duidt op een betere financiële gezondheid van de vennootschap.
### Belang van netto-actief
* Een hoger netto-actief van de vennootschap is gunstig voor de solvabiliteit en de financiële stabiliteit.
* Het eigen vermogen (netto-actief) vormt de buffer voor de vennootschap om aan haar verplichtingen te voldoen.
* Schuldeisers worden beter beschermd naarmate het eigen vermogen van de vennootschap groter is.
### Relatie netto-actief en de SE's
* Hoe hoger het netto-actief van de vennootschap, hoe beter de situatie voor de "Securities Holders" (effectenhouders).
* Dit concept is met name relevant in de context van uitkeringen en kapitaalbescherming.
---
# Inbreng in vennootschappen
### Kernbegrippen
* **Inbreng:** De overdracht van een vermogensbestanddeel in ruil voor het recht op winstdeling.
* **Inbrenger:** De aandeelhouder die een vermogensbestanddeel overdraagt aan de vennootschap.
* **Doelvermogen:** Het door inbrengen gevormde vermogen van de vennootschap, zelfs zonder rechtspersoonlijkheid.
* **Winstuitkering:** Een contingent recht, afhankelijk van winst en beslissing algemene vergadering.
### Soorten inbrengen
* **Naar voorwerp:**
* In geld: Overmaking van geldbedragen op de rekening van de vennootschap.
* In natura: Overdracht van andere vermogensbestanddelen dan geld (enkel in NV, BV, CV).
* Vereist waardering door een revisor.
* In nijverheid: Belofte om in de toekomst prestaties te leveren in ruil voor winstdeling.
* Niet mogelijk voor een gewoon aandeel in een NV.
* **Naar eigendom/genot:**
* In eigendom: De inbrenger draagt de eigendom over aan de vennootschap.
* In genot: De inbrenger staat het genot van het vermogensbestanddeel af aan de vennootschap, maar blijft eigenaar.
### Volstorting en risicoregeling
* **Volstorting:** De levering van de inbreng aan de vennootschap.
* **Risicoregeling:** De inbrenger draagt het risico van de inbreng in ruil voor winstdeelname.
* **Vrijwaring:** De inbrenger staat in voor de conformiteit en de afwezigheid van verborgen gebreken van de inbreng.
### Vermogen en kapitaal
* **Kapitaal:** Het (minimaal) door de oprichters ingebrachte bedrag, onuitkeerbaar.
* **Eigen vermogen:** Het verschil tussen het totale vermogen en het vreemd vermogen van de vennootschap.
* **Netto-actief:** Synoniem voor eigen vermogen.
* **Leverage (hefboomwerking):** Financiering met vreemd vermogen kan het rendement op eigen vermogen verhogen, maar vergroot ook het risico.
* Voorbeeld: Vennootschap E (enkel eigen vermogen) vs. Vennootschap L (eigen vermogen en lening). Bij goed resultaat hogere ROE voor L, bij slecht resultaat verlies voor L.
- > **Tip:** De impact van leverage is cruciaal voor het begrijpen van het risicoprofiel van vennootschappen
### Indicaties voor examen
* Begrip van de verschillende soorten inbrengen.
* Uitleg van het concept 'leverage' met een voorbeeld.
* Verband tussen eigen vermogen, vreemd vermogen en het rendement op eigen vermogen (ROE).
---
### Kernidee
* Inbreng vormt de kern van het startvermogen van een vennootschap en is de overdracht van een vermogensbestanddeel in ruil voor winstaanspraak.
* De aard van de inbreng kan variëren en beïnvloedt de rechten en risico's van de inbrenger.
### Belangrijke feiten
* Een inbreng is de overdracht van een vermogensbestanddeel door een inbrenger (aandeelhouder) aan de vennootschap.
* De inbreng moet van waarde zijn, in de handel kunnen worden gebracht en nuttig zijn voor de vennootschap.
* Als tegenprestatie voor de inbreng verkrijgt de inbrenger winstrechten (aandelen).
* Een inbreng is een contingent recht, afhankelijk van winstgevendheid en een beslissing tot uitkering.
### Kernconcepten
* **Onderscheid naar voorwerp van de inbreng:**
* **In geld:** Overmaking van geldbedragen naar de vennootschapsrekening.
* **In natura:** Overdracht van zaken (roerend of onroerend) of vermogensrechten in vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.
* Vereist waardering door een onafhankelijke deskundige (revisor).
* **In nijverheid:** De belofte om in de toekomst prestaties te leveren voor de vennootschap, in ruil voor winstdeling.
* Kan geen gewoon aandeel opleveren in een naamloze vennootschap (NV).
* **Onderscheid naar wijze van inbreng:**
* **In eigendom:** De inbrenger draagt het volledige eigendomsrecht over aan de vennootschap.
* **In genot:** De inbrenger staat het genot (gebruik) van een vermogensbestanddeel af aan de vennootschap, terwijl hij eigenaar blijft.
* **(Winst)uitkering:**
* Recht op winstuitkering is een gevolg van de inbreng, maar geen automatisch of eenzijdig afdwingbare aanspraak.
* Afhankelijk van winstgevendheid en beslissing van de algemene vergadering.
* Kan plaatsvinden in geld, maar ook in natura (bv. stockdividend) of via inkoop van eigen aandelen.
### Implicaties
* De inbreng vormt de basis van het vennootschapsvermogen en de verdeling van rechten en plichten tussen vennoten.
* Verschillende soorten inbrengen leiden tot verschillende rechten en verantwoordelijkheden voor de inbrengers.
* De verplichte waardering van inbrengen in natura dient ter bescherming van schuldeisers en mede-vennoten tegen overwaardering.
* Inbreng in nijverheid biedt een alternatieve manier om deel te nemen aan de vennootschap zonder directe financiële inbreng.
---
* Inbreng is de overdracht van een vermogensbestanddeel aan de vennootschap in ruil voor winstaanspraak.
* De inbreng vormt het startvermogen van de vennootschap.
* Er is een recht op (winst)uitkering als gevolg van de inbreng, maar dit is een contingent recht.
### Kernfeiten
* Inbrengen kunnen bestaan uit geld, goederen in natura, of nijverheid (toekomstige prestaties).
* Inbrengen in natura in vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid vereisen een waardering door een revisor.
* De inbreng van nijverheid is de belofte om prestaties te leveren in ruil voor een winstpercentage.
* Een inbreng kan geschieden in eigendom (vennootschap wordt eigenaar) of in genot (vennootschap mag gebruiken).
* Het recht op winstuitkering is afhankelijk van de winstgevendheid en een beslissing van de algemene vergadering.
* Winstuitkeringen kunnen gebeuren via dividenden, inkoop van eigen aandelen, of kapitaalvermindering.
* Onrechtstreekse uitkeringen, die niet tegen marktconforme voorwaarden gebeuren, zijn verboden.
* **Inbreng in geld:** Overdracht van geldbedragen aan de vennootschap.
* **Inbreng in natura:** Overdracht van activa anders dan geld, die waardering door een revisor vereisen.
* **Inbreng van nijverheid:** Belofte tot toekomstige prestaties in ruil voor winstdeling.
* **Inbreng in eigendom:** Volledige overdracht van het recht op het vermogensbestanddeel.
* **Inbreng van genot:** Verlenen van gebruiksrecht op een vermogensbestanddeel.
* **Winstuitkering:** De uitkering van winst aan de vennoten/aandeelhouders.
* **Contingent recht:** Een recht dat afhankelijk is van een toekomstige gebeurtenis (bv. winst).
* **Algemene vergadering:** Orgaan dat beslist over winstuitkeringen en andere belangrijke vennootschapszaken.
* **Dividend:** Een deel van de winst dat aan aandeelhouders wordt uitgekeerd.
* **Inkoop van eigen aandelen:** De vennootschap koopt aandelen van haar eigen aandeelhouders terug.
* **Kapitaalvermindering:** Vermindering van het statutaire kapitaal van de vennootschap.
* **Onrechtstreekse uitkering:** Een transactie die feitelijk een winstuitkering is zonder de formele procedure te volgen.
* De aard van de inbreng kan de omvang van de winstrechten beïnvloeden.
* Een correcte waardering van inbrengen in natura is cruciaal om oneerlijke behandeling van vennoten te voorkomen.
* Het recht op winstuitkering is niet gegarandeerd en afhankelijk van de vennootschapsprestaties en bestuursbeslissingen.
---
* Inbreng is de overdracht van een vermogensbestanddeel aan de vennootschap door een inbrenger (aandeelhouder) in ruil voor het recht op winstdeling.
* Dit vormt de kern van het startvermogen van de vennootschap en de basis voor de winstaanspraak van de aandeelhouder.
### Belangrijke concepten
* **Inbreng art. 1:8 WVV**: Overdracht van een vermogensbestanddeel (in geld of natura) of een belofte tot toekomstige prestaties (nijverheid) aan de vennootschap door een inbrenger.
* **Vormen van inbreng naar voorwerp**:
* In geld: Overboeking van geldbedragen naar de vennootschapsrekening.
* In natura: Overdracht van andere goederen dan geld (bij beperkte aansprakelijkheid vennootschappen, vereist waardering door een revisor).
* In nijverheid: Juridisch bindende belofte om toekomstige prestaties te leveren in ruil voor winstdeling (niet voor loon).
* **Vormen van inbreng naar recht**:
* In eigendom: Volledige overdracht van het bezit van het vermogensbestanddeel aan de vennootschap.
* In genot: Tijdelijk gebruik van het vermogensbestanddeel door de vennootschap, waarbij de eigendom bij de inbrenger blijft.
* **Risicoregeling en vrijwaring**: De wet regelt de aansprakelijkheid voor verborgen gebreken en het risico van verlies van de inbreng.
* **Winstverdelingsoogmerk**: Elke vennootschap heeft een doel gericht op de uitkering van winst of een ander vermogensvoordeel aan de vennoten.
* **Contingent recht op winstuitkering**: De aanspraak op winst is afhankelijk van werkelijke winstgeneratie en een besluit van de algemene vergadering.
### Sleutelbegrippen en mechanismen
* **Volstorting (= levering)**: De feitelijke overdracht van de inbreng aan de vennootschap.
* **Waardering van inbreng in natura**: Verplicht door een onafhankelijke revisor bij vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid om de correcte waarde van de inbreng te bepalen.
* **Recht op (winst)uitkering**: Een louter eventueel recht dat pas uitgeoefend kan worden na winstcreatie en beslissing van de algemene vergadering.
* **Niet-marktconforme voorwaarden**: Transacties die niet tegen reële economische waarde gebeuren en winst kunnen versluizen naar aandeelhouders.
* **Inkoop van eigen aandelen en kapitaalvermindering**: Alternatieve georganiseerde manieren om geld uit de vennootschap te halen, met mogelijke fiscale voordelen ten opzichte van dividenduitkeringen.
### Praktische overwegingen
* De inbreng vormt het startvermogen en de basis voor de participatie in de winst.
* Inbreng in natura vereist een nauwkeurige waardering om de gelijke behandeling van aandeelhouders te waarborgen.
* Het recht op winstuitkering is geen vaststaand recht, maar afhankelijk van de vennootschapsprestaties en besluitvorming.
- > **Tip:** Begrijp het verschil tussen inbreng in eigendom en in genot; dit heeft implicaties voor de eigendomsverhoudingen en de risicoverdeling
- >
- > **Voorbeeld:** Een aandeelhouder brengt een gebouw in de vennootschap
- Als dit in eigendom is, draagt hij de volle eigendom over
---
* Inbreng vormt de basis voor het startvermogen van een vennootschap en de aanspraak op winstdeling.
* De aard van de inbreng (geld, natura, nijverheid) bepaalt de structuur en waardering binnen de vennootschap.
### Sleutelbegrippen
* **Inbreng art. 1:8 WVV:** De overdracht van een vermogensbestanddeel (geld, natura, nijverheid) door een vennoot in ruil voor winstdeelneming.
* **Inbreng in geld:** Het overschrijven van geldbedragen op de rekening van de vennootschap.
* **Inbreng in natura:** De overdracht van goederen of rechten anders dan geld, vereist waardering door een revisor bij vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.
* **Inbreng in nijverheid:** De belofte om toekomstige prestaties te leveren in ruil voor winstdeling, zonder directe vergoeding.
* **Inbreng in eigendom:** De volledige overdracht van een vermogensbestanddeel aan de vennootschap.
* **Inbreng in genot:** De overdracht van het gebruiksrecht van een vermogensbestanddeel aan de vennootschap, waarbij de eigendom behouden blijft.
* **(Winst)uitkering:** Het recht op winstdeelname dat voortvloeit uit de inbreng, afhankelijk van winst en beslissing van de algemene vergadering.
* **Dividend:** De feitelijke winstuitkering, meestal in geld, soms in natura of in de vorm van een stockdividend.
* Inbrengen vormen het vermogen van de vennootschap, ook indien geen rechtspersoonlijkheid (doelvermogen).
* Elke inbreng moet een positieve waarde hebben en bijdragen aan de vennootschap.
* Inbrengen in natura vereisen een waarderingsverslag door een onafhankelijke revisor.
* Inbrengen in nijverheid geven recht op een deel van de winst, maar geen gewoon aandeel in een NV.
* Het recht op (winst)uitkering is contingent en afhankelijk van winstgevendheid en besluitvorming.
* Andere vormen van geldonttrekking zijn inkoop van eigen aandelen en kapitaalvermindering.
* Onrechtstreekse uitkeringen, via niet-marktconforme transacties, worden gesanctioneerd.
* De inbreng bepaalt de initiële waarde van de aandelen en de winstclaim van de vennoot.
* De waardering van inbrengen in natura is cruciaal voor een eerlijke verdeling van aandelen en stemrechten.
* Het mechanisme van inbreng en uitkering regelt de verdeling van risico en rendement tussen vennoten.
* De (on)mogelijkheid van inbreng in nijverheid beïnvloedt de rol van individuele expertise in verschillende vennootschapsvormen.
---
* Inbreng is de overdracht van een vermogensbestanddeel door een vennoot aan de vennootschap.
* In ruil voor de inbreng verkrijgt de vennoot een winstaanspraak (aandeel).
* Een inbreng moet waardeerbaar zijn en in de handel gebracht kunnen worden.
* De inbreng dient een nut te hebben voor de vennootschap.
### Soorten inbreng
* **Inbreng in geld:** Geld wordt overgeschreven naar de vennootschapsrekening.
* **Inbreng in natura:** Goederen anders dan geld worden ingebracht, vereist waardering door een revisor voor vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.
* **Inbreng in nijverheid:** Een juridisch bindende belofte om in de toekomst prestaties te leveren voor de vennootschap.
### Manieren van inbreng
* **Inbreng in eigendom:** De vennoot draagt het volledige eigendomsrecht van het goed over aan de vennootschap.
* **Inbreng van genot:** De vennoot staat het genot van het goed af aan de vennootschap, terwijl het eigendomsrecht behouden blijft.
* **Volstorting** is de daadwerkelijke levering van de inbreng aan de vennootschap.
* De **risicoregeling** bepaalt wie het verlies draagt bij waardevermindering van de inbreng.
* Voor inbrengen in natura geldt een wettelijke waarderingsplicht door een revisor.
* Elke vennootschap bezit een **eigen vermogen**, ook zonder rechtspersoonlijkheid (doelvermogen).
* Het **kapitaal** bestaat uit de inbrengen die onbeschikbaar zijn voor uitkering aan aandeelhouders.
* Het **eigen vermogen** is het verschil tussen de activa en de schulden van de vennootschap.
* Een hoger netto-actief (eigen vermogen) duidt op een betere financiële gezondheid van de vennootschap.
---
* Inbreng is de overdracht van een vermogensbestanddeel in ruil voor winstaanspraak.
* Elke vennootschap heeft een doel, met name de uitkering van winst of een ander vermogensvoordeel.
* Het voorwerp van de vennootschap zijn de activiteiten die worden nagestreefd om het doel te realiseren.
* Een inbreng is een recht dat onderworpen is aan het risico van de vennootschap.
### Sleutelbegrippen inbreng
* **Voorwerp van inbreng:** Geld, goederen in natura, of nijverheid (toekomstige prestaties).
* **Inbreng in geld:** Overmaking van geld op de rekening van de vennootschap.
* **Inbreng in natura:** Goederen (onroerend, roerend, immaterieel) die worden ingebracht in vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.
* **Waardering inbreng in natura:** Verplicht te laten waarderen door een revisor bij vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.
* **Inbreng in nijverheid:** Juridisch bindende belofte om prestaties te leveren in ruil voor een winstpercentage. Mag niet in een NV voor een gewoon aandeel.
* **Inbreng in eigendom:** Volledige overdracht van het vermogensbestanddeel aan de vennootschap.
* **Inbreng van genot:** Tijdelijk gebruik van een vermogensbestanddeel ten gunste van de vennootschap, met behoud van eigendom door de inbrenger.
### Risico en vrijwaring van de inbreng
* **Volstorting van de inbreng:** De levering van wat is beloofd in de inbreng.
* **Risicoregeling:** De inbrenger loopt het risico dat de vennootschap failliet gaat voordat de inbreng volledig geleverd is.
* **Vrijwaring:** De inbrenger staat in voor verborgen gebreken van in natura ingebrachte goederen.
### Genotsinbreng en nijverheidsinbreng
* Bij genotsinbreng geniet de vennootschap van het goed, zonder eigenaar te worden.
* Bij nijverheidsinbreng belooft de vennoot toekomstige arbeid of diensten.
* Deze inbrengen zijn vatbaar voor beoordeling door de rechter in geval van geschil.
* **Kapitaal:** Het geheel van inbrengen dat bij oprichting onuitkeerbaar wordt gemaakt, vooral bij NV.
* **Eigen vermogen:** Het verschil tussen de activa en de schulden van de vennootschap.
* **Netto-actief:** Het eigen vermogen van de vennootschap. Een hoger netto-actief duidt op een betere financiële situatie.
* **Eigen vs. vreemd vermogen:** Het onderscheid tussen kapitaal ingebracht door vennoten en schulden aangegaan bij derden.
- > **Tip:** Het concept van "leverage" (hefboomwerking) is cruciaal: het financieren met schulden kan de return on equity (ROE) verhogen, maar vergroot ook het risico bij slechte resultaten
---
### Core idea
* Inbreng vormt de basis van het startvermogen van een vennootschap en vindt plaats in ruil voor winstaanspraak.
* De aard van de inbreng (geld, natura, nijverheid) heeft specifieke juridische en waarderingsgevolgen.
* De volstorting en de risicoregeling zijn cruciaal voor de correcte realisatie van de inbreng.
### Key facts
* Een inbreng is de overdracht van een vermogensbestanddeel door een vennoot aan de vennootschap.
* De inbreng moet in geld waardeerbaar zijn en overdraagbaar.
* De inbreng moet enig nut hebben voor de vennootschap.
* In ruil voor de inbreng verkrijgt de vennoot een winstaanspraak, die een contingent recht is.
* De vennootschap is de drager van het vermogen gevormd door de inbrengen.
### Key concepts
* **Inbreng in geld:** Overboeking van geld naar de vennootschapsrekening.
* **Inbreng in natura:** Overdracht van goederen of rechten anders dan geld; vereist waardering door een revisor voor besloten vennootschappen (BV, CV, NV).
* **Inbreng in nijverheid:** Belofte om in de toekomst prestaties te leveren, in ruil voor winstdeling; geen gewoon aandeel mogelijk in een NV.
* **Inbreng in eigendom:** De inbrenger draagt de volledige eigendom over aan de vennootschap.
* **Inbreng in genot:** De inbrenger behoudt de eigendom, maar verleent de vennootschap het genot van het goed.
* **Volstorting:** De daadwerkelijke levering of betaling van de inbreng door de vennoot.
* **Risicoregeling:** Bepaalt wie het risico draagt voor de inbreng (bv. waardevermindering) tot aan de volstorting.
* **Vrijwaring:** De verplichting van de inbrenger om de vennootschap te vrijwaren voor verborgen gebreken of uitwinning met betrekking tot de inbreng.
### Implications
* De wijze van inbreng kan de verdeling van stem- en winstrechten beïnvloeden.
* Een correcte waardering van inbrengen in natura is essentieel om ongelijke behandeling van vennoten te voorkomen.
* Niet-nagekomen inbrengen kunnen leiden tot aansprakelijkheid van de vennoot en/of de bestuurders.
* De regels rond inbreng beschermen zowel de vennoten onderling als de schuldeisers van de vennootschap.
### Common pitfalls
* Onjuiste of te hoge waardering van inbrengen in natura.
* Het niet volledig volstorten van inbrengen, wat kan leiden tot aansprakelijkheid.
* Het verwarren van inbreng met andere vormen van kapitaalverschaffing of leningen.
---
* De inbreng is de overdracht van een vermogensbestanddeel door een vennoot aan de vennootschap.
* In ruil voor de inbreng verkrijgt de vennoot een winstaanspraak (een aandeel).
* De inbreng vormt de basis van het startvermogen van de vennootschap.
* **In geld:** Overboeking van geld naar de vennootschapsrekening.
* **In natura:** Overdracht van goederen of diensten (verplicht te waarderen door een revisor in besloten vennootschappen zoals NV, BV, CV).
* **In nijverheid:** De belofte om prestaties te leveren in de toekomst, in ruil voor winstdeling (niet mogelijk voor gewoon aandeel in NV).
* **Naar eigendom:**
* **In eigendom:** De vennoot draagt de volle eigendom van het goed over aan de vennootschap.
* **In genot:** De vennoot behoudt de eigendom, maar verleent de vennootschap het genot van het goed.
* **Volstorting:** De volledige levering van de inbreng door de vennoot aan de vennootschap.
* **Risicoregeling:** De vennoot die inbrengt, loopt risico omdat de waarde van zijn inbreng kan dalen of verloren gaan.
* **Vrijwaring:** De vennoot dient de vennootschap te vrijwaren tegen verborgen gebreken en uitwinning bij inbrengen in eigendom.
* **Kapitaal:** Het totaal van de inbrengen (geld of natura) die onuitkeerbaar en onbeschikbaar zijn voor de vennootschap.
* **Eigen vermogen:** Het netto-actief van de vennootschap (totaliteit van activa minus schulden).
* **Vreemd vermogen:** De schulden van de vennootschap aan derden.
* Een hoger netto-actief van de vennootschap duidt op een betere financiële situatie.
### Winstuitkering
* Het recht op winstuitkering is contingent en afhankelijk van de gemaakte winst en een beslissing van de algemene vergadering.
* Winstuitkeringen kunnen gebeuren via dividenden, inkoop van eigen aandelen of kapitaalvermindering.
* Onrechtstreekse uitkeringen (bv. via niet-marktconforme transacties) zijn verboden.
---
* Inbrengen vormen de basis van het startvermogen van een vennootschap en verlenen recht op winstdeling.
* De aard van de inbreng (geld, natura, nijverheid) bepaalt de specifieke regels en waarderingsvereisten.
* **Inbreng:** De overdracht van een vermogensbestanddeel (geld, goederen, kennis) door een vennoot in ruil voor winstparticipatie.
* **Inbreng in geld:** Betaling van een geldsom aan de vennootschap.
* **Inbreng in natura:** Overdracht van goederen of rechten, vereist een waardering door een revisor bij vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.
* **Inbreng in nijverheid:** Belofte om toekomstige prestaties te leveren in ruil voor winstdeling, niet voor loon.
* **Inbreng in eigendom:** Volledige overdracht van het recht van eigendom aan de vennootschap.
* **Inbreng van genot:** Verlenen van gebruiksrecht aan de vennootschap, waarbij de inbrenger eigenaar blijft.
* **Winstuitkering:** Het recht van vennoten om deel te hebben in de winst, afhankelijk van winstgevendheid en beslissing van de algemene vergadering.
* **Dividend:** De uitkering van winst aan aandeelhouders.
* **Onrechtstreekse uitkering:** Transacties met een vennootschap tegen manifest niet-marktconforme voorwaarden, die als winstversluis naar aandeelhouders worden beschouwd.
### Mechanismen en Toepassing
* De inbreng vormt het startvermogen en verleent aanspraak op winstdeling, wat een contingent recht is.
* Bij inbreng in natura in vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (NV, BV, CV) is een waardering door een revisor verplicht.
* De waarde van de inbreng bepaalt het aantal aandelen dat de inbrenger ontvangt.
* Een inbreng in nijverheid geeft geen recht op een 'gewoon' aandeel in een NV.
* Winstuitkeringen zijn afhankelijk van de winstgevendheid en de beslissing van de algemene vergadering.
* Alternatieve uitkeringsmechanismen omvatten de inkoop van eigen aandelen en kapitaalvermindering.
* Niet-marktconforme transacties (bv. niet-marktconforme huur) kunnen als onrechtstreekse uitkeringen beschouwd worden.
* De inbreng is de kern van het startvermogen van elke vennootschap, zelfs die zonder rechtspersoonlijkheid.
* Het recht op winstuitkering is geen automatisch of eenzijdig afdwingbare aanspraak; het is afhankelijk van winst en AVA-beslissing.
* De waardering van inbrengen in natura is cruciaal om een eerlijke participatie in de vennootschap te waarborgen.
* Onrechtstreekse uitkeringen zijn verboden omdat ze het vermogen van de vennootschap op een misleidende manier verminderen.
---
# fasen en procedurele stappen bij de oprichting van een vennootschap
### Kernidee
* De oprichting van een vennootschap omvat verschillende fasen, met specifieke juridische formaliteiten en vereisten.
* De procedurele stappen garanderen de geldigheid, transparantie en tegenwerpelijkheid van de vennootschap.
### Kernpunten
* **Fasen in de oprichting**: De oprichting doorloopt diverse stappen, van het initiële akkoord tot de uiteindelijke openbaarmaking.
* **Geschriftvereiste**: De oprichting van de meeste vennootschappen vereist een geschrift, met name een oprichtingsakte.
* **Inhoud van de oprichtingsakte**: Dit document bevat essentiële informatie over de vennootschap, zoals naam, zetel, doel, en de bijdragen van de vennoten.
* **Openbaarmaking**: De oprichtingsakte en andere relevante gegevens moeten bekendgemaakt worden om tegenwerpelijk te zijn aan derden.
* Publicatie in het Belgisch Staatsblad.
* Inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO).
* **Preconstitutief handelen**: Handelingen die gesteld worden vóór de officiële oprichting van de vennootschap.
* Deze handelingen kunnen in hoofde van de promotor (oprichter) leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid.
* De vennootschap kan deze handelingen na oprichting overnemen en zich eraan verbinden.
* **Nietigheid van de vennootschap**: De vennootschap kan nietig verklaard worden indien bepaalde wettelijke vereisten niet voldaan zijn.
### Implicaties
* **Geldigheid en tegenwerpelijkheid**: De naleving van de procedurele stappen is cruciaal voor de juridische geldigheid en om de vennootschap aan derden te kunnen tegenwerpen.
* **Bescherming van derden**: Openbaarmaking zorgt voor transparantie en beschermt schuldeisers en andere belanghebbenden tegen onverwachte juridische situaties.
* **Risico voor oprichters**: Het preconstitutief handelen kan leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid van de oprichters indien de vennootschap de handelingen na oprichting niet overneemt.
- > **Tip:** Besteed extra aandacht aan de regels rond preconstitutief handelen, aangezien dit een veelvoorkomende casusvraag op het examen is
- Zorg dat je weet wanneer een oprichter persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld
---
* De oprichting van een vennootschap omvat meerdere juridische fasen en vereist specifieke procedurele stappen om geldig te zijn en tegenwerpelijk te worden aan derden.
* Fasen in de oprichting:
* Preconstitutief handelen (handelingen voorafgaand aan de officiële oprichting).
* Oprichting zelf: het sluiten van de oprichtingsakte.
* Openbaarmaking en inschrijving.
* Geschriftvereiste:
* Een oprichtingsakte is verplicht voor de meeste vennootschapsvormen.
* Voor bepaalde vormen is een authentieke akte (notariële akte) vereist.
* Inhoud van de oprichtingsakte:
* Bevat essentiële informatie zoals de naam, zetel, doel en aandelenverdeling.
* Openbaarmaking:
* Een uittreksel van de oprichtingsakte wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
* Dit maakt de inhoud tegenwerpelijk aan derden.
* Inschrijving in de KBO:
* De vennootschap moet worden ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO).
* Preconstitutief handelen:
* Handelingen die door de oprichters (promotors) worden gesteld vóór de vennootschap juridisch bestaat.
* Deze handelingen kunnen bevrijdend zijn voor de promotor na de oprichting.
* Nietigheid van de vennootschap:
* Schending van bepaalde oprichtingsvereisten kan leiden tot de nietigheid van de vennootschap.
* Een nietige vennootschap wordt geacht nooit te hebben bestaan.
* Het correct volgen van de oprichtingsprocedures is cruciaal voor de geldigheid en de rechtszekerheid van de vennootschap.
* Onjuistheden in de oprichtingsakte of het niet naleven van publicatieverplichtingen kunnen leiden tot aansprakelijkheid van de oprichters.
* Het preconstitutief handelen vereist zorgvuldigheid om latere aansprakelijkheid te voorkomen.
* Openbaarmaking zorgt voor transparantie ten opzichte van derden (schuldeisers, klanten, etc.).
---
* De oprichting van een vennootschap omvat verschillende fasen, culminerend in de verkrijging van rechtspersoonlijkheid.
* Essentiële stappen betreffen het vastleggen van de oprichtingsakte, openbaarmaking en inschrijving in de KBO.
* Handelingen vóór de officiële oprichting (preconstitutief handelen) zijn cruciaal en kunnen leiden tot aansprakelijkheid van de promotor.
### Kernfeiten
* De oprichtingsakte vormt de juridische basis en moet bepaalde wettelijke inhoudsvereisten bevatten.
* Openbaarmaking geschiedt via publicatie in het Belgisch Staatsblad, wat de inhoud tegenwerpelijk maakt aan derden.
* Inschrijving in de Kruispuntbank voor Ondernemingen (KBO) is verplicht voor elke rechtspersoon.
* Preconstitutief handelen verwijst naar rechtshandelingen gesteld in naam van de vennootschap vóór de rechtspersoonlijkheid is verkregen.
* De oprichter (promotor) kan bevrijd worden van aansprakelijkheid voor deze preconstitutieve handelingen indien de vennootschap deze na oprichting bekrachtigt.
* Nietigheid van de vennootschap kan optreden bij het niet naleven van fundamentele oprichtingsvereisten.
### Kernconcepten
* **Oprichtingsakte:** Notarieel of onderhands document dat de statuten en de oprichting vastlegt.
* **Openbaarmaking:** Wettelijk verplichte publicatie van de oprichtingsakte en andere gegevens.
* **Kruispuntbank voor Ondernemingen (KBO):** Centrale database voor alle ondernemingen in België.
* **Preconstitutief handelen:** Handelingen gesteld door oprichters namens een nog niet bestaande rechtspersoon.
* **Bekrachtiging:** De rechtshandeling van de nog niet opgerichte vennootschap na haar oprichting.
* **Rechtspersoonlijkheid:** Het vermogen om rechten en plichten te hebben als een zelfstandig subject.
* **Nietigheid:** Ongeldigheid van de vennootschap vanaf haar oprichting.
* Correcte naleving van de procedurele stappen is essentieel voor de rechtsgeldigheid en tegenwerpelijkheid van de vennootschap.
* Onzorgvuldigheid bij preconstitutieve handelingen kan leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid van de oprichter.
* Openbaarmaking zorgt voor transparantie naar derden toe.
* De inschrijving in de KBO zorgt voor de officiële identificatie van de vennootschap.
- > **Tip:** Zorg ervoor dat alle statutaire en wettelijke vereisten voor de oprichtingsakte nauwkeurig worden nageleefd om latere nietigheid te voorkomen
- Wees extra voorzichtig met handelingen die worden gesteld vóór de vennootschap formeel bestaat
---
## Oprichting van een vennootschap: procedurele stappen (vervolg)
### Procedurele stappen
* **Oprichtingsakte vereist:** Voor de oprichting van een vennootschap is een geschrift (oprichtingsakte) vereist.
* **Inhoud oprichtingsakte:** De akte moet wettelijk bepaalde informatie bevatten.
* **Openbaarmaking:** De oprichtingsakte en andere gegevens moeten bekendgemaakt worden.
* **Preconstitutief handelen:** Handelingen die door de promotor worden gesteld vóór de officiële oprichting.
* Situering van deze handelingen in de oprichtingsfase.
* Mogelijke bevrijding van de promotor voor deze handelingen.
* **Nietigheid:** Mogelijkheid tot nietigverklaring van de vennootschap onder bepaalde omstandigheden.
### Preconstitutief handelen
* **Definitie:** Handelingen gesteld door de oprichter vóórdat de vennootschap formeel is opgericht en rechtspersoonlijkheid heeft verkregen.
* **Doel:** Het voorbereiden van de activiteiten van de toekomstige vennootschap.
* **Risico voor oprichter:** De promotor die deze handelingen stelt, is in beginsel persoonlijk verbonden.
* **Bevrijding van de promotor:**
* Mogelijk indien de vennootschap de handelingen na oprichting overneemt (bevestigt).
* De wet voorziet hierin om de promotor te beschermen.
### Nietigheid van de vennootschap
* **Gronden voor nietigheid:** Specifieke wettelijke bepalingen bepalen onder welke omstandigheden een vennootschap nietig kan worden verklaard.
* **Gevolgen:** Een nietig verklaarde vennootschap wordt geacht nooit te hebben bestaan.
* **Sancties:** Vaak worden de oprichters of bestuurders persoonlijk aansprakelijk gesteld voor de schade die voortvloeit uit de nietigheid.
---
## Winstverdeling bij vennootschappen
* Winstverdeling is het recht van vennoten om een deel van de winst van de vennootschap te ontvangen, afhankelijk van hun inbreng en beslissingen van de algemene vergadering.
* **Winstverdeling:** Het recht op winstuitkering is een contingent recht, afhankelijk van winstgevendheid en beslissing van de algemene vergadering.
* **Dividend:** Een winstuitkering, meestal in geld, soms in natura of als stockdividend (nieuwe aandelen).
* **Algemene vergadering (AVA):** Beslist over de goedkeuring van de jaarrekening en de winstverdeling.
* **Niet-marktconforme voorwaarden:** Transacties met vennoten tegen voorwaarden die afwijken van de marktwaarde, wat onrechtstreekse winstuitkeringen kan zijn.
* **Inkoop van eigen aandelen:** Een vennootschap koopt haar eigen aandelen terug van aandeelhouders, wat economisch vergelijkbaar is met een dividenduitkering.
* **Kapitaalvermindering:** Een procedure waarbij het statutaire kapitaal van de vennootschap wordt verminderd, wat kan leiden tot uitkeringen aan aandeelhouders.
* **Uittreding:** Mogelijkheid voor aandeelhouders in bepaalde vennootschappen om uit te treden en hun inbreng terug te krijgen.
### Sleutelbegrippen
* **Inbreng:** De overdracht van een vermogensbestanddeel in ruil voor winstaanspraak.
* **Kapitaal:** Het deel van de inbrengen dat, in bepaalde vennootschapsvormen, onuitkeerbaar is en de schuldeisers beschermt.
* **Eigen vermogen:** Het verschil tussen het totale vermogen van de vennootschap en haar schulden.
* **Verliesverwerking:** Procedure voor het omgaan met verliezen, inclusief continuïteitsbedreiging en de alarmbelprocedure.
* **Liquidatiereserve:** Een deel van de winst dat onderworpen is aan een specifiek fiscaal regime.
### Belangrijke overwegingen
* Het recht op winstuitkering is niet automatisch en kan worden gereserveerd door de vennootschap.
* De winst moet uiteindelijk worden uitgekeerd, uiterlijk bij de ontbinding van de vennootschap.
* Transacties tegen niet-marktconforme voorwaarden kunnen als onrechtstreekse winstuitkeringen worden beschouwd.
---
### Oprichtingsfasen
* **Fasen in de oprichting:** Een algemene fasering die de stappen omvat van intentie tot volwaardige rechtspersoon.
* **Geschriftvereiste:** De oprichting van een vennootschap vereist in beginsel een geschrift.
* **Inhoud van de oprichtingsakte:** De akte moet specifieke informatie bevatten zoals bepaald door de wet.
### Openbaarmaking en registratie
* **Openbaarmaking van de oprichtingsakte:** Uittreksels van de oprichtingsakte moeten worden bekendgemaakt.
* **Andere openbaar te maken gegevens:** Bijkomende informatie, zoals vermeld in art. 2:7-2:14 WVV, moet ook openbaar worden gemaakt.
* **Gevolgen van publicatie in het Belgisch Staatsblad:** Publicatie maakt de inhoud tegenwerpelijk aan derden.
* **Inschrijving in de KBO:** De vennootschap moet worden ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen.
* **VZW-specifieke publicatie:** Verenigingen zonder winstoogmerk (VZW's) hebben specifieke publicatievereisten.
### Pre-constitutief handelen
* **Preconstitutief handelen:** Handelingen die worden gesteld voordat de vennootschap rechtspersoonlijkheid verkrijgt.
* **Bevrijding van de promotor:** De promotor die namens de nog op te richten vennootschap handelde, kan onder bepaalde voorwaarden bevrijd worden van zijn aansprakelijkheid.
* **Nietigheid van de vennootschap:** Situaties waarin een vennootschap ongeldig wordt verklaard.
### Identificatie van rechtspersonen
* **Vennootschapsnaam:** De naam waaronder de vennootschap optreedt.
* **Zetel:** De officiële vestigingsplaats van de vennootschap.
* **Belang van de zetel:** De zetel is relevant voor de toepasselijke wetgeving en bevoegdheid van rechtbanken.
* **Statutaire zetelleer:** De leer die de statutaire zetel als doorslaggevend beschouwt.
* **Verplaatsing van de zetel:** Procedure voor het wijzigen van de statutaire zetel.
* **Grensoverschrijdende omzetting:** Mogelijkheid om de zetel naar een ander land te verplaatsen met behoud van rechtsvorm.
* **Nationaliteit:** De nationaliteit van de vennootschap.
---
### Fasen in de oprichting
* Oprichting en verkrijging van rechtspersoonlijkheid doorlopen verschillende stappen.
* De verschillende fasen zijn cruciaal voor de totstandkoming en tegenwerpelijkheid van de vennootschap.
### Geschriftvereiste
* Voor de oprichting van de meeste vennootschappen is een geschrift vereist.
* Dit geschrift is een oprichtingsakte, die de basis vormt voor het bestaan van de rechtspersoon.
* De authenticiteit van de akte is afhankelijk van het type vennootschap (onderhands of notarieel).
### Inhoud van de oprichtingsakte
* De oprichtingsakte bevat essentiële informatie over de vennootschap.
* Deze informatie omvat onder andere de naam, zetel, doel en de statuten.
### Openbaarmaking
* Openbaarmaking van de oprichtingsakte is vereist voor de tegenwerpelijkheid aan derden.
* Uittreksels van de oprichtingsakte worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
* Inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) is eveneens verplicht.
* Specifieke regels gelden voor verenigingen met rechtspersoonlijkheid (VZW).
* Handelingen die door de oprichters (promotoren) worden gesteld vóór de officiële oprichting.
* Deze handelingen kunnen de vennootschap later binden onder bepaalde voorwaarden.
* De promotor kan bevrijd worden van aansprakelijkheid na de oprichting.
* Oorzaken van nietigheid, zoals het ontbreken van essentiële geldigheidsvereisten.
* Gevolgen van nietigheid voor de vennootschap en derden.
---
### Oprichting en rechtspersoonlijkheid
* **Fasen in de oprichting:** Het oprichtingsproces omvat verschillende stappen.
* **Geschriftvereiste:** Een oprichtingsakte is steeds vereist.
* **Inhoud van de oprichtingsakte:** De akte moet specifieke informatie bevatten.
* **Openbaarmaking:** De oprichtingsakte moet openbaar worden gemaakt.
* Openbaarmaking van de oprichtingsakte zelf.
* Andere openbaar te maken gegevens zijn vastgelegd in de artikelen 2:7-2:14 WVV.
* Gevolgen van de publicatie in het Belgisch Staatsblad zijn geregeld in artikel 2:18 WVV.
* **Inschrijving in de KBO:** Inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen is noodzakelijk.
* **VZW:** Specifieke regels gelden voor de oprichting van een VZW.
* **Preconstitutief handelen:** Handelingen gesteld vóór de definitieve oprichting van de vennootschap zijn belangrijk.
* Situering van deze handelingen.
* Bevrijding van de promotor voor deze handelingen.
* **Nietigheid van de vennootschap:** Oprichtingsgebreken kunnen leiden tot nietigheid.
---
* De oprichting van een vennootschap doorloopt verschillende fasen, met specifieke procedurele stappen die essentieel zijn voor haar geldigheid en tegenwerpelijkheid.
* **Geschriftvereiste:** De oprichtingsakte vereist een geschrift.
* **Inhoud van de oprichtingsakte:** Specifieke bepalingen moeten in de akte worden opgenomen.
* **Openbaarmaking:** De oprichtingsakte en andere gegevens moeten openbaar gemaakt worden.
* **Inschrijving in de KBO:** De vennootschap moet ingeschreven worden in de Kruispuntbank van Ondernemingen.
* **Preconstitutief handelen:** Handelingen die de promotor stelt vóór de oprichting van de vennootschap.
* Bevrijding van de promotor: Voorwaarden waaronder de promotor van aansprakelijkheid wordt ontheven.
* **Nietigheid:** Mogelijkheid tot nietigverklaring van de vennootschap indien aan bepaalde vereisten niet is voldaan.
* **Openbaarmaking van de oprichtingsakte:** De akte wordt bekendgemaakt om derden te informeren.
* **Andere openbaar te maken gegevens:** Wettelijk bepaalde informatie die ook openbaar gemaakt moet worden.
* **Gevolgen van publicatie in het Belgisch Staatsblad:** Juridische consequenties van de bekendmaking.
* **Inschrijving in de KBO:** Registratie in de centrale ondernemingsdatabank.
* **VZW:** Specifieke openbaarmakingsregels voor verenigingen zonder winstoogmerk.
---
### Oprichtingsfases en formele vereisten
* De oprichting van een vennootschap kent diverse fasen.
* Een geschrift (oprichtingsakte) is vereist voor de oprichting van een rechtspersoon.
* Openbaarmaking van de oprichtingsakte is noodzakelijk.
* Andere gegevens moeten eveneens openbaar gemaakt worden conform de wet.
* Publicatie in het Belgisch Staatsblad heeft specifieke rechtsgevolgen.
* Inschrijving in de Kruispuntbank voor Ondernemingen (KBO) is verplicht.
* Preconstitutief handelen verwijst naar handelingen die verricht worden vóór de vennootschap rechtspersoonlijkheid verkrijgt.
* De promotor kan onder bepaalde voorwaarden bevrijd worden van aansprakelijkheid voor deze handelingen.
* Nietigheid van de vennootschap kan onder specifieke omstandigheden worden uitgesproken.
---
* De oprichting van een vennootschap omvat meerdere fasen, van preconstitutief handelen tot openbaarmaking en inschrijving.
### Belangrijke concepten
* **Preconstitutief handelen:** Handelingen die worden gesteld door de promotor vóór de officiële oprichting van de vennootschap.
* **Bevrijding van de promotor:** De voorwaarden waaronder de promotor kan worden bevrijd van zijn aansprakelijkheid voor preconstitutieve handelingen.
* **Nietigheid van de vennootschap:** De gronden waarop een vennootschap ongeldig kan worden verklaard.
* **Geschriftvereiste:** De noodzaak van een schriftelijke akte voor de oprichting van de meeste vennootschappen.
* **Inhoud oprichtingsakte:** De essentiële elementen die in de oprichtingsakte moeten worden opgenomen.
* **Openbaarmaking:** De verplichte publicatie van de oprichtingsakte en andere gegevens.
* **Inschrijving in de KBO:** De registratie van de vennootschap in de Kruispuntbank voor Ondernemingen.
* **Fasen in de oprichting:** Een oprichting verloopt in diverse stappen, waaronder het preconstitutief handelen en de formele oprichting.
* **Geschriftvereiste:** Een oprichtingsakte is vereist voor de meeste vennootschappen, wat de juridische basis vormt.
* **Inhoud oprichtingsakte:**
* Identificatie van de vennoten.
* Vennootschapsnaam, zetel en voorwerp.
* Omvang van het kapitaal en de inbrengen.
* Statutaire regels inzake bestuur en vennootschapsaangelegenheden.
* **Openbaarmaking:**
* Oprichtingsakte wordt neergelegd ter griffie van de ondernemingsrechtbank.
* Publicatie van een uittreksel in het Belgisch Staatsblad (BS).
* Andere gegevens die openbaar gemaakt moeten worden (art. 2:7-2:14 WVV).
* Gevolgen van publicatie in BS (art. 2:18 WVV): tegenwerpelijkheid aan derden.
* **Inschrijving in de KBO:** De vennootschap moet ingeschreven worden in de Kruispuntbank voor Ondernemingen.
* **VZW:** Specifieke regels voor VZW's met betrekking tot rechtspersoonlijkheid en openbaarmaking.
* **Situering:** Handelingen gesteld door een promotor vóór de formele oprichting.
* **Bevrijding van de promotor:** De promotor kan bevrijd worden van aansprakelijkheid indien de vennootschap de preconstitutieve handelingen bekrachtigt na haar oprichting.
* Gronden voor nietigheid omvatten schendingen van wettelijke vormvereisten of andere essentiële bepalingen.
### Tip
---
* De oprichting van een vennootschap omvat verschillende fasen, van het initiële idee tot de formele erkenning en openbaarmaking.
* De procedurele stappen zijn cruciaal voor de geldigheid en de rechtsgevolgen van de vennootschap.
* **Geschriftvereiste**: De oprichtingsakte van de vennootschap moet schriftelijk zijn opgesteld.
* **Inhoud van de oprichtingsakte**: De akte moet specifieke informatie bevatten, zoals bepaald door de wet.
* **Openbaarmaking**:
* De oprichtingsakte wordt openbaar gemaakt.
* Andere gegevens die openbaar gemaakt moeten worden, worden eveneens geregeld (bv. art. 2:7-2:14 WVV).
* Publicatie in het Belgisch Staatsblad heeft specifieke rechtsgevolgen (bv. art. 2:18 WVV).
* Inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) is vereist.
* Specifieke regels gelden voor VZW's.
* **Situering**: Handelingen die worden gesteld vóór de formele oprichting van de vennootschap.
* **Bevrijding van de promotor**: Bepalingen betreffende de aansprakelijkheid van de persoon die de handelingen stelt in naam van de toekomstige vennootschap.
### Nietigheid
* Mogelijkheid tot nietigverklaring van de vennootschap onder bepaalde omstandigheden.
---
## Oprichting van een vennootschap: procedurele stappen
* De oprichting van een vennootschap verloopt via specifieke procedurele stappen, die variëren afhankelijk van de rechtsvorm en het type inbreng.
* Belangrijke aspecten hierbij zijn de opstelling van de oprichtingsakte, de vereiste openbaarmaking, inschrijving in het KBO en de pre-constitutieve handelingen van de promotor.
* **Oprichtingsakte:**
* Vereist een geschrift, opgesteld door een notaris voor NV, BV, CV en Comm.V.
* Voor maatschap en VOF volstaat een onderhandse akte.
* **Inhoud van de oprichtingsakte:**
* Bevat essentiële informatie over de vennootschap, zoals naam, zetel, doel, voorwerp en inbrengen.
* Uittreksel van de oprichtingsakte dient gepubliceerd te worden in het Belgisch Staatsblad.
* Dit maakt de oprichting tegenwerpelijk aan derden.
* **Inschrijving in de KBO:**
* Verplicht voor alle rechtspersonen, inclusief vennootschappen.
* Zorgt voor identificatie en centraliseert informatie.
* **Pre-constitutief handelen:**
* Handelingen die een promotor stelt vóór de officiële oprichting van de vennootschap.
* De promotor kan bevrijd worden van aansprakelijkheid indien de vennootschap deze handelingen bekrachtigt na oprichting.
* Nietigheid kan worden uitgesproken indien de oprichtingsvereisten niet zijn nageleefd.
* Dit kan leiden tot een ontbinding en vereffening van de vennootschap.
---
* De oprichting van een vennootschap omvat verschillende fasen die leiden tot het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid en het mogelijk maken van haar werking.
* De procedurele stappen zijn cruciaal voor de geldigheid, de tegenwerpelijkheid en de effectieve werking van de vennootschap.
### Procedurele stappen en formaliteiten
* Vereist een geschrift, minstens onderhands voor personenvennootschappen (VOF, Comm. V.) en een authentieke akte voor rechtspersoonlijke vennootschappen (NV, BV, CV).
* Bevat essentiële informatie zoals de naam, zetel, doel, inbrengen, kapitaal en de regels voor de werking.
* **Neerlegging ter griffie van de ondernemingsrechtbank:**
* Noodzakelijk voor het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid (behalve voor maatschap).
* Zorgt voor de inschrijving in het handelsregister (nu KBO).
* Uittreksel van de oprichtingsakte wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
* Maakt de inhoud van de akte tegenwerpelijk aan derden.
* **Inschrijving in de KBO (Kruispuntbank voor Ondernemingen):**
* Verplicht voor alle ondernemingen, inclusief vennootschappen.
* Dient als centraal register voor identificatiegegevens.
* **Preconstitutief handelen:**
* Handelingen verricht vóór de officiële oprichting en verkrijging van rechtspersoonlijkheid.
* De promotor kan bevrijd worden van aansprakelijkheid voor deze handelingen na de opname ervan in de oprichtingsakte.
* **Nietigheid van de vennootschap:**
* Kan worden uitgesproken indien bepaalde geldigheidsvereisten niet vervuld zijn.
### Gevolgen van procedurele stappen
* **Verwerving van rechtspersoonlijkheid:**
* De vennootschap wordt een zelfstandig rechtssubject met eigen rechten en plichten.
* Creëert een afgescheiden vermogen (entity shielding).
* Zorgt voor de scheiding tussen het vermogen van de vennootschap en dat van de vennoten (owner shielding).
* **Tegenwerpelijkheid aan derden:**
* Publicatie in het Staatsblad en inschrijving in de KBO maken de oprichting en de statuten kenbaar voor derden.
---
## Vennootschapsrecht: de vennootschapsnaam en de zetel
* De vennootschapsnaam is de handelsnaam die de vennootschap draagt en waaronder zij optreedt.
* De zetel is de statutaire woonplaats van de vennootschap, die bepalend is voor de toepasselijke wetgeving en de bevoegde rechtbanken.
* **Vennootschapsnaam:**
* Moet onderscheidend zijn van andere namen in de sector.
* Mag niet misleidend zijn over de aard of omvang van de vennootschap.
* Is beschermd door het merkenrecht.
* **Zetel:**
* Wordt in de statuten bepaald.
* Bepaalt de nationaliteit van de vennootschap.
* Is relevant voor de bevoegdheid van rechtbanken bij geschillen.
* Verplaatsing van de zetel is een statutaire wijziging en vereist formele procedures.
* De keuze van de vennootschapsnaam is cruciaal voor de merkidentiteit en bescherming.
* De statutaire zetel heeft directe gevolgen voor de rechtsbevoegdheid en de toepasselijke regelgeving.
* Grensoverschrijdende omzetting maakt het mogelijk om de statutaire zetel naar een ander land te verplaatsen zonder de vennootschapsrechtelijke identiteit te verliezen.
---
* Het oprichten van een vennootschap omvat specifieke stappen die leiden tot het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid.
* Belangrijke aspecten zoals geschriftvereiste, inhoud van de akte, openbaarmaking en inschrijving in de KBO zijn essentieel.
* **Oprichting en rechtspersoonlijkheid:**
* Fasen in de oprichting die leiden tot de verkrijging van rechtspersoonlijkheid.
* Een **geschriftvereiste** is doorgaans van toepassing voor de oprichting van een vennootschap.
* De **inhoud van de oprichtingsakte** is cruciaal en moet aan wettelijke eisen voldoen.
* **Openbaarmaking** van de oprichtingsakte en andere relevante gegevens is verplicht.
* **Preconstitutief handelen** verwijst naar handelingen die worden gesteld vóór de officiële oprichting en rechtspersoonlijkheid.
* **Nietigheid** van de vennootschap kan optreden bij gebreken in de oprichtingsprocedure of de akte.
* **De vennootschapsnaam:** De officiële benaming van de vennootschap.
* **De zetel:**
* Algemene aanduiding van de maatschappelijke zetel.
* **Belang van de zetel** voor rechtsmacht en toepasselijk recht.
* **Statutaire zetelleer** bepaalt de nationale rechtsorde.
* **Verplaatsing van de zetel** vereist specifieke procedures.
* **Grensoverschrijdende omzetting** is mogelijk onder bepaalde voorwaarden.
* **Nationaliteit:** De nationaliteit van de vennootschap wordt bepaald door de zetel.
---
## Fasen en procedurele stappen bij de oprichting van een vennootschap (pag. 81)
* De oprichting van een vennootschap omvat een reeks fasen en procedurele stappen die de geldigheid en tegenwerpelijkheid aan derden waarborgen.
* De procedurele stappen variëren afhankelijk van het type vennootschap en de gekozen rechtsvorm.
### Belangrijke feiten
* **Geschriftvereiste:** De oprichtingsakte van de meeste vennootschappen (met uitzondering van de maatschap) moet schriftelijk worden opgesteld, vaak in de vorm van een authentieke akte door een notaris.
- **Inhoud van de oprichtingsakte:** De akte moet essentiële informatie bevatten zoals de identiteit van de oprichters, de naam en zetel van de vennootschap, het maatschappelijk doel, de inbrengen, en de
* **Openbaarmaking:** De oprichtingsakte moet openbaar worden gemaakt, meestal door publicatie in het Belgisch Staatsblad. Dit maakt de inhoud van de akte tegenwerpelijk aan derden.
* **Inschrijving in de KBO:** Na publicatie moet de vennootschap worden ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO).
* **Preconstitutief handelen:** Handelingen die worden gesteld door de oprichters vóór de definitieve oprichting van de vennootschap (voorfase).
* **Bevrijding van de promotor:** De promotor kan onder bepaalde voorwaarden bevrijd worden van de aansprakelijkheid voor preconstitutieve handelingen na de oprichting.
* **Nietigheid:** Ongeldige oprichtingen kunnen leiden tot de nietigheid van de vennootschap, wat verstrekkende gevolgen heeft.
* **Fasen in de oprichting:** Omvatten de voorbereidende handelingen, het opstellen en ondertekenen van de oprichtingsakte, en de formaliteiten van openbaarmaking en inschrijving.
* **Rechtspersoonlijkheid:** Wordt verkregen door de formele oprichtingsprocedures, waardoor de vennootschap een zelfstandig rechtssubject wordt.
* **Gevolgen van publicatie:** De publicatie in het Belgisch Staatsblad creëert tegenwerpelijkheid van de vennootschapsgegevens aan derden.
* **Preconstitutieve handelingen:** Handelingen gesteld door oprichters voordat de vennootschap juridisch bestaat.
* **Nietigheid:** De juridische ongeldigheid van de oprichting, vaak wegens vorm- of inhoudsgebreken.
* Het correct doorlopen van de oprichtingsprocedure is cruciaal voor de geldigheid en de juridische bescherming van de vennootschap en haar organen.
* Niet-naleving van de formaliteiten kan leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid van de oprichters of tot de nietigheid van de vennootschap.
* Openbaarmaking en inschrijving zorgen voor transparantie en rechtszekerheid voor derden die met de vennootschap contracteren.
---
* Het oprichten van een vennootschap omvat specifieke fasen en procedurele stappen, die essentieel zijn voor de rechtsgeldigheid en de bescherming van alle betrokken partijen.
* Deze stappen zorgen ervoor dat de vennootschap correct functioneert en dat de rechten en plichten van oprichters, vennoten en derden duidelijk zijn vastgelegd.
* De oprichtingsakte van een vennootschap vereist een schriftelijke vorm.
* De inhoud van de oprichtingsakte moet voldoen aan wettelijke vereisten om de vennootschap rechtsgeldig te maken.
* Na het opstellen van de akte is openbaarmaking cruciaal, onder andere door publicatie in het Belgisch Staatsblad.
* Inschrijving in de Kruispuntbank voor Ondernemingen (KBO) is een noodzakelijke stap na de oprichting.
* Preconstitutief handelen, dat wil zeggen handelingen verricht vóór de officiële oprichting, is een belangrijk aandachtspunt met specifieke regels.
* Nietigheid van de vennootschap is een mogelijk gevolg bij het niet naleven van de oprichtingsvereisten.
* **Geschriftvereiste:** Verplichting tot het opstellen van de oprichtingsakte in schriftelijke vorm, vaak via een authentieke akte.
* **Openbaarmaking:** Het bekendmaken van essentiële vennootschapsgegevens, voornamelijk ter bescherming van derden en voor rechtszekerheid.
* **Inhoud van de oprichtingsakte:** Specifieke informatie die de akte moet bevatten, zoals de naam, zetel, doel, inbrengen en de statuten.
* **Kruispuntbank voor Ondernemingen (KBO):** Centrale database waar alle Belgische ondernemingen geregistreerd moeten zijn, wat zorgt voor uniformiteit en transparantie.
* **Preconstitutief handelen:** Handelingen die door de oprichters (promotors) worden gesteld voordat de vennootschap formeel bestaat. De regels hieromtrent bepalen wie aansprakelijk is voor deze handelingen.
* **Nietigheid:** De juridische sanctie die kan worden toegepast wanneer de oprichtingsvereisten niet correct worden nageleefd, waardoor de vennootschap met terugwerkende kracht als niet-bestaand wordt beschouwd.
* Het correct doorlopen van de oprichtingsfasen is essentieel om juridische geschillen en boetes te voorkomen.
* Transparantie door openbaarmaking bevordert het vertrouwen van derden (zoals schuldeisers en zakenpartners) in de vennootschap.
* De regels rond preconstitutief handelen beschermen de vennootschap en haar toekomstige schuldeisers tegen de risico's van handelingen van individuele oprichters.
* Een ongeldige oprichting kan leiden tot onbeperkte persoonlijke aansprakelijkheid van de oprichters.
---
## Nationaliteit van rechtspersonen
* De nationaliteit van een rechtspersoon wordt bepaald door de plaats van vestiging van het bestuursorgaan of de hoofdzetel, niet door de nationaliteit van de oprichters of aandeelhouders.
* Dit concept is cruciaal voor de bepaling van het toepasselijke recht en de jurisdictie in internationale contexten.
* **Vestiging van het bestuursorgaan:** De locatie waar de centrale leiding en het dagelijks bestuur van de vennootschap plaatsvinden.
* **Hoofdzetel (statutaire zetel):** De formele locatie van de vennootschap zoals vastgelegd in de statuten.
* **Toepasselijk recht:** Welk nationaal recht van toepassing is op de vennootschap, wat gevolgen heeft voor onder meer aansprakelijkheid en interne werking.
* **Jurisdictie:** Welke rechtbank bevoegd is om te oordelen over geschillen waarbij de vennootschap betrokken is.
* Verplaatsing van de hoofdzetel of het bestuursorgaan kan leiden tot een wijziging van de nationaliteit van de vennootschap.
* Dit kan gevolgen hebben voor de toepassing van dwingende regels van het vennootschapsrecht.
* Grensoverschrijdende omzetting (omzetting van een vennootschap met behoud van rechtspersoonlijkheid naar een andere rechtsvorm in een ander land) is mogelijk onder bepaalde voorwaarden.
---
* Het oprichtingsproces van een vennootschap omvat een reeks stappen die leiden tot de verwerving van rechtspersoonlijkheid en de tegenwerpelijkheid van de statuten aan derden.
* Deze stappen zijn essentieel voor de rechtsgeldige totstandkoming en functionering van de vennootschap.
* De oprichting vereist een schriftelijke akte.
* Deze oprichtingsakte moet specifieke inhoudelijke elementen bevatten zoals bepaald door de wet.
* Openbaarmaking van de oprichtingsakte is verplicht.
* De inschrijving in de Kruispuntbank voor Ondernemingen (KBO) is een cruciale stap na openbaarmaking.
* Preconstitutief handelen verwijst naar handelingen die worden gesteld vóór de vennootschap rechtspersoonlijkheid verkrijgt.
* De promotor kan na de oprichting bevrijd worden van de verbintenissen die hij preconstitutief is aangegaan.
* Nietigheid van de vennootschap kan worden uitgesproken indien bepaalde geldigheidsvereisten niet worden nageleefd.
* De vennootschapsnaam en de zetel zijn essentiële identificatiegegevens die worden vastgelegd.
* De verplaatsing van de zetel is een procedurele stap die bepaalde formaliteiten vereist.
* Grensoverschrijdende omzetting maakt het mogelijk de rechtsvorm van een vennootschap te wijzigen naar een andere jurisdictie.
* De nationaliteit van een vennootschap wordt bepaald door specifieke criteria.
### Belangrijke begrippen
* **Preconstitutief handelen**: Handelingen gesteld door de oprichters namens de nog niet bestaande vennootschap.
* **Promotor**: De persoon die de oprichtingshandelingen verricht.
* **Openbaarmaking**: Publicatie van juridische akten in het Belgisch Staatsblad.
* **Kruispuntbank voor Ondernemingen (KBO)**: Centrale database van alle ondernemingen in België.
* **Vennootschapsnaam**: De officiële benaming waaronder de vennootschap optreedt.
* **Zetel**: De maatschappelijke verblijfplaats van de vennootschap.
* Correcte doorlopen van de procedure is essentieel om rechtspersoonlijkheid te verkrijgen en aansprakelijkheid te beperken.
* Nalatigheid in de procedurele stappen kan leiden tot nietigheid of persoonlijke aansprakelijkheid van de oprichters.
* De identificatiegegevens (naam, zetel) zijn cruciaal voor de rechtszekerheid en bescherming van derden.
---
## Vermogen en kapitaal bij BV, CV en NV
### Juridische functies van kapitaal
* Kapitaal dient als instrument ter bescherming van schuldeisers.
* Kapitaal is een graadmeter voor de bepaling van aandeelhoudersrechten.
---
* De oprichting van een vennootschap omvat diverse fasen, met specifieke aandacht voor vereisten rondom inbrengen, vermogen en kapitaal.
* Het concept van kapitaal dient zowel ter bescherming van schuldeisers als ter bepaling van aandeelhoudersrechten.
### Belangrijkste feiten
* **Kapitaal als instrument ter bescherming van schuldeisers:** Het kapitaal vormt een buffer die dient om de verplichtingen van de vennootschap jegens derden na te komen.
* **Kapitaal als graadmeter voor aandeelhoudersrechten:** De omvang van het kapitaal kan bepalend zijn voor de rechten die aandeelhouders uitoefenen, zoals stem- en winstrechten.
* Het **aanvangsvermogen** is cruciaal en de omvang ervan wordt gereguleerd.
* Voor vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (BV, CV, NV) is een **financieel plan** vereist, dat het adequaat achten van het startvermogen aantoont.
* Inbrengen in geld vormen de meest directe manier om het eigen vermogen aan te vullen.
* Inbrengen in natura vereisen een formele waardering door een **revisor** om oneigenlijke vermogensvorming te voorkomen.
* De regeling inzake **quasi-inbreng** is specifiek van toepassing op de NV.
* Zowel de **plaatsing** als de **volstorting** van inbrengen zijn procedurele stappen.
* De **regels inzake inschrijvingen** koppelen de inbreng aan het verkrijgen van rechten.
* **Oprichtersaansprakelijkheid** is een belangrijk examenonderwerp en betreft de verantwoordelijkheid van de oprichters voor handelingen vóór de formele oprichting.
* **Vermogen:** Het geheel van activa en passiva van een entiteit.
* **Kapitaal:** De juridische constructie die de minimale onuitkeerbare inbrengen vertegenwoordigt, vaak ter bescherming van schuldeisers.
* **Eigen vermogen:** Het verschil tussen de totale activa en de totale passiva van de vennootschap.
* **Vreemd vermogen:** Schulden en verplichtingen van de vennootschap jegens derden.
* **Leverage (hefboomwerking):** Het gebruik van schuldfinanciering om het rendement op eigen vermogen te verhogen.
* **Adequaat vermogen:** Het vereiste dat het startvermogen voldoende is om de geplande activiteiten van de vennootschap te ondersteunen.
* **Volstorting:** De daadwerkelijke levering van de inbreng door de vennoot.
* **Quasi-inbreng:** Een inbreng die niet voldoet aan de wettelijke vereisten voor een inbreng in natura, maar wel aan de vennootschap wordt overgedragen.
* Een correcte vorming van het aanvangsvermogen is essentieel voor de juridische en economische levensvatbaarheid van de vennootschap.
* De waardering van inbrengen in natura beïnvloedt direct de kapitaalstructuur en de verdeling van aandeelhoudersrechten.
* Onvoldoende aandacht voor oprichtersaansprakelijkheid kan leiden tot juridische geschillen en financiële verplichtingen voor de oprichters.
* Het onderscheid tussen eigen en vreemd vermogen is fundamenteel voor het begrijpen van de financiële structuur en risico's van een vennootschap.
* Leverage kan winsten vergroten, maar vergroot ook het financiële risico aanzienlijk.
---
* De oprichting van een vennootschap omvat verschillende fasen, van het moment van intentie tot de formele inschrijving.
* Procedurele stappen zijn essentieel om de geldigheid en tegenwerpelijkheid van de vennootschap te waarborgen.
* De oprichting vereist een geschrift, meestal een authentieke akte, afhankelijk van de rechtsvorm.
* Essentiële inhoud van de oprichtingsakte omvat o.a. de identiteit van de oprichters, de naam, zetel, en doel van de vennootschap.
* Openbaarmaking van de oprichtingsakte is verplicht via publicatie in het Belgisch Staatsblad.
* Inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) is een cruciale stap na de oprichting.
* Preconstitutief handelen verwijst naar handelingen die worden gesteld vóór de formele oprichting van de vennootschap.
* De promotor kan bevrijd worden van aansprakelijkheid voor preconstitutieve handelingen mits naleving van bepaalde voorwaarden.
* Nietigheid van de vennootschap kan worden uitgesproken bij het niet naleven van essentiële oprichtingsvereisten.
* **Geschriftvereiste:** Een formele documentatie is nodig, variërend van een onderhandse akte tot een notariële akte.
* **Inhoud van de oprichtingsakte:** Specifieke informatie zoals vennoten, naam, zetel, en doel moeten vermeld worden.
* **Openbaarmaking:** Publicatie in het Belgisch Staatsblad zorgt voor de tegenwerpelijkheid aan derden.
* **Inschrijving KBO:** Garandeert de officiële registratie en identificatie van de vennootschap.
* **Preconstitutief handelen:** Handelingen gesteld door de oprichters vóór de juridische creatie van de vennootschap.
* **Promotor:** De persoon die de oprichtingshandelingen initieert en stelt.
* **Nietigheid:** De ongeldigverklaring van de vennootschap wegens ernstige gebreken in de oprichtingsprocedure.
* Niet-naleving van procedurele stappen kan leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid van de oprichters of bestuurders.
* De formaliteiten rond openbaarmaking en inschrijving zijn essentieel voor de rechtszekerheid van derden.
* Een correcte afhandeling van preconstitutieve handelingen beschermt zowel de oprichters als de toekomstige vennootschap.
* Het principe van nietigheid onderstreept het belang van correcte oprichtingsformaliteiten.
### Veelvoorkomende valkuilen
* Het vergeten van de verplichte publicatie in het Belgisch Staatsblad.
* Het niet correct registreren van de vennootschap in de KBO.
* Onvoldoende duidelijke formulering van de inhoud in de oprichtingsakte.
* Niet tijdig bevrijden van de promotor van aansprakelijkheid voor preconstitutieve handelingen.
---
# De vorming van het aanvangsvermogen van de vennootschap
### Kernidee
* Het aanvangsvermogen van een vennootschap is cruciaal voor haar start en operationele capaciteit.
* De wetgeving voorziet specifieke regels voor de omvang en de vorming van dit startvermogen.
### Kernfeiten
* De omvang van het startvermogen wordt bepaald door het concept van een "adequaat vermogen", geregeld in het financieel plan.
* De regeling van het financieel plan is van toepassing op de BV, CV en NV (art. 5:4, 6:5, 7:3 WVV).
* Het startvermogen wordt gevormd door inbrengen in geld.
* Het startvermogen kan ook gevormd worden door inbrengen in natura.
* De waardering van inbrengen in natura is wettelijk geregeld (art. 5:7, 6:8, 7:7 WVV).
* Voor de NV geldt een specifieke regeling inzake quasi-inbreng (art. 7:8 WVV).
* Nadat het vermogen is gevormd, volgt de plaatsing en de volstorting van de inbrengen.
* Er gelden regels met betrekking tot de inschrijvingen door vennoten of aandeelhouders.
### Belangrijke concepten
* **Adequaat vermogen:** Dit concept, verankerd in het financieel plan, stelt dat een vennootschap bij oprichting over voldoende middelen moet beschikken om haar activiteiten gedurende een redelijke periode te financieren.
* **Inbreng in geld:** De meest basale vorm van kapitaalvorming, waarbij geld wordt overgemaakt aan de vennootschap in ruil voor aandelen of winstrechten.
* **Inbreng in natura:** De inbreng van goederen of rechten (in plaats van geld) in de vennootschap. Deze moeten een duidelijke economische waarde vertegenwoordigen en worden aan een waarderingsonderzoek onderworpen.
* **Quasi-inbreng (enkel voor NV):** Een specifieke vorm van inbreng in natura die onderworpen is aan strikte regels, met name voor de naamloze vennootschap.
* **Plaatsing en volstorting:** Dit betreft de procedure waarbij de aandelen of participaties in de vennootschap worden aangeboden aan potentiële investeerders (plaatsing) en de daadwerkelijke betaling van de inbreng (volstorting).
### Implicaties
* Een adequaat aanvangsvermogen is essentieel om het vertrouwen van schuldeisers en andere stakeholders te winnen.
* De specifieke regels rond waardering van inbrengen in natura beschermen tegen een te hoge waardering die het eigenlijke kapitaal zou vertekenen.
* De regeling inzake quasi-inbreng bij de NV beoogt de bescherming van de vennootschap en haar schuldeisers tegen mogelijke manipulaties.
* De correcte volstorting van inbrengen garandeert dat de vennootschap daadwerkelijk over de middelen beschikt die statutair werden bepaald.
- > **Tip:** Begrijpen hoe het aanvangsvermogen wordt gevormd, is cruciaal om de financiële stabiliteit en de juridische structuur van een vennootschap te beoordelen
- De specifieke regels voor inbrengen in natura en quasi-inbrengen zijn belangrijk voor examenvragen
---
* Het aanvangsvermogen van een vennootschap wordt gevormd door inbrengen van de vennoten in ruil voor winstrechten.
* Deze inbrengen kunnen zowel in geld als in natura zijn, en worden gewaardeerd om het kapitaal van de vennootschap vast te stellen.
### Belangrijke feiten
* Het aanvangsvermogen van de vennootschap bestaat uit de totale waarde van de inbrengen door de vennoten.
* Inbrengen in geld worden gestort op een bankrekening van de vennootschap.
* Inbrengen in natura (bv. goederen, intellectuele eigendom) moeten gewaardeerd worden door een onafhankelijke deskundige.
* De waardering van inbrengen in natura voor de BV, CV en NV is wettelijk geregeld.
* Voor de NV bestaat er een specifieke regeling voor quasi-inbrengen.
* De plaatsing van aandelen en de volstorting van de inbrengen zijn cruciale stappen in de vermogensvorming.
* Inschrijvingen van vennoten moeten correct geregistreerd worden.
* Oprichtersaansprakelijkheid kan spelen bij fouten tijdens de oprichtingsfase en vermogensvorming.
### Kernconcepten
* **Inbreng in geld:** De overdracht van liquide middelen naar de vennootschap.
* **Inbreng in natura:** De overdracht van niet-monetaire vermogensbestanddelen (bv. goederen, rechten) aan de vennootschap.
* **Waardering van inbreng in natura:** Het proces van het bepalen van de monetaire waarde van niet-geldelijke inbrengen, vaak door een revisor.
* **Quasi-inbreng (NV):** Een specifieke vorm van inbreng in natura die niet direct in eigendom wordt overgedragen, maar waarvoor de vennootschap wel een verbintenis aangaat.
* **Volstorting:** De daadwerkelijke levering of storting van de inbreng door de vennoot aan de vennootschap.
* **Oprichtersaansprakelijkheid:** De persoonlijke aansprakelijkheid van de oprichters voor fouten gemaakt tijdens de oprichtingshandelingen, inclusief de vermogensvorming.
* Een correcte en realistische waardering van inbrengen in natura is essentieel om het eigen vermogen van de vennootschap niet te overschatten.
* Onjuiste waarderingen of onvolledige volstortingen kunnen leiden tot aansprakelijkheid van de oprichters en bestuurders.
* De wijze van vermogensvorming beïnvloedt de financiële stabiliteit en het vertrouwen van derden in de vennootschap.
* De regels rond de vorming van het aanvangsvermogen dragen bij aan de bescherming van schuldeisers en aandeelhouders.
---
* Het aanvangsvermogen van een vennootschap wordt gevormd door middel van inbrengen.
* De omvang van dit startvermogen wordt bepaald door de regels rond het "adequaat vermogen", met name het financieel plan (art. 5:4, 6:5, 7:3 WVV).
* Het eigen vermogen wordt gevormd met inbrengen in geld.
* Het kapitaal wordt gevormd met inbrengen in natura.
* De waardering van inbrengen in natura vereist een verslag van een revisor (art. 5:7, 6:8, 7:7 WVV).
* **Inbreng in geld:** Geld dat op de rekening van de vennootschap wordt overgeschreven.
* **Inbreng in natura:** Andere vermogensbestanddelen dan geld die worden ingebracht.
* Vereist waardering door een onafhankelijke deskundige.
* **Inbreng in nijverheid:** De belofte om in de toekomst prestaties te leveren in ruil voor een winstdeel.
* Niet mogelijk voor een gewoon aandeel in een NV.
* **Quasi-inbreng (enkel voor NV):** Een specifieke regeling voor inbrengen in natura bij de NV (art. 7:8 WVV).
* Dit omvat de waardering en de aansprakelijkheid van de inbrenger.
* **Plaatsing en volstorting:** Het proces waarbij effecten worden aangeboden aan investeerders en waarbij de inbrengen daadwerkelijk worden voldaan.
* **Inschrijvingen:** Het registreren van de personen die effecten hebben verworven.
* **Oprichtersaansprakelijkheid:** De aansprakelijkheid van de oprichters voor handelingen gesteld vóór de oprichting van de vennootschap.
* De waardering van inbrengen in natura is cruciaal om te voorkomen dat aandeelhouders een onevenredig groot deel van de aandelen ontvangen ten opzichte van hun werkelijke inbreng.
* De regels rond oprichtersaansprakelijkheid beschermen de vennootschap en haar toekomstige schuldeisers tegen risicovol gedrag van oprichters in de pre-contractuele fase.
* De plaatsing en volstorting zorgen ervoor dat het beoogde startkapitaal daadwerkelijk beschikbaar komt voor de vennootschap.
- > **Tip:** Besteed extra aandacht aan de waardering van inbrengen in natura en de oprichtersaansprakelijkheid, aangezien dit vaak voorkomt in casusvragen op het examen
---
### Kernpunten
* De vorming van het aanvangsvermogen wordt beheerst door regels over het startvermogen, de inbrengen en de volstorting ervan.
* Het kapitaal dient als instrument ter bescherming van schuldeisers en als graadmeter voor aandeelhoudersrechten.
### Kernbegrippen
* **Adequaat vermogen:** Geregeerd door de regels van het financieel plan (art. 5:4, 6:5, 7:3 WVV).
* **Inbrengen in geld:** Het storten van liquide middelen op de rekening van de vennootschap.
* **Inbrengen in natura:** De overdracht van andere vermogensbestanddelen dan geld aan de vennootschap. Vereist waardering door een revisor voor vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (art. 5:7, 6:8, 7:7 WVV).
* **Quasi-inbreng:** Specifieke regeling voor de NV (art. 7:8 WVV).
### Plaatsing en volstorting
* De plaatsing van aandelen en de daaropvolgende volstorting van de inbreng zijn cruciaal voor de oprichting.
* Regels met betrekking tot inschrijvingen regelen het proces van aandelenverwerving door derden.
### Oprichtersaansprakelijkheid
* Oprichters dragen een specifieke aansprakelijkheid voor handelingen verricht vóór de officiële oprichting en rechtspersoonlijkheid.
* Deze aansprakelijkheid kan voortvloeien uit verschillende gronden en is van aard om de vennootschap te beschermen.
---
* Het aanvangsvermogen van een vennootschap wordt gevormd door de inbrengen die de vennoten doen.
* De omvang van dit startvermogen wordt mede bepaald door de regels rond het financieel plan en de minimale kapitaalvereisten.
* De omvang van het startvermogen kan adequaat zijn door de regeling van het financieel plan voor de BV, CV en NV.
* Het eigen vermogen wordt gevormd door inbrengen in geld en in natura.
* Kapitaal kan gevormd worden met inbrengen in natura, waarbij de waardering cruciaal is.
* Voor de NV geldt een specifieke regeling inzake quasi-inbrengen.
* De plaatsing en volstorting van de inbrengen zijn gereglementeerd.
* Er zijn specifieke regelen in verband met de inschrijvingen.
* Oprichtersaansprakelijkheid is een belangrijk examenonderwerp en kan ontstaan door diverse gronden.
* **Inbreng in geld:** Overmaking van geldbedragen op de rekening van de vennootschap.
* **Inbreng in natura:** Inbreng van andere vermogensbestanddelen dan geld (verplicht te waarderen door een revisor bij NV, BV, CV).
* **Waardering van inbrengen in natura:** Cruciaal om de juiste aandelen toe te kennen en is wettelijk geregeld.
* **Quasi-inbreng (enkel NV):** Specifieke regeling voor inbrengen die niet onder de klassieke inbreng in natura vallen.
* **Plaatsing en volstorting:** Het proces waarbij inbrengen door de vennoten daadwerkelijk worden geleverd aan de vennootschap.
* **Inschrijvingen:** Regels die gelden voor de registratie van de oprichting en inbrengen.
* **Oprichtersaansprakelijkheid:** Aansprakelijkheid van de oprichters voor fouten begaan tijdens de oprichtingsfase.
* De correcte waardering van inbrengen in natura is essentieel voor een eerlijke kapitaalvorming en vermijdt scheefgroei in aandelenbezit.
* De regels rond oprichtersaansprakelijkheid dwingen tot zorgvuldigheid bij de oprichting van een vennootschap.
* Adequaat startvermogen, mede bepaald door het financieel plan, beschermt schuldeisers.
- > **Tip:** Begrijp de impact van inbrengen in natura op de waardering en het kapitaal, dit is vaak een punt van aandacht in casussen
- > **Tip:** De oprichtersaansprakelijkheid is een belangrijk aandachtspunt voor het examen; ken de verschillende aansprakelijkheidsgronden en de aard ervan
---
* Het aanvangsvermogen van een vennootschap wordt gevormd door inbrengen in ruil voor aandelen.
* De aard en waardering van deze inbrengen zijn cruciaal en wettelijk gereguleerd.
### Belangrijkste feiten
* Het startvermogen wordt bepaald door de inbrengen die de vennoten doen.
* Inbrengen kunnen bestaan uit geld, goederen in natura, of nijverheid (arbeid/diensten).
* Bij inbrengen in natura voor vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (BV, CV, NV) is een waarderingsverslag van een revisor verplicht.
* De regeling inzake quasi-inbreng is specifiek van toepassing op de NV.
* Placering en volstorting van de inbrengen zijn essentiële stappen in de vermogensvorming.
* Inschrijvingsregels hebben betrekking op het proces waarbij vennoten zich verbinden tot een inbreng.
* **Inbreng in geld:** Het overschrijven van geldbedragen op de bankrekening van de vennootschap.
* **Inbreng in natura:** Het overdragen van andere vermogensbestanddelen dan geld (bv. onroerende goederen, voertuigen, intellectuele eigendom) in ruil voor aandelen. Dit vereist een waarderingsverslag door een onafhankelijke derde (revisor).
* **Inbreng in nijverheid:** De juridisch bindende belofte om in de toekomst prestaties te leveren voor de vennootschap, niet in ruil voor een loon maar voor een deel van de winst.
* **Waardering van inbrengen in natura:** Een cruciale stap om de reële waarde van ingebrachte goederen of rechten te bepalen en te vermijden dat aandeelhouders onevenredig bevoordeeld worden.
* **Quasi-inbreng (enkel voor NV):** Een specifieke regeling die ziet op inbrengen die niet aan de strikte waarderingsvereisten voldoen of die later gebeuren.
* **Plaatsing:** Het proces waarbij aandelen worden aangeboden aan potentiële vennoten.
* **Volstorting:** De feitelijke levering van de beloofde inbreng door de vennoot aan de vennootschap.
* **Inschrijvingen:** Het vastleggen van de verbintenissen van de vennoten tot het doen van hun inbreng.
* De correcte waardering van inbrengen in natura is essentieel om schuldeisers te beschermen en oneerlijke concurrentie te vermijden.
* De verplichting van een waarderingsverslag bij inbrengen in natura benadrukt het belang van een realistisch startvermogen.
* De regeling inzake quasi-inbreng beperkt mogelijke manipulaties bij de NV.
* De volstorting van de inbrengen zorgt ervoor dat de vennootschap daadwerkelijk over het beloofde kapitaal beschikt.
* De oprichtersaansprakelijkheid kan van toepassing zijn indien de vormingsvereisten van het aanvangsvermogen niet correct worden nageleefd.
---
* Het aanvangsvermogen van een vennootschap wordt gevormd door inbrengen, hetzij in geld, hetzij in natura.
* De regels rond de vorming van het aanvangsvermogen zijn essentieel voor de bescherming van schuldeisers en de bepaling van aandeelhoudersrechten.
* Het aanvangsvermogen bestaat uit inbrengen in geld en in natura.
* Bij inbreng in natura in vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid is een waarderingsverslag door een revisor verplicht.
* De regeling inzake quasi-inbreng geldt specifiek voor de NV.
* De plaatsing en de volstorting van de inbrengen zijn cruciale stappen in de vorming van het aanvangsvermogen.
* Regels rond inschrijvingen zijn van toepassing op de totstandkoming van het aanvangsvermogen.
* **Inbreng in geld:** Overboeking van geldbedragen naar de vennootschap.
* **Inbreng in natura:** Overdracht van een vermogensbestanddeel anders dan geld, zoals goederen of rechten.
* **Waardering van inbreng in natura:** Een objectieve beoordeling door een revisor om de werkelijke waarde vast te stellen.
* **Quasi-inbreng (enkel NV):** Een specifieke regeling die lijkt op een inbreng in natura, maar die niet direct wordt geleverd op het moment van de oprichting.
* **Plaatsing:** Het proces waarbij potentiële aandeelhouders zich verbinden tot een inbreng.
* **Volstorting:** De daadwerkelijke levering van de toegezegde inbreng.
* **Oprichtersaansprakelijkheid:** De aansprakelijkheid van de oprichters voor handelingen die zij verrichten vóór de vennootschap wettelijk is opgericht.
* De nauwkeurige waardering van inbrengen in natura voorkomt onderkapitalisatie en beschermt derden.
* Adequate volstorting van inbrengen garandeert dat de vennootschap over de middelen beschikt die in de statuten worden vermeld.
* De oprichtersaansprakelijkheid zorgt voor een correcte afhandeling van pre-constitutieve handelingen.
* De regels rond het aanvangsvermogen zijn van direct belang voor de kredietwaardigheid en het voortbestaan van de vennootschap.
---
* Het aanvangsvermogen is cruciaal voor de opstart en werking van een vennootschap.
* De wet regelt de omvang en de wijze van totstandkoming van dit startvermogen.
* Het aanvangsvermogen wordt gevormd door inbrengen in geld en in natura.
* Voor vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (BV, CV, NV) geldt een specifieke waarderingsregeling voor inbrengen in natura.
* De NV kent een regeling voor quasi-inbrengen.
* De inschrijving en volstorting van de inbrengen zijn essentiële stappen in de vorming van het aanvangsvermogen.
* **Adequaat vermogen:** De regeling van het financieel plan (art. 5:4, 6:5, 7:3 WVV) bepaalt de omvang van het benodigde startvermogen.
* **Inbreng in geld:** Financiële middelen die door de vennoten ter beschikking worden gesteld.
* **Inbreng in natura:** Inbreng van goederen of rechten, die door een revisor moeten worden gewaardeerd.
* **Quasi-inbreng (NV):** Specifieke regels die gelden wanneer bepaalde activa aan de NV worden overgedragen kort na de oprichting (art. 7:8 WVV).
* **Plaatsing en volstorting:** Het proces waarbij de inbrengen worden aangeboden aan investeerders en de verplichting om deze daadwerkelijk te leveren.
* **Oprichtersaansprakelijkheid:** Aansprakelijkheid van de oprichters voor handelingen verricht vóór de oprichting van de vennootschap.
* Een ontoereikend aanvangsvermogen kan leiden tot financiële instabiliteit en faillissement.
* De waardering van inbrengen in natura beïnvloedt de verdeling van aandelen en stemrechten.
* De regels rond oprichtersaansprakelijkheid benadrukken het belang van zorgvuldigheid bij de opstart.
* De financiële planning is essentieel om de levensvatbaarheid van de vennootschap te waarborgen.
- > **Tip:** Begrijp de relatie tussen het financieel plan, de inbrengen en de uiteindelijke kapitaalstructuur van de vennootschap
- Dit is vaak een belangrijk element in casussen
---
* Het aanvangsvermogen van een vennootschap wordt gevormd door inbrengen in geld en/of in natura.
* De omvang en adequate vorming van dit startvermogen is cruciaal voor de bescherming van schuldeisers en het vertrouwen in de vennootschap.
* Adequaat vermogen wordt geregeld via het financieel plan (art. 5:4, 6:5, 7:3 WVV).
* Vorming van eigen vermogen gebeurt via inbrengen in geld.
* Vorming van kapitaal gebeurt via inbrengen in natura.
* Waardering van inbrengen in natura door een revisor is verplicht (art. 5:7, 6:8, 7:7 WVV).
* Specifieke regeling voor quasi-inbreng bestaat enkel voor de NV (art. 7:8 WVV).
* Plaatsing en volstorting van inbrengen zijn essentiële stappen.
* Regelen rond de inschrijvingen volgen na de plaatsing en volstorting.
* **Inbreng in geld:** Overdracht van monetaire middelen naar de vennootschap.
* **Inbreng in natura:** Overdracht van andere vermogensbestanddelen dan geld (bv. goederen, rechten). Vereist waardering door een onafhankelijke deskundige.
* **Quasi-inbreng (enkel NV):** Specifieke regels voor inbrengen die niet voldoen aan de vereisten van een normale inbreng in natura, maar wel het kapitaal verhogen.
* **Volstorting:** De daadwerkelijke levering of overdracht van de inbreng aan de vennootschap.
* **Kapitaal:** Het deel van het eigen vermogen dat statutair is vastgelegd en beschermd moet worden tegen uitkeringen.
* **Eigen vermogen:** Het verschil tussen de activa en de schulden van de vennootschap.
* Correcte waardering van inbrengen in natura voorkomt onderkapitalisatie en beschermt schuldeisers.
* Adequaat aanvangsvermogen creëert vertrouwen bij financiers en zakenpartners.
* De regels rondom inbrengen en volstorting waarborgen de financiële soliditeit bij de oprichting.
- > **Tip:** De oprichtersaansprakelijkheid is vaak een casusvraag op het examen
- Zorg dat u de verschillende aansprakelijkheidsgronden kent
---
* Het aanvangsvermogen van een vennootschap wordt gevormd door inbrengen, waarbij de omvang en aard ervan worden bepaald door de specifieke vennootschapsvorm en wettelijke vereisten.
* De regeling van het financiële plan is cruciaal voor het bepalen van een adequaat startvermogen, met specifieke aandacht voor de waardering van inbrengen in natura.
* De omvang van het startvermogen wordt gereguleerd door de adequate vermogensbepaling, zoals vastgelegd in het financiële plan (art. 5:4, 6:5, 7:3 WVV).
* Het eigen vermogen wordt gevormd door inbrengen in geld.
* Het kapitaal wordt gevormd door inbrengen in natura, waarvan de waardering wettelijk is geregeld (art. 5:7, 6:8, 7:7 WVV).
* De plaatsing en de volstorting van inbrengen zijn essentiële stappen in de vorming van het aanvangsvermogen.
* Regels met betrekking tot inschrijvingen zijn van belang voor de juridische vormgeving van het aanvangsvermogen.
* De oprichtersaansprakelijkheid kan een rol spelen bij tekortkomingen in de vorming van het aanvangsvermogen.
* **Adequaat vermogen:** Het minimale startvermogen dat een vennootschap nodig heeft om haar activiteiten uit te oefenen zonder onmiddellijk in financiële moeilijkheden te komen, vaak beoordeeld via een financieel plan.
* **Inbreng in geld:** De bijdrage van een vennoot aan het vermogen van de vennootschap in de vorm van liquide middelen.
* **Inbreng in natura:** De bijdrage van een vennoot in de vorm van goederen (roerend of onroerend), rechten of diensten in plaats van geld.
* **Waardering van inbrengen in natura:** Het proces waarbij de waarde van goederen of rechten die in de vennootschap worden ingebracht, wordt vastgesteld, vaak door een onafhankelijke expert (revisor).
* **Quasi-inbreng (NV):** Een specifieke vorm van inbreng in natura bij een NV die niet direct de volledige eigendomsoverdracht van het actief impliceert, maar eerder een economische gelijkwaardige transactie.
* **Plaatsing van inbreng:** Het proces waarbij investeerders zich verbinden om een inbreng te doen in de vennootschap.
* **Volstorting van inbreng:** De daadwerkelijke levering van de beloofde inbreng door de vennoot aan de vennootschap.
* **Oprichtersaansprakelijkheid:** De aansprakelijkheid die oprichters kunnen dragen voor handelingen die voorafgaand aan de volledige oprichting van de vennootschap worden gesteld of voor tekortkomingen in de vorming van het startvermogen.
* Een correcte en deugdelijke vorming van het aanvangsvermogen is cruciaal voor de geloofwaardigheid en stabiliteit van de vennootschap.
* Onjuiste waardering van inbrengen in natura kan leiden tot juridische problemen en aansprakelijkheid van oprichters.
* Het naleven van de regels rond plaatsing en volstorting is essentieel om problemen met vennootschapsvorming en aansprakelijkheid te vermijden.
* De specifieke vereisten voor het aanvangsvermogen variëren per vennootschapsvorm, wat de keuze van rechtsvorm beïnvloedt.
- > **Tip:** Besteed bijzondere aandacht aan de regels rond de waardering van inbrengen in natura, aangezien dit vaak een bron van discussie en juridische problemen is
- Zorg ervoor dat de financiële plannen realistisch en conform de wet zijn opgesteld
---
# Categorieën van effecten en hun kenmerken
### Categorieën van effecten
* Effecten vertegenwoordigen een inbreng in ruil voor een recht op (winst)uitkering.
* Onderscheid tussen soorten effecten:
* Aandelen: vertegenwoordigen een inbreng en geven recht op winstuitkering.
* Obligaties: zijn schuldtitels.
* Converteerbare obligaties: kunnen omgezet worden in aandelen.
* Inschrijvingsrechten: geven het recht om aandelen te verwerven.
* Certificaten: vertegenwoordigen een specifiek recht of aandeel in een onderliggend actief.
### Vormen van effecten en effectenregisters
* Vormen van effecten:
* Aandelen op naam: staan geregistreerd op naam van de houder.
* Gedematerialiseerde aandelen: bestaan enkel elektronisch, niet op papier.
* Effectenregisters: documenten die de houders van effecten registreren.
### Rechten verbonden aan aandelen
* Rechten verbonden aan aandelen zijn grotendeels statutair bepaald.
* Kernrechten zijn winst- en stemrechten.
* Winst- en stemrechten kunnen per aandeel verschillen, afhankelijk van de soort aandelen.
* De specifieke regels voor winst- en stemrechten variëren per vennootschapsvorm (BV, CV, NV).
### Soorten van aandelen en winstbewijzen
* Een vennootschap kan verschillende soorten aandelen uitgeven met specifieke rechten.
* Soortwijziging is mogelijk, waarbij de rechten van een soort aandelen worden aangepast.
* Een specifieke procedure is vereist voor de wijziging van soortrechten.
### Overdracht van aandelen
* De overdracht van aandelen is afhankelijk van de vennootschapsvorm en de statuten.
* Overdrachtsbeperkingen zijn gebruikelijk om controle over aandeelhouderschap te behouden.
* Share Purchase Agreements (SPA's) regelen de verkoop van aandelen.
* Beperkingen kunnen van toepassing zijn op de overdracht van onvolgestorte aandelen.
* Bij BV en CV zijn uittreding en uitsluiting van aandeelhouders mogelijk.
* De gedwongen aandelenoverdracht, zoals de geschillenregeling, kan ook van toepassing zijn.
---
### Kernidee
* Effecten vertegenwoordigen een financieel instrument en dienen als middel tot financiering voor vennootschappen.
* De verschillende categorieën van effecten onderscheiden zich door de aard van de inbreng en de eraan verbonden rechten.
### Belangrijke feiten
* **Aandeel**: Wordt verkregen in ruil voor een inbreng en geeft recht op een deel van de winst en stemrecht.
* **Obligaties**: Vertegenwoordigen een schuldinstrument waarbij de vennootschap rente betaalt aan de obligatiehouder en de hoofdsom terugbetaalt.
* **Converteerbare obligatie**: Een obligatie die kan worden omgezet in aandelen onder bepaalde voorwaarden.
* **Inschrijvingsrecht**: Geeft de houder het recht om in te schrijven op een toekomstige uitgifte van aandelen.
* **Certificaten**: Financiële instrumenten die vaak de waarde van onderliggende activa volgen, zoals aandelen of grondstoffen.
### Kernconcepten
* **Vorm van effecten**:
* **Naamsaandelen**: De houder staat geregistreerd bij de vennootschap.
* **Gedematerialiseerde aandelen**: Effecten die niet meer in fysieke vorm bestaan maar enkel nog elektronisch worden bijgehouden in effectenregisters.
* **Effectenregisters**: Registers waarin de houders van naamsaandelen worden opgenomen.
* **Rechten verbonden aan aandelen**:
* **Winstrechten**: Recht op het ontvangen van dividenden.
* **Stemrechten**: Recht om deel te nemen aan besluitvorming in de algemene vergadering.
* **Soorten van aandelen**: Verschillende categorieën aandelen die afwijkende rechten kunnen verlenen (bv. qua winst of stemrecht).
* **Wijziging van soortrechten**: Procedure om de rechten van een bestaande soort aandelen te wijzigen.
### Implicaties
* De keuze voor bepaalde effecten beïnvloedt de financieringsstructuur en de rechten van investeerders.
* Gedematerialiseerde effecten vereenvoudigen de handel en het beheer van aandelenbezit.
* De rechten verbonden aan aandelen bepalen mede de aantrekkelijkheid van een investering.
* Flexibiliteit in de soorten aandelen maakt het voor vennootschappen mogelijk om aan specifieke financieringsbehoeften te voldoen.
### Veelvoorkomende valkuilen
* **Niet correct onderscheiden van aandelen en obligaties**: Dit kan leiden tot verkeerde verwachtingen over rendement en risico.
* **Onderschatten van de impact van certificaten**: Deze kunnen complexe risico's met zich meebrengen die afhankelijk zijn van onderliggende markten.
---
* Effecten vertegenwoordigen financiële instrumenten die de financieringsbronnen en -instrumenten van een vennootschap illustreren.
* Categorieën van effecten omvatten aandelen, obligaties, converteerbare obligaties, inschrijvingsrechten en certificaten.
### Kernfeiten
* Aandelen worden uitgegeven in ruil voor een inbreng.
* Obligaties zijn schuldtitels uitgegeven door de vennootschap.
* Converteerbare obligaties kunnen worden omgezet in aandelen.
* Inschrijvingsrechten geven recht op inschrijving op nieuwe aandelen.
* Certificaten kunnen verschillende soorten financiële rechten vertegenwoordigen.
### Belangrijke concepten
* **Effectenregisters:** Systemen voor het bijhouden van de eigendom van effecten.
* **Naamsaandelen:** Effecten die op naam van de houder staan geregistreerd.
* **Gedematerialiseerde aandelen:** Effecten die niet in fysieke vorm bestaan, maar elektronisch worden geregistreerd.
* **Rechten verbonden aan aandelen:** Winstrechten en stemrechten zijn de meest voorkomende rechten.
* **Statutaire vrijheid:** De statuten van de vennootschap bepalen grotendeels de winst- en stemrechten.
* **Soorten aandelen:** Verschillende klassen van aandelen met uiteenlopende rechten.
* **Soortwijziging:** Procedure om de rechten van een bepaald soort aandeel te wijzigen.
* **Overdracht van aandelen:** Regels en beperkingen voor de overdracht van aandeleigendom.
* **Uittreding en uitsluiting:** Procedures om een aandeelhouder uit de vennootschap te laten stappen of uit te sluiten.
* **Geforceerde aandelenoverdracht:** Procedure voor gedwongen verkoop van aandelen, zoals de geschillenregeling.
* De keuze van effecten beïnvloedt de financieringsstructuur en de rechten van investeerders.
* Effectenregisters zijn cruciaal voor de transparantie en overdraagbaarheid van effecten.
* De rechten verbonden aan aandelen bepalen de invloed van aandeelhouders op het vennootschapsbeleid.
* Beperkingen op de overdracht van aandelen kunnen de controle over de vennootschap behouden.
* Procedures zoals uittreding en geschillenregeling bieden oplossingen voor aandeelhoudersconflicten.
---
* Effecten vertegenwoordigen financieringsinstrumenten, met aandelen en obligaties als de meest voorkomende vormen.
* De vorm van effecten (op naam of gedematerialiseerd) en de bijbehorende registers zijn cruciaal voor hun verhandelbaarheid en eigendom.
* Naamsaandelen zijn geregistreerd op naam van de houder, gedematerialiseerde aandelen bestaan enkel als boekingen in een effectenregister.
* Effectenregisters zijn essentieel voor het bijhouden van de eigendom van gedematerialiseerde effecten.
* Aandelen geven recht op winst en stemrecht, waarbij de statuten vaak veel vrijheid bieden voor de invulling hiervan.
* Verschillende soorten aandelen kunnen bestaan binnen een vennootschap, met specifieke rechten en plichten.
* **Naamsaandeel:** Een aandeel dat geregistreerd staat op de naam van de eigenaar in het register van de vennootschap.
* **Gedematerialiseerd aandeel:** Een aandeel dat niet fysiek bestaat, maar enkel als een boekhoudkundige post in een effectenregister.
* **Effectenregister:** Een register waarin de eigendommen van gedematerialiseerde effecten worden bijgehouden, essentieel voor de overdraagbaarheid.
* **Winstrecht:** Het recht van de aandeelhouder om een deel van de winst van de vennootschap te ontvangen.
* **Stemrecht:** Het recht van de aandeelhouder om deel te nemen aan besluitvorming binnen de vennootschap, vaak op de algemene vergadering.
* **Soortrechten:** De specifieke rechten die verbonden zijn aan een bepaalde categorie aandelen.
* **Soortwijziging:** Het proces waarbij de rechten van een bepaalde soort aandelen worden gewijzigd.
* De keuze voor naamsaandelen of gedematerialiseerde aandelen heeft gevolgen voor de administratieve last en de verhandelbaarheid.
* Statutaire vrijheid bij winst- en stemrechten maakt maatwerk mogelijk, maar kan ook leiden tot complexe structuren.
* De overdraagbaarheid van aandelen kan beperkt worden, wat invloed heeft op de liquiditeit en de dynamiek van de vennootschap.
* De gedwongen aandelenoverdracht (geschillenregeling) biedt een mechanisme voor het oplossen van aandeelhoudersconflicten.
- > **Tip:** Begrijp het onderscheid tussen het kapitaal (eenmalige inbreng) en het eigen vermogen (dynamische waarde van de vennootschap)
- Dit is cruciaal voor het begrijpen van winstuitkeringen en kapitaalbescherming
---
* Effecten vertegenwoordigen financiële claims of rechten op een deel van de winst, activa of controle van een vennootschap.
* De vorm van effecten en de bijbehorende registers zijn cruciaal voor de identificatie van rechthebbenden en de overdraagbaarheid.
* **Aandeel**: Een effect dat een inbreng vertegenwoordigt in een vennootschap, met recht op winst en/of stemrecht.
* **Obligatie**: Een schuldeffect dat een lening aan de vennootschap vertegenwoordigt, met recht op rente.
* **Converteerbare obligatie**: Een obligatie die de houder het recht geeft deze om te zetten in aandelen.
* **Inschrijvingsrecht**: Het recht voor bestaande aandeelhouders om voorrang te krijgen bij de uitgifte van nieuwe aandelen.
* **Certificaat**: Een effect dat een recht vertegenwoordigt op een onderliggende waarde, zoals een aandeel of obligatie.
* **Naamsaandeel**: Een aandeel dat gekoppeld is aan de identiteit van de eigenaar, geregistreerd in een aandeelhoudersregister.
* **Gedematerialiseerd aandeel**: Een aandeel dat niet fysiek bestaat, maar digitaal geregistreerd is in een effectenregister.
* **Effectenregister**: Een register waarin houders van effecten worden geregistreerd.
* **Aandeel op naam**: De naam van de aandeelhouder staat vermeld in het aandelenregister van de vennootschap.
* **Gedematerialiseerd aandeel**: Deze aandelen worden niet fysiek uitgereikt, maar worden centraal bijgehouden in een effectenregister, wat de overdracht vereenvoudigt en vergemakkelijkt.
* **Rechten verbonden aan aandelen**: Omvatten primair winstrechten en stemrechten, die grotendeels statutair vrij bepaald kunnen worden.
* De keuze voor een specifieke vorm van effecten beïnvloedt de financieringsmogelijkheden en de transparantie van de vennootschap.
* Gedematerialiseerde aandelen bevorderen de liquiditeit van de markt en vereenvoudigen de transacties.
* Effectenregisters zijn essentieel voor het beheer van aandeelhoudersrechten en de naleving van regelgeving.
---
* Effecten vertegenwoordigen een inbreng in een vennootschap in ruil voor financiële rechten.
* Er bestaan verschillende categorieën effecten met specifieke kenmerken en rechten.
* **Aandeel:** Een effect dat recht geeft op een deel van het kapitaal en de winst van de vennootschap, verkregen in ruil voor een inbreng.
* **Obligatie:** Een schuldtitel die een lening aan de vennootschap vertegenwoordigt, met recht op rente en terugbetaling van het kapitaal.
* **Converteerbare obligatie:** Een obligatie die de houder het recht geeft om deze om te zetten in aandelen onder bepaalde voorwaarden.
* **Inschrijvingsrecht:** Een recht dat de houder ervan toelaat in te schrijven op een uitgifte van nieuwe aandelen, vaak ter bescherming van de bestaande aandelenkoers.
* **Certificaten:** Bewijzen van deelname in een vermogen of een specifieke activa, die niet noodzakelijk stemrecht of winstrecht verlenen.
### Kenmerken van effectenregisters
* Effectenregisters houden de identiteit van de houders van effecten bij.
* Dit dient voor identificatie, communicatie en het toekennen van rechten.
* **Winstrecht:** Het recht om deel te krijgen in de winst van de vennootschap, uitgekeerd als dividend.
* **Stemrecht:** Het recht om deel te nemen aan besluitvorming van de algemene vergadering, wat invloed geeft op het beleid van de vennootschap.
* Statutaire vrijheid bepaalt in grote mate de verdeling van winst- en stemrechten.
### Soorten aandelen en winstbewijzen
* Verschillende soorten aandelen kunnen verschillende rechten en plichten met zich meebrengen.
* Soortwijziging is mogelijk indien de statuten dit toelaten en de procedure wordt gevolgd.
* De overdracht van aandelen kan onderworpen zijn aan beperkingen, afhankelijk van de rechtsvorm van de vennootschap.
* Beperkingen kunnen onder meer voorkomen in BV en CV, en zijn strikter in de NV.
### Uittreding en uitsluiting
* In BV en CV kan een vennoot uittreden of worden uitgesloten onder specifieke voorwaarden voorzien in de statuten.
### Gedwongen aandelenoverdracht
* De "geschillenregeling" kan leiden tot een gedwongen overdracht van aandelen in bepaalde conflictsituaties.
### Tip
* Het is cruciaal om de statutaire bepalingen betreffende de rechten verbonden aan aandelen en de overdracht ervan grondig te bestuderen, aangezien deze sterk kunnen variëren.
---
## Categorieën van effecten
### Core idea
* Effecten zijn instrumenten die een vennootschap gebruikt om financiering op te halen bij het publiek.
* Ze vertegenwoordigen aanspraken of rechten die verhandelbaar zijn op de kapitaalmarkten.
### Key facts
* Effecten vertegenwoordigen een inbreng in ruil voor specifieke rechten (bv. winst- of stemrecht).
* De belangrijkste categorieën zijn aandelen, obligaties en converteerbare obligaties.
* Inschrijvingsrechten en certificaten zijn ook vormen van effecten.
* Effecten kunnen in de vorm van aandelen op naam of gedematerialiseerde aandelen bestaan.
* Effectenregisters zijn cruciaal voor de registratie en overdracht van effecten.
### Key concepts
* **Aandeel:** Vertegenwoordigt een deel van het maatschappelijk kapitaal en geeft recht op winst en stemrecht.
* **Obligatie:** Een schuldbewijs uitgegeven door de vennootschap, waarbij de houder een geldschieter is met recht op rente en terugbetaling van de hoofdsom.
* **Converteerbare obligatie:** Een obligatie die onder bepaalde voorwaarden kan worden omgezet in aandelen.
* **Inschrijvingsrecht:** Geeft de bestaande aandeelhouders het recht om voorrang te krijgen bij de uitgifte van nieuwe aandelen.
* **Certificaat:** Een effect dat meestal een schuldvordering vertegenwoordigt, maar kan ook een recht op de winst van een specifieke activiteit vertegenwoordigen.
* **Aandeel op naam:** De identiteit van de aandeelhouder is opgenomen in het aandelenregister van de vennootschap.
* **Gedematerialiseerd aandeel:** Een aandeel dat niet op papier bestaat, maar uitsluitend via elektronische systemen wordt bijgehouden.
* **Effectenregister:** Een register waarin de vennootschap de identiteit van de houders van aandelen op naam en andere effecten bijhoudt.
### Implications
* De keuze voor bepaalde effecten beïnvloedt de financieringsstructuur en de risicoverdeling van de vennootschap.
* Verschillende effecten geven verschillende rechten en plichten aan hun houders.
* De transparantie van effectenregisters is essentieel voor de bescherming van investeerders en de marktintegriteit.
* Gedematerialiseerde effecten vergemakkelijken de handel en verminderen de risico's van verlies of fraude.
---
## Rechten verbonden aan aandelen
* Rechten verbonden aan aandelen zijn in beginsel statutair vrij bepaalbaar, met specifieke regels voor verschillende rechtsvormen.
### Sleutelbegrippen
* **Statutaire vrijheid**: Oprichtingsstatuten bepalen grotendeels de winst- en stemrechten verbonden aan aandelen.
* **Winstrecht**: Recht op een deel van de winst die de vennootschap genereert.
* **Stemrecht**: Recht om deel te nemen aan besluitvorming binnen de vennootschap, met name in de algemene vergadering.
* **BV (Besloten Vennootschap)**: Beperkte statutaire vrijheid voor winst- en stemrechten.
* **CV (Coöperatieve Vennootschap)**: Statutaire vrijheid, maar met een focus op coöperatieve principes.
* **NV (Naamloze Vennootschap)**: Grote mate van statutaire vrijheid, ook voor genoteerde vennootschappen.
* **Flexibiliteit voor oprichters**: Oprichters kunnen de rechtenstructuur van de vennootschap nauwkeurig afstemmen op hun doelstellingen.
* **Belangenconflicten**: Ongelijke winst- of stemrechten kunnen leiden tot belangenconflicten tussen aandeelhouders.
* **Beperkte bescherming voor minderheidsaandeelhouders**: Zonder specifieke statutaire bepalingen kunnen minderheidsaandeelhouders minder invloed hebben op de besluitvorming en winstuitkeringen.
* **Complexiteit bij groepen van vennootschappen**: Verschillende soorten aandelen en rechten kunnen de structuur van groepen complexer maken.
---
* Effecten vertegenwoordigen een financieringsinstrument, voornamelijk ingezet voor de financiering van een vennootschap.
* De belangrijkste categorieën zijn aandelen en obligaties, met diverse varianten daartussenin.
* Een aandeel wordt uitgegeven in ruil voor een inbreng door een vennoot.
* Obligaties vertegenwoordigen schuldinstrumenten die door de vennootschap worden uitgegeven.
* Converteerbare obligaties bieden de houder de mogelijkheid om deze om te zetten in aandelen.
* Inschrijvingsrechten geven bestaande aandeelhouders voorrang bij de uitgifte van nieuwe aandelen.
* Certificaten zijn financiële instrumenten die vaak de rechten op aandelen vertegenwoordigen, maar deze niet rechtstreeks bezitten.
* De vorm van effecten kan variëren tussen aandelen op naam en gedematerialiseerde aandelen.
* Effectenregisters zijn cruciaal voor het bijhouden van de houders van aandelen op naam.
* **Aandeel op naam**: De identiteit van de aandeelhouder is geregistreerd en bekend.
* **Gedematerialiseerd aandeel**: Effecten die enkel digitaal bestaan, zonder fysieke drager, vaak beheerd door centrale bewaarinstellingen.
* **Effectenregisters**: Rechten die voortvloeien uit de effecten zijn verbonden aan de registratie van de houder.
* **Stemrecht**: Het recht van de aandeelhouder om deel te nemen aan besluitvorming binnen de vennootschap.
* **Winstrecht**: Het recht van de aandeelhouder op een deel van de winst van de vennootschap.
* **Soortenbegrip**: Aandelen kunnen verschillen in hun rechten (bv. stemrecht, winstrecht).
* **Soortwijziging**: De procedure om de rechten van een specifiek type aandeel te wijzigen.
* De rechten verbonden aan aandelen (winst en stem) zijn grotendeels statutair bepaalbaar.
* Er bestaat aanzienlijke statutaire vrijheid voor het vastleggen van winst- en stemrechten, met name in de NV, BV en CV.
* De wijze van overdracht van aandelen kan aanzienlijk variëren tussen verschillende rechtsvormen (BV, CV, NV).
* Overdrachtsbeperkingen zijn gebruikelijk en kunnen invloed hebben op de liquiditeit van aandelen.
* Maatregelen zoals uittreding en uitsluiting bestaan om de samenstelling van aandeelhouders te beheren.
* De gedwongen aandelenoverdracht, via de geschillenregeling, biedt een mechanisme om conflicten op te lossen.
---
* Effecten zijn financieringsinstrumenten die een vennootschap kan gebruiken om kapitaal aan te trekken.
* De categorieën van effecten verschillen op basis van de rechten die ze aan de houder toekennen, met name winst- en stemrechten.
* Soortenrechten op aandelen kunnen worden gewijzigd, maar dit vereist specifieke procedures.
* Aandelen vertegenwoordigen een inbreng in de vennootschap in ruil voor een deel van de winst en/of stemrecht.
* Obligaties zijn schuldbewijzen die de houder recht geven op interest en terugbetaling van het kapitaal.
* Converteerbare obligaties bieden de mogelijkheid om ze om te zetten in aandelen.
* Een inschrijvingsrecht geeft de aandeelhouder het recht om bij een kapitaalverhoging nieuwe aandelen te verkrijgen.
* Certificaten zijn effecten die de rechten van aandelen vertegenwoordigen, maar zonder stemrecht.
* Aandelen kunnen bestaan in de vorm van aandelen op naam of gedematerialiseerde aandelen.
* **Soortenbegrip:** Dit verwijst naar de specifieke rechten en plichten die aan een bepaald type aandeel verbonden zijn.
* **Wijziging van soortrechten/soortwijziging:** Het proces waarbij de rechten en plichten van een bepaald type aandeel worden aangepast.
* **Effectenregisters:** Registers waarin de houder van aandelen op naam wordt geregistreerd.
* **Winstrechten:** Het recht van de aandeelhouder op een deel van de winst van de vennootschap.
* **Stemrechten:** Het recht van de aandeelhouder om deel te nemen aan beslissingen van de algemene vergadering.
* **Procedure wijziging van soortrechten/soortwijziging:** De wettelijk vastgelegde stappen die gevolgd moeten worden om de soortrechten van aandelen te wijzigen.
* De keuze van effecten heeft directe gevolgen voor de financieringsmogelijkheden en de controle over de vennootschap.
* Verschillende soorten aandelen kunnen leiden tot een ongelijke verdeling van macht en winst binnen de vennootschap.
* Regulering van effectenmarkten is cruciaal voor de bescherming van investeerders en het vertrouwen in financiële markten.
* De overdraagbaarheid van aandelen beïnvloedt de liquiditeit van de investering voor aandeelhouders.
---
# Winst- en stemrechten verbonden aan aandelen in verschillende vennootschapstypes
### Kernconcepten
* **Aandeel:** Een stuk van het maatschappelijk vermogen van een vennootschap, verworven in ruil voor een inbreng.
* **Soortrechten:** De rechten die verbonden zijn aan een bepaald type aandeel.
* **Soortwijziging:** De procedure om de rechten van een bepaald type aandeel aan te passen.
### Kernfeiten
* Aandelen verlenen winst- en stemrechten, maar dit is grotendeels statutair bepaald.
* De wetgever kent een zekere vrijheid toe aan de vennootschappen om deze rechten te bepalen.
* De rechten verbonden aan aandelen worden uitgeoefend in verhouding tot de inbreng.
### Belangrijke aspecten van winst- en stemrechten
* **Winstrecht:** Het recht op een deel van de winst die door de vennootschap wordt gegenereerd en uitgekeerd.
* **Stemrecht:** Het recht om deel te nemen aan besluitvorming binnen de vennootschap, vaak via de algemene vergadering.
* **Statutaire vrijheid:** De oprichters en latere aandeelhouders kunnen de winst- en stemrechten grotendeels naar eigen inzicht vormgeven in de statuten.
### Soorten aandelen en winstbewijzen
* **Soortenbegrip:** Aandelen kunnen verschillen qua rechten en plichten, afhankelijk van de uitgifte.
* **Wijziging van soortrechten/soortwijziging:** Een procedure om de rechten van bepaalde aandelen aan te passen, wat specifieke wettelijke vereisten kent.
* **Winstbewijzen:** Instrumenten die recht geven op een deel van de winst, maar geen stemrecht verlenen.
### Procedure voor soortwijziging
* Vereist specifieke formaliteiten en beslissingen binnen de vennootschap.
* De procedure is gericht op het waarborgen van de rechten van alle aandeelhouders.
* Deze procedure is cruciaal om te zorgen dat aanpassingen aan de rechten van aandelen juridisch correct gebeuren.
---
### Kernidee
* Aandelen vertegenwoordigen een deelname in de vennootschap en geven recht op winst en zeggenschap.
* De specifieke rechten die aan aandelen verbonden zijn, worden grotendeels bepaald door de statuten en de wetgeving van het vennootschapstype.
* De winstverdeling wordt bepaald door de statuten, tenzij anders overeengekomen.
* Stemrecht is over het algemeen verbonden aan het bezit van aandelen, tenzij de statuten anders bepalen.
* Voor de B(LR)V is er statutaire vrijheid voor de toekenning van winst- en stemrechten, wat afwijking van de basisregels mogelijk maakt.
* De CV kent ook een grote mate van statutaire vrijheid met betrekking tot winst- en stemrechten.
* In de NV zijn winst- en stemrechten per definitie gebonden aan het aandeel, maar er zijn uitzonderingen mogelijk via specifieke aandelensoorten.
* **Soortenbegrip:** Mogelijkheid om verschillende soorten aandelen te creëren met afwijkende rechten (bv. verschillende stemrechten, winstrechten).
* **Soortwijziging:** Procedure om de rechten die aan een bepaald soort aandelen verbonden zijn, te wijzigen.
* **Stemrecht:** Het recht van een aandeelhouder om deel te nemen aan besluitvorming in de algemene vergadering.
* **Winstrecht:** Het recht van een aandeelhouder om te delen in de winst van de vennootschap, meestal via dividenden.
* **Onvolgestorte aandelen:** Aandelen waarvoor de inbreng nog niet volledig is geleverd aan de vennootschap.
### Implicaties
* Statutaire vrijheid in het toekennen van winst- en stemrechten laat toe om de structuur van de vennootschap aan te passen aan specifieke behoeften.
* De verdeling van winst- en stemrechten kan de machtsverhoudingen binnen de vennootschap sterk beïnvloeden.
* De mogelijkheid tot het creëren van verschillende soorten aandelen biedt flexibiliteit bij kapitaalverwerving en de structurering van eigendomsverhoudingen.
* Regels rond onvolgestorte aandelen beogen de bescherming van de vennootschap en haar schuldeisers.
### Procedures en regels
* **Procedure voor soortwijziging:** Vereist een beslissing van de algemene vergadering met een verhoogde meerderheid en specifieke publiciteitsvereisten.
* **Overdracht van aandelen:** Verschilt per vennootschapstype (BV, CV, NV) en kan aan specifieke beperkingen onderworpen zijn.
* **Overdracht van onvolgestorte aandelen:** Vereist instemming van de raad van bestuur of bestuurder(s) en de overnemende aandeelhouder moet de inbreng volstorten.
* **Overdrachtsbeperkingen:** Gebruikelijke clausules om de overdracht van aandelen te reguleren, zoals voorkooprecht of goedkeuringsclausules.
### Tip
- > **Tip:** Begrijpen hoe winst- en stemrechten wettelijk en statutair worden geregeld, is cruciaal voor de analyse van aandeelhoudersrelaties en de governance van een vennootschap
- >
- > **Tip:** Let goed op de verschillen tussen de BV, CV en NV inzake de flexibiliteit van winst- en stemrechten, aangezien dit vaak een examenpunt is
---
* Winst- en stemrechten zijn de essentiële rechten verbonden aan aandelen, waarbij de wet een aanzienlijke statutaire vrijheid toelaat.
* De rechten verbonden aan aandelen zijn grotendeels statutair bepaalbaar.
* Winstrechten en stemrechten zijn de twee hoofdtypen rechten die aan aandelen verbonden zijn.
* Er bestaat aanzienlijke flexibiliteit in de uitwerking van deze rechten, zowel binnen als tussen verschillende vennootschapstypes.
* De wetgeving, met name het WVV, bepaalt de algemene kaders, maar statuten kunnen hiervan afwijken binnen de grenzen van dwingend recht.
* **Winstrecht:** Het recht om een deel van de winst van de vennootschap te ontvangen.
* Dit recht is vaak evenredig aan het aantal aandelen dat een aandeelhouder bezit, maar kan statutair anders worden geregeld.
* De uitkering van winst is afhankelijk van de beslissing van de algemene vergadering en de financiële toestand van de vennootschap.
* **Stemrecht:** Het recht om deel te nemen aan de besluitvorming van de algemene vergadering.
* Elk aandeel geeft doorgaans één stem, maar uitzonderingen hierop zijn mogelijk (bv. meervoudig stemrecht, stemrechtloze aandelen).
* Het stemrecht is cruciaal voor de controle op het bestuur en belangrijke vennootschapsbeslissingen.
* **Soorten aandelen:** Verschillende soorten aandelen kunnen worden gecreëerd met elk hun eigen specifieke winst- en stemrechten.
* Dit maakt een gedifferentieerde behandeling van aandeelhouders mogelijk, bijvoorbeeld op basis van hun inbreng of hun strategische rol.
* **Wijziging van soortrechten (soortwijziging):** Procedure om de rechten verbonden aan een bestaand soort aandelen aan te passen.
* Dit vereist doorgaans een goedkeuring door de algemene vergadering, vaak met gekwalificeerde meerderheden.
* De flexibiliteit in winst- en stemrechten biedt vennootschappen de mogelijkheid om hun structuur aan te passen aan specifieke behoeften, zoals bij private equity of familiebedrijven.
* Een zorgvuldige statutaire uitwerking is cruciaal om conflicten tussen aandeelhouders te vermijden en een efficiënte besluitvorming te garanderen.
* Het ontwerp van aandelenrechten beïnvloedt direct de machtsverhoudingen binnen de vennootschap en de economische belangen van de aandeelhouders.
* De mogelijkheid tot het creëren van verschillende soorten aandelen vereist duidelijke procedures voor hun uitgifte en eventuele wijziging.
### Overdrachtsbeperkingen
* **Overdracht van onvolgestorte aandelen:** Vereist specifieke regels en goedkeuringen, afhankelijk van het vennootschapstype.
* **Share Purchase Agreements (SPA's):** Contracten die de verkoop van aandelen regelen, inclusief bepalingen over winst- en stemrechten na de overdracht.
* **Gebruikelijke overdrachtsbeperkingen:** Statutaire clausules zoals voorkooprechten of goedkeuringsclausules die de overdracht van aandelen beperken.
---
* Aandelen vertegenwoordigen een inbreng in ruil voor medezeggenschap en winstrecht.
* De statuten van de vennootschap bepalen grotendeels de precieze rechten verbonden aan aandelen.
* Stem- en winstrechten zijn in principe statutair vrij te bepalen.
* Dit principe geldt voor de BV, CV en NV.
* De NV kent een kapitaalplicht van minimaal 61.500 euro.
* NV's mogen juridisch gezien `aandelen aan toonder` hebben gehad (tot 2014), wat overdrachten faciliteerde.
* De NV is de primaire rechtsvorm voor genoteerde vennootschappen.
* Er is geen wettelijke verplichting tot een bestuur bij maatschap en VOF.
* In een VOF zijn de vennoten extern steeds hoofdelijk aansprakelijk.
* De Commanditaire Vennootschap (Comm.V.) kent twee soorten vennoten.
* **Aandeel:** Vertegenwoordigt een inbreng in de vennootschap in ruil voor (onder andere) winstrechten.
* **Stemrecht:** Het recht om deel te nemen aan besluitvorming binnen de vennootschap, vaak via de algemene vergadering van aandeelhouders.
* **Statutaire vrijheid:** De mogelijkheid voor de oprichters om de rechten en plichten van aandeelhouders vast te leggen in de statuten.
* **Kapitaalplicht:** Een wettelijk minimumbedrag aan kapitaal dat een vennootschap bij oprichting moet hebben (voornamelijk relevant voor NV).
* **Aandelen aan toonder:** Een historische vorm van aandelen die anonieme overdracht mogelijk maakte zonder registratie.
* **Personenvennootschap:** Vennootschappen (VOF, maatschap) waarbij de persoonlijke samenwerking centraal staat.
* **Rechtspersoonlijkheid:** De erkenning van een entiteit als een zelfstandig subject met eigen rechten en plichten.
* Oprichters hebben aanzienlijke flexibiliteit bij het inrichten van winst- en stemrechten.
* De keuze van vennootschapstype beïnvloedt de overdraagbaarheid van aandelen en de aansprakelijkheid.
* NV's zijn de meest geschikte vorm voor grote ondernemingen en beursnotering vanwege hun structuur en financieringsmogelijkheden.
* Beperkte aansprakelijkheid stimuleert investeerders door het risico te beperken tot hun inbreng.
* De maatschap behoudt fiscale transparantie, wat gunstig kan zijn voor vermogensplanning.
### Veelvoorkomende valkuilen
* Het onterecht aannemen dat winstrechten automatisch en onmiddellijk afdwingbaar zijn.
* Het negeren van de impact van de statuten op de precieze invulling van winst- en stemrechten.
---
* Aandelen vertegenwoordigen niet alleen een deelname in het kapitaal, maar geven ook recht op winst en inspraak (stemrecht).
* De verdeling en uitoefening van deze rechten is grotendeels statutair bepaald, met specifieke regels per vennootschapstype.
* De winst- en stemrechten verbonden aan aandelen zijn in principe vrij te bepalen in de statuten.
* Voor de NV is een kapitaal van € 61.500 verplicht, wat aanzienlijke juridische gevolgen heeft voor de rechten.
* De NV kende vroeger aandelen aan toonder, wat fiscaal interessant was, maar deze zijn nu verboden.
* De CV mag geen publieke emissie van aandelen doen, wat haar toepassingsgebied beperkt.
* **Soortrechten en soortwijziging:** Aandelen kunnen verschillende rechten toekennen (bv. stemrecht, winstrecht), en deze rechten kunnen gewijzigd worden via een specifieke procedure.
* **Winstrecht:** Het recht op een deel van de winst die de vennootschap genereert.
* **Stemrecht:** Het recht om deel te nemen aan besluitvorming, voornamelijk tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders.
* **Gedematerialiseerde aandelen:** Aandelen die niet als fysiek document bestaan, maar enkel geregistreerd zijn in een effectenregister.
* **Aandeel op naam:** Aandelen die op naam van de houder geregistreerd zijn.
* **Winstbewijs:** Een effect dat recht geeft op een deel van de winst, maar geen stemrecht verleent.
* **Interne vennootschap (stille vennootschap):** Een vennootschap die bestaat, maar waarvan het bestaan niet naar buiten toe kenbaar is.
* **Commanditaire vennootschap:** Een vennootschap met twee soorten vennoten: de beherende vennoten met onbeperkte aansprakelijkheid en de stille vennoten met beperkte aansprakelijkheid.
* De keuze van vennootschapstype bepaalt de mate van flexibiliteit in het toekennen van winst- en stemrechten.
* De NV biedt de meeste flexibiliteit voor het structureren van complexe rechten en kapitaal.
* De beperkte rechten van aandelen in de CV weerspiegelen het coöperatieve karakter.
* De statuten spelen een cruciale rol in de definitieve bepaling van winst- en stemrechten.
- > **Tip:** Begrijp dat de vrijheid om winst- en stemrechten te structureren verschilt per vennootschapstype, met de NV als meest flexibele
- > **Tip:** Wees alert op de specifieke regels rond "soortenrechten" en de procedures voor wijziging daarvan, aangezien dit cruciaal kan zijn bij herstructureringen of investeerderswisselingen
---
* Aandelen vertegenwoordigen zowel winst- als stemrechten, waarvan de invulling grotendeels statutair bepaald kan worden.
* De specifieke rechten verbonden aan aandelen verschillen per vennootschapstype en zijn onderworpen aan wettelijke en statutaire regels.
* In de BV, CV en NV is er grote statutaire vrijheid met betrekking tot winst- en stemrechten.
* De NV kent specifieke regels die bescherming bieden aan schuldeisers en aandeelhouders.
* Winstuitkeringen zijn afhankelijk van de resultaten van de vennootschap en de beslissing van de algemene vergadering.
* **Winstrecht:** Het recht van een aandeelhouder om te delen in de winst van de vennootschap, meestal in de vorm van dividenden.
* **Stemrecht:** Het recht van een aandeelhouder om deel te nemen aan besluitvorming binnen de vennootschap, met name via de algemene vergadering.
* **Soortrechten:** De specifieke rechten die verbonden zijn aan een bepaalde soort aandelen, die kunnen verschillen van de rechten van andere aandelen.
* **Soortwijziging:** De procedure om de rechten die aan een bepaalde soort aandelen verbonden zijn, te wijzigen.
* **Dividenden:** Uitkeringen van winst aan aandeelhouders, gebaseerd op hun aandelenbezit.
* **Dividend in geld:** De meest voorkomende vorm van winstuitkering.
* **Dividend in natura:** Uitkering van winst in de vorm van goederen of diensten in plaats van geld.
* **Onrechtstreekse winstuitkering:** Transacties die in feite leiden tot een winstuitkering aan aandeelhouders, maar niet via de formele dividendprocedure verlopen.
* **Inkoop van eigen aandelen:** De vennootschap koopt haar eigen aandelen terug van aandeelhouders.
* **Kapitaalvermindering:** Het verminderen van het statutaire kapitaal van de vennootschap.
* **Asset partitioning:** Het principe van vermogensscheiding tussen de vennootschap en haar aandeelhouders.
* **Entity shielding:** Bescherming van het vennootschapsvermogen tegen schuldeisers van individuele aandeelhouders.
* **Owner shielding:** Bescherming van het privévermogen van aandeelhouders tegen schuldeisers van de vennootschap.
* De verdeling van winst- en stemrechten kan sterk variëren, afhankelijk van de statutaire keuzes van de vennootschap.
* Beperkte aansprakelijkheid stimuleert investeringen door het risico voor aandeelhouders te beperken tot hun inbreng.
* De regels rond winstuitkeringen dienen ter bescherming van zowel aandeelhouders als schuldeisers.
* Strategische inrichting van aandelenrechten kan de controle binnen een vennootschap beïnvloeden.
---
* Winst- en stemrechten zijn essentiële rechten die verbonden zijn aan aandelen.
* De uitoefening en toewijzing van deze rechten kennen grote statutaire vrijheid, maar met specifieke regels per vennootschapstype.
* De wetgever heeft specifieke regels opgesteld om de rechten en belangen van aandeelhouders en andere stakeholders te beschermen.
* Aandelen geven recht op winstuitkering (dividend) en stemrecht op de algemene vergadering.
* De toewijzing van winst- en stemrechten is grotendeels overgelaten aan de statuten van de vennootschap.
* Er bestaat een quasi-volledige statutaire vrijheid inzake winst- en stemrechten, met enkele specifieke regels per vennootschapstype (BV, CV, NV).
* Winstuitkeringen zijn afhankelijk van de gemaakte winst en een beslissing van de algemene vergadering.
* Stemrecht wordt in beginsel uitgeoefend per aandeel, maar kan statutair anders worden geregeld.
* **Stemrecht:** Het recht om deel te nemen aan de besluitvorming van de vennootschap, voornamelijk via de algemene vergadering.
* **Statutaire vrijheid:** De mogelijkheid voor vennootschappen om in hun statuten af te wijken van de wettelijke regels, binnen de grenzen van het dwingend recht.
* **Soortrechten/Soortwijziging:** Mogelijkheid om aandelen van verschillende soorten uit te geven met afwijkende winst- en stemrechten, en de procedure voor het wijzigen van deze rechten.
* **Aandeelhouder:** Een persoon of entiteit die een inbreng heeft gedaan in ruil voor aandelen en de daaraan verbonden rechten.
* De regeling van winst- en stemrechten beïnvloedt de machtsverhoudingen binnen een vennootschap en de verdeling van het economische succes.
* Statutaire bepalingen kunnen grote invloed hebben op de aantrekkelijkheid van een vennootschap voor investeerders.
* De structuur van winst- en stemrechten is cruciaal voor corporate governance en de bescherming van minderheidsaandeelhouders.
* De mogelijkheid tot het creëren van verschillende soorten aandelen biedt flexibiliteit voor financieringsstructuren.
* De specifieke regels per vennootschapstype reflecteren de inherente aard en beoogde functie van die rechtsvorm.
---
* Aandeelhouders hebben winst- en stemrechten, maar de specifieke invulling hiervan is grotendeels statutair bepaald.
* De NV kent een strikte kapitaalplicht van €61.500.
* NV aandelen zijn vrij overdraagbaar.
* De NV wordt gekenmerkt door een open structuur, geschikt voor grote ondernemingen en genoteerde vennootschappen.
* De BV en CV bieden meer flexibiliteit in hun structuur en regels rond aandelenoverdracht.
* Maatschappen, VOF's en Commanditaire vennootschappen zijn personenvennootschappen met onbeperkte aansprakelijkheid van de vennoten.
* Maatschappen zijn fiscaal transparant.
* **Soortrechten:** Aandelen die verschillende rechten verlenen aan hun houders.
* **Soortwijziging:** Procedure om de rechten verbonden aan aandelen te wijzigen.
* **Aandelenregister:** Register waarin aandeelhouders worden bijgehouden.
* **Gedematerialiseerde aandelen:** Aandelen die niet in fysieke vorm bestaan, maar geregistreerd zijn in een effectenregister.
* **Vennootschapsrechtelijke flexibiliteit:** De mate waarin de wet toelaat af te wijken van dwingende bepalingen via de statuten.
* **Risico-asymmetrie:** Aandeelhouders genieten van winst, maar hun verlies is beperkt tot hun inbreng.
* De keuze van vennootschapstype bepaalt de mate van aansprakelijkheid, de overdraagbaarheid van aandelen en de flexibiliteit van de winst- en stemrechtregeling.
* Statutaire vrijheid is cruciaal voor het vormgeven van aandeelhoudersrechten, met name in de BV, CV en NV.
* Het 'scheidingsprincipe' (entity shielding en owner shielding) beschermt het vennootschapsvermogen en de privévermogens van aandeelhouders.
* Leverage (schuldfinanciering) kan de Return on Equity (ROE) verhogen, maar introduceert ook hogere risico's.
---
* Winst- en stemrechten zijn de fundamentele rechten die verbonden zijn aan aandelen, en hun specifieke invulling is in grote mate afhankelijk van de statuten en de vennootschapstype.
* De wet biedt een aanzienlijke contractuele vrijheid, maar stelt wel grenzen, met name ter bescherming van minderheidsaandeelhouders en de vennootschap zelf.
* **Aandeel:** Een aandeel vertegenwoordigt een fractie van het kapitaal van de vennootschap en geeft recht op winst en medezeggenschap.
* **Winstrecht:** Het recht om, na beslissing van de algemene vergadering en indien de vennootschap winst maakt, een deel van de winst uitgekeerd te krijgen.
* **Stemrecht:** Het recht om deel te nemen aan de algemene vergaderingen en te stemmen over vennootschapsaangelegenheden, meestal in verhouding tot het aantal aandelen.
* **Statutaire vrijheid:** Oprichters kunnen de winst- en stemrechten van aandelen grotendeels zelf bepalen in de statuten, binnen de wettelijke kaders.
* **Soortrechten:** Aandelen kunnen van verschillende "soorten" zijn, elk met specifieke winst- en stemrechten, wat de flexibiliteit vergroot.
* **Wijziging van soortrechten:** De procedure om de rechten van een bepaald soort aandelen te wijzigen, vereist specifieke goedkeuringen.
* **Stemrechtloze aandelen:** Aandelen die wel recht geven op winst maar geen stemrecht in de algemene vergadering.
* **Voorkeurrecht:** Het recht van bestaande aandeelhouders om bij een uitgifte van nieuwe aandelen deze eerst aan te kopen, om hun relatieve eigendomsbelang te behouden.
### Sleutelbegrippen en Mechanismen
* **Winstverdeling:** Beslissing van de algemene vergadering (AVA) bepaalt de uitkering van winst (dividenden).
* **Gelijkheid van aandelen:** In principe hebben alle aandelen van hetzelfde soort dezelfde rechten.
* **Bevoorrechte aandelen:** Aandelen die specifieke voorrechten genieten, bijvoorbeeld op winstuitkering of een vast dividend.
* **Stemrecht per aandeel:** De standaardregel is dat elke aandeel evenredig stemrecht heeft, tenzij de statuten anders bepalen.
* **Maximaal stemrecht:** De wet kan een maximum stemrecht per aandeelhouder of per aandeel instellen om machtsconcentratie te voorkomen.
* **Niet-stemrechtgevende aandelen:** Aandelen zonder stemrecht, maar die wel recht geven op winst.
* **Contingent recht op winstuitkering:** Het recht op winstuitkering is afhankelijk van winstgevendheid en de beslissing van de AVA.
* **Aandeel in ruil voor inbreng:** Een aandeel wordt verkregen in ruil voor een inbreng (in geld of natura) in de vennootschap.
* **Gedematerialiseerde aandelen:** Aandelen die niet in fysieke vorm bestaan maar geregistreerd zijn in een effectenregister.
* **Naamsaandelen:** Aandelen die op naam van een specifieke houder staan geregistreerd.
* **Procedure tot soortwijziging:** Vereist een beslissing van de algemene vergadering met specifieke meerderheden, na een verslag van het bestuursorgaan.
* **Flexibiliteit voor oprichters:** De mogelijkheid om rechten toe te kennen per soort aandeel biedt oprichters grote vrijheid om kapitaal aan te trekken en de zeggenschap te structureren.
* **Bescherming van minderheidsaandeelhouders:** Wettelijke regels (zoals voorkeurrecht en stemrechtprocedures) trachten minderheden te beschermen tegen uitbuiting door meerderheidsaandeelhouders.
* **Mogelijkheid tot controleverlies:** Door stemrechtloze of bevoorrechte aandelen te creëren, kan een oprichter controle behouden ook al heeft hij minder dan 50% van het kapitaal.
* **Complexiteit bij verschillende soorten aandelen:** Het bestaan van meerdere soorten aandelen kan leiden tot complexe juridische structuren en potentiële conflicten.
---
* Aandelen vertegenwoordigen een inbreng in ruil voor winstaanspraak en stemrecht, waarbij de specifieke rechten sterk statutair bepaald kunnen worden.
* Winstrecht: Recht op een deel van de winst, mits deze wordt uitgekeerd door de algemene vergadering.
* Stemrecht: Geeft recht op deelname en stemmen in de algemene vergadering van aandeelhouders.
* Aandeel: Geeft recht op inbreng in ruil voor winstdeelname en stemrecht.
* Dividend: De feitelijke winstuitkering aan aandeelhouders.
* De specifieke invulling van winst- en stemrechten kent grote statutaire vrijheid.
* **Winstverdelingsoogmerk:** De vennootschap moet het oogmerk hebben om winst te maken en deze te verdelen.
* **Voorwerp vs. Doel:** Het voorwerp zijn de activiteiten, het doel is het nastreven van winstuitkering.
* **Inbreng:** De overdracht van een vermogensbestanddeel in ruil voor aandelen.
* **Statusvrijheid:** Oprichters kunnen veel regelen rond winst- en stemrechten in de statuten.
* **Aandeelhouder:** Bezitter van aandelen met daaraan verbonden rechten.
* **Winstbewijs:** Een recht op winstuitkering zonder stemrecht, zonder deel te nemen aan kapitaal en zonder recht op liquide middelen bij vereffening.
* Statutaire vrijheid laat toe om specifieke rechten toe te kennen aan verschillende soorten aandelen.
* Verschillen in winst- en stemrecht beïnvloeden de controle en financiële participatie in de vennootschap.
* De uitoefening van rechten kan afhankelijk zijn van de vorm van de inbreng (geld, natura, nijverheid).
* Winst wordt niet automatisch uitgekeerd; dit vereist een beslissing van de algemene vergadering.
* Er is een duidelijke scheiding tussen het vermogen van de aandeelhouder en dat van de vennootschap.
* De rechten verbonden aan een aandeel zijn niet noodzakelijk gelijk voor alle aandelen.
---
* Aandelen vertegenwoordigen rechten, waaronder winst- en stemrechten, waarvan de precieze invulling grotendeels statutair bepaald kan worden, met uitzonderingen voor bepaalde vennootschapstypes.
* De uitoefening van winst- en stemrechten bij vruchtgebruik en andere zakelijke rechten wordt niet verder behandeld in dit document.
* Er bestaat bijna volledige statutaire vrijheid voor de invulling van winst- en stemrechten in de meeste vennootschappen.
* Specifieke regels voor winst- en stemrechten gelden per type vennootschap (BV, CV, NV), afhankelijk van de statuten.
* **Winstrecht:** Het recht van een aandeelhouder om te delen in de winst van de vennootschap, vaak in verhouding tot het aantal aandelen en/of de nominale waarde ervan.
* **Stemrecht:** Het recht van een aandeelhouder om deel te nemen aan besluitvorming binnen de vennootschap, doorgaans via de algemene vergadering van aandeelhouders.
* **Statutaire vrijheid:** De mogelijkheid voor de oprichters om de winst- en stemrechten verbonden aan aandelen in de statuten van de vennootschap te definiëren.
* **Soortenbegrip:** Aandelen kunnen ingedeeld worden in verschillende "soorten", waarbij elk soort specifieke rechten (bv. afwijkende winst- of stemrechten) kan toekennen.
* **Wijziging van soortrechten/soortwijziging:** Het proces waarbij de rechten die verbonden zijn aan een bepaald soort aandeel worden aangepast.
* **Aandeel op naam:** Een aandeel dat geregistreerd is op naam van de houder in het aandelenregister van de vennootschap.
* **Gedematerialiseerd aandeel:** Een aandeel dat niet in materiële vorm bestaat, maar enkel nog in registers wordt bijgehouden, wat de overdracht vergemakkelijkt.
* Statutaire bepalingen rond winst- en stemrechten kunnen leiden tot ongelijke behandeling van aandeelhouders, zelfs binnen hetzelfde aandelenkapitaal.
* De verdeling van winst- en stemrechten is cruciaal voor de controle en economische waarde van aandelen.
* Mogelijkheden tot wijziging van soortrechten vereisen specifieke procedures, vaak met verhoogde meerderheden.
* De overdracht van aandelen, vooral in de NV en BV, kan beperkingen kennen die de uitoefening van rechten beïnvloeden.
* Het vergeten dat statutaire vrijheid voor winst- en stemrechten niet absoluut is en beperkt kan worden door dwingende wetsbepalingen of de aard van de vennootschap.
* Het onjuist interpreteren van de procedure voor soortwijzigingen, wat kan leiden tot ongeldige besluiten.
---
* De rechten verbonden aan aandelen, zoals winst- en stemrechten, zijn grotendeels statutair bepaald, met specifieke regels voor verschillende vennootschapstypes.
* **Stemrecht:** In de BV en CV is het stemrecht over het algemeen evenredig aan de inbreng, tenzij de statuten anders bepalen.
* **Winstrecht:** Het recht op winstuitkering is contingent en afhankelijk van de winstgevendheid en de beslissing van de algemene vergadering.
* **NV:** Aandelen in een NV geven in beginsel recht op een gelijk deel van de winst en op stemrecht, tenzij de statuten soorten aandelen met afwijkende rechten voorschrijven.
* **Soortrechten:** Er kan onderscheid gemaakt worden tussen soorten aandelen met afwijkende winst- en stemrechten, met specifieke procedures voor soortwijziging.
- **Stille vennootschap:** Een stille vennoot ontvangt een deel van de winst in ruil voor een inbreng, maar heeft geen stemrecht en zijn recht op winst is afhankelijk van de prestaties
* **Aandeel:** Een in ruil voor een inbreng verkregen recht dat deelname in de winst en/of stemrecht verleent.
* **Stemrecht:** Het recht om deel te nemen aan besluitvorming binnen de vennootschap, meestal via de algemene vergadering.
* **Winstrecht:** Het recht op een deel van de winst die door de vennootschap wordt gegenereerd.
* **Soorten aandelen:** Aandelen die onderscheidende rechten (winst, stem, etc.) verlenen, afwijkend van de standaard.
* **Soortwijziging:** De procedure om de rechten van een soort aandelen aan te passen.
* Statutaire vrijheid geeft oprichters de mogelijkheid om de verdeling van winst- en stemrechten flexibel in te richten.
* Specifieke regels voor NV's, zoals het principe van gelijkheid van aandelen, beperken de statutaire vrijheid meer dan in de BV of CV.
* De structuur van winst- en stemrechten beïnvloedt de machtsverhoudingen en de financiële participatie binnen de vennootschap.
* Afwijkende winstrechten (bv. leeuwenbeding) zijn in principe verboden om gelijke behandeling te waarborgen.
- > **Tip:** Bij het analyseren van aandelenrechten is het cruciaal om zowel de wetgeving (WVV) als de statuten van de specifieke vennootschap te raadplegen
---
# Overdrachtsbeperkingen en uittreding/uitsluiting van aandeelhouders in BV en CV
### Kernconcepten
* Overdrachtsbeperkingen en uittredings-/uitsluitingsmechanismen reguleren de overgang van aandelen en de positie van aandeelhouders.
* Deze mechanismen zijn cruciaal voor de continuïteit, controle en stabiliteit binnen de besloten vennootschap (BV) en de commanditaire vennootschap (CV).
### Kernfeiten
* **Overdracht van aandelen:**
* In de BV en CV is de overdracht van aandelen aan beperkingen onderhevig, behalve in specifieke gevallen (bv. bij NV).
* Niet-volgestorte aandelen in BV, CV en NV kennen specifieke regels voor overdracht.
* Share Purchase Agreements (SPA's) zijn contracten die de overdracht van aandelen regelen.
* **Gebruikelijke overdrachtsbeperkingen:**
* Verschillende soorten beperkingen kunnen worden toegepast, variërend naar type vennootschap (NV, BV, CV).
* Beperkingen bij de NV zijn specifiek geregeld.
* Beperkingen bij de BV en CV worden apart behandeld.
* **Uittreding en uitsluiting:**
* Deze mechanismen bieden aandeelhouders de mogelijkheid om de vennootschap te verlaten (uittreding) of gedwongen te worden deze te verlaten (uitsluiting).
* Uittreding en uitsluiting zijn specifiek geregeld voor de BV en CV.
* **Gedwongen aandelenoverdracht ("geschillenregeling"):**
* Dit mechanisme maakt een gedwongen overdracht van aandelen mogelijk in conflictsituaties.
* **Rechten verbonden aan aandelen:**
* Winst- en stemrechten zijn de voornaamste rechten verbonden aan aandelen.
* In de BV en CV geldt er bijna volledige statutaire vrijheid voor de regeling van winst- en stemrechten.
* De NV kent eveneens een grote statutaire vrijheid voor deze rechten.
* **Soorten aandelen en wijziging van soortrechten:**
* Het concept van "soort" aandelen is belangrijk voor de categorisering van aandelenrechten.
* Wijziging van soortrechten is een procedure waarbij de rechten die aan bepaalde aandelen verbonden zijn, worden aangepast.
* Een specifieke procedure is vereist voor het wijzigen van soortrechten.
* **Overdrachtsbeperkingen:**
* Mechanismen om de overdracht van aandelen te controleren en te beperken.
### Implicaties
---
### Kernbegrippen
* Overdrachtsbeperkingen: Regels die de overdracht van aandelen aan banden leggen.
* Uittreding: Het recht van een aandeelhouder om de vennootschap te verlaten en zijn aandelen te laten uitkopen.
* Uitsluiting: De mogelijkheid om een aandeelhouder uit de vennootschap te zetten.
### Overdrachtsbeperkingen
* **Algemeen:** Onderscheid tussen beperkingen bij de BV en de CV, met verschillen in de toepasselijke regels.
* **Overdracht van onvolgestorte aandelen (BV, CV, NV):** Vereist toestemming van de vennootschap.
* **Share Purchase Agreements (SPA's):** Contracten tussen kopende en verkopende aandeelhouders voor de overdracht van aandelen.
* Goedkeuringsclausules: Toestemming van een orgaan van de vennootschap is vereist.
* Voorkeursrechten (pre-emption rights): Bestaande aandeelhouders krijgen de eerste koopmogelijkheid.
* Kwaliteitsclausules: Er wordt gekeken naar de geschiktheid van de nieuwe aandeelhouder.
* **Overdrachtsbeperkingen bij de NV:** Specifieke regels die de overdraagbaarheid beperken, vooral gericht op bescherming van de vennootschap en haar schuldeisers.
* **Overdrachtsbeperkingen bij de BV en CV:**
* Statutaire goedkeuringsvereiste (art. 5:62, §1, 6:52, §1 WVV).
* Statutaire eis tot aanbieding aan mede-aandeelhouders (art. 5:62, §2, 6:52, §2 WVV).
### Uittreding en uitsluiting
* **Uittreding:**
* Recht van een aandeelhouder om te vertrekken uit de vennootschap.
* Kan gebaseerd zijn op statutaire bepalingen of wettelijke regelingen.
* **Uitsluiting:**
* Mogelijkheid om een aandeelhouder uit de vennootschap te verwijderen.
* Meestal gebaseerd op ernstige redenen die de vennootschap schaden.
* **Uittreding en uitsluiting bij de BV en CV:**
* Uittreding: Wettelijk voorzien in art. 5:143 en 6:110 WVV, maar afwijkend mogelijk.
* Uitsluiting: Wettelijk voorzien in art. 5:144 en 6:111 WVV, eveneens met afwijkingsmogelijkheden.
### De gedwongen aandelenoverdracht ("de geschillenregeling")
* Een wettelijke regeling die bij ernstige onenigheid tussen aandeelhouders kan leiden tot een gedwongen overdracht van aandelen.
* Heeft tot doel conflicten binnen vennootschappen op te lossen.
---
### Kernidee
* **Overdrachtsbeperkingen en uittreding/uitsluiting zijn mechanismen binnen de BV en CV om de controle over aandeelhouderschap te behouden en geschillen te reguleren.**
* **Aandeelhoudersovereenkomsten (SPA's) regelen de overdracht van aandelen, vaak met beperkingen.**
* **Gebruikelijke overdrachtsbeperkingen omvatten voorkooprechten, goedkeuringsclausules en verplichte overdrachten.**
* **In de BV en CV kunnen aandeelhouders uittreden of worden uitgesloten onder specifieke voorwaarden.**
* **De "geschillenregeling" (gedwongen aandelenoverdracht) is een mechanisme om conflicten tussen aandeelhouders op te lossen.**
* **Overdrachtsbeperkingen:** Clausules die de overdraagbaarheid van aandelen aan banden leggen om de samenstelling van het aandeelhouderschap te controleren.
* **Voorkooprecht:** Recht voor bestaande aandeelhouders om aandelen te kopen die een verkopende aandeelhouder wil overdragen, tegen dezelfde voorwaarden als een derde aanbieder.
* **Goedkeuringsclausule:** Vereist instemming van het bestuursorgaan of de algemene vergadering voor de overdracht van aandelen.
* **Uittreding:** Mogelijkheid voor een aandeelhouder om de vennootschap te verlaten en zijn aandelen te verkopen, vaak onder bepaalde voorwaarden en prijsbepalingen.
* **Uitsluiting:** Proces waarbij een aandeelhouder gedwongen wordt om zijn aandelen te verkopen, meestal om redenen van wanbeheer of ernstige conflicten.
* **Geschillenregeling:** Procedure voorzien in de wet of statuten om aandeelhoudersgeschillen definitief te beslechten door middel van een gedwongen overdracht van aandelen.
* **Overdrachtsbeperkingen bevorderen stabiliteit en continuïteit binnen de vennootschap.**
* **Uittredings- en uitsluitingsmechanismen bieden een uitweg bij onoverkomelijke conflicten tussen aandeelhouders.**
* **Deze bepalingen kunnen de liquiditeit van aandelen beïnvloeden.**
* **Het correct opstellen van deze clausules is cruciaal om latere geschillen te vermijden.**
---
* Overdrachtsbeperkingen en uittredings-/uitsluitingsregelingen beschermen de vennootschap en haar aandeelhouders bij aandelenoverdrachten.
* Deze regelingen zijn essentieel voor het behoud van de controle en samenstelling van het aandeelhouderschap.
### Belangrijke feiten
* Overdrachtsbeperkingen en uittreding/uitsluiting zijn met name relevant voor de besloten vennootschap (BV) en de coöperatieve vennootschap (CV).
* De algemene regel is de vrije overdraagbaarheid van aandelen, tenzij statutaire bepalingen anders voorschrijven.
* Het WVV voorziet in specifieke regels voor overdrachtsbeperkingen en uittreding/uitsluiting in de BV en CV.
* **Overdrachtsbeperkingen:** Statutaire clausules die de vrije overdracht van aandelen aan banden leggen.
* Mogelijke vormen: goedkeuringsclausules, voorkooprechten, blokkeringsclausules.
* Doel: controle over wie aandeelhouder wordt behouden.
* **Uittreding (exit):** Mogelijkheid voor een aandeelhouder om de vennootschap te verlaten en zijn aandelen te verkopen.
* Kan gebaseerd zijn op statuten of aandeelhoudersovereenkomsten.
* Vaak tegen een statutair bepaalde prijs of via een waarderingsmechanisme.
* **Uitsluiting:** Mogelijkheid om een aandeelhouder uit de vennootschap te verwijderen.
* Meestal gebonden aan specifieke redenen, zoals wanbeheer of niet-naleving van afspraken.
* Vaak via een beslissing van de overige aandeelhouders.
* **Geschillenregeling:** Een wettelijke procedure (art. 2:233 e.v. WVV) die in bepaalde gevallen gedwongen aandelenoverdracht mogelijk maakt bij ernstige geschillen tussen aandeelhouders.
* Dit kan leiden tot een gedwongen uittreding of uitsluiting.
* Statutaire bepalingen inzake overdrachtsbeperkingen en uittreding/uitsluiting moeten nauwkeurig worden opgesteld om geschillen te voorkomen.
* De vrije overdraagbaarheid van aandelen wordt beperkt, wat de liquiditeit van de aandelen kan beïnvloeden.
* Deze regelingen kunnen essentieel zijn voor de continuïteit en stabiliteit van de vennootschap, vooral in kleinere, besloten structuren.
* Een aandeelhoudersovereenkomst kan aanvullende of specifieke regelingen bevatten die verder gaan dan de statutaire bepalingen.
---
* De overdracht van aandelen en de uittreding/uitsluiting van aandeelhouders in besloten vennootschappen (BV) en coöperatieve vennootschappen (CV) kennen specifieke regels en beperkingen.
* **Overdrachtsbeperkingen** zijn clausules in statuten of aandeelhoudersovereenkomsten die de verkoop van aandelen aan derden beperken.
* Gebruikelijke overdrachtsbeperkingen omvatten voorkooprechten, goedkeuringsclausules en block-ups.
* In een **BV** kunnen overdrachtsbeperkingen de overdracht van aandelen aan derden regelen, met name door goedkeuring van de overnemer door het bestuursorgaan of de algemene vergadering.
* In een **CV** kunnen overdrachtsbeperkingen gericht zijn op de controle over de aandeelhoudersstructuur.
* **Uittreding** is het recht van een aandeelhouder om zich vrijwillig uit de vennootschap terug te trekken.
* **Uitsluiting** is het recht van de vennootschap of medeaandeelhouders om een aandeelhouder te dwingen zijn aandelen te verkopen.
* Deze mechanismen zijn voornamelijk voorzien voor de **BV** en **CV**.
* **Uittreding** in de BV en CV kan geregeld worden om aandeelhouders een uitstapmogelijkheid te bieden bij bepaalde omstandigheden, zoals onenigheid.
* **Uitsluiting** kan de vennootschap beschermen tegen aandeelhouders die de vennootschap schaden of wiens belangen niet meer stroken met die van de vennootschap.
* De **geschillenregeling** (gedwongen aandelenoverdracht) is een algemene regeling die kan worden toegepast in vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.
* Deze regelingen dragen bij aan de **continuïteit** van de vennootschap en de bescherming van de resterende aandeelhouders.
* **Statuten en aandeelhoudersovereenkomsten** moeten duidelijk de voorwaarden, procedures en waarderingsmethoden voor overdrachten, uittredingen en uitsluitingen specificeren.
* Onvoldoende geregelde situaties kunnen leiden tot **juridische geschillen** en onzekerheid.
* Het beperken van de overdraagbaarheid van aandelen en het voorzien in uittredings-/uitsluitingsmechanismen kan de **stabiliteit** van de aandeelhoudersbasis vergroten.
* Deze regelingen zijn cruciaal voor **corporate governance** en het beheer van aandeelhoudersrelaties.
* De **waardering van aandelen** bij gedwongen overdracht is een complex punt dat zorgvuldige juridische en economische analyse vereist.
---
* Overdrachtsbeperkingen en uittredings-/uitsluitingsregelingen zijn mechanismen om de samenstelling van aandeelhouders te controleren en geschillen te beheersen binnen BV's en CV's.
* Deze regelingen worden in de statuten vastgelegd en bieden flexibiliteit voor de vennoten.
* Onder de WVV zijn de regels voor overdracht van aandelen in een BV en CV grotendeels suppletief, wat betekent dat ervan kan worden afgeweken in de statuten.
* Overdrachtsbeperkingen voorkomen dat aandelen zonder toestemming aan derden worden overgedragen.
* Uittreding is het recht van een aandeelhouder om zich uit de vennootschap terug te trekken.
* Uitsluiting is het recht van de vennootschap of medeaandeelhouders om een aandeelhouder te dwingen zijn aandelen over te dragen.
* **Vrijheid van overdracht:** In principe zijn aandelen vrij overdraagbaar, tenzij de wet of statuten anders bepalen.
* **Statutaire clausules:** Clausules zoals goedkeuringsclausules, voorkooprechten en blokkeringsclausules beperken de overdraagbaarheid.
* **Goedkeuringsclausule:** Derde-koper van aandelen heeft goedkeuring van vennootschap/bestuur nodig.
* **Voorkooprecht:** Aandeelhouder moet eerst aandelen aanbieden aan bestaande aandeelhouders.
* **Blokkeringsclausule:** Aandelen mogen enkel overgedragen worden aan personen die aan bepaalde criteria voldoen.
* **Uittredingsrecht:** Een aandeelhouder kan de vennootschap verlaten onder specifieke voorwaarden, vaak met recht op vergoeding.
* **Uitsluitingsrecht:** Een aandeelhouder kan gedwongen worden zijn aandelen te verkopen, vaak wegens wangedrag of om belangenconflicten op te lossen.
* **Geschillenregeling:** Het WVV voorziet in een wettelijke geschillenregeling (gedwongen aandelenoverdracht) als laatste redmiddel bij onoverkomelijke meningsverschillen.
* Statutaire overdrachtsbeperkingen zorgen voor continuïteit en stabiliteit binnen de vennootschap door de controle over de aandeelhoudersgroep te behouden.
* Uittredings- en uitsluitingsmechanismen bieden een oplossing voor aandeelhoudersgeschillen zonder dat de vennootschap hoeft te worden ontbonden.
* De flexibiliteit van de suppletieve regels stelt oprichters in staat de vennootschapsstructuur op maat te maken voor hun specifieke behoeften.
* Deze regelingen kunnen complex zijn en vereisen zorgvuldige juridische redactie om geschillen te voorkomen.
- > **Tip:** Bij het opstellen of controleren van statuten is het cruciaal om duidelijkheid te verschaffen over de procedures en voorwaarden voor overdracht, uittreding en uitsluiting om latere interpretatieproblemen te
- vermijden
- > **Voorbeeld:** Een familiemaatschappij kan een voorkooprecht in de statuten opnemen, waardoor een vertrekkende aandeelhouder zijn aandelen eerst moet aanbieden aan de overige familieleden, wat de controle over het familiebedrijf
- binnen de familie houdt
---
* Overdrachtsbeperkingen en uittredings-/uitsluitingsmechanismen regelen de overgang van aandelen en de positie van aandeelhouders om continuïteit en belangenconflicten te beheren.
* **Overdrachtsbeperkingen** zijn regels die de overdraagbaarheid van aandelen beperken.
* **Uittreding** is het recht van een aandeelhouder om zich uit de vennootschap terug te trekken.
* **Uitsluiting** is het recht om een aandeelhouder uit de vennootschap te verwijderen.
* Deze mechanismen zijn van toepassing in de BV en CV.
* **Gebruikelijke overdrachtsbeperkingen** omvatten voorkoop-, goedkeurings- en goedkeuringsclausules.
* **Overdracht van onvolgestorte aandelen** (BV, CV, NV) vereist toestemming van de vennootschap.
* **Share Purchase Agreements (SPA's)** zijn contracten voor de overdracht van aandelen.
* **Bij de NV** zijn er specifieke overdrachtsbeperkingen.
* **Bij de BV** gelden eveneens overdrachtsbeperkingen.
* **Bij de CV** zijn er ook specifieke beperkingen op de overdracht van aandelen.
* **Voorkooprecht:** Bestaande aandeelhouders krijgen het recht om aandelen aan te kopen voordat deze aan derden worden aangeboden.
* **Goedkeuringsclausule (statutair):** De vennootschap of een orgaan daarvan moet de overdracht van aandelen goedkeuren.
* **Goedkeuringsclausule (contractueel):** De overdracht is afhankelijk van de goedkeuring door specifieke partijen.
* **Uittredingsrecht:** Een aandeelhouder kan onder bepaalde voorwaarden de vennootschap verlaten en zijn aandelen laten uitkopen.
* **Uitsluitingsrecht:** Een aandeelhouder kan uit de vennootschap worden gedwongen, bijvoorbeeld bij wanbeleid of belangenconflicten.
* **Gedwongen aandelenoverdracht (geschillenregeling):** Een mechanisme om geschillen tussen aandeelhouders op te lossen door gedwongen overdracht van aandelen.
* **Controle over aandeelhoudersstructuur:** Het doel van overdrachtsbeperkingen is om de controle over wie aandeelhouder wordt te behouden.
* **Voorkomen van ongewenste aandeelhouders:** Beperkingen kunnen dienen om specifieke personen of entiteiten als aandeelhouders te weren.
* Beperkingen op overdrachten beïnvloeden de liquiditeit van aandelen.
* Uittredings- en uitsluitingsmechanismen kunnen dienen om geschillen te beslechten of vennootschappen te structureren.
* Deze clausules vereisen nauwkeurige redactie in de statuten om hun geldigheid en effectiviteit te garanderen.
* Het niet naleven van deze bepalingen kan leiden tot nietigheid van de overdracht of juridische geschillen.
* De mechanismen dragen bij aan de stabiliteit en continuïteit van de vennootschap.
* Ze beschermen de belangen van de overblijvende aandeelhouders en de vennootschap zelf.
---
* Overdrachtsbeperkingen en uittredings-/uitsluitingsregelingen in de BV en CV dienen om de controle over het aandeelhouderschap te behouden en conflicten te beheersen.
* Deze regelingen kunnen zowel in de wet als in de statuten worden voorzien, met een ruime statutaire vrijheid.
* De overdrachtsbeperkingen voor de BV en CV zijn grotendeels statutair bepaald, met de wet die slechts algemene kaders stelt.
* De overdracht van aandelen van een BV of CV vereist in principe de toestemming van de overige aandeelhouders, tenzij anders bepaald.
* Onvolgestorte aandelen kunnen niet worden overgedragen zonder toestemming van het bestuursorgaan.
* Share Purchase Agreements (SPA's) zijn contracten die de overdracht van aandelen regelen en kunnen diverse bepalingen bevatten.
* Uittreding is het recht van een aandeelhouder om uit de vennootschap te stappen, met behoud van zijn inbreng.
* Uitsluiting is de gedwongen uitstoting van een aandeelhouder uit de vennootschap, vaak omwille van conflicten of wanbeheer.
* **Statutaire overdrachtsbeperkingen:** Clausules in de statuten die de vrije overdraagbaarheid van aandelen beperken (bv. goedkeuringsclausules, voorkooprechten).
* **Goedkeuringsclausule:** Vereist goedkeuring van het bestuur of de algemene vergadering voor aandelenoverdracht.
* **Voorkooprecht:** Geeft bestaande aandeelhouders het recht om aandelen eerst te kopen voordat ze aan derden worden aangeboden.
* **Uittredingsrecht:** Het recht van een aandeelhouder om zich uit de vennootschap terug te trekken onder bepaalde voorwaarden, vaak tegen een door de wet of statuten bepaalde waarde.
* **Uitsluitingsrecht:** Het recht van de vennootschap of andere aandeelhouders om een aandeelhouder gedwongen uit te sluiten, meestal wegens ernstige contractbreuk, wanbeheer of conflicten.
* **Gedwongen aandelenoverdracht ("geschillenregeling"):** Een wettelijke regeling die onder specifieke omstandigheden kan leiden tot gedwongen overdracht van aandelen.
* Overdrachtsbeperkingen en uittredings-/uitsluitingsregelingen zijn cruciaal voor de stabiliteit en continuïteit van de vennootschap, met name in gesloten vennootschappen zoals de BV.
* Ze bieden een mechanisme om ongewenste aandeelhouders te weren en conflicten tussen aandeelhouders op te lossen.
* De precieze invulling van deze regelingen in de statuten is essentieel om geschillen te voorkomen en de belangen van alle partijen te waarborgen.
* Een goed opgestelde geschillenregeling of uittredingsmechanisme kan de waarde van de aandelen voor de uittredende of uitgesloten aandeelhouder objectief bepalen.
- > **Tip:** Besteed veel aandacht aan de specifieke formulering van overdrachtsbeperkingen en uittredings-/uitsluitingsclausules in statuten, aangezien deze vaak casusvragen op het examen vormen
- > **Voorbeeld:** Een typische goedkeuringsclausule kan stellen dat de overdracht van aandelen slechts geldig is mits goedkeuring van de raad van bestuur, die de goedkeuring kan weigeren zonder opgave van
- redenen
- Een voorkooprecht kan bepalen dat de verkopende aandeelhouder zijn aandelen eerst moet aanbieden aan de andere aandeelhouders tegen de prijs die een derde zou bieden
---
### Kernpunten
* Overdrachtsbeperkingen en uittredings-/uitsluitingsmechanismen reguleren de overdraagbaarheid van aandelen en de participatie van aandeelhouders.
* Deze regels zijn cruciaal voor het behoud van de controle binnen de vennootschap en voor het beheer van aandeelhoudersrelaties.
* **Algemeen:** Bepalingen die de overdracht van aandelen aan derden beperken of aan specifieke voorwaarden onderwerpen.
* **In de BV en CV:** Overdrachtsbeperkingen zijn toegestaan en kunnen in de statuten worden opgenomen.
* Goedkeuringsclausules: Bestuur of algemene vergadering moet de overdracht goedkeuren.
* Voorkooprechten: Bestaande aandeelhouders krijgen het recht om aandelen te kopen voordat ze aan een derde worden aangeboden.
* Kwalificatieregels: Koper moet aan bepaalde criteria voldoen (bv. professioneel, in België gevestigd).
* **Overdrachtsbeperkingen bij de NV:** Striktere regels, met name gericht op genoteerde vennootschappen, waar vrije overdraagbaarheid de norm is, maar uitzonderingen mogelijk zijn.
* **Overdracht van onvolgestorte aandelen:** Specifieke regels gelden voor de overdracht van aandelen waarvoor de inbreng nog niet volledig is voldaan.
* **Share Purchase Agreements (SPA's):** Contractuele afspraken tussen koper en verkoper van aandelen, die de voorwaarden van de overdracht gedetailleerd regelen.
### Uittreding en uitsluiting van aandeelhouders
* **Uittreding (Exit):** Het recht van een aandeelhouder om de vennootschap te verlaten en zijn aandelen te verkopen, vaak onder bepaalde voorwaarden of tegen een vastgestelde prijs.
* **Uitsluiting (Exclusion):** Het recht van de vennootschap (of de overige aandeelhouders) om een aandeelhouder te dwingen zijn aandelen te verkopen, meestal wegens wangedrag of het schenden van de aandeelhoudersovereenkomst.
* **In de BV en CV:** Specifieke mechanismen voor uittreding en uitsluiting kunnen in de statuten worden opgenomen.
* **De gedwongen aandelenoverdracht ("geschillenregeling"):** Een wettelijk mechanisme dat voorziet in een gedwongen overdracht van aandelen wanneer er ernstige geschillen ontstaan tussen aandeelhouders, met als doel de vennootschap operationeel te houden.
* Dit mechanisme vereist dat de aandeelhouder die wil uittreden of uitgesloten worden een verzoek indient bij de ondernemingsrechtbank.
* De rechtbank kan dan de overdracht van aandelen bevelen tegen een door de rechtbank vastgestelde prijs.
---
* Overdrachtsbeperkingen en uittreding/uitsluiting van aandeelhouders regelen de overgang van aandelen en de positie van aandeelhouders binnen de BV en CV.
* Deze mechanismen dienen om controle te behouden, de continuïteit van de vennootschap te waarborgen en conflicten tussen aandeelhouders te beheren.
* Overdracht van aandelen is in principe vrij, tenzij beperkt door wet, statuten of aandeelhoudersovereenkomsten.
* De BV en CV kennen specifieke wettelijke bepalingen inzake overdrachtsbeperkingen en uittreding/uitsluiting.
* Share Purchase Agreements (SPA's) zijn contracten die de verkoop van aandelen regelen.
* Verschillende soorten overdrachtsbeperkingen bestaan, zoals goedkeuringsclausules, voorkooprechten en de geschillenregeling.
* **Overdrachtsbeperkingen**: Regels die de overdracht van aandelen aan derden beperken of aan voorwaarden verbinden.
* **Goedkeuringsclausule**: De voorgestelde koper moet goedgekeurd worden door een orgaan van de vennootschap of door andere aandeelhouders.
* **Voorkooprecht**: Bestaande aandeelhouders krijgen het recht om aandelen die te koop staan, aan te kopen vóór ze aan een externe partij worden aangeboden.
* **Verkooprecht**: Het recht om aandelen te verkopen aan een derde, op voorwaarde dat de overige aandeelhouders dezelfde voorwaarden krijgen.
* **Uittreding**: Het recht van een aandeelhouder om uit de vennootschap te stappen en zijn aandelen te laten uitkopen.
* **Uitsluiting**: Het recht van de vennootschap of andere aandeelhouders om een aandeelhouder te dwingen zijn aandelen over te dragen.
- **Geschillenregeling**: Een wettelijk mechanisme (in België) waarbij een aandeelhouder die in conflict is met andere aandeelhouders, de overdracht van zijn aandelen kan vorderen (of gedwongen kan worden ze over te
* Beperkte overdrachtsbevoegdheid kan de liquiditeit van aandelen verminderen.
* Uittredings- en uitsluitingsmechanismen bieden flexibiliteit bij aandeelhoudersconflicten en wijzigingen in de aandeelhoudersstructuur.
* De precieze modaliteiten van deze regelingen zijn cruciaal voor de rechten en plichten van alle betrokken aandeelhouders.
* Het correct opstellen van deze clausules in statuten of aandeelhoudersovereenkomsten is essentieel om latere geschillen te vermijden.
- > **Tip:** Bestudeer de specifieke wettelijke bepalingen voor de BV en CV met betrekking tot deze mechanismen, aangezien deze afwijken van de algemene principes
- De geschillenregeling is een belangrijk instrument bij aanhoudende conflicten
---
* De regels rond overdrachtsbeperkingen, uittreding en uitsluiting van aandeelhouders in BV en CV bieden mechanismen om de samenstelling van het aandeelhouderschap te beheersen en geschillen te regelen.
* Overdrachtsbeperkingen zijn van toepassing op aandelen die nog niet volledig werden volgestort.
* Aandeelhoudersovereenkomsten (SPA's) regelen de overdracht van aandelen, vaak met clausules die de overdraagbaarheid beperken.
* Bij de BV en CV kunnen overdrachtsbeperkingen ingebouwd worden in de statuten of in een aandeelhoudersovereenkomst.
* Uittreding stelt een aandeelhouder in staat om onder bepaalde omstandigheden de vennootschap te verlaten.
* Uitsluiting biedt de vennootschap of andere aandeelhouders de mogelijkheid om een aandeelhouder te dwingen tot verkoop.
* **Overdrachtsbeperkingen:** Clausules die de overdracht van aandelen aan derden aan banden leggen (bv. voorkooprecht, goedkeuringsclausule).
* **Uittreding (exit):** Het recht van een aandeelhouder om uit de vennootschap te treden en zijn aandelen te verkopen, vaak met een waarderingsmechanisme.
* **Uitsluiting (exclusion):** Het recht om een aandeelhouder te dwingen zijn aandelen te verkopen, meestal bij ernstige geschillen of wanbeleid.
* **Geschillenregeling:** Een wettelijk mechanisme dat gedwongen aandelenoverdracht mogelijk maakt bij ernstige, onoplosbare geschillen tussen aandeelhouders.
* Een effectieve inrichting van overdrachtsbeperkingen en uittredings-/uitsluitingsmechanismen is cruciaal voor stabiliteit en continuïteit van de vennootschap.
* Deze mechanismen trachten evenwicht te bewaren tussen de belangen van de vennootschap, de overblijvende aandeelhouders en de uittredende/uitgesloten aandeelhouder.
* De regels bieden flexibiliteit om de vennootschapsstructuur aan te passen aan specifieke familiale of ondernemingscontexten.
* Goede afspraken in de statuten of aandeelhoudersovereenkomsten voorkomen vaak langdurige en kostelijke geschillen.
* De waardering van aandelen bij uittreding of uitsluiting is een veelvoorkomend geschilpunt en vereist duidelijke regels.
- > **Tip:** De precieze uitwerking van deze mechanismen in de statuten of aandeelhoudersovereenkomsten is van groot belang en kan aanzienlijke juridische en financiële gevolgen hebben
- Raadpleeg hiervoor de specifieke bepalingen van het WVV en de jurisprudentie
---
* Specifieke regels in het WVV regelen de overdracht van aandelen en de uittredings- en uitsluitingsmechanismen, vooral voor BV en CV.
* Overdrachtsbeperkingen zijn gebruikelijk en variëren per vennootschapsvorm.
* Bij de NV zijn specifieke overdrachtsbeperkingen wettelijk bepaald.
* Bij de BV bestaan er overdrachtsbeperkingen die de overdraagbaarheid kunnen beperken.
* De CV kent eveneens specifieke regels voor de overdracht van aandelen.
* Uittreding en uitsluiting van aandeelhouders zijn mechanismen om de aandeelhoudersstructuur te beheren.
* De gedwongen aandelenoverdracht, ook wel 'geschillenregeling' genoemd, is een verdergaand mechanisme.
* **Overdrachtsbeperkingen:** Regels die de overdracht van aandelen aan derden beperken of aan voorwaarden verbinden.
* **Uittreding:** Het recht van een aandeelhouder om onder bepaalde voorwaarden uit de vennootschap te stappen en zijn aandelen te verkopen.
* **Uitsluiting:** Het proces waarbij een of meer aandeelhouders gedwongen worden hun aandelen te verkopen.
- **Geschillenregeling:** Een wettelijk mechanisme dat aandeelhouders de mogelijkheid biedt om de gedwongen verkoop van hun aandelen te eisen of gedwongen te worden hun aandelen te verkopen in geval van ernstige
* Overdrachtsbeperkingen en uittredings-/uitsluitingsmechanismen beïnvloeden de liquiditeit van aandelen.
* Ze bieden aandeelhouders controle over de samenstelling van het aandeelhouderschap.
* Deze regels kunnen bijdragen aan het voorkomen of oplossen van aandeelhoudersconflicten.
* Ze kunnen van invloed zijn op de waardering van aandelen.
---
* Overdrachtsbeperkingen zijn contractuele of statutaire regels die de vrije overdracht van aandelen aan banden leggen.
* Uittreding en uitsluiting bieden aandeelhouders de mogelijkheid om de vennootschap te verlaten of uitgesloten te worden onder bepaalde voorwaarden.
* De belangrijkste overdrachtsbeperkingen bij de BV en CV zijn het goedkeuringsvereiste, het voorkooprecht en de blokkeringsregeling.
* Bij de NV zijn er minder overdrachtsbeperkingen; deze zijn voornamelijk gericht op de bescherming van het kapitaal.
* De geschillenregeling in het WVV biedt een specifieke procedure voor gedwongen aandelenoverdracht bij onoverkomelijke meningsverschillen.
* Uittreding is het recht van een aandeelhouder om de vennootschap vrijwillig te verlaten.
* Uitsluiting is het recht van de vennootschap of andere aandeelhouders om een aandeelhouder te dwingen de vennootschap te verlaten.
* **Overdrachtsbeperkingen:** Wettelijke of statutaire regels die de verkoop of overdracht van aandelen aan derden beperken.
* **Goedkeuringsvereiste:** De vennootschap moet de overdracht van aandelen goedkeuren.
* **Voorkooprecht:** Bestaande aandeelhouders krijgen het recht om aandelen te kopen voordat ze aan derden worden aangeboden.
* **Blokkeringsregeling:** Een statutaire bepaling die de overdracht van aandelen volledig verbiedt, behalve onder specifieke voorwaarden.
* **Uittreding:** Het recht van een aandeelhouder om zich uit de vennootschap terug te trekken, meestal tegen vergoeding.
* **Uitsluiting:** Het proces waarbij een aandeelhouder gedwongen wordt om zijn aandelen te verkopen, vaak wegens wangedrag of onoverkomelijke geschillen.
* **Geschillenregeling:** Een wettelijke procedure voor gedwongen aandelenoverdracht wanneer er ernstige onenigheden bestaan binnen de vennootschap.
* Overdrachtsbeperkingen kunnen de liquiditeit van aandelen verminderen, maar bevorderen de stabiliteit van het aandeelhouderschap.
* Uittredings- en uitsluitingsmechanismen bieden flexibiliteit en oplossingen voor aandeelhoudersconflicten.
* De geschillenregeling dient als ultiem redmiddel om de continuïteit van de vennootschap te waarborgen bij onoverkomelijke onenigheden.
* Deze regelingen beïnvloeden de waarde en de overdraagbaarheid van aandelen aanzienlijk.
* Het is cruciaal om de specifieke clausules in de statuten en aandeelhoudersovereenkomsten nauwkeurig te raadplegen.
- > **Tip:** Bestudeer de specifieke bepalingen in het WVV en de mogelijke afwijkingen die in de statuten kunnen worden opgenomen voor BV's en CV's met betrekking tot overdrachtsbeperkingen en de
- geschillenregeling
---
* Overdrachtsbeperkingen en uittreding/uitsluiting zijn mechanismen om de zeggenschap en de samenstelling van aandeelhouders in een besloten vennootschap (BV) en een coöperatieve vennootschap (CV) te reguleren.
* Deze mechanismen beogen de continuïteit, stabiliteit en het strategisch beleid van de vennootschap te waarborgen.
* Uittreding en uitsluiting zijn uitzonderlijke situaties die voorzien in een uitstapmogelijkheid voor aandeelhouders, of een gedwongen vertrek.
* De overdraagbaarheid van aandelen kan contractueel beperkt worden, zelfs bij vennootschappen met rechtspersoonlijkheid.
* Statutaire clausules kunnen de overdracht van aandelen aan banden leggen.
* Voorkoop-, voorkeur- en goedkeuringsclausules zijn veelvoorkomende overdrachtsbeperkingen.
* De wet voorziet in mechanismen voor uittreding en uitsluiting van aandeelhouders in de BV en CV.
* Uittreding is een recht voor aandeelhouders om de vennootschap te verlaten onder bepaalde voorwaarden.
* Uitsluiting is een procedure waarbij aandeelhouders gedwongen worden hun aandelen af te staan.
* De "geschillenregeling" is een specifieke vorm van gedwongen aandelenoverdracht.
* **Overdrachtsbeperkingen:** Juridische bepalingen (vaak in statuten of aandeelhoudersovereenkomsten) die de vrije verkoop of overdracht van aandelen aan derden beperken.
* **Voorkooprecht:** Recht voor bestaande aandeelhouders om aandelen te kopen voordat ze aan een externe partij worden aangeboden.
* **Voorkeursrecht:** Geeft bestaande aandeelhouders voorrang bij de overdracht van aandelen.
* **Goedkeuringsclausule:** Vereist instemming van de vennootschap (bijvoorbeeld het bestuursorgaan of de algemene vergadering) voor de overdracht van aandelen.
- **Uittreding:** Het recht van een aandeelhouder om uit de vennootschap te stappen en hiervoor een vergoeding te ontvangen, vaak indien bepaalde omstandigheden zich voordoen (bv. significante wijziging in beleid, langdurig
- **Uitsluiting:** De gedwongen verkoop van aandelen door een aandeelhouder aan de vennootschap, andere aandeelhouders, of een door hen aangewezen derde, vaak wegens wanbeheer, strijd met de vennootschapsbelangen, of het niet
- **Geschillenregeling:** Een wettelijk mechanisme dat, onder strikte voorwaarden, aandeelhouders in staat stelt de gedwongen overdracht van hun aandelen te vorderen of te ondergaan, indien er onoverbrugbare geschillen ontstaan binnen de
* Overdrachtsbeperkingen kunnen de liquiditeit van aandelen verminderen, maar verhogen de controle over de aandeelhoudersbasis.
* Uittreding en uitsluiting bieden oplossingen voor aandeelhoudersconflicten en kunnen een vennootschap beschermen tegen destabiliserende situaties.
* De bepaling van de prijs bij uittreding of uitsluiting is cruciaal en kan leiden tot complexe waarderingsvraagstukken.
* Statutaire regelingen moeten duidelijk en uitvoerbaar zijn om juridische geschillen te voorkomen.
* Het is essentieel om de specifieke bepalingen van het WVV en de statuten van de vennootschap te raadplegen voor de precieze toepassing.
- > **Tip:** Bij het opstellen van statuten of aandeelhoudersovereenkomsten is het cruciaal om de precieze voorwaarden, procedures en prijsbepalingsmechanismen voor overdrachtsbeperkingen, uittreding en uitsluiting gedetailleerd uit te werken
- > **Voorbeeld:** Een BV wordt opgericht door twee oprichters die beiden 50% van de aandelen bezitten
- Ze komen overeen dat indien één van hen zijn aandelen wil verkopen, hij deze eerst moet aanbieden aan de andere oprichter tegen de boekwaarde van de aandelen op het moment
---
* Overdrachtsbeperkingen en uittreding/uitsluiting zijn specifieke regelingen die de overdraagbaarheid van aandelen en de positie van aandeelhouders binnen de BV en CV beïnvloeden.
* Deze regelingen beogen vaak de stabiliteit van het aandeelhouderschap en de controle over de vennootschap te waarborgen.
### Belangrijke concepten
* **Overdrachtsbeperkingen:** Wettelijke of statutaire beperkingen op de vrije overdracht van aandelen.
* **Uittreding (Exit):** Het recht van een aandeelhouder om onder bepaalde omstandigheden uit de vennootschap te stappen en zijn aandelen te laten uitkopen.
* **Uitsluiting (Exclusion):** De mogelijkheid om een aandeelhouder onder bepaalde omstandigheden gedwongen uit de vennootschap te laten treden.
* **Geschillenregeling:** Een wettelijke mechanisme dat voorziet in de gedwongen overdracht van aandelen in geval van ernstige en blijvende geschillen tussen aandeelhouders.
* **"Lock-up" periodes:** Contractueel bepaalde periodes waarin aandelen niet verkocht mogen worden.
* **Algemeen:** Overdracht van aandelen is in principe vrij, tenzij statutair anders bepaald.
* **In de BV:** Statuten kunnen overdrachtsbeperkingen voorzien, zoals een goedkeuringsvereiste voor overdrachten aan derden.
* **In de CV:** Statuten kunnen overdrachtsbeperkingen voorzien.
* **In de NV:** Overdrachtsbeperkingen zijn minder gebruikelijk en strikter geregeld, vaak gericht op het vermijden van ongewenste controle over de vennootschap.
### Uittreding en uitsluiting in de BV en CV
* Het recht om de vennootschap te verlaten en de aandelen te laten uitkopen.
* Vaak gebaseerd op specifieke omstandigheden zoals een blijvend verschil van mening of onenigheid binnen de vennootschap.
* De mogelijkheid om een aandeelhouder te dwingen zijn aandelen te verkopen.
* Kan gebaseerd zijn op ernstige wanprestaties, belangenconflicten of het verstoren van de vennootschappelijke rust.
* **Mechanismen:** Vaak contractueel geregeld in aandeelhoudersovereenkomsten of statutair.
### De gedwongen aandelenoverdracht ("geschillenregeling")
* **Doel:** Biedt een oplossing voor diepgaande en blijvende geschillen tussen aandeelhouders die de vennootschap kunnen lamleggen.
* **Toepassingsgebied:** Vereist een ernstig en blijvend geschil dat de vennootschap schaadt.
* **Procedure:** Eén of meerdere aandeelhouders kunnen de rechter vragen een gedwongen overdracht van hun aandelen aan de andere aandeelhouders of aan de vennootschap te bevelen, of omgekeerd.
* **Waardering:** De aandelen worden gewaardeerd tegen een reële marktwaarde.
* Beperkingen op aandelenoverdracht kunnen de liquiditeit van aandelen verminderen, maar verhogen de stabiliteit van het aandeelhouderschap.
* Uittredings- en uitsluitingsregelingen bieden mechanismen om geschillen op te lossen en de vennootschappelijke stabiliteit te bewaren.
* De geschillenregeling is een belangrijk instrument om vennootschappen te beschermen tegen de gevolgen van langdurige onenigheid tussen aandeelhouders.
---
# Persoonlijk statuut en aanstelling van bestuurders
### Kernidee
* Het persoonlijk statuut van bestuurders omvat hun benoembaarheid, aanstelling, rechtsgevolgen, afzetting en ontslag.
* Dit statuut regelt de relatie tussen de bestuurder en de vennootschap, evenals de bevoegdheden en verantwoordelijkheden.
### Kernfeiten
* **Benoembaarheid:** Algemeen mogen natuurlijke personen en rechtspersonen als bestuurder worden aangesteld.
* **Rechtspersonen als bestuurders:** Indien een rechtspersoon bestuurder is, moet deze een natuurlijke persoon aanwijzen die haar vertegenwoordigt.
* **Sociaalrechtelijk vlak:** Bestuurders worden sociaalrechtelijk beschouwd als werknemers met een specifieke status (meestal bedienden).
* **Aanstelling, afzetting en ontslag:** Deze aspecten worden geregeld door de statuten en de wet.
* **Benoemingsvoorwaarden en -wijze:** Statuten bepalen de specifieke voorwaarden en de procedure voor benoeming.
* **Aantal en functioneren:** Het aantal bestuurders en hun onderlinge werking worden ook statutair bepaald.
* **Duur:** De duur van de aanstelling van een bestuurder kan beperkt zijn of voor onbepaalde tijd.
* **Gedwongen ontslag (afzetting):** Dit kan gebeuren op basis van wettelijke of statutaire bepalingen, vaak door de algemene vergadering.
* **Vrijwillig ontslag:** Een bestuurder kan te allen tijde ontslag nemen.
* **Vergoeding van bestuurders:** Dit kan vast, variabel of een combinatie zijn, en wordt bepaald in de statuten of door de algemene vergadering.
### Kernconcepten
* **Persoonlijk statuut:** De juridische regels die van toepassing zijn op de bestuurder als individu binnen de vennootschap.
* **Aanstellingsprocedure:** Het proces waarbij een bestuurder formeel in functie wordt gesteld, vaak door de algemene vergadering.
* **Afzetting (gedwongen ontslag):** De beëindiging van het mandaat van een bestuurder door een beslissing van de algemene vergadering, omwille van diverse redenen.
* **Vrijwillig ontslag:** De beslissing van een bestuurder om zijn mandaat te beëindigen.
* **Vergoeding:** De financiële compensatie die een bestuurder ontvangt voor zijn diensten.
### Implicaties
* De aanstellingsprocedure en het persoonlijk statuut zijn cruciaal voor de goede werking en governance van een vennootschap.
* Duidelijke regels voorkomen conflicten en bieden rechtszekerheid voor zowel bestuurders als de vennootschap.
* De keuze van het bestuursmodel (bv. éénhoofdig, duaal) heeft directe impact op het persoonlijk statuut en de bevoegdheden van de bestuurders.
---
* Het persoonlijk statuut van bestuurders omvat hun benoembaarheid, juridische status, aanstelling, afzetting, ontslag en vergoeding.
* De aanstelling, afzetting en het ontslag van bestuurders zijn cruciale aspecten van de vennootschapsbestuur, met specifieke regels en procedures.
* Benoembaarheid: Iedereen die handelingsbekwaam is, kan in principe bestuurder worden, tenzij specifieke wettelijke of statutaire beperkingen gelden.
* Rechtspersonen als bestuurders: Vennootschappen kunnen ook benoemd worden als bestuurders, wat leidt tot de noodzaak van vertegenwoordiging van die rechtspersoon-bestuurder.
* Sociaalrechtelijk vlak: Bestuurders kunnen onderworpen zijn aan sociale zekerheidsregels, afhankelijk van hun statuut en activiteiten binnen de vennootschap.
* Benoemingsvoorwaarden: De wet en de statuten bepalen de voorwaarden en de wijze van benoeming van bestuurders.
* Aantal en functioneren: De statuten specificeren het aantal bestuurders en de manier waarop zij hun taken uitoefenen (bv. collegiaal bestuur, enige bestuurder).
* Duur van het mandaat: De duur van het mandaat van een bestuurder wordt statutair bepaald, met mogelijke wettelijke beperkingen.
* Gedwongen ontslag (afzetting): Bestuurders kunnen onder bepaalde omstandigheden door de algemene vergadering worden afgezet.
* Vrijwillig ontslag: Bestuurders hebben het recht om vrijwillig ontslag te nemen.
* Vergoeding van bestuurders: De vergoeding van bestuurders wordt vastgelegd in de statuten of door de algemene vergadering.
### Belangrijke concepten
* **Benoembaarheid**: De juridische geschiktheid om een bestuursfunctie te bekleden.
* **Rechtspersonen als bestuurders**: Het feit dat een vennootschap zelf als bestuurder kan optreden.
* **Sociaalrechtelijk statuut**: De verplichtingen inzake sociale zekerheid die op bestuurders van toepassing kunnen zijn.
* **Aanstelling**: Het proces waarbij een bestuurder formeel wordt aangewezen.
* **Afzetting**: Het door de algemene vergadering beëindigen van het mandaat van een bestuurder.
* **Ontslag**: Het vrijwillig terugtreden van een bestuurder uit zijn functie.
* **Vergoeding**: De financiële compensatie die bestuurders ontvangen voor hun werkzaamheden.
* De aanstelling en het persoonlijk statuut van bestuurders bepalen de governance en het operationeel beheer van de vennootschap.
* Duidelijke regels over aanstelling en ontslag zijn essentieel voor een stabiel en efficiënt bestuur.
* De vergoeding van bestuurders kan invloed hebben op hun motivatie en de efficiëntie van het bestuur.
* Beperkingen op benoembaarheid kunnen de pool van potentiële bestuurders verkleinen.
* Het omgaan met rechtspersonen als bestuurders vereist specifieke procedures voor hun vertegenwoordiging.
---
* Het persoonlijk statuut van bestuurders omvat hun benoembaarheid, juridische status, sociale aspecten, aanstelling, afzetting en ontslag, evenals hun vergoeding.
### Benoembaarheid en rechtspersonen
* Benoembaarheid van bestuurders is afhankelijk van wettelijke en statutaire bepalingen.
* Rechtspersonen kunnen zelf bestuurder zijn van een vennootschap.
* Bestuurders hebben sociale zekerheidsverplichtingen en rechten als zelfstandigen.
### Aanstelling, afzetting en ontslag
* Aanstelling en benoemingswijze worden bepaald door de wet en de statuten.
* Het aantal en de functionering van bestuurders zijn eveneens statutair geregeld.
* De duur van het mandaat van een bestuurder is beperkt, met mogelijkheden tot verlenging.
* Gedwongen ontslag (afzetting) is mogelijk onder specifieke omstandigheden.
* Vrijwillig ontslag door een bestuurder is te allen tijde mogelijk.
### Vergoeding van bestuurders
* De vergoeding van bestuurders wordt vastgesteld, meestal via de statuten of beslissingen van de algemene vergadering.
---
### Kernbegrippen
* Bestuurdersaansprakelijkheid: omvat de algemene beginselen en specifieke situaties waarin bestuurders persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gesteld.
* Aanstelling, afzetting en ontslag: regelt de benoeming, het einde van de functie en de mogelijke vergoeding van bestuurders.
* Gelijkheid van bestuurders: binnen de meeste bestuursmodellen wordt gestreefd naar een evenwichtige samenstelling.
* Vennootschapsbelang: bestuurders dienen te handelen in het belang van de vennootschap, niet in eigen persoonlijk belang.
* De specifieke bepalingen voor bestuurdersaansprakelijkheid vinden we terug in artikel 1382-a (oud Burgerlijk Wetboek) en gerelateerde artikelen in het WVV.
* De algemene beginselen van aansprakelijkheid gelden voor alle bestuurders, ongeacht hun specifieke rol.
* Er zijn verschillende soorten bestuursfouten die tot aansprakelijkheid kunnen leiden.
* De aansprakelijkheid van bestuurders kan zowel tegenover de vennootschap als tegenover derden bestaan.
* Er bestaat een specifieke aansprakelijkheid voor kennelijk grove fouten in geval van faillissement.
* Fiscale en RSZ-aansprakelijkheden kunnen aanvullend van toepassing zijn.
* Er is een aansprakelijkheidsmaximum voorzien in artikel 2:57 WVV, met uitzonderingen.
### Belangrijkste concepten
* **Soorten bestuursfouten:**
* Gewone bestuurdersfout: algemene zorgvuldigheidsnorm.
* Schending van het WVV of de statuten: overtreding van specifieke wettelijke of statutaire bepalingen.
* Kennelijk grove fout: fout die redelijkerwijs niet door een voorzichtig en redelijk bestuurder zou zijn begaan, en die leidt tot faillissement.
* Wrongful trading: doorgaan met de activiteiten terwijl de vennootschap kennelijk insolvabel is.
* **Aansprakelijkheidsvorderingen:**
* Vorderingsbevoegdheid: wie kan de vordering instellen (vennootschap, aandeelhouders, SE's).
* Minderheidsvordering: specifieke vorderingsrechten voor minderheidsaandeelhouders.
* Verjaringstermijnen: de termijn waarbinnen een vordering kan worden ingesteld.
* **Aansprakelijkheidsplafond (art. 2:57 WVV):**
* Dit artikel stelt een maximum aan de aansprakelijkheid van bestuurders, uitgedrukt in een geldbedrag.
* De hoogte van het plafond is afhankelijk van de omvang van de vennootschap (omzet).
* Uitzonderingen op het plafond: opzet, kwade trouw, of specifieke door de wet bepaalde situaties.
* Bestuurders dienen zich bewust te zijn van hun verantwoordelijkheden en potentiële aansprakelijkheid.
---
* De aanstelling, afzetting en het ontslag van bestuurders zijn cruciaal voor de werking en de continuïteit van een vennootschap.
* Het persoonlijk statuut van bestuurders omvat hun benoembaarheid, rechten, plichten en de sociale aspecten van hun functie.
* Verschillende bestuursmodellen (monistisch, duaal, enkele bestuurder) beïnvloeden de aanstellings- en afzettingsprocedures.
* Bestuurders kunnen natuurlijke personen of rechtspersonen zijn.
* Bestuurders hebben sociale zekerheidsverplichtingen en worden beschouwd als zelfstandigen.
* Benoemingsvoorwaarden en -wijzen verschillen per rechtsvorm en statuten.
* De duur van de benoeming is vaak statutair bepaald, met mogelijke herbenoeming.
* Gedwongen ontslag (afzetting) is mogelijk op basis van specifieke juridische gronden.
* Vrijwillig ontslag is een recht van de bestuurder, mits naleving van bepaalde procedures.
* De vergoeding van bestuurders kan bestaan uit vaste bedragen, variabele componenten of tantièmes.
* **Benoembaarheid:** Niet iedereen is benoembaar als bestuurder (bv. minderjarigen, onbekwamen).
* **Aanstelling:** Kan gebeuren door de oprichters, de algemene vergadering, of (in beperkte mate) het bestuur zelf.
* **Afzetting:** Bestuurders kunnen worden afgezet door de organen die hen hebben aangesteld, bijvoorbeeld wegens slecht functioneren.
* **Ontslag:** Een bestuurder kan zelf ontslag nemen, mits naleving van de statutaire en wettelijke bepalingen.
* **Duaal bestuur:** Twee afzonderlijke organen (directiecomité en raad van commissarissen) met elk eigen bevoegdheden.
* **Monistisch bestuur:** Eén enkele raad die zowel de leiding als het toezicht uitoefent.
* **Enkele bestuurder:** In bepaalde vennootschappen (bv. BV) kan één persoon het bestuur uitoefenen.
* De keuze van het bestuursmodel heeft directe impact op de machtsverdeling en besluitvorming binnen de vennootschap.
* Duidelijke regels omtrent aanstelling en ontslag zijn essentieel voor de stabiliteit en het vertrouwen in het bestuur.
* Adequate compensatie motiveert bestuurders en weerspiegelt de verantwoordelijkheid van hun functie.
* De transparantie rond de benoeming en ontslag van bestuurders is belangrijk voor aandeelhouders en andere stakeholders.
* Het persoonlijke statuut van de bestuurder is van invloed op hun relationele en financiële engagement.
---
### Kernpunten
* Oprichting van een vennootschap vereist een minimumkapitaal van 61.500 euro.
* Bestuurders moeten handelen in het belang van de vennootschap.
* Diverse bestuursstructuren zijn mogelijk, zoals het monistisch of duaal bestuursmodel.
### Belangrijke feiten
* Bestuurdersaansprakelijkheid kan voortvloeien uit schending van de wet, statuten, of grove nalatigheid.
* Bestuurders dienen hun plichten na te komen met de zorg van een voorzichtig en redelijk persoon.
* Benoeming, afzetting en ontslag van bestuurders zijn geregeld in de wet en de statuten.
* Er bestaat een onderscheid tussen vennootschappen met beperkte en onbeperkte aansprakelijkheid van de aandeelhouders.
* De vennootschapsnaam en de zetel zijn essentiële identificatiemiddelen van een rechtspersoon.
* **Corporate governance:** Het systeem van regels en praktijken dat wordt toegepast om een bedrijf te leiden en te controleren.
* **Bestuursmodel:** De interne structuur en organisatie van het leiderschap van een vennootschap.
* **Persoonlijk statuut van bestuurders:** De juridische positie, rechten, plichten en aansprakelijkheden van bestuurders.
* **Aanstelling en afzetting:** Procedures voor het benoemen en ontslaan van bestuurders.
* **Scheidingsprincipe (asset partitioning):** Het principe dat het vermogen van de vennootschap gescheiden is van het privévermogen van de aandeelhouders.
* **Entity shielding:** Het principe dat schuldeisers van aandeelhouders geen rechten hebben op het vennootschapsvermogen.
* **Owner shielding:** Het principe dat schuldeisers van de vennootschap geen rechten hebben op het privévermogen van de aandeelhouders.
* De keuze van het bestuursmodel kan de efficiëntie en transparantie van het bestuur beïnvloeden.
* Bestuurdersaansprakelijkheid kan leiden tot aanzienlijke financiële gevolgen voor individuele bestuurders.
* Het persoonlijk statuut van bestuurders is cruciaal voor de bescherming van zowel de vennootschap als haar belanghebbenden.
* Een duidelijk gereguleerd persoonlijk statuut en aanstellingsproces verhogen het vertrouwen in het vennootschapsbestuur.
* De regels rond aanstelling en ontslag van bestuurders bepalen mede de continuïteit en stabiliteit van het ondernemingsbeleid.
---
* Het persoonlijk statuut van bestuurders regelt hun benoembaarheid, hun positie op sociaalrechtelijk vlak, en de procedure rond aanstelling, afzetting en ontslag.
* De specifieke bestuursstructuren variëren per vennootschapsvorm, met de NV die vaak monistische of duale modellen kent en de BV/CV die flexibeler is.
* **Benoembaarheid:** Bestuurders kunnen natuurlijke personen of rechtspersonen zijn.
* **Rechtspersonen als bestuurders:** Wanneer een rechtspersoon bestuurder is, moet deze een natuurlijke persoon aanwijzen om haar taken uit te oefenen.
* **Sociaalrechtelijke positie:** Bestuurders worden in beginsel beschouwd als zelfstandigen voor sociale zekerheidsdoeleinden, tenzij specifieke uitzonderingen gelden.
* **Aanstelling:** De benoeming van bestuurders gebeurt meestal door de algemene vergadering, behalve bij een monistisch bestuur in de NV waar de raad van bestuur zichzelf kan aanvullen.
* **Aantal en functioneren:** Het WVV bepaalt de minimumvereisten voor het aantal bestuurders, maar de statuten kunnen hier vrijer in zijn.
* **Duur van het mandaat:** Bestuurders worden benoemd voor een bepaalde of onbepaalde duur; bij onbepaalde duur kan men te allen tijde worden afgezet.
* **Gedwongen ontslag (afzetting):** Kan gebeuren op basis van een wettelijke grond (bv. kennelijk grove fout) of statutaire grond.
* **Vrijwillig ontslag:** Een bestuurder kan te allen tijde ontslag nemen, mits dit niet op een onredelijk tijdstip gebeurt.
* **Vergoeding van bestuurders:** Dit kan vast zijn, variëren per prestatie, of een combinatie zijn. De algemene vergadering legt deze meestal vast.
* **Monistisch bestuur (NV):** Een enkele raad van bestuur beheert de vennootschap.
* **Duaal bestuur (NV):** Een raad van bestuur en een directiecollege met gescheiden bevoegdheden.
* **Benoemingsvoorwaarden:** Vereisten waaraan een potentiële bestuurder moet voldoen (bv. geen faillissement).
* **Benoemingswijze:** De formele procedure voor de aanstelling, vaak via de algemene vergadering.
* **Afzettingsgronden:** Redenen waarom een bestuurder kan worden ontslagen (bv. nalatigheid, conflict met belangen vennootschap).
* **Ontslagtermijn:** Indien van toepassing, de periode die een bestuurder moet blijven aanblijven na het indienen van zijn ontslag.
* **Vertegenwoordigingsbevoegdheid:** De bevoegdheid van het bestuur om de vennootschap te binden naar buiten toe.
* De keuze van het bestuursmodel heeft directe impact op de besluitvormingssnelheid en de interne controlemechanismen.
* Duidelijke regels voor aanstelling en ontslag zijn essentieel om conflicten te vermijden en de continuïteit van het bestuur te waarborgen.
* De professionele vergoeding van bestuurders moet in verhouding staan tot hun verantwoordelijkheden en prestaties.
* De mogelijkheid tot afzetting biedt een mechanisme om in te grijpen bij disfunctioneren van bestuurders.
- > **Tip:** Bestudeer de specifieke bepalingen in het WVV en de statuten voor elke vennootschapsvorm (NV, BV, CV) betreffende de aanstelling, duur en bevoegdheden van bestuurders, aangezien dit vaak een
- bron van casusvragen is
- > **Voorbeeld:** In een NV met een monistisch bestuur kan de raad van bestuur zichzelf aanvullen, terwijl in een BV de algemene vergadering meestal de enige bevoegde is voor de
---
* Het persoonlijk statuut van bestuurders omvat hun benoembaarheid, rechten, plichten en de wijze van aanstelling, afzetting en ontslag.
* De aanstelling van bestuurders regelt de juridische procedure voor hun benoeming, de duur van hun mandaat en hun opvolging.
* **Benoembaarheid:** Elke natuurlijke persoon kan benoembaar zijn als bestuurder. Ook rechtspersonen kunnen bestuurder zijn.
* **Rechtspersonen als bestuurders:** Wanneer een rechtspersoon bestuurder is, moet deze een natuurlijke persoon aanduiden die namens haar de functie uitoefent.
* **Sociaalrechtelijk vlak:** Bestuurders kunnen onderworpen zijn aan sociale zekerheidsregels, afhankelijk van de aard van hun opdracht en de vennootschapsvorm.
* **Aanstelling:** De benoeming geschiedt doorgaans door de algemene vergadering, tenzij de statuten anders bepalen.
* **Aantal en functioneren:** De statuten bepalen het aantal bestuurders en regels voor hun functioneren, zoals besluitvorming.
* **Duur:** De duur van het mandaat van een bestuurder kan statutair worden bepaald en is niet beperkt tot één boekjaar.
* **Gedwongen ontslag (afzetting):** De algemene vergadering kan bestuurders te allen tijde afzetten, tenzij de statuten anders voorzien.
* **Vrijwillig ontslag:** Een bestuurder kan te allen tijde ontslag nemen, tenzij de statuten dit beperken.
* **Vergoeding van bestuurders:** De vergoeding van bestuurders wordt bepaald door de algemene vergadering of de statuten, en kan bestaan uit een vast bedrag, een variabele vergoeding of voordelen in natura.
* **Intuitu personae:** Dit principe benadrukt het belang van de persoon van de bestuurder bij de aanstelling, vooral bij personenvennootschappen.
* **Corporate governance:** Een kader van regels en praktijken dat de relaties tussen het bestuur, de aandeelhouders en andere stakeholders regelt, met als doel een evenwichtige en verantwoorde besturing te garanderen.
* **Benoemingsvoorwaarden:** Specifieke criteria die in de statuten kunnen worden opgenomen voor de benoeming van bestuurders (bv. bepaalde opleiding, ervaring).
* **Benoemingswijze:** De formele procedure die gevolgd moet worden om een bestuurder geldig aan te stellen.
* **Afzetting:** De mogelijkheid voor de algemene vergadering om een bestuurder uit zijn functie te ontheffen.
* **Vrijwillig ontslag:** De eenzijdige beslissing van een bestuurder om zijn mandaat neer te leggen.
* De keuze van de bestuursstructuur heeft impact op de besluitvorming, de aansprakelijkheid en de efficiëntie van de vennootschap.
* Duidelijke regels omtrent aanstelling en ontslag zijn cruciaal voor de stabiliteit en legitimiteit van het bestuur.
* De vergoeding van bestuurders moet in verhouding staan tot hun verantwoordelijkheden en prestaties, en mag geen aanleiding geven tot belangenconflicten.
---
* Het persoonlijk statuut van bestuurders omvat hun benoembaarheid, sociale rechtspositie en de wijze van hun aanstelling, afzetting en ontslag.
* De aanstelling, afzetting en ontslag van bestuurders zijn cruciaal voor de continuïteit en correcte werking van de vennootschap.
* **Benoembaarheid:** Criteria voor wie bestuurder kan worden, inclusief de mogelijkheid voor rechtspersonen om bestuurder te zijn.
* **Sociale rechtspositie:** Bestuurders worden beschouwd als werknemers met specifieke sociale zekerheidsrechten en -plichten.
* **Aanstelling:** De wijze van aanstelling (meestal door de algemene vergadering) en de bijbehorende voorwaarden.
* **Aantal en functioneren:** Bepalingen rond het aantal bestuurders en hoe zij hun taken uitvoeren.
* **Duur van het mandaat:** Statutair vastgelegde termijn van de aanstelling van een bestuurder.
* **Gedwongen ontslag (afzetting):** Procedures om een bestuurder te ontslaan omwille van gegronde redenen, vaak via de algemene vergadering.
* **Vrijwillig ontslag:** De mogelijkheid voor een bestuurder om zijn mandaat neer te leggen.
* **Vergoeding:** Regels rond de bezoldiging van bestuurders, al dan niet statutair bepaald.
* **Rechtspersoon als bestuurder:** De mogelijkheid dat een andere rechtspersoon zelf als bestuurder optreedt, wat specifieke regels met zich meebrengt voor vertegenwoordiging.
* **Statutaire bepalingen:** De statuten van de vennootschap spelen een sleutelrol in het regelen van aanstellings-, afzettings- en ontslagprocedures.
* **Benoemingsvoorwaarden:** Specifieke vereisten waaraan een kandidaat-bestuurder moet voldoen om benoemd te kunnen worden.
* **Benoemingswijze:** De formele procedure die gevolgd moet worden om een bestuurder rechtsgeldig aan te stellen.
* De aanstelling en het ontslag van bestuurders bepalen de leiding en de koers van de vennootschap.
* Duidelijke regels rond bestuurdersmandaten bevorderen rechtszekerheid en transparantie.
* Een correcte toepassing van de aanstellings- en ontslagprocedures is essentieel om bestuursfouten en aansprakelijkheid te voorkomen.
* De sociale rechtspositie van bestuurders heeft gevolgen voor hun rechten en plichten ten opzichte van de sociale zekerheid.
---
* **Benoembaarheid bestuurders:** Juridische vereisten voor wie aangesteld kan worden als bestuurder.
* **Rechtspersonen als bestuurders:** Mogelijkheid voor rechtspersonen om zelf als bestuurder te fungeren.
* **Sociaalrechtelijke aspecten:** Arbeidsrechtelijke positie en rechten van bestuurders.
* **Aanstelling, afzetting en ontslag:** Procedures rond de benoeming, verwijdering en beëindiging van het mandaat van bestuurders.
* **Duur van het mandaat:** Regels omtrent de maximale termijn waarvoor een bestuurder kan worden aangesteld.
* **Gedwongen ontslag (afzetting):** Procedure waarbij bestuurders door de algemene vergadering kunnen worden ontslagen.
* **Vrijwillig ontslag:** Mogelijkheden voor bestuurders om hun mandaat neer te leggen.
* **Vergoeding van bestuurders:** Regels en procedures voor de remuneratie van bestuurders.
* De aanstelling van bestuurders kent specifieke benoemingsvoorwaarden en -wijzen.
* Het aantal bestuurders en hun functioneren binnen de vennootschap zijn vastgelegd.
* De duur van het mandaat kan variëren, met regels voor zowel vaste als tijdelijke benoemingen.
* Gedwongen ontslag (afzetting) is mogelijk indien de bestuurder niet meer voldoet aan de vereisten of de vennootschap schaadt.
* Bestuurders kunnen vrijwillig ontslag nemen, vaak mits naleving van bepaalde procedures of termijnen.
* De vergoeding van bestuurders wordt bepaald door de statuten of beslissingen van de algemene vergadering.
* De correcte aanstelling en ontslagprocedure waarborgen de rechtsgeldigheid van bestuurdersbeslissingen.
* Duidelijke regels inzake benoembaarheid voorkomen benoemingen van personen die niet aan wettelijke of statutaire eisen voldoen.
* De mogelijkheid om bestuurders te ontslaan biedt een controlemechanisme voor aandeelhouders en beschermt de vennootschap.
* De vergoeding van bestuurders moet in verhouding staan tot hun verantwoordelijkheden en prestaties.
---
# Bestuurdersaansprakelijkheid bij kennelijk grove fout en faillissement
### Kernidee
* Kennelijk grove fout en faillissement zijn specifieke gronden voor bestuurdersaansprakelijkheid, die verder gaan dan een gewone bestuurdersfout.
* Deze omstandigheden verhogen de drempel voor aansprakelijkheid, maar bieden ook specifieke bescherming en mechanismen.
### Kernfeiten
* Kennelijk grove fout impliceert een ernstig verwijt dat objectief vaststelbaar is en verder gaat dan een normale fout.
* Een faillissement als gevolg van de fouten van een bestuurder kan leiden tot specifieke aansprakelijkheidsregels.
* De aansprakelijkheid kan voortvloeien uit schending van vennootschapsrecht, de statuten of andere wetgeving.
* Er is een onderscheid tussen aansprakelijkheid tegenover de vennootschap zelf en aansprakelijkheid tegenover derden.
### Kernconcepten
* **Kennelijk grove fout:** Een fout die zo ernstig is dat deze niet meer als een normaal risico van het besturen kan worden beschouwd. Dit impliceert een zware mate van verwijtbaarheid.
* **Faillissement:** De staat van een vennootschap die haar schulden niet meer kan voldoen, wat specifieke regels voor bestuurdersaansprakelijkheid kan activeren.
* **Wrongful trading:** Een concept waarbij bestuurders aansprakelijk kunnen worden gesteld voor het voortzetten van de activiteiten van een insolvabele vennootschap, waardoor de schulden verder oplopen.
* **Kosten-baten analyse:** Hoewel niet expliciet in deze tekst, is het onderliggende principe dat bestuurders beslissingen nemen die economisch gerechtvaardigd lijken, maar de gevolgen van een kennelijk grove fout overschrijden dit.
### Implicaties
* Bestuurders moeten extra voorzichtig zijn in situaties die kunnen leiden tot een kennelijk grove fout, zeker in de aanloop naar een mogelijk faillissement.
* Een faillissement opent de deur voor specifieke vorderingen, ook al heeft de bestuurder mogelijk niet direct de fouten gemaakt die direct tot het faillissement leidden.
* Het correct inschatten van de financiële toestand van de vennootschap is cruciaal om aansprakelijkheid voor 'wrongful trading' te vermijden.
* De aansprakelijkheid kan, indien de fouten direct verband houden met een kennelijk grove fout die tot het faillissement heeft geleid, ook buiten de statutaire aansprakelijkheidsbeperkingen vallen.
---
### Kernpunten
* De specifieke bepalingen omtrent bestuurdersaansprakelijkheid in geval van kennelijk grove fout en faillissement zijn cruciaal voor casusvragen op het examen.
* Er wordt een onderscheid gemaakt tussen algemene bestuurdersfouten en specifieke situemen zoals kennelijk grove fouten, schending van wetten/statuten, en wrongful trading.
- **Wrongful trading:** Dit is de Engelse term die wordt gebruikt voor situaties waarin bestuurders doorgaan met het exploiteren van de vennootschap terwijl deze al feitelijk in een staat van staking
* **Kennelijk grove fout:** Dit is een ernstige fout van een bestuurder die objectief gezien duidelijk en ernstig is, met potentieel grote gevolgen voor de vennootschap of haar schuldeisers.
* **Faillissement:** De staat waarin een vennootschap niet meer aan haar opeisbare schulden kan voldoen.
* Bestuurders die kennelijk grove fouten begaan die leiden tot een faillissement, kunnen persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor de geleden schade.
* De aansprakelijkheid van bestuurders kan zowel betrekking hebben op hun handelen in het belang van de vennootschap als op hun handelen ten opzichte van derden.
* Fiscale en sociale zekerheidsaansprakelijkheden van bestuurders kunnen eveneens aan de orde komen, naast de civielrechtelijke aansprakelijkheid.
### Key facts
* De bepalingen over bestuurdersaansprakelijkheid kunnen zowel van toepassing zijn op specifieke schendingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) als op algemene fouten.
* De aansprakelijkheid kan voortvloeien uit het schenden van de statuten van de vennootschap.
* Het WVV bevat specifieke artikelen (zoals de "1382-aansprakelijkheid tegenover derden" in het oude recht, wat nu geïntegreerd is in bredere aansprakelijkheidsregels) die de aansprakelijkheid ten aanzien van derden regelen.
* De verjaringstermijnen voor aansprakelijkheidsvorderingen tegen bestuurders zijn van belang en worden specifiek geregeld.
* Er bestaat een aansprakelijkheidsplafond voor bestuurders in bepaalde situaties, vastgelegd in het WVV.
* Ondanks het bestaan van dit plafond, zijn er uitzonderingen die de volledige aansprakelijkheid van de bestuurder kunnen herstellen.
* De vorderingsbevoegdheid voor aansprakelijkheidsacties is geregeld, inclusief specifieke bepalingen voor minderheidsaandeelhouders.
---
* Deze sectie belicht de specifieke aansprakelijkheid van bestuurders wanneer er sprake is van een kennelijk grove fout in combinatie met een faillissement.
* De aansprakelijkheid van bestuurders kan voortvloeien uit verschillende soorten fouten.
* Een kennelijk grove fout staat centraal bij deze specifieke vorm van aansprakelijkheid.
* De context van een faillissement is cruciaal voor de toepassing van deze aansprakelijkheidsregel.
* De wetgeving beoogt bescherming te bieden aan schuldeisers in dergelijke situaties.
* Er is sprake van een specifieke grondslag voor aansprakelijkheid die verder gaat dan de gewone bestuurdersfout.
* **Kennelijk grove fout:** Een fout die voor een zorgvuldige en redelijke bestuurder overduidelijk en ernstig zou zijn, die de financiële gezondheid van de vennootschap significant schaadt.
* **Faillissement:** De staat waarin een vennootschap niet meer kan voldoen aan haar opeisbare schulden, wat leidt tot een collectieve executieregeling ten behoeve van de schuldeisers.
* **Doorstootaansprakelijkheid:** De mogelijkheid voor schuldeisers om zich, onder bepaalde voorwaarden, rechtstreeks te verhalen op het privévermogen van de bestuurders, ondanks de beperkte aansprakelijkheid van de vennootschap.
* **Wrongful trading:** Een concept waarbij het voortzetten van de activiteiten van een vennootschap die duidelijk niet langer levensvatbaar is, tot aansprakelijkheid van de bestuurders kan leiden.
* Bestuurders moeten extra voorzichtig zijn bij het nemen van beslissingen in financiële moeilijkheden van de vennootschap.
* Het voortzetten van de activiteiten met een kennelijk gebrek aan realiteitszin kan leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid.
* Schuldeisers krijgen een potentieel extra verhaalsrecht om hun verliezen te beperken.
* De interpretatie en toepassing van "kennelijk grove fout" is essentieel in faillissementsprocedures.
* Deze vorm van aansprakelijkheid kan een afschrikwekkend effect hebben op onzorgvuldig bestuur.
---
* De aansprakelijkheid van bestuurders voor kennelijk grove fouten in geval van faillissement is een belangrijk examenonderwerp.
* Deze aansprakelijkheid betreft specifieke situaties waarin de handelingen van de bestuurder direct bijdragen aan het faillissement of een grotere omvang daarvan.
* **Kennelijk grove fout:** Een fout die objectief gezien zo duidelijk en ernstig is dat deze een gemiddelde bestuurder niet zou hebben gemaakt.
* **Faillissement:** De toestand waarin een onderneming niet meer aan haar schulden kan voldoen en deze wordt ontbonden en vereffend.
* **Wrongful trading:** Het voortzetten van de activiteiten van een vennootschap, wetende dat deze in een faillissement zal eindigen, zonder dat tijdig de nodige stappen worden ondernomen.
### Belangrijke punten
* De specifieke aansprakelijkheidsgronden voor bestuurders in geval van kennelijk grove fouten en faillissement zijn onderworpen aan strikte interpretatie.
* De vordering tot aansprakelijkheid kan zowel door de curator, als door individuele schuldeisers worden ingesteld.
* De wet voorziet in verjaringstermijnen voor het instellen van deze vorderingen.
* Er is sprake van een specifieke aansprakelijkheidsclausule in het WVV (Wetboek van vennootschappen en verenigingen) die relevant is.
* Bestuurders moeten zich bewust zijn van de potentiële persoonlijke aansprakelijkheid die voortvloeit uit hun beslissingen, vooral in economisch moeilijke tijden.
* Een zorgvuldige administratie en tijdige interventie bij financiële problemen zijn cruciaal om persoonlijke aansprakelijkheid te voorkomen.
* De `art. 2:57 WVV` biedt een cap op de aansprakelijkheid, maar met belangrijke uitzonderingen.
### Tips
* > **Tip:** Bestudeer grondig de criteria voor "kennelijk grove fout" en de specifieke omstandigheden die leiden tot aansprakelijkheid bij faillissement.
* > **Tip:** Begrijp de rol en bevoegdheden van de curator en de mogelijkheden voor schuldeisers om een aansprakelijkheidsvordering in te stellen.
* > **Tip:** Oefen met casusvragen om de toepassing van deze principes in de praktijk te beheersen.
---
* De aansprakelijkheid van bestuurders voor kennelijk grove fouten in de context van een faillissement wordt geregeld door specifieke wetsartikelen.
* Het concept van "wrongful trading" is hierbij relevant, hoewel niet expliciet gedefinieerd in dit deel.
* De aansprakelijkheid kan voortvloeien uit een kennelijk grove fout die heeft bijgedragen tot het faillissement.
* Er is een specifieke aansprakelijkheidsregeling voor kennelijk grove fouten in geval van faillissement.
* Deze regeling houdt in dat bestuurders persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gesteld voor het passief van de failliete boedel.
* **Kennelijk grove fout:** Een fout die voor een redelijke bestuurder duidelijk waarneembaar en ernstig is.
* **Faillissement:** Een toestand waarin een onderneming haar schulden niet meer kan voldoen.
* **Passief van de failliete boedel:** Het totale bedrag van de schulden van de failliete onderneming.
* **Persoonlijke aansprakelijkheid:** Bestuurders zijn met hun privévermogen aansprakelijk voor de schulden.
* Bestuurders moeten extra voorzichtig zijn in de aanloop naar een mogelijk faillissement.
* Het niet tijdig nemen van maatregelen om de financiële situatie te verbeteren kan leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid.
* De bewijslast kan verschuiven naar de bestuurder om aan te tonen dat er geen sprake was van een kennelijk grove fout.
### Aansprakelijkheidsplafond
* De aansprakelijkheid van de bestuurder is onderworpen aan een wettelijk plafond, zoals bepaald in artikel 2:57 WVV.
* Dit plafond is bedoeld om de aansprakelijkheid van bestuurders te beperken.
* Er zijn uitzonderingen op dit aansprakelijkheidsplafond, waardoor bestuurders in bepaalde gevallen méér dan het plafond kunnen worden aangesproken.
---
* De bepaling van bestuurdersaansprakelijkheid bij kennelijk grove fout en faillissement is een cruciaal element in het vennootschapsrecht.
* Het WVV bevat specifieke regels die de aansprakelijkheid van bestuurders in faillissementssituaties regelen.
* De bepaling van bestuurdersaansprakelijkheid is complex en omvat diverse grondslagen.
* Een kennelijk grove fout in hoofde van de bestuurder kan leiden tot aansprakelijkheid.
* De wetgeving voorziet in specifieke mechanismen om deze aansprakelijkheid te beoordelen en toe te passen.
* De context van een faillissement verhoogt de kans op het stellen van fouten door de bestuurder.
* **Kennelijk grove fout:** Een ernstige tekortkoming in de zorgplicht van de bestuurder, die voor een redelijk denkend en handelend persoon in dezelfde omstandigheden vermijdbaar zou zijn geweest.
* **Faillissement:** Een juridische toestand waarbij een onderneming haar schulden niet meer kan betalen.
* **Doorstotingsaansprakelijkheid (Wrongful Trading):** Aansprakelijkheid van bestuurders die, ondanks dreigende insolventie, doorgaan met de onderneming te laten opereren, wat de verliezen vergroot.
* Bestuurders dienen zich bewust te zijn van de verhoogde aansprakelijkheidsrisico's in faillissementssituaties.
* Een zorgvuldige naleving van wettelijke en statutaire bepalingen is essentieel om aansprakelijkheid te vermijden.
* De aanwezigheid van een kennelijk grove fout kan leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder voor de schulden van de vennootschap.
* De wetgeving tracht de balans te vinden tussen het beschermen van schuldeisers en het niet ontmoedigen van ondernemerschap.
---
* Bestuurdersaansprakelijkheid kan zich voordoen bij een kennelijk grove fout die leidt tot faillissement.
* Dit is een specifieke vorm van bestuurdersaansprakelijkheid die verder gaat dan de algemene foutenleer.
* Een kennelijk grove fout in de context van bestuurdersaansprakelijkheid bij faillissement duidt op een ernstig tekortschieten in het bestuur.
* Deze fout moet een direct causaal verband hebben met het faillissement van de vennootschap.
* Het is geen fout van de vennootschap zelf, maar een fout van de bestuurder in de uitoefening van zijn mandaat.
* De wetgever beoogt met deze regeling de bescherming van schuldeisers van de gefailleerde vennootschap.
* **Kennelijk grove fout:** Een fout die voor een normaal, zorgvuldig bestuurder duidelijk aanwijsbaar en vermijdbaar zou zijn geweest. Dit impliceert een objectieve beoordeling.
* **Faillissement:** De toestand waarin een schuldenaar niet meer kan voldoen aan zijn opeisbare schulden.
* **Causaal verband:** Het verband tussen de fout van de bestuurder en het intreden van het faillissement. De fout moet een noodzakelijke voorwaarde zijn geweest voor het faillissement.
* **Vennootschapsrechtelijke aansprakelijkheid:** De aansprakelijkheid die voortvloeit uit de schending van de vennootschapsrechtelijke plichten van een bestuurder.
* Bestuurders kunnen persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor de schulden van de vennootschap wanneer hun kennelijk grove fout tot het faillissement heeft geleid.
* Dit leidt tot een verhoogd risico voor bestuurders, waardoor zij extra zorgvuldigheid dienen te betrachten.
* De drempel voor aansprakelijkheid is hoger dan bij een gewone bestuurdersfout, wat de bescherming van bestuurders enigszins waarborgt.
* Het vereist een specifieke beoordeling van de situatie om te bepalen of aan de voorwaarden voor deze aansprakelijkheid is voldaan.
---
* De bestuurdersaansprakelijkheid in het kader van kennelijk grove fout en faillissement focust op specifieke situaties waarin bestuurders persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de schulden van de vennootschap.
* Dit deel bespreekt de specifieke grondslagen en toepassingen die leiden tot deze aansprakelijkheid, met nadruk op de gevolgen van een faillissement.
### Sleutelbegrippen
* **Kennelijk grove fout**: Een bestuurdersfout die zo ernstig is dat deze objectief gezien evident en zonder twijfel aan het licht treedt als een grove nalatigheid of onbehoorlijk bestuur.
- **Faillissement**: Een toestand waarin een rechtspersoon niet meer in staat is haar schulden te voldoen, wat leidt tot een collectieve verdeling van het resterende vermogen onder de schuldeisers onder toezicht
- **Wrongful trading**: Het voortzetten van de activiteiten van een vennootschap door het bestuur, terwijl het bestuur weet of behoort te weten dat er geen hoop meer is op het vermijden
- **Aansprakelijkheid tegenover derden (art. 1382-oud BW / art. 1382 BW):** De algemene regel dat iedereen die door zijn fout schade toebrengt aan een ander, deze schade dient te vergoeden. Dit
- De aansprakelijkheid voor kennelijk grove fout en faillissement is een specifieke vorm van bestuurdersaansprakelijkheid die ontstaat wanneer de normale werking van de vennootschap in het gedrang komt, met name bij
* De aansprakelijkheid kan voortvloeien uit het niet respecteren van de wet of de statuten, alsook uit algemene zorgvuldigheidsnormen.
- **Wrongful trading** is een concept dat specifiek gericht is op het besturen terwijl er een faillissement dreigt, en waarbij de bestuurders persoonlijk kunnen worden aangesproken voor de schade die ontstaat
* De grondslag voor deze aansprakelijkheid is vaak de fout van de bestuurder die de boedel van de schuldeisers heeft benadeeld.
* Bestuurders moeten waakzaam zijn en proactief handelen wanneer financiële problemen zich voordoen om persoonlijke aansprakelijkheid te vermijden.
* Het niet tijdig aanvragen van het faillissement of het voortzetten van activiteiten in een hopeloze toestand kan leiden tot significante financiële gevolgen voor het privévermogen van de bestuurders.
* De aansprakelijkheid kan zich uitstrekken tot de volledige schade die door de fout is veroorzaakt, wat potentieel aanzienlijk kan zijn.
- > **Tip:** Het document benadrukt het belang van het kennen van de financiële toestand van de vennootschap en het tijdig nemen van beslissingen, zelfs wanneer deze pijnlijk zijn, om verdere
- schade voor schuldeisers te voorkomen
- > **Voorbeeld:** Een bestuurder die weet dat de vennootschap bankroet is en toch nog nieuwe contracten aangaat die de schuldeisers further benadelen, kan persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor de bijkomende
- verliezen
---
* Kennelijk grove fout en wrongfully trading zijn twee specifieke situaties die leiden tot aansprakelijkheid van bestuurders, met name in de context van een faillissement.
### Belangrijke feiten
* Er bestaat een specifieke aansprakelijkheidsgrond voor bestuurders in geval van kennelijk grove fouten die bijdragen aan het faillissement van de vennootschap.
- Wrongful trading is een concept waarbij bestuurders aansprakelijk worden gesteld voor voortzetting van de onderneming, ondanks dat zij wisten of behoorden te weten dat er geen hoop meer was op
* De invoering van het WVV heeft de regels rond bestuurdersaansprakelijkheid bij faillissement verder verfijnd en verduidelijkt.
* Deze aansprakelijkheid is aanvullend op de algemene bestuursaansprakelijkheid en specifieke fiscale en RSZ-aansprakelijkheden.
* De vorderingsbevoegdheid ligt bij de curator, de vennootschap zelf, of een minderheid van de aandeelhouders.
* **Kennelijk grove fout:** Een fout die zo duidelijk en ernstig is dat deze niet voor rede vatbaar is en die een rol heeft gespeeld in het faillissement.
* **Faillissement:** De toestand van een vennootschap die haar schulden niet meer kan betalen.
* **Wrongful trading:** Het voortzetten van de activiteiten van een onderneming door bestuurders, wetende dat deze onderneming waarschijnlijk failliet zal gaan, wat leidt tot aansprakelijkheid voor de geleden schade.
* **Aansprakelijkheidsvordering:** Een procedure ingesteld om de aansprakelijkheid van bestuurders vast te stellen en schadevergoeding te eisen.
* **Verjaring:** De termijn waarbinnen een vordering tot aansprakelijkheid kan worden ingesteld.
* Bestuurders moeten uiterst zorgvuldig handelen en de financiële toestand van de vennootschap nauwlettend volgen om dergelijke aansprakelijkheden te vermijden.
* Het voortzetten van de activiteiten in een hopeloze situatie kan leiden tot persoonlijke financiële aansprakelijkheid voor de bestuurders, bovenop de beperkte aansprakelijkheid van hun aandelen.
* De wetgever beoogt hiermee zowel de schuldeisers te beschermen als het gedrag van bestuurders te reguleren in crisissituaties.
* Het is cruciaal voor bestuurders om tijdig professioneel advies in te winnen bij financiële moeilijkheden.
### Veelvoorkomende valkuilen
* Het onterecht voortzetten van de onderneming in de hoop op een betere afloop, zonder realistische grond.
* Onvoldoende documentatie van beslissingen en overwegingen, wat het aantonen van de afwezigheid van kennelijk grove fout bemoeilijkt.
---
* Kennelijk grove fout en faillissement zijn specifieke gronden voor bestuurdersaansprakelijkheid.
* Deze aansprakelijkheid kan voortvloeien uit acties die geleid hebben tot een faillissement of bij hebben gedragen aan de omvang ervan.
* De tekst vermeldt specifieke aandachtsgebieden zoals "kennelijk grove fout en faillissement" en "wrongful trading" onder de bredere titel bestuurdersaansprakelijkheid.
* Naast de algemene bestuurdersfouten en schendingen van wet of statuten, worden deze specifieke scenario's benoemd als gronden voor aansprakelijkheid.
* Specifieke fiscale en RSZ-aansprakelijkheden worden ook apart vermeld.
* De tekst verwijst naar de aansprakelijkheidsvordering, vorderingsbevoegdheid, minderheidsvordering en verjaring als onderdelen van het proces.
* De aansprakelijkheidscap art. 2:57 WVV wordt genoemd als een potentieel revolutionaire, maar wellicht dode letter.
---
* Kennelijk grove fout bij bestuurdersaansprakelijkheid wordt specifiek behandeld in de context van faillissement.
* Dit concept ontstaat wanneer een bestuurder tijdens het bestaan van de vennootschap kennelijk grove fouten heeft begaan die hebben bijgedragen aan het faillissement.
* De aansprakelijkheid voor een kennelijk grove fout wordt geactiveerd wanneer er een verband is tussen de fouten van het bestuur en het faillissement.
* Het is cruciaal om aan te tonen dat de fouten van de bestuurder een kennelijk grove aard hadden.
* Er moet een causaal verband zijn tussen de kennelijk grove fouten en het faillissement van de vennootschap.
* De wet stelt dat kennelijk grove fouten die hebben bijgedragen aan het faillissement, kunnen leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder.
* Bestuurders die kennelijk grove fouten maken, riskeren hun privévermogen aan te spreken voor de schulden van de gefailleerde vennootschap.
* Deze aansprakelijkheid is een instrument om schuldeisers te beschermen in geval van faillissement door nalatigheid van het bestuur.
* Het vereist een grondige analyse om te bepalen of de gemaakte fouten inderdaad als kennelijk grof kunnen worden bestempeld in relatie tot het faillissement.
* De bewijslast ligt bij de partij die de aansprakelijkheid inroept om de kennelijk grove fout en het causale verband met het faillissement aan te tonen.
---
* **Kennelijk grove fout:** Een fout die voor een redelijk denkende bestuurder, geplaatst in dezelfde omstandigheden, duidelijk vermijdbaar zou zijn geweest.
- **Wrongful trading:** Het voortzetten van de onderneming door het bestuur terwijl men weet of redelijkerwijs had moeten weten dat er geen redelijke grondslag meer bestaat om aan te nemen dat
* **Faillissement:** Een cruciale context waarin bestuurdersaansprakelijkheid wordt geactiveerd, met name bij kennelijk grove fouten die hebben bijgedragen aan het faillissement.
### Belangrijke aspecten
* **Sancties bij kennelijk grove fout:** Bestuurders die een kennelijk grove fout begaan, kunnen hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de schade die daaruit voortvloeit.
* **Relatie met faillissement:** De fout moet een causale link hebben met het faillissement of de omvang van het passief vermeerderen.
* **Bestuurdersaansprakelijkheid tegenover derden (art. 1382-oud BW / art. 2:20 BW):** De fout van het bestuur kan leiden tot aansprakelijkheid jegens derden die daardoor schade lijden.
* **Verhoogd risico bij financiële moeilijkheden:** Het bestuur dient extra waakzaam te zijn en zorgvuldig te handelen wanneer de vennootschap in financiële moeilijkheden verkeert.
* **Het belang van documentatie:** Gedetailleerde verslaglegging van beslissingen en de overwegingen daarbij kan helpen om bestuurdersaansprakelijkheid te beperken.
* **Verhoogde zorgplicht:** Bestuurders hebben een verhoogde zorgplicht wanneer de vennootschap in de buurt komt van een faillissement.
* **Risico op hoofdelijke aansprakelijkheid:** Schending van de zorgplicht kan leiden tot hoofdelijke aansprakelijkheid van alle bestuurders voor de geleden schade.
* **Belang van proactief handelen:** Tijdig ingrijpen en het nemen van passende maatregelen is essentieel om aansprakelijkheid te voorkomen.
* **Mogelijke persoonlijke schade:** Aansprakelijkheid kan leiden tot aanzienlijke financiële gevolgen voor de persoonlijke vermogens van de bestuurders.
### Juridische grondslag
* **Artikel 2:20 BW (voorheen art. 1382-oud BW):** Algemene aansprakelijkheidsregel voor fouten die schade veroorzaken.
* **Artikel 2:21 WVV:** Specifieke aansprakelijkheid voor bestuurdersfouten die het passief vermeerderen in geval van faillissement of kennelijk grove fout.
* **Wetgeving inzake faillissement:** De faillissementswetgeving creëert specifieke situaties waarin de gedragingen van bestuurders nauwlettend worden onderzocht.
---
* De aansprakelijkheid van bestuurders kan voortvloeien uit een kennelijk grove fout in de periode voorafgaand aan het faillissement.
* Wrongful trading is een specifiek type bestuurdersaansprakelijkheid in het kader van een faillissement.
* Fiscale en RSZ-aansprakelijkheden voor bestuurders bestaan naast de algemene aansprakelijkheden.
### Specifieke aansprakelijkheidsgronden
* **Kennelijk grove fout:**
* Vervat in het WVV, maar de exacte inhoud is niet altijd duidelijk gedefinieerd in de wet.
* Context van het faillissement is cruciaal voor de beoordeling.
* **Wrongful trading:**
* Betreft het voortzetten van de onderneming door bestuurders terwijl deze kennelijk niet meer levensvatbaar is.
* Het risico is dat de bestuurders persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor de schulden die tijdens deze periode ontstaan.
* **Specifieke fiscale en RSZ-aansprakelijkheden:**
* Bestuurders kunnen persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor onbetaalde belastingen en sociale zekerheidsbijdragen van de vennootschap.
* Deze aansprakelijkheid is vaak gekoppeld aan het niet-naleven van specifieke fiscale of sociale wetgeving.
### Gevolgen en toepassingen
* De vordering tot aansprakelijkheid kan worden ingesteld door verschillende partijen, waaronder de curator, de vennootschap zelf, en soms ook door aandeelhouders of derden.
* De aansprakelijkheid van bestuurders kan leiden tot een verplichting tot schadevergoeding aan de vennootschap of haar schuldeisers.
* De invoering van een aansprakelijkheidsplafond (cap) in het WVV beoogt de aansprakelijkheid van bestuurders te beperken, maar kent uitzonderingen.
- > **Tip:** De beoordeling van een "kennelijk grove fout" is sterk afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het specifieke geval en wordt vaak door de rechtspraak ingevuld
- > **Voorbeeld:** Als een bestuurder na het duidelijk worden dat de vennootschap niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen, toch nog nieuwe leningen aangaat zonder redelijke kans op terugbetaling, kan
- dit als een kennelijk grove fout worden beschouwd die leidt tot persoonlijke aansprakelijkheid
---
* De bestuurdersaansprakelijkheid richt zich op situaties waarin bestuurders nalatig handelen.
* Specifieke aandacht gaat uit naar kennelijk grove fouten en de gevolgen in geval van faillissement.
* De aansprakelijkheid van bestuurders jegens derden is cruciaal voor het functioneren van het vennootschapsrecht.
* Er is een onderscheid tussen een "gewone bestuurdersfout" en een "kennelijk grove fout".
* De aansprakelijkheid jegens derden kan voortvloeien uit de schending van de wet of de statuten.
* De aansprakelijkheid wordt gematigd door de aansprakelijkheidscap zoals bepaald in artikel 2:57 WVV.
* Deze cap kent specifieke uitzonderingen die de grenzen van de aansprakelijkheid verleggen.
* **Kennelijk grove fout:** Een fout die voor een redelijk handelende bestuurder niet kenbaar of vermijdbaar zou zijn.
* **Faillissement:** De situatie waarin een vennootschap haar schulden niet meer kan voldoen, wat specifieke aansprakelijkheidsregels activeert.
* **Wrongful trading:** Het verderzetten van de activiteiten van een vennootschap die feitelijk insolvent is, wat tot aansprakelijkheid kan leiden.
* **Vorderingsbevoegdheid:** De bevoegdheid van bepaalde partijen (bv. schuldeisers, curatoren) om een aansprakelijkheidsvordering in te stellen.
* **Minderheidsvordering:** Een vordering die kan worden ingesteld door aandeelhouders die een minderheidsbelang vertegenwoordigen.
* **Verjaring:** De wettelijke termijn waarbinnen een aansprakelijkheidsvordering kan worden ingesteld.
* Bestuurders dienen de grootst mogelijke zorgvuldigheid te betrachten om persoonlijke aansprakelijkheid te vermijden.
* De specifieke context van een faillissement vereist een extra bewuste omgang met de voortzetting van de vennootschapsactiviteiten.
* De aansprakelijkheidscap biedt enige bescherming, maar de uitzonderingen hierop zijn aanzienlijk.
* Effectieve governance en naleving van wet- en regelgeving zijn essentieel voor het beperken van risico's.
---
* Bestuurdersaansprakelijkheid kan voortvloeien uit een kennelijk grove fout, met name in de context van een faillissement.
* Dit type aansprakelijkheid overstijgt de 'gewone' bestuurdersfout door een hogere graad van verwijtbaarheid.
* De bepalingen inzake bestuurdersaansprakelijkheid worden behandeld in Hoofdstuk IV van Deel 1 van het WVV.
* Specifieke aansprakelijkheidsgronden omvatten de gewone bestuurdersfout en de schending van het WVV of de statuten.
* De 1382-aansprakelijkheid tegenover derden is relevant, naast specifieke fiscale en RSZ-aansprakelijkheden.
* De aansprakelijkheidscap art. 2:57 WVV introduceert een potentiële, maar wellicht dode letter, beperking.
* 'Wrongful trading' is een specifiek concept binnen dit domein, gerelateerd aan kennelijk grove fouten in de aanloop naar faillissement.
* **Kennelijk grove fout:** Een fout die voor een redelijk handelend persoon in dezelfde omstandigheden duidelijk vermijdbaar zou zijn geweest, met een zwaardere graad van verwijtbaarheid dan een gewone bestuurdersfout.
* **Faillissement:** De juridische toestand waarin een natuurlijke persoon of rechtspersoon zijn betalingen staakt en er sprake is van insolvabiliteit.
* **Verkeerd handelen (Wrongful trading):** Het voortzetten van de handelsactiviteiten door bestuurders ondanks het besef dat de vennootschap insolvabel is, wat een schending van hun zorgplicht inhoudt.
* **Hoofdelijke aansprakelijkheid:** Bestuurders kunnen persoonlijk aansprakelijk gesteld worden voor de schulden van de vennootschap, niet slechts tot het bedrag van hun inbreng.
* **Doorstoot naar privévermogen:** De mogelijkheid voor schuldeisers van de vennootschap om zich te verhalen op het privévermogen van de bestuurders wanneer de vennootschap haar schulden niet kan voldoen.
* Bestuurders dienen zich bewust te zijn van hun verhoogde zorgplicht in de pre-faillissementsfase.
* Een proactieve benadering, inclusief het tijdig inschakelen van juridisch en financieel advies, is cruciaal om aansprakelijkheid te vermijden.
* De toepassing van de aansprakelijkheidscap kan sterk afhangen van de interpretatie door rechtbanken en de specifieke omstandigheden van het geval.
* Fiscale en sociale zekerheidsaansprakelijkheden kunnen naast de algemene bestuurdersaansprakelijkheid spelen.
- > **Tip:** Besteed extra aandacht aan de omstandigheden die kunnen leiden tot een kennelijk grove fout, met name wanneer een vennootschap financiële moeilijkheden ondervindt of zich in een faillissementsprocedure bevindt
- De noties van 'wrongful trading' en de impact op het privévermogen zijn hierbij essentieel
---
* De aansprakelijkheid van bestuurders kan zich manifesteren in verschillende vormen, waaronder de specifieke aansprakelijkheid bij kennelijk grove fout in geval van faillissement.
* Deze aansprakelijkheid is gericht op het verhalen van schade op bestuurders die door hun handelen of nalaten hebben bijgedragen aan de benadeling van schuldeisers bij een faillissement.
* De specifieke aansprakelijkheid van bestuurders bij kennelijk grove fout en faillissement vloeit voort uit de wetgeving die de rol en verantwoordelijkheden van bestuurders reguleert.
* Een "kennelijk grove fout" is een fout die voor een redelijk en zorgvuldig bestuurder duidelijk voorzienbaar en vermijdbaar zou zijn geweest.
* De focus ligt op het causale verband tussen de fout van de bestuurder en de benadeling van de schuldeisers bij het faillissement.
* De wetgever beoogt met deze regeling de bescherming van schuldeisers die getroffen worden door onbehoorlijk bestuur.
* Het concept "wrongful trading" is nauw verwant en impliceert dat een bestuurder doorgaat met de activiteiten van de vennootschap terwijl er al een toestand van continuïteitsbedreiging aanwezig is.
* **Kennelijk grove fout**: Een fout van een bestuurder die zo ernstig is dat deze in normale omstandigheden niet verwacht zou worden van een zorgvuldige en redelijke bestuurder.
* **Faillissement**: Een toestand waarin een rechtspersoon niet meer aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen.
- **Benadeling van schuldeisers**: De situatie waarbij de schuldeisers van een vennootschap als gevolg van het handelen of nalaten van bestuurders minder of geen verhaal hebben op het vermogen van de
* **Causaal verband**: Het directe verband tussen de fout van de bestuurder en de schade die de schuldeisers lijden.
* Bestuurders dienen uiterst zorgvuldig te handelen en zich bewust te zijn van hun verantwoordelijkheden, met name in financiële moeilijkheden van de vennootschap.
* In geval van dreigend faillissement is het cruciaal voor bestuurders om tijdig passende maatregelen te nemen om verdere schade te voorkomen.
* Deze aansprakelijkheid kan leiden tot persoonlijk verhaal op het privévermogen van de bestuurder voor de geleden schade.
* Het vereist een zorgvuldige analyse van de feiten en omstandigheden om vast te stellen of aan de voorwaarden voor deze aansprakelijkheid is voldaan.
---
* Specifieke situaties creëren een verhoogd risico op bestuurdersaansprakelijkheid.
* De focus ligt op de gevolgen van ernstige fouten die leiden tot een faillissement.
* De invoering van de "wrongful trading" is cruciaal voor de aansprakelijkheid.
* Kennelijk grove fouten kunnen leiden tot een persoonlijk verhaalsrecht op de bestuurder.
* De aansprakelijkheid kan voortvloeien uit specifieke fiscale en RSZ-verplichtingen.
* Kwijting van bestuurders is een mogelijke reactie op hun handelen.
* **Kennelijk grove fout:** Een fout die voor een redelijk handelend bestuurder in dezelfde omstandigheden duidelijk vermijdbaar zou zijn geweest.
* **Faillissement:** Situatie waarin de vennootschap haar schulden niet meer kan voldoen.
* **Wrongful trading:** Een concept dat aansprakelijkheid introduceert wanneer een bestuurder doorgaat met de activiteiten van de vennootschap terwijl deze feitelijk insolvabel is.
* **Doelvermogen:** Het vermogen dat specifiek bestemd is voor het realiseren van het doel van de vennootschap.
* **Persoonlijke aansprakelijkheid:** Bestuurders kunnen persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor bepaalde fouten, buiten het vennootschapsvermogen.
* Verhoogd risico op persoonlijke financiële consequenties voor bestuurders.
* Noodzaak voor zorgvuldige bedrijfsvoering en naleving van wettelijke verplichtingen.
* Verhoogde aandacht voor de financiële toestand van de vennootschap door bestuurders.
* Mogelijke beperking van de bestuurdersaansprakelijkheid door specifieke wettelijke bepalingen (bv. aansprakelijkheidsplafond).
* Het niet tijdig herkennen van financiële problemen en het voortzetten van activiteiten.
* Het onvoldoende documenteren van beslissingen, met name in crisissituaties.
* Het negeren van specifieke fiscale en sociale zekerheidsverplichtingen.
---
* **Kennelijk grove fout:** Aansprakelijkheid van bestuurders voor schade die voortvloeit uit een fout die voor een redelijk denkend en zorgvuldig handelend bestuurder evident ernstig was.
* **Faillissement:** Verhoogde aandacht voor bestuurdersaansprakelijkheid wanneer een vennootschap failliet gaat, met specifieke bepalingen die de positie van schuldeisers beschermen.
### Kernbegrippen
* **Verdeling van aansprakelijkheid:** Bij meerdere bestuurders kan aansprakelijkheid verdeeld worden indien de fout niet aan alle bestuurders toerekenbaar is.
- **'Wrongful trading':** Een specifieke vorm van bestuurdersaansprakelijkheid die de bestuurder verplicht om verdere transacties te vermijden zodra hij weet of redelijkerwijs zou moeten weten dat de vennootschap niet meer aan
* **Onrechtmatige daad:** Schending van een wettelijke bepaling of een onzorgvuldige handeling die leidt tot schade.
* **Fiscale en RSZ-aansprakelijkheden:** Specifieke aansprakelijkheden voor bestuurders met betrekking tot belastingen en sociale zekerheidsbijdragen.
* **Kwijting:** Het ontslaan van bestuurders van aansprakelijkheid voor specifieke handelingen, doorgaans door de algemene vergadering.
* **Aansprakelijkheidsvordering:** De juridische procedure om bestuurdersaansprakelijkheid te doen gelden.
* **Vorderingsbevoegdheid:** Wie kan de aansprakelijkheidsvordering instellen (bv. de vennootschap zelf, aandeelhouders, schuldeisers).
* **Minderheidsvordering:** De mogelijkheid voor minderheidsaandeelhouders om namens de vennootschap een aansprakelijkheidsvordering in te stellen.
* **Verjaring:** De termijn waarbinnen een aansprakelijkheidsvordering kan worden ingesteld.
* **Aansprakelijkheidsplafond (art. 2:57 WVV):** Een wettelijk maximum aan de aansprakelijkheid van bestuurders, met uitzonderingen.
* **Bescherming van schuldeisers:** De regels rond kennelijk grove fout en faillissement versterken de bescherming van externe schuldeisers tegen de gevolgen van slecht bestuur.
* **Verhoogde waakzaamheid van bestuurders:** Bestuurders dienen extra voorzichtig te zijn, met name in financiële moeilijkheden, om aansprakelijkheid te vermijden.
* **Risico op persoonlijke aansprakelijkheid:** Bestuurders lopen het risico hun privévermogen aan te spreken indien zij tekortschieten in hun plichten, zeker in geval van faillissement.
* **Impact op corporate governance:** Dwingt tot een grotere focus op de integriteit en zorgvuldigheid van het bestuur, vooral in risicovolle situaties.
- > **Tip:** Begrijp het verschil tussen een gewone bestuurdersfout en een kennelijk grove fout; de drempel is hoger en vereist een evident ernstig tekort aan zorgvuldigheid
- > **Tip:** Focus bij casussen op de oorzakelijk verband tussen de fout van de bestuurder, de kennelijk grove aard van die fout en de schade die hieruit voortvloeit, zeker in
- de context van een faillissement
- > **Tip:** Wees alert op de specifieke regels en uitzonderingen bij het aansprakelijkheidsplafond voor bestuurders
---
* De focus ligt op de aansprakelijkheid van bestuurders die een kennelijk grove fout begaan in de aanloop naar of tijdens een faillissement.
* Kennelijk grove fout ("wrongful trading") wordt behandeld als een specifieke vorm van bestuurdersaansprakelijkheid.
* Deze fout kan leiden tot aansprakelijkheid van de bestuurder tegenover de boedel.
* De wet bepaalt dat een bestuurder die een fout begaat die kennelijk grove nalatigheid inhoudt, de vennootschap kan schaden.
* Bij faillissement kan deze fout leiden tot aansprakelijkheid van de bestuurder tegenover de boedel.
* Bestuurders moeten extra voorzichtig zijn bij financiële moeilijkheden van de vennootschap.
* Het niet tijdig nemen van passende maatregelen kan als kennelijk grove fout worden beschouwd.
* De aansprakelijkheid kan aanzienlijke financiële gevolgen hebben voor de betrokken bestuurders.
---
* Kennelijk grove fouten door bestuurders kunnen leiden tot specifieke aansprakelijkheidsgronden bij faillissement.
* Deze aansprakelijkheid is bedoeld om benadeelde schuldeisers te beschermen wanneer een vennootschap ten onder gaat.
* De focus ligt op gedragingen die direct verband houden met het ontstaan of verergeren van het faillissement.
* De aansprakelijkheid voor kennelijk grove fout in combinatie met faillissement is een specifieke vorm van bestuurdersaansprakelijkheid.
* Het criterium is niet enkel een fout in het besturen, maar een fout die "kennelijk" en "grove" is in de context van het faillissement.
* Dit kan betrekking hebben op handelingen die het faillissement hebben veroorzaakt of de gevolgen ervan hebben verergerd.
* De wetgever beoogt hiermee een sanctie op ernstig laakbaar gedrag dat leidt tot het tenietgaan van de vennootschap.
* Enkele voorbeelden van gedragingen die hieronder kunnen vallen, zijn het voortzetten van de onderneming ondanks een duidelijk zicht op faillissement.
* Specifieke fiscale en RSZ-aansprakelijkheden kunnen hierbij eveneens een rol spelen.
* Bestuurders moeten zeer voorzichtig zijn met beslissingen die de financiële gezondheid van de vennootschap aantasten, zeker in tijden van economische tegenspoed.
* Het niet tijdig nemen van maatregelen bij dreigend faillissement kan leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid voor de bestuurders.
* Deze aansprakelijkheid kan een aanzienlijke financiële impact hebben voor de betrokken bestuurders.
* Het bestaan van deze specifieke aansprakelijkheidsgrond benadrukt het belang van goed bestuur en financiële prudentie.
### Kritische overwegingen
* De interpretatie van "kennelijk grove fout" kan subjectief zijn, wat leidt tot juridische discussies.
* Het bewijslast ligt bij de partij die de aansprakelijkheid inroept, wat een uitdaging kan zijn.
* De regelgeving is bedoeld als een uitzondering op de algemene beperkte aansprakelijkheid, en dient strikt te worden toegepast.
---
# Algemene vergadering van aandeelhouders: procedure en besluitvorming
### Kernidee
* De algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) is het hoogste orgaan van de vennootschap waar aandeelhouders hun rechten uitoefenen.
* De AVA neemt fundamentele beslissingen over de vennootschap, zoals de goedkeuring van de jaarrekening en de bestemming van de winst.
### Kernfeiten
* **Bevoegdheid AVA:** Besluitvorming over zaken die niet aan andere organen zijn toegewezen, zoals de goedkeuring van de jaarrekening en de winstverdeling.
* **Niet tot bevoegdheid AVA:** Activiteiten die tot de dagelijkse leiding behoren of die aan het bestuur zijn toegewezen.
* **Samenstelling AVA:** Personen die de AVA mogen bijwonen en stemgerechtigde deelnemers.
* **Voorbereiding AVA:** Vereiste van oproeping, bepaling wie kan oproepen, en vorm en termijnen van oproeping.
* **Dagorde:** Essentieel element voor de vergadering, bepaalt welke punten besproken kunnen worden.
* **Vergader- en stemregels:** Vastlegging van algemene regels, vraagrecht van aandeelhouders en deelname op afstand.
* **Besluiten AVA:** Aard van besluiten en de procedure voor nietigverklaring van besluiten.
### Kernconcepten
* **Rechten van aandeelhouders:** De AVA is het kanaal voor de uitoefening van stem- en winstrechten.
* **Transparantie:** Het informeren van aandeelhouders en het bieden van de mogelijkheid tot deelname aan besluitvorming.
* **Juridische basis:** De regels rond de AVA zijn verankerd in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV).
* **Volmachten:** Mogelijkheid voor aandeelhouders om zich te laten vertegenwoordigen.
* **Vennootschappen met openbaar aanbod:** Specifieke regels voor genoteerde vennootschappen, waaronder volmachtensollicitatie.
* **Nietigverklaring van besluiten:** Procedure voor het aanvechten van besluiten die niet conform de wet of statuten zijn genomen.
### Implicaties
* Een correcte procedurele naleving is cruciaal voor de geldigheid van AVA-besluiten.
* Effectieve communicatie en informatievoorziening bevorderen de participatie van aandeelhouders.
* Het WVV voorziet in dwingende regels ter bescherming van aandeelhouders en de vennootschap.
* De AVA speelt een sleutelrol in de corporate governance van een vennootschap.
* Een efficiënte organisatie van de AVA draagt bij aan het goed functioneren van de vennootschap.
---
* De algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) is het hoogste orgaan binnen de vennootschap en heeft de ultieme beslissingsbevoegdheid over cruciale vennootschapszaken.
* De AVA combineert de bevoegdheden van het bestuur en de wetgever, waarbij de wet de grenzen van haar bevoegdheden duidelijk afbakent.
### Kernpunten
* **Taak en functie van de AVA:**
* Hoogste orgaan van de vennootschap.
* Bezit de ultieme beslissingsbevoegdheid over vennootschapszaken.
* **Bevoegdheid van de AVA:**
* Bevoegdheden worden bepaald door de wet en de statuten.
* Bepaalt de strategische richting van de vennootschap.
* Beslist over de goedkeuring van de jaarrekening.
* Benoemt en ontslaat bestuurders.
* Beslist over winstverdeling en dividenduitkeringen.
* Bevoegd tot kapitaalverhogingen en -verminderingen.
* Kan statutenwijzigingen doorvoeren.
* **Niet tot de bevoegdheid van de AVA behorende zaken:**
* Dagelijks beheer en vertegenwoordiging van de vennootschap (bevoegdheid bestuur).
* Transacties die buiten de statutaire doelstelling vallen.
* **Samenstelling van de AVA:**
* Bestaat uit aandeelhouders, die stemrecht hebben.
* Andere personen kunnen worden uitgenodigd of deelnemen, maar zonder stemrecht tenzij anders bepaald.
* Volmachten zijn toegestaan voor deelname en stemming.
* Bij genoteerde vennootschappen zijn er specifieke regels voor volmachtensolicitatie.
### Procedurele aspecten
* **Voorbereiding van de algemene vergadering:**
* Vereiste van oproeping door het bestuursorgaan of door aandeelhouders onder bepaalde voorwaarden.
* Vormen en termijnen van oproeping zijn wettelijk bepaald.
* De dagorde moet duidelijk en volledig zijn, met vermelding van de te bespreken agendapunten.
### Besluitvorming en rechtsgevolgen
---
* De algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) is een orgaan van de vennootschap waarin de aandeelhouders hun rechten uitoefenen.
* De AVA heeft specifieke bevoegdheden die essentieel zijn voor de vennootschapsrechtelijke structuur en besluitvorming.
* De AVA heeft de bevoegdheid om onder andere de jaarrekening vast te stellen en te beslissen over de winstuitkering.
* Belangrijke beslissingen, zoals benoeming en ontslag van bestuurders, vallen eveneens onder de bevoegdheid van de AVA.
* Bepaalde handelingen vallen expliciet buiten de bevoegdheid van de AVA.
### Samenstelling van de AVA
* Bepaald wordt wie de AVA mag bijwonen en wie er effectief mag deelnemen aan de stemming.
* Volmachten spelen een rol, met specifieke regels voor volmachtensolicitatie bij genoteerde vennootschappen.
### Voorbereiding van de algemene vergadering
* De AVA moet worden bijeengeroepen, met specifieke vereisten voor de oproeping zelf.
* Verschillende entiteiten kunnen de AVA bijeenroepen.
* Er gelden specifieke vormen en termijnen voor de oproeping.
* De dagorde van de vergadering is cruciaal en moet duidelijk worden opgesteld.
### Vergader- en stemregels
* Algemene regels bepalen het verloop van de vergadering en stemming.
* Aandeelhouders hebben een vraagrecht binnen de vergadering.
* De deelname op afstand aan de AVA is mogelijk.
* De stemming vereist specifieke aanwezigheidsquora en meerderheden.
### Schriftelijke AVA
* Naast fysieke vergaderingen is de schriftelijke AVA een mogelijkheid.
### Besluiten van de algemene vergadering
* De aard van de besluiten van de AVA wordt bepaald.
* Nietigverklaring van AVA-besluiten is mogelijk onder bepaalde voorwaarden.
* Ook besluiten van andere organen kunnen nietig worden verklaard.
---
* De algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) is het hoogste orgaan van een vennootschap.
* De AVA wordt bijeengeroepen door degenen die hiertoe bevoegd zijn, zoals het bestuur of degenen die daartoe door de statuten zijn aangewezen.
* Besluitvorming van de AVA is gebonden aan specifieke vormvereisten, waaronder oproepingstermijnen en -vormen, en de vaststelling van een dagorde.
* **Oproeping:** Vereist een oproeping die de dagorde, datum, tijd en plaats van de vergadering vermeldt.
* **Vormen van oproeping:** Geschiedt per aangetekende brief of per e-mail, met specifieke termijnen afhankelijk van het type vennootschap.
* **Dagorde:** Moet alle punten bevatten waarover beslissingen moeten worden genomen; nieuwe punten kunnen ter vergadering niet zomaar worden toegevoegd.
* **Aanwezigheidsvereisten (Quorum):** Voor veel besluiten is een bepaald minimum percentage van het stemrecht vereist om geldig te kunnen beraadslagen.
* **Meerderheden:** Beslissingen worden genomen met een wettelijk of statutair bepaalde meerderheid van stemmen.
* **Deelname op afstand:** Mogelijk indien de statuten dit toestaan, via elektronische middelen.
* **Schriftelijke AVA:** In bepaalde gevallen kunnen besluiten genomen worden zonder fysieke vergadering, mits aan strikte voorwaarden is voldaan.
* **Stemrecht:** Het recht om te stemmen op de AVA, doorgaans evenredig aan het aantal aandelen dat een aandeelhouder bezit.
* **Volmacht:** Aandeelhouders kunnen zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde.
* **Volmachtensolicitatie:** Bij genoteerde vennootschappen gelden specifieke regels voor het vragen van volmachten.
* **Vraagrecht:** Aandeelhouders hebben het recht om vragen te stellen aan het bestuur en de commissarissen.
* **Nietigverklaring van besluiten:** Besluiten die in strijd zijn met de wet of de statuten, kunnen door een rechter nietig worden verklaard.
* Correcte naleving van de procedurele regels is cruciaal voor de geldigheid van besluiten.
* Nietigheid van besluiten kan ernstige juridische en financiële gevolgen hebben voor de vennootschap.
* De regels rondom de AVA waarborgen de participatie van aandeelhouders en beschermen hun rechten.
* Er is een onderscheid tussen de rechten van vennoten in personenvennootschappen en aandeelhouders in kapitaalvennootschappen wat betreft deelname aan de AVA.
---
* De algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) is het hoogste orgaan van de vennootschap.
* De AVA beslist over belangrijke aangelegenheden die het vennootschapsrecht bepaalt.
* **Bevoegdheid AVA:** Beslist over goedgekeuring van de jaarrekening, winstbestemming, benoeming/ontslag van bestuurders, statutenwijzigingen, ontbinding van de vennootschap.
* **Niet tot bevoegdheid AVA behorend:** Dagelijks bestuur, vertegenwoordiging van de vennootschap naar buiten toe.
* **Samenstelling AVA:** Bestaat uit aandeelhouders; ook bestuurders en revisoren kunnen deelnemen maar meestal zonder stemrecht.
* **Voorbereiding AVA:** Vereist oproeping, vaststelling van de dagorde, en naleving van vormen en termijnen.
* **Oproeping AVA:** Kan door bestuurders, aandeelhouders (onder bepaalde voorwaarden), of een gerechtsmandataris.
* **Dagorde:** Moet duidelijk de agendapunten vermelden waarop besloten zal worden.
* **Deelname op afstand:** Mogelijk via elektronische middelen, mits voorzien in de statuten.
* **Stemregels:** Afhankelijk van het type vennootschap en bepalingen in de statuten (quora en meerderheden).
* **Schriftelijke AVA:** Mogelijk onder bepaalde voorwaarden, waarbij besluiten schriftelijk worden genomen zonder fysieke bijeenkomst.
* **Aandeelhouder:** Persoon of entiteit die aandelen bezit in een vennootschap.
* **Stemrecht:** Recht van een aandeelhouder om deel te nemen aan de besluitvorming van de AVA.
* **Winstrecht:** Recht van een aandeelhouder op een deel van de winst van de vennootschap.
* **Volmacht:** Schriftelijke machtiging die een aandeelhouder aan een ander geeft om namens hem te stemmen.
* **Volmachtensolicitatie:** Proces waarbij een vennootschap aandeelhouders oproept om volmachten te verlenen.
* **Vraagrecht:** Recht van aandeelhouders om inlichtingen te vragen aan het bestuur.
* **Nietigverklaring van besluiten:** Sanctie indien besluiten van de AVA niet voldoen aan de wettelijke of statutaire vereisten.
* De AVA is cruciaal voor de controle op het bestuur en de strategische richting van de vennootschap.
* Correcte procedurele naleving is essentieel om de geldigheid van besluiten te waarborgen.
* Niet-naleving van oproepings- of stemregels kan leiden tot nietigheid van besluiten.
* Mogelijkheden tot deelname op afstand vergroten de participatie van aandeelhouders.
* De statutaire vrijheid bij stemrecht en deelname biedt flexibiliteit, maar vereist zorgvuldige formulering.
---
* De algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) is het hoogste besluitvormingsorgaan van de vennootschap.
* Beslissingen van de AVA zijn bindend voor de vennootschap en haar organen.
* De procedure en regels voor de AVA worden zowel door de wet als door de statuten bepaald.
* **Samenstelling:** De AVA bestaat uit aandeelhouders, wier rechten (stemrecht, winstrecht) door hun aandelen worden bepaald.
* **Bijeenroeping:** Vereist een formele oproeping met specifieke termijnen en vormvereisten, zoals bepaald in de wet en statuten.
* **Dagorde:** De lijst van punten die op de vergadering worden behandeld; enkel punten op de dagorde kunnen worden besproken en besloten.
* **Quorum en Meerderheden:** Bepaalde beslissingen vereisen een specifiek aantal aanwezige of vertegenwoordigde aandeelhouders (quorum) en een bepaalde meerderheid van stemmen.
* **Volmachten:** Aandeelhouders kunnen zich laten vertegenwoordigen door een volmachtdrager, met specifieke regels voor volmachtensolicitatie bij genoteerde vennootschappen.
* **Deelname op afstand:** Mogelijkheid voor aandeelhouders om deel te nemen en te stemmen zonder fysiek aanwezig te zijn.
* **Schriftelijke AVA:** Een alternatieve besluitvormingsprocedure waarbij besluiten schriftelijk worden genomen zonder fysieke vergadering.
* **Nietigverklaring:** Besluiten die in strijd zijn met de wet of de statuten kunnen nietig worden verklaard.
### Sleutelfeiten
* De AVA heeft bevoegdheden die niet aan andere organen zijn toegekend.
* Niet alle handelingen van de vennootschap behoren tot de bevoegdheid van de AVA.
* De voorbereiding omvat de oproeping, vaststelling van de dagorde en het recht op informatie.
* Het stemrecht is in principe evenredig aan het aantal aandelen, maar statuten kunnen hiervan afwijken.
* Voor belangrijke beslissingen (bv. statutenwijziging, kapitaalwijziging) gelden strengere quorums en meerderheden.
* Adequate voorbereiding van de AVA is cruciaal voor een correcte besluitvorming.
* Nietigheid van besluiten kan leiden tot juridische en financiële consequenties.
* De regels rond AVA waarborgen een zekere democratische controle binnen de vennootschap.
* Specifieke regels voor genoteerde vennootschappen verhogen de transparantie en bescherming van beleggers.
- > **Tip:** Controleer altijd de statuten van de vennootschap naast de wet om de specifieke procedurele vereisten voor de AVA te kennen
---
# Vermogensbescherming en resultaatverwerking
### Kernbegrippen
* **Vermogensbescherming**: Bescherming van het vermogen van de vennootschap ten gunste van schuldeisers.
* **Resultaatsverwerking**: De manier waarop winsten en verliezen worden behandeld en bestemd.
* **Kapitaal**: Een juridisch beschermd deel van het eigen vermogen dat niet zomaar mag worden uitgekeerd aan aandeelhouders.
* **Eigen vermogen**: Het verschil tussen activa en passiva van een vennootschap.
* **Vreemd vermogen**: Schulden van de vennootschap.
### Kernideeën
* Vermogensbescherming focust op het waarborgen van de schuldeiserspositie.
* Het kapitaal van de vennootschap dient primair als bescherming voor schuldeisers.
* De resultaatverwerking regelt de bestemming van winsten of de verwerking van verliezen.
* De algemene vergadering van aandeelhouders heeft de bevoegdheid om de winstbestemming goed te keuren.
### Belangrijke concepten
* **Kapitaalbescherming**: Maatregelen om het kapitaal van de vennootschap intact te houden, cruciaal voor schuldeisers.
* **Winstbestemming**: Beslissingen over de aanwending van winst, zoals uitkering aan aandeelhouders, reserves of liquidatiereserve.
* **Uitkeringstest**: Een test die nageleefd moet worden alvorens winsten mogen worden uitgekeerd.
* **Balanstest (netto-actieftest)**: De activa van de vennootschap moeten na de uitkering nog steeds groter zijn dan haar schulden.
* **Liquiditeitstest (solvency test)**: De vennootschap moet na de uitkering nog in staat zijn haar opeisbare schulden te voldoen.
* **Onrechtmatige/onterechte uitkeringen**: Uitkeringen die niet voldoen aan de wettelijke vereisten.
* **Verwerking van verliezen**: Hoe om te gaan met negatieve resultaten.
* **Continuïteitsbedreiging**: Situatie waarbij de voortzetting van de vennootschap in gevaar komt door verliezen.
* **Alarmbelprocedure**: Procedure die de bestuurders verplicht bepaalde stappen te ondernemen bij financiële problemen.
* **Kapitaalvermindering**: Een formele reductie van het statutaire kapitaal van de vennootschap.
* **Inkoop van eigen aandelen**: Een manier om kapitaal terug te geven aan aandeelhouders, die wordt beschouwd als een indirecte uitkering.
* **Financiële bijstand (financial assistance)**: De vennootschap die haar eigen aandelen financiert voor derden, is verboden.
### Implicaties
* Aandeelhouders worden beschermd tegen verlies van hun inbreng, maar de vennootschapsschuldeisers hebben prioriteit.
* De regels rond vermogensbescherming en resultaatverwerking zijn essentieel voor de stabiliteit van het financieel verkeer.
* Niet-naleving van de uitkeringstesten kan leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders en terugvordering van onrechtmatige uitkeringen.
* De bescherming van schuldeisers wordt gewaarborgd door strikte regels rond de uitkering van winsten en de handhaving van het kapitaal.
---
### Kernidee
* Vermogensbescherming en resultaatverwerking zijn cruciaal voor de bescherming van schuldeisers en de juiste verdeling van winsten en verliezen binnen een vennootschap.
* Het kapitaal dient als waarborg voor schuldeisers en als indicator voor aandeelhoudersrechten.
* De regels rond resultaatverwerking bepalen hoe winsten worden bestemd en hoe verliezen worden verwerkt.
* **Vermogensbescherming:** Maatregelen die ervoor zorgen dat het vermogen van de vennootschap, waar schuldeisers zich op kunnen verhalen, intact blijft.
* **Resultaatverwerking:** Het proces van het bestemmen van de winst of het verwerken van verliezen van een vennootschap.
* **Kapitaal:** Het door aandeelhouders ingebrachte bedrag dat juridisch beschermd is en niet zomaar mag worden uitgekeerd.
* **Eigen vermogen:** Het verschil tussen de activa en de passiva van de vennootschap.
* **Netto-actief:** Het eigen vermogen van de vennootschap.
* **Winstbestemming:** Beslissingen over de aanwending van de gemaakte winst, zoals dividenduitkering of herinvestering.
* **Financieel plan:** Een document dat de omvang en vorming van het startvermogen regelt (verplicht voor BV, CV, NV).
* **Financieringsbronnen:** Manieren waarop een vennootschap aan kapitaal komt, zoals inbrengen in geld of natura, of uitgifte van effecten.
* **Inbrengen in natura:** De inbreng van goederen of diensten in plaats van geld.
* **Quasi-inbreng:** Een specifieke regeling voor de NV waarbij activa worden ingebracht die niet direct in kapitaal worden omgezet.
* **Inkoop van eigen aandelen:** Een manier om geld aan aandeelhouders uit te keren door aandelen terug te kopen.
* **Kapitaalvermindering:** Een wettelijk proces om het statutaire kapitaal van de vennootschap te verlagen.
* **Financiële bijstand (financial assistance):** Een verboden praktijk waarbij een vennootschap financiële hulp verleent aan derden voor de verwerving van haar eigen aandelen.
### Belangrijke regels en procedures
* **Juridische functies van kapitaal:**
* Instrument ter bescherming van schuldeisers.
* Graadmeter voor de bepaling van aandeelhoudersrechten.
* **Vorming van aanvangsvermogen:**
* Adequaat vermogen geregeld via het financieel plan (art. 5:4, 6:5, 7:3 WVV).
* Vorming eigen vermogen met inbrengen in geld.
* Vorming kapitaal met inbrengen in natura (waardering door revisor verplicht, art. 5:7, 6:8, 7:7 WVV).
* Regeling inzake quasi-inbreng voor de NV (art. 7:8 WVV).
* **Winstbestemming:**
---
* Het WVV bevat regels ter bescherming van het vermogen van de vennootschap, met name ten aanzien van schuldeisers.
* De bestemming van de winst en de verwerking van verliezen zijn cruciaal voor zowel de vennootschap als haar aandeelhouders en schuldeisers.
### Kernfeiten
* Vermogensbescherming is gericht op het waarborgen van de continuïteit van de vennootschap en de betaling van schuldeisers.
* Het kapitaal van een vennootschap dient als primair instrument ter bescherming van schuldeisers.
* Het kapitaal is ook een maatstaf voor de bepaling van aandeelhoudersrechten.
* De winst van een vennootschap wordt bestemd via de goedkeuring van de jaarrekening door de algemene vergadering.
* Uitkeringen van tussentijdse dividenden en interimdividenden zijn onderworpen aan specifieke testen.
* Verliezen worden verwerkt, met specifieke procedures bij continuïteitsbedreiging (alarmbelprocedure).
### Kernconcepten
* **Kapitaalbescherming:** Regels die ervoor zorgen dat het statutaire kapitaal van de vennootschap behouden blijft en niet zomaar kan worden uitgekeerd aan aandeelhouders.
* **Winstbestemming:** De beslissing over hoe de behaalde winst van de vennootschap wordt aangewend (bv. uitkering aan aandeelhouders, herinvestering, reserves).
* **Uitkeringstest:** Een tweeledige test (balanstest en liquiditeitstest) waaraan voldaan moet worden alvorens winst mag worden uitgekeerd.
* **Balanstest (netto-actieftest):** De netto activa van de vennootschap mogen niet lager worden dan het kapitaal na de uitkering.
* **Liquiditeitstest (solvency test):** De vennootschap moet na de uitkering nog steeds in staat zijn om haar opeisbare schulden te voldoen.
* **Onrechtmatige/onterechte uitkeringen:** Uitkeringen die in strijd met de wettelijke bepalingen worden gedaan, kunnen leiden tot aansprakelijkheid.
* **Verwerking van verliezen:** Procedure om te bepalen hoe om te gaan met financiële verliezen die de vennootschap lijdt.
* **Alarmbelprocedure:** Procedure die wordt gestart wanneer de continuïteit van de vennootschap bedreigd wordt door aanzienlijke verliezen.
* **Kapitaalvermindering:** Een procedure waarbij het statutaire kapitaal van de vennootschap wordt verlaagd, vaak met specifieke procedures en vereisten.
* Overtredingen van de uitkeringsregels kunnen leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders en/of begunstigde aandeelhouders.
* Een correcte toepassing van de winstbestemming en verliesverwerking is essentieel voor de financiële gezondheid en het juridische voortbestaan van de vennootschap.
* De alarmbelprocedure kan leiden tot ingrijpende maatregelen ter bescherming van de vennootschap en haar schuldeisers.
* Kapitaalverminderingen vereisen strenge procedures om de bescherming van schuldeisers te waarborgen.
---
* Vermogensbescherming dient ter bescherming van schuldeisers tegen de risico's van beperkte aansprakelijkheid en winstuitkeringen aan aandeelhouders.
* De kern van vermogensbescherming ligt in het kapitaal van de vennootschap.
* Resultaatsverwerking omvat de bestemming van winsten en de verwerking van verliezen.
* **Kapitaal als beschermingsinstrument:** Het kapitaal dient als instrument ter bescherming van schuldeisers.
* **Kapitaal als graadmeter:** Het kapitaal bepaalt mede de aandeelhoudersrechten.
* **Goedkeuring jaarrekening:** De algemene vergadering van aandeelhouders keurt de jaarrekening goed, wat de basis vormt voor winstbestemming.
* **Uitkering tussentijds/interim dividend:** Dit is mogelijk onder specifieke voorwaarden.
* **Uitkeringstest:** Voor elke uitkering moet een uitkeringstest worden doorstaan.
* Balanstest (netto-actieftest).
* Liquiditeitstest (solvency test).
* **Verwerking van verliezen:** Geringe verliezen worden verwerkt; bij continuïteitsbedreiging geldt de alarmbelprocedure.
* **Kapitaalvermindering (NV):** Mogelijk via diverse vormen, inclusief verwerking van verliezen of inkoop van eigen aandelen.
* **Entity shielding:** Aandeelhouders kunnen niet beschikken over het vermogen van de rechtspersoon.
* **Owner shielding:** Schuldeisers van de vennootschap kunnen niet doorstoten naar het privévermogen van de aandeelhouders.
* **Winstbestemming:** Beslist door de algemene vergadering na goedkeuring van de jaarrekening.
* **Alarmbelprocedure:** Procedure die geactiveerd wordt bij financiële moeilijkheden om het bestuur te dwingen maatregelen te nemen.
* **Onrechtmatige/onterechte uitkeringen:** Belangrijk examenonderwerp; uitkeringen die niet voldoen aan de wettelijke testen.
* Het kapitaal vormt een buffer voor schuldeisers, wat hen vertrouwen geeft in transacties met de vennootschap.
* Strikte uitkeringstesten voorkomen dat schuldeisers benadeeld worden door te royale winstuitkeringen.
* Effectieve verwerking van verliezen is cruciaal voor de continuïteit van de vennootschap.
* De regels rond vermogensbescherming en resultaatsverwerking bepalen de financiële soliditeit en de mogelijkheden tot herinvestering of uitkering.
### Voorbeelden
- > **Voorbeeld:** Een vennootschap met een kapitaal van €10
- 000 en een netto-actief van €20
- 000 kan een dividend uitkeren tot €10
- 000, op voorwaarde dat de liquiditeitstest ook wordt doorstaan
---
* Vermogensbescherming beoogt de bescherming van schuldeisers door middel van kapitaalregels en de resultaatverwerking regelt de bestemming van de winst.
* Het kapitaal dient als instrument ter bescherming van schuldeisers.
* Het kapitaal dient als graadmeter voor de bepaling van aandeelhoudersrechten.
* De vorming van het aanvangsvermogen omvat de inbrengen in geld en in natura, en de regeling inzake quasi-inbreng (enkel voor de NV).
* De regels rondom de plaatsing en volstorting van inbrengen zijn cruciaal.
* De jaarrekening wordt goedgekeurd door de algemene vergadering, die ook de winstbestemming bepaalt.
* Onrechtmatige of onterechte uitkeringen zijn een belangrijk aandachtspunt voor het examen.
* De verwerking van verliezen kan leiden tot de alarmbelprocedure indien de continuïteit van de vennootschap bedreigd is.
* Kapitaalvermindering (enkel voor NV) kan gebeuren met verwerking van verliezen, inkoop van eigen aandelen, of financiële bijstand.
* **Kapitaalbescherming:** Voorkomen dat het vermogen van de vennootschap onder een bepaald minimum daalt, ter bescherming van schuldeisers.
* **Winstbestemming:** De beslissing van de algemene vergadering over hoe de goedgekeurde winst wordt aangewend (bv. dividenduitkering, reserves).
* **Uitkeringstest:** Een tweeledige test (balanstest en liquiditeitstest) die moet worden doorstaan alvorens winst uitgekeerd mag worden.
* **Balanstest (Netto-actieftest):** De activa van de vennootschap, na aftrek van schulden, moeten voldoende zijn om het kapitaal te dekken.
* **Liquiditeitstest (Solvency test):** De vennootschap moet, na de geplande uitkering, nog kunnen voldoen aan haar lopende verplichtingen.
* **Verwerking van verliezen:** Hoe om te gaan met negatieve resultaten en de mogelijke gevolgen daarvan.
* **Alarmbelprocedure:** Een procedure die wordt gestart wanneer de continuïteit van de vennootschap bedreigd is door aanzienlijke verliezen.
* **Kapitaalvermindering:** Het juridisch verlagen van het statutaire kapitaal, met specifieke regels ter bescherming van schuldeisers.
* **Inkoop van eigen aandelen:** Een methode voor kapitaalvermindering waarbij de vennootschap haar eigen aandelen terugkoopt.
* **Financiële bijstand (Financial Assistance):** De regel die bepaalt onder welke voorwaarden een vennootschap haar eigen aandelen mag financieren.
* De uitkeringstest en de regels rondom onrechtmatige uitkeringen zijn cruciaal voor het vermijden van bestuurdersaansprakelijkheid.
* Een correcte verwerking van verliezen is essentieel om de continuïteit van de vennootschap te waarborgen en te voldoen aan wettelijke procedures.
* Kapitaalvermindering vereist strikte naleving van de wettelijke procedure om de rechten van schuldeisers en aandeelhouders te beschermen.
* De mogelijkheid tot inkoop van eigen aandelen biedt flexibiliteit voor kapitaalbeheer, maar is gebonden aan strikte voorwaarden.
* Het begrijpen van de uitkeringstest is fundamenteel voor het correct toepassen van de winstbestemming en het vermijden van onterechte uitkeringen.
* Het niet naleven van de kapitaalbeschermingsregels kan leiden tot aansprakelijkheid van bestuurders en onrechtmatige uitkeringen.
---
* De juridische functies van kapitaal omvatten schuldeiserbescherming en de bepaling van aandeelhoudersrechten.
* De vorming van aanvangsvermogen gebeurt via inbrengen in geld of natura, waarbij de waardering van inbrengen in natura cruciaal is.
* Het concept van leverage (hefboomwerking) is essentieel voor het begrijpen van de impact van schuldfinanciering op het rendement.
### Belangrijke feiten
* Kapitaal dient als instrument ter bescherming van schuldeisers.
* Kapitaal is een graadmeter voor de bepaling van aandeelhoudersrechten.
* Het aanvangsvermogen kan worden gevormd door inbrengen in geld.
* Inbrengen in natura vereisen een waardering door een revisor.
* De regeling inzake quasi-inbreng is specifiek voor de NV.
* Placement en volstorting van inbrengen zijn belangrijke aspecten van vermogensvorming.
* Oprichtersaansprakelijkheid kan een rol spelen bij de vorming van het aanvangsvermogen.
* **Kapitaalbescherming:** De regels die ervoor zorgen dat het kapitaal van een vennootschap niet zomaar kan worden aangetast, ter bescherming van schuldeisers.
* **Adequaat vermogen:** De eis dat een vennootschap over voldoende middelen beschikt, geregeld via het financieel plan.
* **Leverage (Hefboomwerking):** Het effect waarbij financiering met vreemd vermogen het rendement op eigen vermogen kan verhogen, maar ook het risico vergroot.
- > **Voorbeeld:** Een vennootschap met €50 eigen vermogen en €50 vreemd vermogen die €20 winst maakt op €100 activa, heeft een ROE van 32% (na rente), terwijl een vennootschap met
- €100 eigen vermogen en €0 vreemd vermogen een ROE van 20% zou hebben op dezelfde activiteit
* **Eigen vermogen vs. Vreemd vermogen:** Het verschil tussen de middelen die door de vennoten zijn ingebracht en de middelen die door derden (bv. banken) zijn geleend.
* De structuur van de financiering (eigen vs. vreemd vermogen) heeft directe gevolgen voor het rendement van de aandeelhouders.
* Adequate waardering van inbrengen in natura is cruciaal om een correct beeld van het kapitaal te garanderen.
* Oprichtersaansprakelijkheid is een belangrijk aandachtspunt bij de start van een vennootschap.
---
* Kapitaalbescherming dient ter bescherming van schuldeisers en als graadmeter voor aandeelhoudersrechten.
* Resultaatsverwerking omvat de bestemming van winsten en de verwerking van verliezen binnen de vennootschap.
* Het kapitaal van een vennootschap heeft twee juridische functies: schuldeisersbescherming en bepaling van aandeelhoudersrechten.
* De vorming van het aanvangsvermogen gebeurt via inbrengen in geld of in natura.
* Voor inbrengen in natura in vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid is een waardering door een revisor vereist.
* De juridische functies van het kapitaal zijn de bescherming van schuldeisers en als graadmeter voor aandeelhoudersrechten.
* **Kapitaalbescherming:** Beperkt de mogelijkheid om winsten uit te keren, ter bescherming van schuldeisers.
* **Winstbestemming:** Bepaald door de goedkeuring van de jaarrekening door de algemene vergadering.
* **Uitkeringstest:** Een test die de vennootschap moet doorstaan alvorens winst mag worden uitgekeerd.
* **Balanstest (netto-actieftest):** Controleert of het netto-actief na uitkering positief blijft.
* **Liquiditeitstest (solvency test):** Controleert of de vennootschap na uitkering nog aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen.
* **Onrechtmatige/onterechte uitkeringen:** Uitkeringen die niet voldoen aan de wettelijke vereisten en tot aansprakelijkheid kunnen leiden.
* **Verwerking van verliezen:** Betreft zowel geringe verliezen als situaties van continuïteitsbedreiging.
* **Alarmbelprocedure:** Een procedure die wordt gestart wanneer de continuïteit van de vennootschap bedreigd is.
* **Kapitaalvermindering (NV):** Kan plaatsvinden met of zonder verwerking van verliezen.
* Een onvoldoende doorstane uitkeringstest kan leiden tot de verplichting tot terugbetaling van onrechtmatige uitkeringen.
* De alarmbelprocedure is een mechanisme om bestuurders te dwingen tot actie bij financiële problemen.
* Kapitaalvermindering kan gebruikt worden om verliezen te verwerken, wat de bescherming van schuldeisers kan beïnvloeden.
* De inkoop van eigen aandelen en financiële bijstand zijn specifieke mechanismen die impact hebben op het vermogen en de kapitaalbescherming.
* De regels rondom winstuitkeringen en verliesverwerking zijn cruciaal voor de stabiliteit en continuïteit van de vennootschap.
---
* De kern van vermogensbescherming in vennootschappen ligt in het onderscheid tussen het vermogen van de vennootschap en dat van haar aandeelhouders.
* Kapitaal dient primair als bescherming voor schuldeisers en secundair als maatstaf voor aandeelhoudersrechten.
* Winstverwerking, via de goedkeuring van de jaarrekening door de algemene vergadering, bepaalt de bestemming van het resultaat.
### Belangrijkste feiten
* Aandeelhouders genieten van beperkte aansprakelijkheid, wat betekent dat hun privévermogen beschermd is tegen schuldeisers van de vennootschap.
* De vennootschap zelf heeft een afgescheiden vermogen, dat exclusief kan worden aangesproken door de schuldeisers van de vennootschap.
* Vermogensafscheiding wordt bereikt door "entity shielding" (bescherming van het vennootschapsvermogen tegen schuldeisers van aandeelhouders) en "owner shielding" (bescherming van het privévermogen van aandeelhouders tegen schuldeisers van de vennootschap).
* De inkoop van eigen aandelen en kapitaalverminderingen zijn mechanismen die het vermogen van de vennootschap kunnen beïnvloeden en onderworpen zijn aan specifieke regels.
* De "uitkeringstest" (balanstest en liquiditeitstest) is cruciaal om te bepalen of winst mag worden uitgekeerd, om de continuïteit en schuldeisersbescherming te waarborgen.
* Verliezen van de vennootschap kunnen leiden tot de "alarmbelprocedure" wanneer de continuïteit van de onderneming wordt bedreigd.
* Kapitaalvermindering bij een NV vereist specifieke procedures en kan worden gekoppeld aan de verwerking van verliezen.
* Financiële bijstand door de vennootschap aan derden voor de overname van haar eigen aandelen is in principe verboden.
* **Kapitaalbescherming:** Het belang van het vaste kapitaal als buffer voor schuldeisers.
* **Resultaatbestemming:** Beslissingen over winstuitkering of herinvestering, genomen door de algemene vergadering.
* **Uitkeringstest:** De balanstest (netto-actieftest) en liquiditeitstest om de financiële toestand te beoordelen voor winstuitkeringen.
* **Onrechtmatige uitkering:** Uitkeringen die niet voldoen aan de wettelijke vereisten en kunnen leiden tot aansprakelijkheid.
* **Verwerking van verliezen:** Procedures om verliezen aan te pakken, met name wanneer de continuïteit van de onderneming in gevaar komt.
* **Kapitaalvermindering:** Het proces waarbij het nominale kapitaal van de vennootschap wordt verlaagd, met specifieke regels voor NV's.
* **Inkoop van eigen aandelen:** Een manier om kapitaal terug te geven aan aandeelhouders, die als een vorm van uitkering wordt beschouwd.
* **Financiële bijstand:** Het verbod op het verlenen van financiële steun door de vennootschap voor de aankoop van haar eigen aandelen.
* De regels rond vermogensbescherming en resultaatverwerking creëren een juridisch kader dat zowel de vennootschap als haar aandeelhouders beschermt, maar vooral de positie van de schuldeisers versterkt.
* Bestuurders hebben een verantwoordelijkheid om de uitkeringstesten correct toe te passen om onrechtmatige uitkeringen te voorkomen en aansprakelijkheid te vermijden.
* De mogelijkheid tot winstuitkering is niet absoluut en is afhankelijk van de financiële gezondheid van de vennootschap, wat economische stabiliteit bevordert.
* De procedures rond kapitaalvermindering en inkoop van eigen aandelen vereisen zorgvuldige naleving om juridische complicaties te voorkomen.
* Beperkingen op financiële bijstand zijn bedoeld om manipulatie en de ondermijning van het kapitaal van de vennootschap te voorkomen.
---
* Vermogensbescherming dient om schuldeisers te beschermen tegen de financiële risico's die gepaard gaan met de werking van vennootschappen.
* Resultaatverwerking (winstbestemming) regelt hoe winsten en verliezen worden behandeld en verdeeld.
* **Kapitaal als beschermingsinstrument:** Het kapitaal van een vennootschap is bedoeld als een buffer voor schuldeisers en als graadmeter voor aandeelhoudersrechten.
* **Winstbestemming:** De algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) beslist via de goedkeuring van de jaarrekening over de winstbestemming.
* **Uitkeringstest:** Voordat winst of tussentijdse dividenden kunnen worden uitgekeerd, moet voldaan worden aan de balanstest (netto-actieftest) en de liquiditeitstest (solvency test).
* **Verwerking van verliezen:** De vennootschap moet omgaan met verliezen, wat kan leiden tot de alarmbelprocedure bij continuïteitsbedreiging.
* **Kapitaalvermindering (NV):** Een specifieke procedure om het kapitaal van een naamloze vennootschap te verlagen, met aandacht voor het verwerken van verliezen.
### Sleutelbegrippen en procedures
* **Kapitaalbescherming:** Regels ter bescherming van het kapitaal, gericht op het waarborgen van een minimale financiële basis voor schuldeisers.
* **Winstuitkering:** De distributie van winsten aan aandeelhouders, die afhankelijk is van de goedkeuring door de AVA en de uitkeringstesten.
* **Tussentijdse/Interimdividenden:** Mogelijkheid tot uitkering van winsten tussen de reguliere jaarvergaderingen, onderworpen aan strenge testen.
* **Balanstest (netto-actieftest):** De netto-activa van de vennootschap mogen na de uitkering niet lager zijn dan het kapitaal.
* **Liquiditeitstest (solvency test):** De vennootschap moet na de uitkering nog in staat zijn om haar opeisbare schulden te voldoen.
* **Onrechtmatige/Onterechte uitkeringen:** Uitkeringen die niet voldoen aan de wettelijke vereisten kunnen onrechtmatig zijn.
* **Alarmbelprocedure:** Procedure die wordt gestart wanneer de continuïteit van de vennootschap bedreigd wordt door verliezen.
* **Kapitaalvermindering:** Kan plaatsvinden met of zonder verwerking van verliezen, en is een specifieke procedure voor de NV.
* De uitkeringstesten en kapitaalbeschermingsregels beperken de flexibiliteit van de vennootschap bij winstuitkeringen om schuldeisers te beschermen.
* De verwerking van verliezen en de alarmbelprocedure benadrukken het belang van financieel gezond beheer en proactief handelen bij financiële moeilijkheden.
* Kapitaalvermindering biedt een mechanisme om kapitaal terug te geven aan aandeelhouders, maar is strikt gereguleerd om de vermogensbescherming niet te ondermijnen.
* Onrechtmatige uitkeringen kunnen leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurders.
### Tip
* **Tip:** Bestudeer de vereisten van de balanstest en de liquiditeitstest grondig; deze zijn cruciaal voor het begrijpen van de grenzen van winstuitkeringen en zijn vaak een focuspunt in examenvragen.
---
# Verwerking van verliezen en de alarmbelprocedure
### Kernidee
* De verwerking van verliezen en de alarmbelprocedure zijn essentieel voor het waarborgen van de continuïteit van de onderneming en het beschermen van schuldeisers.
* Geringe verliezen worden intern afgehandeld, maar grotere verliezen kunnen leiden tot een continuïteitsbedreiging die specifieke procedures vereist.
### Kernfeiten
* **Geringe verliezen:** Deze worden primair gedekt door het eigen vermogen van de vennootschap.
* **Continuïteitsbedreiging:** Ontstaat wanneer verliezen de continuïteit van de onderneming in gevaar brengen, wat formele procedures vereist.
* **Alarmbelprocedure:** Een specifieke procedure die geactiveerd wordt bij een mogelijke continuïteitsbedreiging.
### Kernconcepten
* **Verliesverwerking:** Het proces waarbij een vennootschap de impact van geleden verliezen op haar financiële gezondheid regelt.
* **Continuïteit van de onderneming:** Het vermogen van de vennootschap om haar activiteiten voort te zetten in de toekomst.
* **Alarmbelprocedure:** Een wettelijk mechanisme dat bestuurders verplicht om bepaalde stappen te ondernemen wanneer de financiële stabiliteit van de vennootschap ernstig wordt bedreigd.
### Implicaties
* Het niet correct toepassen van de alarmbelprocedure kan leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid.
* Een geactiveerde alarmbelprocedure kan de noodzaak tot kapitaalvermindering of andere herstructureringen met zich meebrengen.
* De procedure beoogt het tijdig ingrijpen om verdere schade aan de vennootschap en haar schuldeisers te voorkomen.
---
* De verwerking van verliezen is cruciaal voor de continuïteit van een vennootschap.
* De alarmbelprocedure treedt in werking wanneer de continuïteit van de vennootschap bedreigd wordt door aanzienlijke verliezen.
* Bij geringe verliezen is er doorgaans geen specifieke procedure vereist.
* De alarmbelprocedure wordt geactiveerd bij een bedreiging van de continuïteit van de vennootschap.
* Deze procedure is een belangrijke voorzorgsmaatregel om te trachten de vennootschap te redden.
* De procedure is relevant voor alle vennootschappen, ongeacht hun rechtsvorm.
### Belangrijkste concepten
* **Continuïteitsbedreiging:** Een situatie waarin de financiële toestand van de vennootschap zodanig verslechtert dat de voortzetting van de activiteiten in gevaar komt.
* **Alarmbelprocedure:** Een wettelijk vastgelegde procedure die het bestuur verplicht bepaalde stappen te ondernemen bij een ernstige verslechtering van de financiële situatie van de vennootschap.
* **Doel van de alarmbelprocedure:** Het tijdig detecteren van financiële problemen en het nemen van corrigerende maatregelen om de continuïteit van de vennootschap te waarborgen.
* **Sancties bij niet-naleving:** Het niet respecteren van de alarmbelprocedure kan leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid en eventueel zelfs tot de ontbinding van de vennootschap.
* Het bestuur moet alert zijn op financiële signalen die duiden op potentiële problemen.
* Snelle en adequate reactie is essentieel om de negatieve gevolgen van verliezen te beperken.
* De alarmbelprocedure benadrukt de verantwoordelijkheid van het bestuur voor het financieel welzijn van de vennootschap.
* Een goed begrip van deze procedure is cruciaal voor de praktijk van vennootschapsrecht en voor het vermijden van persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders.
---
* De verwerking van verliezen kan variëren van geringe verliezen tot situaties die een bedreiging vormen voor de continuïteit van de onderneming, wat de alarmbelprocedure kan activeren.
* **Geringe verliezen:** Kleine verliezen die de vennootschap kan absorberen zonder dat dit direct de continuïteit bedreigt.
* **Continuïteitsbedreiging:** Een situatie waarin de financiële gezondheid van de vennootschap zodanig verslechtert dat het voortbestaan op korte termijn in gevaar komt.
* **Alarmbelprocedure:** Een wettelijk mechanisme dat in werking treedt wanneer een continuïteitsbedreiging wordt vastgesteld, met als doel de vennootschap te redden en schuldeisers te beschermen.
* De alarmbelprocedure wordt geactiveerd wanneer de continuïteit van de vennootschap bedreigd wordt.
* Deze procedure is bedoeld om maatregelen te nemen om de continuïteit te herstellen.
* Het niet naleven van de alarmbelprocedure kan leiden tot aansprakelijkheid van de bestuurders.
* Bestuurders moeten waakzaam zijn voor signalen van financiële moeilijkheden.
* Een correcte toepassing van de alarmbelprocedure is cruciaal voor het voortbestaan van de vennootschap en het beschermen van schuldeisers.
* Transparantie en tijdige communicatie met de betrokken partijen zijn essentieel tijdens de procedure.
---
* De alarmbelprocedure is een mechanisme dat wordt geactiveerd wanneer de continuïteit van een vennootschap wordt bedreigd door verliezen.
* Deze procedure beoogt het bestuur te verplichten tijdig maatregelen te nemen om de financiële gezondheid van de vennootschap te herstellen.
### Sleutelbegrippen
* **Continuïteitsbedreiging:** Een situatie waarin het voortbestaan van de vennootschap in gevaar komt door significante verliezen.
* **Alarmbelprocedure:** Een verplichte procedure waarbij het bestuur bij een continuïteitsbedreiging bepaalde stappen moet ondernemen.
* **Financieel plan:** Een document dat de financiële toestand van de vennootschap analyseert en maatregelen voorstelt om de continuïteit te waarborgen.
* De procedure wordt getriggerd wanneer de financiële toestand van de vennootschap dermate verslechtert dat haar voortbestaan bedreigd is.
* Het bestuur is verplicht de alarmbelprocedure op te starten wanneer het geconfronteerd wordt met een significante dreiging voor de continuïteit.
* De procedure vereist een (hernieuwd) financieel plan en mogelijk de inschakeling van een externe deskundige.
* De procedure is primair gericht op het beschermen van schuldeisers.
* Het niet naleven van de alarmbelprocedure kan leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid.
* Het bestuur moet proactief de financiële situatie van de vennootschap monitoren om tijdig te kunnen ingrijpen.
* Transparantie en communicatie met schuldeisers zijn cruciaal tijdens de procedure.
* Het niet tijdig starten van de procedure kan leiden tot grotere financiële problemen en potentiële faillissementen.
* De procedure benadrukt het belang van goed ondernemingsbestuur en financieel risicobeheer.
---
# Inkoop van eigen aandelen door vennootschappen
### Kernidee
* Inkoop van eigen aandelen is een alternatieve methode om winst aan aandeelhouders uit te keren, vergelijkbaar met dividenden, maar met mogelijke fiscale voordelen.
* Deze praktijk wordt aan banden gelegd door de wet om de vermogensbescherming van de vennootschap en haar schuldeisers te waarborgen.
### Belangrijke feiten
* Inkoop van eigen aandelen is een alternatieve wijze om gelden uit de vennootschap te halen, vergelijkbaar met dividenduitkeringen.
* Het heeft grotendeels hetzelfde resultaat als een dividenduitkering voor de aandeelhouders die hun aandelen verkopen aan de vennootschap.
* De praktijk kan voordelig zijn vanwege mogelijke verschillen in belastingdruk tussen dividenden en aandeleninkoop.
* De wet legt deze praktijk aan banden om de vermogensbescherming van de vennootschap te waarborgen.
* Dit is van belang voor het examen, omdat het een specifieke transactie met vermogensrechtelijke implicaties betreft.
### Kernconcepten
* **Inkoop van eigen aandelen:** De vennootschap koopt haar eigen uitstaande aandelen terug van aandeelhouders.
* **Alternatieve uitkering:** De inkoop kan functioneren als een alternatieve manier om winst aan aandeelhouders uit te keren.
* **Fiscale voordelen:** Potentieel gunstiger fiscale behandeling vergeleken met traditionele dividenduitkeringen.
* **Vermogensbescherming:** Wettelijke regels beperken de inkoop om het eigen vermogen van de vennootschap te beschermen.
* **Wettelijke beperkingen:** De wet stelt regels aan de inkoop om misbruik te voorkomen en de positie van schuldeisers te beschermen.
### Implicaties
* Mogelijke optimalisatie van de fiscale lasten voor aandeelhouders.
* Noodzaak voor strikte naleving van de wettelijke procedures en voorwaarden om nietigheid of aansprakelijkheid te voorkomen.
* De vennootschap moet beschikken over voldoende beschikbare winsten en reserves om de inkoop te rechtvaardigen.
* De aandelen die worden ingekocht, worden meestal vernietigd of behouden als eigen aandelen.
* De inkoop mag niet leiden tot een ontoereikend eigen vermogen voor de vennootschap.
---
### Kernpunten
* De inkoop van eigen aandelen is een wijze van uitkering waarbij de vennootschap aandelen van haar aandeelhouders terugkoopt.
* Dit mechanisme wordt soms fiscaal voordeliger geacht dan een reguliere dividenduitkering.
* Het vormt een alternatieve methode om liquiditeit aan aandeelhouders te verschaffen, vergelijkbaar met dividenduitkeringen.
### Belangrijke overwegingen
* De vennootschap kan besluiten om haar eigen aandelen terug te kopen van haar vennoten.
* De terugkoop van eigen aandelen door de vennootschap heeft een resultaat dat vergelijkbaar is met een dividenduitkering.
* Dit wordt ingegeven door potentiële fiscale voordelen ten opzichte van reguliere dividenduitkeringen.
* Het is een georganiseerde methode om geld uit de vennootschap te halen.
---
## Inkoop van eigen aandelen
- De inkoop van eigen aandelen is een middel voor vennootschappen om aandelen van hun bestaande aandeelhouders terug te kopen, wat vergelijkbaar kan zijn met een winstuitkering maar met een ander
### Kernfeiten
* Inkoop van eigen aandelen is een manier om liquide middelen uit de vennootschap te halen.
* Het resultaat kan vergelijkbaar zijn met een dividenduitkering, maar de fiscale behandeling kan verschillen.
* Deze operatie wordt soms gebruikt om een gunstiger fiscaal regime toe te passen dan bij dividenduitkeringen.
* Het WVV regelt de inkoop van eigen aandelen.
* **Aandeel:** Een eigendomsbewijs in een vennootschap dat recht geeft op winst en zeggenschap.
* **Vennootschap:** Een juridische entiteit opgericht door één of meer vennoten, met het oog op winstuitkering.
* **Winstuitkering:** De distributie van winst uit de vennootschap aan haar aandeelhouders.
* **Fiscaal regime:** De belastingregels die van toepassing zijn op bepaalde transacties, zoals dividenduitkeringen of aandeleninkopen.
* De inkoop van eigen aandelen kan de aandelenkoers beïnvloeden door het aantal uitstaande aandelen te verminderen.
* Het kan een alternatief zijn voor dividenduitkeringen, met potentiële voordelen voor de belastingdruk.
* Vereist naleving van specifieke wettelijke procedures om geldig te zijn.
* De vennootschap kan deze aandelen nadien opnieuw uitgeven, annuleren of aanhouden.
---
* Inkoop van eigen aandelen is een transactie waarbij een vennootschap haar eigen aandelen terugkoopt van haar aandeelhouders.
* Dit kan een alternatief zijn voor dividenduitkeringen, met potentieel fiscale voordelen.
* De transactie met de vennootschap moet gebeuren tegen marktconforme voorwaarden om als onrechtstreekse uitkering te worden vermeden.
* Het terugkopen van eigen aandelen dient niet te leiden tot een netto-actief dat lager is dan het kapitaal van de vennootschap.
- Bij een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (VOF, Comm.V. met rechtspersoonlijkheid, BV, CV, NV) staan de aandeelhouders in principe niet persoonlijk in voor de schulden van de vennootschap, behalve voor hun
### Belangrijke concepten
* **Onrechtstreekse uitkering:** Transacties met een vennootschap tegen manifest niet-marktconforme voorwaarden, die erop gericht zijn winst te versluizen naar aandeelhouders.
* **Kapitaalplicht (NV):** De NV heeft een minimumkapitaalverplichting van 61.500 euro, wat betekent dat het eigen vermogen nooit lager mag zijn dan dit bedrag.
* **Leverage (hefboomwerking):** Financiering van activa met schulden, wat het rendement op eigen vermogen kan verhogen.
* **Vrijgave van aandelen:** Aandelen die nog niet volledig werden volgestort, kunnen onder bepaalde voorwaarden worden overgedragen.
* De inkoop van eigen aandelen biedt aandeelhouders liquiditeit en kan de ROE (Return on Equity) verhogen.
* Vennootschappen gebruiken deze methode soms om overtollige liquiditeit aan aandeelhouders uit te keren, indien fiscaal gunstiger dan een dividend.
* Zonder naleving van marktconforme voorwaarden en kapitaalbeschermingsregels, kan de transactie worden beschouwd als een onrechtstreekse winstuitkering met mogelijke sancties.
### Veelvoorkomende valkuilen
* Het niet naleven van de uitkeringstest (balanstest en liquiditeitstest) kan leiden tot onrechtmatige uitkeringen.
* Het risico dat de transactie wordt aangemerkt als een onrechtstreekse uitkering indien de voorwaarden niet marktconform zijn.
---
# Financiële bijstand door vennootschappen
### Kernidee
* Financiële bijstand door vennootschappen, specifiek de financiële bijstand bij de inkoop van eigen aandelen, kent strikte regels en beperkingen.
### Belangrijke feiten
* Financiële bijstand betreft transacties waarbij een vennootschap middelen verstrekt om de aankoop van haar eigen aandelen door derden te faciliteren.
* Dit mag niet leiden tot een vermindering van het eigen vermogen onder het kapitaal van de vennootschap.
* De regels inzake financiële bijstand zijn bedoeld om het eigen vermogen van de vennootschap te beschermen en een betrouwbaar beeld van de financiële gezondheid te waarborgen.
* De wetgever beoogt met deze regels te voorkomen dat vennootschappen zichzelf financieel uitputten, wat ten koste zou gaan van schuldeisers.
* Transacties die worden gekwalificeerd als financiële bijstand mogen alleen plaatsvinden onder strikte voorwaarden en met instemming van de algemene vergadering.
* Een belangrijke beperking is dat een vennootschap niet mag tussenkomen in de financiering voor de aankoop van haar eigen aandelen door derden, tenzij aan specifieke wettelijke voorwaarden is voldaan.
### Kernconcepten
* **Financiële bijstand:** Een vennootschap verleent financiële steun (zoals een lening of garantie) aan een derde partij voor de overname van aandelen van diezelfde vennootschap.
* **Eigen vermogen:** Het verschil tussen de activa en passiva van een vennootschap, dat de financiële buffer vertegenwoordigt.
* **Kapitaal:** Het door de vennoten ingebrachte bedrag dat wettelijk beschermd is en niet mag worden uitgekeerd aan aandeelhouders zolang de vennootschap in gebreke blijft aan haar verplichtingen te voldoen.
* **Totale activa test (balanstest):** Een financiële toets die nagaat of de vennootschap na de transactie nog steeds voldoende activa heeft om aan haar verplichtingen te voldoen.
* **Liquiditeitstest (solvability test):** Een financiële toets die nagaat of de vennootschap na de transactie nog steeds voldoende liquide middelen heeft om aan haar lopende betalingsverplichtingen te voldoen.
* **Algemene vergadering van aandeelhouders (AVA):** Het hoogste orgaan van een vennootschap dat beslissingen neemt over belangrijke aangelegenheden, waaronder financiële bijstand.
### Implicaties
* Vennootschappen moeten zorgvuldig nagaan of een voorgenomen transactie onder de definitie van financiële bijstand valt.
* Het overtreden van de regels inzake financiële bijstand kan leiden tot nietigheid van de transactie en aansprakelijkheid van bestuurders.
* Deze regels beïnvloeden de mogelijkheden voor overnames en management buy-outs.
* De bescherming van schuldeisers staat centraal bij de interpretatie van deze regels.
* De specifieke vorm van de vennootschap (BV, NV, CV) kan invloed hebben op de precieze toepassing van de regels.
- > **Tip:** Controleer altijd of een transactie mogelijk als financiële bijstand kan worden gekwalificeerd, en volg de wettelijke procedures nauwgezet op, inclusief de vereiste goedkeuringen
- > **Voorbeeld:** Een vennootschap verleent een lening aan een managementteam om aandelen van de vennootschap over te nemen
- Dit is een vorm van financiële bijstand die strikt gereguleerd is
---
* Financiële bijstand door vennootschappen wordt in de wet geregeld om misbruik te voorkomen en bescherming te bieden aan schuldeisers en minderheidsaandeelhouders.
* De regels over financiële bijstand zijn voornamelijk gericht op bescherming van het vennootschapsvermogen en het voorkomen van onredelijke risico's voor de vennootschap en haar schuldeisers.
### Belangrijke punten
* **Verboden financiële bijstand**: Een vennootschap mag onder bepaalde voorwaarden geen financiële bijstand verlenen bij de verwerving van haar eigen aandelen of die van haar moeder- of dochtervennootschappen.
* **Doel van het verbod**: Het verbod beoogt te voorkomen dat vennootschappen zelf hun eigen aandelen laten verwerven met geleend geld, wat de financiële stabiliteit kan ondermijnen.
* **Uitzonderingen op het verbod**: De wet voorziet in specifieke uitzonderingen op het verbod, bijvoorbeeld voor normale kredietverlening door financiële instellingen of bij de verwerving van aandelen door werknemers.
* **Voorwaarden voor uitzonderingen**: Wanneer financiële bijstand toch is toegestaan, moet deze voldoen aan strikte voorwaarden, zoals het goedkeuringsvereiste van de algemene vergadering en het opstellen van een financieel plan.
* **Gevolgen van schending**: Schending van de regels inzake financiële bijstand kan leiden tot nietigheid van de transactie en aansprakelijkheid van de bestuurders.
### Mechanismen en toepassingen
* Financiële bijstand kan betrekking hebben op leningen, borgstellingen of andere vormen van financiële ondersteuning.
* De regels zijn van toepassing op verschillende vennootschapsvormen, waaronder de naamloze vennootschap (NV) en de besloten vennootschap (BV).
* De wetgever streeft ernaar om de kernactiviteit van de vennootschap te beschermen tegen risico's die voortvloeien uit de financiering van de verwerving van haar eigen aandelen.
### Juridische implicaties
* Bestuurders van een vennootschap dienen zorgvuldig na te gaan of een verleende financiële bijstand voldoet aan de wettelijke vereisten.
* Het opstellen van een gedetailleerd financieel plan kan essentieel zijn om de toelaatbaarheid van financiële bijstand aan te tonen.
* Transacties die niet voldoen aan de regels kunnen ongeldig worden verklaard, met mogelijke financiële en juridische gevolgen voor de betrokkenen.
---
* Financiële bijstand door een vennootschap is een transactie waarbij de vennootschap middelen ter beschikking stelt aan derden om aandelen van die vennootschap (of van haar moedermaatschappij) te verwerven.
* Dit concept is nauw verbonden met de regels rond kapitaalbescherming en vermogensvermindering, met specifieke aandacht voor de bescherming van schuldeisers.
### Kernfeiten
* Financiële bijstand is een specifiek type transactie, gereguleerd in het vennootschapsrecht.
* Het houdt in dat een vennootschap geld of andere vermogensbestanddelen leent, garandeert, of op een andere manier ter beschikking stelt aan een derde.
* Het doel van deze terbeschikkingstelling is de verwerving van aandelen van de vennootschap zelf of van haar moedermaatschappij.
* Deze praktijk kan de kapitaalbescherming van de vennootschap ondergraven, omdat het eigen vermogen wordt aangetast.
* De regels hieromtrent zijn belangrijk om schuldeisers te beschermen tegen mogelijke benadeling.
### Belangrijke concepten
* **Financiële bijstand (Financial Assistance)**: Een transactie waarbij een vennootschap middelen verschaft ter verwerving van haar eigen aandelen of die van een moedermaatschappij.
* **Kapitaalbescherming**: Principes die ervoor zorgen dat het kapitaal van een vennootschap, als garantie voor schuldeisers, intact blijft.
* **Onrechtstreekse uitkering**: Een transactie die tegen manifest niet-marktconforme voorwaarden gebeurt, waardoor winst op een gesluierde manier naar aandeelhouders vloeit. Financiële bijstand kan hieronder vallen.
* **Verhaalsrecht van schuldeisers**: Schuldeisers kunnen hun vordering verhalen op het vermogen van de vennootschap. Door financiële bijstand kan dit vermogen echter verminderd worden.
* Financiële bijstand kan leiden tot een vermindering van het eigen vermogen van de vennootschap, wat de bescherming van schuldeisers verzwakt.
* Het concept van financiële bijstand is nauw verbonden met het principe van kapitaalbescherming en de mogelijke nadelige gevolgen daarvan voor derden.
* De regels rond financiële bijstand zijn ontworpen om de financiële stabiliteit van vennootschappen te waarborgen en misbruik te voorkomen.
- > **Tip:** Denk bij financiële bijstand altijd aan de bescherming van schuldeisers als de primaire focus van de wetgeving
- > **Voorbeeld:** Een vennootschap leent geld aan een externe investeerder om aandelen van diezelfde vennootschap te kopen
- Dit vermindert het eigen vermogen van de vennootschap en kan de financiële positie van bestaande schuldeisers beïnvloeden
---
* De samenvatting is gericht op de financiële bijstand door vennootschappen, specifiek de "financial assistance" regelgeving zoals die voorkomt op pagina 194 van het document.
* Dit betreft het deel van de stof dat focust op de inkoop van eigen aandelen en de regels rondom financiële bijstand.
* Financiële bijstand door een vennootschap aan derden voor de verwerving van eigen aandelen is in principe verboden.
* Dit verbod is ingesteld om de vermogensbescherming van de vennootschap en haar schuldeisers te waarborgen.
* Het verbod op financiële bijstand is van toepassing wanneer een vennootschap financiële middelen ter beschikking stelt aan derden om aandelen in diezelfde vennootschap te verkrijgen.
* Deze bijstand kan verschillende vormen aannemen, zoals leningen, garanties, of het stellen van zekerheden.
* **Onrechtmatige/onterechte uitkeringen:** De regels rond financiële bijstand vallen onder de bredere categorie van onrechtmatige uitkeringen uit de vennootschap.
* **Vermogensbescherming:** Het hoofddoel van deze regels is het beschermen van het vermogen van de vennootschap, zodat deze haar schulden kan voldoen.
* **Risico-asymmetrie:** Het verbod voorkomt dat aandeelhouders hun risico onredelijk beperken terwijl ze wel profiteren van de winst van de vennootschap.
* **Kapitaalbescherming:** Door financiële bijstand te verbieden, wordt het kapitaal van de vennootschap beschermd tegen uitputting die niet voortvloeit uit de normale bedrijfsuitoefening.
* Overtreding van de regels inzake financiële bijstand kan leiden tot nietigheid van de transactie en aansprakelijkheid van de bestuurders.
* Vennootschappen moeten zorgvuldig omgaan met financieringsstructuren die derden in staat stellen aandelen te verwerven, om boetes en juridische complicaties te vermijden.
* Het verbod kan de flexibiliteit van vennootschappen bij bepaalde herstructureringen of overnames beperken.
- > **Tip:** Begrijp de economische logica achter het verbod op financiële bijstand: het voorkomt dat vennootschappen hun eigen vermogen gebruiken om de prijs van hun eigen aandelen op te driemen,
- wat de vennootschap en haar schuldeisers zou kunnen schaden
- > **Voorbeeld:** Een vennootschap verleent een lening aan een externe partij, zodat die partij aandelen kan kopen in diezelfde vennootschap
- Dit is een vorm van financiële bijstand en is in principe verboden onder het WVV
---
# Uitgifte van bijkomende aandelen
### Kernidee
* Bijkomende aandelen worden uitgegeven om het kapitaal van de vennootschap te verhogen.
* In beginsel is de algemene vergadering van aandeelhouders bevoegd voor de uitgifte van nieuwe aandelen.
* De wet voorziet in mechanismen voor delegatie van deze bevoegdheid aan het bestuursorgaan.
### Kernfeiten
* De uitgifte van bijkomende aandelen is geregeld in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV).
* De algemene vergadering (AVA) heeft de initiële bevoegdheid tot kapitaalverhoging door uitgifte van aandelen.
* De AVA kan haar bevoegdheid delegeren aan het bestuursorgaan voor een bepaalde periode en voor een maximumbedrag.
* Dit wordt aangeduid als de "toegestaan kapitaal"-regeling.
* Specifieke inschrijvings- en volstortingsregels gelden voor nieuwe aandelen.
* Een uitgifteverslag kan vereist zijn om de voorwaarden van de uitgifte te verantwoorden.
* Aandeelhouders hebben in beginsel een voorkeurrecht op de inschrijving van nieuwe aandelen.
### Kernconcepten
* **Delegatie aan het bestuur (toegestaan kapitaal):** De AVA kan de bevoegdheid om aandelen uit te geven tijdelijk overlaten aan het bestuursorgaan.
* Dit geldt voor een specifieke periode en tot een bepaald maximumbedrag.
* **Uitgifte boven of onder pari (NV):** Bij de Naamloze Vennootschap (NV) kan de uitgifteprijs hoger (met uitgiftepremie) of lager dan de nominale waarde van het aandeel zijn.
* **Uitgiftepremie:** Het bedrag dat boven de nominale waarde van het aandeel wordt gevraagd.
* **Voorkeurrecht:** Het recht van bestaande aandeelhouders om bij een kapitaalverhoging voorrang te krijgen bij de inschrijving op nieuwe aandelen.
* **Kapitaalverhoging zonder inbrengen (NV):** Een kapitaalverhoging kan ook gebeuren door de incorporatie van bestaande reserves of winsten.
* **Nieuwe aandelen / toetreding bij CV:** Voor de Coöperatieve Vennootschap (CV) zijn er specifieke regels rond het toelaten van nieuwe vennoten met nieuwe aandelen.
### Implicaties
* Kapitaalverhogingen via uitgifte van aandelen zijn een cruciale financieringsbron voor vennootschappen.
* De regels beschermen bestaande aandeelhouders tegen verwatering van hun rechten.
* De delegatie aan het bestuur biedt flexibiliteit voor snelle financieringsbehoeften.
* De NV kent specifieke regels rond uitgiftepremie die de bescherming van schuldeisers verstevigen.
* De mogelijkheid tot kapitaalverhoging zonder nieuwe inbrengen maakt reserves efficiënt inzetbaar.
---
* Een kapitaalverhoging door uitgifte van nieuwe aandelen is de primaire methode voor het aantrekken van vers kapitaal.
* De bevoegdheid tot uitgifte ligt in beginsel bij de algemene vergadering, maar kan gedelegeerd worden aan het bestuursorgaan.
* De bevoegdheid voor de uitgifte van bijkomende aandelen behoort in principe toe aan de algemene vergadering.
* De algemene vergadering kan deze bevoegdheid delegeren aan het bestuursorgaan middels een machtiging.
* Bij de naamloze vennootschap (NV) kan een uitgifte plaatsvinden boven of onder de nominale waarde, met een eventuele uitgiftepremie.
* Voor de uitgifte van nieuwe aandelen is inschrijving en volstorting vereist.
* Een uitgifteverslag is een verplicht document bij de uitgifte van nieuwe aandelen.
* Het voorkeurrecht van bestaande aandeelhouders is een belangrijk principe bij aandelenuitgifte.
* Bij de coöperatieve vennootschap (CV) worden nieuwe aandelen uitgegeven overeenkomstig de bepalingen van artikel 6:8 WVV.
* **Uitgifte boven pari**: Nieuwe aandelen worden uitgegeven voor een prijs die hoger is dan hun nominale waarde.
* **Uitgifte onder pari**: Nieuwe aandelen worden uitgegeven voor een prijs die lager is dan hun nominale waarde (zelden toegestaan, vooral voor NV's).
* **Uitgiftepremie**: Het bedrag boven de nominale waarde dat wordt ontvangen bij de uitgifte van nieuwe aandelen.
* **Inschrijvingsregels**: Procedure waarbij potentiële aandeelhouders zich aanmelden om nieuwe aandelen te kopen.
* **Volstortingsregels**: Vereisten voor de betaling van de waarde van de nieuwe aandelen door de inschrijvers.
* **Uitgifteverslag**: Een document dat de details van de aandelenuitgifte beschrijft en de redenen voor de uitgifte uitlegt.
* **Voorkeurrecht**: Het recht van bestaande aandeelhouders om voorrang te krijgen bij de inschrijving op nieuwe aandelen, proportioneel aan hun bestaande aandelenbezit.
* **Gedelegeerd kapitaal (toegestaan kapitaal)**: Een bevoegdheid die de algemene vergadering verleent aan het bestuursorgaan om binnen een bepaald maximumbedrag nieuwe aandelen uit te geven gedurende een bepaalde periode.
* **Kapitaalverhoging door incorporatie van reserves (NV)**: Het verhogen van het statutaire kapitaal door reserves van de vennootschap om te zetten in kapitaal, zonder nieuwe inbrengen van buitenaf.
* De uitgifte van bijkomende aandelen kan leiden tot een verwatering van het belang van bestaande aandeelhouders indien zij niet deelnemen aan de uitgifte.
* Het efficiënt beheren van het voorkeurrecht is cruciaal voor bestaande aandeelhouders om hun invloed te behouden.
* De delegering van uitgiftebevoegdheid aan het bestuur kan de snelheid van kapitaalverwerving verhogen.
* De regels rond uitgiftepremie en uitgifte onder pari beïnvloeden de waardering en het risicoprofiel van de nieuwe aandelen.
* Een kapitaalverhoging via reserven is een manier om het kapitaal te versterken zonder nieuwe middelen van buitenaf aan te trekken.
---
* Aanvullende aandelen worden uitgegeven om het kapitaal van de vennootschap te verhogen.
* De bevoegdheid tot kapitaalverhoging ligt in principe bij de algemene vergadering (AVA).
* De AVA kan deze bevoegdheid delegeren aan het bestuur via een machtiging.
* De uitgifte van bijkomende aandelen kan in één of twee fasen gebeuren.
* Bij een naamloze vennootschap (NV) kan dit boven pari (met uitgiftepremie) of onder pari gebeuren.
* De AVA is in beginsel bevoegd voor de uitgifte van aandelen.
* Inschrijvings- en volstortingsregels zijn van toepassing bij de uitgifte.
* Een uitgifteverslag is vereist.
* Het voorkeurrecht van bestaande aandeelhouders is een belangrijk principe.
* Delegatie van uitgiftebevoegdheid aan het bestuur kan via een "toegestaan kapitaal".
* Een kapitaalverhoging zonder nieuwe inbrengen is mogelijk bij een NV door incorporatie van reserves.
* Voor de coöperatieve vennootschap (CV) geldt artikel 6:8 WVV voor nieuwe aandelen en toetreding.
* **Uitgifte boven pari:** Nieuwe aandelen worden uitgegeven tegen een prijs die hoger is dan hun nominale waarde, waarbij het verschil de uitgiftepremie vormt.
* **Uitgifte onder pari:** Nieuwe aandelen worden uitgegeven tegen een prijs die lager is dan hun nominale waarde. Dit is in principe verboden voor NV's, tenzij er specifieke wettelijke uitzonderingen gelden.
* **Uitgiftepremie:** Het bedrag dat aandeelhouders betalen boven de nominale waarde van een aandeel, dat bijdraagt aan het eigen vermogen van de vennootschap.
- **Toegestaan kapitaal:** Een bevoegdheid die de AVA verleent aan het bestuur om gedurende een bepaalde periode en tot een bepaald maximumbedrag nieuwe aandelen uit te geven zonder telkens de AVA
* **Voorkeurrecht:** Het recht van bestaande aandeelhouders om bij uitgifte van nieuwe aandelen voorrang te krijgen op basis van hun huidige aandelenbezit, ter bescherming tegen verwatering van hun participatie.
* **Incorporatie van reserves:** Het omzetten van reserves van de vennootschap naar kapitaal door de uitgifte van nieuwe aandelen aan bestaande aandeelhouders tegen de nominale waarde, zonder nieuwe inbreng.
* Kapitaalverhoging via uitgifte van nieuwe aandelen stelt de vennootschap in staat haar financieringsmogelijkheden te vergroten.
* De uitgifte kan de winst per aandeel verdunnen als het kapitaal toeneemt zonder evenredige winstgroei.
* Het voorkeurrecht biedt aandeelhouders de mogelijkheid om hun relatieve belang in de vennootschap te behouden.
* Delegatie aan het bestuur versnelt het financieringsproces.
* De regels rond uitgifte beschermen zowel schuldeisers als aandeelhouders.
- > **Tip:** Begrijp het verschil tussen uitgifte boven pari en onder pari, en de rol van de uitgiftepremie en de bescherming die het voorkeurrecht biedt
- > **Tip:** Wees alert op de specifieke regels voor NV's en CV's bij de uitgifte van aandelen, aangezien deze verschillen
---
### Core idea
* Kapitaalverhoging door uitgifte van nieuwe aandelen.
* Bevoegdheid ligt in beginsel bij de algemene vergadering, maar kan gedelegeerd worden aan het bestuur.
### Key facts
* De uitgifte van bijkomende aandelen kan in één of twee fases gebeuren.
* Bij een NV is er een onderscheid tussen uitgifte boven of onder pari, wat leidt tot een uitgiftepremie.
* De voorgeschreven inschrijvings- en volstortingsregels moeten gevolgd worden.
* Bestaan van een voorkeurrecht voor bestaande aandeelhouders.
* Delegatie van de bevoegdheid aan het bestuur is mogelijk via een "toegestaan kapitaal".
* Een kapitaalverhoging zonder bijkomende inbrengen is mogelijk bij een NV door incorporatie van reserves.
* Bij een CV zijn er specifieke regels voor nieuwe aandelen en de toetreding van nieuwe vennoten.
### Key concepts
* **Uitgifte boven pari (NV):** Nieuwe aandelen worden uitgegeven voor een bedrag dat hoger is dan hun nominale waarde. Het verschil is de uitgiftepremie.
* **Uitgifte onder pari (NV):** Nieuwe aandelen worden uitgegeven voor een bedrag dat lager is dan hun nominale waarde (enkel toegelaten onder strikte voorwaarden).
* **Uitgiftepremie:** Het bedrag dat bovenop de nominale waarde van een aandeel wordt betaald bij een kapitaalverhoging. Dit verhoogt het eigen vermogen van de vennootschap.
* **Toegestaan kapitaal:** Een regeling waarbij de algemene vergadering de bevoegdheid tot uitgifte van aandelen voor een bepaalde periode delegeert aan het bestuursorgaan.
* **Voorkeurrecht:** Het recht van bestaande aandeelhouders om bij een uitgifte van nieuwe aandelen een evenredig deel daarvan te verkrijgen, zodat hun pro rata belang in de vennootschap behouden blijft.
- **Kapitaalverhoging door incorporatie van reserves (NV):** Reserves van de vennootschap worden omgezet in kapitaal, wat resulteert in een uitgifte van nieuwe aandelen aan de bestaande aandeelhouders zonder dat er een
### Implications
* Kapitaalverhogingen zijn essentieel voor de groei en financiering van vennootschappen.
* De procedure voor uitgifte van bijkomende aandelen moet zorgvuldig gevolgd worden om juridische problemen te vermijden.
* Bestuurders en aandeelhouders moeten de verschillende uitgifteformules en hun juridische en economische gevolgen begrijpen.
* Het voorkeurrecht kan de controle van bestaande aandeelhouders beschermen, maar kan ook beperkt worden.
---
* Uitgifte van bijkomende aandelen behelst de procedure waarbij een vennootschap nieuwe aandelen creëert om haar kapitaal te verhogen.
* Deze uitgifte kan gebeuren via een enkele of een tweeledige procedure, afhankelijk van de vennootschapsvorm en de regels.
* Belangrijke overwegingen zijn de bevoegdheid tot uitgifte, inschrijvings- en volstortingsregels, de uitgifteverslag en het voorkeurrecht.
* De bevoegdheid tot de uitgifte van aandelen ligt in principe bij de algemene vergadering (AVA), met een mogelijke delegatie aan het bestuursorgaan.
* Bestaande aandeelhouders hebben in beginsel een voorkeurrecht om in te schrijven op de nieuwe aandelen, evenredig aan hun bestaande participatie.
* De uitgifte van nieuwe aandelen vereist een uitgifteverslag dat de ratio en de voorwaarden van de uitgifte motiveert.
* Bij de NV kan de uitgifte boven of onder pari gebeuren, waarbij een uitgiftepremie kan worden gevraagd.
* Kapitaalverhoging kan ook plaatsvinden door de incorporatie van reserves in de NV, zonder nieuwe inbreng.
* Voor de CV art. 6:8 WVV geldt dat nieuwe aandelen worden uitgegeven, wat kan leiden tot de toetreding van nieuwe vennoten.
* De volstorting van de inbreng op de nieuwe aandelen moet volgens de wettelijke bepalingen gebeuren.
* **Uitgifte boven of onder pari (NV):** Nieuwe aandelen kunnen uitgegeven worden tegen een prijs die hoger of lager is dan hun nominale waarde.
* **Uitgiftepremie (NV):** Het verschil tussen de uitgifteprijs en de nominale waarde van een aandeel, dat in de reserves wordt opgenomen.
* **Voorkeurrecht:** Het recht van bestaande aandeelhouders om als eersten in te kunnen schrijven op nieuw uit te geven aandelen.
* **"Toegestaan kapitaal":** Een door de AVA toegekende bevoegdheid aan het bestuur om binnen bepaalde grenzen nieuwe aandelen uit te geven zonder elke keer de AVA opnieuw te moeten bijeenroepen.
* **Kapitaalverhoging door incorporatie van reserves (NV):** Reserves worden omgezet in kapitaal door uitgifte van nieuwe aandelen aan de bestaande aandeelhouders, zonder inbreng.
* **Art. 6:8 WVV (CV):** Regelt de uitgifte van nieuwe aandelen en de toetreding van nieuwe vennoten in de coöperatieve vennootschap.
* Uitgifte van bijkomende aandelen is een cruciale financieringsmethode voor vennootschappen om groei te realiseren of projecten te financieren.
* Het voorkeurrecht van aandeelhouders beschermt hun relatieve controle en winstparticipatie tegen verwatering.
* De keuze tussen uitgifte via de AVA of delegatie aan het bestuur beïnvloedt de flexibiliteit en snelheid van kapitaalverhoging.
* Een correcte waardering van inbrengen in natura en de naleving van volstortingsregels zijn essentieel om nietigheid van de uitgifte te vermijden.
### Voorbeeld
- > **Voorbeeld:** Een NV besluit haar productiecapaciteit uit te breiden en heeft hiervoor extra kapitaal nodig
- De algemene vergadering machtigt het bestuur om tot 100
- 000 nieuwe aandelen uit te geven tegen een prijs van 15 dollars per aandeel, terwijl de nominale waarde 10 dollars is
- Bestaande aandeelhouders hebben een voorkeurrecht om deze nieuwe aandelen te kopen
- Het verschil van 5 dollars per aandeel vormt de uitgiftepremie en wordt aan de reserves toegevoegd
---
* Kapitaalverhoging door uitgifte van nieuwe aandelen is een procedure waarbij een vennootschap bijkomend kapitaal aantrekt.
* Dit kan gebeuren via de algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) of door een delegatie aan het bestuur.
### Belangrijke punten
* **Bevoegdheid:** In beginsel ligt de bevoegdheid voor de uitgifte van aandelen bij de algemene vergadering.
* **Delegatie aan bestuur:** Het is mogelijk om de AVA de bevoegdheid te laten delegeren aan het bestuur, dit wordt het "toegestaan kapitaal" genoemd.
* **NV: Uitgifte boven of onder pari:** Bij de NV kan de uitgifte van aandelen gebeuren boven of onder de nominale waarde (pari).
* **Uitgiftepremie:** Het verschil tussen de nominale waarde en de hogere uitgifteprijs wordt geboekt als uitgiftepremie.
* **Inschrijvings- en volstortingsregels:** Er gelden specifieke regels voor de inschrijving op nieuwe aandelen en de volstorting daarvan.
* **Uitgifteverslag:** Een uitgifteverslag is vereist om de transactie te documenteren.
* **Voorkeurrecht:** Bestaande aandeelhouders hebben in principe een voorkeurrecht op de inschrijving van nieuwe aandelen.
* **Kapitaalverhoging zonder inbrengen (NV):** Een kapitaalverhoging kan ook plaatsvinden door de incorporatie van reserves bij een NV.
* **Nieuwe aandelen/toetreding bij de CV:** Specifieke regels gelden voor de uitgifte van nieuwe aandelen en de toetreding van nieuwe leden bij een Coöperatieve Vennootschap (CV).
### Procedures en regels
* De uitgifte van aandelen kan in één of twee fases verlopen.
* De specifieke inschrijvings- en volstortingsregels moeten nauwkeurig worden gevolgd.
* Een uitgifteverslag is noodzakelijk om de procedure transparant te maken.
### Specifieke gevallen
* Bij een NV kan de uitgifteprijs afwijken van de nominale waarde, met een uitgiftepremie als gevolg.
* De CV kent specifieke regels voor de toetreding van nieuwe leden en de uitgifte van bijkomende aandelen.
---
* De uitgifte van bijkomende aandelen is een proces waarbij een vennootschap nieuwe aandelen creëert en aanbiedt om kapitaal aan te trekken.
* Dit proces kan bevoegdheidsconflicten tussen de algemene vergadering en het bestuur genereren.
* De algemene vergadering (AVA) is in beginsel bevoegd voor de uitgifte van nieuwe aandelen.
* De AVA kan deze bevoegdheid delegeren aan het bestuur via een machtiging, wat leidt tot het concept van “toegestaan kapitaal”.
* De regels voor inschrijving en volstorting van de nieuwe aandelen zijn van toepassing.
* Er is een uitgifteverslag vereist.
* Het voorkeurrecht van bestaande aandeelhouders is een belangrijk aspect.
* Kapitaalverhoging zonder bijkomende inbrengen is mogelijk via de incorporatie van reserves, specifiek voor de NV.
* Nieuwe aandelen kunnen worden uitgegeven bij de CV, met de vereiste inbrengen.
* **Bevoegdheid AVA vs. Bestuur:** De fundamentele vraag wie beslist over de uitgifte van aandelen, met de AVA als hoofdbevoegd orgaan en het bestuur als delegeerbare bevoegdheidhouder.
* **Toegestaan kapitaal:** Een door de AVA toegekende machtiging aan het bestuur om gedurende een bepaalde periode aandelen uit te geven, wat flexibiliteit biedt voor kapitaalverwerving.
* **Uitgiftepremie:** Het bedrag boven de nominale waarde dat betaald wordt voor een nieuw aandeel, vaak in de NV.
* **Voorkeurrecht:** Het recht van bestaande aandeelhouders om bij een kapitaalverhoging voorrang te krijgen bij de inschrijving op nieuwe aandelen, ter bescherming van hun aandelenbelang.
- **Kapitaalverhoging door incorporatie van reserves:** Een boekhoudkundige operatie waarbij reserves worden omgezet in kapitaal, wat leidt tot de uitgifte van nieuwe aandelen aan de bestaande aandeelhouders zonder dat zij een
* **Nieuwe aandelen CV:** De specifieke regels en vereisten voor het uitgeven van aandelen in een coöperatieve vennootschap.
* Flexibiliteit in kapitaalverwerving door de mogelijkheid van delegatie aan het bestuur.
* Bescherming van bestaande aandeelhouders via het voorkeurrecht.
* Potentiële complexiteit door de interactie tussen AVA en bestuurlijke bevoegdheden.
* Invloed op de kapitaalstructuur en aandelenparticipatie binnen de vennootschap.
---
* Een kapitaalverhoging door uitgifte van nieuwe aandelen is de meest voorkomende manier om het eigen vermogen van de vennootschap te vergroten.
* Dit kan gebeuren door nieuwe inbrengen in geld of in natura, of door incorporatie van reserves.
* De bevoegdheid tot uitgifte van bijkomende aandelen behoort in beginsel toe aan de algemene vergadering (AVA).
* De AVA kan deze bevoegdheid echter delegeren aan het bestuursorgaan voor een bepaalde periode ("toegestaan kapitaal").
* De NV kent specifieke regels voor uitgifte boven of onder pari, inclusief de uitgiftepremie.
* De statuten of de AVA kunnen beslissen over de inschrijvings- en volstortingsregels voor de nieuwe aandelen.
* Bij kapitaalverhoging is een uitgifteverslag vereist, dat de omstandigheden van de uitgifte toelicht.
### Belangrijke concepten
* **Voorkeurrecht:** Bestaande aandeelhouders hebben het recht om, in verhouding tot hun bestaande aandelenbezit, voorrang te krijgen bij de inschrijving op nieuwe aandelen.
* **Uitsluiting voorkeurrecht:** De AVA kan besluiten het voorkeurrecht uit te sluiten, mits een specifieke motivering en/of een advies van het bestuursorgaan.
* **Delegatie aan bestuur ("toegestaan kapitaal"):** De AVA kan het bestuur machtigen om gedurende een bepaalde periode en tot een bepaald bedrag nieuwe aandelen uit te geven.
* **Kapitaalverhoging door incorporatie van reserves (NV):** Bestaande reserves worden omgezet in kapitaal, waardoor er nieuwe aandelen worden toegekend aan de bestaande aandeelhouders zonder bijkomende inbreng.
* Uitgifte van nieuwe aandelen kan leiden tot verwatering van de bestaande aandelenbelangen indien bestaande aandeelhouders niet deelnemen aan de kapitaalverhoging.
* De uitoefening van het voorkeurrecht door bestaande aandeelhouders kan hun controle over de vennootschap behouden.
* De delegatie van bevoegdheid aan het bestuur biedt flexibiliteit voor de vennootschap om snel financiering op te halen.
* De beslissing tot kapitaalverhoging heeft directe gevolgen voor de balans en de financiële structuur van de vennootschap.
### Tip
* Bestudeer de voorwaarden en beperkingen van het voorkeurrecht, alsook de procedure voor de uitsluiting ervan, aangezien dit een frequent examenonderwerp is.
* Begrijp de verschillende scenario's waarbij het voorkeurrecht kan worden uitgesloten en de vereiste motivatie.
---
* Een kapitaalverhoging door uitgifte van bijkomende aandelen wordt principieel genomen door de algemene vergadering.
* De algemene vergadering kan de bevoegdheid tot uitgifte delegeren aan het bestuursorgaan, vaak binnen de grenzen van een toegestaan kapitaal.
* De bevoegdheid tot uitgifte van aandelen ligt in beginsel bij de algemene vergadering van aandeelhouders.
* De algemene vergadering kan de bevoegdheid tot kapitaalverhoging delegeren aan het bestuursorgaan.
* Deze delegatie gebeurt vaak via het concept van "toegestaan kapitaal", waarbij een maximumbedrag wordt vastgesteld.
* Voor de NV geldt dat de uitgifte kan gebeuren boven of onder pari, met een mogelijke uitgiftepremie.
* Er bestaan specifieke inschrijvings- en volstortingsregels voor bijkomende aandelen.
* Een uitgifteverslag is vereist bij de uitgifte van nieuwe aandelen.
* Het voorkeurrecht van bestaande aandeelhouders speelt een rol bij de uitgifte van bijkomende aandelen.
* Kapitaalverhoging zonder bijkomende inbrengen is mogelijk, bijvoorbeeld door de incorporatie van reserves bij de NV.
* Voor de CV betreft de uitgifte van nieuwe aandelen de toetreding van nieuwe leden.
* **Delegatie van bevoegdheid:** De algemene vergadering kan haar bevoegdheid tot kapitaalverhoging overdragen aan het bestuursorgaan.
* **Toegestaan kapitaal:** Een door de algemene vergadering goedgekeurde maximale limiet waarbinnen het bestuursorgaan aandelen kan uitgeven zonder opnieuw naar de algemene vergadering te moeten.
* **Uitgiftepremie:** Het bedrag dat boven de nominale waarde van een aandeel wordt gevraagd bij uitgifte, vaak bij de NV.
* **Voorkeurrecht:** Het recht van bestaande aandeelhouders om bij uitgifte van nieuwe aandelen als eerste aangeboden te krijgen, in verhouding tot hun bestaande aandelenbezit.
* **Kapitaalverhoging door incorporatie van reserves:** Het omzetten van reserves in kapitaal, waardoor er nieuwe aandelen worden uitgegeven zonder dat er nieuwe middelen van buitenaf komen.
* De mogelijkheid tot delegatie aan het bestuur versnelt het proces van kapitaalverhoging.
* Het voorkeurrecht beschermt de bestaande aandeelhouders tegen een verwatering van hun aandelenbezit en stemrecht.
* De regels rond uitgiftepremie en waardering van inbrengen dragen bij aan een correcte weerspiegeling van de waarde van de vennootschap.
* De structuur van kapitaalverhogingen beïnvloedt de financieringsmogelijkheden van de vennootschap.
---
# Ontbinding, vereffening en de juridische entiteit vennootschap
### Core idea
* Vennootschappen zijn juridische structuren die winst nastreven en verdelen onder hun vennoten.
* Ze dienen ter structurering van ondernemingen en het beheer van vermogen.
* Rechtspersoonlijkheid biedt voordelen zoals vermogensafscheiding en beperkte aansprakelijkheid.
### Key facts
* Vennootschapsrecht reguleert privaatrechtelijke organisaties zoals vennootschappen, verenigingen en stichtingen.
* Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) is van kracht sinds 1 mei 2019.
* Vennootschappen zijn organisaties gericht op winst maken en verdelen onder vennoten of aandeelhouders.
* Verenigingen en stichtingen zijn non-profit organisaties met een belangeloos doel.
* Vennootschappen kunnen ingedeeld worden op basis van rechtspersoonlijkheid en de mate van aansprakelijkheid van de vennoten.
* De NV (naamloze vennootschap) vereist een notariële akte en heeft een kapitaalplicht van 61.500 euro.
* VOF (vennootschap onder firma) en Comm.V. (commanditaire vennootschap) zijn personenvennootschappen met rechtspersoonlijkheid.
* De maatschap is een personenvennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, maar met een afgescheiden vermogen.
### Key concepts
* **Rechtspersoonlijkheid:** Een organisatie erkend als rechtssubject, met eigen rechten, plichten en een eigen vermogen.
* **Vermogensafscheiding (Asset Partitioning):** Het principe dat het vermogen van de rechtspersoon gescheiden is van het privévermogen van de vennoten.
* **Entity Shielding:** Vennoten hebben geen rechten op het vermogen van de rechtspersoon.
* **Owner Shielding:** Vennootschapsschuldeisers kunnen niet doorstoten naar het privévermogen van de vennoten.
* **Beperkte Aansprakelijkheid:** Aandeelhouders zijn enkel aansprakelijk voor hun inbreng.
* **Onbeperkte Aansprakelijkheid:** Vennoten staan met hun persoonlijk vermogen in voor de vennootschapsschulden (bv. VOF, Maatschap).
* **Leverage (Hefboomwerking):** Financiering met schulden kan het rendement op eigen vermogen verhogen, maar vergroot ook het risico.
* **Genoteerde Vennootschap:** Een vennootschap waarvan de aandelen verhandeld worden op een erkende gereglementeerde markt.
* **Openbaar Aanbod:** Het aanbieden van effecten aan het brede publiek.
* **Kapitaalmarktrecht:** Regelgeving rond financiering via het beleggerspubliek, met focus op beleggersbescherming.
* **Organisatie van Openbaar Belang (OOB):** Organisaties die van systemisch belang zijn en onderworpen zijn aan strengere regels.
### Implications
* De keuze voor een specifieke rechtsvorm heeft directe gevolgen voor de aansprakelijkheid van de vennoten en de financieringsmogelijkheden.
* Rechtspersoonlijkheid en vermogensafscheiding beschermen het privévermogen van investeerders.
* Vennootschappen spelen een cruciale rol in zowel ondernemingsactiviteiten als vermogensbeheer.
### Common pitfalls
---
### Kernidee
* De ontbinding en vereffening zijn de laatste fasen in het bestaan van een vennootschap, waarbij het vermogen wordt te gelde gemaakt en verdeeld.
### Belangrijke feiten
* De ontbinding van een vennootschap kan vrijwillig (door beslissing van de algemene vergadering) of gerechtelijk (op vordering van schuldeisers of gerecht) gebeuren.
* Na de ontbinding volgt de vereffening, waarbij de vennootschap nog voortbestaat om haar verplichtingen na te komen.
* Tijdens de vereffeningsfase neemt een vereffenaar de plaats in van het bestuur.
* Alle schuldeisers moeten worden voldaan voordat er iets kan worden verdeeld onder de aandeelhouders.
* Als er na de betaling van alle schulden nog een positief saldo is, wordt dit verdeeld onder de aandeelhouders naar rato van hun aandelenbezit.
* Als er onvoldoende vermogen is om alle schulden te voldoen, kan dit leiden tot een faillissement.
### Kernbegrippen
* **Ontbinding**: Juridische handeling die het einde van het bestaan van de vennootschap inluidt, zonder dat deze onmiddellijk ophoudt te bestaan.
* **Vereffening**: Proces waarbij het vermogen van de ontbonden vennootschap te gelde wordt gemaakt en de opbrengst wordt verdeeld onder de rechthebbenden na voldoening van de schulden.
* **Vereffenaar**: Persoon (vaak een advocaat of accountant) belast met de taak van het te gelde maken van het vennootschapsvermogen en het voldoen van de schulden.
* **Actief van de vennootschap**: Alle bezittingen van de vennootschap die te gelde gemaakt kunnen worden.
* **Passief van de vennootschap**: Alle schulden en verplichtingen van de vennootschap die voldaan moeten worden.
* **Concordat**: Een minnelijke schikking tussen de vennootschap en haar schuldeisers, waarbij de schuldenaren afstand doen van een deel van hun vordering.
* **Faillissement**: Een gerechtelijke procedure die wordt ingeleid wanneer de vennootschap haar betalingsverplichtingen niet kan nakomen.
### Implicaties
* De regels rond ontbinding en vereffening beschermen zowel de aandeelhouders (door te zorgen voor een correcte verdeling) als de schuldeisers (door prioriteit te geven aan hun vorderingen).
* Een correcte vereffening is cruciaal om juridische geschillen en aansprakelijkheid van bestuurders en vereffenaars na het einde van de vennootschap te vermijden.
* De procedure van ontbinding en vereffening kan complex zijn en vereist specifieke juridische kennis.
- > **Tip:** Zorg ervoor dat de statuten van de vennootschap duidelijke bepalingen bevatten betreffende de ontbinding en vereffening, en dat deze in overeenstemming zijn met het WVV
- > **Tip:** Raadpleeg tijdig een expert (advocaat, notaris) bij het initiëren van een ontbindings- of vereffeningsprocedure
---
* De ontbinding, vereffening en de juridische entiteit vennootschap zijn cruciale aspecten van het vennootschapsrecht die de levenscyclus van een vennootschap regelen.
* Deze onderwerpen behandelen de beëindiging van de vennootschap, de afwikkeling van haar zaken en de juridische structuur die de vennootschap vormt.
### Kernconcepten
* **Ontbinding:** Het formele einde van het bestaan van de vennootschap als rechtspersoon.
* **Vereffening:** Het proces van afwikkeling van de activa en passiva van de vennootschap na ontbinding, met het doel de resterende middelen te verdelen onder de vennoten of aandeelhouders.
* **Juridische entiteit vennootschap:** Een rechtspersoon die zelfstandig rechten en plichten kan dragen, los van haar oprichters of leden.
* **Doelvermogen:** Zelfs vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid beschikken over een apart vermogen dat bestemd is voor het vennootschapsdoel.
* **Rechtspersoonlijkheid:** De juridische erkenning van een organisatie als een zelfstandig subject met eigen rechten en plichten, wat leidt tot vermogensafscheiding.
* **Vermogensafscheiding:** Het principe waarbij het vermogen van de vennootschap gescheiden is van het privévermogen van de vennoten of aandeelhouders.
* **Entity shielding:** Het beschermen van het vennootschapsvermogen tegen persoonlijke schuldeisers van de aandeelhouders.
* **Owner shielding:** Het beschermen van het privévermogen van de aandeelhouders tegen schuldeisers van de vennootschap (via beperkte aansprakelijkheid).
### Kernfeiten
* Vennootschappen kunnen worden ontbonden om verschillende redenen, zoals het verstrijken van de duur, een beslissing van de algemene vergadering, of faillissement.
* Na ontbinding treedt de vereffeningsfase in, waarin een vereffenaar wordt aangesteld om de vennootschap af te wikkelen.
* De vereffenaar liquideert de activa, betaalt de schulden en verdeelt het resterende saldo onder de vennoten of aandeelhouders.
* De juridische entiteit vennootschap is een essentieel instrument voor het structureren van ondernemingen en het beheren van vermogen.
* Het WVV (Wetboek van vennootschappen en verenigingen) regelt de ontbinding en vereffening van vennootschappen.
* De bescherming van schuldeisers en de continuïteit van de onderneming zijn belangrijke overwegingen tijdens het ontbindings- en vereffeningsproces.
---
* De focus ligt op specifieke aspecten van vennootschapsrecht, waarbij de nadruk ligt op de praktische toepassing en juridische mechanismen zoals vermogensafscheiding en aansprakelijkheidsregimes.
* **Rechtspersoonlijkheid**: Een organisatie die wordt erkend als rechtssubject, genots- en handelingsbekwaam is.
* Zelfstandige drager van rechten en plichten met een eigen vermogen.
* Erkend in het procesrecht (actieve en passieve procesbekwaamheid).
* Vereist een geschrift (oprichtingsakte) en openbaarmaking.
* **Scheidingsprincipe (Asset Partitioning)**: Scheiding van vermogen tussen de organisatie en haar leden/aandeelhouders.
* **Entity shielding**: Aandeelhouders hebben geen rechten op het vermogen van de rechtspersoon; hun persoonlijke schuldeisers kunnen dit vermogen niet aanspreken.
* **Owner shielding**: De rechtspersoonsschuldeiser kan niet doorstoten naar het privévermogen van de aandeelhouders (dit is de beperkte aansprakelijkheid).
* **Gradaties van vermogensafscheiding**:
* Legitieme manieren: inbreng in een vennootschap, loutere contractuele bestemming, maatschap (boedelgemeenschap).
* Geen afscheiding bij: mede-eigendom (persoonlijke schuldeisers kunnen op het aandeel beschikken).
* **Onbeperkte aansprakelijkheid**: Vennoten staan met hun persoonlijk vermogen in voor de vennootschapsschulden.
* Verbindt vennoten hoofdelijk tegenover schuldeisers; geen volgorde van tenuitvoerlegging vereist.
* Historisch bepaald bij oudere vennootschapsvormen (maatschap, VOF).
* **Beperkte aansprakelijkheid**: Aandeelhouders zijn enkel aansprakelijk tot de hoogte van hun inbreng.
* Stimuleert ondernemen door risico te beperken tot de inbreng.
* Kan leiden tot asymmetrische verdeling van winst (onbeperkt) en verlies (beperkt) voor aandeelhouders.
* Bevordert leverage (schuldfinanciering) wat de return on equity (ROE) kan verhogen.
* **Maatschap**: Geen rechtspersoonlijkheid, maar wel een afgescheiden vermogen (boedelgemeenschap).
* Vennoten zijn onbeperkt aansprakelijk.
* Persoonlijke schuldeisers van vennoten kunnen niet beschikken over individuele goederen van de maatschap of de verdeling vorderen.
* Fiscaal transparant.
* **Vennootschap onder firma (VOF)**: Maatschap met rechtspersoonlijkheid.
* Vennoten zijn hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk.
* Intuitu personae contract; ontbinding bij overlijden vennoot (tenzij voortzettings-/verblijvingsbeding).
---
* De juridische entiteit vennootschap is een organisatie met een primair doel van winstmaximalisatie en -verdeling onder de vennoten.
* Vennootschappen structureren zowel ondernemingsactiviteiten als vermogensbeheer.
* Het vennootschapsrecht faciliteert samenwerking en biedt bescherming door dwingend recht.
* Vennootschappen worden beheerst door het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV).
* Het WVV onderscheidt vennootschappen, verenigingen en stichtingen.
* Vennootschappen streven naar winst en verdeling daarvan onder de aandeelhouders.
* De definitie van vennootschap in art. 1:1 WVV omvat minstens één vennoot, een inbreng, een doel van winstuitkering en een eigen vermogen.
* Inbrengen kunnen bestaan uit geld, natura of nijverheid.
* Inbrengen in natura in vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid vereisen een waardering door een onafhankelijke deskundige.
* Het recht op winstuitkering is contingent en afhankelijk van de winst en beslissing van de algemene vergadering.
* Nietigheid van besluiten van organen kan worden ingesteld.
* Rechtspersoonlijkheid creëert een scheidingsprincipe: entity shielding en owner shielding.
* Vermogensafscheiding kan gradaties kennen, van legitieme wijzen tot meer indirecte vormen.
* De aansprakelijkheid van vennoten kan onbeperkt of beperkt zijn, wat niet altijd samenvalt met het hebben van rechtspersoonlijkheid.
* NV's hebben een wettelijke minimumkapitaalplicht van 61.500 euro.
* Genoteerde vennootschappen en organisaties van openbaar belang (OOB) kennen specifieke, strengere regels.
* Maatschappen en VOF's zijn personenvennootschappen, gekenmerkt door het belang van de persoon van de vennoot (intuitu personae).
* **Rechtspersoonlijkheid**: Organisaties die als zelfstandig drager van rechten en plichten worden erkend.
* **Scheidingsprincipe**: Het fundamentele onderscheid tussen het vermogen van de vennootschap en dat van de individuele vennoten.
* **Entity shielding**: Het vermogen van de rechtspersoon is beschermd tegen schuldeisers van de vennoten.
* **Owner shielding**: Het privévermogen van de vennoten is beschermd tegen schuldeisers van de vennootschap (beperkte aansprakelijkheid).
* **Leverage (hefboomwerking)**: Het gebruik van vreemd vermogen om het rendement op eigen vermogen te verhogen, met hogere winsten bij succes maar ook grotere verliezen bij tegenslag.
* **Intuitu personae**: Een contract (zoals bij een maatschap of VOF) waarbij de persoonlijke kenmerken van de contractspartij essentieel zijn.
* **Boedelgemeenschap**: Een vorm van vrijwillige mede-eigendom waarbij de individuele goederen niet kunnen worden aangesproken door persoonlijke schuldeisers van de deelgenoten.
* De keuze van rechtsvorm heeft directe gevolgen voor de aansprakelijkheid van de vennoten en de structuur van de vennootschap.
---
* Pagina 206 focust op de specifieke procedurele aspecten en gevolgen binnen het kader van ontbinding en vereffening van vennootschappen, zonder specifieke focus op achtergrondtheorie die elders behandeld is.
* De procedurele aspecten van ontbinding en vereffening worden gedetailleerd behandeld, met aandacht voor de stappen die genomen moeten worden.
* Specifieke aandacht wordt besteed aan de rol van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) in deze procedures.
* Juridische implicaties voor verschillende betrokken partijen tijdens deze fasen zijn cruciaal.
* De pagina behandelt mogelijke scenario's en hun respectievelijke juridische gevolgen.
* Praktische overwegingen en valkuilen bij het doorlopen van de ontbinding en vereffening worden belicht.
* **Ontbinding:** Het juridische proces dat leidt tot het beëindigen van het bestaan van een vennootschap.
* **Vereffening:** De fase na ontbinding, waarin de bezittingen van de vennootschap worden verkocht en de schulden worden betaald, waarna het resterende vermogen wordt verdeeld onder de vennoten.
* **Juridische entiteit (vennootschap):** De vennootschap als zelfstandige drager van rechten en plichten, die ook na ontbinding nog rechtshandelingen kan verrichten in het kader van de vereffening.
* **Winstverdelingsoogmerk:** Het oorspronkelijke doel van de vennootschap dat relevant is voor de uiteindelijke verdeling van het resterende vermogen.
* **Vermogensbescherming:** De regels die ervoor zorgen dat de rechten van schuldeisers worden gerespecteerd tijdens de vereffening.
* **Aandeelhoudersrechten:** De rechten van aandeelhouders op het resterende vermogen na betaling van alle schulden.
* **Oprichtingsakte:** Het document dat de basisregels van de vennootschap bevat en relevant kan zijn tijdens de vereffeningsfase.
* Een correcte naleving van de ontbindings- en vereffeningsprocedures is essentieel om juridische geschillen te voorkomen.
* Onjuiste afhandeling kan leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders of vereffenaars.
* De procedure garandeert dat schuldeisers prioriteit krijgen boven aandeelhouders bij de verdeling van het vermogen.
* De finaliteit van de vereffening leidt tot het definitieve einde van de vennootschap als rechtspersoon.
* De informatieplicht ten aanzien van derden blijft van kracht tot het einde van de vereffeningsprocedure.
---
* De ontbinding, vereffening en herstructurering van vennootschappen zijn essentiële procedures binnen het vennootschapsrecht.
* Deze procedures regelen het einde van het bestaan van een vennootschap en de verdeling van haar vermogen.
* De wet voorziet specifieke regels voor de ontbinding, vereffening en herstructurering van vennootschappen.
* Herstructureringen omvatten onder meer omzettingen en fusies/splitsingen.
* Een vennootschap kan om verschillende redenen ontbonden worden (bv. verstrijken van de duur, besluit van de algemene vergadering, wettelijke bepalingen).
* Na ontbinding volgt de vereffening, waarbij de activa worden te gelde gemaakt en de schulden worden voldaan.
* Wat overblijft na vereffening wordt verdeeld onder de aandeelhouders.
### Belangrijke concepten
* **Ontbinding:** De juridische fase die het einde van de vennootschap inluidt, maar nog geen einde betekent aan haar bestaan.
* **Vereffening:** De procedure waarbij het vermogen van de ontbonden vennootschap wordt afgewikkeld.
* **Liquidatie:** Vaak synoniem gebruikt met vereffening, met de nadruk op het te gelde maken van activa.
* **Verdeling:** De verdeling van het netto-actief onder de aandeelhouders na voldoening van alle schulden.
* **Herstructurering:** Juridische operaties die de juridische of economische structuur van de vennootschap wijzigen zonder noodzakelijk het einde ervan te betekenen (bv. omzetting, fusie, splitsing).
* **Boedelgemeenschap:** De verzameling van goederen die na ontbinding een afgescheiden vermogen vormen voor vereffening.
* Duidelijke procedures zijn noodzakelijk om de rechten van schuldeisers en aandeelhouders te waarborgen.
* Een correcte vereffening beschermt de vennootschap tegen onterechte claims na ontbinding.
* Herstructureringen kunnen de continuïteit van de onderneming waarborgen of de economische efficiëntie verhogen.
* De procedurele regels vereisen naleving om juridische geschillen te vermijden.
---
* Ontbinding, vereffening en herstructurering van vennootschappen zijn cruciale procedures om het einde van een vennootschap te regelen of haar structuur aan te passen.
* Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) regelt deze procedures, met specifieke bepalingen voor verschillende vennootschapsvormen.
* De basisprincipes van vermogensscheiding, zoals "entity shielding" en "owner shielding", blijven relevant tijdens deze procedures.
* Vennootschappen, zelfs zonder rechtspersoonlijkheid (zoals de maatschap), hebben een afgescheiden vermogen.
* De maatschap, ondanks het gebrek aan rechtspersoonlijkheid, heeft een beschermd vermogen tegen persoonlijke schuldeisers van de vennoten.
* Vennootschappen met onbeperkte aansprakelijkheid (zoals VOF en Comm.V.) kennen geen scheiding tussen vennootschaps- en privévermogen van de vennoten voor schuldeisers.
* Vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (BV, CV, NV) scheiden het vennootschapsvermogen van het privévermogen van de aandeelhouders.
* Beperkte aansprakelijkheid stimuleert "leverage", waarbij winst onbeperkt door aandeelhouders kan worden opgenomen, terwijl het risico beperkt blijft tot de inbreng.
* **Entity shielding**: Aandeelhouders hebben geen rechten op het vermogen van de rechtspersoon; dit vermogen kan niet door hun persoonlijke schuldeisers worden aangesproken.
* **Owner shielding**: Vennootschapsschuldeisers kunnen niet doorstoten naar het privévermogen van de aandeelhouders.
* **Boedelgemeenschap**: Bij vennootschappen met rechtspersoonlijkheid vormt het vermogen een exclusieve boedelgemeenschap voor de vennootschapsschuldeisers.
* **Leverage (hefboomwerking)**: Financiering van activiteiten met schulden kan het rendement op eigen vermogen (ROE) verhogen, maar vergroot ook het risico.
* **Genoteerde vennootschap**: Een vennootschap waarvan de aandelen verhandeld worden op een erkende gereglementeerde markt, onderworpen aan specifieke governance-regels ter bescherming van beleggers.
* **Openbaar aanbod**: Het aanbieden van effecten aan een breed publiek, wat leidt tot specifieke prospectus- en informatieplichten.
* **Organisatie van openbaar belang (OOB)**: Vennootschappen met een systemisch belang (bv. genoteerde vennootschappen, banken, verzekeraars) met strengere governance-vereisten.
* **Personenvennootschappen (VOF, maatschap, Comm.V.)**: Gekenmerkt door een "intuitu personae" karakter, waarbij de persoonlijke band tussen vennoten centraal staat.
* **Maatschap**: Contractueel samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid, met een afgescheiden vermogen, fiscaal transparant.
* **Vennootschap onder firma (VOF)**: Maatschap met rechtspersoonlijkheid, waarbij vennoten hoofdelijk aansprakelijk zijn.
* **Commanditaire vennootschap (Comm.V.)**: VOF met twee soorten vennoten: beherende (onbeperkt aansprakelijk) en commanditaire (beperkt aansprakelijk).
* **Naamloze vennootschap (NV)**: Kapitaalvennootschap met rechtspersoonlijkheid, beperkte aansprakelijkheid, minimumkapitaalvereiste van 61.500 euro, en vrije overdraagbaarheid van aandelen.
* De keuze van rechtsvorm heeft directe gevolgen voor de aansprakelijkheid van de oprichters/vennoten en de structuur van het vermogen.
* Specifieke procedures voor ontbinding en vereffening zijn essentieel om de rechten van schuldeisers en vennoten te waarborgen.
* Rechtspersoonlijkheid creëert een duidelijk gescheiden vermogen, wat essentieel is voor het "going concern" principe en bescherming van schuldeisers.
* "Leverage" kan de rentabiliteit verhogen, maar brengt ook significante risico's met zich mee bij economische tegenspoed.
* Regulering van genoteerde vennootschappen en OOB's beoogt beleggersbescherming en stabiliteit van financiële markten.
---
* De documentatie eindigt met de inleiding tot de ontbinding, vereffening en herstructurering van vennootschappen.
* Er wordt benadrukt dat de principes van vennootschapsrecht essentieel zijn voor de praktijk, met focus op het "waarom" achter juridische regels en transacties.
* Vennootschapsrecht is nauw verbonden met vermogensrecht, verbintenissenrecht en zakenrecht.
* Basisbegrippen zoals vermogen, vertegenwoordiging en rechtspersoonlijkheid zijn cruciaal voor begrip.
* De economische context en boekhoudkundige basisbegrippen zijn onmisbaar voor het begrijpen van vennootschappen als economische organisaties.
* Het WVV biedt suppletieve (default) regels en dwingend recht ter bescherming van stakeholders.
* Meerlagige regulering door wet, statuten en eventueel interne reglementen is kenmerkend.
### Juridische entiteit vennootschap
* Een vennootschap is een juridische structuur voor privaatrechtelijke organisaties, gericht op winst maken en verdelen onder vennoten.
* Vennoten doen een inbreng in ruil voor een winstaanspraak (aandeel).
* Elke vennootschap heeft een eigen vermogen, zelfs zonder rechtspersoonlijkheid ("doelvermogen").
* De juridische functies van kapitaal omvatten schuldenaarsbescherming en bepaling van aandeelhoudersrechten.
* De vorming van aanvangsvermogen gebeurt via inbrengen in geld of natura, en in ruil voor aandelen.
* Inbrengen in natura vereisen een waarderingsverslag door een revisor.
* Het concept van "leverage" of hefboomwerking, door schuldfinanciering, kan het rendement op eigen vermogen verhogen.
### Aansprakelijkheid en vermogensbescherming
* Het "scheidingsprincipe" (asset partitioning) scheidt het vermogen van de vennootschap van dat van de vennoten.
* Entity shielding zorgt ervoor dat aandeelhouders geen rechten hebben op het vennootschapsvermogen.
* Owner shielding, door beperkte aansprakelijkheid, voorkomt dat schuldeisers van de vennootschap het privévermogen van aandeelhouders kunnen aanspreken.
* Onbeperkte aansprakelijkheid betekent dat vennoten persoonlijk instaan voor vennootschapsschulden (bv. VOF).
* Beperkte aansprakelijkheid (BV, CV, NV) beperkt het risico voor aandeelhouders tot hun inbreng.
* Vermogensafscheiding is ook aanwezig bij maatschappen, ondanks het gebrek aan rechtspersoonlijkheid.
### Specifieke vennootschapsvormen
* **Maatschap**: Contractueel samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid, fiscaal transparant, onbeperkte aansprakelijkheid vennoten.
* **Vennootschap onder firma (VOF)**: Maatschap met rechtspersoonlijkheid, geschrift en publiciteit vereist, onbeperkte hoofdelijke aansprakelijkheid vennoten.
* **Commanditaire Vennootschap (Comm.V.)**: VOF met twee soorten vennoten (geldschieters en beherende vennoten), rechtspersoonlijkheid.
* **Naamloze Vennootschap (NV)**: Rechtspersoonlijkheid, beperkte aansprakelijkheid, vereist notariële akte en minimumkapitaal, geschikt voor grote ondernemingen en genoteerde vennootschappen.
* **Besloten Vennootschap (BV)**: Rechtspersoonlijkheid, beperkte aansprakelijkheid, geschikt voor diverse ondernemingen.
### Genoteerde vennootschappen en openbaar aanbod
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Term | Definitie |
| Verwerking van verliezen | Dit verwijst naar de boekhoudkundige en juridische procedures die een vennootschap volgt wanneer haar financiële resultaten negatief zijn, wat leidt tot een vermindering van het eigen vermogen. Het omvat de stappen die worden ondernomen om de impact van deze verliezen op de continuïteit van de onderneming te beheren en te mitigeren. |
| Continuïteitsbedreiging | Een situatie waarin de financiële verliezen van een vennootschap zo ernstig zijn dat er twijfel ontstaat over het vermogen van de onderneming om haar activiteiten in de nabije toekomst voort te zetten. Dit kan leiden tot specifieke juridische procedures en verplichtingen voor het bestuur. |
| Alarmbelprocedure | Een wettelijk verplichte procedure die een vennootschap moet volgen wanneer er sprake is van een continuïteitsbedreiging. Het doel is om de situatie te beoordelen, de nodige maatregelen te nemen om de continuïteit te herstellen, en de betrokken partijen, zoals aandeelhouders en schuldeisers, te informeren over de financiële toestand. |
| Geringe verliezen | Verliezen die binnen de normale schommelingen van de bedrijfsvoering vallen en geen directe bedreiging vormen voor de continuïteit van de vennootschap. Deze verliezen worden doorgaans verwerkt via de normale boekhoudkundige procedures zonder specifieke alarmprocedures te activeren. |
| Kapitaalvermindering | Een juridische procedure waarbij het statutaire kapitaal van een vennootschap wordt verlaagd. Dit kan onder andere gebeuren om verliezen te verwerken, overtollig kapitaal terug te geven aan aandeelhouders, of om de kapitaalstructuur aan te passen. |
| Inkoop van eigen aandelen | De transactie waarbij een vennootschap aandelen terugkoopt van haar eigen aandeelhouders. Dit kan een middel zijn om overtollige liquiditeit aan te wenden, de winst per aandeel te verhogen, of als onderdeel van een strategie om verliezen te verwerken door het eigen vermogen te verminderen. |
| Financiële bijstand (financial assistance) | Een situatie waarin een vennootschap financiële hulp verleent aan derden voor de verwerving van haar eigen aandelen. Dit is in veel rechtsstelsels strikt gereguleerd om misbruik te voorkomen en de bescherming van het kapitaal te waarborgen. |
| Eigen vermogen | Het verschil tussen de activa en passiva van een vennootschap, wat de netto waarde van de vennootschap vertegenwoordigt. Dit is een belangrijk concept bij rechtspersonen en wordt beïnvloed door inbrengen en winsten. |
| Dividend | Een winstuitkering aan aandeelhouders. Dit is een louter eventueel recht dat afhankelijk is van de winstgevendheid van de vennootschap en een beslissing van de algemene vergadering. |
| Algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) | Een bijeenkomst van de aandeelhouders van een vennootschap die bevoegdheden heeft, zoals het vaststellen van de jaarrekening, het beslissen over winstuitkeringen en het benoemen of ontslaan van bestuurders. |
| Niet-marktconforme voorwaarden | Transacties die plaatsvinden tegen voorwaarden die significant afwijken van de normale marktprijzen. Dit kan een manier zijn om winst op een onrechtstreekse manier naar aandeelhouders te verschuiven, wat als een onrechtstreekse uitkering kan worden beschouwd. |
| Uittreding | Een mechanisme dat, specifiek bij de besloten vennootschap (BV) en de coöperatieve vennootschap (CV), aandeelhouders toestaat om uit de vennootschap te stappen. Dit is een van de manieren waarop aandeelhouders hun investering kunnen liquideren. |
| Aandeel | Een bewijs van deelname in het kapitaal van een vennootschap, verkregen in ruil voor een inbreng. Het geeft de houder recht op een deel van de winst en stemrecht, afhankelijk van de statuten. |
| Vennoot | Een persoon (natuurlijk of rechtspersoon) die een inbreng heeft gedaan in een vennootschap in ruil voor het recht op winstdeling. Dit kan ook aangeduid worden als aandeelhouder of lid. |
| Financieringsbronnen | De middelen waarmee een vennootschap haar activiteiten financiert. Dit kan zowel eigen vermogen (aandelen) als vreemd vermogen (leningen, obligaties) omvatten. |
| Financiële bijstand | Financiële bijstand, ook wel "financial assistance" genoemd, verwijst naar een transactie waarbij een vennootschap middelen verstrekt aan derden, vaak aandeelhouders, om aandelen in diezelfde vennootschap te verwerven. Dit kan leiden tot een onrechtstreekse uitkering die niet marktconform is. |
| Inbreng | De overdracht van een vermogensbestanddeel, in geld, in natura of in nijverheid, door een vennoot aan de vennootschap in ruil voor winstaanspraak. De inbreng vormt de kern van het startvermogen van de vennootschap en is onderhevig aan risico. |
| Inbreng in geld | De overschrijving van geld naar de rekening van de vennootschap als inbreng. Dit is een directe financiële bijdrage die de vennootschap kan gebruiken voor haar activiteiten. |
| Inbreng in natura | De inbreng van iets anders dan geld, zoals goederen of rechten, in een vennootschap. Bij vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (NV, BV, CV) moet een inbreng in natura worden gewaardeerd door een onafhankelijke revisor. |
| Inbreng in nijverheid | De juridisch bindende belofte om in de toekomst prestaties te leveren voor de vennootschap, niet in ruil voor een loon, maar wel voor een bepaald percentage van de winst. Dit vertegenwoordigt de inzet van kennis of arbeid. |
| (Winst)uitkering | Het recht op het ontvangen van een deel van de winst van de vennootschap, als gevolg van een inbreng. Dit recht is louter eventueel en kan pas worden uitgeoefend na winstgevendheid en een beslissing van de algemene vergadering. |
| Onrechtstreekse uitkering | Een transactie met een vennootschap die plaatsvindt tegen manifest niet-marktconforme voorwaarden, waardoor winst op een versluierde manier naar de aandeelhouder wordt overgeheveld. |
| Marktconforme voorwaarden | Voorwaarden die overeenkomen met wat in de markt gebruikelijk is voor vergelijkbare transacties. Transacties die niet aan deze voorwaarden voldoen, kunnen als onrechtstreekse uitkeringen worden beschouwd. |
| Ontbinding | Het proces waarbij een vennootschap ophoudt te bestaan als rechtspersoon, wat leidt tot de beëindiging van haar activiteiten en de start van de vereffening. |
| Vereffening | De procedure die volgt op de ontbinding van een vennootschap, waarbij het vermogen van de vennootschap wordt te gelde gemaakt, schulden worden betaald en het resterende saldo wordt verdeeld onder de vennoten. |
| Juridische entiteit vennootschap | Een rechtspersoon die is opgericht om een gezamenlijk doel te bereiken, meestal het maken en verdelen van winst onder de vennoten, en die zelfstandig rechten en plichten kan dragen. |
| Vennootschap | Een organisatie die door één of meer vennoten wordt opgericht, waarbij deze vennoten een inbreng doen in ruil voor het recht op winstdeling, en die gericht is op het nastreven van een bepaald doel, zoals winst maken. |
| Vermogen | Het geheel van activa en passiva dat toebehoort aan een rechtspersoon, zoals een vennootschap, en dat losstaat van het privévermogen van de vennoten. |
| Doelvermogen | Een vermogen dat bestemd is voor een specifiek doel, zelfs als er geen formele rechtspersoonlijkheid is, zoals bij bepaalde vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid. |
| Winstuitkering | De verdeling van de winst die een vennootschap heeft gemaakt onder haar vennoten, wat een essentieel kenmerk is van winstgerichte vennootschappen. |
| Voorwerp | De nagestreefde activiteiten van een vennootschap, die in de statuten beschreven moeten staan en waaraan het doel van de vennootschap wordt gerealiseerd. |
| Rechtspersoonlijkheid | Het juridische vermogen van een organisatie om zelfstandig rechten en plichten te dragen, deel te nemen aan het rechtsverkeer en als zelfstandig subject voor de rechter te verschijnen. |
| Aansprakelijkheidsbeperking | Het principe waarbij de vennoten van een vennootschap niet persoonlijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap, waardoor hun privévermogen beschermd is. |
| Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) | Een wetboek dat de juridische structuren voor privaatrechtelijke organisaties, waaronder vennootschappen, verenigingen en stichtingen, regelt. Het WVV trad in werking op 1 mei 2019 en vervangt oudere wetgeving op dit gebied. |
| Vereniging | De belangrijkste vorm van non-profit organisaties. Verenigingen maken soms wel winst, maar deze mag nooit onder de leden worden verdeeld en moet altijd worden geherinvesteerd in de activiteiten van de vereniging. |
| Stichting | Een afgesplitst vermogen dat, overeenkomstig de wensen van de stichter, wordt ingezet voor een belangeloos doel. Een stichting heeft nooit leden, maar wel een bestuur. |
| Voorwerp (van een vennootschap) | De nagestreefde activiteiten van de vennootschap, die beschreven moeten staan in de statuten en dienen om het doel van de vennootschap te realiseren. |
| Statuten | De interne regels die de oprichters van een vennootschap opstellen en die de basisregels over de werking van de vennootschap beschrijven, zoals het aantal bestuurders of de winstverdeling. |
| Dwingend recht | Regels in het WVV die niet terzijde kunnen worden geschoven door de oprichters of aandeelhouders, vaak ter bescherming van belanghebbenden (stakeholders) tegen elkaar. |
| Suppletief recht (default/enabling) | Regels in het WVV die gelden als de oprichters geen andere regels maken. Van de meeste van deze regels kan worden afgeweken. |
| Onderneming | Het geheel van mensen en middelen dat wordt ingezet om goederen of diensten te produceren voor een markt. Dit impliceert dat er afnemers buiten de onderneming zijn en dat de activiteiten minstens tegen kostprijs worden uitgevoerd om "going concern" te zijn. |
| Rechtspersoon | Een organisatie of vermogen dat door het recht wordt erkend als een zelfstandig subject van rechten en plichten, met een eigen vermogen dat losstaat van dat van de leden. |
| Doel | De abstracte drijfveer of het oogmerk dat de vennootschap animeert, zoals het maken en verdelen van winst. In het oude recht werd "doel" ook gebruikt als verkorte term voor het statutair doel, oftewel de voorgenomen activiteiten. |
| Kapitaal | Het totale bedrag aan inbrengen in geld en in natura dat door de oprichters in de vennootschap is gestort. Het kapitaal dient onder meer ter bescherming van schuldeisers en als graadmeter voor aandeelhoudersrechten. |
| Faciliterende functie (vennootschapsrecht) | De rol van het vennootschapsrecht als een modelsjabloon voor samenwerking, waarbij het standaardregels (default rules) biedt die gelden als oprichters geen andere regels maken, om zo transactiekosten te besparen. |
| Paternalistische functie (vennootschapsrecht) | De rol van het vennootschapsrecht als dwingend recht, met regels die gericht zijn op de bescherming van stakeholders tegen elkaar, ter bestrijding van negatieve externaliteiten en "moral hazard". |
| Aandeelhoudersovereenkomst | Een contract tussen sommige aandeelhouders waarin zij afspraken maken over aangelegenheden die met de vennootschap te maken hebben, zoals de verkoop of overdracht van aandelen. |
| Feitelijke vereniging | Een vereniging die geen rechtspersoonlijkheid heeft verkregen. Deze vorm van organisatie is niet gebonden aan specifieke oprichtingsformaliteiten en heeft geen eigen vermogen, waardoor de leden direct aansprakelijk kunnen zijn voor schulden. |
| Vereniging met rechtspersoonlijkheid | Een vereniging die door middel van een notariële akte rechtspersoonlijkheid heeft verkregen. Dit geeft de vereniging een eigen juridische identiteit, los van haar leden, en biedt bescherming tegen directe aansprakelijkheid van de leden voor de schulden van de vereniging. |
| Belangeloos doel | Een doelstelling die niet gericht is op de verrijking van de leden of oprichters. Dit is een fundamenteel kenmerk van verenigingen en stichtingen, waarbij eventuele winsten geïnvesteerd moeten worden in de realisatie van dit specifieke doel. |
| Vermogensafscheiding | Het principe waarbij het vermogen van een rechtspersoon (zoals een vennootschap of vereniging) gescheiden is van het privévermogen van de oprichters, aandeelhouders of leden. Dit beschermt het privévermogen tegen schulden van de rechtspersoon. |
| Private stichting | Een stichting die wordt opgericht met een specifiek, belangeloos doel, waarbij het nagestreefde doel niet primair gericht is op het algemeen belang, maar eerder op een specifieke groep of een bepaald initiatief. De winst die een private stichting eventueel maakt, mag niet worden gebruikt om de stichters, bestuurders of hun familieleden te verrijken. |
| Openbare stichting | Een stichting die wordt opgericht met een doel dat primair gericht is op het algemeen belang, zoals het bevorderen van cultuur, wetenschap of sociale doelen. De winst die een openbare stichting genereert, moet volledig worden ingezet ten behoeve van het nagestreefde algemene belang. |
| Asset lock | Een juridisch mechanisme dat ervoor zorgt dat het vermogen van een stichting, eenmaal opgericht, definitief wordt afgescheiden van het privévermogen van de stichter en uitsluitend mag worden aangewend voor het statutair bepaalde belangeloze doel. Dit voorkomt dat het vermogen wordt onttrokken of voor privédoeleinden wordt gebruikt. |
| Bestuur | De groep personen die juridisch bevoegd is om de belangrijkste beslissingen te nemen over de werking en het beheer van een stichting, vereniging of vennootschap. Het bestuur is verantwoordelijk voor het naleven van de statuten en de wetgeving. |
| Stichter | De natuurlijke of rechtspersoon die een stichting opricht en daaraan een deel van zijn vermogen toekent om een bepaald belangeloos doel na te streven. Vanaf het moment van inbreng behoort het vermogen toe aan de stichting en niet langer aan de stichter. |
| Stemrecht | Het recht van een aandeelhouder om deel te nemen aan de besluitvorming van de algemene vergadering van aandeelhouders, meestal door middel van stemming over voorgestelde beslissingen. |
| Winstrecht | Het recht van een aandeelhouder om een deel van de winst van de vennootschap te ontvangen, in verhouding tot het aantal aandelen dat hij bezit en de beslissingen van de algemene vergadering. |
| Soortrechten | Rechten die verbonden zijn aan een specifiek type aandelen, die kunnen afwijken van de rechten verbonden aan andere soorten aandelen binnen dezelfde vennootschap. |
| Soortwijziging | Het proces waarbij de rechten die verbonden zijn aan een bepaald type aandelen worden gewijzigd, wat meestal een beslissing van de algemene vergadering vereist. |
| Statutaire vrijheid | De mate waarin de statuten van een vennootschap de rechten en plichten van aandeelhouders, zoals winst- en stemrechten, kunnen bepalen, binnen de grenzen van de wet. |
| Besloten vennootschap (BV) | Een vennootschapsvorm waarbij de overdraagbaarheid van aandelen beperkt kan zijn en die vaak wordt gebruikt door kleinere ondernemingen. |
| Overdrachtsbeperkingen | Regels die de overdracht van aandelen in een vennootschap aan banden leggen. Deze beperkingen kunnen variëren en zijn specifiek uitgewerkt voor verschillende vennootschapsvormen zoals de BV en CV, en soms ook voor de NV. |
| Uitsluiting | De mogelijkheid om een aandeelhouder uit de vennootschap te verwijderen, meestal op grond van bepaalde omstandigheden of schendingen van afspraken. Dit mechanisme is ook specifiek geregeld voor de BV en CV. |
| Coöperatieve Vennootschap (CV) | Een vennootschapsvorm die gericht is op het bevorderen van de behoeften van haar leden, met specifieke regels voor de overdracht van aandelen, uittreding en uitsluiting, vergelijkbaar met de BV. |
| Geschillenregeling | Een wettelijk mechanisme dat voorziet in een gedwongen aandelenoverdracht in geval van onoplosbare conflicten tussen aandeelhouders. Dit kan een oplossing bieden wanneer uittreding of uitsluiting niet volstaat. |
| Netto-actief | Het totale vermogen van een vennootschap minus haar schulden. Een hoger netto-actief duidt op een betere financiële gezondheid van de vennootschap. |
| Suppletief recht | Regels in de wetgeving die van toepassing zijn als partijen geen andere afspraken maken in hun statuten of overeenkomsten. Deze regels bieden een standaardmodel voor de vennootschapsorganisatie. |
| Aanvangsvermogen | Het totale vermogen dat een vennootschap heeft bij de oprichting. Dit vormt de basis voor de latere activiteiten en financiële stabiliteit van de onderneming. |
| Financieel plan | Een document dat de omvang van het benodigde startvermogen voor een vennootschap bepaalt. Het bevat een prognose van de verwachte inkomsten en uitgaven en dient als richtlijn voor de adequaatheid van het aanvangsvermogen. |
| Quasi-inbreng | Een specifieke regeling die van toepassing is op de Naamloze Vennootschap (NV). Het betreft een inbreng in natura die niet direct door de oprichter zelf wordt gedaan, maar via een tussenpersoon of onder specifieke voorwaarden. |
| Volstorting | De daadwerkelijke levering van de inbreng door de oprichter aan de vennootschap. Dit kan zowel de overdracht van geld als de overdracht van goederen of rechten betreffen. |
| Oprichtersaansprakelijkheid | De aansprakelijkheid die de oprichters van een vennootschap kunnen dragen voor handelingen die zij verrichten in de periode vóór de officiële oprichting van de vennootschap. Deze aansprakelijkheid kan voortvloeien uit fouten of nalatigheden. |
| Waardering van inbrengen in natura | Het proces waarbij de waarde van goederen of rechten die als inbreng in een vennootschap worden ingebracht, wordt vastgesteld. Dit gebeurt doorgaans door een onafhankelijke deskundige om een correcte waardering te garanderen. |
| Obligatie | Een schuldinstrument uitgegeven door een vennootschap of overheid, waarbij de houder recht heeft op periodieke rentebetalingen en terugbetaling van de hoofdsom op de vervaldag. |
| Converteerbare obligatie | Een obligatie die de houder het recht geeft om deze om te zetten in aandelen van de uitgevende vennootschap onder bepaalde voorwaarden. |
| Inschrijvingsrecht | Een recht dat aandeelhouders de mogelijkheid biedt om deel te nemen aan een uitgifte van nieuwe aandelen, vaak met voorrang op externe investeerders. |
| Certificaat | Een effect dat een eigendomsrecht vertegenwoordigt in een onderliggend actief of een vordering op een entiteit, vaak gebruikt voor specifieke beleggingsdoeleinden. |
| Naamsaandeel | Een aandeel dat geregistreerd is op naam van de houder in het aandelenregister van de vennootschap. |
| Gedematerialiseerd aandeel | Een aandeel dat niet in fysieke vorm bestaat, maar uitsluitend elektronisch wordt geregistreerd en verhandeld. |
| Effectenregister | Een register waarin de houders van effecten, zoals aandelen, worden geregistreerd, inclusief hun identiteit en het aantal gehouden effecten. |
| Bestuurder | Een persoon die juridisch bevoegd is om de meeste beslissingen te nemen over de werking van een stichting, vereniging of vennootschap. |
| Benoembaarheid | De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om als bestuurder aangesteld te kunnen worden binnen een vennootschap. |
| Benoemingswijze | De procedure die gevolgd wordt bij het aanstellen van bestuurders, zoals vastgelegd in de statuten of de wet. |
| Bestuursmodellen | Verschillende structuren voor het organiseren van het bestuur binnen een vennootschap, zoals het monistische of duale bestuur. |
| Dagelijks bestuur | Het beheer van de lopende zaken van een vennootschap, vaak gedelegeerd aan specifieke personen of organen. |
| Duaal bestuur | Een bestuursmodel waarbij er een scheiding is tussen een raad van bestuur die de algemene leiding heeft en een directie die de dagelijkse leiding waarneemt. |
| Gedwongen ontslag (afzetting) | Het proces waarbij een bestuurder uit zijn functie wordt gezet, vaak op basis van wettelijke bepalingen of statutaire bepalingen. |
| Gedelegeerd bestuurder | Een bestuurder aan wie specifieke bevoegdheden zijn overgedragen door het voltallige bestuur. |
| Monistisch bestuur | Een bestuursmodel waarbij één enkele raad van bestuur verantwoordelijk is voor zowel het strategisch beleid als de dagelijkse leiding van de vennootschap. |
| Persoonlijk statuut van bestuurders | De juridische regels en voorwaarden die van toepassing zijn op de bestuurders van een vennootschap, met betrekking tot hun aanstelling, bevoegdheden, verantwoordelijkheden en ontslag. |
| Related party transactions | Transacties tussen een vennootschap en partijen die nauwe banden hebben met de vennootschap, zoals bestuurders of grootaandeelhouders. |
| Sociaalrechtelijk vlak | De aspecten van het bestuurderschap die betrekking hebben op sociale zekerheid en arbeidsrechtelijke regelingen. |
| Oproeping | De formele uitnodiging aan aandeelhouders om een Algemene Vergadering bij te wonen, waarbij specifieke vormen en termijnen in acht genomen moeten worden om de geldigheid van de vergadering te waarborgen. |
| Dagorde | De lijst van onderwerpen die tijdens een Algemene Vergadering van Aandeelhouders behandeld zullen worden; alleen punten die op de dagorde staan, kunnen bindende besluiten opleveren. |
| Vergader- en stemregels | De regels die bepalen hoe een Algemene Vergadering van Aandeelhouders ordentelijk verloopt, inclusief het recht om deel te nemen, het recht om vragen te stellen en de procedures voor stemming. |
| Aanwezigheidsquora | Het minimale aantal aandeelhouders dat aanwezig moet zijn, of het minimale percentage van het aandelenkapitaal dat vertegenwoordigd moet zijn, om een Algemene Vergadering geldig te laten doorgaan en besluiten te kunnen nemen. |
| Meerderheden | De vereiste percentages van stemmen die nodig zijn om een besluit te kunnen nemen tijdens een Algemene Vergadering; deze kunnen variëren afhankelijk van het type besluit. |
| Deelname op afstand | De mogelijkheid voor aandeelhouders om deel te nemen aan de Algemene Vergadering en hun stemrecht uit te oefenen zonder fysiek aanwezig te zijn, bijvoorbeeld via elektronische middelen. |
| Schriftelijke AVA | Een procedure waarbij besluiten van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders schriftelijk worden genomen, zonder dat er een fysieke bijeenkomst plaatsvindt, wat efficiëntie kan bieden bij bepaalde beslissingen. |
| Nietigverklaring van besluiten | Het ongeldig verklaren van besluiten die genomen zijn tijdens een Algemene Vergadering van Aandeelhouders, bijvoorbeeld wegens procedurele fouten, schending van de wet of de statuten. |
| Volmachten | Documenten waarmee een aandeelhouder een andere persoon machtigt om namens hem deel te nemen aan de Algemene Vergadering en te stemmen; dit is vooral relevant bij genoteerde vennootschappen. |
| Volmachtensolicitatie | Het actief benaderen van aandeelhouders door de vennootschap of andere partijen om volmachten te verkrijgen voor een Algemene Vergadering, met name bij beursgenoteerde ondernemingen. |
| Vraagrecht | Het recht van aandeelhouders om tijdens de Algemene Vergadering vragen te stellen aan het bestuur of de raad van bestuur over de gang van zaken van de vennootschap. |
| Vermogensbescherming | Het geheel van regels en mechanismen die erop gericht zijn het vermogen van een vennootschap te beschermen, voornamelijk ten gunste van de schuldeisers, maar ook om de rechten van aandeelhouders te waarborgen. |
| Resultaatverwerking | Het proces waarbij de winst of het verlies van een vennootschap wordt bepaald en bestemd, inclusief de beslissingen over winstuitkeringen en de verwerking van verliezen. |
| Aandeelhouders | De personen die een inbreng hebben gedaan in een vennootschap in ruil voor het recht op een deel van de winst en die mede-eigenaar zijn van de vennootschap. |
| Schuldeisers | Personen of entiteiten aan wie de vennootschap geld verschuldigd is en wier vorderingen voorrang hebben op die van de aandeelhouders bij ontbinding van de vennootschap. |
| Jaarrekening | Een financieel overzicht dat de financiële toestand en prestaties van een vennootschap gedurende een boekjaar weergeeft, en dat de basis vormt voor de beslissing tot winstuitkering. |
| Balanstest (Netto-actieftest) | Een test die de financiële gezondheid van een vennootschap beoordeelt door het netto-actief (eigen vermogen) te vergelijken met het uit te keren bedrag, om te voorkomen dat uitkeringen het eigen vermogen aantasten. |
| Liquiditeitstest (Solvency test) | Een test die nagaat of een vennootschap na een voorgenomen uitkering nog steeds in staat is haar opeisbare schulden te voldoen, om de continuïteit van de onderneming te waarborgen. |
| Onrechtmatige/Onterechte uitkeringen | Uitkeringen die niet voldoen aan de wettelijke vereisten, zoals de balanstest en de liquiditeitstest, en die kunnen leiden tot aansprakelijkheid van de bestuurders en terugvordering van de uitgekeerde bedragen. |
| Bestuurdersaansprakelijkheid | De juridische verantwoordelijkheid die bestuurders kunnen dragen voor de schade die zij, door hun handelen of nalaten, toebrengen aan de vennootschap, aandeelhouders, schuldeisers of derden. Dit kan voortvloeien uit schending van wetten, statuten of algemene zorgvuldigheidsnormen. |
| Kennelijk grove fout | Een fout die zo duidelijk en ernstig is dat deze voor een redelijk handelend persoon in dezelfde omstandigheden onmiskenbaar als onzorgvuldig zou worden beschouwd. Dit impliceert een zekere mate van verwijtbaarheid en een significant afwijken van de normale professionele standaard. |
| Faillissement | Een juridische toestand waarin een schuldenaar, een vennootschap of een natuurlijk persoon, niet meer in staat is om zijn opeisbare schulden te voldoen. Het faillissement leidt tot een collectieve tenuitvoerlegging van het vermogen van de schuldenaar ten behoeve van de schuldeisers. |
| Wrongful trading | Een concept waarbij bestuurders aansprakelijk kunnen worden gesteld indien zij de vennootschap voortzetten terwijl zij wisten of redelijkerwijs hadden moeten weten dat er geen redelijke grond was om aan te nemen dat de vennootschap haar schulden zou kunnen voldoen. Dit kan leiden tot aansprakelijkheid voor de schulden die na dat punt zijn ontstaan. |
| Aansprakelijkheidsvordering | Een juridische procedure die wordt ingesteld om een bestuurder aansprakelijk te stellen voor geleden schade. Deze vordering kan worden ingesteld door de vennootschap zelf, door aandeelhouders (minderheidsvordering) of door derden, afhankelijk van de aard van de schade en de toepasselijke wetgeving. |
| Aansprakelijkheidscap | Een wettelijke beperking op het maximale bedrag waarvoor een bestuurder aansprakelijk kan worden gesteld. Dit kan variëren afhankelijk van de rechtsvorm van de vennootschap en de aard van de fout. |
| Kwijting | De formele goedkeuring door de algemene vergadering van aandeelhouders van het beleid en de prestaties van de bestuurders gedurende een bepaalde periode. Kwijting kan de bestuurders beschermen tegen aansprakelijkheid voor bepaalde fouten, tenzij deze niet kenbaar waren of van grove aard waren. |
| Vennootschapsrecht | Het rechtsgebied dat zich bezighoudt met de oprichting, organisatie, werking, aansprakelijkheid en ontbinding van vennootschappen. Het regelt de rechten en plichten van vennoten, bestuurders en andere belanghebbenden. |
| Bevoegdheid van de AVA | De taken en beslissingsrechten die exclusief toebehoren aan de algemene vergadering van aandeelhouders, zoals het vaststellen van de jaarrekening en het goedkeuren van winstuitkeringen. |
| Dingen die NIET tot de bevoegdheid van de AVA behoren | Specifieke beslissingen of taken die binnen de vennootschap niet door de algemene vergadering van aandeelhouders genomen mogen worden, maar door andere organen zoals het bestuur. |
| Personen die de AVA mogen bijwonen | Alle individuen die het recht hebben om een algemene vergadering van aandeelhouders fysiek of virtueel bij te wonen, wat kan variëren afhankelijk van hun status als aandeelhouder of genodigde. |
| Personen die mogen deelnemen aan de stemming | De aandeelhouders of hun vertegenwoordigers die het recht hebben om hun stem uit te brengen over de agendapunten van de algemene vergadering van aandeelhouders. |
| Soorten AVA | Verschillende typen algemene vergaderingen van aandeelhouders, zoals de gewone algemene vergadering (jaarvergadering) en de buitengewone algemene vergadering, die voor specifieke beslissingen bijeengeroepen worden. |
| Stemming: aanwezigheidsquora en meerderheden | De vereisten met betrekking tot het minimum aantal aandeelhouders dat aanwezig moet zijn (quorums) en het percentage stemmen dat nodig is om een besluit geldig te maken tijdens een algemene vergadering van aandeelhouders. |
| Aansprakelijkheid | De juridische verplichting om de gevolgen te dragen van eigen daden of nalatigheden, of die van anderen waarvoor men verantwoordelijk wordt gehouden, vaak in de vorm van schadevergoeding. |
| Beperkte aansprakelijkheid | Een juridische constructie waarbij de aansprakelijkheid van de vennoten of aandeelhouders voor schulden van de vennootschap beperkt is tot hun inbreng in de vennootschap. Hun privévermogen blijft hierdoor beschermd tegen schuldeisers van de vennootschap. |
| Entity shielding | Het principe waarbij het vermogen van de vennootschap gescheiden is van het privévermogen van de aandeelhouders, waardoor schuldeisers van de vennootschap zich primair op het vennootschapsvermogen moeten verhalen en niet op het privévermogen van de aandeelhouders. |
| Genoteerde vennootschap | Een vennootschap waarvan de aandelen openbaar worden verhandeld op een effectenbeurs. Deze vennootschappen zijn onderworpen aan specifieke regelgeving en transparantieverplichtingen. |
| Gradaties van vermogensafscheiding | Verschillende niveaus waarop het vermogen van een vennootschap gescheiden wordt van het privévermogen van de betrokkenen, variërend van volledige scheiding tot gedeeltelijke of minder strikte vormen. |
| Onbeperkte aansprakelijkheid | Een situatie waarin de vennoten of aandeelhouders persoonlijk en onbeperkt aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de schulden van de vennootschap, wat betekent dat hun privévermogen kan worden aangesproken. |
| Scheidingsprincipe | Het fundamentele principe in het vennootschapsrecht dat het vermogen van de vennootschap strikt gescheiden houdt van het privévermogen van de aandeelhouders, wat de basis vormt voor beperkte aansprakelijkheid. |
| Maatschap | Een rechtsvorm die wordt geregeld in Boek 4 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV). Het is een samenwerkingsverband tussen twee of meer personen die een gemeenschappelijk doel nastreven, waarbij de inbreng van de vennoten de basis vormt voor hun winstaanspraak. |
| Vennootschap onder firma (VOF) | Een specifieke rechtsvorm binnen Boek 4 van het WVV. Kenmerkend voor de VOF is dat de vennoten hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap. |
| Commanditaire Vennootschap (Comm. V.) | Een rechtsvorm uit Boek 4 van het WVV die wordt gekenmerkt door twee soorten vennoten: de beherende vennoten met onbeperkte aansprakelijkheid en de commanditaire vennoten met beperkte aansprakelijkheid tot hun inbreng. |
| Naamloze Vennootschap (NV) | Een vennootschapsvorm die valt onder Boek 7 van het WVV. De NV is gericht op grotere ondernemingen en kenmerkt zich door een beperkte aansprakelijkheid van de aandeelhouders, waarbij aandelen vrij verhandelbaar kunnen zijn. |
| Erkende Vennootschappen | Een categorie vennootschappen zoals beschreven in Boek 8 van het WVV. Deze vennootschappen voldoen aan specifieke wettelijke erkenningseisen, die afwijken van de standaardvormen. |
| Europese Vennootschap (SE) | Een Europese rechtsvorm die bestaat naast de nationale vennootschapsvormen. De SE biedt de mogelijkheid om grensoverschrijdend te opereren binnen de Europese Unie, met een eigen juridisch kader. |
| Europees Economisch Samenwerkingsverband (EESV) | Een Europese rechtsvorm die gericht is op het faciliteren en ontwikkelen van de economische activiteit van haar leden door middel van een gezamenlijke economische activiteit, zonder zelf winst te maken. |
| Bijkomende aandelen | Dit zijn aandelen die door een vennootschap worden uitgegeven bovenop de reeds bestaande aandelen, vaak om extra kapitaal aan te trekken. De uitgifte van bijkomende aandelen is in beginsel de bevoegdheid van de algemene vergadering, maar kan ook gedelegeerd worden aan het bestuur onder bepaalde voorwaarden. |
| Uitgifte boven pari | Dit verwijst naar de situatie waarin nieuwe aandelen worden uitgegeven voor een prijs die hoger is dan hun nominale waarde. Het verschil tussen de uitgifteprijs en de nominale waarde wordt beschouwd als een uitgiftepremie en behoort tot het eigen vermogen van de vennootschap. |
| Uitgifte onder pari | Dit houdt in dat nieuwe aandelen worden uitgegeven voor een prijs die lager is dan hun nominale waarde. Deze praktijk is in veel rechtsstelsels aan strikte regels gebonden of zelfs verboden om de bescherming van schuldeisers te waarborgen. |
| Uitgiftepremie | Het bedrag waarmee de uitgifteprijs van een nieuw aandeel de nominale waarde overschrijdt. Deze premie wordt toegevoegd aan het eigen vermogen van de vennootschap en dient ter versterking van de financiële positie. |
| Inschrijvingsregels | Dit zijn de procedures en voorwaarden waaronder investeerders zich kunnen inschrijven om de nieuw uitgegeven aandelen te verwerven. Deze regels zorgen voor een geordend proces van kapitaalverwerving. |
| Volstortingsregels | De regels die bepalen hoe en wanneer de investeerders het bedrag voor de verworven aandelen daadwerkelijk moeten betalen. Dit kan direct of in termijnen gebeuren, afhankelijk van de vennootschapsvorm en de statuten. |
| Uitgifteverslag | Een document dat de details van de uitgifte van bijkomende aandelen uiteenzet, inclusief de redenen voor de uitgifte, de prijsstelling en de verwachte impact op de vennootschap. Dit verslag dient ter informatie van de aandeelhouders en andere belanghebbenden. |
| Voorkeurrecht | Het recht dat bestaande aandeelhouders hebben om bij een uitgifte van nieuwe aandelen voorrang te krijgen op nieuwe investeerders. Dit recht helpt om de proportionele zeggenschap van bestaande aandeelhouders te behouden. |
| Delegatie aan het bestuur – “toegestaan kapitaal” | De mogelijkheid voor de algemene vergadering om het bestuur te machtigen om binnen een bepaald maximumbedrag (het toegestane kapitaal) bijkomende aandelen uit te geven. Dit biedt flexibiliteit in het kapitaalbeheer van de vennootschap. |
| Kapitaalverhoging zonder inbrengen (NV) | Een specifieke vorm van kapitaalverhoging bij een Naamloze Vennootschap (NV) waarbij het kapitaal wordt verhoogd door de incorporatie van bestaande reserves of winsten, zonder dat er nieuwe inbrengen van buitenaf nodig zijn. |
| Incorporatie van reserves bij de NV | Het proces waarbij de algemene vergadering besluit om een deel van de reserves van de vennootschap om te zetten in kapitaal door de uitgifte van nieuwe aandelen aan de bestaande aandeelhouders, pro rata hun bestaande aandelenbezit. |
| Nieuwe aandelen/toetreding bij de CV | Dit betreft de procedure waarbij nieuwe aandelen worden uitgegeven in een Coöperatieve Vennootschap (CV), wat leidt tot de toetreding van nieuwe vennoten of een verhoging van het kapitaal door bestaande vennoten. |
| Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE) | Een Europese rechtsvorm voor coöperatieve vennootschappen, die de mogelijkheid biedt om grensoverschrijdend samen te werken binnen de EU met behoud van de coöperatieve principes. |
| Inbreng in eigendom | De overdracht van het volledige eigendomsrecht van een vermogensbestanddeel aan de vennootschap, waardoor de inbrenger zijn eigendom verliest. De vennootschap wordt hierdoor de nieuwe eigenaar van het ingebrachte goed. |
| Inbreng van genot | Het verschaffen van het gebruiksrecht van een vermogensbestanddeel aan de vennootschap voor een bepaalde periode, terwijl het eigendomsrecht bij de inbrenger blijft. Dit lijkt op huur, maar de tegenprestatie is winstuitkering in plaats van huurgeld. |
| Winstdeelname | Het recht van een vennoot om deel te hebben in de winst die de vennootschap genereert, als tegenprestatie voor zijn inbreng. Dit recht is contingent en afhankelijk van de winstgevendheid en beslissingen van de algemene vergadering. |
| Voorwerp van de vennootschap | De specifieke activiteiten die de vennootschap nastreeft om haar doel te realiseren. Deze activiteiten moeten in de statuten van de vennootschap worden beschreven en zijn essentieel voor haar werking. |
| Vermogensbestanddeel | Elk element dat deel uitmaakt van het vermogen van een persoon of entiteit, zoals geld, goederen, rechten of vorderingen. Bij een inbreng wordt een dergelijk bestanddeel overgedragen aan de vennootschap. |
| Contingent recht | Een recht dat afhankelijk is van de vervulling van een voorwaarde, zoals de winstgevendheid van de vennootschap voor het recht op winstuitkering. Dit recht kan pas worden uitgeoefend als aan de voorwaarden is voldaan. |
| Oprichtingsakte | Een schriftelijk document dat de oprichting van een vennootschap vastlegt en de essentiële elementen ervan bevat, zoals de naam, zetel, doel en de inbrengen van de vennoten. Dit is een bestaansvereiste voor rechtspersonen. |
| Openbaarmaking | Het proces waarbij informatie over de oprichting van een vennootschap publiekelijk wordt bekendgemaakt, meestal via publicatie in het Belgisch Staatsblad, om derden te informeren over het bestaan en de kerngegevens van de vennootschap. |
| KBO (Kruispuntbank van Ondernemingen) | Een centraal register waarin alle ondernemingen die in België actief zijn, worden geregistreerd. Inschrijving in de KBO is een verplichte stap na de openbaarmaking van de oprichtingsakte. |
| Preconstitutief handelen | Handelingen die worden verricht door de oprichter(s) in naam van de vennootschap voordat deze juridisch bestaat. Deze handelingen kunnen later, na de oprichting, door de vennootschap worden bekrachtigd. |
| Promotor | De natuurlijke persoon of rechtspersoon die de initiële stappen onderneemt om een vennootschap op te richten, inclusief het opstellen van de oprichtingsakte en het regelen van de openbaarmaking. |
| Nietigheid van de vennootschap | De situatie waarin een vennootschap juridisch ongeldig wordt verklaard, vaak wegens het niet naleven van essentiële oprichtingsvereisten of wettelijke bepalingen, waardoor de vennootschap met terugwerkende kracht niet heeft bestaan. |
| Vennootschapsnaam | De officiële naam waaronder een vennootschap opereert en juridische handelingen kan verrichten. Deze naam moet uniek zijn en mag niet misleidend zijn voor het publiek. |
| Zetel | De officiële vestigingsplaats van een vennootschap, die bepalend is voor de toepasselijke wetgeving en de bevoegde rechtbanken. De statutaire zetel is een belangrijk element dat in de oprichtingsakte wordt vastgelegd. |
| Statutaire zetelleer | Het principe dat de nationaliteit en de toepasselijke wetgeving van een vennootschap worden bepaald door de plaats van haar statutaire zetel, zoals vastgelegd in de oprichtingsakte. |
| Owner shielding | Het concept waarbij het privévermogen van de vennoten beschermd wordt tegen de schuldeisers van de vennootschap. De vennoten zijn in principe slechts aansprakelijk tot het bedrag van hun inbreng. |
| Geldige toestemming | De juridisch correcte en ongedwongen instemming van personen die betrokken zijn bij de oprichting of deelname aan een vennootschap, waarbij ze de intentie hebben om zich te verbinden. |
| Wilsgebreken | Omstandigheden die de geldigheid van de toestemming van een partij bij een rechtshandeling aantasten, zoals dwaling, bedrog of geweld, en die ertoe kunnen leiden dat de rechtshandeling vernietigbaar is. |
| Inbreng van nijverheid | Een juridisch bindende belofte van een vennoot om toekomstige prestaties te leveren aan de vennootschap, niet in ruil voor een loon, maar wel voor een bepaald percentage van de winst. |
| Volstorting (= levering) van de inbreng | Het daadwerkelijk overdragen en ter beschikking stellen van de overeengekomen inbreng aan de vennootschap, wat essentieel is voor de geldigheid van de inbreng. |
| Risicoregeling en vrijwaring | De juridische bepalingen die regelen wie het risico draagt van verlies of waardevermindering van de inbreng, en de verplichtingen van de inbrenger om de vennootschap te vrijwaren voor verborgen gebreken. |
| Geldig voorwerp | De activiteiten die een vennootschap statutair nastreeft en die in de handel zijn en overdraagbaar, en die noodzakelijk zijn voor het realiseren van het vennootschapsdoel. |
| Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) | Een centrale database die alle ondernemingen in België registreert en identificeert. Inschrijving in de KBO is een verplichte stap voor de meeste rechtspersonen en ondernemingen om hun juridische bestaan kenbaar te maken en te voldoen aan wettelijke formaliteiten. |
| Gevolgen van publicatie | De juridische effecten die voortvloeien uit de officiële bekendmaking van informatie, zoals de oprichting van een vennootschap. Publicatie in het Belgisch Staatsblad zorgt ervoor dat derden op de hoogte zijn van het bestaan en de statuten van de vennootschap, wat belangrijk is voor de rechtszekerheid. |
Cover
Stuvia-6734541-vennootschapsrecht.pdf
Summary
# Bronnen en structuur van het vennootschapsrecht
Het vennootschapsrecht wordt gevormd door een reeks rechtsbronnen en is gestructureerd in het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen [2](#page=2).
### 1.1 Bronnen van het vennootschapsrecht
De rechtsbronnen van het vennootschapsrecht zijn divers en dragen bij aan de totstandkoming en interpretatie van de wet [2](#page=2).
#### 1.1.1 Wetgeving
De centrale rechtsbron van het vennootschapsrecht is de wetgeving, met name het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV). Dit wetboek is ontworpen om stabiel, aanvullend en eenvoudig te zijn. Het heeft ook gevolgen voor de vennootschapsbelasting en de jaarrekening [2](#page=2).
#### 1.1.2 Rechtspraak
Rechtspraak omvat de uitspraken van diverse rechtbanken en hoven. Hoewel de rechtspraak niet bindend is voor andere zaken, fungeert zij als een inspiratiebron voor de wetgever en heeft zij een gezaghebbende rol [2](#page=2).
#### 1.1.3 Rechtsleer
De rechtsleer bestaat uit wetenschappelijke juridische verhandelingen geschreven door rechtsgeleerden. Net als rechtspraak is de rechtsleer niet bindend, maar wel gezaghebbend [2](#page=2).
#### 1.1.4 Gewoonte
Gewoonte is een rechtsbron die gebaseerd is op gevestigde gebruiken, met name relevant voor rechters in ondernemingszaken [2](#page=2).
### 1.2 Structuur van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen
Het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen is opgedeeld in vijf delen, die verder zijn onderverdeeld in achttien boeken [2](#page=2).
* **Deel 1: Algemene Bepalingen** [2](#page=2).
* Boek 1 [2](#page=2).
* Boek 2 [2](#page=2).
* Boek 3 [2](#page=2).
* **Deel 2: De Vennootschappen** [2](#page=2).
* Boek 4 [2](#page=2).
* Boek 5 [2](#page=2).
* Boek 6 [2](#page=2).
* Boek 7 [2](#page=2).
* Boek 8 [2](#page=2).
* **Deel 3: De Vereniging en Vzw** [2](#page=2).
* Boek 9 [2](#page=2).
* Boek 10 [2](#page=2).
* Boek 11 [2](#page=2).
* **Deel 4: Herstructurering en Omzetting** [2](#page=2).
* Boek 12 [2](#page=2).
* Boek 13 [2](#page=2).
* Boek 14 [2](#page=2).
* **Deel 5: Europese Rechtsvormen** [2](#page=2).
* Boek 15 [2](#page=2).
* Boek 16 [2](#page=2).
* Boek 17 [2](#page=2).
* Boek 18 [2](#page=2).
De bepalingen van Boek 2 WVV zijn altijd van toepassing op alle rechtspersonen, tenzij latere boeken hiervan afwijken. Artikel 2:3 WVV is bijvoorbeeld van toepassing op de NV, omdat Boek 2 van toepassing is op alle vennootschappen [4](#page=4).
> **Tip:** De bepalingen van Boek 2 WVV vormen de basisregels die gelden voor alle vennootschappen, tenzij specifieke regels in latere boeken een afwijking voorzien [4](#page=4).
### 1.3 Overgangsbepalingen
De invoering van het WVV is gefaseerd, met verschillende datums waarop specifieke bepalingen van kracht werden [3](#page=3).
* Vanaf 1 mei 2019 [3](#page=3):
* Vanaf 1 januari 2020 [3](#page=3):
* Vanaf 1 januari 2024 [3](#page=3):
* Vanaf 1 januari 2029 [3](#page=3):
De wetgever bepaalt hierin wanneer welke bepalingen van toepassing zijn. Een belangrijk overgangsmoment is 1 januari 2024, waarop bestaande vennootschappen verplicht zijn hun statuten aan te passen aan de nieuwe wetgeving. Zij hadden hiervoor de tijd tussen 1 januari 2020 en 1 januari 2024 [3](#page=3).
> **Voorbeeld:** Bestaande vennootschappen moesten ervoor zorgen dat hun statuten uiterlijk op 1 januari 2024 voldeden aan de bepalingen van het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen [3](#page=3).
### 1.4 Diverse bepalingen
Het nieuwe vennootschapsrecht brengt talrijke veranderingen met zich mee [4](#page=4).
#### 1.4.1 Aandeelhouderskeuze voor coöperatieve vennootschap
Aandeelhouders kunnen kiezen voor een coöperatieve vennootschap wanneer er sprake is van een echte samenwerking tussen vennoten [4](#page=4).
---
# Verschillende vennootschapsvormen en hun kenmerken
Dit deel van het document biedt een gedetailleerd overzicht van diverse vennootschapsvormen, waarbij de specifieke kenmerken, aansprakelijkheden en oprichtingsvereisten worden belicht [9](#page=9).
### 2.1 Indeling van vennootschappen
Vennootschappen kunnen worden ingedeeld op basis van hun rechtspersoonlijkheid [9](#page=9):
* **Vennootschappen met volkomen rechtspersoonlijkheid:** Dit zijn onder andere de NV, CV en BV. Ze beschikken over een afgescheiden vermogen, wat het privévermogen beschermt, en kennen een beperkte aansprakelijkheid [9](#page=9).
* **Vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid:** De maatschap valt hieronder. Deze vorm kent een onbeperkte aansprakelijkheid, geen afgescheiden vermogen, en privévermogen kan aansprakelijk zijn voor schulden [9](#page=9).
* **Vennootschappen met onvolkomen rechtspersoonlijkheid:** De VOF en CommV behoren tot deze categorie. Ze hebben een afgescheiden vermogen, maar de aansprakelijkheid is onbeperkt [9](#page=9).
Vennootschappen kunnen ook worden onderscheiden in personenvennootschappen (waar de persoon centraal staat) en kapitaalvennootschappen (waar het kapitaal centraal staat). De Besloten Vennootschap (BV) is hierin flexibel en kan beide kenmerken combineren [12](#page=12).
Een rechtspersoon heeft een eigen naam, een afgescheiden vermogen en een woonplaats. De handelingsbekwaamheid van een rechtspersoon wordt waargenomen door natuurlijke personen die optreden als organen van de rechtspersoon, zoals bestuurders. Beperkte aansprakelijkheid betekent dat men niet persoonlijk aansprakelijk wordt gesteld voor de daden en verbintenissen die in naam en voor rekening van de vennootschap worden aangegaan [10](#page=10).
### 2.2 Personenvennootschappen
#### 2.2.1 De maatschap
De maatschap is een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid. Het is een overeenkomst tussen twee of meer personen (natuurlijk of rechtspersoonlijk) met een inbreng, een geoorloofd voorwerp, en het oogmerk om een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensdeel uit te keren. De maatschap mag geen winkel of fabriek zijn [11](#page=11) [32](#page=32).
**Kenmerken van een maatschap:**
* **Rechtspersoonlijkheid:** Geen [32](#page=32).
* **Aansprakelijkheid:** Onbeperkte aansprakelijkheid voor de maten (niet vennoten) ten aanzien van derden. Ze zijn hoofdelijk aansprakelijk voor schulden [11](#page=11) [33](#page=33).
* **Vermogen:** Onverdeeldheid tussen de vennoten; privé kan aansprakelijk zijn voor schulden. Privéschuldeisers van de vennoten kunnen geen aanspraak maken op het maatschapsvermogen, enkel op het aandeel van de vennoot in de winsten [11](#page=11) [36](#page=36).
* **Formaliteiten:** Inschrijven in het KBO is verplicht indien de maatschap winst wil uitkeren. Er zijn weinig vormvereisten [32](#page=32) [33](#page=33) [36](#page=36).
* **Publicatie:** Wordt nooit gepubliceerd [36](#page=36).
**Varianties binnen de maatschap:**
* **Stille maatschap:** De stille vennoot neemt niet deel aan de activiteit of het bestuur en treedt niet in openbaarheid. Zaakvoerders handelen in eigen naam [33](#page=33).
* **Tijdelijke maatschap:** Een gewone maatschap met een tijdelijk karakter, bijvoorbeeld voor het realiseren van een bouwproject [33](#page=33).
* **Gewone maatschap:** Kent geen stille vennoten en heeft geen tijdelijk karakter [33](#page=33).
#### 2.2.2 Vennootschap onder firma (VOF)
De VOF is een maatschap met onvolkomen rechtspersoonlijkheid. Alle vennoten zijn onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijk [11](#page=11) [34](#page=34).
**Kenmerken van een VOF:**
* **Rechtspersoonlijkheid:** Onvolkomen [11](#page=11) [38](#page=38).
* **Aansprakelijkheid:** Onbeperkt en hoofdelijk voor alle vennoten ten aanzien van derden. Derden moeten eerst de vennootschap aanspreken; de aansprakelijkheid van de vennoten is subsidiair [39](#page=39).
* **Vermogen:** Afgescheiden vermogen dat nooit kan worden aangesproken door privéschuldeisers van de vennoten [11](#page=11) [36](#page=36) [38](#page=38).
* **Formaliteiten:** Moet worden opgericht bij authentieke of onderhandse akte [36](#page=36).
* **Publicatie:** Griffie en Belgisch Staatsblad [38](#page=38).
* **Oprichting:** Door natuurlijke of rechtspersonen, met twee of meer oprichters [38](#page=38).
#### 2.2.3 Commanditaire vennootschap (CommV)
De CommV is eveneens een maatschap met onvolkomen rechtspersoonlijkheid. Deze vennootschap kent twee soorten vennoten: stille vennoten (commanditaire vennoten) en werkende vennoten (gecommanditeerde vennoten) [11](#page=11) [34](#page=34).
**Kenmerken van een CommV:**
* **Rechtspersoonlijkheid:** Onvolkomen [11](#page=11) [38](#page=38).
* **Aansprakelijkheid:**
* **Commanditaire/stille vennoten:** Aansprakelijk tot hun gedane inbreng. Ze nemen niet deel aan het beheer [34](#page=34) [39](#page=39).
* **Gecommanditeerde/werkende vennoten:** Hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk omdat zij wel iets doen in het bedrijf [34](#page=34) [39](#page=39).
* **Vermogen:** Afgescheiden vermogen dat niet kan worden aangesproken door privéschuldeisers van de vennoten [11](#page=11) [36](#page=36) [38](#page=38).
* **Formaliteiten:** Moet worden opgericht bij authentieke of onderhandse akte [36](#page=36).
* **Publicatie:** Griffie en Belgisch Staatsblad [38](#page=38).
* **Oprichting:** Door natuurlijke of rechtspersonen, met twee of meer oprichters [38](#page=38).
### 2.3 Kapitaalvennootschappen
#### 2.3.1 De besloten vennootschap (BV)
De BV is een vennootschap zonder kapitaal waarin de aandeelhouders slechts hun inbreng verbinden, wat betekent dat hun aansprakelijkheid beperkt is tot hun inbreng. De BV is een basisvorm met veel aanvullend recht, wat zorgt voor grote vrijheid in de statuten. Het kan beursgenoteerd worden [42](#page=42).
**Kenmerken van een BV:**
* **Rechtspersoonlijkheid:** Volkomen [11](#page=11).
* **Aansprakelijkheid:** Beperkt tot de inbreng [42](#page=42).
* **Vermogen:** Afgescheiden vermogen; het vermogen van de VS is afgeschermd voor privéschuldeisers [11](#page=11).
* **Kapitaal:** Zonder wettelijk verplicht minimumkapitaal. Een toereikend aanvangsvermogen moet verantwoord worden met een financieel plan voor minimaal twee jaar [42](#page=42) [43](#page=43).
* **Oprichting:** Bij authentieke akte verleden door een notaris [44](#page=44).
* **Financieel plan:** Vereist voor de oprichting en wordt door de notaris bewaard [43](#page=43).
* **Aandelen:** Moeten volledig en onvoorwaardelijk geplaatst worden. Aandelen zijn op naam [44](#page=44) [45](#page=45).
* **Inbreng in natura:** Vereist een verslag van de oprichters en een beoordeling door een bedrijfsrevisor. Oprichters zijn hoofdelijk aansprakelijk voor overwaardering [44](#page=44).
* **Overdracht van effecten:** Statuten kunnen de regeling zelf bepalen. Wettelijke regeling geldt indien statuten zwijgen. Instemming is niet nodig bij overdracht aan echtgenoot, partner of bloedverwanten [49](#page=49).
* **Bestuurdersaansprakelijkheid:** Bestuurders handelen als ‘voorzichtige en zorgvuldige bestuurder’. Ze zijn niet aansprakelijk bij schade die hierdoor ontstaat. Er is een wettelijk maximumbedrag voor lichte fouten [62](#page=62).
#### 2.3.2 De coöperatieve vennootschap (CV)
De CV is een vennootschap die tot voornaamste doel heeft aan de behoeften van haar aandeelhouders te voldoen en/of hun economische en sociale activiteiten te ontwikkelen. Ze is niet beursgenoteerd [65](#page=65).
**Kenmerken van een CV:**
* **Rechtspersoonlijkheid:** Volkomen [11](#page=11).
* **Aansprakelijkheid:** Beperkt tot de inbreng [65](#page=65).
* **Vermogen:** Afgescheiden vermogen [11](#page=11).
* **Aantal personen:** Minimum drie personen (natuurlijk of rechtspersoon) [65](#page=65).
* **Doel:** Rechtstreeks of onrechtstreeks voldoen aan behoeften van aandeelhouders (goed leveren of dienst verrichten) [65](#page=65).
* **Kenmerkend:** Gemakkelijk voor aandeelhouders om toe te treden en uit te treden zonder statutenwijziging [65](#page=65).
#### 2.3.3 De naamloze vennootschap (NV)
De NV is een vennootschap met een kapitaal, bedoeld voor grote ondernemingen met een ruim aandeelhouderschap, vaak gericht op de beurs [66](#page=66).
**Kenmerken van een NV:**
* **Rechtspersoonlijkheid:** Volkomen [11](#page=11).
* **Aansprakelijkheid:** Beperkt tot de inbreng [66](#page=66).
* **Vermogen:** Afgescheiden vermogen [11](#page=11).
* **Kapitaal:** Minimaal 61.500 euro [66](#page=66).
* **Oprichting:** Eén oprichter volstaat. Moet worden opgericht bij authentieke akte [66](#page=66) [67](#page=67).
* **Financieel plan:** Vereist voor de oprichting [66](#page=66).
* **Aandelen:** Vrij overdraagbaar, tenzij statuten anders bepalen. Moeten op naam en volgestort zijn [66](#page=66) [67](#page=67).
* **Inbreng in natura:** Vereist een verslag van de oprichters en een verslag van een bedrijfsrevisor [67](#page=67).
* **Quasi-inbreng:** Specifieke procedure met verslag van commissaris of bedrijfsrevisor indien een vermogensbestanddeel van een oprichter binnen twee jaar na oprichting wordt aangekocht tegen een vergoeding van minstens één tiende van het geplaatste kapitaal [67](#page=67).
* **Bestuursvormen:** Monistisch bestuur, monistisch bestuur met één enkele bestuurder, duaal bestuur, en dagelijks bestuur [71](#page=71).
* **Aansprakelijkheid:** Leden van de Raad van Bestuur, de enige bestuurder, en leden van het bestuursorgaan kunnen persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk zijn [76](#page=76).
#### 2.3.4 Vennootschappen met onvolkomen rechtspersoonlijkheid
* **Europese Vennootschap (SE) en Europese coöperatieve vennootschap (SCE):** Deze vormen worden ook genoemd onder de vennootschappen met volkomen rechtspersoonlijkheid, maar de details zijn niet verder uitgewerkt in de besproken pagina's [11](#page=11).
* **Europees Economisch Samenwerkingsverband (EESV):** Ook deze vorm wordt genoemd, maar de details zijn niet verder uitgewerkt [11](#page=11).
### 2.4 Algemene bepalingen over vennootschappen
#### 2.4.1 Vennootschapstitels
Vennootschapstitels zijn bewijzen die de gerechtigdheid van een persoon tot een deel van de vennootschap aantonen [12](#page=12).
* **Personenvennootschap:** Titels zijn deelgerechtigdheidbewijzen en zijn in beginsel onvervreemdbaar zonder instemming van alle vennoten [12](#page=12).
* **Kapitaalvennootschap:** Titels kunnen aandelen, inschrijvingsrechten, obligaties, winstbewijzen zijn en zijn in principe vrij vervreemdbaar [12](#page=12).
#### 2.4.2 Overdracht van vennootschapstitels
In een personenvennootschap is overdracht van titels in beginsel onoverdraagbaar zonder instemming van alle vennoten. In kapitaalvennootschappen zijn de titels vrij vervreemdbaar [12](#page=12) [40](#page=40).
#### 2.4.3 Duur en ontbinding
Besloten vennootschappen worden, tenzij de statuten anders bepalen, voor onbepaalde duur aangegaan. Een kapitaalvennootschap kan voor een bepaalde of onbepaalde duur worden aangegaan. Ontbinding kan plaatsvinden om wettige redenen of door besluit van de algemene vergadering [62](#page=62) [80](#page=80).
#### 2.4.4 Strafbepalingen
Er zijn strafsancties voor verschillende overtredingen, zoals inbreng in natura die niet correct is, onjuiste stortingen, of ten onrechte uitgekeerde winst. Bestuurders die de voorschriften inzake winstuitkering en interimdividenden niet naleven, kunnen gestraft worden met een geldboete en gevangenisstraf [62](#page=62) [80](#page=80).
### 2.5 De vereniging en de stichting
#### 2.5.1 De vereniging zonder winstoogmerk (VZW)
Een vereniging wordt opgericht door minstens twee personen met een belangeloos doel en zonder het oogmerk om vermogensvoordeel uit te keren aan leden. Een VZW heeft rechtspersoonlijkheid, en haar leden zijn niet aansprakelijk voor de verbintenissen van de vereniging [81](#page=81).
**Kenmerken van een VZW:**
* **Rechtspersoonlijkheid:** Volkomen [81](#page=81).
* **Aansprakelijkheid:** Leden zijn niet aansprakelijk voor de verbintenissen van de vereniging [81](#page=81).
* **Doel:** Belangeloos, zonder rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel voor de leden [81](#page=81).
* **Ledenregister:** Verplicht, en leden kunnen dit inzien [81](#page=81).
* **Organen:** Algemene vergadering (hoogste gezag) en bestuursorgaan (minimaal drie bestuurders) [82](#page=82).
#### 2.5.2 De stichting
Een stichting is een rechtspersoon, opgericht door twee of meer personen, met een belangeloos doel en zonder vermogensvoordeel voor stichters of bestuurders. Ze kan fiscaal aantrekkelijke giften aanvaarden [85](#page=85) [86](#page=86).
**Kenmerken van een stichting:**
* **Rechtspersoonlijkheid:** Volkomen [85](#page=85).
* **Doel:** Belangeloos, gericht op filantropische, levensbeschouwelijke, religieuze, wetenschappelijke, artistieke, pedagogische of culturele aard [86](#page=86).
* **Bestuur:** Er is een raad van bestuur, maar deze is zeer flexibel [86](#page=86).
* **Leden:** Geen algemene vergadering omdat er geen leden zijn [86](#page=86).
* **Middelen:** Eenmaal toevertrouwd aan de stichting, kunnen ze niet meer worden teruggevraagd [86](#page=86).
---
# De oprichting en openbaarmaking van rechtspersonen
Dit onderwerp behandelt de essentiële procedures, formaliteiten en vereisten voor de oprichting van rechtspersonen, inclusief de vormvereisten van akten, de wijze van verkrijging van rechtspersoonlijkheid en de verplichte openbaarmaking van relevante gegevens.
### 3.1 Vormvereisten voor de oprichtingsakte
De oprichting van een rechtspersoon vereist een oprichtingsakte, die in de regel authentiek of onderhands kan zijn [17](#page=17).
* **Authentieke akte:** Deze wordt opgesteld door een openbaar ambtenaar, zoals een notaris [17](#page=17).
* **Onderhandse akte:** Deze kan door de partijen zelf worden opgesteld zonder de tussenkomst van een openbaar ambtenaar [17](#page=17).
De specifieke vormvereiste hangt af van het type rechtspersoon:
* **Authentieke of onderhandse akte vereist:** VOF, CommV, EESV, VZW [17](#page=17).
* **Authentieke akte vereist:** BV, NV, CV, SE, SCE, stichtingen, IVZW [17](#page=17).
Wijzigingen aan de oprichtingsakte en statutenwijzigingen moeten gebeuren in dezelfde vorm die voor de oorspronkelijke akte vereist is. Hieronder vallen wijzigingen aan de rechtsvorm, naam, duur, etc. [17](#page=17).
#### 3.1.1 Inhoud van de oprichtingsakte en statuten
De oprichtingsakte en statuten moeten specifieke informatie bevatten [17](#page=17).
### 3.2 Verkrijging van de rechtspersoonlijkheid
Rechtspersonen verkrijgen hun rechtspersoonlijkheid op een specifiek moment, wat cruciaal is voor hun juridische bestaan en aansprakelijkheid.
* **Vennootschappen verkrijgen rechtspersoonlijkheid:** Vanaf de dag van neerlegging van de oprichtingsstukken op de griffie van de ondernemingsrechtbank [17](#page=17).
* **Vereiste stukken voor neerlegging:**
* Uitgifte van de authentieke oprichtingsakte of dubbel van de onderhandse oprichtingsakte [17](#page=17).
* Uittreksel uit de oprichtingsakte [17](#page=17).
* Uitgifte van de authentieke of origineel van de onderhandse volmachten met betrekking tot de oprichtingsakte [17](#page=17).
* Uittreksel uit de akte van benoeming/beëindiging van de bestuurders [17](#page=17).
**Procedure voor verkrijging rechtspersoonlijkheid (voorbeeld):**
1. Opmaken van de authentieke akte bij de notaris (digitaal is mogelijk) [17](#page=17).
2. Neerlegging ter Griffie van de Ondernemingsrechtbank (ORB); dit leidt tot de verkrijging van rechtspersoonlijkheid [17](#page=17).
3. Publicatie in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad na 10 dagen [18](#page=18).
> **Tip:** Het tijdig neerleggen van de correcte stukken is essentieel voor de snelle verkrijging van rechtspersoonlijkheid en daarmee de beperking van persoonlijke aansprakelijkheid.
#### 3.2.1 Aansprakelijkheid voor verbintenissen in oprichting
Verbintenissen aangegaan vóór de rechtspersoonlijkheid is verkregen, kunnen leiden tot persoonlijke hoofdelijke aansprakelijkheid van de oprichters. Er zijn echter uitzonderingen [16](#page=16):
* **Tijdig verkregen rechtspersoonlijkheid:** Indien de rechtspersoonlijkheid wordt verkregen binnen twee jaar na het ontstaan van de verbintenis [16](#page=16).
* **Overname van de verbintenis:** De rechtspersoon moet de verbintenis binnen drie maanden na de neerlegging van de oprichtingsakte op de griffie van de ondernemingsrechtbank overnemen [16](#page=16).
### 3.3 Openbaarmakingsformaliteiten
Openbaarmakingsverplichtingen zijn er om transparantie en rechtszekerheid te waarborgen.
* **Neerlegging bij de griffie:** Uitgiften van authentieke akten, dubbels van onderhandse akten en uittreksels moeten worden neergelegd op de griffie van de ondernemingsrechtbank [19](#page=19).
* **Inschrijving in het personenregister:** De rechtspersoon wordt ingeschreven in het personenregister, een deel van de KBO (Kruispuntbank van Ondernemingen) [19](#page=19).
* **Verantwoordelijken voor neerlegging:**
* Notaris: voor authentieke akten, onderhandse akten en rechterlijke beslissingen [19](#page=19).
* Ondernemingsloket [19](#page=19).
* Alle hoofdelijke vennoten [19](#page=19).
* **Toegankelijkheid:** Iedereen kan kosteloos kennisnemen van de neergelegde stukken [19](#page=19).
#### 3.3.1 Bekendmakingen in het Belgisch Staatsblad
* **Publicatieplicht:** Bekendmakingen moeten gebeuren in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad binnen tien dagen na de neerlegging [19](#page=19).
* **Wijzigingen:** Zowel wijzigingen aan de oprichtingsakte als statutenwijzigingen moeten eveneens bekendgemaakt worden in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad. Relevante wijzigingen via een authentieke akte vereisen vervolgens neerlegging bij de griffie en bekendmaking [19](#page=19).
#### 3.3.2 Tegenwerpelijkheid
* **Werking tegen derden:** De neergelegde of bekendgemaakte stukken kunnen pas aan derden worden tegengeworpen vanaf de dag van neerlegging of bekendmaking [19](#page=19).
* **Uitzondering:** Tenzij de rechtspersoon kan aantonen dat de derden reeds kennis hadden van de inhoud van de stukken [19](#page=19).
> **Tip:** Voldoen aan de openbaarmakingsverplichtingen zorgt ervoor dat de rechtshandelingen van de rechtspersoon effectief tegenstelbaar zijn aan derden, wat cruciaal is voor de rechtszekerheid.
#### 3.3.3 Vermeldingen op officiële documenten
* **Verplichtingen:** Bepaalde gegevens moeten vermeld worden op brieven, facturen, akten, etc.. Dit omvat de naam, rechtsvorm, maatschappelijke zetel, ondernemingsnummer, etc. [16](#page=16) [19](#page=19).
### 3.4 Naam en zetel van een rechtspersoon
#### 3.4.1 Naam
Een rechtspersoon dient een unieke naam te hebben die geen verwarring mag veroorzaken met bestaande rechtspersonen. Indien toch verwarring ontstaat, kunnen de oprichters of het bestuursorgaan hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de betaling van een schadevergoeding [16](#page=16).
> **Tip:** Het is raadzaam om voorafgaand aan de naamkeuze te controleren bij het octrooibureau of er geen inbreuk wordt gemaakt op intellectuele eigendomsrechten en om de naam eventueel te laten registreren.
#### 3.4.2 Zetel
* **Vestiging:** De maatschappelijke zetel van een rechtspersoon moet gevestigd zijn in België [16](#page=16).
* **Statutaire bepalingen:** De statuten moeten het gewest bepalen waarin de zetel is gevestigd. Het is ook mogelijk de specifieke adres in de statuten op te nemen [16](#page=16).
* **Verplaatsing van de zetel:** Het bestuursorgaan mag de zetel binnen België verplaatsen zonder statutenwijziging, zolang het taalregime niet verandert [16](#page=16).
### 3.5 Website en mededelingen van de rechtspersoon
* **Elektronische communicatie:** Er is geen algemene verplichting om over te schakelen op elektronische communicatie [19](#page=19).
* **Officiële gegevens:** Een rechtspersoon kan het officiële e-mailadres of de officiële website opnemen in de oprichtingsakte [19](#page=19).
* **Publicatieplicht:** De geregistreerde rechtspersoon moet haar e-mailadres en website openbaar maken [19](#page=19).
* **Wijzigingsbevoegdheid:** Het bestuursorgaan is bevoegd om het website- of e-mailadres te wijzigen [19](#page=19).
* **Communicatie met aandeelhouders/vennoten:** Aandeelhouders, vennoten en houders van effecten kunnen hun e-mailadres meedelen aan de rechtspersoon, waarna alle communicatie naar dit adres dient te gebeuren [19](#page=19).
---
# Bestuur, aansprakelijkheid en geschillenregeling
Dit deel behandelt de samenstelling, bevoegdheden en aansprakelijkheid van bestuursorganen binnen vennootschappen, alsmede de regelingen voor geschillen.
## 4. Bestuur, aansprakelijkheid en geschillenregeling
### 4.1 Bestuur
#### 4.1.1 Samenstelling van bestuursorganen
Vennootschappen worden vertegenwoordigd door hun organen om deel te nemen aan het economisch verkeer. De samenstelling van deze organen kan variëren afhankelijk van het type vennootschap [20](#page=20).
* **Algemene vergadering (AV):** Bestaat uit de eigenaars (aandeelhouders) en is verplicht minstens één keer per jaar bijeen te komen. De AV kan alle besluiten nemen die tot haar bevoegdheid behoren, tenzij statuten anders bepalen. Houders van minimaal tien procent van de aandelen kunnen de AV dwingen binnen drie weken bijeen te roepen [21](#page=21) [53](#page=53).
* **Raad van bestuur (RvB):** Wordt gekozen door de algemene vergadering. Leden kunnen natuurlijke of rechtspersonen zijn. Bij een rechtspersoon als bestuurder, wordt een natuurlijke persoon aangewezen als vaste vertegenwoordiger. Bestuurders moeten hun mandaat uitoefenen als zelfstandige, niet in een arbeidsovereenkomst. Benoeming kan voor bepaalde of onbepaalde termijn, of statutair. Ontslag van een statutair benoemde bestuurder vereist een statutenwijziging. Bestuurders kunnen ontslag nemen door dit te melden aan het bestuursorgaan, zonder opzeggingstermijn, wel in functie tot de vervanger. Benoeming en ontslag, en de bevoegdheid van het dagelijks bestuur worden geregeld in de statuten. In een NV zijn er verschillende bestuursvormen: monistisch bestuur, monistisch bestuur met één enkele bestuurder, duaal bestuur en dagelijks bestuur [21](#page=21) [50](#page=50) [53](#page=53) [71](#page=71).
* **Monistisch bestuur (NV):** Een collegiaal bestuursorgaan (raad van bestuur) met minstens drie bestuurders, tenzij er minder dan drie aandeelhouders zijn, dan twee bestuurders. Rechtspersonen kunnen bestuurder zijn, met een vaste vertegenwoordiger. Benoeming door de AVA voor maximaal zes jaar, hernieuwbaar. Ontslag is ad nutum (onmiddellijk te beëindigen), tenzij statuten anders bepalen. In beursgenoteerde vennootschappen moet minstens een derde van de leden van de RvB van een ander geslacht zijn [71](#page=71).
* **De enige bestuurder (NV):** Een NV kan worden bestuurd door één enkele bestuurder. Dit kan al dan niet statutair zijn [73](#page=73).
* **Duaal bestuur (NV):** Bestaat uit een Raad van Toezicht en een Directieraad. Beide zijn collegiale organen met minimaal drie leden en leden mogen geen deel uitmaken van beide raden [74](#page=74).
* **Dagelijks bestuur:** Vertegenwoordigd door één of meerdere personen, benoemd en ontslagen volgens de statuten. Dit omvat handelingen en beslissingen die niet verder reiken dan de behoeften van het dagelijks leven van de vennootschap, inclusief zaken van minder belang en spoedeisende zaken [53](#page=53) [75](#page=75).
#### 4.1.2 Bezoldiging
Bestuurders worden in beginsel bezoldigd voor de uitoefening van hun mandaat hoewel hiervan kan worden afgeweken in de statuten of door de AV bij benoeming. In een NV worden de bezoldigingen van de leden van de directieraad bepaald door de Raad van Toezicht [50](#page=50) [51](#page=51) [74](#page=74).
#### 4.1.3 Bevoegdheid en werkwijze
De bevoegdheden van de bestuurders zijn zeer ruim en strekken zich uit tot handelingen buiten het vennootschapsrechtelijk voorwerp. Besluiten van een collegiaal bestuursorgaan kunnen schriftelijk worden genomen met een eenparig akkoord. Notulen worden ondertekend door de voorzitter en bestuurders [51](#page=51) [72](#page=72).
* **Strijdigheid van belangen:** Er geldt een specifieke procedure wanneer een bestuurder een direct of indirect vermogensrechtelijk belang heeft dat strijdig is met het belang van de vennootschap. De betrokken bestuurder moet dit melden aan de andere bestuurders, die niet deelnemen aan de beraadslagingen. Indien alle bestuurders een belangenconflict hebben, wordt de beslissing voorgelegd aan de AV. Bij een enkele bestuurder met een conflict, legt hij de beslissing voor aan de AV. In de notulen of een bijzonder verslag moet melding worden gemaakt van de aard van de beslissing, de gevolgen en de verantwoording [51](#page=51) [72](#page=72) [73](#page=73).
* **Raad van Toezicht (NV):** Is bevoegd voor het algemeen beleid en strategie, alle bestuursbevoegdheden die niet aan de Directieraad toebehoren, en ziet toe op de Directieraad en verleent kwijting. De jaarlijkse financiële informatie wordt door de Raad van Toezicht goedgekeurd [74](#page=74) [75](#page=75).
* **Directieraad (NV):** Is bevoegd voor alle bestuursbevoegdheden die niet aan de Raad van Toezicht toekomen. Geeft minstens één keer per jaar verslag aan de Raad van Toezicht over het strategisch beleid, risico's en financiële zaken. Verantwoordelijk voor ondernemingsstrategie, portfoliobeleid, inzet van middelen, risicomanagementsystemen en financieel beleid [74](#page=74) [75](#page=75).
* **Comités (NV):** De RvB kan interne comités oprichten, zoals een auditcomité en een remuneratiecomité. De Raad van Toezicht kan ook comités oprichten [72](#page=72) [75](#page=75).
#### 4.1.4 Besluitvorming Algemene Vergadering
* **Gewone algemene vergadering:** Komt één keer per jaar bijeen. De jaarrekening wordt behandeld en goedgekeurd. De AV geeft kwijting aan de bestuurders, wat belangrijk is voor hun aansprakelijkheid [54](#page=54).
* **Bijzondere algemene vergadering:** Beslist over aangelegenheden die tot haar bevoegdheid behoren, maar die geen statutenwijziging inhouden. Voorbeelden zijn openbare overnamebiedingen of de alarmbelprocedure [54](#page=54).
* **Buitengewone algemene vergadering:** Beslist over statutenwijzigingen. De eerste vergadering vereist de aanwezigheid van minimaal de helft van de uitgegeven aandelen en een drievierde meerderheid voor de stemming. Bij de tweede vergadering is er geen minimum aanwezigheidsquorum, maar wel een drievierde meerderheid van de aanwezigen. Specifieke meerderheden gelden voor het wijzigen van het vennootschapsdoel (vier/vijfde) of de rechten verbonden aan aandelen [55](#page=55).
### 4.2 Aansprakelijkheid
#### 4.2.1 Bestuurdersaansprakelijkheid
Bestuurders zijn aansprakelijk voor fouten wanneer zij niet handelen als een voorzichtig en zorgvuldig bestuurder onder dezelfde omstandigheden. Bij een collegiaal bestuursorgaan is er sprake van hoofdelijke aansprakelijkheid. Een bestuurder kan zich ontheffen van aansprakelijkheid door zijn afwezigheid bij de fout te melden aan de andere leden van het bestuursorgaan [21](#page=21) [22](#page=22) [62](#page=62).
* **Beperking bestuurdersaansprakelijkheid:** De aansprakelijkheid is beperkt door het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) tot bepaalde bedragen die gekoppeld zijn aan omzet en balanstotaal. Deze wettelijke beperking geldt niet in geval van [22](#page=22):
1. Lichte fouten die gewoonlijk voorkomen, zware fouten, bedrieglijk opzet of oogmerk om te schaden [22](#page=22).
2. Verplichtingen betreffende aandelen die niet geldig zijn ingeschreven [22](#page=22).
3. Hoofdelijke aansprakelijkheid voor herhaalde niet-betaling van dividenden of ontdoken belastingen en btw (niet expliciet in wetboek vermeld) [22](#page=22).
4. Hoofdelijke aansprakelijkheid voor schulden van een faillissement wegens kennelijk grove fout (niet expliciet in wetboek vermeld) [22](#page=22).
* **Praktische bescherming:** Bestuurders worden beschermd door een verzekering voor bestuurdersaansprakelijkheid. Deze verzekering dekt echter geen zware fouten, strafrechtelijke inbreuken, fraude, achterstallen bij de RSZ of fiscale schulden [22](#page=22) [63](#page=63).
* **Vordering tot aansprakelijkheid:** Kan worden ingesteld door de vennootschap zelf, een derde die schade heeft geleden, of de overheid [63](#page=63).
* **Voorbeelden van bestuurdersfouten:**
* **Gewone bestuurdersfouten:** 'Papieren bestuurder', speculatieve contracten, onderverzekering, handelshuur niet tijdig vernieuwen, RSZ niet doorstorten, jaarrekening niet tijdig neerleggen [63](#page=63).
* **Schending statuten of WVV:** Niet neerleggen jaarrekening, geen aandelenregister, handelen buiten doel, geen notulen RvB, niet melden belangenconflict, overtreden boekhoudwetgeving. Dit zijn normaal gesproken geen lichte fouten [63](#page=63).
* **Strafrechtelijke aansprakelijkheid:** Misbruik van vennootschapsgoederen [63](#page=63).
* **Aansprakelijkheid van de enige bestuurder en dagelijks bestuur (NV):** Leden van de RvB, de enige bestuurder, en leden van het bestuursorgaan kunnen persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk zijn voor schade geleden door de vennootschap of derden, met name bij beslissingen met een onrechtmatig financieel voordeel ten nadele van de vennootschap [76](#page=76).
#### 4.2.2 Aansprakelijkheid van vennoten
De aansprakelijkheid van vennoten ten aanzien van derden (externe aansprakelijkheid) is onbeperkt; zij staan met hun volledig vermogen in voor de schulden [39](#page=39).
* **Vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid (VOF, CommV):** Vennoten zijn onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijk ten opzichte van derden [39](#page=39).
* **Vennootschappen met onvolkomen rechtspersoonlijkheid:** Derden kunnen de vennootschap aanspreken. Schuldeisers van een VOF of CommV moeten eerst de vennootschap laten veroordelen alvorens de vennoten te kunnen aanspreken; de aansprakelijkheid is dus subsidiair. De aansprakelijkheid van de vennoten blijft onbeperkt; als het vennootschapsvermogen ontoereikend is, kan het persoonlijke vermogen worden aangesproken [39](#page=39).
* **Stille vennoot:** Staat in voor schulden en verliezen tot het bedrag van zijn inbreng. Kan wel verplicht worden reeds ontvangen renten en dividenden terug te betalen [39](#page=39).
* **Werkende vennoten (VOF, CommV):** Altijd hoofdelijk aansprakelijk [39](#page=39).
#### 4.2.3 Interne aansprakelijkheid
De aansprakelijkheid van de zaakvoerder ten aanzien van de vennoten is contractueel, gebaseerd op de regels van lastgeving uit het Burgerlijk Wetboek [39](#page=39).
#### 4.2.4 Vennootschapsvordering en minderheidsvordering
* **Vennootschapsvordering (Actio Mandati):** De AV beslist of tegen de leden van het bestuursorgaan of de commissaris een vennootschapsvordering wordt ingesteld wegens het niet naar behoren uitvoeren van hun taak. Als bestuurders tegelijk aandeelhouder zijn en een meerderheid hebben, kan deze vordering belemmerd worden [55](#page=55).
* **Minderheidsvordering:** Minderheidsaandeelhouders (minimaal 10% van de aandelen) kunnen namens de vennootschap een vordering instellen tegen bestuursleden of commissarissen. Ze mogen geen kwijting hebben verleend aan de RvB. Indien de vordering wordt afgewezen, riskeren zij een schadevergoeding te betalen. Minimaal 10% van de aandeelhouders kan de voorzitter van de Ondernemingsrechtbank vragen om een deskundige aan te stellen ter inzage van de boeken en rekeningen [55](#page=55).
### 4.3 Geschillenregeling in NV en BV
De geschillenregeling is bedoeld om de vennootschappen NV en BV operationeel te houden bij problemen tussen vennoten. Deze regeling is enkel van toepassing op NV's en BV's, niet op genoteerde vennootschappen [22](#page=22).
#### 4.3.1 Procedure
Een vordering wordt ingeleid bij de voorzitter van de Ondernemingsrechtbank, die zitting houdt als in kort geding. De voorzitter kan geschillen over eigendomsrechten op effecten en samenhangende geschillen beslechten [23](#page=23).
#### 4.3.2 Uitsluiting
Om gegronde redenen kunnen één of meer aandeelhouders vorderen dat een andere aandeelhouder zijn aandelen overdraagt. Een vennootschap of dochtervennootschap kan deze vordering niet instellen. Een gegronde reden wordt gekwalificeerd als feitelijkheden die het belang van de vennootschap in gevaar brengen. Na dagvaarding mag de gedaagde zijn effecten niet vervreemden of bezwaren met zakelijke rechten zonder toestemming. De rechter veroordeelt tot overdracht van de effecten binnen een termijn na het vonnis, tegen de door de rechter vastgestelde prijs. De rechter houdt rekening met contractuele of statutaire bepalingen over de waardevaststelling [23](#page=23).
#### 4.3.3 Uitreding
Elke aandeelhouder kan om gegronde redenen eisen dat zijn effecten worden overgenomen door de aandeelhouders op wie de gegronde redenen betrekking hebben, waarna de eiser uit de vennootschap treedt [23](#page=23).
* **Verschil met uitsluiting:** Bij uitsluiting staat het belang van de vennootschap centraal, bij uitreding het belang van de aandeelhouders [23](#page=23).
* **Toestaan van uitreding:** De Ondernemingsrechtbank staat uitreding toe als de belangen van de aandeelhouder worden geschaad in een situatie waarin hij niet langer aandeelhouder kan worden geacht te willen blijven. Een voorbeeld is wanneer een meerderheidsaandeelhouder een minderheidsaandeelhouder uitsluit van het bestuur en via een openbare verkoop immateriële activa verwerft; de minderheidsaandeelhouders kunnen dan de overname van hun aandelen eisen [24](#page=24).
### 4.4 Verjaring van rechtsvorderingen
Rechtsvorderingen tegen vennootschappen verjaren na dezelfde tijd als tegen natuurlijke personen. De algemene verjaringsregels zijn van toepassing (30 jaar voor zakelijke, 10 jaar voor persoonlijke vorderingen) [24](#page=24).
* **Bijzondere verjaringstermijnen:**
* Vijf jaar: Uittreden van een vennootschap, ontbinding, teruggave van onterecht uitgekeerde dividenden [24](#page=24).
* Zes maanden: Vordering tot nietigverklaring van een besluit van de AV [24](#page=24).
### 4.5 Vaststelling van rechtspersonen
Nietigheid van rechtspersonen leidt tot vereffening, niet tot faillissement. Nietigheid wordt uitgesproken door de rechtbank en heeft intern gevolgen vanaf de uitspraak. Ten aanzien van derden kan nietigheid worden ingeroepen na bekendmaking in openbare databanken en het Belgisch Staatsblad. Nietigheid van een vennootschap met sociaal oogmerk (VS) leidt tot vereffening door een vereffenaar [20](#page=20).
### 4.6 Taalwetgeving
Op de op te stellen stukken is de taalwetgeving van toepassing. De stukken worden opgemaakt in een van de officiële talen van het rechtsgebied waarbinnen de zetel van de rechtspersoon is gevestigd [20](#page=20).
---
# De jaarrekening en controle van vennootschappen
Dit onderwerp behandelt de opstelling, inhoud en openbaarmaking van de jaarrekening en het jaarverslag, en de rol van de commissaris bij de controle hiervan [24](#page=24).
### 5.1 De jaarrekening en het jaarverslag
#### 5.1.1 De jaarrekening
Het bestuursorgaan is jaarlijks verplicht een inventaris en een jaarrekening op te stellen, bestaande uit de balans, de resultatenrekening en de toelichting. De algemene vergadering moet de jaarrekening binnen zes maanden na de afsluitingsdatum van het boekjaar goedkeuren. Voor kleine en microvennootschappen gelden verkorte schema's. Bepaalde entiteiten, zoals kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, zijn vrijgesteld van de plicht tot het opmaken van een inventaris en jaarrekening. De vorm en inhoud van de jaarrekening worden bepaald door een koninklijk besluit [25](#page=25).
#### 5.1.2 Het jaarverslag
Naast de inventaris en jaarrekening is het bestuursorgaan verplicht een jaarverslag op te stellen, waarin de jaarrekening wordt toegelicht en rekenschap wordt afgelegd van het beleid. Voor niet-genoteerde kleine vennootschappen, kleine vennootschappen, VOF's en CommV's is een jaarverslag niet verplicht. Voor genoteerde vennootschappen is een 'verklaring inzake deugdelijk bestuur' verplicht. Hierin dienen zaken als het interne controle- en risicobeheersysteem, diversiteitsbeleid en een remuneratieverslag te worden opgenomen [25](#page=25).
#### 5.1.3 Openbaarmakingsverplichtingen
**5.1.3.1 Belgische vennootschappen**
De jaarrekeningen moeten door het bestuursorgaan worden neergelegd bij de Nationale Bank van België (NBB) binnen 30 dagen na goedkeuring en uiterlijk zeven maanden na de afsluiting van het boekjaar. Een verkorte vorm is van toepassing voor niet-genoteerde kleine vennootschappen, kleine vennootschappen die geen organisatie van openbaar belang zijn, en microvennootschappen. De openbaarmakingsverplichtingen zijn niet van toepassing op kleine vennootschappen onder de vorm VOF of CommV, VOF's, CommV's en Europese economische samenwerkingsverbanden waarvan alle onbeperkt aansprakelijke vennoten natuurlijke personen zijn. De NBB controleert de neergelegde stukken en licht de vennootschap en haar commissaris in bij vastgestelde fouten, waarna een verbeterde versie binnen twee maanden moet worden neergelegd [26](#page=26).
**5.1.3.2 Buitenlandse vennootschappen met bijkantoor in België**
Een buitenlandse vennootschap met een bijkantoor in België moet haar (geconsolideerde) jaarrekening neerleggen bij de NBB. Deze moet worden opgesteld, gecontroleerd en openbaar gemaakt volgens het recht van het land waaronder de vennootschap valt [26](#page=26).
#### 5.1.4 Geconsolideerde jaarrekening
Een geconsolideerde jaarrekening is een gezamenlijke jaarrekening voor vennootschappen die nauw verbonden zijn, zoals moeder- en dochtervennootschappen [26](#page=26).
#### 5.1.5 Specifieke bepalingen voor verenigingen en stichtingen
Ook verenigingen en stichtingen moeten een jaarrekening en jaarverslag opmaken binnen zes maanden na het afsluiten van het boekjaar. Daarnaast zijn zij verplicht een begroting op te stellen voor het volgende boekjaar. Deze begroting wordt opgesteld door het bestuursorgaan en goedgekeurd door de algemene vergadering, en moet binnen 30 dagen na goedkeuring bij de NBB worden neergelegd. Een vereniging moet de jaarrekening niet neerleggen bij de NBB indien zij niet meer dan één criterium van ART 3:47;2 overschrijdt, en mag dan een vereenvoudigd model hanteren [27](#page=27).
### 5.2 De controle van de jaarrekening
Gezien het centrale belang van de jaarrekening, heeft de wetgever controlemogelijkheden ingevoerd [28](#page=28).
#### 5.2.1 Algemene bepalingen inzake controle
De algemene vergadering benoemt een commissaris, die altijd een revisor moet zijn, ingeschreven in het openbaar register van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren. De commissaris wordt benoemd voor drie jaar, op voorstel van het auditcomité. Zijn onafhankelijkheid is cruciaal; hij mag uitsluitend een controletaak uitvoeren [28](#page=28).
**5.2.1.1 Bezoldiging**
De bezoldiging wordt vooraf vastgelegd door de algemene vergadering en bestaat uit een vast bedrag. Wijzigingen vereisen instemming van beide partijen [28](#page=28).
**5.2.1.2 Ontslag**
Commissarissen worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van drie jaar. Ontslag is enkel mogelijk om wettige redenen door de AV, waarbij een schadevergoeding betaald moet worden. Commissarissen kunnen zelf ontslag nemen bij gewichtige persoonlijke redenen. Bij ontslag moeten zowel de commissaris als de vennootschap dit melden aan het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren, met opgave van de reden [28](#page=28).
**5.2.1.3 Bevoegdheden**
De wetgever kent de commissaris uitgebreide controlebevoegdheden toe, die hij alleen of gezamenlijk kan uitoefenen [29](#page=29).
> **Tip:** De alarmbelprocedure is een belangrijke functie van de commissaris [29](#page=29).
Indien de commissaris tijdens de controle vaststelt dat de continuïteit van de economische activiteit in gevaar is, moet hij de bestuursorganen schriftelijk informeren. De bestuursorganen moeten dan beraadslagen over maatregelen en een plan opstellen om de continuïteit voor minstens twaalf maanden te verzekeren. De vaststellingen moeten worden meegedeeld aan de voorzitter van de ondernemingsrechtbank indien de bestuursorganen niet binnen een maand zijn ingelicht over de beraadslaging, of indien geoordeeld wordt dat de genomen maatregelen de continuïteit niet kunnen vrijwaren [29](#page=29).
**5.2.1.4 Aansprakelijkheid van de commissaris**
Commissarissen zijn aansprakelijk ten aanzien van de vennootschap voor tekortkomingen in hun taak, zowel jegens de vennootschap als jegens derden. Zij kunnen ontsnappen aan aansprakelijkheid voor overtredingen waaraan zij geen deel hadden, indien zij kunnen aantonen dat zij hun taak naar behoren hebben vervuld [29](#page=29).
#### 5.2.2 Controle op de jaarrekening
Een aantal vennootschappen is vrijgesteld van controle op de jaarrekening. Dit geldt voor [29](#page=29):
* VOF's, CommV's, Europese economische samenwerkingsverbanden waarvan alle onbeperkt aansprakelijke vennoten natuurlijke personen zijn [29](#page=29).
* Niet-genoteerde kleine vennootschappen en kleine vennootschappen die geen organisatie van openbaar belang zijn (tenzij ze deel uitmaken van een groep met een geconsolideerde jaarrekening), alsook microvennootschappen [29](#page=29).
* Erkende landbouwvennootschappen met de vorm VOF of CommV die onderworpen zijn aan de personenbelasting [29](#page=29).
De taak van de commissaris is het controleren van de vennootschap, de financiële toestand, de jaarrekening en de regelmatigheid van de verrichtingen in de jaarrekening. De commissarissen stellen een schriftelijk verslag op over de jaarrekening, waarvoor het bestuursorgaan de nodige stukken ten minste één maand van tevoren moet overhandigen. Dit gedagtekend en ondertekend verslag moet twaalf elementen bevatten [29](#page=29) [30](#page=30).
#### 5.2.3 Controle op de geconsolideerde jaarrekening
Ook de samengestelde boekhouding van diverse bedrijven, de geconsolideerde jaarrekening, moet gecontroleerd worden [30](#page=30).
#### 5.2.4 Controle in vennootschappen met een ondernemingsraad
Indien er een ondernemingsraad is opgericht, worden één of meer bedrijfsrevisoren benoemd met als taak de ondernemingsraad te informeren over de economische en financiële toestand. De bedrijfsrevisor mag de vergaderingen van de ondernemingsraad bijwonen [30](#page=30).
#### 5.2.5 Controle in verenigingen en stichtingen
Voor verenigingen en stichtingen geldt een gelijkaardige controle van de jaarrekening als voor vennootschappen; grote verenigingen moeten een commissaris aanduiden [30](#page=30).
#### 5.2.6 Individuele onderzoeks- en controlebevoegdheid van vennoten
Indien er geen commissaris hoeft te worden benoemd, maar één of meer vennoten dit wel wensen, kan een verzoek worden voorgelegd aan de algemene vergadering. Als er geen commissaris is, heeft iedere vennoot individueel de onderzoeks- en controlebevoegdheid van een commissaris [30](#page=30).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Vennootschapsrecht | Het rechtsgebied dat zich bezighoudt met de oprichting, het beheer, de aansprakelijkheid en de ontbinding van vennootschappen. Het regelt de juridische relaties tussen vennoten, de vennootschap en derden. |
| Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) | Een verzameling wetten die de regels en bepalingen bevat voor de oprichting en werking van vennootschappen en verenigingen in België. Het fungeert als de centrale rechtsbron voor dit rechtsgebied. |
| Rechtspraak | De verzameling uitspraken van rechtbanken en hoven die interpretatie en toepassing van de wetten geven. Hoewel niet strikt bindend, is rechtspraak een belangrijke gezaghebbende bron voor de ontwikkeling van het recht. |
| Rechtsleer | De wetenschappelijke interpretaties en analyses van juridische vraagstukken door rechtsgeleerden in academische publicaties. Het biedt inzichten en meningen die de wetgever en rechtbanken kunnen beïnvloeden. |
| Gewoonte | Een langdurig en algemeen geaccepteerd gedragspatroon dat door rechters in specifieke rechtszaken wordt gevolgd en als leidraad dient, mits het consistent en redelijk is. |
| Rechtspersoonlijkheid | Het juridische vermogen om eigen rechten en plichten te hebben, contracten aan te gaan, eigendom te bezitten en in rechte op te treden, onafhankelijk van de natuurlijke personen die de rechtspersoon vormen. |
| Inbreng | De bijdrage die een vennoot levert aan de vennootschap, welke kan bestaan uit geld, goederen (in eigendom of genot), of arbeid/diensten (nijverheid). De inbreng vormt de basis van het vennootschapsvermogen. |
| Voorwerp | Het specifieke doel of de activiteit waarvoor een vennootschap wordt opgericht. Dit moet geoorloofd zijn en mag niet in strijd zijn met de openbare orde of de goede zeden. |
| Vermogensdeel | Een financieel voordeel dat voortkomt uit de activiteiten van een vennootschap, dat rechtstreeks of onrechtstreeks kan worden uitgekeerd aan de vennoten of leden. Het oogmerk om vermogensdeel uit te keren is een essentieel kenmerk van vennootschappen. |
| Stille maatschap | Een variant van de maatschap waarbij een vennoot, de stille vennoot, geen deelneemt aan de openbare activiteiten of het bestuur, maar wel financieel bijdraagt en deel heeft in de winst of het verlies. |
| Vennootschap onder firma (VOF) | Een vennootschap met onvolkomen rechtspersoonlijkheid waarbij alle vennoten onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap. |
| Commanditaire vennootschap (CommV) | Een vennootschap met onvolkomen rechtspersoonlijkheid die een combinatie is van een VOF met stille vennoten (commanditaire vennoten) die enkel aansprakelijk zijn tot hun inbreng, en werkende vennoten die hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk zijn. |
| Besloten vennootschap (BV) | Een vennootschapsvorm met rechtspersoonlijkheid waarbij de aansprakelijkheid van de aandeelhouders beperkt is tot hun inbreng. De BV is een flexibele rechtsvorm met geen wettelijk verplicht minimumkapitaal meer. |
| Naamloze vennootschap (NV) | Een vennootschap met rechtspersoonlijkheid en een kapitaal, geschikt voor grotere ondernemingen met een breed aandeelhouderschap, vaak beursgenoteerd. De aandelen zijn in principe vrij overdraagbaar. |
| Coöperatieve vennootschap (CV) | Een vennootschap met rechtspersoonlijkheid die primair gericht is op het voldoen aan de behoeften van haar aandeelhouders en het ontwikkelen van hun economische en sociale activiteiten, met een coöperatief gedachtegoed. |
| Jaarrekening | Een financieel overzicht dat de balans, resultatenrekening en toelichting omvat, en de financiële toestand en resultaten van een vennootschap weergeeft voor een bepaald boekjaar. |
| Jaarverslag | Een document dat het bestuursorgaan opstelt om de jaarrekening toe te lichten en rekenschap te geven van het gevoerde beleid gedurende het boekjaar. |
| Commissaris | Een onafhankelijke professional (meestal een bedrijfsrevisor) die wordt benoemd om de jaarrekening en de financiële toestand van een vennootschap te controleren en hierover verslag uit te brengen aan de algemene vergadering. |
| Alarmbelprocedure | Een wettelijke procedure die ingaat wanneer de financiële continuïteit van een vennootschap in gevaar komt, waarbij het bestuursorgaan maatregelen moet nemen en/of de algemene vergadering moet bijeenroepen. |
| Bestuurdersaansprakelijkheid | De juridische verantwoordelijkheid van bestuurders voor de schade die zij aan de vennootschap of aan derden toebrengen door hun nalatigheid, fouten of onrechtmatige handelingen bij de uitoefening van hun functie. |
| Financieel plan | Een document dat bij de oprichting van bepaalde vennootschappen, zoals de BV, aan de notaris moet worden voorgelegd. Het bevat informatie over het aanvangsvermogen en de verwachte financiële draagkracht van de vennootschap voor een bepaalde periode. |
| Inbreng in natura | De inbreng van goederen, zoals materiële of immateriële activa, in een vennootschap in plaats van geld. Deze inbreng moet correct gewaardeerd worden en wordt beoordeeld door een bedrijfsrevisor. |
| Verrekeningssaldo | Het saldo dat overblijft na het afwikkelen van alle inkomsten en uitgaven binnen een bepaalde periode. Dit is relevant bij de verdeling van winsten of verliezen bij de ontbinding van een vennootschap. |
| Uitkoopbod | Een aanbod om alle aandelen van een vennootschap te verwerven, meestal gedaan door een partij die al een controlerend belang bezit, met als doel de volledige controle over de onderneming te verkrijgen. |
| Monistisch bestuur | Een bestuursmodel waarbij de verantwoordelijkheid voor zowel het beleid als het toezicht berust bij één orgaan, meestal de raad van bestuur. |
| Duaal bestuur | Een bestuursmodel dat bestaat uit twee afzonderlijke organen: een raad van toezicht (voor strategisch beleid en toezicht) en een directieraad (voor de dagelijkse leiding). |
| Vereniging zonder winstoogmerk (VZW) | Een rechtspersoon opgericht door een overeenkomst door twee of meer personen die een belangeloos doel nastreven en geen vermogensvoordeel uitkeren aan leden. |
| Stichting | Een rechtspersoon zonder leden, opgericht door een rechtshandeling, met een vermogen bestemd om een belangeloos doel na te streven. |
| Quasi-inbreng | De situatie waarbij een vennootschap binnen twee jaar na oprichting een vermogensbestanddeel aankoopt dat toebehoorde aan een oprichter, bestuurder of aandeelhouder, tegen een vergoeding die significant is in verhouding tot het geplaatste kapitaal. |
Cover
test.pptx
Summary
# Inleiding tot het economisch recht en de ondernemingsrechtbank
Dit document vat de inleiding tot het economisch recht en de ondernemingsrechtbank samen, met een focus op de evolutie van het handelsrecht naar het brede economisch recht, de structuur van de onderneming, de bevoegdheden van de ondernemingsrechtbank en de bewijsregels in economische geschillen.
## 1. Inleiding tot het economisch recht en de ondernemingsrechtbank
### 1.1 Evolutie van handelsrecht naar economisch recht
Het economisch recht is een veel ruimer domein dan het vroegere handelsrecht. Waar het handelsrecht zich voornamelijk richtte op nationale wetgeving en het begrip 'koopman' of 'handelaar', omvat het economisch recht nu alle regels die het economisch leven beheersen. Dit omvat zowel nationale als Europese regelgeving en is van toepassing op een breder begrip: de 'onderneming'.
#### 1.1.1 Kenmerken van het economisch recht
* **Breed bereik:** Omvat naast nationale wetgeving ook EU-regelgeving (richtlijnen, verordeningen, beschikkingen).
* **Ruim begrip 'onderneming':** Van toepassing op iedereen die een economische activiteit uitoefent, inclusief vrije beroepen, vzw's en landbouwers.
* **Nieuw Wetboek Economisch Recht (WER):** De meeste bepalingen zijn nu ondergebracht in dit wetboek.
#### 1.1.2 Verhouding burgerlijk recht en economisch recht
Het economisch recht kan worden gezien als een **afwijkend recht** ten opzichte van het burgerlijk recht, omdat het specifieke en soms afwijkende regels bepaalt voor ondernemingen. Het is ook een **bijzonder recht**, dat enkel toepasselijk is op ondernemingen en verbintenissen tussen ondernemingen. Niettemin blijft het burgerlijk recht (bv. verbintenissenrecht, aansprakelijkheid) van groot belang binnen het economisch recht.
### 1.2 De onderneming
Vanaf 1 november 2018 werd het begrip 'koopman'/'handelaar' vervangen door het begrip 'onderneming'.
#### 1.2.1 Wie wordt als onderneming beschouwd?
* **Natuurlijke personen:** Die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefenen (bv. vrije beroepers, bestuurders, landbouwers).
* **Rechtspersonen:** Met uitzondering van publieke rechtspersonen die geen goederen of diensten aanbieden, de federale overheid en haar gedecentraliseerde entiteiten (bv. vzw's, stichtingen).
* **Andere organisaties zonder rechtspersoonlijkheid:** Tenzij ze geen winstuitkering doen of dit niet beogen.
Het vroegere Wetboek van Koophandel werd volledig ontmanteld en grotendeels vervangen door het WER.
### 1.3 De ondernemingsrechtbank
De Rechtbank van Koophandel is verdwenen en vervangen door de Ondernemingsrechtbank.
#### 1.3.1 Organisatie
* Georganiseerd per rechtsgebied van het Hof van Beroep (5) plus 3 in Brussel en 1 in Eupen, dus in totaal 9 Ondernemingsrechtbanken.
* Elke Ondernemingsrechtbank bestaat uit afdelingen, die elk weer uit verschillende kamers (bv. faillissementskamer, kamer bouwgeschillen) bestaan voor specialisatie.
#### 1.3.2 Samenstelling van de kamers
* **Voorzitter:** Een beroepsmagistraat.
* **Bijzitters:** 'Rechters in ondernemingszaken', lekenrechters die voor een hernieuwbare termijn van 5 jaar door de Koning worden benoemd. Zij hebben geen juridische opleiding vereist en komen uit het bedrijfsleven, verenigingsleven of vrije beroepen om meer voeling te hebben met de ondernemingspraktijk.
* **Griffier:** Verantwoordelijk voor de praktische organisatie, het opstellen van zittingsbladen en het uittypen van vonnissen.
* **Openbaar Ministerie:** Zetelt in zaken die het algemeen belang raken en heeft een advies- en initiatiefrecht (bv. dagvaarding tot faillissement).
#### 1.3.3 Bevoegdheden
De Ondernemingsrechtbank is bevoegd voor:
1. **Geschillen tussen ondernemingen onderling:** Ongeacht de waarde van het geschil, tenzij een ander rechtscollege exclusief bevoegd is.
2. **Geschillen van een niet-onderneming eisend tegen een onderneming:** Indien de eiser dit wenst (de eiser kan zich ook richten tot de Rechtbank van Eerste Aanleg; omgekeerd is dit niet mogelijk).
* **Opgelet:** Een natuurlijke persoon-onderneming kan niet voor de Ondernemingsrechtbank worden gedagvaard voor handelingen die "kennelijk" vreemd zijn aan de onderneming. Bij twijfel is de Ondernemingsrechtbank echter wel bevoegd.
3. **Exclusieve bevoegdheid (ongeacht waarde of partijen):**
* Geschillen tussen vennoten van vennootschappen/verenigingen.
* Vorderingen die voortvloeien uit een faillissement.
* Geschillen betreffende wisselbrieven.
* Geschillen betreffende intellectuele eigendomsrechten.
* Geschillen betreffende marktpraktijken (vordering tot staking).
#### 1.3.4 Procedureverloop
* **Dagvaarding:** Een document van een gerechtsdeurwaarder die de verweerder oproept voor de bevoegde rechtbank.
* **Openbare zitting:**
* **Inleidingszitting:** Vaak kan de zaak hier al geheel of gedeeltelijk behandeld worden (verstek, afkortingen, onderzoeksmaatregel).
* **Pleitzitting:** In betwiste zaken, na neerlegging van conclusies en stukkenbundels.
* **Vonnis:** Beslechting van het geschil door de Rechtbank.
#### 1.3.5 Verkorte en buitengewone procedures
Deze worden steeds behandeld door de Voorzitter van de Ondernemingsrechtbank met korte dagvaardingstermijnen (2 vrije dagen).
* **In kortgeding:**
* Algemeen toepasbaar, vereist spoedeisend karakter.
* Er mag nog niet geoordeeld worden over de grond van de zaak ("uitspraak bij voorraad", bv. deskundigenonderzoek, aanstelling sekwester, voorlopige stopzetting bouwwerken).
* **Andere verkorte procedures:**
* Enkel indien in specifieke wetgeving voorzien.
* Uitspraak over de grond van de zaak.
* Voorbeeld: Vordering tot staking van ongeoorloofde ondernemingspraktijken (stakingbevel onder verbeurte van dwangsom).
#### 1.3.6 Minnelijke schikking
Via een kosteloos schriftelijk verzoek kan men een partij laten oproepen voor een verzoeningszitting. Indien een akkoord wordt bereikt, heeft dit vonnis dezelfde waarde als een vonnis. Indien geen akkoord wordt bereikt, moet een dagvaarding worden uitgebracht.
### 1.4 Bewijs in ondernemingszaken
#### 1.4.1 Algemene regels
* **Consensualisme:** Overeenkomsten komen geldig tot stand door loutere wilsovereenstemming (geen vormvereisten).
* **Bewijslastverdeling:** Wie de uitvoering vordert, moet deze bewijzen; wie betaald heeft, moet betaling bewijzen.
* **Nieuw Burgerlijk Wetboek (Boek 8):** Vereist medewerking van beide partijen aan de bewijsvoering. De rechter kan in uitzonderlijke omstandigheden de bewijslast drager bepalen.
* **Definities:** 'Geschrift' omvat nu ook elektronische bestanden, e-mails, WhatsApp- en sms-berichten. 'Handtekening' omvat ook elektronische handtekeningen.
#### 1.4.2 Bewijs in het burgerlijk recht versus ondernemingsrecht
* **Burgerlijk recht (art. 8.9 BW):** Rechtshandelingen (overeenkomsten met waarde > 3.500 euro) kunnen enkel met schriftelijke bewijzen worden bewezen (authentieke of onderhandse akte). Andere bewijsmiddelen zijn toelaatbaar bij een begin van schriftelijk bewijs of indien de overeenkomst is uitgevoerd.
* **Ondernemingsrecht (art. 8.11 BW):** **Vrije bewijsvoering!** Ondernemingsverbintenissen kunnen met alle bewijsmiddelen worden bewezen, tenzij de wet een schriftelijk bewijs eist (bv. oprichting vennootschap, verzekeringsovereenkomst). Schriftelijke bewijsstukken zijn echter van groot belang in de praktijk.
#### 1.4.3 Bewijskracht van de boekhouding
* **Verplichting:** Elke onderneming moet een passende boekhouding voeren.
* **Bewijskracht:**
* **Geschillen tussen ondernemingen:** De rechter kan de boekhouding als bewijs aanvaarden, zowel in het voordeel als in het nadeel van de onderneming. Wettelijke bewijskracht enkel indien vermeldingen overeenstemmen; anders oordeelt de rechter vrij.
* **Geschillen van een niet-onderneming tegen een onderneming:** De niet-ondernemer kan de boekhouding van de onderneming inroepen als bewijs tegen de onderneming (buitengerechtelijke schriftelijke bekentenis). De onderneming kan haar boekhouding niet inroepen tegen een niet-ondernemer.
* **Procedureel gebruik:** De rechtbank kan op verzoek van een partij of ambtshalve de overlegging van de boekhouding bevelen. Vertrouwelijkheid kan worden gewaarborgd door enkel overmaking aan een gerechtsdeskundige.
#### 1.4.4 Bewijskracht van de factuur
* **Algemeen:** Geschreven stuk opgesteld door leverancier, bezorgd aan klant, met bevestiging van geldvordering. Bevat specificatie van goederen/diensten en prijs.
* **Materiële vorm:** Papier of elektronisch, met waarborging van identiteit, ongewijzigde inhoud en leesbaarheid. Elektronische facturatie vereist voorafgaand akkoord van afnemer; vanaf 2026 is e-facturatie verplicht via het Peppol-netwerk.
* **Bewijskracht:**
1. **Tegen de leverancier-ondernemer:** De door hem opgestelde factuur bewijst de daarin opgenomen overeenkomst (prijs, kwaliteit, etc.).
2. **Tegen de klant-ondernemer:** Indien de klant de factuur heeft aanvaard (uitdrukkelijk, impliciet, stilzwijgend bij gebreke aan tijdig protest), kan de leverancier deze inroepen.
* **Aanvaarding:** Kan expliciet (ondertekening), impliciet (betaling, gebruik koopwaar) of stilzwijgend (gebreke aan tijdig protest). Klant-ondernemer is verplicht tijdig te reageren.
* **Protest:** Moet binnen redelijke termijn (best binnen de week), gespecificeerd en bewezen zijn (schriftelijk).
3. **Tegen de klant-niet ondernemer:** Stilzwijgen na ontvangst leidt niet snel tot aanvaarding, tenzij het een "omstandig stilzwijgen" is (bv. gebruik koopwaar, gedeeltelijke betaling).
### 1.5 Betalingsachterstand bij ondernemingstransacties
* **Toepassingsgebied:** Enkel op transacties tussen 'ondernemingen', niet tegen particulieren/consumenten. Wel tegen de overheid bij openbare aanbestedingen.
* **Betalingstermijn:** Indien geen termijn overeengekomen: betaling binnen 30 dagen na ontvangst factuur of goederen. Indien een procedure voor aanvaarding/controle is voorzien, begint de termijn te lopen vanaf ontvangst factuur.
* Overeenkomen betalingstermijn: Niet langer dan 60 dagen (tenzij expliciet en gerechtvaardigd voor de overheid).
* **Laattijdige betaling:** Automatisch recht op intrest (wettelijk vastgelegd) en redelijke schadevergoeding voor invorderingskosten (vast bedrag van 40 euro, hoger indien overeengekomen of gerechtvaardigd).
* **Rechtsplegingsvergoeding:** Tegemoetkoming in advocaatskosten van de winnende partij. Bedrag hangt af van de waarde van de vordering (minimum, maximum, basisbedrag).
### 1.6 Invordering onbetwiste schuldvorderingen tussen ondernemingen
Via tussenkomst van een advocaat kan een gerechtsdeurwaarder een aanmaning betekenen aan de debiteur.
* **Reactie debiteur:** Binnen 1 maand kan de debiteur betalen, betalingsmodaliteiten vragen (opschorting procedure) of de vordering betwisten (dagvaarding vereist).
* **Geen reactie:** Gerechtsdeurwaarder stelt een "pv van niet-betwisting" op; de ondernemer kan op basis hiervan een uitvoerbare titel verkrijgen.
### 1.7 Invordering schulden van de consument
* **Algemene voorwaarden:** Niet zomaar toepasbaar; bewijs van kennisname en deelname aan de overeenkomst is vereist.
* **Recht op eerste gratis herinnering:** Met bijkomende betalingstermijn van 14 dagen zonder extra kosten. Wettelijk verplichte vermeldingen zijn cruciaal.
* **Grenzen aan schadebeding en intresten:** Strikte wettelijke limieten zijn van toepassing.
* **Incasso:** Strikte wettelijke regels en rechten voor de consument (verplichte ingebrekestelling met wachttermijn, verplichte vermeldingen).
### 1.8 De handelszaak
#### 1.8.1 Begrip
Een geheel van goederen samengebracht met als doel een onderneming uit te baten. Het is geen afzonderlijke rechtspersoon, maar kan wel ingebracht worden in een vennootschap. De handelszaak is een onlichamelijk roerend goed.
#### 1.8.2 Bestandsdelen
* **Lichamelijke (materiële) bestanddelen:** Vaste activa (installaties, machines) en vlottende activa (voorraden, koopwaar).
* **Onlichamelijke (immateriële) bestanddelen:** Ondernemingsnaam, uithangbord, industriële eigendomsrechten (octrooien, merken), knowhow, handelsovereenkomsten (leasing, franchising), huurrechten, cliënteel, schuldvorderingen, banktegoeden (indien opgenomen in overeenkomst).
#### 1.8.3 Overdracht (verkoop)
* **Toepasselijke wetgeving:** Regels van koop en algemeen verbintenissenrecht. Wilsgebreken kunnen leiden tot nietigverklaring.
* **Echtgenoten:** Toestemming van beide echtgenoten vereist bij verkoop van gemeenschappelijke handelszaak.
* **Voorwerp:** Overeenstemming over voorwerp en prijs. Nauwkeurige beschrijving van bestanddelen is aangewezen. Zonder expliciete vermelding, neemt de koper geen schulden/vorderingen over en geen onroerende goederen.
* **Leveringsverplichting en tegenstelbaarheid:** Afgifte van de sleutels. Bij overdracht van schuldvorderingen: kennisgeving aan schuldenaar of erkenning door schuldenaar.
* **Vrijwaring:** Vrijwaring voor eigen daad (inclusief mededingingsverbod, beperkt in tijd, plaats en voorwerp) en voor verborgen gebreken.
#### 1.8.4 Inpandgeving van de handelszaak
* **Bezitloos pand:** Mogelijk gemaakt door de wet roerende zekerheden. Essentieel is een overeenkomst tussen pandhouder en pandgever.
* **Voorwerp:** Nauwkeurige opname van de bestanddelen in de overeenkomst. Cliënteel kan niet contractueel worden uitgesloten.
* **Vorm/vestiging-tegenstelbaarheid:** Authentieke of onderhandse akte. Inschrijving in een elektronisch nationaal pandregister bepaalt de rangorde. Voorrecht geldt 10 jaar, met hernieuwing mogelijk.
* **Verplichtingen pandgever / rechten pandhouder:** Pandgever moet zaak normaal uitbaten. Pandhouder heeft recht op uitwinning bij wanprestatie.
* **Uitwinningsprocedure:** Bij niet-consumenten: kennisgeving aan pandgever (minstens 10 dagen vooraf). Pandgever kan zich verzetten bij de rechter. Pandhouder die niet te goeder trouw uitwint, kan aansprakelijk worden gesteld.
---
---
# Bewijsregels in ondernemingszaken
Dit onderdeel behandelt de algemene bewijsregels, bijzondere bewijsmiddelen zoals de boekhouding en de factuur, en hun bewijskracht in geschillen tussen ondernemingen en ten opzichte van niet-ondernemingen.
### 2.1 Algemene bewijsregels in ondernemingszaken
De algemene bewijsregels in ondernemingszaken zijn aanvullingen op en afwijkingen van het Burgerlijk Wetboek.
#### 2.1.1 Bewijslastverdeling
* Wie de uitvoering van een overeenkomst vordert, moet deze bewijzen.
* Wie beweert betaald te hebben, moet de betaling bewijzen.
* Beide partijen moeten meewerken aan de bewijsvoering.
* In uitzonderlijke omstandigheden kan de rechter bepalen wie de bewijslast draagt indien de toepassing van de algemene regels kennelijk onredelijk zou zijn.
#### 2.1.2 Definities
* **Geschrift:** Kan ook een elektronisch bestand, e-mail of WhatsApp-bericht zijn.
* **Handtekening:** Kan ook een elektronische handtekening zijn (gewone, geavanceerde, gekwalificeerde).
#### 2.1.3 Bewijs in het Burgerlijk Recht versus Ondernemingsrecht
* **Rechtshandelingen (overeenkomsten met waarde boven € 3.500):** Kunnen enkel bewezen worden met schriftelijke bewijzen (authentieke of onderhandse akte). Bewijs met andere middelen is enkel toegelaten bij een begin van schriftelijk bewijs of indien de uitvoering van de overeenkomst kan worden bewezen.
* **Rechtsfeiten:** Kunnen met alle mogelijke bewijsmiddelen bewezen worden (ook getuigen en vermoedens).
* **Ondernemingsrecht (art. 8.11 B.W.):** Kenmerkt zich door **vrije bewijsvoering**. Ondernemingsverbintenissen kunnen bewezen worden met alle bewijsmiddelen, tenzij de wet een schriftelijk bewijs eist (bv. oprichting vennootschap, verzekeringsovereenkomst).
* **Evolutie:** Hoewel principieel vrije bewijsvoering geldt, hechten ondernemingsrechtbanken minder belang aan getuigenbewijs door de beschikbaarheid van diverse schriftelijke communicatiemiddelen.
#### 2.1.4 Bewijs ten opzichte van niet-ondernemingen
* **Tegen een niet-onderneming (bv. klant-consument):** Gelden de strikte bewijsregels van het Burgerlijk Recht.
* **Tussen ondernemingen:** Geldt vrije bewijsvoering.
* **Van een niet-onderneming tegen een onderneming:** Geldt vrije bewijsvoering, tenzij de rechtshandeling "kennelijk" vreemd is aan de natuurlijke persoon-onderneming.
### 2.2 Bijzondere bewijsmiddelen
#### 2.2.1 De boekhouding
Elke onderneming is verplicht een boekhouding te voeren die past bij de aard en omvang van de onderneming. De boekhouding is een belangrijk beleidsinstrument en een specifiek bewijsmiddel, maar dient met voorzichtigheid te worden gehanteerd.
##### 2.2.1.1 Bewijskracht van de boekhouding (art. 8.11 §2 BW)
* **Geschillen tussen ondernemingen onderling:**
* De boekhouding kan door de rechter als bewijs worden aanvaard, zowel in het voordeel als in het nadeel van de onderneming.
* De boekhouding heeft enkel wettelijke bewijskracht indien de vermeldingen in de boekhouding van beide ondernemingen overeenstemmen.
* Bij niet-overeenstemmende vermeldingen, oordeelt de rechter vrij over de bewijswaarde.
* **Geschillen van een niet-onderneming tegen een onderneming:**
* Een niet-ondernemer kan de boekhouding van de onderneming als bewijs tegen deze laatste inroepen (buitengerechtelijke schriftelijke bekentenis), met inachtneming van de regel van onsplitsbaarheid van de bekentenis.
* Een onderneming kan haar boekhouding niet als bewijs inroepen tegen een niet-ondernemer (vanwege het eenzijdig karakter).
##### 2.2.1.2 Procedureel gebruik van de boekhouding
De rechtbank kan op verzoek van een partij of ambtshalve de overlegging bevelen van het geheel of een deel van de boekhouding dat betrekking heeft op het geschil. Hierbij moet rekening gehouden worden met de onsplitsbaarheid en de vertrouwelijkheid van de stukken (bv. overmaking aan een gerechtsdeskundige in plaats van aan de tegenpartij).
#### 2.2.2 De factuur
Een factuur is een geschreven stuk opgesteld door de leverancier en bezorgd aan de klant, die een schuldvordering bevestigt wegens de levering van goederen of diensten.
##### 2.2.2.1 Algemeen en materieel vorm
* **Inhoud:** Specificatie van geleverde goederen/diensten, vermelding van de prijs.
* **Vorm:** Papier of elektronisch. Moet de identiteit van de leverancier, de ongewijzigde inhoud en de leesbaarheid garanderen gedurende de bewaartermijn van 7 jaar.
* **Elektronische facturatie:** Vereist voorafgaand akkoord van de afnemer. Vanaf 1 januari 2026 is e-facturatie verplicht tussen ondernemingen via het Peppol-netwerk.
* **Wettelijke regeling:** Nauwelijks wettelijk geregeld in het ondernemingsrecht, wel fiscaal in de btw-wetgeving. Tussen btw-plichtigen is een factuur verplicht voor leveringen van goederen en diensten, tenzij de klant erom vraagt voor privégebruik.
##### 2.2.2.2 Bewijskracht van de factuur
Een door een onderneming **aanvaarde** factuur levert bewijs op tegen deze onderneming. Dit geldt als een schriftelijke buitengerechtelijke bekentenis.
* **Hypothese 1: Bewijskracht tegen de leverancier-ondernemer:**
De door de leverancier opgestelde factuur bewijst de daarin opgenomen overeenkomst (prijs, kwaliteit, type, hoeveelheid, leveringsspecificaties), ongeacht of deze wordt ingeroepen door een klant-ondernemer of een klant-niet-ondernemer.
* **Hypothese 2: Bewijskracht tegen de klant-onderneming:**
Als de klant-ondernemer de factuur heeft aanvaard, kan de leverancier deze inroepen tegen de klant. De aanvaarde factuur wordt geacht de getrouwe weergave van de overeenkomst te zijn.
* **Aanvaarding kan gebeuren door:**
* **Uitdrukkelijk:** Ondertekening, melding goede ontvangst.
* **Impliciet:** Af te leiden uit andere handelingen (betaling, gedeeltelijke betaling, gebruik koopwaar).
* **Stilzwijgend:** Bij gebreke aan tijdig protest. Klant-ondernemers zijn verplicht tijdig te reageren op de factuur. Het niet protesteren binnen een redelijke termijn wordt geacht aanvaarding te impliceren.
* **Protest:** Moet binnen een redelijke (korte) termijn gebeuren en gespecificeerd zijn. Kan schriftelijk (brief, fax, e-mail).
* **Algemene voorwaarden:** De bewijskracht van de factuur strekt zich in beginsel uit tot de algemene voorwaarden op de keerzijde van de factuur.
* **Hypothese 3: Bewijskracht tegen de klant-niet ondernemer (consument):**
Bij consumenten wordt uit stilzwijgen na ontvangst van een factuur niet gemakkelijk aanvaarding afgeleid. Dit kan enkel bij een zogenaamd "omstandig stilzwijgen" (bv. gebruik koopwaar, gedeeltelijke betaling, onbeantwoorde herinneringsbrieven).
### 2.3 Ondernemingsrechtbank en procedurele aspecten
* **Bevoegdheid:** De ondernemingsrechtbank is bevoegd voor geschillen tussen ondernemingen onderling, geschillen van een niet-onderneming (eisende partij) tegen een onderneming (indien de eisende partij dit wenst), en voor specifieke geschillen zoals die uit faillissementen, intellectuele eigendomsrechten, marktpraktijken etc.
* **Procedure:** Dagvaarding, openbare zitting (inleidingszitting, pleitzitting), vonnis.
* **Verkorte/buitengewone procedures:** Zoals kort geding (spoedeisend karakter, geen grond van de zaak wordt beoordeeld) en andere specifieke procedures zoals de vordering tot staking van ongeoorloofde ondernemingspraktijken.
* **Minnelijke schikking:** Mogelijk via een kosteloos verzoek tot een verzoeningszitting.
---
**Tip:** De overgang van het begrip "koopman/handelaar" naar "onderneming" heeft de toepassingssfeer van economisch recht aanzienlijk verruimd, met gevolgen voor de bewijsregels. Begrijp de hiërarchie: Burgerlijk Recht is het gemene recht, Economisch Recht is een afwijkend en bijzonder recht.
**Tip:** Bij de bewijskracht van facturen is "aanvaarding" cruciaal. Wees alert op de verschillende vormen van aanvaarding en de verplichting tot tijdig protest voor ondernemers. Voor consumenten gelden strengere regels.
**Tip:** De vrije bewijsvoering in ondernemingszaken betekent niet dat alle bewijsmiddelen evenveel gewicht hebben. De rechter oordeelt hierover op basis van de concrete omstandigheden van de zaak.
---
# De handelszaak en haar overdracht
Dit onderwerp behandelt het begrip handelszaak, de bestanddelen ervan, de regels bij overdracht en de zekerheidsrechten.
## 3. De handelszaak en haar overdracht
### 3.1 Begrip van de handelszaak
De term 'handelszaak' wordt in verschillende wetten gebruikt (handelshuurwet, burgerlijk wetboek bij huwelijksvermogen, gerechtelijk wetboek), maar kent geen expliciete wettelijke definitie. In de rechtspraak en rechtsleer wordt de handelszaak omschreven als **een geheel van goederen samengebracht met als doel een onderneming uit te baten**.
Belangrijk om te onthouden is dat de handelszaak op zich geen afzonderlijke rechtspersoon is, maar wel ingebracht kan worden in een vennootschap, waardoor deze een afzonderlijke rechtspersoon wordt.
#### 3.1.1 Bestanddelen van de handelszaak
De handelszaak is samengesteld uit zowel materiële als immateriële bestanddelen:
* **Materiële bestanddelen (Activa):**
* **Vaste activa:** Goederen met een permanent karakter die gebruikt worden voor de uitbating, zoals installaties, machines, uitrusting, meubilair, rollend materieel en productiemiddelen.
* **Vlottende activa:** Voorraden, producten en koopwaar die bestemd zijn voor verkoop en aldus snel vervangen worden door nieuw aangekochte goederen.
* **Immateriële bestanddelen:**
* **Ondernemingsnaam:** De naam waaronder de onderneming opereert. De eerste gebruiker geniet bescherming en kan optreden via een vordering tot staking.
* **Uithangbord:** Visuele identificatie van de onderneming.
* **Industriële eigendomsrechten:** Octrooien, merken, tekeningen en modellen.
* **Knowhow:** Technische kennis of vaardigheid die essentieel is voor de productie, zoals een geheim recept. Dit kan beschermd worden door het geheim te houden.
* **Handelsovereenkomsten:** Zoals leasing- en franchisingovereenkomsten.
* **Huurrechten:** In het bijzonder huurrechten met betrekking tot handelspanden.
* **Cliënteel:** Meer dan enkel de klantenkring; het impliceert de mogelijkheid van toekomstige bestellingen. Dit is een zeer belangrijk bestanddeel, met name in het kader van het mededingingsverbod bij verkoop.
* **Schuldvorderingen, banktegoeden, incasso en schulden:** Deze zijn **niet** automatisch inbegrepen bij de verkoop van de handelszaak, tenzij ze expliciet in de overeenkomst zijn opgenomen.
De handelszaak wordt beschouwd als een levend organisme, meer dan de som van haar bestanddelen, en wordt vaak omschreven als een onlichamelijk roerend goed, voornamelijk gevormd door haar immateriële bestanddelen.
### 3.2 Overdracht (verkoop) van de handelszaak
#### 3.2.1 Toepasselijke wetgeving en geldigheidsvereisten
Er is geen specifieke wetgeving die exclusief de overdracht van handelszaken regelt. De algemene regels van het kooprecht en het algemeen verbintenissenrecht zijn van toepassing. Dit betekent dat aan de volgende geldigheidsvereisten moet worden voldaan:
* **Toestemming:** De wilsovereenstemming van beide partijen.
* **Bekwaamheid:** Partijen moeten juridisch bekwaam zijn om rechtshandelingen te stellen.
* **Bepaalbaar voorwerp:** De handelszaak en de bestanddelen ervan moeten duidelijk omschreven zijn.
* **Geoorloofde oorzaak:** De reden voor de overdracht moet wettelijk toegelaten zijn.
**Wilsgebreken**, zoals bedrog, kunnen leiden tot de nietigverklaring van de overdracht.
> **Voorbeeld:** Als bij de verkoop van een vervoersonderneming de verkoper verzwijgt dat de vervoersvergunning niet overdraagbaar is, kan dit beschouwd worden als bedrog en de overdracht nietig verklaren.
#### 3.2.2 Overdracht door echtgenoten
Indien de handelszaak tot het gemeenschappelijk vermogen van echtgenoten behoort, is de toestemming van **beide echtgenoten** vereist voor de aankoop, verkoop of inpandgeving.
* **Sanctie:** De andere echtgenoot kan binnen een jaar na kennisname de nietigverklaring van de verkoop of inpandgeving vragen indien de belangen van het gezin geschaad werden.
* Bij scheiding van goederen kan de echtgenoot-eigenaar alleen beschikken over de handelszaak.
#### 3.2.3 Het voorwerp van de overdracht
Bij de verkoop van een handelszaak is overeenstemming over het **voorwerp** (de handelszaak) en de **prijs** essentieel. Aangezien de handelszaak een geheel van roerende goederen is, is het aangewezen om in de overeenkomst de handelszaak nauwkeurig in al haar onderdelen te beschrijven.
Bij onduidelijkheid zal de rechter de bedoeling van de partijen trachten vast te stellen aan de hand van de feitelijke omstandigheden. Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald:
* Neemt de koper **geen schulden of vorderingen** over.
* Maken **geen onroerende goederen** deel uit van de handelszaak (tenzij door bestemming).
#### 3.2.4 Leveringsverplichting en tegenstelbaarheid aan derden
De verkoper is gehouden tot **levering**. Aangezien een onlichamelijk goed niet letterlijk geleverd kan worden, houdt dit in dat de verkoper alle afzonderlijke bestanddelen ter beschikking moet stellen, wat meestal neerkomt op de afgifte van de sleutels.
Indien schuldvorderingen worden overgedragen, moet de kennisgeving aan de schuldenaar of de erkenning ervan door de schuldenaar gebeuren conform artikel 5.179 BW.
Voor octrooien, tekeningen en modellen gelden specifieke overdrachtsregels.
#### 3.2.5 Vrijwaringsverplichting
Net als bij elke koopovereenkomst geldt de vrijwaringsverplichting voor de verkoper. Dit omvat:
* **Vrijwaring voor eigen daad:** Hieronder valt het **mededingingsverbod**. Dit verbod is fundamenteel en geldt ook zonder expliciet concurrentiebeding. Het is echter beperkt qua:
* **Voorwerp:** Concurrentie op het vlak van de verkochte handel.
* **Plaats:** Enkel in de nabijheid van de overgedragen zaak.
* **Tijd:** Voor de duur die nodig is om het cliënteel zonder hulp van de verkoper te behouden of uit te breiden.
* **Sancties:** Contractuele aansprakelijkheid (ontbinding, schadevergoeding) en een vordering tot staking (als onrechtmatige handelspraktijk), onder verbeurte van een dwangsom.
* **Vrijwaring voor daad van een derde:** De verkoper moet vrijwaren voor aanspraken van derden die niet werden opgegeven tijdens de verkoop (bv. een voorrecht).
* **Vrijwaring voor verborgen gebreken:** De verkoper is aansprakelijk voor gebreken die de zaak ongeschikt maken voor het gebruik waartoe zij bestemd is en die de koper niet kende.
### 3.3 Inpandgeving van de handelszaak
#### 3.3.1 Bezitloos pand
Banken verlangen vaak zekerheden bij kredietverstrekking, bij voorkeur zakelijke zekerheden. Pand is een zakelijk zekerheidsrecht op roerende goederen. Vroeger vereiste pand de buitenbezitstelling van het pandgoed, wat een handelszaak onbruikbaar zou maken. De wet van 1919 maakte het pand op de handelszaak mogelijk.
Met de **wet roerende zekerheden (2018)** is een algemeen bezitloos pand gecreëerd, waardoor ook andere roerende goederen in pand gegeven kunnen worden, zelfs als het goed verder gebruikt wordt. Essentieel is een overeenkomst tussen pandhouder en pandgever om het pand te vestigen.
#### 3.3.2 Voorwerp van het pand
De bestanddelen die in pand worden gegeven, moeten nauwkeurig in de overeenkomst worden opgenomen, inclusief eventuele schuldvorderingen met een maximumbedrag. Tenzij anders bepaald, omvat het pand op de handelszaak **alle bestanddelen**. Essentiële elementen zoals cliënteel kunnen niet contractueel uitgesloten worden van het pand.
#### 3.3.3 Vorm en vestiging (tegenstelbaarheid aan derden)
* **Vorm:** Authentieke of onderhandse akten zijn toegestaan.
* **Tegenstelbaarheid:** Om het voorrecht van de pandhoudende schuldeiser tegenstelbaar te maken aan derden, is inschrijving vereist in een **elektronisch nationaal pandregister**. De datum van inschrijving bepaalt de rangorde.
* Het voorrecht geldt voor 10 jaar en is hernieuwbaar.
* Een **eigendomsvoorbehoud** kan ook geregistreerd worden.
> **Anterioriteitsregel:** De pandhouder wordt bij voorrang betaald uit de opbrengst van de verpande goederen, tenzij er schuldeisers zijn met een hogere rangorde (bv. de verhuurder met voorrecht op de inboedel).
#### 3.3.4 Verplichtingen pandgever en rechten pandhouder
* De pandgever moet de zaak normaal uitbaten en de waarde van het pand in stand houden.
* Bij niet-nakoming van de verbintenissen door de pandgever (bv. niet-terugbetaling van het krediet), heeft de pandhouder het recht de verpande goederen te **verkopen of te verhuren** voor terugbetaling (= **uitwinningsprocedure**).
* De pandovereenkomst kan bepalen dat de pandhouder zich de verpande goederen mag toeëigenen bij niet-betaling.
#### 3.3.5 Uitwinningsprocedure
Indien de pandgever geen consument is:
* De pandhouder moet de pandgever minstens 10 dagen vooraf per aangetekend schrijven in kennis stellen van het voornemen tot uitwinning.
* De pandgever kan zich verzetten door zich tot de rechter te wenden. Andere betrokken partijen kunnen zich ook tot de voorzitter in kortgeding wenden.
* Tegen de beschikking van de rechter is geen verzet of beroep mogelijk.
* Een pandhouder die niet te goeder trouw of economisch verantwoord uitwint, kan aansprakelijk gesteld worden (bewijslast ligt bij de pandgever).
* De pandgever kan, zolang er nog niet verkocht is, het pand verkrijgen door de gewaarborgde schuldvordering en redelijke uitwinningskosten te betalen.
* Het einde van de uitwinning moet aangetekend ter kennis worden gebracht. Belanghebbenden kunnen binnen het jaar na kennisgeving zich nog tot de rechter wenden bij betwisting over de wijze van uitwinning of de aanwending van de opbrengst.
---
# Betalingsachterstand bij ondernemingstransacties en invordering van schulden
Dit onderwerp behandelt de wetgeving rond betalingsachterstanden bij transacties tussen ondernemingen, de vastgestelde betalingstermijnen, en de procedures voor schuldinvordering, zowel B2B als B2C, inclusief de rechtsplegingsvergoeding.
## 4. Betalingsachterstand bij ondernemingstransacties en invordering van schulden
### 4.1 Toepassingsgebied van de wet inzake betalingsachterstand bij ondernemingstransacties
De wetgeving betreffende betalingsachterstand bij ondernemingstransacties is enkel van toepassing op transacties tussen 'ondernemingen'. Dit omvat partijen die handelen in het kader van hun professionele bezigheden. De wet is niet van toepassing ten aanzien van particulieren of consumenten. Echter, de overheid kan wel partij zijn in het kader van openbare aanbestedingen. Deze wetgeving is met name van belang wanneer de schuldeiser geen algemene voorwaarden heeft opgenomen, aangezien in geval van laattijdige betaling dan van rechtswege en zonder ingebrekestelling rente (meestal 10% per jaar) en een forfaitaire schadevergoeding (meestal 10% van het factuurbedrag) van toepassing kan zijn, mits deze niet onredelijk worden geacht en door de Ondernemingsrechtbank worden toegekend.
### 4.2 Betalingstermijn bij ondernemingstransacties
Indien er geen betalingstermijn is overeengekomen tussen ondernemingen, dient de betaling te geschieden binnen dertig dagen na ontvangst van de factuur of na ontvangst van de goederen. Wanneer er een procedure voor aanvaarding of controle van conformiteit is voorzien, begint de betalingstermijn niettemin te lopen vanaf de ontvangst van de factuur.
Indien er wel een betalingstermijn is overeengekomen:
* **Tussen ondernemingen onderling:** De betalingstermijn mag niet langer zijn dan zestig dagen. Dit geldt als een algemene regel, ook indien bedongen in algemene voorwaarden.
* **Tegenover de overheid:** De standaard betalingstermijn is dertig dagen. Deze kan worden verlengd tot maximaal zestig dagen, mits deze afwijking expliciet is overeengekomen en gerechtvaardigd is door de aard van het contract.
### 4.3 Laattijdige betaling bij ondernemingstransacties
Bij laattijdige betaling heeft de schuldeiser automatisch recht op:
* **Intrest:** Een intrestvoet die zesmaandelijks wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Deze is aanzienlijk verhoogd, van een vroeger percentage van 8% tot 10,5% per jaar. De wettelijke intrestvoet, die aanvankelijk 1,75% bedroeg, is verhoogd tot 4,5%.
* **Schadevergoeding voor invorderingskosten:** De schuldeiser kan aanspraak maken op een redelijke schadevergoeding voor de kosten die gemaakt worden voor de invordering. De wet voorziet in een vast bedrag van 40 euro dat automatisch verschuldigd is. Een hoger bedrag kan echter worden gevorderd indien dit is overeengekomen (bijvoorbeeld 10% van de vordering) of gerechtvaardigd is, naast de rechtsplegingsvergoeding. Ondernemingsrechtbanken kennen doorgaans niet meer toe dan 10,5% intrest en 10% forfaitaire schadevergoeding, zelfs indien de schuldeiser in zijn algemene voorwaarden hogere percentages heeft opgenomen.
### 4.4 Rechtsplegingsvergoeding (RPV)
De rechtsplegingsvergoeding is een tegemoetkoming in de advocaatskosten van de winnende partij, indien de vordering gerechtelijk wordt ingevorderd door tussenkomst van een advocaat. Dit geldt ongeacht of het een geschil tussen ondernemingen of tussen een onderneming en een particulier betreft.
Het bedrag van de RPV is afhankelijk van de waarde van de vordering. Bij niet begrootbare zaken bedraagt deze 1.200 euro, geïndexeerd. Er wordt een minimum-, maximum- en basisbedrag voorzien. Doorgaans wordt het basisbedrag toegekend, dat schommelt tussen 150 euro en 15.000 euro (geïndexeerd). Vaak kennen rechtbanken het minimumbedrag toe, of worden de RPV's gecompenseerd (vallen over en weer weg).
Bij een verstekvonnis of wanneer de vordering niet wordt betwist (bijvoorbeeld bij een vraag om afkortingen), kan enkel het minimumbedrag worden toegekend. Indien de betaling gebeurt vóór inschrijving op de rol, is geen RPV verschuldigd. Bij betaling na inschrijving op de rol, maar vóór de inleidingszitting, bedraagt de RPV een kwart van het basisbedrag.
### 4.5 Invordering van onbetwiste schuldvorderingen tussen ondernemingen
Voor onbetwiste, vaststaande en opeisbare contractuele schuldvorderingen tussen ondernemingen kan een specifieke procedure worden gevolgd. De ondernemer-schuldeiser kan via een advocaat een aanmaning door een gerechtsdeurwaarder laten betekenen aan de debiteur. Deze aanmaning moet specifieke vermeldingen bevatten, zoals een duidelijke omschrijving van de verbintenis, een oproep tot betaling binnen de maand, en de wijze van betaling.
De debiteur heeft één maand de tijd om te reageren:
* **Betaling of vraag tot betalingsmodaliteiten:** De procedure wordt opgeschort en kan later eventueel worden voortgezet.
* **Betwisting van de vordering:** De procedure eindigt, en er moet alsnog een dagvaarding via de gebruikelijke procedure volgen.
* **Geen reactie:** De gerechtsdeurwaarder stelt een "pv van niet-betwisting" op. Op basis hiervan kan de ondernemer een uitvoerbare titel verkrijgen, die de gerechtsdeurwaarder kan uitvoeren door middel van beslag.
### 4.6 Invordering van schulden van de consument
De invordering van schulden van consumenten wordt geregeld door specifieke wetgeving, ingevoegd in Boek XIX van het Wetboek Economisch Recht (WER).
* **Algemene voorwaarden:** Algemene voorwaarden kunnen niet zomaar worden toegepast op consumenten. De schuldeiser moet bewijzen dat de consument deze voor de contractsluiting kende en dat ze deel uitmaken van de overeenkomst.
* **Eerste herinnering:** De consument heeft recht op een eerste kosteloze herinnering met een bijkomende betalingstermijn van veertien dagen. Gedurende deze termijn mogen er geen extra kosten (zoals intresten of schadebedingen) worden aangerekend. De herinnering moet wettelijk verplichte vermeldingen bevatten, zoals het verschuldigde saldo en het bedrag van het schadebeding dat bij niet-betaling binnen deze termijn in rekening zal worden gebracht.
#### 4.6.1 Grenzen aan schadebedingen bij consumentenschulden
Er gelden strikte grenzen aan de omvang van schadebedingen die zijn opgenomen in overeenkomsten met consumenten:
* **Schulden onder de 150,00 euro:** Maximaal 20,00 euro.
* **Schulden tussen 150,01 euro en 500,00 euro:** Maximaal 30,00 euro, plus 10% op de schijf boven de 150,00 euro.
* **Schulden boven de 500,01 euro:** Maximaal 65,00 euro, plus 5% op de schijf boven de 500,00 euro, met een maximum van 2.000,00 euro.
Indien er geen schadebeding is opgenomen in de overeenkomst, dient de schuldeiser de werkelijke schade te bewijzen.
#### 4.6.2 Grenzen aan intresten bij consumentenschulden
De intresten die in een overeenkomst met een consument worden opgenomen, mogen niet hoger zijn dan de intresten voorzien in de wet betreffende betalingsachterstand bij ondernemingstransacties (zie 4.3). Indien er geen intresten zijn opgenomen in de overeenkomst, geldt de wettelijke intrestvoet, die momenteel 5,25% bedraagt.
#### 4.6.3 Specifieke regels voor invordering bij consumenten
Er gelden strikte wettelijke regels en rechten voor de consument bij de invordering van schulden door incassobureaus, gerechtsdeurwaarders of advocaten. Dit omvat een verplichte ingebrekestelling (na de eerste herinnering) met een verplichte wachttermijn van veertien dagen en specifieke vermeldingen alvorens tot dagvaarding kan worden overgegaan.
---
# Vennootschapsrecht en andere aspecten van economisch recht
Dit deel van de cursus biedt een introductie tot het vennootschapsrecht als onderdeel van het breder economisch recht en belicht andere relevante onderwerpen binnen dit rechtsgebied.
## 5. Economisch recht en vennootschapsrecht
Vennootschapsrecht is een essentieel onderdeel van het economisch recht, dat de regelgeving omvat die het economisch leven beheerst.
### 5.1 Inleiding tot het economisch recht
Het economisch recht is aanzienlijk ruimer dan het vroegere handelsrecht. Het omvat niet alleen nationale wetgeving, maar ook een aanzienlijke hoeveelheid EU-regelgeving. Het richt zich niet uitsluitend op handelaren, maar hanteert het bredere begrip 'onderneming', dat iedereen omvat die een economische activiteit uitoefent, zoals vrije beroepen, vzw's en landbouwers. Het economisch recht is gecodificeerd in het Wetboek Economisch Recht (WER).
#### 5.1.1 Rechtsontwikkeling
Het begrip 'koopman' of 'handelaar' is per 1 november 2018 vervangen door het begrip 'onderneming'. De vroegere Wet van Koophandel is volledig ontmanteld en de meeste bepalingen zijn opgenomen in het WER.
#### 5.1.2 Componenten van het economisch recht
Het economisch recht kan worden opgedeeld in verschillende rechtsgebieden:
* **Ondernemingsrecht:** Regels met betrekking tot de oprichting, organisatie en werking van ondernemingen. Dit omvat vennootschapsrecht, insolventiewetgeving, regels rond tussenpersonen, waardepapieren en betalingstechnieken.
* **Marktrecht:** Gedragsregels voor ondernemingen op de markt, zowel tussen concurrenten (B2B) als ten aanzien van consumenten (B2C). Dit omvat marktrecht in bredere zin, consumentenkrediet en mededingings-/kartelrecht.
#### 5.1.3 Verhouding burgerlijk recht en economisch recht
Het burgerlijk recht fungeert als het algemene recht dat van toepassing is op alle burgers, inclusief ondernemingen, tenzij het economisch recht specifieke en afwijkende regels vaststelt. Het economisch recht wordt gekenmerkt als:
* **Afwijkend recht:** Het wijkt af van het burgerlijk recht, bijvoorbeeld op het gebied van bewijsrecht in ondernemingszaken of hoofdelijkheid.
* **Bijzonder recht:** Het is enkel van toepassing op ondernemingen en verbintenissen tussen ondernemingen. Dit resulteert in specifieke rechtbanken (ondernemingsrechtbanken) en procedures (faillissement, gerechtelijke reorganisatie). Bepaalde regels betreffende onrechtmatige bedingen zijn enkel op ondernemers van toepassing.
Het burgerlijk recht blijft echter essentieel voor het economisch recht, met name in het verbintenissenrecht, bijzondere overeenkomsten en aansprakelijkheidsrecht.
#### 5.1.4 Bronnen van het economisch recht
De belangrijkste bronnen van het economisch recht zijn nationale wetgeving, EU-regelgeving en rechtspraak.
### 5.2 De onderneming
#### 5.2.1 Definitie van onderneming
Vanaf 1 november 2018 wordt elke natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent als onderneming beschouwd. Dit omvat vrije beroepen, bestuurders van vennootschappen, landbouwers, dierenartsen, podiumkunstenaars, enzovoort. Ook rechtspersonen, met uitzondering van publieke rechtspersonen die geen goederen of diensten aanbieden, de federale overheid en haar gedecentraliseerde entiteiten, zijn ondernemingen. Andere organisaties zonder rechtspersoonlijkheid worden als onderneming beschouwd, tenzij ze geen winstuitkering nastreven of doen.
#### 5.2.2 Het Wetboek Economisch Recht (WER)
Het WER reguleert de meeste aspecten van het economisch recht en vervangt grote delen van de vroegere Wet van Koophandel.
### 5.3 De ondernemingsrechtbank
#### 5.3.1 Oprichting en organisatie
De Rechtbank van Koophandel is verdwenen en vervangen door de Ondernemingsrechtbank. Deze rechtbanken zijn georganiseerd per rechtsgebied van het Hof van Beroep, met in totaal negen afdelingen in België. Elke afdeling is onderverdeeld in gespecialiseerde kamers, zoals faillissementskamers en kamers voor vennootschapsgeschillen.
#### 5.3.2 Samenstelling van de ondernemingsrechtbank
* **Voorzitter:** Een beroepsmagistraat.
* **Bijzitters:** 'Rechters in ondernemingszaken', lekenrechters benoemd voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar. Zij hoeven geen juridische opleiding te hebben en komen uit het bedrijfsleven, verenigingsleven of de vrije beroepen om de ondernemingspraktijk beter te begrijpen.
* **Griffier:** Verantwoordelijk voor de praktische organisatie van de zaken.
* **Openbaar Ministerie:** Zetel in zaken die het algemeen belang raken en kan een advies geven of initiatief nemen (bv. dagvaarding tot faillissement).
#### 5.3.3 Bevoegdheden van de ondernemingsrechtbank
* **Algemene bevoegdheid:** Alle geschillen tussen ondernemingen onderling, ongeacht de waarde, tenzij een andere rechtbank exclusief bevoegd is.
* **Bevoegdheid bij niet-onderneming als eiser:** Geschillen waarbij een niet-onderneming eiser is tegen een onderneming, indien de eiser dit wenst (de eiser kan ook kiezen voor de Rechtbank van Eerste Aanleg).
* **Exclusieve bevoegdheid:** Geschillen tussen vennoten van vennootschappen/verenigingen, vorderingen die voortvloeien uit een faillissement, geschillen betreffende wisselbrieven, intellectuele eigendomsrechten en marktpraktijken.
> **Tip:** Bij twijfel over de bevoegdheid, is de Ondernemingsrechtbank meestal bevoegd. Een natuurlijke persoon-ondernemer die gedagvaard wordt voor handelingen die kennelijk vreemd zijn aan zijn onderneming, kan echter niet voor de Ondernemingsrechtbank worden gedaagd.
#### 5.3.4 Procedureverloop bij de ondernemingsrechtbank
1. **Dagvaarding:** Een officieel document van een gerechtsdeurwaarder die de verweerder oproept.
2. **Openbare zitting:**
* **Inleidingszitting:** De zitting vermeld in de dagvaarding, waar zaken mogelijk meteen kunnen worden behandeld (verstek, afkortingen, aanstelling deskundige).
* **Pleitzitting:** In betwiste zaken wordt de zaak na het neerleggen van conclusies en stukkenbundels gepleit.
3. **Vonnis:** De beslechting van het geschil door de rechtbank.
#### 5.3.5 Verkorte en buitengewone procedures
* **Kortgeding:** Toepasbaar bij spoedeisende zaken, waarbij nog geen uitspraak over de grond van de zaak wordt gedaan. Dit kan leiden tot een deskundigenonderzoek of een voorlopige stopzetting.
* **Andere specifieke procedures:** Zoals een vordering tot staking van ongeoorloofde ondernemingspraktijken, waarbij een stopzettingsbevel kan worden opgelegd onder verbeurte van een dwangsom.
#### 5.3.6 Minnnelijke schikking
Via een eenvoudig schriftelijk verzoek kan een verzoeningszitting worden aangevraagd. Indien beide partijen aanwezig zijn en tot een akkoord komen, heeft dit de waarde van een vonnis. Indien geen akkoord wordt bereikt, kan alsnog een dagvaarding volgen.
### 5.4 Bewijs in ondernemingszaken
#### 5.4.1 Algemene regels en aanvullingen
Het burgerlijk recht, met name Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek (BW) betreffende bewijs, is van toepassing. Beide partijen moeten meewerken aan de bewijsvoering. De rechter kan in uitzonderlijke gevallen bepalen wie de bewijslast draagt indien de toepassing van de normale regels kennelijk onredelijk zou zijn.
* **Geschrift:** Omvat ook elektronische bestanden, e-mails en WhatsApp-berichten.
* **Handtekening:** Kan ook een elektronische handtekening zijn.
#### 5.4.2 Bewijs in het burgerlijk recht
Rechtshandelingen (overeenkomsten met een waarde van meer dan 3.500 euro) kunnen enkel bewezen worden met een schriftelijk bewijs (authentieke of onderhandse akte). Bewijs met andere middelen is mogelijk bij een 'begin van schriftelijk bewijs' of indien de overeenkomst reeds is uitgevoerd. Rechtsfeiten kunnen met alle bewijsmiddelen worden bewezen.
#### 5.4.3 Bewijs in ondernemingszaken (vrije bewijsvoering)
Ondernemingsverbintenissen kunnen met alle bewijsmiddelen worden bewezen, tenzij de wet een schriftelijk bewijs eist (bv. oprichting vennootschap). Hoewel schriftelijke bewijsstukken door de beschikbaarheid van communicatiemiddelen van groot belang zijn, wordt getuigenbewijs door ondernemingsrechtbanken minder vaak aanvaard.
* **Bewijs tegen niet-onderneming (klant-consument):** Strikte bewijsregels van het burgerlijk recht zijn van toepassing.
* **Bewijs tussen ondernemingen:** Vrije bewijsvoering.
* **Bewijs van niet-onderneming tegen onderneming:** Vrije bewijsvoering, tenzij de rechtshandeling kennelijk vreemd is aan de onderneming van een natuurlijke persoon-ondernemer.
#### 5.4.4 Bijzondere bewijsmiddelen
##### 5.4.4.1 De boekhouding
Elke onderneming dient een boekhouding te voeren die aangepast is aan haar aard en omvang. De boekhouding is een belangrijk beleidsinstrument en een specifiek bewijsmiddel.
* **Bewijskracht (tussen ondernemingen):** De rechter kan de boekhouding als bewijs aanvaarden, zowel in het voordeel als nadeel van de onderneming. Enkel indien de vermeldingen in de boekhouding van beide ondernemingen overeenstemmen, heeft dit wettelijke bewijskracht. Anders oordeelt de rechter vrij.
* **Bewijskracht (niet-onderneming tegen onderneming):** Een niet-ondernemer kan de boekhouding van de onderneming als bewijs inroepen (buitengerechtelijke schriftelijke bekentenis), rekening houdend met de regel van onsplitsbaarheid.
* **Bewijskracht (onderneming tegen niet-onderneming):** Een onderneming kan zijn boekhouding niet als bewijs inroepen tegen een niet-ondernemer (eenzijdig karakter).
* **Procedureel gebruik:** De rechtbank kan de overlegging van (delen van) de boekhouding bevelen. Vertrouwelijkheid kan gewaarborgd worden door overmaking aan een deskundige.
##### 5.4.4.2 De factuur
Een factuur is een schriftelijk stuk opgesteld door de leverancier dat de klant bezorgt ter bevestiging van een geldschuld voor geleverde goederen of diensten.
* **Materiële vorm:** Papier of elektronisch, met waarborging van de identiteit van de leverancier, de ongewijzigde inhoud en leesbaarheid. Vanaf 1 januari 2026 is e-facturatie via Peppol verplicht voor B2B-transacties.
* **Algemeen:** Nauwelijks wettelijk geregeld in het ondernemingsrecht, maar fiscaal in de btw-wetgeving. Tussen btw-plichtigen is een factuur verplicht voor leveringen van goederen en diensten, tenzij de klant dit niet vraagt voor privégebruik.
* **Bewijskracht:**
* **Tegen de leverancier-ondernemer:** De factuur bewijst de overeenkomst, inclusief alle vermeldingen.
* **Tegen de klant-onderneming:** Indien de klant de factuur heeft aanvaard (uitdrukkelijk, impliciet of stilzwijgend), kan de leverancier de factuur inroepen. De klant-ondernemer is verplicht tijdig te protesteren bij onenigheid. Het niet-protesteren binnen een redelijke termijn wordt geacht de aanvaarding van de factuur tot gevolg te hebben. De bewijskracht strekt zich in principe uit tot algemene voorwaarden op de keerzijde.
* **Tegen de klant-niet ondernemer:** Een stilzwijgen na ontvangst wordt niet snel als aanvaarding beschouwd. Dit is enkel mogelijk bij 'omstandig stilzwijgen' (bv. gebruik van de goederen, gedeeltelijke betaling).
### 5.5 De handelszaak
#### 5.5.1 Begrip
De handelszaak is een geheel van goederen samengebracht met als doel een onderneming uit te baten. Het is geen afzonderlijke rechtspersoon, maar kan wel worden ingebracht in een vennootschap.
#### 5.5.2 Bestanddelen
* **Lichamelijke/materiële bestanddelen:** Vaste activa (installaties, machines) en vlottende activa (voorraden, koopwaar).
* **Onlichamelijke/immateriële bestanddelen:** Ondernemingsnaam, uithangbord, industriële eigendomsrechten (octrooien, merken), knowhow, handelsovereenkomsten (leasing, franchising), huurrechten, cliënteel, schuldvorderingen en banktegoeden (tenzij anders overeengekomen bij verkoop).
De handelszaak wordt beschouwd als een onlichamelijk roerend goed.
#### 5.5.3 Overdracht (verkoop)
* **Toepasselijke wetgeving:** Geen specifieke wetgeving, maar de regels van koop en algemeen verbintenissenrecht (geldigheidsvereisten, wilsgebreken zoals bedrog).
* **Echtgenoten:** Indien de handelszaak tot het gemeenschappelijk vermogen behoort, is toestemming van beide echtgenoten vereist.
* **Voorwerp:** Overeenstemming over voorwerp en prijs. De handelszaak dient nauwkeurig te worden beschreven in de overeenkomst. Tenzij anders bepaald, neemt de koper geen schulden of vorderingen over.
* **Leveringsverplichting en tegenstelbaarheid:** Afgifte van de sleutels en ter beschikkingstelling van de bestanddelen. Bij overdracht van schuldvorderingen moet art. 5.179 BW worden toegepast. Specifieke overdrachtsregels gelden voor octrooien en modellen.
* **Vrijwaring:** De verkoper vrijwaart voor eigen daad (inclusief mededingingsverbod) en voor daden van derden. Vrijwaring voor verborgen gebreken is eveneens van toepassing. Het mededingingsverbod is beperkt in voorwerp, plaats en tijd.
#### 5.5.4 Inpandgeving
* **Bezitloos pand:** Met de wet roerende zekerheden is een algemeen bezitloos pand mogelijk, waarbij de goederen in pand worden gegeven maar de gebruiker ze blijft gebruiken.
* **Voorwerp:** De pandovereenkomst moet de pand te geven bestanddelen nauwkeurig beschrijven. Tenzij anders bepaald, omvat het pand alle bestanddelen van de handelszaak, inclusief cliënteel.
* **Vorm en vestiging:** Authentieke of onderhandse akte, met inschrijving in een elektronisch nationaal pandregister voor tegenstelbaarheid aan derden.
* **Voorrecht:** De pandhouder heeft voorrang op andere schuldeisers, tenzij er schuldeisers zijn met een hogere rangorde.
* **Verplichtingen pandgever – rechten pandhouder:** De pandgever moet de zaak normaal uitbaten. Bij wanbetaling mag de pandhouder de pand goederen verkopen of verhuren (uitwinningsprocedure). De pandhouder kan zich in de overeenkomst ook de goederen toe-eigenen.
* **Uitwinningsprocedure:** Indien de pandgever geen consument is, hoeft de pandhouder zich niet tot de rechter te wenden, mits voorafgaande kennisgeving aan de pandgever. De pandgever kan zich wel tot de rechter wenden. Zolang er niet verkocht is, kan de pandgever vrijgave bekomen door betaling van de schuldvordering en kosten.
### 5.6 Betalingsachterstand bij ondernemingstransacties
#### 5.6.1 Toepassingsgebied
De wet is van toepassing op transacties tussen 'ondernemingen', niet tegenover particulieren/consumenten. Het is vooral relevant wanneer geen algemene voorwaarden met bepalingen over laattijdige betaling zijn opgenomen.
#### 5.6.2 Betalingstermijn
* **Geen termijn overeengekomen:** Betaling binnen 30 dagen na ontvangst factuur of goederen.
* **Overeengekomen termijn:** Niet langer dan 60 dagen (voor de overheid maximaal 60 dagen mits expliciete en gerechtvaardigde afwijking).
#### 5.6.3 Laattijdige betaling
Bij laattijdige betaling heeft de schuldeiser automatisch recht op een wettelijke rente (momenteel 10,5%) en een forfaitaire schadevergoeding van 40 euro. Een hogere schadevergoeding kan worden gevorderd indien overeengekomen of gerechtvaardigd.
#### 5.6.4 Rechtsplegingsvergoeding (RPV)
Tegemoetkoming in de advocaatskosten van de winnende partij. Het bedrag hangt af van de waarde van de vordering, met een basisbedrag dat varieert. Bij verstek of niet-betwisting wordt meestal het minimumbedrag toegekend.
### 5.7 Invordering onbetwiste schuldvorderingen tussen ondernemingen
Ondernemers kunnen via een gerechtsdeurwaarder een aanmaning betekenen aan de debiteur. De debiteur heeft één maand de tijd om te reageren (betalen, betalingsmodaliteiten vragen, betwisten). Bij niet-reactie kan de ondernemer op basis van een 'pv van niet-betwisting' een uitvoerbare titel verkrijgen.
### 5.8 Invordering schulden van de consument
#### 5.8.1 Wettelijke regels
Algemene voorwaarden mogen niet zomaar worden toegepast. De schuldeiser moet bewijzen dat deze de consument bekend waren. Er is recht op een eerste gratis herinnering met een bijkomende betalingstermijn van 14 dagen zonder extra kosten.
#### 5.8.2 Grenzen aan schadebeding en intresten
Er zijn strikte wettelijke grenzen aan schadebedingen en intresten die aangerekend kunnen worden op schulden van consumenten. Indien niet in de overeenkomst opgenomen, geldt de wettelijke intrestvoet.
#### 5.8.3 Strikte regels voor incassobureaus
Er gelden strikte wettelijke regels en rechten voor de consument in geval van invordering van schulden, inclusief verplichte ingebrekestelling met een wachttermijn van 14 dagen.
---
**Examengericht studeren:**
* **Focus op kernbegrippen:** Definities en essentiële elementen zijn cruciaal.
* **Vergelijk en contrasteer:** Let op gelijkenissen en verschillen tussen rechtsgebieden en procedures.
* **Casussen:** Pas de leerstof toe op concrete situaties, inclusief berekeningen waar van toepassing.
* **Specifieke vragen:** Bereid je voor op gerichte vragen die een 'to the point' antwoord vereisen.
* **Materiaal:** Zorg dat je bekend bent met de cursusdocumenten en het handboek.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Economisch recht | Het geheel van rechtsregels dat het economisch leven beheerst, veel ruimer dan het vroegere handelsrecht en van toepassing op alle ondernemingen. |
| Onderneming | Iedere natuurlijke of rechtspersoon en organisatie zonder rechtspersoonlijkheid die zelfstandig een economische activiteit uitoefent, inclusief vrije beroepen, vzw's en landbouwers. |
| Wetboek Economisch Recht (WER) | Het nieuwe wetboek waarin de meeste bepalingen betreffende het economisch recht zijn opgenomen, ter vervanging van het vroegere Wetboek van Koophandel. |
| Ondernemingsrechtbank | Een rechtbank die bevoegd is voor geschillen tussen ondernemingen onderling en voor bepaalde geschillen waarbij minstens één onderneming partij is. |
| Rechtsfeiten | Gebeurtenissen die juridische gevolgen hebben, ongeacht de wil van de betrokkenen, en die met alle mogelijke bewijsmiddelen bewezen kunnen worden. |
| Geschrift | Elk document, al dan niet elektronisch, dat gebruikt kan worden als bewijs, inclusief e-mails en berichten, met een specifieke definitie van handtekening, inclusief elektronische varianten. |
| Boekhouding | Het systematisch bijhouden van financiële transacties van een onderneming, dat dient als beleidsinstrument en als bewijsmiddel in juridische geschillen. |
| Factuur | Een geschreven stuk dat door een leverancier aan een klant wordt bezorgd ter bevestiging van een geldelijke schuldvordering wegens levering van goederen of diensten. |
| Handelszaak | Een geheel van goederen, zowel materiële als immateriële, samengebracht met het doel een onderneming uit te baten. |
| Inpandgeving | Een zakelijk zekerheidsrecht waarbij een roerend goed, zoals een handelszaak, wordt gegeven als onderpand voor een schuld, zonder dat de bezitter de controle erover verliest (bezitloos pand). |
| Betalingstermijn | De periode waarbinnen een factuur betaald moet worden, die bij ontstentenis van overeenkomst dertig dagen bedraagt en wettelijke limieten kent indien overeengekomen. |
| Rechtsplegingsvergoeding (RPV) | Een tegemoetkoming in de advocaatskosten van de winnende partij in een gerechtelijke procedure, waarvan het bedrag afhankelijk is van de waarde van de vordering. |
| Vennootschapsrecht | Het deel van het economisch recht dat de regels bepaalt voor de oprichting, organisatie, werking en beëindiging van vennootschappen. |