Cover
Jetzt kostenlos starten Hfst 7(1).pdf
Summary
# Het begrip wet als rechtsbron
Dit onderwerp onderzoekt de verschillende definities van een wet, zowel in formele als materiële zin, en de fundamentele beginselen waaraan wetgeving moet voldoen om als behoorlijk beschouwd te worden.
### 1.1. De wet in formele en materiële zin
Een wet kan op twee manieren worden gedefinieerd: in materiële zin en in formele zin [4](#page=4) [5](#page=5).
#### 1.1.1. Wet in materiële zin
* Een wet in materiële zin betreft de **inhoud** van een regel [4](#page=4).
* Dit is elke algemene regel die door een daartoe bevoegde overheid uitdrukkelijk is uitgevaardigd en neergelegd in een bindende tekst [4](#page=4).
* Kenmerken van zo'n regel zijn:
* Geschreven [4](#page=4).
* Algemeen uitgevaardigd [4](#page=4).
* Door een bevoegde overheid [4](#page=4).
* Volgens de geijkte procedure [4](#page=4).
* Niet alleen de formele wetgever kan dergelijke regels uitvaardigen, maar ook bestuurlijke overheden met een verordenende bevoegdheid, zoals de Koning, de regering of een gemeenteraad [4](#page=4).
* Voorbeelden hiervan zijn het Koninklijk Besluit (KB) op de Wegcode of de Politiecodex van een stad [4](#page=4).
* Individuele beschikkingen van een bestuurlijke overheid vallen hier niet onder [4](#page=4).
#### 1.1.2. Wet in formele zin
* Een wet in formele zin betreft de **vorm** van de wetgevende akte [5](#page=5).
* Dit is een wetgevende akte, met de naam wet, decreet of ordonnantie, die is aangenomen door een orgaan dat bekleed is met de wetgevende macht [5](#page=5).
* Een wet in formele zin is vereist telkens wanneer de Grondwet voorschrijft dat iets bij of door wet moet worden geregeld [5](#page=5).
#### 1.1.3. Verhouding tussen formele en materiële zin
* Niet elke wet in formele zin is een wet in materiële zin, en omgekeerd is niet elke wet in materiële zin een wet in formele zin [5](#page=5).
* Dit kan geïllustreerd worden aan de hand van verschillende soorten wetten [6](#page=6):
* **Begrotingswet:** Wet in formele zin, niet noodzakelijk in materiële zin [6](#page=6).
* **Naturalisatiewet:** Wet in formele zin, niet noodzakelijk in materiële zin [6](#page=6).
* **Gemeentelijk overlastreglement:** Wet in materiële zin, maar geen wet in formele zin [6](#page=6).
* **KB 1/12/1975 op het wegverkeer:** Wet in materiële zin, maar geen wet in formele zin [6](#page=6).
* **Burgerlijk Wetboek:** Zowel wet in formele als materiële zin [6](#page=6).
* **Decreet Vlaamse Gemeenschap 15/07/2005 tot regeling van interlandelijke adoptie van kinderen:** Zowel wet in formele als materiële zin [6](#page=6).
### 1.2. De beginselen van behoorlijke wetgeving
Naast de definitie van een wet zijn er diverse rechtsethische beginselen waaraan wetgeving moet voldoen. Deze beginselen zijn nauw verbonden met het concept van de rechtsstaat. Sommige van deze beginselen zijn gepositiveerd in de Grondwet of verdragen en zijn daardoor juridisch afdwingbaar, terwijl andere meer een ethisch of fundamenteel karakter hebben en door de wetgever vrijwillig worden nageleefd [8](#page=8).
#### 1.2.1. Democratiebeginsel
* Het democratiebeginsel is geworteld in het idee van "regering van, voor en door het volk" [9](#page=9).
* Het uitgangspunt is de heerschappij van de meerderheid, waarbij aangenomen wordt dat de meerderheid leidt tot wat iedereen zou moeten kunnen instemmen (volonté générale) [9](#page=9).
* Democratie kan zich manifesteren via directe democratie (referendum) of representatieve democratie (met eventuele volksraadpleging) [9](#page=9).
* In België gaan alle machten uit van de natie, niet direct van het volk, conform de artikelen 33 en 42 van de Grondwet. Een beslissend referendum is strijdig met de Grondwet. Enkel consultatieve volksraadplegingen zijn mogelijk op gemeentelijk, provinciaal of gewestelijk niveau (met uitzonderingen voor financiën, begroting of aangelegenheden waarvoor een tweederde meerderheid vereist is) [9](#page=9).
* Er zijn verschillende staatsvormen gebaseerd op de relatie tussen wetgevende en uitvoerende macht:
* **Presidentieel systeem:** Zowel wetgevende als uitvoerende macht zijn verkozen [10](#page=10).
* **Parlementair systeem:** De uitvoerende macht is afhankelijk van het vertrouwen van de meerderheid in het parlement [10](#page=10).
* **Semi-presidentieel systeem:** Een verkozen president werkt samen met een regering die het vertrouwen van het parlement behoeft [10](#page=10).
#### 1.2.2. Beginsel van rechtsstaat
* Het beginsel van de rechtsstaat (rule of law) impliceert dat de overheid zelf gebonden is door rechtsregels en niet door willekeur regeert (rule of man). Dit wordt op verschillende manieren gewaarborgd [11](#page=11):
* Rechtsregels, met name de Grondwet en verdragen, stellen grenzen aan de overheidsmacht. Dit omvat de scheiding der machten en de bescherming van grondrechten [11](#page=11).
* Er bestaat een hiërarchie in de rechtsregels, met de mogelijkheid tot rechterlijke controle (grondwettigheidstoetsing en wettigheidstoetsing) [11](#page=11).
* Onrechtmatige wetgeving kan leiden tot aansprakelijkheid van de wetgever, bijvoorbeeld op basis van de artikelen 1382-83 van het oude Burgerlijk Wetboek [11](#page=11).
* Het optreden van de uitvoerende macht moet berusten op de wet (legaliteitsbeginsel) [11](#page=11).
#### 1.2.3. Subsidiariteitsbeginsel
* Het subsidiariteitsbeginsel houdt in dat wetgeving wordt uitgevaardigd op het niveau dat daarvoor het meest geschikt is [12](#page=12).
* Dit is voornamelijk een politiek beginsel, maar is deels gepositiveerd [12](#page=12).
* Artikel 5, derde lid, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) stelt dat de Europese Unie inzake concurrerende bevoegdheden enkel optreedt indien de doelstellingen niet voldoende door lidstaten kunnen worden bereikt, maar vanwege de omvang of gevolgen beter door de Gemeenschap kunnen worden nagestreefd [12](#page=12).
* Ook in de Belgische Grondwet speelt dit beginsel een rol in de bevoegdheidsregeling [12](#page=12).
#### 1.2.4. Gelijkheidsbeginsel
Het gelijkheidsbeginsel kent twee aspecten: gelijkheid voor de wet en gelijkheid door de wet [13](#page=13) [14](#page=14).
##### 1.2.4.1. Gelijkheid voor de wet (formele gelijkheid)
* Dit principe, ook wel het beginsel van behoorlijke wetstoepassing genoemd, houdt in dat een wet op gelijke wijze moet worden toegepast op iedereen binnen het toepassingsgebied ervan [13](#page=13) [14](#page=14).
* Dit betekent dat er geen privileges of uitzonderingen mogen zijn die niet in de wet zelf zijn bepaald [13](#page=13) [14](#page=14).
* Een historisch voorbeeld is een arrest van het Hof van Beroep te Brussel van 12 december 1888, dat de specifieke aard van vrouwen als reden aanvoerde om hen uit te sluiten van het beroep van advocaat [13](#page=13).
##### 1.2.4.2. Gelijkheid door de wet (materiële gelijkheid)
* Dit principe houdt in dat de wet zelf burgers gelijk moet behandelen [14](#page=14).
* Elke wet creëert echter onvermijdelijk een onderscheid tussen personen, afhankelijk van of zij onder de wet vallen of niet. Een voorbeeld hiervan is een wet die de toegang tot een beroep beperkt tot houders van een specifiek diploma [14](#page=14).
* Het gelijkheidsbeginsel wordt beschermd door verschillende artikelen in de Grondwet (artt. 10, 11, 11bis, 24 § 4, 172, 191 Gw.), het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM, art. 14) en het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten (IVBPR, art. 26) [15](#page=15).
* Het principe is "gelijke gevallen gelijk en ongelijke gevallen ongelijk behandelen" [15](#page=15).
* Niet elke ongelijke behandeling is echter verboden. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen:
* **Differentiatie:** Een ongelijke behandeling waarvoor een objectieve en redelijke verantwoording bestaat [15](#page=15) [16](#page=16).
* **Discriminatie:** Een ongelijke behandeling waarvoor geen verantwoording bestaat [15](#page=15).
* De grondwettelijke regels van gelijkheid en niet-discriminatie sluiten een verschil in behandeling niet uit, voor zover er een objectieve en redelijke verantwoording voor het onderscheid bestaat. De beoordeling hiervan hangt af van het doel en de gevolgen van de maatregel; het gelijkheidsbeginsel is geschonden indien de middelen niet evenredig zijn met het beoogde doel [16](#page=16).
##### 1.2.4.3. Toetsing aan het discriminatieverbod
Bij de toetsing aan het discriminatieverbod worden de volgende criteria gehanteerd [17](#page=17):
1. **Vergelijkbaarheid:** Betreft het vergelijkbare gevallen [17](#page=17)?
2. **Legitimiteit van het onderscheid:** Streeft de wetgever een legitiem doel na met de ongelijke behandeling [17](#page=17)?
3. **Objectiviteit van het criterium:** Is het criterium van onderscheid objectief en staat het los van persoonlijke subjectieve appreciatie [17](#page=17)?
4. **Relevantie van het onderscheid (pertinentie):** Laat het onderscheid toe om het doel adequaat en relevant te bereiken en wordt de juiste groep bereikt [17](#page=17)?
5. **Evenredigheid:** Zijn de gevolgen van de ongelijke behandeling niet te zwaar en staan ze in een evenredige verhouding tot het doel? De strengheid van de toetsing is afhankelijk van de geraakte rechten [17](#page=17).
#### 1.2.5. Rechtszekerheid en naleefbaarheid
Dit beginsel omvat verschillende aspecten die ervoor zorgen dat wetten toegankelijk, duidelijk en stabiel zijn, en dat ze niet met terugwerkende kracht gelden [18](#page=18).
##### 1.2.5.1. Toegankelijkheid van de wet
* Volgens artikel 190 van de Grondwet is geen enkele wet verbindend voordat deze bekend is gemaakt in de bij wet bepaalde vorm [19](#page=19).
* Bekendmaking geschiedt via het Belgisch Staatsblad (BS), het Publicatieblad van de Europese Unie (Pb.L.), het Bestuursmemoriaal, of webtoepassingen [19](#page=19).
* Het gevolg van bekendmaking is **tegenstelbaarheid**: de wet kan in rechte tegen een persoon worden ingeroepen [19](#page=19).
* Dit leidt tot het **wettelijk vermoeden** dat niemand de wet kan negeren (Nemo censetur ignorare legem / Nul n’est censé ignorer la loi) [19](#page=19).
* Slechts uitzonderlijk wordt dwaling over het recht vergoed. Voorbeelden hiervan zijn [20](#page=20):
* Het putatief huwelijk (artt. 201-202 oud BW) [20](#page=20).
* Gebreken in de toestemming (art. 5.33 BW) [20](#page=20).
* Onoverwinnelijke dwaling in het strafrecht (Error communis facit ius) [20](#page=20).
* Volgens het Hof van Cassatie is onoverkomelijke (rechts)dwaling een algemeen rechtsbeginsel dat als rechtvaardigheidsgrond kan dienen [20](#page=20).
##### 1.2.5.2. Duidelijkheid van de wet
* Duidelijkheid van de wet is voornamelijk een rechtsethisch beginsel zonder directe juridische sanctie op zich [21](#page=21).
* Het speelt echter een rol bij andere beginselen, zoals het legaliteitsbeginsel in het strafrecht (nullum crimen, nulla poena sine legem) en beperkingen op fundamentele vrijheden die enkel door kenbare en voorspelbare wetten mogen worden ingevoerd [21](#page=21).
* De afdeling wetgeving van de Raad van State oefent rechtstechnisch toezicht uit op wetgeving (legistiek) [21](#page=21).
* Een rechter mag zich niet beroepen op de onduidelijkheid van de wet om geen recht te spreken [21](#page=21).
##### 1.2.5.3. Bestendigheid van de wet
* Dit beginsel belet niet dat de wetgever de wet kan wijzigen [22](#page=22).
* Te frequente wijzigingen kunnen echter het beginsel Nemo censetur ondermijnen [22](#page=22).
##### 1.2.5.4. Non-retroactiviteit van de wet (niet-terugwerkende kracht)
* In principe gelden er geen wetten met terugwerkende kracht. Er zijn echter uitzonderingen op dit principe [22](#page=22).
---
# De wet als bron van recht op verschillende niveaus
Dit deel van het document verkent de veelzijdige rol van de wet als rechtsbron, met aandacht voor de hiërarchische structuur van wetgeving op federaal, deelstatelijk, provinciaal, gemeentelijk, bestuurlijk, privaat en internationaal niveau [24](#page=24).
### 2.1 Situering van de wet als rechtsbron
#### 2.1.1 Scheiding der machten en de rechtsstaat
Het concept van de scheiding der machten, zoals uiteengezet door Montesquieu in "De L'Esprit des Lois" is fundamenteel voor de rechtsstaat en beoogt een machtsbeperking en wederzijdse controle tussen de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. In het Belgische bestel is deze scheiding niet strikt, aangezien organen van de uitvoerende macht (Koning en regeringen) participeren in de wetgevende macht, en uitvoerende organen ook wetten in materiële zin kunnen aannemen. De wetgevingsbevoegdheid is op verschillende niveaus georganiseerd, waaronder het federalisme, territoriaal gedecentraliseerde overheden (gemeenten en provincies) en de internationale rechtsorde [25](#page=25) [26](#page=26).
#### 2.1.2 De federale staatsstructuur in België
België kent een federale staatsstructuur met een federaal niveau (Belgische Staat), de Gemeenschappen (met wetgevende en uitvoerende bevoegdheid: Vlaamse, Franse, en Duitse Gemeenschap) en de Gewesten (met wetgevende en uitvoerende bevoegdheid: Vlaams, Waals, en Brussels Hoofdstedelijk Gewest) [27](#page=27).
### 2.2 Het federale niveau
#### 2.2.1 De Grondwet
De Grondwet is de hoogste federale wet die de werking van de overheidsinstellingen en de verhouding tussen de overheid en de burgers regelt. Oorspronkelijk opgesteld in 1831, werd de Nederlandse tekst in 1967 officieel. De Grondwet is "rigide", wat betekent dat wijzigingen een bijzondere procedure vereisen die verder gaat dan een gewone meerderheid. Deze procedure omvat een verklaring tot herziening, ontbinding van de wetgevende kamers, nieuwe verkiezingen, en vervolgens een grondwetgevende bevoegdheid (Constituante) voor de nieuwe kamers, die wijzigingen met een bijzondere meerderheid van twee derde kunnen doorvoeren. Belangrijke wijzigingen omvatten de evolutie van het stemrecht, hervormingen van het tweekamerstelsel, de invoering van nieuwe grondrechten, en de oprichting van rechtscolleges zoals het Grondwettelijk Hof en de Raad van State [29](#page=29) [30](#page=30) [31](#page=31).
#### 2.2.2 De (federale) wet in formele zin
Een formele wet is een besluit dat tot stand komt door de gezamenlijke werking van de wetgevende macht (Koning, Kamer van Volksvertegenwoordigers, en eventueel Senaat). Het betreft een schriftelijk vastgelegd besluit met een specifieke procedure en publicatie in het Belgisch Staatsblad. Een formele wet is vereist wanneer de Grondwet voorschrijft dat iets "bij de wet" of "door de wet" geregeld moet worden. Niet elke formele wet is echter ook een wet in materiële zin (algemeen verbindende regels). Er bestaan zowel "gewone" wetten (meerderheid van aanwezigen en meerderheid van stemmen) als "bijzondere (meerderheids)wetten" die een hogere hiërarchische positie innemen en een bijzondere meerderheid vereisen, met name een tweederdemeerderheid van de uitgebrachte stemmen over het geheel [32](#page=32) [33](#page=33).
**Hiërarchie van normen (federaal niveau, gedeeltelijk):**
1. Grondwet [34](#page=34).
2. Bijzondere wet [34](#page=34).
3. Wet, decreet, ordonnantie [34](#page=34).
4. Verordeningen en besluiten van de uitvoerende macht [34](#page=34).
De inhoud van een wet kan divers zijn, variërend van louter formele besluiten zoals de begroting, tot wetboeken, specifieke wetgeving, verzamelwetgeving (programmawetten, mozaïekwetten) en wijzigingswetten [35](#page=35).
#### 2.2.3 De besluitwet
Besluitwetten zijn besluiten die tijdens de uitzonderlijke omstandigheden van de Eerste en Tweede Wereldoorlog door de uitvoerende macht (Koning Albert I en ministers, of de in Londen vergaderde ministers) werden aangenomen en die kracht van wet hebben. Ze kunnen bestaande wetgeving aanpassen en kunnen enkel nog bij wet worden gewijzigd [36](#page=36).
#### 2.2.4 Het koninklijk besluit
Het koninklijk besluit is een normatieve bevoegdheid van de Koning die voortvloeit uit artikel 108 van de Grondwet, dat bepaalt dat de Koning de wetgeving uitvoert. Deze besluiten hebben wetten in materiële zin en behoeven, na advies van de Raad van State, publicatie in het Belgisch Staatsblad. Naast deze reglementaire besluiten neemt de Koning ook individuele beslissingen die geen wetten zijn [37](#page=37).
#### 2.2.5 Het ministerieel besluit en de ministeriële omzendbrief
Ministeriële besluiten en omzendbrieven kunnen ook wetten in materiële zin bevatten, mits publicatie in het Belgisch Staatsblad. Hoewel de Grondwet geen expliciete basis biedt voor de toekenning van normerende bevoegdheid aan ministers, aanvaardt de rechtspraak dit voor bijkomstige en aanvullende besluiten. Omzendbrieven kunnen interpretatieve, indicatieve of verordenende regels bevatten [38](#page=38).
### 2.3 Het deelstatelijke niveau
#### 2.3.1 Decreten en bijzondere decreten
Decreten zijn rechtsregels uitgevaardigd door de parlementen van de Gemeenschappen en Gewesten, en hebben kracht van wet binnen hun bevoegdheidsdomeinen. Ze kunnen bestaande nationale wetten wijzigen, aanvullen of opheffen, en nieuwe wetgevende normen creëren. Bijzondere decreten, die een tweederdemeerderheid vereisen, bieden de deelstaten constitutieve autonomie om hun institutionele organisatie en onderwijs op een meer solide manier te regelen, en kunnen afwijken van federale bijzondere wetten [40](#page=40) [41](#page=41) [42](#page=42).
#### 2.3.2 Ordonnanties
Ordonnanties zijn rechtsregels uitgevaardigd door het Parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Ze hebben binnen hun bevoegdheden dezelfde kracht als wetten en decreten en wijzigen, vullen aan of heffen deze op. De rechterlijke controle op ordonnanties is ruimer dan die op wetten en decreten [43](#page=43).
#### 2.3.3 Besluiten van de regeringen of van het verenigd college van de GGC
De regeringen van de deelstaten en het verenigd college van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie voeren decreten en ordonnanties uit en kunnen, indien bevoegdheden worden toegekend, besluiten met normatieve inhoud nemen die wetten in materiële zin zijn. Deze besluiten vereisen advies van de Raad van State en publicatie in het Belgisch Staatsblad [44](#page=44).
#### 2.3.4 Samenwerkingsakkoorden en gezamenlijke decreten
Samenwerkingsakkoorden tussen de federale staat, gemeenschappen en gewesten zijn noodzakelijk voor gecoördineerd beleid, met name op grensoverschrijdende gebieden. Het is ook mogelijk om gezamenlijke decreten en/of ordonnanties uit te vaardigen, die tegelijkertijd in de bevoegde parlementen worden ingediend en goedgekeurd [45](#page=45) [46](#page=46).
### 2.4 Het provinciale niveau
#### 2.4.1 Provinciale organen en regelgeving
Provincies zijn territoriale gedecentraliseerde overheden die het provinciaal belang behartigen en medebewindstaken uitvoeren. De bestuursorganen omvatten de provincieraad, de deputatie en de gouverneur. Provincies kunnen zelfstandig "provinciale reglementen" uitvaardigen die wetten in materiële zin zijn en die bekendgemaakt worden in het Bestuursmemoriaal van de provincie [48](#page=48) [49](#page=49).
### 2.5 Het gemeentelijke niveau
#### 2.5.1 Gemeentelijke organen en regelgeving
Gemeenten zijn territoriaal gedecentraliseerde ondergeschikte besturen die het gemeentelijk belang behartigen en medebewindstaken uitvoeren. Instellingen zijn de gemeenteraad, het college van burgemeester en schepenen, en de burgemeester. Gemeenten kunnen "gemeentelijke reglementen" vaststellen, die wetten in de materiële zin zijn en verbindend worden na bekendmaking op de gemeentelijke website. Provincies en gemeenten kunnen zich ook verenigen in intercommunale verenigingen, die mogelijk ook normatieve bepalingen kunnen bevatten [51](#page=51) [52](#page=52).
### 2.6 Het bestuurlijke niveau
#### 2.6.1 Gedecentraliseerde bestuurslichamen
Gedecentraliseerde bestuurslichamen, zoals parastatalen, paracommunautairen en pararegionalen, hebben specifieke taken gekregen en sommige beschikken over een verordenende macht, waardoor ze wetten in materiële zin kunnen aannemen. De toekenning van dergelijke bevoegdheid aan autonome administratieve overheden, zoals de FSMA, is grondwettelijk toegestaan mits er rechterlijke controle is [54](#page=54) [55](#page=55).
### 2.7 Het niveau van de private regelgeving
#### 2.7.1 De privaatrechtelijke overeenkomst
Het principe van de overeenkomst-wet bepaalt dat een geldig tot stand gekomen contract de partijen tot wet strekt. Deze overeenkomsten hebben echter enkel relatieve werking en mogen niet in strijd zijn met dwingend recht of de openbare orde [57](#page=57) [58](#page=58).
#### 2.7.2 Privaatrechtelijke overeenkomsten met normatieve werking
**Collectieve arbeidsovereenkomst (CAO):**
* Een CAO is een collectief akkoord tussen werkgevers en werknemersorganisaties dat arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden regelt [59](#page=59).
* Het bevat zowel verbindende bepalingen (vredesplicht) als normatieve bepalingen (rechten en plichten) [60](#page=60).
* In het arbeidsrecht geldt een specifieke normenhiërarchie, waarbij dwingende wetsbepalingen bovenaan staan, gevolgd door algemeen verbindend verklaarde CAO's, niet algemeen verbindend verklaarde CAO's, individuele arbeidsovereenkomsten, arbeidsreglementen en tenslotte suppletieve wetsbepalingen en gebruik [61](#page=61) [62](#page=62).
**Arbeidsreglement:**
* Een arbeidsreglement bevat bepalingen over de rechten en verplichtingen van werknemers binnen een onderneming. Het is onderdeel van de arbeidsovereenkomst en kan bij individuele overeenkomst worden afgeweken [63](#page=63).
**Milieubeleidsovereenkomsten:**
* Deze overeenkomsten tussen het Vlaams Gewest en ondernemingsorganisaties beogen de bescherming van het milieu. Ze mogen geldende wetgeving niet vervangen en stellen geen minder strenge eisen. De overeenkomsten zijn bindend voor de partijen en hun leden [64](#page=64) [65](#page=65).
### 2.8 Het internationale niveau
#### 2.8.1 Internationaal recht
Internationaal recht regelt de co-existentie en coöperatie van staten en kan bindende normen creëren. Primair internationaal recht omvat verdragen, en secundair internationaal recht besluiten van internationale organisaties met regelgevende bevoegdheid [67](#page=67).
#### 2.8.2 Het internationaal verdrag
Internationale verdragen zijn schriftelijke overeenkomsten tussen staten. Ze kunnen ingedeeld worden in [68](#page=68):
* **Verdrag-overeenkomst:** Heeft geen directe weerslag in de interne rechtsorde en is vergelijkbaar met privaatrechtelijke overeenkomsten [69](#page=69).
* **Verdrag-wet:** Stelt algemeen geldende rechtsregels vast die bron van objectief recht zijn, en kan gewoonterechtelijke regels bevestigen of nieuwe rechtsregels bevatten, zowel voor staten als voor burgers [70](#page=70).
* **Verdrag-constitutie:** Richt internationale organisaties op en regelt hun samenstelling, bevoegdheid en werking, vergelijkbaar met een Grondwet [71](#page=71).
De totstandkoming van een verdrag omvat onderhandeling, ondertekening, goedkeuring door de wetgevende vergadering, publicatie en ratificatie [72](#page=72).
#### 2.8.3 Het recht van de Benelux
Het Benelux-Unieverdrag streeft naar harmonisatie van wetgeving met als doel uniforme Benelux-wetten, met name op het gebied van intellectuele eigendom, aansprakelijkheid en invordering van schulden [73](#page=73).
#### 2.8.4 Het recht van de Europese Unie
De Europese Unie (EU) heeft een eigen rechtsorde, het Unierecht, dat bestaat uit primair Unierecht (de verdragen zoals VEU en VWEU) en secundair Unierecht (besluiten van de EU-instellingen) [74](#page=74) [75](#page=75).
* **Primair Unierecht:** Bevat constitutieve verdragen maar ook normatieve verdragen die rechten voor burgers vastleggen, zoals het vrij verkeer. Het EU Handvest van de Grondrechten is van toepassing op alle instellingen en lidstaten bij de uitvoering van EU-recht [75](#page=75).
* **Secundair Unierecht:**
* **Verordening:** Heeft algemene strekking, is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat, zonder omzetting. Rechtsonderhorigen kunnen ze inroepen, zelfs boven nationale wetgeving [76](#page=76).
* **Richtlijn:** Verplicht de lidstaat tot het bereiken van een bepaald resultaat. Pas na omzetting in nationaal recht binnen een bepaalde termijn verkrijgt deze volledige normatieve status. Bij niet-tijdige omzetting kan de lidstaat aansprakelijk worden gesteld, maar rechtsonderhorigen mogen de richtlijn wel inroepen tegen de overheid indien de bepaling onvoorwaardelijk en nauwkeurig is [77](#page=77).
* **Besluiten (voorheen beschikkingen):** Zijn individueel gericht en rechtstreeks verbindend voor de geadresseerde [78](#page=78).
* **Aanbevelingen en adviezen:** Zijn niet verbindend [78](#page=78).
#### 2.8.5 Het recht van de Raad van Europa
De Raad van Europa richt zich op de erkenning van rechtsstaatprincipes en de bescherming van mensenrechten. De organisatie kan geen bindende normen uitvaardigen, maar wel aanbevelingen doen. Belangrijke normatieve verdragen zijn het Europees Verdrag tot de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het Europees Sociaal Handvest (ESH). Er bestaan toezichtmechanismen zoals het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) [79](#page=79) [80](#page=80).
#### 2.8.6 Het recht van de Verenigde Naties
Het Handvest van de Verenigde Naties beoogt de handhaving van internationale vrede en veiligheid en samenwerking op sociaal, cultureel en humanitair vlak. Resoluties van de Algemene Vergadering zijn juridisch niet verbindend, terwijl resoluties van de Veiligheidsraad, met name over vrede en veiligheid, wel juridisch verbindend kunnen zijn [81](#page=81) [82](#page=82).
---
# Verhouding tussen wetten en wetsconflicten
Hier is een gedetailleerd studieoverzicht over de verhouding tussen wetten en wetsconflicten, gebaseerd op de verstrekte documentinhoud:
## 3. De verhouding tussen wetten en wetsconflicten
Dit onderwerp verkent de principes en regels die worden toegepast wanneer meerdere rechtsregels op eenzelfde situatie van toepassing zijn en tot tegenstrijdige uitkomsten leiden.
### 3.1 Wetsconflicten en conflictregels
Het risico van veelheid aan regelgeving brengt het probleem van wetsconflicten met zich mee, waarbij meerdere wetten (in materiële zin) op eenzelfde situatie lijken van toepassing te zijn en de toepassing ervan tot tegenstrijdige uitkomsten leidt. Een voorbeeld hiervan is de huurovereenkomst van een onroerend goed, waar zowel het Burgerlijk Wetboek (BW) als het Vlaams Woninghuurdecreet van toepassing kunnen zijn, wat tot verschillende interpretaties van de duur en beëindiging van de overeenkomst kan leiden [85](#page=85) [86](#page=86) [87](#page=87).
Conflictregels bieden de oplossing voor deze tegenstrijdigheden en zijn gebaseerd op de volgende principes [88](#page=88):
* **Hiërarchische rangorde van rechtsregels:** Een hogere wet gaat voor op een lagere wet (lex superior derogat legi inferiori) [88](#page=88) [90](#page=90).
* **Bevoegdheidsverdeling:** De door de bevoegde overheid uitgevaardigde wet gaat voor op de door de onbevoegde overheid uitgevaardigde wet [88](#page=88).
* **Tijd:** Bij conflicten tussen twee wetten met gelijke rechtskracht, uitgevaardigd door de bevoegde overheid, gaat de later uitgevaardigde wet voor op de eerder uitgevaardigde wet (lex posterior derogat legi priori) [88](#page=88).
* **Draagwijdte:** Bij conflicten tussen twee wetten met gelijke rechtskracht, uitgevaardigd door de bevoegde overheid, gaat de meer specifieke wet voor op de meer algemene wet (lex specialis legi generali derogat) [88](#page=88).
* **Internationaal privaatrecht:** Indien wetten uit meerdere landen van toepassing zijn, duiden de verwijzingsregels uit het internationaal privaatrecht de toepasselijke wet aan [88](#page=88).
### 3.2 Het hiërarchisch conflict tussen regels met ongelijke rechtskracht
De **superioriteitsregel**, *lex superior derogat legi inferiori*, stelt dat de hogere wet voorgaat op de lagere wet. Dit principe is gebaseerd op de hiërarchische structuur van rechtsregels, waarbij een lagere rechtsregel haar rechtskracht ontleent aan een hogere rechtsregel en daarmee in overeenstemming moet zijn (wettigheids- of legaliteitsbeginsel). Een lagere norm die strijdig is met een hogere norm is onwettig of ongrondwettig [90](#page=90).
De normenhiërarchie in België ziet er over het algemeen als volgt uit, van hoog naar laag [92](#page=92):
1. Internationaal recht met rechtstreekse werking (mits correct ingevoerd)
2. Grondwet
3. Bijzondere wet - Bijzonder decreet
4. Wet - Decreet - Ordonnantie
5. Koninklijk besluit - Besluit van de gemeenschaps- of gewestregering
6. Ministerieel besluit - Besluit van een lid van de gemeenschaps- of gewestregering
7. Provinciaal reglement
8. Gemeentelijk reglement
Een hogere rechtsregel kan een lagere rechtsregel opheffen, wijzigen en aanvullen. Bijvoorbeeld, de herziening van de Grondwet heft alle strijdige wetten en besluiten op, tenzij overgangsbepalingen anders voorzien [91](#page=91).
#### 3.2.1 Toepassing van de superioriteitsregel
De superioriteitsregel wordt toegepast in zowel **subjectief** als **objectief contentieux** [93](#page=93) [95](#page=95).
* **Subjectief contentieux:** Dit betreft geschillenbeslechting gericht op de vaststelling van subjectieve rechten en het bieden van rechtsherstel. De rechter moet de normenhiërarchie eerbiedigen en de geldende wet toepassen. De rechter stelt ambtshalve of op verzoek van partijen vast of een lagere regel met een hogere regel in overeenstemming is. Indien een strijdigheid wordt vastgesteld, past de rechter de lagere rechtsregel in die specifieke zaak niet toe (*inter partes* gevolgen) [93](#page=93) [94](#page=94).
* **Objectief contentieux:** Dit betreft de beoordeling van de (grond)wettigheid van wetten en overheidshandelingen. De sanctie is de vernietiging of on(grond)wettigverklaring van de bestreden norm. Deze toetsing gebeurt door het Grondwettelijk Hof (voor wetten in formele zin) en de Raad van State (voor handelingen van de uitvoerende macht). Bij vaststelling van strijdigheid wordt de lagere rechtsregel vernietigd *erga omnes* [95](#page=95) [96](#page=96).
#### 3.2.2 Verhouding met internationaal recht
De verhouding tussen nationale wetten en internationaal recht kent twee opvattingen:
* **Dualisme:** Internationale en nationale rechtsordes zijn gescheiden. Internationaal recht moet eerst worden omgezet in nationaal recht om werking te hebben. Bij een conflict tussen een omzettingswet en een oudere nationale wet, gaat de latere omzettingswet voor (*lex posterior*). De wetgever kan echter internrechtelijk terug afwijken van het verdrag, wat wel internationaalrechtelijke problemen kan veroorzaken [100](#page=100).
* **Monisme:** Beide rechtsordes vormen één geheel en internationaal recht kan rechtstreeks de burger raken. Bij een conflict moet de rechter voorrang verlenen aan de internationale rechtsregel (*lex superior*). Dit vereist wel dat de internationale rechtsregel **rechtstreekse werking** heeft (self-executing), wat betekent dat de verdragspartijen de bedoeling hadden om rechten en plichten voor particulieren te creëren en de bepaling voldoende nauwkeurig en volledig is .
Naar Belgisch recht heeft internationaal recht met **rechtstreekse werking** voorrang op de nationale rechtsregels, zelfs op de Grondwet, hoewel dit een algemeen rechtsbeginsel van constitutionele aard is. Het 'Smeerkaasarrest' (Cass. 27 mei 1971) bevestigt deze voorrang van internationaal recht met rechtstreekse gevolgen in de interne rechtsorde .
* **Toepassing in objectief contentieux:** Er is geen georganiseerd objectief contentieux om rechtstreeks vernietiging te vorderen op basis van schending van een verdragsbepaling. Wel kan dit in samenloop met Belgische grondrechten via een beroep bij het Grondwettelijk Hof .
* **Toepassing in subjectief contentieux:** Elke rechter moet voorrang verlenen aan internationaal recht met rechtstreekse werking. Bij EU-recht en Benelux-recht kan de rechter een prejudiciële vraag stellen aan het Hof van Justitie van de EU of het Benelux Gerechtshof .
##### Verhouding tot Europees Unierecht
Het Europees Unierecht (EU-recht) heeft, indien het rechtstreekse werking heeft, voorrang op alle strijdige nationale wetgeving, inclusief de nationale Grondwet. Nationale rechters zijn verplicht om aan deze bepalingen voorrang te verlenen zonder te wachten op een ongeldigverklaring door een nationaal constitutioneel hof. Lidstaten zijn aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit de niet-omzetting of miskenning van het EU-recht. Het Hof van Justitie van de EU kan via prejudiciële vragen de interpretatie van het Unierecht verzorgen, maar stelt zelf de strijdigheid van nationaal recht niet vast .
##### Verhouding tot het EVRM
De meeste bepalingen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) hebben rechtstreekse werking en kunnen voor de Belgische rechter worden ingeroepen. Na uitputting van nationale rechtsmiddelen kan een klacht worden ingediend bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) .
#### 3.2.3 Verhouding met de Grondwet en bijzondere wet
Tot op heden bestond er in België lange tijd geen rechterlijk toezicht op de grondwettigheid van wetten (*onschendbaarheid van de wet*). Later ontwikkelde zich de **grondwetsconforme interpretatie**, waarbij rechters, bij interpretatie van een wet die op meerdere manieren kan worden gelezen, de interpretatie kiezen die in overeenstemming is met de Grondwet (Cass. 20 april 1950, Waleffe) .
Met de federalisering van België ontstond de noodzaak voor een instantie die geschillen over de overeenstemming van wetten, decreten en ordonnanties met de bevoegdheidsverdelende regels kon beslechten. België opteert voor het Oostenrijkse model van grondwettigheidstoetsing, wat leidde tot de oprichting van het Arbitragehof (nu Grondwettelijk Hof) .
Het **Grondwettelijk Hof** toetst decreten, wetten en ordonnanties aan onder meer:
* De bevoegdheidsverdelende regels (in Grondwet en bijzondere wetten) .
* Titel II van de Grondwet ("De Belgen en hun rechten"), waarbij deze rechten ook worden samengelezen met gelijkaardige bepalingen in mensenrechtenverdragen .
* Artikel 143, § 1 Gw. (beginsel van de federale loyaliteit) .
* Artikelen 170 en 172 Gw. (legaliteits- en gelijkheidsbeginsel inzake belastingen) .
* Artikel 191 Gw. (gelijkberechtiging van vreemdelingen) .
##### Grondwettelijk Hof en objectief contentieux
In het objectief contentieux kan elke belanghebbende, regeringen, of de voorzitters van parlementen (op verzoek van 2/3 leden) een **beroep tot vernietiging** instellen bij het Grondwettelijk Hof binnen een specifieke termijn na publicatie. Vernietiging werkt *erga omnes*. Er is ook de mogelijkheid om **schorsing** te vorderen mits een ernstig middel en een moeilijk te herstellen nadeel, of indien de norm gelijkaardig is aan een reeds vernietigde norm .
##### Grondwettelijk Hof en subjectief contentieux
In het subjectief contentieux mogen de gewone rechters zelf niet oordelen over de overeenstemming met de Grondwet. Het beginsel is het stellen van een **prejudiciële vraag** aan het Grondwettelijk Hof. Als het Hof strijdigheid vaststelt, past de rechter de betreffende wettelijke norm niet meer toe (*inter partes*). De norm zelf blijft wel bestaan, maar er opent zich wel een nieuwe beroepstermijn om vernietiging te vorderen .
#### 3.2.4 Verhouding met besluiten van de uitvoerende macht
De Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak, oordeelt in het **objectief contentieux** over beroepen tot vernietiging van eenzijdige bestuurshandelingen van administratieve overheden wegens machtsoverschrijding (o.a. miskenning van een hogere rechtsnorm). Vernietiging werkt *erga omnes* .
In het **subjectief contentieux** geldt de **exceptie van onwettigheid** (art. 159 Gw.). Deze bepaling stelt dat hoven en rechtbanken algemene, provinciale en plaatselijke besluiten en verordeningen enkel toepassen voor zover ze met de wetten overeenstemmen. Bij strijdigheid wordt het besluit niet toegepast (*inter partes*) .
### 3.3 Regels met gelijke rechtskracht van verschillende wetgevers
Bij een conflict tussen regels met gelijke rechtskracht uitgevaardigd door **verschillende wetgevers** (bv. federale wet versus een decreet) is er geen algemene voorrangsregel op federaal niveau. Een conflict zal in de regel worden opgelost door het Grondwettelijk Hof, dat nagaat of een van de wetgevers zijn bevoegdheid heeft overschreden, wat een schending van de Grondwet en de bevoegdheidsverdelende normen inhoudt .
### 3.4 Regels met gelijke rechtskracht van dezelfde wetgever
Bij conflicten tussen regels met gelijke rechtskracht van **dezelfde wetgever** zijn er twee hoofdtypen:
#### 3.4.1 Conflicten in de tijd: lex posterior derogat legi priori
De **posterioriteitsregel** stelt dat een latere wet voorgaat op een oudere wet. De latere wet kan de oudere wet opheffen, wijzigen of aanvullen, zowel expliciet als stilzwijgend .
De **wet heeft in beginsel onmiddellijke werking** en werkt voor de toekomst (art. 1.2 BW). Dit betekent dat een nieuwe wet van toepassing is op situaties die na haar inwerkingtreding ontstaan en op toekomstige gevolgen van onder de vroegere wet ontstane situaties, voor zover dit geen afbreuk doet aan reeds onherroepelijk vastgestelde rechten of definitief voltrokken toestanden .
Er zijn echter belangrijke **uitzonderingen** op de onmiddellijke werking van wetten:
* **Eerbiedigende werking van de oude wet:** De oude wet blijft van kracht als overgangsrecht, met name op lopende rechtsfeiten die vóór de inwerkingtreding zijn aangevangen maar nog niet volledig zijn afgerond, en op voortdurende rechtsgevolgen die vóór de inwerkingtreding zijn ontstaan en nog voortduren. Dit geldt met name voor aanvullend recht in overeenkomsten .
* **Terugwerkende kracht:** De wetgever kan ervoor kiezen om een nieuwe wet met terugwerkende kracht te laten gelden. Dit kan een belangrijke impact hebben, maar kent **temperingen** :
* **Strafrecht:** Het legaliteitsbeginsel (*nullum crimen, nulla poena, sine lege*) geldt, wat betekent dat een feit enkel strafbaar is indien het op het moment van de daad bij wet was voorzien. Indien de strafwet echter wordt gewijzigd en de nieuwe straf lichter is, wordt de minst zware strafwet toegepast .
* **Burgerlijk recht:** Artikel 1.2 BW bevestigt de toekomstige werking, maar stelt dat een wet terugwerkende kracht kan hebben indien dit noodzakelijk is voor een doelstelling van algemeen belang. Retroactiviteit wordt niet vermoed en moet expliciet door de wetgever worden bepaald .
* **Verbod op terugwerkende kracht als algemeen rechtsbeginsel:** Dit beginsel is bedoeld om rechtsonzekerheid te voorkomen en kan beschermd zijn door het gelijkheidsbeginsel en het recht op eigendom (art. 1 Eerste Protocol EVRM). Rechters moeten een redelijk evenwicht nastreven tussen het algemeen belang en individuele rechten .
* **De interpretatieve wet:** Een interpretatieve wet geeft authentieke uitleg aan een reeds bestaande, onduidelijke wet. Hoewel zij terugwerkt, mag zij geen afbreuk doen aan in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissingen .
#### 3.4.2 Conflicten in draagwijdte: lex specialis legi generali derogat
De **specialiteitsregel** stelt dat de wet die een meer bijzondere regeling bevat, voorrang heeft op de wet met een meer algemene regeling voor die specifieke situatie. De wet met een algemene inhoud heft dus niet de wet met een bijzondere inhoud op (*legi speciali per generalem non derogatur*) .
### 3.5 Regels van wetgevers uit verschillende Staten
Wanneer rechtsregels uit meerdere staten van toepassing zijn op een situatie met een grensoverschrijdend karakter, komen de regels van het **internationaal privaatrecht (IPR)** aan bod. Het IPR, als formeel en secundair recht, wijst door middel van verwijzingsregels of conflictregels welk nationaal recht moet worden toegepast [88](#page=88).
Voorbeelden van IPR-verwijzingsregels betreffen de staat en bekwaamheid van personen (recht van nationaliteit) huwelijk (geldigheid, vormvereisten, gevolgen) zakelijke rechten (recht van de plaats waar de goederen zich bevinden) en overeenkomsten (keuzevrijheid van de partijen, anders de bepalende aanknopingsfactoren) .
Er kunnen echter **beperkingen** zijn op het inroepen van buitenlands recht, met name de **Belgische internationale openbare orde**. Dit zijn fundamentele regels van de Belgische rechtsorde die niet wijken voor buitenlandse regels die het IPR aanwijst, zoals het verbod op bigamie .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Wet in materiële zin | Elke algemene regel die door een daartoe bevoegde overheid uitdrukkelijk werd uitgevaardigd en neergelegd in een bindende tekst, ongeacht de formele benaming of de herkomst. Dit kan dus zowel een formele wetgever als een bestuurlijke overheid met verordenende bevoegdheid zijn. |
| Wet in formele zin | Een wetgevende akte, met de naam wet, decreet of ordonnantie, die is aangenomen door een orgaan dat is bekleed met de wetgevende macht. Dit type wetgeving is vereist telkens wanneer de Grondwet bepaalt dat iets bij of door wet geregeld moet worden. |
| Beginselen van behoorlijke wetgeving | Rechtsethische beginselen waaraan wetgeving moet voldoen om de rechtsstaat te waarborgen. Dit omvat onder andere het democratiebeginsel, het subsidiariteitsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel, en de rechtszekerheid en naleefbaarheid van wetten. |
| Democratiebeginsel | Het principe dat de macht uitgaat van het volk, wat zich kan uiten in directe of representatieve democratie. In België gaan alle machten uit van de natie, wat specifieke implicaties heeft voor de toepassing van dit beginsel. |
| Subsidiariteitsbeginsel | Wetgeving dient te worden uitgevaardigd op het niveau dat daartoe het meest geschikt is. Dit is een politiek beginsel dat de bevoegdheidsverdeling tussen verschillende overheidsniveaus reguleert, met name binnen de Europese Unie en de Belgische staatsstructuur. |
| Gelijkheidsbeginsel | Dit beginsel omvat zowel de formele gelijkheid (gelijke toepassing van de wet) als de materiële gelijkheid (de wet zelf behandelt burgers gelijk). Ongelijke behandeling is toegestaan indien er een objectieve en redelijke verantwoording voor bestaat. |
| Rechtszekerheid en naleefbaarheid | Het belang dat wetten toegankelijk, duidelijk en bestendig zijn, en dat ze geen terugwerkende kracht hebben, tenzij dit wettelijk is bepaald. Dit draagt bij aan de voorspelbaarheid en betrouwbaarheid van het recht. |
| Trias Politica | Het principe van de scheiding der machten, zoals oorspronkelijk uiteengezet door Montesquieu, waarbij de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende functies worden gescheiden en elkaar controleren. In de praktijk zijn er echter vaak interacties en samenwerkingen tussen deze machten. |
| Grondwet | De hoogste federale wet die de werking van de overheidsinstellingen en de verhouding tussen de staat en de burgers regelt. De Belgische Grondwet is rigide en kent een bijzondere wijzigingsprocedure. |
| Bijzondere (meerderheids)wet | Een wet die tot stand komt met een bijzondere meerderheid van stemmen in de wetgevende vergadering. Deze wetten staan hiërarchisch hoger dan gewone wetten en kunnen enkel door een andere bijzondere wet worden gewijzigd. |
| Besluitwet | Een besluit met de kracht van wet dat is genomen door de uitvoerende macht in uitzonderlijke omstandigheden, zoals tijdens oorlogen, wanneer de normale wetgevende procedure niet kon worden gevolgd. |
| Koninklijk besluit | Een besluit dat wordt uitgevaardigd door de Koning (uitvoerende macht) ter uitvoering van de wetgeving. Deze besluiten hebben normatieve kracht en zijn wetten in materiële zin. |
| Decreet | Een rechtsregel uitgevaardigd door een parlement van een Gemeenschap of Gewest, met dezelfde rechtskracht als een federale wet binnen de bevoegdheidsdomeinen die aan die deelstaten zijn overgedragen. |
| Ordonnantie | Een rechtsregel uitgevaardigd door het Parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, met dezelfde rechtskracht als een federale wet binnen hun respectieve bevoegdheden. |
| Intercommunale vereniging | Een samenwerkingsverband tussen gemeenten, die soms ook normatieve bepalingen kunnen bevatten binnen hun mandaat. |
| Bestuurlijke decentralisatie | De overdracht van beleidstaken aan gedecentraliseerde bestuurslichamen, zoals parastatalen of paracommunautairen, die specifieke taken uitvoeren binnen hun autonomie en soms een verordenende macht hebben. |
| Privaatrechtelijke overeenkomst | Een afspraak tussen private partijen die, volgens het beginsel van de overeenkomst-wet, voor henzelf bindend is. Dergelijke overeenkomsten hebben echter in beginsel geen algemene werking. |
| Collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) | Een akkoord tussen werknemers- en werkgeversorganisaties dat arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden regelt. CAO's kunnen zowel verbindende als normatieve bepalingen bevatten en volgen een eigen hiërarchie binnen het arbeidsrecht. |
| Internationaal recht | Het recht dat de betrekkingen tussen staten regelt. Dit omvat primair internationaal recht (verdragen) en secundair of afgeleid internationaal recht (besluiten van internationale organisaties). |
| Internationaal verdrag | Een schriftelijke overeenkomst tussen staten die wederzijdse rechten en plichten vaststelt. Verdragen kunnen variëren van simpele overeenkomsten tot wetten of constituties voor internationale organisaties. |
| Unierecht | Het recht van de Europese Unie, bestaande uit primair Unierecht (de verdragen) en secundair Unierecht (besluiten van de EU-instellingen zoals verordeningen en richtlijnen). Unierecht heeft voorrang op nationaal recht en kan rechtstreekse werking hebben. |
| EVRM (Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden) | Een verdrag van de Raad van Europa dat individuele rechten en vrijheden beschermt. Bepalingen uit het EVRM hebben vaak rechtstreekse werking en kunnen door de nationale rechter worden toegepast. |
| Wetsconflicten | Situaties waarin meerdere rechtsregels van toepassing zijn op eenzelfde geval en leiden tot tegenstrijdige uitkomsten. |
| Conflictregels | Regels die worden toegepast om wetsconflicten op te lossen. Dit omvat principes zoals hiërarchie, bevoegdheid, tijd en draagwijdte. |
| Lex superior derogat legi inferiori | Een hiërarchische conflictregel die stelt dat een hogere wet voorrang heeft op een lagere wet. Lagere rechtsregels moeten in overeenstemming zijn met hogere rechtsregels. |
| Lex posterior derogat legi priori | Een conflictregel die stelt dat bij conflicten in de tijd, een latere wet van dezelfde wetgever voorrang heeft op een oudere wet. |
| Lex specialis legi generali derogat | Een conflictregel die stelt dat bij conflicten in de draagwijdte, een meer specifieke wet voorrang heeft op een meer algemene wet. |
| Internationaal privaatrecht (IPR) | Het recht dat bepaalt welk nationaal recht van toepassing is in situaties met een grensoverschrijdend karakter, door middel van verwijzingsregels of conflictregels. |
| Belgische internationale openbare orde | Fundamentele regels van de Belgische rechtsorde die zo wezenlijk worden geacht dat ze niet wijken voor buitenlandse regels die door het internationaal privaatrecht worden aangewezen. |