Cover
Jetzt kostenlos starten Handout 2 Saussure en het structuralisme (1).pdf
Summary
# Saussure en het structuralisme
De ideeën van Ferdinand de Saussure, zoals uiteengezet in de *Cours de linguistique générale*, vormden de basis voor de ontwikkeling van het structuralisme in de taalwetenschap door zijn concepten over het taalsysteem, synchronie en diachronie, langue en parole, en de aard van het taalteken.
### 1.1 Inleiding en context
Aan het einde van de 19e eeuw was het historisch-vergelijkende paradigma in de taalwetenschap op zijn eindpunt. Wetenschappers als Ferdinand de Saussure (1857-1913) constateerden een tekort aan theoretische bezinning over de aard van taal en het object van taalwetenschappelijk onderzoek. Na Saussure's dood werd de *Cours de linguistique générale* (CLG) in 1916 gepubliceerd, gebaseerd op studentennotities en lesvoorbereidingen. Later verschenen kritische edities en manuscripten die dieper inzicht gaven in zijn denken [1](#page=1).
### 1.2 Kernbijdragen van Saussure
Saussure's belangrijkste bijdragen kunnen als volgt worden samengevat:
#### 1.2.1 Sémiologie en de sociale aard van taal
Saussure beschouwde taalwetenschap als een onderdeel van een algemene tekenleer, genaamd "sémiologie". Hij benadrukte dat taalwetenschap, net als sémiologie, een sociale wetenschap is. Natuurlijke taal is het belangrijkste tekensysteem van de mens en heeft specifieke kenmerken die in andere tekensystemen ontbreken [1](#page=1).
#### 1.2.2 Synchronie en diachronie
Saussure introduceerde een onderscheid tussen **synchronie** (de studie van taal op een bepaald moment in de tijd) en **diachronie** (de studie van taalverandering door de tijd heen). Hij benadrukte het belang van de synchrone benadering, ook voor diachrone studies, omdat taalverandering het taalsysteem beïnvloedt [1](#page=1).
> **Tip:** Denk aan synchronie als een momentopname en diachronie als een film die de evolutie laat zien. Beide perspectieven zijn cruciaal voor een volledig begrip van taal.
#### 1.2.3 Langue en parole
Hij maakte een duidelijk onderscheid tussen:
* **Langue:** het door sprekers gedeelde taalsysteem. Dit is het abstracte, sociale aspect van taal [1](#page=1).
* **Parole:** het individuele taalgebruik, de concrete manifestatie van de langue door individuele sprekers [1](#page=1).
Beide definieerde hij in relatie tot de "faculté du langage," het biologisch gefundeerde taalvermogen. De algemene term "langage" gebruikte Saussure om te verwijzen naar taal in het algemeen, vaak als samenvoeging van langue en parole [1](#page=1).
#### 1.2.4 Associatieve en syntagmatische relaties
Saussure onderscheidde twee fundamentele relaties binnen taal:
* **Syntagmatische relaties:** deze betreffen de lineaire opeenvolging van elementen in een zin of eenheid (bv. de volgorde van woorden).
* **Associatieve relaties:** deze omvatten de relaties tussen elementen die mentaal met elkaar verbonden zijn, ook al staan ze niet naast elkaar in een uiting. De term "paradigmatische relaties" (geïntroduceerd door L. Hjelmslev) valt onder deze categorie en is cruciaal voor taalspecifieke structuren [1](#page=1).
#### 1.2.5 Arbitrariteit en relatieve gemotiveerdheid
Saussure preciseerde de notie **arbitrariteit** van het taalteken, wat betekent dat er geen natuurlijke band is tussen de klankvorm en het concept. Dit principe wordt aangevuld met een visie op de **relatieve gemotiveerdheid** van gelede woorden [1](#page=1) [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Het woord "vingt" (twintig) is arbitrair, terwijl "dix-neuf" (negentien) relatief gemotiveerd is omdat het verwijst naar "tien" en "negen" [2](#page=2).
#### 1.2.6 Taal als systeem van tekens, niet als nomenclatuur
Saussure verwierp de opvatting dat taal slechts een nomenclatuur is, waarbij woorden louter namen zijn voor bestaande zaken. Volgens hem vormen woorden geen directe afspiegeling van de werkelijkheid. De conceptuele afbakening gebeurt juist *door middel van taal*. Dit impliceert dat woorden flexibel aanwendbaar zijn en dat er geen één-op-één relatie bestaat tussen een zaak en een woord. Bovendien verschillen woordenschatten van taal tot taal, wat aangeeft dat er geen universele taalbetekenissen bestaan [2](#page=2).
### 1.3 Het taalteken: structuur en valeur
Het taalteken is volgens Saussure een psychisch of mentaal fenomeen dat bestaat uit twee onlosmakelijk verbonden zijden:
* **Signifiant:** de klankvorm of het auditieve beeld van het teken [2](#page=2).
* **Signifié:** het concept of de betekenis die aan de klankvorm is verbonden [2](#page=2).
Beide zijden zijn niet fysiek, maar hun combinatie is psychisch, sociaal en historisch, wat leidt tot de conventionele aard van taaltekens [2](#page=2).
De identiteit van het taalteken wordt bepaald door het concept van **valeur** (waarde). Elk taalteken heeft een systematische waarde die ontstaat door middel van **opposities** ("différence") binnen het taalsysteem. Dit geldt zowel voor de klankeenheden (signifiants) als voor de betekenissen (signifiés) [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 1.3.1 Waarde van de signifiant
De waarde van een klankvorm wordt bepaald door zijn distinctieve eigenschappen ten opzichte van andere klankvormen in het taalsysteem [3](#page=3).
> **Voorbeeld:** In het Nederlands is er geen fonologisch onderscheid tussen de /r/ en /R/ klanken, terwijl in andere talen, zoals het Arabisch, dit onderscheid wel cruciaal is en resulteert in twee verschillende fonemen [3](#page=3).
#### 1.3.2 Waarde van de signifié
De betekenis van een woord is eveneens relationeel bepaald door het contrast met andere betekenissen binnen het systeem [3](#page=3).
> **Voorbeeld:** De betekenis van het woord "aller" (gaan) wordt afgebakend door de verschillende betekenissen van woorden als "marcher" (lopen), "passer" (passeren), "cheminer" (wandelen), "se porter" (zich voelen/gedragen), "venir" (komen), en "se rendre" (zich begeven). Evenzo wordt "autonomie" afgebakend door "indépendance" (onafhankelijkheid), "liberté" (vrijheid), "individualité" (individualiteit) [3](#page=3).
De Saussureaanse theorie over de bilateraliteit van het taalteken en de notie van valeur legden de grondslag voor de structurele analyse van vorm en betekenis binnen taalsystemen [3](#page=3).
---
# De concepten van langue en parole
Dit gedeelte legt Saussures onderscheid uit tussen het gedeelde taalsysteem (langue) en individueel taalgebruik (parole), en hun relatie tot het algemene taalvermogen [1](#page=1).
### 2.1 Inleiding tot Saussures bijdragen
Ferdinand de Saussure (1857-1913) wordt gezien als een sleutelfiguur in de taalwetenschap, die een theoretische vernieuwing bracht na het historisch-vergelijkende paradigma van de 19e eeuw. Ondanks de uitgebreide historische taalkennis van die tijd, merkte Saussure een gebrek aan theoretische bezinning op over fundamentele vragen zoals de aard van taal en het object van taalwetenschappelijk onderzoek. Zijn belangrijkste bijdragen, met name vastgelegd in de postuum gepubliceerde *Cours de linguistique générale* hebben de basis gelegd voor het structuralisme [1](#page=1).
### 2.2 De plaats van de taalwetenschap binnen de semiologie
Saussure plaatste de taalwetenschap binnen een bredere, algemene tekenleer die hij "sémiologie" noemde (het huidige semiotiek). In tegenstelling tot de dominante taalpsychologie van zijn tijd, benadrukte hij dat semiologie en taalwetenschap sociale wetenschappen zijn. De studie van taaltekens speelt hierin een centrale rol, omdat natuurlijke taal niet alleen unieke kenmerken heeft ten opzichte van andere tekensystemen, maar ook het belangrijkste tekensysteem voor de mens is [1](#page=1).
### 2.3 Synchronie en diachronie
Een andere cruciale bijdrage van Saussure is het onderscheid tussen synchronie en diachronie als twee complementaire perspectieven in de taalwetenschap. Hij benadrukte het grote belang van synchrone taalwetenschap (de studie van taal in een bepaalde tijdsperiode), zelfs voor diachrone taalwetenschap (de studie van taalverandering over tijd), omdat taalverandering het taalsysteem beïnvloedt [1](#page=1).
### 2.4 Langue, parole en het algemene taalvermogen
Saussure introduceerde een fundamenteel onderscheid tussen:
* **Langue:** Het gedeelde, sociale taalsysteem dat alle sprekers van een taal delen. Dit verwijst naar het abstracte, collectieve linguïstische systeem dat ten grondslag ligt aan taalgebruik [1](#page=1).
* **Parole:** Het individuele taalgebruik, de concrete realisatie van de taal door een spreker. Dit omvat de specifieke uitspraken, accenten en variaties die een individu gebruikt [1](#page=1).
Beide concepten worden gedefinieerd ten opzichte van een algemene, universele **"faculté du langage"**, wat het biologisch gefundeerde taalvermogen van de mens aanduidt. De algemene term "langage" gebruikte Saussure soms om te verwijzen naar 'taal' in het algemeen, meer bepaald als een combinatie van "langue" en "parole" [1](#page=1).
> **Tip:** Begrijp dat "langue" het abstracte, gedeelde systeem is, terwijl "parole" de concrete, individuele manifestatie is. De interactie tussen deze twee is essentieel voor taalverandering en -ontwikkeling.
### 2.5 Associatieve en syntagmatische relaties
Saussure identificeerde twee fundamentele soorten relaties in taal:
* **Syntagmatische relaties:** Relaties tussen eenheden die opeenvolgend in een uiting voorkomen (bv. de volgorde van woorden in een zin).
* **Associatieve relaties:** Relaties tussen eenheden die mentaal geassocieerd worden, ook al staan ze niet naast elkaar in een uiting. De term "paradigmatische relaties" werd later geïntroduceerd door L. Hjelmslev en vormt een onderdeel van Saussures bredere associatieve relaties. Deze paradigmatische relaties zijn cruciaal voor de taalspecifieke structuren binnen het taalsysteem [1](#page=1).
---
# Het taalteken: signifiant en signifié
Het taalteken wordt beschreven als een psychisch fenomeen bestaande uit een concept (signifié) en een klankvorm (signifiant), waarbij hun bilaterale relatie essentieel is voor het taalsysteem [2](#page=2).
### 3.1 De aard van het taalteken
Volgens Ferdinand de Saussure is het taalteken een psychisch of mentaal fenomeen. Dit fenomeen ontstaat door de combinatie van twee elementen: een concept en een klankvorm. Saussure noemt deze combinatie "bilateraliteit" of "twee-eenheid". Beide zijden van het taalteken zijn niet van fysieke aard, maar hun samenspel is zowel psychisch als een sociaal en historisch fenomeen, wat betekent dat taaltkenen conventioneel zijn [2](#page=2).
#### 3.1.1 Terminologie: signifiant en signifié
Om terminologische duidelijkheid te scheppen, introduceerde Saussure de termen *signifiant* en *signifié*, beide afgeleid van het Franse werkwoord *signifier* (betekenen) [2](#page=2).
* **Signifiant**: Dit verwijst naar de klankvorm of de auditieve indruk van een woord. Het is de fysieke manifestatie van het teken [2](#page=2).
* **Signifié**: Dit is het concept of de mentale voorstelling die geassocieerd wordt met de klankvorm. Het is de betekenis die het teken representeert [2](#page=2).
Samen vormen de signifiant en de signifié een onlosmakelijke eenheid, de "twee-eenheid", die Saussure aanduidt als *le signe linguistique* (het taalteken) [2](#page=2).
> **Tip:** Onthoud dat *signifiant* de klankvorm is en *signifié* het concept. De combinatie van beide is het taalteken.
#### 3.1.2 Bilateraliteit en de waarde van het teken
De identiteit van het taalteken wordt door Saussure op een nieuwe manier beschreven, wat de basis vormt van het structuralisme. De centrale notie hierbij is *valeur* (waarde). Elk taalteken bestaat uit klankeenheden en een betekenis. Deze klankeenheden en betekenissen hebben een systematische waarde die voortkomt uit opposities binnen het taalsysteem [2](#page=2) [3](#page=3).
* **Signifiant als systematische waarde**: De klankeenheden van een taal worden gedefinieerd door hun onderlinge opposities (verschillen) binnen het fonologische systeem. Dit betekent dat een klank alleen betekenis krijgt in relatie tot andere klanken die wel of niet onderscheidend zijn in die taal [3](#page=3).
* **Voorbeeld**: In het Nederlands is er geen fonologische oppositie tussen de /r/ en de /R/ (tongpunt-liquida vs. huig-liquida). In talen als Arabisch bestaat deze oppositie wel, waardoor /r/ en /R/ twee verschillende fonemen zijn [3](#page=3).
* **Signifié als systematische waarde**: Net als bij de signifiant, wordt ook de betekenis van een woord (het signifié) bepaald door zijn positie binnen het systeem van betekenissen van de taal. Betekenissen worden afgebakend door contrasten met andere betekenissen [3](#page=3).
* **Voorbeeld**: De betekenis van "aller" in het Frans wordt afgebakend door de opposities met woorden als *marcher, passer, cheminer, se porter, venir, se rendre*. Evenzo is de betekenis van "autonomie" afhankelijk van de oppositie met termen als *indépendance, liberté, individualité* [3](#page=3).
#### 3.1.3 Arbitrariteit en conventie
Saussure benadrukt de aloude notie van de *arbitrariteit* van het taalteken. Dit betekent dat er geen natuurlijke, intrinsieke relatie bestaat tussen de klankvorm (signifiant) en het concept (signifié). Het woord "boom" heeft geen inherente reden om te verwijzen naar het concept van een boom; deze koppeling is willekeurig en sociaal vastgelegd. Deze willekeurigheid is de basis van de conventionele aard van taal [2](#page=2).
> **Tip:** Arbitrariteit betekent dat de relatie tussen klank en betekenis niet-gemotiveerd is. De koppeling is gebaseerd op afspraak binnen een taalgemeenschap.
Saussure nuanceert deze willekeurigheid met het concept van "relatieve gemotiveerdheid" bij gelede woorden of specifieke woordkeuzes. Hoewel de basisarbitrariteit geldt, kunnen sommige combinaties of woorden een zekere logica of transparantie vertonen die ze 'relatief gemotiveerd' maakt [2](#page=2).
> **Voorbeeld van relatieve gemotiveerdheid:**
> * "Vingt" (twintig) en "dix-neuf" (negentien): Hoewel willekeurig, bevat "dix-neuf" een interne relatie ("tien-negen") die het iets minder arbitrair maakt dan "vingt" [2](#page=2).
> * "Ormeau" (olmboom) en "poirier" (perenboom): De achtervoegsels geven een zekere structuur aan [2](#page=2).
> * "Concierge" (conciërge) en "portier" (portier): Beide termen impliceren een functie gerelateerd aan een ingang of deur, wat een zekere gelijkenis in motivatie kan hebben [2](#page=2).
### 3.2 Implicaties van de Saussureaanse theorie
De Saussureaanse theorie over de bilateraliteit van het taalteken heeft ingrijpende consequenties voor de analyse van taal [3](#page=3).
#### 3.2.1 Afwijzing van de nomenclatuurtheorie
Saussure weerlegt de opvatting dat taal een simpele nomenclatuur is, waarbij elk woord een naam is voor een bestaand ding of concept in de buitenwereld. Hij stelt dat woorden geen "afspiegeling" zijn van de werkelijkheid. Dit komt doordat de conceptuele afbakening van woorden juist door de taal zelf gebeurt [2](#page=2).
> **Conclusie:** Er bestaat geen één-op-één relatie tussen een zaak in de werkelijkheid en een woord in een taal. De woordenschat verschilt van taal tot taal, en daarmee ook de conceptuele afbakening. Er zijn geen universele taalbetekenissen [2](#page=2).
#### 3.2.2 Structuralisme en taal als systeem
De focus op de bilaterale relatie binnen het taalteken en de waarde die voortkomt uit opposities, legt de basis voor het structuralisme. Taal wordt gezien als een systeem waarin elk element zijn identiteit en waarde ontleent aan zijn relaties met andere elementen binnen dat systeem. Vormovereenkomsten en -verschillen, evenals betekenisovereenkomsten en -verschillen, zijn essentieel voor het begrijpen van de structuur en werking van een taalsysteem [2](#page=2) [3](#page=3).
> **Tip:** Begrijp dat taal niet bestaat uit losse eenheden, maar uit een netwerk van onderling afhankelijke relaties. De betekenis van een woord is een product van zijn positie binnen dit systeem.
---
# Associatieve en syntagmatische relaties
Het onderscheid tussen associatieve (later paradigmatisch genoemd) en syntagmatische relaties vormt een cruciaal concept binnen het structuralisme, essentieel voor het begrijpen van taalspecifieke structuren.
### 4.1 Fundamentele relaties in taal
Volgens Ferdinand de Saussure zijn associatieve en syntagmatische relaties de twee fundamentele manieren waarop taaltekens met elkaar verbonden zijn. Deze relaties zijn essentieel voor de opbouw en het functioneren van taalsystemen [1](#page=1).
#### 4.1.1 Syntagmatische relaties
Syntagmatische relaties hebben betrekking op de lineaire opeenvolging van taaltekens in een uiting. Dit zijn de relaties die tekens met elkaar aangaan in een reeks, zoals woorden in een zin. De nadruk ligt hier op de combinatie en volgorde van elementen [1](#page=1).
> **Tip:** Denk bij syntagmatische relaties aan een ketting van opeenvolgende schakels. Elk schakel (woord) staat in relatie tot de voorgaande en de volgende schakel.
#### 4.1.2 Associatieve relaties
Associatieve relaties, later ook wel paradigmatische relaties genoemd, betreffen de mentale associaties die een taalteken kan oproepen met andere tekens die in bepaalde opzichten op elkaar lijken. Deze relaties zijn niet gebonden aan een specifieke plaats in de uiting, maar vormen een netwerk van verwantschappen in het geheugen van taalgebruikers [1](#page=1).
##### 4.1.2.1 De term "paradigmatisch"
De term "paradigmatisch" is later geïntroduceerd door L. Hjelmslev en beschrijft een specifiek type associatieve relatie, namelijk die tussen een element en de verzameling van alternatieven die op die positie gekozen kunnen worden. Deze paradigmatische relaties zijn volgens Saussure centraal voor de taalspecifieke structuren binnen een taalsysteem [1](#page=1).
> **Voorbeeld:** Als we het woord "kat" gebruiken, roept dit associaties op met andere woorden die qua betekenis of vorm lijken, zoals "hond", "muis", "mat", "gat". Deze woorden kunnen op eenzelfde positie in een zin geplaatst worden, maar hebben verschillende betekenissen. Dit vormt een associatieve (of paradigmatische) relatie [1](#page=1).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Structuralisme | Een theoretische benadering binnen de taalwetenschap die de taal analyseert als een systeem van onderling gerelateerde elementen, waarbij de betekenis van elk element wordt bepaald door zijn relaties met andere elementen binnen het systeem. |
| Sémiologie | De algemene tekenleer, een tak van de wetenschap die zich bezighoudt met de studie van tekens en tekensystemen, waarin Saussure de taalwetenschap plaatste. |
| Synchronie | Een perspectief in de taalwetenschap dat zich richt op de studie van de taal in een bepaalde periode, zonder rekening te houden met historische ontwikkelingen of veranderingen. |
| Diachronie | Een perspectief in de taalwetenschap dat zich richt op de historische ontwikkeling van een taal, inclusief veranderingen in klanken, grammatica en woordenschat over tijd. |
| Langue | Het collectieve, sociale en abstracte taalsysteem dat gedeeld wordt door de sprekers van een taal. Het omvat de regels, structuren en conventies die het taalgebruik mogelijk maken. |
| Parole | Het individuele, concrete taalgebruik van een spreker. Dit omvat de actuele uitingen, de specifieke keuzes die een individu maakt bij het produceren van taal. |
| Faculté du langage | Het biologisch gefundeerde, universele vermogen van mensen om taal te verwerven en te gebruiken. Dit is de onderliggende capaciteit waaruit langue en parole voortkomen. |
| Associatieve relaties | Relaties tussen taaltekens die gebaseerd zijn op associatie in het geheugen, zoals woorden die qua klank of betekenis op elkaar lijken. Dit omvat later de term "paradigmatische relaties". |
| Syntagmatische relaties | Relaties tussen taaltekens die zich lineair naast elkaar voordoen in een uiting, zoals de volgorde van woorden in een zin. Deze relaties worden bepaald door de grammaticale regels van de taal. |
| Arbitrairiteit | Het principe dat de relatie tussen de betekenis van een woord en de klankvorm ervan meestal niet gebonden is aan enige natuurlijke of logische reden, maar eerder berust op een conventie binnen een taalsysteem. |
| Relatieve gemotiveerdheid | Het concept dat bepaalde gelede woorden (woorden die uit meerdere morfemen bestaan) wel een zekere mate van motivatie of voorspelbaarheid in hun betekenis kunnen hebben, gebaseerd op de betekenis van hun samenstellende delen. |
| Taalteken | Een psychisch of mentaal fenomeen dat bestaat uit de onlosmakelijke combinatie van een concept (signifié) en een klankvorm (signifiant). |
| Signifiant | De klankvorm of het beeldsignaal van een taalteken, de fysieke manifestatie die een concept oproept. |
| Signifié | Het concept of de betekenis die door een signifiant wordt opgeroepen; de mentale voorstelling die aan de klankvorm gekoppeld is. |
| Bilateraliteit | Het principe dat het taalteken twee onlosmakelijke zijden heeft: de signifiant (klankvorm) en de signifié (concept). Deze twee zijden bestaan niet los van elkaar binnen het taalsysteem. |
| Valeur (waarde) | De systematische waarde die een taalteken verkrijgt door zijn opposities en relaties met andere tekens binnen het taalsysteem, zowel op het niveau van de klank als op het niveau van de betekenis. |
| Opposities (différence) | Het principe dat de waarde van een taalteken wordt bepaald door wat het onderscheidt van andere tekens binnen het systeem. Dit geldt voor zowel de klankvormen (fonologische oppositie) als de betekenissen (semantische oppositie). |