Cover
Jetzt kostenlos starten 1BM OM - Français des Affaires BASE 2526 (1).pdf
Summary
# Structuur en aanpak van de cursus
Dit document biedt een gedetailleerd overzicht van de cursusstructuur, de gebruikte leermiddelen, de te bestuderen leerstof en de algemene didactische aanpak, waarbij zelfstudie en taalcontact buiten de lessen sterk worden benadrukt [1](#page=1) [4](#page=4).
### 1.1 Aanpak van de cursus
De aanpak van de cursus is gericht op het ontwikkelen van taalvaardigheid door een combinatie van lessen en zelfstudie, met de nadruk op praktische toepassing en taalcontact buiten de formele lesuren [4](#page=4).
#### 1.1.1 Werkwijze
De cursus is een jaarvak van 6 studiepunten, wat impliceert dat er naast de lessen aanzienlijk tijd moet worden besteed aan (begeleide) zelfstudie. Er wordt verwacht dat studenten wekelijks gemiddeld 3 uur aan studie en oefening besteden naast de 3 uur les per week [4](#page=4).
De lessen duren 3 uur per week en richten zich op concrete taalsituaties middels rollenspellen, groepsgesprekken, schriftelijke oefeningen en het opstellen van professionele e-mails, alles binnen de context van algemene en zakelijke communicatie. Een basiskennis van Franse grammatica en woordenschat is hiervoor noodzakelijk. Grammatica wordt in de lessen kort toegelicht en ingeoefend, maar studenten dienen dit thuis zelfstandig verder in te oefenen. Tijdens de lessen is er ruimte voor vragen en feedback op voorbereide oefeningen. De voertaal tijdens de lessen is zoveel mogelijk Frans, en studenten worden aangemoedigd dit ook zelf te doen, ondanks de uitdaging [4](#page=4).
#### 1.1.2 Taaltools
Er zijn diverse taaltools beschikbaar als hulpmiddel voor het instuderen en uitvoeren van opdrachten [5](#page=5):
* **eXplio – digiTAAL werkboek:** Een oefenplatform (www.explio.com/digwb) voor grammatica en werkwoorden [5](#page=5).
* **Teach2000:** Een gratis oefenprogramma (www.teach2000.nl) voor werkwoorden en woordenschat dat op de laptop en USB-stick gedownload kan worden [5](#page=5).
* **Woordenboeken Van Dale:** De professionele, uitgebreide versie met voorbeeldzinnen is gratis beschikbaar via een directe link in de Canvascursus [5](#page=5).
* **Spelling- en grammaticacontrole Word (Microsoft Office):** Een ingebouwde tool voor correctie [5](#page=5).
* **DeepL:** Een gratis vertaalrobot (www.deepl.com) [5](#page=5).
* **Verbuga.eu:** Een website met digitale oefeningen voor werkwoorden [5](#page=5).
* **Leconjugueur.lefigaro.fr:** Een website voor het vervoegen van werkwoorden [5](#page=5).
* **Voorleessoftware Microsoft-office:** De functie "Voorlezen" (read aloud) in Word kan gebruikt worden om teksten voor te lezen in alle talen [5](#page=5).
* **Claude.ai:** Een chatbot gebaseerd op generatieve AI, oorspronkelijk Frans, wat resulteert in een hogere kwaliteit van Franstalig materiaal [5](#page=5).
Instructies voor de installatie en het gebruik van Teach2000, Van Dale woordenboeken en de spelling- en grammaticacontrole van MS Office zijn te vinden op Canvas [5](#page=5).
#### 1.1.3 Studietips
Communicatie vereist een bepaalde ingesteldheid; naast de contacturen wordt aangeraden zoveel mogelijk in contact te komen met de Franse taal via diverse media zoals TV, radio, kranten, tijdschriften, internet, taalkampen en uitwisselingen. Meer informatie hierover is te vinden in de Canvasmodule ‘Pour apprendre le français en dehors des cours (liens)’. Oefening baart kunst; elke vorm van communicatie is een kans om te oefenen, zowel tijdens de les als daarbuiten, bijvoorbeeld bij het sturen van een e-mail naar de docent. Regelmatig oefenen met werkwoordsvervoegingen, met een goede planning en veel herhaling, is cruciaal [5](#page=5).
### 1.2 Studiemateriaal
Het studiemateriaal bestaat uit verschillende componenten die samen de leerstof vormen [6](#page=6).
#### 1.2.1 Cursus Français des Affaires BASE 1BM/1OM
Dit is het centrale cursusboek dat steeds naar de les meegenomen moet worden en de basis vormt voor de leerstof van het traject Français des Affaires BASE [6](#page=6).
#### 1.2.2 Grammaire trajet, Pelckmans
Dit handboek (M-A. Raes & F. De Clercq, Grammaire trajet, Franse grammatica voor Nederlandstaligen, Kalmthout, Pelckmans, 2018) is een beknopte basisgrammatica voor Nederlandstaligen. Er wordt in de lessen naar verwezen en bepaalde onderdelen worden samen bekeken om de duidelijkheid te waarborgen, maar de student moet dit ook zelfstandig instuderen. Vragen over onduidelijkheden kunnen altijd tijdens de lessen gesteld worden. Ondersteunende grammaticaoefeningen zijn voorzien in de cursus en op eXplio. De te oefenen onderdelen zijn te vinden onder sectie 0.3.3 in deze cursus [6](#page=6).
#### 1.2.3 eXplio – digiTAAL werkboek
Dit digitaal werkboek (www.explio.com/digwb) biedt kant-en-klare leermodules voor taalleerdoeleinden. Tijdens de lessen worden enkele oefeningen gedaan om wegwijs te geraken op het platform. Het wordt sterk aangeraden om de basisgrammatica in te oefenen via de leermodules ‘FR.Grammaire’. Het vereiste eindniveau is leermodule “FR.Grammaire 3”, maar het is verstandig eerst de oefeningen op niveau 1 en 2 te voltooien [6](#page=6).
#### 1.2.4 Canvascursus
Op Canvas wordt aanvullend materiaal aangeboden ter ondersteuning van de cursus. De map met werkwoorden, ‘Génie en Verbes’, moet vroeg in het academisch jaar van Canvas gedownload worden. Deze map bevat alle Teach2000-oefeningen voor de werkwoordsvervoegingen die in het eerste en tweede semester gemaakt moeten worden [6](#page=6).
### 1.3 Leerstofoverzicht
De leerstof is gestructureerd in modules en omvat verschillende onderdelen die essentieel zijn voor taalbeheersing en zakelijke communicatie [8](#page=8).
#### 1.3.1 Cursusmodule-indeling
De cursus is opgedeeld in 6 modules, die elk de volgende onderdelen behandelen: woordenschat, grammatica, werkwoorden, vaardigheidsoefeningen en uitspraak [8](#page=8).
* Module 1 – Je me présente [8](#page=8).
* Module 2 – Je présente quelqu’un [8](#page=8).
* Module 3 – Je présente une entreprise [8](#page=8).
* Module 4 – J’accueille et je fais un planning [8](#page=8).
* Module 5 – J’indique le chemin [8](#page=8).
* Module 6 – Présentation finale d’une entreprise [8](#page=8).
Modules 1, 2, 3 en de bijbehorende opdrachten, taken, oefeningen en evaluaties worden behandeld in semester 1. Modules 4, 5, 6 en de bijbehorende onderdelen worden in semester 2 behandeld [8](#page=8).
Er wordt verwezen naar de Canvascursus voor aanvullende informatie, oefeningen, opdrachten, taken en evaluaties. Voor het eindexamen in juni wordt verwacht dat alle leerstof van de 6 modules gekend is en zal worden geëvalueerd [8](#page=8).
#### 1.3.2 Werkwoorden
De vervoeging van werkwoorden komt in elke module aan bod. Via de Canvascursus is er toegang tot de digitale map ‘Génie en verbes’, een zelfstudiepakket met Teach2000-oefeningen. Grondige oefening hiermee wordt sterk aangeraden [9](#page=9).
Voordat met oefenen wordt begonnen, dient de theorie herhaald te worden uit het handboek ‘Grammaire trajet’ en de modules van deze cursus onder ‘Grammaire’. Hoofdstuk “0.4 Werkwoorden: ‘Génie en Verbes’” biedt een inleiding tot de werkwoordsvervoeging en dient eerst grondig bestudeerd te worden. Vragen hierover kunnen tijdens de les gesteld worden [9](#page=9).
Er zijn zowel syntheseoefeningen als oefeningen per tijd of vervoeging. Herhaling tot goede resultaten behaald zijn, is cruciaal, aangezien snelheid in werkwoordsvervoeging essentieel is voor effectieve communicatie [9](#page=9).
De werkwoorden die gekend moeten zijn, staan vermeld in 0.4 Werkwoorden ‘génie en verbes’ en onder “conjugaison des verbes” per module. De te kennen tijden zijn [9](#page=9):
* Indicatif présent [9](#page=9).
* Indicatif imparfait [9](#page=9).
* Impératif [9](#page=9).
* Participe présent/ Gérondif [9](#page=9).
* Futur simple [9](#page=9).
* Futur proche [9](#page=9).
* Conditionnel présent [9](#page=9).
* Passé composé [9](#page=9).
* Passé récent [9](#page=9).
**Tips voor werkwoorden:**
* Niet uitstellen; snellere beheersing leidt tot verbetering in alle communicatieve vaardigheden [9](#page=9).
* Leer dit grondig, omdat het terugkomt in latere studiejaren [9](#page=9).
* Bij uitblijvende resultaten kan een slechte studiemethode de oorzaak zijn. Gebruik Teach2000 volgens de uitleg op Canvas en spreek de docent aan bij vragen. Tutorials voor Teach2000 zijn beschikbaar op Canvas [9](#page=9).
#### 1.3.3 Grammatica
De grammatica wordt zowel via de cursus als het handboek ‘Grammaire trajet’ aangereikt [10](#page=10).
##### 1.3.3.1 Theorie grammatica
Het handboek ‘Grammaire trajet’ bevat een gedetailleerd overzicht van de te kennen leerstof, met verwijzingen naar sectienummers. De volgende onderdelen zijn relevant [10](#page=10):
* **Première partie:** Les lettres et les signes (n° 1-10) [10](#page=10).
* **Deuxième partie:** Les mots [10](#page=10).
1. Le substantif [10](#page=10).
* Le genre (n° 11-25) [10](#page=10).
* Le nombre (n° 26-32) [10](#page=10).
2. L’article [10](#page=10).
* L’article indéfini (n° 34-36) [10](#page=10).
* L’article défini (n° 37-39) [10](#page=10).
* L’article contracté (n°40-41) [10](#page=10).
* L’article partitif (n° 42) [10](#page=10).
* Emploi de « DE » + quantité (n° 43-44) [10](#page=10).
* L’article dans la phrase négative (n° 45) [10](#page=10).
* Pas d’article en français (n° 46) [10](#page=10).
3. L’adjectif qualificatif [10](#page=10).
* Le genre (n° 47-51) [10](#page=10).
* Le nombre (n° 52-53) [10](#page=10).
* La place de l’adjectif (n° 55-57) [10](#page=10).
4. L’adjectif et le pronom possessif (n° 64-67) [10](#page=10).
5. L’adjectif et le pronom interrogatifs (n°70) [10](#page=10).
9. L’adjectif numéral: (n°102-109) [10](#page=10).
10. La préposition (n°114-145) [10](#page=10).
15. Le verbe [10](#page=10).
* La conjugaison des verbes types (-ER, -IR, -RE, auxiliaires) (n° 199-221) [10](#page=10).
* La formation des temps et des modes (n°222-224) [11](#page=11).
* Formes dérivées de l’indicatif présent: L’impératif (n° 225-226), L’imparfait (n° 227-228), Le participe présent et le gérondif (n° 229-232) [11](#page=11).
* Formes dérivées de l’infinitif: Le futur simple (n°235), Le conditionnel présent (n°236-237), Les verbes irréguliers (n° 238), Le futur proche (n°239-240), Le passé récent (n° 241-242) [11](#page=11).
* Formation du participe passé (n°243) [11](#page=11).
* Formation des temps composés (n° 245-249) [11](#page=11).
* L’accord du participe passé (n° 251-252) [11](#page=11).
15.3 Les verbes irréguliers (n° 257 – behalve subj.présent) [11](#page=11).
15.5 L’emploi des temps et des modes [11](#page=11).
* Le verbe pronominal (n° 260-263) [11](#page=11).
* Le verbe impersonnel (n° 266-274) [11](#page=11).
* Les semi-auxiliaires (n°276-281) [11](#page=11).
* Emploi de l’infinitif (n° 282) [11](#page=11).
* Emploi de l’impératif (n° 283) [11](#page=11).
* Emploi du futur (n° 284) [11](#page=11).
* Emploi du passé récent (n° 285) [11](#page=11).
* **Troisième partie:** La phrase [11](#page=11).
1. Les groupes de mots (n° 316) [11](#page=11).
2. L’analyse de la phrase (n° 317-319) [11](#page=11).
3. La phrase affirmative (n° 320-321) [11](#page=11).
4. La phrase impérative (n° 323-324) [11](#page=11).
5. La phrase négative (n° 158 + 325-331 + 324) [11](#page=11).
6. La phrase interrogative (n° 332-343) [11](#page=11).
* **Sixième partie:** La prononciation (n° 377-378) [11](#page=11).
##### 1.3.3.2 Oefeningen grammatica
Grammaticatoepassingen vinden plaats tijdens de les (mondeling en schriftelijk) en er zijn occasionele grammaticaoefeningen op les en op Canvas [11](#page=11).
* **eXplio:** Maak de oefeningen uit de verschillende modules; het vereiste eindniveau is “FR.Grammaire 3”. Zorg tijdig voor een eXplio-inlogcode [11](#page=11).
* Extra oefenmogelijkheden zijn te vinden op [11](#page=11):
* https://www.lepointdufle.net/p/grammaire.htm [11](#page=11).
* https://www.francaisfacile.com/ [11](#page=11).
* https://www.ortholud.com/ [11](#page=11).
* http://www.lefrancaispourtous.com/ [11](#page=11).
#### 1.3.4 Uitspraak
Grote nadruk wordt gelegd op de juiste uitspraak, zowel in de lessen als in de cursus. Om de uitspraak te verbeteren, zijn er verschillende middelen beschikbaar buiten de lessen [12](#page=12):
* **Voorleessoftware Microsoft-office:** De functie "Voorlezen" (read aloud) in Word kan gebruikt worden om teksten te laten voorlezen [12](#page=12).
* Luister naar Franse radio en muziek of kijk naar Franstalige films/series. Dit helpt bij het wennen aan Franse klanken, verbetert de eigen spreekvaardigheid en helpt bij het begrijpen van anderen [12](#page=12).
#### 1.3.5 Feedbackfiches mondelinge evaluaties
De feedbackfiches bevatten alle grammaticale onderdelen en woordenschat die gekend moeten zijn bij de aanvang van de cursus Français des Affaires 1. Bij elke evaluatie wordt feedback gegeven over beheersing van onderdelen. Studenten moeten zelf aangeven welke onderdelen ze nog niet voldoende beheersen, zodat ze een overzicht hebben voor de voorbereiding van volgende evaluaties [13](#page=13).
Voor onderdelen die nog onvoldoende gekend zijn, gelden de volgende studiemethoden [13](#page=13):
* Opnieuw studeren van de leerstof en maken van oefeningen in de cursus [13](#page=13).
* Studeren van de leerstof in Grammaire Trajet [13](#page=13).
* Maken van oefeningen op eXplio niveau 1, 2 en 3 (indeling komt overeen met FR.Grammaire) [13](#page=13).
* Maken van oefeningen in Teach2000 of Verbuga.eu [13](#page=13).
* Grondig instuderen van de woordenschat [13](#page=13).
**Kleuren op de feedbackfiches:**
* WIT: dit onderdeel komt aan bod in de desbetreffende evaluatie [13](#page=13).
* GRIJS: dit onderdeel komt (nog) niet aan bod tijdens deze evaluatie [13](#page=13).
Op de feedbackfiches is te zien dat elk behandeld onderdeel ook in volgende evaluaties aan bod blijft komen. Dit betekent dat studenten telkens de leerstof van de te evalueren module bestuderen én de leerstof van voorgaande modules herhalen [13](#page=13).
##### 1.3.5.1 Feedbackfiche Grammaire
Deze fiche bevat een overzicht van grammaticale onderdelen, genummerd volgens eXplio's FR.Grammaire, en de planning van deze onderdelen per mondelinge evaluatie (M1 t/m M6) [14](#page=14).
##### 1.3.5.2 Feedbackfiche Vocabulaire
Deze fiche toont een overzicht van woordenschatthema's per mondelinge evaluatie (M1 t/m M6), zoals 'Se présenter/dire bonjour', 'Les loisirs', 'La demande d’info', etc [15](#page=15).
### 1.4 Werkwoorden: ‘Génie en Verbes’
Dit hoofdstuk biedt een verdere uitwerking van de werkwoordthematiek, met specifieke aandacht voor vervoegingsschema's en een lijst van courante werkwoorden [16](#page=16).
#### 1.4.1 Conjugaison des verbes: Schéma des temps à connaître
Dit deel specificeert de te kennen tijden voor werkwoordsvervoegingen, wat een essentieel onderdeel is van de cursus [16](#page=16).
#### 1.4.2 Liste des verbes courants
Een lijst van courante werkwoorden wordt hier gepresenteerd, wat studenten helpt bij het focussen op de meest gebruikte werkwoorden in zakelijke communicatie .
---
# Grammatica en werkwoordvervoegingen
Dit onderdeel biedt een gedetailleerde uitleg van de Franse grammatica, met een specifieke focus op werkwoordvervoegingen in diverse tijden en de constructie van zinnen [1](#page=1) [9](#page=9).
### 2.1 Werkwoordvervoegingen
De vervoeging van werkwoorden vormt een cruciaal onderdeel van de Franse grammatica en wordt in elke module behandeld. Naast de in de cursus aangereikte theorie is er via Canvas toegang tot het digitale werkwoordpakket 'Génie en Verbes' voor zelfstudie en oefening [9](#page=9).
#### 2.1.1 Te kennen werkwoorden en tijden
De volgende werkwoorden en tijden dienen gekend te zijn:
* **Indicatif Présent** [34](#page=34) [9](#page=9).
* **Indicatif Imparfait** [35](#page=35) [9](#page=9).
* **Impératif** [35](#page=35) [9](#page=9).
* **Participe Présent / Gérondif** [34](#page=34) [36](#page=36) [9](#page=9).
* **Futur Simple** [16](#page=16) [93](#page=93) [94](#page=94) [9](#page=9).
* **Futur Proche** [16](#page=16) [93](#page=93) [95](#page=95) [9](#page=9).
* **Passé Composé** [65](#page=65) [68](#page=68) [9](#page=9).
* **Passé Récent** [16](#page=16) [93](#page=93) [95](#page=95) [9](#page=9).
* **Conditionnel Présent** [16](#page=16) [93](#page=93) [94](#page=94) [9](#page=9).
> **Tip:** Het is essentieel om de werkwoordvervoegingen snel onder de knie te krijgen, omdat dit de vloeiendheid in zowel mondelinge als schriftelijke communicatie bevordert. Het is raadzaam de theorie grondig te bestuderen en veel te oefenen [9](#page=9).
#### 2.1.2 Vorming van tijden
**Indicatif Présent** [34](#page=34).
De vervoeging van regelmatige werkwoorden hangt af van de uitgang van het infinitief (-ER, -IR, -RE). Ook de vijf belangrijkste onregelmatige werkwoorden (être, avoir, aller, venir, faire) dienen gekend te zijn.
**Impératif** [35](#page=35).
De vorm van de tweede persoon enkelvoud (tu) wordt afgeleid van de eerste persoon enkelvoud (je) van de indicatif présent (zonder 'je' en de uitgang -s bij -ER werkwoorden). De vorm van de tweede persoon meervoud (vous) komt overeen met de tweede persoon meervoud van de indicatif présent. De eerste persoon meervoud (nous) wordt gevormd door de stam van 'nous' in de indicatif présent + '-ons' [35](#page=35).
**Imparfait** [35](#page=35).
De stam wordt gevormd door de stam van de eerste persoon meervoud ('nous') van de indicatif présent. De uitgangen zijn: -ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient. De vijf onregelmatige werkwoorden hebben specifieke imparfait-vormen die uit het hoofd geleerd moeten worden [35](#page=35).
**Participe Présent en Gérondif** [36](#page=36).
De participe présent wordt gevormd door de stam van de eerste persoon meervoud ('nous') van de indicatif présent + '-ant'. De gérondif wordt gevormd door 'en' + de participe présent [36](#page=36).
**Futur Simple** [94](#page=94).
De stam is het volledige infinitief. De uitgangen zijn dezelfde als de indicatif présent van het werkwoord 'avoir': -ai, -as, -a, -ons, -ez, -ont. Sommige werkwoorden zijn onregelmatig en hebben een specifieke stam [94](#page=94).
**Conditionnel Présent** [94](#page=94).
De stam is hetzelfde als die van de futur simple. De uitgangen zijn dezelfde als die van de imparfait: -ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient. Ook hier zijn er onregelmatige werkwoorden [94](#page=94).
**Futur Proche** [95](#page=95).
Dit wordt gevormd met de geconjugeerde vorm van het werkwoord 'aller' + infinitief [95](#page=95).
**Passé Récent** [95](#page=95).
Dit wordt gevormd met de geconjugeerde vorm van het werkwoord 'venir' + 'de' + infinitief [95](#page=95).
**Passé Composé** [65](#page=65).
Dit tijd wordt gevormd met het hulpwerkwoord 'avoir' of 'être' + het participe passé van het hoofdwerkwoord [65](#page=65).
* De meeste werkwoorden gebruiken 'avoir' [65](#page=65).
* Werkwoorden van beweging en de meeste wederkerende werkwoorden gebruiken 'être' [66](#page=66) [67](#page=67).
* Het participe passé moet overeenkomen met het onderwerp bij gebruik van 'être' [66](#page=66) [67](#page=67).
#### 2.1.3 Specifieke werkwoordtypes
**De participes passés irréguliers**
Er zijn diverse categorieën van onregelmatige participes passés, waaronder die eindigend op -u, -is, -ert, -t, en -i .
**Les verbes pronominaux** [11](#page=11) [38](#page=38).
Dit zijn werkwoorden die in het Nederlands een wederkerend voornaamwoord hebben (zich wassen) of die in het Frans wel wederkerend zijn, maar in het Nederlands niet (se lever). Bij de vervoeging wordt een wederkerend voornaamwoord toegevoegd (me, te, se, nous, vous, se). Deze werkwoorden gebruiken altijd het hulpwerkwoord 'être' in samengestelde tijden en vereisen een accord du participe passé met het onderwerp [38](#page=38) [67](#page=67).
**Les verbes impersonnels** [11](#page=11) [67](#page=67).
Dit zijn werkwoorden die altijd met 'il' worden vervoegd en een onpersoonlijk karakter hebben, zoals 'il fait beau' (het is mooi weer), 'il pleut' (het regent), 'il y a' (er is/zijn). In het passé composé behouden deze werkwoorden hun onpersoonlijke vorm [67](#page=67).
**Les semi-auxiliaires** .
Dit zijn werkwoorden die een extra nuance toevoegen aan de zin en altijd gevolgd worden door een infinitief. Voorbeelden zijn 'devoir' (moeten), 'vouloir' (willen), 'pouvoir' (kunnen), 'savoir' (kunnen/weten), 'aller' (gaan), 'venir de' (net gedaan hebben), 'laisser' (laten), 'faire' (laten/doen) .
#### 2.1.4 Oefeningen
Er zijn diverse oefeningen beschikbaar om de werkwoordvervoegingen te oefenen, zowel in de cursus zelf, via eXplio, als op externe websites [11](#page=11).
### 2.2 Grammaticale structuren en regels
#### 2.2.1 Zinsconstructie
**De zinsconstructie (affirmative, impérative et négative)** [42](#page=42).
* **Affirmatieve zin:** Volgt de standaard subject-verbum-object structuur [42](#page=42).
* **Impératieve zin:** Gebruikt de gebiedende wijs [42](#page=42).
* **Négatieve zin:** Wordt gevormd met 'ne' voor het werkwoord en een ontkennend element (pas, plus, jamais, rien, personne, etc.) na het werkwoord [42](#page=42).
**De zinsconstructie (interrogative)** [69](#page=69).
Er zijn drie hoofdmanieren om een vraag te stellen:
* **Met 'est-ce que'**: Est-ce que + sujet + verbum +... [70](#page=70)?
* **Met intonatie**: Sujet + verbum +... [70](#page=70)?
* **Met inversie**: Verbum + pronomen +... [71](#page=71)?
Ook worden de belangrijkste vragende voornaamwoorden (qui, que, quoi, où, quand, comment, combien, quel/quelle/quels/quelles) behandeld [69](#page=69).
#### 2.2.2 Lidwoorden
**L’article** [10](#page=10).
* **L'article indéfini (onbepaald lidwoord):** un, une, des [10](#page=10).
* **L'article défini (bepaald lidwoord):** le, la, l', les [10](#page=10).
* **L'article contracté (samengevoegd lidwoord):** à + le = au, à + les = aux, de + le = du, de + les = des [10](#page=10) .
* **L'article partitif (deeltje lidwoord):** du, de la, de l', des [10](#page=10).
* **Emploi de « DE » + quantité:** Na uitdrukkingen van hoeveelheid wordt 'de' of 'd'' gebruikt [10](#page=10) .
* **L'article dans la phrase négative:** Vaak wordt 'de' of 'd'' gebruikt na een ontkenning, tenzij het een werkwoord als 'être' betreft [10](#page=10) .
* **Pas d’article en français:** In specifieke gevallen wordt geen lidwoord gebruikt [10](#page=10).
#### 2.2.3 Adjectieven
**L’adjectif qualificatif** [10](#page=10) [74](#page=74).
* **Le genre (geslacht):** Adjectieven moeten overeenkomen met het geslacht (mannelijk/vrouwelijk) van het zelfstandig naamwoord dat ze beschrijven. De algemene regel is vrouwelijk = +e. Er zijn echter veel uitzonderingen en speciale vormen [74](#page=74).
* **Le nombre (getal):** Adjectieven moeten overeenkomen met het getal (enkelvoud/meervoud) van het zelfstandig naamwoord. De algemene regel is meervoud = +s. Ook hier zijn er uitzonderingen [75](#page=75).
* **La place de l’adjectif:** Meestal staat het adjectief achter het zelfstandig naamwoord, maar sommige korte en veelgebruikte adjectieven gaan eraan vooraf (bv. beau, joli, grand, petit, bon, mauvais, premier) [75](#page=75).
**L'adjectif et le pronom possessif** [10](#page=10) [96](#page=96).
Bezittelijke voornaamwoorden (mijn, jouw, zijn/haar, etc.) komen overeen met het geslacht en getal van het zelfstandig naamwoord dat ze bezitten. Bij een vrouwelijk enkelvoudig zelfstandig naamwoord dat met een klinker begint, wordt de mannelijke vorm gebruikt (bv. mon adresse) [96](#page=96).
**L'adjectif et le pronom interrogatifs** [10](#page=10).
Dit zijn adjectieven die gebruikt worden in vragen (bv. quel, quelle, quels, quelles) en die overeenkomen in geslacht en getal met het zelfstandig naamwoord [69](#page=69).
**L'adjectif numéral** [10](#page=10).
Dit betreft telwoorden (cardinaux). Er zijn specifieke regels voor de vorming van getallen, met name rond 70, 90, en de manier waarop honderdtallen en duizendtallen worden gevormd. Ook de correcte manier om data uit te drukken wordt behandeld .
#### 2.2.4 Preposities en Geografische Namen
**La préposition** [10](#page=10).
Verschillende preposities worden gebruikt om locaties en bewegingen aan te duiden [77](#page=77).
**Noms géographiques** [77](#page=77).
* **Geslacht:** Namen van landen eindigend op -e zijn meestal vrouwelijk (la France), andere zijn mannelijk (le Portugal). Steden en dorpen hebben geen vast geslacht maar krijgen altijd een bepaald lidwoord [77](#page=77).
* **Gebruik van preposities:**
* Steden/dorpen: à (naar), de (vanuit) [77](#page=77).
* Vrouwelijke landen: en (naar), de/d' (vanuit) [77](#page=77).
* Mannelijke landen: au (naar), du (vanuit) [77](#page=77).
* Landen beginnend met een klinker: en (naar), de/d' (vanuit) [77](#page=77).
* Meervoudige landen: aux (naar), des (vanuit) [77](#page=77).
**Majuscule ou minuscule?** [78](#page=78).
Er is een onderscheid tussen de naam van het land (majuscule, bv. La France), de nationaliteit (majuscule, bv. un Français), en de taal (minuscule, bv. le français) [78](#page=78).
#### 2.2.5 Uitdrukking van beroep
**Expression de la profession** [72](#page=72).
Beroepen worden vaak uitgedrukt met 'Je suis...', 'Je fais des études de...', 'Mon père est...', 'Il travaille comme...'. Er is een specifiek overzicht van de vorming van vrouwelijke beroepen [72](#page=72).
#### 2.2.6 Uitdrukking van tijd
**L’heure courante** .
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de officiële tijd (24-uursklok) en de courante tijd, die meer in het dagelijks leven wordt gebruikt, inclusief uitdrukkingen als 'et quart', 'moins le quart', 'et demie', 'moins vingt' .
#### 2.2.7 Liefde en voorkeur
**Aimer quelque chose** [44](#page=44) [45](#page=45) [46](#page=46).
Voor algemene zaken wordt het bepaald lidwoord gebruikt (les garçons sont forts). Na werkwoorden van liefde en haat (aimer, adorer, préférer, détester) volgt een bepaald lidwoord zonder voorzetsel (J'aime la bière). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen algemene voorkeur, sterke voorkeur en afkeer. Ook wordt de correcte constructie behandeld voor het uitdrukken van voorkeur tussen twee zaken of activiteiten [44](#page=44) [45](#page=45).
#### 2.2.8 Negatie met hoeveelheden
**Attention aux articles** .
Na uitdrukkingen van hoeveelheid (beaucoup de, peu de, combien de, trop de, etc.) wordt 'de' of 'd'' gebruikt. Dit geldt ook voor eenheden zoals 'un litre d'eau'. Na een exact getal (bv. 200 euro) wordt het bepaald lidwoord wel gebruikt. In de negatie wordt de hoeveelheid na 'ne...pas' vaak vervangen door 'de' of 'd'' .
### 2.3 Zinsopbouw en -structuur
#### 2.3.1 De plaats van adjectieven
**La place de l’adjectif** [75](#page=75).
De meeste adjectieven staan achter het zelfstandig naamwoord, maar sommige veelvoorkomende adjectieven (bv. beau, joli, grand, petit) staan ervoor.
#### 2.3.2 Vragende zinnen
**La phrase interrogative** [69](#page=69).
Behandelt de verschillende manieren om vragen te stellen (intonatie, est-ce que, inversie) en de belangrijkste vragende voornaamwoorden.
#### 2.3.3 Negatie
**La phrase négative** [42](#page=42).
De opbouw van ontkennende zinnen met verschillende ontkennende elementen.
#### 2.3.4 Samengestelde tijden en accord du participe passé
**La formation des temps composés** [10](#page=10).
De regels voor de vorming van samengestelde tijden, met een focus op de accord du participe passé [10](#page=10).
#### 2.3.5 Verplichte lidwoorden
**Rappel: l’article contracté** .
Herhaling van de samengevoegde lidwoorden, met name in ruimtelijke contexten.
### 2.4 Specifieke grammaticale concepten
#### 2.4.1 Verleden tijd en naamwoorden
**Le passé composé des verbes réguliers** [65](#page=65).
De vorming van het passé composé voor regelmatige werkwoorden met de hulpwerkwoorden 'avoir' en 'être'.
**Le passé composé des verbes impersonnels** [67](#page=67).
De vorming van het passé composé voor onpersoonlijke werkwoorden.
#### 2.4.2 Grammaticale correcties en oefeningen
**Feedbackfiche Grammaire** [14](#page=14).
Een overzicht van grammaticale onderwerpen die getoetst worden, gekoppeld aan de nummers in eXplio.
**Oefeningen grammatica** [11](#page=11).
Verwijst naar diverse oefenmogelijkheden, zowel binnen de cursus als extern.
**Exercices de révision: passé composé** .
Oefeningen om de kennis van het passé composé te herhalen en toe te passen.
**Exercices de rédaction et de conjugaison** .
Oefeningen die de toepassing van verschillende tijden en grammaticale structuren in een geschreven context bevorderen.
---
# Communicatie en gesprekken
Absoluut! Hier is de uitgebreide studiegids voor het onderwerp "Communicatie en gesprekken", gebaseerd op de verstrekte documentatie, met de nadruk op praktische Franse communicatie.
## 3. Communicatie en gesprekken
Deze sectie behandelt praktische Franse communicatievaardigheden voor diverse zakelijke en sociale situaties, inclusief zelfintroductie, het voorstellen van anderen, bedrijfspresentaties, planning, routebeschrijvingen en presentaties, met bijbehorende woordenschat en dialogen [1](#page=1).
### 3.1 Jezelf voorstellen (Module 1: Je me présente)
Deze module focust op de basis van zelfintroductie in het Frans [22](#page=22).
#### 3.1.1 Begroetingen en afscheid
**Groeten:** [22](#page=22).
* Bonjour ! (Goedendag!)
* Bonjour Monsieur/Madame/Mademoiselle ! (Goedendag, meneer/mevrouw/juffrouw!)
* Bonsoir ! (Goedenavond!)
**Vragen naar welzijn:** [22](#page=22).
* Comment allez-vous ? (Hoe gaat het met u?)
* Vous allez bien ? (Alles gaat goed met u?)
* Ça va bien, merci ! Et vous-même ? (Het gaat goed, dank u! En met u?)
* Je vais très bien, merci ! (Het gaat heel goed met mij, dank u!)
* Ça ne va pas trop mal ! / Je n'ai pas à me plaindre ! (Ik mag niet klagen!)
* Pas très bien ! / Pas si bien ! (Niet al te best! / Niet zo best!)
**Aanbieden van hulp:** [22](#page=22).
* Que puis-je faire pour vous ? (Wat kan ik voor u doen?)
* Comment puis-je vous aider ? (Hoe kan ik u helpen?)
**Afscheid:** [23](#page=23).
* Au revoir ! (Tot ziens!)
* À tout de suite ! (Tot zo dadelijk!)
* À tout à l'heure ! (Tot straks!)
* À demain ! (Tot morgen!)
* À la semaine prochaine ! (Tot volgende week!)
* À la prochaine ! (Tot de volgende keer!)
* Au revoir et bonne journée/après-midi/soirée ! (Tot ziens en nog een prettige dag/namiddag/avond!)
* Au revoir et bon week-end / bonnes vacances / bon voyage ! (Tot ziens en goed weekend / prettige vakantie / goede reis!)
**Kennismaking:** [23](#page=23).
* Enchanté ! / Enchantée ! (Aangename kennismaking!)
* Heureux / Heureuse de faire votre connaissance ! (Fijn om u te leren kennen!)
> **Tip:** De mondelinge oefening "Circulez en classe" stimuleert het oefenen van deze basisbegroetingen en afscheidsrituelen [23](#page=23).
#### 3.1.2 Jezelf voorstellen (Se présenter)
Dit onderdeel richt zich op het delen van persoonlijke informatie [24](#page=24).
**Basisgegevens:** [24](#page=24).
* **Naam:** le nom de famille (achternaam), le prénom (voornaam).
* **Woonplaats:** habiter (wonen), habiter à (+ stad/dorp), habiter dans (+ straat/laan), déménager (verhuizen).
* *Voorbeeld:* Tu habites dans quelle ville? (In welke stad woon je?) [24](#page=24).
* **Geboortedatum en -plaats:** la date de naissance (geboortedatum), le lieu de naissance (geboorteplaats), naître (geboren worden) [24](#page=24).
**Familie en relaties:** [25](#page=25).
* **Familieleden:** mère (moeder), père (vader), frère (broer), sœur (zus), enfant unique (enig kind), fille (dochter), fils (zoon), garçon (jongen), homme (man), femme (vrouw), mari (echtgenoot), famille (familie), grands-parents (grootouders), grand-mère (grootmoeder), grand-père (grootvader), oncle (nonkel), tante (tante), cousin (neef), cousine (nicht), neveu (neef), nièce (nicht), beau-frère (schoonbroer), belle-sœur (schoonzus), beaux-parents (schoonouders), belle-mère (schoonmoeder/stiefmoeder), beau-père (schoonvader/stiefvader), parents (ouders), parent (ouder/familielid).
* **Burgerlijke staat:** marié(e) (getrouwd), divorcé(e) (gescheiden), célibataire (ongehuwd/vrijgezel), veuve (weduwe), veuf (weduwnaar), jumeaux/jumelles (tweeling).
* **Kinderen:** petits-enfants (kleinkinderen).
**Leeftijd en levensfase:** (#page=24, 25) [24](#page=24) [25](#page=25).
* Âgé(e) (bejaard/oud), jeune (jong), cadet/cadette (jongste), aîné(e) (oudste).
* Avoir X ans (X jaar oud zijn).
* Majeur(e) (meerderjarig), mineur(e) (minderjarig), adulte (volwassene).
* *Vraag:* Quel âge avez-vous? (Hoe oud bent u?) [25](#page=25).
> **Tip:** Let op de gecontracteerde voorzetsels na de werkwoorden "habiter" en "aller" in combinatie met geografische namen [26](#page=26).
#### 3.1.3 Hobby's en interesses (Loisirs)
Dit deel behandelt de woordenschat voor vrijetijdsactiviteiten en interesses [28](#page=28).
**Activiteiten:** (#page=28, 29, 30) [28](#page=28) [29](#page=29) [30](#page=30).
* **Sport:** nager (zwemmen), faire du sport (sporten), jouer au football (voetballen), faire du ski (skiën), jouer au tennis (tennissen), faire du cheval (paardrijden), faire du jogging (joggen).
* **Media & Cultuur:** regarder la télévision (televisie kijken), écouter la radio (naar de radio luisteren), gamen (spelen), passer un film (film uitzenden), jouer (acteurs), peindre (schilderen), dessiner (tekenen), danser (dansen).
* **Sociaal:** s'amuser (zich amuseren), faire la fête (fuiven), sortir avec quelqu'un (uitgaan met iemand), fêter son anniversaire (zijn verjaardag vieren).
* **Reizen & Ontspanning:** partir en week-end (op weekend vertrekken), visiter quelque chose (iets bezoeken), camper (kamperen), se promener (wandelen), se faire bronzer (zonnen).
**Frequentie uitdrukken:** [31](#page=31).
* Tous les jours (alle dagen)
* Le plus souvent / la plupart du temps (meestal)
* Souvent / régulièrement (dikwijls/geregeld)
* Parfois / de temps en temps (soms/af en toe)
* Rarement (zelden)
* Jamais (nooit)
* Une fois par jour/semaine/mois/an (één keer per dag/week/maand/jaar)
> **Tip:** De oefeningen moedigen aan om de opgedane woordenschat te gebruiken om te beschrijven wat men graag doet in de vrije tijd. (#page=32, 33) [32](#page=32) [33](#page=33).
#### 3.1.4 Grammatica: Werkwoorden en Zinsstructuur
Deze sectie behandelt verschillende werkwoordstijden en zinsconstructies [34](#page=34).
**Werkwoordstijden afgeleid van de Indicatif Présent:** [34](#page=34).
* **Indicatif Présent:** Regelmatige werkwoorden (-er, -ir, -re, -evoir) en belangrijke onregelmatige werkwoorden (être, avoir, aller, venir, faire) [34](#page=34).
* **Impératif:** Vorming van het gebiedende wijs voor regelmatige en onregelmatige werkwoorden [35](#page=35).
* **Imparfait:** Vorming van de onvoltooid verleden tijd voor regelmatige en onregelmatige werkwoorden [35](#page=35).
* **Participe Présent & Gérondif:** Vorming en gebruik van het tegenwoordig deelwoord en het gelijktijdigheidsvorm [36](#page=36).
**Speciale gevallen en pronominale werkwoorden:** (#page=37, 38) [37](#page=37) [38](#page=38).
* **Cas particuliers:** Werkwoorden met kleine veranderingen in de stam (bv. -ger, -cer werkwoorden) en spellingsaanpassingen (bv. e → è, t → tt) [37](#page=37).
* **Verbes pronominaux:** Werkwoorden die in het Frans wel en in het Nederlands niet gepronominaal zijn (bv. se lever - opstaan) en hun vervoeging [38](#page=38).
**Zinsstructuur:** [42](#page=42).
* **Affirmatieve, impératieve en negatieve zinnen:** Uitleg over de structuur en de plaatsing van de ontkenning (ne...pas, ne...plus, ne...jamais, etc.). (#page=42, 43) [42](#page=42) [43](#page=43).
* **Werkwoorden van liefde en haat (aimer, adorer, préférer, détester):** Gebruik van het bepaald lidwoord bij algemeen bedoelde zelfstandige naamwoorden en infinitieven [44](#page=44).
#### 3.1.5 E-mail etiquette
Dit onderdeel behandelt de opbouw van professionele e-mails [52](#page=52).
**Onderwerp (Objet):** Kort, betekenisvol, zonder werkwoord of lidwoorden, gebruik zelfstandige naamwoorden [52](#page=52).
* *Voorbeeld:* Demande catalogue équipement bureau [52](#page=52).
**Aanhef (Appellation):** Formeel (Monsieur, Madame), minder formeel (Cher Monsieur/Madame), informeel (voornaam) [52](#page=52).
**Mailtekst (Corps du mail):** Gestructureerd (introductie, kern, conclusie), beleefdheidsvorm ('vous'), gebruik conditionnel voor aanvragen, correct spelling controleren [52](#page=52).
**Afsluiting (Formule finale):** Formeel (Salutations distinguées), minder formeel (Cordialement), informeel (Amicalement). Consistentie in register is belangrijk [52](#page=52).
> **Tip:** Kies bij twijfel altijd voor de meest formele optie [52](#page=52).
### 3.2 Iemand anders voorstellen (Module 2: Je présente quelqu’un)
Deze module richt zich op het introduceren van anderen en het verkrijgen van informatie [54](#page=54).
#### 3.2.1 Informatieverzoeken
**Herhaling vragen:** [54](#page=54).
* Pardon ? / Comment ? (Excuseer? / Wablieft?)
* Que dites-vous ? (Wat zegt u?)
* Pourriez-vous répéter s.v.p. ? (Zou u kunnen herhalen a.u.b.?)
* Voudriez-vous répéter cela s.v.p. ? (Zou u dat willen herhalen a.u.b.?)
* Oui, bien sûr. / Évidemment. (Ja, natuurlijk. / Vanzelfsprekend.)
**Uitspraak vragen:** [54](#page=54).
* Comment prononce-t-on cela ? (Hoe spreekt men dat uit?)
* Prononce-t-on le ‘l’ de gentil ? (Spreek je de ‘l’ van gentil uit?)
**Spelling vragen:** [54](#page=54).
* Comment est-ce qu'on écrit votre nom ? / Ça s’écrit comment ? (Hoe schrijft men uw naam? / Hoe wordt dat geschreven?)
* Vous pourriez épeler votre nom ? (Zou u uw naam kunnen spellen?)
**Algemene informatie vragen:** [54](#page=54).
* Quel est votre numéro de téléphone ? (Wat is uw telefoonnummer?)
* Quelles sont vos coordonnées ? (Wat zijn je contactgegevens?)
* Quelle est votre adresse ? (Wat is je adres?)
#### 3.2.2 Studies en opleidingen (Études)
Woordenschat gerelateerd aan het onderwijssysteem en studierichtingen. (#page=56, 57) [56](#page=56) [57](#page=57).
**Onderwijsniveaus:** [56](#page=56).
* Enseignement secondaire (secundair/middelbaar onderwijs)
* Enseignement professionnel (beroepsonderwijs)
* Enseignement technique (technisch onderwijs)
* Enseignement supérieur (hoger onderwijs)
* Enseignement universitaire (universitair onderwijs)
**Studierichtingen en vakken:** (#page=56, 57) [56](#page=56) [57](#page=57).
* Une option / une section (studierichting)
* Une formation (opleiding)
* Vakken zoals: français, allemand, anglais, espagnol, néerlandais, sciences, chimie, physique, géographie, comptabilité, économie, histoire, droit commercial, informatique, marketing, gestion du personnel, statistique, mathématiques, commerce extérieur, communication. (#page=56, 57) [56](#page=56) [57](#page=57).
**Opleidingsinstituten en diploma's:** [57](#page=57).
* École primaire (basisschool), école secondaire (middelbare school), école technique (technische school), haute école (hogeschool), université (universiteit).
* Un cours (cursus), un manuel (handboek), un diplôme (diploma), un examen (examen).
* Réussir un examen (slagen voor een examen), échouer (niet slagen).
#### 3.2.3 Beroepen (Les professions)
Een lijst van veelvoorkomende beroepen. (#page=62, 63) [62](#page=62) [63](#page=63).
* **Voorbeelden:** employé(e) (bediende), représentant(e) (vertegenwoordiger), secrétaire (secretaris/secretaresse), vendeur/vendeuse (verkoper/verkoopster), indépendant(e) (zelfstandige), avocat(e) (advocaat), ouvrier/ouvrière (arbeider/arbeidster), boulanger/boulangère (bakker/bakkerin), boucher/bouchère (slager/slagerin), pensionné(e) / retraité(e) (gepensioneerde), journaliste (journalist), dentiste (tandarts), médecin (arts), ingénieur(e) (ingenieur) [62](#page=62).
* **Over werk praten:** profession/fonction (beroep/functie), travailler chez/à/pour (werken bij/voor), service/département (dienst/afdeling), tâches (taken) [63](#page=63).
> **Tip:** Let op de correcte vorming van vrouwelijke beroepen, die vaak eindigt op '-e' maar ook speciale vormen kent [72](#page=72).
#### 3.2.4 Grammatica: Werkwoordstijden en Zinsvormen
**Passé Composé:** [65](#page=65).
* **Vorming:** Hulpwerkwoord (avoir of être) + voltooid deelwoord.
* **Keuze hulpwerkwoord:** Meestal 'avoir', behalve bij bewegingswerkwoorden en pronominale werkwoorden [65](#page=65).
* **Onregelmatige voltooid deelwoorden:** Een uitgebreide lijst van veelvoorkomende onregelmatige voltooid deelwoorden (-u, -is, -ert, -t, -i). [118-121](#page=118-121)
**Vraagzinnen (Structure interrogative):** [69](#page=69).
* **Vraagwoorden:** qui, que/quoi, où, quand, pourquoi, comment, combien, quel/quelle [69](#page=69).
* **Vraagvormen:**
* Met "est-ce que" (bv. Est-ce qu'il vient?) [70](#page=70).
* Met intonatie (bv. Il vient?) [70](#page=70).
* Met inversie (bv. Vient-il?) [71](#page=71).
**Expressie van beroep:** [72](#page=72).
* Vragen: Qu'est-ce que vous faites (comme profession)? / Quelle est votre profession ?
* Antwoorden: "Je suis [beroep." (bv. Je suis étudiant.), "Mon père est avocat.", "Ma mère travaille comme ménagère."
**Adjectief (Adjectif qualificatif):** [74](#page=74).
* **Accoord:** Het bijvoeglijk naamwoord moet overeenkomen in geslacht en getal met het zelfstandig naamwoord dat het beschrijft. (#page=74, 75) [74](#page=74) [75](#page=75).
* **Plaatsing:** Meestal na het zelfstandig naamwoord, maar sommige (bv. beau, joli, grand) staan ervoor [75](#page=75).
**Voorzetsels en geografische namen (Prépositions et noms géographiques):** [77](#page=77).
* **Geslacht:** Namen die op '-e' eindigen zijn meestal vrouwelijk, andere mannelijk. Uitzonderingen zoals 'le Mexique' [77](#page=77).
* **Voorzetsels:** Gebruik van 'à' voor steden, 'en' voor vrouwelijke landen en landen die met een klinker beginnen, 'au' voor mannelijke landen, 'aux' voor meervoudige landen [77](#page=77).
> **Tip:** De tabellen voor "Genre + prépositions" en "PAYS, HABITANT + ADJ." zijn zeer nuttig om de relatie tussen land, inwoner en bijvoeglijk naamwoord te onthouden. (#page=79, 80) [79](#page=79) [80](#page=80).
#### 3.2.5 Gesprekken
De gesprekken in deze module laten zien hoe men collega's of vrienden kan voorstellen. [83-86](#page=83-86)
* **Module 2.3.1:** "Je vous présente les collègues" oefent de introductie van een nieuwe medewerker in een team [83](#page=83).
* **Module 2.3.2:** "Je vous présente un(e) ami(e)" simuleert een ontmoeting met een collega en de introductie van een vriend(in) [85](#page=85).
* **Module 2.3.3:** "Je présente les études et les professions" focust op het voorstellen van iemand op basis van hun studie en beroep [86](#page=86).
### 3.3 Een bedrijf presenteren (Module 3: Je présente une entreprise)
Deze module richt zich op het beschrijven van een bedrijf, zijn activiteiten en structuur [87](#page=87).
#### 3.3.1 Bedrijfswoordenschat
**Bedrijfssoorten en structuur:** [87](#page=87).
* Entreprise, société, firme (bedrijf).
* PME (KMO - kleine/middelgrote onderneming), multinationale (multinational).
* SA (NV - société anonyme), SRL (BV - société à responsabilité limitée).
* Usine (fabriek), groupe (groep), siège social (hoofdzetel).
**Activiteiten en sectoren:** (#page=87, 88) [87](#page=87) [88](#page=88).
* Sectoren: distribution (distributie), alimentaire (voeding), bancaire (bank), santé (gezondheid), commercial (commercieel), construction (bouw), immobilier (onroerend goed), hôtelier (horeca), informatique (IT) [87](#page=87).
* **Oprichting:** Fondation (oprichting), fonder une entreprise (een bedrijf oprichten) [87](#page=87).
* **Personeel:** Effectif (personeelsbestand), employer (tewerkstellen), cadre (kaderlid), employé(e) (bediende), ouvrier/ouvrière (arbeider/ster), salarié(e) (loontrekkende) [88](#page=88).
* **Financieel:** Chiffre d’affaires (omzet), croissance (groei) [88](#page=88).
* **Producten:** Gamme/assortiment (gamma/assortiment), produit de base (basisproduct), produit de luxe (luxeproduct) [88](#page=88).
**Distributiekanalen (Circuits de distribution):** [89](#page=89).
* Producteur (producent), consommateur (consument).
* Importateur (importeur), exportateur (exportateur).
* Grossiste (groothandel(aar)), détaillant (kleinhandel(aar)).
* Distributeur (distributeur).
* E-commerce / commerce en ligne (online handel).
> **Tip:** De oefeningen helpen bij het classificeren van bedrijven als fabrikant, grossiste of détaillant [90](#page=90).
#### 3.3.2 Grammatica: Werkwoordstijden
**Afgeleide tijden van het infinitief:** [93](#page=93).
* **Futur Simple:** Vorming en gebruik.
* **Conditionnel Présent:** Vorming en gebruik.
* **Futur Proche:** Vorming (aller + infinitief) en gebruik.
* **Passé Récent:** Vorming (venir de + infinitief) en gebruik.
> **Tip:** Oefen de verschillen tussen deze tijden om de juiste nuance in tijdsaanduiding te verkrijgen [95](#page=95).
#### 3.3.3 Grammatica: Bezittelijk voornaamwoord (Possessif)
Dit onderdeel behandelt de vorming en het gebruik van bezittelijk voornaamwoorden [96](#page=96).
* **Vormen:** mon/ton/son (m), ma/ta/sa (v), mon/ton/son (vóór klinker), mes/tes/ses (mv).
* **Overeenkomst:** Bezittelijk voornaamwoord stemt overeen met het bezeten voorwerp (niet met de bezitter).
#### 3.3.4 Grammatica: Numerale adjectieven (Adjectif numéral)
Dit deel behandelt het gebruik van getallen en rangtelwoorden .
* **Kardinaalgetallen:** Basisgetallen (un, deux, trois...).
* **Ordinaalgetallen:** Rangtelwoorden (premier, deuxième, troisième...). (#page=101, 102) .
> **Tip:** Let op speciale regels voor het vormen van getallen zoals 'quatre-vingts' (met 's' als het alleen staat of gevolgd wordt door een ander getal) en 'cent' (met 's' als het alleen staat, maar zonder 's' als het gevolgd wordt door een ander getal) .
#### 3.3.5 Prononciation en Gesprekken
* **Uitspraak:** Nasale klinkers worden behandeld om de Franse uitspraak te verbeteren .
* **Gesprekken:** In groepen presenteren studenten zichzelf en hun bedrijf met behulp van visitekaartjes en informatiefiches. [106-111](#page=106-111)
### 3.4 Een planning maken (Module 4: J’accueille et je fais un planning)
Deze module gaat over het ontvangen van bezoekers en het opstellen van een planning .
#### 3.4.1 Ontvangst en dagelijkse planning
**Ontvangen (Accueillir quelqu’un):** .
* Formules zoals "Bienvenue à...", "Vous avez un rendez-vous?", "Asseyez-vous s'il vous plait.", "Suivez-moi s.v.p.".
**Werktijden (L’expression des heures de travail):** .
* Vragen als "Quel est votre horaire de travail?", "Vous commencez à quelle heure?", "Vous arrêtez le travail à quelle heure?".
* Antwoorden met tijdsaanduidingen zoals "Je commence à 8h30.", "Nous avons une pause d’une demi-heure.", "J’arrête le travail à 17h."
**Een planning presenteren (Présenter un planning):** .
* Woordenschat gerelateerd aan afspraken, vergaderingen, bezoeken en rapporteren.
* Zinnen als "Vous êtes disponible?", "Cette date vous convient?", "Voici le planning de la journée."
#### 3.4.2 Tijdsaanduidingen
**De klok (L’heure):** .
* Formules zoals "Quelle heure est-il?", "Il est midi/minuit.", "Il est une heure.", "Il est dix heures."
* Tijdsperioden: de ... à ..., entre ... et ..., vers (rond), à partir de (vanaf), pendant (tijdens), dans (over).
**Dagen en maanden (Les jours et les mois):** .
* Namen van dagen en maanden in het Frans.
* Gebruik van voorzetsels zoals 'en' (in de zomer/winter), 'au' (in de lente), 'à' (in de herfst).
#### 3.4.3 Excuses en dank
**Excuses aanbieden (S’excuser):** .
* Formules als "Excusez-moi, il y a eu une erreur.", "Je me suis trompé(e).", "Malheureusement nous devons déplacer le rendez-vous."
**Gepast reageren:** .
* "Ce n'est pas grave.", "Cela peut arriver à tout le monde."
**Bedanken (Remercier):** .
* "Merci.", "Merci bien.", "C'est très gentil.", "Je vous en prie.", "Avec plaisir."
#### 3.4.4 Grammatica: Werkwoordstijden
Dit gedeelte behandelt de **Passé Composé** in detail, met aandacht voor :
* **Onregelmatige voltooid deelwoorden:** Opgedeeld per uitgang (-u, -is, -ert, -t, -i).
* **Keuze van hulpwerkwoord:** Avoir of être, met speciale aandacht voor pronominale werkwoorden en bewegingswerkwoorden .
#### 3.4.5 Communicatie
* **E-mail:** Het gebruik van bijlagen (annexe / pièce jointe) en het opstellen van een afwezigheidsbericht .
* **Gesprekken:** Dialogen oefenen voor het vastleggen, wijzigen en afzeggen van afspraken, en het presenteren van een dagplanning. [127-133](#page=127-133)
### 3.5 De weg wijzen (Module 5: J’indique le chemin)
Deze module richt zich op het geven en vragen van routebeschrijvingen .
#### 3.5.1 Locatie en richting
**Locatie aanduiden (Situer quelqu’un ou quelque chose):** .
* "Voici", "Voilà", "à gauche (de)", "à droite (de)", "à côté de", "en face de".
**Binnen een gebouw (À l’intérieur d’un bâtiment):** .
* "Allez à gauche/droite", "tout droit", "monter/descendre", "suivre", "traverser", "au rez-de-chaussée", "au premier étage".
**De weg uitleggen (Expliquer la route):** (#page=135, 136) .
* "Prenez la première rue à gauche.", "Tournez à droite.", "Continuez tout droit."
* Straatnamen en kruispunten: rue, avenue, place, carrefour, rondpoint.
#### 3.5.2 Stadsplattegrond en plaatsen
**Plaatsen in de stad (En ville):** .
* Woordenschat voor gebouwen zoals: musée, mairie, poste, banque, restaurant, supermarché, hôpital, cinéma, théâtre.
#### 3.5.3 Vervoermiddelen en reistijd
**Middelen van transport (Les moyens de transport):** .
* Voiture (auto), bus, métro, tram, vélo (fiets), train, avion (vliegtuig), bateau (boot).
* "Vous allez au travail comment?", "Je vais au travail en voiture.", "Je vais à pied."
**Duur van de reis (La durée du trajet):** .
* "Le trajet prend combien de temps?", "Vous mettez combien de temps?", "Ça prend une demi-heure à peu près."
#### 3.5.4 Grammatica
**Impératif vs. Conditionnel:** [143-145](#page=143-145)
* **Impératif:** Gebruikt voor directe bevelen of instructies. Vorming van regelmatige, onregelmatige en pronominale werkwoorden.
* **Conditionnel:** Gebruikt voor beleefde verzoeken. Vorming van regelmatige en onregelmatige werkwoorden.
**Futur Simple en Conditionnel Présent (onregelmatige werkwoorden):** [141-142](#page=141-142)
* Uitleg en oefeningen met veelvoorkomende onregelmatige werkwoorden die in deze tijden afwijken van de standaardregels (bv. aller, venir, faire).
> **Tip:** Het onderscheid tussen het geven van een bevel (impératif) en het doen van een beleefd verzoek (conditionnel) is cruciaal voor effectieve communicatie.
#### 3.5.5 Gesprekken
* **Oefeningen:** Studenten oefenen met het geven en vragen van routebeschrijvingen, zowel binnen als buiten gebouwen. (#page=139, 146) .
* **Dialoog:** Gesprekken over vervoersmiddelen en reistijden .
* **Rondleiding:** Een rondleiding geven in een bedrijf met behulp van de geleerde vocabulaire en grammaticale structuren. [148-150](#page=148-150)
### 3.6 Een bedrijf presenteren (Module 6: Présentation finale d’une entreprise)
Deze module richt zich op het gestructureerd presenteren van een bedrijf .
#### 3.6.1 Presentatievoorbereiding en -structuur
**Schriftelijke voorbereiding:** .
* Vermijd te moeilijke woorden en complexe zinnen.
* Maak een gestructureerd schema met sleutelwoorden.
**Mondelinge voorbereiding:** .
* Oefen de zinnen en formuleer ze anders indien nodig.
**Presentatiestructuur:** .
* **Introductie:**
* Aanhef van het publiek: "Bonjour Mesdames, Messieurs." .
* Aankondigen van het onderwerp: "Je vais vous parler de..." .
* Aangeven van het aantal delen: "Mon exposé comprend 4 idées importantes." .
* Opsommen van de delen: "Je commencerai par..., puis j'expliquerai..., ensuite j'étudierai..., finalement j'expliquerai..." .
* **Inhoud:**
* Beginnen met het eerste deel: "Parlons d'abord de..." .
* Afronden van een deel: "Voilà pour la première partie." .
* Overgaan naar het volgende deel: "Passons à la partie suivante." .
* **Conclusie:**
* Samenvatten van de belangrijkste conclusies: "Pour terminer, je récapitulerai les conclusions." .
* Afsluiten van de presentatie: "Ceci termine mon exposé. Je vous remercie de votre attention." .
* Ruimte voor vragen: "S'il y a encore des questions, j'y répondrai avec plaisir." .
#### 3.6.2 Grammatica: Semi-auxiliaires
**Semi-auxiliaires:** .
* Werkwoorden die een nuance toevoegen en altijd gevolgd worden door een infinitief.
* Voorbeelden: devoir (moeten), vouloir (willen), pouvoir (kunnen), savoir (weten), aller (gaan), venir de (net gedaan hebben), être en train de (bezig zijn met), continuer à (blijven), laisser (laten), faire (laten doen). (#page=154, 155) .
> **Tip:** Let op de voorzetsels die na bepaalde semi-auxiliaires komen, zoals 'commencer à' (beginnen met) en 'finir de' (stoppen met) .
#### 3.6.3 Grammatica: Passé Composé (Herhaling)
Dit onderdeel bevat een revisieoefening voor de Passé Composé, met nadruk op het correct gebruiken van het hulpwerkwoord en de akkoorden .
#### 3.6.4 Uitspraak (Prononciation)
* **Bijzonderheden:** Uitleg over veelvoorkomende uitspraakfouten, de plaatsing van de klemtoon, de uitspraak van de 's' in het meervoud, de '-ent' uitgang, liaisons en nasale klinkers. [159-162](#page=159-162)
* **Woorden met specifieke klanken:** Lijsten met woorden die de uitspraak van bepaalde letters en combinaties illustreren (bv. 'ch', 'qu', 'au', 'g', 'c', 'ss', 'l', 'H'). [160-161](#page=160-161)
* **Tongbrekers (Virelangues):** Oefeningen om de uitspraak te trainen .
#### 3.6.5 E-mail: Uitnodiging voor een presentatie
Het schrijven van een e-mail om collega's en de docent uit te nodigen voor een presentatie, inclusief het vragen om bevestiging en het verwijzen naar een bijlage .
---
# Taaltools en studietips
Dit onderwerp biedt advies over het gebruik van diverse taalhulpmiddelen en algemene studietips om de Franse taal effectief te leren en te beheersen [5](#page=5).
### 4.1 Taaltools voor studie
Er zijn verschillende digitale hulpmiddelen beschikbaar die je kunnen ondersteunen bij het studeren en uitvoeren van opdrachten [5](#page=5).
#### 4.1.1 Oefenplatforms en software
* **eXplio digiTaal Werkboek**: Een online oefenplatform voor grammatica en werkwoorden [5](#page=5).
* **Teach2000**: Een gratis te downloaden oefenprogramma voor het instuderen van werkwoorden en woordenschat, beschikbaar op laptop en USB-stick. Instructies voor installatie en gebruik zijn te vinden op Canvas [18](#page=18) [5](#page=5) [9](#page=9).
* **Van Dale woordenboeken**: De professionele versie is zeer uitgebreid en biedt voorbeeldzinnen, met een directe link beschikbaar via Canvas [5](#page=5).
* **Woordenboeken**: Beschikbaar via Canvas [5](#page=5).
* **Spelling- en grammaticacontrole**: Microsoft Word's ingebouwde functies kunnen hierbij helpen [5](#page=5).
* **DeepL**: Een gratis vertaalrobot van hoge kwaliteit [5](#page=5).
* **Verbuga.eu**: Biedt digitale oefeningen voor werkwoorden [18](#page=18) [5](#page=5).
* **Le Conjugueur (lefigaro.fr)**: Een website voor het vervoegen van werkwoorden [18](#page=18) [5](#page=5).
* **BonPatron**: Een online tool voor het controleren van teksten .
#### 4.1.2 Ondersteunende software
* **Voorleessoftware (Microsoft Office)**: De functie "Voorlezen" in Microsoft Word kan teksten in alle talen voorlezen en helpt bij het verbeteren van de uitspraak. Deze functie is te vinden onder het tabblad "Controleren" [12](#page=12) [5](#page=5).
#### 4.1.3 AI-gestuurde tools
* **Claude.ai**: Een chatbot gebaseerd op generatieve AI, van oorsprong Frans, wat de kwaliteit van Franstalig materiaal hoger kan maken dan bij andere generatieve chatbots [5](#page=5).
### 4.2 Studietips voor taalbeheersing
Effectief taal leren vereist meer dan alleen kennis; het vraagt om een specifieke ingesteldheid en actieve betrokkenheid [5](#page=5).
#### 4.2.1 Immersion en actief gebruik
* **Contact met de taal**: Probeer zoveel mogelijk in contact te komen met de Franse taal buiten de contacturen. Dit kan door middel van tv, radio, kranten, tijdschriften, internet, (taal)vakanties, uitwisselingen, en streamingdiensten zoals Netflix. Bekijk hiervoor ook de Canvasmodule 'Pour apprendre le français en dehors des cours (liens)' [5](#page=5).
* **Oefenen in alle situaties**: Elke vorm van communicatie is een gelegenheid om te oefenen. Grijp buiten de lessen iedere kans aan om te oefenen, bijvoorbeeld bij het sturen van een e-mail aan de docent [5](#page=5).
#### 4.2.2 Werkwoordvervoeging
* **Regelmatig oefenen**: Werk geregeld aan je werkwoordvervoegingen met een goede planning en veel herhaling. De vervoeging van werkwoorden komt in elke module aan bod [5](#page=5) [9](#page=9).
* **Zelfstudiepakket "Génie en verbes"**: Dit digitale pakket, beschikbaar via Canvas, bevat oefeningen op werkwoordvervoegingen in Teach2000 [9](#page=9).
* **Theorie herhalen**: Herhaal eerst de theorie uit het handboek 'Grammaire trajet' en de 'Grammaire'-modules op Canvas. Hoofdstuk "0.4 Werkwoorden: ‘Génie en Verbes’" biedt een inleiding [9](#page=9).
* **Synthese- en gesplitste oefeningen**: Blijf de oefeningen herhalen tot je goede resultaten behaalt [9](#page=9).
* **Tempo is cruciaal**: Aarzeling bij werkwoordvervoegingen kan leiden tot niet tijdig kunnen reageren in echte communicatie [9](#page=9).
* **Belang van directe beheersing**: Hoe sneller je werkwoordvervoegingen kunt, hoe sneller ook andere resultaten (mondeling en schriftelijk) zullen verbeteren. Het is belangrijk dit meteen grondig te leren, aangezien het terugkomt in de verdere opleiding [9](#page=9).
* **Hulp bij aanhoudende moeilijkheden**: Indien resultaten uitblijven, kan dit te wijten zijn aan een slechte studiemethode. Gebruik Teach2000 zoals uitgelegd op Canvas en spreek je docent aan voor hulp. Tutorials op Canvas leggen het gebruik van Teach2000 stap voor stap uit [9](#page=9).
#### 4.2.3 Uitspraak
* **Belang van goede uitspraak**: Tijdens de lessen wordt veel belang gehecht aan de juiste uitspraak, en dit onderdeel komt ook in de cursus geregeld aan bod. Mondelinge communicatie vereist een goed verzorgde uitspraak [12](#page=12).
* **Luisteren naar Franstalig materiaal**: Luister zoveel mogelijk naar Franse radio en muziek, of kijk naar Franstalige films of series. Zelfs als je niet alles begrijpt, helpt dit om vertrouwd te raken met de Franse klanken. Dit verbetert niet alleen je eigen spreekvaardigheid, maar ook je luistervaardigheid en begrip [12](#page=12).
#### 4.2.4 Lijst van courante werkwoorden
* **Oefenlocaties**: Er worden oefeningen voor werkwoordvervoeging aangeboden op Teach2000, eXplio, verbuga.eu en leconjugueur.lefigaro.fr [18](#page=18).
* **Aanduiding hulpwerkwoord "être"**: Werkwoorden die het hulpwerkwoord "être" gebruiken, zijn aangeduid met een asterisk (*). Voorbeelden zijn *se laver*, *s'habiller*, en *se tromper* [18](#page=18).
> **Tip:** Werkwoordvervoeging is fundamenteel voor taalbeheersing. Begin er tijdig mee en herhaal regelmatig.
> **Tip:** Gebruik diverse taaltools zoals oefenplatforms, woordenboeken en AI-chatbots om je leerproces te ondersteunen en te variëren.
> **Tip:** Zorg voor constante blootstelling aan de Franse taal door media te consumeren en actief te communiceren, zelfs buiten de lessen om.
---
# Pronunciatie en uitspraak
Dit onderdeel van de studiehandleiding richt zich op de correcte uitspraak van Franse letters, accenten, tekens en specifieke klanken, met oefeningen om de mondelinge vaardigheid te verbeteren [12](#page=12) [1](#page=1).
### 5.1 Belang van uitspraak
Gedurende de lessen wordt er veel aandacht besteed aan de juiste uitspraak, en dit onderdeel komt ook in de cursus zelf regelmatig terug. Aangezien de focus ligt op mondelinge communicatie, is het cruciaal om de uitspraak goed te oefenen [12](#page=12).
#### 5.1.1 Hulpmiddelen voor verbetering
Wie moeite heeft met de Franse uitspraak, kan naast de lessen verschillende middelen gebruiken om deze te verbeteren [12](#page=12).
* **Voorleessoftware:** Microsoft Office biedt een ingebouwde functie genaamd "Voorlezen" (Read Aloud) in Word, te vinden onder het tabblad Controleren [12](#page=12).
* **Luisteren naar Franse media:** Regelmatig luisteren naar Franse radio, muziek, films of series helpt om meer vertrouwd te raken met de Franse klanken. Dit verbetert niet alleen de eigen spreekvaardigheid, maar helpt ook bij het verstaan van anderen tijdens gesprekken en luisteropdrachten [12](#page=12).
### 5.2 Uitspraak van letters en tekens
De meeste Franse letters worden uitgesproken zoals in het Nederlands. Speciale aandacht dient echter te worden besteed aan de letters E, G, H, J, W, Y en Z [48](#page=48).
#### 5.2.1 Alfabet met uitspraakindicatie
Hieronder volgt een overzicht van de Franse letters met een indicatie van hun uitspraak, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen kleine letters (minuscule) en hoofdletters (majuscule) [48](#page=48):
* **a** (a)
* **b** (bee)
* **c** (see)
* **d** (dee)
* **e** (eu, korte uitspraak)
* **f** (ef)
* **g** (j’ai)
* **h** (ash)
* **i** (ie)
* **j** (j’y)
* **k** (ka)
* **l** (el)
* **m** (em)
* **n** (en)
* **o** (oo)
* **p** (pee)
* **q** (ku)
* **r** (eir)
* **s** (es)
* **T** (tee)
* **U** (u)
* **V** (vee)
* **W** ("double" vee)
* **X** (ieks)
* **Y** ("i grec")
* **Z** (zeD)
#### 5.2.2 Accenten en tekens
Frans maakt gebruik van diverse accenten en tekens die de uitspraak beïnvloeden [48](#page=48):
* **Accenten:**
* é: accent aigu
* è: accent grave
* ê: accent circonflexe
* ë: tréma
* ç: c cédille
* **Tekens:**
* ': apostrophe
* -: trait d'union
* @: arobase (of arobas)
* _: tiret bas
* /: barre oblique (of trait oblique)
* .: point
* :: deux points
### 5.3 Uitspraak van klinkers en specifieke medeklinkers
De Franse uitspraak kent specifieke klanken, waaronder nasale klinkers en bijzondere medeklinkercombinaties .
#### 5.3.1 Nasale klinkers
Nasale klinkers worden gevormd wanneer lucht door de mond én neus ontsnapt .
* **on** (zoals in `on vend un lapin`) .
* **an** (zoals in `un bon vin blanc`) .
* **en** (zoals in `J’ai dépensé vingt francs`) .
* **in** (zoals in `Il pense aller en Inde`) .
* **ain** (zoals in `pain`) .
* **un** (zoals in `un unité`) .
* **y** (als nasale klank, bv. `symbole`) .
* **i** (als nasale klank, bv. `inconnu`) .
* **o** (als nasale klank, bv. `bon`) .
* **a** (als nasale klank, bv. `an`) .
* **e** (als nasale klank, bv. `enseignement`) .
#### 5.3.2 Specifieke medeklinkercombinaties en letters
* **'ch'**: kan klinken als `chien` [∫] of als `écho` [k .
* **'qu'**: wordt uitgesproken als [k in woorden zoals `qualité`, `question`, `quand`, `quinze` .
* **'um'**: uitgesproken als [œ̃m of [ɔ̃m in woorden zoals `album`, `rhum`, `minimum` .
* **'au'**: klinkt als [o in woorden zoals `auto`, `automatique`, `Audi` .
* **'g'**: klinkt als in `garçon` voor a, o, u, en als in `gentil` voor e, i, y. Ook gebruikt voor de klank [ɲ voor i in woorden als `ligne` .
* **'c'**: klinkt als in `coca` voor a, o, u, en als in `ceci` voor e, i, y. Ook als [ks in `succès` .
* **'ss' of 's'**: `ss` tussen klinkers klinkt als [s (`poisson`), terwijl een enkele `s` tussen klinkers vaak als [z klinkt (`poison`) .
* **'l' en 'll'**: De uitspraak van 'l' en 'll' varieert. 'll' kan klinken als [ij in `fille`, als [il in `pile`, of als [ilj in `million`. Er is een onderscheid tussen [il (bv. `ville`, `mille`) en de nasale varianten .
* **H**: Het karakter 'H' kan stom zijn (`l’homme`, `l’histoire`) of een geaspireerde H hebben (`le héros`, `le hasard`) .
#### 5.3.3 De uitspraak van de 'y'
De letter 'y' kan verschillende uitspraken hebben, afhankelijk van de context .
* Als nasale klank, vergelijkbaar met 'i' of 'in' .
* Voorbeelden: `symbole`, `dynamique`, `synthèse`, `gynécologie`, `sympathie`, `anonyme`, `synchroniser`, `système` .
* Als niet-nasale 'i' klank .
* Voorbeelden: `dynamique`, `synthèse` .
### 5.4 Algemene uitspraakregels en aandachtspunten
Er zijn een aantal algemene regels en veelvoorkomende aandachtspunten die essentieel zijn voor een correcte Franse uitspraak .
#### 5.4.1 Klemtoon
De klemtoon valt in het Frans altijd op de laatste lettergreep van een woord of woordgroep .
* Voorbeelden: `le tennis`, `le taxi`, `la radio`, `une radio`, `une auto`, `une moto`, `un autobus`, `un centimètre`, `un vélo`, `une photo`, `un taxi`, `le judo`, `gratis`, `le pyjama`, `le cinéma`, `papa`, `un ticket` .
#### 5.4.2 Stomme letters
* **S aan het einde van het meervoud:** De 's' aan het einde van een meervoudsvorm wordt meestal niet uitgesproken .
* Voorbeelden: `les garçons`, `les cours`, `les faillites` .
* **Terminatie '-ent'**: De uitgang '-ent' bij de derde persoon meervoud van werkwoorden is stom .
* Voorbeelden: `ils pensent`, `ils travaillent`, `ils disent`, `ils parlent` .
* **Andere stomme letters:** Diverse letters aan het einde van woorden worden niet uitgesproken .
* Voorbeelden: `le tabac`, `condamner`, `en automne`, `un coup`, `beaucoup`, `sept`, `septième`, `à crédit`, `le vent`, `le droit`, `un ticket gratuit`, `un audit fiscal`, `debout`, `le port`, `le drap`, `un camp` .
#### 5.4.3 Uitgesproken letters
Sommige letters aan het einde van woorden worden wel uitgesproken .
* Voorbeelden: `le contact`, `c'est exact`, `un spot publicitaire`, `Internet`, `le poids brut et le poids net`, `correct`, `compact`, `un déficit`, `huit` .
#### 5.4.4 Liaison
Liaison is het uitspreken van een normaal stomme slotmedeklinker aan het begin van het volgende woord dat met een klinker of stomme 'h' begint .
* Voorbeeld: `Les enfants sont très aimables` .
#### 5.4.5 Korte en lange klinkers
Het onderscheid tussen korte en lange klinkers kan betekenisverschil opleveren .
* Voorbeelden:
* `une tache` (vlek) vs. `une tâche` (taak) .
* `une patte` (poot) vs. `une pâte` (deeg) .
* `cette frite est grasse grâce à lui` .
* `sur la table` vs. `un endroit sûr` .
#### 5.4.6 Meervoudsvormen
Sommige meervoudsvormen wijken af van de gebruikelijke regels en hebben een specifieke uitspraak .
* Voorbeelden: `un œil` (enkelvoud) – `des yeux` (meervoud); `un œuf` (enkelvoud) – `des œufs` (meervoud) .
#### 5.4.7 Veelvoorkomende misverstanden
Het is belangrijk om onderscheid te maken in uitspraak om verwarring te voorkomen .
* `le vent` (de wind) vs. `la vente` (de verkoop) .
* `le port` (de haven) vs. `la porte` (de deur) .
* `le droit` (het recht) vs. `tout droit` (rechtdoor) vs. `à droite` (rechts) .
* `le premier septembre` vs. `le premier avril` .
* `sept` (zeven) vs. `septembre` (september) .
* `la côte` (de kust) vs. `à côté de` (naast) .
### 5.5 Oefeningen en voorbeelden
Om de uitspraak te oefenen, worden er diverse oefeningen en voorbeelden aangeboden .
#### 5.5.1 Oefenen met zinnen
Lees de volgende zinnen hardop om de uitspraak te verbeteren, met speciale aandacht voor nasale klanken .
* `Ne mange pas tant de pain!` .
* `Ça dépend des dessins` .
* `Il pense aller en Inde` .
* `J’ai dépensé vingt francs` .
#### 5.5.2 Teksten analyseren
Lees de onderstaande tekst aandachtig door en onderstreep de nasale klanken .
**OBJET : visite d’entreprise**
Monsieur Valblanc
Je tiens à vous remercier de votre temps pendant la visite d’entreprise de ce lundi dernier.
Les explications intéressantes et les rencontres avec vos employés nous ont fait comprendre comment fonctionnent les différents départements. Surtout l’organisation à la comptabilité nous a impressionnée.
En annexe vous trouverez l’invitation dont je vous avais parlée.
Sincères salutations
Marion Cotillard .
> **Tip:** Oefen met het plaatsen van de onderstreepte nasalen in de juiste kolommen om ze te categoriseren en te oefenen .
#### 5.5.3 Woordenlijst met uitspraakvarianten
Hieronder volgt een lijst met woorden en combinaties die vaak leiden tot uitspraakfouten, met correcte uitspraakindicaties .
* **Woorden met 'ch'**: `château` [∫, `chaos` [k, `chiffre` [∫, `technique` [k, `acheter` [∫, `psychologie` [k .
* **Woorden met 'sj'-klank**: `émission` [sj, `station` [sj, `licencier` [sj, `Lucien` [sj, `pension` [sj, `émotion` [sj, `financier` [sj, `le sien` [sj, `progression` [sj, `promotion` [sj, `remercier` [sj, `ancien` [sj, `procession` [sj, `prononciation` [sj, `magicien` [sj .
* **'Monsieur'**: Uitspraak is [məsjø .
* **Woorden met 'um'**: `un album`, `un curriculum vitae`, `du rhum`, `le minimum`, `le maximum`, `un ultimatum` .
* **Woorden met 'au'**: `auto`, `automobile`, `automatique`, `audiovisuel`, `une Audi` .
* **Woorden met 'g'**: `garçon`, `gentil`, `Agnès` .
* **Woorden met 'c'**: `coca`, `ceci`, `succès` .
* **'ss' vs. 's'**: `le poisson` [s, `le poison` [z, `baisser` [s, `un baiser` [z, `le dessert` [s, `le désert` [z .
* **'l' en 'll'**: `fille` [ij, `pile` [il, `million` [ilj, `outil` [-, `cédille` [ij, `île` [il, `milieu` [ljø, `fusil` [il, `famille` [ij, `asile` [il, `palier` [je, `gentil` [il, `feuille` [j, `voilier` [je, `brillant` [jɑ̃, `millier` [je .
* **Werkwoorden**: `j’ai eu` [e y, `j’ai acquis` [e ki, `j'appelle` [ɛl, `nous appelons` [ɔn, `je réussirai` [iʁe, `je réussirais` [eʁɛ, `je parlerai` [e, `je parlerais` [e, `il jette` [ɛt, `nous jetons` [ɔ̃, `je réponds` [ɔ̃, `elle regarde` [ɑrd, `je m’ennuie` [i, `nous nous ennuyons` [ɔ̃] .
* **Andere moeilijke woorden**: `il est fier`, `hier`, `le premier programme`, `le premier étage`, `c’est super`, `un médecin`, `une femme`, `de l’acier`, `le pays`, `le paysage`, `un paysan`, `un tiers`, `un quart`, `le finnois`, `le weekend`, `le football` .
#### 5.5.4 Virelangues (tongbrekers)
Tongbrekers zijn een uitstekende manier om specifieke klanken en de vloeiendheid van de spraak te oefenen .
* “Seize chaises sèchent” .
* “Douze douches douces” .
* « Un chasseur sachant chasser sans son chien de chasse est un bon chasseur. » .
* « Les chaussettes de l'archiduchesse sont-elles sèches, archi-sèches? » .
* “Son chat chante sa chanson.” .
* “ La bête noire se baigne dans la baignoire noire” .
* “des pains blancs, des bancs peints, des bains pleins” .
* “dans ta tente, ta tante t’attend” .
* “cinq chiens chassent six chats” .
* “ton tuteur a-t-il dit qu’il tutoie des tueurs” .
* “as-tu su si c’est ici que se situe l’issue de l’usine” .
* “poisson sans boisson, c’est poison” .
* “chouettes chaussures” .
* “ce ver vert sait verser ses verres verts” .
* “ils prennent plusieurs petits poissons” .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|---|---|
| Indicatif présent | Dit is een werkwoordstijd in het Frans die wordt gebruikt om huidige acties, feiten of algemene waarheden uit te drukken. Het komt overeen met de tegenwoordige tijd in het Nederlands. |
| Imparfait | Een Franse werkwoordstijd die wordt gebruikt om onvoltooide acties in het verleden te beschrijven, gewoontes, beschrijvingen of omstandigheden in het verleden. Het is vergelijkbaar met de Nederlandse onvoltooid verleden tijd in bepaalde contexten. |
| Futur simple | De Franse werkwoordstijd die wordt gebruikt om acties in de toekomst aan te geven. Het correspondeert met de Nederlandse toekomende tijd (zal + infinitief). |
| Passé composé | Een Franse werkwoordstijd die wordt gebruikt om voltooide acties in het verleden uit te drukken, vergelijkbaar met de Nederlandse voltooid tegenwoordige of voltooide verleden tijd. |
| Verbe pronominal | Een werkwoord in het Frans dat vergezeld gaat van een wederkerend voornaamwoord (me, te, se, nous, vous, se). Deze werkwoorden beschrijven acties die een persoon op zichzelf uitvoert of die wederkerig zijn tussen personen. |
| Verbe impersonnel | Een onpersoonlijk werkwoord in het Frans dat altijd wordt vervoegd in de derde persoon enkelvoud met het voornaamwoord 'il', zonder een specifiek onderwerp. Het drukt vaak algemene toestanden of weersomstandigheden uit. |
| Adjectif qualificatif | Een bijvoeglijk naamwoord in het Frans dat een eigenschap of kwaliteit van een zelfstandig naamwoord beschrijft en erin meevoudigt in geslacht en getal. |
| Article contracté | Samengevoegde lidwoorden in het Frans, waarbij 'à' of 'de' wordt samengevoegd met het bepaalde lidwoord 'le' of 'les' (bijv. au, aux, du, des). |
| Adjectif numéral | Een telwoord in het Frans dat gebruikt wordt om hoeveelheden aan te geven, zoals bij getallen en data. |
| Semi-auxiliaire | Werkwoorden in het Frans die, gevolgd door een infinitief, een extra betekenisnuance aan de zin toevoegen, zoals moeten (devoir), willen (vouloir), kunnen (pouvoir), enz. |
| Liaison | Een fonetisch fenomeen in het Frans waarbij de laatste medeklinker van een woord, die normaal gesproken niet wordt uitgesproken, wel wordt uitgesproken wanneer het volgende woord met een klinker of stomme 'h' begint. |
| Nasale klinkers | Klinkers in het Frans die worden uitgesproken met lucht die tegelijkertijd door de mond en neus gaat, wat resulteert in een kenmerkend 'nasaal' geluid. |
| Ordre des nombres cardinaux | De reeks telwoorden die gebruikt worden om hoeveelheden en aantallen aan te geven in het Frans, van nul tot oneindig. |
| Futur proche | Een Franse werkwoordstijd die bestaat uit de tegenwoordige tijd van het werkwoord 'aller' gevolgd door de infinitief van een ander werkwoord. Het drukt een nabije toekomstige actie uit, vergelijkbaar met "gaan" + infinitief in het Nederlands. |
| Passé récent | Een Franse werkwoordstijd die bestaat uit de tegenwoordige tijd van het werkwoord 'venir' gevolgd door 'de' en de infinitief van een ander werkwoord. Het drukt een recent voltooide actie uit, vergelijkbaar met 'net' + voltooid deelwoord in het Nederlands. |
| Possessief | Bezittelijke voornaamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden in het Frans die bezit aangeven, zoals 'mijn', 'jouw', 'zijn', 'haar', etc. (mon, ma, mes, etc.). |
| Impératif | De gebiedende wijs in het Frans, gebruikt om bevelen, instructies of verzoeken uit te drukken. |
| Conditionnel présent | De Franse voorwaardelijke wijs, gebruikt om beleefde verzoeken, wensen of hypothetische situaties uit te drukken. |
| Ordre des mots interrogatifs | De volgorde van vraagwoorden in het Frans (wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe) in verschillende soorten vragen. |
| Vocabulaire | De verzameling woorden en uitdrukkingen die relevant zijn voor specifieke thema's en communicatieve situaties, zoals zichzelf voorstellen, een bedrijf presenteren of de weg wijzen. |
| Grammaire | De regels die de structuur en het gebruik van de Franse taal beheersen, inclusief werkwoordvervoegingen, zinsbouw, lidwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. |