Cover
Jetzt kostenlos starten De spellingregels op een rij.pdf
Summary
# Basisbegrippen en principes van de Nederlandse spelling
Dit gedeelte introduceert fundamentele taalkundige concepten en de kernprincipes die ten grondslag liggen aan de Nederlandse spelling [6](#page=6) [7](#page=7).
### 1.1 Klanken en lettergrepen
Om de spelling te begrijpen, is het essentieel om de basiselementen van klanken en lettergrepen te kennen [6](#page=6).
#### 1.1.1 Klinkers
Klinkers zijn klanken die worden gespeld met de letters a, e, i, o, u, en hun combinaties die geen tweeklank vormen. De letter y fungeert als klinker wanneer deze de klank /i/ weergeeft. Klinkers kunnen kort zijn (bv. in 'bal') of lang (bv. in 'baan') [6](#page=6).
#### 1.1.2 Tweeklanken
Tweeklanken zijn klanken die worden gespeld met de lettercombinaties au/ou (bv. 'saus', 'kous'), ei/ij (bv. 'leiden', 'lijden'), en ui (bv. 'tuin'). Ook combinaties zoals ai, oi, aai, ooi, oei, eeuew, ieuw, en uw worden als tweeklanken beschouwd, hoewel de 'w' in de praktijk als een aparte medeklinker kan worden gezien [6](#page=6).
#### 1.1.3 Medeklinkers
Medeklinkers worden gespeld met de letters b, c, d, f, g, h, j, k, l, m, n, p, q, r, s, t, v, w, x, z, en combinaties zoals ch, ng, sj, th. De letter y is een medeklinker wanneer deze de klank /j/ weergeeft [6](#page=6).
#### 1.1.4 Lettergrepen
Lettergrepen zijn klankgroepen die worden onderscheiden bij het uitspreken van een woord. Een lettergreep is open als deze eindigt op een lange klinker of een tweeklank (bv. 'ka-ter'). Een lettergreep is gesloten als deze eindigt op een medeklinker (bv. 'kat-ten'). Korte klinkers komen in inheemse woorden alleen voor in gesloten lettergrepen (bv. 'bal'). Lange klinkers en tweeklanken kunnen in zowel open als gesloten lettergrepen voorkomen (bv. 'baan', 'ba-nen', 'keus', 'keu-ze') [6](#page=6).
### 1.2 Woordvormen
Verschillende manieren waarop woorden worden gevormd, hebben invloed op de spelling [6](#page=6).
#### 1.2.1 Samenstelling
Een samenstelling is een woord dat bestaat uit twee zelfstandige woorde. Deze samenstellingen kunnen op hun beurt weer deel uitmaken van nieuwe samenstellingen [6](#page=6).
#### 1.2.2 Afleiding
Een afleiding bestaat uit een grondwoord en een of meer voor- of achtervoegsels. Het grondwoord is het deel dat zelfstandig kan voorkomen, terwijl de voor- en achtervoegsels dat niet kunnen [6](#page=6).
#### 1.2.3 Vervoeging
Vervoeging is de aanpassing van werkwoorden om ze in een zin te laten passen, meestal door een uitgang aan de stam toe te voegen [6](#page=6).
#### 1.2.4 Verbuiging
Verbuiging is de vormverandering van zelfstandige naamwoorden, voornaamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en soms bijwoorden door het toevoegen van een uitgang [6](#page=6).
#### 1.2.5 Ongeleed woord
Een ongeleed woord is een woord zonder samenstelling, afleiding of uitgang (bv. 'tafel') [6](#page=6).
#### 1.2.6 Samenkoppeling
Een samenkoppeling is een vaste verbinding van twee of meer woorden, gespeld met koppeltekens (bv. 'kruidje-roer-me-niet') [6](#page=6).
#### 1.2.7 Woordgroep
Een woordgroep is een samenhangende opeenvolging van woorden die samen één woord vormen (bv. 'een heel mooi boek') [6](#page=6).
### 1.3 Zelfstandige naamwoorden
Zelfstandige naamwoorden worden onderverdeeld in soortnamen en eigennamen [6](#page=6) [7](#page=7).
#### 1.3.1 Soortnaam
Een soortnaam verwijst naar een categorie van personen, dieren, zaken of begrippen en kan vaak voorafgegaan worden door het onbepaald lidwoord 'een' [6](#page=6).
#### 1.3.2 Eigenaam
Een eigenaam is de unieke, officiële naam van een persoon, plaats, instelling, merk of gebeurtenis [7](#page=7).
### 1.4 Afkortingen
Afkortingen zijn verkorte vormen van woorden of woordgroepen [7](#page=7).
#### 1.4.1 Echte afkorting
Een echte afkorting wordt uitgesproken zoals het volledige woord of de volledige woordgroep (bv. 'd.w.z.' voor 'dat wil zeggen') [7](#page=7).
#### 1.4.2 Symbool
Een symbool is een genormeerde notatie voor wetenschappelijke begrippen, eenheden, grootheden of valuta, die wordt uitgesproken als het woord waarvoor het staat (bv. 'km' voor kilometer) [7](#page=7).
#### 1.4.3 Initiaalwoord
Een initiaalwoord is samengesteld uit beginletters en wordt letter voor letter uitgesproken (bv. 'EU' voor Europese Unie) [7](#page=7).
#### 1.4.4 Letterwoord
Een letterwoord is ook samengesteld uit beginletters, maar wordt als een gewoon woord uitgesproken (bv. 'aids') [7](#page=7).
#### 1.4.5 Verkorting
Een verkorting bestaat uit delen van lettergrepen en wordt als een gewoon woord uitgesproken (bv. 'info' voor informatie) [7](#page=7).
### 1.5 Basisprincipes van de Nederlandse spelling
De Nederlandse spelling is primair gebaseerd op de standaarduitspraak, aangevuld met de principes van gelijkvormigheid en etymologie [7](#page=7).
#### 1.5.1 Standaarduitspraak
Woorden worden gespeld volgens de klanken die hoorbaar zijn in de standaarduitspraak. Hoewel er vaak één spelling is bij meerdere uitspraken, zijn er gevallen met vormvarianten in de spelling die de uitspraak weerspiegelen (bv. 'eind'/'einde', 'program'/'programma') [7](#page=7).
#### 1.5.2 Gelijkvormigheid
Woorden en woorddelen worden zoveel mogelijk op dezelfde manier gespeld, ongeacht de uitspraak. Dit principe zorgt voor consistentie, bijvoorbeeld in 'bloed' (zoals 'bloeden') in plaats van 'bloet', en 'heb' (zoals 'hebben') in plaats van 'hep'. Ook 'breedte' wordt gespeld zoals 'diepte', en 'fietsster' zoals 'arbeidster' [7](#page=7).
> **Tip:** Het principe van gelijkvormigheid zorgt ervoor dat verwante woorden en woorddelen dezelfde spelling behouden, wat de leesbaarheid en het leerproces ten goede komt [7](#page=7).
#### 1.5.3 Etymologie
Veel woorden worden (deels) gespeld volgens hun oorsprong, wat teruggaat op de vroegere uitspraak of de spelling in de brontaal. Dit principe kent vaak geen strikte regels. Voorbeelden hiervan zijn 'gauw' naast 'gouw', 'leiden' naast 'lijden', en woorden die de spelling uit hun taal van herkomst behouden hebben, zoals 'baby', 'computer', 'jazz', 'glühwein' en 'señor' [7](#page=7).
> **Example:** Woorden als 'ambt', 'erwt', en 'logisch' behouden een spelling die gebaseerd is op hun historische vorm, ondanks mogelijke afwijkingen in de moderne uitspraak [7](#page=7).
---
# Regels voor klinkers en medeklinkers
Dit gedeelte behandelt de specifieke regels voor het spellen van klinkers, inclusief enkele of dubbele klinkers en het gebruik van accenttekens, en medeklinkers, waaronder gelijkvormigheid en het spellen van enkele of dubbele medeklinkers [10](#page=10) [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [8](#page=8) [9](#page=9).
### 2.1 Klinkers
#### 2.1.1 Enkele of dubbele klinker
Het spellen van klinkers hangt af van het onderscheid tussen korte en lange klinkers, en tussen open en gesloten lettergrepen [8](#page=8).
* **Korte klinkers:** komen voor in gesloten lettergrepen (bv. bal, bel, bil, bol, bul) [8](#page=8).
* **Lange klinkers:** komen voor in open en gesloten lettergrepen (bv. baan, been, biet, boon, buur, beul, boek) [8](#page=8).
* **Open lettergrepen:** eindigen op een lange klinker of tweeklank (bv. ka•ter, keu•ze, lij•den) [8](#page=8).
* **Gesloten lettergrepen:** eindigen op een medeklinker (bv. kat•ten, kip•pen, kus•ten) [8](#page=8).
**Hoofdregel 1:** Lange klinkers /aa/, /ee/, /oo/ en /uu/ worden dubbel geschreven in een gesloten lettergreep en enkel in een open lettergreep. Hierop bestaan uitzonderingen, met name bij leenwoorden (bv. shampoo, zoo) [8](#page=8).
* **Dubbele klinker:** baas, geel, koor, stuur; boos•aardig, geel•achtig, wreed•aard [8](#page=8).
* **Enkele klinker:** sta, zo, cru; ba•zen, verge•len, bo•ze, stu•ren; ho•vaardig [8](#page=8).
**Uitzondering 1:** De lange klinker /ee/ wordt dubbel geschreven aan het einde van woorden, in samenstellingen en afleidingen, en in verbogen vormen, met uitzonderingen voor leenwoorden (bv. in spe, per se) [8](#page=8).
* Voorbeelden: coryfee - coryfeeën; Heverlee - Heverleese; twee - tweede, tweedracht, tweeling, tweetjes, tweeën; zee - zeevis, overzeese [8](#page=8).
**Uitzondering 2:** De lange klinker /ee/ wordt dubbel geschreven in leenwoorden die een vorm op -eeën of -eeër hebben en geen grondwoord op /ee/ [8](#page=8).
* Voorbeelden: Europeeër, farizeeën - farizeeër, Pyreneeën [8](#page=8).
**Maar:** De lange klinker /ee/ wordt enkel geschreven in verbogen vormen op -ese(r) en in afleidingen op -isch en -isme van leenwoorden zonder grondwoord op /ee/ [8](#page=8).
* Verbogen vormen: Europese, Europeser, farizese, Pyrenese [8](#page=8).
* Afleidingen: farizeïsch, farizeïsme [8](#page=8).
**Uitzondering 3:** De lange klinker /oo/ wordt altijd dubbel geschreven vóór de medeklinker 'ch' [8](#page=8).
* Voorbeelden: goo•chelaar, loo•chenen [8](#page=8).
**Uitzondering 4:** De lange klinker /uu/ wordt altijd enkel geschreven vóór de medeklinker 'w' [8](#page=8).
* Voorbeelden: afschuw - afschuwelijk, schaduw - schaduwen [8](#page=8).
**Uitzondering 5:** Het klinker teken wordt dubbel geschreven in verkleinwoorden op -tje als het grondwoord eindigt op een lange klinker die met één klinkerteken wordt geschreven. Hierbij vervalt het accent [8](#page=8).
* Voorbeelden: aloë - aloëetje, auto - autootje, café - cafeetje, demo - demootje, facsimile - facsimileetje, oma - omaatje, paraplu - parapluutje, ufo - ufootje [8](#page=8).
**Hoofdregel 2:** De lange klinker /ie/ wordt gespeld als -ie- in een gesloten lettergreep, in een beklemtoonde open lettergreep, en aan het einde van een woord. Er zijn veel uitzonderingen, zoals bij het achtervoegsel -isch (diplomatisch, tragische) en bij leenwoorden (bami, juli, liter, oxide, ski, souvenir, taxi) [9](#page=9).
* Gesloten lettergreep: fabriek, fiets, lief, muziek, niet [9](#page=9).
* Beklemtoonde open lettergreep: gie•ter, spie•gel [9](#page=9).
* Einde van een woord: bacterie, drie, jullie, knie, olie, parochie, visie [9](#page=9).
**Hoofdregel 3:** De lange klinker /ie/ wordt gespeld als -i- in een open lettergreep die geen hoofdklemtoon heeft [9](#page=9).
* Voorbeelden: absurdi•teit, fabri•cage, fi•guur, gi•taar, identi•fi•ceren, mi•li•eu, muzi•kaal, parochi•aan, vi•si•onair [9](#page=9).
**Schrijf -ieë- of -ië-:** In afleidingen, verbogen en vervoegde vormen van grondwoorden op -ie, schrijf -ieë- als de -ie in de verlengde vorm beklemtoond is, en -ië- als de -ie onbeklemtoond is [9](#page=9).
* Klemtoon op /ie/: categorieën, ceremonieën, fantasieën, knieën, theorieën [9](#page=9).
* Geen klemtoon op /ie/: bacteriën, ceremoniën, evangeliën, magiër, neuriën, neuriënd, oliën, poriën [9](#page=9).
De eind-i wordt gespeld als -ie- in verkleinvormen, vóór het achtervoegsel -ster, en in bepaalde werkwoordsvormen [9](#page=9).
* Verkleinvormen: bikini - bikinietje, kiwi - kiwietje, ski - skietje, taxi - taxietje [9](#page=9).
* Vóór -ster: ski - skiester [9](#page=9).
* Werkwoordsvormen: ski - hij skiet, skiede, heeft geskied; taxi - het vliegtuig taxiet, taxiede, heeft getaxied [9](#page=9).
#### 2.1.2 Gebruik van accenttekens
Accenttekens (accent aigu ´, accent grave `, accent circonflexe ˆ) worden gebruikt voor uitspraak of klemtoon, voornamelijk op de 'e' in woorden van Franse oorsprong, maar soms ook in Nederlandse woorden. Het accent aigu (´) kan ook als klemtoonteken dienen [9](#page=9).
**Hoofdregel voor Franse leenwoorden:** Schrijf uitspraaktekens alleen als ze nodig zijn voor de Nederlandse uitspraak. Het uitspraakteken blijft ook staan op het Franse voorzetsel 'à' [9](#page=9).
* Zonder uitspraakteken: assemblee, bohemien, condoleance, controle, dedain, depot, diner, hotel, invitee (vr.), matinee, prostituee (vr.), ragout [9](#page=9).
* Met uitspraakteken (é, è, ê): ampère, café, comité, crêpe, enquête, etagère, defilé, invité (m.), première, procedé, prostitué (m.), saté, scène, tête-à-tête [9](#page=9).
* Met uitspraakteken (à): twee à drie, à propos, à volonté [9](#page=9).
**Maar:** Behoud alle uitspraaktekens in woorden en woordgroepen die echt Frans aanvoelen. Facultatieve Franse accent circonflexe op een 'i' of 'u' wordt behouden [10](#page=10).
* é en à: belle époque, dégénéré (m.)/dégénérée (vr.), déjà vu, délégué (m.)/déléguée (vr.), spécialité [10](#page=10).
* î en û: boîte, coûte que coûte, crème brûlée, crème fraîche, croûte, flûte, fraîcheur, gîte, goûter, maître, maître d'hôtel, maîtresse, s'il vous plaît [10](#page=10).
**Hoofdletter met accent:** Behoud een uitspraakteken op een hoofdletter indien technisch mogelijk [10](#page=10).
* Voorbeelden: À propos, Paul Éluard [10](#page=10).
**Nederlandse woorden met accent:** Schrijf in een beperkt aantal Nederlandse woorden een uitspraakteken op de 'e' voor de juiste uitspraak [10](#page=10).
* ´ op de 'e' staat voor /ee/ (bv. hé) [10](#page=10).
* ` op de 'e' staat voor /è/ (bv. hè, bèta, blèren, blèten) [10](#page=10).
**Telwoord 'één':** Schrijf dit telwoord met accenttekens als het in een context ook als lidwoord gelezen kan worden en de accenten nodig zijn om verkeerde lezing te voorkomen [10](#page=10).
* Met uitspraaktekens: Hij heeft nog één rekening te betalen. Hij heeft zich aan meer dan één overtreding schuldig gemaakt [10](#page=10).
* Zonder uitspraaktekens: een en ander, eenentwintig, eengezinswoning, eenmaal, eenmeifeest, een of meer, een-op-eenrelatie, een van de beste films [10](#page=10).
**Klemtoonteken (´):** Gebruik dit op klinkerteken om een woord of woorddeel sterk te benadrukken. Schrijf klemtoontekens op de eerste twee letters bij klinkers/tweeklanken met twee of meer letters. Bij 'ij' vervalt het klemteken op de 'j' meestal [10](#page=10).
* Voorbeelden: dé oplossing, ‘Dóén’, úítdoen, áándoen, íjskoud, hágel [10](#page=10).
Gebruik het klemtoonteken op klinkerteken om een woord met de juiste klemtoon te lezen, indien nodig om verkeerde lezing te voorkomen [10](#page=10).
* Voorbeelden: méér adressen, vóór jou, vóór de verkiezingen [10](#page=10).
Schrijf geen klemtoonteken op een hoofdletter [10](#page=10).
* Voorbeeld: Iédereen is aanwezig [10](#page=10).
### 2.2 Medeklinkers
#### 2.2.1 Gelijkvormigheid in de spelling
Gelijkvormigheid betekent dat woorden en woorddelen zo veel mogelijk op dezelfde manier gespeld worden [11](#page=11).
**Hoofdregel 1:** Schrijf de stemloze medeklinkers /p/, /t/ en /ch/ aan het einde van een woord of lettergreep als 'b', 'd' en 'g' als deze bij verlenging stemhebbend worden (/b/, /d/, /g/). Dit geldt ook voor het einde van de stam van een werkwoord [11](#page=11).
* Einde van een woord: boord (zoals boorden), brug (zoals bruggen), krab (zoals krabben) [11](#page=11).
* Einde van een lettergreep: webadres (zoals webben), hardvochtig (zoals harde), aanwezigheid (zoals aanwezigen) [11](#page=11).
* Einde van de stam van een werkwoord: ik heb, je hebt (zoals hebben), ik lig, ze ligt (zoals liggen), ik verbrand, u verbrandt (zoals verbranden), getobd (zoals tobben), gezegd (zoals zeggen) [11](#page=11).
* Uitzonderingen: bijdehand - bijdehante, boud - boute (naast boude), Brabant - Brabander [11](#page=11).
**Maar:** Schrijf de stemloze medeklinkers /f/ en /s/ aan het einde van een woord of lettergreep altijd als 'f' en 's', ook als ze bij verlenging stemhebbend worden (/v/, /z/). Dit geldt ook voor het einde van de stam van een werkwoord. In letterwoorden, verkortingen en uitheemse woorden kan wel een 'v' of 'z' aan het einde voorkomen (pilav, sicav, jazz, quiz) [11](#page=11).
* Einde van een woord: raaf (niet raav, wel raven), roos (niet rooz, wel rozen) [11](#page=11).
* Einde van een lettergreep: werfbezoek (niet wervbezoek, wel werven), haasachtig (niet haazachtig, wel hazen) [11](#page=11).
* Einde van de stam van een werkwoord: stoofde, gestoofd (niet stoovde, gestoovd, wel stoven); verhuisde, verhuisd (niet verhuizde, verhuizd, wel verhuizen) [11](#page=11).
**Hoofdregel 2:** Behoud de dubbele medeklinker in samenstellingen en afleidingen als de eindmedeklinker van het linkerdeel dezelfde is als de beginmedeklinker van het rechterdeel. Dit geldt ook bij samenstellingen met een tussenletter [12](#page=12).
* Samenstellingen: geweld•daad, net•tarief, pols•stok; herders•stok, liefdes•scène, wespen•nest [12](#page=12).
* Afleidingen met voorvoegsel: her•rijzen, on•nodig, ont•trekken, ver•regenen [12](#page=12).
* Afleidingen met achtervoegsel: adel•lijk, doel•loos, groot•te, onmiddel•lijk, schaats•ster [12](#page=12).
**Maar:** Laat in bijvoeglijke naamwoorden het achtervoegsel -s of de uitgang -s weg als het grondwoord eindigt op een 's' of een medeklinker die als sisklank wordt uitgesproken (/s/, /z/, /sj/, /zj/). Hetzelfde geldt voor de -s in de overtreffende trap (-st) [12](#page=12) [1](#page=1).
* Afleidingen met -s: een Parijs café [12](#page=12).
* Combinatie 's' met iets, niets, wat, veel, weinig: iets vies, niets Belgisch [12](#page=12).
* Overtreffende trap: het orthodoxt, het wijst [12](#page=12).
* Verbogen vormen: Parijse cafés, de orthodoxte houding, het wijste kind; de Merksplasse man [12](#page=12).
**Maar:** Laat in zelfstandige naamwoorden de meervouds-s weg als het grondwoord eindigt op een niet-uitgesproken 's' [12](#page=12) [2](#page=2).
* Voorbeelden: sommige Dubois, de chassis, enkele compromis (naast compromissen), twee tournedos [12](#page=12).
**Maar:** Laat in zelfstandige naamwoorden de bezits-s weg en schrijf een apostrof als het grondwoord op een 's' of in uitspraak op een sisklank eindigt [12](#page=12) [3](#page=3).
* Woord eindigt op 's': Els’ voorstel, Jacques’ baard, Louis’ hond, Wannes’ lied [12](#page=12).
* Woord eindigt in uitspraak op /s/, /z/, /sj/ of /zj/: Felix’ zoon, Flash’ ruimteschip, Iljitsj’ noodlottige einde, Inez’ kind, Joyce’ boeken, Mulisch’ boek, Peruzovic’ elftal [12](#page=12).
**Hoofdregel 3:** Voeg bij werkwoorden waarvan de stam op een -d of -t eindigt, de uitgangen toe zoals bij andere werkwoorden [12](#page=12).
* Tegenwoordige tijd: jij vindt, vind jij, u vindt, vindt u, hij vindt, vindt zij [12](#page=12).
* Onvoltooid verleden tijd: ik beland•de, ze ontbloot•te, wij verwacht•ten, zij praat•ten [12](#page=12).
**Maar:** Schrijf aan het einde van werkwoordsvormen niet twee keer hetzelfde medeklinkerteken (-dd of -tt), ook als de regel van gelijkvormigheid een dubbele medeklinker zou vereisen [12](#page=12).
* Stam op -t: hij laat (niet hij laatt); ze heeft begroot (niet ze heeft begroott) [12](#page=12).
* Stam op -d: gebrand (niet gebrandd) [12](#page=12).
#### 2.2.2 Enkele of dubbele medeklinker
Deze regels zijn van toepassing op ongelede woorden en woorddelen, afleidingen, en verbogen en vervoegde vormen [13](#page=13).
**Hoofdregel 1:** Schrijf een medeklinker met een dubbel teken na een korte klinker als er op die medeklinker nog een klinker volgt. Dit geldt voor de medeklinkers b, c (/k/), d, f, g, k, l, m, n, p, r, s, t, v en z na de korte klinkers /a/, /e/, /i/, /o/, /u/. In leenwoorden wordt een medeklinker niet altijd verdubbeld (bv. ananas, mocassin, omelet) [13](#page=13).
* Voorbeelden: akkoord, alleen, Arnhemmer, ballon, Berchemmenaar, betonneren, biggen, blokkeer, gerenommeerd, Hilversummer, kennissen, kokkin, libellen, notarissen, petten, plakkaat, poppen, quizzen, remmen, spionnen, stellage, virussen, vonnissen, wanneer, webben [13](#page=13).
* Verbogen vormen bijvoeglijke naamwoorden: de secce wijn, de smalle straat, de bezette stad, de gestutte muur, de verbrodde sfeer [13](#page=13).
* Vervoegde vormen: wij aerobiccen, zij batikken, jullie stutten, zij verbrodden, ze quizzen [13](#page=13).
* Bijzonder geval: chic, een chic pak, chique pakken, een chiquer pak, het chicste pak [13](#page=13).
**Maar:** Schrijf de medeklinker met een enkel teken in de combinaties el, em, en, er, es, et, ig, ik, il, it, als deze worden uitgesproken met een toonloze /ə/ of verzwakte /i/, én er op die combinatie nog een klinker volgt. Hetzelfde geldt voor afleidingen van plaatsnamen met twee lettergrepen die eindigen op -um [13](#page=13) [1](#page=1).
* el: afwisseling, kandelaar, ongelukkig, ordelijk, schakelen, stedeling, vondeling [13](#page=13).
* em: ademen, bliksemen, Hattemer, verademing [13](#page=13).
* en: kluizenaar, rekenen, volwassene [13](#page=13).
* er: baggeraar, verbeteren, vermindering, wapperen [13](#page=13).
* es: dreumesen, hannesen [13](#page=13).
* et: lemmeten, marketen, gemarkete [13](#page=13).
* ig: bezigen, dertiger, koppige [13](#page=13).
* ik: dommeriken, frunniken, leeuweriken [13](#page=13).
* il: stencilen [13](#page=13).
* it: auditen, geaudite, kieviten (van kievit, naast kievieten van kieviet) [13](#page=13).
* um: Bussumer, Rottumer [13](#page=13).
**Maar:** Schrijf de eindmedeklinker van het grondwoord altijd met een enkel teken in afleidingen met de achtervoegsels -aard en -achtig [13](#page=13) [2](#page=2).
* Voorbeelden: lafaard, katachtig [13](#page=13).
**Hoofdregel 2:** Schrijf een medeklinker met een enkel teken na een lange klinker die in een open lettergreep staat. Het is niet altijd duidelijk te horen of de klinker lang is, met name bij leenwoorden [13](#page=13).
* Voorbeelden: advi•seren, bajo•net, ba•len, du•pe, gela•den, kle•den, la•den, lo•nen, mayo•naise, miljo•nair, re•den, spio•nage en spio•neren (naast spionnen), statio•neren (naast stationnetje), sto•ten, wij ko•ken, zij vergro•ten [13](#page=13).
* Verbogen vormen bijvoeglijke naamwoorden: de bre•de straat, de die•pe kloof, de gekle•de man, de vergro•te foto [13](#page=13).
---
# Werkwoordspelling en zelfstandige naamwoorden
Dit onderdeel behandelt de vervoeging van werkwoorden in verschillende tijden en vormen, en de spelling van zelfstandige naamwoorden, inclusief bezitsvormen, meervouden en verkleinwoorden.
### 3.1 Werkwoordspelling
De vervoeging van werkwoorden is gebaseerd op de stam, die wordt verkregen door de infinitief te nemen en de uitgang -en (of soms -n) weg te laten. Bij het schrijven van de stam worden regels voor enkele/dubbele klinkers en medeklinkers toegepast [14](#page=14).
#### 3.1.1 Stam en tegenwoordige tijd
* **Eerste persoon enkelvoud:** Gebruik de stam. Als de infinitief eindigt op -ven of -zen, wordt de uitgang -f of -s geschreven in plaats van -v of -z. Bij de werkwoorden glijden, houden, rijden en snijden kan de -d in de eerste persoon enkelvoud weggelaten worden [14](#page=14).
* Voorbeelden: `ik antwoord`, `ik douch`, `ik droom`, `ik houd/hou`, `ik kom`, `ik mep`, `ik poets`, `ik schrob`, `ik snijd/snij`, `ik straf`, `ik verhuis`, `ik vind`, `ik wandel`, `ik word`, `ik zeef` [14](#page=14).
* Bij `doen`, `gaan`, `zien` valt -n weg: `ik doe`, `ik ga`, `ik zie` [14](#page=14).
* Bijzonder geval: `zijn - ik ben` [14](#page=14).
* **Tweede en derde persoon enkelvoud:** Gebruik de stam + t. Voeg geen extra -t toe als de stam al op een -t eindigt [14](#page=14).
* Voorbeelden: `jij antwoordt`, `hij schrobt`, `hij skiet` (niet skit), `dat verkleurt`, `hij wordt` [14](#page=14).
* Bijzondere gevallen: `hebben - jij hebt`, `kunnen - jij kunt/kan`, `mogen - jij mag`, `willen - jij wilt/wil`, `zijn - jij bent`, `zullen - jij zult/zal` [14](#page=14).
* **Inversie (vraagzinnen of zinsdelen voor het onderwerp):** Schrijf geen -t als het werkwoord vóór het onderwerp `je` of `jij` staat. Dit geldt alleen als `je` of `jij` daadwerkelijk het onderwerp is [15](#page=15).
* Voorbeelden zonder -t: `Antwoord jij?`, `Waarom antwoord je niet?`, `Hark jij veel?` [15](#page=15).
* Voorbeelden met -t (wanneer `je` of `jij` niet het onderwerp is): `Harkt je zoon vaak?`, `Waarom vindt je dochter dat niet leuk?` [15](#page=15).
* **Eerste, tweede en derde persoon meervoud:** Gebruik de stam + en (of n). Dit is dezelfde vorm als de infinitief [15](#page=15).
* Voorbeelden: `wij antwoorden`, `wij doen`, `jullie dweilen`, `we harken`, `zij worden`, `ze zien` [15](#page=15).
#### 3.1.2 Verleden tijd
Er is een onderscheid tussen regelmatige en onregelmatige werkwoorden [15](#page=15).
* **Regelmatige werkwoorden:** De stam blijft gelijk aan die van de tegenwoordige tijd [15](#page=15).
* Voeg **-te(n)** toe aan de stam als deze eindigt op een van de stemloze medeklinkers van 't kofschip (/t/, /k/, /f/, /s/, /ch/, /p/) of de stemloze medeklinker /sj/ [15](#page=15).
* Voorbeelden: `ik blafte`, `ik harkte`, `jij kaartte`, `hij poetste`, `wij trapten` [15](#page=15).
* Voeg **-de(n)** toe in alle andere gevallen [15](#page=15).
* Voorbeelden: `ik antwoordde`, `jij dweilde`, `hij gromde`, `hij schrobde`, `zij verhuisden` [15](#page=15).
* **Onregelmatige werkwoorden:** Klinkers en soms medeklinkers veranderen, waardoor een aparte verledentijdsstam ontstaat. Er zijn geen sluitende regels voor de vorm van deze stam [15](#page=15).
* **Enkelvoud:** Gebruik de verledentijdsstam [15](#page=15).
* Voorbeelden: `ik bad`, `ik dacht`, `jij kocht`, `u kwam`, `hij sprak`, `hij zweeg` [15](#page=15).
* **Meervoud:** Voeg -en toe aan de verledentijdsstam [15](#page=15).
* Voorbeelden: `wij dachten`, `jullie kochten`, `zij zwegen` [15](#page=15).
* Bij onregelmatige werkwoorden met een lange /aa/ in de meervoudsvorm: `wij baden`, `jullie kwamen`, `zij spraken` [15](#page=15).
* Bij de minder gebruikte vormen `ge` en `gij`: voeg -t toe aan de verledentijdsstam [15](#page=15).
* Voorbeelden: `gij liept`, `ge vondt` [15](#page=15).
#### 3.1.3 Voltooid deelwoord
Net als bij de verleden tijd is er een onderscheid tussen regelmatige en onregelmatige werkwoorden [16](#page=16).
* **Regelmatige werkwoorden:**
* Voeg **-t** toe aan de stam als de verleden tijd eindigt op -te(n) [16](#page=16).
* Voorbeelden: `ik heb geharkt` (zoals `harkte`), `hij heeft vergroot` (zoals `vergootte`) [16](#page=16).
* Voeg **-d** toe aan de stam als de verleden tijd eindigt op -de(n) [16](#page=16).
* Voorbeelden: `ik heb gedweild` (zoals `dweilde`), `dat is gebeurd` (zoals `gebeurde`), `ik heb geolied` (zoals `oliede`) [16](#page=16).
* Voeg geen extra -t of -d toe als de stam al op een -t of -d eindigt [16](#page=16).
* **Onregelmatige werkwoorden:** Hebben vaak dezelfde klinker- en medeklinkerwisselingen als de verledentijdsstam, maar eindigen vaak op -en. Er zijn geen sluitende regels voor de vorm van deze voltooid deelwoorden [16](#page=16).
* Voorbeeld: `gezocht`, `gelopen`, `gevonden` [16](#page=16).
* **Verbuiging als bijvoeglijk naamwoord:** Een voltooid deelwoord dat bijvoeglijk wordt gebruikt, wordt verbogen zoals een bijvoeglijk naamwoord. Voeg de uitgang -e toe en pas regels voor enkele/dubbele klinkers/medeklinkers toe [16](#page=16).
* Voorbeelden: `de bezette stad`, `de gedweilde vloer`, `de verbrede straat`, `de gezeefde bloem`, `de verhuisde inboedel` [16](#page=16).
#### 3.1.4 Gebiedende wijs
Dit is een werkwoordsvorm om een gebod of bevel uit te drukken, waarbij het onderwerp ontbreekt en het werkwoord op de eerste plaats staat [16](#page=16).
* **Standaard vorm:** Gebruik de vorm van de eerste persoon enkelvoud in de tegenwoordige tijd [16](#page=16).
* Bij `glijden`, `houden`, `rijden`, `snijden` kan de -d weggelaten worden [16](#page=16).
* De gebiedende wijs van `zijn` is `wees` [16](#page=16).
* De gebiedende wijs met -t komt alleen nog voor in vaste verbindingen, zoals `bezint eer ge begint` [16](#page=16).
* Voorbeelden: `Duid aan`, `Ga naar huis`, `Houd/hou je aan de regels`, `Meld u aan`, `Wees voorzichtig` [16](#page=16).
* **Met onderwerp `jij` of `u` uitgedrukt:** Gebruik de vorm van de tegenwoordige tijd die bij het onderwerp hoort [17](#page=17).
* Voorbeelden: `Begeeft u zich naar de balie`, `Ga jij maar naar huis`, `Houdt u zich maar aan de regels`, `Meldt u zich aan` [17](#page=17).
#### 3.1.5 Engelse werkwoorden
Engelse werkwoorden worden in het Nederlands vervoegd volgens specifieke regels [17](#page=17).
* **Stam:** De stam van een Engels werkwoord is gelijk aan de infinitief zonder `to`. Behoud de -e als de Engelse stam op -e eindigt [17](#page=17).
* Voorbeelden: `cruise`, `delete`, `fax`, `lease`, `save` [17](#page=17).
* **Uitzonderingen voor de stam:**
* Schrijf een enkele medeklinker als de Engelse stam eindigt op een dubbele medeklinker [17](#page=17).
* Voorbeeld: `gril` (Engels `grill`) [17](#page=17).
* Behoud de dubbele medeklinker als de voorafgaande klinker op zijn Engels wordt uitgesproken [17](#page=17).
* Voorbeeld: `baseball` [17](#page=17).
* Verdubbel de o en verwijder de eind-e als de Engelse stam in de laatste uitgesproken lettergreep een lange /oo/ heeft [17](#page=17).
* Voorbeelden: `promoot` (Engels `promote`), `quoot` (Engels `quote`) [17](#page=17).
* Schrijf -el als de Engelse stam eindigt op -le [17](#page=17).
* Voorbeelden: `googel` (Engels `google`), `scrabbel` (Engels `scrabble`) [17](#page=17).
* **Vervoeging:** Vervoeg Engelse werkwoorden zoals regelmatige Nederlandse werkwoorden [17](#page=17).
* Voorbeelden: `ik barbecue`, `jij barbecuet`, `hij barbecuede`, `zij hebben gebarbecued` [17](#page=17).
* **Verleden tijd en voltooid deelwoord met -t of -d:** Als de eindmedeklinker van de stam zowel stemloos als stemhebbend kan worden uitgesproken, zijn zowel de vorm met -t als met -d correct [17](#page=17).
* Voorbeelden: `bridgen - wij bridgeten/bridgeden`, `golfen - wij golften/golfden`, `leasen - wij leaseten/leaseden` [17](#page=17).
### 3.2 Zelfstandige naamwoorden
Dit deel behandelt de spelling van bezitsvormen, meervouden en verkleinwoorden [18](#page=18).
#### 3.2.1 Spelling van bezitsvormen
* **Hoofdregel:** Schrijf de bezits-s aan het grondwoord vast. Dit geldt voor woorden die eindigen op een medeklinker, een toonloze /e/, een combinatie van klinkertekens, of é [18](#page=18).
* Voorbeelden: `Joliens tas`, `Rogers fiets`, `Belgiës troeven`, `Disneys meesterwerk`, `Hergés strips` [18](#page=18).
* **Uitzondering 1:** Laat de bezits-s weg en schrijf een apostrof als het grondwoord op een s eindigt of in de uitspraak op een sisklank (/s/, /z/, /sj/, /zj/) [18](#page=18).
* Voorbeelden: `Els’ voorstel`, `Jacques’ baard`, `Wannes’ lied`, `Felix’ zoon`, `Mulisch’ boek` [18](#page=18).
* **Uitzondering 2:** Schrijf een apostrof vóór de bezits-s als de combinatie zonder apostrof tot een verkeerde uitspraak zou leiden. Dit geldt voor woorden die eindigen op een lange klinker die met één teken wordt geschreven (a, e, i, o, u, y) [18](#page=18).
* Voorbeelden: `Ali’s dapperheid`, `baby’s nieuwe kleertjes`, `Chloë’s kudde`, `Yoko’s stem` [18](#page=18).
* **Uitzondering 3:** Schrijf een apostrof vóór de bezits-s bij initiaalwoorden, combinaties met losse cijfers, letters of bijzondere tekens, en bij letterwoorden die met hoofdletters worden geschreven [18](#page=18).
* Voorbeelden: `KLM’s vluchtschema`, `K3’s optreden`, `ABBA’s succes` [18](#page=18).
* **Combinaties met `iets`, `niets`, `wat`, `veel`, `weinig`, `wat voor`:** De bovenstaande regels gelden ook hier, tenzij het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een s of een sisklank [18](#page=18).
* Voorbeelden: `iets goeds`, `niets extra’s`, `iets cosy’s`, maar `iets vies`, `niets Belgisch` [18](#page=18).
#### 3.2.2 Spelling van meervouden
* **Hoofdregel:** Schrijf de meervoudsuitgang aan het grondwoord vast. Pas regels toe voor enkele/dubbele klinker en medeklinker [19](#page=19).
* Voorbeelden: `ayatollahs`, `clubs`, `handen`, `sokken`, `bonsais`, `cowboys`, `logees`, `cafés` [19](#page=19).
* **Uitzondering 1:** Schrijf een apostrof vóór de meervoudsuitgang -s als de combinatie zonder apostrof tot een verkeerde uitspraak zou leiden. Dit geldt voor woorden die eindigen op een lange klinker die met één teken wordt geschreven (a, e, i, o, u, y) [19](#page=19).
* Voorbeelden: `aloë’s`, `accu’s`, `auto’s`, `duo’s`, `taxi’s`, `ufo’s` [19](#page=19).
* **Uitzondering 2:** Laat de meervouds-s weg bij een grondwoord dat eindigt op een niet-uitgesproken s [19](#page=19).
* Voorbeelden: `enkele compromis` (naast `compromissen`), `twee tournedos` [19](#page=19).
* **Uitzondering 3:** Schrijf een apostrof vóór de meervoudsuitgang van een initiaalwoord, cijfer, losse letter, bijzonder teken, combinatie ervan, of letterwoord met hoofdletters [19](#page=19).
* Voorbeelden: `CEO’s`, `gsm’s`, `pc’s`, `sms’en`, `10’en`, `a’s`, `&’s`, `A4’s`, `FAQ’s` [19](#page=19).
* **Woorden op -ie:**
* Schrijf **-ieën** in het meervoud als de -ie beklemtoond is [19](#page=19).
* Voorbeelden: `categorieën`, `theorieën` [19](#page=19).
* Schrijf **-iën** als de -ie onbeklemtoond is [19](#page=19).
* Voorbeelden: `bacteriën`, `oliën` [19](#page=19).
* **Woorden zoals `alle`, `beide`, `degene`, etc.:** Schrijf een meervouds-n als ze naar personen verwijzen én zelfstandig worden gebruikt [19](#page=19).
* Voorbeeld met -n: `De boeren gingen beiden naar de markt.` [19](#page=19).
* Voorbeeld zonder -n: `Beide boeren gingen naar de markt.` [19](#page=19).
#### 3.2.3 Spelling van verkleinwoorden
* **Uitgangspunten:** Ga uit van het grondwoord. Een grondwoord met een vormvariant heeft meestal twee verkleinwoorden [20](#page=20).
* Voorbeelden: `kat - katje`, `chocola(de) - chocolaatje`, `envelop(pe) - envelopje en enveloppetje` [20](#page=20).
* **Hoofdregel:** Schrijf het achtervoegsel aan het grondwoord vast. Dit geldt ook voor de meeste Franse leenwoorden [20](#page=20).
* Voorbeelden: `dalletje`, `bonnetje`, `glaasje`, `scheepje`, `webcammetje` [20](#page=20).
* **Weglaten van -g:** Laat bij verkleinwoorden met -kje de -g van het grondwoord weg [20](#page=20).
* Voorbeelden: `ketting - kettinkje`, `koning - koninkje` [20](#page=20).
* **Weglaten van -j:** Laat bij verkleinwoorden van woorden die eindigen op -sj of -tsj de -j van het grondwoord weg [20](#page=20).
* Voorbeelden: `derwisj - derwisje`, `fetisj - fetisje` [20](#page=20).
* **Vernederlandsing van Franse grondwoorden:** Vernederlands het verkleinwoord van Franse grondwoorden op -ade, -ave, -ffe, -ine, -ppe, -tte, -ule, -ure, -ute als de eind-e in het verkleinwoord niet wordt uitgesproken [20](#page=20).
* Voorbeelden: `karbonade - karbonaadje` (naast `karbonadetje`), `enclave - enclaafje` (naast `enclavetje`) [20](#page=20).
* **Achtervoegsel -je bij Franse grondwoorden op -t of -d:** Voeg -je toe als het Franse grondwoord eindigt op een (al dan niet uitgesproken) t of d [20](#page=20).
* Voorbeelden: `biscuit - biscuitje`, `boulevard - boulevardje`, `chalet - chaletje` [20](#page=20).
* **Dubbele klinkers bij -tje:** Schrijf het klinkerteken dubbel in verkleinwoorden op -tje als het grondwoord eindigt op een lange klinker die met één teken wordt geschreven (a, e, i, o, u). De é verliest het accent en de i wordt ie [21](#page=21).
* Voorbeelden: `aloë - aloëetje`, `auto - autootje`, `café - cafeetje`, `radio - radiootje`, `taxi - taxietje` [21](#page=21).
* **Apostrof bij bepaalde eindes:** Gebruik een apostrof in het verkleinwoord als het grondwoord eindigt op een -y na een medeklinker, of op een -u die als /oe/ wordt uitgesproken [21](#page=21).
* Voorbeelden: `baby - baby’tje`, `tiramisu - tiramisu’tje` [21](#page=21).
* **Apostrof bij initiaalwoorden, cijfers, letters, etc.:** Gebruik een apostrof in het verkleinwoord van een initiaalwoord, cijfer, losse letter, bijzonder teken, combinatie ervan, of letterwoord/verkorting met hoofdletters [21](#page=21).
* Voorbeelden: `CEO’tje`, `gsm’etje`, `pc’tje`, `3’tje`, `a’tje`, `A4’tje`, `FAQ’jes`, `Benelux’je` [21](#page=21).
---
# Gebruik van hoofdletters en tussenletters
Dit gedeelte van de studiegids behandelt de uitgebreide regels voor het gebruik van hoofdletters en de toepassing van tussenletters zoals -e-, -en- en -s- in Nederlandse samenstellingen en afleidingen [22](#page=22).
### 4.1 Hoofdletters
#### 4.1.1 Algemene regels voor hoofdletters
Hoofdletters worden voornamelijk gebruikt om het begin van een zin te markeren en om eigennamen te onderscheiden van soortnamen [23](#page=23).
* **Hoofdregel 1:** Het eerste woord van een zin wordt met een hoofdletter geschreven [23](#page=23).
* Voorbeeld: *Mijn gsm is gestolen.* [23](#page=23).
* **Uitzondering 1:** Als een zin begint met een woord dat met een apostrof is, krijgt het tweede woord een hoofdletter [23](#page=23).
* Voorbeeld: *'k Begrijp er niets van.* [23](#page=23).
* **Uitzondering 2:** Een zin die begint met een cijfer of symbool krijgt geen hoofdletter bij het eerste woord [23](#page=23).
* Voorbeeld: *67 personen werden geëvacueerd.* [23](#page=23).
* **Hoofdregel 2:** Eigennamen worden met een hoofdletter geschreven, soortnamen met een kleine letter [23](#page=23).
* Een eigennaam is de officiële naam van iets unieks (persoon, plaats, instelling, merk, gebeurtenis) [23](#page=23).
* Een soortnaam verwijst naar een categorie of soort [23](#page=23).
* Voorbeeld eigennaam: *Hugo Claus*, *Amsterdam*, *Coca-Cola* [23](#page=23).
* Voorbeeld soortnaam: *een dichter*, *een hond*, *een tafel* [23](#page=23).
#### 4.1.2 Specifieke gevallen van hoofdlettergebruik
##### 4.1.2.1 Persoonsnamen
* Voor- en familienamen, evenals initialen, krijgen een hoofdletter. Dit geldt ook voor bezitsvormen, verkleinwoorden en meervouden van persoonsnamen [23](#page=23).
* Voorbeeld: *Matilda’s boek*, *Frankje*, *de Carmiggelts* [23](#page=23).
* In Belgische familienamen worden losse voorzetsels en lidwoorden gespeld zoals in officiële documenten [23](#page=23).
* Voorbeeld: *mevrouw Van den Bossche* [23](#page=23).
* In Nederlandse familienamen worden losse voorzetsels en lidwoorden klein geschreven als er een voornaam, initiaal of andere familienaam aan voorafgaat [23](#page=23).
* Voorbeeld met hoofdletter: *mevrouw Van den Bos* [23](#page=23).
* Voorbeeld met kleine letter: *Anna van den Bos* [23](#page=23).
* Personificaties van abstracte begrippen krijgen een hoofdletter [23](#page=23).
* Voorbeeld: *Jan Modaal*, *Koning Winter* [23](#page=23).
* Een persoonsnaam wordt klein geschreven als deze naar een eigenschap van personen verwijst (soortnaam) [23](#page=23).
* Voorbeeld: *een nieuwsgierig aagje*, *een adonis* [23](#page=23).
* Een persoonsnaam wordt klein geschreven als deze een zaak of begrip benoemt (soortnaam) [23](#page=23).
* Voorbeeld: *alzheimer*, *een diesel* [23](#page=23).
* **MAAR:** Een hoofdletter blijft behouden als de persoonsnaam een zaak aanduidt die een artistiek of ambachtelijk product is van de betreffende persoon [24](#page=24).
* Voorbeeld: *een Chanel*, *een Rembrandt* [24](#page=24).
* Samenstellingen met een persoonsnaam krijgen een hoofdletter als de naam nog rechtstreeks naar de persoon verwijst [24](#page=24).
* Voorbeeld: *Elvisplaat*, *Rembrandtjaar* [24](#page=24).
* Samenstellingen met een persoonsnaam worden klein geschreven als de naam niet meer rechtstreeks naar de persoon verwijst (soortnaam) [24](#page=24).
* Voorbeeld: *argusogen*, *een elviskuif* [24](#page=24).
* Samenstellingen met de naam van een uitvinder, ontdekker of wetenschapper worden klein geschreven, tenzij de naam expliciet naar de persoon verwijst [24](#page=24).
* Voorbeeld soortnaam: *alzheimerpatiënt*, *dieselmotor* [24](#page=24).
* Voorbeeld eigennaam: *ziekte van Alzheimer*, *syndroom van Down* [24](#page=24).
* Afleidingen van een persoonsnaam worden klein geschreven [24](#page=24).
* Voorbeeld: *dantesk*, *freudiaans* [24](#page=24).
* **MAAR:** Een hoofdletter wordt behouden in afleidingen met het achtervoegsel -achtig als de persoonsnaam nog rechtstreeks naar de persoon zelf verwijst [24](#page=24).
* Voorbeeld: *Dimitri Verhulstachtig* [24](#page=24).
##### 4.1.2.2 Aanspreekvormen, functiebenamingen en titulatuur
* Aanspreekvormen, functiebenamingen en titulatuur worden klein geschreven; het zijn soortnamen [24](#page=24).
* Voorbeeld: *bisschop*, *mevrouw Anna Van den Bossche*, *minister-president* [24](#page=24).
* De voornaamwoorden *u* en *uw* worden klein geschreven [24](#page=24).
* Voorbeeld: *Ik bezorg u het verslag.* [24](#page=24).
* Een of meer hoofdletters worden gebruikt bij bijzonder respect of protocollaire formules [25](#page=25).
* Voorbeeld: *Heilige Vader*, *Uwe Majesteit* [25](#page=25).
##### 4.1.2.3 Heilige namen en begrippen
* Namen van heilige personen of heilige begrippen krijgen een hoofdletter [25](#page=25).
* Voorbeeld: *Allah*, *Boeddha*, *God*, *Sint-Jakob* [25](#page=25).
* **MAAR:** Het woord *god* wordt klein geschreven als het niet naar het hoogste wezen van een godsdienst verwijst (soortnaam) [25](#page=25).
* Voorbeeld: *Ze vereert die zangers als goden.* [25](#page=25).
* Samenstellingen met namen van heilige personen of begrippen krijgen een hoofdletter als ze nog naar de heilige persoon of het heilige begrip verwijzen [25](#page=25).
* Voorbeeld: *een Boeddhabeeld*, *Onze-Lieve-Vrouwekerk* [25](#page=25).
* Samenstellingen met namen van heilige personen of begrippen worden klein geschreven als ze niet meer rechtstreeks verwijzen (soortnamen) [25](#page=25).
* Voorbeeld: *boeddhahouding*, *een christusfiguur* [25](#page=25).
* Afleidingen van namen van heilige personen of begrippen worden klein geschreven [25](#page=25).
* Voorbeeld: *boeddhist*, *goddelijk* [25](#page=25).
* Namen van godsdienstige praktijken en voorwerpen worden klein geschreven (soortnamen) [25](#page=25).
* Voorbeeld: *de bar mitswa*, *een crucifix* [25](#page=25).
* Namen van (delen van) heilige boeken krijgen een hoofdletter als de tekst bedoeld wordt [25](#page=25).
* Voorbeeld: *de Bijbel*, *Genesis*, *de Koran* [25](#page=25).
* Namen van heilige boeken worden klein geschreven als een exemplaar van het boek bedoeld wordt (soortnaam) [26](#page=26).
* Voorbeeld: *een mooi uitgegeven bijbel* [26](#page=26).
##### 4.1.2.4 Aardrijkskundige namen
* Namen van plaatsen, rivieren, streken, bergen, landen, woestijnen, hemellichamen en sterrenbeelden worden met hoofdletters geschreven [26](#page=26).
* Voorbeeld: *Amsterdam*, *de Dijle*, *Nederland*, *de Sahara* [26](#page=26).
* **MAAR:** Aardrijkskundige namen worden klein geschreven als ze een zaak, product, dier- of plantensoort, persoon met een specifieke eigenschap of ander begrip benoemen (soortnamen) [26](#page=26).
* Voorbeeld: *een bordeaux*, *champagne*, *een chihuahua*, *een sneetje gouda* [26](#page=26).
* Namen van windstreken worden klein geschreven [26](#page=26).
* Voorbeeld: *het noorden van Italië*, *de zon komt op in het oosten* [26](#page=26).
* **MAAR:** Namen van windstreken krijgen een hoofdletter als ze verwijzen naar een geografisch, economisch of politiek gebied [26](#page=26).
* Voorbeeld: *de verhoudingen tussen Noord en Zuid*, *het Nabije Oosten* [26](#page=26).
* Namen van windstreken en vergelijkbare specificerende aanduidingen krijgen een hoofdletter als ze deel uitmaken van een aardrijkskundige naam [27](#page=27).
* Voorbeeld: *Zuid-Afrika*, *Noordoost-Vlaanderen* [27](#page=27).
##### 4.1.2.5 Namen van talen en dialecten
* De naam van een taal, dialect of andere taalvariëteit krijgt een hoofdletter [27](#page=27).
* Voorbeeld: *het Arabisch*, *het Belgisch-Nederlands* [27](#page=27).
* Aanduidingen die een negatieve waardering uitdrukken worden klein geschreven [27](#page=27).
* Voorbeeld: *keukenfrans*, *koeterwaals* [27](#page=27).
* Zelfstandige naamwoorden en werkwoorden afgeleid van taalnamen worden klein geschreven [27](#page=27).
* Voorbeeld: *arabistiek*, *verfransing* [27](#page=27).
* Elementen als *hoog, laat, middel, nieuw, oud, plat, standaard, vroeg* krijgen een hoofdletter in de naam van een taal of dialect [27](#page=27).
* Voorbeeld: *het Hoogduits*, *het Nieuwgrieks* [27](#page=27).
* **MAAR:** Elementen als *laat, oud, vroeg* worden klein geschreven als het geheel naar een situering in de tijd verwijst [27](#page=27).
* Voorbeeld: *laat-Romeinse keizers* [27](#page=27).
* Elementen als *antiek, hedendaags, klassiek, modern* worden klein geschreven in woordgroepen met een taalnaam [27](#page=27).
* Voorbeeld: *hedendaags Nederlands* [27](#page=27).
##### 4.1.2.6 Namen van volkeren, etnische en religieuze groepen
* De naam van een specifiek volk of een lid daarvan krijgt een hoofdletter [27](#page=27).
* Voorbeeld: *een Inuit*, *de Zweden* [27](#page=27).
* **MAAR:** De naam van een specifiek volk of een lid daarvan wordt klein geschreven als deze niet meer rechtstreeks naar het volk verwijst (soortnaam) [27](#page=27).
* Voorbeeld: *een bourgondiër*, *een griek* [27](#page=27).
* Spotnamen en bijnamen voor leden van volkeren worden klein geschreven (soortnamen) [27](#page=27).
* Voorbeeld: *aussie*, *jap* [27](#page=27).
* Overkoepelende namen voor leden van etnische groepen worden klein geschreven (soortnamen) [27](#page=27).
* Voorbeeld: *een blanke*, *een creoolse* [27](#page=27).
* Namen van aanhangers van een religieuze stroming worden klein geschreven (soortnamen) [28](#page=28).
* Voorbeeld: *een christen*, *een moslim* [28](#page=28).
* Woorden die zowel naar een lid van een volk als naar een aanhanger van een religieuze stroming kunnen verwijzen, worden met een hoofdletter of kleine letter geschreven, afhankelijk van de betekenis [28](#page=28) [30](#page=30).
* Voorbeeld hoofdletter (volk): *de gesprekken tussen Joden en Palestijnen* [28](#page=28) [30](#page=30).
* Voorbeeld kleine letter (religie): *de dialoog tussen christenen en joden* [28](#page=28) [30](#page=30).
##### 4.1.2.7 Namen van artistieke, culturele, maatschappelijke en religieuze stromingen
* Namen van artistieke, culturele, maatschappelijke en religieuze stromingen worden klein geschreven (soortnamen) [28](#page=28).
* Voorbeeld: *antiglobalisme*, *barok*, *islam* [28](#page=28).
* **MAAR:** Als een woord voor een stroming ook een stijlperiode aanduidt, kan het in wetenschappelijke literatuur een hoofdletter krijgen [28](#page=28).
* Namen van aanhangers van deze stromingen worden klein geschreven (soortnamen) [28](#page=28).
* Voorbeeld: *calvinist*, *dadaïst* [28](#page=28).
* Eigennamen van kunstenaarscollectieven krijgen hoofdletters [28](#page=28).
* Voorbeeld: *Bauhaus*, *de Tachtigers* [28](#page=28).
##### 4.1.2.8 Namen van dagen, feestdagen, periodes en historische gebeurtenissen
* Woorden voor tijdindeling (dagdelen, dagen, maanden, seizoenen) worden klein geschreven (soortnamen) [28](#page=28).
* Voorbeeld: *januari*, *lente*, *maandag* [28](#page=28).
* Officiële namen van feestdagen en bijzondere dagen krijgen een hoofdletter; niet-officiële of informele namen klein [29](#page=29).
* Voorbeeld hoofdletter: *Kerstmis*, *Nieuwjaar* [29](#page=29).
* Voorbeeld kleine letter: *kerst*, *paaszondag* [29](#page=29).
* Samenstellingen met namen van feestdagen worden klein geschreven [29](#page=29).
* Voorbeeld: *kerstboom*, *moederdagcadeau* [29](#page=29).
* Namen van historische, geologische en andere periodes worden klein geschreven [29](#page=29).
* Voorbeeld: *het computertijdperk*, *de middeleeuwen* [29](#page=29).
* Namen van jaarlijks terugkerende religieuze periodes worden klein geschreven [29](#page=29).
* Voorbeeld: *advent*, *ramadan* [29](#page=29).
* Namen van historische gebeurtenissen krijgen hoofdletters als ze als uniek worden beschouwd (eigennamen) [29](#page=29).
* Voorbeeld: *de Guldensporenslag*, *de Tweede Wereldoorlog* [29](#page=29).
##### 4.1.2.9 Namen van instanties, bedrijven, organisaties, gebouwen en merken
* Namen van instanties, bedrijven, organisaties en gebouwen krijgen hoofdletters. Lidwoorden, voorzetsels en voegwoorden zijn meestal klein [29](#page=29).
* Voorbeeld: *het Atomium*, *de Koning Boudewijnstichting*, *het Parthenon* [29](#page=29).
* **MAAR:** De schrijfwijze van de instantie zelf wordt gevolgd (donorprincipe) [1](#page=1) [29](#page=29).
* Voorbeeld: *bpost*, *easyJet* [29](#page=29).
* **MAAR:** Namen van instanties worden klein geschreven als ze als soortnaam worden gebruikt (omschrijving, niet-officiële naam, meervoud) [2](#page=2) [30](#page=30).
* Voorbeeld: *het gerecht*, *de Vlaamse ministeries* [30](#page=30).
* **MAAR:** Namen van instanties en bestuursorganen worden klein geschreven als ze niet uniek zijn (soortnamen) [30](#page=30) [3](#page=3).
* Voorbeeld: *het college van burgemeester en schepenen* [30](#page=30).
* Merknamen krijgen een hoofdletter, tenzij de naamgever een andere schrijfwijze kiest. Dit geldt ook voor verwijzingen naar specifieke exemplaren van een merk [30](#page=30).
* Voorbeeld: *Coca-Cola*, *Volkswagen*, *een Renault* [30](#page=30).
* **MAAR:** Merknamen worden klein geschreven als ze verwijzen naar een type product (soortnamen) [30](#page=30).
* Voorbeeld: *een aspirientje*, *een pamper* [30](#page=30).
* Werkwoorden afgeleid van merknamen worden klein geschreven [30](#page=30).
* Voorbeeld: *facebooken*, *googelen* [30](#page=30).
##### 4.1.2.10 Titels van boeken, films, artistieke onderscheidingen en evenementen
* Het eerste woord van de titel van een boek, film of theaterproductie krijgt een hoofdletter [30](#page=30).
* Voorbeeld: *Het verdriet van België*, *Oorlog en terpentijn* [30](#page=30).
* **MAAR:** In titels van naslagwerken kunnen alle betekenisvolle woorden een hoofdletter krijgen [30](#page=30).
* De naam van een krant of tijdschrift wordt geschreven zoals de oprichter of redactie heeft gekozen (donorprincipe) [30](#page=30).
* Voorbeeld: *De Standaard*, *Van Nu en Straks* [30](#page=30).
* Namen van artistieke onderscheidingen en evenementen krijgen hoofdletters [31](#page=31).
* Voorbeeld: *Daviscup*, *Nobelprijs*, *Tomorrowland* [31](#page=31).
##### 4.1.2.11 Duitse woorden
* Duitse zelfstandige naamwoorden worden klein geschreven als het soortnamen zijn [31](#page=31).
* Voorbeeld: *apfelstrudel*, *bühne* [31](#page=31).
* Duitse zelfstandige naamwoorden krijgen een hoofdletter als het eigennamen zijn [31](#page=31).
* Voorbeeld: *Gestapo*, *Bauhaus* [31](#page=31).
* Duitse zelfstandige naamwoorden krijgen een hoofdletter in Duitse woordgroepen, waarbij de Duitse spelling behouden blijft [31](#page=31).
* Voorbeeld: *Blut und Eisen* [31](#page=31).
##### 4.1.2.12 Letteraanduidingen
* Een letteraanduiding in een samenstelling krijgt een hoofdletter als de letter de vorm van een zaak weergeeft [31](#page=31).
* Voorbeeld: *L-vormig*, *T-shirt* [31](#page=31).
* Een letteraanduiding in een samenstelling krijgt een hoofdletter als de letter een ordening, classificatie of evaluatie aangeeft [31](#page=31).
* Voorbeeld: *A-team*, *P-trein* [31](#page=31).
### 4.2 Tussenletters
Tussenletters (-e-, -en-, -s-) worden gebruikt in samenstellingen en afleidingen om de uitspraak te vergemakkelijken of om de betekenis te verduidelijken [32](#page=32).
#### 4.2.1 Tussenletters -e- en -en- in samenstellingen
* **Vooraf:** Behoud de schrijfwijze van het linkerdeel van een samenstelling als dit zelf op -en eindigt. Er is dan geen tussenletter [32](#page=32).
* Voorbeeld: *havengebied*, *rekenwonder* [32](#page=32).
* Er wordt -e- of -en- geschreven als er op die plaats een extra klank (een toonloze /e/) hoorbaar is. De keuze tussen -e- en -en- hangt af van specifieke regels [32](#page=32).
* **Hoofdregel:** Schrijf -en- als het linkerdeel een zelfstandig naamwoord is met een meervoud op -en (maar niet op -es). Schrijf -e- in andere gevallen [32](#page=32).
* **Met -n- (meervoud op -en, niet op -es):**
* Linkerdeel eindigt op medeklinker: *apenstreken*, *boekenwinkel*, *leeuwenmoed* [32](#page=32).
* Linkerdeel eindigt op een toonloze /e/: *armenbuurt*, *jongerencafé* [32](#page=32).
* **Zonder -n- (meervoud op -en én -es, of alleen enkelvoud):**
* Linkerdeel eindigt op toonloze /e/: *eindejaar*, *groenteafval* [32](#page=32).
* Linkerdeel heeft geen meervoud op -en: *aspergesoep*, *gerstenat* [32](#page=32).
* Linkerdeel is een bijvoeglijk naamwoord: *klassespeler*, *rodekool* [32](#page=32).
* Linkerdeel is een werkwoordsstam: *brekebeen*, *spinnewiel* [32](#page=32).
* **Uitzondering 1:** Schrijf -e- in bijvoeglijke naamwoorden met als versterkend linkerdeel *ape, bere, boorde, pikke, rete, reuze, steke* [33](#page=33).
* Voorbeeld: *apetrots*, *beresterk* [33](#page=33).
* **Uitzondering 2:** Schrijf -e- als de betekenis van de delen nauwelijks of niet meer herkenbaar is (versteende samenstelling) of als het woord maar schijnbaar een samenstelling is (vermeende samenstelling) [33](#page=33).
* Voorbeeld: *apekool*, *bakkebaard*, *kattebelletje* [33](#page=33).
* **Uitzondering 3:** Schrijf -e- in woorden met *hel, maan, zon, (onze)lievevrouw* en *Koninginnedag* als linkerdeel [33](#page=33).
* Voorbeeld: *hellevuur*, *maneschijn*, *zonnestraal* [33](#page=33).
* **Uitzondering 4:** Schrijf -en- als het linkerdeel een vrouwelijke persoonsnaam is, afgeleid van een mannelijke persoonsnaam met meervoud op -en door toevoeging van -e [33](#page=33).
* Voorbeeld: *agentenuniformrokje*, *studentenzwangerschap* [33](#page=33).
* **Uitzondering 5:** Behoud de oorspronkelijke spelling in samenstellingen met oude naamvalsvormen [33](#page=33).
* Voorbeeld: *'s anderendaags*, *grotendeels* [33](#page=33).
#### 4.2.2 Tussenletters -e- en -en- in afleidingen
* **Vooraf:** Behoud de schrijfwijze van het grondwoord als dat zelf al op -en eindigt. Er is dan geen tussenletter [33](#page=33).
* Voorbeeld: *eigendom*, *eigenlijk* [33](#page=33).
* Er wordt -e- of -en- geschreven als er tussen het grondwoord en het achtervoegsel een extra klank hoorbaar is [33](#page=33).
* Schrijf -e- in afleidingen met de achtervoegsels -lijk, -lijks en -loos [34](#page=34).
* Voorbeeld: *bisschoppelijk*, *ideeëloos* [34](#page=34).
* Schrijf -en- in afleidingen met de achtervoegsels -achtig, -dom en -schap als het grondwoord een zelfstandig naamwoord is met een meervoud op -en (maar niet op -es). Schrijf -e- in de andere gevallen [34](#page=34).
* **Met -n-:** *sterrendom*, *vorstendom* [34](#page=34).
* **Zonder -n-:** *heideachtig*, *lenteachtig* [34](#page=34).
#### 4.2.3 Tussenletter -s-
* **Vooraf:** Behoud de schrijfwijze van het linkerdeel of grondwoord als dat al op -s eindigt. Bij *allesins, enigszins, geenszins* blijft de -s behouden vanwege oude naamvalsvormen [34](#page=34).
* Voorbeeld: *fietsslot*, *fietsster* [34](#page=34).
* Schrijf een tussenletter -s- als u op die plaats een /s/ hoort. Vaak zijn beide spellingen (met en zonder -s-) correct. Bij twijfel kan een woordenboek geraadpleegd worden [34](#page=34).
* **Met -s-:** *dorpskern*, *spelling(s)probleem*, *gebruikersnaam* [34](#page=34).
* **Zonder -s-:** *ademnood*, *denkbaar* [34](#page=34).
* **Met en zonder -s-:** *beheer(s)overeenkomst*, *spelling(s)probleem* [34](#page=34).
* Schrijf ook een tussenletter -s- als het rechterdeel van een samenstelling met een sisklank (/s/, /z/, /sj/, /zj/) begint en de tussenklank /s/ ook in vergelijkbare samenstellingen zonder sisklank hoorbaar is [34](#page=34).
* **Met -s-:** *stationsstraat* [34](#page=34).
* **Zonder -s-:** *wandelstraat* [34](#page=34).
* **Met en zonder -s-:** *raadzaal* of *raadszaal* [34](#page=34).
---
# Aaneenschrijven, woordgroepen en afkortingen
Dit onderdeel van de studiegids behandelt de complexe regels voor het aaneenschrijven van woorden, het onderscheid tussen woordgroepen en samenstellingen, en de specifieke spelling van diverse soorten afkortingen [35](#page=35).
### 5.1 Algemene regels voor aaneenschrijven
Er gelden twee hoofdregels voor het schrijven van woorden :
* **Hoofdregel 1: Woordgroepen worden met spaties geschreven.** Een woordgroep is een opeenvolging van woorden die bij elkaar horen, maar geen enkele woord vormen .
* **Voorbeelden:** algemeen secretaris, alle drie, een heel mooi boek, geen voorwaarden stellen, grote mensen, ovale tafel, soep met witte bonen, Spaanse griep, verse muntthee, 1 april, 100 euro .
* **Hoofdregel 2: Samenstellingen en afleidingen worden aaneengeschreven.** Een samenstelling is een woord gevormd uit twee zelfstandig voorkomende delen (bv. keuken + tafel = keukentafel). Een afleiding bestaat uit een grondwoord en een of meer voor- of achtervoegsels die niet zelfstandig voorkomen (bv. on- + schuldig = onschuldig) .
* **Voorbeelden samenstellingen:** appelboom, bloedbank, designkeukentafel, filevorming, gevoelsmens, griepepidemie, jeugdherbergslaapzaal, keukentafel, keukentafelgesprek, kussengevecht, muntthee, naamsverandering, perenboom, privésfeer, schokgolftherapie, trouwbelofte, Wordtekst, zonlicht .
* **Voorbeelden afleidingen:** antibacterieel, beargumenteren, menselijk, onschuldig, onvoorwaardelijk, subcultuur, tafelen, vergeetachtig .
#### 5.1.1 Samenstellingen met woordgroepen
Woorden die bestaan uit een woordgroep (bijvoeglijk naamwoord of telwoord + zelfstandig naamwoord) en een zelfstandig naamwoord worden aaneengeschreven, mits de woordgroep de kern niet vormt van een zelfstandig naamwoord dat ook los kan bestaan .
* **Voorbeelden:** grotemensenpraat (grote mensen + praat), meervoudigepersoonlijkheidsstoornis (meervoudige persoonlijkheid + stoornis), onroerendgoedbelasting (onroerend goed + belasting), Spaansegriepepidemie (Spaanse griep + epidemie), versemuntthee (verse munt + thee, thee van verse munt), vijfdollarbiljet (vijf dollar + biljet), wittebonensoep (witte bonen + soep) .
* Ook samenstellingen met een zelfstandig naamwoord en een woordgroep worden aaneengeschreven: bedrijfsonroerendgoed (bedrijf + onroerend goed), inbouwopenhaard (inbouw + open haard) .
#### 5.1.2 Koppelteken ter vergroting van leesbaarheid
In samenstellingen kan een extra koppelteken worden gebruikt om de leesbaarheid te vergroten, zowel bij twee woorden als bij een woordgroep .
* **Voorbeelden:** Alhambragebouw of Alhambra-gebouw, basaria of bas-aria, boschampignon of bos-champignon, Dafalgangebruiker of Dafalgan-gebruiker, jazzzanger of jazz-zanger, radioautonomie of radio-autonomie, skiuitrusting of ski-uitrusting .
* Bij samenstellingen met woordgroepen: bedrijfsonroerendgoed of bedrijfs-onroerendgoed, versemuntthee, verse-muntthee of versemunt-thee .
### 5.2 Klinkerbotsing
Klinkerbotsing treedt op wanneer twee opeenvolgende klinkertekens die tot verschillende lettergrepen behoren, een lange klank of tweeklank kunnen vormen. Dit wordt opgelost met een koppelteken of een trema .
#### 5.2.1 Klinkerbotsing in samenstellingen
Bij klinkerbotsing in samenstellingen wordt een koppelteken gebruikt. Dit geldt voor de combinaties a+a, a+e, a+i, a+u; e+e, e+i, e+u; i+i, i+e, i+j; o+o, o+e, o+i, o+u; u+u, u+i. De regel geldt ook voor de -é- .
* **Voorbeelden met verplicht koppelteken:** camera-angst, massa-executie, alinea-indeling, na-ijver, gala-uitnodiging (a+); twee-eiig, vanille-ijs, lente-uitje, café-uitbater (e+); ski-instructeur, plooi-ijzer, groei-economie, ski-jas (i+); auto-ongeluk, zo-even, metro-incident, audio-uitgang (o+); menu-uitdraai, milieu-inspectie (u+) .
* **Uitzondering:** zoiets .
#### 5.2.2 Facultatief koppelteken bij klinkerbotsing
In samenstellingen zonder klinkerbotsing kan een extra koppelteken worden gebruikt om de leesbaarheid te vergroten .
* **Voorbeelden:** astmaonderzoek of astma-onderzoek, babyeczeem of baby-eczeem, niveauoverschrijdend of niveau-overschrijdend, privéauto of privé-auto, vanilleyoghurt of vanille-yoghurt, zijingang of zij-ingang .
#### 5.2.3 Trema bij klinkerbotsing in getallen
In getallen met het element -en- wordt een trema gebruikt bij klinkerbotsing .
* **Voorbeelden:** drieëndertig, drieënhalf, tweeënhalf, tweeëndertig, tweeënvijftigste .
#### 5.2.4 Trema in ongelede woorden, afleidingen en vervoegde vormen
Bij klinkerbotsing in ongelede woorden, afleidingen, verbogen of vervoegde vormen wordt een trema gebruikt. Dit geldt voor de combinaties a+a, a+e, a+i, a+u; e+e, e+i, e+u; i+e; o+o, o+e, o+i, o+u; u+u, u+i. De combinaties i+i en i+j kennen geen trema .
* **Voorbeelden met trema:** Kanaän, iaën, prozaïsch, Emmaüs (a+); allergieën, categorieën, gedweeë, ze barbecueën, geëuropeaniseerd, beïnvloeden, geüpdatet (e+); skiër, essentiële, hygiëne, wiiën (i+); coördinator, poëzie, egoïsme (o+); vacuüm, intuïtie (u+) .
* **Uitzonderingen zonder klinkerbotsing, toch trema:** linguïst, linguïstisch, linguïstiek, pinguïn (uï = /wi/) .
* **Voorbeelden zonder trema:** alinea, beargumenteren, geaaid, geautomatiseerd, realisatie, geolied, boa, coalitie, ambigue, ze fonduen, begroeiing, kopiist, bijectie .
#### 5.2.5 Uitzonderingen op de trema-regel bij klinkerbotsing
Er zijn specifieke uitzonderingen op de trema-regel: (#page=166,167,168,169,170,171,172) .
* Bij drie of meer klinkertekens komt geen trema op de letter die volgt op een -i-: lawaaierig, aardbeien, apprecieerde, adieu, boeiend, dooier, kuieren .
* Geen trema op de eerste letter van -ij- en -ui-: beijveren, geijkt, geuit .
* Geen trema in leenwoorden die nog als uitheems worden beschouwd en hun oorspronkelijke spelling behouden: clientèle, dolce far niente, Inuit, paella, baccalaureus, museum, petroleum, bohemien, julienne, musicienne, opticien .
* In afleidingen, verbogen en vervoegde vormen van grondwoorden op -ie wordt -ië- geschreven als de -ie onbeklemtoond is: bacteriën, ceremoniën, magiër, oliën .
* Vóór het achtervoegsel -achtig wordt een koppelteken gebruikt bij klinkerbotsing (a+a). Facultatief ook zonder klinkerbotsing: maffia-achtig, reuma-achtig, adagioachtig of adagio-achtig, antilopeachtig of antilope-achtig .
* Na een voorvoegsel van Latijnse of Griekse oorsprong wordt een koppelteken gebruikt bij klinkerbotsing. Facultatief ook zonder klinkerbotsing: contra-indicatie, homo-erotisch, re-integratie, semi-intellectueel, socio-economisch, vice-eersteminister; antiaanbaklaag of anti-aanbaklaag, coauteur of co-auteur .
* Een trema wordt gebruikt bij klinkerbotsing als het woord ongeleed is (niet een afleiding met een Latijns/Grieks voorvoegsel): biënnale, coëfficiënt, preëminent, reïncarnatie .
### 5.3 Samenkoppelingen
Een samenkoppeling is een combinatie van twee of meer woorden die samen een vaste verbinding vormen, aangegeven met koppeltekens. Er is geen duidelijk kernwoord zoals bij een samenstelling .
* **Hoofdregel 1:** Gebruik koppeltekens tussen de delen van een samenkoppeling .
* **Voorbeelden:** het anders-zijn, het kind-zijn, kant-en-klaar, kruidje-roer-me-niet, lelietje-van-dalen, (Onze-)Lieve-Heer, (Onze-)Lieve-Vrouw, spring-in-’t-veld .
* Koppeltekens blijven behouden in samenstellingen en afleidingen met een samenkoppeling .
* Een extra koppelteken kan worden gebruikt in samenstellingen met een samenkoppeling als linkerdeel voor leesbaarheid .
#### 5.3.1 Woordgroepen als linkerdeel van een samenstelling
Woordgroepen zonder duidelijk kernwoord die het linkerdeel van een samenstelling vormen (vaak van drie of meer woorden, met voorzetsel of voegwoord) worden als samenkoppeling behandeld. Het rechterdeel wordt aan het laatste deel van de woordgroep vastgeschreven .
* **Voorbeelden:** alles-kitsgevoel (alles kits + gevoel), nek-aan-nekrace (nek aan nek + race), sport-en-speldag (sport en spel + dag) .
* Een extra koppelteken kan voor leesbaarheid worden toegevoegd .
* Typografische oplossingen (aanhalingstekens, cursivering) zijn mogelijk bij minder frequente samenstellingen .
### 5.4 Samenstellingen met gelijkwaardige delen
Delen van een samenstelling zijn gelijkwaardig als ze verwisselbaar zijn (bv. priester-dichter = dichter-priester) en er geen duidelijk kernwoord is .
* **Regel:** Gebruik een of meer koppeltekens in samenstellingen met gelijkwaardige delen (zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden). Geldt ook voor politieke, religieuze of levensbeschouwelijke stromingen en verwijzingen naar plaats of bevolkingsgroep .
* **Voorbeelden:** hotel-restaurant, hink-stap-sprong, priester-dichter (zelfstandig naamwoord); biologisch-dynamisch, burgerlijk-liberaal, cultureel-maatschappelijk, Duits-Frans, Grieks-orthodox, links-extremistisch, medisch-administratief, Nederlands-hervormd, politiek-diplomatiek, paars-groen, politiek-filosofisch, rood-wit-blauw, rooms-katholiek, Vlaams-nationalistisch, zwart-wit (bijvoeglijk naamwoord) .
* Koppeltekens blijven ook bij gelijkwaardige delen die het linkerdeel van een samenstelling vormen .
* Een extra koppelteken kan voor leesbaarheid worden toegevoegd .
* Tweedelige bijvoeglijke naamwoorden worden aaneengeschreven als de delen *niet* gelijkwaardig zijn en het linkerdeel iets zegt over het rechterdeel .
* Bij twijfel tussen gelijkwaardige delen of afleiding van een woordgroep, wordt de spelling gekozen die past bij de betekenis .
* Zelfstandige naamwoorden gevormd op basis van bijvoeglijke naamwoorden volgen dezelfde regels .
### 5.5 Combinaties met eigennamen
Een eigennaam is de officiële naam van iets unieks .
* **Regel:** Schrijf samenstellingen en afleidingen met een eigennaam als linkerdeel aaneen. Behoud spaties en koppeltekens in de eigennaam .
* **Voorbeelden:** Afrikamissie, Applemedewerker, Beatlesfan, Middellandse Zeegebied, New Orleansreis, Rode Kruispost, Tweede Kamerfractie, YouTubefilmpje (samenstellingen); belgicist, Boerenbondachtig, Costa Ricaans, New Yorker (afleidingen) .
* Een extra koppelteken kan voor leesbaarheid worden gebruikt .
* Bij klinkerbotsing in samenstellingen met een eigennaam is een koppelteken altijd verplicht .
* Typografische oplossingen zijn mogelijk bij meerdelige eigennamen .
* Schrijf een koppelteken in samenstellingen en afleidingen met een eigennaam als rechterdeel .
* Een koppelteken wordt gebruikt in samenstellingen met een persoonsnaam als nabepaling die 'genoemd naar' betekent .
* Een spatie wordt gebruikt in woordgroepen met een eigennaam als nabepaling die 'heet/heeft als naam' betekent .
* Samengestelde aardrijkskundige namen met woorden als Noord-, Oost-, Zuid-, West-, Belgisch-, etc. krijgen een koppelteken .
* Samengestelde aardrijkskundige namen met windstreken krijgen koppeltekens volgens de betekenis (bv. Zuid-West-Vlaanderen vs. Zuidwest-Vlaanderen) .
* Samengestelde aardrijkskundige namen die uit gelijkwaardige delen bestaan of een samenkoppeling vormen, krijgen koppeltekens .
#### 5.5.1 Talen en dialecten
Namen van talen en dialecten afgeleid van aardrijkskundige namen worden op dezelfde manier geschreven als de aardrijkskundige naam .
* **Voorbeelden:** West-Vlaams, New Yorks, Sint-Truidens .
* Namen van talen of dialecten worden aaneengeschreven als ze niet van een samengestelde aardrijkskundige naam zijn afgeleid, of als ze een negatieve waardering uitdrukken .
* **Voorbeelden:** Hoogduits, koeterwaals, Middelnederlands, Standaardnederlands .
* Een koppelteken wordt gebruikt als het linkerdeel van een aardrijkskundige naam is afgeleid .
* **Voorbeelden:** Belgisch-Nederlands, Brits-Engels, Indo-Europees .
### 5.6 Getallen, telwoorden en breuken
Getallen worden aaneengeschreven tot het woord 'duizend'. Achter 'duizend' komt een spatie .
* **Voorbeelden:** dertien, tweeëndertig, driehonderdachtendertig, drieduizend tweehonderdvierenvijftig, driehonderdachtendertigduizend tweehonderddrieëntachtig .
* Achter de woorden miljoen, miljard, etc. komt een spatie .
* Rangtelwoorden worden op dezelfde manier geschreven als hoofdtelwoorden .
* Achter een rangtelwoord in cijfers gebruikt men 'e' of 'ste'/'de', zonder superscript of apostrof .
* Teller en noemer in een breukgetal worden los geschreven .
* Teller en noemer worden aaneengeschreven als het breukgetal deel uitmaakt van een samenstelling .
* **Voorbeeld:** tweederdemeerderheid .
### 5.7 Combinaties met cijfers, letters en symbolen
Een koppelteken wordt gebruikt in samenstellingen met een losse letter, cijfer, symbool of een combinatie daarvan .
* **Voorbeelden:** e-mail, T-shirt, EUR-symbool, A4-formaat, 3D-printer, 65+-kaart .
* Een koppelteken wordt gebruikt in samenstellende afleidingen met een telwoord in cijfers .
* In afleidingen, verbogen en vervoegde vormen wordt een apostrof gebruikt na een losse letter, cijfer, symbool of combinatie .
* Achtervoegsels -e, -de, -ste in rangtelwoorden worden aan het cijfer vastgeschreven .
* Een koppelteken wordt vóór een losse letter of een cijfer geplaatst in samenstellingen met specifieke voorvoegsels zoals ge- .
* Een koppelteken wordt vóór het achtervoegsel -achtig geplaatst .
* Een spatie wordt gebruikt in combinaties met cijfers of losse letters die een categorie of soort aangeven .
* Een koppelteken wordt gebruikt in een samenstelling met zulke combinaties, waarbij de spatie behouden blijft .
* Samenstellingen worden aaneengeschreven als het cijfer met letters wordt weergegeven .
* Een spatie wordt geschreven tussen een cijfer en een maataanduider .
* Een koppelteken wordt gebruikt in samenstellingen met een maataanduider die met een symbool wordt weergegeven .
* Een conventionele eenheid (vaste combinatie van cijfers en letters) wordt aaneengeschreven .
* Een koppelteken wordt gebruikt in samenstellingen met een conventionele eenheid .
* Samenstellingen met een woordgroep die met een telwoord in cijfers begint, behouden de spatie .
* Deze samenstellingen worden aaneengeschreven als het cijfer met letters wordt weergegeven .
### 5.8 Combinaties met initiaalwoorden, letterwoorden en verkortingen
#### 5.8.1 Initiaalwoorden
Een initiaalwoord is een verkorte vorm uit beginletters die letter voor letter wordt uitgesproken .
* Een koppelteken wordt gebruikt in samenstellingen met een initiaalwoord .
* **Voorbeelden:** bedrijfs-pc, borstvoedings-bh, kleuren-tv, NMBS-medewerker, pc-netwerk .
* In afleidingen, verbogen en vervoegde vormen wordt een apostrof achter een initiaalwoord geplaatst .
* Een koppelteken wordt na een voorvoegsel geplaatst .
* Een koppelteken wordt vóór de achtervoegsels -achtig, -dom en -schap geplaatst .
#### 5.8.2 Letterwoorden en verkortingen
Een letterwoord wordt uit beginletters gevormd en als een woord uitgesproken. Een verkorting bestaat uit delen van lettergrepen en wordt als een woord uitgesproken .
* Samenstellingen met een letterwoord of verkorting worden aaneengeschreven .
* **Voorbeelden:** aidspatiënt, latrelatie, petfles, pincode, infoavond, profvoetballer .
* Bij klinkerbotsing wordt een koppelteken gebruikt .
* Een koppelteken wordt gebruikt als het letterwoord of de verkorting met hoofdletters wordt geschreven .
* Afleidingen, verbogen en vervoegde vormen van letterwoorden en verkortingen worden aaneengeschreven .
* Een apostrof wordt gebruikt als het letterwoord of de verkorting met hoofdletters wordt geschreven .
### 5.9 Bijzondere voor- en nabepalingen
Een koppelteken wordt gebruikt na bijzondere voorbepalingen zoals adjunct, aspirant, ex, interim, Sint .
* **Voorbeelden:** adjunct-directeur, aspirant-astronaut, ex-man, interim-voorzitter, Sint-Anna .
* Een koppelteken wordt vóór bijzondere nabepalingen zoals fiscaal, generaal, militair, president geplaatst .
* **Voorbeelden:** advocaat-fiscaal, secretaris-generaal, minister-president .
* Een koppelteken wordt gebruikt in een samenstelling met een persoonsnaam als nabepaling die 'is genoemd naar' betekent .
* Een spatie wordt gebruikt in woordgroepen met een persoonsnaam als nabepaling die 'heet/heeft als naam' betekent .
### 5.10 Combinaties met voorzetsels en bijwoorden
Voornaamwoordelijke bijwoorden met 'er', 'hier', 'daar' of 'waar' worden aaneengeschreven .
* **Voorbeelden:** eraan, erover, hiermee, daarin, waarheen .
* Ook in vaste combinaties waarin het voornaamwoordelijk bijwoord 'loos' is (bv. eraan komen, erin vliegen) .
* Voornaamwoordelijke bijwoorden met 'ergens', 'nergens' en 'overal' worden los geschreven .
* Een voorzetsel of bijwoord wordt los geschreven van 'er', 'hier', 'daar' of 'waar' als het hoort bij het woord dat volgt .
* Een voorzetselbijwoord dat deel uitmaakt van een samengesteld werkwoord wordt niet aan een voornaamwoordelijk bijwoord vastgeschreven .
* **Voorbeelden:** eraan toevoegen, ervan uitgaan .
* Combinaties van een voorzetselbijwoord (bv. boven, onder) en een voorzetsel (bv. op, in) worden los geschreven als ze door een zelfstandig naamwoord worden gevolgd .
* 'Bovenaan', 'onderaan', 'achteraan', 'vooraan' worden altijd aaneengeschreven als het linkerdeel niet weggelaten kan worden .
* Combinaties van voorzetselbijwoorden (bv. boven, onder) en een ander voorzetselbijwoord (bv. op, in) worden aaneengeschreven als ze niet door een zelfstandig naamwoord worden gevolgd en als bijwoord fungeren .
### 5.11 Woordgroepen uit andere talen (behalve Engels)
Uitheemse woordgroepen worden geschreven zoals in de brontaal .
* **Voorbeelden:** a capella, à propos, ad hoc, art nouveau, eau de cologne, tête-à-tête .
* In samenstellingen met uitheemse woordgroepen wordt een streepje gebruikt tussen de delen van de woordgroep. Het eerste of laatste deel van de woordgroep wordt aan de samenstelling vastgeschreven .
* **Voorbeelden:** a-capellakoor, ad-hocbeslissing, art-nouveaukunstenaar .
* Een extra koppelteken kan ter verhoging van leesbaarheid worden gebruikt .
* In afleidingen met uitheemse woordgroepen wordt een streepje gebruikt tussen de delen van de woordgroep .
### 5.12 Samentrekking
Samentrekking is het weglaten van identieke woorden of woorddelen in nevenschikkingen .
* Een weglatingsstreepje wordt gebruikt op de plaats waar een deel van een woord is weggelaten .
* **Voorbeelden:** eet- en drinkgedrag (= eetgedrag en drinkgedrag), hoor- en zichtbaar (= hoorbaar en zichtbaar) .
* Geen streepje wordt gebruikt als een volledig woord wordt weggelaten .
### 5.13 Vervoegde werkwoordsvormen
Vervoegde vormen van samengestelde werkwoorden worden aaneengeschreven .
* **Voorbeelden:** plaatsgevonden (plaatsvinden), terechtkon (terechtkunnen) .
* Vervoegde vormen worden *niet* aaneengeschreven als de delen gescheiden worden door andere woorden of als de volgorde is gewisseld .
### 5.14 Woordgroep of samenstelling?
Een woordgroep is een opeenvolging van woorden die bij elkaar horen maar geen enkel woord vormen; een samenstelling is een woord dat uit twee zelfstandig voorkomende delen bestaat .
* **Vuistregels voor twijfelgevallen:**
* Combinaties van bijvoeglijk naamwoord en zelfstandig naamwoord worden normaal gesproken los geschreven (woordgroepen) met letterlijke betekenis .
* Sommige van zulke combinaties worden aaneengeschreven (samenstellingen) wanneer de betekenis niet meer de som van de delen is .
* Bij sommige combinaties is zowel aaneen als los mogelijk zonder betekenisverschil .
* Combinaties van bijwoord en deelwoord worden normaal gesproken los geschreven .
* Sommige combinaties van bijwoord en deelwoord worden aaneengeschreven als ze als bijvoeglijk naamwoord functioneren en een specifiekere betekenis krijgen .
* Bij sommige combinaties van bijwoord en deelwoord is zowel aaneen als los mogelijk met een betekenisverschil .
* Veel combinaties van zelfstandig naamwoord en werkwoord worden los geschreven .
* Sommige van zulke combinaties worden aaneengeschreven als ze een specifiekere betekenis hebben .
* Bij sommige combinaties van zelfstandig naamwoord en werkwoord is zowel aaneen als los mogelijk, zonder betekenisverschil .
* Zelfstandige naamwoorden met het achtervoegsel -ing, afgeleid van werkwoordelijke uitdrukkingen, worden aaneengeschreven .
* Sommige woorden hebben twee schrijfwijzen, afhankelijk van betekenis of functie; de losse vorm heeft meestal een letterlijke betekenis, de aaneengeschreven vorm een afgeleide .
### 5.15 Bijzondere combinaties
* Reduplicaties en bijna-reduplicaties worden aaneengeschreven .
* **Voorbeelden:** couscous, dingdong, rimram, zozo .
* In samenstellingen waarin een deel zelfnoemfunctie heeft (verwijst naar zichzelf als woord), wordt een koppelteken gebruikt .
* **Voorbeelden:** ja-stem, het-woord .
### 5.16 Engelse woorden en woordgroepen
#### 5.16.1 Samenstellingen met Engelse woorden
Engelse samenstellingen worden zoveel mogelijk aaneengeschreven, volgens de Nederlandse regels .
* **Voorbeelden:** businessclass, callcenter, evidencebased, handsfree, managementconsultant, sciencefiction, stonewashed; awardwinnaar, indoorbaan (met Nederlands deel) .
* Bij klinkerbotsing wordt een koppelteken gebruikt, net als bij Nederlandse samenstellingen .
* Een extra koppelteken kan facultatief worden gebruikt voor leesbaarheid .
* Typografische oplossingen zijn mogelijk bij samenstellingen met Engelse woordgroepen .
* Engelse combinaties met een eenlettergrepig bijvoeglijk naamwoord worden aaneengeschreven als ze één klemtoon hebben .
* Engelse combinaties met een '-ing'-vorm worden aaneengeschreven als het zelfstandig naamwoord niet als onderwerp bij die '-ing'-vorm te beschouwen is .
* Engelse gelegenheidsontleningen worden geschreven zoals in het Engels (donorprincipe) .
* Bij samenstellingen met gelegenheidsontleningen die uit meerdere woorden bestaan, kan een typografische oplossing worden gebruikt .
#### 5.16.2 Samenkoppelingen met Engelse woorden
* Koppeltekens worden gebruikt tussen de delen van een Engelse samenkoppeling .
* **Voorbeelden:** bag-in-box, business-to-business, catch-as-catch-can, country-and-western .
* Koppeltekens blijven behouden in samenstellingen en afleidingen met zo'n Engelse samenkoppeling .
* Een extra koppelteken kan facultatief worden gebruikt .
* Koppeltekens worden gebruikt tussen de delen van een Engelse woordgroep die het linkerdeel van een samenstelling vormt .
* Typografische oplossingen zijn mogelijk bij samenstellingen met Engelse woordgroepen .
#### 5.16.3 Samenstellingen met gelijkwaardige delen (Engels)
* Een koppelteken wordt gebruikt tussen gelijkwaardige delen in Engelse samenstellingen .
* **Voorbeelden:** gin-tonic, singer-songwriter, trainer-coach .
* Koppeltekens blijven ook behouden als deze delen het linkerdeel van een samenstelling vormen .
* Een extra koppelteken kan facultatief worden gebruikt .
#### 5.16.4 Samenstellingen met cijfers, letters, afkortingen en symbolen (Engels)
* Een koppelteken wordt gebruikt in Engelse samenstellingen met een initiaalwoord, letterwoord, cijfer, losse letter, symbool of combinatie daarvan .
* **Voorbeelden:** dvd-drive, reality-tv, CAT-scan, 6-pack, T-shirt, @-sign, b2b-product .
#### 5.16.5 Woordgroepen (Engels)
* Engelse woordgroepen worden met een spatie geschreven, vergelijkbaar met Nederlandse woordgroepen .
* **Voorbeelden:** heavy metal, human resources, Irish coffee, big boss, fair trade, coming man, first class, collector's item .
* Engelse combinaties met een bijvoeglijk naamwoord of '-ing'-vorm worden aaneengeschreven als ze één klemtoon hebben .
* Engelse functiebenamingen van drie of meer delen worden los geschreven .
#### 5.16.6 Bijzondere combinaties (Engels)
* Engelse (bijna-)reduplicaties worden aaneengeschreven .
* Engelse samenstellingen met 'all' als linkerdeel worden aaneengeschreven .
* Een koppelteken wordt gebruikt in Engelse samenstellingen met een voorzetselbijwoord als rechterdeel .
* **Voorbeelden:** go-between, stand-by, all-in, kick-off, read-only, black-out, make-over, back-up .
* Koppeltekens blijven behouden in samenstellingen en afleidingen .
* Engelse samenstellingen met een gewoon bijwoord als rechterdeel worden aaneengeschreven .
* Een koppelteken wordt gebruikt in Engelse combinaties met 'no' of 'non' als linkerdeel .
* Een koppelteken wordt gebruikt in een Engelse samenstellende afleiding die gevormd is met een bijvoeglijk en een zelfstandig naamwoord .
### 5.17 Afkortingen
#### 5.17.1 Echte afkortingen
Echte afkortingen worden uitgesproken zoals het woord waarvoor ze staan en worden met punten geschreven .
* Meestal staat er na elk afgekort woord een punt .
* **Voorbeelden:** a.u.b., bijv., d.w.z., etc., prof .
* Hoofdletters blijven behouden zoals in de voluit geschreven woorden .
* Schrijfwijze uit een vreemde taal wordt overgenomen als de afkorting nog als uitheems wordt gevoeld .
#### 5.17.2 Symbolen
Symbolen zijn genormeerde notaties van wetenschappelijke begrippen, eenheden, groothheden of valuta. Ze worden zonder punten geschreven .
* Symbolen worden met kleine of hoofdletters geschreven volgens nationale of internationale normen .
* **Voorbeelden:** km/h, EUR, g, m, N, ZW .
* In niet-wetenschappelijke teksten worden geen technische symbolen gebruikt als er een gebruikelijke afkorting is .
#### 5.17.3 Initiaalwoorden
Initiaalwoorden worden letter voor letter uitgesproken .
* Als soortnaam worden ze zonder punten en met kleine letters geschreven .
* **Voorbeelden:** btw, bvba, nv, sms .
* Ze worden met hoofdletters geschreven indien gebruikelijk, ook als de voluit geschreven woorden geen hoofdletters hebben (bv. ICT-termen) .
* **Voorbeelden:** ADSL, BV, CEO, DNA, EHBO, URL .
* Schrijfwijze uit een vreemde taal wordt overgenomen indien het initiaalwoord als uitheems wordt gevoeld .
* Een initiaalwoord wordt met punten geschreven als het ten onrechte als een bestaand woord zou kunnen worden gelezen .
* Initiaalwoorden voor eigennamen worden zonder punten en met hoofdletters geschreven .
* **Voorbeelden:** NMBS, NS, VRT .
* De schrijfwijze die een organisatie zelf gebruikt, wordt overgenomen (donorprincipe) .
#### 5.17.4 Letterwoorden
Letterwoorden worden uit beginletters gevormd en als een woord uitgesproken .
* Als soortnaam worden ze zonder punten en met kleine letters geschreven .
* **Voorbeelden:** laser, lat, pet, pin, ufo, vip .
* Ze worden met hoofdletters geschreven indien gebruikelijk, ook als de voluit geschreven woorden geen hoofdletters hebben .
* **Voorbeelden:** CAD, FAQ, GAS, RAM, SARS .
* Letterwoorden voor eigennamen worden zonder punten en volledig met hoofdletters geschreven als ze vier letters of minder tellen .
* **Voorbeelden:** FIFA, MAS, NAVO, SERV .
* Letterwoorden voor eigennamen krijgen een beginhoofdletter als ze vijf letters of meer tellen .
* De schrijfwijze die een organisatie zelf gebruikt, wordt overgenomen (donorprincipe) .
#### 5.17.5 Verkortingen
Verkortingen bestaan uit (delen van) lettergrepen en worden als gewone woorden uitgesproken .
* Als soortnaam worden ze zonder punten en met kleine letters geschreven .
* **Voorbeelden:** airco, internet, prof, wifi .
* Verkortingen voor eigennamen krijgen een beginhoofdletter .
* **Voorbeelden:** Benelux, Europol, Fedasil .
* De schrijfwijze die een organisatie zelf gebruikt, wordt overgenomen (donorprincipe) .
---
# Afbreking van woorden en speciale combinaties
Dit deel behandelt de regels voor de correcte afbreking van woorden aan het einde van een regel, met specifieke aandacht voor lettercombinaties en bijzondere samenstellingen [61](#page=61).
### 6.1 Algemene regels voor woordafbreking
Woordafbreking aan het einde van een regel gebeurt door een afbreekstreepje (-) te plaatsen op de gespecificeerde breukplaats. Dit is vaak te horen door woorden scanderend uit te spreken, maar kan ook tot fouten leiden [61](#page=61).
#### 6.1.1 Samenstellingen en afleidingen
In samenstellingen, afleidingen en verbogen/vervoegde vormen kan worden afgebroken op de grens tussen de delen van het woord of tussen het grondwoord en de uitgang [61](#page=61).
* **Samenstellingen:** Woorden bestaande uit twee zelfstandig voorkomende delen (bv. keukentafel = keuken + tafel) [61](#page=61).
* **Afleidingen:** Woorden bestaande uit een grondwoord en voor- of achtervoegsels die niet zelfstandig voorkomen (bv. onschuldig = on- + schuldig) [61](#page=61).
**Afbrekingsmogelijkheden:**
* Tussen de delen van samenstellingen: `bob•slee`, `keuken•tafel•gesprek` [61](#page=61).
* Na voorvoegsels: `be•planten`, `des•interesse`, `ge•bergte` [61](#page=61).
* Na grondwoorden van afleidingen, verbogen en vervoegde vormen als het grondwoord op een klinker eindigt: `boei•en`, `brei•ster`, `zee•en` [61](#page=61).
* Vóór achtervoegsels en uitgangen die met een medeklinker beginnen: `adel•lijk`, `boom•pje`, `werk•ster` [61](#page=61).
#### 6.1.2 Medeklinkers in afleidingen en verbogen/vervoegde vormen
In afleidingen, verbogen en vervoegde vormen moeten zoveel mogelijk medeklinkers naar de tweede regel worden overgebracht als het grondwoord op een of meer medeklinkers eindigt en het achtervoegsel of de uitgang met een klinker begint. Hierbij gelden beperkingen [62](#page=62):
* Op de tweede regel mogen alleen medeklinkercombinaties komen die aan het begin van een Nederlands woord kunnen staan [62](#page=62).
* De uitspraak van de klinker op de eerste regel mag niet veranderen. Als deze klinker kort is, mag de eindmedeklinker niet naar de tweede regel gaan [62](#page=62).
* Bij een verdubbelde medeklinker wordt afgebroken tussen de twee medeklinkers [62](#page=62).
**Voorbeelden:**
* `amb•ten`, `herf•stig`, `kas•ten`, `aerobic•cen`, `bak•ker` [62](#page=62).
#### 6.1.3 Achtervoegsels -aard, -aardig, -achtig
In afleidingen met deze achtervoegsels wordt afgebroken vóór het achtervoegsel. Er gaat geen medeklinker naar de tweede regel [62](#page=62).
* **Voorbeelden:** `eigen•aardig`, `leugen•achtig`, `wreed•aard` [62](#page=62).
* **Uitzonderingen:** `do•laard`, `grijn•zaard`, `Span•jaard` [62](#page=62).
#### 6.1.4 Ongelede woorden en woorddelen
In ongelede woorden en woorddelen kan worden afgebroken op een grens die te horen is bij scanderend uitspreken. De beperkingen voor medeklinkercombinaties en klinkeruitspraak zijn gelijk aan die bij afleidingen. Een woord of woorddeel is ongeleed als er geen samenstelling, afleiding of vormverandering door een uitgang in te onderscheiden is [62](#page=62).
**Afbrekingsmogelijkheden:**
* Tussen klinkertekens die geen klank of tweeklank vormen: `ali•as`, `coca•ine`, `muse•um` [62](#page=62).
* Tussen een lange klinker of tweeklank en een medeklinker: `au•to`, `de•tail`, `ta•fel` [62](#page=62).
* Tussen medeklinkers na een korte klinker: `beamb•te`, `cos•metica`, `kos•mos` [62](#page=62).
* Bij een dubbele medeklinker: `intermez•zo`, `kassier`, `lobby` [62](#page=62).
#### 6.1.5 Beperkingsregel voor isolatie van tekens
Bij het toepassen van de bovenstaande regels mag niet worden afgebroken op plaatsen waar een enkel klinkerteken, medeklinker, symbool, cijfer of speciaal teken geïsoleerd op een regel komt te staan [63](#page=63).
* **Voorbeelden:** `muile•zel` (niet `muil•ezel`), `amoreel` (niet `a•moreel`), `cavia` (niet `cavi•a`), `la's` [63](#page=63).
#### 6.1.6 Verkleinvormen met verdubbelde klinker
Het grondwoord van een verkleinvorm met een verdubbelde klinker moet bij afbreking zijn oorspronkelijke vorm terugkrijgen [63](#page=63).
* **Voorbeelden:** `aloëetje` - `aloë•tje`, `autoootje` - `auto•tje` [63](#page=63).
#### 6.1.7 Apostrof in verkleinwoorden en afkortingen
Bij afbreking op de plaats van de apostrof in verkleinwoorden en afleidingen/verbogen/vervoegde vormen van afkortingen, wordt de apostrof weggelaten [63](#page=63).
* **Voorbeelden:** `baby'tje` - `baby•tje`, `cd'tje` - `cd•tje` [63](#page=63).
#### 6.1.8 Trema
Het trema wordt weggelaten op de eerste letter na een afbreking [63](#page=63).
* **Voorbeelden:** `be•eindigen` (beëindigen), `cre•eren` (creëren) [63](#page=63).
#### 6.1.9 Koppelteken
Er wordt geen extra streepje geplaatst bij afbreking op de plaats waar al een koppelteken staat [63](#page=63).
* **Voorbeeld:** `Noord-Ierland` [63](#page=63).
#### 6.1.10 Vermijden van misleidende woordbeelden
Bij voorkeur wordt niet afgebroken op plaatsen die door een misleidend woordbeeld tot leesfouten kunnen leiden [63](#page=63).
* **Voorbeeld:** `bom•melding` (liever niet `bommel•ding`) [63](#page=63).
### 6.2 Lijst met lettercombinaties
Deze lijst bevat lettercombinaties, voornamelijk uit vreemde talen, die bij afbreking tot twijfel kunnen leiden. Bij woorden van Franse oorsprong kan, indien delen uitspreekbaar blijven, worden afgebroken zelfs als het woord normaal als één lettergreep wordt uitgesproken (bv. `ca•che-pot`). Bij Engelse woorden kan dit niet in eenlettergrepige delen [64](#page=64).
#### 6.2.1 Combinaties met -aard, -aardig, -achtig
Er wordt onmiddellijk vóór deze achtervoegsels afgebroken; er gaat geen medeklinker naar de tweede regel [64](#page=64).
* **Voorbeelden:** `eigen•aardig`, `leugen•achtig`, `wreed•aard` [64](#page=64).
* **Uitzonderingen:** `do•laard`, `grijn•zaard`, `Span•jaard` [64](#page=64).
#### 6.2.2 Combinaties met c
* **cch:** Uitgesproken als /k/. Afbreking tussen c en ch: `mac•chiato`, `pinoc•chio` [64](#page=64).
* **ch:** Bijvoorbeeld uitspraak /ch/, /tsj/, /sj/. Als ch tussen klinkers staat, altijd vóór ch afbreken: `crè•che`, `goo•chelen`, `ma•cho` [64](#page=64).
* **ci:** In leenwoorden, uitgesproken als /s+j/ of /sj/. Kan na de i afgebroken worden: `afici•onado`, `anci•enniteit`, `soci•aal` [65](#page=65).
* **coa, cua, cue, cui, cuo, cuu:** Combinaties met /kj/ of /kw/ vormen één lettergreep. Bij /kuu/ hoort de klinker bij een volgende lettergreep: `barbecue•en` (één lettergreep), `evacu•atie` (twee lettergrepen) [64](#page=64).
* **des-:** In leenwoorden wordt afgebroken na des-. In ongelede woorden gaat de s naar de volgende regel als de e lang is: `des•activeren`, `de•sastreus` [65](#page=65).
* **di:** In leenwoorden, uitgesproken als /dj/. Kan na de i afgebroken worden: `adi•eu` [65](#page=65).
* **dia-:** Meestal niet als apart woorddeel beschouwd, dus afbreking na de i is mogelijk. Als het wel een woorddeel is, alleen na dia-: `dia•betes` of `di•abetes`, `dia•avond` [65](#page=65).
* **dj:** In leenwoorden, uitgesproken als /dj/ of /dzj/. Wordt beschouwd als een niet-Nederlandse begincombinatie, dus afbreken tussen d en j: `Cambod•ja`, `maharad•ja` [65](#page=65).
* **dys-:** Afbreking na dys-: `dys•artrie`, `dys•calculie` [65](#page=65).
#### 6.2.3 Combinaties met -elijk, -eren, -erig, -erij, -erik
Na een tweeklank kan de e bij de tweeklank blijven of naar de volgende regel gaan: `draai•erig` of `draai•erig`, `eie•ren` of `ei•eren` [65](#page=65).
#### 6.2.4 Combinaties met g
* **gea, geo:** In leenwoorden, uitgesproken met /zj/ of /dzj/. Niet afbreken binnen de combinaties: `fla•geolet` of `flageo•let`, `ser•geant` [65](#page=65).
* **gi:** In Franse leenwoorden, uitgesproken als /zj/. Kan na de i afgebroken worden: `stagi•air` [65](#page=65).
* **gn:** In Franse leenwoorden, uitgesproken als /nj/. Wordt beschouwd als niet-Nederlandse begincombinatie, dus afbreken tussen g en n: `beig•net`, `campag•ne` [65](#page=65).
* **gua, gue, gui:** In leenwoorden, uitgesproken met /g/, /γ/, /gw/ of /γw/. Niet afbreken binnen deze combinaties: `body•guard`, `Gua•temala`, `gui•dance` [66](#page=66).
* **Uitzonderingen:** Bij `lingu•ist`, `pingu•in` kan tussen u en i worden afgebroken [66](#page=66).
* Bij `gua•no` of `gu•ano`, `gua•ve` of `gu•ave` kan voor of na de a worden afgebroken [66](#page=66).
#### 6.2.5 Combinaties met -ien, -ier, -ienne, -ière
* **-ien, -ier:** Niet afbreken binnen deze achtervoegsels: `an•cien`, `ate•lier` [66](#page=66).
* **-ienne, -ière:** Wel afbreken binnen deze achtervoegsels: `cabareti•ère` of `cabaretiè•re` [66](#page=66).
#### 6.2.6 Combinaties met ll
Als de medeklinkercombinatie ll in leenwoorden als /j/ of /lj/ wordt uitgesproken, kan tussen de twee l'en worden afgebroken: `bouil•lon`, `espadril•le` [66](#page=66).
#### 6.2.7 Combinaties met ñ
In Spaanse leenwoorden wordt afgebroken vóór de ñ: `se•ñor`, `se•ñora` [66](#page=66).
#### 6.2.8 Combinaties met nc
Uitgesproken als /ng+k/. Afbreken tussen n en c als er een klinker volgt: `bran•card`, `con•cours`. Als er een medeklinker volgt, anders afbreken: `acupunc•tuur` [66](#page=66).
#### 6.2.9 Combinaties met ng
Uitgesproken als /ng/ of /ng+g/. Afbreken tussen n en g als er een klinker volgt: `Con•go`, `din•getjes`. Bij een medeklinker anders: `kong•si` [66](#page=66).
#### 6.2.10 Combinaties met nj
Afbreken tussen n en j: `an•jer`, `fran•je` [66](#page=66).
#### 6.2.11 Combinaties met nk
Uitgesproken als /ng+k/. Afbreken tussen n en k als er een klinker volgt, ook in verkleinwoorden van woorden op -ing: `ban•kier`, `drin•ken`, `kettin•kje`. Bij een medeklinker anders: `Pink•steren` [66](#page=66).
#### 6.2.12 Combinaties met oy
In leenwoorden, uitgesproken als /wa/. Niet afbreken binnen de combinatie: `flamboy•ant`, `foy•er` [66](#page=66).
#### 6.2.13 Combinaties met pan-
In woorden met het Griekse element pan-, afbreken na pan-. In ongelede woorden gaat de n naar de volgende regel als er een klinker volgt: `pan•hellenisme`, `pa•norama` [67](#page=67).
#### 6.2.14 Combinaties met pro-
In ongelede woorden en woorddelen, afbreken na pro-. Als de o kort is, na de volgende medeklinker: `pro•clameren`, `prog•nose` [67](#page=67).
#### 6.2.15 Combinaties met qua, que, qui, quo
Uitgesproken met /k/ of /kw/. Niet afbreken binnen deze combinaties: `cho•quant`, `fre•quent`, `quo•tiënt` [67](#page=67).
#### 6.2.16 Combinaties met -scoop, -scopie, -scopisch
Altijd vóór sc afbreken: `bio•scoop`, `broncho•scopie` [67](#page=67).
#### 6.2.17 Combinaties met scri
* In woorden met -scriberen, -script, -scriptie: onmiddellijk vóór dat element afbreken.
* Bij `manuscript`, `prescriberen`, `prescriptie`, `descriptie`: tussen s en c afbreken: `manus•cript`, `pres•criberen` [67](#page=67).
* Bij `trans•criberen`, `trans•cript`: de s van scri is weggevallen, dus afbreken na trans- [67](#page=67).
#### 6.2.18 Combinaties met sh
Als sh tussen klinkers staat, altijd vóór sh afbreken: `ba•shing`, `cra•shen` [67](#page=67).
#### 6.2.19 Combinaties met si
In leenwoorden, uitgesproken als /s+j/, /sj/ of /zj/. Kan na de i afgebroken worden: `fusi•on`, `monsi•eur`, `pensi•on` [67](#page=67).
#### 6.2.20 Combinaties met sj
In leenwoorden, uitgesproken als /sj/. Altijd vóór sj afbreken, behalve in verkleinwoorden: `an•sjovis`, `arti•sjok`, `bol•sjewist` [67](#page=67).
#### 6.2.21 Combinaties met sp
In ongelede woorden en woorddelen, afbreken tussen s en p: `gos•pel` [67](#page=67).
#### 6.2.22 Combinaties met spl
In ongelede woorden en woorddelen, afbreken tussen s en pl: `dis•play`, `es•planade` [68](#page=68).
#### 6.2.23 Combinaties met spr
In ongelede woorden en woorddelen, afbreken tussen s en pr: `es•presso`, `es•prit` [68](#page=68).
#### 6.2.24 Combinaties met st
In ongelede woorden en woorddelen, afbreken tussen s en t, ongeacht de voorgaande klinker. Bij gelede woorden gelden de gewone regels: `cys•te`, `kloos•ter`, `dor•stig` [68](#page=68).
#### 6.2.25 Combinaties met str
In ongelede woorden en woorddelen, afbreken tussen s en tr, ongeacht de voorgaande klinker: `apos•trof`, `balus•trade`, `catas•trofe` [68](#page=68).
#### 6.2.26 Combinaties met ti
Uitgesproken als /(t)s+j/ of /(t)sj/ in Engelse en Franse leenwoorden. Kan na de i afgebroken worden: `concurrenti•eel`, `initi•atief`, `pati•ent` [68](#page=68).
#### 6.2.27 Combinaties met trans-
In woorden met trans- als beginelement, afbreken na trans-. Uitzondering: `tran•sit` [68](#page=68).
#### 6.2.28 Combinaties met ts
Wordt beschouwd als een niet-Nederlandse begincombinatie. Afbreken tussen t en s: `art•sen`, `boet•seren` [68](#page=68).
* **Uitzonderingen:** `tsee•tseevlieg`, `tsie•tsiet` [68](#page=68).
#### 6.2.29 Combinaties met tsj
Wordt beschouwd als een niet-Nederlandse begincombinatie. Afbreken tussen t en sj, behalve als er een andere medeklinker voor staat. Niet afbreken vóór de laatste lettergreep in verkleinwoorden: `dat•sja`, `hat•sjie`, `Man•tsjoerije` [68](#page=68).
#### 6.2.30 Combinaties met tz
Wordt beschouwd als een niet-Nederlandse begincombinatie. Afbreken tussen t en z: `het•ze`, `pret•zel` [68](#page=68).
* **Uitzondering:** `tza•tziki` [68](#page=68).
#### 6.2.31 Combinaties met uy
In leenwoorden, uitgesproken als /wi/ of /i/. Niet afbreken binnen de combinatie: `Frans-Guy•anees`, `gruy•ère` [69](#page=69).
#### 6.2.32 Combinaties met w
In de combinaties auw, ouw, eeuw, ieuw en uw maakt de w deel uit van de tweeklank, maar wordt bij afbreking als een aparte medeklinker beschouwd en kan naar de volgende regel gaan: `kau•wen`, `rou•wig`, `leeu•wen` [69](#page=69).
#### 6.2.33 Combinaties met x
Vóór en na een x tussen klinkers wordt niet afgebroken: `ex•cuus`, `ex•periment`. Tussen twee klinkers: `alexan•drijn`, `saxo•foon` [69](#page=69).
#### 6.2.34 Combinaties met y
In leenwoorden, uitgesproken als /j/. Als de medeklinker y tussen klinkers staat, wordt er vóór de y afgebroken: `ca•yennepeper`, `co•yote`, `ma•yonaise` [69](#page=69).
#### 6.2.35 Combinaties met zz
In leenwoorden, uitgesproken als /ts/ of /dz/. Afbreken tussen de twee z'en: `intermez•zo`, `piz•za` [69](#page=69).
### 6.3 Speciale combinaties en zelfnoemende delen
#### 6.3.1 Reduplicaties
Reduplicaties, zoals in `koekoek`, `raar•raar`, worden op de natuurlijke woordscheidingen afgebroken: `koe•koek`, `raar•raar` [69](#page=69).
#### 6.3.2 Zelfnoemende delen
Woorden die zelf hun eigen spelling beschrijven (bv. 'a-lijn', 't-splitsing') worden op de natuurlijke woordscheidingen afgebroken: `a•lijn`, `t•splitsing` [69](#page=69).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Klinker | Een klinker is een klank die gespeld wordt met de lettertekens a, e, i, o en u, en combinaties daarvan die geen tweeklank vormen. De y is ook een klinker als deze de klank /i/ weergeeft. Klinkers kunnen kort zijn (bv. in 'bal') of lang (bv. in 'baan'). |
| Tweeklank | Een tweeklank is een klank die gespeld wordt met specifieke lettercombinaties zoals au, ou, ei, ij, ui, ai, oi, aai, ooi en oei. Ook ee, ieuw en uw worden als tweeklanken beschouwd, waarbij de 'w' soms als aparte medeklinker wordt gezien. |
| Medeklinker | Medeklinkers zijn klanken die gespeld worden met de overige lettertekens van het alfabet (b, c, d, f, g, h, j, k, l, m, n, p, q, r, s, t, v, w, x, z) en hun combinaties zoals ch, ng, sj en th. De y is een medeklinker als deze de klank /j/ weergeeft. |
| Lettergreep | Een lettergreep is een klankgroep die ontstaat bij het scanderend uitspreken van een woord, zoals in 'keu•ken•ta•fel'. Een open lettergreep eindigt op een lange klinker of tweeklank ('ka•ter'), terwijl een gesloten lettergreep op een medeklinker eindigt ('kat•ten'). |
| Samenstelling | Een samenstelling is een woord dat gevormd is uit twee of meer zelfstandige woorden, zoals 'keukentafel' (keuken + tafel). Deze delen kunnen ook zelf deel uitmaken van nieuwe samenstellingen. |
| Afleiding | Een afleiding is een woord dat bestaat uit een grondwoord en één of meer voor- of achtervoegsels die niet zelfstandig voorkomen (bv. 'onschuldig' uit 'schuld' met 'on-' en '-ig'). |
| Vervoeging | Vervoeging is de aanpassing van een werkwoord aan de grammaticale context in een zin, meestal door het toevoegen van een uitgang aan de werkwoordsstam (bv. 'wandel' + '-den' in 'zij wandelden'). |
| Verbuiging | Verbuiging is de vormverandering van naamwoorden, voornaamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en soms bijwoorden om ze te laten passen bij andere woorden in de zin, vaak door het toevoegen van een uitgang (bv. 'tafel' wordt 'tafels'). |
| Gelijkvormigheid (in spelling) | Dit principe houdt in dat woorden en woorddelen zoveel mogelijk op dezelfde manier gespeld worden, ook als de uitspraak licht afwijkt, om consistentie te bevorderen (bv. 'bloed' zoals 'bloeden'). |
| Etymologie (in spelling) | Etymologie verwijst naar de spelling van woorden op basis van hun oorspronkelijke vorm of spelling in de taal van herkomst, wat kan leiden tot afwijkingen van de standaarduitspraak (bv. 'gauw' naast 'gouw'). |
| Trema | Een trema is een diakritisch teken (¨) dat op klinkers wordt geplaatst om aan te geven dat ze afzonderlijk moeten worden uitgesproken, om klinkerbotsing te voorkomen (bv. 'na-ïef'). |
| Koppelteken | Een koppelteken (-) wordt gebruikt om delen van een samengesteld woord te verbinden, vooral bij klinkerbotsing, om de leesbaarheid te verbeteren of om bestaande combinaties te markeren (bv. 'auto-ongeluk'). |
| Apostrof | Een apostrof (') wordt gebruikt om aan te geven dat een letter is weggelaten, meestal in bezitsvormen of meervouden van eigennamen en afkortingen, om de uitspraak te verduidelijken (bv. 'Els' tas', 'CEO's'). |
| Initiaalwoord | Een initiaalwoord is een verkorte vorm die bestaat uit de beginletters van woorden en letter voor letter wordt uitgesproken (bv. 'pc' voor 'personal computer'). |
| Letterwoord | Een letterwoord is een verkorte vorm die bestaat uit de beginletters van woorden en als een gewoon woord wordt uitgesproken (bv. 'aids' voor 'acquired immune deficiency syndrome'). |
| Verkorting | Een verkorting is een verkorte vorm die uit een of meer lettergrepen of delen daarvan bestaat en als een gewoon woord wordt uitgesproken (bv. 'info' voor 'informatie'). |
| Woordgroep | Een woordgroep is een opeenvolging van woorden die bij elkaar horen maar niet één woord vormen (bv. 'een heel mooi boek'). |
| Samenkoppeling | Een samenkoppeling is een combinatie van twee of meer woorden die een vaste verbinding vormen en met koppeltekens worden gespeld (bv. 'kruidje-roer-me-niet'). |
| Bezitsvorm | De bezitsvorm geeft aan dat iets toebehoort aan iemand, meestal gevormd door een grondwoord gevolgd door een -s, soms met een apostrof (bv. 'Jolien's tas'). |
| Meervoud | Het meervoud geeft een aantal van meer dan één aan, gevormd door een meervoudsuitgang toe te voegen aan het grondwoord (bv. 'sokken'). |
| Verkleinwoord | Een verkleinwoord wordt gevormd om iets kleiner, schattiger of minder belangrijk te maken, meestal met de achtervoegsels -je, -tje, -etje, -pje, -kje (bv. 'katje'). |
| Tussenletter | Een tussenletter is een letter die tussen de delen van een samenstelling of afleiding wordt geplaatst, zoals -e- of -en-, om de uitspraak te vergemakkelijken of om de oorspronkelijke vorm te behouden (bv. 'boekenwinkel'). |
| Klinkerbotsing | Klinkerbotsing treedt op wanneer twee opeenvolgende klinkertekens die tot verschillende lettergrepen behoren, als een lange klank of tweeklank kunnen worden gelezen, wat wordt voorkomen met een koppelteken of trema. |
| Reduplicatie | Reduplicatie is een herhaling van een lettergreep of woorddeel in een woord, soms met een lichte wijziging (bijna-reduplicatie), vaak gebruikt voor versterking of klanknabootsing (bv. 'couscous'). |
| Donorprincipe | Het donorprincipe houdt in dat de oorspronkelijke spelling van een woord of afkorting wordt overgenomen als deze nog als uitheems wordt beschouwd of als de eigenaar van het woord (bv. een organisatie) een specifieke schrijfwijze hanteert. |