Cover
Jetzt kostenlos starten OPO Bewegingsopvoeding 1 - les 19.11.2025(1).pdf
Summary
# Motorische ontwikkeling bij kleuters
De motorische ontwikkeling bij kleuters omvat de geleidelijke verbetering van bewegingsvaardigheden, zowel grof als fijn, en verloopt volgens algemene principes en theoretische modellen, waarbij het leerproces van het kind centraal staat.
### 1.1 Algemene principes van motorische ontwikkeling
De motorische ontwikkeling verloopt in drie algemene fasen [2](#page=2):
* **Van binnen naar buiten:** Ontwikkeling begint vanuit het midden van het lichaam (romp) en verspreidt zich naar de extremiteiten (uiteinden) [2](#page=2).
* **Van hoofd naar voeten:** Controle en vaardigheid ontwikkelen zich eerst in het hoofd, gevolgd door de armen en daarna de benen [2](#page=2).
* **Van grote naar kleine spieren:** Grotere spiergroepen (romp, armen, benen) ontwikkelen zich voor de fijnere motoriek van vingers en tenen [2](#page=2).
Hoewel er algemene ontwikkelingsstappen bestaan, zoals beschreven door Toledo, is de ontwikkeling bij elk kind individueel verschillend. Het is belangrijk om te begrijpen en te kunnen uitleggen waarom bepaalde vaardigheden op specifieke leeftijden aanwezig zijn [2](#page=2).
### 1.2 Leerprocessen in motorische ontwikkeling
Motorische ontwikkeling is nauw verbonden met motorisch leren en motorische controle. Verschillende theorieën verklaren dit leerproces [2](#page=2):
* **Stapsgewijs via geheugensporen:** Bewegingen worden aangeleerd door herhaling en het vormen van geheugensporen [2](#page=2).
* **Via schema's:** Kinderen ontwikkelen mentale schema's die hen helpen bewegingen te organiseren en uit te voeren [2](#page=2).
* **Ecologische theorie:** Deze theorie benadrukt de interactie tussen het kind en zijn omgeving [2](#page=2).
* **Dynamische systeemtheorie:** Stelt dat motorische ontwikkeling voortkomt uit de interactie tussen verschillende subsystemen van het lichaam en de omgeving [2](#page=2).
Leerprocessen kunnen impliciet (onbewust) of expliciet (bewust) plaatsvinden. Het is essentieel om motorische concepten te begrijpen, ze in eigen woorden te kunnen uitleggen en te illustreren met voorbeelden, hetzij vanuit de eigen praktijk, hetzij vanuit de leefwereld van een kleuter [2](#page=2).
### 1.3 Bewegingsvormen en de gespecialiseerde bewegingsfase
Bewegingen kunnen worden ingedeeld in verschillende categorieën, oplopend in organisatiegraad:
* **Reflexen en reacties:** Basis, onwillekeurige bewegingen [2](#page=2).
* **Rudimentaire bewegingen:** Vroege, ongeoefende bewegingen [2](#page=2).
* **Fundamentele motorische vaardigheden:** Basisbewegingen die de grondslag vormen voor meer complexe vaardigheden [2](#page=2).
* **Spelen met een lage organisatiegraad:** Eenvoudige spelvormen zonder veel regels [2](#page=2).
* **Motorische overgangsvaardigheden:** Vaardigheden die de overgang maken naar meer gespecialiseerde bewegingen [2](#page=2).
* **Voorbereidingsspelen:** Spelen die specifieke sportvaardigheden voorbereiden [2](#page=2).
* **Sportvaardigheden:** Gespecialiseerde bewegingen die in sporten worden toegepast [2](#page=2).
* **Officiële sport- en dansvaardigheden:** Gereguleerde en gestandaardiseerde bewegingen binnen sport en dans [2](#page=2).
De overgang naar de **gespecialiseerde bewegingsfase** treedt op wanneer een kind een bepaalde **vaardigheidsdrempel** bereikt [2](#page=2).
### 1.4 Klein motorische vaardigheden bij kleuters
De ontwikkeling van klein motorische vaardigheden bij kleuters is gericht op toenemende bedrevenheid, nauwkeurigheid, dosering en ontspanning bij het uitvoeren van deze vaardigheden, en het functioneel gebruiken van grepen voor het hanteren van voorwerpen [4](#page=4).
#### 1.4.1 Ontwikkelingsdoelen (Vlaams onderwijs)
De Vlaamse onderwijsontwikkelingsdoelen voor het kleuteronderwijs benadrukken:
* Het tonen van een toenemende bedrevenheid in het functioneel aanwenden van klein-motorische vaardigheden [4](#page=4).
* Het voldoende nauwkeurig, gedoseerd en ontspannen uitvoeren van klein-motorische vaardigheden in verschillende situaties [4](#page=4).
* Het correct gebruiken van functionele grepen voor het hanteren van voorwerpen [4](#page=4).
#### 1.4.2 Niveaus van klein motorisch bewegen
Klein motorisch bewegen kent drie belangrijke niveaus:
* **Hand:** Dit is het meest voor de hand liggende niveau voor fijnmotorische ontwikkeling [4](#page=4).
* **Voet:** De ontwikkeling van de voet is belangrijk voor evenwicht en zintuiglijke ontwikkeling [4](#page=4).
* **Mond:** Hoewel niet altijd expliciet behandeld in algemene richtlijnen, kan de mond ook een rol spelen in fijnmotorische manipulatie, wat door specialisten verder onderzocht kan worden [4](#page=4).
#### 1.4.3 Vier ontwikkelingslijnen van klein motorisch bewegen
Er zijn vier belangrijke ontwikkelingslijnen die de vooruitgang in klein motorisch bewegen bij kleuters beschrijven [5](#page=5):
1. **Verfijning van de bewegingssturing:** Dit betreft de steeds preciezere aansturing van motorische bewegingen met de armen en handen, waarbij grote spiergroepen minder onwillekeurig meebewegen. De bewegingen worden steeds meer vanuit de vingers gestuurd, conform de proximo-distale sequentie (van binnen naar buiten) [5](#page=5).
> **Aandacht:** Dit vereist veel oefening en prikkeling, zonder te forceren. Motivatie is cruciaal, maar compensatie kan ook optreden [5](#page=5).
2. **Ontwikkeling van eenhandig grijpen naar een opponeerbare duim:** De mogelijkheid om voorwerpen te grijpen met een duim die tegenover de vingers kan worden geplaatst, is een fundamentele stap in fijne motoriek [5](#page=5).
3. **Ontwikkeling van intramanuele lateralisatie (taakverdeling tussen beide handen):** Dit proces beschrijft hoe beide handen leren samenwerken, waarbij elke hand een specifieke taak krijgt [5](#page=5).
* **4 tot 6 maanden:** Bimanueel manipuleren op de middenlijn van het lichaam [5](#page=5).
* **3 tot 4/6 jaar:** Een voorkeurshand wordt stabiel en de primaire bewegende hand, terwijl de andere hand ondersteuning biedt [5](#page=5).
* **3 tot 6 jaar:** Beide handen leren effectiever samenwerken, elk vanuit hun eigen toegewezen taak [5](#page=5).
> **Praktijkvoorbeeld:** Dynamische samenwerking van beide handen kan geoefend worden bij activiteiten zoals vouwen, knutselen met schroeven, spijkers of plankjes, bouwen met Lego, weven, haken, knippen en het snijden van groenten en fruit. Het is belangrijk om hierbij opdrachten te kiezen die het gebruik van beide handen stimuleren [5](#page=5).
4. **Ontwikkeling van intermanuele lateralisatie (handmanipulatie):** Dit verwijst naar het leren samenwerken tussen de bewegingsfunctie van de hand aan de duimzijde en de steunfunctie van de hand aan de pinkzijde. Het is een verzamelnaam voor diverse bewegingen die een hand met een voorwerp kan uitvoeren [5](#page=5).
* * *
# Ontwikkelingsdoelen en fijne motoriek
Dit gedeelte van het studiemateriaal focust op de ontwikkelingsdoelen met betrekking tot fijne motorische vaardigheden bij kleuters, zoals vastgelegd in het Vlaamse onderwijs, en de verschillende niveaus waarop deze vaardigheden zich ontwikkelen [4](#page=4).
### 2.1 Ontwikkelingsdoelen fijne motoriek in het Vlaamse onderwijs
De Vlaamse onderwijsdoelen met betrekking tot fijne motoriek bij kleuters zijn als volgt geformuleerd [4](#page=4):
* Kleuters tonen een toenemende bedrevenheid in het functioneel aanwenden van klein-motorische vaardigheden [4](#page=4).
* Kleuters kunnen klein-motorische vaardigheden in verschillende situaties met voldoende nauwkeurigheid, gedoseerd en ontspannen uitvoeren [4](#page=4).
* Kleuters kunnen de functionele grepen gebruiken voor het hanteren van voorwerpen [4](#page=4).
### 2.2 Niveaus van fijne motoriek
Fijne motoriek kan worden beschouwd op drie verschillende niveaus, waarbij de hand het meest voor de hand liggende niveau is. De voet speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van evenwicht en zintuiglijke ontwikkeling, terwijl de mond, hoewel niet expliciet behandeld in deze context, ook een rol kan spelen en mogelijk de aandacht van specialisten vereist [4](#page=4).
### 2.3 Ontwikkelingslijnen van klein-motorisch bewegen
Er worden vier belangrijke ontwikkelingslijnen onderscheiden met betrekking tot klein-motorisch bewegen bij kleuters [5](#page=5):
#### 2.3.1 Verfijning van de bewegingssturing
Dit verwijst naar het steeds verfijnder sturen van motorische bewegingen van armen en handen, waarbij grote spiergroepen niet onwillekeurig meebewegen. De beweging wordt steeds meer vanuit de vingers gestuurd, volgens een proximo-distale sequentie (van dichtbij naar veraf) [5](#page=5).
> **Tip:** Aandacht voor veel oefenen en prikkelen, zonder te forceren, is cruciaal. Motivatie speelt een sleutelrol, terwijl compensatie kan optreden bij onvoldoende ontwikkeling [5](#page=5).
#### 2.3.2 Ontwikkeling van eenhandig grijpen naar opponeerbare duim
Dit omvat de ontwikkeling van de mogelijkheid om objecten met één hand te grijpen, mede dankzij de ontwikkeling van de opponeerbare duim [5](#page=5).
#### 2.3.3 Ontwikkeling intramanuele lateralisatie – taakverdeling tussen beide handen
Intramanuellale lateralisatie beschrijft de taakverdeling tussen beide handen tijdens het manipuleren van objecten. De ontwikkeling verloopt hierbij typisch als volgt [5](#page=5):
* **4 tot 6 maand:** Bimanueel manipuleren rond de middenlijn [5](#page=5).
* **3 tot 4/6 jaar:** Een voorkeurshand wordt stabiel en de andere hand wordt de bewegende hand [5](#page=5).
* **4 tot 6 jaar:** De niet-voorkeurshand begint te ondersteunen [5](#page=5).
* **3 tot 6 jaar:** Beide handen leren samenwerken, waarbij elke hand een eigen specifieke taak uitvoert [5](#page=5).
> **Voorbeeld:** Praktische oefeningen die de dynamische samenwerking van beide handen stimuleren, zijn onder andere vouwopdrachten, knutselen met kleine materialen zoals schroeven, spijkers, plankjes, touw en ductape, constructies bouwen met Lego, weven, haken, knippen en het snijden van groenten en fruit. Het is essentieel om bij dergelijke opdrachten expliciet aandacht te besteden aan het gebruik van beide handen [5](#page=5).
#### 2.3.4 Ontwikkelen in intermanuele lateralisatie – handmanipulatie
Intermanuele lateralisatie betreft het leren samenwerken tussen de bewegingsfunctie van de hand aan de duimzijde en de steunfunctie van de hand aan de pinkzijde. Dit is een verzamelnaam voor diverse bewegingen die een hand kan uitvoeren met een voorwerp [5](#page=5).
* * *
# Praktische aspecten van beweging in de kleuterklas
Dit onderwerp verkent de concrete mogelijkheden en observatiepunten voor bewegingsactiviteiten voor kleuters in de klas en daarbuiten.
### 3.1 Waar kunnen kleuters bewegen?
Kleuters kunnen op diverse locaties binnen de basisschool hun bewegingsactiviteiten ontplooien. De mogelijkheden voor beweging zijn niet beperkt tot de speelplaats of het gymzaal, maar kunnen ook worden geïntegreerd in de klasomgeving zelf, mits deze hiervoor geschikt is ingericht [7](#page=7).
### 3.2 Voorbeelden van bewegingsruimtes
De padlet, die via de link [https://padlet.com/elsdejaegere/waar-kunnen-kleuters-bewegen-in-de-basisschool-63kmp6iteea0hst9](https://padlet.com/elsdejaegere/waar-kunnen-kleuters-bewegen-in-de-basisschool-63kmp6iteea0hst9) toegankelijk is, bevat voorbeelden van ruimtes waar kleuters kunnen bewegen. Deze voorbeelden illustreren de brede reikwijdte aan mogelijke locaties [7](#page=7).
### 3.3 Observatie van feedback bij bewegingsactiviteiten
Bij het observeren van bewegingsactiviteiten is het belangrijk om gerichte feedback te noteren. Een 'vierluik bewegen' kan hierbij als structuur dienen, waarbij de feedback per ruimte wordt vastgelegd. Deze feedback moet rekening houden met verschillende aspecten, waaronder [9](#page=9):
* **Veiligheid:** Is de ruimte veilig ingericht en worden er veilige bewegingspatronen gehanteerd [9](#page=9)?
* **Organisatie:** Hoe is de activiteit georganiseerd? Is er een duidelijke structuur en zijn de materialen efficiënt ingezet [9](#page=9)?
* **Voorbereiding:** Is de ruimte en de activiteit adequaat voorbereid door de leerkracht [9](#page=9)?
* **Overige aandachtspunten:** Andere relevante observaties met betrekking tot de bewegingsactiviteit [9](#page=9).
> **Tip:** Door gestructureerd feedback te verzamelen, kan de leerkracht de bewegingskansen voor kleuters continu verbeteren en optimaliseren [9](#page=9).
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Motorische ontwikkeling | Het proces waarbij kinderen nieuwe bewegingsvaardigheden verwerven en bestaande vaardigheden verbeteren, wat leidt tot betere controle over hun lichaam en bewegingen. Dit omvat zowel grove als fijne motoriek en verloopt doorgaans in specifieke fasen. |
| Ontwikkelingslijn | Een beschrijving van de opeenvolgende stappen of fasen die een kind doorloopt tijdens zijn ontwikkeling op een bepaald gebied, zoals de motorische ontwikkeling. Deze lijnen geven een algemeen beeld, maar de individuele ontwikkeling kan variëren. |
| Grove motoriek | De bewegingen die grotere spiergroepen van het lichaam gebruiken, zoals lopen, springen, klimmen en gooien. De ontwikkeling hiervan verloopt meestal van binnen naar buiten (romp naar uiteinden) en van hoofd naar voeten. |
| Fijne motoriek | De bewegingen die kleine spiergroepen gebruiken, met name in de handen en vingers, zoals schrijven, knippen, grijpen en manipuleren van kleine voorwerpen. Dit vereist precisie en oog-handcoördinatie. |
| Motorisch leren | Het proces van het verwerven van motorische vaardigheden door oefening en ervaring, wat resulteert in permanente veranderingen in het gedrag. Dit kan impliciet (onbewust) of expliciet (bewust) plaatsvinden. |
| Expliciet leren | Het proces van het verwerven van vaardigheden door middel van bewuste inspanning, instructie en feedback. Het individu is zich bewust van het leren en kan de geleerde vaardigheden vaak goed verwoorden. |
| Impliciet leren | Het proces van het verwerven van vaardigheden zonder bewuste kennis van de regels of het proces. Dit gebeurt vaak onbewust door herhaalde blootstelling en oefening, zoals bij het leren fietsen. |
| Ecologische theorie | Een theorie over motorische ontwikkeling die benadrukt hoe de omgeving (ecologie) en de interactie tussen het individu en die omgeving de motorische vaardigheden beïnvloeden. De focus ligt op perceptie en actie. |
| Dynamische systeemtheorie | Een theorie die stelt dat motorische ontwikkeling voortkomt uit de complexe interactie tussen vele subsystemen (zoals spieren, zenuwen, cognitie en omgeving) die zich op een zelforganiserende manier ontwikkelen. |
| Fundamentele motorische vaardigheden | Basisbewegingen waarop meer complexe vaardigheden worden gebouwd, zoals lopen, rennen, springen en gooien. Deze vaardigheden vormen de bouwstenen voor sport- en dansvaardigheden. |
| Vaardigheidsdrempel | Het niveau van bekwaamheid dat een persoon moet bereiken om een bepaalde vaardigheid effectief te kunnen uitvoeren of om een bepaalde taak te volbrengen. |
| Opponeerbare duim | De duim die tegenover de andere vingers kan worden geplaatst, wat essentieel is voor grijp- en manipulatieve vaardigheden bij mensen en primaten. Dit maakt precisiegrepen mogelijk. |
| Intramanuële lateralisatie | De ontwikkeling van taakverdeling tussen de handen bij het uitvoeren van een beweging of taak, waarbij één hand bijvoorbeeld de leidende rol speelt en de andere een ondersteunende rol. |
| Intermanuele lateralisatie | De ontwikkeling van de samenwerking tussen beide handen bij het uitvoeren van verschillende bewegingen of functies. De ene hand kan manipuleren, terwijl de andere ondersteunt of stabiliseert. |