Cover
ابدأ الآن مجانًا 10 Management in de les LO.pdf
Summary
# Organisatie en management in de les lichamelijke opvoeding
Dit document behandelt de diverse aspecten van lesmanagement in lichamelijke opvoeding, met een focus op organisatorische strategieën voor een efficiënte en effectieve lesuitvoering.
## 1. Oriëntatie
Lesmanagement is cruciaal voor het bereiken van lesdoelen door middel van een doordachte aanpak die structuur, planning en flexibiliteit combineert. Essentiële componenten van een effectieve les zijn sterke, duidelijke instructies, een gestructureerde werkvorm, duidelijke afspraken en een veilig, stimulerend werkklimaat. Flexibiliteit is noodzakelijk om onverwachte factoren, zoals leerlinggedrag of beperkingen in ruimte en materiaal, op te vangen en het leerproces doelgericht te houden. Lesmanagement is een continu leerproces dat evolueert met nieuwe inzichten en bijscholingen. Klasmanagement, gericht op het managen van leerlinggedrag, is een integraal onderdeel hiervan [3](#page=3).
### 1.1 Leerdoelen van het thema
Aan het einde van dit thema kan men:
* Een veilige leeromgeving creëren en hanteren [4](#page=4).
* Correct inspelen op gewenst en ongewenst gedrag [4](#page=4).
* Goed ruimtemanagement en tijdsmanagement toepassen [4](#page=4).
* Organisatie en lesmanagement situeren binnen het didactisch model [4](#page=4).
* Het belang en de functies van een goede organisatie beschrijven [4](#page=4).
* Verschillende opstellingen herkennen en toepassen in een les [4](#page=4).
### 1.2 Organisatie binnen het didactisch model
Binnen het didactisch model valt organisatie onder de fase 'Les/Training'. Na het bepalen van de beginsituatie en doelstellingen wordt de lesinhoud uitgewerkt, waarna nagedacht wordt over de optimale organisatie van deze elementen [4](#page=4).
> **Tip:** Gebruik een visueel schema of een stappenplan om je lesopbouw en organisatie helder te structureren [4](#page=4).
## 2. Ruimtemanagement
Ruimtemanagement dient het leerproces van de leerling door de sportzaal of sportomgeving functioneel en logisch in te vullen, wat leidt tot een klimaat waarin leerlingen zich kunnen ontwikkelen en efficiënte leerervaringen opdoen. Een goede inschatting van de ruimtelijke organisatie, rekening houdend met de zaalgrootte en het aantal leerlingen, maakt een logische invulling van oefenstof en leerinhouden mogelijk en verhoogt de flexibiliteit bij wisselende omstandigheden. Het hoofddoel is het zo efficiënt mogelijk benutten van de werkelijke oefentijd, wat resulteert in een geconcentreerde sfeer, intensief werken, tijdwinst, betere leerprestaties en verhoogde veiligheid [5](#page=5).
### 2.1 Klaarzetten en opbergen materiaal
Het plaatsen, gebruiken en opbergen van materiaal is een cruciaal onderdeel van de lesorganisatie. Door vooraf goed na te denken over de materiaalopstelling in functie van de ruimte, ontstaat meer effectieve lestijd voor zowel de leerkracht als de leerlingen. Sommige sporttakken vereisen meer voorbereiding voor het plaatsen en opruimen van materiaal dan andere [5](#page=5).
**Praktische tips voor materiaalopstelling:**
* Zorg voor voldoende aan- en uitloop bij toestellen waar gelopen en gesprongen wordt [5](#page=5).
* Voorzie ruimte voor helpers bij toestellen die hulpverlening vereisen [5](#page=5).
* Gebruik alle beschikbare exemplaren om een optimale oefenfrequentie te verkrijgen [5](#page=5).
* Stel toestellen zo op dat vlot doorwerken gewaarborgd is [5](#page=5).
* Vermijd dat leerlingen elkaar hinderen, bijvoorbeeld bij vrij spelen of in een toestellenbaan [5](#page=5).
* Zorg dat doorschuiven naar de volgende oefening in een omloop logisch is [5](#page=5).
### 2.2 Organisatie vóór de les
Een goede voorbereiding vóór de les zorgt voor een optimale benutting van de lestijd. Voorbeelden hiervan zijn het klaarhangen van touwen, het klaarzetten van ballen of partijlinten tijdens het omkleden of de opwarming, en het tijdig plaatsen van toestellen. Voor toestellen die veel tijd kosten om op te stellen, kan overleg met collega's wenselijk zijn om ze in meerdere lessen te gebruiken. Met waarborging van de veiligheid kunnen leerlingen helpen bij de voorbereiding middels een organisatieschema of plattegrond [6](#page=6).
#### 2.2.1 Fysieke veiligheid
De leerkracht draagt de verantwoordelijkheid voor de veiligheid in de sportzaal. Onvoorzichtig handelen kan leiden tot aansprakelijkheid bij ongevallen of schade [6](#page=6).
**Aandachtspunten voor fysieke veiligheid:**
* Plaats kleine matten op plekken waar iemand op de grond kan vallen [6](#page=6).
* Leg dikke landingsmatten overal waar landingen voorzien zijn of waar men van hoogte kan vallen [6](#page=6).
* Let op muren en vermijd opstellingen of landingsplaatsen te dichtbij; plaats anders een valmat tegen de muur [6](#page=6).
* Zorg voor netheid door geen ongebruikt materiaal te laten liggen om struikelgevaar te voorkomen [6](#page=6).
* Maak duidelijke afspraken rond veiligheid, zoals wanneer de volgende leerling mag vertrekken of dat kogels/speren pas op signaal van de leerkracht opgehaald mogen worden [6](#page=6).
### 2.3 Organisatie tijdens de les
Een goed doordachte organisatie tijdens de les leidt tot overzicht voor de leerkracht, meer oefenmomenten voor de leerlingen en een makkelijker hanteerbaar tijdmanagement. Vaak de opstelling van de zaal moeten veranderen, leidt tot afleiding, chaos en frustratie. De oefenfrequentie van de leerling staat centraal, aangezien leren vaak beter gaat door herhaling en het frequent wisselen van opstelling de concentratie niet ten goede komt. Bij een beperkt materiaal kan de verdeling van de klasgroep aangepast worden door de zaal in zones met verschillende opdrachten te verdelen of te werken met posten [7](#page=7).
#### 2.3.1 6 W's
Het betrekken van leerlingen bij het klaarzetten en opruimen van materiaal bevordert zelfstandigheid en draagt bij aan het leerproces. Zelfs jonge kinderen kunnen, met duidelijke begeleiding en visuele duiding (kegels, tape), klein materiaal plaatsen. Oudere kinderen kunnen effectiever ondersteund worden door duidelijke instructies, bordschema's of video's. De uitdaging voor de leerkracht ligt in het uit handen geven, correct demonstreren en de positionering in de zaal voor goed overzicht [8](#page=8).
**De 6 W's zijn:**
1. Wanneer wordt de opdracht uitgevoerd?
2. Wie moeten de opdracht uitvoeren?
3. Wat moet er gebeuren?
4. Waar moet het materiaal geplaatst worden?
5. Welke wijze is nodig?
6. Wat moet hierna gebeuren [9](#page=9)?
**Voorbeeld: opruimen Zweedse banken (5 banken, 20 lln):**
1. Als ik start zeg... (Wanneer)
2. zullen leerlingen (4 aanduiden) (Wie)
3. de banken opruimen. (Wat)
4. We plaatsen de banken voor het sportraam, telkens 2 banken op elkaar (Waar).
5. We buigen correct door de benen en houden onze rug recht (Welke wijze).
6. Als je klaar bent, ga je zitten op de rode middencirkel (Wat hierna) [9](#page=9).
> **Tips voor de 6 W's:**
> * Duidelijke instructie vermijdt onnodige herhaling [9](#page=9).
> * De 6 W's zijn bruikbaar vanaf 7 jaar; bij jongere kinderen gebruik je een stap voor stap instructie [9](#page=9).
> * Neem bij twijfel over het aantal benodigde helpers liever te veel dan te weinig [9](#page=9).
> * Laat bij het inschakelen van alle leerlingen bij het plaatsen van toestellen een groepje voordoen [9](#page=9).
> * Sleeptoestellen worden gedragen, verrolbare toestellen worden gerold tot dichtbij de locatie [9](#page=9).
> * Houd rekening met het gewicht van toestellen in functie van de kracht van leerlingen [9](#page=9).
#### 2.3.2 Organisatie van lesgewrichten
Een lesgewricht is het moment waarop in de lesorganisatie van het ene lesonderdeel wordt overgegaan naar het andere. De meeste organisatieproblemen ontstaan bij deze overgangen. Het handhaven van dezelfde groepsindelingen, opstellingen en toestellen van het vorige onderdeel vergemakkelijkt de organisatie. Het einde van de les, met mogelijke opruimacties en verminderde concentratie, is een fase waarin relatief veel ongevallen gebeuren, wat alertheid van de leerkracht vereist. Alle leerlingen moeten een taak hebben bij het opruimen, en na de les kan de groep rustig samenkomen om af te sluiten [11](#page=11).
#### 2.3.3 Organisatievormen
De keuze van de organisatievorm, hoe leerlingen in de zaal geplaatst worden, is afhankelijk van factoren zoals het aantal leerlingen, hun niveau, de beschikbare ruimte en materiaal, en het lesthema of de oefenstof (de beginsituatie) [11](#page=11).
* **Vrij verspreid:** Aangename en geschikte vorm voor alle leeftijden waarbij iedere leerling een plaats zoekt waar hij niet gehinderd wordt [12](#page=12).
* **Kring:** Een gezellige opstelling waarbij iedereen elkaar ziet; voor jonge kinderen kan het moeilijk zijn om in de kring te blijven. Er zijn diverse varianten zoals frontkring, flankkring en halve kring [12](#page=12).
* **Rijen (geschrankt):** De leerkracht staat met het aangezicht naar de leerlingen en doet spiegelbeeld mee; bij moeilijke bewegingen staat hij met de rug naar de leerlingen [12](#page=12).
* **In gelid:** Leerlingen schuiven achter elkaar aan om dezelfde oefening te doen; ook wel 'in rijen' genoemd (bv. in het zwembad) [13](#page=13).
* **Posten (standen):** Leerlingen schuiven na een bepaalde tijd door naar de volgende stand, wat de leerkracht moet timen [13](#page=13).
* **Omloop (circuit, stroom, parcours):** Leerlingen schuiven meteen na een opdracht door naar de volgende. Dit is interessant voor het aanleren van nieuwe bewegingen of het oefenen van vaardigheden. Voordelen zijn zelfstandig werken, veel leerlingen tegelijk aan het werk, en eenvoudige differentiatie. Nadelen zijn meer voorbereiding en organisatie, moeilijker overzicht houden, en minder individuele feedback. De leerkracht zet zich bij de meest risicovolle opdracht, aan de kant waar hij iedereen kan zien, of gaat rond indien de veiligheid dit toelaat [14](#page=14).
* **Banen:** Leerlingen komen om de beurt aan bod, onafhankelijk van hun buur. Dit is geschikt voor estafettespelen of dribbeloefeningen. Voordelen zijn recuperatietijd voor wachtende leerlingen, feedback zonder tijdsverlies, en veel leerlingen tegelijk actief. Nadelen zijn het in de gaten houden van veel leerlingen en het risico op 'speelgedrag' tijdens het wachten. De leerkracht gaat rond en verdeelt zijn aandacht, grijpt in bij problemen zonder het overzicht te verliezen, of plaatst zich bij risicovolle opdrachten [15](#page=15).
* **Golven:** Leerlingen komen om de beurt aan bod, rij per rij gelijktijdig. Dit is goed bruikbaar voor herhaling van gekende oefenstof. Nadelen zijn dat veel leerlingen (ook die wachten) in de gaten gehouden moeten worden en dat de oefenstof zelfstandig uitgevoerd moet kunnen worden. De leerkracht plaatst zich aan het einde, in tegenovergestelde richting, met de blik naar de leerlingen [16](#page=16).
**Algemene tips voor organisatievormen:**
* Gebruik kegels of lijnen als aanduiding waar leerlingen moeten klaarstaan om vooruitschuiven en opdringen te voorkomen [17](#page=17).
* Laat wachtende leerlingen af en toe zitten om afleiding te verminderen en rust te creëren [17](#page=17).
* Laat indien mogelijk meerdere leerlingen tegelijk aan één toestel werken [17](#page=17).
* Soms is het wenselijk eerst de leerlingen op te stellen en pas daarna de toestellen of klein materiaal [17](#page=17).
#### 2.3.4 Opstelling van de leerkracht
De leerkracht moet zo staan dat hij overzicht heeft, snel kan ingrijpen en hulp kan verlenen. Bij een kringopstelling gaat de leerkracht buiten de kring staan. Bij hulpverlening positioneert de leerkracht zich zo dat hij de rest van de klas zoveel mogelijk kan blijven zien. Bijvoorbeeld, bij duikelen met touwen, zet de leerkracht hulpbehoevende kinderen bij elkaar aan de buitenste touwen en gaat aan de buitenzijde staan om alle andere leerlingen te blijven zien [17](#page=17).
## 3. Organisatie na de les
Tenzij er afspraken zijn gemaakt met de volgende lesgever, dient de oefengelegenheid achtergelaten te worden zoals deze werd aangetroffen. Dit houdt in dat materiaal teruggeplaatst, springtouwen opgehangen, knopen uit touwen gehaald en ballen opgeruimd worden. Bij lesgeven buiten dient het te gebruiken materiaal vooraf geteld en aan het eind van de les gecontroleerd te worden [18](#page=18).
Ook het kleedkamergebeuren vraagt aandacht; de les eindigt pas als leerlingen volledig aangekleed zijn. Ongewenst omkleedgedrag moet aangepakt worden, en na het omkleden dient de leerkracht de kleedkamers te controleren op achtergebleven spullen of problemen [18](#page=18).
---
# Tijdsmanagement en actieve leertijd
Effectief tijdsgebruik in de les lichamelijke opvoeding is cruciaal om de actieve leertijd van leerlingen te maximaliseren en tijdverlies te minimaliseren [19](#page=19) [20](#page=20) [21](#page=21).
### 4.1 Actieve leertijd: ALT
Het concept tijd is essentieel bij het leren; leerlingen hebben tijd nodig om zich nieuwe vaardigheden eigen te maken. Efficiënte docenten zorgen ervoor dat leerlingen de benodigde leertijd daadwerkelijk krijgen en optimaal benutten binnen de beperkte schooltijd [19](#page=19).
Actieve leertijd (ALT) houdt in dat leerlingen zich bezighouden met relevante leeractiviteiten met een zekere mate van succes, wat leren mogelijk maakt. In de context van lichamelijke opvoeding omvat ALT niet alleen fysieke activiteit, maar ook cognitieve en sociaal-dynamische aspecten van het leerproces. Het leerresultaat wordt mede bepaald door de vaardigheid en motivatie van de leerling, en door de kwaliteit van het onderwijs of de vaardigheid van de docent [19](#page=19) [20](#page=20).
> **Tip:** Efficiënt tijdsgebruik in LO leidt direct tot meer actieve leertijd, wat essentieel is voor leerresultaat.
### 4.2 Tijdverlies
In lessen lichamelijke opvoeding wordt vaak aanzienlijk tijd verloren ten opzichte van de voorziene leertijd van twee keer vijftig minuten. Tijdverlies ontstaat onder andere door het verplaatsen naar de zaal, omkleden, noteren van aanwezigheden, plaatsen en uitdelen van materialen, langdurende opwarmingsoefeningen, voorbereidende activiteiten en minder relevante oefeningen. Studies tonen aan dat minder dan de helft van de voorziene tijd daadwerkelijk als actieve leertijd wordt benut [20](#page=20).
> **Example:** Het "trechtereffect" illustreert hoe de oorspronkelijk beschikbare leertijd aanzienlijk wordt gereduceerd door diverse vormen van tijdverlies [20](#page=20).
### 4.3 Tijdmanagement in de les LO
Een sleutelvaardigheid van een efficiënte docent is het optimaal benutten van de klastijd. De docent moet continu evalueren of leerlingen leren en daarvoor voldoende tijd krijgen. Binnen een vastgestelde lestijd kan de actieve leertijd verhoogd worden door de management- en instructietijd te reduceren [21](#page=21).
#### Reflectiemomenten rond "tijd winnen"
* **Begin van de les:**
* Hoe kan tijd gewonnen worden bij aankomst van leerlingen, omkleden, aanwezigheden noteren, berichten meedelen, materialen verzamelen en plaatsen, en het positioneren van leerlingen [21](#page=21)?
* **Kern van de les:**
* Is elk leerlinggedrag gericht op het lesdoel [21](#page=21)?
* Zijn opwarmingsoefeningen noodzakelijk, nuttig, zinvol en specifiek [21](#page=21)?
* Is de oefenkeuze aangepast aan het einddoel en vaardigheidsniveau [21](#page=21)?
* Wordt tijdverlies door nevenactiviteiten en te gemakkelijke bewegingen vermeden [21](#page=21)?
* Krijgen aangeboden oefenvormen voldoende (niet te weinig, niet te veel) tijd om verveling te voorkomen [21](#page=21)?
* Zijn overgangen tussen oefeningen en oefenbeurten kort met minimale wachttijden [21](#page=21)?
* Zijn er duidelijke routines voor verzamelen, verspreiden, starten en stoppen [21](#page=21)?
* Zijn periodes van instructie en organisatie kort en goed overwogen [21](#page=21)?
* Is de tijdsverdeling zodanig dat de eindvorm voldoende geoefend kan worden zonder dat dit ten koste gaat van voorbereidende activiteiten [21](#page=21)?
* **Einde van de les:**
* Hoe kan de les tijdig (niet te vroeg of te laat) gestopt worden [21](#page=21)?
* Hoe worden materialen ordelijk weggeplaatst [21](#page=21)?
* Hoe worden leerlingen verzameld om de les af te ronden en afspraken te maken [21](#page=21)?
* Hoe worden het omkleden en de doorstroming van leerlingen gereguleerd [21](#page=21)?
> **Tip:** Korte, duidelijke routines voor start, stop en materiaalbeheer minimaliseren wachttijden en verhogen de actieve leertijd.
---
# Klasmanagement en creëren van een veilige leeromgeving
Klasmanagement omvat strategieën voor gedragsmanagement en het bevorderen van een sociaal en emotioneel veilige leeromgeving [22](#page=22).
### 3.1 Tijdmanagement in de les LO
Optimaal gebruik van klastijd is een cruciale managementvaardigheid voor efficiënte leraren. Dit houdt in dat de actieve leertijd wordt verhoogd door de management- en instructietijd te reduceren [21](#page=21).
**Reflectiemomenten rond tijd winnen:**
* **Begin van de les:** Efficiënt omgaan met de aankomst van leerlingen, omkleden, aanwezigheden opnemen, berichten meedelen, en materialen verzamelen [21](#page=21).
* **Kern van de les:** Zorgen dat elk leerlinggedrag gericht is op het lesdoel, zinvolle en specifieke oefeningen aanbieden die passen bij het vaardigheidsniveau, directe overgangen met minimale wachttijden, korte instructie- en organisatieperiodes, en voldoende tijd voor de eindvorm [21](#page=21).
* **Einde van de les:** Tijdig stoppen van de les, ordelijk wegbergen van materialen, leerlingen verzamelen voor afronding en afspraken, en het omkleden begeleiden [21](#page=21).
### 3.2 Klasmanagement
Klasmanagement gaat verder dan fysieke veiligheid en omvat het creëren van sociale en emotionele veiligheid, respect, vertrouwen en een positief groepsklimaat waarin leerlingen zich gewaardeerd voelen. Het doel is om leerlingen te begeleiden, een positief leerklimaat te creëren, gedrag te managen, relaties op te bouwen, groepsdynamiek te bevorderen en storend gedrag te voorkomen of aan te pakken. Een veilige, respectvolle en motiverende omgeving waarin leerlingen zich betrokken en verantwoordelijk voelen, is het ultieme doel [21](#page=21) [22](#page=22).
**Kerncomponenten van klasmanagement:**
* Gedragsmanagement [22](#page=22).
* Opbouwen van een goede relatie met leerlingen [22](#page=22).
* Bevorderen van een gezonde groepsdynamiek [22](#page=22).
* Preventie en aanpak van storend gedrag [22](#page=22).
Orde en discipline zijn hierbij sleutelbegrippen. Duidelijke afspraken en regels, zichtbaar en consequent toegepast, zijn essentieel. Het ontwikkelen van strategieën om met conflicten en overtredingen om te gaan, samen met een helder handelingsplan, zorgt voor duidelijkheid. Het betrekken van leerlingen bij het opstellen van regels versterkt hun autonomie en verantwoordelijkheidsgevoel [22](#page=22).
Een organisatiebreed beleid op mesoniveau, waarbij alle betrokkenen samenwerken aan een open en veilig schoolklimaat, is een effectieve bredere aanpak [22](#page=22).
### 3.3 Managen van structuur
Een duidelijke structuur biedt leerlingen houvast en weten zij wat er van hen verwacht wordt, wat de cognitieve belasting vermindert en ruimte creëert voor leerstof [22](#page=22).
**Kernaspecten van structuurmanagement:**
* **Opmerkzaamheid:** De leraar ziet alles in de omgeving en is op de hoogte van alle gebeurtenissen tijdens het lesmoment [22](#page=22).
* **Simultaan gedrag:** De vaardigheid om meerdere zaken tegelijkertijd af te handelen of de aandacht over meerdere gebeurtenissen te verdelen. Dit vereist vlotte informatieverwerving en -verwerking [22](#page=22) [23](#page=23).
* **Continuïteit:** Het verzekeren van het tempo van opeenvolgende activiteiten voor een vlot verloop [23](#page=23).
* **Uitdaging en afwisseling:** Het voorzien van voldoende uitdaging en afwisselende taken om een leerklimaat te creëren [23](#page=23).
Structuur wordt ook geboden door gedragsregels en het aanleren van gewoontes, wat automatisch volgt op een trigger [23](#page=23).
**Belangrijk om goed te laten verlopen:**
* Consistent gedragsregels afspreken [23](#page=23).
* Verwachtingen benoemen en opmerkzaam zijn [23](#page=23).
* Positief bekrachtigen bij goed gedrag [23](#page=23).
* Simultaan gedrag toepassen [23](#page=23).
* Consequent bijsturen vanuit een warme, vriendelijke houding en uitleggen waarom dit nodig is [23](#page=23).
* Aandacht van alle leerlingen vasthouden en iedereen betrekken [23](#page=23).
* Afwisselende en uitdagende taken voorzien [23](#page=23).
> **Tip:** Er moet een balans gevonden worden tussen het aanreiken van structuur en het ondersteunen van autonomie, omdat te veel structuur leerlingen passief kan maken. Afspraken in de lesvoorbereiding worden genoteerd in de kolom van de onderwijsleeractiviteiten [23](#page=23).
### 3.4 Preventieve benadering
Preventieve maatregelen, zoals duidelijke afspraken en regels, zijn cruciaal voor orde en veiligheid. Deze betreffen algemeen verwacht gedrag, gebruik van accommodatie en materiaal, verantwoordelijkheden van de lesgever, afspraken rond afwezigheden en vervangtaken, en gedrag bij aanvang van de les. Duidelijke communicatie vooraf voorkomt misverstanden en creëert een voorspelbare structuur [24](#page=24).
> **Voorbeeld van preventieve categorieën:**
> * Respectvol omgaan met medeleerlingen en materiaal [24](#page=24).
> * Toestellen enkel gebruiken op signaal van de leerkracht [24](#page=24).
> * Altijd toezicht houden bij risicovolle oefeningen [24](#page=24).
> * Heldere afspraken rond aanwezigheid en vervangtaken [24](#page=24).
### 3.5 Curatieve benadering
De curatieve benadering richt zich op het omgaan met storend gedrag, conflicten of agressie die zich voordoen ondanks preventieve inspanningen. Het is essentieel om professioneel en duidelijk te reageren, waarbij de grens en consequenties duidelijk worden [24](#page=24).
**Effectieve aanpakken:**
* **Positieve benadering of actief negeren van licht storend gedrag:** Werkt beter op lange termijn dan repressieve reacties [24](#page=24).
* **Handel niet uit woede of frustratie:** Benoem het gedrag en neem maatregelen tegen het gedrag, niet tegen de persoon [25](#page=25).
* **Duidelijkheid:** Benoem wat je ziet en wat je wilt zien [25](#page=25).
* Voorbeeld: “Ik zie dat je door de zaal loopt, maar ik wil dat je op je plaats blijft.” [25](#page=25).
* **Vastberadenheid:** Grijp in met een duidelijke reden, neem de leerling apart indien mogelijk, en gebruik oogcontact en actief wachten tegen ongewenst gedrag [25](#page=25).
* **Goede timing:** Stop storend gedrag voordat het zich verspreidt en een watervaleffect veroorzaakt [25](#page=25).
Bij herhaaldelijk storend gedrag kan een gedragscontract of begeleidingsovereenkomst worden opgesteld in overleg met collega's, directie en ouders, waarin persoonlijke doelen en afspraken worden genoteerd. Dit contract moet conform de organisatiebrede aanpak worden opgesteld en ondertekend [25](#page=25).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Lesmanagement | Het geheel van organisatorische aspecten, planning, structuur en flexibiliteit dat een leerkracht toepast om een les inhoudelijk sterk en praktisch goed te laten verlopen, met als doel leerdoelen te bereiken. |
| Didactisch model | Een raamwerk dat de verschillende componenten van lesgeven en leren structureert, waarbij organisatie binnen dit model onder de noemer 'Les/Training' valt na de bepaling van beginsituatie en doelstellingen. |
| Ruimtemanagement | De functionele en logische inrichting en het gebruik van de sportzaal of sportomgeving om leerlingen ontwikkelingskansen te bieden en efficiënte leerervaringen op te doen, gericht op het maximaliseren van de oefentijd. |
| Tijdsmanagement | Het efficiënt inzetten en benutten van de beschikbare lestijd om de actieve leertijd van leerlingen te verhogen en tijdverlies te minimaliseren door een gestructureerde aanpak en korte overgangen. |
| Actieve leertijd (ALT) | De periode waarin leerlingen actief bezig zijn met relevante leeractiviteiten die leiden tot leren, inclusief motorische, cognitieve en sociaal-dynamische aspecten, met een zekere mate van succes. |
| Klasmanagement | Het geheel van maatregelen en strategieën dat een leerkracht toepast om een groep leerlingen effectief te begeleiden, een positief leerklimaat te creëren en gedrag te managen, met als doel een veilige en motiverende leeromgeving. |
| 6W’s | Een hulpmiddel voor instructie en organisatie, bestaande uit zes vragen: Wanneer, Wie, Wat, Waar, Welke wijze, en Wat hierna, om duidelijkheid te verschaffen bij opdrachten, met name bij het klaarzetten en opruimen van materiaal. |
| Lesgewricht | Het moment in de les dat overgegaan wordt van het ene lesonderdeel naar het andere, waarbij een vlotte organisatie essentieel is om concentratie en leertijd te behouden. |
| Organisatievormen | Verschillende manieren waarop leerlingen in de zaal geplaatst worden om oefeningen uit te voeren, zoals vrij verspreid, kring, rijen, posten, omloop, banen en golven, elk met specifieke voor- en nadelen en toepassingen. |
| Preventieve benadering | Maatregelen die genomen worden om potentiële problemen, zoals storend gedrag of onveilige situaties, te voorkomen door duidelijke afspraken, regels en procedures te hanteren. |
| Curatieve benadering | De manier waarop een leerkracht reageert op en omgaat met storend gedrag, conflicten of agressie die zich tijdens de les voordoen, met als doel duidelijkheid, consequenties en gedragsverandering te bewerkstelligen. |