Cover
立即免费开始 KZG.HfdstK5.pdf
Summary
# Definitie en kenmerken van de Verlichting
De Verlichting was een periode en een proces van bewustwording in Europa, gekenmerkt door het ideaal van zelfbepaling en kritisch denken, met als doel het welzijn van de mensheid te verhogen [1](#page=1) [2](#page=2).
### 1.1 Opkomst en zelfidentificatie van de Verlichting
* De 18e eeuw wordt gezien als de bloeitijd van de Verlichting, waarin over heel Europa een groeiend bewustzijn ontstond dat men in een nieuwe tijd leefde [1](#page=1).
* Het geestesklimaat diversifieerde, de christelijke orthodoxie werd steeds meer in twijfel getrokken, en de roep om politieke hervormingen klonk luider [1](#page=1).
* Veel werd verwacht van de vooruitgang in wetenschap en techniek [1](#page=1).
* Het begrip 'Verlichting' (Aufklärung) werd pas midden de 18e eeuw een bewust label van zelfidentificatie onder filosofen [1](#page=1).
#### 1.1.1 Immanuel Kant en de opdracht tot zelfbepaling
* Immanuel Kant definieerde Verlichting in zijn essay 'Was heisst Aufklärung?' als de opdracht die elke mens zichzelf verschuldigd is om zich te bevrijden van 'zelfgekozen onmondigheid' [1](#page=1).
* De verlichte rede legt de mens een dwingende plicht op: 'Durf te denken!' [1](#page=1).
* Het ideaal van zelfbepaling, dat al in de Renaissance ontstond en door Descartes werd uitgedragen, kreeg hier een moreel-politieke invulling [1](#page=1).
* Kritisch denken werd door Kant beschouwd als de weg naar persoonlijke vrijheid en autonomie [1](#page=1).
* Vanuit de rede kon volgens Kant een meer gelijke en vrije samenleving worden uitgebouwd [1](#page=1).
* Hij droomde na de Franse Revolutie van een wereldvrede waarin staten verenigd waren in een volkenbond [1](#page=1).
* Om dit te realiseren moest het ideaal van kritisch en zelfstandig denken verspreid worden in de hele samenleving [1](#page=1).
* Kants beschouwing verscheen kort voor de Franse Revolutie, toen de Verlichting strikt genomen al over haar hoogtepunt heen was [1](#page=1).
#### 1.1.2 Ritchie Robertson en Moses Mendelssohn over de Verlichting
* Ritchie Robertson plaatst de bloeitijd van de Verlichting in Europa tussen 1680 en 1790 [2](#page=2).
* Robertson karakteriseert het proces van de Verlichting als "de betrachting van denkers, schrijvers en publieke administratoren in vele landen om het welzijn van de mensheid te verhogen" [2](#page=2).
* Moses Mendelssohn, een tijdgenoot van Kant, benadrukte dat de Verlichting vooral een ideaal van intellectuele en culturele opvoeding nastreefde [2](#page=2).
* De 'verhoging van het welzijn van de mens' werd breed begrepen, niet enkel gericht op materiële vooruitgang en politieke ontvoogding [2](#page=2).
* Mendelssohn stelde dat de Verlichting streeft naar de verheffing van de hele mens via de ontplooiing van wetenschap en filosofie, wat een omwenteling van de hele cultuur vereist [2](#page=2).
* Dit werd in Duitsland het typische ideaal van *Bildung*, verder uitgedragen door Goethe, Schiller en Von Humboldt [2](#page=2).
* Kant en Mendelssohn zagen de Verlichting als een project in wording, met een fundament gelegd voor een toekomstige vormgeving [2](#page=2).
#### 1.1.3 Latere kritiek op de Verlichting
* Horkheimer en Adorno analyseerden in de 20e eeuw de erfenis van de Verlichting in hun *Dialectiek van de Verlichting* [2](#page=2).
* Hun diagnose was niet positief en vertoonde echo's van de kritiek die reeds in de 18e eeuw, tijdens de Romantiek, op het Verlichtingsdenken werd geuit [2](#page=2).
### 1.2 De wending naar het empirisme: sensibiliteit en rede
* Vanaf de laatste decennia van de 17e eeuw tekende zich een nieuwe horizon af voor filosofie en wetenschap binnen de Verlichting [2](#page=2).
* Het rationalisme van denkers als Descartes, Spinoza en Leibniz, met een sterk geloof in de a priori rede, verloor aan betekenis ten gunste van een pragmatischere en gediversifieerdere wetenschapsvisie [2](#page=2).
* De filosofie richtte zich resoluut op de menselijke natuur [2](#page=2).
* Filosofen van het Britse empirisme, zoals John Locke en David Hume, stelden de ervaring (empirie) centraal als bron van filosofisch inzicht en wetenschappelijke kennis [2](#page=2).
* 'Ervaring' verwees hier in de eerste plaats naar het belang van zintuiglijke observatie voor de experimentele wetenschap [2](#page=2).
* Solide wetenschappelijke kennis werd verkregen door de synthese van experimenteel gestuurde observatie en op wiskunde gebaseerde nomologische verklaring [2](#page=2).
> **Tip:** De Verlichting wordt gekenmerkt door een verschuiving van puur rationeel denken naar een meer empirische benadering, waarbij de menselijke ervaring centraal kwam te staan. Dit had grote gevolgen voor zowel de filosofie als de wetenschap.
---
# De wending naar empirisme en sensibiliteit
Dit deel analyseert de verschuiving van rationalisme naar empirisme, waarbij de Britse filosofen Locke en Hume de zintuiglijke ervaring en gevoelens centraal stellen als bron van kennis en inzicht.
### 2.1 De verschuiving van rationalisme naar empirisme
De bloeiperiode van de Verlichting kenmerkt zich door een nieuwe horizon voor filosofie en wetenschap, waarbij het rationalisme van denkers als Descartes, Spinoza en Leibniz, dat sterk leunde op de kracht van de a priori rede, aan betekenis verloor. Dit maakte plaats voor een meer pragmatische en gediversifieerde visie op wetenschap. In het verlengde hiervan richtte de filosofie zich resoluut op de menselijke natuur. De filosofen van het Britse empirisme, met name John Locke en David Hume, speelden een cruciale rol in deze evolutie door de ervaring (empirie) centraal te stellen als bron van filosofisch inzicht en wetenschappelijke kennis. Het begrip 'ervaring' omvat hierbij niet alleen de zintuiglijke observatie, essentieel voor de experimentele wetenschap, maar ook een bredere interpretatie binnen de 18e-eeuwse Verlichtingsfilosofie [2](#page=2).
> **Tip:** De verschuiving van rationalisme naar empirisme markeert een fundamentele verandering in hoe kennis werd beschouwd, waarbij de nadruk verschoof van aangeboren ideeën naar zintuiglijke waarneming en ervaring.
### 2.2 Het belang van sensibiliteit en gevoel
David Hume betoogde in zijn *Treatise of Human Nature* dat zowel in de wetenschap als in het dagelijks leven de rede een functie is van het gevoel of de sensibiliteit. Onder sensibiliteit verstond Hume niet uitsluitend de strikte zintuiglijke ervaring, maar ook de passies en affecties, esthetische en morele smaak (taste, moral sense), en zelfs gewoonte (custom, habit). Deze sferen, intrinsiek aan het menselijk leven, zijn volgens Hume essentieel voor een functionerende rede. De rede is bij Hume niet langer een soevereine, onafhankelijke instantie, maar een activiteit van het denken die altijd ingebed is in de sfeer van de sensibiliteit [3](#page=3).
Hume bepleitte dat alle kennis a posteriori en feilbaar is, wat niet alleen geldt voor natuurwetenschappelijke kennis, maar ook voor overtuigingen en opinies in het dagelijks leven. Zijn radicale stelling is dat de 'waarheid' van wetenschap gebaseerd is op overtuigingen (beliefs) die voortkomen uit een proces dat nooit puur rationeel is; een 'ware' overtuiging is uiteindelijk een kwestie van gevoel. Hij concludeerde sceptisch dat absoluut zekere kennis, met name in de metafysica, onmogelijk is, en stelde dat het hart (de sensibiliteit) de leidraad van de 'ware' metafysica zou moeten zijn [3](#page=3).
Stephen Gaukroger benadrukt dat Hume's pleidooi voor een nieuwe wetenschap van de menselijke natuur illustratief is voor een belangrijke verschuiving in de 18e-eeuwse filosofie, namelijk de ontdekking van sensibiliteit als een constitutieve dimensie van het mens-zijn en kennis. Naast Hobbes en Locke speelde ook Lord Shaftesbury (1671-1731) een significante rol in de verspreiding van deze ervaringsgerichte filosofie. Shaftesbury verdedigde in *Characteristics of Man, Manners, Opinions and Times* het idee van een natuurlijk 'moreel zintuig' (moral sense), waaruit de kennis van goed en kwaad voortvloeit, in plaats van uit de rede. Volgens Shaftesbury is religie niet de bron van moraal, maar omgekeerd: ware religie is een uitdrukking van een moreel juiste levenswandel, terwijl bijgeloof en religieus fanatisme wijzen op de perversie van de deugd [3](#page=3).
> **Example:** Humes idee dat 'waarheid' in de wetenschap uiteindelijk gebaseerd is op gevoel, doorbreekt het traditionele beeld van de rede als een volkomen objectieve en neutrale bron van kennis.
### 2.3 Van 'cogito' tot het sensibele zelf
De focus op de menselijke natuur, zoals gepromoot door Locke, Shaftesbury en Hume, leidde tot een nieuw concept van het zelf of subject in de 18e-eeuwse filosofie. John Locke onderscheidde in zijn *Essay concerning Human Understanding* reeds de ziel van de persoon. In kritiek op Descartes stelde Locke dat de mens zichzelf primair kent als een belichaamd bewustzijn, waarbij de identiteit van de persoon een product is van de symbiose tussen zintuiglijke waarneming en geheugen. Het sensibele zelf verving in de 18e-eeuwse filosofie het Cartesiaanse cogito [4](#page=4).
David Hume trok veertig jaar na Locke het bestaan van de Platonisch-Cartesiaanse ziel in twijfel. Volgens Hume is de identiteit van het 'zelf' vanuit de rede onverklaarbaar, hoewel hij erkende dat individuen zich in het dagelijks leven als identieke personen ervaren, mede dankzij passies als trots en zelfliefde. Het Humeaanse zelf is kortom een constructie van de verbeelding (imagination). Thomas Reid bekritiseerde later de persoonsconcepten van zowel Locke als Hume. Voor Reid is het zelf een robuuste, onbetwijfelbare realiteit die het bewustzijn en de zintuiglijke ervaring overstijgt; het zelf is de subjectieve 'pool' die zich manifesteert wanneer de mens de wereld objectief beschouwt. Reid, beïnvloed door Aristoteles en Thomas, meende dat het zelf dankzij rede en wil een intuïtief zekere kennis van zichzelf als een vrij handelend wezen heeft [4](#page=4).
Kant ontwikkelde aan het einde van de 18e eeuw een vergelijkbare visie op het subject. Hoewel onderling verschillend, vormen deze visies op het zelf een opmerkelijke breuk met Descartes' 'cogito'. Het 18e-eeuwse sensibele zelf kent zichzelf niet primair als een 'denkend ding' of substantie, maar als een levend organisme dat via zintuigen, passies en gevoelens betrokken is op de wereld. De rede is hier een functie van dit organisme, dat door interactie met andere mensen uitgroeit tot een zelfbewust, reflexief zelf of persoon. Dit zelf is op een intuïtieve, pre-cognitieve wijze betrokken op zichzelf en anderen, binnen de spontaniteit van het bewustzijn. In tegenstelling tot Descartes' cogito is dit zelf echter altijd enigszins opaak en 'onzeker' over zichzelf; de Cartesiaanse 'zekerheid' om als denkende ziel boven de zintuiglijke wereld te staan, blijkt een illusie. Voltaire merkte in zijn *Lettres Philosophiques* op dat we sinds Locke moeten erkennen geen directe toegang te hebben tot de metafysische realiteit van de 'ziel' [4](#page=4) [5](#page=5).
> **Tip:** Vergelijk de overgang van het 'cogito' van Descartes naar het 'sensibele zelf' van de 18e eeuw om de veranderde opvatting over identiteit en bewustzijn te begrijpen.
### 2.4 Van natuur tot menselijke natuur
Naast de vervanging van het denkende ding door het sensibele zelf, ontwikkelde zich in de 18e eeuw ook een minder mechanistische opvatting over de natuur. De mechanistische natuurfilosofie van Descartes, die sterk speculatief en a priori was, werd rond 1750 definitief verdrongen door de experimentele fysica van Newton. Newtons *Principia Mathematica* bood een verklaringsmodel voor de nieuwe fysica en astronomie dat Descartes' theorieën overtrof, met name wat betreft het concept van 'lege ruimte' en het gravitatiebeginsel [5](#page=5).
Newton promootte een methode, samengevat in zijn devies 'ik verzin geen (onnodige) hypothesen', die door de 18e-eeuwse filosofie en wetenschap werd overgenomen en toegepast buiten de astronomie en fysica. Wetenschappers realiseerden zich de pluriformiteit van de natuur en de noodzaak voor een gediversifieerder model van experimentele observatie, waarbij nodeloze speculatie werd vermeden en gezocht werd naar de eenvoudigste verklarende mechanismen. Voor gebieden als botanie, fysiologie, magnetisme, elektriciteit en chemie was een meer diverse, op observatie gebaseerde methode nodig die het Cartesiaanse mechanisme niet kon bieden [5](#page=5).
Newtons model van wetenschapsbeoefening werd ook in de filosofie overgenomen. Hume stelde in de ondertitel van zijn *Treatise of Human Nature* dat de experimentele methode ook toepasbaar is op de menselijke natuur [5](#page=5).
---
# Het concept van het zelf en de menselijke natuur
Hier is een samenvatting over het concept van het zelf en de menselijke natuur, opgesteld voor examens.
## 3. Het concept van het zelf en de menselijke natuur
Dit deel verkent de verschuiving van hetCartesiaanse 'cogito' naar een sensibel zelf en een minder mechanistische opvatting van de menselijke natuur, beïnvloed door empirisme en wetenschappelijke methoden.
### 3.1 Van ‘cogito’ tot het sensibele zelf
De filosofische focus op de menselijke natuur in de 18e eeuw, met denkers als Locke, Shaftesbury en Hume, bracht een nieuw concept van het zelf met zich mee [4](#page=4).
#### 3.1.1 Locke en het belichaamde bewustzijn
John Locke maakte in zijn *Essay concerning Human Understanding* onderscheid tussen ziel en persoon. Hij stelde dat, hoewel de ziel vanuit metafysisch en religieus oogpunt belangrijk is, de mens zichzelf primair kent als een belichaamd bewustzijn. De identiteit van een persoon is volgens Locke een product van de symbiose tussen zintuiglijke waarneming en geheugen [4](#page=4).
#### 3.1.2 Hume en het construct van de verbeelding
David Hume trok het bestaan van de Platonisch-Cartesiaanse ziel resoluut in twijfel. Voor Hume is de identiteit van het 'zelf' vanuit de rede onverklaarbaar, maar in het dagelijks leven ervaart ieder individu zich als een identieke persoon, mede dankzij passies zoals trots en zelfliefde. Het Humeaanse zelf is dus een constructie van de verbeelding [4](#page=4).
#### 3.1.3 Reid en het zelf als onbetwijfelbare realiteit
Thomas Reid bekritiseerde zowel Locke's als Hume's persoonsconcept. Reid beschouwde het zelf als een robuuste, onbetwijfelbare realiteit die het bewustzijn en de zintuiglijke ervaring overstijgt. Het zelf is de subjectieve 'pool' die zich onvermijdelijk manifesteert wanneer de mens de wereld als object neemt via denken en handelen. Reid, beïnvloed door Aristoteles en Thomas, meende dat het zelf door rede en wil intuïtief zeker is van zichzelf als een vrij handelend wezen [4](#page=4).
#### 3.1.4 Kant en het sensibele zelf
Een vergelijkbare visie op het subject vindt men aan het einde van de 18e eeuw bij Immanuel Kant. De 18e-eeuwse visies op het zelf, hoewel onderling verschillend, vormden een duidelijke breuk met Descartes' 'cogito'. Het sensibele zelf kent zichzelf niet primair als een 'denkend ding' of substantie, maar als een levend organisme dat via zintuigen, passies en gevoelens betrokken is op de wereld. De rede is hier een functie van dit organisme. Dit zelf groeit uit tot een zelfbewust, reflexief zelf of persoon door rationeel-praktische omgang met anderen. Dit zelf is intuïtief, pre-cognitief betrokken op zichzelf en anderen, door de spontaniteit van het bewustzijn. In tegenstelling tot Descartes' 'cogito', is dit zelf altijd enigszins opaak en 'onzeker' over zichzelf [4](#page=4).
> **Tip:** Merk op dat het 18e-eeuwse 'sensibele zelf' de nadruk legt op belichaming en zintuiglijke ervaring, in tegenstelling tot Descartes' abstracte 'cogito'.
#### 3.1.5 Verderzetting van de kritiek op de ziel
Voltaire wees in zijn *Lettres Philosophiques* erop dat we sinds Locke geen directe toegang hebben tot de metafysische realiteit van de ziel, zoals onsterfelijkheid of spiritualiteit. Hoewel denkers als Locke en Kant vasthielden aan de idee van onsterfelijkheid, zagen radicalere Verlichtingsfilosofen zoals de la Mettrie en Diderot het 'cogito' als een illusie en plaatsten ze het zelfbewustzijn en de rede in het lichaam [5](#page=5).
### 3.2 Van natuur tot menselijke natuur
Naast de verschuiving naar het sensibele zelf, ontwikkelde zich in de 18e eeuw ook een minder mechanistische opvatting van de natuur [5](#page=5).
#### 3.2.1 De opkomst van Newtons fysica
De speculatieve en a priori mechanistische natuurfilosofie van Descartes werd rond 1750 definitief verdrongen door de experimentele fysica van Isaac Newton. Newtons *Principia Mathematica* bood een verklarend model voor de nieuwe fysica en astronomie, waarin Descartes' theorie van wervelende deeltjes en het ontbreken van een concept van 'lege ruimte' en het gravitatiebeginsel tekortschoten [5](#page=5).
#### 3.2.2 Newtons methode en de wetenschappelijke observatie
Newton promootte een methode, samengevat in zijn slagzin 'hypotheses non fingo' ('ik verzin geen (onnodige) hypothesen'), die brede navolging vond in de 18e-eeuwse filosofie en wetenschap. Wetenschappers erkenden de pluriformiteit van de natuur en de noodzaak van een gediversifieerd model van experimentele observatie, waarbij speculatie vermeden moest worden ten gunste van eenvoudige verklarende mechanismen [5](#page=5).
> **Voorbeeld:** De ontwikkeling van taxonomie in de botanie, fysiologie, de studie van magnetisme en elektriciteit, en chemische transmutatie vergden allemaal een meer concrete, op observatie gebaseerde methode die het Cartesiaans mechanisme niet kon bieden [5](#page=5).
#### 3.2.3 De experimentele methode toegepast op de menselijke natuur
Newtons model van wetenschapsbeoefening werd overgenomen in de filosofie. David Hume stelde in de ondertitel van zijn *Treatise of Human Nature* dat de experimentele methode van Newton de basis vormde van zijn nieuwe wetenschap van de menselijke natuur. Ook Thomas Reid baseerde zijn onderzoek naar intellectuele en morele principes expliciet op Newtons methode [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 3.2.4 Hume en Reid: observatie en causale principes
De ambitie van Hume en Reid was om vanuit zorgvuldige observatie de fundamentele causale principes te achterhalen die de werking van de geest, passies en verstand bepalen. Dit moest leiden tot een verklarende theorie over de menselijke geest, wil, handelen en morele oordelen. Zij, en eerder Locke en Shaftesbury, uitten een diepe onvrede met het mensbeeld en kennisideaal van het 17e-eeuwse rationalisme [6](#page=6).
#### 3.2.5 Kritiek op het 17e-eeuwse rationalisme
Volgens hun 18e-eeuwse erfgenamen zagen denkers als Descartes, Spinoza en Leibniz de mens nog te veel als een wezen dat zich enkel door de rede onderscheidde. Zij vertrouwden te veel op wiskunde als enig model van ware kennis. Locke en Hume verwierpen resoluut de stelling dat de geest van nature over ingeboren ideeën beschikte [6](#page=6).
> **Tip:** De kern van de 18e-eeuwse empirische benadering is dat waarachtig filosofisch inzicht niet voortkomt uit louter rationele contemplatie, maar uit een wending naar zintuiglijke waarneming en de wereld zoals die aan de geest verschijnt. Het 17e-eeuwse rationalisme miste hierdoor een uitgewerkte antropologie [6](#page=6).
#### 3.2.6 Afbrokkeling van het klassieke kennisideaal
De focus op de menselijke natuur als specifiek filosofisch onderzoeksobject betekende een verdere afbrokkeling van het klassieke *épistèmè*-ideaal dat terugging op Plato en Aristoteles, waarin vertrouwen werd gesteld in de rede [6](#page=6).
> **Opmerking:** Thomas Reid nam hier een genuanceerd standpunt in door te stellen dat a priori ideeën teruggaan op 'intellectuele vermogens' van de geest, die weliswaar ingeboren zijn maar de ervaring nodig hebben om geactualiseerd te worden. Dit wijst vooruit naar Kant [6](#page=6).
---
# Kritiek op metafysica en de emancipatie van de rede
Dit deel bespreekt de afbrokkeling van het traditionele metafysische wereldbeeld en de opkomst van een pluriforme kennis, met aandacht voor de kritiek van Hume op metafysica en de rol van de Encyclopédie in het verspreiden van Verlichtingsideeën.
### 4.1 De afbraak van het metafysische fundament
De traditionele metafysica, die zowel bij Plato als bij Thomas van Aquino uitging van een goddelijke Nous of Geest als afspiegeling van de werkelijkheid, zag zich in de moderne tijd met nieuwe uitdagingen geconfronteerd. Filosofen als Descartes, Spinoza en Leibniz doorbraken de vanzelfsprekende band tussen geest en wereld, maar handhaafden niettemin het geloof in een zuivere, god-gelijke kennis *sub specie aeternitatis*. De wiskunde diende hierbij als model, waarbij de rede vanuit de kracht van het zuivere denken tot ware en zekere kennis leek te komen [7](#page=7).
Echter, vanaf het einde van de 17e eeuw, met de toenemende focus op ervaring en sensibiliteit, begon de moderne metafysica aan betekenis in te boeten. Het moderne subject, teruggeworpen op zichzelf, ontdekte een paradox: de bron van objectieve kennis en cognitieve zekerheid lag in de menselijke geest, maar deze geest was tegelijkertijd afhankelijk van de ervaring en de pluriforme sensibiliteit. Dit leidde tot de onvermijdelijke conclusie dat elke vorm van kennis subjectief gekleurd was en cognitieve zekerheid nooit absoluut kon zijn [7](#page=7).
#### 4.1.1 David Hume's sceptische kritiek
David Hume stelde dat een zekere en absolute fundering van kennis, zoals nagestreefd in zowel de klassieke als de moderne metafysica, onmogelijk was. Dit scepticisme werd door Hume echter niet als fataal voor de rede beschouwd; hij vond het daarentegen ook futiel, omdat een doorgedreven scepticisme in het gewone leven niet vol te houden is. De ervaring van het alledaagse leven redt de rede van haar onvermogen [7](#page=7).
Hume's kritiek op de metafysica bevatte tevens een irreligieuze agenda. Hij verdedigde, in navolging van Shaftesbury, dat de morele sensibiliteit, en niet de rede, de bron is van de kennis van goed en kwaad, waarbij het sensibele zelf God niet nodig heeft voor een moreel leven. In zijn *Dialogues concerning Natural Religion* betwijfelde Hume het bestaan van een persoonlijke God en reduceerde hij de 'God-Ingenieur' tot de vage idee van een 'scheppende intelligentie' waarvan de aard niet uit te spreken valt [7](#page=7).
> **Tip:** Humes onderscheid tussen een scepticisme dat fataal is voor de metafysische fundering en een scepticisme dat futiel is voor het dagelijks leven, is cruciaal voor het begrijpen van zijn filosofie.
### 4.2 De pluriformiteit van kennis en de emancipatie van de rede
Hume's scepticisme werd door tijdgenoten als problematisch ervaren, maar vestigde wel de aandacht op een voor de Verlichting cruciale evolutie: de verzelfstandiging en differentiatie van wetenschappen ten opzichte van de filosofie. Hume's uitgangspunt dat elke kennis gebaseerd is op ervaring en sensibiliteit, leidde tot de conclusie dat aangezien de sensibiliteit pluriform en divers is, ook de kennis onvermijdelijk pluriform moest zijn. Na het schrijven van zijn *Treatise of Human Nature* gaf Hume dan ook consequent de zoektocht naar een unificerend filosofisch project op [8](#page=8).
#### 4.2.1 De rol van de Encyclopédie
Het besef van de pluriformiteit van kennis, zoals zichtbaar in Humes oeuvre, kwam ook tot uiting in de beroemde Franse *Encyclopédie ou Dictionnaire Raisonné des Sciences, des Arts et des Métiers*. Dit monumentale werk, onder leiding van d’Alembert en Diderot, verscheen tussen 1751 en 1772 en bevatte 72000 artikelen die een panorama boden van de toenmalige kennis. Het verspreidde zo de geest van bewustwording en ontvoogding van de Verlichting [8](#page=8).
Het voorwoord van d’Alembert bevatte een schema van de kennisopbouw, geïnspireerd door Bacon, waarbij het verstand werd opgedeeld in geheugen, rede en verbeelding. Opvallend was de ondergeschikte plaats die aan theologie werd gegeven, die werd onderworpen aan de filosofie als studie van 'geopenbaarde feiten'. Het christendom werd hierdoor gereduceerd tot één religie naast vele [8](#page=8) [9](#page=9).
> **Example:** Voltaires artikel over bijgeloof en idolatrie in de Encyclopédie, waarin hij lovend sprak over sommige heidense religies, illustreert de kritische houding ten opzichte van het christendom.
De filosofie zelf verloor hierbij haar zelfstandigheid en werd de verzamelterm voor alle vormen van wetenschap, waardoor er van een 'eerste filosofie' of funderende metafysica geen sprake meer was. D’Alembert prees de Britse empiristische filosofie (Bacon, Locke, Newton) als inspiratiebron, terwijl hij Descartes' leer van ingeboren ideeën afwees [9](#page=9).
#### 4.2.2 De Encyclopédie als motor van verandering
De Encyclopédie werd bij verschijning reeds als een 'gevaarlijk' werk beschouwd. De kritische houding ten opzichte van het christendom en het deïsme of atheïsme van sommige auteurs gingen samen met een passie voor politieke hervorming. Het project droeg zo bij aan de Franse Revolutie [9](#page=9).
Jean Antoine-Nicolas de Caritat, markies van Condorcet, een wiskundige die bevriend was met d’Alembert en bijdragen leverde aan een supplement van de Encyclopédie, is in dit verband een sleutelfiguur. In zijn postuum gepubliceerde *Esquisse d’un tableau historique des progrès de l’esprit humain* toonde Condorcet aan hoe de verlichte rede zich in de geschiedenis van de mensheid steeds verder had ontplooid, met de triomf van de moderne natuurwetenschap als resultaat. Deze ontwikkeling begon reeds bij de Grieken, kende een verval in de middeleeuwen, maar bloeide op vanaf de moderne tijd, mede dankzij de boekdrukkunst [9](#page=9).
> **Tip:** De Encyclopédie kan gezien worden als een symbool van de emancipatie van de rede, waarbij kennis werd gedesacraliseerd en toegankelijk gemaakt voor een breder publiek, wat leidde tot maatschappelijke en politieke veranderingen.
---
# Immanuel Kant, Rousseau en de Romantiek
Dit deel onderzoekt Immanuel Kants kritiek op de rede en zijn pogingen om sensibiliteit en rede te verenigen, evenals Jean-Jacques Rousseau's kritiek op de Verlichting en de opkomst van de Romantiek.
### 5.1 Immanuel Kant: de kritiek van de rede
Immanuel Kant (1724-1804) deelde het geloof in een tijdperk van Verlichting en vooruitgang met de Verlichtingsfilosofen, maar behield ook reserves vanwege zijn protestantse achtergrond. Hij zag de menselijke natuur als inherent gebrekkig ("krom hout") en had bedenkingen bij de verabsolutering van de natuurwetenschap en de reductionistische mensbeelden van denkers als Locke en Hume. Kant vond dat de rede niet slechts een functie van de natuur mocht zijn en dat de mens zich wezenlijk onderscheidde van andere diersoorten [10](#page=10) [11](#page=11).
Kant werd gewekt uit zijn "dogmatische slaap" door de lectuur van David Hume, die hij erkende in zijn nadruk op observatie en ervaring voor kennis. Echter, Kant waakte voor Humes scepticisme en stelde dat de zuivere rede gebaseerd moest zijn op principes die mathematisch zeker vast te leggen waren. Hij begon daarom aan zijn drie kritieken: de *Kritiek van de zuivere rede*, de *Kritiek van de praktische rede*, en de *Kritiek van het oordeelsvermogen* [11](#page=11).
#### 5.1.1 De Copernicaanse wending in de filosofie
Kant beschouwde zijn *Kritiek van de zuivere rede* als een Copernicaanse wending in de filosofie, die het vertrekpunt van Descartes (het 'cogito') radicaliseerde door de objectiviteit van de gekende wereld te zien als een constructie van de geest. Zijn transcendentale idealisme rust op drie ideeën [11](#page=11):
1. De a priori structuur van de rede kan door de rede zelf worden vastgelegd [11](#page=11).
2. De rede legt een orde op aan de empirische werkelijkheid, waardoor de wereld kenbaar wordt [11](#page=11).
3. De mens overstijgt dankzij zijn praktische rede de louter stoffelijke natuur [11](#page=11).
Het gevolg van deze wending is dat de wereld "op zich" (das Ding an sich) onkenbaar blijft; de mens is theoretisch gebonden aan de fenomenale wereld [12](#page=12).
#### 5.1.2 De praktische rede en de categorische imperatief
Naast kennis, handelt de mens ook in de wereld. De praktische rede onderzoekt de morele wet die de mens als handelend wezen bepaalt. In de erkenning van de morele wet erkent de mens zijn eigen vrijheid en die van anderen. De structuur van deze morele wet, de categorische imperatief, kan door de zuivere rede worden achterhaald en toont dat moraal gegrond is in de a priori structuur van de rede. De analyse van de praktische rede opent ook een perspectief voor metafysica via morele ervaring, wat leidt tot regulatieve ideeën zoals het bestaan van God, de onsterfelijkheid van de ziel en menselijke vrijheid. Kant ziet morele autonomie als het hoogste teken van menselijke waardigheid. Hij herleidt geloof en religie tot een preambule van de moraal [12](#page=12).
### 5.2 Jean-Jacques Rousseau en de Romantiek
Kants reserves ten aanzien van het empirisme en wetenschapsoptimisme werden mede beïnvloed door Jean-Jacques Rousseau (1712-1778), een geestesverwant en voorloper van de Romantiek. Rousseau, vaak gezien als het "enfant terrible" van de Verlichting, betoogde in zijn *Discours sur les sciences et les arts* dat wetenschappelijke en artistieke vooruitgang niet noodzakelijk leidden tot morele verheffing. Hij stelde dat hoe meer beschaving, hoe meer vervreemding [12](#page=12) [13](#page=13).
#### 5.2.1 Rousseau's kritiek op de Verlichting en zijn opvoedingsideaal
In zijn werk *Émile* verdedigde Rousseau een opvoedingsideaal waarin de individuele mens als gevoelswezen centraal staat. Het doel van de opvoeding is Émile te beschermen tegen de vervreemdende invloed van de beschaving en hem te laten voelen met de onbezoedelde kern van menselijkheid. Pas nadat hij van de beschaving is gered, kan Émile een goed burger worden [13](#page=13).
#### 5.2.2 De algemene wil en de opkomst van de Romantiek
In *Le Contrat Social* schetste Rousseau een revolutionair concept van een egalitaire samenleving gebaseerd op de algemene wil (volonté générale). De burgerlijke samenleving is voor Rousseau een moreel project dat de hele mens vormt. Het individu kan pas helemaal zichzelf zijn door op te gaan in de collectiviteit waar de individuele wil samenvalt met de algemene wil. Rousseaus filosofie toont een diep pessimisme over het Verlichtingsproject en de kloof tussen individu en samenleving, natuur en cultuur, hart en rede [13](#page=13).
De kritiek op een eenzijdig Verlichtingsdenken was niet uniek voor Rousseau. Tussen 1765 en 1790 bloeide in Duitsland de Sturm und Drang beweging op, met vertegenwoordigers als Johann Gottfried Herder. In Engeland, mede onder invloed van de Sturm und Drang en Johann Wolfgang Goethe, ontstond de Romantiek met dichters als Wordsworth, Coleridge, Byron, Shelley en Keats [13](#page=13).
#### 5.2.3 Kenmerken van de Romantiek
De Romantiek bevatte een fundamentele kritiek op de Verlichting, maar was tegelijk een logische voortzetting ervan. Beide stromingen waardeerden vrijheid, maar de Verlichting dacht vrijheid vanuit gelijkheid, terwijl de Romantiek de nadruk legde op de individuele beleving van vrijheid [14](#page=14).
De Romantici achtten kunst en religie hoger dan wetenschap. Artistieke creativiteit en verbeelding, niet de calculerende rede, werden gezien als wegen naar spirituele verheffing en zelfkennis. Kunst werd gezien als uitdrukking van de collectieve geest van een volk (volksgeist). Het ideaal van zelfbepaling lag voor Romantici in harmonie tussen mens en natuur, individu en collectiviteit, in plaats van instrumenteel meesterschap over de natuur [14](#page=14).
> **Tip:** De Romantiek lijkt de nadruk op het individu te leggen, maar vaak was dit een voertuig tot bevrijding van het van zichzelf vervreemde zelf. Dit kon leiden tot narcistisch individualisme en een cultus van het zelf [14](#page=14).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Verlichting | Een intellectuele en culturele stroming in de 18e eeuw die de nadruk legde op rede, wetenschap en individuele vrijheid, en die trachtte traditionele overtuigingen en autoriteiten in twijfel te trekken. |
| Zelfbepaling | Het vermogen van een individu om autonoom beslissingen te nemen en zijn eigen leven vorm te geven, onafhankelijk van externe dwang of invloed. |
| Onmondigheid | Een toestand waarin een persoon zijn eigen verstand niet gebruikt en zich laat leiden door anderen, vaak als gevolg van luiheid of lafheid. |
| Rede | Het menselijk vermogen tot logisch denken, redeneren en het vormen van oordelen, centraal in de Verlichtingsfilosofie als middel tot kennis en vooruitgang. |
| Empirisme | Een filosofische stroming die stelt dat alle kennis voortkomt uit zintuiglijke ervaring en waarneming, en niet uit aangeboren ideeën of abstracte speculatie. |
| Sensibiliteit | Het vermogen van een mens om te voelen, waar te nemen en emoties te ervaren, inclusief zintuiglijke indrukken, passies en affecties. |
| A posteriori kennis | Kennis die verkregen wordt door ervaring en waarneming, in tegenstelling tot a priori kennis die onafhankelijk van ervaring kan worden verkregen. |
| Skepticisme | Een filosofische houding die twijfel zaait aan de mogelijkheid van zekere kennis en waarheid, en de menselijke cognitieve vermogens in twijfel trekt. |
| Metafysica | Een tak van de filosofie die zich bezighoudt met de fundamentele aard van de werkelijkheid, inclusief concepten als bestaan, bewustzijn, tijd en ruimte. |
| Natuurlijke theologie | De poging om het bestaan en de eigenschappen van God te bewijzen of te begrijpen door middel van de rede en de observatie van de natuurlijke wereld. |
| Encyclopédie | Een monumentaal werk uit de Verlichting, geredigeerd door Diderot en d’Alembert, dat de wetenschappelijke, technische en filosofische kennis van die tijd verzamelde en verspreidde. |
| Cogito | Het beroemde uitgangspunt van Descartes, "Cogito, ergo sum" (Ik denk, dus ik ben), dat het bestaan van het denkende zelf als een onbetwijfelbare waarheid stelt. |
| Transcendaal idealisme | De filosofie van Kant die stelt dat de structuur van de menselijke geest de aard van de ervaren werkelijkheid mede bepaalt, door middel van a priori vormen van waarneming en denken. |
| Categorische imperatief | Een fundamenteel moreel principe in de ethiek van Kant, dat stelt dat men zodanig moet handelen dat de maxime van de eigen wil te allen tijde als principe van een algemene wet kan gelden. |
| Volksgeist | Een concept dat de unieke geest, cultuur en identiteit van een volk beschrijft, vaak geassocieerd met de Romantiek. |