Cover
立即免费开始 28_Les_infectiepreventie update 2025.pptx
Summary
# Basisprincipes van infectiepreventie en -bestrijding
Hier is een gedetailleerde samenvatting over de basisprincipes van infectiepreventie en -bestrijding:
## 1. Basisprincipes van infectiepreventie en -bestrijding
Dit onderwerp introduceert de fundamentele concepten van infectiepreventie, met de nadruk op het begrijpen van de transmissiewegen van micro-organismen en de algemene maatregelen om de infectiecyclus te doorbreken.
### 1.1 Definitie en doelstellingen van infectiepreventie en -beheersing
Infectiepreventie en -beheersing (IPC), internationaal bekend als 'infection prevention and control', is een essentieel onderdeel van patiëntveiligheid en zorgkwaliteit. De Belgische wetgeving hanteert nog de verouderde term 'ziekenhuishygiëne'. Het hoofddoel is het doorbreken van de infectiecyclus om de overdracht van micro-organismen (MO) te voorkomen en zo kolonisatie en zorginfecties te vermijden. Deze principes zijn niet beperkt tot ziekenhuizen, maar gelden voor alle zorginstellingen en elk contact tussen een patiënt en een zorgverstrekker.
### 1.2 De dreiging van antimicrobiële resistentie (AMR)
Antimicrobiële resistentie (AMR) vormt een serieuze wereldwijde bedreiging, soms aangeduid als een 'silent pandemic'. Zonder verandering in de huidige trend wordt voorspeld dat AMR tegen 2050 miljoenen sterfgevallen zal veroorzaken, meer dan kanker. De ontwikkeling van nieuwe antibiotica stagneert wegens een ongunstig economisch model voor farmaceutische bedrijven. Daarom is preventie van de verspreiding van MO, en met name van resistente kiemen, van cruciaal belang. De verspreiding van resistente kiemen is complex en vindt plaats via diverse routes, waaronder de voedselketen, water, en door menselijk handelen, zowel binnen als buiten zorginstellingen. Ziekenhuizen fungeren vaak als 'amplificators' van AMR.
### 1.3 Transmissiewegen van micro-organismen
Micro-organismen kunnen op verschillende manieren worden overgedragen:
* **Via contact:** Dit kan direct zijn (bv. via handen van zorgverstrekkers) of indirect (bv. via besmet zorgmateriaal, oppervlakken in de omgeving, speelgoed).
* **Via druppels:** Deze worden geproduceerd tijdens ademhalingsactiviteiten zoals hoesten, niezen en spreken. Druppels zijn doorgaans groter dan 5 micrometer ($\mu$m) en verspreiden zich maximaal 1,5 meter, waarna ze door de zwaartekracht neerslaan.
* **Via de lucht (aerogeen):** Dit betreft kleine partikels (kleiner dan 5 $\mu$m) die zich over langere afstanden kunnen verspreiden.
Het is belangrijk op te merken dat de strikte dichotomie tussen druppel- en aerogene overdracht grotendeels verlaten is, met name na de COVID-19 pandemie. De moderne opvatting erkent een continuüm van respiratoire partikels die via inhalatie en directe depositie op slijmvliezen tot besmetting kunnen leiden. De besmettelijkheid wordt beïnvloed door factoren zoals afstand, ventilatie, duur van blootstelling en broncontrole.
### 1.4 Besmetting, kolonisatie en infectie
Afhankelijk van de overdracht van micro-organismen kan dit resulteren in:
* **Besmetting:** Aanwezigheid van MO zonder vermenigvuldiging en zonder ziektetekenen.
* **Kolonisatie:** Vermenigvuldiging van MO zonder ziektetekenen.
* **Infectie:** Vermenigvuldiging van MO met ziektetekenen (zoals pijn, zwelling, roodheid, warmte en functieverlies).
Het kennen van de specifieke overdrachtsroute van een MO is cruciaal voor het selecteren van de juiste preventieve maatregelen.
### 1.5 De infectiecyclus
De infectieketen beschrijft de opeenvolgende stappen die nodig zijn voor de overdracht van een infectie. Deze keten omvat:
* **Reservoir:** De plek waar het MO zich bevindt en voortplant (bv. mens, dier, water, omgeving).
* **Poort van uittrede:** De manier waarop het MO het reservoir verlaat (bv. via excreties, secreties, druppels).
* **Transmissieweg:** De methode van overdracht (zie 1.3).
* **Poort van intrede:** De manier waarop het MO de vatbare gastheer binnendringt (bv. via slijmvliezen, wonden).
* **Vatbare gastheer:** Een individu dat gevoelig is voor infectie.
Het doorbreken van deze keten op elk van deze punten is het doel van infectiepreventie.
### 1.6 Zorginfecties (Healthcare-Associated Infections - HAI)
Een zorginfectie is een infectie die wordt opgelopen tijdens de zorg in een ziekenhuis of een andere zorginstelling. Infecties die al in de incubatiefase aanwezig waren bij opname zijn geen zorginfecties. De infectie kan ook optreden na ontslag, met name bij aanwezigheid van lichaamsvreemd materiaal.
* **Definitie voor surveillancedoeleinden:** Elke infectie die optreedt bij een gehospitaliseerde patiënt, minstens 48 uur na opname.
* **Vermijdbare proportie:** Naar schatting is 30% van de zorginfecties vermijdbaar door het toepassen van preventieve maatregelen.
* **Bevorderende factoren in zorginstellingen:**
* **Kwetsbare patiënten:** Door ziekteproces of medisch handelen (bv. verminderde weerstand, invasieve devices).
* **Virulente micro-organismen:** Zoals toxineproducerende bacteriën.
* **Resistente micro-organismen:** Door de hoge antibioticadruk neemt de kolonisatieresistentie af.
* **Zorgcontacten en -handelingen:** Maken contact met patiënten en hun omgeving.
#### 1.6.1 Verwekkers van zorginfecties
Een breed spectrum aan MO's kan zorginfecties veroorzaken, waaronder bacteriën (bv. Staphylococcus aureus, E. coli, MRSA, VRE, MRGN), schimmels, virussen (bv. influenza, SARS-CoV-2, norovirus) en parasieten.
#### 1.6.2 Infectiebronnen
Infectiebronnen kunnen **exogeen** zijn (afkomstig uit de zorgomgeving zoals handen van zorgverstrekkers, zorgmateriaal, oppervlakken, water, lucht) of **endogeen** (veroorzaakt door de eigen microflora van de patiënt).
#### 1.6.3 Impact van zorginfecties
Zorginfecties leiden tot aanzienlijke morbiditeit, mortaliteit, extra hospitalisatiedagen en hoge kosten.
#### 1.6.4 Meest frequente zorginfecties en risicofactoren
De meest voorkomende zorginfecties omvatten urineweginfecties, pneumonie (met name geassocieerd met beademing), chirurgische-wondinfecties en bloedbaaninfecties. Risicofactoren waarop preventief kan worden ingegrepen, zijn onder andere de hygiëne van zorgverstrekkers, het gebruik van invasieve devices en antibioticagebruik.
### 1.7 Pijlers van infectiepreventie en -beheersing
IPC steunt op twee hoofdbenaderingen:
1. **Algemene maatregelen:** Goede geneeskunde, vermijden van overbodige ingrepen en invasieve devices, aseptische techniek, vaccinaties en een adequaat antibioticumbeleid.
2. **Specifieke maatregelen:**
* **Horizontale infectiepreventie (niet MO-specifiek):** Dit is de basis en richt zich op het vermijden van elke overdracht, ongeacht het MO. Het omvat:
* Eliminatie van reservoirs van MO in de omgeving en op zorgmateriaal (Reiniging, desinfectie en sterilisatie).
* Onderbreken van de transmissie (Standaard voorzorgsmaatregelen, zoals handhygiëne, gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, preventie van prik- en spatongevallen).
* **Verticale infectiepreventie (MO-specifiek):** Gericht op epidemiologisch belangrijke MO's, via actieve detectie (screening) en isolatiemaatregelen (overdrachtsgebonden voorzorgen).
Beide benaderingen zijn essentieel, aangezien compliance met horizontale maatregelen in de praktijk vaak suboptimaal is.
#### 1.7.1 Reiniging, desinfectie en sterilisatie
Dit proces is cruciaal om micro-organismen van inerte oppervlakken en zorgmateriaal te verwijderen en zo overdracht te voorkomen.
* **Voorkeur voor wegwerpmateriaal:** Waar mogelijk wordt disposabel materiaal verkozen boven herbruikbaar materiaal.
* **Spaulding classificatie:** Medisch materiaal wordt ingedeeld op basis van het risico op infectie:
* **Kritische voorwerpen:** Contact met bloed of steriele lichaamsholten. Vereisen sterilisatie.
* **Semi-kritische voorwerpen:** Contact met niet-intacte huid of mucosae. Vereisen high-level desinfectie.
* **Niet-kritische voorwerpen:** Contact met intacte huid. Vereisen reiniging of low-level desinfectie.
* **Decontaminatiemethoden:**
* **Reiniging:** Verwijderen van organische bevuiling. Essentieel vóór desinfectie/sterilisatie.
* **Desinfectie:** Sterke, maar niet volledige eliminatie van MO's. Kan thermisch (hoge temperatuur) of chemisch gebeuren. De effectiviteit hangt af van de bioburden, het MO-type, temperatuur, contacttijd en het gebruikte desinfectans.
* **Desinfectantia vs. Antiseptica:** Desinfectantia worden op inert materiaal gebruikt, antiseptica op levende weefsels.
* **Sterilisatie:** Eliminatie van alle MO's, inclusief bacteriële sporen. Methodes omvatten stoom (autoclaaf), droge lucht, ethyleenoxidegas en gammastraling.
* **Gevoeligheid van micro-organismen:** Er is een hiërarchie in resistentie tegen desinfectie en sterilisatie, waarbij bacteriële sporen en prionen het meest resistent zijn.
* **Logaritmische eliminatie:** De reductie van kiemaantal verloopt logaritmisch. Reiniging is een eerste stap die al een significante reductie kan bewerkstelligen.
#### 1.7.2 Standaard voorzorgsmaatregelen
Deze maatregelen moeten *te allen tijde* bij *alle patiënten* worden toegepast, ongeacht hun microbiologische status, om zowel de zorgverstrekker als de patiënt te beschermen.
* **Handhygiëne:** Cruciaal voor het voorkomen van overdracht. Omvat handwassen (met water en zeep) en handontsmetting (met alcoholische oplossing). De "5 momenten voor handhygiëne" van de WHO zijn leidend:
1. Voor contact met de patiënt
2. Voor een aseptische handeling
3. Na contact met lichaamsvochten
4. Na contact met de patiënt
5. Na contact met de omgeving van de patiënt
De nadruk ligt op de "voor contact" momenten voor patiëntbescherming.
* **Microflora van de handen:** Bestaat uit residente (beschermende, blijvende) en transiënte (veroorzaker kruisbesmettingen, tijdelijke) flora. Handwassen verwijdert voornamelijk de transiënte flora, handontsmetting kan ook de residente flora beïnvloeden.
* **Handwassen vs. Ontsmetten:** Handwassen is geïndiceerd bij zichtbare bevuiling en bij C. difficile infecties. Handontsmetting met alcoholische producten is de gouden standaard voor de meeste situaties vanwege snelheid en effectiviteit.
* **Basisvereisten voor handhygiëne:** Geen horloges, ringen, armbanden; korte, propere nagels zonder gel- of kunstnagels; mouwen tot aan de ellebogen.
* **Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM):**
* **Niet-steriele handschoenen:** Aanvulling op handhygiëne, ter bescherming bij contact met bloed, lichaamsvochten, niet-intacte huid of slijmvliezen. Vervangen na elk contact en gevolgd door handontsmetting.
* **Bescherming van kledij:** Werkkledij, plastische spatschorten, en overschorten met lange mouwen. Werkkledij moet in een erkende wasserij worden gewassen.
* **Bescherming van gelaat:** Spatbril/aangezichtsscherm (ogen) en mond-neusmaskers (neusslijmvliezen) beschermen tegen druppels en spatten. Hoogfiltratiemaskers (bv. FFP2) zijn aangewezen bij aerogene overdracht.
* **Hoestetiquette en respiratoire hygiëne:** Patiënten en zorgverstrekkers bedekken mond en neus bij hoesten/niezen met een zakdoekje of in de elleboog, gevolgd door handhygiëne.
* **Preventie van overdracht van bloedoverdraagbare aandoeningen:** Toepassen van veilige procedures bij bloedafname, injecties, en vermijden van prikongevallen door onmiddellijk gebruik van naaldcontainers en monocontainers.
#### 1.7.3 Overdrachtsgebonden voorzorgen: isolatiemaatregelen
Dit zijn aanvullende maatregelen, vaak gebaseerd op screening, gericht op specifieke micro-organismen en hun overdrachtswijzen (verticale benadering).
* **Contactisolatie:** Voor MO's die via direct of indirect contact worden overgedragen (bv. MRSA, VRE, MRGN, C. difficile). Nadruk op handhygiëne, handschoenen, en eventueel schorten. Bij C. difficile is handwassen vereist in plaats van alcoholontsmetting.
* **Druppelisolatie:** Voor MO's die via druppels worden overgedragen (bv. meningokokkenmeningitis, bof). Vereist een mond-neusmasker bij patiëntencontact en wanneer de patiënt de kamer verlaat.
* **Aerogene isolatie:** Voor MO's die via de lucht worden overgedragen (bv. open longtuberculose, mazelen). Vereist een aparte kamer met negatieve druk en een hoogfiltratiemasker voor zorgverstrekkers vóór het betreden van de kamer.
* **Combinatie-isolaties:**bv. contact-druppelisolatie (influenza, RSV) of contact-aerogene isolatie (mazelen, varicella).
* **Strikte isolatie:** Voor zeer ernstige infecties zoals virale hemorragische koorts (bv. Ebola), waarbij maximale barrièremaatregelen worden toegepast.
* **Beschermende isolatie ('omgekeerde' isolatie):** Voor zeer vatbare patiënten (bv. na stamceltransplantatie), waarbij de kamer in overdruk is om hen te beschermen tegen externe MO's.
### 1.8 Specifieke 'ziekenhuisbacteriën'
Dit zijn bacteriën, vaak multiresistent, die in zorginstellingen kunnen worden opgelopen. Ze vormen een gevaar niet zozeer door verhoogde virulentie, maar door de verminderde weerstand van patiënten en de beperkte behandelopties.
* **MRSA (Methicilline-resistente Staphylococcus aureus):** Een huidbacterie met de neus als voorkeurslocatie. Kan zorginfecties veroorzaken.
* **VRE (Vancomycine-resistente Enterokokken):** Enterokokken die resistent zijn aan vancomycine, wat de behandeling ernstig bemoeilijkt. Meestal gelokaliseerd in het spijsverteringskanaal.
* **MRGN (Multiresistente Gramnegatieve staven):** Bacteriën zoals E. coli en Klebsiella pneumoniae die resistent zijn tegen meerdere antibioticaklassen. Omvatten ESBL-producerende bacteriën en CPE (Carbapenemase-producerende Enterobacterales).
Screening en decontaminatie (enkel voor MRSA) zijn belangrijke strategieën om de verspreiding van deze bacteriën te beheersen.
### 1.9 Organisatie van infectiepreventie in België
Elk ziekenhuis heeft een Team voor ziekenhuishygiëne dat het beleid inzake infectiepreventie ontwikkelt en implementeert. Dit team werkt nauw samen met een Comité voor ziekenhuishygiëne. Ziekenhuizen nemen verplicht deel aan nationale surveillancemodules voor belangrijke infecties en micro-organismen.
### 1.10 Infectiepreventie buiten ziekenhuizen/zorginstellingen
De principes van infectiepreventie gelden ook in de eerstelijnszorg (huisartspraktijk, thuisverpleging), met nadruk op standaard voorzorgsmaatregelen. Woon- en zorgcentra (WZC) implementeren steeds meer infectiepreventieprincipes, zeker na de COVID-19 pandemie. Departementen van de overheid en regionale diensten spelen een rol in de bestrijding van infectieziekten en het bieden van advies.
---
# Zorginfecties: definitie, impact en risicofactoren
Zorginfecties (HAI) zijn infecties die worden opgelopen tijdens de zorgverlening in een ziekenhuis of andere zorginstelling, met aanzienlijke morbiditeit, mortaliteit en extra zorgkosten tot gevolg.
### 2.1 Definitie en omvang van zorginfecties
Een zorginfectie, ook wel bekend als een healthcare-associated infection (HAI), is gedefinieerd als een infectie die wordt opgelopen tijdens het verblijf in een ziekenhuis of een andere zorginstelling. Infecties die zich al in de incubatiefase bevinden bij opname en pas in het ziekenhuis tot uiting komen, worden hier niet onder gerekend. De infectie kan zelfs na ontslag uit het ziekenhuis optreden, met name bij patiënten met lichaamsvreemd materiaal zoals een prothese of implantaat; in dergelijke gevallen kan de definitie een jaar na de ingreep gelden.
Voor surveillancedoeleinden hanteert men een operationele definitie: een infectie die optreedt bij een gehospitaliseerde patiënt, ten minste 48 uur na opname.
* **Vermijdbare proportie:** Naar schatting is ongeveer 30% van de zorginfecties te voorkomen door het correct toepassen van preventieve maatregelen.
### 2.2 Impact van zorginfecties
Zorginfecties hebben een significante impact op de gezondheidszorg:
* **Morbiditeit:** Ongeveer 5 tot 10% van de gehospitaliseerde patiënten ontwikkelt een zorginfectie, wat neerkomt op naar schatting 125.000 patiënten per jaar.
* **Mortaliteit:** Hoewel 18.000 patiënten per jaar overlijden met een infectie (ruwe mortaliteit), wordt de toerekenbare mortaliteit (sterfte als gevolg van de infectie) geschat op 2.600 per jaar.
* **Extra ziekenhuisdagen:** Zorginfecties leiden tot een aanzienlijk aantal extra ligdagen, naar schatting 835.000 dagen per jaar, met bijbehorende kosten van ongeveer 384 miljoen euro.
### 2.3 Bevorderende factoren voor zorginfecties
Verschillende factoren in de ziekenhuisomgeving verhogen het risico op het oplopen van een zorginfectie:
* **Kwetsbare patiënten:**
* Ziekteproces: een verzwakt algemeen immuunsysteem.
* Medisch handelen: verminderde lokale weerstand door bijvoorbeeld wonden of het gebruik van invasieve medische hulpmiddelen.
* **Virulente micro-organismen:** Aanwezigheid van micro-organismen die door hun toxines of andere mechanismen makkelijker infecties veroorzaken, zoals toxineproducerende *Clostridioides difficile*.
* **Resistente micro-organismen:** De prevalentie van resistente bacteriën, zoals methicilline-resistente *Staphylococcus aureus* (MRSA) en multiresistente gramnegatieve staven (MRGN). De hoge antibiotische druk in ziekenhuizen vermindert de natuurlijke kolonisatieresistentie, waardoor deze kiemen zich gemakkelijker kunnen vestigen en vermenigvuldigen.
* **Zorgcontacten en -handelingen:** Contacten tussen patiënten en zorgverstrekkers, evenals medische procedures, kunnen leiden tot overdracht van micro-organismen.
### 2.4 Verwekkers van zorginfecties
Het spectrum aan verwekkers van zorginfecties is breed en omvat diverse categorieën:
* **Bacteriën:** De meest frequente verwekkers zijn *Staphylococcus aureus* en *Escherichia coli*. Een aanzienlijk deel van deze bacteriën betreft resistente stammen, zoals:
* Methicilline-resistente *Staphylococcus aureus* (MRSA)
* Vancomycine-resistente enterokokken (VRE)
* Multiresistente gramnegatieve staven (MRGN), waaronder extended-spectrum beta-lactamase (ESBL) producerende *Enterobacterales* en carbapenemase producerende *Enterobacterales* (CPE).
* **Fungi:** Zowel gisten als schimmels kunnen zorginfecties veroorzaken, met name bij immuungecompromitteerde patiënten.
* **Virussen:** Respiratoire virussen zoals influenza, SARS-CoV-2 en norovirus kunnen gemakkelijk uitbraken veroorzaken in zorginstellingen.
* **Parasieten:** Hoewel minder frequent, kunnen ook parasieten bijdragen aan zorginfecties.
### 2.5 Infectiebronnen van zorginfecties
De bron van een zorginfectie kan zowel **exogeen** als **endogeen** zijn:
* **Exogene bronnen (afkomstig uit de ziekenhuis- of zorgomgeving):**
* Handen van zorgverstrekkers.
* Zorgmateriaal (bv. stethoscopen, bedpannen, echoprobes).
* Linnen, voeding en oppervlakken in de omgeving.
* Gecontamineerde infuusvloeistoffen.
* Lucht (bv. schimmelsporen bij bouwwerken, sputum van patiënten met open longtuberculose).
* Water (bv. *Legionella pneumophila*, *Pseudomonas aeruginosa*).
* **Endogene bronnen (veroorzaakt door de eigen microflora van de patiënt):**
* Pathogenen of commensalen die deel uitmaken van de normale lichaamsflora van de patiënt. Dit is met name relevant bij postoperatieve wondinfecties.
### 2.6 Meest frequente types zorginfecties en hun risicofactoren
De meest voorkomende zorginfecties, hoewel de precieze rangorde kan variëren afhankelijk van definities en studies, zijn onder andere:
* **Pneumonie:** Vooral geassocieerd met beademingsapparatuur (ventilator-geassocieerde pneumonie).
* **Risicofactoren:** Gebruik van maagzuurremmers (verhoogt pH in de maag, waardoor bacteriën kunnen overleven en aspiratie tot infectie kan leiden), onvoldoende profylactische antibiotica, invasieve beademing.
* **Urineweginfecties:** Vaak gerelateerd aan het gebruik van verblijfskatheters.
* **Risicofactoren:** Verblijfskatheter, duur van de katheterisatie, inadequate handhygiëne bij katheterisatie of verzorging.
* **Wondinfecties:** Met name postoperatieve wondinfecties.
* **Risicofactoren:** Chirurgische ingreep (duur, aard), diabetes mellitus, obesitas, slechte wondverzorging, inadequate profylactische antibiotica.
* **Bloedbaaninfecties:** Vooral kathetergerelateerde bloedbaaninfecties (CLABSI).
* **Risicofactoren:** Centrale veneuze katheters, perifeer ingebrachte centrale katheters (PICC), duur van de katheterisatie, inadequate handhygiëne bij plaatsen en verzorgen van de katheter.
> **Tip:** Een significant deel van de zorginfecties is vermijdbaar. Focus op de meest kritieke preventieve maatregelen, zoals handhygiëne, om het risico aanzienlijk te verkleinen.
> **Tip:** Kennis van de overdrachtswegen van specifieke micro-organismen is essentieel voor het kiezen van de juiste preventieve maatregelen.
> **Tip:** De Spauldingclassificatie (kritisch, semi-kritisch, niet-kritisch) is cruciaal voor het bepalen van het benodigde decontaminatieproces voor medisch materiaal. Kritische voorwerpen vereisen sterilisatie, semi-kritische voorwerpen hooggradige desinfectie en niet-kritische voorwerpen reiniging of laaggradige desinfectie.
---
# Reiniging, desinfectie en sterilisatie van medisch materiaal en omgeving
Dit document beschrijft de principes en methoden van reiniging, desinfectie en sterilisatie van medisch materiaal en de zorgomgeving, met aandacht voor de Spaulding classificatie en de hiërarchie van microbiële resistentie.
## 3. Reiniging, desinfectie en sterilisatie van medisch materiaal en omgeving
Micro-organismen kunnen overleven op inerte oppervlakken en medisch materiaal, wat een risico vormt voor overdracht. Hoewel wegwerpmateriaal de voorkeur geniet, vereist herbruikbaar materiaal een gedegen beleid voor reiniging, desinfectie en sterilisatie.
### 3.1 Spaulding classificatie
Alle medische instrumenten en materialen worden ingedeeld in drie risicocategorieën, waaraan een specifiek decontaminatieproces wordt gekoppeld:
* **Kritische voorwerpen:** Komen in contact met bloed of steriele lichaamsholten. Ze moeten volledig vrij zijn van micro-organismen, inclusief bacteriële sporen. Voorbeelden zijn chirurgische instrumenten en implanteerbaar materiaal. Deze voorwerpen ondergaan sterilisatie.
* **Semi-kritische voorwerpen:** Komen in contact met niet-intacte huid of slijmvliezen. Ze moeten vrij zijn van micro-organismen, hoewel kleine aantallen sporen nog getolereerd kunnen worden. Voorbeelden zijn endoscopen en anesthesiemateriaal. Deze voorwerpen ondergaan *high-level desinfectie*.
* **Niet-kritische voorwerpen:** Komen in contact met de intacte huid. Voorbeelden zijn bloeddrukmanchetten en axillaire thermometers. Deze voorwerpen ondergaan reiniging of *low-level desinfectie*.
### 3.2 Decontaminatiemethoden
#### 3.2.1 Reiniging
Reiniging is het proces waarbij organische bevuiling (zoals bloed en slijm) wordt verwijderd. Dit is een cruciale stap die aan desinfectie en/of sterilisatie voorafgaat, omdat organisch materiaal een barrière kan vormen en de werking van desinfectantia kan neutraliseren.
#### 3.2.2 Desinfectie
Desinfectie is een proces dat leidt tot een sterke, maar niet volledige eliminatie van micro-organismen, inclusief sporen en sommige virussen.
* **Thermische desinfectie:** Maakt gebruik van hoge temperaturen (bv. 1 minuut op 90°C) en is de meest effectieve methode.
* **Chemische desinfectie:** Maakt gebruik van desinfectantia en wordt toegepast wanneer thermische desinfectie niet mogelijk of schadelijk is, met name voor warmtegevoelig materiaal.
Factoren die het resultaat van desinfectie beïnvloeden zijn onder andere de mate van organische bevuiling (bioburden), het type en de graad van microbiële contaminatie, temperatuur, blootstellingstijd, eigenschappen van het desinfectans (spectrum, concentratie, contacttijd) en de structuur van het voorwerp.
**Belangrijk onderscheid:**
* **Desinfectantia:** Worden gebruikt op inerte materialen en oppervlakken.
* **Antiseptica:** Worden gebruikt voor het ontsmetten van levende weefsels (zoals huid en slijmvliezen) en mogen niet toxisch zijn voor levende weefsels.
#### 3.2.3 Sterilisatie
Sterilisatie is het proces waarbij alle micro-organismen, inclusief bacteriële sporen, worden geëlimineerd. Grondige reiniging is altijd een essentiële voorwaarde.
**Sterilisatiemethoden:**
* **Stoom (vochtige warmte):** De meest gebruikte methode voor hittebestendig, kritisch instrumentarium vanwege het goede penetratievermogen. Vereist een specifieke tijdsduur-temperatuur combinatie (bv. 3 minuten op 134°C of 15 minuten op 121°C) in een autoclaaf.
* **Warme droge lucht:** Vereist hogere temperaturen en langere blootstellingstijden (bv. 2 uur op 160-180°C). Wordt soms gebruikt voor laboratoriummateriaal.
* **Ethyleenoxide gas:** Geschikt voor warmtegevoelig materiaal, maar is een langdurig proces en is toxisch/carcinogeen, wat een lange aeratietijd vereist. Wordt voornamelijk op industriële schaal toegepast voor wegwerpmateriaal.
* **Gamma-straling:** Wordt voornamelijk op industriële schaal gebruikt.
### 3.3 Gevoeligheid van micro-organismen voor desinfectie en sterilisatie
Er bestaat een hiërarchie in de gevoeligheid van micro-organismen voor desinfectie en sterilisatie:
* **Minst resistent:** Vegetatieve bacteriën, omhuldde virussen.
* **Matig resistent:** Schimmels, naakte virussen (bv. Norovirus), mycobacteriën.
* **Meest resistent:** Bacteriële sporen.
* **Extreem resistent:** Prionen (defecte eiwitten, geen micro-organismen), die extreem moeilijk te elimineren zijn.
### 3.4 Principe van microbiële eliminatie
De eliminatie van micro-organismen verloopt logaritmisch, uitgedrukt in log-reductie. Eén log-reductie staat voor 90% reductie van het kiemaantal, twee log-reducties voor 99%, enzovoort.
* Een desinfectieproces kan doorgaans een reductie van 5-6 log bereiken.
* Sterilisatie streeft naar een reductie van minstens 7 log.
De effectiviteit van het proces is afhankelijk van het initiële inoculum (hoe hoger het aantal MO's, hoe kleiner de kans op een acceptabele reductie) en de aanwezigheid van beschermende factoren zoals organisch materiaal. Reiniging draagt bij aan een initiële 1-2 log reductie.
### 3.5 Toepassingen van antiseptica en desinfectantia
#### 3.5.1 Antiseptica (voor levende wezens)
* **Hygiënische handontsmetting:** Met alcoholische oplossingen (60-95%) of gels.
* **Chirurgische handontsmetting:** Grondige wasbeurt of schrobben met ontsmettende zeep, gevolgd door een alcoholische oplossing (rubben).
* **Huidontsmetting:**
* Intacte huid: Chloorhexidine of povidonjood in alcoholische oplossing.
* Niet-intacte huid: Eerst reinigen, daarna eventueel met NaCl 0.9% of waterstofperoxide. Alcoholische oplossingen worden hier vermeden.
#### 3.5.2 Desinfectantia (voor de omgeving en zorgmateriaal)
* **Niet-kritische voorwerpen (bv. echokop, stethoscoop):** *Low-level desinfectie* met o.a. 70% alcohol of desinfecterende doekjes.
* **Semi-kritische voorwerpen (bv. flexibele endoscopen):** *High-level desinfectie* met chemische desinfectantia zoals glutaaraldehyde of perazijnzuur, omdat ze warmtegevoelig zijn.
* **Omgeving (high touch surfaces):** 70% alcohol, hypochloriet (javel). Bij *Clostridioides difficile* infecties zijn sporiciede middelen nodig (bv. chloorverbindingen).
* **Water:** Preventie van Legionellose met thermische desinfectie (heat flushes) of chemische desinfectie.
### 3.6 Reinigen, desinfecteren en steriliseren in de praktijk
Het principe van infectiepreventie door reiniging, desinfectie en sterilisatie is een essentieel onderdeel van de horizontale infectiepreventie. De Spaulding classificatie bepaalt het niveau van decontaminatie dat nodig is. Reiniging is altijd de eerste stap. De keuze van het middel (detergens of desinfectans) en de methode hangt af van het type voorwerp en de uitgangssituatie.
---
# Standaard voorzorgsmaatregelen en persoonlijke beschermingsmiddelen
Dit deel behandelt de universele voorzorgsmaatregelen die voor alle patiënten gelden, met speciale aandacht voor handhygiëne, het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) zoals handschoenen, schorten en gelaatsbescherming, en de preventie van bloedoverdraagbare aandoeningen.
## 5. Standaard voorzorgsmaatregelen
Standaard voorzorgsmaatregelen zijn een reeks maatregelen die te allen tijde bij alle patiënten worden toegepast, ongeacht hun microbiologische status. Dit is cruciaal ter bescherming van zowel de zorgverstrekker als de patiënt, aangezien overdracht van micro-organismen (MO) in beide richtingen kan plaatsvinden. De rationele achtergrond hiervoor is dat patiënten reeds besmettelijk kunnen zijn in de asymptomatische fase, tijdens de incubatieperiode, of gekoloniseerd kunnen zijn met multiresistente micro-organismen zonder dat dit altijd direct detecteerbaar is middels laboratoriumtesten.
De standaard voorzorgen omvatten:
* Handhygiëne (wassen en ontsmetten van handen).
* Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM).
* Hoestetiquette en respiratoire hygiëne.
* Preventie van overdracht van bloedoverdraagbare virussen.
* Aandacht voor de omgeving.
### 5.1. Handhygiëne
Goede handhygiëne is de belangrijkste maatregel ter preventie van de overdracht van ziektekiemen. De handen van zorgverstrekkers komen continu in contact met patiënten, de omgeving en zichzelf, waardoor MO kunnen worden opgepikt en overgedragen.
#### Microflora van de handen
De microflora op de handen bestaat uit twee delen:
* **Residente microflora:** Deze dieper gelegen bacteriën (zoals stafylokokken) zijn permanent aanwezig en beschermen de huid. Ze bevinden zich in de huidplooien, talgklieren en haarfollikels.
* **Transiënte microflora:** Deze oppervlakkige micro-organismen (bacteriën, virussen, gisten) zijn afkomstig uit de omgeving of van de afschilferende huid. Deze flora is vooral verantwoordelijk voor kruisbesmettingen.
Handen wassen verwijdert voornamelijk de transiënte flora, terwijl handontsmetting ook een remmende werking heeft op de residente flora.
#### Wanneer handhygiëne toepassen? De 5 momenten voor handhygiëne (WHO)
1. **Voor contact met de patiënt:** Om de patiënt te beschermen tegen MO van de zorgverstrekker.
2. **Voor een zuivere/aseptische handeling:** Om de patiënt te beschermen tegen MO, zelfs van de zorgverstrekker zelf (bv. voor wondzorg, katheterzorg, medicatievoorbereiding).
3. **Na risico op blootstelling aan lichaamsvloeistoffen:** Om de zorgverstrekker te beschermen.
4. **Na contact met de patiënt:** Om de zorgverstrekker te beschermen.
5. **Na contact met de omgeving van de patiënt:** Om de zorgverstrekker te beschermen.
Momenten 1 en 2 zijn cruciaal voor de bescherming van de patiënt en vereisen strikte naleving.
#### Wat? Handen wassen versus handen ontsmetten
* **Handen wassen (met water en zeep):**
* Verwijdert vuil en een groot deel van de transiënte flora (1-2 log reductie).
* Heeft een plaats in de zorg bij aanvang van het werk, voor pauzes, na toiletbezoek, na hoesten of niezen.
* Is **verplicht** bij contact met *Clostridioides difficile* (sporen zijn alcoholresistent) en bij zichtbare bevuiling.
* Nadelen: tijdrovend, uitdrogend, vereist wastafel.
* **Hygiënische handontsmetting (met alcoholische oplossing):**
* Is de **gouden standaard** in de zorg.
* Snelwerkend, sterk kiemdodend (5-6 log reductie).
* Gebruik van een product met een terugvoedende substantie (bv. glycerol) ter voorkoming van huiduitdroging.
* Voordelen: snel, effectief, gemakkelijk, goede tolerantie.
* Nadelen: niet actief tegen sporen; bij zichtbare bevuiling eerst wassen.
* **Chirurgische handontsmetting:**
* Voor invasieve procedures (chirurgie, centrale katheterplaatsing).
* Grondige, langdurige applicatie van een alcoholisch antisepticum na een wasbeurt of schrobben.
* Wordt vaak vervangen door herhaaldelijk 'rubben' met een alcoholisch product gevolgd door het aantrekken van steriele handschoenen.
#### Hoe? Techniek en basisvereisten
De techniek van handhygiëne (zowel wassen als ontsmetten) moet alle delen van de handen bereiken, inclusief de duimen, vingertoppen en tussen de vingers.
Basisvereisten voor effectieve handhygiëne:
* Geen horloges, armbanden, ringen.
* Mouwen maximaal tot aan de ellebogen (‘bare below the elbows’ - BBE principe).
* Korte, propere nagels, zonder gel- of kunstnagels.
* (Niet-steriele) handschoenen zijn een aanvulling en **vervangen nooit** handontsmetting. Indicaties zijn contact met bloed, lichaamsvochten, niet-intacte huid en slijmvliezen. Handschoenen zijn single-use en worden direct na gebruik uitgetrokken, gevolgd door handontsmetting.
### 5.2. Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)
PBM beschermen de zorgverstrekker tegen blootstelling aan MO en voorkomen overdracht naar de patiënt.
#### Bescherming van de kledij
* **Werkkledij:** Beschermt de zorgverstrekker tegen blootstelling aan bloed en lichaamsvochten. Moet periodiek vervangen worden (dagelijks voor 'scrubs', wekelijks voor schorten) en via een erkende wasserij worden gewassen.
* **Ondoorlaatbare plastic spatschort ('apron'):** Beschermt kledij bij risico op spatten of contact met lichaamsvochten (bv. aspiratie, endoscopie).
* **Overschor t met lange mouwen ('gown'):** Biedt betere bescherming van de armen of wordt gebruikt als onderdeel van isolatiemaatregelen.
#### Bescherming van de slijmvliezen van het gelaat
* **Spatbril/aangezichtsscherm ('face shield'):** Beschermt de ogen en het aangezicht tegen druppels en spatten die MO kunnen bevatten. Een gewone bril is vaak onvoldoende.
* **Maskers (proceduremasker, chirurgisch masker):** Beschermen neus en mond tegen druppels. Eenmalig gebruik, maximaal 8 uur dragen of eerder vervangen indien vochtig. Indicaties omvatten patiëntencontact met risico op spatten, of wanneer de zorgverstrekker zelf een luchtweginfectie of koortsblaasje heeft.
* **Hoogfiltratiemaskers (FFP2, FFP3, 'eendenbekmasker'):** Gebruikt bij aerogene overdracht (bv. open longtuberculose, mazelen), omdat ze betere filtratie bieden tegen zeer kleine deeltjes.
### 5.3. Respiratoire hygiëne en hoestetiquette
Dit omvat het aanleren van correct hoesten en niezen (in een papieren zakdoekje dat direct wordt weggegooid, of in de elleboog) en het aanbieden van voorzieningen zoals tissues en handalcohol. Patiënten met respiratoire klachten dienen, indien mogelijk, gescheiden te worden of een masker te dragen (broncontrole). Jaarlijkse griepvaccinatie van zorgverstrekkers is belangrijk voor eigen bescherming en die van kwetsbare patiënten.
### 5.4. Preventie van overdracht van bloedoverdraagbare aandoeningen
Dit betreft voornamelijk hepatitis B (HBV), hepatitis C (HCV) en humaan immunodeficiëntievirus (HIV). Bescherming is mogelijk via vaccinatie tegen HBV, wat verplicht is voor gezondheidswerkers.
Preventieve maatregelen bij **ALLE patiënten**:
* Veiligheid van bloedproducten door screening van donoren.
* Gebruik van bril, masker en aangezichtsscherm bij risico op (bloed)spatten.
* Dragen van handschoenen bij risico op contact met bloed of lichaamsvochten.
* **Geen hergebruik** van naalden en spuiten (single use).
* Onmiddellijke verwijdering van scherpe voorwerpen in een naaldcontainer, zonder recappen.
* Gebruik van monodose vials.
Bij een prikongeval:
* Wond laten bloeden, grondig wassen en ontsmetten.
* Aangifte als arbeidsongeval en contact opnemen met bevoegde dienst.
* Serologie bepalen van zowel zorgverstrekker als bronpatiënt.
* Risicoanalyse voor post-expositie profylaxe (PEP), zoals antivirale middelen bij HIV of vaccinatie en immuunglobulines bij HBV.
---
# Overdrachtsgebonden voorzorgen en specifieke ziekenhuisbacteriën
Dit onderwerp focust op isolatiemaatregelen gebaseerd op de transmissiewijze van micro-organismen en de beheersing van specifieke ziekenhuisbacteriën.
## 5. Overdrachtsgebonden voorzorgen en specifieke ziekenhuisbacteriën
### 5.1 Infectiepreventie en -beheersing: doorbreken van de infectieketen
Infectiepreventie en -beheersing (IPC), in België nog vaak 'ziekenhuishygiëne' genoemd, is cruciaal voor patiëntveiligheid en zorgkwaliteit. Het doel is het doorbreken van de infectiecyclus om de overdracht van micro-organismen (MO) te voorkomen en zo kolonisatie en zorginfecties te reduceren.
#### 5.1.1 Transmissiewegen van micro-organismen
Micro-organismen kunnen op verschillende manieren worden overgedragen:
* **Via contact:** Direct (bv. handen) of indirect (bv. zorgmateriaal, oppervlakken).
* **Via druppels:** Grote partikels (doorgaans $> 5 \ \mu\text{m}$) geproduceerd tijdens hoesten, niezen of spreken, die zich tot ongeveer 1,5 meter verspreiden alvorens neer te slaan.
* **Via de lucht (aerogeen):** Kleine partikels ($< 5 \ \mu\text{m}$) die zich over grotere afstanden kunnen verspreiden.
De traditionele dichotomie tussen druppel- en aerogene overdracht is verlaten ten gunste van een continuüm van respiratoire partikels. De besmettelijkheid hangt af van afstand, ventilatie, duur van blootstelling, broncontrole en de fysicochemische eigenschappen van de partikels.
#### 5.1.2 De infectieketen
De infectieketen omvat verschillende schakels die onderbroken kunnen worden:
* **Reservoir:** De omgeving waar het MO zich bevindt (mens, water, oppervlakken).
* **Uitgangspoort:** De weg waarlangs het MO het reservoir verlaat (excreties, secreties, druppels).
* **Transmissieweg:** De manier waarop het MO van het reservoir naar een vatbare gastheer wordt overgebracht (contact, druppels, lucht).
* **Ingangspoort:** De weg waarlangs het MO de vatbare gastheer binnendringt (bv. slijmvliezen, wonden).
* **Vatbare gastheer:** De persoon die vatbaar is voor infectie.
#### 5.1.3 Zorginfecties (Healthcare Associated Infections - HAI)
Een zorginfectie is een infectie opgelopen tijdens de zorg in een ziekenhuis of andere zorginstelling. Infecties die reeds in de incubatiefase waren bij opname, of die later optreden na de plaatsing van lichaamsvreemd materiaal, worden ook als zorginfectie beschouwd.
* **Definitie (operationeel):** Elke infectie die optreedt bij een gehospitaliseerde patiënt, minstens 48 uur na opname. Bij lichaamsvreemd materiaal geldt dit tot 1 jaar na de ingreep.
* **Vermijdbare proportie:** Geschat wordt dat ongeveer 30% van de zorginfecties vermijdbaar is met preventieve maatregelen.
* **Bevorderende factoren:** Kwetsbare patiënten (door ziekteproces of medisch handelen), virulente en resistente micro-organismen, en zorgcontacten en -handelingen.
* **Verwekkers:** Variërend van bacteriën (bv. Staphylococcus aureus, E. coli) tot fungi, virussen (bv. influenza, SARS-CoV-2, norovirus) en parasieten. Zeer resistente stammen zoals MRSA, VRE en MRGN vormen een specifieke zorg.
* **Infectiebronnen:**
* **Exogeen:** Afkomstig uit de zorgomgeving (zorgverstrekkers, materiaal, oppervlakken, lucht, water).
* **Endogeen:** Veroorzaakt door de eigen microflora van de patiënt.
* **Impact:** Significante morbiditeit, mortaliteit, en extra hospitalisatiedagen en -kosten.
De vier meest voorkomende zorginfecties zijn urineweginfecties, pneumonieën (met name ventilator-geassocieerde pneumonie), chirurgische wondinfecties en bloedbaaninfecties (met name kathetergerelateerde bloedbaaninfecties).
### 5.2 Pijlers van infectiepreventie en -beheersing
De preventie van zorginfecties steunt op verschillende pijlers:
#### 5.2.1 Algemene maatregelen
Deze omvatten goede geneeskunde, rationeel gebruik van invasieve devices, aseptische techniek, vaccinaties en een degelijk antibioticumbeleid.
#### 5.2.2 Specifieke maatregelen
Deze worden onderverdeeld in horizontale en verticale benaderingen:
* **Horizontale infectiepreventie:**
* **Eliminatie van reservoirs:** Reiniging, desinfectie en sterilisatie van omgeving en zorgmateriaal.
* **Onderbreken van transmissie:** Standaard voorzorgsmaatregelen, inclusief handhygiëne en gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM).
Deze maatregelen zijn niet-micro-organisme specifiek en gericht op het vermijden van elke overdracht.
* **Verticale infectiepreventie:**
* **Micro-organisme specifieke maatregelen:** Gericht op epidemiologisch belangrijke MO's door actieve detectie (screening) en isolatie.
Isolatiemaatregelen worden ook **overdrachtsgebonden voorzorgen** genoemd. Hoewel de horizontale benadering de basis vormt, zijn verticale maatregelen vaak noodzakelijk vanwege suboptimale compliance met horizontale maatregelen en het ontstaan van uitbraken.
### 5.3 Reiniging, desinfectie en sterilisatie
Deze processen zijn essentieel voor het elimineren van micro-organismen op zorgmateriaal en in de omgeving.
#### 5.3.1 Spaulding-classificatie
Medische instrumenten worden ingedeeld op basis van hun risico en de vereiste decontaminatie:
* **Kritische voorwerpen:** Contact met bloed of steriele lichaamsholten. Vereisen sterilisatie.
* **Semi-kritische voorwerpen:** Contact met niet-intacte huid of mucosae. Vereisen high-level desinfectie.
* **Niet-kritische voorwerpen:** Contact met intacte huid. Vereisen reiniging of low-level desinfectie.
#### 5.3.2 Decontaminatiemethoden
* **Reiniging:** Verwijderen van organische bevuiling. Een noodzakelijke voorstap voor desinfectie en sterilisatie.
* **Desinfectie:** Sterke, maar niet volledige eliminatie van micro-organismen. Kan thermisch (warmte) of chemisch (desinfectans) gebeuren. De effectiviteit hangt af van factoren zoals bevuiling, temperatuur, blootstellingstijd en eigenschappen van het desinfectans.
* **Desinfectantia** worden gebruikt op inert materiaal; **antiseptica** op levende weefsels.
* **Sterilisatie:** Eliminatie van alle micro-organismen, inclusief bacteriële sporen. Methoden omvatten stoom (autoclaaf), warme droge lucht, ethyleenoxide gas en gammastraling.
#### 5.3.3 Gevoeligheid van micro-organismen
Er is een hiërarchie in de gevoeligheid van MO's aan desinfectie en sterilisatie: vegetatieve bacteriën zijn het minst resistent, gevolgd door virussen met enveloppe, fungi, naakte virussen, mycobacteriën, bacteriële sporen en als laatste prionen (geen MO's).
#### 5.3.4 Principe van microbiële eliminatie
Eliminatie verloopt logaritmisch. Grondige reiniging is cruciaal om een acceptabele reductie van het kiemaantal te bereiken, vooral bij hoge initiële contaminatie (inoculum).
### 5.4 Standaard voorzorgsmaatregelen (Standard Precautions)
Deze maatregelen worden te allen tijde bij alle patiënten toegepast, ongeacht hun microbiologische status, om zowel zorgverstrekkers als patiënten te beschermen.
#### 5.4.1 Handhygiëne
Dit is de belangrijkste maatregel om ziektekiemenoverdracht te voorkomen.
* **Microflora van de handen:**
* **Residente microflora:** Blijvende bewoners, overwegend grampositieve bacteriën.
* **Transiënte microflora:** Tijdelijke 'bezoekers' uit de omgeving, vaak verantwoordelijk voor kruisbesmettingen.
Handen wassen beïnvloedt voornamelijk de transiënte flora; handen ontsmetten heeft ook een remmende werking op de residente flora.
* **5 momenten voor handhygiëne (WHO):**
1. Voor contact met de patiënt.
2. Voor een zuivere/aseptische handeling.
3. Na contact met lichaamsvochten.
4. Na contact met de patiënt.
5. Na contact met de omgeving van de patiënt.
Momenten 1 en 2 zijn cruciaal voor de bescherming van de patiënt.
* **Wassen vs. Ontsmetten:**
* **Wassen:** Mechanisch verwijderen van vuil en transiënte flora. Indicaties: zichtbare bevuiling, contact met C. difficile, na toiletbezoek.
* **Hygiënische handontsmetting:** Met een alcoholische oplossing, de gouden standaard. Snel, effectief en goed verdragen. Alcohol is echter niet actief tegen sporen.
* **Chirurgische handontsmetting:** Een grondige wasbeurt gevolgd door langdurig ontsmetten met een alcoholisch antisepticum, vóór invasieve procedures.
* **Basisvereisten voor handhygiëne:** Geen horloges, armbanden, ringen; korte, propere nagels (geen gel-/kunstnagels); mouwen tot aan de ellebogen.
#### 5.4.2 Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)
* **Bescherming van de handen:** (Niet-steriele) handschoenen zijn een aanvulling op handhygiëne en vervangen deze niet. Indicaties: kans op contact met bloed, lichaamsvochten, niet-intacte huid en slijmvliezen.
* **Bescherming van de kledij:** Werkkledij (schorten, broekpakken) en plastic spatschorten of overschorten met lange mouwen.
* **Bescherming van de slijmvliezen van het gelaat:** Spatbrillen, aangezichtsschermen en maskers (proceduremaskers, hoogfiltratiemaskers zoals FFP2/FFP3).
#### 5.4.3 Hoestetiquette en respiratoire hygiëne
Maatregelen om de overdracht van respiratoire pathogenen te beperken, zoals het bedekken van mond/neus bij hoesten/niezen, direct weggooien van tissues en handhygiëne. Patiënten met respiratoire klachten dienen indien mogelijk gescheiden te worden of een masker te dragen. Jaarlijkse griepvaccinatie van zorgverstrekkers is belangrijk.
#### 5.4.4 Preventie van overdracht van bloedoverdraagbare aandoeningen
Focus op veilige procedures om contact met besmet bloed of lichaamsvochten te voorkomen (bv. enkelvoudig gebruik van naalden en spuiten, gebruik van naaldcontainers). Bij een prikongeval is onmiddellijke actie en aangifte vereist.
### 5.5 Overdrachtsgebonden voorzorgen: isolatiemaatregelen
Deze maatregelen zijn steeds aanvullend op de standaard voorzorgen en worden toegepast bij patiënten met een gekende infectie of kolonisatie met epidemiologisch belangrijke micro-organismen. Ze vormen de verticale benadering.
#### 5.5.1 Bronisolatie vs. Beschermende isolatie
* **Bronisolatie:** Patiënt wordt geïsoleerd om de omgeving te beschermen tegen besmettelijke kiemen.
* **Beschermende isolatie (omgekeerd):** Patiënt met sterk verminderde weerstand wordt geïsoleerd om hem te beschermen tegen MO's van buitenaf.
* **Universele isolatie:** Combinatie van bron- en beschermende isolatie.
#### 5.5.2 Vormen van bronisolatie (afhankelijk van transmissiewijze)
* **Contactisolatie:** Overdracht via contact met patiënt en omgeving. Maatregelen: nadruk op handhygiëne, handschoenen, isolatieschort. Bij C. difficile is handen wassen met water en zeep vereist (alcohol is niet effectief tegen sporen). Voor MRSA kan een masker ter preventie van zelfbesmetting door hand-neuscontact worden aanbevolen.
* **Druppelisolatie:** Overdracht via druppeltjes. Maatregelen: mond-neusmasker bij contact. Patiënt draagt masker buiten de kamer.
* **Aerogene isolatie:** Overdracht via de lucht. Vereist aparte, afgesloten kamer met negatieve druk en gefilterde lucht. Noodzaak van hoogfiltratiemasker (bv. FFP2/FFP3) vóór het betreden van de kamer. Dit geldt o.a. voor open longtuberculose.
* **Combinaties:** Contact-druppel (bv. influenza, RSV) en contact-aerogeen (bv. mazelen, varicella).
* **Strikte isolatie:** Bij zeer ernstige infecties (bv. virale hemorragische koorts). Maximale barrièremaatregelen.
#### 5.5.3 Nieuw isolatiebeleid (bv. UZ Gent sinds 2024)
Vereenvoudigde classificaties zoals 'Isolatie LUCHT' en 'Isolatie LUCHT PLUS' komen beter overeen met de huidige wetenschappelijke inzichten. Specifieke maatregelen worden bepaald door de transmissiewijze en de ernst van de pathogenen.
### 5.6 Specifieke ‘ziekenhuisbacteriën’ (MDRO)
Dit zijn meestal multiresistente micro-organismen (MDRO) die in zorginstellingen worden opgelopen. Het gevaar zit niet zozeer in een verhoogde virulentie, maar in de resistentie tegen antibiotica, waardoor infecties moeilijker te behandelen zijn.
#### 5.6.1 Algemene aspecten
* **Screening:** Meestal gericht bij risicopatiënten, afhankelijk van de te verwachten locatie van de bacterie (bv. neus voor MRSA, rectum voor VRE/MRGN).
* **Decontaminatie (dekolonisatie):** Enkel mogelijk voor MRSA (huidbacterie) met specifieke neuszalf, keelspoeling en antiseptische zeep. Voor darmbacteriën (bv. VRE, CPE) is dit niet mogelijk.
* **Community verspreiding:** Ziekenhuisbacteriën verspreiden zich ook in de algemene gemeenschap door antibioticagebruik in mens en dier, wat de beheersing bemoeilijkt.
#### 5.6.2 MRSA (Methicilline-Resistente Staphylococcus aureus)
* **Dragerschap:** Voornamelijk in de neus, maar ook op andere lichaamssites.
* **Verwekker van zorginfecties:** Pneumonie, CLABSI, wondinfecties.
* **Vormen:** Naast hospital-acquired (HA) MRSA, ook community-acquired (CA) MRSA en livestock-associated (LA) MRSA.
* **Trend:** Internationale trend van dalende incidentie, mede door betere infectiepreventie in woon-zorgcentra (WZC).
#### 5.6.3 VRE (Vancomycine-Resistente Enterokokken)
* **Kenmerken:** Enterokokken resistent tegen glycopeptiden (vancomycine) en vaak ook penicillines. Beperkte behandelingsopties.
* **Dragerschap:** Darmbacterie.
* **Voorkomen:** Gelokaliseerd, een groter probleem in sommige landen.
#### 5.6.4 MRGN (Multiresistente Gramnegatieve staven)
* Omvat o.a. Enterobacterales (bv. E. coli, Klebsiella pneumoniae) en non-fermenters (bv. Pseudomonas aeruginosa, Acinetobacter baumannii) die resistent zijn tegen meerdere antibioticaklassen.
* **Subcategorieën:**
* **ESBL-producerend:** Enzymen breken de meeste beta-lactams af, maar niet carbapenems. Wijdverspreid in ziekenhuizen en gemeenschap.
* **CPE (Carbapenemase-Producerende Enterobacterales):** Breken ook carbapenems af. Actieve surveillance, screening en isolatie worden aanbevolen.
### 5.7 Organisatie van infectiepreventie in België
* **Wettelijk kader:** Koninklijk Besluit van 26/04/2007.
* **Team voor ziekenhuishygiëne:** Bestaat uit artsen en verpleegkundigen met specifieke bekwaming.
* **Comité voor ziekenhuishygiëne:** Stuurt het team aan met vertegenwoordigers uit alle ziekenhuisgeledingen.
* **Surveillance:** Verplichte deelname aan nationale surveillancemodules (MRSA, MRGN, CLABSI) en optionele modules.
* **Opdrachten:** Beleidsontwikkeling, implementatie van voorzorgen, surveillance, epidemiebeleid, hygiëne bij ziekenhuisactiviteiten, implementatie van aanbevelingen, informatie-uitwisseling.
* **Infectiepreventie buiten ziekenhuizen:** In de eerste lijn (huisartspraktijk, thuiszorg) gelden standaard voorzorgen. Er is echter geen surveillance of ondersteuning door een infectiepreventieteam. Artsen infectieziektenbestrijding van het Departement Zorg spelen een rol bij meldingen en epidemische verheffingen.
* **Woon- en zorgcentra (WZC):** Implementeren steeds meer infectiepreventieprincipes, mede door de COVID-19 pandemie. Coördinerende en raadgevende artsen (CRA) zijn sleutelfiguren.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Zorginfectie | Een infectie die wordt opgelopen tijdens de zorgverlening in een ziekenhuis of een andere zorginstelling. Dit omvat infecties die optreden na ontslag, zolang deze gerelateerd zijn aan de eerdere opname of het gebruik van lichaamsvreemd materiaal. |
| Antimicrobiële resistentie (AMR) | De weerstand van micro-organismen, zoals bacteriën, tegen antimicrobiële middelen, waaronder antibiotica. Dit fenomeen bemoeilijkt de behandeling van infecties en vormt een wereldwijde bedreiging voor de volksgezondheid. |
| Transmissiewegen | De verschillende manieren waarop micro-organismen zich kunnen verspreiden van een bron naar een vatbare gastheer. Dit kan gebeuren via contact (direct of indirect), druppels of aerogene overdracht. |
| Infectieketen | Een model dat de opeenvolging van gebeurtenissen beschrijft die nodig zijn voor de overdracht van een infectieus agens. Het omvat de agentia, reservoir, uitgangspoort, transmissiemethode, ingangspoort en vatbare gastheer. |
| Standaard voorzorgsmaatregelen | Een reeks basismaatregelen die te allen tijde bij alle patiënten worden toegepast, ongeacht hun infectiestatus, om de overdracht van micro-organismen te voorkomen en zowel zorgverleners als patiënten te beschermen. |
| Overdrachtsgebonden voorzorgen | Specifieke isolatiemaatregelen die worden toegepast bovenop de standaard voorzorgsmaatregelen, afhankelijk van de overdrachtswijze van een bekend of vermoed infectieus agens. |
| Reiniging | Het proces van het verwijderen van zichtbaar vuil, organische materie en micro-organismen van oppervlakken en materialen met behulp van water en reinigingsmiddelen. Dit is een essentiële stap vóór desinfectie of sterilisatie. |
| Desinfectie | Een proces dat een sterke, maar niet volledige eliminatie van micro-organismen tot doel heeft, met uitzondering van bacteriële sporen. Het wordt toegepast op oppervlakken en medisch materiaal om het aantal micro-organismen te reduceren. |
| Sterilisatie | Het proces waarbij alle micro-organismen, inclusief bacteriële sporen, volledig worden geëlimineerd. Dit is vereist voor kritische medische voorwerpen die in contact komen met steriele lichaamsweefsels of holtes. |
| Spaulding classificatie | Een classificatiesysteem dat medische voorwerpen indeelt in drie risicocategorieën (kritisch, semi-kritisch, niet-kritisch) op basis van hun contact met patiëntweefsels, om het vereiste niveau van decontaminatie te bepalen. |
| Handhygiëne | Een reeks handelingen, waaronder handenwassen met water en zeep en handen ontsmetten met een alcoholische oplossing, die essentieel zijn om de verspreiding van micro-organismen via de handen van zorgverleners te voorkomen. |
| Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) | Hulpmiddelen zoals handschoenen, schorten, maskers en oogbescherming die zorgverleners gebruiken om zich te beschermen tegen blootstelling aan potentiële ziekteverwekkers en om de verspreiding van infecties te voorkomen. |
| MRSA (Methicilline-resistente Staphylococcus aureus) | Een bacteriesoort die resistent is tegen methicilline en andere bèta-lactamantibiotica. Het is een veelvoorkomende oorzaak van zorginfecties en kan voorkomen op de huid en in de neus van dragers. |
| VRE (Vancomycine-resistente Enterokokken) | Enterokokken die resistent zijn tegen het antibioticum vancomycine. Ze kunnen infecties veroorzaken, vooral bij kwetsbare patiënten, en zijn moeilijker te behandelen vanwege hun beperkte gevoeligheid voor veel antibiotica. |
| MRGN (Multiresistente Gramnegatieve bacteriën) | Een groep gramnegatieve bacteriën die resistent zijn tegen meerdere klassen van antibiotica. Dit omvat organismen zoals ESBL-producerende Enterobacterales en CPE, die een significante bedreiging vormen in de zorgomgeving. |
| Aerogeen | Verwijst naar de overdracht van micro-organismen via kleine deeltjes die langdurig in de lucht zweven en zich over grote afstanden kunnen verspreiden, zoals bij tuberculose. |
| Druppels | Grote respiratoire deeltjes (groter dan 5 µm) die worden geproduceerd bij hoesten, niezen of spreken en die zich voornamelijk binnen 1,5 meter van de bron verspreiden voordat ze neerslaan. |
| Reservoir | De plaats waar een micro-organisme normaal gesproken verblijft en zich vermenigvuldigt, zoals de mens, dieren, water of de omgeving. |
| Kolonisatie | De aanwezigheid van micro-organismen op of in het lichaam zonder het veroorzaken van ziektetekenen. Dit kan een voorloper zijn van een infectie. |
| Besmetting | De aanwezigheid van micro-organismen op een oppervlak of in een stof, zonder dat er groei optreedt. |
| Multidrugresistente micro-organismen (MDRO) | Micro-organismen die resistent zijn tegen drie of meer klassen van antimicrobiële middelen. |
| Bronisolatie | Een vorm van isolatie waarbij een patiënt met een besmettelijke ziekte wordt geïsoleerd om de verspreiding van kiemen naar anderen te voorkomen. |
| Beschermende isolatie (omgekeerde isolatie) | Een vorm van isolatie die wordt toegepast om patiënten met een sterk verminderde weerstand te beschermen tegen micro-organismen uit de omgeving. |
| Hoge-level desinfectie (HLD) | Een desinfectieproces dat alle micro-organismen elimineert, met uitzondering van een klein aantal bacteriële sporen. |
| Low-level desinfectie | Een desinfectieproces dat de meeste bacteriën, sommige virussen en schimmels inactiveert, maar niet effectief is tegen resistente micro-organismen zoals mycobacteriën en sporen. |
| Antiseptica | Antimicrobiële stoffen die worden gebruikt voor desinfectie van levende weefsels, zoals de huid, om het aantal micro-organismen te verminderen zonder weefselschade te veroorzaken. |
| Desinfectantia | Antimicrobiële stoffen die worden gebruikt voor desinfectie van inerte oppervlakken en medisch materiaal. |
| Respiratoire hygiëne en hoestetiquette | Maatregelen en gedragsregels, zoals het bedekken van de mond en neus bij hoesten of niezen en het uitvoeren van handhygiëne, om de verspreiding van respiratoire pathogenen te minimaliseren. |
| Prik- en spatongevallen | Ongelukken waarbij een zorgverlener wordt blootgesteld aan bloed of lichaamsvochten via een steekwonde van een scherp voorwerp of via spatten, met risico op overdracht van bloedoverdraagbare ziekten. |
| Ziekenhuishygiëne | De multidisciplinaire discipline die zich bezighoudt met de preventie en beheersing van infecties in zorginstellingen. In België wordt vaak de term 'ziekenhuishygiëne' gebruikt, hoewel 'infectiepreventie en -bestrijding' een bredere en meer actuele benaming is. |