Cover
立即免费开始 Gezondheidsbevordering_gezondh & maatsch I_2025-2026_ufora-50-95.pdf
Summary
# Gezondheidspsychologische modellen voor gedragsverandering
Dit gedeelte behandelt theoretische modellen die worden gebruikt om gezondheidsgedrag te verklaren en te bevorderen, waaronder het Health Belief Model, de Theory of Reasoned Action, de Theory of Planned Behavior en de Self-Determination Theory [1](#page=1) [5](#page=5) [7](#page=7) [9](#page=9).
### 1.1 Het Health Belief Model
Het Health Belief Model (HBM) is een veelgebruikt model voor het verklaren van preventief gezondheidsgedrag. Het model stelt dat gedragsverandering plaatsvindt op basis van twee inschattingen: de dreigingsinschatting en de coping-inschatting [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4).
#### 1.1.1 Dreigingsinschatting
De dreigingsinschatting omvat de waargenomen ernst van een gezondheidsprobleem en de waargenomen vatbaarheid voor dit probleem. Daarnaast spelen ook de waargenomen angst, en de waargenomen intrinsieke en extrinsieke beloningen die gepaard gaan met het stellen van ongezond gedrag een rol [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 1.1.2 Coping-inschatting
De coping-inschatting betreft de mate van self-efficacy (de overtuiging dat men het gezonde gedrag kan stellen) en response efficacy (de overtuiging dat het stellen van gezond gedrag de dreiging zal doen dalen). Ook de response costs, oftewel de geschatte kosten of nadelen van het gezonde gedrag, worden meegenomen [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 1.1.3 Beperkingen van het HBM
Een belangrijke beperking van het HBM is dat angst induceren alleen werkt als mensen een hoge eigen-effectiviteit hebben ten aanzien van het gezonde gedrag. Bovendien leidt motivatie niet altijd tot actie, en houdt het model geen rekening met onbewuste processen, noch met de rol van sociale factoren en omgevingsinvloeden [4](#page=4).
### 1.2 Theory of Reasoned Action (TRA)
De Theory of Reasoned Action (TRA), ontwikkeld door Fishbein en Ajzen is een algemeen sociaal-psychologisch model dat intentie centraal stelt als directe voorspeller van gedrag [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 1.2.1 Kerncomponenten van de TRA
De intentie om gedrag uit te voeren wordt in de TRA beïnvloed door twee hoofdfactoren [6](#page=6):
* **Attitude:** Deze wordt gevormd door de opvattingen (beliefs) van een persoon over de gevolgen van het gedrag en de evaluatie van die gevolgen [6](#page=6).
* **Subjectieve norm:** Deze wordt bepaald door de opvattingen van anderen (referentiegroepen) en de mate waarin men instemt met die meningen [6](#page=6).
Het model gaat ervan uit dat mensen rationeel denken en dat hun gedrag onder vrijwillige controle staat, waardoor het minder geschikt is voor routines en gewoontes [6](#page=6).
### 1.3 Theory of Planned Behavior (TPB)
De Theory of Planned Behavior (TPB), geïntroduceerd door Ajzen is een aanpassing van de Theory of Reasoned Action die een derde belangrijke determinant van intentie toevoegt: de gedragscontrole [7](#page=7) [8](#page=8).
#### 1.3.1 Gedragscontrole
Gedragscontrole is vergelijkbaar met 'eigen-effectiviteit' en betreft de overtuiging van een persoon over hoe moeilijk of gemakkelijk het uitvoeren van het gedrag is. Deze overtuiging wordt beïnvloed door eerdere ervaringen en gepercipieerde hindernissen. Net als de TRA, erkent de TPB dat niet al het gedrag onder bewuste controle staat, zoals gewoontes [8](#page=8).
### 1.4 Self-Determination Theory (SDT)
De Self-Determination Theory (SDT), ontwikkeld door Ryan en Deci biedt inzicht in de redenen waarom mensen bepaald gezondheidsgedrag aannemen en volhouden door onderscheid te maken tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie, en verschillende regulatiestijlen [10](#page=10) [9](#page=9).
#### 1.4.1 Motivatie en Regulatiestijlen
SDT onderscheidt vier typen motivatie/regulatie [10](#page=10):
* **Intrinsieke motivatie:** Gedrag wordt gesteld omwille van plezier, uitdaging of interesse [10](#page=10) [9](#page=9).
* **Geïdentificeerde regulatie:** Gedrag wordt als persoonlijk zinvol en belangrijk ervaren [10](#page=10) [9](#page=9).
* **Geïntrojecteerde regulatie:** Gedrag wordt gesteld om gevoelens van schuld, schaamte of angst te vermijden, of om de zelfwaarde hoog te houden [10](#page=10) [9](#page=9).
* **Externe regulatie:** Gedrag wordt gesteld om externe beloningen te verkrijgen, externe straffen te vermijden, of om te voldoen aan de verwachtingen van anderen [10](#page=10) [9](#page=9).
#### 1.4.2 Autonome versus Gecontroleerde Motivatie
Externe en geïntrojecteerde regulaties worden gezien als vormen van **gecontroleerde motivatie**, waarbij men handelt onder interne of externe druk. Geïdentificeerde en intrinsieke regulaties worden beschouwd als vormen van **autonome motivatie**, waarbij men de activiteit uit vrije wil kiest. Autonome motivatie leidt tot blijvende gedragsverandering [11](#page=11).
### 1.5 Beperkingen van individuele gedragsverklaringsmodellen
Individuele gedragsverklaringsmodellen, zoals de Health Belief Model, Theory of Reasoned Action en Theory of Planned Behavior, die zich voornamelijk richten op persoonlijke en psychosociale determinanten, hebben significante beperkingen. Deze modellen verklaren maximaal ongeveer 40% van de variantie in gezondheidsgedrag en laten doorgaans slechts effecten op korte termijn zien, met een beperkt bereik [14](#page=14).
### 1.6 Belangrijke individuele determinanten van gedrag
Gedrag wordt beïnvloed door een complex samenspel van determinanten [13](#page=13).
#### 1.6.1 Cognitieve determinanten
Deze omvatten kennis (bewustzijn, risicoperceptie), attitudes (waarden, normen, uitkomstverwachtingen, afweging voor- en nadelen), sociale invloed (modeling, subjectieve norm, sociale steun), eigen-effectiviteit of gedragscontrole, motivatie en intentie [13](#page=13).
#### 1.6.2 Onbewuste determinanten
Daarnaast spelen ook onbewuste determinanten zoals gewoonte en drang een rol [13](#page=13).
Deze determinanten interageren binnen een dual-process model dat zowel beredeneerd als impulsief gedrag kan verklaren, en de constante strijd tussen situaties/controle en gedrag weergeeft [13](#page=13).
---
# Ecologische en omgevingsfactoren voor gedragsverandering
Dit deel behandelt hoe ecologische modellen en omgevingsfactoren gedragsverandering beïnvloeden, inclusief nudging en verschillende niveaus van omgevingsinvloeden.
## 2 Ecologische en omgevingsfactoren voor gedragsverandering
Tot ongeveer twintig jaar geleden lag de focus van gedragsverklaringen primair op persoonlijke en psychosociale determinanten. Individuele gedragsverklaringsmodellen zoals het Health Belief Model, de Theory of Reasoned Action en de Theory of Planned Behavior verklaarden echter slechts maximaal 40% van de variantie in gezondheidsgedrag en hadden beperkte effecten op de lange termijn [14](#page=14).
### 2.1 Ecologische modellen en het socio-ecologisch model
Ecologische modellen bieden een bredere kijk op gedragsverandering door de invloed van de omgeving te erkennen. Het socio-ecologisch model stelt dat veranderingen in de omgeving een groot bereik hebben en vaak inwerken op onbewuste processen. Deze modellen erkennen dat omgevingsfactoren een significante rol spelen in het aanmoedigen of ontmoedigen van bepaald gedrag [14](#page=14) [15](#page=15).
### 2.2 Nudges: subtiele omgevingsinterventies
Nudges zijn interventies die direct inspelen op gedrag zonder bewuste afweging, en zonder gebruik te maken van incentives of regulering. Ze respecteren de keuzevrijheid van het individu, maar moedigen de gewenste keuze aan [16](#page=16).
> **Tip:** Nudges maken gebruik van de principes van gedragspsychologie om de omgeving zo in te richten dat de 'standaard' keuze de meest wenselijke keuze wordt, zonder dwingend te zijn.
### 2.3 Omgevingsexperimenten
Omgevingsexperimenten zijn methoden om de effectiviteit van omgevingsinterventies op gedrag te meten en te evalueren. Deze experimenten helpen bij het begrijpen van causale verbanden tussen omgevingskenmerken en gedragsuitkomsten [17](#page=17).
### 2.4 Niveaus van omgevingsinvloeden
De omgeving kan op verschillende niveaus invloed uitoefenen op gedrag. Deze niveaus variëren van directe fysieke omgevingen tot bredere sociale, culturele en politieke contexten [18](#page=18).
* **Individueel niveau:** Kenmerken van het individu, zoals kennis, attitudes en vaardigheden.
* **Interpersoonlijk niveau:** Relaties en interacties met familie, vrienden en collega's.
* **Organisatorisch niveau:** Kenmerken van organisaties waarbinnen individuen opereren, zoals scholen, werkplekken en gemeenschappen.
* **Gemeenschapsniveau:** De bredere omgeving van buurten, steden en regio's, inclusief toegang tot voorzieningen en de fysieke infrastructuur.
* **Maatschappelijk niveau:** Brede culturele normen, beleid en wetgeving die gedrag beïnvloeden.
Deze verschillende niveaus werken vaak samen en beïnvloeden elkaar, wat leidt tot complexe patronen van gedragsverandering. Het begrijpen van deze hiërarchie is cruciaal voor het ontwerpen van effectieve interventies [18](#page=18).
---
# Stadia van gedragsverandering en het overbruggen van de intentie-gedragskloof
Dit onderwerp beschrijft de fasen die mensen doorlopen bij gedragsverandering, voornamelijk via het transtheoretische model, en technieken die worden gebruikt om de kloof tussen intentie en daadwerkelijk gedrag te dichten, zoals uiteengezet in de Health Action Process Approach (HAPA).
### 3.1 Het transtheoretische model (Stages of Change)
Het transtheoretische model, ontwikkeld door Prochaska en DiClemente stelt dat gedragsverandering een proces is dat door verschillende stadia verloopt. Deze stadia worden gekenmerkt door verschillen in intentie en vereisen elk een specifieke aanpak om iemand naar een volgend stadium te laten evolueren [21](#page=21).
#### 3.1.1 De stadia van gedragsverandering
* **Stadium 1: Precontemplatie**
In dit stadium overweegt een persoon nog niet om binnen de nabije toekomst (zes maanden) te veranderen. Redenen hiervoor kunnen zijn: geen bewustzijn van de risico's van huidig gedrag, ontmoediging of het gevoel dat verandering te moeilijk is, de overtuiging dat het huidige gedrag te belangrijk is, of een gebrek aan motivatie. De aanpak in dit stadium richt zich op het verhogen van kennis en bewustzijn (awareness) en het stimuleren van self-monitoring [22](#page=22).
* **Stadium 2: Contemplatie**
Personen in dit stadium erkennen dat er een probleem is en hebben de intentie om in de nabije toekomst (binnen zes maanden) te veranderen, maar hebben nog geen concrete plannen. Dit stadium wordt gekenmerkt door ambivalentie. De aanpak omvat het opmaken van een beslissingsbalans, waarbij de voor- en nadelen van zowel gezond als ongezond gedrag worden afgewogen: de kosten van de status quo, de voordelen van verandering, de kosten van verandering en de voordelen van de status quo [23](#page=23).
* **Stadium 3: Preparatie**
Personen zijn klaar om gedrag te veranderen in de nabije toekomst (binnen één maand). Ze hebben besloten stappen te ondernemen, maar er kan nog steeds ambivalentie aanwezig zijn. De aanpak bestaat uit het ontwikkelen van een concreet plan, het zoeken naar oplossingen voor hindernissen en barrières, en het stellen van doelen (bijvoorbeeld SMART-doelen) [24](#page=24).
* **Stadium 4: Actie**
In dit stadium wordt het plan geïmplementeerd en worden concrete doelstellingen nagestreefd. Veranderingen in gedrag zijn recent (in de laatste zes maanden). Positieve en negatieve ervaringen met het nieuwe gedrag bepalen of dit wordt voortgezet. De aanpak omvat stimuluscontrole en het benutten van sociale steun en modeling [25](#page=25).
* **Stadium 5: Consolidatie**
Het nieuwe gedrag wordt behouden gedurende minstens zes maanden. De aanpak richt zich op anticipatie en probleemoplossing. Vaak doorlopen mensen de stadia meerdere keren voordat een stabiele gedragsverandering wordt bereikt [26](#page=26).
#### 3.1.2 Herval
Herval wordt gedefinieerd als de terugkeer naar een vroeger stadium. Eénmalig terugvallen is echter geen herval; het is belangrijk om uit herval te leren. Herval is eerder regel dan uitzondering. Cijfers tonen dit aan: roken kent een herval van 43% na één jaar en 7% na vijf jaar, terwijl 50% van de mensen die sporten hervalt na drie maanden. Herval is groter bij een gecontroleerde motivatie [27](#page=27).
> **Tip:** Het herkennen van het huidige stadium waarin iemand zich bevindt, is cruciaal voor het kiezen van de meest effectieve interventie.
### 3.2 De intentie-gedragskloof overbruggen met de Health Action Process Approach (HAPA)
De Health Action Process Approach (HAPA), ontwikkeld door Schwarzer biedt concrete technieken om de kloof tussen intentie en daadwerkelijk gedrag te overbruggen. Deze kloof houdt in dat een aanzienlijke verandering in intentie slechts een beperkte tot middelgrote verandering in gedrag tot gevolg heeft [29](#page=29) [30](#page=30).
#### 3.2.1 Planvorming en zelf-monitoring
HAPA benadrukt het belang van planning en zelf-monitoring om intenties om te zetten in actie. Dit omvat [31](#page=31):
* **Action planning**: Het opstellen van concrete plannen, met name implementatie-intenties (als... dan...) die specifieke acties koppelen aan situaties [31](#page=31).
* **Coping planning**: Het anticiperen op mogelijke obstakels en het bedenken van strategieën om deze te overwinnen [31](#page=31).
* **Zelf-monitoring (action control)**: Het continu volgen en evalueren van het eigen gedrag en de voortgang [31](#page=31).
#### 3.2.2 Verhoging van gedragscontrole en autonome motivatie
Verdere strategieën gericht op het overbruggen van de intentie-gedragskloof binnen HAPA zijn:
* **Verhogen van gedragscontrole of eigen-effectiviteit**: Dit kan worden bereikt door:
* **Mastery experience**: Succesvolle eerdere ervaringen met het beoogde gedrag [32](#page=32).
* **Vicarious experience**: Het observeren van anderen die succesvol zijn in het beoogde gedrag [32](#page=32).
* **Verbal persuasion**: Overtuiging en aanmoediging door anderen [32](#page=32).
* **Psychological states**: Het positief beïnvloeden van emotionele en fysiologische reacties [32](#page=32).
* **Verhogen van autonome motivatie**: Het bevorderen van intrinsieke motivatie en een gevoel van controle over het gedrag [32](#page=32).
> **Tip:** Implementatie-intenties formuleren als "Als [situatie X zich voordoet, dan zal ik [gedrag Y uitvoeren]" kan de kans op succesvolle gedragsverandering significant vergroten.
> **Voorbeeld:** Iemand die wil stoppen met roken kan een implementatie-intentie formuleren: "Als ik na het eten trek krijg in een sigaret, dan zal ik in plaats daarvan een stuk fruit eten." [31](#page=31).
---
# Toepassingen van gezondheidsbevordering in de praktijk
Dit gedeelte bespreekt de praktische implementatie van gezondheidsbevordering binnen verschillende zorg- en welzijnssectoren, met focus op initiatieven zoals rookvrije ziekenhuizen, preventieprogramma's in woonzorgcentra en de rol van huisartsenpraktijken, inclusief het specifieke programma Bewegen op Verwijzing.
### 4.1 Gezondheidsbevordering binnen zorg en welzijn
Het concept van gezondheidsbevordering vindt concrete toepassingen binnen diverse zorginstellingen en welzijnsomgevingen.
#### 4.1.1 Rookvrije ziekenhuizen
Een illustratief voorbeeld van toegepaste gezondheidsbevordering is de implementatie van rookvrije ziekenhuizen. Dit initiatief draagt bij aan een gezondere omgeving voor zowel patiënten als personeel [35](#page=35).
> **Tip:** Denk na over de uitdagingen en voordelen van het creëren van een rookvrije omgeving in een zorginstelling.
#### 4.1.2 Preventie in woonzorgcentra
Woonzorgcentra spelen een cruciale rol in preventie, gezien de kwetsbare populatie die er verblijft. De problematiek rondom ouderen is significant: wereldwijd valt er elke zes seconden een 65-plusser en elke elf seconden wordt een 65-plusser opgenomen op de spoedafdeling na een val. Bovendien overlijdt er elke negentien minuten een 65-plusser als gevolg van een val. Deze cijfers benadrukken de urgentie van effectieve preventiestrategieën in deze setting [37](#page=37) [38](#page=38).
#### 4.1.3 Preventie in de huisartsenpraktijk
Huisartsenpraktijken vormen een belangrijk knooppunt voor preventieve zorg. Ze kunnen een sleutelrol spelen bij het identificeren van risicofactoren en het initiëren van interventies om de gezondheid van patiënten te bevorderen [39](#page=39).
### 4.2 Bewegen op Verwijzing (BOV)
Bewegen op Verwijzing (BOV) is een initiatief dat de Vlaamse overheid heeft uitgewerkt via het Vlaams Instituut Gezond Leven [41](#page=41).
#### 4.2.1 Doelstellingen en werking van BOV
Het primaire doel van BOV is het ondersteunen van mensen die onvoldoende bewegen, om hen op weg te helpen naar een actiever en gezonder leven. Dit wordt gerealiseerd door middel van terugbetaalde BOV-coaching. De coaching kan zowel individueel als in groepsverband plaatsvinden, of een combinatie van beide. De Vlaamse overheid financiert een deel van de kosten, en sommige mutualiteiten bieden aanvullende terugbetalingen [41](#page=41).
#### 4.2.2 Doelgroep van BOV
De doelgroep van BOV omvat patiënten die niet voldoen aan de aanbevelingen voor beweging en/of te veel langdurig zitten [42](#page=42).
> **Voorbeeld:** Een patiënt die veel zittend werk verricht en weinig tijd besteedt aan lichaamsbeweging, kan via de huisarts verwezen worden naar BOV voor begeleiding om zijn bewegingspatroon te verbeteren.
#### 4.2.3 Resultaten van BOV
Uit de evaluaties blijkt dat deelnemers aan het BOV-programma meer bewegen [43](#page=43).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Beschermingsmotivatietheorie (Protection Motivation Theory) | Een model dat verklaart hoe mensen motiveren om zichzelf te beschermen tegen gezondheidsrisico's door de inschatting van dreiging en coping-strategieën. |
| Inschatting van dreiging (Threat appraisal) | Het proces waarbij individuen de ernst van een gezondheidsrisico en hun eigen vatbaarheid daarvoor beoordelen, evenals de potentiële angst die dit oproept. |
| Inschatting van coping (Coping appraisal) | Het beoordelen van de effectiviteit van eigen gedrag (self-efficacy) en de effectiviteit van de interventie (response efficacy) om een dreiging te verminderen, rekening houdend met de kosten van het gedrag (response costs). |
| Eigen-effectiviteit (Self-efficacy) | Het geloof van een individu in zijn eigen vermogen om succesvol een bepaald gedrag uit te voeren, zelfs onder moeilijke omstandigheden. |
| Response-effectiviteit (Response efficacy) | De overtuiging van een individu dat een bepaald gedrag daadwerkelijk de dreiging zal verminderen of elimineren. |
| Responsekosten (Response costs) | De inschatting van de negatieve gevolgen, inspanningen of nadelen die gepaard gaan met het uitvoeren van een bepaald gedrag. |
| Theory of Reasoned Action (TRA) | Een sociaal-psychologisch model dat stelt dat gedragsintentie wordt gevormd door attitude ten opzichte van het gedrag en subjectieve normen, en dat intentie de belangrijkste voorspeller is van gedrag. |
| Attitude | De positieve of negatieve evaluatie die een persoon heeft ten opzichte van een gedrag, gebaseerd op zijn of haar overtuigingen over de gevolgen van dat gedrag en de evaluatie van die gevolgen. |
| Subjectieve norm | De waargenomen sociale druk om een bepaald gedrag wel of niet uit te voeren, gebaseerd op de overtuigingen van belangrijke anderen en de mate van instemming met die meningen. |
| Theory of Planned Behaviour (TPB) | Een uitbreiding van de Theory of Reasoned Action die gedragscontrole (perceived behavioral control) toevoegt als een derde determinant van gedragsintentie, naast attitude en subjectieve norm. |
| Gedragscontrole (Perceived behavioral control) | De waargenomen mate waarin iemand controle heeft over het uitvoeren van een gedrag, beïnvloed door eerdere ervaringen en gepercipieerde obstakels. |
| Zelfdeterminatietheorie (Self-Determination Theory - SDT) | Een theorie die de nadruk legt op de rol van autonome versus gecontroleerde motivatie in gedragsverandering, en stelt dat autonomie, competentie en verbondenheid basispsychologische behoeften zijn. |
| Autonome motivatie | Motivatie die voortkomt uit interne bronnen, zoals plezier, interesse, persoonlijke waarde of een gevoel van keuzevrijheid. |
| Gecontroleerde motivatie | Motivatie die voortkomt uit externe druk, zoals beloningen, straffen, schuldgevoelens of de noodzaak om aan verwachtingen te voldoen. |
| Transtheoretisch model (Stages of Change) | Een model dat beschrijft hoe mensen door verschillende stadia van gedragsverandering gaan, van precontemplatie tot consolidatie, waarbij elk stadium specifieke interventies vereist. |
| Precontemplatie | Het stadium waarin een individu niet van plan is gedrag te veranderen in de nabije toekomst (binnen 6 maanden) en zich mogelijk niet bewust is van de risico's. |
| Contemplatie | Het stadium waarin een individu erkent dat er een probleem is en de intentie heeft om gedrag te veranderen binnen de nabije toekomst (6 maanden), maar nog geen concrete plannen heeft. |
| Preparatie | Het stadium waarin een individu klaar is om gedrag te veranderen in de zeer nabije toekomst (minder dan 1 maand) en concrete stappen plant. |
| Actie | Het stadium waarin een individu zijn plan implementeert en significante veranderingen in gedrag heeft aangebracht in de afgelopen 6 maanden. |
| Consolidatie | Het stadium waarin een individu nieuw gedrag behoudt gedurende ten minste 6 maanden, waarbij de focus ligt op het voorkomen van terugval. |
| Herval (Relapse) | Het terugkeren naar een eerder stadium van gedragsverandering na vooruitgang te hebben geboekt, wat wordt beschouwd als een normaal onderdeel van het proces. |
| Intentie-gedragskloof (Intention-Behaviour Gap) | Het fenomeen waarbij er een discrepantie bestaat tussen de intentie van een persoon om bepaald gedrag te vertonen en het daadwerkelijk vertonen van dat gedrag. |
| Health Action Process Approach (HAPA) | Een model dat zich richt op het overbruggen van de intentie-gedragskloof door middel van verschillende fasen van gedragsverandering, waaronder motivatie- en implementatiefasen. |
| Nudge | Een subtiele interventie die het gedrag van mensen beïnvloedt zonder hun keuzevrijheid te beperken, door de keuzeomgeving op een voorspelbare manier aan te passen. |
| Ecologisch model | Een benadering die gedrag verklaart als een interactie tussen individuele factoren en de bredere sociale en fysieke omgeving, op verschillende niveaus (individueel, interpersoonlijk, organisatie, gemeenschap, beleid). |