Cover
立即免费开始 Stuvia-samenvatting-infectieziekten-2 (gesleept).pdf
Summary
# Introductie tot vaccinatie en de geschiedenis ervan
Dit onderwerp introduceert de fundamentele doelstellingen van vaccinatie, verkent de historische mijlpaal van pokkeneradicatie en schetst de criteria voor het uitroeien van infectieziekten.
## 1. Introductie tot vaccinatie en de geschiedenis ervan
### 1.1 Doelstellingen van vaccinatie
Het algemene doel van deze module is het ontwikkelen van kennis en vaardigheden met betrekking tot vaccinatie. Dit omvat:
* Kennis van vaccins voor de algemene bevolking in België, en het vermogen om hierover te adviseren en vragen te beantwoorden [1](#page=1).
* Inzicht in vaccineerbare aandoeningen, inclusief hun epidemiologie, risicogroepen en transmissiewijzen [1](#page=1).
* Begrip van het vaccinatiebeleid in België en Vlaanderen, inclusief de Belgische aanbevelingen en de verschillende vaccins in het Belgische vaccinatieschema [1](#page=1).
Daarnaast wordt de nadruk gelegd op herhaling van de volgende punten:
* Hoe vaccins werken [1](#page=1).
* De verschillende soorten vaccins [1](#page=1).
* De impact van vaccinatie, geïllustreerd aan de hand van de mazelen [1](#page=1).
* Vaccinatietechnieken [1](#page=1).
### 1.2 Geschiedenis van vaccinatie
#### 1.2.1 De pioniersrol van Edward Jenner
Edward Jenner, een MD uit Berkley (1749-1823), speelde een cruciale rol in de vroege geschiedenis van vaccinatie. Hij onderzocht het inoculeren van mensen met koepokken om hen te beschermen tegen de dodelijkere pokken (smallpox) [1](#page=1).
#### 1.2.2 Pokken: een verwoestende ziekte
Pokken (smallpox) was een ziekte met verwoestende gevolgen:
* Het veroorzaakte miljoenen overlijdens wereldwijd [1](#page=1).
* De mortaliteit bedroeg ongeveer 30% [1](#page=1).
* Overlevenden, met name vrouwen, liepen lelijke littekens op die hun huwelijksperspectieven belemmerden [1](#page=1).
#### 1.2.3 Eradicatie van pokken
Het eradicatieprogramma voor pokken had als doel de ziekte op alle continenten uit te bannen. De succesvolle uitroeiing van pokken in 1979 was een mijlpaal [1](#page=1).
### 1.3 Criteria voor het uitroeien van infectieziekten
Niet elke infectieziekte kan zomaar worden uitgeroeid. Er zijn specifieke criteria waaraan voldaan moet worden [2](#page=2):
1. **Gastheer:** De ziekte mag uitsluitend de mens als gastheer hebben [2](#page=2).
2. **Transmissie:** De ziekte moet van mens op mens overdraagbaar zijn [2](#page=2).
3. **Tool:** Er moet een effectief middel (een vaccin) beschikbaar zijn dat de mens bij voorkeur levenslang immuun maakt [2](#page=2).
#### 1.3.1 De rol van vaccinatie in ziektebestrijding
Vaccinatie speelt een sleutelrol in het beheersen van infectieziekten door:
* Reductie van het aantal vatbaren [2](#page=2).
* Bescherming tegen infectie [2](#page=2).
* Bescherming tegen dragerschap [2](#page=2).
* Reductie van morbiditeit en mortaliteit [2](#page=2).
* Controle van transmissie [2](#page=2).
* De mogelijkheid tot eliminatie (wanneer een ziekte in één van de zes geografische regio's is verdwenen) [2](#page=2).
* De mogelijkheid tot eradicatie (wanneer een ziekte in alle zes geografische regio's is verdwenen) [2](#page=2).
#### 1.3.2 Hoe werkt een vaccin?
Vaccins werken specifiek en bouwen immuniteit op met een geheugen, wat bij voorkeur levenslang aanhoudt. Het opbouwen van immuniteit vereist vaak een reeks vaccinaties [2](#page=2).
* **Specifieke en verworven immuniteit:** Dit omvat het vermogen om onderscheid te maken tussen eigen en niet-eigen pathogenen en het ontwikkelen van een immunologisch geheugen [2](#page=2).
* **Proces:** Antigenen (AG) activeren antigeen-presenterende cellen (APC's). Deze presenteren de AG's aan T-helpercellen. Vervolgens vindt er interactie plaats met B-cellen en T-geheugencellen. Dit leidt tot de productie van antistoffen (AS) van lagere kwaliteit (IgM) en later van betere kwaliteit (IgG), alsook B-geheugencellen. Herhalingsvaccinaties verbeteren de immuniteit [2](#page=2).
> **Tip:** Vaccinatie werkt niet onmiddellijk; het duurt ongeveer drie tot vier weken voordat immuniteit is opgebouwd. Er is geen kruisbescherming tussen verschillende stammen, zoals bij het griepvaccin [2](#page=2).
---
# Hoe vaccins werken en het immuunrespons
Vaccins wekken specifieke immuniteit op door het immuunsysteem te trainen om ziekteverwekkers te herkennen en te bestrijden, waarbij geheugenresponsen cruciaal zijn voor langdurige bescherming.
### 2.1 De werking van vaccins
Vaccins werken zeer specifiek en bieden geen kruisbescherming. Het doel is het opbouwen van een immuungeheugen, idealiter levenslang. Dit gebeurt vaak door middel van een reeks vaccinaties, waarbij de verworven immuniteit specifiek is, een geheugen opbouwt en onderscheid kan maken tussen eigen en lichaamsvreemde stoffen. Het immuunsysteem reageert niet onmiddellijk; dit duurt ongeveer drie tot vier weken [2](#page=2).
Het proces start wanneer antigenen (AG) in het vaccin APC's (antigeenpresenterende cellen) activeren. Deze presenteren vervolgens de AG aan T-helpercellen. Hierna vindt er uitwisseling plaats met B-cellen en T-geheugencellen. In eerste instantie worden antistoffen (AS) van lagere kwaliteit, IgM, aangemaakt. Daarna volgt de productie van AS van hogere kwaliteit, IgG. Ook worden B-geheugencellen gevormd. Herhaaldelijke vaccinatie verbetert de immuniteit [2](#page=2).
> **Tip:** De opbouw van immuniteit via vaccinatie vereist tijd, daarom is het belangrijk om de aanbevolen vaccinatieschema's te volgen.
### 2.2 Bescherming door antilichamen
Antilichamen (AL) beschermen op verschillende manieren tegen infecties [3](#page=3):
1. **Inhibitie van pathogenen:** AL kunnen de binding van pathogenen aan celreceptoren blokkeren [3](#page=3).
2. **Neutralisatie van toxines:** AL gericht tegen toxines elimineren deze, wat essentieel is bij toxine-gemedieerde ziekten zoals tetanus, difterie en kinkhoest [3](#page=3).
3. **Complementactivatie:** AL kunnen het complementsysteem activeren, wat bijdraagt aan de bestrijding van pathogenen [3](#page=3).
4. **Opsonisatie:** AL die aan pathogenen binden, markeren ze voor fagocytose door andere immuuncellen (opsonisatie) [3](#page=3).
### 2.3 Kinetiek van het immuunrespons
De kinetiek van een primair en secundair B-antilichamen immuunrespons vertoont duidelijke verschillen [3](#page=3).
#### 2.3.1 Primair immuunrespons
Bij een eerste blootstelling aan een agens (primair respons) worden eerst IgM-antilichamen gevormd. Na enige tijd worden door plasmacellen IgG-antilichamen geproduceerd (de eerste blauwe piek). Dit kan, afhankelijk van het vaccinatieschema (één of drie doses), na een bepaalde periode plaatsvinden. Vervolgens nemen de antistofconcentraties geleidelijk af, conform de klaring van het lichaam [3](#page=3).
#### 2.3.2 Secundair immuunrespons (na booster)
Na een herhaalde blootstelling, zoals een booster vaccinatie, treedt een secundair immuunrespons op. Hierbij rijpen geheugen B-cellen tot plasmacellen die direct grote hoeveelheden beschermende IgG kunnen produceren. Dit respons heeft de volgende kenmerken [3](#page=3):
* **Kinetiek:** Een snelle toename van serum IgG vindt plaats binnen 4 tot 7 dagen [3](#page=3).
* **Specificiteit:** De specificiteit van het geproduceerde IgG is reeds zeer hoog [3](#page=3).
Dit leidt tot een efficiënte binding aan en eliminatie van de ziekteverwekker, vaak zonder dat er ontstekingsreacties of ziekteverschijnselen optreden [3](#page=3).
> **Tip:** De "triade van booster" vat de voordelen van herhaaldelijke vaccinatie samen: hogere concentratie antistoffen, betere kwaliteit van antistoffen, en een snellere vorming van antistoffen bij een volgende blootstelling.
#### 2.3.3 Kenmerken van de booster reactie
De typische kenmerken van een boostervaccinatie (secundair immuunrespons) zijn:
1. **Hogere concentratie AS:** Er wordt een significant hogere hoeveelheid antistoffen geproduceerd [3](#page=3).
2. **Betere kwaliteit van AS:** De gevormde antistoffen zijn van hogere affiniteit en effectiviteit [3](#page=3).
3. **Snel AL vormen:** Het immuunsysteem kan veel sneller antistoffen aanmaken in vergelijking met het primaire respons [3](#page=3).
---
# Soorten vaccins en hun eigenschappen
Dit onderdeel van de studiehandleiding bespreekt de verschillende typen vaccins, hun samenstelling, mechanismen, voordelen en nadelen, evenals recentere technologische ontwikkelingen op dit gebied [5](#page=5) [6](#page=6).
### 3.1 Levend afgezwakte vaccins
Levend afgezwakte vaccins worden geproduceerd door ziekteverwekkende micro-organismen (virussen of bacteriën) via specifieke technieken, zoals passage in celculturen, minder virulent of potent te maken. Deze afgezwakte agentia behouden hun vermogen om zich te vermenigvuldigen in het lichaam, maar veroorzaken geen ziekte. Ze worden bij voorkeur subcutaan of intramusculair toegediend [5](#page=5).
#### 3.1.1 Voordelen van levend afgezwakte vaccins
* **Lage antigeendosis nodig**: Er is slechts een kleine hoeveelheid antigeen vereist [5](#page=5).
* **Geen hulpstof (adjuvans) nodig**: Deze vaccins zijn van nature zeer immunogeen [5](#page=5).
* **Hoge immunogeniciteit**: Ze bootsen de natuurlijke infectie nauwkeurig na, wat leidt tot een sterk immuunrespons [5](#page=5).
* **Goede priming**: Ze induceren een effectief primair immuunantwoord [5](#page=5).
* **Beperkt aantal doses**: Meestal zijn slechts enkele vaccindosissen nodig [5](#page=5).
* **Lange termijn bescherming**: Ze bieden doorgaans zeer langdurige, mogelijk levenslange, bescherming [5](#page=5).
#### 3.1.2 Nadelen van levend afgezwakte vaccins
* **Contra-indicaties**: Niet geschikt voor zwangere vrouwen en immuungecompromitteerde personen [5](#page=5).
* **Reversie naar virulentie**: Er bestaat een theoretische mogelijkheid dat het afgezwakte agens weer virulent wordt en de ziekte veroorzaakt. Een voorbeeld hiervan is het oraal polio vaccin (OPV), dat in zeldzame gevallen kan leiden tot vaccin-geassocieerde polio paralyse (VAPP) [5](#page=5).
* **Interferentie met maternale antilichamen**: Antilichamen van de moeder kunnen de effectiviteit van het vaccin bij zuigelingen verminderen [5](#page=5).
* **Start schema**: Vaccinatie hiermee begint doorgaans later in het vaccinatieschema, met uitzondering van het rotavirusvaccin [5](#page=5).
* **Warmtegevoeligheid**: Deze vaccins vereisen specifieke opslagcondities van 2-8 graden Celsius [5](#page=5).
### 3.2 Niet-levende vaccins
Niet-levende vaccins bevatten pathogenen of delen daarvan die niet in staat zijn zich te vermenigvuldigen in het lichaam. Vaak bevatten deze vaccins een hulpstof, een zogenaamd adjuvans, om de immuunrespons te versterken [5](#page=5).
#### 3.2.1 Rol van adjuvans
Een adjuvans is een stof die wordt toegevoegd aan een vaccin om het immuunsysteem te stimuleren. Het zorgt voor lokale inflammatie op de injectieplaats, houdt het antigeen langer ter plekke, stimuleert de productie van cytokines en bevordert de activatie van antigeen-presenterende cellen (APC's). De aanwezigheid van een adjuvans kan een aanzienlijk verschil maken in de effectiviteit van het vaccin [5](#page=5).
#### 3.2.2 Kenmerken en soorten niet-levende vaccins
* **Meerdere doses nodig**: Over het algemeen zijn meerdere vaccinatiedoses vereist voor adequate bescherming [5](#page=5).
* **Toediening**: Meestal intramusculair [5](#page=5).
* **Minder interferentie**: Vertonen minder interferentie met maternale antilichamen [5](#page=5).
* **Bevatten hulpstof**: Bevatten vaak een adjuvans [5](#page=5).
Verschillende soorten niet-levende vaccins zijn:
1. **Geïnactiveerd volledig virus of bacterie**: Het hele micro-organisme is geïnactiveerd [5](#page=5).
2. **Split vaccins**: Bevatten fragmenten van het micro-organisme, waaronder het antigeen [5](#page=5).
3. **Sub-unit vaccins**: Bevatten uitsluitend de specifieke antigenen van het pathogeen [5](#page=5).
a. **Toxoid vaccins**: Hierbij wordt een geïnactiveerd toxine (toxoid) gebruikt om het immuunsysteem te stimuleren [5](#page=5).
b. **Polysaccharide vaccins**: Bestaan uit pure polysachariden [5](#page=5).
c. **Geconjugeerde polysacharide vaccins**: Combineren polysachariden met een drager-eiwit om de immunogeniciteit te verbeteren [5](#page=5).
4. **Korte eiwit antigenen**: Hierbij wordt genetisch materiaal dat codeert voor specifieke eiwit-antigenen in de cel gebracht en geïnjecteerd [5](#page=5).
### 3.3 Recentere vaccintechnologieën
Naast de traditionele vaccintypes zijn er recentere technologieën ontwikkeld:
#### 3.3.1 mRNA vaccins
Deze vaccins bevatten de genetische code voor een specifiek eiwit van het pathogeen, dat als belangrijk antigeen wordt beschouwd. Nadat het mRNA in het lichaam is gebracht, gebruiken de lichaamscellen deze code om het antigeen zelf aan te maken, wat vervolgens een immuunrespons opwekt. Het COVID-19 vaccin is hiervan een voorbeeld [6](#page=6).
#### 3.3.2 Virale vector vaccins
Bij dit type vaccin wordt een virus genetisch aangepast zodat het de coderende sequentie voor pathogen-specifieke antigenen tot expressie brengt. Voorbeelden van gebruikte vectoren zijn het mazelenvirus of adenovirus [6](#page=6).
### 3.4 Hoe werkt een vaccin?
Hoewel het precieze werkingsmechanisme van veel vaccins niet altijd volledig bekend is, is het wel duidelijk dat ze effectief zijn. Vaccins kunnen werken door de productie van antistoffen (AS) te induceren, maar ook via cel-gemedieerde immuniteit, waarbij T-cellen en de productie van cytokines een rol spelen [6](#page=6).
#### 3.4.1 Klinische studies naar werkzaamheid
De effectiviteit en veiligheid van vaccins worden grondig onderzocht in klinische studies, voornamelijk in Fase 3 studies [6](#page=6).
* **Fase 1 studie**: Kleine groep (ca. 70) gezonde vrijwilligers krijgen het kandidaat-vaccin toegediend om de veiligheid te evalueren en te kijken of er een IgG-respons wordt opgewekt [6](#page=6).
* **Fase 2 studie**: Meer deelnemers worden betrokken om de optimale dosis te bepalen die nodig is voor een adequate immuunrespons [6](#page=6).
* **Fase 3 studie**: Grote groepen (vaak 10.000 of meer individuen) worden onderzocht, waarbij de ene helft het kandidaat-vaccin ontvangt en de andere helft een placebo. Het doel is de effectiviteit van het vaccin aan te tonen ten opzichte van de placebogroep [6](#page=6).
#### 3.4.2 Controlled Human Infection Model (CHIM)
Een snellere methode voor vaccinonderzoek is het Controlled Human Infection Model, ook wel Human Challenging Trial genoemd. Hierbij worden deelnemers, na vaccinatie (of placebo), blootgesteld aan een lage, niet-dodelijk dosis van het betreffende ziekteverwekkend agens. Deelnemers verblijven in quarantaine, waarna hun reacties worden geobserveerd, zoals de ontwikkeling van milde symptomen, bevindingen in neusswabs, en de verspreiding van aerosolen. Dit model maakt sneller onderzoek mogelijk onder strikte ethische voorwaarden [6](#page=6).
---
# Vaccinatieschema en groepsimmuniteit
Dit deel behandelt het vaccinatieschema in België/Vlaanderen, het concept van groepsimmuniteit en de verschuiving in leeftijd van vatbaarheid voor infectieziekten.
### 4.1 Het vaccinatieschema in België/Vlaanderen
Het vaccinatieschema in België/Vlaanderen maakt gebruik van herhalingsvaccins, ook wel boosters genoemd. Deze herhalingsvaccins zijn vaak identiek aan de vaccins die voor de basisvaccinatie worden gebruikt. Een voorbeeld hiervan is het hexavalent vaccin [4](#page=4).
#### 4.1.1 Het hexavalent vaccin
Het hexavalent vaccin bevat componenten tegen zes verschillende infectieziekten. Dit vaccin wordt toegediend op de leeftijd van 8, 12 en 16 weken, en opnieuw op 15 maanden. De componenten van het hexavalent vaccin omvatten poliomyelitis (IPV), difterie, tetanus, kinkhoest (acellulair), *Haemophilus influenzae* type b (Hib) en hepatitis B (HBV) [4](#page=4).
### 4.2 Belangrijke concepten: groepsimmuniteit en leeftijdsschift
#### 4.2.1 Groepsimmuniteit (herd immunity)
Groepsimmuniteit treedt op wanneer een significant deel van de populatie immuun is voor een specifieke ziekteverwekker. Deze immuniteit binnen de groep voorkomt dat de ziekteverwekker zich verder verspreidt naar onbeschermde individuen [7](#page=7).
**Voorwaarden voor groepsimmuniteit:**
* De ziekteverwekker moet van mens op mens overdraagbaar zijn [7](#page=7).
* Er moet sprake zijn van een willekeurige verspreiding van onbeschermde individuen binnen de populatie [7](#page=7).
* De mens moet de enige gastheer van de ziekteverwekker zijn [7](#page=7).
**Bescherming geboden door groepsimmuniteit:**
* Ongevaccineerde personen [7](#page=7).
* Immuungecompromitteerde patiënten, zoals kankerpatiënten en personen met immuundeficiëntie stoornissen [7](#page=7).
* Pasgeborenen [7](#page=7).
#### 4.2.2 Verschuiving in leeftijd van vatbaarheid (shift in age)
Een optimaal vaccinatieprogramma streeft ernaar het verspreidingspatroon van een infectieziekte zo goed mogelijk te nabootsen. Soms kan een suboptimaal vaccinatieprogramma echter leiden tot een verschuiving in de leeftijd waarop individuen het meest vatbaar zijn voor een infectieziekte [7](#page=7).
**Voorbeeld:**
In de jaren '70 werd een verhoogde vatbaarheid bij zwangere vrouwen voor rubella waargenomen. Na de introductie van vaccinatie nam de vatbaarheid eerst toe. De oorzaak hiervan was dat de vaccinatie van jonge meisjes en kinderen suboptimaal was, waardoor rubella bleef circuleren. Hierdoor verschoof de vatbare groep naar oudere leeftijden, en degenen die wel gevaccineerd waren, werden zwanger in een periode dat de ziekte nog circuleerde. Deze zwangere vrouwen, die kwamen uit een groep die onvoldoende beschermd was, vormden een zeer vatbare groep [7](#page=7).
> **Tip:** Begrijpen hoe groepsimmuniteit werkt, is cruciaal om de effectiviteit van vaccinatieprogramma's te evalueren en de noodzaak van een hoge vaccinatiegraad te erkennen. Let op hoe suboptimale vaccinatie kan leiden tot een verplaatsing van het risico naar andere leeftijdsgroepen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Vaccin | Een biologisch preparaat dat het immuunsysteem stimuleert om immuniteit tegen een specifieke ziekte op te bouwen. Het bevat meestal een middel dat lijkt op de ziekteverwekker, vaak gemaakt van verzwakte of gedode vormen van de ziekteverwekker, of van een of meer van zijn oppervlakte-eiwitten of toxines. |
| Epidemiologie | De wetenschappelijke studie van de verspreiding en determinanten van ziekten en andere gezondheidstoestanden in specifieke populaties, en de toepassing van deze studie om de gezondheid van populaties te verbeteren. |
| Risicogroepen | Specifieke populatiegroepen die een verhoogd risico lopen om een bepaalde ziekte op te lopen of ernstigere gevolgen ervan te ondervinden dan de algemene bevolking. |
| Transmissie | Het proces waarbij een infectieziekte wordt overgedragen van de ene persoon of gastheer naar de andere, of via een vector of de omgeving. |
| Vaccinatiebeleid | Een reeks aanbevelingen, richtlijnen en programma's die door overheidsinstanties of gezondheidsorganisaties worden opgesteld om de vaccinatiegraad in een populatie te bevorderen en zo ziektepreventie te realiseren. |
| Vaccineerbare aandoening | Een infectieziekte waarvoor een effectief vaccin bestaat dat de verspreiding ervan kan voorkomen of de ernst ervan kan verminderen. |
| Groepsimmuniteit (Herd Immunity) | Een indirecte bescherming tegen infectieziekten die optreedt wanneer een voldoende groot deel van een populatie immuun is, waardoor de ziekteverwekker zich minder gemakkelijk kan verspreiden en ook onbeschermde individuen worden beschermd. |
| Eradicatie | Het definitief uitroeien van een infectieziekte wereldwijd, zodat deze niet meer voorkomt bij mensen of dieren. |
| Eliminatie | Het lokaal stopzetten van de overdracht van een infectieziekte in een bepaald gebied, hoewel de ziekte elders nog kan voorkomen. |
| Antigeen (AG) | Een molecuul dat een immuunrespons kan opwekken, met name de productie van antilichamen. Het is vaak een stof die door het lichaam als "niet-zelf" wordt herkend. |
| Antilichamen (AL) | Eiwitten, ook wel immunoglobulinen genoemd, die door het immuunsysteem worden geproduceerd als reactie op de aanwezigheid van een antigeen. Ze helpen bij het neutraliseren van ziekteverwekkers. |
| Klasse-isotype schakeling | Een proces waarbij een B-cel zijn antilichamen kan veranderen van IgM naar andere klassen zoals IgG, IgA of IgE, wat leidt tot antilichamen met verschillende functies en affiniteiten. |
| Kinetiek van immuunrespons | De tijdsafhankelijke ontwikkeling en afname van specifieke componenten van het immuunsysteem, zoals de concentratie van antilichamen of het aantal actieve immuuncellen, na blootstelling aan een antigeen. |
| Subcutaan | Onder de huid toegediend. |
| Intramusculair | In de spier toegediend. |
| Adjuvans | Een stof die aan een vaccin wordt toegevoegd om de immuunrespons op het antigeen te versterken en te verlengen. |
| mRNA vaccins | Vaccins die genetische instructies in de vorm van messenger RNA (mRNA) bevatten, die cellen in het lichaam aanzetten tot het produceren van specifieke eiwitten (antigenen) die een immuunrespons opwekken. |
| Virale vector vaccins | Vaccins die een onschadelijk virus (de vector) gebruiken om genetisch materiaal dat codeert voor een specifiek antigeen van de ziekteverwekker, in cellen van het lichaam te brengen. |
| Fase 1 studie | Een klinische proef die wordt uitgevoerd met een kleine groep gezonde vrijwilligers om de veiligheid van een nieuw medicijn of vaccin te evalueren en de optimale dosering te bepalen. |
| Fase 3 studie | Een grootschalige klinische proef met een groot aantal deelnemers om de effectiviteit en veiligheid van een nieuw medicijn of vaccin te bevestigen, vaak door het te vergelijken met een placebo of een bestaande behandeling. |