Cover
立即免费开始 FGG 1ste Ba Les 2 P-lijn Populatie Outcomes_GB_18112025.pdf
Summary
# Selectie van de onderzoekspopulatie
Dit onderwerp focust op de essentiële stappen en overwegingen bij het selecteren van deelnemers voor een onderzoek, van de basisdefinities tot de praktische uitdagingen van rekrutering.
### 1.1 Basisbegrippen in populatie- en steekproefselectie
De kern van onderzoeksliteratuur draait om het onderscheid tussen een populatie en een steekproef (sample) [14](#page=14).
#### 1.1.1 Populatie
In alledaags taalgebruik verwijst 'populatie' vaak naar een geografische of culturele entiteit. Echter, binnen de wetenschap wordt de populatie specifiek gedefinieerd door een reeks kenmerken. Deze kenmerken kunnen klinisch, demografisch, temporeel of geografisch van aard zijn [6](#page=6).
* **Doelpopulatie:** De volledige groep waarover de onderzoeker conclusies wil trekken [N.v.t. uit document.
* **Beschikbare populatie:** Het deel van de doelpopulatie dat daadwerkelijk toegankelijk is voor het onderzoek [N.v.t. uit document.
#### 1.1.2 Staal (Sample)
Een staal is een subset van de populatie die wordt bestudeerd om conclusies te kunnen trekken over de gehele populatie [14](#page=14).
### 1.2 Selectiecriteria
Selectiecriteria, bestaande uit inclusie- en exclusiecriteria, zijn cruciaal voor het nauwkeurig definiëren van de onderzoekspopulatie [7](#page=7).
#### 1.2.1 Inclusiecriteria
Inclusiecriteria definiëren de belangrijkste karakteristieken van de doelpopulatie en de beschikbare populatie. Ze specificeren welke kenmerken deelnemers moeten hebben om in aanmerking te komen voor het onderzoek. Deze criteria omvatten doorgaans klinische, demografische, geografische en temporele aspecten [7](#page=7) [8](#page=8).
> **Voorbeeld:** Voor een studie naar calciumsupplementen ter preventie van osteoporose, kunnen inclusiecriteria zijn: vrouwen tussen 50 en 60 jaar (demografisch), in goede gezondheid (klinisch), poliklinische patiënten (geografisch) en deelname tussen 1 januari 2026 en 31 december 2026 (temporeel) [9](#page=9).
Het is belangrijk dat inclusiecriteria relevant en efficiënt zijn om de onderzoekspopulatie accuraat af te bakenen [8](#page=8).
#### 1.2.2 Exclusiecriteria
Exclusiecriteria identificeren groepen individuen die, ondanks het voldoen aan de inclusiecriteria, om specifieke redenen uitgesloten worden. Deze redenen kunnen interferentie veroorzaken met de kwaliteit van de data, de interpretatie van de bevindingen, of ethische bezwaren met zich meebrengen [7](#page=7).
Veelvoorkomende exclusiecriteria zijn:
* **Hoog risico op 'lost to follow-up':** Bijvoorbeeld geplande verhuizingen of alcoholmisbruik [10](#page=10).
* **Onmogelijkheid om goede data te leveren:** Zoals bij dementie of analfabetisme (later gespecificeerd als taalproblemen) [10](#page=10) [11](#page=11).
* **Hoog risico op bijwerkingen:** Gevolg van comorbiditeit of leeftijd, of specifieke aandoeningen zoals sarcoïdose (risico op hypercalciëmie) [10](#page=10) [11](#page=11).
* **Ethische bezwaren:** Situaties waarin het onethisch is om de studiemedicatie te ontzeggen, zoals bij patiënten die corticosteroïden gebruiken [10](#page=10) [11](#page=11).
> **Tip:** Exclusiecriteria mogen niet te uitgebreid zijn, omdat dit ten koste kan gaan van de generaliseerbaarheid van de onderzoeksresultaten [12](#page=12).
### 1.3 Keuze van de toegankelijke populatie en sampling
De selectie van het staal is afhankelijk van de beschikbare populatie, wat verschillende implicaties heeft voor kosten en representativiteit [13](#page=13).
* **Staalname gebaseerd op klinische populatie:** Dit is vaak goedkoper en gemakkelijker te rekruteren, maar men moet opletten voor selectiemechanismen die bepalen wie in het ziekenhuis of op de polikliniek terechtkomt [13](#page=13).
* **Staalname gebaseerd op bevolking (population-based sample):** Dit is representatief voor een bepaalde regio, maar is doorgaans moeilijker en duurder uit te voeren [13](#page=13).
#### 1.3.1 Samplingmethoden
Sampling is het proces van het selecteren van een steekproef uit de toegankelijke populatie. De gekozen steekproef moet aan de volgende eisen voldoen [15](#page=15):
* **Voldoende groot:** Om willekeurige fouten te vermijden [15](#page=15).
* **Representatief:** Om systematische fouten (bias) te vermijden [15](#page=15).
* **Praktisch:** En haalbaar tegen een aanvaardbare kost qua tijd en geld [15](#page=15).
### 1.4 Rekrutering
Rekrutering is het proces om voldoende proefpersonen te verkrijgen voor het onderzoek [16](#page=16).
#### 1.4.1 Doel van rekrutering
De belangrijkste doelen van rekrutering zijn:
1. Het verkrijgen van een voldoende aantal proefpersonen om te voldoen aan de vooraf berekende steekproefgrootte (sample size) [16](#page=16).
2. Zorgen dat de rekrutering van het staal niet bevooroordeeld is, zodat de steekproef representatief is voor de doelpopulatie [16](#page=16).
#### 1.4.2 De uitdaging van non-respons
Een significant probleem bij rekrutering is non-respons [17](#page=17).
* **Response rate:** Dit is het percentage van de subjecten die in aanmerking komen voor deelname en die ermee instemmen deel te nemen aan de studie [17](#page=17).
* **Non-response bias:** Een lage response rate kan de validiteit van de onderzoeksresultaten beïnvloeden [17](#page=17).
#### 1.4.3 Monitoring van rekrutering
Het is essentieel om de rekrutering te monitoren en te vergelijken met de vooropgestelde doelen. Redenen voor het niet halen van doelstellingen moeten worden geanalyseerd. Een enrolment tabel kan gebruikt worden om de rekrutering over tijd te visualiseren, waarbij het aantal gescreende, gerandomiseerde en geplande patiënten wordt bijgehouden [18](#page=18) [19](#page=19).
> **Tip:** Een systematische monitoring van de rekrutering helpt bij het tijdig identificeren en aanpakken van problemen, wat cruciaal is voor het succes van het onderzoek.
---
# Definiëren en kiezen van uitkomsten (outcomes)
Dit deel van de studiehandleiding richt zich op het belang van het definiëren van geschikte uitkomsten voor klinische studies, inclusief de categorisatie van deze uitkomsten en hun rol in onderzoek.
### 2.1 Soorten uitkomsten in klinische studies
Het correct definiëren en kiezen van uitkomsten (ook wel eindpunten genoemd) is cruciaal voor het succes en de interpretatie van klinische studies. Uitkomsten kunnen worden onderverdeeld in verschillende categorieën op basis van hun belang, aard en relatie tot klinische relevantie [21](#page=21).
#### 2.1.1 Primaire versus secundaire uitkomsten
* **Primaire uitkomst (primary outcome):** Dit is de vooraf gespecificeerde uitkomst van het grootste belang voor alle relevante belanghebbenden, zoals patiënten, clinici, financiers en betalers. De primaire uitkomst wordt gebruikt voor de berekening van de steekproefgrootte [22](#page=22).
* **Secundaire uitkomsten (secondary outcomes):** Dit zijn aanvullende uitkomsten die in een studie worden gemeten. Hieronder vallen ook gegevens over mogelijke schadelijke effecten (harms) [22](#page=22).
#### 2.1.2 Harde versus zachte uitkomsten
Uitkomsten kunnen ook worden onderscheiden op basis van hun objectiviteit en meetbaarheid:
* **Harde uitkomsten (hard outcomes):** Dit zijn objectief meetbare en vaak minder frequente gebeurtenissen, zoals mortaliteit, hospitalisatie, of het optreden van een hartinfarct [23](#page=23).
* **Zachte uitkomsten (soft outcomes):** Dit zijn meer subjectieve uitkomsten die verband houden met de patiëntervaring en het functioneren in het dagelijks leven. Voorbeelden zijn levenskwaliteit, de intensiteit van symptomen, of de mate van functioneren in dagelijkse activiteiten [23](#page=23) [39](#page=39).
#### 2.1.3 Klinische versus surrogaat eindpunten
Een belangrijk onderscheid binnen de uitkomsten is dat tussen klinische uitkomsten en surrogaat eindpunten:
* **Klinische uitkomst (clinical outcome):** Dit is een uitkomst die klinisch relevant is voor de patiënt en direct de gezondheid, het welzijn of de overleving beïnvloedt. Dit kan zowel een harde als een zachte uitkomst zijn. Het verbeteren van de levenskwantiteit en/of levenskwaliteit, zoals het minimaliseren van symptomen en het verbeteren van het dagelijks functioneren, wordt beschouwd als een primaire eindpunt in klinische studies [23](#page=23) [39](#page=39).
* **Surrogaat uitkomst (surrogate endpoint):** Dit is een intermediaire uitkomst of biomerker die meestal indirect samenhangt met klinische eindpunten. Surrogaat eindpunten worden vaak gebruikt om de effectiviteit van een interventie te evalueren, omdat ze soms sneller te meten zijn of frequenter voorkomen dan klinische eindpunten [23](#page=23).
> **Voorbeeld:** Het meten van een verbetering in longfunctie (surrogaat) om de reductie van astma-exacerbaties (klinisch eindpunt) te voorspellen bij medicatie tegen astma [24](#page=24).
> **Voorbeeld:** Een verlaging van HbA1c (surrogaat) wordt gebruikt als indicatie voor een vermindering van cardiovasculair lijden (klinisch eindpunt) bij antidiabetica [27](#page=27) [28](#page=28).
#### 2.1.4 Overwegingen bij het gebruik van surrogaat uitkomsten
Hoewel surrogaat uitkomsten nuttig kunnen zijn, is het belangrijk om de relatie met daadwerkelijke klinische voordelen kritisch te evalueren. De Salmeterol Multicenter Asthma Research Trial (SMART) toonde bijvoorbeeld aan dat, hoewel LABA salmeterol de astmasymptomen kan verbeteren, het ook gepaard kan gaan met ernstigere gevolgen. Dit benadrukt dat een verbetering in een surrogaat niet altijd direct leidt tot een verbetering van klinisch relevante, harde eindpunten [25](#page=25) [26](#page=26).
### 2.2 Belang van de beoordelaar en blindering
Een cruciale overweging bij het kiezen van uitkomsten is wie deze uitkomsten beoordeelt en of deze beoordelaar geblindeerd is voor de interventie. Blinde beoordeling helpt bias te voorkomen, met name bij subjectieve (zachte) uitkomsten [22](#page=22).
---
# Methoden voor het meten van uitkomsten
Dit onderwerp behandelt de diverse methoden en instrumenten die gebruikt worden om uitkomsten in klinische studies te meten [30](#page=30).
### 3.1 Algemene principes voor het kiezen van een meetinstrument
De keuze van een meetinstrument is afhankelijk van de onderzoeksvraagstelling, de gewenste nauwkeurigheid, de beschikbaarheid van meetsystemen en de beschikbare technische en wetenschappelijke know-how, evenals de operationalisatie van de te meten parameter. Kwantitatief onderzoek stelt dat "meten is weten" [31](#page=31) [32](#page=32).
### 3.2 Gezondheidsregisters en patiëntendossiers
Patiëntendossiers en gezondheidsregisters kunnen gebruikt worden voor het meten van uitkomsten, maar de bruikbaarheid is vaak beperkt en retrospectief. Ze bevatten informatie verkregen via anamnese, lichamelijk onderzoek, laboratoriumonderzoek, beeldvorming en aanvullende testen, en documenteren besprekingen over diagnose, prognose en therapie, beslissingen over interventies en evaluatie van behandelingen. Tekortkomingen kunnen optreden, zoals ontbrekende bloeddrukmetingen of informatie over rookgedrag [34](#page=34).
Voorbeelden van registers zijn:
* Kankerregister [35](#page=35).
* Ziekenhuis ontslag registers [35](#page=35).
* Overlijdensregister (doodsoorzaak) [35](#page=35).
* Medisch dossier databases zoals GPRD (UK) en IPCI (NL) [35](#page=35).
* Medikatie registers, inclusief voorschriften door artsen en aflevering door apotheken [35](#page=35).
Koppelingen met administratieve bestanden zijn mogelijk, maar stuiten op technische, juridische en ethische beperkingen, waaronder de wet op privacybescherming [36](#page=36).
### 3.3 Vragenlijsten
Vragenlijsten vormen een belangrijke methode voor het verzamelen van gegevens. Verschillende vormen van vraagstelling en dataverzameling bestaan, waaronder [37](#page=37):
* Anamnese [37](#page=37).
* Het vrije interview [37](#page=37).
* Het gestructureerde interview [37](#page=37).
* De telefonische enquête [37](#page=37).
* De schriftelijke (postale) enquête [37](#page=37).
* De elektronische enquête [37](#page=37).
Om non-respons te voorkomen, wordt aangeraden om vragenlijsten kort en overzichtelijk te houden, met concrete en aansprekende onderwerpen. De respons bij postenquêtes is doorgaans lager dan bij persoonlijke interviews [38](#page=38).
#### 3.3.1 Patient Reported Outcomes (PRO)
Patient Reported Outcomes (PRO) meten uitkomsten zoals gerapporteerd door de patiënt zelf. Deze zijn cruciaal voor het meten van subjectief welzijn [40](#page=40) [41](#page=41).
> **Tip:** Bij de interpretatie van gezondheidsmetingen is het belangrijk om rekening te houden met de subjectieve beleving van de patiënt.
Een voorbeeld van de relatie tussen longfunctie en patiëntgerapporteerde uitkomsten is te zien bij COPD-patiënten. De één seconde waarde (ESW) van de longfunctie correleert niet altijd volledig met de impact van de ziekte zoals ervaren door de patiënt, gemeten met bijvoorbeeld de St. George's Respiratory Questionnaire (SGRQ) [42](#page=42).
#### 3.3.2 Voorbeelden van vragenlijsten
* **COPD Assessment Test (CAT):** Een veelgebruikte vragenlijst voor COPD, met een scoringsbereik van 0 tot 40 [43](#page=43).
### 3.4 Lichamelijk en paraklinisch onderzoek
Lichamelijk onderzoek en paraklinisch onderzoek (laboratoriumonderzoek, beeldvorming) zijn essentiële componenten in het diagnostische en evaluatieve proces [34](#page=34).
#### 3.4.1 Voorbeelden van meetinstrumenten bij astma
Bij astma kunnen specifieke instrumenten ingezet worden, zoals:
* Piekstroommeter [33](#page=33).
* Spirometer [33](#page=33).
* Meting van uitgeademd stikstofoxide (FeNO) [33](#page=33).
### 3.5 Mobiele apparaten (smartphones)
Moderne technologie, zoals smartphones, kan ook ingezet worden voor het meten van uitkomsten, hoewel dit aspect in de verstrekte documentatie minder gedetailleerd wordt uitgewerkt dan andere methoden [30](#page=30).
### 3.6 PICO-framework
Het PICO-framework wordt gebruikt om klinische onderzoeksvragen te structureren, waarbij de 'O' staat voor Outcome, de uitkomst die gemeten wordt [44](#page=44).
* **P:** Patiënt / Probleem of diagnose [44](#page=44).
* **I:** Interventie of behandeling [44](#page=44).
* **C:** Controle-interventie of -behandeling [44](#page=44).
* **O:** Outcome (uitkomst) [44](#page=44).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Populatie | Een groep individuen die gedefinieerd wordt door specifieke kenmerken, zoals klinische, demografische, temporele of geografische eigenschappen, die relevant zijn voor een onderzoeksvraag. |
| Staal (Sample) | Een subset van de populatie die wordt geselecteerd voor deelname aan een studie. Het doel is dat het staal representatief is voor de bredere populatie om generaliseerbare resultaten te verkrijgen. |
| Doel-populatie | De gehele groep waarover de onderzoeksresultaten generaliseerbaar moeten zijn. Dit is de ideale groep die men wil bestuderen. |
| Beschikbare populatie | De groep individuen die toegankelijk is voor de onderzoeker om uit te selecteren voor de studie. Deze kan kleiner zijn dan de doel-populatie. |
| Inclusiecriteria | Kenmerken waaraan individuen moeten voldoen om deel te mogen nemen aan een studie. Deze definiëren de primaire kenmerken van de doel- en beschikbare populatie. |
| Exclusiecriteria | Kenmerken die individuen uitsluiten van deelname aan een studie, zelfs als ze aan de inclusiecriteria voldoen. Dit kan zijn omwille van interferentie met dataverzameling, ethische redenen of interpretatie van bevindingen. |
| Sampling | Het proces van het selecteren van een deelverzameling (staal) van de populatie dat representatief moet zijn voor de gehele populatie. Er zijn diverse samplingstrategieën mogelijk. |
| Rekrutering | Het proces waarbij deelnemers worden aangetrokken en overtuigd om deel te nemen aan een klinische studie. Het doel is om voldoende proefpersonen te verkrijgen en bias te minimaliseren. |
| Response rate | Het percentage van de subjecten dat in aanmerking komt voor deelname aan een studie en instemt om deel te nemen. Een lage response rate kan leiden tot non-response bias. |
| Non-response bias | Een systematische fout die ontstaat wanneer de groep personen die niet reageren op een uitnodiging om deel te nemen aan een studie, significant verschilt van de groep die wel deelneemt. |
| Primaire uitkomst (Primary outcome) | De belangrijkste uitkomstmaat die vooraf is gespecificeerd en waarvoor de steekproefgrootte is berekend. Dit is de uitkomst die het meest relevant is voor de onderzoeksvraag. |
| Secundaire uitkomst (Secondary outcome) | Aanvullende uitkomsten die in een studie worden gemeten, naast de primaire uitkomst. Deze kunnen aanvullende informatie verschaffen, maar worden niet gebruikt voor de primaire hypothese toetsing. |
| Harde uitkomst | Een objectieve en direct meetbare klinische gebeurtenis, zoals sterfte, ziekenhuisopname of een hartaanval. |
| Zachte uitkomst (Soft outcome) | Een meer subjectieve en minder direct meetbare uitkomst, zoals levenskwaliteit, symptoomvermindering of functionele status. |
| Klinische uitkomst (Clinical outcome) | Een uitkomst die direct relevant is voor de patiënt, zoals verbetering van symptomen, verlenging van het leven of verbetering van de kwaliteit van leven. |
| Surrogaat uitkomst (Surrogate endpoint) | Een intermediaire uitkomst of biomerker die bedoeld is om een klinische uitkomst te voorspellen of te vervangen. De relatie met de uiteindelijke klinische uitkomst is echter niet altijd direct en kan indirect zijn. |
| PICO | Een acroniem dat staat voor Patiënt/Probleem, Interventie, Controle en Outcome. Het is een gestructureerd raamwerk om een klinische vraag te formuleren. |
| Randomized Controlled Trial (RCT) | Een type klinische studie waarbij deelnemers willekeurig worden toegewezen aan de interventiegroep of de controlegroep. Dit minimaliseert selectiebias. |
| Placebo | Een inerte substantie of behandeling die wordt gebruikt als controle in een klinische studie om het effect van de actieve behandeling te vergelijken met een niet-actieve controle. |
| Usual care | De standaard zorg die patiënten ontvangen voor een bepaalde aandoening, gebruikt als controlegroep in een klinische studie. |
| Dubbelblind | Een studiemethode waarbij noch de patiënt noch de onderzoeker weet welke behandeling de patiënt ontvangt. Dit vermindert placebo-effecten en observer bias. |
| Enkelblind | Een studiemethode waarbij slechts één partij (de patiënt of de onderzoeker) niet weet welke behandeling wordt toegediend. |
| Open studie | Een studiemethode waarbij zowel de patiënt als de onderzoeker weet welke behandeling wordt toegediend. |
| Patient Reported Outcomes (PRO) | Gegevens die rechtstreeks door de patiënt worden gerapporteerd over zijn of haar gezondheidstoestand, zonder interpretatie door een arts of andere zorgverlener. |