Cover
立即免费开始 DCD_2025.pdf
Summary
# Ontwikkelingscoördinatiestoornis (OCS) en de ICF-benadering
### 1.1 Definitie en Prevalentie van OCS
Ontwikkelingscoördinatiestoornis (OCS), ook bekend als Developmental Coordination Disorder (DCD), is een **neurobiologische ontwikkelingsstoornis** die wordt gekenmerkt door een zwakke motorische coördinatie en een vertraagde ontwikkeling van motorische vaardigheden. Het wordt beschouwd als een relatief veelvoorkomende aandoening, waarbij 5-6% van de kinderen tussen 5 en 11 jaar DCD heeft. Echter, slechts 2-3% van deze kinderen ondervindt ernstige gevolgen in het dagelijks leven en op school. Vaker wordt DCD gediagnosticeerd bij jongens dan bij meisjes [4](#page=4).
#### 1.1.1 De 5xC van DCD
De 5xC-benadering vat de belangrijkste kenmerken van DCD samen [8](#page=8):
* **Clumsy:** Verwijst naar het motorische probleem dat centraal staat bij OCS.
* **Common:** Benadrukt de relatief hoge prevalentie, waarbij ongeveer 1 op de 20 basisschoolkinderen er last van heeft.
* **Co-occuring:** Geeft aan dat OCS vaak samen voorkomt met andere stoornissen.
* **Complications:** Wijst op de ernstige secundaire gevolgen die OCS kan hebben.
* **Chronic condition:** Benadrukt dat OCS een chronische aandoening is waarvoor geen wondertherapie bestaat en volledig herstel van functiestoornissen niet altijd mogelijk is.
#### 1.1.2 Heterogeniteit van DCD
DCD is een heterogene stoornis (verschilt van kind tot kind). De manifestatie van DCD hangt af van de interactie tussen het individu en de omgeving, waarbij fysieke, cognitieve en emotionele functies een rol spelen [11](#page=11) [9](#page=9).
### 1.2 Diagnostische Criteria voor OCS
De diagnose van OCS wordt gesteld aan de hand van de criteria uit de DSM-5, met aanvullende aanbevelingen van de EACD (European Academy for Childhood Disability). Deze criteria richten zich op de verwerving en uitvoering van motorische vaardigheden, de impact op dagelijkse activiteiten, uitsluitingscriteria en het begin van de symptomen [17](#page=17) [18](#page=18) [19](#page=19) [20](#page=20) .
#### 1.2.1 Criterium I: Motorische vaardigheden
Het verwerven en uitvoeren van gecoördineerde motorische vaardigheden verloopt aanzienlijk onder het niveau dat verwacht mag worden gezien de kalenderleeftijd van de betrokkene en de mogelijkheden om de vaardigheden te leren en te gebruiken. Dit omvat zowel fijne als grove motorische vaardigheden [17](#page=17) [18](#page=18) .
> **Tip:** Vertragingen in de motorische ontwikkeling kunnen bij jonge kinderen soms spontaan worden ingehaald. Daarom wordt de diagnose bij kinderen onder de 5 jaar alleen gesteld bij een ernstige motorische beperking (score ≤ P5 op de M-ABC-2) .
#### 1.2.2 Criterium II: Impact op dagelijkse activiteiten
De deficiëntie in motorische vaardigheid vormt een significante en persisterende belemmering bij algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) passend bij de kalenderleeftijd, zoals zelfverzorging, onderhoud van levensonderhoud, schoolprestaties, voorbereidende beroepsactiviteiten, beroepsactiviteiten, vrijetijdsbesteding en spel [17](#page=17) .
#### 1.2.3 Criterium III: Uitsluitingscriteria
De deficiënties in de motorische vaardigheden mogen niet beter verklaard worden door een verstandelijke beperking (verstandelijke-ontwikkelingsstoornis) of een visusstoornis. Ook mogen ze niet toegeschreven worden aan een neurologische aandoening die invloed heeft op beweging, zoals cerebrale parese of spierdystrofie. De diagnose kan niet gesteld worden als het IQ lager is dan 70 op een individueel afgenomen intelligentietest [17](#page=17) .
> **Tip:** Bij kinderen die regulier onderwijs volgen en geen doublures hebben, en waarbij er geen andere twijfels bestaan over het intelligentieniveau, kan verondersteld worden dat het IQ boven de 70 valt .
#### 1.2.4 Criterium IV: Aanvang van symptomen
De symptomen beginnen in de vroege ontwikkelingsperiode, hoewel ze niet altijd worden vastgesteld tot de adolescentie of volwassenheid. Problematiek van OCS wordt vaak pas later in de kindertijd, adolescentie of volwassenheid herkend, wanneer de bewegingsproblemen en problemen met executief functioneren belemmerend worden door steeds hogere eisen vanuit de context [17](#page=17) .
#### 1.2.5 Beoordeling van motorische vaardigheden
Voor een gedetailleerde beoordeling worden diverse instrumenten ingezet:
* **Motorische vragenlijsten:** Coördinatie Vragenlijst voor Ouders (CVO, de Nederlandse vertaling van de DCD-Q) en de Groninger Motoriek Observatieschaal (GMO) worden standaard gebruikt voor aanvullende informatie over functionele problemen thuis en op school .
* **Systematische Opsporing Schrijfproblemen (SOS) en WRITIC:** Deze instrumenten worden gebruikt om handschrift en toetsenbordvaardigheden apart te beoordelen, aangezien dit motorische vaardigheden zijn waar taal bij betrokken is .
* **VMVK (Vragenlijst voor leerkracht - kleuters):** Deze vragenlijst beoordeelt de mate waarin kleuters specifieke taken kunnen uitvoeren, zoals het aan- en uitdoen van kleding en het gebruiken van knopen .
* **Foto-interview:** Kan ter aanvulling worden gebruikt .
> **Tip:** De EACD aanbevelingen benadrukken dat de diagnose OCS alleen gesteld mag worden door een medisch specialist of profielarts die hiervoor geschoold en competent is, zoals een kinderarts, kinderneuroloog of kinderpsychiater .
### 1.3 De ICF-benadering en DCD
Het International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) model biedt een multidimensionaal kader voor het begrijpen van OCS. Dit model erkent dat OCS niet enkel een motorisch probleem is, maar een complexe interactie van factoren binnen het individu en zijn omgeving [17](#page=17).
#### 1.3.1 ICF-componenten en DCD
Het ICF-kader integreert verschillende componenten om de impact van OCS te beschrijven :
* **Lichaamsfuncties:**
* Micro-structuur schade in hersengebieden zoals het cerebellum, pariëtale cortex en basale ganglia, en het corticospinale tractus .
* Verschillen in hersenactiviteitspatronen (cerebellum) .
* Vertraagde rijping van het cerebellum .
* Deficiënties in aandacht en geheugen (werkgeheugen, executieve aandacht, dual tasking, metacognitie) .
* Problemen met tactiele en visuele verwerking (ruimtelijk bewustzijn, interne representatie, visuospatiale verwerking) .
* Verminderde automatisering van motorische vaardigheden en slechte feedforward controle .
* Problemen met het vestibulair systeem (posturale regulatie, balans) .
* Musculoskeletale problemen zoals gewrichtshypermobiliteit en verminderde spierkrachtregulatie .
* Verminderde ritmische coördinatie en afhankelijkheid van langzamere combinaties van tactiele feedback en visuele stimuli .
* Lagere fitheid .
* Emotionele aspecten zoals gedragsmatige inhibitie, angst, zelfwaardering en motivatie .
* **Activiteiten (Activities):**
* Moeite met het aanleren van nieuwe motorische taken, waaronder fijne motorische vaardigheden (schrijven, knippen, knutselen, knopen sluiten) en grove motorische vaardigheden (stappen, lopen, huppelen, springen, balvaardigheden, fietsen, zwemmen) [7](#page=7).
* Problemen met algemene taken en eisen, zoals planning, uitvoering, organisatie, sequentie en dual tasking .
* Beperkingen in mobiliteit, waaronder posturale controle en omgang met objecten (balvaardigheden) .
* Moeite met zelfzorgactiviteiten zoals tanden poetsen en aankleden .
* **Participatie (Participation):**
* Belemmeringen in het onderwijs (schrijven, knippen, hanteren van materialen, concentratie bij rekenen en lezen) [18](#page=18).
* Invloed op huishoudelijke taken (zelfzorg, maaltijdvoorbereiding) [18](#page=18).
* Beperkingen in sociale relaties, met een lagere waarschijnlijkheid om deel te nemen aan leeftijdsadequate activiteiten (speeltuin, teamsporten, rennen, springen, skiën, zwemmen, fietsen) [18](#page=18).
* Minder fysiek actief zijn in de gemeenschap en vaker solitaire activiteiten kiezen [18](#page=18).
* **Omgevingsfactoren (Environmental factors):**
* **Ondersteuning en relaties:** Ouderlijke stijl die angst kan veroorzaken, stressvolle sociale en familiale omgevingen, verwachtingen van ouders en leerkrachten, en groepinteracties .
* **Attitudes:** Frustratie, stigma, stereotypering, discriminatie, en pesten (perceptie als lui) .
* **Diensten, systemen en beleid:** Sociaaleconomische status, bewustzijn, duidelijke verwijzingsroutes, geïndividualiseerde interventies, preventie van secundaire problemen, en betrokkenheid van belanghebbenden .
* **Persoonlijke factoren (Personal factors):**
* **Geslacht:** Vaker gediagnosticeerd bij jongens [4](#page=4).
* Prematuriteit en laag geboortegewicht .
* **Leeftijd:** Kritieke perioden (peuter, school, adolescentie) beïnvloeden de manifestatie van problemen .
* **Copingsstijl:** Angst, depressie, motivatie .
#### 1.3.2 Dynamische systeemvisie op motorische controle
Naast het ICF-kader kan een dynamische systeemvisie op motorische controle worden gebruikt om OCS te begrijpen. Deze visie benadrukt de complexe interactie tussen de taak, het individu (inclusief perceptie, actie en cognitie) en de omgeving. Het analyseren van stappen, zoals het afdalen van een trap, vereist een geïntegreerde kijk op alle beïnvloedende factoren [17](#page=17) .
### 1.4 Klinisch beeld en Secundaire Gevolgen
DCD kan zich manifesteren in diverse stoornissen in activiteiten en functies. Dit kan leiden tot significante secundaire problemen [15](#page=15) [16](#page=16) [7](#page=7).
#### 1.4.1 Stoornissen in activiteiten
* Problemen met het aanleren van nieuwe motorische taken [7](#page=7).
* Moeite met alledaagse bewegingen zoals stappen, lopen, huppelen en springen [7](#page=7).
* Beperkingen in balvaardigheden [7](#page=7).
* Problemen met schrijven, knippen en knutselen [7](#page=7).
* Moeite met algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) [7](#page=7).
* Invloed op schoolprestaties [7](#page=7).
#### 1.4.2 Stoornissen in functies
* Zwakke motorische coördinatie [7](#page=7).
* Houterige bewegingen [7](#page=7).
* Vertraagde motorische mijlpalen [7](#page=7).
* Gebrek aan vloeiendheid in bewegingen [7](#page=7).
* Trage bewegingsuitvoering [7](#page=7).
* Sociale en emotionele problemen [7](#page=7).
* Hypotonie en hyperlaxiteit [7](#page=7).
* Moeite met structureren en organiseren [7](#page=7).
* Overgewicht of obesitas [7](#page=7).
* Angst en depressie [7](#page=7).
* Communicatie- en taalproblemen [7](#page=7).
* Problemen met executieve functies [7](#page=7).
#### 1.4.3 Co-morbiditeit
DCD komt vaak samen voor met andere stoornissen, wat wordt aangeduid met de term "co-morbiditeit" [7](#page=7).
* Ongeveer 30-50% van de kinderen met **ADHD** heeft ook DCD[7](#page=7).
* 25% van de kinderen met **autisme** vertoont ook motorische problemen [7](#page=7).
* Andere co-occurrente stoornissen omvatten **leerstoornissen** (zoals dyslexie) [7](#page=7).
#### 1.4.4 Secundaire problemen
De bezorgdheid van ouders over DCD kan al vroeg ontstaan, maar hulp wordt vaak *pas gezocht rond 4,5 jaar*. De impact van DCD op het dagelijks leven kan aanzienlijk zijn en leiden tot secundaire problemen [15](#page=15) [16](#page=16).
### 1.5 Multidisciplinaire Diagnostiek en Behandeling
De diagnose van DCD wordt idealiter gesteld door een multidisciplinair team. Dit team kan bestaan uit artsen, kinesitherapeuten, ergotherapeuten, logopedisten en psychologen. Een flowchart kan de stappen binnen de diagnostiek en de noodzaak van behandeling visualiseren .
> **Tip:** De diagnostische criteria voor OCS zijn opgesteld om de ernst en de impact van de motorische problemen op het functioneren van het kind adequaat te beoordelen. Het is essentieel om OCS te onderscheiden van andere ontwikkelingsstoornissen [17](#page=17) .
#### 1.5.1 Indicaties voor Behandeling
De noodzaak van behandeling wordt bepaald door de ernst en de impact van de motorische problemen op de dagelijkse activiteiten en schoolprestaties, evenals de aanwezigheid van andere factoren die de ontwikkeling kunnen beïnvloeden .
De algemene aanbeveling is om de diagnose OCS te stellen middels een combinatie van de DSM-5 criteria en de EACD aanbevelingen, waarbij de impact op ADL en schoolprestaties centraal staat. De symptomen moeten beginnen in de vroege ontwikkelingsperiode en niet beter verklaard worden door andere aandoeningen [17](#page=17) .
* * *
# Diagnostische criteria en procedures voor OCS
Dit deel beschrijft de DSM-5 criteria voor ontwikkelingsstoornissen in motorische vaardigheden, de aanbevelingen van de EACD, en de praktische aspecten van de diagnose, inclusief de rol van verschillende professionals en de uitdagingen bij jonge kinderen [10](#page=10) [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16) [9](#page=9).
### 2.1 De DSM-5 criteria voor ontwikkelingsstoornissen in motorische vaardigheden
De diagnostiek van ontwikkelingsstoornissen in motorische vaardigheden is gebaseerd op de DSM-5 criteria [10](#page=10) [11](#page=11) [16](#page=16) [9](#page=9):
* **Criterium I:** Het verwerven en uitvoeren van gecoördineerde motorische vaardigheden verloopt aanzienlijk onder het niveau dat verwacht mag worden gezien de kalenderleeftijd van de betrokkene en de mogelijkheden om de vaardigheden te leren en te gebruiken [10](#page=10) [16](#page=16) [9](#page=9).
> **Tip:** Dit criterium legt de nadruk op de discrepantie tussen het motorische functioneren en de leeftijdsverwachtingen [10](#page=10) [16](#page=16) [9](#page=9).
* **Criterium II:** De deficiëntie in motorische vaardigheid van criterium I vormt een significante en persisterende belemmering bij algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) passend bij de kalenderleeftijd, zoals zelfverzorging en voorziening in levensonderhoud. Deze belemmeringen hebben invloed op schoolprestaties, voorbereidende beroepsactiviteiten, beroepsactiviteiten, vrijetijdsbesteding en spel [11](#page=11) [16](#page=16) [9](#page=9).
* De hulpvraag moet aantonen dat de aandoening de schoolse prestaties of de algemene dagelijkse activiteiten voortdurend en in belangrijke mate beïnvloedt [11](#page=11).
* Dit is ter beoordeling aan een medisch specialist of profielarts die hiertoe geschoold en competent is [11](#page=11).
* **Criterium III:** De deficiënties in de motorische vaardigheden worden niet beter verklaard door een verstandelijke beperking (verstandelijke-ontwikkelingsstoornis) of visusstoornis, en kunnen niet worden toegeschreven aan een neurologische aandoening die invloed heeft op beweging, zoals cerebrale parese, spierdystrofie of een degeneratieve stoornis [13](#page=13) [16](#page=16) [9](#page=9).
* De diagnose kan niet gesteld worden als het IQ lager is dan 70 op een individueel afgenomen, gestandaardiseerde intelligentietest [13](#page=13).
* Er mag verondersteld worden dat het IQ boven de 70 valt wanneer een kind in het regulier onderwijs zit, niet gedoubleerd heeft en er geen andere twijfel bestaat over het intelligentieniveau (bijvoorbeeld via een leerlingvolgsysteem) [13](#page=13).
* In België kunnen uitzonderingen gemaakt worden als de motorische moeilijkheden niet verklaard kunnen worden door het IQ [13](#page=13).
* **Criterium IV:** De symptomen beginnen in de vroege ontwikkelingsperiode, hoewel niet altijd vastgesteld tot de adolescentie of de volwassenheid [13](#page=13) [16](#page=16) [9](#page=9).
### 2.2 EACD aanbevelingen en praktische diagnostische procedures
De European Academy of Childhood Disability (EACD) baseert haar aanbevelingen op de DSM-5 definitie [10](#page=10) [11](#page=11) [13](#page=13) [16](#page=16) [9](#page=9).
#### 2.2.1 Belang van handschrift en toetsenbordvaardigheden
Omdat taal hierbij betrokken is, moeten handschrift en toetsenbordvaardigheden als aparte motorische vaardigheden beoordeeld worden [11](#page=11).
* **Criterium B - Onderzoek:** Schriftproblemen, zoals de systematische opsporing van schrijfproblemen (SOS) en WRITIC, worden specifiek onderzocht [11](#page=11).
#### 2.2.2 Instrumenten voor diagnostiek
Voor aanvullende informatie over functionele problemen thuis en op school worden de volgende motorische vragenlijsten standaard gebruikt:
* **Coördinatie Vragenlijst voor Ouders (CVO):** Dit is de Nederlandse vertaling van de DCD-Q [11](#page=11).
* **Groninger Motoriek Observatieschaal (GMO):** [11](#page=11).
* **VMVK – vragenlijst voor leerkracht - kleuters:** Deze vragenlijst beoordeelt in hoeverre een kind bepaalde ADL-taken zelfstandig kan uitvoeren [12](#page=12).
> **Voorbeeld:** De VMVK-vragenlijst bevat items zoals: "Een T-shirt aandoen zonder hulp", "Grote knopen van een jas of vest sluiten", en "Schoenen met klittenband aandoen zonder hulp" [12](#page=12).
#### 2.2.3 Vereisten voor het stellen van de diagnose
De diagnose kan alleen gesteld worden door een medisch specialist of profielarts die hiertoe geschoold en competent is, zoals een kinder-revalidatiearts, kinderarts, jeugdarts, kinderneuroloog of kinderpsychiater [13](#page=13).
Voorafgaand aan de diagnose moet onderzoek plaatsvinden naar:
* Algemene lichamelijke conditie (motoriek, neurologie, visus) [13](#page=13).
* Communicatieve vaardigheden [13](#page=13).
* IQ (alleen indien twijfel over IQ, een IQ-test afnemen) [13](#page=13).
* Gedrag (CBCL/TRF) [13](#page=13).
* Sociale omstandigheden [13](#page=13).
> **Tip:** Het is cruciaal dat de verschillende criteria en de exclusiecriteria (zoals verstandelijke beperking of visuele stoornissen) zorgvuldig worden onderzocht [13](#page=13).
### 2.3 Uitdagingen bij de diagnostiek van jonge kinderen (<5 jaar)
De diagnose van ontwikkelingsstoornissen in motorische vaardigheden wordt vaak pas op 3-5 jarige leeftijd gesteld, ondanks eerdere signalen. Dit komt door specifieke uitdagingen bij jonge kinderen [14](#page=14):
* **Variatie in motorische ontwikkeling:** De normale motorische ontwikkeling vertoont grote variatie bij jonge kinderen. Vertragingen kunnen later spontaan worden ingehaald [14](#page=14).
* **Gebrek aan ervaring of oefening:** Motorische achterstanden kunnen soms verklaard worden door een gebrek aan ervaring of oefening [14](#page=14).
* **Variabele coöperatie en motivatie:** De mate van coöperatie en motivatie van jonge kinderen kan variëren, wat de betrouwbaarheid van testuitslagen kan beïnvloeden en de voorspellende waarde van Criterium I kan verminderen [14](#page=14).
* **Onbetrouwbare beoordeling van ADL-vaardigheden:** De snelheid waarmee ADL-vaardigheden worden aangeleerd is bij kleuters variabel. Hierdoor is de beoordeling van Criterium II (impact op ADL) minder betrouwbaar bij deze leeftijdsgroep [14](#page=14).
* **Vaststelling van Criterium IV:** Problematiek gerelateerd aan ontwikkelingsstoornissen in motorische vaardigheden wordt vaak pas later in de kindertijd, adolescentie of volwassenheid herkend, wanneer de bewegingsproblemen en de problemen met executief functioneren belemmerend worden door hogere eisen vanuit de omgeving [14](#page=14).
**Specifieke EACD-aanbeveling voor jonge kinderen:** De diagnose DCD vóór het 5e levensjaar mag uitsluitend gesteld worden bij een ernstige motorische beperking (totaalscore M-ABC-2 ≤ P5) bij criterium I, naast de kenmerken bij de andere criteria. In dergelijke gevallen moet de diagnose gebaseerd zijn op minimaal twee motorische onderzoeken met een tussenliggende periode van minimaal drie maanden [14](#page=14).
### 2.4 Multidisciplinaire aanpak en flow-chart diagnose
De diagnose van ontwikkelingsstoornissen in motorische vaardigheden wordt idealiter gesteld binnen een multidisciplinair team, bestaande uit onder andere een arts, kinesitherapeut, ergotherapeut, logopedist en psycholoog [15](#page=15).
Een algemene flow-chart voor de diagnose en de noodzaak van behandeling omvat de volgende stappen, gebaseerd op de DSM-5 criteria:
1. **Criterium I:** Betekenis en specificiteit van motorische problemen [15](#page=15).
2. **Criterium II:** Relevantie voor ADL of academische prestaties [15](#page=15).
3. **Criterium III:** Morbiditeit die motorische problemen niet verklaart [15](#page=15).
4. **Criterium IV:** Begin van de symptomen in de kindertijd [15](#page=15).
* * *
# Interventies en klinisch redeneren bij OCS
Het hanteren van DCD (Developmental Coordination Disorder) bij kinderen vereist een specifieke, ondersteunende benadering, aangezien de aandoening niet te genezen is, maar wel gemanaged kan worden door middel van taakgerichte interventies en brede ondersteuning [21](#page=21).
### 3.1 Algemene uitgangspunten voor interventie
Het primaire uitgangspunt bij interventies voor DCD is dat de aandoening niet genezen kan worden. De focus ligt daarom op het verbeteren van de functionele capaciteiten en het bevorderen van participatie in dagelijkse activiteiten, ondanks de motorische uitdagingen [21](#page=21) [23](#page=23).
#### 3.1.1 Het klinisch onderzoek en het formuleren van doelen
Een cruciaal onderdeel van de interventie is het klinisch onderzoek, dat moet leiden tot het formuleren van SMART-doelen. Deze doelen sturen het onderzoek en dienen op een functionele, op de taak gerichte manier geformuleerd te worden. Enkele voorbeelden van dergelijke benaderingen, die echter nog beperkte evidentie hebben voor directe overdracht naar betere prestaties, zijn sensorische integratietherapie en kinesthetische therapie [22](#page=22).
#### 3.1.2 Interventies en evidentie
Het literatuuroverzicht tussen 2012 en 2019 toonde een grote totale effectgrootte ($1.06$) over interventiestudies, en zelfs korte interventies van ongeveer 10 sessies bleken effectief [23](#page=23).
##### 3.1.2.1 Taakgerichte benaderingen
Taakgerichte benaderingen, zoals beschreven door Smits-Engelsman et al. en Lucas et al., zijn kenmerkend voor effectieve interventies bij DCD. Deze benaderingen worden gekenmerkt door [23](#page=23):
* Het stellen van specifieke doelen [23](#page=23).
* Taak- en contextspecifieke oefeningen [23](#page=23).
* Een actieve rol van het kind in het leerproces [23](#page=23).
* Een focus op leren, in plaats van op het direct oplossen van het probleem [23](#page=23).
* Gerichtheid op functionaliteit, niet op het streven naar 'normaliteit' [23](#page=23).
* Een actieve rol van ouders of verzorgers [23](#page=23).
Het hoofddoel van deze interventies is het aanleren van specifieke motorische taken [23](#page=23).
##### 3.1.2.2 De noodzaak van ondersteuning
Behandeling moet altijd gepaard gaan met brede ondersteuning. Dit betekent dat een interventie meer moet omvatten dan enkel het stimuleren van de motorische ontwikkeling of het verbeteren van motorische vaardigheden. Deze ondersteuning omvat [23](#page=23):
* **Educatie:** Het informeren van ouders, leerkrachten en andere betrokkenen [23](#page=23).
* **Coaching:** Het begeleiden van ouders, leerkrachten en andere betrokkenen [23](#page=23).
* **Pedagogische en psychologische zorg:** Het bieden van emotionele en gedragsmatige ondersteuning aan het kind [23](#page=23).
#### 3.1.3 Risico's en gevolgen (ICF perspectief)
Het begrijpen van de mogelijke risico's en de bredere gevolgen van DCD is essentieel voor een integrale aanpak, zoals uiteengezet binnen het ICF-model (International Classification of Functioning, Disability and Health). Dit omvat [24](#page=24):
* **Lichaamsfuncties en -structuren:**
* Mogelijke positieve effecten: fijn motorische coördinatie, motorische planning, visueel-ruimtelijke organisatie [24](#page=24).
* Mogelijke negatieve effecten: tonus, kracht, grof motorische coördinatie, evenwicht [24](#page=24).
* **Activiteiten en participatie:**
* Mogelijke positieve effecten op activiteiten: constructiespel, klasactiviteiten, loopfietsen [24](#page=24).
* Mogelijke negatieve effecten op activiteiten: zwemmen, balspelen [24](#page=24).
* Gevolgen voor participatie: snel vermoeid na school, moeite met deelname aan familie-uitstapjes, niet kunnen spelen op de speelplaats [24](#page=24).
* **Omgevingsfactoren:**
* Voorbeelden van omgevingsfactoren die invloed kunnen hebben: overgevoeligheid voor auditieve prikkels, een rustig kind met veel fantasie, een zusje dat ook rustig en niet zo sportief is, een moeder die pedagogisch sterk en creatief is in het bedenken van compensaties, en een vader die de problematiek ontkent [24](#page=24).
> **Tip:** Het is cruciaal om bij het formuleren van doelen altijd rekening te houden met de functionele impact van DCD op de dagelijkse activiteiten en participatie van het kind [22](#page=22) [23](#page=23).
>
> **Example:** Een geformuleerd doel zou kunnen zijn: "Het kind kan zelfstandig zijn schoenveters strikken binnen 5 minuten, zodat het zich sneller kan aankleden voor school" in plaats van "Het kind moet de motoriek van het schoenveters strikken verbeteren". Dit laatste is gericht op de vaardigheid zelf, het eerste op de functionele uitkomst [23](#page=23).
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Ontwikkelingscoördinatiestoornis (OCS) | Een neurobiologische ontwikkelingsstoornis die wordt gekenmerkt door een zwakke motorische coördinatie en een vertraagde ontwikkeling van motorische vaardigheden, wat significant en persisterend hinder kan veroorzaken in dagelijkse levensverrichtingen. |
| ICF model | Het International Classification of Functioning, Disability and Health model, een gestandaardiseerd kader om de gezondheid en de daarmee samenhangende toestanden van individuen te beschrijven, dat rekening houdt met lichaamsfuncties, activiteiten, participatie, omgevingsfactoren en persoonlijke factoren. |
| Klinische beeld | De verzameling van symptomen en tekenen die kenmerkend zijn voor een bepaalde aandoening of ziekte, zoals deze zich manifesteert bij een patiënt. |
| Diagnostiek | Het proces van het identificeren van een ziekte of aandoening door middel van onderzoek van symptomen, medische geschiedenis en diagnostische tests. |
| Criteria | Een reeks kenmerken of standaarden waaraan iets moet voldoen om als zodanig te worden beschouwd of geclassificeerd. In de context van OCS zijn dit de DSM-5 criteria die worden gebruikt voor diagnose. |
| Neurobiologische ontwikkelingsstoornis | Een stoornis die voortkomt uit een afwijking in de ontwikkeling van de hersenen, wat leidt tot problemen in gedrag, leren, spraak of andere functies. |
| Motorische coördinatie | Het vermogen om verschillende spieren en lichaamsdelen gecoördineerd te laten samenwerken om een soepele en precieze beweging uit te voeren. |
| Dagelijkse levensverrichtingen (ADL) | Activiteiten die een persoon normaal gesproken uitvoert in het dagelijks leven, zoals zelfzorg (wassen, aankleden), eten, huishoudelijke taken en het zich verplaatsen. |
| Comorbiditeit | De aanwezigheid van één of meer extra aandoeningen of ziekten tegelijkertijd met een primaire aandoening, wat de behandeling en het verloop kan compliceren. |
| Executieve functies | Een reeks cognitieve processen die verantwoordelijk zijn voor het plannen, organiseren, reguleren en uitvoeren van doelgerichte gedragingen; dit omvat onder andere werkgeheugen, inhibitie en flexibiliteit. |
| Taakgerichte benadering | Een therapeutische benadering die zich richt op het verbeteren van specifieke vaardigheden door middel van oefening en het stellen van concrete doelen, in plaats van op het direct behandelen van onderliggende stoornissen. |
| Werkgeheugen | Een cognitief systeem dat tijdelijk informatie vasthoudt en manipuleert die nodig is voor complexe cognitieve taken, zoals leren, redeneren en begrijpen. |
| Perceptie | Het proces waarbij zintuiglijke informatie wordt ontvangen, geïnterpreteerd en georganiseerd om betekenis te geven aan de omgeving. |
| Cognitie | Het vermogen van de hersenen om informatie te verwerken, waaronder denken, leren, herinneren, oordelen en problemen oplossen. |