Family Law
Cover
D2_student_PP1_week 3_Sociale regel- en wetgeving.pptx
Summary
# Afstamming langs moeders- en vaderszijde
Dit topic behandelt de juridische band tussen een kind en zijn/haar ouders, met specifieke aandacht voor hoe afstamming wordt vastgesteld via geboorteaktes, erkenning, en gerechtelijk onderzoek voor zowel de moederlijke als de vaderlijke lijn.
## 1. Juridische afstamming
Afstamming definieert de juridische band tussen een kind en zijn/haar ouder(s). Er zijn twee lijnen van afstamming: langs moederszijde voor een vrouw, en langs vaderszijde voor een man. Een kind kan juridisch slechts één moeder en één vader hebben. Juridisch ouderschap is doorgaans gebaseerd op biologisch ouderschap, met uitzonderingen zoals adoptie.
### 1.1. Afstamming langs moederszijde
#### 1.1.1. Vaststelling via geboorteakte
De moeder van een kind is de vrouw die het kind gebaard heeft. Afstamming langs moederszijde komt automatisch tot stand door de vermelding van de naam van de moeder in de geboorteakte.
#### 1.1.2. Vaststelling via erkenning
Indien de afstamming niet vaststaat op basis van de geboorteakte, kan deze worden vastgesteld door een erkenning van het kind door de moeder.
#### 1.1.3. Vaststelling via gerechtelijk onderzoek
Wanneer er een gebrek is aan een geboorteakte, de naam van de moeder niet in de geboorteakte staat, of het kind onder valse namen is ingeschreven, wordt afstamming langs moederszijde vastgesteld via een gerechtelijk onderzoek.
#### 1.1.4. Erkenning van een kind tijdens het huwelijk
Als een gehuwde moeder een kind erkent dat tijdens het huwelijk is geboren, dient zij dit te melden aan haar echtgenoot.
### 1.2. Afstamming langs vaderszijde
#### 1.2.1. Vaderschap binnen het huwelijk
Binnen een huwelijk geldt een vermoeden van vaderschap als het kind geboren wordt tijdens het huwelijk of binnen 300 dagen na de ontbinding of nietigverklaring van het huwelijk. Dit vermoeden geldt niet na 300 dagen na een geregistreerde scheiding over verdwijning.
#### 1.2.2. Vaderschap buiten het huwelijk
Wanneer de ouders niet gehuwd zijn, geldt er geen automatisch vermoeden van vaderschap. De vader dient het kind te erkennen, waarvoor toestemming nodig is van de ouder bij wie de afstamming al vaststaat en/of van het kind zelf (vanaf 12 jaar).
#### 1.2.3. Prenatale erkenning buiten het huwelijk
Erkenning kan plaatsvinden tijdens de zwangerschap. Hiervoor is de voorafgaande toestemming van de moeder verplicht. De erkenning wordt pas effectief als het kind levend en levensvatbaar wordt geboren.
#### 1.2.4. Gerechtelijk onderzoek bij onduidelijke afstamming
Als de vaderschapsafstamming niet vaststaat, er geen vaderschapsvermoeden is, de vader het kind niet erkent, en ook het meemoederschap niet vaststaat, kan de rechtbank de afstamming langs vaderszijde vaststellen via een gerechtelijk onderzoek.
#### 1.2.5. Vaderschap bij meervoudige huwelijken
Wanneer een kind wordt geboren binnen 300 dagen na het einde van een vorig huwelijk én na een nieuw huwelijk, wordt de nieuwe echtgenoot vermoed de vader te zijn. Wordt dit vaderschap betwist, dan wordt de vorige echtgenoot geacht de vader te zijn, tenzij diens vaderschap ook wordt betwist of het vaderschap van een derde wordt vastgesteld.
#### 1.2.6. Tenietdoening van het vaderschapsvermoeden
Het vermoeden van vaderschap kan worden opgeheven indien met wettelijk toegestane middelen wordt bewezen dat iemand niet de vader is, bijvoorbeeld middels een DNA-test.
#### 1.2.7. Beperkingen bij betwisting van vaderschap
Het is niet mogelijk om het vaderschap te betwisten als de echtgenoot toestemming heeft gegeven voor kunstmatige inseminatie of een andere voortplantingshandeling, tenzij het kind niet hierdoor verwekt kan zijn. Bij betwisting door een vrouw die meemoederschap opeist, is dit alleen gegrond indien bewezen wordt dat zij toestemde aan medisch begeleide voortplanting en het kind hierdoor is verwekt.
### 1.3. Afstamming langs meemoederszijde
#### 1.3.1. Meemoederschap binnen het huwelijk
Tussen gehuwde vrouwen geldt een vermoeden van meemoederschap als het kind tijdens het huwelijk of binnen 300 dagen na de ontbinding of nietigverklaring van het huwelijk wordt geboren. Dit vermoeden geldt niet na 300 dagen na een geregistreerde scheiding over verdwijning.
#### 1.3.2. Meemoederschap buiten het huwelijk
Er geldt geen automatisch vermoeden van meemoederschap. De meemoeder kan het kind actief erkennen volgens de wettelijke regels voor kindererkenning.
#### 1.3.3. Gerechtelijk onderzoek bij onduidelijke afstamming
Als de afstamming langs meemoederszijde niet vaststaat, er geen vermoeden van meemoederschap is, het kind niet erkend is, en ook het vaderschap niet vaststaat, kan de familierechtbank de afstamming langs meemoederszijde vaststellen.
### 1.4. Bezit van staat
Bestaat wanneer iemand steeds als ouder heeft gehandeld tegenover het kind, en door de buitenwereld ook als zodanig wordt beschouwd. Dit feitelijk oudergedrag, onafhankelijk van juridische erkenning of vermoeden, kan niet meer betwist worden nadat de afstammingsband is vastgesteld.
> **Tip:** Het concept 'bezit van staat' benadrukt het belang van de feitelijke uitoefening van ouderschap naast de formele juridische vaststelling van afstamming.
---
**Aanvullende informatie met betrekking tot geboorte en ouderschap (hoewel niet direct kern van dit topic, wel contextueel relevant):**
* **Abortus:** Sinds 15 oktober 2018 is abortus volledig uit het strafrecht gehaald in België, met behoud van wettelijke termijnen en procedurele regels. De vaste wil van de vrouw is beslissend, zelfs voor minderjarigen, zonder noodzaak van ouderlijke toestemming. Er geldt een wachttijd van 6 dagen na de eerste consultatie. Na 12 weken is abortus enkel toegestaan bij ernstig gevaar voor de vrouw of een ongeneeslijke afwijking van het kind. Artsen kunnen niet gedwongen worden tot medewerking, maar wel tot doorverwijzing. Er is een voorstel om de termijn uit te breiden naar 18 weken.
* **Rechten van een (on)geboren kind:** Rechtspersoonlijkheid ontstaat bij levend en levensvatbaar geboren worden.
* **Wrongful life-vordering:** Een kind kan een zorgverlener aansprakelijk stellen als een aandoening niet (tijdig) is onderkend, waardoor een therapeutische zwangerschapsafbreking mogelijk niet is overwogen.
* **Wrongful birth-vordering:** Ouders kunnen schadevergoeding eisen voor vermogensschade die voortvloeit uit de geboorte van een kind (bv. bij een kind met een ongeneeslijke ziekte).
* **Strafrechtelijke bescherming foetus:** Geldt vanaf de start van de arbeid. Zorgverleners moeten de gezondheid van de foetus bewaken, nalatigheid kan leiden tot strafrechtelijke vervolging.
* **Burgerlijke rechtspersoonlijkheid van pasgeborenen:** Ontstaat bij levend en levensvatbaar geboren worden. Ouders vertegenwoordigen de patiëntenrechten van hun kind. In het belang van de baby kunnen zorgverleners ingrijpen tegen de wens van de ouders. Documentatie van ingrepen is verplicht.
---
---
# Meemoederschap en bezit van staat
Dit onderdeel behandelt de juridische erkenning van meemoederschap, zowel binnen als buiten het huwelijk, en de procedures ter vaststelling hiervan. Daarnaast wordt het concept van bezit van staat geïntroduceerd, dat verwijst naar feitelijk oudergedrag en de gevolgen daarvan voor de juridische afstammingsband.
### 2.1 Afstamming langs moederszijde
De juridische band tussen een kind en zijn/haar moeder wordt primair vastgesteld via de geboorteakte.
#### 2.1.1 Geboorteakte
* De vrouw die het kind heeft gebaard, is de juridische moeder.
* De afstamming langs moederszijde komt automatisch tot stand door de vermelding van de naam van de moeder in de geboorteakte, conform artikel 312 van het Burgerlijk Wetboek.
#### 2.1.2 Erkenning door de moeder
* Indien de afstamming niet op basis van de geboorteakte kan worden vastgesteld (bijvoorbeeld omdat de naam van de moeder ontbreekt), kan de moeder het kind erkennen.
* Dit wordt geregeld in artikel 313 van het Burgerlijk Wetboek, met specifieke voorwaarden in artikel 329bis van het Burgerlijk Wetboek.
#### 2.1.3 Gerechtelijk onderzoek
* Een gerechtelijk onderzoek naar moederschap is noodzakelijk in situaties waarin:
* Er geen geboorteakte beschikbaar is.
* De naam van de moeder niet op de geboorteakte staat vermeld.
* Het kind onder valse namen is ingeschreven.
* Via een gerechtelijk onderzoek, vastgelegd in artikel 314 van het Burgerlijk Wetboek, kan de afstamming langs moederszijde alsnog worden vastgesteld.
#### 2.1.4 Erkenning door een gehuwde moeder
* Wanneer een gehuwde moeder een kind erkent dat tijdens haar huwelijk is geboren, dient zij haar echtgenoot hiervan op de hoogte te stellen.
### 2.2 Afstamming langs vaderszijde
De vaststelling van vaderschap kent verschillende regels, afhankelijk van de huwelijkse staat van de ouders.
#### 2.2.1 Vaderschap binnen het huwelijk
* Er geldt een wettelijk vermoeden van vaderschap wanneer het kind geboren wordt binnen een huwelijk tussen een man en een vrouw.
* De echtgenoot van de moeder wordt vermoed de vader te zijn indien het kind:
* Tijdens het huwelijk wordt geboren.
* Binnen 300 dagen na de ontbinding of nietigverklaring van het huwelijk wordt geboren (artikel 313 van het Burgerlijk Wetboek).
* Dit vermoeden geldt niet meer na 300 dagen na een geregistreerde scheiding van tafel en bed, of na een verklaring van verdwijning van de echtgenoot (artikelen 316 en 316bis van het Burgerlijk Wetboek).
#### 2.2.2 Vaderschap buiten het huwelijk
* Wanneer de ouders niet gehuwd zijn, geldt er geen automatisch vermoeden van vaderschap.
* De vader dient het kind te erkennen.
* Voor deze erkenning is toestemming vereist van:
* De ouder bij wie de afstamming reeds vaststaat (in dit geval de moeder).
* Het kind zelf, indien het de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt (artikel 319 van het Burgerlijk Wetboek, met algemene voorwaarden in artikel 329bis van het Burgerlijk Wetboek).
#### 2.2.3 Prenatale erkenning
* Erkenning van een kind door de vader kan reeds tijdens de zwangerschap plaatsvinden (prenatale erkenning).
* De moeder dient hiervoor voorafgaande toestemming te geven.
* Deze erkenning wordt pas juridisch effectief zodra het kind levend en levensvatbaar wordt geboren (artikel 328 van het Burgerlijk Wetboek).
#### 2.2.4 Gerechtelijk onderzoek bij onduidelijke vaderschap
* Indien het vaderschap niet vaststaat door een vermoeden of door erkenning, en ook het meemoederschap niet is vastgesteld, kan de familierechtbank de afstamming langs vaderszijde vaststellen via een gerechtelijk onderzoek (artikel 322 van het Burgerlijk Wetboek).
#### 2.2.5 Vaderschap bij meerdere huwelijken
* Indien een kind wordt geboren binnen 300 dagen na het einde van een vorig huwelijk, en tegelijkertijd na een nieuw huwelijk, wordt de nieuwe echtgenoot vermoed de vader te zijn.
* Indien dit vaderschap wordt betwist, wordt de vorige echtgenoot als vader beschouwd, tenzij diens vaderschap eveneens wordt betwist of het vaderschap van een derde wordt vastgesteld (art. 317 van het Burgerlijk Wetboek).
#### 2.2.6 Tenietdoen van het vaderschapsvermoeden
* Het wettelijke vermoeden van vaderschap kan worden weerlegd door bewijs te leveren, met alle wettelijk toegestane middelen, dat de echtgenoot niet de biologische vader is.
* Een veelvoorkomend bewijsmiddel is een DNA-test (art. 318 §§ 1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek).
#### 2.2.7 Beperkingen bij betwisting van vaderschap
* De echtgenoot kan het vaderschap niet betwisten indien hij toestemming heeft gegeven voor kunstmatige inseminatie of een andere techniek met voortplantingsdoel, tenzij kan worden aangetoond dat het kind niet door deze techniek is verwekt (art. 318 §4 van het Burgerlijk Wetboek).
* Bij een betwisting door een vrouw die meemoederschap claimt, is deze enkel gegrond indien bewezen wordt dat zij instemde met medisch begeleide voortplanting en het kind hierdoor is verwekt (art. 318 §6 van het Burgerlijk Wetboek).
### 2.3 Meemoederschap
De juridische erkenning van meemoederschap kent specifieke regels, analoog aan vaderschap, maar met eigen nuances.
#### 2.3.1 Meemoederschap binnen het huwelijk (twee vrouwen)
* Wanneer het kind wordt geboren binnen een huwelijk tussen twee vrouwen, geldt een wettelijk vermoeden van meemoederschap voor de echtgenote van de moeder.
* Dit vermoeden geldt:
* Bij geboorte tijdens het huwelijk.
* Binnen 300 dagen na ontbinding of nietigverklaring van het huwelijk (artikel 325/2 van het Burgerlijk Wetboek).
#### 2.3.2 Meemoederschap buiten het huwelijk
* Bij een samenleving tussen twee vrouwen zonder huwelijk, geldt er geen automatisch vermoeden van meemoederschap.
* De meemoeder kan het kind actief erkennen, volgens de algemene wettelijke regels voor erkenning van kinderen (artikel 325/4 van het Burgerlijk Wetboek, met algemene voorwaarden in artikel 329bis van het Burgerlijk Wetboek).
#### 2.3.3 Gerechtelijk onderzoek bij onduidelijk meemoederschap
* Indien de afstamming langs meemoederszijde niet vaststaat door een vermoeden of erkenning, en het vaderschap van het kind eveneens niet is vastgesteld, kan de familierechtbank de afstamming langs meemoederszijde vaststellen middels een gerechtelijk onderzoek (artikel 325/8 van het Burgerlijk Wetboek).
### 2.4 Bezit van staat
Buiten de formele juridische procedures om, is er het concept van 'bezit van staat'.
* **Definitie:** Bezit van staat is de situatie waarin een persoon zich consequent als ouder gedraagt ten opzichte van een kind, en door de buitenwereld ook als zodanig wordt beschouwd.
* **Kenmerken:** Het gaat hier om feitelijk oudergedrag, los van juridische erkenning of wettelijke vermoedens van afstamming.
* **Gevolgen:** Een persoon die bezit van staat heeft, kan een vastgestelde afstammingsband niet zomaar betwisten. Dit principe erkent de sociale realiteit van ouderschap.
> **Tip:** Bezit van staat benadrukt het belang van de feitelijke ouder-kindrelatie naast de formele juridische vaststelling van afstamming. Het is een aanvullend element dat de juridische realiteit kan beïnvloeden.
---
# Abortus in België
Dit topic behandelt de wettelijke regels en procedures rondom abortus in België sinds 1990, met speciale aandacht voor de recente de-criminalisering in 2018 en de bijbehorende voorwaarden en termijnen.
### 3.1 Wettelijke evolutie en de-criminalisering
Sinds 1990 is abortus in België niet langer strafbaar, mits aan bepaalde voorwaarden werd voldaan. Op 15 oktober 2018 werd abortus volledig uit het strafrecht gehaald, wat een significante stap betekende in de autonomie van de vrouw. Ondanks deze de-criminalisering blijven wettelijke termijnen en procedurele regels van kracht.
### 3.2 Procedure en voorwaarden
Een abortus vindt plaats in een erkende abortusfaciliteit, hetzij een abortuscentrum of een ziekenhuis met een abortusdienst. Beide typen instellingen moeten een voorlichtingsdienst voor patiënten aanbieden.
#### 3.2.1 Zelfbeschikking van de vrouw
De vaste wil van de vrouw is doorslaggevend voor de beslissing tot zwangerschapsafbreking. Deze beslissing kan niet worden aangevochten. Dit geldt ook voor minderjarige vrouwen, die geen toestemming van hun ouders of voogd nodig hebben.
#### 3.2.2 Wachttijd en termijnen
* **Schriftelijke bevestiging:** Op de dag van de abortus is een schriftelijke bevestiging door de vrouw vereist.
* **Verplichte wachttijd:** Er geldt een verplichte wachttijd van 6 dagen tussen de eerste consultatie en de daadwerkelijke abortus binnen hetzelfde centrum.
* **Na 12 weken zwangerschap:** Abortus na 12 weken zwangerschap is enkel toegestaan onder specifieke medische omstandigheden:
* Ernstig gevaar voor het leven van de vrouw door het uitdragen van de zwangerschap.
* De foetus heeft een ongeneeslijke afwijking.
### 3.3 Abortus na 12 weken en gewetensvrijheid
#### 3.3.1 Doorverwijzing naar het buitenland
Na 12 weken zwangerschap kan, afhankelijk van de specifieke omstandigheden, doorverwijzing naar Nederland of Groot-Brittannië mogelijk zijn, tot een zwangerschapsduur van 24 weken.
#### 3.3.2 Gewetensvrijheid van zorgverleners
Zorgverleners (artsen, verpleegkundigen, vroedvrouwen) kunnen niet gedwongen worden om mee te werken aan een abortus. Zij zijn echter wel verplicht om de patiënte door te verwijzen naar een collega of een andere instelling waar de ingreep wel kan worden uitgevoerd.
### 3.4 Het voorstel tot uitbreiding van de wettelijke termijn
Er is een actueel voorstel in België om de wettelijke termijn voor abortus uit te breiden van 12 weken naar 18 weken. Dit voorstel is nog in politieke discussie en nog niet als wet aangenomen.
### 3.5 Rechten van het (on)geboren kind
#### 3.5.1 Rechtspersoonlijkheid
Een kind verkrijgt rechtspersoonlijkheid vanaf het moment dat het levend en levensvatbaar wordt geboren.
#### 3.5.2 Wrongful life- en wrongful birth-vorderingen
* **Wrongful life-vordering:** Een kind kan een vordering instellen tegen een zorgverlener indien deze een aandoening niet (tijdig) heeft onderkend of gesignaleerd aan de ouders, waardoor een therapeutische zwangerschapsafbreking mogelijk niet is overwogen.
* **Wrongful birth-vordering:** Deze vordering is gericht op de ouders van het kind en beoogt een schadevergoeding voor vermogensschade die voortvloeit uit de geboorte van het kind. Een voorbeeld hiervan is de zaak Rukiyé, waarbij bijna 400.000 euro schadevergoeding werd toegekend.
#### 3.5.3 Strafrechtelijke bescherming van de foetus
De strafrechtelijke bescherming van de foetus geldt vanaf de start van de arbeid. Zorgverleners hebben de plicht de gezondheid van de foetus te bewaken. Nalatigheid kan leiden tot strafrechtelijke vervolging, vaak onder de noemer schuldig verzuim.
### 3.6 Patiëntenrechten van de pasgeborene
Burgerlijke rechtspersoonlijkheid ontstaat bij een levend en levensvatbaar geboren baby. De ouders vertegenwoordigen de patiëntenrechten van hun kind. Zorgverleners mogen ingrijpen tegen de wens van de ouders indien dit in het belang van de baby is. Goede documentatie, motivatie en registratie in het medisch dossier zijn verplicht, evenals het recht op kwalitatieve zorgverlening.
> **Tip:** Het is cruciaal om het onderscheid te maken tussen de algemene wettelijke termijn voor abortus (12 weken) en de uitzonderingen die gelden na deze termijn, evenals de gewetensvrijheid van zorgverleners. Begrijp ook de concepten van 'wrongful life' en 'wrongful birth' vorderingen in relatie tot de rechtspersoonlijkheid van het kind.
---
# Rechten van (on)geboren kind en vaccinatie
Dit gedeelte behandelt de juridische status, rechten en bescherming van het kind, zowel voor als na de geboorte, met specifieke aandacht voor de bepaling van afstamming, zwangerschapsafbreking en de verplichte vaccinatiebeleid.
### 4.1 Juridische status en rechten van het kind
#### 4.1.1 Rechtspersoonlijkheid
Het kind verkrijgt rechtspersoonlijkheid vanaf het moment van een levende en levensvatbare geboorte. Dit betekent dat het kind vanaf dat moment juridische rechten en plichten kan hebben.
#### 4.1.2 Wrongful life- en wrongful birth-vorderingen
* **Wrongful life-vordering:** Een vordering die het kind kan instellen tegen een zorgverlener. Deze vordering is gebaseerd op het niet (tijdig) onderkennen of signaleren van een aandoening bij de ouders, waardoor een therapeutische zwangerschapsafbreking mogelijk niet is overwogen.
* **Wrongful birth-vordering:** Een vordering die gericht is op de ouders van het kind. Het betreft een vordering tot schadevergoeding voor vermogensschade die voortvloeit uit de geboorte van het kind.
> **Voorbeeld:** De zaak Rukiyé, waarbij een meisje met een ongeneeslijke stofwisselingsziekte een schadevergoeding van bijna 400 000 dollars ontving.
#### 4.1.3 Strafrechtelijke bescherming van de foetus
De strafrechtelijke bescherming van de foetus begint vanaf de start van de arbeid. Zorgverleners hebben de plicht om de gezondheid van de foetus te bewaken. Nalaten hierin kan leiden tot strafrechtelijke vervolging, vaak in de vorm van schuldig verzuim.
#### 4.1.4 Patiëntenrechten van de pasgeborene
Pasgeborenen worden, na levend en levensvatbaar geboren te zijn, beschouwd als burgerlijke rechtspersonen. Hun ouders vertegenwoordigen hun patiëntenrechten. In situaties waarin het belang van de baby in het geding is, kunnen zorgverleners ingrijpen, zelfs tegen de wens van de ouders in. Documentatie en registratie in het medisch dossier van de motivatie hiervoor zijn verplicht. Het recht op kwalitatieve zorgverlening geldt ook voor pasgeborenen.
### 4.2 Afstamming
Afstamming definieert de juridische band tussen een kind en zijn of haar ouder(s). Er is sprake van afstamming langs moederszijde en afstamming langs vaderszijde. Een kind kan maximaal één juridische moeder en één juridische vader hebben. Juridisch ouderschap is doorgaans gebaseerd op biologisch ouderschap, met uitzonderingen zoals adoptie.
#### 4.2.1 Afstamming langs moederszijde
* **Geboorteakte:** De vrouw die het kind baart, wordt automatisch als moeder erkend door vermelding van haar naam op de geboorteakte.
* **Erkenning:** Indien de afstamming niet uit de geboorteakte blijkt, kan de moeder het kind erkennen.
* **Gerechtelijk onderzoek:** Wanneer de afstamming niet uit de geboorteakte blijkt en er geen erkenning is, kan afstamming worden vastgesteld via een gerechtelijk onderzoek. Dit geldt ook indien het kind onder valse namen is ingeschreven.
* **Erkenning door gehuwde moeder:** Een gehuwde moeder die een kind erkent dat tijdens het huwelijk is geboren, dient haar echtgenoot hiervan op de hoogte te stellen.
#### 4.2.2 Afstamming langs vaderszijde
* **Binnen het huwelijk:** Er geldt een wettelijk vermoeden van vaderschap als het kind geboren wordt tijdens het huwelijk van de ouders of binnen 300 dagen na de ontbinding of nietigverklaring van het huwelijk. Dit vermoeden geldt niet na 300 dagen na een geregistreerde scheiding of verdwijning.
* **Buiten het huwelijk:** Bij ongehuwde ouders geldt geen vermoeden van vaderschap. De vader dient het kind te erkennen, wat toestemming vereist van de ouder bij wie de afstamming al vaststaat en/of van het kind zelf (vanaf 12 jaar).
* **Prenatale erkenning:** Erkenning van een kind kan plaatsvinden tijdens de zwangerschap, mits toestemming van de moeder. Deze erkenning wordt pas definitief na een levende en levensvatbare geboorte.
* **Gerechtelijk onderzoek bij onduidelijke afstamming:** Indien er geen vermoeden van vaderschap is, het kind niet wordt erkend en er ook geen meemoederschap is vastgesteld, kan de rechtbank de vaderschapsafstamming vaststellen.
* **Vermoeden bij nieuw huwelijk:** Als een kind binnen 300 dagen na het einde van een vorig huwelijk wordt geboren en de moeder vervolgens hertrouwt, wordt de nieuwe echtgenoot vermoed de vader te zijn. Indien dit vaderschap betwist wordt, wordt de vorige echtgenoot geacht de vader te zijn, tenzij diens vaderschap ook wordt betwist of het vaderschap van een derde wordt vastgesteld.
* **Tenietdoen van het vermoeden:** Het vermoeden van vaderschap kan worden opgeheven indien bewezen wordt dat iemand niet de vader is, bijvoorbeeld door een DNA-test.
* **Beperkingen bij betwisting:** Vaderschap kan niet worden betwist indien de echtgenoot toestemming gaf voor kunstmatige inseminatie of een andere voortplantingshandeling, tenzij het kind hierdoor niet verwekt kan zijn. Bij betwisting door een vrouw die meemoederschap opeist, is dit enkel gegrond als bewezen wordt dat zij toestemde aan medisch begeleide voortplanting en het kind hierdoor is verwekt.
#### 4.2.3 Afstamming langs meemoederszijde
* **Meemoederschap binnen het huwelijk:** Tussen gehuwde vrouwen geldt een vermoeden van meemoederschap indien het kind geboren wordt tijdens het huwelijk of binnen 300 dagen na ontbinding of nietigverklaring van het huwelijk.
* **Meemoederschap buiten het huwelijk:** Er geldt geen automatisch vermoeden van meemoederschap. De meemoeder kan het kind erkennen volgens de wettelijke regels.
* **Gerechtelijk onderzoek:** Als de afstamming langs meemoederszijde niet vaststaat, er geen erkenning is en het vaderschap ook niet is vastgesteld, kan de familierechtbank de meemoederschapsafstamming vaststellen.
#### 4.2.4 Bezit van staat
Bestaat wanneer iemand feitelijk steeds als ouder heeft gehandeld ten opzichte van het kind, en de buitenwereld deze persoon ook als ouder beschouwt. Dit is onafhankelijk van juridische erkenning of vermoedens. De vastgestelde afstammingsband kan niet worden betwist bij bezit van staat.
### 4.3 Abortus
Sinds 1990 is abortus in België niet langer strafbaar onder bepaalde voorwaarden. Sinds 15 oktober 2018 is abortus volledig uit het strafrecht gehaald, hoewel er nog wettelijke termijnen en procedurele regels gelden.
* **Procedure en wachttijd:** De abortus vindt plaats in een abortuscentrum of een ziekenhuis met een voorlichtingsdienst. Op de dag van de abortus is schriftelijke bevestiging door de vrouw vereist. Er is een verplichte wachttijd van 6 dagen tussen de eerste consultatie en de abortus in hetzelfde centrum.
* **Na 12 weken zwangerschap:** Abortus na 12 weken is enkel mogelijk indien de voortzetting van de zwangerschap een ernstig gevaar voor het leven van de vrouw betekent, of indien het kind een ongeneeslijke afwijking heeft.
* **Zelfbeschikking:** De vaste wil van de vrouw is doorslaggevend voor de zwangerschapsafbreking, ook indien ze minderjarig is. Ouders of voogden hoeven niet op de hoogte te worden gebracht.
* **Gewetensvrijheid van zorgverleners:** Een arts, verpleegkundige of vroedvrouw kan niet gedwongen worden mee te werken aan abortus, maar is wel verplicht door te verwijzen naar een collega of instelling die de ingreep uitvoert.
* **Actueel voorstel:** Er loopt een voorstel om de wettelijke termijn voor abortus uit te breiden naar 18 weken, maar dit is nog niet aangenomen als wet.
### 4.4 Verplichtingen rondom vaccinatie
#### 4.4.1 Poliovaccinatie
* **Bescherming:** Beschermt tegen spierverlamming en hersenvliesontsteking.
* **Status:** Is de enige verplichte vaccinatie in België, vastgelegd bij koninklijk besluit van 26 oktober 1966.
* **Administratie:** Bij geboorteaangifte dient een polioattest te worden bijgehouden tot de volledige vaccinatie is uitgevoerd. Na de laatste dosis (op 15 maanden) moet het attest door de vaccinerende zorgverlener worden ingevuld en bezorgd aan de dienst Bevolking van de gemeente vóór 18 maanden leeftijd.
* **Nederland:** Poliovaccinatie is daar niet verplicht, maar wel aanbevolen.
#### 4.4.2 Meningokokken B-vaccinatie
* **Bescherming:** Beschermt tegen meningitis en sepsis.
* **Risicogroepen:** Personen tussen 2 maanden en 5 jaar, en tussen 15 en 19 jaar.
* **Toediening:** Kan tegelijk met andere routinevaccins worden toegediend.
* **Kosten:** Bijvoorbeeld het vaccin Bexsero® kost 86,52 dollars per dosis en wordt niet terugbetaald vanuit de verplichte ziekteverzekering.
#### 4.4.3 Varicella (waterpokken) vaccinatie
* **Bescherming:** Beschermt tegen waterpokken en complicaties.
* **Status:** Aanbevolen, maar niet verplicht.
* **Toediening:** Meestal op 12-15 maanden leeftijd, soms met een tweede dosis tussen 4-6 jaar.
* **Kosten:** Niet altijd terugbetaald, met een kostprijs van ongeveer 50 dollars.
---
# Sociale regelgeving en ziekteverzekering
Dit topic behandelt de basisprincipes van de sociale regelgeving in België, met specifieke aandacht voor de rol van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) en de financiering en werking van de ziekte- en invaliditeitsverzekering.
### 5.1 De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ)
De werkgever is verplicht zich aan te sluiten bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ). De RSZ fungeert als een innings- en verdelingsorgaan, maar is zelf geen verzekeringsinstelling. De geïnde bedragen worden vervolgens verdeeld over verschillende takken van de sociale zekerheid, waaronder:
* Gezinsbijslag
* Werkloosheidsverzekering
* Pensioenen
* Jaarlijkse vakantiepremie (voor arbeiders)
* Ziekte- en invaliditeitsverzekering
### 5.2 De ziekte- en invaliditeitsverzekering
De ziekte- en invaliditeitsverzekering heeft als voornaamste doelstellingen:
* Het bieden van sociale zekerheid tegen de kosten van gezondheidszorgen voor nagenoeg de gehele bevolking.
* Het bieden van verzekering tegen loonverlies bij arbeidsongeschiktheid voor zowel werknemers als zelfstandigen, met inbegrip van begrafeniskosten.
Het is belangrijk op te merken dat arbeidsongevallen en beroepsziekten hierop een uitzondering vormen, aangezien de kosten hiervoor verhaald worden op de werkgever.
#### 5.2.1 Financiering van de ziekteverzekering
De financiering van de ziekteverzekering in België is niet gebaseerd op een 'National Health Service', maar rust op de basis van ziekenfondsen. De financiering gebeurt via een combinatie van:
* Bijdragen van werknemers
* Bijdragen van werkgevers
* Staatssubsidies
Er kunnen saneringsmaatregelen nodig zijn wanneer er een discrepantie ontstaat tussen de ontvangen bijdragen en de uit te keren tegemoetkomingen.
#### 5.2.2 Wie is verzekerd?
Nagenoeg de volledige Belgische bevolking is verzekerd onder de ziekte- en invaliditeitsverzekering. De volgende categorieën worden als gerechtigden beschouwd:
* **Werknemer:** Zowel de arbeidsongeschikte werknemer als de werknemer die in normale omstandigheden werkt.
* **Zelfstandige:** Zelfstandigen zijn ook verzekerd.
* **Ambtenaar in openbare dienst:** Ambtenaren vallen onder deze verzekering.
* **Gepensioneerde:** Gepensioneerden genieten van deze verzekering.
* **Weduwe/Weduwnaar:** Nabestaanden kunnen ook verzekerd zijn.
* **Wees:** Wezen genieten van sociale bescherming.
* **Bijzondere reeksen:** Dit kan bijvoorbeeld betrekking hebben op personen met een handicap.
Daarnaast zijn er de **rechtverkrijgenden of personen ten laste**:
* **Echtgenoot/Echtgenote:** De partner van de verzekerde.
* **Descendenten:** Kinderen, kleinkinderen, etc., tot de leeftijd van 25 jaar of bij verlengde minderjarigheid.
* **Ascendenten:** Ouders en grootouders kunnen ook als persoon ten laste worden beschouwd.
### 5.3 Het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV)
Het RIZIV fungeert als een verdelingsinstelling. Het verdeelt de geïnde bijdragen over de verschillende verzekeringsinstellingen, zoals de ziekenfondsen en de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering.
Het RIZIV wordt bestuurd door het Algemeen Beheerscomité, waarin vertegenwoordigers van zelfstandigen, werknemers en werkgevers zetelen.
Belangrijke diensten van het RIZIV omvatten:
* Geneeskundige verzorging: Het regelen van terugbetalingen voor medische prestaties.
* Uitkeringen: Het uitbetalen van vergoedingen bij arbeidsongeschiktheid.
* Geneeskundige controle: Het controleren van medische attesten en de arbeidsongeschiktheid.
* Administratieve controle: Het toezien op de correcte naleving van de regels.
#### 5.3.1 De nomenclatuur en terugbetaalbare prestaties
De nomenclatuur van het RIZIV is een overzicht van alle medische prestaties die (gedeeltelijk) terugbetaald worden door de ziekteverzekering.
* Zorgverleners moeten beschikken over een RIZIV-nummer om erkend te worden voor terugbetalingen.
* Een specifieke prestatie wordt aangeduid met een nummer, een sleutelletter, de relatieve waarde van de prestatie en een omschrijving.
> **Tip:** De nomenclatuur is een cruciaal instrument om te begrijpen welke medische handelingen en geneesmiddelen (gedeeltelijk) terugbetaald worden en onder welke voorwaarden. Een grondige studie hiervan kan nuttig zijn voor specifieke situaties of vervolgonderzoek.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Afstamming | De juridische band die een kind verbindt met zijn of haar ouder(s), gebaseerd op biologische of adoptieve relaties. |
| Geboorteakte | Een officieel document dat de geboorte van een kind registreert, inclusief de namen van de ouders, en dat als primair bewijs van afstamming dient. |
| Erkenning (kind) | Een juridische handeling waarbij een ouder, die niet automatisch als zodanig wordt erkend, zijn of haar vaderschap of moederschap over een kind vaststelt. |
| Gerechtelijk onderzoek (afstamming) | Een procedure bij de rechtbank om de afstamming van een kind vast te stellen wanneer deze niet op andere wijze kan worden bepaald, bijvoorbeeld bij gebrek aan een geboorteakte of erkenning. |
| Vermoeden van vaderschap | Een wettelijke aanname dat de echtgenoot van de moeder automatisch de juridische vader van het kind is, onder specifieke voorwaarden met betrekking tot de geboortedatum van het kind ten opzichte van het huwelijk. |
| Bezit van staat | Een juridisch concept dat verwijst naar de situatie waarin iemand feitelijk als ouder optreedt ten opzichte van een kind en door de buitenwereld ook als zodanig wordt beschouwd, onafhankelijk van formele juridische erkenning. |
| Abortus | De kunstmatige beëindiging van een zwangerschap, waarbij in België sinds 2018 de wettelijke regels voornamelijk gericht zijn op de zelfbeschikking van de vrouw binnen vastgestelde termijnen. |
| Rechtspersoonlijkheid | Het juridische vermogen om rechten en plichten te hebben. Een kind verkrijgt rechtspersoonlijkheid op het moment dat het levend en levensvatbaar wordt geboren. |
| Wrongful life-vordering | Een juridische actie die een kind kan instellen tegen een zorgverlener wegens een aandoening die niet tijdig is vastgesteld, waardoor een therapeutische abortus mogelijk niet is overwogen. |
| Wrongful birth-vordering | Een vordering tot schadevergoeding die ouders kunnen instellen na de geboorte van hun kind, bijvoorbeeld vanwege nalatigheid van een zorgverlener die heeft geleid tot een ongewenste zwangerschap of geboorte. |
| Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) | Een Belgische overheidsinstelling die verantwoordelijk is voor de inning en verdeling van sociale bijdragen, en die de financiering van diverse sociale zekerheidssystemen regelt. |
| Ziekte- en invaliditeitsverzekering | Een tak van de sociale zekerheid die bescherming biedt tegen de kosten van gezondheidszorg en compensatie biedt voor loonverlies bij arbeidsongeschiktheid voor werknemers en zelfstandigen. |
| RIZIV | Het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering, een Belgische instelling die de bijdragen verdeelt onder de verzekeringsinstellingen en toezicht houdt op de medische prestaties. |
| Nomenclatuur | Een systematisch overzicht van medische prestaties die door de ziekteverzekering worden terugbetaald, inclusief hun specifieke codes, omschrijvingen en relatieve waarden. |
| Poliomyelitis (polio) | Een besmettelijke virale ziekte die spierverlamming en hersenvliesontsteking kan veroorzaken, waarvoor in België een vaccinatie verplicht is. |
Cover
FVR Gastcollege recente ontwikkelingen vergoedingen oktober 2025.pptx
Summary
# Vergoedingen in een gemeenschapsstelsel
Dit onderwerp behandelt de wettelijke vergoedingsregels die van toepassing zijn op vermogensverschuivingen tussen echtgenoten binnen een gemeenschapsstelsel, met speciale aandacht voor de rechtspraak rond de klussende echtgenoot en de vermenging van eigen gelden.
### 1.1 Algemene principes van vergoedingen in een gemeenschapsstelsel
Vermogensverschuivingen tussen het eigen vermogen (EV) en het gemeenschappelijk vermogen (GV) vallen onder specifieke wettelijke vergoedingsregels, zoals voorzien in de artikelen 2.3.44 e.v. van het Burgerlijk Wetboek (BW). Deze regels vormen een cruciaal onderdeel van de opmaak van vergoedingsrekeningen en de uiteindelijke verrekening van vergoedingen tijdens de vereffening en verdeling van het huwelijksvermogen. De wet regelt de vergoedingsgerechtigde feiten, de waardering van vergoedingen, de berekening van interesten en de saldering van vorderingen. De verrekening van vergoedingen vindt plaats na de verrekening van de huwelijkslasten. Vermogensverschuivingen tussen verschillende eigen vermogens vallen daarentegen onder het gemeen recht, zoals toegepast in scheidingsstelsels.
### 1.2 De klussende echtgenoot en vergoedingen aan het gemeenschappelijk vermogen
De cassatierechtspraak inzake de "klussende echtgenoot" heeft de voorwaarden voor vergoedingen aan het GV bepaald. Oorspronkelijk werd gesteld dat een vergoeding aan het GV verschuldigd is indien de arbeidsprestaties van de echtgenoot geen bijdragen tot de lasten van het huwelijk vormen én het GV inkomsten heeft gederfd. Recentere rechtspraak heeft deze interpretatie verfijnd.
* **Cass. 5 september 2013 en Cass. 30 januari 2014:** Benadrukken dat de arbeidsprestaties van de echtgenoot geen bijdrage tot de lasten van het huwelijk mogen vormen en dat het gemeenschappelijk vermogen inkomsten moet hebben gederfd.
* **Cass. 29 juni 2017 en Cass. 9 september 2021:** Stellen dat verrijking van het EV door arbeid van een echtgenoot buiten een professionele context, zonder inkomsten derving, geen verarming van het GV impliceert en bijgevolg geen aanleiding geeft tot vergoeding. Dit creëert een onderscheid tussen werken binnen en buiten de professionele context.
Deze rechtspraak heeft geleid tot discussie in de rechtsleer over de interpretatie van arbeid aan een gemeenschappelijk goed:
* **Eerste strekking:** Indien het arbeid buiten een professionele context betreft, is het GV verrijkt ten koste van het EV en is het GV een vergoeding verschuldigd aan het EV.
* **Tweede strekking:** De echtgenoot wendt zijn arbeid vrij aan, vervult hiermee een eigen belang of voldoet aan zijn bijdrageplicht tot de lasten van het huwelijk, zodat geen vergoeding aan het EV verschuldigd is.
#### 1.2.1 Toepassing: HvB Antwerpen 4 oktober 2022
In deze zaak oordeelde het Hof van Beroep van Antwerpen dat er geen vergoeding verschuldigd was aan het gemeenschappelijk vermogen voor arbeidsprestaties geleverd aan een gemeenschappelijke gezinswoning, omdat er geen verarming van het eigen vermogen van de echtgenoot werd vastgesteld. De arbeidsprestaties van de echtgenoot werden beschouwd als een proportionele bijdrage tot de lasten van het huwelijk. De arbeidsprestaties van de familie van de echtgenoot werden niet beschouwd als een schenking aan de man of als vallend onder andere wettelijk gedefinieerde categorieën van eigen goederen. Het hof volgde de tweede strekking in de discussie, omdat er geen verarming van het eigen vermogen voorlag. Dit arrest bouwt voort op de ideeën rond de klussende echtgenoot, maar past deze toe op een gemeenschappelijk goed in plaats van een eigen goed.
> **Tip:** Begrijp de evolutie in de cassatierechtspraak rond de "klussende echtgenoot". Het onderscheid tussen werken binnen en buiten professionele context, en de vereiste van inkomsten derving door het GV, zijn cruciaal.
### 1.3 Vermenging van eigen gelden met gemeenschapsgelden
De wettelijke bepalingen en de cassatierechtspraak behandelen de situatie waarin eigen gelden van een echtgenoot in het gemeenschappelijk vermogen terechtkomen.
* **Artikel 2.3.45 BW (vroeger art. 1434 oud BW):** Stelt dat het gemeenschappelijk vermogen vergoeding verschuldigd is ten belope van de eigen gelden of gelden verkregen uit de vervreemding van een eigen goed die in het gemeenschappelijk vermogen zijn gevallen en niet belegd of wederbelegd zijn. Tevens geldt dit telkens als het gemeenschappelijk vermogen voordeel heeft getrokken uit de eigen goederen van een echtgenoot.
De cassatierechtspraak rond de vermenging van eigen gelden is genuanceerd:
* **Cass. 21 januari 2011 en Cass. 20 februari 2025:** Stellen dat de opslorping van eigen gelden door het GV een zelfstandig vergoedingsgenererend feit is, waarvoor geen bewijs van een specifiek voordeel voor het GV vereist is.
* **Cass. 4 september 2020:** Vereist bewijs van vermenging tussen eigen en gemeenschapsgelden. De loutere omstandigheid dat eigen gelden op een gemeenschappelijke bankrekening terechtkomen, volstaat niet.
* **Cass. 17 maart 2022:** Benadrukt dat de vermenging onomkeerbaar moet zijn door transacties op de bankrekening, zodanig dat de eigen gelden niet langer individualiseerbaar zijn en daadwerkelijk in het GV zijn terechtgekomen.
Deze rechtspraak leidt tot discussie in de rechtsleer over de mogelijkheid van (weder)belegging in eigen goederen wanneer onomkeerbare vermenging is vastgesteld:
* **Eerste strekking:** (Weder)belegging vanuit de bankrekening blijft mogelijk, als een soort van vervroegde uitkering van de vergoeding.
* **Tweede strekking:** (Weder)belegging vanuit de bankrekening is niet mogelijk; de gelden zijn door het vermoeden van gemeenschappelijkheid onherroepelijk gemeenschappelijk geworden.
#### 1.3.1 Toepassing: HvB Gent 12 januari 2023
In deze zaak oordeelde het Hof van Beroep van Gent dat het gemeenschappelijk vermogen een vergoeding verschuldigd was aan het eigen vermogen wegens de opslorping van eigen gelden. Het bewijs van onomkeerbare vermenging werd voldoende geleverd door verschillende overschrijvingen naar andere rekeningen, betalingen ten behoeve van de huishouding en bijkomende stortingen. Een negatief nettoresultaat op de rekening stond dit niet in de weg, verwijzend naar artikel 2.3.49, § 4 BW. Het Hof stelde tevens dat het bewijs van bevoegdheidsafwending (omgekeerde vergoeding aan het GV) onvoldoende geleverd was. Het arrest bevestigde dat de vereisten van het gemeen recht inzake bewijs van vermenging vervuld waren.
> **Tip:** Let op het onderscheid tussen de bewijsregels voor vermenging van eigen gelden (cassatierechtspraak) en de criteria voor een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking (gemeen recht). Het bewijs van onomkeerbare vermenging is essentieel.
### 1.4 Vergoedingen in een scheidingsstelsel
In een scheidingsstelsel (zoals het wettelijk stelsel, een door echtgenoten gekozen scheidingsstelsel, of voor samenwoners) bestaat er geen gemeenschappelijk vermogen. Hierdoor zijn er geen specifieke wettelijke vergoedingsregels van toepassing. Vermogensverschuivingen tussen de eigen vermogens van de echtgenoten (of tussen de vermogens van samenwoners) vallen onder het gemeen recht. Dit kan leiden tot vorderingen op basis van lening, schenking, mede-eigendom, onverschuldigde betaling, zaakwaarneming of ongerechtvaardigde verrijking.
#### 1.4.1 Basisprincipes van vergoedingen onder het gemeen recht
Bij de toepassing van het gemeen recht zijn de bewijsregels van cruciaal belang.
* **Gereglementeerd bewijsstelsel:** Voor rechtshandelingen met een waarde van meer dan 3.500 euro is een ondertekend geschrift vereist (art. 8.9 BW). Overeenkomsten moeten in evenveel originelen worden opgemaakt als er partijen met een onderscheiden belang zijn (art. 8.20 BW). Bij een eenzijdige verbintenis tot betaling van een geldsom is naast de handtekening ook de vermelding van de som of hoeveelheid voluit in letters vereist (art. 8.21 BW).
* **Uitzonderingen op het gereglementeerd bewijsstelsel:** De bewijsregels kunnen versoepeld worden in geval van materiële of morele onmogelijkheid om een geschrift te verkrijgen (art. 8.12 BW) of bij een begin van bewijs door geschrift (art. 8.13 BW), dat aangevuld kan worden met andere bewijsmiddelen.
* **Versoepeling voor echtgenoten:** Sinds de hervorming van 2018 mogen schuldvorderingen tussen echtgenoten zelf met alle middelen van bewijs worden geleverd (art. 2.3.62, eerste lid BW).
> **Tip:** Hoewel er geen specifieke vergoedingsregels zijn in een scheidingsstelsel, zijn de algemene bewijsregels van het gemeen recht streng. Vergeet de versoepeling voor echtgenoten niet!
#### 1.4.2 Ongerechtvaardigde verrijking als vergoedingsgrond
De ongerechtvaardigde verrijking wint steeds meer aan belang als grondslag voor vergoedingen in een scheidingsstelsel. De vijf wettelijke voorwaarden (art. 5.135-5.136 BW) zijn: verarming, verrijking, een correlatief verband tussen verarming en verrijking, een gebrek aan oorzaak, en subsidiariteit.
* **Gebrek aan oorzaak:** De bewijslast hiervan rust in principe op de eiser. Echter, het Hof van Cassatie hanteert een soepelere benadering waarbij de eiser voldoende aanwijzingen voor een gebrek aan oorzaak moet geven, waarna de bewijslast verschuift naar de verweerder om het bestaan van een oorzaak aan te tonen. Een oorzaak kan objectief zijn (wet, overeenkomst, onrechtmatige daad, rechterlijke beslissing, natuurlijke verbintenis) of subjectief (de wil van de verarmde tot een definitieve vermogensverschuiving, bv. begunstigings-, eigenbelang- of speculatief oogmerk). De beoordeling van het gebrek aan oorzaak gebeurt op het ogenblik van de totstandkoming van de vermogensverschuiving.
#### 1.4.3 Waardering van de vergoeding wegens ongerechtvaardigde verrijking
De waardering van de vergoeding wegens ongerechtvaardigde verrijking is geregeld in artikel 5.137 BW. De vergoedingsplichtige is het laagste bedrag van de verrijking en de verarming verschuldigd, geraamd op het tijdstip van de vergoeding.
* **Aard van de correctie:** Vóór de codificatie was teruggave in natura het beginsel. Na de codificatie spreekt de wet van een "vergoeding", maar het principe van teruggave in natura blijft gelden waar mogelijk. De vordering blijft steeds een persoonlijke vordering, zonder zakelijke werking.
* **Regel van het dubbel plafond:** Dit houdt in dat men het laagste bedrag van de verarming en de verrijking neemt, geraamd op het tijdstip van de vergoeding. Dit principe is essentieel, met name voor zogenaamde "dualistische vermogensverschuivingen" waarbij de aard van de verarming (bv. verdwijning van gelden) verschilt van de aard van de verrijking (bv. investering in een goed). Bij dualistische vermogensverschuivingen vindt geen meerwaardeverrekening plaats, wat een belangrijk verschil is met de waarderingsregel binnen het wettelijk stelsel (art. 2.3.46 BW).
* **Ijkpunt:** Het tijdstip van de vergoeding is het tijdstip van de rechterlijke uitspraak (of zo dicht mogelijk daarbij). Indien het bedrag van de verarming/verrijking reeds eerder vaststaat, kan actualisatie via interest gebeuren (méthode monétaire).
> **Tip:** Het dubbel plafond is de kern van de waardering bij ongerechtvaardigde verrijking. Onthoud het onderscheid tussen monistische en dualistische vermogensverschuivingen en de gevolgen daarvan voor de waardering.
#### 1.4.4 Toepassing: HvB Antwerpen 1 april 2025
In deze zaak onderzocht het Hof van Beroep van Antwerpen de mogelijkheid van een vordering uit overeenkomst en uit ongerechtvaardigde verrijking. Het hof stelde dat een e-mail voorafgaand aan de aankoop van een woning geen buitengerechtelijke schriftelijke bekentenis vormde, hoogstens een begin van bewijs door geschrift, maar aanvullende bewijzen ontbraken. De notariële akte vermeldde de inbreng van elke partner niet, en een aangekondigde onderhandse overeenkomst ontbrak.
Wat betreft de ongerechtvaardigde verrijking, meende het hof dat er onvoldoende aanwijzingen waren voor een gebrek aan oorzaak, waardoor de eiser het bewijsrisico droeg. De oorzaak van de vermogensverschuiving kon gelegen zijn in de eigendomsverhouding in de aankoopakte (objectieve oorzaak) of de wil van de verarmde partner tot een definitieve vermogensverschuiving (subjectieve oorzaak). Aangezien de eigendomsverhouding 50/50 was in de akte, werd dit als een oorzaak beschouwd.
#### 1.4.5 Toepassing: Cass. 9 september 2024
Dit arrest van het Hof van Cassatie behandelt de waardering van de vergoeding wegens ongerechtvaardigde verrijking in geval van overdracht van aandelen (een monistische vermogensverschuiving). Het Hof oordeelde dat de vergoeding gelijk is aan de waarde van het goed, geraamd op het ogenblik van de vergoeding. De verarmde draagt dus de gevolgen van waardevermindering of -vermeerdering, behalve wanneer het verschil toe te rekenen is aan de verrijkte. Enkel toevallige waardeschommelingen zijn verrekenbaar. Voor dualistische vermogensverschuivingen geldt nog steeds het dubbel plafond. In dit specifieke geval van aandelenoverdracht, een monistische vermogensverschuiving, werden de regels van het dubbel plafond niet toegepast.
> **Voorbeeld:** Bij een monistische vermogensverschuiving waarbij een schilderij wordt overgedragen, en de verarming en verrijking beide 15.000 euro bedragen op het moment van vergoeding, zal de vergoeding 15.000 euro bedragen. Bij een dualistische vermogensverschuiving waarbij 100.000 euro geïnvesteerd wordt in een woning, en de verarming op het moment van vergoeding (geactualiseerd met interest) 112.000 euro bedraagt, terwijl de verrijking 150.000 euro is, zal de vergoeding 112.000 euro bedragen (het laagste van de twee bedragen).
---
# Vergoedingen in een scheidingsstelsel en gemeen recht
Dit deel focust op de toepassing van het gemeen recht voor vergoedingen tussen echtgenoten, wettelijke samenwoners en feitelijke samenwoners wanneer er geen gemeenschappelijk vermogen is, inclusief de bewijsregels en de leerstukken van ongerechtvaardigde verrijking.
### 2.1 Algemene principes
In een scheidingsstelsel, waaronder het gescheiden vermogen (SVG), wettelijke samenwoning (WS) en feitelijke samenwoning (FS) vallen, is er geen gemeenschappelijk vermogen. Hierdoor zijn er geen specifieke wettelijke vergoedingsregels van toepassing zoals bij een gemeenschapsstelsel. In plaats daarvan valt men terug op de algemene regels van het gemeen recht. Dit betekent dat vermogensverschuivingen tussen de vermogens van de samenwonenden of echtgenoten, die elk een eigen vermogen behouden, worden beoordeeld aan de hand van de algemene rechtsfiguren uit het verbintenissenrecht. Denk hierbij aan leningen, schenkingen, mede-eigendom, onverschuldigde betaling, zaakwaarneming, of de ongerechtvaardigde verrijking.
#### 2.1.1 Bewijsregels in het gemeen recht
Wanneer de algemene regels van het gemeen recht van toepassing zijn, gelden ook de bewijsregels die in het gemeen recht zijn vastgelegd.
* **Gereglementeerd bewijsstelsel:** In principe vereist het gemeen recht voor het bewijs van rechtshandelingen boven een bepaald bedrag een ondertekend geschrift. Artikel 8.9 van het Burgerlijk Wetboek (BW) stelt dat een geschrift vereist is voor rechtshandelingen waarbij een bedrag van meer dan 3.500 euro betrokken is. Overeenkomsten moeten bovendien in evenveel originelen worden opgesteld als er partijen zijn die een afzonderlijk belang hebben (artikel 8.20 BW).
* **Bijkomende vereisten voor eenzijdige verbintenissen:** Bij een eenzijdige verbintenis tot betaling van een geldsom zijn er bijkomende vereisten: de handtekening van de persoon die zich verbindt, en een vermelding, door hemzelf geschreven, van de som of hoeveelheid voluit in letters uitgedrukt (artikel 8.21 BW).
> **Tip:** De strenge bewijsregels van het gemeen recht kunnen in de praktijk problematisch zijn, zeker in de context van intieme relaties waar contractuele afspraken niet altijd schriftelijk worden vastgelegd.
* **Uitzonderingen op het gereglementeerd bewijsstelsel:** Het gemeen recht kent echter ook uitzonderingen, zoals de materiële of morele onmogelijkheid om zich een geschrift te verschaffen (artikel 8.12 BW) en het begin van bewijs door geschrift (artikel 8.13 BW), dat dan aangevuld moet worden met andere bewijsmiddelen.
#### 2.1.2 Versoepeling van de bewijsregels voor echtgenoten
Onder invloed van de rechtspraak en rechtsleer is er een belangrijke versoepeling gekomen voor echtgenoten. Sinds de hervorming van 2018 mogen schuldvorderingen tussen echtgenoten, ook al zijn ze gehuwd onder een scheidingsstelsel, met *alle middelen van bewijs* worden geleverd. Dit geldt niet automatisch voor wettelijke of feitelijke samenwoners, waar de algemene bewijsregels van het gemeen recht strenger blijven.
> **Tip:** Hoewel de wettelijke samenwoners niet genieten van deze versoepeling, kan de rechtspraak hierover in de toekomst nog evolueren.
### 2.2 Ongerechtvaardigde verrijking als vergoedingsgrond
De leer van de ongerechtvaardigde verrijking (art. 5.135-5.136 BW) wint steeds meer aan belang in situaties waar een gemeenschappelijk vermogen ontbreekt. Deze rechtsfiguur biedt een mogelijkheid tot herstel wanneer een vermogensverschuiving plaatsvond zonder geldige juridische oorzaak.
#### 2.2.1 Vereisten voor ongerechtvaardigde verrijking
Om een beroep te kunnen doen op ongerechtvaardigde verrijking, moeten vijf cumulatieve voorwaarden vervuld zijn:
1. **Verarming:** Er moet een vermindering zijn van het vermogen van de ene partij.
2. **Verrijking:** Er moet een verhoging zijn van het vermogen van de andere partij.
3. **Correlatief verband:** De verrijking moet het gevolg zijn van de verarming. Er moet een causaal verband bestaan tussen beide.
4. **Gebrek aan oorzaak:** Er mag geen geldige juridische grond (oorzaak) bestaan voor de vermogensverschuiving. Dit is de kern van de ongerechtvaardigde verrijking. De oorzaak kan objectief zijn (wet, overeenkomst, onrechtmatige daad, rechterlijke beslissing, natuurlijke verbintenis) of subjectief (de wil van de verarmde tot een definitieve vermogensverschuiving, bijvoorbeeld uit begunstigingsoogmerk, eigenbelang of speculatief oogmerk).
5. **Subsidiariteit:** De vordering wegens ongerechtvaardigde verrijking is slechts mogelijk indien er geen andere rechtsfiguur kan worden ingeroepen om het veroorzaakte onevenwicht te corrigeren.
#### 2.2.2 Bewijslast en de beoordeling van het gebrek aan oorzaak
Het bewijzen van een "gebrek aan oorzaak" is een negatief feit, wat op zich al een bewijsprobleem kan opleveren. De rechtspraak heeft hierin soepelheid gebracht: de eiser moet voldoende aanwijzingen geven voor het bestaan van een gebrek aan oorzaak. Daarna verschuift de bewijslast naar de verweerder, die dan het bestaan van een geldige oorzaak moet aantonen.
De beoordeling van het gebrek aan oorzaak gebeurt op het ogenblik van de totstandkoming van de vermogensverschuiving.
> **Example:** In een samenwoonrelatie koopt één partner een woning met eigen middelen, maar laat de eigendom voor 50/50 registreren. Na de breuk kan de partner die de grotere inbreng deed, proberen een vergoeding te eisen op basis van ongerechtvaardigde verrijking, omdat de 50/50 verdeling, zonder verdere afspraken, mogelijk geen geldige oorzaak heeft voor de ongelijke inbreng.
#### 2.2.3 Waardering van de vergoeding wegens ongerechtvaardigde verrijking
De waardering van de vergoeding bij ongerechtvaardigde verrijking is geregeld in artikel 5.137 van het Burgerlijk Wetboek.
* **Het dubbel plafond:** De vergoeding die verschuldigd is aan de verarmde, is gelijk aan het *laagste bedrag* van de verrijking en de verarming. Dit bedrag wordt geraamd op het tijdstip van de vergoeding, wat in de praktijk het tijdstip van de rechterlijke uitspraak is of zo dicht mogelijk daarbij.
$$ \text{Vergoeding} = \min(\text{Verrijking}, \text{Verarming}) $$
* **Aard van de vergoeding:**
* **Teruggave in natura als beginsel:** Vóór de codificatie was teruggave in natura het beginsel. Hoewel de wet na de codificatie enkel nog spreekt van een 'vergoeding', wordt aangenomen dat dit principe nog steeds volgt uit het gemeen verbintenissenrecht. Dit betekent dat indien mogelijk, het goed dat de verrijking veroorzaakte, teruggegeven moet worden.
* **Waardeschuld:** Indien teruggave in natura niet mogelijk of abusief is, wordt een vergoeding toegekend. Deze vergoeding wordt beschouwd als een waardeschuld en geen geldschuld, wat betekent dat de rechter moet concretiseren hoeveel terugbetaald moet worden, rekening houdend met de actuele waarde.
* **Actualisatie:** Indien het bedrag van de verarming of verrijking reeds eerder vaststond, kan er actualisatie plaatsvinden via een interest (méthode monétaire).
* **Monistische versus Dualistische vermogensverschuivingen:** De waarderingsregel wordt genuanceerd afhankelijk van de aard van de vermogensverschuiving:
* **Monistische vermogensverschuiving:** De aard van de verarming en de verrijking is dezelfde (bv. een schilderij wordt verkocht en de opbrengst wordt ontvangen). In dit geval is de vergoeding gelijk aan de waarde van het goed, geraamd op het ogenblik van de vergoeding. De verarmde draagt de gevolgen van een eventuele waardevermindering of -vermeerdering sinds de oorspronkelijke verschuiving, tenzij dit volledig aan de verrijkte is toe te rekenen. Enkel toevallige waardeschommelingen zijn verrekenbaar.
* **Dualistische vermogensverschuiving:** De aard van de verarming verschilt van de aard van de verrijking (bv. gelden verdwijnen uit het vermogen van de ene om geïnvesteerd te worden in een goed van de andere). Hier geldt het dubbele plafond strikt. Er is geen sprake van meerwaardeverrekening van het goed waarin is geïnvesteerd. De vergoeding is beperkt tot het laagste bedrag van de verarming (geactualiseerd met interest) en de verrijking op het ogenblik van de vergoeding.
> **Example:** Als een bedrag van 100.000 euro wordt opgenomen uit een bankrekening (verarming) en geïnvesteerd wordt in een woning die 150.000 euro waard is geworden door die investering (verrijking), bedraagt de vergoeding voor ongerechtvaardigde verrijking het laagste van de twee, rekening houdend met de geactualiseerde waarde van de verarming. Als de verarming, geactualiseerd, 112.000 euro bedraagt, is de vergoeding 112.000 euro, en niet de volledige meerwaarde van 150.000 euro.
---
# Waardering van vergoedingen wegens ongerechtvaardigde verrijking
Dit onderwerp onderzoekt de waarderingsprincipes van vergoedingen die voortvloeien uit ongerechtvaardigde verrijking, met nadruk op het dubbel plafond, het ijkpunt voor de waardering en het onderscheid tussen monistische en dualistische vermogensverschuivingen.
### 3.1 Algemene principes van ongerechtvaardigde verrijking
Ongerechtvaardigde verrijking is een grondslag voor vergoeding in het gemene recht, die steeds belangrijker wordt in de praktijk, met name in de context van scheidingsstelsels, maar ook daarbuiten. De toepassing ervan is gebaseerd op de vijf wettelijke voorwaarden zoals uiteengezet in de artikelen 5.135 en 5.136 van het Burgerlijk Wetboek:
* Verrijking: Er moet sprake zijn van een toename van het vermogen van de verrijkte partij.
* Verarming: Er moet sprake zijn van een afname van het vermogen van de verarmde partij.
* Correlatief verband: Er moet een direct verband bestaan tussen de verrijking en de verarming.
* Gebrek aan oorzaak: De vermogensverschuiving mag niet gerechtvaardigd zijn door een geldige juridische oorzaak.
* Subsidiariteit: Ongerechtvaardigde verrijking is een subsidiaire vordering, wat betekent dat ze pas kan worden ingesteld als andere juridische grondslagen niet van toepassing zijn.
> **Tip:** De subsidiariteit betekent dat je eerst moet nagaan of er geen andere wettelijke regels van toepassing zijn, zoals contractuele afspraken, onrechtmatige daad, of specifieke vergoedingsregels binnen huwelijksvermogensrechtelijke stelsels, alvorens een beroep te doen op ongerechtvaardigde verrijking.
Het bewijs van het gebrek aan oorzaak kan complex zijn, aangezien het een negatief feit betreft. De eiser moet voldoende aanwijzingen geven waaruit een gebrek aan oorzaak blijkt, waarna de bewijslast verschuift naar de verweerder, die dan het bestaan van een oorzaak moet aantonen. Een oorzaak kan zowel objectief zijn (wet, overeenkomst, rechterlijke beslissing) als subjectief (de bewuste wil van de verarmde tot een definitieve vermogensverschuiving, zoals een begunstigings-, eigenbelang- of speculatief oogmerk). De beoordeling van de oorzaak vindt plaats op het moment van totstandkoming van de vermogensverschuiving.
### 3.2 Waardering van de vergoeding wegens ongerechtvaardigde verrijking
De waardering van de vergoeding die verschuldigd is wegens ongerechtvaardigde verrijking is geregeld in artikel 5.137 van het Burgerlijk Wetboek.
#### 3.2.1 Artikel 5.137 BW: het dubbel plafond
Artikel 5.137 BW stelt dat degene die ongerechtvaardigd is verrijkt, aan de verarmde het **laagste bedrag van de verrijking en de verarming** verschuldigd is. Dit principe wordt ook wel het "dubbel plafond" genoemd. De waardering van deze bedragen gebeurt op het tijdstip van de vergoeding.
> **Voorbeeld:** Stel dat iemand onterecht 100 euro van een ander ontvangt (verrijking 100 euro) en dat geld vervolgens investeert in een aandeel dat vandaag nog slechts 80 euro waard is (verarming 100 euro, maar de waarde van de investering is nu 80 euro). De vergoeding zal dan 80 euro bedragen, zijnde het laagste bedrag tussen de verrijking (die initieel 100 euro was, maar door de waardevermindering ook geanalyseerd moet worden op het moment van vergoeding) en de verarming (de uiteindelijke waarde van het geïnvesteerde goed). Indien de investering echter 120 euro waard zou zijn geworden, zou de vergoeding 100 euro bedragen (het oorspronkelijke bedrag van de verarming en de initiële verrijking), tenzij er sprake is van een monistische vermogensverschuiving met waardestijging, zoals hieronder besproken.
#### 3.2.2 Het ijkpunt voor de waardering
Het ijkpunt voor de waardering van de vergoeding is het **tijdstip van de rechterlijke uitspraak** of zo dicht mogelijk daarbij. Dit betekent dat rekening gehouden wordt met de actuele waarde van de verrijking en de verarming op het moment dat de rechter een beslissing neemt.
Indien het bedrag van de verarming of verrijking al eerder vaststond, kan de rechter dit bedrag actualiseren door middel van rente. Dit wordt aangeduid als de "méthode monétaire", waarbij de verarming wordt geactualiseerd met rente.
#### 3.2.3 Monistische en dualistische vermogensverschuivingen
Een cruciaal onderscheid voor de waardering is dat tussen monistische en dualistische vermogensverschuivingen.
* **Monistische vermogensverschuiving:** Bij een monistische vermogensverschuiving is de aard van de verarming en de verrijking dezelfde. Een klassiek voorbeeld is de investering van geld in een goed, waarbij het geld verdwijnt uit het vermogen van de verarmde en het goed in de plaats komt in het vermogen van de verrijkte. In dergelijke gevallen, vooral wanneer er sprake is van een waardestijging van het goed waarin geïnvesteerd is, kan de vergoeding wel degelijk rekening houden met deze meerwaarde. De vergoeding bedraagt dan het laagste van de twee plafonds, maar met een mogelijke herwaardering bij waardestijging.
> **Voorbeeld (Monistisch):** Een persoon leent 100 euro van een ander en investeert dit in een kunstwerk dat 150 euro waard wordt. De verarming bedraagt 100 euro. De verrijking bedraagt 150 euro. De vergoeding zal 150 euro bedragen, rekening houdend met de waardestijging. Het "dubbele plafond" geldt hier, maar de actuele waarde van de verrijking wordt in aanmerking genomen.
* **Dualistische vermogensverschuiving:** Bij een dualistische vermogensverschuiving is de aard van de verarming anders dan de aard van de verrijking. Een veelvoorkomend voorbeeld is de betaling van een geldbedrag (verarming) dat gebruikt wordt om een goed aan te kopen of te verbeteren (verrijking). In dit geval geldt het dubbele plafond strikt en wordt een eventuele meerwaarde van het goed waarin geïnvesteerd is, niet meegerekend voor de berekening van de vergoeding aan de kant van de verrijking. De rechterlijke uitspraak zal dus een vergoeding toekennen die gelijk is aan het laagste bedrag van de verarming en de verrijking, zonder rekening te houden met de meerwaarde die het goed heeft opgelopen. Dit is de "méthode financière" die wordt afgewezen.
> **Voorbeeld (Dualistisch):** Een persoon betaalt 100 euro (verarming) om een woning te renoveren. De renovatie verhoogt de waarde van de woning met 150 euro (verrijking). De vergoeding zal echter beperkt blijven tot het laagste van de verarming (100 euro, eventueel geactualiseerd met rente) en de verrijking (de oorspronkelijke investering, niet de meerwaarde van de woning). Er is geen meerwaardeverrekening.
Het onderscheid tussen monistische en dualistische vermogensverschuivingen is essentieel om te bepalen of eventuele waardestijgingen van het goed waarin de verarmde heeft geïnvesteerd, in aanmerking genomen moeten worden bij de berekening van de vergoeding.
> **Let op:** Het wettelijk stelsel kent eigen, specifieke waarderingsregels voor vergoedingen, die verschillen van de regels van ongerechtvaardigde verrijking. De regels besproken in dit deel zijn van toepassing in het gemene recht, zoals bij scheidingsstelsels.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Gemeenschapsstelsel | Een huwelijksvermogensrechtelijk stelsel waarbij de goederen die de echtgenoten voor of tijdens het huwelijk verkrijgen, gemeenschappelijk zijn, met uitzondering van bepaalde eigen goederen. |
| Scheidingsstelsel | Een huwelijksvermogensrechtelijk stelsel waarbij elk van de echtgenoten zijn eigen vermogen behoudt en er geen gemeenschappelijk vermogen ontstaat, zoals het stelsel van scheiding van goederen. |
| Ongerechtvaardigde verrijking | Een rechtsfiguur die beoogt een billijkheidscorrectie te bieden wanneer één persoon ten koste van een ander ongerechtvaardigd is verrijkt, zonder dat daarvoor een wettelijke of contractuele oorzaak bestaat. |
| Verarming | Het nadeel dat een persoon lijdt doordat zijn vermogen afneemt, hetzij door een uitgave, een verlies, of het ontbreken van een verwachte verrijking. |
| Verrijking | Het voordeel dat een persoon verkrijgt doordat zijn vermogen toeneemt, hetzij door een ontvangst, een besparing, of het uitblijven van een verwachte verarming. |
| Correlatief verband | Het verband dat vereist is tussen de verarming van de ene partij en de verrijking van de andere partij bij de toepassing van de leer van de ongerechtvaardigde verrijking. |
| Gebrek aan oorzaak | Het ontbreken van een rechtsgrond (zoals wet, overeenkomst, rechterlijke beslissing, natuurlijke verbintenis of de wil tot begunstiging) voor de vermogensverschuiving die tot verrijking en verarming heeft geleid. |
| Subsidiariteit | Het principe dat de vordering wegens ongerechtvaardigde verrijking slechts kan worden ingesteld indien er geen andere rechtsvordering beschikbaar is om de schade te vergoeden. |
| Waardering (in het kader van vergoedingen) | Het proces van het vaststellen van de financiële omvang van een vergoeding, rekening houdend met diverse factoren zoals het tijdstip, de aard van de vermogensverschuiving en mogelijke herwaarderingen. |
| Dubbel plafond | Een waarderingsregel bij ongerechtvaardigde verrijking waarbij de vergoeding maximaal gelijk is aan het laagste van de twee bedragen: de omvang van de verarming en de omvang van de verrijking. |
| Monistische vermogensverschuiving | Een vermogensverschuiving waarbij de aard van de verarming gelijk is aan de aard van de verrijking, bijvoorbeeld de overdracht van eenzelfde goed. |
| Dualistische vermogensverschuiving | Een vermogensverschuiving waarbij de aard van de verarming verschilt van de aard van de verrijking, bijvoorbeeld wanneer gelden worden geïnvesteerd in een goed. |
Cover
HC 1.2.19 25-26 Moederschapsrust en andere verlofstelsels_studentenversie.pptx
Summary
# Zwangerschap, bevalling en borstvoeding
Dit onderwerp behandelt de wettelijke regelingen en procedures met betrekking tot zwangerschap, bevalling en borstvoeding voor werknemers.
## 1. Zwangerschap, bevalling en borstvoeding
### 1.1 Bescherming van de werknemer
#### 1.1.1 Verwittiging van de werkgever
* De werknemer moet de werkgever zo spoedig mogelijk verwittigen van haar zwangerschap. Dit is essentieel vanwege de wettelijke beschermingsmaatregelen die van kracht zijn om de gezondheid van de moeder en het ongeboren kind te waarborgen.
#### 1.1.2 Bescherming tegen ontslag
* De bescherming tegen ontslag geldt vanaf het moment van verwittiging van de werkgever tot één maand na het einde van de postnatale rustperiode.
* De werkgever moet een geldige ontslagreden kunnen bewijzen.
* Indien er geen geldige ontslagreden is, heeft de werknemer recht op een forfaitaire vergoeding die gelijk is aan zes maanden brutoloon, vermeerderd met een vergoeding voor de verbreking van de arbeidsovereenkomst.
#### 1.1.3 Zwangerschapsonderzoeken
* Werknemers behouden hun loon tijdens afwezigheid voor zwangerschapsonderzoeken die niet buiten de normale werkuren kunnen plaatsvinden.
* De werkgever moet hiervan vooraf op de hoogte worden gesteld.
* Een medisch attest kan vereist zijn.
* Werknemers zijn niet verplicht deel te nemen aan zwangerschapsonderzoeken indien een medisch attest aantoont dat dit schadelijk is voor hun gezondheid of die van het kind, zowel vóór de bevalling als gedurende vier weken na het bevallingsverlof.
* Vanaf acht weken vóór de vermoedelijke bevallingsdatum is de werknemer niet verplicht te werken indien overplaatsing naar dagarbeid niet mogelijk is. In dit geval wordt de arbeidsovereenkomst geschorst en ontvangt de werknemer een uitkering van de Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (ZIV).
#### 1.1.4 Nachtarbeid
* Bepaalde werkplaatsen houden bijzondere risico's in voor zwangere en zogende werknemers, zoals zware lasten of contact met schadelijke stoffen.
* Zodra de werkgever op de hoogte is gesteld van de zwangerschap en de werknemer tewerkgesteld is in een risicofunctie, moet de werkgever aangepast werk voorstellen binnen het bedrijf. Dit kan door het aanpassen van de werkomstandigheden of overplaatsing naar een andere dienst, in overleg met de preventieadviseur-arbeidsarts.
* Als aangepast werk binnen het bedrijf niet mogelijk is, wordt de arbeidsovereenkomst geschorst. De werknemer ontvangt dan geen loon ten laste van de werkgever, maar wel een uitkering van de ZIV. Het verloren loon wordt gedekt door de ZIV.
#### 1.1.5 Profylactisch verlof
* Profylactisch verlof bedraagt maximaal zes weken, met een verplichte minimumduur van één week.
* Het begin van dit verlof is een vrije keuze van de zwangere werknemer, ten vroegste zes weken vóór de vermoedelijke bevallingsdatum.
* Een medisch getuigschrift met de vermoedelijke bevallingsdatum moet minimaal zeven dagen op voorhand aan de werkgever bezorgd worden.
* De werknemer moet thuisblijven vanaf de zevende dag vóór de vermoedelijke bevallingsdatum.
* Niet opgenomen dagen profylactisch verlof zijn overdraagbaar naar de rustperiode na de bevalling.
* Bij vroegtijdige bevalling is er één week profylactisch verlof vóór de bevallingsrust, die niet overdraagbaar is en verloren gaat indien niet opgenomen.
* Bij latere bevalling dan voorzien, wordt het zwangerschapsverlof verlengd tot de bevallingsdatum. De moederschapsrust kan langer dan vijftien weken duren indien de zes weken reeds werden opgenomen.
### 1.2 Moederschapsverlof (zwangerschapsverlof & moederschapsrust)
* De werknemer heeft recht op in totaal maximaal vijftien weken moederschapsverlof.
* Dit verlof bestaat uit een verplicht prenataal deel (zwangerschapsverlof) en een verplicht postnataal deel (bevallingsrust).
* **Verplicht prenataal verlof (zwangerschapsverlof):**
* Minimaal één week vóór de bevalling.
* Bij meerlingen is dit minimaal zes weken.
* **Verplicht postnataal verlof (bevallingsrust):**
* Minimaal negen weken vanaf de bevallingsdatum.
* **Facultatief verlof:**
* Vijf weken (bij meerlingen zeven weken) kunnen flexibel voor of na de bevalling worden opgenomen.
* Gedurende de volledige moederschapsrustperiode heeft de werknemer recht op een moederschapsvergoeding van het ziekenfonds.
* De eerste dertig dagen bedraagt deze vergoeding 82% van het verloren loon (onbegrensd). Vanaf de 31e dag bedraagt dit 75% van het verloren loon (begrensd tot een bepaald maximum).
#### 1.2.1 Procedure moederschapsrust
* **Voor de bevalling:** Een medisch getuigschrift met de vermoedelijke bevallingsdatum moet worden bezorgd aan het ziekenfonds. Het ziekenfonds stuurt een inlichtingenblad dat deels door de werknemer en deels door de werkgever of uitbetalingsinstelling moet worden ingevuld.
* **Na de bevalling:** Een geboorteattest moet aan het ziekenfonds worden bezorgd voor de berekening van de einddatum van de moederschapsrust. Een bewijs van werkhervatting moet binnen acht dagen na het einde van het bevallingsverlof worden voorgelegd.
#### 1.2.2 Omzetting postnatale rust in postnatale verlofdagen
* Indien de postnatale rust minimaal elf weken bedraagt, kunnen de laatste twee weken worden omgezet in postnatale verlofdagen.
* Het doel hiervan is om de werkhervatting geleidelijk te laten verlopen.
* Deze verlofdagen moeten verplicht worden opgenomen tijdens de eerste acht weken na werkhervatting, met de mogelijkheid tot afwisseling met werkdagen.
* De werknemer ontvangt een moederschapsuitkering gedurende deze postnatale verlofdagen.
#### 1.2.3 Arbeidsongeschiktheid tijdens moederschapsverlof
* Indien de werknemer arbeidsongeschikt is tijdens de volledige periode van het prenataal verlof, wordt de bevallingsrust verlengd met de periode van arbeidsongeschiktheid.
* Als ziekteperiodes samenvallen met de periode van zes weken vóór de bevallingsdatum, wordt de uitkering (behoud van wedde) niet beïnvloed, maar de periode van arbeidsongeschiktheid wordt wel afgetrokken van de moederschapsrust.
#### 1.2.4 Moederschapsrust als zelfstandige
* Zelfstandigen hebben geen arbeidsovereenkomst en vallen dus niet onder het ambtenarenstatuut.
* Zelfstandige vroedvrouwen oefenen een vrij beroep uit.
* **Maximale duur:** Zelfstandigen hebben recht op maximaal twaalf weken voltijdse moederschapsrust (zwangerschapsverlof en bevallingsrust gecombineerd).
* **Verplichte duur:** Drie weken zijn verplicht: één week prenataal (vóór de voorziene bevalling) en twee weken postnataal (na de bevalling).
* **Voorwaarden voor recht op moederschapsrust:**
* **Voltijdse rust:** Alle activiteiten moeten volledig stopgezet worden.
* **Halftijdse rust:** De normale beroepsactiviteit mag maximaal halftijds worden uitgeoefend, zonder enige andere activiteit.
* **Facultatieve rust:** Maximaal negen weken voltijdse of achttien weken halftijdse rust.
* **Opname:** De keuze om deze rust op te nemen, kan per week gebeuren, zowel vóór als na de bevallingsdatum. Dit kan ten vroegste drie weken vóór de vermoedelijke bevallingsdatum en ten laatste zeven dagen vóór de voorziene bevallingsdatum. Na de geboorte kan de facultatieve rust worden opgenomen tot maximaal 38 weken na de geboorte. De rust moet niet noodzakelijk aaneensluitend worden opgenomen, wat maximale flexibiliteit biedt.
* **Verlenging van de facultatieve rustperiode:** Een verlenging is mogelijk indien het kind langer dan zeven dagen in het ziekenhuis wordt opgenomen. De verlenging kan maximaal 24 weken voltijdse stopzetting of 48 weken halftijdse stopzetting bedragen. Dit moet aangevraagd worden bij het ziekenfonds binnen twee weken na de geboorte, met een getuigschrift dat de duur van de ziekenhuisopname vermeldt.
### 1.3 Borstvoedingspauzes
* Borstvoedingspauzes zijn geen borstvoedings- of lactatieverlof. Werknemers hebben recht op pauzes om borstvoeding te geven. De specifieke regeling hiervan is niet verder uitgewerkt in dit document, maar het is een wettelijk recht.
### 1.4 Vaderschaps- en mee-ouderverlof
#### 1.4.1 Geboorteverlof voor werknemers
* **Duur:** Werknemers hebben recht op twintig dagen buitengewoon verlof bij de geboorte van een kind. Dit verlof is flexibel en kan in halve dagen worden opgesplitst, aaneensluitend of niet.
* **Opnametermijn:** Het verlof moet worden opgenomen binnen vier maanden volgend op de dag van de geboorte.
* **Vergoeding:** De werkgever betaalt de eerste drie dagen het volledige gewone loon. Voor de overige dagen ontvangt de werknemer een uitkering van de mutualiteit, die 82% van het begrensd brutoloon bedraagt.
* **Aanvraag:** De aanvraag verloopt via de werkgever en het ziekenfonds.
* Het aantal dagen is gelijk bij de geboorte van een meerling.
#### 1.4.2 Mee-ouderschapsverlof
* Dit verlof is bedoeld voor de partner van de moeder.
* Het is van toepassing indien de moeder niet de wettelijke afstammingsband met de vader heeft, of indien er geen wettelijke band met de vader is. In het laatste geval kan vaderschapsverlof mogelijk zijn.
* Een mee-ouder kan dit verlof opnemen indien hij/zij gehuwd is met de moeder, wettelijk samenwoont met de moeder gedurende minstens drie jaar voorafgaand aan de geboorte, en onafgebroken en op permanente en affectieve wijze feitelijk samenwoont, zonder bloedverwantschap die een huwelijksverbod zou leiden.
* Als de mee-ouder het kind adopteert, is er recht op adoptieverlof, minus het reeds opgenomen geboorteverlof.
* Het verlof moet binnen vier maanden na de geboorte worden opgenomen (geheel of gedeeltelijk).
* De werkgever betaalt de eerste drie dagen het volledige loon. De overige dagen worden vergoed door de mutualiteit (82% begrensd brutoloon).
* Aanvraag verloopt via de werkgever en het ziekenfonds.
#### 1.4.3 Vaderschapsverlof (naast/ter vervanging moederschapsverlof)
* Sinds 1 januari 2023 bedraagt vaderschapsverlof twintig dagen.
* Dit verlof is flexibel: dagen kunnen worden opgesplitst in halve dagen en aaneensluitend of niet worden opgenomen.
* De opname moet plaatsvinden binnen vier maanden na de dag van de geboorte.
* De uitkering bedraagt 101,50 euro per dag, met een maximum van 2.030 euro voor twintig volledige dagen of veertig halve dagen.
* Aanvraag verloopt via het sociaal verzekeringsfonds.
* Het aantal dagen is gelijk bij de geboorte van een meerling.
#### 1.4.4 Vaderschaps- en geboorteverlof voor zelfstandigen
* **Vaderschapsverlof:** De zelfstandige vader of mee-ouder heeft recht op een verlof van maximaal twaalf weken.
* **Adoptieverlof:** De werknemer die een minderjarig kind adopteert, heeft recht op:
* Zes weken verlof voor kinderen jonger dan drie jaar.
* Maximaal vier weken verlof voor kinderen ouder dan drie jaar.
* Maximaal twaalf weken verlof in geval van een ernstig lichamelijk of geestelijk ongeschikt kind.
* Alleenstaanden krijgen zes weken, met een mogelijke verlenging van twee weken.
* Bij gelijktijdige adoptie van meerdere kinderen komen er twee weken bij per adoptieouder.
* **Progressieve verlenging:** De duur van het adoptieverlof wordt progressief verlengd van 1 januari 2019 tot 1 januari 2027.
* **Opname verlof:** Het verlof kan worden opgenomen binnen twee maanden na inschrijving van het kind in het bevolkings- of vreemdelingenregister. De opname kan per week of per meerdere weken.
* **Ontslagbescherming:** Er geldt ontslagbescherming vanaf twee maanden vóór de opname tot één maand erna.
* **Vergoeding:** De eerste drie dagen worden volledig betaald door de werkgever, daarna volgt een uitkering van het ziekenfonds.
### 1.5 Adoptieverlof
* Per adoptieouder is er een maximum van zes weken verlof. Dit wordt acht weken bij de gelijktijdige adoptie van meerdere kinderen.
* Bijkomende weken kunnen onderling worden verdeeld tussen de adoptieouders. In 2027 zal dit bijvoorbeeld 17 weken adoptieverlof bedragen, bestaande uit twee keer zes weken per ouder plus vijf bijkomende weken die vrij te verdelen zijn.
* **Regeling voor zelfstandigen:** Zelfstandigen hebben recht op maximaal zes weken verlof voor de adoptie van een minderjarig kind. Er zijn twee extra weken die vrij verdeeld kunnen worden tussen beide ouders. Bij een alleenstaande ouder komen er nog twee extra weken bij.
* **Opname:** Het verlof kan worden opgenomen in aaneengesloten periodes. De aanvang wordt door de ouders bepaald, ten vroegste vanaf het moment dat het kind ingeschreven is als hoofdverblijfplaats.
* Er is recht voor beide ouders (zelfstandige of werknemer).
* Bij gelijktijdige plaatsing van meerdere minderjarige kinderen geldt een verlenging van twee weken per pleegouder.
* De opname moet minimaal één week of een veelvoud ervan bedragen.
* De maximale duur wordt verdubbeld als het kind lichamelijk of geestelijk ongeschikt is.
* **Voorwaarde:** De plaatsing moet minimaal zes maanden duren en gebeuren volgens de regelgeving jeugdbijstand en jeugdbescherming.
* **Aanvraag en uitkering:** De aanvraag gebeurt bij het ziekenfonds. De uitkering bedraagt 597,07 euro per week en wordt uiterlijk één maand na het begin van het pleegouderverlof in één keer uitbetaald, na aftrek van 11,11% BTW.
* Vanaf 2027 is de regeling voor zelfstandigen gelijk aan die voor werknemers, dus elf weken.
### 1.6 Afwezigheid wegens pleegzorgen
#### 1.6.1 Pleegouderverlof voor werknemers
* Dit verlof is bedoeld voor de zorg voor een kind dat langdurig (minimaal zes maanden) in een pleeggezin wordt opgevangen en waarvoor een aanstelling als pleegouder is verleend door een rechtbank, een erkende dienst voor pleegzorg, diensten van de 'Aide à la jeunesse' of een Comité Bijzondere Jeugdbijstand.
* **Duur:** Er is een eenmalig recht op maximaal zes weken aaneengesloten verlof per ouder, met een minimum van één week of een veelvoud daarvan.
* **Progressieve verlenging:** De duur wordt progressief verlengd van 1 januari 2019 tot 1 januari 2027, met telkens één week extra per twee jaar. In 2027 zal de maximale termijn elf weken bedragen. Weken boven de zes weken kunnen verdeeld worden tussen de twee aangestelde pleegouders.
* **Gelijke verdeling:** Indien het pleeggezin uit twee werknemers bestaat die beiden als pleegouder zijn aangesteld, kunnen de weken onderling verdeeld worden.
* **Opnametermijn:** Het verlof moet worden opgenomen binnen twaalf maanden volgend op de inschrijving van het kind in het bevolkingsregister of vreemdelingenregister van de gemeente waar het verblijft.
* **Procedure:** De werkgever moet minimaal één maand op voorhand schriftelijk op de hoogte worden gebracht. Indien de werkgever instemt, kan deze termijn korter zijn.
* **Pleegzorgverlof:** Het bestaande pleegzorgverlof (zes dagen afwezigheid per jaar) blijft apart bestaan.
* **Vergoeding:** De eerste drie dagen van het verlof worden loon behouden. Nadien ontvangt de werknemer een uitkering van het ziekenfonds.
* **Verdubbeling duur:** De maximale duur van het verlof wordt verdubbeld indien het kind getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid.
* **Meerdere kinderen:** Bij gelijktijdige opvang van meerdere minderjarige kinderen wordt de maximale duur met twee weken per pleegouder verlengd.
* **Ontslagbescherming:** Werknemers die gebruikmaken van dit verlof zijn beschermd tegen ontslag vanaf twee maanden vóór de opname tot één maand na het einde van het verlof, behalve om redenen die vreemd zijn aan de opname van het verlof.
#### 1.6.2 Pleegouderverlof voor zelfstandigen
* Zelfstandigen die als pleegouder zijn aangesteld voor een minderjarig kind hebben recht op maximaal zes weken verlof.
* Er zijn twee extra weken die vrij verdeeld kunnen worden tussen beide ouders.
* Een alleenstaande ouder heeft recht op twee extra weken.
* **Opname:** Het verlof kan worden opgenomen in aaneengesloten periodes. De aanvang wordt zelf bepaald, ten vroegste wanneer het kind is ingeschreven als hoofdverblijfplaats.
* Beide ouders (zelfstandige/werknemer) hebben recht op dit verlof.
* Bij gelijktijdige plaatsing van meerdere minderjarige kinderen wordt de maximale duur verlengd met twee weken per pleegouder.
* De opname moet minimaal één week of een veelvoud daarvan bedragen.
* De maximale duur wordt verdubbeld indien het kind lichamelijk of geestelijk ongeschikt is.
* **Voorwaarde:** De plaatsing moet minimaal zes maanden duren en gebeuren volgens de regelgeving jeugdbijstand en jeugdbescherming.
* **Aanvraag en uitkering:** De aanvraag gebeurt bij het ziekenfonds. De uitkering bedraagt 597,07 euro per week en wordt uiterlijk één maand na het begin van het pleegouderverlof in één keer uitbetaald, na aftrek van 11,11% BTW. Vanaf 2027 is dit gelijk aan de regeling voor werknemers (elf weken).
### 1.7 Thematisch verlof (ouderschapsverlof)
* Thematisch verlof, ook wel 'zorgkrediet' genoemd, is een specifieke vorm van volledige of gedeeltelijke loopbaanonderbreking. Het stelt werknemers in staat hun arbeidsprestaties tijdelijk te schorsen of te verminderen voor de opvoeding van jonge kinderen.
* Er is een maandelijkse uitkering van de RVA (Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening) tijdens de onderbreking.
* **Ouderschapsverlof versus tijdskrediet:** Ouderschapsverlof verschilt van tijdskrediet, met name in de privésector, voor de zorg voor een kind jonger dan acht jaar.
* **Doelgroep:** Alle voltijds loontrekkende werknemers in de privésector, openbare sector, onderwijs, etc. Zelfstandigen kunnen geen gebruik maken van dit verlof.
* **Verwantschap:** Er is een verwantschapsvereiste: de biologische moeder, de biologische vader, de persoon die het kind heeft erkend, de echtgenote of partner van de biologische moeder (meemoeder), en adoptieouders komen in aanmerking.
* **Gelijke rechten:** Beide ouders (biologisch of adoptie) hebben elk recht op ouderschapsverlof voor hetzelfde kind. Het recht kan niet worden overgedragen van de ene ouder aan de andere.
* **Meemoeder:** Een meemoeder kan aanspraak maken op ouderschapsverlof indien zij echtgenote of partner is van de moeder van het kind (en de biologische vader het kind niet heeft erkend). Bewijs hiervoor kan geleverd worden via de huwelijksakte, een bewijs van wettelijke samenwoonst, of een uittreksel uit het bevolkingsregister dat aantoont dat zij gedurende minimaal drie ononderbroken jaren vóór de geboorte van het kind op hetzelfde adres ingeschreven waren.
#### 1.7.1 Voorwaarden voor ouderschapsverlof
* **Leeftijd kind:**
* Bij geboorte of adoptie mag het kind geen twaalf jaar oud zijn bij de ingangsdatum van het verlof.
* Tussen twaalf en eenentwintig jaar voor een gehandicapt kind. Dit geldt bij een fysieke of mentale ongeschiktheid van minstens 66%, een aandoening waarvoor minimaal vier punten worden toegekend in de eerste pijler van de medisch-sociale schaal (in het kader van kinderbijslagreglementering), of een aandoening waarvoor minimaal negen punten worden toegekend in de drie pijlers van de medisch-sociale schaal (in het kader van kinderbijslagreglementering).
* **Anciënniteit:**
* In de privésector of het lokaal/provinciaal bestuur is minimaal twaalf maanden anciënniteit vereist bij dezelfde werkgever in de vijftien maanden vóór de aanvraag.
* In de openbare sector of het onderwijs geldt geen anciënniteitsvoorwaarde.
#### 1.7.2 Vormen van onderbreking en flexibilisering
* Sinds 1 juni 2019 is er een flexibilisering van het ouderschapsverlof, waarbij de opname in kortere periodes mogelijk is. De toestemming van de werkgever is hiervoor vereist.
* **Mogelijke opnames:**
* **Volledige onderbreking:** Gedurende vier maanden, opdeelbaar per periode van één maand of een veelvoud daarvan (1, 2, 3 of 4 maanden).
* **Onderbreking tot de helft:** Gedurende acht maanden, opdeelbaar per periode van twee maanden of een veelvoud daarvan (2, 4, 6 of maximaal 8 maanden).
* **1/5 onderbreking:** Gedurende twintig maanden, opdeelbaar per periode van vijf maanden of een veelvoud daarvan (5, 10, 15 of maximaal 20 maanden).
* **1/10 onderbreking:** Gedurende veertig maanden, opdeelbaar per periode van tien maanden of een veelvoud daarvan (10, 20, 30 of maximaal 40 maanden).
* **Overgang tussen vormen:** Bij de overgang van de ene vorm van onderbreking naar de andere gelden omrekeningsfactoren (bijvoorbeeld 1 maand volledig = 2 maanden tot de helft).
#### 1.7.3 Formaliteiten bij aanvraag
* De werkgever moet twee tot drie maanden op voorhand schriftelijk (aangetekend of met ontvangstbewijs) worden verwittigd. Andere termijnen kunnen van toepassing zijn in de openbare sector en het onderwijs.
* Aanvragen moeten worden ingediend bij de RVA.
* De werkgever mag ouderschapsverlof niet weigeren, maar kan wel een uitstel van maximaal zes maanden toestaan wegens de goede werking van de dienst, mits gegronde redenen.
* **Bescherming tegen ontslag:** Deze geldt vanaf de datum van de aanvraag tot drie maanden na het einde van het ouderschapsverlof.
---
# Vaderschaps-, mee-ouder- en adoptieverlof
Dit gedeelte behandelt de rechten op verlof voor vaders, mee-ouders en adoptieouders, inclusief de duur, aanvraagprocedures en specifieke regels voor werknemers en zelfstandigen.
### 2.1 Vaderschaps- en geboorteverlof voor werknemers
Sinds 1 januari 2023 hebben vaders en mee-ouders recht op 20 dagen vaderschaps- of geboorteverlof. Dit verlof is flexibel en kan worden opgesplitst in halve dagen, en aaneensluitend of niet opgenomen worden. Het verlof dient opgenomen te worden binnen vier maanden volgend op de dag van de geboorte. De uitkering bedraagt 101,50 euro per dag, met een maximum van 2.030 euro voor 20 volledige dagen of 40 halve dagen. De aanvraag verloopt via het sociaal verzekeringsfonds. Het aantal dagen verlof is gelijk, ongeacht het aantal kinderen bij een meerling.
#### 2.1.1 Mee-ouderverlof
Mee-ouderverlof is van toepassing wanneer de wettelijke afstamming enkel van de moeder komt en er geen wettelijke band is met de vader. Dit is het geval wanneer de mee-ouder:
* Gehuwd is met de moeder.
* Wettelijk samenwoont met de moeder gedurende de drie voorgaande jaren op een onafgebroken en affectieve wijze.
* Feitelijk samenwoont en er geen bloedverwantschap is die een huwelijksverbod zou veroorzaken.
Indien een mee-ouder een kind adopteert, wordt het adoptieverlof verminderd met het reeds opgenomen geboorteverlof.
#### 2.1.2 Vaderschapsverlof naast of ter vervanging van moederschapsverlof
In geval van overlijden van de moeder, kan de vader het resterende deel van het niet-opgenomen postnatale verlof opnemen. Bij hospitalisatie van de moeder, met een duur van meer dan 7 dagen, kan de vader eveneens gebruikmaken van dit recht. De voorwaarden voor het opnemen van het verlof zijn dat het niet vóór de 8e dag na de geboorte opgenomen wordt, de pasgeborene het ziekenhuis verlaat, en de hospitalisatie van de moeder eindigt of het postnatale verlof afloopt. De uitkering wordt verleend door het ziekenfonds en de berekening is afhankelijk van het overlijden of de hospitalisatie van de moeder.
### 2.2 Vaderschaps- en geboorteverlof voor zelfstandigen
Zelfstandige vaders of mee-ouders hebben recht op 20 dagen vaderschaps- of geboorteverlof, net zoals werknemers. De duur en flexibiliteit van het verlof zijn vergelijkbaar. De uitkering voor zelfstandigen bedraagt 101,50 euro per dag, met een maximum van 2.030 euro voor 20 volledige dagen of 40 halve dagen.
### 2.3 Adoptieverlof
Adoptieverlof is bedoeld voor adoptieouders. De duur van het verlof is progressief verlengd sinds 2019 en zal in 2027 maximaal 17 weken bedragen, waarvan 6 weken per ouder en 5 bijkomende weken die onderling verdeeld kunnen worden. Het verlof dient opgenomen te worden binnen twee maanden na de inschrijving van het kind in het bevolkings- of vreemdelingenregister. De opname kan per week of in meerdere weken gebeuren. Werknemers genieten ontslagbescherming vanaf twee maanden voor de opname tot één maand na het einde van het verlof. De eerste drie dagen worden volledig door de werkgever betaald, daarna neemt het ziekenfonds de uitkering over.
> **Tip:** Zowel voor werknemers als voor zelfstandigen geldt een gelijkaardige regeling wat betreft de duur en de uitkering voor adoptieverlof, met een progressieve verlenging tot 2027.
#### 2.3.1 Adoptieverlof voor zelfstandigen
De regeling voor zelfstandigen inzake adoptieverlof is gelijk aan die voor werknemers. Het gaat hierbij om een minderjarig kind en bedraagt maximaal 6 weken per ouder, met twee extra weken die vrij te verdelen zijn tussen beide ouders. Indien er sprake is van gelijktijdige adoptie van meerdere kinderen, is er een verlenging van twee weken per adoptieouder.
### 2.4 Pleegouderverlof
Pleegouderverlof is een recht voor werknemers en zelfstandigen die aangesteld zijn als pleegouder voor een minderjarig kind dat langdurig (minimaal 6 maanden) in een pleeggezin wordt opgevangen.
#### 2.4.1 Pleegouderverlof voor werknemers
Werknemers hebben recht op maximaal 6 weken verlof, wat progressief verlengd wordt tot 11 weken in 2027. Bij gelijktijdige opvang van meerdere kinderen of bij ernstige lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van het kind, kan de duur van het verlof verdubbeld worden. Het verlof dient opgenomen te worden binnen 12 maanden na de inschrijving van het kind in het bevolkingsregister. De werkgever moet minimaal één maand vooraf schriftelijk op de hoogte gebracht worden, tenzij de werkgever instemt met een kortere termijn. De eerste drie dagen worden door de werkgever betaald, daarna neemt het ziekenfonds de uitkering over.
#### 2.4.2 Pleegouderverlof voor zelfstandigen
Zelfstandigen die aangesteld zijn als pleegouder voor een minderjarig kind hebben recht op maximaal 6 weken verlof, met twee extra weken die vrij te verdelen zijn tussen beide ouders. Net als bij werknemers kan de duur verdubbeld worden bij ernstige ongeschiktheid van het kind of bij gelijktijdige opvang van meerdere kinderen. De opname gebeurt in aaneengesloten periodes, ten vroegste vanaf de inschrijving van het kind als hoofdverblijfplaats. De uitkering bedraagt 597,07 euro per week en wordt uiterlijk één maand na het begin van het pleegouderverlof volledig uitbetaald, min 11,11% bedrijfsvoorheffing. Vanaf 2027 is de regeling voor zelfstandigen gelijk aan die voor werknemers, met een maximale termijn van 11 weken.
### 2.5 Thematisch verlof (ouderschapsverlof)
Thematisch verlof, ook wel bekend als "zorgkrediet", is een specifieke vorm van volledige of gedeeltelijke loopbaanonderbreking die dient om tijdelijk arbeidsprestaties te schorsen of te verminderen voor de opvoeding van jonge kinderen. Dit verlof staat los van tijdskrediet.
#### 2.5.1 Ouderschapsverlof versus tijdskrediet
Ouderschapsverlof verschilt van tijdskrediet doordat het specifiek gericht is op het zorgen voor een kind tot 12 jaar (of tot 21 jaar bij een gehandicapt kind). Er zijn verschillende vormen van onderbreking mogelijk: volledige onderbreking, onderbreking tot de helft, 1/5 onderbreking, en 1/10 onderbreking. Deze kunnen flexibel worden opgenomen in kortere periodes.
> **Tip:** Flexibilisering van ouderschapsverlof is geen recht van de werknemer, maar een gunst van de werkgever en vereist diens toestemming.
#### 2.5.2 Wie kan ouderschapsverlof genieten?
Alle voltijdse loontrekkenden in de privésector, openbare sector en het onderwijs kunnen ouderschapsverlof genieten. Zelfstandigen komen hiervoor niet in aanmerking. Verwantchapsvereisten omvatten de biologische ouders, de erkende vader, echtgenotes of partners van de biologische moeder die meemoeder worden, en adoptieouders. Beide ouders hebben elk recht op ouderschapsverlof voor hetzelfde kind; het recht kan niet worden overgedragen.
#### 2.5.3 Voorwaarden voor het bekomen van ouderschapsverlof
* **Leeftijd van het kind:** Het kind mag bij de ingangsdatum van het verlof geen 12 jaar oud zijn. Bij een gehandicapt kind geldt een leeftijdsgrens van 21 jaar.
* **Anciënniteit:** In de privésector of bij een lokaal/provinciaal bestuur is minimaal 12 maanden anciënniteit vereist bij dezelfde werkgever in de 15 maanden vóór de aanvraag. In de openbare sector of het onderwijs geldt geen anciënniteitsvoorwaarde.
#### 2.5.4 Formaliteiten bij aanvraag ouderschapsverlof
De aanvraag dient 2 tot 3 maanden van tevoren schriftelijk bij de werkgever te gebeuren (aangetekend of met ontvangstbewijs). Andere termijnen zijn mogelijk in de openbare sector en het onderwijs. Aanvragen dienen te gebeuren bij de RVA. De werkgever mag het verlof niet weigeren, maar heeft wel recht op uitstel met maximaal 6 maanden omwille van de goede werking van de dienst, mits gegronde redenen. Werknemers genieten ontslagbescherming vanaf de datum van aanvraag tot 3 maanden na het einde van het ouderschapsverlof.
---
# Pleegouderverlof
Dit document beschrijft de regels en voorwaarden voor pleegouderverlof voor werknemers en zelfstandigen, inclusief de duur, ontslagbescherming en speciale situaties zoals de opvang van kinderen met een handicap.
## 3. Pleegouderverlof
Pleegouderverlof biedt werknemers en zelfstandigen de mogelijkheid om verlof op te nemen ter ondersteuning van een kind dat langdurig in een pleeggezin wordt opgevangen. De regels variëren enigszins tussen werknemers en zelfstandigen en kennen een progressieve uitbreiding in de tijd, met specifieke bepalingen voor kinderen met een handicap.
### 3.1 Pleegouderverlof voor werknemers
Werknemers die worden aangesteld als pleegouder voor een minderjarig kind hebben recht op pleegouderverlof.
#### 3.1.1 Duur van het verlof
* **Standaard duur:** Eerst is er een recht op maximaal zes weken aaneengesloten verlof per ouder.
* **Progressieve uitbreiding:** De maximale duur van het verlof wordt geleidelijk uitgebreid. Vanaf 1 januari 2019 neemt dit per twee jaar toe met één week per ouder. Tegen 2027 zal de maximale termijn elf weken per ouder bedragen.
* **Verdeling:** Als er twee werknemers aangesteld zijn als pleegouder, worden de weken onderling verdeeld.
* **Meerlingen:** Bij gelijktijdige opvang van meerdere minderjarige kinderen wordt de maximale duur per pleegouder met twee weken verlengd.
#### 3.1.2 Bijzondere situaties
* **Kind met handicap:** De maximale duur van het verlof wordt verdubbeld als het kind getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid.
* **Vroege opname:** Het verlof kan ten vroegste worden opgenomen twaalf maanden volgend op de inschrijving van het kind in het bevolkings- of vreemdelingenregister van de gemeente waar het verblijft.
#### 3.1.3 Procedure en vergoeding
* **Aanvraag:** De werknemer moet de werkgever minimaal één maand van tevoren schriftelijk op de hoogte brengen. Bij instemming van de werkgever kan deze termijn verkort worden.
* **Loonbehoud en uitkering:** De eerste drie dagen van het verlof worden volledig betaald door de werkgever. Voor de resterende dagen ontvangt de werknemer een uitkering via het ziekenfonds.
* **Bestaand pleegzorgverlof:** Het bestaande pleegzorgverlof (zes dagen afwezigheid per jaar) blijft apart bestaan.
#### 3.1.4 Ontslagbescherming
De werknemer die gebruikmaakt van pleegouderverlof geniet ontslagbescherming vanaf twee maanden vóór de opname van het verlof tot één maand na het einde ervan. Deze bescherming geldt niet bij redenen die vreemd zijn aan de opname van het pleegouderverlof.
### 3.2 Pleegouderverlof voor zelfstandigen
Zelfstandigen die aangesteld zijn als pleegouder voor een minderjarig kind hebben eveneens recht op verlof, met een regeling die grotendeels overeenkomt met die voor werknemers.
#### 3.2.1 Duur van het verlof
* **Standaard duur:** Zelfstandigen hebben recht op maximaal zes weken verlof per ouder.
* **Extra weken:** Er zijn twee extra weken beschikbaar die vrij te verdelen zijn onder beide ouders.
* **Alleenstaande pleegouder:** Een alleenstaande pleegouder heeft recht op twee extra weken.
* **Progressieve uitbreiding:** Net als bij werknemers, wordt de maximale duur van het verlof progressief uitgebreid. Tegen 2027 zal dit voor zelfstandigen eveneens elf weken per ouder bedragen, wat overeenkomt met de regeling voor werknemers.
* **Meerlingen:** Bij gelijktijdige plaatsing van meerdere minderjarige kinderen wordt de maximale duur per pleegouder verlengd met twee weken.
#### 3.2.2 Bijzondere situaties
* **Kind met handicap:** De maximale duur van het verlof wordt verdubbeld bij een kind met een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid.
* **Voorwaarde voor opvang:** De plaatsing moet minimaal zes maanden duren en voldoen aan de regelgeving inzake jeugdbijstand en jeugdbescherming.
#### 3.2.3 Opname en vergoeding
* **Opname:** Het verlof kan worden opgenomen in aaneengesloten periodes, met een minimum van één week of een veelvoud daarvan. De aanvang kan de zelfstandige zelf bepalen, ten vroegste vanaf het moment dat het kind is ingeschreven op de hoofdverblijfplaats.
* **Uitkering:** Zelfstandigen ontvangen een uitkering van het ziekenfonds ten bedrage van 597,07 euro per week. Deze uitkering wordt uiterlijk één maand na de aanvraag volledig uitbetaald, minus 11,11% personenbelasting.
* **Gezamenlijk recht:** Zowel zelfstandige als werknemer pleegouders hebben recht op deze vergoeding.
#### 3.2.4 Verplichte voorwaarden
* **Plaatsing:** De plaatsing van het kind moet minimaal zes maanden duren en gebeuren volgens de geldende regelgeving voor jeugdbijstand en jeugdbescherming.
* **Aanvraag:** De aanvraag moet bij het ziekenfonds worden ingediend.
> **Tip:** Het is cruciaal om de voorwaarden omtrent de minimale duur van de plaatsing van het kind en de specifieke regelgeving inzake jeugdbijstand en jeugdbescherming nauwkeurig na te gaan, aangezien deze bepalend zijn voor het recht op pleegouderverlof.
#### 3.2.5 Gelijktijdige opvang
Bij gelijktijdige plaatsing van meerdere minderjarige kinderen wordt het maximale verlof per pleegouder verlengd met twee weken.
---
**Overzicht van de progressieve uitbreiding:**
| Jaar | Maximale duur per ouder (werknemers & zelfstandigen) |
| :------ | :------------------------------------------------- |
| 2019 | 7 weken |
| 2021 | 8 weken |
| 2023 | 9 weken |
| 2025 | 10 weken |
| 2027 | 11 weken |
> **Voorbeeld:** Een werknemer die in 2024 pleegouderverlof opneemt, heeft recht op maximaal 10 weken verlof. Indien de opvang van een kind met een handicap is, verdubbelt deze termijn naar 20 weken.
---
# Thematische verloven (ouderschapsverlof, zorgverlof, palliatief verlof)
Dit hoofdstuk behandelt de diverse thematische verloven die werknemers kunnen opnemen, waaronder ouderschapsverlof, verlof voor medische bijstand en palliatief verlof, met aandacht voor hun voorwaarden, aanvraagprocedures en flexibiliteitsopties.
### 4.1 Ouderschapsverlof
Ouderschapsverlof is een specifieke vorm van volledige of gedeeltelijke loopbaanonderbreking die werknemers kunnen aanvragen om voor hun jonge kinderen te zorgen. Het stelt hen in staat tijdelijk hun arbeidsprestaties te schorsen of te verminderen. De RVA (Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening) keert tijdens deze onderbreking een maandelijkse uitkering uit. Het is belangrijk om ouderschapsverlof te onderscheiden van tijdskrediet in de privésector dat eveneens gericht is op zorg voor kinderen jonger dan acht jaar.
#### 4.1.1 Voorwaarden voor ouderschapsverlof
Om in aanmerking te komen voor ouderschapsverlof, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
* **Leeftijd van het kind:**
* Bij geboorte of adoptie mag het kind bij de aanvang van het verlof nog geen twaalf jaar oud zijn.
* In geval van een gehandicapt kind wordt deze leeftijdsgrens verhoogd tot eenentwintig jaar. Dit geldt voor kinderen met een fysieke of mentale ongeschiktheid van minstens 66%, een aandoening waarvoor minstens 4 punten worden toegekend in de eerste pijler van de medisch-sociale schaal voor kinderbijslag, of een aandoening waarvoor minstens 9 punten worden toegekend in de drie pijlers van de medisch-sociale schaal voor kinderbijslag.
* **Anciënniteit bij de werkgever:**
* In de privésector en bij lokale of provinciale besturen is een minimale anciënniteit van twaalf maanden bij dezelfde werkgever vereist, opgeteld over de vijftien maanden vóór de aanvraag.
* In de openbare sector en het onderwijs geldt geen specifieke anciënniteitsvoorwaarde.
* **Verwantschap:**
* Het ouderschapsverlof kan worden opgenomen door de biologische moeder, de biologische vader, een persoon die het kind heeft erkend waardoor de afstamming langs vaderszijde vaststaat, de echtgenote of partner van de biologische moeder die meemoeder is geworden, en adoptieouders.
* Beide ouders (biologisch of adoptie) hebben elk individueel recht op ouderschapsverlof voor hetzelfde kind. Het recht kan niet worden overgedragen aan de andere ouder; een ouder die geen ouderschapsverlof opneemt, kan dit niet compenseren door langer verlof te nemen.
* Een meemoeder heeft aanspraak op ouderschapsverlof indien zij gehuwd is met of wettelijk samenwoont met de moeder van het kind, en de biologische vader het kind niet heeft erkend. Bewijs hiervan kan geleverd worden via de huwelijksakte, een bewijs van wettelijke samenwoonst, of een uittreksel uit het bevolkingsregister dat aantoont dat beide personen al minstens drie ononderbroken jaren op hetzelfde adres wonen voorafgaand aan de geboorte van het kind.
#### 4.1.2 Flexibiliteit en opnamevormen
Sinds 1 juni 2019 is er een flexibilisering van het ouderschapsverlof, waardoor werknemers dit in kortere periodes kunnen opnemen om werk en gezin beter te combineren. Deze flexibiliteit is echter geen recht voor de werknemer, maar een gunst van de werkgever waarvoor diens toestemming vereist is. Er zijn verschillende opnamevormen mogelijk:
* **Volledige onderbreking:**
* Gedurende vier maanden, op te delen in periodes van één maand of veelvouden daarvan (maximaal één, twee, drie of vier maanden).
* **Halve onderbreking:**
* Gedurende acht maanden, op te delen in periodes van twee maanden of veelvouden daarvan (maximaal twee, vier, zes of acht maanden).
* **Eenderde onderbreking:**
* Gedurende twintig maanden, op te delen in periodes van vijf maanden of veelvouden daarvan (maximaal vijf, tien, vijftien of twintig maanden).
* **Eentiende onderbreking:**
* Gedurende veertig maanden, op te delen in periodes van tien maanden of veelvouden daarvan (maximaal tien, twintig, dertig of veertig maanden).
Bij de overgang van de ene opnamevorm naar de andere, gelden de volgende omrekeningen:
* Eén maand volledige onderbreking staat gelijk aan twee maanden halvering van de prestaties.
* Eén maand volledige onderbreking staat gelijk aan vijf maanden eenderde onderbreking.
* Eén maand volledige onderbreking staat gelijk aan tien maanden eentiende onderbreking.
#### 4.1.3 Formaliteiten en bescherming
De aanvraag voor ouderschapsverlof dient minstens twee tot drie maanden vóór de gewenste ingangsdatum schriftelijk (aangetekend of met ontvangstbewijs) bij de werkgever te worden ingediend. In de openbare sector en het onderwijs kunnen andere termijnen van toepassing zijn. De aanvraag dient eveneens te worden ingediend bij de RVA. De werkgever mag het ouderschapsverlof niet weigeren, maar heeft wel het recht om de opname met maximaal zes maanden uit te stellen indien er gegronde redenen zijn die de goede werking van de dienst in het gedrang brengen.
Werknemers die gebruik maken van ouderschapsverlof genieten bescherming tegen ontslag vanaf de datum van de aanvraag tot drie maanden na het einde van het verlof.
### 4.2 Verlof voor medische bijstand (Zorgverlof)
Dit verlof is bedoeld voor werknemers die zorg verlenen aan een kind dat langdurig (minimaal zes maanden) in een pleeggezin verblijft, waarbij dit vanaf de aanvang van de plaatsing duidelijk is. De aanstelling als pleegouder moet gebeuren door een rechtbank, een door de gemeenschap erkende dienst voor pleegzorg, diensten van de 'Aide à la jeunesse' of een 'Comité Bijzondere Jeugdbijstand'.
#### 4.2.1 Duur en opname
* **Werknemers:** Werknemers hebben eenmalig recht op maximaal zes weken ononderbroken verlof per ouder. Dit kan worden verlengd met één week per twee jaar, met een maximale duur van elf weken in 2027. Indien het pleeggezin bestaat uit twee werknemers die als pleegouder zijn aangesteld, kunnen de extra weken onderling worden verdeeld.
* **Progressieve verlenging:** Vanaf 1 januari 2019 tot 1 januari 2027 wordt de maximale duur van het verlof progressief verlengd, met telkens één week extra per twee jaar, net zoals bij adoptieverlof.
* **Verdeling:** De weken die de initiële zes weken overschrijden, dienen te worden verdeeld tussen de twee aangestelde pleegouders.
* **Aanvang:** Het verlof kan worden opgenomen binnen twaalf maanden na de inschrijving van het kind in het bevolkings- of vreemdelingenregister van de gemeente waar het kind verblijft. De werknemer dient de werkgever minimaal één maand van tevoren op de hoogte te brengen; deze termijn kan met instemming van de werkgever verkort worden.
* **Dubbele duur:** De maximale duur van het verlof wordt verdubbeld indien het kind getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid.
* **Meerdere kinderen:** Bij gelijktijdige opvang van meerdere minderjarige kinderen kan de maximale duur per pleegouder met twee weken worden verlengd.
* **Behoud van loon:** De eerste drie dagen van het verlof worden loon behouden, daarna ontvangt de werknemer een uitkering ten laste van de uitkeringsinstelling.
* **Pleegzorgverlof:** Het reguliere pleegzorgverlof (zes dagen afwezigheid per jaar) blijft apart bestaan.
#### 4.2.2 Zelfstandigen
Zelfstandigen die als pleegouder zijn aangesteld voor een minderjarig kind hebben recht op maximaal zes weken verlof. Twee extra weken kunnen vrij worden verdeeld onder beide ouders, en nog twee extra weken indien het een alleenstaande pleegouder betreft. Dit verlof kan worden opgenomen in aaneengesloten periodes en de aanvang is vrij te bepalen, ten vroegste vanaf het moment dat het kind is ingeschreven als hoofdverblijfplaats. Zowel zelfstandigen als werknemers kunnen dit recht uitoefenen. Bij gelijktijdige plaatsing van meerdere minderjarige kinderen geldt een verlenging van twee weken per pleegouder. De opname dient minimaal één week of een veelvoud daarvan te zijn. De maximale duur wordt eveneens verdubbeld bij een kind met een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid. Voorwaarde is dat de plaatsing minimaal zes maanden duurt en voldoet aan de regelgeving inzake jeugdbijstand en jeugdbescherming.
De uitkering voor zelfstandigen bedraagt 597,07 euro per week en wordt uiterlijk één maand na de aanvang van het pleegouderverlof in één keer uitbetaald, minus 11,11% btw. Vanaf 2027 zal de regeling voor zelfstandigen identiek zijn aan die voor werknemers, met een maximale duur van elf weken.
### 4.3 Palliatief verlof
Palliatief verlof biedt werknemers de mogelijkheid om hun arbeidsprestaties volledig of gedeeltelijk te schorsen om een familielid of een persoon met wie zij een hechte band hebben, bij te staan gedurende een palliatieve levensfase. Dit verlof kan worden opgenomen in volledige of halve dagen, en moet binnen een specifieke periode worden aangevraagd.
* **Duur:** Het palliatief verlof bedraagt maximaal één maand, die kan worden verlengd met nog eens één maand.
* **Opname:** Het verlof kan volledig of gedeeltelijk worden opgenomen. Bij een volledige schorsing van de arbeidsprestaties wordt een uitkering van het RVA ontvangen.
* **Voorwaarden:**
* De werknemer moet een verklaring op eer ondertekenen dat hij/zij een persoon bijstaat die terminaal is en palliatieve zorgen ontvangt.
* De werknemer dient de werkgever minstens een week van tevoren schriftelijk op de hoogte te stellen.
* **Bescherming tegen ontslag:** Werknemers die palliatief verlof opnemen, genieten bescherming tegen ontslag vanaf de aanvraag tot het einde van het verlof.
#### 4.3.1 Aanvraag en uitkering
De aanvraag voor palliatief verlof moet schriftelijk bij de werkgever worden ingediend, met vermelding van de gewenste periode. De werknemer ontvangt een uitkering van het RVA, waarvan het bedrag afhankelijk is van de gekozen opnamevorm (volledige of gedeeltelijke schorsing). De exacte bedragen en voorwaarden worden bepaald door de RVA.
#### 4.3.2 Verschil met tijdskrediet
Het is belangrijk op te merken dat palliatief verlof, hoewel gericht op zorgverlening, een apart wettelijk kader kent en verschilt van tijdskrediet met het motief 'zorg voor een zwaar ziek gezinslid'. De specifieke reglementering en uitkeringsvoorwaarden voor palliatief verlof zijn van toepassing.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Verlofstelsels | Wettelijk gereglementeerde periodes waarin een werknemer afwezig mag zijn van het werk met behoud van bepaalde rechten, zoals loon of een uitkering, in specifieke situaties zoals zwangerschap, ouderschap of ziekte. |
| Zwangerschapsverlof | Een wettelijk recht voor werknemers om afwezig te zijn van het werk tijdens de periode van zwangerschap, voorafgaand aan de bevalling, met behoud van een uitkering. |
| Moederschapsrust | De verplichte periode van rust voor een werknemer na de bevalling, bedoeld om te herstellen en te zorgen voor de pasgeboren baby, waarvoor een moederschapsvergoeding wordt uitgekeerd. |
| Vaderschapsverlof | Een wettelijk recht voor vaders om een periode van verlof op te nemen rond de geboorte van hun kind, ter ondersteuning van de partner en om tijd door te brengen met de nieuwe familie. |
| Mee-ouderschapsverlof | Een verlofstelsel dat onder bepaalde voorwaarden beschikbaar is voor de partner van de moeder, die niet de wettelijke afstamming heeft, om het kind op te vangen bij de geboorte. |
| Adoptieverlof | Een periode van wettelijk verlof die adoptieouders kunnen opnemen na de adoptie van een kind, om zich aan te passen aan de nieuwe gezinssituatie en het kind te integreren. |
| Pleegouderverlof | Verlof dat wordt toegekend aan aangestelde pleegouders om voor een langdurig opgenomen kind te zorgen, met specifieke regels voor werknemers en zelfstandigen. |
| Thematisch verlof | Een algemene term voor verschillende soorten loopbaanonderbreking die werknemers kunnen opnemen voor specifieke doeleinden, zoals ouderschapsverlof, zorgverlof of palliatief verlof. |
| Ouderschapsverlof | Een thematisch verlof dat werknemers kunnen opnemen voor de opvoeding van hun kind, met verschillende opties voor volledige of gedeeltelijke loopbaanonderbreking. |
| Profylactisch verlof | Een speciale vorm van verlof die een zwangere werknemer kan opnemen als haar werk schadelijk is voor haar gezondheid of die van haar ongeboren kind, wanneer overplaatsing naar ander werk niet mogelijk is. |
| Borstvoedingspauzes | Korte periodes gedurende de werkdag die een werkneemster mag nemen om borstvoeding te geven aan haar kind, wat een wettelijk recht is na de bevalling. |
| Arbeidsovereenkomst | Een contractuele relatie tussen een werkgever en een werknemer, waarin de rechten en plichten van beide partijen zijn vastgelegd met betrekking tot werkprestaties en verloning. |
| Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (ZIV) | Een sociaal verzekeringssysteem dat werknemers voorziet van een financiële uitkering bij arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte of ongeval, ter compensatie van verloren loon. |
| Moederschapsvergoeding | Een financiële tegemoetkoming uitgekeerd door het ziekenfonds aan een werkneemster tijdens haar moederschapsrust, ter compensatie van het verloren loon. |
| Loopbaanonderbreking | Een periode waarin een werknemer zijn of haar werkprestaties tijdelijk volledig of gedeeltelijk stopzet, vaak met behoud van bepaalde sociale rechten en soms een uitkering. |
Cover
Leerstuk 7: Bekwaamheid van meerderjarigen Samenvatting
Summary
# Algemene principes van bekwaamheid en rechtsonbekwaamheid
Dit onderwerp verkent de fundamentele concepten van juridische bekwaamheid en de verschillende categorieën van rechtsonbekwaamheid, met een specifieke focus op meerderjarigheid en minderjarigheid, en de juridische implicaties daarvan.
### 1.1 Juridische gevolgen van bekwaamheid en onbekwaamheid
De classificatie van een persoon als handelingsbekwaam of -onbekwaam heeft directe juridische consequenties voor de geldigheid en de effecten van diens rechtshandelingen [1](#page=1).
### 1.2 Handelingsbekwaamheid als algemene rechtsregel
In het recht wordt handelingsbekwaamheid beschouwd als de standaard. Dit betekent dat de wet er in principe van uitgaat dat personen in staat zijn om rechtshandelingen te verrichten, tenzij er specifieke wettelijke uitzonderingen van toepassing zijn [1](#page=1).
### 1.3 Meerderjarigheid
Meerderjarigheid wordt bereikt op achttienjarige leeftijd. Vanaf dit moment worden personen geacht bekwaam te zijn om alle rechtshandelingen te verrichten die tot het burgerlijk leven behoren [1](#page=1).
### 1.4 Minderjarigheid en rechtsonbekwaamheden
Hoewel de focus van de verstrekte tekst primair ligt op meerderjarigheid, impliceert de structuur dat minderjarigen inherent tot de categorie van rechtsonbekwaamheid behoren. Het onderwerp omvat ook de bescherming van meerderjarigen die om diverse redenen handelingsonbekwaam worden geacht, wat wijst op een breder spectrum aan rechtsonbekwaamheden dan alleen minderjarigheid [1](#page=1).
> **Tip:** Hoewel artikel 488 oud BW wordt genoemd met betrekking tot meerderjarigheid, is het cruciaal te onthouden dat de specifieke invulling van handelingsonbekwaamheid, met name bij minderjarigen, verder zal worden uitgediept in de rest van het studiemateriaal. De verstrekte pagina's leggen de fundamentele principes vast [1](#page=1).
### 2 Bescherming van onbekwame meerderjarigen
Dit deel behandelt de wetgeving en de methoden die worden gehanteerd om meerderjarigen die handelingsonbekwaam zijn, te beschermen, zowel via buitengerechtelijke als via gerechtelijke procedures [2](#page=2).
#### 2.1 Algemene regel en uitzonderingen op handelingsbekwaamheid
De algemene regel stelt dat meerderjarigen handelingsbekwaam zijn. Echter, er bestaat een wettelijke uitzondering voor personen die handelingsonbekwaam worden geacht. De wetgeving betreffende de bescherming van onbekwame meerderjarigen is significant herzien met de invoering van twee systemen, te weten de zorgvolmacht (buitengerechtelijke bescherming) en bewind (gerechtelijke bescherming), na de wet van 17 maart 2013 [2](#page=2).
#### 2.2 Wettelijke structuur (oud BW)
De relevante wettelijke bepalingen bevinden zich in BOEK 1 Personen, TITEL XI: Meerderjarigheid en beschermde personen. Deze titel is onderverdeeld in Hoofdstuk 1 (meerderjarigen, artikel 488 oud BW) en Hoofdstuk 2 (beschermde personen) ] [2](#page=2).
##### 2.2.1 Criterium voor bescherming
Artikel 488/1 en 488/2 oud BW definiëren wie recht heeft op bescherming. Bescherming kan worden toegekend aan personen die vanwege hun gezondheidstoestand niet in staat zijn hun belangen behoorlijk waar te nemen. Dit omvat onder andere [2](#page=2):
* Dementerenden [2](#page=2).
* Mentaal gehandicapten [2](#page=2).
* Coma-patiënten [2](#page=2).
* Manisch-depressieven [2](#page=2).
* Psychiatrische patiënten [2](#page=2).
Daarnaast geldt dit ook voor personen die zich in een staat van verkwisting bevinden (artikel 488/2 oud BW) . Hieronder vallen bijvoorbeeld [2](#page=2):
* Gokverslaafden [2](#page=2).
* Drugsverslaafden [2](#page=2).
* Koopzieken [2](#page=2).
##### 2.2.2 Soorten belangen die bescherming behoeven
Bescherming kan betrekking hebben op zowel persoonlijke als financiële/vermogensbelangen [2](#page=2).
* **Persoonlijke belangen** omvatten beslissingen aangaande:
* Waar te wonen [3](#page=3).
* Huwen [3](#page=3).
* Samenwonen [3](#page=3).
* Medische behandelingen en operaties [3](#page=3).
* Scheiding [3](#page=3).
* Erkenning van een kind [3](#page=3).
* **Financiële/vermogensbelangen** betreffen zaken als:
* Verkoop of aankoop van goederen [3](#page=3).
* Aangaan van leningen [3](#page=3).
* Huren of verhuren [3](#page=3).
* Erfenissen [3](#page=3).
* Schenkingen [3](#page=3).
* Opstellen van een testament [3](#page=3).
* Beheer van goederen [3](#page=3).
#### 2.3 Beschermingsmaatregelen: methoden van bescherming
Er worden twee hoofdtypen beschermingsmaatregelen onderscheiden: buitengerechtelijke bescherming en gerechtelijke bescherming [3](#page=3).
##### 2.3.1 Buitengerechtelijke bescherming: Zorgvolmacht
Een zorgvolmacht is een buitengerechtelijke regeling waarbij een persoon, zolang hij of zij nog bekwaam is, zelf voorzieningen treft voor het geval hij of zij in de toekomst handelingsonbekwaam wordt. Deze volmacht kan betrekking hebben op zowel vermogensbeheer als de persoon zelf en werkt op basis van lastgeving. Een zorgvolmacht kan worden opgesteld via een notaris of worden neergelegd bij het vredegerecht. De wettelijke bepalingen hieromtrent zijn te vinden in artikel 489 tot 490/2 oud BW [3](#page=3).
##### 2.3.2 Gerechtelijke bescherming: Bewind
Bewind is een door de rechter opgelegde beschermingsmaatregel die van toepassing is wanneer een persoon niet langer in staat is zijn of haar eigen belangen te behartigen. Het kan zowel betrekking hebben op de goederen als op de persoon van de beschermde. Een gerechtelijke procedure dient te worden ingesteld door een belanghebbende bij de vrederechter, die vervolgens een beslissing neemt [3](#page=3).
#### 2.4 Wettelijke bepalingen betreffende bewind
Specifieke rechtshandelingen en maatregelen die door de rechter kunnen worden opgelegd in het kader van bewind, zijn uiteengezet in artikel 492/1 tot 492/4 oud BW. De sancties die van toepassing kunnen zijn, worden beschreven in artikel 493 tot 493/3 oud BW. Het ontstaan van bewind is geregeld in artikel 495 oud BW, terwijl de organisatie ervan wordt uiteengezet in artikel 496 tot 496/7 oud BW. De werking van bewind omvat algemene bepalingen (artikel 497 tot 497/8 oud BW), bijstand (artikel 498 tot 498/4 oud BW), vertegenwoordiging (artikel 499 tot 499/22 oud BW) en de rol van de vertrouwenspersoon (artikel 501 tot 501/3 oud BW) . Het einde van bewind is geregeld in artikel 502 oud BW [4](#page=4).
> **Tip:** De wetgeving biedt de mogelijkheid om tijdig beschermingsmaatregelen te treffen, zelfs vóór het bereiken van de meerderjarige leeftijd, mits er een duidelijke noodzaak voor is [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** Een situatie waarin oma, lijdend aan dementie, onbewust geld afgeeft en derden toelaat in haar woning, kan leiden tot de noodzaak van bescherming. Jef, een persoon met een mentale handicap die in een instelling woont en niet voor zichzelf kan zorgen, wordt binnenkort meerderjarig, wat een proactieve aanpak voor zijn bescherming vereist. De zaak van Jamie Spears, die zijn bewindvoerderschap over zijn dochter verloor wegens vermeende wanpraktijken, onderstreept het belang van gerechtelijke toezicht op bewindvoerders [4](#page=4).
---
# De zorgvolmacht als buitengerechtelijke beschermingsmaatregel
De zorgvolmacht is een buitengerechtelijke beschermingsmaatregel die meerderjarigen de mogelijkheid biedt om zelf te bepalen wie hun belangen behartigt en hoe, mochten zij wilsonbekwaam worden [7](#page=7).
### 2.1 Algemeen principe van lastgeving
Lastgeving, ook wel volmacht genoemd, is een juridische handeling waarbij een persoon (de lastgever) een ander (de lasthebber) de bevoegdheid verleent om namens hem rechtshandelingen te stellen. Dit contract komt tot stand door de aanvaarding van de lasthebber [7](#page=7).
#### 2.1.1 Inhoud van de lastgeving
De handelingen die een lasthebber mag stellen, kunnen onderverdeeld worden in:
* **Beheer van het vermogen:** Dit omvat betalingen van facturen, bankverrichtingen, beleggingen, verhuur of verkoop van roerende en onroerende goederen, beheer van jaarlijkse uitgaven en herstellingen aan eigendommen [7](#page=7).
* **Handelingen betreffende de persoon:** Dit kan gaan over keuzes met betrekking tot woonzorgcentra, medische beslissingen (als wilsverklaring) en de keuze van een arts [7](#page=7).
De lasthebber handelt steeds in naam en voor rekening van de lastgever, wat neerkomt op vertegenwoordiging [7](#page=7).
### 2.2 Kenmerken van de zorgvolmacht
Een zorgvolmacht is een specifieke vorm van lastgeving waarbij de lastgever één of meerdere lasthebbers aanwijst om bepaalde handelingen te verrichten, zowel inzake goederen als inzake de persoon, zonder tussenkomst van de rechter. De zorgvolmacht treedt in werking wanneer de lastgever wilsonbekwaam wordt [7](#page=7).
#### 2.2.1 Geen rechterlijke tussenkomst
Voor de opstelling, inwerkingtreding en uitvoering van een zorgvolmacht is in principe geen rechterlijke tussenkomst vereist. Rechterlijke tussenkomst kan wel ingeroepen worden bij onduidelijkheden, misbruik door de lasthebber, onvoldoende geachte bescherming, of indien contractueel zo bepaald [7](#page=7).
### 2.3 Bekwaamheid en bescherming
Het concept van bekwaamheid is essentieel binnen het personenrecht. De zorgvolmacht richt zich specifiek op de bescherming van meerderjarigen die wilsonbekwaam worden [7](#page=7).
> **Tip:** Het is cruciaal om een onderscheid te maken tussen handelsbekwaamheid (juridische bekwaamheid om rechtshandelingen te stellen) en wilsbekwaamheid (feitelijke bekwaamheid om de gevolgen van een rechtshandeling te begrijpen en te willen) [8](#page=8).
#### 2.3.1 Gevolgen van een zorgvolmacht
Een belangrijke consequentie van een zorgvolmacht is dat deze **niet** leidt tot handelingsonbekwaamheid van de lastgever. De lastgever blijft in principe handelingsbekwaam zelfs na het opstellen van een zorgvolmacht kan die nog steeds geld schenken, hoewel dit juridisch af te raden kan zijn. Ook na het in coma raken van de lastgever, blijft een reeds opgestelde volmacht geldig [11](#page=11) [8](#page=8).
> **Voorbeeld:** Zelfs na het opstellen van een zorgvolmacht kan André nog steeds geld schenken, al is dit juridisch af te raden en kan het problemen opleveren indien de man kwade bedoelingen heeft [8](#page=8).
### 2.4 Formaliteiten en registratie
Om rechtsgevolgen te hebben bij wilsonbekwaamheid van de lastgever, dient een zorgvolmacht aan bepaalde formaliteiten te voldoen, geregeld in artikel 490 oud BW. De bijzondere of algemene lastgeving, met het doel buitengerechtelijke bescherming te regelen voor een wilsbekwame meerderjarige, moet geregistreerd worden in het centraal register dat beheerd wordt door de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat [10](#page=10) [8](#page=8).
Het verzoek tot registratie kan gebeuren door:
* Neerlegging van een voor eensluidend verklaard afschrift van de overeenkomst ter griffie van het vredegerecht van de verblijfplaats van de lastgever [10](#page=10) [8](#page=8).
* Via de notaris die de lastgevingsovereenkomst heeft opgesteld [10](#page=10) [8](#page=8).
Binnen vijftien dagen na het verzoek wordt de overeenkomst opgenomen in het centraal register. De Koning stelt de nadere regels vast voor de oprichting, het beheer en de raadpleging van dit register, inclusief gratis toegang voor bepaalde overheden en de registratiekosten [10](#page=10) [8](#page=8).
> **Tip:** Het opstellen van een zorgvolmacht vereist nauwkeurigheid om te garanderen dat deze geldig is en correct wordt uitgevoerd. Raadpleeg hiervoor een notaris [8](#page=8).
> **Tip:** De registratie in het centraal register is cruciaal voor de uitwerking van de zorgvolmacht wanneer de lastgever wilsonbekwaam wordt [10](#page=10).
#### 2.4.1 Geldigheid van de volmacht bij wilsonbekwaamheid
Indien een persoon zelf een volmacht opstelt, deze door de lasthebber ondertekend wordt en de lastgever vervolgens wilsonbekwaam wordt, blijft de volmacht geldig [8](#page=8).
### 2.5 Einde van de zorgvolmacht
De buitengerechtelijke bescherming via een zorgvolmacht kan op verschillende manieren eindigen, conform artikel 490/2, §3 O.B.W. [11](#page=11) [12](#page=12):
* Herstel van wilskracht: Indien de lastgever niet meer wilsonbekwaam is, vervalt de noodzaak voor bescherming [12](#page=12).
* Opzegging door de lasthebber: De lasthebber kan de zorgvolmacht opzeggen; de specifieke wijze van opzegging kan in de volmacht zelf worden vastgelegd [11](#page=11) [12](#page=12).
* Herroeping door de lastgever: De lastgever heeft het recht om de zorgvolmacht te herroepen [11](#page=11) [12](#page=12).
* Overlijden: De zorgvolmacht eindigt bij het overlijden van zowel de lastgever als de lasthebber [11](#page=11) [12](#page=12).
* Beslissing van de Vrederechter: Een rechterlijke beslissing kan eveneens leiden tot het einde van de zorgvolmacht [11](#page=11) [12](#page=12).
### 2.6 Plichten van de lasthebber
De lasthebber heeft specifieke plichten bij de uitoefening van zijn opdracht. Eén van de kernplichten is het behartigen van de belangen van de lastgever en het bewaren van diens vermogen. Dit omvat het correct beheren van bankzaken, zoals het innen van inkomsten en het betalen van facturen [12](#page=12) [9](#page=9).
De lasthebber mag echter **geen** rekeningen openen op eigen naam en daar de inkomsten van de lastgever op laten storten. Bovendien moet de lasthebber verantwoording afleggen over zijn handelingen, zowel aan de lastgever (indien bekwaam) als aan een rechter [12](#page=12) [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** Jef, aangeduid als lasthebber van Mieke om haar vermogen in stand te houden, mag Mieke's pensioen niet op een rekening op zijn eigen naam laten storten. Hij moet verantwoording afleggen aan Mieke of, indien nodig, aan een rechter. Als Jef een factuur van een aannemer voor dakwerken betaalt, kan Mieke haar geld niet terugvorderen als de werken correct zijn uitgevoerd en de betaling in lijn was met het beheer van haar vermogen [9](#page=9).
> **Tip:** Het is cruciaal om in de zorgvolmacht duidelijke specificaties op te nemen over de beginselen die de lasthebber moet respecteren en de specifieke verplichtingen bij de uitvoering van de zorgvolmacht. Ook het vastleggen van de wijze van opzegging en de aanwijzing van een opvolger voor de lasthebber is sterk aan te raden [12](#page=12).
### 2.7 Samenvatting: wat te regelen in een zorgvolmacht
Om een optimale zorgvolmacht op te stellen, is het aan te raden om de volgende punten te regelen [10](#page=10) [11](#page=11) [9](#page=9):
1. Het tijdstip of de voorwaarden waaronder de zorgvolmacht uitgevoerd mag worden [11](#page=11) [9](#page=9).
2. Een beschrijving van wat precies als wilsonbekwaamheid van de lastgever wordt beschouwd [11](#page=11) [9](#page=9).
3. Of de lastgeving algemeen of bijzonder is [11](#page=11) [9](#page=9).
4. Of de lastgeving in algemene of specifieke bewoordingen wordt verleend [11](#page=11) [9](#page=9).
5. De beginselen die de lasthebber bij de uitoefening van zijn opdracht moet respecteren [11](#page=11) [9](#page=9).
6. Specifieke verplichtingen voor de lasthebber bij de uitvoering van de zorgvolmacht [11](#page=11) [9](#page=9).
7. Eventuele bezoldiging van de lasthebber [11](#page=11) [9](#page=9).
8. De wijze van opzegging van de lastgeving [11](#page=11) [9](#page=9).
9. De aanduiding van een opvolger voor de lasthebber [11](#page=11) [9](#page=9).
10. Voorwaarden met betrekking tot de registratie, indien deze nog niet is gebeurd [11](#page=11) [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** Een zorgvolmacht kan bepalen dat deze pas uitwerking heeft zodra een geneesheer-specialist schriftelijk verklaart dat de lastgever handelingsonbekwaam is geworden en kan de lasthebber opdragen om de financiële belangen van de lastgever te beheren volgens de principes van behoorlijk rentmeesterschap [11](#page=11).
---
# Bewind als gerechtelijke beschermingsmaatregel
Hieronder volgt een gedetailleerde studiehandleiding over bewind als gerechtelijke beschermingsmaatregel voor meerderjarigen.
## 3. Bewind als gerechtelijke beschermingsmaatregel
Dit onderwerp behandelt de noodzaak, wettelijke kaders, procedure, aanstelling van de bewindvoerder en het einde van bewind als een gerechtelijke beschermingsmaatregel voor meerderjarigen die hun eigen belangen niet meer naar behoren kunnen behartigen.
### 3.1 Noodzaak en algemene principes van bescherming
Handelingsbekwaamheid is de algemene regel voor meerderjarigen; handelingsonbekwaamheid is de uitzondering. Situaties waarin meerderjarigen hun eigen belangen niet meer naar behoren kunnen behartigen, zoals door dementie, mentale handicaps of coma, maken bescherming noodzakelijk [14](#page=14).
#### 3.1.1 Wettelijke kaders
De bescherming van onbekwame meerderjarigen is geregeld in het Personenrecht, voornamelijk in het oude Burgerlijk Wetboek (oud BW), Boek 1, Titel XI: Meerderjarigheid en beschermde personen. De wetgeving is gestructureerd rondom meerderjarigen, beschermde personen, en specifiek bewind [14](#page=14).
#### 3.1.2 Vormen van bescherming
Er zijn twee hoofdlijnen voor bescherming bij handelingsonbekwaamheid:
1. **Zorgvolmacht:** Een door de persoon zelf opgestelde volmacht om iemand aan te wijzen die diens belangen behartigt. Dit geniet de voorkeur omdat het zelfbeschikking respecteert [15](#page=15).
2. **Bewind:** Een gerechtelijke beschermingsmaatregel die door een rechter kan worden opgelegd als er geen zorgvolmacht is of deze onvoldoende bescherming biedt. Dit verklaart de persoon handelingsonbekwaam voor bepaalde of alle handelingen met betrekking tot persoon en/of goederen [15](#page=15).
> **Tip:** De zorgvolmacht is de voorkeursmaatregel, omdat deze de zelfbeschikking respecteert. Bewind is een ingrijpendere maatregel die door een rechter wordt opgelegd [15](#page=15).
#### 3.1.3 Juridische bescherming: bewind
Bewind is een gerechtelijke maatregel die door een rechter wordt ingesteld wanneer een meerderjarige handelingsonbekwaam wordt verklaard voor handelingen betreffende zijn persoon en/of goederen. De wet regelt het ontstaan, de organisatie, de werking (algemeen, bijstand, vertegenwoordiging, vertrouwenspersoon) en het einde van bewind [15](#page=15).
> **Voorbeeld:** Oma dementeert en deelt onbewust geld uit. Jef is mentaal gehandicapt en kan niet voor zichzelf zorgen. Frank belandt in coma. In deze gevallen kan bewind noodzakelijk zijn indien een zorgvolmacht ontbreekt of ontoereikend is [15](#page=15).
### 3.2 Bescherming op maat en de rol van bewind
Bescherming op maat beperkt de handelingsbekwaamheid voor specifieke handelingen, in plaats van een algehele onbekwaamverklaring, met bekwaamheid als uitgangspunt [15](#page=15).
#### 3.2.1 Persoonlijke en financiële/vermogensbelangen
Bescherming kan gericht zijn op:
* **Persoonlijke belangen:** Beslissingen over woonplaats, huwelijk/scheiding, erkenning kind, naamswijziging, orgaandonatie [16](#page=16).
* **Financiële/vermogensbelangen:** Verkopen/kopen goederen, lenen geld, huren/verhuren, omgaan met erfenissen, schenkingen, opstellen testament [16](#page=16).
> **Tip:** "Bescherming op maat" benadrukt een genuanceerde aanpak die aansluit bij de specifieke noden van de persoon [16](#page=16).
#### 3.2.2 Bewind als rechterlijke beschermingsmaatregel
Bewind wordt ingesteld wanneer iemand door zijn gezondheidstoestand zijn belangen niet behoorlijk kan waarnemen, zowel persoonlijk als goederenrechtelijk [16](#page=16).
##### 3.2.2.1 Toepassingsgebied van bewind
Een persoon kan handelingsonbekwaam worden verklaard voor bepaalde of alle handelingen betreffende zijn persoon en/of goederen, waarna een bewindvoerder wordt aangesteld [16](#page=16).
##### 3.2.2.2 Wie kan beschermd worden?
Potentiële kandidaten zijn onder andere dementerenden, mentaal gehandicapten, comapatiënten, manisch-depressieven en psychiatrische patiënten, en algemeen personen die "wegens zijn gezondheidstoestand" niet in staat zijn zijn belangen (behoorlijk) waar te nemen [17](#page=17).
##### 3.2.2.3 Methoden van bescherming binnen bewind
De bewindvoerder kan de volgende rollen vervullen:
* **Bijstand:** De bewindvoerder ondersteunt de beschermde persoon bij beslissingen en handelingen [17](#page=17).
* **Vertegenwoordiging:** De bewindvoerder handelt namens de beschermde persoon en neemt beslissingen in diens plaats [17](#page=17).
> **Voorbeeld:** Iemand met vergevorderde dementie kan voor financiële belangen onder bewind (vertegenwoordiging) worden gesteld, terwijl hij voor persoonlijke beslissingen zoals kledingkeuze nog zelfstandig kan worden bijgestaan [17](#page=17).
### 3.3 Procedure en werking van bewind: bijstand en vertegenwoordiging
Het aanstellen van een bewindvoerder kent twee regimes: bijstand en vertegenwoordiging, die bepalen hoe de bewindvoerder optreedt. Het doel is bescherming en het vervolledigen of uitvoeren van juridische handelingen [17](#page=17).
#### 3.3.1 Bijstand
Bijstand betekent dat de bewindvoerder optreedt om een handeling die de beschermde persoon zelf stelt, rechtsgeldig te maken. De beschermde persoon initieert de handeling, maar de bewindvoerder is nodig voor de juridische afronding [18](#page=18).
> **Voorbeeld:** Sven is handelingsonbekwaam voor overeenkomsten en wil een gsm-abonnement afsluiten. Bij bijstand kunnen zowel Sven als de bewindvoerder het contract tekenen, of Sven kan vooraf goedkeuring vragen waarna hij alleen het contract kan sluiten [18](#page=18).
#### 3.3.2 Vertegenwoordiging
Vertegenwoordiging houdt in dat de bewindvoerder zelfstandig namens de beschermde persoon handelt, zonder dat de beschermde persoon zelf de handeling hoeft te stellen of goedkeuring te geven [18](#page=18).
> **Voorbeeld:** Bij vertegenwoordiging tekent de bewindvoerder het gsm-abonnementcontract alleen in naam en voor rekening van Sven, zonder diens akkoord te vragen [18](#page=18).
#### 3.3.3 Werking in de praktijk
Het onderscheid tussen bijstand en vertegenwoordiging is cruciaal. Bij bijstand is medewerking of goedkeuring van de beschermde persoon vereist, terwijl bij vertegenwoordiging de bewindvoerder autonoom handelt [18](#page=18).
### 3.4 Criteria en toepassingsgevallen voor rechterlijke bescherming (bewind)
Rechterlijke bescherming middels bewind is bedoeld voor meerderjarige personen die wegens hun gezondheidstoestand hun belangen niet behoorlijk kunnen waarnemen [18](#page=18).
#### 3.4.1 Grondslag voor bewindstelling
Artikel 488/1 oud BW stelt dat een meerderjarige onder bescherming kan worden geplaatst indien hij, vanwege zijn gezondheidstoestand, geheel of gedeeltelijk, tijdelijk niet in staat is zijn vermogensrechtelijke of niet-vermogensrechtelijke belangen zelfstandig behoorlijk te behartigen, en enkel indien de bescherming van zijn belangen dit vereist [19](#page=19).
#### 3.4.2 Procedurele aspecten voor minderjarigen
Een verzoek tot bewindstelling kan ingediend worden vanaf zeventien jaar, indien de verwachte toestand bij meerderjarigheid vaststaat. De bescherming treedt in werking bij het bereiken van de meerderjarigheid [19](#page=19).
> **Tip:** Voorbereidingen voor bewindstelling kunnen al vóór de meerderjarigheid starten, mits de toekomstige toestand duidelijk is [19](#page=19).
#### 3.4.3 Specifieke situaties en toepassingsgevallen
##### 3.4.3.1 Personen in staat van verkwisting
Artikel 488/2 oud BW maakt bewind mogelijk voor personen in staat van verkwisting, maar enkel bij beheer over goederen [19](#page=19).
> **Voorbeeld:** Een persoon met een gok-, drugs- of koopverslaving die grote financiële verliezen lijdt en zijn vermogen dreigt te vernietigen, kan voor zijn financiële middelen onder bewind gesteld worden [19](#page=19).
##### 3.4.3.2 Andere voorbeelden van kwetsbaarheid
Andere groepen die potentieel in aanmerking komen zijn:
* **Dementerenden:** Personen die door dementie hun belangen niet zelfstandig kunnen waarnemen en zich hiervan vaak niet bewust zijn [20](#page=20).
* **Mentaal gehandicapten:** Meerderjarigen met een mentale handicap die niet voor zichzelf kunnen zorgen [20](#page=20).
> **Belangrijk:** De kern voor bewindstelling is de onmogelijkheid om de eigen belangen behoorlijk waar te nemen, ongeacht de oorzaak. De bescherming moet daadwerkelijk vereist zijn [20](#page=20).
### 3.5 Aanvraag en procedure van bewind
Gerechtelijke bescherming, in de vorm van bewind, verklaart een persoon handelingsonbekwaam voor bepaalde of alle handelingen met betrekking tot zijn persoon en/of goederen [22](#page=22).
#### 3.5.1 Wettelijke structuur
De wetgeving is te vinden in het Ger W (Gerechtelijk Wetboek), Boek IV: Bijzondere rechtsplegingen, met specifieke afdelingen en onderafdelingen voor de procedure van gerechtelijke bescherming [22](#page=22).
#### 3.5.2 Opstarten van een bewind
Een verzoek tot bewind moet worden ingediend bij de vrederechter van de verblijfplaats van de betrokkene [22](#page=22).
#### 3.5.3 Vereiste documenten voor de aanvraag
De volgende documenten zijn vereist:
* Verzoekschrift (artikel 1240 Ger W) [22](#page=22).
* Medisch attest (artikel 1241, §1 en §2 Ger W) [22](#page=22).
> **Tip:** Correcte en tijdige aanlevering van alle documenten is cruciaal voor een soepele procedure [23](#page=23).
#### 3.5.4 Het Centraal Register van Bescherming van de Personen (CRBP)
Het CRBP registreert en volgt beschermingsmaatregelen op. Verzoeken tot bescherming moeten digitaal worden ingediend via het CRBP, en tijdens de maatregel dienen verslagen en machtigingen ingediend te worden [23](#page=23).
### 3.6 Procedure en inhoud van de aanstellingsbeschikking
De aanstellingsprocedure omvat controle door de griffie, oproepen van personen, verhoor in raadkamer, en culminatieert in de aanstellingsbeschikking [23](#page=23).
#### 3.6.1 Inhoud van de aanstellingsbeschikking
De beschikking stelt de onbekwaamheid vast en definieert de omvang en inhoud van de beschermingsmaatregel [23](#page=23).
##### 3.6.1.1 Vaststelling van onbekwaamheid
De beschikking stelt de onbekwaamheid vast voor de persoon, de goederen, of beide [23](#page=23).
##### 3.6.1.2 Omvang en inhoud van de beschermingsmaatregel
Dit omvat:
* **Type bescherming:** Bijstand (principe) of vertegenwoordiging (tenzij de vrederechter anders bepaalt) [24](#page=24).
* **Domein van bescherming:** Enkel goederen, enkel persoon, of beide [24](#page=24).
* **Checklist voor beoordeling handelingen:** Een hulpmiddel voor het bepalen van te beoordelen handelingen per categorie [24](#page=24).
> **Tip:** Gebruik bij casussen systematisch de checklist om te bepalen of een handeling kan worden gesteld en of een vrederechterlijke machtiging nodig is [25](#page=25).
##### 3.6.1.3 Specifieke handelingen die de beschikking regelt
De beschikking kan specifieke handelingen aanduiden die de beschermde persoon niet meer zelf mag stellen, zoals daden van beschikking (bv. verkopen woning), beslissingen burgerlijke staat (bv. huwelijk, scheiding), beslissingen afstamming, en beslissingen fysieke integriteit (bv. IVF, abortus) [24](#page=24).
##### 3.6.1.4 Uitzonderingen en bijkomende vereisten
* **Machtiging vrederechter vereist:** Voor sommige handelingen (artikel 499/7 oud BW) [24](#page=24).
* **Handelingen waar geen bijstand/vertegenwoordiging mogelijk is:** Hoogstpersoonlijke handelingen (artikel 497/2 oud BW) [24](#page=24).
* **Mogelijkheid voor beschermde persoon om handelingen zelf te stellen:** Met machtiging van de vrederechter, indien de specifieke wetsbepaling dit toelaat [24](#page=24).
> **Voorbeeld:** Mike is onder bewind gesteld voor handelingen in artikel 492/1 §1 oud BW en wenst te scheiden. Als dit een hoogstpersoonlijke handeling is (artikel 497/2 oud BW), kan Mike dit mogelijk zelf met machtiging stellen, maar de bewindvoerder niet [26](#page=26).
##### 3.6.1.5 Aanwijzing van bewindvoerder en vertrouwenspersoon
De beschikking wijst de bewindvoerder en eventueel een vertrouwenspersoon aan [24](#page=24).
* **Bewindvoerder:** Kan familiaal of professioneel zijn, één of meerdere personen. De opdracht is niet verplicht te aanvaarden. Specifieke personen zijn uitgesloten [25](#page=25).
* **Vertrouwenspersoon:** Treedt op als bemiddelaar, vertolkt de mening van de beschermde persoon, ondersteunt en houdt toezicht. Niet altijd aangewezen [25](#page=25).
> **Tip:** De verklaring van voorkeur voor een bewindvoerder/vertrouwenspersoon (artikel 496 oud BW) maakt het mogelijk voor de toekomst regelingen te treffen [26](#page=26).
#### 3.6.2 Uitvoerbaarheid en publicatie
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad (B.S.) [25](#page=25).
#### 3.6.3 Administratief dossier
De griffie beheert het administratieve dossier [25](#page=25).
### 3.7 Taken en einde van het bewind
#### 3.7.1 Taken van de bewindvoerder tijdens het bewind
Essentiële taken omvatten:
* **Aanvangsverslag:** Beschrijft de beginsituatie van de beschermde persoon en diens vermogen [26](#page=26).
* **Dagelijkse uitvoering opdracht:** Beheer en administratie van zaken, beslissingen nemen in belang van beschermde persoon [26](#page=26).
* **Machtigingen:** Mogelijk afhankelijk van machtigingen van de vrederechter voor bepaalde handelingen betreffende goederen [26](#page=26).
* **Periodiek verslag:** Rapporteren aan de vrederechter over de uitoefening van de taak en de stand van het vermogen [26](#page=26).
* **Einde bewind:** Rol bij het formele einde van het bewind [26](#page=26).
> **Tip:** Nauwkeurig en transparant werken, met de belangen van de beschermde persoon voorop, is cruciaal. Noodzakelijke verslagen en machtigingen zijn sleutelcomponenten [27](#page=27).
#### 3.7.2 Einde van het bewind
Het bewind kan op diverse gronden eindigen (artikel 502 oud BW):
* Beëindiging van het bewind (bv. herstel bekwaamheid) [27](#page=27).
* Overlijden of ontbinding van de bewindvoerder [27](#page=27).
* Plaatsing van de bewindvoerder onder rechterlijke beschermingsmaatregel [27](#page=27).
* Buitengerechtelijke maatregel ten aanzien van de bewindvoerder [27](#page=27).
* Vervanging van de bewindvoerder door de vrederechter [27](#page=27).
* Bevel tot buitengerechtelijke beschermingsmaatregel voor de beschermde persoon met opheffing van het bewind [27](#page=27).
* Gevallen bedoeld in artikel 492/4 oud BW [27](#page=27).
#### 3.7.3 Sanctieregeling bij niet-naleving
Sancties zijn voorzien voor handelingen in strijd met bewindvoering [27](#page=27).
##### 3.7.3.1 Rechts-handelingen gesteld door de beschermde persoon
* **Handelingen betreffende de persoon:** Verplichte nietigheid [28](#page=28).
* **Handelingen betreffende goederen:**
* Facultatieve nietigheid (benadeling), met rekening houden van derden te goeder trouw en matigingsbevoegdheid van de rechter [28](#page=28).
* Verplichte nietigheid indien een vereiste machtiging niet werd verkregen [28](#page=28).
> **Voorbeeld:** Een beschermde meerderjarige die zelf een huurcontract tekent dat hem financieel benadeelt zonder medeweten van de bewindvoerder of vrederechter, kan geconfronteerd worden met de nietigheid van dit contract [28](#page=28).
##### 3.7.3.2 Rechts-handelingen gesteld door de bewindvoerder
Indien de bewindvoerder een handeling stelt waarvoor een vereiste machtiging ontbreekt, is de sanctie verplichte nietigheid [28](#page=28).
> **Tip:** De sanctieregeling benadrukt het belang van naleving van procedures en de rol van de vrederechter voor de bescherming van belangen [28](#page=28).
### 3.8 Medische verklaring en juridische vereisten
#### 3.8.1 De medische verklaring bij een verzoek tot bewind
Een medische verklaring is vereist wanneer een verzoek tot bewind de bekwaamheid van de te beschermen persoon kan beïnvloeden. Deze moet omstandig zijn, voldoen aan modelvereisten, en niet ouder zijn dan vijftien dagen [28](#page=28).
##### 3.8.1.1 Vereisten en inhoud van de medische verklaring
Opgesteld door een erkende arts/psychiater op basis van actuele medische gegevens of recent onderzoek. De verklaring moet minimaal bevatten: mobiliteit, algemene gezondheidstoestand, weerslag op belangenbeheer (inclusief rekenschap kunnen inzien voor vermogensrechtelijke belangen), en normale zorgverlening [29](#page=29).
> **Tip:** Let specifiek op de informatie die de medische verklaring moet bevatten met betrekking tot vermogensbeheer en het vermogen om rekenschap te ontvangen [29](#page=29).
##### 3.8.1.2 Artsen en onafhankelijkheid
De arts mag geen bloed- of aanverwant zijn van de betrokkene of verzoeker, of verbonden zijn aan de instelling waar de persoon verblijft [29](#page=29).
##### 3.8.1.3 Uitzonderingen en advies
In noodgevallen kan de rechter een arts aanwijzen om advies uit te brengen indien de verzoeker de redenen voor het ontbreken van de verklaring toelicht [29](#page=29).
#### 3.8.2 Juridische vereisten en indiening
##### 3.8.2.1 Indienen van verzoekschriften
Verzoekschriften en bijlagen worden neergelegd via het register (artikel 1253/2 Ger. W.) [29](#page=29).
##### 3.8.2.2 Gevolgen van de beschermingsmaatregel
De maatregel heeft gevolgen vanaf de publicatie in het Belgisch Staatsblad voor specifieke handelingen, en vanaf de indiening van het verzoekschrift voor alle andere handelingen [30](#page=30).
> **Tip:** Wees aandachtig voor het onderscheid in ingangsdata van de beschermingsmaatregel, afhankelijk van het type handeling [30](#page=30).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Handelingsbekwaamheid | Juridische bekwaamheid van een persoon om rechtshandelingen te verrichten en de rechtsgevolgen daarvan te begrijpen en te aanvaarden. Dit is de algemene regel in het recht. |
| Handelingsonbekwaamheid | Het juridische ontbreken van bekwaamheid om rechtshandelingen te verrichten. Dit is de uitzondering op de regel en vereist beschermingsmaatregelen. |
| Meerderjarigheid | Het bereiken van de volle leeftijd van achttien jaar, waarna een persoon in principe handelingsbekwaam wordt geacht voor alle rechtshandelingen. |
| Rechtsonbekwaamheid | Een algemene term die verwijst naar situaties waarin een persoon niet in staat is om zijn juridische belangen naar behoren waar te nemen, hetzij door minderjarigheid, hetzij door andere oorzaken. |
| Zorgvolmacht | Een buitengerechtelijke overeenkomst waarbij een wilsbekwame meerderjarige zelf iemand aanwijst die zijn belangen zal behartigen mocht hij later wilsonbekwaam worden. |
| Lastgever | De persoon die een volmacht of lastgeving verleent aan een ander. In de context van een zorgvolmacht is dit de persoon die de regelingen treft voor het geval hij wilsonbekwaam wordt. |
| Lasthebber | De persoon die door een lastgever de opdracht krijgt om namens hem bepaalde handelingen te verrichten. In een zorgvolmacht is dit de persoon die de belangen van de lastgever behartigt. |
| Lastgeving | Een overeenkomst waarbij de ene partij (lastgever) de andere partij (lasthebber) de opdracht geeft om in zijn naam en voor zijn rekening bepaalde rechtshandelingen te verrichten. |
| Wilsonbekwaamheid | De feitelijke toestand waarin een persoon de gevolgen van een specifieke rechtshandeling niet meer kan begrijpen en de wil om deze te verrichten niet meer kan vormen. |
| Bewind | Een gerechtelijke beschermingsmaatregel die door een rechter wordt opgelegd aan een meerderjarige die zijn belangen niet meer behoorlijk kan waarnemen, waarbij een bewindvoerder wordt aangesteld. |
| Bewindvoerder | Een persoon die door de rechter wordt aangesteld om de persoon en/of goederen te beheren van een persoon die onder bewind is gesteld. |
| Bijstand | Een vorm van bescherming binnen een bewind waarbij de bewindvoerder de beschermde persoon ondersteunt bij het nemen van beslissingen en het uitvoeren van handelingen, maar de beschermde persoon de handeling initieert. |
| Vertegenwoordiging | Een vorm van bescherming binnen een bewind waarbij de bewindvoerder namens de beschermde persoon handelt en beslissingen neemt in diens plaats. |
| Verkwisting | Een toestand waarin een persoon door excessief spenderen zijn vermogen dreigt te vernietigen, wat kan leiden tot onderbewindstelling voor financiële belangen. |
| Centraal Register van Bescherming van de Personen (CRBP) | Een digitaal register dat de registratie en opvolging van beschermingsmaatregelen voor personen bijhoudt, essentieel voor de digitale indiening van verzoeken en verslagen. |
| Aanstellingsbeschikking | Het rechterlijke besluit waarin de aanstelling van een bewindvoerder wordt vastgesteld, inclusief de omvang van de beschermingsmaatregel en de specifieke bevoegdheden. |
| Hoogstpersoonlijke handeling | Een rechtshandeling die zo nauw verbonden is met de persoon van een individu dat deze niet door een ander kan worden verricht, zelfs niet met vertegenwoordiging of bijstand. |
| Nietigheid | De juridische sanctie die een rechtshandeling ongeldig maakt, waardoor deze geen rechtsgevolgen heeft. Dit kan verplicht of facultatief zijn, afhankelijk van de situatie. |
| Medisch attest | Een verklaring opgesteld door een arts die de gezondheidstoestand van een persoon beschrijft en de weerslag daarvan op het vermogen om de eigen belangen te behartigen, vereist bij een verzoek tot bewind. |
Cover
Leerstuk 8 Nationaliteit.pdf
Summary
# Definitie en gevolgen van nationaliteit
Dit onderdeel van de studiehandleiding verkent de fundamentele betekenis van nationaliteit en de diverse implicaties die dit heeft voor individuen.
### 1.1 Wat is nationaliteit?
De precieze definitie van nationaliteit is niet expliciet uitgewerkt op de aangeleverde pagina. De pagina geeft echter wel aan dat het onderwerp zich richt op de vraag "Wat is nationaliteit?". Dit suggereert dat de kern van de zaak ligt in het begrijpen van de juridische en sociale band tussen een persoon en een staat, die voortkomt uit het staatsburgerschap [4](#page=4).
### 1.2 Wat zijn de gevolgen van nationaliteit?
Net als bij de definitie, wordt de inhoud met betrekking tot de gevolgen van nationaliteit op pagina 4 aangeduid als niet printbaar of offline te gebruiken. Desondanks wordt de vraag "Wat zijn de gevolgen van nationaliteit?" expliciet gesteld wat impliceert dat de studie zich zal richten op de juridische, politieke, sociale en economische consequenties die voortvloeien uit het bezit van een bepaalde nationaliteit [4](#page=4).
> **Tip:** Hoewel de specifieke details op pagina 4 beperkt zijn, is het essentieel om te beseffen dat de gevolgen van nationaliteit breed zijn en onder meer betrekking kunnen hebben op reisvrijheden, stemrecht, toegang tot sociale voorzieningen, plichten zoals militaire dienst, en de bescherming door een staat in het buitenland. Bij het bestuderen van dit onderwerp, zoek naar informatie die deze bredere context van staatsburgerschap verklaart.
---
# Belgische nationaliteitswetgeving
Dit deel van het document behandelt de bronnen van de Belgische nationaliteitswetgeving [5](#page=5).
### 2.1 Bronnen van de Belgische nationaliteitswetgeving
De Belgische nationaliteitswetgeving is gebaseerd op specifieke wetten en regels. De studie van deze wetgeving vereist raadpleging van het Wetboek Belgische Nationaliteit (WBN) [5](#page=5).
---
# Verwerving van de Belgische nationaliteit
Het verwerven van de Belgische nationaliteit kan op twee verschillende manieren gebeuren: door toekenning of door verkrijging, elk van toepassing in specifieke omstandigheden [6](#page=6).
### 3.1 Toekenning van de Belgische nationaliteit
Minderjarigen kunnen de Belgische nationaliteit verkrijgen via toekenning in drie specifieke situaties [9](#page=9):
1. **Kind geboren uit Belgische ouders/adoptanten:** Dit valt onder artikelen 8 en 9 van de Wetboek van de Belgische Nationaliteit (WBN) [9](#page=9).
2. **Kind geboren in België:** Dit is geregeld in artikelen 10, 11 en 11bis WBN en kent verschillende subcategorieën [9](#page=9):
* Het kind is staatloos of een vondeling [9](#page=9).
* Het kind behoort tot de derde generatie vreemdelingen [9](#page=9).
* Het kind behoort tot de tweede generatie vreemdelingen [9](#page=9).
3. **Ouders/adoptanten verkrijgen de Belgische nationaliteit na de geboorte van het kind:** Deze situatie wordt beschreven in artikel 12 WBN [9](#page=9).
> **Tip:** Voor het examen is het cruciaal om de specifieke voorwaarden van elk artikel in het WBN te kennen en te kunnen toepassen op casussen. Raadpleeg de wetgeving zelf tijdens het bestuderen van de kennisclips [9](#page=9).
Er is ook een mogelijkheid tot weigering van de nationaliteit wegens gewichtige feiten [9](#page=9).
### 3.2 Verkrijging van de Belgische nationaliteit
Meerderjarigen kunnen de Belgische nationaliteit verkrijgen op twee manieren [11](#page=11):
1. **Via een nationaliteitsverklaring:** Dit is mogelijk in verschillende scenario's, zoals bepaald in artikelen 12bis en 15 WBN [11](#page=11):
* Men is in België geboren en verblijft er [11](#page=11).
* Na een verblijf van 10 jaar in België [11](#page=11).
* Na een verblijf van 5 jaar in België [11](#page=11).
2. **Via een verzoek tot naturalisatie:** Dit kan worden aangevraagd onder specifieke voorwaarden zoals beschreven in artikelen 19 en 21 WBN. De twee situaties waarin naturalisatie mogelijk is, zijn [11](#page=11):
* Dankzij buitengewone verdienste [11](#page=11).
* In een geval van staatloosheid [11](#page=11).
> **Tip:** Net als bij de toekenning, is het essentieel om de specifieke voorwaarden uit de relevante artikelen van het WBN te kennen en te kunnen toepassen op concrete situaties voor het examen [11](#page=11).
Cijfergegevens over nieuwe Belgen, opgesplitst naar proceduretype (toekenningen, naturalisaties, andere verkrijgingen), zijn beschikbaar maar vereisen toegang tot de webpagina [7](#page=7).
---
# Verlies van de Belgische nationaliteit
De Belgische nationaliteit kan op twee hoofdwijzen verloren gaan: door gewoon verlies en door vervallenverklaring [13](#page=13).
### 4.1. Gewoon verlies van de Belgische nationaliteit
Een persoon kan de Belgische nationaliteit verliezen in drie specifieke situaties die vallen onder het gewoon verlies [14](#page=14):
* **Vrijwillige afstand:** Dit gebeurt wanneer een Belg er zelf voor kiest om afstand te doen van zijn nationaliteit. Dit is geregeld in artikel 22, § 1, 2° van de Wet op het Belgisch Nationaliteit (WBN) [14](#page=14).
* **Adoptie door niet-Belgen:** Wanneer een Belgische minderjarige wordt geadopteerd door personen die niet de Belgische nationaliteit bezitten, kan dit leiden tot het verlies van de Belgische nationaliteit. Dit is bepaald in artikel 22, § 1, 4° WBN [14](#page=14).
* **Langdurig verblijf in het buitenland:** Ingeval van een langdurig verblijf buiten België kan de Belgische nationaliteit verloren gaan. Artikel 22, § 1, 5° WBN regelt dit [14](#page=14).
> **Tip:** Het is cruciaal om bij het bestuderen van deze materie de tekst van het WBN erbij te nemen en de voorwaarden in de artikelen zelf te identificeren. Voor het examen is het vereist om de wetgeving te kunnen toepassen op concrete casussen [14](#page=14).
### 4.2. Vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit
Vervallenverklaring houdt in dat iemand het recht op de Belgische nationaliteit verliest omdat hij deze niet langer waardig wordt geacht. Dit kan gebeuren in de volgende drie situaties [15](#page=15):
* **Bedrieglijke handelswijze en fraude bij verkrijging of ernstige tekortkomingen aan burgerplichten:** Indien iemand de nationaliteit heeft verkregen door middel van bedrog of fraude, of wanneer er ernstige tekortkomingen zijn geweest in het nakomen van de verplichtingen als Belgische burger, kan de nationaliteit worden afgenomen. Dit wordt geregeld in artikel 23 WBN [15](#page=15).
* **Schuldige veroordelingen:** Personen die schuldig bevonden zijn aan bepaalde strafbare feiten kunnen van de Belgische nationaliteit vervallen verklaard worden. Dit valt onder artikel 23/1 WBN [15](#page=15).
* **Veroordeling wegens terroristische activiteiten:** Een veroordeling voor terroristische activiteiten kan eveneens leiden tot de vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit. Dit is opgenomen in artikel 23/2 WBN [15](#page=15).
> **Tip:** Net als bij het gewoon verlies, is het essentieel om de specifieke voorwaarden en toepassingsgevallen van de vervallenverklaring te bestuderen in de relevante artikelen van het WBN. Dit begrip is noodzakelijk om wetgeving correct toe te passen op examenvragen [15](#page=15).
**Kleine kanttekening bij veroordelingen:**
Een veroordeling "bij verstek" betekent dat de veroordeling in afwezigheid van de beklaagde is uitgesproken. Indien de persoon alsnog verschijnt, kan hij verzet aantekenen tegen dit vonnis, waarna een nieuwe procedure zal volgen in zijn aanwezigheid [16](#page=16).
---
# Oefeningen en toepassing van de nationaliteitswetgeving
Dit gedeelte biedt praktische oefeningen om de kennis van de Belgische nationaliteitswetgeving toe te passen op specifieke casussen [18](#page=18).
### 5.1 Onderscheid toekenning en verkrijging
#### 5.1.1 Toekenning
Toekenning van de Belgische nationaliteit vindt plaats ten voordele van een minderjarige en wordt verkregen door een louter rechtsfeit of als onrechtstreeks gevolg van een rechtshandeling die niet primair gericht is op het verwerven van de nationaliteit. Dit proces is veelal automatisch en vereist geen specifieke aanvraag [18](#page=18).
> **Voorbeeld:** Een kind geboren in België van wie één ouder Belg is, verkrijgt automatisch de Belgische nationaliteit door bloedband, conform artikel 8, § 1, 1° WBN [18](#page=18).
#### 5.1.2 Verkrijging
Verkrijging van de Belgische nationaliteit is van toepassing op meerderjarigen die zelf een rechtshandeling moeten stellen, met name het afleggen van een nationaliteitsverklaring [18](#page=18).
### 5.2 Casusanalyses
Hieronder worden diverse casussen uitgewerkt om de toepassing van de nationaliteitswetgeving te illustreren.
#### 5.2.1 Verkrijging door een 50-jarige Spaanse vrouw
Een 50-jarige vrouw die sinds januari 2012 legaal in België woont, kan de Belgische nationaliteit verwerven door een nationaliteitsverklaring af te leggen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van haar hoofdverblijfplaats. Zij kan zich beroepen op [18](#page=18):
* **Artikel 12bis, § 1, 2° WBN:** Vereist vijf jaar hoofdverblijf in België gedekt door een wettelijk verblijf, kennis van één van de landstalen, en aantoonbare maatschappelijke integratie en economische participatie (bv. tewerkstelling) [18](#page=18).
* **Artikel 12bis, § 1, 5° WBN:** Indien zij wacht tot januari 2022, kan zij na 10 jaar verblijf in België de nationaliteit verkrijgen. Hierbij volstaat het aantonen van een wettelijk verblijf, kennis van één landstaal, en deelname aan het economische of sociaal-culturele leven van de onthaalgemeenschap [18](#page=18).
#### 5.2.2 Nationaliteitsverklaring door Soledad
Soledad, een 32-jarige Guatemalteekse vrouw, woont al zes jaar samen met haar echtgenoot in België. Haar echtgenoot werd vorig jaar Belg. Zij spreekt vloeiend Frans, heeft een verblijfsrecht van onbeperkte duur, geen diploma's, en werkt al 5 jaar voltijds als poetsvrouw [19](#page=19).
* **Niet onder artikel 12bis, § 1, 3° WBN (echtgenoot van een Belg):** Soledad voldoet niet aan de voorwaarde voor maatschappelijke integratie in deze categorie, die een beroepsopleiding vereist naast werk [19](#page=19).
* **Wel onder artikel 12bis, § 1, 2° WBN (algemene categorie):** Zij voldoet aan de voorwaarden:
* Vijf jaar hoofdverblijf in België [19](#page=19).
* Wettelijk verblijf (onbeperkte duur) [19](#page=19).
* Talenkennis (Frans) [19](#page=19).
* Maatschappelijke integratie (5 jaar onafgebroken arbeid als werknemer) [19](#page=19).
* Economische participatie (voltijds werk gedurende 5 jaar) [19](#page=19).
#### 5.2.3 Charles geboren in Frankrijk
Charles wordt geboren in Frankrijk, met beide ouders die Belg zijn en in België geboren [19](#page=19).
* **Status Charles:** Charles is Belg op grond van artikel 8, § 1, 2°, a WBN [19](#page=19).
* **Ouders niet in België geboren:** Indien zijn ouders niet in België geboren zijn, kan Charles nog steeds Belg worden op voorwaarde dat zijn ouders voor zijn geboorte een nationaliteitsverklaring hebben afgelegd (artikel 8, § 1, 2°, b WBN) [19](#page=19).
#### 5.2.4 Marie geboren in België
Marie wordt op 1/01/2020 geboren in België. Haar ouders hebben de Franse nationaliteit en wonen al 3 jaar in België [20](#page=20).
* **Is Marie Belg?** Neen, artikel 8 WBN is niet van toepassing omdat de ouders niet de Belgische nationaliteit hebben [20](#page=20).
* **Indien ouders ook in België geboren?** Neen. Artikel 11 WBN (derde generatie vreemdelingen) kan niet worden toegepast omdat de ouders slechts 3 jaar hun hoofdverblijfplaats in België hadden, terwijl artikel 11, 1°, b WBN vereist dat zij gedurende 10 jaar voor de geboorte minimaal 5 jaar hoofdverblijf in België hadden [20](#page=20).
* **Indien moeder van 2012-2015 hoofdverblijf in België had?** Ja. Marie kan Belg worden omdat haar moeder (niet-Belg) zelf in België geboren is en in de 10 jaar voor Marie's geboorte meer dan 5 jaar hoofdverblijf in België had (artikel 11, 1° WBN) [20](#page=20).
#### 5.2.5 Fatima uit Soedan
Fatima (33 jaar) verblijft sinds maart 2010 in België, werd erkend als vluchteling op 10 juli 2016 en heeft een B-kaart. Ze werkt regelmatig, heeft een inburgeringscursus en Nederlandse lessen gevolgd, en is actief in de gemeenschap [20](#page=20).
* **Kan zij de Belgische nationaliteit krijgen?** Neen, op dit moment niet. Hoewel ze al 10 jaar verblijft, heeft ze nog geen 10 jaar wettelijk verblijf (artikel 12bis, § 1, 5° WBN) en ook nog geen 5 jaar wettelijk verblijf (artikel 12bis, § 1, 2° WBN). Zij moet wachten tot ze 5 jaar de B-kaart heeft om te voldoen aan de voorwaarden voor wettelijk verblijf conform artikel 7bis WBN [20](#page=20).
* **Onder welke voorwaarden?** Naast kennis van één landstaal, moet zij maatschappelijke integratie en economische participatie aantonen (artikel 12bis, § 1, 2° WBN). Dit lijkt het geval te zijn, mits voldoende arbeidsdagen kunnen worden aangetoond [20](#page=20).
#### 5.2.6 Gevolgen voor Fatima's kinderen
* **Minderjarige kinderen:** De twee minderjarige kinderen van Fatima zullen automatisch de Belgische nationaliteit verkrijgen op grond van artikel 12 WBN, aangezien zij hun hoofdverblijfplaats in België hebben [21](#page=21).
* **Meerderjarige zoon:** Er is geen onmiddellijk gevolg. Indien hij de Belgische nationaliteit wenst, zal hij zelf een nationaliteitsverklaring moeten afleggen. Afhankelijk van zijn persoonlijke situatie en wettelijk verblijf in België, kan dit op grond van 5- of 10-jarig verblijf (artikel 12bis, § 1, 2° of 5°, en eventueel 3° of 4° WBN) [21](#page=21).
#### 5.2.7 Adoptie door John en Els
John (Britse nationaliteit) en Els (Belgische) adopteren een kindje uit Oeganda. Els is geboren en getogen in Hasselt [21](#page=21).
* **Kindje door adoptie:** Ja, het kindje verkrijgt de Belgische nationaliteit door adoptie van een in het buitenland geboren kind door een in België geboren Belg, conform artikel 9, 2°, a WBN [21](#page=21).
* **Kindje geboren in Italië:** Ja, het kindje is geboren in het buitenland en heeft een moeder die Belg is en zelf in België geboren is (artikel 8, § 1, 2°, a WBN) [21](#page=21).
#### 5.2.8 Gevolgen voor kinderen van Marokkaanse vader
Een Marokkaanse vader verkrijgt de Belgische nationaliteit in mei 2017. Zijn twee kinderen, geboren in Marokko in 2015 en 2016, hebben een Marokkaanse moeder. In oktober 2017 verhuist de moeder met de kinderen naar België [21](#page=21).
* **Automatische nationaliteit voor kinderen?** Neen. De voorwaarden voor artikel 12 WBN zijn niet vervuld omdat de kinderen hun hoofdverblijfplaats niet in België hadden op het ogenblik dat hun vader de Belgische nationaliteit verkreeg. Zij zullen dit pas kunnen verkrijgen via een nationaliteitsverklaring zodra zij meerderjarig zijn en aan de voorwaarden van artikel 12bis, § 1, 2° of 5° WBN voldoen [21](#page=21).
* **Automatische nationaliteit voor moeder?** Neen. Haar huwelijk met de Belgische man heeft geen directe gevolgen voor haar nationaliteit. Zij kan de Belgische nationaliteit verkrijgen door een nationaliteitsverklaring af te leggen na 5 jaar wettelijk verblijf in België, mits aan de voorwaarden van artikel 12bis, § 1, 2° of 5° WBN is voldaan. Zij kan mogelijk ook in aanmerking komen voor artikel 12bis, § 1, 3° WBN [22](#page=22).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Nationaliteit | De juridische band die een individu bindt aan een bepaalde staat, met bijbehorende rechten en plichten. Het bepaalt tot welk land iemand behoort en welke burgerrechten en -plichten van toepassing zijn. |
| Belgische nationaliteitswetgeving | De verzameling van wetten, decreten en bepalingen die de regels met betrekking tot het verkrijgen, behouden en verliezen van de Belgische nationaliteit vastleggen. Dit wordt voornamelijk beheerst door het Wetboek Belgische Nationaliteit (WBN). |
| Toekenning van de Belgische nationaliteit | Een vorm van verwerving van de Belgische nationaliteit die voornamelijk van toepassing is op minderjarigen, vaak als gevolg van een juridisch feit zoals geboorte of adoptie, en die meestal automatisch gebeurt zonder specifieke aanvraag. |
| Verkrijging van de Belgische nationaliteit | Een methode voor verwerving van de Belgische nationaliteit die door meerderjarigen wordt gevolgd, meestal via een specifieke rechtshandeling zoals een nationaliteitsverklaring of een verzoek tot naturalisatie, en waarbij aan bepaalde voorwaarden moet worden voldaan. |
| Verlies van de Belgische nationaliteit | Het opheffen van de juridische band tussen een individu en de Belgische staat, wat kan gebeuren door verschillende oorzaken, zoals vrijwillige afstand, adoptie door niet-Belgen, langdurig verblijf in het buitenland of door vervallenverklaring. |
| Vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit | Een procedure waarbij iemand de Belgische nationaliteit wordt ontnomen wegens ernstige redenen, zoals fraude bij de verkrijging, ernstige tekortkomingen aan burgerplichten, of veroordelingen wegens bepaalde strafbare feiten, waaronder terroristische activiteiten. |
| Wetboek Belgische Nationaliteit (WBN) | De centrale Belgische wet die alle regels en procedures betreffende de nationaliteit van personen regelt, inclusief de verwerving, het behoud en het verlies ervan. |
| Naturalisatie | Een specifieke vorm van verkrijging van de Belgische nationaliteit door een besluit van de wetgevende macht, vaak toegekend aan personen met buitengewone verdiensten of in geval van staatsloosheid. |
| Nationaliteitsverklaring | Een formele verklaring die een meerderjarige persoon aflegt bij de ambtenaar van de burgerlijke stand om de Belgische nationaliteit te verkrijgen, mits aan specifieke verblijfs-, integratie- en taalkundige voorwaarden is voldaan. |
| Verstekvonnis | Een rechterlijke uitspraak die in afwezigheid van de verdachte wordt gedaan. De betrokkene kan verzet aantekenen tegen dit vonnis, waarna een nieuwe procedure in zijn aanwezigheid zal plaatsvinden. |
| Hoofdverblijfplaats | De plaats waar iemand daadwerkelijk en permanent woont, wat een belangrijke factor is bij het bepalen van nationaliteitskwesties en verblijfsrecht. |
| Wettelijk verblijf | Een verblijf in België dat gedekt wordt door een geldige verblijfstitel of een andere wettelijke basis, wat een vereiste is voor de aanvraag of verwerving van bepaalde rechten, waaronder de nationaliteit. |
Cover
PF&R_2025_09_26 (vaststelling vaderschap) (1).pptx
Summary
# Vaststelling van vaderschap binnen het huwelijk
Dit deelonderwerp behandelt de juridische vaststelling van het vaderschap voor kinderen geboren binnen een huwelijk, inclusief de wettelijke vermoedens en de uitzonderingen hierop.
### 1.1 De vaderschapsregel
De vaderschapsregel stelt dat de echtgenoot vader is van kinderen die binnen het huwelijk van de moeder zijn geboren, of binnen 300 dagen na de ontbinding of nietigverklaring van dit huwelijk. Dit principe is gebaseerd op de Latijnse uitdrukking "Pater is est quem nuptiae demonstrant".
### 1.2 Vermoedens omtrent de verwekking
#### 1.2.1 De verwekkingsperiode
Er geldt een wettelijk vermoeden, een *vermoeden juris tantum*, dat een kind is verwekt in de periode van 300 dagen tot 180 dagen vóór de geboorte. Dit tijdvak bedraagt praktisch 121 dagen. Tegen dit vermoeden kan tegenbewijs worden geleverd.
* **Toepassing:** Als een kind 301 dagen na de ontbinding van het huwelijk wordt geboren, maar de zwangerschap 302 dagen heeft geduurd, speelt de vaderschapsregel nog omdat het kind tijdens het huwelijk is verwekt. Als een kind 180 dagen na de ontbinding van het huwelijk wordt geboren, maar de zwangerschap slechts 179 dagen heeft geduurd, speelt de vaderschapsregel niet omdat het kind na het huwelijk is verwekt.
#### 1.2.2 Gunstigste tijdstip van verwekking
Het kind wordt vermoed verwekt te zijn op het voor het kind gunstigste tijdstip binnen het wettelijke tijdvak van verwekking (*omni meliore momento*). Dit is eveneens een *vermoeden juris tantum*. Dit principe kan de toepassing van de vaderschapsregel uitschakelen, bijvoorbeeld indien de verwekking binnen het wettelijk tijdvak valt, maar na de ontbinding van het huwelijk.
### 1.3 Uitzonderingen op het vermoeden van vaderschap
Het vaderschap van de echtgenoot staat krachtens de wet niet vast in de volgende gevallen, tenzij de echtgenoten op het ogenblik van de aangifte van de geboorte een gemeenschappelijke verklaring van vaderschap hebben afgelegd:
#### 1.3.1 Afwezigheid van de echtgenoot
Wanneer een beslissing houdende vaststelling van het vermoeden van afwezigheid de geboorte van het kind meer dan 300 dagen na de verdwijning van de echtgenoot vaststelt, vervalt het vaderschapsvermoeden. Het regime van afwezigheid is aanzienlijk hervormd door de wet van 9 mei 2007.
#### 1.3.2 Onwaarschijnlijkheid van vaderschap
In vijf specifieke gevallen is het vaderschap van de echtgenoot onwaarschijnlijk:
1. Na de inleiding van een echtscheidingsprocedure (EOO of EOT), waarbij drie specifieke gevallen worden onderscheiden (twee EOO en één EOT).
2. Na geregistreerde inschrijving op verschillende adressen van de echtgenoten.
3. Na een machtiging tot afzonderlijk verblijf.
4. [Geval 4 en 5 ontbreken in de verstrekte tekst, maar de tekst verwijst naar "Drie (eigenlijk vijf) gevallen"].
Het vaderschap van de echtgenoot staat globaal gezien niet vast wanneer het kind geboren is meer dan 300 dagen na de gebeurtenissen vermeld onder de punten 1 tot 3.
### 1.4 Vaderschapsconflicten
#### 1.4.1 Nieuw huwelijk van de moeder
Na een nieuw huwelijk van de moeder gaat de voorkeur uit naar de nieuwe echtgenoot wat betreft de vaststelling van het vaderschap, conform artikel 317, eerste lid oud BW.
#### 1.4.2 Bigamie
In geval van bigamie stelt de rechter de meest waarschijnlijke afstamming vast, zoals bepaald in artikel 331 septies oud BW.
### 1.5 Vaststelling van vaderschap buiten het huwelijk
Vaderschap buiten het huwelijk kan op twee essentieel verschillende wijzen worden vastgesteld:
* Erkenning door een man.
* Gerechtelijke vaststelling van vaderschap (onderzoek naar het vaderschap).
### 1.6 Erkenning door een man
#### 1.6.1 Grondvoorwaarden voor erkenning
Erkenning is mogelijk indien:
a) Het vaderschap niet vaststaat krachtens de vaderschapsregel en het meemoederschap niet vaststaat (conform artikel 319 oud BW).
b) Eén of meerdere toestemmingen vereist zijn, zoals bepaald in artikel 329 bis oud BW.
#### 1.6.2 Vereiste toestemmingen
De vereiste toestemmingen zijn afhankelijk van de leeftijd van het kind:
* **Kind jonger dan 12 jaar:** De moeder moet toestemmen, ook bij prenatale erkenning.
* **Kind 12 jaar of ouder:** De moeder en het kind moeten toestemmen. Het kind hoeft echter niet toe te stemmen indien de rechtbank oordeelt dat het geen onderscheidingsvermogen heeft (conform artikel 329 bis, § 2 oud BW).
* **Kind meerderjarig of ontvoogd:** Het kind moet zelf toestemmen (vetorecht, conform artikel 329 bis, § 1 oud BW), tenzij het wilsonbekwaam is of onbekwaam werd verklaard (conform artikel 329 bis, § 1/1 oud BW).
* **Bijzondere gevallen:** Uitzonderingen hierop zijn voorzien in artikel 329 bis, § 3 oud BW. In dergelijke gevallen moet de erkenning ter kennis worden gebracht, met het oog op een eventuele vordering tot nietigverklaring.
#### 1.6.3 Verhaal na toestemmingsweigering
Indien toestemming wordt geweigerd, kan de aspirant-erkenner verhaal instellen bij de familierechtbank (conform artikel 329 bis, § 2, vierde lid oud BW). De aspirant-erkenner dagvaardt de weigerende partij(en). De partijen worden gehoord in raadkamer.
#### 1.6.4 Procedure bij de familierechtbank
Na toestemmingsweigering doorloopt het geding voor de familierechtbank twee fasen (conform artikel 329 bis, § 2, vierde lid oud BW):
a) Een verzoeningspoging.
b) Een uitspraak van de rechtbank, indien de nodige toestemmingen niet worden bekomen.
#### 1.6.5 Beslissing van de rechtbank
De rechtbank beslist als volgt:
* Bij bewijs van biologisch niet-vaderschap wordt het verzoek afgewezen.
* Indien het niet-vaderschap niet wordt bewezen, kan de rechtbank de erkenning weigeren indien deze strijdig is met de belangen van het kind. Een dubbele afstammingsband wordt in het belang van het kind geacht. Overwegingen inzake de gevolgen van de afstamming (ouderlijk gezag, recht op persoonlijk contact) doen hierbij in het algemeen niet ter zake.
* Indien tegen de aspirant-erkenner een strafvervolging is gestart wegens verkrachting van de moeder gedurende het wettelijke tijdperk van de verwekking, kan de erkenning niet plaatsvinden (conform artikel 329 bis, § 2, vijfde lid oud BW).
#### 1.6.6 Procedure vóór geboorte
De procedure na toestemmingsweigering kan door de aspirant-erkenner vóór de geboorte worden ingeleid (conform artikel 328 bis oud BW). Hierbij kunnen echter problemen rijzen met het bewijs van de biologische realiteit.
#### 1.6.7 Geen absoluut huwelijksbeletsel
De erkenning kan niet plaatsvinden wanneer uit die erkenning een absoluut huwelijksbeletsel tussen de erkenner en de moeder zou blijken (conform artikel 321 oud BW, dat echter ongrondwettelijk is verklaard).
#### 1.6.8 Afwezigheid van frauduleus oogmerk
De erkenning mag geen frauduleus oogmerk hebben.
#### 1.6.9 Vormvereisten
De erkenning dient te gebeuren via een geboorteakte of een erkenningsakte (conform artikel 327, § 1 oud BW). Dit proces kent twee fasen:
1. **Aangifte van de erkenning:** Deze moet ondertekend zijn door de ambtenaar van de burgerlijke stand (ABS) (conform artikel 327/1 oud BW). De aangifte dient te gebeuren binnen de maand, met een uitstel van maximaal drie maanden in geval van twijfel over de geldigheid of echtheid van documenten. Weigering tot ondertekening van de aangifte is mogelijk indien documenten ontbreken, ongeldig of onecht zijn, met de mogelijkheid van "beroep".
2. **Erkenningsakte:** Deze wordt opgemaakt door een ambtenaar van de burgerlijke stand of een beroepsconsul. Notarissen zijn niet langer bevoegd.
#### 1.6.10 Ratio van de aangifteprocedure
De aangifteprocedure dient om frauduleuze erkenningen tegen te gaan. Er is geen afstammingsband wanneer uit een geheel van omstandigheden blijkt dat de intentie van de erkenner kennelijk enkel gericht is op het verkrijgen van een verblijfsrechtelijk voordeel, dat verbonden is aan de vaststelling van een afstammingsband (conform artikel 330/1 oud BW). Strafsancties zijn voorzien in de Vreemdelingenwet.
#### 1.6.11 Opmaak van de erkenningsakte
De ABS kan de opmaak van de erkenningsakte weigeren indien hij vaststelt dat het om een frauduleuze erkenning gaat (conform artikel 330/2, eerste lid oud BW). Bij een ernstig vermoeden van fraude kan de opmaak worden uitgesteld voor maximaal twee maanden (verlengbaar met drie maanden) na de ondertekening van de aangifte, voor bijkomend onderzoek (conform artikel 330/2, tweede lid oud BW).
#### 1.6.12 Finale weigering
Bij een finale weigering kan "beroep" worden ingesteld bij de familierechtbank. De rechtbank bepaalt of het gaat om een frauduleuze erkenning, rekening houdend met de aanwezige belangen, waarbij het belang van het kind de voornaamste overweging is (conform artikel 330/2, zevende lid oud BW).
#### 1.6.13 Modaliteiten van erkenning
* **Erkenning door een man die niet de biologische vader is (erkenning uit welwillendheid):** Dit is mogelijk.
* **Erkenning door een onbekwame:** Dit is mogelijk voor een minderjarige (art. 328, § 1 oud BW) of een meerderjarige (art. 328, § 2 oud BW).
* **Prenatale erkenning:** Een kind kan vóór de geboorte worden erkend (conform artikel 328, § 3, eerste lid oud BW). Dit kan op elk ogenblik van de zwangerschap op basis van een zwangerschapsattest van een geneesheer of vroedvrouw (conform artikel 328, § 3, tweede lid oud BW).
* **Postume erkenning:** Een overleden kind kan worden erkend indien dit afstammelingen heeft nagelaten. Een kind zonder afstammelingen kan enkel binnen het jaar na zijn geboorte worden erkend (conform artikel 328, § 3, eerste lid oud BW).
* **Erkenning van een reeds erkend kind (opeenvolgende erkenningen):** Dit is mogelijk, maar enkel de eerste erkenning heeft uitwerking zolang deze niet is vernietigd (conform artikel 329 oud BW).
* **Erkenning van een doodgeboren kind:** Dit is niet mogelijk omwille van de theorie van de juridische persoonlijkheid. Wel kan/moet een akte van een levenloos kind worden opgemaakt, afhankelijk van de zwangerschapsduur (conform artikel 58-59 oud BW). Juridische persoonlijkheid ontstaat bij de levende en levensvatbare geboorte.
#### 1.6.14 Declaratief karakter
De erkenning werkt retroactief tot de geboorte of zelfs tot de verwekking, volgens het principe "Infans conceptus pro jam nato habetur, quoties de commodis eius agitur" (het ongeboren kind wordt geacht reeds geboren te zijn, telkens als het om zijn voordelen gaat).
#### 1.6.15 Publiciteit
* **Algemeen:** De erkenningsakte wordt opgenomen in deDatabank van de Burgerlijke Stand (DABS) (conform artikel 71, eerste lid, 1° oud BW). Afstammelingen in de eerste graad worden opgenomen in het Rijksregister.
* **Specifiek (overspelig kind a patre):** De erkenning van een overspelig kind door de vader moet ter kennis worden gebracht aan de echtgeno(o)t(e) van de erkenner, op straffe van relatieve niet-tegenwerpelijkheid (conform artikel 319 bis oud BW). Deze bepaling heeft echter een beperkte draagwijdte en staat op gespannen voet met artikel 8 en 14 EVRM.
### 1.7 Onderzoek naar het vaderschap (Gerechtelijke vaststelling)
#### 1.7.1 Grondvereisten
Onderzoek naar het vaderschap is mogelijk indien:
a) Het vaderschap niet vaststaat krachtens de vaderschapsregel, noch op grond van erkenning.
b) Het meemoederschap niet vaststaat.
c) Het recht van verzet niet succesvol wordt uitgeoefend (conform artikel 322 oud BW).
d) Er geen absoluut huwelijksbeletsel bestaat tussen de moeder en de vermeende vader (conform artikel 325 oud BW). Het onderzoek is onontvankelijk indien uit het vonnis een huwelijksbeletsel zou blijken waarvoor de familierechtbank geen ontheffing kan verlenen, tenzij de rechtbank oordeelt dat de vaststelling van het vaderschap niet strijdig is met het belang van het kind.
e) Er afwezigheid is van frauduleus oogmerk.
#### 1.7.2 Recht van verzet
De regeling van het recht van verzet tegen de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap is analoog aan de toestemmingen vereist voor een erkenning (zie artikel 332 quinquies oud BW). Na uitoefening van het relatief verzetsrecht wordt de vordering afgewezen indien de vaststelling strijdig is met de belangen van het kind. Het recht van verzet activeert een rechterlijke belangentoets. Zelfs indien de moeder vordert en er verweer wordt gevoerd, moet het belang van het kind worden getoetst.
#### 1.7.3 Bewijs van vaderschap
Het vaderschap kan worden bewezen op de volgende manieren (conform artikel 324 oud BW):
* **Bezit van staat:** Dit is een onweerlegbaar, primair bewijsmiddel (omschreven in artikel 331 nonies oud BW).
* **Alle wettelijke middelen:** Dit omvat onder meer DNA-onderzoek, maar ook andere wettelijke bewijsmiddelen zijn toegelaten, met uitzondering van de eed. DNA-onderzoek is ook post mortem mogelijk, zelfs na crematie. Rechtsgevolgen van onrechtmatige weigering van een deskundigenonderzoek zijn voorzien.
* **Vermoeden van vaderschap wegens geslachtsgemeenschap:** Er geldt een vermoeden van vaderschap wegens geslachtsgemeenschap met de moeder tijdens de wettelijke verwekkingsperiode, behalve wanneer er twijfel bestaat over het causale verband tussen de bewezen geslachtsgemeenschap en de verwekking (conform artikel 324, derde lid oud BW).
#### 1.7.4 Bewijs van niet-vaderschap
De familierechtbank moet de vordering hoe dan ook afwijzen indien het bewijs wordt geleverd dat de man wiens afstamming wordt onderzocht niet de biologische vader is (conform artikel 332 quinquies, § 3 oud BW). Dit geldt in alle gevallen, behalve in de context van medisch begeleide voortplanting met donorsperma (zie ook artikel 27 en 56 MBV-wet).
#### 1.7.5 Procedureregels
* **Titularissen van de vordering:** Het kind, elk van zijn ouders persoonlijk, en ook de beweerde vader (conform artikel 332 ter, eerste lid oud BW).
* **Termijn:** De vordering verjaart na 30 jaar, te rekenen vanaf het einde van het bezit van staat of, bij gebrek daaraan, vanaf de geboorte. Deze verjaringstermijn wordt geschorst tijdens de minderjarigheid, maar loopt tussen echtgenoten. Echter, aan diegene die de identiteit van zijn vermeende vader na het verstrijken van de verjaringstermijn verneemt, mag de vordering tot onderzoek naar het vaderschap niet worden ontzegd.
* **Partijen in het geding:** Zie artikel 332 ter, derde lid oud BW.
* **Vertegenwoordiging:** Zie artikel 331 sexies oud BW. Bij tegenstrijdigheid van belangen kan een voogd ad hoc worden aangesteld, die in concreto moet worden bewezen. Loutere verwijzing naar principiële tegenstrijdigheid volstaat niet langer.
* **Bevoegdheid:** De familierechtbank is bevoegd (conform artikel 322, eerste lid oud BW jo. artikel 629 bis, § 2/1 Ger.W.).
* **Wijze van gedinginleiding:** Het geding kan niet vóór de geboorte worden ingeleid (zie artikel 331 bis oud BW).
#### 1.7.6 Uitwerking van het vonnis
Het vonnis heeft een declaratief karakter.
#### 1.7.7 Publiciteitsregeling
* **Algemeen:** De definitieve uitspraak wordt meegedeeld aan het Openbaar Ministerie en de griffier door de gerechtsdeurwaarder. De nodige gegevens worden via de DABS aan de ABS toegezonden. Gewijzigde akten van het kind en zijn afstammelingen worden opgemaakt. Een gerechtsbrief wordt verzonden naar de afstammelingen in de eerste graad van de meerderjarige ouder wiens familienaam is gewijzigd en die 12 jaar of ouder zijn.
* **Bijkomende vormvereiste bij overspelige kinderen a patre:** Betekening van het vonnis aan de echtgeno(o)t(e) van de overspelige man, op straffe van relatieve niet-tegenwerpelijkheid (conform artikel 322, tweede lid oud BW). Er loopt een prejudiciële vraag over deze bepaling aan het Grondwettelijk Hof.
---
# Vaststelling van vaderschap buiten het huwelijk via erkenning
Dit deel van de studieleidraad behandelt de procedures en vereisten voor de erkenning van vaderschap door een man buiten de huwelijkscontext, inclusief de noodzakelijke toestemmingen en vormvereisten.
### 2.1 Algemene beginselen van erkenning
Erkenning is een van de drie wijzen waarop vaderschap buiten het huwelijk kan worden vastgesteld, naast de vaderschapsregel (binnen het huwelijk) en gerechtelijke vaststelling van vaderschap.
#### 2.1.1 Grondvoorwaarden voor erkenning
Om een erkenning geldig te laten zijn, moeten aan de volgende grondvoorwaarden zijn voldaan:
* Het vaderschap mag niet reeds vaststaan krachtens de vaderschapsregel (binnen het huwelijk) en het meemoederschap mag niet vaststaan (artikel 319 oud BW).
* Er moet aan één of meerdere wettelijk voorgeschreven toestemmingen worden voldaan (artikel 329 bis oud BW).
#### 2.1.2 Vereiste toestemmingen
De vereiste toestemmingen voor erkenning variëren afhankelijk van de leeftijd van het kind:
* **Kind jonger dan 12 jaar:** De moeder moet toestemming geven, ook bij prenatale erkenning.
* **Kind van 12 jaar of ouder:** Zowel de moeder als het kind moeten toestemming geven. Het kind hoeft echter niet toe te stemmen indien de rechtbank oordeelt dat het kind geen onderscheidingsvermogen heeft (artikel 329 bis, § 2 oud BW).
* **Kind meerderjarig of ontvoogd:** Het kind moet zelf toestemmen. Dit kind heeft een vetorecht (artikel 329 bis, § 1 oud BW). Dit geldt niet indien het kind wilsonbekwaam is of onbekwaam werd verklaard (artikel 329 bis, § 1/1 oud BW).
Er bestaan bijzondere gevallen waarin een erkenning zonder expliciete toestemming toch mogelijk is (artikel 329 bis, § 3 oud BW). In dergelijke gevallen moet de erkenning ter kennis worden gebracht van de betrokkenen, zodat zij eventueel een vordering tot nietigverklaring kunnen instellen.
#### 2.1.3 Verhaal na toestemmingsweigering
Wanneer toestemmingen voor erkenning worden geweigerd, kan de aspirant-erkenner verhaal instellen bij de familierechtbank (artikel 329 bis, § 2, vierde lid oud BW).
* De procedure start doordat de aspirant-erkenner de persoon die weigert, dagvaardt.
* Beide partijen worden gehoord in raadkamer.
* De procedure kent twee fasen: eerst een verzoeningspoging, gevolgd door een uitspraak van de rechtbank indien de nodige toestemmingen niet worden verkregen.
De rechtbank zal bij haar beslissing rekening houden met de volgende factoren:
* Indien bewijs van biologisch niet-vaderschap wordt geleverd, wordt het verzoek tot erkenning afgewezen.
* Indien het niet-vaderschap niet wordt bewezen, kan de rechtbank de erkenning weigeren indien deze strijdig is met de belangen van het kind. Het principe van een dubbele afstammingsband wordt in het belang van het kind geacht. Overwegingen inzake ouderlijk gezag of recht op persoonlijk contact zijn hierbij niet relevant.
* Indien tegen de aspirant-erkenner een strafvervolging is ingesteld wegens verkrachting van de moeder gedurende het wettelijk tijdperk van de verwekking, kan de erkenning niet plaatsvinden (artikel 329 bis, § 2, vijfde lid oud BW).
De procedure na toestemmingsweigering kan door de aspirant-erkenner reeds vóór de geboorte worden ingeleid (artikel 328 bis oud BW), hoewel er dan wel uitdagingen kunnen ontstaan met betrekking tot het bewijs van de biologische realiteit.
#### 2.1.4 Geen absoluut huwelijksbeletsel
De vader kan het kind niet erkennen wanneer uit die erkenning een absoluut huwelijksbeletsel tussen hem en de moeder zou blijken. Hoewel deze bepaling (artikel 321 oud BW) ongrondwettelijk werd verklaard, dient er toch aandacht te zijn voor mogelijke misbruiken.
#### 2.1.5 Afwezigheid van frauduleus oogmerk
Erkenning mag geen frauduleus oogmerk hebben. Dit houdt in dat de erkenning niet primair mag gericht zijn op het verkrijgen van een verblijfsrechtelijk voordeel voor de erkenner, het kind of de persoon die toestemming moet geven. Strafsancties zijn hierop van toepassing.
### 2.2 Vormvereisten van de erkenning
De erkenning van een kind buiten het huwelijk door een man dient te gebeuren via een geboorteakte of een specifieke erkenningsakte (artikel 327, § 1 oud BW). Dit proces kent twee fasen:
#### 2.2.1 Aangifte van de erkenning
* De aangifte van de erkenning moet worden ondertekend door de ambtenaar van de burgerlijke stand (ABS) (artikel 327/1 oud BW).
* De ondertekening dient plaats te vinden binnen een termijn van maximaal één maand. Er kan tot drie maanden uitstel worden verleend in geval van twijfel over de geldigheid of echtheid van de documenten.
* Indien documenten ontbreken, ongeldig of onecht zijn, kan de ABS weigeren de aangifte te ondertekenen. Hiertegen is "beroep" mogelijk.
* De ratio achter deze vormvereisten is het tegengaan van frauduleuze erkenningen, met name die met een verblijfsrechtelijk oogmerk.
#### 2.2.2 Opmaak van de erkenningsakte
* De erkenningsakte wordt opgemaakt door een ambtenaar van de burgerlijke stand (ABS) of een beroepsconsul. Notarissen zijn hier niet langer bevoegd voor (artikel 327, § 2 oud BW).
* De ABS stelt vast of het om een frauduleuze erkenning gaat. Bij een vastgestelde fraude wordt de akte geweigerd (artikel 330/2, eerste lid oud BW).
* Bij een ernstig vermoeden van fraude kan de opmaak van de akte worden uitgesteld voor maximaal twee maanden (verlengbaar met drie maanden) na de ondertekening van de aangifte, voor bijkomend onderzoek (artikel 330/2, tweede lid oud BW). Dit kan gebeuren na advies van de procureur des Konings (pdK).
* In geval van finale weigering kan men zich richten tot de familierechtbank. Deze rechtbank beoordeelt of er sprake is van een frauduleuze erkenning, waarbij het belang van het kind de voornaamste overweging is (artikel 330/2, zevende lid oud BW).
### 2.3 Modaliteiten van erkenning
Verschillende modaliteiten van erkenning zijn mogelijk:
#### 2.3.1 Erkenning door een man die niet de biologische vader is
Dit betreft een erkenning uit welwillendheid.
#### 2.3.2 Erkenning door een onbekwame
* Een minderjarige kan een kind erkennen (artikel 328, § 1 oud BW).
* Een meerderjarige die handelingsonbekwaam is verklaard, kan eveneens erkennen (artikel 328, § 2 oud BW).
#### 2.3.3 Prenatale erkenning
Erkenning van een kind vóór de geboorte is mogelijk (artikel 328, § 3, eerste lid oud BW). Dit kan op elk ogenblik van de zwangerschap, op basis van een zwangerschapsattest opgesteld door een geneesheer of vroedvrouw (artikel 328, § 3, tweede lid oud BW).
#### 2.3.4 Postume erkenning
Erkenning van een overleden kind is mogelijk indien dit afstammelingen heeft nagelaten. Een kind dat zonder afstammelingen is overleden, kan slechts binnen het jaar na zijn geboorte worden erkend (artikel 328, § 3, eerste lid oud BW).
#### 2.3.5 Opeenvolgende erkenningen
Een kind dat reeds erkend is, kan opnieuw worden erkend. Echter, enkel de eerste erkenning heeft uitwerking zolang deze niet is vernietigd (artikel 329 oud BW).
#### 2.3.6 Erkenning van een doodgeboren kind
De erkenning van een doodgeboren kind is niet mogelijk omdat juridische persoonlijkheid ontstaat bij een levende en levensvatbare geboorte. Wel kan of moet een akte van een levenloos kind worden opgemaakt, afhankelijk van de duur van de zwangerschap (artikelen 58-59 oud BW).
### 2.4 Declaratief karakter van erkenning
De erkenning heeft een declaratief karakter. Dit betekent dat de erkenning retroactief werkt tot de geboorte of zelfs tot de verwekking, conform het principe "Infans conceptus pro jam nato habetur, quoties de commodis eius agitur" (een kind dat verwekt is, wordt als reeds geboren beschouwd wanneer het zijn voordeel betreft).
### 2.5 Publiciteit van de erkenning
* **Algemeen:** De erkenningsakte wordt opgenomen in de burgerlijke stand (DABS) (artikel 71, eerste lid, 1° oud BW). Afstamming wordt geregistreerd in het Rijksregister voor afstammelingen in de eerste graad.
* **Specifiek:** De erkenning van een overspelig kind *a patre* (door de vader) moet ter kennis worden gebracht aan de echtgeno(o)t(e) van de erkenner, op straffe van relatieve niet-tegenwerpelijkheid (artikel 319 bis oud BW). Deze bepaling heeft echter een beperkte draagwijdte en kan op gespannen voet staan met mensenrechtenverdragen.
> **Tip:** De kennisgeving aan de echtgeno(o)t(e) gebeurt door de ABS met een aangetekende brief binnen drie dagen na de opmaak van de akte, of bij gebrek daaraan, via een deurwaardersexploot op verzoek van de vader, het kind of de wettelijke vertegenwoordiger.
---
# Gerechtelijke vaststelling van vaderschap
Dit onderdeel beschrijft de diverse procedures en vereisten voor de gerechtelijke vaststelling van vaderschap in België.
### 3.1 Vaderschapsregel (binnen het huwelijk)
De "pater is est quem nuptiae demonstrant"-regel stelt dat de echtgenoot van de moeder geacht wordt de vader te zijn van kinderen geboren binnen het huwelijk, of binnen 300 dagen na ontbinding of nietigverklaring ervan.
#### 3.1.1 Vermoedens aangaande de verwekking
* **Verwekkingsperiode:** Een kind wordt vermoed verwekt te zijn in de periode tussen de 300ste en de 180ste dag vóór de geboorte. Dit is een weerlegbaar vermoeden ($juris\ tantum$).
* **Praktische toepassing:** Dit tijdvak van 121 dagen is cruciaal. Als een kind bijvoorbeeld 301 dagen na ontbinding van het huwelijk wordt geboren, maar de zwangerschap 302 dagen heeft geduurd, speelt de vaderschapsregel nog voor dit kind omdat de verwekking tijdens het huwelijk plaatsvond. Omgekeerd, indien een kind 180 dagen na ontbinding van het huwelijk wordt geboren na een zwangerschap van slechts 179 dagen, speelt de vaderschapsregel niet, omdat de verwekking na het huwelijk heeft plaatsgevonden.
* **Omni meliore momento:** Het kind wordt vermoed verwekt te zijn op het voor het kind gunstigste tijdstip binnen het wettelijke verwekkingstijdvak. Dit is eveneens een weerlegbaar vermoeden.
* **Belang:** Dit principe kan de toepassing van de vaderschapsregel uitschakelen, bijvoorbeeld als de verwekking binnen het wettelijk tijdvak valt, maar na de ontbinding van het huwelijk.
#### 3.1.2 Uitzonderingen op het vaderschapsvermoeden
Het vaderschap van de echtgenoot staat niet vast in de volgende gevallen:
* Een beslissing houdende vaststelling van afwezigheid, waaruit blijkt dat het kind meer dan 300 dagen na de verdwijning van de echtgenoot is geboren.
* Vijf specifieke gevallen waarin het vaderschap van de echtgenoot onwaarschijnlijk is, tenzij de echtgenoten bij de aangifte van de geboorte een gemeenschappelijke verklaring van vaderschap hebben afgelegd:
* Meer dan 300 dagen na de inleiding van een echtscheidingsprocedure (EOO of EOT).
* Meer dan 300 dagen na de geregistreerde inschrijving op verschillende adressen.
* Meer dan 300 dagen na de machtiging tot afzonderlijk verblijf.
#### 3.1.3 Vaderschapsconflicten
* **Nieuw huwelijk van de moeder:** De voorkeur gaat uit naar de nieuwe echtgenoot.
* **Bigamie:** De rechter stelt de meest waarschijnlijke afstamming vast.
### 3.2 Vaststelling van vaderschap buiten het huwelijk
Dit kan op twee essentieel verschillende wijzen: via erkenning door een man of via gerechtelijke vaststelling (onderzoek naar het vaderschap).
#### 3.2.1 Erkenning door een man
Erkenning is mogelijk wanneer het vaderschap niet reeds vaststaat via de vaderschapsregel of meemoederschap, en de nodige toestemmingen zijn verkregen.
##### 3.2.1.1 Grondvereisten
* Het vaderschap staat niet vast krachtens de vaderschapsregel en het meemoederschap staat niet vast.
* Eén of meerdere toestemmingen zijn vereist (zie art. 329 bis oud BW).
##### 3.2.1.2 Toestemmingen
* **Kind < 12 jaar:** Toestemming van de moeder is vereist, ook bij prenatale erkenning.
* **Kind $\geq$ 12 jaar:** Toestemming van de moeder en het kind is vereist. Het kind wordt echter niet gehoord indien de rechtbank oordeelt dat het onvoldoende onderscheidingsvermogen heeft.
* **Kind meerderjarig of ontvoogd:** Het kind moet zelf toestemmen (vetorecht), tenzij het wilsonbekwaam is of onbekwaam werd verklaard.
* **Bijzondere gevallen:** Erkenning zonder toestemming is mogelijk, maar moet ter kennis worden gebracht om een eventuele vordering tot nietigverklaring mogelijk te maken.
##### 3.2.1.3 Verhaal na toestemmingsweigering
Indien de nodige toestemmingen worden geweigerd, kan de aspirant-erkenner zich wenden tot de familierechtbank. De procedure omvat een verzoeningspoging en vervolgens een uitspraak door de rechtbank.
* **Beslissing van de rechtbank:**
* Bij bewijs van biologisch niet-vaderschap wordt het verzoek afgewezen.
* Indien het niet-vaderschap niet wordt bewezen, kan de rechtbank de erkenning weigeren indien deze strijdig is met de belangen van het kind. Overwegingen inzake ouderlijk gezag of persoonlijk contact doen hierbij niet ter zake.
* Indien tegen de aspirant-erkenner een strafvervolging wegens verkrachting van de moeder loopt gedurende de wettelijke verwekkingsperiode, kan de erkenning niet plaatsvinden.
##### 3.2.1.4 Procedurele aspecten bij toestemmingsweigering
De procedure kan vóór de geboorte worden ingeleid, maar dit kan problemen opleveren met het bewijs van de biologische realiteit.
##### 3.2.1.5 Verdere gronden voor weigering of onontvankelijkheid
* **Absoluut huwelijksbeletsel:** Erkenning is niet toegestaan indien hieruit een absoluut huwelijksbeletsel tussen de erkenner en de moeder zou blijken.
* **Frauduleus oogmerk:** Erkenning is niet toegestaan indien deze een frauduleus oogmerk heeft, met name gericht op het verkrijgen van een verblijfsrechtelijk voordeel.
##### 3.2.1.6 Vormvereisten
De erkenning dient te gebeuren via een geboorteakte of een erkenningsakte. Dit omvat twee fasen:
* **Aangifte van de erkenning:** Deze moet worden ondertekend door de ambtenaar van de burgerlijke stand (ABS). Documenten zoals de geboorteakte van het kind en de identiteitsbewijzen van de betrokkenen moeten worden voorgelegd. De aangifte moet binnen een maand worden ondertekend, met een mogelijke uitstel van maximaal drie maanden bij twijfel over de geldigheid of echtheid van documenten. Weigering tot ondertekening is mogelijk bij ontbrekende, ongeldige of onechte documenten, met mogelijkheid van beroep. De ratio hierachter is het tegengaan van frauduleuze erkenningen, waarbij de intentie om een verblijfsrechtelijk voordeel te bekomen doorslaggevend is. Strafsancties zijn voorzien in de Vreemdelingenwet.
* **Opmaak van de erkenningsakte:** De ABS kan de opmaak weigeren bij een vastgestelde frauduleuze erkenning. Bij een ernstig vermoeden kan de opmaak worden uitgesteld voor nader onderzoek. Bij finale weigering kan beroep worden ingesteld bij de familierechtbank, die oordeelt of het een frauduleuze erkenning betreft, met het belang van het kind als voornaamste overweging.
##### 3.2.1.7 Modaliteiten van erkenning
* **Erkenning door een man die niet de biologische vader is (erkenning uit welwillendheid):** Dit is mogelijk.
* **Erkenning door een onbekwame:**
* Minderjarige erkenner: Mogelijk onder bepaalde voorwaarden.
* Meerderjarige erkenner: Mogelijk onder bepaalde voorwaarden.
* **Prenatale erkenning:** Erkenning vóór de geboorte is mogelijk op basis van een zwangerschapsattest, op elk ogenblik van de zwangerschap.
* **Postume erkenning:** Erkenning van een overleden kind is mogelijk indien dit afstammelingen heeft nagelaten. Een kind zonder afstammelingen kan enkel binnen het jaar na zijn geboorte worden erkend.
* **Erkenning van een reeds erkend kind (opeenvolgende erkenningen):** Dit is mogelijk, maar enkel de eerste erkenning heeft uitwerking, tenzij deze wordt vernietigd.
* **Erkenning van een doodgeboren kind:** Dit is niet mogelijk, omdat juridische persoonlijkheid ontstaat bij levende en levensvatbare geboorte. Wel kan een akte van een levenloos kind worden opgemaakt.
##### 3.2.1.8 Declaratief karakter
De erkenning werkt retroactief tot de geboorte of zelfs tot de verwekking, conform het principe "Infans conceptus pro jam nato habetur, quoties de commodis eius agitur" (een ontvangen kind wordt geacht reeds geboren te zijn, telkens als het om zijn voordelen gaat).
##### 3.2.1.9 Publiciteit
* **Algemeen:** De erkenningsakte wordt opgenomen in de database van de burgerlijke stand (DABS) en afstammelingen worden geregistreerd in het Rijksregister.
* **Specifiek voor overspelige kinderen:** De erkenning van een overspelig kind door de vader moet ter kennis worden gebracht aan de echtgeno(o)t(e) van de erkenner, op straffe van relatieve niet-tegenwerpelijkheid. Dit is echter een beperkte draagwijdte en staat op gespannen voet met het EVRM.
#### 3.2.2 Onderzoek naar het vaderschap
Dit is een gerechtelijke procedure om het vaderschap vast te stellen.
##### 3.2.2.1 Grondvereisten
* Het vaderschap staat niet vast krachtens de vaderschapsregel, noch op grond van erkenning.
* Het meemoederschap staat niet vast.
* Het recht van verzet wordt niet succesvol uitgeoefend.
* Er is geen absoluut huwelijksbeletsel tussen de moeder en de vermeende vader.
* Er is geen sprake van frauduleus oogmerk.
##### 3.2.2.2 Recht van verzet
Dit recht is analoog aan de toestemmingen voor erkenning. Na uitoefening van het relatief verzetsrecht wordt de vordering afgewezen indien de vaststelling strijdig is met de belangen van het kind. De rechter voert een belangentoets uit.
##### 3.2.2.3 Bewijs van vaderschap
* **Bezit van staat:** Dit is een onweerlegbaar, primair bewijsmiddel. Het wordt omschreven als het gedragen worden als vader door de omgeving en door het kind zelf.
* **Alle wettelijke middelen:** Inclusief DNA-onderzoek, maar uitgezonderd de eed.
* **Vermoeden van vaderschap wegens geslachtsgemeenschap:** Dit geldt, behalve wanneer er twijfel bestaat over het causale verband tussen de bewezen geslachtsgemeenschap en de verwekking.
##### 3.2.2.4 Bewijs van niet-vaderschap
De rechtbank moet de vordering afwijzen indien bewezen wordt dat de man niet de biologische vader is, met uitzondering van situaties met donorsperma.
##### 3.2.2.5 Procedureregels
* **Titularissen van de vordering:** Het kind, "elk van zijn ouders persoonlijk" en de beweerde vader.
* **Termijn:** 30 jaar, te rekenen vanaf het einde van het bezit van staat of vanaf de geboorte. Deze termijn wordt geschorst tijdens de minderjarigheid, maar loopt wel tussen echtgenoten. Er is een uitzondering op deze verjaringstermijn voor personen die de identiteit van hun vermeende vader pas na het verstrijken van de termijn vernemen.
* **Partijen in het geding:** Diverse betrokkenen en vertegenwoordiging, waarbij een voogd ad hoc kan worden aangesteld bij tegenstrijdigheid van belangen.
* **Bevoegdheid:** De familierechtbank is bevoegd.
* **Wijze van gedinginleiding:** De vordering kan niet vóór de geboorte worden ingeleid.
##### 3.2.2.6 Uitwerking van het vonnis
Het vonnis heeft een declaratief karakter.
##### 3.2.2.7 Publiciteitsregeling
* **Algemeen:** Mededeling aan het Openbaar Ministerie en de griffier, toezending van gegevens aan de ABS via de DABS, opmaak van gewijzigde akten, en een gerechtsbrief aan afstammelingen van meerderjarige ouders wiens familienaam is gewijzigd.
* **Bijkomende vormvereiste bij overspelige kinderen:** Betekening van het vonnis aan de echtgeno(o)t(e) van de overspelige man, op straffe van relatieve niet-tegenwerpelijkheid.
> **Tip:** Het onderscheid tussen de drie vaststellingswijzen (vaderschapsregel, erkenning, gerechtelijke vaststelling) is fundamenteel. Begrijp de specifieke vereisten en procedures voor elk van deze wijzen. Besteed extra aandacht aan de bepalingen rond frauduleuze erkenning, aangezien deze een belangrijk aspect vormen in de recente wetswijzigingen.
> **Voorbeeld:** Een kind wordt geboren binnen het huwelijk van de moeder. De echtgenoot wordt automatisch als vader beschouwd (vaderschapsregel). Indien de moeder niet getrouwd is en een man het kind wil erkennen, moet hij de procedure van erkenning volgen, inclusief eventuele toestemmingen. Als het vaderschap onduidelijk is en erkenning uitblijft, kan gerechtelijk onderzoek ingesteld worden.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Vaststelling van vaderschap | Het juridisch vaststellen van de biologische vader van een kind. |
| Vaderschapsregel | Een wettelijk principe dat de echtgenoot van de moeder als vader van het kind beschouwt, tenzij anders bewezen. |
| Juris tantum | Een weerlegbaar wettelijk vermoeden; de tegenpartij kan het tegenbewijs leveren. |
| Omni meliore momento | Het principe dat een kind geacht wordt verwekt te zijn op het voor het kind gunstigste tijdstip binnen het wettelijke tijdvak. |
| Afwezigheid | Een juridische status die wordt toegekend aan een persoon wiens verblijfplaats onbekend is en die vermoed wordt overleden te zijn. |
| Echtscheidingsprocedure (EOO of EOT) | Een gerechtelijke procedure die leidt tot de ontbinding van een huwelijk, hetzij door onderlinge toestemming (EOT) of door onherstelbaar verbroken huwelijksrelatie (EOO). |
| Erkenning door een man | Een vrijwillige akte waarbij een man zijn vaderschap over een kind erkent, ook indien hij niet gehuwd is met de moeder. |
| Meemoederschap | De juridische vaststelling van het moederschap voor een kind, met name in situaties van surrogaatmoederschap of kunstmatige voortplanting. |
| Prenatale erkenning | De erkenning van een kind door de vader vóór de geboorte van het kind. |
| Postume erkenning | De erkenning van een kind door de vader na het overlijden van het kind. |
| Frauduleuze erkenning | Een erkenning die plaatsvindt met als primair doel het verkrijgen van een verblijfsrechtelijk voordeel en niet om een daadwerkelijke afstammingsband te creëren. |
| Bezit van staat | De feitelijke toestand waarin een persoon als kind van een bepaalde vader wordt beschouwd en behandeld door de maatschappij, de familie en de persoon zelf. |
| Gedinginleiding | Het proces van het starten van een juridische procedure, bijvoorbeeld door het indienen van een verzoekschrift of dagvaarding bij de rechtbank. |
| Declaratief karakter | Het principe dat een juridische uitspraak slechts een bestaande situatie vaststelt, in plaats van een nieuwe situatie te creëren. |
| Relatieve niet-tegenwerpelijkheid | Een juridisch gevolg waarbij een rechtshandeling niet kan worden ingeroepen tegen bepaalde personen, tenzij aan specifieke voorwaarden is voldaan. |
Cover
PR_HW_2025_ONBEKWAAMHEID_05_BDG.pptx
Summary
# Genots- en handelingsbekwaamheid
Dit onderwerp verkent de fundamentele concepten van genotsbekwaamheid en handelingsbekwaamheid, met een focus op fysieke personen en rechtspersonen, en maakt een onderscheid tussen deze twee bekwaamheden.
### 1.1 Principe van genots- en handelingsbekwaamheid
Genotsbekwaamheid, ook wel rechtsbekwaamheid genoemd, houdt in dat een persoon of entiteit rechten en plichten kan hebben. Handelingsbekwaamheid daarentegen, verwijst naar het vermogen om deze rechten en plichten zelfstandig uit te oefenen.
#### 1.1.1 Fysieke personen
Voor fysieke personen geldt het principe dat zij, tenzij de wet anders bepaalt, handelingsbekwaam zijn. Dit beginsel wordt echter genuanceerd door specifieke wettelijke bepalingen die handelingsonbekwaamheid kunnen introduceren.
#### 1.1.2 Rechtspersonen
Rechtspersonen bezitten rechtsbekwaamheid en handelingsbekwaamheid in overeenstemming met het specialiteitsbeginsel. Dit betekent dat zij enkel bekwaam zijn om rechtshandelingen te verrichten binnen het kader van hun specifieke doelstellingen, zoals vastgelegd in hun statuten.
### 1.2 De onbekwame mens
Het concept van onbekwaamheid kan verschillende vormen aannemen en is van cruciaal belang in het juridische landschap.
#### 1.2.1 Minderjarigen
**1.2.1.1 Algemeen principe: handelingsonbekwaamheid als regel**
Voor niet-ontvoogde minderjarigen geldt in principe handelingsonbekwaamheid. Dit betekent dat zij, behoudens wettelijke uitzonderingen, hun vermogensrechtelijke handelingen niet zelfstandig kunnen stellen. De wet voorziet in specifieke beschermingsmechanismen voor minderjarigen.
* **Natuurlijke en wettelijke onbekwaamheid:** Dit verwijst naar de inherente beperkingen die aan minderjarigen worden toegekend op basis van hun leeftijd, en de wettelijke regels die daaruit voortvloeien.
* **Vermogensrechtelijke handelingen:** Dit betreft handelingen die een directe invloed hebben op het vermogen van de minderjarige, zoals het sluiten van contracten of het vervreemden van goederen.
* **Nuancering: al dan niet zonder benadeling:** De wet kan bepalingen bevatten waarbij bepaalde handelingen van een minderjarige wel geldig zijn, mits deze niet leiden tot benadeling van de minderjarige.
* **Volstrekt en relatief nietig:** Nietige rechtshandelingen die door een handelingsonbekwame minderjarige zijn gesteld, kunnen absoluut (volstrekt) of relatief nietig zijn, afhankelijk van de aard van de handeling en de bescherming die de wet beoogt.
* **Persoonlijk niet-vermogensrechtelijk optreden:** Handelingen die betrekking hebben op de persoon zelf en geen directe vermogensrechtelijke gevolgen hebben, kunnen onder bepaalde omstandigheden wel door de minderjarige zelf gesteld worden.
* **Uitzonderingen:**
* **Bepaalde onmiddellijk aflopende contracten:** Kleine, alledaagse transacties die direct en volledig worden uitgevoerd, kunnen onder bepaalde voorwaarden geldig zijn.
**1.2.1.2 Ouderlijk gezag**
Ouderlijk gezag is een complex geheel van rechten en plichten die ouders hebben ten aanzien van hun minderjarige kinderen. Het omvat zowel zorg voor de persoon als beheer van de goederen.
* **Inhoud over de persoon:**
* **Levensonderhoud:** Ouders zijn verplicht te voorzien in het levensonderhoud van hun kind (huisvesting, voeding, kleding) in verhouding tot hun middelen. Deze plicht kan doorlopen na de meerderjarigheid, zolang het kind een opleiding volgt of bij behoefte.
* **Opvoeding en opleiding:** Ouders hebben de plicht hun kind op te voeden en te zorgen voor passende opleiding. Een begonnen opleiding dient te worden afgerond.
* **Respect:** Het kind dient te worden gerespecteerd, ongeacht zijn leeftijd.
* **Tuchtiging:** Ouders mogen hun kind straffen, mits dit evenredig is en niet uitmondt in mishandeling.
* **Inhoud over de goederen:**
* **Vertegenwoordiging:** Ouders treden in rechte op namens hun minderjarige kind en kunnen hen wettelijk vertegenwoordigen.
* **Bestuur (beheer):** Ouders dienen de goederen van het kind te behartigen en te beheren als een goede huisvader. Voor buitengewone daden van beheer is vaak machtiging van de vrederechter vereist. Bij gezamenlijk gezag beheren zij de goederen ook gezamenlijk.
* **Genotsrecht:** Ouders hebben het recht de opbrengsten van de goederen van het kind te gebruiken, mits deze in de eerste plaats worden aangewend voor de kosten van het kind (leven, opvoeding, opleiding) en de lasten van het beheer. Dit recht is gekoppeld aan de beheerplicht en onderhoudsplicht.
* **Verantwoording:** Ouders moeten verantwoording afleggen over hun beheer, zowel aan het kind zodra deze meerderjarig wordt, als aan de andere ouder en eventueel de familie of vrederechter.
* **Uitoefening:**
* **Gezamenlijke uitoefening:** Tijdens het leven van beide ouders wordt het gezag en het beheer gezamenlijk uitgeoefend (co-ouderschap). Bij niet-samenwonende ouders kan dit ook het geval zijn, anders beslist de rechter.
* **Controle en sanctie:** De overheid, via de jeugdwet, kan ingrijpen en het ouderlijk gezag controleren. Bij ernstige verwaarlozing of misbruik kan ontzetting uit het ouderlijk gezag worden opgelegd, waarbij het kind onder voogdij komt.
**1.2.1.3 Voogdij**
Voogdij treedt in werking wanneer een minderjarige geen ouders meer heeft die het ouderlijk gezag kunnen uitoefenen.
* **Ontstaan:** Dit gebeurt bij overlijden, wettelijke onbekendheid, voortdurende onmogelijkheid of wilsonbekwaamheid van beide ouders. De vrederechter stelt de situatie vast en wijst een voogd aan.
* **Juridische organisatie:** De voogdij is een juridische structuur waarbij personen of instellingen de taak krijgen om in te staan voor een minderjarige (persoon en goederen).
* **Organen:**
* **Voogd:** De persoon die de dagelijkse zorg en het beheer op zich neemt.
* **Toezien voogd:** Een controleorgaan dat toezicht houdt op de voogd.
* **Einde:** De voogdij eindigt bij overlijden van het kind, meerderjarigheid of ontvoogding.
**1.2.1.4 Ontvoogding**
Ontvoogding kan leiden tot het verkrijgen van handelingsbekwaamheid door een minderjarige, hetzij van rechtswege, hetzij gerechtelijk. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren bij het aannemen van een schenking of bij vertegenwoordiging in rechte.
### 1.3 Bescherming bij geestesgebreken (meerderjarigen)
Meerderjarigen die door een geestestoestand niet (meer) volledig voor zichzelf kunnen zorgen, worden beschermd door verschillende maatregelen. Het is belangrijk op te merken dat een geestesstoornis niet automatisch leidt tot handelingsonbekwaamheid; een rechterlijke beslissing is vereist.
#### 1.3.1 Bewindsmaatregelen
Deze maatregelen bieden een bescherming op maat, met behoud van zoveel mogelijk zelfbeschikking.
* **Doel:** Bescherming van de persoon en het vermogen, met het uitgangspunt van zelfbeschikking.
* **Benoeming:** Een bewindvoerder wordt door de vrederechter benoemd. De betrokkene kan zelf een kandidaat-bewindvoerder voorstellen.
* **Werking:** De bewindvoerder treedt op ter ondersteuning of vervanging, afhankelijk van de noden. De maatregel kan zowel vermogensrechtelijk als persoonlijk van aard zijn.
* **Buitengerechtelijke mogelijkheid:** Een persoon kan voorafgaand aan wilsonbekwaamheid een bewindvoerder aanduiden via een notariële akte of een akte bij de griffie.
* **Vertrouwenspersoon:** Een vertrouwenspersoon kan worden aangesteld om de persoon bij te staan en diens belangen te behartigen.
#### 1.3.2 Verplegingsmaatregelen
Dit betreft medische maatregelen met betrekking tot opname en behandeling in een erkende inrichting.
* **Verpleging op eigen verzoek:** De persoon kiest zelf voor opname, waarbij de burgerrechten en handelingsbekwaamheid behouden blijven.
* **Gedwongen verpleging:** Kan worden opgelegd aan personen die een gevaar vormen voor zichzelf of anderen. Dit vereist een rechterlijke beslissing en de voldoening aan specifieke voorwaarden (geestesstoornis, onvermogen tot toestemming, gevaar).
#### 1.3.3 Strafmaatregelen: Internering
Internering is een strafrechtelijke veiligheidsmaatregel, geen beschermingsmaatregel voor de persoon.
* **Doel:** Bescherming van de maatschappij en verzorging van de geïnterneerde.
* **Voor wie:** Daders van een misdrijf die ontoerekeningsvatbaar waren wegens een geestesstoornis op het moment van het feit.
* **Procedure:** De strafrechter kan internering opleggen, met uitvoering en opvolging door een gespecialiseerde rechtbank. De duur is onbepaald en wordt periodiek geëvalueerd.
* **Kernverschil met gedwongen verpleging:** Internering volgt op een strafbaar feit en heeft een strafrechtelijke bron, terwijl gedwongen verpleging een civielrechtelijke beschermingsmaatregel is die ook zonder misdrijf kan worden opgelegd.
---
# Het statuut van de minderjarige
Dit hoofdstuk behandelt de juridische status van minderjarigen, hun handelingsbekwaamheid, de concepten van natuurlijke en wettelijke onbekwaamheid, en de toepasselijke wettelijke bepalingen inzake ouderlijk gezag en voogdij.
## 1. Het statuut van de minderjarige
De minderjarige is een fysieke persoon die de wettelijke leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt. Het recht kent aan minderjarigen een specifieke juridische status toe, die verschilt van die van meerderjarigen. Deze status omvat zowel genotsbekwaamheid (het dragen van rechten en plichten) als handelingsbekwaamheid (het zelfstandig mogen uitoefenen van rechten).
### 1.1 Handelingsbekwaamheid versus onbekwaamheid
In het Belgisch recht is het principe dat fysieke personen volledig handelingsbekwaam zijn, met enkele wettelijke uitzonderingen. Voor minderjarigen geldt echter dat zij, met uitzondering van ontvoogde minderjarigen, handelingsonbekwaam zijn. Deze onbekwaamheid is de regel.
### 1.2 Niet-ontvoogde minderjarigen
#### 1.2.1 Handelingsonbekwaamheid als regel
Niet-ontvoogde minderjarigen zijn in beginsel handelingsonbekwaam. Dit betekent dat zij bepaalde rechtshandelingen niet zelfstandig mogen stellen. Deze onbekwaamheid kan worden onderverdeeld in natuurlijke en wettelijke onbekwaamheid.
* **Natuurlijke onbekwaamheid**: Dit betreft de feitelijke onbekwaamheid, gebaseerd op de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind. Een minderjarige kan bijvoorbeeld de draagwijdte van een contract niet begrijpen.
* **Wettelijke onbekwaamheid**: Dit is een juridische fictie die de minderjarige beschermt, ongeacht zijn of haar feitelijke bekwaamheid.
#### 1.2.2 Vermogensrechtelijke handelingen
Voor vermogensrechtelijke handelingen geldt dat een rechtshandeling gesteld door een handelingsonbekwame in principe relatief nietig is, tenzij de wet anders bepaalt. De nietigheid kan enkel ingeroepen worden door de beschermde persoon (de minderjarige) of zijn vertegenwoordiger. De rechtshandeling blijft geldig zolang ze niet wordt aangevochten.
Er zijn echter nuanceringen:
* **Al dan niet zonder benadeling**: Soms wordt de geldigheid van een handeling afhankelijk gesteld van het al dan niet bestaan van benadeling.
* **Wilsonbekwame minderjarige**: De wet spreekt soms over "wilsonbekwame minderjarigen" in specifieke contexten, wat wijst op een beoordeling van de feitelijke bekwaamheid.
* **Persoonlijk niet-vermogensrechtelijk optreden**: Voor handelingen die strikt persoonlijk van aard zijn en geen vermogensrechtelijke impact hebben, kan de minderjarige wel bekwaam zijn, afhankelijk van de specifieke handeling en de leeftijd.
**Uitzonderingen op de handelingsonbekwaamheid voor bepaalde rechtshandelingen**:
* **Bepaalde onmiddellijk aflopende contracten**: Minderjarigen kunnen in bepaalde gevallen wel handelingsbekwaam worden geacht voor contracten die direct en volledig worden uitgevoerd, zoals de aankoop van een brood.
* **Wettelijke bepalingen en maatschappelijke druk**: De wet kan specifieke handelingen toelaten of bepaalde situaties die ontstaan door maatschappelijke druk, zoals het aanvaarden van een bepaald werk.
#### 1.2.3 Ouderlijk gezag
Het ouderlijk gezag is een essentieel onderdeel van het statuut van de minderjarige. Dit gezag omvat de plichten en rechten die ouders hebben ten aanzien van hun minderjarig kind, zowel wat betreft de persoon als de goederen van het kind.
##### 1.2.3.1 Inhoud: over de persoon
Ouderlijk gezag over de persoon van het kind houdt in:
* **Levensonderhoud, opvoeding en opleiding**: Ouders zijn verplicht te voorzien in het levensonderhoud (huisvesting, voeding, kleding) en de opvoeding van hun kind. Deze plicht moet in evenredigheid zijn met de middelen van de ouders. Een aangevangen opleiding moet worden afgemaakt. De onderhoudsplicht kan doorlopen na de meerderjarigheid van het kind, zolang het kind een opleiding volgt en er behoefte aan is.
* **Tuchtiging**: Ouders mogen hun kind tuchtrechtelijk corrigeren, maar dit moet steeds in evenredigheid zijn met de middelen en mag niet uitmonden in mishandeling. Elke leeftijd van het kind moet gerespecteerd worden.
* **Respect**: Het kind moet worden gerespecteerd, ongeacht zijn leeftijd.
##### 1.2.3.2 Inhoud: over de goederen
Ouderlijk gezag over de goederen van het kind omvat:
* **Vertegenwoordiging**: Ouders treden in rechte op namens hun minderjarig kind en kunnen het kind dus wettelijk vertegenwoordigen bij juridische handelingen.
* **Bestuur (Beheer)**: Ouders beheren de goederen van het kind als een goede huisvader. Bij gezamenlijk gezag beheren ze ook gezamenlijk. Voor buitengewone daden van beheer is vaak machtiging van de vrederechter vereist.
* **Genotsrecht**: Ouders hebben het recht om de opbrengsten (vruchten) van de goederen van het kind te gebruiken, maar dit is gekoppeld aan de onderhoudsplicht en de kosten van het beheer. Het is geen persoonlijk voordeel, maar een compensatie voor hun taken.
* **Verantwoording**: Ouders moeten verantwoording afleggen over hun beheer, zowel aan het kind zodra het meerderjarig wordt, als aan de andere ouder en in bepaalde gevallen aan de familie of de vrederechter. Dit dient ter bescherming van het vermogen van het kind.
##### 1.2.3.3 Uitoefening van ouderlijk gezag
* **Tijdens het leven van beide ouders**: In beginsel wordt het ouderlijk gezag gezamenlijk uitgeoefend (co-ouderschap). Dit geldt zowel voor het gezag over de persoon als over de goederen. Bij niet-samenwonende ouders kan dit leiden tot verblijfsco-ouderschap en gezagsco-ouderschap, waarbij de concrete regeling door de familierechtbank kan worden vastgelegd. Bij eenzijdig gezag oefent slechts één ouder het gezag uit, terwijl de andere ouder toezicht houdt.
* **Controle en sanctie (Jeugdwet)**: De overheid kan het ouderlijk gezag controleren en ingrijpen indien nodig. De jeugdrechter kan toezicht laten houden en bij ernstige verwaarlozing, misbruik of gevaar, de ouders ontzetten uit het ouderlijk gezag. Dit kan leiden tot plaatsing onder voogdij of in een pleeggezin.
### 1.3 Voogdij
Voogdij is de juridische organisatie waarbij wet, personen of instellingen de taak krijgen om in te staan voor een minderjarige die geen ouders meer heeft die het ouderlijk gezag kunnen uitoefenen.
#### 1.3.1 Ontstaan en openvallen van voogdij
Voogdij ontstaat van rechtswege wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
* Beide ouders zijn overleden.
* Ouders zijn wettelijk onbekend.
* Ouders zijn voortdurend onmogelijk om het gezag uit te oefenen (bv. langdurige detentie, coma).
* Ouders zijn wilsonbekwaam en er is geen bewindvoerder of curator aangesteld.
De vrederechter van de woonplaats van het kind stelt de situatie vast en wijst een voogd aan.
#### 1.3.2 Organen van de voogdij
* **De voogd**: Dit is de persoon of instelling die de dagelijkse zorg en het beheer over de minderjarige (persoon en goederen) op zich neemt.
* **De toeziende voogd**: Dit is een controleorgaan, aangesteld door de vrederechter, dat toezicht houdt op de voogd en het belang van het kind waakt.
#### 1.3.3 Einde van de voogdij
De voogdij eindigt automatisch bij:
* Het overlijden van het kind (pupil).
* De meerderjarigheid van het kind (18 jaar).
* De ontvoogding van het kind (wanneer het kind rechterlijk handelingsbekwaam wordt verklaard vóór 18 jaar).
Bij het overlijden, de ontzetting of het ontslag van de voogd, wijst de vrederechter een nieuwe voogd aan.
#### 1.3.4 Ontvoogding
Ontvoogding betekent dat een minderjarige bepaalde handelingsbekwaamheid verkrijgt, zowel persoonlijk als wat betreft goederen, nog vóór het bereiken van de meerderjarigheid. Dit kan gerechtelijk gebeuren.
## 2. Bescherming bij geestesgebreken (Meerderjarigen)
Het recht voorziet ook in beschermingsmaatregelen voor meerderjarigen die door een geestesstoornis (ziekte, handicap, seniliteit) niet (meer) volledig voor zichzelf kunnen zorgen. Dit is geen rechtstreekse uitbreiding van het statuut van de minderjarige, maar een parallel beschermingssysteem.
### 2.1 Bewindsmaatregelen
Dit is een bescherming op maat, met behoud van zoveel mogelijk zelfbeschikking. Een bewindvoerder, benoemd door de vrederechter, treedt op ter ondersteuning of vervanging van de betrokkene. De maatregel kan ook puur vermogensrechtelijk zijn. Er is tevens een buitengerechtelijke mogelijkheid waarbij een persoon vooraf een bewindvoerder kan aanduiden.
### 2.2 Verplegingsmaatregelen
Dit zijn medische maatregelen die betrekking hebben op de opname en behandeling in een erkende inrichting.
* **Verpleging op eigen verzoek**: De persoon kiest zelf voor opname en behoudt zijn burgerrechten en handelingsbekwaamheid.
* **Gedwongen verpleging**: Dit kan worden opgelegd door een rechterlijke beslissing aan personen die aan specifieke voorwaarden voldoen (geestesstoornis, wilsonbekwaamheid voor behandeling, gevaar voor zichzelf of anderen).
### 2.3 Internering (strafrechtelijke maatregel)
Dit is géén beschermingsmaatregel, maar een strafrechtelijke veiligheidsmaatregel die door een strafrechter wordt opgelegd aan daders van een misdrijf die ontoerekeningsvatbaar waren wegens een geestesstoornis. Het doel is de bescherming van de maatschappij enerzijds, en verzorging en behandeling van de geïnterneerde anderzijds. De duur is onbepaald en de uitvoering wordt gevolgd door een gespecialiseerde rechtbank.
**Belangrijk verschil**: Bewindvoering is een beschermende, civielrechtelijke maatregel in het belang van de persoon. Internering is een strafrechtelijke, veiligheidsmaatregel in het belang van de maatschappij. Een geestesgebrek leidt niet automatisch tot handelingsonbekwaamheid; dit vereist steeds een rechterlijke beslissing of een specifieke wettelijke bepaling.
---
# Bescherming bij geestesgebreken
Dit deel behandelt de wettelijke beschermingsmaatregelen voor meerderjarigen die kampen met een geestesgebrek, waaronder bewindvoering, verplegingsmaatregelen en strafrechtelijke maatregelen zoals internering.
## 3.1 Algemene beginselen bij geestesgebreken
In het Belgisch recht worden meerderjarigen die door een geestestoestand (zoals ziekte, handicap of seniliteit) niet meer volledig voor zichzelf kunnen zorgen, beschermd. Een geestesgebrek leidt niet automatisch tot een verlies van handelingsbekwaamheid; dit vereist een rechterlijke beslissing. In beginsel kan een persoon met een geestesgebrek dus alle rechtshandelingen zelf stellen.
## 3.2 Bewindsmaatregelen
Bewindsmaatregelen vormen de belangrijkste en meest moderne beschermingsvorm voor meerderjarigen met een geestesgebrek.
### 3.2.1 Doel en uitgangspunt
Het doel van bewindvoering is bescherming op maat van de persoon en zijn vermogen, waarbij het uitgangspunt is om de zelfbeschikking zoveel mogelijk te behouden. De maatregel moet dus flexibel zijn en aangepast aan de concrete noden van de betrokkene.
### 3.2.2 Benoitelling en werking
Een bewindvoerder wordt benoemd door de vrederechter. Dit is een vereenvoudigd en flexibel statuut, ingesteld bij wet van 17 maart 2013, dat de vroegere, meer rigide stelsels heeft vervangen. De bewindvoerder treedt op ter ondersteuning of vervanging van de betrokkene, afhankelijk van wat nodig is. De precieze taken van de bewindvoerder worden door de rechter bepaald en kunnen zich uitstrekken tot zowel vermogensrechtelijke als persoonlijke aangelegenheden (zoals medische beslissingen of de woonplaats).
### 3.2.3 Buitengerechtelijke beschermingsregeling
Naast de gerechtelijke procedure, is er ook een buitengerechtelijke mogelijkheid. Een persoon kan op voorhand zelf een bewindvoerder aanduiden via een notariële akte of een onderhandse akte bij de griffie. Dit wordt een volmacht tot bescherming bij toekomstige wilsonbekwaamheid genoemd. De betrokkene kan zelf een kandidaat-bewindvoerder voorstellen.
### 3.2.4 Vertrouwenspersoon
De betrokkene of de rechter kan een vertrouwenspersoon aanstellen. Deze persoon is geen bewindvoerder, maar staat de betrokkene bij, adviseert hem en behartigt zijn belangen. Dit versterkt de autonomie van de persoon.
## 3.3 Verplegingsmaatregelen
Verplegingsmaatregelen betreffen medische opnames en behandelingen in daartoe erkende inrichtingen, gebaseerd op een psychische stoornis.
### 3.3.1 Verpleging op eigen verzoek (VOEV)
Bij verpleging op eigen verzoek is de rechtsgrond de vrije wil en toestemming van de patiënt. De persoon neemt zelf het initiatief voor opname en behoudt zijn burgerrechten en handelingsbekwaamheid. Hij kan in principe ook zelf beslissen om de behandeling te beëindigen. Er is een schriftelijke overeenkomst met de inrichting vereist.
### 3.3.2 Gedwongen verpleging
Gedwongen verpleging vereist een rechterlijke beslissing. Dit kan op verzoek van een familielid, het Openbaar Ministerie, of ambtshalve door de rechter worden opgelegd. De voorwaarden hiervoor zijn:
* De persoon lijdt aan een geestesstoornis.
* De persoon is niet in staat zijn toestemming te geven voor een behandeling (medisch wilsonbekwaam).
* De persoon vormt een ernstig gevaar voor zichzelf of voor anderen.
De rechter kan een tijdelijke (maximaal 40 dagen) of onbepaalde verpleging opleggen na een grondig onderzoek. De maatregel wordt regelmatig geëvalueerd. Het doel is therapeutisch en beschermend, zowel voor de patiënt als voor de omgeving.
## 3.4 Strafmaatregelen: Internering
Internering is een strafrechtelijke veiligheidsmaatregel die door een strafrechter wordt opgelegd en dient ter bescherming van de maatschappij.
### 3.4.1 Doelgroep en doelstelling
Deze maatregel is bedoeld voor daders van een misdrijf die op het moment van het feit ontoerekeningsvatbaar of sterk verminderd toerekeningsvatbaar waren wegens een geestesstoornis. Het dubbele doel is de bescherming van de maatschappij door gevaarlijke personen uit de samenleving te halen, en het bieden van de nodige medische en psychiatrische zorg en behandeling aan de geïnterneerde.
### 3.4.2 Procedure en duur
Na een misdrijf oordeelt de strafrechtbank (in correctionele of assisenzaken) of internering aangewezen is. De uitvoering en opvolging gebeurt door de Kamer voor de bescherming van de maatschappij. Er wordt geen vaste strafduur opgelegd; de maatregel is onbepaald in de tijd. De Kamer beslist periodiek, op basis van expertenadvies, of de persoon nog een gevaar vormt en of de internering moet worden voortgezet, dan wel of hij onder voorwaarden kan worden vrijgelaten (bv. via proefverlof of terbeschikkingstelling).
### 3.4.3 Vergelijking met gedwongen verpleging
Het kernverschil met gedwongen verpleging is dat internering volgt op een strafbaar feit en een strafrechtelijke bron heeft, terwijl gedwongen verpleging een civielrechtelijke beschermingsmaatregel is die kan worden opgelegd aan iemand die een gevaar vormt, zelfs zonder dat er een misdrijf is gepleegd.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Genotsbekwaamheid | Het vermogen om rechten en plichten te hebben. Dit is een passief vermogen dat iedereen bij de geboorte verkrijgt, zowel fysieke personen als rechtspersonen. |
| Handelingsbekwaamheid | Het vermogen om zelfstandig rechtshandelingen te stellen, zoals het aangaan van contracten of het verrichten van andere juridische daden. Dit staat tegenover onbekwaamheid, waarbij men gebonden is aan vertegenwoordiging of bijstand. |
| Rechtspersonen | Juridische entiteiten (zoals vennootschappen, verenigingen) die rechten en plichten kunnen dragen en zelfstandig kunnen optreden in het rechtsverkeer, vergelijkbaar met fysieke personen, maar opereren vaak onder het specialiteitsbeginsel. |
| Specialiteitsbeginsel | Het principe dat rechtspersonen slechts de handelingen mogen stellen die binnen hun specifieke doelstellingen vallen, zoals vastgelegd in hun statuten. Afwijkingen hiervan kunnen leiden tot nietigheid van de handeling. |
| Minderjarige | Een natuurlijk persoon die nog niet de wettelijk vastgestelde leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en daardoor in beginsel handelingsonbekwaam is. |
| Ontvoogde minderjarige | Een minderjarige die, door specifieke wettelijke procedures (bv. huwelijk of gerechtelijke beslissing), handelingsbekwaam is verklaard en daardoor juridisch met een meerderjarige gelijkgesteld wordt. |
| Niet-ontvoogde minderjarige | Een minderjarige die niet ontvoogd is en dus onderworpen blijft aan de regels voor minderjarigen, inclusief handelingsonbekwaamheid en ouderlijk gezag of voogdij. |
| Ouderlijk gezag | Het geheel van rechten en plichten dat ouders hebben ten aanzien van hun minderjarige kinderen, zowel met betrekking tot hun persoon (opvoeding, levensonderhoud) als hun goederen (beheer, vertegenwoordiging). |
| Voogdij | Een wettelijk kader waarbij een voogd wordt aangesteld om de persoon en/of goederen van een minderjarige te beheren en te vertegenwoordigen wanneer de ouders daartoe niet meer in staat zijn of overleden zijn. |
| Bewindvoering | Een gerechtelijke maatregel waarbij een bewindvoerder wordt aangesteld om de goederen en/of de persoon van een meerderjarige die (deels) wilsonbekwaam is, te beheren en te beschermen. Dit gebeurt op maat van de behoefte van de betrokkene. |
| Curatele | Een gerechtelijke beschermingsmaatregel voor meerderjarigen die absoluut geen wil meer kunnen uiten. De curator treedt volledig in de plaats van de persoon voor alle juridische handelingen. |
| Wilsonbekwaamheid | De onmogelijkheid van een persoon om zijn wil te uiten of om de betekenis en gevolgen van zijn handelingen te begrijpen, vaak als gevolg van een medische aandoening zoals dementie of psychische problemen. |
| Internering | Een strafrechtelijke maatregel die wordt opgelegd aan daders van een misdrijf die ontoerekeningsvatbaar waren wegens een geestesstoornis. Het doel is bescherming van de maatschappij en biedt tevens zorg aan de geïnterneerde. |
| Verplegingsmaatregel | Een medische maatregel die betrekking heeft op de opname en behandeling van een persoon met een psychische stoornis. Dit kan vrijwillig (op eigen verzoek) of gedwongen (via een rechterlijke beslissing) gebeuren. |
Cover
SAMENVATTING Huwelijksvermogensrecht.docx
Summary
Dit studiegids behandelt het huwelijksvermogensrecht in België, met een focus op het wettelijk stelsel, de diverse huwelijksvermogensstelsels, en de gevolgen van de ontbinding, vereffening en verdeling van deze stelsels.
## Het huwelijksvermogensrecht
Het huwelijksvermogensrecht regelt de financiële en vermogensrechtelijke relaties tussen echtgenoten, zowel tijdens het huwelijk als bij de ontbinding ervan.
### Het wettelijk stelsel
Het wettelijk stelsel is het standaard huwelijksvermogensrecht dat van toepassing is wanneer echtgenoten geen huwelijkscontract hebben opgesteld. Het is onderverdeeld in een primair en een secundair stelsel.
#### Primair stelsel
Dit omvat de rechten en plichten van echtgenoten en hun kinderen onderling, en is van **dwingend recht**. Hieronder vallen onder andere persoonlijke verplichtingen en aansprakelijkheid.
#### Secundair stelsel
Dit stelsel behandelt het huwelijksvermogensrecht en is grotendeels **aanvullend recht**, hoewel er ook dwingende bepalingen bestaan. Het is verder opgesplitst in:
* Het wettelijk stelsel.
* Bedongen huwelijksvermogensstelsels (via huwelijkscontract).
Het is belangrijk om te onthouden dat het wettelijk stelsel **niet hetzelfde is als een huwelijkscontract**. Een huwelijkscontract vereist een notariële akte.
**Tip:** Het afsluiten van een huwelijkscontract brengt kosten met zich mee (rond de 1200-1500 euro voor het contract, en nog eens 700-800 euro voor een wijzigingsakte als men later het stelsel wil aanpassen).
### Huwelijkscontracten en bedongen stelsels
Echtgenoten kunnen via een notariële akte, een huwelijkscontract, kiezen voor een ander huwelijksvermogensstelsel dan het wettelijk stelsel. De meest voorkomende bedongen stelsels zijn:
* **Scheiding van goederen:** Elk echtgenoot behoudt een volledig gescheiden eigen vermogen.
* **Scheiding van goederen met verrekening van aanwinsten:** Een vorm van scheiding van goederen waarbij, bij ontbinding, de tijdens het huwelijk vergaarde aanwinsten (vermeerdering van vermogen) worden verrekend, vaak in een 50/50 verhouding. Dit stelsel is sinds 1 september 2018 wettelijk verankerd als een mogelijk huwelijksstelsel.
* **Algemene gemeenschap:** Alle goederen, zowel die vóór als tijdens het huwelijk verkregen, worden gemeenschappelijk.
### Afdeling II – Kwalificatie van de vermogens
Onder het wettelijk stelsel bestaan drie afzonderlijke juridische "boedels" (vermogens) zonder rechtspersoonlijkheid:
1. **Eigen vermogen (EV) van echtgenoot A.**
2. **Eigen vermogen (EV) van echtgenoot B.**
3. **Gemeenschappelijk vermogen (GV).**
Elk van deze vermogens heeft een eigen bestuursregeling. Partijautonomie geldt voor de eigen vermogens, terwijl solidariteit geldt voor het gemeenschappelijk vermogen.
**Samenstelling van de vermogens:**
* **Eigen vermogen:**
* Actief en passief verkregen **ten persoonlijke titel** tijdens het huwelijk.
* Actief en passief met een **voorhuwelijks karakter**.
* Persoonlijke goederen en alles wat al in bezit was **voor het huwelijk**.
* **Gemeenschappelijk vermogen:**
* Actief en passief dat **geen eigen karakter heeft**.
* Actief en passief waarvan **niet kan bewezen worden** dat het een eigen karakter heeft.
* **De rest.**
Het gemeenschappelijk vermogen is **geen synoniem voor mede-eigendom**. Mede-eigendom komt enkel voor in huwelijkscontracten (scheiding van goederen), terwijl het gemeenschappelijk vermogen specifiek is voor het wettelijk stelsel.
**Tip:** Een erfenis is iets dat men te persoonlijke titel krijgt en behoort dus tot het eigen vermogen.
### Afdeling III – Werking van het wettelijk stelsel
#### 1.3.1 Algemeen principe: het vermoeden van gemeenschappelijkheid
Het kernprincipe van het wettelijk stelsel is: **"alle goederen waarvan niet bewezen is dat ze eigen zijn, zijn gemeenschappelijk."** Dit betekent dat alle baten (activa) die tijdens het huwelijk worden verkregen, worden vermoed gemeenschappelijk te zijn, tenzij men het tegendeel kan bewijzen volgens de specifieke bewijsregels. Dit geldt zowel voor het actief (baten) als voor het passief (lasten).
Een schuldvordering van een partner behoort eveneens tot het actief van de gemeenschap. Ook openstaande facturen die tijdens het huwelijk zijn ontstaan, maken deel uit van de boedel.
Bij het overlijden van een echtgenoot bestaat de nalatenschap uit het eigen vermogen van de overledene plus de helft van het gemeenschappelijk vermogen. Er is een samenhang tussen de baten- en lastenregeling: waar een voordeel is, is er vaak ook een last aan verbonden (eigen goed = eigen schuld; gemeenschappelijk goed = gemeenschappelijke schuld).
#### 1.3.2 De bewijsregels
* **Tussen echtgenoten:** Alle middelen van recht zijn toegelaten, inclusief getuigenissen, tenzij het huwelijkscontract dit beperkt.
* **Ten aanzien van derden:** De bewijsregeling is strenger om samenspanning tussen echtgenoten ten nadele van derden te vermijden. Men maakt hier gebruik van een **notariële boedelbeschrijving**.
**Bewijsmiddelen voor het eigen karakter van goederen:**
* **Verkrijgende verjaring:** Zeldzaam tussen echtgenoten.
* **Titel met vaste datum:** Een notariële of geregistreerde onderhandse akte.
* **Voorbeeld:** Een moeder schenkt 50.000 euro aan haar dochter. Als de dochter gehuwd is onder het wettelijk stelsel en er komt een echtscheiding, kan de partner proberen dit geld te innen. Door de schenking te registreren, kan de dochter bewijzen dat het haar eigen goed is.
* **Bescheiden van een openbare dienst:** Bijvoorbeeld gegevens uit het kadaster.
* **Vermelding in regelmatig gehouden registers:** Jaarrekeningen, bankafschriften, aangifte van nalatenschap, etc.
**Belangrijk:** Enkel het feit dat een factuur op uw naam staat, is niet altijd voldoende om het eigen karakter van een goed te bewijzen; de oorsprong van de aangewende fondsen moet ook aangetoond worden.
**Tip:** Bij het opstellen van een boedelbeschrijving voor successierechten (bij overlijden) kan het nuttig zijn om de waarde laag te houden om zo de te betalen successierechten te beperken. De notaris stelt echter enkel vast en aanvaardt niet automatisch de juistheid van wat wordt genoteerd.
**Jaarrekening:** Een document dat jaarlijks wordt gepubliceerd bij de balanscentrale van een vennootschap, waarin de financiële toestand van het bedrijf wordt weergegeven. Dit kan als bewijs dienen voor eigendom (bv. een auto die eigendom is van de vennootschap).
**Rekeninguittreksels (RU):** Bankafschriften die bewijzen wie betaalde en gaan voor op facturen.
**Bewijswaarde van een lijst eigen goederen in een huwelijkscontract:**
* **Tussen echtgenoten:** Deze lijst is geldig als bewijs.
* **Tegenover derden:** Niet tegenstelbaar. De rechter heeft hierbij een soevereine appreciatiebevoegdheid.
### Afdeling IV – De baten (activa)
#### 1.4.1 Baten van het eigen vermogen
Goederen kunnen eigen zijn door hun oorsprong of door hun aard.
**1. Goederen eigen door hun oorsprong:**
* **Voorhuwelijkse goederen:** Alle goederen en schuldvorderingen die aan één echtgenoot toebehoren op de dag van het huwelijk. De datum van eigendomsverwerving is bepalend.
* **Voorbeeld:** Als een partner een koopovereenkomst sluit vóór het huwelijk, maar de notariële akte wordt pas getekend na het huwelijk, blijft het goed eigen. Dit geldt ook voor een voorhuwelijkse aankoopoptie die tijdens het huwelijk wordt gelicht, zolang de aankoopoptie zelf **voor** het huwelijk is verleend en men een voorhuwelijkse opschortende voorwaarde heeft opgenomen.
* **Tegenstelling:** Als de aankoopoptie **tijdens** het huwelijk wordt genomen en de notariële akte wordt tijdens het huwelijk getekend, valt het goed in het gemeenschappelijk vermogen.
* **Tijdens het huwelijk "om niet" verkregen goederen:** Dit zijn schenkingen, giften, of erfenissen.
* **Uitzondering:** Indien de testator of schenker uitdrukkelijk bepaalt dat het goed gemeenschappelijk zal zijn, valt het in het GV.
* **Testator:** Iemand die in een testament iets nalaat na zijn overlijden.
* **Giften:** Kunnen aanleiding geven tot het openen van een nalatenschap bij overlijden. Schenken gebeurt altijd bij leven.
**2. Goederen eigen door hun aard:**
Dit zijn goederen die intrinsiek eigen zijn, zonder bewijsvoering. Hieronder vallen verschillende categorieën:
* **Accessoria (toebehoren van eigen goederen):** Dit zijn goederen die inherent verbonden zijn aan een eigen hoofdgoed.
* **Toebehoren van eigen onroerende goederen of rechten:** Bijvoorbeeld goederen verworven door natrekking (een gebouw op eigen grond), onderhoudsuitrusting van een landbouwbedrijf, erfdienstbaarheden, vruchtgebruik, of een huurcontract verbonden aan de uitbating van een zaak.
* **Voorbeeld natrekking:** Als echtgenoot A grond koopt voor het huwelijk en echtgenoot B bouwt er een huis op tijdens het huwelijk, is A eigenaar van het huis door natrekking. Bij relatiebreuk moet B bewijzen dat hij kosten heeft gemaakt voor de bouw en kan hij een vergoeding vorderen, maar de eigendom van de grond en het huis blijft bij A.
* **Toebehoren van eigen waardepapieren (roerende goederen) en onroerende goederen:** Stemrecht verbonden aan aandelen, voorkeurrecht, nieuwe aandelen bij kapitaalverhoging door inbreng van reserves.
* **Let op:** Rente en dividenden van eigen aandelen zijn **gemeenschappelijk**. Een winnend lot van de loterij is steeds gemeenschappelijk, ongeacht de herkomst van de fondsen. Meerwaarde op kapitaal is steeds eigen vermogen.
* **Goederen overgedragen door een bloedverwant in opgaande lijn:** De goederen moeten onder bezwarende titel zijn overgedragen door een ascendent aan een echtgenoot, ter voldoening van een schuld van de ascendent of onder de plicht een schuld van de ascendent aan een derde te betalen.
* **Het aandeel verkregen in een goed waarvan men reeds mede-eigenaar is:** Als een echtgenoot een deel van een mede-eigendom overkoopt (bv. het aandeel van een zus in een geërfd ouderlijk huis), wordt dit eigen. Indien dit aandeel werd overgekocht met gemeenschapsgelden, ontstaat er een vergoedingsplicht van het eigen vermogen aan het gemeenschappelijk vermogen.
* **Goederen en rechten die in de plaats treden van eigen goederen (zaakvervanging):**
* **Ruil:** Bij een auto-ongeluk waarbij de auto total loss is, kan de verzekeringsuitkering gebruikt worden om een nieuwe auto te kopen. Als de nieuwe auto duurder is en de partner betaalt een deel van het verschil met gemeenschapsgeld ("opleg"), wordt gekeken welk vermogen het grootste deel van de opleg financierde om de aard van het nieuwe goed te bepalen.
* **Belegging en wederbelegging:** Goederen verworven met eigen gelden of met de opbrengst van een vervreemd eigen goed. Er is een onderscheid tussen gewone en vervroegde onroerende (weder)belegging, en roerende (weder)belegging. Formele en materiële voorwaarden (bv. percentage van de financiering met eigen gelden) zijn cruciaal.
* **Rechten verbonden aan de personenverzekering door de begunstigde zelf gesloten, verkregen bij overlijden van de echtgenoot of na ontbinding:** Levensverzekeringen met een spaarfunctie leiden meestal tot gemeenschappelijke aanspraken, tenzij de premies grotendeels uit eigen vermogen komen. De nieuwe wetgeving sinds 1 september 2018 biedt keuzes voor pensioensparen en Tak 21/23 verzekeringen.
* **Gereedschappen en werktuigen die dienen tot beroepsuitoefening:** Deze behoren tot het eigen vermogen, ter bescherming van de autonomie van de beroepsactieve echtgenoot. De vermogenswaarde van onlichamelijke beroepsgoederen (bv. cliënteel) valt echter in het gemeenschappelijk vermogen.
* **Strikt persoonlijke goederen:** Goederen die puur persoonlijk zijn (bv. kleding, handtas). Ook intellectuele rechten (auteursrechten, octrooien) behoren tot het EV. De opbrengsten hiervan door bekendmaking of exploitatie vallen echter in het GV.
* **Recht op herstel van persoonlijke schade:** Schadevergoedingen voor morele schade en fysieke integriteit zijn eigen vermogen. Vergoedingen voor inkomensderving of medische kosten vallen, onder de nieuwe wetgeving, in het gemeenschappelijk vermogen.
* **Recht op pensioen, lijfrente of soortgelijke uitkeringen:** Het recht op deze uitkeringen is van eigen aard, maar de vermogenswaarde ervan is gemeenschappelijk.
* **Lidmaatschapsrechten verbonden aan gemeenschappelijke aandelen:** Stemrecht en controlerecht zijn eigen vermogen, terwijl dividenden en liquidatiesaldi gemeenschappelijk zijn.
* **Beroepsgoederen die een echtgenoot exclusief voor beroepsuitoefening gebruikt:** Deze behoren tot het EV, maar de vermogenswaarde kan tot het GV behoren.
#### 1.4.2 Baten van gemeenschappelijke aard
Het gemeenschappelijk vermogen omvat:
* Alle **inkomsten** (beroepsinkomsten, vervangende inkomsten, inkomsten uit openbare of particuliere mandaten). Conventionele afwijkingen hiervan zijn **niet toegestaan**.
* Alle **besparingen**.
* Alle **aanwinsten**.
* Goederen verkregen **ten bezwarende titel** tijdens het huwelijk waarvan niet bewezen kan worden dat ze een belegging of wederbelegging van het EV uitmaken.
* Goederen geschonken of vermaakt aan **beide echtgenoten samen**, of aan één van hen onder het beding dat de goederen gemeenschappelijk zullen zijn.
* Alle goederen waarvan **niet bewezen** is dat ze aan één van de echtgenoten eigen zijn ingevolge een wetsbepaling (dit is het residuaire karakter van het GV).
* **Bijkomende wijzigingen HVR 2018:**
* Schadevergoedingen voor economische of huishoudelijke ongeschiktheid.
* Vermogenswaarde van vennootschapsaandelen en eigen beroepsgoederen die met gemeenschappelijk geld zijn verworven.
* Economische waarde van het cliënteel.
* Verzekerde prestaties verbonden aan individuele verzekeringsovereenkomsten.
### Afdeling V – De lasten (passiva)
De kwalificatie van een schuld (eigen of gemeenschappelijk) bepaalt welk vermogen aanspreekbaar is door de schuldeisers.
#### 1.5.1 Het definitief passief (schulden)
* **Eigen schulden:**
* **Door hun oorsprong:** Voorhuwelijkse schulden en schulden ten laste van erfenissen en giften.
* **Door hun aard:**
* Schulden aangegaan in het uitsluitend belang van het eigen vermogen.
* Schulden ontstaan uit een persoonlijke of zakelijke zekerheid gesteld in een ander belang dan dat van het GV.
* Schulden behorende tot een verboden beroep of handelingen die de echtgenoot niet mocht verrichten zonder medewerking van de andere echtgenoot.
* Schulden ontstaan uit een strafrechtelijke veroordeling of onrechtmatige daad.
* **Gemeenschappelijke schulden:**
* Schulden aangegaan door **beide echtgenoten**, gezamenlijk of hoofdelijk.
* Schulden aangegaan door één echtgenoot **ten behoeve van de huishouding en de opvoeding van de kinderen**.
* Schulden aangegaan door één echtgenoot **in het belang van het GV**.
* Schulden ten laste van giften aan beide echtgenoten gezamenlijk of aan één echtgenoot met het beding dat de goederen gemeenschappelijk zullen zijn.
* De **interesten** die een bijzaak vormen van de eigen schulden van één der echtgenoten.
* Onderhoudsschulden jegens bloedverwanten in dalende lijn (kinderen).
#### 1.5.2 Het voorlopig passief (verhaalsrecht)
Dit bepaalt op welk vermogen een schuldeiser zijn vordering kan verhalen.
* **Verhaalsrecht voor eigen schulden:**
* Het eigen vermogen van de betrokken echtgenoot.
* De inkomsten van deze echtgenoot die in het GV zitten (ruime interpretatie).
* **Uitzonderingen** waarbij het GV kan worden aangevallen: indien het GV verrijkt is met eigen goederen, inkomsten uit verboden beroepsactiviteit, of bij bepaalde strafrechtelijke veroordelingen/onrechtmatige daden.
* **Verhaalsrecht voor gemeenschappelijke schulden:**
* **Volkomen gemeenschappelijke schulden:** Beide eigen vermogens en het gemeenschappelijk vermogen.
* **Onvolkomen gemeenschappelijke schulden:** Het gemeenschappelijk vermogen en slechts één eigen vermogen.
#### 1.5.3 Schulden tussen echtgenoten
Dit zijn schuldvorderingen van de ene echtgenoot op de andere. Deze kunnen tijdens het huwelijk verhaald worden op het EV van de partner en na ontbinding op de activa die de partner na verdeling heeft ontvangen. Dit kan echter niet verhaald worden op het GV zelf.
### Afdeling VII – De ontbinding, vereffening en verdeling van het wettelijk stelsel
#### Ontbinding van het wettelijk stelsel
Het wettelijk stelsel kan ontbinden door:
1. **Overlijden** van één der echtgenoten (datum van ontbinding = overlijdensdatum).
2. **Echtscheiding/scheiding van tafel en bed** (datum van ontbinding varieert naargelang de situatie: tussen echtgenoten retroactief tot de instelling van de vordering, tegenover derden vanaf inschrijving burgerlijke stand).
3. **Gerechtelijke scheiding van goederen**.
4. **Overgang naar een ander stelsel** (datum van ontbinding = datum van de wijzigingsakte of publicatie in het Staatsblad).
#### Vereffening en verdeling
* **Vereffening:** Het in kaart brengen van de rechten en plichten van de deelgenoten in de ontbonden gemeenschap.
* **Verdeling:** De concrete opdeling en beëindiging van de onverdeeldheid, in principe bij netto-helften.
**Belangrijke concepten:**
* **Boedelbeschrijving:** Een verplichte of facultatieve opmaak van alle goederen en schulden.
* **Vergoedingsrekeningen:** Corrigeren vermogensverschuivingen tussen het EV en het GV.
* **Compensatie van vergoedingen:** Tegenrekening van vorderingen en schulden tussen echtgenoten en het GV.
* **Huwelijksvoordelen:** Bedoelen het begunstigen van één echtgenoot bij de verdeling (bv. beding van vooruitmaking, ongelijke verdeling, verblijvingsbeding). Deze zijn wettelijk beperkt ter bescherming van reservataire erfgenamen.
**Recht van toewijzing bij voorrang:** De mogelijkheid voor een echtgenoot om de gezinswoning, huisraad, of beroepsgoederen bij voorrang te verkrijgen, mits een opleg indien de waarde hoger is dan zijn aandeel.
**Heling:** Het op bedrieglijke wijze verbergen of stelen van gemeenschapsgoederen om de gelijkheid van verdeling te verbreken, met als sanctie het verlies van het aandeel in dat goed.
### De conventionele stelsels
Echtgenoten kunnen via een huwelijkscontract afwijken van het wettelijk stelsel.
#### Conventioneel gemeenschapsstelsel
Dit is een aanpassing van het wettelijk stelsel, waarbij de echtgenoten het gemeenschappelijk vermogen kunnen uitbreiden (bv. inbreng van eigen goederen) of beperken (bv. uitsluiting van bepaalde inkomsten uit het GV). De beroepsinkomsten moeten echter steeds tot het GV behoren, anders wordt het stelsel herkwalificeerd tot scheiding van goederen.
* **Beding van vooruitmaking:** Een echtgenoot kan een voorafname doen op het GV vóór de verdeling.
* **Beding van ongelijke verdeling:** De verdeling van het GV wijkt af van de 50/50 regel.
* **Verblijvingsbeding:** Het volledige GV komt de langstlevende echtgenoot toe.
#### Stelsel van scheiding van goederen
Dit stelsel voorziet in twee afzonderlijke eigen vermogens.
* **Zuivere scheiding van goederen:** Elk vermogen blijft gescheiden.
* **Scheiding van goederen met verrekening van aanwinsten:** Bij ontbinding worden de tijdens het huwelijk vergaarde aanwinsten verrekend, vaak 50/50. Dit is een wettelijk stelsel in Duitsland en kan conventioneel worden ingevoerd in België.
* **Interne en externe correcties:** Conventionele of wettelijke aanpassingen om manifeste onbillijkheden te corrigeren, zoals een rechterlijke billijkheidscorrectie.
### Het secundair samenwoningsvermogensrecht
* **Wettelijk samenwonen:** Vereist een verklaring bij de ambtenaar van de burgerlijke stand en brengt beperkte rechten en plichten met zich mee (bescherming gezinswoning, bijdrage huishoudelijke lasten). Er is geen gemeenschappelijk vermogen.
* **Feitelijk samenwonen:** Brengt geen wettelijke rechten en plichten met zich mee. Onverdeeldheden kunnen wel bestaan.
**Opmerking:** Kanscontracten zoals tontine en aanwas, die vaak worden gebruikt bij gezamenlijke aankoop van de gezinswoning, vallen buiten de nalatenschap en kunnen de rechten van erfgenamen beperken. De geldigheid ervan vereist echter een zekere gelijkheid in overlevingskansen.
Glossary
## Glossary
| Term | Definition |
|---|---|
| Wettelijk stelsel | Het wettelijk stelsel is het standaard huwelijksvermogensrecht dat van toepassing is wanneer echtgenoten geen huwelijkscontract hebben opgesteld, en bestaat uit een primair en een secundair stelsel. |
| Huwelijkscontract | Een plechtige akte, opgesteld door een notaris, waarin echtgenoten hun huwelijksvermogensrechtelijke regeling vrij kunnen bepalen, met inachtneming van dwingende wettelijke bepalingen. |
| Primair stelsel | Dit deel van het huwelijksvermogensrecht regelt de rechten en plichten van echtgenoten en hun kinderen onderling en is van dwingend recht, wat betekent dat hiervan niet kan worden afgeweken. |
| Secundair stelsel | Dit deel van het huwelijksvermogensrecht omvat de huwelijksvermogensstelsels zelf, zoals het wettelijk stelsel of bedongen stelsels, en is grotendeels aanvullend recht met enkele dwingende bepalingen. |
| Eigen vermogen (EV) | Dit omvat alle goederen en schulden die een echtgenoot voor het huwelijk bezat, alsook goederen die tijdens het huwelijk verkregen zijn om niet (zoals schenkingen of erfenissen) of goederen die van nature persoonlijk zijn. |
| Gemeenschappelijk vermogen (GV) | Dit omvat alle goederen en schulden die geen eigen karakter hebben of waarvan het eigen karakter niet bewezen kan worden, evenals alle inkomsten, besparingen en aanwinsten die tijdens het huwelijk zijn verkregen. |
| Boedelbeschrijving | Een notariële akte waarin alle roerende en onroerende goederen en schulden van echtgenoten worden beschreven en geschat, met als doel de samenstelling van het eigen en gemeenschappelijk vermogen vast te stellen, en die dient als bewijs tussen echtgenoten. |
| Zaakvervanging | Dit principe houdt in dat goederen die in de plaats treden van eigen goederen, eveneens tot het eigen vermogen behoren, bijvoorbeeld bij ruil of wanneer de opbrengst van een verkocht eigen goed wordt gebruikt om een ander goed aan te kopen. |
| Vergoedingsrekening | Een financiële afrekening die opgemaakt wordt bij ontbinding van het huwelijksstelsel om vermogensverschuivingen tussen het eigen vermogen van een echtgenoot en het gemeenschappelijk vermogen te corrigeren, waarbij een partner compensatie krijgt indien zijn vermogen ten gunste van het andere vermogen is verminderd. |
| Post-communautaire onverdeeldheid | Na de ontbinding van het wettelijk stelsel blijven de activa en passiva van het gemeenschappelijk vermogen onverdeeld, en deze onverdeeldheid wordt beheerst door specifieke regels voor vereffening en verdeling. |
| Huwelijksvoordeel | Een clausule in een huwelijkscontract die een echtgenoot bevoordeelt bij de verdeling van het gemeenschappelijk vermogen, zoals een beding van vooruitmaking, een beding van ongelijke verdeling, of een verblijvingsbeding. |
| Scheiding van goederen | Een huwelijksvermogensstelsel waarbij elk van de echtgenoten twee afzonderlijke eigen vermogens behoudt en er geen gemeenschappelijk vermogen is, tenzij dit conventioneel wordt ingevoerd. |
Cover
Student PP1_week 3_Sociale regel- en wetgeving 2526 (1).pptx
Summary
# Sociale zekerheid en moeder-kindzorg in Vlaanderen
Dit document behandelt de sociale wetgeving en voorzieningen in Vlaanderen ter ondersteuning van vrouwen en gezinnen tijdens zwangerschap, bevalling, kraambed en de eerste levensjaren van het kind.
## 1 Sociale zekerheid en moeder-kindzorg in Vlaanderen
### 1.1 Inleiding tot sociale zekerheid en moeder-kindzorg
Sociale zekerheid is een stelsel van wetten en regelingen dat inkomen en een vangnet biedt in situaties zoals ziekte, arbeidsongeschiktheid, zwangerschap, zorg voor kinderen, werkloosheid en ouderdom. Moeder-kindzorg omvat de sociale wetgeving en voorzieningen die vrouwen en gezinnen ondersteunen tijdens zwangerschap, arbeid, bevalling, kraambed en de eerste levensjaren van het kind, met als doel het waarborgen van veiligheid, gezondheid en een financieel vangnet.
### 1.2 Financiering van de sociale zekerheid
De sociale zekerheid in België wordt gefinancierd door:
* Bijdragen van werknemers en werkgevers.
* Staatssubsidies.
### 1.3 Moederschapsbescherming
Moederschapsbescherming richt zich op het waarborgen van de rechten en het welzijn van zwangere en pas bevallen werknemers.
#### 1.3.1 Gelijkheidsbeginsel en antidiscriminatie
* **Verbod op discriminatie:** Moederschap mag geen reden zijn voor discriminatie.
* **Sollicitatie:** Vragen over zwangerschap tijdens een sollicitatie zijn meestal niet toegestaan.
#### 1.3.2 Verwittiging en beschermingsmaatregelen
* **Verwittiging werkgever:** De zwangere werknemer dient haar zwangerschap te melden aan de werkgever, bij voorkeur aangetekend met bewijs van ontvangst.
* **Wettelijke beschermingsmaatregelen:** Dit omvat recht op aangepast werk, afwezigheid voor medische onderzoeken en ontslagbescherming.
#### 1.3.3 Ontslagbescherming
* **Verbod op ontslag:** Een werknemer mag niet ontslagen worden wegens zwangerschap.
* **Looptijd:** Deze bescherming loopt tot een maand na de moederschapsrust, inclusief eventuele verlengingen.
#### 1.3.4 Verbod op overwerk en nachtarbeid
* **Overwerk:** Zwangeren en borstvoedende werknemers mogen geen overwerk verrichten, met uitzondering van leidinggevenden.
* **Nachtarbeid:** Nachtarbeid is niet verplicht vanaf 8 weken voor de uitgerekende datum tot 4 weken na de moederschapsrust, mits attest.
### 1.4 Moederschapsrust
De moederschapsrust voorziet in een verplichte periode van afwezigheid van werk rond de bevalling.
#### 1.4.1 Duur van de moederschapsrust
* **Totaal:** 15 weken moederschapsrust.
* **Meerling:** Mogelijk 19 weken, waarvan 2 weken extra prenataal en 2 weken extra postnataal.
* **Zwangerschapsverlof:** Maximaal 6 weken, minimaal 1 week prenataal.
* **Moederschapsrust (postnataal):** Minimaal 9 weken.
#### 1.4.2 Verlenging van de moederschapsrust
* **Opname zuigeling na geboorte:** Indien de zuigeling langer dan 7 dagen na de geboorte wordt opgenomen in het ziekenhuis, kan de moederschapsrust verlengd worden tot maximaal 24 weken.
* **Ontslagbescherming:** De ontslagbescherming blijft gelden tot één maand na de (verlengde) moederschapsrust.
#### 1.4.3 Verlies van een kind
Bij zwangerschap vanaf 180 dagen heeft men recht op pre- en postnataal verlof, alsook kraamgeld.
#### 1.4.4 Vaderschapsverlof
* **Duur:** 20 werkdagen.
* **Bij overlijden moeder:** De partner kan de moederschapsrust overnemen.
* **Bij hospitalisatie moeder:** De partner kan verlof opnemen indien de baby thuis is.
#### 1.4.5 Vergoedingsregeling
* **Instantie:** De uitkering wordt geregeld via de ziekteverzekering (ziekenfonds).
* **Percentage salaris:** Een percentage van het salaris wordt vergoed.
* **Duur:** De eerste 30 dagen wordt het volledige salaris vergoed, daarna is er een plafond.
* **Zelf te regelen:** De zwangere dient dit te regelen via de werkgever en het ziekenfonds.
* **Overheidspersoneel:** Statutair benoemd overheidspersoneel behoudt het volledige loon.
#### 1.4.6 Moederschapsrust voor zelfstandigen
* **Verplicht:** Drie weken verplichte moederschapsrust, waarvan 1 week voor en 2 weken na de bevalling.
* **Overige weken:** De overige 9 weken kunnen opgenomen worden in periodes van minimaal 7 dagen tot maximaal 3 weken, gespreid tussen 3 weken voor de bevalling en de 38ste week na de bevalling.
### 1.5 Diverse tegemoetkomingen
Er zijn diverse tegemoetkomingen en voorzieningen ter ondersteuning van moeders en kinderen.
#### 1.5.1 Verlenging postpartaal verlof voor borstvoeding
* **Profylactisch borstvoedingsverlof:** Betreft een aanpassing van het werk.
* **Individueel borstvoedingsverlof:** Dit is een onbetaald verlof, afhankelijk van de goedkeuring van de werkgever.
#### 1.5.2 Borstvoedingspauzes op het werk
* **Duur:** Twee pauzes van 30 minuten per dag bij een volledige werkdag.
* **Voorwaarden:** Beschikbaarheid van een goed verwarmde en verluchte ruimte.
* **Looptijd:** Tot 9 maanden na de geboorte.
* **Vergoeding:** Geen loon, wel een uitkering via het ziekenfonds. Er is een maandelijkse aangifte met attest nodig.
#### 1.5.3 Treinreizen
* Tijdens de laatste 4 maanden van de zwangerschap is het mogelijk om in eerste klasse te reizen voor de prijs van tweede klasse.
### 1.6 Kinderbijslag (het Groeipakket)
De kinderbijslag, nu het Groeipakket, biedt financiële ondersteuning voor kinderen.
#### 1.6.1 Startbedrag (kraamgeld)
* **Eerste kind:** € 1144,44.
* **Meerling:** Het bedrag wordt vermenigvuldigd.
* **Vroeggeboorte of miskraam:** Een startbedrag kan verkregen worden vanaf 180 dagen zwangerschap, of bij een foetus van meer dan 500 gram en een medisch uitgedreven conceptie (MIU).
#### 1.6.2 Adoptiepremie
* De adoptiepremie is gelijk aan het startbedrag, indien de biologische moeder nog geen kraamgeld heeft ontvangen. De aanvraag verloopt via het kinderbijslagfonds.
#### 1.6.3 Historische context
* Het K.B. van 19 december 1939 vormt de basis.
* In 1971 werd gewaarborgde gezinsbijslag ingevoerd.
* In 1976 volgde gezinsbijslag voor zelfstandigen.
#### 1.6.4 Voorwaarden voor kinderbijslag
* **Gezinslidmaatschap:** Het kind moet tot het gezin behoren (eigen kinderen, kleinkinderen, broers/zussen, geplaatste kinderen).
* **Opvoeding:** Het kind moet in België opgevoed worden.
* **Leeftijdsgrenzen:**
* Tot 31 augustus van het jaar waarin het kind 18 wordt.
* Huishoudkind tot 25 jaar (duur kan variëren).
* Student (min. 27 studiepunten) tot 25 jaar, mits beperkte arbeid (max. € 600 per kalenderjaar).
* Gehandicapt kind tot 21 jaar.
* Verdwenen kind tot 5 jaar na de verdwijning.
#### 1.6.5 Uitkering van de kinderbijslag
* **Bijslagtrekkende:** Meestal de moeder.
* **Bij scheiding:** De ouder die het kind opvoedt.
* **Vanaf 16 jaar:** Mogelijk aan de jongere zelf.
* **Kinderen in instelling:** 2/3 naar de instelling, 1/3 naar de ouder.
* **Bijzondere jeugdzorg:** 2/3 naar de gemeenschap, 1/3 naar de ouder.
* **Gedetineerde kinderen:** Normaal gesproken geen kinderbijslag.
#### 1.6.6 Bedrag van de kinderbijslag (Groeipakket)
* **Basisbedrag per maand:** € 166,46.
* **Verhoogde bedragen:** Voor mindervalide werknemers, werklozen langer dan 6 maanden, wezenbijslag, mindervalide kinderen.
* **Leeftijdsbijslag:** Extra bedragen op 6, 12 en 18 jaar.
#### 1.6.7 Toeslag voor kinderen met een handicap
* **Ernst van de aandoening:** Bepaald door punten in 3 pijlers:
1. Lichamelijke en geestelijke gevolgen.
2. Gevolgen voor deelname aan het dagelijks leven.
3. Gevolgen voor het gezin.
#### 1.6.8 Aanvraag tot kinderbijslag
* **Werkgever:** Aangesloten bij een kinderbijslagfonds.
* **Geen werkgever:** Rechtstreeks aanvragen bij de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers.
* **Timing:** Aanvraag vanaf de 6de maand van de zwangerschap; uitkering mogelijk na de 7de maand.
### 1.7 Sociale regelgeving: Tijdskrediet en ouderschapsverlof
* **Tijdskrediet:** Mogelijkheden voor volledige of gedeeltelijke onderbreking van de loopbaan.
* Fulltime onderbreking.
* Halftijdse vermindering.
* 1/5 vermindering.
* **Ouderschapsverlof:** Verlof tot de leeftijd van 12 jaar van het kind.
* 4 maanden fulltime.
* 8 maanden halftijds.
* 20 maanden 1/5 vermindering.
* 40 maanden 1/10 vermindering.
* **Aanmoedigingspremie:** Kan verkregen worden vanuit de RVA.
### 1.8 Kinderrechten
* De rechten van het kind, zoals gedefinieerd door UNICEF, zijn van belang.
### 1.9 Vroedvrouwen
* Terugbetaling van vroedvrouwen aan huis is voorzien.
### 1.10 Wetgeving rond geboorteaangifte
#### 1.10.1 Kennisgeving van geboorte
* **Wat?** Informeren van de ambtenaar van de burgerlijke stand.
* **Wanneer?** Uiterlijk de eerste werkdag na elke geboorte.
* **Wie?** In het ziekenhuis regelt het ziekenhuis dit. Bij thuisbevalling de aanwezige arts, vroedvrouw of betrokkenen.
* **Elektronisch:** Via eBirth.
* **Schriftelijk:** Via het SPE (Studiecentrum Perinatale Epidemiologie).
#### 1.10.2 Aangifte van geboorte
* **Wie?** De moeder, de vader of beiden.
* **Wanneer?** Binnen 15 dagen na de geboorte. Indien de 15e dag een weekend of feestdag is, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
* **Waar?** Dienst Burgerlijke Stand van de gemeente waar het kind geboren is, of eventueel in de kraamkliniek.
* **Systeem:** Gebruik van een beveiligd informaticasysteem door ziekenhuizen en gemeenten om dubbele aangifte te voorkomen.
#### 1.10.3 Akte van geboorte
* **Vermelde gegevens van het kind:** Datum, uur en plaats van geboorte, geslacht, naam en voornamen.
* **Vermelde gegevens van de ouders:** (Indien vaderschap vaststaat) Jaar, dag en plaats van geboorte, naam, voornamen en woonplaats.
* **Vermelde gegevens van de aangever:** Naam, voornamen en woonplaats.
* **Te late aangifte:** De ambtenaar meldt dit aan degene die de bevalling heeft gemeld, die vervolgens binnen 3 dagen alsnog de aangifte moet doen.
#### 1.10.4 Geboortebewijzen en registratie
* Ouders ontvangen geboortebewijzen voor aanvragen zoals kinderbijslag en inschrijving bij het ziekenfonds.
* Het kind wordt ingeschreven in het bevolkingsregister.
* Identiteitsdocumenten kunnen later afgehaald worden.
* Indien niet in de woonplaats geboren, informeert de Burgerlijke Stand van de geboorteplaats het gemeentebestuur van de woonplaats.
#### 1.10.5 Doodgeboorte of overlijden na geboorte
* **Kind overlijdt vóór aangifte:** Zowel een akte van geboorte als een akte van overlijden wordt opgemaakt.
* **Zwangerschap < 140 dagen (20 weken):** Geen aangifte, geen naam, wel begrafenis mogelijk, geen sociale tegemoetkomingen.
* **Zwangerschap 140–179 dagen (20–25 weken):** Keuze voor wettelijke aangifte van geboorte (officieel een voornaam sinds maart 2019). Begrafenis/crematie mogelijk. Registratie in het overlijdensregister. Geen recht op sociale tegemoetkomingen.
* **Zwangerschap ≥ 180 dagen (26 weken/6 maanden):** Verplichte aangifte als akte van 'levensloos aangegeven kind'. Registratie enkel in het overlijdensregister, geen geboorteakte. Mogelijkheid tot geven van voor- en familienaam. Begrafenis/crematie verplicht. Recht op sociale tegemoetkomingen.
* **Overleden na geboorte:** Geboorteaangifte en overlijdensregister zijn van belang. Begrafenis/crematie is verplicht. Recht op sociale tegemoetkomingen.
### 1.11 Erkenning van een kind
* **Authentieke akte:** Bevestigt de vader- of moederschapsrelatie, vooral relevant bij ongehuwd ouderschap.
* **Waar en wanneer:** Bij de burgerlijke stand of notaris, kan voor of bij de geboorte.
* **Gezamenlijke erkenning:** Vereist bij ongehuwde ouders, met instemming van de moeder. Kan met een medisch attest van zwangerschap en vermelde uitgerekende datum.
* **Voornaam/voornamen:** Vrije keuze, maar kan geweigerd worden indien verwarrend, schadelijk voor het kind of derden. Beheerst door het recht van de nationaliteit van het kind.
* **Familienaam van het kind (geboren na 1 juni 2014):** Keuze uit naam van moeder, vader of meemoeder. Volgorde vrij te bepalen, dubbele familienaam mogelijk. Bij onenigheid, één naam per ouder in alfabetische volgorde. Gekozen familienaam geldt voor alle volgende gemeenschappelijke kinderen.
* **Familienaam van het kind (geboren vóór 1 juni 2014):** Naamsverandering mogelijk bij geboorte, adoptie of erkenning van een nieuw gemeenschappelijk kind. Geldt ook voor minderjarige kinderen geboren vóór 1/6/2014. Via gezamenlijke verklaring binnen één jaar.
### 1.12 Relatie- en samenlevingsvormen
#### 1.12.1 Het huwelijk
* **Voorwaarden:** Tussen twee personen van verschillend of hetzelfde geslacht (sinds 2003). Minimumleeftijd 18 jaar (uitzondering mogelijk via familierechtbank vanaf 16 jaar met ouderlijke toestemming).
* **Niet geldig huwelijk:** Zonder geldige toestemming, schijnhuwelijk, toestemming onder dwang.
* **Huwelijksbeletselen:** Verbod op bigamie, verwantschap in rechte lijn, tussen broers en zussen, en tussen oom/tante en nicht/neef.
* **Formele vereisten:** Huwelijk mag voltrokken worden vanaf 14 dagen na aangifte en moet binnen 6 maanden gebeuren. Voltrekking in het openbaar door de ambtenaar van de burgerlijke stand.
* **Rechten en plichten:** Samenwoning verplicht, getrouwheid, hulp en bijstand, vaststelling echtelijke verblijfplaats, recht om beroep uit te oefenen, bijdrage in huwelijkslasten. Hoofdelijke aansprakelijkheid voor schulden t.b.v. huishouden en opvoeding kinderen.
#### 1.12.2 Wettelijke samenwoning
* **Procedure:** Verklaring afleggen bij de gemeente. Geldt voor hetero- en homoseksuele partners, maar ook voor familieleden of huisgenoten.
* **Voorwaarden:** Juridisch bekwaam, niet getrouwd, niet wettelijk samenwonend met een andere persoon.
* **Rechten en plichten:** Bescherming van de gezinswoning (gemeenschappelijke woning + huisraad). Beslissingen over verkoop, schenking of hypotheek vereisen instemming van beide samenwonenden. Bijdrage in kosten van samenleven naar evenredigheid van mogelijkheden.
#### 1.12.3 Feitelijke samenwoning
* **Kenmerken:** Geen formaliteiten nodig. Geen wettelijke verplichting tot hulp. Geen bijzondere rechten of bescherming, tenzij schriftelijke afspraken.
* **Uitzondering:** Ouders moeten volgens hun middelen bijdragen aan verzorging en opvoeding van hun kinderen, alsook aan huisvesting, levensonderhoud, gezondheid, toezicht, opleiding en ontplooiing.
---
# Wetgeving rond geboorteaangifte en erkenning van een kind
Dit deel behandelt de procedures en wettelijke vereisten voor het aangeven van een geboorte, inclusief de rol van ziekenhuizen, de burgerlijke stand en elektronische aangifte, evenals de opmaak van geboorteakten, de registratie van doodgeboortes en overlijdens, en de erkenning van een kind.
### 2.1 Kennisgeving van geboorte
#### 2.1.1 Wat en wanneer
Een 'kennisgeving van een geboorte' is het informeren van de ambtenaar van de burgerlijke stand. Dit dient te gebeuren bij elke geboorte, uiterlijk op de eerste werkdag na de geboorte.
#### 2.1.2 Wie meldt de geboorte
* **In een ziekenhuis:** Het ziekenhuis regelt de kennisgeving.
* **Thuisbevalling:** De aanwezige arts, vroedvrouw of andere betrokkenen zijn verantwoordelijk.
#### 2.1.3 Elektronische en schriftelijke melding
* **Elektronisch:** Via het beveiligde eBirth-systeem.
* **Schriftelijk:** Via het SPE (Studiecentrum Perinatale Epidemiologie).
### 2.2 Aangifte van geboorte
#### 2.2.1 Wie en wanneer
De aangifte van de geboorte moet gebeuren door de moeder, vader of beiden, binnen de 15 dagen na de geboorte van het kind. Valt de 15e dag op een weekend of feestdag, dan wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
#### 2.2.2 Waar
De aangifte vindt plaats bij de dienst Burgerlijke stand van de gemeente waar het kind is geboren. Dit kan eventueel ook in de kraamkliniek gebeuren.
#### 2.2.3 Systeem ter voorkoming van dubbele aangifte
Ziekenhuizen en gemeenten maken gebruik van een beveiligd informaticasysteem om dubbele aangiftes te voorkomen.
#### 2.2.4 Inhoud van de akte van geboorte
De akte van geboorte vermeldt:
* **Gegevens van het kind:** Dag, uur en plaats van geboorte, geslacht, naam en voornamen.
* **Gegevens van de ouders (indien vaderschap vaststaat):** Jaar, dag en plaats van geboorte, naam, voornamen en woonplaats.
* **Gegevens van de aangever:** Naam, voornamen en woonplaats.
#### 2.2.5 Procedure bij te late aangifte
Indien de aangifte te laat gebeurt, meldt de ambtenaar dit binnen 3 werkdagen aan degene die de bevalling heeft gemeld. Deze persoon moet dan alsnog binnen 3 dagen de aangifte doen.
### 2.3 Geboortebewijzen en registratie
Na het opmaken van de akte van geboorte ontvangen de ouders geboortebewijzen. Deze zijn nodig voor onder andere:
* Het aanvragen van kinderbijslag.
* Het inschrijven van het kind als persoon ten laste bij het ziekenfonds.
Het kind wordt ingeschreven in het bevolkingsregister. Later ontvangen de ouders een uitnodiging om identiteitsdocumenten af te halen.
Als het kind niet in de eigen woonplaats is geboren, informeert de Burgerlijke Stand van de geboorteplaats het gemeentebestuur van de woonplaats.
### 2.4 Doodgeboorte of overlijden na geboorte
#### 2.4.1 Overlijden pasgeborene vóór aangifte
Situatie: Een kind wordt levend geboren, maar overlijdt vóór de aangifte van de geboorte.
Gevolg: Er wordt zowel een akte van geboorte als een akte van overlijden opgemaakt.
* **Bij zwangerschap < 140 dagen (20 weken):** Geen aangifte, geen naam. Begrafenis is mogelijk. Er zijn geen sociale tegemoetkomingen.
#### 2.4.2 Overlijdensaangifte van een doodgeboren kind
* **Overlijden bij zwangerschapsduur 140–179 dagen (20–25 weken):**
* Er is een keuze voor wettelijke aangifte van geboorte, waardoor het kind officieel een voornaam kan krijgen (sinds maart 2019).
* Begrafenis of crematie is mogelijk.
* Registratie gebeurt in het overlijdensregister.
* Er is geen recht op sociale tegemoetkomingen.
* **Doodgeboren > 180 dagen of meer (≥ 26 weken / 6 maanden):**
* Aangifte is verplicht.
* Het document is een akte van 'levensloos aangegeven kind'.
* Registratie gebeurt enkel in het overlijdensregister, geen geboorteakte.
* Het kind kan een voor- en familienaam krijgen.
* Begrafenis/crematie is verplicht.
* Er is recht op sociale tegemoetkomingen.
#### 2.4.3 Overleden na geboorte (algemeen)
Belangrijke punten bij het overlijden van pasgeborenen:
* Geboorteaangifte en registratie in het overlijdensregister.
* Begrafenis of crematie is verplicht.
* Er is recht op sociale tegemoetkomingen.
### 2.5 Erkenning van een kind
Een 'authentieke akte' bevestigt de vader- of moederschapsrelatie met het kind. Dit wordt 'erkenning' genoemd bij ongehuwd ouderschap. De erkenning kan gebeuren bij de burgerlijke stand of bij een notaris.
#### 2.5.1 Bij ongehuwde ouders
Bij ongehuwde ouders is een gezamenlijke erkenning vereist.
#### 2.5.2 Met toestemming van de moeder
Met toestemming van de moeder kan de erkenning plaatsvinden:
* **Voor de geboorte:** Een attest van de arts die de zwangerschap bevestigt en de verwachte bevallingsdatum vermeldt is vereist. Er is geen minimale zwangerschapstermijn.
* **Bij de geboorteaangifte zelf.**
#### 2.5.3 Naam en voornamen van het kind
* **Voornaam/voornamen:**
* Wordt beheerst door het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit heeft.
* Is vrij te kiezen, maar de ambtenaar van de Burgerlijke stand kan de voornaam weigeren indien deze verwarrend is, het kind kan schaden, of schade kan toebrengen aan derden.
* **Familienaam van het kind (geboren na 1 juni 2014):**
* Keuze voor de naam van de moeder, vader of meemoeder.
* Volgorde is vrij te bepalen.
* Een dubbele familienaam is mogelijk.
* Bij onenigheid wordt één naam per ouder in alfabetische volgorde toegepast (sinds 1 januari 2017).
* De gekozen familienaam geldt voor alle volgende gemeenschappelijke kinderen.
* **Familienaam van het kind (geboren vóór 1 juni 2014):**
* Een naamsverandering is mogelijk bij geboorte, adoptie of erkenning van een nieuw gemeenschappelijk kind. Dit geldt ook voor minderjarige kinderen geboren vóór 1 juni 2014.
* Dit gebeurt via een gezamenlijke verklaring binnen 1 jaar na de geboorte, erkenning of adoptie.
> **Tip:** Zorg dat je de specifieke data (zoals 1 juni 2014, 1 januari 2017, maart 2019) voor de naamsregels goed onthoudt, aangezien deze wijzigingen in de wetgeving markeren.
### 2.6 Doodgeboorte en registratie
De wetgeving rond doodgeboortes is cruciaal en onderscheidt verschillende situaties op basis van de zwangerschapsduur:
* **Zwangerschapsduur < 140 dagen (20 weken):** Geen wettelijke geboorteaangifte, geen naamregistratie. Enkel een begrafenis is mogelijk, zonder sociale tegemoetkomingen.
* **Zwangerschapsduur 140–179 dagen (20–25 weken):** Men kan kiezen voor een wettelijke geboorteaangifte, wat het kind recht geeft op een officiële voornaam. Registratie gebeurt in het overlijdensregister. Er is geen recht op sociale tegemoetkomingen.
* **Zwangerschapsduur ≥ 180 dagen (≥ 26 weken / 6 maanden):** Aangifte van 'levensloos aangegeven kind' is verplicht. Dit kind wordt geregistreerd in het overlijdensregister, maar niet in het geboorteregister. Het kind kan een voor- en familienaam krijgen. Begrafenis of crematie is verplicht, en er is recht op sociale tegemoetkomingen.
> **Belangrijk:** Het onderscheid in zwangerschapsduur bepaalt de registratie (geboorteakte versus overlijdensregister), de mogelijkheid tot naamgeving, en het recht op sociale tegemoetkomingen.
---
Dit gedeelte van de studiehandleiding focust zich op de administratieve en juridische aspecten die gepaard gaan met de geboorte van een kind, inclusief de specifieke procedures bij het verlies van een kind tijdens de zwangerschap of kort na de geboorte. De erkenning van een kind is een sleutelonderdeel om het vaderschap of moederschap juridisch vast te stellen, wat de nodige rechtsgevolgen met zich meebrengt. De uiteenzetting over de wetgeving rond geboorteaangifte en erkenning is essentieel voor een goed begrip van familierecht en burgerlijke stand.
---
# Wettelijke kaders voor relatie- en samenlevingsvormen
Dit onderwerp verkent de wetgeving rond verschillende samenlevingsvormen, waaronder het huwelijk, de wettelijke samenwoning en de feitelijke samenwoning, en behandelt de voorwaarden, rechten, plichten en eventuele beletsels voor deze vormen van samenleven.
### 3.1 Het huwelijk
Het huwelijk is een wettelijk erkende verbintenis tussen twee personen.
#### 3.1.1 Voorwaarden om te huwen
* **Leeftijd:** De minimumleeftijd is achttien jaar. Uitzonderingen zijn mogelijk via de familierechtbank vanaf zestien jaar, mits ouderlijke toestemming.
* **Toestemming:** Een geldig huwelijk vereist vrije toestemming van beide partijen. Huwelijken onder dwang, geweld of bedreiging zijn niet geldig.
* **Schijnhuwelijk:** Een huwelijk dat uitsluitend is aangegaan met het doel om verblijfsrecht of andere voordelen te verkrijgen, is niet geldig.
* **Bigamie:** Het is verboden om een tweede huwelijk aan te gaan vóór de ontbinding van het eerste huwelijk.
#### 3.1.2 Huwelijksbeletselen
* **Verwantschap:** Huwelijken zijn verboden in de rechte lijn (bv. ouder-kind, grootouder-kleinkind) en tussen broers en zussen. Ook tussen oom/tante en nicht/neef is een huwelijk niet toegestaan.
* **Wettelijke samenwoning:** Twee personen die wettelijk samenwonen, kunnen niet tegelijkertijd trouwen.
#### 3.1.3 Formele vereisten voor de voltrekking
* Een huwelijksaangifte is vereist.
* Het huwelijk mag pas voltrokken worden veertien dagen na de opmaak van de aangifte.
* De huwelijksvoltrekking moet binnen zes maanden na de aangifte plaatsvinden, anders is een nieuwe aangifte nodig.
* De voltrekking geschiedt in het openbaar door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Deze kan weigeren indien niet aan de voorwaarden is voldaan of indien het huwelijk in strijd is met de openbare orde.
#### 3.1.4 Rechten en plichten van echtgenoten
* **Samenwoning:** Echtgenoten zijn verplicht om samen te wonen.
* **Getrouwheid, hulp en bijstand:** Echtgenoten hebben de plicht om elkaar getrouw te zijn, hulp en bijstand te verlenen.
* **Echtelijke verblijfplaats:** De echtelijke verblijfplaats wordt in onderlinge overeenstemming vastgesteld.
* **Beroepsuitoefening:** Elk echtgenoot heeft het recht om een beroep uit te oefenen zonder instemming van de andere echtgenoot.
* **Bijdrage in de huwelijkslasten:** Echtgenoten moeten bijdragen in de huwelijkslasten naar vermogen.
* **Hoofdelijke aansprakelijkheid:** Echtgenoten zijn hoofdelijk aansprakelijk voor schulden die aangegaan zijn voor het huishouden en de opvoeding van de kinderen. Dit geldt niet voor buitensporige schulden.
### 3.2 De wettelijke samenwoning
Wettelijke samenwoning is een juridische status die twee personen kunnen verkrijgen door een verklaring af te leggen bij de gemeente. Deze vorm van samenleven biedt juridische bescherming en staat open voor hetero- en homoseksuele koppels, maar ook voor andere familieleden of huisgenoten zonder een seksuele relatie.
#### 3.2.1 Voorwaarden voor wettelijke samenwoning
Om wettelijk samen te wonen, moet men aan de volgende voorwaarden voldoen:
* **Juridisch bekwaam:** Men moet juridisch bekwaam zijn om een contract te sluiten.
* **Niet gehuwd:** Men mag niet gehuwd zijn.
* **Niet reeds wettelijk samenwonend:** Men mag niet reeds wettelijk samenwonen met een andere persoon.
De verklaring tot wettelijke samenwoning moet specifieke gegevens bevatten, zoals namen, geboortedata, woonplaatsen en handtekeningen van beide partijen, en de wens om samen te wonen.
#### 3.2.2 Rechten en plichten bij wettelijke samenwoning
* **Bescherming van de gezinswoning:** De gezamenlijke woning en de huisraad zijn beschermd. Beslissingen over verkoop, schenking of hypotheek vereisen de instemming van beide samenwonenden. Bij weigering kan de rechtbank toestemming verlenen.
* **Bijdrage in de kosten van samenleven:** De kosten van het samenleven moeten naar evenredigheid van de mogelijkheden worden gedeeld. Dit omvat huishoudkosten, onderhoud, opvoeding en opleiding van kinderen, onroerende voorheffing en verkeersbelasting van gemeenschappelijke eigendommen.
### 3.3 De feitelijke samenwoning
Feitelijke samenwoning kenmerkt zich door het ontbreken van specifieke wettelijke formaliteiten om samen te wonen.
#### 3.3.1 Kenmerken en rechten/plichten
* **Geen formaliteiten:** Er zijn geen specifieke wettelijke formaliteiten nodig om feitelijk samen te wonen.
* **Geen wettelijke verplichting tot hulp:** Partners zijn niet wettelijk verplicht elkaar te helpen.
* **Geen bijzondere rechten/bescherming:** Er zijn geen bijzondere rechten of bescherming voor partners, tenzij er schriftelijke afspraken zijn gemaakt.
* **Uitzondering: Ouderlijke plichten:** Ouders blijven verplicht bij te dragen aan de verzorging en opvoeding van hun kinderen naar hun middelen, inclusief huisvesting, levensonderhoud, gezondheid, toezicht, opvoeding, opleiding en ontplooiing.
> **Tip:** Het is voor feitelijk samenwonenden sterk aan te raden om schriftelijke afspraken te maken (bv. via een samenlevingscontract of testament) om bepaalde rechten en plichten vast te leggen die wettelijk niet automatisch gelden.
---
# Afstammingswetgeving
Afstammingswetgeving regelt de juridische vaststelling van het ouderschap en de daaruit voortvloeiende rechten en plichten tussen ouders en kinderen.
### 4.1 Wettelijke vaststelling van het ouderschap
De juridische band tussen een kind en zijn ouders wordt vastgesteld door middel van specifieke wettelijke procedures. Bij getrouwde ouders wordt het vaderschap in beginsel vermoed door het huwelijk, terwijl bij ongehuwde ouders de vaststelling van het vaderschap doorgaans via erkenning verloopt.
#### 4.1.1 Erkenning van een kind
Erkenning is de handeling waarmee een persoon, meestal de vader, het vaderschap of moederschap ten aanzien van een kind juridisch erkent. Dit creëert een authentieke akte die de vader- of moederschapsrelatie bevestigt.
* **Wanneer kan erkenning plaatsvinden?**
* Voor de geboorte (met een medisch attest dat de zwangerschap en de vermoedelijke bevallingsdatum bevestigt).
* Bij de geboorteaangifte zelf.
* Na de geboorte bij de burgerlijke stand of een notaris.
* **Vereisten bij ongehuwd ouderschap:**
* Bij ongehuwde ouders is doorgaans een gezamenlijke erkenning vereist, tenzij de moeder instemt met een erkenning door de vader alleen.
* **Toestemming van de moeder:**
* Met toestemming van de moeder kan de vader het kind erkennen.
* **Gevolgen van erkenning:**
* De erkende ouder verkrijgt dezelfde rechten en plichten ten aanzien van het kind als een ouder wiens ouderschap wettelijk vaststaat.
### 4.2 Gegevens van het kind en de ouders
Bij de geboorteaangifte worden essentiële gegevens van het kind en de ouders vastgelegd in een akte van geboorte.
* **Gegevens van het kind:**
* Dag, uur en plaats van geboorte.
* Geslacht.
* Naam en voornamen.
* **Gegevens van de ouders (indien vaderschap vaststaat):**
* Jaar, dag en plaats van geboorte.
* Naam, voornamen en woonplaats.
* **Gegevens van de aangever:**
* Naam, voornamen en woonplaats.
#### 4.2.1 Naam en voornamen van het kind
De keuze van de voor- en achternaam van het kind is geregeld in de wetgeving.
* **Voornamen:**
* De voornamen worden gekozen door de ouders.
* De ambtenaar van de burgerlijke stand kan een voornaam weigeren indien deze verwarrend is, het kind kan schaden, of schade kan toebrengen aan derden. De keuze van voornamen is onderworpen aan het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit heeft.
* **Familienaam (voor kinderen geboren na 1 juni 2014):**
* Ouders kunnen kiezen voor de naam van de moeder, de vader, of de meemoeder.
* De volgorde van namen kan vrij bepaald worden.
* Een dubbele familienaam is mogelijk.
* Bij onenigheid wordt sinds 1 januari 2017 één naam per ouder in alfabetische volgorde toegekend.
* De gekozen familienaam geldt voor alle volgende gemeenschappelijke kinderen.
* **Familienaam (voor kinderen geboren vóór 1 juni 2014):**
* Naamsverandering is mogelijk bij geboorte, adoptie of erkenning van een nieuw gemeenschappelijk kind.
* Dit geldt ook voor minderjarige kinderen geboren vóór 1 juni 2014.
* Een gezamenlijke verklaring binnen één jaar na de geboorte, erkenning of adoptie is vereist.
### 4.3 Gevolgen van geboorte, overlijden en dood geboorte
De wetgeving voorziet in specifieke procedures en consequenties bij de geboorte, het overlijden van een pasgeborene, of een doodgeboorte.
#### 4.3.1 Doodgeboorte en overlijden na geboorte
* **Overlijden pasgeborene vóór aangifte:**
* Indien een kind levend wordt geboren en overlijdt vóór de aangifte van de geboorte, wordt zowel een akte van geboorte als een akte van overlijden opgemaakt.
* Bij een zwangerschapsduur van minder dan 140 dagen (ongeveer 20 weken) is er geen officiële aangifte, geen naam en geen sociale tegemoetkomingen. Begrafenis is mogelijk.
* **Overlijden bij zwangerschapsduur 140–179 dagen (ongeveer 20–25 weken):**
* Er is een keuze voor wettelijke aangifte van geboorte, wat betekent dat het kind officieel een voornaam kan krijgen.
* Begrafenis of crematie is mogelijk.
* Registratie gebeurt in het overlijdensregister.
* Er is geen recht op sociale tegemoetkomingen.
* **Doodgeboren na 180 dagen of meer (ongeveer 26 weken / 6 maanden):**
* Aangifte van overlijden is verplicht.
* Er wordt een akte van 'levensloos aangegeven kind' opgemaakt.
* Registratie gebeurt alleen in het overlijdensregister, geen geboorteakte.
* Er is de mogelijkheid om een voor- en familienaam te geven.
* Begrafenis of crematie is verplicht.
* Er is recht op sociale tegemoetkomingen.
* **Belangrijke punten bij overlijden van pasgeborenen:**
* De geboorteaangifte en het overlijdensregister zijn relevant.
* Begrafenis of crematie is verplicht.
* Afhankelijk van de omstandigheden is er recht op sociale tegemoetkomingen.
> **Tip:** Het onderscheid tussen een doodgeboorte en een levend geboren kind dat overlijdt, is cruciaal voor de wettelijke registratie en de mogelijke sociale uitkeringen. Let goed op de zwangerschapsduur bij het interpreteren van de regels.
### 4.4 Samenlevingsvormen en ouderschap
De wetgeving rond samenlevingsvormen heeft invloed op de juridische positie van ouders en kinderen, met name bij ongehuwde koppels.
#### 4.4.1 Wettelijke samenwoning
Wettelijke samenwoning biedt een juridische bescherming voor koppels, ongeacht hun geaardheid of relatievorm (ook familieleden of huisgenoten zonder seksuele relatie).
* **Voorwaarden:**
* Juridische bekwaamheid om een contract te sluiten.
* Niet getrouwd zijn.
* Niet wettelijk samenwonen met een andere persoon.
* **Verklaring:**
* De verklaring wordt afgelegd bij de gemeente en bevat namen, geboortedata, woonplaatsen en handtekeningen van beide partijen, alsook hun wens om samen te wonen en kennis van de relevante wetsartikelen.
* De verklaring wordt ingeschreven in het bevolkingsregister.
* **Rechten en plichten:**
* **Bescherming van de gezinswoning:** Beslissingen over de verkoop, schenking of hypotheek van de gezamenlijke woning vereisen instemming van beide partners. Bij weigering kan de rechtbank toestemming geven.
* **Bijdrage in kosten van samenleven:** Kosten worden gedeeld naar evenredigheid van de mogelijkheden, inclusief huishoudkosten, onderhoud, en opvoeding van kinderen. Ook gemeenschappelijke eigendommen vallen hieronder.
#### 4.4.2 Feitelijke samenwoning
Feitelijke samenwoning kent geen formaliteiten en biedt geen bijzondere wettelijke rechten of bescherming voor de partners, tenzij er schriftelijke afspraken zijn gemaakt. De wettelijke verplichting om bij te dragen aan de zorg en opvoeding van kinderen blijft echter bestaan.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Postpartale fase | De periode na de bevalling, die belangrijk is voor zowel de moeder als het kind en waarin specifieke sociale wetgeving en voorzieningen van toepassing kunnen zijn. |
| Sociale zekerheid | Een stelsel van wetten en regelingen dat werknemers en hun gezinnen beschermt tegen inkomensverlies door omstandigheden zoals ziekte, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, ouderdom, zwangerschap en zorg voor kinderen. |
| Moeder-kindzorg | Een specifiek domein binnen de sociale zekerheid dat zich richt op de ondersteuning van de vrouw en het gezin tijdens zwangerschap, arbeid, bevalling, kraambed en de eerste levensjaren van het kind, met als doel veiligheid, gezondheid en een financieel vangnet te bieden. |
| Moederschapsbescherming | Wettelijke maatregelen die zwangere werknemers en moeders beschermen tegen discriminatie, ontslag, overwerk en nachtarbeid, en die recht geven op specifieke verlofperiodes en aangepast werk. |
| Moederschapsrust | Een verplichte periode van rust voor de moeder, die volgt op de bevalling en wettelijk is vastgelegd, met een minimum- en maximumduur, bedoeld voor herstel en zorg voor de pasgeborene. |
| Bevallingsrust | De periode die samenvalt met de moederschapsrust, specifiek gericht op de herstelperiode direct na de bevalling en de eerste weken daarna. |
| Vaderschapsverlof | Een wettelijk vastgelegde periode van verlof voor de vader, die opgenomen kan worden ter ondersteuning van de moeder en het gezin rondom de geboorte van een kind. |
| Kinderbijslag | Een financiële tegemoetkoming die door de overheid wordt verstrekt aan ouders of verzorgers voor de opvoeding en verzorging van kinderen, vaak afhankelijk van leeftijd en specifieke omstandigheden. |
| Groeipakket | Een modulair systeem van kinderbijslag in Vlaanderen dat verschillende componenten omvat, zoals een startbedrag (kraamgeld) en maandelijkse basisbedragen, met mogelijke toeslagen voor specifieke situaties zoals een handicap. |
| Startbedrag (kraamgeld) | Een eenmalige financiële toelage die wordt verstrekt bij de geboorte van een kind om de initiële kosten van de komst van een baby te dekken. |
| Kennisgeving van geboorte | De formele procedure waarbij de geboorte van een kind wordt gemeld aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, meestal uitgevoerd door het ziekenhuis of de betrokkenen bij een thuisbevalling. |
| Aangifte van geboorte | De wettelijke verplichting om binnen een bepaalde termijn na de geboorte de geboorte officieel te registreren bij de dienst Burgerlijke Stand, wat resulteert in de opmaak van een geboorteakte. |
| Akte van geboorte | Een officieel document dat de geboorte van een persoon vastlegt, inclusief details zoals datum, uur, plaats van geboorte, geslacht, naam en voornamen, evenals gegevens van de ouders. |
| Doodgeboorte | Het overlijden van een kind in de baarmoeder na een zwangerschapsduur van minimaal 180 dagen (ongeveer 26 weken), wat leidt tot de opmaak van een akte van levensloos aangegeven kind. |
| Erkenning van een kind | Een juridische handeling waarbij een ouder (meestal de vader bij ongehuwd ouderschap) zijn vaderschap of moederschap ten opzichte van het kind bevestigt, wat rechten en plichten met zich meebrengt. |
| Wettelijke samenwoning | Een juridische status die twee personen verkrijgen door een verklaring af te leggen bij de gemeente, wat hen bepaalde rechten en bescherming biedt, vergelijkbaar met het huwelijk maar met minder formaliteiten. |
| Feitelijke samenwoning | Het samenleven van twee of meer personen zonder wettelijke formaliteiten of registratie, waarbij er geen specifieke wettelijke rechten of bescherming voor de partners bestaan, tenzij schriftelijke afspraken zijn gemaakt. |
| Huwelijk | Een wettelijk erkende verbintenis tussen twee personen, waarbij specifieke voorwaarden, rechten en plichten gelden voor de echtgenoten, en die bescherming biedt aan het gezin. |
| Afstammingswetgeving | De set van wettelijke regels die bepalen hoe het ouderschap van een kind wordt vastgesteld en welke juridische band dit creëert tussen ouder en kind, inclusief de gevolgen voor naam, erfelijkheid en onderhoudsplicht. |
Cover
Titel I - Hoofdstuk I - Afdeling VII nieuwe wetgeving..pptx
Summary
# Ontbinding van het wettelijk stelsel
Dit onderwerp behandelt de verschillende situaties en de bijbehorende tijdstippen die leiden tot de ontbinding van het wettelijk huwelijksvermogensstelsel.
### 1.1 Algemene bepalingen betreffende de ontbinding
Vier hoofdsituaties leiden tot de ontbinding van het wettelijk stelsel:
1. Overlijden van een der echtgenoten.
2. Echtscheiding of scheiding van tafel en bed.
3. Gerechtelijke scheiding van goederen.
4. Overgang naar een ander huwelijksvermogensstelsel.
De scheiding van tafel en bed en de gerechtelijke scheiding van goederen ontbinden weliswaar het huwelijksvermogensstelsel, maar niet het huwelijk zelf.
### 1.2 Ontbinding door overlijden
De ontbinding van het wettelijk stelsel door overlijden vindt plaats op de dag van het overlijden.
**Speciaal geval:** Indien een echtscheidingsvonnis in kracht van gewijsde is gegaan, maar één der echtgenoten overlijdt alvorens het vonnis werd overgeschreven in de registers van de burgerlijke stand, geldt het volgende:
* Tussen de echtgenoten geldt de ontbinding op basis van het echtscheidingsvonnis.
* Tegenover derden geldt de ontbinding vanaf het overlijden, maar wel onder de opschortende voorwaarde van de overschrijving in de registers van de burgerlijke stand.
### 1.3 Ontbinding door echtscheiding of scheiding van tafel en bed
Bij echtscheiding of scheiding van tafel en bed zijn er drie ontbindingsmomenten te onderscheiden:
* Ontbinding ten aanzien van derden.
* Ontbinding van de vermogensrechtelijke relatie.
* Ontbinding van de persoonlijke relatie.
De scheiding van tafel en bed ontbindt niet het huwelijk, maar brengt wel een scheiding van goederen tot stand. Bij een echtscheiding wordt zowel de vermogensrechtelijke als de persoonlijke relatie ontbonden.
#### 1.3.1 Echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting (EOO)
Het ogenblik van ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel is cruciaal en kan verschillen:
**Tussen echtgenoten:**
De ontbinding werkt retroactief terug tot de dag van de instelling van de echtscheidingsvordering. Dit betekent dat de ontbinding vaststaat zodra het definitieve echtscheidingsvonnis in kracht van gewijsde is gegaan.
**Tegenover derden:**
De ontbinding wordt tegenstelbaar vanaf de overschrijving van het vonnis in de registers van de burgerlijke stand.
**Vervroegde ontbinding:**
Omdat de retroactieve werking tot de instelling van de vordering soms onbillijk kan zijn (bijvoorbeeld wanneer tijdens de feitelijke scheiding al afzonderlijke vermogensrechtelijke daden werden gesteld), kan tijdens de procedure of de vereffening-verdeling een vervroegde ontbinding van het stelsel worden gevraagd. Dit kan door elke echtgenoot worden gevraagd onder volgende voorwaarden:
1. De eisende echtgenoot moet bijzondere omstandigheden aantonen.
2. De vervroegde ontbinding geldt enkel voor goederen en schulden die zijn verworven of aangegaan tijdens de periode van feitelijke scheiding. Er is geen sprake van algemene terugwerkende kracht.
3. De vervroegde ontbinding heeft geen betrekking op goederen die tot het eigen vermogen (EV) behoren; het betreft enkel het gemeenschappelijk vermogen (GV).
4. De vervroegde retroactiviteit geldt enkel *inter partes* (tussen de echtgenoten) en niet ten aanzien van derden.
5. Alle goederen en schulden die uit de vereffening worden gesloten, worden geacht tot het eigen vermogen te behoren.
Om een echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting te kunnen vragen, moet men aantonen dat men minstens zes maanden feitelijk gescheiden leeft. Als de partner niet verschijnt voor de rechtbank, moet men mogelijk wachten tot twaalf maanden feitelijke scheiding.
#### 1.3.2 Echtscheiding door onderlinge toestemming (EOT)
Ook bij echtscheiding door onderlinge toestemming is de ontbinding tussen echtgenoten terugwerkend tot de instelling van de vordering. Echter, hier is de retroactiviteit vaak ruimer en kan deze worden vervroegd:
* **Conventionele vervroeging:** De retroactiviteit kan worden teruggevoerd tot het moment van de opmaak van de verplichte regelingsakte.
* **Potentiële terugwerking:** In de regelingsakte kan eventueel ook teruggewerkt worden tot het moment van de start van de feitelijke scheiding.
Een echtscheiding door onderlinge toestemming kan niet worden aangevraagd zonder een regelingsakte die door een notaris wordt opgesteld.
### 1.4 Gerechtelijke scheiding van goederen
De gerechtelijke scheiding van goederen is een repressieve maatregel op vordering van een echtgenoot. Het huwelijk blijft hierbij bestaan, maar het huwelijksvermogensstelsel wordt ontbonden.
**Vereisten:**
De verzoeker moet aantonen dat het gemeenschappelijk vermogen en de belangen van de eisende echtgenoot in gevaar worden gebracht door wanorde, wanbeheer, verkwisting of systematische vervreemding van gemeenschapsgoederen zonder adequate tegenprestatie. Een faillissement van de partner of een claim van een slachtoffer van een onrechtmatige daad zijn op zich geen gronden voor een gerechtelijke scheiding van goederen. Indien de echtgenoot die de procedure start overlijdt tijdens de procedure, kunnen de erfgenamen deze voortzetten.
**Ontbindingstijdstip:**
* **Tussen echtgenoten:** De ontbinding werkt retroactief terug tot de dag van de eis tot gerechtelijke scheiding.
* **Tegenover derden:** De ontbinding werkt eveneens retroactief terug tot de dag van de eis. Dit is een belangrijk voordeel ten opzichte van andere procedures waar tegenstelbaarheid pas geldt na overschrijving.
De uitspraak tot gerechtelijke scheiding van goederen moet worden ingeschreven in een bijzonder register en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. De vereffening en verdeling moeten binnen één jaar na publicatie worden afgerond met een authentieke akte, tenzij de rechter verlenging toestaat. Schuldeisers kunnen hiertegen verzet aantekenen via een paulianevordering.
### 1.5 Overgang naar een ander huwelijksvermogensstelsel
Bij de overgang naar een ander huwelijksvermogensstelsel blijft het huwelijk bestaan, maar het bestaande stelsel wordt ontbonden.
**Ontbindingstijdstip:**
* **Tussen echtgenoten:** De ontbinding geldt vanaf de datum van de notariële wijzigingsakte.
* **Tegenover derden:** De ontbinding geldt vanaf de publicatie van een uittreksel van de wijzigingsakte in het Belgisch Staatsblad.
De procedure omvat een wijzigingsakte opgemaakt door een notaris. De vereffening van het gemeenschappelijk vermogen moet opgemaakt worden bij authentieke akte binnen één jaar na publicatie in het Belgisch Staatsblad, tenzij de rechter verlenging toestaan. Schuldeisers kunnen verzet aantekenen.
### 1.6 Gevolgen van de ontbinding: het ontstaan van een post-communautaire onverdeeldheid
De ontbinding van het wettelijk stelsel leidt tot het einde van het gemeenschappelijk vermogen. De goederen en schulden die tot het gemeenschappelijk vermogen behoorden, vormen nu een post-communautaire onverdeeldheid, vergelijkbaar met mede-eigendom.
Het vermoeden van gemeenschappelijkheid valt weg. Beroepsinkomsten, inkomsten uit eigen goederen (zoals huurgelden) en beroepsschulden behoren niet langer tot het gemeenschappelijk vermogen, maar tot de post-communautaire onverdeeldheid. Deze onverdeeldheid wordt beschouwd als een mobiele massa.
Opmaak van twee afrekeningen is nodig:
1. Vereffening van alle goederen en schulden die tot stand kwamen tijdens het huwelijk tot op de datum van ontbinding.
2. Verrekening van de post-communautaire onverdeeldheid vanaf de datum van ontbinding tot op de finale verdeling.
De verdeling gebeurt in principe bij helften. Vorderingen tussen echtgenoten onderling worden voldaan nadat de gemeenschappelijke schuldeisers zijn voldaan.
#### 1.6.1 Aandachtspunten bij de post-communautaire onverdeeldheid
* **Beheersvergoeding:** Een billijke vergoeding ten gunste van de echtgenoot die na ontbinding het exclusief beheer heeft over de onverdeelde boedel, zeker indien een handelszaak verder wordt uitgebaat.
* **Woonstvergoeding:** Te betalen door de partner die na ontbinding een onverdeeld onroerend goed blijft bewonen. Dit bedraagt doorgaans 50% van de normale huurwaarde van dit goed, tenzij dit als onderhoudsuitkering kan worden beschouwd.
#### 1.6.2 De vereffening en verdeling
* **Vereffening:** Het in kaart brengen van de rechten en plichten van de deelgenoten in de ontbonden gemeenschap en de post-communautaire onverdeeldheid.
* **Verdeling:** De concrete opdeling en beëindiging van de onverdeeldheid, in principe bij netto-helften.
Het proces omvat de opmaak van een boedelbeschrijving, een overzicht van vergoedingen tussen GV en EV, een beheersrekening van de post-communautaire onverdeeldheid, en de verrekening van lasten en schulden.
**Declaratief karakter:** De verdeling is declaratief, wat betekent dat goederen worden aangewezen die aan elke ex-echtgenoot toebehoren. De verdeling heeft een retroactieve kracht tot op de datum van ontbinding van het stelsel.
**Niet-dwingend recht:** De bepalingen betreffende verdeling en veiling uit het Gerechtelijk Wetboek en de bepalingen betreffende verdeling van nalatenschappen uit het Burgerlijk Wetboek zijn niet van openbare orde of dwingend recht. Partijen kunnen hiervan afwijken in der minne na het ontstaan van de onverdeeldheid.
**Verdeling in natura:** De verdeling gebeurt in principe in natura, d.w.z. de verdeling in twee gelijkwaardige kavels. Indien geen akkoord kan worden bereikt, volgt verdeling bij loting of, bij verschil in waarde, een opleg in geld of openbare verkoop. Er bestaat een speciale regeling voor de gezinswoning en huisraad (preferentiële toewijzing).
**Samenstelling en waardering van de boedel:**
* De samenstelling van de goederen en schulden gebeurt op de datum van ontbinding van het stelsel.
* De waardering van de goederen vindt plaats op de datum van verdeling, met uitzondering van beroepsgoederen, aandelen en cliënteel, waarvan de waardebepaling op het moment van ontbinding geldt.
* Rente, andere opbrengsten van de onverdeelde goederen en het resultaat van de beheersrekening worden afgerekend en verdeeld op de uiteindelijke datum van verdeling.
#### 1.6.3 De boedelbeschrijving
* **Wettelijke verplichting:** Verplicht bij ontbinding door overlijden, EOO, gerechtelijke scheiding van goederen en scheiding van tafel en bed. Facultatief bij EOT.
* **Vorm:** Kan een notariële of onderhandse akte zijn. Bij minderjarigen of onbekwamen is tussenkomst van de notaris verplicht.
* **Inhoud:** Vaststelling en schatting van alle aanwezige roerende en onroerende goederen, zowel gemeenschappelijke als eigen goederen. Fungeert als bewaringsmiddel en bewijsmiddel.
* **Sanctie bij ontbreken:** Leidt niet tot ongeldigheid van de vereffening-verdeling. De grootte van het gemeenschappelijk vermogen kan met alle wettelijke bewijsmiddelen worden bewezen.
#### 1.6.4 De vergoedingsrekeningen
* **Begripsomschrijving:** Verrekening van vermogensverschuivingen tussen het eigen vermogen (EV) en het gemeenschappelijk vermogen (GV) tijdens het stelsel. Dit gebeurt wanneer er geen intentie was om zich te verrijken of te verarmen.
* **Wettelijke vergoedingsgevallen:**
* Vergoeding verschuldigd aan het GV door het EV (bv. wederbelegging van een eigen goed deels gefinancierd met GV).
* Vergoeding verschuldigd aan het EV door het GV (bv. verkoop van een eigen OG waarvan de opbrengst in GV is gestort).
* **Bewijs:** Door alle middelen van recht. De eisende echtgenoot draagt de bewijslast, behalve wanneer het vermoeden van gemeenschappelijkheid geldt ten voordele van het GV.
* **Bedrag van de vergoeding:**
* **Nominale waarde:** De algemene regel, waarbij geen rekening wordt gehouden met muntontwaarding.
* **Herwaardering (valorisme):** De uitzondering, waarbij rekening wordt gehouden met de gerealiseerde meerwaarde. Dit principe geldt ook voor beroepsgoederen die bij ontbinding doorgaans slechts een restwaarde hebben.
* **Compensatie van vergoedingen:** Vergoedingen tussen EV en GV van beide echtgenoten worden tegen elkaar weggestreept ten belope van het kleinste bedrag.
* **Intresten op vergoedingen:** Vanaf de dag van ontbinding brengen de vergoedingen intrest op, zonder noodzaak tot ingebrekestelling. Dit geldt ook voor de geherwaardeerde vergoeding.
#### 1.6.5 De verrekening van de lasten
Gemeenschappelijke lasten gaan vooraf aan de verrekening van vergoedingen. Gemeenschappelijke schuldeisers hebben voorrang op de echtgenoten en hun persoonlijke schuldeisers. De volgorde is bepaald door bevoorrechte schuldeisers, gevolgd door algemene hypothecaire en pandhoudende schuldeisers. Bij ontoereikendheid van het GV voor de gemeenschappelijke schuldeisers, kunnen zij zich na de verdeling verhalen op de ex-echtgenoten.
#### 1.6.6 De verrekening van de vergoedingen
* **Hypothese 1:** Eén partner heeft recht op een vergoeding van het GV. Dit wordt betaald met beschikbare gelden of een voorafname op gemeenschappelijke activa (niet op de gezinswoning, huisraad of beroepsgoederen).
* **Hypothese 2:** De vergoedingsgerechtigde partner kon zijn vergoeding niet of niet volledig verhalen op het GV. Hij wordt schuldeiser van zijn ex-partner voor de helft van het resterende bedrag.
* **Hypothese 3:** De echtgenoot is nog een vergoeding verschuldigd aan het GV. Dit wordt voldaan in geld, waarna het GV wordt verdeeld. Er vindt een verdeling 'bij mindere ontvangst' plaats.
#### 1.6.7 De verdeling
* **Principe:** Verdeling bij helften in natura.
* **Regelgeving:** Bepalingen uit het Gerechtelijk Wetboek (procedure) en het Burgerlijk Wetboek (materiële verdeling). Niet van dwingend recht.
* **Verdeling in natura:** Verdeling in twee gelijkwaardige kavels. Bij gebrek aan akkoord volgt loting of openbare verkoop.
* **Preferentiële toewijzing:** Mogelijkheid tot toewijzing bij voorrang van de gezinswoning en huisraad, of onroerend goed voor beroepsdoeleinden en beroepsgoederen. Dit kan uitgeoefend worden door één van de echtgenoten en vereist een compensatie in geld (afkoopsom).
* **Na overlijden:** Exclusief recht voor de langstlevende echtgenoot.
* **Na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of scheiding van goederen:** Minnelijke schikking of verzoek gericht tot de rechtbank, rekening houdend met maatschappelijke en gezinsbelangen. Strafrechtelijke veroordeling wegens partnergeweld leidt in principe tot toekenning van de preferentiële overname. De preferentiële overname kan ook betrekking hebben op goederen in onverdeeldheid.
#### 1.6.8 Uitzondering op de verdeling bij helften: heling
* **Begripsomschrijving:** Het op bedrieglijke wijze proberen te verbreken van de gelijkheid van verdeling door het stelen of verbergen van gemeenschapsgoederen. Dit kan ook vóór de ontbinding van het stelsel plaatsvinden.
* **Sanctie:** Het betreffende goed wordt onttrokken aan de verdeling en toegewezen aan de bedrogen partner. Indien dit in natura niet mogelijk is, volgt een vergoeding in tegenwaarde. De sanctie kan worden kwijtgescholden bij bekentenis en berouw. De heling moet door de benadeelde partner worden ingeroepen; de vereffenaar of familierechtbank kan de sanctie niet ambtshalve toepassen.
#### 1.6.9 Kosten van vereffening-verdeling
Elke partner draagt bij in de helft van de kosten, tenzij anders bedongen. Dit omvat onder meer kosten van verzegeling, boedelbeschrijving, beheer, veiling, erelonen van de notaris-vereffenaar en registratiebelasting.
#### 1.6.10 De schulden tussen echtgenoten
Dit betreft schuldvorderingen van de ene echtgenoot op de andere, bijvoorbeeld bij wederbelegging van een eigen goed met eigen gelden van de partner. Deze kunnen na ontbinding van het stelsel verhaald worden op de activa die de andere echtgenoot na de verdeling heeft ontvangen. Gemeenschappelijke schuldeisers hebben echter steeds voorrang. Schuldvorderingen tussen echtgenoten brengen intresten op zonder ingebrekestelling.
---
# Gevolgen van de ontbinding: vereffening en verdeling
Dit hoofdstuk behandelt de juridische en financiële gevolgen die voortvloeien uit de ontbinding van het wettelijk stelsel, met een focus op de post-communautaire onverdeeldheid, de procedure van vereffening en verdeling, en de specifieke regels omtrent boedelbeschrijvingen en vergoedingsrekeningen.
### 2.1 De post-communautaire onverdeeldheid
De ontbinding van het wettelijk stelsel brengt het einde van het gemeenschappelijk vermogen (GV) met zich mee. De goederen en schulden die voorheen tot het GV behoorden, vormen vanaf dat moment een post-communautaire onverdeeldheid. Dit is vergelijkbaar met mede-eigendom en is een dynamische massa.
* **Einde van het GV:** Na ontbinding vallen beroepsinkomsten, inkomsten uit eigen goederen (zoals huurgelden) en beroepsschulden niet langer onder het GV, maar worden ze geacht tot de eigen vermogens (EV) te behoren.
* **Afwikkeling:** De afwikkeling omvat twee fasen:
1. **Vereffening:** Het in kaart brengen van alle goederen (A) en schulden (P) die tot stand zijn gekomen tijdens het huwelijk tot aan de datum van ontbinding.
2. **Verrekening van de onverdeeldheid:** Het afrekenen van de post-communautaire onverdeeldheid vanaf de datum van ontbinding tot de finale verdeling.
* **Verdeling:** In principe gebeurt de verdeling van de netto-activa bij helften, tenzij anders overeengekomen. Vorderingen tussen echtgenoten onderling worden pas voldaan nadat de gemeenschappelijke schuldeisers zijn voldaan.
#### 2.1.1 Aandachtspunten bij de post-communautaire onverdeeldheid
* **Beheersvergoeding:** Een billijke vergoeding aan de echtgenoot die na de ontbinding exclusief beheer voert over de onverdeelde boedel, zeker indien er een handelszaak wordt verder uitgebaat.
* **Woonstvergoeding:** Wanneer een echtgenoot na ontbinding de onverdeelde gezinswoning blijft bewonen, is er een woonstvergoeding verschuldigd aan de andere echtgenoot. Deze wordt berekend op basis van 50% van de normale huurwaarde van de woning, tenzij dit als onderhoudsuitkering zou worden beschouwd.
### 2.2 De vereffening en verdeling
De vereffening en verdeling starten op de dag van de ontbinding van het stelsel.
#### 2.2.1 Algemeen: de wettelijke verplichtingen
* **Vereffening:** Het in kaart brengen van de rechten en plichten van de deelgenoten in de ontbonden gemeenschap en de post-communautaire onverdeeldheid.
* **Verdeling:** De concrete opdeling en beëindiging van de onverdeeldheid, doorgaans in netto-helften.
Het proces omvat de opmaak van:
1. Een boedelbeschrijving van de te verdelen goederen en schulden.
2. Een overzicht van de vergoedingen tussen het gemeenschappelijk vermogen (GV) en de eigen vermogens (EV).
3. Een beheersrekening over de post-communautaire onverdeeldheid.
4. De verrekening van lasten en betaling van gemeenschappelijke schulden.
Bij een positief saldo volgt de verdeling, in principe bij helften. De verdeling gebeurt in natura en heeft een declaratief karakter, met terugwerkende kracht tot op de datum van ontbinding van het stelsel. Overeenkomsten tot verdeling van het GV tijdens het huwelijk zijn niet toegestaan, behalve in specifieke gevallen zoals echtscheiding met onderlinge toestemming of via een wijzigingsakte.
#### 2.2.2 De boedelbeschrijving
* **Wettelijke verplichting:** Een boedelbeschrijving is verplicht bij ontbinding door overlijden, echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting (EOO), gerechtelijke scheiding van goederen, scheiding van tafel en bed, en bij de overgang naar een ander huwelijksstelsel. Ze is facultatief bij echtscheiding door onderlinge toestemming (EOT).
* **Vorm:** Kan gebeuren via een notariële akte, een onderhandse akte (indien alle betrokkenen 18+ en bekwaam zijn), een boedelbeschrijving op verklaring, of een boedelbeschrijving ter plaatse.
* **Inhoud:** Een vaststelling van de aanwezige goederen (lichamelijke en onlichamelijke roerende en onroerende goederen), inclusief een schatting. Alle belanghebbenden geven een opgave en verklaring af. Er moet melding gemaakt worden van zowel gemeenschappelijke als eigen goederen.
* **Sanctie:** Het ontbreken van een boedelbeschrijving leidt niet tot de ongeldigheid van de vereffening-verdeling. De grootte van het GV kan met alle wettelijke bewijsmiddelen worden bewezen, inclusief getuigen en vermoedens.
#### 2.2.3 De vergoedingsrekeningen
Tijdens het wettelijk stelsel kunnen er vermogensverschuivingen plaatsvinden tussen het EV en het GV. Vergoedingsrekeningen dienen om deze verschuivingen ongedaan te maken of te verrekenen.
* **Begripsomschrijving:** Vergoedingsrekeningen worden opgemaakt bij verschuivingen of schadevergoedingen tussen EV en GV tijdens het stelsel. Ze hebben geen betrekking op schuldvorderingen tussen de EV's van de echtgenoten. Verschuivingen tussen EV en de post-communautaire onverdeeldheid worden beheerst door de regels van verrijking zonder oorzaak.
* **Wettelijke vergoedingsgevallen:**
* **Vergoeding verschuldigd aan het GV door het EV:** Bijvoorbeeld bij wederbelegging van een eigen goed deels gefinancierd met GV, of bij werken uitgevoerd aan een eigen goed met minder beroepsinkomsten tot gevolg.
* **Vergoeding verschuldigd aan het EV door het GV:** Bijvoorbeeld de verkoop van een eigen onroerend goed tijdens het huwelijk waarbij de opbrengst in het GV werd gestort.
* **Bewijs:** Door alle middelen van recht. De eisende echtgenoot draagt de bewijslast, behalve wanneer een vergoeding wordt geëist ten voordele van het GV (hier geldt het vermoeden van gemeenschappelijkheid).
* **Bedrag van de vergoeding:**
* **Nominale waarde:** De algemene regel, waarbij geen rekening wordt gehouden met muntontwaarding.
* **Herwaardering (valorisme/goederenwaardetheorie):** De uitzondering, waarbij rekening wordt gehouden met meerwaarden.
* **Compensatie van de vergoedingen:**
* Vorderingen tussen EV en GV worden met elkaar verrekend tot het laagste bedrag.
* Vergoedingsrekeningen van beide echtgenoten worden naast elkaar gelegd en verrekend tot het laagste bedrag.
* Wanneer de ene echtgenoot een vordering op het GV heeft en de andere een schuld aan het GV, worden beide vergoedingen uitgevoerd.
* **Intresten op vergoedingen:** Vanaf de dag van ontbinding brengen de vergoedingen intrest op, zonder noodzaak tot ingebrekestelling. Enkel op de gecompenseerde vergoeding.
#### 2.2.4 De verrekening van de lasten
De verrekening van gemeenschappelijke lasten gaat vóór de verrekening van vergoedingen. Gemeenschappelijke schuldeisers hebben voorrang op de echtgenoten en hun persoonlijke schuldeisers.
* **Rangorde:** Bevoorrechte schuldeisers (fiscus, RSZ), algemene hypothecaire schuldeisers, pandhoudende schuldeisers.
* **Gemeenschappelijke schulden:**
* **Volkomen gemeenschappelijke schulden:** Verhaalbaar op de drie deelvermogens (GV en beide EV's).
* **Onvolkomen gemeenschappelijke schulden:** Verhaalbaar op het GV en slechts één EV.
* **Probleem bij ontoereikend GV:** Indien het GV ontoereikend is om gemeenschappelijke schuldeisers te betalen, kunnen zij na de verdeling verhaal halen op de ex-echtgenoten.
#### 2.2.5 De verrekening van de vergoedingen
* **Hypothese 1:** Een partner heeft recht op een vergoeding van het GV. Betaling gebeurt met beschikbare gelden of een voorafname op gemeenschappelijke activa (met uitzondering van gezinswoning, huisraad, onroerend goed voor beroepsdoeleinden en beroepsgoederen).
* **Hypothese 2:** De vergoedingsgerechtigde partner kan zijn vergoeding niet of niet volledig verhalen op het GV. Hij wordt schuldeiser van zijn ex-partner voor de helft.
* **Hypothese 3:** Een echtgenoot is nog een vergoeding verschuldigd aan het GV. Dit wordt in geld voldaan, waarna het GV wordt verdeeld (in praktijk via een verdeling 'bij mindere ontvangst').
### 2.3 De verdeling
Het principe is de verdeling bij helften in natura.
* **Gerechtelijk Wetboek & Burgerlijk Wetboek:** Bepalingen betreffende verdeling en veiling uit het Gerechtelijk Wetboek en materiële verdeling uit het Burgerlijk Wetboek zijn van toepassing. Deze zijn niet van openbare orde of dwingend recht, dus partijen kunnen er in onderlinge toestemming van afwijken.
* **Verdeling in natura:** De verdeling in twee gelijkwaardige kavels (met een gelijke hoeveelheid RG en OG, indien mogelijk).
* Bij gebrek aan akkoord kan verdeling bij loting of openbare verkoop plaatsvinden.
* Bij een waardeverschil kan een opleg in geld of rente worden betaald.
* **Samenstelling en waardering van de boedel:**
* De samenstelling van goederen en schulden gebeurt op de datum van ontbinding van het stelsel.
* De waardering van goederen en schulden vindt plaats op de datum van verdeling, met uitzonderingen voor beroepsgoederen, aandelen en cliënteel (waarvoor de waarde op datum van ontbinding geldt).
* Rente, andere opbrengsten en het resultaat van de beheersrekening worden afgerekend op de uiteindelijke datum van verdeling.
#### 2.3.1 Het recht van toewijzing bij voorrang (preferentiële toewijzing)
Dit recht voorziet in een voorrang bij de toewijzing van bepaalde goederen.
* **Toepassingsgebied:**
* Gezinswoning en huisraad (ruime interpretatie: elk OG dat als gezinswoning diende, inclusief vakantiewoningen).
* Onroerend goed voor beroepsdoeleinden en beroepsgoederen.
* Voorwaarde is dat deze goederen tot het ontbonden GV behoren.
* **Toewijzing na ontbinding door overlijden:** Exclusief toegekend aan de langstlevende echtgenoot (LLE). Indien de waarde van deze goederen hoger is dan het aandeel van de LLE in het GV, betaalt de LLE een opleg. De rechter heeft hier geen beoordelingsbevoegdheid.
* **Toewijzing na echtscheiding, scheiding van tafel en bed, of scheiding van goederen:**
* Bij EOT is dit niet van toepassing (zie regelingsakte).
* In andere gevallen via minnelijke schikking of verzoek tot de rechtbank, waarbij rekening wordt gehouden met maatschappelijke en gezinsbelangen (kinderen, beroepsactiviteit).
* Kan ook betrekking hebben op goederen in onverdeeldheid, ongeacht het aandeel van elke partner.
* **Bijzondere situatie bij partnergeweld:** Bij een strafrechtelijke veroordeling wegens partnergeweld is toekenning van de preferentiële overname de regel, tenzij uitzonderlijke omstandigheden.
#### 2.3.2 Uitzondering op de verdeling bij helften: heling
* **Begripsomschrijving:** Het verlies van het aandeel in een bepaald goed van het GV door diefstal of het bedrieglijk verbergen van goederen om de gelijkheid van verdeling te verbreken. Kan ook vóór de ontbinding van het stelsel plaatsvinden.
* **Concrete sanctie:** Het betreffende goed wordt aan de bedrogen partner onttrokken aan de verdeling en toegewezen. Dit gebeurt in natura, of bij tegenwaarde indien de sanctie in natura onmogelijk is.
* **Kwijtschelding van sanctie:** Mogelijk bij bekentenis en berouw van de heler, of indien de benadeelde partner de heling niet inroept. De vereffenaar of familierechtbank kan de sanctie van heling niet ambtshalve toepassen.
### 2.4 Kosten van vereffening en verdeling
Elke partner draagt bij in de helft van de kosten, tenzij anders bedongen. Dit omvat onder andere kosten van verzegeling, boedelbeschrijving, onderhoud en beheer van de onverdeeldheid, veiling en verdeling, erelonen van de notaris-vereffenaar en registratiebelasting bij toebedeling van OG.
### 2.5 De schulden tussen echtgenoten
Dit betreft schuldvorderingen van de ene echtgenoot op de andere. Deze kunnen na ontbinding verhaald worden op de activa die de andere echtgenoot na de verdeling heeft verkregen. Gemeenschappelijke schuldeisers hebben echter steeds voorrang op vorderingen van ex-partners. Schuldvorderingen tussen echtgenoten brengen intresten op zonder noodzaak tot ingebrekestelling.
---
# Specifieke regelingen bij verdeling
Dit onderwerp behandelt de uitzonderlijke regels en uitzonderingen die van toepassing zijn bij de verdeling van gemeenschapsgoederen, waaronder het recht van toewijzing bij voorrang voor de gezinswoning en beroepsgoederen, en de sanctie van heling bij bedrieglijke handelingen.
### 3.1 De post-communautaire onverdeeldheid
Na ontbinding van het wettelijk stelsel ontstaat er een post-communautaire onverdeeldheid. Dit is een toestand van mede-eigendom over de gemeenschapsgoederen die nog niet verdeeld zijn. Het vermoeden van gemeenschappelijkheid valt weg voor goederen en schulden die na ontbinding worden verworven of aangegaan. Deze onverdeeldheid wordt beschouwd als een dynamische, bewegende massa.
**Verrekening en verdeling:**
Er worden twee afrekeningen opgesteld:
1. **Vereffening:** Het in kaart brengen van alle goederen en schulden die tot de gemeenschap behoorden tot de datum van ontbinding.
2. **Verrekening van de onverdeelde boedel:** Het verrekenen van de goederen en schulden vanaf de datum van ontbinding tot de finale verdeling.
De verdeling van de gemeenschappelijke goederen gebeurt in beginsel bij helften. Vorderingen tussen echtgenoten onderling worden pas voldaan nadat de gemeenschappelijke schuldeisers zijn betaald.
**Aandachtspunten bij de onverdeeldheid:**
* **Beheersvergoeding:** Een billijke vergoeding aan de echtgenoot die na ontbinding het exclusieve beheer heeft over de onverdeelde boedel, zeker indien een handelszaak wordt verdergezet.
* **Woonstvergoeding:** Te betalen door de partner die na ontbinding de onverdeelde gezinswoning blijft bewonen. Dit bedraagt doorgaans 50% van de normale huurwaarde, tenzij dit wordt verrekend met een onderhoudsuitkering.
> **Tip:** De opmaak van twee afrekeningen (vereffening en verrekening van de onverdeelde boedel) is een belangrijk examenonderwerp. Begrijp de volgorde en de inhoud van beide processen.
### 3.2 Vereffening en verdeling: algemene beginselen
De vereffening omvat het in kaart brengen van de rechten en plichten van de deelgenoten in de ontbonden gemeenschap en de post-communautaire onverdeeldheid. De verdeling is de concrete opdeling en beëindiging van deze onverdeeldheid, in principe bij netto-helften.
**Het procesverloop:**
1. Opmaak van een boedelbeschrijving van de te verdelen goederen en schulden.
2. Opmaak door elke echtgenoot van een overzicht van de vergoedingen tussen het gemeenschappelijk vermogen (GV) en het eigen vermogen (EV).
3. Opmaak van een beheersrekening over de post-communautaire onverdeeldheid.
4. Verrekening van de lasten en betaling van de nog openstaande gemeenschappelijke schulden.
5. Bij een batig saldo volgt de verdeling bij helften, tenzij anders conventioneel is beslist.
De verdeling gebeurt in principe 'in natura', wat betekent dat men streeft naar de opdeling in twee gelijkwaardige kavels. Dit is geen dwingend recht; partijen kunnen hiervan afwijken in onderling overleg na het ontstaan van de onverdeeldheid.
#### 3.2.1 De boedelbeschrijving
De boedelbeschrijving is een vaststelling van de aanwezige goederen, bestaande uit een beschrijving en schatting van zowel de gemeenschappelijke als de eigen goederen. Het dient een bewarende en bewijsfunctie.
**Wettelijke verplichting:**
Een boedelbeschrijving is verplicht bij ontbinding door:
* Overlijden
* Echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting (EOO)
* Gerechtelijke scheiding van goederen
* Scheiding van tafel en bed
* Overgang naar een ander huwelijksvermogensstelsel
Bij echtscheiding door onderlinge toestemming (EOT) is een boedelbeschrijving facultatief, aangezien de regelingsakte primair van belang is.
**Vorm:**
Een boedelbeschrijving kan opgemaakt worden via:
* Notariële akte
* Onderhandse akte (mits betrokken partijen meerderjarig en bekwaam zijn)
* Boedelbeschrijving op verklaring
* Boedelbeschrijving ter plaatse
**Sanctie bij ontbreken:**
Het ontbreken van een boedelbeschrijving leidt niet tot de ongeldigheid van de vereffening-verdeling. De grootte van het GV kan met alle wettelijke bewijsmiddelen worden bewezen, inclusief getuigen en vermoedens.
#### 3.2.2 De vergoedingsrekeningen
Vergoedingsrekeningen worden opgemaakt om vermogensverschuivingen tussen het EV en het GV te verrekenen. Dit gebeurt wanneer er betaald is vanuit een 'verkeerd' vermogen, met de intentie om de vermogensverschuiving ongedaan te maken, tenzij het EV niet significant benadeeld werd of de uitgave bijdroeg aan de lasten van het huwelijk.
**Wettelijke vergoedingsgevallen:**
* **Vergoeding aan het GV door het EV:** Bijvoorbeeld bij wederbelegging van een eigen goed met gemeenschapsgelden, of bij werken aan een eigen goed die de echtgenoot uitvoert met minder beroepsinkomsten tot gevolg.
* **Vergoeding aan het EV door het GV:** Bijvoorbeeld bij de verkoop van een eigen goed en storting van de opbrengst op een gemeenschappelijke rekening.
**Bewijs:**
De bewijslast van vergoedingen draagt de eisende echtgenoot ('actori incumbit probatio'). Echter, bij vorderingen ten voordele van het GV draagt de echtgenoot die dit eist geen bewijslast; de tegenpartij moet het vermoeden van gemeenschappelijkheid weerleggen.
**Bedrag van de vergoeding:**
De regel is de nominale waarde, zonder rekening te houden met muntontwaarding. De uitzondering is de herwaardering volgens het principe van valorisme (goederenwaardetheorie), waarbij rekening gehouden wordt met de realisatie van een meerwaarde.
Bij beroepsgoederen, die vaak een restwaarde hebben en met GV zijn aangekocht, is een vergoeding tegen de restwaarde aan het GV billijk. Dit kan best contractueel worden voorzien.
**Compensatie van vergoedingen:**
Vergoedingen tussen EV en GV worden eerst met elkaar verrekend tot het kleinste bedrag. Daarna worden de resterende vergoedingen naast elkaar gelegd en gecompenseerd. Indien er nog een schuld is aan het GV, wordt deze in geld voldaan, waarna het GV wordt verdeeld.
**Intresten op vergoedingen:**
Vanaf de dag van ontbinding brengen vergoedingen intrest op, zonder noodzaak tot ingebrekestelling. Dit geldt ook voor de geherwaardeerde vergoeding.
#### 3.2.3 De verrekening van de lasten
Gemeenschappelijke schuldeisers gaan voor op de echtgenoten en hun persoonlijke schuldeisers. De volgorde van betaling respecteert bevoorrechte schuldeisers (bv. fiscus, RSZ), gevolgd door hypothecaire en pandhoudende schuldeisers.
**Probleemsituatie:**
Indien het GV ontoereikend is om de gemeenschappelijke schuldeisers te betalen, hebben zij na de verdeling een verhaalsrecht op de ex-echtgenoten. Dit is een volledig verhaalsrecht voor volkomen gemeenschappelijke schulden en een beperkt verhaalsrecht voor onvolkomen gemeenschappelijke schulden. De echtgenoot die een gemeenschappelijke schuld volledig heeft betaald, kan 50% verhalen op de andere ex-echtgenoot.
#### 3.2.4 De verrekening van de vergoedingen
Er zijn drie hypothesen voor de verrekening van vergoedingen:
1. **Recht op vergoeding van het GV:** Betaling met beschikbare gelden of voorafname op gemeenschappelijke activa (niet op de gezinswoning, huisraad, OG voor beroep of beroepsgoederen).
2. **Onvolledig verhaalde vergoeding:** De vergoedingsgerechtigde partner wordt SE van zijn ex-partner voor de helft.
3. **Nog verschuldigde vergoeding aan het GV:** Te voldoen in geld, waarna het GV wordt verdeeld ('bij mindere ontvangst').
### 3.3 De verdeling
De verdeling van het gemeenschappelijk vermogen gebeurt in principe bij helften en in natura. De bepalingen uit het Gerechtelijk Wetboek (procedure) en Burgerlijk Wetboek (materiële verdeling) zijn hierop van toepassing, maar zijn niet van openbare orde of dwingend recht. Partijen kunnen hiervan afwijken.
**Verdeling 'in natura':**
Dit betekent een opdeling in twee gelijkwaardige kavels, indien mogelijk met een gelijke hoeveelheid roerende en onroerende goederen. Bij onenigheid kan dit leiden tot loting of openbare verkoop.
**Samenstelling en waardering van de boedel:**
* **Samenstelling:** Gebeurt op de datum van ontbinding van het stelsel.
* **Waardering:** Vindt plaats op de datum van verdeling. Uitzonderingen hierop zijn beroepsgoederen, aandelen en cliënteel, waarvan de waardebepaling op de datum van ontbinding gebeurt.
### 3.4 Het recht van toewijzing bij voorrang
Dit recht houdt in dat bepaalde goederen bij voorrang kunnen worden toegewezen aan één van de echtgenoten, mits deze tot het ontbonden GV behoren.
**Toepassingsgebied:**
* **Gezinswoning en huisraad:** Een ruime interpretatie geldt, inclusief elk OG dat als gezinswoning diende. Het recht kan worden uitgeoefend voor de gezinswoning of voor de huisraad.
* **Onroerend goed voor beroepsdoeleinden en beroepsgoederen:** Het recht kan op één van beide worden uitgeoefend.
**Na ontbinding door overlijden:**
Het overname-recht behoort exclusief toe aan de langstlevende echtgenoot (LLE). Indien de waarde van de goederen groter is dan het aandeel van de LLE in de ontbonden gemeenschap, betaalt de LLE een opleg.
**Na beëindiging door echtscheiding, scheiding van tafel en bed of scheiding van goederen:**
* **EOT:** De regelingsakte is primair.
* **Andere situaties:** Minnelijke schikking tussen ex-partners of een verzoek aan de rechtbank. De rechter houdt rekening met maatschappelijke en gezinsbelangen.
* **Partnergeweld:** Bij een strafrechtelijke veroordeling is toekenning van de preferentiële overname de regel.
* **Goederen in onverdeeldheid:** Vanaf 1 september 2018 kan het recht ook worden uitgeoefend voor goederen in onverdeeldheid, ongeacht het aandeel van elke partner.
### 3.5 De uitzondering op de verdeling bij helften: heling
Heling is het op bedrieglijke wijze proberen te verbreken van de gelijkheid van verdeling van het gemeenschappelijk vermogen, door goederen te stelen of verborgen te houden. Dit kan ook vóór de ontbinding van het stelsel gebeuren.
**Concrete sanctie:**
Bij bewezen heling wordt het betreffende goed onttrokken aan de verdeling en toegewezen aan de bedrogen partner. Dit gebeurt in natura, tenzij dit onmogelijk is, dan volgt een vergoeding in tegenwaarde. Kwijtschelding van de sanctie is mogelijk bij bekentenis en berouw van de heler, of indien de benadeelde partner de heling niet inroept. De vereffenaar of familierechtbank kan de sanctie niet ambtshalve toepassen.
### 3.6 Kosten van vereffening-verdeling
Elke partner draagt bij in de helft van de kosten, tenzij anders bedongen. Dit omvat kosten voor verzegeling, boedelbeschrijving, onderhoud en beheer van de onverdeeldheid, veiling en verdeling, erelonen van de notaris-vereffenaar, en registratiebelasting bij toebedeling van onroerende goederen.
### 3.7 Schulden tussen echtgenoten
Schuldvorderingen van de ene echtgenoot op de andere (bv. bij wederbelegging) kunnen tijdens het stelsel enkel worden geregulariseerd tussen de eigen vermogens. Na ontbinding kunnen deze verhaald worden op de activa die de andere echtgenoot verkreeg na de verdeling, waarbij gemeenschappelijke schuldeisers steeds voorrang hebben. Schuldvorderingen tussen echtgenoten brengen, zonder ingebrekestelling, intresten op.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Wettelijk stelsel | Het wettelijk huwelijksvermogensstelsel is het standaardstelsel dat van toepassing is op gehuwden, tenzij zij anders overeenkomen middels een huwelijkscontract. Dit stelsel kenmerkt zich door de aanwezigheid van een gemeenschappelijk vermogen waarin bepaalde goederen en inkomsten samenvloeien. |
| Ontbinding | Het beëindigen van de juridische en vermogensrechtelijke relatie die voortvloeit uit een huwelijksstelsel. Dit kan gebeuren door diverse oorzaken zoals overlijden, echtscheiding of een gerechtelijke uitspraak. |
| Echtscheiding | Een juridische procedure die de huwelijkse band tussen twee personen beëindigt. Er bestaan verschillende vormen van echtscheiding, zoals op grond van onherstelbare ontwrichting of door onderlinge toestemming, elk met specifieke gevolgen voor het huwelijksvermogensstelsel. |
| Scheiding van tafel en bed | Een juridische figuur waarbij de echtgenoten gescheiden gaan leven en hun vermogensrechtelijke relatie wordt ontbonden, maar waarbij de huwelijkse band blijft bestaan. Dit betekent dat zij niet opnieuw mogen trouwen met een ander persoon. |
| Gerechtelijke scheiding van goederen | Een procedure waarbij een echtgenoot een scheiding van de gemeenschappelijke goederen kan vorderen wanneer de belangen van het gemeenschappelijk vermogen in gevaar worden gebracht door wanbeheer, verkwisting of systematische vervreemding door de andere echtgenoot. |
| Overgang naar een ander stelsel | De situatie waarbij gehuwden besluiten hun huidige huwelijksvermogensstelsel te wijzigen en over te stappen naar een ander stelsel, zoals scheiding van goederen of een algehele scheiding van goederen. Dit vereist een notariële akte. |
| Post-communautaire onverdeeldheid | De toestand waarin het gemeenschappelijk vermogen zich bevindt na de ontbinding van het huwelijksstelsel, en voordat de definitieve verdeling heeft plaatsgevonden. Het wordt beschouwd als een vorm van mede-eigendom. |
| Vereffening | Het proces van het in kaart brengen van alle rechten en plichten van de deelgenoten binnen een ontbonden gemeenschap of onverdeeldheid. Dit omvat het vaststellen van activa en passiva, en het opstellen van afrekeningen. |
| Verdeling | De concrete opdeling en beëindiging van de onverdeeldheid, waarbij de gemeenschappelijke goederen en schulden tussen de deelgenoten worden verdeeld, in beginsel bij helften. |
| Boedelbeschrijving | Een officiële vaststelling van de aanwezige goederen en schulden die behoren tot een nalatenschap of een ontbonden huwelijksvermogensstelsel. Dit document dient als bewijs en heeft een bewarende functie. |
| Vergoedingsrekeningen | Rekeningen die worden opgemaakt om vermogensverschuivingen tussen het eigen vermogen van de echtgenoten en het gemeenschappelijk vermogen te compenseren. Dit is noodzakelijk wanneer middelen uit het ene vermogen worden gebruikt ten behoeve van het andere. |
| Gemeenschappelijk vermogen (GV) | Het vermogen dat door beide echtgenoten gezamenlijk wordt aangehouden onder het wettelijk stelsel. Het omvat onder andere inkomsten uit arbeid en bepaalde goederen die tijdens het huwelijk zijn verkregen. |
| Eigen vermogen (EV) | Het vermogen dat een echtgenoot individueel bezit, zowel vóór als tijdens het huwelijk. Dit omvat goederen die privé verkregen zijn, zoals erfenissen of schenkingen, en die niet samenvloeien met het gemeenschappelijk vermogen. |
| Heling | Het op bedrieglijke wijze verbergen, stelen of onttrekken van goederen uit de gemeenschap met als doel de gelijkheid van de verdeling te verbreken. Dit kan leiden tot sancties waarbij het betrokken goed aan de bedrogen partner wordt toegewezen. |
| Preferentiële toewijzing | Het recht om bij voorrang bepaalde goederen, zoals de gezinswoning of beroepsgoederen, te verkrijgen bij de verdeling van een ontbonden huwelijksstelsel. Dit kan gepaard gaan met een opleg van geld. |