Cover
立即免费开始 HC11 deel II - 3 Fonologie - fonotaxis en syllabestructuur 2023-24-3.pptx
Summary
# Structuur van de syllabe
Dit topic behandelt de basisbouwstenen van een syllabe, inclusief de nucleus, onset en coda, en de regels die hun combinatie bepalen.
### 1.1 De basistructuur van een syllabe
Een syllabe, aangeduid met het sigma-teken ($\sigma$), is opgebouwd uit verschillende componenten, waarvan de nucleus verplicht is. De hoofdcomponenten zijn:
* **Nucleus (N):** Dit is de kern van de syllabe en bestaat in het Nederlands altijd uit een klinker (kort of lang) of een tweeklank. In andere talen kunnen ook consonanten als nucleus fungeren. De nucleus is het meest syllabische en sonorant deel van de syllabe.
* **Onset (O):** Dit is de reeks medeklinkers die voorafgaan aan de nucleus. In het Nederlands kan de onset maximaal drie leden bevatten, waarbij de eerste medeklinker bij een drie-ledige onset altijd een 's' is. De onset is niet verplicht.
* **Coda (C):** Dit is de reeks medeklinkers die volgt op de nucleus. De coda is niet verplicht.
* **Rhyme:** Dit is de combinatie van de nucleus en de coda ($N+C$).
De abstracte structuur van een syllabe kan worden voorgesteld met een X-tier, wat een extra analyseniveau biedt en de differentiële 'gewicht' tussen vocalen mogelijk maakt. In deze weergave wordt de nucleus vaak samengevoegd met de coda tot de rhyme.
#### 1.1.1 Principes voor syllabesplitsing
Bij het splitsen van woorden in lettergrepen gelden de principes van **maximale onset** en **minimale rhyme**. Het principe van maximale onset houdt in dat zoveel mogelijk medeklinkers vóór de klinker in een syllabe worden geplaatst. Dit betekent dat medeklinkers die voorafgaan aan een syllabe, tot de onset van die syllabe behoren. Het is belangrijk op te merken dat een syllabe niet per definitie gelijkstaat aan een morfeem.
### 1.2 Beperkingen op de rhyme
De samenstelling van de rhyme ($N+C$) kent specifieke beperkingen, met vier hoofdmogelijkheden:
1. **Gesloten lettergreep met korte klinker en coda:** De nucleus is een korte klinker en de coda bestaat uit één medeklinker. Voorbeelden: *sit*, *wet*.
2. **Open lettergreep zonder coda:** De nucleus bestaat uit een intrinsiek lange klinker, een diftong, een korte gesloten klinker (gespannen vocaal) of een korte neutrale klinker (sjwa). Er is geen coda. Voorbeelden: *zee*, *zij*, *ra*, *de*.
3. **Gesloten lettergreep met lange klinker of diftong en coda:** De nucleus is een intrinsiek lange klinker of een diftong, en de coda bevat één medeklinker. Voorbeelden: *zeem*, *zeis*, *zuil*, *raam*.
4. **Gesloten lettergreep met korte klinker en coda:** De nucleus is een korte klinker en de coda bestaat uit twee medeklinkers. Voorbeelden: *mens*, *volk*, *gans*.
In het Nederlands komen bepaalde combinaties in de rhyme niet voor, zoals een lange klinker of diftong gevolgd door twee medeklinkers (*laamp*, *rijmp*), of een korte klinker gevolgd door drie medeklinkers (*kalmp*). Ook combinaties van een diftong met een semivocaal of een /r/ zijn uitgesloten in de rhyme. Specifieke regels gelden voor de /j/ en /w/ wanneer deze in de coda voorkomen.
#### 1.2.1 Ambisyllabiciteit
Ambisyllabiciteit verklaart hoe een open lettergreep toch op een intrinsiek korte klinker kan eindigen. Hierbij is een medeklinker tegelijkertijd de coda van de ene syllabe en de onset van de volgende syllabe. Voorbeelden hiervan zijn woorden als *modder* of *adder*, waar de medeklinker tussen de vocalen deel uitmaakt van beide lettergrepen.
#### 1.2.2 Appendix
Een appendix kan extra medeklinkers bevatten na een 'volzette' rhyme, met name coronale medeklinkers (s, t, d, z). Het prosodisch woord omvat de syllabe(n) plus de appendix.
### 1.3 Beperkingen op de onset en de coda
De combinaties van medeklinkers in de onset en de coda worden bepaald door de sonoriteitshiërarchie en taalspecifieke beperkingen.
#### 1.3.1 Sonoriteitshiërarchie
De sonoriteitshiërarchie beschrijft de onderlinge volgorde van klanken binnen een syllabe, gebaseerd op hun akoestische energie. De nucleus (klinker) heeft de hoogste sonoriteit. De hiërarchie verloopt grofweg als volgt, van hoogste naar laagste sonoriteit:
klinker > semivocaal > liquidae > nasalen > obstruenten (fricatieven en occlusieven).
Dit betekent dat in een onset de klanken met hogere sonoriteit dichter bij de nucleus staan. Een obstruent kan bijvoorbeeld niet voor een nasaal komen te staan in een onset, tenzij de sonoriteit hiërarchie anders dicteert. Een obstruent is een medeklinker waarbij de luchtstroom tijdens articulatie verhinderd of geblokkeerd is.
#### 1.3.2 Taalspecifieke beperkingen op de onset
Hoewel de onset in het Nederlands de sonoriteitshiërarchie volgt, zijn er specifieke combinaties die niet voorkomen, zoals:
* Combinaties van obstruent + semivocaal.
* Twee labiale medeklinkers naast elkaar (*bw*, *pw*).
* Stemhebbende obstruent met /j/ (*bj*, *dj*).
* Velaire fricatief met semivocaal (*xj*, *xw*).
* Combinaties van obstruent + liquida (*tl*, *sr*, *zl*).
* Combinaties zoals *sb* of *sv*.
* De klank /ŋ/ komt nooit aan het begin van een syllabe voor.
#### 1.3.3 Taalspecifieke beperkingen op de coda
Ook voor de coda gelden taalspecifieke beperkingen, zelfs als de sonoriteitshiërarchie wordt gerespecteerd. In het Nederlands komen combinaties als */lb/* of */rb/* in de coda niet voor, wat mede te maken heeft met final devoicing. De klank /h/ wordt eveneens niet toegestaan in de coda.
#### 1.3.4 Pansyllabische beperkingen
Pansyllabische beperkingen betreffen identieke medeklinkers in zowel de onset als de coda, vaak met een liquida. In het Nederlands is dit beperkt tot korte vocalen met /l/ (*lel*, *lol*), of lange vocalen met /r/ (*raar*, *roer*), en komt niet voor met andere combinaties (bijv. *leel* of *rar*).
---
# Fonotactische restricties
Dit onderdeel bespreekt de beperkingen op de combinatie van klanken binnen een syllabe, met specifieke aandacht voor de maximale onset en beperkingen op de rhyme.
### 2.1 Basisstructuur van een syllabe
Een syllabe (aangeduid als sigma, $\sigma$) is opgebouwd uit vier mogelijke bouwstenen: de onset, de nucleus, de coda en de rhyme. De nucleus is de verplichte kern van de syllabe, meestal bestaande uit een klinker of een tweeklank. De onset zijn de medeklinkers die voorafgaan aan de nucleus, en de coda zijn de medeklinkers die erop volgen. De rhyme omvat de nucleus en de coda.
De abstracte voorstelling van de syllabestructuur maakt gebruik van een X-tier om het 'gewicht' van vocalen te differentiëren. Binnen deze voorstelling worden de nucleus en coda vaak samengevoegd tot de rhyme.
#### 2.1.1 De onset
In het Nederlands kan de onset maximaal uit drie medeklinkers bestaan. Deze worden tussen haakjes weergegeven om aan te geven dat ze niet verplicht zijn. Als een onset drie elementen telt, is het eerste element altijd een 's'.
#### 2.1.2 De rhyme
De rhyme kan maximaal drie elementen bevatten, waarvan er minstens twee verplicht zijn: de nucleus. Afhankelijk van het type vocaal in de nucleus, zijn er verschillende combinaties mogelijk in de coda.
* **Gesloten lettergreep met coda:**
* Nucleus: korte vocaal. Coda: één consonant. Voorbeelden: *p**p**, **z**it, **w**et*.
* Nucleus: korte vocaal. Coda: twee consonanten. Voorbeelden: *m**ens**, **v**olk, **g**ans*.
* **Open lettergreep zonder coda:**
* Nucleus: intrinsiek lange vocaal, tweeklank, korte gesloten vocaal (gespannen vocaal) of neutrale vocaal (sjwa). De coda ontbreekt. Voorbeelden: *z**ee**, **z**ij, **l**ui, **r**a, **r**oe, **z**ie, d**e**.
* **Gesloten lettergreep met coda (variant):**
* Nucleus: intrinsiek lange vocaal of tweeklank. Coda: één consonant. Voorbeelden: *z**ee**m, **z**ei**s**, **z**ui**l**, **r**aa**m**.
Het Nederlands kent geen rhymes met vier X-posities, zoals een lange vocaal gevolgd door twee consonanten (*laamp*) of een tweeklank gevolgd door twee consonanten (*rijmp*). Ook combinaties als een tweeklank met een semivocaal (*ɛiw*) of een tweeklank met /r/ (*ɛir*) komen niet voor. Indien /j/ voorkomt, is dit altijd na een lange achterklinker (bv. *saai, taai, tooi*). Indien /w/ in de coda staat, is dit altijd na een lange of gesloten voorklinker (bv. *kieuw, duw*).
### 2.2 Ambisyllabiciteit
Ambisyllabiciteit verklaart hoe een open syllabe toch op een intrinsiek korte vocaal kan eindigen. Hierbij is een medeklinker tussen twee klinkers tegelijk de coda van de eerste syllabe en de onset van de tweede syllabe. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in woorden als */Mo-dder/, /be-dding/, /a-dder/*.
### 2.3 Appendix
De appendix bevat extra consonanten die toegevoegd worden aan een 'volzette' rhyme, wat een verklaring kan bieden voor meer dan drie posities in de rhyme. Dit treedt op bij woorden als /herf-st/, /gees-t/, /ern-st/ en betreft steeds coronale consonanten (s, t, d, z). Een prosodisch woord bestaat uit één of meer syllaben plus een eventuele appendix.
### 2.4 Beperkingen op onset en coda
Deze beperkingen zijn onderverdeeld in sonoriteitshiërarchie (taaluniversele beperkingen) en taalspecifieke beperkingen voor onset en coda.
#### 2.4.1 Sonoriteitshiërarchie
De sonoriteitshiërarchie bepaalt de onderlinge volgorde van klanken binnen een syllabe. De klinker (nucleus) is het meest sonoor en draagt de meeste akoestische energie. Semivocalen zijn minder sonoor, gevolgd door liquidae en nasalen. Obstruenten (occlusieven en fricatieven) zijn het minst sonoor. De volgorde van consonanten in een onset of coda volgt deze hiërarchie, waarbij de meest sonoren klanken het dichtst bij de nucleus staan.
> **Tip:** De sonoriteitshiërarchie is cruciaal om te begrijpen waarom bepaalde consonantcombinaties in het Nederlands wel en andere niet toegestaan zijn binnen een syllabe.
#### 2.4.2 Taalspecifieke beperkingen op onset
Hoewel de onset voldoet aan de sonoriteitshiërarchie, zijn er in het Nederlands specifieke combinaties die niet voorkomen:
* Combinaties van obstruent + semivocaal.
* Twee labialen naast elkaar (*bw*, *pw*).
* Stemhebbende obstruent met /j/ (*bj*, *dj*).
* Velaire fricatief met semivocaal (*xj*, *xw*).
* Combinaties van obstruent + liquida (*tl*, *sr*, *zl*).
* Combinaties zoals *sb*, *sv*, *stl*, *sfr*.
* /ŋ/ komt nooit aan het begin van een syllabe voor.
#### 2.4.3 Taalspecifieke beperkingen op coda
Ook voor de coda gelden taalspecifieke beperkingen:
* Combinaties zoals */lb/, */rb/* komen niet voor (vgl. finale stemloosmaking).
* /h/ komt niet voor in de coda.
#### 2.4.4 Pansyllabische beperking
Dit betreft identieke consonanten in de onset en coda, specifiek voor liquidae:
* /l/ gevolgd door een korte vocaal en dan weer /l/ is toegestaan (bv. *lel, lol*), maar niet met een lange vocaal (*leel, lool*).
* /r/ gevolgd door een lange vocaal en dan weer /r/ is toegestaan (bv. *raar, roer*), maar niet met een korte vocaal (*rar, ror*).
---
# Beperkingen op de rhyme
Dit gedeelte van de studiehandleiding behandelt de mogelijke structurele opbouw van de rhyme van een syllabe, inclusief de kenmerken van gesloten en open lettergrepen, en de daarbij horende vocaal- en consonantcombinaties.
### 3.1 De basisstructuur van een syllabe
Een syllabe, aangeduid met $\sigma$, is opgebouwd uit vier potentiële bouwstenen: de onset, de nucleus, de coda, en de rhyme. De nucleus is de verplichte kern van de syllabe, die steeds wordt ingenomen door een vocaal, een tweeklank, of in sommige talen ook consonanten. De onset omvat alle consonanten die voorafgaan aan de nucleus, terwijl de coda de consonanten na de nucleus bevat. De rhyme bestaat uit de nucleus plus de coda.
De algemene structuur kan als volgt worden weergegeven:
$$
\sigma \rightarrow (\text{Onset}) \text{ Nucleus } (\text{Coda})
$$
waarbij de Nucleus de enige verplichte component is.
#### 3.1.1 Fonotactische restricties
Niet alle klanken kunnen zomaar gecombineerd worden tot een syllabe; er gelden fonotactische restricties. Bij het splitsen van woorden in lettergrepen wordt vaak het principe van maximale onset gehanteerd, wat betekent dat zoveel mogelijk consonanten vóór de nucleus worden geplaatst. Het onderscheid tussen een syllabe en een morfeem is hierbij van belang; ze vallen niet altijd samen.
#### 3.1.2 Abstracte syllabestructuur
Op een hoger analyseniveau kan de syllabestructuur worden voorgesteld met een X-tier, die het gewicht van vocalen en de relatie tussen nucleus en coda verduidelijkt. In het Nederlands kan de onset maximaal drie leden bevatten, waarbij de eerste altijd een 's' is als er drie elementen aanwezig zijn. De rhyme kan maximaal drie elementen bevatten, waarvan de nucleus altijd verplicht is, aangevuld met maximaal twee consonanten of andere vocalen.
### 3.2 Beperkingen op de rhyme
De opbouw van de rhyme kent specifieke beperkingen, afhankelijk van of de lettergreep open of gesloten is en of er een coda aanwezig is.
#### 3.2.1 Gesloten lettergreep met coda
* **Korte vocaal + consonant:** Dit type rhyme bestaat uit een korte vocaal in de nucleus en één consonant in de coda.
* **Voorbeelden:** `z it`, `w et`
* **Korte vocaal + twee consonanten:** Hierin wordt een korte vocaal in de nucleus voorafgegaan door twee consonanten in de coda.
* **Voorbeelden:** `Mens`, `volk`, `gans`
* **Lange vocaal of tweeklank + consonant:** Dit type omvat een intrinsiek lange vocaal of een tweeklank in de nucleus, gevolgd door één consonant in de coda.
* **Voorbeelden:** `z ee m`, `z ei s`, `z ui l`, `r aa m`
#### 3.2.2 Open lettergreep (zonder coda)
* **Intrinsiek lange vocaal, tweeklank of korte neutrale vocaal (sjwa):** In een open lettergreep eindigt de syllabe op de nucleus. Dit kan een intrinsiek lange vocaal, een tweeklank of een korte neutrale vocaal (sjwa) zijn.
* **Voorbeelden:** `z ee`, `z ij`, `l ui`, `r a`, `r oe`, `z ie`, `de`
#### 3.2.3 Specifieke Nederlandse beperkingen
Het Nederlands kent bepaalde combinaties die niet voorkomen in de rhyme:
* Geen lange vocaal gevolgd door twee consonanten (bv. * `laamp`).
* Geen tweeklank gevolgd door twee consonanten (bv. * `rijmp`).
* Geen korte vocaal gevolgd door drie consonanten (bv. * `kalmp`).
* Geen tweeklank gevolgd door een semivocaal (bv. * `/ɛiw/`).
* Geen tweeklank gevolgd door `/r/` (bv. * `/ɛir/`).
* Indien `/j/` voorkomt, dan altijd na een lange achterklinker (bv. `saai`, `taai`, `tooi`).
* Indien `/w/` in de coda voorkomt, dan altijd na een lange of gesloten voorklinker (bv. `kieuw`, `duw`).
#### 3.2.4 Ambisyllabiciteit
Ambisyllabiciteit verklaart hoe een open lettergreep toch op een intrinsiek korte vocaal kan eindigen. Hierbij is een intervocale consonant tegelijkertijd de coda van de eerste syllabe en de onset van de tweede syllabe.
* **Voorbeelden:** `/Mo-dder/`, `/be-dding/`, `/a-dder/`
#### 3.2.5 Appendix
De appendix bevat extra consonanten die na de 'volzette' rhyme kunnen komen, met name coronale consonanten (s, t, d, z). Dit fenomeen wordt waargenomen in woorden als `/herf-st/`, `/gees-t/`, `/ern-st/`. Een prosodisch woord kan één of meerdere syllaben bevatten, plus een eventuele appendix.
### 3.3 Beperkingen op de onset en de coda
De structuur van de onset en de coda wordt mede bepaald door de sonoriteitshiërarchie en taalspecifieke beperkingen.
#### 3.3.1 Sonoriteitshiërarchie
De sonoriteitshiërarchie beschrijft de onderlinge volgorde van klanken binnen een syllabe, gebaseerd op hun akoestische energie of luidheid. De nucleus (vocaal) is het meest sonorant, gevolgd door semivocalen, liquidae, nasalen, en ten slotte obstruenten (occlusieven en fricatieven) als minst sonorant. Binnen de onset en coda ordent men de consonanten volgens deze hiërarchie, waarbij de meest sonoren dichter bij de nucleus staan.
* **Algemene volgorde van sonoriteit (hoog naar laag):**
Vocaal > Semivocaal > Likwida > Nasaal > Obstruent
#### 3.3.2 Taalspecifieke beperkingen op de onset
Naast de sonoriteitshiërarchie gelden er in het Nederlands specifieke beperkingen voor de onset, zelfs als combinaties voldoen aan de hiërarchie:
* Combinaties van obstruent + semivocaal komen niet voor.
* Twee labialen naast elkaar zijn niet toegestaan (bv. * `bw`, * `pw`).
* Combinaties van stemhebbende obstruent met `/j/` zijn uitgesloten (bv. * `bj`, * `dj`).
* Combinaties van velaire fricatief met semivocaal komen niet voor (bv. * `xj`, * `xw`).
* Combinaties van obstruent + likwida zijn beperkt (bv. * `tl`, * `sr`, * `zl`, * `sb`, * `sv`, * `stl`, * `sfr`).
* De nasaal `/ŋ/` komt nooit voor aan het begin van een syllabe.
#### 3.3.3 Taalspecifieke beperkingen op de coda
Ook de coda kent Nederlandse beperkingen:
* Combinaties van liquida met een obstruent na een korte vocaal komen niet voor (bv. * `lb`, * `rb`). Dit hangt samen met final devoicing.
* De klank `/h/` komt niet voor in de coda.
#### 3.3.4 Pansyllabische beperking
Deze beperking betreft identieke consonanten die zowel in de onset als in de coda van een syllabe voorkomen, met name bij liquidae en korte vocalen.
* `/l/` + korte vocaal + `/l/`: `lel`, `lol` (maar niet * `leel` of * `lool`).
* `/r/` + lange vocaal + `/r/`: `raar`, `roer` (maar niet * `rar` of * `ror`).
---
# Beperkingen op de onset en coda
Dit topic onderzoekt de beperkingen die gelden voor de onset en coda van een syllabe, gebaseerd op de sonoriteitshiërarchie en taalspecifieke regels.
### 4.1 Basisstructuur van de syllabe
Een syllabe is opgebouwd uit vier potentiële bouwstenen: de onset, de nucleus, de coda en de rhyme (die bestaat uit de nucleus en de coda). De nucleus, doorgaans een klinker of tweeklank, is de enige verplichte component van een syllabe.
* **Onset**: Bestaat uit maximaal drie medeklinkers die voor de nucleus komen. In het Nederlands begint een onset van drie elementen altijd met een 's'.
* **Nucleus**: De kern van de syllabe, die in het Nederlands vrijwel altijd een lange of korte klinker of een tweeklank is.
* **Coda**: Bestaat uit de medeklinkers die na de nucleus komen.
* **Rhyme**: De combinatie van de nucleus en de coda.
De splitsing van woorden in lettergrepen volgt het principe van de "maximale onset" en "minimale rhyme", wat betekent dat zoveel mogelijk medeklinkers aan de onset van een lettergreep worden toegewezen. Een syllabe is niet per definitie gelijk aan een morfeem.
### 4.2 Sonoriteitshiërarchie
De sonoriteitshiërarchie beschrijft de universele volgorde van klanken binnen een syllabe, gebaseerd op hun akoestische energie of luidheid. Klanken met meer akoestische energie zijn "sonoranter" en staan dichter bij de nucleus. De hiërarchie is als volgt, van meest sonorant naar minst sonorant:
1. **Klinkers** (meest sonorant, vormen de nucleus)
2. **Semiklinkers** (bv. /j/, /w/)
3. **Liquidae** (bv. /l/, /r/)
4. **Nasalering** (bv. /m/, /n/, /ŋ/)
5. **Obstruenten** (minst sonorant, bv. fricatieven en occlusieven)
Binnen de onset moeten medeklinkers deze volgorde volgen, waarbij sonorere klanken dichter bij de nucleus staan. De volgorde in de onset kan dus worden weergegeven als: Obstruent → Nasalering → Liquida → Semivocaal → Nucleus.
### 4.3 Beperkingen op de rhyme
De opbouw van de rhyme kent verschillende restricties, afhankelijk van het type lettergreep (open of gesloten) en de aard van de nucleus en coda.
#### 4.3.1 Gesloten lettergreep met een korte klinker
* De nucleus bevat een korte klinker.
* De coda bevat één medeklinker.
* Voorbeelden: *zitt*, *wet*
#### 4.3.2 Open lettergreep zonder coda
* De nucleus bevat een intrinsiek lange klinker, een tweeklank, of een korte, gespannen of neutrale klinker (sjwa).
* Voorbeelden: *zee*, *zij*, *de*
#### 4.3.3 Gesloten lettergreep met een coda
Er zijn twee varianten van een gesloten lettergreep met coda:
* **Variant 1**:
* De nucleus bevat een intrinsiek lange klinker of een tweeklank.
* De coda bevat één medeklinker.
* Voorbeelden: *zeem*, *zeis*, *zuil*, *raam*
* **Variant 2**:
* De nucleus bevat een korte klinker.
* De coda bevat twee medeklinkers.
* Voorbeelden: *mens*, *volk*, *gans*
#### 4.3.4 Overige rhyme-beperkingen in het Nederlands
* Het Nederlands kent geen rhyme met vier X-posities.
* Combinaties zoals een lange klinker of tweeklank gevolgd door twee medeklinkers (bv. *laamp*, *rijmp*) komen niet voor.
* Combinaties van een korte klinker met drie medeklinkers (bv. *kalmp*) komen eveneens niet voor.
* Specifieke combinaties met semiklinkers en /r/ worden vermeden, tenzij de semivocaal na een lange achterklinker komt (bv. *saai*) of de /w/ na een lange of gesloten voorklinker (bv. *kieuw*).
#### 4.3.5 Ambisyllabiciteit
Dit fenomeen verklaart waarom een open lettergreep op een intrinsiek korte klinker kan eindigen. Een intervocale medeklinker wordt dan beschouwd als zowel de coda van de eerste syllabe als de onset van de tweede syllabe.
* Voorbeelden: */mo-dder/, /be-dding/, /a-dder/*
#### 4.3.6 Appendix
Een appendix kan extra medeklinkers bevatten na een "volzette" rhyme, met name coronale medeklinkers zoals /s/, /t/, /d/, /z/. Dit kan voorkomen bij woorden die een prosodisch woord vormen.
* Voorbeelden: *herfst*, *geest*, *ernst*
### 4.4 Beperkingen op onset en coda
Naast de universele sonoriteitshiërarchie gelden er ook taalspecifieke beperkingen voor de onset en coda.
#### 4.4.1 Taalspecifieke beperkingen op de onset
Hoewel de sonoriteitshiërarchie wordt gerespecteerd, komen bepaalde consonantcombinaties in de onset niet voor in het Nederlands:
* Combinaties van obstruent + semivocaal.
* Twee labiale medeklinkers naast elkaar (bv. */bw/, */pw/*).
* Stemhebbende obstruent met /j/ (bv. */bj/, */dj/*).
* Velaire fricatief met semivocaal (bv. */xj/, */xw/*).
* Combinaties van obstruent + liquida (bv. */tl/, */sr/, */zl/*).
* Combinaties van obstruent + liquida of fricatief (bv. */sb/, */sv/, */stl/, */sfr/*).
* De klank /ŋ/ komt nooit aan het begin van een syllabe voor.
#### 4.4.2 Taalspecifieke beperkingen op de coda
Ook in de coda zijn er beperkingen, zelfs als de sonoriteitshiërarchie gevolgd wordt:
* De klank /h/ komt niet in de coda voor.
* Combinaties van /l/ of /r/ met een obstruent (bv. */lb/, */rb/*) komen niet voor, deels door finale ontsteming.
#### 4.4.3 Pansyllabische beperking
Deze beperking betreft identieke medeklinkers (met name liquidae) in zowel de onset als de coda rondom een korte klinker.
* Voorbeelden:
* /l/ - korte klinker - /l/: *lel*, *lol* (maar niet *leel*, *lool*).
* /r/ - lange klinker - /r/: *raar*, *roer* (maar niet *rar*, *ror*).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Fonologie | De studie van klanksystemen in talen, gericht op hoe klanken worden gebruikt om betekenis te onderscheiden en te organiseren binnen een taalsysteem. |
| Fonetiek | De studie van spraakklanken, inclusief hun fysieke eigenschappen, hun articulatie en akoestische kenmerken, en hoe ze worden waargenomen. |
| Suprasegmentale fonologie | Het deel van de fonologie dat zich bezighoudt met prosodische kenmerken zoals intonatie, klemtoon en ritme, die zich over segmenten (klanken) uitstrekken. |
| Foneem | De kleinste abstracte taalkundige eenheid die betekenis kan onderscheiden tussen woorden; het is een basaal, abstract niveau van klankrepresentatie. |
| Syllabe | Een eenheid van spraak die meestal een vocaal of een diftong bevat, vaak omringd door medeklinkers. Het is een belangrijke fonologische eenheid. |
| Fonotaxis | De regels die bepalen hoe klanken gecombineerd mogen worden om woorden of syllabes te vormen binnen een bepaalde taal. |
| Nucleus | De kern van een syllabe, meestal bestaande uit een vocaal of een diftong, die de centrale akoestische energie van de syllabe draagt. |
| Onset | Het deel van een syllabe dat onmiddellijk voorafgaat aan de nucleus; het kan bestaan uit één of meer medeklinkers. |
| Coda | Het deel van een syllabe dat volgt op de nucleus; het kan bestaan uit één of meer medeklinkers. |
| Rhyme | Het deel van een syllabe dat bestaat uit de nucleus en de coda. Het vormt de klankkern van de syllabe na de onset. |
| Sonoriteitshiërarchie | Een universeel principe dat de relatieve akoestische energie van klanken beschrijft, en dat bepaalt hoe medeklinkers geordend worden binnen een syllabe, met de meest sonore klanken dichter bij de nucleus. |
| Obstruent | Een medeklinker waarbij de luchtstroom in het spraakkanaal significant wordt belemmerd of geblokkeerd, zoals plosieven en fricatieven. |
| Sonorant | Een klank die met relatief weinig obstructie wordt geproduceerd en daardoor meer akoestische energie draagt, zoals klinkers, liquidae, nasalen en semivocalen. |
| Ambisyllabiciteit | Het fenomeen waarbij een medeklinker aan het einde van een syllabe (coda) en tegelijkertijd aan het begin van de volgende syllabe (onset) wordt toegewezen, wat vaak voorkomt bij intervocalische medeklinkers. |
| Appendix | Extra medeklinkers die aan een "volgezette" rhyme worden toegevoegd, vaak aan het einde van een woord, en die niet direct deel uitmaken van de standaard syllabestructuur. |