Cover
立即免费开始 Frans 1.pdf
Summary
# Zich voorstellen en basiscommunicatie
Dit onderdeel behandelt de essentiële Franse vocabulaire en grammaticale structuren om jezelf voor te stellen, informatie te delen over je persoonlijke situatie, en te praten over je dagelijks leven, werk en hobby's [1](#page=1).
### 1.1 Jezelf voorstellen (Se présenter)
Om jezelf in het Frans voor te stellen, kun je de volgende zinnen gebruiken [1](#page=1):
* **Naam:**
* `Bonjour, je m’appelle…` (Hallo, ik heet…) [1](#page=1).
* `Je me présente, je suis…` (Ik stel me voor, ik ben…) [1](#page=1).
* **Leeftijd:**
* `J’ai … ans.` (Ik ben … jaar oud.) [1](#page=1).
* **Woonplaats:**
* `J’habite à …` (Ik woon in … - voor steden) [1](#page=1).
* `J’habite en / au / aux …` (Ik woon in … - voor regio's/landen) [1](#page=1).
* **Studies:**
* `Je suis étudiant(e) en … à …` (Ik studeer … aan …) [1](#page=1).
* **Geboortegegevens:**
* `Je suis né(e) le …` (Ik ben geboren op … - datum) [1](#page=1).
* `Je suis né(e) en …` (Ik ben geboren in … - jaar) [1](#page=1).
* **Woonsituatie:**
* `J’habite chez mes parents.` (Ik woon bij mijn ouders.) [1](#page=1).
* `J’habite avec mon copain / ma copine.` (Ik woon samen met mijn vriend/vriendin.) [1](#page=1).
### 1.2 Wonen en vervoer
Het is belangrijk om te kunnen praten over je woonsituatie en hoe je reist [1](#page=1):
* **Wonen:**
* `Je kotte à Gand.` (Ik woon op kot in Gent.) [1](#page=1).
* `Je suis dans une coloc à Gand.` (Ik woon in een studentenhuis/co-living in Gent.) [1](#page=1).
* **Pendelen:**
* `Je fais la navette.` (Ik pendel.) [1](#page=1).
* `Je suis navetteur(-euse).` (Ik ben een pendelaar/pendelaarster.) [1](#page=1).
* **Vervoermiddelen:**
* `Je viens à Artevelde en bus / train / voiture / tram / métro / scooter.` (Ik kom naar Artevelde met de bus / trein / auto / tram / metro / scooter.) [1](#page=1).
* `à pied / à vélo / à moto.` (te voet / met de fiets / met de motor.) [1](#page=1).
### 1.3 Werk en engagement
Je kunt ook informatie geven over je werk of vrijwilligerswerk [1](#page=1):
* `J’ai un job d’étudiant / un job de vacances.` (Ik heb een studentenjob / vakantiejob.) [1](#page=1).
* `Je travaille chez …` (Ik werk bij …) [1](#page=1).
* `Je fais du bénévolat chez / dans / pour …` (Ik doe vrijwilligerswerk bij / in / voor …) [1](#page=1).
* `Je fais partie d’une équipe / d’un groupe de …` (Ik maak deel uit van een team / groep van …) [1](#page=1).
### 1.4 Vrije tijd en hobby's (Passe-temps)
Voor het bespreken van je vrije tijd en hobby's zijn de volgende structuren nuttig [1](#page=1):
* **Spelletjes en sport:**
* `JOUER + à + sport`: bijv. `jouer au foot` (voetballen), `jouer au tennis` (tennissen) [1](#page=1).
* **Muziek:**
* `JOUER + de + instrument`: bijv. `jouer du piano` (piano spelen), `jouer de la guitare` (gitaar spelen) [1](#page=1).
* **Activiteiten:**
* `FAIRE + activiteit`: bijv. `faire du sport` (sporten), `faire de la natation` (zwemmen), `faire du vélo` (fietsen) [1](#page=1).
**Andere uitdrukkingen voor hobby's:** [1](#page=1).
* `faire de la course à pied` (hardlopen)
* `faire du shopping` (winkelen)
* `aller au cinéma` (naar de bioscoop gaan)
* `aller à la mer` (naar zee gaan)
* `aller au musée` (naar het museum gaan)
* `aller en ville` (de stad ingaan)
* `aller en discothèque` (naar de discotheek gaan)
### 1.5 Het deelwoord (L’article partitif)
Het deelwoord wordt gebruikt om een onbepaalde hoeveelheid uit te drukken [1](#page=1):
* `du` (mannelijk enkelvoud): bijv. `du pain` (brood) [1](#page=1).
* `de la` (vrouwelijk enkelvoud): bijv. `de la salade` (salade) [1](#page=1).
* `de l’` (voor klinkers of stomme 'h'): bijv. `de l’eau` (water) [1](#page=1).
* `des` (meervoud): bijv. `des légumes` (groenten) [1](#page=1).
### 1.6 Mondelinge interactie (Speed dating)
Tijdens situaties zoals speed dating moet je spontaan kunnen praten over diverse onderwerpen, waaronder [1](#page=1):
* Naam, leeftijd en afkomst [1](#page=1).
* Hobby's en passies [1](#page=1).
* Je laatste vakantie [1](#page=1).
* Je beste kwaliteiten en slechtste eigenschappen [1](#page=1).
* Wat je vorige zondag deed [1](#page=1).
* Je lievelingsgerecht [1](#page=1).
* Plannen voor het volgende weekend [1](#page=1).
* Je favoriete seizoen [1](#page=1).
* Dingen die je niet graag doet [1](#page=1).
* Een vak dat je graag volgt of moeilijk vindt [1](#page=1).
> **Tip:** Oefen deze zinnen en uitdrukkingen hardop, zodat je ze vloeiend kunt gebruiken. Probeer ze ook te integreren in korte gesprekjes om je zelfvertrouwen te vergroten [1](#page=1).
---
# Zakelijke communicatie: e-mail en vergaderingen
Dit onderdeel behandelt de opbouw, inhoud en formele aspecten van Franse zakelijke e-mails, evenals de organisatie en uitnodiging voor online vergaderingen.
### 2.1 De zakelijke e-mail in het Frans
Een correct opgestelde Franse e-mail kent een specifieke structuur en bevat essentiële elementen voor professionele communicatie [2](#page=2).
#### 2.1.1 Opbouw van een e-mail
De opbouw van een Franse e-mail omvat de volgende onderdelen [2](#page=2):
* **Ontvangers:**
* `À` (Aan): hoofdontvanger [2](#page=2).
* `CC` (Carbon Copy): personen die de e-mail ter informatie ontvangen [2](#page=2).
* `BCC` (Blind Carbon Copy): verborgen kopie, waarbij de ontvangers niet zien wie anders de e-mail nog meer heeft ontvangen [2](#page=2).
* `Une annexe`: bijlage [2](#page=2).
* **Objet (Onderwerp):**
* Moet zonder lidwoord zijn [2](#page=2).
* Dient kort en duidelijk te zijn [2](#page=2).
* Voorbeelden zijn: `Demande d’informations`, `Candidature pour un stage`, `Absence au cours du 16/11/2024` [2](#page=2).
#### 2.1.2 Aansprekingen (Appellations)
De keuze van de aanspreking hangt af van de formaliteit van de communicatie [2](#page=2):
* **Zeer formeel:**
* `Madame,`
* `Monsieur,`
* `Madame, Monsieur,` (indien de naam van de ontvanger onbekend is) [2](#page=2).
* `Monsieur le Directeur / Madame la Directrice` [2](#page=2).
* **Let op:** Gebruik nooit `Cher monsieur / Chère madame` in zeer formele contexten [2](#page=2).
* **Formeel:**
* `Chers collègues,`
* `Cher Jean, / Chère Marie,` (gebruikelijk bij collega's die men kent) [2](#page=2).
* **Informeel:**
* `Bonjour,`
* `Salut Lucas,`
* `Coucou Maman,` [2](#page=2).
**Belangrijk:** Alle aansprekingen worden gevolgd door een hoofdletter en een komma [2](#page=2).
#### 2.1.3 Nuttige zinnen voor de e-mailinhoud (Corps du mail)
Er zijn diverse standaardzinnen die gebruikt kunnen worden om beleefdheid, informatieoverdracht en verzoeken te formuleren [2](#page=2):
* **Beleefde vraag (vaak met de conditionnel):**
* `Pourriez-vous… ?`
* `J’aimerais vous demander…` [2](#page=2).
* **Refereren aan iets:**
* `Suite à…`
* `Concernant…`
* `En réponse à…` [2](#page=2).
* **Informatie geven:**
* `Je vous informe que…`
* `Je vous transmets…` [2](#page=2).
* **Bijlage versturen:**
* `Veuillez trouver ci-joint…`
* `Je vous envoie en annexe…` [2](#page=2).
* **Informatie vragen:**
* `Pouvez-vous / Pourriez-vous…`
* `Merci de me faire parvenir…` [2](#page=2).
* **Toestemming vragen:**
* `Puis-je… ?`
* `Pourrais-je vous demander de…` [2](#page=2).
* **Zich verontschuldigen:**
* `Veuillez m’excuser…`
* `Je vous présente mes excuses…`
* `Je suis désolé(e).` (minder formeel) [2](#page=2).
* **Bedanken:**
* `Je vous remercie de…`
* `Merci d’avance.`
* `Merci de votre compréhension.` [2](#page=2).
* **Beschikbaar blijven:**
* `Je reste à votre disposition.`
* `N’hésitez pas à me contacter.` [2](#page=2).
#### 2.1.4 Slotformules (Formule de politesse)
De keuze van de slotformule is afhankelijk van de mate van formaliteit [2](#page=2):
* **Formeel:**
* `Sincères salutations,`
* `Salutations distinguées,`
* `Bien à vous,` [2](#page=2).
* **Tussen formeel en informeel:**
* `(Bien) cordialement,` [2](#page=2).
* **Informeel:**
* `Bonne journée,`
* `Bon week-end,`
* `Bisous,` (uitsluitend voor privégebruik) [2](#page=2).
**Belangrijk:** Alle slotformules worden verplicht afgesloten met een komma [2](#page=2).
#### 2.1.5 Praktische tips voor zakelijke e-mails
Effectieve zakelijke e-mailcommunicatie vereist aandacht voor details [2](#page=2):
* **Onderwerp:** Vergeet nooit een duidelijk onderwerp toe te voegen [2](#page=2).
* **Structuur:** Houd één idee per alinea aan [2](#page=2).
* **Opmaak:** Laat witruimte tussen de alinea's voor een betere leesbaarheid [2](#page=2).
* **Precisie:** Wees specifiek met betrekking tot datum, reden en context van de e-mail [2](#page=2).
* **Handtekening:** Vermeld de groep of het jaar in je handtekening [2](#page=2).
#### 2.1.6 Examenvereisten voor zakelijke e-mails
Voor het examen moet men in staat zijn om een correcte formele e-mail te schrijven, zoals van een student naar een docent. Specifieke vaardigheden omvatten het kunnen verontschuldigen, uitleg geven en om een oplossing vragen. Ook dient men de gepaste aanspreking, zinnen en slotformules te kunnen hanteren en veelgemaakte fouten te herkennen en corrigeren [2](#page=2).
### 2.2 Online vergaderingen
De organisatie en deelname aan online vergaderingen is een belangrijk aspect van moderne zakelijke communicatie [3](#page=3).
#### 2.2.1 Soorten vergaderingen
Er wordt onderscheid gemaakt tussen fysieke en online vergaderingen [3](#page=3):
* `une réunion en présentiel`: een fysieke vergadering [3](#page=3).
* `une réunion à distance / en ligne`: een online vergadering [3](#page=3).
* `une visioconférence`: een videoconferentie [3](#page=3).
#### 2.2.2 Voordelen van online vergaderingen
Online vergaderingen bieden diverse voordelen, waaronder kostenbesparing, tijdwinst en de mogelijkheid voor een groot aantal deelnemers, ongeacht hun locatie [3](#page=3).
* `réduire les coûts`: kosten verminderen [3](#page=3).
* `le gain de temps`: tijdswinst [3](#page=3).
* `un nombre élevé de participants`: een hoog aantal deelnemers [3](#page=3).
* `peu importe l’endroit`: ongeacht de plaats [3](#page=3).
#### 2.2.3 Belangrijke stappen in vergaderorganisatie
De planning en uitvoering van een vergadering omvat meerdere stappen [3](#page=3):
1. `planifier / la planification`: plannen [3](#page=3).
2. `traiter un sujet`: een onderwerp behandelen [3](#page=3).
3. `susciter l’intérêt`: interesse wekken [3](#page=3).
4. `diriger une réunion / le dirigeant`: een vergadering leiden [3](#page=3).
5. `convoquer quelqu’un à une réunion`: iemand uitnodigen voor een vergadering [3](#page=3).
6. `préparer en amont`: vooraf voorbereiden [3](#page=3).
7. `le compte rendu / le PV`: het verslag / proces-verbaal [3](#page=3).
**Belangrijk:** Na elke vergadering dient altijd een `compte rendu` (verslag) te worden opgesteld [3](#page=3).
#### 2.2.4 E-mail: uitnodiging voor een vergadering
Bij het schrijven van een formele uitnodiging per e-mail voor een vergadering is het cruciaal om de volgende informatie te vermelden [3](#page=3):
* De gebruikte tool of link (bv. Teams, Zoom) [3](#page=3).
* Datum en uur van de vergadering [3](#page=3).
* Het onderwerp van de vergadering [3](#page=3).
* Een verzoek om afwezigheid te melden [3](#page=3).
**Vereisten voor een dergelijke e-mail:**
* Gebruik van de correcte aanspreking [4](#page=4).
* Toepassing van een formele slotformule [4](#page=4).
---
# Werk, arbeidsomstandigheden en bedrijfscorrespondentie
Dit onderwerp behandelt het spreken over werk, de voor- en nadelen van een job, arbeidsomstandigheden zoals werktijd en verlof, en de structuur van bedrijven, inclusief contracten en ontslag [3](#page=3).
### 3.1 Over je werk praten
Je moet in staat zijn om je baan uit te leggen, je statuut, gevolgde studies, relevante ervaring en wat je graag en minder graag doet. Essentiële woordenschat omvat termen als 'enseigner' (lesgeven), 'salarié' (werknemer), 'auto-entrepreneur' (zelfstandige/freelancer), 'fonder' (oprichten), 'commerce international' (internationale handel), en 'expérience professionnelle' (professionele ervaring) [3](#page=3).
#### 3.1.1 Voor- en nadelen van een job
Het is belangrijk om zowel de positieve ('un avantage') als negatieve ('un inconvénient') aspecten van werk te kunnen bespreken, zoals 'la liberté' (vrijheid) of 'la sécurité d'emploi' (werkzekerheid) [3](#page=3).
#### 3.1.2 De online vergadering
Er zijn verschillende soorten vergaderingen, waaronder fysieke ('une réunion en présentiel') en online ('une réunion à distance / en ligne') vergaderingen. Online vergaderingen bieden voordelen zoals kostenreductie, tijdwinst en de mogelijkheid voor veel deelnemers, ongeacht hun locatie. Belangrijke stappen voor een vergadering zijn planning, het behandelen van onderwerpen, interesse wekken, het leiden van de vergadering, het uitnodigen van deelnemers en de voorbereiding. Na de vergadering is het cruciaal om een verslag of proces-verbaal ('le compte rendu / le PV') te maken [3](#page=3).
#### 3.1.3 E-mail: uitnodiging voor een vergadering
Formele uitnodigingen per e-mail voor vergaderingen vereisen specifieke informatie zoals de tool of link, datum en tijd, onderwerp, en een verzoek om afwezigheid te melden. Correcte aanspreking en een formele slotformule zijn essentieel [3](#page=3) [4](#page=4).
#### 3.1.4 Arbeidsomstandigheden
Arbeidsomstandigheden omvatten zaken als werktijd, verlof, feestdagen en verschillen tussen landen. Woordenschat hierbij is onder andere 'les conditions de travail' (arbeidsomstandigheden), 'les congés payés' (betaald verlof) en 'les RTT' (inhaalrustdagen) [4](#page=4).
> **Tip:** Let op het verschil tussen 'un Français' (een Fransman - hoofdletter) en 'français' (Frans - kleine letter) bij het aanduiden van nationaliteit of taal/adjectief [4](#page=4).
#### 3.1.5 Praten over studentenwerk en beroepen
Handige zinnen om over je studentenwerk te praten zijn onder andere 'Je travaille chez...' (Ik werk bij...), 'Je m’occupe de...' (Ik hou me bezig met...) en 'Je gagne plus / moins / autant que...' (Ik verdien meer / minder / evenveel als...). Vragen naar iemands beroep kunnen zijn 'Quel est ton métier?' (Wat is je beroep?) of 'Que fais-tu dans la vie?' (Wat doe je in het leven?). Bij het voorstellen van je beroep, gebruik je geen lidwoord: 'Je suis infirmière' of 'Je travaille comme caissière' [4](#page=4).
#### 3.1.6 Contracten en ontslag
Termen met betrekking tot contracten en ontslag omvatten 'être recruté / embauché' (aangeworven worden), 'un CDD' (contract van bepaalde duur), 'un CDI' (contract van onbepaalde duur), 'être licencié / renvoyé' (ontslagen worden) [4](#page=4).
#### 3.1.7 Vrouwelijke vormen van beroepen
Veel beroepen kennen een vrouwelijke vorm, zoals 'une journaliste', 'une présidente', 'une mécanicienne', 'une directrice', 'une chanteuse', 'une professeure', 'une cheffe' of 'une chef', en soms 'une femme médecin' voor 'arts' [4](#page=4).
#### 3.1.8 Werkplekken
Verschillende werkplekken hebben specifieke Franse benamingen: 'un bureau' (kantoor), 'une usine' (fabriek), 'un hôpital' (ziekenhuis), 'une école' (school), 'un magasin' (winkel), 'un restaurant' (restaurant), 'une banque' (bank), 'un hôtel' (hotel), 'un aéroport' (luchthaven) [4](#page=4).
### 3.2 Het bedrijf / de onderneming
Het eerste jaar in een bedrijf wordt gekenmerkt door een mix van enthousiasme en nervositeit, waarbij het belangrijk is om een goede indruk te maken. Voorbereiding is cruciaal: zich informeren over de dresscode, professionele kledij kiezen, op tijd arriveren en de rol serieus nemen. Het begrijpen van de verwachtingen en instructies van collega's en leidinggevenden is essentieel [5](#page=5).
> **Tip:** "Il vaut mieux poser des questions que faire des erreurs" (Het is beter vragen te stellen dan fouten te maken) [5](#page=5).
Het vinden van de juiste balans is belangrijk; overdrijven om collega's te imponeren kan negatief worden opgevat. Bescheiden blijven en zich aanpassen aan het ritme van het bedrijf zijn sleutels tot succes [5](#page=5).
#### 3.2.1 De dag evalueren
Aan het einde van de dag is het zinvol om te evalueren ('faire le point'), te reflecteren op wat geleerd is en prioriteiten te stellen. Feedback vragen ('demander un retour') toont betrokkenheid en motivatie [5](#page=5).
#### 3.2.2 Ernstige fouten vermijden
Kritieke fouten die vermeden moeten worden, zijn onder andere respectloos zijn, regels niet volgen, het eigen imago schaden, wat kan leiden tot sancties of ontslag ('le licenciement') [5](#page=5).
#### 3.2.3 Vocabulaire: Eerste werkdag
Belangrijke woordenschat voor de eerste werkdag omvat 'faire bonne impression' (een goede indruk maken), 'la veille' (de dag ervoor), 'le réveil' (de wekker), 'le poste' (functie) en 'faire le point' (evalueren) [6](#page=6).
#### 3.2.4 Grammatica: L'impératif présent (gebiedende wijs)
De gebiedende wijs ('l'impératif présent') wordt gebruikt om advies of bevelen te geven. De vormen zijn gebaseerd op de 'tu', 'nous', en 'vous' vervoegingen, zonder onderwerp. Bijvoorbeeld: 'Arrive à l'heure!' (Kom op tijd!), 'Soyez attentifs!' (Wees aandachtig!), 'N'oubliez pas votre badge!' (Vergeet je badge niet!). Onregelmatige vormen zoals 'Être' (sois/soyons/soyez) en 'Avoir' (aie/ayons/ayez) zijn belangrijk. De negatieve vorm wordt gevormd met 'ne... pas' [6](#page=6).
#### 3.2.5 Bedrijfswoordenschat
Kernbegrippen in bedrijfswoordenschat zijn onder andere 'le bureau' (kantoor), 'la réunion' (vergadering), 'la comptabilité' (boekhouding), 'l'employé' (bediende), 'le client' (klant), 'le service' (dienst), 'l'informatique' (IT), 'le travail' (werk) en 'le patron' (baas) [6](#page=6).
#### 3.2.6 Organigram en hiërarchie
Het leiden en beheren van een bedrijf omvat de rol van de CEO ('le PDG'), de personeelsdienst ('les RH') en zaken als de loonadministratie ('la paie') [6](#page=6).
#### 3.2.7 Het arbeidsreglement
Het arbeidsreglement ('le règlement intérieur') bevat belangrijke regels zoals het respecteren van werktijden, de gepaste kledij, het melden van afwezigheden, het verbod op alcohol, het correcte gebruik van materiaal, respectvol gedrag en veiligheid op het werk. Het regelt ook de rechten en plichten van werknemer en werkgever, en verbiedt zaken als pesterij ('le harcèlement') en discriminatie [6](#page=6).
#### 3.2.8 Klein vs groot bedrijf
Grote ondernemingen bieden voordelen zoals meer opleidingsmogelijkheden, carrièremogelijkheden en internationale projecten, maar brengen ook meer concurrentie met zich mee. Kleinere bedrijven worden aangeduid als 'une PME' (KMO) of 'une TPE' (zeer klein bedrijf) [7](#page=7).
> **Tip:** Het vinden van een 'package salarial' (loonpakket) en het hebben van een goede reputatie ('avoir pignon sur rue') zijn belangrijke aspecten [7](#page=7).
#### 3.2.9 Productieoefening: Eerste werkdag
Bij het vertellen over een eerste werkdag is het belangrijk om de tegenwoordige tijd ('le présent') te gebruiken, verbindingswoorden zoals 'tout d'abord' (eerst), 'ensuite' (daarna), 'après' (nadien), 'enfin / finalement' (tenslotte) te gebruiken, en gevoelens zoals 'nerveux / stressé' (nerveus) of 'content / motivé' (blij / gemotiveerd) te benoemen [7](#page=7).
---
# Wonen en stadsoriëntatie
Hier is een gedetailleerd studiemateriaal over "Wonen en stadsoriëntatie", gebaseerd op de verstrekte tekst:
## 4. Wonen en stadsoriëntatie
Dit onderdeel behandelt het proces van het zoeken naar een appartement, het beschrijven van een stad en het zich erin oriënteren, inclusief de relevante woordenschat en grammaticale structuren [8](#page=8) [9](#page=9).
### 4.1 Vastgoedadvertenties en appartementen zoeken
Het vinden van een woning omvat specifieke terminologie met betrekking tot vastgoedadvertenties en de administratieve aspecten van huur [8](#page=8).
#### 4.1.1 Vastgoedterminologie
* **Algemene termen:**
* een studio [8](#page=8).
* een huur [8](#page=8).
* een huurder (m/v) [8](#page=8).
* huren / verhuren [8](#page=8).
* een gedeelde woning [8](#page=8).
* een huisgenoot (m/v) [8](#page=8).
* een ingerichte keuken [8](#page=8).
* een kitchenette [8](#page=8).
* een huurprijs [8](#page=8).
* een immobiliënkantoor [8](#page=8).
* (vaste) kosten [8](#page=8).
* makelaarskosten [8](#page=8).
* de vierkante meter (m²) [8](#page=8).
* **Informatie in advertenties:**
* ligging [8](#page=8).
* oppervlakte [8](#page=8).
* kamers [8](#page=8).
* gemeubeld / niet-gemeubeld [8](#page=8).
* prijs [8](#page=8).
* contactgegevens [8](#page=8).
#### 4.1.2 Woordenschat voor appartementen en gebouwen
* een appartement [8](#page=8).
* een appartementsgebouw [8](#page=8).
* goed gelegen / afgelegen [8](#page=8).
* in het stadscentrum [8](#page=8).
* recent gerenoveerd [8](#page=8).
* modern / oud [8](#page=8).
* een codeslot [8](#page=8).
* een parlofoon [8](#page=8).
* ruim / klein [8](#page=8).
* licht / donker [8](#page=8).
* een binnenkoer [8](#page=8).
* een wijk [8](#page=8).
* rustig / luid / levendig [8](#page=8).
#### 4.1.3 Administratie en huur
* een dossier samenstellen [8](#page=8).
* een document [8](#page=8).
* een identiteitsbewijs [8](#page=8).
* een loonfiche [8](#page=8).
* een aanslagbiljet [8](#page=8).
* een waarborg [8](#page=8).
* een huurcontract tekenen [8](#page=8).
* een eigenaar [8](#page=8).
* borg staan [8](#page=8).
#### 4.1.4 Afkortingen in advertenties
* SDB – salle de bains – badkamer [8](#page=8).
* WC – toilettes – toilet [8](#page=8).
* RDC – rez-de-chaussée – gelijkvloers [8](#page=8).
* asc. – ascenseur – lift [8](#page=8).
* cc – charges comprises – kosten inbegrepen [8](#page=8).
* tbe – très bon état – zeer goede staat [8](#page=8).
* dig. – digicode – codeslot [8](#page=8).
* ét. – étage – verdieping [8](#page=8).
* cuis. – cuisine – keuken [8](#page=8).
### 4.2 Grammatica: Plaatsvoorzetsels
De juiste plaatsvoorzetsels zijn cruciaal bij het spreken over locaties en verplaatsingen [8](#page=8).
* **Steden:** `à` + stad (bv. `à Namur`) [8](#page=8).
* **Landen en continenten:**
* `en` + vrouwelijk land, continent of regio (bv. `en France`) [8](#page=8).
* `en` + mannelijk land beginnend met een klinker (bv. `en Iran`) [8](#page=8).
* `au` + mannelijk land (bv. `au Portugal`) [8](#page=8).
* `aux` + meervoudig land (bv. `aux États-Unis`) [8](#page=8).
* **Andere locaties:**
* `à la` / `à l’` / `au` + plaats (bv. `à la maison`) [8](#page=8).
* **Bij personen of bedrijven:** `chez` + persoon of bedrijf (bv. `chez IBM`) [8](#page=8).
> **Tip:** Oefen deze voorzetsels door zinnen te maken met verschillende steden, landen en locaties.
### 4.3 De stad beschrijven
Om indrukken over een stad te uiten, kunt u verschillende werkwoorden en uitdrukkingen gebruiken [9](#page=9).
* **Positieve waardering:**
* Ik hou van / Ik hou heel erg van [9](#page=9).
* Ik waardeer [9](#page=9).
* Ik ben dol op [9](#page=9).
* **Gevoel:** Ik voel me goed / slecht [9](#page=9).
### 4.4 Zich oriënteren in de stad
Het navigeren in een stad vereist specifieke woordenschat voor plaatsbepaling en het vragen en geven van de weg [9](#page=9).
#### 4.4.1 Plaatsbepalingen
* rechts van [9](#page=9).
* links van [9](#page=9).
* naast [9](#page=9).
* tegenover [9](#page=9).
* voor / achter [9](#page=9).
* tussen [9](#page=9).
* op de hoek van de straat [9](#page=9).
#### 4.4.2 De weg vragen
* Excuseer, waar is... [9](#page=9)?
* Hoe ga je naar... [9](#page=9)?
#### 4.4.3 De weg uitleggen
* U gaat rechtdoor [9](#page=9).
* U slaat links / rechts af [9](#page=9).
* U steekt het plein over [9](#page=9).
* Het is niet ver [9](#page=9).
### 4.5 Stad of platteland?
Bij het vergelijken van wonen in de stad versus op het platteland, is er specifieke woordenschat en handige zinnen [9](#page=9).
* **Woordenschat:**
* de stad [9](#page=9).
* het platteland [9](#page=9).
* een voordeel / een nadeel [9](#page=9).
* de buur [9](#page=9).
* burencontact [9](#page=9).
* **Handige zinnen:**
* Ik woon liever in de stad [9](#page=9).
* Het platteland is rustiger [9](#page=9).
* Het contact met buren is gemakkelijker [9](#page=9).
---
# Grammatica: voornaamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en voorzetsels
Deze sectie behandelt verschillende grammaticale elementen in het Frans, waaronder diverse soorten voornaamwoorden, bezittelijke en vragende/aanwijzende bijvoeglijke naamwoorden, en het gebruik van voorzetsels.
### 5.1 Voornaamwoorden (les pronoms)
Voornaamwoorden vervangen zelfstandige naamwoorden om herhaling te voorkomen. Er zijn verschillende types, elk met specifieke functies en plaatsing.
#### 5.1.1 Directe objectvoornaamwoorden (COD - Complément d’objet direct)
Een COD vervangt een direct object en beantwoordt de vragen "wie?" of "wat?" [17](#page=17).
* **Vormen:** me/m', te/t', le/l', la/l', nous, vous, les [17](#page=17).
* **Plaatsing:** Voor een enkel werkwoord, voor een infinitief, of voor het hulpwerkwoord in samengestelde tijden [17](#page=17).
* Voorbeeld: *Je le mange.* (Ik eet het.) [17](#page=17).
* Voorbeeld: *Je vais le faire.* (Ik ga het doen.) [17](#page=17).
* Voorbeeld: *Je l'ai vu.* (Ik heb het gezien.) [17](#page=17).
#### 5.1.2 Indirecte objectvoornaamwoorden (COI - Complément d’objet indirect)
Een COI vervangt een indirect object, meestal voorafgegaan door het voorzetsel "à". Het beantwoordt de vragen "aan wie?" of "voor wie?" [17](#page=17).
* **Vormen:** me/m', te/t', lui, nous, vous, leur [17](#page=17).
* **Plaatsing:** Zelfde regels als COD; voor het werkwoord, de infinitief, of het hulpwerkwoord in samengestelde tijden [17](#page=17).
* Voorbeeld: *Je lui parle.* (Ik spreek met hem/haar.) [17](#page=17).
* Voorbeeld: *Nous leur écrivons.* (Wij schrijven hen.) [17](#page=17).
* Voorbeeld: *Je lui ai parlé.* (Ik heb met hem/haar gesproken.) [17](#page=17).
#### 5.1.3 Deelvoornaamwoord (EN)
'EN' vervangt een voorwerp dat voorafgegaan wordt door "de" (inclusief de lidwoorden du, de la, des) of een deel/hoeveelheid [17](#page=17).
* **Gebruik:** Geeft een deel of een hoeveelheid aan [17](#page=17).
* **Plaatsing:** Voor het werkwoord, de infinitief, of het hulpwerkwoord in samengestelde tijden [17](#page=17).
* Voorbeeld: *J'en achète.* (Ik koop er.) [17](#page=17).
* Voorbeeld: *Il en parle.* (Hij spreekt erover.) [17](#page=17).
* Voorbeeld: *Elle en veut.* (Ze wil ervan.) [17](#page=17).
* Voorbeeld: *J'en ai acheté.* (Ik heb er gekocht.) [17](#page=17).
#### 5.1.4 Plaatsvervangend voornaamwoord (Y)
'Y' vervangt een plaats (stad, land, gebouw) of een zaak voorafgegaan door "à" (maar niet bij personen) [18](#page=18).
* **Gebruik:** Geeft een plaats of een zaak die met "à" is ingeleid aan [18](#page=18).
* **Plaatsing:** Zelfde regels als 'EN'; voor het werkwoord, de infinitief, of het hulpwerkwoord [18](#page=18).
* Voorbeeld: *J'y vais.* (Ik ga erheen.) [18](#page=18).
* Voorbeeld: *Il y pense.* (Hij denkt eraan.) [18](#page=18).
* Voorbeeld: *J'y suis allé.* (Ik ben erheen gegaan.) [18](#page=18).
#### 5.1.5 Wederkerend voornaamwoord (Réfléchi)
Dit type voornaamwoord wordt gebruikt bij wederkerende werkwoorden (verben pronominaux) en geeft aan dat de handeling op het onderwerp zelf gericht is [18](#page=18).
* **Gebruik:** Bij werkwoorden zoals *se laver*, *se réveiller*, *s'habiller* [18](#page=18).
* **Plaatsing:** Voor het enkelvoudige werkwoord, de infinitief, of het hulpwerkwoord ('être') in samengestelde tijden [18](#page=18).
* Voorbeeld: *Je me lave.* (Ik was mij.) [18](#page=18).
* Voorbeeld: *Je vais me laver.* (Ik ga me wassen.) [18](#page=18).
* Voorbeeld: *Je me suis lavé(e).* (Ik heb me gewassen.) [18](#page=18).
* **Accord:** Bij gebruik van 'être' in samengestelde tijden moet het participe passé overeenkomen met het onderwerp [18](#page=18).
* Voorbeeld: *Elle s'est lavée.* (Ze heeft zich gewassen.) [18](#page=18).
#### 5.1.6 Samenvatting plaatsing van voornaamwoorden
| Voornaamwoord | Enkel werkwoord | Infinitief | Samengestelde tijd |
| :------------ | :-------------- | :-------------- | :----------------- |
| COD | voor werkwoord | voor infinitief | voor hulpwerkwoord |
| COI | voor werkwoord | voor infinitief | voor hulpwerkwoord |
| EN | voor werkwoord | voor infinitief | voor hulpwerkwoord |
| Y | voor werkwoord | voor infinitief | voor hulpwerkwoord |
| Réfléchi | voor werkwoord | voor infinitief | voor hulpwerkwoord (avec être) |
> **Belangrijkste tips:**
> * COD = wie / wat (direct object) [17](#page=17).
> * COI = aan wie / voor wie (indirect object) [17](#page=17).
> * EN = deel / hoeveelheid / de + iets [17](#page=17).
> * Y = plaats / à + ding [18](#page=18).
> * Réfléchi = pronominale werkwoorden, handeling op jezelf [18](#page=18).
> * Voornaamwoorden staan altijd voor het hoofdwerkwoord of het hulpwerkwoord [18](#page=18).
### 5.2 Bezittelijke adjectieven en pronomina (L’adjectif et le pronom possessifs)
Deze woorden geven bezit aan en passen zich aan het bezeten zelfstandig naamwoord aan.
#### 5.2.1 Bezittelijk bijvoeglijk naamwoord (L’adjectif possessif)
Staat vóór een zelfstandig naamwoord om aan te geven wie iets bezit. Het past zich aan het geslacht en getal van het zelfstandig naamwoord aan [19](#page=19).
* **Vormen:**
* Bezitter 'je': mon, ma, mes [19](#page=19).
* Bezitter 'tu': ton, ta, tes [19](#page=19).
* Bezitter 'il/elle/on': son, sa, ses [19](#page=19).
* Bezitter 'nous': notre, notre, nos [19](#page=19).
* Bezitter 'vous': votre, votre, vos [19](#page=19).
* Bezitter 'ils/elles': leur, leur, leurs [19](#page=19).
* **Uitzondering:** Bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord dat met een klinker of stomme 'h' begint, wordt de mannelijke vorm van het bezittelijk adjectief gebruikt (bv. *mon amie*, *son histoire*) [19](#page=19).
* **Voorbeelden:** *C'est mon livre.* (Dit is mijn boek.) *Voici ta maison.* (Hier is jouw huis.) [19](#page=19).
#### 5.2.2 Bezittelijk voornaamwoord (Le pronom possessif)
Vervangt een zelfstandig naamwoord plus het bezittelijk bijvoeglijk naamwoord. Het past zich aan het geslacht en getal van het vervangen zelfstandig naamwoord aan [19](#page=19).
* **Vormen:**
* Bezitter 'je': le mien, la mienne, les miens / les miennes [19](#page=19).
* Bezitter 'tu': le tien, la tienne, les tiens / les tiennes [19](#page=19).
* Bezitter 'il/elle/on': le sien, la sienne, les siens / les siennes [19](#page=19).
* Bezitter 'nous': le nôtre, la nôtre, les nôtres [19](#page=19).
* Bezitter 'vous': le vôtre, la vôtre, les vôtres [19](#page=19).
* Bezitter 'ils/elles': le leur, la leur, les leurs [19](#page=19).
* **Voorbeelden:** *C'est le mien.* (Het is het mijne.) *Voici la tienne.* (Hier is het jouwe.) [19](#page=19).
#### 5.2.3 Verschillen tussen adjectif en pronom possessif
| Kenmerk | Adjectif possessif | Pronom possessif |
| :------------------------ | :------------------------------------- | :------------------------------------------------ |
| Plaatsing | Voor het zelfstandig naamwoord | Vervangt het zelfstandig naamwoord (staat alleen) |
| Noodzaak van SN | Ja, het zelfstandig naamwoord moet volgen | Nee, het vervangt het zelfstandig naamwoord |
| Voorbeelden | *mon livre, ta maison* | *le mien, la tienne* |
> **Tips:**
> * Adjectif possessif: zegt van wie iets is, vóór het zelfstandig naamwoord [19](#page=19).
> * Pronom possessif: vervangt het zelfstandig naamwoord volledig [19](#page=19).
> * Let altijd op geslacht en getal van het zelfstandig naamwoord [19](#page=19).
### 5.3 Vragende bijvoeglijke naamwoorden (L’adjectif interrogatif)
Dit bijvoeglijk naamwoord staat vóór een zelfstandig naamwoord om een vraag te stellen over een specifiek ding. Het past zich aan geslacht en getal van het zelfstandig naamwoord aan [20](#page=20).
* **Vormen:**
* Mannelijk enkelvoud: *quel* [20](#page=20).
* Vrouwelijk enkelvoud: *quelle* [20](#page=20).
* Mannelijk meervoud: *quels* [20](#page=20).
* Vrouwelijk meervoud: *quelles* [20](#page=20).
* **Plaatsing in de zin:**
1. Direct vóór het zelfstandig naamwoord [20](#page=20).
* Voorbeeld: *Quel livre lis-tu?* (Welk boek lees je?) [20](#page=20).
2. Met inversie (formeel, geschreven Frans) [20](#page=20).
* Voorbeeld: *Quel livre as-tu choisi?* (Welk boek heb je gekozen?) [20](#page=20).
3. Met 'est-ce que' (neutraal, gesproken Frans) [20](#page=20).
* Voorbeeld: *Quel livre est-ce que tu lis?* (Welk boek lees je?) [20](#page=20).
> **Tip:** Het verschil met *qu'est-ce que*: *qu'est-ce que* vervangt een COD, terwijl *quel* altijd voor een zelfstandig naamwoord staat [20](#page=20).
### 5.4 Aanwijzend bijvoeglijk naamwoord (L’adjectif démonstratif)
Dit bijvoeglijk naamwoord staat vóór een zelfstandig naamwoord om iets aan te wijzen. Het betekent "deze, dit, die, dat". Het past zich aan het geslacht en getal van het zelfstandig naamwoord aan [21](#page=21).
* **Vormen:**
* Mannelijk enkelvoud: *ce* (voor medeklinker), *cet* (voor klinker of stomme 'h') [21](#page=21).
* Vrouwelijk enkelvoud: *cette* [21](#page=21).
* Meervoud (mannelijk en vrouwelijk): *ces* [21](#page=21).
* **Plaatsing in de zin:** Altijd direct vóór het zelfstandig naamwoord [21](#page=21).
* Voorbeeld: *Ce livre est intéressant.* (Dit boek is interessant.) [21](#page=21).
* Voorbeeld: *Cette maison est grande.* (Dit huis is groot.) [21](#page=21).
* Voorbeeld: *Ces chaussures sont belles.* (Deze schoenen zijn mooi.) [21](#page=21).
* Voorbeeld: *Cet arbre est ancien.* (Deze boom is oud.) [21](#page=21).
* **Nadruk:** Met * -ci* (hier) of * -là* (daar) voor extra nadruk of contrast [21](#page=21).
* Voorbeeld: *Ce livre-là.* (Dat boek daar.) [21](#page=21).
> **Tips:**
> * *Ce* = mannelijk enkelvoud (voor medeklinker) [21](#page=21).
> * *Cet* = mannelijk enkelvoud (voor klinker/stomme h) [21](#page=21).
> * *Cette* = vrouwelijk enkelvoud [21](#page=21).
> * *Ces* = meervoud (mannelijk en vrouwelijk) [21](#page=21).
> * * -ci* / * -là* geven "hier" of "daar" aan [21](#page=21).
### 5.5 Voorzetsels (Les prépositions)
Voorzetsels geven een relatie aan tussen elementen in een zin, zoals plaats, tijd, reden, doel, of middel [22](#page=22).
#### 5.5.1 Veelvoorkomende voorzetsels en hun gebruik
* **Plaats / richting:**
* *à*: naar / in / op (bv. *Je vais à l'école*) [22](#page=22).
* *dans*: in (tijdelijk / letterlijk) (bv. *Les clés sont dans la boîte*) [22](#page=22).
* *sur*: op (bv. *Le livre est sur la table*) [22](#page=22).
* *sous*: onder (bv. *Le chat est sous la chaise*) [22](#page=22).
* *devant*: voor (bv. *La voiture est devant la maison*) [22](#page=22).
* *derrière*: achter (bv. *Le jardin est derrière la maison*) [22](#page=22).
* *entre*: tussen (bv. *Le banc est entre les arbres*) [22](#page=22).
* *chez*: bij iemand thuis (bv. *Je vais chez Marie*) [22](#page=22).
* **Tijd:**
* *à*: om / op (tijdstip) (bv. *Le cours commence à 9 heures*) [22](#page=22).
* *en*: in / binnen (duur) (bv. *Il arrive en deux heures*) [22](#page=22).
* *depuis*: sinds / vanaf (bv. *J'habite ici depuis 2015*) [22](#page=22).
* *pendant*: gedurende (bv. *Il a dormi pendant 8 heures*) [22](#page=22).
* *pour*: voor (duur) (bv. *Elle part pour une semaine*) [22](#page=22).
* **Reden / doel / middel:**
* *pour*: voor / om te (bv. *Ce cadeau est pour toi*) [22](#page=22).
* *avec*: met (bv. *Je parle avec mon ami*) [22](#page=22).
* *sans*: zonder (bv. *Il est parti sans son sac*) [22](#page=22).
* *par*: door / via (bv. *Le colis a été envoyé par avion*) [22](#page=22).
* *grâce à*: dankzij (bv. *Il a réussi grâce à son travail*) [22](#page=22).
* **Andere veelvoorkomende voorzetsels:**
* *de*: van / over (bv. *Le livre de Marie*) [22](#page=22).
* *chez*: bij iemand thuis (bv. *Je vais chez le médecin*) [22](#page=22).
* *en*: in / met / naar (bv. *Je vais en France*) [22](#page=22).
* *à côté de*: naast (bv. *La chaise est à côté de la table*) [23](#page=23).
* *près de*: dichtbij (bv. *La gare est près de l'hôtel*) [23](#page=23).
#### 5.5.2 Plaatsing van voorzetsels
Een voorzetsel staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord of voornaamwoord dat het begeleidt [23](#page=23).
#### 5.5.3 Combinaties van werkwoorden met voorzetsels
Sommige werkwoorden vereisen een specifiek voorzetsel [23](#page=23).
* *parler à* (bv. *Je parle à mon professeur*) [23](#page=23).
* *rêver de* (bv. *Je rêve de partir*) [23](#page=23).
* *dépendre de* (bv. *Ça dépend de toi*) [23](#page=23).
* *s'intéresser à* (bv. *Je m'intéresse à l'histoire*) [23](#page=23).
* *penser à* (bv. *Je pense à mes vacances*) [23](#page=23).
> **Tips:**
> * Sommige werkwoorden hebben vaste voorzetsels (*penser à*, *rêver de*, *s'intéresser à*) [23](#page=23).
> * Let op het verschil tussen *à* en *de*, aangezien sommige combinaties specifiek zijn [23](#page=23).
> * Plaats het voorzetsel vóór het zelfstandig naamwoord of voornaamwoord [23](#page=23).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Zich voorstellen (se présenter) | De vaardigheid om jezelf te introduceren in het Frans, inclusief het geven van je naam, leeftijd, woonplaats, studies, geboortedatum en woonsituatie. |
| Wonen en vervoer | Het vermogen om te spreken over je woonsituatie (op kot, samenwonen) en de manieren waarop je reist (auto, bus, trein, fiets, te voet), inclusief specifieke Franse uitdrukkingen hiervoor. |
| Werk en engagement | Het kunnen beschrijven van je baan, of je een studenten- of vakantiejob hebt, en of je vrijwilligerswerk doet of deel uitmaakt van een team. |
| Vrije tijd en hobby's (passe-temps) | Het bespreken van je vrijetijdsactiviteiten, inclusief het gebruik van werkwoorden zoals 'jouer' met 'à' of 'de' en 'faire' met activiteiten, en andere uitdrukkingen voor uitgaan en recreatie. |
| L’article partitif | Het partitief lidwoord (du, de la, de l’, des) wordt gebruikt om een onbepaalde hoeveelheid van iets aan te geven, zoals 'wat', 'enige' of 'een beetje van'. |
| Mondelinge interactie (speed dating) | Spontaan kunnen praten over diverse persoonlijke onderwerpen tijdens een informele interactie, zoals hobby's, vakanties, kwaliteiten en plannen. |
| Opbouw van een e-mail | De correcte structuur van een Franse e-mail, bestaande uit ontvangers, onderwerp, aanspreking, de inhoud van de boodschap en een slotformule. |
| Appellations (aanspreking) | De verschillende manieren om iemand aan te spreken in een e-mail, variërend van zeer formeel (Madame, Monsieur) tot informeel (Salut Lucas, Coucou Maman). |
| Corps du mail | Het hoofdgedeelte van een e-mail, waarin beleefde vragen worden gesteld, verwezen wordt naar eerdere communicatie, informatie wordt gegeven of gevraagd, en verontschuldigingen of bedankjes worden geuit. |
| Formule de politesse (slotformule) | De beleefde afsluiting van een e-mail, zoals Sincères salutations, Bien à vous, of (Bien) cordialement, die varieert in formaliteit. |
| Parler de son travail | Het vermogen om te praten over je huidige of vorige werk, inclusief je functie, studies, ervaring en wat je leuk of minder leuk vindt aan je baan. |
| Les avantages et les inconvénients | Het kunnen bespreken van de positieve (voordelen) en negatieve (nadelen) aspecten van een baan, zoals vrijheid, werkzekerheid of salaris. |
| La réunion en ligne | De kenmerken en procedures van een online vergadering, inclusief het plannen, behandelen van onderwerpen, interesse wekken en het maken van een verslag (compte rendu). |
| Les conditions de travail | Het bespreken van arbeidsomstandigheden, zoals werktijd, verlof (congés payés, RTT), feestdagen en de duur van de werkdag of week. |
| Contracten & ontslag | Terminologie gerelateerd aan arbeidsovereenkomsten, zoals CDD (contract van bepaalde duur) en CDI (contract van onbepaalde duur), en de processen van aangeworven worden (être recruté/embauché) en ontslagen worden (être licencié/renvoyé). |
| Annonces immobilières | Vastgoedadvertenties waarin termen zoals studio, locatie, oppervlakte, aantal kamers, huurprijs en contactgegevens worden vermeld. |
| Je cherche un appartement | Woordenschat die gebruikt wordt bij het zoeken naar een appartement, inclusief beschrijvingen van de woning (spacieux, clair, rénové) en het gebouw (immeuble, digicode). |
| Les prépositions de lieu | Plaatsvoorzetsels die worden gebruikt om locaties aan te geven, zoals 'à' voor steden, 'en' voor vrouwelijke landen, en 'au' voor mannelijke landen. |
| Se repérer dans une ville | Het vermogen om zich te oriënteren in een stad, inclusief het vragen naar de weg en het geven van instructies zoals 'rechtdoor', 'links afslaan' of 'het plein oversteken'. |
| Ville ou campagne | Het vergelijken van de stad en het platteland, met aandacht voor de voordelen en nadelen van beide, en de burencontacten. |
| Téléphoner | Het voeren van telefoongesprekken in het Frans, inclusief het opnemen, zich voorstellen, een afspraak maken of verzetten, en omgaan met mogelijke problemen zoals slechte verbindingen. |
| Structuur van een telefoongesprek | De opeenvolgende stappen in een telefoongesprek, van het opnemen en zich voorstellen tot het voeren van het gesprek, doorverbinden en het gesprek beëindigen. |
| Mots interrogatifs | Vraagwoorden zoals 'qui' (wie), 'que' (wat), 'où' (waar), 'quand' (wanneer) en 'comment' (hoe), gebruikt om specifieke informatie te vragen. |
| L’adjectif (bijvoeglijk naamwoord) | Een woord dat een zelfstandig naamwoord beschrijft en zich aanpast in geslacht en getal, zoals 'grand' (groot) of 'intelligent' (intelligent). |
| L’adverbe (bijwoord) | Een woord dat extra informatie geeft over een werkwoord, bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord, en dat meestal onveranderlijk is. |
| L’article contracté | Een samengesteld lidwoord dat ontstaat wanneer de voorzetsels 'à' of 'de' samensmelten met de bepaalde lidwoorden 'le' of 'les' (au, aux, du, des). |
| L’article partitif | Het partitief lidwoord (du, de la, de l’, des) wordt gebruikt om een onbepaalde hoeveelheid van iets aan te geven. |
| Les pronoms personnels COD | Het direct object pronomen (me, te, le, la, nous, vous, les) dat een direct object in de zin vervangt en voor het werkwoord of hulpwerkwoord geplaatst wordt. |
| Les pronoms personnels COI | Het indirect object pronomen (me, te, lui, nous, vous, leur) dat een indirect object dat met 'à' is ingeleid, vervangt en voor het werkwoord of hulpwerkwoord geplaatst wordt. |
| EN – Deelvoornaamwoord / partitief | Het voornaamwoord 'en' dat een voorwerp met 'de' of een hoeveelheid vervangt en voor het werkwoord of hulpwerkwoord geplaatst wordt. |
| Y – Plaatsvervangend voornaamwoord | Het voornaamwoord 'y' dat een plaats of een ding ingeleid door 'à' vervangt en voor het werkwoord of hulpwerkwoord geplaatst wordt. |
| Réfléchi – Pronom réfléchi | Het reflexief voornaamwoord (me, te, se, nous, vous, se) dat gebruikt wordt bij reflexieve werkwoorden en aangeeft dat de handeling op het onderwerp zelf gericht is. |
| L’adjectif possessif | Het bezittelijk bijvoeglijk naamwoord (mon, ton, son, notre, votre, leur) dat voor een zelfstandig naamwoord staat en aangeeft wie iets bezit. |
| Le pronom possessif | Het bezittelijk voornaamwoord (le mien, la tienne, le sien, le nôtre, etc.) dat een zelfstandig naamwoord + bezittelijk bijvoeglijk naamwoord vervangt. |
| L’adjectif interrogatif | Het vragend bijvoeglijk naamwoord (quel, quelle, quels, quelles) dat voor een zelfstandig naamwoord staat en vraagt naar welk specifiek ding het gaat. |
| L’adjectif démonstratif | Het aanwijzend bijvoeglijk naamwoord (ce, cet, cette, ces) dat voor een zelfstandig naamwoord staat en iets aanwijst, met de betekenis 'deze', 'dit', 'die', 'dat'. |
| Les prépositions | Voorzetsels (à, dans, sur, sous, chez, en, pour, avec, sans, par) die een relatie tussen elementen in een zin aangeven, zoals plaats, tijd, reden of middel. |
| L’impératif présent | De gebiedende wijs (l'impératif) die gebruikt wordt om adviezen of bevelen te geven, met vormen voor tu, nous en vous. |
| Les séries | Verschillende soorten televisieseries (comique, dramatique, historique, documentaire, policière, médicale, science-fiction) en de structuur ervan (épisode, saison). |
| Clichés comiques / stéréotypes | Grappige of gebruikelijke stereotypen over Fransen en Frankrijk, zoals eten, staken, romantiek of taalgebruik. |
| Clichés négatifs / stéréotypes incorrects | Negatieve of onjuiste stereotypen over Fransen, zoals arrogantie, slechte hygiëne of het niet spreken van Engels. |
| Autres clichés fréquents | Andere veelvoorkomende stereotypen over Franse gewoonten, zoals de bise geven, kledingstijl of koffie drinken aan de toog. |