Cover
立即免费开始 4 - History of Japan new Summary Lecture 4.pdf
Summary
# Het Ritsuryō-systeem van straf- en burgerwetten
Het Ritsuryō-systeem was een Chinese-geïnspireerde administratieve orde in Japan, gericht op gecentraliseerde controle en tribuutinning, gebaseerd op een systeem van straf- en burgerwetten [1](#page=1).
### 1.1 Oorsprong en structuur van het Ritsuryō-systeem
De oorsprong van het Ritsuryō-systeem ligt in de behoefte aan gecentraliseerde controle en efficiënte tribuutinning door de overwinnaars van lokale heersers, die hun macht uitbreidden in de Kinai-regio. Dit leidde tot de vestiging van een op wetten gebaseerde aristocratische politieke orde. Het systeem werd versterkt door de oprichting van een nieuwe hoofdstad, Heian-kyō, gemodelleerd naar de Chinese Tang-hoofdstad Changan. De kern van dit systeem bestond uit twee componenten: 'ritsu' (strafrecht) en 'ryō' (burgerrecht en administratie) [1](#page=1) [3](#page=3).
#### 1.1.1 Het 'Ritsu'-component: juridisch systeem, straffen en vergelding
Het 'ritsu'-gedeelte van de codes omvatte het juridische systeem, met onderscheid tussen civiele geschillen ('sōshō') en strafzaken ('dangoku'). Civiele zaken vonden alleen plaats in de herfst en winter, terwijl strafzaken werden geïnitieerd door de politie ('danjōdai'), klachten van slachtoffers of het publiek. Bekentenissen waren vereist voor een schuldigverklaring, waarbij marteling vaak werd gebruikt. Schuldigverklaringen moesten nauwkeurig verwijzen naar de relevante passages in de code [4](#page=4).
Het hoofddoel van de 'ritsu'-regelingen was het bestraffen en rehabiliteren van criminelen om herhaling te voorkomen, en tegelijkertijd de bevolking af te schrikken van wangedrag. Gedrag dat volgens confucianistische normen als slecht werd beschouwd, werd streng bestraft. Personen met de status van ambtenaar, boeddhistische non of monnik konden fysieke straffen vermijden. In de meeste gevallen werden hooggeplaatste personen vrijgesteld van openbare executie en marteling. De 'ritsu' voorzag ook in een tabel met equivalenten, waarbij het verlies van rang en ambt straffen kon vervangen. Ambtenaren en hun naaste familieleden konden straf ontlopen door betaling van een bedrag dat in de 'ritsu'-reglementen was vastgelegd [4](#page=4).
Familierelaties speelden een belangrijke rol. Letsel toegebracht aan kinderen werd als minder ernstig beschouwd, terwijl overtredingen tegen ouders of grootouders resulteerden in zware straffen. Familierelaties konden ook leiden tot strafrechtelijke aansprakelijkheid zonder persoonlijke schuld. In extreme gevallen, zoals verraad, was de straf 'familie-uitroeiing'. Misdaden zoals verraad vielen buiten de reikwijdte van amnestie [4](#page=4).
> **Tip:** Begrijp de prioriteit die aan familierelaties werd toegekend binnen het strafrecht, en hoe dit invloed had op de strafmaat.
#### 1.1.2 Het 'Ryo'-component: centrale en lokale overheid, belastingen en landherverdeling
Het 'ryō'-gedeelte van de codes regelde de structuur van de centrale overheid, de lokale administratie en het belastingsysteem, inclusief de herverdeling van land [2](#page=2) [5](#page=5).
##### 1.1.2.1 De centrale overheid (Dajōkan)
De centrale overheid was georganiseerd rond twee hoofdkantoren: de Dajōkan (Department of State) en de Jingikan (Department of Worship). De Dajōkan was verantwoordelijk voor alle seculiere aspecten van de regering, terwijl de Jingikan zich bezighield met Shinto-rituelen. De Dajōkan had twee leidende ambtenaren: de Minister van Links ('sadaijin') en de Minister van Rechts ('udaijin'), waarbij de 'sadaijin' de hogere positie bekleedde. Het hoogste ambt, de Chancellor ('dajō daijin'), bleef normaal gesproken onbezet. Onder de Dajōkan vielen acht ministeries die verschillende overheidsgebieden bestreken. De 'danjōdai' superviseerde het gedrag van ambtenaren [5](#page=5) [8](#page=8).
Om een ambt te verkrijgen, was een bijbehorende hof-rang vereist, die kon worden verkregen door examens af te leggen of via een 'grace rank' gebaseerd op de rang van de vader of grootvader. De examens gaven echter slechts toegang tot lagere posten; hogere posten werden gevuld door erfopvolging. Invloedrijke families, zoals de Fujiwara clan, maakten gebruik van dit systeem om belangrijke posten aan het hof te monopoliseren [5](#page=5).
> **Voorbeeld:** De Fujiwara clan wist door slim gebruik te maken van het erfrechtelijke systeem van hof-rangen alle belangrijke posities te bemachtigen, wat de oorspronkelijke bedoeling van de examens ondermijnde.
##### 1.1.2.2 De lokale administratie
Het lokale administratieve systeem verdeelde het land in drie soorten eenheden: 'kuni' (provincie), 'kōri' (district) en 'sato' (dorp). Deze werden bestuurd door drie soorten ambtenaren: 'kokushi' (civiele regering en rechtspraak in 'kuni'), 'gunji' (juridische en administratieve autoriteit op 'kōri'-niveau) en 'richō' (hoofden van 'sato') [6](#page=6).
* **Kokushi:** Werden door de centrale regering gedetacheerd voor een vaste termijn en waren verantwoordelijk voor de implementatie van het Ritsuryō-beleid. Ze ontvingen vaak een deel van de rijstoverschotten, wat hun inkomen aanzienlijk verhoogde. Sommige 'kokushi' bleven in de hoofdstad en werden 'kokushi stationed afar' genoemd, terwijl lokale functionarissen 'zaichō kanjin' heetten. Hooggeplaatste ambtenaren konden geen 'kokushi'-posten verkrijgen, maar profiteerden wel van de surplus door nominees aan te stellen en hun deel op te eisen [6](#page=6).
* **Gunji:** Waren de belangrijkste lokale ondergeschikten van de 'kokushi' en oefenden juridische en administratieve bevoegdheden uit op het niveau van de 'kōri'. Zij werden doorgaans benoemd uit de leidende families van de 'kōri' en bekleedden hun functie levenslang. Dit erfelijke bezit van 'gunji'-posten droeg bij aan de opkomst van de krijgersklasse [6](#page=6).
* **Richō:** Waren de hoofden van een 'sato', die elk uit 50 huishoudens bestonden. Zij werden benoemd uit eerlijke en valide boeren van de 'sato'. Het huishouden was de laagste administratieve eenheid, met een 'hoofd' en 'leden', geregistreerd in de huishoudregisters [6](#page=6).
##### 1.1.2.3 Belastingheffing en herverdeling van land
Het wetboek op de herverdeling van land, ingevoerd tijdens de Taika-hervorming, had tot doel de ongelijke landverdeling te corrigeren. Voorheen was land bijna exclusief in handen van grootgrondbezitters, en gewone boeren waren pachters. Mannen en vrouwen hadden recht op land na het bereiken van het zesde levensjaar, met respectievelijk ongeveer zes-tiende en vier-tiende van een acre [6](#page=6) [7](#page=7).
Het 'ryō'-systeem sanctioneerde drie belastingen in Tang-stijl. De eerste was een rijstbelasting van drie procent van de oogst, die lokaal bleef om de kosten van het lokale bestuur te dekken. De andere twee waren dwangarbeidbelastingen, geheven in natura en dienst op alle valide mannen. Deze belastingen werden gebruikt om de centrale overheid te financieren, inclusief transportkosten. Deze hoofdbelasting was een zware last voor de armen, ongeacht hun vermogen. Daarnaast was er een 'miscellaneous tax' van maximaal 60 dagen dwangarbeid, die door de 'kuni'-administratie kon worden opgelegd. Dit surplus werd vaak door de 'kokushi' voor eigen doeleinden aangewend, wat leidde tot groot lijden en soms tot het verlaten van huizen [7](#page=7).
> **Tip:** Begrijp de structuur van de drie belastingen en hoe deze de bevolking troffen, met name degenen met minder middelen.
### 1.2 De aard van het Ritsuryō-systeem
Ondanks de Chinese invloeden, die deels afkomstig waren uit het Confucianisme en Daoïsme, was de geest van de Ritsuryō-stijl administratie grondig confucianistisch en seculier. De codes, met name de Taihō-code van 701, probeerden een alomvattend systeem van geschreven wetten te creëren dat alle staatszaken kon reguleren. In de praktijk konden echter bepaalde administratieve praktijken die de geschreven wet tegenspraken niet worden voorkomen. Deze praktijken, bekend als 'toki no gyōji' (hedendaagse uitzonderingen in de praktijk), droegen significant bij aan de uiteindelijke neergang van het Ritsuryō-stijl bestuur. De effectiviteit van het systeem werd ook belemmerd door de blijvende invloed van oudere tradities, zoals de 'kabane'-traditie, die de toegang tot hoge posten monopoliseerde [3](#page=3) [5](#page=5).
---
# De structuur van de centrale en lokale overheid onder het Ritsuryō-systeem
De structuur van de centrale en lokale overheid onder het Ritsuryō-systeem was een complex netwerk van instanties met specifieke verantwoordelijkheden, waarbij functies werden verkregen via examens of erfelijke privileges [5](#page=5).
### 2.1 De centrale overheid (dajōkan en jingikan)
De centrale overheid, het *dajōkan*, bestond uit twee hoofdkantoren: het *dajōkan* zelf voor wereldlijke zaken en de *jingikan* voor Shintō-riten. De scheiding tussen religie en politiek, hoewel de religieuze dimensie serieus werd genomen, was hierin duidelijk zichtbaar [5](#page=5).
#### 2.1.1 Het dajōkan
Het *dajōkan* werd geleid door twee hoge ambtenaren: de Minister van Links (*sadaijin*), wiens positie superieur was aan die van de Minister van Rechts (*udaijin*). De hoogste functie, de Kanselier (*dajōdaijin*), bleef doorgaans onbezet. Onder het *dajōkan* ressorteerden acht ministeries (*shō*), die de verschillende overheidsgebieden bestreken. Daarnaast was er de politie-instantie (*danjōdai*) die toezicht hield op het gedrag van ambtenaren en een keizerlijke wacht ter bescherming van het paleis en de hoofdstad [5](#page=5) [8](#page=8).
**De acht ministeries waren:**
* **Ministerie van het Centrale Bureau** (*nakatsukasa*) [8](#page=8).
* **Ministerie van Ceremonieel Zaken** (*shikibushō*) [8](#page=8).
* **Ministerie van Burgerzaken** (*jibushō*) [8](#page=8).
* **Ministerie van Volkszaken** (*minbushō*) [8](#page=8).
* **Ministerie van Militaire Zaken** (*hyōbushō*) [8](#page=8).
* **Ministerie van Justitie** (*gyōbushō*) [8](#page=8).
* **Ministerie van Financiën** (*ōkurashō*) [8](#page=8).
* **Ministerie van de Keizerlijke Huishouding** (*kunaishō*) [8](#page=8).
De functionarissen van het *dajōkan* omvatten verder de Grootraden (*dainagon*) en de Kleinraden (*shōnagon*), evenals de Controleurs van Links (*sadaiben*) en Rechts (*udaiben*) [8](#page=8).
#### 2.1.2 De jingikan
De *jingikan* was verantwoordelijk voor de grote religieuze ceremonies, zoals de kroningsriten, nationale zuiveringen, festivals van de eerste vruchten en oogstdankzeggingen. Ook viel het onderhoud van heiligdommen, de discipline van priesters en het vastleggen en naleven van orakels en divinaties onder haar bevoegdheid. De *jingikan* had voorrang op het *dajōkan* [8](#page=8).
#### 2.1.3 Verkrijgen en uitoefenen van functies
Om een officiële functie te verkrijgen, was een bijbehorende hof rang vereist. Deze rang kon men verwerven door het behalen van examens, of door een zogenaamde "genaderang" op basis van de rang van vader of grootvader. Echter, de examens boden slechts toegang tot lagere functies; hogere posten werden voornamelijk gevuld door erfelijke privileges. De kabane-traditie, die verband hield met erfelijke titels, werd gebruikt om het idee van examens te omzeilen. Invloedrijke families monopoliseerden vaak hun posities, zoals de Fujiwara-clan die alle belangrijke hovelingenposten greep [5](#page=5).
### 2.2 De lokale overheid
Het lokale bestuur onder het Ritsuryō-systeem verdeelde het land in drie administratieve eenheden: *kuni*, *kōri* en *sato*. Deze eenheden werden bestuurd door drie typen ambtenaren: *kokushi*, *gunji* en *richō* [5](#page=5).
#### 2.2.1 De kokushi
De *kokushi* waren verantwoordelijk voor het burgerlijk bestuur en de rechtspraak binnen hun *kuni*. Zij werden door de centrale overheid naar hun regio's gestuurd voor een vaste termijn. Hun voornaamste taak was het implementeren van het Ritsuryō-beleid van morele verlichting. Al snel werd het gebruikelijk dat *kokushi* een percentage ontvingen van de overgebleven rijst nadat de officiële uitgaven waren gedekt, wat hun inkomen aanzienlijk verhoogde. Sommige *kokushi* wisten hun deel te verkrijgen zonder hun post daadwerkelijk te bezoeken; zij werden "ver weg gestationeerde *kokushi*" genoemd en hun posten "afwezige posten". De functionarissen die in hun plaats werkten, werden "functionarissen die daadwerkelijk in functie zijn" (*zaichō kanjin*) genoemd. Hooggeplaatste functionarissen mochten geen *kokushi*-posten bekleden vanwege hun rang, maar profiteerden wel van de surplusinkomsten door het recht te verkrijgen om kandidaten voor *kokushi*-posten te nomineren en vervolgens hun deel op te eisen als patroons [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 2.2.2 De gunji
De *gunji* waren de belangrijkste lokale ondergeschikten van de *kokushi* en oefenden juridische en administratieve bevoegdheden uit op het niveau van de *gun*. *Gunji* werden doorgaans aangesteld uit de leidende families van de *gun* en bekleedden hun posten levenslang, in tegenstelling tot de *kokushi*. Net als de hoge hovelingenposten kwamen de lokale *gunji*-posten al snel onder exclusief beheer van bepaalde families. Dit erfelijke controlemechanisme was significant en droeg bij aan de opkomst van de krijgsklasse aan het einde van de Heian-periode [6](#page=6).
#### 2.2.3 De richō
De *gun* waren onderverdeeld in *sato* (ook gelezen als *ri*), die elk uit 50 huishoudens bestonden. De hoofden van een *sato* of *ri*, de *richō*, werden aangewezen uit de eerlijke en fitte boeren van de *sato*. Een huishouden, de laagste administratieve eenheid, bestond uit een "hoofd" en "leden", en allen werden officieel geregistreerd in de huishoudregisters [6](#page=6).
### 2.3 Belastingheffing en herverdeling van land
Het systeem voor huishoudregistratie en de wet op de herverdeling van land werden reeds tijdens de Taika-hervorming ingevoerd. Vóór de Taika-hervorming was land voornamelijk in handen van grootgrondbezitters, waarbij gewone boeren landbouwers waren op het land van anderen. Het doel van de landherverdeling was om dit te verhelpen en gewone mensen toegang te geven tot land, wat hen een minimaal levensstandaard moest garanderen. Zowel mannen als vrouwen konden vanaf het zesde levensjaar land ontvangen. De hoeveelheid toegekend land bedroeg ongeveer drie-tiende van een hectare voor mannen en twee-tiende van een hectare voor vrouwen (twee derde van een mannelijk deel). Het toegekende land bleef de eigendom van de ontvanger tot diens dood [6](#page=6) [7](#page=7).
Het Ritsuryō-systeem sanctioneerde drie belastingen in Tang-stijl. Eén hiervan was een heffing op rijst uit aangewezen belastbare velden, die drie procent van de oogst bedroeg. De belastingdruk was licht, maar het feitelijke gewicht van de rijst was aanzienlijk en moeilijk te transporteren, waardoor het in de *gun* bleef om de uitgaven van de lokale overheid te dekken. De andere twee belastingen waren dwangarbeid, opgelegd aan fitte mannen in hun productieve jaren, en werden in natura en in dienst geleverd. Deze arbeidstaxen waren gebaseerd op lokale producten anders dan rijst, die naar de hoofdstad werden gestuurd om de uitgaven van de centrale overheid te financieren. De fysieke inspanning en transportkosten waren ook onderdeel van de belasting. Deze hoofdtaxen vormden een zware last voor de armen, omdat ze onverschillig werden opgelegd aan iedereen, ongeacht rijkdom. Bovendien bestond er een zogenaamde "diverse belasting" van maximaal 60 dagen arbeid, die de *kuni*-administratie van belastingbetalers kon opeisen. Deze surplusbelasting werd vaak door *kokushi* voor eigen doeleinden gebruikt en veroorzaakte groot lijden, zodanig dat sommigen hun huizen verlieten en landlopers werden [7](#page=7).
> **Tip:** Begrijp de hiërarchie en de onderlinge relaties tussen de verschillende overheidsinstanties (dajōkan, jingikan, ministeries, kuni, gun, sato) en de ambtenaren die hen leidden (sadaijin,daijin, kokushi, gunji, richō). Let op hoe erfelijke privileges de rol van examens ondermijnden, vooral op hogere niveaus.
> **Voorbeeld:** De Fujiwara-clan gebruikte het systeem van erfelijke rangen om strategisch de belangrijkste hovelingenposten te monopoliseren, wat de meritocratische idealen van de Ritsuryō-codes tenietdeed.
> **Tip:** Houd de drie administratieve eenheden op lokaal niveau (kuni, kōri, sato) en de bijbehorende ambtenaren (kokushi, gunji, richō) uit elkaar. Merk op dat de gunji, in tegenstelling tot de kokushi, levenslang hun functie behielden en uit lokale elites kwamen.
> **Voorbeeld:** De kokushi, aangesteld door de centrale overheid, hadden een vaste termijn en waren verantwoordelijk voor het implementeren van het beleid. Echter, door het gebruik van "afwezige posten" en het claimen van surplusinkomsten, veranderden ze vaak in een bron van corruptie en privaat gewin.
> **Tip:** Wees alert op de verschillende soorten belastingen en hun impact. De rijstbelasting bleef lokaal, terwijl de arbeidstaxen de centrale overheid financierden, met aanzienlijke lasten voor de bevolking.
> **Voorbeeld:** De diverse belasting van 60 dagen arbeid kon zo zwaar wegen dat mensen genoodzaakt waren hun woonplaats te verlaten, wat de ineffectiviteit van de lokale handhaving van deze belasting aantoont.
---
# Belastingen en de herverdeling van land binnen het Ritsuryō-systeem
Dit gedeelte behandelt het landbeleid van het Ritsuryō-systeem, inclusief de herverdeling van land aan boeren en de verschillende soorten belastingen die werden geheven om de overheid te financieren.
### 3.1 Landbeleid en herverdeling
#### 3.1.1 Context voor landherverdeling
Vóór de Taika-hervormingen was landbezit voornamelijk geconcentreerd bij grootschalige landeigenaren. Gewone boeren bezaten zelden land en functioneerden in plaats daarvan als cultuurarbeiders op het land van rijke landheren [6](#page=6).
#### 3.1.2 Doel van landherverdeling
Het belangrijkste doel van de landherverdelingswet was om deze situatie te corrigeren en gewone burgers, zowel mannen als vrouwen, de mogelijkheid te geven land te bezitten. Dit zou hen moeten voorzien van een minimale levensstandaard [6](#page=6).
#### 3.1.3 Landtoewijzing
* Mannen en vrouwen waren beide gerechtigd tot landbezit na het bereiken van het zesde levensjaar [6](#page=6).
* De hoeveelheid toegekend land was ongeveer zes-tiende van een acre voor mannen [7](#page=7).
* Vrouwen ontvingen een kleiner deel, namelijk ongeveer vier-tiende van een acre, wat overeenkomt met tweederde van het aandeel van een man [7](#page=7).
* Het toegekende land bleef eigendom van de persoon tot aan diens overlijden [7](#page=7).
### 3.2 Belastingstelsel
Het Ritsuryō-systeem omvatte drie belastingen, geïnspireerd op het Tang-model [7](#page=7).
#### 3.2.1 Rijstbelasting
* Deze belasting werd geheven op rijst uit aangewezen belastbare velden [7](#page=7).
* Het tarief bedroeg drie procent van de oogst [7](#page=7).
* Ondanks het lichte percentage, was het daadwerkelijke gewicht van de afgedragen rijst aanzienlijk en moeilijk te transporteren [7](#page=7).
* De opgehaalde rijst bleef in de *gun* (districten) en werd gebruikt om de kosten van het lokale bestuur te dekken [7](#page=7).
#### 3.2.2 Arbeids- en dienstenbelastingen (Corveé)
* Er waren twee soorten corveé-belastingen die in natura en in diensten werden geheven op valide, volwassen mannen [7](#page=7).
* Deze belastingen werden geheven op lokale producten anders dan rijst [7](#page=7).
* De producten werden naar de hoofdstad gestuurd om de uitgaven van de centrale overheid te financieren [7](#page=7).
* De fysieke inspanning en de transportkosten waren eveneens onderdeel van deze belasting [7](#page=7).
#### 3.2.3 De last van belastingen
* Deze hoofdelijke belastingen vormden een zware last voor de armen, aangezien ze indiscriminatoir werden opgelegd aan alle personen, ongeacht hun vermogen [7](#page=7).
* Daarnaast bestond er een zogenaamde "diversenbelasting" van maximaal 60 dagen arbeid, die de *kuni* (provinciale) administratie van belastingbetalers kon eisen [7](#page=7).
* Deze surplusbelasting werd vaak door *kokushi* (provinciale gouverneurs) toegeëigend voor privédoeleinden [7](#page=7).
* Dit veroorzaakte groot lijden, zodanig dat sommigen besloten hun vaste woonplaats te verlaten en landlopers te worden [7](#page=7).
> **Tip:** De structuur van de belastingen in het Ritsuryō-systeem, met een focus op rijst, arbeid en diensten, weerspiegelt de agrarische aard van de samenleving en de noodzaak om zowel lokale als centrale overheidsinstanties te financieren. Merk op hoe de corveé-belastingen onevenredig zwaar drukten op de armere bevolking [7](#page=7).
---
# Boeddhisme en zijn invloed in Japan
De introductie en ontwikkeling van het boeddhisme in Japan vormden een cruciale transformerende kracht, die de religieuze, politieke en sociale structuren van het land diepgaand beïnvloedde, van de vroege import uit Korea tot de hedendaagse manifestaties.
### 4.1 Filosofische en religieuze principes van het boeddhisme
Het boeddhisme, oorspronkelijk afgeleid van de term "Buddha" (degene die tot waarheid is ontwaakt), is een praktijkgerichte wijsheid of ethiek die streeft naar het bereiken van de ideale menselijke staat conform de "ware eeuwige wet" (Skt. dharma). De oorspronkelijke Boeddha was prins Gautama Siddharta, die na een periode van ascetisme ontwaakte onder een bodhi-boom en vervolgens zijn wijsheid deelde. De kernleer van het boeddhisme beschouwt het leven fundamenteel als lijden, veroorzaakt door de voortdurend veranderende, onderling verbonden omstandigheden en oorzaken die de menselijke existentie bepalen. Dit leidt tot het inzicht in vergankelijkheid (Skt. anitya, Jpn. mujō) en de ontkenning van een onveranderlijke essentie, inclusief een zelf (Skt. ātman). Hierdoor verwerpt het boeddhisme ook de moderne subject-object dichotomie [10](#page=10) [9](#page=9).
De keten van causaliteit die leidt tot ons lijden heet pratīyasamutpāda (Jpn. engi, afhankelijk ontstaan). Door de oorzaken uit te doven, wordt de keten verbroken en eindigt het lijden. Dit vereist een diepgaand begrip van lijden, vergankelijkheid en niet-zelf (Skt. anātman), wat niet zozeer objectieve kennis is, maar een plotselinge, intuïtieve "greep" op de ware realiteit. Om dit te bereiken, moeten de worteloorzaken van onze illusies, zoals lust en gehechtheid, worden uitgedoofd door middel van "spirituele oefeningen" zoals ascetisme en meditatie. Deze praktijken helpen de middenweg te vinden tussen zelfkwelling en hedonisme, leidend tot de ultieme vrijheid van gehechtheid en beperkingen, genaamd nirwana (Jpn. nehan). Het boeddhisme benadrukt mede compassie voor alle levende wezens en stelt ethische eisen, zoals niet doden, niet stelen en niet liegen [10](#page=10).
#### 4.1.1 De Tripitaka en belangrijke boeddhistische stromingen
De boeddhistische doctrine werd oorspronkelijk mondeling overgedragen en later vastgelegd in de Tripitaka, bestaande uit drie delen: vinaya (regels voor monniken en leken), sūtra (preken van Gautama en dialogen) en abhidharma (commentaren op de sūtra). In de loop van de verspreiding ontstonden vele scholen die verschilden in hun interpretatie van de Tripitaka. Een belangrijke scheiding was die tussen "elitair" Hīnayāna (het "mindere voertuig"), waarbij monniken en nonnen het hoogste doel (nirwana) nastreefden, en Mahāyāna (het "grotere voertuig"). Mahāyāna streeft naar de redding van de gehele mensheid en benadrukt het pad van de bodhisattva (Jpn. bosatsu, de "Boeddha-in-wording") [10](#page=10) [9](#page=9).
Belangrijke Mahāyāna-scholen die ontstonden waren de Mādhyamika-school (Jpn. Chūganha), gesticht door Nāgārjuna, die de notie van sūnyatā (Jpn. ku, leegte) benadrukte, en de Yogācāra-school (Jpn. Yugagyō ha), voltooid door Vasubandhu, die een spiritueel principe als basis van onze existentie postuleerde (ālayavijñāna), waaruit alles verschijnt als "indrukken". Mahāyāna werd ook prominent in Tibet (Lamaïsme) en China, waar het minder speculatief en meer gericht werd op de alledaagse wereld en sociale relaties. Invloedrijke Chinese scholen, die ook naar Japan werden overgebracht, zijn onder meer de Pure Land school (Jpn. Jōdo), de Chan school (Jpn. Zen), de Tiantai (Jpn. Tendai) en de Zhenyan school (Jpn. Shingon) [11](#page=11).
### 4.2 Introductie en ontwikkeling van het boeddhisme in Japan
Volgens de Nihon shoki werd het boeddhisme officieel in 552 CE vanuit Korea geïntroduceerd, met geschenken zoals een gouden en koperen beeld van Śākyamuni en diverse sutra's. De Soga-clan speelde een belangrijke rol bij de verspreiding ervan. Prins Shōtoku wordt beschouwd als de ware grondlegger en eerste grote beschermheer van het boeddhisme in Japan, en stichtte belangrijke kloosters zoals het Hōryūji. Na de introductie van zes Chinese scholen (Ritsu, Kusha, Jōjitsu, Sanron, Hosshō en Kegon), begon de studie van boeddhistische leerstellingen serieus [11](#page=11).
Tijdens de Nara-periode, met name onder keizer Shōmu, werd het boeddhisme gepromoot als staatsgodsdienst, wat leidde tot de bouw van de Tōdai-tempel. In het begin van de Heian-periode werden de Shingon- en Tendai-scholen geïntroduceerd en gesteund door de heersende elite. Zen-boeddhisme bereikte Japan tijdens de Kamakura-periode (1185-1333) en werd omarmd door de militaire klasse. Tegelijkertijd bloeiden de populaire Nichiren- en Pure Land-sekten op [11](#page=11).
> **Tip:** De introductie van boeddhisme in Japan gebeurde in een periode van grote culturele uitwisseling met het vasteland, met name China en Korea [3](#page=3).
Tijdens de Tokugawa-periode (1600-1868) kwam het boeddhisme, met zijn uitgebreide tempelnetwerk, onder strikte regulering van het Tokugawa-shogunaat, wat leidde tot organisatorische en doctrinele veranderingen. Na de Meiji-restauratie vestigde de regering het Shintō als de inheemse religie van de staat, en veel boeddhistische tempels werden ontmanteld. Paradoxaal genoeg maakte deze onderdrukking de boeddhistische traditie en haar intellectuele erfgoed juist aantrekkelijker voor kritiek op de moderniseringskoers van de overheid. Tijdens de Tweede Wereldoorlog flirtte ook een deel van de boeddhistische scholen met het Japanse fascisme [11](#page=11) .
Na de Tweede Wereldoorlog werden veel "nieuwe religies" georganiseerd als boeddhistische lekenbewegingen, zoals de Sōka gakkai, en een boeddhistische partij (Kōmeitō) is vertegenwoordigd in het Japanse parlement. Statistisch gezien is Japan vandaag de dag een boeddhistisch land, met meer dan 70.000 tempels, 200.000 priesters, en waarbij 85% van de bevolking enige vorm van boeddhistische geloof aanhangt [11](#page=11).
### 4.3 Politieke en sociale impact in Japan
De introductie van het boeddhisme had een aanzienlijke politieke en sociale impact in Japan. In de Nara-periode en de eeuw daarvoor werd het boeddhistische clerus een machtige speler op het politieke toneel. De ritsuryō-stijl administratie, hoewel inherent Confucianistisch en seculier, werd beïnvloed door deze ontwikkelingen. De centrale overheid, gestructureerd volgens de Taihō-code (702 CE), bestond uit het Departement van Godsdienst (jingikan) en het Staatsdepartement (dajōkan). Het Departement van Godsdienst was verantwoordelijk voor religieuze ceremonies en had niets te maken met het boeddhisme, terwijl het Staatsdepartement alle seculiere aspecten van bestuur regelde [3](#page=3) [8](#page=8) [9](#page=9).
Het boeddhisme werd in Japan geïnstitutionaliseerd als een "staatskerk", wat de politieke invloed ervan verder vergrootte. Hoewel de ritsuryō-codes een Confucianistische en seculiere geest hadden, was de introductie van het boeddhisme een gevolg van grootschalige cultuurimport van het continent. De politieke structuur van het boeddhisme en de verwevenheid met de staat zijn terug te zien in de ontwikkeling van verschillende scholen en hun interactie met de heersende klassen door de eeuwen heen [11](#page=11) [3](#page=3) [9](#page=9).
> **Tip:** Vergelijk de rol van het boeddhisme in Japan met die van het Confucianisme in Tang-China, waarbij beide religies een autonome clerus hadden die vaak op eigen initiatief, soms zelfs in oppositie tegen de staat, handelde [2](#page=2).
De invloed van het boeddhisme manifesteerde zich ook in de taal, zoals de mogelijke Daoïstische oorsprong van de titel "tennō" (keizer), wat een teken zou zijn van Chinese, met name Daoïstische, invloed. De ontwikkeling van boeddhistische scholen, zoals Zen in de militaire klasse en Pure Land en Nichiren bij het volk, weerspiegelde de sociale dynamiek van verschillende perioden. De strikte controle van de Tokugawa-shogunaat en de latere ontmanteling na de Meiji-restauratie tonen de voortdurende politieke en sociale impact van de religie, zelfs in tijden van onderdrukking of herpositionering [11](#page=11) [3](#page=3).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Ritsuryō seidō | Een Japans politiek en juridisch systeem, gebaseerd op een reeks wetboeken (ritsu en ryō), dat gericht was op de vestiging van een gecentraliseerde, aristocratische overheidsstructuur naar Chinees voorbeeld. |
| Ritsu | Het deel van de Ritsuryō-wetboeken dat betrekking had op het strafrecht, de juridische procedures, sancties en bestraffingen, met als doel het bestrijden van onrecht en het rehabiliteren van criminelen. |
| Ryō | Het deel van de Ritsuryō-wetboeken dat de administratieve en civiele wetgeving omvatte, inclusief de structuur van de centrale en lokale overheid, belastingen en de herverdeling van land. |
| Dajōkan | Het centrale bestuurskantoor binnen het Ritsuryō-systeem, belast met alle seculiere aspecten van het bestuur, onder leiding van de minister van links (sadaijin) en de minister van rechts (udaijin). |
| Jingikan | Het Department of Worship, verantwoordelijk voor de uitvoering van grote religieuze ceremonies, riten en de verering van nationale godheden binnen het Ritsuryō-systeem, gescheiden van boeddhistische aangelegenheden. |
| Tennō | De inheemse titel voor de Japanse keizer, waarvan gesuggereerd wordt dat deze van Daoïstische oorsprong is en een kosmische heerser aanduidde die geassocieerd werd met onsterfelijkheid. |
| Taihō code | De eerste officiële Japanse wetboek uitgevaardigd in 701, die zowel strafrechtelijke (ritsu) als administratieve (ryō) bepalingen bevatte, ter ondersteuning van een gecentraliseerd bestuurssysteem. |
| Yōrō code | Een aanvulling op de Taihō-code uit 757, samengesteld in 718, die het oudst bewaarde juridische wetboek in Japan vormt en de Ritsuryō-wetgeving verder uitwerkte. |
| Kyaku | Individuele amendementen of aanvullingen op de Ritsuryō-wetboeken (ritsu en ryō) die nodig waren om veranderingen in sociale omstandigheden en vereisten op te vangen. |
| Shiki | Kleine reglementen die de implementatie van de Ritsuryō-wetboeken en kyaku-amendementen beheerden en specificeerde hoe de wetten praktisch moesten worden toegepast. |
| Toki no gyōji | Hedendaagse afwijkingen van de geschreven wet in de praktijk; administratieve praktijken die in strijd waren met de formele Ritsuryō-wetgeving en bijdroegen aan de uiteindelijke neergang ervan. |
| Sōshō | Civiele rechtszaken binnen het Ritsuryō-systeem, die alleen in de herfst en winter werden behandeld, waarbij klachten konden worden ingediend en geschillen werden opgelost. |
| Dangoku | Strafrechtelijke rechtszaken binnen het Ritsuryō-systeem, geïnitieerd door een politieorgaan of officiële rechtbank, met als doel schuldigen te bestraffen en algemeen wangedrag te ontmoedigen. |
| Danjōdai | Een politieorgaan of officiële rechtbank binnen het Ritsuryō-systeem, belast met het initiëren van strafrechtelijke vervolgingen en het handhaven van de openbare orde. |
| Kokushi | Lokale overheidsfunctionarissen die verantwoordelijk waren voor civiel bestuur en rechtspraak in hun kuni (administratieve eenheid), aangesteld door de centrale overheid voor een vaste termijn. |
| Gunji | Lokale ondergeschikte functionarissen van de kokushi, die juridische en administratieve autoriteit uitoefenden op het niveau van de gun (een administratieve eenheid bestaande uit meerdere sato), vaak benoemd uit leidende lokale families. |
| Sato | De laagste administratieve eenheid in het lokale bestuursstelsel, bestaande uit ongeveer 50 huishoudens, geleid door een richō; ook wel aangeduid met het Chinese leenwoord 'ri'. |
| Richō | De hoofden van een sato (of ri), aangesteld uit eerlijke en capabele boeren, verantwoordelijk voor het beheer van de huishoudens binnen hun gemeenschap. |
| Anitya | Een fundamenteel boeddhistisch concept dat de universele vergankelijkheid van alle verschijnselen beschrijft; alles wat geboren wordt, zal sterven en niets blijft onveranderd. |
| Pratīyasamutpāda | Het boeddhistische concept van onderling afhankelijke oorsprong (in het Japans engi), dat beschrijft hoe alle verschijnselen ontstaan uit een keten van oorzaken en gevolgen, wat leidt tot lijden. |
| Anātman | Het boeddhistische concept van "niet-zelf", dat stelt dat er geen permanente, onveranderlijke kern of essentie is in personen of verschijnselen, en verwerpt de idee van een afzonderlijk "zelf". |
| Nirvāna | De ultieme staat van bevrijding in het boeddhisme, bereikt door het uitdoven van de oorzaken van lijden (lust en gehechtheid), wat leidt tot het einde van verwarring en lijden. |
| Hīnayāna | Een boeddhistische term, letterlijk "kleiner voertuig", gebruikt door Mahāyāna-boeddhisten om scholen aan te duiden die geloofden dat alleen monniken en nonnen nirvana konden bereiken, in tegenstelling tot de massa. |
| Mahāyāna | Een boeddhistische stroming, letterlijk "groter voertuig", die stelt dat het pad naar verlossing openstaat voor zowel monniken als leken, en streeft naar de redding van alle levende wezens. |
| Bodhisattva | Een boeddhistische term voor een persoon die de verlichting heeft bereikt maar ervoor kiest om zijn of haar eigen uiteindelijke verlossing uit te stellen om andere wezens te helpen. |
| Sūnyatā | Een kernconcept in het Mahāyāna-boeddhisme, wat "leegte" betekent, en verwijst naar het gebrek aan inherente, onafhankelijke existentie van alle fenomenen. |
| Ālayavijñāna | In de Yogācāra-school van het boeddhisme, het 'opslagbewustzijn' dat dient als de basis van alle bestaan, waaruit alle ervaringen en fenomenen ontstaan als "indrukken". |
| Boeddha | Een titel die "ontwaakt tot de waarheid" betekent, oorspronkelijk toegepast op prins Gautama Siddharta, de stichter van het boeddhisme, die zijn wijsheid deelde na zijn ontwaking. |
| Dharma | Het concept van de "ware eeuwige wet" in het boeddhisme, die de fundamentele principes van de werkelijkheid en de ethische richtlijnen voor het leven omvat. |
| Tripitaka | De canonieke teksten van het boeddhisme, bestaande uit drie secties: Vinaya (regels voor monniken en leken), Sutra (leringen van de Boeddha) en Abhidharma (commentaren en verhandelingen). |
| Sūtra | Deel van de Tripitaka; een verzameling van de preken en dialogen van de Boeddha Gautama met zijn discipelen, die de kern van zijn leer bevatten. |
| Vinaya | Deel van de Tripitaka; een verzameling van regels en hun uitleg, gericht op het gedrag van monniken en lekenbeoefenaars binnen de boeddhistische gemeenschap. |
| Abhidharma | Deel van de Tripitaka; commentaren en verhandelingen die dieper ingaan op de filosofische en psychologische aspecten van de boeddhistische leer zoals uiteengezet in de Sutra's. |
| Zen | Een boeddhistische school die de nadruk legt op meditatie en directe intuïtieve inzichten om verlichting te bereiken, oorspronkelijk uit China (Chan) en later overgebracht naar Japan. |
| Shingon | Een belangrijke boeddhistische school in Japan, behorend tot het Vajrayana-boeddhisme, bekend om zijn rituelen, mantra's en tantrische praktijken. |
| Tendai | Een invloedrijke boeddhistische school in Japan, gebaseerd op de leer van de Chinese Tiantai-school, die de nadruk legt op de eenheid van alle verschijnselen en de universaliteit van de Boeddha-natuur. |