Cover
立即免费开始 Hoofdstuk_Observeren-2 (1).pdf
Summary
# Het proces van observeren in de kleuterklas
Het proces van observeren in de kleuterklas is een essentieel onderdeel van het pedagogisch-didactisch handelen, waarbij waarnemen, registreren en interpreteren centraal staan om de ontwikkeling en het welzijn van kleuters te bevorderen [5](#page=5).
## 1. Het proces van observeren in de kleuterklas
### 1.1 Waarom observeren?
Observeren in de kleuterklas is cruciaal om de ontwikkeling, groei en leerprocessen van elk kind te volgen en te ondersteunen. Het stelt de leerkracht in staat om te controleren of de ontwikkeling optimaal verloopt, eventuele problemen te signaleren, de noodzaak voor specifieke hulp te identificeren en de juiste ondersteuning te bieden. Door te observeren kan worden nagegaan waar de interesses van kleuters liggen, waarop de leerkracht kan aansluiten, en of kleuters zich goed voelen in de klas. Hoewel intuïtieve beelden van kinderen nuttig zijn, volstaat dit vaak niet en is gericht observeren nodig, bijvoorbeeld bij kinderen die moeite hebben met kiezen, die opvallen door hun stilte, of die weinig initiatief tonen in spel. Regelmatige controle van dit intuïtieve beeld met objectieve gegevens is belangrijk om de groei en ontwikkeling van kleuters in kaart te brengen en gefundeerde keuzes te maken [5](#page=5).
### 1.2 Wat is observeren?
Observeren is meer dan enkel kijken en luisteren; het is een proces dat uit verschillende, duidelijk te onderscheiden fasen bestaat [5](#page=5).
* **Stap 1: Gericht en bewust waarnemen**
Dit houdt in dat men selectief, maar zo volledig mogelijk, waarneemt met een specifiek doel voor ogen. Voorbeelden zijn het richten op de taalvaardigheid van een kleuter, het spel van een individueel kind, of het spel in een specifieke hoek [5](#page=5).
* **Stap 2: Registreren**
Na het waarnemen worden de waargenomen gegevens vastgelegd. Dit gebeurt zo objectief mogelijk [5](#page=5).
* **Stap 3: Interpreteren**
Na het observeren worden de gegevens geordend en geïnterpreteerd. Hierbij wordt nagedacht over de betekenis van de observaties, worden conclusies getrokken, de betekenis van gedrag onderzocht en geëvalueerd, alles met het oog op doelgericht handelen. Deze interpretaties zijn altijd subjectief [5](#page=5).
### 1.3 Hoe te observeren?
#### 1.3.1 Waarnemen
##### 1.3.1.1 Wat is waarnemen?
Waarnemen is het opvangen van prikkels uit de omgeving via de zintuigen. De totale werkelijkheid zendt talrijke prikkels uit, maar men selecteert die prikkels waarmee men iets kan doen, negerend wat niet relevant is. Men neemt slechts een deel van de realiteit waar, waarmee in de geest een beeld van de werkelijkheid wordt gevormd. Dit proces is spontaan, ogenblikkelijk en altijd enigszins subjectief gekleurd, hoewel het niet als interpretatie wordt ervaren [5](#page=5) [6](#page=6).
##### 1.3.1.2 Factoren die waarneming selectief maken
Waarneming is altijd selectief, beïnvloed door diverse factoren [6](#page=6).
* **Tijdsdruk:** Bezig zijn met een taak kan ertoe leiden dat andere aspecten uit het oog worden verloren [6](#page=6).
* **Aandacht:** Wat de aandacht trekt, wordt voornamelijk waargenomen. Aandacht kan gestuurd worden door:
* Het observatiedoel [6](#page=6).
* Opvallende prikkels (kleur, beweging, geluid) [6](#page=6).
* Persoonlijke interesse, motivatie en verwachtingen [6](#page=6).
* **Emotionele toestand:** Stress, vermoeidheid of enthousiasme kunnen de waarneming kleuren [6](#page=6).
* **Geheugen:** Herkenning van dingen is gebaseerd op eerdere ervaringen, wat de focus kan beïnvloeden [6](#page=6).
* **Referentiekader:** Persoonlijke achtergrond, normen, waarden en overtuigingen bepalen hoe iets wordt geïnterpreteerd en dus ook wat wordt opgemerkt en genegeerd [6](#page=6).
* **Fysieke beperkingen:** Slecht zicht of gehoorproblemen kunnen de waarneming beperken [6](#page=6).
##### 1.3.1.3 Hoe waarnemen?
De keuze van het type observatie hangt af van wat men wil observeren [6](#page=6).
* **Van op afstand observeren:** Kijken naar de kleuters, leerkracht of klas zonder deel te nemen [6](#page=6).
* **Participerende observatie:** Deelnemen aan het klasgebeuren om directer waar te nemen, met aandacht voor het zorgvuldig noteren van observaties tijdens pauzes [6](#page=6).
#### 1.3.2 Registreren
##### 1.3.2.1 Wat is registreren?
Registreren is het vastleggen van waargenomen gegevens. Dit is noodzakelijk om de evolutie van kleuters in kaart te brengen, de effecten van een andere aanpak te evalueren en de ontwikkeling te volgen [7](#page=7).
##### 1.3.2.2 Manieren om te registreren
Verschillende methoden kunnen worden gebruikt, afhankelijk van het doel [7](#page=7).
* **Noteren:** Vorm van een verslag, leerverhaal, kleuterdagboek, anekdotische observaties, observatieschalen, notities bij tekeningen, post-its, checklists [7](#page=7).
* **Turven:** Tellen hoe vaak bepaalde gebeurtenissen voorkomen, bijvoorbeeld het spelen in specifieke hoeken [7](#page=7).
* **Foto- en filmopnames:** Bieden de mogelijkheid om observaties achteraf te herbekijken; kleuters storen zich hier meestal niet aan. Foto's zijn alleen zinvol als ze iets significants tonen [7](#page=7).
* **Materialen van de kleuters verzamelen:** Bijvoorbeeld tekeningen maken rond een thema om te zien wat kleuters interesseert [7](#page=7).
##### 1.3.2.3 Aandacht voor deontologie
Bij het maken van foto- of filmopnames en het noteren van gegevens gelden deontologische regels, mede door de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG/GDPR) [7](#page=7).
* Foto- en filmopnames vereisen toestemming van de leerkracht, die de toestemming van de ouders heeft verkregen; gezichten kunnen worden geblurd [7](#page=7).
* Opnames mogen enkel voor opleidingsgebonden doeleinden worden gebruikt [7](#page=7).
* Bij het noteren op papier moet anonimiteit worden gerespecteerd door het gebruik van initialen in plaats van volledige namen [7](#page=7).
* Observatiegegevens moeten discreet worden behandeld [7](#page=7).
#### 1.3.3 Interpreteren
##### 1.3.3.1 Wat is interpreteren?
Interpreteren is het geven van betekenis, zin, verklaring, een waardeoordeel of een besluit aan waarnemingsgegevens. Goede, objectieve en systematische waarneming is hierbij essentieel. Interpretatie is altijd subjectief en vereist aandacht voor betrouwbaarheid, transparantie en het eigen referentiekader. Het onderscheid tussen observeren (objectief registreren, bv. 'kind kijkt naar de grond en zegt niets') en interpreteren (subjectieve duiding, bv. 'kind is verlegen of verdrietig') moet duidelijk zijn. Interpretatie volgt na observatie en moet onderbouwd worden [8](#page=8).
Belangrijke aandachtspunten bij interpretatie zijn:
* **Betrouwbaarheid en validiteit:** Kunnen observaties herhaald worden met dezelfde uitkomst (betrouwbaarheid)? Meet je wat je wilt meten (validiteit)? [8](#page=8).
* **Transparantie:** Duidelijk maken waarom een bepaalde interpretatie wordt gegeven. Vermijd vage termen en onderbouw met concrete observatiegegevens [8](#page=8).
##### 1.3.3.2 Gevaren van interpretatie
Verschillende valkuilen kunnen leiden tot foute interpretaties [8](#page=8).
* **Subjectiviteit:** Iedereen beoordeelt vanuit een persoonlijke bril, beïnvloed door het eigen referentiekader, ervaringen en overtuigingen [8](#page=8).
* **Halo's en horns:** Eén eigenschap bepaalt het oordeel over de gehele persoon [8](#page=8).
* **Stereotypen:** Algemene kenmerken toeschrijven aan een hele groep [8](#page=8).
* **Vooroordelen:** Ongrondveste, vaak negatieve, oordelen gebaseerd op aannames [8](#page=8).
* **Overhaaste conclusies:** Te snel een conclusie trekken zonder voldoende observatie of context [9](#page=9).
* **Projectie:** Eigen gevoelens of ervaringen op een ander leggen [9](#page=9).
##### 1.3.3.3 Aandachtspunten bij interpretatie
Om tot een correcte interpretatie te komen, zijn er diverse aandachtspunten [9](#page=9).
* **Terugkoppelen naar doelen:** Nagaan wat men wilde weten met de observatie [9](#page=9).
* **Vergelijken van observatiegegevens:** Patronen zoeken en vergelijken [9](#page=9).
* **Belangrijke referentiekaders in acht nemen:**
* Ontwikkelingspsychologie van kinderen (bv. bezitsconflicten bij peuters) [9](#page=9).
* Cultuur (bv. oogcontact) [9](#page=9).
* **Verschillende standpunten innemen:** De werkelijkheid vanuit diverse perspectieven bekijken [9](#page=9).
* **Niet enkel gegevens plaatsen tegenover eerdere ervaringen:** Gedrag niet enkel interpreteren vanuit het verleden [9](#page=9).
* **Rekening houden met de situatie:** Gedrag altijd plaatsen in de context van de specifieke situatie [9](#page=9).
* **Niet laten beïnvloeden door gevoelens of verwachtingen:** Objectief blijven, ook bij bijvoorbeeld het herkennen van ADHD-achtig gedrag na een uitzending [9](#page=9).
### 1.4 Aan de slag in de kleuterklas
#### 1.4.1 Observatiekaders
Gericht observeren en het kaderen van observaties zijn essentieel voor goede interpretaties [9](#page=9).
* **Ontwikkelingspsychologie:** Observeren vanuit kennis over de kinderlijke ontwikkeling [9](#page=9).
* **Spel van kinderen:** Nagaan welk soort spel er wordt gespeeld en welke gedragspatronen herkenbaar zijn [9](#page=9).
* **Betrokkenheid en welbevinden:** Deze indicatoren dienen als richtsnoer om de ontwikkeling tijdens spelactiviteiten te meten [10](#page=10).
* **Inrichting van de klas en hoeken:** Kijken naar de inrichting, de spelers, het soort spel en de ontwikkelingsdomeinen [10](#page=10).
* **Talenten van kleuters:** Observeren hoe talenten aan bod komen en ontplooid kunnen worden, gebruikmakend van kaders zoals de talentenarchipel van het CEGO [10](#page=10).
#### 1.4.2 Enkele gouden observatieregels
* Formuleer duidelijk, nauwkeurig en concreet wat je wilt observeren [10](#page=10).
* Observeer systematisch, gepland en geordend [10](#page=10).
* Observeer regelmatig en in gevarieerde situaties [10](#page=10).
* Observeer ongemerkt, omdat kinderen zich anders gedragen als ze weten dat ze specifiek bekeken worden [10](#page=10).
* Houd je aan waarneembare feiten (wat kinderen zeggen en doen), en ga niet onmiddellijk interpreteren [10](#page=10).
* Vergelijk je observaties met die van anderen [10](#page=10).
* Wees je bewust van je eigen subjectiviteit [10](#page=10).
#### 1.4.3 Oefening
* **Gericht waarnemen:** Filmfragmenten bekijken met specifieke observatieopdrachten gericht op de leerkracht, de kleuters, of de klasinrichting [10](#page=10) [11](#page=11).
* **Andere oefeningen:** Zie Canvas [11](#page=11).
---
# Observeren van welbevinden en betrokkenheid
Dit deel focust op het meten en observeren van welbevinden en betrokkenheid bij kleuters, inclusief hun omschrijvingen, het ontstaan ervan, en de relevantie voor de ontwikkeling en leerkwaliteit, met specifieke meetinstrumenten zoals de Leuvense schalen.
### 3.1. Welbevinden
#### 3.1.1. Omschrijving
Welbevinden wordt omschreven als een toestand waarin kinderen zich 'als een vis in het water' voelen. Ze voelen zich thuis, zichzelf, en emotioneel veilig, wat zich uit in plezier, vitaliteit, en ontspannenheid. Kinderen met hoog welbevinden glunderen, brabbelen, zingen en lachen, staan open voor nieuwe ervaringen, en hebben vlot contact met anderen. Dit duidt op een goede emotionele ontwikkeling [12](#page=12).
**Signalen voor het observeren van welbevinden:**
* Genieten [12](#page=12).
* Spontaniteit en zichzelf zijn [12](#page=12).
* Openheid en ontvankelijkheid [12](#page=12).
* Ontspanning en innerlijke rust [12](#page=12).
* Vitaliteit, levendigheid, expressie [12](#page=12).
#### 3.1.2. Wanneer ontstaat welbevinden?
Welbevinden ontstaat wanneer de situatie voldoet aan de basisbehoeften van het kind. Er zijn verschillende perspectieven op deze behoeften [12](#page=12):
* **Behoeften volgens Maslow:**
* Lichamelijke behoeften [12](#page=12).
* Behoefte aan affectie, warmte en tederheid [12](#page=12).
* Behoefte aan veiligheid, duidelijkheid en continuïteit [12](#page=12).
* Behoefte aan erkenning en bevestiging [12](#page=12).
* Behoefte om jezelf als competent te ervaren [12](#page=12).
* Behoefte aan zingeving en morele waarde [12](#page=12).
* **Drie basisbehoeften (Dierckx & Koelman):**
* **Behoefte aan autonomie:** Het gevoel van controle over zichzelf en eigenaarschap over keuzes [13](#page=13).
* **Behoefte aan verbondenheid:** De drang om zich positief te verbinden met anderen, erbij te willen horen, gezien te worden voor wie men is [13](#page=13).
* **Behoefte aan competentie:** De noodzaak om effect te hebben op de omgeving en te slagen in taken, behoefte aan succeservaringen [13](#page=13).
Welbevinden is contextgebonden, maar persoonskenmerken spelen ook een rol. Een gezonde emotionele basis, een positief zelfbeeld (zelfvertrouwen en zelfwaardegevoel) en in voeling zijn met eigen gevoelens bevorderen welbevinden [13](#page=13).
#### 3.1.3. Welbevinden meten
De Leuvense Welbevindenschaal wordt gebruikt om welbevinden te meten en biedt houvast voor uitspraken hierover [13](#page=13).
**Schaalwaarden voor welbevinden:**
* Niveau 1: uitgesproken laag welbevinden [13](#page=13).
* Niveau 2: laag welbevinden [13](#page=13).
* Niveau 3: wisselend welbevinden of eerder neutraal [13](#page=13).
* Niveau 4: hoog welbevinden [13](#page=13).
* Niveau 5: uitgesproken hoog welbevinden [13](#page=13).
#### 3.1.4. Waar is welbevinden goed voor?
Welbevinden is een indicator voor een goede ontwikkeling en een hoge kwaliteit van ervaring die de band met jezelf intensiveert en bijdraagt aan een rijke emotionele ontwikkeling. Signalen van laag welbevinden wijzen erop dat de sociaal-emotionele ontwikkeling bedreigd is en actie vereist. Het bevorderen van welbevinden is een gezamenlijke inspanning waarbij kinderen een actieve rol spelen in het bevredigen van hun basisbehoeften; de leerkracht biedt hierbij ondersteuning [15](#page=15).
### 3.2. Betrokkenheid
#### 3.2.1. Omschrijving
Betrokkenheid kenmerkt kinderen die geboeid, geconcentreerd en gedreven aan de slag zijn, met een interne motivatie. Zelfs bij tegenslag laten ze de activiteit niet snel los, wat gepaard gaat met intensieve mentale activiteit en het aanspreken van hun mogelijkheden. Hoge betrokkenheid duidt op fundamenteel leren [15](#page=15).
**Signalen voor het observeren van betrokkenheid:**
* Concentratie [15](#page=15).
* Motivatie en doorzetting [15](#page=15).
* Energie en intense mentale activiteit [15](#page=15).
* Alertheid, nauwkeurigheid en oog voor details [15](#page=15).
* Bevrediging van de exploratiedrang [15](#page=15).
* Aan de grens van je mogelijkheden [15](#page=15).
**Belangrijke kenmerken van betrokkenheid:**
* **State of flow (Csikszentmihalyi):** Een toestand van mentale energie tijdens een activiteit, die zowel passief als actief kan zijn [15](#page=15).
* **Exploratiedrang:** De drang om door prikkels uit de omgeving handelingen te verrichten om te exploreren (benaderen, bekijken, manipuleren, informatie zoeken). Dit is een belangrijke behoefte voor de cognitieve ontwikkeling en de motor van ontwikkeling [15](#page=15).
* **Intrinsieke motivatie:** De drijfveer om de activiteit zelfstandig te willen ondernemen [15](#page=15).
* **Aan de grenzen van mogelijkheden:** Kinderen willen steeds meer begrijpen van de werkelijkheid en hun cognitieve vermogens aanspreken. Dit hangt samen met de 'state of flow' en de 'zone van naaste ontwikkeling' van Vygotsky [15](#page=15).
#### 3.2.2. Wanneer ontstaat betrokkenheid?
Betrokkenheid ontstaat wanneer de context aansluit bij waarvoor een kind aanspreekbaar is, wat betekent dat de leraar voorwaarden moet scheppen die tot betrokkenheid leiden. Het ontstaat gemakkelijker wanneer de activiteit aansluit bij de exploratiedrang van het kind, waarbij het belangrijk is om in te spelen op specifieke behoeften en interesses. Persoonskenmerken zoals exploratiedrang, verbeeldingskracht en zin voor initiatief bevorderen betrokkenheid [16](#page=16).
#### 3.2.3. Betrokkenheid meten
De Leuvense Betrokkenheidsschaal wordt gebruikt om betrokkenheid te meten aan de hand van specifieke signalen [16](#page=16).
**Schaalwaarden voor betrokkenheid:**
* Niveau 1: weinig tot geen activiteit [16](#page=16).
* Niveau 2: vaak onderbroken activiteit of sporadische activiteit [16](#page=16).
* Niveau 3: min of meer aangehouden activiteit zonder signalen van betrokkenheid [16](#page=16).
* Niveau 4: activiteit met intense momenten [16](#page=16).
* Niveau 5: volgehouden intense activiteit [16](#page=16).
#### 3.2.4. Waar is betrokkenheid goed voor?
Betrokkenheid is empowerend; het geeft een boost aan de exploratiedrang en verankert deze als krachtbron voor levenslang leren, wat leidt tot meer zelfvertrouwen en een positief zelfbeeld. Betrokkenheid leidt tot ontwikkeling en fundamenteel leren [17](#page=17).
### 3.3. Oefening: Scoren van welbevinden en betrokkenheid
#### 3.3.1. Hoe?
Het observeren van welbevinden en betrokkenheid kan gebeuren via 'scannen' of 'screenen'. Binnen 1Bako observeer je een kleuter gedurende twee minuten, noteer je de observatie, geef je een score, en voer je een interpretatie uit die de score motiveert door te verwijzen naar de waargenomen signalen [18](#page=18).
**Stappen voor observatie en scoring:**
1. **Naam:** Noteer de initialen van de kleuter [18](#page=18).
2. **Observatie:** Beschrijf objectief wat je ziet: waarnemen en registreren [18](#page=18).
3. **Score:** Interpreteer het gedrag en ken een score toe [18](#page=18).
4. **Interpretatie van de score:** Verantwoord de toegekende score, met verwijzing naar de geobserveerde signalen [18](#page=18).
#### 3.3.2. Op stage: op Questi
Tijdens de stage worden observaties van welbevinden en betrokkenheid van kleuters geregistreerd op het online platform Questi [19](#page=19).
**Werkwijze op Questi:**
1. Navigeer naar 'mijn leerlingen' en vervolgens naar 'rapport' [19](#page=19).
2. Klik op 'beheren' en vervolgens op het vergrootglas bij de gewenste observatie (welbevinden of betrokkenheid) [19](#page=19).
3. Selecteer de kleuter, klik op de score, noteer de observatie in het bijbehorende vakje, en verantwoording de interpretatie [19](#page=19).
4. Klik op 'toets voltooien' nadat de gegevens zijn ingevoerd [19](#page=19).
**Toelichting op de velden in Questi:**
* **Observatie:** Objectieve beschrijving van het waargenomen gedrag als basis voor de score [19](#page=19).
* **Score:** Interpretatie van het waargenomen gedrag [19](#page=19).
* **Interpretatie van de score:** Motivatie voor de toegekende score, met aandacht voor aanwezige of afwezige signalen [19](#page=19).
---
# Studiemateriaal en bronnen voor pedagogisch-didactische vorming
Dit onderwerp biedt een overzicht van het studiemateriaal en de bronnen die essentieel zijn voor de pedagogisch-didactische vorming deel 1.
### 1.1 Studiemateriaal
Het studiemateriaal voor pedagogisch-didactische vorming deel 1 omvat een combinatie van cursusteksten, eigen gemaakte nota's en presentaties beschikbaar op Canvas, aangevuld met specifieke literatuur en verwerkingsopdrachten [4](#page=4).
#### 1.1.1 Kernmaterialen
* **Cursustekst, eigen nota's en powerpoints:** Deze vormen de basis van de leerstof en zijn toegankelijk via Canvas [4](#page=4).
* **Verwerkingsopdrachten:** Opdrachten op Canvas zijn bedoeld om de opgedane kennis te verwerken en toe te passen [4](#page=4).
#### 1.1.2 Verplichte literatuur
De volgende boeken en hoofdstukken vormen een cruciaal onderdeel van het studiemateriaal:
* Dierckx, E. & Koelman, A.. *Kleuterleerkracht 2.0. Het naslagwerk voor kwaliteitsvol kleuteronderwijs*. Gent: Academia Press, specifiek de pagina's 332-349 [4](#page=4).
* Declercq, B.. Grip op kwaliteit van spel via welbevinden en betrokkenheid. In Boland, A., Aerden, I., Van de Weghe, J. & Vancrayveldt, C., *De kracht van spel: Waar leerkrachten en kinderen elkaar ontmoeten* (p.37-49). Amsterdam: SWP [20](#page=20) [21](#page=21) [4](#page=4).
### 1.2 Bronnen
Naast het directe studiemateriaal, wordt er verwezen naar een reeks aan bronnen die dieper ingaan op de pedagogisch-didactische aspecten. Deze bronnen zijn cruciaal voor een grondige kennisopbouw.
#### 1.2.1 Essentiële literatuur en publicaties
De volgende werken worden specifiek als bronnen voor deze vorming aangeduid:
* De Bil, P.. *Observeren, registreren, rapporteren en interpreteren*. Boom Uitgevers [20](#page=20).
* Declercq, B.. Grip op kwaliteit van spel via welbevinden en betrokkenheid. In Boland, A., Aerden, I., Van de Weghe, J. & Vancrayveldt, C., *De kracht van spel: Waar leerkrachten en kinderen elkaar ontmoeten* (p.37-49). Amsterdam: SWP [20](#page=20) [21](#page=21).
* Dierckx, E. & Koelman, A.. *Kleuterleerkracht 2.0. Het naslagwerk voor kwaliteitsvol kleuteronderwijs*. Gent: Academia Press, p.332-349 [20](#page=20).
* Laevers, F. e.a.. *Ervaringsgericht werken in het basisonderwijs met kleuters*. Leuven: Lannoo Campus, specifiek Hoofdstuk 2: Procesgericht kijken naar onderwijskwaliteit, p.36-55 [20](#page=20).
> **Tip:** Zorg ervoor dat u alle verplichte literatuur en de genoemde bronnen grondig bestudeert, aangezien deze de theoretische onderbouwing vormen voor de praktische toepassing in de pedagogisch-didactische context.
> **Tip:** Het maken van een overzichtelijke samenvatting van elke bron kan helpen om de belangrijkste concepten en bevindingen te onthouden.
### 1.3 Bijlage
Een specifieke tekst is als bijlage toegevoegd om verder inzicht te bieden in bepaalde concepten.
* Declercq, B.. Grip op kwaliteit van spel via welbevinden en betrokkenheid. In Boland, A., Aerden, I., Van de Weghe, J. & Vancrayveldt, C., *De kracht van spel: Waar leerkrachten en kinderen elkaar ontmoeten* (p.37-49). Amsterdam: SWP [21](#page=21).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Observeren | Het proces dat bestaat uit gericht en bewust waarnemen, het registreren van wat waargenomen is, en het interpreteren van deze gegevens om tot doelgericht handelen te komen. |
| Waarnemen | Het opvangen van prikkels uit de omgeving via de zintuigen, waarbij selectie plaatsvindt op basis van diverse factoren zoals tijdsdruk, aandacht, emotionele toestand, geheugen, referentiekader en fysieke beperkingen. |
| Registreren | Het vastleggen van waargenomen observatiegegevens, wat essentieel is om de evolutie van kinderen te volgen en de impact van verschillende aanpakken te evalueren. Methoden omvatten noteren, turven, foto- en filmopnames, en het verzamelen van materialen. |
| Interpreteren | Het toekennen van betekenis, zin, verklaring of waardeoordeel aan waarnemingsgegevens. Dit proces is subjectief en vereist aandacht voor betrouwbaarheid, transparantie en het eigen referentiekader, en dient na de observatie te gebeuren. |
| Welbevinden | Een staat waarin kinderen zich emotioneel veilig, thuis en zichzelf voelen. Het uit zich in plezier, vitaliteit, openheid, ontspanning en innerlijke rust, en is een indicator van een goed verlopende emotionele ontwikkeling. |
| Betrokkenheid | Een staat van diepe interesse, concentratie en gedrevenheid bij een activiteit, waarbij kinderen hun mogelijkheden aanspreken en intrinsiek gemotiveerd zijn. Het is een motor voor fundamenteel leren en ontwikkeling. |
| Deontologie | Een verzameling ethische regels en principes die in acht genomen moeten worden, met name bij het gebruik van beeldopnames en het verwerken van observatiegegevens, met respect voor privacy en anonimiteit van de betrokkenen, zoals vastgelegd in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG/GDPR). |
| Referentiekader | De persoonlijke achtergrond, normen, waarden, overtuigingen en eerdere ervaringen die bepalen hoe een persoon de werkelijkheid waarneemt, interpreteert en beoordeelt. Dit kan leiden tot subjectiviteit en specifieke gevaren bij interpretatie. |
| Exploratiedrang | De innerlijke behoefte en drang van een kind om de omgeving te onderzoeken, te benaderen, te manipuleren en meer informatie te zoeken, wat een belangrijke brandstof is voor onderzoekend en ontdekkend leren. |
| State of flow | Een psychologische toestand beschreven door Csikszentmihalyi, waarbij iemand volledig opgaat in een activiteit, gekenmerkt door intense mentale energie, concentratie en een gevoel van plezier, wat kan voorkomen in zowel passieve als actieve bezigheden. |
| Leuvense Welbevindenschaal | Een instrument ontwikkeld door het centrum voor ervaringsgericht onderwijs om het welbevinden van kinderen te meten, met schaalwaarden variërend van uitgesproken laag tot uitgesproken hoog welbevinden, gebaseerd op observeerbare signalen. |
| Leuvense Betrokkenheidsschaal | Een schaal ontworpen om de mate van betrokkenheid van een persoon bij een activiteit te meten, door het observeren van specifieke signalen zoals concentratie, motivatie en intensiteit van activiteit, met schaalwaarden van weinig tot geen activiteit tot volgehouden intense activiteit. |