Cover
立即免费开始 2526_syllabus_doelgericht_werken_hoofdstuk1_3 (1).pdf
Summary
# Het belang en de geschiedenis van leerdoelen in het onderwijs
Dit onderdeel van de cursus bespreekt de evolutie van het onderwijs, de verschuiving van focus van leerinhouden naar leerdoelen, en introduceert het concept van een kennisrijk curriculum.
### 1.1 De evolutie van het onderwijs: van leerinhoud naar leerdoelen
Vroeger stond de leerinhoud centraal in het onderwijs. Men ging ervan uit dat leraren, door de leerstof correct en gestructureerd te presenteren, leerlingen deze automatisch zouden opnemen. Leraren stelden zich weinig vragen bij het *waarom* van de aangeboden leerinhouden; de redenen waren vaak gebaseerd op het curriculum, traditie, algemene ontwikkeling of voorbereiding op latere studies [4](#page=4).
In de jaren '70, onder invloed van het behaviorisme, verschoof de focus naar doelstellingen. Leerinhouden werden gezien als middelen om deze doelstellingen te bereiken, en leerplannen evolueerden van een verzameling leerinhouden naar een verzameling doelstellingen. Tegenwoordig stellen leraren en leerlingen voortdurend een leerdoel voor ogen: waar wil men naartoe? Het stellen van duidelijke doelen geeft activiteiten en inhoud meer betekenis en maakt onderwijs effectiever. Het helpt schoolteams om hun aanpak beter op elkaar af te stemmen [4](#page=4).
### 1.2 Het kennisrijke curriculum
Het concept van een kennisrijk curriculum, zoals beschreven door Surma en collega's, is een doordacht leerplan voor langere tijd waarbij kennis en concepten richting geven aan het leren. Het bevat een breed en zorgvuldig geselecteerd kennisaanbod, met voldoende diepgang, en ruimte om deze kennis actief te verankeren en te verdiepen. Kennis wordt gezien als de basis voor verdere leerontwikkeling en het aanleren van complexe vaardigheden [5](#page=5).
Een kennisrijk curriculum is geen droge opsomming van feiten, maar streeft naar diepgaand en betekenisvol leren door kinderen te helpen concepten te begrijpen en toe te passen op manieren zoals probleemoplossend denken, kritisch redeneren en begrijpend lezen. Het stelt hoge verwachtingen voor alle kinderen, bouwt systematisch aan hun taalontwikkeling en wereldkennis, en creëert zo een stevige basis voor complexe vaardigheden. Het overstijgt de leefwereld van het kind door hen in contact te brengen met kennis die ze buiten school mogelijk niet tegenkomen, en vertrekt vanuit de best beschikbare vakspecifieke inzichten. Het zorgt ervoor dat alle kinderen, ongeacht hun thuissituatie, toegang krijgen tot een solide kennisbasis [5](#page=5).
Kenmerken van een kennisrijk curriculum:
* **Rijk aan inhoud:** Abstractere of uitdagende thema's kunnen, op een eerlijke, speelse en begrijpelijke manier, behandeld worden. De nadruk ligt op diepte boven breedte [5](#page=5).
* **Samenhangend:** Doelen, inhoud, en materialen werken samen in dezelfde richting [6](#page=6).
* **Bevat duidelijke en heldere doelen:** Heldere doelen geven leraren focus bij het plannen, observeren en bijsturen van hun praktijk [6](#page=6).
#### 1.2.1 Redenen voor het formuleren van doelstellingen
Het opschrijven van doelstellingen heeft verschillende voordelen:
* **Communicatie en verantwoording:** Doelstellingen kunnen gedeeld worden met medestudenten, stagebegeleiders, collega's, directie, pedagogisch begeleiders en ouders, die er verantwoording over kunnen vragen [6](#page=6).
* **Verdieping:** Duidelijk geformuleerde doelen geven beter zicht op de kern van een activiteit en de essentie ervan, wat leidt tot meer diepgang in het aanbod [6](#page=6).
* **Opvolging en reflectie:** Men kan beter opvolgen of specifieke doelen zijn nagestreefd bij groepen of individuele kleuters en kan beter reflecteren over geslaagde en minder geslaagde activiteiten om bij te sturen [6](#page=6).
* **Evaluatie en planning:** Het formuleren van doelen voor, tijdens en na de uitwerking van een thema maakt het mogelijk om dit beter op te volgen, samen met de kleuters terug te blikken en plannen te maken voor het vervolg [6](#page=6).
### 1.3 Het wettelijk kader van doelen in het onderwijs
Het onderwijs is gestructureerd rond verschillende niveaus, wat het wettelijk kader voor leerdoelen verklaart:
* **Macroniveau (Vlaamse Overheid):** Hier worden minimumdoelen en basiscompetenties vastgelegd. Deze bepalen wat leerlingen op het einde van een bepaald onderwijsniveau moeten kennen en kunnen [6](#page=6) [7](#page=7).
* **Mesoniveau (Onderwijskoepels, scholen):** Op dit niveau worden de minimumdoelen vertaald naar leerplandoelen, die richting geven aan lesmaterialen (#page=6, 7) [6](#page=6) [7](#page=7).
* **Microniveau (Leerkracht):** Leerkrachten bepalen de leermiddelen en bakennen doelstellingen af per activiteit (#page=6, 7) [6](#page=6) [7](#page=7).
#### 1.3.1 Doelen op macroniveau
De overheid legt de kennis, vaardigheden en attitudes die aan bod moeten komen vast in minimumdoelen. Deze doelen hebben per onderwijsniveau een andere naam [7](#page=7).
##### 1.3.1.1 Minimumdoelen
In het (buitengewoon) basisonderwijs is een voorstel voor minimumdoelen uitgewerkt, dat op 16 juli 2025 door het Vlaams Parlement definitief werd goedgekeurd. De focus ligt op Nederlands en wiskunde binnen een kennisrijk curriculum met aandacht voor STEM. Deze minimumdoelen bevatten leerondersteunende vaardigheden die leerlingen helpen tot beter leren te komen en vormen de basis voor het individueel aangepast curriculum (IAC). De onderwijsinspectie volgt de toepassing van deze doelen op [7](#page=7).
Minimumdoelen worden geformuleerd op de volgende niveaus:
* Kleuter (K3, 5 jaar) [8](#page=8).
* Eind vierde leerjaar (L4, 9 jaar) [8](#page=8).
* Eind zesde leerjaar (L6, 11 jaar) [8](#page=8).
Voor het kleuteronderwijs (2,5 – 6 jaar) werden tot voorheen ontwikkelingsdoelen gebruikt die niet verplicht te bereiken waren; er waren geen bindende richtlijnen voor een vast pakket aan kennis/vaardigheden. Voor het eerst worden nu minimumdoelen vastgelegd voor de derde kleuterklas (5-jarige kleuters), om een gemeenschappelijke basis te verzekeren bij de instap in het lager onderwijs. De focus van deze nieuwe K3-doelen ligt op woordenschat, luistervaardigheid (taalbegrip) en getalbegrip [8](#page=8).
De introductie van minimumdoelen voor L4 is ook nieuw. Deze doelen geven een kader aan Vlaamse toetsen en maken het mogelijk de Vlaamse standaarden af te stemmen op internationale toetsen zoals TIMSS en PIRLS. Ze bevorderen ook verticale en diagonale coherentie voor leerplanmakers [8](#page=8).
Er zijn 10 vakdisciplines voor het basisonderwijs: Nederlands, Wiskunde, Wetenschap en techniek, Aardrijkskunde, Geschiedenis, Muzische vorming, Lichamelijke opvoeding, Attitudes, ICT (lager onderwijs), en Frans (lager onderwijs) [8](#page=8).
De minimumdoelen zijn opgebouwd volgens een vast format met **kennen**, **weten** en **kunnen**:
* **Kennen en weten** verwijzen naar declaratieve kennis ('weten dat…'), zoals feitelijke inhoud, woordenschat, principes en rekenkundige kennis (bv. de tafels van vermenigvuldiging). Dit wordt geformuleerd als 'de leerlingen kennen' of 'de leerlingen weten' [8](#page=8).
* **Kunnen** verwijst naar procedurele kennis (vaardigheden: 'weten hoe…'), zoals het strikken van veters, schrijven van letters, testen van stoffen op oplosbaarheid, of formuleren van zinnen in een vreemde taal. Dit wordt geformuleerd als 'de leerlingen kunnen' [9](#page=9).
Zowel de doelzin als een mogelijke afbakening hiervan met bullets maken integraal deel uit van het minimumdoel [9](#page=9).
In het kleuteronderwijs zijn er, naast na te streven doelen, voor het eerst doelen die op populatieniveau bereikt moeten worden, wat betekent dat een meerderheid van de leerlingen deze doelen moet behalen. Deze doelen focussen op Nederlands (woordenschat en luistervaardigheden) en Wiskunde (getalbegrip). Dit moet kleuters een zo gelijk mogelijke kennisbasis verschaffen voor de start van het lager onderwijs [9](#page=9).
---
# Het wettelijk kader en de niveaus van leerdoelen
Dit gedeelte legt de verschillende niveaus van leerdoelen uit: macroniveau (minimumdoelen, basiscompetenties), mesoniveau (leerplannen) en microniveau (lesmaterialen), en de rol van de overheid en onderwijsverstrekkers.
### 2.1 De rol van doelen in het onderwijs
Duidelijke en heldere doelen zijn essentieel voor leraren om effectieve keuzes te maken met betrekking tot lesmateriaal, vraagstelling en observatie. Het uitschrijven van doelstellingen bevordert reflectie, maakt de kern van een activiteit inzichtelijk en helpt bij het opvolgen en bijsturen van het leerproces van leerlingen. Doelen zorgen voor samenhang tussen inhoud, materialen en de algehele richting van het onderwijs [6](#page=6).
### 2.2 Het meerlagige curriculum
Het curriculum in Vlaanderen is gestructureerd over verschillende niveaus heen, van de overheid tot de individuele leerling [7](#page=7).
* **Macroniveau:** Dit niveau wordt bepaald door de overheid en omvat minimumdoelen en basiscompetenties [6](#page=6).
* **Mesoniveau:** Onderwijsverstrekkers, zoals koepels en scholen, vertalen de minimumdoelen naar leerplandoelen [6](#page=6).
* **Microniveau:** Leraren vertalen leerplandoelen verder naar specifieke leermiddelen en lesactiviteiten [6](#page=6).
* **Nanoniveau:** Dit verwijst naar het niveau van de individuele leerling [7](#page=7).
De internationale context speelt ook een rol op een supraniveau. Dit document focust echter op het macro-, meso- en microniveau [7](#page=7).
### 2.3 Doelen op macroniveau
Op het macroniveau legt de overheid de algemene onderwijsdoelen vast [7](#page=7).
#### 2.3.1 Minimumdoelen
Minimumdoelen, voorheen eindtermen genoemd, specificeren wat leerlingen op een bepaald onderwijsniveau moeten kennen en kunnen. Een expertengroep werkte een voorstel uit voor minimumdoelen in het (buitengewoon) basisonderwijs, dat na advisering definitief werd goedgekeurd. De focus ligt op een kennisrijk curriculum met aandacht voor Nederlands, wiskunde en STEM. Deze doelen ondersteunen de opbouw van diepgaande kennis en het leggen van verbanden. Ze bevatten ook leerondersteunende vaardigheden en vormen de basis voor individueel aangepaste curricula. Onderwijsverstrekkers werken leerplannen uit die aansluiten bij deze minimumdoelen, en de onderwijsinspectie ziet toe op de naleving ervan [7](#page=7).
> **Tip:** De minimumdoelen in het basisonderwijs worden vanaf schooljaar 2025-2026 verplicht, met een gedoogperiode tot 2030-2031 voor de implementatie [12](#page=12).
#### 2.3.2 Basiscompetenties
Basiscompetenties zijn de minimumdoelen voor leerkrachtenopleidingen. Ze definiëren de essentiële kennis, vaardigheden en attitudes waarover elke startende leraar moet beschikken. Deze zijn ondergebracht in tien functionele gehelen (FG's), zoals de leraar als begeleider, opvoeder, inhoudelijk expert, organisator, innovator, partner van ouders, lid van een onderwijsteam en cultuurparticipant [10](#page=10).
### 2.4 Doelen op mesoniveau
Op het mesoniveau vertalen onderwijsverstrekkers de minimumdoelen naar leerplannen [11](#page=11).
#### 2.4.1 Leerplannen
Leerplannen zijn gesystematiseerde verzamelingen van leerdoelen en inhouden voor een vak of leergebied, die aansluiten bij de minimumdoelen. Ze bevatten ook aanbevelingen over pedagogische methoden en het "pedagogische project". Een succesvol leerplan kenmerkt zich door grondigheid, coherentie en zorgvuldig opgebouwde leerprogressies om cumulatieve kennisopbouw te garanderen. Leerplannen moeten door de overheid worden goedgekeurd en geven richting aan het onderwijs [11](#page=11).
Scholen nemen meestal de leerplannen over van hun inrichtend bestuur, zoals de onderwijskoepels. In Vlaanderen onderscheiden we officieel onderwijs (georganiseerd door of in opdracht van de overheid) en vrij onderwijs (meestal confessionele scholen) [11](#page=11).
Binnen deze onderwijssoorten bestaan verschillende onderwijsnetten en koepelorganisaties:
* **Officieel onderwijs:**
* Gemeenschapsonderwijs (GO!) [12](#page=12).
* Gesubsidieerd officieel onderwijs (OVSG voor steden/gemeenten, POV voor provincies) [12](#page=12).
* **Vrij onderwijs:**
* Gesubsidieerd vrij onderwijs (met Katholiek Onderwijs Vlaanderen als grootste koepel) [12](#page=12).
Onderwijskoepels ondersteunen schoolbesturen, stellen leerplannen op en bieden pedagogische begeleidingsdiensten. De Vlaamse Gemeenschap (onderwijsinspectie) controleert de realisatie van de leerplandoelen en minimumdoelen. Pedagogisch begeleiders onderzoeken de realisatie van leerplannen door individuele leerkrachten [12](#page=12).
De concordantielijst in een leerplan toont de overeenkomst tussen de leerplandoelen en de minimumdoelen [12](#page=12).
#### 2.4.2 Leerlijnen
Leerplannen delen inhouden in leerlijnen in, die de opeenvolgende stappen voor het verwerven van een leergebied beschrijven. Leerlijnen respecteren de leermethoden van kinderen en de opbouw van kennisstructuren of vaardigheden. Ze kunnen horizontaal (binnen een schooljaar of semester) en verticaal (over de schooljaren heen) worden aangeduid [13](#page=13).
### 2.5 Doelen op microniveau
Op het microniveau worden leerdoelen op een zeer concreet niveau uitgewerkt, vaak via onderwijsleerpakketten, handboeken, werkboeken en leerkrachtenhandleidingen in het lager onderwijs. In het kleuteronderwijs worden vaak eigen thema's uitgewerkt waaraan leerplandoelen gekoppeld worden. De link met leerplandoelen en minimumdoelen is hierbij vaak expliciet gemaakt [13](#page=13).
---
# Leerplannen in Vlaanderen: GO!, Leer Lokaal en ZILL
Dit deel van het document introduceert en vergelijkt de leerplannen van drie belangrijke onderwijskoepels in Vlaanderen: het Gemeenschapsonderwijs (GO!), Leer Lokaal (Onderwijsvereniging Voor Steden en Gemeenten) en ZILL (Katholiek Basisonderwijs Vlaanderen), met aandacht voor hun filosofie en structuur. Het is belangrijk op te merken dat de huidige leerplannen nog werken met de voormalige ontwikkelingsdoelen en eindtermen, aangezien de nieuwe minimumdoelen pas in juli 2025 werden goedgekeurd [17](#page=17) [18](#page=18).
### 3.1 Gemeenschapsonderwijs: GO!
De leerplannen basisonderwijs van het GO! zijn online raadpleegbaar en bestaan uit een algemeen deel en specifieke delen per leergebied. Het leerplan voor gewoon basisonderwijs is onderverdeeld in een deelleerplan voor het kleuteronderwijs en een voor het lager onderwijs, geordend volgens leergebieden zoals taal, wiskunde en wereldoriëntatie. Er is een verticale ordening voorzien van 2 tot 12 jaar [18](#page=18).
De doelstellingen binnen het GO! leerplan omvatten algemene, basis- en differentiële doelstellingen [18](#page=18).
* **Basisdoelstellingen**: Concretiseren de voormalige ontwikkelingsdoelen en eindtermen. Ze specificeren inhoud en leergedrag in een longitudinaal verband (ontwikkelings- of leerlijn) en vormen het imperatieve minimumprogramma dat eenheid in het schoolwezen verzekert. Ze houden echter geen rekening met individuele verschillen [18](#page=18).
* **Differentiële doelstellingen**: Zijn meer indicatief voor differentiatie en individualisering. Ze omvatten:
* **Verdiepingsdoelstellingen**: Gericht op een hoger gedragsniveau [19](#page=19).
* **Uitbreidingsdoelstellingen**: Gericht op andere inhouden, bijvoorbeeld voor kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong [19](#page=19).
Het Gemeenschapsonderwijs had in mei 2025 een conceptleerplan klaar dat na de definitieve minimumdoelen zou worden afgewerkt. Ze voorzien een intensieve begeleiding om het nieuwe leerplan op de klasvloer te brengen [19](#page=19).
### 3.2 Onderwijsvereniging Voor Steden en Gemeenten: Leer Lokaal
Leer Lokaal is een vernieuwend, integraal leerplan van de OVSG dat sinds september 2023 gratis online te raadplegen is en sinds september 2025 door alle professionals in het stedelijk en gemeentelijk basisonderwijs wordt gebruikt. Het draagt de eigenheid van stedelijk en gemeentelijk onderwijs in zich, met kennisverwerving, zorgzaamheid, diversiteit en een brede blik op de wereld als pijlers. De digitale tool is enkel toegankelijk voor leden [19](#page=19).
**UPDATE**: OVSG ontvangt middelen om Leer Lokaal verder af te stemmen op de nieuwe minimumdoelen, materialen te ontwikkelen en scholen te ondersteunen. Op 14 oktober 2025 wordt Leer Lokaal voorgesteld op VIVES [20](#page=20).
#### 3.2.1 Opbouw Leer Lokaal
Leer Lokaal is gefundeerd op vijf bouwstenen [20](#page=20):
1. **Totale persoonlijkheidsontwikkeling**: De 16 Europese sleutelcompetenties, vertrekkend vanuit een breed perspectief op leren en leven, worden verwerkt in de leerlijnen [20](#page=20).
2. **Kenniscreatie stimuleren**: Kennisname in termen van informatie, ervaringen, vaardigheden en attitudes, gefaciliteerd door geïntegreerd werken, interactie, handelen en reflectie [20](#page=20).
3. **Samenhang via geïntegreerd werken**: Aandacht voor de samenhang in de beleving van jonge kinderen, die de werkelijkheid niet in leergebieden scheiden [20](#page=20).
4. **Continue ontwikkeling**: Gerealiseerd door een weloverwogen onderwijsaanbod en afstemming tussen betrokkenen, met een spiraalcurriculum en aandacht voor scharniermomenten [20](#page=20).
5. **Leerlingenbegeleiding**: Kwaliteitsvol basisonderwijs dat inspeelt op de diversiteit en optimale onderwijskansen biedt, ondersteund door een spiraalcurriculum met gedifferentieerd lesgeven via verschillende leerlijnen [20](#page=20).
Leer Lokaal werkt met negen leergebieden: ik en de wereld, Nederlands, Frans, wiskunde, kunst en cultuur, gezondheid, digitale competenties, sociaal-relationele competenties en leercompetenties. Elk leergebied wordt uitgewerkt in thema's en leerlijnen die stapsgewijs de groei van de leerling beschrijven. Het hanteert een spiraalcurriculum met veel herhaling en toenemende complexiteit [21](#page=21).
Naast de basisleerlijnen en attitudes biedt Leer Lokaal ondersteunings- en verdiepingsleerlijnen aan [21](#page=21):
* **Basisleerlijn**: Vormt met attitudes de kern en bevat doelen die opbouwen naar voormalige ontwikkelingsdoelen en eindtermen (geïnterpreteerd als minimumdoelen). Deze doelen zijn niet aanpasbaar [21](#page=21).
* **Ondersteuningsleerlijn**: Biedt extra informatie voor specifieke leerlingen en is facultatief en aanpasbaar [21](#page=21).
* **Verdiepingsleerlijn**: Geeft suggesties voor verdere leerinhoud en is facultatief en aanpasbaar [21](#page=21).
Aan scharniermomenten, zoals de overgang van kleuter naar lager onderwijs, wordt specifieke aandacht besteed via verbindende doelen. Teams kunnen het leerplan afstemmen op hun pedagogisch project en lokale context [21](#page=21).
#### 3.2.2 Doelen kiezen in Leer Lokaal
De doelen in Leer Lokaal worden van onder naar boven gelezen, van eenvoudige naar complexere doelen. Het geeft leeftijdsindicaties voor het aanbieden van nieuwe doelen, maar biedt ook ondersteuning voor leerlingen die in een ander tempo evolueren. Leer Lokaal kan gebruikt worden voor het samenstellen van een schooleigen curriculum en een curriculum op maat voor leerlingen met een IAC-verslag [22](#page=22).
Leer Lokaal werkt met vier leeftijdsfasen die beter aansluiten bij de ontwikkeling van leerlingen en schoolteams meer autonomie geven [22](#page=22):
* Eerste leeftijdsfase: Jongste kleuters tot en met tweede kleuterklas [22](#page=22).
* Tweede leeftijdsfase: Scharnierperiode kleuteronderwijs en eerste leerjaar [22](#page=22).
* Derde leeftijdsfase: Tweede, derde en vierde leerjaar [22](#page=22).
* Vierde leeftijdsfase: Vijfde en zesde leerjaar [22](#page=22).
Daarnaast zijn er:
* **Aanloopfase**: Bevat doelen die voorafgaan aan basisleerlijnen, inclusief voormalige ontwikkelingsdoelen voor leerlingen met een IAC-verslag [22](#page=22).
* **Uitbreidingsfase**: Bevat doelen die verder gaan dan minimumdoelen voor differentiatie bij sterke leerlingen [22](#page=22).
### 3.3 Katholiek Basisonderwijs Vlaanderen: ZILL
Het leerplan Zin in Leren! Zin in Leven! (ZILL) werd op 28 september 2017 goedgekeurd en kon vanaf 1 september 2018 gebruikt worden, met een invoertermijn tot 2020 [22](#page=22).
**UPDATE**: Het volledige nieuwe leerplan wordt vanaf 1 september 2027 normatief voor alle scholen in het Katholiek Onderwijs Vlaanderen. Vanaf september 2025 start een ingroeiperiode met vormingen en nascholingen [23](#page=23).
Bij de ontwikkeling van ZILL stonden vier vragen centraal: waartoe moeten leerlingen leren, wat leren leerlingen, hoe leren ze dat, en in welke mate hebben ze het geleerd [23](#page=23).
#### 3.3.1 Waartoe moeten leerlingen leren?
De titel "Zin in leren! Zin in leven!" (ZILL) geeft aan dat leren moet leiden tot vrije, competente en solidaire mensen die zin en betekenis vinden in leven en leren. Leren en leven gaan hand in hand. De titel kent drie lagen [23](#page=23):
I. "Zin" als motivatie en 'goesting', zelfs bij moeilijkheden [23](#page=23).
II. Zoeken naar de 'zin' en betekenis van dingen (levensbeschouwelijke inspiratie en zingeving) [23](#page=23).
III. 'Zin in leren' vertrekt van de leerambitie en 'leer-kracht' van leerlingen, met het gevoel van 'eigenaarschap' over het eigen leren [23](#page=23).
ZILL hanteert vijf krachtlijnen [24](#page=24):
I. **OKB en de katholieke dialoogschool als fundament**: ZILL is een neteigen leerplan gelinkt aan 'opdrachten katholiek basisonderwijs' (OKB) [24](#page=24).
II. **De harmonische ontwikkeling van elke leerling staat voorop**: Leren en leven zijn gericht op de harmonische ontwikkeling van hoofd, hart en handen, met kennis, vaardigheden, attitudes en inzichten die leerlingen nodig hebben om zelfredzaam en gelukkig te functioneren. De leraar fungeert als gids [24](#page=24).
III. **We streven naar kwaliteitsvol onderwijs**: ZILL focust op basisvorming met een gesaneerd aantal doelen, een gemeenschappelijk curriculum voor elke leerling en een doorlopende lijn van kleuter tot lager onderwijs, ook voor buitengewoon onderwijs. Dit wordt ondersteund door recente wetenschappelijke inzichten [24](#page=24).
IV. **ZILL legitimeert basisonderwijs**: De doelen zijn gelinkt met voormalige eindtermen en ontwikkelingsdoelen, met ruimte voor het eigen opvoedingsproject en criteria voor beoordeling [24](#page=24).
V. **De school is eigenaar van het leerplan**: Schoolteams verbinden het leerplanconcept met hun eigen context en hanteren het op maat van de school [24](#page=24).
#### 3.3.2 Wat moeten leerlingen leren?
De harmonische ontwikkeling van kinderen is het uitgangspunt, voorgesteld als een bol met een kern (persoonsgebonden ontwikkeling) en een buitenschil (cultuurgebonden ontwikkeling). Er is constante interactie tussen beide en tussen de verschillende ontwikkelvelden [25](#page=25).
* **Persoonsgebonden ontwikkeling**: Omvat leerinhouden gericht op kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes vanuit fysieke, psychische, sociale en spirituele basisbehoeften, gericht op 'Zin in leren! Zin in leven!'. Dit situeert zich op drie niveaus: IK (persoonlijk), JIJ (relationeel) en WIJ (sociaal). Vier ontwikkelvelden komen hierbij aan bod [25](#page=25) [26](#page=26).
* **Cultuurgebonden ontwikkeling**: Omvat leerinhouden gericht op cultureel zelfbewustzijn en participatie aan de veranderlijke wereld. Zes ontwikkelvelden komen hierbij aan bod [26](#page=26).
ZILL werkt met tien **ontwikkelvelden** (4 persoonsgebonden, 6 cultuurgebonden). Binnen deze velden zijn er **ontwikkelthema's** (48 in totaal) [26](#page=26) [27](#page=27).
**Leeruitkomsten** zijn de voorspelde of verwachte doelen/inhouden die de leerlingen zullen bereiken, geformuleerd in een ik-zin [27](#page=27).
**Generieke doelen** zijn breed, helder en concreet geformuleerde doelen per ontwikkelthema, bedoeld voor de hele basisschool, met indicatie van concordantie met voormalige eindtermen en ontwikkelingsdoelen [27](#page=27).
**Leerlijnen** bevatten de verschillende **ontwikkelstappen** verbonden met **referentieperiodes** [28](#page=28).
* **Ontwikkelstappen**: Inhoudelijke bouwstenen [28](#page=28).
* **Referentieperiode**: Indicatie van de verwachte periode voor ontwikkeling [28](#page=28).
Veel leerlijnen starten met een referentieperiode van 2,5 tot 12 jaar, wat de gelaagdheid van generieke doelen weergeeft en de noodzaak van herhaalde doorloop voor het bereiken van voormalige ontwikkelingsdoelen en eindtermen. Dit is een cyclische ontwikkeling waarbij de complexiteit, de graad van ondersteuning of het abstractieniveau toeneemt, niet zozeer de leerinhoud [28](#page=28).
* **Cyclische ontwikkeling**: Herhaalde doorloop van ontwikkelstappen met toenemende complexiteit binnen een brede referentieperiode [28](#page=28).
* **Geschakelde leerlijn**: Lineaire opvolging van referentieperiodes en ontwikkelstappen [29](#page=29).
* **Gemengde leerlijn**: Combinatie van cyclische opstart gevolgd door geschakelde periodes [29](#page=29).
#### 3.3.3 Hoe leren ze dat?
De 'hoe'-vraag is verbonden met de 'waartoe'- en 'wat'-vragen. ZILL neemt pedagogisch-didactische uitgangspunten en wenken op, eerder dan concrete werkvormen [29](#page=29).
##### 3.3.3.1 Met ZILL werken aan de ontwikkeling van leerlingen
Ontwikkeling is complex en vereist rekening houden met aanleg, context en persoonlijkheid, gedreven door een 'didactiek van de hoop'. Leren brengt leerlingen buiten hun comfortzone, wat aanmoediging en geruststelling van leraren vereist. Het verbinden van leven en leren, onderdompeling in betekenisvolle contexten en rijke ervaringen staan centraal. Een **ontwikkelstap** duidt op kwalitatieve veranderingen in hoe een kind naar de wereld kijkt, ermee omgaat of erin handelt [30](#page=30).
Leraren die "Zill-ig" werken, stemmen hun aanbod en aanpak af op een **focus**. Deze focus is het resultaat van een beslissingsproces gebaseerd op drie vragen [30](#page=30):
1. **Wie zijn de leerlingen?**: Rekening houden met verworven kennis, thuisomgeving, behoeften en eventuele barrières. Actieve betrokkenheid van leerlingen en ouders is cruciaal [30](#page=30).
2. **Wat biedt en vraagt de context?**: Analyseren van de schoolpopulatie, infrastructuur, schoolteam, samenwerking met de omgeving en financiële ondersteuning. Groeperingsvormen hebben ook impact [31](#page=31).
3. **In welke mate realiseren we het leerplan?**: ZILL reikt een samenhangend onderwijsaanbod aan in tien ontwikkelvelden voor de totale, harmonische ontwikkeling [31](#page=31).
Na het beantwoorden van deze vragen kan de leraar doelen vooropstellen en een efficiënt leerstofarrangement ontwerpen, gericht op ontluikende groei [31](#page=31).
##### 3.3.3.2 Rijke, gevarieerde ervaringskansen
ZILL promoot een aanpak waarbij elke leerling kansen krijgt om veelvuldige en verscheiden leerervaringen op te doen. Vier ervaringskansen dragen bij aan de persoons- en cultuurgebonden ontwikkeling [32](#page=32):
* **Ontmoeten**: Ongedwongen samen zijn, communiceren, elkaar beter leren kennen, met de leef- en belevingswereld van de leerlingen als vertrekpunt [33](#page=33).
> **Voorbeeld**: Leerlingen vertellen spontaan over een zelfgemaakte toren, leraren creëren een sfeer van samenhorigheid en bieden kansen voor perspectiefwisseling [33](#page=33).
* **Zelfstandig spelen en leren**: Leerlingen nemen eigenaarschap over hun activiteit, bepalen zelf het verloop en de invulling. Dit vraagt om contexten waarin leerlingen speels, onbevangen en creatief omgaan met de wereld. De leraar faciliteert door een krachtige speel- en leeromgeving in te richten [33](#page=33).
> **Voorbeeld**: Na het samen koken van pompoensoep, wordt de hoek verrijkt met materiaal, zodat kinderen zelfstandig kunnen koken, tafels dekken en vriendjes uitnodigen [33](#page=33).
* **Begeleid exploreren en beleven**: Nadruk op het veelzijdig verkennen, ontdekken en onderzoeken van de werkelijkheid, waarbij zowel leerlingen als leraren het initiatief kunnen nemen. De leraar neemt de rol op van mede-onderzoeker [34](#page=34).
> **Voorbeeld**: Na observatie van spinnenwebben, onderzoeken leerlingen de aanwezigheid van spinnen, formuleren hypothesen en plannen een expeditie [34](#page=34).
* **Geleid spelen en leren**: De leraar bepaalt grotendeels de koers en het aanbod, maar leerlingen krijgen ook ruimte voor initiatief met een duidelijke leidraad. Leraren stimuleren denkkracht, creativiteit en doorzettingsvermogen [34](#page=34).
> **Voorbeeld**: Tijdens wegenwerken ontstaat het belangstellingscentrum "Je bent steengoed". In het spel 'Steenvretertje' kunnen leerlingen raden en tellen, met ondersteuning van de leraar [34](#page=34).
Deze ervaringskansen wisselen elkaar af in een continuüm en dragen bij aan krachtig en effectief leren. Leraren wisselen voortdurend van rol en stemmen hun begeleidingsstijl af op de ervaringskans [32](#page=32) [35](#page=35).
##### 3.3.3.3 Onderwijsarrangementen uitwerken
Na het bepalen van de focus en het inschatten van relevante ervaringskansen, wordt een **onderwijsarrangement** uitgewerkt. Dit omvat lessen, leeractiviteiten, geboden ervaringskansen, organisatie van leerlingengroepen, belangstellingscentra, projecten, leeruitstappen, inrichting van de speelplaats, samenwerking met ouders en de buurt, en alles wat op school wordt georganiseerd voor harmonische ontwikkeling. Onderwijsarrangementen kunnen groot of klein zijn, lang of kort duren en gericht zijn op de gehele school, een groep of een individuele leerling [35](#page=35).
##### 3.3.3.4 Onderwijsarrangementen uitvoeren
Tijdens de uitvoering van een onderwijsarrangement wordt dit gaandeweg bijgestuurd met formatieve evaluatie. Soms kunnen onverwachte leerprocessen leiden tot het bijsturen of veranderen van de focus [35](#page=35).
#### 3.3.4 In welke mate hebben ze het geleerd?
ZILL biedt kapstokken voor evaluatie, zoals de generieke doelen, die de basisvorming voor elke leerling duidelijk maken. De leerlijnen met ontwikkelstappen helpen de leraar om de zone van naaste ontwikkeling in kaart te brengen. Referentieperiodes helpen bij het volgen en inschatten van de verwachte ontwikkeling van een kind [36](#page=36).
**Kwaliteit opvolgen**: Doorheen de uitvoering van een onderwijsarrangement wordt de aanpak en het aanbod geëvalueerd. Na afronding wordt gereflecteerd op wat goed en minder goed werkte, en hoe het een volgende keer aangepakt zal worden [36](#page=36).
---
# Het formuleren en indelen van leerdoelen
Dit gedeelte behandelt de richtlijnen voor het formuleren van leerdoelen en de diverse manieren waarop leerdoelen kunnen worden ingedeeld, wat essentieel is voor doelgericht en gedifferentieerd onderwijs.
### 4.1 Formulering van doelen
Bij het formuleren van een doel zijn er verschillende richtlijnen die, indien mogelijk, gevolgd kunnen worden om de effectiviteit te vergroten. Deze richtlijnen omvatten [14](#page=14):
* **In termen van waarneembaar gedrag:** Het doel moet geformuleerd zijn in gedrag dat geobserveerd kan worden, zoals benoemen of tekenen [14](#page=14).
* **Concrete inhoud:** Het doel moet specifiek aangeven wat er van de leerlingen verwacht wordt, bijvoorbeeld "wat moeten de kleuters benoemen" [14](#page=14).
* **Enkelvoudig:** Elk doel mag slechts één werkwoord bevatten, wat betekent dat er één gedrag per keer wordt nagestreefd [14](#page=14).
* **Zo kort mogelijk:** De formulering dient beknopt te zijn [14](#page=14).
> **Voorbeeld:** Een voorbeeld van een leerplandoel en een specifiek doel bij een waarneming van een goudvis zou de nadruk leggen op deze principes.
### 4.2 Indeling van doelen
Om te zorgen voor een evenwichtige aanpak en het vermijden van eenzijdige focus (zoals enkel cognitieve doelen), is het nuttig om verschillende indelingen van leerdoelen te hanteren. Deze indelingen helpen bij het selecteren van doelen die aansluiten bij de harmonische ontwikkeling van de leerlingen [14](#page=14).
#### 4.2.1 Volgens het persoonlijkheidsaspect
Deze indeling richt zich op de verschillende componenten van de persoonlijkheid die in het onderwijs nagestreefd kunnen worden voor een harmonische ontwikkeling [14](#page=14).
* **Cognitieve doelen:** Deze doelen zijn gericht op het ontwikkelen van kennis en intellectuele vaardigheden. Een voorbeeld is het vermogen om te vertellen waar een verhaal over gaat [14](#page=14).
* **Psychomotorische doelen:** Deze doelen betreffen het beheersen van lichamelijke, zintuiglijke en motorische vaardigheden. Een voorbeeld hiervan is het zelfstandig kunnen sluiten van een rits [15](#page=15).
* **Dynamisch-affectieve doelen:** Deze doelen hebben betrekking op attitudes, gevoelens, motivatie en waardepatronen. Hieronder vallen ook sociale doelen, die focussen op relaties tussen mensen en de bereidheid om regels te volgen [15](#page=15).
> **Tip:** Het onderscheiden van deze drie domeinen mag niet leiden tot de misvatting dat ze los van elkaar functioneren. In menselijk gedrag spelen ze altijd geïntegreerd een rol. Het etiket van een doelstelling verwijst naar de component die het meest benadrukt wordt [15](#page=15).
#### 4.2.2 Volgens de eenduidigheidsgraad
Deze indeling kijkt naar de mate van concreetheid en voorspelbaarheid van het nagestreefde gedrag [15](#page=15).
* **Geoperationaliseerde/gesloten doelen:** Deze doelen zijn eenduidig geformuleerd in termen van concreet waarneembaar gedrag. Het verwachte eindgedrag (het product) is duidelijk vastgelegd, waardoor het gemakkelijk te beoordelen is of het doel bereikt is. Een voorbeeld is het benoemen van begrippen als "groot" of "klein" [15](#page=15).
* **Open doelstellingen/procesdoelen:** Bij deze doelen is het gewenste eindgedrag niet altijd voorspelbaar en soms minder belangrijk dan het leerproces zelf. Ze verwijzen vaak naar situaties waarin leerlingen exploreren, gevoelens uiten, of verwondering ervaren. De weg die leerlingen afleggen is hier belangrijker dan het uiteindelijke product [15](#page=15).
> **Voorbeeld:** Fantasie gebruiken bij het maken van een werkje voor ouderdag is een voorbeeld van een open doelstelling [15](#page=15).
#### 4.2.3 Volgens het nagestreefde niveau
Deze indeling focust op de complexiteit van de te verwerven kennis en vaardigheden [16](#page=16).
* **Doelen van lagere orde:** Deze doelen zijn gericht op het technisch beheersingsniveau en kunnen vaak opgedeeld worden in opeenvolgende leerstappen. De sturing ligt hierbij voornamelijk bij de leraar. Een voorbeeld is het bepalen en selecteren van basiswoordenschat rond een thema [16](#page=16).
* **Doelen van hogere orde:** Deze doelen zijn gericht op het inzichtelijke, strategische en attitudinale niveau en zijn niet eenvoudig te structureren. Er is sprake van gedeelde sturing tussen leerkracht en leerling, waarbij de leerkracht in de beginfase strategieën aanleert en later meer ruimte geeft aan de leerlingen. Een voorbeeld is samen brainstormen over de inrichting en constructie van een Sinterklaashuis [16](#page=16).
> **Tip:** Er is een verschuiving merkbaar in het onderwijs van doelen van lagere orde naar doelen van hogere orde, wat een andere didactische aanpak vereist [16](#page=16).
#### 4.2.4 Volgens de doelgroep
Deze indeling houdt rekening met de individuele verschillen tussen leerlingen en leidt tot gedifferentieerd werken [16](#page=16).
* **Basisdoelen:** Dit zijn doelen die de kleuterleerkracht bij alle kleuters wil nastreven [16](#page=16).
* **Gedifferentieerde doelen:** Dit zijn extra doelen die geselecteerd kunnen worden om leerlingen uit te dagen die bepaalde basisvaardigheden al beheersen. Dit kunnen zowel verbredings- (uitbreidings-) als verdiepingsdoelen zijn [16](#page=16).
* **Verbredingsdoelen (uitbreidingsdoelen):** Hierbij worden nieuwe doelen toegevoegd aan de basisdoelstelling. Bijvoorbeeld, naast het verklanken van enkele letters, een doel dat het gebruik van woordbetekenis of context om een woord te ontsleutelen omvat [16](#page=16).
* **Verdiepingsdoelen:** Hierbij wordt dieper ingegaan op de basisdoelstelling, bijvoorbeeld door moeilijkere of complexere oefeningen aan te bieden. Een voorbeeld is het verklanken van eenlettergrepige woorden met een eenvoudige structuur [16](#page=16).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Minimumdoelen | Dit zijn de onderwijsdoelen die door de overheid worden vastgelegd en bepalen wat leerlingen op een bepaald onderwijsniveau moeten kennen en kunnen, met een focus op Nederlandse taalvaardigheid, wiskunde en STEM. |
| Kennisrijk curriculum | Een doordacht leerplan dat kennis en concepten centraal stelt voor langetermijnleren, met een breed en zorgvuldig geselecteerd kennisaanbod dat voldoende diepgang biedt en ruimte laat voor actieve verwerking en verdieping. |
| Gedragsobservatie | Het systematisch vastleggen van de handelingen of uitingen van een leerling, die waarneembaar zijn en kunnen worden gebruikt om de voortgang in het bereiken van leerdoelen te beoordelen. |
| Leerplandoelen | Doelen die worden opgesteld door onderwijsverstrekkers en die de minimumdoelen van de overheid vertalen naar specifieke leerinhouden en leergedragingen die binnen een vak of leergebied nagestreefd worden. |
| Leerlijn | Een opeenvolgende reeks stappen die een leerling doorloopt om een bepaald leergebied of een specifieke vaardigheid te verwerven, van een beginniveau tot een complexer niveau. |
| Persoonsgebonden ontwikkeling | Het deel van de ontwikkeling dat zich richt op de interne aspecten van een individu, zoals kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, gerelateerd aan fysieke, psychische, sociale en spirituele basisbehoeften. |
| Cultuurgebonden ontwikkeling | Het deel van de ontwikkeling dat zich richt op het ontwikkelen van cultureel zelfbewustzijn en het kunnen participeren aan de huidige en toekomstige maatschappij, door middel van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes. |
| Cognitieve doelen | Doelstellingen gericht op de ontwikkeling van kennis en intellectuele vaardigheden, zoals het begrijpen van concepten, het analyseren van informatie of het oplossen van problemen. |
| Psychomotorische doelen | Doelstellingen gericht op het leren beheersen van lichamelijke, zintuiglijke en motorische vaardigheden, zoals het uitvoeren van bewegingen of het hanteren van materialen. |
| Dynamisch-affectieve doelen | Doelstellingen gericht op de ontwikkeling van attitudes, gevoelens, motivatie en waardepatronen, evenals sociale relaties tussen mensen. |
| ZILL (Zin in Leren! Zin in Leven!) | Een leerplan voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen dat de harmonische ontwikkeling van elke leerling centraal stelt, met nadruk op zowel persoonlijke als cultuurgebonden ontwikkeling. |
| Leer Lokaal | Een integraal leerplan ontwikkeld door OVSG, gericht op sterk lokaal onderwijs, met pijlers als kennisverwerving, zorgzaamheid, diversiteit en een brede blik op de wereld. |
| Gemeenschapsonderwijs (GO!) | Een van de onderwijsnetten in Vlaanderen, georganiseerd in opdracht van de Vlaamse overheid, dat leerplannen ontwikkelt voor het basisonderwijs met een focus op verticale ordening en een basisprogramma. |
| Concordantielijst | Een document dat de overeenkomst aantoont tussen de doelen in een leerplan en de officiële eindtermen of minimumdoelen, opgesteld door de Vlaamse Overheid. |
| Ervaringskansen | Verschillende manieren waarop leerlingen leren en ontwikkelen, zoals ontmoeten, zelfstandig spelen en leren, begeleid exploreren en beleven, en geleid spelen en leren. |