Cover
立即免费开始 Motoriek en schrijven - Inge.pptx
Summary
# Ontwikkeling van psychomotorische vaardigheden voor het schrijven
Oké, hier is een gedetailleerde studiehandleiding voor het onderwerp "Ontwikkeling van psychomotorische vaardigheden voor het schrijven", gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 1. Ontwikkeling van psychomotorische vaardigheden voor het schrijven
Dit onderwerp verkent de essentiële psychomotorische vaardigheden die nodig zijn voor het leren schrijven, beginnend bij de neurologische basis tot specifieke motorische en perceptuele vaardigheden.
### 1.1 De complexiteit van schrijven
Schrijven is een complexe activiteit die zowel technische vaardigheid als motorische precisie vereist. Het omvat het fysiek kunnen hanteren van schrijfgerei, soepele bewegingen van de pols, hand en vingers, en het beheersen van de juiste vormen, richtingen en spaties om leesbare tekst te produceren. Er is een onderliggende motorische rijpheid en ontwikkeling van een sterke motorische basis nodig om deze vaardigheid te leren.
### 1.2 De rol van de leerkracht en bewegingsarmoede
De ontwikkeling van psychomotorische vaardigheden verloopt normaal gesproken organisch, mits er voldoende kansen zijn voor beweging, zowel grof- als fijnmotorisch. Echter, door toenemende bewegingsarmoede (minder buitenspelen, meer schermtijd, minder knutselkansen thuis) is de taak van de leerkracht cruciaal geworden om voldoende bewegingskansen te creëren. Goede observatie is essentieel, bijvoorbeeld om de introductie van dunne potloden af te stemmen op de hand- en vingerontwikkeling. Indien nodig, kan remediëring op onderliggende vaardigheden gericht worden.
### 1.3 Neurologische ontwikkeling en reflexen
Neurologische ontwikkeling speelt een fundamentele rol, waarbij reflexen de basis leggen voor motorische controle.
* **Primaire reflexpatronen:** Bij pasgeborenen zijn deze onbewuste processen dominant. Een volledige ontwikkeling en integratie van deze reflexen is noodzakelijk.
* **Posturale reflexen:** Naarmate het centrale zenuwstelsel zich ontwikkelt (rond 6 maanden), ontwikkelen zich posturale reflexen, die leiden tot meer bewuste, aangestuurde bewegingen en controle.
* **Integratie van reflexen:** Rond de leeftijd van drie jaar zijn veel van deze reflexen voldoende geïntegreerd, wat resulteert in betere controle over het lichaam.
**Reflexen met impact op schrijven, lezen en rekenen:**
* **Moro-reflex (schrikreflex):** De schrikreactie (armen spreiden, dan naar de borst brengen) kan van invloed zijn bij bijvoorbeeld dictee wanneer er plots geluid is.
* **Palmaire reflex (handpalmreflex):** Deze grijpreactie is een voorloper van de pengreep.
* **ATNR (asymmetrische tonische nekreflex):** Reactie van hoofd draaien met strekken van arm/been aan die kant en buigen aan de tegenovergestelde kant. Belangrijk voor de start van oog-handcoördinatie.
* **STNR (symmetrische tonische nekreflex):** Cruciaal voor de overgang van tijgeren naar zithouding en ondersteunt balans en een goede houding.
* **Hoofdrechtingsreflex (posturale):** Zorgt ervoor dat het hoofd stabiel blijft tijdens lichaamsbewegingen, wat essentieel is voor visuele focus tijdens het schrijven.
**Stimulatie van reflexen en beweging:** Meer beweging in diverse houdingen, veel ruglig en buiklig (minder in autostoel/wipper), sluipen, kruipen, klauteren, en gebruik van schommels en wiebelplanken versterken de hersenverbindingen.
### 1.4 Evenwicht en schrijfhouding
Een goede schrijfhouding is essentieel en wordt sterk beïnvloed door het evenwicht.
**Kenmerken van een 'juiste' schrijfhouding:**
* Rechtopstaande wervelkolom.
* Schrijf- en steunarm rusten op de tafel, met de ellebogen buiten de tafel.
* Beide voeten steunen op de grond.
* Tafel- en stoelhoogte zijn aangepast aan de lengte.
* Papier licht gedraaid (ca. 15° voor rechtshandigen, 20° voor linkshandigen).
* Papier wordt vastgehouden met de steunarm.
**Belang van evenwicht bij zithouding:** Een stabiele zithouding, waarbij de wervelkolom zich aanpast aan bewegingen, is nodig om niet om te vallen. Een instabiele zithouding leidt tot instabiliteit in arm en hand, wat de fijne motoriek en coördinatie negatief beïnvloedt.
**Stimulatie van evenwicht (statisch en dynamisch):** Koorddansen, evenwichtsbalken, oefeningen op één been, huppelspelletjes, yoga, balanceren op balansborden, en fietsen dragen bij aan de ontwikkeling van evenwicht.
> **Tip:** Het belang van evenwicht voor de fijne motoriek kan niet onderschat worden. Een kind dat goed in balans is, kan zijn arm en hand beter stabiliseren voor precieze bewegingen.
### 1.5 Zintuigen en proprioceptie
De integratie van zintuiglijke informatie is cruciaal voor schrijven.
* **Tactiele gewaarwording:** Geeft feedback over de druk op het potlood en de positie ervan in de hand.
* **Proprioceptie:** Het bewustzijn van de lichaamspositie en beweging in de ruimte, wat feedback geeft over de schrijfhouding, handpositie en vingerdruk.
* **Visuele waarneming:** Essentieel voor het herkennen, onderscheiden van vormen/letters, en het waarnemen van spaties.
* **Auditieve vaardigheden:** Helpen bij het onderscheiden van klanken (bv. p en d) en kunnen het schrijfproces ondersteunen (kinderen zeggen vaak de letter tijdens het schrijven).
**Stimulatie van zintuigen:**
* **Tast:** Spelen met diverse texturen, voeldozen, blote handenpad, sensorische bakken (rijst, zand, water).
* **Beweging/balans:** Schommelen, trampoline springen, bellen blazen, geluidsspelen, instrumenten verkennen.
* **Visueel:** Spelletjes rond visuele discriminatie.
### 1.6 Lichaamsschema
Het lichaamsschema is het besef van de grootte, houding, stand en onderlinge verhoudingen van het eigen lichaam als geheel. Dit beïnvloedt hoe een kind beweegt in de ruimte en hoe het deze ruimte kent.
**Componenten van het lichaamsschema:**
* **Lichaamsbesef:** Het kunnen benoemen, aanwijzen en de functie kennen van lichaamsdelen.
* **Lichaamsplan:** Opgeslagen bewegingspatronen in de hersenen die automatisch opgeroepen kunnen worden (bv. gaan zitten op een stoel, naam schrijven).
* **Lichaamsidee:** Het subjectieve beeld dat men van zijn eigen lichaam heeft.
**Stimulatie van het lichaamsschema:** Lichaamsdelen benoemen en gebruiken, omtrekken tekenen, bewegingsliedjes, spiegelbewegingen, ruimtelijke activiteiten (klimmen, kruipen), lichaamspuzzels, dansopdrachten, en probleemoplossende spelletjes waarbij het lichaam gebruikt wordt.
### 1.7 Ruimte- en tijdsperceptie
Het vermogen om zichzelf te oriënteren in de ruimte en de tijdsdimensie te bevatten is van groot belang.
* **Ruimtelijke oriëntatie:** Het bepalen van positie, richting en afstand. Dit moet eerst in de werkelijke ruimte (klas, speelplaats) geleerd worden, daarna in verkleinde ruimte (poppenhuis), afgebeelde ruimte (prenten), en tenslotte abstracte ruimte (matrices). Bij schrijven gaat het om het grafisch kunnen verplaatsen op een plat vlak (richtingen van letters, van links naar rechts).
* **Tijdsperceptie:** Het afstemmen van bewegingssnelheid op de taak. Sommige bewegingen bij schrijven zijn sneller dan andere. Het schrijf tempo, hoewel vaak te snel geëvalueerd, is hier een onderdeel van.
**Stimulatie:** Hinkelbanen, vangen en gooien, tunnels kruipen, yogahoudingen, plaatszoekspelen, plattegronden volgen, hindernisparcours, ritmespelletjes, en handklapspelletjes helpen bij het ontwikkelen van zowel ruimtelijke als tijdsperceptie.
### 1.8 Grove motoriek & fijne motoriek
Deze twee domeinen zijn nauw met elkaar verbonden.
* **Grove motoriek:** Betreft bewegingen waarbij het hele lichaam wordt gebruikt en de nauwkeurigheid minder belangrijk is (bv. kruipen, springen, klimmen). Deze vaardigheden bieden de kracht, stabiliteit en lichaamsbeheersing die nodig zijn voor fijne motoriek.
* **Fijne motoriek:** Vereist precieze en nauwkeurige bewegingen van handen en vingers.
**Ontwikkeling van schrijfhandelingen (van schouder naar vingers):**
* **Schouder (1-jarigen):** Grote bewegingen vanuit de schouder, arm zwevend, palmgreep, schrijven op grote vlakken.
* **Elleboog (2-3-jarigen):** Bewegingen vanuit de elleboog, schouder als steun, penseelgreep.
* **Pols en vinger (vanaf 5 jaar):** Ontwikkeling van de pengreep (dynamische driepuntsgreep). Hand rust op tafel, elleboog er net buiten. Bewegingen vanuit de pols en met de vingers. Soms nog te veel spanning.
**De pengreep:** Ontstaat tussen vijf en zeven jaar. Een driehoek tussen duim, wijsvinger en middelvinger. Duim en wijsvinger sturen, middelvinger ondersteunt. Bewegingen worden kleiner en preciezer.
**Stimulatie:** Veel grootschalige beweging is essentieel. Muurschilderen, touwtrekken, zwaaien met linten, balstuiteren, dansen, en werken met groot materiaal bevorderen de ontwikkeling van schouder-, elleboog- en polsgewrichten.
> **Tip:** Corrigeer de pengreep speels vanaf drie jaar. Gebruik hulpmiddelen zoals tactiele feedback (stippen op potlood) of markeringen.
### 1.9 Coördinatie
Coördinatie is het gelijktijdig of samenwerkend uitvoeren van bewegingen met verschillende lichaamsdelen.
* **Bimanuele coördinatie:** De samenwerking tussen beide handen is cruciaal voor schrijven. Dit evolueert van symmetrische bewegingen (beide handen doen hetzelfde) naar asymmetrische bewegingen (samenwerken met beide handen).
**Stimulatie van coördinatie:**
* **Algemeen:** Hinkelen, zaklopen, springen, fietsen, touwtje springen, dansen, zwemmen.
* **Bimanueel:** Handspelletjes (vuisten maken, afwisselend), vingertokkelspelletjes, bouwen met materialen (Clicxs, Duplo), kleien, scheuren, lijmen.
### 1.10 Middenlijn kruisen en symmetrie
De ontwikkeling van het kruisen van de middenlijn is fundamenteel voor het gebruik van beide lichaamshelften.
* **Ontwikkelingslijn:** Van antagonistisch bewegen (tegengestelde bewegingen) naar symmetrisch bewegen (beide helften doen dezelfde beweging gespiegeld) en vervolgens naar het kruisen van de middenlijn. Dit stelt kinderen in staat om efficiënt beide kanten van het lichaam te gebruiken, wat essentieel is om aan de linkerkant van het papier te beginnen als rechtshandige.
**Fases van schrijfmotoriek:**
* Ontluikend schrijven (peuters/jongste kleuters).
* Kleuterschrijven (oudste kleuters).
* Aanvankelijk schrijven (1e-2e leerjaar).
* Voortgezet schrijven (vanaf 3e leerjaar).
**Stimulatie van middenlijn kruisen:** Yoga, spiegelbewegingen, dans, gooien en vangen, kruipoefeningen, vormen in de lucht tekenen met één hand, en looppatronen volgen bevorderen dit vermogen.
### 1.11 Directionaliteit en werkrichtingen
Directionaliteit is het richtingsgevoel, waarbij objecten en hun oriëntatie correct waargenomen moeten worden.
* **Objectconstantie:** Het herkennen van een object ongeacht de positie. Bij letters is de richting cruciaal voor de betekenis.
* **Vast vergelijkingspunt:** Het eigen lichaam dient als referentie.
* **Oefenen van richtingen:** Eerst bewegend (rechte lijnen, schuine richtingen) en daarna planmatig. Links-rechts oriëntatie is moeilijker en moet vanuit het lichaam aangeleerd worden. Spiegelschrift (b/d) kan wijzen op een nog niet volledig aangepast richtingsgevoel.
* **Werkrichting:** Het belang van zowel linksom als rechtsom draaien (belangrijk voor letters, kloklezen, rekenen) moet gestimuleerd worden.
### 1.12 Lateralisatie
Lateralisatie verwijst naar het functioneel ongelijke zijn van de hersenhelften, wat leidt tot ongelijke reacties van de lichaamshelften en de ontwikkeling van een voorkeurshand.
* **Ontwikkeling:** Kinderen leren onderscheid maken tussen linker- en rechterkant. De voorkeurshand neemt fijne motoriek over, de andere hand assisteert. De samenwerking tussen de lichaamshelften wordt beter afgestemd.
* **Lateralisatie en schrijven:** Goede lateraliteit maakt het mogelijk om taken uit te voeren waarbij beide handen een verschillende functie hebben (schrijf- en steunhand). Een voorkeurshand is nodig om lettersporen te automatiseren.
* **Niet-schrijfhand:** De steunende functie moet goed ontwikkeld zijn. Bij kinderen die nog niet voldoende gelateraliseerd zijn, kan de niet-schrijfhand mee gaan tekenen of krullen maken.
* **Stimulatie:** Tweehands opdrachten (veters knopen, ritsen, draaien, knutselen, handenklapspelletjes), werken in het verticale vlak, spelen met auto's op de grond, en ballen doorgeven helpen het kind zijn middenlijn te voelen.
### 1.13 Dominantie en handvoorkeur
De handvoorkeur ontwikkelt zich gedurende de eerste levensjaren.
* **Eerste levensjaar:** Voorkeur nog niet stabiel.
* **Tot 4 jaar:** Kinderen gebruiken beide handen evenveel.
* **Daarna:** Voorkeurshand wordt zichtbaar, maar de andere hand ondersteunt nog niet efficiënt.
* **Vanaf 6 jaar:** Beide handen werken constructief samen, dominantie is duidelijk.
* **Ambidexter:** Gelijktijdig goed met beide handen kunnen werken is **niet** wenselijk voor schrijven, omdat dit tot foutieve houdingen of onregelmatig schrijven kan leiden.
* **Linkshandige kinderen:** Demonstreren ook individueel met links. Het is niet wenselijk om ze te dwingen rechtshandig te worden. Stimuleer het gebruik van beide handen zolang als constructief mogelijk is.
> **Tip:** Test oogdominantie door een object aan te wijzen met beide ogen open, en dan telkens één oog te sluiten. Het oog waarmee de wijsvinger het object blijft raken, is dominant.
### 1.14 Oog-handcoördinatie
Oog-handcoördinatie is het vermogen om visuele informatie te gebruiken om handbewegingen te sturen.
* **Proces:** De ogen sturen visuele informatie naar de hersenen over de positie van de hand. De hersenen maken instructies voor beweging om een gewenste vorm (letter) te produceren.
**Stimulatie:** Spelen met ballonnen, pittenzakjes, insteken, prikken, boetseren, werpen en vangen, werken met hamer en spijkers, schroeven, en bouwen met materialen.
### 1.15 Visuomotoriek
Dit is het omzetten van visueel-ruimtelijke waarneming in een motorische handeling. Het is een samenspel van kijken, denken, plannen en doen.
**Vaardigheden binnen visuomotoriek:**
* **Visuele discriminatie:** Verschillen zien tussen objecten of vormen (bv. c en o).
* **Visuele analyse en synthese:** Een figuur opdelen in onderdelen en weer samenvoegen (bv. de letter 'p' als een 'n' met een streepje).
* **Visueel-sequentieel geheugen:** Het onthouden van figuren of reeksen.
* **Vormconstantie:** Het herkennen van een vorm, ook als deze anders is weergegeven (groter, kleiner, omgekeerd).
* **Visueel-ruimtelijke relaties:** Begrijpen hoe beelden zich tot elkaar verhouden.
**Stimulatie:** Doolhofpuzzels, kleuren, bouwen met blokken, kralen rijgen, gooien en vangen, en reactiebalspelen.
### 1.16 Diverse werkvormen en materialen
Verschillende benaderingen en materialen ondersteunen de ontwikkeling van psychomotorische schrijfvaardigheden.
* **Werkvormen:** Krullenbol, schrijfdans, schrijf-ritmiek, en werkblaadjes met patronen. Belangrijk is dat deze bewegingen dicht bij de daadwerkelijke schrijfbewegingen liggen om effectief te zijn.
* **Schrijfdans (Oussoren-Voors):** Een methodiek voor voorbereidend schrijven die de evolutie van grootmotorisch naar fijnmotorisch, van staand naar zittend, van grote naar kleine materialen, en van 3D naar 2D ruimte volgt.
**Materiaal en omgeving:**
* **Schrijfmateriaal:** Een breed scala aan materialen, van krijt en wasco tot vingers, zand en verf, om verschillende tactiele en motorische ervaringen te bieden.
* **Schrijfoppervlak:** Een vaste plek (bord, tafel, behangrollen, papier tegen wand) is wenselijk.
**Ideeën voor fijne motoriek:**
* **Vingerkracht en beweeglijkheid:** Wasknijpers gebruiken, confetti verzamelen met een pincet, spelkaarten doorgeven, kettingen maken van paperclips, vingertrommelen, knopen schieten.
* **Beweeglijkheid in polsgewrichten:** Trommelen met handen op tafel, pomponnetjes maken, pittenzakjes opgooien, ruitenwisserspel met een krant, klokjes opwinden.
* **Samenwerking tussen beide handen:** Snijden, vouwen, inpakken, omtrekken tekenen.
* **Tasten en voelen:** Handen insmeren met verf/crème, voeldozen, tactiel geheugenspel, geblinddoekt lijnen tekenen, kleien, voorwerpen zoeken in een bak met droge materialen.
---
# De rol van de leerkracht bij het bevorderen van schrijfontwikkeling
Hier is de samenvatting voor het studieonderwerp "De rol van de leerkracht bij het bevorderen van schrijfontwikkeling", opgesteld conform de vereisten.
## 2. De rol van de leerkracht bij het bevorderen van schrijfontwikkeling
De leerkracht speelt een cruciale rol in het ondersteunen van de schrijfontwikkeling door voldoende bewegingskansen te bieden, nauwkeurig te observeren en passende remediëring toe te passen om onderliggende vaardigheden te versterken.
### 2.1 Het belang van beweging en psychomotorische ontwikkeling
Schrijven is een complexe vaardigheid die zowel technisch als motorisch is. Een adequate psychomotorische ontwikkeling, waaronder soepele pols-, hand- en vingerbewegingen, is essentieel voor het kunnen vasthouden van schrijfgerief en het creëren van de juiste vormen en richtingen. Deze ontwikkeling verloopt doorgaans vanzelf mits voldoende bewegingskansen, zowel groot-motorisch (buitenspelen) als fijn-motorisch (knutselen, prutsen met klein materiaal).
De leerkracht heeft de taak om:
* **Voldoende bewegingskansen te creëren** voor alle kinderen.
* **Goede observatie** toe te passen, bijvoorbeeld door pas dunne potloden aan te bieden wanneer de hand- en vingerontwikkeling hier klaar voor is.
* **Remediëring** te bieden, met een focus op het versterken van onderliggende vaardigheden.
#### 2.1.1 Reflexen en hun impact op schrijven
De neurologische ontwikkeling en de integratie van reflexen vormen de basis voor bewuste, aangestuurde bewegingen. Primaire reflexen, zoals de palmire reflex (grijpen) en de ATNR (oog-handcoördinatie), evolueren naar meer gecontroleerde bewegingen. De Moro-reflex (schrikreflex) en STNR (balans en houding) hebben eveneens indirecte invloed. Een goede integratie van deze reflexen leidt tot meer controle over het lichaam, wat essentieel is voor taken als schrijven, lezen en rekenen.
**Stimulatietips:**
* Laat kinderen veel bewegen in diverse houdingen.
* Stimuleer tijd in ruglig en buiklig.
* Moedig kruipen, sluipen en klauteren aan.
* Bied mogelijkheden voor schommelen, wiebelen en andere dynamische activiteiten.
#### 2.1.2 Evenwicht en schrijfhouding
Een stabiele zithouding, beïnvloed door evenwicht, is cruciaal voor de fijne motoriek. Een goede schrijfhouding omvat:
* Een rechte wervelkolom.
* Steunende armen op de tafel, met de elleboog buiten de tafel.
* Voeten plat op de grond.
* Aangepaste tafel- en stoelhoogte.
* Een licht gedraaid papier (ca. 15° voor rechtshandigen, 20° voor linkshandigen).
* Het papier vasthouden met de steunhand.
**Stimulatietips voor evenwicht:**
* Koorddansen, evenwichtsbalken, oefeningen op één been.
* Huppelspelletjes, yoga, balansoefeningen.
* Fietsen, fietsen met steunwieltjes.
#### 2.1.3 Zintuigen en proprioceptie
De schrijfontwikkeling is sterk verbonden met zintuiglijke waarneming:
* **Tactiele gewaarwording:** Biedt feedback over de druk op het potlood en de grip.
* **Proprioceptie:** Geeft informatie over de lichaamspositie, houding en druk op de vingers.
* **Visuele waarneming:** Essentieel voor het herkennen en onderscheiden van vormen en letters.
* **Auditieve vaardigheden:** Belangrijk voor het onderscheiden van klanken en letters.
**Stimulatietips:**
* Spelen met diverse texturen (vingerverven, voeldozen).
* Schommelen, trampoline springen.
* Sensorische bakken met rijst, zand, water.
* Spelletjes gericht op visuele discriminatie.
#### 2.1.4 Lichaamsschema
Een goed ontwikkeld lichaamsschema – het besef van de eigen lichaamsdelen, hun verhoudingen en mogelijkheden – is noodzakelijk voor het uitvoeren van bewegingen. Dit omvat:
* **Lichaamsbesef:** Benoemen en aanwijzen van lichaamsdelen.
* **Lichaamsplan:** Opgeslagen bewegingspatronen.
* **Lichaamsidee:** Het subjectieve beeld van het lichaam.
**Stimulatietips:**
* Lichaamsdelen benoemen via speelse opdrachten.
* Bewegingsliedjes, spiegelbewegingen.
* Activiteiten in de ruimte (bv. klimmen, spinnenweb).
* Lichaamspuzzels, dansopdrachten.
#### 2.1.5 Ruimte- en tijdsperceptie
Het vermogen om zichzelf in de ruimte te oriënteren (positie, richting, afstand) en tijdsperceptie zijn van belang voor schrijven.
* **Ruimteperceptie:** Dit wordt eerst aangeleerd in de werkelijke ruimte, dan in verkleinde ruimte, vervolgens in afgebeelde ruimte, en tot slot in abstracte ruimte. Schrijven vereist het grafisch verplaatsen op een plat vlak, van links naar rechts.
* **Tijdsperceptie:** Sommige schrijf-bewegingen zijn sneller dan andere; het kunnen afstemmen van bewegingen op tijd is relevant.
**Stimulatietips:**
* Hinkelbanen, vangen en gooien.
* Plaatszoekspelen, plattegronden.
* Hindernissenparcours, ritmespelletjes.
#### 2.1.6 Grove en fijne motoriek
* **Grove motoriek:** Betreft bewegingen waarbij nauwkeurigheid minder belangrijk is (bv. kruipen, springen). Deze vaardigheden leveren de kracht, stabiliteit en lichaamsbeheersing voor de fijne motoriek.
* **Fijne motoriek:** Omvat nauwkeurige hand- en vingerbewegingen. De ontwikkeling verloopt typisch vanuit schouder, naar elleboog, pols en vingers.
**Ontwikkeling van de pengreep:**
* **1-jarigen:** Palmgreep.
* **2-3-jarigen:** Penseelgreep.
* **5-6-jarigen:** Pincetgreep of dynamische driepuntsgreep (ontstaat tussen 5 en 7 jaar).
**Stimulatietips:**
* Veel groots bewegen: muurschilderen, touwtrekken, balstuiteren, dansen.
* Oefeningen gericht op vingerkracht (bv. confetti verzamelen met pincet), bewegelijkheid van polsgewrichten (bv. ruitenwisser spelen), en samenwerking tussen beide handen (bv. vouwen, knippen).
#### 2.1.7 Coördinatie
Coördinatie vereist dat verschillende bewegingen of lichaamsdelen tegelijkertijd samenwerken. Voor schrijven is **bimanuele coördinatie** (samenwerking van beide handen) belangrijk, waarbij kinderen leren van symmetrisch naar asymmetrisch bewegen.
**Stimulatietips:**
* Algemene coördinatie: hinkelen, zaklopen, fietsen, dansen.
* Bimanuele coördinatie: handspelletjes, knutselen, scheuren, lijmen.
#### 2.1.8 Middenlijn kruisen vanuit symmetrie
Kinderen ontwikkelen van antagonistisch (tegengestelde) bewegen naar symmetrisch bewegen, en vervolgens naar het kruisen van de middenlijn. Dit laatste is essentieel om beide lichaamshelften effectief te gebruiken en de schrijfbeweging van links naar rechts te maken.
**Stimulatietips:**
* Yoga, spiegelbewegingen, dans.
* Kruipoefeningen, vormen in de lucht tekenen.
* Looppatronen volgen.
#### 2.1.9 Directionaliteit en werkrichtingen
**Directionaliteit** (richtingsgevoeligheid) is het vermogen om posities, richtingen en afstanden te bepalen. Het ontwikkelen van een vast vergelijkingspunt (het eigen lichaam) is hierbij cruciaal. De **werkrichting** (links-naar-rechts) is cultureel bepaald en moet specifiek worden aangeleerd. Spiegelschrift kan wijzen op een nog onvoldoende ontwikkelde directionaliteit.
**Stimulatietips:**
* Oefen richtingen bewegend, startend met rechte lijnen, dan schuine richtingen.
* Oefen links- en rechtsom draaien, met aandacht voor de specifieke werkrichting.
#### 2.1.10 Lateralisatie
Lateralisatie is het proces waarbij één hersenhelft dominant wordt, wat leidt tot een voorkeurshand voor fijne motorische taken. Dit is een teken van hersenrijping en de ontwikkeling van het vermogen om de middenlijn te kruisen. De niet-schrijfhand heeft een ondersteunende functie.
**Stimulatietips:**
* Voer tweehandige opdrachten uit om de middenlijn te helpen voelen.
* Werk in het verticale vlak, speel met auto's op de grond.
#### 2.1.11 Dominantie en handvoorkeur
De handvoorkeur wordt zichtbaar rond de leeftijd van 4 jaar, maar pas rond 6 jaar werken beide handen constructief samen. Een duidelijke handvoorkeur is nodig om lettersporen te automatiseren. Ambidextrie (even goed met beide handen kunnen werken) is niet wenselijk voor het schrijven. Voor linkshandige kinderen dient de leerkracht ook demonstraties in spiegelbeeld uit te voeren.
**Tip:** Stimuleer het gebruik van beide handen zolang de dominantie niet stabiel is.
#### 2.1.12 Oog-handcoördinatie
Oog-handcoördinatie is het vermogen van de ogen om de hand te sturen bij het uitvoeren van bewegingen. Schrijven vereist dat visuele informatie door de hersenen wordt omgezet in instructies voor handbewegingen.
**Stimulatietips:**
* Spelen met ballonnen en pittenzakjes.
* Steken, prikken, boetseren.
* Werpen en vangen met diverse materialen.
#### 2.1.13 Visuomotoriek
Visuomotoriek is het omzetten van visueel-ruimtelijke waarneming in een motorische handeling. Dit omvat visuele discriminatie, analyse, synthese, sequentieel geheugen en vormconstantie.
**Stimulatietips:**
* Doolhofpuzzels, kleuren, bouwen met blokken.
* Kralen rijgen, gooien en vangen.
### 2.2 Praktische toepassingen en methodieken
In de praktijk worden diverse werkvormen ingezet, zoals krullenbol, schrijfdans en schrijfritmiek. Belangrijk is dat deze bewegingen dicht bij de daadwerkelijke schrijfbewegingen liggen voor optimale resultaten.
#### 2.2.1 Schrijfdans
Schrijfdans is een methodiek van voorbereidend schrijven die evolueert van grootmotorisch naar fijnmotorisch, van staand naar zittend, van grote materialen naar fijne materialen, en van 3D-ruimte naar 2D-ruimte. Het omvat bewegingen in verticale en horizontale vlakken, en op verschillende schaalniveaus.
#### 2.2.2 Materiaal
Het gebruikte schrijfmateriaal varieert van krijt en wasco tot vingers, zand en scheerschuim. Diverse schrijf-oppervlakken kunnen worden ingezet, zoals een bord, papier of behangrollen.
#### 2.2.3 Ideeën voor fijne motoriekhoek
Een fijne motoriekhoek kan activiteiten bevatten gericht op:
* **Vingerkracht en beweeglijkheid:** Wasknijpers gebruiken, confetti verzamelen, kettingen maken, vingertrommelen.
* **Beweeglijkheid in polsgewrichten:** Trommelen met handen op tafel, pomponnetjes maken, pittenzakjes opgooien, ruitenwisser spelen.
* **Samenwerking tussen beide handen:** Snijden, vouwen, inpakken, omtrekken tekenen.
* **Tasten en voelen:** Voeldozen, tactiele geheugenspellen, kleien, voorwerpen zoeken in bakken met rijst of kikkererwten.
---
# Fases en methodieken in de schrijfmotorische ontwikkeling
Dit onderwerp beschrijft de diverse fases van schrijfmotorische ontwikkeling, van vroege krabbels tot volwassen handschrift, met aandacht voor schrijfmethodieken en aangepast materiaal.
### 3.1 De psychomotorische basis voor schrijven
Schrijven is een complexe vaardigheid die zowel technisch als motorisch inzicht vereist. Een adequate motorische rijping en ontwikkeling van psychomotorische vaardigheden zijn essentieel om de schrijfgerieven correct te kunnen hanteren, soepele pols-, hand- en vingerbewegingen te maken, en de juiste vormen, richting en lijnvoering te realiseren.
#### 3.1.1 De rol van de leerkracht
De leerkracht speelt een cruciale rol in het stimuleren van deze ontwikkeling door:
* **Voldoende bewegingskansen bieden:** Zowel grootschalige beweging (buitenspel, klimmen) als fijne motorische activiteit (knutselen, prutsen) zijn belangrijk.
* **Observatie:** Adequate timing voor het introduceren van fijn schrijfmateriaal, zoals dunne potloden, is afhankelijk van de hand- en vingerontwikkeling.
* **Remediëring:** Focus op onderliggende vaardigheden wanneer nodig.
#### 3.1.2 De samenhang tussen beweging en leren
De ontwikkeling van schrijven is nauw verbonden met neurologische ontwikkeling, reflexen, evenwicht, zintuigen, lichaamschema, ruimte- en tijdsperceptie, grove en fijne motoriek, coördinatie, middenlijn kruisen, lateraliteit en oog-handcoördinatie.
##### 3.1.2.1 Neurologische ontwikkeling en reflexen
* **Primaire reflexpatronen:** Bij baby's, door beperkte hersenontwikkeling, domineren onbewuste reflexen zoals de zuigreflex.
* **Posturale reflexen:** Vanaf zes maanden, met toenemende hersenontwikkeling, ontwikkelen zich posturale reflexen, wat leidt tot meer bewuste en gecontroleerde bewegingen.
* **Reflexen met impact op schrijven:**
* **Palmaire reflex:** Grijpreactie die essentieel is voor de pengreep.
* **Moro-reflex:** Schrikreflex die invloed kan hebben op de schrijfhouding (bv. bij luide geluiden).
* **ATNR (Asymmetrische tonische nekreflex):** Belangrijk voor de ontwikkeling van oog-handcoördinatie.
* **STNR (Symmetrische tonische nekreflex):** Speelt een rol in de overgang naar een zithouding en bij balans.
* **Hoofdrechtings- en houdingsreflexen:** Zorgen ervoor dat het hoofd stabiel blijft tijdens bewegingen, wat cruciaal is voor visuele focus tijdens het schrijven.
* **Integratie van reflexen:** Door herhaalde beweging worden hersenverbindingen versterkt en verdwijnen reflexen naarmate ze geïntegreerd raken.
##### 3.1.2.2 Evenwicht en schrijfhouding
Een goede zithouding, met een rechte wervelkolom, ondersteund door stabiele voeten op de grond en correct aangepaste tafel- en stoelhoogte, is essentieel. Het papier wordt licht schuin geplaatst. Een goed ontwikkeld evenwicht (statisch en dynamisch) zorgt voor stabiliteit van het lichaam, wat de fijne motoriek van de arm en hand ten goede komt.
##### 3.1.2.3 Zintuigen en proprioceptie
* **Tactiele gewaarwording:** Geeft feedback over de druk op het schrijfgerei en de greep.
* **Proprioceptie:** Bewustzijn van lichaamspositie, wat feedback geeft over schijfhouding, handpositie en vingerdruk.
* **Visuele waarneming:** Cruciaal voor het herkennen, onderscheiden van vormen en letters, en het inschatten van spaties.
* **Auditieve vaardigheden:** Helpen bij letterdiscriminatie (bv. p en d) en het onthouden van klanken tijdens het schrijven.
##### 3.1.2.4 Lichaamsschema
Het lichaamsschema omvat het besef van grootte, houding, stand en onderlinge verhoudingen van het lichaam. Dit beïnvloedt hoe een beweging wordt uitgevoerd en hoe de ruimte wordt gekend. Het bestaat uit:
* **Lichaamsbesef:** Kennis van lichaamsdelen en hun functies.
* **Lichaamsplan:** Vastgelegde bewegingspatronen in de hersenen.
* **Lichaamsidee:** Het subjectieve beeld van het eigen lichaam.
##### 3.1.2.5 Ruimte- en tijdsperceptie
* **Directionaliteit:** Het vermogen om zichzelf in de ruimte te oriënteren, posities, richtingen en afstanden te bepalen. Dit ontwikkelt zich eerst in de werkelijke ruimte, daarna in verkleinde en afgebeelde ruimtes, om tot slot abstract te worden. Het oefenen van verschillende richtingen, beginnend met rechte lijnen en schuine richtingen, is belangrijk.
* **Werkrichting:** Het consequent van links naar rechts werken, en het oefenen van zowel links- als rechtsom draaiende bewegingen is essentieel.
* **Tijdsperceptie:** Het afstemmen van bewegingen op snelheid, wat belangrijk is voor het schrijftempo en de uitvoering van letters.
##### 3.1.2.6 Grove motoriek & fijne motoriek
* **Grove motoriek:** Betreft bewegingen waarbij de nauwkeurigheid minder belangrijk is (bv. kruipen, springen, klimmen). Deze vaardigheden leggen de basis voor kracht, stabiliteit en lichaamsbeheersing nodig voor fijne motoriek.
* **Fijne motoriek:** Omvat nauwkeurige hand- en vingerbewegingen. De ontwikkeling verloopt van schouder- naar elleboog-, pols- en vingerbewegingen.
* **1-jarigen:** Palmgreep, werken vanuit de schouder, grote bewegingen.
* **2-3-jarigen:** Penseelgreep, werken vanuit de elleboog, horizontale bewegingen.
* **Vanaf 5 jaar:** Ontwikkeling van de pengreep (pincetgreep of dynamische driepuntsgreep), werken vanuit de pols met kleinere vingerbewegingen.
##### 3.1.2.7 Coördinatie
Coördinatie omvat activiteiten waarbij verschillende bewegingen tegelijkertijd of samen met andere lichaamsdelen moeten gebeuren.
* **Bimanuele coördinatie:** Het samenwerken van beide handen, beginnend met symmetrische en evoluerend naar asymmetrische bewegingen.
##### 3.1.2.8 Middenlijn kruisen vanuit symmetrie
De ontwikkeling verloopt van antagonistisch (tegengestelde) bewegen naar symmetrisch (zelfde beweging, gespiegeld) en uiteindelijk naar het kruisen van de middenlijn, wat essentieel is voor het gebruik van beide lichaamshelften en lateralisatie.
##### 3.1.2.9 Lateralisatie en handvoorkeur
* **Lateraliteit:** Functionele ongelijkheid van de hersenhelften, resulterend in een voorkeur voor één lichaamshelft (en dus een voorkeurshand).
* **Lateralisatie:** De fase waarin een kind onderscheid leert maken tussen links en rechts, en een voorkeurshand ontwikkelt. De voorkeurshand voert fijne motorische handelingen uit, terwijl de andere hand ondersteunt.
* **Handvoorkeur:** Wordt zichtbaar vanaf ongeveer vier jaar, maar pas rond zes jaar werken beide handen constructief samen. Het automatiseren van lettersporen vereist een stabiele handvoorkeur. Ambidextrie (even goed met beide handen werken) is niet wenselijk voor schrijven.
* **Stimulatie:** Tweehandige opdrachten stimuleren het voelen van de middenlijn.
##### 3.1.2.10 Oog-handcoördinatie
Het vermogen om visuele informatie te verwerken en de handbewegingen daarop af te stemmen. Ogen sturen de hand naar de juiste positie en beweging om letters te vormen.
##### 3.1.2.11 Visuomotoriek
Het omzetten van visueel-ruimtelijke waarnemingen in motorische handelingen. Dit omvat visuele discriminatie, analyse en synthese, visueel-sequentieel geheugen, vormconstantie en visueel-ruimtelijke relaties.
### 3.2 Fases van schrijfmotorische ontwikkeling
De ontwikkeling van de schrijfmotoriek verloopt in verschillende fases:
* **Ontluikend schrijven (peuters en jongste kleuters):** Eerste krabbels en vormen.
* **Kleuterschrijven (oudste kleuters):** Herkenbare lettervormen en beginnende tekeningetjes.
* **Aanvankelijk schrijven (eerste en tweede leerjaar):** Werkelijke schrijven van letters en woorden, beginnende handvoorkeur en ontwikkeling van de pengreep.
* **Voortgezet schrijven (vanaf derde leerjaar):** Verdere differentiatie en automatisering van het handschrift, toenemende snelheid en ontwikkeling van een persoonlijk handschrift.
### 3.3 Diverse schrijfmethodieken
Diverse methodieken ondersteunen de schrijfmotorische ontwikkeling, zoals:
* **Schrijfdans (Oussoren-Voors):** Een methodiek van voorbereidend schrijven die evolueert van grootschalige, onbewuste bewegingen naar fijnere, gerichte schrijfhandelingen.
* **Schrijf rtmiek:** Gebruik van ritme om schrijfpatronen te ondersteunen.
* **Werkblaadjes rond patronen:** Oefenen van basisvormen en lijnen.
#### 3.3.1 Evolutie in schrijfmethodieken
Deze methodieken kenmerken zich door een evolutie van:
* Grootmotorisch naar fijnmotorisch.
* Rechtopstaand naar zittend.
* Grove naar fijne materialen.
* 3D-ruimte naar 2D-ruimte.
* Verticale naar horizontale vlakken.
* Grote naar kleine vlakken.
#### 3.3.2 Schrijfmateriaal en oppervlakken
* **Schrijfmateriaal:** Divers materiaal zoals krijt, wasco, vingers, zand, scheerschuim, etc., kan gebruikt worden om de tastzin en fijne motoriek te stimuleren.
* **Schrijfoppervlak:** Vaststaande oppervlakken zoals borden, tafels of grote rollen papier zijn ideaal om stabiliteit te bieden.
#### 3.3.3 Ideeën voor fijne motoriek
* **Vingerkracht en beweeglijkheid:** Wasknijpers, pincetten, vinger trommelen, paperclipskettingen.
* **Beweeglijkheid in polsgewrichten:** Trommelen met de handen op tafel, pittenzakjes opgooien en vangen, ruitenwisser spelen met een opgerolde krant.
* **Samenwerken tussen beide handen:** Snijden, vouwen, inpakken, omtrekken tekenen.
* **Tasten en voelen:** Vingerverf, voeldoosjes, kleien, voorwerpen zoeken in materialen zoals rijst of kikkererwten.
> **Tip:** Onderzoek heeft aangetoond dat bewegingen die nauw aansluiten bij de daadwerkelijke schrijfbewegingen het meest effectief zijn voor het aanleren van goed schrijven.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Zinvolheid | Het belang en nut van een activiteit of leerproces, in deze context de reden waarom het leren schrijven van waarde is, naast typen. |
| Psychomotorische voorwaarden | De noodzakelijke fysieke en mentale capaciteiten die een kind moet ontwikkelen om een complexe taak zoals schrijven succesvol uit te voeren. |
| Motorische rijpheid | De mate waarin de fysieke capaciteiten van een kind, met name de ontwikkeling van spieren en zenuwen, gereed zijn voor specifieke bewegingsvaardigheden. |
| Bewegingsarmoede | Een gebrek aan voldoende en gevarieerde fysieke activiteit, wat kan leiden tot vertragingen in de motorische en cognitieve ontwikkeling. |
| Remediëring | Het proces van het identificeren en corrigeren van specifieke tekorten of moeilijkheden in de ontwikkeling van vaardigheden. |
| Dynamisch ei-schema | Een model dat de onderlinge relatie tussen neurologische ontwikkeling, reflexen en de ontwikkeling van bewuste bewegingen in kaart brengt. |
| Primaire reflexpatronen | Onbewuste, automatische reacties van de zuigeling op prikkels, die kenmerkend zijn voor de vroege hersenontwikkeling. |
| Posturale reflexen | Reflexen die ervoor zorgen dat het lichaam zijn houding behoudt en aanpast, essentieel voor balans en stabiliteit. |
| Palmaire reflex | Een reflex waarbij de handpalm reageert op aanraking met een grijpbeweging, van belang voor de pengreep. |
| Moro-reflex | Een schrikreflex waarbij een baby zijn ledematen spreidt en vervolgens weer naar het lichaam trekt, wat invloed kan hebben op aandacht en concentratie. |
| ATNR (Asymmetrische tonische nekreflex) | Een reflex die optreedt wanneer het hoofd wordt gedraaid, wat leidt tot strekken van de arm en het been aan de draaizijde en buigen aan de tegenovergestelde zijde. |
| STNR (Symmetrische tonische nekreflex) | Een reflex die betrokken is bij de overgang van kruipen naar zitten en waarbij het hoofd de beweging van de armen en benen beïnvloedt. |
| Hoofdrichtingsreflex | Reflexen die ervoor zorgen dat het hoofd in een stabiele, verticale positie blijft, ook wanneer het lichaam beweegt, wat cruciaal is voor visuele fixatie. |
| Tactiele gewaarwording | De waarneming van aanraking, druk en textuur, die feedback geeft over de interactie met voorwerpen. |
| Proprioceptie | Het zintuig voor de positie en beweging van het eigen lichaam in de ruimte, essentieel voor coördinatie en houding. |
| Lichaamsschema | Het innerlijke beeld dat men heeft van de eigen lichaamsgrootte, houding, stand en de verhoudingen tussen lichaamsdelen. |
| Lichaamsbesef | Het vermogen om lichaamsdelen te benoemen, aan te wijzen en te weten welke functies ze hebben. |
| Lichaamsplan | Een opgeslagen patroon van bewegingen in de hersenen dat kan worden opgeroepen zonder bewust nadenken. |
| Lichaamsidee | Het subjectieve gevoel of de beleving van het eigen lichaam. |
| Ruimteperceptie | Het vermogen om de eigen positie, plaats, richting en afstand ten opzichte van objecten en de omgeving te bepalen. |
| Tijdsperceptie | Het vermogen om de duur, volgorde en snelheid van gebeurtenissen en bewegingen te ervaren en te reguleren. |
| Grove motoriek | Bewegingen die grote spiergroepen gebruiken, zoals kruipen, springen en klimmen, waarbij de nauwkeurigheid minder belangrijk is. |
| Fijne motoriek | Bewegingen die kleine, precieze en nauwkeurige hand- en vingerbewegingen vereisen, zoals schrijven en tekenen. |
| Pengreep | De manier waarop een potlood of pen wordt vastgehouden, ideaal een dynamische driepuntsgreep voor efficiënt schrijven. |
| Dynamische driepuntsgreep | De meest efficiënte en ergonomische manier om een schrijfgerei vast te houden, waarbij de duim, wijsvinger en middelvinger samenwerken. |
| Bimanuele coördinatie | De samenwerking tussen beide handen bij het uitvoeren van een taak. |
| Lateralisatie | Het proces waarbij een dominante hersenhelft de controle krijgt over specifieke lichaamsfuncties, wat leidt tot een voorkeurshand. |
| Directionaliteit | Het begrip en de gevoeligheid voor richting, essentieel voor het correct lezen en schrijven van letters en woorden. |
| Werkrichting | De vastgestelde richting waarin men leest en schrijft binnen een specifieke cultuur (bv. van links naar rechts in westerse culturen). |
| Dominantie | Het overheersende gebruik van een specifieke lichaamshelft, zoals de voorkeurshand of het dominante oog. |
| Ambidexter | Het vermogen om zowel de linker- als de rechterhand met gelijke vaardigheid te gebruiken. |
| Oog-handcoördinatie | Het vermogen om visuele informatie te integreren met handbewegingen om een specifieke taak uit te voeren. |
| Visuomotoriek | De integratie van visuele waarneming met motorische actie, waarbij visuele informatie wordt omgezet in een motorische respons. |
| Visuele discriminatie | Het vermogen om visuele verschillen tussen objecten, vormen of letters te herkennen. |
| Visuele analyse en synthese | Het vermogen om een visuele stimulus op te splitsen in onderdelen en deze vervolgens weer tot een geheel samen te voegen. |
| Visueel-sequentieel geheugen | Het vermogen om reeksen visuele informatie te onthouden en te reproduceren. |
| Vormconstantie | Het vermogen om de identiteit van een vorm te herkennen, zelfs als deze anders wordt weergegeven (bv. groter, kleiner, gespiegeld). |
| Visueel-ruimtelijke relaties | Het begrijpen van de positie van objecten ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de waarnemer. |
| Krullenbol | Een schrijfactiviteit waarbij met krullende bewegingen patronen worden gevormd, ter voorbereiding op het schrijven. |
| Schrijfdans | Een methodiek die beweging gebruikt om de motorische vaardigheden te ontwikkelen die nodig zijn voor schrijven. |
| Schrijfritmiek | Het aanleren van ritmische bewegingen die de basis vormen voor het schrijven van letters en woorden. |