Cover
立即免费开始 HFDST 10 - deel 2.pdf
Summary
# Het Mundell-Fleming-model en de AD-II-curve
Het Mundell-Fleming-model en de AD-II-curve verkennen de implicaties van een open economie voor macro-economische stabiliteit, beleidsrespons en de bepaling van de totale vraag.
## 1. Het Mundell-Fleming-model en de AD-II-curve
Het Mundell-Fleming-model is een uitbreiding van het IS-LM-model naar een open economie, waarbij de betalingsbalans en wisselkoersen worden meegenomen. Dit model is cruciaal voor het begrijpen van de effectiviteit van budgettair en monetair beleid in een context met internationale kapitaalstromen en wisselkoersregimes. Het hoofdstuk behandelt ook de afleiding van de Aggregate Demand (AD) curve in een open economie, de zogenaamde AD-II-curve [13](#page=13) [1](#page=1) [40](#page=40) [46](#page=46) [61](#page=61) [62](#page=62).
### 1.1 De betalingsbalansrestrictie en de BP-curve
De betalingsbalans (BP) weerspiegelt alle economische transacties tussen een land en de rest van de wereld. De BP-curve stelt combinaties van het inkomen ($Y$) en de rente ($R$) voor waarbij de betalingsbalans in evenwicht is. Dit evenwicht is afhankelijk van de openheid van de economie voor kapitaalstromen [13](#page=13) [1](#page=1) [40](#page=40) [46](#page=46) [61](#page=61) [62](#page=62).
### 1.2 Het IS-LM-BP-model (Mundell-Fleming-model)
Het IS-LM-BP-model integreert de IS-curve (goederenmarkt), de LM-curve (geldmarkt) en de BP-curve (betalingsbalans) om het evenwicht in een open economie te bepalen [13](#page=13) [1](#page=1) [40](#page=40) [46](#page=46) [61](#page=61) [62](#page=62).
#### 1.2.1 Het aanpassingsproces bij betalingsbalansonevenwichten
Betalingsbalansonevenwichten leiden tot aanpassingsprocessen die het inkomen en de rente beïnvloeden. De aard van deze aanpassing hangt af van het wisselkoersregime (vast of flexibel) [13](#page=13) [1](#page=1) [40](#page=40) [46](#page=46) [61](#page=61) [62](#page=62).
#### 1.2.2 Budgettair en monetair beleid in een open economie
De effectiviteit van budgettair en monetair beleid verschilt aanzienlijk in een open economie vergeleken met een gesloten economie [13](#page=13) [1](#page=1) [40](#page=40) [46](#page=46) [61](#page=61) [62](#page=62).
* **Budgettair beleid:** In een open economie kan budgettair beleid effectiever of minder effectief zijn, afhankelijk van de flexibiliteit van de wisselkoers en de mate van kapitaalmobiliteit. Bij flexibele wisselkoersen kan budgettair beleid bijvoorbeeld verzwakt worden door kapitaalinstroom die leidt tot een appreciatie van de munt [13](#page=13) [1](#page=1) [40](#page=40) [46](#page=46) [61](#page=61) [62](#page=62).
* **Monetair beleid:** Monetair beleid is doorgaans krachtiger in een open economie met flexibele wisselkoersen, omdat renteaanpassingen direct invloed hebben op de wisselkoers, wat vervolgens de export en import beïnvloedt [13](#page=13) [1](#page=1) [40](#page=40) [46](#page=46) [61](#page=61) [62](#page=62).
> **Tip:** Bestudeer de effecten van verschillende combinaties van wisselkoersregimes (vast vs. flexibel) en kapitaalmobiliteit (hoog vs. laag) op de effectiviteit van budgettair en monetair beleid binnen het Mundell-Fleming-model.
> **Tip:** Let op de rol van de rentevoet als belangrijkste indicator voor kapitaalstromen en de impact daarvan op de wisselkoers en de handelsbalans.
#### 1.2.3 Het IS-LM-BP-model in de landen van het eurogebied
De toepassing van het IS-LM-BP-model op landen binnen het eurogebied kent specifieke uitdagingen en nuances, met name in relatie tot de gemeenschappelijke munt en de afwezigheid van nationale wisselkoersen. De eurocrisis is een relevant voorbeeld dat de complexiteit van dit model in de praktijk illustreert [13](#page=13) [1](#page=1) [40](#page=40) [46](#page=46) [61](#page=61) [62](#page=62).
### 1.3 Afleiding van de AD-curve in een open economie (AD-II-curve)
De AD-II-curve vertegenwoordigt de totale vraag naar goederen en diensten in een open economie als functie van het prijspeil ($P$). Deze curve wordt afgeleid uit de interactie van het IS-LM-BP-model en weerspiegelt de relatie tussen het algemene prijspeil en het evenwichtsoutputniveau, rekening houdend met internationale economische verbanden [13](#page=13) [1](#page=1) [40](#page=40) [46](#page=46) [61](#page=61) [62](#page=62).
Figuur 10.14 toont een grafische weergave van de afleiding van de AD-II-curve in een open economie met vaste wisselkoersen. Hierbij wordt getoond hoe het snijpunt van de IS-, LM- en BP-curves bij een bepaald prijspeil ($P_1$) leidt tot een specifiek inkomen ($Y_1$), wat een punt op de AD-II-curve vormt [62](#page=62).
> **Voorbeeld:** Een verhoging van de overheidsuitgaven zal, afhankelijk van het wisselkoersregime en de kapitaalmobiliteit, leiden tot een verschuiving van de IS-curve en een nieuw evenwicht in het IS-LM-BP-model. Dit nieuwe evenwicht genereert een ander outputniveau bij het gegeven prijspeil, wat resulteert in een beweging langs of een verschuiving van de AD-II-curve.
---
# Budgettair en monetair beleid in een open economie
Hier is de samenvatting voor het onderwerp "Budgettair en monetair beleid in een open economie", opgesteld volgens de instructies.
## 2. Budgettair en monetair beleid in een open economie
De analyse van budgettair en monetair beleid in een open economie is cruciaal vanwege de interactie tussen binnenlandse economische variabelen en internationale financiële en handelsstromen, met name via de wisselkoers.
### 2.1 Het Mundell-Fleming-model (IS-LM-BP) in een open economie
Het Mundell-Fleming-model, ook wel het IS-LM-BP-model genoemd, breidt het standaard IS-LM-model uit door de balans tussen internationale kapitaalstromen en handel in te bouwen via de BP-curve (betalingsbalanscurve) [1](#page=1).
#### 2.1.1 Het aanpassingsproces bij betalingsbalansonevenwichten
Een onevenwicht op de betalingsbalans leidt tot aanpassingen in de wisselkoers, die vervolgens weer de internationale handel en kapitaalstromen beïnvloeden, totdat een nieuw evenwicht is bereikt [1](#page=1).
#### 2.1.2 Budgettair en monetair beleid in een open economie
De effectiviteit van budgettair en monetair beleid verschilt significant afhankelijk van het regime van de wisselkoers (vast of flexibel) en de mate van kapitaalmobiliteit.
##### 2.1.2.1 Budgettair beleid
* **Onder vaste wisselkoersen:** Budgettair beleid (verhoging van overheidsbestedingen, $\Delta G$) is effectiever. De initiële vraagtoename leidt tot hogere rentes, wat kapitaalinstroom en een appreciatie van de munt aantrekt. De centrale bank moet ingrijpen om de wisselkoers stabiel te houden, wat leidt tot een geldhoeveelheidstoename en verdere stimulering van de economie. Dit resulteert in een grotere multiplicator dan in een gesloten economie [2](#page=2).
* **Onder flexibele wisselkoersen:** Budgettair beleid is minder effectief of zelfs contraproductief. Een verhoging van $\Delta G$ leidt tot een hogere rente en kapitaalinstroom, waardoor de munt apprecieert. Deze appreciatie maakt export duurder en import goedkoper, wat de netto-export verlaagt en de initiële toename in de vraag neutraliseert. In extreme gevallen met perfecte kapitaalmobiliteit kan de budgettaire multiplicator nul of zelfs negatief zijn [2](#page=2) [3](#page=3).
* **Voorbeeld:** Ilzetzki et al. vonden dat de multiplicator in landen met flexibele wisselkoersen negatief was (-0.15), terwijl deze in landen met vaste wisselkoersen positief was (0.64) [3](#page=3).
##### 2.1.2.2 Monetair beleid
* **Onder vaste wisselkoersen:** Monetair beleid (verhoging van de geldhoeveelheid, $\Delta M$) is ineffectief. Een toename van $\Delta M$ leidt tot lagere rentes en kapitaaluitstroom, wat een depreciatie van de munt veroorzaakt. Om de wisselkoers vast te houden, moet de centrale bank de geldhoeveelheid verkopen, waardoor het initiële effect wordt tenietgedaan.
* **Onder flexibele wisselkoersen:** Monetair beleid is zeer effectief. Een toename van $\Delta M$ leidt tot lagere rentes en kapitaaluitstroom, waardoor de munt deprecieert. Deze depreciatie maakt export goedkoper en import duurder, wat de netto-export stimuleert en de economie verder opdrijft. De monetair beleidsmultiplicator is hier groter dan in een gesloten economie [2](#page=2).
* **Voorbeeld:** Goed nieuws over de gewenste bestedingen of een monetaire verstrenging doet de wisselkoers stijgen terwijl slecht nieuws over de economie of monetaire versoepeling de wisselkoers doet dalen. Een verwachte renteverhoging in de VS kan de dollar doen appreciëren ten opzichte van de euro [10](#page=10) [4](#page=4) [5](#page=5) [6](#page=6) [7](#page=7) [8](#page=8) [9](#page=9).
#### 2.1.3 Het IS-LM-BP-model in de landen van het eurogebied
De introductie van de euro heeft de wisselkoersdynamiek binnen het eurogebied veranderd. De monetair beleidsreactie van de Europese Centrale Bank (ECB) beïnvloedt alle lidstaten, maar de specifieke impact kan variëren door nationale budgettaire beleidslijnen en economische structuren. De effecten van monetair beleid, zoals renteverhogingen, kunnen leiden tot zowel appreciatie van de euro als onzekerheid, die de wisselkoers kan doen dalen [10](#page=10) [11](#page=11) [12](#page=12).
#### 2.1.4 Invloed van beleggerssentiment en risico
Naast economische fundamenten beïnvloeden beleggersverwachtingen en het risico op beleggingen in een bepaalde munt de wisselkoers. Een toename in risico (bv. politieke instabiliteit, twijfel over schuldenplafond) doet de waarde van die munt dalen [11](#page=11) [12](#page=12).
### 2.2 Budgettair beleid en de wisselkoers: Illustraties
De impact van budgettair beleid op de rente en wisselkoers wordt geïllustreerd aan de hand van verschillende presidentiële periodes in de VS, waarbij de voorspellingen van het IS-LM-BP-model worden getoetst aan de realiteit.
#### 2.2.1 Beleid onder Donald Trump .
* **Verwachtingen:** Trump's plannen voor belastingverlagingen en hogere overheidsuitgaven werden verwacht om de Amerikaanse economie te stimuleren, de langetermijnrente te doen stijgen en de dollar te doen appreciëren [15](#page=15) [16](#page=16) [17](#page=17) [18](#page=18).
* **Feitelijke observaties:** Na de verkiezing in november 2016 stegen de langetermijnrente in de VS en de Dow Jones index, terwijl de euro deprecieerde ten opzichte van de dollar. De rente in de eurozone steeg initieel ook, maar de euro waardeerde af, wat de complexiteit van de interactie aantoont. De economische outputkloof in de VS verslechterde en het begrotingssaldo nam toe [15](#page=15) [16](#page=16) [18](#page=18) [19](#page=19).
#### 2.2.2 Beleid onder Joe Biden .
* **Verwachtingen:** Een voorspelling van budgettaire expansie onder Biden zou leiden tot een zwakkere dollar, in tegenstelling tot de situatie in 2016. De logica was dat de Federal Reserve (Fed) de rente lager zou houden vanwege een zwakkere economie, wat de impact van de fiscale stimulus zou versterken en de dollar zou verzwakken [20](#page=20) [21](#page=21).
* **IS-LM-BP analyse:** De voorspelling van een zwakkere dollar bij budgettaire expansie, in een omgeving met een lage rente en ondergemiddelde economische groei, werd ondersteund door het model [21](#page=21).
#### 2.2.3 Beleid onder Liz Truss .
* **Aangekondigd beleid:** Grote belastingverlagingen en invoertarieven werden aangekondigd, wat zorgde voor grote zorgen over de overheidsfinanciën en een onrealistisch terugverdieneffect [22](#page=22) [23](#page=23).
* **Gevolgen:** Dit beleid leidde tot een stijging van de risicopremie op Britse activa ($\sigma$), inconsistentie met het beleid van de centrale bank (renteverhogingen) en een forse depreciatie van het Britse pond [22](#page=22) [23](#page=23).
#### 2.2.4 Aankomend beleid onder Donald Trump (2024-2025)
* **Verwacht beleid:** Verdere belastingverlagingen, importheffingen, beperking van migratie en deregulering [24](#page=24).
* **Voorspelde macro-financiële gevolgen:**
* Verhoging van de langetermijnrente en de Dow Jones in de VS [14](#page=14) [25](#page=25) [27](#page=27) [28](#page=28).
* Depreciatie van de dollar ten opzichte van de euro [14](#page=14) [25](#page=25) [30](#page=30) [33](#page=33).
* Daling van de rente en de Eurostoxx 50 in de eurozone [14](#page=14) [25](#page=25) [29](#page=29) [31](#page=31).
* **Verhoogde onzekerheid:** Een toenemende onzekerheid, mede door de aanval op instituties zoals de centrale bank, kan leiden tot een daling van de wisselkoers, een stijging van de risicopremie en een negatieve impact op aandelenkoersen (bv. de VIX-index, de "angstindex"). Twijfel aan de stabiliteit van de dollar als reservemunt kan de rente op Amerikaanse staatsobligaties doen stijgen [12](#page=12) [33](#page=33) [35](#page=35) [36](#page=36) [38](#page=38) [39](#page=39).
### 2.3 Afleiding van de AD-II-curve in een open economie
De Aggregate Demand (AD) curve in een open economie (AD-II) houdt rekening met de wisselkoerseffecten op de netto-export. Een hogere prijspeil leidt tot een depreciatie van de munt (bij flexibele wisselkoersen en kapitaalmobiliteit) of een verzwakking van de externe vraag, wat de AD-curve naar rechts doet verschuiven [1](#page=1).
> **Tip:** De budgettaire multiplicator is kleiner naarmate een economie opener is, en budgettair beleid is effectiever bij vaste wisselkoersen dan bij flexibele wisselkoersen, terwijl monetair beleid juist effectiever is bij flexibele wisselkoersen [2](#page=2).
> **Tip:** De analyse van beleidsmaatregelen in de praktijk (bv. Trump, Biden, Truss) toont aan dat economische theorieën, zoals het IS-LM-BP-model, nuttig zijn om onverwachte marktreacties te verklaren. Factoren zoals risicoperceptie, politieke stabiliteit en de onafhankelijkheid van centrale banken spelen een cruciale rol in de wisselkoersdynamiek [12](#page=12) [36](#page=36).
---
# Het IS-LM-BP-model in de eurozone en de eurocrisis
Dit gedeelte onderzoekt de toepassing van het IS-LM-BP-model binnen de eurozone, met een focus op de analyse van monetaire en reële schokken en de economische gevolgen van de eurocrisis [1](#page=1).
### 3.1 Het IS-LM-BP-model in individuele landen van de eurozone
Wanneer het IS-LM-BP-model wordt toegepast op individuele lidstaten van de eurozone, zijn er specifieke overwegingen ten aanzien van de geldmarkt en de betalingsbalans. De interne monetaire beleidsautonomie van individuele landen is sterk beperkt omdat de rentestand wordt bepaald door de Europese Centrale Bank (ECB) [41](#page=41) [42](#page=42).
#### 3.1.1 Monetaire schokken
In een monetaire schok binnen een individueel land van de eurozone, kan de ECB de geldhoeveelheid niet meer volledig onafhankelijk aanpassen om de rente te beïnvloeden. Als de geldhoeveelheid in een land zou toenemen, zouden de euro's eenvoudig weg de lidstaat kunnen verlaten, waardoor de lokale LM-curve niet kan verschuiven zoals in een gesloten economie of een economie met een eigen munt. De rentestand wordt in essentie bepaald door de eurozone als geheel, plus een risicofactor (σ) die de specifieke risico's van het land weerspiegelt. Schokken leiden in de eurozone dus niet tot een aanpassing van de rente zoals voorspeld door het standaard IS-LM-model, maar tot een verschuiving van de BP-curve naar boven of beneden, afhankelijk van de risicoperceptie. Een waardestijging van de euro (E ↑) leidt tot een appreciatie van de binnenlandse munt ten opzichte van de buitenlandse munt (EP/Pf ↑), wat de internationale concurrentiepositie verslechtert en de IS-curve naar links doet verschuiven [42](#page=42) [43](#page=43) [44](#page=44) [45](#page=45).
#### 3.1.2 Reële vraagschokken
Reële vraagschokken in een individueel land van de eurozone (bijvoorbeeld een daling van de autonome consumptie of investeringen) verschuiven de IS-curve naar links. In de eurozone, waar de rente grotendeels extern wordt bepaald, zal de BP-curve verschuiven als gevolg van veranderingen in de risicopremie (σ). Een negatieve reële vraagschok kan leiden tot een appreciatie van de wisselkoers van de euro, wat de export schaadt en de IS-curve verder naar links duwt [44](#page=44) [45](#page=45).
#### 3.1.3 Implicaties van reële schokken
Reële schokken leiden tot meer volatiliteit en instabiliteit binnen individuele lidstaten. Er zijn verschillende potentiële tegenmaatregelen [45](#page=45):
* Een appreciatie van de wisselkoers kan niet meer worden gebruikt als aanpassingsmechanisme [45](#page=45).
* Een "begrotingsunie" zou stabiliteit kunnen bieden, maar er is historisch gezien weinig politieke wil geweest om dit te realiseren. Het Economisch Herstelfonds ("Next Generation EU") van 750 miljard euro, geïntroduceerd in de zomer van 2020, is een stap in deze richting [45](#page=45).
* Stabiliserend begrotingsbeleid is mogelijk, maar wordt beperkt door Europese begrotingsregels [45](#page=45).
* Prijsstijgingen (P ↑) kunnen de wisselkoers beïnvloeden (EP/Pf ↑), wat gunstig kan zijn, maar het risico op deflatie in omgekeerde gevallen blijft een zorg [45](#page=45).
### 3.2 Het IS-LM-BP-model en de eurocrisis
De eurocrisis, die zich voornamelijk afspeelde tussen 2010 en 2013, kan worden geanalyseerd met het IS-LM-BP-model, waarbij specifieke fasen van de crisis worden onderscheiden. Tabel T22.1 toont rente- en conjunctuurdata voor Italië, Portugal en de gehele eurozone gedurende deze periode [47](#page=47) [48](#page=48).
#### 3.2.1 Fase 1: Financiële crisis en eerste recessie (Midden 2008 – Eind 2009)
Deze periode werd gekenmerkt door de wereldwijde financiële crisis en een daaropvolgende recessie. De crisis leidde tot expansief monetair beleid om de economie te stimuleren. In deze fase zien we een daling van zowel de nominale als de reële rentes, en een negatieve outputkloof, wat duidt op een economische krimp [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49).
In het IS-LM-BP-model verschuift de IS-curve naar links door verminderde consumptie en investeringen (∆C₀ < 0, ∆I₀ < 0) en een mogelijke wisselkoersverandering (∆ε > 0). Expansief monetair beleid (∆M<0) probeert de LM-curve te verschuiven, maar de effectiviteit ervan wordt beperkt door de geïntegreerde aard van de eurozone. De BP-curve verschuift naar boven door een verwachte rentestijging (∆R<0) in de eurozone of door een risicofactor (∆σ >0) die gepaard gaat met de financiële crisis [50](#page=50).
#### 3.2.2 Fase 2: Eurocrisis en budgettaire sanering (Eind 2009 – Midden 2012)
Deze fase werd gedomineerd door de eurocrisis, waarbij twijfel ontstond over de terugbetalingscapaciteit van overheden in Zuid-Europese landen zoals Griekenland, Ierland, Portugal, Italië en Spanje [51](#page=51) [52](#page=52).
* **Oorzaak van de crisis:** Twijfel over de solvabiliteit van overheden deed de vereiste risicopremie op hun obligaties stijgen, waardoor de BP-curve naar boven verschoof. Dit leidde tot kapitaaluitvoer en een stijging van de rente in de getroffen landen. De verkoop van obligaties resulteerde in een uitstroom van euro's, wat de LM-curve naar boven verschuift [52](#page=52).
* **Impact van budgettaire sanering:** De stijgende rente en de zwakke conjunctuur verhoogden de overheidsschuld, wat leidde tot de noodzaak van drastische budgettaire sanering. Deze sanering (∆G < 0, ∆t > 0, ∆TR < 0) ondermijnt de vraag, verschuift de IS-curve verder naar links, en vermindert de economische groei. Dit leidde tot een sneeuwbaleffect waarbij de schuldgraad niet afnam, wat de twijfel over de houdbaarheid van de schuld verder aanwakkerde en de risicopremie (σ) deed stijgen [54](#page=54) [55](#page=55).
* **Monetair beleid:** In deze periode wordt expansief monetair beleid beperkt door de negatieve impact op de schuldhoudbaarheid en de noodzaak tot sanering [53](#page=53) [55](#page=55).
In het IS-LM-BP-model zien we de IS-curve verder naar links verschuiven door budgettaire sanering. De LM-curve kan door kapitaaluitvoer naar boven verschuiven, of door een contra-intuïtief monetair beleid in de eurozone. De BP-curve verschuift sterk naar boven door de stijgende risicopremie (∆σ > 0) [55](#page=55).
#### 3.2.3 Fase 3: Ommekeer bij de ECB (Vanaf midden 2012)
Vanaf midden 2012 begon de ECB een meer actieve rol te spelen om de euro te redden [56](#page=56).
* **Draghi's "Whatever it takes":** De uitspraak van Mario Draghi in juli 2012 was cruciaal [57](#page=57).
* **Outright Monetary Transactions (OMT):** In september 2012 kondigde de ECB het OMT-programma aan, waarmee ze bereid was onbeperkt overheidsobligaties van Zuid-Europese landen te kopen. Dit leidde tot een daling van de risicopremie (σ) en een daling van de rente in Zuid-Europa, met kapitaalinvoer en een stijging van de geldhoeveelheid als gevolg. Dit beleid was wel gekoppeld aan de voorwaarde van begrotingsbesparingen [57](#page=57).
* **Impact op het model:** De ommekeer bij de ECB zorgde voor een significante neerwaartse verschuiving van de BP-curve (∆σ < 0). De IS-curve bleef echter onder druk staan door de voortdurende begrotingssanering. Het monetaire beleid van de ECB zorgde voor een verschuiving van de LM-curve naar beneden [58](#page=58).
#### 3.2.4 Evolutie van de euro/dollar wisselkoers
De eurocrisis had een duidelijke impact op de wisselkoers van de euro ten opzichte van de dollar. Tussen januari 2009 en december 2013 vertoonde de euro aanzienlijke fluctuaties. Na de aankondiging van het Europese Herstelfonds in mei 2020 begon de euro te appreciëren ten opzichte van de dollar. De appreciatie van de euro tot 1.40 dollar per euro in april/mei 2014 werd mede verklaard door een soepeler monetair beleid in de VS in vergelijking met de eurozone. Het geloof in het "europroject" en de risicopremie (σ) bleken bepalend te zijn voor de wisselkoersevolutie [59](#page=59) [60](#page=60).
> **Tip:** Bij het analyseren van de eurocrisis met het IS-LM-BP-model, is het cruciaal om de specifieke rol van de ECB en de externe bepaling van de rente binnen de eurozone te benadrukken, in tegenstelling tot nationale economieën met een eigen munt.
> **Tip:** De eurocrisis toont aan hoe nauw monetaire en budgettaire beleidsmaatregelen, zowel nationaal als op Europees niveau, met elkaar verweven zijn en hoe de marktsentimenten (risicopremies) een significante rol spelen in de economische dynamiek.
---
# Afleiding van de AD-II-curve
Dit hoofdstuk beschrijft de afleiding van de Aggregate Demand (AD-II) curve voor een open economie, waarbij zowel vaste als vlottende wisselkoersen worden beschouwd, en analyseert de verschuivingen ervan [1](#page=1).
### 4.1 De AD-II-curve in een open economie met vaste wisselkoersen
De AD-II-curve in een open economie met vaste wisselkoersen wordt afgeleid met behulp van het IS-LM-BP model. Het model integreert de goederenmarkt (IS), de geldmarkt (LM) en de betalingsbalans (BP). De analyse focust op hoe veranderingen in het algemeen prijspeil ($P$) de aggregatieve vraag ($Y$) beïnvloeden [62](#page=62).
#### 4.1.1 Grafische afleiding
De afleiding begint met een initiële evenwichtssituatie in het IS-LM-BP model, weergegeven in een R-Y diagram, waarbij $R$ de rentevoet is en $Y$ het nationaal inkomen [62](#page=62).
* **Initiële situatie:** Een prijspeil $P_1$ leidt tot een bepaalde IS-curve ($IS(P_1)$), LM-curve ($LM(P_1)$) en BP-curve ($BP(P_1)$). Het evenwicht bevindt zich op $Y_1$ en een rentevoet $R_1$ [62](#page=62).
* **Daling van het prijspeil:** Wanneer het prijspeil daalt van $P_1$ naar $P_3$ ($P_3 < P_1$), verschuift de IS-curve naar rechts omdat de reële geldvoorraad toeneemt, wat leidt tot een lagere rentevoet voor elk inkomen ($IS(P_3)$). De LM-curve verschuift naar rechts omdat de reële geldvraag afneemt bij een lager prijspeil voor elke gegeven rentevoet. De BP-curve, die de voorwaarde van een nulstand op de betalingsbalans weergeeft, blijft ongewijzigd op korte termijn [63](#page=63).
* **Nieuw evenwicht:** Het nieuwe evenwicht wordt bereikt bij een hoger inkomen $Y_2$ en een lagere rentevoet $R_2$. Dit is de situatie na de aanpassing in de financiële markten en de goederenmarkt als gevolg van het lagere prijspeil [63](#page=63).
* **Transmissie naar AD-II curve:** Dit nieuwe evenwichtspunt $(Y_2, P_3)$ wordt vervolgens op de AD-II curve geplaatst. Wanneer het prijspeil daalt van $P_1$ naar $P_3$, neemt de aggregatieve vraag toe van $Y_1$ naar $Y_2$. Dit proces wordt herhaald voor andere prijsniveaus om de volledige AD-II curve te construeren [64](#page=64).
* **Implicatie van vaste wisselkoersen:** Bij vaste wisselkoersen zal een monetaire expansie (die de LM-curve naar rechts verschuift) worden gecompenseerd door een monetaire contractie door de centrale bank om de wisselkoers vast te houden, wat de effectiviteit van monetair beleid beperkt. Een begrotingsbeleid daarentegen is wel effectief [64](#page=64).
#### 4.1.2 De vergelijking van de AD-II curve (vaste wisselkoersen)
De AD-II curve in een open economie met vaste wisselkoersen kan worden uitgedrukt als een functie van verschillende variabelen [65](#page=65):
$Y = C_0 + cTR + I_0 - b\epsilon + G + \frac{1+b\theta}{1-c(1-t)}N_0 + \frac{xY_f - \delta E P_f - bR_f + \sigma}{1-c(1-t)}$
Of vereenvoudigd, waarbij de parameters $a$ en $z$ verschillende combinaties van de exogene variabelen representeren:
$Y = Y(P \mid C_0, TR, I_0, \epsilon, G, t, N_0, Y_f, E, P_f, R_f, \sigma)$
Waarbij:
* $Y$: nationaal inkomen/aggregatieve vraag [65](#page=65).
* $P$: algemeen prijspeil [65](#page=65).
* $C_0$: autonome consumptie [65](#page=65).
* $c$: marginale consumptiequote [65](#page=65).
* $TR$: overheidstransfers [65](#page=65).
* $I_0$: autonome investeringen [65](#page=65).
* $\epsilon$: de reële wisselkoers [65](#page=65).
* $G$: overheidsuitgaven [65](#page=65).
* $t$: belastingtarief [65](#page=65).
* $N_0$: autonome netto-export [65](#page=65).
* $Y_f$: buitenlands inkomen [65](#page=65).
* $E$: nominale wisselkoers [65](#page=65).
* $P_f$: buitenlands prijspeil [65](#page=65).
* $R_f$: buitenlandse rentevoet [65](#page=65).
* $\sigma$: andere exogene factoren [65](#page=65).
* $b$: rentegevoeligheid van de investeringen en kapitaalstromen [65](#page=65).
* $\theta$: gevoeligheid van de betalingsbalans voor renteverschillen [65](#page=65).
* $x$: marginale uitvoerquote [65](#page=65).
* $\delta$: gevoeligheid van de uitvoer voor de reële wisselkoers [65](#page=65).
### 4.2 De AD-II-curve in een open economie met vlottende wisselkoersen
In een open economie met vlottende wisselkoersen wordt de AD-II curve eveneens afgeleid uit het IS-LM-BP model, maar met een cruciaal verschil: de centrale bank intervenieert niet om de wisselkoers vast te zetten [66](#page=66).
#### 4.2.1 Grafische afleiding
De afleiding volgt een vergelijkbaar patroon als bij vaste wisselkoersen, maar de BP-curve en de implicaties van beleidsmaatregelen zijn anders [66](#page=66) [67](#page=67) [68](#page=68).
* **Initiële situatie:** Een prijspeil $P_1$ bepaalt de $IS(P_1)$, $LM(P_1)$ en $BP(P_1)$ curves. Het evenwicht is op $Y_1$ [66](#page=66).
* **Daling van het prijspeil:** Een daling van het prijspeil van $P_1$ naar $P_3$ verschuift de IS-curve naar rechts ($IS(P_3)$) en de LM-curve naar rechts ($LM(P_3)$) [67](#page=67).
* **Aanpassing van de wisselkoers:** In een systeem met vlottende wisselkoersen zal een begrotingstekort, dat leidt tot hogere rentes, een appreciatie van de munt veroorzaken, wat de export drukt en de import stimuleert. Een monetaire expansie leidt tot depreciatie van de munt, wat de export stimuleert en de import drukt. Figuur 10.15 toont hoe een verlaging van het prijspeil leidt tot een expansie van de aggregatieve vraag, waarbij de BP-curve zich aanpast aan de nieuwe situatie. De effecten van een monetaire of budgettaire expansie kunnen via de wisselkoersverandering het inkomen nog verder laten stijgen [67](#page=67) [68](#page=68).
* **Transmissie naar AD-II curve:** Elk evenwichtspunt $(Y, P)$ in het IS-LM-BP model met vlottende wisselkoersen definieert een punt op de AD-II curve. Een lagere prijspeil $P_3$ leidt tot een hoger aggregaat inkomen $Y_2$ [68](#page=68).
#### 4.2.2 De vergelijking van de AD-II curve (vlottende wisselkoersen)
De vergelijking voor de AD-II curve in een open economie met vlottende wisselkoersen is als volgt:
$Y = C_0 + cTR + I_0 - b\epsilon + G + \theta R_f + \sigma - \theta + b \ell L_0 - M_s P^{-1} - c(1-t)a + ( \theta + b ) k \ell$
Of in een meer algemene vorm:
$Y = Y(P \mid C_0, TR, I_0, \epsilon, G, t, R_f, \sigma, L_0, M_s)$
Waarbij, naast de eerder gedefinieerde variabelen:
* $L_0$: autonome geldvraag [69](#page=69).
* $M_s$: monetaire expansie [69](#page=69).
* $\ell$: gevoeligheid van de geldvraag voor de rente [69](#page=69).
* $k$: gevoeligheid van de geldvraag voor inkomen [69](#page=69).
### 4.3 Verschuivingen van de AD-II curve
De AD-II curve verschuift als gevolg van veranderingen in exogene variabelen die niet het algemeen prijspeil ($P$) bevatten [70](#page=70) [71](#page=71).
#### 4.3.1 Toename van de buitenlandse rente ($R_f$)
* **Vaste wisselkoersen:** Een toename van de buitenlandse rente ($R_f$) verschuift de BP-curve naar links. Om de wisselkoers vast te houden, zal de centrale bank de geldhoeveelheid moeten verminderen, waardoor de LM-curve naar links verschuift. Dit resulteert in een lagere aggregatieve vraag voor elk prijspeil, waardoor de AD-II curve naar links verschuift van $AD(R_{f1})$ naar $AD(R_{f2})$ [70](#page=70).
* **Vlottende wisselkoersen:** Een toename van de buitenlandse rente ($R_f$) leidt tot een kapitaaluitstroom, wat een depreciatie van de binnenlandse munt veroorzaakt. Dit verhoogt de concurrentiekracht van de export, waardoor de aggregatieve vraag toeneemt. De IS-curve verschuift naar rechts ($IS(P_1, \text{na } \Delta E <0)$), en de AD-II curve verschuift naar rechts van $AD(R_{f1})$ naar $AD(R_{f2})$ [71](#page=71).
#### 4.3.2 Andere factoren die de AD-II curve verschuiven
Andere exogene variabelen die de AD-II curve kunnen verschuiven zijn onder meer:
* Wijzigingen in autonome consumptie ($C_0$) [65](#page=65) [69](#page=69).
* Wijzigingen in autonome investeringen ($I_0$) [65](#page=65) [69](#page=69).
* Wijzigingen in overheidsuitgaven ($G$) [65](#page=65) [69](#page=69).
* Wijzigingen in buitenlands inkomen ($Y_f$) [65](#page=65).
* Wijzigingen in de nominale wisselkoers ($E$) [65](#page=65).
* Wijzigingen in buitenlandse prijspeil ($P_f$) [65](#page=65).
* Wijzigingen in de autonome component van de export ($N_0$) [65](#page=65).
* Wijzigingen in de monetaire componenten ($L_0$, $M_s$) [69](#page=69).
> **Tip:** De AD-II curve in een open economie is een uitbreiding van de gesloten economie AD-curve. De integratie van internationale handel en kapitaalstromen, en de impact van wisselkoersen, creëren extra kanalen waarlangs schokken en beleidsmaatregelen het aggregatieve vraagniveau beïnvloeden. Vergeet niet het onderscheid te maken tussen vaste en vlottende wisselkoersen, aangezien dit fundamentele verschillen in de analyse met zich meebrengt.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Mundell-Fleming-model | Een macro-economisch model dat de relatie tussen het IS-LM-model en de betalingsbalans analyseert in een open economie met zowel vaste als flexibele wisselkoersen. |
| AD-II-curve | De Aggregate Demand curve in een open economie, die rekening houdt met internationale handel en kapitaalstromen, en de relatie tussen het algemene prijspeil en de totale vraag naar goederen en diensten weergeeft. |
| Betalingsbalansrestrictie | De beperking die de internationale financiële transacties en de wisselkoers opleggen aan de binnenlandse economische beleidsvoering, zoals beschreven door de BP-curve. |
| BP-curve | Een curve die alle combinaties van inkomen (Y) en rente (R) weergeeft waarbij de betalingsbalans in evenwicht is. |
| IS-LM-BP-model | Een uitbreiding van het IS-LM-model voor een open economie, waarbij de betalingsbalans wordt meegenomen om het evenwicht te bepalen onder verschillende wisselkoersregimes. |
| Budgettaire multiplicator | De verhouding tussen de verandering in het nationaal inkomen en de initiële verandering in overheidsbestedingen of belastingen. |
| Wisselkoers | De prijs van de ene munt uitgedrukt in een andere munt; bepaalt de relatieve prijs van goederen en diensten tussen landen. |
| Monetair beleid | Acties van een centrale bank om de geldhoeveelheid en kredietomstandigheden te beïnvloeden om macro-economische doelen te bereiken, zoals prijsstabiliteit en maximale werkgelegenheid. |
| Begrotingsbeleid | Het gebruik van overheidsuitgaven en belastingen om de economie te beïnvloeden. |
| Outputkloof | Het verschil tussen het actuele BBP en het potentiële BBP van een land. Een positieve outputkloof geeft aan dat de economie boven haar duurzame capaciteit presteert, terwijl een negatieve outputkloof duidt op onderbenutting van capaciteit. |
| Risicopremie | Het extra rendement dat beleggers eisen voor het aanhouden van risicovollere activa in vergelijking met risicovrije activa. |
| Kapitaaluitvoer | De beweging van kapitaal vanuit een land naar andere landen, vaak gedreven door hogere rentes of hogere risico"s in het buitenland. |
| Eurocrisis | Een periode van economische en financiële instabiliteit in de eurozone, gekenmerkt door hoge overheidsschulden, rentestijgingen en twijfel aan de houdbaarheid van de muntunie. |
| Vaste wisselkoersen | Een wisselkoerssysteem waarbij de waarde van een munt is vastgelegd ten opzichte van een andere munt of een mandje van munten. |
| Vlottende wisselkoersen | Een wisselkoerssysteem waarbij de waarde van een munt wordt bepaald door de marktwerking van vraag en aanbod, zonder directe interventie van de centrale bank. |
| Aggregate Demand (AD) | De totale vraag naar goederen en diensten in een economie bij verschillende prijsniveaus. |
| Buitenlandse rente | De rente die geldt in andere landen, wat invloed heeft op kapitaalstromen en wisselkoersen. |
| Risico op wanbetaling | De waarschijnlijkheid dat een overheid of bedrijf zijn financiële verplichtingen niet kan nakomen. |
| Wereldreservemunt | Een munt die door veel landen wordt aangehouden als reservevaluta, vaak gebruikt in internationale handel en financiële transacties. |
| Onafhankelijkheid van de centrale bank | Het vermogen van de centrale bank om monetair beleid te voeren zonder politieke inmenging, wat cruciaal is voor prijsstabiliteit. |