Cover
立即免费开始 HFDST 10 - Deel 1.pdf
Summary
# De betalingsbalansrestrictie en de BP-curve
Dit onderwerp onderzoekt de beperkingen die de betalingsbalans oplegt aan economisch beleid en introduceert de theoretische BP-curve die extern evenwicht weergeeft.
### 1.1 Het concept van de betalingsbalansrestrictie
De betalingsbalans, aangeduid met $B$ vertegenwoordigt de som van het saldo op de lopende rekening en het saldo op de kapitaal- en financiële rekening. Een betalingsbalansoverschot ($B > 0$) impliceert dat een land meer deviezen ontvangt dan het uitgeeft, wat leidt tot een toename van de buitenlandse reserves. Omgekeerd resulteert een tekort ($B < 0$) in een afname van deze reserves. De betalingsbalansrestrictie stelt dat een land zijn economisch beleid niet onafhankelijk kan kiezen als het streeft naar een evenwicht op de betalingsbalans en tegelijkertijd een vast wisselkoersbeleid wil voeren [2](#page=2) [3](#page=3).
### 1.2 De BP-curve: extern evenwicht
De BP-curve illustreert alle combinaties van het nationale inkomen ($Y$) en de rente ($R$) waarbij de betalingsbalans in evenwicht is ($B = 0$). Extern evenwicht treedt op wanneer de som van de lopende rekening en de kapitaal- en financiële rekening nul is [3](#page=3).
De vergelijking van de BP-curve wordt gegeven door:
$$R = -\frac{N_0}{x} - \frac{\delta E P_{f}}{x \theta} + \frac{R_f}{x} + \frac{\sigma + z \theta Y}{x}$$
met de aanname dat $B=0$ [3](#page=3).
In deze vergelijking vertegenwoordigen de parameters het volgende:
* $Y$: nationaal inkomen [4](#page=4).
* $R$: rentevoet [4](#page=4).
* $R_f$: buitenlandse rentevoet [3](#page=3).
* $E$: wisselkoers (prijs van buitenlandse munt in binnenlandse munt) [5](#page=5).
* $P_f$: buitenlandse prijspeil [3](#page=3).
* $N_0$: autonome component van de lopende rekening [3](#page=3).
* $x$: marginale consumptiequote voor goederen (negatief verband tussen inkomen en handelsbalans) [3](#page=3).
* $\delta$: gevoeligheid van de handelsbalans voor de wisselkoers [3](#page=3).
* $\theta$: gevoeligheid van de kapitaalstromen voor het renteverschil [3](#page=3).
* $\sigma$: autonome kapitaalinstroom [3](#page=3).
* $z$: gevoeligheid van de kapitaalstromen voor het nationaal inkomen [3](#page=3).
> **Tip:** Het verband tussen het nationaal inkomen en de rente wordt bepaald door de verhouding tussen de gevoeligheid van de kapitaalstromen voor het renteverschil en de gevoeligheid van de handelsbalans voor het nationaal inkomen.
#### 1.2.1 De helling van de BP-curve
De BP-curve heeft een positieve helling. Dit betekent dat een hogere rente ($R$) geassocieerd moet worden met een hoger nationaal inkomen ($Y$) om de betalingsbalans in evenwicht te houden. Een stijging van het nationaal inkomen leidt tot hogere importen en dus tot een verslechtering van de lopende rekening. Om dit te compenseren en de betalingsbalans in evenwicht te houden, moet de kapitaalinstroom toenemen, wat gerealiseerd wordt door een hogere rente die buitenlandse investeerders aantrekt [4](#page=4).
#### 1.2.2 Verschillende regimes op de BP-curve
* **Boven de BP-curve ($B > 0$):** In dit gebied leidt een combinatie van een relatief hoge rente en een laag inkomen tot een overschot op de betalingsbalans. Dit kan komen door een hoge rente die kapitaal aantrekt, terwijl de importen laag blijven door het lage inkomen [4](#page=4).
* **Onder de BP-curve ($B < 0$):** In dit gebied leidt een combinatie van een relatief lage rente en een hoog inkomen tot een tekort op de betalingsbalans. De hoge importen door het hoge inkomen kunnen niet gecompenseerd worden door de beperkte kapitaalinstroom bij een lage rente [4](#page=4).
### 1.3 Verschuivingen van de BP-curve
De BP-curve kan verschuiven als gevolg van veranderingen in exogene variabelen die niet op de assen worden weergegeven [5](#page=5).
* **Verandering in de buitenlandse rente ($R_f$):** Een stijging van de buitenlandse rente ($ \Delta R_f > 0$) leidt tot een opwaartse verschuiving van de BP-curve. Bij een gegeven nationaal inkomen wordt er nu een hogere binnenlandse rente vereist om kapitaal aan te trekken en zo het verhoogde verlies van kapitaal aan het buitenland te compenseren [5](#page=5).
* **Verandering in de wisselkoers ($E$):** Een depreciatie van de binnenlandse munt (een stijging van $E$, de prijs van buitenlandse valuta) leidt tot een neerwaartse verschuiving van de BP-curve. Een goedkopere binnenlandse munt maakt exporten goedkoper en importen duurder, wat de lopende rekening verbetert. Hierdoor is een lagere rente vereist om kapitaalinstromen te genereren die de betalingsbalans in evenwicht houden [5](#page=5).
* **Verandering in de autonome componenten ($N_0, \sigma$):** Een toename van de autonome lopende rekening ($N_0$) of autonome kapitaalinstroom ($\sigma$) verschuift de BP-curve naar rechts. Dit betekent dat bij een gegeven rente een hoger inkomen mogelijk is voor extern evenwicht.
* **Verandering in de gevoeligheidsfactoren ($x, \delta, \theta, z$):** Wijzigingen in deze parameters beïnvloeden de helling en positie van de BP-curve. Een hogere gevoeligheid van de kapitaalstromen voor de rente ($\theta$) maakt de BP-curve vlakker. Een hogere gevoeligheid van de handelsbalans voor het inkomen ($x$) maakt de BP-curve steiler.
> **Example:** Stel, de buitenlandse rente stijgt significant. Om de betalingsbalans in evenwicht te houden bij het huidige nationale inkomen, moet de binnenlandse rente ook stijgen om de uitstroom van kapitaal tegen te gaan. Dit resulteert in een opwaartse verschuiving van de BP-curve, zoals te zien in Figuur 10.2 [5](#page=5).
---
# Het IS-LM-BP-model en beleidsimplicaties
Het IS-LM-BP-model, een uitbreiding van het standaard IS-LM-model, analyseert de interactie tussen de goederenmarkt, de geldmarkt en de internationale kapitaal- en goederenstromen onder verschillende wisselkoersregimes, met specifieke aandacht voor de beleidsimplicaties van budgettair en monetair beleid.
### 2.1 De componenten van het IS-LM-BP-model
Het IS-LM-BP-model combineert de IS-curve (goederenmarkt), de LM-curve (geldmarkt) en de BP-curve (betalingsbalans).
#### 2.1.1 De IS-curve
De IS-curve representeert het goederenmarktevenwicht en toont de combinaties van de rentevoet ($R$) en het nationaal inkomen ($Y$) waarbij de totale vraag gelijk is aan het aanbod. De vergelijking voor de IS-curve kan geschreven worden als:
$Y = C(Y-T) + I(R) + G + NX(Y, E \frac{P^{\ast}}{P})$ [7](#page=7).
Hierbij is:
* $C$: consumptie, afhankelijk van beschikbaar inkomen ($Y-T$) [7](#page=7).
* $T$: belastingen [7](#page=7).
* $I$: investeringen, afhankelijk van de rentevoet ($R$) [7](#page=7).
* $G$: overheidsuitgaven [7](#page=7).
* $NX$: netto-export, afhankelijk van het inkomen ($Y$) en de reële wisselkoers ($E \frac{P^{\ast}}{P}$) [7](#page=7).
* $E$: nominale wisselkoers (prijs van buitenlandse munt in binnenlandse munt) [7](#page=7).
* $P^{\ast}$: buitenlandse prijspeil [7](#page=7).
* $P$: binnenlands prijspeil [7](#page=7).
#### 2.1.2 De LM-curve
De LM-curve representeert het evenwicht op de geldmarkt en toont de combinaties van de rentevoet ($R$) en het nationaal inkomen ($Y$) waarbij de vraag naar en het aanbod van geld gelijk zijn. De vergelijking voor de LM-curve kan geschreven worden als:
$R = L_0 + M_S \cdot P_{\ell} + k \cdot Y$ [7](#page=7).
Hierbij is:
* $L_0$: autonome vraag naar geld [7](#page=7).
* $M_S$: geldhoeveelheid [7](#page=7).
* $P_{\ell}$: prijsniveau van de geldvraagcomponenten [7](#page=7).
* $k \cdot Y$: transactievraag naar geld, afhankelijk van het inkomen ($Y$) [7](#page=7).
#### 2.1.3 De BP-curve
De BP-curve representeert het evenwicht op de betalingsbalans. Dit betekent dat de som van de lopende rekening (handelsbalans + inkomensbalans) en de kapitaalrekening nul is. De BP-curve toont de combinaties van de rentevoet ($R$) en het nationaal inkomen ($Y$) waarbij de betalingsbalans in evenwicht is. Een algemene vorm kan zijn:
$R = N_0 - zY + x Y^{\ast} - \delta E \frac{P^{\ast}}{P} \theta + R_f + \sigma + z Y$ [7](#page=7).
Voor de analyse van beleid is het cruciaal om de effecten van een verandering in de wisselkoers en eventuele importheffingen mee te nemen. Bij de invoer van importheffingen ($t$), verandert de netto-export als volgt:
$NX = N_0 - zY + x Y^{\ast} - \delta E \frac{P^{\ast}}{P}(1+t)$ [8](#page=8).
Als handelspartners vergelden, wordt de relevante wisselkoers:
$E \frac{P^{\ast}}{P} (1+t^{\ast})(1+t)$ [8](#page=8).
Dit betekent dat zowel de IS- als de BP-curve beïnvloed kunnen worden door veranderingen in importheffingen en wisselkoersen [8](#page=8).
### 2.2 Beleidsimplicaties onder verschillende wisselkoersregimes
Het IS-LM-BP-model toont aan dat de effectiviteit van budgettair en monetair beleid significant verschilt onder een vast en een zwevend wisselkoersregime. De kern van deze verschillen ligt in de reactie van de wisselkoers en de daaropvolgende impact op de netto-export.
#### 2.2.1 Vaste wisselkoersen
Bij vaste wisselkoersen is de centrale bank verplicht om de koers van de eigen munt ten opzichte van andere valuta's stabiel te houden. Dit vereist interventies op de valutamarkt.
**Effecten van monetair beleid bij vaste wisselkoersen:**
Monetair beleid is ineffectief onder vaste wisselkoersen wanneer er sprake is van een open economie met perfecte kapitaalmobiliteit [18](#page=18) [22](#page=22) [43](#page=43) [51](#page=51).
* **Expansief monetair beleid (verhoging geldaanbod):** Dit leidt tot een lagere rentevoet en een verschuiving van de LM-curve naar rechts (LM1 naar LM2) [19-21](#page=19, 20, 21), [44-46](#page=44, 45, 46). De lagere rentevoet stimuleert investeringen en daardoor de totale vraag, wat een opwaartse druk op het nationaal inkomen veroorzaakt. Echter, de lagere rentevoet zorgt ook voor een kapitaaluitstroom, omdat buitenlandse beleggingen relatief aantrekkelijker worden. Om de wisselkoers stabiel te houden, moet de centrale bank buitenlandse valuta verkopen en eigen valuta opkopen, wat het geldaanbod reduceert en de LM-curve weer naar links verschuift (LM2 naar LM3). Dit proces herhaalt zich totdat de oorspronkelijke LM-curve (LM1) hersteld is en het initiële expansieve effect op het inkomen verdwijnt. Het beleid faalt in het verhogen van het inkomen, hoewel het wel de geldhoeveelheid kan beïnvloeden [20](#page=20) [21](#page=21) [22](#page=22).
* **Restrictief monetair beleid:** Een verkrapping van het monetaire beleid (vermindering geldaanbod) leidt tot een hogere rentevoet en een verschuiving van de LM-curve naar links. Dit trekt kapitaal aan en leidt tot een instroom van buitenlandse valuta, waardoor de centrale bank eigen valuta moet opkopen om de wisselkoers te handhaven. Dit vergroot het geldaanbod en verschuift de LM-curve terug naar rechts, waardoor het effect teniet wordt gedaan [21](#page=21).
> **Tip:** Bij vaste wisselkoersen en volledige kapitaalmobiliteit verliest de centrale bank haar autonomie over het monetaire beleid. Interventies op de valutamarkt om de wisselkoers te stabiliseren, neutraliseren de effecten van het monetaire beleid op de geldhoeveelheid en rente.
**Effecten van budgettair beleid bij vaste wisselkoersen:**
Budgettair beleid is zeer effectief onder vaste wisselkoersen, mits er sprake is van een open economie met perfecte kapitaalmobiliteit [18](#page=18) [26](#page=26) [43](#page=43) [51](#page=51).
* **Expansief budgettair beleid (verhoging overheidsuitgaven $G$ of verlaging belastingen $T$):** Dit leidt tot een toename van de totale vraag en een verschuiving van de IS-curve naar rechts (IS1 naar IS2) [23-25](#page=23, 24, 25). Hierdoor stijgen het inkomen en de rentevoet. De hogere rentevoet trekt kapitaal aan, wat leidt tot een instroom van buitenlandse valuta. Om de wisselkoers stabiel te houden, moet de centrale bank haar eigen munt opkopen en buitenlandse valuta verkopen, wat het geldaanbod vergroot en de LM-curve naar rechts verschuift (LM1 naar LM2). Dit versterkt het expansieve effect op het inkomen, omdat de rentevoet niet zo sterk stijgt als in een gesloten economie, wat leidt tot een grotere multiplicatoreffect. De wisselkoers blijft stabiel. Het eindpunt is een hoger inkomen tegen een zelfde rentevoet [24](#page=24) [25](#page=25).
* **Restrictief budgettair beleid:** Een verkrapping van het budgettaire beleid leidt tot een daling van de totale vraag en een verschuiving van de IS-curve naar links. Dit resulteert in een lagere rentevoet en trekt kapitaal uit het buitenland aan. De centrale bank moet interveniëren door eigen munt te kopen, wat het geldaanbod verhoogt en de LM-curve naar rechts verschuift, waardoor het restrictieve effect op het inkomen versterkt wordt.
**Nuanceringen bij budgettair beleid onder vaste wisselkoersen:**
1. **Budgettaire expansie, lopende rekening en devaluatieverwachtingen:** Een expansief budgettair beleid, dat leidt tot een hogere rentevoet, kan de concurrentiepositie van exportproducten verslechteren door een appreciatie van de munt (als de wisselkoers niet volledig vast is) of door de stimulering van import (door hoger inkomen). Dit kan leiden tot een verslechtering van de lopende rekening (NX daalt) [27-28](#page=27, 28). Als de markten verwachten dat deze verslechtering zal leiden tot een devaluatie, kan dit leiden tot kapitaalvlucht en speculatieve aanvallen op de munt, waardoor de centrale bank gedwongen wordt om de wisselkoers te verdedigen met aanzienlijke reserves, of uiteindelijk de munt moet devalueren [26](#page=26) [28](#page=28).
> **Effect van budgettaire expansie op NX:** Hoger inkomen ($Y$) stimuleert import, wat $NX$ doet dalen. Een hogere rente ($R$) kan kapitaal aantrekken, wat de kapitaalrekening verbetert, maar de netto-export kan toch verslechteren als de appreciatie van de munt te groot is, of als de kapitaalinstroom niet volstaat om de toename van import te compenseren. [27-28](#page=27, 28)
2. **Expansieve budgettaire sanering ("fiscal austerity"):** Het effect van budgettaire sanering (dalende overheidsuitgaven $G$, dalende belastingen $T$ of beide) is complexer en wordt betwist [26](#page=26).
* **Keynesiaanse visie:** Budgettaire sanering leidt tot een daling van de totale vraag en een verschuiving van de IS-curve naar links (IS1 naar IS2) [31-32](#page=31, 32). Dit resulteert in een lager inkomen ($Y$) en een lagere rentevoet ($R$). Bij vaste wisselkoersen en kapitaalmobiliteit trekt de lagere rente kapitaal uit het buitenland aan, wat leidt tot een instroom van buitenlandse valuta. De centrale bank moet valuta verkopen om de wisselkoers te stabiliseren, wat het geldaanbod vergroot en de LM-curve naar rechts verschuift (LM1 naar LM2). Dit tegenwerkende effect van de verschuiving van de LM-curve kan de daling van het inkomen enigszins beperken [32](#page=32).
* **Anti-keynesiaanse visie:** Bij een zeer hoge overheidsschuld en/of een crisis kunnen budgettaire bezuinigingen leiden tot een toename van het vertrouwen van investeerders en consumenten, wat kan resulteren in een hogere autonome consumptie ($C_0$) en investeringen ($I_0$) [33-34](#page=33, 34). Dit kan de negatieve effecten van de budgettaire sanering op de IS-curve (IS2) gedeeltelijk of volledig compenseren door een opwaartse verschuiving van de IS-curve (IS3). Dit resulteert in een kleiner of zelfs positief effect op het inkomen, ondanks de bezuinigingen. Bovendien kan een restrictief budgettair beleid, door het verkleinen van het overheidstekort, leiden tot een lagere vraag naar krediet, wat de rente kan drukken en daarmee de kans op een appreciatie van de munt (met negatieve gevolgen voor NX) kan verkleinen [35-37](#page=35, 36, 37) [34](#page=34).
#### 2.2.2 Vlottende wisselkoersen
Bij vlottende wisselkoersen laat de centrale bank de koers van de eigen munt vrij fluctueren op de internationale valutamarkten.
**Effecten van monetair beleid bij vlottende wisselkoersen:**
Monetair beleid is zeer effectief onder vlottende wisselkoersen, zelfs in een open economie met perfecte kapitaalmobiliteit [18](#page=18) [43](#page=43) [51](#page=51).
* **Expansief monetair beleid (verhoging geldaanbod):** Dit leidt tot een lagere rentevoet en een verschuiving van de LM-curve naar rechts (LM1 naar LM2) [44-45](#page=44, 45). De lagere rente stimuleert investeringen en dus het nationaal inkomen. Echter, de lagere rentevoet leidt tot een kapitaaluitstroom, waardoor de vraag naar buitenlandse valuta stijgt en de eigen munt devalueert (E stijgt). De depreciatie van de munt maakt export goedkoper en import duurder, wat leidt tot een toename van de netto-export en een opwaartse verschuiving van de IS-curve (IS1 naar IS2). Dit proces versterkt de initiële stijging van het nationaal inkomen aanzienlijk [45](#page=45) [46](#page=46) [47](#page=47).
* **Restrictief monetair beleid:** Een verkrapping van het monetaire beleid leidt tot een hogere rentevoet en een verschuiving van de LM-curve naar links. Dit trekt kapitaal aan en leidt tot een appreciatie van de munt (E daalt). De appreciatie maakt export duurder en import goedkoper, wat leidt tot een afname van de netto-export en een neerwaartse verschuiving van de IS-curve, waardoor het restrictieve effect op het inkomen versterkt wordt [46-47](#page=46, 47).
> **Tip:** Bij vlottende wisselkoersen fungeert de wisselkoers als een schokdemper. Monetair beleid werkt via zowel de rente als de wisselkoers, waardoor het een krachtig instrument wordt om de economische activiteit te beïnvloeden.
**Effecten van budgettair beleid bij vlottende wisselkoersen:**
Budgettair beleid is relatief weinig effectief onder vlottende wisselkoersen [18](#page=18) [26](#page=26) [43](#page=43) [51](#page=51).
* **Expansief budgettair beleid (verhoging overheidsuitgaven $G$ of verlaging belastingen $T$):** Dit leidt tot een toename van de totale vraag en een verschuiving van de IS-curve naar rechts (IS1 naar IS2) [48-49](#page=48, 49). Hierdoor stijgen het inkomen en de rentevoet. De hogere rentevoet trekt kapitaal aan, wat leidt tot een appreciatie van de munt (E daalt). De appreciatie van de munt maakt export duurder en import goedkoper, wat leidt tot een afname van de netto-export. Dit drukt de totale vraag en verschuift de IS-curve weer naar links (IS2 naar IS3), waardoor het initiële expansieve effect op het inkomen grotendeels wordt tenietgedaan. Het uiteindelijke effect op het inkomen is klein of zelfs nul [47](#page=47) [49](#page=49) [50](#page=50).
* **Restrictief budgettair beleid:** Een verkrapping van het budgettaire beleid leidt tot een daling van de totale vraag en een verschuiving van de IS-curve naar links. Dit resulteert in een lagere rentevoet en trekt kapitaal uit het buitenland aan. De lagere rentevoet leidt tot een depreciatie van de munt, wat de netto-export stimuleert en de IS-curve weer naar rechts verschuift, waardoor het restrictieve effect op het inkomen verzwakt wordt.
> **Tip:** Bij vlottende wisselkoersen werkt budgettair beleid deels 'contra-productief' via het wisselkoerseffect. De appreciatie van de munt als gevolg van kapitaalinstroom verkleint het positieve effect van hogere overheidsuitgaven op het aggregaat inkomen.
**Nuanceringen bij monetair beleid onder vlottende wisselkoersen:**
Hoewel monetair beleid zeer effectief is, kunnen er nuances zijn. Monetaire expansie leidt tot een lagere rente en een depreciatie van de munt. Echter, als er gelijktijdig sprake is van een significante verbetering in de internationale concurrentiepositie (bijvoorbeeld door technologische vooruitgang die de productiviteit verhoogt, wat de wisselkoers zou doen stijgen), kan het effect van de depreciatie op de netto-export verzwakt of zelfs gecompenseerd worden. In zo'n geval kan het aggregaat inkomen minder stijgen dan verwacht, of zelfs gelijk blijven [53](#page=53) [54](#page=54).
### 2.3 Samenvattende Tabel
| Beleid | Wisselkoersregime | Effect op gewenste bestedingen | Effect op economische activiteit ($Y$) |
| :-------------------- | :---------------- | :----------------------------- | :----------------------------------- |
| Monetaire expansie | Vaste | 0 | 0 (ineffectief) | [18](#page=18).
| Monetaire expansie | Vlottende | + | ++ (zeer effectief) | [18](#page=18).
| Budgettaire expansie | Vaste | + | ++ (zeer effectief) | [18](#page=18).
| Budgettaire expansie | Vlottende | + | + (weinig effectief) | [18](#page=18).
Tabel 10.1 vat de algemene effecten samen. De impact op de gewenste bestedingen wordt aangegeven met een '+', terwijl een '++' een sterk effect aanduidt. De effectiviteit op de economische activiteit ($Y$) wordt ook aangegeven met een '+'. Merk op dat bij vaste wisselkoersen budgettair beleid zeer effectief is (++) en monetair beleid ineffectief. Bij vlottende wisselkoersen is monetair beleid zeer effectief (++) en budgettair beleid relatief ineffectief (+) [55](#page=55).
Het IS-LM-BP-model biedt een krachtig raamwerk voor het analyseren van de impact van economisch beleid in een open economie, waarbij de keuze van het wisselkoersregime een cruciale factor is in de effectiviteit van monetaire en budgettaire maatregelen.
---
# Budgettaire sanering en economische groei
Dit onderwerp onderzoekt de theoretische en empirische effecten van budgettaire sanering op economische groei, inclusief de discussie rondom 'expansionary fiscal consolidation'.
### 3.1 Theoretische perspectieven op budgettaire sanering
De theoretische effecten van budgettaire sanering op de economische groei zijn niet eenduidig en kunnen vanuit verschillende invalshoeken worden bekeken. Dit wordt gevisualiseerd in het debat rondom 'expansionary fiscal consolidation' [31](#page=31) [38](#page=38).
#### 3.1.1 Keynesiaanse visie op budgettaire sanering
Volgens de Keynesiaanse visie leidt budgettaire sanering, gekenmerkt door een daling in overheidsuitgaven (ΔG<0) en/of een daling in overdrachten (ΔTR<0), tot een verschuiving van de IS-curve naar links. Dit resulteert in een lagere productie (Y) en een lagere rente (R). De LM-curve kan ook verschuiven als gevolg van een verandering in de geldhoeveelheid (ΔMs<0), wat de rente verder kan drukken. In deze visie is de impact op de economische groei negatief [31](#page=31) [32](#page=32) [41](#page=41) [42](#page=42).
#### 3.1.2 Anti-keynesiaanse visie op budgettaire sanering
De anti-keynesiaanse visie stelt dat budgettaire sanering, ondanks de directe negatieve effecten op de vraag (verschuiving IS naar links), kan leiden tot positieve uitkomsten voor de economische groei. Dit wordt verklaard door diverse kanalen [33](#page=33):
* **Verwachte daling van belastingen (ΔT>0 → Δt>0):** Een verwachte toekomstige daling van de belastingen kan leiden tot een hogere consumptie (ΔC₀>0) en investeringen (ΔI₀>0) in het heden, wat de IS-curve naar rechts duwt [34](#page=34).
* **Daling van de overheidsuitgaven (ΔG<0) met compenserende effecten:**
* **Daling van de risicopremie en rente (Δs<0):** Een vermindering van de overheidsschuld kan leiden tot een lagere risicopremie op staatsobligaties, wat resulteert in een daling van de marktrente (s). Dit beïnvloedt de BP-curve, die de balans tussen binnenlandse en buitenlandse activa weergeeft. Een lagere rente kan de investeringen stimuleren [35](#page=35).
* **Verbeterde kredietbeschikbaarheid en vertrouwen:** Een kleinere overheidsschuld kan de kredietwaardigheid van een land verbeteren, wat kan leiden tot meer beschikbaar krediet voor de private sector en een toename van investeringen en consumptie [35](#page=35) [36](#page=36).
* **Verwachte toekomstige belastingen:** Een geloofwaardige sanering kan leiden tot de verwachting van lagere belastingen in de toekomst, wat de huidige consumptie en investeringen kan stimuleren [34](#page=34).
In deze visie kan budgettaire sanering, onder bepaalde voorwaarden, 'expansionary' zijn, wat betekent dat het leidt tot economische groei [33](#page=33) [34](#page=34) [35](#page=35) [36](#page=36) [37](#page=37).
### 3.2 Empirisch onderzoek naar budgettaire sanering en economische groei
Empirisch onderzoek naar de effecten van budgettaire sanering op economische groei toont aan dat de resultaten niet eenduidig zijn [38](#page=38) [39](#page=39).
#### 3.2.1 Bevindingen van Heylen, Hoebeeck en Buyse (2011, 2013)
Een studie van Heylen, Hoebeeck en Buyse onderzocht 40 gevallen van budgettaire sanering in OESO-landen tussen 1981 en 2008. De belangrijkste conclusies waren [38](#page=38) [40](#page=40):
* **Niet-eenduidige groeiverloop:** De effecten op de groei waren empirisch niet eenduidig. Er werden zowel landen met sterke groei tijdens saneringsperiodes als landen met zeer zwakke groei waargenomen [38](#page=38) [39](#page=39) [40](#page=40).
* **'Expansionary fiscal consolidation' in empirisch onderzoek:** De studie trachtte te achterhalen onder welke omstandigheden sterke groei kon optreden tijdens budgettaire sanering [38](#page=38) [40](#page=40).
#### 3.2.2 Factoren die sterke groei tijdens sanering bevorderen
Volgens Heylen, Hoebeeck en Buyse zijn de volgende factoren cruciaal voor het optreden van sterke groei tijdens budgettaire sanering [40](#page=40):
* **Nadruk op uitgavenreductie:** Sanering aan de uitgavenkant (lagere G, lagere TR, niet lagere overheidsinvesteringen IG) is effectiever dan belastingverhogingen [40](#page=40) [41](#page=41).
* **Gunstige internationale context:** Hoge economische groei en lage rentes in de wereldeconomie creëren een gunstig klimaat [40](#page=40).
* **Gedegradeerde wisselkoers:** Een parallelle devaluatie van de wisselkoers kan de export stimuleren en bijdragen aan groei [40](#page=40).
* **Intacte kredietbeschikbaarheid:** De private sector moet toegang blijven houden tot krediet voor bestedingen [40](#page=40) [42](#page=42).
* **Productmarkthervormingen:** Hervormingen die de concurrentie op de productmarkt verhogen, kunnen de groei ondersteunen [40](#page=40).
#### 3.2.3 Evolutie sinds 2010 en het gebrek aan 'expansionary consolidation'
Sinds 2010 heeft een groot aantal landen budgettaire sanering doorgevoerd, vaak met een nadruk op uitgavenreductie. Ondanks deze inspanningen werd echter nergens een 'expansionary consolidation' waargenomen. De effecten waren overwegend Keynesiaans [41](#page=41) [42](#page=42).
* **Negatieve correlatie:** Waar het zwaarst werd gesaneerd, was de economische groei het zwakst. Dit resulteerde zelfs in een stijging van de schuldgraad [41](#page=41) [42](#page=42).
* **Afwezige succesfactoren:** De cruciale succesfactoren die in eerder empirisch onderzoek werden geïdentificeerd, waren grotendeels afwezig [42](#page=42).
#### 3.2.4 Redenen voor het uitblijven van 'expansionary consolidation' na 2010
Verschillende factoren droegen bij aan het uitblijven van 'expansionary consolidation' na 2010 [42](#page=42):
* **Lage rente (liquiditeitsval):** De rente was reeds zeer laag sinds 2008-2009, waardoor verdere renteverlagingen beperkt waren en de LM-curve zeer vlak was [42](#page=42).
* **Beperkte kredietbeschikbaarheid:** Problemen in de banksector leidden tot beperkte kredietverlening aan de private sector [42](#page=42).
* **Simultane sanering:** Alle landen saneerden tegelijkertijd, wat betekende dat er naast een daling van overheidsuitgaven en overdrachten (ΔG<0, ΔTR<0), ook een daling van de buitenlandse vraag (ΔYf<0) was [42](#page=42).
* **Niet-mogelijke devaluatie:** De mogelijkheid tot devaluatie van de wisselkoers was in veel landen beperkt [42](#page=42).
* **Twijfels over groei en schuldendynamiek:** Twijfels over de economische groei, de schuldendynamiek en de kansen op schuldendaling maakten dat een daling van de risicopremie (σ) nagenoeg onmogelijk was [42](#page=42).
### 3.3 Data en voorbeelden
Tabel 10.2 toont de macro-economische ontwikkeling van Frankrijk en Europa tussen 1980 en 1984, waarbij het structureel begrotingstekort, de groei van het reëel BBP, het saldo van de lopende rekening en de nominale lange rente worden weergegeven. Figuur 6.9 illustreert de relatie tussen begrotingssanering (wijziging in het structureel begrotingssaldo) en economische groei in diverse landen tussen 2010 en 2013 [29](#page=29) [30](#page=30) [41](#page=41).
> **Tip:** Bestudeer de grafische analyses van de Keynesiaanse en anti-keynesiaanse visies aandachtig. Begrijp welke curven (IS, LM, BP) verschuiven en hoe deze verschuivingen de output (Y) en rente (R) beïnvloeden [31](#page=31) [32](#page=32) [33](#page=33) [34](#page=34) [35](#page=35) [36](#page=36) [37](#page=37).
> **Tip:** De empirische bevindingen over 'expansionary fiscal consolidation' zijn cruciaal. Maak een lijst van de factoren die volgens onderzoek de kans op succesvolle sanering verhogen en de factoren die de kans op falen vergroten, met name in de context van de periode na 2010 [38](#page=38) [40](#page=40) [41](#page=41) [42](#page=42).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Betalingsbalans | Een overzicht van alle economische transacties tussen een land en de rest van de wereld over een bepaalde periode, bestaande uit de lopende rekening en de kapitaal- en financiële rekening. |
| BP-curve | De Balans van Betalingen-curve, die combinaties van de rentevoet en het nationaal inkomen weergeeft waarbij de betalingsbalans in evenwicht is (saldo nul). |
| IS-curve | De Investment-Saving curve, die in de goederenmarkt de evenwichtscombinaties van de rentevoet en het nationaal inkomen weergeeft. |
| LM-curve | De Liquidity-Money curve, die in de geldmarkt de evenwichtscombinaties van de rentevoet en het nationaal inkomen weergeeft. |
| Mundell-Fleming-model | Een macro-economisch model dat de effecten van monetair en budgettair beleid in een open economie analyseert, rekening houdend met zowel de goederenmarkt, de geldmarkt als de internationale kapitaalstromen. |
| Wisselkoers | De prijs van de ene valuta uitgedrukt in een andere valuta, die bepaalt hoeveel een eenheid van de ene munt waard is in termen van de andere. |
| Vaste wisselkoersen | Een wisselkoersregime waarbij de centrale bank de waarde van de eigen munt koppelt aan een andere munt of een mandje van munten, en actief ingrijpt om deze koers te handhaven. |
| Vlottende wisselkoersen | Een wisselkoersregime waarbij de waarde van een munt vrij wordt bepaald door vraag en aanbod op de valutamarkt, zonder directe interventie van de centrale bank. |
| Budgettair beleid | Overheidsbeleid dat gericht is op het beïnvloeden van de economie via overheidsuitgaven en belastingen. |
| Monetair beleid | Beleid van de centrale bank dat gericht is op het beïnvloeden van de geldhoeveelheid en de kredietvoorwaarden om macro-economische doelen te bereiken. |
| Lopende rekening | Een deel van de betalingsbalans dat de inkomsten en uitgaven uit handel in goederen en diensten, inkomen uit investeringen en overdrachten omvat. |
| Kapitaal- en financiële rekening | Een deel van de betalingsbalans dat de internationale stromen van kapitaal en financiële activa weergeeft, zoals directe investeringen en portfolio-investeringen. |
| Exportheffing | Een belasting die wordt geheven op de uitvoer van goederen en diensten uit een land. |
| Importheffing | Een belasting die wordt geheven op de invoer van goederen en diensten in een land, ook wel tarief genoemd. |
| Budgettaire sanering | Maatregelen van de overheid om het begrotingstekort te verkleinen, doorgaans door middel van bezuinigingen op overheidsuitgaven of verhoging van belastingen. |
| Expansionary fiscal consolidation | Een theoretisch concept waarbij budgettaire sanering, ondanks de verwachte negatieve impact op de vraag, leidt tot economische groei, mogelijk door psychologische effecten, hogere verwachte toekomstige belastingverlagingen of een verbetering van de geloofwaardigheid van het overheidsbeleid. |
| Onderbesteding | Een economische situatie waarin de effectieve vraag lager is dan de potentiële productiecapaciteit, wat leidt tot werkloosheid en onderbenutting van productiemiddelen. |
| Overbesteding | Een economische situatie waarin de effectieve vraag hoger is dan de potentiële productiecapaciteit, wat kan leiden tot inflatie. |