Cover
立即免费开始 module3_les 1_2025
Summary
# Wat en waarom van belastingen
Belastingen zijn een fundamenteel instrument van de overheid om overheidsuitgaven te financieren, gedrag te sturen, inkomens te herverdelen en de economie te stabiliseren.
## 1.1 Het doel en de bestemming van belastingen
Belastingen dienen primair om de overheidsuitgaven te financieren. In tegenstelling tot specifieke heffingen, zoals klimaatheffingen die geoormerkt zijn voor bepaalde uitgaven, genereren belastingen in principe "algemene middelen". Dit betekent dat de opbrengsten uit belastingen in een gemeenschappelijke pot terechtkomen en kunnen worden aangewend voor alle overheidsuitgaven, en niet slechts voor een vooraf bepaalde bestemming.
### 1.1.1 Instanties die belastingen mogen opleggen
Het recht om belastingen op te leggen is strikt gereglementeerd en exclusief voorbehouden aan instanties die daartoe gemachtigd zijn in de grondwet. Entiteiten zoals de VDAB, De Lijn, of de NMBS hebben niet de bevoegdheid om belastingen te heffen. In België is het belangrijk om het onderscheid te maken tussen de verschillende overheidsniveaus:
* **Federaal niveau:** Bepaalt de grondslag van belastingen en de basistarieven.
* **Gewesten (zoals Vlaanderen):** Mogen tarieven aanpassen of kortingen/extra's toekennen, maar kunnen de belastbare grondslag niet wijzigen. Voorbeelden hiervan zijn de Vlaamse jobbonus, die een korting is op de federale personenbelasting.
* **Gemeenschappen:** Hebben geen eigen gemeenschapsbelasting; ze worden gefinancierd via federale middelen.
* **Gemeenten:** Mogen de federale belastingregels niet wijzigen, maar mogen wel een aanvullende gemeentebelasting (ABB) opleggen.
De fiscale bevoegdheden in België zijn dus complex en verdeeld, met de gewesten die een belangrijke rol spelen bij de aanpassing van bepaalde belastingen, zoals de registratierechten, de onroerende voorheffing, en de verkeersfiscaliteit.
## 1.2 De functies van belastingen
Belastingen vervullen meerdere cruciale functies binnen een economisch beleid:
### 1.2.1 Financiering van overheidsuitgaven
Dit is de primaire functie van belastingen, waarbij de opbrengsten worden gebruikt om publieke diensten, infrastructuur, onderwijs, gezondheidszorg en andere overheidsactiviteiten te bekostigen.
### 1.2.2 Gedragssturing
Belastingen kunnen worden ingezet om het gedrag van burgers en bedrijven te beïnvloeden.
* **Ontmoediging van 'demerit goods':** Belastingen op activiteiten of producten die als schadelijk voor de maatschappij worden beschouwd, zoals gokken of de consumptie van tabak en alcohol (accijnzen), kunnen de vraag ernaar verminderen.
* **Stimulering van gewenst gedrag:** Fiscale voordelen, zoals subsidies of lagere belastingen op milieuvriendelijke producten of investeringen in energiezuinig wonen, kunnen positief gedrag aanmoedigen. Een voorbeeld hiervan waren vroeger de vrijstellingen op inschrijvings- en jaarlijkse verkeersbelasting voor elektrische wagens, hoewel dit beleid aan evolutie onderhevig is.
### 1.2.3 Herverdeling
Belastingen spelen een sleutelrol in het streven naar een meer rechtvaardige verdeling van inkomen en vermogen binnen de samenleving.
* **Progressieve belastingen:** Systemen waarbij hogere inkomens of vermogens zwaarder worden belast dan lagere (bijvoorbeeld de progressieve schijven in de personenbelasting of de erfbelasting), dragen bij aan een herverdeling van de rijkdom. De erfbelasting, die op gewestelijk niveau wordt geheven, is hiervan een illustratie.
### 1.2.4 Stabilisatiebeleid
Belastingen kunnen worden gebruikt als instrument om de economische conjunctuur te beïnvloeden en te stabiliseren.
* **Conjunctuurgevoelige belastingen:** Aanpassingen in de belastingtarieven of -structuren kunnen helpen om oververhitting van de economie tegen te gaan of juist een recessie te bestrijden. De discussie rond de verlaging van registratierechten (overdrachtsbelasting) bij de aankoop van een woning, bijvoorbeeld om de vastgoedmarkt te stimuleren, is een voorbeeld van dit stabilisatiefunctie. De Vlaamse jobbonus, die gericht is op het stimuleren van de arbeidsmarkt en economische groei, is eveneens een instrument dat kan bijdragen aan het stabilisatiebeleid.
## 1.3 Indeling van belastingen
Belastingen kunnen op verschillende manieren worden geclassificeerd, wat belangrijk is voor zowel nationaal als Europees beleid.
### 1.3.1 Directe versus indirecte belastingen
Dit is een traditionele indeling, hoewel de precieze definitie en de classificatie per land of door internationale organen kunnen verschillen.
* **Directe belastingen:** Traditioneel worden belastingen op inkomen (zoals personenbelasting en vennootschapsbelasting) of op vermogen als direct beschouwd. De belasting wordt rechtstreeks door de belastingplichtige aan de overheid betaald.
* **België:** Hanteert een klassieke definitie waarbij directe belastingen betrekking hebben op inkomen of vermogen, ongeacht wie de belasting doorstort. De belangrijkste zijn:
* Personenbelasting (natuurlijke personen, gebaseerd op woonplaats en inkomen)
* Rechtspersonenbelasting (organisaties zonder winstoogmerk)
* Vennootschapsbelasting (bedrijven met winstoogmerk)
* Belasting niet-inwoners (inkomsten verdiend in België door niet-residenten)
* **Indirecte belastingen:** Dit zijn belastingen die niet rechtstreeks op de persoon, maar op een handeling, transactie of consumptie worden geheven. De belasting wordt vaak via een tussenpersoon, zoals een verkoper, aan de overheid afgedragen. De Europese Commissie (EC) beschouwt indirecte belastingen als belastingen op een toevallig of tijdelijk gebeuren, zoals een aankoop.
* **Voorbeelden:** BTW, accijnzen, invoerheffingen.
* **Rol van de EU:** De EU heeft meer bevoegdheden op het gebied van indirecte belastingen (zoals BTW en accijnzen) dan op het gebied van directe belastingen, met als doel de interne markt en het vrije goederen- en dienstenverkeer te bevorderen.
### 1.3.2 Classificaties van de Europese Commissie (EC)
De EC hanteert verschillende classificaties die relevant zijn voor de nationale rekeningen en Europese statistieken.
* **Classificatie volgens belastinggrondslag (OESO):** De OESO groepeert belastingen op basis van wat er belast wordt. De zes hoofdgroepen zijn:
1. Belastingen op inkomen (en winst)
2. Sociale zekerheidsbijdragen
3. Loon- en arbeidsbelastingen (niet meer in België)
4. Vastgoedbelastingen (inclusief erf-, schenk- en kapitaalbelastingen)
5. Belastingen op goederen en diensten
6. Overige belastingen
Vermogen is geen aparte grondslag, maar wordt ondergebracht bij vastgoedbelastingen.
* **Parafiscaliteit:** Dit zijn heffingen die gerelateerd zijn aan de financiering van de sociale zekerheid. Ze zijn geoormerkt voor specifieke uitgaven (pensioenen, ziektekosten, werkloosheid) en worden deels gefinancierd via bijdragen van werknemers en werkgevers. Deze worden ook door de OESO-indeling meegenomen.
* **Europese Commissie (EC) classificatie op basis van het Europees Stelsel van Nationale Rekeningen:** Deze indeling telt vier groepen:
* D2: Op productie en invoer
* D5: Op inkomen en vermogen (deze groep kan misleidend zijn, daar ook belastingen op consumptie en andere zaken in opgenomen zijn)
* D6: Sociale zekerheidsbijdragen
* D9: Op vermogen (overdrachtsbelastingen op vermogen, zoals erf- en schenkbelastingen)
* **EC classificatie op basis van economische functie:** Belastingen worden gegroepeerd naar consumptie-, arbeids- en kapitaalbelastingen. In België zijn belastingen op arbeid het belangrijkst, gevolgd door consumptie- en kapitaalbelastingen.
* **EC classificatie naar overheid die heft:** Belastingen worden ingedeeld naargelang het overheidsniveau dat ze int (federaal, gewestelijk, lokaal, sociale zekerheid).
* **Specifieke belastingen:** De EC maakt ook een onderscheid op basis van specifieke belastingen zoals milieubelastingen en vastgoedbelastingen.
## 1.4 Maatstaven van de belastingsdruk
De belastingsdruk kan zowel op macro- als op microniveau worden gemeten, met verschillende indicatoren die inzicht geven in de impact van belastingen.
### 1.4.1 Macro-indicatoren
Deze indicatoren beschouwen landen als geheel.
* **Globale belastingdruk:** Dit is de verhouding van de totale fiscale en parafiscale ontvangsten tot het Bruto Binnenlands Product (BBP). De globale belastingdruk stijgt als belastinginkomsten stijgen of het BBP daalt, en daalt als het BBP sneller groeit dan de belastinginkomsten. België kent een hoge globale belastingdruk, die historisch rond de 43% van het BBP schommelt. Deze druk wordt voornamelijk gevormd door belastingen op inkomen en winst, en sociale zekerheidsbijdragen.
* **Impliciete belastingdruk:** Hierbij worden specifieke belastingontvangsten gedeeld door het economisch aggregaat dat representatief is voor de grondslag. Zo wordt de impliciete druk op consumptie berekend door de ontvangsten uit consumptiebelastingen te delen door de totale consumptie. De impliciete druk op arbeid in België is, net als de globale druk, van de hoogste in de EU.
### 1.4.2 Micro-indicatoren
Deze indicatoren focussen op specifieke groepen belastingplichtigen of individuen.
* **Personal average tax rate (gemiddelde persoonlijke belastingdruk):** Dit berekent het percentage van het brutoloon dat naar personenbelasting en werknemersbijdragen aan de sociale zekerheid gaat. België heeft een van de hoogste gemiddelde belastingdrukken op arbeid in de OESO.
* **Effectief tarief per type gezin:** Dit meet wat een specifieke groep belastingplichtigen (bijvoorbeeld alleenstaanden, gezinnen met kinderen, verschillende inkomensniveaus) daadwerkelijk betaalt na aftrekken, verminderingen en vrijstellingen. Dit toont aan dat het Belgische systeem progressief is en gunstiger voor lagere inkomens en gezinnen met kinderen.
* **Tax wedge (belastingkloof):** Dit is het verschil tussen de totale loonkost voor de werkgever en het nettoloon dat de werknemer ontvangt. Het omvat de sociale zekerheidsbijdragen (werkgever en werknemer) en de personenbelasting. Een hoge tax wedge kan een ontmoedigend effect hebben op het betreden van de arbeidsmarkt, vooral voor tweede verdieners (vaak vrouwen). België kent een van de hoogste tax wedges ter wereld.
* **Marginale druk:** Dit geeft aan hoeveel belasting betaald moet worden op elke extra verdiende euro. Een hoge marginale druk kan ontmoedigen om extra uren te werken of een tweede job aan te nemen. België scoort ook hier hoog.
* **Statutaire versus effectieve druk:** Het **statutaire tarief** is het percentage zoals vastgelegd in de wet (bijvoorbeeld het toptarief in de personenbelasting). De **effectieve druk** houdt rekening met alle aftrekposten en verminderingen en geeft weer wat er daadwerkelijk betaald wordt in verhouding tot de grondslag.
## 1.5 Belang van de classificaties en maatstaven
De verschillende classificaties en maatstaven van belastingsdruk zijn essentieel voor:
* **Internationale vergelijkingen:** Ze maken het mogelijk om de competitiviteit van een land te beoordelen ten opzichte van andere landen.
* **Beleidsvorming:** Ze bieden inzicht in de effecten van belastingen op individuen, gezinnen en de economie als geheel, wat cruciaal is voor het ontwerpen van een effectief fiscaal beleid, zoals hervormingen van de personenbelasting, de BTW, of vermogensbelastingen.
* **Economische analyses:** Ze helpen bij het begrijpen van de impact van belastingen op arbeidsparticipatie, investeringen en consumptie.
Het is van belang om kritisch te kijken naar de verschillende classificaties, aangezien de terminologie en de gehanteerde criteria kunnen variëren, en om zowel macro- als micro-indicatoren te gebruiken voor een volledig beeld.
---
# Classificaties van belastingen
Hieronder volgt een gedetailleerde studiehandleiding over de classificaties van belastingen.
## 2. Classificaties van belastingen
Belastingen kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld, waarbij het traditionele onderscheid tussen directe en indirecte belastingen centraal staat, maar ook classificatiesystemen van de OESO en de Europese Commissie (EC) van belang zijn.
### 2.1 Traditionele indeling: direct versus indirect
Traditioneel werden belastingen ingedeeld op basis van hun directe impact op de belastingplichtige.
* **Directe belastingen**: Dit zijn belastingen die direct op het inkomen of vermogen worden geheven. De belastingplichtige betaalt deze heffing rechtstreeks aan de overheid. Voorbeelden zijn de personenbelasting op loon en de vennootschapsbelasting op winst.
* **Indirecte belastingen**: Dit zijn belastingen die niet direct op het inkomen of vermogen van een persoon worden geheven, maar op transacties, consumptie of handelingen. De belasting wordt vaak via een tussenpersoon, zoals een winkelier, afgedragen aan de overheid. Voorbeelden zijn de btw en accijnzen.
Hoewel dit onderscheid historisch is, blijft het belangrijk, met name voor de bevoegdheden van de Europese Unie. De EU heeft aanzienlijk meer bevoegdheden op het gebied van indirecte belastingen (zoals btw en accijnzen) dan op directe belastingen, waar de lidstaten doorgaans de volledige soevereiniteit behouden. Harmonisation van standaarden en gezamenlijke acties tegen belastingontduiking vallen wel binnen de EU-bevoegdheid voor directe belastingen.
#### 2.1.1 Verschillen in definitie en toepassing
Er bestaan verschillen in hoe lidstaten directe en indirecte belastingen definiëren, wat tot nuances leidt:
* **Nederlandse en Europese Commissie (EC) benadering**: In Nederland en volgens de EC worden erfenissen, schenkingen en vastgoedbelastingen (property taxes) beschouwd als directe belastingen. Dit is niet gebaseerd op het inkomen dat wordt belast, maar op het principe dat de belastingplichtige de heffing zelf rechtstreeks aan de overheid betaalt, zonder tussenpersoon. Dit focust op de betaalwijze in plaats van de belastbare grondslag.
* **Belgische benadering**: België hanteert de klassieke definitie waarbij directe belastingen betrekking hebben op inkomen of vermogen, ongeacht wie de heffing doorstort. De nadruk ligt hier op de aard van de belastbare basis.
België kent vier hoofdcategorieën van directe belastingen:
* **Personenbelasting**: geheven op het inkomen van natuurlijke personen die in België wonen.
* **Rechtspersonenbelasting**: een lichtere belasting voor non-profit organisaties zoals vzw's en overheidsinstanties met rechtspersoonlijkheid.
* **Vennootschapsbelasting**: voor bedrijven met winstoogmerk.
* **Belasting niet-inwoners**: voor personen of bedrijven die niet in België wonen maar hier wel inkomen verdienen.
Indirecte belastingen kenmerken zich door de heffing op een handeling, vaak een tijdelijke gebeurtenis, waarbij een derde partij de betaling aan de overheid faciliteert. Voorbeelden zijn btw, accijnzen en invoerheffingen.
#### 2.1.2 Critiek op de dichotomie
Sommige auteurs, zoals Wijtvliet, wijzen op de onduidelijke dichotomie tussen directe en indirecte belastingen. Een voorgestelde definitie van indirecte belastingen focust op de aanwending van inkomen en vermogen, en belastingen die geheven worden op consumptie, de verwerving van goederen, diensten of vermogensbestanddelen. Hierbij gaat het dus om belastingen op wat men *doet* met geld (kopen, verbruiken, registreren) in plaats van op het geld zelf.
#### 2.1.3 Belang van directe en indirecte belastingen in België
In België genereren directe belastingen een groter deel van de overheidsinkomsten dan indirecte belastingen, wanneer gemeten als percentage van het Bruto Binnenlands Product (BBP). België heeft een relatief hoge fiscale druk door directe belastingen vergeleken met andere EU-lidstaten, maar een lagere druk door indirecte belastingen.
### 2.2 OESO-classificatie
Naast de indeling in directe en indirecte belastingen, biedt de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) een classificatie die gericht is op de **belastingsgrondslag (belastingbasis)**. Deze indeling onderscheidt zes deelgroepen:
1. **Belastingen op inkomen (en winst)**: Dit omvat belastingen die geheven worden op de inkomsten die individuen of bedrijven genereren.
2. **Sociale zekerheidsbijdragen**: Dit zijn heffingen die specifiek bestemd zijn voor de financiering van de sociale zekerheid (pensioenen, ziekteverzekering, werkloosheid, etc.). Deze worden vaak als 'geoormerkt' beschouwd, in tegenstelling tot algemene middelen. Ze kunnen worden betaald door werknemers, werkgevers en soms ook door de overheid zelf via alternatieve financieringsbronnen.
3. **Loon- en arbeidsbelastingen**: Belastingen specifiek geheven op arbeid, die in België niet meer als aparte categorie bestaan maar geïntegreerd zijn in andere belastingen.
4. **Vastgoedbelastingen**: Dit omvat belastingen op onroerend goed. Interessant is dat vermogen in deze OESO-classificatie geen aparte categorie vormt, maar belastingen op vermogen zoals erf-, schenk- en kapitaalbelastingen vaak onder de vastgoedbelastingen worden geschaard.
5. **Belastingen op goederen en diensten**: Dit omvat belastingen zoals btw en accijnzen, die geheven worden op de consumptie van goederen en diensten.
6. **Overige belastingen**: Een restcategorie voor belastingen die niet onder de voorgaande groepen vallen.
**Tip:** Bij deze classificatie is het belangrijk op te merken dat 'vermogen' geen aparte grondslag is.
### 2.3 Classificaties van de Europese Commissie (EC)
De EC maakt gebruik van een classificatiesysteem dat gebaseerd is op het Europees Stelsel van Nationale Rekeningen (ESNR). Dit systeem deelt belastingen in vier grote groepen in:
1. **D2: Op productie en invoer**: Belastingen die worden geheven op de productie van goederen en diensten, en op invoer.
2. **D5: Op inkomen en vermogen**: Een brede categorie die belastingen op inkomen en vermogen omvat. De titel van deze groep kan misleidend zijn, aangezien deze ook belastingen kan bevatten die niet direct gerelateerd zijn aan inkomen of vermogen, zoals belastingen op huishoudelijk afval of de verkeersbelasting.
3. **D6: Sociale zekerheidsbijdragen**: Vergelijkbaar met de OESO-classificatie, omvat dit de bijdragen voor de sociale zekerheid.
4. **D9: Op vermogen**: Deze groep focust specifiek op belastingen die geheven worden bij de overdracht van vermogen, zoals erf- en schenkbelastingen.
De EC maakt ook een verdere onderverdeling op basis van **economische functie**, waarbij belastingen worden gegroepeerd in:
* **Consumptiebelastingen**: Belastingen geheven op consumptie.
* **Arbeidsbelastingen**: Belastingen geheven op arbeid.
* **Kapitaalbelastingen**: Belastingen geheven op kapitaal (zowel inkomen uit kapitaal als de stock van kapitaal).
In België zijn belastingen op arbeid de belangrijkste, gevolgd door consumptie- en kapitaalbelastingen, die ongeveer evenredig zijn.
Daarnaast classificeert de EC belastingen op basis van het **niveau van de overheid** die ze heft:
* Federale overheid
* Regio's en gemeenschappen
* Lokale overheden
* Sociale zekerheidsfondsen
In België neemt de sociale zekerheid een aanzienlijk deel van de totale inkomsten voor haar rekening, gevolgd door de federale overheid en de regio's.
De EC publiceert ook gegevens over specifieke soorten belastingen, zoals milieubelastingen (environmental taxes) en vastgoedbelastingen (property taxes), om hun belang in de totale belastingdruk te duiden.
### 2.4 Indeling naar economische functie
Een belangrijk classificatiekader vanuit de EC is de indeling naar economische functie:
* **Belastingen op consumptie**: Dit zijn indirecte belastingen die geheven worden op de uitgaven voor goederen en diensten. In België ligt de druk hier relatief laag in vergelijking met andere Europese landen.
* **Belastingen op arbeid**: Dit omvat directe belastingen op loon en sociale zekerheidsbijdragen. België kent een van de hoogste belastingdrukken op arbeid internationaal. Dit geldt zowel voor werkgevers- als werknemersbijdragen, hoewel de druk op werknemersbijdragen minder extreem is dan die op werkgevers.
* **Belastingen op kapitaal**: Dit kan zowel belastingen op kapitaalinkomsten (zoals roerende voorheffing, meerwaarde op aandelen) als op de stock van vermogen (vermogensbelastingen) omvatten. België belast kapitaalinkomsten boven gemiddeld, en de belastingen op de stock van vermogen zijn ook aanzienlijk, wat bijdraagt aan de hoge totale belastingdruk.
### 2.5 Belastingsdruk als maatstaf
De belastingdruk wordt vaak geanalyseerd met behulp van macro- en micro-indicatoren:
* **Macro-indicatoren**:
* **Globale belastingdruk**: Dit is de som van alle fiscale en parafiscale ontvangsten als percentage van het BBP. België kent een hoge globale belastingdruk, die historisch rond de 43% van het BBP schommelt en tot de hoogste in de EU behoort.
* **Impliciete belastingdruk**: Dit is de verhouding tussen belastingontvangsten en een specifiek economisch aggregaat dat representatief is voor de belastingsgrondslag (bv. arbeidsbelastingen gedeeld door totale arbeidsinkomens). De impliciete druk op arbeid in België is zeer hoog.
* **Micro-indicatoren**:
* **Personal average tax rate**: Het gemiddelde percentage van het brutoloon dat wordt afgedragen aan belastingen en werknemersbijdragen sociale zekerheid. België heeft hier internationaal een van de hoogste percentages.
* **Effectief tarief per type gezin**: Dit meet wat een specifieke groep belastingplichtigen (bv. alleenstaande, gezin met kinderen) daadwerkelijk betaalt na aftrekposten, verminderingen en vrijstellingen. Dit toont de progressiviteit van het systeem: lagere inkomens en gezinnen met kinderen betalen relatief minder.
* **Tax wedge (belastingkloof)**: Het verschil tussen de totale loonkost voor een werkgever en het nettoloon dat een werknemer ontvangt. Dit omvat werkgevers- en werknemersbijdragen sociale zekerheid, en personenbelasting. België heeft een van de hoogste tax wedges, wat arbeid duur maakt voor werkgevers en het netto inkomen voor werknemers vermindert. Dit kan een ontmoediging zijn om toe te treden tot de arbeidsmarkt, met name voor tweede verdieners.
* **Marginale druk**: Hoeveel van elke extra verdiende euro aan de hoogste belastingschijf moet worden afgedragen. België kent hier ook een hoge druk, wat extra werken kan ontmoedigen.
De vergelijking tussen de **statutaire tarieven** (de percentages vastgelegd in de wet) en de **effectieve druk** (wat daadwerkelijk betaald wordt) is cruciaal voor een correcte beoordeling van de belastingdruk.
---
# Maatstaven van belastingsdruk
Dit onderwerp introduceert de verschillende indicatoren die worden gebruikt om de belastingsdruk te meten, zowel op macro-niveau (globale en impliciete belastingdruk) als op micro-niveau (persoonlijk gemiddeld tarief, effectief tarief, tax wedge, marginale druk). Er wordt veel aandacht besteed aan de hoge belastingsdruk op arbeid in België in vergelijking met andere landen.
## 3.1 Inleiding tot belastingdruk
Belastingdruk is een relatief gegeven en de bijbehorende indicatoren zijn enkel zinvol in de context van een vergelijking tussen landen of individuen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen macro-indicatoren (voor landen als geheel) en micro-indicatoren (voor specifieke groepen belastingplichtigen).
## 3.2 Macro-indicatoren van belastingsdruk
### 3.2.1 Globale belastingdruk
De globale belastingdruk verwijst naar de gezamenlijke fiscale en parafiscale ontvangsten als percentage van het Bruto Binnenlands Product (BBP).
$$ \text{Globale belastingdruk} = \frac{\text{Totale belastingen} + \text{Sociale zekerheidsbijdragen}}{\text{BBP}} \times 100\% $$
* **Factoren die de globale belastingdruk beïnvloeden:**
* Stijging van belastinginkomsten bij gelijkblijvend BBP.
* Daling van het BBP bij gelijkblijvende belastinginkomsten (bv. tijdens een economische crisis).
* Snellere groei van het BBP dan van de belastinginkomsten leidt tot een daling.
* **Nominaal versus reëel:** Nominale waarden omvatten inflatie, reële waarden niet. Inflatie kan leiden tot een automatische stijging van belastinginkomsten.
* **Belgische context:** De globale belastingdruk in België schommelt historisch rond de 43% van het BBP en ligt daarmee boven het EU-gemiddelde. Vooral belastingen op inkomen, goederen en diensten, en sociale zekerheidsbijdragen dragen hieraan bij.
* **Internationale vergelijking:** België behoort tot de landen met de hoogste globale belastingdruk, vaak na Frankrijk. Verschillen in de samenstellende delen van de belastingdruk bestaan tussen landen (bv. belang van sociale zekerheidsbijdragen).
* **Impact van crises:** Economische crises (zoals de bankencrisis van 2008 en de COVID-19 pandemie) hebben een significante impact op de globale belastingdruk. Na een daling door de financiële crisis van 2008, steeg deze weer naarmate de economie herstelde en overheden tekorten aanvulden.
### 3.2.2 Impliciete belastingdruk
De impliciete belastingdruk berekent de belastingontvangsten gedeeld door een economisch aggregaat dat representatief is voor de belastinggrondslag.
* **Voorbeeld:** De impliciete druk op consumptie wordt berekend door de ontvangsten uit belastingen op consumptie (bv. btw, accijnzen) te delen door het aggregaat "consumptie" in de nationale rekeningen.
* **Impliciete druk op arbeid:** De ontvangsten uit arbeidsbelastingen worden gedeeld door het totaal aan arbeidsinkomens. In België is de impliciete druk op arbeid een van de hoogste in de EU (ongeveer 40%), wat overeenkomt met een positie 4 in de EU. De impliciete druk op consumptie ligt met circa 16% laag (positie 24 van 25).
## 3.3 Micro-indicatoren van belastingsdruk
Micro-indicatoren meten de belastingsdruk op het niveau van individuele belastingplichtigen of specifieke gezinssamenstellingen.
### 3.3.1 Persoonlijk gemiddeld tarief (Personal Average Tax Rate)
Deze indicator vergelijkt de inkomstenbelasting plus de werknemersbijdragen aan de sociale zekerheid met het brutoloon van een individuele belastingbetaler.
$$ \text{Personal Average Tax Rate} = \frac{\text{Inkomstenbelasting} + \text{Werknemersbijdragen sociale zekerheid}}{\text{Brutoloon}} \times 100\% $$
* **Kenmerken:**
* Berekend per type gezin (alleenstaande, koppel, met/zonder kinderen).
* Houdt geen rekening met aftrekken, vrijstellingen of verminderingen, waardoor het een theoretische gemiddelde druk weergeeft.
* **Belgische context:** Volgens de OESO heeft België de hoogste gemiddelde belastingdruk op arbeid, rond 40% van het brutoloon. Dit bestaat uit ongeveer 26% personenbelasting en 14% werknemersbijdragen sociale zekerheid. Dit is aanzienlijk hoger dan het OESO-gemiddelde van 24,9%.
### 3.3.2 Effectief tarief per type gezin (Effective Tax Rate)
Het effectief tarief kijkt naar wat een specifieke groep belastingplichtigen daadwerkelijk betaalt, rekening houdend met alle fiscale voordelen.
* **Berekening:** Start bij het brutoloon, trek fiscale voordelen (vrijstellingen, aftrekken, verminderingen, kredieten) af, en deel het resultaat door het brutoloon. Federale, regionale en lokale belastingen, evenals werknemersbijdragen aan de sociale zekerheid, worden meegenomen.
* **Kenmerken:**
* Groepeert belastingplichtigen op basis van gezinskenmerken (bv. alleenstaande, met kinderen) en inkomensniveau.
* Reflecteert de werkelijke betaalde belastingdruk als percentage van de belastbare grondslag.
* **Belgische context (voorbeeld):**
* Een alleenstaande met een mediaan inkomen betaalt een effectief tarief van ongeveer 26%.
* Een alleenstaande met een lager inkomen (67% van mediaan) betaalt 18,4%.
* Een alleenstaande met twee kinderen en een inkomen van 67% van het mediaan inkomen betaalt slechts 12,7%.
* **Conclusie:** Het Belgische systeem is progressief: het effectief tarief daalt bij lagere inkomens en sterk wanneer er kinderen ten laste zijn. Dit maakt het systeem gunstiger voor gezinnen met kinderen en lagere inkomens.
### 3.3.3 Tax wedge (Belastingkloof)
De tax wedge meet het verschil tussen de totale loonkost voor een werkgever en het nettoloon dat een werknemer ontvangt. Het omvat de belastingen en bijdragen die "verdwijnen" tussen brutoloon inclusief werkgeverskosten en het nettoloon.
$$ \text{Tax Wedge} = (\text{Brutoloon} + \text{Werkgeversbijdragen sociale zekerheid}) - \text{Nettoloon} $$
* **Indicatie:** Een grotere tax wedge betekent dat arbeid duurder is voor werkgevers en dat er netto minder overblijft voor werknemers.
* **Belgische context:** België heeft een van de hoogste tax wedges in de OESO-landen, vaak meer dan 50%, significant hoger dan het OESO-gemiddelde van 35%.
* **Gezinskenmerken:** De tax wedge varieert sterk naargelang gezinskenmerken. Een alleenstaande werknemer zonder kinderen heeft doorgaans een hogere tax wedge dan een echtpaar met twee kinderen waarbij slechts één partner inkomen genereert.
* **Ontmoediging van tweede inkomen:** Een hoge tax wedge kan individuen ontmoedigen om de arbeidsmarkt te betreden, met name tweede verdieners (vaak vrouwen), omdat zij netto minder overhouden per extra verdiende euro. Dit creëert een financiële drempel voor de arbeidsmarktparticipatie van deze groep.
### 3.3.4 Marginale druk (Marginal Tax Rate)
De marginale druk meet hoeveel belasting betaald moet worden op elke extra verdiende euro. Dit omvat de hoogste belastingschijven van de personenbelasting en de sociale zekerheidsbijdragen.
* **Kenmerken:**
* Varieert per belastingplichtige door verschillen in sociale zekerheidsbijdragen (arbeiders vs. bedienden) en aanvullende gemeentelijke en gewestelijke belastingen.
* Een hoge marginale druk ontmoedigt extra werken (bv. overuren, tweede job).
* **Belgische context:** België scoort ook hier koploper en ligt ver boven het OESO-gemiddelde voor alle gezins- en inkomensprofielen.
### 3.3.5 Statutaire versus effectieve druk
* **Statutaire druk:** Het percentage belasting dat wettelijk is vastgelegd (bv. het toptarief in de personenbelasting).
* **Effectieve druk:** De de facto betaalde belasting in verhouding tot de belastbare grondslag (inkomen, consumptie, etc.), rekening houdend met alle factoren die de uiteindelijke belasting bepalen. Druk houdt rekening met de omvang van de belastingbasis, tarief niet.
## 3.4 Belang van macro- en micro-indicatoren
* **Macro-indicatoren (globale en impliciete belastingdruk):** Cruciaal voor internationale vergelijkingen, concurrentiekracht van landen en het aantrekken van investeerders.
* **Micro-indicatoren (personal average tax rate, effectief tarief, tax wedge):** Tonen hoe aantrekkelijk werken is voor individuen en welke impact het belastingstelsel heeft op verschillende huishoudens.
## 3.5 Conclusie: Hoge belastingdruk op arbeid in België
Uit vrijwel alle indicatoren blijkt dat België arbeid zwaar belast, meer dan de meeste andere landen. Dit geldt voor macro-indicatoren zoals de globale en impliciete belastingdruk op arbeid, en voor micro-indicatoren zoals de persoonlijke gemiddelde belastingdruk, de tax wedge en de marginale druk. Dit heeft potentiële negatieve effecten op de concurrentiekracht en de arbeidsmarktparticipatie. Hoewel de totale belastingdruk in België hoog is, ligt de druk op consumptie relatief laag in vergelijking met andere EU-landen, terwijl de druk op arbeid en kapitaal hoog is.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Algemene middelen | De inkomsten die door belastingen worden gegenereerd en die niet specifiek voor een bepaald uitgavegebied zijn bestemd. Deze middelen komen in een gemeenschappelijke pot terecht en kunnen voor diverse overheidsuitgaven worden aangewend. |
| Geoormerkte belastingen | Belastingen waarvan de opbrengsten specifiek bestemd zijn voor een bepaald doel of uitgavegebied, zoals klimaatheffingen die worden gebruikt voor milieu-gerelateerde projecten. |
| Woonplaatsprincipe | Een principe waarbij het recht om belastingen op te leggen gerelateerd is aan de woonplaats van de belastingplichtige of de locatie van het belastbare feit, zoals registratierechten voor onroerend goed dat in een bepaald gewest is gelegen. |
| Progressieve belasting | Een belasting waarbij het tarief stijgt naarmate de belastbare grondslag (bijvoorbeeld inkomen of vermogen) toeneemt. Hogere inkomens of grotere vermogens worden procentueel zwaarder belast dan lagere. |
| Degressieve belasting | Een belasting waarbij het tarief daalt naarmate de belastbare grondslag toeneemt. Dit is minder gebruikelijk dan progressieve of proportionele belastingen. |
| Proportionele belasting | Een belasting waarbij een vast percentage wordt geheven op elke euro van de belastbare grondslag, ongeacht de hoogte van die grondslag. Het tarief blijft constant. |
| Demeritgood | Een product of dienst die, hoewel gewenst door de consument, vanuit maatschappelijk oogpunt als schadelijk wordt beschouwd (bijvoorbeeld tabak of alcohol). Belastingen worden vaak geheven om het gebruik ervan te ontmoedigen. |
| Stimulant | Een maatregel, zoals een fiscale korting of een verlaagd tarief, die bedoeld is om bepaald gedrag aan te moedigen, bijvoorbeeld het kopen van een elektrische wagen of het uitvoeren van energetische renovaties. |
| Stabilisatiebeleid | Economisch beleid gericht op het handhaven van economische stabiliteit, bijvoorbeeld door het beheersen van inflatie, werkloosheid en economische groei. Belastingen kunnen hierbij een rol spelen. |
| Directe belastingen | Belastingen die direct worden geheven op inkomen, winst of vermogen van natuurlijke personen en rechtspersonen. De belastingplichtige betaalt deze direct aan de overheid. |
| Indirecte belastingen | Belastingen die niet direct op inkomen of vermogen worden geheven, maar via een tussenpersoon (zoals een winkel) worden doorberekend, vaak bij de aankoop van goederen of diensten. Voorbeelden zijn BTW en accijnzen. |
| Grondslag van de belasting | Het economische of juridische object waarop een belasting wordt geheven, zoals inkomen, winst, consumptie, vermogen, of de waarde van een goed. |
| Belastingontduiking | Het op illegale wijze vermijden van het betalen van belastingen, bijvoorbeeld door het verzwijgen van inkomsten of het opgeven van valse informatie. |
| Belastingfraude | Een meer specifieke vorm van belastingontduiking die gepaard gaat met bedrieglijke handelingen of manipulatie van informatie om de belastingplicht te ontlopen. |
| Dubbelbelastingverdragen | Internationale overeenkomsten tussen landen om te voorkomen dat dezelfde inkomsten of vermogensbestanddelen tweemaal worden belast in verschillende jurisdicties. |
| Harmonisaite | Het proces waarbij wetgeving en regels in verschillende landen op elkaar worden afgestemd, bijvoorbeeld om belastingconcurrentie te verminderen of de interne markt te faciliteren. |
| BTW (Belasting over de Toegevoegde Waarde) | Een indirecte belasting die wordt geheven op de toegevoegde waarde bij elke productiestap en op de uiteindelijke verkoop van goederen en diensten. |
| Accijnzen | Indirecte belastingen die worden geheven op specifieke goederen, vaak met het doel om het verbruik ervan te ontmoedigen (bijvoorbeeld op tabak, alcohol, brandstof) of om de staatskas te spekken. |
| Fiskale druk | De totale mate waarin burgers en bedrijven worden belast. Dit kan worden uitgedrukt in absolute termen, of relatief ten opzichte van het Bruto Binnenlands Product (BBP) of het inkomen. |
| OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) | Een internationale organisatie die economische en sociale beleidskwesties onderzoekt en beleidsaanbevelingen doet aan haar lidstaten, waaronder het vergelijken van belastingstelsels. |
| EC (Europese Commissie) | Het uitvoerende orgaan van de Europese Unie dat verantwoordelijk is voor het opstellen van wetgeving, het toezicht op de naleving van verdragen en het uitvoeren van het beleid van de EU. |
| Property taxes | Belastingen die worden geheven op bezit, met name onroerend goed. Dit omvat bijvoorbeeld de onroerende voorheffing of registratierechten. |
| Rechtspersoon | Een organisatie die door de wet wordt erkend als een entiteit die zelfstandig rechten kan uitoefenen, verplichtingen kan aangaan en aansprakelijk kan worden gesteld, zoals een vennootschap of een vereniging. |
| Vennootschapsbelasting | Een directe belasting die wordt geheven op de winst van bedrijven die voor winstdoeleinden zijn opgericht. |
| Belasting niet-inwoners | Een belasting die wordt geheven op inkomsten die personen of bedrijven die niet in België wonen, toch in België verdienen. |
| Parafiscaliteit | Heffingen die lijken op belastingen maar specifiek gericht zijn op de financiering van de sociale zekerheid. Deze zijn vaak geoormerkt. |
| Global belastingdruk | De totale fiscale en parafiscale ontvangsten van een overheid, uitgedrukt als een percentage van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Dit geeft een algemeen beeld van de belastinglast in een land. |
| Impliciete belastingdruk | Een indicator die de belastingontvangsten deelt door het economische aggregaat dat representatief is voor de grondslag van die belastingen (bijvoorbeeld belastingontvangsten uit consumptie gedeeld door de totale consumptie). |
| Macro-indicatoren | Indicatoren die de belastingdruk meten op het niveau van een land als geheel, zoals de globale en impliciete belastingdruk. |
| Micro-indicatoren | Indicatoren die de belastingdruk meten op het niveau van individuele belastingplichtigen of specifieke groepen, zoals de tax wedge, het gemiddeld tarief en het effectief tarief. |
| Tax wedge (belastingkloof) | Het verschil tussen de totale loonkost voor een werkgever en het nettoloon dat een werknemer ontvangt. Dit omvat werkgevers- en werknemersbijdragen aan sociale zekerheid en de personenbelasting. |
| Gemiddeld tarief per belastingplichtige (Personal average tax rate) | De verhouding tussen de inkomstenbelasting plus werknemersbijdragen aan sociale zekerheid en het brutoloon van een individuele belastingbetaler, berekend zonder rekening te houden met aftrekposten of vrijstellingen. |
| Effectief tarief | De werkelijke belastingdruk die een specifieke groep belastingplichtigen betaalt, na aftrek van alle toepasselijke belastingen, verminderingen, vrijstellingen en kredieten, uitgedrukt als percentage van de belastbare grondslag. |
| Marginale druk | De belasting die verschuldigd is over elke extra verdiende euro, rekening houdend met sociale zekerheidsbijdragen en de hoogste belastingschijven. |
| Statutair tarief | Het percentage dat in de wet is vastgelegd voor de hoogste belastingschijf van een bepaalde belasting, zonder rekening te houden met aftrekposten of vrijstellingen. |
| Werkgeversbijdragen | Sociale zekerheidsbijdragen die door de werkgever worden betaald bovenop het brutoloon van de werknemer, ter financiering van diverse sociale voorzieningen. |
| Werknemersbijdragen | Sociale zekerheidsbijdragen die door de werknemer worden ingehouden op zijn brutoloon, ter financiering van diverse sociale voorzieningen. |
| Milieubelastingen (Environmental taxes) | Belastingen die worden geheven op activiteiten of producten die negatieve gevolgen hebben voor het milieu, met als doel gedragsverandering te stimuleren en milieuschade te compenseren. |
| Registratierechten | Belastingen die verschuldigd zijn bij de registratie van bepaalde rechtshandelingen, zoals de overdracht van onroerend goed of de oprichting van een vennootschap. |
| Vermogensbelasting | Een belasting die wordt geheven op de totale waarde van iemands bezittingen (vermogen), zoals spaargeld, aandelen, onroerend goed, etc. (in België niet als aparte algemene belasting). |
| Meerwaardebelasting (op aandelen) | Een belasting die wordt geheven op de winst die wordt gerealiseerd bij de verkoop van financiële activa zoals aandelen, wanneer de verkoopprijs hoger is dan de aankoopprijs. |
| Roerende voorheffing | Een directe belasting die wordt geheven op inkomsten uit roerende goederen, zoals rente op spaarrekeningen, dividenden op aandelen en huurinkomsten uit onroerend goed. |
| Fiscale druk op arbeid | De totale belastinglast die rust op arbeid, inclusief personenbelasting, sociale zekerheidsbijdragen van werknemers en werkgevers. |
| Kapitaalbelastingen | Belastingen die worden geheven op inkomsten of vermogen uit kapitaal, zoals rente, dividenden en winsten uit aandelen. |
| Consumptiebelastingen | Belastingen die worden geheven op de uitgaven voor goederen en diensten, zoals BTW en accijnzen. |