Cover
立即免费开始 Samenvatting OB.docx
Summary
# Werkkapitaalbeheer
Hier is een gedetailleerde studiehandleiding voor Werkkapitaalbeheer.
## 1. Werkkapitaalbeheer
Werkkapitaalbeheer richt zich op het optimaliseren van de dagelijkse financiële verplichtingen van een onderneming door de dynamiek van debiteuren, voorraden en crediteuren te beheren, met als doel de cashconversiecyclus te verkorten en de ondernemingswaarde te maximaliseren.
### 1.1 Definitie en belang van werkkapitaal
Werkkapitaal, ook wel Netto Bedrijfskapitaal (NBK) genoemd, is het kapitaal dat een bedrijf nodig heeft om aan zijn dagelijkse financiële verplichtingen te voldoen, zoals het betalen van leveranciers, salarissen, onderhoud en het aanvullen van voorraden.
Het geïnduceerd vermogen binnen de onderneming (voornamelijk uit de exploitatiecyclus) is cruciaal voor het financieren van voorraden en handelsvorderingen. Wanneer de totale waarde van voorraden en handelsvorderingen groter is dan het geïnduceerd vermogen, ontstaat er een financieringsbehoefte.
### 1.2 Invloed op het werkkapitaal
Het werkkapitaal van een onderneming kan worden beïnvloed door aanpassingen op drie belangrijke gebieden:
* **Debiteuren:** Het zo snel mogelijk innen van betalingen van debiteuren zonder omzetverlies te veroorzaken door te agressieve incassomethodes. Een langere betalingstermijn voor klanten is ongunstig voor het werkkapitaal.
* **Voorraden:** Het zo snel mogelijk verkopen van voorraden zonder omzetverlies te lijden door stock-outs. Een hogere voorraad betekent meer vastgezet geld dat de onderneming niet kan gebruiken.
* **Crediteuren:** Het zo laat mogelijk betalen van handelsschulden zonder de kredietwaardigheid van de onderneming aan te tasten. Een latere betalingstermijn aan leveranciers geeft de onderneming meer tijd om het geld te gebruiken voor andere financiële uitgaven, wat de cashconversiecyclus verkort.
Het strategisch 'draaien aan deze knoppen' wordt werkkapitaalbeheer genoemd. Efficiënt werkkapitaalbeheer is essentieel voor het maximaliseren van de waarde van de onderneming op korte termijn.
### 1.3 Doel van werkkapitaalbeheer
Het hoofddoel van werkkapitaalbeheer is het minimaliseren van de hoeveelheid vastzittend geld in het werkkapitaal. Dit leidt tot lagere financieringskosten en vergroot de beschikbare middelen voor uitbreiding van activiteiten. Goed werkkapitaalbeheer zorgt ervoor dat de dagelijkse activiteiten betaald kunnen blijven, waardoor financiële moeilijkheden worden voorkomen.
### 1.4 De Cash Conversie Cyclus (CCC)
De Cash Conversie Cyclus (CCC) is de periode tussen de betaling aan de leverancier en de ontvangst van geld van klanten. Het geeft aan hoe lang het duurt voordat het in het bedrijfsproces geïnvesteerde geld weer vrijkomt.
De formule voor de CCC is:
$$CCC = Dagen\_in\_voorraad + Dagen\_verkopen\_uitstaande - Dagen\_gemiddeld\_uitstel\_van\_betaling$$
* **Dagen in voorraad (inclusief productieproces):** Gemiddelde tijd dat een product in voorraad is.
* **Dagen verkopen uitstaande (Days Sales Outstanding, DSO):** Gemiddelde tijd dat een factuur openstaat bij een klant.
* **Gemiddelde dagen uitstel van betaling (Average Days Payables Outstanding, APDO):** Gemiddelde tijd die de onderneming neemt om haar leveranciers te betalen.
Een korte CCC is gunstig, omdat dit betekent dat geld sneller vrijkomt. Een lange CCC kan wijzen op inefficiënties en een grotere financieringsbehoefte.
**Voorbeeld CCC berekening:**
Een groothandel heeft een gemiddelde voorraadtermijn van 55 dagen, een gemiddelde debiteurentermijn van 48 dagen, en betaalt haar leveranciers binnen 30 dagen.
$$CCC = 55 \text{ dagen} + 48 \text{ dagen} - 30 \text{ dagen} = 73 \text{ dagen}$$
### 1.5 Beheer van voorraden
Het doel van goed voorraadbeheer is om voorraden zo snel mogelijk te verkopen zonder omzetverlies door stock-outs en om te vermijden dat te veel geld vastzit in de onderneming, wat resulteert in een daling van de CCC.
Methoden en systemen die hierbij kunnen helpen zijn:
* **Economic Order Quantity (EOQ):** Een model dat de optimale bestelhoeveelheid berekent om de totale voorraadkosten (bestel- en voorraadkosten) te minimaliseren.
* **Just-In-Time (JIT):** Een systeem waarbij grondstoffen precies arriveren wanneer ze nodig zijn voor de productie, zonder buffervoorraden. Dit vereist nauwe samenwerking en vertrouwen met leveranciers.
* **Enterprise Resource Planning (ERP):** Geautomatiseerde systemen die data-uitwisseling met klanten en leveranciers mogelijk maken, waardoor productie- en bestelplanning geoptimaliseerd wordt.
Internationale context voegt complexiteit toe aan voorraadbeheer door lokale markten, verspreide productiefaciliteiten en lange transportafstanden, wat leidt tot hogere voorraden en een grotere focus op zekerheid.
### 1.6 Beheer van debiteuren
Debiteurenbeheer omvat het proces van het versturen van facturen tot het moment van ontvangst van betaling. Het doel is om betalingen zo snel mogelijk te innen zonder klanten te verliezen door agressieve incassomethodes. Dit proces omvat drie hoofdonderdelen:
1. **Kredietbeoordeling:**
* **Informatie inwinnen:** Onderzoeken van de betaalreputatie en financiële zekerheid van potentiële klanten via kredietinformatiebureaus of -verzekeraars.
* **Kredietadvies en -voorwaarden bepalen:** Beslissen of krediet wordt verleend en onder welke voorwaarden (bv. betalingstermijn). Het verkorten van betalingstermijnen kan de omzet negatief beïnvloeden, maar vermindert de marginale kosten van investeringen in debiteuren en dubieuze debiteuren. Het versoepelen van voorwaarden kan de omzet verhogen, maar verhoogt de kosten van dubieuze debiteuren.
* **Kredietbeleid:** Vastleggen van algemene betalingsvoorwaarden, rekening houdend met sectorstandaarden, het soort product (bv. bederfelijke goederen vragen kortere termijnen) en concurrentie. Een betalingskorting voor snelle betaling is een populaire methode.
* **Kredietbewaking:** Nagaan of klanten tijdig betalen. Dit omvat het berekenen van de gemiddelde debiteurentermijn ($$(Handelsvordering / Omzet \text{ inclusief btw}) \times 365$$) en ouderdomsanalyse.
* **Incassobeleid:** Vastleggen van de procedure voor het omgaan met niet-tijdige betalingen, variërend van aanmaningen tot juridische stappen.
### 1.7 Beheer van crediteuren
Crediteurenbeheer richt zich op het zo laat mogelijk betalen van handelsschulden zonder de kredietwaardigheid van de onderneming te schaden. Dit creëert een vertrouwensband met leveranciers en zorgt voor een kortere cashconversiecyclus.
* **Ordenen van betalingen:** Het prioriteren van betalingen aan strategische leveranciers, verzekeringsmaatschappijen en de fiscus.
* **Leverancierskredietkosten:** Een leverancierskrediet is niet altijd gratis. Een korting bij snelle betaling impliceert een impliciete rente die de onderneming misloopt als ze de korting niet benut.
**Voorbeeld kosten leverancierskrediet:**
Een onderneming krijgt 30 dagen betalingsuitstel. Bij betaling binnen 7 dagen krijgt ze 0,50% korting. De kosten van dit krediet op jaarbasis zijn:
$$ \text{Jaarlijkse kosten} = \frac{365 \text{ dagen}}{30 \text{ dagen} - 7 \text{ dagen}} \times 0.50\% = \frac{365}{23} \times 0.50\% \approx 7.93\% $$
Als de bankrente 3% is, is het voordeliger om deze lening aan te gaan om de korting te benutten.
### 1.8 Belang van werkkapitaal voor de financieringsbehoefte
Een efficiënt werkkapitaalbeheer kan de behoefte aan bedrijfskapitaal (BBK) aanzienlijk verminderen. Een daling van het vastzittende geld in het werkkapitaal kan leiden tot een daling van kortetermijnfinancieringsschulden of een toename van liquide middelen, wat het rendement op de investering kan verhogen.
### 1.9 Kapitaalstructuur en werkkapitaal
De financieringsbehoefte van een bedrijf komt voort uit lange termijn investeringen (vaste activa) en de behoefte aan bedrijfskapitaal (werkkapitaal). Het werkkapitaal wordt gedekt door kortetermijnfinanciering (bv. handelsschulden) en een deel van het permanent vermogen. Een positief netto bedrijfskapitaal (permanent vermogen > vaste activa) draagt bij aan de financiering van het werkkapitaal en zorgt voor voldoende liquiditeit.
### 1.10 Onderscheid Netto Bedrijfskapitaal (NBK) en Behoefte aan Bedrijfskapitaal (BBK)
* **Netto Bedrijfskapitaal (NBK):** Dit is het verschil tussen de vaste activa en het permanent vermogen van een onderneming. Het geeft aan in hoeverre de vaste activa gefinancierd worden door lange termijn financieringsbronnen.
$$NBK = \text{Permanent vermogen} - \text{Vaste activa}$$
Een positief NBK betekent dat er voldoende permanent vermogen is om de vaste activa te financieren, wat zorgt voor een financiële buffer.
* **Behoefte aan Bedrijfskapitaal (BBK):** Dit is de financieringsbehoefte die voortkomt uit de exploitatiecyclus, met name uit de voorraden en vorderingen op korte termijn, verminderd met de natuurlijke financiering door handelsschulden op korte termijn.
$$BBK = \text{Voorraden} + \text{Handelsvorderingen} < 1 \text{ jaar} + \text{Overlopende rekeningen actief} - \text{Handelsschulden} < 1 \text{ jaar} - \text{Overige schulden} < 1 \text{ jaar} - \text{Overlopende rekeningen passiva}$$
Een positieve BBK duidt op een financieringstekort in de exploitatiecyclus, wat extra financiering vereist.
### 1.11 Netto Kaspositie (NKP)
De Netto Kaspositie (NKP) vertegenwoordigt de beschikbare liquide middelen na aftrek van de kortetermijnfinanciële schulden.
$$NKP = \text{Geldbeleggingen} + \text{Liquide middelen} - \text{Financiële schulden}$$
### 1.12 Verband NBK, BBK en NKP
De relatie tussen deze drie concepten wordt uitgedrukt door:
$$NBK = BBK + NKP$$
* **Positief NBK en positieve BBK:** De onderneming heeft onvoldoende geïnduceerd vermogen uit de exploitatiecyclus om voorraden en vorderingen te financieren. Het positieve NBK dekt deels deze behoefte, maar er is een tekort dat gefinancierd moet worden. De netto kaspositie zal waarschijnlijk negatief zijn.
* **Positief NBK en negatieve BBK:** De onderneming heeft voldoende geïnduceerd vermogen uit de exploitatiecyclus om voorraden en vorderingen te financieren. Het positieve NBK financierde de vaste activa en de negatieve BBK wijst op een overschot aan geïnduceerd vermogen. De netto kaspositie is positief.
* **Negatief NBK en positieve BBK:** De vaste activa worden niet volledig gedekt door permanent vermogen. Dit leidt tot een behoefte aan kortetermijnfinanciering voor zowel de vaste activa als de exploitatiecyclus. De netto kaspositie zal waarschijnlijk zeer negatief zijn.
### 1.13 Te veel of te weinig werkkapitaal
* **Te veel werkkapitaal:** Dit betekent dat er te veel geld vastzit in activa die geen directe opbrengst genereren (bv. overtollige voorraden, lang openstaande debiteuren). Dit kost de onderneming geld door gemiste rente-inkomsten en opportuniteitskosten.
* **Onvoldoende werkkapitaal:** Dit leidt tot problemen met het betalen van dagelijkse kosten, wat kan resulteren in faillissement.
### 1.14 Factoren die de CCC beïnvloeden
Drie factoren die de CCC beïnvloeden zijn:
* **Debiteuren:** Hoe langer debiteuren betalen, hoe langer de CCC.
* **Voorraden:** Hoe langer voorraden worden aangehouden, hoe langer de CCC.
* **Crediteuren:** Hoe langer crediteuren worden betaald, hoe korter de CCC.
Efficiënt werkkapitaalbeheer zorgt voor een kortere CCC en een lagere behoefte aan bedrijfskapitaal, omdat geld minder lang vastzit en de onderneming optimaal gebruikmaakt van leverancierskrediet.
### 1.15 Kredietvoorwaarden aanpassen
* **Verstrenging kredietvoorwaarden (bv. van 30 naar 25 dagen):**
* Omzetvolume neemt af (negatief effect op winst).
* Geld vast in debiteuren neemt af (positief effect op winst, want minder vermogenskosten en lagere kosten voor dubieuze debiteuren).
* Kosten van dubieuze debiteuren nemen af (positief effect).
* **Versoepeling kredietvoorwaarden (bv. van 30 naar 40 dagen):**
* Omzetvolume neemt toe (positief effect op winst).
* Geld vast in debiteuren neemt toe (negatief effect op winst).
* Kosten van dubieuze debiteuren nemen toe (negatief effect).
### 1.16 Verschil tussen kosten en uitgaven, en opbrengsten en inkomsten
* **Niet-kaskosten / Niet-kasopbrengsten:** Kosten of opbrengsten die geen directe geldtransactie met zich meebrengen (bv. afschrijvingen, waardeverminderingen, herwaarderingen).
* **Kaskosten / Kasopbrengsten:** Kosten die direct of op termijn een uitgave zijn, en opbrengsten die direct of op termijn een inkomst zijn (bv. betaling van rente, lonen, ontvangst van klantenbetalingen).
### 1.17 Kasstromen
Kasstromen vertegenwoordigen de inkomsten en uitgaven van een onderneming in een bepaalde periode.
* **Inkomsten:** Ontvangsten van klanten, verkoop van activa, btw-teruggave, ontvangen leningen.
* **Uitgaven:** Investeringen, betalingen aan leveranciers, lonen, rente en aflossing, belastingen.
De kasstroomanalyse geeft inzicht in de mutatie van liquide middelen en is essentieel voor het bepalen van de financiële gezondheid en de noodzaak tot financiering. De directe methode geeft een gedetailleerd overzicht van alle kasstromen, terwijl de indirecte methode, gebaseerd op de balans en winst- en verliesrekening, sneller en efficiënter is voor rapportagedoeleinden.
### 1.18 Potentieel operationele kasstroom (EBITDA)
EBITDA (Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation, and Amortization) is een maatstaf die de winstgevendheid van de operationele activiteiten van een bedrijf weergeeft, exclusief de impact van financieringsstructuur, belastingen en afschrijvingen. Het wordt vaak gebruikt als een indicatie van de potentiële operationele kasstroom.
$$EBITDA = \text{Resultaat na belasting} + \text{Afschrijvingen} + \text{Waardeverminderingen} + \text{Voorzieningen}$$
### 1.19 Samenvatting van de link tussen wijzigingen in BBK en de balans
Een negatieve wijziging in het Bedrijfskapitaal (BBK) in het indirecte kasstroomoverzicht resulteert uit een toename van voorraden en/of debiteuren, of een afname van crediteuren. Dit betekent dat er meer geld vast komt te zitten in de exploitatiecyclus, wat leidt tot een negatieve kasstroom uit operationele activiteiten en een hogere kortetermijnfinancieringsbehoefte. Op de balans zal dit zich vertalen in een hogere waarde van voorraden en/of handelsvorderingen, en een lagere waarde van handelsschulden.
---
# Kasstroomanalyse
Hier is een gedetailleerde studiegids voor Kasstroomanalyse.
## 2. Kasstroomanalyse
Kasstroomanalyse biedt een overzicht van alle inkomsten en uitgaven van een onderneming, waarbij het berekenen van de cashflow cruciaal is voor financieel beheer.
### 2.1 Begrip en Doel van Kasstroomanalyse
De kasstroomanalyse geeft een gedetailleerd overzicht van het geld dat gedurende een bepaalde periode in en uit een onderneming stroomt. Het doel is om de mutatie in liquide middelen tussen twee tijdstippen te bepalen, wat resulteert in een stijging of daling van de liquide middelen.
**Belangrijk:**
* **Cashflow = Inkomsten - Uitgaven**
* Een **kasstroomoverzicht** toont de verandering in liquide middelen tussen het begin en einde van een periode.
* Een **tekort** aan cashflow leidt tot dalende liquide middelen, terwijl een **overschot** leidt tot stijgende liquide middelen.
### 2.2 Methoden voor Kasstroomoverzichten
Er zijn twee primaire methoden voor het opstellen van een kasstroomoverzicht: de directe methode en de indirecte methode.
#### 2.2.1 De Directe Methode
De directe methode geeft een duidelijk en direct overzicht van alle inkomende en uitgaande kasstromen.
**Voordelen:**
* Biedt een duidelijk overzicht per bron van inkomsten en uitgaven.
**Nadelen:**
* Kan zeer bewerkelijk zijn voor grotere ondernemingen met veel transacties, waardoor een jaaroverzicht ingewikkeld wordt.
#### 2.2.2 De Indirecte Methode
De indirecte methode is gebaseerd op de balans en de resultatenrekening om het kasstroomoverzicht te construeren. Het totale kasstroomoverzicht wordt onderverdeeld in drie hoofdcategorieën:
1. **Kasstroom uit operationele activiteiten (A)**
2. **Investeringscashflow (B)**
3. **Financieringscashflow (C)**
De som van deze drie cashflows is gelijk aan de totale verandering in de kaspositie.
##### 2.2.2.1 Kasstroom uit operationele activiteiten
Deze kasstroom vloeit voort uit de normale bedrijfsactiviteiten, oftewel de productie en verkoop van goederen of diensten. Dit geeft een indicatie van de potentiële winstgevendheid van een onderneming.
* **Berekening:** Het resultaat na belasting wordt aangepast met niet-kaskosten (zoals afschrijvingen) en niet-kasopbrengsten. Vervolgens wordt de **mutatie in de behoefte aan bedrijfskapitaal (BBK)** verrekend.
* Een **toename van de BBK** (bijvoorbeeld meer voorraad of hogere debiteuren) leidt tot een **negatieve cashflow** omdat er meer geld vastzit in het bedrijf.
* Een **afname van de BBK** leidt tot een **positieve cashflow** omdat middelen vrijkomen.
* **Indicatie:** Potentiële kasstroom uit operaties is een belangrijke indicator voor de rendabiliteit.
##### 2.2.2.2 Investeringscashflow
Deze cashflow omvat investeringen in vaste activa (VA) en desinvesteringen (verkoop van VA).
* **Aankoop van activa (investeringen):** Leidt tot een **negatieve cashflow** (geldstroom naar buiten).
* **Verkoop van activa (desinvesteringen):** Leidt tot een **positieve cashflow** (geldstroom naar binnen).
* **Afschrijvingen:** Moeten worden **opgeteld** bij de beginbalanswaarde van de vaste activa om de verwachte eindbalans zonder nieuwe investeringen te bepalen. Het verschil tussen de verwachte en de werkelijke eindbalans geeft de omvang van de investeringen weer.
##### 2.2.2.3 Financieringscashflow
Dit is het resultaat van transacties die betrekking hebben op vreemd en eigen vermogen.
* **Aangaan van nieuwe schulden (eigen of vreemd vermogen):** Leidt tot een **positieve cashflow** (geldstroom naar binnen).
* **Aflossen van bestaande schulden of uitkeren van dividenden:** Leidt tot een **negatieve cashflow** (geldstroom naar buiten).
* **Interesten:** Zijn reeds verwerkt in de kasstroom uit operationele activiteiten.
#### 2.2.3 Veelgemaakte fouten bij de indirecte methode
* Cash **in** en cash **out** door elkaar halen (verkeerde optellingen en aftrekkingen).
* Niet de **mutatie** van de BBK tussen twee balansen nemen, maar de BBK op één tijdstip berekenen.
* Kasstroom uit investeringen laten afhangen van de operationele cashflow (doortellen).
* Totale cashflow is niet gelijk aan de mutatie van liquide middelen tussen de twee balansen.
### 2.3 De Behoefte aan Netto Bedrijfskapitaal (BBK)
De behoefte aan netto bedrijfskapitaal (ook wel werkkapitaal genoemd) is het kapitaal dat een onderneming nodig heeft voor haar dagelijkse operationele activiteiten. Dit omvat onder andere voorraden en handelsvorderingen.
* **Formule:** $BBK = \text{Voorraden} + \text{Handelsvorderingen} - \text{Handelsschulden}$
* **Financieringsbehoefte:** Ontstaat wanneer de voorraden en handelsvorderingen groter zijn dan de handelsschulden, wat duidt op onvoldoende geïnduceerd vermogen uit de exploitatiecyclus.
* **Netto Kaspositie (NKP):** Geldbeleggingen en liquide middelen minus financiële schulden.
* **Netto Bedrijfskapitaal (NBK):** Relatie tussen de behoefte aan bedrijfskapitaal en de netto kaspositie: $NBK = BBK + NKP$.
* Een **positief NBK** betekent dat het permanent vermogen de behoefte aan bedrijfskapitaal ruimschoots dekt, resulterend in een positieve NKP.
* Een **negatief NBK** betekent dat de behoefte aan bedrijfskapitaal groter is dan het permanent vermogen, resulterend in een negatieve NKP (financieringstekort op korte termijn).
#### 2.3.1 Cash Conversion Cycle (CCC)
De CCC geeft aan hoe lang het duurt voordat het geld dat in het bedrijfsproces is opgenomen, weer vrijkomt. Het is de periode tussen betaling aan de leverancier en ontvangst van geld van klanten.
* **Formule:** $CCC = \text{Dagen in voorraad} + \text{Dagen verkopen aan debiteuren} - \text{Dagen betalen aan leveranciers}$
* **Doel:** Efficiënt werkkapitaalbeheer vereist inzicht in de CCC. Een kortere CCC is gunstiger, omdat het betekent dat geld sneller circuleert.
* **Langer worden van CCC:** Kan veroorzaakt worden door een langere voorraadtermijn, een langere debiteurentermijn, of een kortere leverancierstermijn. Dit vertaalt zich in een negatieve mutatie van de BBK in het indirecte kasstroomoverzicht, wat wijst op een stijgende financieringsbehoefte op korte termijn.
### 2.4 Beheer van Werkkapitaal
Efficiënt werkkapitaalbeheer draagt bij aan het maximaliseren van de waarde van de onderneming op korte termijn door:
* Het verlagen van financieringskosten.
* Het vergroten van beschikbare middelen voor uitbreiding.
* Het waarborgen van de continuïteit van dagelijkse activiteiten.
Dit wordt bereikt door het beïnvloeden van drie 'knoppen':
1. **Debiteuren:** Zo snel mogelijk innen van betalingen zonder omzetverlies.
2. **Voorraden:** Zo snel mogelijk verkopen zonder omzetverlies door stock-outs.
3. **Crediteuren:** Zo laat mogelijk betalen zonder de kredietwaardigheid te schaden.
#### 2.4.1 Debiteurenbeheer
Het doel is het zo snel mogelijk innen van betalingen van klanten zonder klanten te verliezen. Dit proces omvat:
* **Kredietbeoordeling:** Bepalen of krediet verleend wordt aan (potentiële) klanten. Dit omvat informatie inwinnen over betaalreputatie en financiële zekerheid, en het opvragen van kredietadvies.
* **Kredietvoorwaarden:** Vaststellen van betalingsuitstel. Het aanscherpen van voorwaarden kan leiden tot omzetdaling, terwijl versoepeling het risico op dubieuze debiteuren verhoogt.
* **Kredietbeleid:** Vastleggen van algemene betalingsvoorwaarden, rekening houdend met sectornormen, productkenmerken en het aanbieden van betalingskortingen voor snelle betalingen.
* **Kredietbewaking:** Nagaan of klanten tijdig betalen. Dit omvat het berekenen van de gemiddelde debiteurentermijn en het uitvoeren van een ouderdomsanalyse.
#### 2.4.2 Crediteurenbeheer
Het doel is het zo laat mogelijk betalen van handelsschulden zonder de kredietwaardigheid aan te tasten. Dit creëert een vertrouwensband met leveranciers en biedt de onderneming meer tijd om het geld te gebruiken.
* **Belang:** Het effectief gebruik maken van leverancierskrediet kan kosteloos zijn of een lage rente hebben, zeker wanneer gebruik gemaakt wordt van betalingskortingen.
* **Rekenvoorbeeld:** Een betalingskorting van 0,50% bij betaling binnen 7 dagen, met een standaard betalingstermijn van 30 dagen, kan op jaarbasis een aanzienlijk rendement opleveren als deze korting gemist wordt.
### 2.5 Kasstromen en Investeringen
De kasstroomanalyse is essentieel voor de investeringsanalyse. Investeringen leiden tot uitgaven, met als doel toekomstige inkomsten te genereren.
* **Differentiële Kasstromen:** Enkel relevante kasstromen die direct verband houden met de investeringsbeslissing worden meegenomen. Kasstromen die onafhankelijk zijn van de investering (zoals sunk costs) zijn irrelevant.
* **Operationele Kasstromen:** De focus ligt op operationele kasstromen, niet op financiële stromen.
* **Sunk Costs:** Kosten die reeds gemaakt zijn en niet meer teruggedraaid kunnen worden, ongeacht de beslissing over een project, mogen niet meegenomen worden in de analyse.
* **Tijdswaarde van Geld:** Geld ontvangen in de toekomst is minder waard dan geld ontvangen vandaag. Dit principe is cruciaal bij het contant maken van toekomstige kasstromen.
* **Winst vs. Cashflow:** Winst is niet gelijk aan cashflow. Winst bevat niet-kaskosten en niet-kasopbrengsten (zoals afschrijvingen), wat een vertekend beeld kan geven van de financiële realiteit.
#### 2.5.1 Kasstromen na belasting
Bij de investeringsanalyse moeten de kasstromen na belasting worden geraamd. De fiscale gebruiksduur van activa, die invloed heeft op de afschrijvingsmogelijkheden en dus op de te betalen belastingen, is hierbij van belang. Sneller afschrijven kan leiden tot een hogere actuele waarde van de kasstromen.
#### 2.5.2 Minimale Rendementseis
De minimale rendementseis, ook wel kapitaalkost genoemd, vertegenwoordigt het vereiste rendement op een belegging met hetzelfde risico. Deze eis beïnvloedt de beslissing om al dan niet te investeren.
* **WACC (Weighted Average Cost of Capital):** Vertegenwoordigt de gemiddelde kosten van alle financieringsbronnen van de onderneming en is de rentevoet waarmee toekomstige kasstromen contant worden gemaakt in de investeringsanalyse.
### 2.6 Interpretatie van Kasstromen
Een negatieve operationele, investerings- of financieringscashflow heeft elk andere oorzaken en vereist specifieke managementinterventies. EBIT (Earnings Before Interest and Taxes) en EBITDA (Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation, and Amortization) zijn indicatoren die de winstgevendheid van een bedrijf op verschillende manieren meten, onafhankelijk van de financieringsstructuur.
* **EBIT:** Geeft een indicatie van de winstgevendheid vóór rente en belastingen, wat vergelijking tussen ondernemingen met verschillende financieringsstructuren mogelijk maakt.
* **EBITDA:** Benadert de potentiële operationele cashflow en geeft een goed beeld van de operationele winstgevendheid.
### 2.7 Kasstroom en de Balans
De kasstroomanalyse verklaart de mutatie van liquide middelen. De balans toont de financiële positie op een bepaald moment, terwijl het kasstroomoverzicht de beweging van liquide middelen over een periode weergeeft. Een efficiënt werkkapitaalbeheer leidt tot een lagere behoefte aan bedrijfskapitaal, wat de financiële positie versterkt.
### 2.8 Case Swapfiets
De snelle groei van Swapfiets creëerde een significant probleem in de **investeringscashflow** door de noodzaak om veel fietsen aan te kopen, terwijl de inkomsten per klant relatief laag waren. Dit werd opgelost via de **financieringscashflow** door financiering vanuit de moedermaatschappij en bankleningen.
### 2.9 Voorbeelden en Oefeningen
Gedurende de analyse worden diverse voorbeelden en oefeningen uitgewerkt, met name in Excel, om de concepten van de kasstroomanalyse, de berekening van de BBK, en de interpretatie van de verschillende methoden te illustreren.
> **Tip:** Bestudeer de demonstraties in Excel om de berekeningen en interpretaties van de kasstroomoverzichten te verfijnen. De relatie tussen de mutatie van de BBK en de balans is cruciaal voor het examen.
> **Voorbeeld:** Als de voorraadtermijn stijgt en de leverancierstermijn korter wordt, zal de voorraad in de balans toenemen en de handelsschulden afnemen. Dit resulteert in een stijging van de behoefte aan bedrijfskapitaal, wat zich vertaalt naar een negatieve impact op de operationele cashflow (cash outflow).
---
# Investeringsanalyse
Investeringsanalyse biedt methoden en criteria voor het evalueren van investeringsalternatieven, waarbij rekening wordt gehouden met de temporele waarde van geld en de minimale rendementsvereiste om de waarde van de onderneming te maximaliseren.
### 4.1 Belang van investeringen en capital budgeting
Capital budgeting, synoniem voor investeringsanalyse, is cruciaal omdat grote uitgaven voor lange termijn activa (CAPEX) de ontwikkeling van een onderneming sterk beïnvloeden en doorslaggevend kunnen zijn voor succes of falen. Investeringen zijn noodzakelijk en verantwoord, en kunnen leiden tot verhoogde inkomsten, kostenbesparing of gegarandeerde productie. Dit omvat niet alleen tastbare activa, maar ook immateriële activa zoals goodwill, software, patenten, licenties, productontwikkeling en publiciteitscampagnes.
Een investeringsbeslissing impliceert het uitgeven van geld om in de toekomst geld terug te ontvangen. Hierbij zijn de belangrijkste te kwantificeren elementen:
* **De investeringswaarde:** Dit omvat de initiële investeringsuitgave en eventuele kasstromen gerelateerd aan werkkapitaal. Investeringen kunnen leiden tot veranderingen in werkkapitaal, zoals hogere voorraden of debiteuren, die deels gefinancierd kunnen worden door leverancierskredieten.
* **De nettomeerinkomsten of -besparingen en nettomeeruitgaven:** Dit zijn de kasstromen na belastingen die voortvloeien uit de investering, zoals meerinkomsten, kostenbesparingen en eventuele subsidies, rekening houdend met de invloed van de overheid (btw, belastingen, subsidies).
### 4.2 Raming van het tijdspatroon en de minimale rendementsvereiste
Het **tijdspatroon** van een investering is essentieel, waarbij de **economische gebruiksduur** (niet de technische of fiscale gebruiksduur) de periode vertegenwoordigt waarin de investering inkomen genereert. De economische levensduur is relevanter omdat technologische vooruitgang een investering economisch sneller verouderd kan maken dan fysieke slijtage.
De **minimale rendementsvereiste** (ook wel kapitaalkost genoemd) is de minimale opbrengst die een investering moet genereren om acceptabel te zijn. Deze wordt bepaald door de risicobeleving van de investeerder en de economische omstandigheden. Hoe risicovoller de investering, hoe hoger het vereiste rendement. Het vereiste rendement is de opportuniteitskost, het rendement dat men op een belegging met vergelijkbaar risico kan behalen.
#### 4.2.1 Nood aan werkkapitaal bij investeringen
Investeringen kunnen een impact hebben op de behoefte aan werkkapitaal. Voorbeelden hiervan zijn:
* Aankoop van extra voorraad door tijdelijk langere doorlooptijden, wat het werkkapitaal verhoogt.
* Verlenen van betalingsuitstel aan klanten, wat leidt tot hogere vorderingen en dus een verhoogd werkkapitaal.
* Gebruik van leveranciersschulden om voorraad en vorderingen te financieren, wat het werkkapitaal deels compenseert.
### 4.3 Toepassing van kasstromen in investeringsanalyse
Bij investeringsanalyse zijn enkel de **differentiële kasstromen** relevant. Dit zijn kasstromen die direct voortvloeien uit de investering en die niet zouden hebben plaatsgevonden zonder de investering.
* **Operationele kasstromen:** Deze komen voort uit de normale bedrijfsactiviteiten.
* **Geen financiële stromen:** Financiële stromen (zoals leningen en rente) worden niet direct meegenomen in de investeringsanalyse, omdat de operationele kasstromen een beter beeld geven van de prestaties van de investering zelf.
* **Geen sunk costs:** Sunk costs zijn uitgaven die reeds zijn gedaan en niet kunnen worden teruggedraaid of beïnvloed door de huidige investeringsbeslissing. Ze mogen dus niet worden meegenomen in de analyse.
**Voorbeeld van differentiële kasstromen:** Bij een marktstudie naar de noodzaak van extra hotelcapaciteit, is de uitgave voor de marktstudie een sunk cost en niet relevant voor de investeringsanalyse. Enkel de omzet gegenereerd door de *extra* kamers (niet de bestaande kamers) telt mee.
**Tijdswaarde van geld en belastingen:** De analyse houdt rekening met de tijdswaarde van geld (geld vandaag is meer waard dan geld in de toekomst) en de impact van belastingen op de kasstromen. Snellere afschrijvingen kunnen leiden tot lagere belastingen in de vroege jaren van een investering, wat de actuele waarde van de totale kasstroom positief beïnvloedt.
### 4.4 Minimale rendementsvereiste en methodes voor investeringsanalyse
De **minimale rendementsvereiste** (kapitaalkost) bepaalt de beslissingsregel voor investeringen:
* Als een investering gefinancierd wordt met een lening, moet het rendement van de investering hoger zijn dan de rente op de lening ($ROI > r$).
* Als een investering gefinancierd wordt met eigen middelen, moet het rendement hoger zijn dan de rendementsvereiste van de aandeelhouders ($ROI > ROE$).
* Als een investering deels met eigen en deels met vreemd vermogen wordt gefinancierd, moet het rendement hoger zijn dan de gewogen gemiddelde kapitaalkost ($ROI > WACC$).
De **Weighted Average Cost of Capital (WACC)** is de gemiddelde kostprijs van alle financieringsvormen van een onderneming.
Verschillende methodes worden gebruikt voor investeringsanalyse:
#### 4.4.1 Payback-methode (PB)
De payback-methode berekent de tijd die nodig is om de initiële investeringsuitgave terug te verdienen met de gegenereerde kasstromen.
* **Beslissingsregel:** Kies de investering met de kortste terugverdientijd. De terugverdientijd moet korter zijn dan de economische levensduur van de investering.
* **Voordelen:** Eenvoudig, intuïtief, nuttig voor initiële selectie en benadrukt liquiditeit.
* **Nadelen:** Negeert kasstromen na de terugverdienperiode, houdt geen rekening met de tijdswaarde van geld en kan lastig zijn bij projecten met gelijke terugverdientijden.
#### 4.4.2 ROI-methode (Return on Investment)
De ROI-methode meet het rendement op de investering.
* **Beslissingsregel:** Investeer als $ROI >$ normopbrengst (die idealiter rekening houdt met de tijdswaarde van geld). Kies bij meerdere projecten de investering met de hoogste ROI.
* **Voordelen:** Houdt rekening met kasstromen na de terugverdientijd.
* **Nadelen:** Negeert de tijdswaarde van geld en kan ongeschikt zijn voor het vergelijken van projecten met verschillende levensduren.
#### 4.4.3 Net Present Value (NPV) methode
De NPV-methode berekent de huidige waarde van toekomstige kasstromen, verminderd met de initiële investeringsuitgave.
* **Beslissingsregel:** Investeer als $NPV > 0$. Kies het project met de hoogste NPV.
* **Voordelen:** Houdt rekening met de tijdswaarde van geld, alle kasstromen en de minimale rendementsvereiste. Geeft een absolute waardemeting.
* **Nadelen:** Kan lastig zijn bij het vergelijken van projecten van verschillende omvang (hiervoor wordt de Profitability Index - PI gebruikt: $PI = \frac{NPV + Investering}{Investering}$).
#### 4.4.4 Discounted Payback-methode (DPB)
Deze methode berekent de terugverdientijd op basis van de geactualiseerde kasstromen. Het is een verbetering ten opzichte van de standaard payback-methode omdat het rekening houdt met de tijdswaarde van geld.
#### 4.4.5 Internal Rate of Return (IRR) methode
De IRR is het rendement waarbij de NPV van een investering nul is. Het is het discontopercentage waarbij de huidige waarde van de verwachte toekomstige kasstromen gelijk is aan de initiële investeringsuitgave.
* **Beslissingsregel:** Investeer als $IRR >$ minimale rendementsvereiste.
* **Voordelen:** Geeft een relatieve maatstaf (percentage) die vaak bekend is bij het management.
* **Nadelen:** Kan omslachtig zijn bij projecten met ongelijke kasstromen als geen software wordt gebruikt. Kan leiden tot meerdere IRR's of geen IRR bij complexe kasstroompatronen. Niet geschikt voor het vergelijken van projecten met verschillende groottes of levensduren.
#### 4.4.6 Effect op werkkapitaal
Het effect op het werkkapitaal is een belangrijk aspect van de investeringsanalyse en moet worden meegenomen in de kasstroomberekeningen. Een toename in werkkapitaal impliceert een negatieve kasstroom, terwijl een afname een positieve kasstroom genereert.
---
# Financieringskeuze en kapitaalstructuur
Dit onderwerp behandelt de strategische beslissingen van een onderneming met betrekking tot de samenstelling van haar financieringsbronnen, de optimale verhouding tussen eigen en vreemd vermogen, en de impact hiervan op de kapitaalkosten en ondernemingswaarde.
### 5.1 Kapitaalstructuur en financieringsbehoefte
De kapitaalstructuur van een onderneming verwijst naar de passiva-zijde van de balans, die weergeeft hoe de activa van de onderneming zijn gefinancierd. Dit omvat de keuzes tussen eigen vermogen, vreemd vermogen op lange termijn en vreemd vermogen op korte termijn. De financieringsbehoefte van een onderneming ontstaat uit twee hoofdoorzaken:
* **Lange termijn financieringsbehoefte:** Voortkomend uit investeringen in vaste activa (UVA).
* **Korte termijn financieringsbehoefte:** Voortkomend uit de behoefte aan bedrijfskapitaal (BBK), wat het verschil is tussen kortlopende activa (zoals voorraden en debiteuren) en kortlopende schulden (zoals crediteuren).
De balans wordt doorgaans onderverdeeld in **permanent vermogen** (eigen vermogen plus langlopende schulden) en **kortlopend vreemd vermogen** (KVV). Het permanente vermogen dient als buffer en financiert zowel de vaste activa als een deel van het netto bedrijfskapitaal.
#### 5.1.1 De gouden financieringsregel
De **gouden financieringsregel** stelt dat **lang met lang en kort met kort** gefinancierd dient te worden. Dit houdt in dat vaste activa (lange termijn) gefinancierd moeten worden met permanent vermogen, en de variabele behoeften aan bedrijfskapitaal (korte termijn) met kortlopend vreemd vermogen.
> **Tip:** Een positief netto bedrijfskapitaal (NBK) impliceert dat het permanent vermogen groter is dan de vaste activa. Dit positieve saldo dekt deels de behoefte aan bedrijfskapitaal en resulteert in een positieve netto kaspositie (NKP). Een negatief NBK betekent dat het permanent vermogen onvoldoende is om de vaste activa te dekken, wat kan leiden tot een negatieve NKP en een hogere afhankelijkheid van kortlopend vreemd vermogen.
#### 5.1.2 Verschillen tussen eigen vermogen (EV) en vreemd vermogen (VV)
De keuze tussen EV en VV hangt af van het perspectief:
* **Perspectief van schuldeisers:** Zij prefereren een zo hoog mogelijk EV. Een hoog EV duidt op meer vertrouwen van de aandeelhouders in de onderneming (door ingehouden winsten) en biedt een buffer om schulden af te lossen, wat de kans op terugbetaling vergroot.
* **Perspectief van aandeelhouders:** Zij prefereren een zo laag mogelijk EV en een zo hoog mogelijk VV. Dit maximaliseert het rendement op het eigen vermogen (REV), omdat de winst verdeeld wordt over een kleinere kapitaalbasis. Echter, een hoger VV brengt meer risico met zich mee, wat een hogere risicopremie kan rechtvaardigen.
Aandeelhouders moeten echter een **financieel evenwicht** bewaren, waarbij solvabiliteit, liquiditeit en rendabiliteit in acht worden genomen. Een te laag EV kan de solvabiliteit aantasten.
> **Voorbeeld:** Stel twee bedrijven maken een verlies van 150 euro. Bedrijf A heeft een EV van 550 euro, terwijl Bedrijf B een EV van -50 euro heeft. Schuldeisers zullen Bedrijf A verkiezen omdat hun vorderingen waarschijnlijk volledig kunnen worden terugbetaald uit de activa, terwijl bij Bedrijf B er een tekort zal zijn om alle schulden te voldoen.
### 5.2 Criteria bij financieringskeuze
Verschillende criteria beïnvloeden de keuze tussen EV en VV:
* **Gouden financieringsregel:** Zoals eerder vermeld, dient gefinancierd te worden op basis van de looptijd van de activa.
* **Kasstroomgeneratie (hoogte en voorspelbaarheid):** Een hogere en stabielere kasstroomgeneratie maakt het mogelijk meer VV aan te trekken, omdat de rente- en aflossingsverplichtingen beter kunnen worden voldaan.
* **Aard van de sector:**
* **Kapitaalintensieve sectoren:** Hebben vaak minder VV nodig vanwege de grote investeringen in materiële vaste activa. Een hoger EV biedt meer stabiliteit.
* **Cyclische sectoren:** Kunnen beter omgaan met grote omzetschommelingen door een hoger EV te hanteren, wat een buffer biedt tijdens dalperiodes.
* **Rechten van de financier:**
* **Aandeelhouders (EV):** Hebben recht op dividend en waardestijging, maar delen mee in winsten en verliezen.
* **Schuldeisers (VV):** Hebben recht op rente en aflossing, ongeacht de winstprestaties van het bedrijf. Zij lopen minder risico dan aandeelhouders.
* **Fiscale overwegingen:** Rente op VV is fiscaal aftrekbaar, wat de netto kosten van VV verlaagt. Dividenden op EV zijn niet aftrekbaar.
* **Kostprijs van het vermogen (WACC):** De gewogen gemiddelde kosten van kapitaal speelt een cruciale rol.
* **Financieringskeuze in de levensfase:** Startende ondernemingen vertrouwen vaker op EV, terwijl groeiende ondernemingen meer VV kunnen aantrekken naarmate hun geschiedenis en kasstromen stabieler worden.
### 5.3 WACC en kapitaalstructuur
De **Weighted Average Cost of Capital (WACC)** vertegenwoordigt de gemiddelde kosten van alle financieringsbronnen van een onderneming. Het is de rentevoet waartegen toekomstige kasstromen contant worden gemaakt bij investeringsanalyses. De WACC wordt beïnvloed door de kapitaalstructuur (de mix van EV en VV) en de bijbehorende kostenvoeten.
De formule voor WACC is:
$$ WACC = \frac{EV}{TV} \times K_{EV} + \frac{VV}{TV} \times K_{VV} \times (1-b) $$
Waarbij:
* $EV$ = Eigen Vermogen
* $VV$ = Vreemd Vermogen
* $TV$ = Totaal Vermogen ($TV = EV + VV$)
* $K_{EV}$ = Kostenvoet van het Eigen Vermogen
* $K_{VV}$ = Kostenvoet van het Vreemd Vermogen
* $b$ = Belastingpercentage
#### 5.3.1 De optimale kapitaalstructuur
De **optimale kapitaalstructuur** is de mix van EV en VV die leidt tot de laagste WACC. Dit is het punt waar de waarde van de onderneming gemaximaliseerd wordt. De relatie tussen de kostenvoeten van EV, VV en de WACC kan grafisch worden weergegeven:
* De **kostenvoet van het eigen vermogen ($K_{EV}$)** stijgt naarmate het aandeel VV toeneemt, omdat aandeelhouders meer risico lopen.
* De **kostenvoet van het vreemd vermogen ($K_{VV}(1-b)$)**, rekening houdend met de fiscale aftrekbaarheid van rente, stijgt ook naarmate het aandeel VV toeneemt, omdat de kredietwaardigheid kan afnemen en het risico voor schuldeisers groter wordt.
* De **totale kostenvoet (WACC)** daalt in eerste instantie naarmate er meer VV wordt gebruikt (omdat dit doorgaans goedkoper is dan EV, mede door belastingvoordelen), maar stijgt weer na het optimale punt vanwege het toenemende risico.
De optimale kapitaalstructuur bevindt zich op het laagste punt van de WACC-curve.
> **Tip:** Een hogere belastingvoet leidt tot een lagere WACC, omdat de fiscus een groter deel van de rentekosten op vreemd vermogen draagt. Dit stimuleert een hogere financiering met vreemd vermogen.
#### 5.3.2 Hefbomen en hun effect op de kapitaalstructuur
* **Operationele hefboom:** Verwijst naar de mate waarin vaste kosten een onderneming beïnvloeden bij veranderingen in omzet. Een hoge operationele hefboom (veel vaste kosten) leidt tot grotere winstschommelingen.
* **Financiële hefboom:** Verwijst naar het gebruik van vreemd vermogen. Een hogere financiële hefboom kan, indien het rendement op investeringen hoger is dan de kosten van het vreemd vermogen, het rendement op het eigen vermogen verhogen (positief hefboomeffect).
> **Voorbeeld:** Firma A financiert 50.000 euro met vreemd vermogen tegen 4% rente, terwijl Firma B volledig met eigen vermogen financiert. Als de winst vóór rente gelijk is, zal Firma A, ondanks de rentekosten, een hoger rendement op het eigen vermogen behalen als de opbrengst van de geïnvesteerde middelen hoger is dan de rentevoet. Dit komt doordat een deel van de kosten (rente) door de fiscus wordt gedragen en het rendement wordt berekend over een kleiner eigen vermogen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Netto bedrijfskapitaal (NBK) | Het netto bedrijfskapitaal (NBK) is het verschil tussen het permanent vermogen en de langetermijnactiva. Een positieve NBK duidt erop dat het permanent vermogen groter is dan de langetermijnactiva, wat een bufferfunctie vervult en zowel kortetermijn- als langetermijnverplichtingen kan dekken. |
| Behoefte aan bedrijfskapitaal (BBK) | De behoefte aan bedrijfskapitaal (BBK) vertegenwoordigt het deel van de voorraden en vorderingen korter dan één jaar dat niet gedekt wordt door het geïnduceerd vermogen uit de exploitatiecyclus. Een positieve BBK wijst op een noodzaak voor extra financiering om deze activa te dekken. |
| Netto kaspositie (NKP) | De netto kaspositie (NKP) is het verschil tussen liquide middelen en geldbeleggingen enerzijds en financiële schulden anderzijds. Een positieve NKP geeft aan dat de onderneming over voldoende liquide middelen beschikt om aan haar financiële verplichtingen te voldoen. |
| Werkkapitaal | Werkkapitaal is het kapitaal dat bedrijven nodig hebben voor hun dagelijkse financiële verplichtingen, zoals het betalen van leveranciers, salarissen, onderhoud en het aanvullen van voorraden. Het omvat de kortetermijnactiva van een onderneming die nodig zijn voor de operationele activiteiten. |
| Cash Conversion Cycle (CCC) | De Cash Conversion Cycle (CCC) is de periode die verstrijkt tussen de betaling aan leveranciers en de ontvangst van geld van klanten. Deze cyclus meet hoe lang het duurt voordat het geld dat in het bedrijfsproces is geïnvesteerd, weer vrijkomt voor de onderneming. |
| Debiteurenbeheer | Debiteurenbeheer omvat alle processen en strategieën die gericht zijn op het zo snel mogelijk innen van betalingen van klanten, zonder hierbij klanten te verliezen of omzetverlies te lijden door te agressieve incassomethoden. Dit omvat kredietbeoordeling, kredietvoorwaarden en kredietbewaking. |
| Voorraadbeheer | Voorraadbeheer richt zich op het zo efficiënt mogelijk beheren van de voorraden, met als doel deze zo snel mogelijk te verkopen zonder omzetverlies door stock-outs, het vermijden van nee-verkoopkosten en het minimaliseren van vastzittend kapitaal in voorraden, wat leidt tot een lagere CCC. |
| Crediteurenbeheer | Crediteurenbeheer richt zich op het zo laat mogelijk betalen van handelsschulden aan leveranciers, zonder dat dit de kredietwaardigheid van de onderneming schaadt. Dit verlengt de periode dat het bedrijf het geld kan inzetten en is gunstig voor het werkkapitaal. |
| Kasstroomanalyse | Kasstroomanalyse is het proces van het overzichtelijk maken van alle inkomsten en uitgaven van een onderneming gedurende een bepaalde periode, om zo de verandering in liquide middelen te bepalen en inzicht te krijgen in de financiële gezondheid. |
| Operationele kasstroom | De operationele kasstroom vloeit voort uit de normale bedrijfsactiviteiten van een onderneming, zoals de productie en verkoop van goederen of diensten. Het is een belangrijke indicator voor de potentiële winstgevendheid van het bedrijf. |
| Investeringskasstroom | De investeringskasstroom omvat de kasstromen die voortkomen uit investeringen in vaste activa (aankopen) en desinvesteringen (verkopen) van vaste activa. Aankopen leiden tot een negatieve cashflow, terwijl verkopen een positieve cashflow genereren. |
| Financieringskasstroom | De financieringskasstroom betreft de kasstromen die voortkomen uit transacties met eigen en vreemd vermogen, zoals het aangaan of aflossen van schulden, en de uitgifte of inkoop van aandelen. |
| Capital Budgeting (Investeringsanalyse) | Capital budgeting, ook wel investeringsanalyse genoemd, is een methode om investeringsalternatieven te beoordelen aan de hand van financiële criteria. Het helpt bij het nemen van beslissingen over welke investeringen het meest rendabel zijn voor de onderneming. |
| Investeringsuitgave | Een investeringsuitgave is een uitgave die gedaan wordt met het oog op het genereren van toekomstige inkomsten. Het betreft de initiële kosten die gemoeid zijn met een investering, inclusief eventuele aanpassingen in het werkkapitaal. |
| Differentiële kasstromen | Differentiële kasstromen zijn de kasstromen die specifiek voortvloeien uit een investeringsbeslissing. Alleen kasstromen die afhankelijk zijn van de beslissing om te investeren, worden meegenomen in de analyse. |
| Sunk Cost (verzonken kosten) | Sunk costs zijn kosten die reeds gemaakt zijn en niet meer teruggedraaid kunnen worden, ongeacht een toekomstige beslissing. Deze kosten worden niet meegenomen in de investeringsanalyse omdat ze geen invloed hebben op toekomstige beslissingen. |
| Tijdswaarde van geld | De tijdswaarde van geld is het principe dat geld dat vandaag beschikbaar is, meer waard is dan hetzelfde bedrag in de toekomst. Dit komt door inflatie en de mogelijkheid om het geld vandaag te investeren en rendement te genereren. |
| Minimale rendementsvereiste (kapitaalkost) | De minimale rendementsvereiste, ook wel kapitaalkost genoemd, is het minimale rendement dat een investeerder eist op een investering, rekening houdend met de risico's en opportuniteitskosten. |
| Payback-methode (terugverdientijd) | De payback-methode berekent de tijd die nodig is om de initiële investeringsuitgave terug te verdienen uit de gegenereerde kasstromen. Het is een eenvoudige methode die de liquiditeit benadrukt. |
| ROI-methode (Return on Investment) | De ROI-methode meet het rendement op een investering door de gemiddelde jaarlijkse winst te vergelijken met de totale investering. Het geeft een indicatie van de rentabiliteit van een project. |
| NPV-methode (Net Present Value) | De NPV-methode berekent de contante waarde van alle toekomstige kasstromen van een investering, minus de initiële investeringsuitgave. Een positieve NPV geeft aan dat de investering naar verwachting rendabel is. |
| IRR-methode (Internal Rate of Return) | De IRR-methode berekent het interne rendement van een investering, wat de discontovoet is waarbij de NPV gelijk is aan nul. Het geeft het werkelijke rendement van een project weer. |
| WACC (Weighted Average Cost of Capital) | De WACC, of gewogen gemiddelde kapitaalkost, vertegenwoordigt de gemiddelde kosten die een onderneming betaalt voor haar financieringsmix van eigen en vreemd vermogen. Het wordt gebruikt als discontovoet in investeringsanalyses. |
| Kapitaalstructuur | De kapitaalstructuur van een onderneming verwijst naar de manier waarop de activa van de onderneming zijn gefinancierd, dat wil zeggen de mix van eigen vermogen en vreemd vermogen. |
| Gouden financieringsregel | De gouden financieringsregel stelt dat langetermijnactiva gefinancierd moeten worden met langetermijnfinanciering (permanent vermogen) en kortetermijnactiva met kortetermijnfinanciering. |
| Eigen vermogen (EV) | Eigen vermogen vertegenwoordigt de middelen die door de aandeelhouders in de onderneming zijn geïnvesteerd, inclusief ingehouden winsten. Het wordt beschouwd als een buffer en een indicator van het vertrouwen van aandeelhouders. |
| Vreemd vermogen (VV) | Vreemd vermogen bestaat uit de schulden van een onderneming, zoals leningen en obligaties. Het financieren met vreemd vermogen kan het rendement op eigen vermogen verhogen, maar brengt ook extra risico's met zich mee. |
| Solvabiliteit | Solvabiliteit meet het vermogen van een onderneming om aan haar langetermijnverplichtingen te voldoen. Het wordt vaak uitgedrukt als de verhouding tussen eigen vermogen en totaal vermogen. |
| Liquiditeit | Liquiditeit meet het vermogen van een onderneming om aan haar kortetermijnverplichtingen te voldoen. Het wordt vaak beoordeeld aan de hand van ratio's zoals de current ratio. |
| Rendement op Eigen Vermogen (REV) | Het rendement op eigen vermogen (REV) meet de winstgevendheid van de investering van de aandeelhouders. Het wordt berekend door de nettowinst te delen door het eigen vermogen. |
| Kostensoort | Kostensoort verwijst naar de aard van de kosten, zoals personeelskosten, materiaalkosten of afschrijvingen. Deze indeling is nuttig voor rapportagedoeleinden. |
| Kostenplaats | Kostenplaats is een indeling van kosten op basis van de afdeling of activiteit waar de kosten ontstaan, zoals productiekosten of niet-productiekosten. Dit helpt bij het beheersen van kosten en het aanwijzen van verantwoordelijkheden. |
| Toewijsbaarheid van kosten | Toewijsbaarheid van kosten relateert aan hoe direct kosten kunnen worden toegewezen aan een specifiek kostenobject, zoals een product of dienst. Directe kosten zijn rechtstreeks toewijsbaar, terwijl indirecte kosten verdeelsleutels vereisen. |
| Kostenplaatsenmethode | De kostenplaatsenmethode is een systeem waarbij kosten worden verzameld in tussenstations (kostenplaatsen) om vervolgens te worden toegewezen aan kostendragers, zoals producten, met behulp van dekkingstarieven. |
| Activity-Based Costing (ABC) | Activity-Based Costing (ABC) is een methode die kosten toewijst op basis van de activiteiten die worden uitgevoerd. Producten en diensten die meer gebruik maken van bepaalde activiteiten, dragen een groter deel van de overheadkosten. |
| Vaste kosten | Vaste kosten zijn kosten die niet variëren met het productie- of verkoopvolume, zoals huur of afschrijvingen op machines. Ze zijn essentieel voor de berekening van de break-even point. |
| Variabele kosten | Variabele kosten zijn kosten die direct variëren met het productie- of verkoopvolume, zoals materiaalkosten of commissies. Ze spelen een cruciale rol in de winstberekening en break-even analyse. |
| Break-evenanalyse | Break-evenanalyse is een methode om het punt te bepalen waarop de totale opbrengsten gelijk zijn aan de totale kosten, waardoor er geen winst of verlies wordt geleden. Dit is essentieel voor prijsstelling en budgettering. |
| Contributiemarge | De contributiemarge is het verschil tussen de verkoopprijs per eenheid en de variabele kosten per eenheid. Het vertegenwoordigt het bedrag dat bijdraagt aan het dekken van de vaste kosten en het genereren van winst. |
| Operationele hefboom | De operationele hefboom meet de gevoeligheid van de winst van een onderneming voor veranderingen in de omzet, voornamelijk bepaald door het niveau van vaste kosten. |
| Financiële hefboom | De financiële hefboom meet de mate waarin een onderneming gebruikmaakt van vreemd vermogen. Een hoge financiële hefboom kan het rendement op eigen vermogen vergroten, maar verhoogt ook het financiële risico. |