Cover
立即免费开始 accountancy sem 1 samenvatting.docx
Summary
# Boekhouden: definitie en situering
Hier is een gedetailleerde samenvatting voor het topic "Boekhouden: definitie en situering", die alle essentiële informatie uit de opgegeven documentpagina's omvat en voldoet aan de gestelde opmaakvereisten.
## 1. Boekhouden: definitie en situering
Boekhouden is het systematisch verzamelen, verwerken, analyseren, meten, registreren en rapporteren van financiële informatie binnen een organisatie, met als doel het ondersteunen van besluitvorming door interne en externe belanghebbenden.
### 1.1 Oorsprong en doelstellingen van boekhouden
De oorsprong van boekhouden ligt in de dagelijkse activiteiten van een onderneming, zoals inkopen, verkopen, betalen en innen. Het primaire doel is het verstrekken van informatie over de drie belangrijkste bedrijfscycli van een entiteit:
* **Operationele cyclus:** De dagelijkse kringloop van activiteiten die essentieel zijn voor de bedrijfsvoering.
* **Investeringscyclus:** Het aanschaffen, gebruiken en vervangen van vaste activa (machines, gebouwen, software, voertuigen) voor de lange termijn.
* **Financieringscyclus:** De methoden waarmee een bedrijf financiering verkrijgt om de operationele en investeringsactiviteiten te ondersteunen.
Deze cycli moeten nauw samenwerken om efficiënt te functioneren.
### 1.2 Gebruikers van boekhoudkundige informatie
Boekhoudkundige informatie is van belang voor diverse gebruikers:
* **Externe gebruikers:**
* **Aandeelhouders:** Beoordelen de financiële gezondheid en het risico van hun investering.
* **Schuldeisers (financieel):** Banken en andere kredietverstrekkers evalueren de terugbetaalcapaciteit.
* **Schuldeisers (leveranciers):** Bepalen of betalingsuitstel kan worden verleend.
* **Concurrenten:** Analyseren de prestaties van andere bedrijven.
* **Klanten:** Beoordelen de stabiliteit van een leverancier, vooral bij voorschotbetalingen.
* **Overnemers:** Evalueren de financiële gezondheid van een potentiële overnamekandidaat.
* **Werknemers:** Overwegen een werkgever met een stabiele financiële positie.
* **Overheid:** Bepaalt belastingen en gebruikt de informatie voor beleidsvorming.
* **Interne gebruikers:**
* **Managers:** Gebruiken informatie voor productieplanning, kostenbeheersing en de samenstelling van kosten.
### 1.3 Indeling van boekhouden
Boekhouden kan worden onderverdeeld in twee hoofdcategorieën:
* **Financieel boekhouden:**
* Gericht op externe gebruikers.
* Gereguleerd door wetgeving en standaarden.
* Voornamelijk financieel van aard.
* Geeft geaggregeerde (samengevoegde) informatie.
* **Beleidsboekhouden (management accounting):**
* Gericht op interne gebruikers.
* Geen specifieke externe regels, flexibel.
* Zowel financieel als niet-financieel van aard.
* Verstrekt gedetailleerde informatie.
### 1.4 Nauw verwante disciplines
Naast financieel en beleidsboekhouden zijn er ook andere disciplines die nauw verbonden zijn met boekhouden:
* **Auditing:** De controle van de boekhouding en jaarrekening om de juistheid en getrouwheid te waarborgen.
* **Fiscaliteit:** Zorgt ervoor dat de boekhouding voldoet aan de fiscale wetgeving en vereisten voor belastingaangiften.
### 1.5 Fundamentele boekhoudprincipes
Diverse principes vormen de basis van boekhouden:
* **Boekhoudkundige entiteit:** Boekhouding wordt gevoerd voor één specifieke entiteit, gescheiden van privévermogen.
* **Periodiciteit:** Rapporten worden opgemaakt voor gedefinieerde tijdsperiodes, meestal jaarlijks.
* **Continuïteit:** Er wordt van uitgegaan dat de entiteit in het volgende boekjaar zal blijven voortbestaan.
* **Kwantificering:** Alleen activiteiten die kwantitatief uit te drukken zijn, worden opgenomen.
* **Getrouw beeld:** De boekhouding moet een betrouwbaar beeld van de onderneming geven.
#### 1.5.1 Waarderingsregels
Specifieke regels bepalen hoe financiële gegevens worden gewaardeerd:
* **Geldwaarde-uitdrukking:** Alle opgenomen posten moeten een geldelijke waarde hebben.
* **Historische kost:** Financiële gegevens worden geregistreerd tegen hun oorspronkelijke aanschaffingsprijs.
* **Realisatie:** Opbrengsten worden geregistreerd op het moment dat de rechten erop overgaan (bv. bij levering).
* **Overeenstemmingsprincipe (matching):** Kosten worden toegewezen aan dezelfde periode als de opbrengsten die ze hebben gegenereerd.
* **Materialiteit:** Basisregels worden toegepast op niet-verwaarloosbare posten.
* **Voorzichtigheid:** Rekening houden met alle mogelijke kosten en risico's.
* **Consistentie:** Boekhoudkundige keuzes blijven behouden, tenzij er fundamentele veranderingen optreden.
* **Volledigheid:** Alle verrichtingen moeten worden geboekt.
* **Objectiviteit:** Boekingen moeten gebaseerd zijn op bewijsstukken.
### 1.6 Algemeen aanvaarde regels en standaarden
* **Generally Accepted Accounting Principles (GAAP):** Nationaal of internationaal erkende boekhoudstandaarden.
* Belgische GAAP (Belgian GAAP)
* Amerikaanse GAAP (US GAAP)
* **International Financial Reporting Standards (IFRS):** Een internationale set boekhoudstandaarden.
* **Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN):** Stelt boekhoudnormen op in België.
### 1.7 Juridische vormen en ondernemingsgrootte
De boekhoudkundige verplichtingen kunnen variëren op basis van de juridische vorm van de onderneming en haar grootte:
* **Juridische vormen:** NV, BV, CV, VOF, CommV.
* **Ondernemingsgrootte (afhankelijk van criteria zoals personeelsbestand, omzet, balanstotaal):**
* **Micro-vennootschappen:** Kleinste categorie met de minste verplichtingen.
* **Kleine ondernemingen:** Hogere limieten, met de mogelijkheid tot een verkort model van de jaarrekening indien gedurende twee opeenvolgende jaren als klein geclassificeerd.
* **Grote ondernemingen:** Volledig model van de jaarrekening is verplicht, evenals een geconsolideerde jaarrekening indien van toepassing.
> **Tip:** De indeling van een onderneming in grootteklasse bepaalt mede de complexiteit en de vereiste detaillering van de jaarrekening.
### 1.8 Kernconcepten van het boekhoudproces
* **Boekhouding:** De concrete toepassing van boekhouden in boeken, fiches en digitale bestanden.
* **Jaarrekening:** Een periodieke synthese van de registraties, bestaande uit de balans, resultatenrekening en toelichtingen.
* **Balans:** Een momentopname van bezittingen (actief) en schulden/eigen vermogen (passief) op een specifieke datum.
* **Resultatenrekening:** Een overzicht van opbrengsten en kosten over een bepaalde periode.
* **Toelichting:** Aanvullende informatie bij de balans en resultatenrekening.
* **Enkel boekhouden:** Een eenvoudige methode met beperkte diepgang, niet geschikt als beleidsinstrument.
* **Dubbel boekhouden:** Elke financiële transactie wordt geregistreerd met een debet- en creditboeking van gelijke waarde, wat zorgt voor een ingebouwd controlesysteem.
### 1.9 De zaaktheorie
De boekhouding is gebaseerd op de "zaaktheorie", die stelt dat de onderneming een zelfstandige eenheid is met eigen bezittingen en schulden, onafhankelijk van de eigenaar. De boekhouding focust op de bezittingen en schulden van de onderneming, niet op het privévermogen van de eigenaar of andere entiteiten.
* **Eigen vermogen (Se):** De schuld van de zaak aan de eigenaars of de eigen middelen.
* **Vreemd vermogen (Sd):** De schulden aan derden.
* **Bezittingen (B):** Wat de onderneming bezit.
De kernvergelijking is: **Bezittingen = Eigen vermogen + Vreemd vermogen**
($B = Se + Sd$)
Dit principe geldt ook voor de balans:
* **Actiefzijde:** Werkmiddelen of bezittingen.
* **Passiefzijde:** Financieringsmiddelen (eigen en vreemd vermogen).
De balans is een momentopname op een exacte datum en wordt opgemaakt in verschillende vormen: beginbalans, eindbalans, oprichtingsbalans, tussentijdse balans en geconsolideerde balans. De activa worden geordend op liquiditeit (hoe snel ze in geld omgezet kunnen worden), en de passiva op opeisbaarheid (hoe snel ze terugbetaald moeten worden).
### 1.10 Resultatenrekening
De resultatenrekening geeft de nettovermogenswijziging weer over een bepaalde periode, resulterend uit de opbrengsten en kosten van de onderneming.
> **Tip:** De balans en de resultatenrekening zijn nauw verbonden; het resultaat van de periode (winst of verlies) beïnvloedt het eigen vermogen op de eindbalans.
### 1.11 Rekeningstelsel
Het Minimum Algemeen Rekeningstelsel (MAR) classificeert rekeningen in acht klassen, die verder worden onderverdeeld in groepen en specifieke rekeningen. Dit stelsel biedt een gestructureerd kader voor het registreren van financiële transacties.
* **Klasse 1:** Eigen Vermogen, Voorzieningen en Uitgestelde Belastingen, Schulden op meer dan één jaar.
* **Klasse 2:** Vaste Activa, Vorderingen op meer dan één jaar.
* **Klasse 3:** Voorraden, Bestellingen in uitvoering.
* **Klasse 4:** Vorderingen op ten hoogste één jaar, Schulden op ten hoogste één jaar, Overlopende rekeningen.
* **Klasse 5:** Geldbeleggingen, Liquide middelen.
* **Klasse 6:** Kosten (Bedrijfs-, Financiële, Niet-recurrente).
* **Klasse 7:** Opbrengsten (Bedrijfs-, Financiële, Niet-recurrente).
De kern van het boekhouden is het tweemaal registreren van dezelfde informatie, zowel in het journaal (chronologisch) als in het grootboek (per rekening).
### 1.12 Afschrijvingen
Afschrijvingen zijn een boekhoudkundig middel om de kosten van uitgaven voor vaste activa met een beperkte levensduur te spreiden over de economische levensduur van het actief. Dit gebeurt om het overeenstemmingsprincipe te respecteren en de kosten toe te wijzen aan de periodes waarin de activa bijdragen aan de resultaatvorming. Afschrijvingen zijn geen geldstroom, tenzij ze indirecte invloed hebben op belastingen.
> **Tip:** Afschrijvingen beïnvloeden de kostencalculatie, het resultaat en de belastingen. Ze worden niet toegepast op activa met een onbeperkte levensduur.
De waardering van vaste activa gebeurt via de aanschaffingswaarde, inbrengwaarde of vervaardigingsprijs. Bij de aanschaffingswaarde worden alle kosten die nodig zijn om het actief bedrijfsklaar te maken, geactiveerd. De vervaardigingsprijs omvat directe en indirecte productiekosten, en optioneel ook intercalaire interesten. Afschrijvingen kunnen lineair of via andere methodes worden berekend.
---
# Basisaspecten van boekhouden
Dit deel behandelt de kernconcepten van boekhouden, met focus op de jaarrekening, de principes van enkelvoudig en dubbel boekhouden, en de structuur van de balans.
### 2.1 De jaarrekening
De jaarrekening is een periodieke synthese van alle geregistreerde financiële informatie van een onderneming. Ze bestaat uit drie hoofdonderdelen:
* **Balans:** Een momentopname van alle bezittingen (activa) en schulden (passiva) van een onderneming op een specifieke datum.
* **Resultatenrekening:** Geeft een overzicht van alle opbrengsten en kosten over een bepaalde periode, meestal een boekjaar. Het toont de netto vermogenswijziging.
* **Toelichting:** Bevat aanvullende informatie die nodig is voor een beter begrip van de balans en de resultatenrekening.
### 2.2 Enkelvoudig versus dubbel boekhouden
Er bestaan twee basisprincipes voor het registreren van financiële verrichtingen:
* **Enkelvoudig boekhouden:**
* Een eenvoudige methode met minder administratie.
* Heeft een gesloten karakter en is geschikt voor eenvoudige situaties.
* **Nadelen:** Beperkte diepgang, niet bruikbaar als beleidsinstrument, moeilijk om de financiële gezondheid te monitoren, beperkte bewijskracht bij geschillen.
* **Dubbel boekhouden:**
* Elke financiële verrichting wordt tweemaal geregistreerd: een debet- en een creditboeking van hetzelfde bedrag.
* Dit systeem zorgt voor een systematische controle en een vollediger beeld van de financiële situatie.
* De kern is dat elke transactie wordt geboekt op rekeningen die de zaak (de onderneming als zelfstandige entiteit) vertegenwoordigen, niet op die van de eigenaar of andere entiteiten.
### 2.3 De balans: structuur en principes
De balans is een cruciaal onderdeel van de jaarrekening en geeft een overzicht van de financiële toestand van een onderneming op een bepaald moment. De balans is altijd in evenwicht, wat betekent dat de totale bezittingen gelijk zijn aan de totale schulden (inclusief eigen vermogen).
#### 2.3.1 De balansvergelijking
De fundamentele balansvergelijking is:
$$ \text{Bezittingen (Actief)} = \text{Eigen vermogen (Se)} + \text{Vreemd vermogen (Sd)} $$
* **Bezittingen (Actief):** Dit zijn de middelen waarover de onderneming beschikt, ook wel werkmiddelen genoemd. Ze worden geordend op basis van liquiditeit (hoe snel ze omgezet kunnen worden in geld), van minst liquide (bovenaan) tot meest liquide (onderaan).
* **Eigen vermogen (Se):** Dit vertegenwoordigt de schuld van de zaak aan de eigenaars of de eigen middelen. Het is het kapitaal dat door de eigenaars is ingebracht en de ingehouden winsten.
* **Vreemd vermogen (Sd):** Dit zijn de schulden aan derden, zoals leningen van banken of schulden aan leveranciers. Het zijn de financieringsmiddelen die van buiten de onderneming komen. Deze worden geordend op basis van opeisbaarheid, van minst opeisbaar (bovenaan) tot meest opeisbaar (onderaan).
#### 2.3.2 Soorten balansen
* **Beginbalans:** De balans aan het begin van een boekjaar. Deze is gelijk aan de eindbalans van de vorige periode, tenzij het een nieuwe onderneming betreft.
* **Eindbalans:** De balans aan het einde van een boekjaar.
* **Oprichtingsbalans:** De balans die wordt opgesteld bij de oprichting van een onderneming.
* **Tussentijdse balans:** Een balans die op een willekeurig moment gedurende het boekjaar wordt opgesteld.
* **Geconsolideerde balans:** Een gezamenlijke balans van een moedermaatschappij en al haar dochterondernemingen.
#### 2.3.3 Indeling van de balans (Actiefzijde)
De actiefzijde van de balans wordt ingedeeld op basis van liquiditeit:
1. **Oprichtingskosten (rekening 20):** Kosten gemaakt om de onderneming op te starten, die over meerdere jaren worden afgeschreven.
2. **Vaste activa (rekening 21-28):**
* **Immateriële vaste activa (rekening 21):** Niet-tastbare bezittingen (bv. softwarelicenties, octrooien, merken).
* **Materiële vaste activa (rekening 22-24):** Tastbare bezittingen (bv. gebouwen, machines, voertuigen).
* **Financiële vaste activa (rekening 25-28):** Bezittingen met een financiële aard, zoals aandelen in andere ondernemingen of langlopende leningen aan derden.
3. **Vlottende activa (rekening 30-58):** Bezittingen die naar verwachting binnen twaalf maanden worden verkocht, verbruikt of omgezet in geld.
* **Voorraden (rekening 30-36):** Goederen die de onderneming in bezit heeft met het oog op verkoop of productie.
* **Bestellingen in uitvoering (rekening 37):** Producten die speciaal op bestelling worden gemaakt.
* **Vorderingen (rekening 40-41):** Bedragen die de onderneming nog te goed heeft van derden.
* **Geldbeleggingen (rekening 50-53):** Tijdelijke investeringen van vrij vermogen.
* **Liquide middelen (rekening 54-58):** Direct beschikbare middelen zoals kasgeld en banktegoeden.
4. **Overlopende rekeningen (rekening 49):** Deze rekeningen worden gebruikt om kosten en opbrengsten aan het juiste boekjaar toe te kennen (zie ook Topic 14). Ze kunnen zowel aan de actief- als aan de passiefzijde voorkomen.
#### 2.3.4 Indeling van de balans (Passiefzijde)
De passiefzijde van de balans wordt ingedeeld op basis van opeisbaarheid:
1. **Eigen vermogen (rekening 10-15):** De middelen die eigendom zijn van de onderneming en niet hoeven te worden terugbetaald aan derden.
* **Inbreng:** Kapitaal dat door de vennoten is ingebracht.
* **Herwaarderingsmeerwaarde:** Niet-gerealiseerde meerwaarde op vaste activa.
* **Reserves:** Ingediende winsten die niet zijn uitgekeerd.
* **Overgedragen winst/verlies:** Resultaat uit vorige boekjaren dat nog geen definitieve bestemming heeft gekregen.
* **Kapitaalsubsidies (rekening 15):** Subsidies van de overheid voor investeringen in vaste activa die niet moeten worden terugbetaald.
2. **Voorzieningen en uitgestelde belastingen (rekening 16):** Bedragen gereserveerd voor waarschijnlijke of zekere toekomstige kosten waarvan het bedrag nog niet vaststaat, of voor toekomstige belastingschulden.
3. **Vreemd vermogen (rekening 17-48):** Schulden die aan derden moeten worden terugbetaald.
* **Schulden op meer dan één jaar (rekening 17):** Langlopende schulden.
* **Schulden op ten hoogste één jaar (rekening 42-48):** Kortlopende schulden.
4. **Overlopende rekeningen (rekening 49):** Kunnen ook aan de passiefzijde voorkomen.
> **Tip:** De balans moet altijd in evenwicht zijn. Als er een verandering optreedt aan de actiefzijde, moet er een gelijkwaardige verandering optreden aan de passiefzijde, of omgekeerd.
### 2.4 Het boekhoudkundig evenwicht
Het principe van het boekhoudkundig evenwicht is fundamenteel. Dit evenwicht verschuift van het niveau van de balans naar de gehele boekhouding wanneer rekening wordt gehouden met de resultatenrekening. Aan het einde van elk boekjaar wordt de balans opnieuw in evenwicht gebracht door het toewijzen van het winst of verlies van het boekjaar aan het eigen vermogen.
### 2.5 Belangrijke boekhoudprincipes
Gedurende het boekhouden zijn er een aantal algemene principes die gevolgd moeten worden voor een getrouw beeld:
* **Kwantificering:** Alleen elementen die in geldwaarde uitgedrukt kunnen worden, worden opgenomen.
* **Historische kost:** Transacties worden geregistreerd tegen hun oorspronkelijke aanschaffingsprijs.
* **Realisatieprincipe:** Opbrengsten worden geregistreerd wanneer de rechten erop overgaan naar een andere partij (bv. bij levering, niet bij bestelling).
* **Overeenstemmingsprincipe:** Opbrengsten en de daarmee samenhangende kosten moeten in dezelfde periode worden opgenomen.
* **Voorzichtigheid:** Potentiële kosten worden opgenomen, terwijl potentiële opbrengsten pas worden gerealiseerd indien ze zeker zijn.
* **Consistentie:** Boekhoudkundige keuzes moeten consistent worden toegepast over de tijd heen.
* **Volledigheid:** Alle transacties moeten worden geboekt.
* **Objectiviteit:** Boekingen moeten gebaseerd zijn op bewijsstukken.
> **Tip:** Zorg ervoor dat je de principes van enkelvoudig en dubbel boekhouden goed uit elkaar kunt houden en de implicaties van elk systeem begrijpt. Ook de structuur van de balans, inclusief de ordening op basis van liquiditeit en opeisbaarheid, is cruciaal.
---
# Het boeken van transacties in journaal en grootboek
Dit topic beschrijft het proces van het registreren van financiële transacties in het journaal en grootboek, inclusief de structuur van het rekeningenstelsel (MAR) en de boekhoudkundige cycli.
## 3.1 De rol van journaal en grootboek
Het boeken van transacties is de kern van boekhouden. Elke financiële transactie binnen een onderneming, zoals inkopen, verkopen, betalingen en inning, moet systematisch worden geregistreerd. Dit proces zorgt voor een chronologisch en gestructureerd overzicht van de financiële gebeurtenissen.
### 3.1.1 Het grootboek
Het grootboek is een verzameling van alle rekeningen die een onderneming gebruikt. Elke rekening staat voor een specifiek vermogensbestanddeel (actief, passief, kosten of opbrengsten) en registreert de chronologische cijfermatige evolutie ervan. Het grootboek vormt de basis voor de opstelling van de balans en de resultatenrekening.
### 3.1.2 Het journaal
Het journaal is een bestand waarin alle transacties op chronologische volgorde worden genoteerd. De registratie volgt een strikte boekhoudkundige formule, waarbij elke transactie wordt weergegeven met een debet- en een creditboeking van hetzelfde bedrag. De structuur is doorgaans eerst de debetboeking en daarna de creditboeking, vaak aangeduid met een '@'-symbool.
### 3.1.3 De relatie tussen journaal en grootboek
De informatie uit het journaal wordt continu verwerkt naar het grootboek. Dit zorgt ervoor dat het grootboek steeds up-to-date is en dat elke transactie op de juiste rekeningen wordt geboekt, zowel in debet als in credit.
## 3.2 Het Algemeen Rekeningstelsel (MAR)
Het Minimum Algemeen Rekeningstelsel (MAR) is een gestandaardiseerd systeem dat de structuur en nummering van rekeningen definieert. Het MAR is opgedeeld in klassen, groepen en specifieke rekeningen.
### 3.2.1 Structuur van het MAR
Het MAR omvat acht klassen:
* **Klasse 1:** Eigen vermogen, voorzieningen en uitgestelde belastingen (Passief).
* **Klasse 2:** Vaste activa en vorderingen op meer dan één jaar (Actief).
* **Klasse 3:** Voorraden en bestellingen in uitvoering (Actief).
* **Klasse 4:** Vorderingen op ten hoogste één jaar, schulden op ten hoogste één jaar en overlopende rekeningen (Actief en Passief).
* **Klasse 5:** Geldbeleggingen en liquide middelen (Actief).
* **Klasse 6:** Kosten (Resultatenrekening).
* **Klasse 7:** Opbrengsten (Resultatenrekening).
Balansrekeningen bevinden zich in klasse 1 tot en met 5, terwijl resultatenrekeningen in klasse 6 en 7 vallen.
### 3.2.2 Rekeningen met correcties
Specifieke rekeningen binnen het MAR, vaak aangeduid met een '-' teken in het MAR, gedragen zich omgekeerd ten opzichte van de normale boekingsregels. Dit zijn bijvoorbeeld actief-correctierekeningen of passief-correctierekeningen.
## 3.3 De Boekhoudkundige Cyclus
De boekhoudkundige cyclus beschrijft het volledige proces van het registreren van transacties gedurende een boekjaar, van de opening tot de afsluiting.
### 3.3.1 Opening van het boekjaar
Het boekjaar begint met de **beginbalans**. Op basis van deze balans worden alle balansrekeningen geopend in zowel het grootboek als het journaal. Vaste activa worden vaak uitgesplitst naar hun aanschaffingswaarde (eindcijfer .0) en de geboekte afschrijvingen (eindcijfer .9).
#### 3.3.1.1 Afschrijvingen
Afschrijvingen zijn een boekhoudkundig middel om de kosten van uitgaven die meerdere jaren bijdragen aan de productie of resultaatvorming, te spreiden over hun economische levensduur. Dit is van toepassing op vaste activa met een beperkte levensduur, met uitzondering van terreinen. Afschrijvingen beïnvloeden het bedrijfsresultaat, maar zijn geen geldstroom. Ze worden toegepast volgens een afschrijvingsplan en kunnen direct of indirect worden geboekt.
### 3.3.2 Registratie van transacties tijdens het boekjaar
Gedurende het boekjaar worden alle financiële transacties geboekt in het journaal en verwerkt in het grootboek. Hierbij wordt rekening gehouden met boekhoudregels, zoals de behandeling van BTW, waar aankopen aftrekbare BTW en verkopen verschuldigde BTW genereren.
### 3.3.3 Eindejaarsverrichtingen en afsluiten boekjaar
Aan het einde van het boekjaar vinden specifieke afsluitingsverrichtingen plaats:
1. **Opstellen proef- en saldibalans:** Controleert de boekhoudkundige registraties op fouten. De proefbalans toont de totalen van alle gebruikte rekeningen, terwijl de saldibalans de saldi van deze rekeningen weergeeft.
2. **Eindejaarsverrichtingen:** Dit omvat onder andere:
* Afschrijvingen en waardeverminderingen op vaste activa.
* Omboeken van langlopende naar kortlopende schulden en vorderingen.
* Voorraadinventaris en aanpassing van de voorraadrekeningen.
* BTW-afrekening.
* Controle van kassa en bankrekeningen.
3. **Opstellen aangepaste saldibalans:** Na de eindejaarsverrichtingen wordt een nieuwe saldibalans opgesteld.
4. **Resultaatbepaling:** Het resultaat van het boekjaar wordt bepaald door het verschil tussen de totale opbrengsten en de totale kosten. Het 'te bestemmen resultaat' wordt bepaald door het resultaat van het boekjaar aan te vullen met het overgedragen resultaat.
5. **Resultaatverwerking:** Het te bestemmen resultaat (winst of verlies) wordt verdeeld of overgedragen. Winsten kunnen worden toegevoegd aan reserves, kapitaal, uitgekeerd aan aandeelhouders, of overgedragen naar het volgende boekjaar. Verliezen kunnen worden aangezuiverd uit kapitaal of reserves, overgedragen, of ten laste genomen door de vennoten.
6. **Eindafsluiting:** Vaste activa worden teruggebracht tot hun boekwaarde, een definitieve proef- en saldibalans wordt opgesteld, en alle actief- en passiefrekeningen worden afgesloten.
7. **Opstellen jaarrekening:** De eindbalans en de resultatenrekening worden opgesteld.
> **Tip:** Het correct toepassen van de boekhoudkundige cyclus is cruciaal voor een getrouw beeld van de financiële toestand van de onderneming. Let goed op de details bij eindejaarsverrichtingen.
## 3.4 Voorbeelden van Transacties en Boekingen
### 3.4.1 Aankoop op krediet
Bij een aankoop op krediet ontstaat een schuld ten opzichte van de leverancier. Dit wordt geregistreerd door het debiteren van de desbetreffende actief- of kostenrekening en het crediteren van de schuldrekening voor leveranciers.
### 3.4.2 BTW-registratie
* **BTW op aankopen:** De betaalde BTW is aftrekbaar van de fiscus en wordt geregistreerd als een vordering (terugvorderbare BTW).
* **BTW op verkopen:** De ontvangen BTW is verschuldigd aan de fiscus en wordt geregistreerd als een schuld (verschuldigde BTW).
* **Belangrijk:** BTW is nooit een kost of opbrengst voor een onderneming, maar een vordering of schuld. Het beïnvloedt de voorraad niet rechtstreeks.
### 3.4.3 Commerciële en Financiële Kortingen
* **Commerciële Kortingen (CK):** Worden gegeven omwille van de hoeveelheid, promotie, etc. Ze verminderen de kost bij aankoop of de opbrengst bij verkoop. CK heeft impact op de waardering van de voorraad bij de koper en op de BTW-berekening.
* **Financiële Kortingen (FK):** Worden gegeven bij tijdige betaling. Ze leiden tot een financiële opbrengst bij aankoop of een financiële kost bij verkoop. FK heeft geen impact op de waardering van de voorraad, maar wel op de BTW-berekening.
### 3.4.4 Retourneren van goederen
Zowel uitgaande retours na aankoop als inkomende retours na verkoop vereisen specifieke boekingen om de oorspronkelijke transacties te corrigeren, inclusief de BTW en eventuele kortingen. Bij een permanente inventarisatie wordt de voorraadswijziging aangepast.
### 3.4.5 Te ontvangen facturen (TOF) en Te innen opbrengsten (TIO)
* **Te ontvangen facturen (TOF):** Worden gebruikt wanneer goederen zijn geleverd maar de factuur nog niet is ontvangen. Deze kosten worden aan het juiste boekjaar toegewezen via een balansrekening (Actief). Er is geen BTW en geen opname in handelsschulden.
* **Te innen opbrengsten (TIO):** Worden gebruikt wanneer goederen zijn gekocht maar de factuur nog niet is uitgeschreven. Deze opbrengsten worden aan het juiste boekjaar toegewezen via een balansrekening (Passief). Er is geen BTW en geen opname in handelsvorderingen.
### 3.4.6 Betaalde voorschotten
Voorschotten die worden betaald bij een aankoop worden geregistreerd als een vordering zolang de goederen of diensten niet zijn ontvangen. Ontvangen vooruitbetalingen bij een verkoop worden geregistreerd als een schuld.
> **Voorbeeld:** Een onderneming koopt op 15 december 100 stuks van een product aan 10 dollars per stuk, met een commerciële korting van 5% en een financiële korting van 2% bij betaling binnen 10 dagen. De BTW bedraagt 21%.
>
> Eerst wordt de commerciële korting verwerkt. De aankoopprijs exclusief BTW wordt dan 100 stuks * 10 dollars/stuk * (1 - 0.05) = 950 dollars. De BTW bedraagt 950 dollars * 0.21 = 199.50 dollars.
>
> Indien de betaling tijdig gebeurt, wordt de financiële korting berekend op de prijs inclusief BTW na commerciële korting, of op de prijs exclusief BTW, afhankelijk van de boekhoudregels. Voor dit voorbeeld gaan we uit van exclusief BTW: de financiële korting is 950 dollars * 0.02 = 19 dollars. Dit leidt tot een financiële opbrengst.
>
> De totale kostprijs exclusief BTW is dan 950 dollars - 19 dollars = 931 dollars. De totale te betalen BTW is 199.50 dollars. De netto kostprijs die de leverancier ontvangt is 931 + 199.50 = 1130.50 dollars.
### 3.4.7 Voorraadwijzigingen
Wanneer de eindvoorraad groter is dan de beginvoorraad, stijgt de voorraad en dalen de kosten. Omgekeerd, als de eindvoorraad kleiner is dan de beginvoorraad, daalt de voorraad en stijgen de kosten. Dit wordt geboekt op een specifieke voorraadwijzigingsrekening. De Kost van de Verkochte Goederen (KVG) wordt berekend als: `Beginvoorraad + Aankopen - Eindvoorraad`.
> **Voorbeeld:**
> * **Eindvoorraad > Beginvoorraad:** Voorraad stijgt, kosten dalen. Boeking: Debet 'Voorraad' (bv. 340 Handelsgoederen), Credit 'Voorraadwijziging HG' (bv. 6094).
> * **Eindvoorraad < Beginvoorraad:** Voorraad daalt, kosten stijgen. Boeking: Debet 'Voorraadwijziging HG' (bv. 6094), Credit 'Voorraad' (bv. 340 Handelsgoederen).
## 3.5 Belangrijke Principes en Concepten
* **Getrouw beeld:** De boekhouding moet een betrouwbaar beeld geven van de onderneming.
* **Historische kost:** Transacties worden geregistreerd aan hun oorspronkelijke aanschaffingsprijs.
* **Realisatieprincipe:** Opbrengsten worden geregistreerd wanneer de rechten erop overgaan naar een andere partij (levering).
* **Overeenstemmingsprincipe (Matching Principle):** Kosten worden toegewezen aan dezelfde periode als de opbrengsten waarmee ze verband houden.
* **Voorzichtigheidsprincipe:** Mogelijke kosten worden meegenomen, maar verwachte opbrengsten pas bij realisatie.
* **Consistentie:** Boekhoudkundige keuzes blijven consistent, tenzij er een fundamentele verandering optreedt.
* **Materialiteit:** Basisregels worden toegepast op alle niet-verwaarloosbare posten.
* **Objectiviteit:** Boekingen moeten gebaseerd zijn op bewijsstukken.
---
# Eindejaarsverrichtingen en afsluiten boekjaar
Dit gedeelte behandelt de essentiële stappen en procedures die nodig zijn om het boekjaar succesvol af te sluiten, inclusief de opstelling van proef- en saldibalansen, de correcte verwerking van eindejaarsverrichtingen, en de bepaling en verwerking van het resultaat van de onderneming.
### 4.1 Opstellen van proef- en saldibalansen
Voordat de definitieve afsluiting kan plaatsvinden, is het cruciaal om de nauwkeurigheid van de gedurende het jaar geboekte transacties te verifiëren.
#### 4.1.1 Proefbalans
Een proefbalans is een overzicht van alle gebruikte rekeningen gedurende het boekjaar. De debettotalen van de rekeningen worden in een debetkolom geplaatst en de credittotalen in een creditkolom.
* **Controle:** Het totaal van de debetkolom moet gelijk zijn aan het totaal van de creditkolom. Dit is een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde voor een correcte boekhouding.
#### 4.1.2 Saldibalans
De saldibalans toont de eindsaldi van alle gebruikte rekeningen. Deze saldi worden in de debet- of creditkolom van de balans geplaatst, afhankelijk van hun aard.
### 4.2 Eindejaarsverrichtingen
Aan het einde van het boekjaar moeten diverse aanpassingen en correcties worden doorgevoerd om een getrouw beeld te geven van de financiële toestand en het resultaat. Er zijn meerdere specifieke verrichtingen die uitgevoerd moeten worden.
#### 4.2.1 Afschrijvingen en waardeverminderingen op vaste activa
* **Doel:** De kosten van vaste activa met een beperkte levensduur worden over hun economische levensduur verspreid volgens het overeenstemmingsprincipe.
* **Methode:** Meestal wordt de lineaire afschrijvingsmethode toegepast, waarbij het actief lineair wordt afgeschreven over de verwachte gebruiksduur.
* **Registratie:**
* Een **waardecorrectie** wordt geboekt op een correctierekening van het actief (bv. rekening eindigend op .9).
* De **afschrijvingskost** wordt geboekt op een kostrekening (bv. rekening 6303).
* **Bijzondere gevallen:**
* Indien de boekwaarde volgens het afschrijvingsplan de gebruikswaarde overschrijdt, wordt een **aanvullende of niet-recurrente afschrijving** (rekening 660) geboekt.
* Indien de boekwaarde kleiner is dan de gebruikswaarde, kan een **terugname van afschrijvingen** (rekening 760) geboekt worden.
* Bij de verkoop van materiële vaste activa wordt een eventuele **meerwaarde** (rekening 763) of **minderwaarde** (rekening 663) op realisatie van vaste activa geboekt.
* **Pro rata temporis:** Afschrijvingen worden berekend op basis van het aantal gebruikte dagen van het actief in het boekjaar.
#### 4.2.2 Omboeken van lange-termijn naar korte-termijn schulden/vorderingen
Schulden en vorderingen die oorspronkelijk als lange-termijn werden geclassificeerd, maar die binnen twaalf maanden na de balansdatum vervallen, moeten worden omgeboekt naar korte-termijn schulden/vorderingen.
* Voorbeeld: Een lange-termijn lening (rekening 1730) die binnen het jaar moet worden afgelost, wordt omgeboekt naar een korte-termijn schuld (rekening 4230).
#### 4.2.3 Voorraadinventaris en voorraadcorrectie
Het doel is om de boekhoudkundige voorraad gelijk te stellen aan de fysieke voorraad en de kosten van de verkochte goederen (KVG) correct te bepalen.
* **Kost van de verkochte goederen (KVG):** `$KVG = Beginvoorraad + Aankopen - Eindvoorraad$`
* **Voorraadwijziging:** Het verschil tussen de KVG en de geboekte aankopen wordt geboekt op een hulpopbrengsten- of kostrekening voor voorraadwijzigingen (bv. rekening 6094 voor handelsgoederen).
* `Eindvoorraad > Beginvoorraad`: Voorraadstijging, kosten dalen.
* `Eindvoorraad < Beginvoorraad`: Voorraaddaling, kosten stijgen.
* **Voorraadsystemen:**
* **Niet-permanente inventaris:** De voorraadrekening wordt pas aan het einde van het boekjaar aangepast.
* **Permanente inventaris:** De voorraadrekening wordt continu aangepast. Rekeningen 6090 en 6091 worden enkel gebruikt bij een permanente inventaris.
* **Waardering:** Voorraden worden gewaardeerd tegen aanschaffingsprijs of vervaardigingsprijs. De minimumwaarderingsregel (laagste van boekwaarde, huidige marktwaarde en verwachte toekomstige marktwaarde) moet worden toegepast.
#### 4.2.4 BTW-afrekening
De verschuldigde BTW op verkopen en de terugvorderbare BTW op aankopen worden periodiek (maand, kwartaal, jaar) verrekend.
* **Verschuldigde BTW > Terugvorderbare BTW:** Dit resulteert in een schuld aan de overheid.
* **Verschuldigde BTW < Terugvorderbare BTW:** Dit resulteert in een vordering op de overheid.
* **Commerciële korting (CK):** Vermindert de aanschaffingsprijs of de verkoopprijs en heeft impact op de waardering van de voorraad en de BTW-berekening.
* **Financiële korting (FK):** Geeft korting bij tijdige betaling en heeft geen impact op de waardering van de voorraad, maar wel op de BTW-berekening.
* **Bijkomende kosten:** Kosten zoals transport die verbonden zijn aan de levering, worden meegenomen in de aanschaffingswaarde van de voorraad.
#### 4.2.5 Controle van kassa en bankrekening
Verschillen tussen het banksaldo volgens de boekhouding en het bankafschrift moeten worden onderzocht en verklaard. Onverklaarbare verschillen vereisen verdere analyse.
#### 4.2.6 Retourgoederen en regularisaties
Bij uitgaande retours na een aankoop of inkomende retours na een verkoop worden de oorspronkelijke boekingen (aankoop/verkoop, BTW, kortingen, handelsschulden/vorderingen) geregulariseerd.
#### 4.2.7 Te ontvangen facturen (TOF) en te innen opbrengsten (TIO)
* **Te ontvangen facturen (444):** Kosten die reeds gemaakt zijn, maar waarvoor de factuur nog niet is ontvangen. Deze worden aan het begin van het volgende boekjaar overgeboekt naar de desbetreffende kostrekeningen of leveranciersschulden.
* **Te innen opbrengsten (404):** Opbrengsten die reeds gerealiseerd zijn, maar waarvoor de factuur nog niet is verzonden. Deze worden aan het begin van het volgende boekjaar overgeboekt naar de desbetreffende opbrengstenrekeningen of handelsvorderingen.
#### 4.2.8 Voorschotten
* **Betaalde voorschotten op aankopen (bv. 360 of 406):** Worden als een vordering beschouwd tot de levering van goederen of diensten.
* **Ontvangen voorschotten op verkopen (bv. 46):** Worden als een schuld beschouwd tot de levering van goederen of diensten.
### 4.3 Aangepaste saldibalans
Na het boeken van alle eindejaarsverrichtingen wordt een definitieve saldibalans opgesteld die alle correcties bevat.
### 4.4 Resultaatbepaling
Het resultaat van het boekjaar wordt bepaald door het verschil tussen de opbrengsten en de kosten.
#### 4.4.1 Bepalen van het resultaat van dit boekjaar
Het verschil tussen de totale creditsaldi van de opbrengstenrekeningen en de totale debetsaldi van de kostrekeningen geeft de winst of het verlies van het boekjaar weer.
#### 4.4.2 Bepalen van het totaal 'te bestemmen resultaat'
Het resultaat van het boekjaar wordt gecorrigeerd met het overgedragen resultaat van het vorige boekjaar.
* **Overgedragen winst:** Verhoogt de opbrengsten of het eigen vermogen (rekening 140 debiteren, 790 crediteren).
* **Overgedragen verlies:** Verhoogt de kosten of het eigen vermogen (rekening 690 debiteren, 141 crediteren).
### 4.5 Resultaatverwerking
Het totale 'te bestemmen resultaat' wordt verdeeld en verwerkt om de eindbalans in evenwicht te brengen.
#### 4.5.1 Positief te bestemmen resultaat (winst)
De winst kan worden aangewend voor:
* Toevoeging aan reserves (rekening 692).
* Verhoging van het kapitaal (rekening 691).
* Overdracht naar volgend boekjaar (rekening 693).
* Uitkering aan aandeelhouders (dividenden, rekening 694), bestuurders (tantièmes, rekening 695), werknemers (rekening 696), of andere rechthebbenden (rekening 697).
#### 4.5.2 Negatief te bestemmen resultaat (verlies)
Verliezen kunnen worden verwerkt door:
* Onttrekking aan het kapitaal (rekening 791).
* Onttrekking aan de reserves (rekening 792).
* Overdracht naar volgend boekjaar (rekening 793).
* Tussenkomst van vennoten of eigenaars in het verlies (rekening 794).
### 4.6 Eindafsluiting
De laatste stappen omvatten het opstellen van de definitieve jaarrekening en het in evenwicht brengen van de balans.
#### 4.6.1 Terugbrengen van vaste activa naar boekwaarde
De verschillende rekeningen die vaste activa vertegenwoordigen (aanschaffingswaarde, geboekte afschrijvingen, herwaarderingsmeerwaarden) worden samengevoegd tot de netto boekwaarde op de balans.
#### 4.6.2 Opstellen van definitieve proef- en saldibalans
Een laatste controle na alle afsluitingsboekingen.
#### 4.6.3 Afsluiten van alle actief- en passiefrekeningen
Alle balansrekeningen worden gesloten en overgebracht naar de winst- en verliesrekening of het eigen vermogen om de eindbalans op te stellen.
#### 4.6.4 Opstellen van de jaarrekening
De jaarrekening omvat de eindbalans, de resultatenrekening en de toelichtingen.
> **Tip:** Het correct toepassen van het overeenstemmingsprincipe en het voorzichtigheidsprincipe is cruciaal tijdens de eindejaarsverrichtingen om een getrouw beeld van de financiële toestand en het resultaat te bekomen.
> **Voorbeeld:** De berekening van de kost van de verkochte goederen is fundamenteel voor de winstbepaling en vereist een correcte bepaling van de begin- en eindvoorraad.
---
# Activa: Vlottende, Financiële en Immateriële Vaste Activa
Deze sectie behandelt de waardering en verwerking van verschillende soorten activa, waaronder immateriële en financiële vaste activa, en vlottende activa zoals voorraden, vorderingen en liquide middelen, inclusief hun initiële waardering en aanpassingen na aanschaf.
### 5.1 Immateriële Vaste Activa (IVA)
Immateriële vaste activa (IVA) zijn bedrijfsmiddelen van onlichamelijke aard die duurzaam binnen de onderneming worden gebruikt en naar verwachting toekomstige economische voordelen zullen opleveren. Ze omvatten onder andere softwarelicenties, merken, concessies, octrooien en knowhow. De objectiviteit bij de waardering van IVA is een belangrijk aandachtspunt.
#### 5.1.1 Inleiding tot IVA
IVA zijn duurzaam aanwezig in de onderneming en worden niet verwacht binnen één jaar gerealiseerd te worden. Ze dragen bij aan de productie van goederen of diensten. Voorbeeldbenerekeningen in het MAR (Minimum Algemeen Rekeningstelsel) zijn:
* `Rekening 211`: Recht op gebruik van merk, patent, concessie.
* `Rekening 213`: Voorschotten die betaald zijn voor toekomstige licenties.
* `Rekening 20`: Oprichtingskosten, die fictieve activa zijn en gespreid over de tijd.
#### 5.1.2 Waardering bij verwerving van IVA
De aanschaffingswaarde (AW) van IVA kan op drie manieren worden bepaald:
* **Aanschaffingsprijs**: Dit is de aankoopprijs plus directe bijkomende kosten, zoals transportkosten. BTW wordt niet meegerekend in de AW omdat deze aftrekbaar is.
* **Inbrengwaarde**: Dit is de waarde van de aandelen die worden uitgegeven in ruil voor het IVA, exclusief bijkomende kosten.
* **Vervaardigingsprijs**: Dit omvat directe productiekosten, indirecte productiekosten (optioneel te activeren) en eventuele intercalaire interesten tot het moment van bedrijfsklaarheid. De waarde mag de gebruikswaarde niet overschrijden.
Speciale aandacht gaat naar:
* **Kosten van onderzoek**: Deze kosten worden direct ten laste van het resultaat genomen (voorzichtigheidsprincipe).
* **Kosten van ontwikkeling**: Deze kunnen worden geactiveerd, mits er een reële kans is op commercialisering. Ze kunnen gespreid worden over minimaal 5 en maximaal 10 jaar.
* **Goodwill**: Dit ontstaat bij overnames en is het verschil tussen de overnameprijs en de boekwaarde van het eigen vermogen van de overgenomen onderneming. Goodwill wordt maximaal over 10 jaar afgeschreven.
#### 5.1.3 Waardeveranderingen na aanschaf van IVA
* **Waardedaling**:
* **Recurrente afschrijvingen**: Verplicht voor IVA met beperkte gebruiksduur, gebaseerd op een afschrijvingsplan.
* **Niet-recurrente afschrijvingen**: Verplicht wanneer de boekwaarde van het IVA groter is dan de gebruikswaarde (bv. door technische ontwaarding of gewijzigde economische omstandigheden).
* **Waardeverminderingen**: Verplicht bij duurzame waardedalingen, ook voor IVA met een onbeperkte gebruiksduur.
* **Waardestijging**:
* **Terugname van afschrijvingen en waardeverminderingen**: Verplicht als de reden voor de daling wegvalt.
* **Herwaardering**: Niet toegelaten voor IVA vanwege het objectiviteitsprincipe.
#### 5.1.4 Verkoop van IVA
De verkoop van IVA volgt drie stappen:
1. Wegboeken van alle betrokken activa (inclusief eventuele herwaarderingsmeerwaarden).
2. Registreren van de vordering en BTW (indien van toepassing).
3. Registreren van de meerwaarde (opbrengst) of minderwaarde (kost).
### 5.2 Materiële Vaste Activa (MVA)
Materiële vaste activa (MVA) zijn tastbare activa die duurzaam worden gebruikt voor de bedrijfsactiviteit. Voor opname in de balans moet de onderneming juridisch eigenaar zijn en het actief gebruiken in de bedrijfsvoering.
#### 5.2.1 Inleiding tot MVA
MVA worden ingezet voor de productie van goederen of diensten. Voorbeelden zijn gebouwen, machines en voertuigen.
#### 5.2.2 Waardering bij verwerving van MVA
De aanschaffingswaarde (AW) van MVA wordt bepaald door:
* **Aanschaffingsprijs**: Aankoopprijs plus directe bijkomende kosten (bv. transportkosten).
* **Inbrengwaarde**: Waarde van de aandelen uitgegeven bij inbreng van MVA.
* **Vervaardigingsprijs**: Directe productiekosten, indirecte productiekosten (optioneel te activeren) en intercalaire interesten tot bedrijfsklaarheid.
#### 5.2.3 Waardering aan vervaardigingsprijs
Bij de vervaardiging van MVA door de onderneming zelf, kan gekozen worden voor:
* **Full costing**: Activeren van zowel directe als indirecte productiekosten.
* **Direct costing**: Alleen directe productiekosten activeren en indirecte kosten als kosten in de resultatenrekening laten staan.
Intercalaire interesten (interesten op leningen voor de financiering van MVA) mogen geactiveerd worden tijdens de periode tot bedrijfsklaarheid.
#### 5.2.4 Leasing
Bij leasing is de onderneming de economisch eigenaar (leasingnemer). De leasingmaatschappij is juridisch eigenaar (leasinggever).
* **Boekhoudkundige leasing**: Het actief wordt op de balans opgenomen onder de activa en een schuld. De jaarlijkse annuïteit bestaat uit aflossing en interest. Op het einde van het jaar worden LT-schulden omgezet naar KT-schulden en wordt het actief afgeschreven.
* **Boekhoudkundige huur**: Het actief wordt niet op de balans opgenomen. De huur wordt als kost genomen, gespreid over de gebruiksperiode.
#### 5.2.5 Waardeverminderingen en waardestijgingen MVA
* **Waardedalingen**:
* **Recurrente afschrijvingen**: Volgens een afschrijvingsplan, gespreid over de gebruiksduur.
* **Niet-recurrente afschrijvingen**: Verplicht indien de boekwaarde de gebruikswaarde overschrijdt.
* **Waardeverminderingen**: Verplicht bij duurzame daling van de waarde.
* **Waardestijgingen**:
* **Terugname van afschrijvingen en waardeverminderingen**: Verplicht indien de reden voor de daling wegvalt.
* **Herwaardering**: Toegelaten onder voorwaarden (duurzaamheid, rendabiliteit) en leidt tot een toename van het actief en het eigen vermogen (herwaarderingsmeerwaarden). Dit heeft geen directe invloed op het resultaat, maar wel op toekomstige afschrijvingen.
#### 5.2.6 Verkoop van MVA
De verkoop van MVA omvat:
1. Wegboeken van het actief (inclusief eventuele herwaarderingsmeerwaarden).
2. Registreren van de vordering en BTW.
3. Registreren van de meerwaarde (opbrengst) of minderwaarde (kost).
### 5.3 Financiële Vaste Activa (FVA)
Financiële vaste activa (FVA) betreffen eigendomsrelaties van duurzame aard tussen ondernemingen, zoals participaties in andere bedrijven. Aandelen die tijdelijk worden aangehouden, vallen onder geldbeleggingen en niet onder FVA.
#### 5.3.1 Introductie tot FVA
FVA worden onderverdeeld op basis van het percentage aandelenbezit:
* **Verbonden ondernemingen**: Controle (> 50% stemrecht of controle in feite).
* **Ondernemingen waarmee deelnemingsverhouding bestaat**: 10-50% aandelen.
* **Andere financiële vaste activa**: Minder dan 10% aandelen, met de voorwaarde van duurzaamheid.
#### 5.3.2 Initiële waardering van FVA bij aanschaf
* **Aanschaffingsprijs**: Aankoopprijs plus directe bijkomende kosten. Deze kosten kunnen worden geactiveerd (meer winst dit jaar) of als financiële kost worden genomen (minder winst dit jaar).
* **Inbrengwaarde**: Waarde van de aandelen die worden uitgegeven in ruil voor FVA.
#### 5.3.3 Waardeontwikkeling na aanschaf van FVA
* **Waardedaling**:
* **Waardeverminderingen**: Verplicht bij duurzame waardedaling.
* **Waardestijging**:
* **Terugname van waardeverminderingen**: Verplicht indien de oorzaak van de daling wegvalt.
* **Herwaardering**: Mogelijk voor deelnemingen, onder voorwaarden van duurzaamheid en rendabiliteit. Herwaarderingsmeerwaarden verhogen het actief en eigen vermogen, maar hebben geen directe impact op het resultaat.
#### 5.3.4 Verkoop van FVA
De verkoop van FVA volgt dezelfde drie stappen als bij MVA: wegboeken actief, registreren vordering en BTW, en registreren meer- of minderwaarde. Bij FVA wordt onderscheid gemaakt tussen voorlopige en definitieve meer- of minderwaarden, rekening houdend met eventuele herwaarderingsmeerwaarden.
#### 5.3.5 Opbrengsten uit FVA
Opbrengsten uit FVA, zoals dividenden, worden geboekt op het moment van ontvangst. Deze zijn onderhevig aan roerende voorheffing.
### 5.4 Vlottende Activa
Vlottende activa zijn middelen die minder lang in de onderneming aanwezig zijn en binnen 12 maanden worden gerealiseerd, verbruikt of omgezet in geld. Op de balans worden ze gerangschikt op basis van liquiditeit.
#### 5.4.1 Voorraden
Voorraden zijn activa die worden aangehouden om te verkopen of om te produceren. Ze maken deel uit van de operationele cyclus.
* **Waardering bij aanschaf/vervaardiging**: Tegen aanschaffingswaarde (voor aangekochte goederen) of vervaardigingsprijs (voor geproduceerde goederen). Minimumwaarderingsregel: de lagere waarde van de boekwaarde of de marktwaarde wordt gehanteerd.
* **Waarderingsmethoden verkoop**: Individueel identificeerbare prijs, FIFO (First-In, First-Out), LIFO (Last-In, First-Out) of gewogen gemiddelde prijzen. De keuze beïnvloedt het resultaat.
* **Voorraadwijziging**: Het verschil tussen de begin- en eindvoorraad wordt verwerkt via een hulpresultatenrekening.
#### 5.4.2 Geldbeleggingen
Geldbeleggingen zijn tijdelijke investeringen van vrij vermogen, zoals aandelen of kasbons. Ze verschillen van FVA door hun tijdelijke aard.
* **Waardering bij aanschaf**: Tegen aanschaffingswaarde.
* **Waardering na aanschaf**: Er vinden geen afschrijvingen plaats. Waardedalingen leiden tot verplichte waardeverminderingen. Waardestijgingen leiden tot terugname van waardeverminderingen; herwaardering is niet toegelaten.
#### 5.4.3 Vorderingen
Vorderingen vertegenwoordigen de verplichting van derden tot betaling aan de onderneming. Ze kunnen op meer dan één jaar of op ten hoogste één jaar lopen, en zijn onderverdeeld in handelsvorderingen en overige vorderingen.
* **Initiële waardering**: Tegen nominale waarde.
* **Dubieuze vorderingen**: Bij twijfel over terugbetaling, wordt een waardevermindering aangelegd (via observatie of schatting). Bij definitieve afrekening van dubieuze vorderingen worden meer- of minderwaarden geregistreerd.
#### 5.4.4 Liquide Middelen
Liquide middelen omvatten direct beschikbare middelen zoals kastegeld en banktegoeden. De waardering is meestal tegen aanschaffingswaarde. Problematiek ontstaat vaak door verschillen tussen het bankafschrift en de boekhouding.
#### 5.4.5 Overlopende Rekeningen
Overlopende rekeningen zijn balansrekeningen die kosten en opbrengsten aan het juiste boekjaar toewijzen, ongeacht het moment van betaling of ontvangst. Ze worden aan het einde van het boekjaar aangemaakt en aan het begin van het volgende boekjaar gesloten. Voorbeelden zijn 'Te ontvangen facturen' en 'Te innen opbrengsten'.
### 5.5 Passiva
Passiva vertegenwoordigen de financieringsbronnen van een onderneming en worden onderverdeeld in Eigen Vermogen (EV) en Vreemd Vermogen (VV, schulden). De indeling op de balans gebeurt op basis van opeisbaarheid.
#### 5.5.1 Kapitaalsubsidies
Kapitaalsubsidies zijn eenmalige tegemoetkomingen van de overheid voor investeringen in vaste activa. Ze worden deels op de balans opgenomen als kapitaalsubsidies (onder EV) en deels gespreid als opbrengst over de gebruiksduur van het actief, conform het matchingprincipe. Indien belast, wordt ook rekening gehouden met uitgestelde belastingen.
#### 5.5.2 Voorzieningen en uitgestelde belastingen
* **Voorzieningen**: Worden aangelegd voor duidelijk omschreven, waarschijnlijke of zekere verliezen of kosten waarvan het bedrag nog niet vaststaat, maar waarvan de oorzaak in het huidige boekjaar ligt (overeenstemmingsprincipe en voorzichtigheidsprincipe). Ze zijn gevoelig voor winststuring.
* **Uitgestelde belastingen**: Registreren toekomstige belastingschulden.
### 5.6 Resultaatbepaling en -verwerking
Het resultaat van het boekjaar wordt bepaald door het verschil tussen opbrengsten en kosten. De bestemming van de winst (of verwerking van een verlies) omvat onder andere toevoeging aan reserves, uitkering aan aandeelhouders, of overdragen naar het volgende boekjaar. De berekening van wettelijke reserves en de diverse boekhoudkundige keuzes kunnen invloed hebben op het gerapporteerde winstcijfer.
#### 5.6.1 Winstmanagement
Diverse boekhoudkundige keuzes, zoals het activeren van kosten, de afschrijvingsduur, de waarderingsmethode van voorraden, en het al dan niet aanleggen van voorzieningen of waardeverminderingen, kunnen worden gebruikt om het winstcijfer te beïnvloeden. Een kritische reflectie op deze keuzes is essentieel voor een getrouw beeld van de financiële toestand van de onderneming.
---
# Passiva: Voorzieningen, Kapitaalsubsidies en Resultaatverwerking
Dit gedeelte behandelt de passiva van een onderneming, met specifieke aandacht voor kapitaalsubsidies, voorzieningen, uitgestelde belastingen, en de procedures voor resultaatbepaling en -verwerking, inclusief de bestemming van winsten en de verwerking van verliezen.
## 6. Voorzieningen, kapitaalsubsidies en resultaatverwerking
### 6.1 Voorzieningen
Voorzieningen zijn een manier om kosten toe te wijzen aan het juiste boekjaar, in overeenstemming met het matchingprincipe. Dit houdt in dat kosten die verband houden met goederen die verkocht zijn, reeds in het huidige boekjaar moeten worden opgenomen. Men dient zich af te vragen of er kosten zijn die in een volgend boekjaar of later gemaakt moeten worden, waarvan de oorzaak zich echter in het huidige boekjaar situeert.
* **Doel:** Dekking van duidelijk omschreven verliezen of kosten die op balansdatum waarschijnlijk of zeker zijn, maar waarvan het bedrag nog niet vaststaat.
* **Voorwaarden voor aanleggen:**
* De aard van de te dekken kosten is duidelijk omschreven.
* Het bestaan van de kosten is zeker of hoogstwaarschijnlijk.
* Het bedrag van de te dekken kost is nog niet gekend.
* **Verschil met schulden:** Bij schulden is het bedrag gekend, bij voorzieningen niet.
* **Verschil met reserves:** Reserves zijn deel van de winst die als financieringsbron behouden wordt zonder specifieke toekomstige uitgave. Bij voorzieningen is de toekomstige uitgave wel gedefinieerd.
* **Karakter:** Voorzieningen zijn toekomstgericht en steunen op het voorzichtigheidsprincipe en het matchingprincipe. Ze vertegenwoordigen een niet-kas kost.
* **Waardering:**
* **Fase 1 (Aanleggen):** Jaarlijks een deel van de verwachte kost toerekenen aan het huidige boekjaar. Dit wordt geboekt als een kost op de resultatenrekening en een voorziening op de balans.
* **Fase 2 (Regularisatie):** Aan het einde van elk boekjaar wordt de voorziening aangepast op basis van nieuwe informatie. Indien de verwachte kosten lager uitvallen, kan een deel van de voorziening worden teruggenomen. Indien de verwachte kosten hoger uitvallen, wordt de voorziening aangevuld.
* **Fase 3 (Aanwenden):** Op het moment dat de werkelijke kost zich voordoet (bv. bij het ontvangen van een factuur), wordt de voorziening aangesproken om een dubbele boeking van de kost te vermijden.
**Tip:** Voorzieningen zijn gevoelig voor winststuring. Slecht presterende ondernemingen neigen ertoe te weinig voorzieningen aan te leggen, terwijl goed presterende ondernemingen meer voorzieningen aanleggen dan strikt noodzakelijk om de belastbare winst te verminderen.
### 6.2 Kapitaalsubsidies
Kapitaalsubsidies zijn bedragen die door de overheid worden verstrekt aan ondernemingen die hebben geïnvesteerd in duurzame vaste activa.
* **Boekhoudkundige verwerking:**
* **Niet-belastbare subsidies:** De subsidie wordt initieel opgenomen als een deel van het eigen vermogen (rekening "Kapitaalsubsidies"). Vervolgens wordt jaarlijks een deel van deze subsidie als opbrengst opgenomen in de resultatenrekening, in lijn met het afschrijvingsritme van het desbetreffende vaste activa (matchingprincipe).
* **Belastbare subsidies:** Een deel van de subsidie wordt geboekt als kapitaalsubsidie in het eigen vermogen, en een deel als "Uitgestelde belastingen op kapitaalsubsidies" in de schulden. Jaarlijks wordt zowel de kapitaalsubsidie als de uitgestelde belasting als opbrengst/kost genomen in de resultatenrekening, conform het afschrijvingsritme van het vaste activa.
* **Verkoop van het actief:** Bij verkoop van het vaste activa waarvoor de subsidie werd verkregen, wordt het resterende saldo van de kapitaalsubsidie in één keer in de resultatenrekening opgenomen.
**Tip:** Kapitaalsubsidies worden gespreid als opbrengst opgenomen om de kosten van het geactiveerde actief te compenseren over de levensduur ervan, wat bijdraagt aan een correcte resultaatbepaling per periode.
### 6.3 Resultaatbepaling en -verwerking
De bepaling en verwerking van het resultaat is cruciaal voor de financiële rapportering van een onderneming.
#### 6.3.1 Resultaatbepaling
Het resultaat van een boekjaar wordt bepaald door het verschil tussen de totale opbrengsten en de totale kosten van dat jaar. Hierbij wordt ook rekening gehouden met het "overgedragen resultaat" (winst of verlies) uit voorgaande boekjaren.
* **Te bestemmen resultaat:** Dit is de optelsom van het resultaat van het huidige boekjaar en het overgedragen resultaat.
#### 6.3.2 Resultaatverwerking
Het "te bestemmen resultaat" (winst of verlies) moet vervolgens een bestemming krijgen.
* **Bij winst:**
* **Kapitaalsupplement:** Het winstbedrag kan worden toegevoegd aan het eigen vermogen (reserves of kapitaal), wat een definitieve financieringsbron vormt.
* **Uitkering aan derden:** Winsten kunnen worden uitgekeerd aan aandeelhouders (dividenden), bestuurders of werknemers. Dit creëert een schuld die later wordt voldaan.
* **Overdracht naar volgend boekjaar:** Het winstbedrag kan ook worden overgedragen naar het volgende boekjaar, waardoor het eigen vermogen stijgt, maar nog geen definitieve bestemming heeft.
* **Bij verlies:**
* **Verrekening met kapitaal/reserves:** Het verlies kan definitief worden weggewerkt door onttrekkingen te doen aan het kapitaal of de reserves.
* **Tussenkomst van vennoten/eigenaars:** Aandeelhouders of vennoten kunnen gevraagd worden om bij te dragen aan de dekking van het verlies, wat een vordering voor de onderneming creëert.
* **Overdracht naar volgend boekjaar:** Het verlies kan worden overgedragen naar het volgende boekjaar, in de hoop dit later met winsten te compenseren.
**Voorbeeld:**
Stel een onderneming heeft een winst van 100.000 euro in het huidige jaar en een overgedragen verlies van 20.000 euro uit het vorige jaar. Het te bestemmen resultaat is dan 80.000 euro winst. Deze 80.000 euro kan deels worden uitgekeerd als dividend, deels worden toegevoegd aan reserves, en de rest kan worden overgedragen naar het volgende boekjaar.
**Tip:** De keuze in resultaatverwerking kan de financiële positie van de onderneming beïnvloeden. Het is belangrijk om de doelstellingen van de onderneming in acht te nemen bij deze beslissingen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Boekhouden | Het proces van het verzamelen, meten, analyseren, registreren en rapporteren van financiële informatie binnen een organisatie, conform de geldende boekhoudprincipes. Het doel is om beslissingsnemers te voorzien van relevante gegevens voor operationele, investerings- en financieringsactiviteiten. |
| Operationele cyclus | De dagelijkse reeks van activiteiten die essentieel zijn voor het functioneren van een onderneming, zoals het inkopen van goederen, verkopen, betalen en innen van gelden. Boekhouden verstrekt informatie over deze cyclus. |
| Investeringscyclus | De cyclus die betrekking heeft op de aanschaf, het gebruik en de vervanging van vaste activa, zoals machines en gebouwen, met een langetermijnvisie. Boekhouden helpt bij het monitoren van investeringen in deze cyclus. |
| Financieringscyclus | De cyclus gericht op de verwerving van middelen (geld) die nodig zijn om de operationele en investeringsactiviteiten van een onderneming te bekostigen. Boekhouden verschaft inzicht in de financieringsstructuur. |
| Boekhoudprincipes | Fundamentele regels en richtlijnen die ten grondslag liggen aan het voeren van een boekhouding, zoals de boekhoudkundige entiteit, periodiciteit, continuïteit, kwantitatieve weergave, getrouw beeld, geldwaarde-uitdrukking, historische kost, realisatie, overeenstemming, materialiteit, voorzichtigheid, consistentie, volledigheid en objectiviteit. |
| Financieel boekhouden | Een tak van boekhouden die zich richt op het extern rapporteren van financiële informatie aan belanghebbenden buiten de organisatie. Het is gereguleerd en omvat enkel financiële gegevens, die vaak geaggregeerd zijn. |
| Beleidsboekhouden (Management Accounting) | Een tak van boekhouden die gericht is op interne rapportage ten behoeve van het management. Het is niet strikt gereguleerd, kan zowel financiële als niet-financiële informatie bevatten en is doorgaans gedetailleerder. |
| Boekhoudkundige entiteit | Het principe dat stelt dat de boekhouding gevoerd dient te worden voor één specifieke entiteit, waarbij privé- en ondernemingsboekhoudingen strikt gescheiden moeten blijven. |
| Periodiciteit | Het principe dat voorschrijft dat financiële rapporten opgemaakt worden aan het einde van een gedefinieerde tijdsperiode, meestal jaarlijks, om een vergelijkbaar overzicht te bieden. |
| Continuïteit | Het principe dat ervan uitgaat dat de onderneming in het komende boekjaar zal blijven voortbestaan, wat van invloed is op de waardering en presentatie van activa en passiva. |
| Geldwaarde-uitdrukking | Het principe dat vereist dat alle financiële transacties en vermogensbestanddelen worden uitgedrukt in een monetaire waarde, zodat ze meetbaar en vergelijkbaar zijn. |
| Historische kost | Het principe dat voorschrijft dat financiële gegevens worden geregistreerd tegen hun oorspronkelijke aanschaffingsprijs of productiekost, zonder rekening te houden met latere waardeveranderingen. |
| Realisatieprincipe | Het principe dat stelt dat opbrengsten worden geregistreerd op het moment dat de rechten erop overgaan naar een andere partij, en kosten worden toegerekend aan de periode waarin de voordelen ervan genoten worden. |
| Overeenstemmingsprincipe | Het principe dat vereist dat de opbrengsten en de ermee verband houdende kosten die aan een bepaalde periode worden toegerekend, met elkaar in overeenstemming moeten zijn. |
| Materialiteit | Het principe dat stelt dat boekhoudkundige regels en principes toegepast dienen te worden op alle niet-verwaarloosbare posten; kleine bedragen mogen worden afgerond of gegroepeerd. |
| Voorzichtigheid | Het principe dat voorschrijft dat bij het opstellen van de jaarrekening alle mogelijke kosten en risico's in aanmerking genomen moeten worden, terwijl potentiële opbrengsten pas worden verwerkt indien ze reeds gerealiseerd zijn. |
| Consistentie | Het principe dat inhoudt dat boekhoudkundige keuzes en methoden niet zomaar mogen worden veranderd gedurende opeenvolgende boekjaren, tenzij er een fundamentele verandering in de situatie van de onderneming is. |
| Volledigheid | Het principe dat stelt dat alle financiële verrichtingen die de onderneming aangaan, correct en volledig geboekt moeten worden. |
| Objectiviteit | Het principe dat voorschrijft dat de boeking van kosten en opbrengsten gebaseerd moet zijn op objectieve bewijsstukken en feiten, om de betrouwbaarheid van de informatie te waarborgen. |
| Jaarrekening | Een periodieke synthese van de boekhoudkundige registraties, die bestaat uit de balans, de resultatenrekening en de toelichtingen, en die inzicht geeft in de financiële toestand en prestaties van een onderneming. |
| Balans | Een overzicht van alle bezittingen (activa) en schulden (passiva) van een onderneming op een specifiek moment, vaak gepresenteerd als een momentopname. Het toont de financiële structuur van de onderneming. |
| Resultatenrekening | Een overzicht van alle opbrengsten en kosten van een onderneming over een bepaalde periode, meestal een boekjaar, dat resulteert in het nettoresultaat (winst of verlies). |
| Dubbel boekhouden | Een boekhoudmethode waarbij elke financiële transactie twee kanten heeft: een debet- en een creditpost van gelijke waarde. Dit zorgt voor een volledig en gecontroleerd overzicht. |
| Eigen vermogen | Het deel van de financiering dat afkomstig is van de eigenaars van de onderneming (aandeelhouders), ook wel beschouwd als de schuld van de onderneming aan haar eigenaars. |
| Vreemd vermogen | De financiering die afkomstig is van derden, zoals banken en leveranciers, en die terugbetaald moet worden. Dit omvat zowel langlopende als kortlopende schulden. |
| Actief | De kant van de balans die de bezittingen van een onderneming weergeeft, geordend naar liquiditeit. Dit zijn de middelen die de onderneming heeft om haar activiteiten uit te voeren. |
| Passief | De kant van de balans die de financieringsbronnen van een onderneming weergeeft, onderverdeeld in eigen vermogen en vreemd vermogen, geordend naar opeisbaarheid. |
| Afschrijving | Een boekhoudkundig middel om de kosten van duurzame activa met een beperkte levensduur te spreiden over de economische levensduur van deze activa. Het is een periodieke kost die de boekwaarde van het actief vermindert. |
| Journaal | Een boek waarin financiële transacties chronologisch worden genoteerd volgens een gestandaardiseerde formule, wat dient als basis voor de verdere verwerking in het grootboek. |
| Grootboek | Een verzameling van alle rekeningen (activa, passiva, kosten, opbrengsten) waarin de financiële transacties uit het journaal worden geboekt, geordend per rekening. |
| Proefbalans | Een lijst van alle gebruikte rekeningen met hun debet- en creditsaldi, bedoeld om te controleren of het totale debet gelijk is aan het totale credit, wat een indicatie is van de boekhoudkundige correctheid. |
| Saldibalans | Een lijst van de saldi van alle gebruikte rekeningen na het boeken van de transacties, wat de basis vormt voor het opstellen van de jaarrekening. |
| BTW (Belasting op Toegevoegde Waarde) | Een indirecte verbruiksbelasting die wordt geheven op goederen en diensten. Ondernemingen die BTW-plichtig zijn, kunnen betaalde BTW (terugvorderbare BTW) verrekenen met ontvangen BTW (verschuldigde BTW). |
| Commerciële korting | Een korting die wordt verleend op de verkoopprijs of aankoopprijs van goederen of diensten, vaak vanwege grote hoeveelheden, promoties of einde reeksen. |
| Financiële korting | Een korting die wordt verleend bij tijdige betaling, bedoeld om de betalingstermijn te verkorten en de cashflow van de leverancier te verbeteren. |
| Vaste activa | Bezittingen van een onderneming die duurzaam aanwezig zijn en niet verwacht worden binnen het jaar gerealiseerd of verbruikt te worden. Ze worden gebruikt voor de productie van goederen of diensten. |
| Materiële Vaste Activa (MVA) | Tastbare vaste activa die duurzaam binnen de onderneming worden gebruikt voor de bedrijfsactiviteit, zoals gebouwen, machines en voertuigen. |
| Immateriële Vaste Activa (IVA) | Niet-tastbare vaste activa die duurzaam binnen de onderneming worden gebruikt, zoals softwarelicenties, patenten, merken en concessies. |
| Leasing | Een financieringsvorm waarbij een bedrijf (leasingnemer) het gebruiksrecht van een actief verkrijgt van een leasinggever tegen periodieke betalingen, waarbij de juridische eigendom vaak bij de leasinggever blijft. |
| Waardevermindering | Een correctie op de boekwaarde van een actief wanneer de werkelijke waarde lager is dan de boekwaarde, wat kan voortkomen uit duurzame waardedalingen of gebeurtenissen buiten het normale afschrijvingspatroon. |
| Herwaardering | Het aanpassen van de boekwaarde van een actief naar een hogere waarde, indien er sprake is van een duurzame meerwaarde en de voorwaarden hiervoor zijn voldaan. Dit verhoogt het eigen vermogen. |
| Verkoop (Realisatie) | Het proces waarbij een actief wordt verkocht, wat resulteert in de realisatie van een vordering en mogelijk een meer- of minderwaarde ten opzichte van de boekwaarde. |
| Oprichtingskosten | Kosten die gemaakt worden bij de opstart van een onderneming, het verwerven van nieuw kapitaal of de herstructurering van de onderneming. Deze kunnen geactiveerd worden als fictief actief. |
| Financiële Vaste Activa (FVA) | Bezittingen die bestaan uit duurzame eigendomsrelaties met andere ondernemingen, zoals aandelen in dochterondernemingen of participaties, die invloed uitoefenen op het beleid. |
| Geldbeleggingen | Tijdelijke investeringen van overtollige liquide middelen in financiële instrumenten, zoals aandelen of obligaties, met als doel een rendement te behalen zonder de bedoeling duurzame controle uit te oefenen. |
| Vorderingen | Het recht van een onderneming om betaling te ontvangen van derden op een bepaalde vervaldag voor geleverde goederen of diensten. |
| Liquide middelen | De meest directe beschikbare middelen van een onderneming, zoals geld op de zichtrekening en contant geld in de kassa, die onmiddellijk ingezet kunnen worden. |
| Overlopende rekeningen | Balansrekeningen die gebruikt worden om kosten en opbrengsten toe te wijzen aan het juiste boekjaar, ongeacht het moment van betaling of ontvangst, ter naleving van het matching- en realisatieprincipe. |
| Passiva | De financieringsbronnen van een onderneming, onderverdeeld in eigen vermogen en vreemd vermogen (schulden), die de verplichtingen aan eigenaars en derden vertegenwoordigen. |
| Eigen Vermogen (EV) | Het aandeel van de eigenaars in de activa van een onderneming; het vertegenwoordigt de ingebrachte middelen en de ingehouden winsten. |
| Vreemd Vermogen (VV) | De verplichtingen van een onderneming aan derden, zoals leningen en schulden aan leveranciers, die terugbetaald moeten worden. |
| Kapitaalsubsidies | Bedragen verkregen van de overheid ter compensatie van investeringen in duurzame vaste activa, die over de gebruiksduur van het actief worden opgenomen in de opbrengsten. |
| Voorzieningen | Bedragen die worden gereserveerd voor verwachte, doch nog onzekere of nog niet vastgestelde kosten en risico's die hun oorzaak vinden in het huidige boekjaar. |
| Uitgestelde belastingen | Een passiefpost die wordt aangegaan wanneer er een verschil is tussen de boekhoudkundige winst en de fiscale winst, waardoor een toekomstige belastingschuld ontstaat. |
| Resultaatbepaling | Het proces van het berekenen van de winst of het verlies van een onderneming over een bepaalde periode, door de totale opbrengsten te vergelijken met de totale kosten. |
| Resultaatverwerking | De beslissing over de bestemming van de winst of het verlies van een boekjaar, zoals het uitkeren van dividenden, het toevoegen aan reserves of het overdragen naar het volgende boekjaar. |
| Wettelijke reserves | Een deel van de winst dat door de wet verplicht wordt gereserveerd en niet mag worden uitgekeerd aan aandeelhouders. |
| Winstmanagement | Het gebruik van boekhoudkundige keuzes en schattingen om de gerapporteerde winst van een onderneming te beïnvloeden, hetzij om de winst te maximaliseren of te minimaliseren. |
| Toelichting | Additionele informatie bij de balans en de resultatenrekening die een gedetailleerder beeld geeft van de financiële gegevens en de gehanteerde boekhoudkundige principes. |
| Enkelvoudig boekhouden | Een eenvoudige boekhoudmethode die voornamelijk de in- en uitgaven van geld registreert, vaak beperkt in diepgang en minder geschikt als beleidsinstrument of voor financiële analyse. |
| Actief (Balans) | Alle bezittingen van een onderneming, ook wel werkmiddelen genoemd, die de economische middelen van de entiteit vertegenwoordigen en ingezet worden voor bedrijfsactiviteiten. |
| Passief (Balans) | Alle schulden en het eigen vermogen van een onderneming, ook wel financieringsmiddelen genoemd, die aangeven hoe de bezittingen zijn gefinancierd. |
| Activa | De bezittingen van een onderneming die economische waarde vertegenwoordigen en naar verwachting toekomstige economische voordelen zullen opleveren. |
| Kasboekhouden | Een eenvoudige vorm van boekhouden waarbij enkel de geldstromen (ontvangsten en uitgaven) worden geregistreerd op het moment dat ze daadwerkelijk plaatsvinden. |
| Vast actief | Bezittingen van een onderneming die duurzaam worden gebruikt in de bedrijfsvoering en waarvan niet wordt verwacht dat ze binnen een jaar worden gerealiseerd of omgezet in geld. |
| Vlottend actief | Bezittingen van een onderneming die verwacht worden binnen twaalf maanden te worden verkocht, verbruikt of omgezet in geld, zoals voorraden en handelsvorderingen. |
| Koopoptie | Een contractueel recht, maar geen plicht, om een bepaald actief te kopen tegen een vooraf vastgestelde prijs, vaak geassocieerd met leasingovereenkomsten. |
| Annuïteit | Een vast periodiek te betalen bedrag, vaak gebruikt in leasing- of leningovereenkomsten, dat bestaat uit een aflossingscomponent en een rentecomponent. |
| Goodwill | Een immaterieel actief dat ontstaat bij de overname van een onderneming wanneer de overnameprijs hoger is dan de netto-actiefwaarde van de overgenomen onderneming, wat duidt op een meerwaarde door factoren zoals reputatie of klantenbestand. |
| Immaterieel vast actief (IVA) | Bedrijfsmiddelen die geen tastbare fysieke vorm hebben, maar wel economische waarde vertegenwoordigen en duurzaam worden ingezet in de bedrijfsvoering, zoals patenten, licenties of merken. |
| Vervaardigingsprijs | De kostprijs van het zelf produceren van een actief, inclusief directe en indirecte productiekosten, die wordt gebruikt voor de waardering van het zelfgeproduceerde actief. |
| Kosten van ontwikkeling | Kosten die worden gemaakt om nieuwe kennis te verwerven met een reële kans op commercialisering van een nieuw product; deze kosten mogen geactiveerd worden. |
| Kosten van onderzoek | Kosten die worden gemaakt om nieuwe inzichten te verwerven zonder een concreet product als resultaat; deze kosten worden direct ten laste van het resultaat genomen. |
| Vlottende activa | Bezittingen die verwacht worden binnen twaalf maanden te worden omgezet in geld, verbruikt of verkocht, en worden op de balans gerangschikt op basis van hun liquiditeit. |
| Handelsvorderingen | Bedragen die ondernemingen nog moeten ontvangen van klanten voor geleverde goederen of diensten, die deel uitmaken van de normale commerciële transacties. |
| Dubieuze vordering | Een vordering waarvan de zekerheid van inning twijfelachtig is, wat kan leiden tot het aanleggen van een waardevermindering om het risico op oninbaarheid te dekken. |
| Dividenden | Een deel van de winst van een onderneming dat wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders als beloning voor hun investering. |
| Tantièmes | Een vorm van winstuitkering aan bestuurders of zaakvoerders, vaak gebaseerd op de prestaties van de onderneming. |
| Term | Definitie |
| Boekhoudkundige cyclus | De reeks stappen die worden doorlopen bij het verwerken van financiële transacties gedurende een boekjaar, beginnend met de beginbalans, via journaal en grootboek, naar de resultatenrekening en eindigend met de eindbalans. |
| Debet | Een zijde van een rekening in het journaal of grootboek, die meestal wordt gebruikt om toenames in activa en kosten, of afnamen in passiva, eigen vermogen en opbrengsten te registreren. |
| Credit | Een zijde van een rekening in het journaal of grootboek, die meestal wordt gebruikt om afnamen in activa en kosten, of toenames in passiva, eigen vermogen en opbrengsten te registreren. |
| Rekening | Een individuele post in het grootboek die de financiële mutaties van een specifiek vermogensbestanddeel, schuld, opbrengst of kost bijhoudt. Elke rekening toont de chronologische cijferevolutie. |
| Rekeningstelsel (MAR) | Het Minimum Algemeen Rekeningstelsel (MAR) is een gestructureerd overzicht van rekeningen, onderverdeeld in klassen, groepen en individuele rekeningen, dat door ondernemingen wordt gebruikt voor de boekhoudkundige registratie. |
| Balansrekeningen | Rekeningen die deel uitmaken van de balans, zoals activa, passiva en eigen vermogen. Deze rekeningen tonen de financiële toestand van een onderneming op een specifiek moment. |
| Resultatenrekeningen | Rekeningen die betrekking hebben op kosten en opbrengsten over een bepaalde periode. Het verschil tussen de totale opbrengsten en totale kosten bepaalt het resultaat (winst of verlies) van het boekjaar. |
| Aanschaffingswaarde | De totale kosten die zijn gemaakt om een actief te verwerven, inclusief de aankoopprijs en directe bijkomende kosten, zoals transport en installatie. |
| Boekwaarde | De waarde van een actief zoals deze is opgenomen in de boekhouding. Dit is de aanschaffingswaarde minus de cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingen. |
| Eindejaarsverrichtingen | Specifieke boekhoudkundige procedures die aan het einde van een boekjaar worden uitgevoerd om de financiële gegevens te corrigeren en aan te passen. Voorbeelden hiervan zijn het boeken van afschrijvingen, het omboeken van lange-termijn schulden/vorderingen naar korte-termijn, en voorraadcorrecties. |
| Afschrijvingen op vaste activa | Een boekhoudkundig middel om de kosten van een vast actief met een beperkte levensduur te spreiden over de economische levensduur ervan. Dit wordt gedaan om het overeenstemmingsprincipe toe te passen en de kosten toe te rekenen aan de periodes waarin het actief bijdraagt aan het resultaat. |
| Waardevermindering (WV) | Een correctie op de waarde van een activum wanneer de boekwaarde hoger is dan de gebruikswaarde. Dit principe, gebaseerd op voorzichtigheid, zorgt ervoor dat activa niet worden overschat op de balans. |
| Voorraadcorrectie | Een aanpassing van de boekhoudkundige voorraadstand aan de werkelijke fysieke voorraad. Dit is noodzakelijk om de waarde van de voorraden correct weer te geven en het resultaat van het boekjaar nauwkeurig te bepalen, met name door het verrekenen van de kosten van de verkochte goederen. |
| BTW-afrekening | De periodieke (maandelijkse, kwartaal- of jaarlijkse) aangifte en verrekening van de verschuldigde en terugvorderbare BTW met de overheid. Het saldo bepaalt of er een schuld is aan de overheid of een vordering op de overheid. |
| Te bestemmen resultaat | Het resultaat van het huidige boekjaar, aangevuld met het eventueel overgedragen resultaat uit voorgaande boekjaren. Dit totale bedrag wordt vervolgens door de onderneming verdeeld of overgedragen. |
| Eindbalans | De balans die aan het einde van het boekjaar wordt opgesteld na het uitvoeren van alle eindejaarsverrichtingen en de resultaatverwerking. Deze balans geeft een overzicht van alle bezittingen, schulden en het eigen vermogen op dat specifieke moment. |
| Initiële Waardering | De waardering van een actief op het moment van aanschaf of verwerving, meestal gebaseerd op de aanschaffingsprijs of vervaardigingsprijs. |
| Aanschaffingsprijs | De prijs die voor een actief is betaald, inclusief alle directe bijkomende kosten die nodig waren om het actief in staat te stellen te worden gebruikt. |
| Voorraad | Goederen die een onderneming aanhoudt met het oog op verkoop of verwerking in het productieproces. |
| Voorziening | Een bedrag dat wordt gereserveerd voor toekomstige kosten of verliezen waarvan de aard duidelijk is omschreven en die op de balansdatum waarschijnlijk of zeker zijn, maar waarvan het exacte bedrag nog niet vaststaat. |
| Kapitaalsubsidie | Een eenmalige financiële bijdrage van de overheid die wordt ontvangen voor investeringen in duurzame vaste activa. Deze subsidies worden niet direct als opbrengst genomen, maar verspreid over de levensduur van het geactiveerde actief. |
| Resultatenrekening (RR) | Een financiële verklaring die de opbrengsten, kosten en de resulterende winst of verlies van een onderneming over een bepaalde periode weergeeft. |
| Overgedragen winst/verlies | Het resultaat van voorgaande boekjaren dat nog geen definitieve bestemming heeft gekregen en wordt meegenomen in de resultaatbepaling van het huidige boekjaar. |
| Matchingprincipe | Het principe waarbij kosten worden toegerekend aan de periode waarin de bijbehorende opbrengsten worden gerealiseerd, om zo een accuraat beeld te geven van de winstgevendheid per periode. |
| Voorzichtigheidsprincipe | Een boekhoudkundig principe dat inhoudt dat potentiële kosten en verliezen vroegtijdig moeten worden erkend, terwijl potentiële opbrengsten en winsten pas worden erkend wanneer ze zeker zijn. |
| Continuïteitsprincipe | De veronderstelling dat een onderneming haar activiteiten zal voortzetten in de toekomst, wat van invloed is op de waardering van activa en de spreiding van kosten. |
| Activering | Het opnemen van kosten die bijdragen aan toekomstige economische voordelen, niet als kosten in de resultatenrekening, maar als een actief op de balans. |
| Participatie | Het bezitten van aandelen in een andere onderneming, wat kan leiden tot de classificatie als verbonden onderneming, deelneming of andere financiële vaste activa afhankelijk van het percentage aandelenbezit. |
| Liquiditeit | De mate waarin een actief snel kan worden omgezet in geld zonder significant waardeverlies. |
| Opeisbaarheid | De termijn waarbinnen een schuld of verplichting kan worden opgevraagd door de schuldeiser. |