Cover
立即免费开始 6 - Solvabiliteit.pptx
Summary
# Inleiding tot solvabiliteit en financiële structuur
Dit gedeelte introduceert het concept van solvabiliteit en de verschillende aspecten ervan, inclusief de financiële structuur van een onderneming en de rol van eigen vermogen versus vreemd vermogen.
## 1. Solvabiliteit: een inleiding
### 1.1 Wat is solvabiliteit?
Solvabiliteit van een onderneming verwijst naar de mate waarin een onderneming in staat is haar financiële verplichtingen op lange termijn na te komen, zowel de aflossing van schulden als de betaling van intresten. De financiële structuur op lange termijn, die de passiefzijde van de balans weergeeft, staat hierbij centraal. Geïnteresseerde stakeholders zijn voornamelijk aandeelhouders en kredietverstrekkers op lange termijn.
### 1.2 Financieringsbeslissingen en hun impact
Financieringsbeslissingen, waarbij de keuze wordt gemaakt tussen eigen vermogen en schulden (en de looptijd daarvan), hebben een significante invloed op de liquiditeit, rendabiliteit en solvabiliteit van een onderneming. Het uitgangspunt voor de onderneming is het beheersen van financieel risico, terwijl schuldeisers zich richten op de mogelijkheid van liquidatie van de onderneming.
### 1.3 De rol van eigen vermogen als buffer
Bij liquidatie van activa kan de gerealiseerde waarde lager zijn dan de boekwaarde. Het eigen vermogen fungeert als een buffer die liquidatieverliezen opvangt en schuldeisers beschermt. Hoe meer vreemd vermogen en hoe minder eigen vermogen, hoe kleiner deze buffer en hoe groter de kans dat schuldeisers hun vorderingen (gedeeltelijk) verliezen.
> **Tip:** Eigen vermogen vormt de primaire buffer voor het opvangen van potentiële verliezen bij de realisatie van activa.
### 1.4 Statische en dynamische solvabiliteit
Solvabiliteit kan worden benaderd vanuit twee perspectieven:
* **Statische solvabiliteit:** Dit geeft inzicht in de financiering van de onderneming (eigen vermogen versus vreemd vermogen) en beoordeelt de kans op terugbetalingsproblemen.
* **Dynamische solvabiliteit:** Dit analyseert of de onderneming voldoende geldmiddelen (kasstroom) genereert om huidige verplichtingen af te lossen en eventueel een bijkomende leningscapaciteit te behouden.
### 1.5 Solvabiliteitsratio's
De beoordeling van solvabiliteit gebeurt aan de hand van diverse financiële ratio's. Deze ratio's helpen bij het beantwoorden van vragen over de omvang van financiering met eigen of vreemd vermogen, de kans op terugbetalingsproblemen, de berekeningsformules, de concrete betekenis van de berekende waarden en de gunstigheid van financiële situaties. De volgende categorieën van ratio's worden onderscheiden:
* **Ratio's voor financiële onafhankelijkheid:**
* Graad van financiële onafhankelijkheid
* Algemene schuldgraad
* **Ratio's voor financieringsstabiliteit:**
* Financieringsstabiliteit
* **Ratio's met betrekking tot zelffinanciering:**
* Zelffinancieringsgraad
* **Ratio's voor aflossingscapaciteit:**
* Aflossingscapaciteit van financieel vreemd vermogen
* **Ratio's voor financiële hefboom:**
* Financiële hefboom
## 2. Financiële onafhankelijkheid
### 2.1 Beschrijving
De **graad van financiële onafhankelijkheid** meet in welke mate een onderneming gefinancierd is met eigen vermogen. De **algemene schuldgraad** meet daarentegen de mate waarin een onderneming gefinancierd is met vreemd vermogen.
### 2.2 Formules
De formules voor deze ratio's zijn:
* **Graad van financiële onafhankelijkheid:**
$$ \text{Graad van financiële onafhankelijkheid (\%)} = \frac{\text{Eigen vermogen}}{\text{Totaal vermogen}} \times 100\% $$
* **Algemene schuldgraad:**
$$ \text{Algemene schuldgraad (\%)} = \frac{\text{Vreemd vermogen}}{\text{Totaal vermogen}} \times 100\% $$
### 2.3 Betekenis
Een hogere graad van financiële onafhankelijkheid (groot eigen vermogen) en een lagere algemene schuldgraad (klein vreemd vermogen) duiden op een grotere buffer en een grotere kans dat schuldeisers bij liquidatie hun vorderingen kunnen recupereren. Omgekeerd impliceert een lagere graad van financiële onafhankelijkheid en een hogere algemene schuldgraad een kleinere buffer en een groter risico voor schuldeisers.
> **Tip:** De som van de 'graad van financiële onafhankelijkheid' en de 'algemene schuldgraad' moet altijd gelijk zijn aan 100%.
### 2.4 Algemene opmerkingen en correcties
* **Vuistregel:** Een gezonde financiële structuur wordt vaak gekenmerkt door minstens één derde eigen vermogen en twee derde vreemd vermogen.
* **Liquidatiewaarde:** De opbrengstwaarde van activa wijkt in de praktijk vaak af van de boekwaarde, resulterend in minderwaarden bij gedwongen liquidatie.
* **Gecorrigeerde financiële onafhankelijkheid (activa):** Activa zonder verkoopwaarde, zoals oprichtingskosten of bepaalde immateriële vaste activa, kunnen gecorrigeerd worden door ze in mindering te brengen van het eigen vermogen en het totaal vermogen.
$$ \text{Gecorrigeerde financiële onafhankelijkheid (\%)} = \frac{\text{Eigen vermogen} - \text{Oprichtingskosten}}{\text{Totaal vermogen}} \times 100\% $$
* **Gecorrigeerde financiële onafhankelijkheid (passiva - niet-opgevraagd kapitaal):** Niet-opgevraagd kapitaal, waar aandeelhouders nog voor aansprakelijk zijn, kan worden toegevoegd aan het eigen vermogen en het totaal vermogen.
$$ \text{Gecorrigeerde financiële onafhankelijkheid (\%)} = \frac{\text{Eigen vermogen} + \text{NOK}}{\text{Totaal vermogen} + \text{NOK}} \times 100\% $$
Waarbij NOK staat voor niet-opgevraagd kapitaal.
* **Gecorrigeerde financiële onafhankelijkheid (passiva - achtergestelde leningen):** Achtergestelde leningen, die bij vereffening na bevoorrechte schulden worden afbetaald, kunnen worden toegevoegd aan het eigen vermogen en in mindering worden gebracht van het vreemd vermogen.
$$ \text{Gecorrigeerde financiële onafhankelijkheid (\%)} = \frac{\text{Eigen vermogen} + \text{Achtergestelde leningen}}{\text{Totaal vermogen}} \times 100\% $$
* **Gecorrigeerde schuldgraad (compensatie):** De mogelijkheid tot compensatie tussen voorraden (bezittingen) en vooruitbetalingen op bestellingen (schulden) kan de schuldgraad onderschatten. Een correctie door het brutobedrag van vooruitbetalingen op bestellingen in het vreemd vermogen op te nemen, kan een realistischer beeld geven.
$$ \text{Gecorrigeerde schuldgraad (\%)} = \frac{\text{Vreemd vermogen} - \text{Vooruitbetalingen op bestellingen}}{\text{Totaal vermogen}} + \frac{\text{Brutobedrag vooruitbetalingen op bestellingen (toelichting)}}{\text{Totaal vermogen}} \times 100\% $$
### 2.5 Oorzaken en gevolgen van een lage financiële onafhankelijkheid
* **Oorzaken:**
* Financiële hefboomwerking die het rendement op eigen vermogen verhoogt.
* Fiscale aftrekbaarheid van intresten op leningen (in tegenstelling tot beperkte aftrekbaarheid van kosten eigen vermogen).
* Overheidspolitiek (rentetoelagen, staatswaarborg kredieten).
* **Gevolgen:**
* Beperkte mogelijkheden tot zelffinanciering door lage rendabiliteit.
* Moeilijkheden bij het aantrekken van nieuw aandelenkapitaal.
## 3. Financieringsstabiliteit
### 3.1 Beschrijving
Financieringsstabiliteit verwijst naar de keuze tussen financiering op lange termijn en financiering op korte termijn. Deze ratio drukt de mate uit waarin een onderneming gefinancierd is met **permanente financieringsmiddelen**.
### 3.2 Formule
$$ \text{Financieringsstabiliteit (\%)} = \frac{\text{Permanent vermogen}}{\text{Totaal vermogen}} \times 100\% $$
### 3.3 Betekenis
Een hogere financieringsstabiliteit betekent dat een groter deel van de financiering afkomstig is van langetermijnbronnen. Dit beperkt de onzekerheid over de herfinanciering van kortetermijnschulden. Een lagere financieringsstabiliteit vergroot deze onzekerheid.
> **Tip:** De interpretatie van deze ratio kan complex zijn, vooral bij de beoordeling van voorzieningen en uitgestelde belastingen, die deel uitmaken van het vreemd vermogen op lange termijn maar potentieel vervallen. Een ideale financieringsstabiliteit correleert met een positief nettobedrijfskapitaal (permanent vermogen groter dan vaste activa).
## 4. Zelffinancieringsgraad
### 4.1 Beschrijving
De zelffinancieringsgraad meet het deel van de totale activa dat gefinancierd is met **resultaten uit het verleden**, zijnde reserves en overgedragen winsten of verliezen.
### 4.2 Formule
$$ \text{Zelffinancieringsgraad (\%)} = \frac{\text{Reserves} + \text{Overgedragen winst/verlies}}{\text{Totaal vermogen}} \times 100\% $$
### 4.3 Betekenis en opmerkingen
* Een positieve zelffinancieringsgraad wijst op ondernemingen met goede resultaten uit het verleden, terwijl een negatieve graad duidt op verlieslatende ondernemingen.
* Deze ratio wordt sterk beïnvloed door de dividend- en reserveringspolitiek van de onderneming, en de leeftijd van de onderneming. Jongere ondernemingen hebben doorgaans een lagere ratio.
* Boekhoudkundige technieken kunnen het beeld van de zelffinancieringsgraad vertekenen.
## 5. Aflossingscapaciteit van financieel vreemd vermogen
### 5.1 Beschrijving
Deze ratio meet in welke mate een onderneming met haar **operationele kasstroom** haar financiële schulden kan terugbetalen. Het omgekeerde van deze ratio geeft de tijdspanne aan waarin het volledige financiële vreemd vermogen kan worden terugbetaald bij gelijkblijvende operationele kasstroom.
### 5.2 Formule
$$ \text{Aflossingscapaciteit (\%)} = \frac{\text{Operationele kasstroom}}{\text{Financieel vreemd vermogen}} \times 100\% $$
### 5.3 Betekenis en opmerkingen
* Deze ratio houdt rekening met zowel balansgegevens als geldstromen.
* De aanname is dat geldmiddelen uit dagelijkse activiteiten primair worden aangewend voor de terugbetaling van financiële schulden.
* Een lage aflossingscapaciteit, vooral in combinatie met kortetermijnschulden, vereist aandacht voor de terugbetalingsmogelijkheden.
* De samenstelling van de schulden (looptijd) is cruciaal voor een volledige analyse.
## 6. Financiële hefboom
### 6.1 Beschrijving
De financiële hefboom meet de bekwaamheid van een onderneming om geleend geld te investeren tegen een hogere opbrengst dan de intrestkost. Door het aantrekken van vreemd vermogen kan de onderneming haar **rendement op eigen vermogen (REV)** doen toenemen. Dit effect wordt het financiële hefboomeffect genoemd.
### 6.2 Formule
De relatie tussen het rendement op eigen vermogen (REV), het rendement op totaal vermogen (RTV) en de financiële hefboom kan worden uitgedrukt als:
$$ \text{REV} = \text{RTV} + \left( \text{RTV} - i \right) \times \frac{\text{VV}}{\text{EV}} $$
Waarbij:
* $EV$ = Totaal eigen vermogen
* $VV$ = Totaal vreemd vermogen
* $REV$ = Rendement op eigen vermogen vóór belastingen
* $RTV$ = Nettorendement totaal vermogen
* $i$ = Intrestkosten op vreemd vermogen, gedeeld door vreemd vermogen ($\frac{\text{Financiële kosten van vreemd vermogen}}{\text{Vreemd vermogen}}$)
### 6.3 Betekenis en situaties
De financiële hefboom is afhankelijk van twee elementen:
* Het verschil tussen het rendement op totaal vermogen en de intrestkost ($RTV - i$): dit is de 'afremmende factor'.
* De algemene schuldgraad ($\frac{VV}{EV}$): dit is de 'stuwende factor'.
Er kunnen drie situaties optreden bij financiering met vreemd vermogen:
1. **$RTV > i$ (Positief hefboomeffect):** De onderneming investeert geleend geld met een hogere opbrengst dan de kost. Aandeelhouders profiteren hiervan.
2. **$RTV = i$ (Geen hefboomeffect):** Aandeelhouders hebben geen direct voordeel van financiering met vreemd vermogen.
3. **$RTV < i$ (Negatief hefboomeffect):** De intrestkost is hoger dan de opbrengst van het geïnvesteerde geld. Aandeelhouders worden negatief beïnvloed door de aangegane schulden.
> **Tip:** Een onderneming die volledig gefinancierd is met eigen vermogen, kent geen financiële hefboomwerking. Hoewel een positieve financiële hefboom aantrekkelijk lijkt, is er een kantelpunt waarbij de toename van vreemd vermogen het financiële risico en de intrestvoeten verhoogt, wat de rentabiliteit op eigen vermogen kan drukken.
---
# Statische solvabiliteitsratio's
Statische solvabiliteitsratio's bieden inzicht in de financiële structuur van een onderneming en de mate waarin deze gefinancierd is met eigen en vreemd vermogen, wat een indicatie geeft van de kans op terugbetalingsproblemen op lange termijn.
## 1. Inleiding tot solvabiliteit
Solvabiliteit van een onderneming verwijst naar de mate waarin de onderneming in staat is haar financiële verplichtingen op lange termijn na te komen, waaronder de aflossing van schulden en de betaling van interesten. Centraal hierbij staat de financiële structuur op de passiefzijde van de balans. Geïnteresseerde stakeholders zijn voornamelijk aandeelhouders en kredietverstrekkers op lange termijn.
Financieringsbeslissingen, zoals de keuze tussen eigen vermogen en schulden (en de verdeling tussen lange- en kortetermijnschulden), hebben invloed op de liquiditeit, rentabiliteit en solvabiliteit van een onderneming.
### 1.1 Liquidatieverlies en de bufferfunctie van eigen vermogen
Bij liquidatie van activa kan de gerealiseerde waarde lager zijn dan de boekwaarde. Het eigen vermogen fungeert als een buffer om deze liquidatieverliezen op te vangen en beschermt zo de schuldeisers. Een groter aandeel vreemd vermogen ten opzichte van eigen vermogen leidt tot een kleinere buffer en een grotere kans dat schuldeisers een deel van hun vordering verliezen.
### 1.2 Statische versus dynamische solvabiliteit
* **Statische solvabiliteit**: analyseert de financiering van de onderneming door de verhouding tussen eigen vermogen en vreemd vermogen. Dit geeft inzicht in de kans op terugbetalingsproblemen.
* **Dynamische solvabiliteit**: onderzoekt of de onderneming voldoende geldmiddelen genereert om huidige verplichtingen af te lossen en bijkomende leningscapaciteit te hebben.
## 2. Statische solvabiliteitsratio's
Statische solvabiliteitsratio's bieden inzicht in de financiële onafhankelijkheid en schuldstructuur van een onderneming.
### 2.1 Financiële onafhankelijkheid
Ratio's die refereren naar de keuze tussen financiering met eigen vermogen of financiering met vreemd vermogen.
#### 2.1.1 Graad van financiële onafhankelijkheid
* **Omschrijving**: De mate waarin een onderneming is gefinancierd met eigen vermogen.
* **Formule**:
$$ \text{Graad van financiële onafhankelijkheid (\%)} = \frac{\text{Eigen vermogen}}{\text{Totaal vermogen}} \times 100\% $$
* **Betekenis**: Een hogere graad van financiële onafhankelijkheid betekent een grotere buffer en een grotere kans dat schuldeisers bij liquidatie hun vorderingen kunnen recupereren.
* **Algemene opmerkingen**:
* De som van de graad van financiële onafhankelijkheid en de algemene schuldgraad is gelijk aan 100%.
* Ratio's geven een indicatie van de bescherming van schuldeisers.
* Een "goede" graad van financiële onafhankelijkheid ligt doorgaans tussen 30% en 40%.
* Een vuistregel voor een "gezonde" financiële structuur is minstens één derde eigen vermogen en twee derde vreemd vermogen.
* Bij gedwongen liquidatie zijn de opbrengstwaarden van activa meestal lager dan de boekwaarden.
#### 2.1.2 Algemene schuldgraad
* **Omschrijving**: De mate waarin een onderneming is gefinancierd met vreemd vermogen.
* **Formule**:
$$ \text{Algemene schuldgraad (\%)} = \frac{\text{Vreemd vermogen}}{\text{Totaal vermogen}} \times 100\% $$
* **Betekenis**: Een hogere algemene schuldgraad betekent een kleinere buffer en een grotere kans dat schuldeisers een gedeelte van hun vordering verliezen bij liquidatie.
#### 2.1.3 Gecorrigeerde financiële onafhankelijkheid
* **Opmerkingen met betrekking tot activa**: Bepaalde activa, zoals oprichtingskosten of kosten van R&D, hebben geen verkoopwaarde bij liquidatie en worden best in mindering gebracht van het eigen vermogen.
$$ \text{Gecorrigeerde financiële onafhankelijkheid (\%)} = \frac{\text{Eigen vermogen} - \text{Oprichtingskosten}}{\text{Totaal vermogen}} \times 100\% $$
* **Opmerkingen met betrekking tot passiva (niet-opgevraagd kapitaal)**: Bij kapitaalvennootschappen kan niet-opgevraagd kapitaal (het deel van het onderschreven kapitaal dat aandeelhouders nog niet hebben volgestort) bij de berekening worden betrokken.
$$ \text{Gecorrigeerde financiële onafhankelijkheid (\%)} = \frac{\text{Eigen vermogen} + \text{NOK}}{\text{Totaal vermogen} + \text{NOK}} \times 100\% $$
(NOK = Niet-opgevraagd kapitaal)
* **Opmerkingen met betrekking tot passiva (achtergestelde leningen)**: Achtergestelde leningen worden bij vereffening als laatste afbetaald, wat ze een bufferfunctie geeft vergelijkbaar met eigen vermogen.
$$ \text{Gecorrigeerde financiële onafhankelijkheid (\%)} = \frac{\text{Eigen vermogen} + \text{Achtergestelde leningen}}{\text{Totaal vermogen}} \times 100\% $$
#### 2.1.4 Gecorrigeerde algemene schuldgraad
* **Opmerkingen met betrekking tot passiva (vooruitbetalingen op bestellingen)**: De compensatiemogelijkheid tussen voorraden (BIU) en ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen (kortetermijnschulden) kan de schuldgraad onderschatten. De brutobedragen van vooruitbetalingen moeten bij het vreemd vermogen worden opgenomen.
$$ \text{Gecorrigeerde schuldgraad (\%)} = \frac{\text{Vreemd vermogen} - \text{Vooruitbetalingen op bestellingen}}{\text{Totaal vermogen}} \times 100\% + \frac{\text{Brutobedrag vooruitbetalingen op bestellingen}}{\text{Totaal vermogen}} \times 100\% $$
#### 2.1.5 Oorzaken en gevolgen van lage financiële onafhankelijkheid
* **Oorzaken**: Financiële hefboomwerking, fiscale aftrekbaarheid van interestkosten, overheidsbeleid.
* **Gevolgen**: Beperkte mogelijkheden tot zelffinanciering, moeilijkheden bij het aantrekken van nieuw aandelenkapitaal.
### 2.2 Financieringsstabiliteit
Drukt de mate uit waarin een onderneming is gefinancierd met permanente financieringsmiddelen.
* **Omschrijving**: De keuze tussen financiering op lange termijn en financiering op korte termijn.
* **Formule**:
$$ \text{Financieringsstabiliteit (\%)} = \frac{\text{Permanent vermogen}}{\text{Totaal vermogen}} \times 100\% $$
* **Betekenis**: Een hogere financieringsstabiliteit betekent dat de onderneming meer gefinancierd is met langetermijnmiddelen, wat de onzekerheid over de schuldhernieuwing van kortetermijnfinanciering beperkt.
* **Opmerkingen**: Voorzieningen en uitgestelde belastingen worden integraal opgenomen in het langetermijnvreemd vermogen, terwijl een deel ervan kan vervallen. Een ideale financieringsstabiliteit is gekoppeld aan een positief nettobedrijfskapitaal (permanent vermogen > vaste activa).
### 2.3 Zelffinancieringsgraad
* **Omschrijving**: Het deel van de totale activa dat gefinancierd is met resultaten uit het verleden (reserves en overgedragen winsten/verliezen).
* **Formule**:
$$ \text{Zelffinancieringsgraad (\%)} = \frac{\text{Reserves} + \text{Overgedragen winst/verlies}}{\text{Totaal vermogen}} \times 100\% $$
* **Betekenis**: Een positieve zelffinancieringsgraad duidt op goede resultaten uit het verleden. Een negatieve zelffinancieringsgraad wijst op verlieslatende ondernemingen. De ratio wordt beïnvloed door de leeftijd van de onderneming, de dividend- en reserveringspolitiek.
* **Opmerkingen**: Boekhoudkundige technieken kunnen een vertekend beeld geven.
### 2.4 Aflossingscapaciteit van financieel vreemd vermogen
* **Omschrijving**: De mate waarin een onderneming met haar operationele kasstroom haar financiële schulden kan terugbetalen.
* **Formule**:
$$ \text{Aflossingscapaciteit (\%)} = \frac{\text{Operationele kasstroom}}{\text{Financieel vreemd vermogen}} \times 100\% $$
* **Betekenis**: Het omgekeerde van de aflossingscapaciteit drukt de tijdspanne uit waarin de onderneming haar volledig financieel vreemd vermogen kan terugbetalen bij gelijkblijvende operationele kasstroom.
* **Opmerkingen**: Deze ratio houdt rekening met geldstromen en gaat ervan uit dat geldmiddelen uit dagelijkse activiteiten worden aangewend voor schuldterugbetaling. Bij een lage ratio en vooral kortetermijnschulden is oplettendheid geboden. De samenstelling van schulden (lange- versus kortetermijn) is hierbij ook cruciaal.
## 3. Financiële hefboom
Meet de bekwaamheid van een onderneming om geleend geld aan te wenden om een hoger rendement op eigen vermogen te genereren dan de kostprijs van het geleende geld.
* **Omschrijving**: Door gebruik te maken van vreemd vermogen kan een onderneming haar rendement op eigen vermogen laten stijgen, indien de opbrengst van het geïnvesteerde vreemde vermogen hoger is dan de interestkost. Dit effect noemt het financiële hefboomeffect.
* **Formule**:
$$ \text{Rendement op eigen vermogen (vóór belastingen)} = \text{Rendement op totaal vermogen} + \left( \frac{\text{Rendement op totaal vermogen} - \text{Interestkost}}{\text{Vreemd vermogen}} \right) \times \frac{\text{Vreemd vermogen}}{\text{Eigen vermogen}} $$
of vereenvoudigd:
$$ \text{REV} = \text{RTV} + (\text{RTV} - i) \times \frac{\text{VV}}{\text{EV}} $$
Waar:
* $\text{REV}$ = Rendement op eigen vermogen (vóór belastingen)
* $\text{RTV}$ = Nettorendabiliteit totaal vermogen
* $i$ = Gemiddelde intrestkost per euro vreemd vermogen
* $\text{VV}$ = Totaal vreemd vermogen
* $\text{EV}$ = Totaal eigen vermogen
* **Betekenis**:
* **Positief hefboomeffect ($\text{RTV} > i$)**: De onderneming investeert geleend geld aan een hogere opbrengst dan het haar kost. Aandeelhouders hebben baat bij de inzet van vreemd vermogen.
* **Geen hefboomeffect ($\text{RTV} = i$)**: Aandeelhouders hebben er geen voordeel bij dat de onderneming met geleend geld werkt.
* **Negatief hefboomeffect ($\text{RTV} < i$)**: Aandeelhouders worden "gestraft" door de door de onderneming aangegane schulden.
* **Opmerkingen**:
* Als een onderneming volledig gefinancierd is met eigen vermogen, is er geen financiële hefboom.
* Bij een positieve financiële hefboom is er geen sprake van eindeloos lenen, omdat een toename van vreemd vermogen het financiële risico verhoogt en leidt tot hogere intrestvoeten.
### 3.1 Financiële hefboom als som
Deze term lijkt te verwijzen naar de componenten van de financiële hefboomformule, waarbij het effect van het vreemd vermogen op het rendement van het eigen vermogen wordt geanalyseerd.
---
**Wat je moet kennen/kunnen:**
* De omschrijving en betekenis van de volgende solvabiliteitsratio's:
* Graad van financiële onafhankelijkheid
* Algemene schuldgraad
* Financieringsstabiliteit
* Zelffinancieringsgraad
* Aflossingscapaciteit van financieel vreemd vermogen
* Financiële hefboom
* De formules voor de berekening van deze ratio's.
* Het berekenen van deze ratio's op basis van jaarrekeninggegevens.
* Het interpreteren van de berekende waarden en het beoordelen van de financiële situatie van een onderneming.
---
# Financieringsstabiliteit en zelffinancieringsgraad
Dit gedeelte van de studiehandleiding behandelt de financieringsstabiliteit en de zelffinancieringsgraad, twee cruciale ratio's voor het beoordelen van de langetermijnfinanciering en de financiële structuur van een onderneming.
## 3. Financieringsstabiliteit
Financieringsstabiliteit verwijst naar de keuze tussen financiering op lange termijn en financiering op korte termijn binnen een onderneming. Het drukt de mate uit waarin een onderneming gefinancierd wordt met permanente financieringsmiddelen.
### 3.1 Omschrijving
Financieringsstabiliteit geeft inzicht in de langetermijnfinanciering van een onderneming, specifiek gericht op de balans tussen stabiele (permanente) financieringsbronnen en de totale activa.
### 3.2 Formule
De formule voor het berekenen van de financieringsstabiliteit is als volgt:
$$ \text{Financieringsstabiliteit} (\%) = \frac{\text{Permanent vermogen}}{\text{Totaal vermogen}} \times 100\% $$
### 3.3 Samenstelling
* **Permanent vermogen:** Dit omvat de financieringsmiddelen die over het algemeen als stabiel of permanent worden beschouwd.
* **Totaal vermogen:** Dit is de som van alle activa van de onderneming.
### 3.4 Betekenis van financieringsstabiliteit
* Een **hogere financieringsstabiliteit** indiceert dat een onderneming grotendeels gefinancierd wordt door middelen die langdurig beschikbaar zijn. Dit beperkt de onzekerheid met betrekking tot het herfinancieren van kortlopende schulden en suggereert een stabielere financiële structuur.
* Een **lagere financieringsstabiliteit** betekent dat een onderneming meer afhankelijk is van kortetermijnfinanciering. Dit vergroot de onzekerheid over schuldhernieuwing en kan wijzen op een minder stabiele financiële positie.
### 3.5 Opmerkingen
* Voorzieningen en uitgestelde belastingen worden integraal opgenomen in het vreemd vermogen op lange termijn (VVLT). Echter, een deel hiervan kan vervallen in het daaropvolgende boekjaar, bijvoorbeeld wanneer een risico zich voltrekt of uitgestelde belastingen worden onttrokken. Dit kan een vertekend beeld geven van het werkelijk permanente karakter.
* Een ideale graad van financieringsstabiliteit heeft een sterke link met het nettobedrijfskapitaal (NBK). Een gezonde situatie is wanneer het permanent vermogen groter is dan de vaste activa, wat impliceert dat de vaste activa volledig gefinancierd zijn door stabiele middelen en er nog een deel overblijft voor de financiering van het netto bedrijfskapitaal.
## 4. Zelffinancieringsgraad
De zelffinancieringsgraad van een onderneming verwijst naar het deel van de totale activa dat gefinancierd is met resultaten uit het verleden, zoals reserves en overgedragen winsten.
### 4.1 Omschrijving
Deze ratio meet in hoeverre een onderneming zichzelf heeft gefinancierd door het aanhouden van winsten in plaats van deze uit te keren aan aandeelhouders of door het aantrekken van extern vermogen.
### 4.2 Formule
De formule voor het berekenen van de zelffinancieringsgraad is als volgt:
$$ \text{Zelffinancieringsgraad} (\%) = \frac{\text{Reserves} + \text{Overgedragen winst/verlies}}{\text{Totaal vermogen}} \times 100\% $$
### 4.3 Samenstelling
* **Reserves:** Winsten die in voorgaande perioden zijn ingehouden en niet zijn uitgekeerd.
* **Overgedragen winst/verlies:** Het resultaat van het meest recente boekjaar dat nog niet is uitgekeerd of is verwerkt. Dit kan zowel positief (winst) als negatief (verlies) zijn.
* **Totaal vermogen:** De som van alle activa van de onderneming.
### 4.4 Betekenis van de zelffinancieringsgraad
* Een **positieve zelffinancieringsgraad** duidt op ondernemingen die in het verleden winstgevend waren en deze winsten hebben behouden. Dit geeft een indicatie van financiële weerstand en de mogelijkheid tot toekomstige investeringen of het opvangen van verliezen.
* Een **negatieve zelffinancieringsgraad** geeft aan dat de onderneming in het verleden verliezen heeft geleden die de opgebouwde reserves hebben aangetast, mogelijk zelfs resulterend in een negatief overgedragen resultaat.
### 4.5 Opmerkingen
* De zelffinancieringsgraad wordt sterk beïnvloed door de dividend- en reserveringspolitiek van de onderneming. Ondernemingen die een groot deel van hun winsten uitkeren, zullen een lagere zelffinancieringsgraad hebben dan ondernemingen die winsten aanhouden.
* Voor jonge ondernemingen is deze ratio doorgaans relatief laag, omdat ze nog niet de tijd hebben gehad om aanzienlijke reserves op te bouwen. Oudere ondernemingen vertonen vaak een hogere ratio, wat duidt op meer financiële weerstand.
* Boekhoudkundige technieken kunnen het beeld van de zelffinancieringsgraad beïnvloeden. Zo kan de incorporatie van reserves en overgedragen winsten in kapitaal of uitgiftepremies de ratio verlagen (in negatieve zin), terwijl de afboeking van overgedragen verliezen op kapitaal of uitgiftepremies de ratio kan verhogen (in positieve zin).
> **Tip:** Vergelijken van de zelffinancieringsgraad met sectorgenoten is nuttig, maar houd rekening met verschillen in leeftijd en uitkeringsbeleid van de ondernemingen.
Deze ratio's bieden een essentieel inzicht in hoe een onderneming op lange termijn gefinancierd is en in hoeverre zij zelf in staat is haar groei en verplichtingen te financieren, wat cruciaal is voor de financiële stabiliteit en overlevingskansen.
---
# Aflossingscapaciteit en financiële hefboomwerking
Dit deel van de studieleidraad focust op de aflossingscapaciteit van een onderneming ten opzichte van haar schulden en analyseert de impact van vreemd vermogen op het rendement van het eigen vermogen.
## 4. Aflossingscapaciteit en financiële hefboomwerking
### 4.1 Solvabiliteit: een inleiding
Solvabiliteit verwijst naar het vermogen van een onderneming om haar financiële verplichtingen op lange termijn na te komen, zowel de aflossing van schulden als de betaling van interesten. De financiële structuur op de passiefzijde van de balans staat hierbij centraal, en het is van belang voor stakeholders zoals aandeelhouders en, in het bijzonder, kredietverstrekkers.
De financieringsbeslissingen van een onderneming – de keuze tussen eigen vermogen en schulden, en bij schulden tussen lange en korte termijn – hebben invloed op de liquiditeit, rendabiliteit en solvabiliteit. Vanuit het oogpunt van de onderneming is financieel risico een belangrijke overweging, terwijl schuldeisers zich primair richten op de liquidatiezekerheid.
Bij een faillissement vormen de activa de buffer om schulden terug te betalen. De realisatiewaarde van activa kan echter lager zijn dan de boekwaarde, wat kan leiden tot liquidatieverliezen. Het eigen vermogen fungeert als een buffer om deze verliezen op te vangen en de schuldeisers te beschermen. Een groter deel vreemd vermogen ten opzichte van eigen vermogen verkleint deze buffer en vergroot de kans dat schuldeisers hun vorderingen verliezen.
Er zijn twee hoofdaspecten van solvabiliteit:
* **Statische solvabiliteit:** Analyseert de financiële structuur van de onderneming (eigen vermogen versus vreemd vermogen) om de kans op terugbetalingsproblemen in te schatten.
* **Dynamische solvabiliteit:** Onderzoekt of de onderneming voldoende geldmiddelen (kasstroom) genereert om huidige verplichtingen af te lossen en additionele leningscapaciteit te hebben.
Statische solvabiliteitsratio's omvatten de graad van financiële onafhankelijkheid, de algemene schuldgraad, de financieringsstabiliteit en de zelffinancieringsgraad. Dynamische solvabiliteit wordt geanalyseerd met de aflossingscapaciteit van financieel vreemd vermogen. De financiële hefboomwerking kan tussen beide aspecten worden geplaatst.
#### 4.1.1 Financiële onafhankelijkheid
De financiële onafhankelijkheid meet in welke mate een onderneming is gefinancierd met eigen vermogen, terwijl de algemene schuldgraad het aandeel van vreemd vermogen weerspiegelt.
* **Graad van financiële onafhankelijkheid:**
$$ \text{Graad van financiële onafhankelijkheid (\%)} = \frac{\text{Eigen vermogen}}{\text{Totaal vermogen}} \times 100\% $$
* **Algemene schuldgraad:**
$$ \text{Algemene schuldgraad (\%)} = \frac{\text{Vreemd vermogen}}{\text{Totaal vermogen}} \times 100\% $$
Een hogere graad van financiële onafhankelijkheid en een lagere algemene schuldgraad duiden op een grotere buffer en een kleinere kans op verliezen voor schuldeisers bij liquidatie. De som van deze twee ratio's bedraagt altijd 100%. Een gezonde financiële structuur hanteert doorgaans minstens een derde eigen vermogen en twee derde vreemd vermogen.
**Opmerkingen bij financiële onafhankelijkheid:**
* Activa zonder verkoopwaarde, zoals oprichtingskosten of bepaalde immateriële vaste activa, kunnen de gecorrigeerde financiële onafhankelijkheid negatief beïnvloeden.
$$ \text{Gecorrigeerde financiële onafhankelijkheid (\%)} = \frac{\text{Eigen vermogen} - \text{Oprichtingskosten}}{\text{Totaal vermogen}} \times 100\% $$
* Niet-opgevraagd kapitaal bij kapitaalvennootschappen moet worden toegevoegd aan het eigen vermogen en het totaal vermogen voor een correctere weergave.
$$ \text{Gecorrigeerde financiële onafhankelijkheid (\%)} = \frac{\text{Eigen vermogen} + \text{NOK}}{\text{Totaal vermogen} + \text{NOK}} \times 100\% $$
waarbij NOK staat voor niet-opgevraagd kapitaal.
* Achtergestelde leningen, die na de bevoorrechte schulden en voor de aandeelhouders worden afbetaald, kunnen worden toegevoegd aan het eigen vermogen (en dus in mindering worden gebracht van het vreemd vermogen) om de bescherming van de "normale" schuldeisers beter te weerspiegelen.
$$ \text{Gecorrigeerde financiële onafhankelijkheid (\%)} = \frac{\text{Eigen vermogen} + \text{Achtergestelde leningen}}{\text{Totaal vermogen}} \times 100\% $$
* Bij de schuldgraad moet rekening worden gehouden met vooruitbetalingen op bestellingen, die een schuld vertegenwoordigen maar de operationele kasstroom niet noodzakelijk beïnvloeden op dezelfde manier als andere vreemd vermogen.
**Oorzaken van een lage graad financiële onafhankelijkheid:**
* Financiële hefboomwerking: het rendement op eigen vermogen kan stijgen door het gebruik van vreemd vermogen.
* Fiscale aftrekbaarheid van interestkosten in tegenstelling tot beperkte aftrekbaarheid van kosten gerelateerd aan eigen vermogen.
* Overheidsbeleid (rentetoelagen, staatsgaranties).
**Gevolgen van een lage graad financiële onafhankelijkheid:**
* Beperkte mogelijkheden tot zelffinanciering via reserves en winsten.
* Moeilijkheden bij het aantrekken van nieuw aandelenkapitaal.
#### 4.1.2 Financieringsstabiliteit
Financieringsstabiliteit meet in hoeverre een onderneming gefinancierd is met permanente financieringsmiddelen, wat de stabiliteit van de financiering op lange termijn weerspiegelt.
* **Financieringsstabiliteit:**
$$ \text{Financieringsstabiliteit (\%)} = \frac{\text{Permanent vermogen}}{\text{Totaal vermogen}} \times 100\% $$
Een hogere financieringsstabiliteit betekent dat de onderneming meer gefinancierd is met middelen die langdurig beschikbaar zijn, wat de onzekerheid met betrekking tot de herfinanciering van kortetermijnfinanciering beperkt. Er is geen strikte benchmark, maar een hogere ratio duidt op een stabielere financieringsstructuur. Voorzieningen en uitgestelde belastingen worden doorgaans integraal meegerekend, hoewel een deel hiervan kan vervallen. Een ideale situatie is wanneer het permanent vermogen groter is dan de vaste activa, wat wijst op een positief netto bedrijfskapitaal.
#### 4.1.3 Zelffinancieringsgraad
De zelffinancieringsgraad geeft aan welk deel van de totale activa gefinancierd is met resultaten uit het verleden (reserves en overgedragen winst/verlies).
* **Zelffinancieringsgraad:**
$$ \text{Zelffinancieringsgraad (\%)} = \frac{\text{Reserves} + \text{Overgedragen winst/verlies}}{\text{Totaal vermogen}} \times 100\% $$
Een positieve zelffinancieringsgraad duidt op winstgevendheid in het verleden, terwijl een negatieve graad wijst op aanhoudende verliezen. De ratio wordt beïnvloed door de dividend- en reserveringspolitiek, en is doorgaans lager bij jonge ondernemingen en hoger bij oudere ondernemingen die meer kans hebben gehad reserves op te bouwen. Boekhoudkundige technieken, zoals de incorporatie van reserves in kapitaal of de afboeking van verliezen, kunnen het beeld vertekenen.
#### 4.1.4 Aflossingscapaciteit van financieel vreemd vermogen
Deze ratio meet in hoeverre een onderneming haar financiële schulden kan terugbetalen met haar operationele kasstroom.
* **Aflossingscapaciteit van financieel vreemd vermogen:**
$$ \text{Aflossingscapaciteit (\%)} = \frac{\text{Operationele kasstroom}}{\text{Financieel vreemd vermogen}} \times 100\% $$
Het omgekeerde van deze ratio (Financieel vreemd vermogen / Operationele kasstroom) geeft aan in hoeveel jaar de onderneming haar totale financiële vreemd vermogen kan terugbetalen, uitgaande van een constante operationele kasstroom en eenmalige aanwending ervan voor schuld aflossing. Deze ratio houdt rekening met kasstromen, niet enkel met balansgegevens. Een lage aflossingscapaciteit, vooral in combinatie met veel kortetermijnschulden, vereist aandacht. De analyse kan verfijnd worden door de resterende looptijd van het vreemd vermogen in de toelichting te betrekken.
### 4.2 Financiële hefboomwerking
De financiële hefboomwerking analyseert hoe het gebruik van vreemd vermogen de rendabiliteit van het eigen vermogen (REV) kan beïnvloeden. Een positief hefboomeffect treedt op wanneer de onderneming geleend geld kan investeren tegen een hoger rendement dan de betaalde rentevoet.
* **Omschrijving financiële hefboom:** De financiële hefboom meet de bekwaamheid van een onderneming om geleend geld aan te wenden voor investeringen die een hoger rendement opleveren dan de rente die op die leningen verschuldigd is. Dit kan het rendement op het eigen vermogen verhogen.
* **Formule financiële hefboom:**
$$ \text{REV} = \text{RTV} + \left(\text{RTV} - i\right) \times \frac{\text{VV}}{\text{EV}} $$
of vereenvoudigd:
$$ \text{REV} = \text{RTV} + \text{Financiële hefboom} $$
Waarbij:
* $\text{REV}$ = Rendement op eigen vermogen vóór belastingen
* $\text{RTV}$ = Nettorendement totaal vermogen
* $i$ = Gemiddelde rentevoet op het vreemd vermogen
* $\text{VV}$ = Totaal vreemd vermogen
* $\text{EV}$ = Totaal eigen vermogen
* $\frac{\text{VV}}{\text{EV}}$ = Algemene schuldgraad (financiële leverage ratio)
De gemiddelde rentevoet op het vreemd vermogen ($i$) wordt berekend als:
$$ i = \frac{\text{Financiële kosten van vreemd vermogen}}{\text{Vreemd vermogen}} $$
Voor een positief hefboomeffect moet gelden: $\text{RTV} > i$.
* **Betekenis financiële hefboom:**
De financiële hefboom kan worden ontbonden in twee factoren:
1. Het verschil tussen het rendement op het totaal vermogen en de rentevoet op het vreemd vermogen ($\text{RTV} - i$). Dit is een "afremmende" of "stuwend" factor.
2. De algemene schuldgraad ($\frac{\text{VV}}{\text{EV}}$). Dit is een "stuwende" factor.
Er zijn drie mogelijke situaties bij financiering met vreemd vermogen:
* **$\text{RTV} > i$ (Positief hefboomeffect):** De onderneming investeert geleend geld tegen een hoger rendement dan de kostprijs. Aandeelhouders profiteren hiervan via een hoger rendement op hun eigen vermogen.
* **$\text{RTV} = i$ (Geen hefboomeffect):** Het rendement op het totaal vermogen is gelijk aan de rentevoet. Aandeelhouders hebben geen voor- of nadeel van het gebruik van vreemd vermogen.
* **$\text{RTV} < i$ (Negatief hefboomeffect):** De kosten van het vreemd vermogen zijn hoger dan het rendement dat ermee wordt gegenereerd. Aandeelhouders worden negatief beïnvloed doordat hun rendement daalt.
* **Opmerkingen bij financiële hefboom:**
* Als een onderneming volledig met eigen vermogen is gefinancierd, is er geen vreemd vermogen en dus ook geen financiële hefboom.
* Het potentieel voor "eindeloos" lenen bij een positieve hefboom is beperkt. Naarmate het vreemd vermogen toeneemt, stijgt ook het financiële risico. Schuldeisers zullen hogere rentetarieven eisen, wat op een bepaald moment de rendabiliteit van het totaal vermogen kan overtreffen, waardoor het aantrekkelijk om verder te lenen afneemt.
**Voorbeeld van financiële hefboomwerking:**
> **Voorbeeld 1:**
> Onderneming A (volledig gefinancierd met EV) en Onderneming B (gefinancierd met EV en VV)
>
> **Gegeven:**
> * Onderneming A: EV = 2.000.000 dollars, VV = 0 dollars. RTV = 37,5%.
> * Onderneming B: EV = 2.000.000 dollars, VV = 2.000.000 dollars. RTV = 37,5%. Gemiddelde rente (i) = 3,75%.
>
> **Berekening:**
> * REV (A) = RTV = 37,5%
> * REV (B) = RTV + (RTV – i) × (VV/EV)
> REV (B) = 37,5% + (37,5% - 3,75%) × (2.000.000 dollars / 2.000.000 dollars)
> REV (B) = 37,5% + (33,75%) × 1
> REV (B) = 71,25%
>
> **Conclusie:** Door het gebruik van vreemd vermogen (VV) stijgt het rendement op eigen vermogen (REV) van 37,5% naar 71,25% bij Onderneming B. Dit is een positief hefboomeffect.
> **Voorbeeld 2:**
> Stel dat de rentetarieven stijgen en de rendabiliteit daalt.
>
> **Gegeven:**
> * Onderneming B (situatie zoals hierboven, maar met aangepaste waarden): RTV = 3%. Gemiddelde rente (i) = 5%. VV/EV = 1.
>
> **Berekening:**
> * REV (B) = RTV + (RTV – i) × (VV/EV)
> REV (B) = 3% + (3% - 5%) × 1
> REV (B) = 3% - 2%
> REV (B) = 1%
>
> **Conclusie:** In dit geval is de gemiddelde rentevoet hoger dan het rendement op het totaal vermogen, wat leidt tot een negatief hefboomeffect. Het rendement op eigen vermogen daalt hierdoor aanzienlijk.
* **Financiële hefboom als som:**
De financiële hefboomwerking kan worden bekeken als een sommatie waarbij het rendement op het totaal vermogen wordt verhoogd (of verlaagd) met de hefboomcomponent. Dit benadrukt het samenspel tussen de rentabiliteit van de activa en de financieringskosten van het vreemd vermogen, vermenigvuldigd met de mate van financiële hefboom (VV/EV).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Solvabiliteit | De mate waarin een onderneming in staat is haar financiële verplichtingen op lange termijn na te komen, inclusief de aflossing van schulden en de betaling van intresten. Dit betreft de financiële structuur van de passiefzijde van de balans. |
| Financiële onafhankelijkheid | De mate waarin een onderneming gefinancierd is met eigen vermogen ten opzichte van vreemd vermogen. Een hogere graad duidt op een grotere buffer voor schuldeisers bij liquidatie. |
| Algemene schuldgraad | De mate waarin een onderneming gefinancierd is met vreemd vermogen ten opzichte van het totale vermogen. Een hogere schuldgraad impliceert een groter risico voor schuldeisers. |
| Financieringsstabiliteit | Drukt de mate uit waarin een onderneming gefinancierd is met permanente financieringsmiddelen op lange termijn. Een hogere financieringsstabiliteit beperkt de onzekerheid rond schuldhernieuwingen op korte termijn. |
| Zelffinancieringsgraad | Het deel van de totale activa dat gefinancierd is met resultaten uit het verleden, zoals reserves en overgedragen winsten. Een positieve graad duidt op winstgevendheid uit het verleden. |
| Aflossingscapaciteit van financieel vreemd vermogen | De mate waarin een onderneming haar financiële schulden kan terugbetalen met haar operationele kasstroom. Dit geeft inzicht in de terugbetalingsmogelijkheden op periodieke basis. |
| Financiële hefboom | Het effect waarbij het rendement op het eigen vermogen toeneemt door het aangaan van vreemd vermogen, mits de opbrengst van het geleende geld hoger is dan de betaalde intrestkost. |
| Eigen vermogen (EV) | De middelen die door de eigenaars in de onderneming zijn geïnvesteerd, en vormt een buffer ter bescherming van schuldeisers. |
| Vreemd vermogen (VV) | De schulden die een onderneming heeft tegenover externe partijen, zoals banken en leveranciers. |
| Totale activa | De som van alle bezittingen van een onderneming, zowel materiële als immateriële activa. |
| Totale vermogen | De som van het eigen vermogen en het vreemd vermogen, wat overeenkomt met de passiefzijde van de balans. |
| Operationele kasstroom | De geldstroom die voortkomt uit de normale bedrijfsactiviteiten van een onderneming. |
| Liquidatieverliezen | Verminderingen in waarde die optreden wanneer activa worden verkocht onder dwang of onder marktprijs tijdens een liquidatieproces. |
| Niet-opgevraagd kapitaal (NOK) | Het deel van het onderschreven kapitaal van een vennootschap dat door de aandeelhouders nog niet volledig is gestort. |
| Gecorrigeerde financiële onafhankelijkheid | Een aangepaste meting van de financiële onafhankelijkheid die rekening houdt met bepaalde activa zonder verkoopwaarde of niet-opgevraagd kapitaal. |
| Gecorrigeerde schuldgraad | Een aangepaste meting van de schuldgraad die rekening houdt met potentiële compensaties tussen activa en passiva, zoals vooruitbetalingen op bestellingen. |
| Permanent vermogen | De financieringsmiddelen die een onderneming op lange termijn ter beschikking heeft, waaronder eigen vermogen en langlopende schulden. |
| Nettobedrijfskapitaal (NBK) | Het verschil tussen de vlottende activa en de kortlopende schulden van een onderneming. |
| Reserves | Winsten die een onderneming niet heeft uitgekeerd als dividend, maar heeft behouden voor toekomstige investeringen of om verliezen op te vangen. |
| Overgedragen winst/verlies | Het resultaat van voorgaande boekjaren dat nog niet is verwerkt in het huidige resultaat, en dat kan worden toegevoegd aan of afgetrokken van de reserves. |
| Voorzieningen | Bedragen die opzij worden gezet voor verwachte toekomstige verplichtingen of verliezen waarvan de omvang of het tijdstip nog onzeker is. |
| Uitgestelde belastingen | Belastingen die in de toekomst betaald moeten worden als gevolg van tijdelijke verschillen tussen boekhoudkundige en fiscale winsten. |
| RTV (Rendement Totaal Vermogen) | De rentabiliteit van het totale vermogen van een onderneming, uitgedrukt als een percentage van de winst ten opzichte van het totale vermogen. |
| REV (Rendement Eigen Vermogen) | De rentabiliteit van het eigen vermogen van een onderneming, uitgedrukt als een percentage van de winst ten opzichte van het eigen vermogen. |
| i (Intrestkost) | De rente die een onderneming betaalt op haar vreemd vermogen, uitgedrukt als een percentage. |