Cover
立即免费开始 serotonine
Summary
# Serotonerge systemen en hun functies
Serotonerge systemen, voornamelijk gevestigd in de raphe nuclei, spelen een cruciale modulatorische rol in de hersenen bij diverse functies zoals stemming, slaap, eetlust, seksuele drang, pijnregulatie en geheugen [1](#page=1) [2](#page=2).
### 1.1 Locatie en projecties van serotonerge systemen
De belangrijkste centra van serotonerge systemen in de hersenen zijn de raphe nuclei. Deze bevinden zich op de middellijn van de hersenstam [1](#page=1).
#### 1.1.1 Rostrale raphe nuclei
De rostrale raphe nuclei zijn gelegen ter hoogte van de pontiene formatio reticularis. Ze zijn verantwoordelijk voor een brede verspreiding van serotonine door de hersenen. Hun projecties reiken tot de neocortex, het limbisch systeem (inclusief de hippocampus, amygdala en gyrus cinguli) en vele andere hersenregio's, wat resulteert in de observatie dat "vrijwel elke cel in de hersenen zich dicht bij een serotonerg neuron bevindt" [1](#page=1).
#### 1.1.2 Caudale raphe nuclei
De caudale raphe nuclei bevinden zich onder de rostrale nuclei en projecteren onder andere naar het ruggenmerg [1](#page=1).
### 1.2 Functies van serotonerge systemen
Serotonerge systemen zijn betrokken bij de regulatie van diverse fysiologische en psychologische processen [2](#page=2):
* **Gemoed:** Regulatie van stemming, met implicaties voor depressie en angst [2](#page=2).
* **Slaapregulatie:** Inclusief de inhibitie van REM-slaap. Serotonine vanuit de raphe nuclei inhibeert REM-slaap, terwijl acetylcholine dit stimuleert [18](#page=18) [2](#page=2).
* **Eetlust:** Regulatie van eetlust [2](#page=2).
* **Seksuele drang:** Beïnvloeding van de seksuele drive [2](#page=2).
* **Pijnsystemen:** Modulatie van pijnsensaties. Serotonine wordt ook vrijgegeven door bloedplaatjes en speelt een rol in pijnsystemen [2](#page=2) [8](#page=8).
* **Geheugen:** Betrokkenheid bij geheugenprocessen [2](#page=2).
### 1.3 Biochemie van de serotonerge synaps
De synthese en afgifte van serotonine (5-hydroxytryptamine, 5-HT) in de synaptische spleet omvat verschillende stappen [3](#page=3) [7](#page=7):
#### 1.3.1 Synthese van serotonine
1. **Tryptofaan transport:** Tryptofaan, een essentieel aminozuur dat via het dieet moet worden verkregen, wordt naar de serotonerge zenuwterminal getransporteerd door een L-aminozuurtransporter [3](#page=3) [7](#page=7).
2. **Hydroxylatie:** Tryptofaan wordt door het enzym tryptofaan hydroxylase gehydroxyleerd tot 5-hydroxytryptofaan (5-HTP) [3](#page=3) [7](#page=7).
3. **Decarboxylatie:** 5-HTP wordt gedecarboxyleerd tot 5-hydroxytryptamine (5-HT), wat het neurotransmitter serotonine is [3](#page=3) [7](#page=7).
#### 1.3.2 Opslag en afgifte van serotonine
* **Vesiculaire opslag:** Serotonine wordt vanuit het cytoplasma naar synaptische vesikels getransporteerd door de vesiculaire monoaminetransporter (VMAT) [3](#page=3).
* **Calcium-afhankelijke afgifte:** Een actiepotentiaal opent spanningsgevoelige Ca2+-kanalen, wat leidt tot een instroom van Ca2+ en fusie van vesikels met het presynaptische membraan, resulterend in de afgifte van 5-HT in de synaptische spleet [3](#page=3).
#### 1.3.3 Regulatie van serotonine in de synaptische spleet
* **Receptoren:** Vrijgegeven 5-HT kan inwerken op G-proteïne-gekoppelde receptoren op het postsynaptische neuron. Het kan ook inwerken op presynaptische autoreceptoren om verdere afgifte van neurotransmitter te remmen. Triptanen, zoals sumatriptan, zijn agonisten op de 5-HT 1B/1D/1F receptor subtypes [11](#page=11) [3](#page=3).
* **Reuptake:** 5-HT kan uit de spleet worden verwijderd door heropname in de presynaptische zenuwterminal via de serotonine transporter (SERT) [3](#page=3) [8](#page=8).
* **Metabolisme:** Cytoplasmatisch 5-HT kan worden gemetaboliseerd tot 5-hydroxyindoolazijnzuur (5-HIAA) door mitochondriale monoamineoxidase (MAO). MAO-A is betrokken bij de afbraak van serotonine. De uitscheiding van 5-HIAA in de urine dient als index voor de snelheid van het serotoninemetabolisme. Serotonine wordt, in tegenstelling tot noradrenaline, niet afgebroken door COMT in de synaptische spleet [3](#page=3) [7](#page=7) [8](#page=8).
> **Tip:** De output van 5-HIAA in de urine is een klinische marker voor de activiteit van het serotonerge systeem. Verhoogde 5-HIAA kan wijzen op tumoren die serotonine produceren, zoals neuro-endocriene tumoren in de dunnedarm [3](#page=3) [8](#page=8).
### 1.4 Farmacologische interventies: SSRI's en andere antidepressiva
Verschillende medicijnen zijn ontwikkeld om de activiteit van het serotonerge systeem te moduleren, met name bij de behandeling van depressie [6](#page=6) [8](#page=8) [9](#page=9).
#### 1.4.1 Selectieve serotonine reuptake inhibitoren (SSRI's)
* **Werkingsmechanisme:** SSRI's, zoals fluoxetine (Prozac), verhogen de synaptische concentratie van serotonine door de SERT te blokkeren [3](#page=3) [6](#page=6).
* **Therapeutisch effect:** Het therapeutische effect van SSRI's treedt pas na weken op, wat suggereert dat de werking niet enkel berust op een snelle toename van synaptische serotonine, maar ook op langzamere, metabotrope effecten [10](#page=10) [11](#page=11) [9](#page=9).
#### 1.4.2 Andere antidepressiva
* **Tricyclische antidepressiva (TCA's):** Voorlopers van SSRI's, zoals amitriptyline (Redomex), waren minder selectief, hadden een minder gunstig bijwerkingsprofiel maar worden nog steeds gebruikt. Ze werken in op de reuptake van noradrenaline en serotonine, naast andere effecten [6](#page=6) [8](#page=8).
* **Monoamine oxidase inhibitoren (MAO-remmers):** Oudere medicijnen die de afbraak van monoamines remmen. Ze worden tegenwoordig nauwelijks meer gebruikt vanwege te veel bijwerkingen [6](#page=6).
* **SNRI's (Serotonin and Norepinephrine Reuptake Inhibitors):** Verhogen zowel de concentratie van noradrenaline als serotonine [9](#page=9).
* **NRI's (Noradrenaline Reuptake Inhibitors):** Selectief voor noradrenaline [9](#page=9).
#### 1.4.3 Complexiteit van depressie en farmacologie
Het is belangrijk op te merken dat de onderliggende fysiopathologie van ernstige depressieve stoornissen complex is en niet volledig kan worden toegeschreven aan alleen serotonine en noradrenaline. Andere neurotransmitters zoals dopamine, glutamaat en GABA spelen ook een rol. Stressvolle levensgebeurtenissen en chronische stress die leidt tot ontregeling van de Hypothalamus-Hypofyse-Bijnier (HPA)-as zijn eveneens significant. Veranderingen in brain-derived neurotrophic factor (BDNF) en structurele veranderingen in de hersenen, zoals verminderde dendritische complexiteit en synaptische plasticiteit, dragen bij aan depressie. De complexiteit van neuronale circuits maakt het soms moeilijk om de exacte werkingsmechanismen van neurofarmaca te achterhalen [10](#page=10) [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** Serotonine wordt, net als noradrenaline, afgebroken door monoamine oxidase (MAO). Echter, MAO-A is primair betrokken bij de afbraak van serotonine en noradrenaline, terwijl MAO-B selectiever dopamine afbreekt. Dit onderscheid is relevant voor het gebruik van selectieve MAO-B inhibitoren bij de ziekte van Parkinson [7](#page=7).
---
# Serotonine receptoren en hun betrokkenheid bij ziekten en medicatie
Dit deel behandelt de diverse klassen en subtypen van serotonine receptoren (5-HT), hun rol in specifieke ziektebeelden zoals angst, depressie, migraine en psychose, en de werking van medicijnen die op deze receptoren aangrijpen.
### 2.1 Algemene indeling en locaties van serotonine receptoren
Er zijn zeven klassen van 5-HT receptoren, waarvan alle, behalve de 5-HT3 receptor, G-eiwitgekoppelde receptoren (GPCR's) zijn. Binnen deze klassen zijn er diverse subtypen [4](#page=4):
* **5-HT1 groep:** 5-HT1A, 5-HT1B, 5-HT1D, 5-HT1E en 5-HT1F [4](#page=4).
* **5-HT2 groep:** 5-HT2A, 5-HT2B en 5-HT2C [4](#page=4).
* **5-HT3 groep:** Dit is een ligand-gated ionkanaal [4](#page=4).
* **5-HT4, 5-HT6 en 5-HT7 groepen:** [4](#page=4).
* **5-HT5 groep:** 5-HT5A en 5-HT5B [4](#page=4).
Sommige serotoninereceptoren bevinden zich presynaptisch en andere postsynaptisch [4](#page=4).
### 2.2 Rol van serotonine receptoren in ziektebeelden
* **Angst en depressie:** 5-HT1A receptoren zijn betrokken bij angst en depressie; agonisten ter hoogte van deze receptor hebben een anxiolytisch effect. De langzame werking van SSRI's bij depressie suggereert dat een eenvoudige verhoging van synaptische serotonineconcentratie niet de volledige verklaring is [11](#page=11) [4](#page=4).
* **Migraine:** 5-HT1B, 5-HT1D en 5-HT1F receptoren zijn betrokken bij de acute behandeling van migraine. Triptanen, die agonisten zijn op deze subtypes, werken via drie mechanismen: craniale vasoconstrictie, perifere remming van de afgifte van calcitonin-gene related peptide (CGRP) door nociceptieve afferenten van de nervus trigeminus, en remming van de transmissie naar het tweede-orde neuron in de hersenstam. Deze receptoren oefenen hun effect voornamelijk buiten de hersenen uit door in te werken op receptoren op nociceptoren in de hersenvliezen [11](#page=11) [12](#page=12) [4](#page=4).
* **Hallucinaties en psychose:** Overactiviteit van 5-HT2A en 5-HT2C receptoren is gerelateerd aan hallucinaties en psychose. Sommige hallucinogene substanties werken ook in op deze receptoren [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Voedingsinname:** De 5-HT2C receptor is betrokken bij voedingsinname; bij dieren met een 5-HT2C knockout wordt obesitas waargenomen [4](#page=4).
* **Braken:** 5-HT3 receptoren, aanwezig in de area postrema, zijn gerelateerd aan braken [4](#page=4).
### 2.3 Medicatie die inwerkt op serotonine receptoren
* **SSRI's (Selectieve Serotonine Reuptake Remmers):** Dit zijn de meest voorgeschreven antidepressiva. Een prototype is fluoxetine (Prozac®). SSRI's verhogen de synaptische concentratie van serotonine [6](#page=6).
* **Tricyclische antidepressiva (TCA's):** Dit waren eerdere antidepressiva die minder selectief waren en een minder gunstig bijwerkingenprofiel hadden, maar nog steeds gebruikt worden, bijvoorbeeld amitriptyline (Redomex®) [6](#page=6).
* **MAO-inhibitoren:** Dit zijn nog vroegere antidepressiva die wegens veel bijwerkingen nauwelijks meer worden gebruikt [6](#page=6).
* **Atypische antipsychotica:** Deze zijn antagonisten van zowel 5-HT2A en 5-HT2C receptoren, alsook van D2 receptoren. Een mogelijke bijwerking is forse gewichtstoename [4](#page=4).
* **5-HT3 receptor antagonisten:** Ondansetron is een krachtig anti-emeticum dat bijvoorbeeld wordt gebruikt bij chemotherapie om braken te voorkomen [4](#page=4).
* **Triptanen:** Deze zijn agonisten op de 5-HT 1B/1D/1F receptor subtypes en worden gebruikt voor de acute behandeling van migraine [11](#page=11).
### 2.4 Hallucinogene substanties
Verschillende hallucinogene substanties werken via overactivatie van 5-HT2A/2C receptoren [5](#page=5):
* **LSD (lysergic acid diethylamide):** Een psychedelische drug gesynthetiseerd uit ergot alkaloïden [5](#page=5).
* **Psilocybine:** Een bestanddeel van magic mushrooms [5](#page=5).
* **Mescaline:** Een psychoactieve stof uit de peyote cactus [5](#page=5).
* **MDMA (ecstasy/XTC):** Veroorzaakt naast amfetamine-effecten (dopamine, noradrenaline) ook verhoogde serotoninevrijgave, wat leidt tot beperkte psychedelische eigenschappen [5](#page=5).
> **Tip:** Houd de verschillende receptor subtypes en hun specifieke betrokkenheid bij ziektebeelden en medicatie goed uit elkaar. Het is nuttig om per subtype te noteren of een agonistisch of antagonistisch effect wenselijk is voor de behandeling van een bepaalde aandoening.
---
# De rol van andere neurotransmitters en de complexiteit van depressie
Deze sectie verkent de overeenkomsten tussen serotonerge en noradrenerge synapsen, de synthese en afbraak van noradrenaline, en de beperkingen van de mono-amine hypothese voor depressie, waarbij ook andere betrokken neurotransmitters, stress en BDNF aan bod komen.
### 3.1 Vergelijking van serotonerge en noradrenerge synapsen
#### 3.1.1 Synthese van serotonine en noradrenaline
Serotonerge en noradrenerge synapsen vertonen gelijkenissen, beide vertrekkend van een aminozuur. Voor serotonine is dit L-tryptofaan, een essentieel aminozuur dat via de voeding moet worden verkregen, aangezien het lichaam het niet zelf kan produceren. De synthese verloopt via de volgende stappen [7](#page=7):
1. Hydroxylatie van L-tryptofaan naar 5-hydroxytryptofaan (5-HTP) door het tryptofaan hydroxylase enzym [7](#page=7).
2. Decarboxylatie van 5-HTP naar 5-hydroxytryptamine (5-HT), ook bekend als serotonine [7](#page=7).
Voor noradrenaline is het startaminozuur tyrosine, een niet-essentieel aminozuur. De intermediaire stappen van tyrosine naar noradrenaline zijn reeds eerder behandeld [7](#page=7).
#### 3.1.2 Afbraak van serotonine en noradrenaline
Beide neurotransmitters, serotonine en noradrenaline, worden afgebroken door het enzym monoamine oxidase (MAO) via deaminering [7](#page=7).
* **MAO-A** is betrokken bij de afbraak van serotonine, noradrenaline en dopamine [7](#page=7).
* **MAO-B** is specifiek betrokken bij de afbraak van dopamine. Selectieve MAO-B inhibitoren worden gebruikt bij de ziekte van Parkinson [7](#page=7).
Serotonine wordt afgebroken tot 5-HIAA (5-hydroxyindolazijnzuur). Noradrenaline wordt naast MAO ook afgebroken in de synaptische spleet door het enzym COMT (catechol-O-methyltransferase) [7](#page=7) [8](#page=8).
#### 3.1.3 Overige functies en vrijstelling
Serotonine wordt ook vrijgesteld door bloedplaatjes en in de gastro-intestinale tractus. Neuro-endocriene tumoren, met name in de dunne darm, kunnen veel serotonine produceren, wat symptomen als 'opvliegers' en diarree kan veroorzaken. Verhoogde concentraties 5-HIAA in de urine kunnen wijzen op deze aandoening [8](#page=8).
Er vindt presynaptische heropname plaats van zowel serotonine als noradrenaline [8](#page=8).
### 3.2 De mono-amine hypothese en depressie
#### 3.2.1 Beperkingen van de mono-amine hypothese
Een belangrijke hypothese voor depressie is dat een hypofunctie van het serotonerge systeem een rol speelt. Eerder werd al een hypofunctie van het noradrenerge systeem voorgesteld. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van geneesmiddelen die de synaptische concentratie van noradrenaline beogen te verhogen [8](#page=8):
* **MAO-inhibitoren:** Remmen de afbraak van noradrenaline [8](#page=8).
* **Tricyclische antidepressiva:** Beïnvloeden de heropname van noradrenaline en serotonine, maar hebben ook andere effecten, zoals amitriptyline (merknaam Redomex®) [8](#page=8).
* **SNRI (Serotonin and Norepinephrine Reuptake Inhibitors):** Verhogen de niveaus van zowel noradrenaline als serotonine [9](#page=9).
* **NRI (Noradrenaline Reuptake Inhibitors):** Zijn selectief voor noradrenaline [9](#page=9).
Ondanks deze ontwikkelingen, is de onderliggende fysiopathologie van ernstige depressieve stoornissen complex en nog onvolledig begrepen. De mono-amine hypothese, die zich richt op serotonine, noradrenaline en dopamine, biedt slechts een gedeeltelijke verklaring. Het therapeutisch effect van SSRI's treedt pas na weken op, wat suggereert dat het niet zozeer een snelle neurotransmissie betreft, maar eerder langzame effecten via metabotrope signalen en complexe, nog onbegrepen signaalcascades [9](#page=9).
#### 3.2.2 Andere betrokken neurotransmitters
Naast serotonine en noradrenaline, zijn er aanwijzingen dat ook andere neurotransmittersystemen een rol spelen bij depressie:
* **Dopamine:** Meer recent bewijs suggereert dat ingrijpen op de dopamine pathway de uitkomst kan verbeteren [9](#page=9).
* **Glutamaat:** Er is interesse in de rol van glutamaat, mede vanwege het effect van ketamine [9](#page=9).
* **GABA:** Ook GABA wordt betrokken bij de complexe mechanismen van depressie [9](#page=9).
### 3.3 Stress, BDNF en structurele veranderingen
#### 3.3.1 De rol van stress
Stressvolle levensgebeurtenissen spelen een significante rol in het ontstaan van depressie. Chronische stress leidt tot ontregeling van de Hypothalamic-Pituitary-Adrenal (HPA) as [9](#page=9).
#### 3.3.2 Brain-derived neurotrophic factor (BDNF)
Het niveau van brain-derived neurotrophic factor (BDNF) is verlaagd in de hersenen van mensen met depressie, met name in gebieden zoals de hippocampus en de prefrontale cortex. BDNF speelt normaal gesproken een rol bij het activeren van genen die neuronen beschermen tegen apoptose (celdood) en bevordert neurogenese (aanmaak van nieuwe neuronen) [10](#page=10).
#### 3.3.3 Structurele veranderingen in de hersenen
Bij majeure depressie kunnen structurele veranderingen optreden in de hersenen, zoals verminderde complexiteit van dendrieten, aangetaste synaptische plasticiteit, en een verschuiving van neurogenese naar apoptose [10](#page=10).
### 3.4 Complexiteit van neuronale circuits
Het achterliggende werkingsmechanisme van neurofarmaca is vaak moeilijk te ontrafelen door de inherente complexiteit van neuronale circuits. Zelfs een theoretische schakeling van twee neuronen met een interneuron illustreert deze complexiteit. Deze circuits kunnen recurrente vezels bevatten die terugkoppelen naar hetzelfde neuron of naar presynaptische delen van andere neuronen. Ook feed-back lussen via interneuronen en de invloed van andere neurotransmitters op neuron 1 maken het bepalen van het effect van een farmacon uitdagend. De oorspronkelijke, eenvoudigere serotonerge hypothese gaf een duidelijkere verwachting voor het effect van een SSRI [10](#page=10).
> **Tip:** Begrijp dat de effectiviteit van antidepressiva vaak niet direct gekoppeld is aan snelle neurotransmitterveranderingen, maar eerder aan langetermijneffecten op neuronale plasticiteit en genexpressie.
> **Tip:** Wees kritisch op simpele hypothesen zoals de mono-amine hypothese; de fysiopathologie van depressie is multifactoriaal en omvat meerdere neurotransmittersystemen, stressreacties en neurotrofische factoren.
---
# Melatonine, histamine en de regulatie van slaap en waak
Dit onderwerp behandelt de omzetting van tryptofaan naar melatonine, de rol van histamine bij waakzaamheid en de integratie van deze systemen in de slaap-waakregulatie.
### 4.1 Melatonine en circadiaanse ritmes
Tryptofaan kan via serotonine worden omgezet in melatonine, dat wordt vrijgesteld door de pijnappelklier (glandula pinealis). De suprachiasmatische nucleus (SCN) van de hypothalamus ontvangt directe informatie over de dag-nachtcyclus via de retinohypothalame tractus, die afkomstig is van gespecialiseerde, melanopsine-expressende retinale ganglioncellen. Via een complexe route van de SCN naar de pijnappelklier wordt het dag-nachtsignaal vertaald naar een circadiaan patroon in de melatoninevrijstelling [13](#page=13).
* **Clock genes:** Deze genen reguleren onze interne biologische klok, die gesynchroniseerd wordt met de omgeving. Circadiaanse ritmes, gegenereerd door deze klok, beïnvloeden diverse fysiologische processen, waaronder slaap, hormoonsecretie en metabolisme [13](#page=13).
### 4.2 Het histaminerge systeem in de hersenen
Histaminerge neuronen bevinden zich in de nucleus tuberomammillaris van de hypothalamus en projecteren wijdverspreid door de hersenen, waaronder naar de cortex, het limbisch systeem (hippocampus, amygdala) en de thalamus (intralaminaire nuclei) [13](#page=13).
* **Histamine receptoren:** Er zijn vier G-proteïne-gekoppelde, metabotrope histamine receptor subtypes. H1-antihistaminica, vaak gebruikt bij hooikoorts, kunnen slaperigheid veroorzaken als bijwerking door hun effecten op het slaap-waak systeem in de hersenen. Het H3-receptor subtype is een presynaptische autoreceptor [14](#page=14).
* **Functies van het histaminerge systeem in de hersenen:**
* Link met werkgeheugen en leren [14](#page=14).
* Arousal (waakzaamheid) [14](#page=14).
* Slaap/waak regulatie: afname van histamine bevordert non-REM slaap door deactivering van de thalamus en cortex [14](#page=14).
* Feeding en energiemetabolisme [14](#page=14).
* Angst [14](#page=14).
### 4.3 Neurotransmitters en de regulatie van waakzaamheid en slaap
Het reticulair activerend systeem (RAS) speelt een sleutelrol bij het behoud van bewustzijn. Letsels in de rostrale pons tot diencefalon kunnen leiden tot bewustzijnsverlies, terwijl prefrontale cortexbeschadiging dit niet per se veroorzaakt. Letsels in de lagere hersenstam verstoren homeostatische functies zoals ademhaling en cardiovasculaire regulatie [15](#page=15).
* **De waaktoestand:** Wordt bevorderd door acetylcholine, noradrenaline, serotonine, histamine en in mindere mate dopamine. Acetylcholine opent de thalamuspoort voor sensorische informatie naar de cortex, terwijl andere neurotransmitters de cortex actief houden. Orexines (neuropeptiden in de laterale hypothalamus) stimuleren ook de waaktoestand [17](#page=17).
* **Het inslapen:** Gedurende de dag verbruiken cellen ATP, dat buiten de cel wordt afgebroken tot ADP, AMP en adenosine. Een stijging van adenosine activeert de ventrolaterale preoptische nucleus (VLPO) in de hypothalamus. De VLPO geeft vervolgens de inhibitoire neurotransmitter GABA en het neuropeptide galanine vrij, die inslapen bevorderen en arousal onderdrukken. Informatie over dag-nachtritmes bereikt de VLPO via de suprachiasmatische nucleus (SCN) [17](#page=17).
### 4.4 Slaapstadia en modulatorische effecten
Slaap wordt gekenmerkt door afwisselende slaapstadia: REM (Rapid Eye Movement) en non-REM slaap (N1, N2, N3). Deze cycli duren ongeveer 90 minuten. Naarmate de nacht vordert, neemt de diepe non-REM slaap af en neemt de duur van de REM-slaap toe [16](#page=16).
* **Hypnogram:** Een grafiek die de slaapfasen van een persoon visualiseert tijdens een polysomnografie, met de verschuivingen tussen non-REM en REM slaap gedurende de nacht [16](#page=16).
* **REM slaap kenmerken:**
* EEG vertoont gelijkenissen met de waaktoestand [16](#page=16).
* Snelle oogbewegingen (rapid eye movements) op het EOG (electro-oculografie) [16](#page=16).
* Stille spieren (atonie) op het EMG (elektromyografie) [16](#page=16).
* **Modulatorische effecten op slaap:**
* Serotonine (uit de raphe nuclei) inhibeert de REM slaap [18](#page=18).
* Acetylcholine stimuleert de REM slaap [18](#page=18).
* Tijdens de REM slaap blokkeert de thalamus sensorische informatie en genereert eigen ritmische activiteit [18](#page=18).
* Noradrenaline is vrijwel afwezig tijdens de REM slaap, wat bijdraagt aan de atonie [18](#page=18).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Raphe nuclei | Groepen zenuwkernen die zich op de middellijn van de hersenstam bevinden en voornamelijk serotonine produceren en verspreiden in de hersenen en het ruggenmerg. |
| Serotonine (5-HT) | Een neurotransmitter die betrokken is bij de regulatie van stemming, slaap, eetlust, seksuele drang, pijnsystemen en geheugen. Het wordt gesynthetiseerd uit tryptofaan. |
| Tryptofaan | Een essentieel aminozuur dat de voorloper is van serotonine en melatonine. Het lichaam kan dit aminozuur niet zelf aanmaken en moet uit voeding verkregen worden. |
| 5-hydroxytryptamine (5-HT) | De wetenschappelijke naam voor serotonine, een belangrijke neurotransmitter in de hersenen. |
| VMAT (Vesiculaire Monoamine Transporter) | Een transporteiwit dat monoamines, zoals serotonine, vanuit het cytoplasma van de zenuwcel naar de opslagblaasjes (vesikels) transporteert. |
| SERT (Serotonine Transporter) | Een eiwit dat zich op het presynaptische membraan van serotonerge neuronen bevindt en verantwoordelijk is voor de heropname van serotonine uit de synaptische spleet. |
| SSRI (Selectieve Serotonine Reuptake Inhibitor) | Een klasse antidepressiva die de heropname van serotonine in de synaptische spleet blokkeert, waardoor de concentratie van serotonine toeneemt. |
| 5-HIAA (5-hydroxyindoolazijnzuur) | Een metaboliet van serotonine die wordt gevormd na afbraak door monoamine oxidase. De concentratie hiervan in de urine kan een indicator zijn van de serotonine-omzet. |
| GPCR (G-proteïne-gekoppelde Receptor) | Een grote familie van celmembraanreceptoren die een belangrijke rol spelen bij signaaltransductie en die reageren op een breed scala aan extracellulaire signaalmoleculen, waaronder neurotransmitters. |
| Agonist | Een stof die zich bindt aan een receptor en een biologische respons opwekt die vergelijkbaar is met die van de natuurlijke ligand van de receptor. |
| Antagonist | Een stof die zich bindt aan een receptor maar geen biologische respons opwekt, en daarbij de binding van de natuurlijke ligand blokkeert. |
| Nociceptoren | Zenuwuiteinden die gevoelig zijn voor pijnprikkels. |
| Area postrema | Een regio in de hersenstam die geen bloed-hersenbarrière heeft en fungeert als een braakcentrum door de detectie van toxines in het bloed. |
| Ondansetron | Een selectieve 5-HT3 receptor antagonist die wordt gebruikt als anti-emeticum, met name bij chemotherapie. |
| MDMA (Methylenedioxymethamphetamine) | Een synthetische drug, ook bekend als ecstasy of XTC, die naast effecten op dopamine en noradrenaline ook de vrijlating van serotonine verhoogt. |
| Trage effecten (via metabotrope signalen) | Trage effecten die optreden na activatie van G-proteïne-gekoppelde receptoren, waarbij intracellulaire signaalcascades worden geactiveerd die langdurige veranderingen in celgedrag veroorzaken. |
| BDNF (Brain-Derived Neurotrophic Factor) | Een neurotrofe factor die essentieel is voor de groei, het behoud en de plasticiteit van neuronen, en een rol speelt bij neurogenese. |
| Hypothalamus-Pituitary-Adrenal (HPA) as | Een neuro-endocriene systeem dat een centrale rol speelt in de stressrespons van het lichaam. |
| Melatonine | Een hormoon dat voornamelijk wordt geproduceerd door de pijnappelklier en een sleutelrol speelt bij de regulatie van slaap-waak cycli en circadiane ritmes. |
| Suprachiasmatische nucleus (SCN) | Een klein gebied in de hypothalamus dat fungeert als de biologische klok van het lichaam en de circadiane ritmes reguleert. |
| Histamine | Een biogene amine die als neurotransmitter en neuromodulator fungeert in de hersenen en betrokken is bij onder andere arousal, slaap-waak regulatie en werkgeheugen. |
| Arousal | De staat van alertheid en wakkerheid van een individu, gemedieerd door verschillende neurotransmittersystemen. |
| REM slaap (Rapid Eye Movement slaap) | Een slaapstadium gekenmerkt door snelle oogbewegingen, levendige dromen en spieratonie. |
| Non-REM slaap | De slaapstadia die geen snelle oogbewegingen omvatten, variërend van lichte tot diepe slaap. |
| Hypnogram | Een grafische weergave van de slaapstadia van een persoon gedurende de nacht, verkregen uit een polysomnografie. |
| Adenosine | Een neuromodulator die zich ophoopt in de hersenen tijdens waakzaamheid en bijdraagt aan de slaapdruk. |
| VLPO (Ventrolaterale Preoptische Nucleus) | Een hersengebied in de hypothalamus dat betrokken is bij het induceren van slaap door de remming van waakzaamheidscentra. |
| GABA (Gamma-aminoboterzuur) | Een inhibitorische neurotransmitter die de activiteit van neuronen vermindert. |