Cover
Börja nu gratis sociologie.pdf
Summary
# De ontwikkeling van baby's en peuters volgens Piaget en Erikson
De ontwikkeling van baby's en peuters volgens Piaget en Erikson beschrijft de cognitieve en socio-emotionele veranderingen die kinderen doormaken in hun vroege levensfasen.
## 1. Ontwikkeling van baby's en peuters volgens Piaget en Erikson
### 1.1 De rol van Piaget en Erikson in de ontwikkelingspsychologie
Jean Piaget en Erik Erikson waren invloedrijke psychologen die theorieën ontwikkelden over de ontwikkeling van kinderen. Piaget focuste zich voornamelijk op de cognitieve ontwikkeling, terwijl Erikson zich richtte op de socio-emotionele ontwikkeling [16](#page=16) [18](#page=18).
### 1.2 Piaget's theorie: Cognitieve ontwikkeling
Piaget verdeelde de cognitieve ontwikkeling in verschillende stadia, waarbij hij de sensomotorische fase (0-2 jaar) identificeerde als de eerste fase bij baby's [16](#page=16).
#### 1.2.1 De sensomotorische fase (0-2 jaar)
In deze fase leren baby's door middel van hun zintuigen en motorische activiteiten. Ze nemen de wereld waar en handelen daarin, waarbij echt denken nog niet centraal staat. Piaget onderscheidde hierin meerdere stappen [16](#page=16):
* **0 tot 1 maand: reflexhandelingen**
Baby's vertonen voornamelijk aangeboren reflexen. Er is echter al een eerste vorm van adaptatie te zien, zoals het aanpassen van de zuigtechniek aan borst, fles of fopspeen [16](#page=16).
* **1 tot 4 maanden: primaire circulaire reacties**
Baby's herhalen eenvoudige bewegingen die een aangenaam gevoel geven, zoals duimzuigen, geluiden maken met de lippen of handjes openen en sluiten. Deze handelingen worden steeds beter door accommodatie en assimilatie [16](#page=16).
* **4 tot 8 maanden: secundaire circulaire reacties**
Baby's kunnen nu beter om zich heen kijken en grijpen. Ze herhalen toevallige handelingen omdat deze een effect in de buitenwereld teweegbrengen, zoals het tegen elkaar slaan van speelgoed om lawaai te maken. De oog-handcoördinatie verbetert hierdoor [16](#page=16).
* **8 tot 12 maanden: intentioneel handelen**
Handelingen worden doelbewust uitgevoerd, omdat de baby weet wat het gevolg zal zijn. Dit is een vroege vorm van denken en probleemoplossing. Een voorbeeld is het trekken aan een tafelkleed om speelgoed te pakken. Rond 8 maanden ontstaat ook **objectpermanentie**, het besef dat voorwerpen en personen blijven bestaan ook als ze niet zichtbaar zijn. Geheugenspelletjes zoals kiekeboe en verstopspelletjes worden populair [17](#page=17).
* **12 tot 18 maanden: tertiaire circulaire reacties**
In deze fase, die tot de vroege peuterperiode behoort, experimenteert het kind met variaties op handelingen om nieuwe effecten te ontdekken. Dit toont een sterke exploratiedrang aan [17](#page=17).
Na deze fase eindigt de sensomotorische fase en begint het kind echt te denken zonder alles eerst uit te proberen [17](#page=17).
> **Tip:** De ontwikkelingsfases van Piaget zijn niet strikt afgebakend en individuele verschillen in tempo zijn normaal.
#### 1.2.2 Geschikt speelgoed per fase
* **4-8 maanden (Secundaire circulaire reacties):** Speelgoed dat geluid maakt wanneer het gemanipuleerd wordt, zoals rammelaars of blokken die tegen elkaar geslagen kunnen worden. Objecten die de baby kan grijpen en manipuleren [16](#page=16).
* **12-18 maanden (Tertiaire circulaire reacties):** Speelgoed waarmee geëxperimenteerd kan worden, zoals blokken om op elkaar te zetten, potjes om te vullen en te legen, of speelgoed waarmee verschillende geluiden geproduceerd kunnen worden [17](#page=17).
### 1.3 Erikson's theorie: Socio-emotionele ontwikkeling
Erikson beschreef de socio-emotionele ontwikkeling als een reeks van acht fasen, waarin de mens telkens met een crisis wordt geconfronteerd die hij moet oplossen door een evenwicht te vinden tussen twee tegengestelde gevoelens (een positieve en een negatieve pool). Hoe anderen met de persoon omgaan, beïnvloedt de uitkomst van deze crisis [18](#page=18).
#### 1.3.1 De eerste twee fasen van Erikson (Baby en Peuter)
De ontwikkeling van baby's en peuters omvat de eerste twee fasen van Erikson's theorie:
* **Baby (0-1 jaar): Vertrouwen versus Wantrouwen**
De centrale crisis in deze fase is het ontwikkelen van vertrouwen in de wereld en de verzorgers. Een succesvolle uitkomst leidt tot het gevoel van vertrouwen, terwijl een negatieve uitkomst leidt tot wantrouwen. Het gedrag van ouders, zoals het consequent vervullen van behoeften, speelt hierbij een cruciale rol [18](#page=18).
* **Peuter (1-3 jaar): Zelfstandigheid versus Schaamte en Twijfel**
In deze fase staat de ontwikkeling van zelfstandigheid centraal. Peuters leren zich los te maken van hun ouders en willen dingen zelf doen. Succes leidt tot een gevoel van zelfstandigheid, terwijl falen of overmatige controle kan leiden tot schaamte en twijfel aan eigen kunnen. Dit sluit aan bij de ontwikkeling van fijne en grove motoriek bij baby's en peuters, waarbij ze steeds meer zelf willen doen [15](#page=15) [18](#page=18).
> **Tip:** De interactie tussen de ouder en het kind is cruciaal voor het succes van de socio-emotionele ontwikkeling in deze vroege fasen.
### 1.4 De wisselwerking tussen ontwikkelingsgebieden
Cognitieve, fysieke en socio-emotionele ontwikkelingen zijn nauw met elkaar verbonden en beïnvloeden elkaar constant [11](#page=11).
* **Voorbeeld:** Een baby die leert kruipen (fysieke ontwikkeling) kan nu actief contact zoeken met zijn ouders (sociale ontwikkeling). Het leren van taal (cognitieve ontwikkeling) kan belemmerd worden door een auditieve beperking (fysieke/sensorische ontwikkeling), wat weer invloed heeft op de sociale interactie met leeftijdsgenoten (sociale ontwikkeling) [11](#page=11).
* **Voorbeeld:** Leon (1 jaar) huilt van frustratie als hij valt tijdens het oefenen met lopen (fysieke ontwikkeling) en toont een temperamentvol karakter, wat ook valt onder socio-emotionele ontwikkeling. Zijn ouders stimuleren en sturen hem, wat invloed heeft op zijn ontwikkeling (nurture). Dit illustreert de combinatie van nature (temperament) en nurture (opvoeding) [12](#page=12).
---
## 1. De ontwikkeling van baby's en peuters volgens Piaget en Erikson
Dit onderdeel bespreekt de ontwikkeling van baby's en peuters, met specifieke aandacht voor de fasen van hechting, de cognitieve ontwikkeling volgens Piaget en de sociaal-emotionele ontwikkeling volgens Erikson, met een focus op de periode van 19 tot 25.
### 1.1 De ontwikkeling van baby's: hechting en vertrouwen
#### 1.1.1 De rol van hechting bij baby's
Hechting is de essentiële emotionele band die zich ontwikkelt tussen een baby en zijn primaire verzorgers, wat een gevoel van veiligheid en geborgenheid creëert. John Bowlby beschreef verschillende fases in deze ontwikkeling [19](#page=19).
* **Pasgeborene:** De baby communiceert primair door te huilen en zoekt veel lichaamscontact. Het schattige uiterlijk van een baby trekt ook de aandacht van volwassenen [19](#page=19).
* **6 weken tot 6 maanden:** De sociale glimlach ontstaat, waarbij de baby naar iemands gezicht lacht, aanvankelijk naar iedereen, maar gaandeweg ontwikkelt zich een voorkeur voor specifieke personen [19](#page=19).
* **Vanaf 6 maanden:** De hechting verdiept zich, met een toenemende afkeer van vreemden en een sterke voorkeur voor hechtingsfiguren. In stressvolle situaties zoekt de baby nabijheid bij deze figuren [19](#page=19).
> **Tip:** De achtmaandenangst is een duidelijk voorbeeld van de groeiende hechting, die zich uit in vreemdenangst en scheidingsangst [19](#page=19).
#### 1.1.2 Erikson's theorie van vertrouwen
Erikson's concept van "vertrouwen" sluit nauw aan bij hechting. Een baby ontwikkelt vertrouwen wanneer de verzorgers sensitief reageren op hun behoeften, veel liefde en aandacht geven, en consequent beschikbaar zijn. Bowlby noemde dit "sensitieve responsiviteit" [19](#page=19).
* **Ouderlijke rol:** Warme omgang, het herkennen en adequaat reageren op de behoeften van het kind, en samen plezier maken zijn cruciaal [20](#page=20).
* **Succesvolle uitkomst:** Het kind voelt zich veilig, durft anderen te vertrouwen, kan relaties aangaan en ontwikkelt zelfvertrouwen [20](#page=20).
* **Niet-succesvolle uitkomst:** Leidt tot wantrouwen, angst, gevoelens van waardeloosheid en mogelijk hechtingsstoornissen [20](#page=20).
### 1.2 De ontwikkeling van peuters
#### 1.2.1 Fysieke ontwikkeling bij peuters
Peuters groeien nog steeds, zij het minder snel dan baby's; rond 3 jaar zijn ze gemiddeld 1 meter groot. De basis voor grove en fijne motoriek, gelegd in de babyfase, wordt verder ontwikkeld [21](#page=21).
* **Nieuwe mogelijkheden fijne motoriek (12-18 maanden):** [21](#page=21).
* **Nieuwe mogelijkheden grove motoriek (12-18 maanden):** Leren stappen opent nieuwe mogelijkheden die andere ontwikkelingsgebieden kunnen beïnvloeden [21](#page=21).
* **Nieuwe mogelijkheden fijne motoriek (24-36 maanden):** [21](#page=21).
* **Nieuwe mogelijkheden grove motoriek (24-36 maanden):** [21](#page=21).
De toegenomen vaardigheden bevorderen zelfredzaamheid, zoals zelfstandig eten en kleden [21](#page=21).
#### 1.2.2 Cognitieve ontwikkeling bij peuters (Piaget)
Rond de leeftijd van 2 jaar maakt de peuter de overgang van de sensomotorische fase naar de preoperationele fase volgens Piaget [22](#page=22).
> **Voorbeeld:** Het herkennen van zichzelf in de spiegel, wat plaatsvindt rond 2 jaar, is een indicator van deze cognitieve ontwikkeling. Dit wordt getest door een stip op de neus te doen en te kijken of het kind naar zijn eigen neus grijpt in de spiegel [22](#page=22).
#### 1.2.3 Sociaal-emotionele ontwikkeling bij peuters (Erikson en zelfbewustzijn)
De peutertijd kenmerkt zich door een groeiend zelfbewustzijn; het kind beseft dat het een zelfstandig persoon is. Dit leidt tot het ontwikkelen van een eigen willetje, wat kan botsen met de wensen van de ouders [22](#page=22).
##### 1.2.3.1 De koppigheidsfase
Tussen 1,5 en 4 jaar ontdekt het kind zijn eigen macht en invloed op de omgeving. Dit resulteert in koppig gedrag, zoals het zeggen van "nee" op veel vragen. Dit is een normale en positieve evolutie die wijst op groeiend zelfbesef en toenemende zelfstandigheid. Het kind ervaart grenzen (lichamelijk, verstandelijk, gesteld door anderen), wat driftbuien kan veroorzaken. Dit gedrag is geen teken van afkeer, maar juist van het gevoel van veiligheid bij de hechtingsfiguren, bij wie het kind zich durft af te zetten [23](#page=23).
* **Gedrag tijdens de koppigheidsfase:** Brullen, krijsen, huilen, zich op de grond laten vallen, slaan, schoppen, kop stoten, of verstijven. Het kind test grenzen en probeert te ontdekken hoe ver hij kan gaan [22](#page=22) [23](#page=23).
* **Redenen voor koppig gedrag:**
1. Het kind wil iets hebben, maar krijgt het niet [22](#page=22).
2. Het kind wil iets doen en het lukt niet [22](#page=22).
3. Het kind wil iets doen en het mag niet [22](#page=22).
Het ervaren van deze grenzen leidt tot frustratie, omdat het kind zelfstandiger wil zijn maar de vaardigheden of toestemming nog niet heeft [22](#page=22).
* **Positieve evolutie:** Het kind leert de grens tussen "ik" en "jij" te trekken, ontwikkelt zelfstandigheid en een eigen wil [22](#page=22) [23](#page=23).
* **Reactie op koppig gedrag:**
* **Laat het uitrazen:** Het kind is overspoeld door emoties en heeft geen controle [23](#page=23).
* **Blijf rustig:** Probeer zelf kalm te blijven en het kind op een veilige plek te zetten [23](#page=23).
* **Geef niet toe:** Een driftbui mag niet de manier worden om de zin te krijgen [23](#page=23).
* **Toon begrip na afloop:** Benoem de gevoelens en frustraties [23](#page=23).
* **Geef ruimte voor "Nee":** Bij minder belangrijke zaken en als het voor jou niet te veel impact heeft [23](#page=23).
* **Vermijd "ja-nee" situaties:** Bied keuzes of sluit een compromis [23](#page=23).
* **Geef zelfstandige klusjes:** Dit geeft het kind een positieve uitlaatklep voor zijn eigen wil [23](#page=23).
* **Niet persoonlijk opvatten:** Het kind test gedrag, niet om de ouder te pesten. Afzetting gebeurt tegen de persoon met wie het kind veilig gehecht is [23](#page=23).
* **Stel grenzen:** Duidelijke grenzen bieden veiligheid en voorspelbaarheid [23](#page=23).
##### 1.2.3.2 Driftbuien
Driftbuien zijn een heftige manier van reageren en gevoelens uiten die het kind overkomen. Ze verdwijnen vaak wanneer het kind zijn gevoelens beter kan verwoorden [23](#page=23).
> **Tip:** Aandacht schenken aan het kind, ook buiten conflictsituaties, is belangrijk. Lastig gedrag krijgt vaak veel aandacht, waardoor het kind dit kan associëren met aandacht krijgen [24](#page=24).
##### 1.2.3.3 Erikson's autonomiefase
Erikson beschouwde het verwerven van zelfstandigheid als de belangrijkste taak van de peuter. Het conflict in deze fase is tussen **autonomie** (zelfstandigheid) en **twijfel en schaamte** [25](#page=25).
* **Succesvolle uitkomst:** Ouders bieden kansen om dingen uit te proberen en stellen veilige grenzen, waardoor het kind zich zelfstandig voelt [25](#page=25).
* **Niet-succesvolle uitkomst:** Ouders reageren te vaak boos of laten het kind te weinig zelf doen, waardoor het kind twijfelt aan zijn kunnen ("Ik kan dat niet") of zich schaamt ("Ik mag dat niet doen") en niet zelfstandig wordt [25](#page=25).
> **Tip:** Aanmoedigen, geduld hebben en het kind laten experimenteren met zelfstandigheid, zoals zelf eten of zich wassen, stimuleert de ontwikkeling. Consequent zijn in regels en het vermijden van machtsstrijd zijn eveneens essentieel. Afleiden en soms het kind apart zetten (time-out) kunnen effectief zijn, evenals het negeren van bepaald gedrag om het af te leren. Het benoemen van gedrag bij belonen of straffen is belangrijk, om te voorkomen dat het kind zijn hele persoon afgekeurd voelt [24](#page=24).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Term | Definitie |
| Nature | Dit verwijst naar erfelijke factoren die de ontwikkeling van een persoon bepalen, zoals aangeboren fysieke kenmerken en psychische eigenschappen die via genen van de ouders worden doorgegeven. |
| Nurture | Dit verwijst naar omgevingsinvloeden die de ontwikkeling van een persoon bepalen, zoals opvoeding, onderwijs, sociale interacties en culturele achtergrond. |
| Groei | De fysieke ontwikkeling van het lichaam, waarbij een kind groter en sterker wordt gedurende zijn leven. |
| Rijping | Het proces waarbij een kind op een hoger niveau kan functioneren als gevolg van groei, wat leidt tot nieuwe vaardigheden en capaciteiten. |
| Ontwikkelingsfase | Een periode in het leven waarin specifieke veranderingen optreden en waarin mensen vergelijkbare ontwikkelingsmijlpalen bereiken. |
| Gevoelige periode | Een specifieke tijdsperiode waarin een individu bijzonder ontvankelijk is voor het leren van nieuwe vaardigheden of informatie. |
| Ontwikkelingstaak | Specifieke taken die een persoon in elke levensfase moet uitvoeren om gelukkig te worden en geaccepteerd te worden door de samenleving. |
| Fysieke ontwikkeling | De ontwikkeling van het menselijk lichaam, inclusief de lichaamsbouw en de sensomotorische vaardigheden. |
| Sensomotorische ontwikkeling | De ontwikkeling die plaatsvindt door de interactie tussen zintuiglijke waarneming en motorische activiteit, waarbij kinderen leren door te bewegen en waar te nemen. |
| Sensoriek | Verwijst naar de werking van de zintuigen, zoals zicht, gehoor en tastzin. |
| Grove motoriek | Betreft bewegingen met grote lichaamsdelen zoals benen en armen, essentieel voor lopen, springen en fietsen. |
| Fijne motoriek | Betreft bewegingen met de handen en vingers, cruciaal voor taken zoals typen, schrijven en het hanteren van kleine voorwerpen. |