Cover
Börja nu gratis 04 Anxiety and stress response 25-26.pptx
Summary
# Definiëren van opwinding, angst en stress
Dit deel van de studiehandleiding definieert de kernbegrippen opwinding (arousal), angst (anxiety) en stress, met de nadruk op hun betekenis binnen de context van sport en prestaties. Er wordt uitgelegd wat deze termen inhouden en hoe ze gerelateerd zijn aan de fysiologische en psychologische reacties van een atleet.
### 1.1 Opwinding (arousal)
Opwinding wordt gedefinieerd als een mix van fysiologische en psychologische activiteit bij een persoon. Het verwijst naar de intensiteitsdimensie van motivatie, wat aangeeft hoe gemotiveerd iemand is om iets te doen. Opwinding is noch positief, noch negatief; het kan variëren van een zeer lage intensiteit (bijvoorbeeld een comateuze staat) tot een zeer hoge intensiteit (bijvoorbeeld intense euforie of extreme angst).
**Kenmerken van hoge opwinding:**
* Mentale en fysieke activatie.
* Verhoogde hartslag.
* Versnelde ademhaling.
* Verhoogde transpiratie.
* Verhoogde spierspanning.
* Verhoogde focus.
Deze kenmerken zijn signalen van de activering van het autonome zenuwstelsel, dat de fysieke reacties van het lichaam reguleert.
### 1.2 Angst (anxiety)
Angst in de sport verwijst naar een onaangename emotionele staat als reactie op waargenomen stress bij prestaties onder druk.
#### 1.2.1 Toestandsangst (state anxiety)
Toestandsangst is een emotionele toestand die gekenmerkt wordt door:
* Subjectieve, bewust waargenomen gevoelens van angst en spanning.
* Prikkeling van het autonome zenuwstelsel (reguleert hartslag, ademhaling, etc.).
Toestandsangst is dynamisch en kan van moment tot moment veranderen, zelfs tijdens een wedstrijd. Het heeft twee componenten:
* **Somatische angst:** De fysiologische activatie en reacties van het lichaam.
* **Cognitieve angst:** Zorgen, negatieve gedachten en mentale onrust.
#### 1.2.2 Karaktertrekangst (trait anxiety)
Karaktertrekangst is een onderdeel van de persoonlijkheid en verwijst naar de aangeboren neiging om een breed scala aan omstandigheden als bedreigend te ervaren, zelfs als deze objectief gezien niet gevaarlijk zijn. Personen met een hoge karaktertrekangst zijn meer geneigd om in een bepaalde situatie met hoge toestandsangst te reageren.
### 1.3 Stress
Stress wordt gedefinieerd als een waargenomen substantieel onevenwicht tussen de eisen (fysiek en psychisch) en iemands reactievermogen, onder omstandigheden waarin het niet voldoen aan die eisen belangrijke gevolgen heeft. Zonder belangrijke gevolgen voor falen, treedt er geen stress op.
#### 1.3.1 Het stressproces
Het stressproces is een opeenvolging van gebeurtenissen:
* **Fase 1: Omgevingseisen:** De atleet wordt geconfronteerd met fysieke of psychologische eisen (bijv. een nieuwe vaardigheid uitvoeren, druk van ouders om te winnen).
* **Fase 2: Perceptie van de eis:** De individuele perceptie van de eis. Niet alle atleten ervaren dezelfde eis op dezelfde manier, dit wordt beïnvloed door persoonlijkheidskenmerken en motivatie.
* **Fase 3: Stressrespons:** De fysieke en psychologische reactie op de waargenomen situatie. Een onevenwicht leidt tot een perceptie van dreiging, wat resulteert in verhoogde toestandsangst, arousal, fysieke ongemakken, zorgen, twijfels, en veranderingen in aandacht en concentratie.
* **Fase 4: Gedragsmatige gevolgen:** Afhankelijk van de ernst van de stressreactie, kan de prestatie verbeteren of verslechteren. Prestaties kunnen verslechteren door de negatieve gevolgen van angst, of juist verbeteren door de verhoogde inspanning die angst kan veroorzaken.
> **Tip:** Het is cruciaal om te beseffen dat de individuele perceptie van een eis (Fase 2) de sleutel is tot het begrijpen van de daaropvolgende stressrespons.
> **Voorbeeld:** Twee atleten kunnen dezelfde druk ervaren van een publiek (Fase 1), maar als de ene atleet het publiek ziet als een bron van steun en de ander als een bron van kritiek, zullen hun stressreacties (Fase 3) en prestaties (Fase 4) aanzienlijk verschillen.
---
# Opwinding, angst en prestaties
2. Opwinding, angst en prestaties
Dit deelonderwerp onderzoekt de complexe relatie tussen opwinding, angst en sportprestaties, waarbij verschillende theoretische modellen worden besproken die proberen deze interactie te verklaren.
### 2.1 Definitie van opwinding, angst en stress
Het is belangrijk om de termen opwinding, angst en stress correct te definiceren, aangezien ze in de literatuur vaak door elkaar worden gebruikt.
#### 2.1.1 Opwinding (Arousal)
* **Definitie:** Opwinding is een mix van fysiologische en psychologische activiteit bij een persoon. Het verwijst naar de intensiteitsdimensie van motivatie op een bepaald moment.
* **Kenmerken:** Opwinding is niet inherent positief of negatief. Het kan variëren van zeer laag (bijvoorbeeld coma) tot zeer hoog (bijvoorbeeld hyper-geactiveerd). Hoge opwinding uit zich in verhoogde hartslag, versnelde ademhaling, verhoogde transpiratie en verhoogde spierspanning, wat duidt op activatie van het autonome zenuwstelsel.
#### 2.1.2 Angst (Anxiety)
* **Definitie:** Angst in de sport is een onaangename emotionele toestand als reactie op waargenomen stress tijdens prestaties onder druk.
* **Toestand Angst (State Anxiety):** Dit is een emotionele toestand gekenmerkt door subjectieve, bewust waargenomen gevoelens van angst en spanning, vergezeld van activatie van het autonome zenuwstelsel. Het is dynamisch en kan van moment tot moment veranderen, zelfs tijdens een wedstrijd.
* **Somatische angst:** De mate waarin men fysiologische activatie waarneemt.
* **Cognitieve angst:** De mate waarin men zorgen en negatieve gedachten ervaart.
* **Karaktertrekangst (Trait Anxiety):** Dit is een onderdeel van de persoonlijkheid, een gedragsneiging om veel omstandigheden als bedreigend te ervaren, zelfs als ze objectief gezien niet gevaarlijk zijn. Personen met hoge karaktertrekangst zijn vatbaarder voor het ervaren van hoge toestandangst.
#### 2.1.3 Stress
* **Definitie:** Stress is een waargenomen substantieel onevenwicht tussen eisen (fysiek en psychologisch) en iemands reactievermogen, onder omstandigheden waarin het niet voldoen aan die eis belangrijke gevolgen heeft.
* **Stressproces:**
* **Fase 1: Omgevingseisen:** Een eis wordt aan de atleet gesteld (fysiek of psychologisch).
* **Fase 2: Perceptie van de eis:** De individuele perceptie van de atleet van de eis, die kan verschillen door persoonlijkheidskenmerken en motivatie.
* **Fase 3: Stressrespons:** De fysieke en psychologische reactie op de waargenomen situatie. Een onevenwicht leidt tot verhoogde toestandangst, arousal, spierspanning, en veranderingen in aandacht.
* **Fase 4: Gedragsmatige gevolgen:** De prestatie kan verslechteren door de negatieve effecten van angst, of verbeteren doordat angst de inspanning verhoogt.
> **Tip:** Het begrijpen van het onderscheid tussen opwinding, angst (toestand en karaktertrek) en stress is cruciaal voor het effectief toepassen van sportpsychologische technieken.
### 2.2 Opwinding, angst en prestaties
De relatie tussen opwinding, angst en prestaties is een van de meest bestudeerde gebieden in de sportpsychologie. Diverse theorieën proberen deze relatie te verklaren.
#### 2.2.1 Sociale Facilitatietheorie
* **Observatie:** Mensen presteren soms beter in het bijzijn van anderen (publiek) en soms slechter.
* **Verklaring (Zajonc):** De aanwezigheid van anderen verhoogt de opwinding. Deze opwinding activeert de dominante reactie van de uitvoerder.
* Bij **eenvoudige of bekende taken** is de dominante reactie de correcte uitvoering, dus prestatie verbetert.
* Bij **complexe of nieuwe taken** is de dominante reactie vaker incorrect, dus prestatie verslechtert.
* **Implicaties:**
* Vermijd het uitvoeren van nieuwe vaardigheden onder hoge druk van een publiek.
* Minimaliseer evaluatie in leersituaties.
* Deze theorie suggereert een lineair verband tussen opwinding en prestatie bij eenvoudige taken, wat niet altijd de realiteit (nervositeit, 'choking') weergeeft.
#### 2.2.2 Omgekeerde-U-hypothese (Inverted-U Hypothesis)
* **Principe:** Prestaties nemen toe met toenemende opwinding tot een optimaal punt. Daarna leidt verdere toename van opwinding tot een gestage prestatiedaling.
* **Implicaties:**
* Intuïtief correct: atleten ervaren onderprikkeling, optimale prikkeling en overprikkeling.
* Vraagtekens bij de vorm van de curve en de precieze locatie van het optimale punt (altijd in het midden?).
#### 2.2.3 Individuele Zone van Optimale Functionering (IZOF-model)
* Dit model stelt dat de optimale opwinding niet voor iedereen op hetzelfde niveau ligt of hetzelfde effect heeft. Er bestaat een individuele zone van optimale prestaties, die zowel voor somatische als cognitieve angst kan gelden.
#### 2.2.4 Catastrofetheorie (Catastrophe Theory)
* **Kenmerken:** Houdt rekening met zowel somatische als cognitieve angst. De effecten worden als additief beschouwd.
* **Kernidee:**
* Bij **lage cognitieve angst** heeft fysiologische opwinding (somatische angst) een omgekeerd-U-effect op prestaties.
* Bij **hoge cognitieve angst** bevordert toenemende opwinding prestaties tot een bepaalde drempel, waarna een **catastrofale prestatiedaling** optreedt.
* **Implicaties:** Cognitieve angst maakt atleten kwetsbaarder voor dramatische prestatievermindering. Het beheersen van opwinding alleen is niet voldoende; het beheersen van zorgen is eveneens cruciaal.
> **Tip:** De Catastrofetheorie verklaart beter waarom prestaties plotseling kunnen instorten, iets wat de Omgekeerde-U-hypothese minder goed kan.
### 2.3 Invloed van opwinding op prestaties
Opwinding beïnvloedt prestaties via twee hoofdmechanismen: spierspanning en aandacht/concentratie.
#### 2.3.1 Spierspanning
* Te veel spierspanning kan coördinatie verstoren ("het voelt niet goed", "mijn lichaam lijkt mijn instructies niet op te volgen").
* Onderzoek toont aan dat hoge toestangsangst, gepaard met hoge opwinding, leidt tot meer spierenergiegebruik, wat kan resulteren in vermoeidheid en lactaatvorming.
#### 2.3.2 Aandacht en Concentratie
* Opwinding beïnvloedt de breedte van de aandacht.
* **Te brede aandacht (onderprikkeling):** De atleet neemt zowel taakrelevante als irrelevante informatie op (bijvoorbeeld een keeper die ook naar het publiek kijkt).
* **Te beperkte aandacht (overprikkeling):** De atleet kan niet het hele speelveld overzien en mist belangrijke informatie (bijvoorbeeld een worstelaar die zich te veel focust op één beweging en scoringskansen mist).
### 2.4 Omgaan met angst en de gevolgen ervan
Atleten hebben strategieën nodig om met angst om te gaan om optimale prestaties te leveren. Deze strategieën worden onderverdeeld in probleemgerichte en emotiegerichte coping.
#### 2.4.1 Probleemgerichte Coping
* Pogingen om de stressfactor zelf te veranderen of te beheersen (bijvoorbeeld doelen stellen).
#### 2.4.2 Emotiegerichte Coping
* Pogingen om de emotionele reactie op de stressfactor te reguleren (bijvoorbeeld ontspanningstechnieken, het veranderen van de betekenis van de situatie).
* Dit omvat twee benaderingen:
1. **Vermindering van de intensiteit van angstsymptomen:**
* **Fysieke benaderingen:** Gericht op somatische angst (bijvoorbeeld ademhalingsoefeningen, progressieve spierrelaxatie).
* **Ademhaling:** Essentieel voor het beheersen van angst en spierspanning. Diep en ritmisch ademen kalmeert het zenuwstelsel.
* **Progressieve spierrelaxatie:** Bewust spannen en ontspannen van spiergroepen om het verschil tussen spanning en ontspanning te leren en snel een ontspannen staat te bereiken.
* **Mentale benaderingen:** Gericht op cognitieve angst (bijvoorbeeld transcendentale meditatie, mentale beelden, autogene training, gedachtencontrole).
* **Gedachtencontrole:** Negatieve gedachten identificeren, blokkeren en vervangen door positieve gedachten.
2. **Herstructurering van de interpretatie van angstsymptomen:**
* Angst wordt gezien als een natuurlijk proces dat signalen afgeeft (cognitieve angst signaleert belang, somatische angst signaleert fysieke paraatheid).
* **Fasen:**
* **Herbeleven:** Symptomen van angst recreëren via imagery.
* **Herstructureren:** De interpretatie van symptomen aanpassen via zelfpraat (rationele vs. irrationele overtuigingen).
* **Zelfvertrouwen managen:** Via imagery zichzelf succesvol zien omgaan met emoties.
#### 2.4.3 Biofeedback
* Een techniek die mensen leert fysiologische reacties te beheersen door middel van elektronische monitoring en feedback. Dit helpt bij het verkrijgen van controle over reacties zoals hartslag en spieractiviteit.
> **Tip:** Het combineren van zowel mentale als fysieke technieken voor het beheersen van angst is vaak het meest effectief. Soms is het reduceren van angst niet wenselijk, maar is herstructurering van de interpretatie noodzakelijk om de prestaties te optimaliseren.
---
# Omgaan met angst en de gevolgen ervan
Dit onderwerp bespreekt strategieën voor het beheersen van angst en de bijbehorende symptomen, inclusief technieken voor het verminderen van angstintensiteit en het herstructureren van de interpretatie ervan.
### 3.1 Inleiding tot angst en stress in de sport
Sportieve prestaties kunnen leiden tot aanzienlijke fysiologische en psychologische activiteit, ook wel opwinding (arousal) genoemd. Angst is een onaangename emotionele toestand die ontstaat als reactie op waargenomen stress in prestatiesituaties onder druk. Stress wordt gedefinieerd als een waargenomen significant onevenwicht tussen de eisen (fysiek en psychologisch) en de reactiecapaciteit van een individu, vooral wanneer het niet voldoen aan deze eisen belangrijke gevolgen heeft.
#### 3.1.1 Definities van opwinding, angst en stress
* **Opwinding (Arousal):** Een mix van fysiologische en psychologische activiteit bij een persoon. Het verwijst naar de intensiteitsdimensie van motivatie. Opwinding is neutraal; het is niet intrinsiek positief of negatief en kan variëren van zeer laag tot zeer hoog. Hoge opwinding kenmerkt zich door fysieke en mentale activatie, zoals een verhoogde hartslag, versnelde ademhaling, verhoogde transpiratie, verhoogde spierspanning en een verhoogde focus.
* **Angst (Anxiety):** Een onaangename emotionele toestand als reactie op waargenomen stress bij prestaties onder druk.
* **Toestandsangst (State Anxiety):** Een emotionele toestand gekenmerkt door subjectieve, bewust waargenomen gevoelens van angst en spanning, vergezeld van activatie van het autonome zenuwstelsel. Toestandsangst is dynamisch en kan van moment tot moment veranderen. Het kent twee componenten:
* **Somatische angst:** De fysiologische component van angst, gerelateerd aan de lichamelijke reacties op stress.
* **Cognitieve angst:** De mentale component van angst, bestaande uit zorgen en negatieve gedachten.
* **Karaktertrekangst (Trait Anxiety):** Een deel van de persoonlijkheid, een gedragsneiging om omstandigheden als bedreigend te ervaren, zelfs als deze objectief gezien niet gevaarlijk zijn. Personen met hoge karaktertrekangst zijn vatbaarder voor hoge toestandsangst.
* **Stress:** Een waargenomen substantieel onevenwicht tussen de eisen van een situatie en de capaciteit van een persoon om daaraan te voldoen, vooral wanneer falen belangrijke gevolgen heeft. Het stressproces bestaat uit vier fasen:
1. **Omgevingseisen:** Fysieke of psychologische eisen gesteld aan de persoon.
2. **Perceptie van de eis:** De individuele interpretatie van deze eisen, beïnvloed door persoonlijkheidskenmerken en motivatie.
3. **Stressrespons:** De fysieke en psychologische reactie op de waargenomen eis, leidend tot een onevenwicht, gevoelens van dreiging, en verhoogde toestandsangst (zowel somatisch als cognitief). Dit kan leiden tot veranderingen in aandacht, spierspanning en fysiologische activiteit.
4. **Gedragsmatige gevolgen:** De uiteindelijke impact op prestaties, die kunnen verslechteren door de negatieve effecten van angst, of verbeteren door verhoogde inspanning.
#### 3.1.2 Het verband tussen opwinding, angst en prestaties
Verschillende theorieën proberen de relatie tussen opwinding, angst en prestaties te verklaren:
* **Sociale Facilitatie Theorie:** De aanwezigheid van anderen verhoogt de opwinding, wat de dominante reactie van de uitvoerder naar voren brengt. Bij eenvoudige of goed aangeleerde taken leidt dit tot betere prestaties; bij complexe of nieuwe taken kan het leiden tot slechtere prestaties.
* **Inverted-U Hypothese:** Stelt dat prestaties toenemen met toenemende opwinding tot een optimaal punt. Verdere toename van opwinding leidt tot een prestatiedaling.
* **Individuele Zone van Optimaal Functioneren (IZOF) Model:** Houdt rekening met individuele verschillen in optimale opwinding en angstniveaus voor topprestaties.
* **Catastrofetheorie:** Beschouwt zowel somatische als cognitieve angst. Bij lage cognitieve angst heeft opwinding een omgekeerd-u-effect. Bij hoge cognitieve angst kan toenemende opwinding de prestaties verbeteren tot een drempel, waarna een catastrofale prestatiedaling optreedt. Cognitieve angst maakt atleten kwetsbaarder voor dergelijke dramatische prestatieverminderingen.
**Effecten van opwinding op prestaties:**
* **Spierspanning:** Hoge opwinding kan leiden tot excessieve spierspanning, wat coördinatie en efficiëntie van beweging kan belemmeren, meer spierenergie verbruikt en vermoeidheid kan veroorzaken.
* **Aandacht en Concentratie:** Opwinding beïnvloedt de aandacht. Te lage opwinding kan leiden tot te brede aandacht (inclusief irrelevante prikkels), terwijl te hoge opwinding kan leiden tot een te nauwe focus, waardoor belangrijke informatie wordt gemist.
### 3.2 Omgaan met angst en de gevolgen ervan
Het effectief omgaan met angst en stress is cruciaal voor optimale sportprestaties. Strategieën voor coping vallen doorgaans uiteen in probleemgerichte coping en emotiegerichte coping.
#### 3.2.1 Copingstrategieën
* **Probleemgerichte coping:** Pogingen om de stressfactor zelf te veranderen of te beheersen. Voorbeelden zijn doelen stellen, hulp zoeken, takenlijsten maken, gezonde grenzen stellen, effectief tijdsmanagement en het verlaten van stressvolle situaties.
* **Emotiegerichte coping:** Pogingen om de emotionele reactie op de stressfactor te reguleren. Dit kan gericht zijn op het verminderen van de intensiteit van angstsymptomen of het herstructureren van de interpretatie van deze symptomen.
#### 3.2.2 Het verminderen van de intensiteit van angstsymptomen
Technieken om de intensiteit van angstsymptomen te verminderen, kunnen worden onderverdeeld in mentale en fysieke benaderingen. Het "matching principe" stelt dat interventies moeten aansluiten bij de dominante angstsymptomen die de atleet ervaart.
**Fysieke benaderingen (gericht op somatische angst):**
* **Ademhaling:** Een van de meest directe en effectieve methoden om angst en spierspanning te beheersen. Rustige, diepe en ritmische ademhaling duidt op ontspanning, terwijl korte, oppervlakkige ademhaling spanning verhoogt. Bewust langzaam en diep ademhalen kan een ontspanningsreactie teweegbrengen door de verbinding tussen hersenen en longen te gebruiken. Technieken zoals vierkante ademhaling (gelijkmatige in-, vasthoud-, uitademingsduur) en een 1:2 in-uitademingsverhouding helpen de spanning te verminderen.
* **Progressieve spierrelaxatie:** Leert atleten fysieke ontspanning door bewust verschillende spiergroepen aan te spannen en te ontspannen. Het doel is om het verschil tussen spanning en ontspanning te leren herkennen, en om uiteindelijk snel een ontspannen fysieke toestand te kunnen bereiken. Dit proces bestaat uit fasen zoals het bewust ervaren van spanning en ontspanning, alleen ontspannen, het gebruik van ontspanningssignalen, en het overbrengen van de geleerde ontspanning naar steeds stressvollere situaties.
**Mentale benaderingen (gericht op cognitieve angst):**
* **Transcendente Meditatie:** Een techniek om de mentale toestand te veranderen van angstig naar kalm, vaak met behulp van een mantra en ademhalingsoefeningen om de gedachtenstroom te kalmeren.
* **Kalmerende mentale beelden (Mental Imagery):** Atleten stellen zich een ontspannende omgeving voor, zoals een strand, om cognitieve angst te verminderen.
* **Autogene training:** Gebruikt zelfsuggestie om fysiologische reacties, zoals hartslag, te beïnvloeden door verbale signalen en visuele beelden te associëren met deze activiteiten.
* **Gedachtencontrole:** Betreft het identificeren van negatieve gedachten, het blokkeren ervan (bijvoorbeeld met een "stop"-signaal), en het vervangen door positieve, faciliterende gedachten.
Het combineren van mentale en fysieke technieken kan effectiever zijn voor het behandelen van het volledige spectrum van angstsymptomen. Echter, sommige technieken voor het verminderen van angst zijn mogelijk niet geschikt voor de vereiste arousal- en activatielevels in sport.
#### 3.2.3 Het herstructureren van de interpretatie van angstsymptomen
Deze benadering focust op hoe atleten hun eigen angstsymptomen interpreteren. Competitieve angst wordt hierbij gezien als een natuurlijk en normaal proces.
* **Interpretatie van symptomen:**
* Cognitieve angst signaleert het belang van de wedstrijd en stimuleert de inspanning.
* Somatische angst signaleert fysieke paraatheid om te presteren.
Het proces van herstructurering omvat doorgaans drie fasen:
1. **Nieuw beleven van symptomen:** Atleten worden gevraagd om symptomen gerelateerd aan hun angstige gedachten en gevoelens tijdens wedstrijden te recreëren, vaak via imagery, om deze levendig te ervaren.
2. **Herstructureren door zelfpraat:** Atleten herstructureren hun interpretatie van symptomen door middel van zelfpraat. Ze beoordelen situaties en ontwikkelen rationele (positieve interpretatie, functionele gevolgen) of irrationele (negatieve interpretatie, disfunctionele gevolgen) overtuigingen over de angstsymptomen. Vragen zoals "Is mijn beoordeling gebaseerd op feiten?", "Helpt mijn beoordeling me mijn doelen te bereiken?", en "Helpt mijn beoordeling me om me positief te voelen over de gebeurtenis?" kunnen helpen bij het bevorderen van rationele overtuigingen.
3. **Zelfvertrouwen managen (door middel van imagery):** Atleten gebruiken imagery om zichzelf succesvol om te zien gaan met de emoties die gepaard gaan met wedstrijdsport, en om zich de ideale situatie voor te stellen.
#### 3.2.4 Biofeedback
Een fysiek georiënteerde techniek die mensen leert hun fysiologische reacties te beheersen met behulp van elektronische monitoringapparatuur. Deze apparatuur detecteert en versterkt interne reacties zoals spieractiviteit, hartslag en huidtemperatuur, en geeft feedback om controle over deze reacties te faciliteren. Het laat zien of een bepaalde techniek, zoals ademhaling in combinatie met een zelfbevestiging, effectief is in het bevorderen van ontspanning.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Opwinding (Arousal) | Een mengeling van fysiologische en psychologische activiteit bij een persoon, die de intensiteitsdimensie van motivatie op een bepaald moment weergeeft. Het is niet inherent positief of negatief en kan variëren van zeer laag tot zeer hoog. |
| Angst (Anxiety) | Een onaangename emotionele staat die ontstaat als reactie op waargenomen stress in relatie tot prestaties onder druk. Het kan zowel somatische (fysiologische activatie) als cognitieve (zorgen en negatieve gedachten) componenten hebben. |
| Toestand Angst (State Anxiety) | Een emotionele toestand die gekenmerkt wordt door subjectieve, bewust waargenomen gevoelens van angst en spanning, gepaard gaande met een prikkeling van het autonome zenuwstelsel. Deze toestand is dynamisch en verandert van moment tot moment. |
| Karaktertrekangst (Trait Anxiety) | Een deel van de persoonlijkheid of aanleg van een individu, dat de gedragsneiging beschrijft om een breed scala aan omstandigheden als bedreigend te ervaren, zelfs als deze objectief gezien niet gevaarlijk zijn. |
| Stress | Een waargenomen substantieel onevenwicht tussen de eisen (fysiek en psychologisch) van een situatie en het reactievermogen van een persoon, vooral wanneer het niet voldoen aan die eisen belangrijke gevolgen heeft. |
| Sociale Facilitatie Theorie | Een theorie die stelt dat de aanwezigheid van anderen de arousal verhoogt, wat de dominante reactie van de uitvoerder activeert. Dit kan leiden tot betere prestaties bij eenvoudige of bekende taken en tot slechtere prestaties bij complexe of nieuwe taken. |
| Omgekeerde-U-hypothese | Een theorie die suggereert dat prestaties toenemen met toenemende arousal tot een optimaal punt, waarna verdere toename van arousal leidt tot een prestatiedaling. |
| IZOF model (Individual Zone of Optimal Functioning) | Een model dat erkent dat er voor elke individuele sporter een specifieke zone van opwinding of angst bestaat die optimaal is voor prestatie, en dat deze zone kan variëren per individu. |
| Catastrofetheorie | Een theorie die rekening houdt met zowel somatische als cognitieve angst en stelt dat hun effecten additief zijn. Bij hoge cognitieve angst kan een toename van arousal leiden tot een catastrofale prestatiedaling na het bereiken van een drempel. |
| Probleemgerichte coping | Inspanningen gericht op het veranderen of beheersen van de stressfactor zelf, om de oorzaak van de stress aan te pakken. Voorbeelden zijn het stellen van doelen of het zoeken van hulp. |
| Emotiegerichte coping | Inspanningen gericht op het reguleren van de emotionele reactie op de stressfactor, om de symptomen van competitieve angst te beheersen. Voorbeelden zijn ontspanningstechnieken of pogingen om de betekenis van de situatie te veranderen. |
| Somatische angst | De fysieke component van angst, die zich manifesteert in lichamelijke reacties zoals verhoogde hartslag, transpiratie en spierspanning. |
| Cognitieve angst | De mentale component van angst, die zich uit in zorgen, negatieve gedachten en twijfels over de eigen prestaties. |
| Progressieve spierrelaxatie | Een techniek waarbij men leert bewust verschillende spiergroepen aan te spannen en te ontspannen om een staat van fysieke ontspanning te bereiken, met als doel mentale spanning te verminderen. |
| Transcendente Meditatie | Een mentale ontspanningstechniek, vaak met behulp van een mantra, ontworpen om de gedachtestroom te kalmeren en de mentale toestand van angstig naar rustig te veranderen, voornamelijk gericht op het verminderen van cognitieve angst. |
| Gedachtencontrole | Een techniek waarbij negatieve gedachten worden geïdentificeerd, geblokkeerd en vervangen door positieve, faciliterende gedachten om de prestaties te bevorderen. |
| Biofeedback | Een techniek die mensen leert hun fysiologische reacties te beheersen met behulp van elektronische monitoringapparatuur die feedback geeft op interne reacties zoals spieractiviteit of hartslag. |